11 nhm nov 2011 - Natuurhistorisch Genootschap in Limburg
11 nhm nov 2011 - Natuurhistorisch Genootschap in Limburg
11 nhm nov 2011 - Natuurhistorisch Genootschap in Limburg
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
figuur 7<br />
De mond<strong>in</strong>g van de Oude Maas <strong>in</strong> de Maas rond<br />
1970. Direct ten westen van de Oude Maas zijn de<br />
ontgr<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> volle gang. De Oude Maas zelf is<br />
met uitzonder<strong>in</strong>g van de verbred<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de laatste<br />
450 m (zie rode cirkel) nog niet ontgraven.<br />
Samenvatt<strong>in</strong>g abiotische omstandigheden<br />
Samenvattend kan geconcludeerd worden<br />
dat de Geleenbeek anno 1970 niet meer te<br />
vergelijken is met de beek van 1900. De beek<br />
is genormaliseerd, voorzien van betonnen<br />
bodem en oevers en vrijwel niet meer gestuwd.<br />
De waterkwaliteit is abom<strong>in</strong>abel slecht. De Oude Maas is<br />
nog grotendeels <strong>in</strong>tact en mondt nog steeds, weliswaar via een verbrede<br />
benedenloop/mond<strong>in</strong>g, rechtstreeks uit <strong>in</strong> de Maas. De Maas<br />
is gestuwd en ernstig verontre<strong>in</strong>igd.<br />
historische waarnem<strong>in</strong>gen<br />
Historische waarnem<strong>in</strong>gen van vissen uit de Geleenbeek rond 1970<br />
konden niet achterhaald worden. Zeer waarschijnlijk viel er niets te<br />
melden; er kwamen nauwelijks of geen vissen meer voor. Wat niet<br />
zo verwonderlijk was gezien de abiotische omstandigheden. Dat<br />
het al ruim voor 1970 slecht gesteld moet zijn geweest met de visfauna<br />
<strong>in</strong> de Geleenbeek bewijst de grote ongerustheid die wordt<br />
uitgesproken op de maandelijkse vergader<strong>in</strong>g van het <strong>Natuurhistorisch</strong><br />
<strong>Genootschap</strong> op 1 april 1914 te Sittard. Men verwacht dat de<br />
aquatische fauna, met name de aanwezige Europese rivierkreeften<br />
(Astacus astacus), <strong>in</strong> de Geleenbeek, zwaar te lijden zal krijgen van de<br />
ernstige watervervuil<strong>in</strong>g (anonymus, 1914). Op de maandelijkse vergader<strong>in</strong>g<br />
van 6 oktober 1926 wordt meld<strong>in</strong>g gemaakt van een Beekprik<br />
(Lampetra planeri) die <strong>in</strong> 1902 <strong>in</strong> de Geleenbeek gevangen is (zie<br />
gubbels, 20<strong>11</strong>). Tevens wordt ter vergader<strong>in</strong>g geconcludeerd dat de<br />
soort er <strong>in</strong> 1926 zeker niet meer voorkomt gezien de vervuil<strong>in</strong>g van<br />
de beek (anonymus, 1926). Rector Cremers stelt <strong>in</strong> 1929 zelfs, als hij<br />
het heeft over het verdwijnen van de Otter (Lutra lutra) langs de Geleenbeek,<br />
dat “de visstand op de Geleenbeek<br />
zoowat tot nul gereduceerd is door de Mijnwatervervuil<strong>in</strong>g”<br />
(cRemeRs, 1929). Vermoedelijk<br />
gold dat (een decennium later) ook voor<br />
de grotere zijbeken van de Geleenbeek als<br />
de Caumerbeek, Vloedgraaf en Rode beek.<br />
Lokaal hielden kle<strong>in</strong>ere zijbeekjes nog iets<br />
van de ecologische glorie van weleer <strong>in</strong> ere.<br />
Br. Arnoud trof <strong>in</strong> 1952 <strong>in</strong> de E<strong>in</strong>derbeek, een<br />
figuur 8<br />
Driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus),<br />
vermoedelijk de enige vissoort die zich<br />
met een kle<strong>in</strong>e populatie <strong>in</strong> de bovenloop van de<br />
Geleenbeek kon handhaven. In de midden- en<br />
benedenloop is de soort hooguit <strong>in</strong>cidenteel aanwezig<br />
geweest (foto: B. Crombaghs).<br />
natuurhistorisch maandblad<br />
<strong>nov</strong>ember 20<strong>11</strong> jaargang 100 | <strong>11</strong> 247<br />
zijbeek van de Rode Beek ter hoogte van het voormalige Leiffenderven<br />
te Sch<strong>in</strong>veld, Beekprikken aan (smissaeRt, 1959). In de P<strong>in</strong>gel, een<br />
kle<strong>in</strong> zijbeekje van de Geleenbeek te Nuth werden <strong>in</strong> de zestiger jaren<br />
van de vorige eeuw door k<strong>in</strong>deren nog Bermpjes (Barbatula barbatula)<br />
gevangen (mondel<strong>in</strong>ge mededel<strong>in</strong>g Stef Keulen).<br />
Een grotere zijbeek van de Geleenbeek die niet door mijnwaterverontre<strong>in</strong>ig<strong>in</strong>g<br />
beïnvloed werd, was de Middelsgraaf. De waterkwaliteit<br />
van deze zijbeek was aanmerkelijk beter. In 1968 werden er nog<br />
Beekprikken waargenomen (anonymus, 1969). Ondanks het feit dat<br />
de beek <strong>in</strong> de vijftiger jaren genormaliseerd werd, maar <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g<br />
tot de Geleenbeek zelf niet van een betonnen bodem voorzien<br />
werd, is de visfauna rond 1970 waarschijnlijk nog redelijk <strong>in</strong>tact<br />
geweest.<br />
reconstructie visfauna geleenbeek anno 1970<br />
Het habitat <strong>in</strong> de Geleenbeek was totaal ongeschikt geworden voor<br />
vissen. Doordat de beek vrijwel niet meer gestuwd was, verdween<br />
het <strong>in</strong> feite systeemvreemde habitat voor eurytope2 en vooral limnofiele<br />
3 vissoorten. Soorten als Tiendoornige stekelbaars (Pungitius<br />
pungitius) en Kroeskarper (Carassius carassius) konden zich <strong>in</strong> de<br />
vrij afstromende beek nauwelijks meer handhaven. Echter ook rheofiele<br />
4 vissoorten, die <strong>in</strong> pr<strong>in</strong>cipe hadden kunnen profiteren van het<br />
stromende karakter van de Geleenbeek, vonden <strong>in</strong> de rechte beton-