Historisch Overzicht - Hoge Raad van Adel
Historisch Overzicht - Hoge Raad van Adel
Historisch Overzicht - Hoge Raad van Adel
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
HISTORISCH OVERZICHT<br />
Nog vóór de totstandkoming <strong>van</strong> het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 richtte de<br />
soevereine vorst bij Soeverein Besluit (S.B.) <strong>van</strong> 24 juni 1814, nr. 10, een “Collegie <strong>van</strong><br />
Heraldie” op, dat de titel zou dragen <strong>van</strong> <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> en hem in adelszaken <strong>van</strong><br />
advies kon dienen. 1 De <strong>Raad</strong> werd samengesteld uit bekende heraldici, genealogen en<br />
archivarissen: W.A. <strong>van</strong> Spaen la Lecq (president), M.L. d‟Ivoy, A.C. Snouckaert <strong>van</strong><br />
Schauburg, mr. R.J. Metelerkamp en mr. J. <strong>van</strong> der Lely <strong>van</strong> Oudewater (secretaris). 2 Nadat<br />
aan de Franse overheersing in 1813 een einde was gekomen, had het zogenaamde<br />
Driemanschap een voorlopige grondwet voor de Verenigde Nederlanden ontworpen, waarin<br />
de adel opnieuw een staatsrechtelijke rol was toebedeeld. In artikel 42 <strong>van</strong> de Grondwet, die<br />
in 1814 <strong>van</strong> kracht werd, kreeg de soevereine vorst uitdrukkelijk het recht tot het verheffen in<br />
de adelstand. Gedurende korte tijd werd adel ook gecreëerd door benoeming in de (op)nieuw<br />
opgerichte ridderschappen, maar sedert 1817 (in Limburg na 1842) nog uitsluitend door<br />
erkenning, inlijving of verheffing. De term erkenning heeft betrekking op inheemse adel <strong>van</strong><br />
vóór 1795, inlijving op oorspronkelijk buitenlandse adel, terwijl door verheffing geheel<br />
nieuwe adel ontstond. De staatsrechtelijke betekenis <strong>van</strong> de adel bestond hierin, dat de<br />
provinciale kiescolleges voor de (indirecte) verkiezing <strong>van</strong> leden <strong>van</strong> de Eerste en Tweede<br />
Kamer der Staten-Generaal onder anderen uit de ridderschappen werden gerekruteerd.<br />
Tezamen met de Staten-Generaal, de <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> State, de Algemene Rekenkamer, de<br />
Kanselarij der Nederlandse Orden en de Nationale Ombudsman wordt de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong><br />
<strong>Adel</strong> nog altijd gerekend tot de <strong>Hoge</strong> Colleges <strong>van</strong> Staat. Deze kwalificatie heeft minder te<br />
maken met het aanzien in historisch opzicht – de Nationale Ombudsman is als instituut nog<br />
niet oud – dan wel met de onafhankelijke positie, die de colleges bekleden. Noch hiërarchisch,<br />
noch financieel konden ze onder een ministerie worden gebracht, zodat ze <strong>van</strong>af het begin <strong>van</strong><br />
de negentiende eeuw onder deze benaming een eigen hoofdstuk (II) <strong>van</strong> de rijksbegroting<br />
uitmaakten. Op dit hoofdstuk kwam aan<strong>van</strong>kelijk ook de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> voor, maar dit<br />
betrof alleen de uitgaven. De inkomsten, bestaande uit taxa op de afgegeven diploma‟s,<br />
werden <strong>van</strong>af 1816 belegd in een inschrijving op het Grootboek <strong>van</strong> de Nationale Schuld ten<br />
name <strong>van</strong> „De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>, als administrerende een fonds ter dispositie <strong>van</strong> Zijne<br />
Majesteit‟, dat later bekend zou worden als het <strong>Adel</strong>sfonds. Op aandrang <strong>van</strong> de Staten-<br />
Generaal werd de <strong>Raad</strong> ingaande 1820 <strong>van</strong> de rijksbegroting verwijderd, waarna hij in eigen<br />
onderhoud moest voorzien. Gezien het grote aantal in deze “bloeitijd <strong>van</strong> de adelstand”<br />
verstrekte diploma‟s, bleek dit geen probleem te zijn. 3 In de periode 1843-1852 werd de <strong>Raad</strong><br />
weer onder hoofdstuk II geplaatst in een nieuwe afdeling tussen de <strong>Hoge</strong> Collegiën <strong>van</strong> Staat<br />
en het Kabinet des Konings en sedert 1845 werden de taxa en renten <strong>van</strong> het <strong>Adel</strong>sfonds<br />
onder de inkomsten <strong>van</strong> de Staat geboekt, hetgeen nog immer het geval is. 4 Het Agentschap<br />
<strong>van</strong> het Ministerie <strong>van</strong> Financiën, dat de Grootboeken beheert, maakt de rente ieder half jaar<br />
over naar het Ministerie <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken.<br />
Bij de grondwetsherziening <strong>van</strong> 1848 werden onder invloed <strong>van</strong> staatslieden als Thorbecke<br />
belangrijke wijzigingen doorgevoerd in het Nederlandse staatsbestel, waaronder de invoering<br />
<strong>van</strong> de ministeriële verantwoordelijkheid. Was de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> vóór die tijd adviseur<br />
1<br />
Tijdens het Koninkrijk Holland bestond er een Hoog Heraldiek College, waar<strong>van</strong> het archief uit 1809/1810 bij<br />
de <strong>Raad</strong> is gedeponeerd (vgl. inv. nr. 889).<br />
2<br />
Soeverein Besluit (SB) <strong>van</strong> 24 juni 1814, nr. 10, waarin onder artikel 2 een uit dertig artikelen bestaande<br />
instructie werd vastgesteld (zie hierna, hoofdstuk V) en onder artikel 3 de salariëring <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong>.<br />
In hetzelfde jaar werd de rijksarchivaris mr. H. <strong>van</strong> Wijn hieraan als honorair-lid toegevoegd.<br />
3<br />
W.J. d‟Ablaing <strong>van</strong> Giessenburg, De Ridderschappen in het Koningrijk der Nederlanden of de geschiedenis,<br />
regeling en zamenstelling <strong>van</strong> den stand der edelen <strong>van</strong> 1814-1850, ‟s-Gravenhage 1875, p. 3-5.<br />
4<br />
M.J.H. de Bruyn <strong>van</strong> Melis- en Mariekerke, <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>, in: Jaarboek <strong>van</strong> het Centraal Bureau voor<br />
Genealogie 10 (1956), p. 15-26.
