21.09.2013 Views

Download File - Vakblad Krachttraining

Download File - Vakblad Krachttraining

Download File - Vakblad Krachttraining

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nummer 5 - maart 2004<br />

KRACHTtraining<br />

<strong>Vakblad</strong> voor krachtsporters, krachttrainers en fitnessprofessionals<br />

Effecten van variaties<br />

in bankdrukken<br />

Glucosamine,<br />

het supplement dat<br />

gewrichten repareert<br />

Rekken niet goed<br />

voor maximale kracht


Colofon<br />

<strong>Krachttraining</strong> is een vakblad voor krachtsporters,<br />

krachttrainers en fitnessprofessionals<br />

en verschijnt vier keer per jaar.<br />

<strong>Krachttraining</strong> wordt verzonden aan alle<br />

wedstrijdleden en algemene leden van de<br />

KNKF.<br />

ISSN 1571-0572<br />

Abonnementenadministratie<br />

KNKF<br />

t.a.v. <strong>Krachttraining</strong><br />

Meeuwenlaan 41, 1021 HS Amsterdam<br />

E-mail: krachttraining@knkf.nl<br />

Website: www.knkf.nl<br />

Een jaarabonnement op <strong>Krachttraining</strong> kost<br />

s 15,- per jaar. Abonnees zijn automatisch<br />

lid van de KNKF. Aanvragen en opzeggen van<br />

abonnementen kan uitsluitend schriftelijk bij<br />

de KNKF onder vermelding van naam, adres,<br />

postcode en woonplaats en voorzien van een<br />

handtekening.<br />

Uitgever<br />

Wolters Consultancy<br />

Hoofdredacteur<br />

Robbert Wolters<br />

Redactie<br />

Tom Bruijnen, Erik Hein, Willem Koert,<br />

Richard Louman, Albert Zeggelaar<br />

De redactie streeft naar betrouwbaarheid van<br />

de gepubliceerde artikelen in <strong>Krachttraining</strong>.<br />

Niettemin kan zij geen aansprakelijkheid aanvaarden<br />

voor eventueel hierin voorkomende<br />

onjuistheden.<br />

Vormgeving en opmaak<br />

Sportscan BV, Zwolle<br />

Copyright<br />

Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd<br />

en/of openbaar worden gemaakt op<br />

welke wijze dan ook, zonder voorafgaande<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever. Het<br />

auteursrecht van <strong>Krachttraining</strong> en de daarin<br />

verschenen artikelen worden door de uitgever<br />

voorbehouden. Het verlenen van toestemming<br />

tot publicatie houdt in dat de auteur de uitgever,<br />

mits uitsluiting van ieder ander, machtigt<br />

de bij de auteurswet door derden verschuldigde<br />

vergoeding voor kopiëren te innen of<br />

daartoe in en buiten rechte op te treden.<br />

Inhoud<br />

Training Trainen met machines of vrije gewichten?<br />

Training Effecten van variaties bij het bankdrukken<br />

A L G E M E E N<br />

Onderzoek Intensiteit, frequentie en volume: een meta analyse<br />

Onderzoek Rekoefeningen zijn niet goed voor maximale kracht<br />

Supplementen Glucosamine, het supplement dat gewrichten repareert<br />

14<br />

Rectificatie<br />

In het artikel over ‘Vetzuren als supplement’ op blz. 13 en 4 staat<br />

dat ALA een omega-3-vetzuur is, dat ruimschoots in lijnzaadolie voorhanden<br />

is. Beide beweringen zijn onjuist. ALA of alfa-liponzuur, net als<br />

R-ALA, zijn geen omega-3-vetzuren. In de voeding zitten ze vooral in<br />

orgaanvlees.<br />

Mission statement<br />

<strong>Krachttraining</strong> is een uitgave van de Koninklijke Nederlandse<br />

Krachtsport en Fitnessfederatie (KNKF). <strong>Krachttraining</strong> is een<br />

vakblad voor krachtsporters, krachttrainers en fitnessprofessionals.<br />

<strong>Krachttraining</strong> geeft eerlijke en betrouwbare informatie over<br />

krachtsport, sportspecifieke krachttraining en andere relevante<br />

onderwerpen zoals bijvoorbeeld mentale training, voeding en<br />

voedingssupplementen.<br />

Alle artikelen in <strong>Krachttraining</strong> hebben een wetenschappelijke basis.<br />

Dit betekent dat de informatie in <strong>Krachttraining</strong> is gebaseerd op<br />

wetenschappelijk onderzoek. Geen sportschool waarheden dus of<br />

door commerciële belangen geschreven artikelen. De artikelen in<br />

<strong>Krachttraining</strong> hebben in een wetenschappelijke context hun waarde<br />

ondubbelzinnig bewezen. <strong>Krachttraining</strong> wordt samengesteld door<br />

ervaren krachtsporters en krachttrainers, waaronder verschillende<br />

bewegingswetenschappers gespecialiseerd in krachtsport.<br />

3<br />

6<br />

10<br />

13


T R A I N I N G<br />

Trainen met machines of<br />

vrije gewichten?<br />

Drs. Erik Hein<br />

“the brain only knows movements, not muscles”<br />

In de moderne fitnesscentra van tegenwoordig, getooid met namen als Welness of Healthcentre, zien we steeds<br />

meer hightech apparatuur. Met trots worden de hypermoderne machines in de reclamefolders gepresenteerd.<br />

Het zijn vaak knappe en creatieve ontwerpen en in vele gevallen trainen mensen er met tevredenheid op. Maar<br />

als we echt fitter, gezonder, sterker en sneller willen worden en als we echt streven naar een goed functionerend<br />

bewegingsapparaat en het tegengaan van allerlei klachten aan dat bewegingsapparaat, is het trainen op machines<br />

dan de beste keus die we kunnen maken? Waarschijnlijk niet. Een beter alternatief is het trainen met ‘vrije<br />

gewichten’. Onder vrije gewichten verstaan we dan barbells en dumbells en gerelateerde banken, medicin ballen,<br />

