25.09.2013 Views

Woord vooraf - Noord-Hollands Archief

Woord vooraf - Noord-Hollands Archief

Woord vooraf - Noord-Hollands Archief

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

n<br />

a<br />

h<br />

1<br />

<strong>Woord</strong> <strong>vooraf</strong><br />

Lang verwacht... niet gekomen! Maar nu is<br />

hij er dan eindelijk wel: een nieuwe aflevering<br />

van NHA nieuws. Mede namens de redactie<br />

van NHA nieuws wil ik u als trouwe lezer<br />

en volger van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong><br />

mijn welgemeende excuses aanbieden voor<br />

het zo lang uitblijven van deze nieuwe aflevering.<br />

Door uiteenlopende omstandigheden,<br />

waaronder de doorgevoerde bezuinigingen<br />

en grote tegenslag bij de redactionele<br />

werkzaamheden, heeft deze aflevering, die<br />

eigenlijk bedoeld was om in het najaar van<br />

2012 te verschijnen, tot dit voorjaar van 2013<br />

op zich laten wachten. Maar nu is hij er dan<br />

ook!<br />

Het bestuur van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong><br />

heeft in het kader van de bezuinigingen<br />

besloten om NHA nieuws ook in de toekomst<br />

te blijven uitgeven, maar de frequentie terug<br />

te brengen tot twee afleveringen per jaar: een<br />

voorjaarsnummer en een najaarsnummer.<br />

Dit voorliggende nummer geldt nog als het<br />

najaarsnummer van 2012, waarmee u dus<br />

voor 2013 nog een tweetal nummers tegemoet<br />

kunt zien. Uiteraard ontvangen alle<br />

leden van onze bloeiende Stichting Vrienden<br />

van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> automatisch<br />

een exemplaar van NHA nieuws per post<br />

thuis.<br />

Het gaat weer goed met het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong><br />

<strong>Archief</strong>. Na een lange tijd van onzekerheid<br />

heeft het bestuur van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong><br />

Burgemeester van Haarlem Bernt Schneiders, Commissaris van de Koningin in <strong>Noord</strong>-Holland Joan Remkes en directeur van het<br />

<strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> Lieuwe Zoodsma (v.l.n.r.) bij de officiële opening van de locatie Kleine Houtweg. Foto: Marisa Beretta.<br />

<strong>Archief</strong> in de loop van 2012 met de partners<br />

in de gemeenschappelijke regeling overeenstemming<br />

kunnen bereiken over de door te<br />

voeren bezuinigingen. Deze bezuinigingen<br />

zijn met veel kunst en vliegwerk inmiddels<br />

ook verwerkt in de begroting voor 2013.<br />

Een aantal pijnlijke maatregelen waren<br />

het gevolg, waaronder de beperking van de<br />

openingstijden op onze spiksplinternieuwe<br />

locatie Kleine Houtweg met de helft en een<br />

ingrijpende beperking van de openstelling<br />

van ons publiekscentrum aan de Jansstraat<br />

op zaterdag. Daarnaast worden de komende<br />

tijd de tarieven voor dienstverlening en verhuur<br />

verhoogd en wordt er formatie ingeleverd<br />

op diverse onderdelen.<br />

Na deze, in vele ogen negatieve, operatie<br />

hebben wij ons met medewerkers, directie<br />

en bestuur geworpen op de toekomst. Met<br />

vereende krachten hebben wij een nieuw<br />

meerjarenbeleidsplan en meerjarenbegroting<br />

voor de periode 2013-2016 gemaakt.<br />

Kernbegrippen in dit plan zijn de virtuele<br />

(digitale) studiezaal en het e-depot, voor de<br />

duurzame bewaring van digitale archieven.<br />

Na de vaststelling van deze stukken in onze<br />

bestuursvergadering van april komen deze<br />

voor een ieder digitaal (via onze website) en<br />

analoog (in een fraai geïllustreerde uitgave)<br />

beschikbaar.<br />

Ik wens u veel leesplezier met deze nieuwe<br />

aflevering van NHA nieuws.<br />

Lieuwe Zoodsma


n<br />

a<br />

h<br />

2<br />

door Alexander de Bruin<br />

<strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> koopt tekening<br />

Heyboer<br />

Het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> heeft onlangs een bijzondere tekening aangekocht van Anton Heyboer (1928-2005) uit 1954: gezicht op<br />

de Haringhaven van IJmuiden (zie de voorzijde van NHA nieuws). Deze tekening kan als een sleutelstuk worden beschouwd tussen<br />

Heyboers vroege werk en zijn latere werken.<br />

Wie Anton Heyboer zegt, denkt al snel aan de<br />

excentrieke kunstenaar van outsiderkunst,<br />

zogenaamde ‘systeemwerken’ (merkwaardige<br />

abstracte werken met lappen tekst, geometrische<br />

figuren al dan niet gecombineerd<br />

met geabstraheerde mens- en dierfiguren).<br />

En aan de man die zich liet opnemen in<br />

het Provinciaal Ziekenhuis in Santpoort,<br />

afdeling psychiatrie, en die vanaf 1961 tot<br />

aan zijn dood in 2005 als een kluizenaar<br />

samenwoonde met zijn vijf bruiden in Den<br />

Ilp (<strong>Noord</strong>-Holland). Minder bekend is dat<br />

Heyboer na de oorlog lange tijd in Haarlem<br />

heeft gewoond. Eerst met zijn eerste vrouw<br />

Elsa Wijnands (roepnaam Puck), met wie hij<br />

een zoon had, Andries (inmiddels overleden).<br />

En later met Erna Kramer, met wie hij een<br />

dochter had, Marcelle.<br />

De vroege werken<br />

In de publicaties over Heyboer en zijn werk<br />

ligt het accent altijd op de systeemwerken.<br />

Sterker nog: de meeste publicaties wekken<br />

de indruk dat er geen Heyboer bestond voor<br />

de systeemwerken en dat hij als een wel heel<br />

vreemde vogel, na zijn vrijwillige verblijf<br />

in het Provinciaal Ziekenhuis in Santpoort,<br />

was teruggekeerd op aarde. Bijna geen van de<br />

publicaties gaat in op het werk dat hij maakte<br />

voor de jaren vijftig, zijn vroege werk, en<br />

op de ontwikkeling die zijn werk heeft doorgemaakt<br />

naar de systeemwerken. Voordat ik<br />

de nieuwe aankoop van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong><br />

<strong>Archief</strong> bespreek, zal ik voor een beter begrip<br />

eerst een aantal van de vroege werken behandelen<br />

die zich ook in de beeldcollectie van het<br />

<strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> bevinden.<br />

Heyboer zelf omschreef zijn vroege werk als<br />

‘vrij naturalistisch’. Het allervroegste werk<br />

van Heyboer zijn cartoons, karikaturen en<br />

spotprenten uit de jaren 1947-1949. Van dit<br />

werk heeft het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> geen<br />

exemplaren in zijn collectie. De vroege werken<br />

die het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> bezit<br />

zijn allemaal gesigneerde etsen, het metier<br />

waarin Heyboer altijd heeft uitgeblonken,<br />

met ietwat wollige Haarlemse stadsgezichten<br />

uit de jaren 1948-1950; in kleur soms of<br />

zwart-wit.<br />

Mooie voorbeelden hiervan zijn de etsen<br />

‘Gezicht op de Grote Markt’ en ‘Gezicht op de<br />

Waag’. Geen van deze werken laat ook maar<br />

iets zien van de ontwikkeling die zijn werk in<br />

de loop van de jaren vijftig zou gaan doormaken.<br />

Het zijn technisch keurig uitgevoerde<br />

voorstellingen met oog voor detail.<br />

Tekenen van omslag 1952-<br />

1954<br />

In het najaar van 1952 ontmoette Heyboer<br />

zijn toekomstige tweede vrouw Erna Kramer.<br />

Hij woonde toen samen met zijn eerste<br />

vrouw Puck in de Witte Herenstraat en was<br />

bezig te verhuizen naar het huis ‘De Jonge<br />

Wolf’ aan het Klein Heiligland.<br />

Hij zou hier niet lang blijven wonen.<br />

Heyboer voelde zich in 1953 geestelijk niet<br />

goed en wilde terug naar Santpoort, waar hij<br />

zich in 1951 korte tijd had laten opnemen.


Anton Heyboer, Gezicht op de Grote Markt, gekleurde ets/aquatint, 1948-1950, 41,1 x 49,5 cm (NHA 53-016028).<br />

Erna wist hem ertoe te bewegen dat niet te<br />

doen. In plaats daarvan bood zij hem onderdak<br />

in haar ouderlijk huis, tevens hotel, aan<br />

de Wilhelminastraat. Eenmaal weer beter,<br />

vroeg hij aan de schilder Henri Boot of hij<br />

bij hem mocht komen wonen. Boot vond dat<br />

goed. Inmiddels was zijn huwelijk met Puck<br />

op de klippen gelopen en was hij een relatie<br />

met Erna aangegaan.<br />

Het was in het huis van Boot dat Heyboer een<br />

nieuwe ontwikkeling doormaakte waarin de<br />

eerste tekenen zichtbaar zijn die hij verder<br />

zou exploreren in zijn systeemwerken.<br />

In 1954 kocht Heyboer samen met Erna een<br />

zeilsloep die hij ‘La Mar Santa Kruz Piscadore’<br />

doopte. Met deze boot vertrokken zij in het<br />

voorjaar naar IJmuiden en voegden zich<br />

daar bij de Haarlemse kunstenaar Frans<br />

Verpoorten en diens gezin. De Verpoortens<br />

woonden in de haven in een woonboot, die<br />

ook onderdak bood aan Heyboer en Erna.<br />

Vissend, tekenend en schilderend brachten<br />

zij gezamenlijk met de Verpoortens de zomer<br />

door van 1954.<br />

Erna Kramer schrijft hierover in haar memoires:<br />

‘De mannen (Heyboer en Verpoorten)<br />

werden vissers. Zo begonnen jullie er ook uit<br />

te zien. Vismanden, touwen, netten, ook dat<br />

werd op papier vastgelegd’. Maar Heyboer<br />

tekende vooral de haven en de bootjes. Twee<br />

verroeste trawlers hadden zijn bijzondere<br />

aandacht. Deze trawlers lagen daar al vanaf<br />

de meidagen van 1940. Gereserveerd door<br />

joodse mensen om ermee weg te vluchten.<br />

Maar die waren nooit komen opdagen.<br />

Gezicht op de Haringhaven<br />

van IJmuiden<br />

De tekening die het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong><br />