<strong>van</strong> de koning, dan was hij dit <strong>van</strong>af dit jaar <strong>van</strong> de Kroon, bestaande uit de koning en de<br />
(verantwoordelijke) minister(s). De standenmaatschappij werd voorgoed afgeschaft, zodat in<br />
de Grondwet adelstand werd ver<strong>van</strong>gen door adeldom. De Wet <strong>van</strong> 7 juli 1850 (Stb. 39), die<br />
de samenstelling en macht <strong>van</strong> Provinciale Staten regelde, bepaalde dat de leden voortaan<br />
gekozen zouden worden door alle kiesgerechtigden. Hoewel de adel nog als enig wettelijk<br />
voorrecht het mogen voeren <strong>van</strong> een predikaat of titel toekwam, behield de koning zijn, tot<br />
1983 in de Grondwet vastgelegde, recht tot het verlenen <strong>van</strong> adeldom.<br />
Deze belangrijke staatsrechtelijke veranderingen hadden ook ingrijpende wijzigingen tot<br />
gevolg met betrekking tot de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>. Bij Koninklijk Besluit (K.B.) <strong>van</strong> 20 juli<br />
1850, nr. 55, werden de voorzitter en de leden, die tot die tijd een aanzienlijk traktement<br />
genoten, eervol ontslagen, waarna deze functies onbezoldigde ereambten zouden zijn. De in<br />
dienst zijnde ambtenaren werden per 31 december 1852 ontslagen, terwijl de secretarie bij het<br />
Departement <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken werd ondergebracht. Tot referendaris, tevens<br />
(aan<strong>van</strong>kelijk waarnemend) secretaris, werd benoemd mr. W.J. baron d‟Ablaing <strong>van</strong><br />
Giessenburg, die vóór die tijd lid <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong> was. 5 Met ingang <strong>van</strong> het jaar 1860 werd de<br />
secretarie overgeplaatst naar het Departement <strong>van</strong> Justitie en omgevormd tot het Bureau <strong>Adel</strong><br />
met een eigen archief en bibliotheek.<br />
Nadat in 1937 het Departement <strong>van</strong> Algemene Zaken werd ingesteld, werd de adviestaak <strong>van</strong><br />
de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> via dit ministerie en niet meer onder de vlag <strong>van</strong> Justitie uitgeoefend.<br />
Dit betekende een gedeeltelijke terugkeer naar de zelfstandige positie die de <strong>Raad</strong> tot 1853<br />
had, hoewel de vestigingsplaats <strong>van</strong> de secretarie tot het begin <strong>van</strong> de bezettingstijd dezelfde<br />
bleef. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bracht de <strong>Raad</strong> in zeer beperkte mate adviezen over<br />
overheidsheraldiek uit aan de secretaris-generaal <strong>van</strong> het Departement <strong>van</strong> Algemene Zaken<br />
en over adelszaken aan de secretaris-generaal <strong>van</strong> het Departement <strong>van</strong> Justitie. In 1941 werd<br />
zijn adviestaak aanzienlijk uitgebreid aangezien alle naamswijzigingen, ook die <strong>van</strong> nietadellijke<br />
geslachtsnamen, door Justitie aan de <strong>Raad</strong> werden voorgelegd. Daarnaast kreeg de<br />
<strong>Raad</strong> in dat jaar de opdracht <strong>van</strong> de secretaris-generaal <strong>van</strong> het Departement <strong>van</strong><br />
Binnenlandse Zaken om een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid <strong>van</strong> in de<br />
bevolkingsregisters voorkomende samengestelde geslachtsnamen.<br />
Aan de uitoefening <strong>van</strong> deze oorlogstaken kwam kort na de bevrijding een einde, waarna de<br />
<strong>Raad</strong> in gedeeltelijk nieuwe samenstelling in 1948 de oude taak weer actief opvatte in zijn<br />
kort voor de oorlog verkregen zelfstandige positie.<br />
Toen in 1945 het Departement <strong>van</strong> Algemene Zaken (tijdelijk) werd opgeheven, werd de<br />
minister <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken belast met adelszaken en overheidsheraldiek, zodat de <strong>Raad</strong><br />
net als in de periode 1850-1860 voornamelijk hem adviseert. Deze situatie is tot heden<br />
gecontinueerd.<br />
Huisvesting<br />
In de beginjaren <strong>van</strong> zijn ontstaan vergaderde de <strong>Raad</strong> meerdere dagen per week om alle<br />
zaken die te regelen waren naar behoren af te kunnen doen. Hij kwam dan bijeen in het<br />
voormalige Logement <strong>van</strong> Rotterdam (Plein 4, Den Haag), waar thans het Ministerie <strong>van</strong><br />
Defensie is gevestigd en waar toentertijd ook het oudste hoge college <strong>van</strong> staat, de <strong>Raad</strong> <strong>van</strong><br />
State, zijn intrek had genomen. 6 Daarna was de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> gehuisvest op<br />
5 Koninklijk Besluit (KB) <strong>van</strong> 17 sept. 1852, nr. 44.<br />
6 Inv. nr. 873. Gedenkboek <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> State 450 jaar, ‟s-Gravenhage 1981, p. 154; B. Schoenmaker en P. Peucker,<br />
Plein 4. De geschiedenis <strong>van</strong> een logement en een departement, ‟s-Gravenhage 1996, p. 51.
verschillende adressen: Lange Voorhout 8 (1817-1825) 7 , Fluwelen Burgwal 18 (1825-1828) 8 ,<br />
Kneuterdijk 22 (1829-1831) 9 , Binnenhof (1831-1860) 10 en de Nobelstraat (vóór 1883) 11 .<br />
De huisvesting werd aanzienlijk verbeterd toen rijksbouwmeester C.H. Peters de opdracht<br />
kreeg een nieuw Departement <strong>van</strong> Justitie aan het Plein te bouwen. De <strong>Raad</strong> kreeg een grote<br />
vergaderkamer tot zijn beschikking, gelegen pal boven de zaal <strong>van</strong> de Ministerraad, die<br />
eveneens in het imposante gebouw werd gesitueerd. In de notulen <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong> lezen we dat in<br />
juli 1883 „het archief en de bibliotheek <strong>van</strong> den <strong>Adel</strong>‟ <strong>van</strong> het lokaal in de Nobelstraat werden<br />
overgebracht naar het nieuwe gebouw <strong>van</strong> het Departement <strong>van</strong> Justitie. Plein 2B werd eind<br />
vorige eeuw door het Ministerie <strong>van</strong> Justitie afgestoten en maakt thans onderdeel uit <strong>van</strong> de<br />
parlementsgebouwen. Het interieur, dat onlosmakelijk verbonden is met het exterieur, is<br />
grotendeels bewaard gebleven. De voormalige vergaderkamer <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>,<br />
die nog altijd overheerst wordt door een levensgrote kwartierstaat met de zestien<br />
kwartierwapens <strong>van</strong> koning Willem III 12 , werd per 1 januari 1941 door het departement zelf in<br />
gebruik genomen. De Rijksgebouwendienst stelde toen een zestal kamers in het gebouw <strong>van</strong><br />
het Kabinet der Koningin, waar<strong>van</strong> de secretarie naar Londen was uitgeweken, beschikbaar.<br />
Dit duurde tot 10 september 1941, toen het gebouw (Korte Vijverberg 3) werd gevorderd door<br />
de Duitse militaire autoriteit. Per 1 oktober 1941 kreeg de <strong>Raad</strong> een drietal vertrekken in het<br />
gebouw <strong>van</strong> de Eerste Kamer en een aangrenzend vertrek <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> State ter<br />
beschikking (Binnenhof 21-23). Deze huisvesting werd na de oorlog gecontinueerd tot 1957. 13<br />
Van 1957 tot 1982 was het adres (tezamen met het Koninklijk Penningkabinet) Zeestraat 71B<br />
en <strong>van</strong> 1982 tot 1997 (tezamen met de Kanselarij der Nederlandse Orden) Nassaulaan 18 (het<br />
voormalige adres <strong>van</strong> het Centraal Bureau voor Genealogie), steeds te ‟s-Gravenhage. 14 Vanaf<br />
1 juli 1997 heeft de <strong>Raad</strong> zelfstandige huisvesting op het adres Nassaulaan 2B aldaar.<br />
Taak en bevoegdheden<br />
Nadat het artikel betreffende adeldom (“de Koning verleent adeldom”) uit de Grondwet <strong>van</strong><br />
1983 was verdwenen (additioneel artikel XXV), heeft het nog tot 1994 geduurd voor de Wet<br />
op de adeldom (10 mei 1994, Stb. 360) <strong>van</strong> kracht werd. In artikel 6 wordt de samenstelling<br />
en bevoegdheid <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> geregeld. Volgens deze wet kan adeldom nog<br />
steeds bij koninklijk besluit op de hiervoor vermelde drie manieren worden verleend, maar<br />
zijn de mogelijkheden aanzienlijk beperkt. Erkenningen waren al onder de oude regeling<br />
zeldzaam geworden. Inlijvingen kunnen alleen nog verzocht worden, indien deze gelijktijdig<br />
met naturalisatie worden gedaan en uitsluitend wanneer men behoort tot de wettelijk erkende<br />
adel <strong>van</strong> een staat met een vergelijkbaar adelsstatuut. Een overgangsbepaling (art. 8) gaf<br />
onder dezelfde voorwaarden ook Nederlanders nog vijf jaar de gelegenheid een verzoek tot<br />
inlijving in te dienen, vergezeld <strong>van</strong> bewijs <strong>van</strong> buitenlandse adeldom.<br />
Verheffingen, die sedert 1939 (nobilitatie <strong>van</strong> jonkheer mr. J.F.Th. <strong>van</strong> Valkenburg) niet meer<br />
hadden plaatsgevonden en door de ministerraad in 1953 feitelijk waren afgeschaft, zijn thans<br />
7<br />
Th. Wijsenbeek-Olthuis en H.P. Fölting, Eigenaren en bewoners <strong>van</strong> de panden op het Voorhout, in: Het Lange<br />
Voorhout, ‟s-Gravenhage 1998, p. 258.<br />
8<br />
Inv. nr. 895. G. <strong>van</strong> Beek en M. <strong>van</strong> der Mast, Van ambachtelijk tot ambtelijk. Het Spuikwartier door de<br />
eeuwen heen, ‟s-Gravenhage 1978, p. 54.<br />
9<br />
Jaarboek Die Haghe 1921/1922, p. 190.<br />
10<br />
Notulen <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> (HRvA) 1822, nr. 1122; 1825, nrs. 383, 397 en 451; 1829, nr. 31; 1831, nr. 175;<br />
1840, nr. 10; 1847, nr. 46; 1852, nr. 89.<br />
11<br />
Nationaal Archief (NA), ‟s-Gravenhage, archief Ministerie <strong>van</strong> Justitie (toegang 2.09.22), inv.nr. 15993.<br />
12<br />
W.A. Kelder, Tussen Hartogstraat en Schedeldoekshaven, ‟s-Gravenhage 1985, p. 97, 98 en 105.<br />
13<br />
Notulen HRvA 1940, nr. 31,1941, nr. 40, en 1947, nr. 41.<br />
14<br />
E.M.Ch.M. Janson, De Archipelbuurt en het Willemspark. De geschiedenis <strong>van</strong> twee Haagse woonwijken,<br />
‟s-Gravenhage 1977, p. 17, 83, 84 en 142.
