BEKNOPTE GESCHIEDENIS VAN HERK-DE- STAD - N-VA NIEUW ...
BEKNOPTE GESCHIEDENIS VAN HERK-DE- STAD - N-VA NIEUW ...
BEKNOPTE GESCHIEDENIS VAN HERK-DE- STAD - N-VA NIEUW ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
e s c h i e d e n i s<br />
<strong>BEKNOPTE</strong> <strong>GESCHIE<strong>DE</strong>NIS</strong> <strong><strong>VA</strong>N</strong> <strong>HERK</strong>-<strong>DE</strong>-<br />
<strong>STAD</strong><br />
Verklaring van de naam.<br />
Tot aan de Franse Revolutie was de naam<br />
van onze gemeente WuestHerk of<br />
Wustherck.<br />
Het staat vast dat de gemeente haar<br />
naam ontleend heeft aan de rivier, die er<br />
langs vloeit en niet andersom.<br />
Rond de betekenis van Herk is er vroeger<br />
veel fantasie geweven. Sommigen<br />
brachten haar in verband met een<br />
Romeins kamp. In de levensbeschrijving<br />
van de H. Landewald door Notger heet<br />
onze gemeente Archa, hetgeen een<br />
vervorming zou zijn van Arcx, meervoud<br />
Arca, de Latijnse benaming van een<br />
versterkt legerkamp.<br />
door: Apotheker R Enckels<br />
Onze grote geleerde Wendelen, die zich, benevens wis- en sterrenkunde, ook met<br />
geschiedenis beziggehouden heeft, schrijft dat Wuestherk doelt op Wisogast, een van de<br />
vier opstellers der Salische Wet, die volgens hem in onze gewesten het licht zag. Zo ook<br />
zou Zelem herinneren aan Salogast, een van de andere opstellers. Dat alles is natuurlijk<br />
uit de lucht gegrepen. Wendelen zal zich hebben laten leiden door de liefde tot zijn<br />
geboortestad, die hij groots en roemvol wenste.<br />
Maar die liefde heeft hem parten gespeeld en de wetenschap geweld aangedaan.<br />
De geschiedschrijver Franquinet leidt Herk af van het oud-germaanse woord harc, dat<br />
woud betekende.<br />
De Hasseltse geschiedschrijver Mantelius brengt Herk in verband met de Romeinse<br />
halfgod Hercules en het voorvoegsel Wuest met het woord verwoesten als herinnering<br />
aan de rampen, die onze stad in de loop der tijden geteisterd hebben. Die verklaring<br />
houdt geen steek omdat de naam Wuustherk al lang in zwang was voordat Herk door<br />
grote branden verwoest werd.<br />
In het licht van de huidige wetenschap levert de verklaring van de naam geen<br />
moeilijkheden meer op.<br />
Wijlen de heer professor Carnoy van de Leuvense Universiteit, die in de verklaring der<br />
plaatsnamen zeer bevoegd was, zegt dat Herk afgeleid is van Arika, het verkleinwoord<br />
van Ara, dat in het Keltisch water of rivier betekende. Herk was dus een kleine rivier,<br />
vergeleken met de Demer, die dicht in de nabijheid ervan vloeide en in het Keltisch<br />
Tamara heette, dat wil zeggen zwart water.
