Het onderzoek ter terechtzitting in strafzaken voor de ... - Njb
Het onderzoek ter terechtzitting in strafzaken voor de ... - Njb
Het onderzoek ter terechtzitting in strafzaken voor de ... - Njb
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
<strong>strafzaken</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>:<br />
Een eerlijk proces <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte of overgeleverd aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
Naam: Valérie D’Elfant<br />
Stu<strong>de</strong>ntnummer: S556347<br />
Scriptiebegelei<strong>de</strong>rs: Mevr. mr. S.B.G. Kierkels<br />
Dhr. mr. dr. H. Gommer<br />
1
<strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
<strong>strafzaken</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>:<br />
Een eerlijk proces <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte of overgeleverd aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
Naam: Valérie D’Elfant<br />
Stu<strong>de</strong>ntnummer: S556347<br />
Studie: Rechtsgeleerheid<br />
Accent: Strafrecht<br />
On<strong>de</strong>rwijs<strong>in</strong>stell<strong>in</strong>g: Tilburg University<br />
Scriptiebegelei<strong>de</strong>rs: Mevr. mr. S.B.G. Kierkels<br />
Dhr. mr. dr. H. Gommer<br />
Datum: 15 juni 2011<br />
2
Voorwoord<br />
Deze scriptie is geschreven <strong>ter</strong> afsluit<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> mas<strong>ter</strong> rechtsgeleerdheid met het accent<br />
strafrecht.<br />
<strong>Het</strong> on<strong>de</strong>rwerp van mijn <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> werd aangedragen door <strong>de</strong> heer mr. dr. Gommer. In zijn<br />
privéleven werd hij geconfronteerd met een strafzaak <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>, waar naar zijn<br />
men<strong>in</strong>g het recht op een eerlijk proces tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze strafzaak met voeten<br />
getre<strong>de</strong>n werd. Naar aanleid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze strafzaak werd een <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>steam samengesteld<br />
met als doel <strong>in</strong>zicht te verkrijgen <strong>in</strong> hoe het recht op een eerlijk proces tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />
van een strafzaak bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> gewaarborgd wordt. Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> heeft<br />
plaatsgevon<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> rechtbank Tilburg, behoren<strong>de</strong> tot het arrondissement Breda. Er volgen<br />
nog meer<strong>de</strong>re <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en, uitgevoerd door <strong>de</strong> overige <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>sle<strong>de</strong>n, bij verschillen<strong>de</strong><br />
arrondissementen.<br />
Om <strong>in</strong>zicht te verkrijgen hoe het recht op een eerlijk proces <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk gewaarborgd wordt,<br />
wordt aan <strong>de</strong> hand van li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> een overzicht gegeven van <strong>de</strong> vereisten waaraan<br />
een kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> een strafzaak dient te voldoen zodat het recht op een eerlijk proces<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van een strafzaak gewaarborgd is. Vervolgens wordt een aantal<br />
psychologische valkuilen beschreven die <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> bij het nemen van zijn besliss<strong>in</strong>g<br />
kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n en ten slotte werd <strong>de</strong>ze theoretische beschrijv<strong>in</strong>g getoetst aan <strong>de</strong> praktijk<br />
mid<strong>de</strong>ls het bijwonen van <strong>strafzaken</strong> door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>.<br />
Ik was zeer enthousiast hier <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar te verrichten, vanwege mijn grote gevoel <strong>voor</strong><br />
rechtvaardigheid. Mijn gevoel <strong>voor</strong> rechtvaardigheid gaat bei<strong>de</strong> kanten op; zowel <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
rechten van het slachtoffer van een <strong>de</strong>lict, die vertegenwoordigd wordt door het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie, als <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rechten van een verdachte. De resultaten van dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> dragen bij<br />
aan het bevor<strong>de</strong>ren van een goe<strong>de</strong> en rechtvaardige rechtsgang <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong>.<br />
Daarnaast vond ik het bijzon<strong>de</strong>r plezierig dat dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>in</strong><strong>ter</strong>discipl<strong>in</strong>air is. Zowel het<br />
strafprocesrecht werd on<strong>de</strong>rzocht, als <strong>de</strong> <strong>voor</strong> mij nieuwe discipl<strong>in</strong>e rechtspsychologie.<br />
Geduren<strong>de</strong> mijn opleid<strong>in</strong>g was ik hier nog niet mee <strong>in</strong> aanrak<strong>in</strong>g gekomen en dit heeft mijn<br />
kennis ten aanzien van het recht verbreed.<br />
Ten slotte ervoer ik het als bijzon<strong>de</strong>r plezierig dat er twee verschillen<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong>s<br />
gebruikt wer<strong>de</strong>n, namelijk li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> en veld<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. Door zelf actief <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
te doen door het bijwonen van <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> werd het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> een stuk<br />
levendiger.<br />
Dan rest het mij enkel nog mijn dank uit te spreken naar mevrouw mr. Kierkels en <strong>de</strong> heer mr.<br />
dr. Gommer <strong>voor</strong> hun begeleid<strong>in</strong>g geduren<strong>de</strong> mijn <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>.<br />
Valérie D’Elfant<br />
Tilburg, 15 juni 2011<br />
3
Inhoudsopgave<br />
Lijst van enige begrippen…………………………………………………………. 8<br />
Lijst van enige afkort<strong>in</strong>gen……………………………………………………...... 10<br />
Lijst van websites…………………………………………………………………. 11<br />
H1 Inleid<strong>in</strong>g………………………………………………………………………. 12<br />
H 2 On<strong>de</strong>rzoeksopzet…………………………………………………………….. 13<br />
§ 2.1 On<strong>de</strong>rwerp……………………………………………………………….. 13<br />
§ 2.1.1 Rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n……………………………………………………….. 14<br />
§ 2.1.2 Probleembeschrijv<strong>in</strong>g…………………………………………………….. 14<br />
§ 2.2 Doel……………………………………………………………………… 14<br />
§ 2.3 Centrale vraag……………………………………………………………. 14<br />
§ 2.4 Theoretisch ka<strong>de</strong>r………………………………………………………... 14<br />
§ 2.5 Subvragen………………………………………………………………... 15<br />
§ 2.6 Metho<strong>de</strong>n van <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>………………………………………………… 16<br />
§ 2.7 Relevantie………………………………………………………………... 16<br />
§ 2.7.1 Maatschappelijke relevantie……………………………………………... 16<br />
§ 2.7.2 Wetenschappelijke relevantie……………………………………………. 16<br />
H 3 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong><br />
Europees perspectief……………………………………………………………... 18<br />
§ 3.1 Artikel 6 lid 1 EVRM…………………………………………………… 19<br />
§ 3.1.1 <strong>Het</strong> recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>……………………………………… 19<br />
§ 3.1.2 Recht op behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn……………………... 20<br />
§ 3.1.3 Recht op openbare behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en openbare uitspraak………………….. 21<br />
§ 3.1.4 Recht op een bij <strong>de</strong> wet <strong>in</strong>gestel<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke <strong>in</strong>stantie………………… 21<br />
§ 3.1.5 Rech<strong>ter</strong>lijke onafhankelijkheid…………………………………………... 21<br />
§ 3.1.6 Rech<strong>ter</strong>lijke onpartijdigheid……………………………………………... 21<br />
§ 3.1.7 <strong>Het</strong> recht op een eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g…………………………………… 22<br />
§ 3.2 Artikel 6 lid 2 EVRM…………………………………………………… 23<br />
Blz.<br />
4
§ 3.2.1 Onschuldpresumptie…………………………………………………….. 24<br />
§ 3.2.2 Nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel…………………………………………………… 24<br />
§ 3.3 Artikel 6 lid 3 EVRM……………………………………………………. 25<br />
§ 3.3.1 <strong>Het</strong> recht op <strong>in</strong>formatie…………………………………………………... 25<br />
§ 3.3.2 <strong>Het</strong> recht te beschikken over voldoen<strong>de</strong> tijd en faciliteiten <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g……………………………………….. 25<br />
§ 3.3.3 <strong>Het</strong> recht zich te ver<strong>de</strong>digen en het recht op (kosteloze) rechtsbijstand… 26<br />
§ 3.3.4 <strong>Het</strong> recht bewijsma<strong>ter</strong>iaal te <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en mid<strong>de</strong>ls on<strong>de</strong>rvrag<strong>in</strong>g van<br />
getuigen en <strong>de</strong>skundigen………………………………………………… 27<br />
§ 3.3.5 Recht op tolk…………………………………………………………….. 27<br />
§ 3.4 Rechten <strong>voor</strong>tvloeiend uit artikel 6 EVRM……………………………… 28<br />
§ 3.4.1 <strong>Het</strong> recht <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aanwezig te mogen zijn……………………… 28<br />
§ 3.4.2 <strong>Het</strong> recht <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te kunnen volgen…………………………….. 28<br />
§ 3.4.3 <strong>Het</strong> recht op tegen<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>…………………………………………….. 28<br />
H 4 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong><br />
nationaal perspectief……………………………………………………………... 30<br />
§ 4.1 De Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g………………………………………….. 30<br />
§ 4.2 Algemene uitgangspunten en beg<strong>in</strong>selen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g ten aanzien van rech<strong>ter</strong>s………………………………….. 31<br />
§ 4.2.1 Geschreven uitgangspunten en rechtsbeg<strong>in</strong>selen………………………… 31<br />
§ 4.2.2 Ongeschreven uitgangspunten en rechtsbeg<strong>in</strong>selen……………………… 34<br />
§ 4.3 Uitgangspunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
<strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g…………………………………………………………. 35<br />
§ 4.3.1 De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>………………… 35<br />
§ 4.3.2 Nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel…………………………………………………… 38<br />
§ 4.3.3 Onschuldpresumptie……………………………………………………... 38<br />
§ 4.3.4 <strong>Het</strong> onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel…………………………………………... 39<br />
§ 4.3.5 In<strong>ter</strong>ne openbaarheid…………………………………………………….. 40<br />
§ 4.3.6 Ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid……………………………………………………. 42<br />
§ 4.4 Rechten tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g………………………… 42<br />
§ 4.4.1 Compleetheid van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g……………………… 42<br />
§ 4.4.2 Cautie……………………………………………………………………. 42<br />
§ 4.4.3 <strong>Het</strong> oproepen van getuigen à <strong>de</strong>charge en <strong>de</strong>skundigen…………………. 43<br />
§ 4.4.4 Voorlez<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> processtukken………………………………………... 44<br />
§ 4.4.5 Pleidooi en laatste woord……………………………………………….... 45<br />
§ 4.4.6 Na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>…………………………………………………………. 46<br />
§ 4.4.7 Waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van bewijs door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>…………………………………... 47<br />
§ 4.4.8 Afstand recht op rechtsmid<strong>de</strong>l……………………………………………. 48<br />
5
H5 De psychologische valkuilen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>………………………………... 49<br />
§ 5.1 Inricht<strong>in</strong>g van het strafprocesrecht ten aanzien van bewijs……………… 49<br />
§ 5.1.1 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g…………………………………………. 50<br />
§ 5.1.2 Waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van het bewijs………………………………………………. 50<br />
§ 5.2 Waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g mid<strong>de</strong>ls al<strong>ter</strong>natieve scenario’s……………………… 52<br />
§ 5.3 Cognitieve geslotenheid…………………………………………………. 54<br />
§ 5.3.1 De confirmation bias…………………………………………………….. 54<br />
§ 5.3.2 Belief perseverance………………………………………………………. 56<br />
§ 5.3.3 Vermij<strong>de</strong>n van cognitieve dissonantie…………………………………... 57<br />
§ 5.3.4 Druk tot conformeren……………………………………………………. 57<br />
§ 5.3.5 Oploss<strong>in</strong>gen om cognitieve geslotenheid tegen te gaan…………………. 58<br />
§ 5.4 Waarheidsopvatt<strong>in</strong>gen…………………………………………………… 59<br />
§ 5.5 Waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>gen………………………………………… 60<br />
§ 5.6 Conclusie………………………………………………………………… 61<br />
H 6 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong>…..... 63<br />
§ 6.1 Metho<strong>de</strong> van <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>…………………………………………………. 63<br />
§ 6.1.1 Doel van het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>………………………………………. 63<br />
§ 6.1.2 On<strong>de</strong>rzoekseenhe<strong>de</strong>n……………………………………………………. 64<br />
§ 6.1.3 Samenstell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> checklist………………………………………….. 64<br />
§ 6.1.4 Dataverzamel<strong>in</strong>g…………………………………………………………. 64<br />
§ 6.1.5 Observeren………………………………………………………………. 64<br />
§ 6.1.6 Verwerk<strong>in</strong>g van gegevens……………………………………………….. 65<br />
§ 6.2 Resultaten………………………………………………………………... 65<br />
§ 6.2.1 Beschrijv<strong>in</strong>g globale gang van zaken tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdagen………….. 65<br />
§ 6.2.2 Resultaten totaal aantal zitt<strong>in</strong>gen………………………………………… 66<br />
§ 6.3 Discussie………………………………………………………………… 73<br />
§ 6.3.1 Ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid……………………………………………………. 73<br />
§ 6.3.2 <strong>Het</strong> recht op rechtsbijstand………………………………………………. 74<br />
§ 6.3.3 <strong>Het</strong> zwijgrecht…………………………………………………………… 76<br />
§ 6.3.4 De bekennen<strong>de</strong> en ontkennen<strong>de</strong> verdachte……………………………… 77<br />
§ 6.3.5 <strong>Het</strong> verhoor tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g…………………….. 78<br />
§ 6.3.6 Afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l……………………………………………….. 78<br />
§ 6.4 Conclusie………………………………………………………………… 79<br />
H 7 Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen………………………………………………... 81<br />
§ 7.1 Conclusies……………………………………………………………….. 81<br />
§ 7.2 Aanbevel<strong>in</strong>gen…………………………………………………………… 84<br />
6
Bronnenlijst……………………………………………………………………….. 86<br />
Bijlagen<br />
Bijlage I<br />
Toelicht<strong>in</strong>g rechten verdachte ach<strong>ter</strong>zij<strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g…………………………... 89<br />
Bijlage II<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
zitt<strong>in</strong>gsdag 1……………………………………………………………………….. 90<br />
Bijlage III<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel dag 1…………………………………………………………….. 98<br />
Bijlage IV<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 2………………………………………………………………………. 100<br />
Bijlage V<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel dag 2……………………………………………………………. 107<br />
Bijlage VI<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 3………………………………………………………………………. 109<br />
Bijlage VII<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel dag 3……………………………………………………………. 118<br />
Bijlage VIII<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
Totaal……………………………………………………………………………… 120<br />
Bijlage IX<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel totaal……………………………………………………………. 130<br />
7
Lijst van enige begrippen<br />
Belief perseverance Mensen hebben <strong>de</strong> neig<strong>in</strong>g om aan een eenmaal<br />
gevorm<strong>de</strong> hypothese vast te hou<strong>de</strong>n, ook al<br />
beschikken zij over <strong>in</strong>formatie die <strong>de</strong> grondslag van<br />
<strong>de</strong> hypothese teniet doet.<br />
BOS Polaris-richtlijnen Richtlijnen door het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie gehanteerd<br />
die <strong>in</strong> ongeveer 80% van <strong>de</strong> veel <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong><br />
crim<strong>in</strong>aliteit <strong>voor</strong>zien <strong>in</strong> <strong>de</strong> strafmaat.<br />
Cognitieve dissonantie Niet overeenstemmen<strong>de</strong> gedachtes. Centrale<br />
gedachte ach<strong>ter</strong> <strong>de</strong>ze theorie is dat <strong>de</strong> mens er niet<br />
van houdt gedachten te hebben die niet met elkaar <strong>in</strong><br />
overeenstemm<strong>in</strong>g zijn; dit levert <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne spann<strong>in</strong>gen<br />
op. De mens ten<strong>de</strong>ert er naar om <strong>de</strong>ze gedachten<br />
zodanig te conver<strong>ter</strong>en, zodat zij niet meer dissonant<br />
zijn en daardoor een be<strong>ter</strong>e gemoedsrust heeft.<br />
Cognitieve geslotenheid Niet open staan <strong>voor</strong> zienswijzen die niet consistent<br />
zijn met een reeds gevorm<strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g.<br />
Concurr<strong>in</strong>g op<strong>in</strong>ion Wordt gebruikt door het EHRM om aan te geven dat<br />
een rech<strong>ter</strong> het oor<strong>de</strong>el on<strong>de</strong>rschrijft, maar op an<strong>de</strong>re<br />
gron<strong>de</strong>n.<br />
Confirmation bias Mensen hebben <strong>de</strong> neig<strong>in</strong>g evi<strong>de</strong>nte <strong>in</strong>formatie te<br />
zoeken en te <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en op een dusdanige wijze<br />
dat die een al bestaan<strong>de</strong> overtuig<strong>in</strong>g, verwacht<strong>in</strong>g of<br />
hypothese bevestigt.<br />
Dissent<strong>in</strong>g op<strong>in</strong>ion Wordt gebruikt door het EHRM om aan te geven dat<br />
een rech<strong>ter</strong> zich niet kan verenigen met het oor<strong>de</strong>el<br />
van <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid en tot een an<strong>de</strong>r oor<strong>de</strong>el komt.<br />
Kentheorie Kentheorie behelst <strong>de</strong> filosofische vraag hoe men<br />
iets te weten kan komen en hoe wetenschappelijke<br />
discussies kunnen wor<strong>de</strong>n beslecht mid<strong>de</strong>ls gebruik<br />
van verantwoor<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong>n.<br />
8
Marg<strong>in</strong> of appreciation Mate van waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g.<br />
Nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel Recht van <strong>de</strong> verdachte om niet aan zijn eigen<br />
veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g mee te werken en bestaat uit twee<br />
aspecten, namelijk <strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gsvrijheid en het<br />
zwijgrecht.<br />
Open m<strong>in</strong><strong>de</strong>d Openstaan <strong>voor</strong> nieuwe en an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>eën of <strong>de</strong><br />
men<strong>in</strong>gen van an<strong>de</strong>ren.<br />
9
Lijst van enige afkort<strong>in</strong>gen<br />
Advw Advocatenwet<br />
BOS Besliss<strong>in</strong>g On<strong>de</strong>rsteunend Systeem<br />
EHRM Europees Hof <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rechten van <strong>de</strong> Mens en <strong>de</strong> fundamentele vrijhe<strong>de</strong>n<br />
EVRM Europees Verdrag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rechten van <strong>de</strong> Mens en <strong>de</strong> fundamentele vrijhe<strong>de</strong>n<br />
Gw Grondwet<br />
Ottz On<strong>de</strong>rzoek <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
RAIO Rech<strong>ter</strong>lijk Ambtenaar In Opleid<strong>in</strong>g<br />
Sr Wetboek van Strafrecht<br />
Sv Wetboek van Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
10
Lijst van websites<br />
www.echr.coe.<strong>in</strong>t<br />
Rechtspraak afkomstig van het Europees Hof <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rechten van <strong>de</strong> Mens<br />
www.kluwer.nl/png/UKB/<strong>in</strong><strong>de</strong>x.jsp<br />
Kluwer navigator<br />
www.om.nl<br />
<strong>Het</strong> openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie<br />
www.overheid.nl<br />
Centrale en <strong>de</strong>centrale overheid<br />
www.rechtspraak.nl<br />
Rechtspraak afkomstig van <strong>de</strong> nationale gerechten<br />
www.vandale.nl<br />
Ne<strong>de</strong>rlands onl<strong>in</strong>ewoor<strong>de</strong>nboek<br />
www.wodc.nl<br />
Wetenschappelijk On<strong>de</strong>rzoek- en DocumentatieCentrum, M<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie van Veiligheid en Justitie<br />
11
H 1 Inleid<strong>in</strong>g<br />
De juistheid van rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>gen, vandaag <strong>de</strong> dag een zeer actueel en gewild<br />
on<strong>de</strong>rwerp van discussie, zowel on<strong>de</strong>r rechtsgeleer<strong>de</strong>n als on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> burgers. Hierbij valt te<br />
<strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> Puttense moordzaak, of <strong>de</strong> zaak Lucia <strong>de</strong> B., nu ook wel bekend als Lucia <strong>de</strong><br />
Berk. Dit zijn <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van zaken waar<strong>in</strong> verdachten veroor<strong>de</strong>eld wer<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een<br />
strafbaar feit, maar waarvan la<strong>ter</strong> bleek dat dit on<strong>ter</strong>echt was en zij onschuldig waren. Hier<br />
betrof het misdrijven en <strong>de</strong>ze zaken genereer<strong>de</strong>n veel media aandacht. De vraag die dan rijst<br />
is hoe <strong>de</strong> situatie dan is bij <strong>strafzaken</strong> waar vrijwel geen media aandacht <strong>voor</strong> is en waarbij er<br />
doorgaans ook geen raadsman aanwezig is om <strong>de</strong> verdachte bij te staan.<br />
In dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt on<strong>de</strong>rzocht aan welke vereisten een kantonrech<strong>ter</strong> belast met <strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>strafzaken</strong> dient te voldoen en welke mogelijke psychologische valkuilen die<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>g kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n hij dient te on<strong>de</strong>rkennen, opdat het recht op een<br />
eerlijk proces gewaarborgd is en hoe dit zich verhoudt tot <strong>de</strong> praktijk. Om een representatief<br />
beeld te krijgen van hoe <strong>de</strong> situatie <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland is, dient dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>in</strong> heel Ne<strong>de</strong>rland te<br />
wor<strong>de</strong>n uitgevoerd. Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is ech<strong>ter</strong> verricht <strong>in</strong> het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> afrond<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
mas<strong>ter</strong> rechtsgeleerdheid met het accent strafrecht, waardoor een <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>in</strong> heel Ne<strong>de</strong>rland<br />
veel te groot van omvang zou zijn. Vandaar dat dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>de</strong>el uitmaakt van een gro<strong>ter</strong><br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> en hier alleen <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt gedaan <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtbank te Tilburg. Uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijk<br />
zullen <strong>de</strong> resultaten uit <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en samen wor<strong>de</strong>n gebracht en zal hieruit een<br />
e<strong>in</strong>dconclusie wor<strong>de</strong>n getrokken.<br />
Om antwoord te verkrijgen op <strong>de</strong> vraag die centraal staat <strong>in</strong> dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, is er zowel<br />
li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> als empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan. Allereerst is er een overzicht gegeven<br />
van <strong>de</strong> vereisten op grond van het Europese recht en het nationale recht waaraan voldaan dient<br />
te zijn, wil het recht op een eerlijk proces gewaarborgd zijn. De beschrijv<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> vereisten<br />
op grond van het Europese recht, te weten artikel 6 EVRM wordt <strong>in</strong> hoofdstuk drie gegeven.<br />
Vervolgens wordt <strong>in</strong> hoofdstuk vier een overzicht gegeven van <strong>de</strong> vereisten die afkomstig zijn<br />
van het nationale recht. <strong>Het</strong> li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt afgesloten door hoofdstuk vijf, waar<strong>in</strong><br />
een viertal niet limitatieve factoren wordt beschreven die ertoe kunnen lei<strong>de</strong>n dat een<br />
rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>g beïnvloed wordt. In hoofdstuk zes wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten beschreven van<br />
het empirische <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt uitgevoerd door het bijwonen van het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> behan<strong>de</strong>ld door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>. Tij<strong>de</strong>ns het<br />
bijwonen van <strong>de</strong>ze zaken wordt mid<strong>de</strong>ls het afv<strong>in</strong>ken of er voldaan is aan <strong>de</strong> vereisten van het<br />
recht op een eerlijk proces en het no<strong>ter</strong>en van opmerk<strong>in</strong>gen er zowel kwantitatief en<br />
kwalitatief <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> verricht. Ten slotte wordt het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> afgesloten met enkele<br />
conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen, opgenomen <strong>in</strong> hoofdstuk zeven. De checklisten die zijn <strong>in</strong>gevuld<br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n toegevoegd als bijlagen, evenals <strong>de</strong> tabellen<br />
waar<strong>in</strong> <strong>de</strong>ze resultaten zijn vastgelegd.<br />
12
H 2 On<strong>de</strong>rzoeksopzet<br />
§ 2.1 On<strong>de</strong>rwerp<br />
Deze scriptie maakt <strong>de</strong>el uit van een gro<strong>ter</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. In het hoofd<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan naar <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland <strong>in</strong> standaard <strong>strafzaken</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een eerlijk proces naleeft. Om een juiste conclusie te kunnen trekken die<br />
representatief is, zal er bij verschillen<strong>de</strong> arrondissementen <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wor<strong>de</strong>n gedaan naar <strong>de</strong><br />
vraag of <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een eerlijk proces door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> wor<strong>de</strong>n nageleefd. In<br />
<strong>de</strong>ze scriptie wor<strong>de</strong>n kantonzaken <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtbank Tilburg on<strong>de</strong>rzocht. 1<br />
De aanleid<strong>in</strong>g om een <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> te doen, is een strafzaak waar<strong>in</strong> er, naar <strong>de</strong> men<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
auteur, sprake lijkt te zijn van een rech<strong>ter</strong> die <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van een eerlijk proces niet<br />
voldoen<strong>de</strong> naleeft. 2 Dit was enerzijds gunstig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie, an<strong>de</strong>rzijds<br />
na<strong>de</strong>lig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g. In <strong>de</strong> aangehaal<strong>de</strong> strafzaak leek een eerlijk proces ver te<br />
zoeken. Volgens <strong>de</strong> auteur werd <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze strafzaak een groot aantal rechten van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
betreffen<strong>de</strong> een eerlijk proces en <strong>de</strong> daarbij behoren<strong>de</strong> onpartijdige rech<strong>ter</strong> geschon<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong><br />
strafrechtspleg<strong>in</strong>g wordt gezocht naar <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële waarheid. Dit geldt dus ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
officier van justitie. In <strong>de</strong>ze zaak heeft <strong>de</strong> officier van justitie geen aanvullend <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
gedaan naar het verzoek van <strong>de</strong> verdachte om alle correspon<strong>de</strong>ntie op te vragen. Op het<br />
verzoek van <strong>de</strong> verdachte, <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, aan het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie een getuige op te roepen is geen gevolg gegeven. Toen vervolgens <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan <strong>de</strong> officier van justitie vroeg of <strong>de</strong> getuige alsnog<br />
moest wor<strong>de</strong>n opgeroepen, heeft hij niet geantwoord, hetgeen er<strong>in</strong> resulteer<strong>de</strong> dat het<br />
oproepen van <strong>de</strong> getuige ach<strong>ter</strong>wege is gebleven. 3 Daarnaast heeft <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g haar recht<br />
op <strong>in</strong>zage van <strong>de</strong> processtukken niet kunnen uitoefenen, omdat <strong>de</strong> adm<strong>in</strong>istratrice van <strong>de</strong><br />
rechtbank het dossier niet kon v<strong>in</strong><strong>de</strong>n, dat volgens het OM wel al bij <strong>de</strong> rechtbank aanwezig<br />
zou moeten zijn. 4 Tevens dien<strong>de</strong> volgens <strong>de</strong> auteur <strong>de</strong> verdachte haar onschuld te bewijzen,<br />
door <strong>de</strong> z<strong>in</strong>sne<strong>de</strong>: ‘U hebt mij niet overtuigd’. 5 De overtuig<strong>in</strong>g heeft ech<strong>ter</strong> betrekk<strong>in</strong>g op het<br />
oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> of <strong>de</strong> gegevens die uit het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar voren kwamen dusdanig zijn<br />
dat <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g bewezen kan wor<strong>de</strong>n verklaard. De heer Gommer is van men<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> hiermee beoog<strong>de</strong> te zeggen dat <strong>de</strong> verdachte hem niet overtuigd heeft van zijn<br />
onschuld. Maar op <strong>de</strong> officier van justitie rust juist <strong>de</strong> bewijslast om <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
overeenkomstig <strong>de</strong> wet te overtuigen van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte, <strong>de</strong> verdachte dient niet<br />
zijn onschuld te bewijzen. Hij dient het tegen<strong>de</strong>el aannemelijk te maken, en daarmee is het al<br />
voldoen<strong>de</strong> om <strong>voor</strong> twijfel bij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te zorgen, zodat hij het feit niet wettig en<br />
overtuigend bewezen kan verklaren. Me<strong>de</strong> door het bovenstaan<strong>de</strong> beschrevene wekte <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> <strong>in</strong>druk <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van een eerlijk proces niet te hebben gewaarborgd.<br />
Indien er <strong>in</strong><strong>de</strong>rdaad sprake zou zijn van het feit dat een rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van een eerlijk<br />
proces niet naleeft, dan kan dit gevolgen hebben <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte. In ons rechtsstelsel is een<br />
eerlijk proces één van <strong>de</strong> kernwaar<strong>de</strong>n. Dit is op zowel Europees niveau als op nationaal<br />
niveau vastgelegd. Op Europees niveau is het recht op een eerlijk proces neergelegd <strong>in</strong> artikel<br />
6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> Rechten van <strong>de</strong> Mens en <strong>de</strong><br />
fundamentele vrijhe<strong>de</strong>n EVRM), hetgeen alle on<strong>de</strong>rdanen van <strong>de</strong> lan<strong>de</strong>n (waaron<strong>de</strong>r<br />
1 Arrondissement Breda, locatie Tilburg.<br />
2 H. Gommer, ‘<strong>Het</strong> is maar een standaardzaak’, Strafblad (2) 2010-7, p. 158 - 162.<br />
3 H. Gommer, ‘<strong>Het</strong> is maar een standaardzaak’, Strafblad (2) 2010-7, p. 159.<br />
4 H. Gommer, ‘<strong>Het</strong> is maar een standaardzaak’, Strafblad (2) 2010-7, p. 160.<br />
5 H. Gommer, ‘<strong>Het</strong> is maar een standaardzaak’, Strafblad (2) 2010-7, p. 161.<br />
13
Ne<strong>de</strong>rland) die het verdrag getekend en geratificeerd hebben, het recht op een eerlijk proces<br />
toekent. Op nationaal niveau is het recht op een eerlijk proces niet expliciet vastgelegd <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
Grondwet of het Wetboek van Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g (Sv), maar als <strong>in</strong>dividuele rechten afgeleid van<br />
het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM <strong>in</strong> het wetboek van strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
vastgelegd.<br />
§ 2.1.1 Rand<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n<br />
In dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zal on<strong>de</strong>r een standaardzaak wor<strong>de</strong>n verstaan een zaak waar geen sprake is<br />
van een ernstig misdrijf, waar <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> dikwijls een besliss<strong>in</strong>g over<br />
moet nemen en die geen (grote) maatschappelijke onrust veroorzaakt. Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zal<br />
wor<strong>de</strong>n uitgevoerd bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong>. Een re<strong>de</strong>n die hieraan ten grondslag ligt<br />
is het feit dat dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zich zal toespitsen op een relatief eenvoudige zaak. Deze zaken<br />
wor<strong>de</strong>n doorgaans met grote snelheid afgehan<strong>de</strong>ld, hetgeen er <strong>in</strong> zou kunnen resul<strong>ter</strong>en dat er<br />
meer fouten wor<strong>de</strong>n gemaakt. Wellicht wordt er dan niet voldoen<strong>de</strong> reken<strong>in</strong>g gehou<strong>de</strong>n met<br />
alle aspecten van het recht op een eerlijk proces. Een an<strong>de</strong>re re<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> is dat <strong>in</strong>dien dit<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> bij een meervoudige kamer zou plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n, <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>g elkaar er<br />
eventueel <strong>voor</strong> zou<strong>de</strong>n kunnen behoe<strong>de</strong>n het recht op een eerlijk proces te schen<strong>de</strong>n. Deze<br />
extra controle is er niet bij een alleenspreken<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>.<br />
§ 2.1.2 Probleembeschrijv<strong>in</strong>g<br />
Indien een strafrech<strong>ter</strong> niet voldoet aan <strong>de</strong> eisen van een eerlijk proces, dan zou dit kunnen<br />
lei<strong>de</strong>n tot schend<strong>in</strong>g van artikel 6 lid 1 EVRM op. Deze schend<strong>in</strong>g kan als gevolg hebben dat<br />
er een onjuiste besliss<strong>in</strong>g wordt genomen door <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong>, die grote gevolgen kan hebben<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte.<br />
§ 2.2 Doel<br />
<strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>sdoel is te <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> daadwerkelijk <strong>in</strong> standaard <strong>strafzaken</strong> aan<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van een eerlijk proces voldoet. Indien uit dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> blijkt dat dit niet het<br />
geval is, zou <strong>de</strong> uitkomst van dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gebruikt kunnen wor<strong>de</strong>n om dit on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> aandacht<br />
van <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong>s te brengen, ten e<strong>in</strong><strong>de</strong> schend<strong>in</strong>g van het recht op een eerlijk proces, artikel<br />
6 EVRM, te <strong>voor</strong>komen en zodoen<strong>de</strong> ook onjuiste rechtspraak te <strong>voor</strong>komen.<br />
§ 2. 3 Centrale vraag<br />
Aan welke vereisten dient een kantonrech<strong>ter</strong> bij <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>strafzaken</strong> te voldoen en<br />
welke mogelijke psychologische valkuilen die <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>g kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n<br />
dient hij te on<strong>de</strong>rkennen, opdat het recht op een eerlijk proces gewaarborgd is en<br />
hoe verhoudt zich dit tot <strong>de</strong> praktijk?<br />
§ 2.4 Theoretisch ka<strong>de</strong>r<br />
Zoals hierboven al genoemd is een eerlijk proces één van <strong>de</strong> belangrijkste kernwaar<strong>de</strong>n van<br />
ons rechtstelsel. Op Europees niveau behelst artikel 6 lid 1 EVRM het recht op een eerlijk<br />
proces. In onze nationale wetgev<strong>in</strong>g wordt het recht op een eerlijk proces ech<strong>ter</strong> niet als<br />
zodanig specifiek <strong>in</strong> onze nationale wetgev<strong>in</strong>g opgenomen. De artikelen 15 tot en met 18 van<br />
<strong>de</strong> Grondwet hebben betrekk<strong>in</strong>g op het recht op een eerlijk proces, en daarnaast hebben ook<br />
een groot aantal artikelen <strong>in</strong> hoofdstuk 2, rechtspraak, Wet op <strong>de</strong> Rech<strong>ter</strong>lijke Organisatie<br />
betrekk<strong>in</strong>g op het recht op een eerlijk proces. In het Wetboek van Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g staan ech<strong>ter</strong><br />
14
geen rechten met betrekk<strong>in</strong>g tot een eerlijk proces, maar alleen <strong>de</strong> uitwerk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze<br />
rechten. 6<br />
§ 2.5 Subvragen<br />
1. Hoe wordt het recht op een eerlijk proces, artikel 6 EVRM, gewaarborgd (H3)?<br />
2. Hoe wordt het recht op een eerlijk proces <strong>in</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse rechtsstelsel gewaarborgd<br />
(H4)?<br />
3. Welke psychologische valkuilen kunnen een eerlijk proces beïnvloe<strong>de</strong>n (H5)?<br />
4. Wat zijn <strong>de</strong> uitkomsten van het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar <strong>de</strong> vraag of het recht op een<br />
eerlijk proces door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> standaard <strong>strafzaken</strong> wordt gewaarborgd (H6)?<br />
1. Hoe wordt het recht op een eerlijk proces, artikel 6 EVRM, gewaarborgd?<br />
Mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze vraag wordt een beeld geschetst hoe op Europees niveau<br />
het recht op een eerlijk proces gewaarborgd dient te wor<strong>de</strong>n. Nadien kan aan <strong>de</strong> hand van<br />
<strong>de</strong>ze gegevens een vergelijk<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gemaakt met hoe het eerlijk proces <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk door<br />
<strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> wordt gewaarborgd.<br />
De beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze vraag zal plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>ls li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. Hier<strong>voor</strong><br />
zullen Europese verdragen, jurispru<strong>de</strong>ntie, beg<strong>in</strong>selen en li<strong>ter</strong>atuur wor<strong>de</strong>n bestu<strong>de</strong>erd,<br />
geanalyseerd en geïn<strong>ter</strong>preteerd.<br />
2. Hoe wordt het recht op een eerlijk proces <strong>in</strong> ons nationale rechtsstelsel gewaarborgd?<br />
<strong>Het</strong> antwoord op <strong>de</strong>ze vraag is van belang <strong>voor</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, doordat door beantwoord<strong>in</strong>g<br />
wordt weergegeven hoe het recht op een eerlijk proces <strong>in</strong> standaard <strong>strafzaken</strong> door <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> theorie gewaarborgd dienen te wor<strong>de</strong>n. Vervolgens kan aan <strong>de</strong> hand van dit<br />
beeld een vergelijk<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gemaakt met hoe het eerlijk proces <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk door <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong> wordt gewaarborgd.<br />
Deze vraag zal wor<strong>de</strong>n beantwoord mid<strong>de</strong>ls li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. De wet, jurispru<strong>de</strong>ntie,<br />
beg<strong>in</strong>selen en li<strong>ter</strong>atuur zal wor<strong>de</strong>n bestu<strong>de</strong>erd, geanalyseerd en geïn<strong>ter</strong>preteerd.<br />
3. Welke psychologische valkuilen kunnen een eerlijk proces beïnvloe<strong>de</strong>n?<br />
<strong>Het</strong> antwoord op <strong>de</strong>ze vraag is van belang om <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> <strong>de</strong> psyche van een rech<strong>ter</strong>,<br />
en of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> bewust dan wel onbewust <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een eerlijk proces kan<br />
beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Ook <strong>de</strong>ze vraag zal beantwoord wor<strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>ls li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, door het bestu<strong>de</strong>ren,<br />
analyseren en <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en van li<strong>ter</strong>atuur.<br />
4. Wat zijn <strong>de</strong> uitkomsten van het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar <strong>de</strong> waarborg<strong>in</strong>g van het recht op<br />
een eerlijk proces door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> standaard <strong>strafzaken</strong>?<br />
Aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> uitkomsten van het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> kan een vergelijk<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt met hoe een eerlijk proces <strong>in</strong> theorie zou dienen te wor<strong>de</strong>n gewaarborgd. Op basis<br />
van <strong>de</strong> uitkomst van <strong>de</strong>ze vergelijk<strong>in</strong>g, kan een conclusie wor<strong>de</strong>n getrokken welke<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een eerlijk proces al dan niet wor<strong>de</strong>n gewaarborgd.<br />
De uitkomsten van het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wor<strong>de</strong>n gemeten aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> kwalitatieve<br />
metho<strong>de</strong>. In dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt er veld<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan mid<strong>de</strong>ls het observeren van een<br />
tw<strong>in</strong>tigtal strafrechtzitt<strong>in</strong>gen door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>.<br />
6 M.S. Groenhuijsen & G. Knigge, <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> zitt<strong>in</strong>g, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2004, p. 14.<br />
15
§ 2.6 Metho<strong>de</strong>n van <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zal verschillen<strong>de</strong> metho<strong>de</strong>n van <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> han<strong>ter</strong>en. Allereerst zal er<br />
li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wor<strong>de</strong>n gedaan, mid<strong>de</strong>ls het bestu<strong>de</strong>ren, analyseren en <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en van<br />
verschillen<strong>de</strong> <strong>in</strong>formatiebronnen. De bronnen die hier<strong>voor</strong> zullen wor<strong>de</strong>n gebruikt zijn <strong>de</strong> wet<br />
en verdragen, parlementaire publicaties, parlementaire geschie<strong>de</strong>nis, jurispru<strong>de</strong>ntie, boeken,<br />
tijdschriften en elektronische artikelen.<br />
Allereerst zal er on<strong>de</strong>rzocht wor<strong>de</strong>n hoe het recht op een eerlijk proces <strong>in</strong> theorie <strong>in</strong> ons<br />
nationaal rechtsstelsel gewaarborgd dient te wor<strong>de</strong>n. Vervolgens wordt on<strong>de</strong>rzocht hoe het<br />
recht op een eerlijk proces <strong>in</strong> theorie op grond van artikel 6 EVRM gewaarborgd dient te<br />
wor<strong>de</strong>n. Daarna wordt on<strong>de</strong>rzocht welke psychologische valkuilen bij een rech<strong>ter</strong> een eerlijk<br />
proces zou<strong>de</strong>n kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Nadien zal er empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wor<strong>de</strong>n gedaan mid<strong>de</strong>ls veld<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. Dit zal wor<strong>de</strong>n<br />
gedaan door het bijwonen van een tw<strong>in</strong>tigtal <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> van <strong>de</strong> rechtbank<br />
Breda, locatie Tilburg. Na het afron<strong>de</strong>n van het li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zal ten behoeve van het<br />
veld<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> een checklist wor<strong>de</strong>n opgesteld. Deze checklist bevat <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong><br />
een eerlijk proces die gewaarborgd zou<strong>de</strong>n dienen te wor<strong>de</strong>n op nationaal en Europees niveau.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het bijwonen van zo’n strafproces zal wor<strong>de</strong>n gecontroleerd door het afv<strong>in</strong>ken op <strong>de</strong><br />
checklist of al dan niet aan <strong>de</strong>ze <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> eerlijk proces is voldaan.<br />
Ten slotte zal er door een vergelijk<strong>in</strong>g te maken tussen <strong>de</strong> theorie en <strong>de</strong> praktijk betreffen<strong>de</strong><br />
het recht op een eerlijk proces, met <strong>in</strong>achtnem<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> psyche van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, een conclusie<br />
kunnen wor<strong>de</strong>n getrokken hoe <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> strafrechtzaken <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een eerlijk proces waarborgt.<br />
§ 2.7 Relevantie<br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is zowel maatschappelijk als wetenschappelijk van belang.<br />
§ 2.7.1 Maatschappelijke relevantie<br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is maatschappelijk zeer relevant, me<strong>de</strong> gezien het feit dat recentelijk een aantal<br />
zaken naar boven is gekomen waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong> onjuiste besliss<strong>in</strong>gen heeft genomen.<br />
Ach<strong>ter</strong>af blijken <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n onschuldig te zijn geweest. Een aantal beken<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n hiervan zijn ‘De Puttense moordzaak’, ‘De Schiedammer parkmoord’ en meest<br />
recentelijk ‘Lucia <strong>de</strong> B’, nu ook bekend als Lucia <strong>de</strong> Berk. Dit waren alle zaken met ernstige<br />
misdrijven, behan<strong>de</strong>ld <strong>in</strong> een meervoudige kamer met veel media aandacht, maar toch is <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>ze zaken gebleken dat er onjuiste rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>gen zijn genomen die alle een<br />
veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g tot gevangenisstraf tot gevolg had<strong>de</strong>n. De vraag rijst dan ook hoe <strong>de</strong> situatie dan<br />
is bij ‘standaardzaken’. In <strong>de</strong>ze zaken is er immers geen sprake van een ernstig misdrijf, is er<br />
maar één rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> plaats van drie en is er normali<strong>ter</strong> geen sprake van media aandacht. Ook al<br />
is het een ‘standaardzaak’, toch zou door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> moeten wor<strong>de</strong>n voldaan aan alle eisen van<br />
een eerlijk proces tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. Of dit ook daadwerkelijk zo is zal<br />
dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> moeten uitwijzen.<br />
§ 2.7.2 Wetenschappelijke relevantie<br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is rechtswetenschappelijk relevant, omdat er (nog) niet bekend is of <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> standaard <strong>strafzaken</strong> daadwerkelijk <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een eerlijk proces<br />
waarborgt. De vraag rijst dan ook als al <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> meervoudige kamer is gebleken<br />
dat er niet altijd <strong>de</strong> juiste besliss<strong>in</strong>g is genomen, door ofwel tunnelvisie bij het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie, ofwel door het schen<strong>de</strong>n van <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n van het recht op een eerlijk proces, hoe<br />
is dit dan <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> die als ‘standaard’ gekwalificeerd wor<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>? Ook<br />
16
<strong>de</strong>ze standaard <strong>strafzaken</strong> zou<strong>de</strong>n immers volgens ons Ne<strong>de</strong>rlands rechtsstelsel moeten<br />
voldoen aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> een eerlijk proces.<br />
17
H 3 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong><br />
<strong>in</strong> Europees perspectief<br />
Artikel 6 EVRM heeft als doel <strong>de</strong> verdachte te beschermen tegen een overheid die willekeurig<br />
optreedt, door hem een eerlijk proces <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> te bie<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> recht van een eerlijk proces<br />
<strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> wordt getracht te wor<strong>de</strong>n gewaarborgd door <strong>de</strong> verdachte een aantal rechten toe<br />
te kennen. On<strong>de</strong>r een ‘eerlijk proces’ wordt <strong>de</strong> gehele procedure van een strafzaak verstaan,<br />
niet alleen het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. De rechten van <strong>de</strong> verdachten dienen <strong>de</strong>rhalve<br />
geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele procedure te wor<strong>de</strong>n gewaarborgd. Indien één van <strong>de</strong> rechten niet<br />
uitgeoefend is, dan houdt dit niet automatisch <strong>in</strong> dat er sprake is van schend<strong>in</strong>g van een<br />
eerlijke procedure. De verdachte kan immers afstand hebben gedaan van een recht, het recht<br />
kan zijn gerepareerd of het niet uitgeoefen<strong>de</strong> recht kan zijn gecompenseerd. Of er<br />
daadwerkelijk een schend<strong>in</strong>g heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n van het recht op een eerlijk proces, artikel<br />
6 EVRM, wordt allereerst door <strong>de</strong> nationale rech<strong>ter</strong> getoetst en alle nationale rechtsmid<strong>de</strong>len<br />
dienen uitgeput te zijn, alvorens <strong>de</strong> zaak wordt <strong>voor</strong>gelegd aan het Europese Hof <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
Rechten van <strong>de</strong> mens. Zij leggen artikel 6 EVRM autonoom en effectief uit. Autonome uitleg<br />
houdt <strong>in</strong> dat het hof <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g van het betreffen<strong>de</strong> recht kijkt naar hoe dat recht het<br />
beste tot haar recht komt b<strong>in</strong>nen <strong>de</strong> context van het verdrag. Effectieve uitleg van het recht wil<br />
zeggen dat aan <strong>de</strong> betekenis hiervan een dusdanige uitleg wordt gegeven dat het doel dat met<br />
dat recht wordt beoogd, ook bereikt wordt. 7<br />
Artikel 6 EVRM is van toepass<strong>in</strong>g op zaken <strong>in</strong>dien zij gekwalificeerd kunnen wor<strong>de</strong>n als een<br />
crim<strong>in</strong>al charge. Om te kunnen bepalen of er sprake is van een crim<strong>in</strong>al charge hanteert het<br />
Hof een drietal al<strong>ter</strong>natieve cri<strong>ter</strong>ia, afgeleid uit het Öztürk arrest. 8<br />
<strong>Het</strong> eerste cri<strong>ter</strong>ium betreft <strong>de</strong> vraag of het <strong>de</strong>lict <strong>in</strong> ons nationale recht behoort tot het<br />
strafrecht, of zij is opgenomen <strong>in</strong> het wetboek van strafrecht. Dit cri<strong>ter</strong>ium is ech<strong>ter</strong> niet zo<br />
zeer van belang. Vooral het twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> cri<strong>ter</strong>ium zijn van belang, waarbij het twee<strong>de</strong><br />
cri<strong>ter</strong>ium van doorslaggevend belang is bij adm<strong>in</strong>istratiefrechtelijke zaken en het <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
cri<strong>ter</strong>ium bij fiscaal- en tuchtrechtelijke zaken.<br />
<strong>Het</strong> twee<strong>de</strong> cri<strong>ter</strong>ium is tweeledig en betreft <strong>de</strong> aard van het <strong>de</strong>lict en het doel van <strong>de</strong> sanctie.<br />
Met <strong>de</strong> aard van het <strong>de</strong>lict wordt bedoeld of het <strong>de</strong>lict algemeen van karak<strong>ter</strong> is; geldt <strong>de</strong> regel<br />
aangaan<strong>de</strong> het <strong>de</strong>lict <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>reen of slechts <strong>voor</strong> een beperkte groep? Indien zij <strong>voor</strong><br />
ie<strong>de</strong>reen geldt is het een aanwijz<strong>in</strong>g dat het een crim<strong>in</strong>al charge betreft. Ver<strong>de</strong>r stelt het Hof<br />
dat een aanwijz<strong>in</strong>g dat het een crim<strong>in</strong>al charge betreft ook af te lei<strong>de</strong>n is van het doel van <strong>de</strong><br />
sanctie. Als <strong>de</strong> sanctie een punitieve werk<strong>in</strong>g beoogd, dan is dit een aanwijz<strong>in</strong>g dat het een<br />
crim<strong>in</strong>al charge betreft, <strong>in</strong>dien zij een preventieve werk<strong>in</strong>g beoogd, dan is dit juist een<br />
aanwijz<strong>in</strong>g dat het geen crim<strong>in</strong>al charge betreft.<br />
<strong>Het</strong> laatste cri<strong>ter</strong>ium betreft <strong>de</strong> aard en hoogte van <strong>de</strong> straf. Met <strong>de</strong> aard van <strong>de</strong> straf wordt<br />
bedoeld welk soort straf zij is, bv. een hoofdstraf zoals gevangenisstraf, taakstraf, geldboete of<br />
een bijkomen<strong>de</strong> straf zoals ontzett<strong>in</strong>g van bepaal<strong>de</strong> rechten, verbeurdverklar<strong>in</strong>g en<br />
openbaarmak<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke uitspraak. Ook <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> straf speelt hier<strong>in</strong> een<br />
rol. De zwaarte van <strong>de</strong> sanctie wordt bepaald aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> maximumstraf die op het<br />
<strong>de</strong>lict staan. 9<br />
7<br />
T.N.B.M. Spronken & D. <strong>de</strong> Vocht, aant. 1 op artikel 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
8<br />
EHRM 21 februari, 1984, nr. 8544/79, par. 50, LJN AC9954, NJ 1988, 937 (Öztürk/Duitsland); m.nt. E.A.<br />
Alkema NJ 1988, 938).<br />
9<br />
T.N.B.M. Spronken & D. <strong>de</strong> Vocht, aant. 3 op artikel 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
18
<strong>Het</strong> moment waarop aanspraak kan wor<strong>de</strong>n gemaakt op <strong>de</strong> rechten van artikel 6 EVRM is per<br />
geval verschillend en hangt af van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n, maar dat kan reeds <strong>in</strong> het<br />
<strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zijn. Dit is het geval <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> han<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> het ver<strong>de</strong>re<br />
verloop van het strafproces aan kunnen tasten. Een <strong>voor</strong>beeld van wanneer er aanspraak kan<br />
wor<strong>de</strong>n gemaakt op <strong>de</strong> rechten van artikel 6 EVRM <strong>in</strong> het <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is wanneer er<br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> rechten afkomstig uit artikel 6 EVRM niet wor<strong>de</strong>n nageleefd en dit<br />
na<strong>de</strong>lig zou kunnen zijn <strong>voor</strong> een eerlijk <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. 10 Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld<br />
van wanneer er aanspraak kan wor<strong>de</strong>n gemaakt op <strong>de</strong> rechten afkomstig uit artikel 6 EVRM is<br />
wanneer er bij het verzamelen van bewijs <strong>in</strong> het <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> rechten geschon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n<br />
die na<strong>de</strong>lig zou<strong>de</strong>n kunnen zijn <strong>voor</strong> een eerlijk proces. 11<br />
§ 3.1 Artikel 6 lid 1 EVRM<br />
In artikel 6 lid 1 EVRM zijn enkele <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n vastgelegd ten behoeve van het recht op een<br />
eerlijk proces. Deze rechten zijn het recht op een eerlijke en openbare behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
zaak en openbare uitspraak, het recht op behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn, en het<br />
recht op een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. In <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragrafen zullen <strong>de</strong>ze<br />
rechten afkomstig uit artikel 6 lid 1 EVRM besproken wor<strong>de</strong>n.<br />
§ 3.1.1 <strong>Het</strong> recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
Uit <strong>de</strong> z<strong>in</strong>sne<strong>de</strong> eenie<strong>de</strong>r heeft recht op behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van zijn zaak, is het recht op toegang tot<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> af te lei<strong>de</strong>n. Een verdachte heeft <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. Dit<br />
recht is ech<strong>ter</strong> niet absoluut, het recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan wor<strong>de</strong>n beperkt. <strong>Het</strong> recht<br />
op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan enerzijds beperkt wor<strong>de</strong>n door an<strong>de</strong>ren dan <strong>de</strong> verdachte, zoals<br />
het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, an<strong>de</strong>rzijds kan dit beperkt wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> verdachte<br />
zelf. 12<br />
Bij het opleggen van beperk<strong>in</strong>gen bij <strong>de</strong> toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> komt aan <strong>de</strong> lidstaat een zekere<br />
marg<strong>in</strong> of appreciation toe. In <strong>de</strong> uitspraak van het EHRM <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaak Ash<strong>in</strong>gdane tegen het<br />
Verenigd Kon<strong>in</strong>krijk wor<strong>de</strong>n een aantal <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n gegeven waaraan voldaan moet zijn wil<br />
