BW12-0597 Aanvraag omgevingsvergunning 1e fase voor het ...
BW12-0597 Aanvraag omgevingsvergunning 1e fase voor het ...
BW12-0597 Aanvraag omgevingsvergunning 1e fase voor het ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
2. Besluitvorming<br />
De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig <strong>het</strong> bepaalde in Hoofdstuk 3 van de Wet<br />
algemene bepalingen omgevingsrecht. De aanvraag is getoetst aan Hoofdstuk 2 van de Wet<br />
algemene bepalingen omgevingsrecht. Verder is de aanvraag getoetst aan <strong>het</strong> Besluit<br />
omgevingsrecht en de Ministeriele regeling omgevingsrecht.<br />
3. Procedureel<br />
Gegevens aanvrager<br />
Op 13 maart 2012 hebben wij een aanvraag <strong>omgevingsvergunning</strong> als bedoeld in de Wet algemene<br />
bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van:<br />
Gemeente Heerhugowaard<br />
J.T. Dijkstra<br />
Postbus 390<br />
1700 AJ Heerhugowaard<br />
Bevoegd gezag<br />
Gelet op bovenstaande projectbeschrijving en <strong>het</strong> bepaalde in hoofdstuk 3 van <strong>het</strong> Besluit<br />
omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij <strong>het</strong> bevoegd gezag om de integrale<br />
<strong>omgevingsvergunning</strong> te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk <strong>voor</strong><br />
verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de<br />
fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu en natuur. Verder dienen wij er<strong>voor</strong> zorg te dragen dat de<br />
aan de <strong>omgevingsvergunning</strong> verbonden <strong>voor</strong>schriften op elkaar zijn afgestemd.<br />
Ontvankelijkheid<br />
Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag <strong>voor</strong> een geharmoniseerde regeling van de<br />
indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag om een<br />
<strong>omgevingsvergunning</strong> moeten worden gesteld om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De<br />
regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van <strong>het</strong> Bor, met een nadere uitwerking in de Ministeriële<br />
regeling omgevingsrecht (Mor).<br />
Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op<br />
ontvankelijkheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat <strong>voor</strong> een goede<br />
beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook<br />
ontvankelijk en in behandeling genomen.<br />
Ter inzage legging<br />
Het <strong>voor</strong>nemen van burgemeester en wethouders tot <strong>het</strong> verlenen van de <strong>omgevingsvergunning</strong> (<strong>het</strong><br />
ontwerpbesluit) is gepubliceerd in <strong>het</strong> Heerhugowaards Nieuwsblad/Stadskrant waarna deze zes<br />
weken ter inzage heeft gelegen. Een ieder had de mogelijkheid zienswijzen in te dienen tegen dit<br />
<strong>voor</strong>nemen.<br />
Tegen <strong>het</strong> <strong>voor</strong>nemen zijn wel zienswijzen binnengekomen van de heer en mevrouw Tromp,<br />
wonende aan Stationsweg 115. En de heren G. en R. Borghuis en mevrouw C. van der Beek, als<br />
gezamenlijk eigenaar van Stationsweg 114, 114a en 114b.<br />
Advies, aanwijzing minister, verklaring van geen bedenkingen<br />
In de Wabo en <strong>het</strong> Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of<br />
betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op <strong>het</strong> bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de<br />
artikelen 6.1 tot en met 6.5 van <strong>het</strong> Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan de volgende instantie<br />
gezonden:<br />
Pagina 3 van 11
graden)op de rijrichting en zeer dicht onder de brug. Dit is een niet waarschijnlijke situatie<br />
gezien de hogere toegestane snelheid (80km/u) en de nabijheid van de kruising<br />
Westtangent/Westerweg. Daarnaast verbeteren de huidige zichtlijnen doordat een aantal<br />
bomen langs de Westerweg wordt gekapt en de lage begroeiing wordt aangepast. Daarnaast<br />
zorgt de fietsbrug <strong>voor</strong> meer fietsers die uitgebreid zicht hebben op <strong>het</strong> mogelijk te realiseren<br />