Het voorvoegsel wuust, dat we o.a. in Wuustwezel terugvinden, betekent woeste of<br />
ontgonnen grond.<br />
Hoe zijn we van Wuustherk tot de huidige<br />
naam Herk-de-Stad gekomen ? De<br />
oorsprong van die naamsverandering ligt<br />
bij de Franse bezetting, die geduurd heeft<br />
van 1795 tot 1815. Het voorvoegsel<br />
wuust was voor de Fransen<br />
onbegrijpelijk. Zij hebben het<br />
weggelaten, maar achter Herck er "la<br />
ville" bijgevoegd om het te<br />
onderscheiden van Sint-Lambrechts-<br />
Herck, dat maar een dorp was,<br />
vergeleken met onze gemeente. Na de<br />
Belgische onafhankelijkheid hebben de<br />
bewindvoerders het Franse Herck-la-Ville<br />
eenvoudig vertaald en zo is het Herk-de-<br />
Stad geworden..<br />
Omstreeks het jaar 1910 heeft een overheidsdienst - welke weet ik niet - teruggegrepen<br />
naar de oude naam Wuustherk. Hoe dan ook, de poststempel droeg weer de benaming<br />
Wuustherk. Dat heeft, jammerlijk, niet lang geduurd. De toenmalige burgemeester,<br />
notaris Lambrechts, meende er een schimpnaam in te ontdekken. Het voorvoegsel wuust<br />
(woest) zou herinnerd hebben aan de verscheidene brandrampen, die Herk geteisterd<br />
hadden. Ten gevolge van zijn protest verdween de naam Wuustherk voor goed van het<br />
toneel.<br />
Nu we toch bezig zijn met de verklaring van plaatsnamen, zullen we er die bijvoegen van<br />
een drietal wijken van onze gemeente.<br />
• ~Oppem~ was oorspronkelijk op-heim. Heim in het Frankisch betekent woning.<br />
Opheim : woning op de hoogte.<br />
• ~Dalemveld~ was eerst Daal-heim-veld, bijgevolg veld van een woning in de<br />
laagte.<br />
• "Schakkebroek" is ook van Frankische oorsprong. Het betekende beweegbaar<br />
moeras. In "schakke" vinden we dezelfde stam terug als in schokken, dat ook<br />
bewegen betekende.<br />
De plaatsnamen Grote tom en Kleine tom aan het Groot Monnikenhof zijn van Romeinse<br />
oorsprong. Tom betekende begraafplaats. Denk aan tumulus. Ten tijde van de inval der<br />
Franken in onze gewesten hielden de Romeinen het gebied ten zuiden van de Demer<br />
bezet; de Franken het gebied ten noorden van die rivier. De Demer was de voornaamste<br />
verdedigingslinie van de Romeinen de Herk, in geval van nood, een tweede<br />
verdedigingslinie. De Romeinen begroeven hun gesneuvelden ongeveer 1 km achter hun<br />
verdedigingslinie. Dat klopt met de ligging van de Grote en van de Kleine tom.<br />
De plaatsnamen van Herk herinneren bijgevolg aan de verschillende volksstammen, die<br />
onze streken bewoond hebben Herk aan de oerbewoners, de Kelten, die hier woonden<br />
vóór de inval der Romeinen in het jaar 57 vóór Christus de Grote en de kleine tom aan<br />
de Romeinen zelf het voorvoegsel Wuust van Herk, de plaatsnamen Oppem, Dalemveld<br />
en Schakkebroek aan onze rechtstreekse voorouders, de Franken, die in de derde eeuw<br />
van onze jaartelling de Romeinen verdreven hebben.<br />
Geschiedenis van de parochie en van de<br />
gemeente.<br />
Voor zover het ons bekend is, wordt Herk<br />
voor de eerste maal vermeld in een brief<br />
van Adrianus IV, gedagtekend 3 januari<br />
1157, waarin de Paus bevestigt dat het
kapittel van O.L. Vrouw van Maastricht recht heeft op de tienden van de kerk van Herk.<br />
Hetgeen men "tienden" noemde was het tiende gedeelte van de opbrengst der<br />
veldvruchten, dieren, enz., die men geregeld aan de heer van de streek of aan de kerk<br />
moest afstaan. In 't begin werden die tienden in natura geleverd. Ze werden ingebeurd<br />
door de “rijproosten”. Dat waren kanunniken te paard, in dit geval de kanunniken van<br />
het kapittel van Maastricht. De graangewassen werden opgeborgen in de<br />
~tiendenschuur~. Waarschijnlijk diende ~Het Hof in de eerste tijden als tiendenschuur.<br />
Want het droeg vooreerst de naam “korenhuis”. Het staat echter vast dat de<br />
tiendenschuur later in de wijk Oppem stond op een stuk land aan de rechterzijde van de<br />
steenweg naar Schulen.<br />
De inning van de tienden schijnt niet altijd van een leien dakje gelopen te hebben. Want<br />
