19.09.2013 Views

Het complete verhaal

Het complete verhaal

Het complete verhaal

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Muntschat Nieuwe Krim 1926<br />

Inleiding<br />

Ter gelegenheid van de open dag van het Drents Plateau, 12 september 2009, hield Wijnand van der<br />

Sanden (provinciaal archeoloog) een lezing over de Romeinse muntschat die in het voorjaar van 2009<br />

in Anloo gevonden was. Bij die lezing kwam ook ter sprake dat er meerdere Romeinse muntschatten<br />

in Drenthe gevonden waren, o.a. in Nieuwe Krim. Ik was zeer verrast over deze mededeling,<br />

aangezien ik tot mijn elfde jaar in dat dorp woonde en nooit iets over deze muntschat gehoord had.<br />

De muntschat van Nieuwe Krim, bestaande uit 100 Romeinse denarii, was in 1926 wel bij het<br />

geldmuseum aangemeld maar er was geen duidelijkheid over de vindplaats, de vinder, de eigenaar van<br />

de grond waarop de schat gevonden was en waar de munten nu zijn.<br />

Nieuwe Krim in 1926<br />

De vervening, in het gebied wat nu Nieuwe Krim/Dalerpeel heet, was rond 1902 gestart als een<br />

vervolg op de vervening in De Krim(Overijsel). Diverse grote verveners zoals Colenbrander, de Minke<br />

en de Grientsveen Maatschappij hadden grote stukken veen aangekocht in het gebied dat toen de<br />

Coevorder en Daler Venen heette.<br />

Voor het graven van de benodigde kanalen(wijken) en het steken van turf waren veel arbeiders nodig.<br />

Voor deze arbeiders werden,vaak door de verveners, huizen gebouwd. De deeldorpen Nieuwe Krim en<br />

Dalerpeel ontwikkelden zich snel. In 1923 was er al een school en een kerk. In 1926 stonden er in<br />

Nieuwe Krim al 35, meest kleine, huizen. De meeste huizen stonden aan weerszijden van de<br />

Dommerswijk<br />

Kaart van Nieuwe Krim van 1928<br />

met een indicatie van de plek waar de<br />

muntschat gevonden is<br />

Resultaten van het onderzoek<br />

In de krant “<strong>Het</strong> Vaderland” staat op 11 juni 1926 het volgende bericht.<br />

De meest gedetailleerde informatie over de muntschat staat beschreven in de briefwisseling tussen<br />

Gautier (burgemeester van Coevorden) en van Giffen (conservator van het provinciaal museum van<br />

oudheden in Drenthe). Hierin vinden we een beschrijving van de munten en ook de vindplaats , de<br />

vinder en de eigenaar van het veen worden genoemd. Volgens Gautier is de vondst begin juni gedaan.<br />

Toen hij er door van Giffen/Derksen (Derksen is directeur van de Rijks-HBS te Coevorden) op attent<br />

was gemaakt heeft hij er eerst een veldwachter op af gestuurd. Die kwam terug met informatie over de<br />

plaats van de vondst en de vinder. De muntschat was toen waarschijnlijk al bij Van der Vegt<br />

(rentmeester van Colenbrander in de regio De Krim/Coevorden) wonende in De Krim en een gedeelte<br />

ervan, 27stuks, was al doorgestuurd naar Colenbrander in Brummen. Colenbrander was eigenaar van<br />

de veenderij waarin de munten gevonden waren en werd daarom als eigenaar van de munten<br />

beschouwd. Gautier heeft vervolgens de munten gedetailleerd beschreven, vermoedelijk bij van der<br />

Vegt in De Krim.


Gautier heeft ook persoonlijk contact gezocht met de vinder,“jonge Schonewille“, o.a. om meer<br />

duidelijkheid te krijgen over de vindplaats. Schonewille woonde bij of naast veenbaas Santing, in het<br />

huis van zijn moeder die dan weduwe is. De “jonge Schonewille” moet zijn Pieter Jan Harm<br />

Schonewille geboren in 1902 in Gramsbergen (bevolkingsregister Coevorden).<br />

Voorbeeld van romeinse munten zoals die mogelijk in de muntschat van Nieuwe Krim<br />

aanwezig waren.<br />

De munten zijn gevonden in de “Coevorder venen” even ten oosten van de Dommerswijk,<br />

waarschijnlijk achter het huis van de familie Santing. De dikte van de veenlaag was daar ±3,5 m. Op<br />

1,20 m onder de toplaag is bij het turfsteken het kluitje munten voor den dag gekomen. Om het kluitje<br />

heen bevond zich een grijs laagje, vermoedelijk afkomstig van verteerd leer.<br />

