Eveline Crone, Het puberende brein(samenvatting) - De Nuborgh
Eveline Crone, Het puberende brein(samenvatting) - De Nuborgh
Eveline Crone, Het puberende brein(samenvatting) - De Nuborgh
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Eveline</strong> <strong>Crone</strong><br />
<strong>Het</strong> <strong>puberende</strong> <strong>brein</strong><br />
<strong>samenvatting</strong>
<strong>Eveline</strong> <strong>Crone</strong><br />
<strong>Het</strong> <strong>puberende</strong> <strong>brein</strong><br />
(<strong>samenvatting</strong> Ronald Doornekamp)<br />
1 Adolescenten<strong>brein</strong> in beweging<br />
<strong>Het</strong> gedrag van pubers roept vaak vraagtekens op bij opvoeders. Anders dan in<br />
de kindertijd zijn ze vaak gesloten naar hun ouders, maken onlogische keuzes<br />
of nemen onverantwoorde risico’s. <strong>Het</strong> Brain & <strong>De</strong>velopment Laboratorium<br />
van de Universiteit Leiden onderzoekt wat zich afspeelt in de hersenen van<br />
jongeren tussen 12 en 25 jaar.<br />
Dit boek probeert pubergedrag te verklaren vanuit de hersenontwikkeling. Er<br />
komen vier aspecten aan de orde.<br />
1. leren (cognitie)<br />
2. emotie<br />
3. sociaal functioneren<br />
4. creativiteit<br />
Een belangrijke conclusie: het klopt niet dat bepaalde hersengebieden bij<br />
pubers nog niet volgroeid zijn. <strong>Het</strong> gaat om de communicatie tussen hersengebieden<br />
die grillig of niet optimaal verloopt.<br />
<strong>De</strong> ontwikkeling van de verschillende hersengebieden wordt aangestuurd door<br />
hormonen. Door allerlei zintuiglijke, cognitieve, emotionele en sociale prikkels<br />
ontwikkelen bepaalde hersengebieden zich stormachtig: er ontstaan steeds<br />
meer en efficiëntere verbindingen. Zodoende ontstaat belangstelling of talent<br />
voor bijv. sport, muziek, mode enz.<br />
Niet alle hersengebieden ontwikkelen zich echter in hetzelfde tempo. Dat veroorzaakt<br />
vaak typisch gedrag bij adolescenten. <strong>Crone</strong> geeft een voorbeeld van<br />
een meisje van 15 dat samen met een vriendin een piercing laat zetten van het<br />
geld dat ze mee heeft gekregen voor een winterjack. <strong>Het</strong> gebied ‘emotionele<br />
kicks’ (Cool als ik maandag de piercing op school kan laten zien!) overheerst<br />
het gebied dat haar laat nadenken over de gevolgen van haar gedrag (geen<br />
winterjack, ouders kwaad).