op 18 april 1274 wordt de pastoor van Herk, in uitvoering van een beslissing van het<br />
Concilie van Sint-Truiden, aangemaand zijn parochianen te verwittigen, dat zij verplicht<br />
zijn de tienden te betalen op straf van kerkelijke ban.<br />
Als tiendenheffer was het kapittel van O.L. Vrouw van Maastricht ertoe gehouden de<br />
misgewaden en de andere voorwerpen van de eredienst te leveren o.a. de tiendenklok.<br />
Het kapittel moest ook zorgen voor het onderhoud van de middenbeuk der kerk.<br />
Die verplichtingen werden niet altijd goedschiks nagekomen. Toen omstreeks het jaar<br />
1336 de kerk door brand verwoest werd, moest er een proces ingesteld worden om het<br />
kapittel te verplichten zijn verbintenissen na te komen. Het zij terloops gezegd dat er<br />
over die brand van 1336 geen nadere bijzonderheden bekend zijn.<br />
Op 23 september 1380 werd er een overeenkomst gesloten, waarbij de verplichtingen<br />
van het kapittel enerzijds en van de parochie anderzijds werden vastgelegd. Die<br />
overeenkomst zou later dienen om alle betwistingen te vermijden.<br />
Door een akte van paus Sixtus IV, in dato 14 december 1476, werd de<br />
kerk van Herk ingelijfd bij het kapittel van Maastricht. De uitvoering<br />
van dat besluit werd in de maand augustus 1477 gedaan door de deken<br />
van Sint-Servatiuskerk van Maastricht en het jaar daarop goedgekeurd<br />
door de prins-bisschop van Luik, Lodewijk van Bourbon. Die inlijving<br />
bracht niet veel verandering teweeg. Het kapittel werd voortaan<br />
aangezien als zijnde de pastoor. Het stelde natuurlijk een bedienaar<br />
aan, die voor het leven benoemd werd. Die benoeming moest evenwel<br />
door de bisschop van Luik bevestigd worden.<br />
Een kapelaan, die betaald werd door de parochianen en een vroegmisheer, stonden de<br />
pastoor bij om de goddelijke diensten te celebreren.<br />
Aan ieder altaar waren er stichtingen verbonden, waarvan de opbrengst moest dienen<br />
om de priester te betalen, die aan het altaar mis las.<br />
Daarenboven waren er in die tijd veel stichtingen, die genoeg opbrachten om dagelijks<br />
drie missen te lezen: de vroegmis, de namis en de derde mis.<br />
De kapel van Schulen en die van Wijer waren afhankelijk van de kerk van Herk. De kapel<br />
van Schulen werd in 1514 bij het kapittel van O.L. Vrouw van Maastricht ingelijfd. De<br />
kapel van Wijer werd in 1550 min of meer zelfstandig. De bedienaar ervan verkreeg het<br />
recht het doopsel en de berechting toe te dienen. De andere sacramenten moesten in de<br />
moederkerk van Herk toegediend worden.<br />
Ik acht het nuttig hier de aandacht te vestigen op het feit, dat Herk, benevens het<br />
stadsgedeelte, 5 gehuchten of, zoals ze toen genoemd werden wagens telde: Oppem,<br />
Diepenpoel, Schakkebroek met Terbermen, Wijer en Donk. Dat laatste gehucht besloeg<br />
slechts een gedeelte van het grondgebied van de huidige gemeente Donk, te weten het<br />
gedeelte dat ten zuiden van de weg van Herk naar Halen ligt en korpt heette. Vandaar<br />
nog de naam van de voornaamste straat van Donk: Korptsestraat. Het gedeelte ten<br />
noorden van de weg hing rechtstreeks af van de abdij van Sint-Truiden, die er een kerk
en de erbij behorende gebouwen bezat, gelegen in het broek. In tijd van nood zochten de<br />
kloosterlingen der abdij daar een toevlucht. De kerk en de gebouwen waren goed<br />
verdedigbaar, omdat ze te midden van een moerassige streek gelegen waren. De naam<br />
Donk betekent immers een verhevenheid te midden van lager gelegen gronden. Voordat<br />
Schulen een kapel bezat, moesten de inwoners van die gemeente te Donk naar de kerk<br />
gaan.<br />
Herk en bijna het gehele grondgebied van de provincie Limburg stonden eerst onder het<br />
gezag van de graven van Loon en toen de onafhankelijkheid van het graafschap Loon<br />
teloor ging, onder het gezag van de prins-bisschoppen van Luik. Het prinsbisdom Luik<br />
was op zijn beurt een leen van het Heilige Roomse Rijk; d.i. het Duitse rijk in de<br />
middeleeuwen. De keizers van het Heilige Roomse Rijk werden in Rome gekroond.<br />