Volgens Gautier heeft de vinder de munten door een goudsmid (waarschijnlijk in Coevorden) laten<br />

taxeren en die bood fl 20,- voor een half dozijn. De vinder durfde dat echter niet te doen omdat hij de<br />

eigenaar van den grond, die tevens zijn werkgever was, door verkoop niet durfde ontstemmen.<br />

Volgens de beschrijving van Gautier hebben de munten ongeveer dezelfde diameter en gewicht als een<br />

kwartje.<br />

Beschrijving van de munten in brief van Gautier aan van Giffen van het Provinciaal museum<br />

Op de voorzijde komt een kop voor. De achterzijde is zeer verschillend, nu eens vindt men<br />

een stier, dan weer een hert, een ruiter, een strijdwagen met 4 paarden, 4 paarden alleen met<br />

het teken ┴XXV enz.enz. Verder dragen ze opschriften die, voorzover voor leken leesbaar,<br />

bestaan in Ant. A.V.C.. Caesar, L.e.c.x.v, Caesar Augustus enz.<br />

De vinder had op dezelfde plek ook wel houtskool gevonden en ook 'hittenhoeven' (paardenpoten) en<br />

een zak graan (een paar hectoliter zaad dat er uitzag als gekookte gort). <strong>Het</strong> is niet duidelijk of deze<br />

vondsten iets met de muntvondst te maken hebben. Wel heeft van Giffen aangegeven dat hij ook voor<br />

dergelijke vondsten belangstelling heeft.<br />

In een telefonisch onderhoud met een medewerker van Gautier heeft van Giffen ook toezending<br />

gevraagd van monsters van een doorsnede van het veen op de vondstlocatie. Er is geen enkele<br />

informatie waaruit blijkt of dit ook gebeurd is.<br />

Van Giffen heeft ook bij Colenbrander geïnformeerd of het mogelijk was om een deel van de<br />

muntenschat tentoon te stellen of te mogen fotograferen. In geen van de geraadpleegde archieven is<br />

informatie gevonden of dit verzoek gehonoreerd is.<br />

Uit brieven van Colenbrander aan van der Vegt over de muntschat moeten we concluderen dat de<br />

munten in 2 porties verstuurd zijn naar Brummen, eerst 27 munten (ontvangen op 9 juni 1926) en<br />

ongeveer 10 dagen later 73 munten. Een mogelijke verklaring voor de 2 porties volgt uit het <strong>verhaal</strong><br />

van Jan Santing (geb. 1929, kleinzoon van de veenbaas in 1926). Hij had gehoord dat de vinder eerst


munten uitgedeeld had aan zijn vrienden en dat die later terug gevorderd werden door van der Vegt.<br />

En deze teruggevorderde munten vormen dan de tweede portie.<br />

Brief van Colenbrander<br />

aan van der Vegt dat<br />

hij de eerste 27 munten<br />

heeft ontvangen.<br />

Colenbrander geeft aan dat hij de munten graag wil houden, maar ook dat de vinder een passend<br />

vindersloon moet krijgen (helft van de waarde). Om een idee te krijgen van de waarde is Colenbrander<br />

ermee naar een kennis in Zutphen gegaan. Een leraar op het gymnasium aldaar schatte de vondst op 50<br />

gulden. Colenbrander is bereid uit te gaan van een hogere waarde als dat in de omgeving De<br />

Krim/Coevorden zo geschat wordt, b.v.150 gulden. Graag wil hij via van der Vegt horen wat de vinder<br />

van zo’n regeling vindt. <strong>Het</strong> bedrag dat Colenbrander voorstelt, is beduidend minder dan wat volgens<br />

de vinder een goudsmid in Coevorden(?) ervoor wilde geven nl fl 20 per half dozijn. Of de<br />

vindersloontransactie (uitbetaling) heeft plaatsgevonden is niet duidelijk geworden.<br />

De melding van de muntschat bij het muntmuseum (nu Geldmuseum) is van burgemeester Gautier. En<br />

aan de hand van de beschrijving door Gautier heeft het Geldmuseum de muntschat gedateerd.<br />

Gautier had bij beschrijving van een munt een overschrijffout had gemaakt (Pelsdonk,Geldmuseum).<br />

Volgens Pelsdonk staat op die munt: Leg.XV ( 15e legioen), in plaats van Lec XV. Hieruit blijkt dat<br />

de munt is geslagen "door" Marcus Antonius, en dus stamt uit de Republiek. De munten stammen uit<br />

de tijd van de Romeinse Republiek tot en met Augustus (circa 150 v.Chr. – 14 n.Chr.).<br />

Gesprekken met “ooggetuigen”<br />

Om na te gaan in hoeverre informatie over deze muntschat is doorverteld, heb ik oudere mensen<br />

(geb.voor 1940) gevraagd wat zij hierover wisten. In Nieuwe Krim/Dalerpeel zijn dit o.a. Johannes de<br />