heeft verworven geeft een beeld van IJmuiden<br />

door de ogen van Heyboer. Het is een van de<br />

weinige bewaard gebleven tekeningen uit<br />

die tijd. Daarnaast heeft Heyboer ook nog<br />

een aantal etsen gemaakt met havengezichten<br />

van IJmuiden en met alleen bootjes.<br />

Op de voorgrond ligt de sloep van Heyboer,<br />

‘La Mar Santa Kruz Piscadore’. De sloep ligt<br />

aangemeerd tegen een trawler; misschien<br />

wel een van de twee hierboven genoemde<br />

verroeste trawlers. Volgens Heyboers eigen<br />

annotatie is de naam van dit schip de Erna<br />

of Emma-Florence met het nummer IJM 11<br />

of IJM 117.<br />

Op de achtergrond links zien we de vuurtoren<br />

van de binnenhaven en rechts daarvan<br />

een van de gebouwen op de landtong<br />

tussen de Vissershaven en de Haringhaven.<br />

Afgaand op de positie van de vuurtoren en<br />

het gebouw rechts daarvan, heeft Heyboer<br />

de tekening vermoedelijk gemaakt vanaf het<br />

water naar de toegang van de Haringhaven<br />

n<br />

a<br />

h<br />

3


n<br />

a<br />

h<br />

4<br />

Anton Heyboer, Gezicht op de Waag, ets/aquatint 1948-1950, 41,1 x 49,5 cm (NHA 53-015815).<br />

tussen de Westerduinweg en de Trawlerkade/<br />

Loggerstraat. Immers als de tekening<br />

gemaakt zou zijn vanaf de monding van de<br />

Vissershaven, dan zou de vuurtoren rechts in<br />

plaats van links op het blad hebben gestaan.<br />

Het gebouw links laat zich niet eenvoudig<br />

identificeren. Enerzijds zou het gebouw<br />

identiek kunnen zijn aan het gebouw op de<br />

foto hiernaast, waar de vuurtoren boven-<br />

uit steekt. Maar anderzijds lijkt het gebouw<br />

op de tekening te staan op kolommen. Het<br />

gebouw dat hiermee enigszins overeenkomt<br />

zien we op de foto, iets links van het midden.<br />

Bij de identificatie moet er echter ook rekening<br />

mee worden gehouden dat Heyboer de<br />

omgeving niet gedetailleerd en topografisch<br />

juist heeft weergegeven, zoals in zijn vroege<br />

gezichten van Haarlem, maar geabstraheerd<br />

schematisch. Bovendien kan ook niet worden<br />

uitgesloten dat hij een topografische constructie<br />

heeft gemaakt, waarin hij de voor<br />

hem tot de verbeelding sprekende gebouwen<br />

die niet naast elkaar lagen, heeft samengevoegd<br />

in het beeldvlak.<br />

è


Sleutelstuk<br />

Deze tekening kan worden beschouwd als<br />

een van de sleutelstukken in het oeuvre van<br />

Heyboer. Vanwege de geabstraheerde schematische<br />

constructie binnen het zeldzame<br />

getekende vroege werk. Het schematiseren,<br />

abstraheren en construeren zou hij vanaf<br />

1954 verder uitwerken en verdiepen in zijn<br />

systeemwerken waarin hij zijn mens- en<br />

wereldbeeld vorm gaf. Daarmee is hij wereldberoemd<br />

geworden, met tentoonstellingen in<br />

het Stedelijk Museum in Amsterdam, het Van<br />

Abbemuseum in Eindhoven, de Documenta<br />

Gezicht op de Haringhaven te IJmuiden. Foto genomen tijdens de vernieuwing van de Haringhaven in 1958, fotograaf G.E. Terpstra (NHA KNA001013539).<br />

in Kassel, de Biënnale van Venetië, het<br />

Museum of Modern Art in New York en in<br />

Tokyo op de Biënnale of Prints, in de jaren<br />

zestig dé toonaangevende tentoonstelling<br />

op het gebied van moderne grafische kunst.<br />

è<br />

n<br />

a<br />

h<br />

5


n<br />

a<br />

h<br />

6<br />

Anton Heyboer, achterkant van Gezicht op de Haringhaven van IJmuiden, tekening op papier, 25,5 x 35,5 cm, gesigneerd en gedateerd rechtsonder aug. 1954 (NHA 53-045361).<br />

Herkomst en een kleine<br />

verrassing<br />

De laatste tijd is er nogal veel te doen over het<br />

werk van Heyboer, en dan met name over de<br />

‘echtheid’ ervan. Deze discussie gaat over het<br />

grafische werk uit het midden van de jaren<br />

vijftig. Deze tekening is van onbesproken<br />

herkomst. Hoewel ze is verworven via de<br />

kunsthandel, komt de tekening oorspronkelijk<br />

uit de collectie van de Haarlemse kunstenaar<br />

en vriend van Heyboer, Hans Wiesman.<br />

Hans Wiesman is vooral bekend van zijn<br />

kunsttoepassingen op en in gebouwen in<br />

opdracht van de toenmalige stadsarchitect<br />

van Haarlem Nico Andriessen. Nog zichtbare<br />

voorbeelden van Wiesmans werk zijn<br />

de COBRA-achtige figuren op de buitenzijde


van het trapportaal en in het interieur van de<br />

voormalige Petrus LTS in Parkwijk.<br />

Bij het uit de lijst halen van de tekening<br />

kwam een grappige verrassing tevoorschijn.<br />

Op de achterzijde heeft Heyboer namelijk in<br />

een min of meer karikaturale stijl een tekening<br />

gemaakt van wat lijkt op een politieagent,<br />

die twee mannen opbrengt of staande<br />

houdt.<br />

De prenten en tekeningen van Heyboer<br />

bij dit artikel zijn ook te zien op de<br />

beeldbank van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong>,<br />

www.beeldbank.noord-hollandsarchief.nl.<br />

Geraadpleegde bronnen<br />

§ J.L. Locher, Anton Heyboer, Anton<br />

Heyboer. tent. cat., Den Haag (Haags<br />

Gemeentemuseum) 1967.<br />

§ J.L. Locher, Anton Heyboer, Amsterdam,<br />

Landshoff, 1976.<br />

§ Leo Duppen, Hans Sizoo, Anton Heyboer,<br />

Anton Heyboer, Baarloo, 2001.<br />

§ Erna Kramer, Anton Heijboer 1952-1959. Het<br />

verzonken leven. Amsterdam, Nijgh & Van<br />

Ditmar, 2007.<br />

Avond over de Haarlemse jaren van Anton Heyboer<br />

Op vrijdag 19 april a.s. organiseert de Stichting Literair Haarlem in samenwerking met het<br />

<strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> een avond over de Haarlemse jaren van Anton Heyboer. Aan het<br />

woord komen Erna Kramer (de tweede echtgenote van Anton Heyboer en schrijfster van ‘Anton<br />

Heijboer 1952-1959. Het verzonken leven’), Bert Nijmeijer (auteur van het boek ‘Heyboer. Een<br />

biografische speurtocht’) en Georgina Calkoen (die als papierdeskundige werken van Heyboer<br />

heeft onderzocht). De presentatie is in handen van uitgever Vic van de Reijt.<br />

U bent vanaf 19.30 uur<br />

van harte welkom in de<br />

Janskerk, het publiekscentrum<br />

van het <strong>Noord</strong>-<br />

<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> (Jansstraat<br />

40) voor een kopje koffie<br />

of thee. Het programma<br />

start om 20.15 uur en<br />

wordt afgesloten met een<br />

drankje in het <strong>Archief</strong>café.<br />

De toegang bedraagt<br />

€ 5,- (inclusief consumpties).<br />

In verband met de<br />

beperkte ruimte is reservering<br />

verplicht. U kunt<br />

zich aanmelden via de<br />

Kennemer Boekhandel,<br />

(023) 52 51 944 of<br />

info@kennemerboekhandel.nl.<br />

n<br />

a<br />

h<br />

7


n<br />

a<br />

h<br />

8<br />

Door Annemarie van Leeuwen<br />

Buitenplaatsen rondom de Haarlemmerhout<br />

Rondom de Haarlemmerhout liggen eeuwen geschiedenis. Veel straatnamen in de omgeving zijn hier vandaag de dag nog een blij-<br />

vende herinnering aan. Zij dragen namelijk de namen van illustere buitenplaatsen die zich in en om de Haarlemmerhout bevonden.<br />

Maar er is veel meer dan straatnamen: huizen,<br />

koetshuizen, oranjerie, tuinkoepels,<br />

tuinmuren, oprijlanen, tuinaanleg. De zichtbare<br />

ontwikkelingen van de 17de tot de 21ste<br />

eeuw in architectuur en landschap zijn als<br />

wandelen door de tijd.<br />

Alle buitens en buitenplaatsen bezaten bijzondere<br />

relaties met het landschap om hen<br />

heen en met de Haarlemmerhout in het<br />

bijzonder. Tot 1795 stonden er hekken op de<br />

wegen die de Hout invoerden. Tegen betaling<br />

konden bewoners van de buitenplaatsen<br />

aan de Hout een sleutel voor die hekken<br />

krijgen. In die tijd hadden vele buitens via<br />

doorlopende lanen een directe relatie met<br />

de Haarlemmerhout. Iedere buitenplaats<br />

streefde naar zijn eigen toegang.<br />

Dat veranderde in het begin van de 19de<br />

eeuw. Naar een meer landschappelijk ontwerp<br />

van tuinarchitect J.D. Zocher jr. transformeerden<br />

de rechte lanen tot vloeiende<br />

lijnen. Ook de tuinaanleg rond de buitenplaatsen<br />

zelf evolueerde mettertijd.<br />

Tijdens de overgang van de 19de naar de<br />

20ste eeuw kwamen veel buitenplaatsen in<br />

handen van particuliere exploitatiemaat-<br />

Detail van de Grondtekening van Haarlem door Adriaan Spinder, 1742. Het noorden ligt links.