<strong>de</strong> opgeleg<strong>de</strong> beperk<strong>in</strong>g toelaatbaar zijn. Allereerst mag door <strong>de</strong> opgeleg<strong>de</strong> beperk<strong>in</strong>g <strong>de</strong><br />
essentie van het recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet geschaad wor<strong>de</strong>n. Dit vereiste wordt<br />
aangevuld met <strong>de</strong> vereisten dat <strong>de</strong> beperk<strong>in</strong>g een legitiem oogmerk dient te hebben en dat er<br />
tussen het legitieme oogmerk en <strong>de</strong> beperk<strong>in</strong>g sprake van evenredigheid dient te zijn. 13<br />
Ook aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wor<strong>de</strong>n een aantal vereisten gesteld. Zo mag <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> rechtsgang tot<br />
hem niet beperken door zich te formalistisch op te stellen <strong>in</strong> het beoor<strong>de</strong>len van zijn<br />
ontvankelijkheid en dient hij te beschikken over volledige rechtsmacht. 14<br />
Ten slotte kan ook <strong>de</strong> verdachte zelf zijn recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beperken mid<strong>de</strong>ls het<br />
doen van afstand van zijn recht hierop. Hieraan zijn twee vereisten verbon<strong>de</strong>n. Allereerst kan<br />
er alleen afstand van recht wor<strong>de</strong>n gedaan <strong>in</strong>dien er geen vrijheidsbenemen<strong>de</strong> straf <strong>in</strong> het<br />
10 EHRM 24 november 1993, nr. 13972/88, par. 36 (Imbrioscia/Zwitserland).<br />
11 EHRM 27 november 2008, nr. 36391/02, par. 50-55 (Salduz/Turkije).<br />
12 D. Harris & M. O’Byle & C. Warbrick, Harris, O’Boyle & Warbrick Law of the Euopean convention on<br />
human rights, Oxford: Oxford University Press 2009, p. 239-245.<br />
13 EHRM 28 mei 1985, nr. 8225/78, par. 57 (Ash<strong>in</strong>gdane/Groot Brittanië).<br />
14 T.N.B.M. Spronken & D. <strong>de</strong> Vocht, aant. 5 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
19
ged<strong>in</strong>g is. 15 Vervolgens kan er enkel rechtsgeldig afstand wor<strong>de</strong>n gedaan van het recht op<br />
toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, <strong>in</strong>dien er geen enkele vorm van dwang heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n. 16<br />
Een <strong>voor</strong>beeld waar<strong>in</strong> een verdachte afstand van zijn recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan doen,<br />
<strong>voor</strong>afgaand aan een gerechtelijke procedure, is het aanvaar<strong>de</strong>n van een transactie<strong>voor</strong>stel van<br />
het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie. Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld hiervan tij<strong>de</strong>ns een gerechtelijke procedure is<br />
dat <strong>de</strong> verdachte aan het e<strong>in</strong><strong>de</strong> van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g nadat hem door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
is me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld dat hij het recht heeft om een rechtsmid<strong>de</strong>l aan te wen<strong>de</strong>n, hier afstand van<br />
kan nemen. Zoals gezegd mag er geen ontoelaatbare druk op <strong>de</strong> verdachte wor<strong>de</strong>n<br />
uitgeoefend om hem ertoe te bewegen afstand van dit recht te doen.<br />
§ 3.1.2 Recht op behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn<br />
De verdachte heeft het recht op een behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn. Dit beoogt te<br />
<strong>voor</strong>komen dat <strong>de</strong> verdachte te lang <strong>in</strong> onzekerheid verkeert ten aanzien van <strong>de</strong> uitspraak van<br />
een zaak. De verdachte heeft recht op een behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn op het<br />
moment dat er sprake is van een crim<strong>in</strong>al charge. Volgens het EHRM is dit het moment<br />
waarop een officiële kennisgev<strong>in</strong>g is uitgegaan naar een persoon door <strong>de</strong> daartoe bevoeg<strong>de</strong><br />
autoriteiten dat hij beschuldigd wordt van een strafbaar feit. <strong>Het</strong> recht hierop e<strong>in</strong>digt op het<br />
moment dat er een <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itief e<strong>in</strong><strong>de</strong> komt aan <strong>de</strong> vervolg<strong>in</strong>g. Over wat b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke<br />
<strong>ter</strong>mijn wordt verstaan, wordt geen sluitend antwoord gegeven. Heel <strong>in</strong> het algemeen kan men<br />
uitgaan van één jaar per <strong>in</strong>stantie. Hier zijn ech<strong>ter</strong> vele uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen op mogelijk. Zo dient<br />
er reken<strong>in</strong>g te wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> <strong>in</strong>gewikkeldheid van <strong>de</strong> zaak, het gedrag van <strong>de</strong><br />
verdachte en/of zijn raadsman en <strong>de</strong> houd<strong>in</strong>g van justitiële autoriteiten. Indien het een<br />
<strong>in</strong>gewikkel<strong>de</strong> zaak betreft, wordt m<strong>in</strong><strong>de</strong>r snel schend<strong>in</strong>g van het recht op behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen<br />
een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn aangenomen. Men kan hierbij <strong>de</strong>nken aan een complexe bewijsvraag of<br />
een omvangrijk dossier. Ook het gedrag van <strong>de</strong> verdachte en/of zijn raadsman kan ertoe lei<strong>de</strong>n<br />
dat er niet wordt geoor<strong>de</strong>eld dat er schend<strong>in</strong>g is van artikel 6 EVRM. Indien <strong>de</strong> verdachte of<br />
zijn raadsman zelf <strong>voor</strong> vertrag<strong>in</strong>gen zorgen, bij<strong>voor</strong>beeld door gebruik te maken van alle<br />
rechten die hem toekomen, dan zal schend<strong>in</strong>g van behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn<br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>r snel plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Maar <strong>in</strong>dien vertrag<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een zaak te wijten is aan <strong>de</strong> justitiële<br />
autoriteiten, dan zal sneller aangenomen wor<strong>de</strong>n dat er sprake is van schend<strong>in</strong>g van dit recht.<br />
<strong>Het</strong> gedrag van <strong>de</strong> justitiële autoriteiten is normali<strong>ter</strong> van doorslaggevend belang. <strong>Het</strong> kan<br />
bij<strong>voor</strong>beeld zijn dat autoriteiten <strong>in</strong>actief zijn geweest op bepaal<strong>de</strong> momenten <strong>in</strong> het gehele<br />
strafproces. Ook al heeft <strong>de</strong> afrond<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen één jaar plaatsgevon<strong>de</strong>n, <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> justitiële<br />
autoriteiten verwijtbaar <strong>in</strong>actief zijn geweest, dan levert dit schend<strong>in</strong>g van artikel 6 EVRM<br />
op. 17 Juist <strong>in</strong> kantongerechtszaken wordt beoogd dat <strong>de</strong> perio<strong>de</strong> tussen opspor<strong>in</strong>g en<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g kort is, zodat schend<strong>in</strong>g van het recht op een eerlijk proces door<br />
overschrijd<strong>in</strong>g van behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk niet vaak <strong>voor</strong><br />
zal doen. 18 Indien is geoor<strong>de</strong>eld dat artikel 6 EVRM geschon<strong>de</strong>n is, dan kan dit op<br />
verschillen<strong>de</strong> manieren gecompenseerd wor<strong>de</strong>n volgens het EHRM. Dit kan mid<strong>de</strong>ls het<br />
toekennen van een f<strong>in</strong>anciële scha<strong>de</strong>vergoed<strong>in</strong>g, strafverm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>in</strong>g of <strong>de</strong> enkele erkenn<strong>in</strong>g dat<br />
artikel 6 EVRM geschon<strong>de</strong>n is. 19<br />
15<br />
J.D. <strong>de</strong>n Hartog, aant. 2.2 op art. 424 Sv (bijgewerkt tot 1 september 2009), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a. en<br />
art. 113 lid 3 Gw.<br />
16<br />
EHRM 27 februari 1980, nr. 6903/75, par. 49 (Deweer/België).<br />
17<br />
T.N.B.M. Spronken & D. <strong>de</strong> Vocht, aant. 4 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
18<br />
M.S. Groenhuijsen, aant. 2 op art. 382 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong> Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
19<br />
A.E. Hartema e.a., <strong>Het</strong> EVRM en het Ne<strong>de</strong>rlandse strafprocesrecht (serie Facetten van strafrechtspleg<strong>in</strong>g, <strong>de</strong>el<br />
16), Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2004, p. 94-100.<br />
20
§ 3.1.3 Recht op openbare behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en openbare uitspraak<br />
<strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g dient <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel <strong>in</strong> het openbaar behan<strong>de</strong>ld te wor<strong>de</strong>n en<br />
hiervan dient <strong>in</strong> het openbaar uitspraak te wor<strong>de</strong>n gedaan. Dit heeft twee doelen. Allereerst<br />
dient <strong>de</strong> uitwendige openbaarheid bij te dragen <strong>in</strong> <strong>de</strong> bescherm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte tegen het<br />
opleggen van willekeurige sancties en ten twee<strong>de</strong> om <strong>de</strong> burger vertrouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
strafrechtpleg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> te boezemen. In <strong>de</strong> regel is er ech<strong>ter</strong> bij kantonzitt<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> geen<br />
publiek aanwezig. Niet omdat het niet wordt toegestaan, maar omdat het kle<strong>in</strong>e <strong>de</strong>licten<br />
betreft waar<strong>voor</strong> vaak niet veel aandacht is. Indien <strong>de</strong> verdachte optimale bescherm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
uitwendige openbaarheid wenst te genieten, dan zou hij eventueel zelf publiek kunnen<br />
meebrengen. Zoals hierboven reeds vermeld, hoeft het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g slechts <strong>in</strong><br />
beg<strong>in</strong>sel <strong>in</strong> het openbaar behan<strong>de</strong>ld te wor<strong>de</strong>n. Zo kan hier een uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g op wor<strong>de</strong>n<br />
gemaakt <strong>in</strong> het belang van <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> ze<strong>de</strong>, <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong> of nationale veiligheid <strong>in</strong> een<br />
<strong>de</strong>mocratische samenlev<strong>in</strong>g, het m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarigen betreft, bescherm<strong>in</strong>g van het privé leven van<br />
<strong>de</strong> verdachte dit eist of wanneer <strong>de</strong> openbaarheid <strong>de</strong> belangen van een behoorlijke<br />
rechtspleg<strong>in</strong>g zou scha<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> twee<strong>de</strong> aspect van <strong>de</strong> uitwendige openbaarheid, <strong>de</strong> openbare<br />
uitspraak, behoeft niet let<strong>ter</strong>lijk opgevat te wor<strong>de</strong>n. Voldoen<strong>de</strong> is als <strong>de</strong>ze wel <strong>voor</strong> het<br />
publiek toegankelijk is, bij<strong>voor</strong>beeld als zij <strong>ter</strong> <strong>in</strong>zage ligt bij <strong>de</strong> griffie. 20<br />
§ 3.1.4 Recht op een bij <strong>de</strong> wet <strong>in</strong>gestel<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke <strong>in</strong>stantie<br />
De <strong>in</strong>stantie die bevoegd is om recht te spreken, dient <strong>in</strong> een wettelijke regel<strong>in</strong>g te zijn<br />
vastgelegd. Dit is om te kunnen waarborgen dat zij niet on<strong>de</strong>r toezicht staat van <strong>de</strong><br />
uitvoeren<strong>de</strong> macht. Deze wettelijke regel<strong>in</strong>g dient <strong>de</strong> hoofdlijnen van <strong>de</strong> organisatie van <strong>de</strong><br />
rechtspraak te omvatten en <strong>de</strong> absolute competentie van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s dient hier<strong>in</strong> geregeld te<br />
zijn. 21 De kantonrech<strong>ter</strong> behoort tot <strong>de</strong> rechtbank.<br />
§ 3.1.5 Rech<strong>ter</strong>lijke onafhankelijkheid<br />
De rech<strong>ter</strong>lijke <strong>in</strong>stanties dienen onafhankelijk te zijn. Dit dienen zij ten aanzien van <strong>de</strong><br />
procespartijen te zijn, maar ook zoals hierboven reeds is aangegeven onafhankelijk van <strong>de</strong><br />
uitvoeren<strong>de</strong> macht. Enkel <strong>de</strong> schijn van onafhankelijkheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan al schend<strong>in</strong>g<br />
van artikel 6 EVRM opleveren. De onafhankelijkheid zal normali<strong>ter</strong> niet expliciet aanwijsbaar<br />
zijn en <strong>de</strong> <strong>de</strong>rhalve dient er gekeken te wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n van het geval. Zo kan<br />
er gekeken wor<strong>de</strong>n naar <strong>de</strong> duur van <strong>de</strong> <strong>ter</strong>mijn waar een rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong> wordt benoemd en <strong>de</strong><br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n van ontslag. 22 Deze eis van onafhankelijkheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> hangt samen met<br />
<strong>de</strong> eis dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> bij <strong>de</strong> wet dient te zijn aangesteld, want <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> regels omtrent <strong>de</strong><br />
rechtspraak zijn vastgelegd <strong>in</strong> een wettelijke regel<strong>in</strong>g, dient dit ook <strong>de</strong> onafhankelijkheid van<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. In paragraaf 4.3.1 zal <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke onafhankelijkheid en hoe dit gewaarborgd<br />
wordt <strong>in</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse rechtssysteem na<strong>de</strong>r aan bod komen.<br />
§ 3.1.6 Rech<strong>ter</strong>lijke onpartijdigheid<br />
De rech<strong>ter</strong> wordt gehou<strong>de</strong>n onpartijdig te zijn tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van een zaak. <strong>Het</strong><br />
EHRM heeft rech<strong>ter</strong>lijke onpartijdigheid geformuleerd als ‘absence of prejudice or bias’,<br />
afwezigheid van <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len en <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomenheid. 23<br />
De onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> heeft een aantal <strong>voor</strong><strong>de</strong>len. Zo komt zij ten gunste van <strong>de</strong><br />
waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g en bewerkstelligt daarmee vertrouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspraak. <strong>Het</strong> vertrouwen <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> rechtspraak leidt er weer toe dat <strong>de</strong> rechtspraak gezag heeft.<br />
20<br />
T.N.B.M. Spronken & D. <strong>de</strong> Vocht, aant. 6 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
21<br />
A.E. Hartema e.a., <strong>Het</strong> EVRM en het Ne<strong>de</strong>rlandse strafprocesrecht (serie Facetten van strafrechtspleg<strong>in</strong>g, <strong>de</strong>el<br />
16), Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2004, p. 89.<br />
22<br />
T.N.B.M. Spronken & D. <strong>de</strong> Vocht, aant. 8 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
23<br />
EHRM 1 oktober 1982, nr. 8692/79, par. 30 (Piersack/België).<br />
21
De onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> komt ten gunste van <strong>de</strong> waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g, omdat hiermee<br />
beoogd wordt <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len en <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomenheid bij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ten aanzien van <strong>de</strong> zaak te<br />
<strong>voor</strong>komen en <strong>de</strong>rhalve ook een onjuist rechts- en sanctieoor<strong>de</strong>el kan <strong>voor</strong>komen. <strong>Het</strong> niet<br />
hebben van een reeds vaststaand oor<strong>de</strong>el <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaak hangt samen met <strong>de</strong> opvatt<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
onschuldpresumptie, die <strong>in</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf wordt uitgewerkt. <strong>Het</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van een juist<br />
rechtsoor<strong>de</strong>el en sanctieoor<strong>de</strong>el is dat hiermee het vertrouwen van <strong>de</strong> verdachte en<br />
samenlev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspraak wordt bewerkstelligd en <strong>de</strong> rechtspraak ook gezag heeft.<br />
<strong>Het</strong> EHRM maakt een on<strong>de</strong>rscheid tussen <strong>in</strong> partijdigheid, namelijk <strong>in</strong> subjectieve<br />
(persoonlijke) onpartijdigheid en objectieve (functionele) onpartijdigheid.<br />
Met subjectieve onpartijdigheid wordt bedoeld dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ten aanzien van een verdachte<br />
geen <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len heeft of <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomen is. Met <strong>voor</strong>oor<strong>de</strong>len of <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomenheid kan<br />
gedacht wor<strong>de</strong>n aan persoonlijke ervar<strong>in</strong>gen of overtuig<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. De subjectieve<br />
onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wordt aangenomen, tenzij het tegen<strong>de</strong>el kan wor<strong>de</strong>n bewezen. 24<br />
Er moet dan bewezen wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> hand van feiten en gedrag<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dat hij<br />
gehan<strong>de</strong>ld heeft met persoonlijke <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomenheid tegen <strong>de</strong> verdachte. Dit valt ech<strong>ter</strong><br />
moeilijk te bewijzen en wordt <strong>de</strong>rhalve dikwijls niet toegewezen. Een <strong>voor</strong>beeld waar<strong>in</strong> dit<br />
ech<strong>ter</strong> wel bewezen werd geacht is <strong>de</strong> zaak Werner tegen Polen. Een <strong>in</strong>solventierech<strong>ter</strong> dien<strong>de</strong><br />
een verzoek <strong>in</strong> waar<strong>in</strong> zij vor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> dat een gerechtelijk curator uit zijn functie zou wor<strong>de</strong>n<br />
geheven en vervolgens trad zij aan als rech<strong>ter</strong> die het verzoek <strong>in</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g zou nemen. 25<br />
De subjectieve onpartijdigheid wordt getoetst aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> gedrag<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>,<br />
namelijk of er uit zijn gedrag of opmerk<strong>in</strong>gen die hij maakt valt af te lei<strong>de</strong>n dat hij partijdig<br />
is. 26<br />
Bij toets<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> objectieve partijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wordt gekeken of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke<br />
structuur en <strong>de</strong> aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> toebe<strong>de</strong>el<strong>de</strong> taken voldoen<strong>de</strong> gewaarborgd is om te <strong>voor</strong>komen<br />
dat er een re<strong>de</strong>lijke twijfel omtrent <strong>de</strong> onpartijdigheid kan ontstaan. De maatstaf die hierbij<br />
gebruikt wordt is dat het reeds voldoen<strong>de</strong> is <strong>de</strong> schijn van partijdigheid gewekt te hebben. 27<br />
De schijn van partijdigheid is voldoen<strong>de</strong>, omdat <strong>in</strong>dien men <strong>de</strong> objectieve partijdigheid<br />
restrictief zou dienen aan te tonen, dit niet strookt met het doel van <strong>de</strong> bepal<strong>in</strong>g, namelijk het<br />
recht hebben op een eerlijk strafproces. Uit eer<strong>de</strong>re gedane uitspraken van het EHRM is naar<br />
voren gekomen dat <strong>de</strong> schijn van partijdigheid bij<strong>voor</strong>beeld aanwezig is als <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsrech<strong>ter</strong><br />
zich reeds <strong>in</strong> het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> heeft bezig gehou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong> zaak, zoals <strong>in</strong> het<br />
ka<strong>de</strong>r van het gerechtelijk <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> of bij <strong>de</strong> bewijsverzamel<strong>in</strong>g. 28 Aan het vereiste van<br />
onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en hoe dit <strong>in</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse rechtsstelsel wordt gewaarborgd,<br />
wordt <strong>in</strong> paragraaf 4.3.1 na<strong>de</strong>r <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g gegeven.<br />
§ 3.1.7 <strong>Het</strong> recht op een eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />
<strong>Het</strong> eerste lid van artikel 6 EVRM stelt dat een verdachte recht heeft op een eerlijke<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van zijn zaak. <strong>Het</strong> recht op een eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g heeft betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong><br />
gehele procedure. Indien een recht genoemd <strong>in</strong> artikel 6 EVRM niet nageleefd is, houdt dit<br />
niet automatisch <strong>in</strong> dat er sprake is van schend<strong>in</strong>g van een eerlijk proces. <strong>Het</strong> kan immers<br />
24 EHRM 23 juni 1981, nr. 6878/75 par. 58 (Le Compte, Van Leuven & De Meyere).<br />
25 EHRM 15 november 2001, nr. 26760/95, par. 41 (Werner/Polen).<br />
26 M. Kuijer, aant. 4 op art. 512 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
27 EHRM 24 mei 1989, nr. 10486/83, par. 46 (Hauschildt/Denemarken).<br />
28 EHRM 26 oktober 1984, nr. 9186/80, par. 30 (De Cubber /België).<br />
22
<strong>voor</strong>komen dat een niet nagekomen recht gerepareerd of gecompenseerd wordt, waardoor er<br />
toch sprake is van een eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g. 29<br />
<strong>Het</strong> recht op een eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g fungeert als een kapstok. Hieron<strong>de</strong>r kunnen vele rechten<br />
vallen, waaron<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rechten genoemd <strong>in</strong> het twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> lid van artikel 6 EVRM, maar<br />
ook rechten die afkomstig zijn uit <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie. Aan het recht op een eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />
<strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> liggen volgens het EHRM vier beg<strong>in</strong>selen ten grondslag, namelijk het beg<strong>in</strong>sel<br />
van een adversarial trial, het onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel, het beg<strong>in</strong>sel van equality of arms en<br />
het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel. 30 Deze beg<strong>in</strong>selen zijn niet absoluut en dienen <strong>de</strong>rhalve te wor<strong>de</strong>n<br />
afgewogen tegen an<strong>de</strong>re belangen. <strong>Het</strong> beg<strong>in</strong>sel van een adversarial trial houdt <strong>in</strong> dat<br />
verdachte <strong>de</strong> mogelijkheid heeft om alles hetgeen <strong>de</strong> vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie naar voren brengt,<br />
te betwisten en an<strong>de</strong>rsom. 31 Dit wil zeggen dat hij kan reageren op alles wat tegen hem werkt,<br />
niet alleen op <strong>in</strong>formatie, maar ook op standpunten, zoals <strong>de</strong> conclusie van <strong>de</strong> procureur<br />
generaal of advocaat generaal. <strong>Het</strong> onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel houdt <strong>in</strong> dat al het<br />
bewijsma<strong>ter</strong>iaal <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> die <strong>de</strong> e<strong>in</strong>dbesliss<strong>in</strong>g neemt en <strong>in</strong><br />
aanwezigheid van <strong>de</strong> verdachte dient te wor<strong>de</strong>n gepresenteerd. 32 Ten aanzien van hoe dit<br />
bewijs dient te wor<strong>de</strong>n geproduceerd laat het Hof zich niet zozeer uit. In een zaak waar het <strong>de</strong><br />
toelaatbaarheid van het bewijsma<strong>ter</strong>iaal betrof stel<strong>de</strong> zij dat dit geregeld dient te wor<strong>de</strong>n door<br />
het nationaal recht en dat het bewijs normaal gepresenteerd moet wor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns een openbare<br />
zitt<strong>in</strong>g. 33 <strong>Het</strong> beg<strong>in</strong>sel van equality of arms houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> verdachte gelijke mogelijkhe<strong>de</strong>n<br />
moet krijgen als het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie ten aanzien van het naar voren brengen van data en<br />
het betwisten van het <strong>in</strong>gebrachte bewijsma<strong>ter</strong>iaal. 34 Bei<strong>de</strong> procespartijen moeten <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
gelegenheid wor<strong>de</strong>n gesteld om kennis te nemen van hetgeen <strong>de</strong> an<strong>de</strong>r <strong>in</strong> het ged<strong>in</strong>g brengt en<br />
<strong>de</strong> kans krijgen om hierop te reageren. 35 In het licht van <strong>de</strong> equality of arms behoort <strong>de</strong><br />
verdachte <strong>de</strong> gelegenheid te krijgen om zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g op een dusdanige wijze te voeren die<br />
niet wezenlijk na<strong>de</strong>liger is <strong>voor</strong> hem. 36 <strong>Het</strong> beg<strong>in</strong>sel van nemo tenetur houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong><br />
verdachte het recht heeft om niet aan zijn eigen veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g mee te werken en bestaat uit<br />
twee aspecten, namelijk <strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gsvrijheid en het zwijgrecht. <strong>Het</strong> doel hiervan is om aan<br />
<strong>de</strong> verdachte bescherm<strong>in</strong>g te bie<strong>de</strong>n tegen ongeoorloof<strong>de</strong> dwang aangewend door <strong>de</strong><br />
autoriteiten en op die manier rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen te <strong>voor</strong>komen en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n uit<br />
artikel 6 EVRM te waarborgen. <strong>Het</strong> recht om te zwijgen geldt ech<strong>ter</strong> niet zon<strong>de</strong>r meer; <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> mag het zwijgen van <strong>de</strong> verdachte meenemen bij <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van het<br />
bewijsma<strong>ter</strong>iaal dat naar voren is gebracht door <strong>de</strong> officier van justitie. 37<br />
§ 3.2 Artikel 6 EVRM lid 2<br />
In het twee<strong>de</strong> lid van artikel 6 EVRM is <strong>de</strong> onschuldpresumptie vastgelegd. Hieruit kunnen<br />
een tweetal rechten <strong>voor</strong> een eerlijk proces wor<strong>de</strong>n afgeleid, namelijk het recht op<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g als onschuldige en het recht om zichzelf niet te belasten.<br />
29 T.N.B.M. Spronken & D. <strong>de</strong> Vocht, aant. 10 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv en<br />
EHRM 9 juni 1998, nr. 24294/94, par. 46 (Twalib/Griekenland).<br />
30 EHRM 16 februari 2000, nr. 28901/95, par. 60 (Rowe en Davis/Groot Brittannië).<br />
31 EHRM 28 augustus 1991, nr. 12876/87, par. 67 (Brandstet<strong>ter</strong>/Oostenrijk).<br />
32 EHRM 6 <strong>de</strong>cember 1988, nr. 10590/83, par. 78 (Barberà, Messegué en Jabardo/Spanje).<br />
33 EHRM 23 april 1997, nr. 21427/93, par. 50-51 (Van Mechelen en an<strong>de</strong>ren/Ne<strong>de</strong>rland).<br />
34 EHRM 22 februari 1996, nr. 17358/90, par. 47 (Bulut/Oostenrijk).<br />
35 EHRM 18 februari 1997, nr. 18990/91, par. 24 (Ni<strong>de</strong>röst-Huber/Zwitserland).<br />
36 EHRM 18 maart 1997, nr. 22209/93, par. 34 (Foucher/Frankrijk).<br />
37 EHRM 10 maart 2009, nr. 4378/02, par. 92 (Bykov/Rusland).<br />
23
§ 3.2.1 Onschuldpresumptie<br />
In artikel 6 lid 2 EVRM is <strong>de</strong> onschuldpresumptie opgenomen, tene<strong>in</strong><strong>de</strong> willekeur tegen te<br />
gaan bij <strong>de</strong> berecht<strong>in</strong>g van <strong>strafzaken</strong> en te <strong>voor</strong>komen dat aan onschuldigen strafleed wordt<br />
toegevoegd. In <strong>de</strong> zaak Barbèra geeft het EHRM aan hoe <strong>de</strong> onschuldpresumptie <strong>in</strong> het<br />
strafprocesrecht zou moeten wor<strong>de</strong>n nageleefd. ‘Rech<strong>ter</strong>s <strong>in</strong> hun functie als zodanig zou<strong>de</strong>n<br />
geen aanvang mogen maken met <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomenheid dat <strong>de</strong> verdachte het ten laste geleg<strong>de</strong><br />
feit ook daadwerkelijk heeft gepleegd. De bewijslast hiervan ligt bij het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie<br />
en <strong>in</strong>dien zich ook maar enige twijfel <strong>voor</strong>doet, dan dient dit ten gunste van <strong>de</strong> verdachte te<br />
werken. Dit heeft ook als gevolg dat <strong>de</strong> aanklager, het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie, <strong>de</strong> verdachte<br />
<strong>in</strong>formeert ten aanzien van <strong>de</strong> zaak die er tegen hem is gestart, zodat hij zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
ge<strong>de</strong>gen kan <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n en presen<strong>ter</strong>en en het veroor<strong>de</strong>lend bewijs <strong>in</strong> twijfel kan trekken.’ 38<br />
Hier zijn vier aspecten uit te herlei<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> eerste aspect is dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet aan een zaak<br />
mag beg<strong>in</strong>nen met <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomenheid ten aanzien van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte. Dit houdt<br />
<strong>in</strong> dat <strong>de</strong> verdachte, alvorens <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> oor<strong>de</strong>elt of <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte wettig en<br />
overtuigend bewezen is, behan<strong>de</strong>ld dient te wor<strong>de</strong>n als een onschuldige. De verdachte mag<br />
dus niet behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n alsof het reeds vaststaat dat hij het ten laste geleg<strong>de</strong> feit begaan<br />
heeft en dat dit oor<strong>de</strong>el ook niet meer zal kunnen veran<strong>de</strong>ren. Dit kan bij<strong>voor</strong>beeld blijken uit<br />
een besliss<strong>in</strong>g die <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> neemt of een houd<strong>in</strong>g die <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aanneemt, waaruit afgeleid<br />
kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte schuldig acht, alvorens zijn schuld op wettige wijze is<br />
bewezen. De rech<strong>ter</strong> dient pas zo laat mogelijk tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een<br />
oor<strong>de</strong>el omtrent <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte te vormen. Dit behoeft ech<strong>ter</strong> enige nuancer<strong>in</strong>g;<br />
<strong>in</strong>dien een verdachte bekent dan mag <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> zijn formuler<strong>in</strong>gen losser zijn. Hier bestaat<br />
een zekere overlap met het reeds eer<strong>de</strong>r aan bod gekomen recht op subjectieve onpartijdigheid<br />
van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. Zowel bij <strong>de</strong> onschuldpresumptie als bij <strong>de</strong> subjectieve onpartijdigheid van <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> dient hij zich alvorens alle wettige bewijsmid<strong>de</strong>len overlegd zijn te onthou<strong>de</strong>n van een<br />
oor<strong>de</strong>el omtrent <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte. De onschuldpresumptie moet ech<strong>ter</strong> gezien<br />
wor<strong>de</strong>n als een richtsnoer <strong>voor</strong> het han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> (en van alle personen die<br />
betrokken zijn bij het strafproces, zoals <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie en <strong>de</strong> politie),<br />
<strong>ter</strong>wijl <strong>de</strong> subjectieve onpartijdigheid <strong>in</strong>houdt dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>nerlijke normen en waar<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> grondslag vormen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte. 39<br />
<strong>Het</strong> twee<strong>de</strong> aspect is dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte niet mag veroor<strong>de</strong>len bij twijfel. Dit houdt <strong>in</strong><br />
dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> gehou<strong>de</strong>n is <strong>de</strong> verdachte vrij te spreken <strong>in</strong>dien hij twijfelt aan <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong><br />
verdachte. Indien er dus sprake is van enige re<strong>de</strong>lijke twijfel, dan dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong><br />
verdachte vrij te spreken. Hier<strong>in</strong> ligt gelijk ook het <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aspect. De verdachte hoeft niet zijn<br />
onschuld te bewijzen, het is voldoen<strong>de</strong> als hij twijfel omtrent zijn schuld kan wekken. De<br />
bewijslast van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte ligt immers bij het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie. Hier<br />
bestaat een overlap met het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel, want <strong>de</strong> bewijslast ligt bij het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie en <strong>de</strong> verdachte hoeft niet mee te werken aan zijn eigen veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g. <strong>Het</strong> nemo<br />
tenetur-beg<strong>in</strong>sel zal <strong>in</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf wor<strong>de</strong>n besproken. <strong>Het</strong> laatste aspect houdt <strong>in</strong><br />
dat het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie <strong>de</strong> verdachte dient te <strong>in</strong>formeren aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> zaak, zodat hij zijn<br />
zaak ge<strong>de</strong>gen kan <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n en presen<strong>ter</strong>en. Dit wordt behan<strong>de</strong>ld <strong>in</strong> paragraaf 3.3.1.<br />
§ 3.2.2 Nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel<br />
Uit <strong>de</strong> omschrijv<strong>in</strong>g die het EHRM gaf ten aanzien van <strong>de</strong> onschuldpresumptie <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaak<br />
Barbèra kwam naar voren dat <strong>de</strong> bewijslast is gelegen bij het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie en niet bij<br />
<strong>de</strong> verdachte. Hier is het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel van toepass<strong>in</strong>g, want <strong>de</strong> verdachte is niet<br />
38 EHRM 6 <strong>de</strong>cember 1988, nr. 10590/83, par. 77 (Barberà, Messegué & Jabardo/Spanje).<br />
39 L. Stevens, aant. 7.1-7.3 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
24
verplicht zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>erend te han<strong>de</strong>len. <strong>Het</strong> openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie dient <strong>de</strong> bewijzen omtrent <strong>de</strong><br />
schuld van <strong>de</strong> verdachte aan te dragen en kan <strong>de</strong> verdachte niet verplichten hieraan mee te<br />
werken. Dit geldt <strong>voor</strong>namelijk ten aanzien van het zwijgrecht van <strong>de</strong> verdachte, maar dit kan<br />
on<strong>de</strong>r omstandighe<strong>de</strong>n ook gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gsvrijheid van <strong>de</strong> vrijheid. De verdachte<br />
is bij<strong>voor</strong>beeld niet verplicht stukken af te geven <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> overheid klaarblijkelijk bezig is<br />
met een visexpeditie tene<strong>in</strong><strong>de</strong> <strong>de</strong> zaak te kunnen on<strong>de</strong>rbouwen. 40<br />
§ 3.3 Artikel 6 lid 3 EVRM<br />
Artikel 6 lid 3 EVRM kent aan <strong>de</strong> verdachte een aantal rechten toe die als waarborg dienen<br />
<strong>voor</strong> een eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van zijn zaak. Een aantal van <strong>de</strong>ze rechten is expliciet<br />
neergelegd <strong>in</strong> sub a tot en met e, maar een aantal rechten vloeien <strong>voor</strong>t uit lid 3 en zijn door<br />
het EHRM ontwikkeld.<br />
§ 3.3.1 <strong>Het</strong> recht op <strong>in</strong>formatie<br />
<strong>Het</strong> recht op <strong>in</strong>formatie ten aanzien van <strong>de</strong> beschuldig<strong>in</strong>g is neergelegd <strong>in</strong> artikel 6 lid 3 <strong>in</strong> sub<br />
a en b EVRM. De verdachte dient tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> procedure alle <strong>in</strong>formatie die <strong>voor</strong> hem relevant<br />
is, zowel belastend als ontlastend, te ontvangen, tene<strong>in</strong><strong>de</strong> een genoeglijke ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g te<br />
kunnen voeren tegen <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g. De verdachte moet immers weten waarvan hij<br />
beschuldigd wordt en waarom hij hiervan beschuldigd wordt, zodat hij zich goed kan<br />
<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n op zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g. Dit recht op <strong>in</strong>formatie ziet dus op twee aspecten. Enerzijds<br />
dient <strong>de</strong> verdachte te weten waarvan hij wordt beschuldigd, <strong>de</strong> kwalificatie, an<strong>de</strong>rzijds moet<br />
<strong>de</strong> verdachte weten op grond van welke bewijzen hij van het ten laste geleg<strong>de</strong> feit verdacht<br />
wordt. Ten aanzien van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g geldt dat <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong>ze <strong>in</strong>formatie <strong>ter</strong>stond<br />
dient te ontvangen <strong>in</strong> een taal die <strong>de</strong> verdachte verstaat en <strong>in</strong> bijzon<strong>de</strong>rhe<strong>de</strong>n. Hiermee wordt<br />
bedoeld dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>formatie ge<strong>de</strong>tailleerd <strong>de</strong> aard en re<strong>de</strong>n van het ten laste geleg<strong>de</strong> feit dient te<br />
bevatten. Indien <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong> taal waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> beschuldig<strong>in</strong>g is vastgelegd niet verstaat, dan<br />
dient <strong>de</strong>ze <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel schriftelijk vertaald te wor<strong>de</strong>n, tenzij concrete omstandighe<strong>de</strong>n ertoe<br />
lei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> verdachte over voldoen<strong>de</strong> handvaten beschikt om <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g ge<strong>de</strong>gen <strong>voor</strong><br />
te berei<strong>de</strong>n. 41 Ten aanzien van het twee<strong>de</strong> aspect, <strong>de</strong> processtukken die als bewijs wor<strong>de</strong>n<br />
gevoerd, dient <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel te beschikken over al het ma<strong>ter</strong>iaal dat ofwel ten<br />
na<strong>de</strong>le, ofwel ten gunste van hem kan zijn. De verdachte mag niet zon<strong>de</strong>r meer over al het<br />
relevante ma<strong>ter</strong>iaal beschikken; <strong>in</strong>dien zich tegenstrijdige belangen <strong>voor</strong>doen, zullen <strong>de</strong>ze<br />
moeten wor<strong>de</strong>n afgewogen tegen het belang van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g. De weiger<strong>in</strong>g om <strong>in</strong>formatie<br />
toe te laten komen aan <strong>de</strong> verdachte is een <strong>in</strong>breuk op zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsrecht en is <strong>de</strong>rhalve<br />
alleen toegestaan <strong>in</strong>dien het strikt noodzakelijk is. 42 <strong>Het</strong> doel van het recht op <strong>in</strong>formatie is<br />
dat <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> staat moet zijn om zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g behoorlijk te kunnen <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n. Dit<br />
hangt samen met het recht op het beschikken over voldoen<strong>de</strong> tijd en faciliteiten, want <strong>in</strong>dien<br />
men niet beschikt over voldoen<strong>de</strong> tijd en faciliteiten, dan kan <strong>de</strong> verdachte zich ook niet<br />
<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n op een ge<strong>de</strong>gen ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g, hetgeen <strong>in</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf aan bod komt.<br />
§ 3.3.2 <strong>Het</strong> recht te beschikken over voldoen<strong>de</strong> tijd en faciliteiten <strong>voor</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
Sub b van artikel 6 lid 3 sub b EVRM behelst het recht dat <strong>de</strong> verdachte <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g dient te beschikken over voldoen<strong>de</strong> tijd en faciliteiten om zijn<br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> te kunnen berei<strong>de</strong>n. Een concreet tijdsbestek kan niet wor<strong>de</strong>n gegeven, dat<br />
40<br />
L. Stevens, aant. 5 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010) <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
41<br />
EHRM 19 <strong>de</strong>cember 1989, nr. 9783/82, par. 79 - 81, NJ 1994, 26 (Kamas<strong>in</strong>ski/Oostenrijk; m. nt. E.A.<br />
Alkema).<br />
42<br />
EHRM 25 juli 2000, nr. 23969/94, par. 59 - 61(Mattoccia/Italië).<br />
25
is afhankelijk van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n van het geval, zoals <strong>de</strong> hoeveelheid en complexiteit van<br />
<strong>de</strong> verstrekte <strong>in</strong>formatie aan <strong>de</strong> verdachte. Niet alleen <strong>de</strong> verdachte, maar ook <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> is<br />
ambtshalve verantwoor<strong>de</strong>lijk om te zorgen dat een verdachte over voldoen<strong>de</strong> tijd en mid<strong>de</strong>len<br />
beschikt. Indien hij van oor<strong>de</strong>el is dat een verdachte hiertoe niet <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid is gesteld<br />
mag hij niet passief blijven, maar dient hij ambtshalve te beslissen om <strong>de</strong> zaak aan te hou<strong>de</strong>n,<br />
zodat <strong>de</strong> verdachte alsnog <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid wordt gesteld een genoegzame ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g te<br />
kunnen <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>n. 43<br />
§ 3.3.3 <strong>Het</strong> recht zich te ver<strong>de</strong>digen en het recht op (kosteloze) rechtsbijstand<br />
Artikel 6 lid 3 sub c EVRM bestaat uit drie verschillen<strong>de</strong> aspecten. Allereerst stelt zij <strong>de</strong><br />
verdachte <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid om zichzelf te ver<strong>de</strong>digen. Ten twee<strong>de</strong> kan <strong>de</strong> verdachte bij zijn<br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g rechtsbijstand <strong>in</strong>roepen en ten slotte kan <strong>de</strong>ze rechtsbijstand kosteloos wor<strong>de</strong>n<br />
verstrekt <strong>in</strong>dien aan bepaal<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n is voldaan. <strong>Het</strong> eerste aspect houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong><br />
verdachte zich <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel zelf moet kunnen ver<strong>de</strong>digen. Hiermee wordt met name gedoeld op<br />
<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> eerste aanleg, want <strong>in</strong> bepaal<strong>de</strong> gevallen wordt procesvertegenwoordig<strong>in</strong>g<br />
gelast. 44<br />
<strong>Het</strong> twee<strong>de</strong> aspect, het recht op rechtsbijstand, beoogt <strong>de</strong> verdachte een effectieve ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
te laten genieten, aangezien hij zelf doorgaans niet voldoen<strong>de</strong> juridisch on<strong>de</strong>rlegd is om een<br />
behoorlijke ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g te voeren. Dit recht omvat ook het recht op vrije communicatie tussen<br />
<strong>de</strong> verdachte en zijn raadsman. De raadsman van <strong>de</strong> verdachte moet <strong>in</strong> staat wor<strong>de</strong>n gesteld<br />
vertrouwelijke <strong>in</strong>formatie te kunnen verkrijgen van zijn cliënt. Hiertoe dient <strong>de</strong> verdachte<br />
ongestoord met zijn raadsman te kunnen overleggen en hier mag geen auditief toezicht op<br />
wor<strong>de</strong>n gehou<strong>de</strong>n, maar wel visueel toezicht. Aan het recht op vrije communicatie mag niet<br />
snel getornd wor<strong>de</strong>n, ook al zijn er zwaarwegen<strong>de</strong> belangen. 45 <strong>Het</strong> recht op rechtsbijstand<br />
geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>, maar hiervan wordt ech<strong>ter</strong><br />
zel<strong>de</strong>n gebruik gemaakt.<br />
<strong>Het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> aspect, het recht op kosteloze bijstand, is alleen van toepass<strong>in</strong>g <strong>in</strong>dien er voldaan is<br />
aan een tweetal <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n. De eerste <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is dat <strong>de</strong> verdachte over onvoldoen<strong>de</strong><br />
mid<strong>de</strong>len beschikt om een raadsman te kunnen bekostigen. Of <strong>de</strong> verdachte hierover beschikt<br />
moet wor<strong>de</strong>n afgeleid uit <strong>de</strong> concrete omstandighe<strong>de</strong>n van het geval. De omstandigheid dat <strong>de</strong><br />
verdachte wil<strong>de</strong> bewijzen dat hij over onvoldoen<strong>de</strong> mid<strong>de</strong>len beschikt mag wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rkend<br />
als een aanwijz<strong>in</strong>g dat dit ook het geval is. 46 De twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> waaraan moet wor<strong>de</strong>n<br />
voldaan is dat <strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> rechtspleg<strong>in</strong>g <strong>de</strong> aanwezigheid van een raadsman vereisen.<br />
Hierbij kan wor<strong>de</strong>n gedacht dat een raadsman vereist is omdat dit van belang is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kans<br />
op een gunstige uitkomst <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte, het belang dat er veel op het spel staat <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
verdachte en het belang van het beg<strong>in</strong>sel van equality of arms, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> dat een verdachte<br />
niet <strong>in</strong> staat is om doeltreffend zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g te voeren. 47 De verdachte die zijn zaak bij <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong> aanhangig heeft komt <strong>voor</strong> kosteloze rechtsbijstand doorgaans niet <strong>in</strong><br />
aanmerk<strong>in</strong>g, omdat <strong>de</strong> <strong>de</strong>licten die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld niet ernstig zijn<br />
en <strong>de</strong> rechtspleg<strong>in</strong>g dan ook geen rechtsbijstand vereist. Toch is enige nuancer<strong>in</strong>g hier op zijn<br />
plaats. <strong>Het</strong> feit dat bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> geen ernstige <strong>de</strong>licten wor<strong>de</strong>n behan<strong>de</strong>ld en er <strong>in</strong> die<br />
z<strong>in</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte ma<strong>ter</strong>ieel gezien niet veel op het spel staat, kan <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van een<br />
strafzaak emotioneel gezien wel een grote impact op een verdachte hebben. Toch zou dit naar<br />
43 EHRM 21 april 1998, nr. 11/1997/795/997, par. 42 (Daud v. Portugal).<br />
44 EHRM 24 november 1986, nr. 9063/80, par. 69 (Gillow/Groot Brittanië).<br />
45 T.N.B.M. Spronken & De Vocht, aant. 16 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv en<br />
EHRM 28 november 1991, nr. 12629/87; 13965/88, par. 48, NJ 1994, 88 (S/Zwitserland; m. nt. E.J.<br />
Dommer<strong>in</strong>g).<br />
46 EHRM 25 april 1983, nr. 8398/78, par. 32 (Pakelli/Duitsland).<br />
47 EHRM 24 mei 1991, nr. 12744/87, par. 33, NJ 1993, 525 (Quaranta/Zwitserland).<br />
26
mijn men<strong>in</strong>g niet moeten lei<strong>de</strong>n tot makkelijkere toegang tot kosteloze rechtsbijstand, dit<br />
vanuit f<strong>in</strong>ancieel oogpunt bezien en vanuit het oogpunt van efficiëntie. Indien er makkelijker<br />
voldaan wordt aan het recht op kosteloze rechtsbijstand dan zal dit <strong>voor</strong> <strong>de</strong> overheid een<br />
gro<strong>ter</strong>e kostenpost wor<strong>de</strong>n, hetgeen zijn <strong>ter</strong>ugslag weer v<strong>in</strong>dt op <strong>de</strong> burger. Gezien <strong>de</strong><br />
verhoud<strong>in</strong>g tussen <strong>de</strong> ger<strong>in</strong>ge ernst van <strong>de</strong> feiten die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n<br />
en <strong>de</strong> kosten van rechtsbijstand acht ik het niet wenselijk om <strong>de</strong> toegang tot kosteloze<br />
rechtsbijstand makkelijker te maken. Dit geldt ook vanuit het oogpunt van efficiëntie, want als<br />
het makkelijker wordt om <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g te komen <strong>voor</strong> kosteloze rechtsbijstand, dan zal hier<br />
ook meer gebruik van gemaakt wor<strong>de</strong>n, hetgeen het ambtelijk apparaat meer zal belasten en<br />
dit <strong>de</strong> snelheid die met een kantonprocedure beoogd wordt stagneren en <strong>de</strong> tijd tussen <strong>de</strong><br />
opspor<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g vergroten.<br />
§ 3.3.4 <strong>Het</strong> recht bewijsma<strong>ter</strong>iaal te <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en mid<strong>de</strong>ls on<strong>de</strong>rvrag<strong>in</strong>g van getuigen en<br />
<strong>de</strong>skundigen<br />
De verdachte heeft op grond van artikel 6 lid 3 sub d EVRM het recht om getuigen en<br />
<strong>de</strong>skundigen te on<strong>de</strong>rvragen en op te roepen. De re<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> is dat <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> staat<br />
moet zijn om zich te kunnen verweren tegen het door <strong>de</strong> vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie verzamel<strong>de</strong><br />
bewijsma<strong>ter</strong>iaal, maar hij moet ook <strong>de</strong> mogelijkheid hebben zelf ma<strong>ter</strong>iaal aan te dragen die <strong>in</strong><br />
zijn <strong>voor</strong><strong>de</strong>el kan werken. 48 De hoofdregel ten aanzien van getuigenverklar<strong>in</strong>gen die ten<br />
na<strong>de</strong>le van <strong>de</strong> verdachte werken is dat hij <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid dient te zijn om <strong>de</strong><br />
getuige of <strong>de</strong>skundige tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te on<strong>de</strong>rvragen. 49<br />
Uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen hierop kunnen bij<strong>voor</strong>beeld zijn dat <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> een eer<strong>de</strong>r stadium van<br />
het proces <strong>de</strong> getuige had kunnen on<strong>de</strong>rvragen, er an<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rsteunend ma<strong>ter</strong>iaal is of een<br />
an<strong>de</strong>re mogelijkheid bestond om <strong>de</strong> onjuistheid van <strong>de</strong> getuigenverklar<strong>in</strong>g aan te tonen. <strong>Het</strong><br />
EVRM geeft hier geen limitatieve opsomm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>gen, maar stelt dat ze s<strong>ter</strong>k<br />
afhankelijk zijn van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n van het geval. 50 Ten aanzien van anonieme getuigen<br />
zijn er een aantal <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n door het EHRM ontwikkeld, aangezien het EHRM kritisch is<br />
ten aanzien van <strong>de</strong>ze getuigenissen. Verklar<strong>in</strong>gen van anonieme getuigen zijn <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel<br />
toelaatbaar, mits er cumulatief aan drie <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n is voldaan. De eerste <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is dat<br />
er voldoen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen moeten zijn om <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntiteit van <strong>de</strong> getuige te verhullen. <strong>Het</strong> verdient<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wel op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> i<strong>de</strong>ntiteit van <strong>de</strong> getuige. De twee<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is dat er dusdanige maatregelen getroffen dienen te wor<strong>de</strong>n, zodat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
alsnog <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid wordt gesteld <strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> twijfel te<br />
trekken, bij<strong>voor</strong>beeld door lijfelijke aanwezigheid van <strong>de</strong> raadsman van <strong>de</strong> verdachte bij <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rvrag<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> getuige. Ten slotte mag <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g niet alleen of <strong>in</strong> beslissen<strong>de</strong><br />
mate berusten op anonieme verklar<strong>in</strong>gen. 51<br />
§ 3.3.5 Recht op tolk<br />
Ex artikel 6 lid 3 sub e EVRM heeft <strong>de</strong> verdachte recht op een tolk, <strong>in</strong>dien hij <strong>de</strong> gesproken<br />
taal tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g niet begrijpt. <strong>Het</strong> recht op een tolk is <strong>in</strong> alle<br />
<strong>strafzaken</strong> kosteloos, dus ook <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>. Zoals al eer<strong>de</strong>r naar voren<br />
is gekomen heeft <strong>de</strong> verdachte niet alleen recht op kosteloze bijstand van een tolk tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, maar ook op schriftelijke stukken. <strong>Het</strong> is niet nodig dat een vertal<strong>in</strong>g van<br />
48<br />
A.E. Harteveld e.a., <strong>Het</strong> EVRM en het Ne<strong>de</strong>rlandse strafprocesrecht (serie Facetten van strafrechtspleg<strong>in</strong>g,<br />
<strong>de</strong>el 16), Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2004, p. 116.<br />
49<br />
EHRM 20 november 1989, nr. 11454/85, par. 41, NJ 1990, 245 (Kostovski/Ne<strong>de</strong>rland; m. nt. E.A. Alkema).<br />
50<br />
T.N.B.M. Spronken & De Vocht, aant. 19 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
51<br />
T.N.B.M. Spronken & De Vocht, aant. 19 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
27
stukken per se op schrift wor<strong>de</strong>n gesteld, er kan wor<strong>de</strong>n volstaan met het mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />
weergeven van hetgeen er <strong>in</strong> <strong>de</strong> stukken wordt vermeld. 52<br />
§ 3.4 Rechten <strong>voor</strong>tvloeiend uit artikel 6 EVRM<br />
Hieron<strong>de</strong>r volgen een aantal <strong>voor</strong>beel<strong>de</strong>n van rechten die <strong>voor</strong>tvloeien uit artikel 6 EVRM,<br />
maar niet expliciet zijn opgenomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> wettekst.<br />
§ 3.4.1 <strong>Het</strong> recht <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aanwezig te mogen zijn<br />
In artikel 6 EVRM wordt dit aanwezigheidsrecht niet expliciet genoemd, maar het vloeit hier<br />
wel uit <strong>voor</strong>t volgens het EHRM. 53 <strong>Het</strong> doel van het aanwezigheidsrecht is <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong><br />
staat te stellen zich te ver<strong>de</strong>digen tegen het ten laste geleg<strong>de</strong>. In beg<strong>in</strong>sel is <strong>de</strong> verdachte niet<br />
verplicht om <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te verschijnen. Hij kan afstand doen van zijn<br />
aanwezigheidsrecht, maar dat moet dan wel ondubbelz<strong>in</strong>nig blijken. In sommige gevallen kan<br />
een verdachte geen afstand doen van zijn aanwezigheidsrecht, bij<strong>voor</strong>beeld wanneer hij door<br />
een rech<strong>ter</strong> gesommeerd wordt <strong>ter</strong> zitt<strong>in</strong>g te verschijnen. <strong>Het</strong> EHRM lijkt een<br />
aanwezigheidsplicht aan te nemen <strong>in</strong> het geval er veel op het spel staat <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte en<br />
zijn aanwezigheid gewenst is <strong>voor</strong> het beantwoor<strong>de</strong>n van vragen. Indien een<br />
verstekbehan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g plaats heeft gevon<strong>de</strong>n omdat <strong>de</strong> verdachte afwezig was, maar hij niet<br />
ondubbelz<strong>in</strong>nig afstand heeft gedaan en zijn afwezigheid niet te wijten is aan zijn eigen<br />
laksheid, dan dient dit aanwezigheidsrecht gerepareerd te wor<strong>de</strong>n. Dit kan geschie<strong>de</strong>n door<br />
een nieuwe feitelijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> zaak <strong>in</strong> hoger beroep of verzet. 54<br />
§ 3.4.2 <strong>Het</strong> recht <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te kunnen volgen<br />
Uit artikel 6 EVRM vloeit ook <strong>voor</strong>t dat <strong>de</strong> verdachte het recht heeft te volgen wat er op <strong>de</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g gebeurt, maar ook actief kan <strong>de</strong>elnemen aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g.<br />
Hieron<strong>de</strong>r wordt begrepen dat een verdachte het recht heeft tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g alles goed te horen en alle han<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen goed te kunnen zien. Om alles goed te<br />
kunnen horen dient er bij<strong>voor</strong>beeld sprake te zijn van een goe<strong>de</strong> akoestiek <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
gerechtszaal. 55 <strong>Het</strong> vereiste van actief kunnen <strong>de</strong>elnemen houdt <strong>in</strong> dat een verdachte<br />
geestelijk capabel dient te zijn om <strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
te volgen en te begrijpen wat het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> hem <strong>in</strong>houdt en welke<br />
gevolgen dit zou kunnen hebben <strong>voor</strong> hem. 56<br />