het eigen lichaamsgewicht of dat van een partner.<br />

Eigenlijk zijn we daar ooit mee begonnen.<br />

In de loop der jaren heeft de technologie<br />

een steeds grotere stempel op onze training<br />

gedrukt en wordt fitness en krachttraining<br />

steeds sterker gedomineerd door<br />

hightech krachttrainingsapparatuur. Maar<br />

zowel in de krachtraining als in aanverwante<br />

terreinen als de fysiotherapie lijkt<br />

het erop dat de vrije gewichten weer in<br />

ere gesteld worden. Dit heeft grotendeels<br />

te maken met de opkomst van een nieuwe<br />

trainingsfilosofie: functioneel trainen.<br />

Overigens is deze trainingsfilosofie niet<br />

zozeer nieuw, maar is er eerder sprake<br />

van een hernieuwde aandacht voor een<br />

bepaalde wijze van trainen.<br />

Functionele krachttraining<br />

Functionele krachttraining betekent zo<br />

trainen dat de verworven krachteigenschappen<br />

leiden tot prestatieverbetering<br />

in sport, werk of dagelijkse taken. Immers,<br />

in de meeste gevallen zijn we niet geïnteresseerd<br />

in spieren of kracht op zich. We<br />

willen fitter worden, er beter uitzien, onze<br />

sportprestaties verbeteren of onze dagelijkse<br />

taken beter kunnen uitvoeren. In<br />

functionele krachttraining wordt gedacht<br />

in termen van bewegen in plaats van<br />

spieren en in termen van synchronisatie<br />

in plaats van isolatie. Bovendien is er net<br />

zoveel aandacht voor motorische sturing<br />

(neuro-musculaire coördinatie) als voor<br />

de spieren die betrokken zijn in het bewegen.<br />

In de context van functioneel trainen is<br />

er steeds meer aandacht voor het trainen<br />

met vrije gewichten. Dat neemt niet weg<br />

dat er onder krachttrainers, sporttrainers<br />

en fysiotherapeuten nog steeds vele<br />

discussies worden gevoerd over de vraag<br />

welke trainingsmodaliteit, machines of vrije<br />

gewichten, het beste is.<br />

Transfer<br />

Het sleutelwoord in functionele krachttraining<br />

is transfer: in hoeverre kan de verworven<br />

kracht omgezet worden in betere<br />

sportprestaties of een beter functioneren<br />

in werk en hobby? Het primaire criterium<br />

voor transfer is de gelijkenis van de krachttraining<br />

met de uiteindelijk te leveren<br />

prestatie. De krachttraining dient op de<br />

volgende aspecten zoveel mogelijk gelijkenis<br />

te vertonen met de doelbeweging:<br />

bewegingstructuur, coördinatie, synchronisatie,<br />

type spiercontractie, tempo en<br />

acceleratie patronen, balans en stabiliteits<br />

aspecten.<br />

Het trainen met vrije gewichten biedt veel<br />

meer mogelijkheden om aan bovengenoemde<br />

eisen te voldoen (Van Wingerden<br />

2002). Ook Stone, in een NSCA<br />

Roundtable discussion die helemaal over<br />

vrije gewichten versus machines gaat, concludeert<br />

dat de superioriteit van vrije<br />

gewichten ligt in de mogelijkheid om<br />

bewegingen in de sport en dagelijkse<br />

bewegingspatronen te imiteren. Daardoor<br />

is er een grotere transfer van krachttraining<br />

naar hobby, sport of werk. (NSCA<br />

Roundtable Discussion, 2000).<br />

Met vrije gewichten is het aantal variaties<br />

op oefeningen overigens onbeperkt. Allerlei<br />

zaken als bewegingsverloop, uitgangshouding<br />

en dergelijke kan men aanpassen<br />

aan de mogelijkheden van de sporter en<br />

de gestelde doelen.<br />

Romprotatie<br />

Wat betreft de mogelijkheid om bewegingen<br />

te imiteren is er overigens een<br />

levendige discussie geweest betreffende<br />

de romprotatie. Romprotatie is een vitaal<br />

onderdeel van vele sportbewegingen, denk<br />

bijvoorbeeld aan gooien en werpen. Hier<br />

zouden machines beter geschikt voor zijn.<br />

Stone (2000) merkt op dat dit waarschijnlijk<br />

voorkomt uit een gebrek aan<br />

ervaring met vrije gewichten. De meeste<br />

gooi/werp bewegingen worden uitgevoerd<br />

vanuit staande positie (ground based)<br />

Dit essentiële aspect is helemaal afwezig<br />

bij machines. Vele jaren hebben werpers<br />

vanuit staande positie getraind met<br />

verzwaarde ballen en andere materialen.<br />

3


Ook walking twists en verzwaarde hammer<br />

throws worden al jaren met succes<br />

gebruikt. Volgens Stone zijn er genoeg<br />

oefenvormen met vrije gewichten voorhanden<br />

die de romprotatie kunnen sterken.<br />

En dat vanuit veel meer hoeken en posities<br />

dan op machines.<br />

Coördinatie<br />

Onder de brede noemer van coördinatie<br />

vallen onder meer het samenspel tussen<br />

sensoriek en motoriek. Menselijk bewegen<br />

komt tot stand via samenspel tussen<br />

receptoren welke informatie uit de omgeving<br />

opvangen en verwerken en de receptoren<br />

die de beweging sturen en analyseren.<br />

De spil in dat alles is de musculatuur<br />

welke de beweging mogelijk maakt.<br />

Daarnaast is er bij alle taken in het<br />

dagelijks leven, sport of werk sprake<br />

van een functioneel samenspel tussen<br />

de verschillende spiergroepen. Dit wordt<br />

ook wel ‘synchronisatie’ genoemd. Van<br />

Wingerden (2002) beschrijft hoe bijvoorbeeld<br />

tijdens het tillen van een voorwerp<br />

niet alleen de armspieren in een perfect<br />

samenspel moeten functioneren. Ook de<br />

schouder en rugmusculatuur zorgen voor<br />

de noodzakelijke actieve stabiliteit zodat<br />

de armspieren überhaupt deze voor het<br />

oog eenvoudige beweging kunnen uitvoeren.<br />

De onderste extremiteit (been) zal op<br />

zijn beurt de basis vormen voor de stabiliteit,<br />

zodat de rugmusculatuur zijn functie<br />

als actieve stabilisator kan uitvoeren. Een<br />

complete keten van spiercontracties zijn<br />

noodzakelijk in een perfecte synchronisatie,<br />

om de meest eenvoudige bewegingen<br />

mogelijk te maken.<br />

In dagelijkse taken en sport is er dus<br />

een continu samenspel tussen sensoriek<br />

en motoriek en een functioneel samenspel<br />

van spiergroepen (synchronisatie).<br />

Trainen met vrije gewichten biedt een veel<br />

betere mogelijkheid deze kenmerken van<br />

menselijk bewegen te trainen dan machinetraining.<br />

Zo wordt bij machinetraining<br />

door de zittende, liggende of gefixeerde<br />

houding synchronisatie (actieve stabiliteit<br />

in de totale keten) weinig aangesproken.<br />

En van een intensieve interactie tussen<br />

sensoriek en motoriek is ook geen sprake.<br />

Dat is wel zo bij training met vrije gewichten<br />

waar beroep wordt gedaan op de<br />

4<br />

balans, stabiliteit, synchronisatie en ook<br />

visuele informatie van belang is.<br />

Stabiliteit en Balansaspecten<br />

Fabrikanten van machines gebruiken stabiliteit<br />

nog wel eens als argument om op<br />

machines te trainen, omdat men goed<br />

gestabiliseerd de verschillende oefeningen<br />

uit kan voeren. Volgens van Wingerden<br />

(2002) gaat men dan voorbij aan het feit<br />

dat de daar geschilderde stabiliteit op<br />

passieve wijze wordt verkregen. Tijdens<br />

dagelijkse activiteiten is het vooral van<br />

belang dat men gedurende de dag de<br />

actieve stabiliteit kan waarborgen. Tijdens<br />

de verschillende handelingen als iets van<br />

de grond tillen, iets uit een kast halen<br />

of een deur opentrekken/duwen zal men<br />

de kracht moeten inzetten vanuit een<br />

actieve stabiliteit. Terwijl in het dagelijks<br />

leven balans een voorwaarde is om doelgericht<br />

te kunnen bewegen wordt deze<br />

tijdens machineoefeningen niet op de<br />

proef gesteld. De verkregen passieve stabiliteit<br />

in machines, maakt het voor dit zeer<br />

belangrijke systeem onnodig te reageren,<br />

laat staan dat de balans zal adapteren.<br />

Kracht en Snelheid<br />

Alhoewel van Wingerden suggereert dat<br />

de krachtontwikkeling bij het trainen met<br />

vrije gewrichten sneller verloopt in vergelijking<br />

met machinetraining (voor de<br />

gelijke beweging) lijkt het nog te vroeg<br />

voor definitieve conclusies (Stone, 2000)<br />

Dit heeft enerzijds te maken met het feit<br />

dat er relatief weinig studies zijn die training<br />

met vrije gewichten met machines<br />

hebben vergeleken op het aspect kracht.<br />

Daarnaast zijn er veel onderzoekstechnische<br />

problemen bij dergelijke studies,<br />

waaronder gebrek aan specifieke testen en<br />

het gebruik van verschillende protocollen.<br />

Wel lijkt er een grotere transfer te zijn van<br />

vrije gewichten (bijvoorbeeld 1RM squat)<br />

naar machines (bijvoorbeeld 1 RM leg<br />

press) dan vice versa. Voor velen is kracht<br />

geen doel op zich, maar gaat het juist om<br />