schappijen. Dit vormde het startpunt in de<br />

ontwikkeling van villaparken rondom de<br />

Haarlemmerhout, op de vroegere gronden<br />

van de buitenplaatsen.<br />

Een formele aanleg<br />

De tekening van Spinder verbeeldt de periode<br />

waarin zowel de Haarlemmerhout als<br />

de daaromheen gelegen tuinen een formele<br />

aanleg kenden. De rechthoek vormde de<br />

basis en symmetrie het sleutelbegrip. Lange<br />

assen, zowel in water als paden, dienden om<br />

de grootsheid te benadrukken. Dichtbij het<br />

huis lagen prachtige parterres met kunstige<br />

patronen om vanuit de zalen te bekijken.<br />

Hoge hagen leidden de ogen van de beschouwer<br />

naar blikvangers zoals beelden en vazen.<br />

De nuttige onderdelen van de tuin zoals<br />

moestuinen, hakhout en boomgaard, vormden<br />

een onderdeel van het totaalontwerp<br />

maar lagen buiten de hoofdas.<br />

Zoals in de plattegrond valt af te lezen liepen<br />

de formele lanen van de buitenplaatsen<br />

over in de Haarlemmerhout waardoor<br />

een directe relatie tussen beide tot stand<br />

kwam en de grootsheid van de buitenplaats<br />

extra nadruk kreeg. Naast de relatie met de<br />

Haarlemmerhout hechtte men veel waarde<br />

aan de landelijke omgeving. De ligging aan<br />

de westkant van de Hout bood de verschillende<br />

buitenplaatsen mooie uitzichten zoals<br />

in het ‘Zegepralent Kennemerlant’ prachtig<br />

verwoord staat: (…) verscheide bekorelyke uitzichten,<br />

zoo langs den schoon beplanten Heere-<br />

Uit den Bosch, Hendrik de Leth, 1732.<br />

wegh als door den Hout, en over de weiden en<br />

Leidsche trekvaert naer de duinen; welke onderscheide<br />

gezichten wy zuitwaerts vortwandelende<br />

behouden (…).<br />

Dan die eigen toegang tot de Hout waar<br />

iedere buitenplaats naar streefde. De buitenplaats<br />

Westerhout beschikte midden<br />

18de eeuw nog niet over zo’n eigen toegang.<br />

Daarom vroeg Jan Isaac de Neufville,<br />

de toenmalige eigenaar van Westerhout, in<br />

1753 bij de beheerder van de Hout een kapvergunning<br />

aan. Hij wilde een brug over een<br />

nieuw te graven sloot maken zodat hij vanuit<br />

zijn achtertuin rechtstreeks toegang tot de<br />

Haarlemmerhout kreeg. Het stadsbestuur<br />

van Haarlem weigerde de kapvergunning, op<br />

advies van de Houtvester en Commissarissen<br />

van de Hout. De directe toegang tot de Hout<br />

kwam er uiteindelijk pas in de 19de eeuw<br />

toen de eigenaren van Westerhout het naastgelegen<br />

‘De Ploeg en Zijde Spek’ kochten<br />

en daarmee eindelijk die directe toegang<br />

verwierven.<br />

Zegepralent Kennemerlant<br />

De beste illustraties van de tuinen in deze<br />

periode zijn te vinden in het eerder aangehaalde<br />

‘Zegepralent Kennemerlant’. Het<br />

n<br />

a<br />

h<br />

9


n<br />

a<br />

h<br />

10<br />

Zegepralent Kennemerlant, vertoont in veele heerelyke<br />

gezichten van deszelfs voornaemste lustplaetzen,<br />

adelyke huizen, dorp- en stede-gebouwen<br />

... naer ‘t leven getekent en in ‘t koper gebragt<br />

door Hendrik de Leth en kortelyk beschreven door<br />

Matheus Brouërius van Nidek. Dit boek verscheen<br />

rond 1732 en kende al in de 18de eeuw<br />

diverse herdrukken met vervolgens ook een<br />

facsimile-uitgave in 1973.<br />

Van Nidek bewoonde rond het eerste verschijningsmoment<br />

de buitenplaats Uit den<br />

Bosch waarover hij meer dan een pagina<br />

volschreef, niet zo kortelyk dus. Bij de overige<br />

buitens volstond hij met twee à drie regels.<br />

Het onderschrift bij de tekening van Uit den<br />

Bosch luidt: Gezicht in Uit den Bosch uit de Sael<br />

over het Bloemparterre, de uitgesnede Graskom en<br />

Bergje met haere marmere Borstbeelden naer het<br />

Sparen. Tekening en onderschrift vatten zo<br />

vele van de elementen van de formele tuinstijl<br />

samen.<br />

Landschappelijke tuinstijl<br />

De ‘Caart Figuratif’ illustreert prachtig<br />

de overgang van de formele naar de meer<br />

landschappelijke tuinstijl. Gebogen lijnen<br />

in paden en water verschijnen zowel in de<br />

tuinen als in de Haarlemmerhout. Maar de<br />

lanen door de Hout en deels ook op de buitenplaatsen<br />

behouden voorlopig hun formele<br />

rechte structuur. Daarmee blijft de directe<br />

relatie tussen de Haarlemmerhout en de<br />

buitens nog bestaan. De formele tuinstijl,<br />

destijds Le Notre-stijl genoemd, wordt stapje<br />

voor stapje verlaten. In 1889 schreef F.W. van<br />

Eeden hierover in ‘Onkruid’: Voor honderd<br />

jaren waren al die buitenplaatsen bij Haarlem in<br />

Le Notre-stijl aangelegd met “konstige” vijvers<br />

en beelden en gladgeschoren heggen. De koperen<br />

platen in het “zegevierend Kennemerland” van<br />

Brouerius van Nidek vertoonen ons die plaatsen.<br />

Van al die pracht is niets overgebleven. Alle plaatsen<br />

zijn Engelsche parken geworden. Hier en daar<br />

mijmert nog een oude marmeren boschgod.<br />

De directe relatie via de lanen verdwijnt<br />

definitief na de omvorming van de<br />

Haarlemmerhout naar het ontwerp van J.D.<br />

Zocher jr. rond 1827. De tekening van Nautz<br />

uit 1837 toont een strikte toepassing van<br />

louter vloeiend slingerende wandelpaden<br />

en lamme bochten, zoals Zocher deze zelf<br />

noemde. Open ruimtes, solitaire bomen en<br />

boomgroepen wisselen elkaar af. Zelfs de<br />

Dreef kreeg een landschappelijk karakter<br />

waardoor de Haarlemmerhout één geheel<br />

ging vormen. Wel houden de buitenplaatsen<br />

via hun tuinen een groene connectie<br />

met de Haarlemmerhout en blijft de relatie<br />

met de wijdere omgeving van grote waarde.<br />

Dit blijkt bijvoorbeeld uit dit citaat over<br />

Westerhout, vanaf 1877 bewoond door<br />

het echtpaar Visser van Hazerswoude-van<br />

Merlen. Langs den Hout vergastte de wandelaar<br />

zich aan het prachtige uitzicht naar de duinen. (...)<br />

Mevrouw Visser van Hazerswoude genoot ook van<br />

het ruime vergezicht over de weiden naar de duinen<br />

vanuit haar buiten Westerhout. Juist tegenover<br />

het huis placht de ooievaar jaarlijks op zijn nest<br />

terug te keren. Vooral de pauwen, die achter in de<br />

plaats bij den stal in den Hout rustig op het gras<br />

rondkuierden, hadden altijd niet minder bekijks,<br />

dan de fraai aangelegde tuin.<br />

De buitenplaatsen werden ook tijdens deze<br />

periode prachtig vereeuwigd in ‘Gezigten in<br />

de omstreken van Haarlem, naar de natuur<br />

geteekend en op steen gebragt door P.J.<br />

Lutgers tussen 1837 en 1844’. Lutgers toont<br />

de buitenplaatsen in een landelijke setting.<br />

Anders dan De Leth blijft Lutgers in zijn<br />

tekeningen beschouwer van buitenaf. Alle<br />

buitens tekent hij van afstand, zoals de passant<br />

over water of weg ze ook ziet. In deze<br />

verzameling bevinden zich geen tekeningen<br />

van tuinaanleg of kijkjes vanuit huizen op<br />

de tuin. Uit niets blijkt dat Lutgers binnen<br />

kwam op de buitenplaatsen. Tenminste niet<br />

in zijn tekeningen, maar wel in zijn teksten.<br />

Deze teksten zijn zeer illustratief voor zowel<br />

de beleving van de omgeving vanuit de buitenplaats<br />

als voor de aanwezige zaken in de<br />

tuin. Een voorbeeld hiervan is zijn beschrijving<br />

bij de buitenplaats Bosch en Vaart: (...)<br />

uit het huis heeft men een fraai landgezigt op het<br />

Schouwtjen en de in het verschiet gelegen duinen.<br />

De verzameling van fraaije gewassen, welke de<br />

oranjerie aanbiedt, is hoogt merkwaardig. Zo ook<br />

de tekst bij Spaar en Hout, daarin beschrijft<br />

hij de transformatie die dit buiten heeft<br />

ondergaan: De hofstede Sparenhout, sedert 1720<br />

het eigendom der familie de Neufville, is in 1753<br />

vergroot en in 1820 zoodanig veranderd, als nu op<br />

de afbeelding vertoond wordt. Vroeger stond tusschen<br />

de toen hoog opgemetselde muren, welke de<br />

plaats omgaven, een fraai ijzeren hek, hetwelk men


Caart Figuratif van den Haarlemmerhout met de daar naast aangeleegene buytenplaatsen en tuynen door G.J. le Fèvre de Montigny, 1799. Het noorden ligt onder.<br />

n<br />

a<br />

h<br />

11


n<br />

a<br />

h<br />

12<br />

Kaart van het Haarlemmerhout naar den laatsten aanleg van den Architect J.D. Zocher door F.J. Nautz, 1837.<br />

nog op oude prentjes vindt afgebeeld, en dat thans<br />

aan het Seminarium te Warmond toebehoort.<br />

Projectontwikkelaars<br />

In de eeuwovergang van de 19de naar de 20ste<br />

verliezen veel buitenplaatsen hun oorspronkelijke<br />

functie en vallen zij ten prooi aan<br />

de eerste projectontwikkelaars. De terreinen<br />

van Westerhout, Bosch en Vaart, Oosterhout<br />

en Zuiderhout worden verkaveld en omgevormd<br />

tot villaparken, zoals de kaart met<br />

het wegenplan laat zien. In 1902 verkoopt<br />

de weduwe Visser van Hazerswoude haar<br />

buitenplaats Westerhout. Dit vormt de start<br />

van de herverkaveling en bebouwing van dit<br />

terrein tot het villapark Westerhoutpark. De<br />

villa Westerhout wordt uiteindelijk in 1913<br />

afgebroken. Het tracé van de wegen in het<br />

Westerhoutpark blijft de loop van de wegen<br />

op de voormalige buitenplaats volgen. De<br />

eerste bebouwing ontstaat geleidelijk tussen<br />

1905 en 1923.<br />

Voor het grondgebied van Bosch en Vaart<br />

ontwerpt architect P. Kuiper in 1900 een plan<br />

met het Oranjeplein als centrum. Van 1901<br />

tot 1938 volgt de bebouwing van de wijk<br />

met 33 villa’s en 352 geschakelde middenstandswoningen<br />

in een caleidoscoop van stijlen,<br />

zoals verschillende neo’s-, Amsterdamse<br />

School, vakwerk en chaletstijl. Het vele groen<br />

in tuinen, plantsoenen en langs lanen verbindt<br />

de wijk met de Haarlemmerhout en<br />

vindt zijn oorsprong in de Engelse tuinstadgedachte.<br />

Het huis Bosch en Vaart blijft hier<br />

te midden staan tot 1930.


De hofstede Bosch en Vaart door P.J. Lutgers, circa 1840.<br />

In 1899 komt de buitenplaats Oosterhout in<br />

handen van projectontwikkelaar Grippeling.<br />

Hij richt de NV Haarlemmerhoutpark op,<br />

waarna de ontwikkeling van Villapark<br />

Oosterhout start. Tuinarchitect Leonard A.<br />

Springer maakt het ontwerp. De gronden<br />

rondom het huis worden zeer sterk verkleind<br />

maar het huis blijft behouden. Ook<br />

op het terrein van het in 1902 verkochte<br />

Zuiderhout volgt de ontwikkeling tot villapark.<br />

Tuinarchitect Leonard A. Springer<br />

ontwerpt ook hier het stedebouwkundig<br />

patroon. Dit sluit aan bij het eerdere ontwerp<br />

voor het Oosterhoutpark en kent een<br />

doorlopend webvormig stratenpatroon. De<br />

aanleg is net als in Bosch en Vaart geënt op de<br />

tuinstadgedachte, maar ruimer en groener<br />

van opzet met grote waterpartijen.<br />

n<br />

a<br />

h<br />

13


n<br />

a<br />

h<br />

14<br />

Detail van het wegenplan van de omgeving van Haarlem geprojecteerd op het uitbreidingsplan van 1905 door stadsbouwmeester L.C. Dumont, 1906.