Razende hormonen<br />
Let op het verschil tussen puberteit (seksuele volwassenwording, ca. 10-14<br />
jaar) en adolescentie (overgangsfase tussen kind en volwassene, ca. 10-22<br />
jaar). <strong>Het</strong> typische gedrag van pubers en hun lichamelijke ontwikkeling<br />
hebben een gemeenschappelijke oorzaak: hormonen.<br />
Hormonen zorgen aan de ene kant voor lichamelijke veranderingen, maar<br />
omgekeerd sturen ze ook de structuur en organisatie van bepaalde hersengebieden<br />
aan.<br />
<strong>De</strong> hypothalamus – een belangrijk hersengebied – is een soort distributiecentrum<br />
voor hormonen. <strong>Het</strong> maakt een stofje aan, GnRH, dat als een soort<br />
vertegenwoordiger via de bloedbaan reist. Zo komt de GnRH ook langs de<br />
hypofyse, die op zijn beurt weer geslachtshormonen produceert, waardoor de<br />
geslachtsorganen zich ontwikkelen en zaad- of eicellen gaan vormen. Ergens<br />
aan het begin van de puberteit neemt de productie van GnRH sterk toe, bij het<br />
ene kind eerder dan bij het andere. <strong>De</strong> lichamelijke veranderingen roepen ook<br />
weer reacties op: stemmingswisselingen, onzekerheid over het uiterlijk, seksueel<br />
gedrag. Hoe de relatie precies is, weten we niet, maar het gaat in elk geval<br />
met forse pieken en dalen.<br />
Continue jetlag<br />
Een opvallend gevolg van de veranderende hormoonhuishouding is een<br />
verstoord slaapritme. Pubers hebben zo’n 9 tot 9,5 uur slaap nodig, maar<br />
komen daar bijna nooit aan omdat hun lichaam pas laat het slaaphormoon<br />
melatonine afgeeft. ’s Morgens is het andersom, sommige pubers zijn met nog<br />
geen drie wekkers uit hun bed te krijgen. <strong>Het</strong> slaaptekort kan ook weer leiden<br />
tot stemmingswisselingen. Onhandelbaar gedrag en emotionele uitbarstingen<br />
zijn dus soms eenvoudig een gevolg van een veranderend bioritme.<br />
Opgroeien tot volwassen lid van de maatschappij<br />
Al die lichamelijke/hormonale veranderingen hebben gevolgen voor (1) de<br />
cognitieve vaardigheden (bijv. schoolprestaties); (2) emotioneel gedrag; (3)<br />
sociaal gedrag; en (4) creatieve vermogens. Die veranderingen zijn al eerder<br />
beschreven door ontwikkelingspsychologen, maar pas de laatste jaren kunnen<br />
we ze verklaren vanuit hersenonderzoek.<br />
Wat cognitieve vaardigheden betreft ontdekte Piaget dat opgroeiende kinderen<br />
steeds beter zgn. executieve (uitvoerende) functies beheersen. Dat zijn taken<br />
waarbij je verschillende vaardigheden tegelijk nodig hebt. Bijvoorbeeld informatie<br />
vasthouden in je gedachten, zoals spelregels en afspraken. Als je executieve<br />
functies goed ontwikkeld zijn, kun je beter inspelen op complexe<br />
situaties, bijv. huiswerk maken voor meerdere vakken, een nieuw spel leren.
Een andere ontwikkeling is het vermogen om je te verplaatsen in een ander, of<br />
in een hypothetische situatie (Hoe zou het voelen als je als islamitische vrouw<br />
geen burka meer mag dragen?). Adolescenten kunnen steeds beter meningen<br />
vergelijken en worden kritischer.<br />
Naast de cognitieve ontwikkeling verandert er ook veel aan hoe een puber<br />
tegen zichzelf en anderen aankijkt (psychosociaal gedrag). Volgens<br />
Westenberg doorlopen tieners vier stadia:<br />
1. ca. 8-11 jaar: impulsief, afhankelijk en volgzaam; goed corrigeerbaar,<br />
heeft leiding nodig.<br />
2. ca. 10-12 jaar: zelfbeschermend: bewust van de eigen persoon, wil<br />
zichzelf redden, kiest vaak uit eigenbelang.<br />
3. ca. 12-16 jaar: conformistisch, past zich aan de groep aan, sociaal<br />
wenselijk gedrag, verwacht wat terug uit relaties<br />
4. ca. 16-25 jaar: zelfbewust: bewust van de eigen, unieke identiteitl<br />
hecht aan persoonlijke relaties, oprechtheid, is tolerant.<br />
Opbouw van de hersenen<br />
<strong>De</strong> hersenen (van een volwassene) bestaan uit ongeveer honderd miljard<br />
zenuwcellen (neuronen). Elke cel staat in verbinding met een paar honderd<br />
tot een paar duizend andere cellen. <strong>De</strong> zenuwcel zelf bestaat uit een celkern,<br />
omgeven met grijze stof. Aan de buitenkant zitten vertakkingen, dendrieten.<br />
<strong>De</strong> zenuwcellen liggen in een ‘badje’ van witte cellen (gliacellen, glia = lijm).<br />
Een gliacel bestaat uit een axon, een verbindingsdraadje. Een zenuwcel stuurt<br />
een elektrisch stroompje door een axon naar een andere cel.<br />
<strong>De</strong> hersenen bestaan uit verschillende gebieden, elk met een bepaalde functie.<br />
<strong>De</strong> hersenen ‘beginnen’ aan de binnenkant, pal boven de wervelkolom.<br />
Daar zit een paddestoelvormig orgaan, het cerebellum, dat de<br />
aansturing van de spieren (motoriek) regelt.<br />
<strong>De</strong> volgende laag zijn de middenhersenen, die ook zorgen voor het<br />
verwerken van sensorische en motorische signalen.