De hoogste gezagvoerder in de gemeente was de Schout. Hij vertegenwoordigde de<br />
prins-bisschop, zoals nu de burgemeester de koning vertegenwoordigt. De schout was<br />
tegelijk ook schepen. Samen met 6 andere schepenen vormde hij de plaatselijke<br />
rechtbank, die bevoegd was om kleine misdrijven te beoordelen. De vonnissen werden<br />
ingeschreven in de zogenoemde “rolregisters”, waarvan er nog veel bewaard worden op<br />
het Rijksarchief te Hasselt. De schepenen moesten ook de notariële akten, de<br />
testamenten, de verkopingen' en andere overeenkomsten inschrijven. Zonder die<br />
inschrijving waren de akten waardeloos. De inschrijvingen gebeurden in de zogenaamde<br />
“gichtboeken”. Op het rijksarchief te Hasselt berusten er 37 uit Herk. Het oudste<br />
dagtekent van 1497. Het laatste loopt tot 1750. De gichtboeken bevatten belangrijke<br />
gegevens, niet alleen over de geschiedenis van de stad, maar ook over de families.<br />
De schout en de schepenen werden rechtstreeks benoemd door de prins-bisschop.<br />
De burgemeesters integendeel - 2 voor de stad en 2 voor ieder gehucht - werden<br />
verkozen door de bevolking. De verkiezing had plaats op Sint-Jansdag (24 juni) en de<br />
burgemeesters legden dezelfde dag hun eed af. Ze waren het daaropvolgende jaar niet<br />
herkiesbaar, maar wel een jaar later.<br />
De taak van de burgemeesters bestond erin de belasting, welke ieder burger moest<br />
betalen, vast te stellen en te innen.<br />
Herk was in de middeleeuwen een versterkte stad. Ze was omringd door wallen en<br />
vestinggrachten. Er waren drie versterkte poorten:<br />
De Diesterpoort, de Hasseltse poort en de Oppemse of De Sint-Truiderpoort. Die laatste<br />
kwam uit op de huidige weg naar Stevoort. De Sint-Truidersteenweg werd eerst in 1845<br />
aangelegd. Aan het huidige postgebouw was er dus geen poort, maar wel een houten<br />
brug over de vestinggracht. Die brug heette Zoutbrug en kon in tijd van belegering<br />
weggenomen worden.<br />
---------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
-----------------------------<br />
Om ons een denkbeeld te vormen van het leven, dat onze voorouders toen leidden,<br />
kunnen we alleen steunen op de reglementen, die door de stadsoverheid uitgevaardigd<br />
werden.<br />
Er is een afschrift bewaard van een verorden4ng uit het jaar 1436. Uit het eerste artikel<br />
blijkt dat de burgers verplicht waren het “geding”, d.i. de jaarlijkse bijeenkomst bij te<br />
wonen.<br />
Er waren straffen bepaald voor de burgers, die schade toebrachten aan de stadspoorten,<br />
de vestingen, de dijken, aan het lakenhuis of de vleesbank, aan de afsluitingen of de<br />
vruchten in het veld. Ook de burgers, die niet opdaagden, wanneer er diende gewaakt te<br />
worden op de wallen, werden gestraft.
De burger; die iemand een vuistslag toebracht, het mes of het zwaard trok, iemand<br />
belasterde of verweet, werd beboet. Er werd nochtans onderscheid gemaakt naar gelang<br />
de dader een Herkenaar of een vreemdeling was. Die laatste werd zwaarder beboet.<br />
Het is opvallend dat zware straffen, o.a. een bedevaart naar Sint-jacob in Gallicië of naar<br />
O.L. Vrouw in Rocamadour, voorzien waren voor ambachtslieden, die een verdrag sloten<br />
zonder de toestemming van de schout en de schepenen; ook voor de burgers, die de<br />
overheidspersonen smaadden in de uitoefening van hun ambt.<br />
Brood, dat te koop aangeboden werd, moest een bepaald gewicht hebben, het vlees<br />
moest van goede hoedanigheid zijn. De maten, waarmee bier of wijn verkocht werden,<br />
moesten geijkt zijn.<br />
De inwoners van Herk waren verplicht hun graan te laten malen in de Herkermolen, die<br />
eigendom was van de prins-bisschop. Slechts wanneer ze daar in het gewicht bedrogen<br />
werden, mochten ze in de molen van Oppem laten malen. Volgens een oude kaart was de<br />
molen van Oppem gelegen op de Herk, ongeveer tegenover de winning “De Worp”.<br />
Indien ze ook in de molen van Oppem bedrogen werden, mochten ze buiten Herk laten<br />
malen.<br />
