21.09.2013 Views

1 HOOFDSTUK I. INDELING VAN DE DRUGS EN DE ...

1 HOOFDSTUK I. INDELING VAN DE DRUGS EN DE ...

1 HOOFDSTUK I. INDELING VAN DE DRUGS EN DE ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>HOOFDSTUK</strong> I. <strong>IN<strong>DE</strong>LING</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> <strong>DRUGS</strong> <strong>EN</strong> <strong>DE</strong> GECONTROLEER<strong>DE</strong> STOFF<strong>EN</strong><br />

A. INTERNATIONALE REGELGEVING<br />

1. Verenigde Naties<br />

Internationale controle inzake drugs is in hoofdzaak gesteund op drie internationale verdragen, (1) tot<br />

stand gekomen op het niveau van de Verenigde Naties. Het betreft respectievelijk: het Enkelvoudig<br />

Verdrag inzake verdovende middelen (New York, 30 maart 1961), (1) zoals gewijzigd door het<br />

Protocol tot wijziging van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen (Genève, 25 maart<br />

1972), (1) het Verdrag inzake psychotrope stoffen (Wenen, 21 februari 1971) (1) en het Verdrag tegen<br />

de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Wenen, 20 december 1988) (1) .<br />

Het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd, strekt er in het<br />

algemeen toe de produktie, de vervaardiging, de uit- en invoer, de afgifte van, de handel in, het<br />

gebruik en het bezit van verdovende middelen uitsluitend tot geneeskundige en wetenschappelijke<br />

doeleinden te doen beperken. Internationale controle is daarvoor noodzakelijk. O.m. moeten de<br />

gebonden verdragspartijen jaarlijks ramingen indienen van hun behoeften aan verdovende<br />

middelen; ook statistieken m.b.t. de produktie of vervaardiging van verdovende middelen, het<br />

gebruik ervan voor de vervaardiging van andere verdovende middelen, het verbruik ervan, de in-<br />

en uitgevoerde hoeveelheden, de in beslag genomen hoeveelheden, enzomeer, moeten minstens<br />

met dezelfde periodiciteit worden ingediend.<br />

Belangrijker in huidig verband zijn de 4 genummerde (wijzigbare) lijsten van verdovende middelen of<br />

preparaten die aan het verdrag zijn gehecht:<br />

. Lijst I vermeldt o.m. opiaten (b.v. opium, morfine, heroïne), coca-derivaten (cocaïne), cannabis en<br />

talrijke synthetische stoffen (b.v. methadone);<br />

. Lijst II vermeldt stoffen die normaal worden gebruikt voor medische doelen en die - gezien het<br />

geringer risico op misbruik ervan - een iets minder strikte controle vereisen. Het betreft opiaten (b.v.<br />

codeïne) en verder een aantal synthetische substanties;<br />

. Lijst III omvat preparaten, voor zover die vrijwel geen aanleiding kunnen geven tot misbruik of een<br />

gevaar voor de volksgezondheid kunnen betekenen. Het kan gaan om preparaten van de in Lijst II<br />

vermelde stoffen, alsook om preparaten van b.v. cocaïne, morfine of opium. De<br />

toezichtsmaatregelen zijn nog minder strikt dan voor de stoffen in de vorige lijst.<br />

. Lijst IV vermeldt in het bijzonder een aantal van de ook reeds in Lijst I opgenomen verdovende<br />

middelen, die geacht worden bijzonder gevaarlijke eigenschappen te hebben en een slechts<br />

uitzonderlijk beperkte wetenschappelijke of therapeutische waarde. Het betreft o.m. opiaten (b.v.<br />

heroïne, desomorfine), alsook cannabis en cannabishars. Voor deze stoffen wordt gesuggereerd<br />

dat de verdragspartijen zelf bijkomende - bijzondere - toezichtsmaatregelen zouden nemen en t.a.v.<br />

een aantal aspecten (b.v. bezit en gebruik) verbiedend zouden optreden i.p.v. louter beperkend.<br />

De verdragsrechtelijk bepaalde toezichtsmaatregelen worden derhalve iets minder strikt naargelang<br />

men afdaalt van Lijst I naar Lijst III. Lijst IV maakt een bijzondere, repressievere en<br />

(1) Voor een beknopte duiding van deze verdragen, zie: LEROY, B., 'The United Nations Strategy', in<br />

Policies and Strategies to Combat Drugs in Europe, ESTIEV<strong>EN</strong>ART, G. (ed.), 1995, Nederland,<br />

Kluwer Academic Publishers, 28-30.<br />

(2) B.S., 27 november 1969.<br />

(3) B.S., 14 september 1984.<br />

(4) Trb., 1989, nr. 129.<br />

(5) Trb., 1990, nr. 94.<br />

1


prohibitionistische benadering verantwoord. Voornaamste criterium bij classificatie van een drug of<br />

substantie als te controleren stof in een van de lijsten, is de beperkte waarde ervan op medischtherapeutische<br />

of wetenschappelijk vlak.<br />

In termen van sanctionering maakt het verdrag geen direct onderscheid naargelang de indeling in<br />

lijsten van de gecontroleerde stoffen. Partijen worden er algemeen toe verplicht de verbouw,<br />

produktie, vervaardiging, extractie, bereiding, het bezit, aanbod, de distributie, aankoop, in- en<br />

uitvoer, enzomeer, van verdovende middelen, 'in strijd met het verdrag' strafbaar te stellen.<br />

Degenen die daarbij misbruik hebben gemaakt van verdovende middelen, dienen veroordeeld of<br />

strafrechtelijk bestraft en/of onderworpen aan behandeling, opvoeding, nabehandeling, revalidatie<br />

of wederaanpassing.<br />

Het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971 vertoont qua structuur heel wat punten van<br />

overeenkomst met het Enkelvoudig Verdrag van 1961. Bedoeling van het verdrag is geweest een<br />

belangrijke lacune op te vullen: de internationale drugcontrole uitbreiden van verdovende middelen<br />

naar synthetische psychotrope stoffen - vaak immers minstens even schadelijk, bewustzijns- en<br />

gedragsbeïnvloedend. Uitgangspunt is tegelijk geweest het gebruik van psychotrope stoffen voor<br />

geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden niet 'onredelijk' te beperken. (1) Het verdrag<br />

voorziet een waaier aan toezichtsmaatregelen t.a.v. de zeer talrijke stoffen die het onder controle<br />

plaatst (vergunningenstelsels voor o.m. vervaardiging of handel, verstrekking op medisch<br />

voorschrift, waarschuwingen op verpakkingen en reclame, bijhouden van registers door fabrikanten<br />

en handelaren, in- en uitvoermachtigingen, enzomeer).<br />

Aan het verdrag zijn eveneens 4 genummerde (wijzigbare) lijsten gehecht, waarin de gecontroleerde<br />

psychtrope stoffen zijn ingedeeld. Enigszins schematiserend kan het volgende worden<br />

gesteld: (1)<br />

. Lijst I omvat gevaarlijke drugs, waarvan het gebruik ernstig gezondheidsrisico oplevert en de<br />

therapeutische waarde vrijwel nihil is. Behalve voor wetenschappelijke en zeer beperkte medische<br />

doeleinden wordt het gebruik ervan verboden. Ook voor vervaardiging, handel, afgifte en bezit<br />

worden voorafgaande vergunningen of toestemmingen vereist. De omvang van het toezicht op de in<br />

deze lijst vermelde stoffen is beduidend groter dan voor die in de lijsten II t.e.m. IV. Het betreft met<br />

name hallucinogenen (b.v. LSD, mescaline, psilocybine, MDMA (ecstacy));<br />

. Lijst II omvat vnl. amfetamines;<br />

. Lijst III vnl. barbituraten;<br />

. Lijst IV tranquillizers.<br />

Globaal gezien zijn het toezicht en de controle op de psychotrope stoffen minder strikt dan op de<br />

verdovende middelen, zoals geregeld in het Enkelvoudig Verdrag.<br />

Het Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988 strekt<br />

er in essentie toe de strijd tegen de sluikhandel doeltreffender te kunnen voeren en de<br />

interstatelijke samenwerking ter zake te versterken. Partijen nemen daartoe o.m. de verplichting op<br />

zich om, in het verlengde van de verdragen van 1961 en 1971, geldende strafbaarstellingen te<br />

verruimen tot leiders, deelnemers, medeplichtigen, enzomeer, om witwassen uitdrukkelijk strafbaar<br />

te stellen, alsook om confiscatie van drugwinsten mogelijk te maken en de noodzakelijke<br />

maatregelen te nemen om die te identificeren, op te sporen, te bevriezen of in beslag te nemen; ook<br />

op het vlak van de internationale samenwerking (uitlevering, wederzijdse rechtshulp, gecontroleerde<br />

aflevering) brengt het verdrag een aantal nieuwe elementen aan.<br />

Belangrijker in huidig verband is echter het maatregelencomplex waarin het verdrag voorziet m.b.t.<br />

de vervaardiging, het vervoer of de distributie van stoffen die vaak worden gebruikt bij of voor de<br />

illegale teelt, produktie of vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen - de zgn.<br />

(6) Preambule, lid 6.<br />

(7) Zie hiervoor, naast het verdrag zelf, ook: INTERNATIONAL ANTIPROHIBITIONIST LEAGUE, For a revision of<br />

the United Nations Conventions on Drugs, onuitgegeven, 6th International Conference on the<br />

Reduction of Drug Related Harm, Florence, Italië, 26-30 maart 1995.<br />

2


precursoren. In bijlage bij het verdrag gaan 2 tabellen waarin deze precursoren zijn aangegeven.<br />

Zoals voor de lijsten bij de VN-verdragen van 1961 en 1971, kunnen bijkomende stoffen in de<br />

tabellen worden opgenomen en kunnen stoffen ervan worden afgevoerd of naar een andere tabel<br />

overgebracht. Naast de verdovende middelen en de psychotrope stoffen, verdragsrechtelijk elk nog<br />

verder in lijsten ingedeeld, vormen de precursoren a.h.w. een aparte, bijkomende categorie<br />

internationaal gecontroleerde stoffen.<br />

De impact van de drie genoemde VN-verdragen is wereldwijd zeer groot. Ook voor het Europese<br />

drugbeleid hebben zij een bijzonder belang. Het aantal gebonden lidstaten van de Europese Unie is<br />

globaal genomen zeer aanzienlijk. Navolgende tabel geeft voor de respectieve verdragen van 1961,<br />

1971 en 1988 aan vanaf wanneer ze desgevallend gelding hebben verkregen in de 15 Unielidstaten.<br />

Nr<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

10<br />

11<br />

12<br />

13<br />

14<br />

15<br />

Land<br />

België<br />

Denemarken<br />

Duitsland<br />

Finland<br />

Frankrijk<br />

Griekenland<br />

Ierland<br />

Italië<br />

Luxemburg<br />

Nederland<br />

Oostenrijk<br />

Portugal<br />

Spanje<br />

Verenigd Koninkrijk<br />

Zweden<br />

Verdrag 1961 (1)<br />

bekrachtiging<br />

of toetreding<br />

17-10-1969<br />

15-09-1964<br />

03-12-1973<br />

06-07-1965<br />

19-02-1969<br />

06-06-1972<br />

16-12-1980<br />

14-04-1975<br />

27-10-1972<br />

16-07-1965<br />

01-02-1978<br />

30-12-1971<br />

01-03-1966<br />

02-09-1964<br />

18-12-1970<br />

Verdrag 1971 (1)<br />

bekrachtiging<br />

of toetreding<br />

-<br />

18-04-1975<br />

02-12-1977<br />

20-11-1972<br />

28-01-1975<br />

10-02-1977<br />

07-08-1992<br />

27-11-1981<br />

07-02-1991<br />

08-09-1993<br />

-<br />

20-04-1979<br />

20-07-1973<br />

24-03-1986<br />

05-12-1972<br />

Verdrag 1988 (1)<br />

bekrachtiging<br />

-<br />

19-12-1991<br />

-<br />

-<br />

31-12-1990<br />

28-01-1992<br />

-<br />

31-12-1990<br />

29-04-1992<br />

08-09-1993<br />

-<br />

03-12-1991<br />

13-08-1990<br />

28-06-1991<br />

22-07-1991<br />

Het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961 heeft in alle lidstaten uitwerking.<br />

(8) Trb., 1987, nr. 90, 45-46; T.W.S., Strafwetboek en Wetboek van Strafvordering met Bijzondere<br />

Wetten en Besluiten, III, Internationale Verdragen, 30 maart 1961, III/41-43.<br />

(9) Trb., 1989, nr. 129, 56, 104 en 107-108; Trb., 1993, nr. 139, 2-3.<br />

(10) Trb., 1989, nr. 97, 71-72; Trb., 1990, nr. 94, 1-2 en 38-40; Trb., 1993, nr. 140, 2-3 en 7-8.<br />

3


Een gelijkvormige minimum-controle op de in de 4 aan het ver-drag gehechte lijsten vermelde<br />

verdovende middelen is hiermee op Unie-niveau gerealiseerd.<br />

Het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971 sorteert effect in 13 van de 15 lidstaten. Enkel<br />

Oostenrijk en België zijn tot op heden (nog) niet volkenrechtelijk door het instrument gebonden.<br />

Voor België dient echter opgemerkt dat het verdrag in kwestie, met bijlagen - nietteggenstaande<br />

nog niet door België als volkenrechtelijk subject bekrachtigd - wèl reeds volkomen uitwerking heeft;<br />

zowel voor de Duitstalige Gemeenschap, (1) de Franse Gemeenschap (1) , Brussel-Hoofdstad (1) en de<br />

Vlaamse Gemeenschap is het instrument goedgekeurd. (1) Wellicht kan het verdrag ook binnenkort<br />

officieel worden geratificeerd.<br />

Samengenomen mag men aannemen dat ook het VN-verdrag van 1971 vrijwel in de gehele<br />

Europese Unie een belangrijke gelijjkvormigheid brengt op het vlak van de internationale controle<br />

van psychotrope stoffen, vermeld in de aan het verdrag gehechte lijsten.<br />

Het VN-verdrag van 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen is<br />

slechts door 10 van de 15 E.U.-lidstaten geratificeerd. Met name België, Duitsland, Finland, Ierland<br />

en Oostenrijk hebben tot op heden geen akte van bekrachtiging neergelegd. Gezien de eerder<br />

recente totstandkoming van het instrument, valt te verwachten dat een aantal van de 5 genoemde<br />

(11) Decreet Duitstalige Gemeenschap van 23 november 1992 houdende goedkeuring van de<br />

Overeenkomst van 21 februari 1971 betreffende de psychotrope stoffen, B.S., 19 januari 1993.<br />

(12) Decreet Franse Gemeenschap van 13 juli 1994 houdende goedkeuring van het Verdrag van<br />

de UNO inzake psychotrope stoffen en haar bijlagen, opgemaakt te Wenen op 21 februari<br />

1971, B.S., 21 september 1994.<br />

(13) Ordonnantie Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk<br />

Gewest van 8 september 1994 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake psycho-trope<br />

stoffen en van de bijlagen, opgemaakt te Wenen, op 21 februari 1971, B.S., 10 november 1994.<br />

(14) Decreet Vlaamse Gemeenschap van 8 maart 1995 houdende goedkeuring van het Verdrag<br />

inzake psychotrope stoffen en de Bijlagen, opgemaakt te Wenen op 21 februari 1971, B.S., 24<br />

juni 1995.<br />

4


landen zich in de nabije toekomst alsnog volkenrechtelijk zullen binden. Aan de controle op<br />

precursoren, als in het verdrag bepaald, is echter vooral vanuit de Europese Unie zelf verder<br />

invulling gegeven. Als zodanig is in werkelijkheid via communautair regelgevend initiatief in de<br />

gehele Unie een verdergaande eenvormigheid gerealiseerd dan voorgeschreven in het VN-verdrag<br />

van 1988 zelf. Hierna is op dit aspect nader ingegaan.<br />

2. Europese Unie<br />

Gezien de bepalingen inzake de handel in precursoren van invloed zijn op de douanevoorschriften<br />

van de Unie, werd op 8 juni 1989 het VN-verdrag van 19 december 1988 namens de toenmalige<br />

Europese Economische Gemeenschap ondertekend. Op grond daarvan heeft de Raad op 22<br />

oktober 1990 beslist tot sluiting van kwestieus verdrag. (1)<br />

(15) P.B., Nr. L. 326/56 van 24 november 1990.<br />

5


Via verordening zijn navolgend maatregelen vastgesteld om - bij wijze van tenuitvoerlegging van art.<br />

12 van het VN-verdrag - toezicht uit te oefenen op de handel tussen de Unie en derde landen in<br />

stoffen die vaak worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en<br />

psychotrope stoffen, ter voorkoming van misbruik ervan. Het gaat in beginsel om Verordening<br />

(EEG) Nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990, houdende maatregelen om te voorkomen<br />

dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en<br />

psychotrope stoffen. (1) Deze basisverordening werd gewijzigd door Verordening (EEG) Nr. 900/92<br />

van de Raad van 31 maart 1992, (1) uitgevoerd en opnieuw gewijzigd door Verordening (EEG) Nr.<br />

3769/92 van de Commissie van 21 december 1992; (1) meest recent werd de laatste verordening<br />

nog gewijzigd door Verordening (EEG) Nr. 2959/93 van de Commissie van 27 oktober 1993. (1) De<br />

bijlage bij de basisverordening vermeldt 3 categorieën precursoren. Voor de stoffen vermeld in<br />

categorie 1 geldt een rigied regime: een individuele uitvoervergunning - waarvan een model is<br />

uitgewerkt en eenvormig voor de gehele Unie is vastgesteld - wordt voor iedere verrichting geëist.<br />

De handel in geregistreerde stoffen van de categorieën 2 en 3 is slechts aan een zelfde graad van<br />

toezicht onderworpen zo o.m. de stoffen bestemd zijn voor een deelnemer aan het handelsverkeer<br />

die in een zgn. 'gevoelig' land is gevestigd. De lijsten met gevoelige bestemmingen zijn eveneens bij<br />

verordening vastgesteld; een land kan als zodanig zijn geïdentificeerd omdat er illegaal verdovende<br />

middelen en/of psychotrope stoffen worden vervaardigd, of omwille van andere factoren, zoals b.v.<br />

de aardrijkskundige nabijheid van een land waar zulke middelen of stoffen worden geproduceerd.<br />

Wanneer bij de uitvoer van in categorie 3 geregistreerde stoffen of mengsels die deze stoffen<br />

bevatten bepaalde drempelhoeveelheden niet worden overschreden, kunnen betrokken<br />

deelnemers aan het handelsverkeer zelfs van registratieverplichting worden vrijgesteld;<br />

inzonderheid in de produkten van categorie 3 bestaat immers een omvangrijke legale handel.<br />

Verordeningen zijn verbindend in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat van<br />

de Unie. In die zin is, althans voor wat het toezicht op het handelsverkeer met derde landen inzake<br />

precursoren betreft, via directwerkende Europese regelgeving een zeer hoge graad van<br />

gelijkvormigheid in de gehele Unie tot stand gebracht.<br />

Verder is - ook in het domein van de precursoren - ook nog een beroep gedaan op de figuur van<br />

de richtlijn. Het gaat met name om Richtlijn 92/109/EEG van de Raad van 14 december 1992 inzake<br />

de vervaardiging en het in handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de<br />

illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, (1) waarvan de bijlagen zijn<br />

vervangen en gewijzigd bij Richtlijn 93/46/EEG van de Commissie van 22 juni 1993. (1) Bedoelde<br />

bijlagen hernemen de hogergenoemde 3 categorieën precursoren, en stellen eveneens<br />

grenswaarden vast binnen dewelke evt. transacties van de meest stringente voorschriften kunnen<br />

worden vrijgesteld. Inmiddels hebben de lidstaten reeds de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke<br />

bepalingen in hun interne recht moeten voorzien om aan de richtlijn(en) te voldoen. (1)<br />

Hiermee is - naast het toezicht op het handelsverkeer in precursoren met derde landen - eveneens<br />

een intracommunautair toezicht gerealiseerd op de vervaardiging en het in de handel brengen van<br />

precursoren.<br />

B. NATIONALE REGELGEVING<br />

In navolgend bestek wordt - gezien de bereikte graad van eenvormigheid - niet verder ingegaan op<br />

nationale implementatie van de internationale en inzonderheid Europese regelgeving op het vlak<br />

(16) P.B., Nr. L 357/1 van 20 december 1990.<br />

(17) P.B., Nr. L 96/1 van 10 april 1992.<br />

(18) P.B., Nr. L 383/17 van 29 december 1992.<br />

(19) P.B., Nr. L 267/8 van 28 oktober 1993.<br />

(20) P.B., Nr. L 370/76 van 19 december 1992.<br />

(21) P.B., Nr. L 159/134 van 1 juli 1993.<br />

(22) Zie b.v. voor België: K.B. 26 oktober 1993 houdende maatregelen om te voorkomen dat<br />

bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen<br />

en psychotrope stoffen, B.S., 22 december 1993.<br />

39


van de precursoren. Bij de indeling van de andere gecontroleerde stoffen (verdovende middelen en<br />

psychotrope stoffen) wordt wel stilgestaan. In zoverre nationale wetgevingen tussen diverse<br />

categorieën gecontroleerde stoffen een onderscheid maken in termen van strafbaarstelling of<br />

strafmaat, wordt hieraan bijzondere aandacht besteed.<br />

1. België<br />

Naast de giftstoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica - die niet als illegale drugs zijn te<br />

beschouwen - vallen onder de gecontroleerde stoffen de slaap- en verdovende middelen en de<br />

'andere psychotropische stoffen die afhankelijkheid kunnen teweegbrengen'. (1) De lijst van deze<br />

stoffen is vastgesteld bij K.B.. Als slaap- en ver-dovende middelen worden o.m. aangezien: opium,<br />

heroïne, cocaïne, morfine, methadone, cannabis, cannabishars. (1) Als psychotrope stoffen gelden<br />

o.m.: amfetamines, hallucinogenen, pipradol, MDMA. (1)<br />

Geen enkele inbreuk wordt volgens de wet anders bestraft naargelang ze slaap- of verdovende<br />

middelen, dan wel psychotrope stoffen betreft.<br />

2. Denemarken<br />

Denemarken onderscheidt 5 lijsten gecontroleerde stoffen. (1) In lijst A zijn o.m. cannabis, heroïne en<br />

bereide opium ondergebracht. Lijst B is bijzonder uitgebreid en vermeldt o.m. amfetamines,<br />

cocaïne, MDMA, mescaline, methadon, morfine en opium. Lijst C bevat o.m. codeïne. De lijsten D<br />

en E tenslotte vallen in wezen samen met de lijsten III en IV gehecht aan het VN-verdrag inzake<br />

psychotrope stoffen van 1971, en vermelden respectievelijk vnl. barbituraten en tranquillizers.<br />

Tussen de lijsten wordt geen onderscheid gemaakt op het vlak van strafbaarstellingen of strafmaat.<br />

Enkel cannabis bekleedt in dit opzicht een bijzondere plaats: voor bezit ervan gelden de zware<br />

strafbaarstellingen van het strafwetboek slechts als het gaat om hoeveelheden boven 10 kg. (1)<br />

3. Duitsland<br />

De drugs zijn ingedeeld in 3 lijsten van gecontroleerde stoffen. (1) Lijst A vermeldt de gevaarlijkste<br />

drugs, meest schadelijk voor de gezondheid, ongeschikt voor medische doeleinden en regelmatig<br />

illegaal verhandeld; het gaat o.m. om heroïne, cannabis, LSD, mescaline. Lijst B betreft middelen<br />

die wel legaal mogen worden verhandeld, maar niet voor medische doeleinden mogen worden<br />

voorgeschreven, zoals methadone of codeïne. Tot lijst C tenslotte behoren stoffen die wel medische<br />

toepassingen kennen, b.v. morfine of opium.<br />

Het onderscheid tussen de lijsten is enkel van belang voor de mogelijkheden van legaal gebruik van<br />

de erin genoemde stoffen voor medische of wetenschappelijke doeleinden. Op het vlak van<br />

strafbaarheid van m.b.t. die stoffen gepleegde inbreukenn heeft de indeling geen gevolgen.<br />

4. Finland<br />

Finland onderscheidt niet minder dan 9 lijsten van gecontroleerde stoffen. (1) Aan de VN-verdragen<br />

(23) Wet 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en<br />

verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica.<br />

(24) K.B. 31 december 1930 omtrent de handel in slaap- en verdovende middelen.<br />

(25) K.B. 2 december 1988 tot reglementering van sommige psychotrope stoffen.<br />

(26) Bekendtgørelse om euforiserende stoffer af 31. august 1993.<br />

(27) KLINGEMANN, H., 'Country Profiles', in European Summary on Drug Abuse. First Report (1985-1990),<br />

KLINGEMANN, H., GOOS, C., HARTNOLL, R., JABL<strong>EN</strong>SKY, A. en REHM , J. (ed.), Kopenhagen, WHO,<br />

Regional Office for Europe, 1992, 46.<br />

(28) Narcotics Act of 28 July 1981. Zie ook: ALBRECHT, H.-J., 'Drug Policy in the Federal Republic of<br />

Germany', in Drug Policies in Western Europe, ALBRECHT, H.-J. en <strong>VAN</strong> KALMTHOUT, A. (ed.), Max-<br />

Planck-Institut, 1989, 177.<br />

(29) Narcotics Statute, given on 15 April 1981. Voor een recente stand van zaken, zie: Decree No<br />

40


van 1961 en 1971 wordt zeker tegemoetgekomen. Het aantal als illegaal aangeduide stoffen is zelfs<br />

beduidend hoger dan de conventies vereisen. (1)<br />

Strafbaarheid en strafmaat variëren niet naargelang de soort drug of de lijst waarin een stof is<br />

vermeld.<br />

5. Frankrijk<br />

Een basisonderscheid wordt gemaakt tussen verdovende middelen en psychotrope stoffen.<br />

Gespreid over 4 bijlagen, zijn een aantal stoffen als verdovende middelen geklasseerd. (1) Bijlage I<br />

komt in grote mate overeen met Lijst I, zoals gehecht aan het Enkelvoudig Verdrag inzake<br />

verdovende middelen, maar bevat enkel nog meer stoffen; o.m. zijn hier vermeld: cannabis en<br />

cannabishars, cocaïne, heroïne, methadone, morfine en opium. Bijlage II correspondeert dan weer<br />

met Lijst II van genoemd verdrag, die o.m. codeïne bevat. Hoewel het ook daar om zgn. 'verdovende<br />

middelen' gaat, bundelt Bijlage III in feite een aantal psychotrope stoffen, meer bepaald deze<br />

vermeld in de Lijsten I en II bij het VN-verdrag van 1971 inzake psychotrope stoffen; het gaat met<br />

name om hallucinogenen (LSD, mescaline, MDMA, ...) en amfetamines. Bijlage IV tenslotte vermeldt<br />

b.v. hallucinogene zwammen.<br />

Andere substanties zijn geklasseerd als psychotrope stoffen; deze zijn vermeld in een tweedelige<br />

lijst. (1) Het betreft in hoofdzaak een overname van de Lijsten III en IV bij het VN-verdrag inzake<br />

psychotrope stoffen (barbituraten en tranquillizers).<br />

Strafbaarheid en strafmaat staan los van de indeling van gecontroleerde stoffen.<br />

