Richtlijn Defecatiebeleid - Coloplast
Richtlijn Defecatiebeleid - Coloplast
Richtlijn Defecatiebeleid - Coloplast
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Richtlijn</strong> <strong>Defecatiebeleid</strong><br />
bij volwassenen met een dwarslaesie,<br />
multiple sclerose of spina bifida
<strong>Richtlijn</strong> <strong>Defecatiebeleid</strong><br />
bij volwassenen met een dwarslaesie,<br />
multiple sclerose of spina bifida<br />
Samengesteld door:<br />
Werkgroep Nederlandse dwarslaesiecentra<br />
Op verzoek van:<br />
Nederlands Vlaams dwarslaesie genootschap (NVDG)<br />
1
<strong>Coloplast</strong> BV<br />
Softwareweg 1<br />
Postbus 1111<br />
3800 BC Amersfoort<br />
www.coloplast.nl<br />
© 2010-2012<br />
ISBN: 978 94 6190 109 5<br />
NUR: 876<br />
Voorwoord<br />
De richtlijn defecatiebeleid bij volwassenen met een dwarslaesie,<br />
multiple sclerose of spina bifida is samengesteld op verzoek van<br />
de artsenwerkgroep van het Nederlands-Vlaams Dwarslaesie<br />
Genootschap (NVDG).<br />
Het project werd aangestuurd door een stuurgroep, bestaande<br />
uit revalidatieartsen van de dwarslaesierevalidatiecentra,<br />
aangevuld met de projectleider en secretarieel/administratief<br />
ondersteund door een medewerker van de firma <strong>Coloplast</strong>.<br />
De daadwerkelijke samenstelling van de richtlijn is uitgevoerd<br />
door een werkgroep, bestaande uit (continentie)verpleegkundigen,<br />
artsen en verpleegkundig specialisten, werkzaam in<br />
de dwarslaesierevalidatiecentra of gespecialiseerd in de zorg<br />
rondom mensen met multiple sclerose.<br />
Aan een grote groep deskundigen is gevraagd om zitting te<br />
nemen in de meeleesgroep en de conceptrichtlijn te voorzien<br />
van commentaar, wat meegewogen is in de definitieve versie<br />
zoals deze voor u ligt. Deze deskundigen zijn niet alleen werkzaam<br />
in de gespecialiseerde dwarslaesierevalidatiecentra<br />
of gespecialiseerde afdelingen; er is ook advies gevraagd<br />
van de betrokken patiëntenverenigingen en maag-, darm- en<br />
leverartsen (MDL-artsen).<br />
Een woord van dank aan iedereen die geholpen heeft bij het tot<br />
stand komen van deze richtlijn, in het bijzonder de leden van de<br />
werkgroep voor hun harde werken.<br />
Daarnaast een speciaal woord van dank voor de firma <strong>Coloplast</strong>,<br />
met in het bijzonder Caroline Scheper, die door hun financiële,<br />
secretariële/administratieve en praktische ondersteuning deze<br />
richtlijn mogelijk hebben gemaakt.<br />
Joke Beekman, Projectleider<br />
2 3
Inhoudsopgave<br />
Inhoudsopgave 6 - 7<br />
Samenstelling projectgroepen 8 - 9<br />
Inleiding 10 - 11<br />
Probleemstelling 12 - 13<br />
Uitgangsvragen 14 - 15<br />
Doelstelling 16<br />
4 5
Hoofdstuk 1: 17 - 21<br />
Het ontwikkelen van een<br />
individueel defecatiebeleid<br />
1.1 Doelstellingen van een defecatiebeleid<br />
1.2 Anamnese<br />
1.3 Het aanleren van een individueel defecatiebeleid<br />
1.4 Evaluatie<br />
Hoofdstuk 2: 23 - 29<br />
Acute fase in het ziekenhuis/revalidatiecentrum<br />
(alleen dwarslaesie)<br />
2.1 Beslisboom acute fase<br />
2.2 Stroomschema acute fase<br />
2.3 Problematiek<br />
2.4 Behandeling<br />
2.5 Evaluatie<br />
Hoofdstuk 3: 31 - 48<br />
(Poli)klinische fase in het revalidatiecentrum<br />
3.1 Beslisboom (poli)klinische fase dwarslaesie en<br />
spina bifida<br />
3.2 Beslisboom (poli)klinische fase multiple sclerose<br />
3.3 Stroomschema suprasacrale dwarslaesie<br />
3.4 Stroomschema sacrale dwarslaesie en spina bifida<br />
3.5 Stroomschema multiple sclerose<br />
3.6 Problematiek<br />
3.7 Behandeling<br />
3.8 Evaluatie<br />
Hoofdstuk 4: 49 - 52<br />
Het defecatiebeleid op de lange termijn<br />
4.1 Problematiek<br />
4.2 Behandeling<br />
4.3 Evaluatie<br />
Hoofdstuk 5: 53 - 61<br />
Begeleidende informatie<br />
5.1 Vochtintake<br />
5.2 Voeding<br />
5.3 Darmmassage<br />
5.4 Rectale laxantia<br />
5.5 Orale laxantia<br />
5.6 Anale prikkeling/digitale stimulatie<br />
5.7 Manueel verwijderen van ontlasting (rectaal toucheren)<br />
5.8 Retrograad anaal irrigeren of darmspoelen (transanale<br />
irrigatie)<br />
5.9 Antegraad spoelen (MACE)<br />
5.10 Brindley<br />
5.11 Elektrostimulatie<br />
5.12 Colostoma<br />
5.13 Hulpmiddelen<br />
Terminologie/woordenlijst 62 - 66<br />
Literatuuropgave 65 - 67<br />
Bijlage 1: NVDG deelprotocol defecatieregulatie 68 - 70<br />
Bijlage 2: Bristol schaal 71<br />
Bijlage 3: Neurogenic Bowel Dysfunction score 72<br />
6 7
Samenstelling projectgroepen<br />
Stuurgroep<br />
- Govert Snoek, revalidatiearts,<br />
RC het Roessingh, Enschede<br />
- Janneke Stolwijk, revalidatiearts,<br />
Reade, Amsterdam<br />
- Dirk van Kuppevelt, revalidatiearts,<br />
RC Sint Maartenskliniek, Nijmegen<br />
- Caroline Scheper, productmanager bowelmanagement,<br />
<strong>Coloplast</strong> BV, Amersfoort<br />
- Joke Beekman (projectleider), verpleegkundig specialist,<br />
RC Sint Maartenskliniek, Nijmegen<br />
Werkgroep<br />
- Bianca Annink, continentieverpleegkundige,<br />
RC het Roessingh, Enschede<br />
- Conny Overdulve, verpleegkundig specialist,<br />
Adelante volwassenenrevalidatie, Hoensbroek<br />
- Nicoline Koch, continentieverpleegkundige,<br />
RC Heliomare, Wijk aan Zee<br />
- Janneke Martens, continentieverpleegkundige<br />
UMCG centrum voor revalidatie, locatie Beatrixoord, Haren<br />
- Bianca Klappe, continentieverpleegkundige,<br />
RC Rijndam, Rotterdam<br />
- Kitty Harrison, verpleegkundig specialist,<br />
Tergooiziekenhuizen, Blaricum<br />
- Jan Groothuis, revalidatiearts in opleiding,<br />
RC Sint Maartenskliniek, Nijmegen<br />
- Caroline Scheper, productmanager bowelmanagement,<br />
<strong>Coloplast</strong> BV, Amersfoort<br />
- Joke Beekman (projectleider), verpleegkundig specialist,<br />
RC Sint Maartenskliniek, Nijmegen<br />
Meeleesgroep<br />
- Ellen Roels, revalidatiearts, UZ Pellenberg, Leuven (B)<br />
- Marja-Helena Chrisiaens, verpleegkundige spina bifida team,<br />
UZ Pellenberg, Leuven (B)<br />
- Marga Boere, continentieverpleegkundige,<br />
Groene Hart ziekenhuis, Gouda<br />
- Marga Tepper, revalidatiearts,<br />
UMCG centrum voor revalidatie, locatie Beatrixoord, Haren<br />
- Hanny Cobussen, verpleegkundig specialist,<br />
UMC Sint Radboud, Nijmegen<br />
- Joke Bergman, verpleegkundig specialist,<br />
Medisch Centrum Alkmaar, Alkmaar<br />
- Floris van Asbeck, revalidatiearts,<br />
RC De Hoogstraat, Utrecht<br />
- Ron Witjes, neuroloog,<br />
Tergooiziekenhuizen, Blaricum<br />
- Danny de Looze, gastro-enteroloog,<br />
Universitair Ziekenhuis Gent, Gent (B)<br />
- Helma Bongers, revalidatiearts,<br />
Adelante volwassenenrevalidatie, Hoensbroek<br />
- Yelle Nuse,<br />
Multiple Sclerose Vereniging Nederland<br />
- Anke Procee,<br />
patiëntenvereniging BOSK<br />
8 9
Inleiding<br />
Schade aan het ruggenmerg, veroorzaakt door neurologische<br />
aandoeningen als een dwarslaesie, multiple sclerose en spina<br />
bifida, heeft een grote invloed op de werking van de darm en<br />
uitscheiding van feces.<br />
Uit onderzoek blijkt dat de gevolgen van een niet goed gereguleerd<br />
defecatiebeleid bij mensen met een dwarslaesie een groot<br />
effect heeft op hun kwaliteit van leven (1). Meer dan de helft<br />
(54%) van de mensen met een dwarslaesie geeft aan dat<br />
problemen rondom het defecatiebeleid een van de belangrijkste<br />
problemen is in het dagelijks leven (2). Problemen met het<br />
defecatiebeleid kunnen leiden tot vermindering van sociaal<br />
maatschappelijke activiteiten of problemen in de relationele<br />
sfeer, waarbij gevolgen genoemd worden als depressiviteit,<br />
seksuele problematiek en het zich in sociaal opzicht ongemakkelijk<br />
voelen (3). Daarnaast heeft ongeveer een kwart (23%) van<br />
de mensen met een al langer bestaande dwarslaesie minimaal<br />
één ziekenhuisopname nodig gehad in verband met complicaties<br />
en/of problemen rondom de defecatie (3).<br />
Bij volwassenen met spina bifida leiden problemen rondom de<br />
defecatie tot gevolgen in de tijdsinvestering nodig voor het<br />
defecatiebeleid, een sociaal isolement en veranderde beleving<br />
van liefde en seksualiteit (4). Daarnaast is er sprake van een<br />
hopeloosheidgevoel, veroorzaakt door paniek en angstgevoelens,<br />
problemen met sociale acceptatie en een verlaagd<br />
zelfbeeld (4).<br />
Er is geen internationale gouden standaard voorhanden met<br />
betrekking tot het beste defecatiebeleid bij neurogene darmproblematiek.<br />
De behandeling berust op dit moment vooral op<br />
empirische gronden, met slechts een beperkte wetenschappelijke<br />
basis (5).<br />
Bij het samenstellen van deze richtlijn is gezocht naar wetenschappelijk<br />
bewijs, waar aanwezig. Daarnaast is gebruik<br />
gemaakt van informatie over de dagelijkse praktijk met betrekking<br />
tot defecatiebeleid uit de gespecialiseerde afdelingen voor<br />
dwarslaesierevalidatie in Nederland als wetenschappelijk bewijs<br />
niet of onvoldoende aanwezig was.<br />
In deze richtlijn is ervoor gekozen om aanbevelingen te doen<br />
voor de conservatieve behandeling van defecatieproblemen bij<br />
volwassenen met een dwarslaesie, multiple sclerose of spina<br />
bifida. Hoewel er niet ingegaan wordt op specifieke problemen<br />
bij kinderen met dezelfde aandoeningen, gezien bijvoorbeeld de<br />
bijkomende pedagogische aspecten, kunnen de aanbevelingen<br />
in deze richtlijn een leidraad vormen voor het defecatiebeleid bij<br />
kinderen met neurogene darmproblematiek.<br />
10 11
Probleemstelling<br />
Verlies van neurologische controle over de darmen is een<br />
frequent voorkomende aandoening bij de gedefinieerde<br />
patiëntengroepen, met verstrekkende lichamelijke en<br />
psychosociale gevolgen.<br />
