25.09.2013 Views

VAN VERGUISD TOT GETOLEREERD MEDIUM: - Crbd.eu

VAN VERGUISD TOT GETOLEREERD MEDIUM: - Crbd.eu

VAN VERGUISD TOT GETOLEREERD MEDIUM: - Crbd.eu

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>VAN</strong> <strong>VERGUISD</strong> <strong>TOT</strong> <strong>GETOLEREERD</strong> <strong>MEDIUM</strong>:<br />

een onderzoek naar de aanwezigheid<br />

en waardering van stripverhalen<br />

in de Oost-Vlaamse openbare bibliotheken<br />

Ruth Lambert<br />

promotor: Erik De Gusseme<br />

Graduaat in het bibliotheekwezen<br />

en de documentaire informatiekunde<br />

Centrum voor volwassenenonderwijs<br />

Vormingsleergang voor sociaal en pedagogisch werk, Gent vzw<br />

Edgard Tinelstraat 92 - 9040 Gent (St.-Amandsberg)


Voorwoord<br />

In de eerste plaats wil ik mijn promotor, Erik De Gusseme, bedanken, om mij uit de nood te helpen<br />

toen mijn oorspronkelijke promotor, Jan Van Hee, om persoonlijke redenen weggevallen was. Na<br />

een lange zoektocht heeft hij vol enthousiasme het promotorschap aanvaard, waardoor ikzelf ook<br />

weer energie kreeg om er mij met volle moed op te storten. Ik wil ook Jan Van Hee bedanken om<br />

mij gedurende de eerste helft van het schooljaar te begeleiden.<br />

Daarnaast wil ik ook het personeel van het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal bedanken om<br />

informatie te verstrekken. Ook het personeel van Evergem, meer bepaald Isabelle Peelman, voor<br />

de hulp bij mijn zoektocht naar een ni<strong>eu</strong>we promotor, en de bibliothecaris Adelin Kirchner voor de<br />

nodige informatie over de stripcollectie in Evergem. Zeker niet te vergeten het personeel van<br />

Lovendegem, met name de bibliothecaris Vincent Deldaele en de vroegere bibliothecaris Marc<br />

Goethals voor hun informatie over de stripcollectie in Lovendegem en Vinderhoute. Natuurlijk ook<br />

alle Oost-Vlaamse bibliothecarissen die zo goed geweest zijn om de enquête in te vullen.<br />

Ten slotte wil ik Mia Nimmegeers bedanken voor het lezen van mijn eindwerk en ook mijn vriend<br />

Bart Furniere voor zijn hulp bij de lay-out van dit werk en zijn engelengeduld.


INHOUDSOPGAVE<br />

Voorwoord<br />

Inhoudsopgave<br />

Inleiding p. 1<br />

1 De (onder)waardering van strips doorheen hun bestaan p. 2<br />

1.1. Een historisch overzicht p. 2<br />

1.1.1 Inleiding p. 2<br />

1.1.2 De voorlopers p. 2<br />

1.1.3 De periode 1896-1910 p. 3<br />

1.1.4 De periode 1910 - 1929 p. 4<br />

1.1.5 De periode 1929 - 1941 p. 4<br />

1.1.6 De periode 1941 - 1946 p. 5<br />

1.1.7 De periode 1946 - 1960 p. 6<br />

1.1.8 De periode 1960 - 1980 p. 10<br />

1.1.9. De periode 1980 - 1990 p. 13<br />

1.1.10 De periode 1990 - heden p. 14<br />

1.2 Het stripverhaal in de Vlaamse openbare bibliotheken p. 16<br />

1.2.1 De evolutie p. 16<br />

1.2.2 Argumenten tegen het stripverhaal p. 17<br />

1.2.3 Argumenten voor het stripverhaal p. 17<br />

1.2.4 Een aantal verklaringen voor het gebrek aan stripverhalen<br />

in de openbare bibliotheek p. 18<br />

1.3 Besluit p. 19<br />

1.4 Eindnoten p. 20<br />

2 Casestudie: vergelijking van het stripbeleid tussen de bibliotheek van Evergem<br />

en de bibliotheek van Lovendegem p. 24<br />

2.1 Inleiding p. 24<br />

2.2 Lovendegem/Vinderhoute p. 24<br />

2.2.1 Inleiding p. 24<br />

2.2.2 De historiek p. 24<br />

2.2.3 Het aankoopbeleid p. 25<br />

2.2.4 De verwerking van de stripverhalen p. 25<br />

2.2.5 De plaatsing van de stripverhalen p. 25<br />

2.2.6 De collectie in 2002 p. 26<br />

2.2.7 De uitleningen in 2002 p. 28<br />

2.3 Evergem p. 29<br />

2.3.1 Inleiding p. 29<br />

2.3.2 De historiek p. 29<br />

2.3.3 Het aankoopbeleid p. 29<br />

2.3.4 De verwerking van de stripverhalen p. 30<br />

2.3.5 De plaatsing van de stripverhalen p. 31<br />

2.3.6 De collectie in 2002 p. 31<br />

2.3.7 De uitleningen in 2002 p. 32<br />

2.4 De vergelijking van de collectie en het gebruik p. 32<br />

2.4.1 De collectie p. 32<br />

2.4.2 De uitleencijfers p. 33<br />

2.5 Besluit p. 33<br />

3 Een onderzoek naar de aanwezigheid en waardering van stripverhalen<br />

in de Oost-Vlaamse openbare bibliotheken p. 35<br />

3.1. Inleiding p. 35


3.2. De aanwezigheid van stripverhalen p. 35<br />

3.2.1 Waarom geen strips opnemen in de bibliotheek? p. 36<br />

3.2.2 Waarom wel strips opnemen in de bibliotheek? p. 36<br />

3.2.3 Besluit p. 37<br />

3.3 De opname van strips in de bibliotheek p. 38<br />

3.3.1 De j<strong>eu</strong>gd p. 38<br />

3.3.2 De volwassenen p. 38<br />

3.3.3 Besluit p. 39<br />

3.4 Uitlenen van stripverhalen p. 39<br />

3.5 Collectievorming p. 40<br />

3.6 De persoonlijke mening van de Oost-Vlaamse bibliothecarissen p. 46<br />

3.7 Het aandeel en gebruik van stripverhalen in de Oost-Vlaamse bibliotheken p. 47<br />

3.7.1 Inleiding p. 47<br />

3.7.2 Het werkingsgebied van de bibliotheken p. 47<br />

3.7.3 Het aandeel strips in de totale collectie p. 48<br />

3.7.4 Het gebruik van stripverhalen p. 50<br />

3.7.5 Besluit p. 52<br />

Slotbeschouwingen p. 53<br />

Literatuurlijst p. 55<br />

Bijlage<br />

Abstract


INLEIDING<br />

Waarom nog maar eens een eindwerk over stripverhalen? Dit is een vraag die zich waar-schijnlijk<br />

heel wat mensen zullen stellen. Toch vond ik het nodig om dit eindwerk te schrijven. Toen ik op<br />

zoek was naar een onderwerp, ben ik al heel vlug op de idee gekomen om "iets" rond strips te doen.<br />

Ik heb het eindwerk van Jan Dhooge gelezen om inspiratie op te doen en zo bleek dat hij in 2001<br />

een enquête heeft willen houden om na te gaan hoe het stripverhaal nu geïntegreerd is in onze<br />

openbare bibliotheken. Jammer genoeg kreeg hij maar weinig antwoorden, dus kwam bij mij de<br />

gedachte op om 2 jaar later een ni<strong>eu</strong>we enquête te lanceren.<br />

De bedoeling van dit eindwerk is na te gaan hoe de publieke opinie stond en staat tegenover het<br />

stripverhaal, hoe bibliotheken ermee omgaan, meerbepaald twee openbare bibliotheken in het bijzonder:<br />

de bibliotheek van Evergem en de bibliotheek van Lovendegem, waar ikzelf tewerkgesteld<br />

ben.<br />

In het eerste hoofdstuk schets ik een historisch kader. Daarbij is het niet mijn bedoeling om de<br />

geschiedenis van het stripverhaal zeer uitvoerig te beschrijven. Wat voor dit eindwerk in de eerste<br />

plaats interessant is, is hoe de publieke opinie en de overheid staan tegenover dat ni<strong>eu</strong>we medium,<br />

hoe dat in de tijd geëvolueerd is en welke repercussies dat had en heeft op de bibliotheeksector.<br />

Het historisch gedeelte deel ik op in verschillende periodes, van de voorlopers tot heden, en<br />

daarbinnen maak ik nog een onderscheid tussen de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Europa.<br />

Voor het Europese continent heb ik mij beperkt tot België en zijn buurlanden, omdat het eindwerk<br />

ons anders te ver zou leiden. De Verenigde Staten moest ik opnemen, omdat zij een grote invloed<br />

hebben gehad op ons beeld van de strip. Japan daarentegen heb ik achterwege gelaten, omdat zij<br />

in elk opzicht losstaan van het Westen. In de laatste periode (1990 tot heden) licht ik de rol van de<br />

overheid door in de jaren '90: st<strong>eu</strong>nen zij de stripmakers of is de overheid veeleer een belemmerende<br />

factor?<br />

In het gedeelte over de bibliotheeksector schets ik eerst een algemene evolutie van de jaren '50 tot<br />

nu: van een totale veroordeling tot een schoorvoetend aanvaarden. Ik haal ook argumenten tegen<br />

en voor het stripverhaal aan, die door bibliothecarissen gehanteerd werden en worden.<br />

In het tweede hoofdstuk maak ik een vergelijking tussen de twee bibliotheken waar ik werk: hoe de<br />

strips in de bibliotheek gekomen zijn, hoe ze aangekocht worden, hoe ze verwerkt worden, hoe ze<br />

geplaatst worden, hoe groot de collectie is en hoe ze gebruikt wordt. Hier wil ik vooral het aankoopbeleid<br />

bekijken en nagaan of de ene werkwijze voork<strong>eu</strong>r verdient boven de andere, of het aankoopbeleid,<br />

de plaatsing en de collectie invloed kunnen hebben op het gebruik van de collectie.<br />

In het derde en laatste hoofdstuk verwerk ik de gegevens van de enquêtes die ik teruggekregen heb.<br />

In tegenstelling tot meneer Dhooge, die alle Vlaamse bibliothecarissen heeft aangeschreven, heb ik<br />

mij beperkt tot de Oost-Vlaamse bibliothecarissen. Waarom die k<strong>eu</strong>ze voor Oost-Vlaanderen? Ik<br />

ben zelf Oost-Vlaming en werk in twee Oost-Vlaamse bibliotheken. De k<strong>eu</strong>ze was dus vlug gemaakt.<br />

Waarom die begrenzing? Het leek mij beter om een kleiner deel van Vlaanderen te bevragen en voldoende<br />

antwoorden binnen te krijgen door regelmatig te informeren dan heel Vlaanderen aan te<br />

schrijven en de kans te lopen weinig antwoorden te ontvangen.<br />

In de enquête stel ik vragen over de aanwezigheid van stripverhalen, waarom er wel of geen<br />

stripverhalen zijn, hoe lang ze al in de collectie zitten, of er nog beperkingen zijn om ze te kunnen<br />

uitlenen, hoe de collectie-vorming gedaan wordt en of strips in het beleidsplan voorkomen. Ten slotte<br />

bespreek ik de collectie- en uitleengegevens. Met al deze gegevens tracht ik een inzicht te krijgen<br />

in de aanvaarding van stripverhalen in Oost-Vlaamse openbare bibliotheken.<br />

1


1. DE (ONDER)WAARDERING <strong>VAN</strong> STRIPS DOORHEEN HUN<br />

BESTAAN<br />

1.1 Een historisch overzicht<br />

1.1.1 Inleiding<br />

Voordat we ons in de geschiedenis van het beeldverhaal storten, is het noodzakelijk om een definitie<br />

te geven van het beeldverhaal, maar er zullen altijd voorbeelden van stripverhalen zijn, die niet aan<br />

een sluitende definitie beantwoorden. Een mogelijke definitie volgens Manu Manderveld is: "Een<br />

stripverhaal is in feite een verhaal dat verteld wordt in beelden en woorden: twee evenwaardige<br />

componenten. Een beeld roept woorden op en de tekst speelt in op wat komen zal. Een perfecte<br />

'synergie' heeft iemand het ooit genoemd: het samen echoën van woord en beeld. Dat verhaal wordt<br />

doorgaans verteld in kleine afleveringen, strookjes of strips: vandaar de naam 1 ."<br />

Volgens Manu Manderveld heeft het stripverhaal nog een aantal typische kenmerken en uitgangspunten,<br />

waardoor het zich van andere media onderscheidt:<br />

Een stripverhaal verschijnt periodisch: variërend van dag-, tot week-, tot maandblad. De grootte<br />

van de afleveringen kan verschillen. Dit verschijningsritme beïnvloedt sterk de inhoud van de<br />

strip.<br />

Als communicatiemiddel horen stripverhalen duidelijk thuis in de massacommunicatie. Ze richten<br />

zich tot een zeer breed en gevarieerd publiek. Zowel naar vorm als naar inhoud wordt gezocht<br />

naar een communicatie, die iedereen bereikt en aanspreekt. Ze brengen een eenduidige, rechtstreekse<br />

boodschap, die moeiteloos door een breed en heel verscheiden publiek opgevangen en<br />

begrepen wordt.<br />

Ze zijn hoofdzakelijk bedoeld als entertainment: ze willen de lezer op een prettige, onderhoudende<br />

manier bezighouden. Dit houdt niet noodzakelijk in dat stripverhalen zonder meer bol<br />

staan van onbenulligheden. In het enorme aanbod zijn grote kwaliteitsverschillen merkbaar, zoals<br />

overigens in alle genres merkbaar is.<br />

Door hun wijze van publicatie is het aspect "actualiteit" in stripverhalen terug te vinden. Nationale<br />

en internationale figuren en toestanden worden er dikwijls in gehekeld en karikaturaal weergegeven.<br />

Er is ook een sterke commerciële binding van de stripverhalen. Vanaf hun allereerste verschijning<br />

in de pers is gebleken hoe de lezersmassa zich onmiddellijk verbonden voelt met de<br />

opgenomen reeksen.<br />

Stripverhalen zijn een genre apart: het is geen bellettrie, het zijn geen prentenboeken, het zijn<br />

geen cartoons en het heeft ook niets te maken met tekenfilm en televisie. Ze hebben een eigen<br />

inhoud met eigen uitdrukkingsvormen, -middelen en symbolen, die moeiteloos overgedragen en<br />

correct geïnterpreteerd worden.<br />

Er worden eigen wetten en normen gehanteerd en er moeten dus ook beoordelingscriteria vastgelegd<br />

worden 2 .<br />

Strips worden niet door iedereen erkend. Sommige geluiden zijn ronduit negatief. Hoe komt het toch<br />

dat in een wereldberoemd stripland als België met al die uitstekende strips uitgerekend diezelfde<br />

strips in de openbare bibliotheken niet altijd enthousiast onthaald worden 3 ?<br />

Aan de hand van dit historisch overzicht, met de klemtoon op de (onder)waardering en censuur van<br />

stripverhalen, probeer ik inzicht te krijgen in dit fenomeen. Er zijn al heel wat publicaties verschenen<br />

rond de geschiedenis van de strip. Het is dan ook niet mijn bedoeling om hier een uitgebreid historisch<br />

overzicht te geven. Enkel de censuurmaatregelen en herwaardering van de strip komen uitgebreid<br />

aan bod.<br />

1.1.2 De voorlopers<br />

Een aantal striphistorici beweren dat de stripverhalen hun oorsprong vinden in de 17000 jaar oude<br />

grotten van Lascaux en Altamira, dat ze verder werden gezet in de papyrusrollen van het oude<br />

Egypte, in de triomfbogen van de Romeinen, de middele<strong>eu</strong>wse wandtapijten, de versierde bijbels,<br />

2


de beschilderde tegels en glasramen in kerken. Dit lijkt mij toch wel ver gegrepen, als we rekening<br />

houden met de hier bovenstaande definitie en kenmerken 4 . Maar wanneer ontstaan ze dan wel?<br />

1.1.2.1 Groot-Brittannië<br />

In het midden van de 19de e<strong>eu</strong>w ontstaan de fictional story papers, die al vlug de benaming "comic"<br />

krijgen. Het woord heeft vanaf het begin twee betekenissen. Aan de ene kant is het een vrolijk,<br />

luchtig, humoristisch georiënteerd blaadje. Aan de andere kant heeft het een onderliggende,<br />

denigrerende betekenis. In het pantheon van de Victoriaanse en Edwardiaanse literatuur staan ze<br />

op de onderste sport van de ladder.<br />

Het is dan ook niet verwonderlijk dat er, terzelfdertijd dat ze ontstaan, ook reactie op komt. De middenklasse<br />

valt deze ni<strong>eu</strong>we vorm van ontspanning aan, omdat ze zeer sterk op het visuele gericht<br />

is. Het wordt beschouwd als schadelijk en het vormt een bedreiging voor de literatuur. "Lezen wordt<br />

als iets verhevens gezien en daarom is elke publicatie gebaseerd op beelden inferi<strong>eu</strong>r aan prozaïsch<br />

materiaal. Daarnaast zijn de dicht op elkaar gedrukte plaatjes slecht voor de ogen."<br />

De literatuur en de opvoeding van de arbeiders staat, volgens de middenklasse, op de helling. De<br />

Britse werkende mannen en vrouwen moeten boeken lezen in plaats van plaatjes kijken. De werkelijke<br />

reden voor deze tegenreactie is het politiek subversieve van het genre. Het gevolg is een censuurcampagne<br />

om de strips te bannen. De officiële reden voor de verbanning is de aanwezigheid van<br />

geweld, maar de anti-establishmentverhalen worden als een veel grotere bedreiging ervaren en zijn<br />

dan ook de ware reden voor de censuur. Meer nog: de conservatieven klagen over de culturele verschraling.<br />

Het feit dat comics zo populair zijn, maakt hen het symbool van het verval van de vaste<br />

waarden 5 .<br />

1.1.2.2 Het Europees vasteland<br />

De eerste mens die zich een striptekenaar kan noemen in de strikte zin van het woord, is de<br />

Zwitserse leraar Rodolphe Topffer (1799-1845). Hij tekent voor zijn leerlingen in 1827 L'Histoire de<br />

Mr. Vi<strong>eu</strong>x-Bois en wordt door de Duitse dichter en schrijver Goethe laaiend enthousiast onthaald. Hij<br />

wordt gevolgd door de Duitser Wilhelm Busch met zijn bijdragen aan de Fliegende Blätter en de<br />

Münchener Bilderbogen, maar zijn belangrijkste bijdrage aan de geschiedenis is toch de creatie van<br />

Max und Moritz. In ons land zijn de Turnhoutse mannekesbladen de voorloper van onze stripverhalen,<br />

in Frankrijk zijn het de prentjes van de Epinal met Honoré Daumier 6 .<br />

Een eerste tegenkanting tegen de Europese strips komt er met het ontstaan van de Duitse strips van<br />

Wilhelm Busch, Max und Moritz. De strip gaat over twee kwajongens en dat zint de Duitse opvoeders<br />

van die tijd niet 7 .<br />

1.1.3 De periode 1896 - 1910<br />

De karikaturisten van het Europese vasteland zijn het grote voorbeeld voor de ontwikkeling van een<br />

Amerikaans succesvol genre: de comic. De meeste stripcritici duiden 18 oktober 1896 aan als het<br />

ontstaan van de strip met Richard F. Outcault's The Yellow Kid waarin voor het eerst tekstballonnetjes<br />

opduiken.<br />

Het vermaarde werk van Wilhelm Busch Max und Moritz is vrij snel bekend en ligt duidelijk aan de<br />

basis voor de beroemde comic The Katzenjammer Kids, met als eerste tekenaar Rudolph Dirks. De<br />

grote krantenmagnaten merken het grote succes van deze tekeningen in hun kranten op: het gevolg<br />

is een ware stripoorlog. Zowel Pulitzer als Hearst halen de gekste toeren uit om het beste materiaal<br />

naar zich toe te halen. Een situatie, die op zichzelf weer heel wat kansen biedt aan een aantal<br />

tekenaars om hun werk te verkopen.<br />

Meteen kunnen we wijzen op een minder positief element in de stripproductie: niet de artistieke waarde<br />

geeft de doorslag, wel de populariteit, want uiteindelijk is het dit laatste wat de verkoop stimuleert.<br />

Hoogtepunten voor deze periode zijn: The Yellow Kid van R.F. Outcault, The Katzenjammer Kids en<br />

3


The captain and the Kids van R. Dirks, Happy hooligan van F. Opper en Mutt and Jeff van H.<br />

Conway Fisher. Van zeer hoge artistieke waarde is de reeks Little Nemo van Winsor McCay, met<br />

zijn poëtische en surrealistische inslag.<br />

Daarnaast zijn er nog te vermelden: The upside Downs van Gustave Verbeeck, die tekeningen<br />

maakt die totaal anders worden wanneer je ze ondersteboven houdt en The Kinder Kids van Lyonel<br />

Feininger, nogal expressionistische tekeningen, die Feininger vanuit München regelmatig naar<br />

Amerika stuurt 8 .<br />

1.1.4 De periode 1910-1929<br />

1.1.4.1 De Verenigde Staten<br />

Er verschijnen, naast de gagstrips, nu ook enkele ni<strong>eu</strong>we genres:<br />

De dierenstrip met Felix the Cat van Pat Sullivan en Krazy Kat van Georg Herriman waarin een<br />

schitterend tekenwerk gekoppeld wordt aan een fijnzinnige, intellectualistische humor.<br />

De familiestrip, die het Amerikaanse burgerlijke dagelijks bestaan op de korrel neemt, voorbeelden<br />

zijn: Gasolin Alley van Bill Perry; Little Orphan Annie van Harold Gray, Blondie van Chic<br />

Young en vooral Bringing up Father van George McManus.<br />

Vanaf het begin van de 20 ste e<strong>eu</strong>w tot en met de jaren '20 zijn er klachten over de humoristische<br />

stripverhalen. Ze zouden grof en schadelijk zijn. Ze zijn echter vaak populairder dan de ni<strong>eu</strong>wspagina's<br />

in de kranten waarin ze verschijnen; sommigen ervaren ze als een nationale schande.<br />

Er zijn veel gelijkenissen met de Britse aanval op de comics, uit de jaren 1890-1900. De mix van<br />

woord en beeld is intrinsiek alledaags en schadelijk voor het lezen. Wat er echter verschillend is, zijn<br />

de vooroordelen op religi<strong>eu</strong>ze en raciale grond en het onderliggend klassevooroordeel. Omdat<br />

Hearst, Pulitzer en andere krantenuitgevers strips publiceren om een breder publiek te bereiken<br />

(vaak een publiek van immigranten) worden ze beschouwd als lectuur voor de "lage klasse" en<br />

worden ze ervan beschuldigd "de pers naar beneden te trekken". Religie speelde hier ook zijn rol:<br />

velen nemen er aanstoot aan dat de stripverhalen op zondag verschijnen en de zondag dient niet<br />

om zich te vermaken met de Sunday's Funnies. Met het feit dat veel migranten geen christenen zijn,<br />

wordt geen rekening gehouden. De klachten zijn in het begin nauwelijks hoorbaar, maar worden<br />

steeds luider tegen Wereldoorlog I. Er vestigt zich een uitgesproken oppositie tegen het stripmedium<br />

in de Verenigde Staten 9 .<br />

1.1.4.2 Het Europese vasteland<br />

De Vlaamse strip ontwikkelt zich vanuit verschillende invloeden: uit de e<strong>eu</strong>wenoude traditie van<br />

volksbladen of Mannekesbladen, en de moderne Amerikaanse strip rond de e<strong>eu</strong>wwisseling. Tot in<br />

de jaren '20 staat de tekst onder het beeld 10 .<br />

In de jaren '20 is er in Nederland voor het eerst kritiek op het medium naar aanleiding van de verschijning<br />

van Bulletje en Boonestaak van AM De Jong. Bepaalde pedagogen zijn van oordeel dat<br />

de strip grof en zedenkwetsend is. Feit is dat er in deze strip met zijn sociale kritiek en antimilitarisme<br />

geen blad voor de mond genomen wordt 11 .<br />

1.1.5 De periode 1929-1941<br />

1.1.5.1 De Verenigde Staten<br />

Tijdens deze periode ondergaan de stripverhalen een inhoudelijke omwenteling. De komische strip<br />

blijft bestaan (Mickey Mouse, Popeye en Li'l Abner van Al Capp), maar er komen ni<strong>eu</strong>we genres op<br />

de proppen. Avontuur, spionage, jungle, sciencefiction: dit zijn de favoriete achtergronden en mili<strong>eu</strong>s<br />

waarin de ni<strong>eu</strong>we hoofdfiguren zich als superhelden uitleven. Burroughs' Tarzan is hier het grote<br />

voorbeeld, voor het eerst in beeld gebracht door Hal Foster.<br />

Typisch voor deze periode is het ingaan op een expliciete wens van de lezers: de banale, trieste en<br />

dikwijls harde werkelijkheid ontvluchten. Dit kan heel gemakkelijk via de avonturen van de super-<br />

4


helden (Superman), in het exotisme van de jungle (Tarzan), in het mysteri<strong>eu</strong>ze verleden van de<br />

middele<strong>eu</strong>wen (Prince Valiant) en in het intrigerende van een verre toekomst (Buck Rogers). Tot de<br />

grote reeksen behoren nog Flash Gordon van Alex Raymond, Dick Tracey van Chester Gould,<br />

Phantom en Mandrake van Lee Falk. Het jaar 1938 is overigens ook van belang voor het ontstaan<br />

van de typische comic books, die met de eerste aflevering van Tarzan van start gaat 12 .<br />

1.1.5.2 Het Europese vasteland<br />

In België en Nederland worden in de jaren '20 strips geïmporteerd uit de Verenigde Staten, maar er<br />

doen zich ook twee belangrijke feiten voor: het ontluiken van het Vlaams striptalent en het opnemen<br />

van stripverhalen in Vlaamse kranten. De eerste stripbladen verschijnen, zoals Bravo, Ons Volkske,<br />

Ons Kinderland en Wonderland.<br />

De eerste echte aanvaarding in de Belgische pers geb<strong>eu</strong>rt pas in de jaren '30. De hoge verkoopcijfers<br />

van de stripbladen met Amerikaanse strips bewijzen de interesse van het publiek. Belangrijk<br />

is ook het debuut van Hergé. In 1938 verschijnen nog twee andere stripbladen: Spirou en<br />

Robbedoes 13 .<br />

In 1936 willen de Franse syndicaten die de aut<strong>eu</strong>rs van stripverhalen representeren, protectionistische<br />

maatregelen om hun tekenaars te beschermen tegen de buitenlandse concurrentie. Het zal nog tot<br />

na de Tweede Wereldoorlog duren voor dergelijke maatregelen getroffen worden 14 .<br />

1.1.6 De periode 1941-1946<br />

1.1.6.1 De Verenigde Staten<br />

De wereldgeb<strong>eu</strong>rtenissen gaan aan het stripwezen niet ongemerkt voorbij. De Tweede Wereldoorlog<br />

manifesteert zich in de oorlogcomics. Dappere, vaderlandslievende helden strijden op alle fronten<br />

ter wereld, te land, ter zee en in de lucht. In deze verhalen, die het verschrikkelijke van de oorlog<br />

accentueren, dringen bijna automatisch brutaliteit, geweldpleging en soms perversiteiten door.<br />

In deze periode verschijnen voor het eerst strips die een uitgesproken en opzettelijk bedoeld<br />

instructief en propagandistisch karakter vertonen. Zeer bekend zijn: Alley Oop van V.T. Hamlin,<br />