Aan de voorkant van de middenhersenen liggen twee gebiedjes, de<br />
thalamus en de hypothalamus, die de hormoonhuishouding, warmte-<br />
en kouderegulatie en dat soort automatische lichaamsfuncties regelen.<br />
Om dit alles heen liggen de grote hersenen, de cerebrale cortex of<br />
schors. Ze zitten samengefrommeld onder de hersenpan, maar eigenlijk<br />
zo groot als een basketbal. <strong>De</strong> cortex is verantwoordelijk voor denken,<br />
leren, onthouden en je emoties. Zeg maar het bewuste deel van je<br />
hersenen.<br />
<strong>De</strong> occipitale (achterhoofd)cortex is voor visuele waarneming. <strong>De</strong><br />
parietale (zijkant) cortex voor zintuiglijke en ruimtelijke waarneming.<br />
<strong>De</strong> temporale (onderkant) cortex voor gehoor, taal en geheugen. <strong>De</strong><br />
frontale (voorkant) voor intelligent en doelgericht gedrag.<br />
Aan de binnenkant van de cortex zitten nog twee gebiedjes die gespecialiseerd<br />
zijn in gedrag, leren en beloning (basale ganglia) en emoties<br />
(amygdala).<br />
In de eerste levensfase is er een enorme overproductie van grijze cellen. Gek<br />
genoeg werken de verschillende hersengebieden daardoor minder efficiënt.<br />
Tot het 25 e jaar neemt de grijze stof weer af. <strong>Het</strong> specialiseren van<br />
hersengebieden (= het vormen van verbindingen) gaat daardoor veel beter.<br />
Door MRI-scans kunnen we in beeld brengen welke hersengebieden op een<br />
bepaald moment actief zijn. Dat komt omdat daar tijdelijk meer zuurstof<br />
naartoe gaat, en die zuurstof is magnetisch gevoelig.
2 <strong>Het</strong> lerende <strong>brein</strong><br />
Opkomst van educational neuroscience<br />
<strong>De</strong> groeiende kennis over de hersenen kan professionals in het onderwijs<br />
inzicht geven in bijvoorbeeld taal- en rekenvaardigheid, intelligentie of studievaardigheden<br />
zoals plannen. <strong>De</strong> bundeling van hersenonderzoek en onderwijskunde<br />
heet educational neuroschience.<br />
Leren doet een beroep op een groot aantal deelvaardigheden: je concentreren<br />
op één ding, informatie filteren, onthouden, toepassen, je gedrag/inzicht<br />
aanpassen (bijv. als de leraar je corrigeert). <strong>De</strong>ze vaardigheden ontwikkelen<br />
zich niet tegelijk. Een intelligente leerling kan blijven zitten vanwege een<br />
gebrek aan concentratie of planning.<br />
<strong>De</strong> frontale cortex: regulator van cognitieve vermogens<br />
<strong>De</strong> frontale cortex (het voorste 2/3 deel van de cortex) huisvest ons denkvermogen.<br />
Veel cognitieve taken zijn erg complex: denk eens aan rekenen, taal,<br />
muziek maken. Daarbij werken verschillende subgebieden als een netwerk<br />
samen. <strong>De</strong>ze subgebieden in de frontale cortex noemen we naar hun ligging:<br />
superior/ inferior: bovenste/onderste helft<br />
anterior/posterior: voorste/achterste helft<br />
dorsaal/ventraal: buitenste/binnenste schil<br />
lateraal/mediaal: linker-rechter buitenkant /verticaal middenstuk<br />
In termen van hersenonderzoek valt leren en plannen onder de zgn. controlefuncties.<br />
Simpel gezegd: die vormen van gedrag waar je eerst informatie nodig<br />
hebt, die je vervolgens omzet in actie. Zoals: een route onthouden, een<br />
muziekstuk spelen, Franse woordjes leren. <strong>Het</strong> gaat dus om doelgericht<br />
gedrag.<br />
We weten uit patiëntenonderzoek, onderzoek bij apen en uit hersenscans dat<br />
de laterale frontale cortex (de twee voorste buitenste gebieden) belangrijk is<br />