Meer dan de helft van de mensen met een complete dwarslaesie<br />
(AIS A (6)) heeft last van chronische obstipatie (58%) en van<br />
fecale incontinentie (52%)(7).<br />
Ongeveer eenderde van de mensen met een dwarslaesie (zowel<br />
compleet als incompleet) heeft één of meer problemen op<br />
defecatiegebied, zoals obstipatie (39%), hemorroïden (36%) of<br />
een opgeblazen gevoel (31%)(1).<br />
Tweederde (68%) van de mensen met multiple sclerose heeft<br />
defecatieproblemen, met name obstipatie (43%) en incontinentie<br />
(51%), gemeten over de laatste drie maanden (8).<br />
Incontinentie voor feces met een frequentie van meer dan één<br />
keer per week komt bij een kwart van de mensen met multiple<br />
sclerose voor (8).<br />
Over de frequentie van defecatieproblemen bij mensen met<br />
spina bifida zijn geen getallen beschikbaar.<br />
Het wetenschappelijk onderzoek naar het defecatiebeleid bij<br />
mensen met een dwarslaesie berust vooral op de veranderingen<br />
die plaatsvinden in darmfunctie en de aansturing daarvan, en<br />
niet zozeer op de praktische aspecten van het best toepasbare<br />
beleid. Hoewel er een aantal onderzoeken zijn gedaan naar het<br />
gebruik van verschillende soorten defecatiebeleid, is hier geen<br />
‘gouden standaard’ uit naar voren gekomen.<br />
95% van alle mensen met een dwarslaesie heeft minimaal één<br />
soort therapeutische behandeling nodig voor het reguleren van<br />
de defecatie (9). Voor bijna de helft van deze groep neemt het<br />
defecatiebeleid meer dan een half uur in beslag en bijna de helft<br />
heeft hulp nodig van anderen (9).<br />
In grote lijnen is er binnen de revalidatiecentra met een gespecialiseerde<br />
afdeling voor dwarslaesierevalidatie in Nederland en<br />
Vlaamstalig België consensus ten aanzien van het te volgen<br />
defecatiebeleid, zoals vastgelegd in het deelprotocol defecatieregulatie<br />
van de NVDG (bijlage 1). In de dagelijkse praktijk blijken<br />
er toch aanzienlijke verschillen te bestaan ten aanzien van<br />
specifieke onderdelen van dit deelprotocol defecatieregulatie,<br />
zoals het tijdstip en de locatie van het defeceren, de<br />
laxeermethode en de toegepaste medicatie.<br />
12 13
Uitgangsvragen<br />
Voor het verrichten van het literatuuronderzoek zijn door de<br />
werkgroep de volgende uitgangsvragen opgesteld:<br />
1 Welke behandelmethoden voor fecale incontinentie en<br />
obstipatie zijn er?<br />
2 Wat zijn de (huidige) indicaties voor de verschillende<br />
behandelprogramma’s?<br />
3 Wat zijn de contra-indicaties voor de verschillende<br />
behandelprogramma’s?<br />
4 Welke voor- en nadelen hebben de diverse<br />
behandelprogramma’s?<br />
5 Welke criteria worden gehanteerd bij de keuze van de<br />
behandelprogramma’s?<br />
6 Wie is de bepalende factor in de keuze van het<br />
behandelprogramma?<br />
7 Hoe worden de wensen, bijvoorbeeld t.a.v. de keuze van<br />
het behandelprogramma, van de patiënt geïntegreerd in<br />
het behandelprogramma?<br />
8 Hoe te handelen wanneer het gekozen behandelprogramma<br />
niet of onvoldoende effectief blijkt te zijn?<br />
9 Welke criteria worden gehanteerd en op welke wijze wordt<br />
de effectiviteit van het behandelprogramma gemonitord?<br />
10 Hoe wordt een behandelprogramma opgesteld?<br />
11 Welke criteria dienen in het behandelprogramma<br />
opgenomen te worden?<br />
12 Wat is de beste wijze om een behandelprogramma te<br />
starten en te handhaven?<br />
13 Welke vormen van nazorg zijn er momenteel?<br />
14 Welke vorm van nazorg is het meest adequaat om de<br />
diverse behandelprogramma’s optimaal te benutten?<br />
15 Wie dient er betrokken te zijn bij de nazorg?<br />
16 Op welke manier wordt therapietrouw het beste<br />
bevorderd bij patiënten met fecale incontinentie of<br />
obstipatie als gevolg van een neurologische aandoening?<br />
17 Op welke wijze en op welke onderdelen dienen patiënten<br />
voorgelicht te worden?<br />
18 Op welke wijze en op welke onderdelen dienen verpleegkundigen,<br />
artsen en eventuele andere leden van het<br />
multidisciplinaire team voorgelicht en getraind te worden?<br />
Op de vragen waar weinig of geen wetenschappelijk bewijs voor<br />
werd gevonden, is geprobeerd om antwoorden te vinden op<br />
basis van de dagelijkse praktijk. Naast de ingebrachte ervaring<br />
van de werkgroepleden werd gebruik gemaakt van de antwoorden<br />
van artsen en gespecialiseerd verpleegkundigen uit een<br />
enquête over het defecatiebeleid in de gespecialiseerde<br />
revalidatiecentra en de universitair medische centra.<br />
14 15
Doelstelling<br />
De doelstelling voor deze richtlijn is:<br />
Het opstellen van een richtlijn die specifieke aanbevelingen geeft<br />
met betrekking tot het defecatiebeleid bij neurogene darmproblematiek<br />
als gevolg van een dwarslaesie, multiple sclerose<br />
of spina bifida in Nederland en Vlaamstalig België, waarbij<br />
voor de individuele patiënt het best mogelijke defecatiebeleid<br />
bewerkstelligd wordt.<br />
Het ontwikkelen van een<br />
individueel defecatiebeleid<br />
16 17<br />
1
1.1 Doelstellingen van een defecatiebeleid<br />
Een goed defecatiebeleid moet aan de volgende doelstellingen<br />
voldoen:<br />
- Het toegepaste beleid moet zo weinig mogelijk tijd in<br />
beslag nemen; in ieder geval niet meer dan 1 uur per dag.<br />
- De gebruiker moet het beleid zelfstandig kunnen<br />
toepassen. Indien dit niet mogelijk is moet de benodigde<br />
hulp (mantelzorg of professionele hulpverlener) adequaat<br />
en getraind zijn.<br />
- Het beleid moet uit zo min mogelijk interventies bestaan.<br />
- Het gebruik van medicatie moet beperkt worden tot een<br />
minimum.<br />
- De kans op het optreden van incontinentie van feces moet<br />
zo klein mogelijk zijn.<br />
- De kans op het optreden van obstipatie moet zo klein<br />
mogelijk zijn.<br />
- De kans op het optreden van autonome dysreflexie als<br />
gevolg van problemen met de defecatie moet zo klein<br />
mogelijk zijn.<br />
- De kans op gastro-intestinale klachten, zoals gasvorming,<br />
buikkrampen en buikpijn, moet zo klein mogelijk zijn.<br />
- De kans op het optreden van anorectale problemen, zoals<br />
fissuren en aambeien, moet zo klein mogelijk zijn.<br />
- De patiënt moet weten waar hij terecht kan in geval van<br />
problemen.<br />
1.2 Anamnese<br />
Hoewel het van belang is om een algemene richtlijn te<br />
ontwikkelen die aanbevelingen doet voor het reguleren van de<br />
defecatie, zal dit beleid mogelijk aangepast moeten worden per<br />
individuele gebruiker. Om in kaart te brengen hoe ernstig de<br />
mate van neurogene fecale problematiek is, kan gebruik<br />
gemaakt worden van de Neurogenic Bowel Dysfunction Score<br />
(10). Hiernaast is het van belang om goed inzicht te hebben in<br />
een aantal specifieke factoren van de gebruiker:<br />
- Defecatiepatroon en -gewoontes voor het ontstaan van<br />
de aandoening bij dwarslaesie<br />
- Veranderingen in defecatiepatroon en -gewoontes in de<br />
laatste maanden tot jaren<br />
- Anamnese tractus digestivus: problemen, operaties etc.<br />
- Huidige defecatiepatroon, inclusief aandrang- en<br />
passagegevoel<br />
- Huidige defecatiebeleid<br />
- Vochtintake<br />
- Voedingsgewoontes<br />
- Mobiliteit<br />
- Problemen die invloed kunnen hebben op het toepassen<br />
van het beleid, zoals motivatie, cognitie, acceptatie van<br />
de beperkingen, sociale en maatschappelijke factoren.<br />
Om meer inzicht te krijgen in de huidige gang van zaken kan<br />
het zinvol zijn om aan de patiënt te vragen een dagboekje bij te<br />
houden, waarin gemeld wordt:<br />
- Frequentie van de defecatie (inclusief het optreden van<br />
eventuele incontinentie)<br />
- Hoeveelheid van de feces<br />
- Consistentie van de feces (met behulp van de Bristol<br />
schaal (bijlage 2))<br />
- Vochtintake<br />
- Voedselintake<br />
18 19
1.3 Het aanleren van een individueel<br />
defecatiebeleid<br />
Om het defecatiebeleid zo succesvol mogelijk te laten verlopen,<br />
is het van essentieel belang dat de patiënt begrijpt wat de<br />
doelstellingen van het beleid zijn en waarom er voor dit beleid<br />
is gekozen. Daarom is goede voorlichting over het beleid en de<br />
eventuele alternatieven aan de patiënt en zijn naasten<br />
uitermate belangrijk. Met de patiënt moet verder gekeken worden<br />
waar zijn prioriteiten liggen, bijvoorbeeld: is de tijdsinvestering<br />
het belangrijkste of heeft zelfstandig het beleid toepassen<br />
de hoogste prioriteit.<br />
1.4 Evaluatie<br />
Naast goede voorlichting is het belangrijk om regelmatig met de<br />
patiënt het defecatiebeleid te evalueren. Hierbij moet<br />
geëvalueerd worden wat het directe resultaat is van het beleid,<br />
maar ook hoe het toepassen van het beleid wordt ervaren. Om<br />
zoveel mogelijk uniformiteit te creëren bij de evaluatie van de<br />
consistentie van de feces zijn het standaardgebruik van de<br />
Bristol schaal (bijlage 2) en de Neurogenic Bowel Dysfunction<br />
score (bijlage 3) van belang.<br />
Daarnaast moet ook besproken worden in hoeverre het beleid<br />
ervoor zorgt dat de hierboven gemelde doelstellingen (hoofdstuk<br />
1.1) zo dicht mogelijk benaderd worden.<br />
Vaste momenten om het beleid te evalueren en indien nodig aan<br />
te passen zouden moeten zijn:<br />
- Gedurende de acute fase, bij een paralytische ileus:<br />
dagelijks<br />
- Na herstel van de paralytische ileus: wekelijks<br />
- Tijdens opname in het revalidatiecentrum: wekelijks totdat<br />
het defecatiebeleid voldoet aan de eisen zoals hierboven<br />
beschreven (hoofdstuk 1.1). Hierna zou het beleid<br />
tweewekelijks moeten worden geëvalueerd om er zeker<br />
van te zijn dat de gestelde eisen nog steeds worden<br />
gehaald.<br />
- Na ontslag uit het revalidatiecentrum: tijdens vaste<br />