Teery and the pirates van Milton Caniff en Hank van Coulton Waugh. Niet iedereen is even gelukkig<br />

met dit verschijnsel. Afgezien van enkele reeksen die humoristisch bedoeld zijn, blijft de rest vrij<br />

mat 15 .<br />

In de vroege jaren '40 groeit de kritiek gestaag aan. In 1943 ontstaat de Children's Book Committee<br />

of the Child Study Association. Deze is tegen de comics, omdat ze "gewelddadig, grof en goedkoop<br />

zijn. Ze bederven de ogen van het jonge kind en zijn smaakbedervend" 16 .<br />

1.1.6.2 Het Europese vasteland<br />

Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog stopt de import vanuit de Verenigde Staten, onder<br />

meer door de censuur van de nazi's. De Duitsers verbieden alles wat antinazistisch is, maar<br />

anderzijds ziet de bezetter heel goed in dat het beeldverhaal zich uitstekend leent voor propagandadoeleinden<br />

en zelfverheerlijking. Het gevolg van de censuur is geen ondergang van het stripverhaal,<br />

maar de opkomst van een eigen Vlaamse, Nederlandse en Franse strip. Het invoerverbod wordt<br />

ondervangen door aan Belgische, Franse en Nederlandse tekenaars te vragen om soortgelijke verhalen<br />

te produceren 17 .<br />

Belangrijk in eigen land is de opkomst in 1945 van de Vlaamse strip die in se een krantenstrip is.<br />

Denken we hierbij aan Suske en Wiske van Willy Vandersteen en Nero van Marc Sleen. Verder<br />

ontstaan er nog een aantal belangrijke tijdschriften: Kuifje, De kleine Zondagsvriend en Story 18 .<br />

5


1.1.7 De periode 1946-1960<br />

1.1.7.1 De Verenigde Staten<br />

De tijd na de Tweede Wereldoorlog, en vooral de jaren '50, is een woelige periode in de Amerikaanse<br />

geschiedenis. In de comics duiken de oorlogshelden weer op, de superhelden nemen indrukwekkende<br />

proporties aan en de horror en crime comics doen hun intrede, maar het aandeel geweld<br />

is nu veel groter dan voor de oorlog. Deze periode van chaos en onzekerheid is een goede voedingsbodem<br />

voor de meest hardnekkige aanval tegen het medium. Het gevolg is een ware hetze tegen<br />

het stripgeb<strong>eu</strong>ren 19 .<br />

Vanaf 1948 neemt de kruistocht tegen de comics (zowel crime en horror comics, als romantische en<br />

oorlogcomics) omvangrijke proporties aan. De The Greater Cincinnati Committee on Evaluation of<br />

Comic Books wordt opgericht naar aanleiding van een preek van de methodistendominee dr. Jesse<br />

L. Murell. In verschillende andere delen van de Verenigde Staten zien we dat dominees, priesters,<br />

ouders en opvoedkundigen zich tegen de comic verzetten, wat uiteindelijk tot stripverbrandingen<br />

leidt. Het gevolg is dat de uitgeverijen in juli 1948 een code formuleren die tot doel heeft seks,<br />

obsceniteiten en sadisme te weren. De code wordt echter in 1950 opgeheven, omdat grote uitgeverijen<br />

weigeren mee te werken 20 .<br />

In datzelfde jaar schrijft de psycho-analyticus Gershom Legman een artikel tegen stripverhalen dat<br />

alle verbeelding tart: "Strips zijn erin geslaagd om aan alle Amerikaanse kinderen een volledige cursus<br />

paranoïde megalomanie te geven, erger dan een Duits kind ooit meemaakte, een volledig vertrouwen<br />

in de moraliteit van de brute kracht, erger dan om het even welke nazi ooit had durven dromen." Een<br />

jaar later verschijnt zijn boek Love and Death. Hierin verdedigt hij de these dat het geweld in de massaliteratuur<br />

en de strips voortkomt uit de verdrongen seksualiteit veroorzaakt door maatschappelijke<br />

taboes en restricties. Legman komt met deze these tot de kern van de zaak: de primaire oorzaak<br />

van de ontwrichting van de j<strong>eu</strong>gdige psyche ligt niet in de massamedia, maar in de maatschappij<br />

zelf. Met de uitspraak: "That the publishers, editors, artists and writers of comic books are degenerates<br />

and belong into jail, goes without saying…" streeft hij echter zijn doel voorbij 21 .<br />

Ten slotte komt er in 1948 een aanvullende wet van het hoog gerechtshof op publicaties die<br />

betrekking hebben op de weergave van geweld, bloed en misdaad.<br />

De bom barst pas echt als psychiater Frederic Wertham in 1954 zijn essay tegen de comic op de<br />

markt brengt: Seduction of the Innocent. Het wordt een absolute bestseller, te meer omdat hij vrij<br />

snel de "Federatie van Amerikaanse huisvrouwen" op zijn hand krijgt. Volgens hem zetten strips aan<br />

tot geweld en zelfs tot het plegen van moord. Als bewijs gebruikt hij een geval waarin men<br />

stripverhalen aantrof in de kamer van een jonge moordenaar. Hij beweert terecht dat crime comics<br />

de misdaad verheerlijken, maar ten onrechte dat het kinderen tot misdaden aanzet. Hij gebruikt zijn<br />

professionele positie om intellectuele geloofwaardigheid te krijgen voor zijn zaak. Tegelijkertijd<br />

populariseert hij zijn standpunt in tijdschriften zoals Reader's Digest, Ladies Home Journal,….<br />

Onder zijn invloed worden geïsoleerde klachten gebundeld in een h<strong>eu</strong>se campagne. Tegen het<br />

einde van de jaren '40 zijn er verschillende rapporten over comicverbrandingen op school. Ook de<br />

media doen hun best om de comics te boycotten. De verschillende politieke opinies scharen zich<br />

achter die campagne, inclusief de extreemrechtse en linkse groeperingen 22 .<br />

Hoewel Seduction of the innocent gepresenteerd wordt als een wetenschappelijk onderzoek, is het<br />

in feite een flagrante sensatie. Uiteindelijk staat er geen enkel bewijs in het boek dat comics een<br />

slechte invloed zouden hebben. Andere psychiaters vallen de thesis aan, omdat Werham zijn manier<br />

van werken en schrijven weinig wetenschappelijk is. Onderzoek heeft sindsdien aangetoond dat het<br />

empirisch en theoretisch niet onderbouwd is 23 .<br />

De overheid grijpt in de lente van 1954 in door middel van het Kefauver Crime Committee. Het doel<br />

is kinderen te beschermen voor de effecten van geweld. De hoorzittingen worden nationaal op<br />

televisie uitgezonden. Verschillende getuigen worden opgeroepen, waaronder Wertham. Hij eindigt<br />

6


zijn getuigenis met de woorden: "I think Hitler was a beginner compared to the comic book industry" 24 .<br />

Ook de uitgever van EC, William Gaines, treedt vrijwillig op als getuige, maar hij wordt in de hoek<br />

gedreven. De hoorzittingen eindigen met de conclusie, dat er geen definitief verband gelegd kan<br />

worden tussen strips en j<strong>eu</strong>gdcriminaliteit. Verscheidene kleine commissies spreken zich wel<br />

beschuldigend uit over de strip. Een wet tegen de strip is op til. Vijf jaar tevoren had de gouvern<strong>eu</strong>r<br />

van de staat New York zijn veto uitgesproken over een wet tegen de horror en crime comics en<br />

aangevoerd dat een dergelijke wet ook tegen aut<strong>eu</strong>rs als Poe of Conan Doyle kan worden gebruikt.<br />

Deze argumenten stuiten nu op dovemansoren 25 .<br />

Maar waarom kiest de Amerikaanse regering ervoor zich te mengen in dit debat? Waarschijnlijk<br />

hebben ze, net zoals Wertham, schrik voor het effect van geweld op kinderen, maar gaat nog een<br />

andere reden schuil. De grote explosie van het aantal ni<strong>eu</strong>we titels voor volwassenen, maakt dat<br />

ook volwassenen comics gaan lezen. Vanuit een politiek standpunt kan dat ongunstig zijn, want er<br />

zijn comics met politieke thema's en ideeën tegen het beleid van McCarthy. Deze ideeën kunnen<br />

aanslaan en leiden tot een verkiezingsnederlaag. De idee erachter kan zijn: "j<strong>eu</strong>gddelinquentie is<br />

een ding, maar kinderen stemmen niet en maken geen revoluties." Het kan zijn dat de regering van<br />

de kans gebruikmaakt om af te rekenen met die comics die hen schade kunnen berokkenen 26 .<br />

Ondanks de schijn van een "eerlijk proces" staat de uitkomst op voorhand vast. De hoorzittingen<br />

hebben het voorkomen van een communistische heksenjacht en de politiek zoekt een zondebok voor<br />

de stijgende golf van criminaliteit. De oorzaak van die criminaliteit ligt echter in de houding van het land<br />

en haar regering, maar die regering neemt elke poging te baat om de schuld van zich af te schudden.<br />

Ten slotte wordt duidelijk gemaakt dat de regering zal optreden om comics te censureren als de uitgevers<br />

zelf niets ondernemen. Door deze intimidatie en de dalende verkoopcijfers, richten de grootste<br />

uitgevers het zelfcensurerend orgaan op: The Comics Magazine Association of America (CMAA) 27 .<br />

Op 26 oktober 1954 wordt het inspectieorgaan: Comics Code Authority (CCA) ingesteld. Deze zeer<br />

ingrijpende maatregel legt grote beperkingen op ten aanzien van het uitbeelden van seks, geweld<br />

en alles wat in tegenspraak kan zijn met de Amerikaanse levensopvattingen. Een speciaal daarvoor<br />

ingestelde commissie van 80 deskundigen verplicht de stripuitgevers elke uitgave door hen te laten<br />

controleren. De uitspraken van deze commissie zijn bindend en overtreding ervan is strafbaar. De<br />

goedgek<strong>eu</strong>rde uitgaven krijgen voortaan het vignet Approved by the Comics Code Authority. Als het<br />

label niet aanwezig is, krijgt de titel geen toegang tot het distributienetwerk en weet elke fatsoenlijke<br />

huisvrouw waaraan ze zich kan verwachten en aan wat voor gevaren ze haar kroost blootstelt 28 .<br />

Voorgeschreven in de Comics Code zijn:<br />

De misdaad mag in strips nooit gepropageerd worden. De lezer mag geen sympathie voor de<br />

misdaad krijgen en aangemoedigd worden misdadigers te imiteren.<br />

De autoriteit van politiefunctionarissen, rechters e.a. mag niet in discrediet gebracht worden.<br />

Steeds zal het goede van het kwade winnen en de misdadiger gestraft worden.<br />

Wreedheden mogen niet in de illustraties voorkomen.<br />

Het woord misdaad moet in hetzelfde lettertype zijn als andere letters bij een opschrift of<br />

titeluitwerking. De woorden horror en terror mogen niet in de titel voorkomen.<br />

Sadistische en masochistische handelingen zijn niet toegestaan.<br />

De gevoelens van de lezers mogen niet gekrenkt worden.<br />

In de dialogen moet het taalgebruik hoogstaand zijn. Waar mogelijk in goede grammaticale zinnen.<br />

Geen enkele godsdienstige groepering of ras mag belachelijk gemaakt worden.<br />

Bij het onderdeel kleding staat dat het naakt zonder meer verboden is. Wellustige, wulpse en<br />

gewaagde illustraties zijn verboden.<br />

Vrouwen zullen naar de werkelijkheid getekend worden, zonder buitensporige overdrijvingen.<br />

De geslachtsdaad zal niet getekend worden en liefdesscènes van een wild karakter zijn taboe in<br />

strips.<br />

Eerbied voor ouders spreekt vanzelf.<br />

De heiligheid van het huwelijk en de waarde van het gezin mogen niet belachelijk gemaakt worden.<br />

7


De stripbranche schept haar eigen moraalcodex om weerstand te bieden aan de druk van de openbare<br />

mening en omdat er ook wettelijke maatregelen te verwachten zijn. Deze zelfcensuur is een<br />

afweermaatregel, waarmee de maatschappij de status quo tracht te handhaven. De Comics Code<br />

heeft zeker ook positieve effecten. De dialogen in de strips krijgen meer aandacht en verbeteren en<br />

ook vormesthetisch stijgt het peil van de tekeningen 29 .<br />

De invoering van de Comics Code is een zware slag voor de branche. De crimeproducenten die zich<br />

niet aansluiten, verdwijnen van het toneel. In mei 1955, zes maanden na de inwerkingtreding van<br />

de Code, komt er in de staat New York een wettelijk verbod om obscene of laakbare strips aan<br />

j<strong>eu</strong>gdige personen te verkopen of woorden als crime, seks, horror of terror in de titel op te nemen.<br />

Ook in een dozijn andere staten zijn er wettelijke maatregelen tegen dit soort strips. Een radicaal<br />

saneringsproces brengt de productie van crime en horror comics volledig tot stilstand 30 .<br />

Dit is het keerpunt voor de Amerikaanse comicindustrie. De verkoop daalt vrijwel onmiddellijk en<br />

veegt volledige genres van de kaart. Het was niet de bedoeling van Wertham om de comics volledig<br />

te bannen, maar dat is wel het gevolg van zijn campagne. Zijn doel was om de lijn tussen kinderenen<br />

volwassenencomics te hertekenen. In verschillende artikels, vaak gepubliceerd in dezelfde tijdschriften<br />

waarin de comiccontroverse begonnen is, protesteert hij nu tegen de Comics Code. Over<br />

hoe arbitrair het is, over hoe het alleen de aandacht vestigt op geweld, hoe het meer problemen<br />

creëert dan oplost en hoe Amerika beter zou zijn zonder. Maar naar deze argumenten luistert<br />

niemand meer, de gemoedsrust van ouders en opvoeders is immers hersteld 31 .<br />

Dit drastische ingrijpen van de Amerikaanse "Moral Majority" is in elk geval bijzonder effectief. Tal<br />

van tijdschriften gaan over kop en slechts enkele ondernemingen blijven strips publiceren. De<br />

Amerikaanse stripwereld ligt voor meer dan tien jaar zo goed als plat. Tal van talentvolle tekenaars<br />

schieten er hun broodwinning bij in. Elke poging tot verni<strong>eu</strong>wing, hoe vindingrijk ook, is onbegonnen<br />

werk 32 .<br />

1.1.7.2 Europa<br />

Hoe groot de invloed van de reacties in Amerika op Europa precies zijn, is niet geheel na te gaan.<br />

De reacties in Europa lopen echter aardig parallel met die in de Verenigde Staten 33 .<br />

Naar aanleiding van Seduction of the Innocent verschijnen er in verschillende Europese landen<br />

artikelen van zijn hand. Deze artikelen verspreiden zich als een vloedgolf tussen opvoeders en<br />

bibliothecarissen, die gretig naar de pen grijpen. Het is opvallend dat grote emotionaliteit, een<br />

zekere dosis fanatisme, erg veel onkunde en totaal verkeerde ideeën over het beeldverhaal de wijde<br />

wereld worden ingestuurd 34 .<br />

In 1949 wordt in vrijwel geheel Europa een wet op j<strong>eu</strong>gdpublicaties aangenomen. In 1954 wordt hieraan,<br />

onder invloed van de Amerikaanse Comics Code, nog een aantal artikelen toegevoegd. De<br />

reacties van de moraalridders lopen dus vrijwel parallel op beide continenten 35 .<br />

1.1.7.2.1 België<br />

Na de Tweede Wereldoorlog laat het jong Vlaams talent zich gelden. In die tijd komt de strip tot een<br />

geweldige ontplooiing en de reacties blijven dan ook niet uit. De een neemt het niet allemaal erg au<br />

séri<strong>eu</strong>x, de ander ziet het té ernstig. In het kielzog van Frederic Wertham verschijnen gedurende<br />

lange tijd artikelen, waarin het stripverhaal besm<strong>eu</strong>rd wordt met alle kwalen van de wereld. Zelfs het<br />

ministerie doet aan deze hysterie mee 36 .<br />

In 1955 geeft het ministerie van Openbaar Onderwijs een boekje uit, geschreven door T. Decaigny:<br />

De Kinderpers: haar gevaren en problemen. In het daaropvolgende jaar verschijnt in een nummer<br />

van Volksopvoeding een artikel getiteld De heerschappij van het beeld, geschreven door Leo<br />

Schevenhels. Hij hemelt Seduction of the Innocent op en beschrijft het stripverhaal als verderfelijk,<br />

amoreel en dergelijke meer. Hij pleit dan ook voor censuur. Deze uitspraken doet hij zonder zich af<br />

8


te vragen wat de draagwijdte, de invloed, de impact of de doelstelling van het beeldverhaal in het<br />

algemeen en haar verschijning in Vlaanderen is. Schevenhels is niet de enige die er zo over denkt.<br />

In een artikel van 16 juni 1967 schrijft Th. Van de Kamp in het weekblad De Bond een tekst getiteld<br />

Voor beeldromans zijn we niet zo geestdriftig: "waar we op zitten te wachten is een algemeen<br />

drukverbod". Ten slotte wil Leo Roelants bewijzen dat het lezen van comics analfabetisme in de<br />

hand werkt. Dat is natuurlijk klinkklare onzin. Dat er in strips foutief taalgebruik voorkomt valt niet te<br />

ontkennen. A.H. Hijmans' conclusie pleit in het voordeel van de strip: in zijn studie Beeldromans<br />

gezien uit criminologisch oogpunt meldt hij dat er geen verband bestaat tussen j<strong>eu</strong>gdcriminaliteit en<br />

stripverhalen 37 .<br />

De kritiek richt zich vooral op… "de fantasievernauwende beeldprojectie, de taalbedervende en<br />

moreel negatieve invloed, het pijn-aan-de-ogen-veroorzakende drukwerk, de geringe artistieke<br />

kwaliteit, de smaakbedervende uitwerking, de menselijke waarde verwaarlozende inhoud, die<br />

geweldpleging, verschrikking en gedragpatronen uitbeeldt, welke kinderen geneigd zijn te imiteren."<br />

De argumentatie is zeer emotioneel en werkt met grove generalisaties 38 .<br />

1.1.7.2.2 Duitsland<br />

In de jaren '50 worden er in Duitsland maandelijks 5 miljoen stripverhalen op de markt gebracht.<br />

Deze grote hoeveelheden alarmeren niet alleen het onderwijzend personeel, maar ook de politieke<br />

en religi<strong>eu</strong>ze autoriteiten. Dat leidt tussen 1954 en 1956 tot een hysterische antistripcampagne: de<br />

Schmutz- und Schund-Aktionen. Het zijn forse zuiveringsoperaties, waarbij kinderen aangespoord<br />

worden hun stripalbums in te ruilen voor een "echt" boek. In de pers komen er triomfantelijke<br />

berichten over het aantal ton strips dat her en der vernietigd is. Opvallend hierbij is dat niemand zich<br />

realiseert hoe veralgemenend over het medium gepraat wordt. Het stripwezen ziet dit alles met lede<br />

ogen aan. In een poging te overleven treffen ze allerlei zelfcensurerende maatregelen georganiseerd<br />

in de FSS of de Freiwillige Selbstkontrole für Serienbilder. Jarenlang wordt de stripproductie lamgelegd<br />

door deze Comic-Hatz 39 .<br />

1.1.7.2.3 Frankrijk<br />

Na de Tweede Wereldoorlog, met als hoogtepunt 1949, ontstaat in Frankrijk een krachtige oppositie<br />

tegen de Amerikaanse comics. De communisten willen de comics eruit, omdat ze het individualisme<br />

beklemtonen wat niet met de marxistische leer te verenigen is. De rechterzijde wil de comics verbannen,<br />

omdat ze de nationale geest bedreigen. De theologen protesteren tegen de excessen van<br />

de strips. En ten slotte is er verzet onder de Franse tekenaars en redact<strong>eu</strong>ren, die niet gelukkig zijn<br />

met de terugkeer van de concurrentie. Een wetsontwerp van de communistische partij, om alle<br />

buitenlandse strips te verbieden, wordt verworpen. De katholieken hebben meer succes, hun ingediende<br />

voorstel wordt op 16 juli 1949 tot wet verheven. Sindsdien waakt een raad van toezicht<br />

streng over de Franse stripproductie. Zo mag het aantal geïmporteerde strips niet meer dan 25%<br />

bedragen 40 .<br />

In 1958 worden de sancties voor het overtreden van de wet verzwaard. Deze gedicteerde zelfcensuur<br />

heeft ook zijn weerslag op België, omdat er bladen uit ons land geëxporteerd worden of<br />

aldaar onder andere namen verschijnen. In 1960 wordt uiteindelijk een overkoepelende Europese<br />

organisatie geschapen, die soortgelijke richtlijnen opstelt als de Amerikaanse Comics Code Authority.<br />

Deze Code Moral van Europress Junior is nog scherper op de bescherming van de j<strong>eu</strong>gd toegespitst<br />

dan de Amerikaanse Code 41 .<br />

In de geschiedenis van Frankrijk worden twee uitgevers veroordeeld op basis van de wet van 1949:<br />

Pierre Mouchot en Paul Winkler. Paul Winkler wordt veroordeeld voor het gebruik van geweld in<br />

strips en voor het plegen van plagiaat 42 .<br />

1.1.7.2.4 Groot-Brittannië<br />

In Groot-Brittannië valt de import van twee ni<strong>eu</strong>we Amerikaanse genres, crime en horror, niet in de<br />

smaak van het grote publiek en er wordt een campagne gestart om ze te weren. Aan deze campagne<br />

9


doen drukkingsgroepen mee van alle politieke partijen. Vooral de Britse communisten zijn zeer<br />

actief. Zij zien de Amerikaanse comic als een aanmoediging van de pro-Amerikaanse en prokapitalistische<br />

ideologie die zich vormt in de geest van de Britse kinderen 43 .<br />

De campagne st<strong>eu</strong>nt hoofdzakelijk op de onderzoeksrapporten van Frederic Wertham. Onder een<br />

enorme druk, legt de Britse regering uiteindelijk de import en publicatie van crime en horror comics<br />

aan banden, onder de The Children and Young Person's Harmful Publication Act in 1955. Deze wet<br />

moet op een effectieve manier de beledigende comics weren 44 .<br />

Wanneer in de Verenigde Staten de Comics Code vruchten afwerpt, leidt dat in 1959 tot het opheffen<br />

van de ban op het verdelen van de Amerikaanse comic 45 .<br />

1.1.7.2.5 Nederland<br />

Net zoals in de andere Europese landen wordt in Nederland fel gereageerd op de bevindingen van<br />

Frederic Wertham. Vooral de overheidssector reageert vrij fel op stripverhalen. Op 25/10/1948 verschijnt<br />

een omzendbrief van de overheid, met volgende inhoud: "(…) Deze boekjes, die een samenhangende<br />

reeks tekeningen met een begeleidende tekst bevatten, zijn over het algemeen van een<br />

sensationeel gehalte zonder enige andere waarde. (…) Hoewel ik ervan overtuigd ben, dat op de<br />

meeste scholen het lezen van deze boekjes zoveel mogelijk wordt tegengegaan, zal ik het toch op<br />

prijs stellen, indien gij het personeel Uwer scholen er, wellicht ten overvloede, op willen wijzen, dat<br />

het gewenst is toe te zien dat de leerlingen de beeldromans niet in de school brengen of onder hun<br />

makkers verspreiden. (…) de leerlingen te wijzen op het zeer oppervlakkige karakter van deze<br />

lectuur en op talrijke boeken, die hun belangstelling meer waard zijn. 46 "<br />

De banvloek is hiermee uitgesproken. Er is echter één voorval, waardoor het onderwijzend personeel<br />

volledig uit zijn dak gaat en ware verwoestingen aanricht. Op vrijdagavond 19 november 1948 wordt<br />

in Enkhuizen een 16-jarig meisje door haar vriendje van 15 jaar om het leven gebracht. Kranten en<br />

tijdschriften speculeren naar hartelust over oorzaken en motieven van het tragisch geb<strong>eu</strong>ren. Al snel<br />

wordt een zondebok gevonden: de stripverhalen. Het gevolg is dat ouders en pedagogen kinderen<br />

verbieden om stripverhalen te lezen 47 .<br />

De scherpste reactie in Nederland komt van de bibliotheeksector. In 1949 wordt er een omzendbrief<br />

uitgegeven, waarin volgend beeld van stripverhalen wordt geschetst: "Als de leeszaal<br />

ermede zou beginnen de strijd tegen de beeldromans aan te binden, door strips in eigen huis te<br />

brengen, dan zou zij naar mijn overtuiging de kannibalen binnenvoeren, die van lieverlede het<br />

boek zelf verslinden; en een haard van besmettelijk nihilisme, dat ook anderen zou aansteken. De<br />

beeldroman is een volstrekte negatie van het boek, het ontstellende ziekteverschijnsel van een<br />

tijd, die in wanhoop aan zelfmoord van de geest toe is." Dit soort hysterische reacties heeft het<br />

medium twee decennia lang in de rol geduwd van brave kinderlectuur. Een aantal thema's en<br />

voorstellingen zijn verboden en de resterende onderwerpen worden erg clichématig verwerkt. De<br />

strip mag niet volwassen worden en teert jarenlang op het herkauwen van oude verhalen, muffe<br />

situaties en belegen grappen 48 .<br />

1.1.8 De periode 1960-1980<br />

1.1.8.1 De Verenigde Staten<br />

Door de Comics Code treedt er maar heel weinig verni<strong>eu</strong>wing in de Amerikaanse comic op. De uitgevers<br />

ontdekken al snel vier manieren om de Code te omzeilen: niet meer produceren wat niet mag<br />

en vooral humor uitbrengen; comics voor kinderen gesofisticeerde elementen meegeven, zodat ook<br />

volwassenen ze lezen; een ni<strong>eu</strong>w formaat introduceren, dat van het tijdschrift, of clandestien blijven.<br />

De Code wordt met andere woorden ondermijnd. De CMAA moet de bepalingen liberaliseren. Zo is<br />

het mogelijk misdadig gedrag, vanuit een sociaal perspectief en met een zeker medeleven, uit te<br />

beelden. Zelfs ambtelijke corruptie is toegestaan, mits de schuldigen hun verdiende straf krijgen.<br />

Onder dezelfde voorwaarden mogen politiefunctionarissen tijdens de uitoefening van hun functie<br />

door misdadigers worden gedood. Op 15 april 1971 aanvaardt de raad van toezicht van de CMAA<br />

eenstemmig een richtlijn: "Verslaving aan drugs mag niet getoond worden, tenzij als ond<strong>eu</strong>gd." De<br />

10


Comics Code begint haar scherpe kantjes kwijt te raken. De inhoud is ten dele aan de actuele<br />

ontwikkeling aangepast en geliberaliseerd 49 .<br />

Tussen 1960 en 1977 ontstaat een ni<strong>eu</strong>w genre: de underground comic of de comix. Zij willen<br />

taboes doorbreken. De thema's zijn: humor, seks, verkrachting, incest, geweld en drugs. Zowat alles<br />

wat volgens de Comics Code niet mag. De comix wordt in eigen beheer of door kleine bedrijfjes uitgegeven.<br />

Dit alles in het vaarwater van de hippiebeweging.<br />

De underground krijgt vanzelfsprekend te maken met justitie en de Verenigde Staten worden<br />

opgeschud door twee grote rechtzaken: deze tegen het tijdschrift ZAP (1972) en tegen Air Pirates<br />

Funnies (1973). Zap wordt veroordeeld voor obsceniteiten en Air Pirates Funnies omdat ze Mickey<br />

Mouse afbeelden met een joint en in erotische poses 50 .<br />

Na een grote bloeiperiode komt de underground ten val, een van de redenen is de regel van het<br />

hoog gerechtshof in 1973. De individuele staten mogen hun eigen wetten tegen obsceniteiten<br />

afkondigen. Er wordt maar heel weinig publiciteit rond gemaakt, maar het heeft wel zeer grote<br />

gevolgen voor de underground. In dezelfde periode komen er een reeks wetten door die het<br />

verkopen van drugsgerelateerde materialen verbiedt en ook dat heeft zijn effect op de comix 51 .<br />

1.1.8.2 Groot-Brittannië<br />

Ook in Groot-Brittannië ontstaat de comix en deze roept onvermijdelijk een vijandige reactie op, om<br />

twee redenen. Ten eerste omdat de comix tegen de heersende ideologie ingaat en ten tweede<br />

omdat ze niet meer voor kinderen bedoeld is. In een land waar de comic gelijkstaat met onschuldig<br />

plezier, is het logisch dat deze comics niet getolereerd worden 52 .<br />

De mainstreampers is de eerste die de aanval inzet. De comixs krijgen de labels: pornografisch en<br />

pervers. Confiscaties door de politie volgen en tegelijkertijd doet de douane zijn best om<br />