de vertaling naar dagelijkse werkzaamheden<br />

of sport. In dat geval is training met<br />

vrije gewichten het meest zinvol in verband<br />

met de grotere transfer op alle andere<br />

besproken parameters.<br />

T R A I N I N G<br />

Van Wingerden (2002) merkt overigens<br />

nog wel op dat bij extreme trainingen in<br />

de (top)sport het soms van belang kan<br />

zijn om machines te gebruiken. Dit omdat<br />

de belastingen dermate extreem worden,<br />

dat gevaar voor blessures ontstaat. De<br />

verschillende uitvoeringen van de legpress<br />

zijn een goed voorbeeld daarvan. Via de<br />

squat en squat lunges zijn op een gegeven<br />

moment de belastingen dermate hoog, dat<br />

de lumbale wervelkolom de beperkende<br />

factor voor de juiste uitvoeringen worden.<br />

Machines bieden dan de uitkomst, maar<br />

of de transfer naar de dagelijkse situatie<br />

ook kan plaatsvinden is de vraag (Van<br />

Wingerden 2002).<br />

Snelheid<br />

Over de ontwikkeling van snelheid zegt<br />

van Wingerden het volgende: “met vrije<br />

gewichten kan men zowel in de concentrische<br />

fase als in de excentrische fase<br />

versnellen afhankelijk van het doel van<br />

de training. Denk aan cyclische explosiefkracht,<br />

werp en slagkracht (pre-stretch<br />

en plyometrie), excentrisch remmen etc.<br />

Bij machines zijn deze contractievormen<br />

nauwelijks mogelijk. De concentrische versnelling<br />

is in sommige aangepaste apparaten<br />

binnen bepaalde grenzen uitvoerbaar.<br />

Echter door de afwezige synchronisatie en<br />

actieve stabiliteit is deze contractievorm in<br />

apparaten niet raadzaam uit te voeren”.<br />

Ook ballistische bewegingen (de overgang<br />

van excentrische naar concentrische contracties<br />

en omgekeerd) zijn in machines<br />

bijna onmogelijk te realiseren. Terwijl dit<br />

bewegingen zijn die zeer veel voorkomen<br />

in het dagelijks leven en in de sport. Denk<br />

aan trapaf lopen, rennen, springen en<br />

snelle bewegingsveranderingen.<br />

Systeemeffect<br />

Systeemeffect duidt op het effect van de<br />

krachtoefening op het gehele lichaam.<br />

Denk met name het effect op hart en<br />

longen en de hormonale respons. Bij<br />

training met vrije gewichten is de totale<br />

spieractiviteit groter dan bij trainen op<br />

machines. Bovendien zijn er veel meer<br />

basisoefeningen mogelijk welke meerder<br />

gewrichten betrekken en grotere spier


T R A I N I N G<br />

groepen aanspreken. Hierdoor wordt er<br />

meer energie verbruikt en is er een grotere<br />

trainingsprikkel voor het cardiopulmonale<br />

en hormonale systeem. Grote keten bewegingen<br />

met vrije gewichten (bijvoorbeeld<br />

de squat press) hebben daardoor een relatief<br />

groot effect op het energieverbruik en<br />

de lichaams samenstelling. En uiteraard<br />

op de krachtsontwikkeling.<br />

(NSCA Roundtable Discussion).<br />

Overige praktische aspecten<br />

Bovenstaande tekst ging over de wijze<br />

waarop training met vrije gewichten ideaal<br />

is vanuit de idee van functioneel trainen.<br />

Er zijn echter nog een aantal andere zaken<br />

die welliswaar niet direct met dat inhoudelijke<br />

verhaal te maken hebben maar wel<br />

van belang zijn bij het denken over training<br />

met vrije gewichten.<br />

Doelgroepen<br />

Er wordt vaak gesuggereerd dat machines<br />

de beste keus zijn voor kwetsbare doelgroepen<br />

als ouderen en mensen met een<br />

aandoeningen zoals artritis. Deze hypothese<br />

is echter nooit adequaat getest. Sterker<br />

nog, er zijn studies die laten zien dat vrije<br />

gewichten veilig en effectief kunnen worden<br />

ingezet bij genoemde doelgroepen.<br />

Zo gebruikte Brill (1998) een programma<br />

met vrije gewichten in een seniorenpopulatie<br />

en bereikte daarmee op een veilige<br />

manier zeer goede resultaten.<br />

Ook krachttraining voor jeugd kan zeer<br />

aantrekkelijk, veilig en effectief worden<br />

aangeboden door vrije gewichten te<br />

gebruiken. Hierbij wordt er tevens veel<br />

meer aanspraak gemaakt op coördinatieve<br />

en complexe motorische aspecten en kan<br />

er ook een spelelement worden ingevoerd<br />

(Van Halderen, 2001). Kortom, vrije<br />

gewichten kunnen in principe door alle<br />

doelgroepen worden gebruikt op een veilige,<br />

effectieve en plezierige manier.<br />

Begeleiding en Commercie<br />

Het trainen met vrije gewichten vraagt een<br />

grotere coördinatieve vaardigheid dan de<br />

training op machines. Dat betekent dat de<br />

begeleiding intensiever moet zijn er een<br />

grotere mate van deskundigheid van de<br />

begeleider wordt gevraagd. Dat is wellicht<br />

commercieel niet erg aantrekkelijk. Echter,<br />

uit het bovenstaande verhaal mag duidelijk<br />

zijn dat training met vrije gewichten een<br />

veel grotere transfer heeft naar sport,<br />

hobby en werk. Want ook de fitness klant<br />

zou toch graag de training vertaald zien<br />

worden in een verbeterde belastbaarheid,<br />

betere sportprestaties en een hoge mate<br />

van fitheid. Als dat doel serieus wordt<br />

genomen moeten ook de consequenties<br />

daarvan worden aanvaard. Het gaat dan<br />

om kiezen voor kwaliteit of kwantiteit. En<br />

kwaliteit is commercieel wel erg aantrekkelijk<br />

in de overvolle fitnessmarkt. Een<br />

goede verpakking lijkt in deze context van<br />

groot belang. Dat zie je al aan het succes<br />

van groepslessen waarbij gebruik wordt<br />

gemaakt van vrije gewichten (o.a. Body<br />

Pump)<br />

Men zou ook kunnen overwegen de financiële<br />

voordelen van de aanschaf van vrije<br />

gewichten ten opzichte van prijzige fitnessapparatuur<br />

in te zetten voor een intensievere<br />

en betere begeleiding bij de training<br />

met vrije gewichten.<br />

Over de kansen van vrije gewichten in<br />

commerciële fitnesscentra zegt Van Wingerden:<br />

“De commercie laat een dergelijke<br />

mening natuurlijk niet toe en zeker uit het<br />

oogpunt van begeleiding is een dergelijke<br />

uitvoering niet haalbaar. Maar om dan<br />

maar te besluiten alles via hightech apparatuur<br />

en computergestuurde machines<br />

te laten verlopen is jammer, omdat een<br />

eenvoudige en goedkope oplossing, met<br />

een zeer grote transfer naar de dagelijkse<br />

situatie eenvoudigweg wordt weggelaten”.<br />

Literatuur:<br />

- Brill, P.A., J.C. Probst, D.L. Greenhouse,<br />

B. Schell, and C.A. Macera. Clinical feasibility<br />

of a free-weight strength-training program<br />

for older adults. J. Am. Board Fam. Pract.<br />

11:(6)445–451. 1998.<br />

- Cunningham C. (April 2000). Strengthen<br />

Clients for Everyday Activities by Personal<br />

Fitness Professional magazine,<br />

- Haff, G. Gregory ( 2000) Roundtable<br />

Discussion: Machines Versus Free Weights.<br />

Strength and Conditioning Journal:<br />

Vol. 22, No. 6, pp. 18–30.<br />

- Halderen van (2002). Jeugd en <strong>Krachttraining</strong><br />

(Isodoro Uitgeverij).<br />

- Stone, M (2000). Roundtable Discussion:<br />

Machines Versus Free Weights. Strength<br />

and Conditioning Journal: Vol. 22, No. 6,<br />

pp. 18–30.<br />

- Wingerden Bert A.M. van (IAS 2002).<br />

Vrije gewichten versus machines.<br />

Drs. Erik Hein is bewegingswetenschapper en studeerde Epidemiologie aan de VU te Amsterdam. Is docent op de<br />

opleiding Sport en Bewegen te Amsterdam en cursusdocent bij onder andere fitnessopleidingen en de opleidingen van<br />

de Karate-do Bond Nederland. Erik Hein is vechtsporter en begeleidt vechtsporters op het gebied van sportspecifieke<br />

krachttraining. Erik schrijft tevens voor diverse martial arts tijdschriften.<br />

5


Effecten van variaties bij het<br />

bankdrukken<br />

Drs. Tom Bruijnen<br />

6<br />

T R A I N I N G<br />

Iedereen die aan fitness of krachttraining doet kent de oefening bankdrukken of ook wel de Bench Press<br />

genaamd. Bankdrukken neemt de eerste plaats in op de lijst van favoriete oefeningen. Iedereen die zijn of haar<br />

borstspieren wil trainen gebruikt in het programma één of meerdere varianten van deze oefening. Ook gelden<br />

de kilo’s die iemand op de bank kan pakken als een soort graadmeter voor de getraindheid, de deskundigheid<br />

en de ervaring. Door de ongekende populariteit bestaan een aantal misverstanden over het bankdrukken. In de<br />

volgende paragrafen wordt ingegaan op variaties op de basistechniek van het bankdrukken. De effecten hiervan<br />

worden besproken en adviezen worden gegeven gericht op een verantwoorde uitvoering.<br />