controles door de revalidatiearts/verpleegkundig specialist/<br />
gespecialiseerde verpleegkundige op continentiegebied,<br />
met een minimale frequentie van één keer per jaar.<br />
- Indien een patiënt poliklinisch wordt begeleid bij het<br />
instellen van een defecatiebeleid zullen regelmatige<br />
evaluatiemomenten moeten worden afgesproken totdat<br />
het beleid voldoet aan de eisen zoals hierboven<br />
beschreven (hoofdstuk 1.1).<br />
Voor specifieke bijzonderheden over bovenstaande<br />
evaluatiemomenten, zie de volgende hoofdstukken.<br />
20 21
De acute fase in het<br />
ziekenhuis en<br />
revalidatiecentrum<br />
(alleen dwarslaesie)<br />
22 23<br />
2
2.1 Beslisboom<br />
dwarslaesie acute fase<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Algemene adviezen:<br />
30 – 40 gram vezels / 24 uur<br />
1½ - 2½ liter vocht / 24 uur<br />
Macrogol 1 – 3 sachets / dag<br />
Streven naar Bristol schaal 4<br />
Immobiele fase Mobiele fase<br />
Bisacodyl supp 10mg<br />
1xdd ‘s ochtends<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 60 minuten natoucheren<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten natoucheren<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Evalueer algemene adviezen<br />
Bristol schaal 4?<br />
Ja<br />
Start Bisacodyl dragee 5mg 1xdd a.n.<br />
Zo nodig ophogen naar 10mg 1xdd a.n.<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Zie maatregelen bij “fecale<br />
impactie” (stroomschema)<br />
Microklysma 5 – 10 ml<br />
1xdd ‘s ochtends<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten Microklysma<br />
5 – 10 ml herhalen<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten natoucheren<br />
Nee<br />
Macrogol ophogen<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
24 25
2.2 Stroomschema acute fase<br />
Algemeen:<br />
Voeding: Gevarieerde gezonde voeding met<br />
30-40 gram vezels per 24 uur (11)<br />
Vochtintake: 1½ –2½ liter per 24 uur (12)<br />
Medicatie: Macrogol sachet 1-3x daags,<br />
afhankelijk van consistentie feces<br />
Rectaal laxeerbeleid: Toepassen bij voorkeur 30 minuten<br />
na het ontbijt of na het nuttigen van<br />
een warme drank<br />
Consistentie: Streven naar Bristol schaal 4 (bijlage 2).<br />
Specifiek in immobiele fase:<br />
Rectaal laxeerbeleid: Bisacodyl zetpil 10 mg 1x daags in<br />
de ochtend<br />
Na minimaal 1 uur (bij geen of<br />
weinig resultaat) natoucheren.<br />
Specifiek in mobiele fase:<br />
Rectaal laxeerbeleid: Microklysma 5–10 ml 1x daags in de<br />
ochtend op toilet of po-/ douchestoel<br />
Indien geen resultaat na 10 minuten<br />
herhalen<br />
Natoucheren bij geen resultaat.<br />
Wat als het beleid tekortschiet?<br />
Bij slecht of onvoldoende effect (frequentie, consistentie,<br />
hoeveelheid en gastro-intestinale klachten):<br />
° Afhankelijk van consistentie algemene adviezen<br />
evalueren en macrogol sachets ophogen tot<br />
maximaal 3x daags<br />
° Bij onvoldoende reactie (tijdsduur) op rectaal laxeerbeleid;<br />
start bisacodyl dragees 5 mg 1x daags voor de<br />
nacht. Bij onvoldoende effect ophogen naar 1x daags<br />
10 mg voor de nacht<br />
Bij fecale impactie:<br />
° Orale medicatie handhaven en rectale laxantia stoppen<br />
° Start magnesiumoxide 1000 mg 3x daags<br />
° Hoogopgaand laxeren met een groter klysma (100-<br />
130 ml) ingebracht met een rectum canule<br />
° Dit beleid minimaal 3 dagen volgen<br />
° Bij onvoldoende of geen effect:<br />
- Orale medicatie handhaven<br />
- Start sennosiden/dexpanthenol (Prunacolon ® ) 1 ml<br />
per kg lichaamsgewicht tot maximaal 75 ml 1x<br />
daags<br />
- Doorgaan met 1x daags hoogopgaand laxeren met<br />
een groter klysma (100-130 ml) ingebracht met een<br />
rectum canule<br />
° Beleid handhaven tot fecale impactie is opgeheven, dan:<br />
- Stop sennosiden/dexpanthenol en daarna:<br />
- Rectale laxantia terug naar laxeerbeleid in (im)mobilisatiefase<br />
en daarna:<br />
- Magnesiumoxide afbouwen van 1000 mg naar 500<br />
mg 3x daags en vervolgens stoppen, afhankelijk van<br />
resultaat en consistentie<br />
- Macrogol en/of bisacodyl dragees afbouwen afhankelijk<br />
van resultaat en consistentie.<br />
26 27
2.3 Problematiek<br />
Direct na het ontstaan van een dwarslaesie is er sprake van een<br />
verlies aan sensibiliteit en motoriek en het ontbreken van<br />
reflexactiviteit onder het niveau van de dwarslaesie (spinale<br />
shockfase). Op defecatiegebied leidt dit tot uitval van de defecatiereflex,<br />
waardoor de zich in het rectum verzamelde feces<br />
niet reflexmatig naar buiten gebracht wordt.<br />
Het einde van de spinale shockfase kenmerkt zich door herstel<br />
van de reflexactiviteit onder het niveau van de dwarslaesie, mits<br />
er een intacte sacrale reflexboog is. Meestal zal dit herstel<br />
optreden in enkele weken tot maanden na het ontstaan van de<br />
dwarslaesie.<br />
Daarnaast kan er, vooral bij een cervicaal of hoog thoracaal<br />
dwarslaesieniveau, in de eerste 24 uur een intestinale ileus<br />
optreden. Deze complicatie gaat gepaard met een opstapeling<br />
van grote hoeveelheden vocht in de gastro-intestinale tractus,<br />
waardoor levensbedreigende elektrolytenstoornissen en zelfs<br />
hypovolemische shock kunnen ontstaan. Daarnaast is er een<br />
risico op braken, aspiratie en aspiratiepneumonie. Deze<br />
complicaties verdwijnen doorgaans spontaan binnen drie tot<br />
zeven dagen na het ontstaan van de dwarslaesie (13).<br />
2.4 Behandeling<br />
In geval van een intestinale ileus is het beleid: niets per os tot<br />
de darmperistaltiek zich hersteld heeft. Bij het aanhouden<br />
van de ileus moet het parenteraal toedienen van vocht en<br />
voeding worden overwogen, eventueel in combinatie met<br />
een maaghevel. Dagelijkse controle op terugkeer van de<br />
darmperistaltiek is noodzakelijk.<br />
In alle situaties geldt dat het afspreken van een defecatiebeleid,<br />
om de al aanwezige en nieuw geproduceerde feces uit het<br />
lichaam te verwijderen, van groot belang is. Bij een ileus kan<br />
worden geprobeerd om de in het rectum aanwezige feces<br />
manueel te verwijderen. Indien de darmmotiliteit (weer) op gang<br />
is, kan worden gestart met een laxeermethode volgens het<br />
stroomschema (zie hoofdstuk 2.2).<br />
2.5 Evaluatie<br />
In de acute fase in het ziekenhuis is het op gang brengen én<br />
houden van de darmperistaltiek het belangrijkste doel van het<br />
defecatiebeleid. Hoewel het belangrijk is om aan de gebruiker<br />
uitleg te geven over de gevolgen van de dwarslaesie op<br />
defecatiegebied, in het bijzonder bij het optreden van een ileus,<br />
zal het beleid nu primair geëvalueerd worden op basis van het<br />
voorkomen van obstipatie en fecale incontinentie.<br />
28 29
(Poli)klinische fase in het<br />
revalidatiecentrum<br />
30 31<br />
3
3.1 Beslisboom (poli)klinische fase<br />
dwarslaesie / spina bifida<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Suprasacrale laesie<br />
Bristol schaal 4<br />
Microklysma 5 – 10 ml<br />
1xdd ‘s ochtends<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten Microklysma<br />
5 – 10 ml herhalen<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten natoucheren<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Evalueer algemene adviezen<br />
Bristol schaal 4?<br />
Ja<br />
Start Bisacodyl dragee<br />
5mg 1xdd a.n.<br />
Nee<br />
Macrogol ophogen<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Zie maatregelen bij “fecale<br />
impactie” (stroomschema)<br />
Algemene adviezen:<br />
30 – 40 gram vezels / 24 uur<br />
1½ - 2½ liter vocht / 24 uur<br />
Macrogol 1 – 3 sachets / dag<br />
Geen / onvoldoende resultaat<br />
of optreden van complicaties:<br />
Verander laxeermethode naar<br />
1 – 2x dgs rectaal toucheren<br />
Goed resultaat<br />
Sacrale laesie<br />
Bristol schaal 2 - 3<br />
Microklysma 5 – 10 ml<br />
1xdd ‘s ochtends<br />
plus buikpers<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten natoucheren<br />
Nee<br />
Macrogol ophogen<br />
Geen / onvoldoende resultaat<br />
of optreden van tussentijdse<br />
incontinentie:<br />
Verander laxeermethode naar<br />
Transanale irrigatie 1x daags<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Evalueer algemene adviezen<br />
Bristol schaal 2 – 3?<br />
Ja<br />
Start Bisacodyl dragee<br />
5mg 1xdd a.n.<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Zie maatregelen bij “fecale<br />
impactie” (stroomschema)<br />
Goed<br />
resultaat<br />
Goed<br />
resultaat<br />
Goed<br />
resultaat<br />
Goed<br />
resultaat<br />
32 33
3.2 Beslisboom (poli)klinische fase<br />
multiple sclerose<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Goed resultaat<br />
Defecatiereflex aanwezig<br />
Microklysma 5 – 10 ml<br />
1xdd ‘s ochtends<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten Microklysma<br />
5 – 10 ml herhalen<br />
geen / onvoldoende resultaat<br />
Na 10 minuten anale prikkeling<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Evalueer algemene adviezen<br />
Bristol schaal 4?<br />
Ja<br />
Start Bisacodyl dragee<br />
5mg 1xdd a.n.<br />
Zo nodig ophogen naar<br />
10mg 1xdd a.n.<br />
Nee<br />
Macrogol ophogen<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Zie maatregelen bij “fecale<br />
impactie” (stroomschema)<br />
Algemene adviezen:<br />
30 – 40 gram vezels / 24 uur<br />
1½ - 2½ liter vocht / 24 uur<br />
Macrogol 1 – 3 sachets / dag<br />
Geen / onvoldoende resultaat<br />
of optreden van complicaties:<br />
Verander laxeermethode naar<br />
1 – 2x dgs rectaal toucheren<br />
Goed resultaat<br />
Defecatiereflex afwezig<br />
Microklysma 5 – 10 ml<br />
1xdd ‘s ochtends<br />
plus buikpers<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Na 10 minuten natoucheren<br />
Nee<br />
Macrogol ophogen<br />
