25.09.2013 Views

Wetsartikelen Art. 108 en 110 Rv Trefwoorden Voorwaardelijke ...

Wetsartikelen Art. 108 en 110 Rv Trefwoorden Voorwaardelijke ...

Wetsartikelen Art. 108 en 110 Rv Trefwoorden Voorwaardelijke ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Wetsartikel<strong>en</strong></strong> <strong>Art</strong>. <strong>108</strong> <strong>en</strong> <strong>110</strong> <strong>Rv</strong><br />

Trefwoord<strong>en</strong> <strong>Voorwaardelijke</strong> exceptie van (relatieve)<br />

onbevoegdheid. Forumkeuze. Algem<strong>en</strong>e<br />

voorwaard<strong>en</strong>.<br />

Opmerking<strong>en</strong> Gedaagde in de hoofdzaak stelt bij conclusie<br />

van antwoord de exceptie van (relatieve)<br />

onbevoegdheid in. Hij stelt daartoe dat op<br />

grond van de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van<br />

eiser, die volg<strong>en</strong>s eiser wél maar volg<strong>en</strong>s<br />

gedaagde niet van toepassing zijn, de<br />

rechtbank D<strong>en</strong> Haag bevoegd is. Hij vordert<br />

voorwaardelijk dat deze rechtbank zich<br />

onbevoegd zal verklar<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zaak zal<br />

verwijz<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> deze rechtbank, later in de<br />

procedure, van oordeel zal zijn dat de<br />

algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van eiser van<br />

toepassing zijn <strong>en</strong> de forumkeuze rechtsgeldig<br />

is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. De exceptie wordt<br />

verworp<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s strijd met artikel <strong>110</strong> <strong>Rv</strong>.<br />

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD<br />

21 mei 2008, Sector civiel recht<br />

zaaknummer / rolnummer: 139995 / HA ZA 07-1567<br />

(mr. M.H.S. Leb<strong>en</strong>s-de Mug)<br />

Vonnis in incid<strong>en</strong>t houd<strong>en</strong>de onbevoegdheid van 21 mei 2008<br />

in de zaak van<br />

de beslot<strong>en</strong> v<strong>en</strong>nootschap met beperkte aansprakelijkheid<br />

PREESMAN INTERNATIONAL B.V.,<br />

gevestigd te Naaldwijk<br />

eiseres in conv<strong>en</strong>tie in de hoofdzaak,<br />

AKDPVW:#1573710v2


verweerster in reconv<strong>en</strong>tie in de hoofdzaak,<br />

verweerster in het incid<strong>en</strong>t,<br />

procureur mr. R.K.E. Buysrogge,<br />

advocaat mr. L.A. Vitanova te Amsterdam,<br />

teg<strong>en</strong><br />

1. de v<strong>en</strong>nootschap onder firma<br />

FIRMA VOBLO V.O.F.,<br />

gevestigd te Almere,<br />

2. THEODORUS PETRUS VAN DER VOORT,<br />

v<strong>en</strong>noot van gedaagde sub 1,<br />

won<strong>en</strong>de te Almere,<br />

3. MARIE JAN THEDA VAN DER VOORT-BAKKER,<br />

v<strong>en</strong>noot van gedaagde sub 1,<br />

won<strong>en</strong>de te Almere,<br />

4. DENIS THEODORUS VAN DER VOORT,<br />

v<strong>en</strong>noot van gedaagde sub 1,<br />

won<strong>en</strong>de te Almere,<br />

gedaagd<strong>en</strong> in conv<strong>en</strong>tie in de hoofdzaak,<br />

eiseress<strong>en</strong> in reconv<strong>en</strong>tie in de hoofdzaak,<br />

eiseress<strong>en</strong> in het incid<strong>en</strong>t,<br />

procureur mr. M.J.M. Gro<strong>en</strong>.<br />

Partij<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> hierna Preesman <strong>en</strong> Voblo g<strong>en</strong>oemd word<strong>en</strong>.<br />