Diverse architecten waaronder J.B. van<br />

Lochem, J.A. Jonker, A. de Maaker en J.A. van<br />

Straaten, Groenendijk & Lammers realiseren<br />

hier villa’s en villablokken. De bouw verloopt<br />

vrij rustig; rond 1905 staan er slechts dertig<br />

gebouwen, zoals de kaart uit het boekje van<br />

Craandijk illustreert. Doordat de villaparken<br />

stoelen op de tuinstadgedachte blijven de<br />

Kaartje uit ‘Gids voor Haarlem en omstreken’ door J. Craandijk. Vijfde druk, 1906.<br />

gebieden ook na deze transformatie goed<br />

aansluiten bij de Haarlemmerhout, die dus<br />

letterlijk en figuurlijk het middelpunt blijft.<br />

Annemarie van Leeuwen werkt vanuit<br />

haar eigen bureau Groene Geschiedenis<br />

aan opdrachten in het zeer uiteenlopende<br />

veld van erfgoed, architectuur en tuin-<br />

en landschapsarchitectuur (www.groene-geschiedenis.nl).<br />

Dit artikel vormt een van de producten<br />

van het project ‘Buitenplaatsen rondom de<br />

Haarlemmerhout’. Andere producten bij dit<br />

project zijn een wandelbrochure, een expositie in<br />

Zuiderhout (september 2012) en diverse lezingen.<br />

n<br />

a<br />

h<br />

15


n<br />

a<br />

h<br />

16<br />

Activiteiten in het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong><br />

Facebookproject ‘Maak<br />

onbekend bekend’<br />

Sinds half maart werken de Facebookgroep<br />

‘Je bent Haarlemmer als’ en het <strong>Noord</strong>-<br />

<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> samen aan de ontsluiting<br />

van de collectie van straatfotograaf Toon<br />

Vrenegoor (1915-1988). Met behulp van de<br />

ruim 8000 leden van deze Facebookgroep<br />

hoopt het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> alle persoonsnamen,<br />

straatnamen en data te achterhalen<br />

van ruim 3000 foto’s uit de collectie van<br />

straatfotograaf Toon Vrenegoor (1915-1988).<br />

Elke dag worden er vijf nieuwe foto’s uit de<br />

collectie in de groep ‘Je bent Haarlemmer als’<br />

geplaatst. Iedereen kan lid worden van deze<br />

Facebookgroep en reageren op de foto’s. De<br />

reacties worden vervolgens verwerkt in de<br />

beeldbank van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong>,<br />

waar de hele collectie ook te bekijken en te<br />

bestellen is:<br />

www.beeldbank.noord-hollandsarchief.nl.<br />

Tentoonstelling ‘Stempel in<br />

de stad; 310 jaar Koninklijke<br />

Joh. Enschedé’<br />

Op 21 juni 2013 bestaat drukkerij Koninklijke<br />

Joh. Enschedé maar liefst 310 jaar. En dat<br />

moet gevierd worden! Joh. Enschedé behoort<br />

immers tot de oudste bedrijven van ons<br />

land. In 1703 begonnen als eenvoudige boekdrukkerij,<br />

groeide de zaak uit tot een grote<br />

Haarlemse onderneming, die met producten<br />

als bankbiljetten, postzegels en waardepapier<br />

ook internationaal bekend is geworden.<br />

Bovendien was en is Joh. Enschedé een echt<br />

familiebedrijf. Het is al 310 jaar in handen<br />

van de familie Enschedé en vele Haarlemse<br />

families werken er al generaties lang. De tentoonstelling<br />

is zowel te zien in de Janskerk,<br />

het publiekscentrum van het <strong>Noord</strong>-<br />

<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong> als in de Hoofdwacht, de<br />

zetel van de Historische Vereniging Haerlem<br />

(Grote Markt 17).<br />

Data: dinsdag 7 mei t/m vrijdag 2 augustus<br />

2013<br />

Openingstijden: di-vr 9.00-17.00 uur en za<br />

18 mei, 15 juni en 20 juli van 9.00-17.00 uur<br />

Toegang gratis<br />

Lezing ‘310 jaar Koninklijke<br />

Joh. Enschedé’<br />

Op donderdagavond 16 mei organiseert de<br />

Historische Vereniging Haerlem in samenwerking<br />

met het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong><br />

een lezing over het 310-jarig bestaan van<br />

drukkerij Koninklijke Joh. Enschedé in<br />

Haarlem. Frans-Willem Lantink, voorzitter<br />

van de Historische Vereniging Haerlem,<br />

illustreert met deze lezing de tentoonstellin-


gen over de Haarlemse drukkerij die op dat<br />

moment te zien zijn in de Hoofdwacht en het<br />

<strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong>.<br />

Datum en tijd: donderdag 16 mei 2013,<br />

19.30-21.30 uur<br />

Kosten: € 3,- per persoon<br />

Aanmelden kan via<br />

www.noord-hollandsarchief.nl<br />

Bierwandeling met proeverij<br />

Vanwege het grote succes staat er ook in het<br />

voorjaar van 2013 weer een bierwandeling op<br />

de agenda. Een must voor iedere bierliefhebber!<br />

Fred Hagens en Hans van Felius nemen u<br />

mee in de biergeschiedenis van Haarlem<br />

middels een presentatie van historische<br />

gegevens, prachtige archiefstukken en een<br />

Bierwagen van ‘Bottelarij De Lindeboom’ van Jan de Bruin uit Lisserbroek, circa 1915. Fotocollectie Historisch <strong>Archief</strong> Haarlemmermeer.<br />

wandeling langs een aantal locaties waar<br />

de brouwgeschiedenis terug te vinden is.<br />

Natuurlijk eindigen we met het proeven van<br />

een aantal Haarlemse bieren.<br />

Datum en tijd: zondag 26 mei 2013, 13.30<br />

uur-17.00 uur<br />

Kosten: € 19,50 (€ 15,- voor vrienden /<br />

vrijwilligers). Aanmelden kan via<br />

cursusnha@noord-hollandsarchief.nl<br />

n<br />

a<br />

h<br />

17


n<br />

a<br />

h<br />

18<br />

door Agnes Dunselman-Borgers<br />

De weeskamers: een rechterlijke<br />

aangelegenheid<br />

Een weeskamer was een gerechtelijk instituut dat de belangen van de wezen en de halfwezen behartigde. De weeskamer is zeer oud en<br />

functioneerde al in de 14de eeuw en heeft bestaan tot 1811.<br />

Na 1811 worden de taken van de weeskamer<br />

overgenomen door het vredegerecht, en na<br />

1838 door het kantongerecht. Officieel functioneerden<br />

de weeskamers nog tot 1852 toen<br />

ze opgeheven en geliquideerd werden. De<br />

weeskamerarchieven horen dus bij de oudrechterlijke<br />

archieven. Niet heel Nederland<br />

kende weeskamers. Het instituut weeskamer<br />

was voornamelijk een aangelegenheid van<br />

Holland en Zeeland.<br />

Weeskamers en weeshuizen zijn twee zeer<br />

verschillende zaken. Een weeshuis was toen<br />

wat het nu nog is: een huis waarin ouderloze<br />

kinderen, of kinderen zonder zorg,<br />

worden gehuisvest, gevoed, gekleed en van<br />

waaruit hun opvoeding en scholing wordt<br />

verzorgd. Aan het hoofd van een weeshuis<br />

staan een weesvader en een weesmoeder. Het<br />

bestuur van een weeshuis was in handen van<br />

regenten of regentessen, aangesteld door het<br />

stads- of dorpsbestuur, door de diaconie of de<br />

armenmeesters van een kerk. De weeskamer<br />

is een totaal andere organisatie, een rechter-<br />

lijke aangelegenheid. De bestuurders worden<br />

weesmeesters genoemd en hun werkzaamheden<br />

worden hierna besproken.<br />

Wel hebben de weeskamers en de weeshuizen<br />

gemeen dat hun archieven rijke bronnen zijn<br />

voor historisch en genealogisch onderzoek.<br />

Functies van de weeskamer<br />

De bestuurders van een rechtsgebied, stad<br />

of dorp, hadden het toezicht op de voogdij<br />

en de financiële belangen van de minderjarige<br />

wezen en halfwezen. Bestuurders van<br />

een rechtsgebied zijn schout en schepenen,<br />

in grotere plaatsen ook burgemeesteren en<br />

regeerders genaamd. Zij waren de oppervoogden<br />

van alle wezen en halfwezen binnen<br />

hun rechtsgebied. Uit hun midden kozen zij<br />

een aantal daartoe bekwame heren die tot<br />

taak hadden de weeskamer te besturen. Zij<br />

werden weesmeesters genoemd.<br />

Een weeskamer behartigt de belangen van<br />

alle wezen. Allen, gelijk arm of rijk. Ook een<br />

halfwees wordt wees genoemd. Ze blijven<br />

wees tot hun 25ste jaar of, in fraai <strong>Hollands</strong><br />

gezegd, tot hun mondige jaren. Je was mondig<br />

als je 25 jaar oud was, of als je in het<br />

huwelijk trad voor je 25ste verjaardag.<br />

Het feit dat niet alleen de kinderen die beide<br />

ouders verloren hadden wees genoemd werden,<br />

maar ook de kinderen van wie één ouder<br />

overleden was, maakt duidelijk dat velen van<br />

hen geregistreerd staan in de archieven van<br />

de weeskamer. Immers met de niet zo hoge<br />

leeftijdsverwachting en vele sterfgevallen in<br />

het kraambed, zullen er veel minderjarigen,<br />

jongelieden, al voor hun 25ste jaar een van<br />

hun ouders verloren hebben.<br />

Erfdeel<br />

Als een van de ouders overleed en er waren<br />

nog onmondige kinderen dan was de overgebleven<br />

ouder verplicht zich te melden<br />

bij de weeskamer. Hij werd daartoe zelfs<br />

geciteerd, gedagvaard. De kinderen werden<br />

dan ‘ten weesboeke’ gebracht. De weeskamer


Deel van een boedelbeschrijving uit een boek van de weeskamer van Heemstede. Foto: Paul Maessen.<br />

noteerde de namen van de kinderen met hun<br />

leeftijden en tevens wat hun vaderlijke of<br />

moederlijke erfdeel moest zijn. Ook als het<br />

erfdeel heel klein was, werd dit genoteerd. Bij<br />

deze inschrijving in het weesboek en de registratie<br />

van het erfdeel waren meestal twee<br />

familieleden van de eerst overleden vader of<br />

moeder als getuigen aanwezig. De overge-<br />

bleven ouder verklaarde wat het vaderlijk<br />

of moederlijk erfdeel van de kinderen was,<br />

meestal gevolgd door een fraaie zin waarin<br />

de belofte geuit werd de kinderen goed op<br />

te voeden, ze te alimenteren met voedsel en<br />

drank, hen te kleden, te laten leren lezen en<br />

schrijven en een goed vak te laten leren. Alles<br />

naar vermogen en naar stand.<br />

Soms werden de goederen en gelden die de<br />

wezen toekwamen als erfdeel van hun overleden<br />

vader of moeder, ook daadwerkelijk ter<br />

weeskamer gebracht. Ze werden in bewaring<br />

genomen. Gelden werden soms belegd in<br />

obligaties. Van al deze acties werd een nauwkeurige<br />

administratie bijgehouden. Soms<br />

mocht de weduwe of weduwnaar de gelden<br />

n<br />

a<br />

h<br />

19


n h<br />

a 20<br />

De weesmeesters van de Haarlemse weeskamer hadden een eigen kamer in het stadhuis. Hier kwamen zij bijeen om te vergaderen en de administratie te verrichten en werd hun archief opgeslagen.<br />

