De relatie tussen drie adellijke Deurnese complexen: Ter ... - DeDS
De relatie tussen drie adellijke Deurnese complexen: Ter ... - DeDS
De relatie tussen drie adellijke Deurnese complexen: Ter ... - DeDS
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Gepubliceerd in: Het Brabants Kasteel, 2002 1/2. Redactioneel licht herziene versie.<br />
Paginanummering correspondeert niet met de op papier verschenen versie.<br />
<strong>De</strong> <strong>relatie</strong> <strong>tussen</strong> <strong>drie</strong> <strong>adellijke</strong> <strong>De</strong>urnese <strong>complexen</strong>:<br />
<strong>Ter</strong> Vloet, Klein Kasteel en Groot Kasteel<br />
ir. L.J. Keunen<br />
Na de publicatie van Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden <strong>De</strong>urne, Liessel en Vlierden van H.N.<br />
Ouwerling in 1933 kwam het onderzoek naar de historie van <strong>De</strong>urne voor decennia nagenoeg stil te<br />
liggen. Het werk van Ouwerling werd en wordt nog altijd als bron gebruikt voor veel doeleinden. Zo zijn<br />
de straten in de wijk Vlier-Noord rond 1990 vernoemd naar personages uit het boek van Ouwerling.<br />
Pas eind jaren zeventig werd een nieuwe start gemaakt, ditmaal met de historie van Vlierden. Dat<br />
resulteerde in 1996 in het boek Vlierdens Verleden van Henk Beijers en Pieter Koolen. 1 Het<br />
onderzoek inzake <strong>De</strong>urne kwam in de jaren tachtig aarzelend op gang. Leden van de in 1977<br />
opgerichte heemkundekring H.N. Ouwerling in <strong>De</strong>urne publiceerden vanaf 1983 hun artikelen in d’n<br />
Uijtbeijndel, periodiek van die heemkundekring. Van grootschalig landschappelijk gericht onderzoek<br />
was echter nog geen sprake.<br />
Dat veranderde in de jaren negentig. Enkele leden van de heemkundekring startten met een<br />
onderzoek naar de toponiemen van <strong>De</strong>urne en de historie van de cijnzen in <strong>De</strong>urne, Vlierden en<br />
Bakel. Helaas sneuvelden eind jaren negentig initiatieven om te komen tot een Geschiedenis van<br />
<strong>De</strong>urne in boekvorm. Het onderzoek ging echter in volle vaart door. In<strong>tussen</strong> zijn veel nieuwe zaken<br />
aan het licht gekomen die Ouwerling niet gezien of verkeerd begrepen heeft.<br />
Onder deze nieuwe feiten valt ook de historie der kastelen van <strong>De</strong>urne. 2 Ouwerling kende het<br />
Leenselse en Liesselse Blokhuis en de beide nog bestaande <strong>De</strong>urnese kastelen: het Klein en het<br />
Groot Kasteel. Wat de oudste geschiedenis van het Klein en Groot Kasteel betreft, begreep hij echter<br />
een aantal zaken niet goed. Bovendien zijn sindsdien door hoofdzakelijk toponiemenonderzoek nóg<br />
<strong>drie</strong> kastelen op <strong>De</strong>urnes grondgebied ontdekt: het blokhuis op <strong>Ter</strong> Vloet, de Stakenborch op<br />
Veldheuvel en het Hooghuis op de Schouw.<br />
In dit artikel zal worden ingegaan op de oudste historie van het blokhuis op <strong>Ter</strong> Vloet, van het Klein<br />
Kasteel (vóór de achttiende eeuw Oud Huis genoemd) en van het Groot Kasteel (vóór de achttiende<br />
eeuw Huis te <strong>De</strong>urne genoemd). <strong>De</strong> termen Oud Huis en Huis te <strong>De</strong>urne zullen in de onderstaande<br />
tekst worden gebruikt in plaats van de termen Klein en Groot Kasteel, aangezien dat de<br />
oorspronkelijke namen zijn. Hier en daar zullen de termen Klein en Groot <strong>tussen</strong> haakjes genoemd<br />
worden voor de duidelijkheid of als we het over ontwikkelingen in de laatste eeuwen hebben.<br />
<strong>De</strong>ze publicatie moet als een <strong>tussen</strong>publicatie worden beschouwd. Er zijn nog veel onduidelijkheden<br />
en onvolledigheden, die hopelijk door verder onderzoek worden opgehelderd.<br />
Landschappelijke ligging van <strong>De</strong>urne<br />
Het landschap nabij <strong>De</strong>urne ten westen van de Peelrandbreuk bestaat voornamelijk uit beekdalen met<br />
dekzandruggen en dekzandplateau’s. <strong>De</strong> kom van <strong>De</strong>urne ligt nabij <strong>drie</strong> akker<strong>complexen</strong> (afb. 1), op<br />
de grens van de lagere beemden en heidevelden en het hogere dekzandplateau. Het grootste<br />
akkercomplex is de <strong>De</strong>urnese akker, gelegen op zo’n groot dekzandplateau. Om dit dekzandplateau<br />
was een aantal gehuchten gesitueerd, zoals de kom van <strong>De</strong>urne, het <strong>De</strong>rp, de Veldheuvel, Vreekwijk,<br />
Breemortel, Kranenmortel, Hanenberg en Zeilberg. Tussen de kom van <strong>De</strong>urne en de Bakelse Aa<br />
(ook Vlier genoemd) lag de Vloeiakker, waaraan de gehuchten Kerkeind en Haageind lagen. Nu<br />
liggen op een deel van die Vloeiakker de wijken Vlier-noord en Vlier-zuid.<br />
Ten oosten van het Haageind lag het akkercomplex de Heiakker, mogelijk een latere uitbreiding van<br />
de <strong>De</strong>urnese akker en tegenwoordig ook geheel bebouwd met de gelijknamige woonwijk. Ten<br />
noorden van de Bakelse Aa liggen een aantal kleinere dekzandruggen en –kopjes, waarop de<br />
gehuchten Kol, Voort, Kouwenhoek (in de zeventiende eeuw Oude Meulen geheten, naar een in 1545<br />
van daar naar Vlierden verplaatste windmolen) en Wasberg gesitueerd zijn. Kerkeind, Haageind en<br />
1 Beijers en Koolen, 1996<br />
2 <strong>De</strong> voormalige zelfstandige gemeente Vlierden wordt in dit artikel niet behandeld. Aldaar lag één kasteeltje: het<br />
slotje van Bruheze.<br />
1
Wasberg 3 , allen gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het beekdal van de Bakelse Aa, komen in<br />
onderstaand artikel aan de orde.<br />
Afb. 1 - Topografische kaart van <strong>De</strong>urne, verkend in 1892. Hierop zijn de <strong>De</strong>urnese akker,<br />
Heiakker en Vloeiakker aangegeven (kaartencollectie Alterra, Wageningen).<br />
3 <strong>De</strong> naam “Wasberg” veranderde onder invloed van de kadastrale karteerders in “Walsberg”. <strong>De</strong> volksmond heeft<br />
het echter nog altijd over “Wasberg”.<br />
2
Goed <strong>Ter</strong> Vloet<br />
Uit de oudste leenregisters van de hertog van Brabant, het zogenaamde Casselboek en het daar van<br />
afgeschreven Latijnsboek 4 , weten we dat Ghevardus (van Doerne), bijgenaamd de Valkenier, in de<br />
eerste helft van de veertiende eeuw wordt genoemd als leenman van de rechtsmacht van <strong>De</strong>urne.<br />
Daarmee wordt de lage heerlijkheid bedoeld. <strong>De</strong> oudst tot nu toe bekende woning van de heren van<br />
<strong>De</strong>urne, de woontoren van het Oud Huis (ook wel Klein Kasteel genoemd), zou volgens bouwhistorici<br />
uit het eind van de veertiende eeuw stammen. Waar verbleven de heren van <strong>De</strong>urne vóór de bouw<br />
van het Oud Huis?<br />
Uit akten uit het Bossche schepenprotocol en de cijnsregistratie van de hertog is gebleken dat in elk<br />
geval Gevard Gevardsz. van Doerne, alias de Valkenier, ridder in 1339, heer van <strong>De</strong>urne van<br />
omstreeks 1330 tot vóór 1350, en zijn echtgenote vrouwe Margriet, het goed <strong>Ter</strong> Vloet in bezit moeten<br />
hebben gehad. Het feit dat Gevard en zijn kinderen herhaaldelijk in de bronnen worden aangeduid als<br />
“Van der Vloet” lijkt erop te wijzen dat zij daar zelf ook woonden. Zo werd Gevard in het oudste<br />
cijnsboek van de hertog (beginnend in 1340) aangeduid als Van der Vloet (de Fluvio). Hij moet vóór<br />
1350 zijn overleden, en werd als heer van <strong>De</strong>urne opgevolgd door zijn zoon Willem Gevardsz. van<br />
Doerne (geboren vóór 1332, overleden vóór 1381). Willem wordt al in het kort na 1350 afgesloten<br />
leenboek (Casselboek) in een jongere inschrijving als opvolger van zijn vader als heer van <strong>De</strong>urne<br />
genoemd.<br />
Willem en zijn broer Jan en zus Catharina waren alle<strong>drie</strong> voor eenderde deel eigenaar van <strong>Ter</strong> Vloet<br />
en de naastgelegen hoeve <strong>Ter</strong> Brake. Jan komt in de bronnen ook nog vaak voor als “Jan van der<br />
Vloet”. Na de dood van Willem van Doerne ging zijn eenderde deel naar zijn zonen Gevard en Willem.<br />
<strong>De</strong>ze twee kochten samen met hun broer Arnt en zuster Margriet in 1390 ook het overige tweederde<br />
deel van hun oom Jan en tante Catharina. Inmiddels was Gevard Willemsz. van Doerne als opvolger<br />
van zijn vader vóór 1381 heer van <strong>De</strong>urne geworden. Hij moet toen leenrechterlijk meerderjarig zijn<br />
geweest en dus vóór 1363 zijn geboren.<br />
Al in 1383 bezaten de broers Gevard en Willem samen ook een goed aan het Haghe Eijnde, het<br />
huidige Haageind. Het vermoeden bestaat dat het hier om het Oud Huis gaat, dat zij uit de erfenis van<br />
hun vader kregen. Hun vader (als vol eigenaar) kan de bouwer geweest zijn, niet lang voor zijn dood<br />
in 1381. In de paragraaf over het Oud Huis zullen we hier verder op ingaan.<br />
Ligging van <strong>Ter</strong> Vloet<br />
Het goed <strong>Ter</strong> Vloet wordt door Spamer 5 op grond van toponiemenonderzoek gelocaliseerd aan de<br />
Kerkeindseweg, nabij de Aa (afb. 2). Dit komt overeen met de bewering van Steegh 6 , die in 1982<br />
schreef: “Proberen we nu (…) zicht te krijgen op het kasteel [aan het Haageind] in het grotere verband<br />
van het ingewikkelde gehuchtencomplex dat ook nu nog de gemeente <strong>De</strong>urne vormt, dan lijkt het<br />
daarin toch niet bij de oudst geoccupeerde delen te behoren. [<strong>De</strong>ze zullen] eerder aan de<br />