Geen / onvoldoende resultaat<br />
of optreden van tussentijdse<br />
incontinentie:<br />
Verander laxeermethode naar<br />
Transanale irrigatie 1x daags<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Evalueer algemene adviezen<br />
Bristol schaal 2 – 3?<br />
Ja<br />
Start Bisacodyl dragee<br />
5mg 1xdd a.n.<br />
Zo nodig ophogen naar<br />
10mg 1xdd a.n.<br />
Geen / onvoldoende resultaat:<br />
Zie maatregelen bij “fecale<br />
impactie” (stroomschema)<br />
Goed<br />
resultaat<br />
Goed<br />
resultaat<br />
Goed<br />
resultaat<br />
Goed<br />
resultaat<br />
34 35
3.3 Stroomschema suprasacrale<br />
dwarslaesie en spina bifida<br />
Algemeen:<br />
Voeding: Gevarieerde gezonde voeding met<br />
30-40 gram vezels per 24 uur (10)<br />
Vochtintake: 1½ - 2½ liter per 24 uur (11)<br />
Medicatie: Macrogol sachet 1-3x daags,<br />
afhankelijk van consistentie feces<br />
Consistentie: Streven naar Bristol schaal 4 (bijlage<br />
2)<br />
Algemeen: Belang van mobiliseren en lichamelijke<br />
beweging benadrukken<br />
Bekkenbodemtherapie kan een<br />
positief effect geven<br />
Streven naar laxeren om de dag.<br />
(Rectaal) laxeerbeleid:<br />
- Rectale laxantia: microklysma 5-10 ml 1x daags in de<br />
ochtend op laxeerdagen, indien geen resultaat na 10<br />
minuten herhalen<br />
- Toepassen bij voorkeur 30 minuten na het ontbijt of na een<br />
warme drank<br />
- Het beleid wordt toegepast op het toilet of op een po-/<br />
douchestoel<br />
- Het beleid wordt bij voorkeur toegepast in een frequentie<br />
van om de dag<br />
- Zo nodig anale prikkeling; niet toucheren, behalve als de<br />
anus openstaat.<br />
Wat als het beleid tekortschiet?<br />
Bij slecht of onvoldoende effect (frequentie, consistentie,<br />
hoeveelheid en gastro-intestinale klachten):<br />
° Afhankelijk van consistentie algemene adviezen<br />
evalueren en macrogol sachets ophogen tot maximaal<br />
3x daags<br />
° Bij onvoldoende reactie (tijdsduur) op rectaal<br />
laxeerbeleid; start bisacodyl dragees 5mg 1x daags<br />
voor de nacht. Bij onvoldoende effect ophogen naar<br />
1x daags 10 mg voor de nacht<br />
Bij fecale impactie:<br />
° Orale medicatie handhaven en rectale laxantia stoppen<br />
° Start magnesiumoxide 1000 mg 3x daags<br />
° Hoogopgaand laxeren met een groter klysma (100-<br />
130ml) ingebracht met een rectum canule<br />
° Dit beleid minimaal 3 dagen volgen<br />
° Bij onvoldoende of geen effect:<br />
- Orale medicatie handhaven<br />
- Start sennosiden/dexpanthenol (Prunacolon ® ) 1 ml<br />
per kg lichaamsgewicht tot maximaal 75 ml 1x<br />
daags<br />
- Doorgaan met 1x daags hoogopgaand laxeren met<br />
een groter klysma (100-130ml) ingebracht met een<br />
rectum canule<br />
° Beleid handhaven tot fecale impactie is opgeheven, dan:<br />
- Stop sennosiden/dexpanthenol en daarna:<br />
- Rectale laxantia terug naar laxeerbeleid in (im)mobilisatiefase<br />
en daarna:<br />
- Magnesiumoxide afbouwen van 1000 mg naar 500<br />
mg 3x daags en vervolgens stoppen, afhankelijk van<br />
resultaat en consistentie<br />
- Macrogol en/of bisacodyl dragees afbouwen afhankelijk<br />
van resultaat en consistentie.<br />
36 37
Bij blijvende klachten op langere termijn<br />
- Evaluatie van de algemene adviezen en aanpassen van de<br />
orale laxantia volgens bovenstaande adviezen<br />
- Methode van (rectaal) laxeren aanpassen:<br />
1. Overwegen om terug te gaan naar het gebruik<br />
van bisacodyl zetpillen als daar wel goed<br />
resultaat op was<br />
2. Dagelijks rectaal toucheren of anaal prikkelen<br />
3. Transanale irrigatie toepassen<br />
- Indien bovenstaande conservatieve maatregelen niet<br />
afdoende blijken, kunnen invasieve mogelijkheden<br />
overwogen worden (zie 5.9 t/m 5.12).<br />
3.4 Stroomschema sacrale dwarslaesie<br />
en spina bifida<br />
Algemeen:<br />
Voeding: Gevarieerde gezonde voeding met<br />
30-40 gram vezels per 24 uur (11)<br />
Vochtintake: 1½ - 2½ liter per 24 uur (12)<br />
Medicatie: Macrogol sachet 1-3x daags, afhankelijk<br />
van consistentie feces<br />
Consistentie: Streven naar Bristol schaal 2-3<br />
(bijlage 2)<br />
Algemeen: Belang van mobiliseren en lichamelijke<br />
beweging benadrukken<br />
Bekkenbodemtherapie kan een<br />
positief effect geven<br />
Streven naar laxeren om de dag.<br />
<strong>Defecatiebeleid</strong>:<br />
- Microklysma in combinatie met buikpers<br />
(het microklysma dient als glijmiddel, niet als stimulan<br />
Bij onvoldoende effect of bij het optreden van complicaties<br />
(zoals hemorroïden, fissuren of prolaps) beleid aanpassen<br />
naar:<br />
- Rectaal toucheren 1-2x daags<br />
Bij optreden van incontinentie bij buikdrukverhogende<br />
momenten, andere klachten of als patiënten niet rectaal<br />
willen toucheren, beleid aanpassen naar:<br />
- Transanale irrigatie (darmspoelen), start 1x daags, bij goed<br />
effect de frequentie proberen te verminderen naar om de<br />
dag.<br />
38 39
Wat als het beleid tekortschiet?<br />
Bij slecht of onvoldoende effect (frequentie, consistentie,<br />
hoeveelheid en gastro-intestinale klachten):<br />
° Afhankelijk van consistentie algemene adviezen evalueren<br />
en macrogol sachets ophogen tot maximaal 3x daags<br />
° Bij onvoldoende reactie (tijdsduur) op rectaal laxeerbeleid;<br />
start bisacodyl dragees 5 mg 1x daags voor de<br />
nacht. Bij onvoldoende effect ophogen naar 1x daags<br />
10 mg voor de nacht<br />
Bij fecale impactie:<br />
° Orale medicatie handhaven en rectale laxantia stoppen<br />
° Start magnesiumoxide 1000 mg 3x daags<br />
° Hoogopgaand laxeren met een groter klysma (100-130<br />
ml) ingebracht met een rectum canule<br />
° Dit beleid minimaal 3 dagen volgen<br />
° Bij onvoldoende of geen effect:<br />
- Orale medicatie handhaven<br />
- Start sennosiden/dexpanthenol (Prunacolon ® ) 1 ml<br />
per kg lichaamsgewicht tot maximaal 75 ml 1x daags<br />
- Doorgaan met 1x daags hoogopgaand laxeren met<br />
een groter klysma (100-130 ml) ingebracht met een<br />
rectum canule<br />
° Beleid handhaven tot fecale impactie is opgeheven, dan:<br />
- Stop sennosiden/dexpanthenol en daarna:<br />
- Rectale laxantia terug naar laxeerbeleid in (im)mobilisatiefase<br />
en daarna:<br />
- Magnesiumoxide afbouwen van 1000 mg naar 500<br />
mg 3x daags en vervolgens stoppen, afhankelijk van<br />
resultaat en consistentie<br />
- Macrogol en/of bisacodyl dragees afbouwen afhankelijk<br />
van resultaat en consistentie<br />
- Indien bovenstaande conservatieve maatregelen niet<br />
afdoende blijken, kunnen invasieve mogelijkheden<br />
overwogen worden (zie 5.9 t/m 5.12).<br />
3.5 Stroomschema multiple sclerose<br />
Algemeen:<br />
Voeding: Gevarieerde gezonde voeding met<br />
30-40 gram vezels per 24 uur (11)<br />
Vochtintake: 1 ½ - 2 ½ liter per 24 uur (12)<br />
Medicatie: Macrogol sachet 1-3x daags, afhankelijk<br />
van consistentie feces<br />
Laxeerbeleid: Toepassen bij voorkeur 30 minuten<br />
na het ontbijt of na het nuttigen<br />
van een warme drank<br />
Algemeen: Belang van mobiliseren en<br />
lichamelijke beweging benadrukken<br />
Bekkenbodemtherapie kan een<br />
positief effect geven<br />
Streven naar laxeren om de dag.<br />
Afhankelijk van klachtenpatroon<br />
(wel of geen defecatiereflex aanwezig):<br />
(Rectaal) laxeerbeleid bij aanwezige defecatiereflex:<br />
- Rectale laxantia: microklysma 5-10 ml 1x daags in de ochtend,<br />
indien geen resultaat na 10 minuten herhalen<br />
- Het beleid wordt toegepast op het toilet of op een po-/douchestoel<br />
- Het beleid wordt bij voorkeur toegepast in een frequentie<br />
van om de dag<br />
- Zo nodig anale prikkeling; niet toucheren, behalve als de<br />
anus openstaat<br />
- Streven naar Bristol schaal 4 (bijlage 2).<br />
40 41<br />
OF
<strong>Defecatiebeleid</strong> bij ontbreken van defecatiereflex:<br />
- Microklysma in combinatie met buikpers<br />
(het microklysma dient als glijmiddel, niet als stimulans)<br />
Bij onvoldoende effect of bij het optreden van complicaties<br />
(zoals hemorroïden, fissuren of prolaps) beleid aanpassen<br />
naar:<br />
- Rectaal toucheren 1-2x daags<br />
Bij optreden van incontinentie bij buikdrukverhogende<br />
momenten of andere klachten beleid aanpassen naar:<br />
- Transanale irrigatie (darmspoelen), start 1x daags, bij goed<br />
effect de frequentie proberen te verminderen naar darmspoelen<br />
om de dag<br />
- Streven naar Bristol schaal 2-3 (bijlage 2).<br />
Wat als het beleid tekortschiet?<br />
Bij slecht of onvoldoende effect (frequentie, consistentie,<br />
hoeveelheid en gastro-intestinale klachten):<br />
° Afhankelijk van consistentie algemene adviezen evalueren<br />
en macrogol sachets ophogen tot maximaal 3x daags<br />
° Bij onvoldoende reactie (tijdsduur) op rectaal laxeerbeleid;<br />
start bisacodyl dragees 5 mg 1x daags voor de nacht.<br />
Bij onvoldoende effect ophogen naar 1x daags 10 mg<br />
voor de nacht<br />
Bij fecale impactie:<br />
° Orale medicatie handhaven en rectale laxantia stoppen<br />
° Start magnesiumoxide 1000 mg 3x daags<br />
° Hoogopgaand laxeren met een groter klysma (100-130<br />
ml) ingebracht met een rectum canule<br />
° Dit beleid minimaal 3 dagen volgen<br />
° Bij onvoldoende of geen effect:<br />
- Orale medicatie handhaven<br />
- Start sennosiden/dexpanthenol (Prunacolon ® ) 1 ml per<br />
kg lichaamsgewicht tot maximaal 75 ml 1x daags<br />
- Doorgaan met 1x daags hoogopgaand laxeren met<br />
een groter klysma (100-130 ml) ingebracht met een<br />
rectum canule<br />
° Beleid handhaven tot fecale impactie is opgeheven, dan:<br />
- Stop sennosiden/dexpanthenol en daarna:<br />
- Rectale laxantia terug naar laxeerbeleid in (im)mobilisatiefase<br />
en daarna:<br />
- Magnesiumoxide afbouwen van 1000 mg naar 500 mg<br />
3 x daags en vervolgens stoppen, afhankelijk van<br />