Een omschrijving van het<br />

bankdrukken en de belangrijkste<br />

variaties<br />

Bij het bankdrukken ligt de sporter op de<br />

rug op een platte bank, pakt een halter in<br />

bovengreep vast, brengt deze boven de<br />

lijn van de okselplooi, ademt in en laat<br />

de halter zakken op de borst op ongeveer<br />

3-6 cm boven het uiteinde van het borstbeen<br />

(xiphoïdeus). Vervolgens drukt men<br />

de halter terug tot de armen gestrekt zijn<br />

boven de borst. Meestal wordt voorbij het<br />

moeilijkste punt in de opgaande beweging<br />

uitgeblazen. De voeten staan naast de<br />

bank op de vloer. De billen, schouders en<br />

het hoofd blijven op de bank. De rug is<br />

aangespannen en de schouderbladen zijn<br />

naar elkaar toe en naar beneden getrokken.<br />

Hierdoor blijven de schouders naar<br />

achteren en is de borst het hoogste punt.<br />

De ellebogen blijven min of meer recht<br />

onder de handen. Laat de ellebogen niet<br />

naar buiten wijken.<br />

De belangrijkste varianten spelen zich in<br />

drie dimensies af. De eerste is de hoek<br />

van de bank. Deze kan van 30 graden<br />

achterover (Decline) tot ongeveer 40 graden<br />

voorover (Incline) variëren. Normaal<br />

is de bank plat (Flat) De tweede variatie<br />

ontstaat door de stand van de handen.<br />

Van schouderbreedte (Small) tot 2 keer<br />

de schouderbreedte (Wide). Bij een normale<br />

greep staan de armen haaks in de<br />

ellebogen als de bovenarmen parallel aan<br />

de vloer staan. De derde variatiemogelijk-<br />

heid wordt gevormd door het contactpunt<br />

van de halter met de borstkas. Van het<br />

uiteinde van het borstbeen (Low) tot aan<br />

het sleutelbeen (High). De normale afleghoogte<br />

op de borstkas is het punt waarbij<br />

de bovenarmen ongeveer een hoek van<br />

70 graden met de romp maakt (Medium).<br />

De halter raakt dan de onderkant van de<br />

borstspieren. Door deze drie variaties te<br />

combineren ontstaan 27 basisvaraties op<br />

het bankdrukken. De namen van de varianten<br />

kunnen de volgende conventie volgen:<br />

Decline (D), Flat (F), Incline (I); Wide (W),<br />

Normal (N), Small (S); Low (L), Medium<br />

(M) en High (H). De afkorting DNL BP<br />

staat dan voor achterover bankdrukken in<br />

een normale greepbreedte met de halter<br />

naar het uiteinde van het borstbeen.<br />

Tips en adviezen<br />

Wetenschappers hebben gemeten dat tijdens<br />

de normale uitvoering (FNM BP)<br />

zoals omschreven in de eerste paragraaf<br />

de meeste kracht ontwikkeld kan worden.<br />

Voor de krachtsporters geldt deze uitvoering<br />

dan ook als de norm. De krachtsporter<br />

zal slechts een paar centimeter rond<br />

deze uitvoering moeten experimenteren<br />

om zijn of haar verschillen in bouw of aanleg<br />

maximaal uit te buiten. Het vervolgadvies<br />

voor maximale kracht is om vanaf de<br />

borstkas zo hard mogelijk weg te drukken<br />

om het moeilijkste punt, ongeveer 5 - 10<br />

cm boven de borstkas, zo goed mogelijk<br />

te kunnen passeren. De 27 variaties zijn<br />

met name interessant om accenten aan te<br />

brengen op de spiergroepen die bij het<br />

bankdrukken betrokken zijn.<br />

Vanuit anatomisch perspectief wordt gekeken<br />

naar het effect van de oefening en<br />

worden verdere adviezen gegeven. Begonnen<br />

wordt bij de greep met hand en pols.<br />

Bij de sport powerlifting moet de halter<br />

met de duim om de halter vastgehouden<br />

worden. Deze regel is ontstaan omdat<br />

incidenten in het verleden hebben plaatsgevonden,<br />

waarbij atleten tijdens (sub)maximale<br />

herhalingen de halter van de<br />

handpalm lieten glijden.<br />

Dit heeft geleid tot ernstige en zelfs dodelijke<br />

blessures. Een open greep wordt<br />

daarom afgeraden. Leg de halter niet<br />

achter in de vingers, de pols staat dan te<br />

ver achterover en is kwetsbaar. Kies voor<br />

een ligging in de muis van de hand, boven<br />

de ellepijp, hierdoor wordt de druk min of<br />

meer direct overgebracht op de onderarm,<br />

de pols staat minder ver achterover en is<br />

beter tegen druk bestand. Wordt de halter<br />

smaller of breder vastgepakt dan ontstaat<br />

een zijwaartse knik naar resp. het spaakbeen<br />

of de ellepijp. Bij het duwen kan<br />

verwacht worden dat de onderarmspieren<br />

met een strekfunctie rond de pols bij respectievelijk<br />

de ellepijp en het spaakbeen<br />

een kleine bijdrage leveren. Deze bijdrage<br />

wordt met name bij hoge intensiteiten<br />

merkbaar. Bij hogere intensiteiten worden<br />

actieve (agonistische) en stabiliserende<br />

(synergistische) spieren harder en meer<br />

aangespannen. Ook als de halter smaller


T R A I N I N G<br />

wordt vastgehouden dan de schoudertoppen,<br />

voor de triceps en binnenborst,<br />

wordt de pols onevenredig zwaar belast.<br />

Ga met de pinkzijde van de hand daarom<br />

niet smaller dan de schoudertoppen.<br />

Effecten van variaties<br />

Uit onderzoek met spierelektroden is<br />

gebleken dat de triceps, met name de twee<br />

korte hoofden, harder worden aangespannen<br />

bij een smalle greep. Omgekeerd geldt<br />

dat het borstbeendeel van de grote borstspier<br />

(m. pectoralis major pars sternalis)<br />

actiever wordt bij een wijdere greep. Naast<br />

het borstbeendeel is er ook nog een sleutelbeendeel<br />

van de grote borstspier (m.<br />

pectoralis major pars clavicularis). Dit deel<br />

wordt actiever als de bank schuin voorover<br />

gaat (Incline) of de halter lager op<br />

het borstbeen wordt gebracht. Dit hangt<br />

samen met een toegenomen schouderspieractiviteit<br />

(m. deltoïdeus). De aanduiding<br />

binnenborst kan men gebruiken voor<br />

het borstbeendeel. Daarentegen bestaat<br />

de buitenborst niet als afzonderlijk deel,<br />

wel een bovenborst - het sleutelbeendeel.<br />

Het idee dat smal bankdrukken voor binnenborst<br />

is, is wel te begrijpen. In een<br />

smalle greep met gestrekte armen is de<br />

spierbuik van de grote borstspier maximaal.<br />

Het borstbeendeel van de grote<br />

borstspier moet bij maximale verkorting<br />

nog kracht genereren en dit is aan het eind<br />

van de beweging voelbaar.<br />

De lijn WNS geeft dus een accentverschuiving<br />

van borstbeendeel van de grote<br />

borstspier en voorkant schouderspier<br />

naar de armstrekkers. De lijn DFI kan min<br />

of meer als gebiedsaanduiding dienen<br />

voor de spieractiviteit die van accent op<br />

het borstbeendeel van de grote borstspier<br />

in combinatie met spanning op de<br />

brede rugspier (m. latissimus dorsi) naar<br />

schouderspier en sleutelbeendeel van de<br />

grote borstspier gaat.<br />

De lijn HML geeft een soortgelijke accentverschuiving.<br />

Het gevaar bestaat dat de<br />

sporter die veel accent wil aanbrengen op<br />

het borstbeendeel van de grote borstspier<br />

hieruit zou concluderen dat gekozen moet<br />

worden voor een wijde greep achterover<br />

en de halter richting het sleutelbeen.<br />

Dit zorgt inderdaad voor een maximale<br />

inspanning van dit deel van de borstspier.<br />

Het schoudergewricht is dan echter extra<br />

kwetsbaar. De zwakke plekken in de Zvormige<br />

banden aan de voorkant van het<br />

kapsel worden min of meer opengetrokken.<br />

In de literatuur wordt gewaarschuwd<br />

voor de wijde greep in combinatie met<br />

een hoge ligging van de halter of de stand<br />

achterover. Niet doen dus. De auteur<br />

heeft deze variant uitsluitend gebruikt met<br />

lichte intensiteiten en laag volume voor<br />

mobiliteit en als band en gewrichtsherstellende<br />

maatregel na afloop van een zware<br />

bankdruk training.<br />

Eén schrijver geeft zelfs aan dat liggend<br />

bankdrukken wat hem betreft helemaal<br />

vervangen mag worden door drukken<br />

vanuit een staande of meer zittende positie.<br />

Als belangrijkste argument daarvoor<br />

gaf hij aan dat het aantal schouderblessures<br />

bij gewichtheffers sterk afgenomen<br />

is sinds het staand drukken in 1972 werd<br />

afgeschaft. Voor de leken, het staand<br />

drukken werd vaak gedaan als een soort<br />

bankdrukken in stand zonder bank door<br />

heel sterk achterover te leunen. Door<br />

de hoge frequentie aan onderrug en<br />

schouderblessures is dit onderdeel bij<br />

het Olympische gewichtheffen geschrapt.<br />

Zo ver wil de auteur van dit artikel niet<br />

gaan, maar de rationale om meer dan drie<br />

bankdrukvarianten in één training te stoppen<br />

lijkt ook niet aanwezig. Onderrugblessures<br />

hangen samen met een brugpositie<br />

waarbij de heupen loskomen van de bank.<br />

Het advies is om net zo lang met de voetenstand<br />

te experimenteren tot de sporter<br />

voelt dat de heupen zeer moeizaam los<br />

gebracht kunnen worden van de bank. De<br />

uitvoering met de voeten op de bank geeft<br />

een afvlakking van de onderrug, oftewel<br />

de natuurlijke holling wordt uitgebold. In<br />

combinatie met de gebrekkige stabiliteit<br />

wordt ook deze variatie afgeraden.<br />

Een ander veelgemaakte fout; het "kippen"<br />

van het hoofd. Dit leidt tot een ongewenste<br />

terugval in kracht en verkeerde<br />

nekbelastingen.<br />

Samenvatting<br />

De normale bankdruk oefening zoals<br />

omschreven is de sterkste variant en<br />

geeft het laagste risico op blessures. Als<br />

belangrijkste variaties worden genoemd<br />

wijd/ smal voorover en wijd/ smal plat<br />

met de stang laag of normaal op het<br />

borstbeen. Een totaal van 12 variaties is<br />

hiermee mogelijk. Een hoge ligging van de<br />

halter, eventueel in combinatie met een<br />

wijde greep wordt afgeraden. In dit artikel<br />

is buiten de gouden drie – borst, schouders,<br />

triceps – niet ingegaan op de activiteit<br />

van bijvoorbeeld de kleine borstpier,<br />

voorste getande spier of rotatoren.<br />

Literatuur:<br />

- Algra B., An In-Depth Analysis of the Bench<br />

Press, NSCA Journal, 1982<br />

- Barnett, C., Kippers, V. & Turner, P., Effects<br />

of variations of the bench press exercise<br />

on EMG activity of five shoulder muscles.<br />

Journal of Strength and Conditioning<br />

Research, 9(4), 1995<br />

- Berger, R.A.,& Smith, K.J., The effects of the<br />

tonic neck reflex in the bench press. Journal<br />

of Applied Sport Science Research 5(4),<br />

1994<br />

- Clemons, J. & Aaron, C., Effect of grip<br />

width on the myoelectric activity of the<br />

prime movers in the bench press. Journal of<br />

Strength and Conditioning Research, 11(2),<br />

1997<br />

- Glass, S.C. & Armstrong, T.,<br />

Electromyographical activity of the pectoralis<br />

muscle during incline and decline<br />

bench presses.<br />

.Journal of Strength and Conditioning<br />

Research, 11(3), 1997<br />

- McLaughlin, T. & Madsen, N., Bench Press<br />

Techniques of elite heavyweight powerlifters.<br />

NSCA Journal, 1984<br />

Drs. Tom Bruijnen is bewegingswetenschapper, gespecialiseerd in krachtsport. Hij ontwikkelt onder andere opleidingen<br />

op het gebied van krachtsport en fitness. Daarnaast is hij al meer dan 10 jaar werkzaam als docent op dit terrein.<br />

Hij is tevens begeleider van krachtsporters en traint zelf nog 2 tot 3 keer per week. Als wedstrijdsporter is hij meervoudig<br />

medaillewinnaar in de hoofdklasse powerlifting geweest en nationaal kampioen bij senioren en masters bij het<br />

Olympisch gewichtheffen.<br />

7


Bench press start Bench press eind<br />

8<br />

Close grip bench press start<br />

Close grip bench press eind<br />

T R A I N I N G


T R A I N I N G<br />

Decline press start Decline press eind<br />

Incline press<br />

9


10<br />

T R A I N I N G<br />

Intensiteit, frequentie en volume:<br />

een meta analyse<br />

Drs. Bart Coumans<br />

In de farmaceutische wereld wordt veel aandacht besteed aan dosis-effect relaties van medicijnen. Als je van een<br />

bepaald medicijn zoveel inneemt dan staat min of meer vast wat het heilzame effect daarvan is op een bepaalde<br />

klacht of ziekte. Als je sportbeoefening ook als een soort medicijn beschouwt – en daar zijn trouwens goede<br />

redenen voor – dan zou je ook van dit soort dosis-effect relaties kunnen vaststellen. Een bepaalde hoeveelheid<br />

training (dosis) geeft namelijk een bepaalde hoeveelheid trainingsresultaat (effect), bijvoorbeeld toename in<br />

spierkracht. Hoe die relatie precies ligt is belangrijke informatie voor krachttrainers en fitnessinstructeurs. Rhea<br />

en medewerkers (1) zochten de dosis-effect relatie uit voor krachttraining door middel van een zogenaamde<br />

meta-analyse en waarbij gekeken werd naar intensiteit, frequentie en volume.<br />