bij het leren. Daar is de thuisbasis voor een aantal hoofd-controlefuncties,<br />
namelijk:<br />
1. informatie tijdelijk vasthouden in het ‘werkgeheugen’<br />
2. informatie manipuleren (probleemoplossen, integreren, toepassen)<br />
3. op tijd kunnen stoppen (niet toegeven aan automatisch gedrag,<br />
gedrag corrigeren, reageren op feedback)<br />
4. flexibiliteit: gedrag aanpassen op grond van nieuwe informatie<br />
Bij kinderen ontwikkelen de meeste probleemoplossingsfuncties zich tussen 4<br />
en 12 jaar (basisschoolleeftijd). Ze kunnen dan feilloos een vreemde taal leren<br />
(grammatica, woordenschat, uitspraak) en hun redeneervermogen neemt<br />
enorm toe. Maar andere controlefuncties, zoals planning en flexibiliteit, rijpen
nog tot in de late adolescentie. <strong>De</strong> hele frontale cortex is pas ‘volmaakt’ rond<br />
het 25 e jaar. We kijken eens naar de afzonderlijke controlefuncties.<br />
1 Werkgeheugen<br />
Tot voor kort dacht men dat het werkgeheugen is uitontwikkeld op het 10 e<br />
jaar, maar nu blijkt het tot zeker 15, 16 jaar nog te verbeteren. <strong>Het</strong><br />
werkgeheugen is eenvoudig te testen door reeksen te laten onthouden – bijvoorbeeld<br />
plaatjes van voorwerpen – steeds méér en gedurende steeds<br />
langere tijd. <strong>De</strong>ze functie ligt in de ventrale (binnenste) laterale prefrontale<br />
cortex.<br />
2 Informatie manipuleren<br />
Een complexere taak voor het werkgeheugen is informatie niet alleen één op<br />
één te reproduceren, maar ook te manipuleren. Bijvoorbeeld door de volgorde<br />
van een reeks te veranderen, een reeks uit te breiden of – nog ingewikkelder –<br />
je huiswerktaken in een schema te zetten en dan ook nog rekening te houden<br />
met eten en sporten. <strong>Het</strong> succesvol uitvoeren van dit soort taken hangt samen<br />
met de verbindingen tussen verschillende subgebieden in de dorsale<br />
(buitenste) laterale prefrontale cortex. Dit gebied rijpt langzamer dan het<br />
ventrale deel. Complexe manipulatietaken verlopen pas goed op 15-/16-jarige<br />
leeftijd.<br />
3 Inhibitie – op tijd stoppen<br />
Inhibitie is het remmen of stoppen van automatisch, primair gedrag. <strong>Het</strong><br />
speelt een rol bij het aanpassen van je gedrag als gevolg van regels, correctie<br />
door iemand anders en bewust/moreel handelen. Je zou het ook discipline<br />
kunnen noemen. <strong>Het</strong> hersendeel dat hiervoor verantwoordelijk is, zit in het<br />
ventrale laterale prefrontale gedeelte, net onder het werkgeheugen, het deel<br />
dat het onthouden regelt. <strong>Het</strong> ontwikkelt zich vooral tussen het 12 e en 18 e jaar.<br />
Jonge adolescenten kunnen dus nog niet zo goed hun gedrag remmen,<br />
bijvoorbeeld even niet reageren op geklets in de klas of een sms’je tijdens het<br />
leren. Dus anders dan vaak beweerd wordt, zijn tieners helemaal niet goed in<br />
multitasken! Ze zijn vlug en graag afgeleid.<br />
Flexibiliteit<br />
Flexibiliteit is wel de belangrijkste controlefunctie. Als je iets anders moet<br />
doen dan je wilt of gewend bent, vereist dat flexibiliteit. <strong>Het</strong> vormt de basis<br />
van leren. Want een nieuwe taal, spelregels of een computerprogramma leer je<br />
in een wisselwerking van doen – gecorrigeerd worden – anders doen.<br />
Volledige flexibiliteit is er pas op ongeveer 15 jaar. Dit vermogen bevindt zich<br />
in twee gebieden in de frontale cortex, pal middenvoor en iets daarachter. Uit<br />
onderzoek van het LIBC blijkt trouwens dat tieners inderdaad effectiever reageren<br />
op positieve dan op negatieve feedback.