6. Griekenland<br />

De Griekse wet begrijpt onder drugs alle natuurlijke en chemische stoffen die inwerken op het<br />

centraal zenuwstelsel en afhankelijkheid teweegbrengen. Inzonderheid gaat het om 4 categorieën<br />

gecontroleerde stoffen. (1) Categorie 1 omvat o.m. cannabis, heroïne, LSD, mescaline en vnl. nog<br />

een aantal hallucinogenen. Categorie 2 vermeldt o.m. cocaïne, methadone en opium. O.a.<br />

amfetamines zijn geplaatst in categorie 3, en categorie 4 omvat barbituraten en tranquillizers.<br />

Wettelijk worden inbreuken m.b.t. verschillende soorten drugs gelijk behandeld. (1) Een onderscheid<br />

naargelang de indeling in categorieën of naargelang toxiciteit of effecten wordt niet gemaakt. (1)<br />

7. Ierland<br />

Ook in Ierland is vastgesteld welke drugs aan toezicht onderworpen zijn. (1) De gecontroleerde<br />

stoffen, andere dan precursoren, (1) zijn ingedeeld in 5 lijsten. (1) O.m. cannabis, cannabishars, LSD,<br />

mescaline en opium zijn vermeld in lijst 1. De zeer uitgebreide Lijst 2 bevat o.m. cocaïne, heroïne,<br />

methadone, morfine, PCP en amfetamine. De lijsten 3 en 4 omvatten een aantal psychotrope<br />

stoffen; in Lijst 4 gaat het met name om benzodiazepines. Lijst 5 tenslotte bepaalt een aantal<br />

1119/88 concerning amendment of section 1 of the Narcotics Statute, given on 23 December<br />

1988.<br />

(30) KONTULA, O., Multi-City Study of Drug Misuse. 1990 Update of Data. Helsinki Report, Council of<br />

Europe, Directorate of Social and Economic Affairs, Pompidou Group, 1992, 5.<br />

(31) Arrêté du 22 février 1990 fixant la liste des substances classées comme stupéfiants.<br />

(32) Arrêté du 22 février 1990 fixant la liste des substances psychotrpes.<br />

(33) Art. 4 Narcotic Act 1729/1987 of 14 July 1987.<br />

(34) Art. 5.<br />

(35) GRIVAS, K., 'Effect of the Greek legislation on drugs', in AIDS and drug addiction in European<br />

community. Treatment and mistreatment, EMCDDA, september 1993, 115.<br />

(36) Misuse of Drugs Act, 1977, 16 May 1977, No 12 of 1977, schedule.<br />

(37) Zie daarvoor: Misuse of Drugs (Scheduled Substances) Regulations, 1993, S.I No 338 of 1993.<br />

(38) Misuse of Drugs Regulations, 1988, 8 December 1988, S.I. No 328 of 1988.<br />

41


specifieke preparaten.<br />

De indeling van de gecontroleerde substanties in onderscheiden lijsten vertaalt zich niet in<br />

onderscheiden strafbaarstellingen en strafmaten voor inbreuken gepleegd m.b.t. de stoffen in die<br />

lijsten. Op strafrechtelijk gebied bekleden opium en cannabis weliswaar een aparte plaats. Zo is<br />

druggebruik slechts strafbaar indien het opium betreft, (1) en zijn op cannabisbezit minder strenge<br />

straffen gesteld dan op bezit van andere gecontroleerde stoffen. (1) Deze aparte benaderingen staan<br />

echter los van de wettelijke indeling en bepaling van de aan toezichtsmaatregelen onderworpen<br />

stoffen.<br />

8. Italië<br />

De gecontroleerde verdovende middelen en psychotrope stoffen zijn ingedeeld in 6 lijsten. (1) Het<br />

geheel van de lijsten vermeldt alle stoffen en preparaten genoemd in de internationale verdragen.<br />

Lijst I bevat o.m. opiaten, coca-derivaten, bepaalde amfetamines, natuurlijke of synthetische<br />

hallucinogenen of stoffen die ernstige zintuiglijke stoornissen kunnen veroorzaken alsook hun<br />

preparaten. Lijst II omvat de cannabisprodukten en hun preparaten. In lijst III zijn o.m. barbituraten<br />

samengebracht die in hoge mate fysieke of psychische afhankelijkheid kunnen teweegbrengen,<br />

alsook hun preparaten. Lijst IV bevat bepaalde stoffen die gewoonlijk worden gebruikt voor<br />

therapeutische doelen. Preparaten van stoffen vermeld in de lijsten I-IV die - gegeven hun<br />

samenstelling en wijze van gebruik - geen risico op misbruik inhouden, zijn opge-nomen in lijst V.<br />

Lijst VI tenslotte vermeldt o.m. anti-depressiva en stimulantia die een gevaar voor misbruik of<br />

afhankelijkheid kunnen inhouden.<br />

De vooropgestelde indeling in lijsten heeft op strafrechtelijk gebied wèl gevolgen. In de<br />

strafbaarstellingen wordt een consequent onderscheid gemaakt tussen enerzijds de lijsten I en III en<br />

anderzijds de lijsten II en IV. Op de diverse inbreuken (vervaardiging, import, export, onrechtmatig<br />

bezit, enzomeer) m.b.t. gecontroleerde stoffen van de lijsten I en III zijn beduidend zwaardere<br />

vrijheidsstraffen en geldboeten gesteld dan wanneer ze worden gepleegd m.b.t. stoffen vermeld in<br />

de lijsten II en IV. (1) Ook op het vlak van de administratieve strafrechtshandhaving wordt hetzelfde<br />

onderscheid gemaakt: illegale invoer of verwerving of elk ander illegaal bezit van drugs - voor zover<br />

het om niet meer gaat dan gemiddelde dagdoses voor eigen gebruik - worden administratief<br />

beteugeld (b.v. intrekking rijbewijs, wapenvergunning, paspoort, toeristenvisum, enzomeer); de duur<br />

van zulke administratieve sanctie is langer voor drugs van de lijsten I en III dan voor die van de<br />

lijsten II en IV, en m.b.t. drugs van laatstgenoemde lijsten kan administratieve sanctionering in een<br />

enkel geval zelfs achterwege blijven ten voordele van een eenvoudige waarschuwing. (1)<br />

9. Luxemburg<br />

Er is controle op verdovende middelen, psychotrope en toxische stoffen. De verdovende middelen<br />

zijn opgesomd in een groot-hertogelijk besluit; (1) de psychotrope (1) en toxische (1) stoffen zijn vermeld<br />

(39) LEROY, B., 'European legislative systems in relation to the demand in 1993. Recent developments<br />

and comparative study', in Policies and Strategies to Combat Drugs in Europe,<br />

ESTIEV<strong>EN</strong>ART, G. (ed.), 1995, Nederland, Kluwer Academic Publishers, 117.<br />

(40) Misuse of Drugs Act, 1977, section 27.<br />

(41) Decree No 309 of 9 October 1990, consolidating the laws governing drugs and psychotropic<br />

substances, the prevention, treatment and rehabilitation of drug addicts, sections 13-14. Voor<br />

een recente updating van de lijsten, zie: Decree of 22 March 1993.<br />

(42) Decree No 309 of 9 October 1990, section 73.<br />

(43) Section 75.<br />

(44) Règlement grand-ducal du 26 mars 1974 établissant la liste des stupéfiants, tel qu'il a été<br />

modifié par les règlements grand-ducaux des 9 juillet 1982, 16 août 1984, 23 janvier 1987, 15<br />

septembre 1988 et 7 décembre 1990.<br />

(45) Annexe du règlement grand-ducal du 20 mars 1974 concernant certaines substances<br />

psychotropes, telle qu'elle a été completée par les règlements grand-ducaux des 9 juillet 1982,<br />

22 août 1985, 13 juin 1986 et 7 décembre 1990.<br />

42


in bijlage bij dergelijk besluit. Een verdere opsplitsing in lijsten of categoriën wordt niet gemaakt.<br />

De strafrechtelijke benadering is dezelfde voor alle soorten drugs.<br />

9. Nederland<br />

De Nederlandse wet maakt een onderscheid tussen drugs met onaanvaardbaar risico en met<br />

aanvaardbaar risico. Naargelang de aard van het risico is een gecontroleerde stof geplaatst op de<br />

bij de Opiumwet (1) horende lijst I (onaanvaardbaar) of lijst II (aanvaardbaar). Elk van beide lijsten<br />

omvat bovendien meerdere onderdelen. Lijst I omvat er 4, lijst II omvat er 2. De onderdelen A en B<br />

van lijst I vermelden substanties voorkomend op de respectieve lijsten I en II van het Enkelvoudig<br />

Verdrag inzake verdovende middelen. De onderdelen C en D corresponderen dan weer met de<br />

respectieve lijsten I en II van het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971. (1) Onderdeel A van<br />

Lijst II, behorend bij de Opiumwet, vermeldt de substanties uit de lijsten III en IV gehecht aan het VNverdrag<br />

van 1971. Onderdeel B tenslotte betreft hennepprodukten (cannabis).<br />

Inbreuken m.b.t. produkten van lijst II worden beduidend minder streng bestraft dan wanneer ze<br />

betrekking hebben op drugs met onaanvaardbaar risico. (1) Op de bereiding, bewerking, verkoop,<br />

aflevering, verstrekking, het vervoer, bezit en de vervaardiging van drugs voorkomend op lijst II is<br />

b.v. (slechts) een maximumstraf gesteld van 2 jaar gevangenisstraf en/of geldboete van de 4de<br />

categorie. M.b.t. drugs met onaanvaardbaar risico loopt de strafmaat voor dezelfde inbreuken op<br />

tot maximaal 8 jaar gevangenisstraf en/of geldboete van de 5de categorie - behoudens voor wat<br />

bezit betreft, dat dan wordt bestraft met gevangenisstraf van maximaal 4 jaar en/of geldboete van<br />

de 5de categorie. Ook bezit b.v. van een hoeveelheid hennepprodukten (lijst II, onderdeel B) van<br />

hoogstens 30 gram of van een geringe hoeveelheid barbituraten of tranquillizers (lijst II, onderdeel<br />

A), bestemd voor eigen gebruik, kan (slechts) worden bestraft met hechtenis van ten hoogste een<br />

maand of geldboete van de 2de categorie; bezit daarentegen van een geringe hoeveelheid drugs<br />

met onaanvaardbaar risico, bestemd voor eigen gebruik, is strafbaar met gevangenisstraf van<br />

maximaal 1 jaar of geldboete van de 3de categorie.<br />

11. Oostenrijk<br />

Toezichtsmaatregelen beperken zich in hoofdzaak tot de verdovende middelen en preparaten<br />

vermeld in de lijsten gehecht aan het Enkelvoudig Verdrag van 1961. Daarnaast is ook een - eerder<br />

beperkt - aantal hallucinogene middelen (b.v. LSD, mescaline, psilocybine), betiteld als 'nieuwe<br />

psychotrope stofffen', aan controle onderworpen. (1)<br />

Onder de gecontroleerde stoffen wordt geen onderscheid gemaakt in termen van strafbaarstelling<br />

of strafmaat.<br />

12. Portugal<br />

Alle planten, stoffen en preparaten vermeld in de VN-verdragen en de E.U.-regelgeving, alsook nog<br />

(46) Annexe du règlement grand-ducal du 4 mars 1974 concernant certaines substances toxiques,<br />

telle qu'elle a été completée par les règlements grand-ducaux des 30 juin 1976, 28 novembre<br />

1980, 6 août 1981, 9 juillet 1982, 13 décembre 1985, 13 juin 1986, 13 octobre 1988, 7 décembre<br />

1990, 13 août 1992 et 22 mars 1994.<br />

(47) Wet van 12 mei 1928 tot vaststelling van bepalingen betreffende het opium en andere<br />

verdovende middelen.<br />

(48) Het verdrag in kwestie werd voor Nederland pas bij Rijkswet van 2 juli 1993 goedgekeurd; bij<br />

wet van dezelfde datum werd de Opiumwet aan de nieuwe situatie aangepast, en de lijsten<br />

I en II, behorende bij de Opiumwet, opnieuw vastgesteld.<br />

(49) Artt. 10-11 Opiumwet.<br />

(50) Narcotic Drugs Act, 1951, as amended by the Narcotic Drugs Amendment Act, 1971, the Penal<br />

Code Adaptation Act and the Narcotic Drugs Amendments Acts, 1977, 1980 and 1985, section<br />

1.<br />

43


een aantal bijkomende substanties zijn aan controle onderworpen. (1) Het geheel van gecontroleerde<br />

stoffen is gespreid over 6 lijsten. De lijsten I en II zijn bovendien onderverdeeld in 3 sublijsten, A, B<br />

en C. Lijst I-A is de meest uitgebreide en vermeldt o.m. de klassieke opiaten en opiaat-achtigen<br />

(b.v. codeïne, heroïne, methadone, morfine, opium). Lijst I-B betreft coca-derivaten en Lijst I-C<br />

cannabisprodukten. Lijst I omvat als zodanig de verdovende middelen bedoeld in de lijsten bij het<br />

Enkelvoudig Verdrag van 1961. De Lijsten II-A, II-B en II-C corresponderen in feite met de<br />

respectieve lijsten I, II en III van het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971. Lijst III betreft<br />

specifieke preparaten of mengsels ervan met niet-gecontroleerde stoffen, en lijst IV valt dan weer<br />

samen met lijst IV van het VN-verdrag van 1971. De lijsten V e n VI vermelden de precursoren uit<br />

respectievelijk categorie 1 en categorieën 2-3 van de bijlage bij Verordening (EEG) Nr. 3677/90 van<br />

de Raad, zoals gewijzigd.<br />

Tussen de lijsten I-II-III, lijst IV en de lijsten V-VI wordt soms een onderscheid gemaakt in termen van<br />

sanctionering van bepaalde inbreuken m.b.t. deze stoffen. B.v. geldt telkens een andere<br />

basisstrafmaat voor inbreuken als vervaardiging, invoer, uitvoer en transport: m.b.t. stoffen uit de<br />

lijsten I-II-III gaat het om gevangenisstraf van 4 tot 12 jaar, voor stoffen uit lijst IV varieert de duur<br />

van de gevangenisstraf tussen 1 en 5 jaar en m.b.t. de precursoren van de lijsten V-VI is op de<br />

vrijheidsstraf een duur gesteld van 2 tot 10 jaar. (1) Ook wanneer b.v. dezelfde handelingen worden<br />

gesteld met de uitsluitende bedoeling van persoonlijk gebruik (hoeveelheid beperkt tot 5<br />

gemiddelde dagdoses), varieert de strafmaat naargelang het stoffen betreft uit de lijsten I tot III<br />

(gevangenisstraf van maximum 3 jaar), dan wel uit lijst IV (1 jaar als maximale duur van de<br />

gevangenisstraf). (1) Inbreuken m.b.t. de tranquillizers vermeld in lijst IV worden duidelijk minder<br />

streng bestraft dan inbreuken die op andere gecontroleerde drugs betrekking hebben. Ook de<br />

precursoren genieten een apart (milder) regime.<br />

13. Spanje<br />

De indeling van de gecontroleerde stoffen valt precies samen met die van de VN-verdragen van<br />

1961 en 1971. Op het vlak van de verdovende middelen (1) worden 4 lijsten onderscheiden, met<br />

name deze gehecht aan het Enkelvoudig Verdrag. Ook m.b.t. de psychotrope stoffen wordt de<br />

systematiek van het toepasselijke VN-verdrag van 1971 gevolgd, en werden de 4 lijsten gehecht<br />

aan dat verdrag in nationale regelgeving opgenomen. (1)<br />

Het is niet duidelijk of kwestieuze indelingen aanleiding geven tot verschillende benaderingen in<br />

termen van strafbaarheid en strafmaat.<br />

14. Verenigd Koninkrijk<br />

Er bestaan in feite 2 gescheiden classificaties van gecontroleerde stoffen. Enerzijds is er een<br />

basisindeling in 3 klassen, A, B en C; (1) anderzijds een indeling in 5 lijsten. (1) De meeste drugs van<br />

klassen A, B en C hebben ook een plaats gekregen in een van de lijsten van het andere<br />

classificatiesysteem.<br />

De 3-ledige indeling in klassen is gesteund op een dalende orde van gevaarlijk- en schadelijkheid<br />

(51) Decree-Law No 15/93, article 3.<br />

(52) Articles 21-22.<br />

(53) Article 26.<br />

(54) Zie hiervoor: Law No 17/1967 on Narcotic Drugs.<br />

(55) Royal Decree No 2829/1977 regulating psychotropic substances and medicinal preparations,<br />

annex 1.<br />

(56) Misuse of Drugs Act 1971, schedule 2, 'Controlled Drugs', parts I-III.<br />

(57) Misuse of Drugs Regulations 1985, schedules 1-5; Misuse of Drugs (Northern Ireland) Regulations<br />

1986, schedules 1-5.<br />

44


van de stoffen die erin zijn opgenomen. Klasse A omvat gevaarlijke en aan strikte controle<br />

onderworpen drugs; het gaat o.m. om heroïne, methadone, morfine, opium, LSD, mescaline, MDMA.<br />

Klasse B omvat een aantal opiaten die een minder strikte controle behoeven (b.v. codeïne), alsook<br />

cannabis, cannabishars, bepaalde barbituraten en een aantal amfetamines. Klasse C groepeert<br />

een aantal stoffen die als minder gevaarlijk gelden; het betreft o.m. een aantal andere amfetamines,<br />

heel wat benzodiazepines en ook sedativa. Voor bepaalde inbreuken (b.v. produktie, verschaffing,<br />

bezit) is er een directe link tussen de klasse drugs waarop de inbreuk in kwestie betrekking heeft en<br />

de straf die erop is gesteld. (1) B.v. is de duur van de maximale gevangenisstraf voor bezit voor eigen<br />

gebruik van cocaïne 12 maand (summary proceedings) of 7 jaar (on indictment), terwijl dit voor<br />

cannabis neerkomt op 6 maand of 5 jaar.<br />

De 5-delige indeling in lijsten beantwoordt aan een analoog stramien: het geldende toezichtsregime<br />

wordt minder streng naarmate men verder in de lijsten vordert. Lijst 1 omvat vnl. hallucinogenen<br />

(klasse A) en cannabisprodukten (klasse B), die schijnbaar geen therapeutische toepassingen<br />

kennen. Controle erop is zeer strikt, en de stoffen zijn enkel op individuele vergunning verkrijgbaar.<br />

Lijst 2 groepeert de voornaamste opiaten (heroïne, morfine, ...), methadone, cocaïne (alle klasse A)<br />

en de belangrijkste stimulantia (klasse B). Lijst 3 vermeldt bepaalde barbituraten en enkele<br />

zwakkere stimulantia. Lijst 4 omvat de benzodiazepines en lijst 5 betreft specifieke preparaten van<br />

bepaalde drugs of mengsels ervan met andere substanties. Het onderscheid tussen de lijsten is van<br />

geen belang in termen van strafbaarstelling of strafmaat.<br />

Op te merken valt nog dat b.v. druggebruik enkel kan worden bestraft als het opium betreft. (1) In die<br />

zin bekleedt het middel een aparte plaats t.o.v. alle andere gecontroleerde stoffen. Dit staat echter<br />

los van de besproken wettelijke classificaties.<br />

15. Zweden<br />

De gecontroleerde stoffen zijn gespreid over 5 lijsten. (1) Lijst I omvat o.m. cannabis, cannabishars,<br />

heroïne, LSD, mescaline en MDMA. Lijst II vermeldt o.m. amfetamines, cocaïne, methadone,<br />

morfine, opium. Lijst III correspondeert in hoge mate met lijst II bij het Enkelvoudig Verdrag inzake<br />

verdovende middelen, en noemt o.m. codeïne. Lijst IV omvat benzodiazepines en barbituraten; lijst<br />

V vermeldt o.m. barbital, butalbital, ...<br />

Het indeling in lijsten weerspiegelt geen verschillende strafrechtelijke benadering van de inbreuken<br />

m.b.t. de middelen in die lijsten vermeld.<br />

C. BESLUIT<br />

Behoudens - voorlopig althans - voor wat Oostenrijk betreft, komt de indeling van de drugs en<br />

gecontroleerde stoffen in alle15 Unie-lidstaten in hoge mate tegemoet aan de internationaal<br />

geldende verplichtingen, voortvloeiend uit het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen<br />

van 1961 en het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971. Ook op het stuk van de<br />

precursoren is, in de lijn van het Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en<br />

psychotrope stoffen van 1988 en onder impuls van het eigen regelgevend initiatief van de Unie<br />

(verordeningen en richtlijnen), op Europees nivau een zeer hoge graad van eenvormigheid bereikt.<br />

In een minderheid van de lidstaten (Denemarken, Ierland, Verenigd Koninkrijk) is er sprake van een<br />

aparte strafrechtelijke benadering van inbreuken m.b.t. een specifieke drug (b.v. opium) of een<br />

specifieke categorie drugs (b.v. cannabisprodukten). In een bijna even klein aantal lidstaten (Italië,<br />

Nederland, Portugal, Verenigd Koninkrijk) vertaalt de indeling van de gecontroleerde substanties in<br />

onderscheiden lijsten zich consequent in onderscheiden strafbaarstellingen en strafmaten voor<br />

bepaalde inbreuken gepleegd m.b.t. de stoffen in die lijsten. Veelal is de indeling van stoffen louter<br />

door internationale regelgeving geïnspireerd of is zij de weerspiegeling van een ordening in<br />

(58) Misuse of Drugs Act 1971, schedule 4, 'Prosecution and Punishment of Offences'.<br />

(59) Misuse of Drugs Act 1971, section 9 (a).<br />

(60) Socialstyrelsens föreskrifter om förteckningar över narkotika (SOSFS 1987:2).<br />

45


farmacologische groepen - zonder dat dit leidt tot strafrechtelijke diversificatie.<br />

Samengenomen zijn - op het stuk van de gecontroleerde stofffen - de punten van overeenkomst in<br />

de 15 lidstaten zeer talrijk. De verschilpunten zijn niet van aard of gewicht dat zij wezenlijk in de weg<br />

staan aan een redelijke eenvormigheid op Unie-niveau.<br />

46


<strong>HOOFDSTUK</strong> III. SANTIONERING <strong>VAN</strong> HET DRUGGEBRUIK<br />

A. STRAFRECHTELIJKE SANCTIES<br />

1. Algemeen verbod<br />

Een aantal staten heeft het gebruik van drugs expliciet en algemeen strafbaar gesteld.<br />

Finland bestraft druggebruik met een gevangenisstraf tot twee jaar of een geldboete. Indien er<br />

verzwarende omstandigheden zijn (b.v. het gebruik van een zeer gevaarlijke drug (1) ) dan kan de<br />

straf oplopen tot een gevangenisstraf van één tot tien jaar (1) . De vervolging of bestraffing kan<br />

achterwege blijven indien blijkt dat de feiten de rechts-handhaving niet in het gedrang brengen of<br />

indien de verdachte/dader bewijst dat hij een behandeling ondergaat (1) .<br />

Frankrijk voorziet voor druggebruik een gevangenisstraf van twee maanden tot één jaar en/of een<br />

geldboete (1) . De strafvervolging wordt niet uitgeoefend indien het openbaar ministerie een<br />

desintoxicatiekuur of een medisch toezicht beveelt, en de betrokkene zich daaraan onderwerpt. Ook<br />

wanneer de verdachte zich reeds vrijwillig laat behandelen, kan worden afgezien van<br />

strafvervolging.<br />

Gevolg gevend aan een aantal omzendbrieven (1) - te beginnen met de zgn. Circulaire Pelletier van<br />

17 mei 1978 - werd het onderscheid doorgevoerd tussen gele-genheidsgebruikers en<br />

gewoontegebruikers (verslaafden). Er werd meer bepaald gesteld dat enkel voor de gewoonte<br />

gebruikers een door de gerechtelijke autoriteiten opgelegde behandeling aangewezen is. Voor de<br />

cannabisgebruikers (marihuana en hasjiesj) daarentegen werd geopperd dat het gebruik van<br />

dergelijke produkten geen desintoxificatiekuur rechtvaardigt aangezien bedoelde stoffen geen<br />

(61)<br />

Een zeer gevaarlijke drug is een drug waarvan het gebruik bij overdosis de dood kan veroorzaken,<br />

of ernstige, eventueel zelfs tijdelijke, schade kan toebrengen aan de gezondheid of die een sterke<br />

afhankelijkheid met zich mee brengt ( Strafwetboek, Hoofdstuk 50, afdeling 5 : Wet 17 december<br />

1993 ).<br />

(62)<br />

Strafwetboek, Hoofdstuk 50, afdeling 1 en 2 (Wet 17 december 1993).<br />

(63)<br />

Strafwetboek, Hoofdstuk 50, afdeling 7 (Wet 17 december 1993).<br />

(64)<br />

Wet 31 december 1970 relative aux mesures sanitaires de lutte contre la toxicomanie et la<br />

répression du traffic et l'usage illicite des substances vénéneuses, zoals gewijzigd bij Wet 17<br />

januari 1986 en 31 december 1987. Art. 628 Code de la Santé Publique. ODDOU, A., 'L'inderdit de<br />

l'usage des drogues : pourquoi et à quoi sert-il ? Réflexions sur la loi française du 31 décembre<br />

1970', Psychotropes, 1988, VoL. IV, n° 3, 87-92.<br />

(65)<br />

Circulaire action publique n°69 F 389 van 17 mei 1978 en Circulaire DGS/69/AS2 van 2 juli 1979<br />

relative à la lutte contre la toxicomanie. TRAUTMANN, C., 'Lutte contre la toxicomanie et le traffic<br />

des stupéfiants - Rapport au premier Ministre ', La Documentation française, 79.<br />