1. De procedure<br />

1.1. (…)<br />

2. De beoordeling in het incid<strong>en</strong>t<br />

2.1. Voblo vordert dat de rechtbank Zwolle-Lelystad zich (zo nodig) onbevoegd zal<br />

verklar<strong>en</strong> om van het geschil k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zaak (zo nodig) zal verwijz<strong>en</strong> naar de<br />

rechtbank D<strong>en</strong> Haag. Zij is van m<strong>en</strong>ing dat de Algem<strong>en</strong>e Voorwaard<strong>en</strong> van Preesman niet<br />

van toepassing zijn op de relatie tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>. Voblo voert aan dat, indi<strong>en</strong> Preesman zich<br />

in het verloop van de procedure zal beroep<strong>en</strong> op haar algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

rechtbank van oordeel mocht zijn dat de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> wel van toepassing zijn,<br />

de rechtbank de onderhavige zaak op grond van de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> (artikel 16) zal<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te verwijz<strong>en</strong> naar de rechtbank D<strong>en</strong> Haag.<br />

2.2. Preesman heeft zich in de conclusie van antwoord in het incid<strong>en</strong>t beroep<strong>en</strong> op de<br />

toepasselijkheid van haar algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> geconcludeerd dat op grond daarvan<br />

de rechtbank Zwolle-Lelystad niet bevoegd is om van het onderhavige geschil k<strong>en</strong>nis te<br />

nem<strong>en</strong>. De zaak di<strong>en</strong>t verwez<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> naar de rechtbank D<strong>en</strong> Haag. Preesman<br />

AKDPVW:#1573710v2


efereert zich inzake het incid<strong>en</strong>t aan het standpunt van de rechtbank.<br />

2.3. Ingevolge artikel <strong>110</strong> <strong>Rv</strong>. di<strong>en</strong>t het beroep op relatieve onbevoegdheid van de rechter<br />

gevoerd te word<strong>en</strong> vóór alle wer<strong>en</strong>. Voblo doet in haar conclusie van antwoord houd<strong>en</strong>de<br />

exceptie van onbevoegdheid echter e<strong>en</strong> voorwaardelijk beroep op relatieve<br />

onbevoegdheid, namelijk voor het geval Preesman zich in de loop van de procedure<br />

beroept op haar algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> de rechtbank van oordeel mocht zijn dat de<br />

algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van toepassing zijn. Dit voorwaardelijke beroep op relatieve<br />

onbevoegdheid is in strijd met artikel <strong>110</strong> <strong>Rv</strong>. <strong>en</strong> derhalve niet deugdelijk.<br />

2.4. Hetge<strong>en</strong> Preesman nog heeft aangevoerd in haar conclusie van antwoord in het<br />

incid<strong>en</strong>t is niet relevant. Preesman heeft de keuze gemaakt om de zaak aanhangig te<br />

mak<strong>en</strong> bij de rechtbank Zwolle-Lelystad. Alle<strong>en</strong> gedaagde in de hoofdzaak Voblo kan e<strong>en</strong><br />

exceptie van onbevoegdheid instell<strong>en</strong>, niet eiseres in de hoofdzaak Preesman.<br />

2.5. De slotsom is dat deze rechtbank bevoegd is van het geschil k<strong>en</strong>nis te nem<strong>en</strong>.<br />

2.6. De rechtbank zal de beslissing omtr<strong>en</strong>t de kost<strong>en</strong> van het incid<strong>en</strong>t aanhoud<strong>en</strong>, totdat<br />

in de hoofdzaak zal word<strong>en</strong> beslist.<br />

3. De beslissing<br />

De rechtbank<br />

in het incid<strong>en</strong>t<br />

3.1. wijst het gevorderde af,<br />

3.2. houdt de beslissing omtr<strong>en</strong>t de kost<strong>en</strong> van het incid<strong>en</strong>t aan,<br />

in de hoofdzaak<br />

3.3. (…)<br />

NOOT<br />

1. Inleiding <strong>en</strong> feit<strong>en</strong><br />

Deze zaak oogt gemakkelijk. Preesman International BV (‘Preesman’) dagvaardt de vof Voblo<br />

<strong>en</strong> haar v<strong>en</strong>not<strong>en</strong> (‘Voblo’) voor de rechter van haar woonplaats. De Rechtbank lijkt prima vista<br />

bevoegd ex art. 99 <strong>Rv</strong> (Voblo) <strong>en</strong> – voor zover nodig - art. 107 <strong>Rv</strong> (andere gedaagd<strong>en</strong>). Voblo<br />

zou daarmee in veel gevall<strong>en</strong> in haar nopjes moet<strong>en</strong> zijn. De eiser gebruikt de hoofdregel uit het<br />