overliggende westelijke zijde van het akkercomplex gezocht moeten worden.” Afbeelding 14 illustreert<br />
de ligging van <strong>Ter</strong> Vloet ten opzichte van het akkercomplex <strong>De</strong> Vloeiakker en de twee jongere<br />
kastelen.<br />
<strong>De</strong> naam <strong>Ter</strong> Vloet duidt mogelijk op de aanwezigheid van een vloet, een perceel achter een<br />
watermolen dat gebruikt werd om water op te stuwen voor de watermolen. Een (olie)watermolen was<br />
inderdaad ook aanwezig op of nabij het goed <strong>Ter</strong> Vloet. Een <strong>relatie</strong> met de naam van het<br />
akkercomplex <strong>De</strong> Vloeiakker ligt voor de hand. Door het opstuwen van water voor de watermolen<br />
werd het achterliggende land onder water gezet, al dan niet gereguleerd. Ook achter de watermolen<br />
bij het Oud Huis aan het Haageind treffen we een perceel <strong>De</strong> Vloet aan. Tussen <strong>De</strong>urne en Vlierden<br />
aan de Oude Aa ligt het beemdencomplex <strong>De</strong> Raatvloed bij het gehucht Vloeieind; de aanwezigheid<br />
van een watermolen is daar niet bekend. Mogelijk duidt –vloei- bij het Vloeieind op gereguleerd<br />
bevloeide beemden.<br />
Dat <strong>Ter</strong> Vloet naast een aantal hoeven ook een versterkt gebouw omvatte, blijkt uit een akte van<br />
1439. In de betreffende akte uit het Bosch schepenprotocol wordt gesproken over ’t Blochuijs met<br />
twee kleine hoven. Helaas kunnen we vooralsnog niet onomstotelijk bewijzen dat dit blokhuis uit 1439<br />
er in het midden van de veertiende eeuw ook al stond, toen de Van Doernes nog hun residentie op<br />
4 vriendelijke mededeling Hans Vogels, Helmond<br />
5 Spamer, in voorbereiding, “Toponiemen…”<br />
6 Steegh, 1982, pag. 103<br />
3
<strong>Ter</strong> Vloet hadden. Wel hebben we uit 1380 een vermelding van een perceel, geheten het Burgske,<br />
naast <strong>Ter</strong> Vloet op het Kerkeind. Het gaat hier wellicht om hetzelfde object als het blokhuis.<br />
Afb. 2 - <strong>De</strong> Kerkeindseweg in <strong>De</strong>urne. Aan de rechterzijde moeten het goed <strong>Ter</strong> Vloet en het Arnt des<br />
Audengoed hebben gelegen (foto door de auteur, maart 2003).<br />
Relatie <strong>Ter</strong> Vloet met Cranendonk<br />
<strong>Ter</strong> Vloet is hoogstwaarschijnlijk een leengoed geweest van het leenhof van Cranendonk. In het<br />
cijnsregister van de hertog, dat werd bijgehouden vanaf 1340 tot ergens vóór 1380, treffen we<br />
Joannes van Dorne aan als servus (bediende) van de heer van Cranendonk. In een akte van 1397<br />
komt de heer van Cranendonk voor als getuige bij een verzoening <strong>tussen</strong> de bewoner van het Huis te<br />
<strong>De</strong>urne en die van het Oud Huis. Bovendien geven de oudste leenregisters van Cranendonk (1466-<br />
1562) aan dat onder meer twee watermolens te <strong>De</strong>urne een leen waren van Cranendonk. Eén van<br />
deze twee watermolens was de oude oliewatermolen op het goed <strong>Ter</strong> Vloet, zo is uit<br />
toponiemenonderzoek gebleken.<br />
Alhoewel het Cranendonks leengoed te <strong>De</strong>urne één van de weinige leengoederen buiten de nabije<br />
omgeving van Cranendonk en Eindhoven was, was de band <strong>tussen</strong> Cranendonk en <strong>Ter</strong> Vloet en<br />
omgeving vermoedelijk niet heel toevallig. Uit onderzoek is gebleken dat er bij het goed <strong>Ter</strong> Vloet en<br />
de oliewatermolen het zogenoemde ‘Arnt des Auden-goed’ lag. <strong>De</strong> naam valt uit te leggen als het<br />
(land)goed van een zekere Arnt de Oude. Over de identiteit van deze Arnt de Oude hebben we nog<br />
geen zekerheid. Het gaat mogelijk om Arnt Stamelaert van Bruheze, de oudste van meerdere<br />
generaties Van Bruheze met een gelijke voornaam. Hij was de stamvader van de familie Van Bruheze.<br />
Mogelijk was het Arnt des Auden-goed oorspronkelijk bezit van de Van Bruhezes en het goed <strong>Ter</strong><br />
Vloet van de Van Doernes. Pas later, in 1390, komt ook <strong>Ter</strong> Vloet in handen van de familie Van<br />
Bruheze als zij het kopen van de Van Doernes. <strong>De</strong> band <strong>tussen</strong> Arnt Stamelaert van Bruheze en<br />
Cranendonk is wellicht heel simpel: hij werd geboren omstreeks 1253 en was mogelijk een zoon of<br />
schoonzoon van één van de Van Hornes, de heren van Cranendonk. 7<br />
7 aantekeningen Hans Vogels, Helmond<br />
4
<strong>De</strong>urne - Echternach<br />
Tussen <strong>De</strong>urne, de Van Doernes en de Van Hornes bestonden nog meer banden. Vóór 1222 hadden<br />
de Van Hornes de voogdij 8 in handen voor de abdij van Echternach. <strong>De</strong>ze abdij had een aantal<br />
goederen in <strong>De</strong>urne. Een laatbank had de abdij van Echternach al omstreeks 1100-1110 in <strong>De</strong>urne.<br />
Een laatbank was bedoeld om juridische kwesties te behandelen met betrekking tot de eigen horigen<br />
of leenmannen. Daarnaast was een zekere Gevardus rond 1200 mogelijk meier (rentmeester) in<br />
<strong>De</strong>urne voor de bezittingen van de abdij van Echternach. Hij wordt althans in een lijst van hoevenaren<br />
van de abdij van Echternach in <strong>De</strong>urne bovenaan de lijst vermeld. Men mag veronderstellen dat men<br />
zo’n lijst met de voornaamste hoevenaar (in <strong>De</strong>urne vermoedelijk de meier) begon.<br />
Gezien zijn voornaam behoorde Gevardus wellicht tot het geslacht Van Doerne. In 1271 deed Hendrik<br />
van Bakel afstand van zijn aanspraken op het ambt van meier van de hof in <strong>De</strong>urne ten gunste van de<br />
abdij van Echternach. Of hij een telg uit het geslacht Van Doerne was, weten we niet. Mogelijk<br />
behoorde hij niet tot hetzelfde geslacht als zijn voorganger Gevardus. 9<br />
In 1222 verwierf de hertog van Brabant van Willem van Horne, verwant aan de heer van Cranendonk,<br />
de voogdij voor de bezittingen van Echternach. In 1231 kwam daar ook de oppervoogdij bij en<br />
daarmee de openbare rechtsmacht door de koop van het graafschap Rode van de graaf van Gelre. 10<br />
Over belening door de hertog van de rechtsmacht en de voogdij uit de dertiende eeuw weten we niets.<br />
Pas in het eerste leenregister van de hertog van Brabant, dat afgesloten werd in 1352 of 1353 11 , komt<br />
Ghevardus, bijgenaamd de Valkenier, voor als leenman voor de lage rechtsmacht te <strong>De</strong>urne. Nog<br />
diezelfde eeuw komen we Willem, een zoon 12 van hem, tegen als leenman voor de lage rechtsmacht<br />
én de voogdij.<br />
Klein Kasteel of Oud Huis<br />
Uit verschillende gegevens blijkt dat vóór de tachtiger jaren van de veertiende eeuw het centrum van<br />
de macht in <strong>De</strong>urne is verschoven van het Kerkeind naar het Haageind, stroomopwaarts langs de Aa<br />
dus. In 1387 vinden we een eerste melding van molendinum aquatile ter nuwer molen, waarmee<br />
waarschijnlijk de watermolen aan het Haageind werd bedoeld. <strong>De</strong> oudste vermelding van een<br />
bewoond landgoed aan het Haageind is feitelijk een akte uit 1445 waarin wordt terug verwezen naar<br />
het jaar 1383. In dat jaar bezaten de gebroeders Gevard en Willem van Doerne, naast een deel van<br />
het hierboven genoemde goed <strong>Ter</strong> Vloet, een goed op het Haghe Eijnde, mogelijk het Oud Huis. Het<br />
feit dat de broers het samen bezaten doet vermoeden dat het van hun vader afkomstig was, wijlen<br />
heer Willem van Doerne, heer van <strong>De</strong>urne. Hij overleed vóór 1381. Een bouwjaar (kort) vóór 1381 kan<br />
overeenkomen met de datering op grond van bouwhistorische kenmerken van de nog bestaande<br />
woontoren van eind veertiende eeuw. 13 Een diepgaand bouwhistorisch onderzoek heeft er echter<br />
nooit plaatsgevonden.<br />
Van Gevard Willemszoon van Doerne, heer van <strong>De</strong>urne <strong>tussen</strong> circa 1380 en circa 1428, weten we<br />
zeker dat hij het Oud Huis aan het Haageind niet alleen bezat, maar ook bewoonde. <strong>De</strong> naam Van der<br />
Vloet verdween ook uit de familie en de Van Bruhezes kochten in 1390 een deel van <strong>Ter</strong> Vloet van de<br />
Van Doernes. <strong>Ter</strong> Vloet werd duidelijk minder van belang voor de familie.<br />
Waarom de verplaatsing van het machtscentrum plaatsvond, is onduidelijk. Het kan te maken hebben<br />
met een veranderde waterhuishouding, het verlangen naar meer water voor het vullen van een groter<br />
grachtensysteem, of de betere mogelijkheid voor het malen met een watermolen, stroomopwaarts. We<br />
weten in elk geval uit hoogtegegevens dat het kasteelterrein van het Oud Huis en de daarachter<br />
liggende Kathelijnenbeemd (tegenwoordig het Vlier- of Heiakkerpark) in een dal lagen (en liggen) ten<br />
8 <strong>De</strong> voogdij was het recht namens een geestelijke instelling lichamelijke en doodstraffen op te leggen.<br />
9 Volgens een voorlopige hypothese woonde Hendrik van Bakel, die in 1271 afstand deed van het meierambt,<br />
mogelijk op een versterkt huis op de Molenhof, een gehucht op de grens van de huidige gemeenten Gemert-<br />
Bakel en <strong>De</strong>urne. Bij dat huis lag een watermolen, die al vóór 1340 is verdwenen. <strong>De</strong> genoemde mogelijke meier<br />
Gevardus (circa 1175-1200) en zijn voorgangers hebben mogelijk op de hoeve Ten Velde nabij de <strong>De</strong>urnese kerk<br />
gewoond hebben (met dank aan Ton Spamer voor deze uiteenzetting). Daarmee zouden de machtscentra in en<br />