eperkt tot leden <strong>van</strong> het koninklijk huis. Het overheidsbeleid is tegenwoordig gericht op<br />
beloning <strong>van</strong> persoonlijke verdiensten door middel <strong>van</strong> koninklijke onderscheidingen.<br />
Tijdens de behandeling <strong>van</strong> de Wet op de adeldom in de Tweede Kamer werden nipt twee<br />
amende-menten aangenomen, die door de toenmalige minister <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken sterk<br />
waren ontraden omdat ze in hoge mate inbreuk maken op het historisch gegroeide instituut,<br />
dat het adelsrecht in de loop der tijd is geworden. Deze wijzigingen resulteerden onder andere<br />
in artikel 3, dat bepaalt dat adeldom ook volgens de bestaande regelingen overgaat op buiten<br />
het huwelijk geboren kinderen. Het betreft hier erkende en geadopteerde kinderen. Na de<br />
inwerkingtreding <strong>van</strong> de wet is voor de formele bewijsvoering <strong>van</strong> afstamming geen<br />
inschrijving <strong>van</strong> huwelijksakten in het filiatieregister <strong>van</strong> de Nederlandse adel meer<br />
noodzakelijk voor vaders <strong>van</strong> kinderen, die geboren zijn na 1 augustus 1994.<br />
Staatsrechtelijk gezien wordt de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> thans omschreven als een vast college<br />
<strong>van</strong> advies over de uitvoering in zaken <strong>van</strong> bestuur <strong>van</strong> het Rijk, en betreft dit voornamelijk<br />
adelszaken en overheidsheraldiek. 15<br />
Naast de belangrijkste taak <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>, zoals deze is vastgelegd in artikel 6,<br />
lid 2 (advisering <strong>van</strong> de minister <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken over verzoeken tot verlening <strong>van</strong><br />
adeldom), is hij sedert de oprichting ondermeer belast met het bijhouden <strong>van</strong> een „pertinent<br />
algemeen register <strong>van</strong> de Nederlandse adel‟, waar<strong>van</strong> opname geldt als wettig bewijs <strong>van</strong><br />
adeldom (artt. 16 en 21 <strong>van</strong> de instructie, ingevolge art. 2 <strong>van</strong> het S.B. <strong>van</strong> 24 juni 1814, nr.<br />
10). Een dergelijk bewijs is noodzakelijk ten behoeve <strong>van</strong> wijziging <strong>van</strong> akten <strong>van</strong> de<br />
burgerlijke stand, bijvoorbeeld na de verlening <strong>van</strong> een titel-bij-eerstgeboorte aan de<br />
(opvolgende) rechthebbende.<br />
Dit zogenaamde filiatieregister <strong>van</strong> de Nederlandse adel is de officiële centrale registratie <strong>van</strong> de adel<br />
<strong>van</strong> het Koninkrijk der Nederlanden <strong>van</strong> 1814 tot heden. Het wordt bijgehouden ten kantore <strong>van</strong> de<br />
<strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> aan de hand <strong>van</strong> gewaarmerkte volledige afschriften <strong>van</strong> geboorte-, huwelijks-<br />
(echtscheidings-) en overlijdensakten <strong>van</strong> de burgerlijke stand, waar ook ter wereld gepasseerd. Deze<br />
afschriften dienen, laatstelijk ingevolge een circulaire <strong>van</strong> de minister <strong>van</strong> Justitie <strong>van</strong> 22 juni 1961, nr.<br />
291/161, ambtshalve aan de <strong>Raad</strong> te worden toegestuurd, waarna inschrijving in het filiatieregister<br />
plaatsvindt. Op de website <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong> is een complete alfabetische lijst <strong>van</strong> adellijke familienamen<br />
beschikbaar, <strong>van</strong> 1814 tot heden, met het jaar en de vorm <strong>van</strong> nobilitatie, alsmede de eventueel<br />
verleende titel en het eventuele jaar <strong>van</strong> uitsterven. 16<br />
Hoewel door de Wet op de adeldom de adviestaak <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong> op het gebied <strong>van</strong> adelszaken<br />
aanzienlijk is beperkt, vraagt een andere taak, die eveneens bij soeverein besluit werd<br />
opgelegd, een constante, hier en daar zelfs aangescherpte inzet. Deze taak doet nog steeds<br />
recht aan de oorspron-kelijke wens <strong>van</strong> de vorst om een College <strong>van</strong> Heraldiek te vormen en<br />
heeft een nieuwe impuls gekregen door de in de vorige eeuw in gang gezette<br />
centralisatiegedachte, die samenvoeging <strong>van</strong> gemeenten en waterschappen tot gevolg heeft.<br />
Bij K.B. <strong>van</strong> 20 februari 1816, nr. 69, dat de uitvoering regelde <strong>van</strong> het S.B. <strong>van</strong> 24 december<br />
1814, nr. 32, kreeg de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> de opdracht de wapens te bevestigen <strong>van</strong> “alle<br />
steden, heerlijkheden en corporatien”, die daartoe een verzoek hadden ingediend. Hoewel aan<br />
het bezit <strong>van</strong> een heerlijkheid na 1848 geen overheidsgezag meer kon worden ontleend,<br />
werden ook na die tijd incidenteel heerlijkheidswapens bevestigd. Deze gang <strong>van</strong> zaken werd<br />
bevorderd door de ruime interpretatie <strong>van</strong> het begrip “corporatien”, waaronder niet alleen<br />
waterschappen werden gerekend, maar soms ook bepaalde categorieën privaatrechtelijke<br />
lichamen, zoals kerkelijke en educatieve instellingen. Bij K.B. <strong>van</strong> 23 april 1919, Stb. 181,<br />
(aangevuld bij K.B. <strong>van</strong> 21 oktober 1977, Stb. 605) kwam aan de onduidelijkheid in zoverre<br />
een einde, dat hierin uitsluitend over publiekrechtelijke lichamen werd gesproken. Hierin<br />
15 De oorsprong <strong>van</strong> zijn taak ligt in artikel 79 <strong>van</strong> de Grondwet (adviescolleges in zaken <strong>van</strong> wetgeving en<br />