47


fysische afhan-kelijkheid teweegbrengen. Bijgevolg werden deze laatsten in de mate van het mogelijke<br />

niet vervolgd of bestraft bij een eerste vaststelling maar werd er daarentegen overgegaan tot<br />

een loutere 'mise en garde'.<br />

48


Bij Circulaire van 12 mei 1987 (1) - de zgn. Circulaire Chalandon - werden alle vorige circulaires<br />

herroepen en werd gesteld dat t.a.v. alle occasionele druggebrui-kers van om het even welke drug,<br />

die blijk geven van voldoende sociale omkadering (huisvesting, werk, familiale omgeving), in eerste<br />

instantie kan worden volstaan met een waarschuwing. Voor verslaafden, personen die toegeven<br />

regelmatig drugs te gebruiken en voor degenen die reeds voordien op dergelijke feiten werden<br />

betrapt, is een behandeling de aangewezen reactie. Voor buitenlandse druggebruikers wordt de<br />

onmiddellijke verschijning voor de Correctionele Rechtbank aanbevolen, met het oog op hun<br />

uitzetting. Ten aanzien van druggebruikers-dealers of druggebruikers die andere druggerelateerde<br />

delicten hebben gepleegd, wordt gesteld dat de nadruk primair op de repressieve aanpak van de<br />

delicten dient te liggen en dat bijgevolg het curatieve aspect hier slechts in ondergeschikte orde<br />

mag spelen.<br />

Griekenland maakt bij de bestraffing van druggebruik een onderscheid tussen het gebruik door<br />

verslaafden en het gebruik door niet verslaafden. Druggebruik door verslaafden kan worden<br />

gesanctioneerd door een desintoxicatiekuur (1) . Dit kan in het geval de betrokkene schuldig is<br />

bevonden aan een drugmisdrijf of wanneer hij, wegens zijn verslaving, niet toerekeningsvatbaar<br />

wordt verklaard (1) . Druggebruik door niet-verslaafden kan worden bestraft met een gevangenisstraf<br />

van tien dagen tot vijf jaar en/of geldboete. Wanneer de feiten slechts eenmalig blijken, kan worden<br />

afgezien van vervolging.<br />

Luxemburg voorziet voor druggebruikers een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en/of<br />

een geldboete (1) . De straffen kunnen oplopen tot een gevangenisstraf van één tot vijf jaar en/of een<br />

geldboete indien er verzwarende omstandigheden zijn (gebruik in groep, in het bijzijn van derden,<br />

gebruik door beoefenaars van medische beroepen). Indien het misdrijf werd gepleegd in een<br />

penitentiaire instelling, een school, een sociaal centrum of een andere plaats waar scholieren en<br />

studenten educatieve, sportieve of sociale activiteiten uitoefenen, bedraagt de<br />

minimumgevangenisstraf twee jaar (1) .<br />

In de praktijk wordt het louter druggebruik niet steeds vervolgd. Met name wanneer het vastgestelde<br />

druggebruik van betrokkenen een eerste overtreding van de Drugwet vormt, wordt het dossier , na<br />

een verwittiging door de parketmagistraat geseponeerd.<br />

Portugal bestraft het druggebruik met een gevangenisstraf tot drie maanden of met dertig<br />

dagboetes. Indien het gaat om een occasionele gebruiker, kan beslist worden geen straf op te<br />

leggen (1) .<br />

In het voorwoord van de Portugese drugwet van 1993 staat evenwel expliciet vermeld dat de<br />

strafrechtelijke sanctie voor druggebruik een quasi-symbolische functie heeft, waarbij beoogd wordt<br />

dat het contact met het justitieel systeem een aansporing zou vormen voor druggebruikers om zich<br />

te onderwerpen aan een medische behandeling.<br />

In de praktijk vindt men hiervan de bevestiging : in geval van occasionele druggebruikers hebben<br />

de Portugese rechtbanken er reeds herhaaldelijk voor geopteerd om zich te beperken tot een<br />

waarschuwing. Betreft het daarentegen gewoontegebruikers dan ziet men in de Portugese<br />

jurisprudentie een tendens van systematische toepassing van de opschorting van de uitspraak in<br />

(66) Circulaire van 12 mei 1987. TRAUTMANN, C., o.c., 86.<br />

(67) Art. 12 Wet van 14 juli 1987 : Wet 1729/1987 op de bestrijding van verdovende middelen,<br />

bescherming van jeugdigen en andere voorschriften, zoals gewijzigd bij Wet 2161/1993.<br />

(68) LEROY, B., 'European Legislative Systems in Relation to the Demand in 1993. Recent Developments<br />

and Comparative Study.', in Policies and Strategies to Combat Drugs in Europe. The Treaty<br />

on European Union : Framework for a New European Strategy to Combat Drugs ?, ESTIEV<strong>EN</strong>ART,<br />

G. (ed.), Dordrecht, Martinus Nijhoff Institute, Florence, 1995, 121-123.<br />

(69) Art. 7 Wet 19 februari 1973 concernant la vente de substances médicamenteuses et la lutte contre<br />

la toxicomanie, zoals gewijzigd bij Wet van 23 februari 1977, 16 juni 1989, 7 juli 1989 en 17 maart<br />

1992.<br />

(70) Art. 8 Wet van 19 februari 1973.<br />

(71) Art. 40-45 Decreet-Wet nr. 15/93.<br />

50


de gevallen waar de betrokkenen te kennen geven zich te willen laten behandelen (1) .<br />

Zweden voorziet een gevangenisstraf tot zes maanden of een geldboete indien het misdrijf wegens<br />

de aard en de hoeveelheid drugs als niet zwaarwichtig wordt beschouwd. Een gewoon<br />

basisdrugmisdrijf wordt strafbaar gesteld met een gevangenis-straf tot drie jaar, een zwaar<br />

drugmisdrijf - wat in concreto wordt beoordeeld, bv. wanneer het zeer gevaarlijke drugs betreft - met<br />

een gevangenisstraf tussen twee en tien jaar (1) .<br />

2. Beperkt verbod<br />

Een aantal staten heeft het gebruik van drugs slechts in bepaalde gevallen strafbaar gesteld :<br />

België heeft enkel het gebruik in groep strafbaar gesteld met een gevangenisstraf van drie<br />

maanden tot vijf jaar en/of met een geldboete (1) . In voorkomend geval kan de uitspraak van de straf<br />

worden opgeschort en de uitvoering van de straf worden uitge-steld, onder de probatievoorwaarde<br />

zich te laten behandelen (1) . Voor het gebruik in groep worden de voorwaarden voor het bekomen<br />

van probatie-opschorting en probatie-uitstel evenwel versoepeld (1) .<br />

Ierland stelt enkel het gebruik van opium strafbaar met een gevangenisstraf tot twaalf maanden<br />

en/of een geldboete ( summary proceedings )of een gevangenisstraf tot veertien jaar en/of een<br />

geldboete ( on indictment ) (1) .<br />

Het Verenigd Koninkrijk stelt enkel het roken of op een andere wijze gebruiken van 'prepared<br />

opium' (1) strafbaar met een gevangenisstraf tot twaalf maanden en/of een geldboete (summary<br />

proceedings) of een gevangenisstraf van veertien jaar en/of een geldboete (on indictment) (1) .<br />

De strafbaarstelling van druggebruik in Ierland en het Verenigd Koninkrijk is verouderd, gezien zij<br />

enkel op opium zelf betrekking heeft en niet op opiaten zoals bv. heroïne.<br />

B. NIET - STRAFRECHTELIJKE SANCTIES<br />

In Spanje wordt het gebruik van drugs in het openbaar beschouwd als een ernstige inbreuk op de<br />

openbare veiligheid. Deze inbreuk wordt op administratieve wijze gesanctioneerd met een geldboete<br />

(72)<br />

National Fight against Drugs Programme " Projecto VIDA ", 46.<br />

(73)<br />

Afdeling 1, 2 en 3 Narkotikastrafflag 8 maart 1968, zoals gewijzigd in 1988 ( SFS 1988 : 286) en<br />

1993 ( SFS 1993 : 211).<br />

(74)<br />

Art. 3 en 2bis Wet 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen<br />

en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica (Drugwet), zoals gewijzigd bij Wet van<br />

9 juli 1975 en 14 juli 1994.<br />

(75)<br />

Wet 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie ( Zie verder : Hoofdstuk V ).<br />

(76)<br />

Art. 9 Drugwet van 24 februari 1921.<br />

(77)<br />

LEROY, B., l.c., 1995, 117.<br />

Summary : wanneer het O.M. oordeelt dat de feiten eenvoudig zijn en van beperkte ernst, wordt<br />

geopteerd voor de summary-procedure die een snelle juridische afhandeling toelaat. De beklaagde<br />

zal in dit geval wel voor de rechtbank (zonder jury) moeten verschijnen, maar de procedures zijn<br />

vereenvoudigd en de straffen zijn gematigd.<br />

On indictment : het O.M. zal voor deze procedure kiezen wanneer het complexe of ernstige feiten betreft.<br />

In dit geval verschijnt de beklaagde voor een rechter en jury, die beslissen over de schuld. Hier liggen de<br />

maximumstraffen veel hoger.<br />

(78)<br />

Afdeling 37, Misuse of Drugs Act 1971 : 'prepared opium' is ' ... opium prepared for smoking and<br />

includes dross and other residues remaining after opium has been smoked.'<br />

(79)<br />

Afdeling 9, Misuse of Drugs Act 1971.<br />

51


voor zware inbreuken. Daarnaast kunnen ook andere sancties worden opgelegd zoals het intrekken<br />

van het rijbewijs en de wapenvergunning voor een periode tot drie maanden. Wanneer het een<br />

vreemdeling betreft kan de sanctie vervangen worden door een uitzetting van de betrokkene. De<br />

sancties kunnen worden opgeheven indien de persoon in kwestie zich onderwerpt aan een<br />

behandelingskuur (1) .<br />

C. GE<strong>EN</strong> SANCTIES<br />

In Denemarken, Duitsland, Italië, Nederland en Oostenrijk is het gebruik van drugs niet strafbaar<br />

gesteld.<br />

D. BESLUIT<br />

1. Strafbaarstelling van druggebruik<br />

Negen lidstaten van de Europese Unie hebben het gebruik van drugs zij het algemeen (zes), zij het<br />

in beperkte mate(drie), expliciet strafbaar gesteld. Vijf lidstaten voorzien geen enkele<br />

strafbaarstelling en één lidstaat bepaalt administratieve sancties voor het druggebruik.<br />

Dit overzicht kan een misleidend beeld geven van de realiteit gezien de staten die het druggebruik<br />

niet sanctioneren, wel optreden t.a.v. het drugbezit ( Zie infra : Hoofd-stuk IV). Dit zorgt ervoor dat<br />

het beleid van de lidstaten in de Europese Unie t.a.v. druggebruikers de facto meer<br />

overeenstemming vertoont dan een juridische analyse op het eerste zicht laat vermoeden.<br />

2. Strafmaat voor druggebruik<br />

De maximumsanctie voor druggebruik is het lichtst in Portugal ( drie maanden) en Spanje (<br />

administratieve sanctie). In Finland ( tien jaar) en Griekenland ( vijf jaar) zijn de sancties het<br />

zwaarst.<br />

Sommige wetgevingen voorzien de mogelijkheid af te zien van bestraffing indien het een eenmalig<br />

gebruik betreft ( Finland, Griekenland, Portugal).<br />

Niettegenstaande deze verschillen, kan worden gesteld dat alle staten die druggebruik<br />

strafrechtelijk of administratief sanctioneren, druggebruik eerder als een medisch dan als een<br />

strafrechtelijk probleem zien. Dit leidt ertoe dat een strafprocedure in vele gevallen kan worden<br />

voorkomen of geschorst indien een behandeling of kuur meer aangewezen lijkt ( Zie infra :<br />

Hoofdstuk V).<br />

(80) Art. 25 en 28 Organieke wet 1/1992 van 21 februari 1992 betreffende de bescherming van de<br />

openbare veiligheid; Koninklijk Decreet 1079/1993 van 2 juli 1993 m.b.t. de kwijtschelding van<br />

administratieve sancties in drugzaken.<br />

52


IV. SANTIONERING <strong>VAN</strong> DRUGBEZIT<br />

A. STRAFRECHTELIJKE SANCTIES<br />

België bestraft drugbezit met een gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en/of met een<br />

geldboete. De straffen kunnen oplopen tot vijftien en zelfs tot twintig jaar dwangarbeid indien er<br />

specifieke verzwarende omstandigheden zijn (bv. drugmisdrijf gepleegd t.a.v. kind dat geen volle<br />

twaalf jaar oud is, drugmisdrijf is een daad van deelneming aan de bedrijvigheid van een<br />

onderneming in de hoedanigheid van een leidend persoon) (1) . Voor drugbezit voor eigen gebruik<br />

worden de voorwaarden voor het bekomen van probatie-opschorting en probatie-uitstel versoepeld<br />

(1) .<br />

In een omzendbrief van 26 mei 1993 (1) werden er enkele algemene principes vastgelegd om te<br />

komen tot een eenvormig vervolgingsbeleid ter zake de behandeling van dossiers van delinquente<br />

druggebruikers. Met dit doel voor ogen werd er een algemeen schema met reactiemogelijkheden<br />

uitgewerkt. De individuele substituut kan desgevallend van deze richtlijn afwijken wanneer de<br />

concrete omstandigheden dit vereisen. In dit geval dient hij wel zijn beslissing te motiveren. De<br />

bedoeling blijft evenwel dat geen enkel drugfeit zonder gevolg zou blijven.<br />

In de omzendbrief worden drie categorieën drugdelinquenten onderscheiden : gelegenheidsgebruikers<br />

(1) , de gewoonte gebruiker (1) en de verkoper van verdovende middelen vanuit<br />

winstoogmerk (1) . Dit onderscheid wordt verder doorgetrokken in het bepalen van de reactie. Zo<br />

kan het parket nog enkel overgaan tot seponering in het geval het een eenmalig feit betreft of als<br />

het gaat om een gewoontegebruik waaruit slechts beperkte overlast voortvloeit. Het sepot zal<br />

steeds gepaard gaan met een politievermaning of een doorverwijzing naar een opvangcentra. Voor<br />

iedere verkoop wordt een aanhoudingsmandaat gevorderd. Voor elk regelmatig gebruik (op de<br />

(81) Art. 2bis Wet 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en<br />

verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, zoals gewijzigd bij Wet 14 juli 1994.<br />

(82) Art. 9 Drugwet van 24 januari 1921.( Zie infra : Hoofdstuk V)<br />

(83) M.O. "Algemene richtlijnen van het college van de Procureurs-generaal onder het voorzitterschap van de<br />

Minister van Justitie over een gemeenschappelijk beleid inzake verdovende middelen.", 26 mei 1993. (<br />

Toepassing vanaf 1 september 1995 ).<br />

(84) De gelegenheidsgebruiker of experimentele gebruiker wordt gedefinieerd als een persoon die een<br />

losstaand misdrijf pleegt. Het kan desgevallend gaan om een eerste vaststelling, of om opeenvolgende<br />

dossiers, op voorwaarde dat geen geregeld gebruik wordt aan-getoond. De gelegenheidsdelicten worden<br />

verder opgedeeld in drie categorieën : het bezit op het gebruik van verdovende middelen met het oog op<br />

gebruik of gebruik in groep ; het gebruik met minderjarigen en tenslotte samenhangende en<br />

samenlopende feiten naast de drugfeiten.<br />

(85) De gewoonte gebruiker of ' drugverslaafde ' is een persoon die op geregelde of herhaalde wijze misdrijven<br />

van drugbezit met het oog op gebruik pleegt. Criteria om het profiel van de geregelde gebruiker te bepalen<br />

zijn o.a. fysiek aspect van de gezondheidstoestand, antecendenten, frequentie van aankopen, ontdekte<br />

hoeveelheden, ... De drugverslaafde die de verdovende middelen enkel verkoopt om in zijn eigen gebruik te<br />

voorzien wordt ook onder deze categorie ondergebracht. In deze categorie wordt een onderscheid<br />

gemaakt tussen : de gewoonte gebruiker die geen voorwerp uitmaakt van een dossier; men beschikt over<br />

antecedenten van geregeld gebruik; de feiten zijn gepleegd in samenhang met andere misdrijven en het<br />

geregeld gebruik gaat gepaard met overlast ten overstaan van het publiek ( verbale agressiviteit, hinder,<br />

gebruik in publiek...)<br />

(86) De verkoper van verdovende middelen is een persoon die, vanuit de feitelijke elementen van het dossier,<br />

kan worden geacht verdovende middelen met een winstgevend doel te verkopen, omdat de verkochte<br />

hoeveelheden hem bijvoorbeeld een winst opleveren waardoor hij niet alleen in zijn persoonlijk gebruik<br />

maar ook in zijn onderhoud en zelfs in een zekere verrijking kan voorzien. Criteria om het profiel van de<br />

verkoper te bepalen zijn o.a. : de ontdekte hoeveelheden, de verpakking van de drugs, de al dan niet<br />

professionele wijze waarop de drugs verborgen zijn, het bezit van instrumenten die de verkoop<br />

vergemakkelijken (bv. weegschalen), ...<br />

53


eerste keer na) en voor iedere verkoop, zal het parket de verdachte voor de rechter brengen.<br />

Teneinde de efficiëntie te bevorderen werden op elk van de 27 parketten één of meer<br />

gespecialiseerde substituten met drugdossiers belast. De omzendbrief stelt uitdrukkelijk dat bij het<br />

bepalen van de reactie, er geen enkel onderscheid zal gemaakt worden tussen de soorten drugs.<br />

Nochtans wordt hier in de praktijk wel ter dege rekening mee gehouden in die zin dat een<br />

occasionele gebruiker van cannabisprodukten milder bestraft zal worden - als hij al vervolgd wordt -<br />

dan een heroïnegebruiker die dagelijks verscheidene dosissen nodig heeft.<br />

Denemarken voorziet een gevangenisstraf tot twee jaar (1) of een geldboete en voor zwaardere<br />

inbreuken een gevangenisstraf tot zes (b.v. bezit van bijzonder gevaarlijke drugs) of tot tien (b.v.<br />

bezit met het oog op wijd verspreide verstrekking aan anderen) jaar gevangenisstraf (1) . Het bezit<br />

van cannabis valt enkel onder de zwaardere strafbaarstellingen van het strafwetboek indien het<br />

gaat om hoeveelheden boven de 10 kg (1) .<br />

Het bezit van kleine hoeveelheden drugs, wordt in sommige gevallen bestraft (1) : veelal wordt een<br />

geldboete of een lichte gevangenisstraf opgelegd, wordt opschorting van de uitspraak verleend of<br />

wordt volstaan met een vermaning (1) .<br />

Duitsland bestraft drugbezit met een gevangenisstraf tot vijf jaar of een geldboete. Indien het het<br />

bezit betreft van zeer geringe hoeveelheden voor eigen gebruik, kan de rechter ook beslissen om<br />

geen straf op te leggen. Het bezit van niet onbelangrijke hoeveelheden drugs wordt bestraft met<br />

een gevangenisstraf van minstens één jaar. In minder ernstige gevallen kan evenwel een<br />

gevangenisstraf van minstens 3 maanden tot 5 jaar worden opgelegd (1) .<br />

In april 1994 vaardigde het Duits Grondwettelijk Hof een beslissing uit waardoor de import, de<br />

verwerving en het bezit van kleine hoeveelheden cannabis voor persoonlijk gebruik niet langer<br />

bestraft dient te worden (1) . Deze beslising werd gesteund op de overweging dat dergelijke delicten<br />

de door de drugwet beschermde basisprincipes slechts marginaal aantasten, en dat derhalve de<br />

vervolging en de bestraffing ervan het grondwettelijk proportionaliteitsbeginsel schenden.<br />

De Duitse deelstaten zijn er evenwel nog niet in geslaagd deze beslissing van het Grondwettelijk Hof<br />

op eenvormige wijze te implementeren in hun wetgeving. Zo hebben sommige van de deelstaten wel<br />

reeds het begrip " kleine hoeveelheid" nader gedefinieerd door de maximum toegelaten<br />

hoeveelheid cannabis vast te leggen ( die varieert nu van 0,5 gram in Brandenburg tot 30 gram in<br />

Schleeswijk-Holstein) ; andere deelstaten hebben evenwel nog geen enkele stap ondernomen om<br />

een specifieke limiet te bepalen.<br />

Naast het feit dat het om een kleine hoeveelheid moet gaan en dat deze moet bedoeld zijn voor<br />

persoonlijk gebruik, stelde het Grondwettelijk Hof bovendien dat ook ander criteria konden<br />

gehanteerd worden om te bepalen welke gevallen niet langer zullen bestraft worden (bv. vroegere<br />

veroordelingen van de beklaagde).<br />

Finland sanctioneert drugbezit met een gevangenisstraf tot twee jaar of met een geldboete. In<br />

sommige gevallen (b.v. zeer gevaarlijke drug, handel...) kan de gevangenisstraf oplopen van één<br />

tot tien jaar (1) . De vervolging of bestraffing kan echter achterwege blijven indien blijkt dat de feiten<br />

(87) Lov om euforiserende stoffer 21 juli 1969, zoals gewijzigd bij wet van 29 april 1982.<br />

(88) ' 191 Strafwetboek.<br />

(89) KLINGEMANN, H., 'Country profiles', in Klingemann, H., Goos, C, Hartnoll, R., Jablensky, A. en Rehm, J.,<br />

(eds.), European summary on drug abuse, first report (1985-1990), Kopenhagen, WHO, Regional office for<br />

Europe, 1992, 46.<br />

(90) JEPS<strong>EN</strong>, J., 'Drug Policies in Denmark', in Drug policies in Western Europe, ALBRECHT, H.J. en <strong>VAN</strong><br />

KALMTHOUT, A. (eds.), Max-Planck-Institut, 1989, 108.<br />

(91)<br />

Richtlijn van de Procureur-generaal van 1969; zie JEPS<strong>EN</strong>, J., l.c., 112.<br />

(92)<br />

Afdeling 29 (1)3 en (5) en afdeling 29a (1)2 en (2), Wet 28 juli 1981, zoals gewijzigd bij wet van 15 juli<br />

1992, 9 september 1992 en 28 oktober 1994.<br />

(93)<br />

BVERFG, Beschl.v.4.1994, NJW 1994, Heft 24, 1577-1590.<br />

(94)<br />

Strafwetboek, Hoofdstuk 50, Afdeling 1 en 2 (Wet 17 december 1993).<br />

54


de rechtshandhaving niet in het gedrang brengen of indien de verdachte/dader bewijst dat hij een<br />

behandeling ondergaat (1) .<br />

Frankrijk bestraft drugbezit met een gevangenisstraf van twee maand tot twee jaar en/of met een<br />

geldboete (1) . Indien er verzwarende omstandigheden zijn, kan de straf oplopen tot twintig jaar. Indien<br />

er geen druggebruik is, wordt er repressief gesanctioneerd. Hoewel in 1986 een aparte straf voor<br />

het dealen voor persoonlijk gebruik werd ingevoerd (maximaal vijf jaar gevangenisstraf (1) ), blijft het<br />

onderscheid tussen de gebruiker en dealer de basis van de wetgeving. (1)<br />

Griekenland maakt t.a.v. drugbezit een onderscheid naargelang het gaat om een verslaafde, dan<br />

wel om een niet-verslaafde. Het drugbezit in kleine hoeveelheden wordt op dezelfde manier<br />

gesanctioneerd als het druggebruik. Het verhandelen van drugs door niet- verslaafden kan bestraft<br />

worden met straffen van tien tot twintig jaar tot zelfs levenslang en geldboetes. Het verhandelen van<br />

drugs door verslaafden kan bestraft worden met een gevangenisstraf van vijf tot twintig jaar en<br />

geldboetes. Deze straf kan echter uitgevoerd worden in een therapeutische instelling (1) .<br />

Ierland bestraft het bezit van cannabisprodukten voor eigen gebruik met een geldboete indien het<br />

een eerste of tweede feit betreft. Vanaf het derde feit kan echter ook een gevangenisstraf tot twaalf<br />

maanden (summary) of tot drie jaar (on indictment) worden opgelegd. In de andere gevallen (niet<br />

voor eigen gebruik of geen cannabisprodukten) wordt het drugbezit bestraft met een geldboete<br />

en/of een gevangenisstraf tot twaalf maanden (summary) of tot zeven jaar (on indictment). In<br />

sommige gevallen is een levenslange gevangenisstraf mogelijk (1) .<br />

Italië sanctioneert het bezit van stoffen vermeld in lijst I en III met een gevangenisstraf van acht tot<br />

twintig jaar, het bezit van stoffen uit de lijst II en IV met een gevangenisstraf tussen twee en zes jaar,<br />

telkens met een geldboete. Voor kleine hoeveelheden is een straf tussen één en zes jaar (stoffen<br />

lijst I en III) of tussen zes maanden en vier jaar (stoffen lijst II en IV) voorzien , telkens met een<br />

geldboete (1) . Drugbezit voor eigen gebruik wordt echter enkel met administratieve sancties<br />

beteugeld (zie infra).<br />

Luxemburg bestraft drugbezit met een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en/of met een<br />

geldboete indien het bezit voor persoonlijk gebruik betreft. De andere gevallen worden bestraft met<br />

een gevangenisstraf van één tot vijf jaar en/of een geldboete, of in de zwaarste gevallen met<br />

levenslange dwangarbeid (1) .<br />

Nederland maakt een onderscheid tussen drugs met een 'onaanvaardbaar risico' geplaatst op de<br />

bij de Opiumwet horende lijst I (o.m. heroïne, cocaïne, LSD, amfetamine en hasj-olie) en de<br />

'hennep' (cannabis) produkten, geplaatst op de bij de Opiumwet horende lijst II.<br />

Het bezit van drugs met een onaanvaardbaar risico wordt bestraft met een gevangenisstraf tot vier<br />

jaar en/of een geldboete. Indien het om kleine hoeveelheden gaat voor eigen gebruik is de<br />

(95)<br />

Strafwetboek, Hoofdstuk 50, Afdeling 7 (Wet 17 december 1993).<br />

(96)<br />

Wet 31 december 1970 relative aux mesures sanitaires de lutte contre la toxicomanie et la répression du<br />

traffic et l'usage des drogues. Art. 626 Code de la Santé Publique.<br />

(97)<br />

Artikel 627-2 Code de la Santé Publique.<br />

(98)<br />

BERNAT <strong>DE</strong> CELIS, J., 'France's Policy Concerning Illegal Drug Users', in Drug Policies in Western Europe,<br />

ALBRECHT, H.J. <strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> KALMTHOUT, A. (eds.), Max-Planck-insititut, 1989, 148.<br />

(99)<br />

SERLIPP<strong>EN</strong>S, A., Drugs en witwaswetgeving in Griekenland, scriptie Grondige Studie van het Strafrecht,<br />

april 1994.<br />

(100)<br />

Afdeling 27 Misuse of Drugs Act, 1977, zoals gewijzigd in 1984.<br />

(101)<br />

Afdeling 73 Decreet nr. 309 van 9 oktober 1990.<br />

(102)<br />

Art. 7 en 8 en 10 Wet 19 februari 1973 concernant la vente de substances médicamenteuses et la<br />

lutte contre la toxicomanie, zoals gewijzigd bij Wet 23 februari 1977, 16 juni 1989, 7 juli 1989 en 17 maart<br />

1992.<br />

55


maximumstraf één jaar of zes maanden. Wanneer betrokkene evenwel slechts een geringe<br />

hoeveelheid drugs met onaanvaardbaar risico in zijn bezit heeft, wordt een gevangenisstraf van ten<br />

hoogste één jaar en/of een geldboete opgelegd (1) .<br />

Het bezit van hennepprodukten wordt bestraft met een maximumstraf van twee jaar en/of een<br />

geldboete. Het bezit van minder dan 30 gram hennepprodukten voor eigen gebruik wordt bestraft<br />

met een gevangenisstraf van maximaal één maand en/of een geldboete (1) .<br />

Het Nederlandse opsporings- en vervolgingsbeleid inzake druggerelateerde misdrijven wordt in<br />

grote mate bepaald door richtlijnen van de Procureurs-generaal. In de richtlijnen wordt ten aanzien<br />

van stoffen behorende tot lijst I ook het criterium " geringe hoeveelheden stoffen bestemd voor<br />

eigen gebruik " nader gespecificeerd : zo wordt vooropgesteld dat een gemiddelde dagelijkse dosis<br />

van een gebruiker van amfetamines, heroïne, morfine en cocaïne een halve gram bedraagt en<br />

wanneer het LSD betreft één trip. In 1994 werden ook een richtlijn uitgevaardigd m.b.t. de<br />

coffeeshops (1) die uitdrukkelijk stelt dat tegen coffeeshops onder bepaalde strikte voorwaarden niet<br />

strafrechtelijk zal opgetreden worden. Deze voorwaarden betreffen de zogenaamde AHOJ-G criteria<br />

: (A) geen affichering ; (H) geen harddrugs (dus enkel cannabisprodukten) ; (O) geen overlast ; (J)<br />

geen verkoop aan jongeren beneden de achttien jaar ; (G) geen verkoop van hoeveelheden per<br />

transactie groter dan geschikt voor eigen gebruik (= dertig gram). (1) (1) Hieruit blijkt dat t.a.v. het<br />

druggebruik en het dealen in dergelijke etablissementen een gedoogbeleid bestaat.<br />