AKDPVW:#1573710v2


procesrecht <strong>en</strong> de gedaagde heeft het voordeel van e<strong>en</strong> ‘thuiswedstrijd’ (e<strong>en</strong> procedure in het<br />

‘eig<strong>en</strong>’ arrondissem<strong>en</strong>t). Voblo kiest echter voor e<strong>en</strong> bijzondere route. Voblo vordert<br />

voorwaardelijk in e<strong>en</strong> incid<strong>en</strong>tele vordering dat de Rb. Zwolle – Lelystad zich onbevoegd<br />

verklaart. Voblo stelt daarbij twee voorwaard<strong>en</strong> aan haar incid<strong>en</strong>tele vordering: (1) Preesman<br />

zal zich in de loop van het geding – niet duidelijk is wat Voblo heeft bedoeld: (alle<strong>en</strong>) in de<br />

bodemprocedure of in de incid<strong>en</strong>tele of de bodemprocedure - , op haar algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong><br />

beroep<strong>en</strong> <strong>en</strong> (2) de Rechtbank is van oordeel dat de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van Preesman van<br />

toepassing zijn. In de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van Preesman komt e<strong>en</strong> forumkeuze voor die<br />

verwijst naar de Rb. ‘s-Grav<strong>en</strong>hage. Preesman speelt het spel vervolg<strong>en</strong>s mee <strong>en</strong> bevestigt in<br />

het incid<strong>en</strong>t dat haar algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> inderdaad van toepassing zijn <strong>en</strong> verzoekt e<strong>en</strong><br />

verwijzing van de zaak naar de Rb. ’s-Grav<strong>en</strong>hage om zich vervolg<strong>en</strong>s te referer<strong>en</strong> aan het<br />

oordeel van de rechter – dat lijkt merkwaardig, maar lijkt uit het vonnis te volg<strong>en</strong>. De Rb. Zwolle-<br />

Lelystad oordeelt in r.o. 2.3 dat e<strong>en</strong> voorwaardelijk beroep op de relatieve bevoegdheid van de<br />

Rechtbank in strijd is met artikel <strong>110</strong> lid 1 <strong>Rv</strong>. In r.o. 2.4 overweegt de Rechtbank vervolg<strong>en</strong>s<br />

dat het verzoek van Preesman tot verwijzing naar de Rb. ’s-Grav<strong>en</strong>hage niet kan slag<strong>en</strong>, omdat<br />

alle<strong>en</strong> Voblo als gedaagde - <strong>en</strong> niet Preesman - zich op de onbevoegdheid van de Rechtbank<br />

kan beroep<strong>en</strong>. De Rechtbank wijst vervolg<strong>en</strong>s het beroep op relatieve onbevoegdheid van de<br />

Rechtbank af.<br />

2. Voorwaardelijk beroep op onbevoegdheid<br />

De Rechtbank overweegt dat e<strong>en</strong> voorwaardelijke exceptie van onbevoegdheid in strijd is met<br />

artikel <strong>110</strong> <strong>Rv</strong>, omdat e<strong>en</strong> beroep op de onbevoegdheid vóór alle verwer<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t plaats te<br />

vind<strong>en</strong>. Voblo zal echter m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat zij dat heeft gedaan, namelijk bij conclusie van antwoord.<br />

Dat is tijdig volg<strong>en</strong>s vaste rechtspraak (HR 29 april 1994, NJ 1994, 488). Het is dan ook de<br />

vraag of de Rechtbank inderdaad uit art. <strong>110</strong> lid 1 <strong>Rv</strong> mag afleid<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> voorwaardelijk<br />

beroep op de onbevoegdheid in strijd is met artikel <strong>110</strong> lid 1 <strong>Rv</strong>, omdat het beroep op<br />

onbevoegdheid niet voor alle wer<strong>en</strong> zou zijn gedaan. Uit de tekst van de bepaling <strong>en</strong> de<br />

wetsgeschied<strong>en</strong>is lijkt deze interpretatie niet te volg<strong>en</strong>.<br />