Adviezen en richtlijnen<br />

Het voorschrijven van trainingsschema´s<br />

is feitelijk dagelijkse kost voor krachttrainers<br />

en fitnessinstructeurs. Er wordt<br />

rekening gehouden met de doelstelling<br />

van de sporter en vervolgens wordt een<br />

schema aangeboden om toe te werken<br />

naar hetgeen de sporter voor ogen heeft.<br />

Het streven daarbij is om in een bepaald<br />

tijdsbestek een maximaal resultaat te<br />

behalen zonder een al te groot risico op<br />

overbelasting, blessures en overtraining.<br />

De vraag daarbij is: wat is het beste recept<br />

of schema om voor te schrijven? Zijn daar<br />

richtlijnen voor of leiden alle wegen naar<br />

Rome?<br />

Een gezaghebbende instantie op het<br />

gebied van richtlijnen op sportmedisch<br />

en trainingsfysiologisch gebied is het<br />

American College of Sports Medicine<br />

(afgekort ACSM). Deze instantie heeft<br />

over diverse bewegings- en trainingsrichtlijnen<br />

standpunten oftewel ´position<br />

stands´ opgesteld. Zo kwam het ACSM in<br />

1990 met een richtlijn voor het verbeteren<br />

van het aëroob uithoudingsvermogen<br />

(VO2-max) en spierkracht (2). In 1998<br />

werd deze richtlijn herzien en werden<br />

naast aëroob uithoudingsvermogen en<br />

spierkracht ook adviezen gegeven over het<br />

onderhouden en verbeteren van lenigheid<br />

(3). In die richtlijnen van 1998 werd aan<br />

gezonde volwassenen geadviseerd krachttraining<br />

te doen als onderdeel van een<br />

trainingsprogramma om fit te worden en<br />

te blijven. Het algemene advies was 2-3<br />

keer per week aan krachttraining te doen.<br />

Iedere keer diende zo´n 8-10 oefeningen<br />

gedaan te worden waarbij de grote<br />

spiergroepen actief waren. Per oefening<br />

voldeed 1 set van 8-12 herhalingen. In<br />

2002 verscheen wederom een verbeterd<br />

standpunt van het ACSM over het<br />

verbeteren van spierkracht (4). In dit<br />

standpunt werd gesteld dat gedurende het<br />

trainingsprogramma progressieve toename<br />

van gewicht diende plaats te vinden naast<br />

andere adviezen over de inrichting van<br />

krachttrainingsprogramma´s. Echter, men<br />

gaf geen getalsmatige effecten aan van<br />

de vooruitgang in kracht. De prangende<br />

vraag bleef nog steeds: wat is nu de meest<br />

efficiënte en meest effectieve manier om<br />

spierkracht te ontwikkelen?<br />

Op zoek naar het beste<br />

recept<br />

Bij krachttraining heb je te maken met<br />

een aantal variabelen die het effect van de<br />

krachttraining kunnen beïnvloeden. Het<br />

geslacht van de sporter (man of vrouw),<br />

de leeftijd, de mate van getraindheid, de<br />

intensiteit van trainen, de trainingsfrequentie<br />

en het volume, oftewel het aantal<br />

sets, zijn aspecten die van meer of mindere<br />

invloed kunnen zijn. De vraag is wat de<br />

beste of meest optimale combinatie is?<br />

In het begin van de jaren 60 van de<br />

twintigste eeuw werd eigenlijk voor het<br />

eerst onderzoek gedaan naar verschillende<br />

soorten combinaties van sets en herhalingen<br />

(5). Uit dit onderzoek kwam naar<br />

voren dat 3 sets van 6 herhalingen zorgden<br />

voor de grootste krachttoename.<br />

In veel onderzoeken worden vaak maar<br />

twee trainingssystemen met elkaar vergeleken.<br />

Je hebt twee vergelijkbare groepen<br />

van sporters. De ene groep doet krachttraining<br />

A en de andere groep doet<br />

krachttraining B. En wat daar dan uitkomt<br />

is dat A bijvoorbeeld meer effect geeft dan<br />

B. Een voorbeeld. In de afgelopen jaren is<br />

veel aandacht besteed aan het optimale<br />

volume (= aantal sets) van krachttraining.<br />

Het single-set-systeem werd dan<br />

vergeleken met het multiple-set-systeem.<br />

De uitkomst was vaak dat het single-setsysteem<br />

net zulke effecten sorteert als het<br />

multiple-set-systeem. Echter, vaak worden<br />

bij dit soort onderzoeken maar kleine<br />

steekproeven gebruikt en is er niet altijd<br />

een volledige controle over andere belangrijke<br />

variabelen. Een methode om dat probleem<br />

te ondervangen is de zogenoemde<br />

meta-analyse.<br />

Meta-analyse<br />

Eén zwaluw maakt nog geen zomer. En één<br />

wetenschappelijk onderzoek levert nog<br />

geen hard bewijs. Als er meer studies in


T R A I N I N G<br />

een bepaalde richting wijzen, dan kun je<br />

wel spreken van een sterker bewijs. Aan de<br />

top van het leveren van hard wetenschappelijk<br />

bewijs staat de meta-analyse. Hierbij<br />

worden diverse onderzoeken, die wel een<br />

bepaalde minimale kwaliteit moeten hebben,<br />

op één hoop gegooid. De resultaten<br />

van verschillende studies kunnen dan<br />

statistisch gecombineerd én geëvalueerd<br />

worden. Zo wordt eigenlijk een groot<br />

onderzoek gedaan dat normaal gesproken<br />

niet mogelijk zou zijn om praktische en<br />

financiële redenen. Er kunnen met een<br />

dergelijk onderzoek uitspraken gedaan<br />

worden die je anders nooit zou kunnen<br />

doen op basis van één of enkele studies.<br />

Het doel van de meta-analyse van Rhea en<br />

medewerkers (1) was om een kwantitatieve<br />

dosis-effect relatie vast te stellen voor<br />

het ontwikkelen van spierkracht. Gekeken<br />

werd naar de toename in spierkracht<br />

bij verschillende niveaus van intensiteit,<br />

frequentie en volume. Ook de mate van<br />

getraindheid, de leeftijd en het geslacht<br />

van de sporter werden meegenomen. Het<br />

is feitelijk de allereerste keer dat een dergelijk<br />

type onderzoek is uitgevoerd.<br />

De aanpak<br />

Allereerst werden door de onderzoekers<br />

op allerlei mogelijke manieren literatuur<br />

verzameld waarbij een krachttrainingsprogramma<br />

was bekeken. Voorwaarde was<br />

– naast een bepaalde minimale kwaliteit -<br />

dat er een voor- en een nameting t.a.v. de<br />

spierkracht had plaatsgevonden. In totaal<br />

werden 140 studies goed genoeg bevonden<br />

en meegenomen in het onderzoek. Die<br />

140 studies leverden 1433 dosis-effect<br />

relaties op. Voor wedstrijdkrachtsporters,<br />

55-plussers en jongeren beneden de 18<br />

jaar waren minder studies voorhanden en<br />

daarom zijn de resultaten wat minder goed<br />

toepasbaar op deze drie groepen.<br />

De volgende definities werden gehanteerd<br />

in het onderzoek. De intensiteit werd<br />

uitgedrukt in het percentage van de 1RM<br />

(het maximale gewicht bij 1 herhaling; RM<br />

staat voor repetitie maximum).<br />

Onder frequentie werd verstaan: het aantal<br />

keren dat een specifieke spiergroep in<br />

een week werd getraind en voor volume<br />

gold het aantal sets dat een specifieke<br />

spiergroep werd getraind in een trainingssessie.<br />

Bij de mate van getraindheid werd<br />

de indeling gebruikt: ongetraind (minder<br />

dan een jaar aan het trainen) of getraind<br />

(meer dan een jaar aan het trainen).<br />

Het effect werd uitgedrukt in een waarde<br />

waarbij niet alleen gekeken werd naar<br />

het verschil in spierkracht voor en na de<br />

training, maar ook de spreiding en de<br />

groepsgrootte werden verdisconteerd in<br />

de effectmaat.<br />

Resultaten<br />

Kern van het onderzoek betrof de invloed<br />

van intensiteit, frequentie en volume op<br />

het trainingseffect. Wat bleek was dat<br />

geslacht en leeftijd daar niet veel invloed<br />

op hadden. Noch het geslacht, noch de<br />

verschillen in leeftijd was van invloed<br />

op de mate van effect van de training.<br />

De mate van getraindheid bleek wel van<br />

invloed te zijn voor alle drie de hierboven<br />

genoemde trainingsvariabelen.<br />

Effect Effect Size Size<br />

Intensiteit<br />

In figuur 1 staat de intensiteit weergegeven<br />

ten opzichte van de grootte van het<br />

trainingseffect voor de groep getrainden<br />

en ongetrainden. Bij ongetrainden bleek<br />

de maximale vooruitgang bij 60% van de<br />

1-RM te liggen, ongeveer overeenkomend<br />

met 12-RM. Bij getrainden ligt dat percentage<br />

hoger, namelijk 80% van de 1-RM. Dit<br />

komt overeen met 8-RM. Dat het optimum<br />

bij getrainden qua percentage hoger ligt<br />

dan bij ongetrainden geeft aan dat een progressieve<br />

opbouw nodig is om het hoogste<br />

trainingsresultaat te blijven boeken.<br />

Frequentie<br />

Voor ongetrainden ligt de meeste winst in<br />

spierkracht wanneer een spiergroep 3 maal<br />

in de week belast wordt (zie figuur 2). Voor<br />

getrainden is dat 2 maal per week. Oftewel,<br />

naarmate de getraindheid toeneemt is het<br />

aan te raden een spiergroep intensiever,<br />

maar wat minder vaak te trainen, waardoor<br />

meer hersteltijd wordt gecreëerd.<br />

3<br />

3<br />

2,5<br />

2,5<br />

2<br />

2<br />

1,5<br />

1,5<br />

1<br />

1<br />

0,5<br />

0,5<br />

0<br />

0 40 50 60 70 75 80 85 90<br />

40 50 60 70 Intensity 75 80 85 90<br />

Intensity<br />

Figuur 1. De dosis - effect relatie voor intensiteit (uit Rhea e.a., 2003)<br />

Effect Effect Size Size<br />

ize<br />

2,5<br />

2,5<br />

2<br />

2<br />

1,5<br />

1,5<br />

1<br />

1<br />

0,5<br />

0,5<br />

0<br />

0<br />

2,5<br />

2,5<br />

2<br />

2<br />

1 2 3<br />

1 2Frequency Frequency<br />

3<br />

Figuur 2. De dosis - effect relatie voor frequentie (uit Rhea e.a., 2003)<br />

Trained<br />

Trained<br />

Untrained<br />

Untrained<br />

Trained<br />

Trained<br />

Untrained<br />

Untrained<br />

Trained<br />

Trained<br />

Untrained<br />

Untrained<br />

11


Volume<br />

Figuur 2,5 3 laat zien dat meer sets per Het doel van de meta-analyse was Trained om een<br />