bij <strong>De</strong>urne voorafgaand aan <strong>Ter</strong> Vloet wellicht bekend zijn, namelijk de Molenhof en Ten Velde. Nader onderzoek<br />
zal meer duidelijkheid moeten verschaffen.<br />
10 Van Asseldonk, 2004, pag. 234-235<br />
11 vriendelijke mededeling Hans Vogels, Helmond<br />
12 In de papieren versie stond hier foutief ‘kleinzoon’.<br />
13 Steegh, 1982, pag. 102<br />
5
opzichte van de omliggende gronden. Het is een thema waar vergelijking met andere kastelen<br />
mogelijk meer helderheid kan brengen.<br />
Het terrein aan het Haageind waar het Oud Huis staat, werd overigens al veel eerder dan het eind van<br />
de veertiende eeuw gebruikt. Op het terrein werden een bronzen haarspeld uit de Bronstijd,<br />
spinsteentjes uit de IJzertijd, een Frankische riemgesp uit de vijfde eeuw en een prikspoor uit de<br />
twaalfde eeuw gevonden. 14 Door de eeuwen heen hebben kennelijk personen met een hoge status<br />
van het terrein gebruik gemaakt.<br />
Het Oud Huis was, zo blijkt onder meer uit de leenregisters van Cranendonk, een leengoed van<br />
Cranendonk. Bij dit leengoed behoorden de watermolen aan het Haageind (naast het Oud Huis), de<br />
oude oliewatermolen op <strong>Ter</strong> Vloet, en het perceel de Vloet (niet te verwarren met <strong>Ter</strong> Vloet) achter de<br />
watermolen aan het Haageind. Een vloet was een perceel grond dat herhaaldelijk overstroomde, in dit<br />
geval bedoeld voor het verzamelen van stuwwater voor de watermolen.<br />
Mogelijk is de status van Cranendonks leengoed aan het einde van de veertiende eeuw meegenomen<br />
van de voormalige residentie op <strong>Ter</strong> Vloet naar het Oud Huis aan het Haageind. <strong>Ter</strong> Vloet wordt in de<br />
bewaard gebleven leenregisters van Cranendonk (beginnend in 1466) niet meer vermeld als<br />
Cranendonks leengoed, alhoewel een eerdere binding met Cranendonk gezien de hiervoor genoemde<br />
gegevens wel voor de hand ligt. <strong>De</strong> oliewatermolen op <strong>Ter</strong> Vloet was aan het eind van de vijftiende<br />
eeuw nog wel een Cranendonks leengoed. 15 <strong>De</strong> molen is vermoedelijk aan het einde van de zestiende<br />
of begin van de zeventiende eeuw buiten gebruik geraakt, vervallen en afgebrand. Het Oud Huis aan<br />
het Haageind wordt ook in het Cranendonks leenregister vermeld.<br />
Volgens Van Asseldonk lag het Oud Huis op <strong>Ter</strong> Vloet. Hij deed die uitspraak op grond van<br />
toponymisch onderzoek van Spamer. Spamer en Van Asseldonk hadden vermoedelijk geen inzage in<br />
de Cranendonkse leenregisters, en misten daardoor cruciale informatie. Kort samengevat: het Klein<br />
Kasteel is identiek met het Oud Huis en lag (en ligt nog) aan het Haageind, maar was wel als<br />
leengoed vermoedelijk de opvolger van een Cranendonks leengoed op <strong>Ter</strong> Vloet.<br />
Hoogschouten van <strong>De</strong>n Bosch<br />
Zoals al aangegeven, woonden de heren van <strong>De</strong>urne, die de lage heerlijkheid als leen van de hertog<br />
hielden, vermoedelijk al vóór 1383 in een Cranendonks leen, het omgrachte Oud Huis, later Klein<br />
Kasteel genaamd. Willem Gevardsz. van Doerne, heer van <strong>De</strong>urne, overleden vóór 1381, was wellicht<br />
de bouwer. Zijn zoon Gevard Willemsz., heer van <strong>De</strong>urne, woonde er tot zijn dood, ergens <strong>tussen</strong><br />
1425 en 1428. Diens zoon Jan Gevardsz. van Doerne, heer van <strong>De</strong>urne, woonde er ook, aldus een<br />
akte uit het Bossche schepenprotocol van 1454. Hij verkocht zowel het Oud Huis als de lage<br />
heerlijkheid in 1456 aan Ywaen de Mol, hoogschout van <strong>De</strong>n Bosch. Jan had geen wettige mannelijke<br />
nazaten. Zijn verre neef Everard van Doerne deed als bloedverwant nog een poging op grond van het<br />
zogenoemde vernaderrecht 16 bij de verkoop van het Oud Huis en de lage heerlijkheid voorrang te<br />
hebben boven een niet-bloedverwant, maar dat had geen succes. 17 Ywaen de Mol werd de nieuwe<br />
heer van <strong>De</strong>urne en leenman voor het Oud Huis. Hij liet zijn wapensteen aanbrengen in het nu niet<br />
meer bestaande poortgebouw. In de oostzijde van de woontoren is nog wel een gevelsteen aanwezig.<br />
Of dat de oude gevelsteen van <strong>De</strong> Mol uit het afgebroken poortgebouw is, is vanwege verwering van<br />
de steen niet meer te achterhalen.<br />
Ywaen overleed vermoedelijk in 1470. Hij werd in februari 1471 opgevolgd als heer en als leenman<br />
van Cranendonk door zijn dochter Joostje, gehuwd met Wessel van Boetzelaer. Uit deze periode<br />
(Bosch Protocol, 1476) hebben we een omschrijving van wat er aan bijgebouwen bij het Oud Huis lag:<br />
Jonker Wessel van Boetselaar, heer van Doerne, bezit een hoeve op het Haegeijnt, 3 buunders<br />
broeklant (genomen uit de gemeijnt van Doerne), een poort, schuur, stal en andere gebouwen<br />
genaamd dat voergeborcht en een hof, alles omwaterd, liggende voor die oude huijsingen van<br />
Doerne. Waar we deze bijgebouwen moeten zoeken (mogelijk binnen de huidige gracht?), is<br />
vooralsnog onduidelijk.<br />
Na Joostje de Mol bezaten haar zoon Rutger, haar tweede man Hendrick Taye, en zoon Jan Taye uit<br />
het tweede huwelijk de lage heerlijkheid en het Oud Huis. Bovendien had Hendrick Taye in 1505 bij de<br />
14 vriendelijke mededeling Ton Spamer. <strong>De</strong> vondsten werden beoordeeld door dr. W. Verwers (ROB, Amersfoort),<br />
prof. H.L. Janssen (RUU) en dr. J. Butler (archeologisch instituut RUG), en zijn in bezit van P. Wiegersma, de<br />
voormalige bewoner van het terrein.<br />
15 <strong>De</strong> oliewatermolen op <strong>Ter</strong> Vloet is vermoedelijk aan het einde van de zestiende of het begin van de<br />
zeventiende eeuw buiten gebruik geraakt, vervallen en afgebrand.<br />
16 Vernaderen was het recht van een bloedverwant op koop vóór dat van een niet-bloedverwant.<br />
17 Onderzoek naar de processen hieromtrent is nog gaande.<br />
6
uitgifte van de hoge heerlijkheid deze als leen aanvaard. In 1519 verkocht Jan Taye zowel lage als<br />
hoge heerlijkheid (hertogelijke lenen), als het Oud Huis (Cranendonks leen) aan Everard van Doerne,<br />
de hoogschout van <strong>De</strong>n Bosch.<br />
<strong>De</strong>ze Everard was de kleinzoon van Everard van Doerne, die in 1456 al had geprobeerd één en ander<br />
te verwerven, maar toen misgreep. Zowel grootvader als kleinzoon waren leenman van de hertog voor<br />
het Huis te <strong>De</strong>urne (Groot Kasteel).<br />
Residentie van Oud Huis naar Huis te <strong>De</strong>urne<br />
Everard van Doerne bezat dus na zijn koop in 1519 zowel het Oud Huis als het Huis te <strong>De</strong>urne, hij had<br />
de lage en hoge heerlijkheid van <strong>De</strong>urne én Vlierden, en bovendien was hij leenman van de hertog<br />
voor het in 1516 gebouwde blokhuis te Liessel. Toch woonde hij niet in <strong>De</strong>urne. Hij woonde<br />
vermoedelijk een groot deel van het jaar in zijn huis in de binnenstad van <strong>De</strong>n Bosch. Hij was daar<br />
hoogschout, net als de eerder genoemde Ywaen de Mol. Everard was gehuwd met Margaretha van<br />
Vladeracken, dochter van de heer van Geffen en Nuland. Naast een aantal dochters kregen zij<br />
minstens vier zonen. <strong>De</strong> oudste was Hendrick sr., daarna kwam Jan, vervolgens Everard (geboren<br />
circa 1513) en ten slotte Hendrick jr. (geboren circa 1520). Toen Everard van Doerne en zijn vrouw<br />
Margaretha van Vladeracken ergens in de eerste decennia van de zestiende eeuw hun testament<br />
maakten, beschikten zij als volgt: de oudste zoon Hendrick sr. zou de heerlijkheid <strong>De</strong>urne krijgen,<br />
alsmede het Oud Huis. Dat was gebruikelijk: de oudste zoon kreeg de heerlijkheid en het Oud Huis.<br />
<strong>De</strong> derde zoon, Everard, zou het andere huis (het Huis te <strong>De</strong>urne) krijgen.<br />
Uiteindelijk kreeg de oudste, Hendrick sr., de heerlijkheid en Huis te <strong>De</strong>urne, de derde zoon Everard<br />
kreeg het Oud Huis. <strong>De</strong> reden van de omwisseling van beide kastelen <strong>tussen</strong> de zonen is nog<br />
onderwerp van onderzoek. Mogelijk was de reden dat het Oud Huis het quatst en ongevalligst was, en<br />
Hendrick sr. de voorkeur gaf aan het Huis te <strong>De</strong>urne. Hoe dan ook, hiermee was de wisseling een feit;<br />
in het vervolg zou niet langer het Oud Huis de residentie van de heer zijn, maar het Huis te <strong>De</strong>urne.<br />
Toen de twee broers Hendrick sr. en Everard waren overleden, in 1545 respectievelijk 1549, en<br />
tenslotte ook hun moeder in 1566, procedeerden de twee andere broers, Jan en Hendrick jr. Zij<br />
voerden een langdurig proces over eigendomsrechten. Vermoedelijk had Hendrick jr. van Hendrick sr.,<br />
zijn oudste broer, het Huis te <strong>De</strong>urne en de lage en middelbare heerlijkheid verkregen, alsmede het<br />
Oud Huis, maar was Jan het daar, als oudste van de twee, niet mee eens. <strong>De</strong> precieze inhoud van dit<br />
proces wordt momenteel nog onderzocht. Zeker is dat er in de processtukken een schat aan details<br />
over de gebouwen te vinden moet zijn. Op termijn zal hierover nog gepubliceerd worden.<br />
<strong>De</strong> uitkomst van het proces is wel al helder: Hendrick jr. kreeg het Liesselse blokhuis, en Jan –als<br />
oudste van de twee en daarmee rechthebbende- kreeg het Oud Huis en het Huis te <strong>De</strong>urne, alsmede<br />
de lage en middelbare heerlijkheid. Jan ging op het Huis te <strong>De</strong>urne wonen. Voor die lage en<br />