Oostenrijk bestraft het bezit van kleinere hoeveelheden drugs - i.e. een licht drugdelict - met een<br />

gevangenisstraf tot zes maand of met maximaal 360 dagboetes. De straf kan oplopen tot drie jaar<br />

gevangenisstraf wanneer er bepaalde verzwarende omstandigheden voorhanden zijn zoals<br />

betrokkenheid van minderjarigen, deelname aan een georganiseerde bende, ... Deze laatste<br />

verzwarende omstandigheid kan evenwel niet ingeroepen worden ten aanzien van personen die zelf<br />

verslaafd zijn aan drugs en die het misdrijf pleegden om geen andere reden dan het financieren<br />

van hun eigen druggebruik (1) . Wanneer het daarentegen bezit van grote hoeveelheden drugs<br />

betreft, kan een gevangenisstraf tot drie jaar of maximum 360 dagboetes worden opgelegd (1) .<br />

Sectie 17.1 van de Oostenrijkse drugwet voorziet evenwel dat in het geval van bezit van<br />

kleine hoeveelheden drugs die voor eigen gebruik zijn bestemd, de openbare anklager voorlopig zal<br />

afzien van verdere vervolging en een probatieperiode zal opleggen van twee jaar.<br />

De strafvervolging gebeurt in Oostenrijk op basis van het legaliteitsbeginsel. Dit houdt enerzijds een<br />

verplichting tot vervolging in doch beperkt anderzijds de mogelijkheden van de vervolgende<br />

instantie tot hetgeen in de wet is voorzien. Ook alternatieven voor bestraffing kunnen dusdanig<br />

enkel toegepast worden wanneer deze uitdrukkelijk in de wet zijn voorzien (1) .<br />

De filosofie van het Oostenrijkse drugbeleid bevat dus zowel componenten van bestraffing<br />

(zwaardere feiten), als behandeling (lichtere feiten), voornamelijk gebaseerd op het onderscheid<br />

tussen de bezitter-gebruiker en de dealer. Dit onderscheid blijkt echter moeilijk houdbaar gezien<br />

verslaafden dikwijls ook dealer zijn en zich schuldig maken aan andere vormen van criminaliteit. In<br />

de wetswijziging van 1985 werd dan ook de mogelijkheid uitgebouwd om niet alleen repressief te<br />

(103) Artt.2 en 10 Opiumwet<br />

(104) Artt. 3 en 11 Opiumwet<br />

(105) 'Coffeeshops' zijn die horeca-inrichtingen waar handel in en gebruik van soft-drugs plaatsvindt.<br />

(106) ANJEWIER<strong>DE</strong>N, O. en <strong>VAN</strong> ATTEVELD, J.M.A., 'Current trends in Dutch Opium Legislation, in Drug<br />

Policies in Western Europe, ALBRECHT, H.J. en <strong>VAN</strong> KALMTHOUT, A., (eds.), Max-Planck-Institut, 1989,<br />

259-291.<br />

(107) Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake feiten van de Opiumwet, Stcrt.,<br />

1980, 137, zoals aangepast naar aanleiding van het vaststellen door de vergadering van procureursgeneraal<br />

van de Richtlijn Opsporingsbeleid inzake de coffeeshops d.d. 12-10-1994, Stcrt., 1994, 203.<br />

(108) Afdeling 16 Narcotic Drugs Act van 1951 zoals gewijzigd in 1980 en 1985.<br />

(109) Art. 14a Narcotic Drug Act van 1951 zoals gewijzigd in 1980 en 1985.<br />

(110) Zie infra : Hoofdstuk V<br />

56


eageren op deze gemengde vormen van criminaliteit (1) .<br />

In Spanje wordt het drugbezit voor eigen gebruik enkel administratief gesanctioneerd (zie infra.) Het<br />

bezit van drugs met het oog op verspreiding ervan wordt echter wel bestraft. Hierbij wordt het<br />

onderscheid gemaakt naargelang het stoffen betreft ' die ernstige schade toebrengen aan de<br />

gezondheid' (gevangenisstraf van achtentwintig maanden tot acht jaar en een geldboete) en<br />

andere stoffen (gevangenisstraf van 4 jaar tot 50 maanden en geldboete) (1) . Bij zeer grote<br />

hoeveelheden kan de straf, al naargelang het soort drug, oplopen tot tien jaar en tot veertien jaar<br />

en acht maanden en een geldboete (1) .<br />

In de wet zelf wordt niet strikt gedefinieerd wat precies dient te worden verstaan onder 'stoffen die<br />

ernstige schade toebrengen aan de gezondheid'. Dit wordt beoordeeld door de rechter. Het<br />

Spaanse Hooggerechtshof kent evenwel reeds een lange traditie van uitspraken waarbij<br />

onderscheiden stoffen al dan niet onder 'stoffen die ernstige schade aan de gezondheid<br />

toebrengen' worden geklasseerd. Deze richtlijnen worden door alle Spaanse rechtbanken gevolgd.<br />

Nog vrij recent stelde het Spaanse Hooggerechtshof dat amfetamines onder 'stoffen die ernstige<br />

schade aan de gezondheid toebrengen' ressorteren. Ook heroïne en cocaïne vallen onder deze<br />

categorie. Onder 'andere stoffen' kunnen dan cannabis en cannabisderivaten worden begrepen.<br />

Het betreft hier dus het onderscheid tussen de zogenaamde 'hard drugs' en 'soft drugs'.<br />

Bij gevangenisstraffen tot twee jaar wegens drugdelicten kan in ruime mate gebruik gemaakt<br />

worden van de veroordeling met uitstel indien de betrokkene een behandeling wil ondergaan (1) .<br />

Portugal bestraft drugbezit voor persoonlijk gebruik met een gevangenisstraf tot drie maanden of<br />

30 dagboetes. Indien de hoeveelheid drugs echter meer dan drie normale dagdoses bedraagt, kan<br />

een gevangenisstraf worden opgelegd tot één jaar of 120 dagboetes (1) . De wet onderscheidt<br />

tevens dealers-gebruikers en bestraft het bezit van drugs voor eigen gebruik van deze categorie<br />

met een maximumstraf van één jaar ( m.b.t. stoffen uit lijst IV) of tot drie jaar (m.b.t. tot stoffen uit lijst<br />

I tot III) op voorwaarde dat het bezit vijf normale dagdoses niet overschrijdt (1) . Het louter dealen van<br />

drugs kan leiden tot gevangenisstraffen van vier tot twaalf jaar (1) .<br />

Het Verenigd Koninkrijk bestraft het bezit van drugs, naargelang het soort drug (substanties<br />

behorende tot klasse A, klasse B of klasse C), de hoeveelheid, de complexheid van het misdrijf ( on<br />

indictment of summary) en het oogmerk van het bezit (drugbezit al dan niet met het oog op<br />

verspreiding ervan) bestraft (1) .<br />

De straffen zijn hoger voor drugbezit wanneer het oogmerk om de drugs te verspreiden aanwezig is<br />

( een gevangenisstraf van 3 maanden tot levenslang en/of een geldboete) dan wanneer dit niet zo<br />

is - bv. drugbezit voor persoonlijk gebruik - (een gevangenisstraf van 3 maanden tot 7 jaar en /of<br />

een geldboete), hoger wanneer de procedure on indictment ( een gevangenisstraf van 2 jaar tot<br />

levenslang en/of een geldboete) dan wanneer de summary procedure wordt toegepast (een<br />

gevangenisstraf van 3 maanden tot 6 maanden en/of een geldboete), en tenslotte respectievelijk<br />

hoger wanneer het gaat om stoffen behorende tot klasse A (een gevangenisstraf van 6 maanden<br />

tot levenslang en/of een geldboete), klasse B (een gevangenisstraf van 3 maanden tot 14 jaar en/of<br />

een gevangenisstraf) dan wel klasse C (een gevangenisstraf van 3 maanden tot 5 jaar en/of een<br />

(111) FEHÈRVARY, J., ' Drug Policy in Austria" in Drug Policies in Western Europe, ALBRECHT, H.J. en<br />

<strong>VAN</strong> KALMTHOUT, A., (eds.), Max-Planck-Institut, 1989, 75 en 85.<br />

(112) Art. 344 Codigo Penal.<br />

(113) Art. 344bis Codigo Penal.<br />

(114) Art. 93bis Codigo Penal.<br />

(115) Art. 40 Decreet-Wet nr. 15/93.<br />

(116) Artikel 26 Decreet-Wet nr. 15/93.<br />

(117) Artikel 21 Decreet-Wet nr. 15/93<br />

(118) Misuse of drugs Act 1971, section 5(2) en 5(3).<br />

57


gevangenisstraf) (1) .<br />

Zweden sanctioneert drugbezit met een geldboete of met een gevangenisstraf tot zes maanden<br />

indien het misdrijf wegens de aard en de hoeveelheid drugs als niet zwaarwichtig wordt beschouwd.<br />

Een gewoon basisdrugmisdrijf wordt strafbaar gesteld met een gevangenisstraf tot drie jaar, een<br />

zwaar drugmisdrijf - wat in concreto wordt beoordeeld, b.v. zeer gevaarlijke drugs - met een<br />

gevangenisstraf tussen twee en tien jaar (1) . In Zweden worden het druggebruik en het drugbezit dus<br />

op identiek dezelfde wijze bestraft.<br />

B. NIET - STRAFRECHTELIJKE SANCTIES<br />

Italië sanctioneert het bezit voor eigen gebruik (één dagdosis) met administratieve sancties:<br />

intrekking van rijbewijs, wapenvergunning, paspoort of enig ander equivalent document. Wanneer<br />

het een vreemdeling betreft kan ook zijn verblijfsvergunning ingetrokken worden of kan hem<br />

verboden worden om een dergelijk document te verwerven. De duur van de sanctie wordt bepaald<br />

op basis van het soort drug : een periode van twee tot vier maanden m.b.t. stoffen uit lijst I en III en<br />

een periode van één tot drie maanden m.b.t. stoffen uit de lijsten II en IV. Dezelfde straffen gelden<br />

wanneer een persoon, voor zijn persoonlijk gebruik illegale drugs bezit waarvan de hoeveelheid niet<br />

meer bedraagt dan drie keer de wettelijk vastgestelde gemiddelde dagelijkse dosis, wanneer deze<br />

hoeveelheid overeenstemt met de gebruikelijke individuele behoeften van betrokkene voor een<br />

periode van vierentwintig uren.<br />

Wanneer er gronden voorhanden zijn dat betrokkene in de toekomst zijn gestelde illegale<br />

activiteiten niet zal herhalen, dan zal de Prefect, het dossier sluiten. Hij zal ter vervanging een<br />

formele uitnodiging richten tot betrokkene om van het gebruik van drugs af te zien, waarbij hij het<br />

individu waarschuwt voor de schadelijke gevolgen. Een dergelijke procedure kan evenwel enkel<br />

gevolgd worden wanneer het een eerste drugdelict betreft.<br />

De prefect kan ook de sanctie opschorten wanneer de betrokkene bereid blijkt een therapie te<br />

volgen. Indien de betrokkene dan de therapie volgt, wordt de zaak gesloten, zoniet wordt hij<br />

aangemaand en eventueel door de prefect gesanctioneerd. Deze sancties bestaan o.m. in het<br />

verbod de gemeente te verlaten, het zich tweemaal per week aanmelden bij de Carabinieri, een<br />

beperkte vorm van huisarrest, rijverbod, gemeenschapsdienst... Opnieuw kunnen deze sancties<br />

worden geschorst, indien de betrokkene zich wil laten behandelen (1) .<br />

In Spanje wordt het bezit van drugs voor eigen gebruik - net als het gebruik in het openbaar (zie<br />

supra) -, beschouwd als een ernstige inbreuk op de openbare veiligheid. Deze inbreuk wordt op<br />

administratieve wijze gesanctioneerd met een geldboete en/of andere sancties (rijverbod, verbod<br />

wapens te dragen, uitzetting van buitenlanders...) (1) . Hier wordt het onderscheid tussen stoffen die<br />

ernstige schade toebrengen aan de gezondheid en andere stoffen niet gemaakt. De sancties<br />

kunnen worden opgeheven indien de betrokkene zich onderwerpt aan een behandelingskuur (1) .<br />

C. BESLUIT<br />

(119) Misuse of Drugs Act 1971, Schedule 4 - Penalties<br />

(120) Afdeling 1, 2 en 3 Narkotikastrafflag 8 maart 1968, zoals gewijzigd in 1988 (SFS 1988:286) en<br />

1993 (SFS 1993:211)<br />

(121) Afdeling 75 en 76 van het Decreet nr. 309 van 9 oktober 1990, zoals gewijzigd bij Decreet-wet van<br />

12 januari 1993.<br />

(122) Art. 25 en 28 Organieke wet 1/1992 van 21 februari 1992 betreffende de bescherming van de<br />

openbare veiligheid en Koninklijk decreet 1079/1993 van 2 juli 1993 m.b.t. de kwijtschelding van<br />

administratieve sancties in drugzaken.<br />

(123) Art. 25 en 28 Organieke wet 1/1992 van 21 februari 1992 betreffende de bescherming van de<br />

openbare veiligheid en Koninklijk decreet 1079/1993 van 2 juli 1993 m.b.t. de kwijtschelding van<br />

administratieve sancties in drugzaken.<br />

58


In alle lidstaten van de Europese Unie is het bezit van drugs verboden. In Italië en Spanje is het<br />

bezit voor eigen gebruik enkel administratief gesanctioneerd.<br />

De maximumstraffen voor het eenvoudig drugbezit voor eigen gebruik variëren van drie maanden<br />

(Portugal, Duitsland) tot vijf jaar (België, Griekenland).<br />

De meeste lidstaten (Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk,<br />

Portugal, Spanje) maken van het bezit voor eigen gebruik een aparte incriminatie. Sommige<br />

lidstaten maken een onderscheid tussen het bezit van cannabisprodukten en andere (Ierland,<br />

Spanje, Nederland). Andere onderscheiden verschillende soorten drugs (Denemarken, Finland,<br />

Italië, Zweden, Verenigd Koninkrijk). Nog andere maken geen onderscheid (België, Duitsland,<br />

Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal).<br />

T.a.v. de drugbezitter-verslaafde hebben alle lidstaten de wettelijke mogelijkheid om de betrokkene<br />

te laten behandelen i.p.v. hem te vervolgen of een gewone gevangenisstraf op te leggen ( zie infra :<br />

Hoofdstuk V).<br />

T.a.v. de drugbezitter-dealer wordt doorgaans louter repressief opgetreden. Enkele staten (België,<br />

Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Portugal), maken echter expliciet een<br />

onderscheid tussen het gewone dealen en de omstandigheid waarin de dealer verslaafd is.<br />

59


<strong>HOOFDSTUK</strong> V. <strong>DE</strong> JURIDISCHE MID<strong>DE</strong>L<strong>EN</strong> OM E<strong>EN</strong> BEHAN<strong>DE</strong>LING OP TE LEGG<strong>EN</strong> OF<br />

VOOR TE STELL<strong>EN</strong> AAN VERSLAAF<strong>DE</strong>N DIE E<strong>EN</strong> MISDRIJF PLEEG<strong>DE</strong>N<br />

A. INLEIDING<br />

Algemeen kan worden gesteld dat alle lidstaten van de E.U. in hun wetgeving bepalingen hebben<br />

opgenomen die het mogelijk maken dat personen met een verslavingsprobleem naar de hulpverlening<br />

worden georiënteerd. In een aantal landen kan dit zowel in het kader van de burgerlijke of<br />

administratieve procedures als in het kader van de strafprocedure. De afbakening tussen beide<br />

juridische wegen die toelaten om een behandeling te induceren, af te dwingen of op te leggen mag<br />

dan wel juridisch duidelijk zijn, in de praktijk zal de keuze van de procedure bepaald worden door<br />

uiteenlopende factoren. Alhoewel dit aspect niet direct aan de orde is binnen het bestek van<br />

voorliggend onderzoek, is het goed om aan te stippen dat zowel de burgerlijke of administratieve<br />

procedure als de strafrechtelijke procedure vertrekken van twee premisses. Op de eerste plaats<br />

wordt vrij algemeen uitgegaan van de stelling dat verslavingsgedrag niet alleen afwijkend gedrag is,<br />

maar bovendien soms beantwoordt aan de gevaarlijkheidsnotie en als zodanig een<br />

maatschappelijke reactie vergt. Of het nu gaat om het gelijkstellen van een verslaving met een<br />

toestand van psychische deficiëntie dan wel om de (pre-)delictuele dimensie die met het<br />

verslaafdenbestaan wordt geassocieerd, men gaat er vanuit dat een sociaal verweer reactie zich<br />

opdringt. Dit hoeft niet noodzakelijk een strafrechtelijke reactie te zijn maar kan evengoed gaan om<br />

een administratieve afhandeling dan wel om het aanmoedigen van een vrijwillige behandeling.<br />

Op de tweede plaats illustreren de uitgebreide wettelijke mogelijkheden om verslaafden naar de<br />

hulpverlening te oriënteren, de onderliggende overtuiging dat enkel behandeling in een<br />

gespecialiseerde omgeving de verslaafde aan legale of illegale<br />

drugs van zijn/haar verslavingsprobleem kan helpen. Eén en ander is ook symptomatisch voor dit<br />

permanent aanwezige dualisme in de aanpak van afwijkend gedrag. Enerzijds is er de klassiek<br />

repressieve benadering, anderzijds het medisch model waarbij deviantie wordt gereduceerd tot een<br />

ziektetoestand die een medisch therapeutische benadering behoeft.<br />

Sterk veralgemeend zou men kunnen stellen dat het medisch model domineert bij de administratieve<br />

of burgerrechtelijke procedures die voorzien in een (af-)gedwongen behandeling van<br />

personen met verslavingsproblemen.<br />

Bij de afhandeling in strafzaken is vooral de relatie tussen druggebruik/drugsverslaving en de<br />

diverse vormen van drugsgerelateerde criminaliteit aan de orde. Het gaat daarbij op de eerste<br />

plaats om de klassieke verwervingscriminaliteit die druggebruikers plegen om in hun consumptie te<br />

voorzien. Vooral in grotere steden van Europa is men de afgelopen jaren geconfronteerd geworden<br />

met een bij wijlen explosieve groei van veel voorkomende vermogenscriminaliteit die wordt<br />

toegeschreven aan de toename van het drugsprobleem. Empirisch onderzoek heeft deze stelling<br />

deels ondersteund maar ook deels genuanceerd (1) . Het begrip druggerelateerde criminaliteit dekt<br />

(124) <strong>DE</strong> RUYVER, B., e.a., Kansarmoede, druggebruik, criminaliteit, Onderzoeksgroep Drugbeleid, strafrechtelijk<br />

beleid en internationale criminaliteit, Gent, 1992, 91-107. ; KORF, D.J. <strong>EN</strong> LEUW, E., '<br />

Druggebruik, drugverslaving en criminaliteit'. In : BUISMAN, W.R. <strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong>R STEL, J.C., Drugspreventie,<br />

achtergronden, praktijk en toekomst, Houten, Bohn Stafleu, Van Loghum, 1992, 90-102. ; BURR, A.,<br />

'Chasing the dragon : heroin misuse, delinquency and crime in the context of South London culture', The<br />

British Journal of Criminology, 1987, 333-357. ; BEAN, P.T. <strong>EN</strong> WILKINSON, C.K., 'Drug taking, crime and<br />

the illicit supply system', British Journal of Addiction, 1988, 534.; GRAP<strong>EN</strong>DAAL, M., LEUW, E. <strong>EN</strong> NEL<strong>EN</strong>,<br />

J.M., De economie van het drugbestaan. Criminaliteit als expressie van levensstijl en loopbaan., Arnhem,<br />

Gouda Quint, 1991, 147-173.; LEUW, E., 'Heroïnegebruik, criminaliteit en de mogelijke effecten van<br />

methadonverstrekking', Tijdschrift voor Criminologie, 1986, 128-129. ; <strong>DE</strong> RUYVER, B., <strong>VAN</strong> BOUCHAUTE, J.,<br />

REISINGER, M., BALTHAZAR, T., VERMEUL<strong>EN</strong>, G. <strong>EN</strong> <strong>DE</strong> MOERLOOSE, E., Substitutiebehandeling van<br />

drugverslaafden, Brussel, Koning Boudewijnstichting, 1993, 71-74.; JARVIS, G. <strong>EN</strong> PARKER, M., 'Can<br />

medical treatment reduce crime amongst young heroin users?', Research Bulletin, 1990, 29-32. ;<br />

GRAP<strong>EN</strong>DAAL, M., 'De tering naar de nering; middelengebruik en economie van opiaatverslaafden', Jusitiële<br />

Verkenningen, 1989, 23-46. ; KORF, D.J., 'Jatten alle junkies? Criminaliteit en druggebruik in Nederland',<br />

Tijdschrift voor Criminologie, 1990, 119. ; SWIERSTRA, K., Drugcarrières : van crimineel tot conventioneel,<br />

60


meerdere vormen van criminaliteit. Naast de verwervingsmisdrijven zijn er de zogenaamde<br />

expressieve (gewelds-)delicten die verwijzen naar de farmacologische effecten van zowel de legale<br />

als de illegale drugs. In bepaalde sectoren van het maatschappelijk gebeuren hebben de<br />

drugsgerelateerde expressieve delicten een groeiende aandacht gekregen. Dit is het geval voor de<br />

sector van de verkeersveiligheid waar verkeersongevallen worden gerelateerd aan de toename van<br />

het legaal- en illegaal genotsmiddelengebruik. In bepaalde landen zijn terzake wettelijke middelen in<br />

het leven geroepen die een aangepaste af- en behandeling mogelijk maken van personen die<br />

onder invloed verkeersmisdrijven plegen.<br />

Tot slot is er de groep van de zogenaamde consensuele drugsdelicten (dealen, koerieren, en<br />

allerlei andere illegale activiteiten die op de drugmarkt plaatsgrijpen). Deze delictengroep verwijst<br />

direct naar de incriminaties die in de diverse nationale drugwetten en in de internationale verdragen<br />

zijn opgenomen. We verwijzen in dit verband naar de luiken I, III en IV van dit rapport.<br />

De consensuele delicten kunnen worden gepleegd door personen die enkel en alleen uit zijn op<br />

geldgewin. Daarnaast vormen ze een klassiek kanaal waarvan druggebruikers/drugsverslaafden<br />

zich bedienen om de nodige middelen (zowel drugs als geld) te verwerven om in het gebruik te<br />

voorzien. In het eerste geval - drughandel - staan die landen van de Europese Unie een repressieve<br />

benadering voor. Wanneer het echter gaat om druggerelateerde criminaliteit die door<br />

drugsverslaafden wordt gepleegd om de verslaving te onderhouden, beschikken nagenoeg alle<br />

landen, op de diverse echelons van de strafrechtsbedeling, over een brede waaier van<br />

mogelijkheden die voorzien in een afhandeling in strafzaken waarbij de drugsverslaafde misdrijfpleger<br />

de kans krijgt om zich te wenden tot de hulpverlening. Algemeen domineert die opvatting dat<br />

de druggerelateerde criminaliteit in dat geval een symptoom vormt van het onderliggend<br />

verslavingsprobleem en dus ook maar kan verdwijnen als het laatste wordt verholpen.<br />

Samengevat kan men stellen dat het samengaan van recht en drughulpverlening in alle landen van<br />

de Europese Unie voorzien is en dit zowel in het kader van burgerrechtelijke of administratieve<br />

procedures als op de diverse echelons van de strafrechtsbedeling.<br />

In het kader van voorliggend onderzoek beperken we ons tot de mogelijkheden die in de<br />

onderscheiden landen bestaan om druggebruikers (drugsverslaafden die wegens drugggerelateerde<br />

criminaliteit in het strafrechtsbedelingssysteem terecht komen), te oriënteren naar de<br />

drughulpverleningsvoorzieningen.<br />

Toch is het nuttig om aan te stippen dat in diverse landen, in het kader van burgerrechtelijke of<br />

administratieve procedures, voorzien is in modaliteiten van vrijwillige en van gedwongen<br />

behandeling van druggebruikers. Dit is onder meer het geval in Frankrijk waar de Code de Santé<br />

Publique voorziet in een aantal mogelijkheden die gemeen hebben dat ze erop gericht zijn om de<br />

druggebruiker naar de hulpverlening te oriënteren, dit volledig in de geest van het Sociaal Verweerdenken.<br />

Groningen, Onderzoekscentrum voor Criminologie en Jeugdcriminologie, 1990, 155-216.<br />

61


Het Franse systeem (1) neemt het vrijwillig engagement van de druggebruiker om in behandeling te<br />

gaan, als uitgangspunt. Art. L.355.21 van de Code de Santé Publique garandeert de druggebruiker<br />

die zich vrijwillig aanbiedt voor een behandeling niet alleen een kosteloze behandeling maar<br />

bovendien ook anonimiteit en straffeloosheid voor de feiten die betrekking hebben op het<br />

druggebruik. Het medisch certificaat dat de behandeling aantoont, volstaat om de druggebruiker te<br />

ontslaan van strafvervolging. Een tweede mogelijke vorm om in behandeling te gaan, minder<br />

steunend op vrijwilligheid en enigszins afgedwongen, is deze geregeld in de art. L.355.18 tot 355.20<br />

van de Code de Santé Publique. Personen die als druggebruiker gesignaleerd worden aan de<br />

medische en sociale instellingen kunnen door deze laatste aan een onderzoek worden<br />

onderworpen en onder toezicht geplaatst. Blijkt hieruit dat men te maken heeft met een<br />

drugsverslaving dan moet de sanitaire autoriteit de betrokkene verplichten tot een ontwenningskuur<br />

in een door de drugsverslaafde vrij te kiezen instelling. Gaat het niet om drugsverslaving maar om<br />

gewoon druggebruik dan wordt de betrokkene gewoon onder medisch toezicht geplaatst. Wordt de<br />

betrokkene voor het druggebruik geïnterpelleerd door de justitiële autoriteiten dan zal het<br />

voorleggen van een medisch getuigschrift houdende het bewijs van medisch toezicht of van<br />

behandeling, volstaan om ontslagen te worden van strafvervolging.<br />

Beide mogelijkheden zijn erop gericht om de druggebruiker/drugsverslaafde uit het strafrechtelijk<br />

circuit te houden en appelleren duidelijk naar het vrijwillig engagement van de betrokkene. Lukt dit<br />

niet en komt de druggebruiker toch terecht in de strafrechtsbedeling dan voorziet de Franse wetgeving<br />

op de diverse niveaus van de strafprocedure in mogelijkheden voor een (af-)gedwongen<br />

behandeling (zie verder).<br />

Nog andere E.U. landen hanteren een vergelijkbaar systeem waarbij een vrijwillig aangegane<br />

behandeling een weerslag heeft op een eventuele strafvervolging. Dit is eveneens het geval voor<br />