§ 3.4.3 <strong>Het</strong> recht op tegen<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
Ook het recht op tegen<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> ligt <strong>in</strong> artikel 6 EVRM besloten. Dit recht beoogt <strong>de</strong><br />
verdachte <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid te stellen ma<strong>ter</strong>iaal dat tegen hem wordt gebruikt <strong>in</strong> twijfel te<br />
trekken. <strong>Het</strong> ligt <strong>in</strong> het verleng<strong>de</strong> van het recht op het on<strong>de</strong>rvragen van getuige <strong>de</strong>skundige à<br />
charge. Verdachten en juristen zijn doorgaans niet <strong>in</strong> staat om rapporten van <strong>de</strong>skundigen te<br />
beoor<strong>de</strong>len op juistheid en dienen <strong>de</strong>rhalve een an<strong>de</strong>re <strong>de</strong>skundige <strong>in</strong> te schakelen om het<br />
rapport wel op juistheid te <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en. <strong>Het</strong> verzoek van <strong>de</strong> verdachte een contra <strong>de</strong>skundige<br />
<strong>in</strong> te schakelen dient gehonoreerd te wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>dien er gere<strong>de</strong> twijfel bestaat ten aanzien van<br />
<strong>de</strong> objectiviteit van <strong>de</strong> <strong>de</strong>skundige. 57 <strong>Het</strong> enkele feit dat <strong>de</strong> uitkomst van een<br />
52 T.N.B.M. Spronken & De Vocht, aant. 21 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
53 EHRM 12 februari 1985, nr. 9024/80, par. 27 (Colozza/Italië).<br />
54 T.N.B.M. Spronken & De Vocht, aant. 17 op art. 6 EVRM (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
55 EHRM 23 februari 1994, nr. 16757/90, par. 26 – 29 (Stanford /Groot Britannië).<br />
56 EHRM 15 juni 2004, nr. 60958/00, par. 28 (S.C./Groot Brittanië).<br />
57 EHRM 6 mei 1985, nr. 8658/79, par. 34 (Bönisch/Oostenrijk).<br />
28
<strong>de</strong>skundigenrappport ongunstig is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte is geen re<strong>de</strong>n om het verzoek van een<br />
verdachte een contra <strong>de</strong>skundige op te roepen te honoreren. 58<br />
58 EHRM 28 augustus 1991, nr. 11170/84; 12876/87; 13468/87, par. 44 (Brandstet<strong>ter</strong>/Oostenrijk).<br />
29
H 4 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> nationaal<br />
perspectief<br />
In het <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> hoofdstuk is <strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
besproken <strong>in</strong> Europees perspectief, en wel gebaseerd op <strong>de</strong> rechten die afkomstig zijn uit<br />
artikel 6 van het EVRM. Voor Ne<strong>de</strong>rland geldt dat justitie <strong>de</strong>ze vereisten <strong>in</strong> acht dient te<br />
nemen. Deze vereisten staan er ech<strong>ter</strong> niet aan <strong>in</strong> <strong>de</strong> weg om extra waarborgen <strong>in</strong> ons<br />
Ne<strong>de</strong>rlandse strafprocesrecht <strong>in</strong> te bouwen. In dit hoofdstuk komen dan ook <strong>de</strong> vereisten aan<br />
bod die <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland gel<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> het recht op een eerlijk proces.<br />
§ 4.1 De Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
On<strong>de</strong>r strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g wordt <strong>de</strong> gehele procedure <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> verstaan, waaron<strong>de</strong>r het<br />
han<strong>de</strong>len van een kantonrech<strong>ter</strong> ten tij<strong>de</strong> van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong>. 59<br />
Ten behoeve van <strong>de</strong> strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g zijn een aantal (niet limitatieve opsomm<strong>in</strong>g) rechtsbronnen<br />
belangrijk, te weten het EVRM, <strong>de</strong> Grondwet, het Wetboek van Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en algemene<br />
rechtsbeg<strong>in</strong>selen. Artikel 6 EVRM bevat rechten die een burger heeft ten aanzien van een<br />
eerlijk proces. Deze eisen zijn m<strong>in</strong>imumeisen, zij dienen <strong>ter</strong> aanvull<strong>in</strong>g van het nationale<br />
recht. Indien het nationale recht meer bescherm<strong>in</strong>g biedt dan het EVRM, dan heeft zij een<br />
<strong>de</strong>rogeren<strong>de</strong> werk<strong>in</strong>g en gaat het nationale recht <strong>voor</strong>. De algemene rechtsbeg<strong>in</strong>selen vullen<br />
het recht uit verdragen en nationaal recht aan. 60<br />
In het Ne<strong>de</strong>rlands rechtsstelsel zijn een groot aantal uitgangspunten en beg<strong>in</strong>selen van<br />
toepass<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. Een zeer belangrijk beg<strong>in</strong>sel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g is het strafvor<strong>de</strong>rlijke legaliteitsbeg<strong>in</strong>sel: nullum iudidcium s<strong>in</strong>e lege. Dit is<br />
opgenomen <strong>in</strong> artikel 1 Sv, hetgeen <strong>in</strong>houdt: ’Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g heeft alleen plaats op <strong>de</strong> wijze bij<br />
<strong>de</strong> wet <strong>voor</strong>zien’. De re<strong>de</strong>n om het strafvor<strong>de</strong>rlijk legaliteitsbeg<strong>in</strong>sel te codificeren <strong>in</strong> het<br />
wetboek van strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g, is ten behoeve van <strong>de</strong> rechtszekerheid van <strong>de</strong> burger. 61 De burger<br />
dient immers zekerheid te hebben over wat strafbaar is, zodat hij hier zijn gedrag op kan<br />
afstemmen. Doordat <strong>de</strong> regels met betrekk<strong>in</strong>g tot het strafprocesrecht vastgelegd zijn <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
wet, biedt dit aan <strong>de</strong> ene kant bescherm<strong>in</strong>g aan burgers tegen willekeurig overheidsoptre<strong>de</strong>n,<br />
maar aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant verkrijgt <strong>de</strong> overheid <strong>de</strong> bevoegdheid om strafvor<strong>de</strong>rlijk tegen hen op<br />
te tre<strong>de</strong>n. 62<br />
Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een zekere ruimte om <strong>de</strong> wettelijke<br />
bepal<strong>in</strong>gen die het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g regelen en <strong>de</strong> daaraan verbon<strong>de</strong>n<br />
procedure<strong>voor</strong>schriften te <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en, ondanks het gesloten systeem van strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. Hoe<br />
gro<strong>ter</strong> het belang van een wettelijke bepal<strong>in</strong>g, hoe kle<strong>in</strong>er <strong>de</strong> <strong>in</strong><strong>ter</strong>pretatieruimte van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
wordt. Indien een belangrijke wettelijke bepal<strong>in</strong>g wordt geschon<strong>de</strong>n, kan er zelfs het<br />
rechtsgevolg van <strong>de</strong> nietigheid aan verbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. 63<br />
59 C.P.M. Cleiren, aant. 8 op art. 1 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
60 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 36-38.<br />
61 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 15.<br />
62 C.P.M. Cleiren, aant. 3 op art. 1Sv, (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
63 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 28.<br />
30
§ 4.2 Algemene uitgangspunten en beg<strong>in</strong>selen <strong>in</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
ten aanzien van rech<strong>ter</strong>s<br />
In <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g is een aantal algemene uitgangspunten en beg<strong>in</strong>selen te<br />
v<strong>in</strong><strong>de</strong>n, zowel geschreven als ongeschreven, dat van toepass<strong>in</strong>g is op <strong>de</strong> strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g en<br />
daarmee het Ne<strong>de</strong>rlandse rechtssysteem typeert. Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n enkele uitgangspunten en<br />
beg<strong>in</strong>selen die met name <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong> van belang zijn beschreven.<br />
§ 4.2.1 Geschreven uitgangspunten en rechtsbeg<strong>in</strong>selen<br />
Artikel 1 Sv bevat het uitgangspunt dat strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g alleen plaats kan v<strong>in</strong><strong>de</strong>n op <strong>de</strong> wijze bij<br />
<strong>de</strong> wet <strong>voor</strong>zien. Overheidsoptre<strong>de</strong>n mag enkel <strong>in</strong>breuk maken op <strong>de</strong> rechten en vrijhe<strong>de</strong>n van<br />
burgers, <strong>in</strong>dien <strong>de</strong>ze bevoegdheid hiertoe <strong>in</strong> een wettelijke bepal<strong>in</strong>g is vastgelegd. <strong>Het</strong> is<br />
ech<strong>ter</strong> niet mogelijk om alle <strong>de</strong>nkbare scenario’s vast te leggen <strong>in</strong> <strong>de</strong> wet en dit is ook niet<br />
wenselijk. Er dient immers te wor<strong>de</strong>n gekeken naar alle omstandighe<strong>de</strong>n van het geval. De<br />
wetgever <strong>voor</strong>ziet hier op twee manieren <strong>in</strong>. In het eerste geval kent zij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> sommige<br />
bepal<strong>in</strong>gen een <strong>in</strong><strong>ter</strong>pretatiebevoegdheid toe, door gebruik te maken van vage <strong>ter</strong>men <strong>in</strong><br />
wettelijke bepal<strong>in</strong>gen. Een <strong>voor</strong>beeld van zo’n vage <strong>ter</strong>m die van toepass<strong>in</strong>g is op het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. is ‘het belang van een goe<strong>de</strong> rechtspleg<strong>in</strong>g ernstig scha<strong>de</strong>n’,<br />
artikel 269 lid 1 Sv. Deze <strong>ter</strong>men wor<strong>de</strong>n opzettelijk vaag geformuleerd, zodat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong>ze<br />
met <strong>in</strong> achtnem<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n van het geval kan <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en. In het twee<strong>de</strong><br />
geval kent <strong>de</strong> wetgever <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> discretionaire bevoegdheid toe. Aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wor<strong>de</strong>n bij<br />
bepaal<strong>de</strong> bevoegdhe<strong>de</strong>n een uitdrukkelijke besliss<strong>in</strong>gsbevoegdheid toegekend. Een <strong>voor</strong>beeld<br />
hiervan is dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> bij een niet openbare <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g bijzon<strong>de</strong>re toegang kan verlenen<br />
tot bijwon<strong>in</strong>g hiervan, artikel 269 lid 4 Sv. 64<br />
Een an<strong>de</strong>r uitgangspunt van het Ne<strong>de</strong>rlandse strafprocesrecht is dat <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
strafrech<strong>ter</strong> een beroepsrech<strong>ter</strong> is en onafhankelijk en onpartijdig dient te zijn. 65 Dit komt<br />
on<strong>de</strong>r meer tot uit<strong>in</strong>g <strong>in</strong> artikel 117 Gw. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> het licht van artikel 6 EVRM kwam reeds aan bod <strong>in</strong> paragraaf 3.1.5 en 3.1.6, maar<br />
zal <strong>in</strong> paragraaf 4.3.1 aan bod komen <strong>in</strong> nationaal perspectief.<br />
Ook zijn er enkele beg<strong>in</strong>selen die van toepass<strong>in</strong>g zijn <strong>in</strong> het nationaal strafprocesrecht. Zo is<br />
er het presumptio <strong>in</strong>nocentiae beg<strong>in</strong>sel, het vermoe<strong>de</strong>n van onschuld. De rech<strong>ter</strong> moet er zorg<br />
<strong>voor</strong> dragen dat hij zich ervan bewust blijft dat hij <strong>de</strong> verdachte niet als reeds veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong><br />
aanmerkt <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> en tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, totdat al het bewijs aan bod<br />
is gekomen en hij tot besliss<strong>in</strong>g ten aanzien van <strong>de</strong> schuldvraag over mag gaan. In het EVRM<br />
is dit vereiste expliciet opgenomen <strong>in</strong> artikel 6 lid 2. In het Wetboek van strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g wordt<br />
dit vereiste ech<strong>ter</strong> niet expliciet opgenomen, maar komt zij <strong>in</strong> meer<strong>de</strong>re bepal<strong>in</strong>gen impliciet<br />
naar voren. Zo komt zij on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re tot uit<strong>in</strong>g <strong>in</strong> artikel 62 Sv ten aanzien van <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>verzeker<strong>in</strong>gstell<strong>in</strong>g, <strong>in</strong> artikel 67a Sv ten aanzien van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>lopige hechtenis, <strong>in</strong> art. 271 lid<br />
2 Sv betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> mogelijkheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> om zich<br />
te verschonen, artikel 517 Sv en <strong>de</strong> mogelijkheid van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> vervolgen<strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>stantie om <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te kunnen wraken, artikel 512 Sv. Ten aanzien van dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is<br />
met name artikel 271 lid 2 Sv van belang, omdat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong> aanvang van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
<strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g uit moet gaan van <strong>de</strong> onschuld van <strong>de</strong> verdachte en zijn oor<strong>de</strong>el omtrent <strong>de</strong><br />
schuld van <strong>de</strong> verdachte pas moet vellen nadat alle wettige bewijsmid<strong>de</strong>len aan bod zijn<br />
gekomen. Dit is ech<strong>ter</strong> niet houdbaar <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g bekent of <strong>in</strong>dien er een overweldigen<strong>de</strong> hoeveelheid aan belastend bewijs<br />
64 C.P.M. Cleiren, aant. 6 op art. 1Sv, (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
65 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 54.<br />
31
aanwezig is. Indien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g dit zou negeren, dan<br />
verhoudt zich dit niet met zijn rol als actieve rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> het strafproces en komt dit het<br />
vertrouwen <strong>in</strong> hem niet ten goe<strong>de</strong>. Indien een verdachte <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zou bekennen en <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> hier geen aandacht aan zou beste<strong>de</strong>n, dan doet hij geen recht aan <strong>de</strong> verdachte als<br />
procespartij en komt dit <strong>de</strong> zorgvuldigheid van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g niet ten goe<strong>de</strong>.<br />
De rech<strong>ter</strong> mag <strong>in</strong> dat geval zijn bewoord<strong>in</strong>gen ruimer formuleren. 66<br />
Tevens dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> er <strong>voor</strong> te zorgen dat er voldaan wordt aan het beg<strong>in</strong>sel van hoor en<br />
we<strong>de</strong>rhoor. De rech<strong>ter</strong> dient er zorg <strong>voor</strong> te dragen dat bei<strong>de</strong> procespartijen <strong>de</strong> gelegenheid<br />
hebben om hun standpunten kenbaar te maken. 67 Dit is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re af te lei<strong>de</strong>n uit artikel<br />
311 Sv, waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> wordt aangegeven wanneer <strong>de</strong> procespartijen het woord mogen<br />
voeren. Na het uitroepen van <strong>de</strong> zaak door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> (artikel 270 Sv) on<strong>de</strong>rvraagt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
<strong>de</strong> verdachte en kunnen eventuele getuigen en <strong>de</strong>skundigen wor<strong>de</strong>n gehoord. Hierna mag <strong>de</strong><br />
officier van justitie requireren (artikel 311 lid 1 Sv), waarop <strong>de</strong> verdachte vervolgens mag<br />
antwoor<strong>de</strong>n (artikel 311 lid 2 Sv). Hierop kan <strong>de</strong> officier van justitie dupliek geven, waarop<br />
<strong>de</strong> verdachte weer repliek mag geven. Ten slotte krijgt <strong>de</strong> verdachte altijd het laatste woord<br />
krachtens artikel 311 lid 4 Sv.<br />
<strong>Het</strong> motiver<strong>in</strong>gsbeg<strong>in</strong>sel is vastgelegd <strong>in</strong> artikel 121 Gw. <strong>Het</strong> is van groot belang dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> zijn besliss<strong>in</strong>gen motiveert, om zo vertrouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspraak te bewerkstelligen.<br />
Als <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>gen immers niet gemotiveerd wor<strong>de</strong>n en <strong>de</strong> burger niet begrijpt hoe een<br />
rech<strong>ter</strong> tot zijn besliss<strong>in</strong>g is gekomen, dan neemt het vertrouwen <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspraak af. 68 Dit is<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>ter</strong>ug te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> artikel 24 lid 1 Sv ten aanzien van een beschikk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
raadkamer, <strong>in</strong> artikel 358 lid 2 en 3 Sv jo artikel 359 Sv ten aanzien van <strong>de</strong> genomen<br />
besliss<strong>in</strong>g en, <strong>in</strong>dien van toepass<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> keuze van <strong>de</strong> strafsoort en <strong>in</strong> artikel 360 Sv, <strong>in</strong>dien het<br />
proces-verbaal van een verhoor als bewijsmid<strong>de</strong>l wordt gebezigd, dan dient dit <strong>in</strong> het<br />
bijzon<strong>de</strong>r gemotiveerd te wor<strong>de</strong>n. Een vonnis dat wordt gewezen door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong><br />
<strong>strafzaken</strong> wijkt ech<strong>ter</strong> af van <strong>de</strong>ze regels (artikel 395 lid 1 Sv). Daar<strong>in</strong> wordt bepaald dat<br />
artikel 357 en 359 lid 3 en 5 Sv buiten toepass<strong>in</strong>g blijven. Door artikel 357 Sv buiten<br />
toepass<strong>in</strong>g te verklaren kunnen <strong>de</strong> personalia van <strong>de</strong> verdachte, <strong>de</strong> naam van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong><br />
datum waarop vonnis wordt gewezen ach<strong>ter</strong>wege wor<strong>de</strong>n gelaten. <strong>Het</strong> ach<strong>ter</strong>wege laten<br />
hiervan valt te verklaren omdat het vonnis doorgaans aansluitend na sluit<strong>in</strong>g van het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt, en <strong>de</strong> personalia van <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g gecontroleerd wor<strong>de</strong>n.<br />
Door artikel 359 lid 3 en 5 Sv buiten toepass<strong>in</strong>g te verklaren, wordt er <strong>voor</strong>zien <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
mogelijkheid om <strong>in</strong> bepaal<strong>de</strong> situaties een uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> motiver<strong>in</strong>gsverplicht<strong>in</strong>g te<br />
maken. Ten aanzien van het motiveren van vonnissen door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> kan een<br />
twee<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gemaakt. Enerzijds zijn er <strong>de</strong> motiver<strong>in</strong>gseisen ten aanzien van <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>vragen genoemd <strong>in</strong> artikel 348 Sv en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag van artikel 350<br />
Sv ten aanzien van <strong>de</strong> strafbaarheid van het feit en <strong>de</strong> strafbaarheid van <strong>de</strong> da<strong>de</strong>r. An<strong>de</strong>rzijds<br />
zijn er <strong>de</strong> motiver<strong>in</strong>gseisen ten aanzien van <strong>de</strong> eerste en vier<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag van artikel 350<br />
Sv, betreffen<strong>de</strong> <strong>de</strong> bewezenverklar<strong>in</strong>g van het ten laste geleg<strong>de</strong> feit en <strong>de</strong> oplegg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
straf en / of maatregel.<br />
De hoofdregel van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>vragen van artikel 348 Sv en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag<br />
van artikel 350 Sv is dat <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel alle besliss<strong>in</strong>gen hieromtrent (algemeen) gemotiveerd<br />
dienen te zijn, artikel 358 lid 2 Sv. Indien ten aanzien van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>vragen of <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> of<br />
66 L. Stevens, aant. 8.5 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
67 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 59.<br />
68 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 61.<br />
32
<strong>de</strong>r<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag een uitdrukkelijk <strong>voor</strong>gedragen verweer wordt <strong>in</strong>gediend door <strong>de</strong><br />
verdachte, maar dit niet wordt toegepast of aangenomen, dan dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dit na<strong>de</strong>r te<br />
motiveren, artikel 358 lid 3 Sv.<br />
Voor het aanvaar<strong>de</strong>n van een verweer als een uitdrukkelijk <strong>voor</strong>gedragen verweer geldt een<br />
lichte stelplicht. Een verweer wordt volgens <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie aanvaard als een uitdrukkelijk<br />
<strong>voor</strong>gedragen verweer <strong>in</strong>dien het ‘verweer met feiten en omstandighe<strong>de</strong>n is on<strong>de</strong>rbouwd’. 69<br />
De hoofdregel ten aanzien van <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag van artikel 350 Sv houdt<br />
<strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>gen ten aanzien van <strong>de</strong> bewezenverklar<strong>in</strong>g van ten laste geleg<strong>de</strong><br />
feit en <strong>de</strong> oplegg<strong>in</strong>g van een straf en / of maatregel niet gemotiveerd hoeven te wor<strong>de</strong>n, artikel<br />
395 lid 1 jo artikel 359 lid 3 en 5 Sv. Hij hoeft dus <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel niet aan te geven op welke<br />
bewijsmid<strong>de</strong>len zijn besliss<strong>in</strong>g steunt, of aan te geven wat <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen zijn waarom hij die<br />
bepaal<strong>de</strong> straf of maatregel heeft opgelegd.<br />
Hier is ech<strong>ter</strong> een uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van toepass<strong>in</strong>g. Indien <strong>de</strong> verdachte ten aanzien van een<br />
besliss<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> eerste en vier<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag een uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouwd standpunt<br />
aanvoert, dan dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn besliss<strong>in</strong>g na<strong>de</strong>r te motiveren, op grond van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong><br />
volz<strong>in</strong> van artikel 359 lid 2 Sv. De rech<strong>ter</strong> dient ten aanzien van <strong>de</strong> oplegg<strong>in</strong>g van een straf en<br />
/ of maatregel zijn besliss<strong>in</strong>g ook na<strong>de</strong>r te motiveren <strong>in</strong>dien er sprake is van <strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re<br />
strafmotiver<strong>in</strong>gsplichten die genoemd zijn <strong>in</strong> artikel 359 lid 4, 6 en 7 Sv. Dit is het geval<br />
<strong>in</strong>dien <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> het ten laste geleg<strong>de</strong> feit bewezen verklaart, maar geen straf of<br />
maatregel oplegt, of strafverm<strong>in</strong><strong>de</strong>r<strong>in</strong>g geeft, <strong>in</strong>dien hij een vrijheidsbenemen<strong>de</strong> straf oplegt,<br />
<strong>in</strong>dien hij een zwaar<strong>de</strong>re straf oplegt dan het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie heeft geëist en tenslotte als<br />
<strong>de</strong> maatregel van <strong>ter</strong>beschikk<strong>in</strong>gstell<strong>in</strong>g met verpleg<strong>in</strong>g is opgelegd. De maatregel van<br />
<strong>ter</strong>beschikk<strong>in</strong>gstell<strong>in</strong>g met verpleg<strong>in</strong>g zal bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> ech<strong>ter</strong> nooit wor<strong>de</strong>n opgelegd,<br />
omdat <strong>de</strong> <strong>de</strong>licten die door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> behan<strong>de</strong>ld van dusdanige ger<strong>in</strong>ge aard zijn, dat<br />
zij niet voldoen aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> op oplegg<strong>in</strong>g van <strong>ter</strong>beschikk<strong>in</strong>gstell<strong>in</strong>g. 70<br />
Ten aanzien van het aanvaar<strong>de</strong>n van een uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouwd standpunt geldt een zware<br />
stelplicht. De omvang van <strong>de</strong>ze na<strong>de</strong>re motiver<strong>in</strong>gsplicht ten aanzien van uitdrukkelijk<br />
on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> standpunten is <strong>in</strong> <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie na<strong>de</strong>r uitgewerkt. De bijzon<strong>de</strong>re<br />
motiver<strong>in</strong>gsplicht geldt alleen <strong>in</strong>dien het uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> standpunt dat <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g is aangevoerd niet wordt aangenomen. Indien <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet<br />
wezenlijk afwijkt van het uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouwd standpunt, hoeft er niet <strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze besliss<strong>in</strong>g te wor<strong>de</strong>n gegeven. De omvang van <strong>de</strong> motiver<strong>in</strong>gsplicht<br />
<strong>in</strong>dien er wordt afgeweken van het uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> standpunt is afhankelijk van <strong>de</strong><br />
aard van het on<strong>de</strong>rwerp en <strong>de</strong> mate waar<strong>in</strong> er wordt afgeweken. Ten slotte hoeft er niet op<br />
ie<strong>de</strong>r <strong>de</strong>tail van <strong>de</strong> argumenten die zijn opgenomen <strong>in</strong> het uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouwd standpunt<br />
te wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>gegaan waarom hiervan wordt afgeweken. 71<br />
De re<strong>de</strong>n waarom motiver<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bewezenverklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g en <strong>de</strong><br />
oplegg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> straf en / of maatregel ach<strong>ter</strong>wege kan blijven <strong>in</strong>dien er geen sprake is van<br />
een uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouwd standpunt, is tweeledig. Enerzijds is dat omdat <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g zo<br />
als vanzelf uit het <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> naar voren komt, en an<strong>de</strong>rzijds is dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> zo als vanzelf ertoe wordt gedreven om mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g opmerk<strong>in</strong>gen te maken waaruit zijn<br />
<strong>de</strong>nkwijze ten aanzien van het <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> naar voren komt. Hierdoor kan <strong>in</strong><br />
beg<strong>in</strong>sel <strong>de</strong> motiver<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bewezenverklar<strong>in</strong>g van het ten laste geleg<strong>de</strong> feit en <strong>de</strong><br />
oplegg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> straf en / of maatregel <strong>in</strong> het vonnis zon<strong>de</strong>r enig bezwaar ach<strong>ter</strong>wege<br />
wor<strong>de</strong>n gelaten. Er wordt veron<strong>de</strong>rsteld dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> door <strong>de</strong> aanwezigheid van <strong>de</strong><br />
69 HR 22 april 1997, LJN ZD0692, NJ 1998, 52, r.o. 6.3 (concl. A-G J.W. Fokkens).<br />
70 A. <strong>de</strong>n Hartog, aant. 2 op art. 395 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong> : Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
71 HR 11 april 2006, LJN AU9130, NJ 2006, 393, r.o. 3.8.4 (concl. A-G G. knigge; m.nt. Y. Buruma).<br />
33
verdachte en het zelf<strong>de</strong> publiek zich meer verplicht voelt om mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g opmerk<strong>in</strong>g te maken<br />
omtrent zijn <strong>de</strong>nkwijze, maar ook dat hij bevredig<strong>in</strong>g wil schenken aan het rechtsgevoel van<br />
<strong>de</strong> verdachte en het publiek en het vertouwen placht te wekken <strong>in</strong> zijn rechtspraak. De<br />
ach<strong>ter</strong>liggen<strong>de</strong> gedachte hiervan is dat <strong>de</strong> wetgever juist wil<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> aan niet<br />
teveel regels werd gebon<strong>de</strong>n; op die manier was <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> staat om het mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g vonnis<br />
zo veel mogelijk te laten aansluiten bij het zojuist afgesloten <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. 72<br />
Een an<strong>de</strong>r beg<strong>in</strong>sel dat van toepass<strong>in</strong>g is op <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> is het onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel. Dit<br />
wil zeggen dat <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsrech<strong>ter</strong> beslist op basis van hetgeen op <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g ten overstaan van<br />
hem naar voren is gekomen. <strong>Het</strong> doel van het onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel is tweeledig.<br />
Enerzijds heeft zij als doel dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> uitspraak doet op grond van het ma<strong>ter</strong>iaal dat tij<strong>de</strong>ns<br />
het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar voren is gekomen. An<strong>de</strong>rzijds dient zij als waarborg <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
en <strong>de</strong> officier van justitie dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn oor<strong>de</strong>el niet op <strong>in</strong>formatie baseert die niet bekend<br />
zijn bij <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g of <strong>de</strong> officier van justitie, ten e<strong>in</strong><strong>de</strong> geheime procesvoer<strong>in</strong>g te<br />
<strong>voor</strong>komen. 73 Dit heeft als gevolg dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> die een besliss<strong>in</strong>g neemt ten aanzien van <strong>de</strong><br />
formele vragen van artikel 348 Sv en <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vragen van 350 Sv, <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dient<br />
te zijn als <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> die participeert <strong>in</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. 74 <strong>Het</strong> is hierbij van<br />
belang dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zo direct mogelijk kennis neemt van <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len. Er dient zo m<strong>in</strong><br />
mogelijk gebruik gemaakt te wor<strong>de</strong>n van tussenschakels; <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dient zijn besliss<strong>in</strong>gen te<br />
baseren op <strong>de</strong> meest authentieke bron, tene<strong>in</strong><strong>de</strong> <strong>de</strong> betrouwbaarheid van het bewijs te<br />
waarborgen. Dit houdt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> dat hij er zorg <strong>voor</strong> dient te dragen<br />
dat hij zoveel mogelijk zelf waarnem<strong>in</strong>gen doet en <strong>in</strong>formatie die afkomstig is van getuigen of<br />
<strong>de</strong>skundigen ook daadwerkelijk van hen te verkrijgen en niet via tussenkomst van een<br />
verklar<strong>in</strong>g opgesteld door een verbalisant. 75<br />
§ 4.2.2 Ongeschreven uitgangspunten en rechtsbeg<strong>in</strong>selen<br />
Een aantal beg<strong>in</strong>selen is niet schriftelijk vastgelegd, maar is wel van toepass<strong>in</strong>g op <strong>de</strong><br />
strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. Deze ongeschreven rechtsbeg<strong>in</strong>selen dienen <strong>ter</strong> aanvull<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> eisen die<br />
aan <strong>de</strong> strafvor<strong>de</strong>rlijke autoriteiten gesteld zijn en <strong>in</strong> <strong>de</strong> wet zijn vastgelegd. Deze beg<strong>in</strong>selen<br />
gel<strong>de</strong>n met name <strong>in</strong> <strong>de</strong> opspor<strong>in</strong>gsfase ten aanzien van <strong>de</strong> opspor<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stantie en <strong>de</strong><br />
vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> toetst of aan <strong>de</strong>ze beg<strong>in</strong>selen is voldaan. De beg<strong>in</strong>selen<br />
van een goe<strong>de</strong> procesor<strong>de</strong> zijn het vertrouwensbeg<strong>in</strong>sel, het gelijkheidsbeg<strong>in</strong>sel, het beg<strong>in</strong>sel<br />
van zuiverheid van oogmerk en het beg<strong>in</strong>sel van re<strong>de</strong>lijke en billijke belangenafweg<strong>in</strong>g. Aan<br />
<strong>de</strong>ze beg<strong>in</strong>selen ligt het beg<strong>in</strong>sel verbod van willekeur ten grondslag. Dit houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> zijn beoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gs- en beleidsvrijheid op een stelselmatige, niet willekeurige wijze<br />
dient te gebruiken. <strong>Het</strong> gevolg hiervan is dat hij beperkt wordt <strong>in</strong> zijn beoor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gs- en<br />
beleidsvrijheid, omdat hij zijn bevoegdhe<strong>de</strong>n stelselmatig dient te gebruiken. 76<br />
<strong>Het</strong> eerste beg<strong>in</strong>sel is het ‘vertrouwensbeg<strong>in</strong>sel’. Dit wil zeggen dat verwacht<strong>in</strong>gen die door<br />
<strong>de</strong> overheid zijn gewekt <strong>in</strong> alle re<strong>de</strong>lijkheid dienen te wor<strong>de</strong>n gehonoreerd, behalve <strong>in</strong> het<br />
geval dat zwaar<strong>de</strong>r wegen<strong>de</strong> belangen zich daartegen verzetten. <strong>Het</strong> twee<strong>de</strong> beg<strong>in</strong>sel is het<br />
‘gelijkheidsbeg<strong>in</strong>sel’. Dit is van belang, zodat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> vergelijkbare gevallen gelijk<br />
behan<strong>de</strong>ld. Dit komt <strong>de</strong> rechtszekerheid van <strong>de</strong> verdachte ten goe<strong>de</strong>. In <strong>de</strong> praktijk verliest dit<br />
beg<strong>in</strong>sel enigsz<strong>in</strong>s aan waar<strong>de</strong>, aangezien er nimmer sprake kan zijn van exact gelijke<br />
72<br />
A. <strong>de</strong>n Hartog, aant. 2 op art. 395 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong> : Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
73<br />
J.F. Nijboer, bewerkt door W.L. Borst, aant. 16 op art. 338 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai /<br />
Groenhuijsen e.a.<br />
74<br />
G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 61 - 62.<br />
75<br />
A.M. van Woensel, aant. 16 op art. 338 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010, <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
76<br />
G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 63.<br />
34
gevallen. Desalniettem<strong>in</strong> wordt er <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk wel gestreefd naar gelijkheid, zover dat<br />
mogelijk is. <strong>Het</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> beg<strong>in</strong>sel van een goe<strong>de</strong> procesor<strong>de</strong> is het ‘beg<strong>in</strong>sel van zuiverheid van<br />
oogmerk’, ook wel bekend als het negatief geformuleer<strong>de</strong> ‘verbod van détournement <strong>de</strong><br />
pouvoir’. Dit beg<strong>in</strong>sel houdt <strong>in</strong> dat een overheidsorgaan (<strong>de</strong> opsporen<strong>de</strong> en vervolgen<strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>stantie) zijn bevoegdheid niet <strong>voor</strong> een an<strong>de</strong>r doel mag aanwen<strong>de</strong>n dan waar<strong>voor</strong> zij is<br />
gegeven. Dit beg<strong>in</strong>sel is ech<strong>ter</strong> niet zo zeer van toepass<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, <strong>de</strong>ze toetst juist of <strong>de</strong><br />
opspor<strong>in</strong>gs- en vervolg<strong>in</strong>gs<strong>in</strong>stantie zich <strong>in</strong> het gerechtelijk <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, met name het<br />
opspor<strong>in</strong>gs<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, hieraan hebben gehou<strong>de</strong>n. Toch is het <strong>de</strong>nkbaar dat dit beg<strong>in</strong>sel ook<br />
zijn weerslag heeft op <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. De rech<strong>ter</strong> mag zijn bevoegdheid bij<strong>voor</strong>beeld niet<br />
aanwen<strong>de</strong>n om over een beken<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtszaal recht te spreken. Ten slotte dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
het beg<strong>in</strong>sel van re<strong>de</strong>lijke en billijke belangenafweg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> acht te nemen. Dit houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> belangen die spelen behoorlijk tegen elkaar dient af te wegen. Dit heeft als gevolg<br />
dat er tegen <strong>de</strong> betrokkene op <strong>voor</strong> hem <strong>de</strong> m<strong>in</strong>st bezwaren<strong>de</strong> wijze moet wor<strong>de</strong>n opgetre<strong>de</strong>n<br />
(subsidiariteit) en dat <strong>de</strong> wijze van optre<strong>de</strong>n en het beoog<strong>de</strong> doel proportioneel dient te zijn. 77<br />
§ 4.3 Uitgangspunten <strong>in</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
<strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g is gematigd accusatoir. De verdachte heeft tij<strong>de</strong>ns het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een meer gelijkwaardige partij ten aanzien van <strong>de</strong> officier van<br />
justitie, al is hij niet volledig gelijkwaardig, omdat enkel het OM <strong>de</strong> verdachte kan<br />
beschuldigen van een strafbaar feit en niet vice versa. In het <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is <strong>de</strong> verdachte<br />
juist object van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> en <strong>de</strong>rhalve on<strong>de</strong>rgeschikt aan <strong>de</strong> politie en het OM. In die fase<br />
is het strafproces getemperd <strong>in</strong>quisitoir. 78<br />
De rech<strong>ter</strong> heeft geduren<strong>de</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een lei<strong>de</strong>n<strong>de</strong> rol, artikel 272 lid 1<br />
Sv. 79 Dit houdt <strong>in</strong> dat hij besliss<strong>in</strong>gen kan nemen die <strong>in</strong> het belang zijn van <strong>de</strong> <strong>voor</strong>tgang van<br />
het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, maar ook besliss<strong>in</strong>gen die <strong>de</strong> or<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtszaal<br />
handhaven. In het verleng<strong>de</strong> hiervan is hij bevoegd bevelen te geven. Aangezien <strong>de</strong>ze bevelen<br />
van <strong>in</strong>vloed kunnen zijn op <strong>de</strong> uitkomst van <strong>de</strong> strafzaak, komt <strong>de</strong>ze bevoegdheid enkel aan<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> toe. 80 Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> bepaalt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> gang van zaken. De<br />
procespartijen beschikken wel over een aantal bevoegdhe<strong>de</strong>n, maar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> bepaalt hoe<br />
<strong>de</strong>ze wor<strong>de</strong>n uitgeoefend. 81<br />
§ 4.3.1 De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
Zoals reeds eer<strong>de</strong>r naar voren is gekomen wordt aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> eis gesteld dat hij<br />
onafhankelijk en onpartijdig is. De rech<strong>ter</strong>lijke onafhankelijkheid is <strong>in</strong> twee categorieën <strong>in</strong> te<br />
<strong>de</strong>len: rechtspositionele onafhankelijkheid en functionele onafhankelijkheid. De<br />
rechtspositionele onafhankelijkheid heeft betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> rechtspositie van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, <strong>de</strong><br />
functionele onafhankelijkheid heeft betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>gsvrijheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
tegenover <strong>de</strong> wetgeven<strong>de</strong> en uitvoeren<strong>de</strong> macht. 82<br />
In <strong>de</strong> praktijk zou <strong>de</strong> functionele onafhankelijkheid moeten <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
onafhankelijk is <strong>in</strong> het nemen van besliss<strong>in</strong>gen ten aanzien van <strong>de</strong> opsporen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie en <strong>de</strong><br />
77 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 66 - 70.<br />
78 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 574.<br />
79 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 575.<br />
80 J. Wöretshofer, aant. c op art. 272 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
81 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 576.<br />
82 P.P.T. Bovend’Eert, aant. 1 op art. 117 Gw (bijgewerkt tot 1 september 2009), <strong>in</strong>: T & C Gw.<br />
35
vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie. 83 De vraag die rijst is of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> daadwerkelijk onafhankelijk is van<br />
<strong>de</strong> officier van justitie. De officier van justitie is immers <strong>de</strong>gene die belast is met <strong>de</strong><br />
samenstell<strong>in</strong>g van het dossier (artikel 30 Sv) dat <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wordt gebruikt door <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> én <strong>de</strong>gene die oor<strong>de</strong>elt over het al dan niet vervolgen van <strong>de</strong> verdachte (artikel 167<br />
Sv), tenzij er een artikel 12 procedure gestart wordt. Doordat <strong>de</strong> officier van justitie over <strong>de</strong>ze<br />
bevoegdhe<strong>de</strong>n beschikt zou <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> er onbewust van uit kunnen gaan dat <strong>de</strong> zaak van het<br />
openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie goed gefun<strong>de</strong>erd is en op die manier onbewust loyaal is aan <strong>de</strong> officier<br />
van justitie. 84 Daarnaast dienen <strong>de</strong> zowel <strong>de</strong> officier van justitie als <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> RAIOopleid<strong>in</strong>g<br />
85 genoten te hebben alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, waardoor <strong>de</strong> kans<br />
bestaat dat zij zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtszaal treffen en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich wellicht verplicht voelt loyaal te<br />
zijn aan zijn vroegere studiegenoot. Dit geldt ech<strong>ter</strong> ook <strong>voor</strong> rech<strong>ter</strong>s en strafrechtadvocaten,<br />
zij kunnen immers ook aan <strong>de</strong> zelf<strong>de</strong> universiteit gestu<strong>de</strong>erd hebben, maar verschilt <strong>in</strong> die z<strong>in</strong><br />
dat een verdachte <strong>in</strong> een strafzaak bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> doorgaans geen raadsman heeft.<br />
De eis van rechtspositionele onafhankelijkheid is impliciet <strong>ter</strong>ug te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> artikel 117 Gw,<br />
aangezien dit artikel beoogt een waarborg te bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rechtspositionele<br />
onafhankelijkheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. 86 Dit is af te lei<strong>de</strong>n uit <strong>de</strong> le<strong>de</strong>n 1 en 3. Lid 1 bepaalt dat<br />
le<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke macht belast met rechtspraak ‘<strong>voor</strong> het leven benoemd’ wor<strong>de</strong>n. Dit<br />
houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet om haar moveren<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen door <strong>de</strong> reger<strong>in</strong>g mag wor<strong>de</strong>n<br />
ontslagen. 87 Lid 3 houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> alleen <strong>in</strong> geval van ambtsmisdrijven of<br />
ambtsverzuim door een ‘tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke macht behorend gerecht mag wor<strong>de</strong>n geschorst of<br />
ontslagen’. 88<br />
De rech<strong>ter</strong> behoort naast onafhankelijk, ook onpartijdig te zijn. Bij het bepalen van <strong>de</strong><br />
onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wordt, net zoals <strong>in</strong> <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie van het EHRM, een<br />
subjectieve en een objectieve maatstaf gehanteerd. De subjectieve bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g heeft<br />
betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> persoonlijke overtuig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> een bepaal<strong>de</strong> zaak. De subjectieve<br />
onpartijdigheid kan blijken uit relaties van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> met an<strong>de</strong>re personen, zowel <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
privésfeer als <strong>in</strong> zakelijke sfeer, of uit zijn gedrag<strong>in</strong>gen. Bij relaties van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan men<br />
bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong>nken aan familie, amoureuze relaties, vriendschap of vijandschap, f<strong>in</strong>anciële<br />
relaties. Bij subjectieve onpartijdigheid <strong>in</strong> <strong>de</strong> gedrag<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan men<br />
bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong>nken aan beledigen<strong>de</strong> opmerk<strong>in</strong>gen die <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> maakt, dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een<br />
vijan<strong>de</strong>lijke houd<strong>in</strong>g aanneemt of een cynische manier van spreken hanteert. Zoals bij <strong>de</strong><br />
bena<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke onpartijdigheid <strong>in</strong> het licht van artikel 6 EVRM al aan bod is<br />
gekomen, dient subjectieve onpartijdigheid te wor<strong>de</strong>n aangenomen, totdat het bewijs dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> daadwerkelijk partijdig is, overtuigend is geleverd. 89<br />
Een <strong>voor</strong>beeld van een <strong>in</strong>dicatie van subjectieve onpartijdigheid door een opmerk<strong>in</strong>g van een<br />
rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse rechtspraak is <strong>de</strong> zaak tegen Geert Wil<strong>de</strong>rs. Een aanwezige tij<strong>de</strong>ns<br />
het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g verzocht <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> om <strong>voor</strong> haar moveren<strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> zaal<br />
te mogen verlaten vóór het afspelen van <strong>de</strong> film Fitna, omdat zij <strong>de</strong>ze niet wil<strong>de</strong> zien. Hierop<br />
antwoord<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>voor</strong>zit<strong>ter</strong> van <strong>de</strong> rechtbank: ‘dat kan ik me <strong>voor</strong>stellen mevrouw, geen<br />
probleem’. Daarna vroeg hij of er nog an<strong>de</strong>re mensen waren die <strong>de</strong> film ook niet wil<strong>de</strong>n zien.<br />
Dit gedrag zou <strong>in</strong> <strong>de</strong> context van <strong>de</strong>ze zaak een aanwijz<strong>in</strong>g kunnen zijn dat <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsrech<strong>ter</strong><br />
83 C.P.M. Cleiren, aant. 5, sub d op titel VI Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
84 H. Gommer, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>’, Nijmegen: WLP 2008, p. 25.<br />
85 RAIO staat <strong>voor</strong> Rech<strong>ter</strong>lijk Ambtenaar In Opleid<strong>in</strong>g.<br />
86 P.P.T. Bovend’Eert, aant. 1 op art. 117 Gw (bijgewerkt tot 1 september 2009), <strong>in</strong>: T & C Gw.<br />
87 P.P.T. Bovend’Eert, aant. 2 op art. 117 Gw (bijgewerkt tot 1 september 2009), <strong>in</strong>: T & C Gw.<br />
88 P.P.T. Bovend’Eert, aant. 4 op art. 117 Gw (bijgewerkt tot 1september 2009), <strong>in</strong>: T & C Gw.<br />
89 M. Kuijer, aant. 4 op art. 512 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
36
eeds overtuigd is van <strong>de</strong> schuldvraag van <strong>de</strong> heer Wil<strong>de</strong>rs, hetgeen niet getuigt van<br />
onpartijdigheid. De raadsman van <strong>de</strong> heer Wil<strong>de</strong>rs heeft op een la<strong>ter</strong> moment <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze zaak het<br />
verzoek gedaan <strong>de</strong> rechtbank te wraken, omdat <strong>de</strong> rechtbank weiger<strong>de</strong> een besluit te nemen<br />
ten aanzien van het verzoek van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g een getuige op te roepen. De wrak<strong>in</strong>gskamer<br />
heeft on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>in</strong> haar besliss<strong>in</strong>g ten aanzien van het wrak<strong>in</strong>gsverzoek bovenstaand<br />
<strong>in</strong>ci<strong>de</strong>nt meegewogen, en heeft uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijk <strong>de</strong> rechtbank gewraakt.<br />
De objectieve onpartijdigheid heeft betrekk<strong>in</strong>g op het rech<strong>ter</strong>lijk functioneren en <strong>de</strong> taken die<br />
aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> zijn functie toebehoren. <strong>Het</strong> rech<strong>ter</strong>lijk functioneren en <strong>de</strong> taken die hem<br />
toebehoren dienen dusdanig gestructureerd te zijn, dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke onpartijdigheid <strong>in</strong> het<br />
algemeen gewaarborgd wordt. Bij objectieve onpartijdigheid kan gedacht wor<strong>de</strong>n aan een<br />
rech<strong>ter</strong> die buiten zijn baan om als rech<strong>ter</strong> nog meer<strong>de</strong>re betrekk<strong>in</strong>gen bekleed of dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> fase <strong>voor</strong>afgaand aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g reeds besliss<strong>in</strong>gen heeft<br />
genomen <strong>in</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zaak. Of er sprake is van objectieve onpartijdigheid wordt beoor<strong>de</strong>eld<br />
aan <strong>de</strong> hand van objectieve <strong>in</strong>dicatoren; namelijk of <strong>de</strong> feiten <strong>de</strong> twijfel ten aanzien van <strong>de</strong><br />
onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> rechtvaardigen. De objectieve partijdigheid wordt sneller<br />
aangenomen dan <strong>de</strong> subjectieve partijdigheid, want <strong>de</strong> objectieve rechtvaardigheid wordt al<br />
aangenomen <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> schijn van partijdigheid aanwezig is, <strong>ter</strong>wijl <strong>de</strong> subjectieve<br />
onpartijdigheid wordt aangenomen totdat het bewijs van partijdigheid overtuigend geleverd<br />
is. 90 De re<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> ‘schijn’ van partijdigheid al genoeg is om objectief onpartijdig te wor<strong>de</strong>n<br />
bevon<strong>de</strong>n, is het grote belang van het vertrouwen dat <strong>de</strong> samenlev<strong>in</strong>g en <strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />
verdachte <strong>in</strong> <strong>de</strong> (straf)rechtspraak dient te hebben. 91 Men kan ech<strong>ter</strong> naar mijn men<strong>in</strong>g stellen<br />
dat <strong>de</strong> subjectieve onpartijdigheid ook van groot belang is om het vertrouwen dat <strong>de</strong><br />
samenlev<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> <strong>de</strong> strafrechtspraak te bewerkstelligen.<br />
De onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g is on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>ter</strong>ug<br />
te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> artikelen 268 en 271 Sv. Artikel 268 lid 2 bepaalt dat een rech<strong>ter</strong> die als<br />
rech<strong>ter</strong> commissaris enig <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>in</strong> een bepaal<strong>de</strong> zaak gedaan heeft, niet mag <strong>de</strong>elnemen<br />
aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. Indien dit wel geschiedt wordt daar het rechtsgevolg van<br />
<strong>de</strong> nietigheid aan verbon<strong>de</strong>n. Hiermee wordt beoogd <strong>de</strong> fase van het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
te schei<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> fase van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g waar een oor<strong>de</strong>el geveld gaat<br />
wor<strong>de</strong>n. 92 De re<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze scheid<strong>in</strong>g is dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> die als rech<strong>ter</strong> commissaris <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> zaak heeft gefungeerd, door <strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>shan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte overtuigd kan zijn geraakt. Doordat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
commissaris die han<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen heeft verricht <strong>in</strong> een <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, niet als<br />
zitt<strong>in</strong>gsrech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> strafzaak mag fungeren, wordt <strong>de</strong> onpartijdigheid van <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> gewaarborgd. 93 <strong>Het</strong> begrip ‘enig <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>’ dient volgens <strong>de</strong> Hoge Raad extensief<br />
uitgelegd te wor<strong>de</strong>n. 94 Ook door <strong>de</strong> opstell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtszaal wordt getracht <strong>de</strong><br />
onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> naar voren te laten komen. Lid 3 stelt dat aan <strong>de</strong> tafel van <strong>de</strong><br />
rechtbank alleen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en griffier mag plaatsnemen. Door alle drie <strong>de</strong> partijen, <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>,<br />
<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> officier van justitie apart plaats te laten nemen <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtszaal tracht<br />
men kenbaar te maken dat er een on<strong>de</strong>rscheid <strong>in</strong> positie bestaat tussen <strong>de</strong> staan<strong>de</strong><br />
magistratuur, <strong>de</strong> zitten<strong>de</strong> magistratuur en <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> het strafproces. 95<br />
90 M. Kuijer, aant. 4 op art. 512 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
91 EHRM 24 mei 1989, NJ 1990, 627, par. 48 (m.nt. P. van Dijk).<br />
92 M.I. Veldt, aant. 3 op art. 268 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
93 J. Woretshofer, aant. 2a op art. 268 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
94 HR 23 september 1997, NJ 1998, 188, r.o. 5.4 (concl. A-G J.W. Fokkens; m.nt. G. Knigge).<br />
95 M.I. Veldt, aant. 12 op art. 268 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
37
§ 4.3.2 Nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel<br />
Artikel 271 lid 1 Sv dient enerzijds als waarborg ten aanzien van het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel,<br />
hetgeen <strong>in</strong>houdt dat niemand verplicht kan wor<strong>de</strong>n zichzelf te belasten. <strong>Het</strong> beoogt te<br />
beschermen tegen zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>erend han<strong>de</strong>len. 96 Maar an<strong>de</strong>rzijds dient het ook als waarborg<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g, omdat men beoogt mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gsvrijheid en het<br />
<strong>in</strong>herente pressieverbod m<strong>in</strong><strong>de</strong>r betrouwbare verklar<strong>in</strong>gen te <strong>voor</strong>komen. 97<br />
De kern van het nemo-teneturbeg<strong>in</strong>sel bestaat uit twee rechten, <strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gsvrijheid en het<br />
<strong>in</strong>herente pressieverbod en het zwijgrecht (artikel 29 lid 1 jo 273 lid 2 Sv). 98 De<br />
verklar<strong>in</strong>gsvrijheid heeft als gevolg dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g er<br />
<strong>voor</strong> moet waken dat er vragen wor<strong>de</strong>n gesteld die ertoe strekken dat <strong>de</strong> verdachte<br />
verklar<strong>in</strong>gen geeft die niet <strong>in</strong> vrijheid zijn afgelegd. <strong>Het</strong> is verbo<strong>de</strong>n <strong>de</strong> verdachte aan pressie<br />
te on<strong>de</strong>rwerpen om verklar<strong>in</strong>gen af te dw<strong>in</strong>gen. 99 <strong>Het</strong> zwijgrecht heeft als gevolg dat <strong>de</strong><br />
verdachte bij aanvang van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wordt me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld dat hij niet<br />
verplicht is tot antwoor<strong>de</strong>n. Dit wil ech<strong>ter</strong> niet zeggen dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aan zijn zwijgen geen<br />
conclusies mag verb<strong>in</strong><strong>de</strong>n. De houd<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g kan tegen hem wor<strong>de</strong>n gebruikt. Zo mag <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het zwijgen van <strong>de</strong><br />
verdachte gebruiken <strong>in</strong> zijn bewijsbesliss<strong>in</strong>g en bij het bepalen van <strong>de</strong> strafmaat. 100<br />
§ 4.3.3 Onschuldpresumptie<br />
Ook artikel 271 lid 2 Sv is opgesteld vanuit <strong>de</strong> gedachte <strong>de</strong> onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te<br />
waarborgen. <strong>Het</strong> kan als een uitwerk<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> praesumptio <strong>in</strong>nocentiae wor<strong>de</strong>n beschouwd.<br />
<strong>Het</strong> behelst <strong>de</strong> wijze waarop <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich tegenover <strong>de</strong> verdachte dient te gedragen. 101 De<br />