middelbare heerlijkheid werd wel beslist dat Jan de helft van de inkomsten aan zijn broer Hendrick jr.<br />
moest afstaan. Bovendien moest Jan nog een som geld aan Hendrick betalen. <strong>De</strong> hoge heerlijkheid,<br />
verkregen in 1505 door Hendrick Taye, was in 1551 gelost. In 1559 had Jan die opnieuw van de<br />
hertog verkregen.<br />
Bewoners Klein Kasteel 1656-1940<br />
Het Oud Huis, vanaf de achttiende eeuw Klein Kasteel genoemd, zou voortaan een ondergeschikte rol<br />
gaan spelen. Herhaaldelijk was het in handen van andere personen dan degene die de heerlijkheid en<br />
het Huis te <strong>De</strong>urne bezat. Zo was het <strong>tussen</strong> 1656 en 1678 in handen van drossaard Otto de<br />
Visschere en <strong>tussen</strong> 1728 en 1785 van Pero de Cassemajor, eveneens drossaard, en zijn nazaten<br />
(afb. 3). Die nazaten verhuurden het veelal aan in <strong>De</strong>urne verblijvende legerofficieren, zoals ene<br />
Keerenberg (huurder vóór 1759), kapitein Joseph Bernardus Scherping (huurder 1759-1762), luitenant<br />
André Gerard de Millet (huurder 1762-1771), Mr. J.E. Schenk van Rekom, arts (huurder 1771-1776)<br />
ene Hohenlohe (huurder in 1776) en Christiaan Leonhardi (huurder in 1781).<br />
Tussen 1678 en 1728 en vanaf 1785 was het wel in handen van de heren van <strong>De</strong>urne. Agatha<br />
Alewijn, vrouwe van <strong>De</strong>urne, had het in 1785 gekocht van de nazaten van <strong>De</strong> Cassemajor voor ƒ<br />
4500,=. Zij verhuurde het Klein Kasteel eveneens. Tussen 1791 en 1803 huurde Victor Gerard de<br />
Miellet het Klein Kasteel. Notaris Carel Lodewijk van Riet (1813-1880) huurde het in het midden van<br />
de negentiende eeuw. Hij bewoonde het met zijn zus Georgelina Christiana (1802-1868) en de<br />
handelsonbekwame broer van de heer van <strong>De</strong>urne, Ferdinand Louis de Smeth (1810-1878).<br />
7
Afb. 3 - Het Oud Huis in 1738. Tekening van Jan de Beijer (collectie A.P.G. Spamer, <strong>De</strong>urne).<br />
In 1857 vond nog een grote verbouwing plaats, mogelijk onder leiding van Van Riet. <strong>De</strong> zuidelijke<br />
vleugel, de neerhof of neerhuizing, werd afgebroken. <strong>De</strong> aanbouw van de toren werd uitgebreid en<br />
kwam er uit te zien als een witgepleisterd herenhuis. Daarna is het exterieur nooit meer wezenlijk<br />
veranderd (afb. 4).<br />
Het kasteelterrein was vóór 1832 alleen toegankelijk via de brug over de gracht aan de noordzijde. <strong>De</strong><br />
huidige achterzijde van het kasteel was in feite de voorzijde. <strong>De</strong> brug aan de westzijde, bij het<br />
Haageind, werd vermoedelijk in 1857 aangelegd toen door de bouw van het herenhuis de<br />
Haageindzijde de voorkant van het kasteel werd.<br />
Vanaf 1923 woonde onder meer schilder Otto van Rees op het Klein Kasteel, die daar terecht was<br />
gekomen na een zwaar treinongeluk bij Parijs. Onder invloed van Van Rees en van Moissy Kogan<br />
ging de <strong>De</strong>urnese arts Hendrik Wiegersma ook het kunstenaarsvak in. 18 In 1933 en 1934 werd het<br />
Klein Kasteel bewoond door Raymond de Smeth (1890-1945) met zijn vrouw en twee zonen. Hij was<br />
nauw verwant aan de op het Groot Kasteel wonende heer van <strong>De</strong>urne.<br />
Bewoning Klein Kasteel 1940-heden<br />
In 1940 betrok de jonge Theodore baron de Smeth (1919-1988), vanaf 1929 heer van <strong>De</strong>urne, het<br />
Klein Kasteel. Daar bleef hij maar twee jaar wonen. Vanaf 1942 huurde Pieter Wiegersma (1920),<br />
glazenier-kunstenaar, het Klein Kasteel van <strong>De</strong> Smeth. <strong>De</strong> Smeth zelf ging weer op het Groot Kasteel<br />
wonen. In de jaren na de oorlog (september 1944 tot april 1948) verbleven Theodore baron de Smeth<br />
en zijn vrouw op het Klein Kasteel, omdat het Groot Kasteel in 1944 door brand verwoest was. Toen<br />
<strong>De</strong> Smeth uit <strong>De</strong>urne vertrok, verkocht hij al zijn bezit. Het Groot Kasteel met tuin kwam in handen van<br />
de Gemeente <strong>De</strong>urne. Het Klein Kasteel werd in mei 1948 gekocht door Hendrik Wiegersma (1891-<br />
1969), dorpsarts, om als woonadres voor zijn zoon Pieter en diens gezin te blijven dienen. Het<br />
18 Interview van Hendrik Wiegersma met een redacteur van het programma “Van Gewest tot Gewest” in 1967.<br />
8
linkergedeelte, de oude stal, werd door Pieter Wiegersma als atelier gebruikt. In het witte herenhuis<br />
aan de rechterzijde woonde hij. Tot 1999 bleef Pieter Wiegersma eigenaar en bewoner van het Klein<br />
Kasteel. Bij gelegenheid van zijn vertrek werd op 24 april 1999 een artikel in het Eindhovens Dagblad<br />
geplaatst met een overzicht van zestig jaar Wiegersma’s in het Klein Kasteel, bij monde van Pieter<br />
Wiegersma. In dat jaar verkocht hij het aan de gebroeders Nooijen en werd het in gebruik genomen<br />
als ontvangstruimte voor gasten voor hun familiebedrijf.<br />
In de literatuur komen we voor het Klein Kasteel vaak de benaming “Slot van Peelland” tegen. <strong>De</strong>ze<br />
naam berust echter op een foutieve interpretatie van een Latijnse tekst uit de zeventiende eeuw. A.C.<br />
Brock putte in het begin van de negentiende eeuw daarvoor uit de geschriften van J.B. Grammaye, en<br />
Brock vertaalde het verkeerd. Brock’s beweringen werden overgenomen door onder meer Van der Aa<br />
in zijn Aardrijkskundig Woordenboek. Zo kwamen de misverstanden in de wereld. <strong>De</strong> term “Slot van<br />
Peelland” mag dus in feite niet worden gebruikt voor het Oud Huis / Klein Kasteel. 19<br />
Afb. 4 - <strong>De</strong> voor- of westelijke gevel van het Oud Huis of Klein Kasteel in 2003. Duidelijk is de ligging<br />
binnen de gracht te zien. Links het zeventiende of achttiende eeuwse stalgebouw, midden de<br />
woontoren uit de veertiende eeuw en rechts het herenhuis uit 1857 (foto door de auteur, maart 2003).<br />
Jammer genoeg is er aan dit pand en op het terrein nog nooit systematisch bouwhistorisch of<br />
archeologisch onderzoek verricht, zodat we veel informatie nog missen. Wel is bekend dat onder de<br />
woontoren twee tongewelfkelders aanwezig zijn. Daarboven bevindt zich een grote ruimte met<br />
schouw, waarvan de haardplaat dateert uit 1644. Ook daarboven bevindt zich nog een even grote<br />
ruimte. In de kap van de toren bevinden zich hoogstwaarschijnlijk nog twee verdiepingen. Geen van<br />
de verdiepingen is in meerdere ruimtes opgedeeld.<br />
In het herenhuis (met zadeldak) zijn rond 1945 op de begane grond delftsblauwe tegeltjes<br />
aangebracht die door de toenmalige bewoner, Th. baron de Smeth, op de zolder van het Groot<br />
Kasteel òf het Klein Kasteel werden aangetroffen. Keuken, badkamer en overige kamers hebben een<br />
modern uiterlijk (ca. 1960 tot heden). Zij allen zijn in het herenhuis gelegen. Het stalgebouw bevat<br />
zichtbaar oude gebinten.<br />
19 Keunen, in voorbereiding.<br />
9
Groot Kasteel, ook wel Nieuw Huis of Huis te <strong>De</strong>urne<br />
Het Huis te <strong>De</strong>urne werd gebouwd vóór 1397. In een akte uit 1397 wordt namelijk gezegd dat Gevaert<br />
Everaertszoon van Doerne het Huis te <strong>De</strong>urne opdraagt aan hertogin Johanna van Brabant en dat hij<br />
het vervolgens in leen terug ontvangt. Die opdracht kán er op duiden dat het kasteel er toen nog niet<br />
lang stond, maar dat hoeft niet noodzakelijkerwijs. Vervolgens komen we het ononderbroken in de<br />
leenregisters van de hertog van Brabant tegen. Ouwerling dateerde het (foutief) op 1462. Inderdaad<br />
vond er toen een nieuwe belening plaats, maar al de beleningen ervoor had Ouwerling kennelijk<br />
gemist. Het Huis te <strong>De</strong>urne is dus zeker 65 jaar ouder dan men tot nu toe dacht. Het was in oorsprong<br />
een (laat-)gothisch gebouw met arkeltorentjes op de vier hoeken en op het noorden enkele kelders.<br />
Het formaat van de oudste bakstenen is 23/24 x 11,5/12 x 5,5 centimeter. <strong>De</strong> muren zijn onderaan<br />
maar een meter dik, naar boven nog minder. Verder zijn er boogfriezen en zware steunberen<br />
aanwezig. 20<br />
Veertiende-eeuwse edelmanswoning<br />
<strong>De</strong> mogelijke bouwer en eerste leenman Gevaert Everaertsz. van Doerne was verre familie van de<br />
man die op dat moment heer van <strong>De</strong>urne was en het Oud Huis bewoonde, Gevaert Willemsz. van<br />
Doerne. Hun naamgelijkenis is ook vaak grond geweest om de heerlijkheid aan Gevaert Everaertsz. te<br />
koppelen. Dat was wellicht niet helemaal ten onrechte, want Gevaert kreeg in 1397 de hoge<br />
heerlijkheid in pand. Die stond hij mogelijk al vrij snel af aan Gevaert Willemszoon, die al de lage<br />
heerlijkheid had. Van Asseldonk maakte aannemelijk dat de hoge heerlijkheid begin vijftiende eeuw<br />
weer moet zijn afgelost. Omdat schrijvers als Butkens hun vaders’ namen ook nog eens door elkaar<br />
halen, zijn er veel misverstanden ontstaan. Nu staat dus vast dat het Huis te <strong>De</strong>urne, ook wel Groot<br />
Kasteel genoemd, niet gebouwd werd als een residentie van heren van <strong>De</strong>urne, maar vermoedelijk<br />
eind veertiende eeuw als edelmanswoning van de niet-heerlijke tak van de familie Van Doerne.<br />
Na Gevaert werd zijn zoon Everard van Doerne de leenman voor het Huis te <strong>De</strong>urne. Hij was<br />
kwartierschout van Peelland. Everard deed omstreeks 1456 nog een poging om de verkoop van de<br />
heerlijkheid en het Oud Huis door zijn verre neef Jan van Doerne aan Ywaen de Mol ongedaan te<br />