spiergroep in een training een grotere<br />

2<br />

krachttoename geven. Zowel voor getrain-<br />

kwantitatieve dosis-effect relatie vast te<br />

Untrained<br />

stellen voor het ontwikkelen van spierden<br />

1,5 als ongetrainden blijkt het grootste kracht, waarbij met name naar intensiteit,<br />

effect bereikt te worden bij 4 sets per<br />

1<br />

spiergroep. In die zin is het multiple-set-<br />

frequentie en volume werd gekeken. Wat<br />

bleek is dat de mate van getraindheid van<br />

systeem 0,5 ´winstgevender´ dan het single- invloed is. Leeftijd en het geslacht zijn<br />

set-systeem. Wat bij de vergelijking nog<br />

0<br />

wel eens door elkaar heen liep is het aantal<br />

1 2<br />

sets per oefening of per spiergroep. Frequency Met<br />

van ondergeschikt belang gebleken. Men<br />

kwam tot de volgende meeste effectieve<br />

3<br />

adviezen voor beginnende en gevorderde<br />

een single-set-systeem zou je ook 4 sets krachtsporters.<br />

Effect Size<br />

Effect Size<br />

kunnen maken indien je 4 verschillende<br />

oefeningen zou doen voor één specifieke<br />

spiergroep. Opgemerkt dient te worden<br />

dat ongetrainden in het begin van een<br />

trainingsprogramma nog wel eerst dienen<br />

wennen aan het hoge volume om overbelasting<br />

te voorkomen.<br />

In alle drie de figuren is te zien dat de mate<br />

van effect bij getrainden steeds geringer is<br />

in vergelijking met ongetrainden. Dit wordt<br />

veroorzaakt door de wet van de verminderde<br />

meeropbrengst. Naarmate je beter<br />

getraind bent wordt het steeds moeilijker<br />

om vooruitgang te boeken.<br />

12<br />

0,5<br />

0<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

40 50 60 70 75 80 85 90<br />

Intensity<br />

Praktisch nut<br />

1 2 3 4 5 6<br />

Sets<br />

Figuur 3. De dosis - effect relatie voor volume (uit Rhea e.a., 2003)<br />

Trained<br />

Untrained<br />

Voor beginners geldt als meest effectief:<br />

- Intensiteit: 60% van 1-RM (12-RM)<br />

- Frequentie: 3 x per week<br />

- Volume: 4 sets per spiergroep<br />

Voor gevorderden geldt als meest effectief:<br />

- Intensiteit: 80% van 1-RM (8-RM)<br />

- Frequentie: 2 x per week<br />

- Volume: 4 sets per spiergroep<br />

Wellicht zullen sommigen zich afvragen<br />

wat het nut is van deze bevindingen. Ten<br />

eerste is er nog nooit zo´n gecombineerd<br />

T R A I N I N G<br />

onderzoek gedaan met zo veel studies bij<br />

elkaar. Dat betekent dat dit keihard bewijs<br />

is hoe sporters het meest effectief hun<br />

spierkracht kunnen ontwikkelen. Het is<br />

noodzakelijk om als trainer of begeleider<br />

te weten waar het optimum qua trainingseffect<br />

nu feitelijk ligt. Betekent dit dat<br />

iedereen nu exact volgens deze schema´s<br />

moet gaan trainen? Nee, dat zeker niet. De<br />

beperking van zo´n groot gemeenschappelijk<br />

onderzoek is dat er algemene richtlijnen<br />

uitkomen. Variatie en periodisering<br />

zijn daarnaast van groot belang en zorgen<br />

ervoor dat de trainingen voor de sporter<br />

beter vol te houden zijn (6). Verandering<br />

van spijs doet eten. Men dient te beseffen<br />

dat de gevonden dosis-effect relaties<br />

gemiddelden zijn. Je hoeft niet steeds 4<br />

sets op 80% van je 1-RM te maken, maar<br />

je kunt bijvoorbeeld variëren tussen 3-5<br />

sets en 70-90% van je 1-RM.<br />

Referenties<br />

1. Rhea, M.R., B.A. Alvar, L.N. Burkett, S.D.<br />

Ball. A meta-analysis tot determine the dose<br />

response for strength development. Med.<br />

Sci. Sports Exerc. 35, 3, 456-464, 2003.<br />

2. American College of Sports Medicine<br />

(ACSM) Position Stand. The recommended<br />

quantity and quality of exercise for developing<br />

and maintaining cardiorespiratory and<br />

muscular fitness in healthy adults. Med. Sci.<br />

Sport Exerc. 22, 265-274, 1990.<br />

3. American College of Sports Medicine<br />

(ACSM) Position Stand. The recommended<br />

quantity and quality of exercise for developing<br />

and maintaining cardiorespiratory and<br />

muscular fitness, and flexibility in healthy<br />

adults. Med. Sci. Sport Exerc. 30, 975-991,<br />

1998.<br />

4. Kraemer, W.J. K. Adams, E. Cafarelli e.a.<br />

American College of Sports Medicine position<br />

stand; progression models in resistance<br />

training for healty adults. Med. Sci. Sports<br />

Exerc. 34, 364 – 380, 2002.<br />

5. Berger, R. Effect of varied weight training<br />

programs on strength. Res. Q. 33, 168-181,<br />

1962.<br />

6. Fleck, S.J., W.J. Kraemer. Designing resistance<br />

training programs (derde druk). Human<br />

Kinetics, Champaign, 2004.<br />

Drs. Bart Coumans is bewegingswetenschapper en werkzaam bij het Nederlands Centrum voor Dopingvraagstukken<br />

(NeCeDo). Zijn aandachtsvelden zijn sporters in fitnesscentra en in de breedtesport. Hij is webmaster van www.lijfsportenmiddelen.nl.<br />

In de afgelopen jaren schreef hij diverse artikelen en enkele boeken op het terrein van sport, prestatie<br />

en gezondheid. In zijn vrije tijd is hij als bestuurslid en judoleraar betrokken bij de begeleiding van topjudoka´s. Zelf<br />

beoefent hij judo, fitness/ krachttraining en hardlopen.


T R A I N I N G<br />

Rekoefeningen zijn niet goed<br />

voor maximale kracht<br />

Robbert Wolters<br />

In nagenoeg iedere sportopleiding en in ieder trainingsboek wordt geadviseerd om na de algemene warming-up<br />

de spieren die je in een training wilt gaan gebruiken te rekken. Rekoefeningen zou de flexibiliteit vergroten, en<br />

dat zou helpen blessures te voorkomen. Er is inmiddels veel onderzoek echter, wat uitwijst dat rekken in dat<br />

opzicht niet echt helpt. Recent is in wetenschappelijk onderzoek ook gekeken naar de relatie tussen rekken en<br />