Reken en taalvaardigheid<br />
Er is nog niet zo veel bekend over hoe het <strong>brein</strong> rekensommen uitvoert.<br />
Rekenen is een erg complexe activiteit. Wel weten we dat het een<br />
samenwerking is tussen de frontale cortex (onthouden, manipuleren) en de<br />
parietale cortex (bijv. ook ruimtelijk voorstellingsvermogen). Hoe ouder de<br />
leerling, hoe meer geautomatiseerd het rekenen lijkt te verlopen. Je hoeft er<br />
als het ware steeds minder bij na te denken.<br />
Ook taal aanleren is een complex proces, dat deels bewust, deels geautomatiseerd<br />
verloopt. het hersengebied voor spreken is een ander dan dat voor het<br />
begrijpen van taal. Jonge kinderen hebben een gevoelige periode voor taal –<br />
ongeveer de basisschoolleeftijd – maar de precieze aard daarvan is nog onduidelijk.<br />
Intelligentie<br />
Intelligentie is moeilijk te omschrijven. Tests richten zich op het meetbaar<br />
maken van controlefuncties. Dus bijvoorbeeld relaties ontdekken, problemen<br />
oplossen, kennis integreren en toepassen, flexibiliteit. Howard Gardner onderscheidt<br />
behalve cognitieve intelligentie (taal – rekenkundig – ruimtelijk) ook<br />
interpersoonlijke vaardigheden (sociale intelligentie), kunstzinnige<br />
intelligentie en zelfkennis. Ook zijn er intelligentietests die zo veel mogelijk<br />
taligheid en culturele bepaaldheid proberen te omzeilen. Wel is men het erover<br />
eens dat je verschillende deelprocessen moet meten en dat de waarde<br />
constant moet zijn, dus niet de ene keer intelligenter dan de andere.<br />
Hersenonderzoekeers constateren dat de hoeveelheid grijze stof en de<br />
efficiency van de verschillende hersengebieden varieert en pas rond het 25 e<br />
jaar is uitgerijpt. Gevoelige periodes variëren ook per kind en per leeftijd.<br />
Jammer genoeg is in het onderwijs weinig ruimte voor individuele afstemming;<br />
denk eens aan de CITO-toets en aan laatbloeiers.<br />
Een nog onopgelost raadsel is de ‘trainbaarheid’ van hersenfuncties. We<br />
kunnen niet van elk kind een Einstein of een Mozart maken. Maar hoe ligt de<br />
verhouding tussen nature en nurture?