maken. Everard had zelf liever heerlijkheid en Oud Huis willen kopen. Uiteindelijk is het hem niet<br />
gelukt deze zaken te verwerven. Hij overleed vermoedelijk omstreeks 1461. Hij werd begraven in het<br />
omstreeks die tijd voltooide hoogkoor van de <strong>De</strong>urnese Sint-Willibrorduskerk.<br />
Na Everard werd zijn zoon Hendrick van Doerne de kasteelheer van het Groot Kasteel. 21 Hij had een<br />
carrière buiten <strong>De</strong>urne en verbleef mogelijk maar zelden op zijn Huis te <strong>De</strong>urne. Hij was waarschijnlijk<br />
kastelein (bewaarder of slotvoogd) en rentmeester van de heer van Empel en Meerwijk. Hij zou in<br />
1489 een zekere Jan Hamer hebben gedood. Tevens was hij mogelijk vanaf 1475 ambtman <strong>tussen</strong><br />
Maas en Waal. Hij huwde met een vrouw uit het rivierengebied, Christina van Hemert. <strong>De</strong> grafsteen<br />
van Hendrick en Christina is in de Sint-Willibrorduskerk van <strong>De</strong>urne nog altijd te bewonderen. <strong>De</strong>ze<br />
ligt nabij het doopvont in de noordelijke zijtoren en is zwaar beschadigd (afbeelding 5).<br />
Over de zoon van Hendrick en Christina, Everard van Doerne, is bij de paragraaf over het Oud Huis al<br />
uitvoerig gesproken. Hij werd na zijn dood rond 1527 opgevolgd als leenman voor het Huis te <strong>De</strong>urne<br />
door zijn oudste wettige zoon, Hendrick sr. Die was echter kanunnik te Tongeren en verbleef<br />
waarschijnlijk zelden in <strong>De</strong>urne.<br />
Van de periode na Hendrick sr. is de bewoningsgeschiedenis redelijk goed beschreven. Het zou tot na<br />
de verwoesting in 1944 eigendom blijven van de heren van <strong>De</strong>urne. Tot 1651 zaten er de Van<br />
Doernes en hun nazaten (Van Wittenhorst, Huijn van Geleen, de Lamargelle).<br />
In de zestiende eeuw zou de zuidwestelijke hoektoren eraan gebouwd zijn, als we Ouwerling mogen<br />
geloven. Dat moet dan gebeurd zijn door Jan van Doerne, die <strong>tussen</strong> 1545 en 1606 heer van <strong>De</strong>urne<br />
was. Hij moet vóór 1513 geboren zijn, en is dus minstens 93 jaar oud geworden. Voor de bouw van de<br />
hoektoren werd mogelijk één van de arkeltorentjes weggebroken.<br />
20 Berkvens, 1998<br />
21 In de papieren publicatie stond hier foutief ‘werd zijn zoon Hendrick van Doerne de heer van <strong>De</strong>urne’.<br />
10
Afb. 5 - Grafsteen van Hendrick van Doerne († 1508) en zijn vrouw Christina van Hemert († 1499) in<br />
de noordelijke zijtoren van de St. Willibrorduskerk te <strong>De</strong>urne (foto door de auteur, januari 2004).<br />
Eigenaren Groot Kasteel na 1650<br />
In 1651 werd het Huis te <strong>De</strong>urne aangekocht door Rogier van Leefdaal, die het pand uitbreidde met<br />
een classicistische aanbouw met uitspringende toren aan de straatzijde. <strong>De</strong> Van Leefdaals bleven de<br />
leenmannen voor het Huis te <strong>De</strong>urne tot 1728, toen Rogiers kleinzoon Gerard Sulyard van Leefdael<br />
11
het van de hand moest doen wegens schulden. In het begin van de achttiende eeuw werd het Huis te<br />
<strong>De</strong>urne enkele keren afgebeeld (afb. 6 en 7).<br />
Balthasar Coymans kreeg het in 1728 in bezit. Hij deed er weinig mee. Na zijn dood werden de<br />
heerlijkheden <strong>De</strong>urne en Liessel met het Huis te <strong>De</strong>urne in 1760 verkocht aan Theodorus de Smeth,<br />
een bankier uit Amsterdam. Hij ommantelde de middeleeuwse muren met een muur met blinde ramen.<br />
<strong>De</strong>ze ommanteling werd pas bij de restauratie van 1906-1908 verwijderd. <strong>De</strong> heerlijkheid bleef<br />
voortaan met het Groot Kasteel verenigd in één hand.<br />
Afb. 6 - Het Groot Kasteel met het toenmalige<br />
poortgebouw in 1725. Tekening van Abraham de<br />
Haan (collectie A.P.G. Spamer, <strong>De</strong>urne).<br />
12<br />
Afb. 7 - Het Groot Kasteel met het toenmalige<br />
poortgebouw in 1738. Mogelijk een tekening van<br />
Abraham de Haan naar Jan de Beijer (collectie<br />
A.P.G. Spamer, <strong>De</strong>urne).<br />
Theodorus de Smeth (1710-1772) werd na zijn dood opgevolgd door zijn echtgenote, Agatha Alewijn<br />
(1721-1801). Theodorus werd in 1773 als eerste bijgezet in het familiegraf in Alphen aan den Rijn, een<br />
heerlijkheid die hij onder de naam Alphen en Rietveld in 1766 door koop had verkregen. 22 Ook zijn<br />
weduwe Agatha werd in de grafkapel begraven. Na haar dood kwamen de heerlijkheden <strong>De</strong>urne en<br />
Liessel in handen van kleinzoon Theodorus de Smeth (1779-1859). Zijn vader Dirck overleed al vóór<br />
zijn grootmoeder. Dirck’s weduwe Johanna Susanna Hartsinck hertrouwde en uit haar tweede huwelijk<br />
werd in 1792 de latere tweede vrouw van koning Willem I geboren.<br />
Theodorus de Smeth (1779-1859) bezat naast de heerlijkheden <strong>De</strong>urne en Liessel nog veel meer. Na<br />
de dood van zijn kinderloos gebleven neef Theodorus Pieter de Smeth (1789-1843) ontving hij de<br />
heerlijkheid Alphen en Rietveld. In 1806 werd hij eigenaar van landgoed Sonsbeek te Arnhem. Hij<br />
verenigde aldaar onder meer de landgoederen Sonsbeek en Hartjesberg. In het park zorgde hij voor<br />
verregaande veranderingen in de richting van de Engelse landschapsstijl. In 1821 verkocht hij het<br />
landgoed.<br />
Kort na de koop van Sonsbeek was hij door koop bovendien eigenaar geworden van het Malburgse<br />
veer met het veerhuis en de Margarethawaard te Malburgen (nabij Arnhem) en een deel van de<br />
Huissense uiterwaarden. Hij had dat gekocht met het oog op de veergelden. Herhaaldelijk lag hij met<br />
Provinciale Staten van Gelderland overhoop over het onderhouden van de Malburgse schaardam, de<br />
dam die de Margarethawaard moest beschermen. Na Theodorus’ dood verdwenen de Huissense<br />
goederen in vrouwelijke lijnen van zijn geslacht; het Malburgse veer en de Margarethawaard werden<br />
aan steenfabrikanten verkocht. 23<br />
Theodorus werd in <strong>De</strong>urne, Liessel, Alphen en Rietveld als heer opgevolgd door zijn vierde zoon Henri<br />
(1821-1870). Zijn eerste zoon, Jean Theodore, was in 1806 als baby gestorven. <strong>De</strong> tweede zoon,<br />
Theodorus (1808-1837) overleed al vóór zijn vader, en de derde zoon, Ferdinand Louis (1810-1878),<br />
had volgens de archieven van de arrondissementsrechtbank in Eindhoven op negenentwintigjarige<br />
leeftijd de verstandelijke vermogens van een zesjarige. Een oom van moederszijde werd in 1839 voor<br />
het kantongerecht te Asten aangesteld als curator voor Ferdinand Louis.<br />
Henri baron de Smeth (1821-1870) was van 1859 tot zijn dood in 1870 heer van de <strong>drie</strong> genoemde<br />
heerlijkheden. Zijn weduwe Louise C.J. van Brakell (1831-1884), dochter van de eigenaar van kasteel<br />
22 Correctie ten opzichte van de papieren versie: ‘Alphen en Rietveld’ is één heerlijkheid.<br />
23 Mulder, Keunen en Zwart, in voorbereiding.
Doorwerth nabij Arnhem, hertrouwde in 1879 met Jan Werner van Pallandt, heer van Oud-Beijerland.<br />
Henri verkocht omstreeks 1867 veel van de goederen die lang in handen van de aan de heer<br />
verwante families hadden behoord. Zo verkocht hij de boerderij Ten Velde aan de huidige<br />
Helmondseweg, die sinds 1436 onafgebroken in de lijn van de bezitters van het Groot Kasteel was<br />
geweest. Tevens verkocht hij de bezittingen op de Donschot, op de Berkt en in de Kampkens. <strong>De</strong>ze<br />
<strong>drie</strong> gebieden liggen <strong>tussen</strong> <strong>De</strong>urne en Liessel, ter weerszijden van de Liesselseweg. <strong>De</strong> bezittingen<br />
op de Donschot hielden verband met de daar aanwezige Heimolen. 24 Het lijkt erop dat hij al het bezit<br />
dat niet in de buurt van het Haageind of op het Riet lag, van de hand wilde doen.<br />
<strong>De</strong> Heimolen op de Donschot en de molen aan de Molenstraat waren al in 1855 door Henri’s vader<br />
aan de gemeente verkocht. <strong>De</strong> gemeente betaalde dat van het geld dat zij had ontvangen van de<br />
gebroeders Van de Griendt bij de verkoop van de veengronden in 1853.<br />
Theodore: actieve heer van <strong>De</strong>urne<br />
Henri baron de Smeth had twee zonen. <strong>De</strong> oudste, Theodore (1855-1924; in de familie Toto<br />
genoemd), kreeg na zijn vaders dood de heerlijkheden <strong>De</strong>urne en Liessel. We kunnen hem als de<br />
meest actieve heer met betrekking tot <strong>De</strong>urne van zijn familie beschouwen. Hij breidde het grondbezit<br />
uit met vele tientallen hectares en was actief in het <strong>De</strong>urnese verenigingsleven. Zo was hij zeer<br />
betrokken bij het St. Antoniusgilde en het St. Jorisgilde, en was hij beschermheer van de Harmonie in<br />
<strong>De</strong>urne en de handboogvereniging Willem Tell. Bovendien voerde <strong>tussen</strong> 1906 en 1908 een grootse<br />
restauratie uit van het Groot Kasteel. Daarnaast was hij een vermoed kunstverzamelaar. Het grootste<br />
deel van het jaar woonde hij samen met zijn vrouw Mary Fagel (1861-1929) in haar huis aan het<br />
Lange Voorhout 42 in ’s-Gravenhage. Tegenwoordig zetelt daar de Zwitserse ambassade. Hun<br />
huwelijk bleef kinderloos.<br />
Theodore Baron de Smeth (1855-1924) breidde het goederenbezit van de familie <strong>De</strong> Smeth ook uit<br />
met boerderijen en landbouwgronden in het toen nieuw ontgonnen gedeelte van <strong>De</strong>urne, Het Riet en<br />
de Nastreek. Of de familie zelf ook concreet de ontginningen stimuleerde, hebben we nog niet<br />