Tekening door Joost Daarns uit 1770 (NHA 53-000495 M).<br />

onder zich houden. Hij of zij beloofde dan<br />

aan de weesmeesters de kinderen hun erfdeel<br />

uit te betalen als zij tot hun mondige jaren<br />

gekomen zouden zijn.<br />

Als de overgebleven echtgenoot een tweede<br />

huwelijk wilde aangaan moest eerst toestemming<br />

van de weesmeesters verkregen<br />

worden. Hadden de kinderen uit het eerste<br />

huwelijk dan nog rechten op geld, sieraden,<br />

waardepapieren of een deel van de<br />

inboedel, dan lieten de weesmeesters, als<br />

ze dat nodig vonden, een boedelinventaris<br />

opmaken, zodat precies bekend was wat het<br />

kindsdeel was voordat er hertrouwd werd. In<br />

de weeskamerarchieven bevinden zich inderdaad<br />

veel boedelinventarissen. De weeska-<br />

mer is een machtig instituut geweest. Als de<br />

weduwnaar of weduwe met nog minderjarige<br />

kinderen een tweede huwelijk aanging<br />

zonder toestemming te vragen bij de weeskamer,<br />

dan hing een boete en een arbitrale<br />

correctie boven het hoofd.<br />

Genealogisch onderzoek<br />

Als de wezen meerderjarig geworden waren,<br />

gingen zij naar de weesmeesters om hen<br />

te bedanken voor hun goede administratie,<br />

zij verklaarden hun erfdeel te hebben<br />

ontvangen en tekenden voor de ontvangst.<br />

Deze regels van dank werden meestal onderaan<br />

een bladzijde, of in de kantlijn van het<br />

weesboek geschreven. Als een meisje meer-<br />

derjarig was geworden doordat zij voor haar<br />

25ste jaar in het huwelijk was getreden, dan<br />

kwam haar kersverse echtgenoot naar de<br />

weeskamer om het erfdeel op te halen en<br />

de weesmeesters te bedanken. Genealogisch<br />

onderzoek wordt hierdoor weer wat makkelijker<br />

gemaakt; we weten dan met wie<br />

het meisje getrouwd is en de huwelijksdatum<br />

zal korte tijd daarvoor geweest zijn. Als<br />

een jongeman door huwelijk meerderjarig is<br />

geworden wordt nooit vermeld met wie hij<br />

getrouwd is. Mannen treden zelfstandig op,<br />

vrouwen worden vertegenwoordigd door een<br />

voogd, meestal, en zeker in dit geval, door<br />

hun echtgenoot.<br />

De weesmeesters hadden het recht voogden


te benoemen. Alleen voogden hadden het<br />

recht om de administratie van de wezen<br />

te doen. Als de voogden onvoldoende verantwoordelijkheid<br />

toonden, ontsloegen de<br />

weesmeesters de voogden en benoemden<br />

nieuwen. Deze veranderingen werden steeds<br />

in het weesboek bijgehouden. Er zijn veel<br />

arme weeskinderen geweest, maar ook veel<br />

rijke. Stel een minderjarige erfde van zijn<br />

vader of moeder een deel in een bedrijf, bijvoorbeeld<br />

een touwslagerij, een molen, een<br />

rederij, olieslagerij of anders. De bedrijfsvoering<br />

moest doorgaan en de weesmeesters<br />

konden nu eisen dat de voogden over<br />

de minderjarige wees of halfwees ieder jaar<br />

‘rekening en bewijs’ kwamen doen op de<br />

weeskamer. Ook dit werd nauwkeurig opgetekend<br />

en zo kan de onderzoeker een beeld<br />

krijgen van de financiële beslommeringen<br />

en de soort handel of bedrijvigheid van de<br />

voorouders.<br />

Als er zoiets triests gebeurde dat beide ouders<br />

gelijk overleden of heel kort na elkaar en de<br />

kinderen nog niet in het weesboek waren<br />

opgenomen, dan riepen de weesmeesters de<br />

naaste familieleden van de overleden ouders<br />

op om ter weeskamer te verschijnen. In de<br />

ordonnantie staat: ‘dan zullen de twee oudsten,<br />

naasten en bekwaamsten, zowel van<br />

vaders als moeders zijde, beide poorters van<br />

de stad, de kinderen bij de weeskamer ten<br />

weesboeke brengen’.<br />

Het kon zijn dat een wees vader of moeder<br />

verloren had, maar dat zijn grootouders nog<br />

in leven waren. Als de grootouders dan later<br />

stierven, traden weesmeesters voor de kinderen<br />

op om te zorgen dat zij hun gerechte<br />

erfportie kregen. Dat geldt natuurlijk voor<br />

alle erfenissen waar de kinderen nog een<br />

deel van zouden krijgen, van ooms of tantes,<br />

misschien een legaat. Zo kunnen veel genealogische<br />

relaties in het weesboek gevonden<br />

worden.<br />

Akte van seclusie<br />

Als ouders na hun overlijden geen bemoeienis<br />

van de weeskamer wensten, dan kon dat,<br />

maar zij moesten dit beiden voor hun overlijden<br />

hebben vastgelegd middels een akte<br />

van seclusie. Seclusie betekent uitsluiting.<br />

Vaak staat deze seclusie als een onderdeel in<br />

een testament beschreven, maar de akte van<br />

seclusie kon ook apart worden opgemaakt,<br />

hoewel dit niet veel voorkomt.<br />

Na het overlijden van de man of de vrouw,<br />

met achterlaten van minderjarige kinderen,<br />

moest de overgebleven ouder naar de weeskamer<br />

komen, ook als de akte van seclusie<br />

was opgemaakt. Deze akte van seclusie, of<br />

het testament waarin de uitsluiting van de<br />

weeskamer beschreven stond, werd dan aan<br />

de weesmeesters getoond. De secretaris van<br />

de weeskamer noteerde dit en schreef erbij op<br />

welke datum en voor welke notaris of welk<br />

gerecht de akte gepasseerd was. Daarna hadden<br />

de weesmeesters geen enkel contact meer<br />

met de nagelaten wezen of zeggenschap over<br />

de hun toekomende nalatenschap.<br />

Voor genealogisch onderzoek is hier toch<br />

nog wel een lichtpuntje. Als de naam van de<br />

notaris genoemd is, kunnen we het protocol<br />

van die notaris eens nader gaan bekijken. Het<br />

was gebruikelijk dat families hun leven lang<br />

naar hetzelfde notariskantoor gingen. Het<br />

is dus de moeite waard om eens te zoeken of<br />

de familie nog andere aktes bij deze notaris<br />

heeft laten passeren: bijvoorbeeld huwelijkse<br />

voorwaarden, een koopakte, procuraties of<br />

attestaties.<br />

Men kan zich afvragen of het de beter gesitueerden<br />

zijn die de weeskamer uitsluiten, of<br />

juist niet. Als onderzoeker kun je dit van tevoren<br />

niet weten. Het is wel zo dat veel notarissen<br />

de akte van seclusie bijna als standaard<br />

aanboden aan testateuren. Zo zie je vaak dat<br />

jonggehuwden een mutueel testament laten<br />

maken, een testament op de langstlevende en<br />

dat een van de laatste alinea’s luidt: ‘waar ook<br />

mijn sterfplaats zal komen te vallen ik secludeer<br />

alle weeskamers en weesmeesters’. Men<br />

kan ook juist doelbewust niet de weeskamer<br />

secluderen omdat men liever heeft dat er van<br />

overheidswege toezicht blijft op de erfportie<br />

van de kinderen.<br />

Echtelieden die geen bemoeienis van de<br />

weeskamer wensten, benoemden meestal<br />

zelf voogden.<br />

n<br />

a<br />

h<br />

21


n h<br />

a 22<br />

door Marcel Hummelink en Klaartje Pompe<br />

Het krantendagboek van een joodse<br />

gymnasiast<br />

Van juli 1941 tot augustus 1942 verzamelt Leo Snijders, een joodse leerling van het Stedelijk Gymnasium Haarlem, systematisch alle<br />

krantenartikelen die betrekking hebben op de oorlog en de Duitse bezetting.<br />

Die plakt hij in drie schriften, die hij zijn<br />

‘krantendagboek’ noemt. Zo ontstaat een<br />

verzameling van meer dan 400 knipsels die<br />

samen een beklemmend beeld geven van<br />

alle overheidsmaatregelen die het leven van<br />

deze veertienjarige gymnasiast beheersten<br />

en bepaalden – en die hem uiteindelijk ook<br />

fataal zouden worden.<br />

Leo Snijders is de enige joodse leerling van<br />

het Stedelijk Gymnasium Haarlem die de<br />

Tweede Wereldoorlog niet overleefde en één<br />

van de circa 18.000 Nederlandse kinderen die<br />

in deze periode het slachtoffer werden van de<br />

Duitse rassenpolitiek. Dankzij een schenking<br />

van zijn vroegere buurjongen is het krantendagboek<br />

van Leo Snijders nu in het bezit<br />

gekomen van het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong>.<br />

Stedelijk Gymnasium<br />

Aan de hand van archiefstukken en getuigenissen<br />

is het korte leven van Leo Snijders<br />

nog in grote lijnen te reconstrueren. Leonard<br />

Arnold Jacques Snijders werd op 5 april 1927<br />

De drie ‘krantendagboeken’. Foto: Paul Maessen.<br />

in Haarlem geboren. Hij was het enige kind<br />

van Jakob Snijders, ambtenaar op de griffie<br />

van de Provincie <strong>Noord</strong>-Holland, en Helena<br />

Snijders-Zwart. 1 Met zijn ouders woonde<br />

1 Jakob Snijders (Enkhuizen 29.11.1887- Auschwitz<br />

31.8.1942) en Helena Zwart (Rotterdam<br />

15.3.1893-Auschwitz 31.8.1942) trouwden op 19 oktober<br />

1922 in Enkhuizen. Jakob Snijders woonde en werkte toen<br />

al enige tijd in Haarlem: na een eerder dienstverband bij<br />

de Raad van de Arbeid in Alkmaar was hij op 18 oktober<br />

1920 als klerk in dienst getreden bij de Provincie <strong>Noord</strong>-<br />

Holland. Vanaf 1 januari 1939 werkte hij als commies.<br />

NHA, <strong>Archief</strong> Provinciaal Bestuur, 1851-1943, inv.nr.<br />

2136.