Amerikaanse comixs buiten Groot-Brittannië te houden.<br />

Deze tegenreactie heeft ook hier geleid tot twee belangrijke rechtszaken: deze tegen Oz voor<br />

obsceniteiten (1971) en deze van Nasty Tales (1972) om gelijkaardige redenen. De redact<strong>eu</strong>ren van<br />

Oz krijgen een gevangenisstraf, wat in hoger beroep tenietgedaan wordt. De redact<strong>eu</strong>ren van Nasty<br />

Tales komen er met een waarschuwing vanaf. De processen gaan echter over veel meer dan het<br />

overtreden van de Obscurity Publication Act. De onderliggende reden is het verzet tegen het<br />

establishment. De gevolgen zijn nefast voor het beeld van de comix. Deze rechtszaken, politieraids<br />

en confiscaties vormen een afknapper op lange termijn 53 .<br />

Rond 1976-1977, met de opkomst van de punk, nemen de mensen de comix niet meer au séri<strong>eu</strong>x.<br />

Op het einde van de jaren '70 komt het blad Action uit: een cynisch, antiautoritair en erg gewelddadige<br />

comic. De heilige helden zijn nu gecompliceerde karakters, vaak verbitterd en moreel<br />

ambigu. Om die reden komt Action in conflict met ouders en de media. The Sun en andere kranten<br />

lanceren een campagne om het blad om politieke redenen te bannen. De uitgever geeft toe aan de<br />

politieke druk en de comic sterft een stille dood 54 .<br />

1.1.8.3 Het Europese vasteland<br />

Europa krijgt in de jaren '60 en '70 te maken met een ommekeer ten aanzien van stripverhalen.<br />

In 1966 komt er, op Frans initiatief, eerst nog een uitspraak over j<strong>eu</strong>gdpublicaties in Europa.<br />

Deze uitspraak mondt uit in de Code Europress Junior. Vanaf nu bestaat er een eensluidende<br />

wet voor heel Europa, waar tot voor kort elk land zijn eigen maatstaven had. Door de opgelegde<br />

beperkingen doen veel aut<strong>eu</strong>rs aan zelfcensuur, om toch aan de bak te blijven. Maar vanaf de<br />

jaren '60 richten een aantal tekenaars, scenaristen en uitgeverijen zich op de volwassenenmarkt<br />

met underground strips, onder andere Métal Hurlant en het tijdschrift Hara-Kiri. Hara-Kiri is verantwoordelijk<br />

voor een ni<strong>eu</strong>we anarcho-satirische stijl, die geregeld de Franse censuurridders op<br />

stang jaagt.<br />

11


De kritiek die in de Amerikaanse comixs gespuid wordt, kan zonder veel moeite ook op de Europese<br />

situatie toegepast worden. Dit verklaart het succes van Amerikaanse uitgaven in Europa, alsook het<br />

verschijnen van een aantal gelijkaardige en -waardige Europese publicaties. Ook het Nederlandse<br />

taalgebied krijgt zijn undergroundstripverhalen 55 .<br />

De jaren '60 zijn belangrijk, omdat naast een aantal tegenreacties, de strip in Europa eindelijk<br />

erkenning krijgt. Hiervoor zijn een aantal geb<strong>eu</strong>rtenissen aan te halen. De eerste geb<strong>eu</strong>rtenis is de<br />

uitgave van Barbarella van Jean-Claude Forest, door de Parijse uitgever Eric Losfeld in 1964. Deze<br />

seksuele avonturierster in de ruimte brengt een enorme opschudding teweeg. Het album wordt door<br />

de Franse justitie veroordeeld als onaanvaardbaar: het mag niet verkocht worden aan minderjarigen.<br />

Het album mag niet gepropageerd worden via advertenties en mag evenmin openlijk aangeboden<br />

worden in boekwinkels. De contradictie van deze situatie is dat ditzelfde verhaal eerder (sinds 1962)<br />

en zonder enige hinder gepubliceerd is in het vrij onbekende Franse tijdschrift X (of V) - Magazine.<br />

Helemaal te gek wordt de toestand als de uitgever de Engelstalige editie wel ongestraft kan<br />

verkopen. De poppen gaan aan het dansen, als Barbarella verfilmd wordt: een film die zonder meer<br />

door de Franse censuur wordt vrijgegeven 56 .<br />

Dit leidt in Frankrijk tot een eerste beweging ter bescherming van het beeldverhaal. Met de oprichting<br />

van het CELEG: Centre d'Etude des Littératures d'Expression Graphique komt het stripverhaal, in<br />

begin van de jaren '70, definitief uit het culturele getto. Een eerste stap tot erkenning en rehabilitatie<br />

van de stripverhalen is gezet. Vele andere initiatieven volgen, met in het Nederlands taalgebied de<br />

oprichting van het Stripschap. Via een eigen tijdschrift Stripschrift en een aantal regionale en<br />

nationale manifestaties heeft het Stripschap zeer veel gepresteerd voor de waardering van stripverhalen.<br />

Hetzelfde werk wordt in Frankrijk verricht door SOCERLID: Société civile d'Etudes et de<br />

Recherches des Littératures Dessinées. Er worden tentoonstellingen, conferenties, congressen,<br />

werkgroepen en verenigingen georganiseerd en opgericht, televisie- en radio-uitzendingen worden<br />

aan het stripverhaal gewijd en er verschijnen tal van naslagwerken en boeken. De genootschappen<br />

breiden zich uit en zijn het domein van de intelligentsia, academici, schrijvers en filmmakers, zoals<br />

Federico Fellini, John Steinbeck, Alain Resnais, … 57 .<br />

De conferenties breiden zich uit en worden culturele festivals. Het bekendste is dat van Angoulême.<br />

Het heeft de reputatie van het "Cannes voor de comic". Stripverhalen worden ook opgenomen in<br />

universiteitscursussen als een waardevol studieobject. In België alleen is het aantal proefschriften<br />

in verband met beeldverhalen vrij indrukwekkend. Ten slotte krijgen comics in verschillende landen<br />

subsidies, net zoals opera en ballet. De ultieme uitdrukking hiervan is de subsidiëring voor het<br />

bouwen van het Nationaal Centrum voor Comic Strips en Afbeeldingen en mus<strong>eu</strong>m en studiecentrum<br />

in Angoulême (CNBDI) 58 .<br />

Ten tweede ontdekt de kunstensector het beeldverhaal, met name de Amerikaanse en Britse popart,<br />

met als belangrijkste vertegenwoordigers Andy Warhol en Roy Lichtenstein. Zij omringen zich met<br />

alledaagse dingen en daartoe horen ook stripverhalen. Wereldberoemd zijn de uitvergrotingen van<br />

de stripbeelden van Roy Lichtenstein. Hij houdt zich bezig met het artistiek analyseren van stripverhalen,<br />

zijn werk kent dan ook een enorme weerklank. Meteen worden de stripverhalen definitief<br />

opgenomen in de grote kunst. Een gelukkig neveneffect is, dat de stripverhalen op hun artistieke<br />

waarde onderzocht worden en dat jonge tekenaars meer aandacht besteden aan de opbouw en<br />

afwerking van hun tekeningen 59 .<br />

Ook de film heeft zijn weerklank op de stripverhalen, heel wat filmische effecten worden geïntegreerd<br />

in het beeldverhaal, evenals de opbouw van het verhaal. Daardoor hebben de verhalen een ni<strong>eu</strong>w<br />

en dynamischer ritme. Deze invloed van de film is in belangrijke mate bepalend voor de verni<strong>eu</strong>wing<br />

van de stripverhalen. Stripverhalen komen ook terug in de reclamewereld,de overheid doet een<br />

inspanning voor de strip en ze sijpelen door in het onderwijs. Overal en met de meest uiteenlopende<br />

bedoelingen worden stripverhalen gebruikt 60 .<br />

12


Ten slotte krijgt de strip in 1964 de benaming van "de negende kunst". Riciotto Canudo is een van<br />

de eersten die de kunsten van een nummer voorziet. In zijn ogen is de cinematografie de<br />

zevende kunst, aangezien film een synthese brengt van de zes andere. De twee grondkunsten<br />

zijn respectievelijk architectuur en muziek, gevolgd door de schilder- en beeldhouwkunst, die<br />

voortkomen uit de architectuur. Dans en poëzie stammen af van muziek. Vervolgens vraagt Claude<br />

Beylie zich in een artikel, getiteld: La Bande Dessinée est-elle un art? zich af of het stripverhaal<br />

kunst is. Hij antwoordt hierop positief, maar televisie en radio zijn volgens hem beter geschikt als de<br />

"achtste kunsten". In 1971 verschijnt het boek van Christian Bourgois met de titel Pour un n<strong>eu</strong>vième<br />

Art, la bande dessinée. Van toen af aan is de benaming "negende kunst" ingeburgerd en wordt ze<br />

blijvend geassocieerd met de strip 61 .<br />

1.1.9 De periode 1980-1990<br />

1.1.9.1 De Verenigde Staten en Groot-Brittannië<br />

Na een kleine herstelperiode buigt de conservatieve en religi<strong>eu</strong>ze lobby zich opni<strong>eu</strong>w kritisch over<br />

de populaire cultuur in het algemeen: winkels worden onder druk gezet om geen platen van<br />

bepaalde artiesten aan te bieden, bepaalde films mogen niet gespeeld worden, enzovoort. De<br />

ni<strong>eu</strong>we volwassenencomics zijn uiteraard opni<strong>eu</strong>w een doelwit, zowel de mainstream als alternatieve<br />

titels. Het zijn echter de alternatieve titels die het het zwaarst te verduren krijgen. De comicindustrie<br />

krijgt verwijten dat ze "seksueel afwijkend gedrag", "seksuele promiscuïteiten" en "ongebreideld<br />

geweld" promoten. De gedachte dat comics gevaarlijk zijn, omdat kinderen ze in handen kunnen<br />

krijgen, steekt nog maar eens de kop op.<br />

De eerste reactie op deze ni<strong>eu</strong>we aanval is een debat binnen de Amerikaanse industrie zelf om al<br />

dan niet een gradensysteem te introduceren zoals in de bioscoop. Doordat enkele grote namen<br />

(Alan Moore, Frank Miller en Howard Chaykin) ontslag nemen, omdat ze dit zien als een vorm van<br />

censuur, wordt de idee aangepast tot een eenvoudige etiquettepolitiek, waarbij de stempel ”For<br />

Mature Readers” op de comic gedrukt wordt als het nodig is. De conservatieven zijn hier echter niet<br />

tevreden mee en de druk tegen comics wordt weer opgevoerd, wat leidt tot vervolgingen van<br />

gespecialiseerde winkels 62 .<br />

Deze teruggang is te danken aan het feit dat de politiek in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië<br />

in de greep van rechts gekomen is, met de politiek van Reagan en Bush en van Thatcher en Major.<br />

Zij worden onderst<strong>eu</strong>nd door een overweldigende rechtse pers. Tezelfdertijd krijgt het evangelisch<br />

christelijke recht steeds meer invloed en in de Verenigde Staten begint de zogenaamde "morele<br />

meerderheid" een kruistocht tegen de populaire cultuur 63 .<br />

Tegen het einde van de jaren '80 dringen de mainstreamuitgeverijen het domein van het stripverhaal<br />

binnen. Deze trend begint in 1989 door Penguin (en later ook Gollancz), met de publicatie<br />

van Maus en de belofte om ongeveer elke maand een comicbook uit te geven, voornamelijk<br />

graphic novels. Het gevolg zijn artikels in de pers, waardoor comics nu kunnen rekenen op een<br />

betere reputatie en gevestigde distributiekanalen. Nauw verbonden met deze ontwikkelingen,<br />

komt de beslissing van sommige openbare bibliotheken om graphic novels in hun collectie op te<br />

nemen 64 .<br />

Het commerciële en artistieke succes van Maus, Watchmen en Batman: the Dark Knight Returns<br />

(The Big 3) midden jaren '80 wekte grote verwachtingen. De rage is echter snel voorbij. Ondanks vele<br />

goede bedoelingen blijven strips kampen met vooroordelen bij het brede publiek en in de media 65 .<br />

1.1.9.2 Het Europese vasteland<br />

In Europa ziet het er iets rooskl<strong>eu</strong>riger uit dan in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Als er al<br />

kritiek is op stripverhalen, dan is dat op een wetenschappelijke basis. Ten slotte worden er ook<br />

gevestigde instituten bij betrokken, met universiteiten die cursussen aanbieden over strips en<br />

regeringen die grote stripmusea en studiecentra sponsoren. Als president Mitterand in 1986 verklaart<br />

dat hij een stripfan is, is niemand verbluft 66 .<br />

13


1.1.10 De periode 1990-heden<br />

1.1.10.1 De Verenigde Staten en Groot-Brittannië<br />

Een jaar later vermindert Penguin het aantal graphic novels in zijn fonds en ook andere uitgeverijen<br />

die op de kar gesprongen zijn, beginnen te twijfelen. De volwassenencomics slagen er niet in om<br />

voet aan de grond te krijgen bij het grote publiek. De oude vooroordelen zijn vastgeroest en het grote<br />

publiek zien comics nog altijd als een ontspanning voor kinderen. Zelfs de lezers aangetrokken door<br />

de Big 3 zijn niet noodzakelijk overtuigd. Julie Burchill: "Comic Books for adults is a complete contradiction<br />

in terms, as anyone who read comics is not an adult and should have their voting right<br />

removed ASAP" 67 .<br />

Tegen 1992 adopteert de pers twee aanvalslijnen: ten eerste zijn er algemene kritische artikelen die<br />

zeggen dat volwassenencomics intrinsiek weinig ontwikkeld zijn en zelfs een bedreiging zijn voor<br />

het literaire. De tweede aanvalslijn is de seksuele en gewelddadige context van sommige titels<br />

waardoor volwassenencomics gebrandmerkt worden als pervers en walgelijk.<br />

De tegenaanval stopt niet met de media, ook de autoriteiten moeien er zich mee. Er zijn opni<strong>eu</strong>w<br />

raids en douaneconfiscaties op comic shops. Maar de inmenging van de autoriteiten leidt natuurlijk<br />

tot een veel grotere graad van zelfcensuur. Na de underground is het nu de b<strong>eu</strong>rt aan de mainstreamuitgevers<br />

om minder comics te produceren met "sterke onderwerpen", terwijl ook de import van<br />

dergelijk materiaal uitblijft. Tegen 1992 is er nog maar weinig expliciet seksueel materiaal aanwezig<br />

in de gespecialiseerde shops.<br />

Dit is het bewijs dat de comics in de jaren '90 nog altijd niet aanvaard zijn in Groot-Brittannië. Bijna<br />

al het verworpen materiaal zou ongemerkt gebleven zijn in een roman. Het is duidelijk dat de<br />

vrijheid van expressie niet geldt voor comics. Het feit dat de klachten dezelfde zijn als deze van<br />

100 jaar geleden toont aan dat er weinig veranderd is. Het feit dat de onderdrukking komt op het<br />

moment dat comics reiken naar een toppunt van kunstzinnigheid en literair succes is de ultieme<br />

ironie 68 .<br />

In de Verenigde Staten komt dit patroon ook voor, maar vaak met ernstiger gevolgen. Mike Diana<br />

heeft de dubi<strong>eu</strong>ze eer om de eerste cartoonist te zijn die een gevangenisstraf voor obsceniteiten<br />

krijgt en zijn comics worden in Florida geconfisceerd. Hij gaat herhaaldelijk in beroep, maar zijn<br />

Boiled Angel moet uit de handel. In dit werk kaart Diana taboedoorbrekende onderwerpen zoals<br />

verkrachting, kindermishandeling en corruptie aan. Bovenop het publicatieverbod wordt Diana<br />

veroordeeld tot 1300 uren gemeenschapsdienst, een boete van 3000 dollar en een proeftijd van drie<br />

jaar waarin hij niet in de buurt van minderjarige meisjes mag komen. Bovendien mag Diana niet<br />

meer tekenen, zelfs niet voor eigen gebruik. Om dit te controleren worden onaangekondigde huiszoekingen<br />

georganiseerd. Alles op kosten van de belastingbetaler. De motivatie van de jury is als<br />

volgt: "His [Diana's] work lacked serious literary, artistic, political or scientific value". We schrijven<br />

ondertussen 1997 69 .<br />

Hoe kunnen de producers van alternatieve comics daarmee omgaan? Het korte antwoord is: dat<br />

kunnen ze niet. Uiteindelijk verliezen ze slag na slag en zoals de underground het 20 jaar ervoor<br />

moest ondervinden, de kosten van de nederlaag zijn eenvoudigweg té hoog. Vandaar dat zelfcensuur<br />

het logische gevolg is 70 .<br />

1.1.10.2 Vlaanderen<br />

In Vlaanderen toont de boekenwereld de laatste jaren belangstelling voor het stripverhaal. Zo heeft<br />

uitgeverij Atlas De kat van de Rabbijn van Joan Sfar en Persepolis van Marjan Satrapi uitgegeven,<br />

iets wat in het verleden ondenkbaar was. Ook uitgeverij De Bezige Bij neemt stripverhalen op in zijn<br />

fonds, onder andere De avonden van Gerard Reve. Dick Matena, de tekenaar van De avonden, gaat<br />

dit jaar Christmas Carol van Charles Dickens in een strip omzetten en ook dit stripboek wordt uitgegeven<br />

door De Bezige Bij.<br />

14


Sinds dit jaar werken Atlas en Oog en Blik samen om zogenaamde graphic novels in het Nederlands<br />

te vertalen, voorbeelden hiervan zijn: Een deken van sne<strong>eu</strong>w van Craig Thompson en Fikser van<br />

Joe Sacco. Een algemene aanvaardig van de volwassenenstrip bij de fervente boekenwurmen is<br />

misschien aangebroken 71 .<br />

1.1.10.3 De rol van de overheid in de jaren '90<br />

1.1.10.3.1 De Verenigde Staten<br />

De overheid staat in de Angelsaksische landen niet echt te springen om het verschijnsel comic. Hun<br />

perceptie van de strip is uitgesproken negatief. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat er geen<br />

rechtstreekse subsidies worden toegekend aan tekenaars, scenaristen en uitgeverijen. In ieder<br />

geval toch geen directe st<strong>eu</strong>n.<br />

Het centraal subsidieorgaan, the National Endowment for the Arts (NEA) hanteert een strikte<br />

scheiding tussen de zogenaamde "public arts" en de "commercial arts". Met "Public arts" bedoelen<br />

zij theater, dans, literatuur en beeldende kunst. De populaire, commerciële kunsten komen niet in<br />

aanmerking voor overheidsst<strong>eu</strong>n en tot die commerciële kunsten behoren de comics. Voor NEA is<br />

kwaliteit prioritair en dat is, volgens hen, niet te vinden in de populaire kunsten. De comic wordt wel<br />

op een heel indirecte manier onderst<strong>eu</strong>nd: door galerijen subsidies toe te kennen die tentoonstellingen<br />

over comics organiseren of via privé-initiatieven die vaak st<strong>eu</strong>n krijgen van de NEA, maar een st<strong>eu</strong>nmaatregel<br />

kan je dit niet echt noemen.<br />

Directe st<strong>eu</strong>n aan strips komt gewoonweg niet voor. De Amerikaanse overheid lijkt echter meer<br />

bedreven in het dwarsbomen van de stripproductie: om de haverklap worden processen aangespannen<br />

tegen uitgevers en stripaut<strong>eu</strong>rs wegens vermeende "explicit" contents. Overheidsst<strong>eu</strong>n voor comics<br />

is er niet, de strip lijkt veeleer het uitverkoren medium om gecensureerd te worden. In 1990 wordt<br />

het Comic Book Legal Defense Fund (CBLDF) opgericht om de belangen van stripaut<strong>eu</strong>rs te<br />

verdedigen, maar groot is haar slagkracht niet, zoals gebleken is in de zaak van Mike Diana 72 .<br />

1.1.10.3.2 Frankrijk<br />

Een grotere tegenstelling met de Verenigde Staten bestaat niet. In Frankrijk krijgt het medium strip<br />

juist heel wat overheidsst<strong>eu</strong>n. Zowel tekenaars, scenaristen als uitgeverijen kunnen subsidies krijgen.<br />

De tekenaars kunnen hun aanvraag indienen bij de Délégation aux Arts Plastique en de scenaristen,<br />

uitgeverijen, striptijdschriften, bibliotheken en boekwinkels bij het Centre National du Livre. Beide<br />

departementen vallen onder het overkoepelende ministerie van Cultuur en Communicatie.<br />

In Frankrijk bevindt zich ook het Mekka of Cannes van het stripverhaal: Angoulême. Het Nationaal<br />

Centrum voor het Beeldverhaal (CNBDI) en het mus<strong>eu</strong>m zijn er gevestigd sinds 1990-1991 en jaarlijks<br />

is er het stripfestival. Verder kan je er een driejarige opleiding beeldverhaal volgen. De helft van<br />

het complex is gefinancierd door de Franse regering. Frankrijk heeft als eerste Europese natie de<br />

waarde van het stripverhaal als deel van het nationaal kunstpatrimonium erkend, en heeft deze<br />

erkenning in een structureel beleid omgezet 73 .<br />

1.1.10.3.3 Nederland<br />

De Nederlandse subsidiewegen zijn ondoorgrondelijk met hun wildgroei aan fondsen, stichtingen en<br />

instellingen. De Nederlandse overheid geeft geen subsidies uit, maar wel de Raad van Cultuur<br />

(vergelijkbaar met het Fonds der Letteren). Eventuele toekenning van werkb<strong>eu</strong>rzen aan striptekenaars<br />

geb<strong>eu</strong>rt via de Beeldende Kunsten en niet via de literatuur. Van een structurele onderst<strong>eu</strong>ning kan<br />

je niet spreken: daarvoor geb<strong>eu</strong>rt de toekenning van toelages aan striptekenaars te onregelmatig en<br />

is de aard van die st<strong>eu</strong>n te vrijblijvend 74 .<br />

1.1.10.3.4 Vlaanderen<br />

De vaststelling dat de strip enkel een medium voor kinderen is leeft nog sterk in Vlaanderen, met als<br />

gevolg bitter weinig verni<strong>eu</strong>wend werk voor volwassenen. De strip wordt dus niet erkend als een<br />

volwaardig artistiek medium. Het aantal striprecensies is de laatste jaren gehalveerd en wat de<br />

15


opleidingen betreft: in Brussel kan je vanaf eind jaren '90 terecht voor een stripopleiding in het Sint-<br />

Lucas-instituut. Er worden ook cursussen georganiseerd aan het Belgisch Centrum voor het<br />

Beeldverhaal of in culturele centra. Verder zijn er ook workshops aan Sint-Lucas te Gent en de academie<br />

te Antwerpen. De Vlaamse overheid geeft prioriteit aan toneel, literatuur, film, dans en andere<br />

legitieme kunstvormen. Het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal krijgt via de Vlaamse gemeenschapscommissie<br />

van Brussel een bescheiden subsidie van de Vlaamse Gemeenschap.<br />

Sinds 2001 heeft het Fonds der Letteren de middelen om stripaut<strong>eu</strong>rs werkb<strong>eu</strong>rzen te bezorgen,<br />

maar dit is een druppel op een hete plaat. De middelen zijn ontoereikend om een structureel beleid<br />

te kunnen voeren. Sinds dit jaar is zelfs Ink, het enige tijdschrift dat verni<strong>eu</strong>wend werk bracht,<br />

stopgezet, ondanks de st<strong>eu</strong>n van het Fonds der Letteren. Er is dus nog heel veel werk aan de<br />

winkel. Een beleid volgens het Franse model zou een goede oplossing zijn om het Belgisch beeldverhaal<br />

opni<strong>eu</strong>w leven in te blazen 75 .<br />

1.2 Het stripverhaal in de Vlaamse openbare bibliotheken<br />

Het wordt nu tijd om te kijken hoe de bibliotheekwereld op het medium reageerde en reageert. Een<br />

ding weten we al, in de jaren '50 wordt het niet met open armen onthaald in Nederland en<br />

Vlaanderen. Maar wat is de reden voor deze terughoudendheid? En welke redenen geven de<br />

bibliothecarissen op om geen of wel strips op te nemen in hun collectie?<br />

1.2.1 De evolutie<br />

Wertham heeft heel wat invloed gehad in de bibliotheeksector. Tijdens en na zijn kruistocht gaan er<br />

heel wat stemmen op om strips te weren uit de bibliotheek, vaak door een gebrek aan kennis. Strips<br />

zijn taboe, een beetje vies materiaal dat er niet in komt of van onder de toonbank uitgeleend wordt<br />

om de uitleencijfers op te krikken 76 .<br />

Wanneer Manu Manderveld in zijn eindwerk voor de bibliotheekschool van Antwerpen (1976) onderzoekt<br />

of een verbod van stripverhalen wel redelijk is, komt hij tot de vaststelling dat er geen<br />

afdoende redenen zijn voor tegenkanting. Zeker niet wanneer de vergelijking doorgetrokken wordt<br />

naar andere collecties in de bibliotheek. Elk medium heeft triviaal werk en schitterende kunstwerkjes.<br />

Het zogenaamde geweld en de seks, waar strips bol van zouden staan, zijn ook terug te vinden in<br />

boeken en films. Het verschil met die boeken en films is, dat het volledige medium strip veroordeeld<br />

wordt op basis van een paar uit hun context gegrepen plaatjes 77 .<br />

Drie jaar later, door het lobbywerk van Manderveld, zijn de redacties van Boekengids en<br />

J<strong>eu</strong>gdboekengids overtuigd om informatie over strips op te nemen. De tips en adviezen die erin verschijnen<br />

worden door een aantal collega's vrij goed opgevolgd. Maar in 1985 lijkt er nog niet veel<br />

veranderd. In zijn eindwerk over Strips en openbare bibliotheken stelt Koenraad Vanneste vast dat<br />

er nog maar weinig bibliotheken zijn die stripverhalen hebben opgenomen. Vijf jaar later blijkt ook<br />

nog maar eens dat de vooroordelen over strips in de bibliotheek zeker niet verdwenen zijn, maar het<br />

verzet brokkelt geleidelijk aan af. Steeds meer bibliotheken nemen in de jaren '80 en '90 stripverhalen<br />

op in hun collectie. In eerste instantie voornamelijk j<strong>eu</strong>gdstrips, later ook volwassenenstrips. Dat is<br />

natuurlijk een zeer goede evolutie, maar zoals Peter Van Steenbrugge (1994) in zijn eindwerk<br />

opmerkt, moeten we nog niet te vroeg juichen. Het stripverhaal wordt nog steeds niet voor vol<br />

aanzien 78 .<br />

In 2000 lijken de meeste bibliothecarissen over de streep getrokken. De stripverhalen verschijnen<br />

langzaam maar zeker in de collectie, maar niet iedereen lijkt overtuigd te zijn van de volwaardigheid<br />

van het medium. Bibliothecarissen komen nog met foute argumenten op de proppen: strips zijn een<br />

opstapje naar "echte" boeken en kinderen (en volwassenen) die strips lezen, lezen dan toch iets.<br />

Bij de laatste tegenstanders zijn er nog persoonlijke tegenkantingen en onkunde, maar ook schijnargumenten<br />

als "geen geld" en/of "geen plaats". De vraag is natuurlijk of daar waar strips in huis<br />

zijn, ze daar van harte zijn of dat het eerder een noodzaak is 79 .<br />

16


Manderveld heeft jarenlang verschillende bijscholingen gegeven over het fenomeen en daarin geeft<br />

hij een aantal vuistregels mee die nu door iedereen aanvaard zijn. Deze vuistregels zijn:<br />

Strips vormen een medium apart en kennen dus hun eigen wetmatigheden.<br />

Ze moeten beoordeeld worden met eigen criteria.<br />

De selectie van stripverhalen moet zorgvuldig geb<strong>eu</strong>ren, door het ruime en verscheiden aanbod.<br />