achterhaald.<br />
Een verkoop van onroerend goed in 1925 door de weduwe van de Theodore, Mary Fagel, waarvan de<br />
reden nog niet is achterhaald, maakte een eind aan het grootgrondbezit van de familie in <strong>De</strong>urne. Op<br />
het hoogtepunt had men 121 hectare grond in <strong>De</strong>urne. Na 1925 was dat nog maar 10 hectare,<br />
namelijk de beide kastelen met parken. Maar het Groot Kasteel bleef toen dus wel voor de familie<br />
behouden. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd het een groot aantal keren gefotografeerd,<br />
zodat we een goed beeld hebben van het kasteel in die tijd (afb. 8).<br />
Afb. 8 - Oost- en noordgevel van het Groot Kasteel vanaf het Haageind. Het linker gedeelte is het<br />
classicistische gedeelte uit de zeventiende eeuw; het rechter gedeelte is het veertiende-eeuwse<br />
gothische deel met de arkeltorentjes en de steunberen (Brabant-collectie Universiteit van Tilburg).<br />
24 <strong>De</strong> Heimolen werd enige decennia na 1855 verplaatst richting de kom van <strong>De</strong>urne (waar de Liesselseweg het<br />
spoor kruist) en brandde daar in 1944 af.<br />
13
Na de dood van Mary in 1929 werden onder meer de heerlijkheden <strong>De</strong>urne en Liessel en het Groot<br />
Kasteel vermaakt aan haar achterneef Theodore baron de Smeth (1919-1988; eveneens Toto<br />
genoemd), kleinzoon van haar man’s broer. <strong>De</strong> vader van de jonge Theodore werd eigenaar van de<br />
inboedel van het huis. Het Groot Kasteel werd niet permanent door de familie bewoond. Onder meer<br />
in de kerstperiode woonde Theodore in de dertiger jaren met zijn vader, stiefmoeder, broers Henri en<br />
Paul en halfbroer Jan op het Groot Kasteel of “Huis”, zoals zij het zelf noemden. <strong>De</strong> kinderen waren<br />
bevriend met de broers Wiegersma; Theodore met zijn bijna-leeftijdgenoot Pieter Wiegersma (1920),<br />
die later het Klein Kasteel zou betrekken.<br />
Theodore de Smeth had aan het begin van de jaren veertig zijn passie in het paardenrennen<br />
gevonden. In 1941 haalde hij met het paard Zoeklicht de derde prijs in de draverij om de zogenaamde<br />
Yoghurt-prijs. Nog in 1947 reed hij op de Arabische volbloed Edh-Dahab, afkomstig uit de koninklijke<br />
stallen van België. 25 Hij zat in 1946 in het ere-comité van het concours-hippique van de Rijvereniging<br />
“Rust-Roest”. Ook het voetbal lag na aan zijn hart. In 1942 stond hij mede aan de wieg van de fusie<br />
van de voetbalverenigingen <strong>De</strong>urne en <strong>De</strong>urania.<br />
Verwoesting Groot Kasteel in 1944<br />
Op 24 september 1944, tijdens de bevrijding van <strong>De</strong>urne, werd het Groot Kasteel met het kostbare<br />
interieur door Engels vuur verwoest. Daarbij ging ook het familiearchief van de familie <strong>De</strong> Smeth<br />
verloren. Over dat interieur zei Pieter Wiegersma, toen bewoner van het Klein Kasteel, in 1999 tegen<br />
een verslaggever van het Eindhovens Dagblad: Je kunt je er ook geen voorstelling van maken hoe<br />
prachtig het van binnen was. Verfijnd tot in de details. Als er een empire kamer was, was alles empire.<br />
<strong>De</strong> gordijnen, de roeden, de meubels, de bibelots, alles, de kandelaars, alles was dan empire. En zo<br />
waren er diverse kamers. Prachtige schilderijen. Een verzameling Meissen-porselein. Daar was na dat<br />
bombardement niets meer van. Nul. 26 Van het interieur zijn helaas slechts enkele foto’s bekend. 27<br />
Theodore Baron de Smeth overleefde met zijn secretaresse (zijn latere echtgenote) door in de kelder<br />
te schuilen en daar tijdens de brand uit te vluchten. In het Groot Kasteel zelf waren Duitse militairen<br />
aanwezig, zo vertelde Pieter Wiegersma in 1994 in een documentaire over de bevrijding van <strong>De</strong>urne.<br />
In 1949 verkocht de laatste particuliere eigenaar, Theodore baron de Smeth (1919-1988), de resten<br />
van het Groot Kasteel met het hele kasteelpark aan de gemeente <strong>De</strong>urne. Enkele jaren daarvoor had<br />
hij een deel van de inboedel, dat in het Dinghuis stond opgeslagen, openbaar verkocht. Theodore<br />
baron de Smeth werd na zijn vertrek uit <strong>De</strong>urne rooms-katholiek. Hij stamde uit een nederlandshervormde<br />
familie; sinds Rogier van Leefdael waren alle <strong>De</strong>urnese heren en vrouwen van de<br />
hervormde religie geweest. In de protestantse kerk uit <strong>De</strong>urne bevindt zich nog de “herenbank”, waar<br />
de familie <strong>De</strong> Smeth tijdens de kerkdienst plaatsnam.<br />
Consolidaties ruïne<br />
In 1952 volgde in opdracht van de eigenaresse, de gemeente <strong>De</strong>urne, de consolidatie van het Groot<br />
Kasteel waarbij helaas nog bestaand zeventiende-eeuws muurwerk en enig veertiende-eeuws<br />
muurwerk werd omgehaald wegens instabiliteit. Zo werd een deel van de nog volledig intacte<br />
noordgevel omgehaald. Achteraf bekeken had daar wellicht destijds voorzichtiger mee omgegaan<br />
moeten worden. <strong>De</strong> enige bewaard gebleven ruimte op de eerste verdieping, de voormalige eetzaal,<br />
werd ingericht als theehuis. Van 1959 tot 1965 was er de Oudheidkamer gehuisvest.<br />
Bij de consolidatie van 1952 werden de raamgaten dichtgemetseld en niet-stenen elementen (zoals<br />
de gehavende voordeur) verwijderd. Zo bleef de ruïne decennia lang staan. In de zestiger jaren<br />
volgde de restauratie van het Dinghuis, dat een periode lang als museum in gebruik was.<br />
Bij de consolidatie van de kasteelruïne in 2002 zijn de raamgaten weer geopend, is de bovenrand<br />
opnieuw opgemetseld en zijn de natuurstenen kozijnen vervangen (afb. 9). Door het opnieuw voegen<br />
van de muren werd een groot aantal bogen in de muur zichtbaar. Zo moet de eetzaal op de eerste<br />
etage ooit toegankelijk zijn geweest via een meters brede toegang (op het zuiden, links van de huidige<br />
deur) met gemetselde boog daarboven. Ook de westelijke gewelfkelder moet een soortgelijke toegang<br />
25 <strong>De</strong> <strong>De</strong>urnesche Courant, 27-06-1947<br />
26 Eindhovens Dagblad, 24-04-1999<br />
27 <strong>De</strong>ze werden in 1912 in het tijdschrift “Buiten” gepubliceerd.<br />
14
(op het zuiden) met gemetselde boog hebben gehad (afb. 10). <strong>De</strong> oostelijke gewelfkelder was<br />
eveneens via een gemetselde boog toegankelijk; de toegang daarvan lag op het oosten.<br />
<strong>De</strong> ruïne is weer voor een tijd bestand tegen weersinvloeden. In de voormalige eetzaal op de eerste<br />
etage en de twee gewelfkelders op de begane grond is sinds 1966 een jongerensociëteit gevestigd.<br />
Afb. 9 - <strong>De</strong> westgevel van de ruïne van het Groot<br />
Kasteel tijdens de consolidatie van 2002 in de<br />
steigers (foto door de auteur, zomer 2002).<br />
15<br />
Afb. 10 - Enkele gemetselde bogen in een<br />
voormalige binnenmuur van het Groot Kasteel<br />
tijdens de consolidatie van 2002. Linksonder is<br />
een kelderdeur te zijn met daarom een ruimere<br />
boog. Rechtsboven is de toegang tot de<br />
voormalige eetzaal; links daarvan een<br />
dichtgezette toegang met gemetselde boog (foto<br />
door de auteur, zomer 2002).<br />
Aan de familie <strong>De</strong> Smeth bleven in <strong>De</strong>urne slechts enkele herinneringen bestaan. <strong>De</strong> herenbank en<br />
het door de familie geschonken orgel 28 in de protestantse kerk zijn enkele tastbare herinneringen. In<br />
de wijk Vlier-noord werd rond 1990 een straat vernoemd naar Theodorus de Smeth (1710-1772), die<br />
als eerste van zijn geslacht de heerlijkheid en het Groot Kasteel in bezit had. <strong>De</strong>ze wijk ligt direct ten<br />
westen van het Groot Kasteel.<br />
Enkele hockeyverenigingen streden in 1948 nog om de Baron de Smeth-beker. Daarna vernemen we<br />
niets meer van deze wisselbeker. <strong>De</strong> wisselbeker was al in 1942 hoofdprijs van een hockeytournooi,<br />
en heette in 1944 nog de Peelbeker. Hij was geschonken door Baron de Smeth. Of de beker nog<br />
bestaat, is niet bekend.<br />
Het Kasteelpark van het Groot Kasteel<br />
Het Groot Kasteel heeft van de twee nog bestaande kastelen het meest aansprekende kasteelpark<br />
(afb. 11 en 12). Het park is openbaar toegankelijk, terwijl de tuin en het park van het Klein Kasteel<br />
privé-terrein zijn. Het park van het Groot Kasteel ligt in een beekdal van de Bakelse Aa en is door de<br />
aanwezige ijzeroerlagen vaak zeer drassig.<br />
Het park van het Groot Kasteel is een vroeg-negentiende eeuwse aanleg in Engelse landschapsstijl.<br />
Het gedeelte binnen de eigenlijke gracht vertoont op de Tranchot-kaart uit 1803 nog sporen van een<br />
aanleg in een meer formele stijl. Het buiten de gracht gelegen gedeelte wordt op de Tranchotkaart nog<br />
als beemd aangegeven. Dat gedeelte was wel al lang eigendom van de eigenaar van het Groot<br />
Kasteel; al in de vijftiende eeuw werd de beemd ten westen van de kasteelgracht genoemd als<br />
hertogelijk leen van de kasteeleigenaar.<br />
<strong>De</strong> verandering naar de Engelse landschapsstijl dateert vermoedelijk van na 1803. 29 Theodorus de<br />
Smeth, heer van <strong>De</strong>urne <strong>tussen</strong> 1801 en 1859, was vermoedelijk de opdrachtgever voor de aanleg.<br />
28 Het schenkingsplaatje is helaas van het orgel verdwenen.<br />
29 Dat de kasteeltuin dus in de zeventiende eeuw door Van Leeffdael werd aangelegd zoals door meerdere<br />
auteurs is beweerd, is dus onzin.