Panoramafoto van leraren en leerlingen van het Stedelijk Gymnasium, december 1939. Leo Snijders (met baret) zit vooraan zesde van rechts.<br />

hij eerst aan de Krelagestraat 36 zwart en<br />

daarna, vanaf 1936, aan de Schouwtjeslaan<br />

53 zwart in Haarlem. 2 Leo volgde openbaar<br />

lager onderwijs aan de Prins Hendrikschool.<br />

De directeur van deze school typeerde hem in<br />

1939 met de woorden ‘eerzuchtig, goed karakter,<br />

goed gedrag’ en vond hem een goede<br />

kandidaat voor het Stedelijk Gymnasium. 3<br />

Nadat hij met succes het toelatingsexamen<br />

voor deze school had afgelegd, werd Leo - op<br />

grond van zijn eenvoudige afkomst - in klas<br />

1B geplaatst. Op de groepsfoto die enkele<br />

maanden na zijn toelating van alle leerlingen<br />

van het gymnasium werd gemaakt, zit<br />

hij helemaal vooraan, naast zijn klasgenoot<br />

Joost Levenbach (zie de afbeelding hierboven).<br />

Leo zat nog in de eerste klas van het gymnasium<br />

toen het Duitse leger Nederland binnenviel<br />

en na een korte oorlog bezette. Deze<br />

2 Bevolkingsregister Haarlem, Huizenkaarten 1910-1950,<br />

fiche 449 en 766. De gezinskaart van het gezin Snijders is<br />

net als sommige andere gezinskaarten uit de oorlogsperiode<br />

verloren gegaan.<br />

3 NHA, Rector van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem,<br />

1873-1981, inv.nr. 378.<br />

Leo Snijders in december 1939. Uitsnede uit een foto van alle leerlingen en medewerkers van het Stedelijk Gymnasium.<br />

n h<br />

a 23


n<br />

a<br />

h<br />

24<br />

Kop van ‘Het Joodsche Weekblad. Uitgave van den Joodschen Raad voor Amsterdam van 7 augustus 1942’, voorzien van veelzeggend commentaar in potlood. Uit het derde deel van het krantendagboek.<br />

Foto: Paul Maessen.<br />

gebeurtenissen hadden niet onmiddellijk<br />

invloed op zijn schoolprestaties: in de zomer<br />

van 1940 ging hij met hoge cijfers over naar<br />

de tweede klas. In het volgende schooljaar<br />

haalde hij echter veel onvoldoendes, zodat hij<br />

in de zomer van 1941 niet werd bevorderd. 4<br />

Deze inzinking in zijn schoolprestaties werd<br />

wellicht mede veroorzaakt door de toenemende<br />

discriminatie waarmee Leo als jood-<br />

4 NHA, Stedelijk Gymnasium, inv.nr. 617 en 618.<br />

se jongen werd geconfronteerd. Het gezin<br />

Snijders was namelijk lid van de Haarlemse<br />

Nederlands-Israëlitische gemeente 5 en<br />

was ook joods volgens de definitie die de<br />

Duitse bezettingsmacht hanteerde. Nadat<br />

Leo in november 1940 had meegemaakt hoe<br />

de joodse leraren van het gymnasium werden<br />

verwijderd, zag hij in februari 1941 hoe<br />

zijn vader, na een dienstverband van meer<br />

5 NHA, archief N.I. Gemeente, inv.nr. 44.<br />

dan twintig jaar, vanwege zijn joodse achtergrond<br />

werd ontslagen bij de Provincie<br />

<strong>Noord</strong>-Holland. 6 Vanaf april 1941 werden<br />

de Haarlemse joden bovendien geweerd uit<br />

allerlei openbare gelegenheden. Tegen deze<br />

sombere achtergrond begon Leo in de zomer<br />

van 1941 krantenknipsels en distributiebescheiden<br />

te verzamelen.<br />

6 NHA, 18 Provinciaal Bestuur, 2138.


Plakboek<br />

Een paar oude kranten en enkele inmiddels<br />

verlopen bonnen en bonkaarten vormden<br />

eind juli 1941 een mooi begin voor een<br />

plakboek. Vanaf die tijd verzamelde Leo alle<br />

krantenartikelen die betrekking hadden op<br />

de distributie van levensmiddelen en brandstoffen,<br />

op het verloop van de oorlog, op<br />

de houding van de Nederlandse bevolking<br />

tegenover de Duitse bezettingsmacht en op<br />

de discriminatie van de joodse minderheid.<br />

Die plakte hij, samen met de distributiebescheiden<br />

die hij overhield, in een groen,<br />

gelinieerd schoolschrift dat hij zijn ‘krantendagboek’<br />

noemde. Nadat hij dit schrift<br />

van kaft tot kaft had volgeplakt, ging hij<br />

van december 1941 tot juni 1942 door in een<br />

tweede schrift. Ten slotte volgde ook nog een<br />

derde schrift, dat hij gebruikte tot augustus<br />

1942, toen zijn verzameling noodgedwongen<br />

eindigde. Tegen die tijd bevatte zijn<br />

krantendagboek enkele tientallen bonnen en<br />

bonkaarten en meer dan vierhonderd krantenartikelen.<br />

In zijn plakboeken nummerde Leo de distributiebescheiden,<br />

die veelal op zijn eigen<br />

naam stonden, met Romeinse cijfers. Daarbij<br />

gaf hij soms ook aan wat men op bepaalde<br />

bonnen had kunnen kopen: 1 ei, 1 ons<br />

boter, 1/8 brood. De krantenknipsels, die<br />

hoofdzakelijk afkomstig waren uit Haarlems<br />

Dagblad en de Haarlemsche Courant, 7 num-<br />

7 Haarlems Dagblad verscheen vanaf mei 1942, als gevolg<br />

van een gedwongen fusie met De Oprechte Haarlemsche<br />

merde hij doorlopend in Arabische cijfers.<br />

Daarbij onderstreepte hij soms een zin of<br />

verwees hij naar een ander knipsel uit zijn<br />

verzameling. Heel sporadisch voorzag hij<br />

de artikelen ook van kritisch commentaar.<br />

Zijn subtiele ingreep in de ondertitel van<br />

Het Joodsche Weekblad, een uitgave van de<br />

Joodse Raad voor Amsterdam, is daar een<br />

opvallend voorbeeld van: door er drie letters<br />

aan toe te voegen, heeft hij de woorden<br />

‘Joodsche Raad’ veranderd in ‘Joodsche<br />

VerRaad’ (zie de afbeelding hiernaast).<br />

Joodsch Lyceum<br />

Afgezien van deze zeldzame kritische signalen,<br />

laat het krantendagboek weinig zien<br />

van de gevoelens en gedachten die de artikelen<br />

bij Leo hebben opgeroepen, terwijl<br />

ook zijn dagelijkse leven vrijwel geheel<br />

buiten beeld blijft. Bij hoge uitzondering<br />

meldt hij in het voorjaar van 1942 dat hij<br />

in Den Haag is aangehouden bij een kofferonderzoek.<br />

Dat gebeurde kennelijk toen<br />

hij met de andere leerlingen van het Joods<br />

Lyceum van Haarlem op schoolreis was. Leo<br />

bewaarde namelijk zijn aanvraag voor een<br />

schoolreisvergunning voor 29 en 30 april<br />

1942. Bovendien blijkt uit andere bronnen<br />

dat hij vanaf augustus 1941, net zoals de<br />

Courant, onder de titel Haarlemsche Courant. Behalve uit<br />

deze Haarlemse dagbladen bevat het plakboek ook enkele<br />

knipsels uit Het Joodsche Weekblad, het tijdschrift van de<br />

Joodse Raad, en uit het Het Nationale Dagblad, de krant<br />

van de NSB. Daarnaast heeft Leo ook enkele brochures<br />

en officiële aankondigingen in zijn krantendagboek<br />

opgenomen.<br />

andere joodse leerlingen, niet meer naar het<br />

Stedelijk Gymnasium mocht. 8 Vanaf begin<br />

oktober 1941 bezocht hij daarom het Joods<br />

Lyceum, een openbare school voor joodse<br />

leerlingen die geopend werd aan de – door de<br />

Duitse bezetter tot Schouwburgstraat omgedoopte<br />

9 - Wilhelminastraat 43a. Op een klassenfoto<br />

uit dat jaar zien we hem temidden<br />

van de andere leerlingen van de tweede klas<br />

(zie de afbeelding op pagina 26). Kennelijk<br />

moest Leo die klas overdoen vanwege zijn<br />

slechte resultaten in het voorgaande jaar.<br />

Hoewel dit zijn cijfers ten goede lijkt te zijn<br />

gekomen, 10 werd hij zodoende ook gescheiden<br />

van Joost Levenbach, de enige andere<br />

leerling uit klas 2B van het gymnasium die de<br />

gedwongen overstap maakte naar het Joods<br />

Lyceum. In Leo’s krantendagboek zoekt men<br />

tevergeefs naar sporen van dit alles: het enige<br />

teken van zijn verblijf aan het Joods Lyceum<br />

vormen twee passages die hij had moeten<br />

verwijderen uit een geschiedenisboek.<br />

Abrupt einde<br />

Ook het gedwongen vertrek van de familie<br />

Snijders uit Haarlem is slechts indirect in<br />

het krantendagboek terug te vinden. De min<br />

of meer chronologisch geordende reeks kran-<br />

8 Zie de lijst van joodse leerlingen die krachtens<br />

aanschrijving d.d. 28-8-1941 het onderwijs aan het<br />

Stedelijk Gymnasium Haarlem niet meer mochten volgen.<br />

NHA, <strong>Archief</strong> Gemeente Haarlem, 5e afd., 1941, A/23A.<br />

9 De Wilhelminastraat heette van 26 maart 1942 tot 8 mei<br />

1945 de Haarlemse Schouwburgstraat.<br />

10 Zie het cijferboekje voor klas 2 in NHA 3042 inv. nr. 4. Dit<br />

cijferboekje geeft alleen cijfers voor de vakken Nederlands<br />

en geschiedenis.<br />

n h<br />

a 25


n h<br />

a 26<br />

Klas 2 van het Joods Lyceum Haarlem, schooljaar 1941-1942. Zittend als tweede van links: Leo Snijders.<br />