Dat vereist een goede kennis en vertrouwdheid met het medium. Deze kennis kan in de bibliotheek<br />

aanwezig zijn of ingehuurd worden 80 .<br />

Belangrijk bij het opstellen van een collectie is het waarborgen van de kwaliteit. Dat is dan ook de<br />

verantwoordelijkheid van de bibliothecaris. Daar waar de kwaliteit van de andere media goed zit, zal<br />

dat ook het geval zijn voor de stripverhalen. Kwaliteit is belangrijk om twee redenen: als de kwaliteit<br />

van de boekencollectie goed is en deze van de stripverhalen niet, dan vermindert dat de waarde van<br />

de collectie. Ten tweede kan de bibliotheek beter strips aanbieden die het minder goed doen in het<br />

commerciële circuit, zo komt de lezer in aanraking met ander materiaal en leren ze misschien het<br />

kaf van het koren scheiden 81 .<br />

Het belangrijkste argument om stripverhalen op te nemen in de bibliotheek is, mijns inziens, de<br />

openbaarheid van de bibliotheek. De openbare bibliotheek is een democratische en openbare<br />

instelling. Zij moet voldoen aan de behoeften van al haar gebruikers en potentiële gebruikers, inzake<br />

educatie, recreatie en informatie. Voor elk wat wils. De bibliotheek zal h<strong>eu</strong>s geen gebruikers verliezen<br />

door stripverhalen aan te bieden, in tegendeel misschien komen er nu niet-gebruikers naar<br />

de bibliotheek die eindelijk hun stripverhalen kunnen lenen 82 .<br />

1.2.2 Argumenten tegen het stripverhaal<br />

Op de vraag waarom stripverhalen niet in de bibliotheek komen, antwoorden de bibliotheekmedewerkers<br />

steevast met zes punten van kritiek:<br />

Ten eerste de literaire kritiek: strips zijn triviaalliteratuur. Ze zijn verantwoordelijk voor het afstompen<br />

van de smaak en het esthetisch gevoel. Het houdt de kinderen van het echte lezen af en<br />

veroorzaakt leesluiheid.<br />

Ten tweede richt de pedagogische kritiek zich tegen het slechte taalgebruik in stripverhalen. Dit heeft<br />

nadelige gevolgen op het lees- en denkvermogen van de kinderen, met andere woorden: taalverarming.<br />

Bovendien beknot het gebruik van beelden de fantasie en het voorstellingsvermogen.<br />

De aanwezigheid van geweld, als derde punt van kritiek, leidt tot toenemende agressiviteit en<br />

angstgevoelens, met als gevolg j<strong>eu</strong>gdcriminaliteit en een nefaste morele invloed.<br />

Het wereldbeeld in de strip is stereotiep. Er bestaan enkel vrienden of vijanden, een tussenweg<br />

bestaat niet.<br />

Ook de kwaliteit wordt aangehaald, of in ieder geval het gebrek eraan op esthetisch en inhoudelijk<br />

vlak.<br />

Ten slotte zijn stripverhalen discriminerend, racistisch, seksistisch, dom, banaal, brutaal en lelijk.<br />

Dit alles klinkt mij niet als gefundeerde kritiek in de oren. Deze argumenten zijn ontstaan vanuit een<br />

compleet gebrek aan kennis en inzicht en vanuit de jarenlange ingehamerde, bijna fysieke afkeer<br />

tegenover dit medium 83 .<br />

1.2.3 Argumenten voor het stripverhaal<br />

Terwijl de voorgaande punten van kritiek gebruikt worden tegen de strip, kunnen ze misschien ook<br />

aangewend worden om strips te rechtvaardigen:<br />

Het lezen van strips gaat helemaal niet ten koste van het "echte" lezen. Er wordt meer dan ooit<br />

gelezen en geleend uit de bibliotheek. De kritiek dat het lezen van strips kinderen weghoudt van<br />

boeken, is niet houdbaar. Kinderen die geen strips lezen, zullen wellicht geen boeken lezen, als<br />

er geen strips voorhanden zijn. Dus zomaar aannemen dat de afwezigheid van strips het "echte"<br />

lezen zal doen toenemen, is niet wetenschappelijk.<br />

Kinderen die strips lezen gebruiken wel hun fantasie. Beelden hebben een eigen betekenis en een<br />

eigen symboliek. Die beeldtaal moet door het verstand geïnterpreteerd worden. Na de interpretatie<br />

17


moeten de beelden gecombineerd worden om het verhaal te kunnen volgen. Het verstand wordt<br />

dus geoefend in het zoeken naar betekenis, logica en samenhang. De onwerkelijke, vreemdsoortige<br />

achtergronden van de strip werken echter, net als bij sprookjes, prikkelend op de fantasie. De<br />

overgangen in het beeldverhaal moeten door de fantasie worden aangevuld. Het is veeleer zo dat<br />

de stimulering van de fantasie bij de strip langer blijft nawerken.<br />

Er bestaat helemaal geen bewijs dat media, en dus ook strips, leiden tot agressiviteit. Veel is<br />

afhankelijk van de persoon, zijn achtergronden en levensomstandigheden. Onzekere en labiele<br />

lezers reageren sterker en verraden vaker een verhoogde agressiviteit. Media kunnen wel leiden<br />

tot gevoelsverarming.<br />

Het stereotiepe wereldbeeld. Er komen natuurlijk dergelijke wereldbeelden in stripverhalen voor,<br />

maar ook hier is de omgeving van een kind bepalend voor zijn wereldbeeld en niet de strip zelf.<br />

Trouwens het goede wint altijd van het slechte, net zoals in sprookjes. Clichés geven aan<br />

kinderen het gevoel van veiligheid door het herkennen van situaties en patronen.<br />

Over de kwaliteit kan uren gediscussieerd worden. Feit is dat er nu eenmaal goede en slechte<br />

strips bestaan, net zoals in alle andere media. Bij het aanschaffen van strips is het dan ook<br />

noodzakelijk om te werken met selectiecriteria en kwaliteitsnormen 84 .<br />

De strip is trouwens een afzonderlijk medium en vergt andere leesvaardigheden dan een roman 85 .<br />

1.2.4 Een aantal verklaringen voor het gebrek aan stripverhalen in de openbare<br />

bibliotheek<br />

Op het moment dat het stripverhaal in een crisisperiode terechtkomt (eind jaren '80) besluiten heel<br />

wat bibliothecarissen om ze op te nemen in de collectie. Tot dan, en ook later, zien bibliothecarissen<br />

heel wat problemen bij het opnemen van stripverhalen in de collectie:<br />

De grootste moeilijkheid komt voort uit de negatieve instelling, te wijten aan de nasleep van de<br />

vloek uit de jaren '50 en een gebrek aan kennis en inzicht. Er is geen kennis over het medium en<br />

over de vakliteratuur.<br />

Er zijn ook budgettaire problemen die leiden tot het stellen van prioriteiten. Deze vorm van budgetbeheer<br />

en -besteding hangt meestal samen met de nog steeds gevestigde opvatting dat de openbare<br />

bibliotheek per definitie alleen maar een opvoedende taak heeft.<br />

Het afwijzen van strips heeft ook te maken met een nogal elitaire werking van de openbare<br />

bibliotheek: ze richt zich vooral tot mensen met een gevormd en beschaafd leespatroon.<br />

Nochtans veronderstelt het begrip "openbaar" dat de openbare bibliotheek voor iedereen toegankelijk<br />

is en dus ook voor iedereen materiaal beschikbaar heeft.<br />

Er zijn ook selectieproblemen: hoe moet je uit zo'n groot aanbod een verantwoorde k<strong>eu</strong>ze<br />

maken?<br />

De vraag is hoe de strips verwerkt moeten worden: de catalografie, de bescherming van albums<br />

tegen veelvuldig gebruik, de aanwezigheid van codeaanduidingen, de plaats in de collectie en het<br />

m<strong>eu</strong>bilair.<br />

Ten slotte zijn er ook uitleenproblemen. Kunnen albums uitgeleend worden zoals andere<br />

materialen of kan dit slechts in combinatie met andere materialen? Of kunnen strips enkel in de<br />

bibliotheek gelezen worden?<br />

In de praktijk valt het al bij al wel mee met deze problemen. Veel is afhankelijk van de creativiteit en<br />

de goodwill van de bibliothecaris en van de vraag van het publiek 86 .<br />

Het gebrek aan stripverhalen kan ook voor een deel verklaard worden door de feit dat het stripverhaal<br />

voornamelijk een mannenzaak is en dat het gros van de bibliotheekmensen uit vrouwen<br />

bestaat. Hoe dit komt is nooit onderzocht geweest, maar er zijn wel een paar opmerkelijke feiten:<br />

Het zijn mannen die stripverhalen maken en uitgeven, vrouwen bevinden zich achter de schermen<br />

in ondergeschikte posities.<br />

De uitgebeelde vrouwen zijn niet zo fraai en geen enkele vrouw kan er zich mee identificeren.<br />

Echte vrouwenstrips, zoals die in Japan bestaan, zijn er niet.<br />

Het hoofdthema in stripverhalen is avontuur, een typisch thema voor mannen.<br />

18


Dit gebrek aan interesse is mede verklaarbaar voor de afwezigheid van strips in het werkveld, maar<br />

de belangrijkste oorzaak is onkunde. De bibliotheeksector is mede verantwoordelijk voor deze<br />

onkunde: er zijn maar weinig opleidingen en bijscholingen en in de vakliteratuur komen stripverhalen<br />

ook niet zoveel voor. Er is nog nooit een Griffel, Penseel, Boekenle<strong>eu</strong>w of andere j<strong>eu</strong>gdboekenprijs<br />

toegekend aan een stripaut<strong>eu</strong>r. De juryleden vinden de strip nog altijd triviaal en dat slaat ook over<br />

op de achterban: de bibliotheek en het onderwijs 87 .<br />

1.3 Besluit<br />

In de historische omkadering is duidelijk gebleken dat stripverhalen gedurende hun volledige<br />

bestaan met heel wat vooroordelen te kampen hebben gehad. Na een periode van totale verguizing in<br />

de jaren '50 hebben stripverhalen in Europa dan toch de erkenning gekregen waar ze recht op<br />

hebben. Ze krijgen zelfs de benaming "negende kunst" en er verschijnen op het eind van de jaren<br />

'70 tal van boeken over het stripverhaal. Het stripverhaal is niet meer exclusief een j<strong>eu</strong>gdaangelegenheid.<br />

Er verschijnen tal van volwassenenstrips die ook gretig worden gekocht en gelezen.<br />

In de Angelsaksische landen zijn deze vooroordelen nog steeds niet weggewerkt. Tot het eind van<br />

de jaren '90 zijn er nog rechtszaken over de al dan niet vermeende obsceniteiten in stripverhalen.<br />

De vraag is hoe lang het zal duren voordat ze ook daar inzien dat stripverhalen niet de boosdoeners<br />

zijn en dat er staaltjes van echt vakmanschap zijn, zoals Een deken van sne<strong>eu</strong>w (Blankets) van<br />

Craig Thompson. Hij stond met zijn strip op nummer een van Time.com en het album is uitgeroepen<br />

tot het beste album van het jaar 2003. Een enorme prestatie voor een stripverhaal, omdat de Time<br />

een echt boekenbastion is. De Big 3 heeft in zijn tijd ook schitterende kritieken gekregen, maar naar<br />

verloop van tijd is de aandacht voor stripverhalen 180° gedraaid. De vraag is dus maar of het tij aan<br />

het keren is, of dat het de zoveelste hype is.<br />

In de bibliotheeksector zien we eenzelfde evolutie. Tot en met de jaren '80 is er bijna geen bibliotheek<br />

die stripverhalen in huis heeft, maar na het pleidooi van Manu Manderveld in 1976, komt ook hier<br />

verandering in de houding tegenover strips. Uit voorgaande eindwerken is al gebleken dat<br />

stripverhalen nog steeds niet als een volwaardig medium beschouwd worden. Er worden nog tal van<br />

drogredenen opgesomd om geen strips op te nemen. Ondertussen zijn we 2004 en misschien is er<br />

nu wel verandering in gekomen. Dit is een gegeven dat ik in de volgende twee hoofdstukken wil<br />

onderzoeken met een vergelijking tussen de bibliotheek van Evergem en de bibliotheek van<br />

Lovendegem en een enquête die naar alle Oost-Vlaamse bibliotheken verstuurd werd.<br />

19


1.4 Eindnoten<br />

1. Het stripverhaal, de 'negende kunst' / Manu Manderveld . - p.88<br />

2. Zal ik een tekeningetje maken? … / Manu Manderveld . - p. 108<br />

Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 16-19<br />

Het stripverhaal, de 'negende kunst' / Manu Manderveld . - p.88-89<br />

3. Het zwarte goud…/ Jan Dhooge . - p. 1<br />

4. Strips, aha …/ Patrick Van Gompel en Ad Hendrickx . - p. 7<br />

5. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 21-22<br />

Adult comics … / Roger Sabin . - p. 12-14<br />

6. Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 25-26<br />

7. Strips, aha … / Patrick Van Gompel en Ad Hendrickx . - p. 9<br />

8. Strip-script … / Manu Manderveld. - p. 26-27<br />

9. Strip-script …/ Manu Manderveld . - p. 28-29<br />

10. Het stripverhaal in Vlaanderen / Pascal Lefèvre . - p. 103<br />

11. Wordt vervolgd … / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29<br />

12. Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 28-29<br />

13. Strips …/ Jan Van Hee . - p. 101<br />

Strips in België…/ Charles Dierick en Pascal Lefèvre .- p. 465<br />

Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet . - p. 20 ; 22<br />

Strip-script …/ Manu Manderveld . - p. 28-29<br />

14. On a tué à chaque page! ... / coordonné par Thierry Crépin et Thierry Groensteen . - p. 29<br />

15. Strip-script …/ Manu Manderveld . - p. 29-30<br />

16. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 146<br />

17. Strips … / Jan Van Hee . - p. 101<br />

18. Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 30<br />

19. Strip-script …/ Manu Manderveld . - p. 30-31<br />

Wordt vervolgd … / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29<br />

Het zwarte goud … / Jan Dhooge . - p. 6-7<br />

Comics Librarianship … / Randall W Scott . - p. 14<br />

Adult comics … / Roger Sabin . - p. 151<br />

20. Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 132<br />

21. Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 128<br />

Het zwarte goud … / Jan Dhooge . - p. 6-7<br />

22. Wordt vervolgd …/ samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29<br />

De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 11-12<br />

23. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 68<br />

Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 130<br />

Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 42<br />

24. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 159<br />

25. Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 133<br />

Comics Librarianship … / Randall W Scott . - p. 14<br />

Adult comics … / Roger Sabin . - p. 151 en p. 158-159<br />

26. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 159<br />

27. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 160<br />

Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet . - p. 40<br />

28. Wordt vervolgd … / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees . - p. 29<br />

De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 11-12<br />

De status van de strip … / Aarnaud Rommes . - p. 4<br />

Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 133<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 68<br />

29. Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 135<br />

Strips …/ L.L. Bouwers . - p. 32<br />

30. Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 133<br />

20


31. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 158 en 161<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 68<br />

32. De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 11-12<br />

33. Wordt vervolgd …/ samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29<br />

34. Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet . - p. 41<br />

35. De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 12<br />

36. Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet . - p. 37<br />

37. Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet . - p. 37; 43<br />

38. De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 12<br />

39. Zal ik een tekeningetje maken? … / Manu Manderveld . - p. 106<br />

Histoire Mondiale de la Bande Dessinée / Mircea Arapu . - p. 12-13<br />

Strips in de openbare bibliotheek … / Manu Manderveld . - p. 223<br />

De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 12<br />

40. Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 179-180<br />

Wordt vervolgd … / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29<br />

Strips … / Jan Van Hee . - p. 101-102<br />

Adult comics … / Roger Sabin . - p. 187<br />

Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal / o.l.v. Charles Dierick . - p. 154<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 219<br />

Histoire Mondiale de la Bande Dessinée / Mircea Arapu . - p. 41-42<br />

41. Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 179-180<br />

42. On a tué à chaque page! … / coordonné par Thierry Crépin et Thierry Groensteen . - p. 53<br />

43. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 29-30<br />

44. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 30-31<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 68<br />

45. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 68<br />

46. Het zwarte goud … / Jan Dhooge . - p. 8<br />

Strips, aha … / Patrick Van Gompel en Ad Hendrickx . - p. 25<br />

Wordt vervolgd … / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29<br />

47. Wordt vervolgd/ samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29 - 30<br />

48. De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 12<br />

Het zwarte goud: onderzoek … / Jan Dhooge . - p. 8<br />

Stripscript … / Manu Manderveld . - p. 41<br />

Wordt vervolgd … / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 29<br />

49. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 163 en 170<br />

Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 243-244<br />

50. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 92 en 117<br />

Adult comics … / Roger Sabin . - p. 174<br />

51. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 174<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 117<br />

52. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 46<br />

53. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 47 en 49<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 117<br />

54. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 126 en 128<br />

Adult comics … / Roger Sabin . - p. 52-53<br />

55. Wordt vervolgd … / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees Kousemaker . - p. 30<br />

Onbekend is onbemind … / Pascal Lefèvre<br />

Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 51<br />

56. Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 21<br />

57. Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 22<br />

Onbekend is onbemind … / Pascal Lefèvre . - p. 505<br />

Adult comics … / Roger Sabin . - p. 190<br />

Zal ik een tekeningetje maken? … / Manu Manderveld . - p. 107<br />

Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal / o.l.v. Charles Dierick . - p. 156<br />

21


Adult comics … / Roger Sabin . - p. 189<br />

58. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 197<br />

Strip in de marge … / EmJé . - p. 28<br />

Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet . - p. 46<br />

Zal ik een tekeningetje maken? … / Manu Manderveld . - p. 107<br />

59. Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 45-46<br />

60. Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 46<br />

61. De status van de strip … / Aarnaud Rommens . - p. 1<br />

62. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 178<br />

63. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 214-215<br />

64. Adult comics: an introduction / Roger Sabin . - p. 105 -106<br />

65. Het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal / o.l.v. Charles Dierick . - p. 159<br />

66. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 220<br />

67. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 111<br />

68. Adult comics … / Roger Sabin . - p. 112<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 215<br />

69. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 215<br />

De status van de strip … / Aarnaud Rommes . - p. 6<br />

70. Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - p. 215<br />

71. Dick Matena verstript Jan Wolkers én Charles Dickens / Geert De Weyer<br />

Denken is satanisch / Geert De Weyer . - p. 2<br />

72. De status van de strip … / Aarnaud Rommes . - p. 3-11<br />

73. De status van de strip … / Aarnaud Rommes . - p. 11-17<br />

74. De status van de strip … / Aarnaud Rommes . - p. 18-20<br />

75. De status van de strip … / Aarnaud Rommes . - p.20 - 25<br />

Het stripverhaal in Vlaanderen / Pascal Lefèvre . - p. 118<br />

76. Strips … / Jan Van Hee . - p. 98<br />

Zal ik een tekeningetje maken? … / Manu Manderveld . - p. 107<br />

77. Bronnenmateriaal voor de collectievorming van Nederlandstalige stripverhalen voor<br />

volwassenen in openbare bibliotheken / Kristin Vereecken . - p. 10<br />

78. Het zwarte goud … / Jan Dhooge . - p. 9-10<br />

Strips in de OB? … / Manu Manderveld . - p. 122-123<br />

79. Het zwarte goud …/ Jan Dhooge . - p. 10<br />

Bronnenmateriaal voor de collectievorming van Nederlandstalige stripverhalen voor volwassenen<br />

in openbare bibliotheken / Kristin Vereecken . - p. 6<br />

Het stripverhaal in de volwassenenafdeling van de openbare bibliotheek …/ Peter<br />

Vansteenbrugge . - p. 3<br />

Strips in de OB? … / Manu Manderveld . - p. 122-123<br />

Strips in de openbare bibliotheek … / Manu Mandeveld . - p. 224<br />

80. Strips in de OB? … / Manu Manderveld . - p. 122-123<br />

Strips in de openbare bibliotheek … / Manu Manderveld . - p. 224<br />

81. Strips in de OB? … / Manu Manderveld . - p. 122-123<br />

82. Zal ik een tekeningetje maken? … / Manu Manderveld . - p. 110-111<br />

83. Ontsluiting / Myriam de Splenter . - p. 7<br />

Stripcollecties in de West-Vlaamse openbare bibliotheken met een werkgebied groter dan<br />

10000 inwoners … / Marleen Ver Eecke . - p. 22<br />

Strips … / Jan Van Hee . - p. 98<br />

Strips in de openbare bibliotheek … / Manu Manderveld . - p. 223<br />

Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 137<br />

Zal ik een tekeningetje maken? … / Manu Manderveld . - p. 107<br />

Strips…en wat doen we ermee in onze openbare bibliotheken? / Chris Versteylen . - p. 113<br />

84. Stripcollecties in de Westvlaamse openbare bibliotheken met een werkgebied groter dan<br />

10000 inwoners … / Marleen Ver Eecke . - 23<br />

Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 137<br />

22


Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet . - p. 37+43<br />

Ontsluiting / Myriam de Splenter . - p. 7<br />

Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 43-44<br />

De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - p. 162<br />

85. Strips … / Jan Van Hee . - p. 104<br />

Strip-script … / Manu Manderveld . - p. 43-44<br />

Strips … / Wolfgang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - p. 127<br />

86. Bronnenmateriaal voor de collectievorming van Nederlandstalige stripverhalen voor<br />

volwassenen in openbare bibliotheken / Kristin Vereecken . - p. 5<br />

87. Kinderen en strips, op school en in de bibliotheek / door Manu Manderveld . - p. 22<br />

23


2. CASESTUDIE: VERGELIJKING <strong>VAN</strong> HET STRIPBELEID TUSSEN<br />

DE BIBLIOTHEEK <strong>VAN</strong> LOVENDEGEM EN DE BIBLIOTHEEK <strong>VAN</strong><br />

EVERGEM<br />

2.1. Inleiding<br />

Dit hoofdstuk wil een vergelijking maken tussen de twee bibliotheken waar ikzelf werk. In de ene bibliotheek<br />

krijg ik heel wat vrijheid, in de andere ben ik aan handen en voeten gebonden aan een<br />

abonnement. Ik wil eens nagaan hoe beide bibliotheken tewerk gaan in hun stripbeleid. Is het beleid<br />

in de ene bibliotheek beter dan in de andere, of niet?<br />

Aan de hand van een uiteenzetting over het aankoopbeleid, hun verwerking, de plaatsing, de collectieomvang<br />

en de uitleenparamaters wil ik deze vergelijking maken.<br />

2.2. Lovendegem / Vinderhoute<br />

2.2.1 Inleiding<br />

Het werkingsgebied van de bibliotheek in Lovendegem omvat een inwonersaantal van 9300 met een<br />

hoofdbibliotheek en een uitleenpost in Vinderhoute.<br />

In 2002 heeft de bibliotheek een totale collectie van om en bij de 24000 boeken, strips, audiovisuele<br />

materialen en documentatiemappen. De strips bevinden zich hoofdzakelijk in de uitleenpost.<br />

Aanvankelijk is de hoofdbibliotheek begonnen met de aankoop van een stripcollectie, maar met de<br />

overname van een stripotheek is deze stopgezet. Door te werken met een wisselcollectie van de<br />

uitleenpost komen er nog ni<strong>eu</strong>we stripverhalen in de hoofdbibliotheek. Vandaar dat ik mij toespits op<br />

de collectie in Vinderhoute.<br />

2.2.2 De historiek<br />

Sinds 1989 zijn er in de bibliotheek van Lovendegem zowel j<strong>eu</strong>gd- als volwassenenstrips terug te<br />

vinden. Gedurende tien jaar is vooral de j<strong>eu</strong>gdcollectie gestaag aangegroeid. De collectie stripverhalen<br />

was niet echt omvangrijk te noemen. Gedurende deze periode was er in de deelgemeente<br />

Vinderhoute een stripotheek Bigwara Fieto vzw gevestigd.<br />

In de winter van 1997-1998 sprong er een waterleiding in het gebouw waar de stripotheek en de<br />

toenmalige privaatrechterlijke bibliotheek gevestigd waren. De bibliotheek bleef gespaard van enige<br />

waterschade, maar de stripotheek verloor een deel van haar collectie. De verzekering keerde een<br />

bedrag van ongeveer 7500 <strong>eu</strong>ro uit. De vzw hield het voor bekeken en de bibliotheek (die toen een<br />

uitleenpost van Lovendegem was geworden) kreeg een aanbod om de strips in hun collectie op te<br />

nemen.<br />

Het ontbinden van de vzw ging echter niet van een leien dakje, omdat de leden zich over de aardbol<br />

hadden verspreid. In 1999 was de ontbinding een feit en de collectie kwam in handen van de<br />

gemeente Lovendegem. De enige voorwaarde was dat het geld van de verzekering gebruikt zou<br />

worden om de stripcollectie aan te vullen.<br />

Opeens krijgt de bibliotheek er dus een heel pak strips bij. Deze strips komen niet in de hoofdbibliotheek<br />

terecht, maar blijven in Vinderhoute. Uit erkentelijkheid voor deze schenking krijgen ni<strong>eu</strong>we strips<br />

nog steeds een etiketje: "Met dank aan Bigwara Fieto" en krijgen ze het thema "Bigwara Fieto" mee.<br />

In de hoofdbibliotheek is de aankoop van stripverhalen stopgezet na de overname van de<br />

stripotheek. Bijgevolg beschikt ze over een vrij verouderde collectie j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips.<br />

Om dit probleem op te vangen wordt er om de vier maanden vanuit de uitleenpost een ni<strong>eu</strong>we<br />

wisselcollectie naar de hoofdbibliotheek gebracht.<br />

24


2.2.3 Het aankoopbeleid<br />

Elk jaar krijg ik een bedrag van 1000 <strong>eu</strong>ro om de stripcollectie aan te vullen met oudere nummers en<br />

ni<strong>eu</strong>w uitgekomen nummers en reeksen. Hoe ik dat bedrag besteed? Daarin ben ik helemaal vrij. Mijn<br />

aanpak is om elke drie maanden naar de stripspeciaalzaak (Pierke) te gaan waar ik, voor een bedrag<br />

van 250 <strong>eu</strong>ro, strips aankoop. Ik maak op voorhand een lijst met aan te kopen strips op en in de winkel<br />

pik ik deze strips eruit. Voor de zekerheid is mijn lijst groter dan het bedrag dat ik kan besteden, omdat<br />

Pierke niet altijd alle strips voorradig heeft. Mijn budget verdeel ik op volgende manier: ongeveer een<br />

derde gaat naar j<strong>eu</strong>gdstrips en twee derde naar volwassenenstrips, om volgende redenen.<br />

Het aantal j<strong>eu</strong>gdstrips is vrij groot en er zijn heel veel reeksen vertegenwoordigd, maar dat geldt niet<br />

voor de volwassenenreeksen. Ik heb dan ook besloten om de j<strong>eu</strong>gdreeksen aan te vullen en geen<br />

oudere nummers meer aan te kopen, tenzij het gevraagd wordt. Oudere reeksen die goede kritieken<br />

kregen, maar nooit aangekocht werden, geef ik nu een kans, evenals ni<strong>eu</strong>w uitgebrachte j<strong>eu</strong>gdreeksen<br />

met goede kritieken. De zogenaamde BVstrips koop ik niet meer aan. Mijn ervaring is dat deze reeksen<br />

maar tijdelijk worden gesmaakt en hun kwaliteit zeker niet van topniveau is.<br />

Mijn prioriteit ligt nu bij de volwassenenstrip. Ik wil dan ook een goed uitgebouwde en evenwichtige<br />

volwassenencollectie die ik zowel in Vinderhoute als in Lovendegem in de kijker wil zetten. Er zijn<br />

vroeger veel volwassenenreeksen begonnen, maar nooit verder gezet. Er is dus nog veel werk aan<br />

de winkel. In eerste instantie koop ik vooral ni<strong>eu</strong>w materiaal aan, maar na verloop van tijd wil ik ook<br />

oudere en goede volwassenenstrips aankopen.<br />

De aankoop geb<strong>eu</strong>rde vorig jaar als volgt: ik kreeg een bestelbon mee die ik inruilde voor strips. Ik<br />

kon de strips dan ook onmiddellijk meenemen. Het nadeel voor de bibliothecaris was, dat hij geen<br />

gedetailleerde factuur kreeg van Pierke. Op de factuur stonden enkel het aantal tweedehandsstrips<br />

en het aantal ni<strong>eu</strong>we strips en de respectieve kortingen: 15% en 20%. Het totaalbedrag was altijd<br />

250 <strong>eu</strong>ro. Sinds dit jaar is er verandering in gekomen. Nu kies ik de strips uit en laat ze achter in de<br />

winkel. Binnen de week worden ze dan in de bibliotheek van Lovendegem geleverd met een<br />

gedetailleerde factuur, dat wil zeggen: de titel en de kostprijs van elke strip.<br />

