24.09.2013 Views

Op 17 okt. 1974 hebben pp. een schriftelijke overeenkomst gesoten ...

Op 17 okt. 1974 hebben pp. een schriftelijke overeenkomst gesoten ...

Op 17 okt. 1974 hebben pp. een schriftelijke overeenkomst gesoten ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Instantie Hoge Raad<br />

Datum uitspraak <strong>17</strong> november 1978<br />

Vindplaats NJ 1979/140<br />

Naam: IVA / Queijssen<br />

Feiten:<br />

<strong>Op</strong> <strong>17</strong> <strong>okt</strong>. <strong>1974</strong> <strong>hebben</strong> <strong>pp</strong>. <strong>een</strong> <strong>schriftelijke</strong> over<strong>een</strong>komst <strong>gesoten</strong>, ter uitvoering<br />

waarvan Queijssen met ingang van 4 nov. <strong>1974</strong> als thuis-ponstypiste voor IVA is gaan<br />

werken. De inhoud van de over<strong>een</strong>komst luidt:<br />

Betreft: Thuiswerk ponstypiste in IVA-dienst.<br />

Geachte<br />

Refererend aan de diverse gesprekken bevestigen wij het volgende te zijn<br />

over<strong>een</strong>gekomen: Functie IVA Thuis-ponstypiste. Datum indiensttreding: 4 november<br />

<strong>1974</strong>. Weeksalaris: Het weeksalaris wordt gebaseerd op de geleverde produktie,<br />

uitgedrukt in prijs per kaart.<br />

De minimale produktie per dag is ca. 1500 kaarten ca. 40 kolommen. Vakantiegeld:<br />

7%. Ziekengeld: Uitkering zoals op free-lance basis, t.t.z. 2 wachtdagen, daarna 80%<br />

van het gemiddelde dagloon verdiend tijdens de laatste 13 weken. Gratificatie: Niet<br />

over<strong>een</strong>gekomen. Proeftijd: In principe is er g<strong>een</strong> proeftijd afgesproken, omdat de<br />

werkverhouding op free-lance basis is.<br />

Dagelijks kunnen de werkzaamheden worden gestopt. Uiteraard moet hiervoor <strong>een</strong><br />

duidelijke motivatie zijn, omdat het IVA er bijzonder bij gebaat is, dat U Uw<br />

dagelijkse produktie realiseert. Machines: Het IVA stelt beschikbaar: 1 ponsmachine<br />

c.q. controle ponsmachine, waarvan wordt aangenomen dat U deze in onberispelijke<br />

staat zult houden.<br />

De huurpenningen worden normaal door het IVA voldaan, en bij storing gelieve U<br />

rechtstreeks te telefoneren naar: IBM 020–15 90 21. Transport: Het aan- en afvoeren<br />

van ponswerk geschiedt in overleg met de heer C. van Altena. Algem<strong>een</strong>: Ten<br />

overvloede delen wij U mede, dat U normaal in dienstverband werkt, als ware U op<br />

het IVA aanwezig. De free-lance basis impliceert: g<strong>een</strong> produktie — g<strong>een</strong> salaris<br />

(behalve bij ziekte).<br />

Dus: g<strong>een</strong> doorbetaling bij:<br />

sni<strong>pp</strong>erdagen<br />

vakantiedagen<br />

feestdagen Projecten: Het IVA zal per project de prijs bepalen, in overleg met de<br />

IVA-thuiswerksters. Uiteraard is de opdrachtgever bepalend. Werkbrief: Ingesloten<br />

zenden wij U diverse werkbriefjes, welke U wekelijks concreet ingevuld moet<br />

inleveren bij: IVA — Koninginneweg <strong>17</strong>0 — Amsterdam. Projectbegeleiding: De<br />

heer C. van Altena is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken. Wij<br />

vertrouwen op <strong>een</strong> goede en langdurige samenwerking bij het IVA.<br />