tenartikelen eindigt abrupt op 22 augustus<br />

1942, aan het eind van de zomer en vlak<br />

voor het begin van het nieuwe schooljaar.<br />

De krant van die zaterdag heeft Leo nog<br />

verwerkt, maar kort daarna moest hij zijn<br />

krantendagboek noodgedwongen achtergelaten<br />

bij de buren aan de Schouwtjeslaan.<br />

Maandag 24 augustus kreeg de familie namelijk,<br />

net zoals 647 andere Haarlemse joden,<br />

het bericht dat zij zich al de volgende dag<br />

moest melden bij de rooms-katholieke jongensschool<br />

op de hoek van de Westergracht<br />

en de Leidsevaart, om elders tewerkgesteld<br />

te worden. 11 Daarmee behoorden Leo en zijn<br />

ouders tot de eerste grote groep Haarlemse<br />

Joden die zouden worden gedeporteerd.<br />

Hoewel de buren hen dringend vroegen<br />

om onder te duiken op een veilig adres in<br />

de Haarlemmermeerpolder, besloten Jakob<br />

Snijders en Helena Snijders-Zwart om zich<br />

samen met Leo op het aangegeven tijdstip te<br />

11 J. Temminck, ‘Vertrokken onbekend waarheen. De<br />

Haarlemse joden in de Tweede Wereldoorlog’ in Jaarboek<br />

Haerlem 1995 (Haarlem 1996) 158.<br />

melden. Zij wilden niet van hun enig kind<br />

gescheiden worden, zoals van onderduikers<br />

werd verlangd. Bovendien verwachtten zij,<br />

zoals vele anderen, dat hun meegaande en<br />

optimistische opstelling hen uiteindelijk de<br />

minste problemen zou opleveren. In allerijl<br />

werd daarom een aantal spullen, waaronder<br />

ook Leo’s plakboek, in bewaring gegeven<br />

bij verschillende mensen in de straat.<br />

Jakob Snijders, die zijn hele leven achter een<br />

bureau had gewerkt, toonde de buren nog<br />

zijn nieuwe werkschoenen: die stonden op


de korte lijst bezittingen die hij mee mocht<br />

nemen. Op dinsdag 25 augustus liep het<br />

gezin, vergezeld door hun buurvrouw, met<br />

een bescheiden koffer naar de meldplaats<br />

bij de school hoek Westergracht-Leidsevaart,<br />

waar een emotioneel afscheid volgde. 12<br />

Op transport<br />

De meldplaats in Haarlem bevond zich vlak<br />

bij het rangeerterrein van de spoorwegen,<br />

waarvandaan een trein de mensen verder zou<br />

vervoeren. Na een lange wachttijd in de jongensschool<br />

werd de familie Snijders uiteindelijk<br />

in het holst van de nacht samen met<br />

176 andere Haarlemse joden naar Westerbork<br />

vervoerd. Vanuit Westerbork werd het gezin<br />

al twee dagen later weer op transport gezet,<br />

verder naar het oosten. 13 ‘Transport 14’,<br />

waartoe Leo en zijn ouders behoorden, was<br />

een van de achttien transporten die in het<br />

Poolse Kozle of Kosel tot stilstand werden<br />

gebracht. Daar werden de gezonde mannen<br />

tussen de 15 en 50 jaar gedwongen om uit te<br />

stappen: zij zouden in en om Kosel dwangarbeid<br />

moeten verrichten. Met de rest van<br />

de mensen nog aan boord, zetten de treinen<br />

zich dan weer in beweging. De overlevenden<br />

van deze ‘Koselgroep’ vertelden later over<br />

de geweldige consternatie die deze plotselinge<br />

scheiding veroorzaakte: “Toen we eruit<br />

12 Mededelingen van Leo’s vroegere buurjongen en<br />

buurmeisje. 4 mei 2009 is een plaquette ter herinnering<br />

aan de gedeporteerde joden ingemetseld in de ‘nieuwe’<br />

Bavoschool.<br />

13 Temminck, Jaarboek Haerlem 1995 (Haarlem 1996)<br />

159-160 en mededeling Herinneringscentrum Kamp<br />

Westerbork.<br />

Laatste pagina van het krantendagboek. De artikelen zijn afkomstig uit de ‘Haarlemsche Courant’ van 22 augustus 1942. Foto:<br />

Paul Maessen.<br />

waren, hoorden we de vrouwen gillen: Het is<br />

niet waar! Het is niet waar!”, zo vertelde één<br />

van hen later. 14<br />

14 Geciteerd in Dr. L. de Jong, Het Koninkrijk der<br />

Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog deel 8 tweede helft<br />

Ook Leo Snijders werd op deze manier van<br />

zijn ouders gescheiden. Hij was een half jaar<br />

tevoren vijftien geworden, terwijl zijn vader<br />

de vijftig al enige jaren was gepasseerd.<br />

(’s Gravenhage 1978) 789.<br />

n h<br />

a 27


n h<br />

a 28<br />

Leo was dus de enige uit het gezin die voor<br />

dwangarbeid in aanmerking kwam. Terwijl<br />

hij in Kosel moest achterblijven, eindigde de<br />

reis voor zijn ouders pas in Auschwitz. Daar<br />

werden Jakob Snijders en Helena Snijders-<br />

Zwart direct na aankomst op 31 augustus<br />

vermoord. 15 Waar Leo vervolgens te werk<br />

is gesteld is niet bekend en waar hij korte<br />

tijd later overleed is ook niet duidelijk.<br />

Community Joods Monument houdt het op<br />

Midden-Europa, terwijl elders Auschwitz,<br />

Biala Malopolska en Sakrau als overlijdensplaatsen<br />

worden genoemd. Zijn officiele<br />

overlijdensdatum werd na de oorlog bij<br />

benadering vastgesteld op 30 april 1943, nog<br />

geen maand na zijn zestiende verjaardag. 16<br />

Na de deportatie van de familie Snijders bleef<br />

Leo’s krantendagboek, samen wat andere<br />

spullen die zijn ouders bij hen in bewaring<br />

hadden gegeven, bij de buren aan de<br />

Schouwtjeslaan. Na de oorlog, toen duidelijk<br />

werd dat de familie niet terug zou komen,<br />

haalde een erfgenaam de meeste van deze<br />

spullen op. De buurjongen, die erg begaan<br />

was met het lot van de familie Snijders, 17<br />

mocht Leo’s plakboek echter als aandenken<br />

15 Informatie Nederlandse Rode Kruis, archief<br />

Oorlogsnazorg. De overlijdensdatum is na de oorlog<br />

vastgesteld.<br />

16 Informatie Nederlandse Rode Kruis, archief<br />

Oorlogsnazorg. De overlijdensdatum is na de oorlog<br />

vastgesteld.<br />

17 Deze buurjongen was pas vier jaar oud toen Leo Snijders<br />

en zijn ouders uit Haarlem werden weggevoerd. Hoewel<br />

hij Leo en zijn ouders nauwelijks had gekend, voelde hij<br />

zich door de verhalen van zijn ouders en van zijn oudere<br />

zuster nauw met hen verbonden. Mededelingen van de<br />

buurjongen en het buurmeisje.<br />

houden. Op zoek naar een goede, blijvende<br />

bestemming voor dit bijzondere document,<br />

schonk hij het krantendagboek in juni 2011,<br />

bijna zeventig jaar nadat Leo eraan was<br />

begonnen, aan het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong>.<br />

Marcel Hummelink is geschiedenisleraar aan het<br />

Stedelijk Gymnasium Haarlem.<br />

Klaartje Pompe is afdelingsmanager beheer van<br />

het <strong>Noord</strong>-<strong>Hollands</strong> <strong>Archief</strong>.<br />

Geraadpleegde bronnen<br />

Archieven<br />

§ <strong>Archief</strong> Stedelijk Gymnasium Haarlem.<br />

§ <strong>Archief</strong> Gemeente Haarlem, 5e afd., 1941,<br />

A/23A.<br />

§ <strong>Archief</strong> van de Rector van het Stedelijk<br />

Gymnasium, 1873-1981.<br />

§ Collectie van L.A.J. Snijders te Haarlem,<br />

1941-1942.<br />

§ Collectie van prof. Dr. A.E. Cohen<br />

betreffende het Joods Lyceum te Haarlem,<br />

1941-1943.<br />

Mondelinge en schriftelijke<br />

mededelingen<br />

§ De vroegere buurjongen en het vroegere<br />

buurmeisje van de familie Snijders.<br />

§ Anneke Nieuwenhuijs, klasgenoot van<br />

Leo Snijders aan het Stedelijk Gymnasium.<br />

§ Corrie Schogt-Frenkel, klasgenoot van Leo<br />

Snijders aan het Joods Lyceum Haarlem.<br />

§ Herinneringscentrum Kamp Westerbork.<br />

Raymund Schutz, Rode Kruis Oorlogs-<br />

nazorg.<br />

Literatuur<br />

§ Frijhoff, W.T.M. e.a., Tempel van<br />

Hovaardij: zes eeuwen Stedelijk<br />

Gymnasium Haarlem (Haarlem 1990).<br />

§ Jong, L. de, Het Koninkrijk der<br />

Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog<br />

(’s-Gravenhage 1969-1994).<br />

§ Luijters, Guus en Aline Pennewaard, In<br />

Memoriam. De gedeporteerde en<br />

vermoorde Joodse, Roma en Sinti<br />

kinderen 1942-1945 (Amsterdam 2012).<br />

§ Temminck, J.J., ‘Vertrokken onbekend<br />

waarheen. De Haarlemse joden in de<br />

Tweede Wereldoorlog’ in Jaarboek<br />

Haerlem 1995 (Haarlem 1996) 139-171.<br />

§ Wagt, W. de, Joods Haarlem: een<br />

topografie van hoop en herinnering<br />

(Wormer 2005).<br />

§ http://virtueletochten.noord-hollands-<br />

archief.nl/<br />

§ www.communityjoodsmonument.nl<br />

§ www.joodshaarlem.nl


door Dick van Gijlswijk<br />

Haarlemse onderwijzersbenoemingen in de<br />

17de en 18de eeuw<br />

Wie in de 17de en 18de eeuw onderwijs wilde geven in Haarlem, moest aan verschillende formaliteiten voldoen. Dat was in de regelin-<br />

gen voor het onderwijs uit 1675 en later 1746 en 1757 vastgelegd.<br />

Het college van curatoren van de Latijnse en<br />

andere scholen toetste onderwijsgevenden<br />

die een verzoek hadden ingediend om in<br />

de stad les te mogen geven op hun vakbekwaamheid.<br />

De betreffende kandidaten<br />

moesten zich ook nog bij de kerkenraad<br />

melden om te bewijzen dat hun kennis van<br />

de gereformeerde religie voldoende was. De<br />

kerkenraad gaf daar een bewijs voor af. De<br />

raad rangschikte de schoolmeesters naar hun<br />

kennisniveau van de gereformeerde religie<br />

zoals een brief uit 1757 aan het stadsbestuur<br />

laat zien. Het college van curatoren zond een<br />

voordracht naar het stadsbestuur, dat bijna<br />

altijd zijn goedkeuring aan de benoeming<br />

hechtte. Deze procedure gold voor de rector<br />

en praeceptoren van de Latijnse school, de<br />

particuliere schoolmeesters, de stadsschoolmeesters<br />

en de matressen (houdsters van<br />

de zogenaamde kleinkinder- ofwel kleuterscholen).<br />

De schoolmeesters in de weeshuizen werden<br />

voorgedragen door hun bestuur; het stadsbestuur<br />

keurde die benoeming goed.<br />

De drie formulieren van<br />

enigheid<br />

De benoemingsprocedure was dan nog<br />

niet afgerond. Predikanten, ouderlingen en<br />

schoolmeesters moesten conform de artikelen<br />

54 en 55 van de kerkorde de drie formulieren<br />

van enigheid ondertekenen. Deze drie<br />

belijdenisgeschriften waren: de Heidelbergse<br />

Catechismus, opgesteld door Zacharias<br />

Ursinus en Caspar Olevianus in 1563; de<br />

Nederlandse geloofsbelijdenis, opgesteld<br />

door Guido de Brès in 1561 en de Dordtse<br />

Leerregels, opgesteld door de Synode van<br />

Dordrecht in 1618 en 1619. Deze verplichting<br />

werd in de steden van de Republiek der<br />

Verenigde Nederlanden aan hen opgelegd<br />

nadat de Synode van Dordrecht in 1618-1619<br />

was gehouden.<br />

Twee archiefstukken uit het <strong>Noord</strong> <strong>Hollands</strong><br />