2.2.4 De verwerking van de stripverhalen<br />

Als de strips toekomen, voer ik ze onmiddellijk in in de catalogus en vul ik mijn twee exceldocumenten<br />

aan. Het ene document is de lijst die ik gebruikt heb om de strips aan te kopen. Ik duid op de lijst<br />

aan of ik ze effectief gekocht heb. Is er een strip die ik niet gekocht heb, dan plaats ik deze in de<br />

volgende aankooplijst. Op deze wijze kan ik op een eenvoudige manier aanwinstenlijsten maken.<br />

Het tweede document gebruik ik om de collectievorming te doen. Aangezien de bibliotheek heel wat<br />

strips heeft, is het gemakkelijk om alle strips in een document te zien. Ik kan onmiddellijk zien welke<br />

nummers van een reeks ontbreken, welke reeksen we hebben en welke leeftijdsaanduiding de strips<br />

hebben, zonder ze in de catalogus op te zoeken.<br />

Ten slotte krijgen de strips een stempel van de bibliotheek, het etiketje "Met dank aan Bigwara<br />

Fieto", schrijf ik de prijs in de strip en breng de signatuur aan: de eerste vier letters van de scenarist.<br />

Aanvankelijk werden de strips hierna gekaft, maar doordat er geen versteviging aan de rug aangebracht<br />

werd, vielen de strips vrij snel uit elkaar. Sinds dit jaar worden de strips ook geniet om een<br />

langere levensduur te garanderen.<br />

2.2.5 De plaatsing van de stripverhalen<br />

De strips staan in Vinderhoute in een aparte ruimte, maar hun plaatsing is verre van ideaal. Ze zijn<br />

zoals de boeken in gewone rekken geplaatst. Er staan wel drie stripbakken in het midden van de<br />

stripotheek, waar ze frontaal geplaatst zijn. De stripotheek is echter te klein om deze vol te zetten<br />

met stripbakken en er alle strips in kwijt te kunnen. Gezien de strips in de bakken beter renderen,<br />

wissel ik om de drie maanden de strips in de bakken, zodat de collectie regelmatig volledig in de<br />

kijker komt te staan. De ni<strong>eu</strong>wste strips liggen op een tafeltje uitgestald.<br />

25


Er zijn volgens mij twee grote nadelen aan het plaatsen van strips in rekken. Het eerste nadeel is<br />

dat de strips krom trekken. De strips worden vastgezet met hangende klemmen waardoor de<br />

onderkant van de strips niet gest<strong>eu</strong>nd wordt. Het gevolg is dat ze wegglijden als ze niet goed vastzitten<br />

en dus krom trekken. Daardoor wordt het nog moeilijker om de strips recht te zetten. Het tweede<br />

grote nadeel is dat de leners enkel de ruggen van de strips zien en het dus veel moeilijker is om een<br />

k<strong>eu</strong>ze te maken.<br />

Om een onderscheid te maken tussen de naast elkaar geplaatste reeksen heb ik tussenschotjes<br />

geplaatst. Toen ik pas in de bibliotheek in Vinderhoute werkte, waren er geen tussenschotjes en was<br />

het vaak moeilijk om een reeks terug te vinden. Verder stonden de reeksen ook niet echt alfabetisch<br />

of per leeftijd. Ook daarin heb ik verandering gebracht: de reeksen staan per leeftijd en alfabetisch.<br />

De strips voor de jongsten staan onderaan, deze voor de volwassenen bovenaan.<br />

2.2.6 De collectie in 2002<br />

Het totale aanbod strips in 2002 is in Lovendegem en Vinderhoute 4128 stuks of 12,24% van de<br />

totale collectie. Voor de boeken is dat 29017 of 86,02% en voor de audiovisuele materialen 587 of<br />

1,74%. De audiovisuele materialen zijn in Lovendegem niet goed vertegenwoordigd, maar de strips<br />

des te beter.<br />

De bibliotheek bezit een hoog percentage stripverhalen in vergelijking met de Oost-Vlaamse<br />

bibliotheken die op de enquête reageerden. Het gemiddeld aantal strips in deze bibliotheken<br />

bedraagt 6,20%, het gemiddeld aantal boeken 84,86% en het gemiddeld aantal audiovisuele<br />

materialen 9,48%.<br />

Er zijn twee opvallende gegevens. Ten eerste zit Lovendegem ver boven het gemiddelde wat het<br />

aanbod stripverhalen betreft, maar ver onder het gemiddelde wat het aanbod audiovisuele materialen<br />

betreft. De boeken zitten iets boven het gemiddelde. Lovendegem doet het dus beter dan de<br />

gemiddelde bibliotheek wat het aantal strips betreft en dat is een goede zaak.<br />

26


Als we er de bezitscoëfficiënt 1 bijhalen dan zien we dat er per gebruiker 2,18 strips voorzien zijn.<br />

Voor de boeken is er een bezitscoëfficiënt van 15,31 en voor de audiovisuele materialen 0,46. Maar<br />

laten we eens een opsplitsing maken tussen de j<strong>eu</strong>gd- en de volwassenencollectie. Is er dan nog<br />

steeds sprake van een goede zaak?<br />

2.2.6.1 De j<strong>eu</strong>gdafdeling<br />

In de j<strong>eu</strong>gdafdeling zijn er in totaal 3665 strips. Dat is een percentage van 24,75%. Het aantal<br />

j<strong>eu</strong>gdboeken bedraagt in absolute cijfers 11144 ofwel 75, 25% van het totaal aan j<strong>eu</strong>gdmaterialen.<br />

Dit betekent een zeer grote vertegenwoordiging van de strips. Later zullen we zien dat er van de<br />

bibliotheken die hun enquête teruggestuurd hebben, maar twee bibliotheken zijn met zo'n groot<br />

percentage strips in de bibliotheek. De j<strong>eu</strong>gdstrips doen het dus zeer goed.<br />

Ook de bezitscoëfficiënt ligt voor de j<strong>eu</strong>gdstrips zeer hoog in vergelijking met de algemene bezitscoëfficiënt<br />

van de j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips: 5,94. De bezitscoëfficiënt van de boeken ligt echter<br />

nog hoger: 18,06. Per gebruiker zijn er meer dan 5 strips voorhanden en dat is zeker niet mis.<br />

2.2.6.2 De volwassenenafdeling<br />

Als we naar de volwassenenafdeling kijken, is de discrepantie met de j<strong>eu</strong>gdafdeling zeer opmerkelijk.<br />

Het aantal stripverhalen in absolute cijfers is 463, dat wil zeggen 2,45% van het totaal aantal volwassenenmaterialen.<br />

De cijfers van de boeken en audiovisuele materialen bedragen, respectievelijk 17873 en<br />

587. Procentueel gezien is dat 94,45% en 3,10% van het totale volwassenenaanbod. In cijfermateriaal<br />

is het dus nog maar eens overduidelijk dat de collectie volwassenenstrips helemaal niet uitgebouwd is.<br />

In tegenstelling tot de zeer goede bezitscoëfficiënt voor de j<strong>eu</strong>gd, is deze voor de volwassenen erbarmelijk:<br />

er zijn 0,36 stripverhalen per volwassen lener. Als we dat vergelijken met de boeken, dan is de bezitscoëfficiënt<br />

daar 13,99, wat vrij hoog is. De audiovisuele materialen doen het ook niet zo goed met hun 0,46.<br />

1 Bezitscoëfficiënt: de verhouding bezit/gebruikers of het gemiddeld bezit per gebruiker<br />

27


2.2.7 De uitleningen in 2002<br />

In de hoofdbibliotheek mogen de leners vijf strips per lenerskaart meenemen, hetzelfde aantal van<br />

de boeken en audiovisuele materialen. In de uitleenpost mogen ze tien stripverhalen per lenerskaart<br />

meenemen. De reden is vrij eenvoudig: door het groot aantal strips in de collectie is het mogelijk om<br />

de leners meer strips te laten meenemen.<br />

Er zijn in 2002 in totaal 18292 stripverhalen ontleend ofwel een gebruikscoëfficiënt van 4,43. Dat<br />

wil zeggen dat een strip gemiddeld 4,43 keer uitgeleend is tijdens 2002. De boeken kennen een<br />

roulatie van 2,10. Er zijn er in totaal 60870 uitgeleend. De audiovisuele materialen kennen een<br />

roulatie van 3,73 of zijn 2192 keer uitgeleend. Als we naar de gemiddelde gebruikscoëfficiënten 2<br />

kijken dan zien we dat in de Oost-Vlaamse bibliotheken de strips een roulatie kennen van 6,02; de<br />

boeken en audiovisuele materialen kennen respectievelijk een roulatie van 2,37 en van 3,15.<br />

Voor de strips zit Lovendegem onder dat gemiddelde, voor de boeken en de audiovisuele materialen<br />

boven het gemiddelde. Een verklaring voor die lagere gebruikscoëfficiënt kan het grote aanbod<br />

zijn. Doordat er zoveel strips aangeboden worden, hebben de leners meer k<strong>eu</strong>ze en wordt een<br />

nummer van een strip minder meegenomen. Anderzijds zien we aan de leenfrequentie 3 dat de<br />

gebruiker heel wat strips meeneemt: 9,65 om precies te zijn. Dat wil zeggen dat de gebruiker<br />

gemiddeld meer dan 9 strips leent. De leenfrequentie voor de boeken bedraagt 32,07 en voor de<br />

audiovisuele materialen 1,72.<br />

Laten we ook hier een opsplitsing maken tussen de j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenafdeling.<br />

2.2.7.1 De j<strong>eu</strong>gdafdeling<br />

Er zijn in 2002 17612 stripverhalen uitgeleend. Dat komt overeen met een gebruikerscoëfficiënt van<br />

4,81. De boeken hebben een gebruikscoëfficiënt van 2,75. Daarvan zijn er 30619 uitgeleend.<br />

Audiovisuele materialen voor de j<strong>eu</strong>gd zijn er niet.<br />

Als we deze cijfers vergelijken met de gemiddelden van de Oost-Vlaamse bibliotheken, komen we<br />

op een gemiddelde gebruikscoëfficiënt van 7,39 voor de stripverhalen en 3,31 voor de boeken. Voor<br />

beide materialen zit Lovendegem onder het gemiddelde.<br />

Kijken we naar de leenfrequentie van de stripverhalen dan neemt de gebruiker gemiddeld 28,55<br />

strips mee. Ze nemen wel opvallend meer boeken mee, namelijk 49,63. Beide materialen hebben<br />

een goede leenfrequentie. Opvallend is dat de leenfrequentie van de j<strong>eu</strong>gdstrips een stuk hoger ligt<br />

dan de algemene leenfrequentie van j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips. Dat is ook niet verwonderlijk als<br />

we weten dat de collectie volwassenenstrips nauwelijks iets voorstelt.<br />

2.2.7.2 De volwassenenafdeling<br />

In de volwassenenafdeling zijn de stripverhalen 680 keer uitgeleend, dat wil zeggen een<br />

gebruikscoëfficiënt van 1,47. Er zijn 30251 boeken en 2192 audiovisuele materialen uitgeleend. Dat<br />

geeft een gebruikscoëfficiënt van respectievelijk 1,69 en 3,73.<br />

Ook hier maken we de vergelijking tussen de gemiddelden van de Oost-Vlaamse bibliotheken die<br />

hun enquête teruggestuurd hebben. De stripverhalen kennen een gemiddelde gebruikscoëfficiënt<br />

van 3,48, de boeken kennen er een van 1,95 en de audiovisuele materialen een van 3,18. Ook hier<br />

zit Lovendegem onder deze gemiddelden voor de boeken en strips, maar erboven voor de audiovisuele<br />

materialen.<br />

Laten we hier ook eens naar de leenfrequentie kijken. Dan merken we op dat de leenfrequentie van<br />

de stripverhalen opvallend lager is dan de algemene leenfrequentie van j<strong>eu</strong>gd- en volwassenen-<br />

2 Gebruikscoëfficiënt: verhouding uitleningen/bezit of het gemiddeld aantal utleningen per materiaal<br />

3 Leenfrequentie: verhouding uitleningen/gebruikers of het gemiddeld aantal uitleningen per gebruiker<br />

28


strips samen: namelijk 0,53. De leenfrequentie van de boeken ligt op 23,67 en deze van de audiovisuele<br />

materialen op 1,72. De stripverhalen doen het ook hier opvallend slechter dan deze voor de<br />

j<strong>eu</strong>gd.<br />

2.3 Evergem<br />

2.3.1 Inleiding<br />

Het werkingsgebied van de bibliotheek bedraagt 31000 inwoners. Naast de hoofdbibliotheek zijn er<br />

nog twee filialen in Ertvelde en Sleidinge en zes uitleenposten in Belzele, Doornzele, Kluizen,<br />

Langerbrugge, Rieme en Wippelgem.<br />

In 2002 heeft de bibliotheek een totale collectie van ongeveer 152795 boeken, strips, audiovisuele<br />

materialen, kranten en documentatiemappen. De strips bevinden zich in de hoofdbibliotheek en de<br />

filialen. Voor de uitleenposten wordt gewerkt met een wisselcollectie die om de paar maanden doorschuift.<br />

Hier ligt de nadruk op de hoofdbibliotheek, omdat daar de grootste collectie strips onderdak vindt.<br />

2.3.2 De historiek<br />

In 1985 legt de bibliothecaris aan de beheerraad de vraag voor of er strips in de collectie opgenomen<br />

mogen worden. Het antwoord van de beheerraad hierop is: voor de j<strong>eu</strong>gd mag het, maar met mate,<br />

voor de volwassenen komen er geen strips binnen. Het zal voor de volwassenen dan nog tot 2003<br />

duren voor de beheerraad over de streep getrokken is. De beheerraad legt wel een beperking op van<br />

twee strips per lenerskaart. De reden is, dat er niet te veel geld besteed mag worden aan strips. De<br />

boeken gaan voor. Een tweede reden is dat ze niet willen meedoen aan de beeldcultuur.<br />

Met de komst van het ni<strong>eu</strong>we decreet op bibliotheekwerk moet er elke zes jaar een beleidsplan<br />

opgesteld worden. In het beleidsplan is een artikel opgenomen dat zegt dat elk collectieonderdeel<br />

moet verzorgd worden. Het gevolg is een uitbreiding van de audiovisuele materialen, het bijwerken<br />

van de collectie grootletterboeken, het bijwerken van de collectie j<strong>eu</strong>gdstrips en het opstarten van<br />

een collectie volwassenenstrips. De strips zijn dus zeer uitdrukkelijk in het beleidsplan aanwezig.<br />

Vanaf dat moment kunnen er volwassenenstrips in de collectie opgenomen worden.<br />

Toen ik in 2003 in de bibliotheek begon, was mijn eerste opvallende vaststelling dat er geen volwassenenstrips<br />

waren. Voor de adolescenten waren er een aantal strips, maar dat waren er bitter<br />

weinig (87 in totaal). De opstelling van de strips was toen niet om over naar huis te schrijven: op een<br />

vensterbank bij de adolescentenboeken. Het ging hier ook om oudere strips, zoals Eric de Noorman,<br />

de Latijnse versie van Suske en Wiske en Alex. Daar hield het dan ook op.<br />

In het derde jaar van de bibliotheekopleiding werkte ik als stageproject een basiscollectie j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips<br />

uit. Toen ik mijn project voorstelde, vertelde de bibliothecaris dat de beheerraad van plan<br />

was om dat jaar te starten met een collectie volwassenenstrips. Ik mocht mij er dan ook mee<br />

bezighouden, maar over de manier waarop en waar strips aangekocht worden, kreeg ik geen<br />

bevoegdheden. Ik heb toen een lijst met een basiscollectie opgesteld en aan de bibliothecaris bezorgd.<br />

Een reactie bleef uit.<br />

2.3.3 Het aankoopbeleid<br />

Alle strips worden aangekocht bij de boekhandel Ontmoetingen met wie de bibliotheek een<br />

overeenkomst voor strips heeft. Ontmoetingen heeft een lijst van reeksen die ze aan de bibliotheek<br />

levert. Opvallend aan deze lijst is dat zij in hoofdzaak strips leveren van Standaard, Dupuis, Arboris<br />

en Glénat, van de andere uitgeverijen wordt er weinig of niets geleverd. Zo schitteren de uitgaven<br />

van Talent en Oog en Blik door hun afwezigheid. Op hun lijst hebben zij ook genoteerd dat zij alles<br />

van Glénat en Arboris zouden leveren, maar in de praktijk is dat niet het geval. Ze leveren veel van<br />

deze uitgeverijen, maar zeker niet alles. Omdat er in Evergem nog geen collectie was, heeft de<br />

bibliothecaris de boekhandel opdracht gegeven om elke strip die zij aan andere bibliotheken leveren<br />

ook aan Evergem te leveren. De aankoop van de strips is hier dus volledig in handen van de<br />

boekhandel. Zij bepalen voor het grootste deel welke strips er in de bibliotheek komen.<br />

29


Het nadeel van deze methode is dat enkel de recent verschenen nummers van reeksen geleverd<br />

worden. Wanneer het gaat om een ni<strong>eu</strong>we reeks, is er geen probleem, maar wanneer deze reeks<br />

al een tijdje loopt dan krijgen we telkens het laatste nummer binnen. Een gegeven van volwassenenstrips<br />

is dat een verhaal loopt over verschillende nummers. De volgorde is dan ook zeer belangrijk.<br />

Het is zeer moeilijk om een verhaal te volgens als je moet beginnen met nummer vier. Dit feit<br />

heb ik meerdere keren aangekaart, maar zonder succes.<br />

Het is de bedoeling dat ik op het eind van 2004 de stripcollectie evalueer. Welke reeksen lopen goed<br />

en welke niet. Op basis daarvan mag ik dan reeksen stopzetten en andere aanvullen. Een groot<br />

probleem is hier dat we in een vici<strong>eu</strong>ze cirkel zitten. Gezien de eerste nummers van bepaalde reeksen<br />

niet in de collectie aanwezig zijn, zullen er dan ook leners zijn die de vervolgnummers van die reeks<br />

niet ontlenen. Eventueel neemt de lener de vervolgnummers wel mee en raakt gefrustreerd omdat<br />

hij/zij het verhaal niet kan volgen. Het gevolg is dat de strips niet (meer) meegenomen worden. De<br />

uitleencijfers van die strips zullen dan ook niet hoog liggen: moet de reeks dan stopgezet worden of<br />

niet? Op basis van het cijfermateriaal wel, maar cijfermateriaal zegt natuurlijk niet alles, ook met de<br />

kwaliteit van de reeks moet rekening gehouden worden.<br />

In eerste instantie was aankopen bij een stripspeciaalzaak niet bespreekbaar, omdat de bibliothecaris<br />

andere prioriteiten heeft. De stripcollectie moest op een gemakkelijke en snelle manier opgestart<br />

worden, zonder er een personeelslid mee te belasten dat elders ingezet kan worden. Alle strips<br />

kunnen bij Ontmoetingen aangekocht worden. Een aantal collega's en ikzelf zijn de zaak een aantal<br />

maal gaan bepleiten en er is een tussenoplossing uit de bus gekomen. Als er een vraag is van<br />

een lener naar een bepaalde strip of reeks of als er noodzakelijke aanvullingen nodig zijn, dan mag<br />

ik deze aankopen bij een stripspeciaalzaak, meer bepaald De Poort. Na de evaluatie zullen de strips<br />

in hoofdzaak bij De Poort aangekocht worden.<br />

Een ander belangrijk gegeven voor het aankoopbeleid is, dat er geen budget voorzien is voor strips.<br />

De strips worden aangekocht met het boekenbudget.<br />

2.3.4 De verwerking van de stripverhalen<br />

De stripverhalen worden verwerkt zoals de boeken: ze worden gestempeld, de prijs wordt erin<br />

geschreven en ze worden in de besteladministratie ingebracht. Wanneer de aanschafinformatie van<br />

de strip toegekomen is, wordt de strip ingevoerd. Als de aanschafinformatie op zich laat wachten,<br />

wordt de strip in het aanwinstenlokaal op een rek geplaatst. Het geb<strong>eu</strong>rt regelmatig dat er geen aanschafinformatie<br />

is en dan kan het lang duren voordat de strip verwerkt wordt.<br />

Aangezien er in Evergem een afspraak gemaakt is, dat het invoeren van strips exclusief mijn<br />

taak is, kan ik heel gemakkelijk een exceldocument<br />

bijhouden met de naam van de reeks, de titels binnen de<br />

reeks die we hebben, de bibliotheek waar de strip zich<br />

bevindt en de leeftijdsaanduiding. Dit blijkt ook een handig<br />

werkinstrument te zijn voor de bibliothecaris om te bepalen<br />

naar welke bibliotheek een volgend deel van een reeks<br />

moet gaan en welke leeftijdsaanduiding de strip moet krijgen.<br />

Voor mijzelf is het handig om in een document te zien welke<br />

strips de bibliotheek heeft.<br />

De strip krijgt na invoer zijn signatuur: de eerste vier letters<br />

van de naam van de tekenaar en de leeftijdsaanduiding in de<br />

linkeronderhoek. In de linkerbovenhoek komt nog een etiket<br />

met de vermelding "strip".<br />

Ten slotte worden de strips geplastificeerd. De softcovers<br />

worden eerst genaaid en daarna gekaft. Het gevolg is dat<br />

30


deze zeer stevig zijn en de pagina's niet kunnen loskomen. Een nadeel is dat het arbeidsintensief<br />

werk is. Een ander nadeel is dat de lener het blad er dan wel niet meer kan uittrekken, maar het veel<br />

gemakkelijker kan sch<strong>eu</strong>ren. Het enorme voordeel is dat de strips veel langer meegaan.<br />

2.3.5 De plaatsing van de stripverhalen<br />

De stripbakken staan in de leeshoek, wat een zeer goede plaatsing is, omdat er zetels staan waar de<br />

mensen op hun gemak een strip kunnen lezen in de nabijheid van de stripbakken. Het is een vrij<br />

gezellig hoekje. Het nadeel is dat de bakken niet in het oog springen. Ze staan een beetje apart in het<br />

gedeelte waar ook de non-fictie staat. Leners die enkel romans ontlenen lopen er gewoon voorbij. Voor<br />

een collectieonderdeel dat opgestart wordt, is dat wel een nadeel.<br />

De stripverhalen worden frontaal in stripbakken geplaatst. In de j<strong>eu</strong>gdafdeling van de hoofdbibliotheek<br />

zijn er twee stripbakken voorzien die altijd vol zitten. In de volwassenenafdeling zijn er ook twee stripbakken<br />

voorzien: een voor de adolescenten en een voor de volwassenen. Deze van de volwassenen<br />

zit nu zo vol dat er een derde stripbak zal aangekocht worden.<br />

Onder de stripbakken is er nog plaats voorzien om strips rug aan rug te plaatsen. Deze ruimte wordt<br />

bij de j<strong>eu</strong>gd gebruikt om de meest populaire strips te plaatsen, zoals Suske en Wiske, Jommeke en<br />

Kuifje. Bij de volwassenen zijn dat de reeksen met de meeste nummers en de strips buiten formaat.<br />

Het nadeel van deze plaatsing is, dat deze strips vaak over het hoofd worden gezien.<br />

Doordat er nog niet zoveel reeksen zijn, staan de reeksen nu allemaal door elkaar. Er zijn geen tussenschotjes<br />

aangebracht met daarop de naam van de reeks. Het voordeel van dergelijke tussenschotjes is<br />

dat je de reeksen een bepaalde volgorde kan meegeven en dat iemand die op zoek is naar een bepaalde<br />

reeks deze heel gemakkelijk terug kan vinden. Ook voor het personeel is het gemakkelijk. In de toekomst<br />

zullen er ook tussenschotjes komen, nu probeer ik de nummers van eenzelfde reeks een beetje bij elkaar<br />

te zetten, maar dat is vrijwel onbegonnen werk. Na een paar dagen staan ze terug allemaal door elkaar.<br />

2.3.6 De collectie in 2002<br />

31


Aangezien er in 2002 geen volwassenenstrips in de bibliotheek waren, zal ik in dit onderdeel enkel de<br />

j<strong>eu</strong>gdstrips behandelen. De bibliotheek bezit op dat moment 2170 j<strong>eu</strong>gdstrips, 33846 j<strong>eu</strong>gdboeken en<br />

200 audiovisuele materialen voor de j<strong>eu</strong>gd. Procentueel gezien: 5,99% van de totale j<strong>eu</strong>gdcollectie<br />

bestaat uit j<strong>eu</strong>gdstrips, 93,46% uit j<strong>eu</strong>gdboeken en 0,55% uit audiovisuele materialen.<br />

In absolute cijfers heeft de bibliotheek niet zoveel strips en dat vertaalt zich ook in de percentages:<br />

nog geen 6% van de totale j<strong>eu</strong>gdcollectie bestaat uit stripverhalen. Als we dat vergelijken met het<br />

gemiddelde van de Oost-Vlaamse bibliotheken die de enquête teruggestuurd hebben, dan zit<br />

Evergem daar juist onder. Het gemiddelde bedraagt immers 6,34%. Het aantal j<strong>eu</strong>gdstrips is dus<br />

niet zo groot.<br />

Dit vertaalt zich ook in de bezitscoëfficiënt: per lener zijn er 0,89 j<strong>eu</strong>gdstrips voor handen, 14,02<br />

boeken en 0,08 audiovisuele materialen. Dit ligt voor de strips dus zeker niet hoog. Er mogen dus<br />

zeker meer strips aangekocht worden in vergelijking met het aantal leners.<br />

2.3.7 De uitleningen in 2002<br />

Tot voor 2003 was het aantal strips per lenerskaart beperkt tot twee. De reden hiervoor is dat de<br />

beheerraad niet wou dat er te veel geld aan strips besteed werd, de collectie moest bovendien<br />

relatief klein blijven en men vreesde dat kinderen alleen maar strips zouden meenemen en geen<br />

boeken. Sinds 2003 mag de lener vijf strips per kaart meenemen en wordt de collectie uitgebreid.<br />

De j<strong>eu</strong>gdstrips worden in totaal 12683 keer per jaar uitgeleend, de j<strong>eu</strong>gdboeken 96786 keer en de<br />

audiovisuele materialen voor de j<strong>eu</strong>gd 1179 keer. Dat geeft een gebruikscoëfficiënt van 5,84 voor de<br />

strips, 2,86 voor de boeken en 5,90 voor de audiovisuele materialen. Als we deze cijfers vergelijken<br />

met de gemiddelden van de Oost-Vlaamse bibliotheken, dan zijn de gebruikscoëfficiënten als volgt:<br />

7,39 voor de strips, voor de boeken bedraagt de coëfficiënt 3,31 en voor de audiovisuele materialen<br />

4,67. Opvallend is dat Evergem zowel voor strips als voor boeken onder het gemiddelde zit. Voor<br />

de audiovisuele materialen zit Evergem boven dat gemiddelde.<br />

Er zijn twee redenen die ik kan bedenken voor deze lagere coëfficiënt. Ten eerste mochten de leners<br />

in 2002 maar twee stripverhalen per lenerskaart meenemen. De kinderen kunnen wel verschillende<br />

keren per week of per maand naar de bibliotheek komen, maar niet alle kinderen kunnen of mogen<br />

dat. Als je meer strips kan meenemen, dan kan je gebruikerscoëfficiënt ook hoger liggen. Een<br />

tweede reden voor dit lage cijfer kan zijn dat de collectie te verouderd was, ze werd niet zo frequent<br />

aangevuld. Er mocht van de beheerraad niet te veel geld naar strips gaan, het gevolg is een kleine<br />

jaarlijkse aangroei van de strips. De striplezers zijn dan ook vlug door het aanbod heen. Je krijgt<br />

natuurlijk altijd een aangroei van kinderen die stripverhalen lezen, maar als je jarenlang op hetzelfde<br />

aanbod moet teren, haak je uiteindelijk toch af.<br />

Wat de leenfrequentie betreft, ook die ligt vrij laag. Elke gebruiker neemt gemiddeld 5,25 strips mee<br />

naar huis, 40,09 boeken en 0,49 audiovisuele materialen.<br />

2.4 De vergelijking van de collectie en het gebruik<br />

Laten we dan nu eens de j<strong>eu</strong>gdcollecties naast elkaar plaatsen om een beter zicht te hebben op het<br />

verschil tussen beide bibliotheken.<br />

2.4.1. De collectie<br />

Het aandeel in de totale j<strong>eu</strong>gdcollectie Lovendegem Evergem<br />