Portugal, Italië, Luxemburg en Duitsland.<br />

In Luxemburg (1) komt er geen vervolging indien de drugsverslaafde vóór de ontdekking van de<br />

feiten een desintoxicatiekuur ondergaat. Italië (1) kent een vergelijkbare regeling als Frankrijk. Een<br />

vrijwillige behandeling verloopt in confidentialiteit en anoniem en levert een vrijstelling van<br />

strafvervolging op.<br />

In Portugal (1) weet de druggebruiker die vrijwillig een behandeling aangaat zich nagenoeg<br />

verzekerd van vrijstelling van strafvervolging of, desgevallend, van de opschorting van de<br />

strafuitspraak. Deze benadering van druggebruikers is met de drugwet van 1993 nog versterkt. De<br />

dreiging met een strafrechtelijke aanpak wordt expliciet aangewend als drukkingsmiddel naar de<br />

druggebruikers teneinde hun te motiveren voor een behandeling. Waar een aantal landen een<br />

specifieke regelgeving hebben uitgewerkt ten behoeve van druggebruikers, hanteren andere<br />

landen meer algemene regelgevingen zoals de wetgeving op de gedwongen opname van<br />

geesteszieken. Wat het laatste betreft vormt België (1) een goed voorbeeld. In toenemende mate<br />

(125) Code de la Santé Publique, Ière partie -législative, Titre III. ; BUYSSE VINC<strong>EN</strong>T <strong>EN</strong> <strong>VAN</strong>HOUTTE<br />

STEPHANIE, Scriptie: L'Injonction Thérapeutique in Frankrijk, academiejaar 1994-1995, p.26. ; RASSAT,<br />

M.L., Droit pénal et procedure pénale, Presses Universitaires de Paris, Mementos Themis, 1989, 207 p. ;<br />

CANTERINO, J., " L'injonction de soins aux toxicomanes : utilités et limites de cette réponse du corps<br />

social.", Journal de médicine légale-Droit médical , 1990,T. 33, n° 1, p.45-48. ; BAILLY, D., PARQUET ,<br />

PH.J. <strong>EN</strong> MULLER, P.H., " L'usager de drogues : un malade ou un déliquant ? A propos de l'injonction<br />

thérapeutique. " , Journal de médicine légale-Droit médical , 1990,T. 33, n° 1, p.53-56. ; SABATINII, J. "<br />

L'injonction aux toxicomanes est-elle, sur le fond, de nature thérapeutique ? ", Journal de médicine<br />

légale-Droit médical , 1990,T. 33, n° 1, p. 57-61. ; STEFANI, LEVASSEUR, BOULOC <strong>EN</strong> DALLOZ, Droit pénal<br />

général, 14 e editie.<br />

(126)<br />

19 februari 1973 - Loi concernant la vente de substance médicamenteuses et la lutte contre la<br />

toxicomanie<br />

(127)<br />

Decree No 309 of 9 october 1990, 'Consolidation of the Laws Governing Drugs and Psychotropic<br />

Substances, the Prevention, Treatment and Rehabilitation of Drug Addicts', zoals gewijzigd door Decree<br />

Law No 3 dated 13 january 1993, Official Gazette, N° 8, 12 january 1993.<br />

(128)<br />

Decree Law No 15/93<br />

(129)<br />

NYS, H., 'Geneeskunde. Recht en medisch handelen.' in A.P.R., Brussel, E. Story-Scientia, 1991,<br />

253 e.v.<br />

62


maken zowel verslaafden aan legale als aan illegale drugs het voorwerp uit van de maatregel van<br />

gedwongen opname van geesteszieken. Het betreft hier een burgerrechtelijke administratieve<br />

maatregel die genomen wordt ten overstaan van personen die een gevaar uitmaken voor zichzelf of<br />

voor derden.<br />

De gevaarsnotie slaat op meer dan enkel de gezondheid van de druggebruiker maar heeft<br />

evenzeer betrekking op de veiligheid van derden. Niet zelden betreft het drugverslaafden die op het<br />

punt staan om misdrijven te plegen of misdrijven hebben gepleegd (bv. fysische bedreigingen,<br />

gewelddaden e.a.). De Procureur des Konings heeft in België bij acute gevaarssituaties de<br />

verantwoordelijkheid en de bevoegdheid om personen gedwongen op te nemen. De Procureur des<br />

Konings zou echter, wanneer er misdrijven zijn gepleegd, ook gebruik kunnen maken van de<br />

strafrechtelijke procedure. Opportuniteitsoverwegingen, zoals de nood aan een snelle en efficiënte<br />

reactie, zullen uiteindelijk bepalend zijn voor de juridische weg die wordt gevolgd.<br />

Net als andere vormen van externe druk (familiaal, vrienden, arbeidsmilieu) speelt de justitiële druk<br />

bij de ontwikkeling van de motivatie bij drugsverslaafden om in behandeling te gaan. Alhoewel<br />

enigszins afgedwongen gaat het formeel juridisch bekeken in dit geval om een vrijwillige<br />

behandeling. Zoals hoger gesteld wordt in een aantal landen een vrijwillige behandeling wettelijk<br />

gehonoreerd in die zin dat drugsverslaafden die zich vrijwillig aanbieden voor een behandeling vrij<br />

blijven van strafvervolging. Net als bij de gedwongen behandeling die langs burgerrechtelijke of<br />

administratieve weg aan drugsverslaafden wordt opgelegd, is de filosofie duidelijk : vermijden dat de<br />

strafrechtsprocedure wordt ingeschakeld en opteren voor een medisch-therapeutische aanpak, dit<br />

in een zo vroeg mogelijk stadium en met een zo groot mogelijke vrijwilligheid vanwege de<br />

verslaafde.<br />

B. ALTERNATIEVE AFHAN<strong>DE</strong>LING IN STRAFZAK<strong>EN</strong> VOOR <strong>DRUGS</strong>VERSLAAF<strong>DE</strong>N<br />

Zoals hoger gesteld beschikken alle landen van de E.U. over een aantal mogelijkheden om<br />

druggebruikers die misdrijven hebben gepleegd naar de hulpverlening te oriënteren. Dit kan op een<br />

afgedwongen, half-vrijwillige basis maar, voor een aantal landen, ook op een gedwongen wijze. We<br />

onderscheiden in dit verband twee niveaus binnen de strafrechtsbedeling.<br />

1. Op het niveau van de strafvervolging<br />

In een aantal rechtssystemen hanteert het Openbaar Ministerie het opportuniteitsbeginsel bij de<br />

vervolging van misdrijven. In theorie levert dit de mogelijkheid op om verregaand te individualiseren<br />

en dus rekening te houden met uiteenlopende opportuniteitsoverwegingen. In de praktijk en zeker<br />

inzake drugdelicten wordt het opportuniteitsbeginsel getemperd door een wettelijk instrumentarium<br />

en door het vervolgingsbeleid. Zo beschikt in Frankrijk (1) de Procureur de la République, sedert de<br />

(130) Code de la Santé Publique, Ière partie -législative, Titre III. ; BUYSSE VINC<strong>EN</strong>T <strong>EN</strong> <strong>VAN</strong>HOUTTE<br />

63


wet van 31 december 1970, over "l'injonction thérapeutique", geregeld in de art. L.355.15 tot<br />

L.355.17 van de Code de Santé Publique. In het verlengde van de hoger aangehaalde<br />

mogelijkheden van vrijwillige behandeling en van de afgedwongen behandeling door de medischsociale<br />

instellingen, kan ook de Procureur de la République aan een druggebruiker/drugsverslaafde<br />

voorstellen om een behandeling te ondergaan. In ruil biedt de Procureur een nietvervolging<br />

van het drugsmisdrijf aan. De Procureur maakt bij dezen gebruik van het opportuniteitsbeginsel.<br />

De betrokken druggebruiker behoudt in principe zijn vrije keuze. Hij/zij is niet verplicht<br />

om het voorstel te aanvaarden maar men kent de gevolgen - vervolging - als men weigert. Indien de<br />

druggebruiker het voorstel aanvaardt komt hij onder toezicht van de D.D.A.S.S. (medisch-sociale<br />

diensten). Pas als de behandeling volledig wordt gevolgd en de D.D.A.S.S. de Procureur hiervan in<br />

kennis stelt, wordt de zaak geseponeerd.<br />

De "injonction thérapeutique" wordt enkel aangewend t.o.v. gewoontegebruikers. Occasioneel<br />

druggebruik wordt afgedaan met een waarschuwing. Deze houding van het O.M. is vastgelegd in<br />

een aantal circulaires die door opeenvolgende Ministers van Justitie werden uitgevaardigd.<br />

In een vorig gedeelte van dit onderzoek werd onder meer melding gemaakt van de "Circulaire<br />

Chalandon" van 12 mei 1987 waarin deze beleidslijn is vastgelegd.<br />

Naast de Procureur de la République beschikt ook de onderzoeksrechter (le juge d'instruction) in<br />

het Franse strafrechtssysteem over een "injonction thérapeutique". Het verschil tussen beide ligt in<br />

het dwangmatig karakter van de "injonction thérapeutique" die door de onderzoeksrechter bij bevel<br />

(une ordonnance) wordt opgelegd. De keuzemogelijkheid voor de druggebruiker is hier afwezig.<br />

Hij/zij wordt trouwens vervolgd door het O.M. en de onderzoeksrechter legt de behandeling op als<br />

een soort van voorlopige beschermingsmaatregel. In de praktijk wordt de maatregel toegepast ten<br />

overstaan van druggebruikers die het voorstel van de Procureur de la République weigerden, of<br />

hun behandeling hebben afgebroken of voor andere misdrijven dan het gebruik van verdovende<br />

middelen werden vervolgd. Doorloopt de drugsverslaafde de opgelegde behandeling dan wordt<br />

hij/zij door de rechter vrijgesteld van straf voor de misdrijven die betrekking hebben op het gebruik<br />

van verdovende middelen.<br />

In België (1) beschikt het Openbaar Ministerie eveneens over het opportuniteitsrecht. Gedurende<br />

decennia hanteerde het Openbaar Ministerie in individuele gevallen van druggebruik en drugsverslaving<br />

het stelsel van de praetoriaanse probatie. Concreet komt dit neer op volgende regeling :<br />

de parketmagistraat maakt de beslissing om al dan niet te vervolgen afhankelijk van de bereidheid<br />

van de druggebruiker om een behandeling te ondergaan. Gaat deze laatste op het voorstel in en<br />

doorloopt hij de behandeling, dan wordt de zaak geseponeerd. In weerwil van de positieve<br />

resultaten, werd het stelsel van de praetoriaanse probatie in België relatief zelden toegepast. Na<br />

enkele positieve experimenten, institutionaliseerde de wet van 10 februari 1994, het stelsel van de<br />

STEPHANIE, Scriptie: L'Injonction Thérapeutique in Frankrijk, academiejaar 1994-1995, p.26. ; BESNARD,<br />

M.," Note relative à l'injonction thérapeutique"., Journal de médicine légale-Droit médical , 1990,T. 1, n°<br />

1, p. 37-47. ; ELCHARDUS, J.M., VEDRINNE, J. <strong>EN</strong> ODDOU, A. , " Injonction thérapeutique : illusion douce ou<br />

dure ?" , Journal de médicine légale-Droit médical , 1990,T. 33, n° 1, p. 41-44. ; CANTERINO, J., "<br />

L'injonction de soins aux toxicomanes : utilités et limites de cette réponse du corps social.", Journal de<br />

médicine légale-Droit médical , 1990,T. 33, n° 1, p.45-48. ; BARRET, L., CORNIER, P. <strong>EN</strong> <strong>DE</strong>BRU, J.L., " De<br />

quelques réflexions à propos de l'injonction thérapeutique.", Journal de médicine légale-Droit médical ,<br />

1990,T.33, n° 1, p. 49-52. ; BAILLY, D., PARQUET , PH.J. <strong>EN</strong> MULLER, P.H., " L'usager de drogues : un<br />

malade ou un déliquant ? A propos de l'injonction thérapeutique. " , Journal de médicine légale-Droit<br />

médical , 1990,T. 33, n° 1, p.53-56. ; SABATINII, J. " L'injonction aux toxicomanes est-elle, sur le fond, de<br />

nature thérapeutique ? ", Journal de médicine légale-Droit médical , 1990,T. 33, n° 1, p. 57-61. ;<br />

LAVAUT, J., LAPRAY, A., ROHMER, G. <strong>EN</strong> LECAMP, M., " Injonction thérapeutique et droit du malade", Revue<br />

Pénitentiaire et de Droit Pénal, 1993, 151-162. ; MAS<strong>DE</strong>U-ARUS, J., Colloques de Poissy : Les collectivités<br />

locales face à la toxicomanie, Paris, Economica, 1985, 231p.<br />

(131) <strong>DE</strong> RUYVER, B., 'Alternatieve straffen: zijn er grenzen aan de creativiteit?', Excerpta Criminologica, 1993, nr.<br />

15, 1-32 ; <strong>DE</strong> RUYVER, B., 'De alternatieve straffen: een modetrend of een volwaardig instrument?'. In: Liber<br />

Amicorum Jules D'Haenens, Gent, Mys en Breesch, 1993, 91-116 ; <strong>DE</strong> RUYVER, B., <strong>VAN</strong> DAELE, L., <strong>VAN</strong><br />

WEMMEL, M. <strong>EN</strong> MORTIER, S., Rijden onder invloed. Opties inzake een aangepaste strafrechtelijke afhandeling,<br />

Onderzoeksgroep drugbeleid, strafrechtelijk beleid en internationale criminaliteit, Universiteit Gent, 1993, 351 p.<br />

64


emiddeling in strafzaken (1) . In het kader van de bemiddeling in strafzaken beschikt het Openbaar<br />

Ministerie o.a. over de mogelijkheid om de dader van een misdrijf die zich beroept op een<br />

verslavingsprobleem, een behandeling voor te stellen. Indien de verslaafde het voorstel aanvaardt<br />

en de behandeling volgt wordt een einde gesteld aan de strafvordering door een sepotbeslissing<br />

die gezag van rechterlijk gewijsde heeft.<br />

Teneinde een uniform vervolgingsbeleid in drugszaken te bewerkstelligen, heeft de Belgische<br />

Minister van Justitie Wathelet samen met de Procureurs-generaal, op 26 mei 1993 een circulaire<br />

uitgevaardigd (1) . Daarbij worden een aantal beleidslijnen uitgewerkt. Op de eerste plaats dient elk<br />

drugsmisdrijf een justitiële reactie te krijgen, zelfs al blijft deze beperkt tot een waarschuwing of een<br />

voorstel tot minnelijke schikking. Ten tweede wordt een onderscheid gemaakt tussen de<br />

occasionele gebruiker, de gewoontegebruiker en de drugshandelaar. Het principe is dat de<br />

gewoontegebruiker zoveel mogelijk de kans krijgt om zich te laten behandelen; dit volgens de in<br />

België bestaande juridische kanalen. Net als in Frankrijk beschikt ook de onderzoeksrechter in<br />

België over een mogelijkheid om drugverslaafden naar een behandeling te oriënteren, zij het<br />

zonder dat daarbij dwang kan worden uitgeoefend.<br />

In het kader van art. 35 van de wet op de voorlopige hechtenis van 20 juli 1990 kan de onderzoeksrechter,<br />

de raadkamer, de kamer van inbeschuldigingstelling of het vonnisgerecht voordat de<br />

zaak ten gronde wordt behandeld, beslissen dat een in hechtenis genomen verdachte in voorlopige<br />

vrijheid wordt gesteld mits het naleven van een aantal voorwaarden. Deze mogelijkheid wordt<br />

regelmatig toegepast ten aanzien van personen met verslavingsproblemen die een behandeling in<br />

een instelling verkiezen boven een verblijf in de gevangenis.<br />

De duur van de vrijlating onder voorwaarden is in principe maximum drie maanden, maar deze<br />

termijn kan worden verlengd.<br />

In Nederland (1) hanteert het Openbaar Ministerie eveneens het opportuniteitsbeginsel. Het<br />

opsporings- en vervolgingsbeleid inzake druggerelateerde misdrijven wordt er bepaald door de<br />

richtlijnen van de Procureurs-generaal. Terzake is er een prioriteitenlijst gemaakt. Druggebruik,<br />

druggerelateerde misdrijven en het zgn. "house-dealen" genieten een lage prioriteit bij opsporing<br />

en vervolging.<br />

Drugverslaafden die zich vrijwillig aanbieden voor een behandeling vallen evident binnen de<br />

categorie van misdrijfplegers die kunnen genieten van een sepotbeslissing vanwege het Openbaar<br />

Ministerie. Het Openbaar Ministerie beschikt over de mogelijkheid van een voorwaardelijk sepot met<br />

o.a. de bijzondere voorwaarde van behandeling in een daarvoor geschikte inrichting.<br />

Betreft het een in voorlopige hechtenis genomen drugverslaafde dan kan de rechter-commissaris<br />

een justitiële schorsing van de hechtenis bevelen zij het onder voorwaarden dat de betrokkene zich<br />

laat behandelen. Het voorwaardelijk sepot van het O.M. maar vooral de schorsing onder<br />

voorwaarden van de voorlopige hechtenis worden aangewend in het Amsterdamse straatjunkenproject.<br />

De drugwetgeving in Luxemburg (1) kent op het niveau van de strafvervolging een brede waaier van<br />

(132) Art. 216 ter Sv.<br />

(133) Algemene richtlijnen van het College van de Procureurs-generaal onder de voorzitterschap van de<br />

Minister van Jusititie over een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid inzake verdovende middelen., 26<br />

mei 1993.<br />

(134) Wet van 12 mei 1928, Stb. 167, tot vaststelling van bepalingen betreffende het opium en andere<br />

verdoovende middelen ( Opiumwet) ; Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake<br />

strafbare feiten van de Opiumwet ,Stcrt. 1980, 137, aan-gepast naar aanleiding van de Richtlijn<br />

Opsportingsbeleid inzake de coffeeshops, Stcrt., 1994, 203. ; <strong>VAN</strong> KALLEVE<strong>EN</strong>, P.W., "Misdrijven<br />

Opiumwet; 1981-1990" in C<strong>EN</strong>TRAAL BUREAU VOOR <strong>DE</strong> STATISTIEK. HOOFDAF<strong>DE</strong>LING STATISTIEK<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong><br />

RECHTSBESCHERMING <strong>EN</strong> VEILIGHEID (CBS), Kwartaalbericht rechtsbescherming en veiligheid, jaargang 5,<br />

1992 -1, 's-Gravenhage, SDU, 17-25. ; JONGH-BRUINS, J.M., "Voorwaardelijk politiesepot in het<br />

wetsvoorstel Herziening Jeugdstrafrecht", DD, 20, 1990, afl.9, 820-836.; WOLTERS, R.D.F., 'Het<br />

Straatjunkenproject, onvrijwillige behandeling in Nederland.', augustus 1994, in : Handboek Verslaving.<br />

Hulpverlening, preventie en beleid., Houten, Bohn Stafleu, Van Loghum, 1993, D 1200-1 - D 1200-19.<br />

(135) Wet van 19 februari 1973 - Loi concernant la vente de substance médicamenteuses et la lutte<br />

65


mogelijkheden om drugsverslaafden naar de drughulpverlening te oriënteren. Art. 23 van de Wet<br />

van 19 februari 1973 bepaalt dat druggebruikers (sensu stricto) vrij blijven van strafvervolging<br />

indien ze zich, vóór het ontdekken van de feiten van druggebruik, onderwerpen aan een<br />

desintoxicatiekuur. Daarnaast bepaalt hetzelfde artikel 23 dat de procureur voor dezelfde feiten van<br />

druggebruik, een detoxificatiebehandeling kan voorstellen. Wie ingaat op het voorstel en deze<br />

behandeling doorloopt, geniet vrijstelling van strafvervolging.<br />

Conform art. 24 van dezelfde wet kan ook de onderzoeksrechter, op verzoek van de procureur of<br />

van de verdachte zelf, een desintoxicatiekuur bevelen voor feiten van druggebruik.<br />

Luxemburg kent m.a.w. in deze fase van de strafrechtsbedeling zowel de vrijwillige-, de<br />

afgedwongen- als de gedwongen behandeling van druggebruikers.<br />

De Italiaanse wetgeving (1) biedt sedert de wet van 26 juni 1990 de meest ruime faciliteiten en<br />

waarborgen aan druggebruikers die vrijwillig in behandeling wensen te gaan.<br />

Druggebruikers die zich voor eigen gebruik schuldig maken aan de invoer, het verwerven en het<br />

bezit van psychotrope stoffen kunnen het voorwerp uitmaken van administratieve sancties, zoals<br />

geregeld in sectie 75 van de wet van 26 juni 1990. De Prefect van de plaats waar het misdrijf plaats<br />

greep is verantwoordelijk voor de toepassing van deze administratieve sancties. Wanneer de<br />

betrokken druggebruiker zelf vraagt om een therapeutisch en rehabilitatie-programma te volgen,<br />

schorst de Prefect de administratieve sancties die hij heeft opgelegd en treft hij alle nodige<br />

schikkingen voor de behandeling.<br />

Wanneer de betrokken druggebruiker het therapeutisch programma, zoals afgesproken, afwerkt,<br />

wordt zijn/haar zaak door de Prefect als afgesloten beschouwd. In het omgekeerde geval - de<br />

betrokken druggebruiker biedt zich in tegenstelling tot de afspraak niet aan, of breekt de<br />

behandeling af - zal de Prefect betrokkene nogmaals vragen om zich naar het programma te<br />

schikken. Ontrekt betrokkene zich opnieuw aan het programma, dan maakt de Prefect de zaak over<br />

aan de openbare aanklager.<br />

Op het niveau van het Openbaar Ministerie is geen individuele afhandeling mogelijk. Italië hanteert<br />

immers een strikt legaliteitsbeginsel waardoor het O.M. verplicht is te vervolgen wanneer het kennis<br />

krijgt van een misdrijf.<br />

In Portugal (1) krijgt de druggebruiker die zich vrijwillig aanbiedt voor een behandeling in een staats-<br />

of private verzorgingsinstelling de verzekering van anonimiteit. Het Ministerie van Gezondheidszorg<br />

staat in voor de nodige voorzieningen ten behoeve van druggebruikers die op vrijwillige basis hulp<br />

zoeken.<br />

Het Openbaar Ministerie kan een druggebruiker verplichten tot een medisch onderzoek, wanneer<br />

blijkt dat hij/zij zichzelf of de maatschappij in gevaar brengt. Het initiatief tot dit medisch onderzoek<br />

kan ook uitgaan van een gezondheidsdienst of van de politie. Wanneer het medisch onderzoek<br />

uitwijst dat de betrokken gebruiker verslaafd is kan het Openbaar Ministerie hem/haar voorstellen<br />

om vrijwillig een behandeling te ondergaan. Indien de druggebruiker ingaat op het voorstel geniet<br />

hij de status van een op vrijwillige basis in behandeling zijnde druggebruiker. Weigert hij/zij het<br />

voorstel dan zal het Openbaar Ministerie de zaak voor de rechter brengen.<br />

In Duitsland (1) wordt inzake vervolging het legaliteitsbeginsel gehanteerd. Toch beschikt de<br />

openbaar aanklager op basis van ' 37 van de drugwet (Betäubungsmittelgesetz), onder bepaalde<br />

voorwaarden, over de mogelijkheid om de uitoefening van de strafvordering op te schorten.<br />

Het moet op de eerste plaats gaan om een misdrijf dat het gevolg is van een drugverslaving. Het<br />

contre la toxicomanie ( art. 23 e.v.)<br />

(136) Decree No 309 of 9 october 1990, 'Consolidation of the Laws Governing Drugs and Psychotropic<br />

Substances, the Prevention, Treatment and Rehabilitation of Drug Addicts', zoals gewijzigd door Decree<br />

Law No 3 dated 13 january 1993, Official Gazette, N° 8, 12 january 1993.<br />

(137) Decree Law No 15/93<br />

(138) Act to regulate the traffic in Narcotics ( Narcotics Act) van 1 Maart 1994, Federal Law Gazette,<br />

1994, I, 358, zoals gewijzigd door Artikel 9 van de Act van 28 oktober 1994, Federal Law Gazette, I, 3186.<br />

; <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong>N WIJNGAART , G., 'Verslaving zonder grenzen', Utrecht, 1988, p.72-82.; Van Tongerloo, P.,<br />

Drugwetgeving in West-duitsland, scriptie in het kader van de grondige en rechtsvergelijkende studie van<br />

het strafrecht, academiejaar 1987-1988.<br />

66


misdrijf mag niet van aard zijn dat het een gevangenisstraf van meer dan twee jaar met zich kan<br />

meebrengen. De verslaafde misdrijfpleger dient bereid te zijn om een behandeling te ondergaan en<br />

de bevoegde rechtbank dient akkoord te gaan met het opschorten van de strafvervolging. De<br />

betrokken druggebruiker moet op regelmatige tijdstippen het bewijs leveren van het verder lopen<br />

van de behandeling. Wanneer de behandeling door de betrokken druggebruiker wordt afgebroken<br />

voor het einde van de afgesproken termijn of hij/zij een nieuw misdrijf pleegt, wordt de strafvordering<br />

verder gezet. Indien het druggerelateerd misdrijf binnen de twee jaar niet wordt vervolgd,<br />

dooft de strafvordering uit.<br />

In dezelfde zin kan ook tijdens de voorhechtenis een behandeling worden voorgesteld aan de in<br />

voorlopige hechtenis genomen drugsverslaafde.<br />

In het Verenigd Koninkrijk (1) hanteert de openbare aanklager het opportuniteitsbeginsel. Hij kan dus<br />

besluiten tot de niet-vervolging van bepaalde drugdelicten. In het kader van het harm reduction<br />

beleid, dat sedert een aantal jaren in het U.K. wordt gevoerd, schakelt het O.M. zich beleidsmatig in<br />

in een aantal beleidsopties die er voor alles op gericht zijn om de sociale bindingen met<br />

drugverslaafden te bewaren, ze medisch-therapeutisch zoveel mogelijk bij te staan en vooral de<br />

individuele en maatschappelijke risico's en nadelen die met een drugsverslaving gepaard gaan<br />

zoveel mogelijk te beperken. In concreto kan de openbare aanklager afzien van vervolging wanneer<br />

er voldoende waarborgen zijn dat een drugverslaafde misdrijfpleger bereid is een behandeling te<br />

ondergaan of zich onder medisch en sociaal toezicht te plaatsen. De onderliggende overtuiging<br />

refereert naar de opvatting dat een justitieel repressieve reactie de marginalisering van de<br />

drugverslaafde enkel verder in de hand zal werken en dus tegenaangewezen is tenzij de strafbare<br />

feiten een repressieve reactie, gericht op de beveiliging van de samenleving, vereisen.<br />

Volledigheidshalve dient aangestipt dat in de U.K. the Mental Health Act toelaat dat drugverslaafden<br />

gedwongen worden opgenomen.<br />

In Spanje kent men geen alternatieve afdoening voor drugsverslaafden op het niveau van de<br />

strafvervolging. Het legaliteitsbeginsel staat de individualisering bij de vervolging in de weg.<br />

In Oostenrijk (1) kent men eveneens een strikte toepassing van het legaliteitsbeginsel. Het<br />

Openbaar Ministerie heeft dus geen mogelijkheden tot een alternatieve afhandeling in strafzaken<br />

van drugdelicten, tenzij deze uitdrukkelijk in de wet voorzien zijn. Dit is het geval in de ' 17 en 19<br />

van de Oostenrijkse drugwet van 1951 (gewijzigd in 1980 en 1985). ' 17 verplicht de openbare<br />

aanklager om de vervolging uit te stellen voor een probatieperiode van twee jaar, wanneer de<br />

druggebruiker in het bezit werd aan-getroffen van een kleine hoeveelheid drugs. De Oostenrijkse<br />

drugwet maakt een onderscheid tussen druggebruik (of liever bezit voor eigen gebruik) en<br />

drughandel (cfr. supra).<br />

Wanneer de verdachte echter in kleine hoeveelheden drugs aanschaft, invoert, uitvoert, aanbiedt<br />

of aan anderen geeft, dan kan de openbare aanklager tijdelijk de uitoefening van de strafvordering<br />

uitstellen. Voorafgaandelijk aan de beslissing tot uitstel van de strafvordering dient de openbare<br />

aanklager informatie in te winnen bij "the Central Drug Records Office" van het federaal ministerie<br />

van gezondheidszorg en leefmilieu en bij de regionale gezondheidsautoriteiten. Deze laatsten gaan<br />

na of de betrokken persoon een medische behandeling of begeleiding behoeft en of behandeling<br />

met een redelijke kans op succes mogelijk is. De betrokken druggebruiker dient bereid te zijn om<br />