bestuur), maar is na de invoering <strong>van</strong> de Wet op de adeldom (1994) door de minister beperkt aangezien de <strong>Raad</strong><br />
slechts adviseert in concrete gevallen (en daardoor niet onder de Kaderwet adviescolleges valt).<br />
16 www.hogeraad<strong>van</strong>adel.nl
werd bepaald, dat “alle provinciën, gemeenten en andere publiekrechtelijke lichamen of<br />
instellingen”, die een wapen wensten te voeren, zich tot de koning dienden te wenden. Het<br />
Soeverein Besluit <strong>van</strong> 1814 werd bij die gelegenheid echter niet ingetrokken. Een belangrijke<br />
consequentie hier<strong>van</strong> is dat in de tweede helft <strong>van</strong> de twintigste eeuw een opbloei <strong>van</strong><br />
wapentoekenningen aan privaatrechtelijke lichamen plaatsvond. Hieronder zijn ook weer<br />
heerlijkheden, die echter alleen nog voor wapenbevestiging in aanmerking komen.<br />
Bij beschikking <strong>van</strong> de minister <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken <strong>van</strong> 18 oktober 1977, nr. B76/3937,<br />
werden met verwijzing naar de besluiten <strong>van</strong> 1814 en 1919, globale richtlijnen vastgesteld<br />
betreffende het verlenen <strong>van</strong> wapens aan publiekrechtelijke lichamen, die als uitgangspunt<br />
dienen voor de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> bij zijn adviestaak in dezen.Vanaf 1816 houdt de <strong>Raad</strong><br />
een register bij <strong>van</strong> de sinds die tijd bevestigde, verleende en gecorrigeerde wapens. Naast de<br />
beschrijvingen, zoals deze in de koninklijke besluiten zijn opgenomen, worden hierin ook de<br />
wapens getekend, die op de uitgereikte diploma‟s zijn afgebeeld. Toegang tot dit register geeft<br />
de „Index op de wapens der publiekrechtelijke lichamen‟, waarin ook de Zuidelijke<br />
Nederlanden (thans België) over de periode 1816-1830 zijn opgenomen, die eveneens via de<br />
website raadpleegbaar is.<br />
Blijkens art. 3, lid 1, <strong>van</strong> het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden is de regeling <strong>van</strong> het wapen<br />
en de vlag <strong>van</strong> het Koninkrijk (casu quo de Koning) een aangelegenheid <strong>van</strong> het Koninkrijk. In de<br />
praktijk worden de wapens en vlaggen <strong>van</strong> de leden <strong>van</strong> het koninklijk huis bij Koninklijk Besluit<br />
vastgesteld. De voorbereiding vindt plaats in samenwerking met de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>, alwaar de<br />
originele tekeningen blijven berusten. Het wapen, dat door het Koninkrijk der Nederlanden, zowel als<br />
door de koningen der Nederlanden, wordt gevoerd is (opnieuw) vastgesteld bij K.B. <strong>van</strong> 23 april 1980,<br />
nr. 3 (Stb. 206). De kleuren <strong>van</strong> de Nederlandse vlag zijn vastgesteld bij K.B. <strong>van</strong> 19 februari 1937, nr.<br />
93. De koninklijke standaard is (opnieuw) vastgesteld bij K.B. <strong>van</strong> 27 augustus 1908 (Stb. 291).<br />
Aan de verlening <strong>van</strong> adeldom is een diploma (adelsbrief) verbonden, dat door de koning<br />
wordt uitgevaardigd en <strong>van</strong> zijn grootzegel is voorzien. Volgens de instructie <strong>van</strong> 1814 is de<br />
president <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> tevens grootzegelbewaarder, maar aangezien vorsten<br />
meerdere zegels (ruiter-, troon- en portretzegels) gebruikten, berustten deze om praktische<br />
redenen onder de onderscheiden ministers. Toen koningin Wilhelmina haar ruiterzegel in<br />
1898 verving door een troonzegel, bleef dit onder de minister <strong>van</strong> Justitie berusten. 17 De<br />
zegelstempels <strong>van</strong> de opeenvolgende vorsten en vorstinnen <strong>van</strong>af koning Willem I tot en met<br />
koningin Juliana zijn door het Kabinet der Koningin en het Geld- en Bankmuseum in<br />
bewaring gegeven aan de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>. 18<br />
De uitvoerige tekst <strong>van</strong> het adelsdiploma met verleende en te handhaven rechten gaat<br />
vergezeld <strong>van</strong> een beschrijving en gekleurde tekening <strong>van</strong> het geregistreerde familiewapen.<br />
Binnen bepaalde tijd dienen door de genobiliteerde voor de vervaardiging taxa te worden<br />
betaald (het zogenaamde „lichten‟ <strong>van</strong> het adelsdiploma), aangezien anders de adelsgunst zou<br />
vervallen. Van elk diploma wordt een gewaarmerkte kopie, voorzien <strong>van</strong> een originele<br />
wapentekening in kleur, bewaard in het archief <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>. Deze wapens<br />
worden bovendien ingetekend in het zogenaamde Wapenregister <strong>van</strong> de Nederlandse adel, dat<br />
ter secretarie wordt bewaard.<br />
Bij Beschikking <strong>van</strong> de minister <strong>van</strong> Marine d.d. 15 juni 1949, nr. 175129, werd het scheepsembleem<br />
ingevoerd. Het moest een rond schild bevatten met daarop een afbeelding, die in verband staat met de<br />
naam (dan wel met de daden en/of verrichtingen) <strong>van</strong> de eenheid en <strong>van</strong> haar naamvoorganger(s) of<br />
naamgever (indien bekend het familiewapen). Ook voor de bekroning en omlijsting <strong>van</strong> het schild<br />
bestaan specifieke voorschriften, terwijl een devies mag worden toegevoegd, bij voorkeur in het<br />
17<br />
L.G. Karper, De geschiedenis <strong>van</strong> het Rijkswapen en het Koninklijk grootzegel, in: De Nederlandsche Leeuw<br />
97 (1980), k. 114-125.<br />
18<br />
Secretarisbrieven HRvA 1971/372 en 1989/150.