<strong>Archief</strong> laten zien dat het Haarlemse stadsbestuur<br />

tot 1795 deze verplichting oplegde aan<br />

iedere onderwijsgevende binnen de stadsmuren.<br />

Dit in tegenstelling tot de praktijk<br />

elders, waar in een aantal gevallen niet meer<br />

de hand werd gehouden aan deze maatregel.<br />

De eed die daarbij hoorde had de volgende<br />

strekking. De te benoemen onderwijsgevende<br />

verklaarde dat de drie formulieren in overeenstemming<br />

waren met het woord van God<br />

en dat hij of zij de leer van de Nederlandse<br />

Gereformeerde Kerk zo getrouw mogelijk,<br />

naar de eisen van het beroep, aan de leerlingen<br />

overbracht op straffe van uit de school<br />

te worden gezet. De uitvoering van deze verplichting<br />

tot ondertekening van de drie formulieren<br />

van enigheid verliep in het begin<br />

niet zonder problemen. Spaans vermeldt in<br />

haar publicatie ‘Haarlem na de Reformatie’<br />

dat de classis in Haarlem de ondertekening<br />

onder eigen verantwoordelijkheid wilde<br />

organiseren. Het stadsbestuur was het daar<br />

niet mee eens omdat het zelf verantwoordelijk<br />

was voor een aantal benoemingen.<br />

De Staten van Holland bepaalden dat de<br />

onderwijsgevenden de formulieren moesten<br />

n h<br />

a 29


n h<br />

a 30<br />

ondertekenen in aanwezigheid van afgevaardigden<br />

van het stadsbestuur. De eis om de<br />

formulieren van enigheid te ondertekenen<br />

had tot gevolg dat nog niet gereformeerde<br />

leerkrachten hun baan verloren ofwel alsnog<br />

overgingen tot de gereformeerde religie.<br />

Vanaf 23 maart 1620 waren alle onderwijsgevenden<br />

verplicht de drie formulieren van<br />

enigheid te ondertekenen. De eerste die dat<br />

deed was Duijst van Voorhout, die rector van<br />

de Latijnse school was geworden nadat rector<br />

Schrevelius was ontslagen omdat hij de<br />

ondertekening had geweigerd. De laatste die<br />

de formulieren ondertekende was Willemina<br />

Margreta Roessing. Zij deed dit op 20 december<br />

1795.<br />

De eed van zuiverheid<br />

Leerkrachten kregen in de tweede helft<br />

van de 18de eeuw ook nog met een tweede<br />

maatregel te maken. Stadhouder Willem IV<br />

had op 11 november 1747 een rapport over<br />

het begeven van ambten en een verbetering<br />

van de procedures naar de Staten van<br />

Holland gestuurd. Hij schreef daarin dat<br />

het vergeven van enkele openbare functies<br />

in Rotterdam niet volgens de regels was<br />

verlopen. Rotterdam was overigens niet de<br />

enige stad waar dat was geschied. Het had<br />

bij de burgers van de stad veel onrust verwekt.<br />

Maatregelen om het misbruik tegen<br />

te gaan werden niet tijdig genomen en het<br />

gevolg was dat de onrust in de stad voortduurde.<br />

De stadhouder wilde de gemoederen<br />

tot bedaren brengen en stelde voor om de<br />

Portret van Theodorus Schrevelius (Dirk Schrevel), geboren Haarlem 1572, overleden Leiden 1653. Rector van de Latijnsche School<br />

te Haarlem, 1600-1624, Vroedschap, 1607-1618, geschiedschrijver. Gravure van Jac. Matham naar een schilderij van Frans Hals.


eeds bestaande eisen uit 1675 aan te passen<br />

om verder misbruik te voorkomen. De<br />

Staten van Holland stuurden op 23 januari<br />

1748 een nadere resolutie naar de steden met<br />

een aantal voorschriften. In deze resolutie<br />

werden drie categorieën van functionarissen<br />

onderscheiden, voor elke categorie was<br />

een afzonderlijk eedsformulier vastgesteld.<br />

Blijkens het uittreksel uit het memoriaal van<br />

burgemeesters en bestuurders van 5 maart<br />

1748 moest iedereen die in het <strong>vooraf</strong>gaande<br />

jaar was aangesteld de eed afleggen. Alle<br />

betrokken functionarissen moesten verklaren<br />

dat zij naar eer en geweten op geen enkele<br />

wijze waren bevoordeeld om aangesteld<br />

te worden in hun specifieke functie en zelf<br />

ook geen pogingen hadden ondernomen om<br />

deze functie anders dan op de voorgeschreven<br />

wijze te verkrijgen. De stadsbestuurders<br />

waren het eerst aan de beurt om de eed af te<br />

leggen. Leden van het college van curatoren<br />

legden de voorgeschreven eed af op 11 maart<br />

1748. De onderwijsgevenden behoorden tot<br />

de derde categorie van functionarissen die<br />

daarvoor in aanmerking kwamen. Zij legden<br />

later in het jaar de eed van zuivering af in<br />

handen van de burgemeesters.<br />

Ook de schoolmeesters van het rooms-katholieke<br />

armenhuis en het weeshuis moesten<br />

naderhand de eed van zuivering afleggen.<br />

Het stadsbestuur had de regenten van het<br />

weeshuis laten weten dat iedere functie<br />

waarbij het betrokken was voor het afleggen<br />

van de eed van zuivering in aanmerking<br />

kwam. Het stadsbestuur erkende dat het de<br />

resolutie van de Staten in de meest ruime zin<br />

had geïnterpreteerd.<br />

De Bataafse Republiek<br />

Het ondertekenen van de drie formulieren<br />

van enigheid werd in 1795 stopgezet. Het<br />

stadsbestuur had over dit onderwerp advies<br />

gevraagd aan het college van curatoren. Dat<br />

schreef dat het examineren in Theologicus,<br />

zoals het onderzoek door de Kerkenraad<br />

werd genoemd, en het verbod dat katholieke<br />

schoolmeesters en matressen (onderwijzeressen)<br />

geen onderwijs mochten geven in<br />

de stad, strijdig was met de beginselen van<br />

vrijheid en daarom van onnut was geworden.<br />

In het bestaande reglement uit 1785 moesten<br />

alle artikelen worden aangepast die met het<br />

vrijheidsbeginsel in strijd waren.<br />

De invoering van het nieuwe regime betekende<br />

dat katholieke onderwijsgevenden<br />

zich nu ook als zelfstandig onderwijsgevende<br />

in de stad mochten vestigen. Zij werden wel<br />

verplicht lid te worden van het schoolmeestersgilde.<br />

Het aantal onderwijsgevenden in<br />

de stad kon daardoor boven het gestelde<br />

maximum uitkomen. Dit was een doorn<br />

in het oog van het schoolmeestersgilde. Zij<br />

wezen er in een brief van 4 maart 1795 op dat<br />

door de toestroom van leerlingen in de stadsarmenscholen<br />

de concurrentie al veel groter<br />

was geworden. Het gilde stelde voor om<br />

het aantal plaatsen voor particuliere onderwijsgevenden<br />

tot zes te beperken en ook<br />

de schoolmeester van het Lutherse armenhuis<br />

onder de bepalingen te laten vallen en<br />

hem te verplichten lid te worden van het<br />

schoolmeestersgilde, net zoals dat voor de<br />

rooms-katholieke schoolmeesters het geval<br />

was. Zij vroegen ook of het verbod op het<br />

geven van schrijfonderwijs door matressen<br />

kon worden gehandhaafd. De curatoren kwamen<br />

het gilde niet erg tegemoet. Het college<br />

stelde het aantal onderwijsgevenden voor<br />

Franse en Nederduitse scholen vast op tien<br />

en gaven aan dat indien nodig, zij van dit<br />

aantal konden afwijken. Deze onderwijsgevenden<br />

mochten leerlingen van alle gezindten<br />

onderwijs geven, het leren lezen, schrijven<br />

en rekenen was immers de hoofdzaak.<br />

Het onderwijs in de religie was eerder de<br />

taak van de desbetreffende representanten.<br />

De Lutherse schoolmeester werd evenmin<br />

verplicht om lid te worden van het gilde. Dat<br />

kwam omdat hij een contract had afgesloten<br />

dat geen ruimte bood voor deze verplichting.<br />

Wanneer het afliep of een ander de vacature<br />

zou gaan opvullen werd dit punt opnieuw<br />

in ogenschouw genomen. De curatoren<br />

beloofden wel dat het verbod aan matressen<br />

om schrijven te leren streng zou worden<br />

gehandhaafd. Het college van curatoren had<br />

overigens de ambitie, na overleg met het<br />

stadsbestuur, om opengevallen plaatsen te<br />

blokkeren en weer tot een voordracht voor<br />

benoeming van onderwijsgevenden over te<br />

gaan als het aantal onder het maximum was<br />

gedaald.<br />

Na bijna twee eeuwen was een einde gekomen<br />

aan de ondertekening van de formulieren<br />

van enigheid en ook aan het afleggen van<br />

de eed van zuiverheid.<br />

n<br />

a<br />

h<br />

31


n h<br />

a 32<br />

De procedure om je als onderwijsgevende in<br />

de stad te mogen vestigen veranderde echter<br />

niet. Het college van curatoren en later de<br />

plaatselijke schoolcommissie bleven in eerste<br />

instantie verantwoordelijk voor de voor-<br />

dracht van onderwijsgevenden die in de stad<br />

onderwijs mochten geven. Het stadsbestuur<br />

besliste uiteindelijk of de benoeming werd<br />

geformaliseerd.<br />

Pagina’s uit het register van onderwijsgevenden die de drie formulieren van enigheid hebben ondertekend. Foto: Dick van Gijlswijk.<br />

Dick van Gijlswijk is lid van de Historische<br />

Werkgroep van de Historische Vereniging<br />

Haerlem.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!