<strong>Het</strong> emotionele <strong>brein</strong><br />
Emoties in het adolescenten<strong>brein</strong><br />
Veel adolescenten gaan door periodes heen waarin ze overgevoelig zijn. Ze<br />
lijken een kort lontje te hebben en reageren over-emotioneel, variërend van de<br />
slappe lach tot depressiviteit. Onderzoeken bevestigen dat het emotiegedeelte<br />
van de hersenen soms overactief is.<br />
Er zijn twee soorten emoties: primaire (een directe, onwillekeurige reactie op<br />
je omgeving, bijv. angst als een auto pal langs je heen rijdt); en secundaire<br />
(aangeleerd, per persoon verschillend, bijv. je hebt een naar gevoel bij de<br />
kermis omdat je ex-vriendin daar vorig jaar met een ander stond te zoenen).<br />
Primaire emoties vinden hun oorsprong in de amygdala. Secundaire in een<br />
samenspel van amygdala, basale ganglia en frontale cortex.<br />
Emoties herkennen bij anderen gebeurt vooral door iemands gezichtsuitdrukking,<br />
maar ook hoe iemand loopt of praat. Kinderen maken opvallend veel<br />
fouten bij het ‘aflezen’ van emoties. Pas tegen het 18 e jaar gaat het goed, bij<br />
vrouwen beter dan mannen.<br />
<strong>De</strong> rol van de amygdala<br />
<strong>De</strong> amygdala is een gebied diep in de hersenen onder de cortex en maakt deel<br />
uit van het limbische systeem, zag maar onze automatische piloot. Dat zorgt<br />
dat je reageert op prikkels: bij gevaar verhoogt de hartslag zich en ga je zweten<br />
(vechten of vluchten-reactie). Prikkels gaan soms rechtstreeks naar de amygdala<br />
(je springt opzij voor een blaffende hond), maar er is ook een indirecte<br />
route via de cortex (O nee, het is geen gevaarlijke slang, het is de tuinslang).<br />
<strong>De</strong> amygdala reageert niet alleen op gezichten, maar via de cortex ook op<br />
emotioneel belangrijke informatie (iemand waarschuwt: pas op voor de hond,<br />
hij bijt wel eens). Bij jongens is de primaire, ongecontroleerde reactie heftiger<br />
dan bij meisjes. Gestereotypeerd: een jongen wordt driftig en slaat erop,<br />
wanneer iemand zijn schooltas afpakt; een meisje kan het meer in de context<br />
zien (Zeker een grapje, ik pak ze later wel terug).<br />
Complexe emoties<br />
Veel emotionele situaties zijn veel te ingewikkeld voor een primaire, lichamelijke<br />
reactie. Stel dat een adolescent moet kiezen tussen vanavond naar een<br />
feestje of een plotseling ziekgeworden familielid helpen.<br />
Meestal komen zulke emotionele beslissingen neer op een keuze tussen het<br />
korte- en het langetermijngevoel. Die keuze gebeurt zelden rationeel, maar<br />
bijna altijd op grond van een ‘onderbuikgevoel’.
Ze komen we bij de orbitofrontale cortex, het onderste deel van de frontale<br />
cortex, ver achter de ogen. Dat is een verbindingscentrum met de limbische<br />
hersenen (primair reageren op beloning en straf), de sensomotorische cortex<br />
(die representeert ons lichaam, localiseert een prikkel in de buik, benen of<br />
vingers) en de laterale frontale cortex (waar bewuste handelingen worden<br />
aangestuurd). Kortom: de orbitofrontale cortex is het raakvlak tussen cognitie<br />
en emotie, tussen gecontroleerd en onwillekeurig gedrag. Mensen die hier een<br />
beschadiging hebben, zijn vaak normaal intelligent en taalvaardig, maar handelen<br />
impulsief, risicovol en gericht op directe bevrediging. Ze voelen als het<br />
ware niet aan wat de goede beslissing is, missen het ‘onderbuikgevoel’.<br />
Op grond hiervan legde Domasio het onderbuikgevoel uit in zijn somatische<br />