grondslag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> onschuldpresumptie is het uitgangspunt van <strong>de</strong> opstellers van het wetboek<br />
van strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g <strong>in</strong> 1926, ‘be<strong>ter</strong> tien schuldigen vrijuit, dan één onschuldige <strong>in</strong> het<br />
gevang’. 102<br />
Men kan <strong>in</strong> <strong>de</strong> onpartijdigheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> drie facetten on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n: <strong>de</strong> subjectieve<br />
onpartijdigheid, <strong>de</strong> objectieve onpartijdigheid en <strong>de</strong> <strong>in</strong>nerlijke overtuig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
<strong>voor</strong><strong>in</strong>genomen te zijn ten aanzien van <strong>de</strong> schuld of onschuld van <strong>de</strong> verdachte.<br />
De onschuldpresumptie houdt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> praktijk <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zich zodanig ten overstaan van <strong>de</strong> verdachte dient te gedragen alsof <strong>de</strong>ze<br />
onschuldig is. Hij mag niet laten merken dat hij overtuigd is van <strong>de</strong> schuld dan wel onschuld<br />
van <strong>de</strong> verdachte. Dit mag hij pas uiten nadat het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g volledig is<br />
afgesloten. 103 Dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet mag laten blijken overtuigd te zijn van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong><br />
verdachte is <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk ech<strong>ter</strong> niet altijd haalbaar. Hierbij valt te <strong>de</strong>nken aan een situatie<br />
waar<strong>in</strong> een verdachte bekend heeft en <strong>de</strong> verdachte door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wordt verhoord. De<br />
rech<strong>ter</strong> zal immers bij een bekentenis vragen waarom <strong>de</strong> verdachte het <strong>de</strong>lict gepleegd heeft<br />
en het zou dan onmogelijk zijn om geen blijk te geven van <strong>de</strong> overtuig<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> verdachte het<br />
<strong>de</strong>lict heeft gepleegd. Vandaar dat <strong>de</strong> gedragsregel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dat hij tij<strong>de</strong>ns het<br />
96 M.I. Veldt, aant. 5,1 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
97 M.I. Veldt, aant. 6.14 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
98 M.I. Veldt, aant. 5.8 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
99 J. Woretshofer, aant. 2 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
100 M.I. Veldt, aant. 5.10 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
101 M.I. Veldt, aant. 3 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
102 M.I. Veldt, aant.7.1 en 8.1 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
103 J. Woretshofer, aant. 3 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
38
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g geen blijk mag geven overtuigd te zijn van <strong>de</strong> schuld of onschuld<br />
van <strong>de</strong> verdachte niet on<strong>de</strong>r alle omstandighe<strong>de</strong>n toepasbaar is. 104<br />
Aangezien <strong>de</strong> onschuldpresumptie betrekk<strong>in</strong>g heeft op <strong>de</strong> <strong>in</strong>nerlijke overtuig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> ten aanzien van <strong>de</strong> schuld of onschuld van <strong>de</strong> verdachte, kan feitelijke partijdigheid<br />
nooit met enige zekerheid wor<strong>de</strong>n vastgesteld, maar hanteert men het cri<strong>ter</strong>ium schijn van<br />
partijdigheid. 105 De Hoge Raad hanteert het volgen<strong>de</strong> cri<strong>ter</strong>ium aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> onpartijdigheid<br />
ten aanzien van <strong>de</strong> onschuldpresumptie: ‘Een rech<strong>ter</strong> uit hoof<strong>de</strong> van zijn aanstell<strong>in</strong>g moet<br />
wor<strong>de</strong>n vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzon<strong>de</strong>rlijke omstandighe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>doen die<br />
zwaarwegen<strong>de</strong> aanwijz<strong>in</strong>gen opleveren <strong>voor</strong> het oor<strong>de</strong>el dat een rech<strong>ter</strong> jegens <strong>de</strong> verdachte<br />
een <strong>voor</strong><strong>in</strong>genomenheid koes<strong>ter</strong>t, althans <strong>de</strong> bij <strong>de</strong> verdachte dienaangaan<strong>de</strong> vrees objectief<br />
gerechtvaardigd is’. 106 Besliss<strong>in</strong>gen genomen door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wor<strong>de</strong>n ech<strong>ter</strong> niet snel <strong>in</strong> strijd<br />
met <strong>de</strong> onschuldpresumptie geacht. Hierdoor is <strong>de</strong> bruikbaarheid van artikel 271 lid 2 Sv <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
praktijk enigsz<strong>in</strong>s beperkt, maar is zij toch van belang omdat zij uitdrukk<strong>in</strong>g geeft aan een<br />
fundamenteel uitgangspunt <strong>in</strong> <strong>de</strong> strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g, namelijk <strong>de</strong> onschuldpresumptie. Hiermee<br />
wordt beoogd <strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> verdachte te benadrukken en geeft zij een richtsnoer aan <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> hoe hij <strong>de</strong> verdachte dient te bejegenen <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtszaal. 107 De rech<strong>ter</strong> mag dan wel<br />
zijn <strong>in</strong>nerlijke overtuig<strong>in</strong>g niet laten blijken en gel<strong>de</strong>n geduren<strong>de</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dient bij het beslissen of het ten laste geleg<strong>de</strong> al dan niet bewezen<br />
kan wor<strong>de</strong>n verklaard, overtuigd te zijn op basis van <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len dat <strong>de</strong> verdachte zich<br />
schuldig heeft gemaakt aan het ten laste geleg<strong>de</strong> feit.<br />
§ 4.3.4 <strong>Het</strong> onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel<br />
Dit beg<strong>in</strong>sel houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn besliss<strong>in</strong>g ten aanzien van <strong>de</strong> schuldvraag van <strong>de</strong><br />
verdacht neemt op grond van het ma<strong>ter</strong>iaal dat door hemzelf of ten overstaan van hem tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g naar voren is gebracht. 108<br />
<strong>Het</strong> onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel heeft betrekk<strong>in</strong>g op twee aspecten. <strong>Het</strong> eerste is <strong>de</strong><br />
samenstell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rechtbank en het twee<strong>de</strong> is <strong>de</strong> bewijsregel<strong>in</strong>g. Artikel 322 Sv regelt <strong>de</strong><br />
samenstell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rechtbank. Hieruit zijn twee <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n af te lei<strong>de</strong>n. De eerste<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is dat <strong>in</strong>dien personen wor<strong>de</strong>n gehoord ten behoeve van <strong>de</strong> zaak, dit dient te<br />
geschie<strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>ls een onmid<strong>de</strong>llijke confrontatie tussen <strong>de</strong> procespartijen en het<br />
beslissen<strong>de</strong> gerecht. De twee<strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> is dat <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van een zaak dient te<br />
geschie<strong>de</strong>n <strong>in</strong> een zelf<strong>de</strong> samenstell<strong>in</strong>g. 109 Voor <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> houdt dit <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
die het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g leidt, ook <strong>de</strong>gene is die zich beraadt en beslist ten aanzien<br />
van het naar voren gekomene tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. 110 In <strong>de</strong> gevallen dat het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wordt aangehou<strong>de</strong>n is het ech<strong>ter</strong> lastig om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s weer <strong>de</strong> leid<strong>in</strong>g<br />
over het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te geven wanneer <strong>de</strong>ze weer aanvangt.<br />
<strong>Het</strong> twee<strong>de</strong> aspect waar het onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel betrekk<strong>in</strong>g op heeft is <strong>de</strong><br />
bewijsregel<strong>in</strong>g vervat <strong>in</strong> het twee<strong>de</strong> boek, titel VI, <strong>de</strong>r<strong>de</strong> af<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g. Volgens Melai moet het<br />
onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel wor<strong>de</strong>n geïn<strong>ter</strong>preteerd als een regel<strong>in</strong>g die er toe noopt <strong>de</strong><br />
a<strong>de</strong>quate oor<strong>de</strong>elsvorm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te bevor<strong>de</strong>ren. Om dit te bereiken zal <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
104 M. Kuijer, aant. 5 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai /Groenhuijsen e.a.<br />
105 M.I. Veldt, aant. 7.3 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
106 HR 26 mei 1992, NJ 1992, 676, r.o. 6.4 (concl. A-G J.W. Fokkens; m.nt. A.C. ‘t Hart).<br />
107 M.I. Veldt, aant. 8.7 op art. 271Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
108 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 61.<br />
109 C.P.M. Cleiren, aant. 5, sub e op boek 2, titel VI (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
110 J. Wöretshofer, aant. 4 op art. 322 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
39
moeten trachten om zo authentiek mogelijke <strong>in</strong>formatiebronnen te gebruiken <strong>voor</strong> zijn<br />
oor<strong>de</strong>elsvorm<strong>in</strong>g, zodoen<strong>de</strong> <strong>de</strong> controle op <strong>de</strong> betrouwbaarheid van het bewijs te<br />
waarborgen. 111<br />
§ 4.3.5 In<strong>ter</strong>ne openbaarheid<br />
<strong>Het</strong> beg<strong>in</strong>sel van <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne openbaarheid heeft betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> toegankelijkheid van het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte. De verdachte heeft het recht om kennis te nemen van alle<br />
processtukken op het moment dat het gerechtelijk <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt gesloten of<br />
beë<strong>in</strong>digd, <strong>in</strong>dien er geen gerechtelijk <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> heeft plaats gehad, op het moment dat<br />
<strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g of kennisgev<strong>in</strong>g van ver<strong>de</strong>re vervolg<strong>in</strong>g aan hem betekend is of <strong>in</strong>dien een<br />
strafbeschikk<strong>in</strong>g aan hem is uitgevaardigd. De verdachte kan dus zijn recht op <strong>in</strong>zage van <strong>de</strong><br />
processtukken uitoefenen op het moment dat er beslist wordt over ver<strong>de</strong>re vervolg<strong>in</strong>g.<br />
In <strong>de</strong> wettekst wordt niet genoemd of <strong>de</strong> verdachte bij niet ver<strong>de</strong>re vervolg<strong>in</strong>g ook het recht<br />
op <strong>in</strong>zage heeft. Volgens Spronken dient men op dat punt naar <strong>de</strong> praktijk te kijken. Er bestaat<br />
een mogelijkheid <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte om een scha<strong>de</strong>vergoed<strong>in</strong>g te eisen <strong>in</strong>dien zijn zaak zon<strong>de</strong>r<br />
straf of maatregel wordt geë<strong>in</strong>digd. In dat geval is het van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte dat hij<br />
kennis kan nemen van <strong>de</strong> processtukken om zo zijn verzoek tot scha<strong>de</strong>vergoed<strong>in</strong>g te kunnen<br />
on<strong>de</strong>rbouwen. Hieruit kan men conclu<strong>de</strong>ren dat het recht op <strong>in</strong>zage van <strong>de</strong> stukken bij niet<br />
ver<strong>de</strong>re vervolg<strong>in</strong>g ook van toepass<strong>in</strong>g is.<br />
<strong>Het</strong> is essentieel dat <strong>de</strong> verdachte kennis kan nemen van alle processtukken, zodat zijn<br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelangen zo goed mogelijk kunnen wor<strong>de</strong>n behartigd. De wijze waarop kennis<br />
wordt genomen van processtukken wordt na<strong>de</strong>r geregeld bij algemene maatregel van bestuur,<br />
artikel 34 lid 1 Sv. 112 Inzage moet verzocht wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g op grond van artikel<br />
21 lid 2 van dit besluit. De <strong>in</strong>zage kan plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>ter</strong> griffie, <strong>de</strong> plaats waar <strong>de</strong> verdachte<br />
zich bev<strong>in</strong>dt, zoals <strong>in</strong> een huis van bewar<strong>in</strong>g, of op een an<strong>de</strong>re plaats, zoals het kantoor van <strong>de</strong><br />
raadsman. Aangezien <strong>de</strong> verdachte die <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> dient te verschijnen doorgaans<br />
niet <strong>voor</strong>lopig gehecht is en geen raadsman heeft, zal <strong>de</strong> <strong>in</strong>zage <strong>voor</strong>namelijk <strong>ter</strong> griffie<br />
plaatsv<strong>in</strong><strong>de</strong>n. De verdachte is dan bevoegd om <strong>de</strong> oorspronkelijke stukken <strong>in</strong> te zien en hier<br />
aanteken<strong>in</strong>gen van te maken, of hiervan een afschrift te ontvangen. Hier wordt ech<strong>ter</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong> aan gesteld dat het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> dat beoogt <strong>de</strong> waarheid te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n hierdoor niet mag<br />
wor<strong>de</strong>n opgehou<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> verstrekken van een afschrift van een oorspronkelijk stuk dient zo<br />
snel mogelijk te gebeuren en is <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel bij eenmalige verstrekk<strong>in</strong>g kosteloos. 113 <strong>Het</strong><br />
afschrift wordt zo spoedig mogelijk verstuurd nadat het verzoek tot <strong>in</strong>zage is gedaan door <strong>de</strong><br />
verdachte en geschiedt door <strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie waar <strong>de</strong> processtukken zich op dat moment bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n.<br />
In het wetboek van strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g wordt niet uitdrukkelijk een <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie van processtukken<br />
gegeven. Volgens <strong>de</strong> Hoge Raad <strong>in</strong> het Dev Sol-arrest moet on<strong>de</strong>r processtukken wor<strong>de</strong>n<br />
verstaan alle stukken die aan het dossier wor<strong>de</strong>n toegevoegd door <strong>de</strong> opsporen<strong>de</strong> en<br />
vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stanties en die zich daar<strong>in</strong> zou<strong>de</strong>n behoren te v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Hier is het<br />
relevantiecri<strong>ter</strong>ium van kracht. Dit houdt <strong>in</strong> dat <strong>in</strong>dien stukken re<strong>de</strong>lijkerwijs direct van<br />
belang kunnen zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zaak, zij aan het dossier toegevoegd dienen te wor<strong>de</strong>n. 114 De<br />
stukken zijn direct van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zaak <strong>in</strong>dien zij belastend dan wel ontlastend zijn <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong> verdachte, <strong>de</strong> rechtmatigheid of betrouwbaarheid van het bewijsma<strong>ter</strong>iaal aantonen of op<br />
111 A.M. van Woensel, aant. 16 op art. 338 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
112 De wijze van kennisnem<strong>in</strong>g is geregeld <strong>in</strong> <strong>de</strong> art. 17 - 21 van het Besluit or<strong>de</strong> van dienst gerechten 29 juli<br />
2004 (i.w.tr. op 1 september 2004, Stb. 2004, 385).<br />
113 T.N.B.M. Spronken, aant. 1, sub a - e op art. 34 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
114 HR 7 mei 1996, LJN AB9820, NJ 1996, 687, r.o. 5.9 (conl. A-G J.W. Fokkens; m.nt. T.M. Schalken).<br />
40
een an<strong>de</strong>re manier van belang zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> formele en ma<strong>ter</strong>iële vragen<br />
van artikel 348 en 350 Sv. 115 <strong>Het</strong> doel van een procesdossier is <strong>de</strong> proces<strong>de</strong>elnemers <strong>in</strong>zicht te<br />
geven <strong>in</strong> <strong>de</strong> resultaten van gedaan <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. 116<br />
Omtrent <strong>de</strong> vraag wie bevoegd is tot samenstell<strong>in</strong>g van het procesdossier wordt ook niet<br />
uitdrukkelijk geantwoord <strong>in</strong> <strong>de</strong> wet. Ook hier heeft <strong>de</strong> Hoge Raad <strong>in</strong> het Dev Sol-arrest een<br />
richtlijn gegeven. 117 In eerste <strong>in</strong>stantie is <strong>de</strong> officier van justitie bevoegd te bepalen welke<br />
stukken aan het dossier wor<strong>de</strong>n toegevoegd. Hij voegt <strong>de</strong> stukken toe die <strong>de</strong> resultaten van het<br />
opspor<strong>in</strong>gs<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> bevatten. Deze bevoegdheid komt ook aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>-commissaris toe<br />
ten aanzien van <strong>de</strong> resultaten afkomstig uit het gerechtelijk <strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> of an<strong>de</strong>r<br />
<strong>voor</strong><strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. 118 De rech<strong>ter</strong> kan ten tij<strong>de</strong> van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g ofwel<br />
ambtshalve ofwel op verzoek van <strong>de</strong> verdachte, ofwel op vor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> officier van justitie<br />
stukken toevoegen aan het dossier. Indien <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g van men<strong>in</strong>g is dat er stukken uit het opspor<strong>in</strong>gs<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> ontbreken <strong>in</strong> het<br />
procesdossier, dan kan zij <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een<br />
bezwaarschrift <strong>in</strong>dienen bij het gerecht waartoe het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>commissaris<br />
behoort (artikel 32 Sv). Komt <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g tot <strong>de</strong> conclusie dat er stukken ontbreken, dan kan zij <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsrech<strong>ter</strong><br />
verzoeken <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> stukken alsnog aan het procesdossier toe te voegen. Dit verzoek<br />
dient zeer specifiek en na<strong>de</strong>r on<strong>de</strong>rbouwd geformuleerd te wor<strong>de</strong>n, wil zij wor<strong>de</strong>n toegekend<br />
door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>. Ook <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g is bevoegd om stukken aan het procesdossier toe<br />
te voegen. Dit kan geschie<strong>de</strong>n door aanbied<strong>in</strong>g hiervan aan <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. De officier van justitie is zon<strong>de</strong>r meer verplicht om <strong>de</strong>ze stukken <strong>in</strong><br />
het dossier te voegen. De zitt<strong>in</strong>gsrech<strong>ter</strong> is hiertoe verplicht als het schriftelijk ma<strong>ter</strong>iaal<br />
betreft, zolang het b<strong>in</strong>nen re<strong>de</strong>lijke grenzen blijft. Zowel het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie als <strong>de</strong><br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g kunnen totdat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn besliss<strong>in</strong>g heeft genomen nog nieuwe stukken<br />
aanreiken, dit met het oog op <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g. Hierbij heeft het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie ech<strong>ter</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r beweg<strong>in</strong>gsvrijheid dan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g. 119<br />
Indien een processtuk niet <strong>ter</strong> <strong>in</strong>zage <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g beschikbaar is gesteld, ondanks haar<br />
recht hierop, dan kan <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
verzoeken dit <strong>voor</strong> te lezen op grond van artikel 301 lid 2 Sv. Dit kan <strong>in</strong>tegraal wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>gelezen, maar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan ook volstaan met een mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>ge me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> korte<br />
<strong>in</strong>houd van dit processtuk, tenzij <strong>de</strong> verdachte zich daar op re<strong>de</strong>lijke grond tegen verzet<br />
(artikel 301 lid 1 Sv). Indien <strong>de</strong> verdachte na sluit<strong>in</strong>g van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zijn<br />
recht op <strong>in</strong>zage op een processtuk niet heeft kunnen uitoefenen en <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
me<strong>de</strong> op dit aan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g onbeken<strong>de</strong> stuk wordt gestoeld, dan heeft dit nietigheid van<br />
het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g als gevolg, wegens strijd met fundamentele beg<strong>in</strong>selen van<br />
een behoorlijke procesor<strong>de</strong>. 120 Reijntjes nuanceert dit enigsz<strong>in</strong>s door een twee<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g hier<strong>in</strong> te<br />
maken, namelijk <strong>de</strong> situatie waar<strong>in</strong> een recht van <strong>in</strong>zage niet uitoefenbaar is door toedoen van<br />
het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie of door toedoen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. Indien het recht van <strong>in</strong>zage<br />
geschon<strong>de</strong>n is door nalatigheid van het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie dan kan dit lei<strong>de</strong>n tot nietontvankelijkheid<br />
121 , <strong>in</strong>dien het recht van <strong>in</strong>zage geschon<strong>de</strong>n is door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dan kan dit<br />
115 T.N.B.M. Spronken, aant. 1 op art. 33 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
116 S.V. Pelsser, aant. 6 op art. 30 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
117 HR 7 mei 1996, LJN AB9820, NJ 1996, 687, r.o. 5.9 (conl. A-G J.W. Fokkens; m.nt. T.M. Schalken).<br />
118 Hierbij valt te <strong>de</strong>nken aan bij<strong>voor</strong>beeld een m<strong>in</strong>i-<strong>in</strong>structie.<br />
119 S.V. Pelsser, aant. 7 op art. 30 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
120 HR 22 juni 1982, LJN AC7668, NJ 1983, 104, r.o. 5 (conl. A-G J. Remmel<strong>in</strong>k; m.nt. Th.W. van Veen),<br />
evenals S.V. Pelsser, aant. 7 op art. 30 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
121 Hof ’s-Hertogenbosch 9 <strong>de</strong>cember 1993, LJN AC1176, NJ 1994, 340.<br />
41
lei<strong>de</strong>n tot nietigheid van <strong>de</strong> uitspraak. 122 Niet-ontvankelijkheid van het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie of<br />
(substantiële) nietigheid van <strong>de</strong> uitspraak zijn ech<strong>ter</strong> extreme rechtsgevolgen. Voorkeur geniet<br />
dan ook om het verzuim van het recht op <strong>in</strong>zage te herstellen door het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te schorsen, zodat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g het stuk kan <strong>in</strong>zien en aan <strong>de</strong> hand daarvan<br />
zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g kan bepalen. Hierdoor wordt het rechtsgevolg van substantiële nietigheid<br />
gerelativeerd. 123<br />
§ 4.3.6 Ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid<br />
<strong>Het</strong> beg<strong>in</strong>sel van ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid heeft betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> toegankelijkheid van het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g is <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel openbaar. Dit<br />
wordt bepaald <strong>in</strong> artikel 269 lid 1 Sv. 124 De eis van openbaarheid heeft twee strekk<strong>in</strong>gen.<br />
Enerzijds dient zij als controle op <strong>de</strong> werkzaamhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong> rechtsgenoten,<br />
an<strong>de</strong>rzijds dient zij om <strong>de</strong> verdachte zich <strong>in</strong> het openbaar te laten verantwoor<strong>de</strong>n. 125 De<br />
strekk<strong>in</strong>g dat zij dient als controlemid<strong>de</strong>l komt ook ten gunste van <strong>de</strong> verdachte; <strong>de</strong><br />
legitimiteit van het han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wordt gegaran<strong>de</strong>erd, hetgeen hem ten gunste komt<br />
bij <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van zijn eigen zaak. 126<br />
§ 4.4 Rechten tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
In <strong>de</strong>ze paragraaf komen <strong>de</strong> rechten aan bod die een verdachte heeft tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g en wordt een omschrijv<strong>in</strong>g gegeven van <strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>n het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
<strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g.<br />
§ 4.4.1 Compleetheid van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
Alle documenten die relevant zijn <strong>voor</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, zowel belastend als<br />
ontlastend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte dienen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan bod te komen. Op grond van<br />
artikel 301 lid 4 Sv mag <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn oor<strong>de</strong>el niet vellen met <strong>in</strong>achtnem<strong>in</strong>g van documenten<br />
die niet aan bod zijn gekomen geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. De re<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> is dat het<br />
oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> gebaseerd dient te zijn op ma<strong>ter</strong>iaal dat <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan bod is<br />
gekomen en alle proces<strong>de</strong>elnemers <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid zijn geweest om ma<strong>ter</strong>iaal aan te reiken<br />
of <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van ma<strong>ter</strong>iaal te beïnvloe<strong>de</strong>n. Dit is met name van belang bij het beoor<strong>de</strong>len<br />
van bewijs. 127<br />
§ 4.4.2 Cautie<br />
Artikel 273 lid 2 Sv bestaat uit twee on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len. Allereerst wordt <strong>de</strong> verdachte door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
met nadruk me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld dat hij tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> goed dient op te letten, zodat hij<br />
bewust wordt van <strong>de</strong> belangrijke positie die hij als procespartij <strong>in</strong>neemt. Indien dit ech<strong>ter</strong><br />
wordt nagelaten wordt hier niet het rechtsgevolg van <strong>de</strong> nietigheid aan verbon<strong>de</strong>n. 128 Dit <strong>in</strong><br />
tegenstell<strong>in</strong>g tot het geven van <strong>de</strong> cautie, het twee<strong>de</strong> on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van artikel 273 lid 2 Sv. De<br />
rech<strong>ter</strong> dient na <strong>de</strong> verman<strong>in</strong>g om goed op te letten tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g meteen aan <strong>de</strong><br />
verdachte mee te <strong>de</strong>len dat hij niet verplicht is tot het geven van antwoord. Hiermee wordt<br />
getracht het rechtsgevolg van nietigheid te <strong>voor</strong>komen, <strong>in</strong> het geval een verdachte op een<br />
122 HR 22 juni 1982, LJN AC7668, NJ 1983, 104, r.o. 5 (conl. A-G J. Remmel<strong>in</strong>k; m.nt. Th.W. van Veen),<br />
evenals S.V. Pelsser, aant. 7 op art. 30 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
123 J.M. Reijntjes, A. M<strong>in</strong>kenhof’s Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2009, p. 116.<br />
124 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 61.<br />
125 J. Wöretshofer, aant. 2, sub a op art. 269 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
126 C.H. Brants & L. van Lent, aant. 4 op art. 269 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
127 C.P.M. Cleiren, aant. 5, sub g op boek 2, titel VI Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
128 J. Wöretshofer, aant. 3 op art. 273 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
42
willekeurig tijdstip tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een verklar<strong>in</strong>g aflegt, <strong>ter</strong>wijl hem <strong>de</strong> cautie nog<br />
niet is gegeven. Een <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wordt alleen nietig verklaard <strong>in</strong>dien <strong>de</strong><br />
verdachte daadwerkelijk <strong>in</strong> zijn belangen is geschaad. Is dit niet het geval, dan kan het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g gewoon <strong>voor</strong>tgezet wor<strong>de</strong>n. 129 <strong>Het</strong> doel van <strong>de</strong> cautie is <strong>de</strong><br />
verdachte te behoe<strong>de</strong>n tegen zijn wil mee te werken aan zijn eigen veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g. 130 Indien <strong>de</strong><br />
verdachte geen bijstand heeft van een raadsman, hetgeen bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> dikwijls het<br />
geval is, zal er sneller wor<strong>de</strong>n geoor<strong>de</strong>eld dat <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong><strong>de</strong>rdaad <strong>in</strong> zijn belangen en<br />
daarmee zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g is geschaad. Of <strong>de</strong> cautie daadwerkelijk is gegeven kan wor<strong>de</strong>n<br />
gecontroleerd <strong>in</strong> het proces-verbaal van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. 131<br />
§ 4.4.3 <strong>Het</strong> oproepen van getuigen à <strong>de</strong>charge en <strong>de</strong>skundigen<br />
Aan <strong>de</strong> verdachte wordt, zoals al eer<strong>de</strong>r beschreven <strong>in</strong> paragraaf 3.3.4, op grond van artikel 6<br />
lid 3 sub d EVRM het recht toegekend getuigen en <strong>de</strong>skundigen te doen oproepen en<br />
on<strong>de</strong>rvragen. Dit recht is ook vastgelegd <strong>in</strong> het Wetboek van Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g, namelijk <strong>in</strong><br />
artikel 263 Sv. De verdachte heeft het recht om getuigen en <strong>de</strong>skundigen te doen oproepen en<br />
on<strong>de</strong>rvragen vanwege het accusatoire karak<strong>ter</strong> van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. Enerzijds<br />
kan <strong>de</strong> verdachte getuigen à <strong>de</strong>charge doen oproepen ten e<strong>in</strong><strong>de</strong> ontlastend bewijs ten aanzien<br />
van hem aan te dragen, an<strong>de</strong>rzijds dient <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid te wor<strong>de</strong>n gesteld<br />
getuigen à charge te on<strong>de</strong>rvragen. De verdachte dient zijn verzoek getuigen op te doen vragen<br />
m<strong>in</strong>imaal tien dagen <strong>voor</strong> aanvang van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g bij <strong>de</strong> officier van<br />
justitie, <strong>in</strong> persoon, dan wel schriftelijk, <strong>in</strong> te dienen. In beg<strong>in</strong>sel dient <strong>de</strong> officier van justitie,<br />
<strong>in</strong>dien aan <strong>de</strong> vereisten gesteld aan verzoek tot oproep<strong>in</strong>g van getuigen voldaan is, onverwijld<br />
aan dit verzoek gehoor te geven. 132 De officier van justitie kan ech<strong>ter</strong> op grond van artikel 264<br />
lid 1 en 2 Sv weigeren om <strong>de</strong> door <strong>de</strong> verdachte verzochte getuigen of <strong>de</strong>skundigen te doen<br />
oproepen. De gron<strong>de</strong>n waarop het verzoek geweigerd kan wor<strong>de</strong>n kan grofweg <strong>in</strong> twee<br />
categorieën on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n. De eerste categorie is op grond van pragmatische re<strong>de</strong>nen<br />
(artikel 264 lid 1, sub a t/m c Sv), namelijk <strong>in</strong> het geval <strong>de</strong> officier van justitie onaannemelijk<br />
acht dat <strong>de</strong> getuige b<strong>in</strong>nen een aanvaardbare <strong>ter</strong>mijn <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zal verschijnen, hij van<br />
oor<strong>de</strong>el is dat met oproep<strong>in</strong>g <strong>de</strong> gezondheid of het welzijn van <strong>de</strong> getuige <strong>in</strong> gevaar wordt<br />
gebracht, of hij van oor<strong>de</strong>el is dat niet oproep<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> getuige <strong>de</strong> verdachte niet <strong>in</strong> zijn<br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g schaadt. De twee<strong>de</strong> categorie op grond waarvan <strong>de</strong> officier van justitie het<br />
verzoek tot oproep<strong>in</strong>g van getuigen kan weigeren is wanneer het een bedreig<strong>de</strong> getuige of<br />
afgescherm<strong>de</strong> getuige betreft, of hij <strong>de</strong> getuige heeft toegezegd als zodanig te wor<strong>de</strong>n gehoord<br />
(artikel 264 lid 2, sub a en b Sv). Indien <strong>de</strong> officier van justitie een verzoek van <strong>de</strong> verdachte<br />
weigert, dan dient hij <strong>de</strong>ze besliss<strong>in</strong>g met re<strong>de</strong>nen te omkle<strong>de</strong>n en brengt hij <strong>de</strong> verdachte en<br />
<strong>de</strong> rechtbank hier onverwijld schriftelijk van op <strong>de</strong> hoogte. 133 Voor <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> geldt hier<br />
ech<strong>ter</strong> een uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g ex artikel 391 Sv. De officier van justitie kan getuigen of <strong>de</strong>skundigen<br />
ook mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g oproepen <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te verschijnen.<br />
Wanneer <strong>de</strong> officier van justitie tijdig een verzoek tot oproep<strong>in</strong>g van getuigen of <strong>de</strong>skundigen<br />
van <strong>de</strong> verdachte heeft ontvangen, maar verzuimd heeft <strong>de</strong>ze op te roepen of dit geweigerd<br />
heeft op basis van één van <strong>de</strong> gron<strong>de</strong>n genoemd <strong>in</strong> artikel 264 lid 1 Sv, dan kan <strong>de</strong> verdachte<br />
<strong>de</strong> rechtbank verzoeken <strong>de</strong> getuigen of <strong>de</strong>skundigen op te roepen, artikel 287 lid 3 sub a Sv.<br />
De verdachte dient dit verzoek aan <strong>de</strong> rechtbank met feiten en omstandighe<strong>de</strong>n te<br />
129 J. Wöretshofer, aant. 4 op art. 273 Sv (bijgewerkt tot 1juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
130 HR 13 maart 1979, NJ 1979, 268 Sv, r.o. 9 (concl. A-G J. Remmel<strong>in</strong>k).<br />
131 J. Silvis, aant. 4.2 op art. 273 Sv (bijgewerkt tot 1juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
132 T. Blom, aant. 5.1 op art. 263 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
133 T. Blom, aant. 6 op art. 263 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010) <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
43
on<strong>de</strong>rbouwen waaruit blijkt waarom oproep<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze getuigen of <strong>de</strong>skundigen van belang<br />
is <strong>voor</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g. 134<br />
<strong>Het</strong> feit dat <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong> officier van justitie dient te verzoeken getuigen en <strong>de</strong>skundigen<br />
op te roepen en <strong>de</strong> officier van justitie dit mag weigeren, zou <strong>de</strong> <strong>in</strong>druk kunnen wekken dat<br />
<strong>de</strong>ze procedure <strong>in</strong> strijd is met artikel 6 lid 3 sub d EVRM. Dit is ech<strong>ter</strong> niet het geval,<br />
aangezien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> er zorg <strong>voor</strong> dient te dragen dat <strong>in</strong> het concrete geval er voldaan wordt<br />
aan <strong>de</strong> vereisten van een eerlijk proces. De verdachte kan immers na een weiger<strong>in</strong>g of<br />
verzuim van <strong>de</strong> officier van justitie tot oproep<strong>in</strong>g van getuigen of <strong>de</strong>skundigen zich nog<br />
wen<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> rechtbank. 135 Indien een verdachte <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wil verzoeken alsnog getuigen of<br />
<strong>de</strong>skundigen te doen oproepen, dan dient hij aan twee cumulatieve vereisten te voldoen.<br />
Allereerst dient <strong>de</strong> verdachte tijdig aan <strong>de</strong> officier van justitie kenbaar hebben gemaakt dat<br />
bepaal<strong>de</strong> getuigen of <strong>de</strong>skundigen opgeroepen dienen te wor<strong>de</strong>n, maar <strong>de</strong> officier van justitie<br />
verzuimt dit of weigert dit op grond van artikel 264 lid 1 Sv. De twee<strong>de</strong> cumulatieve eis<br />
waaraan moet wor<strong>de</strong>n voldaan is dat <strong>de</strong> verdachte dit verzoek moet doen aan <strong>de</strong> rechtbank.<br />
Van hem wordt een actieve houd<strong>in</strong>g vereist. <strong>Het</strong> verzoek van <strong>de</strong> rechtbank dient feiten en<br />
omstandighe<strong>de</strong>n te bevatten waaruit blijkt welk belang <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g hecht aan het horen<br />
van <strong>de</strong> getuigen of <strong>de</strong>skundigen. 136<br />
§ 4.4.4 Voorlez<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> processtukken<br />
Om ma<strong>ter</strong>iaal als bewijsma<strong>ter</strong>iaal te gebruiken, is het vereist dat zij <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>ter</strong><br />
sprake komt. De door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> relevant geachte schriftelijke processtukken wor<strong>de</strong>n<br />
<strong>voor</strong>gelezen, maar <strong>voor</strong>lez<strong>in</strong>g kan ook geschie<strong>de</strong>n of op verzoek van <strong>de</strong> officier van justitie of<br />
<strong>de</strong> verdachte, artikel 301 lid 1 en 2 Sv. 137 <strong>Het</strong> <strong>voor</strong>lezen van <strong>de</strong> stukken kan wor<strong>de</strong>n<br />
vervangen door een mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>ge me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> korte <strong>in</strong>houd van het processtuk door <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong>, tenzij <strong>de</strong> officier van justitie of <strong>de</strong> verdachte zich op re<strong>de</strong>lijke gron<strong>de</strong>n hiertegen<br />
verzetten, artikel 301 lid 3 Sv. <strong>Het</strong> <strong>voor</strong>dragen van <strong>de</strong> processtukken is een op een tweetal<br />
manieren van belang <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte. Zij is van belang, zoals al eer<strong>de</strong>r<br />
naar voren is gekomen, ten aanzien van <strong>de</strong> <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne openbaarheid, omdat <strong>de</strong> verdachte niet kan<br />
wor<strong>de</strong>n veroor<strong>de</strong>eld op grond van processtukken waar hij nog geen kennis van heeft<br />
genomen. Maar zij is ook van belang om een beeld te krijgen tegen welke bewijzen <strong>in</strong> het<br />
bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g zich zal moeten verweren. 138 In artikel 301 lid 4 Sv wordt benadrukt<br />
dat alle processtukken die ten na<strong>de</strong>le van <strong>de</strong> verdachte kunnen zijn, <strong>voor</strong>gelezen dienen te<br />
wor<strong>de</strong>n dan wel kort me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g dient te wor<strong>de</strong>n gedaan omtrent <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd hiervan. 139 Met<br />
stukken die ten na<strong>de</strong>le van <strong>de</strong> verdachte kunnen zijn wordt bedoeld: ‘Stukken welke van<br />
<strong>in</strong>vloed kunnen zijn op het bewijs van het ten laste geleg<strong>de</strong>, <strong>de</strong> strafbaarheid van het<br />
bewezene en van <strong>de</strong> verdachte of <strong>de</strong> oplegg<strong>in</strong>g van een straf of maatregel’. 140 Indien het<br />
<strong>voor</strong>lezen van <strong>de</strong> stukken wordt verzuimd en dit ten na<strong>de</strong>le is van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
verdachte, dan kan hier het rechtsgevolg van <strong>de</strong> nietigheid aan verbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, artikel 301<br />
lid 4 Sv. 141 Dit hangt af van <strong>in</strong> hoeverre <strong>de</strong> verdacht <strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang is geschaad.<br />
Een verdachte wordt <strong>in</strong> ie<strong>de</strong>r geval niet geschaad <strong>in</strong> zijn belang als hij <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het stuk<br />
al kent, het stuk enkel dient als herstel van een vergiss<strong>in</strong>g of <strong>in</strong>dien het een feit van algemene<br />
134 T. Blom, aant. 10.3 op art. 287 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
135 T. Blom, aant. 8 op art. 263 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010) <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
136 T. Blom, aant, 10.3 op art. 287 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen.<br />
137 J. Wöretshofer, aant. 2, sub a op art. 301 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
138 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 621.<br />
139 J. Wöretshofer, aant. 3 op art. 301Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
140 HR 26 maart 1998, NJ 1998, 713 ( concl. A-G A.J.M. Machielse).<br />
141 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 621.<br />
44
ekendheid is. 142 In <strong>de</strong> strafprocedure bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> geldt ech<strong>ter</strong> het vereiste van<br />
<strong>voor</strong>lez<strong>in</strong>g of mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>ge me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> korte <strong>in</strong>houd van het processtuk niet, ook niet<br />
als <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het processtuk bezwaarlijk is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte, tenzij <strong>de</strong> verdachte of zijn<br />
raadsman dit verlangt (artikel 398 lid 5 Sv). De re<strong>de</strong>n dat <strong>in</strong> kantonzaken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong><br />
<strong>voor</strong>lez<strong>in</strong>g of mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> korte <strong>in</strong>houd van <strong>de</strong> processtukken niet vereist is,<br />
zou kunnen zijn dat het ach<strong>ter</strong>wege laten hiervan een <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> of <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijke<br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g niet <strong>in</strong> <strong>de</strong> weg staat, <strong>ter</strong>wijl dit <strong>de</strong> afwikkel<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> zaak kan bespoedigen.<br />
§ 4.4.5 Pleidooi en laatste woord<br />
Na het <strong>voor</strong>lezen van <strong>in</strong> ie<strong>de</strong>r geval <strong>de</strong> processtukken ten na<strong>de</strong>le van <strong>de</strong> verdachte en het<br />
requisitoir van <strong>de</strong> officier van justitie, mag <strong>de</strong> verdachte en / of zijn raadsman hierop<br />
antwoor<strong>de</strong>n, het pleidooi, artikel 311 lid 2 Sv. In het pleidooi vormt <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g haar<br />
standpunt en on<strong>de</strong>rbouwt dit met verweren. 143 De ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g is bevoegd hier<strong>in</strong> vrij te<br />
spreken, zij mag zelfstandige <strong>in</strong>zichten en beschouw<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> haar pleidooi opnemen, dit <strong>in</strong><br />
tegenstell<strong>in</strong>g tot hetgeen geïmpliceerd wordt <strong>in</strong> artikel 311 lid 2 Sv, dat <strong>de</strong> verdachte enkel<br />
respons mag geven op het requisitoir van <strong>de</strong> officier van justitie. 144 Zij mag haar pleidooi op<br />
het scherpst van <strong>de</strong> sne<strong>de</strong> voeren, zolang haar gebezig<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n maar het belang van een<br />
goe<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g dienen. 145 <strong>Het</strong> pleidooi van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g kan wor<strong>de</strong>n beperkt <strong>in</strong> het<br />
geval zij no<strong>de</strong>loze herhal<strong>in</strong>gen bevat, of kwesties bevat die niets met <strong>de</strong> zaak van doen<br />
hebben. De rech<strong>ter</strong> dient <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g eerst tweemaal te vermanen, alvorens hij kan<br />
beslissen het pleidooi <strong>voor</strong>tijdig te stoppen. Daarnaast kan het pleidooi ook wor<strong>de</strong>n beperkt<br />
<strong>in</strong>dien het beledigend is dan wel strafbare feiten bevat, om zo <strong>de</strong> or<strong>de</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
te bewaren. De grondslag hier<strong>voor</strong> is artikel 272 lid 1 Sv. Deze gegeven opsomm<strong>in</strong>g lijkt<br />
limitatief van aard. Om te <strong>voor</strong>komen dat het pleidooi beperkt wordt, geeft Van Kempen als<br />
tip <strong>voor</strong> <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g het pleidooi op schrift te stellen en het <strong>in</strong> het dossier op te laten<br />
nemen, zodat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> hier <strong>voor</strong>af kennis neemt. De ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g kan dan tij<strong>de</strong>ns het pleidooi<br />
wor<strong>de</strong>n beperkt, maar enkel omdat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> al op <strong>de</strong> hoogte is van het gehele pleidooi en<br />
zodoen<strong>de</strong> no<strong>de</strong>loze herhal<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>komt. 146<br />
De ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g kan het pleidooi schriftelijk vast leggen <strong>in</strong> een zogenaam<strong>de</strong> pleitnotitie, artikel<br />
326 lid 2 Sv. Bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> wordt dit doorgaans niet gedaan, omdat <strong>de</strong> zaken vaak van<br />
eenvoudige aard zijn en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> meestal meteen uitspraak doet. 147 Ook kan <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> verzoeken van een bepaal<strong>de</strong> omstandigheid, verklar<strong>in</strong>g of opgave een specifieke<br />
aanteken<strong>in</strong>g te maken, artikel 327 lid 4 Sv. Bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> wordt <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
meeste gevallen niet juridisch bijgestaan en heeft <strong>de</strong> verdachte geen weet van <strong>de</strong>ze<br />
mogelijkhe<strong>de</strong>n. Aan <strong>de</strong> ach<strong>ter</strong>zij<strong>de</strong> van <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g staan wel enkele rechten vermeld die<br />
<strong>de</strong> verdachte heeft met betrekk<strong>in</strong>g tot het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, maar dit is niet heel<br />
opvallend (zie bijlage I). De beschrijv<strong>in</strong>g is opgenomen <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e let<strong>ter</strong>s en is <strong>in</strong> formeel<br />
Ne<strong>de</strong>rlands geschreven, hetgeen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> leek naar mijn men<strong>in</strong>g moeilijk<br />
begrijpbaar is. <strong>Het</strong> is dan ook van belang dat het proces-verbaal <strong>de</strong>r <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, opgesteld<br />
door <strong>de</strong> griffier, <strong>de</strong> kern weergeeft van <strong>de</strong> door <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g aangegeven standpunten en<br />
verweren die relevant zou<strong>de</strong>n kunnen zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. 148<br />
142 J. Wöretshofer, aant. 3 op art. 301 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
143 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 627.<br />
144 P.H.P.H.M.C. van Kempen, aant. 5.1 op art. 311Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
145 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 627.<br />
146 P.H.P.H.M.C. van Kempen, aant. 5.3 op art. 311 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
147 P.H.P.H.M.C. van Kempen, aant. 5.4 op art. 311 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong> :Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
148 J. Wöretshofer, aant. 3 op art. 311 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
45
De re<strong>de</strong>n waarom het wel raadzaam zou kunnen zijn om een pleitnotitie op te nemen <strong>in</strong> het<br />
proces-verbaal is accuraatheid. <strong>Het</strong> kan van belang zijn <strong>de</strong> pleitnotitie toe te voegen aan het<br />
proces-verbaal, zodat <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verweren van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g nogmaals on<strong>de</strong>r ogen<br />
krijgt, los van hetgeen <strong>de</strong> griffier <strong>in</strong> het proces-verbaal heeft opgenomen. Een pleitnotitie is<br />
ook aan te ra<strong>de</strong>n <strong>in</strong>dien het verweer uit veel <strong>in</strong>gewikkel<strong>de</strong> technisch juridische uiteenzett<strong>in</strong>gen<br />
bestaat. Daarnaast is een pleitnotitie van belang <strong>in</strong>dien het veel verwijz<strong>in</strong>gen bevat naar<br />
wetsgeschie<strong>de</strong>nis, jurispru<strong>de</strong>ntie en/of li<strong>ter</strong>atuur. Ten slotte kan zij van belang zijn het risico<br />
te beperken dat een rech<strong>ter</strong> bepaal<strong>de</strong> motiver<strong>in</strong>gsplichten miskent doordat hij een verweer van<br />
<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g over het hoofd heeft gezien. 149 In het geval van een strafzaak <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong> is het aan te bevelen het pleidooi <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het dossier toe te voegen.<br />
Allereerst zodat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g reeds op <strong>de</strong> hoogte is van het hele<br />
pleidooi, aangezien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het pleidooi tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g mag<br />
beperken <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g no<strong>de</strong>loos <strong>in</strong> herhal<strong>in</strong>g valt. In <strong>de</strong> praktijk is dit ech<strong>ter</strong> niet<br />
altijd even houdbaar, aangezien het dan lastig is om op <strong>de</strong> laatste ontwikkel<strong>in</strong>gen te kunnen<br />
anticiperen. Dan zou men ie<strong>de</strong>re keer nadat er zich een nieuwe ontwikkel<strong>in</strong>g heeft <strong>voor</strong>gedaan<br />
<strong>de</strong> pleitnotitie moeten aanvullen en dit weer aan het dossier laten toevoegen. Daarnaast is het<br />
ook om psychologische re<strong>de</strong>nen aan te bevelen om <strong>de</strong> pleitnotitie aan het dossier toe te<br />
voegen. Dit wordt <strong>in</strong> § 5.3.2 na<strong>de</strong>r toegelicht.<br />
Na het pleidooi mag hierop vervolgens gerepliceerd wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> officier van justitie en<br />
gedupliceerd wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> verdachte. De ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g heeft altijd het recht op het laatste<br />
woord krachtens artikel 311 lid 4 Sv. Zelfs <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> officier van justitie niet gerepliceerd<br />
heeft. De hieraan ach<strong>ter</strong>liggen<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n is dat het hem <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid stelt uitdrukkelijk zijn<br />
menselijkheid te tonen, mid<strong>de</strong>ls het aanvoeren van zijn persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong><br />
laatste woord kan wor<strong>de</strong>n gegeven aan <strong>de</strong> raadsman, <strong>de</strong> verdachte of bei<strong>de</strong>. Indien ze bei<strong>de</strong><br />
het laatste woord willen voeren dient <strong>de</strong> raadsman eerst en vervolgens <strong>de</strong> verdachte te<br />
spreken. 150 Indien dit recht <strong>de</strong> verdachte wordt ontnomen, dan wordt het rechtsgevolg van <strong>de</strong><br />
nietigheid hieraan verbon<strong>de</strong>n. Toch dient het recht van <strong>de</strong> verdachte op het laatste woord<br />
enigsz<strong>in</strong>s genuanceerd wor<strong>de</strong>n, want <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> is bevoegd <strong>in</strong> te grijpen wanneer hij van<br />
men<strong>in</strong>g is dat <strong>de</strong> verdachte lang genoeg <strong>de</strong> tijd heeft gehad <strong>voor</strong> zijn laatste woord en <strong>in</strong><br />
herhal<strong>in</strong>g valt, d<strong>in</strong>gen aanhaalt die niets met <strong>de</strong> zaak van doen heeft of het niet meer het<br />
belang van een goe<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g dient, wegens het schuldig maken aan beledig<strong>in</strong>g of een<br />
an<strong>de</strong>r strafbaar feit. 151 Overigens geldt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte dat hem het laatste woord dient te<br />
wor<strong>de</strong>n gebo<strong>de</strong>n, <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot <strong>de</strong> raadsman. Indien hij het laatste woord wenst te<br />
voeren zal hij dit moeten vragen. 152<br />
§ 4.4.6 Na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
Nadat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g haar laatste woord heeft gevoerd, bestaat er <strong>de</strong> mogelijkheid <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
te verzoeken na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> te doen, artikel 311 lid 5 jo 328 Sv, omdat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g van<br />
men<strong>in</strong>g is dat hij over onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal beschikt om een juiste besliss<strong>in</strong>g te nemen. 153<br />
De rech<strong>ter</strong> is hier ook ambtshalve toe bevoegd. 154 De rech<strong>ter</strong> is bevoegd zelfstandig een<br />
besliss<strong>in</strong>g te nemen ten aanzien van het verzoek. Hier<strong>in</strong> kan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wel een aantal factoren<br />
meenemen die kunnen meewegen <strong>in</strong> het nemen van <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g. Deze factoren zijn o.a. <strong>de</strong><br />
149 P.H.P.H.M.C. van Kempen, aant. 5.4 op art. 311 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
150 P.H.P.H.M.C. van Kempen, aant. 7.1 op art. 311Sv (bijgewerkt tot 1juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
151 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 628 en P.H.P.H.M.C. van<br />
Kempen, aant. 7.5 op art. 311 Sv (bijgewerkt tot 1juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
152 J. Wöretshofer, aant. 5 op art. 311 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
153 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 632.<br />
154 P.H.P.H.M.C. van Kempen, aant. 8 op art. 311 Sv (bijgewerkt tot1 juli 2009), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
46
gron<strong>de</strong>n waarop het verzoek steunt, het belang van het gevraag<strong>de</strong> na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, na<strong>de</strong>r<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is nog mogelijk geduren<strong>de</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g en het verzoek had<br />
re<strong>de</strong>lijkerwijs niet eer<strong>de</strong>r kunnen wor<strong>de</strong>n gedaan. 155 <strong>Het</strong> na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> houdt <strong>in</strong> dat er nog<br />
vragen gesteld kunnen wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verdachte, getuigen en <strong>de</strong>skundigen en dat er nog<br />
stukken <strong>voor</strong>gelezen kunnen wor<strong>de</strong>n. Na het laatste woord van <strong>de</strong> verdachte, en vaak zelfs<br />
naar aanleid<strong>in</strong>g van hiervan, kan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> dus nog <strong>voor</strong>tgezet wor<strong>de</strong>n. 156<br />
§ 4.4.7 Waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van bewijs door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
<strong>Het</strong> bewijsmid<strong>de</strong>lenstelsel <strong>in</strong> <strong>de</strong> strafrechtspleg<strong>in</strong>g heeft een aantal kenmerken. <strong>Het</strong> eerste<br />
kenmerk is dat zij negatief-wettelijk is. <strong>Het</strong> woord ‘wettelijk’ <strong>in</strong> het ‘negatief-wettelijk<br />
bewijsmid<strong>de</strong>lenstelsel’ houdt <strong>in</strong> dat het bewijs enkel mag wor<strong>de</strong>n geleverd door <strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> wet<br />
genoem<strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len (artikel 339 Sv), namelijk door eigen waarnem<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>,<br />
verklar<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> verdachte, verklar<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> getuigen, verklar<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong>skundigen<br />
en schriftelijke beschei<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> woord ‘negatief’ <strong>in</strong> het ‘negatief-wettelijk<br />
bewijsmid<strong>de</strong>lenstelsel’ houdt <strong>in</strong> dat een rech<strong>ter</strong> niet tot een bewezenverklar<strong>in</strong>g van het ten<br />
laste geleg<strong>de</strong> kan komen, als hij door <strong>de</strong> bewijzen er niet van overtuigd is dat het ten laste<br />
geleg<strong>de</strong> ook daadwerkelijk door <strong>de</strong> verdachte is begaan. Een twee<strong>de</strong> kenmerk van het<br />
bewijsmid<strong>de</strong>lenstelsel is dat er eisen wor<strong>de</strong>n gesteld ten aanzien van m<strong>in</strong>imumbewijs. Men<br />