de maximale kracht.<br />

Hypothese<br />

Het idee dat rekoefeningen bijdragen een<br />

optimale prestatie is gemeengoed in de<br />

sport. Daarom zijn er verschillende onderzoekers<br />

die het waarheidsgehalte van deze<br />

ideeën hebben onderzocht. Veel van deze<br />

studies hebben uitgewezen dat rekoefeningen<br />

voor een maximale inspanning een<br />

spier verzwakken! De verklaring die hiervoor<br />

wordt gegeven is dat een uitgerekte<br />

spier minder kracht kan overbrengen door<br />

een verminderde activiteit van de motor<br />

units. Een motor unit is een zenuw en de<br />

spiervezels die door die zenuw worden<br />

geactiveerd. Minder actieve motor units<br />

betekent minder actieve spiervezels en dus<br />

minder kracht.<br />

Onderzoek<br />

Om deze hypothese te onderzoeken, is in<br />

het Human Performance Laboratory in het<br />

Wayne State College in Wayne, Nebraska<br />

onderzoek gedaan naar het effect van rekoefeningen<br />

op de prestatie van de biceps<br />

in een isokinetische biceps curl . Bij een<br />

isokintische biceps curl wordt de zwaarte<br />

van de oefening en de snelheid van beweging<br />

door het testapparaat bepaald.<br />

Wat de onderzoekers vooral wilden weten,<br />

is wat er in de biceps gebeurd als de spier<br />

wordt gerekt en vervolgens een maximale<br />

curl moet maken.<br />

18 Mannen en vrouwen deden mee aan het<br />

onderzoek en werden gevraagd om op twee<br />

verschillende momenten de krachttest af te<br />

leggen. Eén keer zonder rekken en één keer<br />

met rekken, met 48 uur tussen de verschillende<br />

sessies. De rekoefeningen bestonden<br />

uit drie verschillende oefeningen, gericht<br />

op de biceps van het niet dominante<br />

arm (links voor rechtshandige mensen en<br />

andersom) Iedere rekoefening werd 30<br />

seconden vastgehouden en met 15 seconden<br />

rust in totaal vier keer uitgevoerd. Vijf<br />

minuten later moest de biceps curl worden<br />

gedaan met twee verschillende snelheden:<br />

30 graden per seconde en 270 graden<br />

per seconde. De proefpersonen moesten 3<br />

herhalingen maken, bij beide snelheden en<br />

met een maximale inspanning.<br />

Om te kunnen onderzoeken wat er precies<br />

gebeurt, gebruikten de onderzoekers een<br />

electromyografie (EMG) om de hoeveelheid<br />

spanning in de spier te kunnen meten.<br />

Daarnaast werd ook een mechanomyografie<br />

gebruikt om de vibraties in de spier tijdens<br />

de contractie te kunnen meten. Die<br />

informatie is belangrijk omdat het iets zegt<br />

over de activiteit van de motor units in de<br />

spier.<br />

Stijf is sterk<br />

Consistent met andere studies vonden de<br />

onderzoekers in dit onderzoek ook dat<br />

de proefpersonen zonder te rekken meer<br />

kracht konden genereren. Dit geldt voor<br />

beide snelheden. De EMG metingen echter<br />

lieten geen significante verschillen zien<br />

tussen de biceps curl na de rekoefeningen<br />

en de biceps curl zonder rekoefeningen er<br />

voor. De spierspanning was dus in beide<br />

gevallen ongeveer even groot. De MMG<br />

echter liet wel grote verschillen zien tussen<br />

beide metingen. Deze verschillende<br />

konden als een verminderde stijfheid in<br />

de uitgerekte spieren worden geïnterpreteerd,<br />

met als gevolg een verminderd<br />

vermogen om kracht te produceren. Deze<br />

uitkomsten, samen met andere onderzoeken,<br />

laten zien dat wanneer een spier een<br />

bepaalde stijfheid verliest, het vermogen<br />

om kracht te genereren ook verminderd.<br />

Conclusie<br />

Een trainer of atleet zal moeten beoordelen<br />

in hoeverre maximale kracht een rol<br />

speelt in de sport die hij of zij beoefent.<br />

Als maximale kracht een belangrijke component<br />

is, is het rekken voor de training<br />

of wedstrijd af te raden. Er moet natuurlijk<br />

wel opgewarmd worden. De beste optie<br />

is om enkele eenvoudige sportspecifieke<br />

oefeningen te doen. Een krachtsporter<br />

doet er goed aan alleen enkele opwarm<br />

sets te doen met steeds zwaardere gewichten.<br />

Het aantal sets ligt dan tussen de drie<br />

en vier.<br />

Robbert Wolters studeerde aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding in Zwolle, is voorzitter van de Koninklijke<br />

Nederlandse Krachtsport Fitnessfederatie en hoofdredacteur van <strong>Krachttraining</strong>. Hij is projectmanager van beroep en<br />

heeft een eigen adviesbureau gericht op sportmanagement. Daarnaast is hij meervoudig deelnemer aan de sterkste man<br />

van Nederland, met als beste prestatie een vijfde plaats in 2002.<br />

13


14<br />

S U P P L E M E N T<br />

Glucosamine, het supplement<br />

dat gewrichten repareert<br />

Ir. Willem Koert<br />

Als je een gewricht beschadigt, dan betekent dat in de regel het eind van je carrière als krachtsporter, ongeacht<br />

of je een amateur sporter bent of op topniveau actief bent. Gelukkig is er een supplement dat kapotte onderruggen,<br />