Nederlands. Op 14 september 1949 heeft de minister de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> verzocht hem te willen<br />
adviseren over de samenstelling <strong>van</strong> emblemen voor oorlogsschepen en diensten aan de wal. 19<br />
Sinds die tijd is door de minister <strong>van</strong> Defensie regelmatig advies ingewonnen ten behoeve <strong>van</strong><br />
emblemen <strong>van</strong> diensten <strong>van</strong> alle krijgsmachtonderdelen.<br />
Vlaggen <strong>van</strong> publiekrechtelijke lichamen worden door de besturen <strong>van</strong> deze lichamen vastgesteld. Bij<br />
rondschrijven namens de minister <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken, d.d. 30 april 1948 aan de colleges <strong>van</strong><br />
Gedeputeerde Staten, werd verzocht advies in te winnen bij de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> alvorens over te<br />
gaan tot het instellen <strong>van</strong> een provinciale vlag. Soortgelijke verzoeken werden tot de provincies gericht<br />
betreffende de vlaggen <strong>van</strong> gemeenten en waterschappen, op 29 juni 1957 en 12 april 1961.<br />
De <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> houdt een vlaggenregister bij, waarin de beschrijving en de ingekleurde<br />
tekening <strong>van</strong> de vlag, alsmede een vermelding <strong>van</strong> het bestuursbesluit is opgenomen. Dit register werd<br />
aangelegd, nadat de colleges <strong>van</strong> Gedeputeerde Staten, naar aanleiding <strong>van</strong> een ministerieel schrijven<br />
<strong>van</strong> 16 juli 1970, gemeenten en waterschappen hadden verzocht hun vlaggendocumentatie aan de<br />
<strong>Raad</strong> ter beschikking te stellen. In 1981 kwam een in eigen beheer uitgegeven „Systematische index op<br />
de vlaggen der publiekrechtelijke lichamen‟ tot stand. 20 Doordat de laatste vijfendertig jaar vele kleine<br />
gemeenten zijn samengevoegd, hetgeen resulteerde in nieuwe gemeentewapens, zijn met advies <strong>van</strong> de<br />
<strong>Raad</strong> vaak bij dezelfde gelegenheid nieuwe gemeentevlaggen vastgesteld.<br />
Sedert 1860, toen de secretarie <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> onder het Departement <strong>van</strong> Justitie kwam<br />
te vallen, adviseert de <strong>Raad</strong> over naamsveranderingen, waarbij namen <strong>van</strong> adellijke geslachten,<br />
heerlijkheden e.d. betrokken zijn. Deze taak bestaat nog steeds, al zijn de mogelijkheden daartoe<br />
ingeperkt sedert de inwerkingtreding <strong>van</strong> het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Volgens een algemene<br />
maatregel <strong>van</strong> bestuur <strong>van</strong> 6 oktober 1997 is geslachtsnaamwijziging niet mogelijk als de verzoeker<br />
<strong>van</strong> adel is en/of er een geslachtsnaam bij betrokken is <strong>van</strong> een adellijk geslacht dat bloeiende is.<br />
Tenslotte adviseert de <strong>Raad</strong> de minister <strong>van</strong> Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over<br />
aangelegenheden de Ridderlijke Duitsche Orde, Balije <strong>van</strong> Utrecht, betreffende. Verzoeken om<br />
admissie tot de Souvereine Militaire Hospitaal Orde <strong>van</strong> Malta en tot de onderscheiden<br />
Ridderschappen worden rechtstreeks aan de <strong>Raad</strong> voorgelegd om geverifieerd te worden met het<br />
filiatieregister.<br />
19<br />
O. Schutte, Heraldische regels, in: Emblemen <strong>van</strong> de Koninklijke Marine. Leeuwarden/Mechelen 1991,<br />
p. 19-24.<br />
20<br />
Vergelijk in dit verband: Wapens, vlaggen en onderscheidingsvlaggen, in: De Ned. Leeuw 99 (1982),<br />
k. 468-474.
INSTRUCTIE VASTGESTELD BIJ SOEVEREIN BESLUIT VAN 24 JUNI 1814, NR. 10, ART. 2<br />
Instructie voor den Hoogen <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>,<br />
Art. 1. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> is provisioneel zamengesteld uit:<br />
Een President<br />
Vier Raden en<br />
Een Secretaris,<br />
En heeft ter zijner adsistentie en dispositie de volgende Ambtenaren, als:<br />
Een Thesaurier, te gelijk Chartermeester,<br />
Twee Klerken,<br />
Een Wapenteekenaar,<br />
Een Kamerbewaarder en<br />
Twee Boden of Sergeants d'Armes.<br />
Art. 2. De President en twee Raden zullen moeten behooren tot den <strong>Adel</strong> der Vereenigde<br />
Nederlanden.<br />
Art. 3. In het ligchaam <strong>van</strong> President en Raden zullen ten minste zijn twee personen, in regten<br />
gegradueerd,<br />
Art. 4. President en Raden moeten alle Inboorlingen zijn der Vereenigde Nederlanden, en in<br />
dezelve woonachtig.<br />
Elk hunner moet den ouderdom <strong>van</strong> ten minste vijf-en-twintig jaren hebben bereikt.<br />
Zij mogen aan elkander niet nader dan in den vierden graad <strong>van</strong> bloedverwantschap bestaan.<br />
Art. 5. De Secretaris <strong>van</strong> den <strong>Raad</strong> moet ten minste den ouderdom <strong>van</strong> viif-en-twintig jaren<br />
bereikt hebben, en in de Vereenigde Nederlanden geboren zijn.<br />
Art. 6. De Thesaurier zal tevens Chartermeester zijn, en in zijn eerste kwaliteit borgtogt<br />
stellen voor zijne ont<strong>van</strong>gst.<br />
Hij zal insgelijks den ouderdom <strong>van</strong> vijf-en-twintig jaren moeten bereikt hebben.<br />
Art. 7. De benoeming <strong>van</strong> den President, Raden en Secretaris geschiedt onmiddelijk door Ons.<br />
De Thesaurier-Chartermeester zal mede door Ons benoemd en aangesteld worden, uit eene<br />
nominatie <strong>van</strong> drie personen, door President en Raden te formeren.<br />
De Secretaris en Thesaurier en Chartermeester zullen op hunne Commissie en Instructie den<br />
eed afleggen in handen <strong>van</strong> President en Raden, mitsgaders den eed <strong>van</strong> zuivering, bij de<br />
Staten Generaal, den 10 December 1715 gearresteerd.<br />
Art. 8. De Klerken zullen door President en Raden benoemd en door Ons geapprobeerd<br />
worden, en op hunne instructie, in handen <strong>van</strong> President en Raden den eed afleggen;<br />
mitsgaders den eed <strong>van</strong> zuivering, bij de Staten-Generaal, den 10 December 1715<br />
gearresteerd.<br />
Zij zullen ten minste den ouderdom <strong>van</strong> twintig jaren moeten bereikt hebben.<br />
Art. 9. De President en Raden hebben de benoeming <strong>van</strong> den Wapenteekenaar, <strong>van</strong> den<br />
Kamerbewaarder, en <strong>van</strong> de twee Boden of Sergeants <strong>van</strong> Wapenen; de drie laatsten echter te<br />
kiezen uit de voormalige geëmploijeerden <strong>van</strong> dezelfde klasse, die, tot dus verre, buiten<br />
middelen <strong>van</strong> bestaan zijn gebleven.<br />
Alle andere mindere bedienden <strong>van</strong> den <strong>Raad</strong> worden door den President benoemd.<br />
Art. 10. Het Collegie zal zitting houden in den Haag, en aan hetzelve zal worden aangewezen<br />
een lokaal, voorzien <strong>van</strong> de noodige appartementen tot deszelfs bijeenkomsten, bewaring <strong>van</strong><br />
Charters enz.<br />
Art. 11. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> zal de instellingen, door de Ridderschappen of Edelen in de<br />
onderscheidene Provincien of Landschappen, volgens art. 77 der Grondwet, te ontwerpen,<br />
benevens alle de veranderingen of wijzigingen, welke daarin, bij vervolg <strong>van</strong> tijd, door<br />
dezelve mogten voorgedragen worden, overwegen en Ons daar omtrent dienen <strong>van</strong><br />
consideratien en advies.