resultaat en consistentie<br />
- Macrogol en/of bisacodyl dragees afbouwen afhankelijk<br />
van resultaat en consistentie<br />
- Indien bovenstaande conservatieve maatregelen niet<br />
afdoende blijken, kunnen invasieve mogelijkheden<br />
overwogen worden (zie 5.9 t/m 5.12).<br />
42 43
3.6 Problematiek<br />
Dwarslaesie<br />
Bij mensen met een dwarslaesie zal het defecatiebeleid bij<br />
opname in het revalidatiecentrum meestal uitgevoerd worden<br />
op bed. Bij voldoende mobilisatie zal worden overgegaan op<br />
een defecatiebeleid dat kan worden toegepast op het toilet of<br />
een po-/douchestoel. Daarnaast zal het beleid in de loop van<br />
de klinische opname mogelijk moeten worden aangepast door<br />
veranderingen in het klinische beeld, bijvoorbeeld door<br />
het einde van de spinale shockfase of door het optreden van<br />
neurologisch herstel.<br />
In grote lijnen is de groep van dwarslaesiepatiënten na het einde<br />
van de spinale shockfase te onderscheiden in twee groepen:<br />
- Een beschadiging van het ruggenmerg boven het niveau<br />
van de conus medullaris, ofwel een suprasacrale laesie.<br />
De sacrale reflexen reageren op stimulatie en dit kan worden<br />
gebruikt om defecatie op te wekken op een daarvoor<br />
geschikt moment. De sfincter is over het algemeen vrij strak<br />
gespannen en door spasme en mogelijk onwillekeurige<br />
aanspanning van de anale sfincter tijdens de defecatiereflex<br />
kan evacuatie van de feces bemoeilijkt worden.<br />
- Een beschadiging op of onder het niveau van de conus<br />
medullaris ofwel een sacrale laesie. De sacrale reflexen zijn<br />
beschadigd, waardoor de darmen niet reageren op stimulatie.<br />
De anale sfincterspanning is over het algemeen laag,<br />
waardoor de opslagfunctie van feces wordt verminderd en<br />
er vooral bij feces met een zachtere consistentie snel<br />
incontinentie kan optreden.<br />
Gezien het beeld zal aan het beleid bij beide groepen een ander<br />
uitgangspunt ten grondslag liggen. Natuurlijk blijft het individu-<br />
aliseren van het beleid, op basis van het beeld en de wensen<br />
van de gebruiker, ook hierbij van groot belang.<br />
Een bijkomend probleem is de sterk toegenomen colon<br />
passagetijd (14), waardoor de kans op obstipatieklachten sterk<br />
toeneemt.<br />
Hoewel de gevolgen bij een incomplete dwarslaesie (AIS B/C/D<br />
(6)) op bepaalde gebieden mogelijk minder ernstig kunnen zijn,<br />
blijkt dat de kans op de aanwezigheid van obstipatie en fecale<br />
incontinentie niet minder groot is dan bij mensen met een<br />
complete dwarslaesie (AIS A (6)) (15).<br />
Multiple sclerose<br />
Door de zeer wisselende locaties van de plaques bij multiple<br />
sclerose kunnen ook de klachten op defecatiegebied zeer divers<br />
zijn en zich zeer wisselend uiten. Een verergering van klachten<br />
kan plotseling optreden, maar ook over de jaren heen langzaam<br />
verergeren. Voedingsgewoonten, maar vooral onvoldoende<br />
vochtintake, kunnen bij deze groep, in combinatie met een<br />
afnemende mobiliteit, een zeer grote rol spelen (16) zonder dat<br />
zij beseffen welke invloed dit heeft op hun defecatiepatroon.<br />
Spina bifida<br />
Bijna 70% van de volwassenen met een spina bifida heeft problemen<br />
met de defecatie, verspreid over het hele spectrum van<br />
obstipatie en fecale incontinentie, het moeten dragen van<br />
opvangmateriaal en anaal tampons tot het hebben van een<br />
stoma (17). Een deel van deze groep zal van jongs af aan onder<br />
behandeling zijn geweest voor hun gezondheidsproblemen,<br />
inclusief hun defecatiebeleid. Een ander deel, vooral wat<br />
oudere patiënten, zijn al lange tijd niet, soms zelfs nog nooit,<br />
onder behandeling geweest voor hun defecatiebeleid. De mees-<br />
44 45
te patiënten met een spina bifida laten een defecatiepatroon<br />
zien dat overeen komt met dat van iemand met een sacrale<br />
dwarslaesie. Een bijkomend probleem is de vaak aanwezige<br />
zeer minimale spanning van de interne anale sfincter, waardoor<br />
de anus gaapt en het rectum zelfs een minimale opvangcapaciteit<br />
voor feces verliest.<br />
3.7 Behandeling<br />
Dwarslaesie<br />
Gezien de verschillende gevolgen van een dwarslaesie is een<br />
defecatiebeleid dat meerdere facetten tegelijk aanpakt van<br />
belang (18). Hoewel het beleid aangepast moet worden aan de<br />
individuele gebruiker, kan dit bestaan uit maatregelen op het<br />
gebied van lifestyle, voeding en vochtintake, gebruikmaken van<br />
de gastrocolische reflex, in combinatie met het gebruik van<br />
orale en rectale laxantia, digitale stimulatie, rectaal toucher of<br />
het gebruik van transanale irrigatiesystemen.<br />
Multiple sclerose<br />
Bij patiënten met multiple sclerose zal bij problemen met de<br />
defecatie meer gekeken moeten worden naar het defecatiepatroon<br />
en het eventuele defecatiebeleid wat vóór de behandeling<br />
bestond. Dit zal, op een meer individuele basis en naar aanleiding<br />
van de anamnese en het bestaande klachtenpatroon,<br />
aangepast moeten worden tot de behandeling zoveel mogelijk<br />
voldoet aan de eisen zoals beschreven in hoofdstuk 1.1. Ook<br />
hierbij geldt dat een defecatiebeleid waarbij meerdere facetten<br />
tegelijk worden aangepakt, vaak het beste werkt.<br />
Spina bifida<br />
Meestal zal de behandeling van defecatieproblemen bij mensen<br />
met een spina bifida vergelijkbaar zijn met dat van mensen met<br />
een sacrale dwarslaesie. Vooral bij de jongvolwassenen uit deze<br />
groep is het consequent (blijven) toepassen van het afgesproken<br />
beleid een extra aandachtspunt, vooral als het defecatiebeleid<br />
niet leidt tot volledige continentie. Bij moeilijk te reguleren urineincontinentie<br />
kan ook de vochtintake een extra aandachtpunt<br />
zijn.<br />
Bij alle patiëntencategorieën<br />
Hoewel orale maatregelen en medicatie een goede aanvulling<br />
zijn op het totale defecatiebeleid, voldoen deze doorgaans niet<br />
alleen. De basis van het defecatiebeleid wordt gevormd door<br />
rectale maatregelen met orale middelen als ondersteuning.<br />
Het (rectale) laxeerbeleid wordt bij voorkeur toegepast op het<br />
toilet of een po-/douchestoel. Enerzijds omdat door de zittende<br />
positie de zwaartekracht een positief effect heeft, anderzijds<br />
omdat defeceren op het toilet of po-/douchestoel de normale<br />
situatie zoveel mogelijk benadert.<br />
Indien mogelijk wordt het (rectale) laxeerbeleid om de dag<br />
toegepast. Dit geeft de patiënt meer flexibiliteit en het toepassen<br />
van het defecatiebeleid vormt zo een minder grote belasting.<br />
Om de dag laxeren kan worden uitgeprobeerd indien de patiënt<br />
minimaal 2 weken continent is met een dagelijks laxeerbeleid.<br />
Mochten conservatieve maatregelen niet afdoende blijken,<br />
kunnen invasieve mogelijkheden overwogen worden (zie 5.9 t/m<br />
5.12).<br />
46 47
3.8 Evaluatie<br />
In de klinische en/of poliklinische fase in het revalidatiecentrum<br />
zal moeten worden gezocht naar het defecatiebeleid wat<br />
resultaten oplevert die de doelstellingen zoals beschreven in<br />
hoofdstuk 1.1 zo dicht mogelijk benaderen. Totdat deze doelstellingen<br />
zo goed mogelijk behaald zijn, moet het defecatiebeleid<br />
wekelijks geëvalueerd worden. Aanpassingen aan het<br />
beleid moeten stapsgewijs plaatsvinden, waarbij steeds één<br />
aspect van het beleid wordt aangepast, gevolgd door een periode<br />
van minimaal één week voor een nieuwe evaluatie en<br />
eventueel een volgende aanpassing.<br />
Als de doelstellingen zo dicht mogelijk benaderd worden,<br />
kan volstaan worden met een evaluatie iedere twee weken<br />
om er zeker van te zijn dat er geen negatieve veranderingen<br />
plaatsvinden.<br />
Voor het defecatiebeleid op de langere termijn zal primair gelet<br />
moeten worden op twee aspecten:<br />
1. Het beleid dat het dichtst komt bij de eisen zoals<br />
beschreven in hoofdstuk 1.1.<br />
2. Het beleid dat in de thuissituatie praktisch uitvoerbaar is.<br />
Bij voorkeur zal het defecatiebeleid niet aangepast hoeven te<br />
worden bij ontslag naar huis, maar soms kan het nodig zijn om,<br />
bij voorkeur door kleine aanpassingen, het beleid aan te passen.<br />
Zaken die in deze fase zeker met de patiënt besproken moeten<br />
worden, zijn het tijdstip waarop het defecatiebeleid wordt toegepast,<br />
eventuele hulp die hierbij noodzakelijk is, veranderingen<br />
in voeding en/of voedingspatroon in de thuissituatie en andere<br />
zaken waarbij aanpassing van het beleid in de thuissituatie<br />
nodig kan zijn.<br />
Het defecatiebeleid<br />
op de lange termijn<br />
Voor de beslisbomen en stroomschema’s,<br />
zie hoofdstuk 3<br />
48 49<br />
4
4.1 Problematiek<br />
Op de langere termijn kan het defecatiebeleid dat in de (poli)<br />
klinische fase is afgesproken langzaam minder effectief worden.<br />
Dit kan te maken hebben met gewenning aan het bestaande<br />
beleid, maar ook door de normale verouderingseffecten van het<br />
lichaam. Daarnaast bestaat het risico dat patiënten na verloop<br />
van tijd minder consequent omgaan met het afgesproken beleid.<br />
Onder patiënten die al langer dan 20 jaar een dwarslaesie hadden,<br />
had 42% last van obstipatieklachten, 27% fecale incontinentie<br />
en 35% had last van gastro-intestinale pijnklachten (19).<br />
Hoewel er weinig specifiek onderzoek is gedaan naar therapietrouw<br />
op het gebied van het defecatiebeleid bij mensen met een<br />
dwarslaesie, multiple sclerose of spina bifida, blijkt uit de<br />
dagelijkse praktijk dat veel gebruikers in de loop van de tijd<br />
zelfstandig aanpassingen doen aan het in het revalidatiecentrum<br />
of ziekenhuis afgesproken defecatiebeleid.<br />
Een groot deel van de patiënten wordt na verloop van tijd niet<br />