bestempelingstheorie. <strong>De</strong> orbitofrontale cortex ‘bestempelt’ een situatie<br />
(achterna gezeten door een hond) als bedreigend, het maakt als het ware een<br />
lichamelijke momentopname (hartkloppingen, zweten) en legt die vast. Ons<br />
systeem kan in een latere situatie snel en alert reageren.<br />
<strong>Het</strong> blijkt dat pubers vaak kortetermijnbeslissingen nemen, risico’s nemen en<br />
onbezonnen reageren omdat ze niet de lichaamswaarschuwingen ervaren (zeg<br />
maar: de intuïtie missen) van volwassenen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit gokexperimenten.<br />
Langetermijnsgerichtheid treedt pas tussen het 20 e en 25 e jaar<br />
op; tot het 16 e jaar zijn zelfs helemaal geen zweet- of hartslagsignalen te<br />
meten! Pubers kunnen gevaren wel beredeneren (roken en gezondheid), maar<br />
ze niet voelen. Gevaarlijke situaties (skaten op een brugleuning, hard op een<br />
scooter rijden zonder helm) worden niet overzien.<br />
<strong>Het</strong> pleziercentrum<br />
In de basale ganglia zit de nucleus accumbens, Dit onderdeel is zeer gevoelig<br />
voor beloning, omdat daar dopamine wordt aangemaakt, een stof die zorgt<br />
voor een prettig gevoel en uiterst verslavend is (dit gebied bepaalt ook de<br />
aanleg voor verslavingen). Zelfs bij de mogelijkheid van een beloning wordt al<br />
dopamine aangemaakt.<br />
Bij complexe emotionele beslissingen zijn er drie concurrenten: de frontale<br />
cortex (rationele afwegingen), de orbitofrontale cortex (Domasio) en de basale<br />
ganglia (om precies te zijn: de nucleus accumbens, het pleziercentrum).<br />
Omdat bij adolescenten de eerste nog niet uitontwikkeld is, wint de kortetermijnbevrediging<br />
het vaak. Adolescenten zijn dus extra gevoelig als ze weten<br />
dat er een (mogelijke) beloning aankomt. Ze kunnen gevaar of bezwaren best<br />
beredeneren, maar ze missen het waarschuwingsgevoel (een rilling, een<br />
onderbuikgevoel). <strong>Het</strong> emotiecentrum wordt bij het vooruitzicht van een<br />
beloning hyperactief (de naderende vakantie met vrienden: disco in Spanje,<br />
flirten, seksueel experimenteren enz.).
3 <strong>Het</strong> sociale <strong>brein</strong><br />
<strong>Crone</strong> beschrijft hoe pubers elkaar aansteken om de kick van de choking game<br />
te beleven, een verstikkingsspelletje dat onder adolescenten dodelijke slachtoffers<br />
maakt. Dat bewijst hoe sociale druk het kan winnen van gezond<br />
verstand of morele waarden (respect voor eigen en andermans leven).<br />
<strong>De</strong> sociale oriëntatie van tieners vanaf 14 jaar verandert sterk. Omgaan met<br />
leeftijdsgenoten wordt veel belangrijker dan het vertrouwelijke contact met<br />
ouders. Morele keuzes worden dan ook meestal met het oog op<br />
leeftijdsgenoten gemaakt.<br />
Er is nog maar weinig bekend over hersenontwikkeling die ten grondslag ligt<br />
aan dit veranderende sociale gedrag. Ontwikkelingspsychologen (Piaget,<br />
Kohlberg) hebben vastgesteld dat het denken over morele dilemma’s verschillende<br />
fasen doorloopt.<br />
1. Tot 10 jaar accepteren kinderen de regels die hun ouders opleggen als<br />
een gegeven. Ze redeneren er verder niet over, denken in termen van<br />
beloning en straf.<br />
2. Tussen 10 en 12 leren kinderen rekening houden met de belangen van<br />
anderen. Vaak handelen ze volgens het give and take-principe: als jij<br />
wat voor mij doet, doe ik wat voor jou.<br />
3. Tussen 12 en 14 jaar volgen kinderen niet meer hun ouders in hun<br />
regels en oordelen. Ze vormen een eigen morele opinie en zijn geïnteresseerder<br />