Art. 12. Alle verschillen, welke mogten ontstaan over de genoegzaamheid der bewijzen en<br />
preuves, overeenkomstig de gemaakte instellingen, tot het zitting nemen in- of onder de<br />
Provinciale of Landschappelijke Ridderschap of Edelen, zullen door de belanghebbenden ter<br />
kennis <strong>van</strong> den Hoogen <strong>Raad</strong> gebragt worden, ten einde dezelve na te gaan en onder Onze<br />
goedkeuring te beslissen.<br />
Art. 13. De Hooge <strong>Raad</strong> zal Ons voordragen, wat zoude behooren te worden verordend tot het<br />
in werking brengen der bepalingen, bij. art. 42 der Grondwet, nopens het verheffen in den<br />
<strong>Adel</strong>stand met de gevolgen <strong>van</strong> dien, in verhouding tot de verschillende Collegien <strong>van</strong><br />
Bestuur, gemaakt.<br />
Art. 14. De <strong>Raad</strong> zal Ons voorslaan de wijze <strong>van</strong> het vervaardigen <strong>van</strong> Diplomata, het zij <strong>van</strong><br />
inlijving in- of verheffing tot den <strong>Adel</strong>stand, en het verleenen <strong>van</strong> Titels, met een Ontwerp der<br />
Jura en Taxen daarvoor te innen.<br />
Art. 15. De <strong>Raad</strong> zal door Ons voorzien worden <strong>van</strong> een groot en een klein zegel, waar<strong>van</strong><br />
door dezelve aan Ons de teekeningen zullen worden voorgedragen; zullende het groot zegel<br />
dienen voor de expeditie <strong>van</strong> opene Brieven, en Diplomata, bij het voorgaande artikel<br />
omschreven; en het klein zegel voor de expeditie <strong>van</strong> de natemeldene certificaten, extracten<br />
en verdere loopende zaken; en zal het eerstgemelde zegel berusten onder de bewaring <strong>van</strong> den<br />
President, en het laatstgemelde onder den Secretaris <strong>van</strong> den <strong>Raad</strong>.<br />
Art. 16. De <strong>Raad</strong> zal doen houden een pertinent algemeen register <strong>van</strong> den Nederlandschen<br />
<strong>Adel</strong>.<br />
Art. 17. Van alle adelijke Geslachten, tot hiertoe binnen onze landen, daarvoor erkend en<br />
gehouden, te weten die, welke zoo vóór als sedert het jaar 1579, als Ridders en Edelen ter<br />
Staats-Vergaderingen zijn verschreven geworden of in eenig gewest als Edelen ten landdage<br />
zijn verschenen, zal het collegie in Onzen naam vorderen, en zullen dezelve gehouden zijn<br />
aan dit Ons collegie, binnen den loop <strong>van</strong> één jaar, toe te zenden, eene accurate Genealogie<br />
<strong>van</strong> hun Geslacht, opgemaakt tot, en met inhoud <strong>van</strong>, de tegenwoordige Leden <strong>van</strong> hetzelve<br />
en door de aanwezige mannelijke meerderjarige Leden <strong>van</strong> hetzelve onderteekend, dewelke<br />
zullen moeten verklaren, buiten de daarop gebragte personen, geene andere tot hun geslacht<br />
behoorende, en binnen deze Landen gevestigd, te kennen noch te erkennen; aan het hoofd <strong>van</strong><br />
welke Genealogien zich zullen moeten bevinden, de in kleuren geblasoneerde teekeningen<br />
<strong>van</strong> derzelver familie-wapens, helmteekenen, kroonen, tenants en lambrequins; zullende deze<br />
Genealogie gedeponeerd worden in het algemeen Archief <strong>van</strong> het collegie.<br />
Art. 18. Van alle door Ons in den <strong>Adel</strong> der Vereenigde Nederlanden opgenomen wordende<br />
Geslachten, zullen almede zoodanige eensluidende Genealogien worden gevorderd en<br />
ingegeven, doch zullen deze alleenlijk, zonder het in 't voorgaande artikel bepaalde<br />
declaratoir, geteekend worden bij die mannelijke afstammelingen uit dat Geslacht, welke, zoo<br />
voor hen zelven, als voor hunne wettige descendenten, naar inhoud <strong>van</strong> Onze daar<strong>van</strong><br />
gegevene brieven, onder den <strong>Adel</strong> der Vereenigde Nederlanden zijn opgenomen geworden.<br />
Art. 19. Alle door Ons tot den <strong>Adel</strong>stand verheven wordende personen zullen verpligt zijn<br />
inteleveren eene authentieke kopij <strong>van</strong> de door Ons aan hen verleende Brieven <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>dom.<br />
Art. 20. Alle de dusdanig op de Registers <strong>van</strong> den Hoogen <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> gebragte<br />
Geslachten zullen zijn verpligt en gehouden, in het vervolg, ter kennis <strong>van</strong> het Collegie te<br />
brengen de Geboorten, Huwelijken en Afsterven, in de Geslachten voorgevallen, door<br />
toezending <strong>van</strong> een authentiek bewijs en eene gelegaliseerde kopij <strong>van</strong> hetzelve, om<br />
gedeponeerd te worden in het Archief <strong>van</strong> het Collegie.<br />
Art. 21. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> zal, in deszelfs Registers, geene andere Geslachten mogen<br />
inbrengen noch stellen dan die, welke door Ons voor <strong>Adel</strong> der Vereenigde Nederlanden zijn<br />
erkend, aangenomen of gecreëerd; al hetwelk eenmaal in de voorsz. Registers door het<br />
Collegie zijnde gebragt, zal zijn en blijven een wettig bewijs <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>dom en Afkomst.
Art. 22. Alle Certificaten <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>dom of Afkomst, alle opzweringen <strong>van</strong> kwartieren, zullen<br />
bij den Hoogen <strong>Raad</strong> moeten worden afgegeven en gedaan onder handteekening <strong>van</strong> den<br />
President en ten minste twee Raden, en gecontrasigneerd door den Secretaris, ter ordonnantie<br />
<strong>van</strong> den <strong>Raad</strong>, onder Ons Zegel of Cachet, tot gebruik <strong>van</strong> den Hoogen <strong>Raad</strong> bestemd;<br />
zullende voortaan zoodanige Certificaten en opzweringen alleen valide zijn.<br />
Geene Ridderschappen of Edelen binnen deze Landen zullen zoodanige Certificaten of<br />
opzweringen vermogen aftegeven of te doen, ten ware zij dezelve door den Hoogen <strong>Raad</strong> in<br />
forma doen approberen en viseren: zullende alsdan de geapprobeerde en geviseerde<br />
Certificaten of opzweringen bij den Hoogen <strong>Raad</strong> worden geregistreerd.<br />
Art. 23. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> zal kennis nemen <strong>van</strong> alle zoodanige zaken den <strong>Adel</strong><br />
betreffende, als Wij zullen goedvinden aan denzelven optedragen.<br />
Art. 24. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> zal aan Ons alle zoodanige voordragten kunnen doen, als<br />
dezelve zal vinden te strekken tot eer, luister en maintien <strong>van</strong> den <strong>Adel</strong>, en <strong>van</strong> Onze<br />
Hoogheid.<br />
Art. 25. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> is gehouden, op alles wat door Ons in deszelfs handen<br />
gesteld wordt, ten fine <strong>van</strong> berigt en examinatie, dadelijk en met postpositie <strong>van</strong> alle andere<br />
zaken, schriftelijk te berigten en zijne bevinding te doen kennen, met bijvoeging, of zoodanig<br />
een berigt eenstemmig of bij meerderheid gedaan is; in welk laatste geval, de namen der<br />
gedevieerd hebbende Leden, en de gronden waarop, er zullen worden bijgevoegd.<br />
Art. 26. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> zal ten allen tijde toegang hebben tot, en gebruik mogen<br />
maken, onder behoorlijke voorzorge, <strong>van</strong> 's Lands Archieven en Leen-registers, waar dezelve<br />
zich ook mogen bevinden.<br />
Art. 27. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> zal belast worden met de beraming <strong>van</strong> de orde, bij alle<br />
publieke Ceremonien in acht te nemen, en die te regelen, daartoe door Ons aangeschreven.<br />
Art. 28. De Hooge <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> zal zich dadelijk bezig houden met het ontwerpen <strong>van</strong> een<br />
Reglement <strong>van</strong> Orde voor zijne Vergaderingen, en hetzelve aan Onze approbatie voordragen.<br />
Art. 29. President en Raden zullen in Onze handen afleggen den volgenden Eed:<br />
'Ik zweer (belove) dat ik de Grondwet der Vereenigde Nederlanden zal onderhouden; dat ik<br />
exactelijk de gemaakte Instructie zal achtervolgen; dat ik, volgens geweten, zonder haat,<br />
vriendschap of gunst, zal beoordeelen de bewijzen <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>, die mij zullen worden<br />