kan <strong>in</strong> het algemeen stellen dat één bewijsmid<strong>de</strong>l niet genoeg is om tot een bewezenverklar<strong>in</strong>g<br />
van het ten laste geleg<strong>de</strong> te komen, tenzij het een schriftelijk bescheid betreft, <strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n<strong>de</strong><br />
besliss<strong>in</strong>gen afkomstig van colleges of personen met <strong>de</strong> rechtspraak belast (ook<br />
strafbeschikk<strong>in</strong>gen), processen-verbaal en geschriften van feiten en omstandighe<strong>de</strong>n<br />
waargenomen door colleges en personen die daartoe bevoegd zijn, geschriften van openbare<br />
colleges of ambtenaren en verslagen van <strong>de</strong>skundigen betreffen<strong>de</strong> een gegeven opdracht. Alle<br />
an<strong>de</strong>re documenten dienen door an<strong>de</strong>r bewijs on<strong>de</strong>rsteund te wor<strong>de</strong>n. Eén verklar<strong>in</strong>g van een<br />
getuige, <strong>de</strong> bekentenis van <strong>de</strong> verdachte, geschriften die niet zijn opgemaakt door<br />
bovenstaan<strong>de</strong> personen en één anonieme getuigenverklar<strong>in</strong>g is niet voldoen<strong>de</strong>. <strong>Het</strong> laatste<br />
kenmerk van het bewijsmid<strong>de</strong>lenstelsel is <strong>de</strong> vrijheid van waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van bewijsmid<strong>de</strong>len die<br />
aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> toekomt. De rech<strong>ter</strong> mag een bewijs enkel aannemen <strong>in</strong>dien hij tij<strong>de</strong>ns het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> wettige bewijsmid<strong>de</strong>len ervan overtuigd is dat <strong>de</strong><br />
verdachte het ten laste geleg<strong>de</strong> feit heeft begaan. Hij moet <strong>de</strong>ze overtuig<strong>in</strong>g bere<strong>de</strong>neren op<br />
grond van <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len. <strong>Het</strong> gaat er niet om of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong>nerlijk overtuigd is van <strong>de</strong><br />
schuld van <strong>de</strong> verdachte, maar hij moet zijn overtuig<strong>in</strong>g staven aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong><br />
bewijsmid<strong>de</strong>len. Enerzijds heeft dit tot gevolg dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte moet vrijspreken<br />
<strong>in</strong>dien er onvoldoen<strong>de</strong> wettelijk bewijs is, ondanks dat hij er <strong>in</strong>nerlijk van overtuigd is dat <strong>de</strong><br />
verdachte het ten laste geleg<strong>de</strong> feit heeft gepleegd. An<strong>de</strong>rzijds heeft dit tot gevolg dat al zijn<br />
er voldoen<strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len, <strong>in</strong>dien op grond van <strong>de</strong>ze bewijsmid<strong>de</strong>len <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet<br />
overtuigd is dat <strong>de</strong> verdachte het ten laste geleg<strong>de</strong> feit heeft gepleegd, hij ook vrij dient te<br />
spreken. Kortom, <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g dient op basis van <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len te wor<strong>de</strong>n<br />
bere<strong>de</strong>neerd en niet op <strong>de</strong> <strong>in</strong>nerlijke overtuig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. Voor <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> heeft<br />
dit als gevolg dat hij alleen het ten laste geleg<strong>de</strong> feit bewezen kan verklaren <strong>in</strong>dien dit uit <strong>de</strong><br />
bewijsmid<strong>de</strong>len is af te lei<strong>de</strong>n. Zijn <strong>in</strong>nerlijke overtuig<strong>in</strong>g dient er niet toe te doen. De<br />
<strong>in</strong>nerlijke overtuig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> is ech<strong>ter</strong>, zo lang dit niet is af te lei<strong>de</strong>n uit zijn gedrag of<br />
hij dit naar buiten toe kenbaar maakt, door een buitenstaan<strong>de</strong>r oncontroleerbaar. Deswege is<br />
het ook van belang om het vonnis te motiveren, zodat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g dat het ten<br />
laste geleg<strong>de</strong> bewezen is, objectiveerbaar is. Dit is ech<strong>ter</strong> an<strong>de</strong>rs bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>, daar<br />
geldt een speciale regel<strong>in</strong>g krachtens artikel 395 lid 2 Sv. De rech<strong>ter</strong> dient zijn besliss<strong>in</strong>g met<br />
re<strong>de</strong>nen te omkle<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> het geval <strong>de</strong> verdachte een uitdrukkelijk on<strong>de</strong>rbouwd standpunt<br />
155 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 633.<br />
156 J. Wöretshofer, aant. 6 op art. 311Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
47
<strong>in</strong>neemt dient hij dit <strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r op te geven waarom hij van dit standpunt is afgeweken<br />
(artikel 359 lid 2 Sv). De kantonrech<strong>ter</strong> hoeft ech<strong>ter</strong> niet <strong>in</strong> zijn besliss<strong>in</strong>g aan te geven op<br />
welke bewijsmid<strong>de</strong>len zijn besliss<strong>in</strong>g stoelt (artikel 359 lid 3 Sv) en <strong>de</strong> re<strong>de</strong>nen op te geven<br />
die ertoe geleid hebben te beslissen tot een bepaal<strong>de</strong> straf of maatregel (artikel 359 lid 5 Sv).<br />
De re<strong>de</strong>n hier<strong>voor</strong> is dat een kantonrech<strong>ter</strong> op die manier niet te veel wordt gebon<strong>de</strong>n aan<br />
regels, zodat hij zijn mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g vonnis zoveel mogelijk kan laten aansluiten bij het net<br />
afgesloten <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. 157<br />
Bij kantonzaken <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong> is <strong>de</strong> hoofdregel van toepass<strong>in</strong>g dat het vonnis<br />
mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g wordt gewezen met enkel aanteken<strong>in</strong>g hiervan op een formulier dat aan het dubbel<br />
van <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g of oproep<strong>in</strong>g wordt gehecht. Ook van <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g hoeft geen proces-verbaal<br />
te wor<strong>de</strong>n opgemaakt. Voor een veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> persoon die het niet eens is met zijn<br />
veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en eventueel hoger beroep wil <strong>in</strong>stellen, is het wellicht waar<strong>de</strong>vol om het vonnis<br />
en het proces-verbaal op schrift te hebben, zodoen<strong>de</strong> een ge<strong>de</strong>gen hoger beroep <strong>in</strong> te kunnen<br />
stellen. <strong>Het</strong> is mogelijk om het vonnis en proces-verbaal van <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g op schrift te<br />
verkrijgen, maar <strong>de</strong> verdachte dient dit te verzoeken aan <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>. De meeste<br />
verdachten die verschijnen bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> hebben geen raadsman en hebben doorgaans<br />
geen weet van <strong>de</strong>ze mogelijkheid.<br />
§ 4.4.8 Afstand recht op rechtsmid<strong>de</strong>l<br />
Nadat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn besliss<strong>in</strong>g te kennen heeft gegeven en aan <strong>de</strong> verdachte me<strong>de</strong><strong>de</strong>elt dat hij<br />
hiertegen een rechtsmid<strong>de</strong>l kan <strong>in</strong>stellen, wordt hem ook me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld dat hij <strong>ter</strong> plaatse<br />
afstand kan doen van zijn recht om een rechtsmid<strong>de</strong>l aan te wen<strong>de</strong>n, artikel 397a Sv. Deze<br />
bevoegdheid komt ook toe aan het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie. Een beweegre<strong>de</strong>n om <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong><br />
mogelijkheid te bie<strong>de</strong>n afstand te doen van zijn recht op het aanwen<strong>de</strong>n van een rechtsmid<strong>de</strong>l,<br />
is dat er beoogd wordt sneller te straffen na het begaan van <strong>de</strong> daad. Een an<strong>de</strong>re beweegre<strong>de</strong>n<br />
is om <strong>de</strong> procedure te vereenvoudigen, en dan met name om <strong>de</strong> procedure m<strong>in</strong><strong>de</strong>r<br />
arbeids<strong>in</strong>tensief te maken. Indien <strong>de</strong> verdachte en <strong>de</strong> officier van justitie afstand doen, dan<br />
gaat het vonnis <strong>in</strong> kracht van gewijs<strong>de</strong> en kan het ten uitvoer wor<strong>de</strong>n gelegd. Dan is <strong>de</strong><br />
uitspraak onherroepelijk en kan <strong>de</strong> verdachte niet alsnog <strong>in</strong> hoger beroep gaan. Hierop is<br />
ech<strong>ter</strong> een uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g mogelijk, namelijk <strong>in</strong>dien bijzon<strong>de</strong>re omstandighe<strong>de</strong>n ertoe lei<strong>de</strong>n dat<br />
<strong>de</strong> gedane afstand niet als rechtsgeldig kan wor<strong>de</strong>n beschouwd. Indien er afstand van het<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l is gedaan dan is het verplicht om dit te vermel<strong>de</strong>n. Dit wordt vermeld <strong>in</strong> het<br />
proces-verbaal <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, of <strong>in</strong>dien dit niet is gemaakt, dan wordt er aanteken<strong>in</strong>g van<br />
gemaakt en aan het dubbel van <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g gehecht. 158 Naar aanleid<strong>in</strong>g van het<br />
bovenstaan<strong>de</strong> kan men zich afvragen wat het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el is van het doen van afstand van zijn<br />
recht op het aanwen<strong>de</strong>n van een rechtsmid<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte. Naar mijn men<strong>in</strong>g komt het<br />
alleen ten goe<strong>de</strong> ten aanzien van <strong>de</strong> rechtszekerheid van <strong>de</strong> verdachte. Hij weet nu of hij is<br />
veroor<strong>de</strong>eld <strong>voor</strong> het ten laste geleg<strong>de</strong> en welke straf hieraan verbon<strong>de</strong>n is. Maar <strong>in</strong>dien hij<br />
daadwerkelijk afstand doet, is hij niet meer <strong>in</strong> <strong>de</strong> gelegenheid om het verhan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te laten bez<strong>in</strong>ken en zich hier la<strong>ter</strong> nogmaals over te bera<strong>de</strong>n. Zoals al eer<strong>de</strong>r<br />
aangegeven, wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> meeste verdachten die verschijnen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> niet<br />
bijgestaan door een raadsman. Zij zijn dan doorgaans niet op <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> <strong>de</strong>ze bepal<strong>in</strong>g<br />
en antwoor<strong>de</strong>n dan wellicht an<strong>de</strong>rs dan <strong>in</strong>dien men hier <strong>voor</strong>af van op <strong>de</strong> hoogte was geweest<br />
en hier op had kunnen anticiperen.<br />
157 A. <strong>de</strong>n Hartog, aant. 2 op art. 395 Sv (bijgewerkt tot 1 oktober 1994), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
158 A. <strong>de</strong>n Hartog, aant. 1-6 op art. 381 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
48
H5 De psychologische valkuilen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> hoofdstukken zijn <strong>de</strong> vereisten die zijn neergelegd <strong>in</strong>, en <strong>de</strong> beg<strong>in</strong>selen die<br />
<strong>voor</strong>tvloeien uit, artikel 6 EVRM en het nationaal procesrecht die <strong>in</strong> acht moeten wor<strong>de</strong>n<br />
genomen ten e<strong>in</strong><strong>de</strong> het recht op een eerlijk proces te waarborgen, aan bod gekomen. <strong>Het</strong> recht<br />
op een eerlijk proces kan <strong>in</strong> het gedrang komen <strong>in</strong>dien een rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> een psychologische<br />
valkuil treedt. Met name bij <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> vraag of bewezen is dat het feit<br />
vastgelegd <strong>in</strong> <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> verdachte is begaan (<strong>de</strong> eerste ma<strong>ter</strong>iële vraag) en <strong>de</strong><br />
vraag of <strong>de</strong> verdachte strafbaar is (<strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag), zou <strong>de</strong> mogelijkheid kunnen<br />
bestaan dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> een psychologische valkuil treedt, waardoor het gevaar zou kunnen<br />
ontstaan dat <strong>de</strong> vereisten en beg<strong>in</strong>selen die beogen het recht op een eerlijk proces te<br />
waarborgen, geschon<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
<strong>Het</strong> al dan niet nemen van een juiste rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>g is s<strong>ter</strong>k afhankelijk van <strong>de</strong> waar<strong>de</strong><br />
die een rech<strong>ter</strong> aan bewijsmid<strong>de</strong>len toedicht. <strong>Het</strong> waar<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len is geen<br />
absolute wetenschap en er is volgens rechtspsychologen dan ook een gere<strong>de</strong> kans dat<br />
psychologische valkuilen <strong>in</strong> het <strong>de</strong>nkproces van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een onjuiste rech<strong>ter</strong>lijke uitspraak<br />
als gevolg kan hebben. In dit hoofdstuk wordt een beschrijv<strong>in</strong>g gegeven van <strong>de</strong> <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van<br />
het strafprocesrecht ten aanzien van het bewijs en <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g daarvan en wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> psychologische valkuilen besproken.<br />
§ 5.1 Inricht<strong>in</strong>g van het strafprocesrecht ten aanzien van bewijs<br />
Zoals al eer<strong>de</strong>r bij <strong>de</strong> beschrijv<strong>in</strong>g van het strafprocesrechtstelsel naar voren gekomen is, is<br />
het doel van <strong>de</strong> strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g het bevor<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> strafwet op <strong>de</strong><br />
schuldige en <strong>de</strong> vervolg<strong>in</strong>g en van <strong>de</strong> niet-schuldige naar beste vermogen te <strong>voor</strong>komen. 159<br />
Met <strong>de</strong> toepass<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> strafwet is <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong> belast. Hij moet beslissen of een<br />
verdachte al dan niet veroor<strong>de</strong>eld wordt. Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g staat dan ook<br />
met name <strong>de</strong> schuldvraag centraal, <strong>de</strong> eerste ma<strong>ter</strong>iële vraag van artikel 350 Sv. In dit<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt met <strong>de</strong> schuldvraag bedoeld of bewezen kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> verdachte het<br />
feit opgenomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g begaan heeft. Dit is een bre<strong>de</strong>re han<strong>ter</strong><strong>in</strong>g van het begrip<br />
schuld dan <strong>de</strong> verwijtbaarheid dat <strong>in</strong> het strafrecht on<strong>de</strong>r schuld wordt verstaan. <strong>Het</strong><br />
beoor<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> schuldvraag doet <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aan <strong>de</strong> hand van artikel 338 Sv, hetgeen<br />
<strong>in</strong>houdt dat het bewijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schuldhypothese door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> slechts wordt aangenomen<br />
<strong>in</strong>dien er aan een dubbele eis voldaan is. De eerste eis is dat er voldaan moet zijn aan <strong>de</strong><br />
wettelijke bewijsmid<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>geschreven bewijsm<strong>in</strong>ima en <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> eis is dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> overtuigd dient te zijn van <strong>de</strong> schuldhypothese, mid<strong>de</strong>ls <strong>de</strong> waar<strong>de</strong> die hij toekent aan<br />
zowel <strong>de</strong> belasten<strong>de</strong> als <strong>de</strong> ontlasten<strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len. Een schuldhypothese wordt dus pas<br />
bewezen geacht als er bij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen twijfel meer bestaat ten aanzien van <strong>de</strong> juistheid<br />
hiervan. 160 Ook al is er voldaan aan het vereiste van wettig bewijs en <strong>de</strong> gelaste<br />
bewijsm<strong>in</strong>ima, <strong>in</strong>dien er sprake is van enige twijfel bij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, dan dient hij <strong>de</strong> verdachte<br />
vrij te spreken, omdat hij niet buiten re<strong>de</strong>lijke twijfel overtuigd is van <strong>de</strong> schuldhypothese.<br />
<strong>Het</strong> adagium ‘<strong>in</strong> dubio pro reo’, bij twijfel geen veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g, is hiermee consistent.<br />
Om tot een juist oor<strong>de</strong>el te komen ten aanzien van een schuldhypothese is het enerzijds van<br />
belang dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich actief opstelt tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g mid<strong>de</strong>ls het<br />
doorvragen om zo eventuele <strong>in</strong>formatie te ach<strong>ter</strong>halen die zowel belastend als ontlastend kan<br />
159 Kamerstukken II 1913/14, 286, nr. 3 p. 55.<br />
160 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 664.<br />
49
zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte, an<strong>de</strong>rzijds is het van belang dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g zoveel mogelijk<br />
ontlasten<strong>de</strong> <strong>in</strong>formatie aandraagt, aangezien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet alle vragen kan be<strong>de</strong>nken die<br />
ontlasten<strong>de</strong> <strong>in</strong>formatie op zou<strong>de</strong>n kunnen leveren <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte. 161 <strong>Het</strong> is dus van belang<br />
dat een rech<strong>ter</strong> al<strong>ter</strong>natieve scenario’s <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>t, zodat er vanuit verschillen<strong>de</strong> oogpunten<br />
<strong>in</strong>formatie wordt verzameld, waardoor nieuwe feiten naar boven komen, hetgeen <strong>de</strong> kans op<br />
waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g wordt vergroot.<br />
§ 5.1.1 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
De officier van justitie is <strong>de</strong>gene die belast is met <strong>de</strong> vervolg<strong>in</strong>g en het opstellen van een<br />
tenlastelegg<strong>in</strong>g. In <strong>de</strong>ze tenlastelegg<strong>in</strong>g gaat hij uit van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte ten<br />
aanzien van het feit dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g wordt beschreven, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
schuldhypothese. Aan <strong>de</strong> hand van het bewijs zal <strong>de</strong> officier van justitie trachten aan te tonen<br />
dat <strong>de</strong> verdachte daadwerkelijk schuldig is aan het feit dat hem ten laste wordt gelegd aan <strong>de</strong><br />
hand van <strong>de</strong> positieve en negatieve argumentatie. De positieve argumentatie houdt <strong>in</strong> dat het<br />
bewijs dat <strong>de</strong> officier van justitie levert ten aanzien van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong><br />
overeenstemm<strong>in</strong>g is met <strong>de</strong> feiten van <strong>de</strong> schuldhypothese. De negatieve argumentatie wil<br />
zeggen dat het bewijs dat <strong>de</strong> officier van justitie levert niet <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met een<br />
al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g, want dan zou het bewijs ten aanzien van <strong>de</strong> schuldhypothese immers<br />
niet sluitend zijn. <strong>Het</strong> is ech<strong>ter</strong> onmogelijk om alle mogelijk al<strong>ter</strong>natieve scenario’s te<br />
be<strong>de</strong>nken, omdat <strong>de</strong>ze e<strong>in</strong><strong>de</strong>loze mogelijkhe<strong>de</strong>n heeft. Desalniettem<strong>in</strong> is het aan te bevelen<br />
dat <strong>de</strong> officier van justitie hier wel aandacht aan besteedt, zodat <strong>de</strong> schuldhypothese s<strong>ter</strong>ker<br />
wordt. 162 Voor <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> is het van nog gro<strong>ter</strong> belang dat het al<strong>ter</strong>natieve scenario weerlegd<br />
wordt, <strong>in</strong>dien dit immers niet gebeurt dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> vrij te spreken. Zoals hierboven is<br />
genoemd is <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g <strong>de</strong> leidraad van het dossier en toetst <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong><br />
bewijsmid<strong>de</strong>len aan <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g, artikel 350 Sv. Dit wordt een top-down<br />
besliss<strong>in</strong>gsproces genoemd. Bij <strong>de</strong> selectie en waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len toetst <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> of <strong>de</strong>ze <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g on<strong>de</strong>rsteunen. Dit kan ech<strong>ter</strong> lei<strong>de</strong>n tot tunnelvisie. <strong>Het</strong><br />
gevaar bestaat dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het bewijs op een zodanige manier gaat <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en dat zij<br />
aansluit bij <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g. Dit verschijnsel confirmation bias genoemd en wordt <strong>in</strong><br />
paragraaf 5.3.1 na<strong>de</strong>r uitgelegd. Bij een bottom-up besliss<strong>in</strong>gsproces beoor<strong>de</strong>elt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
allereerst <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd en betrouwbaarheid van <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len en toetst dan pas of <strong>de</strong><br />
bewijsmid<strong>de</strong>len <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g on<strong>de</strong>rsteunen. Volgens Van Koppen geniet het bottom-up<br />
besliss<strong>in</strong>gsproces <strong>in</strong> theorie <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur om tunnelvisie te <strong>voor</strong>komen, maar is het <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
praktijk niet uitvoerbaar, omdat <strong>de</strong> losse feiten pas gewaar<strong>de</strong>erd kunnen wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong>dien er een<br />
geheel van feiten gevormd wordt. Immers uit het geheel van feiten komt vaak pas naar voren<br />
wat <strong>de</strong> betekenis van die feiten <strong>in</strong> het scenario is. Ter verdui<strong>de</strong>lijk<strong>in</strong>g: het feit dat een man<br />
<strong>voor</strong> het huis van persoon X <strong>in</strong> een auto stapt, krijgt pas betekenis <strong>in</strong>dien bekend is dat<br />
persoon X vermoord is. <strong>Het</strong> is dus nodig dat een rech<strong>ter</strong> bewijs waar<strong>de</strong>ert aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong><br />
tenlastelegg<strong>in</strong>g. 163<br />
§ 5.1.2 Waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van het bewijs<br />
Corstens stelt dat <strong>de</strong> overtuig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte ten<br />
aanzien van het ten laste geleg<strong>de</strong> feit bere<strong>de</strong>neerd dient te wor<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> conviction raisonnée. 164<br />
Door een aantal aspecten <strong>in</strong> het strafprocesrecht kan <strong>de</strong>ze rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g zoveel<br />
mogelijk bere<strong>de</strong>neerd en <strong>de</strong>rhalve geobjectiveerd wor<strong>de</strong>n. Zo is <strong>de</strong> structuur van het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g van belang. <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g heeft een<br />
161 T. Kooijmans, ‘Bewijzen door <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong>’, AA (vol. 59) 2010-7, p. 463.<br />
162 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 369-371.<br />
163 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 336-337.<br />
164 G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 666.<br />
50
tegensprekelijk karak<strong>ter</strong>. <strong>Het</strong> staat <strong>de</strong> verdachte vrij <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g tegen te spreken. De<br />
rech<strong>ter</strong> beschikt dan ook over een groot aantal bevoegdhe<strong>de</strong>n om <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> te kunnen doen<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, om zo <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële waarheid te ach<strong>ter</strong>halen. Voorbeel<strong>de</strong>n van<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>sbevoegdhe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zijn het<br />
on<strong>de</strong>rvragen van <strong>de</strong> verdachte (artikel 286 Sv), <strong>de</strong> getuige(n) (artikel 292 Sv) en <strong>de</strong>skundigen<br />
(artikel 299 Sv) en het hou<strong>de</strong>n van een schouw (artikel 318 Sv). Daarnaast wor<strong>de</strong>n<br />
bewijsmid<strong>de</strong>len alleen toegelaten als zij <strong>in</strong> artikel 339 Sv zijn opgenomen en er voldaan is aan<br />
<strong>de</strong> <strong>voor</strong>geschreven bewijsm<strong>in</strong>ima. Door <strong>de</strong> mogelijkheid van een contradictair <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> eis van wettelijke bewijsmid<strong>de</strong>len en <strong>de</strong> <strong>voor</strong>geschreven bewijsm<strong>in</strong>ima,<br />
wordt beoogd <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te assis<strong>ter</strong>en <strong>in</strong> het geven van een kwalitatief en betrouwbaar<br />
bewijsoor<strong>de</strong>el. Ondanks <strong>de</strong>ze <strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g van het bewijsmid<strong>de</strong>lenstelsel, kan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke<br />
overtuig<strong>in</strong>g niet volledig geobjectiveerd wor<strong>de</strong>n. De maatstaf die gehanteerd wordt <strong>voor</strong> het<br />
bepalen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g is dat er sprake dient te zijn van ‘een zeer klemmen<strong>de</strong><br />
graad van waarschijnlijkheid’. 165 <strong>Het</strong> EHRM hanteert <strong>de</strong> maatstaf buiten re<strong>de</strong>lijke twijfel<br />
(beyond reasonable doubt). Hier blijft dus nog een zekere mate van onzekerheid, <strong>ter</strong>wijl men<br />
toch <strong>de</strong> sprong maakt naar een bewijsbesliss<strong>in</strong>g die een veroor<strong>de</strong>lend rechtsoor<strong>de</strong>el kan<br />
<strong>in</strong>hou<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> probleem bij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> is dat zij niet 100%<br />
geobjectiveerd kan wor<strong>de</strong>n, er blijft altijd een subjectief element bestaan. Dit is niet <strong>in</strong> zijn<br />
geheel te <strong>voor</strong>komen, maar wel te verantwoor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> beweegre<strong>de</strong>nen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
kenbaar te maken die leid<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g omtrent <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte. 166 Indien<br />
er ech<strong>ter</strong> twijfel blijft bestaan ten aanzien van <strong>de</strong> schuldvraag, ondanks al het aangedragen<br />
bewijsma<strong>ter</strong>iaal, dan dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vrij te spreken. Dit is <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g<br />
met het adagium <strong>in</strong> ‘dubio pro reo’: <strong>in</strong> geval van twijfel wordt er beslist <strong>in</strong> het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van<br />
<strong>de</strong> beschuldig<strong>de</strong>. 167<br />
Van Koppen stelt ech<strong>ter</strong> dat rech<strong>ter</strong>s niet <strong>in</strong> staat zijn goe<strong>de</strong> wetenschappelijke oor<strong>de</strong>len te<br />
vellen ten aanzien van <strong>de</strong> schuldvraag van <strong>de</strong> verdachte, omdat er <strong>in</strong> hun opleid<strong>in</strong>g geen<br />
aandacht besteed wordt aan kentheoretische kwesties. 168 Hij is van men<strong>in</strong>g dat <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
rechtswetenschap geen aandacht wordt besteed aan het formuleren van theorieën die een<br />
antwoord geven op een theoretisch vraagstuk en welke metho<strong>de</strong>s zij daarbij dienen te<br />
han<strong>ter</strong>en om het theoretisch vraagstuk op te lossen en te toetsen. Meer specifiek houdt dit <strong>in</strong><br />
dat men een op een juridisch vraagstuk verschillen<strong>de</strong> hypotheses kan be<strong>de</strong>nken en dat <strong>de</strong><br />
juiste theorie ach<strong>ter</strong>haald kan wor<strong>de</strong>n door verantwoor<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong>n te gebruiken<br />
om het vraagstuk op te lossen. Volgens hem maken vrijwel alle wetenschappen gebruik van<br />
<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong> verificatie en falsificatie van <strong>de</strong> hypothese en zou <strong>de</strong>ze ook gebruikt<br />
dienen te wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> rechtswetenschap. 169<br />
Niet alleen Van Koppen is van men<strong>in</strong>g dat er tekortkom<strong>in</strong>gen zijn bij rech<strong>ter</strong>s ten aanzien van<br />
het nemen van rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>gen, verschei<strong>de</strong>ne rechtspsychologen zijn het met hem<br />
eens. Zij betogen dat bij het nemen van een besliss<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> omtrent <strong>de</strong><br />
schuldhypothese van <strong>de</strong> verdachte, psychologische valkuilen hen hierbij beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n een aantal van <strong>de</strong>ze valkuilen besproken.<br />
165 J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijsrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2008, p. 79.<br />
166 C.P.M. Cleiren, ‘De rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g. Een sprong met h<strong>in</strong><strong>de</strong>rnissen’, RMThemis 2010-5/6, p. 263.<br />
167 L. Stevens, aant. 7.15 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
168 Kentheorie behelst <strong>de</strong> filosofische vraag hoe men iets te weten kan komen en hoe wetenschappelijke<br />
discussies kunnen wor<strong>de</strong>n beslecht mid<strong>de</strong>ls gebruik van verantwoor<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong>n.<br />
169 P.J. van Koppen, Overtuigend bewijs. Indammen van rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen, Ams<strong>ter</strong>dam: Nieuw Ams<strong>ter</strong>dam<br />
Uitgevers 2011, p. 19-20.<br />
51
§ 5.2 Waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g mid<strong>de</strong>ls al<strong>ter</strong>natieve scenario’s<br />
Naar <strong>de</strong> men<strong>in</strong>g van verschei<strong>de</strong>ne rechtspsychologen 170 is het van belang dat <strong>in</strong>dien er <strong>in</strong> een<br />
strafrechtelijke zaak <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar <strong>de</strong> feiten wordt gedaan door <strong>de</strong> opsporen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie, <strong>de</strong><br />
vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, er <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> dient te wor<strong>de</strong>n gedaan naar meer<strong>de</strong>re<br />
scenario’s en niet enkel naar één, om zo te <strong>voor</strong>komen dat relevante gegevens misgelopen<br />
wor<strong>de</strong>n. Indien men gebruik maakt van één scenario dan gaat men zoeken naar bevestig<strong>in</strong>g<br />
van dit scenario. Maakt men gebruik van meer<strong>de</strong>re scenario’s, dan stelt men an<strong>de</strong>re vragen en<br />
gaat men op zoek naar an<strong>de</strong>re gegevens. Hierdoor verkrijgt men meer gegevens en wordt <strong>de</strong><br />
kans op het v<strong>in</strong><strong>de</strong>n van <strong>de</strong> waarheid vergroot. <strong>Het</strong> doel van gebruikmak<strong>in</strong>g van al<strong>ter</strong>natieve<br />
scenario’s, is dan ook het <strong>voor</strong>komen van onjuiste waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g. 171<br />
<strong>Het</strong> han<strong>ter</strong>en van al<strong>ter</strong>natieve scenario’s heeft volgens Derksen een groot aantal functies,<br />
namelijk een vraagfunctie, een zoekfunctie, een waarneemfunctie, een <strong>in</strong><strong>ter</strong>pretatiefunctie,<br />
een bewijsfunctie, een discrim<strong>in</strong>atie-functie, een maximale kritiekfunctie en een functie tegen<br />
cognitieve geslotenheid en bl<strong>in</strong>dheid. De vraagfunctie van het al<strong>ter</strong>natieve scenario houdt <strong>in</strong><br />
dat er nieuwe vragen gesteld kunnen wor<strong>de</strong>n en dit kan lei<strong>de</strong>n tot nieuwe zoektochten en<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>slijnen (zoekfunctie). Ook kan het ertoe lei<strong>de</strong>n dat reeds aanwezige relevante feiten<br />
die eer<strong>de</strong>r niet als zodanig wer<strong>de</strong>n opgemerkt, alsnog wor<strong>de</strong>n on<strong>de</strong>rkend, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong><br />
waarneemfunctie. De <strong>in</strong><strong>ter</strong>pretatiefunctie houdt <strong>in</strong> dat men feiten <strong>in</strong> een an<strong>de</strong>r perspectief kan<br />
zien, waardoor <strong>de</strong>ze an<strong>de</strong>rs geïn<strong>ter</strong>preteerd kunnen wor<strong>de</strong>n. Doordat men <strong>de</strong> feiten an<strong>de</strong>rs kan<br />
<strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en, kan men <strong>de</strong>ze ook an<strong>de</strong>rs gaan waar<strong>de</strong>ren als bewijs (bewijsfunctie). Doordat<br />
men niet alleen kijkt naar <strong>de</strong> feiten van het orig<strong>in</strong>ele scenario, maar ook naar <strong>de</strong> feiten van<br />
al<strong>ter</strong>natieve scenario’s kan <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële waarheid wor<strong>de</strong>n gevon<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> discrim<strong>in</strong>atie-functie.<br />
De maximale-kritiekfunctie houdt <strong>in</strong> dat door gebruik te maken van het orig<strong>in</strong>ele scenario en<br />
al<strong>ter</strong>natieve scenario’s, <strong>de</strong> juistheid van <strong>de</strong> feiten uit het orig<strong>in</strong>ele scenario getoetst wor<strong>de</strong>n.<br />
Indien <strong>de</strong> feiten uit het orig<strong>in</strong>ele scenario na <strong>de</strong> toets<strong>in</strong>g juist wor<strong>de</strong>n bevon<strong>de</strong>n, dan kunnen<br />
zij als s<strong>ter</strong>k bewijsma<strong>ter</strong>iaal dienen. De laatste functie van het han<strong>ter</strong>en van al<strong>ter</strong>natieve<br />
scenario’s is het tegen gaan van cognitieve geslotenheid en bl<strong>in</strong>dheid, maar <strong>de</strong>ze zal <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
volgen<strong>de</strong> paragraaf uitgebreid aan bod komen. 172<br />
In zowel het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> als <strong>in</strong> het <strong>in</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zou mijns<br />
<strong>in</strong>ziens gebruik gemaakt kunnen wor<strong>de</strong>n van al<strong>ter</strong>natieve scenario’s. Dit zou met name van<br />
belang kunnen zijn <strong>in</strong> het <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, omdat <strong>de</strong> officier van justitie zijn<br />
besliss<strong>in</strong>g om al dan niet te vervolgen neemt op grond van <strong>de</strong> bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen afkomstig uit het<br />
<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. Indien <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze fase van het strafproces al door han<strong>ter</strong><strong>in</strong>g van<br />
al<strong>ter</strong>natieve scenario’s zou blijken dat <strong>de</strong> feiten uit het orig<strong>in</strong>ele scenario onjuist zijn en /of dat<br />
het al<strong>ter</strong>natieve scenario niet weerlegd kan wor<strong>de</strong>n, dan zou dit moeten lei<strong>de</strong>n tot ernstige<br />
twijfel ten aanzien van het schuldscenario. Maar ook tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
kan het van belang zijn om gebruik te maken van al<strong>ter</strong>natieve scenario’s. De rech<strong>ter</strong> moet<br />
immers <strong>in</strong>dien hij start met <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> zaak objectief zijn, en dus open staan <strong>voor</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> scenario’s aangaan<strong>de</strong> <strong>de</strong> zaak. Hier moet <strong>in</strong> ogenschouw genomen wor<strong>de</strong>n dat<br />
rech<strong>ter</strong> dient te beslissen op grondslag van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g. De rech<strong>ter</strong> hoeft niet<br />
ambtshalve te zoeken naar al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>gen, maar <strong>in</strong>dien een al<strong>ter</strong>natief scenario<br />
wordt geschetst door <strong>de</strong> verdachte hetgeen niet strijdig is met <strong>de</strong> bewijsmid<strong>de</strong>len, maar wel<br />
onverenigbaar is met <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g, dan kan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet zon<strong>de</strong>r meer oor<strong>de</strong>len dat <strong>de</strong><br />
170<br />
Zoals T. Derksen, E. Rass<strong>in</strong> en P. van Koppen.<br />
171<br />
T. Derken, De ware toedracht. Praktische wetenschapsfilosofie <strong>voor</strong> waarheidszoekers, Diemen: Uitgeverij<br />
Veen Magaz<strong>in</strong>es 2010, p. 23-24.<br />
172<br />
T. Derken, De ware toedracht. Praktische wetenschapsfilosofie <strong>voor</strong> waarheidszoekers, Diemen: Uitgeverij<br />
Veen Magaz<strong>in</strong>es 2010, p. 105-106.<br />
52
verdachte het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit heeft begaan en dient hij <strong>in</strong>dien hij <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g<br />
bewezen verklaart <strong>de</strong>ze behoorlijk met re<strong>de</strong>nen te omkle<strong>de</strong>n. 173 Daarnaast kan het gebruik van<br />
al<strong>ter</strong>natieve scenario’s ook van belang zijn, omdat <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsrech<strong>ter</strong> zelf geen <strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaak mag doen, maar enkel <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> mag doen tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g en<br />
een besliss<strong>in</strong>g dient te nemen op grond van het bewijs dat is aangedragen door het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie en <strong>de</strong> verdachte en <strong>de</strong> bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen afkomstig uit het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g.<br />
De feiten afkomstig uit al<strong>ter</strong>natieve scenario’s waarover Derksen spreekt, kunnen <strong>de</strong> feiten<br />
afkomstig uit het schuldscenario tegenspreken. Hiermee wordt bedoeld dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van een zaak een scenario <strong>voor</strong> ogen heeft, maar dat <strong>in</strong>dien hij een al<strong>ter</strong>natief<br />
scenario <strong>in</strong> ogenschouw neemt, <strong>de</strong> mogelijkheid bestaat dat hij dan dient te conclu<strong>de</strong>ren dat <strong>de</strong><br />
feiten uit het schuldscenario hier niet mee <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g zijn en hij <strong>de</strong>rhalve niet<br />
overtuigd is van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte en <strong>de</strong>ze vervolgens dient vrij te spreken. Maar het<br />
is al voldoen<strong>de</strong> wanneer <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g een al<strong>ter</strong>natief scenario aandraagt dat niet weerlegd<br />
kan wor<strong>de</strong>n, want daardoor ontstaat er twijfel ten aanzien van het schuldscenario aangedragen<br />
door <strong>de</strong> officier van justitie. Zoals reeds eer<strong>de</strong>r naar voren is gekomen dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong><br />
verdachte vanuit het oogpunt van <strong>de</strong> onschuldpresumptie vrij te spreken <strong>in</strong>dien er enige<br />
twijfel bestaat ten aanzien van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte. 174<br />
Volgens Van Koppen dient ie<strong>de</strong>reen die betrokken is <strong>in</strong> een strafrechtelijk proces, dus zowel<br />
het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie als <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, a<strong>de</strong>quate al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>gen te be<strong>de</strong>nken en<br />
vervolgens op zoek te gaan naar <strong>in</strong>formatie die al<strong>ter</strong>natieve scenario’s on<strong>de</strong>rsteunt. Indien het<br />
niet lukt al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>gen te be<strong>de</strong>nken die standhou<strong>de</strong>n, dan kan dit wor<strong>de</strong>n gezien als<br />
steun <strong>voor</strong> <strong>de</strong> schuldhypothese. Hoe s<strong>ter</strong>ker <strong>de</strong> al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g is en <strong>de</strong>ze on<strong>de</strong>ruit<br />
gehaald kan wor<strong>de</strong>n, hoe meer dit <strong>de</strong> schuldhypothese steunt. 175 Dit betekent <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk<br />
dat het OM aan <strong>de</strong> hand van haar bewijsmid<strong>de</strong>len moet aantonen dat er geen enkel an<strong>de</strong>r<br />
scenario bestaat, dan het scenario van <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte. Voor <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zou dit<br />
betekenen dat hij tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g ambtshalve moet <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en of er<br />
geen an<strong>de</strong>r a<strong>de</strong>quaat al<strong>ter</strong>natief scenario <strong>de</strong>nkbaar is of dat <strong>de</strong> verdachte zelf een al<strong>ter</strong>natieve<br />
verklar<strong>in</strong>g aandraagt.<br />
Bij <strong>de</strong>ze <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong> dient men dus enerzijds te zoeken naar gegevens die <strong>de</strong><br />
hypothese on<strong>de</strong>rsteunen, <strong>de</strong> verificatie, maar an<strong>de</strong>rzijds naar gegevens die <strong>de</strong> hypothese<br />
tegenspreken, of ruimte bie<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re mogelijke verklar<strong>in</strong>gen en dus aantonen dat <strong>de</strong><br />
schuldhypothese niet juist hoeft te zijn, <strong>de</strong> falsificatie. Indien een pog<strong>in</strong>g tot falsificatie van <strong>de</strong><br />
schuldhypothese mislukt, dan on<strong>de</strong>rsteunt dit <strong>de</strong> schuldhypothese. 176<br />
De uitkomsten van <strong>de</strong> toets<strong>in</strong>g van hypotheses stellen geen feiten vast, maar doordat er<br />
kritisch wordt getoetst kan er een oor<strong>de</strong>el wor<strong>de</strong>n gegeven over <strong>de</strong> betrouwbaarheid van <strong>de</strong><br />
schuldhypothese ten opzichte van <strong>de</strong> al<strong>ter</strong>natieve hypothese. Rechtspsychologen betogen<br />
dikwijls dat er besliss<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> het strafproces genomen wor<strong>de</strong>n die niet steunen op<br />
verantwoor<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong>s, maar Rozemond is van men<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> rechtspsychologen<br />
juist hun eigen stell<strong>in</strong>gen niet kritisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en en toetsen. Zo geeft hij het <strong>voor</strong>beeld dat<br />
Wagenaar, Israëls en Van Koppen stellen dat er <strong>in</strong> het juridische on<strong>de</strong>rwijs nooit aandacht<br />
173<br />
HR 1 februari 1972, LJN AB3369, NJ 1974, 450 (concl. A-G H.J. Kist; m.nt. Th.W. van Veen).<br />
174<br />
L. Stevens, aant. 7.15 op art. 271 Sv (bijgewerkt tot 18 juli 2008), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
175<br />
P.J. van Koppen, Overtuigend bewijs. Indammen van rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen, Ams<strong>ter</strong>dam: Nieuw Ams<strong>ter</strong>dam<br />
Uitgevers 2011, p. 61-62.<br />
176<br />
P.J. van Koppen, Overtuigend bewijs. Indammen van rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen, Ams<strong>ter</strong>dam: Nieuw Ams<strong>ter</strong>dam<br />
Uitgevers 2011, p. 20.<br />
53
wordt besteed aan het toetsen van al<strong>ter</strong>natieve hypotheses, dat rechtspsychologische <strong>in</strong>zichten<br />
te moeilijk zijn <strong>voor</strong> juristen en dat strafrech<strong>ter</strong>s tenlastelegg<strong>in</strong>gen niet als een hypothese<br />
beschouwen, maar als een vaststaand feit. 177 <strong>Het</strong> niet juist feitelijk oor<strong>de</strong>len is volgens hem<br />
niet enkel een juridisch probleem, maar komt dit <strong>voor</strong> <strong>in</strong> alle discipl<strong>in</strong>es, dus ook bij<br />
rechtspsychologen. Hij is dan ook van men<strong>in</strong>g dat alle feitelijke oor<strong>de</strong>len als hypothese<br />
moeten wor<strong>de</strong>n beschouwd en kritisch aan al<strong>ter</strong>natieve hypotheses getoetst dienen te wor<strong>de</strong>n<br />
om zo te proberen <strong>de</strong> hypothese te weerleggen, <strong>voor</strong>dat zij als juist kan wor<strong>de</strong>n beoor<strong>de</strong>eld. 178<br />
Ik sluit mij aan bij <strong>de</strong> men<strong>in</strong>g van Rozemond. Zoals uit het bovenstaan<strong>de</strong> naar voren komt,<br />
wordt er door <strong>de</strong> rechtspsychologen betoogd dat er te we<strong>in</strong>ig gebruik wordt gemaakt van<br />
al<strong>ter</strong>natieve scenario’s, waaron<strong>de</strong>r ook door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, waardoor <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële waarheid<br />
misschien niet boven tafel komt. Uit <strong>de</strong> verschei<strong>de</strong>ne publicaties die ten behoeve van dit<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zijn bestu<strong>de</strong>erd, is het mij niet dui<strong>de</strong>lijk gewor<strong>de</strong>n waar zij hun stell<strong>in</strong>gen op<br />
baseren. Zij stellen dat er geen gebruik wordt gemaakt van al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>gen, maar zij<br />
geven niet aan hoe zij dat on<strong>de</strong>rzocht hebben en welke resultaten daaruit afkomstig zijn. Zij<br />
geven enkel conclusies.<br />
§ 5.3 Cognitieve geslotenheid<br />
Met cognitieve geslotenheid wordt bedoeld dat mensen vasthou<strong>de</strong>n aan hun gedachten,<br />
overtuig<strong>in</strong>gen en veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>gen, waardoor zij niet meer openstaan <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re <strong>in</strong>formatie<br />
die <strong>de</strong>ze gedachten, overtuig<strong>in</strong>gen en veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>gen zou<strong>de</strong>n kunnen doen veran<strong>de</strong>ren, <strong>de</strong><br />
zogenaam<strong>de</strong> tunnelvisie. Tunnelvisie is een comb<strong>in</strong>atie van elkaar vers<strong>ter</strong>ken<strong>de</strong> typische<br />
<strong>de</strong>nkeigenaardighe<strong>de</strong>n.<br />
Er is volgens Boorsma een aantal oorzaken te noemen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> tunnelvisie. Een<br />
oorzaak is bij<strong>voor</strong>beeld dat levendige beschrijv<strong>in</strong>gen be<strong>ter</strong> beklijven dan saaie, eentonige<br />
beschrijv<strong>in</strong>gen. Een an<strong>de</strong>re oorzaak is dat men vaak <strong>in</strong>formatie die er niet is, maar er wel zou<br />
behoren te zijn, over het hoofd ziet. Ook wordt vaak <strong>in</strong>formatie die consistent is aan <strong>de</strong><br />
schuldhypothese overgewaar<strong>de</strong>erd, hiermee wordt bij<strong>voor</strong>beeld bedoeld dat <strong>in</strong>formatie die<br />
<strong>voor</strong> een bepaal<strong>de</strong> groep geldt, ook wordt toegepast <strong>voor</strong> een totaal an<strong>de</strong>re groep of dat<br />
<strong>in</strong>formatie die van toepass<strong>in</strong>g is op een kle<strong>in</strong>e groep overeenkomstig van toepass<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> een<br />
grote groep wordt verklaard. Een laatste oorzaak die hij noemt is <strong>de</strong> overwaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van een<br />
bron, men neemt een bron <strong>voor</strong> waar aan, <strong>ter</strong>wijl dit helemaal niet vastgesteld is. 179<br />
Cognitieve geslotenheid kan zich <strong>voor</strong> doen <strong>in</strong> verschillen<strong>de</strong> vormen. Hieron<strong>de</strong>r volgt <strong>de</strong><br />
beschrijv<strong>in</strong>g van een aantal belangrijke vormen van cognitieve geslotenheid, te weten <strong>de</strong><br />
confirmationbias, <strong>de</strong> belief perseverance, het vermij<strong>de</strong>n van cognitieve dissonantie en druk tot<br />
conformeren.<br />
§ 5.3.1 De confirmation bias<br />
De confirmation bias houdt <strong>in</strong> dat mensen <strong>de</strong> neig<strong>in</strong>g hebben evi<strong>de</strong>nte <strong>in</strong>formatie te zoeken en<br />
te <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en op een dusdanige wijze dat die een al bestaan<strong>de</strong> overtuig<strong>in</strong>g, verwacht<strong>in</strong>g of<br />
hypothese bevestigt. 180 Personen die ergens een oor<strong>de</strong>el over moet vellen, zijn ertoe geneigd<br />
hun eerste oor<strong>de</strong>el, ook al beschikte men toen niet over alle gegevens, niet meer bij te stellen.<br />
Dit gebeurt niet zozeer bewust, maar onbewust. Men is geneigd gericht te zijn op bevestig<strong>in</strong>g<br />
177 W.A. Wagenaar & H. Israëls & P.J. van Koppen, De slapen<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. Waarom het veroor<strong>de</strong>len van burgers<br />
niet alleen aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan wor<strong>de</strong>n overgelaten, Ams<strong>ter</strong>dam: Uitgeverij Bert bakker 2009, p. 207-208.<br />
178 Klaas Rozemond, ‘Slapen<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s, dwalen<strong>de</strong> rechtspsychologen en het hypothetisch karak<strong>ter</strong> van feitelijk<br />
oor<strong>de</strong>len’, Rechtsfilosofie & Rechtstheorie (vol. 39) 2010-1, p. 50-51.<br />
179 J. Boorsma, Doofbl<strong>in</strong>d strafrecht. Tunnelvisie <strong>in</strong> grote <strong>strafzaken</strong>’, Proces 2005-2, p. 60.<br />
180 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 388.<br />
54
van wat men al <strong>de</strong>nkt. Men zoekt actief naar gegevens die hun standpunt on<strong>de</strong>rsteunen en<br />
wanneer <strong>de</strong>ze gevon<strong>de</strong>n zijn wor<strong>de</strong>n zij overgewaar<strong>de</strong>erd. 181 Naar <strong>de</strong> men<strong>in</strong>g van Mercier &<br />
Sperber wordt ie<strong>de</strong>reen tot op zekere hoogte getroffen door confirmation bias, ongeacht<br />
verschillen<strong>de</strong> factoren als <strong>in</strong>telligentie of <strong>de</strong> mate waar<strong>in</strong> men over een open m<strong>in</strong>d 182 beschikt.<br />
Ie<strong>de</strong>reen zoekt naar argumenten en bewijs dat hun eigen standpunt bevestigt en negeert<br />
daarbij argumenten en bewijs die niet stroken met hun standpunt, tenzij het vermoe<strong>de</strong>n bestaat<br />
dat <strong>de</strong>ze weerlegd dienen te wor<strong>de</strong>n. De confirmation bias kan men beschouwen als een<br />
gedachtegang die ertoe leidt an<strong>de</strong>ren te overtuigen van hun standpunt, <strong>ter</strong>wijl belief<br />
perseverance, die aan bod komt <strong>in</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> paragraaf, meer betrekk<strong>in</strong>g heeft op <strong>de</strong><br />
afwezigheid juist te kunnen re<strong>de</strong>neren. De confirmation bias doet zich volgens hen alleen<br />
<strong>voor</strong> <strong>in</strong> situaties die argumentatie behoeven, waar<strong>in</strong> een oor<strong>de</strong>el dus (nog) niet feitelijk<br />
vaststaat en tij<strong>de</strong>ns het vormen van <strong>de</strong>ze argumenten.<br />
Een <strong>voor</strong>beeld van confirmation bias <strong>in</strong> ons strafprocesrechtstelsel is <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> waar<strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>formatie aangebo<strong>de</strong>n wordt. Volgens Rass<strong>in</strong> beïnvloedt <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> waar<strong>in</strong> het bewijs<br />
wordt gepresenteerd <strong>de</strong> eerste men<strong>in</strong>g en daarmee het e<strong>in</strong>door<strong>de</strong>el. In ons<br />
strafprocesrechtstelsel neemt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong>dat het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt<br />
het dossier door. Op het moment dat een dossier bij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtkomt is er dus al sprake<br />
van een vervolg<strong>in</strong>g en tenlastelegg<strong>in</strong>g en bevat het dossier <strong>voor</strong>namelijk belastend ma<strong>ter</strong>iaal<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte. Rass<strong>in</strong> is van men<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> op dat moment al niet meer<br />
onbevangen is en hij <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g als uitgangspunt zal han<strong>ter</strong>en en niet het uitgangspunt<br />
dat <strong>de</strong> verdachte onschuldig is. In dit geval zou hij geneigd kunnen zijn om meer aandacht te<br />
beste<strong>de</strong>n aan het bewijs dat het feit door <strong>de</strong> verdachte is gepleegd, dan aan het ontlasten<strong>de</strong><br />
bewijs of non-bewijs. 183 Van Koppen <strong>de</strong>elt <strong>de</strong>ze men<strong>in</strong>g en verwijst naar een <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
gedaan door Schünemann & Bandilla waaruit naar voren kwam dat als rech<strong>ter</strong>s <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong><br />
aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g het dossier bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong>n (35 zaken), zij alle verdachten<br />
veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n, <strong>ter</strong>wijl als <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s onbevangen aan <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g begonnen zij slechts <strong>de</strong> helft<br />
veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n. 184 Ver<strong>de</strong>r stelt hij dat <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> waar<strong>in</strong> het bewijs tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wordt aangedragen van <strong>in</strong>vloed is op <strong>de</strong> bewijsbesliss<strong>in</strong>g. Zo zou als het bewijs<br />
<strong>in</strong> verhaalsvolgor<strong>de</strong> werd gepresenteerd dit een gunstig effect hebben op <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g. Indien<br />
het bewijs ten aanzien van <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> een <strong>voor</strong> hem gunstige verhaalsvolgor<strong>de</strong> wordt<br />
aangedragen, dan zou dit zijn kans op vrijspraak verdubbelen. <strong>Het</strong> zelf<strong>de</strong> geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
officier van justitie; <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> vervolgen<strong>de</strong> <strong>in</strong>stantie het bewijs <strong>in</strong> een <strong>voor</strong> haar gunstige<br />
verhaalsvolgor<strong>de</strong> vertelt zou dit een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> hand werken. 185 Hier dient ech<strong>ter</strong><br />
opgemerkt te wor<strong>de</strong>n dat dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> werd uitgevoerd <strong>in</strong> een Amerikaans juryproces en niet<br />
op beroepsrech<strong>ter</strong>s, waardoor dit argument naar mijn men<strong>in</strong>g aan kracht verliest, omdat<br />
beroepsrech<strong>ter</strong>s naar mijn i<strong>de</strong>e m<strong>in</strong><strong>de</strong>r beïnvloedbaar zijn dan juryle<strong>de</strong>n, aangezien dit<br />
<strong>in</strong>herent is aan hun beroep.<br />
Kortom, door <strong>de</strong> rechtspsychologen wordt betoogd dat het feit dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong><br />
aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g het dossier reeds bestu<strong>de</strong>ert (dat volgens hen nagenoeg<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte belastend ma<strong>ter</strong>iaal bevat) en <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> waar<strong>in</strong> het bewijsma<strong>ter</strong>iaal wordt<br />
181<br />
E. Rass<strong>in</strong>, Tussen sofa en toga. Een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspsychologie, Den Haag: Boom juridische uitgevers<br />
2009, p. 54.<br />
182<br />
Met open m<strong>in</strong><strong>de</strong>d wordt bedoeld: openstaan <strong>voor</strong> nieuwe en an<strong>de</strong>re i<strong>de</strong>eën of <strong>de</strong> men<strong>in</strong>gen van an<strong>de</strong>ren.<br />
183<br />
E. Rass<strong>in</strong>, Tussen sofa en toga. Een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspsychologie, Den Haag: Boom juridische uitgevers<br />
2009, p. 54.<br />
184<br />
P.J. van Koppen, Overtuigend bewijs. Indammen van rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen, Ams<strong>ter</strong>dam: Nieuw Ams<strong>ter</strong>dam<br />
Uitgevers 2011, p. 252.<br />
185<br />
.J. van Koppen, Overtuigend bewijs. Indammen van rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen, Ams<strong>ter</strong>dam: Nieuw Ams<strong>ter</strong>dam<br />
Uitgevers 2011, p. 95.<br />
55
aangedragen, van <strong>in</strong>vloed kan zijn op <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ten aanzien van <strong>de</strong><br />
schuldvraag van <strong>de</strong> verdachte. Een oploss<strong>in</strong>g zou kunnen zijn dat <strong>de</strong> verdachte zo snel<br />
mogelijk na het ontvangen van <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g <strong>de</strong> officier van justitie verzoekt zijn verweer <strong>in</strong><br />
het dossier op te nemen. In <strong>de</strong> praktijk zal dit ech<strong>ter</strong> niet altijd even handig zijn, want er<br />
kunnen zich nog allerlei ontwikkel<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong>doen die anticipatie behoeven. Men kan hierbij<br />