in de motieven en intenties van anderen.<br />
4. Vanaf 14 jaar krijgen jongeren oog voor algemene en maatschappelijke<br />
belangen. Ze hebben meer een helikopterview en snappen dat sociale<br />
regels en wetten nodig zijn.<br />
Illustratief is het zogenaamde Heinz-dilemma: strijdige principes in een<br />
verhaaltje over een man met een doodzieke vrouw die wil inbreken bij de<br />
apotheker omdat hij het geneesmiddel niet kan betalen. <strong>Het</strong> blijkt dat slechts<br />
een klein deel van de mensen (10%) redeneert vanuit algemene, ethische<br />
overwegingen, en dan pas op oudere leeftijd (20-36 jaar).<br />
Psychologen constateren een toenemend vermogen bij tieners om zich in een<br />
ander in te leven. Geleidelijk ontstaat een balans in vriendschappen tussen<br />
voor jezelf opkomen en het belang van de ander.<br />
Bij het lokaliseren van moreel besef in de hersenen is er verschil tussen<br />
persoonlijke morele dilemma’s (je gaat een zieke vriendin bezoeken en niet<br />
naar een feestje) en onpersoonlijke (je doet niets in de collectebus voor<br />
kinderen in de derde wereld). Bij de eerste spelen de emotionele<br />
hersengebieden een rol (je bent bang buiten de groep te vallen, of je verheugt<br />
je op een beloning), bij de tweede de rationele. Bij een oneerlijke behandeling<br />
wordt de insula actief, een voorste hersendeel met sterke verbindingen naar<br />
het autonome zenuwstelsel (hartslag, ademhaling, zweetreactie). <strong>Het</strong> is<br />
dezelfde reactie als bij een gevoel van angst of walging. Een eerlijke<br />
behandeling of winst stimuleert het beloningsgebied, de basale ganglia. <strong>Het</strong>
perspectief nemen (je verplaatsen in een ander) vindt plaats in de mediale<br />
frontale cortex, die door zijn middenligging het rationele en emotionele gebied<br />
verbindt.<br />
Verliefd worden, vriendschappen aangaan, rekening houden met de belangen<br />
van een ander en de groep – we denken dat deze vaardigheden zich juist in de<br />
adolescentie sterk ontwikkelen omdat mensen dan seksueel volwassen<br />
worden, een plaats in de maatschappij en een biologische partner verwerven.<br />
Een evolutionair gegeven dus.<br />
4 <strong>Het</strong> creatieve <strong>brein</strong><br />
Misschien is in de afgelopen hoofdstukken het beeld ontstaan dat adolescentenhersenen<br />
onvolgroeid, minder efficiënt en minder bekwaam zijn. Maar aan<br />
de andere kant zijn ze veel flexibeler, met een overmaat aan grijze cellen.<br />
Pubers zijn daardoor veel creatiever en vindingrijker dan volwassenen, bij wie<br />
beslissingen vaak langs cognitieve, gebaande paden lopen. Adolescentenhersenen<br />
kunnen zich ook sneller aanpassen door oefening, waardoor tieners<br />
bijvoorbeeld muzikaal of sportief kunnen uitblinken.<br />
Er zijn pubers die slimme, lucratieve internettoepassingen bedenken en<br />
bedrijfjes runnen. Er zijn uitblinkers op het gebied van sport, dans en kunst.<br />
<strong>De</strong> hersengebieden die een rol spelen bij risico en durf zijn overactief, er zijn<br />
minder cognitieve en fysieke remmingen. Uiteraard is er ook een bepaalde<br />
genetische aanleg en stimulerende omgeving nodig om iets uitzonderlijks te<br />
bereiken.<br />
Jongeren kunnen ook een creatieve bijdrage leveren aan het schoolsysteem. In<br />
de afgelopen jaren is een te groot beroep gedaan op de zelfstandigheid van<br />
tieners (vroeg kiezen van een opleidingsvorm, profiel- en pakketkeuze, zelf<br />
plannen en doorwerken). Een dialoog met hen zou kunnen leiden tot onverwachte<br />
creatieve oplossingen.