standaard meer gevolgd door een revalidatiearts of een<br />
gespecialiseerd verpleegkundige. Bij problemen op defecatiegebied<br />
die zo groot zijn dat ze daarvoor professionele ondersteuning<br />
zoeken, zullen ze daarom terechtkomen bij hun<br />
huisarts. Kennis op het gebied van neurogene darmproblemen<br />
en het defecatiebeleid hierbij is in de eerste lijn meestal zeer<br />
beperkt. Vaak wordt doorverwezen naar een specialist (internist<br />
of MDL-arts) in een algemeen ziekenhuis. In de tweede lijn<br />
zal vaak de primaire klacht (bijvoorbeeld obstipatie of fecale<br />
impactie) worden behandeld zonder dat er voldoende aandacht<br />
is voor het onderliggend neurologisch lijden.<br />
4.2 Behandeling<br />
Bij alle patiëntencategorieën geldt dat bij problemen in deze<br />
fase allereerst een goede inventarisatie gemaakt moet worden:<br />
- Wat is het huidige defecatiebeleid:<br />
° Soort beleid<br />
° Frequentie van toepassing<br />
° Locatie van uitvoering (bed, toilet)<br />
° Medicatiegebruik op defecatiegebied<br />
° Gebruik van andere medicatie die van invloed kan zijn<br />
op de defecatie<br />
° Andere behandelingen<br />
- Wat zijn de problemen:<br />
° Frequentie en hoeveelheid van de defecatie<br />
° Consistentie van de defecatie (Bristol schaal (bijlage 2)<br />
° Optreden van fecale incontinentie en obstipatie<br />
° Hoe lang bestaan de huidige problemen<br />
° Is er een verklaring voor de problemen (gebeurtenis<br />
rondom de tijd waarop de problemen begonnen)<br />
- Voedingsgewoonten (en veranderingen daarin)<br />
- Vochtintake<br />
- Veranderingen in het beleid over een langere periode:<br />
° Welke veranderingen<br />
° Redenen voor veranderingen<br />
° Effect van deze veranderingen<br />
- Veranderingen in neurologisch beeld<br />
- Co-morbiditeit<br />
- Veranderingen in de mobiliteit en/of het<br />
activiteitenpatroon.<br />
Op basis van deze gegevens moet samen met de patiënt<br />
bekeken worden of er een mogelijke oorzaak gevonden kan<br />
worden voor de veranderingen in het defecatiepatroon. Indien<br />
er geen duidelijke oorzaak gevonden kan worden of als deze<br />
50 51
oorzaak niet weg te nemen is, moet in overleg met de patiënt<br />
het defecatiebeleid stap voor stap worden aangepast tot het<br />
beleid leidt tot een resultaat dat weer zo dicht mogelijk<br />
aansluit bij de doelstellingen zoals beschreven in hoofdstuk 1.1.<br />
Hiervoor kunnen de beslisbomen gebruikt worden zoals vermeld<br />
in hoofdstuk 3.<br />
4.3 Evaluatie<br />
Begeleiding bij aanpassingen aan het defecatiebeleid bij<br />
mensen met neurologische aandoeningen zoals een dwarslaesie,<br />
multiple sclerose of spina bifida, moet bij voorkeur<br />
gebeuren in een centrum dat deskundige hulp kan bieden. Om<br />
therapietrouw te bevorderen en problemen op defecatiegebied<br />
in een vroeg stadium te signaleren en aan te pakken, is een<br />
jaarlijkse controle op dit gebied van groot belang.<br />
Daarnaast moet er voor de patiënt, zijn naasten en eventuele<br />
professionele hulpverleners in zijn omgeving een laagdrempelige<br />
contactmogelijkheid met een deskundige zijn, die ze<br />
kunnen benaderen bij vragen of problemen op defecatiegebied.<br />
Begeleidende informatie<br />
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de vraag<br />
welke aandachtspunten er zijn in welke fase of bij welk<br />
ziektebeeld. In dit hoofdstuk volgt een overzicht van<br />
verschillende mogelijkheden in het defecatiebeleid bij<br />
mensen met een dwarslaesie, multiple sclerose of spina<br />
bifida.<br />
52 53<br />
5
5.1 Vochtintake<br />
Voor gezonde volwassenen wordt een vochtintake geadviseerd<br />
van 1½ tot 2½ liter per 24 uur (12). Aandacht voor voldoende<br />
vochtintake is van groot belang. Veel mensen met mictieproblemen,<br />
vooral bij overactieve blaasklachten, zullen kiezen voor een<br />
lagere vochtintake, zonder zich te realiseren dat dit negatieve<br />
effecten kan hebben op hun defecatie patroon. Vooral bij de<br />
groep van mensen met MS is dit een bekend patroon (15).<br />
Naast voldoende vocht is ook het soort vocht dat wordt gebruikt<br />
en een goede verdeling van de vochtintake over de dag van<br />
belang. Als een groot deel van het gebruikte vocht bestaat uit<br />
cafeïnehoudende dranken en uit alcohol is, gezien het vochtafdrijvende<br />
effect van deze dranken, het advies om een deel<br />
van dit vocht te vervangen door andere dranken. Het in korte<br />
tijd gebruiken van grote hoeveelheden alcohol kan leiden tot<br />
het optreden van diarree en een ontregeling van het<br />
defecatiebeleid.<br />
Hoewel in sommige studies aangegeven wordt dat een extra<br />
vochtintake van een halve liter voor mensen met een dwarslaesie<br />
zinvol zou kunnen zijn, is hier geen wetenschappelijk bewijs<br />
voor en gaat het in deze studies niet zozeer over het effect op<br />
de defecatie, maar vooral op het voorkomen van blaasstenen.<br />
5.2 Voeding<br />
In de dagelijkse praktijk wordt een regelmatige, gevarieerde en<br />
gezonde voeding geadviseerd. Een voedingsvezelintake van<br />
30-40 gram per dag wordt beschouwd als een goede hoeveelheid<br />
voor een gezonde volwassene (11). Een hoge vezelintake<br />
met een relatief te lage vochtintake kan echter averechts werken<br />
(20). Nadere informatie over voedingsvezelintake kan worden<br />
verkregen via een diëtist of via de website van het voedingscentrum<br />
(10).<br />
Hoewel gebruik maken van de gastrocolische reflex bij mensen<br />
met een dwarslaesie een minder sterk effect heeft dan bij de<br />
algemene populatie, wordt toch geadviseerd om hiervan gebruik<br />
te maken door 15-30 minuten voor toepassing van het beleid<br />
wat te eten of te drinken. De gastrocolische reflex is het sterkst<br />
na de eerste maaltijd van de dag (21). Hoewel er geen specifiek<br />
onderzoek bekend is bij mensen met multiple sclerose of spina<br />
bifida, blijkt uit praktijkervaring dat dit advies ook bij deze<br />
groepen een positief effect kan geven.<br />
Hoewel voor het gebruik van probiotica geen wetenschappelijk<br />
bewijs is, geven veel patiënten aan bij dagelijks gebruik een<br />
positief effect te bemerken.<br />
54 55
5.3 Darmmassage<br />
Hoewel een kwart van alle ondervraagden gebruik maakt van<br />
een vorm van darmmassage (1), zijn er weinig wetenschappelijke<br />
studies verricht naar de werking hiervan. Uit één interventiestudie<br />
onder 24 deelnemers blijkt dat darmmassage gedurende<br />
15 minuten per dag een positief effect heeft op het resultaat van<br />
het toegepaste defecatiebeleid (18).<br />
5.4 Rectale laxantia<br />
Het op vaste tijden laxeren met behulp van rectale laxantia is<br />
voor patiënten met aanwezige sacrale reflexen een goed<br />
defecatiebeleid. In de immobiele fase wordt in Nederland voornamelijk<br />
gebruik gemaakt van de op plantaardige olie gebaseerde<br />
bisacodyl zetpillen. Hoewel uit een aantal onderzoeken<br />
(18) blijkt dat zetpillen die gebaseerd zijn op poly-ethyleenglycol<br />
een snellere werking hebben, zijn deze zetpillen in Nederland<br />
voor zover bekend niet verkrijgbaar.<br />
In de mobilisatiefase wordt bij voorkeur gekozen voor een microklysma,<br />
met een inhoud van 5-10ml, gezien de kortere inwerkperiode<br />
die er meestal nodig is en het milde bijwerkingenprofiel.<br />
De toediening van het microklysma gebeurt op het toilet of de<br />
po/douchestoel zodat de zwaartekracht een bijkomend positief<br />
effect heeft. Bij onvoldoende effect kan na 10 minuten een<br />
tweede microklysma toegediend worden.<br />
Ook bij sacrale laesie, waarbij de defecatiereflex is uitgevallen,<br />
kan een microklysma een goede ondersteuning zijn. Deze dient<br />
dan niet als middel om de reflex op te wekken, maar als glijmiddel,<br />
wat het gebruik van de buikpers gemakkelijker maakt<br />
Het gebruik van grotere klysmata, met een inhoud van 100-<br />
130 ml, wordt bij voorkeur alleen toegepast bij incidentele<br />
obstipatie en niet als vast laxeermiddel. Vanwege het milde<br />
bijwerkingenprofiel en de brede toepasbaarheid gaat dan de<br />
keuze uit naar natriumdocusaat met sorbitol (22).<br />
Indien mogelijk wordt gekozen om een rectaal laxeerbeleid om<br />
de dag toe te passen, zodat de gebruiker wat meer vrijheid heeft<br />
en niet iedere dag hoeft te laxeren. Bij het optreden van incontinentie<br />
voor feces kan dagelijks laxeren toch noodzakelijk zijn.<br />
Bij fecale impactie is gekozen voor het gebruik van sennosiden/<br />
dexpanthenol (Prunacolon ® ). Bij middelen met een vergelijkbaar<br />
effect moet een hoeveelheid van 3-4 liter vloeistof worden<br />
gebruikt tegenover maximaal 75 ml van de sennosiden/<br />
dexpanthenol.<br />
5.5 Orale laxantia<br />
Naar het (chronisch) gebruik van orale laxantia zijn weinig wetenschappelijk<br />
studies gedaan. Inzet van deze middelen is dus<br />
vooral gebaseerd op praktijkervaringen.<br />
De laxantia zijn verdeeld in contactlaxantia, emollientia, osmotisch<br />
werkende laxantia en volumevergrotende middelen (22).<br />
- Contactlaxantia (o.a. bisacodyl) bevorderen de peristaltiek<br />
door chemische prikkeling van de darmwand.<br />
- Emollientia (o.a. natriumducosaat) verhogen het watergehalte<br />
van de feces door hun oppervlaktespanningverlagende<br />
eigenschappen.<br />
- Osmotisch werkende laxantia (o.a. magnesiumoxide)<br />
zijn anorganische zouten van di- of trivalente ionen of<br />
meerwaardige alcoholen. De feces wordt zachter en door<br />
56 57
vergroting van de darminhoud wordt de peristaltiek<br />
bevorderd.<br />
- Volumevergrotende middelen (o.a. macrogol, psylliumzaad)<br />
houden water vast en zwellen hierbij op. De laxerende<br />
werking is dus toe te schrijven aan een mechanische en<br />