<strong>de</strong>nken aan nieuw bewijs of verweer, dat dan alsnog aan het dossier moet wor<strong>de</strong>n toegevoegd.<br />
Naar <strong>de</strong> men<strong>in</strong>g van Rass<strong>in</strong> wor<strong>de</strong>n personen die besliss<strong>in</strong>gen moeten nemen beïnvloed door<br />
<strong>in</strong>formatie die irrelevant is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g, zoals <strong>de</strong> strafeis of<br />
gedrags<strong>de</strong>skundige rapporten. Hij geeft hier het <strong>voor</strong>beeld dat <strong>de</strong> officier van justitie <strong>de</strong>gene<br />
is die <strong>de</strong> strafeis bepaalt en dit van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> vor<strong>de</strong>rt. Indien <strong>de</strong> officier van justitie een lage<br />
strafeis hanteert, dan is <strong>de</strong> straftoemet<strong>in</strong>g ook laag. Indien <strong>de</strong> strafeis hoog is, dan is <strong>de</strong><br />
straftoemet<strong>in</strong>g ook hoog. Dit is ech<strong>ter</strong> te verklaren vanuit het oogpunt van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke<br />
organisatie. <strong>Het</strong> openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie hanteert immers richtlijnen (<strong>de</strong> zogenoem<strong>de</strong> BOS<br />
Polaris-richtlijnen) ten aanzien van <strong>de</strong> op te leggen straffen en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> maakt gebruik van<br />
oriëntatiepunten ten aanzien van <strong>de</strong> op te leggen straffen. Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld dat hij geeft is<br />
dat als uit een gedrags<strong>de</strong>skundig rapport bij<strong>voor</strong>beeld blijkt dat <strong>de</strong> verdachte agressief is, <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> er al meteen vanuit zal gaan dat <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong> ten laste geleg<strong>de</strong> mishan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g ook<br />
heeft begaan, <strong>ter</strong>wijl dit misschien helemaal niet het geval is. De oploss<strong>in</strong>g die hij geeft om<br />
oneigenlijke beïnvloed<strong>in</strong>g te <strong>voor</strong>komen is dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> eerst <strong>de</strong> bewijsvraag zou moeten<br />
beantwoor<strong>de</strong>n, alvorens kennis te nemen van gedrag<strong>de</strong>skundige rapporten of strafeis nadat hij<br />
<strong>de</strong> bewijsvraag heeft beantwoord. De vraag is ech<strong>ter</strong> of dit praktisch gezien wenselijk is. Op<br />
die manier zou een rechtszaak veel langer duren, want <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>gen dienen dan<br />
geschorst te wor<strong>de</strong>n, zodat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kennis kan nemen van bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong><br />
gedrags<strong>de</strong>skundige rapporten of zich over <strong>de</strong> strafeis te bera<strong>de</strong>n. Dit is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte naar<br />
mijn men<strong>in</strong>g niet wenselijk, want hij zal langer moeten wachten op <strong>de</strong> uitspraak en het zou<br />
zelfs zo kunnen zijn dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> dag tot uitspraak komt en <strong>de</strong> verdachte dan<br />
nogmaals <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zal moeten verschijnen, tene<strong>in</strong><strong>de</strong> <strong>de</strong> uitspraak te vernemen. <strong>Het</strong><br />
zou wellicht mogelijk zijn om van <strong>de</strong> uitspraak schriftelijk per post me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g te doen, maar<br />
ook dit lijkt me niet wenselijk met het oog op <strong>de</strong> snelheid van <strong>de</strong> procedure en <strong>de</strong> ontlast<strong>in</strong>g<br />
van het gerechtelijk apparaat. Daarnaast zou het <strong>de</strong> verdachte en <strong>de</strong> officier van justitie<br />
ontberen aan <strong>de</strong> mogelijkheid afstand van recht te doen, waardoor hij langer niet <strong>in</strong> zekerheid<br />
is omtrent het feit of <strong>de</strong> zaak nu <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itief is afgedaan.<br />
Hij stelt ook dat <strong>in</strong>dien mensen bij <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> schuldvraag een uitgebrei<strong>de</strong><br />
mentale <strong>voor</strong>stell<strong>in</strong>g maken van een bepaal<strong>de</strong> hypothese, zij daardoor meer geloven <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
juistheid van die hypothese, <strong>de</strong> zogenaam<strong>de</strong> imag<strong>in</strong>atie-<strong>in</strong>flatie.<br />
Ten slotte geeft hij aan dat <strong>voor</strong> een rech<strong>ter</strong> moeilijk zo niet onmogelijk is om geen reken<strong>in</strong>g<br />
te hou<strong>de</strong>n met bepaal<strong>de</strong> <strong>voor</strong>kennis. Hij geeft hier het <strong>voor</strong>beeld dat <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> op <strong>de</strong><br />
hoogte is van bewijsmid<strong>de</strong>len die onrechtmatig zijn verkregen, maar hij <strong>de</strong>ze bewijsmid<strong>de</strong>len<br />
dient te negeren. Voor <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> schuldvraag is dit vrijwel onmogelijk. 186<br />
§ 5.3.2 Belief perseverance<br />
De belief perseverance houdt <strong>in</strong> dat mensen <strong>de</strong> neig<strong>in</strong>g hebben om aan een eenmaal gevorm<strong>de</strong><br />
hypothese vast te hou<strong>de</strong>n, ook al beschikken zij over <strong>in</strong>formatie die <strong>de</strong> grondslag van <strong>de</strong><br />
hypothese teniet doet. Als mensen eenmaal iets hebben geloofd, dan ten<strong>de</strong>ren zij ertoe dat te<br />
186 E. Rass<strong>in</strong>, Tussen sofa en toga. Een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspsychologie, Den Haag: Boom juridische uitgevers<br />
2009, p. 56-59.<br />
56
lijven geloven, ondanks dat zij weten dat hun hypothese nergens op stoelt. 187 Men zoekt niet<br />
naar <strong>in</strong>formatie die niet <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met <strong>de</strong> op<strong>in</strong>ie en mocht men onverhoopt toch<br />
op <strong>in</strong>formatie stuiten die niet overeenstemt met het <strong>in</strong>genomen standpunt, dan wordt dit<br />
on<strong>de</strong>rgewaar<strong>de</strong>erd of <strong>in</strong> het ergste geval genegeerd. 188<br />
Confirmation bias noopt ertoe het <strong>in</strong>genomen standpunt bevestigd te zien door enkel naar<br />
evi<strong>de</strong>nte <strong>in</strong>formatie te zoeken en <strong>de</strong>ze dusdanig te <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en dat zij het <strong>in</strong>genomen<br />
standpunt bevestigt. In het geval van belief perseverance negeert men <strong>in</strong>formatie die niet<br />
strookt met hun standpunt en <strong>in</strong>dien men <strong>de</strong>ze <strong>in</strong>formatie niet kan negeren dan tracht men<br />
tegenargumenten en tegenbewijs te weerleggen. 189<br />
De confirmation bias ziet meer op het verzamelen en <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en van evi<strong>de</strong>nt bewijs <strong>ter</strong><br />
bevestig<strong>in</strong>g van het <strong>in</strong>genomen standpunt en belief perseverance ziet meer op het negeren van<br />
tegenargumenten en tegenbewijs. In die z<strong>in</strong> is confirmation bias een gedachtegang die actief<br />
van aard is, men verzamelt evi<strong>de</strong>nt bewijs en <strong>in</strong><strong>ter</strong>preteert het als (<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte) positief<br />
bewijs, <strong>ter</strong>wijl belief perseverance meer passief van aard is, men negeert tegenargumenten en<br />
-bewijs, tenzij <strong>de</strong>ze anticipatie behoeven en weerlegd kunnen wor<strong>de</strong>n.<br />
Volgens Van Koppen zijn juist <strong>de</strong> confirmation bias en <strong>de</strong> belief perseverance vormen van<br />
tunnelvisie die funest zijn <strong>voor</strong> een rech<strong>ter</strong>, omdat <strong>in</strong> het geval <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het dossier reeds<br />
<strong>voor</strong>afgaand aan <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g heeft gelezen, hij dan geneigd zal zijn <strong>de</strong> schuldhypothese<br />
van <strong>de</strong> officier van justitie te geloven. De rech<strong>ter</strong> zal <strong>in</strong> dat geval tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>al op zoek gaan naar <strong>in</strong>formatie die <strong>de</strong> schuldhypothese on<strong>de</strong>rsteunt en alle<br />
<strong>in</strong>formatie die door dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar bovenkomt op een dusdanige wijze <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en zodat<br />
het overeenstemt met <strong>de</strong> schuldhypothese. Eventuele contra-<strong>in</strong>dicaties zoals verweren van <strong>de</strong><br />
verdachte of verklar<strong>in</strong>gen van getuigen zal hij (onbewust) proberen te negeren. 190<br />
§ 5.3.3 Vermij<strong>de</strong>n van cognitieve dissonantie<br />
De centrale gedachte van <strong>de</strong>ze theorie is dat mensen er niet van hou<strong>de</strong>n gedachten te hebben<br />
die niet met elkaar <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g zijn, dit levert <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne spann<strong>in</strong>gen op. De mens<br />
ten<strong>de</strong>ert er naar om <strong>de</strong>ze gedachten zodanig te conver<strong>ter</strong>en, zodat zij niet meer dissonant zijn<br />
en daardoor een be<strong>ter</strong>e gemoedsrust heeft. Men tracht <strong>in</strong> dit geval <strong>in</strong>formatie die van belang is<br />
ofwel te vermij<strong>de</strong>n, ofwel te kwalificeren als <strong>in</strong>formatie die niet van belang is. Dit kan zich<br />
volgens Van Koppen <strong>voor</strong>al <strong>voor</strong>doen naarmate <strong>de</strong> opspor<strong>in</strong>gsambtenaren en <strong>de</strong> officier van<br />
justitie langdurig <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> hebben gedaan naar een verdachte en daar veel tijd en energie <strong>in</strong><br />
hebben gestoken. <strong>Het</strong> is dan zeer moeilijk om tot het besef te komen dat alle aandacht, tijd en<br />
energie die daarmee gemoeid was tevergeefs is geweest. 191<br />
§ 5.3.4 Druk tot conformeren<br />
Wanneer mensen dienen samen te werken, dan wordt er gestreefd naar on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>ge consensus<br />
om zo <strong>de</strong> efficiency te bevor<strong>de</strong>ren. Indien er geen on<strong>de</strong>rl<strong>in</strong>ge consensus is, zijn <strong>de</strong> mensen die<br />
zich <strong>in</strong> <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rheid bev<strong>in</strong><strong>de</strong>n er toe geneigd om zich aan te passen aan <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid en<br />
<strong>de</strong>rhalve hun oor<strong>de</strong>el te conver<strong>ter</strong>en naar het oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid, ondanks <strong>de</strong><br />
187 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 392.<br />
188 P.J. van Koppen, Overtuigend bewijs. Indammen van rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen, Ams<strong>ter</strong>dam: Nieuw Ams<strong>ter</strong>dam<br />
Uitgevers 2011, p. 61.<br />
189 H. Mercier & D. Sperber, ‘Why do humans reason? Arguments for an argumentative theory’, Behavioral and<br />
bra<strong>in</strong> sciences 2011-34, p. 63-64.<br />
190 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 392.<br />
191 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 393.<br />
57
wetenschap dat het oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> meer<strong>de</strong>rheid onmiskenbaar onjuist is. 192 Tij<strong>de</strong>ns het<br />
<strong>voor</strong>berei<strong>de</strong>nd <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zou dit een rol kunnen spelen tussen opspor<strong>in</strong>gsambtenaren, maar<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> kantonzaken is dit niet zozeer van toepass<strong>in</strong>g, gezien het feit dat hij<br />
alleenspreekt. Wel kan er gedacht wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen <strong>de</strong> officier van justitie en<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, <strong>in</strong> die z<strong>in</strong> of een rech<strong>ter</strong> druk ervaart zich te conformeren aan <strong>de</strong> officier van<br />
justitie. Indien hier sprake van zou zijn dan is dit <strong>in</strong> strijd met het recht op een onafhankelijke<br />
rech<strong>ter</strong>. Ten slotte zou er ook gedacht kunnen wor<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong> verhoud<strong>in</strong>g tussen<br />
strafrechtadvocaten en rech<strong>ter</strong>s.<br />
§ 5.3.5 Oploss<strong>in</strong>gen om cognitieve geslotenheid tegen te gaan<br />
Van Koppen draagt een aantal oploss<strong>in</strong>gen aan om cognitieve geslotenheid tegen te gaan:<br />
Bewijsverweren van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g dienen serieus genomen te wor<strong>de</strong>n;<br />
Indien het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie belangrijke vragen niet kan beantwoor<strong>de</strong>n, dan dienen <strong>de</strong>ze<br />
vaker te wor<strong>de</strong>n <strong>ter</strong>ugverwezen <strong>voor</strong> na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>;<br />
Getuigen dienen aan een ‘echt’ kruisverhoor on<strong>de</strong>rworpen te wor<strong>de</strong>n;<br />
Indien er relevante (naar ik aan neem <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte ontlasten<strong>de</strong>) <strong>in</strong>formatie wordt<br />
ach<strong>ter</strong>gehou<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en verdachte dan zou dit zon<strong>de</strong>r meer niet ontvankelijkheid<br />
van het OM dienen op te leveren opleveren;<br />
Indien er sprake is van tegenstrijdige standpunten dan dienen zowel <strong>de</strong> verdachte als het<br />
openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie hun standpunten na<strong>de</strong>r te on<strong>de</strong>rbouwen;<br />
De rech<strong>ter</strong> dient het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te gebruiken om <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar<br />
al<strong>ter</strong>natieve hypotheses te doen <strong>in</strong> plaats van enkel <strong>de</strong> schuldhypothese;<br />
In het geval <strong>de</strong> meervoudige kamer belast is met het nemen van besliss<strong>in</strong>gen, dan dienen<br />
eventuele dissent<strong>in</strong>g en concurr<strong>in</strong>g op<strong>in</strong>ions van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s bekend gemaakt te wor<strong>de</strong>n.<br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> richt zich enkel op <strong>de</strong> enkelvoudige kamer en is dus niet van toepass<strong>in</strong>g;<br />
Bij complexe <strong>strafzaken</strong> mag geen gebruik gemaakt wor<strong>de</strong>n van verkorte vonnissen. 193<br />
De oploss<strong>in</strong>gen hierboven zijn naar mijn men<strong>in</strong>g allemaal zeer plausibel, maar ik mis vaak <strong>de</strong><br />
grondslag <strong>voor</strong> <strong>de</strong> bewer<strong>in</strong>gen die af te lei<strong>de</strong>n zijn uit <strong>de</strong> oploss<strong>in</strong>gen. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan<br />
is <strong>de</strong> oploss<strong>in</strong>g dat bewijsverweren van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g serieus genomen dienen te wor<strong>de</strong>n.<br />
Hiermee wordt gesuggereerd dat <strong>de</strong> bewijsverweren niet serieus wor<strong>de</strong>n genomen door <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong>. Hier past naar mijn men<strong>in</strong>g enige nuancer<strong>in</strong>g. De grondslag <strong>voor</strong> <strong>de</strong>ze bewer<strong>in</strong>g<br />
ontbreekt ech<strong>ter</strong> naar mijn men<strong>in</strong>g. <strong>Het</strong> lijkt mij overigens wenselijk dat bewijsverweren<br />
alleen serieus dienen te wor<strong>de</strong>n genomen <strong>in</strong>dien zij goed on<strong>de</strong>rbouwd zijn. Ook bij <strong>de</strong><br />
oploss<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g dient te gebruiken om <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> te<br />
doen naar al<strong>ter</strong>natieve hypotheses wordt gesuggereerd dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dit niet doet, maar ook<br />
hier ontbreekt waarop <strong>de</strong>ze bewer<strong>in</strong>g is gestoeld. Tevens is <strong>de</strong> stell<strong>in</strong>g dat <strong>in</strong>dien er relevante<br />
<strong>in</strong>formatie wordt ach<strong>ter</strong>gehou<strong>de</strong>n, dit zon<strong>de</strong>r meer niet ontvankelijkheid van het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie dient op te leveren, naar mijn men<strong>in</strong>g te kort door <strong>de</strong> bocht. Er kunnen zich immers<br />
omstandighe<strong>de</strong>n <strong>voor</strong>doen waardoor niet ontvankelijkheid van het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie een te<br />
ernstig rechtsgevolg is, bij<strong>voor</strong>beeld wanneer bij het kopiëren van het dossier een bladzij<strong>de</strong> is<br />
kwijtgeraakt. Men zou hier een on<strong>de</strong>rscheid kunnen maken tussen bewust of onbewust<br />
<strong>in</strong>formatie ach<strong>ter</strong>hou<strong>de</strong>n. In het geval er <strong>in</strong> <strong>de</strong> meervoudige kamer sprake is van verschillen<strong>de</strong><br />
of parallelle men<strong>in</strong>gen (dissent<strong>in</strong>g of concurr<strong>in</strong>g op<strong>in</strong>ions zoals bij het EHRM) zijn, dan<br />
zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze afwijken<strong>de</strong> men<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s volgens Van Koppen bekend gemaakt<br />
dienen te wor<strong>de</strong>n. In het Ne<strong>de</strong>rlandse strafprocesrechtstelsel is hier juist niet <strong>voor</strong> gekozen,<br />
tene<strong>in</strong><strong>de</strong> het gezag van <strong>de</strong> rechtspraak te waarborgen.<br />
192 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 393-395.<br />
193 P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 397.<br />
58
§ 5.4 Waarheidsopvatt<strong>in</strong>gen<br />
Een an<strong>de</strong>re valkuil waar rech<strong>ter</strong>s mee te kampen hebben zijn ambiguïteiten. Verklar<strong>in</strong>gen van<br />
verdachten kunnen <strong>voor</strong> tweeërlei uitleg wor<strong>de</strong>n opgevat. Rass<strong>in</strong> geeft hier het <strong>voor</strong>beeld van<br />
twee mensen die conversatie hebben die betrekk<strong>in</strong>g heeft op het opblazen van een boot.<br />
Indien dit wordt gelezen <strong>in</strong> <strong>de</strong> context van <strong>ter</strong>roristen, dan is men geneigd te <strong>de</strong>nken dat hier<br />
gesproken wordt over het opblazen van een schip mid<strong>de</strong>ls het gebruik van explosieven. Wordt<br />
dit ech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong> context gelezen van twee strandgangers, dan ligt het veel eer<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> <strong>de</strong> hand<br />
dat het gaat over het vullen met lucht van een opblaasbootje. 194<br />
Ik zal dit toelichten met een <strong>voor</strong>beeld uit <strong>de</strong> praktijk. De militair Kroon staat <strong>ter</strong>echt <strong>voor</strong> het<br />
<strong>voor</strong>han<strong>de</strong>n hebben van stroomstootwapens en <strong>in</strong> het bezit zijn van harddrugs. Hieron<strong>de</strong>r<br />
wor<strong>de</strong>n een aantal gesprekken uit telefoontaps weergegeven, afkomstig uit het requisitoir d.d.<br />
11 april 2011 van <strong>de</strong> officier van justitie, waarbij sprake is van ambiguïteiten. <strong>Het</strong> openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie is van oor<strong>de</strong>el dat <strong>de</strong> gesprekken gaan over cocaïne, <strong>ter</strong>wijl het volgens <strong>de</strong> heer<br />
Kroon gaat over zijn seksleven. 195<br />
15.42 uur: sms-bericht van Kroon aan Van <strong>de</strong>n H.: ‘moeten we nog iets<br />
hebben <strong>voor</strong> vanavond? Was wel goeie. Kwerd er geil van trouwens<br />
Haha’.<br />
Dit gaat volgens Kroon over een speeltje van <strong>de</strong> seksshop.<br />
18.06 uur: Kroon vraagt of Van <strong>de</strong>n H. nog iets over heeft. Van <strong>de</strong>n H. zegt ja.<br />
Marco zegt okee en vraagt of ze het bij zich heeft.<br />
In eerste <strong>in</strong>stantie zegt Kroon dat het over een geishabal gaat. In twee<strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>stantie zegt Kroon dat het over <strong>de</strong> natte doos van M. gaat. In <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
<strong>in</strong>stantie (op <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g) zegt Kroon dat het over lachgaspatronen gaat.<br />
20.09 uur: Kroon vraagt of Van <strong>de</strong>n H. nog iets heeft boven, even klaarleggen,<br />
dat hij even op en neer rent, of heeft ze niks meer? Van <strong>de</strong>n H. zegt jawel, ze<br />
heeft nog wel, een kle<strong>in</strong> beetje, ja (onverstaanbaar) gesproken lukt dat.<br />
Iets klaarleggen is, volgens Kroon, een teken dat zij <strong>in</strong><strong>de</strong>rdaad gaat liggen.<br />
Dat gaat over ons seksspelletje.<br />
Kroon merkt <strong>in</strong> het verhoor bij <strong>de</strong> politie op dat hij wel eens tegen M. zegt<br />
dat hij die natte doos even komt halen, of dat hij zegt: ‘leg die natte doos<br />
even klaar <strong>voor</strong> me’.<br />
Zoals uit het bovenstaan<strong>de</strong> blijkt kunnen feiten dikwijls <strong>in</strong> meer<strong>de</strong>re hypotheses passen. <strong>Het</strong> is<br />
aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> om <strong>de</strong> oorzaak te herkennen die het beste bij <strong>de</strong> feiten past en níet <strong>de</strong> oorzaak<br />
die het beste past bij <strong>de</strong> hypothese dat <strong>de</strong> verdachte schuldig is. De rech<strong>ter</strong> mag aan het bewijs<br />
niet een dusdanige <strong>in</strong>vull<strong>in</strong>g geven dat het past <strong>in</strong> <strong>de</strong> schuldhypothese, maar moet juist<br />
maximaal kritisch zijn ten aanzien van het bewijs. 196 De rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> eerste aanleg heeft <strong>de</strong><br />
verdachte Kroon vrijgesproken van <strong>de</strong> beschuldig<strong>in</strong>g dat hij <strong>in</strong> het bezit zou zijn geweest van<br />
194<br />
E. Rass<strong>in</strong>, Tussen sofa en toga. Een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspsychologie, Den Haag: Boom juridische uitgevers<br />
2009, p. 38.<br />
195<br />
http://www.om.nl/algemene_on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>len/uitgebreid_zoeken/@155431/eist-werkstraf/, p. 20 van het<br />
requisitoir.<br />
196<br />
E. Rass<strong>in</strong>, Tussen sofa en toga. Een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspsychologie, Den Haag: Boom juridische uitgevers<br />
2009, p. 47.<br />
59
harddrugs. In casu kan men dus aflei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kritisch naar <strong>de</strong>ze ambiguïteit heeft<br />
gekeken, aangezien <strong>de</strong> verdachte is vrijgesproken.<br />
§ 5.5 Waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>gen<br />
De laatste psychologische valkuil van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> die wij zullen bespreken is <strong>de</strong> mate van<br />
waarschijnlijkheid. Dit betreft statistiek. Hiermee wordt een analyse gegeven van <strong>de</strong><br />
waarschijnlijkheid dat een bepaald scenario zich heeft <strong>voor</strong>gedaan. Hoe gro<strong>ter</strong> <strong>de</strong> kans dat <strong>de</strong><br />
schuldhypothese zich heeft <strong>voor</strong>gedaan, hoe aannemelijker het is dat dit ook <strong>de</strong> ware<br />
toedracht is. Derksen benadrukt ech<strong>ter</strong> dat <strong>de</strong>ze aannemelijkheidsverhoud<strong>in</strong>g niet hetzelf<strong>de</strong> is<br />
als <strong>de</strong> waarschijnlijkheidsratio. Omdat het aannemelijk is, wil het nog niet zeggen dat dit ook<br />
<strong>de</strong> werkelijke toedracht is. 197<br />
Over het algemeen geldt hoe gro<strong>ter</strong> <strong>de</strong> aannemelijkheidsverhoud<strong>in</strong>g, hoe aannemelijker <strong>de</strong><br />
schuldhypothese is. Toch kan men hier vraagtekens bij zetten. Er is immers niet bekend welke<br />
verhoud<strong>in</strong>g <strong>de</strong> m<strong>in</strong>imale grens is om <strong>de</strong> schuldhypothese aannemelijk te maken. Ook al is <strong>de</strong><br />
verhoud<strong>in</strong>g groot, dan wil dit nog niet zeggen dat <strong>de</strong> schuldhypothese ook <strong>de</strong> werkelijke<br />
toedracht is. Een an<strong>de</strong>r euvel is dat <strong>de</strong> aannemelijkheidsratio alleen berekend kan wor<strong>de</strong>n als<br />
<strong>de</strong> percentages van <strong>de</strong> schuldhypothese en <strong>de</strong> al<strong>ter</strong>natieve hypotheses bekend zijn, hetgeen<br />
niet dikwijls het geval is. 198<br />
Volgens Rass<strong>in</strong> kan <strong>de</strong> besluitvorm<strong>in</strong>g van een rech<strong>ter</strong> gevaar lopen <strong>in</strong>dien hypotheses<br />
enkelzijdig getoetst wor<strong>de</strong>n, hij betitelt dit als onrechtmatige statistiek. Als er alleen maar<br />
getoetst wordt of <strong>de</strong> hypotheses kunnen kloppen en er niet getoetst wordt of <strong>de</strong> hypothese<br />
vervalst is, dan kan het zijn dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een onjuiste besliss<strong>in</strong>g neemt. Dit is het geval<br />
geweest bij <strong>de</strong> zaak Lucia <strong>de</strong> B. Zij werd verdacht van meervoudige moord op<br />
ziekenhuispatiënten. Hier werd uitgegaan van een kansbereken<strong>in</strong>g. De kans dat Lucia <strong>de</strong> B.<br />
steeds aan het werk was op <strong>de</strong> momenten dat er iemand stierf is extreem kle<strong>in</strong>, namelijk<br />
1:342.000.000. Ver<strong>de</strong>r werd an<strong>de</strong>r ontlastend statistisch bewijs buiten beschouw<strong>in</strong>g gelaten.<br />
Zij werd veroor<strong>de</strong>eld tot levenslange gevangenisstraf op grond van <strong>de</strong> kansbereken<strong>in</strong>g, maar<br />
<strong>de</strong> zaak is uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijk heropend gewor<strong>de</strong>n omdat <strong>de</strong> door het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie gehanteer<strong>de</strong><br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>smetho<strong>de</strong>s niet wetenschappelijk wer<strong>de</strong>n bevon<strong>de</strong>n en Lucia <strong>de</strong> Berk is vervolgens<br />
vrijgesproken. Er bleek niet enkel sprake te zijn van een justitiële dwal<strong>in</strong>g ten aanzien van <strong>de</strong><br />
verdachte, <strong>de</strong> overle<strong>de</strong>nen bleken allemaal een natuurlijke dood te zijn gestorven. Deze zaak<br />
toont nog maar eens aan dat het belangrijk is dat rech<strong>ter</strong>s statistische gegevens juist weten te<br />
<strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en. 199<br />
De valkuilen die bij het waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>neren zich kunnen <strong>voor</strong>doen zijn <strong>de</strong><br />
presecutor’s fallacy en <strong>de</strong> <strong>de</strong>fense attorney’s fallacy. De prosecutor’s fallacy houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong><br />
officier van justitie bewust of onbewust <strong>de</strong> uitkomst van waarschijnlijkheid van <strong>de</strong> toedracht<br />
gelijkstelt aan <strong>de</strong> schuldhypothese. Dit houdt <strong>in</strong> dat <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> uitkomst van een<br />
waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>g dat het (zeer veel, veel) waarschijnlijk is dat <strong>de</strong><br />
schuldhypothese juist is, <strong>de</strong>ze door <strong>de</strong> officier van justitie bewust dan wel onbewust<br />
gelijkgesteld wordt met <strong>de</strong> werkelijke toedracht, <strong>ter</strong>wijl het natuurlijk alleen maar<br />
197<br />
T. Derken, De ware toedracht. Praktische wetenschapsfilosofie <strong>voor</strong> waarheidszoekers, Diemen: Uitgeverij<br />
Veen Magaz<strong>in</strong>es 2010, p. 206.<br />
198<br />
P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 375.<br />
199<br />
E. Rass<strong>in</strong>, Tussen sofa en toga. Een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspsychologie, Den Haag: Boom juridische uitgevers<br />
2009, p. 52.<br />
60
waarschijnlijker is en niet het absolute bewijs <strong>voor</strong> <strong>de</strong> werkelijke toedracht. 200 De officier van<br />
justitie dient dus op te passen met het gelijkstellen van <strong>de</strong> overtuig<strong>in</strong>g van een hypothese aan<br />
<strong>de</strong> werkelijke toedracht. <strong>Het</strong> is be<strong>ter</strong> om niet <strong>in</strong> <strong>ter</strong>men van kansen te spreken, want dan ga je<br />
aannemen dat het ook daadwerkelijk zo is. Indien <strong>de</strong> aannemelijkheidkans <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
schuldhypothese 99% is, bestaat het gevaar dat dit bewust of onbewust gelijk wordt gesteld<br />
met het gegeven dat dit ook <strong>de</strong> werkelijke toedracht is. <strong>Het</strong> is be<strong>ter</strong> om dit aan te tonen door te<br />
stellen dat het zeer veel waarschijnlijker is dat <strong>de</strong> verdachte schuldig is aan het ten laste<br />
geleg<strong>de</strong> feit. Op die manier loopt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>r <strong>de</strong> kans dat hij onbewust dan wel bewust<br />
overtuigd raakt van <strong>de</strong> schuldhypothese. 201 <strong>Het</strong> tegenovergestel<strong>de</strong> kan gebeuren bij <strong>de</strong> <strong>de</strong>fense<br />
attorney’s fallacy. Hiermee wordt bedoeld dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g een verkeerd referentieka<strong>de</strong>r<br />
hanteert bij <strong>de</strong> waarschijnlijkheidsargumentatie hetgeen als gevolg heeft dat <strong>de</strong> uitkomst be<strong>ter</strong><br />
aansluit bij hun standpunt. 202<br />
Volgens Van Koppen heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een grote formele beslisruimte ten aanzien van <strong>de</strong><br />
waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van het bewijs, maar wordt <strong>de</strong>ze enigsz<strong>in</strong>s beperkt door het toepassen van formele<br />
beslismo<strong>de</strong>llen. In Ne<strong>de</strong>rland bestaat <strong>de</strong> rechtsmacht uit lou<strong>ter</strong> professionele rech<strong>ter</strong>s, die er<strong>in</strong><br />
getra<strong>in</strong>d zijn om gebruik te maken van formele beslismo<strong>de</strong>llen en op die manier bie<strong>de</strong>n zij<br />
enigsz<strong>in</strong>s het hoofd tegen psychologische valkuilen bij het nemen van besliss<strong>in</strong>gen. 203<br />
De rech<strong>ter</strong> dient zich er bewust van te zijn dat er bij het nemen van bewijsbesliss<strong>in</strong>gen zich<br />
psychologische valkuilen kunnen <strong>voor</strong>doen die zijn besliss<strong>in</strong>gen kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n. Dit<br />
komt volgens Cleiren niet alleen <strong>voor</strong> bij rech<strong>ter</strong>s, maar bij ie<strong>de</strong>re discipl<strong>in</strong>e, dus ook bij<br />
rechtspsychologen. Ie<strong>de</strong>re discipl<strong>in</strong>e is geneigd haar eigen werkelijkheid <strong>in</strong> te kleuren en zij<br />
pleit <strong>voor</strong> een <strong>in</strong><strong>ter</strong>discipl<strong>in</strong>aire aanpak om zo <strong>de</strong> bewustword<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> psychologische<br />
valkuilen bij het nemen van bewijsbesliss<strong>in</strong>gen te bevor<strong>de</strong>ren. 204<br />
§ 5.6 Conclusie<br />
In dit hoofdstuk staat <strong>de</strong> vraag centraal welke psychologische valkuilen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kunnen<br />
beïnvloe<strong>de</strong>n ten aanzien van het recht op een eerlijk proces. Hierboven zijn enkele belangrijke<br />
psychologische valkuilen besproken die van <strong>in</strong>vloed kunnen zijn op het recht op een eerlijk<br />
proces. De eerste valkuil is dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te we<strong>in</strong>ig gebruik maakt van al<strong>ter</strong>natieve<br />
verklar<strong>in</strong>gen. Indien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> enkel gebruik maakt van <strong>de</strong> schuldhypothese, dan kan het zijn<br />
dat hij gegevens mist die mid<strong>de</strong>ls een al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g aan bod zou<strong>de</strong>n zijn gekomen en<br />
<strong>de</strong>rhalve niet <strong>de</strong> ware toedracht van het <strong>de</strong>lict naar boven komt. Ook cognitieve geslotenheid<br />
kan er toe lei<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> ware toedracht niet ach<strong>ter</strong>haald wordt, dit is <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> valkuil die<br />
werd besproken. In dit hoofdstuk wer<strong>de</strong>n vier vormen van cognitieve geslotenheid besproken,<br />
namelijk confirmation bias, belief perseverance, het vermij<strong>de</strong>n van cognitieve dissonantie en<br />
het ervaren van druk tot conformeren. Een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> psychologische valkuil waar een rech<strong>ter</strong><br />
vatbaar <strong>voor</strong> zou kunnen zijn is waarheidsopvatt<strong>in</strong>g. Verklar<strong>in</strong>gen kunnen immers <strong>in</strong><br />
sommige gevallen <strong>voor</strong> tweeërlei uitleg zijn en het gevaar bestaat dan dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong><br />
waarheid ten na<strong>de</strong>le van <strong>de</strong> verdachte opvat. Ten slotte bestaat er <strong>de</strong> valkuil van het<br />
waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>neren, het toepassen van statistische gegevens <strong>in</strong> <strong>de</strong> bewijswaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g.<br />
De rech<strong>ter</strong> is niet immer a<strong>de</strong>quaat <strong>in</strong> het toepassen van statistische gegevens <strong>in</strong> hun<br />
bewijswaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g, hetgeen een onjuist schuldoor<strong>de</strong>el op kan leveren.<br />
200<br />
P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 378.<br />
201<br />
P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p. 380-381.<br />
202<br />
T. Derken, De ware toedracht. Praktische wetenschapsfilosofie <strong>voor</strong> waarheidszoekers, Diemen: Uitgeverij<br />
Veen Magaz<strong>in</strong>es 2010, p. 210-211.<br />
203<br />
P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2010, p 873.<br />
204<br />
C.P.M. Cleiren, ‘De rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g. Een sprong met h<strong>in</strong><strong>de</strong>rnissen’, RMThemis 2010-5/6, p. 263-267.<br />
61
Uit het bovenstaan<strong>de</strong> is naar voren gekomen dat er psychologische valkuilen zijn die een<br />
rech<strong>ter</strong> kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n bij het nemen van besliss<strong>in</strong>gen. <strong>Het</strong> is belangrijk dat een rech<strong>ter</strong><br />
zich hiervan bewust is, dit actief tracht te doorbreken en dat hij bij het nemen van besliss<strong>in</strong>gen<br />
hier reken<strong>in</strong>g mee houdt. Dit zou men kunnen trachten te bewerkstelligen door hier (meer)<br />
aandacht aan te beste<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> opleid<strong>in</strong>g rechtsgeleerdheid of <strong>de</strong> opleid<strong>in</strong>g RAIO, maar<br />
ook rech<strong>ter</strong>s tij<strong>de</strong>ns hun functie als zodanig cursussen laten volgen.<br />
62
H 6 <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong><br />
In <strong>de</strong> <strong>voor</strong>gaan<strong>de</strong> hoofdstukken (hoofdstuk 3 en 4) is een beschrijv<strong>in</strong>g gegeven van hoe het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g er <strong>in</strong> theorie uit dient te zien. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijv<strong>in</strong>g<br />
hiervan aan <strong>de</strong> hand van artikel 6 van het EVRM en hoofdstuk 4 een beschrijv<strong>in</strong>g aan <strong>de</strong> hand<br />
van ons nationale recht. Zij geven antwoord op <strong>de</strong> eerste twee <strong>de</strong>elvragen van <strong>de</strong> centrale<br />
vraag, namelijk aan welke vereisten een kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> dient te voldoen om het<br />
recht op een eerlijk proces te waarborgen. Hoofdstuk 5 geeft antwoord op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvraag<br />
van <strong>de</strong> centrale vraag, namelijk welke psychologische valkuilen het recht op een eerlijk<br />
proces kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n. In dit hoofdstuk wordt <strong>de</strong> vier<strong>de</strong> <strong>de</strong>elvraag van <strong>de</strong> centrale vraag<br />
beantwoord en wel of er door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> wordt voldaan aan <strong>de</strong> vereisten<br />
afkomstig uit artikel 6 EVRM en het strafprocesrecht ten e<strong>in</strong><strong>de</strong> het recht op een eerlijk proces<br />
te waarborgen. Allereerst zal er een beschrijv<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gegeven van <strong>de</strong> metho<strong>de</strong> die<br />
gehanteerd is bij dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>. Vervolgens zullen <strong>de</strong> resultaten van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wor<strong>de</strong>n<br />
beschreven en wordt dit hoofdstuk afgesloten met <strong>de</strong> discussie.<br />
Uit <strong>de</strong> hoofdstukken 3 en 4 is een groot aantal rechten naar voren gekomen die <strong>de</strong> verdachte<br />
heeft tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. Deze rechten zijn vastgelegd <strong>in</strong> een checklist.<br />
Aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong>ze checklist wordt gecontroleerd hoe <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
praktijk met <strong>de</strong>ze rechten omgaat. Dit wordt on<strong>de</strong>rzocht door een <strong>de</strong>rtigtal kantonzaken bij <strong>de</strong><br />
strafrech<strong>ter</strong> bij te wonen en te controleren mid<strong>de</strong>ls het gebruik van <strong>de</strong> checklist of en hoe aan<br />
<strong>de</strong> vereisten van het recht op een eerlijk proces voldaan is.<br />
§ 6.1 Metho<strong>de</strong> van <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> bestaat uit verschillen<strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>svormen. De hoofdstukken 3, 4 en 5 zijn<br />
beschrijvend van aard. Zij zijn tot stand gekomen aan <strong>de</strong> hand van li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>,<br />
mid<strong>de</strong>ls het bestu<strong>de</strong>ren van boeken, artikelen en jurispru<strong>de</strong>ntie. Dit hoofdstuk is toetsend van<br />
aard, doordat er empirisch on<strong>de</strong>rzocht wordt of er door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> wordt<br />
voldaan aan <strong>de</strong> vereisten van het recht op een eerlijk proces.<br />
§ 6.1.1 Doel van het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is empirisch, omdat er door het bijwonen van strafrecht zitt<strong>in</strong>gen door <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong> aan <strong>de</strong> hand van een checklist getoetst wordt of <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> het recht op<br />
een eerlijk proces waarborgt door te voldoen aan <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n die hieraan gesteld zijn.<br />
Door <strong>de</strong> <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>n ten aanzien van het recht op een eerlijk proces die uit <strong>de</strong> theorie<br />
afkomstig zijn te toetsen <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk, wordt beoogd <strong>in</strong>zicht te krijgen of het recht op een<br />
eerlijk proces tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wordt gewaarborgd.<br />
Enerzijds wordt er kwantitatief <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan; er wordt statistisch weergegeven of aan <strong>de</strong><br />
vereisten van het recht op een eerlijk proces is voldaan. An<strong>de</strong>rzijds wordt er kwalitatief<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan, doordat bij ie<strong>de</strong>r opgenomen vereiste <strong>in</strong> <strong>de</strong> checklist <strong>de</strong> ruimte is gegeven<br />
om opmerk<strong>in</strong>gen te maken, zodat er een beeld kan wor<strong>de</strong>n gevormd van <strong>de</strong> situatie en<br />
eventuele knelpunten naar voren komen. <strong>Het</strong> kwalitatieve <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wordt uitgevoerd<br />
mid<strong>de</strong>ls veld<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, door <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gen bij te wonen en <strong>de</strong> gang van zaken te beschrijven <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> daar<strong>voor</strong> bestem<strong>de</strong> ruimte <strong>voor</strong> opmerk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> <strong>de</strong> checklist.<br />
63
§ 6.1.2 On<strong>de</strong>rzoekseenhe<strong>de</strong>n<br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> spitst zich toe op kantonrech<strong>ter</strong>s <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong>. Zoals al eer<strong>de</strong>r genoemd maakt<br />
dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>de</strong>el uit van een gro<strong>ter</strong> geheel. Een zelf<strong>de</strong> soort <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> v<strong>in</strong>dt plaats bij<br />
diverse an<strong>de</strong>re kantongerechten <strong>in</strong> Ne<strong>de</strong>rland. Uit <strong>de</strong> conclusies die uit ie<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> op <strong>de</strong><br />
verschillen<strong>de</strong> locaties naar voren komen wordt een conclusie getrokken die op <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
rech<strong>ter</strong>s van toepass<strong>in</strong>g zijn. Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> heeft plaats gevon<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtbank van<br />
Tilburg. De re<strong>de</strong>n dat er <strong>voor</strong> locatie Tilburg is gekozen <strong>de</strong> praktische bereikbaarheid.<br />
§ 6.1.3 Samenstell<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> checklist<br />
De vereisten waaraan een kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> dient te voldoen om het recht op een<br />
eerlijk proces te waarborgen, die naar voren kwamen uit het li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zijn<br />
opgenomen <strong>in</strong> een checklist. Deze checklist bevat <strong>de</strong> vereisten die geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele gang<br />
van zaken tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan het licht komen. Alvorens<br />
daadwerkelijk een start te maken met het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, werd <strong>de</strong>ze checklist getest<br />
mid<strong>de</strong>ls het bijwonen van een tiental strafrechtzaken <strong>voor</strong>gezeten door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>. Naar<br />
aanleid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong>ze test run is <strong>de</strong> checklist geoptimaliseerd door mid<strong>de</strong>l van het weglaten van<br />
een overbodige vraag, het aanvullen van <strong>de</strong> checklist en het veran<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> volgor<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
checklist.<br />
De vereisten die <strong>in</strong> <strong>de</strong> checklist wer<strong>de</strong>n opgenomen en waarvan werd getoetst of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ze<br />
<strong>in</strong> acht nam, zijn allemaal <strong>in</strong> gesloten vraagvorm opgesteld. De vragen kon<strong>de</strong>n op drie<br />
manieren beantwoord wor<strong>de</strong>n: met ja, nee of niet van toepass<strong>in</strong>g. Bij elk opgenomen vereiste<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> checklist is er ruimte aanwezig om opmerk<strong>in</strong>gen toe te voegen.<br />
§ 6.1.4 Dataverzamel<strong>in</strong>g<br />
De dataverzamel<strong>in</strong>g vond plaats mid<strong>de</strong>ls directe waarnem<strong>in</strong>g, namelijk het bijwonen van <strong>de</strong><br />
strafrechtzitt<strong>in</strong>gen door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>. Alvorens te starten met het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> heeft er één<br />
maal een test run plaatsgevon<strong>de</strong>n om eventuele problemen te on<strong>de</strong>rkennen en op te kunnen<br />
lossen <strong>voor</strong>dat <strong>de</strong> gegevens als <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>sgegevens wer<strong>de</strong>n vastgelegd. Nadat <strong>de</strong> checklist<br />
geoptimaliseerd was aan <strong>de</strong> hand van <strong>de</strong> bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen van <strong>de</strong> test run, is op drie verschillen<strong>de</strong><br />
dagen het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> uitgevoerd, door <strong>de</strong> strafrechtzitt<strong>in</strong>gen bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> bij te wonen<br />
en <strong>de</strong> checklist af te v<strong>in</strong>ken en <strong>de</strong> gedane observatie vast te leggen <strong>in</strong> <strong>de</strong> vorm van<br />
opmerk<strong>in</strong>gen.<br />
§ 6.1.5 Observeren<br />
De rechtbank te Tilburg is kle<strong>in</strong>, waardoor er geen <strong>de</strong>tectiepoortjes bij <strong>de</strong> <strong>in</strong>gang staan en er<br />
geen beveiligers zijn die <strong>de</strong> bezoekers van <strong>de</strong> rechtbank fouilleren. Als bezoeker van <strong>de</strong><br />
rechtbank werd mij dan ook gevraagd <strong>in</strong> welk ka<strong>de</strong>r ik <strong>de</strong> rechtbank wil<strong>de</strong> bezoeken alvorens<br />
ik werd b<strong>in</strong>nengelaten. Ik heb mij bekend gemaakt als stu<strong>de</strong>nte aan <strong>de</strong> universiteit van Tilburg<br />
die <strong>in</strong> het ka<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> opleid<strong>in</strong>g rechtsgeleerdheid het reilen en zeilen <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk wil<strong>de</strong><br />
meemaken. Ui<strong>ter</strong>aard heb ik niet bekend gemaakt dat ik een <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> uitvoer<strong>de</strong> om te<br />
toetsen of <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> voldoet aan <strong>de</strong> vereisten van het recht op een eerlijk proces, om het<br />
verschijnsel van <strong>de</strong> observation bias te <strong>voor</strong>komen. Dit verschijnsel houdt <strong>in</strong> dat <strong>in</strong>dien <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong>s ervan op <strong>de</strong> hoogte zou<strong>de</strong>n zijn dat ik <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>de</strong>ed, zij hun gedrag en / of<br />
besliss<strong>in</strong>gen hierdoor zou<strong>de</strong>n kunnen aanpassen met als gevolg dat <strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>sresultaten<br />
oneigenlijk wor<strong>de</strong>n beïnvloed.<br />
64
§ 6.1.6 Verwerk<strong>in</strong>g van gegevens<br />
De checklist werd tij<strong>de</strong>ns het bijwonen van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong>gevuld mid<strong>de</strong>ls<br />
het gebruik van pen en papier. Deze ‘ou<strong>de</strong>rwetse’ metho<strong>de</strong> werd gebruikt om <strong>de</strong><br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>sgegevens vast te leggen, omdat het niet toegestaan is beeld- en / of<br />
geluidsopnamen te maken zon<strong>de</strong>r toestemm<strong>in</strong>g en ik mijn functie als <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>er ook niet<br />
prijs wil<strong>de</strong> geven.<br />
De gegevens uit het empirische <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> wor<strong>de</strong>n zowel kwantitatief als kwalitatief<br />
geanalyseerd. Bij <strong>de</strong> kwantitatieve analyse wordt een statistisch overzicht gegeven door <strong>de</strong><br />
aantallen en percentages te vermel<strong>de</strong>n. Dit geschiedt per zitt<strong>in</strong>gsdag en <strong>voor</strong> het totaal aantal<br />
on<strong>de</strong>rzochte zitt<strong>in</strong>gen. Bij <strong>de</strong> kwalitatieve analyse wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> opmerk<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> kaart gebracht<br />
en geanalyseerd. Vervolgens zullen <strong>de</strong> resultaten <strong>ter</strong> discussie wor<strong>de</strong>n gesteld en wor<strong>de</strong>n hier<br />
conclusies uit getrokken.<br />
§ 6.2 Resultaten<br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is uitgevoerd over drie verschillen<strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdagen. Dit is relatief gezien een<br />
laag aantal, maar gezien <strong>de</strong> omvang van dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> en het feit dat dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>de</strong>el uit<br />
maakt van een gro<strong>ter</strong> geheel is dit afdoen<strong>de</strong>. Op alle drie <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdagen waren er een an<strong>de</strong>re<br />
rech<strong>ter</strong> en officier van justitie aanwezig. Hieron<strong>de</strong>r volgt een overzicht van <strong>de</strong> kwantitatieve<br />
en kwalitatieve gegevens die uit het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar voren kwamen. Allereerst wordt globaal<br />
<strong>de</strong> gang van zaken per zitt<strong>in</strong>gsdag besproken, vervolgens wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten van het totale<br />
aantal on<strong>de</strong>rzochte zaken besproken. Er is alleen door mij <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan wanneer <strong>de</strong><br />
verdachte, <strong>de</strong> raadsman van <strong>de</strong> verdachte of <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>el<strong>de</strong> partij aanwezig was. Indien <strong>de</strong><br />
verdachte niet is verschenen, dan behan<strong>de</strong>len <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> officier van justitie <strong>de</strong> zaak <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> openbaarheid, maar niet <strong>in</strong>tegraal; zij gaan meteen over tot <strong>de</strong> kern van <strong>de</strong> zaak. Dit is<br />
ech<strong>ter</strong> niet te volgen <strong>voor</strong> het publiek, omdat zij niet op <strong>de</strong> hoogte zijn van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g<br />
en <strong>de</strong> feiten <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaak.<br />
§ 6.2.1 Beschrijv<strong>in</strong>g globale gang van zaken tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdagen<br />
Op <strong>de</strong> eerste zitt<strong>in</strong>gsdag wer<strong>de</strong>n er negen zaken behan<strong>de</strong>ld, zie bijlagen II en III. Zowel <strong>de</strong><br />
officier van justitie als <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn heren en naar schatt<strong>in</strong>g rond <strong>de</strong> pensioensgerechtig<strong>de</strong><br />
leeftijd. De sfeer tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g is zeer <strong>in</strong>formeel. De rech<strong>ter</strong><br />
<strong>in</strong>formeert bij mij met welk doel ik aanwezig ben bij <strong>de</strong> kantonzitt<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong>.<br />
Ik beantwoord zijn vraag door te zeggen dat ik stu<strong>de</strong>nte rechtsgeleerdheid ben aan <strong>de</strong><br />
universiteit en dat ik graag het strafrechtprocesrecht <strong>in</strong> <strong>de</strong> praktijk wil meemaken. Tussen <strong>de</strong><br />
zitt<strong>in</strong>gen door, als er geen verdachten <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtszaal zitten, converseren <strong>de</strong> officier van<br />
justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> met elkaar over privézaken ten aanzien van hun loopbaan. Dit is ook<br />
<strong>voor</strong> mij hoorbaar.<br />
Op <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdag wor<strong>de</strong>n tien zaken behan<strong>de</strong>ld, zie bijlagen IV en V. De rech<strong>ter</strong> is<br />
een heer van rond <strong>de</strong> pensioensgerechtig<strong>de</strong> leeftijd, <strong>de</strong> officier van justitie is een jonge dame.<br />
De sfeer is erg formeel.<br />
Op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdag wor<strong>de</strong>n zeventien zaken behan<strong>de</strong>ld, zie bijlagen VI en VII. De rech<strong>ter</strong><br />
is we<strong>de</strong>rom een heer van rond <strong>de</strong> pensioensgerechtig<strong>de</strong> leeftijd, <strong>de</strong> officier van justitie is een<br />
jonge dame. De sfeer is erg <strong>in</strong>formeel. De rech<strong>ter</strong> maakt geen gebruik van een vaste volgor<strong>de</strong><br />
<strong>in</strong> het me<strong>de</strong><strong>de</strong>len welk feit <strong>de</strong> verdachte ten laste is gelegd en het geven van <strong>de</strong> cautie, hetgeen<br />
er<strong>in</strong> resulteer<strong>de</strong> dat hij tweemaal <strong>de</strong> cautie niet heeft gegeven, maar hij heeft <strong>de</strong> verdachte niet<br />
65
dusdanig on<strong>de</strong>rvraagd dat <strong>de</strong>ze zich verplicht voel<strong>de</strong> te antwoor<strong>de</strong>n. Ten slotte heeft hij geen<br />
enkele keer <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op te letten.<br />
Wat betreft <strong>de</strong> straftoemet<strong>in</strong>g heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> van <strong>de</strong> eerste zitt<strong>in</strong>gsdag <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier<br />
van justitie <strong>voor</strong>namelijk gehonoreerd, en <strong>in</strong> <strong>de</strong> gevallen hij hiervan afweek leg<strong>de</strong> hij een<br />
lagere straf op. De rech<strong>ter</strong>s op zitt<strong>in</strong>gsdag twee en drie maakten op eigen <strong>in</strong>itiatief meer<br />
gebruik van <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke en on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke straffen dan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> op <strong>de</strong> eerste<br />
zitt<strong>in</strong>gsdag. De officier van justitie eiste dit niet vaker.<br />
§ 6.2.2 Resultaten totaal aantal zitt<strong>in</strong>gen<br />
In totaal zijn er zesen<strong>de</strong>rtig zaken on<strong>de</strong>rzocht, zie bijlagen VIII en IX. Sommige vereisten<br />
waren niet op alle on<strong>de</strong>rzochte zaken van toepass<strong>in</strong>g. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is <strong>de</strong> zaak<br />
waarbij <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g nietig werd verklaard, maar ook dat een verdachte geen afstand van<br />
dit rechtsmid<strong>de</strong>l kan doen bij vrijspraak, omdat hij dan überhaupt niet <strong>in</strong> hoger beroep kan.<br />
Bij <strong>de</strong> bereken<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> percentages zijn <strong>de</strong>ze dan ook buiten beschouw<strong>in</strong>g gebleven. In <strong>de</strong><br />
tabel met <strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>sresultaten wordt eerst het aantal zaken genoemd, vervolgens het<br />
percentage en <strong>de</strong> laatste kolom bevat <strong>de</strong> kwalificatie of, en zo ja, hoe vaak een vereiste niet<br />
van toepass<strong>in</strong>g was. <strong>Het</strong> percentage per vereiste is te berekenen door het totaal aantal zaken te<br />
verm<strong>in</strong><strong>de</strong>ren met <strong>de</strong> hoeveelheid zaken die niet van toepass<strong>in</strong>g zijn. Hieron<strong>de</strong>r volgt een<br />
beschrijv<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> bev<strong>in</strong>d<strong>in</strong>gen.<br />
In vierentw<strong>in</strong>tig van <strong>de</strong> zesen<strong>de</strong>rtig zaken (67%) van <strong>de</strong> gevallen was er, buiten <strong>de</strong><br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>er, publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> zaak. Dit komt on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re doordat <strong>de</strong><br />
zitt<strong>in</strong>gen waren <strong>in</strong>ge<strong>de</strong>eld <strong>in</strong> groepen. Indien een groep werd opgeroepen dan waren zij allen<br />
aanwezig tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re verdachten, met uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> laatst behan<strong>de</strong>l<strong>de</strong> zaak. Soms was er maar één verdachte verschenen per groep, <strong>in</strong> dat<br />
geval was er buiten <strong>de</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>er geen an<strong>de</strong>r publiek. Dikwijls werd een verdachte ook<br />
vergezeld door een familielid of een vriend.<br />
In het meren<strong>de</strong>el van alle zaken heeft <strong>de</strong> verdachte geen rechtsbijstand, namelijk <strong>in</strong> 32 zaken<br />
(89%) van <strong>de</strong> 36 on<strong>de</strong>rzochte zaken. Indien er wel sprake was van rechtsbijstand, dan was dit<br />
omdat <strong>de</strong> verdachte reeds betrokken was <strong>in</strong> an<strong>de</strong>re strafrechtelijke zaken waar<strong>voor</strong> hij<br />
rechtsbijstand genoot. Van <strong>de</strong> vier zaken waar<strong>in</strong> wel sprake was van rechtsbijstand leid<strong>de</strong> dit<br />
eenmaal tot nietigheid <strong>de</strong>r dagvaard<strong>in</strong>g, eenmaal tot een schuldigverklar<strong>in</strong>g zon<strong>de</strong>r straf<br />
(artikel 9a Sr), eenmaal tot een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g tot werkstraf en eenmaal tot een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g tot<br />
een geldboete. Opvallend is dat <strong>in</strong> het geval er sprake is van rechtsbijstand, dit geen enkele<br />
keer geleid heeft tot vrijspraak. Ik had verwacht dat <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand zou<br />
genieten, hij vaker vrij zou wor<strong>de</strong>n gesproken. Dit is ech<strong>ter</strong> niet het geval. Wel blijkt dat het<br />
<strong>voor</strong><strong>de</strong>lig kan zijn bij formele zaken, aangezien er eenmaal <strong>de</strong> nietigheid <strong>de</strong>r dagvaard<strong>in</strong>g is<br />
uitgesproken en eenmaal een schuldig verklar<strong>in</strong>g zon<strong>de</strong>r straf.<br />
De verman<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> om goed op te letten werd door twee rech<strong>ter</strong>s altijd gegeven<br />
(negentien zaken), maar door één rech<strong>ter</strong> helemaal niet (veertien zaken). Hierdoor werd het<br />