(139) Menthal Health Act 1983, Criminal Justice Act 1991, Chapter 53 ; Criminal Justice Act 1991.<br />

Detailed Guides. ; National Standards for the supervision of offenders in the community, Londen, 1992,<br />

123p.<br />

(140) Narcotic Drugs Act ( Suchtgiftegesetz)1951, Federal Law Bulletin, N° 234, zoals gewijzigd door de<br />

Narcotic Drugs Amendment Act 1971, Federal Law Bulletin N° 271, de Penal Code Adaptation Act,<br />

Federal Law Bulletin N° 1974/422, en de Narcotic Drugs Amendment Acts van 1977, Federal law Bulletin,<br />

N° 1978/532, van 1980, Federal Law Bulletin N° 319, en van 1985, Federal Law Bulletin N° 184. ;<br />

Bundesministerium für Justiz, Länderbericht Österreich. " 2. Paneuropäische Ministerconferenz.",<br />

Europa-rat - Pompidou-Gruppe. ; Federal Ministry of Justice, Country report AUSTRIA. " Treatment in<br />

prison and rehabilitation for drug users." , Council of Europe-Pompidou Group. ; Councuil of Europe,<br />

Description of legislation and practice. " Alternatives to Criminal Proceedings and Imprisonment." ;<br />

FEHERVARY, J., " Drug Policy in Austria.", in in Drug Policies in Western Europe, ALBRECHT, H.J. <strong>EN</strong> <strong>VAN</strong><br />

KALMTHOUT, A. (EDS.), Max-Planck-Institut, 1989, p.63-8<br />

67


een medische behandeling of begeleiding te volgen of, indien nodig, om zich onder de supervisie<br />

van een probatieassistent of officieel erkende instelling te plaatsen.<br />

' 17 van de Oostenrijkse drugwet creëert m.a.w. de mogelijkheid om externe druk uit te oefenen op<br />

de druggebruiker en op die manier de motivatie om een behandeling te ondergaan enigszins af te<br />

dwingen.<br />

In Denemarken (1) hanteert het Openbaar Ministerie het opportuniteitsbeginsel. Men vindt in de<br />

Deense wetgeving op het niveau van de strafvervolging geen specifieke bepalingen t.a.v.<br />

drugsgebruikers/drugsverslaafden maar de openbare aanklager kan gebruik maken van het<br />

opportuniteitsbeginsel en bij de beslissing om te vervolgen rekening houden met individuele<br />

omstandigheden.<br />

Wanneer een drugverslaafde-misdrijfpleger de ten laste gelegde feiten bekent, en bovendien<br />

bereid is om een behandeling te ondergaan, dan kan het Openbaar Ministerie, met instemming van<br />

de rechtbank die dient in te stemmen met de voorwaarden, de tenlastelegging intrekken onder<br />

bepaalde voorwaarden (zoals vrijwillig een behandeling volgen of zich onder begeleiding plaatsen).<br />

Het Openbaar Ministerie zal oordelen of de betrokken persoon terzake voldoende waarborgen<br />

biedt.<br />

In Finland (1) voorziet ' 7 van hfst. 50 (narcotics offences) van de Finse strafwet dat kan afgezien<br />

worden van strafvervolging indien de misdrijfpleger aantoont dat hij, met instemming van het<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Gezondheidszorg, in behandeling is gegaan.<br />

In Zweden (1) wordt sedert jaren een repressieve houding aangenomen t.o.v. het druggebruik.<br />

Druggebruikers kunnen op basis van "the Care of alcoholics, drug abusers and abusers of volatile<br />

solvents act", van 1988 het voorwerp uitmaken van een door de rechtbank opgelegde gedwongen<br />

behandeling. Bij toepassing van het opportuniteitsbeginsel kan de openbaar aanklager t.o.v. een<br />

druggebruiker die het voorwerp uitmaakt van een gedwongen behandeling, afwegen of het alsnog<br />

opportuun is om de strafvervolging in te stellen. De voorwaarde is dat de betrokken druggebruiker<br />

ver-dacht wordt van een misdrijf dat bestraft wordt met een straf van maximum een jaar<br />

gevangenisstraf. In dit verband kan de openbare aanklager het advies inwinnen van de instelling<br />

waar de gedwongen behandeling wordt uitgevoerd en van de "Municipal Social Welfare Committee".<br />

2. Op het niveau van de straftoemeting<br />

In Frankrijk (1) bestaan er voor de strafrechter diverse mogelijkheden om een geïndividualiseerde<br />

(141) JEPS<strong>EN</strong>, J., " Implementation of National Drug Legislation", 171-181 in Policies and Strategies to<br />

Combat Drugs in Europe. The Treaty on European Strategy to Combat drugs ?, G. ESTIEV<strong>EN</strong>ART (ED.),<br />

Dordrecht, Martinus Nijhoff Institute, Florence, 1995, p. 431 : , 197-205. ; HARDING, T, " A Comparative<br />

study of medico-legal systems.", 118-166, in Forensic Psychiatry. Clinical, legal and ethical issues.,<br />

GUNN, J. <strong>EN</strong>TAYLOR, P.(EDS.), Cornwall, Harnolls Ltd., 1993, 1151 p.<br />

(142) Penal Code, Chapter 50, Narcotic Offences, 17 december 1993/1304 ; JEPS<strong>EN</strong>, J.,<br />

"Implementation of National Drug Legislation", 171-181 in Policies and Strategies to Combat Drugs<br />

in Europe. The Treaty on European Strategy to Combat drugs ?, G. ESTIEV<strong>EN</strong>ART (ED.), Dordrecht,<br />

Martinus Nijhoff Institute, Florence, 1995, p. 431 : , 197-205.<br />

(143) The Care of Alcoholics, Drug Abusers and Abusers of Volatile Solvents ( Special provisions) Act,<br />

1988 : 870 ; including amendments, up to an including SFS 1994 : 96. ; JEPS<strong>EN</strong>, J., " Implementation of<br />

National Drug Legislation", 171-181 in Policies and Strategies to Combat Drugs in Europe. The Treaty on<br />

European Strategy to Combat drugs ?, G. ESTIEV<strong>EN</strong>ART (ED.), Dordrecht, Martinus Nijhoff Institute,<br />

Florence, 1995, p. 431 : , 197-205.<br />

(144) Code de la Santé Publique, Ière partie -législative, Titre III. ; BUYSSE VINC<strong>EN</strong>T <strong>EN</strong> <strong>VAN</strong>HOUTTE<br />

STEPHANIE, Scriptie: L'Injonction Thérapeutique in Frankrijk, academiejaar 1994-1995, p.26. ; SABATINII,<br />

J. " L'injonction aux toxicomanes est-elle, sur le fond, de nature thérapeutique ? ", Journal de médicine<br />

légale-Droit médical , 1990,T. 33, n° 1, p. 57-61. ; LAVAUT, J., LAPRAY, A., ROHMER, G. <strong>EN</strong> LECAMP, M.,<br />

" Injonction thérapeutique et droit du malade", Revue Pénitentiaire et de Droit Pénal, 1993, 151-162. ;<br />

68


straf of maatregel uit te spreken t.o.v. druggebruikers/drugverslaafden.<br />

In navolging van de Procureur de la République en van de Onderzoeksrechter kan ook de<br />

strafrechter, sedert de wet van 31 december 1970, op basis van art. L.628.3 van de Code de Santé<br />

Publique een "injonction thérapeutique" opleggen aan een drugverslaafde. In dit geval kan de<br />

rechtbank afzien van de van de straf die in art. L. 628 van de Code de Santé Publique is<br />

vastgesteld voor druggebruik. In het begin van de jaren '70 maakten magistraten veelvuldig gebruik<br />

van de "l'injonction thérapeutique". Vrij snel evolueerde het systeem tot een formalisme waarvoor<br />

vooral het gebruik aan motivatie bij de cliënten en de terughoudende opstelling van de medische<br />

wereld verantwoordelijk waren.<br />

Daarnaast beschikt de Franse strafrechter over een brede waaier van mogelijkheden om te<br />

individualiseren bij de straftoemeting. Deze zijn : gewoon uitstel van de tenuitvoerlegging van de<br />

straf, uitstel met een op de proefstelling (probation), gewone opschorting van de strafuitspraak,<br />

uitstel met een dienstverlening aan de gemeenschap, opschorting met een op de proefstelling en<br />

een opschorting met injunctie.<br />

In het kader van een op de proefstelling kunnen aan een druggebruiker geïndividualiseerde<br />

voorwaarden worden voorgesteld. De aanvaarding van deze voorwaarden is vereist om uitstel of<br />

opschorting te kunnen krijgen. Volledigheidshalve dient aangestipt dat ook in Frankrijk de plaatsing<br />

in een psychiatrische instelling mogelijk is van personen die omwille van hun geestelijke<br />

gezondheidstoestand een gevaar voor zichzelf of voor anderen uitmaken. In principe kunnen ook<br />

drugverslaafden het voorwerp uitmaken van een dergelijke gedwongen plaatsing.<br />

MAS<strong>DE</strong>U-ARUS, J., Colloques de Poissy : Les collectivités locales face à la toxicomanie, Paris,<br />

Economica, 1985, 231p. ; STEFANI, LEVASSEUR, BOULOC <strong>EN</strong> DALLOZ, Droit pénal général, 14 e editie.<br />

69


In België (1) beschikt de strafrechter over vergelijkbare mogelijkheden om t.a.v. drugverslaafde<br />

misdrijfplegers een geïndividualiseerde straf of maatregel uit te spreken. De drugwet van 9 juli 1975<br />

heeft de toepassingsmogelijkheden van de probatiewet van 29 juni 1964 t.a.v. drugsgebruikers<br />

verruimd, specifiek vanuit de filosofie dat alles dient aangewend om personen met een<br />

verslavingsprobleem naar de drughulpverlening te oriënteren. In het kader van de probatiewet, kan<br />

de strafrechter gebruik maken van de probatieopschorting en van het probatieuitstel. Klassiek wordt<br />

als probatievoorwaarde, een behandeling voorgesteld. Opdat probatie kan worden uitgesproken<br />

dient de probant zijn instemming te geven met de probatievoorwaarden. Het alternatief is meestal<br />

een effectieve gevangenisstraf, zodanig dat men kan gewagen van een onder justitiële druk<br />

afgedwongen behandeling.<br />

In Nederland (1) kan de strafrechter een voorwaardelijke veroordeling uitspreken met als bijzondere<br />

(145) Drugwet 21 februari 1924 zoals gewijzigd in 1975 en 1994, Wet van 29 juni 1964 betreffende de<br />

opschorting, het uistel en de probatie ; De Ruyver, B., 'Alternatieve straffen: zijn er grenzen aan de creativiteit?',<br />

Excerpta Criminologica, 1993, nr. 15, 1-32 ; <strong>DE</strong> RUYVER, B., 'De alternatieve straffen: een modetrend of een<br />

volwaardig instrument?'. In: Liber Amicorum Jules D'Haenens, Gent, Mys en Breesch, 1993, 91-116 ; <strong>DE</strong> RUYVER,<br />

B., <strong>VAN</strong> DAELE, L., <strong>VAN</strong> WEMMEL, M. <strong>EN</strong> MORTIER, S., Rijden onder invloed. Opties inzake een aangepaste<br />

strafrechtelijke afhandeling, Onderzoeksgroep drugbeleid, strafrechtelijk beleid en internationale criminaliteit,<br />

Universiteit Gent, 1993, 351 p.<br />

(146) Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet<br />

,Stcrt. 1980, 137, aan-gepast naar aanleiding van de Richtlijn Opsportingsbeleid inzake de coffeeshops,<br />

Stcrt., 1994, 203. ; <strong>VAN</strong> ALEM, V.C.M. <strong>EN</strong> SCHIPPERS, G.M., 'Dwang, drang en drugshulpverlening in<br />

Nederland', april 1994, D 1200-1 - D 1200-19, in : Handboek Verslaving. Hulpverlening, preventie en<br />

beleid., Houten, Bohn Stafleu, Van Loghum, 1993; <strong>VAN</strong> KALLEVE<strong>EN</strong>, P.W., "Misdrijven Opiumwet; 1981-<br />

70


voorwaarde dat de veroordeelde zich in een behandelingsinrichting laat opnemen.<br />

In principe kan de strafrechter een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor een periode van<br />

een jaar opleggen (art. 37 Wetboek van Strafrecht) maar van deze mogelijkheid wordt zelden<br />

gebruik gemaakt t.o.v. drugsverslaafden.<br />

1990" in C<strong>EN</strong>TRAAL BUREAU VOOR <strong>DE</strong> STATISTIEK. HOOFDAF<strong>DE</strong>LING STATISTIEK<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> RECHTSBESCHERMING<br />

<strong>EN</strong> VEILIGHEID (CBS), Kwartaalbericht rechtsbescherming en veiligheid, jaargang 5, 1992 -1, 's-<br />

Gravenhage, SDU, 17-25..<br />

71


In Luxemburg (1) kan de strafrechter op basis van art. 26 van de eerder aangehaalde wet van 19<br />

februari 1973 , een gedwongen detoxificatiekuur bevelen t.o.v. druggebruikers. De medische<br />

autoriteiten die het toezicht hebben op de behandeling houden de strafrechter op de hoogte van<br />

het verloop van de behandeling. In voorkomend geval kan de strafrechter een opschorting van de<br />

uitspraak van de straf bevelen. De strafrechter kan daarnaast terugvallen op een opschorting van<br />

de uitspraak met probatie en op het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf met probatie. In<br />

beide gevallen kunnen de probatievoorwaarden bestaan uit een behandeling of uit een begeleiding<br />

voor de drugverslaafde.<br />

Wat Italië (1) betreft hebben we eerder reeds gewezen op de uitgangspunten van de drugwetgeving<br />

die gaan in de richting van een begunstigen van de bereidheid van de druggebruiker om in<br />

behandeling te gaan. Het is pas nadat de betrokkene weigert in te gaan op een derde uitnodiging<br />

van de prefekt om een behandelingsprogramma te volgen of het programma onderbroken heeft<br />

(cfr. supra), dat de rechtbank optreedt. De rechter kan in dit geval op zijn beurt een aantal<br />

restrictieve maatregelen opleggen. Wanneer de betrokkene erom verzoekt, kan de rechter de<br />

opschorting van een genomen maatregel bevelen en hem/haar verwijzen naar een therapeutisch<br />

programma. Wordt dit programma zoals afgesproken doorlopen dan zal de rechter beslissen dat de<br />

zaak wordt afgesloten. Het behandelingsgericht karakter van de Italiaanse drugswetgeving blijkt<br />

eveneens uit andere gegevens. ' 89 stipuleert dat een preventieve hechtenis in een gevangenis<br />

niet kan worden bevolen wanneer de drugverslaafde dader een behandelingsprogramma volgt en<br />

een hechtenis dit programma zou kunnen verstoren. Conform ' 90 mag de rechtbank de<br />

tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf uitstellen voor een periode van vijf jaar wanneer het een<br />

veroordeling betreft voor strafbare feiten gepleegd in relatie tot een drugverslaving en de<br />

veroordeling niet meer dan vier jaar gevangenis betreft. De voorwaarde is wel dat de veroordeelde<br />

drugverslaafde ondertussen een therapeutisch- en rehabilitatie-programma is begonnen.<br />

' 91 voorziet dat de schorsing van de uitvoering van een straf wordt toegestaan indien de<br />

verzoeker een bewijs kan voorleggen dat hij/zij in openbare of private instelling een therapeutisch<br />

en sociaal rehabilitatieprogramma kan volgen of heeft gevolgd.<br />

De Portugese wet (1) van 1993 voorziet in art. 44 dat een persoon die zich schuldig heeft gemaakt<br />

aan druggebruik of aan een aanverwant misdrijf en op basis van een medico-legaal onderzoek als<br />

drugdependent wordt beschouwd, opschorting van de strafuitspraak kan krijgen indien hij/zij<br />

akkoord gaat om op vrijwillige basis in behandeling te gaan, dit onder de modaliteiten en voor een<br />

periode bepaald door de rechtbank. De opschorting van de uitspraak kan, volgens art. 45, ook met<br />

probatie worden opgelegd wanneer de rechtbank dit bevorderlijk acht voor de reïntegratie van de<br />

(147) Wet van 26 juli 1986. betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie ; Wet van 19 februari<br />

1973 - Loi concernant la vente de substance médicamenteuses et la lutte contre la toxicomanie ( art. 23<br />

e.v.)<br />

(148) Decree No 309 of 9 october 1990, 'Consolidation of the Laws Governing Drugs and Psychotropic<br />

Substances, the Prevention, Treatment and Rehabilitation of Drug Addicts', zoals gewijzigd door Decree<br />

Law No 3 dated 13 january 1993, Official Gazette, N° 8, 12 january 1993.; BIELEMAN, B. T<strong>EN</strong> <strong>DE</strong>N, C., <strong>DE</strong><br />

BIE, E. <strong>EN</strong> KAPLAN, C., "Part I . Overview" in Lines across Europe. Nature and extent of cocaine use in<br />

Barcelona, Rotterdam and Turin, BIELEMAN, B., DIAZ, A., MERLO, G. <strong>EN</strong> KAPLAN, C. ( eds.), Amsterdam,<br />

Swets & Zeitlinger B.V., 1993, 3-58.<br />

(149) Decree Law No 15/93<br />

72


etrokkene in de samenleving. Het individueel herstel en reïntegratieplan wordt begeleid door de<br />

gezondheidsdiensten, in samenwerking met het Instituut voor Sociale Rehabilitatie.<br />

Indien er een rechtszaak lopende is tegen een persoon die in behandeling is dan dient de<br />

geneesheer van de instelling om de drie maanden aan de rechtbank verslag uit te brengen over de<br />

vooruitgang van de behandeling.<br />

In Duitsland (1) kan een persoon die wegens een druggerelateerd misdrijf, te wijten aan een<br />

drugsverslaving, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf die de twee jaar niet overschrijdt uitstel<br />

van de tenuitvoerlegging van de straf krijgen, indien de veroordeelde persoon een behandeling<br />

volgt of belooft deze te volgen en het begin van de behandeling is verzekerd.<br />

In Ierland (1) kan op basis van the misuse of drugs act van 1984 opschorting van de strafuitspraak<br />

worden toegestaan wanneer de dader van een drugsmisdrijf bereid is een behandeling te<br />

ondergaan en zich te onderwerpen aan een probatiebegeleiding.<br />

Wie zich in voorlopige hechtenis bevindt kan gedwongen in een gespecialiseerde instelling worden<br />

geplaatst om een behandeling te ondergaan.<br />

In het Verenigd Koninkrijk (1) voorziet the Criminal Justice Act van 1991 dat de rechtbank een<br />

probation order kan bevelen wanneer de dader verslaafd is aan drugs of alcohol, de verslaving aan<br />

de basis ligt van of minstens heeft bijgedragen tot de totstandkoming van het misdrijf en de<br />

verslaving kan behandeld worden. De behandeling kan onder diverse modaliteiten verlopen :<br />

residentieel, ambulant of onder toezicht van een gekwalificeerd persoon.<br />

In Spanje (1) werd met de hervorming van 1988 een belangrijke wijziging in het Spaanse<br />

strafwetboek ingevoerd. Het toen ingevoegde art. 93bis heeft de toepassingsvoorwaarden van de<br />

voorwaardelijk veroordeling uitgebreid. Art. 93 bis laat de rechter toe een veroordeling met uitstel te<br />

verlenen aan personen die veroordeeld werden tot een vrijheidsberovende straf die de twee jaar<br />

niet overschrijdt en dit voor een misdrijf dat ze begaan hebben wegens een verslaving aan toxische,<br />

verdovende of psychotropische middelen. Opdat de rechter een voorwaardelijke veroordeling zou<br />

kunnen uitspreken dienen volgende voorwaarden verenigd te zijn. Op de eerste plaats dient het<br />

vonnis niet alleen de toestand van drugsverslaving vast te stellen maar bovendien te bevestigen<br />

dat het misdrijf dient toegeschreven aan deze toestand van verslaving. Op de tweede plaats dient<br />

een geaccrediteerde instelling te testeren dat de veroordeelde niet langer verslaafd is of een<br />

behandeling volgt. Tot slot mag de betrokkene geen recidivist zijn en evenmin reeds eerder van<br />

(150) Act to regulate the traffic in Narcotics ( Narcotics Act) van 1 Maart 1994, Federal Law Gazette,<br />

1994, I, 358, zoals gewijzigd door Artikel 9 van de Act van 28 oktober 1994, Federal Law Gazette, I, 3186.<br />

(151) Misuse of drugs Act 1984 .<br />

(152) Criminal Justice Act 1991, Chapter 53 ; Criminal Justice Act 1991. Detailed Guides. ; National<br />

Standards for the supervision of offenders in the community, Londen, 1992, 123p.<br />

(153) Ley Oganica 1/1992, de febrero, sobre Protection de la Seguridad Ciudadana, Sabado 22 febrero<br />

1992. ( Constitutional Law N°1/1992 of 21 february on the Protection of Public Safety, Official Gazette<br />

N°46, 22 februari 1992. ); Artt. 92-93bis Codigo Penal ; Royal Decree 1079/1993 of 2 july regulating the<br />

remission of administrative penalties in drug matters. ; <strong>DE</strong> LA CUESTA, J.L., " The Present Spanisch Drug<br />

Criminal Policy.", in Drug Policies in Western Europe, ALBRECHT, H.J. <strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> KALMTHOUT, A. (EDS.),<br />

Max-Planck-Institut, 1989, p.293-320.<br />

73


een veroordeling met uitstel genoten hebben.<br />

Naast art. 93bis van de Spaanse strafwet regelen art. 25.2 of the Constitutional Law nr. 1/1992 of<br />

21 February on the Protection of Public Safety en het Koninklijk Decreet van 20 juli 1993 de<br />

mogelijkheid van uitstel van vrijheidsbeperkende administratieve straffen die wegens overtreding<br />

van de Spaanse drugwet kunnen worden opgelegd. De voorwaarde is dat de gewoontegebruikers<br />

van drugs zich aan een detoxificatie-behandeling onderwerpen in een officieel erkende instelling.<br />

74


De Oostenrijkse drugswetgeving (1) bepaalt dat naast de openbare aanklager op basis van ' 17<br />

van de drugwet (cfr. supra) ook de rechtbank op basis van ' 19, voorwaardelijk de strafvordering<br />

kan stoppen. Ook in dit geval is de voorwaarde dat de drugdelinquent bereid is een behandeling te<br />

ondergaan of zich onder toezicht van een probatieofficier te plaatsen. Daarnaast kan de rechtbank<br />

bij toepassing van ' 23a van de drugwet uitstel verlenen van de uitvoering van de straf voor een<br />

periode van twee jaar voor zover dit noodzakelijk is om de veroordeelde toe te laten een<br />

behandeling te ondergaan.<br />

Wanneer een drugsverslaafde misdrijfpleger met succes een behandeling heeft gevolgd en er<br />

ondertussen een definitieve straf tegen hem/haar werd uitgesproken zal de rechtbank, ex officio,<br />

onderzoeken of het niet mogelijk is om de gevangenisstraf om te zetten in een probatieregeling.<br />

In Denemarken (1) heeft het drugbeleid vanaf 1992 ingrijpende wijzigingen ondergaan in de richting<br />

van een repressieve benadering van het druggebruik en de druggerelateerde criminaliteit.<br />

Wat betreft het samengaan van strafrecht en drughulpverlening op het niveau van de straftoemeting<br />

bestaan er geen specifieke regelingen. Men valt terug op de klassieke alternatieve sancties<br />

zoals de opschorting van de strafuitspraak en het uitstel van de tenuitvoerlegging van de<br />

uitgesproken straf, onder probatievoorwaarden. Het volgen van een behandeling is een essentiële<br />

voorwaarde om te kunnen genieten van probatieopschorting of probatieuitstel. Denemarken<br />

beschikt daartoe over een brede waaier van behandelingsfaciliteiten.<br />

Zoals we in het vorige hoofdstuk reeds stelden neemt de Zweedse wetgeving (1) een repressieve<br />

houding t.o.v. gewoontedruggebruikers. The County Administrative Court kan een maatregel van<br />

gedwongen behandeling uitvaardigen tegen elke persoon die wegens intens gebruik van alcohol,<br />

drugs of solvents behoefte heeft aan een behandeling om zijn verslaving af te breken en de nodige<br />

zorgen niet op vrijwillige basis kunnen verstrekt worden in het kader van de Social Services Act van<br />

1980. Bovendien wordt vereist dat de betrokken persoon zijn fysische en psychische gezondheid in<br />

gevaar brengt, het risico loopt zijn leven in gevaar te brengen of in staat is om zichzelf of zijn<br />

omgeving ernstige schade toe te brengen. Deze maatregel van gedwongen behandeling heeft een<br />

maximale duur van zes maand en heeft o.a. tot doel om de persoon te motiveren om nadien op<br />

vrijwillige basis zijn behandeling verder te zetten.<br />

De Municipal Social Welfare Committee staat in voor het medisch onderzoek van de betrokkene en<br />

voor zijn begeleiding. In geval van spoedeisendheid kunnen zowel the Municipal Social Welfare<br />

Committee als de politie een maatregel van onmiddellijke opname uitvaardigen tegen een<br />

verslaafde. Deze maatregel wordt onverwijld voorgelegd aan de County Administrative Court.<br />

Daarnaast kan in Zweden ook een behandeling volgens een bepaald behandelingsplan - de zgn.<br />

'contract care' - worden opgelegd in het kader van een probatievonnis. De 'contract care' is<br />

bedoeld voor individuen die normalerwijze tot een gevangenisstraf zouden worden veroordeeld,<br />

maar wiens criminaliteit onder andere te wijten is aan hun druggebruik. De rechtbank beslist of de<br />

voorgestelde behandeling kan beschouwd worden als een voldoende reactie op het misdrijf. De<br />

probatiedienst is verantwoordelijk voor het onderzoek naar de maatschappelijke achtergrond van<br />

betrokkene, het opstellen van een behandelingsplan en het toezicht op de naleving van de<br />

(154) Narcotic Drugs Act ( Suchtgiftegesetz)1951, Federal Law Bulletin, N° 234, zoals gewijzigd door de<br />

Narcotic Drugs Amendment Act 1971, Federal Law Bulletin N° 271, de Penal Code Adaptation Act,<br />

Federal Law Bulletin N° 1974/422, en de Narcotic Drugs Amendment Acts van 1977, Federal law Bulletin,<br />

N° 1978/532, van 1980, Federal Law Bulletin N° 319, en van 1985, Federal Law Bulletin N° 184. ;<br />

Bundesministerium für Justiz, Länderbericht Österreich. " 2. Paneuropäische Ministerconferenz.",<br />