Jonge (geb. 1930), Jan Santing (geb.1929), Hendrik Smit (geb.1926), Berend Kikkert (geb.1923). Van<br />

de in totaal 8 benaderde personen hadden alleen Jan Santing en Berend Kikkert in hun jeugd over deze<br />

muntschat gehoord. Jan Santing (1926) noemde dat de munten gevonden waren in een leren zakje. In<br />

een brief van Gautier wordt opgemerkt dat rond de munten een verkleuring zichtbaar was, wat zou<br />

kunnen wijzen op een vergaan leren zakje. Santing had er in latere jaren wel met mensen over gepraat,<br />

maar was niemand tegengekomen die er ook van wist en werd niet serieus genomen.<br />

Navraag bij Daan Minderhoud (schrijver van boeken over de geschiedenis van Coevorden en<br />

omgeving) leverde ook niets op. Dit geldt ook voor navraag bij de zoon van burgemeester Gautier ,<br />

N.M.Gautier, (geb. 1931) en bij nazaten van de vinder (familie Schonewille).<br />

De familie Colenbrander/van Sytzama<br />

De beheerder van het familiebedrijf Colenbrander tot 1933 was Frederik Christiaan Colenbrander<br />

(FCC IV) (1868-1933). Onder dit bedrijf viel ook veenderij waarin de munten gevonden zijn. De turf<br />

werd in de eigen steenbakkerijen gebruikt. Bij zijn overlijden ging het bedrijf over op zijn zuster,<br />

Henriette Engbertine Colenbrander (1866-1941) die gehuwd is met Baron Maurits Pico<br />

Diederik(MPD) van Sytzama(1868 – 1939). Ik heb contact gezocht met hun kleinzoon, Johannes<br />

Galenus Willem Hendrik baron van Sytzama (geboren in 1945), maar dat heeft niets opgeleverd.<br />

Hij heeft navraag gedaan binnen zijn familie, o.a bij de dochter (geb. ± 1960) van zijn inmiddels<br />

overleden halfbroer. Deze halfbroer (geb. 1928) had een boerderij (Sebastopol) in Nieuwe Krim.<br />

De muntschat vergeten<br />

Toen ik ruim drie jaar geleden (2009) voor het eerst over de muntschat van Nieuwe Krim hoorde was<br />

mijn eerste gedachte, hoe is het mogelijk dat ik in mijn jeugd nooit iets over deze muntschat gehoord<br />

heb. Mijn vader moet het geweten hebben, want hij was ten tijde van de vondst 14 jaar en woonde<br />

tegenover veenbaas Santing. Dit geldt ook voor zijn oudere broers (4) en zussen (2). Kennelijk is het


<strong>verhaal</strong> van de muntschat maar weinig aan kinderen doorverteld. Een mogelijke verklaring hiervoor is<br />

dat de mensen in zo’n veendorp vooral druk bezig waren met overleven in de crisis en later de<br />

oorlogstijd. Dit gold kennelijk ook voor de nazaten van de vinder. Echter ook in het gezin van<br />

burgemeester Gautier is het niet doorverteld. Gezien de aandacht die Gautier er bij de beschrijving van<br />

de vondst aan geschonken heeft is dit ook weer verbazingwekkend.<br />

Waar is de schat gebleven?<br />

De munten zijn dus zeker op Reuversweerd, het huis van de Colenbranders, geweest en de toenmalige<br />

baas FCC IV had er echt belangstelling voor. In de overervingsdocumenten echter wordt de muntschat<br />

niet genoemd. <strong>Het</strong> is natuurlijk mogelijk dat de munten b.v. als cadeau een andere eigenaar hebben<br />

gekregen. Zeker in de, zeer welgestelde, Colenbrander/van Sytzama kringen was de waarde relatief<br />

gering.<br />

<strong>Het</strong> is mogelijk dat deze muntschat uiteindelijk op een antiekveiling terechtgekomen is. Misschien is<br />

hij geschonken aan een kleiner regionaal museum (niet in het museum in Zutphen of Museum <strong>Het</strong><br />

Valkhof).<br />

Aangezien Reuversweerd in de oorlog door de Duitsers gebruikt is, is het niet ondenkbaar dat de<br />

munten gedurende de oorlog verdwenen zijn. Zowel in 1940 als in 1945 werd het huis beschadigd<br />

door beschietingen en brand. Er werden op 11 april 1945 grote vernielingen aangebracht aan de<br />

inboedel, het meubilair en het antiek. Jacobus Galenus Willem Hendrik baron van Sytzama (geb.<br />

1900) werd in april 1945 door de Duitsers in Brummen vermoord. De laatste jaren is het huis alleen<br />

nog maar wind- en waterdicht en wordt het niet meer bewoond.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!