Een valse eed, een belastering van O.L. - Heer of van O.L. Vrouw werden insgelijks zwaar<br />
gestraft.<br />
Iemand, die de stadsvrede verstoorde en geen borgsom kon storten, werd voor eeuwig<br />
verbannen. Indien hij zonder toelating terug de stad betrad, werd hem een voet<br />
afgehouwen.<br />
Dat zijn slechts enkele grepen uit het reglement, dat zomaar 105 artikels telde. Aan de<br />
hand hiervan kunnen we echter, enkele besluiten trekken.<br />
Het ambtswezen was goed georganiseerd. De lakennijverheid kende een hoge bloei,<br />
vermits Herk een lakenhuis bezat. Het vlees moest op een bepaalde plaats, de vleesbank;<br />
verkocht worden. In de drankgelegenheden werd er niet alleen bier, maar ook wijn<br />
verkocht. De overheid hield er streng de hand aan dat de stadsvrede bewaard bleef.<br />
---------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
----------------------------<br />
Een van de merkwaardigste feiten uit de geschiedenis van Herk is het bezoek, in minder<br />
dan 11 jaar tijd, van een koning en van twee keizers.<br />
In 1338 zat Eduard III, koning van Engeland, na zijn aanstelling als vicaris van het<br />
Heilige Roomse Rijk, in het Hof een vergadering voor waarop veel vooraanstaande<br />
edellieden aanwezig waren. Jan III, hertog van Brabant, stak zijn degen uit boven het<br />
hoofd van de koning, tot teken dat hij diens gezag erkende.<br />
In 1344 tekende keizer Jan de Blinde hier in 't Hof 2 keuren en in 1349 schonk zijn zoon<br />
Karel IV, keizer van het Heilige Roomse Rijk, hier aan de Brabanders "de Gouden Bul"<br />
waardoor zij bepaalde voorrechten verkregen.<br />
Ik heb U reeds gezegd dat Herk eerst behoorde tot het graafschap Loon. Toen op 17<br />
januari 1361 Dirk van Heinsberg, graaf van Loon overleed, ontbrandde er een hevige<br />
strijd om het bezit van het graafschap. De prins-bisschop van Luik, die beweerde<br />
leenheer van het graafschap te zijn, wilde het eenvoudig inlijven. Doch Arnold van<br />
Rummen, die verwant was met de grafelijke familie, deed ook zijn rechten gelden. Na<br />
moeilijke onderhandelingen, die niets opleverden, greep Arnold van Rummen naar de<br />
wapens op een ogenblik dat de prinsbisschoppelijke zetel onbezet was ten gevolge van<br />
het overlijden van de prins-bisschop. Aan het hoofd van een leger nam hij op 13 mei<br />
1364 de stad Herk in.
Het kapittel van Luik liet er geen gras over groeien. Het zond een leger onder het bevel<br />
van de drossaard, Jan van Rochefort, om Herk te belegeren. Het beleg was van korte<br />
duur. Arnold van Rummen had op tijd de stad verlaten. Het garnizoen gaf zich weldra<br />
over. Twee oversten werden onthoofd en 80 krijgslieden gevangen genomen. Op 14<br />
oktober 1365 werd het kasteel van Arnold te Rummen ingenomen en tot op de grond<br />
verwoest. Daarmee was meteen het lot van het graafschap Loon bezegeld. Het had<br />
opgehouden zelfstandig te bestaan en maakte van toen af deel uit van het prinsbisdom<br />
Luik.<br />
In 1456 werd Herk opnieuw bedreigd. Karel de Stoute, hertog van Bourgondië en tevens<br />
hertog van Brabant, plaatste in Halen, dat tot aan de Franse Revolutie tot het hertogdom<br />
Brabant behoorde, Jan van den Hove, onderschout van Leuven, als garnizoenoverste om<br />
het tegen de aanvallen van Herk te verdedigen. Met zo'n opperhoofd durfden de<br />
Halenaren ook een aanval tegen Herk wagen.<br />
De overste van het garnizoen van Herk was Jan Vilters, heer van Lobos onder Zelem (dat<br />
goed bestaat nog en is gelegen ten Noorden van de spoorweg Hasselt-Diest). Jan Vilters<br />
was geen van de moedigste. Hij trok zich binnen de wallen terug en liet de Halenaren tot<br />
onder de muren komen plunderen en branden. Op de eis van Karel de Stoute om de stad<br />
over te geven, ging Vilters echter niet in. Als vergelding voor die weerstand werd een<br />
gedeelte van het Bourgondische leger, onder het bevel van de hertog van Kleef, naar<br />
Zelem gezonden om het slot Lobos te verwoesten.<br />
Terloops wil ik hier vermelden, dat ten gevolge van die middeleeuwse toestand, de<br />