Europa-rat - Pompidou-Gruppe. ; Federal Ministry of Justice, Country report AUSTRIA. " Treatment in<br />

prison and rehabilitation for drug users." , Council of Europe-Pompidou Group. ; Councuil of Europe,<br />

Description of legislation and practice. " Alternatives to Criminal Proceedings and Imprisonment."<br />

(155) Jepsen, J., " Implementation of National Drug Legislation", 171-181 in Policies and Strategies to<br />

Combat Drugs in Europe. The Treaty on European Strategy to Combat drugs ?, G. ESTIEV<strong>EN</strong>ART (ED.),<br />

Dordrecht, Martinus Nijhoff Institute, Florence, 1995, p. 431 : , 197-205.<br />

(156) The Care of Alcoholics, drug Abusers and Abusers of Volatile Solvents ( Special provisions) Act,<br />

1988. ; Jepsen, J., " Implementation of National Drug Legislation", 171-181 in Policies and Strategies to<br />

Combat Drugs in Europe. The Treaty on European Strategy to Combat drugs ?, G. ESTIEV<strong>EN</strong>ART (ED.),<br />

Dordrecht, Martinus Nijhoff Institute, Florence, 1995, p. 431 : , 197-205.<br />

75


probatievoorwaarden. Het personeel van de behandelingsinstelling kan verplicht worden om alle<br />

inbreuken die door de patiënt gepleegd worden, te melden aan de probatiedienst en de openbare<br />

aanklager.<br />

In Finland (1) kan de rechter volgens afdeling 7 van hfst. 50 van het strafwetboek (narcotics<br />

offences) afzien van de voorziene straf voor een drugsmisdrijf wanneer de misdrijfpleger zich heeft<br />

aangeboden voor een behandeling die is goedgekeurd door the Ministry of Social Affairs and<br />

Health.<br />

In Griekenland (1) kan een drugsverslaafde als schuldonbekwaam worden beschouwd en dus als<br />

moreel niet verantwoordelijk geacht worden voor het misdrijf dat hij/zij heeft gepleegd. Wel kan de<br />

betrokken drugsverslaafde aan een dwangbehandeling worden onderworpen in een gesloten<br />

instelling.<br />

De occasionele gebruiker komt, wegens het ontbreken van een staat van afhankelijkheid, hiervoor<br />

niet in aanmerking.<br />

Wordt t.a.v. een druggebruiker een gevangenisstraf uitgesproken dan kan de gevangenisstraf<br />

worden vervangen door een verblijf in een gespecialiseerd afkickcentrum. De periode van verblijf in<br />

dergelijk centrum kan maximum een jaar bedragen en wordt verrekend in de duur van de<br />

ondergane gevangenisstraf.<br />

(157) Penal Code, Chapter 50, Narcotic Offences, 17 december 1993/1304 ; Conditional sentence Act,<br />

13 februari 1976/135. ; Jepsen, J., " Implementation of National Drug Legislation", 171-181 in Policies<br />

and Strategies to Combat Drugs in Europe. The Treaty on European Strategy to Combat drugs ?, G.<br />

ESTIEV<strong>EN</strong>ART (ED.), Dordrecht, Martinus Nijhoff Institute, Florence, 1995, p. 431 : , 197-205.<br />

(158) LEROY, B, " European Legislative Systems in Relation to the Demand in 1993. Recent<br />

Developments and Comparative Study. ", 112-130 in Policies and Strategies to Combat Drugs in Europe.<br />

The Treaty on European Strategy to Combat drugs ?, G. ESTIEV<strong>EN</strong>ART(ED.), Dordrecht, Martinus Nijhoff<br />

Institute, Florence, 1995, p. 431 .<br />

76


<strong>HOOFDSTUK</strong> VII. <strong>DE</strong> IMPLEM<strong>EN</strong>TATIE <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> EUROPESE RICHTLIJN <strong>VAN</strong> 10 JUNI 1991<br />

TOT VOORKOMING <strong>VAN</strong> HET GEBRUIK <strong>VAN</strong> HET FINANCIEEL STELSEL<br />

VOOR HET WITWASS<strong>EN</strong> <strong>VAN</strong> GELD (1) IN <strong>DE</strong> NATIONALE WETGEVING.<br />

A. INHOUD <strong>VAN</strong> <strong>DE</strong> RICHTLIJN<br />

1. Inleiding<br />

De opbrengst van misdaad - en in het bijzonder van drughandel - is een zelfstandig probleem<br />

geworden, dat roept om een eigen aanpak (1) Dit biedt bovendien de mogelijkheid om de misdadiger<br />

op een gevoelige plek te raken en vormt één van de meest doeltreffende middelen om de onderliggende<br />

criminele activiteiten tegen te gaan.<br />

Het tot stand brengen van een systeem ter bestrijding van het witwassen van geld vergt enerzijds<br />

een repressieve aanpak via de strafbaarstelling van " het omzetten of verzenden van bezittingen,<br />

wetende dat deze bezittingen afkomstig zijn van inbreuken, met als doel het verbergen of versluieren<br />

van de onwettige oorsprong van die bezittingen" (1) ; via de uitbreiding van de mogelijkheden tot<br />

bijzondere verbeurdverklaring en door optimalisering van de internationale samenwerking tussen<br />

gerechtelijke en politie-autoriteiten op dit vlak. Bovenstaande aspecten werden geregeld bij het<br />

Verdrag van de Verenigde Naties tegen sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope<br />

stoffen (Wenen, 20 december 1988) (1) ; regeling die tot alle criminele activiteiten werd uitgebreid bij<br />

het Verdrag van de Raad van Europa betreffende witwassen, opsporing, inbeslagneming en<br />

confiscatie van vruchten van criminele activiteiten (Straatsburg, 8 november 1990).<br />

Het doel van de Richtlijn van 10 juni 1991 is echter hoofdzakelijk preventief: de voorziene<br />

maatregelen zijn erop gericht witwasoperaties te voorkomen waarbij gebruik zou worden gemaakt<br />

van het financiële stelsel van één of meerdere lidstaten. Met deze richtlijn vindt er voor het eerst<br />

een coördinatie plaats op communautair niveau m.b.t. de materie van het witwassen van geld.<br />

Bovendien bestrijkt ze een gebied waarin voorheen in het recht van de meeste lidstaten een lacune<br />

bestond (1) .<br />

2. Bepalingen<br />

Het witwassen van geld, zoals omschreven in art. 1 van de richtlijn, is in alle lidstaten verboden, ook<br />

indien de activiteiten die eraan ten grondslag liggen gelokaliseerd zijn op het grondgebied van een<br />

andere lidstaat of een derde staat. De definitie werd overgenomen uit het Verdrag van Wenen en<br />

is aldus beperkt tot de opbrengsten van strafbare feiten op gebied van handel in verdovende<br />

middelen. Iedere lidstaat kan het toepassingsgebied ratione materiae echter uitbreiden tot elke<br />

andere criminele activiteit die "aanleiding kan geven tot witwastransacties welke een repressief<br />

optreden uit dien hoofde rechtvaardigen" (1) .<br />

(159) Richtlijn 91/308/EEG, Publicatieblad E.G., 28 juni 1991, nr. L.166.77.<br />

(160)<br />

REIJNTJ<strong>EN</strong>S, J.M., "Winst uit misdaad: een inleiding" in Misdaadgeld, Arnhem, Goud<br />

a Quint, 1993, 7.<br />

(161) Art. 3, lid 1.b van het V.N.- verdrag tegen de sluikhandel<br />

in verdovende middelen en psychotrope stoffen,<br />

aangenomen te Wenen op 20 december 1988.<br />

(162) Trb., 1990, nr. 94.<br />

(163)<br />

Eerste verslag van de Commissie over de toepassing van de Richtlijn Witwass<br />

en van geld (91/308/EEG), COM(95) 54 def., Brussel, 3 maart 1995,2.<br />

(164) overeenkomstig de negende overweging voorafgaand aan de richtlijn<br />

77


Aan de kredietinstellingen en de financiële instellingen van de lidstaten, met inbegrip van<br />

levensverzekeringsmaatschappijen en wisselkantoren, evenals aan de bijkantoren in een lidstaat<br />

van instellingen met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap dienen een aantal verplichtingen te<br />

worden opgelegd:<br />

identificatie<br />

- identificatie van de cliënten bij het aangaan van zakelijke betrekkingen (art. 3, 1) en bij<br />

transacties die 15.000 ecu of meer behelzen (art. 3, 2); in bepaalde gevallen kan hiervan<br />

worden afgeweken voor verzekeringsondernemingen (art. 3, 3) en voor<br />

pensioenverzekeringsovereenkomsten (art. 3, 4)<br />

- nagaan van de ware identiteit van de opdrachtgever indien een cliënt als stroman blijkt op<br />

te treden (art. 3, 5)<br />

- identificatie indien er een vermoeden van witwassen bestaat (art.3, 6)<br />

Deze verplichtingen gelden niet indien de cliënt een financiële instelling of kredietinstelling<br />

is die onder toepassing van de richtlijn valt (art. 3, 7) en wanneer de transactie betaald<br />

wordt door het debiteren van een rekening bij de opening waarvan de identificatieplicht in<br />

hoofde van de betrokken cliënt reeds is vervuld (art. 3, 8).<br />

bewaren van stukken<br />

- bewaring van stukken (art. 4) m.b.t. identificatie van de cliënt (minstens 5 jaar na<br />

beëindiging van de betrekkingen) en transacties (minstens 5 jaar vanaf de uitvoering)<br />

bijzondere aandacht voor mogelijke witwasoperaties<br />

- bijzondere aandacht voor transacties die men van nature geschikt acht om verband te<br />

houden met witwassen van geld (art. 5)<br />

meldingsplicht<br />

- melden van verdachte transacties en verstrekken van inlichtingen aan de voor de<br />

bestrijding van het witwassen van geld verantwoordelijke autoriteiten (art. 6 en 7); deze<br />

verplichting geldt ook voor de bevoegde autoriteiten - die krachtens nationale regelgeving<br />

met het toezicht op kredietinstellingen of financiële instellingen zijn belast (art 1 in fine) -<br />

indien zij feiten ontdekken die bewijsmateriaal kunnen vormen voor het witwassen van geld<br />

(art. 10)<br />

- geheimhouding t.o.v. de betrokken cliënten en derden (art. 8) indien er overeenkomstig<br />

art. 6 en 7 inlichtingen werden verstrekt<br />

Noch de betrokken instellingen, noch de leiding of werknemers ervan kunnen aansprakelijk<br />

worden gesteld wegens schending van het beroeps- of bankgeheim indien de betrokken<br />

inlichtingen te goeder trouw aan de verantwoordelijke autoriteiten werden verstrekt (art. 9).<br />

78


opleiding<br />

- invoeren van procedures voor interne controle en communicatie (art. 11, 1) en voorzien in<br />

opleidingsprogramma's voor de werknemers (art. 11, 2)<br />

De lidstaten kunnen het toepassingsgebied ratione personae uitbreiden tot andere beroepen en<br />

categorieën van ondernemingen die werkzaamheden verrichten die in het bijzonder geschikt zijn<br />

om voor het witwassen van geld te worden gebruikt (art. 12). Zij stellen vast hoe inbreuken op de<br />

ter uitvoering van de richtlijn gestelde bepalingen zullen gesanctioneerd worden (art. 14).<br />

Bovendien kunnen zij strengere bepalingen aannemen om het witwassen van geld te verhinderen<br />

(art. 15).<br />

Bij de Europese Commissie is een Contactcomité ingesteld dat tot taak heeft het overleg tussen<br />

de lidstaten te vergemakkelijken en de Commissie te adviseren<br />

inzake aanvullingen en wijzigingen van de richtlijn, voornamelijk met<br />

betrekking tot de uitbreiding van het toepassingsgebied ervan tot<br />

andere beroepen en categorieën van ondernemingen overeenkomstig<br />

art. 12 (art. 13).<br />

B. IMPLEM<strong>EN</strong>TATIE IN <strong>DE</strong> NATIONALE REGELGEVING<br />

In navolgend bestek wordt hoofdzakelijk stilgestaan bij de bepalingen die in de verschillende<br />

lidstaten op diverse wijze werden geïmplementeerd. Voor elke lidstaat wordt aangegeven welke de<br />

toepasselijke wetgeving is; of en hoe respectievelijk het toepassingsgebied ratione materiae en het<br />

toepassingsgebied ratione personae werd uitgebreid; wat de grens is voor de<br />

identificatieverplichting en hoelang de betrokken stukken dienen te worden bewaard; aan welke<br />

instantie de verdachte transacties moeten worden gemeld en waarvoor deze informatie mag<br />

worden aangewend en tenslotte de wijze waarop de aansprakelijkgeheid wegens schending van<br />

het bank- of beroepsgeheim wordt beperkt.<br />

1. België<br />

De richtlijn werd in de Belgische wetgeving geïmplementeerd door de Wet van 11 januari 1993 tot<br />

voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (1) en door het<br />

K.B. van 11 juni 1993 inzake de samenstelling, de organisatie, de werking en de onafhankelijkheid<br />

van de cel voor financiële informatieverwerking (1) .<br />

Voorheen werd het witwassen van misdaadgeld reeds strafbaar gesteld door de Wet van 17 juli<br />

1990 (1) .<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae van de wet van 11 januari 1993 is uitgebreider dan dat<br />

van de richtlijn: de herkomst van geld of activa is illegaal wanneer deze voortkomen uit een misdrijf<br />

dat in verband staat met terrorisme, georganiseerde misdaad, illegale drughandel, illegale handel<br />

in wapens, goederen en koopwaren, handel in clandestiene werkkrachten, mensenhandel of<br />

exploitatie van prostitutie en ongeoorloofd gebruik of handel in hormonen. De Wet van 7 april<br />

1995 (1) heeft hieraan nog toegevoegd: illegale handel in menselijke organen of weefsels, fraude<br />

ten nadele van de financiële belangen van de Europese Unie, ernstige en georganiseerde fiscale<br />

fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procédés van internationale omvang worden<br />

aangewend, omkoping van openbare ambtenaren, beursmisdrijven of onwettig openbaar<br />

aantrekken van spaargelden, financiële oplichting, gijzeling, diefstal of afpersing door geweld of<br />

(165) B.S., 9 februari 1993<br />

(166) B.S., 22 juni 1993 err., B.S., 9 juli 1993<br />

(167) B.S., 15 augustus 1990; gewijzigd door de Wet van 7 april 1995, B.S., 10 mei 1995.<br />

(168) B.S., 10 mei 1995.<br />

79


edreiging en bedrieglijke bankbreuk.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae behelst alle financiële instellingen en ondernemingen in<br />

de meest brede zin van het woord, zoals ook in de richtlijn bepaald. Het werd echter niet uitgebreid<br />

tot andere beroepen en categorieën van ondernemingen die tot witwassen van misdaadgeld<br />

aanleiding kunnen geven.<br />

De identificatieverplichting voor niet-cliënten geldt voor verrichtingen vanf 10.000 ECU, tenzij men<br />

vermoedt dat het om een witwasoperatie gaat. De uitzonderingen op de identificatieverplichting zijn<br />

dezelfde als deze voorzien in de richtlijn. De betrokken stukken dienen overeenkomstig de<br />

bepalingen van de richtlijn gedurende 5 jaar te worden bewaard. Bovendien moet over elke<br />

verrichting die door haar ongebruikelijk karakter verband zou kunnen houden met het witwassen<br />

van geld een schriftelijk verslag worden opgesteld dat eveneens gedurende 5 jaar moet worden<br />

bewaard.<br />

Verdachte transacties moeten worden gemeld aan de "cel voor financiële informatieverwerking",<br />

een autonome administratieve autoriteit met rechtspersoonlijkheid bestaande uit financiële<br />

deskundigen onder leiding van een magistraat door het parket gedetacheerd en onder toezicht van<br />

de Ministers van Justitie en Financiën. Indien de cel oordeelt dat er ernstige aanwijzingen zijn dat<br />

de gemelde transactie een witwasoperatie betreft, maakt zij de betrokken informatie over aan het<br />

openbaar ministerie. Afgezien daarvan zijn de leden van de cel echter gehouden tot strikte<br />

geheimhouding en mogen zij het openbaar ministerie niet op de hoogte brengen van andere<br />

misdrijven die door de transactie aan het licht komen maar geen betrekking hebben op witwassen.<br />

Tegen de betrokken financiële instellingen, kredietinstellingen en hun werknemers of<br />

vertegenwoordigers die te goeder trouw inlichtingen hebben verstrekt kan geen enkele burgerlijke<br />

rechtsvordering, straf- of tuchtvordering worden ingesteld noch een professionele sanctie worden<br />

uitgesproken.<br />

2. Denemarken<br />

Door de wet van 9 juni 1993 houdende maatregelen ter voorkoming van het witwassen van geld (1)<br />

werden de bepalingen van de richtlijn opgenomen in de Deense regelgeving. Denemarken heeft<br />

geen specifieke incriminatie voor het witwassen van misdaadgelden maar door de ruime definitie<br />

van het misdrijf "heling" kan dit hieronder worden opgenomen.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae van de wet omvat de opbrengst van elk misdrijf<br />

omschreven in het Deense strafwetboek en is derhalve veel ruimer dan dat van de richtlijn.<br />

De Deense wetgever heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het toepassingsgebied ratione<br />

personae uit te breiden: de verplichtingen van de wet gelden niet alleen voor de financiële en<br />

kredietinstellingen maar ook voor de casino's.<br />

Identificatie is verplicht bij het aangaan van zakenrelaties met nieuwe cliënten of indien het bedrag<br />

van de transactie 15.000 ECU overtreft, tenzij men vermoedt dat het om een witwasoperatie gaat.<br />

De uitzonderingen zijn dezelfde als deze voorzien in de richtlijn. De instellingen zijn verplicht de<br />

nodige stukken gedurende 5 jaar te bewaren.<br />

In Denemarken is er geen afzonderlijke autoriteit belast met de opsporing van witwasoperaties. De<br />

financiële instellingen, kredietinstellingen en casino's alsook de toezichthoudende overheid dienen<br />

verdachte transacties rechtstreeks aan de politie te melden.<br />

Indien de informatie te goeder trouw verstrekt werd aan de politie kan dit geen inbreuk uitmaken op<br />

(169) Wet nr. 348<br />

80


enige verplichting tot geheimhouding opgelegd door of krachtens een wet of contract en komt de<br />

aansprakelijkheid van de instelling, haar werknemers of bestuurders op geen enkele wijze in het<br />

gedrang.<br />

3. Duitsland<br />

In Duitsland werd de richtlijn omgezet via de Wet van 25 oktober 1993 op het opsporen van<br />

opbrengsten van zware misdrijven. Witwassen van opbrengsten van zware criminaliteit werd<br />

strafbaar gesteld door de wet van 15 juli 1992 tot wijziging van art. 261 van het strafwetboek.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae van de wet van 25 oktober 1993 is niet beperkt tot<br />

drugsdelicten maar omvat de opbrengst van alle ernstige misdrijven zoals in dit laatste artikel<br />

omschreven.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae is, wat betreft de identificatieverplichting, uitgebreid tot<br />

eenieder die een beroep uitoefent of handel drijft, personen die gelden en goederen van derden<br />

beheren tegen betaling en casino's, evenals alle personen die in het kader van hun professionele<br />

activiteiten geld ontvangen van voornoemde personen of bedrijven.<br />

Identificatie is verplicht alvorens geldsommen, zekerheden of edele metalen in ontvangst te nemen<br />

die de waarde van 20.000 DM of 10.400 ECU te boven gaan, alsook indien men vermoedt dat de<br />

transactie een witwasoperatie betreft. Geen identificatie is vereist bij onderlinge transacties tussen<br />

instellingen, indien degene die de transactie verricht bekend is bij de persoon of instelling en<br />

voorheen reeds geïdentificeerd is, of indien het een bedrijf is dat geldtransporten verricht. De<br />

betrokken gegevens dienen bewaard te worden gedurende 6 jaar vanaf het einde van het<br />

kalenderjaar gedurende hetwelk ze werden verworven.<br />

Er is geen afzonderlijke autoriteit belast met het opsporen van witwasoperaties. Verdachte<br />

transacties moeten door financiële instellingen, kredietinstellingen, casino's en toezichthoudende<br />

autoriteiten zonder uitstel worden gemeld aan de bevoegde gerechtelijke autoriteiten die met<br />

vervolging zijn belast. Deze informatie en de identificatiegegevens kunnen enkel worden<br />

aangewend in het kader van de vervolging van de dader van een witwasmisdrijf of een ernstig<br />

misdrijf omschreven in art. 261 van het Duitse strafwetboek. Indien er echter een strafrechtelijk<br />

vonnis is met kracht van gewijsde mogen de gegevens tevens worden gebruikt voor de vervolging<br />

om fiscale redenen.<br />

De aansprakelijkheid van de persoon die een verdachte transactie meldt aan de gerechtelijke<br />

autoriteiten komt niet in het gedrang tenzij hij opzettelijk of door grove fout een ongegronde<br />

melding doet.<br />

Naast de financiële instellingen, kredietinstellingen, de Duitse Post en de verzekeringsmaatschappijen<br />

zijn ook casino's, goud- en zilverhandelaars en veilingen gehouden tot het nemen<br />

van interne beveiligingsmaatregelen om witwasoperaties te voorkomen.<br />

4. Finland<br />

Sinds 1 januari 1994 is witwassen strafbaar gesteld in het Finse strafwetboek (1) . De Wet op de<br />

kredietinstellingen en de Wet op de verzekeringen, eveneens in werking sinds 1 januari 1994,<br />

bevatten de regeling tot voorkoming van witwasoperaties respectievelijk voor banken en andere<br />

kredietinstellingen en voor verzekeringsondernemingen.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae van deze wetten behelst alle misdrijven, waaronder ook<br />

fiscale fraude.<br />

(170) Wet 17 december 1993/1304<br />

81


Het toepassingsgebied ratione personae omvat geen andere beroepen of ondernemingen dan<br />

kredietinstellingen, financiële instellingen en verzekeringsondernemingen.<br />

Identificatie is verplicht bij het aanknopen van permanente zakenrelaties en indien het bedrag van<br />

een transactie 15.000 ECU overschrijdt. Indien men vermoedt dat het een witwasoperatie betreft, is<br />

niet alleen identificatie vereist maar ook inlichtingen over de omstandigheden, de reden en het doel<br />

van de verrichting. De stukken dienen gedurende minstens 5 jaar te worden bewaard.<br />

Indien men vermoedt met een witwasoperatie te doen te hebben, moet dit gemeld worden aan de<br />

instantie belast met financiële controle voor wat de banken betreft en aan het Ministerie van<br />

Sociale Zaken en Gezondheid voor wat de verzekeringsondernemingen aangaat. Beide bevoegde<br />

autoriteiten brengen het centraal bureau van de politie op de hoogte indien ze menen dat een<br />

grondiger onderzoek aangewezen is. De informatie kan echter uitsluitend worden aangewend in de<br />

strijd tegen het witwassen.<br />

Gezien het feit dat de controle-instantie de betrokken informatie doorgeeft aan de politie, kunnen<br />

de bankbedienden niet aansprakelijk worden gesteld voor de schending van het bankgeheim.<br />

5. Frankrijk<br />

In Frankrijk werden gelijkaardige bepalingen reeds ingevoerd met de Wet van 12 juli 1990<br />

betreffende de deelname van financiële instellingen aan de strijd tegen het witwassen van<br />

kapitalen afkomstig van de handel in verdovende middelen (1) . Bij wet van 19 januari 1993 werd de<br />

meldingsplicht uitgebreid tot alle financiële operaties die schijnen verband te houden met<br />

georganiseerde misdaad. Witwassen van druggelden is strafbaar gesteld in art. 222-38 van de<br />

Code Pénal.<br />

Oorspronkelijk was het toepassingsgebied ratione materiae beperkt tot de opbrengst van<br />

drugsdelicten. Sinds de wet van 19 januari 1993 is het echter uitgebreid tot kapitalen afkomstig van<br />

georganiseerde misdaad.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae omvat de financiële instellingen, de casino's en eenieder<br />

die bij de uitoefening van zijn beroep operaties controleert, uitvoert of adviseert waarbij<br />

kapitaalverkeer wordt teweeggebracht.<br />

Identificatie is verplicht bij het openen van een rekening en bij elke occasionele transactie waarvan<br />

de waarde 50.000 FF. (7.200 ECU) te boven gaat (1) . Geen identificatie is vereist indien het gaat om<br />

financiële instellingen die zelf onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. De betrokken<br />

stukken dienen gedurende 5 jaar te worden bewaard.<br />

De verantwoordelijke autoriteit is een specifieke dienst bij het Ministerie van Economie en<br />

Financiën, TRACFIN genaamd (1) . Bij deze dienst dienen de financiële instellingen verdachte<br />

transacties te melden. Indien aangewezen wordt het Openbaar Ministerie door TRACFIN ingelicht<br />

m.o.o. verder onderzoek. Casino's en andere personen die beroepsmatig met kapitaalverkeer te<br />

maken hebben, dienen de betrokken informatie rechtstreeks over te maken aan het Openbaar<br />

Ministerie. Ze mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan de strijd tegen het witwassen.<br />

Slechts in het kader van een gerechtelijke vervolging zouden de gegevens om fiscale redenen<br />

(171) Wet 90-614<br />

(172) Bedrag vastgesteld door het Decreet nr. 91-160 van 13 februari 1991.<br />

(173)<br />

"Cellule de coordination chargée du Traitement du Renseignement e<br />

t de l'Action contre les Circuits Financiers Clandestins", opgericht bij<br />

Decreet van 9 mei 1990.<br />

82


kunnen worden aangewend.<br />

Indien de inlichtingen te goeder trouw worden verschaft, kan dit noch strafrechtelijke, noch<br />

burgerrechtelijke aansprakelijkheid noch professionele sancties teweegbrengen.<br />

6. Griekenland<br />

In juni 1993 werd het misdrijf witwassen opgenomen in het Griekse strafwetboek (1) . Het betreft de<br />

opbrengsten van drughandel, illegale wapenhandel, afpersing, ontvoering en illegale verwijdering<br />

van menselijke organen.<br />

De bepalingen van de richtlijn werden nog niet omgezet in de Griekse wetgeving; een wetsontwerp<br />

getiteld "Voorkoming en bestrijding van de legalisering van opbrengsten van criminele activiteiten"<br />

is hangende. Een omzendbrief van de Nationale Bank van Griekenland van juli 1993 legt echter<br />

gelijkaardige verplichtingen op aan de banken, voornamelijk bij internationale transacties en<br />

verrichtingen in vreemde deviezen.<br />

7. Ierland<br />

De bepalingen van de richtlijn werden opgenomen in de "Criminal Justice Act", een kaderwet van<br />

1994. De beschikkingen van deze wet treden in werking bij Koninklijk Besluit: witwassen is strafbaar<br />

sinds 14 november 1994 en de verplichtingen voor de financiële instellingen en kredietinstellingen<br />

zijn in voege getreden op 2 mei 1995.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae omvat de opbrengst van alle criminele activiteiten.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae behelst activiteiten verricht door banken en<br />

verzekeringsmaatschappijen (1) . De Minister van Justitie kan hieraan activiteiten en instellingen<br />

toevoegen.<br />

Identificatie is verplicht bij het aanknopen van zakelijke betrekkingen en bij occasionele<br />

verrichtingen die de waarde van 10.000 IRP. (12.400 ECU) overtreffen alsook indien men vermoedt<br />

dat het om een witwasoperatie gaat. De verplichting geldt niet indien het financiële instellingen en<br />

kredietinstellingen in Ierland, de andere E.G.-lidstaten en de landen door de Minister van Justitie<br />

aangeduid, betreft. De betrokken stukken dienen gedurende 5 jaar te worden bewaard.<br />