Het oordeel van de Rechtbank is echter in ieder geval op andere grond<strong>en</strong> goed verdedigbaar.<br />

De bevoegdheid van e<strong>en</strong> gerecht di<strong>en</strong>t vóór het debat t<strong>en</strong> gronde vast te word<strong>en</strong> gesteld (vgl.<br />

art. 209 <strong>Rv</strong>.). Daarom di<strong>en</strong>t het beroep op onbevoegdheid voor alle verwer<strong>en</strong> te zijn gedaan.<br />

Red<strong>en</strong><strong>en</strong> van proceseconomie verzett<strong>en</strong> zich er teg<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> eerst uitgebreid op het<br />

geschil ingaan om aan het einde aan te voer<strong>en</strong> dat het gerecht onbevoegd is. Teg<strong>en</strong> deze<br />

achtergrond van art. <strong>110</strong> <strong>Rv</strong> is e<strong>en</strong> behandeling van e<strong>en</strong> voorwaardelijk beroep op<br />

onbevoegdheid dan ook niet toelaatbaar, indi<strong>en</strong> de rechter slechts later in het geschil kan<br />

toekom<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> bespreking van het incid<strong>en</strong>t houd<strong>en</strong>de onbevoegdheid. In casu bestond<br />

mijns inzi<strong>en</strong>s echter minder bezwaar teg<strong>en</strong> het voorwaardelijke karakter van de incid<strong>en</strong>tele<br />

vordering. De Rechtbank had de voorwaardelijke vordering in het incid<strong>en</strong>t voor alle verwer<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> gronde inhoudelijk kunn<strong>en</strong> afdo<strong>en</strong>. In de conclusie van antwoord in het incid<strong>en</strong>t houd<strong>en</strong>de<br />

onbevoegdheid stelde Preesman dat haar algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van toepassing war<strong>en</strong>.<br />

Daarmee was de eerste voorwaarde die Voblo had gesteld vervuld. In het incid<strong>en</strong>t kon de<br />

Rechtbank al tot e<strong>en</strong> oordeel kom<strong>en</strong> over de toepasselijkheid van de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

daarmee de rechtsgeldigheid van de forumkeuze. E<strong>en</strong> wacht<strong>en</strong> tot het oordeel in de<br />

AKDPVW:#1573710v2


odemprocedure over de rechtsgeldigheid van de forumkeuze was niet nodig. Het oordeel over<br />

de rechtsgeldigheid van de forumkeuze is e<strong>en</strong> afzonderlijk oordeel ook al maakt de forumkeuze<br />

deel uit van de hoofdovere<strong>en</strong>komst. <strong>Art</strong>. <strong>108</strong> lid 4 <strong>Rv</strong>. bepaalt uitdrukkelijk dat e<strong>en</strong><br />

overe<strong>en</strong>komst tot aanwijzing van e<strong>en</strong> bevoegde rechter als e<strong>en</strong> afzonderlijke overe<strong>en</strong>komst<br />

di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> beschouwd <strong>en</strong> beoordeeld. De Rechtbank kon (moest) daarom in het incid<strong>en</strong>t<br />

reeds e<strong>en</strong> oordeel vell<strong>en</strong> over de rechtsgeldigheid van de forumkeuze zonder e<strong>en</strong> (definitieve)<br />

uitspraak te do<strong>en</strong> over de toepasselijkheid van de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> op de<br />

(hoofd)overe<strong>en</strong>komst. E<strong>en</strong> voorwaardelijk beroep op onbevoegdheid is dus niet steeds in strijd<br />

met artikel <strong>110</strong> <strong>Rv</strong>., maar slechts indi<strong>en</strong> de voorwaarde ertoe zou leid<strong>en</strong> dat de rechter in de<br />

incid<strong>en</strong>tele procedure ge<strong>en</strong> uitspraak kan do<strong>en</strong> over de bevoegdheid. E<strong>en</strong> voorwaarde<br />

verbond<strong>en</strong> met de uitkomst van de hoofdzaak is bijvoorbeeld niet mogelijk. Uit de<br />