goede verstandhouding tussen Herk en Halen in mijn jeugdjaren nog altijd zoek was.<br />
In 1654 had Herk opnieuw te lijden van het oorlogsgeweld. Karel, hertog van<br />
Lotharingen, stond aan 't hoofd van een huurlingenleger, waarmee hij de koning van<br />
Spanje en de keizer van het Heilige Roomse Rijk diende tegen Frankrijk, dat het op de<br />
Zuidelijke Nederlanden gemunt had. De hertog van Lotharingen bracht zijn leger ook in<br />
het prinsbisdom Luik, dat eigenlijk onzijdig was. De prins-bisschop verzette zich<br />
hardhandig. Vandaar een strijd om verschillende versterkte steden. Op 26 januari 1654<br />
verscheen een Lotharingse legerafdeling onder het bevel van graaf de Bouteville voor de<br />
Oppemse poort. Ze beschikte over 60 kanonnen. 90 tot 100 schoten werden op de stad<br />
gelost. Er zat niets anders op dan de stad over te geven. Later kwam er een<br />
overeenkomst tot stand tussen de prins-bisschop en aartshertog Leopold, landvoogd der<br />
Nederlanden. Herk en de andere veroverde steden werden in mei en juni ontruimd.<br />
Nog andere rampen hebben Herk getroffen, vooral brandrampen. Op 30 september 1669<br />
- dat was 's maandags van Herk-kermis - te 9 uur voormiddag brak er brand uit in de<br />
woning van Gijsen Vandenbosch in de Ridderstraat. In twee uur tijd gingen 50 huizen, 20<br />
schuren en stallingen in de vlammen op. De Oppemse poort en de Hasseltse poort<br />
brandden insgelijks af. Van al de huizen tussen de vermelde poorten bleven er maar<br />
twee gespaard : dat van Gilis Boeien en dat van Willem Lemmens. Uit een onderzoek, dat<br />
ingesteld werd door de schout en de schepenen bleek dat het vuur ontstaan was op de<br />
zolder, waar vlas opgestapeld lag. Volgens het oordeel van de schout en de schepenen<br />
was de brand te wijten aan de onvoorzichtigheid van een lid van het gezin of aan dat van<br />
een van de twee knechten. Het vonnis luidde : Gijsen Vandenbosch zal met vrouw en<br />
kinderen de stad moeten verlaten en niemand mag hen, onder welk voorwendsel het ook<br />
zij, een onderkomen verschaffen.<br />
Nauwelijks tien jaar later, op 13 maart 1679, te weten 's maandags van de jaarmarkt of<br />
kermis van halfvasten (de tweede kermisdag schijnt voor Herk een ongeluksdag te zijn)<br />
brak er brand uit in het huis van Maria Creten. Deze woonde in een bijgebouw van de<br />
woning van Petrus Hermans, gewezen secretaris en schepen van Herk. Volgens de E.H.<br />
Silveryser was de woning van Petrus Hermans het huis waar veearts Strauven in de<br />
Hasseltsestraat gewoond heeft. Een vrouw uit Berbroek heeft op haar sterfbed bekend<br />
dat zij de brand onvrijwillig gesticht had. Toen ze jong was diende ze als meid bij Maria<br />
Creten. Ze was met een pot vol gloeiende houtskool naar de zolder gegaan om hooi te<br />
halen voor de koeien. De pot was omgevallen en had het hooi doen ontvlammen. Ze had<br />
nog getracht het vuur met haar klompen te doven, maar het was onbegonnen werk.
De toenmalige secretaris van de justitie, Sebastiaan Colen, heeft het verloop van die<br />
brand nauwkeurig beschreven.<br />
Het vuur, dat ontstaan was in het huis van Petrus Hermans, werd aangewakkerd door<br />
een sterke oostenwind. Weldra stonden al de huizen van de Hasseltsestraat in brand van<br />
aan het huis van Petrus<br />
Hermans tot aan 't begin van de Hasseltsestraat (waarschijnlijk het huis van veearts<br />
Ectors) aan de overzijde van de straat van aan het huis bewoond door Arnold Wilsens,<br />
gelegen nevens De Keizer~ (dit laatste huis stond op de plaats, waar nu het huis van<br />
Louis Respes staat) tot aan ~De Arend (tegenwoordig de bakkerij Brems). De Arend is<br />
door groot geluk gespaard gebleven. Van daar af zijn al de huizen afgebrand tot aan de<br />
Halense poort Voorts zijn nog afgebrand al de huizen gelegen in een kring tussen het<br />
begin van de Hasseltsestraat, het kerkhof en de Zwarte poel (de Zwarte poel of<br />
stadspoel lag op de plaats, waar nu het koelhuis van schepen Van Wing staat). En ook de<br />
huizen ten zuiden van het kerkhof, de huizen van de Hofstraat en al de huizen van de<br />