voorgelegd; en dat ik den Souvereinen Vorst dezer Landen, in mijne betrekking, getrouwelijk<br />
<strong>van</strong> mijnen raad dienen zal'.<br />
'Ik zwere (belove) dat ik mij exactelijk zal gedragen naar den inhoud <strong>van</strong> het Plakkaat, bij de<br />
Staten-Generaal, op den 10 December 1715, tegen het geven en nemen <strong>van</strong> verboden giften,<br />
gaven en geschenken, gearresteerd'.<br />
Art. 30. Wij behouden aan Ons, om de tegenwoordige Instructie, ten allen tijde, zoodanig te<br />
ampliëren en te altereren, als door Ons noodzakelijk of raadzaam zal worden geoordeeld.<br />
Aldus gearresteerd bij Besluit <strong>van</strong> den 24 Junij 1814.<br />
In kennisse <strong>van</strong> mij,<br />
De Algemeene Secretaris <strong>van</strong> Staat,<br />
(Get.) A. R. Falck
OVERZICHT VAN VOORZITTERS, LEDEN EN SECRETARISSEN 1814 - HEDEN<br />
De <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> is sedert de oprichting bij Soeverein Besluit d.d. 24 juni 1814, nr. 10,<br />
steeds samengesteld geweest uit een voorzitter, vier leden en een (ambtelijk) secretaris;<br />
opnieuw geregeld in art. 1 <strong>van</strong> het Koninklijk Besluit <strong>van</strong> 12 mei 1866, nr. 48 (sedertdien<br />
gewijzigd). De Wet op de adel-dom <strong>van</strong> 10 mei 1994 (Stb. 360) bepaalt in art. 6, lid 3, dat de<br />
<strong>Raad</strong> is samengesteld uit vijf leden, die bij koninklijk besluit worden benoemd en ontslagen.<br />
Benoemingen vinden in principe plaats voor het leven. De ambtelijk secretaris is tevens hoofd<br />
<strong>van</strong> het bureau.<br />
Voorzitters en leden <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong><br />
1. mr. W.A. baron <strong>van</strong> Spaen la Lecq (1750-1817), voorzitter 1814-1817.<br />
2. M.L. <strong>van</strong> Hangest baron d'Yvoy <strong>van</strong> Mijdrecht (1753-1831), lid 1814-1831,<br />
fungerend voorzitter 1817-1818.<br />
3. A.C. baron Snouckaert <strong>van</strong> Schauburg (1763-1841), lid 1814-1841.<br />
4. mr. R. Metelerkamp (1772-1836), lid 1814-1815.<br />
5. mr. H. <strong>van</strong> Wijn (1740-1831), honorair lid 1814-1831.<br />
6. jonkheer E.F.H. O'Kelly de Galway (1765-1840), lid 1815-1830.<br />
7. jonkheer mr. L. de Witte <strong>van</strong> Citters (1781-1862), lid 1815-1853, fungerend<br />
voorzitter<br />
1845-1850, voorzitter 1851-1853.<br />
8. F.G. baron <strong>van</strong> Lijnden <strong>van</strong> Hemmen (1761-1845), voorzitter 1818-1845.<br />
9. W.H.J. baron <strong>van</strong> Westreenen <strong>van</strong> Tiellandt (1783-1848), lid 1831-1848, voordien<br />
thesaurier-chartermeester.<br />
10. mr. A.C. <strong>van</strong> der Goes (1791-1852), lid 1841-1852.<br />
11. mr. W.J. baron d'Ablaing <strong>van</strong> Giessenburg (1812-1892), lid 1848-1852, daarna<br />
secretaris (zie onder Secretarissen, nr. 5).<br />
12. mr. R.A. baron <strong>van</strong> Hoëvell <strong>van</strong> Nijenhuis (1810-1888), lid 1852, fungerend<br />
voorzitter<br />
1853-1865, voordien secretaris (zie onder Secretarissen, nr. 4).<br />
13. mr. L.N. baron <strong>van</strong> der Goes <strong>van</strong> Dirxland (1806-1885), lid 1852-1861.<br />
14. jonkheer W.I.C. Rammelman Elsevier (1810-1885), lid 1856-1866.<br />
15. dr. R.C. Bakhuizen <strong>van</strong> den Brink (1810-1865), lid 1861-1865.<br />
16. mr. L.A.J.W. baron Sloet <strong>van</strong> de Beele (1806-1890), lid 1861, wederom benoemd<br />
1875 (zie nr. 23).<br />
17. mr. R.J. graaf Schimmelpenninck <strong>van</strong> Nijenhuis (1821-1893), lid 1861, voorzitter<br />
1866-1893.<br />
18. mr. A.C. baron Snouckaert <strong>van</strong> Schauburg (1803-1878), lid 1866-1878.<br />
19. mr. W. baron <strong>van</strong> Goltstein (1831-1901), lid 1866-1874.<br />
20. jonkheer C.A. <strong>van</strong> Sypesteijn (1823-1892), lid 1866-1873, wederom benoemd 1883<br />
(zie nr. 25).<br />
21. mr. L.Ph.C. <strong>van</strong> den Bergh (1805-1887), lid 1866-1887.<br />
22. mr. M.Ch.H. ridder Pauw <strong>van</strong> Wieldrecht (1816-1895), lid 1873-1892.<br />
23. mr. L.A.J. W. baron Sloet <strong>van</strong> de Beele, lid 1875-1890, voordien lid in 1861 (zie nr.<br />
16).<br />
24. mr. J.C.E. graaf <strong>van</strong> Lynden (1835-1878), lid 1878.<br />
25. jonkheer C.A. <strong>van</strong> Sypesteijn (1823-1892), lid 1883-1892, voordien lid 1866-1873<br />
(zie nr. 20).<br />
26. mr. M.W. baron du Tour <strong>van</strong> Bellinckhave (1835-1908), lid 1878-1883, wederom
enoemd 1892 (zie nr. 29).<br />
27. A. baron Schimmelpenninck <strong>van</strong> der Oye <strong>van</strong> de beide Pollen en Nijenbeek (1839-<br />
1908), lid 1887, voorzitter 1893-1907.<br />
28. jonkheer mr. Th.H.F. <strong>van</strong> Riemsdijk (1848-1923), lid 1891-1923.<br />
29. mr. M.W. baron du Tour <strong>van</strong> Bellinckhave (1835-1908), lid 1892-1906, voordien lid<br />
1878-1883 (zie nr. 26).<br />
30. jonkheer M.P. Smissaert (1825-1900), lid 1893-1900.<br />
31. A.C. baron Snouckaert <strong>van</strong> Schauburg (1841-1902), lid 1893-1902.<br />
32. mr. C.J.E. graaf <strong>van</strong> Bijlandt (1840-1902), lid 1900-1902.<br />
33. G.C. baron <strong>van</strong> Asbeck (1856-1934), lid 1902, voorzitter 1908-1934.<br />
34. jonkheer mr. A.F.O. <strong>van</strong> Sasse <strong>van</strong> Ysselt (1852-1939), lid 1903, voorzitter 1934-<br />
1939.<br />
35. mr. W.L. baron de Vos <strong>van</strong> Steenwijk (1859-1947), lid 1907-1935.<br />
36. A.Z. graaf <strong>van</strong> Rechteren Limpurg (1863-1918), lid 1908-1918.<br />
37. R.H.O. baron <strong>van</strong> der Capellen (1854-1937), lid 1919-1937.<br />
38. jonkheer dr.mr. W.A. Beelaerts <strong>van</strong> Blokland (1883-1935), lid 1924-1935, voordien<br />
secretaris (zie onder Secretarissen, nr. 9).<br />
39. mr. F.F. baron de Smeth (1887-1939), lid 1934-1939.<br />
40. mr. J.A.G. baron de Vos <strong>van</strong> Steenwijk (1889-1972), lid 1935, voorzitter 1939-1947.<br />
41. jonkheer mr. F. Beelaerts <strong>van</strong> Blokland (1872-1956), lid 1935, voorzitter 1947-1956.<br />
42. mr. J.F. baron <strong>van</strong> Haersolte (1880-1957), lid 1937-1954.<br />
43. jonkheer dr. B. M. de Jonge <strong>van</strong> Ellemeet (1881-1962), 1939-1957.<br />
44. mr. C.E.A. baron <strong>van</strong> Hövell <strong>van</strong> Westervlier en Weezeveld (1878-1956), lid 1939-<br />
1956.<br />
45. J.J.G. baron <strong>van</strong> Voorst tot Voorst (1880-1963), lid 1947-1960.<br />
46. jonkheer dr.mr. D.P.M. Graswinckel (1888-1960), lid 1954, voorzitter 1956-1960.<br />
47. jonkheer mr. M.A. Beelaerts <strong>van</strong> Blokland (1910-1990), lid 1956, voorzitter 1960-<br />
1966.<br />
48. mr. G.C.D. baron <strong>van</strong> Hardenbroek (1902-1960), lid 1956-1960.<br />
49. jonkheer mr. C.C. <strong>van</strong> Valkenburg (1910-1984), lid 1957, voorzitter 1966-1984.<br />
50. mr. A.N. baron de Vos <strong>van</strong> Steenwijk (1912-1996), lid 1960, voorzitter 1984-1986.<br />
51. jonkheer mr. P.G.M. <strong>van</strong> Meeuwen (1899-1982), lid 1960-1972.<br />
52. jonkheer mr. G.A.M.J. Ruijs de Beerenbrouck (1904-1983), lid 1960-1983.<br />
53. jonkheer mr. A.J.M <strong>van</strong> Nispen tot Pannerden (1914-1972), lid 1966-1972.<br />
54. jonkheer mr. T.K.M.J. <strong>van</strong> Sasse <strong>van</strong> Ysselt (1908-2004), lid 1972-1992.<br />
55. mr. F.W.B. baron <strong>van</strong> Lijnden (1918-2000), lid 1972, voorzitter 1986-1991.<br />
56. mr. A.M.J. baron <strong>van</strong> Hövell tot Westervlier en Wezeveld (1911-1991), lid 1977-<br />
1987.<br />
57. drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck <strong>van</strong> der Oije (1943- ), lid 1984, voorzitter 1991<br />
tot heden.<br />
58. jonkheer mr. C.L. Reigersman (1927- ), lid 1986-2001.<br />
59. C.W.J. baron de Weichs de Wenne (1934- ), lid 1987-2005.<br />
60. mr. J.P. Eschauzier (1941- ), lid 1991 tot heden.<br />
61. jonkvrouw M. <strong>van</strong> den Brandeler (1941- ), lid 1992 tot heden.<br />
62. jonkheer dr. F.K.M. <strong>van</strong> Nispen tot Pannerden (1951- ), lid 2002 tot heden.<br />
63. mr. H.C.R.M. baron de Wijkerslooth de Weerdesteijn (1950- ), lid 2005 tot heden.