versleten knieën en beschadigde schouders helpt repareren.<br />

Glucosamine werkt<br />

‘Een nieuw tijdperk in de behandeling van<br />

kapotte gewrichten’. ‘Als artsen dit niet<br />

snel oppikken verliezen ze hun geloofwaardigheid’.<br />

‘Eindelijk een supplement<br />

dat werkt’. Het is maar een greep uit de<br />

commentaren in wetenschappelijke tijdschriften<br />

die volgden op de publicatie<br />

van een Belgische studie in The Lancet<br />

in 2001.<br />

In het artikel beschreven de Belgen een<br />

proef die drie jaar had geduurd, en<br />

waarbij ze iets meer dan honderd artritispatiënten<br />

met een aangetaste knie dagelijks<br />

1500 milligram glucosamine hadden<br />

gegeven – een supplement dat je toen al<br />

praktisch overal kon kopen, en volgens<br />

de fabrikanten kraakbeen herstelde. Nou<br />

zijn er niet zo verschrikkelijk veel supplementen<br />

die doen wat de verkopers<br />

beloven, maar glucosamine is er één,<br />

ontdekten de Belgen. Hun proefpersonen<br />

hadden minder last van pijn dan een even<br />

grote groep patiënten die een placebo<br />

had gekregen. En toen de onderzoekers<br />

met elektronische apparatuur in de knieën<br />

van de patiënten keken, zagen ze dat het<br />

gewricht van de glucosamine gebruikers er<br />

een beetje op was vooruitgegaan, terwijl<br />

het bij de placebogebruikers verder was<br />

gedegenereerd. I<br />

Er was maar één conclusie mogelijk.<br />

Glucosamine werkt. Talloze artritispatiënten<br />

en geblesseerde sporters hadden<br />

dat al aan de levende lijve ondervonden.<br />

Sporters met slechte ruggen hadden<br />

gemerkt dat het spotgoedkope middel hun<br />

klachten wegnam. Hardlopers met versle-<br />

ten knieën konden vertellen hoe ze dankzij<br />

glucosamine nog steeds hun kilometers<br />

konden maken. Soms hielp het zelfs bij<br />

schouderblessures die het gevolg waren<br />

van een ongeluk tijdens de neckpress.<br />

Wat is glucosamine?<br />

Glucosamine is een versuikerd aminozuur.<br />

Het ontstaat als je glucose en glutamine<br />

aan elkaar vastplakt. Glucosamine wordt<br />

geproduceerd door het lichaam, maar het<br />

zit in een gebonden vorm ook in onze<br />

voeding. Daar vind je ook verwaarloosbare<br />

hoeveelheden van de vrije vorm, die in<br />

supplementen zit.<br />

Of je het nu binnenkrijgt via je voeding<br />

of via supplementen, of je lichaam het<br />

zelf maakt, glucosamine is een bouwstof<br />

voor kraakbeen. Dat glucosamine zorgt<br />

voor meer kraakbeencellen is nog niet in<br />

proeven op mensen aangetoond, maar<br />

dat het gebeurt is niet onwaarschijnlijk.<br />

Wel staat vast dat kraakbeenstructuren<br />

als tussenwervelschijven groeien als je<br />

meer glucosamine binnenkrijgt. Ook staat<br />

vast dat de structuur van kraakbeen door<br />

glucosamine verbetert, en dat daardoor<br />

het gewricht meer vocht kan vasthouden.<br />

Samen zorgen die effecten ervoor dat het<br />

gewricht soepeler beweegt en beter schokken<br />

dempt.<br />

Onderzoekers hebben kunnen aantonen<br />

dat glucosamine op die manier aangetaste<br />

vinger- en kniegewrichten beter laat functioneren.<br />

Er is ook een geval beschreven<br />

waarin het supplement de versleten kraakbeenschijven<br />

in de rug versterkte en zelfs<br />

enkele procenten liet groeien. Het supplement<br />

hielp uiteindelijk de chronische<br />

lage rugklachten van de proefpersoon uit<br />

de wereld. II<br />

Glucosamine doet echter meer dan kraakbeen<br />

herstellen. In proeven met cellen in<br />

reageerbuizen is gebleken dat glucosamine<br />

de immuuncellen afremt die bij artritis<br />

het kraakbeen aanzien voor een vreemde<br />

indringer, en het vervolgens afbreken. III<br />

Toen er nog niet zoveel studies waren<br />

waarin mensen voor een langere periode<br />

glucosamine kregen, vreesden critici dat<br />

glucosamine vooral pijnstillend zou werken.<br />

Doorredenerend was het misschien<br />

zelfs een verraderlijk supplement, dat mensen<br />

het idee gaf dat hun gewrichten weer<br />

functioneerden terwijl dat helemaal niet<br />

het geval was. Die vrees is ongegrond,<br />

meldden Amerikaanse farmacologen die<br />

de pijnstillende werking van glucosamine<br />

onderzochten. Die pijnstillende werking<br />

bestond niet, ontdekten ze. Wel bleek dat<br />

glucosamine de werking van de pijnstiller<br />

ibuprofen kon versterken. Tegelijkertijd<br />

verminderde het supplement de werking<br />

van asprine en acetaminophen, en liet het<br />

de werking van naproxen ongemoeid. IV<br />

Supplementen<br />

Supplementenmakers stoppen glucosamine<br />

vaak samen met chondroïtine in capsules<br />

of pillen. Chondroïtine is een keten van<br />

suikers en eiwitten, die het lichaam helpt<br />

kraakbeen en bot op te bouwen. De<br />

industrie haalt chondroïtine uit de botten<br />

van runderen. Dat die stof de werking van<br />

glucosamine kan versterken is niet onwaar-


S U P P L E M E N T<br />

schijnlijk, en sommige positieve resultaten<br />

die onderzoekers hebben gevonden waren<br />

het werk van die glucosamine-chondroïtine-combinaties.<br />

Dat geldt niet voor de combinaties met ontstekingsremmende<br />

kruiden als Boswellia,<br />

of stoffen als MSM, mangaanascorbaat<br />

of haaienkraakbeen. Of die combinaties<br />

beter of juist minder goed werken dan<br />

supplementen met alleen glucosamine is<br />

niet bekend. Dit stuk gaat alleen over<br />

glucosamine.<br />

Een hoofdstuk apart zijn de vloeibare glucosaminesupplementen.<br />

Liquid glucosamine,<br />

beweren fabrikanten, zou beter<br />

opneembaar zijn dan de gewone kristallijne<br />

glucosamine in vaste vorm. Van<br />

de gewone glucosamine zou het lichaam<br />

maar twintig procent opnemen, aldus de<br />

makers van het peperdure supplement,<br />

terwijl dat bij vloeibare glucosamine maar<br />

liefst negentig procent is. Dat klinkt mooi,<br />

maar er is geen onderzoek dat die claims<br />

bevestigt.<br />

Voor wie?<br />

De belangrijkste gebruikers van glucosamine<br />

zijn sporters met versleten gewrichten<br />

en ouderen met gewrichtsklachten. De<br />

ervaring is dat je beter op glucosamine<br />

reageert naarmate er meer kraakbeen in je<br />

gewrichten zit, en naarmate het in betere<br />

conditie is. Of je nu een sporter bent met<br />

versleten gewrichten, of kampt met artritis,<br />

in alle gevallen geldt dat je meer aan<br />

glucosamine hebt naarmate je er eerder<br />

aan begint.<br />

Als je van je problemen af bent, is het<br />

misschien een idee om het supplement te<br />

blijven gebruiken. Bij wijze van preventie.<br />

De doseringen liggen tussen de anderhalve<br />

en drie gram per dag. In sommige<br />

studies hebben mensen zes gram per dag<br />

gekregen, maar die dosering is misschien<br />

wel erg hoog. Boven de drie gram krijgt<br />

een groeiend aantal gebruikers last van<br />

winderigheid.<br />

Als je glucosamine gaat gebruiken moet je<br />

wel bedenken dat glucosamine langzaam<br />

werkt. Voordat je effect merkt ben je<br />

weken verder. Ik pretendeer niet alle studies<br />

naar glucosamine te kennen, maar de<br />

kortste periode die ik ben tegengekomen<br />

in de literatuur was acht weken. Dat was<br />

in een onderzoek naar 22 mensen met<br />

chronische pijn in van hun knieën, die of<br />

een placebo of dagelijks 1200 milligram<br />

glucosamine kregen. De proef duurde<br />

twaalf weken, maar al na acht weken hadden<br />

de glucosaminegebruikers minder pijn<br />

in hun knieën.<br />

In datzelfde onderzoek konden de artsen<br />

trouwens niet aan de knieën van de proefpersonen<br />

zien wie er nou glucosamine<br />

gebruikte en wie niet. V Daar is meer tijd<br />

voor nodig. Hierboven noemde ik al het<br />

geval van een man met een versleten<br />

onderrug, die door glucosamine sterker<br />

tussenwervelschijven kreeg. Daar ging<br />

twee jaar overheen.<br />

Kun je allergisch zijn voor<br />

glucosamine?<br />

Vrijwel alle glucosamine op de markt is<br />

afkomstig van schilden van krabben en<br />

garnalen. Daarmee stuit je meteen op een<br />

zeldzame bijwerking van glucosamine. Er<br />

is een kleine groep mensen die slecht reageert<br />

op eiwitten in garnalen en krabben,<br />

zoals er ook mensen zijn die allergisch zijn<br />

voor eiwitjes in appels, wortels of granen.<br />

Het is mogelijk dat er genoeg van die<br />

eiwitten door het productieproces glippen<br />

om in die gevoelige gebruikers een<br />

allergische reactie te veroorzaken. Onderzoekers<br />

die de medische literatuur tussen<br />

1980 en 2002 scanden vonden één geval<br />

van een glucosaminegebruiker die een<br />

hevige astma-aanval kreeg, en waarbij artsen<br />

een verband vermoedden tussen het<br />

supplement en de aanval. Het ging daarbij<br />

trouwens om een vrouw van 52, die zowel<br />

artritis als astma had, en daarvoor al<br />

medicijnen gebruikte. VI<br />

Heb je astma? Wees dan voorzichtig met<br />

glucosamine. Hou in de gaten of je symptomen<br />

verergeren. Ben je allergisch voor<br />

garnalen? Dan kun je beter geen glucosamine<br />

gebruiken.<br />

Glucosamine en insuline<br />

Een bijwerking van glucosamine die theoretisch<br />

zou kunnen opspelen is de aantasting<br />

van de insulinehuishouding. Uit<br />

proeven met menselijke spiercellen in<br />

reageerbuizen is gebleken dat glucosamine<br />

de cellen ongevoeliger maakt voor insuline.<br />

Als insuline koppelt aan de receptor<br />

van de spiercel, dan start de cel allerlei<br />

processen op waardoor er suikers uit de<br />

bloedbaan kunnen worden opgenomen en<br />

opgeslagen. Glucosamine blokkeert niet<br />

de koppeling van insuline aan zijn receptor,<br />

maar bemoeilijkt wel de processen die<br />

de cel daarna opstart. Dat is niet goed<br />

voor de groei van de spiercel, en ook<br />

niet voor het lichaam. De suikerspiegels<br />

in het bloed lopen op, de insulinespiegels<br />

eveneens, en daardoor stijgt op de langere<br />

termijn de kans op suikerziekte-2. VII In<br />

theorie.<br />

Suikerziekte-2 houdt in dat het lichaam<br />

resistent wordt voor insuline. De cellen<br />

reageren er niet meer op, en zonder medicijnen<br />

die het insulinesignaal versterken<br />

komt de patiënt te overlijden.<br />

Ook de cellen die insuline aanmaken, de<br />

bètacellen in de alvleesklier, reageren in<br />

reageerbuisproeven slecht op glucosamine.<br />

VIII Theoretisch zou daardoor de<br />

suikerziekte-2 kunnen overgaan in suikerziekte-1,<br />

waarbij de natuurlijke aanmaak<br />

van insuline stil is komen te liggen. Theoretisch.<br />

De concentraties waaraan de onderzoekers<br />

hun cellen blootstelden waren<br />

hoog. Ze lagen soms duizenden keren keer<br />

hoger dan de concentraties die je vindt in<br />

menselijke glucosaminegebruikers, die één<br />

tot drie gram glucosamine slikken.<br />

Onderzoek naar ratten die aanleg hebben<br />

om insulineresistent te worden wijst<br />

trouwens in de tegenovergestelde richting.<br />

Amerikaanse onderzoekers gaven<br />

de dieren de zevenvoudige dosis van wat<br />

menselijke glucosaminegebruikers nemen,<br />

negen weken lang. Ze keken daarbij naar<br />

de systolische bloeddruk, de bloeddruk<br />

op het moment dat de hartspier samentrekt,<br />

omdat die bij insulineresistentie<br />

omhoog gaat. Anders dan de Amerikanen<br />

verwachtten daalde de bloeddruk bij de<br />

dieren.<br />

15


De onderzoekers keken trouwens niet<br />

alleen naar glucosamine, maar ook naar<br />

chondroïtine, en naar de combinatie van<br />

glucosamine en chondroïtine. Daarmee<br />

boekten ze dezelfde resultaten. IX<br />

Onderzoek naar mensen wijst in dezelfde<br />

richting. Onderzoekers van de Amerikaanse<br />

luchtmacht gaven wat oudere mannen<br />

en vrouwen met suikerziekte-2 drie<br />

maanden lang dagelijks 1500 milligram<br />

glucosamine en 200 milligram chondroïtine.<br />

Voor en na die periode bepaalden<br />

de onderzoekers de concentratie van het<br />

hemoglobine A1c in de proefpersonen.<br />

Hemoglobine A1c ontstaat in het lichaam<br />

als glucose reageert met hemoglobine.<br />

Het is een stabiele verbinding die geleidelijk<br />

ontstaat en daarom een betrouwbare<br />

indicator is voor de suikerspiegel van de<br />

afgelopen drie maanden. De onderzoekers<br />

konden geen effect op de suikerspiegels<br />

16<br />

vinden. De 'voor' en 'na'-waarden bij de<br />

groep die het supplement gebruikte verschilden<br />

niet van elkaar, en de waarden bij<br />

de placebogroep verschilden niet van die<br />

van de glucosaminegroep. Andere bijwerkingen<br />

waren er niet. Nou ja. Er was één<br />

proefpersoon die klaagde over ‘hinderlijke<br />

winderigheid’. X<br />

Conclusie<br />

Al met al is glucosamine een veilig, grondig<br />

onderzocht supplement. Verleden jaar<br />

publiceerden Belgische en Franse onderzoekers<br />

nog een uitgebreide meta-analyse<br />

die de veiligheid van glucosamine onderbouwt.<br />

Het was de grootste analyse tot nu<br />

toe. De onderzoekers namen alle studies<br />

vanaf 1980 mee en concludeerden dat<br />

glucosamine niet alleen effectief maar ook<br />

uiterst veilig was. XI<br />

S U P P L E M E N T<br />

I Lancet. 2001 Jan 27;357(9252):251-6.<br />

II BMC Complement Altern Med. 2003 Jun<br />

10;3(1):2.<br />

III J Biol Chem. 2002 Oct 18;277(42):39343-<br />

9.<br />

IV J Pharmacol Exp Ther. 2003<br />

Nov;307(2):699-704.<br />

V Br J Sports Med. 2003 Feb;37(1):45-9.<br />

VI J Am Board Fam Pract. 2002 Nov-<br />

Dec;15(6):481-4.<br />

VII Endocrinology 1999 Sep;140(9):3971-80.<br />

VIII J Biol Chem. 2001 Aug 17;276(33):31099-<br />

104.<br />

IX Mol Cell Biochem. 2001 Sep;225(1-):85-91.<br />

X Arch Intern Med. 2003 Jul<br />

14;163(13):1587-90.<br />

XI Arch Intern Med. 2003 Jul<br />

14;163(13):1514-22.<br />

Ir. Willem Koert is wetenschapsverslaggever en schrijft over gezondheid, voeding, doping en sport. Zijn stukken zijn<br />

verschenen in De Volkskrant, het Weekblad voor Wageningen UR, Elsevier Voedingsmiddelen Industrie, Food Ingredients,<br />

Fysiek, Sport & Fitness en Natural Body. Hij is de webmaster van de digitale nieuwsbrief Ergogenics.<br />

Workshops en seminars<br />

<strong>Krachttraining</strong> verzorgt workshops<br />

en seminars over krachtsport,<br />

krachttraining, fitness,<br />

voeding en voedingssupplementen<br />

voor sportverenigingen, sportscholen,<br />

fitnesscentra en individuele<br />

sporters.<br />

Onderwerpen die aan bod kunnen<br />

komen zijn onder andere:<br />

- Basis <strong>Krachttraining</strong>sleer<br />

- Workshop goede techniek in de<br />

basisoefeningen<br />

- Trainen voor Kracht<br />

- Trainen voor Spiermassa<br />

- Sportspecifieke krachttraining<br />

- Voeding en suppletie<br />

- Succesvol afvallen<br />

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Robbert Wolters,<br />

telefoon: 06 51 16 08 88, e-mail: krachttraining@knkf.nl<br />

Naast deze onderwerpen kan op<br />

andere thema’s een seminar, workshop<br />

of zelfs een volledige opleiding<br />

worden<br />

verzorgd.<br />

Alle workshops en seminars worden<br />

op maat en in nauw overleg met de<br />

betrokken opdrachtgever ontwikkeld<br />

en in company (bij de opdrachtgever)<br />

gegeven.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!