Grote markt tot aan de Halense poort. Door een brandende strobundel is het vuur van<br />
het huis~De Pelikaan~ overgeslagen op de toren van de kerk; hetzelfde gebeurde van<br />
het huis van- Vakers (thans huis Schmitz) op het koor van de kerk. Colens vernoemt als<br />
onderdelen van de kerk : de middenbeuk met het hoog-koor en de kapellen van O.L.<br />
Vrouw, van Sint Anna, van Sint Katarina, van Sint Niklaas en van het Heilig Kruis, de<br />
twee kruisbeuken, de zijbeuken, de grote toren en de kleine toren (die op de kapel van<br />
O.L. Vrouw stond) ; vijf klokken en het uurwerk, dat het uur, het halfuur en het kwartier<br />
sloeg ; het orgel, al de altaren en lessenaars. Uit die beschrijving blijkt dat alleen de<br />
muren van de kerk zijn blijven staan. Ze zullen gediend hebben bij de heropbouw van de<br />
kerk, want het achterste gedeelte van het hoogkoor, de noorderdwarsbeuk en de eraan<br />
grenzende kapellen dagtekenen van v“6r de l7de eeuw. Volgens deskundigen werden ze<br />
gebouwd in de l6de eeuw. Een bewijs daarvan is het laatgotische venster in de<br />
noorderdwarsbeuk.<br />
Ook het stadhuis werd door de brand vernield. Het stond midden op de Grote markt,<br />
enkele meters ten noorden van het huidige gemeentehuis. Bij de aanleg van de riolering<br />
heeft men de grondvesten blootgelegd, o.a. het ingestort gewelf van de kelder. De<br />
benedenverdieping van het stadhuis had 3 kamers, t.w. de vierschaar waar de<br />
stadsweegschaal hing aan de oostzijde de kamer waar de schepenen vergaderden en<br />
aan de westzijde de kamer waar de rechtbank zetelde. Op de eerste verdieping waren er<br />
insgelijks drie even grote kamers, waar de gilden hun vergaderingen en feesten hielden.<br />
De middelste kamer was bestemd voor de kruisboogschutters, de kamer naar het westen<br />
voor de handboogschutters en die naar het oosten voor de kloveniers of<br />
geweerschutters.<br />
Boven die kamers was er nog een zolder waar het graan van de armentafel bewaard<br />
werd. Ook het gasthuis, waar nu het huis Vandermeeren staat, met zijn pachthoeve,<br />
alsook de pastorie, waar nu het gemeentehuis staat, gingen in de vlammen op. In 't<br />
geheel werden meer dan 100 huizen door de brand verwoest. Dat was zogoed als de<br />
gehele stad, uitgezonderd de Ridderstraat, die wellicht nog niet heropgebouwd was, en<br />
Het Hof~. Onder de afgebrande huizen vernoemt S. Colen 4 brouwerijen.<br />
Sebastiaan Colen verhaalt voorts dat hij uit zijn huis alle registers en losse stukken van<br />
de justitie gered heeft, met achterlating van zijn persoonlijke eigendom. Daarna is S.<br />
Colen naar de kerk gelopen, waar hij met de hulp van andere inwoners, de archieven en<br />
de komp gered heeft, alsook de registers van de kerk, van de broederschappen en van de<br />
anniversariën ; ook nog twee lessenaars met de rolregisters en de processtukken. De<br />
komp was een grote houten kist, met minstens twee sloten, waarin de voornaamste<br />
stukken bewaard werden. Op het gemeentehuis staat er nog zo'n komp. Op de<br />
binnenkant van het deksel staat gebeiteld : Arnold Lemmens, als burgemeester van<br />
Oppem, heeft deze koept doen maken in 't jaar 1738.<br />
Na de brand van 1679 werd de kerk heropgebouwd, zoals we het reeds gezegd hebben,<br />
met behoud van de oude muren. In de jaren 1769 - 1770 werden de zijbeuken<br />
afgebroken en heropgebouwd. Na die verandering kreeg de kerk het uitzicht zoals we
het op de hieronder geplaatste tekening zien, die gemaakt werd omstreeks het jaar<br />
1840.<br />
In de jaren 1846 - 1852 werden er belangrijke verbouwingen uitgevoerd. De<br />
middenbeuk, die nog overgebleven was van de eerste Romaanse kerk, en de zijbeuken<br />
werden afgebroken en heropgebouwd. De kapel van O.L. Vrouw verdwijnt. De torenspits<br />
wordt afgebroken en heropgebouwd.<br />
Er wordt, als tegenhanger van de noorderdwarsbeuk, een zuiderdwarsbeuk bijgebouwd<br />
en daarnevens een sacristie en een kapel voor het missiekruis.<br />
De laatste aangehaalde verbouwingen hebben het uitzicht gegeven aan de kerk, zoals ze<br />