Queijssen werkte samen met Stam die even<strong>een</strong>s <strong>een</strong> over<strong>een</strong>komst voor thuiswerk<br />

met IVA had gesloten. IVA had <strong>een</strong> ponsmachine en <strong>een</strong> controlemachine aan<br />

Queijssen en Stam ter beschikking gesteld voor de te verrichten werkzaamheden.<br />

Bij brief van 5 februari 1975 heeft IVA aan Queijssen meegedeeld dat het i.v.m.<br />

Queijssens verhuizing naar Hoorn onmogelijk was de thuiswerkzaamheden voor IVA<br />

voort te zetten, zodat deze per 22 febr. 1975 zouden worden beeindigd.<br />

<strong>Op</strong> 12 febr. 1975 heeft IVA iemand gestuurd om de machines bij Queijssen op te<br />

halen. Queijssen heeft geweigerd deze af te geven. <strong>Op</strong> die dag heeft Queijssen, nadat<br />

haar echtgenoot tevoren telefonisch contact met IVA had opgenomen teneinde tegen


de gang van zaken te protesteren, bij aangetekende brief aan IVA meegedeeld<br />

bezwaar te maken tegen het haar aangezegde ontslag. Vanaf 12 febr. heeft IVA<br />

Queijssen niet meer in de gelegenheid gesteld voor IVA thuis-ponswerkzaamheden te<br />

verrichten.<br />

In de periode van 4 nov. <strong>1974</strong> t/m 10 febr. 1975 <strong>hebben</strong> Queijssen en Stam iedere<br />

werkdag voor IVA gewerkt, met uitzondering van vijf over die periode verspreide<br />

dagen. Het niet-werken op die dagen geschiedde op tevoren daartoe geuite wens van<br />

Queijssen en Stam.<br />

Hoge Raad:<br />

O. t.a.v. het eerste middel:<br />

De Rb. heeft vastgesteld dat <strong>pp</strong>. ten tijde van het aangaan van de over<strong>een</strong>komst ervan<br />

zijn uitgegaan dat Queijssen voor onbepaalde tijd dagelijks voor IVA zou werken en<br />

dat Queijssen van de all<strong>een</strong> voor haar geldende vrijheid om ‘dagelijks te kunnen<br />

sto<strong>pp</strong>en’ slechts ‘sporadisch’ en ‘met duidelijke motivatie’ gebruik mocht maken. <strong>Op</strong><br />

grond hiervan heeft de Rb. geoordeeld dat Queijssen verplicht was voor IVA arbeid te<br />

verrichten.<br />

Deze vaststelling en dit oordeel, die feitelijk van aard zijn, zijn tegen de achtergrond<br />

van de door de Rb. in haar negende r.o. opgesomde omstandigheden niet<br />

onbegrijpelijk en behoefden niet nader te worden gemotiveerd. Zij komen ook niet in<br />

strijd met enige rechtsregel. Onderdeel a stuit hierop af.<br />

In onderdeel b wordt er in de eerste plaats over geklaagd dat de Rb. in haar vijftiende<br />

r.o. ten onrechte ervan is uitgegaan dat voor het al of niet bestaan van <strong>een</strong><br />

gezagsverhouding tussen <strong>pp</strong>. niet doorslaggevend is of de werknemer vrij is zelf het<br />

werk in te delen en de werkuren te bepalen. Uit het vervolg van deze r.o. blijkt dat de<br />

Rb. daarbij mede heeft gedacht aan andere omstandigheden van het geval, waaronder<br />

de door haar vastgestelde omstandigheid dat Queijssen verplicht was tot <strong>een</strong> minimale<br />

hoeveelheid werk per dag. In het licht daarvan is het voormelde uitgangspunt niet<br />

onjuist, terwijl de klacht dat de Rb. heeft nagelaten te onderzoeken welke vrijheid<br />