een chemische prikkeling van de darmwand en aan de<br />
verweking van de feces (22).<br />
Het gebruik van orale laxantia is vaak nodig als ondersteuning<br />
bij het totale defecatiebeleid, meestal in combinatie met het<br />
gebruik van rectale laxantia of een andere methode om de<br />
ontlasting op te wekken of te verwijderen.<br />
5.6 Anale prikkeling/digitale stimulatie<br />
Prikkeling van de anale sluitspier kan een positief effect hebben<br />
bij intacte sacrale reflexen. Vaak wordt dit gecombineerd met<br />
het gebruik van rectale laxantia. Goed wetenschappelijk<br />
onderzoek naar het toepassen van prikkeling van de anale<br />
sluitspier als opzichzelfstaand beleid is zeer minimaal (18).<br />
5.7 Manueel verwijderen van ontlasting<br />
(rectaal toucheren)<br />
Bij afwezige sacrale reflexen is het rectaal toucher een van<br />
de meest gebruikte methoden om continentie te bereiken.<br />
In verband met de verhoogde kans op fecesverlies door de<br />
minimale sfincterspanning en het gemakkelijker toucheren,<br />
wordt de voorkeur gegeven aan een wat steviger consistentie<br />
van de feces, Bristol Stool Chart 2-3 (bijlage 2)(21).<br />
5.8 Retrograad anaal irrigeren of<br />
darmspoelen (transanale irrigatie)<br />
Het retrograad irrigeren van het distale deel van het colon is een<br />
methode die de laatste jaren steeds vaker wordt toegepast.<br />
Er zijn verschillende systemen op de markt; per patiënt moet<br />
worden bekeken welk systeem voor hem het best geschikt is.<br />
Uit een systematische review (18) blijkt dat retrograad anaal<br />
irrigeren een positief effect heeft op de kwaliteit van leven, het<br />
optreden van obstipatie, gastro-intestinale pijnklachten en fecale<br />
incontinentie en dat dit het gebruik van orale laxantia kan verminderen.<br />
Vooral bij patiënten met een sacrale laesie is darmspoelen<br />
een goede optie, omdat het de kans op fecale incontinentie<br />
tussen het spoelen door meer lijkt te verminderen dan<br />
andere methoden om de feces te verwijderen.<br />
Ook bij intacte sacrale reflexen kan retrograad irrigeren een optie<br />
zijn als het gebruik van rectale laxantia onvoldoende effect geeft.<br />
Nadeel bij deze groep kan zijn dat de intacte reflexen zorgen<br />
voor problemen bij het inbrengen van het water.<br />
5.9 Antegraad spoelen (MACE)<br />
Malone antegrade continence enema (MACE) is in principe<br />
hetzelfde als retrograad spoelen. Bij MACE wordt echter water<br />
ingebracht via een stoma dat zich aan het begin van het colon<br />
bevindt, waardoor het water zich met de darmperistaltiek mee<br />
beweegt.<br />
58 59
5.10 Brindley<br />
Bij het gebruik van de Brindley-stimulator worden door middel<br />
van pulsen de zenuwbanen die elektrische prikkels doorgeven<br />
aan o.a. het rectum gestimuleerd, waardoor de defecatie wordt<br />
opgewekt. Het plaatsen van de Brindley-stimulator (ook wel<br />
SARS – sacral anterior root stimulation genoemd) wordt<br />
momenteel in Nederland niet meer toegepast. Er zijn echter<br />
enige honderden patiënten met vooral een cervicale of thoracale<br />
dwarslaesie die deze operatie in het verleden hebben ondergaan<br />
en nu nog gebruik maken van de Brindley-stimulator om hun<br />
defecatie te reguleren.<br />
5.11 Elektrostimulatie<br />
Bij elektrostimulatie wordt door stimulatie van de sacrale plexus<br />
geprobeerd om het defecatieproces te bevorderen. Hoewel er<br />
aanwijzingen zijn dat bij bepaalde groepen patiënten met neurogene<br />
darmproblemen elektrostimulatie een optie zou kunnen<br />
zijn, is er op dit moment nog onvoldoende wetenschappelijk<br />
bewijs. Er zijn nu een aantal wetenschappelijke studies gaande.<br />
5.12 Colostoma<br />
Een colostoma is in Nederland een niet vaak gebruikte optie om<br />
de defecatie te reguleren bij mensen met neurogene darmproblemen.<br />
Uit verschillende wetenschappelijke studies blijkt dat<br />
een stoma een positief effect kan geven op de kwaliteit van leven<br />
en op de benodigde tijd om het defecatiebeleid toe te passen<br />
(18). Een stoma is een optie als het rectale laxeerbeleid of het<br />
retrograad spoelen niet tot een goed defecatiepatroon leiden.<br />
5.13 Hulpmiddelen<br />
Primair moet geprobeerd worden om de defecatie zo te regelen<br />
dat opvangmateriaal niet nodig is. Indien dit niet mogelijk is, gaat<br />
de voorkeur uit naar het gebruik van anaaltampons. Het gebruik<br />
van absorberende materialen als opvangmateriaal moet alleen<br />
gebruikt worden indien er geen andere optie is, bijvoorbeeld bij<br />
het optreden van diarree.<br />
Bij het toedienen van medicatie hogerop in de darm gaat de<br />
voorkeur uit naar het gebruik van een speciale rectumcanule.<br />
Het voor dit doel gebruiken van urinekatheters wordt afgeraden,<br />
gezien de grotere kans op darmperforaties.<br />
60 61
Terminologie/woordenlijst<br />
Autonome dysreflexie<br />
Autonome dysreflexie is een reactie van het sympathisch zenuwstelsel<br />
op een specifieke (pijn)prikkel, meestal afkomstig vanuit<br />
het gebied onder het niveau van de dwarslaesie. Dit veroorzaakt<br />
een acute, sterke stijging van de bloeddruk. De ontstane hypertensie<br />
kan leiden tot levensbedreigende complicaties. Autonome<br />
dysreflexie komt voor bij mensen met een dwarslaesie op niveau<br />
T6 of hoger.<br />
Dwarslaesie<br />
Beschadiging van het ruggenmerg met als gevolg stoornissen<br />
op motorisch, sensibel en/of autonoom gebied. Afhankelijk van<br />
het niveau is er sprake van een suprasacrale dwarslaesie, waarbij<br />
de reflexen van blaas en darmen functioneren, of een sacrale<br />
dwarslaesie, waarbij de reflexen niet meer functioneren.<br />
Bij een suprasacrale dwarslaesie is het mogelijk om gebruik te<br />
maken van de reflexfunctie door de feces op te wekken met<br />
behulp van rectale laxantia. Bij een sacrale dwarslaesie is die<br />
mogelijkheid er niet en is men aangewezen op andere manieren<br />
om de defecatie te reguleren.<br />
Fecale incontinentie<br />
Fecale incontinentie is een aandoening waarbij de controle over<br />
de anale sluitspier zodanig verminderd is dat er geen controle<br />
over de defecatie meer is. De oorzaak van fecale incontinentie<br />
kan liggen in de beschadiging van de sluitspier, gestoorde<br />
motiliteit van de darmen of in obstipatie.<br />
Multiple sclerose<br />
Multiple sclerose is een auto-immuun aandoening die het<br />
centrale zenuwstelsel betreft. Dit betekent dat het myeline in de<br />
hersenen en het ruggenmerg door onbekende oorzaak<br />
aangetast worden. Darmproblemen komen bij multiple sclerose<br />
niet zoveel voor als mictieproblemen, toch is er een relatief grote<br />
groep die te maken krijgt met defecatieproblemen. Symptomen<br />
kenmerken zich onder andere door een trage passage, verminderd<br />
gevoel in het rectale gebied en een gebrek aan coördinatie<br />
van de bekkenbodemspieren die de darmlediging controleren.<br />
Trage passage wordt daarnaast echter ook veroorzaakt door<br />
andere redenen, zoals onvoldoende vochtintake, onvoldoende<br />
vezelintake, onvoldoende beweging en de bijwerkingen van<br />
geneesmiddelen die mensen met MS gebruiken als symptomatische<br />
behandeling voor andere klachten.<br />
Obstipatie<br />
Definitie volgens Roma III-criteria (2):<br />
Er is sprake van obstipatie bij volwassenen bij twee of meer van<br />
de volgende criteria:<br />
- Defecatie frequentie ≤ 2 keer per week<br />
- Hard persen in > 25% van de defecaties<br />
- Harde of keutelvormige feces in > 25% van de<br />
defecaties<br />
- Gevoel van incomplete evacuatie in > 25% van de<br />
defecaties<br />
- Gevoel van anorectale obstructie of blokkade in > 25%<br />
van de defecaties<br />
- Manuele handelingen noodzakelijk in > 25% van de<br />
defecaties.<br />
Spina bifida<br />
Spina bifida betekent letterlijk ‘gespleten rug’. Het is een aangeboren<br />
afwijking waarbij er door het niet goed sluiten van de<br />
wervels schade ontstaat aan het ruggenmerg. In de meeste<br />
gevallen is deze schade aanwezig op lumbaal of sacraal niveau.<br />
Spina bifida bestaat in verschillende gradaties van beschadiging<br />
van het ruggenmerg en de daaruit voorkomende klachten op<br />
62 63
het gebied van motoriek, sensibiliteit en autonome functies.<br />
Problemen op het gebied van defecatie komen vaak voor.<br />
Gezien de locatie van de schade aan het ruggenmerg zijn de<br />
klachten en mogelijke behandelingen op defecatiegebied het<br />
best te vergelijken met die van iemand met een laag thoracale<br />
of lumbale dwarslaesie<br />
Spinale shockfase<br />
In de eerste periode direct na het ontstaan van de dwarslaesie<br />
is er sprake van een spinale shockfase. In deze periode zijn de<br />
reflexen op en onder het niveau van de dwarslaesie uitgevallen.<br />
Daardoor kan er geen gebruik gemaakt worden van deze<br />
reflexen bij het reguleren van de defecatie. Na verloop van<br />
weken tot maanden herstellen de reflexen onder het niveau van<br />
de dwarslaesie zich weer.<br />
Literatuuropgave<br />
1. Coggrave M, Norton C, Wilson-Barnett J. Management of<br />
neurogenic bowel dysfunction in the community after spinal cord<br />
injury: a postal survey in the United Kingdom. Spinal Cord.<br />
2009;47:323-330.<br />
2. Stone JM, Nino-Murcia M, Wolfe VA, Perkash I. Chronic<br />
gastrointestinal problems in spinal cord injury patients: A prospective<br />
analysis. Am J Gastroenterol. 1990;85:1114 -1119.<br />
3. Kirk PM, King RB, Temple R Bourjalais J, Thomas P.<br />
Long term follow-up of bowel management after Spinal Cord<br />
Injury. SCI Nurs. 1997;14:56-63.<br />
4. Johnsen V, Skattebu E, Aamot-Andersen A, Thyberg M.<br />
Problematic aspect of faecal incontinence according to the experience<br />
of adults with spina bifida. J Rehabil Med 2009;41:506-511.<br />