pand.<br />
Ten aanzien van de gestelde beperking van <strong>het</strong> zicht op de showroom merken wij nogmaals<br />
op dat er tussen <strong>het</strong> perceel van de indieners van de zienswijzen en de brug aaneengesloten<br />
bebouwing tot 18 meter hoog mogelijk is . Eeuwigdurend vrij zicht of uitzicht is echter geen<br />
recht. Er moet altijd rekening gehouden worden met een toekomstige ontwikkeling. Er kan<br />
dan ook niet gesteld worden dat er een recht geldt op vrijblijvend zicht of sprake van een<br />
grote waardedaling. De huidige zichtbaarheid kan immers op basis van de nu geldende<br />
regels sterk beperkt worden.<br />
4. Er is een alternatieve sc<strong>het</strong>s ingediend door de indieners van de zienswijze. Deze<br />
alternatieve sc<strong>het</strong>s <strong>voor</strong>ziet in een stedelijke ontwikkeling. De door de indieners van de<br />
zienswijze ingediende plannen zijn door de fietsbrug niet meer uitvoerbaar. De onderste 3 tot<br />
4 verdiepingen zullen niet zichtbaar zijn vanaf de provinciale weg en kijken tegen de fietsbrug<br />
aan dat maakt deze alternatieve sc<strong>het</strong>s niet haalbaar.<br />
Dit onderdeel van de zienswijze verbaast ons ten zeerste. Het door de indieners verzonden<br />
plan is verstuurd en door de indieners toegelicht, maar er heeft op geen enkele wijze<br />
besluitvorming over plaatsgevonden. Het ingediende sc<strong>het</strong>splan is uitsluitend en alleen een<br />
visie van de indieners zelf, maar is niet getoetst op haalbaarheid, planologische effecten,<br />
milieutechnische belemmeringen, inpassing in de omgeving en aansluiting op de<br />
beleidsmatige visie <strong>voor</strong> <strong>het</strong> gebied. Het is onbegrijpelijk dat de indieners van de zienswijze<br />
op <strong>het</strong> idee komen dat er rekening gehouden moet worden met een eenzijdig plan dat nog<br />
dermate prematuur is. Wij zijn bereid om de mogelijkheden <strong>voor</strong> dit perceel te bespreken,<br />
maar <strong>voor</strong>dat hierover besluitvorming kan plaatsvinden moet de Structuurvisie <strong>voor</strong> <strong>het</strong><br />
Stationsgebied vastgesteld worden. Deze visie dient immers als beleidskader <strong>voor</strong> de<br />
verdere ontwikkeling van dit gebied.<br />
Daarbij merken wij in algemene zin op dat bij <strong>het</strong> opstellen van herontwikkelingsplannen<br />
rekening gehouden moet worden met de omgeving en de plannen die in de omgeving reeds<br />
in ontwikkeling zijn. Bij een alternatieve sc<strong>het</strong>s moet dus rekening gehouden worden met de<br />
fietsbrug en niet andersom. De fietsbrug is immers al geruime tijd <strong>voor</strong>zien en de<br />
vergunningverleningprocedure is al enige tijd geleden gestart.<br />
5. De indieners van de zienswijzen zijn van mening dat er sprake is van schade als gevolg van<br />
deze ontwikkeling en verzoeken om een vergoeding daarvan.<br />
Zoals al aangegeven zijn wij van mening dat er sprake is van een geringe aantasting gezien<br />
de bestaande bouwrechten in de omgeving. De aanleg van een goede en veilige<br />
fietsverbinding en <strong>het</strong> verbeteren van de doorstroming op de Westerweg door <strong>het</strong> wegnemen<br />
van de fietsstromen op de gelijkvloerse kruising met de Zuidtangent wegen zwaarder dan<br />
deze negatieve effecten. Voor zover er sprake is van schade kan er een verzoek <strong>voor</strong> een<br />
tegemoetkoming van de schade worden ingediend. Dit maakt echter geen deel uit van deze<br />
procedure.<br />
6. De indieners van de zienswijzen kunnen niet vaststellen of de ontwikkeling past binnen<br />
gemeentelijk, regionaal en provinciaal beleid.<br />
Pagina 7 van 11
De ontwikkeling past in deze beleidsvisies. De ruimtelijke onderbouwing zal op dit punt<br />
worden aangevuld.<br />
7. Gesteld wordt dat er in <strong>het</strong> kader van de nog volgende <strong>fase</strong> van de Omgevingsvergunning<br />
onderzoek wordt gedaan naar de bodemkwaliteit. Dit is niet mogelijk gezien <strong>het</strong> limitatief<br />