percentage van 100% naar 58% gebracht. Hier wordt ech<strong>ter</strong> niet het rechtsgevolg van <strong>de</strong><br />
nietigheid aan verbon<strong>de</strong>n. De verman<strong>in</strong>g dient namelijk enkel als belangrijk advies <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
verdachte te wor<strong>de</strong>n beschouwd, dat hij zich bewust dient te zijn van zijn positie als<br />
procespartij. 205<br />
205 J. Wöretshofer, aant. 3 op art. 273 (bijgewerkt tot 1 juli 2009) , <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
66
Aan het vereiste van <strong>de</strong> cautie wordt be<strong>ter</strong> voldaan, namelijk <strong>in</strong> eenen<strong>de</strong>rtig van <strong>de</strong><br />
on<strong>de</strong>rzochte zaken (94%). <strong>Het</strong> niet geven van <strong>de</strong> cautie v<strong>in</strong>dt <strong>in</strong> twee zaken plaats (6%), door<br />
<strong>de</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> die <strong>de</strong> verman<strong>in</strong>g niet uitsprak. Naar mijn men<strong>in</strong>g vergat hij tweemaal <strong>de</strong><br />
cautie te geven, doordat hij geen gebruik maakte van een vast stramien om <strong>de</strong> zaak te<br />
behan<strong>de</strong>len. In <strong>de</strong> eerste zaak waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> cautie niet werd gegeven beken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte en<br />
werd vervolgens ook veroor<strong>de</strong>eld op grond van het proces verbaal. In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> zaak<br />
ontken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte, maar hij voer<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r geen verweer. Hij werd toch veroor<strong>de</strong>eld, op<br />
grond van het proces verbaal dat een foto bevat waarop zijn auto werd geflitst. <strong>Het</strong> niet geven<br />
van <strong>de</strong> cautie heeft mijns <strong>in</strong>ziens pragmatisch geen na<strong>de</strong>lig effect gehad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte. In<br />
<strong>de</strong> eerste zaak beken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g en <strong>in</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> ontken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte<br />
maar voer<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r geen verweer. Ook werd <strong>de</strong> verdachte niet on<strong>de</strong>r druk gezet om <strong>de</strong> vragen<br />
van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te beantwoor<strong>de</strong>n. Ten slotte was er <strong>in</strong> bei<strong>de</strong> zaken sprake van schriftelijk<br />
bewijs tegen <strong>de</strong> verdachte, <strong>in</strong> <strong>de</strong> eerste zaak namelijk het proces verbaal van <strong>de</strong><br />
opspor<strong>in</strong>gsambtenaar en <strong>in</strong> <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> zaak het proces verbaal bestaan<strong>de</strong> uit <strong>de</strong> foto waarop<br />
zijn auto werd geflitst. Toch is het dogmatisch gezien een ernstig verzuim geweest, met name<br />
omdat dit verzuim het rechtsgevolg van <strong>de</strong> nietigheid heeft. Zeker wanneer men dit <strong>in</strong> het<br />
licht van het Salduz-arrest plaatst, waar<strong>in</strong> wordt bepaald dat een verdachte <strong>voor</strong>afgaand aan<br />
het eerste politieverhoor het recht heeft om met een raadsman te overleggen ten aanzien van<br />
zijn proceshoud<strong>in</strong>g en <strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> vraag of hij gebruik dient te maken van zijn<br />
zwijgrecht. 206<br />
Na het verlenen van <strong>de</strong> cautie wordt <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g bekend gemaakt. In alle vieren<strong>de</strong>rtig<br />
zaken werd <strong>de</strong> verdachte geheel dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem ten laste werd gelegd, maar <strong>in</strong><br />
spreektaal. De tenlastelegg<strong>in</strong>g werd nimmer <strong>in</strong> zijn geheel <strong>voor</strong>gelezen, maar er werd door <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> spreektaal een omschrijv<strong>in</strong>g gegeven van het tenlastegeleg<strong>de</strong>. Voor <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong><br />
verdachte is dit makkelijker te begrijpen dan <strong>de</strong> formele gehele tenlastelegg<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> te<br />
dragen, maar dit maakt het wel moeilijker <strong>voor</strong> met name <strong>de</strong> jurist om ach<strong>ter</strong>af te weten wat<br />
<strong>de</strong> verdachte precies ten laste werd gelegd. Men moet hier dan ook <strong>de</strong> afweg<strong>in</strong>g maken wat<br />
be<strong>ter</strong> is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte, een <strong>in</strong> spreektaal gegeven omschrijv<strong>in</strong>g van het tenlastegeleg<strong>de</strong><br />
feit of <strong>voor</strong>lez<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> gehele formele tenlastelegg<strong>in</strong>g. Mijns <strong>in</strong>ziens geniet het <strong>de</strong> <strong>voor</strong>keur<br />
om een beschrijv<strong>in</strong>g te geven van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g <strong>in</strong> spreektaal, zodat <strong>de</strong> verdachte, die<br />
doorgaans niet wordt bijgestaan door een raadsman, op <strong>de</strong> hoogte is van het feit dat hem ten<br />
laste gelegd wordt.<br />
In drieëntw<strong>in</strong>tig van alle on<strong>de</strong>rzochte zaken (70%) beken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte dat hij het ten laste<br />
geleg<strong>de</strong> daadwerkelijk heeft begaan. Twee opmerkelijke zaken wor<strong>de</strong>n hieron<strong>de</strong>r uitgelicht.<br />
In één zaak beken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte het ten laste geleg<strong>de</strong> feit ook daadwerkelijk te hebben<br />
begaan, maar is er vrijspraak gevolgd. <strong>Het</strong> betrof een moe<strong>de</strong>r die bijzon<strong>de</strong>r verlof <strong>voor</strong> één<br />
dag aanvroeg bij een school vanwege gewichtige omstandighe<strong>de</strong>n. Zij heeft van <strong>de</strong><br />
betreffen<strong>de</strong> school een bericht ontvangen dat haar verzoek <strong>in</strong> goe<strong>de</strong> or<strong>de</strong> ontvangen was, maar<br />
heeft ver<strong>de</strong>r niets meer van <strong>de</strong> school gehoord, waarop zij veron<strong>de</strong>rstel<strong>de</strong> dat het verlof was<br />
toegekend. Zij heeft haar k<strong>in</strong><strong>de</strong>ren <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> dag dan ook niet naar school laten gaan,<br />
maar vervolgens ontv<strong>in</strong>g zij een dagvaard<strong>in</strong>g ten aanzien van dit feit, waar<strong>in</strong> werd gesteld dat<br />
<strong>de</strong> verdachte geen toestemm<strong>in</strong>g heeft gekregen <strong>voor</strong> het bijzon<strong>de</strong>r verlof en <strong>de</strong>rhalve haar<br />
k<strong>in</strong><strong>de</strong>ren we<strong>de</strong>rrechtelijk van school heeft gehou<strong>de</strong>n. De rech<strong>ter</strong> stel<strong>de</strong> dat er door <strong>de</strong> school<br />
en het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie geen stukken zijn <strong>in</strong>gediend waaruit blijkt dat het verzoek tot<br />
verlof is afgewezen, maar dat <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wèl stukken toon<strong>de</strong> waar<strong>in</strong><br />
vermeld werd dat het verzoek <strong>in</strong> goe<strong>de</strong> or<strong>de</strong> ontvangen was en <strong>de</strong>rhalve <strong>de</strong> verdachte<br />
206 EHRM 27 november 2008, nr. 36391/02, par. 55 (Salduz/Turkije) en HR 30 juni 2009, NJ 2009, 349, r.o. 8.1<br />
en 2.5 (concl. A-G G. Knigge; m.nt. T.M. Schalken).<br />
67
vrijsprak. De verdachte was <strong>in</strong> <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g dat zij toestemm<strong>in</strong>g had verkregen en <strong>de</strong><br />
stukken die <strong>in</strong> het dossier zaten en tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan bod zijn<br />
gekomen spreken <strong>de</strong>ze veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g ook niet tegen. De rech<strong>ter</strong> achtte het tenlastegeleg<strong>de</strong><br />
feit dan ook niet bewezen en sprak <strong>de</strong> verdachte vrij.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> zaak beken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte ook dat hij het feit had gepleegd, namelijk het varen<br />
<strong>in</strong> een kano na zonson<strong>de</strong>rgang, zon<strong>de</strong>r licht te voeren. De verdachte trachtte eerst het<br />
openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie niet ontvankelijk te verklaren, maar zij werd door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wel<br />
ontvankelijk verklaard. Vervolgens bracht <strong>de</strong> verdachte nog een tweetal verweren <strong>ter</strong> tafel,<br />
maar bei<strong>de</strong> verweren leid<strong>de</strong>n niet tot vrijspraak of ontslag van alle rechtsgevolgen. De rech<strong>ter</strong><br />
veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte dan ook, maar enkel tot een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke geldboete met een<br />
proeftijd van twee jaar, omdat hij vond dat <strong>de</strong> verdachte al zwaar genoeg gele<strong>de</strong>n had on<strong>de</strong>r<br />
<strong>de</strong> boete, omdat verdachte bang was dat een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g zijn reputatie zou aantasten. De<br />
verdachte had volgens <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ‘zijn lesje wel geleerd’.<br />
In tien van alle on<strong>de</strong>rzochte zaken (30%) ontkent <strong>de</strong> verdachte. In twee gevallen volg<strong>de</strong> er<br />
vrijspraak en <strong>in</strong> acht van <strong>de</strong> zaken volg<strong>de</strong> er ondanks het verweer toch een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g. In <strong>de</strong><br />
meeste gevallen dat een verdachte ontkent voert <strong>de</strong> verdachte geen verweer. Hij stelt enkel dat<br />
hij het niet meer weet of ‘het zou kunnen, maar zeker weten doe ik het niet’. In <strong>de</strong> zaken waar<br />
er wel steekhou<strong>de</strong>nd verweer werd gevoerd of <strong>de</strong> verdachte lichtte zijn persoonlijke<br />
omstandighe<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n van het geval toe, dan werkte dit doorgaans ten gunste<br />
van <strong>de</strong> verdachte.<br />
Hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n enkele zaken besproken waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> verdachte steekhou<strong>de</strong>nd verweer<br />
voer<strong>de</strong>. In <strong>de</strong>ze zaken is het ondanks een steekhou<strong>de</strong>nd verweer, toch tot een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />
gekomen. In één zaak werd artikel 9a Sr toegepast, omdat <strong>de</strong> verdachte drugsverslaafd was en<br />
gebruikt werd als katvanger. De verdachte heeft tegen betal<strong>in</strong>g meer<strong>de</strong>re kentekens van auto’s<br />
op haar naam gezet om zo haar drugsverslav<strong>in</strong>g te bekostigen. Dit heeft als gevolg dat <strong>de</strong>gene<br />
die <strong>de</strong> auto bezit niet op hoeft te draaien <strong>voor</strong> verzeker<strong>in</strong>gsgeld, belast<strong>in</strong>g en eventuele boetes<br />
en bekeur<strong>in</strong>gen. Hoewel <strong>de</strong> verdachte juridisch eigenaar is van <strong>de</strong> auto, beschikte zij hier niet<br />
over, zij had geeneens een rijbewijs. Haar raadsman pleitte <strong>voor</strong> toepass<strong>in</strong>g van artikel 9a Sr,<br />
en verklaar<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> ’s-Hertogenbosch dit ten aanzien van zijn cliënte <strong>in</strong> een<br />
soortgelijke zaak reeds heeft beslist. De rech<strong>ter</strong> g<strong>in</strong>g hier<strong>in</strong> mee. De verdachte is wel schuldig<br />
bevon<strong>de</strong>n ten aanzien van het begaan van het strafbare feit, maar heeft geen straf opgelegd<br />
gekregen.<br />
In <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> zaak die na<strong>de</strong>re besprek<strong>in</strong>g eist, werd <strong>de</strong> verdachte wel schuldig bevon<strong>de</strong>n, maar<br />
kreeg enkel een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke boete opgelegd <strong>voor</strong> het niet kunnen legitimeren. De<br />
verdachte werd staan<strong>de</strong> gehou<strong>de</strong>n toen zij op <strong>de</strong> stoep <strong>voor</strong> haar huis stond om vrien<strong>de</strong>n uit te<br />
zwaaien. Er was <strong>in</strong> <strong>de</strong> buurt een <strong>in</strong>braak geweest, en <strong>de</strong>rhalve werd zij gevraagd zich te<br />
legitimeren. Ach<strong>ter</strong>af zou blijken dat <strong>de</strong> verdachte hier niets mee van doen had. De verdachte<br />
had op <strong>de</strong> stoep <strong>voor</strong> haar huis logischerwijs geen legitimatiebewijs bij zich, dit lag b<strong>in</strong>nen <strong>in</strong><br />
huis. Daarop zijn zij en <strong>de</strong> verbalisant naar het huis gegaan en heeft zij haar legitimatie<br />
getoond. Toch kreeg zij van <strong>de</strong> opspor<strong>in</strong>gsambtenaar een boete, omdat zij zich op <strong>de</strong> stoep<br />
<strong>voor</strong> haar huis niet had kunnen legitimeren. De rech<strong>ter</strong> oor<strong>de</strong>el<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> boete formeel juist<br />
was, omdat zij zich op <strong>de</strong> openbare weg bevond en zich niet kon legitimeren, maar vond <strong>de</strong><br />
boete erg k<strong>in</strong><strong>de</strong>rachtig van <strong>de</strong> verbalisant en heeft <strong>de</strong>rhalve enkel een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke<br />
geldboete gegeven met een proeftijd van één jaar. Naar mijn men<strong>in</strong>g had <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> dit<br />
geval ook zijn rech<strong>ter</strong>lijk pardon kunnen geven, artikel 9a Sr. De verdachte stond immers op<br />
<strong>de</strong> stoep <strong>voor</strong> haar huis en is onmid<strong>de</strong>llijk nadat <strong>de</strong> agent haar naar haar legitimatie vroeg<br />
samen met hem naar haar huis gelopen en heeft zich aldaar gelegitimeerd. Artikel 9a Sr stelt<br />
dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen straf of maatregel kan opleggen <strong>in</strong>dien hij dat raadzaam acht vanwege<br />
on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> ger<strong>in</strong>ge ernst van het feit (het niet kunnen tonen van legitimatie) en <strong>de</strong><br />
68
omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r het feit is begaan (zij stond op <strong>de</strong> stoep <strong>voor</strong> haar huis). Naar mijn<br />
is hier aan voldaan en had <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> pardon kunnen geven. Daarnaast begrijp ik niet waarom<br />
het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie besloten heeft tot vervolg<strong>in</strong>g over te gaan. Zij had<strong>de</strong>n op grond van<br />
het opportuniteitsbeg<strong>in</strong>sel (artikel 167 Sv) immers niet hoeven te vervolgen.<br />
Na het bekend maken van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g en het al dan niet bekennen van het ten laste<br />
geleg<strong>de</strong> feit, dient <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong> ruimte te krijgen om hierop een toelicht<strong>in</strong>g te geven. Deze<br />
toelicht<strong>in</strong>g houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> verdachte zijn kant van het verhaal kan doen. Hij kan hier een<br />
al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g geven. In alle zaken (100%) heeft <strong>de</strong> verdachte hier ook <strong>de</strong> ruimte toe<br />
gekregen. In <strong>de</strong> zaken waar<strong>in</strong> verweer is gevoerd, nam <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong>ze ook serieus. De<br />
verdachte kreeg alle tijd om zijn verweren ver<strong>de</strong>r toe te lichten en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> nam <strong>de</strong>ze ook <strong>in</strong><br />
overweg<strong>in</strong>g, door kritische vragen aan <strong>de</strong> verdachte te stellen, maar ook <strong>in</strong>dien dit van<br />
toepass<strong>in</strong>g was aan <strong>de</strong> officier van justitie. Zoals hier<strong>voor</strong> reeds weergegeven, heeft het<br />
voeren van verweer <strong>in</strong> drie gevallen geleid tot vrijspraak, <strong>in</strong> één geval tot een toepass<strong>in</strong>g van<br />
artikel 9a Sr en <strong>in</strong> twee gevallen tot enkel een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wordt op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdag door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> drie<br />
verschillen<strong>de</strong> zaken (9%) overlegd over procesrechtelijke zaken. In <strong>de</strong> eerste zaak had <strong>de</strong><br />
verdachte <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een verzoek tot uitstel gedaan. Dit verzoek was<br />
<strong>in</strong> het dossier opgenomen, waardoor <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> er vanuit g<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> verdachte niet aanwezig<br />
zou zijn, omdat hem uitstel was verleend. De verdachte is ech<strong>ter</strong> wel aanwezig, omdat <strong>de</strong><br />
griffie telefonisch contact met hem had opgenomen en had me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld dat zijn verzoek was<br />
afgewezen. De rech<strong>ter</strong> is hier woe<strong>de</strong>nd over, hij stelt dat het zijn taak is om hierover te<br />
beslissen en niet die van <strong>de</strong> griffie. De rech<strong>ter</strong> adviseert <strong>de</strong> verdachte hieromtrent een klacht<br />
<strong>in</strong> te dienen bij <strong>de</strong> rechtbank. Hij vraagt <strong>de</strong> verdachte of hij alsnog uitstel wil. De verdachte<br />
wil nu hij er toch is <strong>de</strong> zaak <strong>voor</strong> laten komen. De rech<strong>ter</strong> stelt dat hij niet voldoen<strong>de</strong> <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
ma<strong>ter</strong>ie is <strong>in</strong>gelezen, omdat hij er vanuit was gegaan dat er uitstel verleend was. Hij zegt dat<br />
hij er zorg <strong>voor</strong> zal dragen dat hij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak zich alsnog goed zal <strong>in</strong>lezen, maar dat het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g dan iets langer zal duren dan normaal. Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g is <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> van men<strong>in</strong>g dat er veel ondui<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n zijn en dr<strong>in</strong>gt er bij <strong>de</strong><br />
officier van justitie aan om <strong>de</strong> zaak te laten gaan. De officier van justitie wil dit niet en vraagt<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een getuige te mogen horen die opgeroepen dient te wor<strong>de</strong>n. De rech<strong>ter</strong> geeft hier<br />
geen antwoord op en gaat ver<strong>de</strong>r met zijn betoog. Uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijk wordt <strong>de</strong> verdachte<br />
vrijgesproken door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. De rech<strong>ter</strong> is doordat hij het dossier niet van te voren heeft<br />
bestu<strong>de</strong>erd nog niet op <strong>de</strong> hoogte van <strong>de</strong> zaak en <strong>de</strong>rhalve nog niet beïnvloed door een<br />
schuldhypothese. Mijns <strong>in</strong>ziens is <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> boos over het feit dat <strong>de</strong> verdachte geen uitstel is<br />
verleend <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze zaak en spreekt hij daarom <strong>de</strong> verdachte vrij. Deze zaak zal ook nog aan bod<br />
komen bij het vereiste van doen van na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>in</strong>dien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om<br />
een juiste besliss<strong>in</strong>g te kunnen nemen.<br />
In een twee<strong>de</strong> zaak merkt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> op dat <strong>de</strong> verdachte die nu <strong>ter</strong>echt staat <strong>voor</strong> het rij<strong>de</strong>n<br />
zon<strong>de</strong>r rijbewijs nog een an<strong>de</strong>re keer <strong>voor</strong> moet komen <strong>voor</strong> het rij<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r verzeker<strong>in</strong>g,<br />
<strong>ter</strong>wijl hij bei<strong>de</strong> boetes tij<strong>de</strong>ns één aanhoud<strong>in</strong>g heeft gekregen. Hij vraagt <strong>de</strong> officier van<br />
justitie waarom <strong>de</strong>ze zaken niet gevoegd zijn en <strong>in</strong> één keer afgehan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n. De officier<br />
van justitie zegt dat zij dat ook niet weet en is het met <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> eens dat voeg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
zaken efficiën<strong>ter</strong> zou zijn geweest. In <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zaak stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte dat hij <strong>de</strong> boete al<br />
betaald had, waarop <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aan <strong>de</strong> officier van justitie vroeg of dit ook daadwerkelijk zo<br />
was. Deze controleer<strong>de</strong> dit en verklaar<strong>de</strong> dat <strong>de</strong>ze transactie <strong>in</strong> een an<strong>de</strong>re zaak was geschied<br />
en niet <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze zaak.<br />
69
De rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte hebben <strong>in</strong> één zaak (3%) over procesrech<strong>ter</strong>lijke zaken overlegd,<br />
namelijk <strong>in</strong> <strong>de</strong> bovenstaan<strong>de</strong> beschreven zaak of <strong>de</strong> verdachte alsnog uitstel wil<strong>de</strong>, aangezien<br />
<strong>de</strong> griffie ten onrechte zijn on<strong>de</strong>rbouw<strong>de</strong> verzoek tot uitstel had afgewezen.<br />
In totaal wer<strong>de</strong>n er <strong>in</strong> drie zaken (9%) kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> officier van justitie. Op<br />
<strong>de</strong> eerste dag wer<strong>de</strong>n er <strong>in</strong> twee verschillen<strong>de</strong> zaken kritische vragen gesteld en op <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />
zitt<strong>in</strong>gsdag werd er eenmaal een kritische vraag gesteld. Dit is <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met het aantal<br />
kritische vragen dat aan <strong>de</strong> verdachte werd gesteld een enorm verschil. Dat is namelijk <strong>in</strong><br />
vierentw<strong>in</strong>tig (73%) zaken van <strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig het geval. Dit enorme verschil valt te verklaren<br />
doordat het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie een zaak <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>t en on<strong>de</strong>rbouwt met bewijzen en <strong>de</strong>ze<br />
opneemt <strong>in</strong> het dossier. De verdachte <strong>in</strong> kantonzaken bij <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong> dient doorgaans geen<br />
al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g of tegenbewijs <strong>in</strong> bij <strong>de</strong> officier van justitie <strong>ter</strong> opname <strong>in</strong> het dossier,<br />
maar komt <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g met een al<strong>ter</strong>natieve mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>ge verklar<strong>in</strong>g. Deswege is het van<br />
belang dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kritische vragen stelt, zodat hij op <strong>de</strong> hoogte is van <strong>de</strong> al<strong>ter</strong>natieve<br />
verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte.<br />
In vrijwel alle zaken heeft <strong>de</strong> verdachte het laatste woord gekregen, namelijk <strong>in</strong> tweeën<strong>de</strong>rtig<br />
(97%) van <strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig on<strong>de</strong>rzochte zaken. In één zaak heeft <strong>de</strong> verdachte (ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g)<br />
niet het laatste woord gekregen. <strong>Het</strong> betrof hier een zaak van een verdachte die rechtsbijstand<br />
had, maar zelf niet aanwezig was <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, aangezien hij was opgenomen <strong>in</strong> een<br />
afkickkl<strong>in</strong>iek. De gang van zaken was hier zeer professioneel en het g<strong>in</strong>g er allemaal heel snel<br />
aan toe, me<strong>de</strong> doordat er stappen wer<strong>de</strong>n overgeslagen. De raadsman stel<strong>de</strong> dat <strong>de</strong> verdachte<br />
het ten laste geleg<strong>de</strong> feit beken<strong>de</strong>, droeg <strong>de</strong> persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verdachte<br />
aan en verzocht ten slotte <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een werkstraf op te leggen, gezien <strong>de</strong>ze persoonlijke<br />
omstandighe<strong>de</strong>n (slechte f<strong>in</strong>anciële situatie en verblijvend <strong>in</strong> een alcoholkl<strong>in</strong>iek). De officier<br />
van justitie heeft geen straf geëist, <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g heeft geen laatste woord gehad, maar <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> heeft meteen uitspraak gedaan na het verzoek van <strong>de</strong> raadsman van <strong>de</strong> verdachte. Dat<br />
<strong>de</strong> officier van justitie geen gelegenheid heeft gehad om zijn strafeis te formuleren <strong>in</strong> zijn<br />
requisitoir is opmerkelijk. Ook al is er sprake van een <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g met enkel professionele<br />
proces<strong>de</strong>elnemers en is <strong>de</strong> verdachte niet aanwezig <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, dit dient er niet toe te<br />
lei<strong>de</strong>n dat er een één – tweetje ontstaat tussen <strong>de</strong> raadsman van <strong>de</strong> verdachte en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>.<br />
Hiermee werd <strong>de</strong> officier van justitie buiten spel gezet.<br />
Door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> werd <strong>in</strong> eenen<strong>de</strong>rtig (91%) zaken <strong>de</strong> verdachte veroor<strong>de</strong>eld en <strong>in</strong> drie zaken<br />
wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> verdachten vrijgesproken. Ontslag van alle rechtsvervolg<strong>in</strong>g heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> nooit<br />
uitgesproken. In alle gevallen werd het vonnis door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> gemotiveerd. Dit werd<br />
doorgaans niet uitgebreid gedaan, maar dit geschied<strong>de</strong> door een korte opsomm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
bewijsmid<strong>de</strong>len die <strong>in</strong> het dossier aanwezig waren en <strong>in</strong>dien er verweer door <strong>de</strong> verdachte<br />
werd gevoerd, <strong>de</strong> verweren van <strong>de</strong> verdachte.<br />
In eenentw<strong>in</strong>tig (64%) van <strong>de</strong> drieën<strong>de</strong>rtig on<strong>de</strong>rzochte zaken werd <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier van<br />
justitie overgenomen door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. In <strong>de</strong> gevallen waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier<br />
van justitie niet overnam, dan werd er een lagere straf opgelegd dan <strong>de</strong> officier van justitie<br />
had geëist, of <strong>de</strong> verdachte werd vrijgesproken. De rech<strong>ter</strong> heeft geen enkele keer een hogere<br />
straf opgelegd dan <strong>de</strong> officier van justitie geëist had. Dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en officier van justitie<br />
<strong>in</strong>dien er een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g heeft plaatsgevon<strong>de</strong>n, dikwijls niet of niet veel verschillen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
gevor<strong>de</strong>r<strong>de</strong> en uite<strong>in</strong><strong>de</strong>lijk opgeleg<strong>de</strong> strafmaat, heeft te maken met het feit dat er <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>licten dikwijls vaste bedragen wor<strong>de</strong>n berekend. Bij snelheidsovertred<strong>in</strong>gen staat er<br />
bij<strong>voor</strong>beeld per aantal te hard gere<strong>de</strong>n kilome<strong>ter</strong>s een vast bedrag. Daarnaast maakt het<br />
70
openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie gebruik van BOS Polaris-richtlijnen. 207 Die <strong>voor</strong>zien <strong>in</strong> ongeveer 80%<br />
van <strong>de</strong> veel <strong>voor</strong>komen<strong>de</strong> crim<strong>in</strong>aliteit <strong>in</strong> <strong>de</strong> strafmaat. De rech<strong>ter</strong> maakt van soortgelijke<br />
richtlijnen gebruik, <strong>de</strong>ze richtlijnen wor<strong>de</strong>n oriëntatiepunten genoemd.<br />
In één geval beschikte <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> eigenlijk over onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal om een juiste<br />
besliss<strong>in</strong>g te kunnen nemen en had er na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan moeten wor<strong>de</strong>n. In het<br />
betreffen<strong>de</strong> geval had <strong>de</strong> verdachte zelf reeds uitstel van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
aangevraagd, maar was dit ten onrechte niet verleend door <strong>de</strong> griffie. De officier van justitie<br />
had <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>gesteld een getuige à charge op te roepen om meer <strong>in</strong>formatie te<br />
geven ten aanzien van <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> <strong>voor</strong>schriften waar <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g betrekk<strong>in</strong>g op had,<br />
maar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> heeft geen antwoord gegeven op dit verzoek van <strong>de</strong> officier van justitie en<br />
heeft <strong>de</strong> verdachte vrijgesproken. De rech<strong>ter</strong> liet tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g weten<br />
dat hij het vervelend vond dat <strong>de</strong> verdachte ten onrechte geen uitstel van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g had gekregen en dat als <strong>de</strong> verdachte nogmaals <strong>ter</strong>ug zou moeten komen <strong>voor</strong><br />
<strong>de</strong>ze zaak hij weer een halve dag vrij dien<strong>de</strong> te nemen. Derhalve neem ik aan dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong><br />
het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong> verdachte besloot en hem vrijsprak.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen blijk gegeven van enige schijn<br />
van partijdigheid, zowel subjectief als objectief, ten aanzien van het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie. De<br />
houd<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ten aanzien van <strong>de</strong> verdachte was zeer meegaand. Van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> mag<br />
ook wel een zekere actieve houd<strong>in</strong>g ten opzichte van <strong>de</strong> verdachte zon<strong>de</strong>r rechtsbijstand<br />
wor<strong>de</strong>n verwacht, aangezien <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong>gene is waar <strong>voor</strong> iets op het spel staat en hij niet<br />
juridisch on<strong>de</strong>rlegd is. Deze meegaandheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> blijkt al uit het bovenstaan<strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>beeld waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> naar mijn i<strong>de</strong>e <strong>in</strong> het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong> verdachte besliste, omdat<br />
hem geen uitstel was verleend ondanks een verzoek daartoe en <strong>de</strong> zaak <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g niet<br />
geheel dui<strong>de</strong>lijk was. Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld is <strong>de</strong> zaak waar<strong>in</strong> een verdachte enkel<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk gestraft werd, ondanks een bekentenis van <strong>de</strong> verdachte, omdat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
vond dat <strong>de</strong> verdachte zodanig on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>in</strong>druk was van zijn oproep om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te<br />
verschijnen en vrees<strong>de</strong> <strong>voor</strong> zijn reputatie, dat hij zijn lesje wel geleerd had.<br />
Aan een aantal vereisten wordt door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> alle gevallen voldaan. Zo wordt <strong>de</strong><br />
verdachte door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> altijd respectvol bena<strong>de</strong>rd, zelfs <strong>in</strong> <strong>de</strong> gevallen waar<strong>in</strong> dit niet vice<br />
versa is. De rech<strong>ter</strong> wijst <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> die gevallen erop dat hij zijn toon of stem dient te<br />
temperen, maar blijft altijd respectvol.<br />
Ook aan het vereiste van <strong>de</strong> onschuldpresumptie, hetgeen zich vertolkt <strong>in</strong> het behan<strong>de</strong>len van<br />
<strong>de</strong> verdachte als onschuldige is voldaan. Natuurlijk wordt dit niet zover doorgevoerd dat,<br />
<strong>in</strong>dien <strong>de</strong> verdachte bekend heeft en er voldoen<strong>de</strong> wettelijk bewijs is, <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich tot aan<br />
het nemen van <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g onthoudt van elke woordkeus die ook maar enigsz<strong>in</strong>s zou kunnen<br />
wor<strong>de</strong>n opgevat als van schuld van <strong>de</strong> verdachte. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is dat <strong>in</strong>dien een<br />
verdachte een diefstal heeft bekend, er ook foto’s zijn van <strong>de</strong> verdachte <strong>ter</strong>wijl hij <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>sbetreffen<strong>de</strong> diefstal pleegt (bij<strong>voor</strong>beeld staand <strong>in</strong> een kamer waarvan het raam is<br />
<strong>in</strong>geslagen, met het gestolen item <strong>in</strong> zijn hand), <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> alsnog zijn vragen zou dienen te<br />
formuleren als bij<strong>voor</strong>beeld ‘stel dat u die diefstal heeft gepleegd’. De rech<strong>ter</strong> is dan bevoegd<br />
zijn vragen iets vrijer te formuleren zodat het verhoor tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
soepeler verloopt. Doch moet hij er<strong>voor</strong> waken zijn vragen niet dusdanig te stellen dat <strong>de</strong><br />
verdachte reeds veroor<strong>de</strong>eld is.<br />
Een an<strong>de</strong>r vereiste waar altijd aan voldaan werd, is het vereiste dat er door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen<br />
pressie op <strong>de</strong> verdachte mag wor<strong>de</strong>n uitgeoefend. De verdachte is er immers niet toe verplicht<br />
207 , zoek<strong>ter</strong>m BOS Polaris-richtlijnen.<br />
71
mee te werken aan zijn eigen veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g, het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel. <strong>Het</strong> geven van <strong>de</strong><br />
cautie kan wor<strong>de</strong>n beschouwd als een on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel, hierdoor<br />
wordt <strong>de</strong> verdacht er immers op gewezen dat hij niet hoeft te antwoor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. Dit hangt ook weer samen met het verbod van pressie op <strong>de</strong><br />
verdachte. De verdachte behoeft niet te antwoor<strong>de</strong>n, maar er mag ook geen pressie op hem<br />
wor<strong>de</strong>n uitgeoefend om hem zo alsnog te laten antwoor<strong>de</strong>n. <strong>Het</strong> pressieverbod en <strong>de</strong> cautie<br />
maken samen on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el uit van het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel. In twee zaken was <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
vergeten <strong>de</strong> cautie te geven, maar doordat hij geen pressie op <strong>de</strong> verdachte heeft uitgevoerd<br />
om <strong>in</strong>formatie uit hem te krijgen, heeft dit niet na<strong>de</strong>lig gewerkt <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte, en hebben<br />
<strong>de</strong>ze twee vereisten er samen <strong>voor</strong> gezorgd dat het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel niet geschon<strong>de</strong>n is.<br />
<strong>Het</strong> doel van <strong>de</strong> cautie is namelijk dat <strong>de</strong> verdachte er van op <strong>de</strong> hoogte is dat hij het recht om<br />
te zwijgen heeft. Doordat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns het verhoor geduren<strong>de</strong> het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g geen pressie op <strong>de</strong> verdachte uitoefen<strong>de</strong> tene<strong>in</strong><strong>de</strong> hem zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong><br />
verklar<strong>in</strong>gen af te laten leggen, is aan het zwijgrecht impliciet voldaan.<br />
Ook wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong> alle zaken <strong>de</strong> processtukken genoemd die <strong>in</strong> het dossier zaten, zowel <strong>de</strong><br />
processtukken die geleverd wer<strong>de</strong>n door het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie, als <strong>de</strong> processtukken die<br />
door <strong>de</strong> verdachte dan wel zijn raadsman <strong>voor</strong>af waren <strong>in</strong>gediend en <strong>de</strong> stukken die door <strong>de</strong><br />
verdachte <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g naar voren wer<strong>de</strong>n gebracht.<br />
Daarnaast heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> alle gevallen zijn besliss<strong>in</strong>g gestoeld op grond van hetgeen<br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g behan<strong>de</strong>ld werd. De rech<strong>ter</strong> heeft het dossier reeds<br />
<strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>voor</strong>bereid, maar tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>de</strong>ed hij <strong>in</strong> ie<strong>de</strong>r geval een korte me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het<br />
bewijsmid<strong>de</strong>l. <strong>Het</strong> twistpunt dat bij <strong>de</strong> kennisnem<strong>in</strong>g van het bewijs door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> speelt, is<br />
dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het (met name belasten<strong>de</strong>) bewijsma<strong>ter</strong>iaal reeds <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> ontvangst neemt en van <strong>de</strong> (al<strong>ter</strong>natieve) verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
verdachte doorgaans pas kennis neemt tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. Vanuit<br />
rechtspsychologische hoek wordt betoogd dat dit na<strong>de</strong>lig kan zijn <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte, omdat<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dan <strong>de</strong> schuldhypothese als ware toedracht kan gaan beschouwen.<br />
In alle gevallen op één na (97%) heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte erop gewezen dat hij het recht<br />
heeft om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen. Dit betrof <strong>de</strong> zaak waar<strong>in</strong> een verdachte werd bijgestaan<br />
door een raadsman, maar hij zelf niet aanwezig was wegens opname <strong>in</strong> een afkickkl<strong>in</strong>iek.<br />
Mijns <strong>in</strong>ziens is dit niet bezwaarlijk, aangezien <strong>de</strong> raadsman hier zelf ook van op <strong>de</strong> hoogte is.<br />
De verdachte, maar niet zijn raadsman, heeft <strong>de</strong> mogelijkheid om tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l te doen en dient hierop te wor<strong>de</strong>n gewezen door <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong>. Ook hier is door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> alle gevallen op één na (97%) aan voldaan, behalve <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> zaak waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> raadsman aanwezig was maar <strong>de</strong> verdachte niet. Ook hier is het mijns<br />
<strong>in</strong>ziens niet bezwaarlijk dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dit niet heeft me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld, om <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n, maar<br />
ook omdat door het niet me<strong>de</strong><strong>de</strong>len hiervan <strong>de</strong> verdachte geen na<strong>de</strong>lig effect on<strong>de</strong>rv<strong>in</strong>dt. Hij<br />
kan immers nog steeds <strong>in</strong> hoger beroep gaan. Van <strong>de</strong> negenentw<strong>in</strong>tig zaken waar<strong>in</strong> dit aan <strong>de</strong><br />
verdachte is me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld, wordt <strong>in</strong> vierentw<strong>in</strong>tig zaken (83%) ook daadwerkelijk afstand<br />
genomen van dit recht. Dit betrof zowel gevallen waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> verdachte beken<strong>de</strong>, ontken<strong>de</strong><br />
maar geen al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g gaf en gevallen waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> verdachte beken<strong>de</strong> én een<br />
al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g gaf.<br />
Dit recht komt ook toe aan <strong>de</strong> officier van justitie, en <strong>de</strong>ze heeft <strong>in</strong> alle gevallen waar<strong>in</strong> hij<br />
afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l kon nemen, dit ook gedaan.<br />
72
§ 6.3 Discussie<br />
De vraag waarop <strong>in</strong> dit hoofdstuk een antwoord wordt gegeven, is een <strong>de</strong>elvraag van <strong>de</strong><br />
centrale vraag van dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, namelijk of het recht op een eerlijk proces <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong><br />
door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> wordt gewaarborgd. Door <strong>de</strong> resultaten uit het empirische <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> te<br />
analyseren wordt een antwoord gegeven op <strong>de</strong> vraag of het algehele recht op een eerlijk<br />
proces is geschon<strong>de</strong>n, omdat er niet voldaan is aan één van <strong>de</strong> vereisten of beg<strong>in</strong>selen van het<br />
recht en of één van <strong>de</strong> <strong>in</strong> hoofdstuk 5 besproken psychologische valkuilen van toepass<strong>in</strong>g zou<br />
kunnen zijn. Hieron<strong>de</strong>r wordt een <strong>in</strong><strong>ter</strong>pretatie gegeven van <strong>de</strong> belangrijkste resultaten uit het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>.<br />
§ 6.3.1 Ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid<br />
In alle gevallen werd ik toegelaten als publiek. Enkel <strong>in</strong> <strong>de</strong> gevallen wanneer het een<br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige betrof, dien<strong>de</strong> ik <strong>de</strong> rechtszaal te verlaten. Artikel 269 lid 1 Sv regelt <strong>de</strong><br />
openbaarheid <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het algemeen. Dit artikel bevat on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re <strong>de</strong> regel dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> kan bepalen dat <strong>in</strong> het belang van een m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g ach<strong>ter</strong> gesloten <strong>de</strong>uren<br />
plaats zal v<strong>in</strong><strong>de</strong>n. Artikel 495b Sv is van overeenkomstige toepass<strong>in</strong>g en is specifiek gericht<br />
op <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte. De hoofdregel ten aanzien van <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte is dat<br />
<strong>de</strong> zaak ach<strong>ter</strong> gesloten <strong>de</strong>uren behan<strong>de</strong>ld wordt, waarbij het <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> is toegestaan aan<br />
<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n bijzon<strong>de</strong>re toegang te verlenen, zo bepaalt artikel 495b lid 1 Sv. De ou<strong>de</strong>rs of wettige<br />
voogd van <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte wordt hier niet on<strong>de</strong>r verstaan, zij wor<strong>de</strong>n op grond van<br />
artikel 496 lid1 Sv sowieso opgeroepen <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g bij te wonen. De rech<strong>ter</strong> kan <strong>de</strong><br />
zojuist genoem<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re toegang verlenen aan bij<strong>voor</strong>beeld ou<strong>de</strong>rs die het ou<strong>de</strong>rlijk<br />
gezag hebben verloren of stu<strong>de</strong>nten die jeugdzitt<strong>in</strong>gen willen bestu<strong>de</strong>ren, zodat zij toch <strong>de</strong><br />
besloten <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g kunnen bijwonen. 208 Deze bijzon<strong>de</strong>re toegang wordt verleend mid<strong>de</strong>ls<br />
het no<strong>ter</strong>en van <strong>de</strong> namen van <strong>de</strong> personen aan wie <strong>de</strong> toegang wordt verleend door <strong>de</strong><br />
griffier. 209 Op <strong>de</strong> hoofdregel van behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g ach<strong>ter</strong><br />
gesloten <strong>de</strong>uren kan een uitzon<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g wor<strong>de</strong>n gemaakt. De rech<strong>ter</strong> kan een openbare<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g gelasten <strong>in</strong>dien hij van oor<strong>de</strong>el is dat het<br />
belang van <strong>de</strong> ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g zwaar<strong>de</strong>r dient te wegen dan het belang<br />
van <strong>de</strong> bescherm<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> persoonlijke levenssfeer van <strong>de</strong> verdachte, zijn me<strong>de</strong>verdachte of<br />
zijn ou<strong>de</strong>rs of voogd, artikel 495b lid 2 Sv.<br />
Er is een tweetal re<strong>de</strong>nen te noemen waarom er uit is gegaan van een besloten behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g<br />
van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g ten aanzien van <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte. De eerste<br />
re<strong>de</strong>n is om <strong>de</strong> verdachte om pedagogische re<strong>de</strong>nen te beschermen tegen <strong>de</strong> traumatiseren<strong>de</strong><br />
en stigmatiseren<strong>de</strong> ervar<strong>in</strong>g van een openbare behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. Hiermee<br />
<strong>voor</strong>komt men dat <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige en zijn naaste omgev<strong>in</strong>g hun ver<strong>de</strong>re leven beïnvloed<br />
wor<strong>de</strong>n door <strong>de</strong> effecten van <strong>de</strong> <strong>in</strong> zijn jeugd gemaakte fout. De twee<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n is dat het<br />
jeugdstrafrecht <strong>in</strong> het algemeen meer toegespitst is op speciale preventie dan op generale<br />
preventie. Dit heeft als gevolg <strong>voor</strong> <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige dat zijn <strong>in</strong>dividuele belang doorgaans<br />
dient te prevaleren boven het algemene belang van <strong>de</strong> openbaarheid. Hier wordt al dui<strong>de</strong>lijk<br />
dat er een afweg<strong>in</strong>g dient te wor<strong>de</strong>n gemaakt tussen enerzijds het (pedagogische) privacy<br />
belang van <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte niet aan een openbare <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te wor<strong>de</strong>n<br />
on<strong>de</strong>rworpen, en an<strong>de</strong>rzijds het belang van ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid ten aanzien van <strong>de</strong><br />
maatschappij, zodat zij <strong>de</strong>mocratische controle kan uitoefenen op <strong>de</strong> justitiële autoriteiten. 210<br />
In geen van <strong>de</strong> zaken waar<strong>in</strong> het een m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte betrof van <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzochte<br />
gevallen heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> mij bijzon<strong>de</strong>re toegang verleend of <strong>de</strong> verdachte en zijn ou<strong>de</strong>rs<br />
208 C.H. Brants & L. van Lent, aant. 6.1 op art. 269 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
209 J. Wöretshofer, aant. 8 op art. 269 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong> T & C Sv.<br />
210 C.H. Brants & L. van Lent, aant. 6.1 op art. 269 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
73
verzocht of ik mocht blijven. Ofschoon <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> mogelijkheid had mij bijzon<strong>de</strong>re<br />
toegang te verlenen, kan ik mij v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong> zijn oor<strong>de</strong>el. Allereerst heb ik mijzelf niet op eigen<br />
<strong>in</strong>itiatief kenbaar gemaakt als stu<strong>de</strong>nte aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, hetgeen een re<strong>de</strong>n zou kunnen zijn <strong>voor</strong><br />
het verlenen van bijzon<strong>de</strong>re toegang. Op <strong>de</strong> eerste en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdag werd wel door <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> geïnformeerd naar mijn beweegre<strong>de</strong>nen <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g bij te wonen, maar op <strong>de</strong><br />
twee<strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gsdag niet. Daarnaast acht ik het ook niet <strong>in</strong> het belang van dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> om<br />
zitt<strong>in</strong>gen met een m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte bij te wonen, dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is immers niet<br />
toegespitst op <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte en komt ver<strong>de</strong>r ook nergens an<strong>de</strong>rs aan bod. Ten<br />
aanzien van het belang van <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte beschermd te wor<strong>de</strong>n <strong>in</strong> zijn privacy en<br />
het belang van <strong>de</strong> ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid ten opzichte van <strong>de</strong> maatschappij, tene<strong>in</strong><strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
juridische autoriteiten te kunnen controleren, dient naar mijn men<strong>in</strong>g het belang van <strong>de</strong><br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte beschermd te wor<strong>de</strong>n en <strong>in</strong> zijn privacy te prevaleren. De<br />
pedagogische re<strong>de</strong>n dat een openbare behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> zaak een traumatische en<br />
stigmatiseren<strong>de</strong> ervar<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> <strong>de</strong> m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte kan zijn, is <strong>voor</strong> mijn<br />
men<strong>in</strong>gvorm<strong>in</strong>g doorslaggevend. Daarnaast verwacht ik dat het niet on<strong>de</strong>nkbaar is dat een<br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige verdachte die een openbaar <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g heeft on<strong>de</strong>rgaan en dit<br />
als een traumatisch en / of stigmatiserend heeft ervaren, meer kans op recidive heeft, juist<br />
omdat hij op m<strong>in</strong><strong>de</strong>rjarige leeftijd meer vatbaar is dan een meer<strong>de</strong>rjarige verdachte <strong>voor</strong><br />
negatieve ervar<strong>in</strong>gen die zijn gedrag negatief zou<strong>de</strong>n kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n.<br />
§ 6.3.2 <strong>Het</strong> recht op rechtsbijstand<br />
In mijn naïviteit als bijna afgestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> jurist achtte ik het opvallend dat uit <strong>de</strong> resultaten naar<br />
voren kwam dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> gevallen dat een verdachte rechtsbijstand genoot, dit geen enkele keer<br />
heeft geleid tot vrijspraak. Mijn veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g was dat <strong>in</strong>dien een verdachte rechtsbijstand<br />
op grond van artikel 28 Sv genoot, dit zijn kans op vrijspraak zou kunnen vergroten,<br />
aangezien <strong>de</strong> raadsman ui<strong>ter</strong>aard juridisch on<strong>de</strong>rlegd is en <strong>de</strong> fijne kneepjes van het vak zou<br />
moeten beheersen. <strong>Het</strong> feit dat <strong>de</strong> raadsman juridisch on<strong>de</strong>rlegd is heeft ech<strong>ter</strong> niet als gevolg<br />
dat <strong>de</strong> kans op vrijspraak hierdoor logischerwijs ook daadwerkelijk wordt vergroot, aangezien<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn besliss<strong>in</strong>g baseert op grond van <strong>de</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aangedragen<br />
bewijsmid<strong>de</strong>len.<br />
De verdachte kan wel zeker profi<strong>ter</strong>en van <strong>de</strong> rechtsbijstand, zoals <strong>in</strong> juridisch technische<br />
zaken, waarvan een gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> verdachte doorgaans geen weet heeft. Zo zal een verdachte<br />
zon<strong>de</strong>r rechtsbijstand niet snel een beroep doen op één van <strong>de</strong> prelim<strong>in</strong>aire verweren van<br />
artikel 348 Sv om <strong>de</strong> nietigheid <strong>de</strong>r dagvaard<strong>in</strong>g te verzoeken, <strong>de</strong> rechtbank verzoeken zich<br />
niet bevoegd te verklaren, <strong>de</strong> niet-ontvankelijkheid van <strong>de</strong> officier van justitie te verzoeken of<br />
een schors<strong>in</strong>g <strong>de</strong>r vervolg<strong>in</strong>g te verzoeken. In <strong>de</strong> door mij bijgewoon<strong>de</strong> zaken heeft <strong>de</strong><br />
bijstand door een raadsman <strong>in</strong> een tweetal zaken waar<strong>in</strong> een juridisch technisch verweer werd<br />
gevoerd ten gunste van <strong>de</strong> verdachte gewerkt. In één zaak werd door <strong>de</strong> raadsman nietigheid<br />
van <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g verzocht en werd dit ook gehonoreerd door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>in</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re<br />
zaak (niet zijn<strong>de</strong> een prelim<strong>in</strong>air verweer, maar wel een juridisch technische verzoek)<br />
verzocht <strong>de</strong> raadsman <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> rech<strong>ter</strong>lijk pardon, artikel 9a Sr, op te leggen en besliste <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> ook daadwerkelijk tot een bewezenverklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g zon<strong>de</strong>r een straf<br />
of maatregel op te leggen.<br />
In alle gevallen hield <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> reken<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong><br />
verdachte, die hetzij op eigen <strong>in</strong>itiatief naar voren wer<strong>de</strong>n gebracht door <strong>de</strong> verdachte of zijn<br />
eventuele raadsman, hetzij op verzoek van <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> wer<strong>de</strong>n aangedragen, ongeacht of<br />
hij nu wel of geen rechtsbijstand genoot. De rech<strong>ter</strong> heeft immers een grote vrijheid bij <strong>de</strong><br />
straftoemet<strong>in</strong>g. Zo zal hij bij <strong>de</strong> oplegg<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> straf allereerst uitgaan van <strong>de</strong> straftoemet<strong>in</strong>g<br />
74
die wordt aangegeven <strong>in</strong> <strong>de</strong> oriëntatiepunten, en zal vervolgens reken<strong>in</strong>g hou<strong>de</strong>n met <strong>de</strong><br />
omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r het <strong>de</strong>lict werd begaan en het menselijke aspect, zoals <strong>de</strong><br />
persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verdachte en zijn houd<strong>in</strong>g tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. 211<br />
Wanneer er een raadsman aanwezig was tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, maar <strong>de</strong><br />
verdachte niet, dan veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> gang van zaken wel. Zo werd <strong>de</strong> procedure veel sneller<br />
doorlopen en zoals <strong>in</strong> <strong>de</strong> resultaten reeds naar voren kwam zijn sommige stappen<br />
overgeslagen. In <strong>de</strong> kantonprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong> wordt <strong>de</strong> verdachte<br />
vertegenwoordigd door <strong>de</strong> raadsman <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> verdachte niet aanwezig is (artikel 398 sub 2<br />
Sv), dit <strong>in</strong> tegenstell<strong>in</strong>g tot <strong>de</strong> strafrechtprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rechtbank, waar <strong>de</strong> raadsman<br />
ondanks dat hij uitdrukkelijk gemachtigd is (art. 279 lid 1 Sv), <strong>de</strong> verdachte niet<br />
vertegenwoordigd. 212 Een raadsman is <strong>in</strong> zijn optre<strong>de</strong>n afhankelijk van <strong>de</strong> verdachte en hij<br />
mag geen han<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen verrichten die tegen <strong>de</strong> kennelijke wil van <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong>gaan. 213 Dit<br />
houdt dus <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> raadsman bevoegd is om <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g <strong>in</strong> volle omvang te voeren,<br />
zolang dat <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met <strong>de</strong> verdachte, op <strong>de</strong> wijze zoals hij juist acht. 214 <strong>Het</strong> feit<br />
dat er stappen wer<strong>de</strong>n overgeslagen tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het geval <strong>de</strong><br />
verdachte niet aanwezig was, schond naar mijn men<strong>in</strong>g het recht op een eerlijk proces niet,<br />
zolang hij geen han<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen verricht die tegen <strong>de</strong> kennelijke wil van <strong>de</strong> verdacht <strong>in</strong> gaan. De<br />
raadsman is bevoegd <strong>de</strong> niet aanwezige verdachte te vertegenwoordigen en hij zal doorgaans<br />
<strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>de</strong> zaak met <strong>de</strong> verdachte bespreken zodat<br />