Stripverhalen 24,75% 5,99%<br />

Boeken 75,25% 93,46%<br />

AVM 0,00% 0,55%<br />

Er zijn in Lovendegem opvallend meer stripverhalen. De collectie in Evergem is minimaal. Het is dan<br />

ook logisch dat het percentage boeken in Lovendegem lager ligt dan in Evergem. Voor de<br />

j<strong>eu</strong>gdstrips heeft Lovendegem dan ook een schitterende collectie.<br />

32


Bezitscoëfficiënt Lovendegem Evergem<br />

Stripverhalen 5,94 0,89<br />

Boeken 18,06 14,02<br />

In Lovendegem zijn er meer stripverhalen per gebruiker: het aantal gebruikers ligt veel lager, maar<br />

toch zijn er meer strips dan in Evergem. Het verschil tussen beide bibliotheken is dan ook zeer groot.<br />

In Lovendegem zijn er per gebruiker bijna zes stripverhalen, terwijl er in Evergem nog niet één<br />

stripverhaal per gebruiker is. Ook het bezit van boeken per lener ligt in Lovendegem hoger per<br />

gebruiker.<br />

2.4.2 De uitleencijfers<br />

De gebruikscoëfficiënten en de leenfrequentie kunnen ons nog iets zeggen over het uitleengedrag<br />

in beide bibliotheken.<br />

Gebruikscoëfficiënt Lovendegem Evergem<br />

Stripverhalen 4,81 5,84<br />

Boeken 2,75 2,86<br />

Het gebruikscoëfficiënt in Lovendegem ligt lager dan in Evergem, zowel voor de stripverhalen als<br />

voor de boeken. Ook hier is er, mijns inziens, een logische verklaring aan te geven. Omdat er zoveel<br />

k<strong>eu</strong>ze is in Lovendegem zijn de leners minder geneigd om steeds dezelfde stripverhalen en boeken<br />

uit te lenen. Daardoor liggen de gebruikscoëfficiënten lager. Dat wil niet zeggen dat ze niet goed zijn.<br />

Ondanks dat grote aanbod worden de stripverhalen toch gemiddeld 4,81 keer uitgeleend. In<br />

Evergem worden ze 5,01 keer uitgeleend. Het verschil is dus niet zo groot en beide coëfficiënten<br />

liggen goed.<br />

Leenfrequentie Lovendegem Evergem<br />

Stripverhalen 28,55 5,25<br />

Boeken 49,63 40,09<br />

Hier merken we wel een enorm verschil op tussen Lovendegem en Evergem. In beide bibliotheken<br />

mogen de leners vijf boeken en vijf strips meenemen voor drie weken, behalve in Vinderhoute waar<br />

de leners tien strips mogen meenemen. Het feit dat er in Vinderhoute meer stripverhalen mogen<br />

meegenomen worden, kan voor een groot deel deze discrepantie verklaren. Als we dit vergelijken<br />

met de boeken, liggen de coëfficiënten hier wel dichter bij elkaar. De leners nemen in Lovendegem<br />

gemiddeld 25 stripverhalen meer mee dan hun tegenhangers in Evergem, maar bij de boeken is het<br />

verschil een stuk kleiner: 9 stuks meer.<br />

2.5 Besluit<br />

Zowel Lovendegem als Evergem hebben vanaf de jaren '80 strips in huis gehaald, Lovendegem<br />

vanaf 1989 en Evergem vanaf 1985. Opvallend is dat er in Lovendegem meer stripverhalen zijn,<br />

ondanks het feit dat zij vier jaar later met een stripcollectie startten. Door de overname breidde de<br />

stripcollectie in Lovendegem aanzienlijk uit.<br />

Niet alleen de omvang verschilt danig, ook het aankoopbeleid is in beide bibliotheken zeer verschillend. In<br />

Lovendegem neem ik alle beslissingen en ga ik zelf naar de stripspeciaalzaak om de strips uit te kiezen.<br />

Ik bepaal zelf hoe ik mijn budget verdeel in de tijd en over j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips. In Evergem ben<br />

ik aan handen en voeten gebonden aan het abonnement van Ontmoetingen. De inspraak van de<br />

boekhandel is hier veel groter dan mijn inspraak. Naar de toekomst toe zal mijn inspraak, hopelijk, groter<br />

worden. Op dit moment verkies ik het aankoopbeleid van Lovendegem boven dat van Evergem.<br />

De verwerking van de stripverhalen is in beide bibliotheken goed. In Lovendegem werden de strips<br />

aanvankelijk niet verstevigd, maar sinds dit jaar geb<strong>eu</strong>rt dat wel. In Evergem werden ze vanaf hun<br />

intrede in de collectie zeer goed verstevigd zodat ze lange tijd kunnen meegaan.<br />

33


De plaatsing van de strips is in Lovendegem zeker niet optimaal, maar daar zie ik op langere termijn<br />

ook niet echt verbetering in komen door het plaatsgebrek en de grote hoeveelheid stripverhalen. Wat<br />

wel een goede zaak is, is het gebruik van tussenschotjes om de verschillende reeksen van elkaar te<br />

scheiden en de opstelling per leeftijdscategorie. In Evergem worden de stripverhalen beter<br />

geplaatst, namelijk frontaal, maar het gebrek aan tussenschotjes maakt het wel onoverzichtelijk om<br />

een bepaalde strip terug te vinden. Voorlopig kan je een strip nog gemakkelijk terugvinden, omdat<br />

er nog niet zoveel zijn. Na verloop van tijd zullen ook hier tussenschotjes geplaatst moeten worden.<br />

Aangezien Evergem in 2002 nog geen volwassenenstrips in de collectie heeft en die van<br />

Lovendegem niet veel voorstelt, heb ik enkel een vergelijking gemaakt tussen de j<strong>eu</strong>gdcollecties. De<br />

conclusie die we hieruit kunnen trekken, is dat de collectie strips in Lovendegem veel groter is dan<br />

die van Evergem. Het gebruik van de collectie is gelijklopend in beide bibliotheken, maar de leenfrequentie<br />

ligt in Lovendegem toch een stuk hoger.<br />

De slotconclusie van dit vergelijkend onderzoek luidt dat Lovendegem het een stuk beter doet dan<br />

Evergem, zowel qua aankoopbeleid, collectieomvang als qua uitleningen. De verwerking en de<br />

plaatsing van de stripverhalen lopen ongeveer gelijk, met elk hun plus- en minpunten. In<br />

Lovendegem is het nu een kwestie van de j<strong>eu</strong>gdcollectie op peil te houden en een inspanning te<br />

doen voor de volwassenen. In Evergem moeten beide collecties onder handen genomen worden,<br />

maar de eerste stappen in goede richting zijn gezet.<br />

34


3. EEN ONDERZOEK NAAR DE AANWEZIGHEID EN WAARDERING<br />

<strong>VAN</strong> STRIPVERHALEN IN DE OOST-VLAAMSE OPENBARE BIBLIO-<br />

HEKEN<br />

3.1 Inleiding<br />

Om een idee te krijgen hoe goed strips in de Oost-Vlaamse openbare bibliotheken geïntegreerd zijn,<br />

heb ik naar de 64 Oost-Vlaamse bibliotheken een enquête verstuurd. Om de papierberg nog niet<br />

groter te maken dan hij al is, heb ik alle enquêtes per e-mail verstuurd. Ik heb de bibliothecarissen<br />

wel de k<strong>eu</strong>ze gelaten om de enquête digitaal of met de post terug te bezorgen. Van de 46 enquêtes<br />

die ik teruggekregen heb, zijn er 16 per post teruggekeerd, de andere via e-mail. In de inleiding tot<br />

de enquête heb ik de bibliothecarissen ook de mogelijkheid gegeven om mij de enquête per post te<br />

laten opsturen als zij ze niet wilden uitprinten, maar niemand heeft daar gebruik van gemaakt.<br />

Op aanraden van Jan Van Hee (mijn oorspronkelijke promotor) heb ik mijn onderzoekje naar de aanvaarding<br />

van strips op voorhand aangekondigd. Dat heb ik gedaan op het forum van openbare<br />

bibliotheken van het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB). Zo wisten de bibliothecarissen<br />

eind december waar ze zich aan konden verwachten.<br />

Op 12 januari heb ik de enquête voor de eerste maal verstuurd, waarop ik 21 antwoorden gekregen<br />

heb. Na een drietal weken, op 1 februari, heb ik de enquête een tweede maal verstuurd met als<br />

gevolg, 16 antwoorden. Ten slotte heb ik de enquête op 23 februari nog een derde maal verstuurd,<br />

wat nog vier antwoorden opleverde. Bij vier digitale antwoorden ontbrak de ingevulde enquête als<br />

bijlage. Nadat ik de betrokken bibliotheken hiervan op de hoogte gebracht had, ontving ik van twee<br />

bibliotheken alsnog de bijlage. Omdat ik mijn enquête tijdens een drukke periode verstuurd heb, heb<br />

ik op 7 juli nog een laatste poging ondernomen en ze nog een vierde maal verstuurd. Het aantal<br />

antwoorden bleef beperkt tot vijf.<br />

Zoals gezegd zijn er 46 enquêtes van de 64 teruggekomen, dit is maar liefst 71,88%. Op zich een<br />

goede respons. Ik mag dus wel zeggen dat mijn enquête representatief is voor heel Oost-<br />

Vlaanderen. Of ik deze resultaten ook mag doortrekken voor heel Vlaanderen? Misschien wel, maar<br />

ik hou het toch bij Oost-Vlaanderen.<br />

In de enquête heb ik naar de collectie- en uitleengegevens van 2002 geïnformeerd, de reden hiervoor<br />

is dat in januari nog geen enkele bibliotheek gegevens heeft van het voorbije jaar, namelijk<br />

2003. Als ik op deze gegevens wou, dan moest ik tot april wachten om de enquête te versturen.<br />

Het doel dat ik voor ogen hield bij het opstellen van de vragen, was de aanwezigheid van stripverhalen<br />

in de Oost-Vlaamse bibliotheken en de mening van de bibliothecaris. Ik heb geen gebruik<br />

gemaakt van andere enquêtes die handelen over stripverhalen in de bibliotheek, om mij daardoor<br />

niet te veel te laten leiden. Ik heb wel een aantal eindwerken over stripverhalen doorgenomen om<br />

te zien wat er als conclusie getrokken was. Op basis daarvan heb ik mijn enquête opgesteld in<br />

samenspraak met Jan Van Hee.<br />

3.2 De aanwezigheid van stripverhalen<br />

Heeft u strips in de bibliotheek?<br />

Ja, j<strong>eu</strong>gdstrips 4<br />

Ja, volwassenenstrips 0<br />

Ja, beide 39<br />

Nee 3<br />

In 2002 hebben 39 van de 46 bibliotheken j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips opgenomen in hun collectie.<br />

Dat wil zeggen dat 84,78% van alle Oost-Vlaamse bibliotheken over een collectie j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips<br />

beschikt. Er zijn 4 bibliotheken die enkel j<strong>eu</strong>gdstrips hebben en zij maken 8,70% uit<br />

van het geheel. In 2003 zijn twee van deze vier bibliotheken begonnen met een collectie volwassenen-<br />

35


strips en in 2004 nog een derde bibliotheek. Tenslotte zijn er nog 3 bibliotheken die geen strips<br />

opgenomen hebben, ofwel 6,52%. Uiteindelijk hebben dus 43 van de 46 bibliotheken (93,48%) die<br />

strips in hun collectie opgenomen.<br />

Als we in OVINOB nagaan hoeveel van de 64 Oost-Vlaamse bibliotheken stripverhalen in huis<br />

hebben, dan is het toch zeer goed ni<strong>eu</strong>ws dat het gaat om 55 bibliotheken die j<strong>eu</strong>gd- en volwassenenstrips<br />

(87,3%) hebben en 9 bibliotheken die enkel j<strong>eu</strong>gdstrips (14,29%) hebben. Van een bibliotheek<br />

is het niet bekend of zij al dan niet strips in de collectie hebben. Deze percentages zijn gelijklopend<br />

met deze van de bibliotheken die hun enquête teruggestuurd hebben.<br />

3.2.1 Waarom geen strips opnemen in de bibliotheek?<br />

Van de drie bibliotheken die geen strips opgenomen hebben, zijn er twee waarvan we de redenen<br />

kennen:<br />

Een bibliotheek biedt zeer bewust geen strips aan, omdat het j<strong>eu</strong>gdcentrum van de gemeente al<br />

jaren een zeer uitgebreide en gerenommeerde stripcollectie heeft. Deze staat open voor jong en<br />

oud en wordt ook buiten de gemeente bevraagd. De bibliotheek is pas sinds 1994 erkend en op<br />

dat moment werd de collectie in vraag gesteld. In 1998 werd er beslist om met een AVM -afdeling<br />

van start te gaan, maar niet met strips. Die eer laten ze over aan het j<strong>eu</strong>gdcentrum.<br />

De tweede bibliotheek heeft de aanschaf van een noemenswaardige stripcollectie vermeld in het<br />

beleidsplan. Door plaatsgebrek in het vorige bibliotheekgebouw en het feit dat ze nog volop bezig<br />

zijn met de automatisering, werd de aanschaf van stripverhalen uitgesteld.<br />

3.2.2 Waarom wel strips opnemen in de bibliotheek?<br />

3.2.2.1 De j<strong>eu</strong>gd<br />

Waarom heeft u strips opgenomen in de collectie?<br />

Er is vraag naar 31<br />

Andere bibliotheken nemen ook strips op 5<br />

Het is een volwaardig medium 39<br />

Als ze strips lezen, lezen ze misschien boeken 19<br />

Strips zijn goed voor de uitleningen en statistieken 12<br />

Opvallend is dat er nog vier bibliotheken zijn die strips opnemen zonder te erkennen dat het een volwaardig<br />

medium is. Een van de drie bibliotheken neemt strips op, enkel en alleen, omdat er vraag<br />

naar is, de andere twee nemen ze op omdat er vraag naar is en het een opstapje is naar boeken.<br />

Blijkbaar zijn nog niet alle bibliothecarissen overtuigd van de volwaardigheid van j<strong>eu</strong>gdstrips. Er zijn<br />

5 bibliotheken die strips opnemen, omdat andere bibliotheken dat ook doen.<br />

Dat opstapje naar boeken wordt toch nog door 19 van de 43 bibliotheken, of 44,19% aangehaald<br />

als argument om strips in de collectie op te nemen. Ook het antwoord "Er is vraag naar" wordt door<br />

31 van de bibliotheken of 72,09% aangekruist. De bibliothecaris speelt dus in op de behoeften van<br />

de gebruikers, zoals vermeld staat in het decreet voor bibliotheekwerk sinds 1978.<br />

36


”Strips zijn goed voor de uitleningen en statistieken" is nog 12 maal aangeduid (of 27,91%). Blijkbaar<br />

zijn die uitleningen en statistieken toch belangrijk om strips op te nemen in de collectie. Als we de<br />

cijfers beter bekijken dan vinden al deze bibliothecarissen de strip toch een volwaardig medium.<br />

Dat betekent toch dat de meeste bibliotheken j<strong>eu</strong>gdstrips opnemen, omdat ze er zich toe "verplicht"<br />

voelen. Er zijn maar 6 bibliotheken die strips opnemen, omdat ze een volwaardig medium op zich<br />

zijn. Alle andere bibliotheken die de strip een volwaardig medium vinden kruisten nog een tweede,<br />

derde of zelfs vierde reden aan.<br />

3.2.2.2 De volwassenen<br />

Waarom heeft u strips opgenomen in de collectie?<br />

Er is vraag naar 27<br />

Andere bibliotheken nemen ook strips op 4<br />

Het is een volwaardig medium 36<br />

Als ze strips lezen, lezen ze misschien boeken 10<br />

Strips zijn goed voor de uitleningen en statistieken 9<br />

Er zijn nog drie andere redenen waarom bibliotheken strips opnemen die telkens eenmaal werden<br />

vermeld:<br />

Strips bieden een meerwaarde aan de collectie.<br />

Oorspronkelijk speelde het "lokartikel" ook een rol.<br />

Een derde bibliothecaris zegt: "Ik was in mijn j<strong>eu</strong>gd zelf een verwoed striplezer. Als een bib ook<br />

ontspanning wil bieden, is de strip er zeker op zijn plaats. Ook voor volwassenen (die ze zeer<br />

gretig ontlenen!)".<br />

Als we deze cijfers onder de loep nemen, dan zien we dat de twee meest aangekruiste antwoorden<br />

zijn: "er is vraag naar" (69,23%) en "het is een volwaardig medium" (92,31%). Het antwoord "het<br />

is een volwaardig medium" werd bij de volwassenen wel minder aangekruist dan bij de j<strong>eu</strong>gd. Dit<br />

is te verklaren doordat er vier bibliotheken zijn die geen volwassenenstrips in huis hebben en drie<br />

bibliothecarissen zijn hiervan niet overtuigd. Zeven bibliothecarissen van de 39 (15,38%) zien de<br />

volwassenenstrip als een volwaardig medium tout court.<br />

De andere 3 antwoorden zijn minder frequent gebruikt. Het inspelen op de behoeften van de<br />

gebruiker en de strip opnemen omdat het een volwaardig medium is, zijn voor de volwassenencollectie<br />

de belangrijkste redenen. Het educatieve en de uitleningen spelen hier een veel minder<br />

grote rol.<br />

3.2.3. Besluit<br />

Het aantal bibliotheken dat strips opneemt ligt vrij hoog, maar het blijft een feit dat er in 2002 nog<br />

bibliotheken zonder stripverhalen zijn.<br />

37


De redenen die opgegeven worden om geen stripverhalen op te nemen zijn aanvaardbaar. Als er<br />

een goeddraaiende stripotheek in de nabijheid van de bibliotheek ligt, is het mijns inziens nutteloos<br />

nog eens een uitgebreide collectie strips aan te bieden in de bibliotheek. Het is wel belangrijk om na<br />

te gaan wat de stripotheek aanbiedt: van de meest courante strip tot de minst commerciële strip. Als<br />

de laatste niet aangeboden wordt, is het de taak van de bibliotheek om daar de hiaten op te vullen.<br />

Een goede samenwerking tussen beide partners is dan ook belangrijk. Het plaatsgebrek in de<br />

tweede bibliotheek, kan natuurlijk een drogreden zijn, maar elke bibliotheek moet zijn prioriteiten<br />

stellen. Automatiseren vraagt nu eenmaal veel tijd van het personeel en zet andere activiteiten op<br />

een laag pitje. Het belangrijkste is dat er nu gewerkt wordt aan de uitbouw van een stripcollectie.<br />

De twee meest gegeven antwoorden, zowel voor de j<strong>eu</strong>gd- als voor de volwassenenstrips, zijn "er is<br />

vraag naar" en "het is een volwaardig medium". De meeste bibliothecarissen vinden strips voor<br />

kinderen toch nog een opstapje naar boeken. Ook bij de volwassenen wordt dit argument aangekruist,<br />

maar wel veel minder (44,19% tegenover 25,64%). Hetzelfde fenomeen zien we bij de uitleningen en<br />

statistieken, ook daar spelen de uitleningen bij de j<strong>eu</strong>gd een grotere rol (27,91% tegenover 23,08%).<br />

Het laatste antwoord: "andere bibliotheken nemen ook strips op", is te verwaarlozen.<br />

Opvallend is dat er maar weinig bibliothecarissen van mening zijn dat de strip een volwaardig medium<br />

is, niet meer en niet minder. Voor de j<strong>eu</strong>gdcollectie zijn er maar vier bibliothecarissen die enkel om<br />

die reden stripverhalen opnemen in hun collectie, voor de volwassenen zeven bibliothecarissen.<br />

Blijkbaar wordt de volwassenenstrip nog eerder als een volwaardig medium gezien dan de<br />

j<strong>eu</strong>gdstrip. Voor de j<strong>eu</strong>gd zit dat educatieve aspect er misschien nog altijd in, terwijl bij de volwassenen<br />

het artistieke element een belangrijkere rol speelt?<br />

3.3 De opname van strips in de bibliotheek<br />

3.3.1 De j<strong>eu</strong>gd<br />

Wanneer werden strips voor het eerst opgenomen in de bibliotheek?<br />

< 1979 3<br />

1980 - 1984 10<br />

1985 - 1989 12<br />

1990 - 1994 6<br />

1995 - 1999 4<br />

> 2000 4<br />

Geen antwoord 2<br />

De jaren '80 vormen een doorbraak voor het opnemen van j<strong>eu</strong>gdstrips in de collectie, zoals ook al<br />

aangehaald is in het eerste hoofdstuk. Hier wordt dit nog eens met cijfers bevestigd. Van de 43<br />

bibliotheken die j<strong>eu</strong>gdstrips in hun collectie hebben, heeft meer dan de helft, meer specifiek 58,14%,<br />

in de jaren '80 een stripcollectie binnengehaald. In de jaren '90 komen de andere bibliotheken ook<br />

over de brug. Na 2000 nemen ook de laatkomers strips op.<br />

3.3.2 De volwassenen<br />

Wanneer werden strips voor het eerst opgenomen in de bibliotheek?<br />

< 1984 7<br />

1985 - 1989 4<br />

1990 - 1994 10<br />

1995 - 1999 8<br />

> 2000 5<br />

Geen antwoord 2<br />

Bij de volwassenenstrips ligt die piek 10 jaar later. In 2002 zijn er nog altijd 4 bibliotheken die geen<br />

volwassenenstrips in hun collectie hebben. Twee van die vier bibliotheken zijn, zoals gezegd, wel in<br />

2003 gestart met een volwassenencollectie en een in 2004. Blijkbaar heeft het zijn tijd geduurd om<br />

de bibliothecarissen ervan te overtuigen dat volwassenenstrips even belangrijk zijn als j<strong>eu</strong>gdstrips.<br />

38


3.3.3 Besluit<br />

Een oorzaak vinden voor de late doorbraak van de volwassenenstrip in het bibliotheekmili<strong>eu</strong> is natte<br />

vingerwerk. Zoals in het eerste hoofdstuk al aangehaald is, heeft het zeer lang geduurd voor de bibliotheeksector<br />

strips wilt opnemen. Op een moment van grote crisis in de sector, wint Manu<br />

Manderveld zijn pleidooi voor het opnemen van stripverhalen in de collectie, steeds meer veld. De<br />

reden kan misschien zijn, dat velen de strip zien als een medium voor kinderen en dat volwassenen<br />

er zich niet mee inlaten. Een andere reden kan zijn: de klemtoon ligt in de Vlaamse stripproductie<br />

op de j<strong>eu</strong>gdstrip. Het feit blijft dat de meeste bibliothecarissen pas tien jaar later overtuigd raken om<br />

volwassenenstrips op te nemen.<br />

3.4 Uitlenen van stripverhalen<br />

Hoeveel strips mogen de leners per lenerskaart meenemen?<br />

Minder dan het aantal boeken 10<br />

Evenveel als het aantal boeken 31<br />

Meer dan het aantal boeken 2<br />

Van de 43 bibliotheken zijn er 10 bibliotheken waar de leners minder strips mogen meenemen dan<br />

het aantal boeken. In 7 van die 10 bibliotheken is er pas een stripcollectie sinds het einde van de<br />

jaren '90. De 3 anderen hebben al sinds het einde van de jaren '80 een stripcollectie. De redenen<br />

waarom er niet evenveel strips meegenomen mogen worden, geven de bibliothecarissen zelf aan:<br />

"De beperkingen dateren uit de beginperiode toen er nog niet veel strips waren en we bang waren dat<br />

alle strips ineens weg zouden zijn. Tevens kwam er enige "betutteling" bij kijken: wij dachten toen (en<br />

nu nog enigszins…) dat boeken lezen educatiever was dan strips en dat dat educatieve dan ook onze<br />

primaire taak was. We wilden vermijden dat kinderen enkel strips lazen en geen boeken." Er mogen<br />

in deze bibliotheek wel meer volwassenenstrips meegenomen worden dan j<strong>eu</strong>gdstrips. Daarop geeft<br />

de bibliothecaris zelf als commentaar "volwassenen moeten niet meer opgevoed worden?"<br />

"Als we toelaten om evenveel strips te ontlenen als boeken en tijdschriften, zal een deel van onze<br />

leners helemaal geen boeken meer ontlenen en zich alleen maar beperken tot strips. Bij strips is<br />

het verhaal toch nog altijd ondergeschikt aan de tekeningen. Als we eerlijk zijn moeten we<br />

toegeven dat we blijkbaar nog altijd een beetje verknocht zijn aan de opvoedkundige taak die de<br />

bibs vroeger toch wel hadden."<br />

"Als iedereen evenveel strips zou meenemen als boeken, dan zal de collectie wel erg uitgedund<br />

worden. Dit zou resulteren in het feit dat leners heel vlug door de collectie heen zitten en er<br />

wellicht dan geen verdere aandacht aan schenken of afhaken. De collectie strips is namelijk veel<br />

beperkter dan de collectie boeken. Als wij een regelmatiger en meer gespreid gebruik kunnen<br />

aanmoedigen, dan merkt men ook dat er op regelmatige tijdstippen strips bijkomen en blijft er<br />

misschien een meer constante aandacht voor."<br />

In 72,09% van de bibliotheken mag men evenveel boeken als strips meenemen. Er wordt dus geen<br />

onderscheid meer gemaakt in materiaalsoort. In 2 bibliotheken mag je zelfs meer strips meenemen<br />

dan het aantal boeken.<br />

39


Moeten er ook boeken uitgeleend worden samen met strips?<br />

Nee 43<br />

Ja 0<br />

Vroeger gold vaak de restrictie dat de lener ook een boek moest meenemen als hij strips wou<br />

ontlenen. Gelukkig is deze restrictie in alle ondervraagde bibliotheken weggevallen.<br />

Besluit<br />

Er zijn nog een aantal bibliotheken waar je niet evenveel stripverhalen mag uitlenen als boeken.<br />

Voor bibliotheken die in de jaren '90 en later met een collectie begonnen zijn is deze beperking nog<br />

enigszins te begrijpen. Je zit met een beperkte collectie en wil iedereen stripverhalen aanbieden.<br />

Voor bibliotheken die al sinds de jaren '80 een collectie hebben, lijkt me die beperking nogal voorbijgestreefd.<br />

Als je je collectie op regelmatige basis aanvult, dan heb je op een bepaald moment<br />

genoeg stripverhalen om die beperking op te heffen. Toch blijkt dat in 2 bibliotheken nog een reden<br />

te zijn om het niet te doen.<br />

Een andere reden die in twee bibliotheken aangehaald wordt, is het educatieve aspect. Blijkbaar<br />

is de gedachte nog niet uit de wereld dat boeken "beter" zijn dan stripverhalen. Toch vinden<br />

beide bibliothecarissen dat het stripverhaal een volwaardig medium is. Dit lijkt mij toch een contradictie.<br />

Een tweede beperking die in het verleden vaak opdook om strips te kunnen ontlenen was: je moet<br />

ook een boek ontlenen. In geen enkel van de ondervraagde bibliotheken komt deze beperking nog<br />

voor. De reden waarom dit moest, vind ik nogal duister. Wou men op die manier de uitleencijfers van<br />

boeken opkrikken? Want striplezers zullen dat boek wel meenemen, maar niet lezen. Of wilden de<br />

bibliotheken zo hun j<strong>eu</strong>gdige lezers aanzetten tot het lezen van boeken? Waarschijnlijk wel. Deze<br />

nutteloze reden bestaat dan ook niet meer.<br />

3.5 Collectievorming<br />

Hoe zou u de persoon willen noemen die de collectievorming van de strips doet?<br />