imperatieve stelsel van de procedure. De geschiktheid van de bodemkwaliteit dient nu<br />
onderzocht te worden. Nu <strong>het</strong> inzicht hierin ontbreekt is <strong>het</strong> ontwerp in strijd met een goede<br />
ruimtelijke ordening.<br />
In de Regeling omgevingsrecht (Indieningsvereisten) <strong>voor</strong> de <strong>omgevingsvergunning</strong> staat <strong>het</strong><br />
volgende vermeld in H 2(indieningsvereisten vanwege bouwactiviteiten):<br />
Artikel 2.4. Overige <strong>voor</strong>schriften bouwverordening<br />
In of bij de aanvraag om een vergunning <strong>voor</strong> een bouwactiviteit verstrekt de aanvrager ten<br />
behoeve van toetsing aan de overige <strong>voor</strong>schriften van de bouwverordening een<br />
onderzoeksrapport betreffende verontreiniging van de bodem, gebaseerd op onderzoek dat<br />
is uitgevoerd door een persoon of een instelling die daartoe is erkend op grond van <strong>het</strong><br />
Besluit bodemkwaliteit.<br />
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt expliciet de mogelijkheid om de<br />
vergunning ge<strong>fase</strong>erd aan te vragen. Het is aan de aanvrager om te bepalen of hij een<br />
vergunning ge<strong>fase</strong>erd aanvraagt (30 844, nr. 11 blz. 5). Er is echter sprake van één<br />
vergunning, maar de beoordeling van de aanvraag en de besluitvorming daaromtrent vindt in<br />
twee <strong>fase</strong>n plaats. Elke <strong>fase</strong> vormt een op zichzelf staand appellabel besluit gericht op<br />
rechtsgevolg. Beide besluiten, indien positief, vormen gezamenlijk de <strong>omgevingsvergunning</strong>.<br />
De activiteiten kunnen pas plaatsvinden als de besluiten <strong>voor</strong> beide <strong>fase</strong>n zijn verkregen. Er<br />
staat dan ook niets in de weg om op deze wijze de vergunning ge<strong>fase</strong>erd aan te vragen nu<br />
uit de algemene bodemkwaliteitskaart en <strong>het</strong> huidige gebruik blijkt dat er geen<br />
belemmeringen te verwachten zijn.<br />
8. Er is onderzoek gedaan naar de Flora & Fauna middels een Quickscan. Volgens de<br />
Quickscan is er geen nader onderzoek noodzakelijk. De indieners zijn van mening dat de<br />
Quickscan onvoldoende duidelijk is over de beschermde soorten die zich in <strong>het</strong> gebied<br />
bevinden en welke gevolgen de aanleg heeft <strong>voor</strong> de soorten. Nu dit niet inzichtelijk is kan<br />
onvoldoende worden vastgesteld wat de gevolgen <strong>voor</strong> de beschermde soorten zijn.<br />
Er is door een deskundig bureau op een juiste wijze onderzoek gedaan naar de aanwezige<br />
waarden. Er worden geen concrete aanknopingspunten <strong>voor</strong> twijfel aan de juistheid of<br />
volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht. Wij kunnen deze mening slechts <strong>voor</strong><br />
kennisgeving aannemen en gaan uit van de juistheid van dit advies.<br />
9. Er is een Quickscan naar de archeologische situatie opgesteld. Hierin wordt geconcludeerd<br />
dat een gedeelte van de ontwikkeling valt binnen een gebied waar nader onderzoek moet<br />
worden gedaan bij een bodemroering dieper dan 40 cm. Vervolgens wordt echter<br />
geconcludeerd dat er geen nader onderzoek noodzakelijk is. De quickscan is onderling<br />
tegenstrijdig.<br />
Deze conclusie berust op een onjuiste lezing van <strong>het</strong> rapport. In de Quickscan wordt duidelijk<br />
aangegeven dat <strong>het</strong> overgrote deel van de fietsbrug binnen een gebied ligt waar nader<br />
onderzoek pas vereist is bij een diepte van meer dan 40 centimeter en een oppervlakte van<br />
10.000 m2. Daarnaast ligt een klein deel van de fietsbrug binnen een gebied waar nader<br />
onderzoek pas vereist is bij een diepte van meer dan 40 centimeter en een oppervlakte van<br />
500 m2. Aan beide <strong>voor</strong>waarden (minimaal oppervlakte en diepte) moet voldaan worden<br />
Pagina 8 van 11
11. Gezien <strong>het</strong> bovenstaande is de indiener van de zienswijze van mening dat er sprake van<br />
strijd met <strong>het</strong> evenredigheidsbeginsel, <strong>het</strong> motiveringsbeginsel en <strong>het</strong><br />