er thans nog staat.<br />
---------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
---------------------------<br />
Over de laatste grote brand, die Herk teisterde, zijn weinig bijzonderheden bekend. Er is<br />
alleen geweten dat hij op 13 februari 1781 ontstond in de schuur van Thomas Macours<br />
aan de Halense poort, en dat hij door kwaaddoeners gesticht werd. Aangewakkerd door<br />
een sterke westenwind, nam het vuur snel uitbreiding. Zevenenveertig huizen werden<br />
verwoest, zonder de schuren en stallingen mee te rekenen. Het ergste was, dat die brand<br />
vier mensenlevens kostte. Franciscus Liefsoons werd in zijn kelder verstikt gevonden.<br />
Hetzelfde lot ondergingen de weduwe Leblanc en haar dochter. Het negenjarige<br />
dochtertje van Andreas Vanmunster haalde men verkoold onder de puinen uit.<br />
---------------------------------------------------------------------------------------------------------<br />
---------------------------<br />
Een andere plaag, waaronder Herk in de l6de en l7de eeuw te lijden had, was de pest.<br />
Die ziekte werd ook de haastige ziekte, of de zwarte dood geheten. De eerste<br />
pestgevallen deden zich voor in 1559. Later worden er vermeld in 1579 en 1599. In de<br />
l7de eeuw woedde de plaag van 1623 tot 1636 en ten slotte in 1668 en 1669. In dat<br />
laatste jaar stierven er te Herk 20 pestlijders, waaronder de E.H. Palmarius Lensen,<br />
pastoor van Herk. De mensen waren zo bang voor besmetting, dat de lijken van de<br />
slachtoffers, niet in volle dag mochten begraven worden. Zo lezen we in de parochiale<br />
registers dat Laurentius van Arnem, zoon van de schout van Herk, op 25 mei 1645 te<br />
Donk op het kasteel Landwijk overleed in de leeftijd van 26 jaar en dat ~volgens<br />
mensengeheugen hij de eerste was, die 's avonds te Herk begraven werd bij het licht van<br />
toortsen en kandelaars." De verspreiding van de pest was vooral te wijten aan<br />
de onzindelijkheid van de woningen en van de straten. De huisdieren liepen los op straat,<br />
De uitwerpselen en de mest bleven er liggen.<br />
De gemeentelijke overheid oordeelde terecht dat de verspreiding van de pest een<br />
oorzaak vond in het feit dat de pestlijders zich mengden tussen de gezonde<br />
medeburgers. Daarom besloot zij op 10 maart 1626 dat een afgezonderd huis zou<br />
bestemd worden tot het herbergen en verzorgen van de pestlijders. Het oud-melaatshuis<br />
werd daartoe uitgekozen. Het was gelegen in de Poelputstraat temidden van een weide,<br />
die nu nog door diepe grachten omringd is en “de pestweide” geheten werd.<br />
Tot slot van deze lezing wil ik nog een overzicht geven van het aantal huizen en het<br />
aantal inwoners van Herk op het einde van de l8de en het begin van de l9de eeuw.<br />
We beschikken daartoe over 4 volkstellingen.<br />
• De eerste daarvan werd in 1762 opgelegd door de prins-bisschop van Luik om een<br />
belasting te heffen op de schoorstenen. De telling wordt bewaard op het<br />
bisschoppelijk archief te Luik. Ze geeft voor heel Herk 195 huizen en 1.033<br />
inwoners. Maar we hebben de indruk dat ze onvolledig is. Misschien waren er<br />
huizen, die geen schoorsteen hadden.
• Een tweede telling werd opgelegd door de Franse bezetter in 1796. Ze wordt<br />
bewaard op het Rijksarchief te Maastricht. Het aantal huizen in de stad bedroeg<br />
132 met 480 inwoners. Het aantal inwoners in Schakkebroek 175, in Oppem 190,<br />
in Diepenpoel 68 en in Terbermen 66.<br />
• De derde telling werd in 1821 opgelegd door het bestuur van de Verenigde<br />
Nederlanden. Ze geeft voor de stad 133 huizen, voor Oppem 64, voor Diepenpoel<br />
28, voor Terbermen 38 en voor Schakkebroek 59.<br />
• De laatste telling werd insgelijks opgelegd door het bestuur van de Verenigde<br />
Nederlanden in het jaar 1830. Ze is de volledigste. Het aantal huizen voor heel<br />
Herk bedroeg toen 305, het aantal gezinnen 336 het totaal aantal inwoners 1729,<br />
waarvan 819 van het mannelijk en 880 van het vrouwelijk geslacht.<br />
Die twee laatste tellingen worden bewaard op het Rijksarchief te Hasselt.