Hij had als eigenaar van huis en park Sonsbeek in Arnhem <strong>tussen</strong> 1806 en 1821 daar ook al het<br />
nodige op het gebied van de Engelse landschapsstijl laten doen.<br />
Af. 11 - Topografische kaart van het Haageind, verkend in 1892. Het kasteelpark van het Groot<br />
Kasteel (links) is nog (bijna) geheel ten zuiden van de Bakelse Aa (of Vlier) gelegen. (kaartencollectie<br />
Alterra, Wageningen).<br />
Afb. 12 - Topografische kaart van het Haageind, verkend in 1918. Het kasteelpark van het Groot<br />
Kasteel (links) is ten noorden van de Bakelse Aa (of Vlier) fors uitgebreid met gazons en bossages<br />
(kaartencollectie Alterra, Wageningen).<br />
Over de tuin binnen de eigenlijke grachten is weinig bekend. Vermoedelijk bestond dit in de<br />
negentiende eeuw vooral uit gazons. Rondom het plein voor Groot Kasteel en Dinghuis stond voor de<br />
oorlog een aantal forse, eeuwenoude lindes. Daarvan was er na de oorlog geen enkele meer over.<br />
16
Enkele waren al vóór de oorlog gekapt. Na de oorlog werd binnen de grachten een hertenweide<br />
aangelegd. In 1998 werden nieuwe lindes aangeplant, ditmaal in leivorm.<br />
Het park buiten de eigenlijke grachten werd in de eerste decennia van de negentiende eeuw<br />
aangelegd met een groot centraal gazon met daaromheen bomen en struiken. In het gazon lag (en<br />
ligt) een kleine vijver. Tussen 1892 en 1918 werd het kasteelpark door Theodore baron de Smeth,<br />
heer van <strong>De</strong>urne <strong>tussen</strong> 1870 en 1924, uitgebreid met een gedeelte ten noorden van de Bakelse Aa.<br />
Daarvoor werd het bouwland van één van de pachthoeven gebruikt.<br />
Van de plannen voor een familiebegraafplaats in het kasteelpark, waar kasteeleigenaar Theodore de<br />
Smeth in 1944 zich mee bezig hield, kwam door de verwoesting van het Groot Kasteel niets terecht.<br />
Hij was mogelijk op een idee gebracht door Hendrik Wiegersma, die in 1942 in Vlierden een<br />
familiebegraafplaats had laten aanleggen. 30<br />
Nadat de gemeente <strong>De</strong>urne in 1949 het kasteelpark had verworven, vonden er in de daarna komende<br />
decennia enkele veranderingen plaats. In het jongste stuk kasteelpark liet Martien van Doorne (zoon<br />
van dr. Hub van Doorne, oprichter van de DAF-fabrieken) een huis bouwen, dat zij noemden naar een<br />
veel zuidelijker gelegen gedeelte van de <strong>De</strong>urnese akker, namelijk <strong>De</strong> Wolfsberg. Hier is dus een<br />
terrein in een beekdal genoemd naar een elders gelegen hoger terrein (‘berg’), een wonderlijke<br />
verplaatsing van een toponiem. 31<br />
Er zijn plannen om in de toekomst bij huis <strong>De</strong> Wolfsberg in het kasteelpark ten noorden van de<br />
Bakelse Aa (of Vlier) nog een aantal landhuizen te bouwen. 32 Laten we hopen dat de naam Wolfsberg<br />
weer ooit terug verhuist naar zijn eigenlijke plek nabij de huidige Hogeweg in de kom van <strong>De</strong>urne, en<br />
niet wordt vastgelegd in een straatnaam op de verkeerde plek bij het Haageind. 33 Bovendien zou het<br />
bouwen van een aantal landhuizen het kasteelpark verder aantasten, ook al gaat het om een jonger<br />
gedeelte van het park. In een ander gedeelte van dat jongste stuk kasteeltuin werden na de laatste<br />
wereldoorlog tennisbanen aangelegd. Het meest noordelijke deel van dat jongste stuk verdween bij de<br />
aanleg van de provinciale weg Helmond-Venraij, in feite een doortrekking in zuidwestelijke richting van<br />
de Langstraat.<br />
Nog altijd hebben beide kasteelparken, zowel van het Klein als het Groot Kasteel, geen beschermde<br />
status. Slechts de kasteel- en bijgebouwen zijn beschermd. Dat zouden de parken zeker verdienen,<br />
zeker gezien de aantastingen die al gepleegd zijn en nog voor de deur staan!<br />
<strong>De</strong> Warande<br />
Niet ver van de beide kastelen lag aan de Langstraat, de weg naar Venraij, het jachtgebied van de<br />
heren van <strong>De</strong>urne, de Warande. <strong>De</strong> Warande lag in een heide- en stuifzandgebied ten noordwesten<br />
van het Haageind, op een hogere dekzandrug. Op afbeelding 1 is de Warande te herkennen als een<br />
rechthoekig vlak ten oosten van het woord Wasberg. Het was toen de kaart is gemaakt, in 1892, al<br />
bebost met naaldbomen.<br />
<strong>De</strong> oudste vermelding van de Warande stamt uit 1690. <strong>De</strong> ingezetenen van <strong>De</strong>urne moesten toen ten<br />
dienste van de heer van <strong>De</strong>urne, Rogier van Leefdael, een deel van de stuifzandduinen vergraven tot<br />
een “konijnswarande”, een gebied waar op konijnen gejaagd kon worden. Jagen zonder toestemming<br />
van de heer van <strong>De</strong>urne was er verboden. In 1872 werd een inwoner van <strong>De</strong>urne er rond 6 uur ’s<br />
ochtends betrapt met een geladen schietgeweer door onbezoldigd rijksveldwachter (en tevens<br />
jachtopziener van de heer), Antonie van Hoek. 34<br />
Bij de opmeting van het kadaster in 1832 was de Warande een rechthoekig afgepaald stuk van de<br />
heide (kadastraal bekend sectie H nr. 147) ter grootte van 12 hectare, 62 are en 70 centiare.<br />
Tussen 1872 en 1892 moet de Warande zijn bebost. Bij de verkoop van het grondbezit van de familie<br />
<strong>De</strong> Smeth in 1925 werd ook de Warande verkocht. <strong>De</strong> koper is nog onbekend. Na de Tweede<br />
Wereldoorlog werd hier door de gemeente <strong>De</strong>urne de villawijk van de Walsberg ontwikkeld. Op de<br />
plek van de voormalige Warande kwamen de straten Klingerveld, <strong>De</strong>nnenveld en Warande te liggen.<br />
30 Keunen, 2001, pag. 18-24<br />
31 <strong>De</strong> eigenlijke Wolfsberg was het akkergebied dat nu met woningen is bebouwd en wordt ingeklemd door Oude<br />
Liesselseweg, Martinetstraat, Wever en Molenstraat nabij het centrum van <strong>De</strong>urne. Het ontwikkelingsplan<br />
Centrum-Zuid valt binnen dit gebied. Wellicht biedt dat mogelijkheden voor een straatnaam “de Wolfsberg” !<br />
32 Eindhovens Dagblad, 07-06-2003<br />
33 Inmiddels is aan de Hogeweg in de afgelopen jaren het nieuwe winkelgebied Wolfsberg verrezen (LK, 10-01-<br />
2010).<br />
34 Spamer, in voorbereiding, “Toponiemen…”<br />
17
Pachthoeven<br />
<strong>De</strong> verschillende kasteeleigenaren bezaten ook een aantal hoeven in <strong>De</strong>urne, die door hen werden<br />
verpacht. Op de vijf belangrijkste hoeven uit de veertiende tot de achttiende eeuw zal hieronder kort<br />
worden ingegaan. 35 In afbeelding 13 zijn vier van de vijf hoeven aangegeven.<br />
Afb. 13 - Samengestelde kadastrale kaart van het Haageind in 1832, met daarop aangegeven het<br />
Klein Kasteel of Oud Huis (OH), het Groot Kasteel of Huis te <strong>De</strong>urne (HD) en de vier pachthoeven aan<br />
het Haageind (asterisk).<br />
Aan de huidige Helmondseweg nabij de huidige protestantse kerk van <strong>De</strong>urne lag de hoeve Ten<br />
Velde, een oud leengoed van de hertog van Brabant (in 1832 kadastraal bekend als E 3). Wellicht<br />
hebben we hier te maken met de oude laathof van Echternach. 36<br />
35 <strong>De</strong> hoeven die de Van Leeffdael’s uit hoofde van hun functie als rentmeester der geestelijke goederen hadden,<br />
zijn niet genoemd. Daar viel onder meer <strong>De</strong> Bottel onder.<br />
36 Spamer, 2002, pag. 21 e.v.<br />
18
Al <strong>tussen</strong> 1312 en 1350 was Everard van Doerne, broer van de toenmalige heer van <strong>De</strong>urne, leenman<br />
voor Ten Velde van de hertog. Hij heeft dat niet voor zijn familie behouden. In 1436 kocht zijn<br />
kleinzoon Everard van Doerne, al leenman van de hertog voor het Huis te <strong>De</strong>urne, het goed Ten<br />
Velde van Henric van Kuijk, en werd ermee beleend door de hertog. Vanaf dan blijft het in dezelfde<br />
bezitslijn als het Huis te <strong>De</strong>urne en is het vanaf 1519 dus een bezit van de heer van <strong>De</strong>urne. Over de<br />
huurders of pachters vanaf 1436 weten we nog niet erg veel. In 1626 werd het gepacht door een<br />
zekere Thijs de Bottel. Pas vanaf het laatste decennium van de zeventiende eeuw hebben we meer<br />
duidelijkheid over de pachters of huurders. Het werd in elk geval <strong>tussen</strong> 1736 en 1803 continu<br />
verpacht aan leden van de familie Van Hooff. Het was toen nog altijd eigendom van de heer van<br />
<strong>De</strong>urne. Henri baron de Smeth verkocht het goed Ten Velde in 1867 en in 1886 werd de oude<br />
boerderij tenslotte afgebroken door eigenaar Willem Kuunders. 37 <strong>De</strong> boerderij stond ten westen van<br />
de voormalige Wilhelminaschool, op de plek waar nu de Aaltje Reddingiusstraat begint.<br />
Vermeldenswaardig is nog, dat Ten Velde in 1678 als laathof werd ingesteld voor de afgesplitste<br />
heerlijkheid Liessel. Wellicht refereert dit aan de oude functie als Echternachse laathof.<br />
Ook de neerhuizing van het Oud Huis werd als boerderij verpacht (in 1832 kadastraal bekend als D<br />
370). Daarover hebben we eveneens weinig oude pachtgegevens. Het eerste pachtcontract waarin<br />
concreet wordt gesproken over verpachting van de neerhuizing alleen, dateert uit 1696. Goort Evert<br />
Gielens werd toen als pachter afgelost door Jan Luijcas Smits. <strong>De</strong> bijbehorende landbouwgronden<br />
lagen over <strong>De</strong>urne verspreid. Tot 1737 zouden telgen van de familie Smits de neerhuizing blijven<br />
pachten. Dat werd gewoon voortgezet toen in 1729 het Oud Huis door Sulyard van Leefdael verkocht<br />
moest worden en in handen van drossaard Pero de Cassemajor († 1745) kwam. Er werd bij de<br />
verkoop in 1729 onder meer een inspectie van de bouwmanswoning van het Klein Kasteel gehouden.<br />
<strong>De</strong> volledige lijst met reparaties is te omvangrijk om hier op te nemen. Er moest onder meer een<br />
nieuwe put worden geslagen, een nieuw duivenkot worden geplaatst, de kelder van de boerenwoning<br />
moest vernieuwd worden en de turfschop moest worden gerenoveerd.<br />
Na de familie Smits zouden in de achttiende eeuw onder meer de families Goorts, Van Hooff en<br />
Noijen de neerhuizing nog pachten. <strong>De</strong> neerhuizing werd in 1857 afgebroken.<br />
In het laatste decennium van de zeventiende eeuw zien we een grote activiteit van Rogier van<br />