Een stripkenner 15<br />

Een stripliefhebber 17<br />

Een vrijwilliger 1<br />

Bij gebrek aan beter, ikzelf (bibliothecaris) 15<br />

Geen antwoord 1<br />

Van de 43 bibliotheken die strips in huis hebben, zijn er 17 (of 39,53%) die geantwoord hebben dat<br />

hun collectievormer een stripliefhebber is, 4 daarvan hebben als tweede antwoord gegeven dat deze<br />

ook een stripkenner is. De meeste bibliothecarissen vinden dus dat hun collectievormer veeleer een<br />

stripliefhebber is dan een stripkenner.<br />

40


In 34,88% van de antwoorden wordt de collectievorming door de bibliothecaris zelf gedaan bij<br />

gebrek aan alternatief of door een stripkenner. Uiteindelijk wordt 74,42% van de collectievormers<br />

aangeduid als een stripkenner of -liefhebber.<br />

Er is slechts 1 bibliotheek die geantwoord heeft dat zijn collectievormer een vrijwilliger is. Maar ook<br />

hier is een tweede antwoord gegeven: een stripkenner. De volwassenencollectie wordt waargenomen<br />

door een stripkenner, de j<strong>eu</strong>gdcollectie door een vrijwilliger. De j<strong>eu</strong>gdcollectie heeft zowel een aantal<br />

zeer courante titels als een aantal minder bekende/populaire reeksen. Ten slotte is er nog een<br />

bibliotheek die deze vraag niet beantwoord heeft.<br />

Er zijn nog een aantal andere antwoorden of opmerkingen gegeven:<br />

De stripliefhebber doet haar best een stripkenner te worden.<br />

De stripkenner is competent geschoold personeel (via bijscholingen over stripverhalen).<br />

Tweemaal werd er gemeld dat het gaat om een assistent-dienstleider die de collectievorming op<br />

zich neemt.<br />

Het bibliotheekpersoneel en de bibliotheekgebruikers kunnen uit eigen ervaring goede suggesties<br />

geven.<br />

De stripspeciaalzaak.<br />

Bij het herni<strong>eu</strong>wen van de bestaande collectie is er samengewerkt met een stripspeciaalzaak.<br />

Door het samenwerkingsverband is er een stripkenner die een deel van de collectie waarneemt.<br />

Er zijn duidelijke afspraken rond gemaakt.<br />

Waar koopt u uw strips?<br />

Boekleverancier 18<br />

Andere leverancier 1<br />

Stripspeciaalzaak 30<br />

18 bibliotheken kopen hun strips bij de boekhandel, maar 4 daarvan kopen ook nog aan bij een stripspeciaalzaak.<br />

Dat wil zeggen dat er 26 bibliotheken zijn, of 60,47%, die hun strips uitsluitend<br />

aankopen bij een stripspeciaalzaak. Ten slotte is er nog 1 bibliotheek die elders zijn strips koopt,<br />

namelijk bij fnac. De stripspeciaalzaken waarmee samengewerkt worden zijn:<br />

Stripspeciaalzaken<br />

Atlantis (Oudenaarde, Ronse) 10<br />

Vermeire (Hamme) 6<br />

De Poort (Gent) 6<br />

Pierke (Mariakerke) 3<br />

De 9de kunst (Gent) 2<br />

B-Gevaar (Brussel) 1<br />

't Vlaamse stripcentrum (Wilrijk) 1<br />

Mecanik (Antwerpen) 1<br />

Geen antwoord 1<br />

Stripspeciaalzaak Atlantis scoort het hoogst. De reden hiervoor is eenvoudig te verklaren. Deze<br />

winkel heeft twee filialen, een in Oudenaarde en een in Ronse. Er zijn dus meer bibliotheken die<br />

deze winkel kunnen raadplegen. Een andere reden is dat vele ZOVLAbibliotheken , die in 2002-<br />

2003 een wisselcollectie rond volwassenenstrips hebben opgezet, bij Atlantis hun strips aankopen.<br />

Daarnaast zijn Vermeire en De Poort de meest aangekruiste stripspeciaalzaken, gevolgd door<br />

Pierke en de 9 de kunst. Het B-Gevaar, 't Vlaamse Stripcentrum en de Mecanik worden elk door een<br />

bibliotheek geraadpleegd. Veel is afhankelijk van de vestigingsplaats van de stripspeciaalzaak en of<br />

er een bibliotheek in de buurt is.<br />

Maar laten we niet te hard zijn voor die andere 14 bibliotheken die hun strips niet bij een stripspeciaalzaak<br />

aankopen. Het ligt niet altijd aan de bibliothecaris. Sommige gemeentebesturen geven<br />

41


de bibliotheek een budget om "boeken" te kopen en daar horen de strips bij. De bibliotheek werkt al<br />

jaren samen met een boekhandel en ze moeten hun strips ook daar kopen, omdat dat zo bepaald<br />

is door de gemeente. Als je met een stripspeciaalzaak wil samenwerken, moet er een aanbesteding<br />

komen en moet er een apart budget voorzien zijn. Als het budget niet bepaald is, dan kan je ook niet<br />

samenwerken met een stripspeciaalzaak.<br />

Een aantal bibliotheken hebben zelf een verklaring gegeven waarom ze niet met een stripspeciaalzaak<br />

werken en een aantal van hen bevestigen mijn vermoedens:<br />

Er is geen apart budget voorzien voor strips, strips worden dus aangekocht op het boekenfonds.<br />

We zijn tevreden over onze boekhandels.<br />

Ooit geprobeerd, maar ze leverden strips die te gespecialiseerd zijn en leverden onvolledige reeksen.<br />

Er is de bedoeling om met een stripspeciaalzaak te werken, waarschijnlijk De Poort.<br />

Zit in de offerte van de boekenaankoop.<br />

Omdat het aantal strips niet groot genoeg is om ons tot een speciaalzaak te wenden. Onze boekleverancier<br />

kan ook gemakkelijk de courante titels leveren.<br />

Omdat we hierover nog niet echt goed hebben nagedacht. Er moet dan ook een apart budget voor<br />

strips voorzien worden.<br />

Is te overwegen.<br />

Denken eraan over te schakelen naar een stripspeciaalzaak door te weinig variatie bij de gewone<br />

leverancier.<br />

Geen personeel en moeilijkheden met de gemeentelijke Financiële dienst.<br />

Voorlopig de boekhandelaar, voor bijbestellingen (oudere nummers) De Poort.<br />

Hoe groot is de inspraak van de leverancier?<br />

Geen 15<br />

Adviserend 20<br />

Zichtzendingen 15<br />

Een deel wordt waargenomen door de leverancier 3<br />

De leverancier kiest alle strips 0<br />

Van alle bibliotheken laat 46,51% zich bij de collectievorming adviseren door de leverancier; 34,88%<br />

laat zich leiden door zichtzendingen en eenzelfde percentage staat zelf in voor de collectievorming.<br />

Er zijn toch 3 bibliotheken die een deel van de collectievorming overlaten aan de leverancier. Twee<br />

van die drie bibliotheken zijn ook degenen die bij de eerste vraag over collectievorming geantwoord<br />

hebben dat zij dat doen. De andere bibliotheek heeft de collectie herni<strong>eu</strong>wd samen met de stripspeciaalzaak,<br />

vandaar dat een deel door hen wordt waargenomen. Geen enkele bibliotheek laat de<br />

volledige collectievorming over aan een derde.<br />

Komen strips uitdrukkelijk voor in het beleidsplan bij het luik collectievorming?<br />

Ja, zeer uitdrukkelijk 9<br />

Ja, zoals andere media 16<br />

Ja, maar summier 2<br />

Nee 16<br />

Van alle bibliotheken hebben 62,79% stripverhalen opgenomen in hun beleidsplan, maar er zijn er<br />

toch 37,21% die dat niet gedaan hebben. Als we naar de absolute cijfers kijken, is het antwoord<br />

"nee" het meest aangeduid.<br />

Negen bibliotheken hebben strips uitdrukkelijk opgenomen in hun beleidsplan, waarvan 2 melden<br />

dat het gaat om het opstarten en onderhouden van een wisselcollectie van volwassenenstrips<br />

(ZOVLAbibliotheken). Het antwoord "ja, zoals andere media" komt op de tweede plaats.<br />

42


Welke j<strong>eu</strong>gdstrips hebt u in de bibliotheek?<br />

De avonturen van Kuifje 42<br />

De belevenissen van Jommeke 41<br />

De Boeboeks 41<br />

Suske en Wiske 40<br />

De Rode Ridder 39<br />

Agent 212 39<br />

Alex 38<br />

Robbedoes en Kwabbernoot 37<br />

Disney filmstrip 32<br />

Cédric/Stefan 30<br />

Jerome K. Jerome Bloks 29<br />

The Simpsons 29<br />

FC de Kapmpioenen 28<br />

Jojo 27<br />

De avonturen van K3 24<br />

Melisande 24<br />

Ludo 23<br />

De avonturen van Jimmy van Doren 20<br />

Kobe de koe 17<br />

De Psy 16<br />

De Dragz 12<br />

De top 5 van j<strong>eu</strong>gdstrips in de Oost-Vlaamse bibliotheken zijn: de avonturen van Kuifje (42), de<br />

belevenissen van Jommeke (41), Boeboeks (41), Suske en Wiske (40) en De Rode Ridder (39).<br />

Opvallend hieraan is dat het de meest courante strips zijn: je vindt ze overal, van de supermarkt tot<br />

de stripspeciaalzaak.<br />

De vijf minst aangekochte strips zijn; Ludo (23), De avonturen van Jimmy van Doren (20), Kobe de<br />

koe (17), Psy (16) en Dragz (12). Deze j<strong>eu</strong>gdstrips hebben allen vrij goede tot goede kritieken gekregen<br />

in de pers. Om deze strips in de collectie op te nemen moet je dus op de hoogte zijn van de verkrijgbare<br />

strips of moet je regelmatig je collectiebronnen raadplegen.<br />

De tussenliggende strips zijn strips die vrij goed in de markt liggen en die de meeste bibliotheken wel kennen.<br />

Een aantal van deze strips zijn ook goed verkopende strips die vrij populair zijn bij de kinderen, zoals de<br />

avonturen van K3, FC de Kampioenen, Disney filmstrips en Cédric. Deze strips zijn gekend door de<br />

media. Cédric is ook een tekenfilm, de tekenfilms van Disney leiden tot afgeleide strips, de populaire<br />

meidengroep K3 en de televisieserie FC de Kampioenen exploiteren de markt op allerlei manieren.<br />

Van de 43 bibliotheken zijn er maar drie die al deze strips in collectie hebben. Enerzijds kan gezegd<br />

worden dat ze gewoon aankopen wat in hun handen komt en niet echt een duidelijk uitgestippeld<br />

43


eleid voeren, anderzijds hebben zij toch de betere strips in hun collectie en kunnen we dus wel<br />

spreken van een goed beleid. Zij bieden aan wat veel gevraagd is, maar daarnaast bieden zij ook<br />

andere strips aan. Als we dan kijken wie in deze bibliotheken instaat voor de collectievorming dan<br />

is dat twee maal een stripkenner; de derde bibliotheek heeft geen antwoord gegeven. Er zijn ook<br />

vier bibliotheken die 20 van de 21 strips bezitten, wat natuurlijk ook een zeer goed resultaat is.<br />

Hebben ze een strip niet in collectie, dan gaat het om een van de laatste vijf strips uit de top 21. Ook<br />

hier kunnen we dus spreken van een goed beleid. Hier zijn stripliefhebbers aan het werk, waarvan<br />

er ook een als stripkenner gecatalogeerd wordt.<br />

De bibliotheken die geantwoord hebben dat ze bij gebrek aan beter de collectievorming overlaten<br />

aan de bibliothecaris scoren redelijk. De populaire strips zijn er vrij goed vertegenwoordigd, zoals<br />

verwacht, maar hier en daar zijn ook de minder populaire strips aanwezig, zoals Jerome K. Jerome<br />

Bloks, Jojo, de avonturen van Jimmy van Doren, Dragz, Kobe de Koe en Ludo.<br />

Welke volwassenenstrips hebt u in de bibliotheek?<br />

XIII 38<br />

Largo Winch 37<br />

Jessica Blandy 35<br />

Jeremiah 33<br />

De Chninkel 28<br />

Jaguar 22<br />

Maus 21<br />

As van de Katharen 19<br />

Lanf<strong>eu</strong>st van Troy 19<br />

De stem van het volk 19<br />

Achter de schermen van de macht 15<br />

Samber 15<br />

Zoo (Vrije Vlucht) 15<br />

Het Derde Testament 14<br />

Persepolis 14<br />

Brieven uit de bar (Vrije Vlucht) 13<br />

Akira 12<br />

Ibicus 12<br />

Technovaders 9<br />

Magika 7<br />

Meneer Khol 4<br />

Bij de volwassenenstrips is het verschil tussen de populaire en minder courante strips nog opvallender.<br />

De strips die iedereen ondertussen wel kent en die tot de top 5 behoren, zijn: XIII (38), Largo Winch<br />

(37), Jessica Blandy (35), Jeremiah (33) en de klassieker de Chninkel (28). De 5 strips die onderaan<br />

de ladder staan, zijn: Akira (12), Ibicus (12), De Technovaders (9), Magika (7) en Meneer Khol (4).<br />

Er is maar twee bibliotheken die al deze strips in huis hebben en een bibliotheek die 20 van de 21<br />

stripreeksen bezit. Toch zijn er een aantal klassiekers die het niet zo goed doen, zoals Maus van Art<br />

Spiegelman. Deze strip is maar in iets meer dan de helft van de bibliotheken aanwezig. Hetzelfde geldt voor<br />

Persepolis dat door de De Standaard als een van de beste boeken van 2003 bevonden is en die toch maar<br />

in 14 bibliotheken aanwezig is. Het pareltje Ibicus is nog minder vertegenwoordigd, namelijk 12 keer. Al deze<br />

strips zullen geen uitleencijfers halen als een Largo Winch of XIII, maar zijn even noodzakelijk in de collectie.<br />

De laatste in de rij Meneer Khol, is maar door 4 bibliotheken binnengehaald, de collectievormers zijn hier<br />

drie stripkenners en de derde bibliotheek heeft het antwoord niet ingevuld. Doordat de meeste bibliotheken<br />

pas in de jaren '90 begonnen zijn met een volwassenencollectie is het niet echt verwonderlijk al deze strips<br />

dat in de meeste collecties nog niet aanwezig zijn. Voor het opstarten van een collectie moet je prioriteiten<br />

stellen en vaak zal eerst voor de populaire strips geopteerd worden om daarna de betere strips op te nemen.<br />

44


Besluit<br />

74,42% van de ondervraagde bibliotheken heeft een stripliefhebber of een stripkenner onder het<br />

personeel die instaat voor collectievorming. Blijft natuurlijk een feit dat de anderen daar niet over<br />

beschikt en dat de bibliothecaris het dan maar doet. Als de bibliothecaris hulp krijgt van een stripspeciaalzaak<br />

of een ander extern expert kan dat toch tot een goede collectie leiden. Het beste is<br />

natuurlijk iemand die goed tot zeer goed op de hoogte is van de markt. Dit kan opgevangen worden<br />

door bijscholingen en hopelijk geb<strong>eu</strong>rt dat ook. Het kan dus zeker beter.<br />

Voor de plaats waar stripverhalen aangekocht worden, zien we eenzelfde fenomeen. Een groot deel<br />

koopt de stripverhalen aan bij een stripspeciaalzaak (69,77%), het andere deel moet het stellen met<br />

de boekhandel. Een boekhandel kan wel heel wat stripverhalen leveren, maar dat is toch niet hetzelfde<br />

als een stripspeciaalzaak. Mijns inziens kan je dat vergelijken met een boekhandel en een<br />

grootwarenhuis. In beide kan je boeken aankopen, maar in een boekhandel zal je toch een veel<br />

betere service krijgen. Ik besef natuurlijk dat de k<strong>eu</strong>ze tussen een boekhandel en een stripspeciaalzaak<br />

niet enkel de k<strong>eu</strong>ze is van de bibliothecaris, als het budget voor strips deel uitmaakt van het<br />

boekenbudget, dan kan je moeilijker met een stripspeciaalzaak gaan werken. Veel gemeentebesturen<br />

werken met aanbestedingen en dat zorgt voor heel wat moeilijkheden, inzake zelfstandige beslissingen.<br />

Er is echter een puntje waar ik een opmerking op heb. Een van de bibliothecarissen geeft als reden,<br />

om niet met een stripspeciaalzaak te werken, op: "Ooit geprobeerd, maar ze leverden strips die te<br />

gespecialiseerd zijn en leverden onvolledige reeksen". Volgens mij ligt dat niet uitsluitend aan de<br />

stripspeciaalzaak. Deze leveranciers kunnen u eender welke strip aanleveren, van een Largo Winch<br />

tot een Ibicus. Het is maar wat jij als bibliothecaris wil dat de stripspeciaalzaak levert. Als je alleen<br />

de populaire reeksen in je collectie wilt, dan zal deze leverancier enkel deze leveren en strips kunnen<br />

altijd besteld worden als je je reeksen wil vervolledigen. Indien de bibliothecaris samenwerkte met<br />

een te gespecialiseerde zaak dan kan hij/zij nog altijd met een andere zaak gaan samenwerken die<br />

minder gespecialiseerd is. Ik heb het er dan ook moeilijk mee om dit als reden aan te halen om niet<br />

met een stripspeciaalzaak te werken.<br />

Over de inspraak van de leverancier kan ik alleen maar positief zijn. Er is geen enkele bibliotheek<br />

die zijn collectievorming door een derde laat doen. Hoogstens laten ze zich leiden door zichtzendingen,<br />

maar de meeste staan zelf in voor de collectievorming of laten zich adviseren.<br />

Minder positief ben ik over het aantal bibliotheken (37,21%) die het medium niet hebben opgenomen in<br />

hun beleidsplan. Een goed uitgangspunt is om de stripverhalen te vermelden als alle andere media. Er<br />

hoeft geen extra aandacht aan besteed worden, tenzij je een stripcollectie wil opstarten, dan moet je het<br />

wel uitdrukkelijk vermelden, als stok achter de d<strong>eu</strong>r ten opzichte van je beheerraad en gemeentebestuur.<br />

Ten slotte heb ik de bibliotheken gevraagd of zij bepaalde reeksen in huis hebben. Hierbij ben ik uitgegaan<br />

van recensies en een aantal zeer populaire reeksen die veel gevraagd zijn. De conclusie<br />

die we kunnen trekken voor de j<strong>eu</strong>gdreeksen is positief. De verschillende reeksen zijn goed<br />

vertegenwoordigd, zowel de populaire als de minder commerciële. Als een bibliotheek een reeks<br />

niet heeft, is het doorgaans een van de minder commerciële. Opvallend is toch dat er een bibliotheek<br />

is die geen Jommeke of Kuifje hebben en dat er twee zijn die geen Suske en Wiske en Boeboeks<br />

hebben. Dit is een zeer bewuste k<strong>eu</strong>ze en zeker geen evidente, omdat dit juist goed lopende reeksen<br />

zijn. Volgens mij toch een zeer goede k<strong>eu</strong>ze, omdat je deze stripverhalen overal kan krijgen en je<br />

op die manier je budget kan besteden aan kwaliteitswerk. Je kan de kinderen reeksen aanbieden,<br />

waar ze anders niet mee in contact zouden komen.<br />

Voor de volwassenen is de conclusie minder positief. Er zijn veel minder bibliotheken die alle reeksen<br />

hebben en de nadruk ligt hier veel meer op de commerciële reeksen. Het blijft wel een feit dat veel<br />

bibliotheken pas vanaf de jaren '90 begonnen zijn met een collectie volwassenenstrips, toch mag er<br />

een beter evenwicht zijn.<br />

45


3.6 De persoonlijke mening van de Oost-Vlaamse bibliothecarissen<br />

Alle ondervraagde bibliothecarissen zijn voorstanders van stripverhalen in de bibliotheek en vinden<br />

het een goede zaak dat ze in de collectie opgenomen worden. Een aantal bibliothecarissen hebben<br />

er nog een opmerking aan toegevoegd:<br />

"Ik zie de strip als een volwaardig medium. Bij jongeren dient dit tot ontspanning en zij zijn opgegroeid<br />

met de beeldcultuur. Volwassenenstrips hebben voor mij ook een grafische waarde en<br />

maakt sommige geschiedkundige geb<strong>eu</strong>rtenissen toegankelijk."<br />

"Omdat strips (bij de j<strong>eu</strong>gd) mogelijk een aanloop zijn tot andere werken. Omdat strips ontspannend<br />

kunnen werken tussen examens, na het werk, enz. Omdat strips volwaardige werken zijn. Strips<br />

kunnen de drempelvrees gedeeltelijk oplossen."<br />

"Tegenwoordig zijn strips ook een kunstvorm. Politiek en sociaal hebben ze ook boodschappen<br />

te brengen. Het is niet omdat iets laagdrempelig is dat het daarom niet van kwaliteit zou zijn."<br />

"Strips zie ik als een volwaardig medium. Sommige kinderen lezen enkel strips, zijn ze daarom<br />

minderwaardig als bibliotheekgebruikers? Ik ben blij dat ze dan toch iets lezen."<br />

"Ik vind het een volwaardig medium om aan te bieden in de bibliotheek."<br />

"Omdat ze, net als cd's, een bepaald publiek naar de bibliotheek brengen. Ze vormen een opstap om<br />

die mensen ook de rest van de collectie aan te bieden. Ik vind ook dat heel wat stripreeksen echte<br />

kunstwerken zijn en zeker een plaats verdienen in de collectie. Jammer genoeg is het budget beperkt<br />

en moet je k<strong>eu</strong>zes maken. Alle delen van de collectie moeten aan bod komen. Sinds we de laatste<br />

twee jaar met zichtzendingen werken en ik mij laat adviseren door iemand, is onze volwassenencollectie<br />

echt op dreef gekomen en we krijgen ook van het publiek hierover positieve reacties. Een<br />

uitleenpost wordt binnenkort gerenoveerd en zal een speciale j<strong>eu</strong>gdstripcollectie uitbouwen. Wij<br />

mikken daar op een jong publiek en denken dat we met die uitgebreide stripcollectie wel goed zitten."<br />

"Het is de taak van de openbare bibliotheek om in te spelen op de behoeften van haar doelpubliek. De<br />

behoefte aan strips is onmiskenbaar, en aangezien er geen volwaardig netwerk van gespecialiseerde<br />

stripbibliotheken bestaat, moeten strips in de collectie worden opgenomen."<br />

"Strips zijn niet minder waard dan boeken of AVM en mogen dus zeker een plaats krijgen in de<br />

bibliotheek. Uiteraard is er wel steeds een minimum aan kwaliteitsbewaking nodig, zoals voor alle<br />

collectieonderdelen. Zij die strips als inferi<strong>eu</strong>r beschouwen, kunnen worden doorverwezen naar<br />

studies die aantonen dat mediagebruik door kinderen afhankelijk is van leeftijd en cognitieve<br />

ontwikkeling. Het lezen van strips hoeft dan ook helemaal niet als iets minderwaardigs of slecht<br />

te worden afgedaan. Daarnaast is het zo dat strips ook gewoon fysiek (het oog wil ook wel eens<br />

wat afwisseling) een l<strong>eu</strong>k onderdeel van de collectie zijn. Inhoudelijk noch vormelijk is er dus een<br />

reden om geen strips in de bibliotheek te hebben."<br />

"Strips zijn een volwaardig medium en zijn binnen 'de cultuur van het beeld' niet meer weg te<br />

denken en horen - als de budgetten het toelaten - thuis in de bibliotheek, net zoals fiction, nonfiction,<br />

tijdschriften, cd's, cd-rom's,…. De openbare bibliotheek heeft als opdracht aan leespromotie<br />

te doen en leesplezier te stimuleren. Naast uitbreidingsactiviteiten waarbij bepaalde collectieonderdelen<br />

onder de aandacht worden gebracht is een kwalitatief en veelzijdig (alle media, ook<br />

strips) aanbod op zich ook een belangrijke basis van leespromotie en leesplezier."<br />

"De tijd van betutteling is voorbij, er bestaan minstens even goede stripreeksen als boeken. De<br />

leners die strips lezen, lezen ook meestal boeken. Een aantal jongeren en kinderen lezen alleen<br />

strips, bij ons een kleine minderheid."<br />

"Strips is een volwaardig medium en er is een publiek dat strips wil lezen."<br />

"Strips zijn net zoals andere fictieboeken: je hebt er goede, slechte en hele goede. Waarom zou<br />

dat dan niet aanwezig mogen zijn. Je hebt toch ook mensen die alleen in reisgidsen, kunstboeken,<br />

tuinplantenboeken of kookboeken kijken. Ik bedoel hiermee: je hebt mensen die het<br />

meer van het visuele moeten hebben dan van de tekst, en als beide er zijn, dan is dat mooi<br />

meegenomen. En er zijn prachtige strips."<br />

"Het is een volwaardig deel van de collectie. Het is niet minderwaardig aan andere vormen van<br />

literatuur, integendeel."<br />

"Ze horen gewoon thuis in de bib!!"<br />

Dan zijn er nog zes bibliotheken die verwijzen naar hun antwoord uit de vraag over waarom strips<br />

opgenomen zijn in de collectie.<br />

46


Besluit<br />

Opvallend is dat er nog een aantal bibliotheken verwijzen naar strips als drempelverlagend, maar<br />

het gros van de opmerkingen duidt goed aan dat het stripverhaal als een volwaardig medium<br />

beschouwd moet worden, ondanks het feit dat er toch heel wat bibliothecarissen op de eerste vraag<br />

meer dan een antwoord gegeven hebben. Ook hier hebben we volgens mij te maken met een contradictie.<br />

Wanneer iemand overtuigd is van de volwaardigheid van het medium, dan geef je geen<br />

tweede of derde reden aan om strips op te nemen. Maar misschien zien zij die andere redenen als<br />

bijkomstige redenen en is de hoofdreden: omdat het nu eenmaal in een bibliotheek hoort. Deze<br />

nuance kan ik echter niet uit de enquête halen.<br />

3.7 Het aandeel en gebruik van stripverhalen in de Oost-Vlaamse bibliotheken<br />

3.7.1 Inleiding<br />

Het identificeren van de bibliotheken geb<strong>eu</strong>rde aan de hand van 4 vragen:<br />

Van welke gemeentelijke bibliotheek bent u bibliothecaris?<br />

Hoe groot is het werkingsgebied van uw bibliotheek?<br />

Hoeveel strips, stripreeksen, boeken en AVM heeft u in de collectie?<br />

Hoe waren de uitleencijfers in 2002 van de strips tegenover boeken en AVM?<br />

Bij vraag 2 heb ik ook gevraagd hoeveel filialen en uitleenposten de bibliotheek heeft, maar dit bleek<br />

bij de verwerking niet haalbaar om te vermelden. Bij de derde vraag vroeg ik ook naar het aantal<br />

stripreeksen; er zijn maar 16 van de 43 bibliotheken die dat bijhouden en vaak nog geen onderscheid<br />

maken tussen de volwassenen- en de j<strong>eu</strong>gdstrips. Ik heb dit gedeelte van de vraag dan ook<br />

weggelaten en niet in de resultaten opgenomen.<br />

Op de derde identificatievraag hebben 10 bibliotheken geen antwoord gegeven, daar zitten ook de<br />

3 bibliotheken bij die geen strips hebben. Er zijn daarnaast nog 3 bibliotheken die geen volwassenenstrips<br />

hebben en zij hebben uiteraard ook geen gegevens over het aantal volwassenenstrips in hun<br />

collectie. Twee van die drie bibliotheken zijn wel in 2003 met een collectie volwassenenstrips<br />

begonnen, maar aangezien ik de cijfers van 2002 gevraagd heb, ben ik ervan uitgegaan dat ze nog<br />

geen volwassenenstrips hebben. Op de vierde vraag hebben 12 bibliotheken geen of een onvolledig<br />

antwoord gegeven.<br />

3.7.2 Het werkingsgebied van de bibliotheken<br />

Hoe groot is het werkingsgebied van uw bibliotheek?<br />

< 9999 11<br />

10000 - 14999 10<br />

15000 - 19999 9<br />

20000 - 24999 5<br />

25000 - 29999 2<br />

> 30000 6<br />

Geen antwoord 3<br />

47


Meer dan de helft van de antwoorden (30) kwamen van bibliotheken met een werkingsgebied tot<br />

19999 inwoners, de kleinere bibliotheken dus. Dit strookte met mijn verwachtingen, in kleinere<br />

bibliotheken is het eenvoudiger om iets aan de bibliothecaris te vragen dan in grotere.<br />