5. Coggrave M, Wiesel P, Norton C. Management of faecal<br />
incontinence and constipation in adults with central neurological<br />
diseases. Cochrane Database Syst Rev. 2006.<br />
6. Maynard FM, Bracken MB, Creasey G, Ditunno JF,<br />
Donovan WH, Ducker TB, Garber SL, Marino RJ, Stover<br />
SL, Tator CH, Waters RL, Wilberger JE, Young W.<br />
International standards for neurological and functional classification<br />
of spinal cord injury. Spinal Cord. 1997;35:266-274.<br />
7. De Looze D, van Laere M, de Muynck M, Beke R, Elewaut A.<br />
Constipation and other chronic gastrointestinal problems in spinal<br />
cord injury patients. Spinal Cord. 1998;36:63–66.<br />
64 65
8. Hinds JP, Eidelman AH, Wald A. Prevalence of bowel dysfunction<br />
in multiple sclerosis; a population survey. J Gastroenterol.<br />
1990;98:1538-1542.<br />
9. Glickman S, Kamm MA. Bowel dysfunction in spinal cord<br />
injured patients. Lancet. 1996;347:1651–1653.<br />
10. Krogh K, Christensen P, Sabroe S, Laurberg S. Neurogenic<br />
bowel dysfunction score. Spinal Cord 2006;44:625-631<br />
11. Nederlands voedingscentrum. (digitale versie).<br />
www.voedingscentrum.nl<br />
12. Meinders AJ, Meinders AE. Hoeveel water moeten we eigenlijk<br />
drinken? Ned Tijdsch Geneesk. 2010;154:A1757.<br />
13. Van Asbeck FW, red. Handboek Dwarslaesie Revalidatie.<br />
2e druk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 2007.<br />
14. Leduc BE, Giasson M, Favreau-Ethier M, Lepage Y.<br />
Colonic transit time after spinal cord injury. J Spinal Cord Med.<br />
1997;20:416-421.<br />
15. Valles M, Mearin F. Pathophysiology of bowel dysfunction in<br />
patients with motor incomplete spinal cord injury: comparison with<br />
patients with motor complete spinal cord injury. Dis Colon Rectum.<br />
2009;52:1589-1597.<br />
16. Collet J, Dawes H, Cavey A, Meaney A, Sackley C, Wade<br />
D, Howells K. Hydration and independence in activities of daily<br />
living in people with multiple sclerosis: a pilot investigation. Disabil<br />
Rehabil. 2011;33:1822-1825.<br />
17. McDonnell GV, McCann JP. Issues of medical management in<br />
adults with Spina Bifida. Child Nerv Syst. 2000;16:222-227.<br />
18. Krassioukov A, Eng JJ, Claxton G, Sakakibara BM, Shum S.<br />
Neurogenic bowel management after spinal cord injury: a systematic<br />
review of the evidence. Spinal Cord. 2010;48:718-733.<br />
19. Menter R, Weitzenkamp D, Cooper D, Bingley J, Charlifue S.<br />
Whiteneck G. Bowel management outcomes in individuals with<br />
long-term spinal cord injuries. Spinal Cord. 1997;35:608-612.<br />
20. Cameron KJ, Nyulasi IB, Collier GR, Brown DJ. Assessment<br />
of the effect of increased dietary fiber intake on bowel function in<br />
patients with Spinal Cord injury. Spinal Cord. 1996;34:277-283.<br />
21. Coggrave M, ed. Guidelines for management of neurogenic<br />
bowel dysfunction after spinal cord injury. Produced by the spinal<br />
cord injury centres of the United Kingdom and Ireland. 2009. www.<br />
rcn.org.uk/_data/assets/pdf_file/0019/253036/CV453N_full_doc.<br />
pdf<br />
22. Farmacotherapeutisch Kompas. (digitale versie)<br />
www.fk.cvz.nl<br />
23. NHG standaarden. M94 obstipatie, september 2010.<br />
(digitale versie) http://nhg.artsennet.nl/kenniscentrum/k_richtlijnen.htm<br />
66 67
Bijlage 1:<br />
NVDG deelprotocol defecatieregulatie<br />
Doel<br />
De revalidant kan op zo zelfstandig mogelijke wijze de defecatie<br />
reguleren<br />
Algemene aandachtspunten<br />
- De juiste hulpmiddelen en opvangmaterialen moeten<br />
beschikbaar zijn.<br />
- Defecatieregulatie moet ingebed kunnen worden in het<br />
toekomstige sociale leven van de dwarslaesiepatiënt.<br />
- Het is van belang om naar de revalidant toe met kortetermijndoelen<br />
te werken die binnen afzienbare tijd gerealiseerd<br />
kunnen worden. Te hoog opgestelde doelen<br />
kunnen de revalidant frustreren en zo een nadelig effect<br />
hebben op het totale revalidatieproces.<br />
Werkwijze: Shockfase<br />
Na het ontstaan van een dwarslaesie valt de normale darmperistaltiek<br />
meestal uit. Zolang de peristaltiek uitblijft, wordt er<br />
niets per os toegediend. Eventueel aanwezige feces in het rectum<br />
wordt manueel verwijderd. Binnen enkele dagen keert de<br />
peristaltiek veelal terug en kan de voeding per os opgestart<br />
worden. Er wordt een vezelrijk dieet voorgeschreven om de<br />
darmperistaltiek te bevorderen. Zodra de peristaltiek is teruggekeerd,<br />
wordt er meestal gestart met bisacodyl supp om de<br />
dag.<br />
Werkwijze: Reflexdarm<br />
Bij een laesie boven S2 niveau zullen na de spinale shockfase<br />
de reflexen in het rectum terugkeren. De defecatiereflex in het<br />
rectum wordt opgewekt door vulling van het rectum. Bovendien<br />
kunnen de reflexen worden opgewekt door toediening van<br />
darmprikkelende middelen in de vorm van zetpillen of microclysmata.<br />
Van deze beide mogelijkheden wordt gebruik<br />
gemaakt bij de darmtraining van dwarslaesiepatiënten met een<br />
reflexrectum.<br />
Tijdens de immobilisatiefase wordt bij deze methodiek een<br />
contactlaxans (bijv. bisacodyl supp) toegediend, waarop na<br />
1 - 3 uur resultaat verwacht kan worden. Is dit niet of in onvoldoende<br />
mate het geval, dan zal er bijgestuurd moeten<br />
worden.<br />
In de mobilisatiefase wordt overgegaan op het laxeren op<br />
het toilet of op de po-/douchestoel, hetgeen een effectievere<br />
houding voor defeceren is. Voor het laxeren wordt een<br />
microclysma (bijv. microlax) toegediend. Hierop wordt meestal<br />
binnen 5 - 20 minuten resultaat bereikt.<br />
De frequentie van de defecatie in de immobilisatiefase is<br />
meestal gehandhaafd op om de dag. Daarna zal getracht<br />
worden om de frequentie terug te brengen tot bijvoorbeeld 3x<br />
per week. De reden om de frequentie tot bijvoorbeeld 3x per<br />
week terug te brengen is gelegen in het feit dat het krijgen van<br />
defecatie voor deze patiëntengroep een tijdrovend en dikwijls<br />
ook een inspannend proces is.<br />
68 69
Werkwijze: slappe darm<br />
Bij een dwarslaesie beneden S2-niveau is er sprake van een<br />
slap verlamd rectum en meestal ook een openstaande anus.<br />
Defecatie met behulp van darmprikkelende middelen is hier<br />
dan meestal ook weinig succesvol. Als dit niet tot resultaten<br />
heeft geleid zijn er drie methoden voor darmtraining:<br />
- Buikpers<br />
- Manuele fecesverwijdering<br />
- Spoelsystemen<br />
NB Bij een reflexdarm is het wenselijk om geen harde ontlasting<br />
te krijgen, terwijl dit bij de slappe darm juist wel wenselijk is<br />
in verband met het verwijderen van de ontlasting. Voeding en<br />
drank spelen een belangrijke rol bij de hoeveelheid en de<br />
consistentie van de ontlasting.<br />
Bijlage 2: Bristol schaal*<br />
In onderstaande tabel ziet u een overzicht van de verschillende<br />
vormen van ontlasting met bijbehorende plaatjes.<br />
70 71<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
7<br />
Harde losse keutels<br />
(moeilijke stoelgang)<br />
Worstvormige<br />
samengekleefde keutels<br />
Worstvormige stoelgang,<br />
brokkelig van structuur<br />
Worstvormige stoelgang<br />
met zachte en gladde<br />
structuur<br />
Zachte ontlasting met<br />
duidelijke contouren<br />
(makkelijke stoelgang)<br />
Zachte tot zeer zachte<br />
ontlasting met onduidelijke<br />
contouren<br />
Waterige stoelgang,<br />
geen structuur aanwezig<br />
(geheel vloeibaar)<br />
* Lewis SJ, Heaton KW. Stool from scale as a usefull guide to intestinal transit time.<br />
Scand. J. Gastroenterol. 1997;32:920-924.
72<br />
Bijlage 3:<br />
Neurogenic Bowel Dysfunction score*<br />
NBD score_FINAL NL2.pdf 1 22-03-12 16:15<br />
Datum:<br />
NBD score – De Neurogenic Bowel Dysfunction score¹<br />
1.Hoe vaak heeft u ontlasting? Score<br />
□ Dagelijks (score 0)<br />
□ 2-6 keer per week (score 1)<br />
□ Minder dan één keer per week (score 6)<br />
2. Hoeveel tijd bent u kwijt u aan defecatie?<br />
□ Minder dan 30 minuten (score 0)<br />
□ 31-60 minuten (score 3)<br />
□ Meer dan één uur (score 7)<br />
3. Heeft u tijdens of na het defeceren last van zweten, hoofdpijn of een ongemakkelijk gevoel?<br />
□ Ja (score 2)<br />
□ Nee (score 0)<br />
4. Gebruikt u medicatie die de functie van de darm rechtstreeks beïnvloedt?<br />
□ Ja (score 2)<br />
□ Nee (score 0)<br />
5. Gebruikt u medicatie die de consistentie van de ontlasting beïnvloedt (weekmakers)?<br />
□ Ja (score 2)<br />
□ Nee (score 0)<br />
6. Hoe vaak gebruikt u manuele evacuatie voor uw ontlasting?<br />
□ Minder dan één keer per week (score 0)<br />
□ Één of meer keren per week (score 6)<br />
7. Hoe vaak verliest u ongewild ontlasting?<br />
□ Dagelijks (score 13)<br />
□ 1-6 keer per week (score 7)<br />
□ 3-4 keer per maand (score 6)<br />
□ Een aantal keren per jaar, of minder (score 0)<br />
8. Gebruikt u medicatie tegen fecale incontinentie?<br />
□ Ja (score 4)<br />
□ Nee (score 0)<br />
9. Heeft u last van ongewenst verlies van lucht en/of darmvocht?<br />
□ Ja (score 2)<br />
□ Nee (score 0)<br />
10. Heeft u last van peri-anale huidproblemen?<br />
□ Ja (score 3)<br />
□ Nee (score 0)<br />
Algemene tevredenheid<br />
Geef met een kruis (x) aan hoe tevreden u bent met uw<br />
darmbeleid. (zeer ontevreden = 0/ zeer tevreden = 10)<br />
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10<br />
Totale score (tussen 0 en 47):<br />
Ernst van darmproblematiek:<br />
Score 0-6: Zeer minimaal<br />
Score 7-9: Minimaal<br />
Score 10-13: Matig<br />
Score 14+: Ernstig<br />
¹ Krogh, K., Christensen, P., Sabroe, S., Laurberg, S. Neurogenic bowel dysfunction score Spinal Cord 2006 Vol. 44 p. 625-631<br />
* Nederlandse vertaling van gevalideerde Engelse scorelijst
ISBN 978-94-6190-109-5<br />
9 789461 901095