Leefdael en zijn zoon Johan op het gebied van het aankopen van nieuwe pachthoeven. Van noord<br />
naar zuid (zie kaartje) zijn de volgende hoeven aangegeven:<br />
In 1691 werd een hoeve in de Wasberg aangekocht (in 1832 kadastraal bekend als C 378). <strong>De</strong>ze<br />
hoeve verdween samen met het Oud Huis in 1729 uit het bezit van de heer van <strong>De</strong>urne en werd<br />
eigendom van drossaard Pero de Cassemajor. Rond 1745 werd ze verkocht.<br />
In 1694 kocht Johan van Leefdael de hoeve tegenover de watermolen aan (in 1832 kadastraal bekend<br />
als C 385). Ook deze werd verpacht. In 1804 moeten er grote verbouwingen of nieuwbouw zijn<br />
geweest, want de jaarankers in dit nog altijd bestaande pand stammen uit dat jaar. Vermoedelijk is de<br />
hoeve tot omstreeks 1900 verpacht geweest als boerderij. Tussen 1892 en 1918 werd het daarbij<br />
behorende bouwland in opdracht van Baron de Smeth ingericht als park en bij de al bestaande<br />
kasteeltuin gevoegd. Het huis ging dienst doen als woning voor de rentmeester. Tussen 1918 en 1946<br />
was dat Sander Sukkel uit Maarsseveen met zijn gezin. Dit pand is een beschermd rijksmonument.<br />
In 1697 kocht Johan van Leefdael een “schone en welgelegen” hoeve ten zuidwesten van het Groot<br />
Kasteel aan het Haageind (in 1832 kadastraal bekend als C 488). <strong>De</strong> pachter, Jan Jansen<br />
Verhuijbrechts alias Meulendijks, was al sinds 1671 de pachter en mocht er blijven zitten. In 1729<br />
werd de hoeve na het faillissement van Gerard Sulyard van Leeffdael verkocht aan de pachter. Later<br />
werd de boerderij afgebroken. In 1901 werd er een forse langgevelboerderij gebouwd, die er nu nog<br />
staat.<br />
Samenvatting<br />
Concluderend kunnen we zeggen dat het hart van het heerlijkheidsbestuur tot in de tweede helft van<br />
de veertiende eeuw op het goed <strong>Ter</strong> Vloet aan de huidige Kerkeindseweg moet hebben gezeten. Dáár<br />
woonde de heer van <strong>De</strong>urne, die zich naar zijn goed ook “Van der Vloet” noemde. <strong>De</strong> heerlijkheid zelf<br />
was een Brabants leen, maar <strong>Ter</strong> Vloet was vermoedelijk een Cranendonks leen. Om nog<br />
onopgehelderde redenen betrok men vóór 1383 stroomopwaarts, dichterbij het nattere gebied aan het<br />
37 Meulendijks, 1997, pag. 74-77<br />
19
Haageind, een nieuwe residentie (het Oud Huis ofwel Klein Kasteel). Ernaast werd een nieuwe<br />
watermolen gebouwd. <strong>De</strong> status van Cranendonks leen verhuisde daar mee naartoe. Begin zestiende<br />
eeuw verschoof de status van “residentie van de heer” van het Oud Huis naar het vóór 1397<br />
gebouwde Huis te <strong>De</strong>urne (ook wel Groot Kasteel), eveneens aan het Haageind gelegen. Het Oud<br />
Huis verviel tot edelmanswoning, wat het Huis te <strong>De</strong>urne van 1395 tot het begin der zestiende eeuw al<br />
was geweest. Het Huis te <strong>De</strong>urne bleef residentie tot de afschaffing van de heerlijke rechten in de<br />
jaren twintig 38 van de twintigste eeuw en de verwoesting in 1944. Daarmee zijn de theorieën van<br />
Ouwerling, Van Asseldonk en Spamer 39 op belangrijke punten gewijzigd en aangescherpt. In afb. zijn<br />
de zaken samengevat. Oud Huis en Huis te <strong>De</strong>urne zijn hier met hun achttiende eeuwse namen Klein<br />
Kasteel en Groot Kasteel aangeduid. <strong>De</strong> naam “Slot van Peelland” voor het Klein Kasteel / Oud Huis<br />
is bovendien een foutieve naam, welke is ontstaan door misinterpretaties in de negentiende eeuw van<br />
een geschiedschrijver uit de zeventiende eeuw.<br />
Afb. 14 - Samengestelde kadastrale kaart van Kerkeind en Haageind in 1832 met een aanduiding van<br />
de ligging van de diverse in de tekst genoemde gebouwen. Overigens waren de oliemolen en het<br />
blokhuis in 1832 al afgebroken. <strong>De</strong>ze kaart is vervaardigd door A.P.G. Spamer te <strong>De</strong>urne.<br />
Dankwoord<br />
Dit artikel was niet mogelijk geweest zonder de bereidwillige hulp van Ton Spamer, Ludo Boeije,<br />
Pieter Koolen, Antoon Vissers, Hans Vogels en Arnoud-Jan Bijsterveld. <strong>De</strong> bronnenverzameling Docu<br />
Data <strong>De</strong>urne, bijeengebracht door de gelijknamige werkgroep van Heemkundekring H.N. Ouwerling te<br />
<strong>De</strong>urne, was een zeer goede bron van informatie.<br />
38 In de papieren publicatie staat foutief “dertig”.<br />
39 Spamer, manuscript, “<strong>Ter</strong> Vloet…”<br />
20
Genealogisch Genealogisch schema schema familie Van Doerne<br />
Gevard van Doerne<br />
(+ vóór 1334)<br />
Gevard van Doerne, ridder (+ vóór 1350) Everard van Doerne (+ vóór 1371)<br />
# ca. 1330 – vóór 1350<br />
<strong>Ter</strong> Vloet<br />
Willem (+ vóór 1381) Jan Catharina Gevard (+ vóór 1409)<br />
# vóór 1350 – vóór 1381 <strong>Ter</strong> Vloet <strong>Ter</strong> Vloet Huis te <strong>De</strong>urne<br />
<strong>Ter</strong> Vloet + Oud Huis?<br />
21<br />
Everard (+ vóór 1462)<br />
Gevard (+ vóór 1428) Willem Arnt Margriet Huis te <strong>De</strong>urne<br />
# vóór 1381 – vóór 1428 <strong>Ter</strong> Vloet<br />
<strong>Ter</strong> Vloet + Oud Huis<br />
Hendrick (+ 1508)<br />
Huis te <strong>De</strong>urne<br />
Jan (+ na 1462)<br />
# 1428 – 1456<br />
Oud Huis Everard (+ 1527)<br />
# 1519-1527<br />
Oud Huis + Huis te <strong>De</strong>urne<br />
+ Blokhuis te Liessel<br />
Hendrick sr. (+ 1545) Jan (+ 1606) Everaert (+ 1549) Hendrick jr. (+ na 1604)<br />
# 1527-1545 # 1545-1606 # 1545-1549 # 1545-1568<br />
Huis te <strong>De</strong>urne Oud Huis + Huis te <strong>De</strong>urne Oud Huis Blokhuis te Liessel<br />
# = periode als leenman lage jurisdictie<br />
cursief = eigendom of woonplek
Literatuurlijst<br />
Asseldonk, M. van, 2003. <strong>De</strong> Meierij ontrafeld. Plaatselijk bestuur, dorpsgrenzen en bestuurlijke<br />
indeling in de Meierij van ’s-Hertogenbosch, circa 1200-1832. Stichting Zuidelijk Historisch Contact,<br />
Tilburg.<br />
Beijers, Henk en Pieter Koolen, 1996. Vlierdens Verleden 721-1926. Historische opstellen over de<br />
oude heerlijkheid en de zelfstandige gemeente. Sint Willibrordusparochie Vlierden en<br />
Heemkundekring H.N. Ouwerling, <strong>De</strong>urne.<br />
Berkvens, R., 1998. Middeleeuwse archeologie in <strong>De</strong>urne; archeologische vondsten rondom het<br />
kastelencomplex van <strong>De</strong>urne. Archeologische werkgroep Heemkundekring H.N. Ouwerling,<br />
<strong>De</strong>urne/Asten.<br />
Keunen, L.J., 2001. Merkwaardige begraafplaatsen te <strong>De</strong>urne. D’n Uijtbeijndel, periodiek van<br />
Heemkundekring H.N. Ouwerling, nr. 49, winter 2001. <strong>De</strong>urne.<br />
Keunen, Luuk, in voorbereiding. Eeuwenoude misverstanden rond het zogenaamde “Slot van<br />
Peelland”. In 2004 te verschijnen in: D’n Uijtbeijndel, periodiek van Heemkundekring H.N. Ouwerling.<br />
<strong>De</strong>urne.<br />
Meulendijks, Th.H., 1997. Het <strong>De</strong>rp, ene zijde Kerkeind, andere zijde Vreekwijk. Helmond.<br />
Mulder, J.R., L.J. Keunen en A.J.M. Zwart, in voorbereiding. In de ban van de Betuwse dijken; deel 5,<br />
Malburgen/Bakenhof. Alterra, Wageningen. Te verschijnen in het voorjaar van 2004.<br />
Ouwerling, H.N., 1933. Geschiedenis der dorpen en heerlijkheden <strong>De</strong>urne, Liessel en Vlierden.<br />
Helmond.<br />
Spamer, A.P.G., in voorbereiding. Toponiemen <strong>De</strong>urne 1300-1900.<br />
Spamer, A.P.G., manuscript. <strong>Ter</strong> Vloet, oudste <strong>adellijke</strong> versterking in <strong>De</strong>urne.<br />
Spamer, Ton, 2002. Dochter van Echternach; de parochie <strong>De</strong>urne tot 1800. In: <strong>De</strong> St. Willibrorduskerk<br />
belicht. 1200 jaar <strong>De</strong>urnese geschiedenis. Lions Club, <strong>De</strong>urne.<br />
Steegh, A.W.A.Th., 1982. Het kastelencomplex <strong>De</strong>urne, site en situation. In: Kastelen in Brabant, van<br />
burcht tot landhuis. Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch.<br />
Gebruikte archieven<br />
Voor informatie hieromtrent wende men zich tot de auteur, via luuk.j.keunen@gmail.com<br />
22
Reacties<br />
Naar aanleiding van het artikel kwam in juni 2005 een schrijven binnen van dhr. Pieter Wiegersma<br />
(1920-2009), bewoner van het Klein Kasteel tot 1999. <strong>De</strong> volgende aanvullingen werden gegeven:<br />
- <strong>De</strong> archeologische vondsten, gedaan op het terrein van het Klein Kasteel, waren in 2005 nog<br />
in bezit van Wiegersma;<br />
- Het linker gedeelte van het Klein Kasteel werd nadat Wiegersma uit het atelier was vertrokken<br />
verbouwd tot kunsthandel van zijn zoon Tjerk;<br />
- <strong>De</strong> haardplaat uit 1644 op het Klein Kasteel werd geplaatst door Wiegersma en was afkomstig<br />
uit de collectie van zijn vader.<br />
- Wiegersma miste bij de beschrijving de hal met twee boogvormige doorgangen (waarvan de<br />
linker gesloten). In de boog zijn twee wapenschilden verwerkt – een mannelijk en de ovaal om<br />
het vrouwelijk wapenteken.<br />
- In de oorlog woonde Wiegersma met vrouw en kind bij Toto en zijn aanstaande vrouw (toen<br />
secretaresse). Het Klein Kasteel was toen gevormd door de afdeling Brandweer van de<br />
Duitsers. Meubels en kunstwerken mochten worden meegenomen.<br />
- SS’ers moesten het kasteel verdedigen tegen de Engelsen. Toto en zijn vrouw mochten<br />
blijven, Wiegersma, vrouw en kind werden weggestuurd zonder iets te mogen meenemen. Bij<br />
de beschieting kwamen de 16 SS’ers om, de laatste op de rand van de gracht. Toto en zijn<br />
vrouw ontkwamen via de smalle grasrand rond het kasteel, en gingen naar <strong>De</strong> Wieger.<br />
- Bij de verkoop in 1948 kocht Wiegersma een antieke ronde klaptafel voor 1,50 gulden, die nog<br />
steeds in familiebezit is.<br />
- <strong>De</strong> huidige ruimte van Walhalla is niet de eetkamer, maar Toto’s zitkamer met open haard. <strong>De</strong><br />
eetkamer was links in de gang met de serveerkamer die een kleine lift had naar de keuken<br />
beneden.<br />
- Toto en Marijke vertrokken na twee burgemeesterschappen na zijn dienst naar Zuid-Frankrijk.<br />
In het huis daar stonden nog enkele kleine herinneringen aan de vroegere glorie. Beiden zijn<br />
aldaar overleden.<br />
23