3.7.3 Het aandeel strips in de totale collectie<br />

Hoe groot is het aandeel strips en AVM in de totale collectie?<br />

Strips AVM<br />

< 2,99% 4 11<br />

3,00% - 4,99% 11 1<br />

5,00% - 6,99% 10 2<br />

7,00% - 8,99% 5 1<br />

9,00% - 10,99% 2 3<br />

11,00% - 12,99% 3 1<br />

> 13% 1 15<br />

Geen strips en/of AVM 3 2<br />

Geen antwoord 7 10<br />

Bij de strips is het laagste percentage 0,86% en het hoogste 13,16%. Het stripaanbod is in de helft<br />

van de bibliotheken niet groter dan 6,00% In 3 bibliotheken is het zelfs nog minder dan 2,99% en in<br />

maar 1 bibliotheek groter dan 13%. Als we dat vergelijken met het AVMaanbod zien we hier een veel<br />

grotere discrepantie. Ofwel is minder dan 2,99% van de totale collectie gewijd aan AVM, ofwel is dat<br />

meer dan 13%. Er is 1 bibliotheek waar slechts 0,72% van de totale collectie bestaat uit AVM en een<br />

andere bibliotheek waar dat percentage oploopt tot 22,66%.<br />

De bibliotheek waar strips 13,16% van de collectie uitmaken heeft geen AVM opgenomen in de collectie<br />

en de bibliotheek waar maar 0,86% van de collectie uit strips bestaat heeft 11,44% AVM. De<br />

bibliotheek waar 0,72% van de collectie uit AVM bestaat heeft 4,20% strips in de collectie en de bibliotheek<br />

met 22,66% AVM heeft 4,99% strips. Het is dus ook niet zo dat wie veel AVM heeft per se<br />

weinig strips heeft of omgekeerd. Al bij al blijft het wel zo, dat er maar een klein percentage van de<br />

collectie uit strips bestaat: 13,16% is nu ook niet zo heel veel.<br />

Als we naar de gemiddelden kijken van de strips, boeken en AVM, staan de boeken op de absolute<br />

nummer 1 met 84,94% van de totale collectie. De AVM staat op de tweede plaats met 9,54% en de<br />

strips als laatste met 6,05%. De strips zijn dus het minste geïntegreerd, ondanks het feit dat ze al<br />

veel langer op de markt zijn dan AVM.<br />

Zien we eenzelfde resultaat als we dit aandeel opsplitsen in de j<strong>eu</strong>gd- en volwassenencollectie?<br />

48


3.7.3.1 De j<strong>eu</strong>gdcollectie<br />

Hoe is het aandeel van de j<strong>eu</strong>gdstrips ten overstaan van de j<strong>eu</strong>gd AVM?<br />

Strips AVM<br />

< 1,99% 7<br />

2,00% - 4,99% 3 11<br />

5,00% - 7,99% 7 4<br />

8,00% - 10,99% 6<br />

11,00% - 13,99% 11<br />

14,00% - 16,99% 3 1<br />

17,00% - 19,99% 3<br />

> 20,00% 3<br />

Geen strips/AVM 3 13<br />

Geen antwoord 7 10<br />

Als we nu kijken naar het aandeel van de j<strong>eu</strong>gdstrips zien we een heel ander beeld. Er zijn 2 bibliotheken<br />

waar dat aandeel oploopt tot 24,75% en 24,87%, een vierde van de totale j<strong>eu</strong>gdcollectie. Meer dan<br />

de helft zit over de 11%. Voor de AVM is er een maximum van 15,50% en een minimum van 0,81%.<br />

Meer dan de helft zit echter onder de 8%. Dat is dus net het tegenovergestelde van bij de stripverhalen.<br />

We moeten echter voor ogen houden dat de andere helft geen antwoord heeft gegeven of<br />

geen AVM in huis heeft. De vergelijking gaat dus niet helemaal op. Gemiddeld hebben de bibliotheken<br />

11,60% j<strong>eu</strong>gdstrips opgenomen en 2,35% AVM.<br />

3.7.3.2 De volwassenencollectie<br />

Hoe is het aandeel van de volwassenenstrips ten overstaan van de volwassenen AVM?<br />

Strips AVM<br />

< 1,99% 10 7<br />

2,00% - 4,99% 19 2<br />

5,00% - 7,99% 3 2<br />

8,00% - 10,99% 1 2<br />

11,00% - 13,99% 1<br />

14,00% - 16,99% 3<br />

17,00% - 19,99% 5<br />

G> 20,00% 9<br />

Geen strips 6 2<br />

Geen antwoord 6 12<br />

Als we dan naar het aandeel volwassenenstrips kijken, dan zien we een heel bedroevend beeld. In<br />

meer dan de helft van de bibliotheken ligt het aandeel stripverhalen onder de 5%, met een minimum<br />

van 0,33% en een maximum van 10,69%. Voor het AVMaanbod liggen de percentages meer verspreid:<br />

een minimum van 0,55% en een maximum van 29,05%. De gemiddelden liegen er ook niet<br />

om en bevestigen dit beeld nog eens: 2,94% voor de stripverhalen en 12,47% voor de AVM.<br />

49


3.7.4. Het gebruik van stripverhalen<br />

De gebruikscoëfficiënten van strips, boeken en AVM ten opzichte van de totale collectie<br />

Strips Boeken AVM<br />

< 1,99 14 9<br />

2,00 - 2,99 2 14 10<br />

3,00 - 3,99 5 3 6<br />

4,00 - 4,99 6 3 3<br />

5,00 - 5,99 5 2<br />

6,00 - 6,99 4<br />

7,00 - 7,99 3<br />

8,00 - 8,99 6 1<br />

9,00 - 9,99 1<br />

> 10,00 2 1<br />

Geen strips/boeken/AVM 3 5<br />

Geen antwoord 9 12 9<br />

De gebruikscoëfficiënten van boeken en AVM liggen in vergelijking met deze van de strips vrij laag.<br />

De helft van de bibliotheken heeft, zowel voor de boeken als voor de AVM, een coëfficiënt die niet<br />

hoger ligt dan 3,00. De laagste coëfficiënt voor boeken is 1,03 en de hoogste is 4,69. Bij de AVM is<br />

het minimum 1,18 en het maximum 10,04. Bij de strips ligt de coëfficiënt hoger, maar ook meer verspreid:<br />

de helft van de bibliotheken heeft een coëfficiënt tussen 3,00 en 6,00, met een paar uitschieters.<br />

Als we hier naar het minimum en maximum kijken, zijn deze respectievelijk 2,00 en 20,81.<br />

Op de eerste plaats staan de strips met een gemiddelde van 6,45, gevolgd door de AVM met 3,22<br />

en op de laatste plaats de boeken met 2,38. De strip wordt dus gemiddeld meer dan 6 keer ontleend<br />

in de Oost-Vlaamse bibliotheken.<br />

Laten we de j<strong>eu</strong>gd- en de volwassenencollectie van naderbij bekijken.<br />

50


3.7.4.1 De j<strong>eu</strong>gdcollectie<br />

De gebruikscoëfficiënten van strips, boeken en AVM.<br />

Strips Boeken AVM<br />

< 1,99 0 6 5<br />

2,00 - 2,99 1 12 3<br />

3,00 - 3,99 1 8 4<br />

4,00 - 4,99 8 4 1<br />

5,00 - 5,99 5 0 2<br />

6,00 - 6,99 3 3 1<br />

7,00 - 7,99 1 1 2<br />

8,00 - 8,99 3 0 0<br />

9,00 - 9,99 2 0 0<br />

10,00 - 10,99 4 0 0<br />

11,00 - 11,99 3 0 0<br />

> 12,00 3 0 3<br />

Geen strips/boeken/AVM 3 0 12<br />

Geen antwoord 9 12 13<br />

Bij de j<strong>eu</strong>gdcollectie zien we in essentie hetzelfde beeld, maar bij de coëfficiënt van strips is er nog<br />

een grotere spreiding. De helft van de bibliotheken heeft een coëfficiënt die tussen de 2,00 en de<br />

8,00 ligt. Als we hier naar de minima en maxima kijken, is het minimum ook 2,00 en het maximum<br />

22,45. Dat wil zeggen dat een strip in deze bibliotheek tot 22 keer uitgeleend wordt. Als we naar de<br />

minima en maxima van de boeken kijken, zien we een totaal ander beeld: de gebruikscoëfficiënt ligt<br />

tussen 1,31 en 7,13. Bij de helft van de bibliotheken ligt de coëfficiënt lager dan 4,00. Bij de AVM<br />

zien we hetzelfde fenomeen als bij de boeken: het minimum is 1,50 en het maximum 18,71.<br />

Opvallend is echter dat de helft van de bibliotheken ofwel geen antwoord heeft gegeven of geen<br />

AVM voor de j<strong>eu</strong>gd heeft. Het is dan ook moeilijk een conclusie te trekken voor het AVMaanbod.<br />

Deze tendens is ook te merken in de gemiddelden. Een strip wordt bij de j<strong>eu</strong>gd gemiddeld 7,84 keer<br />

uitgeleend, de AVM 5,34 keer en de boeken slechts 3,30 keer. Er is dus er een groot verschil tussen<br />

de gebruikscoëfficiënt van boeken en strips.<br />

3.7.4.2 De volwassenen<br />

De gebruikscoëfficiënten van strips, boeken en AVM bij de volwassenen<br />

Strips Boeken AVM<br />

< 0,99 3 2 1<br />

1,00 - 1,99 4 17 7<br />

2,00 - 2,99 6 8 13<br />

3,00 - 3,99 9 4 3<br />

4,00 - 4,99 2 0 3<br />

5,00 - 5,99 2 0 0<br />

51


6,00 - 6,99 4 0 0<br />

> 7,00 1 0 2<br />

Geen strips/AVM 6 0 2<br />

Geen antwoord 9 15 15<br />

De circulatie van de materialen ligt toch opvallend lager bij de volwassenen dan bij de j<strong>eu</strong>gd. Bij de<br />

boeken heeft de helft van de bibliotheken een coëfficiënt die ligt tussen de 0,87 en 2,00 met een<br />

maximum van 3,72. Bij de AVM is dat tussen de 0,53 en de 3,00 en met een maximum van 13,00.<br />

Ten slotte ligt de circulatie bij de strips tussen de 0,62 en de 4,00, met een maximum van 18,12.<br />

De gemiddelden liggen dus ook lager en het verschil tussen de strips en AVM is minder groot. De<br />

strips worden tot 3,87 keer uitgeleend en de AVM 3,15. De coëfficiënt van de boeken ligt dan wel<br />

een stuk lager: 1,95. Ondanks het feit dat de coëfficiënten minder hoog liggen dan bij de j<strong>eu</strong>gd is<br />

ook hier duidelijk dat de strips het beter doen dan de boeken.<br />

3.7.5. Besluit<br />

Het aandeel van de stripverhalen in de ondervraagde bibliotheken blijkt vrij klein te zijn. Er zijn<br />

gemiddeld 6,05% stripverhalen aanwezig in deze bibliotheken, ten opzichte van 84,94% boeken en<br />

9,54% audiovisuele materialen. Als we echter een opsplitsing maken tussen de j<strong>eu</strong>gd- en volwassenencollectie<br />

dan kunnen we deze conclusie nog verder nuanceren. Bij de j<strong>eu</strong>gd ligt het gemiddelde<br />

aantal stripverhalen een pak hoger: 11,60%, terwijl het gemiddelde bij de volwassenen op 2,94%<br />

ligt. Het stripverhaal is dus in de j<strong>eu</strong>gdafdeling goed vertegenwoordigd. In sommige bibliotheken<br />

zelfs zeer goed. In de volwassenenafdeling is dat helemaal niet het geval.<br />

Als we deze cijfers vergelijken met het gebruik van de stripverhalen, dan stellen we een grote discrepantie<br />

vast. Het gebruik ligt gemiddeld rond de 6,45 strips per gebruiker. Dat van de audiovisuele<br />

materialen ligt rond de 3,22 en dat van de boeken rond 2,38. Maken we een opsplitsing tussen de<br />

j<strong>eu</strong>gdcollectie en de volwassenencollectie, dan blijkt het gebruik bij de j<strong>eu</strong>gd iets hoger liggen dan<br />

het gemiddelde, namelijk rond de 7,84. Voor de audiovisuele materialen ligt het gebruik rond 5,34<br />

en voor de boeken op 3,30. Bij de volwassenencollectie ligt het gebruik echter iets lager: 3,87 voor<br />

de stripverhalen, 3,15 voor de audiovisuele materialen en 1,95 voor de boeken.<br />

Hieruit kunnen we besluiten dat het stripverhaal een zeer hoog gebruik kent. Het gebruik ligt het<br />

hoogst bij de j<strong>eu</strong>gd, maar ook bij de volwassenen ligt het gebruik een stuk hoger dan dat van de<br />

boeken, ondanks het feit dat zij het minst goed vertegenwoordigd zijn. Er is dus wel degelijk een<br />

grote vraag naar stripverhalen. Dit weerspiegelt zich echter niet in de collectie.<br />

52


SLOTBESCHOUWINGEN<br />

Een opvallend gegeven in het eerste hoofdstuk is wel dat Angelsaksische landen absoluut niet stripminded<br />

zijn. Sinds hun ontstaan kregen strips met voortdurende tegenkanting te kampen wat tot een<br />

climax leidde in de jaren '50. Met de komst van The Big 3 in de jaren '80 konden ze gedurende een<br />

korte periode op enige waardering rekenen. Regeringen en publieke opinie zien het medium liever<br />

van de aardbol verdwijnen: er worden eerder rechtszaken aanhangig gemaakt dan dat er subsidies<br />

vrijgemaakt worden voor tekenaars en scenaristen.<br />

Gelukkig is de situatie op het Europese continent anders. Vanaf hun ontstaan tot het begin van de<br />

jaren 70 had ook hier niemand een goed woord voor de strip over. Vanaf de jaren 70 komt daar<br />

geleidelijk aan verandering in: grote namen in de literatuur, film- en kunstwereld verbinden hun<br />

naam aan het stripverhaal; musea, opleidingen en festivals schieten als paddestoelen uit de grond.<br />

Vooral Frankrijk speelt een voortrekkersrol en neemt het stripverhaal in zijn cultureel patrimonium<br />

op. In Europa krijgt het stripverhaal de benaming "negende kunst".<br />

In het tweede deel van het hoofdstuk ben ik dieper ingegaan op de plaats van het stripverhaal in de<br />

Vlaamse bibliotheeksector. Ook hier zien nemen we een gelijkaardige evolutie in de houding tegenover<br />

strips waar: tot in de jaren 70 zijn de stripverhalen in de bibliotheek taboe, vanaf de jaren 80<br />

worden ze schoorvoetend aanvaard. In de loop der tijd worden allerlei drogredenen aangevoerd om<br />

geen strips in de collectie op te nemen, maar die worden uiteindelijk gecounterd. In 2003 heeft de<br />

strip in de meeste bibliotheken zijn welverdiende plaats verworven.<br />

In het tweede hoofdstuk heb ik twee bibliotheken vergeleken waar ikzelf tewerkgesteld ben. Op<br />

basis van mijn onderzoeksmateriaal besluit ik dat de bibliotheek van Lovendegem het een stuk beter<br />

doet op vlak van aankoopbeleid, wat ook zijn gevolgen heeft op het gebruik van de collectie.<br />

Lovendegem heeft wel het geluk gehad om een stripotheek over te nemen en op die manier dus een<br />

grote collectie in huis te halen. Vooral de j<strong>eu</strong>gdstrips doen het schitterend. De collectie volwassenenstrips<br />

stelt (nog) niet veel voor en dat weerspiegelt zich ook in het gebruik ervan. De bibliotheek van<br />

Evergem daarentegen heeft zowel voor de j<strong>eu</strong>gd- als voor de volwassenenstrips nog een lange weg<br />

af te leggen. Vooral het aankoopbeleid kan beter georganiseerd worden: de eerste stappen in de<br />

goede richting zijn ondertussen gezet.<br />

In het derde hoofdstuk vermelden we al het meest opmerkelijke feit dat de j<strong>eu</strong>gdstripcollecties in de<br />

meeste bibliotheken goed tot zeer goed vertegenwoordigd zijn en gebruikt worden. Met de omvang<br />

en kwaliteit van de volwassenenstripcollecties in Oost-Vlaamse openbare bibliotheken is het minder<br />

goed gesteld. Kijken we enkel naar het gebruik, dan moeten we vaststellen dat beide collecties het<br />

goed doen.<br />

De strip is dus een veel gevraagd medium. Het uitleenpercentage staat niet in verhouding tot de<br />

omvang van de collectie, noch tot de grootte van de stripcollectie. Daarom vraag ik mij af waarom<br />

bibliotheken niet meer in hun stripcollectie investeren. Volgens het bibliotheekdecreet sinds 1978<br />

moeten bibliotheken toch voldoen aan de behoeften van gebruikers en potentiële gebruikers in hun<br />

werkingsgebied. Hiermee bedoel ik niet dat we de overige collectieonderdelen maar moeten laten<br />

vallen en daar geen inspanningen meer voor moeten doen. Wat ik wel wil zeggen, is dat er een<br />

inhaalbeweging moet geb<strong>eu</strong>ren naar een medium dat zolang verwaarloosd is.<br />

Strips worden niet enkel aangekocht, omdat collectievormers en bibliothecarissen ervan overtuigd<br />

zijn dat de strip een volwaarig medium is. Veel bibliotheken schaffen om andere redenen aan, wat<br />

volgens mij getuigd van een argwanende houding tegenover het medium. Twee bibliothecarissen<br />

geven zelfs toe dat ze educatieve beperkingen opleggen als leners strips willen ontlenen. Hoeveel<br />

bibliothecarissen denken er diep in hun hart nog steeds zo over? Jammer genoeg is dat niet naar<br />

voor gekomen uit de enquête. Ik vermoed dat er nog een aantal bibliothecarissen zo over denken,<br />

maar dat niet kunnen of willen toegeven.<br />

53


Op vlak van collectievorming, zowel voor de j<strong>eu</strong>gd- als voor de volwassenencollectie, doen de populaire<br />

reeksen het zeer goed, de minder commerciële reeksen scoren minder goed. Nochtans is 70% van<br />

de collectievormers een stripkenner of stripliefhebber. Meer dan de helft van de bibliotheken koopt<br />

aan bij een stripspeciaalzaak; de inspraak van de leverancier blijft beperkt tot een advies of een<br />

zichtzending. Naar mijn mening zouden die collectievormers meer aandacht mogen besteden aan<br />

minder commerciële stripverhalen.<br />

Als eindconclusie stel ik dus dat de j<strong>eu</strong>gdstrips goed vertegenwoordigd zijn en dat de volwassenenstrip<br />

aan een nodige inhaalbeweging toe is. Het medium strip is in de meeste Oost-Vlaamse bibliotheken<br />

getolereerd. Van echte aanvaarding kan ik helaas nog niet spreken.<br />

54


LITERATUURLIJST<br />

Arapu, Mircea<br />

Histoire Mondiale de la Bande Dessinée / Mircea Arapu … [et al.] . - Paris : Pierre Horay, cop 1989<br />

. - p. 315 p. : ill. . - ISBN : 2-7058-0165-0<br />

Bouwers, L.L.<br />

Strips: voer voor luie lezers? / L.L. Bouwers . - Groningen: De Vuurbaak, cop. 1979 . - 56 p. : ill. .<br />

ISBN: 90-6015-405-3<br />

Crépin, Thierry en Groensteen, Thierry<br />

On a tue à chaque page!: la loi de 1949 sur les publications destinées à la j<strong>eu</strong>nesse/ coordonné par<br />

Thierry Crépin et Thierry Groensteen . - Paris : Editions du Temps, 1999 . - 253 p.<br />

ISBN : 2-84274-098-X<br />

de Laet, Danny<br />

Het beeldverhaal in Vlaanderen / Danny de Laet ; met medewerking van Johan Daisne …[et al.]<br />

Breda: Brabantia Nostra, 1977 . - 248 p. : ill.<br />

De Saeger, Kris<br />

Dossier strips en bibliotheken . - Vlaams strip en archiefcentrum / samengest. door Kris De Saeger<br />

L<strong>eu</strong>ven: [s.n.], [1979.] . - [100] p.: ill.<br />

de Splenter, Myriam<br />

Ontsluiting / Myriam de Splenter<br />

In: Openbaar : tijdschrift voor leesbevordering . - Jrg. 30, nr. 2 (2000) ; p. 7<br />

De Weyer, Geert<br />

Dick Matena verstript Jan Wolkers én Charles Dickens / Geert De Weyer // In: De Morgen<br />

2 augustus 2004<br />

De Weyer, Geert<br />

Denken is satanisch / Geert De Weyer // In: De Morgen . - 4 augustus 2004 . - p. 2 (Boekenbijlage)<br />

Dhooge, Jan<br />

Het zwarte goud: onderzoek naar waardering voor strips in de openbare bibliotheek van Gent / Jan<br />

Dhooge . - Gent: VSPW, 2001 . - 51p.<br />

Dierick, Charles<br />

Het Belgisch Centrum van het beeldverhaal / o.l.v. Charles Dierick . - Brussel: Dexia, 2000<br />

224 p.: ill. . - ISBN: 90-5066-188-2<br />

Dierick, Charles en Lefèvre, Pascal<br />

Strips in België: een te regionaliseren materie? / Charles Dierick en Pascal Lefèvre<br />

In: Dietsche Warande en Belfort . - vol. 141, nr. 4 (1996) ; p. 464-471<br />

EmJé<br />

Strip in de marge: een vrolijke documentatie over verboden boekjes, eigenaardige strips en illegale<br />

tekenverhalen / EmJé . - [S.l.] : De Stichting, 1982 . - 32 p. : ill . - ISBN: 90-6616002-2<br />

Fuchs, Wolfgang J<br />

Strips: anatomie van een massamedium / Wolfang J. Fuchs en Reinhold C. Reitberger . - Utrecht:<br />

Bruna, 1974 . - 266p . : ill . - Oorspr. Titel: Comics: Anatomie eines Massenmediums ISBN:<br />

90-229-7211-9<br />

55


Kousemaker, Evelien en Kousemaker, Kees<br />

Wordt vervolgd: stripleksikon der Lage Landen / samengest. door Evelien Kousemaker en Kees<br />

Kousemaker . - Utrecht: Antwerpen . - 255 p. : ill . - ISBN: 90-274-8940-8<br />

Lefèvre, Pascal<br />

Onbekend is onbemind: een kwarte<strong>eu</strong>w volwassenenstrips in West-Europa / Pascal Lefèvre<br />

In: Kultuurleven, nr. 6 (1987) ; p. 505-507<br />

Lefèvre, Pascal<br />

Het stripverhaal in Vlaanderen / Pascal Lefèvre // In: Gids kunst in Vlaanderen . - afl. 2 (december<br />

1997) ; p. 101-124<br />

Malcorps, Johan en Tyrions, Rik<br />

De papieren droomfabriek / Johan Malcorps en Rik Tyrions . - L<strong>eu</strong>ven: Infodok, cop. 1984<br />

200 p.: ill. ISBN: 90-6565-073-3<br />

Manderveld, Manu<br />

Strip-script: op zoek naar een mogelijk plaats voor comics in de openbare bibliotheek, afd. volwassenen<br />

/ Manu Manderveld . - Antwerpen: S.T.L.B., 1976 . - 148 p.<br />

Manderveld, Manu<br />

Zal ik een tekeningetje maken? : een paar gedachten over comics en de openbare bibliotheek /<br />

Manu Manderveld<br />

In: Bibliotheekgids . - Jrg. 54, nr. 2 (1978) ; p. 105-113<br />

Manderveld, Manu<br />

Strips in de openbare bibliotheek: niet langer ongewenst / Manu Manderveld<br />

In: Vlaanderen . - Jrg. 35, nr. 4 (1986) ; p. 223-224<br />

Manderveld, Manu<br />

Het stripverhaal, de 'negende kunst' / Manu Manderveld<br />

In: Kultuurleven . - 1991 ; p. 88-91<br />

Manderveld, Manu<br />

Kinderen en strips, op school en in de bibliotheek / door Manu Manderveld<br />

In: Leesgoed . - Jrg. 21, nr. 2 (1994) ; p. 20-23<br />

Manderveld, Manu<br />

Strips in de OB? Nee toch … jawel … hoewel! / Manu Manderveld<br />

In: Openbaar : tijdschrift voor leesbevordering . - Jrg. 30, nr. 2 (2000) ; p. 122-123<br />

Rommes, Aarnaud<br />

De status van de strip : een pleidooi voor een ni<strong>eu</strong>we dynamiek in het Vlaams striplandschap /<br />

Aarnaud Rommes . - [S.l.]: VZW Beeld Beeld, [s.a.] . - [27] p.<br />

Sabin, Roger<br />

Adult comics: an introduction / Roger Sabin . - London: Routledge, 1993 . - [XI] p., 321 p.: ill.<br />

(New Accents) . - ISBN: 0-415-04418-9<br />

Sabin, Roger<br />

Comics, comix and graphic novels / Roger Sabin . - London : Phaidon, 1996 . - 240 p. : ill<br />

ISBN: 0-7148-3008-9<br />

56


Scott, Randall W.<br />

Comics Librarianship: a handbook / Randall W Scott . - Jefferson: McFarland, cop. 1990 . - 188 p .<br />

ISBN: 0-89950-527-9<br />

Van Gompel, Patrick en Hendrickx, Ad<br />

Strips, aha : de wereld van het beeldverhaal / Patrick Van Gompel en Ad Hendrickx . - Antwerpen :<br />

Standaard, 1995 . - 112 p. : ill . - ISBN: 90-02-19608-3<br />

Van Hee, Jan<br />

Strips: een korte historiek / Jan Van Hee<br />

In: Openbaar : tijdschrift voor leesbevordering . - Jrg. 30, nr. 2 (2000) ; p. 98-105<br />

Vansteenbrugge, Peter<br />

Het stripverhaal in de volwassenenafdeling van de openbare bibliotheek: een situatieschets in de<br />

voltijdse openbare bibliotheken in Oost- en West-Vlaanderen en een onderzoek naar de wensen van<br />

de gebruikers van de POB Waregem / Peter Vansteenbrugge . - Gent: VSPW, 1994 . - 68 p.: ill.<br />

Ver Eecke, Marleen<br />

Stripcollecties in de Westvlaamse openbare bibliotheken met een werkgebied groter dan 10000<br />

inwoners : een enquête / Marleen Ver Eecke . - Brugge: Rijksleergangen voor Technisch Onderwijs,<br />

1990 . - 98 p.<br />

Vereecken, Kristin<br />

Bronnenmateriaal voor de collectievorming van Nederlandstalige stripverhalen voor volwassenen in<br />

openbare bibliotheken / Kristin Vereecken . - Gent: VSPW, 1998 . - 65 p.<br />

Versteylen, Chris<br />

Strips…en wat doen we ermee in onze openbare bibliotheken? / Chris Versteylen<br />

In: Bibliotheekgids . - Jrg. 50, nr. 3 (1974) ; p. 112-115<br />

57


BIJLAGE<br />

Enquête: Onderzoek naar de aanwezigheid en aanvaarding van strips in de openbare bibliotheken<br />

van Oost-Vlaanderen.


ABSTRACT<br />

Van verguisd tot getolereerd medium: een onderzoek naar de aanwezigheid en waardering van<br />

stripverhalen in de Oost-Vlaamse openbare bibliotheken / Ruth Lambert . - Gent: Graduaat in het<br />

Bibliotheekwezen en de Documentaire Informatiekunde, 2004 . - 57 p. ; 30 cm<br />

Eindwerk bibliotheekopleiding Gent<br />

Bevat een bijlage<br />

In dit eindwerk wordt een vergelijking gemaakt tussen het stripbeleid van twee Oost-Vlaamse bibliotheken:<br />

namelijk Evergem en Lovendegem en wordt de vraag gesteld welk beleid het beste resultaat<br />

oplevert. Er is een onderzoek opgenomen naar de aanwezigheid en aanvaarding van het<br />

stripverhaal in de Oost-Vlaamse openbare bibliotheken. Dit onderzoek heeft tot doel na te gaan of<br />

de strip in de bibliotheeksector nu werkelijk aanvaard is of nog steeds dat verguisd medium is van<br />

weleer. Dit alles wordt omkaderd door een historisch overzicht van de censuurmaatregelen en<br />

waardering van de strip vanaf hun ontstaan tot heden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!