wetsgeschied<strong>en</strong>is van artikel <strong>110</strong> <strong>Rv</strong>. blijkt overig<strong>en</strong>s ook niet dat e<strong>en</strong> voorwaardelijk beroep op<br />

onbevoegdheid per definitie niet toelaatbaar zou zijn.<br />

3. Toepasselijkheid van algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong><br />

Partij<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Rechtbank sprek<strong>en</strong> in het kader van de vraag of de forumkeuze rechtsgeldig<br />

derogeert aan de rechtsmacht van de Rechtbank Zwolle-Lelystad steeds over de<br />

toepasselijkheid van de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van Preesman. De toepasselijkheid van<br />

algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> de rechtsgeldigheid van e<strong>en</strong> forumkeuze zijn echter twee<br />

verschill<strong>en</strong>de juridische vrag<strong>en</strong> (zie P.H.L.M. Kuypers, Forumkeuze in het Nederlands<br />

internationaal privaatrecht, p. 386 <strong>en</strong> T.H.M. van Wechem, Toepasselijkheid van algem<strong>en</strong>e<br />

voorwaard<strong>en</strong>, p. 119). De toepasselijkheid van algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> vraag van<br />

materieel recht <strong>en</strong> de beantwoording vindt naar Nederlands recht in beginsel plaats aan de<br />

hand van art. 6:233 sub b BW. Uitgangspunt voor de toepasselijkheid is in ess<strong>en</strong>tie of de<br />

algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> voor of bij het sluit<strong>en</strong> van de overe<strong>en</strong>komst ter hand zijn gesteld aan de<br />

wederpartij. Voor e<strong>en</strong> forumkeuze is de toets echter uitsluit<strong>en</strong>d art. <strong>108</strong> lid 3 <strong>Rv</strong> of bij e<strong>en</strong><br />

forumkeuze naar Nederlands internationaal privaatrecht art. 8 <strong>Rv</strong>. E<strong>en</strong> forumkeuze wordt<br />

bewez<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> geschrift <strong>en</strong> daarvoor is voldo<strong>en</strong>de e<strong>en</strong> geschrift met e<strong>en</strong> forumkeuze of e<strong>en</strong><br />

geschrift dat verwijst naar algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> forumkeuze bevatt<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> dat<br />

geschrift door of nam<strong>en</strong>s de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijg<strong>en</strong>d is aanvaard (vgl. voor het<br />

arbitraal beding de vergelijkbare bepaling in art. 1021 <strong>Rv</strong>). De artikel<strong>en</strong> 8 <strong>en</strong> <strong>110</strong> <strong>Rv</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

daarom e<strong>en</strong> geheel andere toets dan art. 6:233 sub b BW. De toepasselijkheid van algem<strong>en</strong>e<br />

voorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> de rechtsgeldigheid van e<strong>en</strong> forumkeuze lop<strong>en</strong> daardoor niet steeds sam<strong>en</strong>.<br />

De forumkeuze kan rechtsgeldig zijn maar de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> niet van toepassing <strong>en</strong><br />

omgekeerd.<br />

4. Beroep van de eiser op onbevoegdheid<br />

De Rechtbank heeft ook nog geoordeeld dat Preesman ge<strong>en</strong> beroep kan do<strong>en</strong> op de<br />

onbevoegdheid van de Rechtbank die zij (als eiseres) zelf heeft geadieerd. Dat oordeel lijkt<br />

rechtstreeks voort te vloei<strong>en</strong> uit art. <strong>110</strong> lid 1 <strong>Rv</strong>. <strong>Art</strong>. <strong>110</strong> lid 1 <strong>Rv</strong> spreekt uitdrukkelijk over<br />

“verweer” <strong>en</strong> “vóór alle wer<strong>en</strong>” hetge<strong>en</strong> uitsluit dat e<strong>en</strong> eis<strong>en</strong>de partij e<strong>en</strong> beroep doet op de<br />

onbevoegdheid. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> verzett<strong>en</strong> zich red<strong>en</strong><strong>en</strong> van proceseconomie teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beroep van<br />

de eiser op de onbevoegdheid. De eiser heeft de keuze voor het begin van de procedure <strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong>t zich te vergewiss<strong>en</strong> van de bevoegdheid van de te adier<strong>en</strong> rechter <strong>en</strong> kan niet na de<br />