Verdachte transacties dienen te worden gemeld aan het departement voor onderzoek van<br />

witwassen van kapitaal bij de sectie "Fraude" van de politie. De betrokken informatie kan slechts<br />

worden aangewend bij het onderzoek van witwasmisdrijven.<br />

Een melding te goeder trouw verricht kan geen inbreuk op het beroepsgeheim uitmaken en geeft<br />

evenmin aanleiding tot enige vorm van aansprakelijkheid.<br />

8. Italië<br />

De richtlijn werd geïmplementeerd door de Wet van 3 mei 1991 ter voorkoming van het gebruik van<br />

het financiële stelsel voor het witwassen van geld (1) . In 1990 werd het Italiaanse strafwetboek<br />

gewijzigd en werd het witwassen van opbrengsten van criminele activiteiten strafbaar gesteld.<br />

(174) Bij Wet nr. 2145/93 werd art. 394a ingevoegd.<br />

(175)<br />

respectievelijk vermeld in de lijst toegevoegd aan de richtlijn va<br />

n de Raad 89/646/EEG en de richtlijn 79/267/EEG.<br />

(176) Wet nr. 197/1991.<br />

83


Het toepassingsgebied ratione materiae omvat alle ernstige misdrijven, daar de wet van 3 mei 1991<br />

tot doel heeft de georganiseerde misdaad te bestrijden.<br />

Er werd geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verplichtingen op te leggen aan andere<br />

personen of ondernemingen dan de financiële instellingen en kredietinstellingen waarop de richtlijn<br />

betrekking heeft.<br />

Identificatie is verplicht bij het aangaan van zakelijke betrekkingen en bij iedere verrichting die een<br />

waarde van 20.000.000 Lire (13.000 ECU) overtreft, zelfs indien het gaat om een bekende cliënt.<br />

De enige vrijstelling van deze verplichting geldt voor de kredietinstellingen en financiële instellingen<br />

die zelf onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. De betrokken gegevens dienen<br />

gedurende 10 jaar te worden bewaard.<br />

Naast verdachte transacties moet bovendien elke verrichting die een waarde van 13.000 ECU<br />

overtreft, gemeld worden aan de politie. Deze informatie mag niet worden aangewend om fiscale<br />

redenen. Er is geen afzonderlijke autoriteit belast met het opsporen van witwasoperaties.<br />

De instellingen en hun werknemers worden vrijgesteld van aansprakelijkheid indien zij de gegevens<br />

te goeder trouw hebben verstrekt.<br />

9. Luxemburg<br />

De Wet van 7 juli tot wijziging van de wet van 19 februari 1973 betreffende de verkoop van<br />

medische stoffen en de strijd tegen toxicomanie heeft de strafbaarstelling van het witwassen van de<br />

opbrengst van drughandel ingevoerd. De bepalingen van de richtlijn werden ingevoerd door de<br />

Wet van 5 april 1993 betreffende de financiële sector (1) . De bepalngen die verband houden met<br />

verzekeringsmaatschappijen zijn opgenomen in de Wet van 6 december 1991 betreffende de<br />

verzekeringssector (1) .<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae betreft slechts de opbrengst van drugdelicten.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae is evenmin uitgebreid: het omvat naast kredietinstellingen<br />

eenieder die ten professionele titel een activiteit in de financiële sector uitoefent.<br />

De identificatieverplichting geldt bij het aanknopen van zakelijke betrekkingen en voor occasionele<br />

(177) art. 38-41<br />

(178)<br />

zoals gewijzigd bij wet van 18 december 1993 en bij wet van 8 dece<br />

mber 1994; art. 89 bevat de verplichtingen<br />

inzake het voorkomen van witwasoperaties.<br />

84


klanten indien de verrichting de waarde van 500.000 FLUX. (12.500 ECU) overtreft, tenzij men<br />

vermoedt dat het een witwasoperatie betreft. Bij kredietinstellingen en financiële instellingen die zelf<br />

aan de verplichting onderworpen zijn, is geen identificatie vereist. De documenten en mogelijke<br />

bewijsstukken moeten gedurende 5 jaren worden bewaard.<br />

Verdachte transacties dienen te worden gemeld aan de Staatsprocureur bij de Arrondissementsrechtbank<br />

van Luxemburg. Deze laatste mag de verkregen informatie aanwenden binnen de<br />

uitoefening van zijn algemene opdracht van opsporing en vervolging van misdrijven. Gegevens die<br />

verstrekt worden aan andere dan gerechtelijke autoriteiten mogen slechts aangewend worden in<br />

de strijd tegen het witwassen.<br />

Het beroepsgeheim waartoe directie en werknemers van kredietinstellingen en andere<br />

professionelen uit de financiële sector gehouden zijn, geldt niet indien de verplichting om bepaalde<br />

informatie te verstrekken opgelegd wordt door of krachtens een wettelijke bepaling. Eenieder die<br />

inlichtingen verschaft indien hij hiertoe wettelijk gehouden is, kan daarvoor noch strafrechtelijk<br />

noch civielrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.<br />

10. Nederland<br />

De bepalingen van de richtlijn werden opgenomen in 2 wetten van 16 december 1993: de Wet<br />

betreffende de melding van ongebruikelijke transacties en de Wet inzake identificatie bij financiële<br />

dienstverlening. Het witwassen van de opbrengst van zware criminaliteit is strafbaar<br />

overeenkomstig art. 416, 417 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae van beide wetten van 16 december 1993 omvat de<br />

opbrengst van alle criminele activiteiten en ernstige misdrijven zonder nadere specifiëring. Fiscale<br />

inbreuken vallen erbuiten.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae omvat ondernemingen en personen die financiële<br />

diensten verlenen zoals opgesomd in beide wetten. Naast financiële instellingen en kredietinstellingen<br />

vermeld in de richtlijn, dienen ook casino's aan de diverse verplichtingen te voldoen. Indien<br />

andere beroepen en categorieën van ondernemingen echter één van de opgesomde financiële<br />

diensten verlenen, vallen zij eveneens onder het toepassingsgebied van deze wetten.<br />

Identificatie is verplicht bij het aanknopen van zakelijke betrekkingen; indien de waarde van de<br />

verrichting 25.000 HFL. (11.600 ECU) te boven gaat; indien het bedrag van de transactie ongekend<br />

is of indien het een ongebruikelijke transactie (1) betreft. De uitzonderingen op deze<br />

verplichting zijn dezelfde als deze vermeld in de richtlijn. De stukken moeten worden bewaard<br />

gedurende 5 jaar of langer indien een wet dit vereist.<br />

Ongebruikelijke transacties dienen te worden gemeld aan het Meldpunt Ongebruikelijke<br />

Transacties, een van politie en gerechtelijke autoriteiten onafhankelijke instantie die bijkomende<br />

informatie zal inwinnen en vervolgens de transacties selecteert die verdacht zijn. Deze laatste<br />

worden gesignaleerd aan Finpol, de financiële politie onder leiding van een landelijke Officier van<br />

Justitie, verbonden aan de Centrale Recherche Informatiedienst (1) .<br />

Na onderzoek brengt Finpol zo nodig het Openbaar Ministerie op de hoogte. De gegevens mogen<br />

worden aangewend bij de aanpak van andere dan witwasmisdrijven. Indien het echter om fiscale<br />

(179) Bij Ministerieel Besluit worden lijsten van indicatoren<br />

vastgesteld die wijzen op het ongebruikelijke van een transactie.<br />

(180)<br />

De C.R.I. maakt deel uit van het Korps Landelijke Politiediensten<br />

dat ressorteert onder de bevoegdheid van de Minister van Justitie.<br />

85


inbreuken gaat kunnen ze uitsluitend gebruikt worden in het geval van gerechtelijke vervolging.<br />

De personen en instellingen die financiële diensten verstrekken en in het kader daarvan melding<br />

doen van een verdachte transactie, kunnen hiervooer nooit strafrechtelijk worden vervolgd.<br />

Evenmin kunnen ze civielrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.<br />

11. Oostenrijk<br />

Sinds 1 oktober 1993 is het witwassen van opbrengsten van criminele activiteiten van meer dan<br />

100.000 OS. (7.500 ECU) strafbaar overeenkomstig art. 165 van het Oostenrijkse strafwetboek.<br />

De bepalingen van de richtlijn werden omgezet in art. 40 en 41 van de Bankwet.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae omvat alle opbrengsten van criminele oorsprong.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae behelst enkel de financiële instellingen en kredietinstellingen.<br />

Identificatie is verplicht bij het aanknopen van zakelijke betrekkingen en bij occasionele transacties<br />

met een waarde van meer dan 200.000 OS. (15.000 ECU). De stukken dienen gedurende 5 jaar te<br />

worden bewaard.<br />

Verdachte transacties moeten worden gemeld aan de directie van de staatsveiligheid in de schoot<br />

van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De informatie mag worden aangewend bij de<br />

opsporing en vervolging van misdrijven maar niet voor fiscale inbreuken.<br />

Indien de betrokken gegevens te goeder trouw worden gemeld kan er hieruit geen enkele vorm van<br />

aansprakelijkheid voortvloeien.<br />

12. Portugal<br />

Door het Decreet van 22 januari 1993 (1) is het witwassen van de opbrengst van drugdelicten als<br />

strafbaar feit gekwalificeerd. De richtlijn werd in de nationale wetgeving geïmplementeerd bij<br />

Decreet van 15 september 1993 (1) .<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae omvat slechts de opbrengst van drugdelicten.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae werd evenmin uitgebreid. Het omvat de kredietinstellingen<br />

en financiële instellingen zoals in de richtlijn omschreven.<br />

Identificatie is vereist bij het aangaan van zakelijke betrekkingen en indien occasionele transacties<br />

een waarde van 2.500.000 ESC. (12.820 ECU) overschrijden. Dit geldt niet voor transacties met<br />

instellingen die zelf onder het het toepassingsgebied van de richtlijn vallen. Indien men vermoedt<br />

dat het om een witwasoperatie gaat is identificatie steeds vereist.<br />

De betrokken stukken dienen te worden bewaard gedurende 5 jaar indien ze betrekking hebben op<br />

de identiteit van een cliënt en gedurende 10 jaar indien ze verband houden met een transactie.<br />

Verdachte transacties dienen te worden gemeld aan de bevoegde gerechtelijke autoriteit,<br />

rechtstreeks of door toedoen van de Procureur-generaal van de Replubliek, hetgeen de<br />

gebruikelijke manier is. De betrokken informatie mag uitsluitend worden aangewend bij de<br />

opsporing en vervolging van drugdelicten; niet voor andere misdrijven noch voor fiscale inbreuken.<br />

De identiteit van degene die de informatie verstrekt mag onder geen beding worden bekend-<br />

(181) Decreet nr. 15/93; art. 23.<br />

(182) Decreet nr. 313/93.<br />

86


gemaakt. Indien de melding te goeder trouw gebeurt kan dit geen inbreuk op het bankgeheim<br />

uitmaken en geen enkele vorm van aansprakelijkheid opleveren voor de betrokken persoon of<br />

instelling.<br />

13. Spanje<br />

De Wet van 28 december 1993 (1) betreffende specifieke maatregelen ter voorkoming van het<br />

witwassen van kapitaal transponeert de bepalingen van de richtlijn in het Spaanse recht. Het<br />

witwassen van de opbrengst van drugmisdrijven werd strafbaar gesteld door de Wet van 23<br />

december 1992 tot wijziging van het Strafwetboek en de Wet op de Strafprocedure m.b.t.<br />

drughandel.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae omvat de opbrengst van drugmisdrijven, terrorisme en<br />

georganiseerde criminaliteit.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae werd naast kredietinstellingen en financiële instellingen<br />

uitgebreid tot personen en vennootschappen die een professionele of commerciële activiteit<br />

verrichten waardoor ze bijzonder vatbaar zijn voor witwasoperaties. Casino's en activiteiten in de<br />

vastgoedsector worden expliciet vermeld. Andere beroepen en activiteiten kunnen bij wet aan het<br />

toepassingsgebied van de wet van 28 december 1993 onderworpen worden.<br />

Identificatie is verplicht bij het aangaan van zakenrelaties en bij occasionele transacties.<br />

(183) Wet nr. 19/1993.<br />

87


Uitzonderingen kunnen worden voorzien door of krachtens een wet (1) . De verplichting geldt niet<br />

voor financiële instellingen en kredietinstellingen. De documenten dienen gedurende 5 jaar te<br />

worden bewaard.<br />

Verdachte transacties dienen te worden gemeld aan de Commissie ter voorkoming van witwassen<br />

van kapitaal en monetaire inbreuken, een onafhankelijk orgaan voorgezeten door de<br />

Staatssecretaris voor Economie met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, de<br />

Ministeries en openbare instellingen bevoegd inzake financiën en de Commissie bij de Bank van<br />

Spanje. Indien verder onderzoek vereist is, dient de Commissie dit te signaleren aan de bevoegde<br />

gerechtelijke instanties. De informatie mag worden aangewend voor andere dan witwasmisdrijven.<br />

Indien de gegevens te goeder trouw worden overgemaakt, houdt dit geen inbreuk in op het<br />

bankgeheim noch kan het aanleiding geven tot enige vorm van aansprakelijkheid.<br />

14. Verenigd Koninkrijk<br />

De wetgeving m.b.t. het witwassen van opbrengst van criminele activiteiten kwam vóór de richtlijn<br />

tot stand. het betreft de "Drug Trafficing Offences Act" van 1986, de "Criminal Justice Act" van<br />

1988, de "Prevention of Terrorism Act" van 1989 en de "Criminal Justice (International<br />

Cooperation) Act van 1990. De "Criminal Justice Act" van 1993 en de "Money Laundering<br />

Regulations" van 1993 (1) implementeren de bepalingen van de richtlijn in het Engelse recht.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae omvat de opbrengst van zware misdrijven, fiscale delicten<br />

inbegrepen. De gegevens mogen echter niet worden overgemaakt aan de fiscale autoriteiten.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae is wat de meldingsplicht betreft, uitgebreid tot elke<br />

persoon en iedere instelling. Eenieder die met een verdachte financiële transactie te maken krijgt,<br />

dient dit te melden aan de verantwoordelijke autoriteit.<br />

Identificatie moet worden verricht door instellingen en personen (waaronder ook advocaten en<br />

notarissen) die financiële activiteiten, investeringen of verzekeringen verrichten; dit bij het<br />

aanknopen van zakelijke relaties en bij occasionele cliënten indien het bedrag van de verrichting<br />

15.000 ECU overtreft. Indien men een witwasoperatie vermoedt, is identificatie verplicht ongeacht<br />

het bedrag. De uitzonderingen zijn dezelfde als deze voorzien in de richtlijn.<br />

(184)<br />

Een Koninklijk Besluit ter uitvoering van de wet van 28 december 1<br />

993 is momenteel<br />

in wording. De drempel zal waarschijnlijk worden bepaald op 2.500.0<br />

00 PTA (16.000 ECU).<br />

(185) sinds 1 april 1994.<br />

88


Verdachte transacties dienen te worden gemeld aan het departement voor economische misdrijven<br />

bij de "National Criminal Intelligence Service". Het is samengesteld uit politie-officieren en<br />

functionarissen van de douane. De betrokken gegevens kunnen worden aangewend bij elk<br />

gerechtelijk onderzoek, doch mogen niet worden overgemaakt aan fiscale autoriteiten.<br />

De melding van een verdachte transactie maakt geen schending uit van het beroepsgeheim en kan<br />

niet als een misdrijf beschouwd worden.<br />

15. Zweden<br />

In aansluiting met het Verdrag van Wenen werd het strafwetboek gewijzigd en werd witwassen<br />

strafbaar gesteld (1) . De bepalingen van de richtlijn werden opgenomen in Wet 768 van 1993<br />

betreffende de maatregelen ter bestrijding van het witwassen van kapitaal.<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae omvat de opbrengst van zware criminaliteit.<br />

Het toepassingsgebied ratione personae werd niet uitgebreid en behelst de financiële instellingen<br />

en kredietinstellingen zoals omschreven in de richtlijn.<br />

Identificatie is verplicht bij het aangaan van zakelijke betrekkingen en indien het bedrag van een<br />

occasionele transactie 110.000 SKK. (11.000 ECU) overtreft. De verplichting geldt niet wanneer het<br />

een bank betreft met zetel in een lidstaat van de EG of de GAFI (1) . De betrokken stukken dienen<br />

gedurende 5 jaar te worden bewaard indien ze betrekking hebben op de identiteit van een cliënt en<br />

gedurende 10 jaar indien ze verband houden met een transactie.<br />

Verdachte transacties moeten worden gemeld aan de Financiële Inlichtingenpolitie. De betrokken<br />

informatie mag uitsluitend worden aangewend bij onderzoeken door de politie en bij gerechtelijke<br />

vervolgingen; niet bij fiscale inbreuken.<br />

Indien de melding te goeder trouw gebeurt, kan de instelling noch haar directie of werknemers<br />

aansprakelijk worden gesteld voor de schending van het bankgeheim.<br />

(186)<br />

Wet van 1 juli 1991 tot wijziging van hoofdstuk 9, art. 6 en 7 van<br />

het strafwetboek.<br />

(187) Groupe d'Action Financière.<br />

89


C. BESLUIT: WERKING <strong>EN</strong> KNELPUNT<strong>EN</strong>.<br />

Behoudens voor wat Griekenland betreft - waar een wetsontwerp m.b.t. de "Voorkoming en<br />

bestrijding van de legalisering van opbrengsten van criminele activiteiten" hangende is - werden<br />

de bepalingen van de richtlijn in de nationale wetgeving van elke lidstaat geïmplementeerd.<br />

Bovendien werd witwassen uitdrukkelijk strafbaar gesteld in elk van de lidstaten behalve<br />

Denemarken, waar het vervat is onder de ruime definitie van het misdrijf "heling".<br />

Het toepassingsgebied ratione materiae is in de meeste landen uitgebreid tot de opbrengst van alle<br />

ernstige misdrijven en zware criminaliteit (Denemarken, Duitsland, Finland, Ierland, Italië,<br />

Nederland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden). In de Belgische wetgeving wordt een<br />

groot aantal misdrijven opgesomd; in Frankrijk en Spanje is het toepassingsgebied uitgebreid tot<br />

georganiseerde misdaad en terrorisme (enkel in Spanje). Alleen in Luxemburg en Portugal blijft het<br />

vooralsnog beperkt tot de opbrengst van drugdelicten.<br />

De mogelijkheid geboden door art. 12 van de richtlijn om het toepassingsgebied ratione personae<br />

uit te breiden tot andere beroepen en categoriën van ondernemingen die werkzaamheden<br />

verrichten die in het bijzonder geschikt zijn om te worden misbruikt voor het witwassen van<br />

misdaadgeld, werd slechts door 6 lidstaten aangegrepen: Denemarken (casino's), Duitsland<br />

(eenieder die een beroep uitoefent of handel drijft, personen die het vermogen van derden<br />

beheren en casino's), Frankrijk (casino's en eenieder die beroepshalve adviseert over of<br />

transacties uitvoert of controleert waarbij kapitaalverkeer wordt teweeggebracht), Nederland<br />

(casino's en beroepen of ondernemingen die één van de in de wet opgesomde financiële diensten<br />

verlenen), Spanje (professionele activiteiten die zich in het bijzonder lenen tot witwasoperaties<br />

waaronder expliciet vermeld casino's en activiteiten in de vastgoedsector) en het Verenigd<br />

Koninkrijk (alle personen en ondernemingen). In de andere lidstaten blijft het toepassingsgebied<br />

ratione personae vooralsnog beperkt tot de financiële instellingen en kredietinstellingen zoals in de<br />

richtlijn omschreven.<br />

Een zeer belangrijk verschilpunt tussen de lidstaten is gelegen in de aanduiding van de voor de<br />

bestrijding van witwassen verantwoordelijke autoriteit. In 4 lidstaten dienen verdachte transacties te<br />

worden gemeld aan de politie (Denemarken, Ierland, Italië en Zweden); in 3 lidstaten moet het<br />

Openbaar Ministerie rechtstreeks op de hoogte worden gebracht (Duitsland, Luxemburg en<br />

Portugal); in Finland, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn respectievelijk de controleoverheden<br />

en het Ministerie van Sociale Zaken en Gezondheid; de directie van de staatsveiligheid<br />

en de "National Criminal Intelligence Service" met de verantwoordelijkheid belast. Slechts in 4<br />

lidstaten (België, Frankrijk, Nederland en Spanje) is een autonoom orgaan opgericht specifiek ter<br />

bestrijding van witwassen.<br />

Zoals uit het verslag van de Commissie (1) betreffende deze materie, blijkt ook uit het bovenstaande<br />

dat de implementatie van de bepalingen van de richtlijn in de wetgeving van de verschillende<br />

lidstaten zeer heterogeen is als gevolg van de hoge mate van eigen beslissingsbevoegdheid die de<br />

lidstaten op bepaalde vlakken werd verleend. Uiteraard dient op het niveau van de Europese Unie<br />

een beter gecoördineerde toepassing nagestreefd te worden, daar de diversiteit leidt tot<br />

(188)<br />

Eerste verslag van de Commissie over de toepassing van de Richtlij<br />

n Witwassen van Geld (91/308/EEG), COM(95) 54 def., Brussel, 3 maart 199<br />

5, 2.<br />

90


verschuivingen van witwasoperaties naar de lidstaten met de meest voordelige wetgeving en een<br />

negatief effect heeft op de bestrijding van het witwasfenomeen dat meestal transnationale<br />

dimensies aanneemt.<br />

91


Op nationaal niveau blijkt uit de resultaten van de voorbije 2 jaren (1) dat ondanks het wetgevend<br />

werk en de inspanningen geleverd door de financiële instellingen en kredietinstellingen m.b.t.<br />

voorlichting en opleiding van het personeel, vooralsnog slechts een zeer gering aantal van de<br />

meldingen leidt tot gerechtelijke vervolging en bestraffing van de feiten. Dit is voornamelijk te wijten<br />

aan de wanverhouding tussen het aantal meldingen en het aantal competente personen dat op de<br />

diverse niveau's de informatie moet behandelen en onderzoeken.<br />

Zo moet in Italië elke verrichting die een waarde van 13.000 ECU overtreft, gemeld worden aan de<br />

politie. Deze laatste wordt overstelpt met meldingen waaraan uiteraard nauwelijks gevolg kan<br />

worden gegeven: het resultaat is dat ook transacties die werkelijk een witwasoperatie verhullen,<br />

door de brede mazen van het net glippen.<br />

Het systeem blijkt het best te functioneren zoals het is opgezet in België en Frankrijk. Vooreerst<br />

dient de instelling die een transactie als verdacht beschouwt, een verslag op te stellen waarin dit<br />

gemotiveerd wordt in het licht van de economische achtergrond van de betrokken cliënt. Aldus<br />

wordt reeds aan de basis een selectie doorgevoerd; dit in tegenstelling tot bvb. Italië, of tot<br />

Nederland waar de instelling aan de hand van een bij Ministerieel Besluit ingevoerde lijst van<br />

indicatoren dient na te gaan of een transactie al dan niet "ongebruikelijk" is. Is het antwoord positief<br />

dan wordt dit gemeld, zonder verdere toetsing aan de financiële context van de verrichting.<br />

Vervolgens worden de verslagen afkomstig van de verschillende kantoren van één bank of<br />

instelling, in haar zetel gecentraliseerd bij één verantwoordelijke persoon of dienst. De informatie<br />

wordt nogmaals beoordeeld, alvorens ze wordt gemeld aan de verantwoordelijke autoriteit. Deze<br />

laatste is in tegenstelling tot die in de meeste andere landen geen politiedienst of gerechtelijke<br />

instantie, maar een autonoom administratief orgaan specifiek opgericht m.o.o. de bestrijding van<br />

financiële criminaliteit. De "cel", bestaande uit financiële deskundigen, verzamelt bijkomende<br />

inlichtingen en gaat na of er ernstige aanwijzingen van witwassen zijn. Indien blijkt dat dit zo is, deelt<br />

zij de betrokken informatie mee aan het Openbaar Ministerie.<br />

Dergelijk systeem biedt het voordeel dat een verdachte transactie op verschillende niveau's door<br />

deskundigen wordt beoordeeld, alvorens te belanden bij politie of gerechtelijke instanties, aan de<br />

leden waarvan het vaak aan banktechnische kennis ontbreekt daar hun werkterrein aanzienlijk<br />

ruimer is. Aan de instellingen zelf wordt een grote initiële verantwoordelijkheid toegekend; de cel<br />

vervult op haar beurt een filterrol: aldus bereikt een massa onterechte meldingen nooit het<br />

Openbaar Ministerie, dat zijn aandacht kan richten op de dossiers die in laatste instantie verdacht<br />

blijven.<br />

Uit dit alles blijkt dat het aangewezen is in elke lidstaat een autonome instantie te creëren die als<br />

meldpunt fungeert en specifiek verantwoordelijk is voor de bestrijding van witwasoperaties. Zoals<br />

ook werd aangegeven in het verslag van de Commissie (1) , dienen procedures te worden ingevoerd<br />

om informatie tussen de verschillende punten te kunnen uitwisselen. Ondanks het feit dat de richtlijn<br />

niet bedoeld is om de betrokken politionele aspecten te harmoniseren, gelet op de bevoegdheid<br />

van de E.G. en het beginsel van subsidiariteit, dient deze materie toch op supra-nationaal vlak te<br />

worden geregeld.<br />

Feit is ook dat de bank- en financiële sector inmiddels sterk is afgeschermd; reden waarom de<br />

hedendaagse crimineel andere witwaswegen gaat bewandelen. Bijgevolg is het aangewezen het<br />

toepassingsgebied ratione personae in alle lidstaten te verruimen tot andere risico-sectoren zoals<br />

casino's, vastgoed, edele metalen, veilingen, e.d.m. Aansluitend daarmee dient de controle op de<br />

naleving van de verplichtingen door deze niet-financiële beroepen en ondernemingen te worden<br />

geregeld, daar de meeste ervan niet onder toezicht staan.<br />

(189) Bron: Belgische Vereniging van Banken<br />

(190)<br />

Eerste verslag van de Commissie over de toepassing van de Richtlij<br />

n Witwassen van geld, o.c., 14.<br />

92


Daarnaast heeft het zin het toepassingsgebied ratione materiae uit te breiden tot alle zware<br />

criminaliteit: voor de persoon of instelling die verondersteld wordt een verdachte transactie te<br />

melden, valt het nauwelijks te achterhalen waar het betrokken geld vandaan komt, laat staan welk<br />

soort misdrijf er aan de basis ligt. Elke beperking beknot bovendien de gerechtelijke instanties in<br />

hun mogelijkheid tot vervolgen.<br />

Voorgaande uitbreidingen veronderstellen echter één conditio sine qua non: voldoende financiële<br />

middelen en medewerking vanwege de respectieve nationale overheden om de verantwoordelijke<br />

autoriteiten te bemannen met de nodige deskundigen en aldus een optimale verwerking van het<br />

onvermijdelijk stijgend aantal meldingen te garanderen. Zolang deze balans niet in evenwicht is,<br />

blijven de witwassers aan de winnende hand.<br />

93

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!