Queijssen bezat, feitelijke grondslag mist.<br />

Voorts richt het onderdeel zich tegen de vaststelling van de Rb. dat voor het uitvoeren<br />

van het ponswerk duidelijke instructies moesten worden gegeven door IVA, hetg<strong>een</strong><br />

door de heer Van Altena werd gedaan. Deze vaststelling moet kennelijk aldus<br />

begrepen worden dat Queijssen diende te worden geinstrueerd omtrent de uitvoering<br />

van het ponswerk en dat de heer Van Altena met deze instructie was belast. In dit licht<br />

gezien houdt deze vaststelling niet in dat Queijssen ondergeschikt was aan de heer<br />

Van Altena, zodat deze vaststelling met de in het onderdeel geciteerde passages uit de<br />

gedingstukken niet onverenigbaar is. Het onderdeel mist in zoverre feitelijke<br />

grondslag.<br />

De Rb. heeft voorts door haar voormelde, aldus opgevatte vaststelling te laten<br />

meewegen bij haar oordeel dat door IVA over Queijssen gezag werd uitgeoefend,<br />

g<strong>een</strong> rechtsregel geschonden. Hetzelfde geldt voor het laten meewegen van de<br />

omstandigheid dat de door Queijssen verrichte werkzaamheden behoorden tot de<br />

gewone bedrijfsarbeid van IVA, waarmee de Rb. kennelijk bedoeld heeft de arbeid<br />

die in het bedrijf van IVA werkende ondergeschikten verrichten. Het voormelde<br />

oordeel van de Rb. is ook niet onbegrijpelijk.<br />

Ook onderdeel b faalt dus.<br />

Onderdeel c ten slotte miskent dat loon dat door IVA per project in overleg met<br />

Queijssen op <strong>een</strong> bepaald bedrag per geponste kaart werd vastgesteld, niet


onbepaalbaar is, immers per project met inachtneming van art. 1374 BW kan worden<br />

bepaald.<br />

O. t.a.v. het tweede middel:<br />

M.b.t. onderdeel a: De uitleg die de Rb. aan de hand van de toelichting daarop heeft<br />

gegeven aan de contractuele bepaling ‘De free-lance basis impliceert: g<strong>een</strong> produktie<br />

— g<strong>een</strong> salaris (behalve bij ziekte)’ is van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk. De<br />

aan het slot van het onderdeel aangevoerde klacht is gericht tegen <strong>een</strong> overweging die<br />

de beslissing niet draagt. Onderdeel a faalt derhalve.<br />

Onderdeel b treft echter doel. De Rb. heeft immers g<strong>een</strong> beslissing gegeven omtrent<br />

het verweer van IVA dat zij niet verplicht was Queijssen ook werk aan te bieden in<br />

Hoorn nadat Queijssen daarh<strong>een</strong> verhuisd was. De juistheid van dit verweer zal alsnog<br />

moeten worden onderzocht.<br />

O. t.a.v. het derde middel:<br />

Door de wettelijke rente toe te wijzen van de dag af waarop de in art. 125c lid 2 Rv.<br />

bedoelde kennisgeving is verzonden heeft de Rb. er ten onrechte g<strong>een</strong> rekening mee<br />

gehouden dat op die dag nog g<strong>een</strong> sprake was van vertraging in de betaling door IVA<br />

van na die dag verschijnende loontermijnen, zodat te dien aanzien art. 1286 BW g<strong>een</strong><br />

toepassing kan vinden. Het middel is derhalve gegrond;<br />

Vernietigt het vonnis van de Rb. te Amsterdam van 28 febr. 1978;<br />

Verwijst de zaak naar het Hof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing<br />

met inachtneming van deze uitspraak;<br />

Veroordeelt Queijssen in de kosten op de voorziening in cassatie gevallen, welke tot<br />

aan deze uitspraak aan de zijde van IVA worden begroot op ƒ 325,55 aan verschotten<br />

en ƒ 2000 voor salaris.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!