AKDPVW:#1573710v2


introductie van de zaak e<strong>en</strong> verwijzing verzoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> andere relatief bevoegde rechter.<br />

De Rechtbank gaat dan ook terecht niet in op de stelling<strong>en</strong> van Preesman.<br />

5. Kan het e<strong>en</strong>voudiger?<br />

Zowel de partij<strong>en</strong> als de Rechtbank mak<strong>en</strong> deze zaak onnodig ingewikkeld. Preesman had<br />

consequ<strong>en</strong>t moet<strong>en</strong> zijn door de vordering<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> Voblo aanhangig te mak<strong>en</strong> bij de Rb. ’s-<br />

Grav<strong>en</strong>hage. Vanuit haar perspectief lag<strong>en</strong> aan de transactie(s) tuss<strong>en</strong> Preesman <strong>en</strong> Voblo de<br />

algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van Preesman t<strong>en</strong> grondslag lag<strong>en</strong>. Deze k<strong>en</strong>t – zoals gebruikelijk –<br />

e<strong>en</strong> forumkeuze (meestal voor nationale <strong>en</strong> internationale geschill<strong>en</strong>). Op grond van artikel <strong>108</strong><br />

<strong>Rv</strong> is dan de aangewez<strong>en</strong> rechter uitsluit<strong>en</strong>d bevoegd. Voor de totstandkoming van de<br />

forumkeuze is de vorm van art. <strong>108</strong> lid 3 <strong>Rv</strong> besliss<strong>en</strong>d. In het slechtste geval had Voblo met<br />

succes de relatieve onbevoegdheid van de Rb. ’s-Grav<strong>en</strong>hage ingeroep<strong>en</strong>. Dan zou de zaak op<br />

grond van artikel <strong>110</strong> lid 2 <strong>Rv</strong> zijn verwez<strong>en</strong> naar de Rb. Zwolle-Lelystad. Voblo heeft de zaak<br />

nodeloos ingewikkeld gemaakt door e<strong>en</strong> voorwaardelijk incid<strong>en</strong>t houd<strong>en</strong>de onbevoegdheid te<br />

op<strong>en</strong><strong>en</strong>, terwijl dat niet nodig was. Voblo had juist in de bodemprocedure kunn<strong>en</strong> wijz<strong>en</strong> op de<br />

inconsist<strong>en</strong>tie van de stellingname van Preesman: zich beroep<strong>en</strong> op haar toepasselijke<br />

algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong>, maar niet de forumkeuze in de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> respecter<strong>en</strong>.<br />

Uit het vonnis blijkt ook niet welk belang Voblo daarbij had, maar dat zou wellicht uit de<br />

processtukk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> blijk<strong>en</strong> die ik niet k<strong>en</strong>. De Rechtbank had deze zaak mijns inzi<strong>en</strong>s<br />

gemakkelijker kunn<strong>en</strong> aanpakk<strong>en</strong> door te overweg<strong>en</strong> dat Preesman zich in het incid<strong>en</strong>t zich<br />

reeds beriep op de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong>, zodat de voorwaarde voor het incid<strong>en</strong>t in de<br />

incid<strong>en</strong>tele procedure al in vervulling is gegaan. Daardoor kon de Rechtbank inhoudelijk de<br />

incid<strong>en</strong>tele vordering behandel<strong>en</strong>. Deze behandeling zou in de kern neerkom<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> toetsing<br />

van de forumkeuze aan art. <strong>108</strong> lid 3 <strong>Rv</strong>. De Rechtbank behoefde verder niet te tred<strong>en</strong> in de<br />

toepasselijkheid van de algem<strong>en</strong>e voorwaard<strong>en</strong> van Preesman op de overe<strong>en</strong>komst, omdat het<br />

antwoord op deze vraag pas aan de orde behoort te kom<strong>en</strong> in de bodemprocedure. Het kon dus<br />

mijns inzi<strong>en</strong>s processueel e<strong>en</strong>voudiger.<br />

Mr P.H.L.M. Kuypers, advocaat AKD Prins<strong>en</strong> Van Wijm<strong>en</strong> te Brussel<br />

AKDPVW:#1573710v2

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!