Secretarissen <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong><br />
1. jonkheer mr. J. <strong>van</strong> der Lely <strong>van</strong> Oudewater (1769-1825), 1814-1815.<br />
2. mr. P. de Wacker <strong>van</strong> Zon (1758-1818), 1815-1818.<br />
3. mr. Ch.A. Chais (1762-1840), 1818-1841.<br />
4. mr. R.A. baron <strong>van</strong> Hoëvell <strong>van</strong> Nijenhuis (1810-1888), 1841-1852, daarna lid en<br />
fungerend voorzitter (zie onder Voorzitters en leden, nr. 12).<br />
5. mr. W.J. baron d'Ablaing <strong>van</strong> Giessenburg (1812-1892), 1852-1861, voordien lid (zie<br />
onder Voorzitters en leden, nr. 11).<br />
6. jonkheer E.W. <strong>van</strong> Weede (1820-1897), 1861-1866.<br />
7. jonkheer mr. P.A. <strong>van</strong> den Velden (1831-1892), waarnemend 1866-1881, 1881-1892.<br />
8. jonkheer D. Rutgers <strong>van</strong> Rozenburg (1854-1929), 1892-1909.<br />
9. jonkheer dr.mr. W.A. Beelaerts <strong>van</strong> Blokland (1883-1935), 1909-1924, daarna lid (zie<br />
onder Voorzitters en leden, nr. 38).<br />
10. jonkheer mr. D.J.P. Hoeufft (1894-1977), 1924-1929.<br />
11. prof.dr.mr. J.Ph. de Monté ver Loren (1901-1974), 1930-1942.<br />
12. dr.mr. J.P.J. Gewin (1880-1965), waarnemend 1942-1945.<br />
13. mevrouw J.H.G. Meihuizen-Landré (1886-1970), waarnemend 1946.<br />
14. mr. M.J.H. de Bruyn <strong>van</strong> Melis- en Mariekerke (1891-1964), 1946-1957.<br />
15. jonkheer mr. H.E. <strong>van</strong> Weede (1918-1968), 1957-1968.<br />
16. D. baron Mackay (1900-1969), waarnemend 1968.<br />
17. mr. O. Schutte (1938- ), 1968-2003.<br />
18. mr. E.J. Wolleswinkel (1950- ), 2003 tot heden.
AFBEELDINGEN<br />
1. Mr. W.J. baron d‟Ablaing <strong>van</strong> Giessenburg (1812-1892), lid (1848-1852) en nadien secretaris<br />
(1852-1861) <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> (schilderij door J.H. Neuman; collectie Museum <strong>van</strong><br />
de Kanselarij der Nederlandse Orden, Nationaal Museum Paleis Het Loo, Apeldoorn).<br />
2. Grootzegelkast <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>, met het niet gelichte adelsdiploma <strong>van</strong> Johannes<br />
Wolter <strong>van</strong> Coeverden, 1826 (inv. nr. 463) (foto Roger Dohmen,’s-Gravenhage 2004).<br />
3. De secretarie <strong>van</strong> de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> in het Departement <strong>van</strong> Justitie (Plein 2B,<br />
‟s-Gravenhage) ten tijde <strong>van</strong> de overgang naar het Departement <strong>van</strong> Algemene Zaken (1937).<br />
Zittend v.l.n.r. jonkheer mr. A.F.O. <strong>van</strong> Sasse <strong>van</strong> Ysselt (1852-1939), voorzitter; dr.mr. J.Ph.<br />
de Monté ver Loren (1901-1974), secretaris; mevrouw J.H.G. Meihuizen-Landré (1886-1970),<br />
eerste ambtenaar; mr. J.P. de Meijere, secretaris-generaal Dep. <strong>van</strong> Justitie; twee onbekenden;
J.G. Meihuizen, ambtenaar Dep. <strong>van</strong> Justitie. Staande v.l.n.r. twee onbekenden; jonkheer mr.<br />
E.N. de Brauw, volontair; D.H. <strong>van</strong> Arkel, hoofd Bureau A(del) Dep. <strong>van</strong> Justitie; mej. C.M.<br />
Meihuizen, medewerkster; mej. Eldermans (Kanselarij der Ned. Orden); J.C. Faber, wnd.<br />
hoofd Kabinetszaken Dep. <strong>van</strong> Justitie; onbekende (fotocollectie Zeister <strong>Historisch</strong><br />
Genootschap, Van de Poll Stichting, Zeist).<br />
4. Bezoek <strong>van</strong> H.M. Koningin Beatrix aan de <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong> (Nassaulaan 18, ‟s-Gravenhage)<br />
op 30 november 1982. Voorzitter <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong> was op dat moment jonkheer.mr. C.C.<br />
<strong>van</strong> Valkenburg (staande, rechts), die in 1984 werd opgevolgd door mr. A.N. baron de Vos<br />
<strong>van</strong> Steenwijk (zittend, links). Mr. F.W.B. baron <strong>van</strong> Lynden (staande, tweede <strong>van</strong> rechts) was<br />
voorzitter <strong>van</strong> 1986-1991. Jonkheer.mr. Th.K.M.J. <strong>van</strong> Sasse <strong>van</strong> Ysselt (zittend, rechts) was<br />
<strong>van</strong> 1972-1992 en mr. A.M.J. baron <strong>van</strong> Hövell tot Westervlier en Wezeveld (staande, tweede<br />
<strong>van</strong> links) <strong>van</strong> 1977-1987 lid <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong>. Linksachter: mr. O. Schutte, secretaris <strong>van</strong> de <strong>Raad</strong><br />
<strong>van</strong> 1968-2003 (fotocollectie <strong>Hoge</strong> <strong>Raad</strong> <strong>van</strong> <strong>Adel</strong>, ’s-Gravenhage).