zorgvuldigheidsbeginsel. Er wordt verzocht om geen medewerking te verlenen.<br />
Wij kunnen deze mening niet delen. Wij zullen wel de conclusies over landelijk, provinciaal en<br />
regionaal beleid in de ruimtelijke onderbouwing nog aanvullen en de nadere visualisaties bij<br />
de vergunningverlening betrekken. De diverse onderdelen van de zienswijze zijn beoordeeld<br />
en geven geen aanleiding om af te zien van <strong>het</strong> verlenen van medewerking.<br />
Wij hebben de zienswijzen van de familie Tromp overwogen en komen tot de volgende bevindingen:<br />
12. De indieners van de zienswijzen zijn van mening dat de brug een behoorlijke impact heeft op<br />
de Stationsweg en hun perceel door de hoeveelheid fietsers en <strong>het</strong> zicht vanaf de brug op de<br />
tuin. Heeft dit gevolgen <strong>voor</strong> de waarde van de woning?<br />
De situering van de brug is juist zo gekozen om er<strong>voor</strong> te zorgen dat er zo min mogelijk<br />
rechtstreeks zicht is op de <strong>het</strong> perceel van de indieners van de zienwijzen. De op/afritten van<br />
de brug bevinden zich aan de noordzijde om <strong>het</strong> zicht op woningen met tuinen zoveel<br />
mogelijk te beperken. De afstand van de brug tot de woning aan Stationsweg 115 bedraagt<br />
ongeveer 68 meter en tot <strong>het</strong> direct omliggende erf van de woning ongeveer 62 meter. Dit<br />
zijn geen ongebruikelijke afstanden in een bebouwde omgeving en is voldoende <strong>voor</strong> behoud<br />
van privacy. Er is slechts een beperkte aantasting van de privacy ten opzichte van de<br />
bestaande situatie. Ons college vindt in dit geval de verkeersveiligheid van fietsers opwegen<br />
tegen deze beperkte aantasting van de privacy en acht daarmee de fietsbrug aanvaardbaar.<br />
Het karakter van de Stationsweg wordt inderdaad anders. Er wordt een inrichtingsplan <strong>voor</strong><br />
de openbare weg gemaakt.Voor zover er sprake is van schade kan er een verzoek <strong>voor</strong> een<br />
tegemoetkoming van de schade worden ingediend na <strong>het</strong> onherroepelijk worden van de<br />
<strong>omgevingsvergunning</strong>. Dit verzoek maakt echter geen deel uit van deze procedure. Bij <strong>het</strong><br />
indienen van deze aanvraag moet men rekening houden met <strong>het</strong> feit dat er geen recht is op<br />
een eeuwigdurend vrij uitzicht en geen aantasting van de privacy. Dit moet worden<br />
beschouwd als een normaal maatschappelijk risico. Als de schade die ontstaat minder is dan<br />
2% van de waardedaling van <strong>het</strong> onroerend goed, komt deze <strong>voor</strong> rekening <strong>voor</strong> indiener van<br />
<strong>het</strong> verzoek tot tegemoetkoming van de schade.<br />
13. Men maakt zich zorgen over hoe de Stationsweg wordt ingericht en of men nog veilig de<br />
eigen inrit veilig op- en afgereden kan worden. Hoe wordt de kruising met de Industriestraat<br />
ingericht?<br />
Bewoners van de Stationsweg worden uitgenodigd bij <strong>het</strong> opstellen van <strong>het</strong> definitief<br />
inrichtingsplan van dit gedeelte van de Stationsweg. Voor de fietsoversteek met de<br />
Industriestraat is al een sc<strong>het</strong>sontwerp opgesteld.<br />
14. Men vraagt zich af hoe <strong>het</strong> straks geregeld is met <strong>het</strong> onderhoud en beheer in de<br />
Stationsweg en zwerfafval dat meer verkeer in de straat met zich meebrengt.<br />
De brug en de Stationsweg zitten in de strooiroute als onderdeel van een hoofd<br />
fietsverbinding. Het groenbeheer zal conform <strong>het</strong> beleid worden uitgevoerd <strong>voor</strong> deze straat.<br />
Het plaatsen van een blikvanger wordt door de projectleider besproken met de afdeling<br />
Wijkbeheer.<br />
15. De bushalte <strong>voor</strong> de Interliner aan de N242 is geprojecteerd naast de woning van de<br />
indieners van de zienswijze. Men vreest geluidsoverlast en wil een duidelijke aanlooproute<br />
om ongewenste bezoekers in de tuin te weren.<br />
Pagina 10 van 11