<strong>de</strong>ze zijn zienswijze aan hem kenbaar kan maken. De raadsman kan dan tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
<strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g overeenkomstig <strong>de</strong> zienswijzen van <strong>de</strong> verdachte han<strong>de</strong>len.<br />
In <strong>de</strong> gevallen waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand genoot, verkeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte dieper <strong>in</strong> het<br />
strafrechtelijk circuit en behartig<strong>de</strong> <strong>de</strong> raadsman <strong>de</strong> belangen van <strong>de</strong> verdachte reeds <strong>in</strong> an<strong>de</strong>re<br />
strafrechtelijke zaken. Deze me<strong>de</strong><strong>de</strong>l<strong>in</strong>g geschiedt enkel volledigheidshalve om een beeld te<br />
geven van wanneer een verdachte rechtsbijstand genoot. Naar mijn men<strong>in</strong>g zal een verdachte<br />
niet snel zich bij laten staan door een raadsman <strong>in</strong> strafzitt<strong>in</strong>gen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>, omdat<br />
<strong>de</strong>ze rechtsbijstand doorgaans niet kosteloos is. Men komt immers enkel <strong>in</strong> aanmerk<strong>in</strong>g <strong>in</strong>dien<br />
<strong>de</strong> verdachte over onvoldoen<strong>de</strong> f<strong>in</strong>anciële mid<strong>de</strong>len beschikt om zelf <strong>de</strong> rechtsbijstand te<br />
kunnen bekostigen en daarnaast wordt er door <strong>de</strong> Raad <strong>voor</strong> <strong>de</strong> Rechtsbijstand beoor<strong>de</strong>eld of<br />
er sprake is van voldoen<strong>de</strong> belang van <strong>de</strong> zaak. Er is geen sprake van belang van <strong>de</strong> zaak<br />
<strong>in</strong>dien het raisonnabel is dat <strong>de</strong> te verwachten kosten van <strong>de</strong> rechtsbijstand niet evenredig is<br />
met het belang van <strong>de</strong> zaak. 215<br />
Vanuit psychologisch oogpunt zou kunnen wor<strong>de</strong>n opgemerkt dat het niet hebben van<br />
rechtsbijstand na<strong>de</strong>liger zou kunnen zijn <strong>voor</strong> het aandragen van een al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g.<br />
Niet ie<strong>de</strong>re verdachte is geestelijk dan wel fysiek <strong>in</strong> staat een ge<strong>de</strong>gen ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g te voeren<br />
zon<strong>de</strong>r rechtsbijstand. In het geval een verdachte geen of geen <strong>de</strong>ug<strong>de</strong>lijk verweer zou voeren,<br />
dan zou <strong>de</strong> kans kunnen bestaan dat <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> cruciale <strong>in</strong>formatie mist om <strong>de</strong> ware<br />
toedracht vast te kunnen stellen. Daarnaast bestaat het gevaar van cognitieve geslotenheid.<br />
Indien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g mid<strong>de</strong>ls bestu<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van<br />
211 J.F. Nijboer & G.K. Schoep, aant. 8 op art. 359 Sv, (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv en G.J.M.<br />
Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008, p. 735.<br />
212 A.E.M. Röttger<strong>in</strong>g, aant.3.11 op art. 28 Sv, (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
213 A.E.M. Röttger<strong>in</strong>g, aant.3.6 op art. 28 Sv, (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a. Zie ook<br />
<strong>de</strong> Gedragsregels Advocatuur 1992, gedragsregel 9. Deze gedragsregels zijn gebaseerd op art. 46 Advw.<br />
214 M.J.A. Plaisier, aant. 9 op art. 269 Sv (bijgewerkt tot 10 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
215 A.E.M. Röttger<strong>in</strong>g, aant.3.3 op art. 28 Sv, (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
75
het dossier (doorgaans) enkel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte belastend bewijsma<strong>ter</strong>iaal leest, dan zou <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> kunnen stappen <strong>in</strong> <strong>de</strong> valkuil van confirmation bias en <strong>de</strong> <strong>in</strong>formatie die wordt<br />
aangedragen dusdanig <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en dat hij tot een bewezenverklar<strong>in</strong>g van het tenlastegeleg<strong>de</strong><br />
feit komt.<br />
§ 6.3.3 <strong>Het</strong> zwijgrecht<br />
De verdacht heeft het recht tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te zwijgen en dit dient<br />
<strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het verhoor van <strong>de</strong> verdachte <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aan hem<br />
wor<strong>de</strong>n me<strong>de</strong>ge<strong>de</strong>eld, artikel 29 lid 2 Sv jo artikel 273 lid 2 Sv. Alvorens <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong><br />
cautie te geven, dient <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte te vermanen oplettend te zijn op hetgeen <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g auditief dan wel visueel gepresenteerd zal wor<strong>de</strong>n. Met verman<strong>in</strong>g wordt<br />
bedoeld <strong>de</strong> verdachte ‘met zekere nadruk’ erop te atten<strong>de</strong>ren oplettend te zijn. 216 Opmerkelijk<br />
was dan ook het gegeven dat één van <strong>de</strong> drie rech<strong>ter</strong>s geen enkele keer <strong>de</strong> verdachte vermaand<br />
heeft goed op te letten. De ratio van <strong>de</strong> verman<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte is <strong>de</strong> verdachte erop te<br />
atten<strong>de</strong>ren dat hij zijn positie als procespartij serieus dient te nemen. Indien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong>ze<br />
verman<strong>in</strong>g ech<strong>ter</strong> ach<strong>ter</strong>wege laat, wordt hier geen rechtsgevolg aan verbon<strong>de</strong>n, omdat het<br />
enkel een advies betreft aan <strong>de</strong> verdachte. 217 In alle gevallen hebben <strong>de</strong> verdachten naar mijn<br />
men<strong>in</strong>g geen na<strong>de</strong>el on<strong>de</strong>rvon<strong>de</strong>n van het ach<strong>ter</strong>wege blijven van <strong>de</strong>ze verman<strong>in</strong>g, omdat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> door zijn open en actieve houd<strong>in</strong>g en han<strong>de</strong>len ten tij<strong>de</strong> van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g er zorg <strong>voor</strong> droeg dat <strong>de</strong> verdachte oplette. Desondanks zij het opgemerkt dat<br />
het van belang is dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte opmerkzaam maakt oplettend te zijn, tene<strong>in</strong><strong>de</strong> te<br />
bewerkstelligen dat <strong>de</strong> verdachte zijn positie als procespartij serieus neemt.<br />
Naast het stelselmatig ach<strong>ter</strong>wege laten van <strong>de</strong> verman<strong>in</strong>g aan <strong>de</strong> verdachte oplettend te zijn<br />
<strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, heeft <strong>de</strong>ze zelf<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> daarnaast tweemaal <strong>de</strong> cautie niet heeft gegeven en<br />
<strong>in</strong> bei<strong>de</strong> zaken genoot <strong>de</strong> verdachte geen rechtsbijstand van een raadsman. De cautie strekt<br />
ertoe <strong>de</strong> verdachte te behoe<strong>de</strong>n ongewild me<strong>de</strong>werk<strong>in</strong>g te verlenen aan zijn eigen<br />
veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g. In het geval <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong> aanvang van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>de</strong><br />
cautie niet heeft gegeven aan <strong>de</strong> verdachte, dan kan hier het rechtsgevolg van <strong>de</strong> nietigheid<br />
aan verbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> verdachte re<strong>de</strong>lijkerwijs <strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelangen kan<br />
zijn geschaad. Aangenomen kan wor<strong>de</strong>n dat <strong>in</strong> het geval <strong>de</strong> verdachte geen rechtsbijstand<br />
geniet, eer<strong>de</strong>r geoor<strong>de</strong>eld zal wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang is<br />
geschaad. 218 Naar mijn men<strong>in</strong>g zijn bei<strong>de</strong> verdachten ech<strong>ter</strong> niet <strong>in</strong> hun ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang<br />
geschaad. In bei<strong>de</strong> zaken heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet dusdanige pressie op <strong>de</strong> verdachte uitgeoefend,<br />
dat <strong>de</strong> verdachte onbedoeld zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gen afleg<strong>de</strong>. In één zaak beken<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />
verdachte het ten laste geleg<strong>de</strong> feit gepleegd te hebben (zon<strong>de</strong>r dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> druk op hem<br />
uitoefen<strong>de</strong>), <strong>in</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zaak ontken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte het ten laste geleg<strong>de</strong> feit gepleegd te<br />
hebben, maar voer<strong>de</strong> ver<strong>de</strong>r geen verweer. In bei<strong>de</strong> zaken was er <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte belastend<br />
bewijsma<strong>ter</strong>iaal aanwezig, en wel <strong>de</strong> foto waarop zij geflitst wer<strong>de</strong>n en het kenteken van <strong>de</strong><br />
auto af te lezen was, hetgeen op naam van <strong>de</strong> verdachte stond. Indien <strong>de</strong> bekennen<strong>de</strong><br />
verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte buiten beschouw<strong>in</strong>g zou wor<strong>de</strong>n gelaten dan is het belasten<strong>de</strong><br />
bewijsma<strong>ter</strong>iaal <strong>in</strong> <strong>de</strong> vorm van <strong>de</strong> foto waarop <strong>de</strong> auto van <strong>de</strong> verdachte staat afgebeeld,<br />
voldoen<strong>de</strong> om alsnog tot een veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g te komen en is <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong>rhalve naar mijn<br />
men<strong>in</strong>g niet <strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang geschaad. Ook ten aanzien van <strong>de</strong> ontkennen<strong>de</strong><br />
verdachte ben ik van men<strong>in</strong>g dat hij niet <strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang is geschaad. De<br />
ontkennen<strong>de</strong> verdachte legt geen zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>g af (hij ontkent immers)<br />
hetgeen <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met <strong>de</strong> strekk<strong>in</strong>g van artikel 273 lid 2 Sv, hij voert geen<br />
216 J. Silvis, aant.4.1 op art. 273 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
217 J. Wöretshofer, aant. 3 op art. 273 Sv, (bijgewerkt tot 1 juli 2009), <strong>in</strong>: T & C Sv.<br />
218 J. Silvis, aant.4.2 op art. 273 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
76
(al<strong>ter</strong>natief) verweer aan en er is belastend bewijsma<strong>ter</strong>iaal aanwezig <strong>in</strong> <strong>de</strong> vorm van <strong>de</strong> foto<br />
waarop <strong>de</strong> auto van <strong>de</strong> verdachte staat afgebeeld, hetgeen voldoen<strong>de</strong> is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> om tot<br />
een bewezenverklar<strong>in</strong>g te komen. De rech<strong>ter</strong> heeft zijn oor<strong>de</strong>el dus <strong>in</strong> één zaak gevormd op<br />
een niet onbedoel<strong>de</strong> bekennen<strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte en an<strong>de</strong>r bewijsma<strong>ter</strong>iaal, en <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zaak heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zijn oor<strong>de</strong>el gevormd op een ontkennen<strong>de</strong> (en dus niet<br />
zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong>) verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte en an<strong>de</strong>r bewijsma<strong>ter</strong>iaal.<br />
Ten aanzien van <strong>de</strong> bewijswaar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zou <strong>de</strong> mogelijkheid kunnen bestaan dat<br />
<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> psychologische valkuilen treedt. Zo zou <strong>de</strong> valkuil van cognitieve geslotenheid<br />
kunnen ontstaan en wel <strong>in</strong> <strong>de</strong> vormen van confirmation bias en belief perseverance. In het<br />
geval <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dient te beslissen of <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang is geschaad,<br />
bestaat <strong>de</strong> mogelijkheid dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, <strong>in</strong>dien het dossier <strong>voor</strong>namelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte<br />
belastend ma<strong>ter</strong>iaal bevat, bij <strong>de</strong> bestu<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g hiervan <strong>voor</strong>afgaand aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g onbewust geneigd zou kunnen zijn uit te gaan van <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g en niet van<br />
het uitgangspunt dat <strong>de</strong> verdachte onschuldig is (<strong>de</strong> onschuldpresumptie, artikel 6 lid 2<br />
EVRM en artikel 271 lid 2 Sv). Vanuit <strong>de</strong>ze gedachtegang zou <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> onbewust <strong>de</strong><br />
gegevens uit het dossier dusdanig kunnen <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en, zodat <strong>de</strong>ze aansluiten bij het <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
tenlastelegg<strong>in</strong>g gehanteer<strong>de</strong> uitgangspunt, namelijk dat <strong>de</strong> verdachte het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit<br />
heeft begaan, waardoor hij geneigd zou kunnen zijn te oor<strong>de</strong>len dat <strong>de</strong> verdachte niet <strong>in</strong> zijn<br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang wordt geschaad. Ook schuilt hier het gevaar van belief perseverance.<br />
Indien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> op basis van uit het dossier afkomstige ma<strong>ter</strong>iaal reeds een hypothese heeft<br />
aangenomen, ondanks <strong>de</strong> gel<strong>de</strong>n<strong>de</strong> onschuldpresumptie, dan kan het gevaar bestaan dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> vast blijft hou<strong>de</strong>n aan <strong>de</strong>ze gedachtegang en niet meer openstaat <strong>voor</strong> <strong>in</strong>formatie die<br />
hier mee tegenstrijdig is.<br />
§ 6.3.4 De bekennen<strong>de</strong> en ontkennen<strong>de</strong> verdachte<br />
De meeste verdachten bekennen <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g schuldig te zijn aan het feit dat hen ten laste<br />
wordt gelegd. Zij geven hiermee antwoord op <strong>de</strong> eerste ma<strong>ter</strong>iële vraag van artikel 350 Sv. In<br />
<strong>de</strong> gevallen dat een verdachte ontkent dat hij het ten laste geleg<strong>de</strong> feit heeft begaan en hij<br />
voert een al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g aan, dan neemt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dit serieus doordat hij vragen stelt<br />
aan <strong>de</strong> verdachte om een be<strong>ter</strong> <strong>in</strong>zicht te krijgen <strong>in</strong> <strong>de</strong> zienswijze die verdachte heeft ten<br />
aanzien van het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit. Wanneer <strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte daartoe<br />
aanleid<strong>in</strong>g gaf, stel<strong>de</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ook vragen aan <strong>de</strong> officier van justitie. Ook brachten<br />
sommige verdachten schriftelijk bewijsma<strong>ter</strong>iaal mee naar het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, die<br />
<strong>ter</strong> plekke door zowel <strong>de</strong> officier van justitie als <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en griffier wer<strong>de</strong>n bestu<strong>de</strong>erd,<br />
zoals schriftelijke correspon<strong>de</strong>ntie.<br />
In sommige gevallen beken<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte, maar voer<strong>de</strong> hij uitdrukkelijk het verweer dat hij<br />
niet strafbaar was, of dat er <strong>in</strong> ie<strong>de</strong>r geval omstandighe<strong>de</strong>n zijn waar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> volgens <strong>de</strong><br />
verdachte reken<strong>in</strong>g mee zou moeten hou<strong>de</strong>n omtrent <strong>de</strong> besliss<strong>in</strong>g ten aanzien van <strong>de</strong><br />
strafbaarheid van <strong>de</strong> verdachte, <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iële vraag van artikel 350 Sv. Zo was er een<br />
verdachte die stel<strong>de</strong> dat hij was beboet <strong>voor</strong> het verstoren van <strong>de</strong> openbare or<strong>de</strong> omdat hij een<br />
meisje uitschold, maar dat dit meisje <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan zijn han<strong>de</strong>len hem bijna had<br />
aangere<strong>de</strong>n. Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld van een bekennen<strong>de</strong> verdachte die een uitdrukkelijk<br />
verweer voer<strong>de</strong> is <strong>de</strong> verdachte die een ongeluk veroorzaakte, maar vond dat het slachtoffer<br />
hier zelf <strong>de</strong>bet aan was. Ter <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g gaf hij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> een plattegrond die hij had<br />
getekend met een marker<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> plaats van het ongeluk, en waar <strong>de</strong> auto’s elkaar geraakt<br />
had<strong>de</strong>n etc.<br />
De strafrech<strong>ter</strong> heeft ten aanzien van <strong>de</strong> straftoemet<strong>in</strong>g een grote vrijheid. Zo houdt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
reken<strong>in</strong>g met <strong>de</strong> persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n of <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n waaron<strong>de</strong>r het <strong>de</strong>lict is<br />
gepleegd, maar ook met <strong>de</strong> mate waar<strong>in</strong> hij van oor<strong>de</strong>el was dat <strong>de</strong> verdachte al genoeg<br />
77
gestraft is <strong>voor</strong> het gepleeg<strong>de</strong> feit, zon<strong>de</strong>r reeds veroor<strong>de</strong>eld te zijn. Daarnaast mag <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
ook reken<strong>in</strong>g hou<strong>de</strong>n bij <strong>de</strong> straftoemet<strong>in</strong>g omtrent een eventueel stilzwijgen van <strong>de</strong> verdachte<br />
om bij<strong>voor</strong>beeld <strong>in</strong>licht<strong>in</strong>gen te verstrekken 219 of <strong>de</strong> ontkennen<strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
verdachte. 220<br />
§ 6.3.5 <strong>Het</strong> verhoor tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
Er is een groot verschil te consta<strong>ter</strong>en tussen het aantal kritische vragen die gesteld wor<strong>de</strong>n<br />
door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aan <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> verdachte. Aan <strong>de</strong> verdachte wor<strong>de</strong>n tij<strong>de</strong>ns<br />
het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g veel meer vragen gesteld dan aan <strong>de</strong> officier van justitie. Dit is<br />
ook logisch, aangezien <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong>gene is die <strong>ter</strong>echt staat en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g het recht heeft <strong>de</strong> verdachte aan een verhoor te on<strong>de</strong>rwerpen op<br />
grond van artikel 286 Sv. Door <strong>de</strong> verdachte te on<strong>de</strong>rvragen kan <strong>de</strong> verdachte zijn zienswijze<br />
ten opzichte van het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit geven en door het schuldscenario van het openbaar<br />
m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie en <strong>de</strong> (al<strong>ter</strong>natieve) verklar<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> overweg<strong>in</strong>g te nemen, tracht <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> ware toedracht van het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit te ach<strong>ter</strong>halen. Indien <strong>de</strong> verdachte een<br />
al<strong>ter</strong>natief scenario aandraagt, dan zal <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> hier tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar<br />
doen, bij<strong>voor</strong>beeld door <strong>de</strong> officier van justitie hier omtrent vragen te stellen.<br />
Daarnaast is <strong>de</strong> consta<strong>ter</strong><strong>in</strong>g dat er meer kritische vragen wor<strong>de</strong>n gesteld aan <strong>de</strong> verdachte te<br />
verklaren doordat het openbaar m<strong>in</strong>is<strong>ter</strong>ie haar bewijsmid<strong>de</strong>len doorgaans schriftelijk levert.<br />
Indien <strong>de</strong>ze bewijsmid<strong>de</strong>len op schrift staan, is het normali<strong>ter</strong> makkelijk <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> te<br />
controleren of <strong>de</strong>ze gegevens juist zijn. Hierbij valt te <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> foto waarop het<br />
kenteken van <strong>de</strong> auto is te zien. De verdachte zou er goed aan doen zijn verweer ook met<br />
schriftelijke stukken te on<strong>de</strong>rbouwen, maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> meeste gevallen on<strong>de</strong>rbouwt <strong>de</strong> verdachte<br />
zijn verweer met zijn eigen mon<strong>de</strong>l<strong>in</strong>ge verklar<strong>in</strong>g tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g. <strong>Het</strong><br />
is daarom aanbevelenswaardig om <strong>in</strong> <strong>de</strong> toelicht<strong>in</strong>g die <strong>de</strong> verdachte ontvangt omtrent zijn<br />
rechten tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g (opgenomen aan <strong>de</strong> ach<strong>ter</strong>kant van <strong>de</strong><br />
dagvaard<strong>in</strong>g, zie bijlage I) <strong>de</strong> verdachte te atten<strong>de</strong>ren op het belang van schriftelijke<br />
bewijsstukken <strong>in</strong>dien hij verweer wenst te voeren tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g.<br />
In <strong>de</strong> zaak die aangehou<strong>de</strong>n werd omdat <strong>de</strong> tolk verh<strong>in</strong><strong>de</strong>rd was gaf <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte<br />
het advies om schriftelijk bewijs aan te leveren wanneer hij weer werd opgeroepen om <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te verschijnen.<br />
Ook hier zou bij <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het verschijnsel van confirmation bias of belief perseverance zich<br />
kunnen <strong>voor</strong>doen, omdat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g reeds<br />
het dossier heeft bestu<strong>de</strong>erd, dat <strong>in</strong> <strong>de</strong> regel <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte belastend bewijs bevat. Door <strong>de</strong><br />
verdachte <strong>voor</strong>afgaand aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> hem ontlastend ma<strong>ter</strong>iaal op<br />
te laten nemen <strong>in</strong> het dossier, wordt het risico hierop kle<strong>in</strong>er.<br />
§ 6.3.6 Afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l<br />
Op grond van artikel 397a Sv heeft <strong>de</strong> verdachte <strong>de</strong> mogelijkheid om direct na afsluit<strong>in</strong>g van<br />
het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g afstand te doen van zijn recht op het <strong>in</strong>stellen van een<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l. Indien zowel <strong>de</strong> verdachte als <strong>de</strong> officier van justitie afstand doet van het recht<br />
op het <strong>in</strong>stellen van een rechtsmid<strong>de</strong>l, dan gaat het vonnis van <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel <strong>in</strong><br />
kracht van gewijs<strong>de</strong> en is zij vatbaar <strong>voor</strong> tenuitvoerlegg<strong>in</strong>g. Er zijn twee re<strong>de</strong>nen te noemen<br />
die ten grondslag liggen aan <strong>de</strong> mogelijkheid afstand te doen van het recht op het <strong>in</strong>stellen van<br />
een rechtsmid<strong>de</strong>l. De eerste re<strong>de</strong>n is dat men <strong>de</strong> straf sneller wil<strong>de</strong> laten volgen op het plegen<br />
219 N. Jörg, aant. 17.3 op art. 29 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a. en HR 18 november<br />
1980, NJ 1981, 34, ro. 8 (concl. A-G M.R. Mok).<br />
220 N. Jörg, aant. 17.5 op art. 29 Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a. en HR 3 maart<br />
1964, NJ 1964, 400.<br />
78
van het <strong>de</strong>lict. De twee<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n is dat men <strong>de</strong> strafprocedure wil<strong>de</strong> vereenvoudigen en<br />
daarmee ook m<strong>in</strong><strong>de</strong>r arbeids<strong>in</strong>tensief te maken. Men was <strong>in</strong> <strong>de</strong> veron<strong>de</strong>rstell<strong>in</strong>g dat <strong>in</strong>dien<br />
men <strong>de</strong> verdachte direct na het sluiten van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g hem hierna zou<br />
vragen, <strong>de</strong> verdachte nog on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> <strong>in</strong>druk zou zijn van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g en<br />
volop bewust zou zijn van zijn afkeurenswaardige gedrag en dan vaker gebruik zou maken<br />
van dit recht. 221 <strong>Het</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van het recht afstand te doen op het <strong>in</strong>stellen van een<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte is dat hij dan weet waar hij aan toe is. Hij heeft dan<br />
rechtszekerheid ten aanzien van zijn strafzaak en hoeft niet meer <strong>in</strong> onzekerheid te verkeren<br />
eventueel nogmaals <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te hoeven verschijnen. <strong>Het</strong> na<strong>de</strong>el <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte<br />
<strong>in</strong>dien hij afstand doen van zijn recht op het <strong>in</strong>stellen van een rechtsmid<strong>de</strong>l is dat dit (<strong>in</strong>dien<br />
<strong>de</strong> officier van justitie hier ook afstand van heeft gedaan), dit <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel onherroepelijk is,<br />
tenzij <strong>de</strong> afstand van het recht op het <strong>in</strong>stellen van een rechtsmid<strong>de</strong>l niet rechtsgeldig is. 222<br />
Een <strong>voor</strong>beeld van een niet rechtsgeldig gedane afstand is wanneer <strong>de</strong> wil van <strong>de</strong> verdachte<br />
niet <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met zijn verklar<strong>in</strong>g. 223 De verdachte zou na het doen van afstand<br />
van zijn recht op het <strong>in</strong>stellen van een rechtsmid<strong>de</strong>l en hij <strong>de</strong> gehele procedure even heeft<br />
laten bez<strong>in</strong>ken, spijt kunnen krijgen van <strong>de</strong>ze besliss<strong>in</strong>g en dan is er <strong>in</strong> beg<strong>in</strong>sel geen weg<br />
<strong>ter</strong>ug meer. Wanneer ik het <strong>voor</strong><strong>de</strong>el van <strong>de</strong> rechtszekerheid van <strong>de</strong> verdachte, het oogmerk<br />
<strong>de</strong> straf sneller op het begaan van het <strong>de</strong>lict te laten volgen en <strong>de</strong> strafprocedure te<br />
vereenvoudigen en m<strong>in</strong><strong>de</strong>r arbeids<strong>in</strong>tensief te maken afweeg tegen het na<strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
verdachte dat als hij zich ach<strong>ter</strong>af be<strong>de</strong>nkt, hij geen rechtsmid<strong>de</strong>l kan <strong>in</strong>stellen, dan ben ik van<br />
men<strong>in</strong>g dat <strong>de</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>len zwaar<strong>de</strong>r dienen te wegen dan het na<strong>de</strong>el. Zeker gelet op het feit dat<br />
<strong>de</strong> zaken die door een kantonrech<strong>ter</strong> behan<strong>de</strong>ld wor<strong>de</strong>n van ger<strong>in</strong>ge ernst zijn.<br />
In <strong>de</strong> zaken die door mij zijn on<strong>de</strong>rzocht <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> altijd aan <strong>de</strong> verdachte me<strong>de</strong> dat hij<br />
kon afzien van zijn recht op het <strong>in</strong>stellen van een rechtsmid<strong>de</strong>l wanneer hij zich kon v<strong>in</strong><strong>de</strong>n <strong>in</strong><br />
het vonnis en vroeg vervolgens of hij hier ook afstand van wil doen. Soms begreep een<br />
verdachte dit niet en dan leg<strong>de</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het nog eens uit. In <strong>de</strong> meeste gevallen <strong>de</strong>ed <strong>de</strong><br />
verdachte vervolgens ook afstand van zijn recht op het <strong>in</strong>stellen van een rechtsmid<strong>de</strong>l. Indien<br />
een verdachte ech<strong>ter</strong> nog twijfel<strong>de</strong> dan drong <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> niet aan om van dit recht afstand te<br />
doen en adviseer<strong>de</strong> <strong>de</strong> verdachte hier nog ver<strong>de</strong>r over na te <strong>de</strong>nken.<br />
§ 6.4 Conclusie<br />
In dit hoofdstuk wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> resultaten beschreven van het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar <strong>de</strong> vraag<br />
of het recht op eerlijk proces door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wordt<br />
gewaarborgd. In <strong>de</strong> door mij on<strong>de</strong>rzochte zaken heeft <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> naar mijn<br />
men<strong>in</strong>g het recht op een eerlijk proces gewaarborgd. In sommige zaken heeft hij wellicht niet<br />
aan alle vereisten voldaan, maar heeft dit er niet toe geleid dat <strong>de</strong> verdachte dusdanig <strong>in</strong> zijn<br />
ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang werd geschaad dat het een schend<strong>in</strong>g van het recht op een eerlijk proces<br />
oplever<strong>de</strong>. Een <strong>voor</strong>beeld hiervan is dat <strong>de</strong> cautie <strong>in</strong> een tweetal zaken niet werd gegeven.<br />
Hier kan het rechtsgevolg van <strong>de</strong> nietigheid aan verbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n, <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong><br />
zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gbelang kan zijn geschaad. Naar mijn men<strong>in</strong>g heeft het ach<strong>ter</strong>wege laten van<br />
<strong>de</strong> cautie <strong>de</strong> verdachte niet <strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang geschaad, omdat <strong>de</strong> verdachte niet<br />
veroor<strong>de</strong>eld is op een zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>g, hetgeen <strong>in</strong> overeenstemm<strong>in</strong>g is met <strong>de</strong><br />
strekk<strong>in</strong>g van artikel 273 lid 2, namelijk <strong>de</strong> verdachte te behoe<strong>de</strong>n ongewild me<strong>de</strong>werk<strong>in</strong>g te<br />
verlenen aan zijn eigen veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g.<br />
221<br />
A. <strong>de</strong>n Hartog, aant. 2 op art. 381Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a.<br />
222<br />
A. <strong>de</strong>n Hartog, aant. 5 op art. 381Sv (bijgewerkt tot 1 juli 2010), <strong>in</strong>: Melai / Groenhuijsen e.a. en HR 13 juni<br />
1967, NJ 1968, 88 (concl. ’s Jacob).<br />
223<br />
HR 20 september 1982, NJ 1983, 220, r.o. 4 (concl. A-G J. Remmel<strong>in</strong>k).<br />
79
Ook heeft één rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> alle zitt<strong>in</strong>gen <strong>de</strong> verdachte niet vermaand goed op te letten. Ook dit<br />
heeft mijns <strong>in</strong>ziens er niet toe geleid dat <strong>de</strong> verdachte geschaad werd <strong>in</strong> zijn recht op een<br />
eerlijk proces, omdat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wel aan het doel van dit verman<strong>in</strong>g vol<strong>de</strong>ed, namelijk er <strong>voor</strong><br />
te zorgen dat <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> hoogte is van het<br />
belang zijn positie als procespartij en er goed aan zou doen ten behoeve van dit belang <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g oplettendheid te betrachten.<br />
Dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is kle<strong>in</strong> van opzet en <strong>de</strong> conclusie kan <strong>de</strong>rhalve niet als vaststaand gegeven<br />
wor<strong>de</strong>n geïn<strong>ter</strong>preteerd.<br />
<strong>Het</strong> is niet on<strong>de</strong>nkbaar dat er <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> schend<strong>in</strong>gen van het recht<br />
op een eerlijk proces <strong>voor</strong> zou<strong>de</strong>n kunnen komen, ondanks dat <strong>in</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
strafprocesrecht een groot aantal waarborgen zijn opgenomen om dit zoveel mogelijk trachten<br />
te <strong>voor</strong>komen. <strong>Het</strong> spreken van recht is immers geen abstracte wetenschap en blijft<br />
mensenwerk en waar mensen werken kunnen fouten wor<strong>de</strong>n gemaakt. Juist door het grote<br />
aantal waarborgen ten aanzien van het recht op een eerlijk proces die <strong>in</strong> het Ne<strong>de</strong>rlands<br />
strafprocesrecht zijn vastgelegd, tracht men schend<strong>in</strong>g hiervan te <strong>voor</strong>komen, maar <strong>in</strong>dien het<br />
recht op een eerlijk proces toch geschon<strong>de</strong>n wordt, zou men kunnen veron<strong>de</strong>rstellen dat dit<br />
slechts <strong>in</strong>ci<strong>de</strong>nteel gebeurt.<br />
80
H 7 Conclusies en aanbevel<strong>in</strong>gen<br />
In <strong>de</strong> hoofdstukken drie en vier werd beschreven hoe het recht op een eerlijk proces tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van een strafzaak door <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> het Ne<strong>de</strong>rlandse rechtsstelsel<br />
gewaarborgd wordt op grond van <strong>de</strong> vereisten neergelegd <strong>in</strong> artikel 6 EVRM en het nationale<br />
strafprocesrecht. Vervolgens werd er <strong>in</strong> hoofdstuk vijf een aantal psychologische valkuilen<br />
beschreven die een rech<strong>ter</strong> kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n bij het nemen van een besliss<strong>in</strong>g <strong>in</strong> een<br />
strafzaak en ten slotte wer<strong>de</strong>n <strong>in</strong> hoofdstuk 6 <strong>de</strong> resultaten die uit het empirisch <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
naar voren kwamen gepresenteerd. Door al <strong>de</strong>ze hoofdstukken <strong>in</strong> samenhang te bezien kunnen<br />
er aantal conclusies getrokken wor<strong>de</strong>n die hieron<strong>de</strong>r wor<strong>de</strong>n weergegeven.<br />
§ 7.1 Conclusies<br />
Uit artikel 6 EVRM is een aantal vereisten af te lei<strong>de</strong>n waaraan een rech<strong>ter</strong> moet voldoen, wil<br />
het recht op een eerlijk proces gewaarborgd zijn. Aan <strong>de</strong>ze vereisten moet het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
strafprocesrecht m<strong>in</strong>imaal voldoen. Deze m<strong>in</strong>imum vereisten dienen dus ook door <strong>de</strong><br />
Ne<strong>de</strong>rlandse strafrech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> kantonzaken <strong>in</strong> acht te wor<strong>de</strong>n genomen. De rech<strong>ter</strong> dient naast<br />
<strong>de</strong>ze m<strong>in</strong>imum vereisten, expliciet dan wel impliciet, afkomstig uit artikel 6 EVRM ook te<br />
voldoen aan <strong>de</strong> vereisten die zijn neergelegd <strong>in</strong> ons nationale recht ten aanzien van het recht<br />
op een eerlijk proces. Deze vereisten zijn on<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>re af te lei<strong>de</strong>n uit ongeschreven recht,<br />
zoals ongeschreven rechtsbeg<strong>in</strong>selen, maar ook uit geschreven recht, zoals <strong>de</strong> Grondwet en<br />
het Wetboek van Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g. Deze uit het nationale recht afkomstige vereisten dienen als<br />
aanvull<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> m<strong>in</strong>imum vereisten afkomstig uit artikel 6 EVRM. Indien het Ne<strong>de</strong>rlandse<br />
strafprocesrecht een gro<strong>ter</strong>e bescherm<strong>in</strong>g biedt dan <strong>de</strong> vereisten afkomstig uit artikel 6<br />
EVRM, dan heeft zij een <strong>de</strong>rogeren<strong>de</strong> werk<strong>in</strong>g. De rechten die uit <strong>de</strong>ze vereisten afkomstig<br />
uit artikel 6 EVRM zijn af te lei<strong>de</strong>n zijn: het recht op toegang tot <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>, het recht op een<br />
eerlijke behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g b<strong>in</strong>nen een re<strong>de</strong>lijke <strong>ter</strong>mijn, het recht op een openbare behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g en<br />
uitspraak, het recht op een bij <strong>de</strong> wet <strong>in</strong>gestel<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke <strong>in</strong>stantie, het recht op rech<strong>ter</strong>lijke<br />
onafhankelijkheid, het recht op rech<strong>ter</strong>lijke onpartijdigheid, het recht op een eerlijke<br />
behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g, het zwijgrecht, het recht op een proces op tegenspraak (adversarial trial), het<br />
recht op <strong>in</strong>formatie, het recht te beschikken over voldoen<strong>de</strong> tijd en faciliteiten <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>voor</strong>bereid<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>g, het recht zich te ver<strong>de</strong>digen en het recht op (kosteloze)<br />
rechtsbijstand, het recht bewijsma<strong>ter</strong>iaal te <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>en mid<strong>de</strong>ls on<strong>de</strong>rvrag<strong>in</strong>g van getuigen<br />
en <strong>de</strong>skundigen, het recht op een tolk, het recht <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aanwezig te mogen zijn, het<br />
recht <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g te kunnen volgen, het recht op tegen<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>, het recht op <strong>voor</strong>lez<strong>in</strong>g<br />
van <strong>de</strong> stukken, het recht op na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> en het recht afstand te doen van het recht op het<br />
<strong>in</strong>stellen van een rechtsmid<strong>de</strong>l.<br />
De beg<strong>in</strong>selen die uit <strong>de</strong>ze vereisten zijn af te lei<strong>de</strong>n zijn: het onmid<strong>de</strong>llijkheidsbeg<strong>in</strong>sel, het<br />
beg<strong>in</strong>sel van equality of arms, het nemo tenetur-beg<strong>in</strong>sel, het beg<strong>in</strong>sel van <strong>de</strong><br />
onschuldpresumptie, het strafvor<strong>de</strong>rlijk legaliteitsbeg<strong>in</strong>sel en het motiver<strong>in</strong>gsbeg<strong>in</strong>sel.<br />
Uit het li<strong>ter</strong>atuur<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> is naar voren gekomen dat er verschillen<strong>de</strong> factoren zijn die <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> zijn re<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>g bij het nemen van een besliss<strong>in</strong>g zou<strong>de</strong>n kunnen beïnvloe<strong>de</strong>n. Dit<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> heeft zich beperkt tot een viertal, naar mijn men<strong>in</strong>g belangrijkste, psychologische<br />
valkuilen. Zo wordt er door verschei<strong>de</strong>ne rechtspsychologen betoogd dat een rech<strong>ter</strong> zich<br />
bewust dient te zijn van <strong>de</strong> mogelijkheid van al<strong>ter</strong>natieve hypotheses en niet enkel uit te gaan<br />
van <strong>de</strong> schuldhypothese. Een an<strong>de</strong>re factor die van <strong>in</strong>vloed zou kunnen zijn bij het nemen van<br />
een rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>g is cognitieve geslotenheid. De psyche van <strong>de</strong> mens is zo <strong>in</strong>gesteld<br />
81
dat zij niet openstaat <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>re zienswijzen <strong>in</strong>dien zij reeds iets <strong>voor</strong> waar heeft<br />
aangenomen.<br />
Hier zijn vier verschei<strong>de</strong>ne vormen <strong>in</strong> te on<strong>de</strong>rschei<strong>de</strong>n, <strong>de</strong> confirmation bias, <strong>de</strong> belief<br />
perseverance, het vermij<strong>de</strong>n van cognitieve dissonantie en <strong>de</strong> druk tot conformeren.<br />
Verschei<strong>de</strong>nheid <strong>in</strong> waarheidsopvatt<strong>in</strong>gen is ook een factor die het nemen van een rech<strong>ter</strong>lijke<br />
besliss<strong>in</strong>g kan beïnvloe<strong>de</strong>n. Feiten zijn dikwijls <strong>voor</strong> tweeërlei uitleg mogelijk en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
dient zich ervan bewust te zijn dat er een eventuele al<strong>ter</strong>natieve uitleg aan <strong>de</strong> feiten kan<br />
wor<strong>de</strong>n gegeven, waardoor zij <strong>in</strong> een geheel an<strong>de</strong>r daglicht komen te staan. Ten slotte kan <strong>de</strong><br />
waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>g als laatste factor wor<strong>de</strong>n genoemd. Door verschei<strong>de</strong>ne<br />
rechtspsychologen wordt gesteld dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> bij het nemen van een besliss<strong>in</strong>g dikwijls een<br />
onjuiste waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>natie hanteert waardoor hij het bewijs niet juist waar<strong>de</strong>ert,<br />
hetgeen <strong>in</strong> een <strong>in</strong>correcte besliss<strong>in</strong>g kan resul<strong>ter</strong>en. Deze factoren <strong>in</strong> acht nemend, kan men<br />
conclu<strong>de</strong>ren dat het van belang is dat een rech<strong>ter</strong> zich bewust is van zijn cognitieve<br />
geslotenheid en <strong>de</strong>ze actief tracht te doorbreken. Maar juist doordat het <strong>de</strong> cognitieve<br />
vermogens betreft, is dit niet volledig uit te sluiten. Deze cognitieve geslotenheid komt dan<br />
ook <strong>in</strong> alle discipl<strong>in</strong>es <strong>voor</strong> en niet enkel <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtswetenschap.<br />
Enkele resultaten die naar voren komen tij<strong>de</strong>ns het bijwonen van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>strafzaken</strong> bij <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong> verdienen vermeld<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze conclusie. Bij<br />
het meren<strong>de</strong>el van alle bijgewoon<strong>de</strong> zaken was er publiek aanwezig. Dit is met name van<br />
belang omdat hierdoor het han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> door hem genomen besliss<strong>in</strong>gen ook<br />
echt naar buiten toe controleerbaar zijn en niet een leeg recht zon<strong>de</strong>r controle functie omdat er<br />
normali<strong>ter</strong> toch geen publiek aanwezig is. Opvallend is dat het overgrote <strong>de</strong>el van <strong>de</strong><br />
verdachten geen rechtsbijstand genoot, maar <strong>in</strong> <strong>de</strong> gevallen dat er wel rechtsbijstand aanwezig<br />
was <strong>de</strong> verdachte reeds <strong>in</strong> meer<strong>de</strong>re <strong>strafzaken</strong> verwikkeld was. Tij<strong>de</strong>ns alle on<strong>de</strong>rzochte<br />
zaken heeft eenzelf<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tweemaal nagelaten <strong>de</strong> cautie te geven. Bei<strong>de</strong> verdachten<br />
genoten geen rechtsbijstand. In één van die zaken had <strong>de</strong> verdachte bekend, <strong>in</strong> <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re zaak<br />
had <strong>de</strong> verdachte niet bekend, maar voer<strong>de</strong> hij ook geen verweer. De cautie strekt ertoe <strong>de</strong><br />
verdachte te beschermen onbedoeld zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>gen af te leggen. De rech<strong>ter</strong><br />
heeft tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g geen dusdanige druk op <strong>de</strong> verdachte uitgeoefend<br />
om hem zo alsnog tegen zijn wil <strong>in</strong> vragen te laten beantwoor<strong>de</strong>n, waardoor <strong>de</strong> verdachte niet<br />
<strong>in</strong> zijn ver<strong>de</strong>dig<strong>in</strong>gsbelang is geschaad en dit <strong>de</strong>rhalve geen schend<strong>in</strong>g van het recht op een<br />
eerlijk proces oplever<strong>de</strong>.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g wordt <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g doorgaans niet <strong>in</strong> zijn geheel<br />
<strong>voor</strong>gelezen, maar wordt het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit omschreven. Dit heeft zowel een <strong>voor</strong><strong>de</strong>el<br />
als een na<strong>de</strong>el. <strong>Het</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>el hiervan is dat <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g niet <strong>in</strong> formele bewoord<strong>in</strong>gen<br />
aan <strong>de</strong> verdachte kenbaar wordt gemaakt, maar <strong>in</strong> <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte begrijpelijk Ne<strong>de</strong>rlands,<br />
zodat <strong>de</strong>ze begrijpt van welk strafbaar feit hij verdacht wordt. <strong>Het</strong> na<strong>de</strong>el hiervan is dat <strong>voor</strong><br />
het publiek niet goed te volgen is wat <strong>de</strong> verdachte preciés ten laste wordt gelegd. Dit heeft<br />
met name betrekk<strong>in</strong>g op <strong>de</strong> ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid en <strong>de</strong> daaraan <strong>in</strong>herente controlefunctie,<br />
want het publiek wordt <strong>de</strong> formele tenlastelegg<strong>in</strong>g onthou<strong>de</strong>n. De verdachte beschikt hier<br />
overigens wel over, <strong>de</strong>ze is immers opgenomen <strong>in</strong> <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g. <strong>Het</strong> <strong>voor</strong><strong>de</strong>el en het na<strong>de</strong>el<br />
tegen elkaar afzettend ben ik van men<strong>in</strong>g dat het belang van <strong>de</strong> verdachte dat hij weet en<br />
begrijpt wat hem ten laste wordt gelegd zwaar<strong>de</strong>r dient te wegen dan het belang van <strong>de</strong><br />
ex<strong>ter</strong>ne openbaarheid.<br />
De meeste verdachten bekennen <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g dat zij het ten laste geleg<strong>de</strong> feit begaan<br />
hebben. Toch is het verstandig <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte om zijn zienswijze aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kenbaar te<br />
maken. In <strong>de</strong> zaken waar<strong>in</strong> verweer werd gevoerd door <strong>de</strong> verdachte of hij zijn zienswijze op<br />
82
<strong>de</strong> zaak aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kenbaar maakte, pakte dit <strong>in</strong> het meren<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> gevallen gunstig uit<br />
<strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte, door bij<strong>voor</strong>beeld enkel <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk te straffen of een ge<strong>de</strong>eltelijk<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke straf op te leggen. In bijna alle gevallen, op drie na, is <strong>de</strong> verdachte ech<strong>ter</strong><br />
veroor<strong>de</strong>eld. Dit is te verklaren doordat <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> een groot aantal zaken beken<strong>de</strong> en <strong>in</strong><br />
<strong>de</strong> zaken waar<strong>in</strong> hij ontken<strong>de</strong> vaak geen steekhou<strong>de</strong>nd of m<strong>in</strong>imaal aannemelijk verweer<br />
voer<strong>de</strong>. De rech<strong>ter</strong> volg<strong>de</strong> dan ook <strong>in</strong> meer dan <strong>de</strong> helft van <strong>de</strong> gevallen <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier<br />
van justitie. Toch kan hier niet <strong>de</strong> conclusie aan verbon<strong>de</strong>n wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> <strong>in</strong>druk<br />
wekt zich te conformeren aan <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier van justitie. Dit is on<strong>de</strong>r meer te verklaren<br />
doordat <strong>in</strong> veel gevallen richtlijnen gebruikt wor<strong>de</strong>n <strong>voor</strong> <strong>de</strong> te han<strong>ter</strong>en straffen. Zo wordt er<br />
bij snelheidsovertred<strong>in</strong>gen vaste bedragen gerekend per te hard gere<strong>de</strong>n kilome<strong>ter</strong> en dit geldt<br />
ook <strong>voor</strong> bij<strong>voor</strong>beeld het rij<strong>de</strong>n zon<strong>de</strong>r rijbewijs en het reizen zon<strong>de</strong>r geldig vervoersbewijs.<br />
In <strong>de</strong> gevallen waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ech<strong>ter</strong> afweek van <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier van justitie dan<br />
strafte hij altijd lager en dit had zon<strong>de</strong>r meer te maken met het kenbaar maken van <strong>de</strong><br />
zienswijze van <strong>de</strong> verdachte op het ten laste geleg<strong>de</strong> feit en / of zijn persoonlijke<br />
omstandighe<strong>de</strong>n, waaron<strong>de</strong>r ook zijn f<strong>in</strong>anciële situatie.<br />
<strong>Het</strong> recht op een eerlijk proces zou <strong>in</strong> het gevaar kunnen komen <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> een<br />
psychologische valkuil treedt. De kans dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> onbewust <strong>in</strong> een psychologische valkuil<br />
treedt, is mijns <strong>in</strong>ziens het grootst bij <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> vraag of bewezen kan wor<strong>de</strong>n<br />
dat <strong>de</strong> verdachte het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit heeft begaan (<strong>de</strong> eerste ma<strong>ter</strong>iële vraag, artikel 350<br />
Sv) en bij <strong>de</strong> beantwoord<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> verdachte strafbaar is. Zo kan het zijn dat <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> onbewust niet voldoen<strong>de</strong> reken<strong>in</strong>g houdt met <strong>de</strong> mogelijkheid van al<strong>ter</strong>natieve<br />
verklar<strong>in</strong>gen. Hierbij valt te <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> situatie waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> verdachte een verweer voert met<br />
een al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g, maar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> hier niet serieus op <strong>in</strong> gaat, door bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong><br />
verdachte of <strong>de</strong> officier van justitie na<strong>de</strong>r te on<strong>de</strong>rvragen om dit al<strong>ter</strong>natieve scenario te<br />
toetsen. Een an<strong>de</strong>re psychologische valkuil waar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> zou kunnen tre<strong>de</strong>n is<br />
confirmation bias. <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse rechtsstelsel is dusdanig <strong>in</strong>gericht dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
<strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g het dossier, met normaal gesproken<br />
overwegend belastend ma<strong>ter</strong>iaal, bestu<strong>de</strong>ert. Daarnaast gaat ons rechtssysteem uit van <strong>de</strong><br />
grondslagleer, dat houdt <strong>in</strong> dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dient te beslissen op grond van wat <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
tenlastelegg<strong>in</strong>g is vastgelegd. <strong>Het</strong> gegeven dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> alvorens het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aanvangt reeds van overwegend <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte belastend ma<strong>ter</strong>iaal heeft<br />
kennis genomen en <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g uit gaat van een schuldhypothese, zou <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
kunnen bestaan dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> onbewust uit gaat van <strong>de</strong>ze schuldhypothese en ver<strong>de</strong>r zal<br />
zoeken (bij<strong>voor</strong>beeld mid<strong>de</strong>ls on<strong>de</strong>rvrag<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong><br />
<strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g, artikel 286 Sv) naar bewijsma<strong>ter</strong>iaal die <strong>de</strong> schuld van <strong>de</strong> verdachte zou kunnen<br />
on<strong>de</strong>rstrepen en <strong>de</strong>ze ook dusdanig zal trachten te <strong>in</strong><strong>ter</strong>pre<strong>ter</strong>en dat zij <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g<br />
bevestigt. Hier<strong>in</strong> schuilt ook gelijk het gevaar van <strong>de</strong> belief perseverance, dat als een rech<strong>ter</strong><br />
eenmaal gelooft <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze schuldhypothese, hij ook geneigd kan zijn hieraan vast te hou<strong>de</strong>n,<br />
ondanks het feit dat zij beschikken over <strong>in</strong>formatie die <strong>de</strong> grondslag van <strong>de</strong> schuldhypothese<br />
teniet doet. Daarnaast zou het zo kunnen zijn dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> ten opzichte van <strong>de</strong> officier van<br />
justitie wellicht een zekere druk ervaart zich te conformeren aan hem. Dit zou het geval<br />
kunnen zijn <strong>in</strong>dien zij bij<strong>voor</strong>beeld elkaar vaker treffen, <strong>in</strong> of buiten <strong>de</strong> rechtszaal.<br />
Een an<strong>de</strong>r <strong>voor</strong>beeld van een psychologische valkuil waar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>in</strong> kan tre<strong>de</strong>n is het<br />
gegeven dat er verschillen<strong>de</strong> waarheidsopvatt<strong>in</strong>gen kunnen bestaan ten aanzien van een<br />
feitencomplex. Een zelf<strong>de</strong> feitencomplex kan immers <strong>in</strong> een an<strong>de</strong>re context een compleet<br />
an<strong>de</strong>re betekenis krijgen.<br />
Ten slotte zou het gevaar kunnen bestaan dat een rech<strong>ter</strong> een verkeer<strong>de</strong><br />
waarschijnlijkheidsre<strong>de</strong>ner<strong>in</strong>g hanteert. Hierbij valt te <strong>de</strong>nken aan <strong>de</strong> waar<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van<br />
statistisch bewijs ten aanzien van <strong>de</strong> waarschijnlijkheid dat <strong>de</strong> verdachte het tenlastegeleg<strong>de</strong><br />
83
feit heeft begaan. Indien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dit statistisch bewijs onjuist <strong>in</strong><strong>ter</strong>preteert, zou dit een<br />
onjuist rechtsoor<strong>de</strong>el op kunnen leveren.<br />
<strong>Het</strong> bovenstaan<strong>de</strong> <strong>in</strong> acht genomen kan mijns <strong>in</strong>ziens geconclu<strong>de</strong>erd wor<strong>de</strong>n dat <strong>de</strong><br />
kantonrech<strong>ter</strong>s <strong>in</strong> <strong>de</strong> door mij on<strong>de</strong>rzochte <strong>strafzaken</strong> voldaan hebben aan het recht op een<br />
eerlijk proces op grond van artikel 6 EVRM en het nationale strafprocesrecht. <strong>Het</strong> enkele feit<br />
dat er misschien niet <strong>in</strong> alle zaken voldaan is aan alle vereisten van een eerlijk proces, leidt er<br />
krachtens <strong>de</strong> jurispru<strong>de</strong>ntie van het EHRM nog niet toe dat dit per <strong>de</strong>f<strong>in</strong>itie een schend<strong>in</strong>g van<br />
het recht op een eerlijk proces oplevert, dit hangt af van <strong>de</strong> omstandighe<strong>de</strong>n van het geval.<br />
Hierbij wordt gekeken hoe <strong>de</strong> expliciete en impliciete rechten afkomstig uit artikel 6 EVRM<br />
geduren<strong>de</strong> <strong>de</strong> gehele strafrechtprocedure <strong>voor</strong> <strong>de</strong> verdachte zijn toegepast en welke rol <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> hierbij heeft gespeeld. 224 <strong>Het</strong> han<strong>de</strong>len van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> <strong>in</strong>achtnem<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
vereisten van het recht op een eerlijk kunnen ertoe lei<strong>de</strong>n dat er geen sprake is van schend<strong>in</strong>g<br />
van het recht op een eerlijk proces, omdat bij<strong>voor</strong>beeld <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het niet nageleef<strong>de</strong> vereiste<br />
heeft gerepareerd of gecompenseerd. In <strong>de</strong> bei<strong>de</strong> zaken waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> heeft nagelaten <strong>de</strong><br />
cautie te geven, lever<strong>de</strong> het mijns <strong>in</strong>ziens geen schend<strong>in</strong>g van het recht op een eerlijk proces<br />
op, omdat <strong>de</strong> cautie ertoe strekt te <strong>voor</strong>komen dat een verdachte onbedoeld zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong><br />
verklar<strong>in</strong>gen aflegt. In bei<strong>de</strong> zaken heeft <strong>de</strong> verdachte niet onbedoeld een zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong><br />
verklar<strong>in</strong>g afgelegd, heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich niet zodanig gedragen dat <strong>de</strong> <strong>in</strong>druk gewekt werd<br />
dat hij <strong>de</strong> verdachte een zelf<strong>in</strong>crim<strong>in</strong>eren<strong>de</strong> verklar<strong>in</strong>g trachtte af te laten leggen. Indien er<br />
niet aan een vereiste voldaan was, dan kwam dit mijns <strong>in</strong>ziens juist ten gunste van <strong>de</strong><br />
verdachte, zoals het geval was <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaak waar<strong>in</strong> <strong>de</strong> verdachte <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een verzoek tot uitstel had gedaan en dit ten onrechte door <strong>de</strong><br />
griffie was afgewezen.<br />
§ 7.2 Aanbevel<strong>in</strong>gen<br />
Ter afsluit<strong>in</strong>g van dit <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> volgen enkele aanbevel<strong>in</strong>gen.<br />
Ten eerste verdient het aanbevel<strong>in</strong>g om na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> te doen naar hoe <strong>de</strong> verdachten het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g hebben ervaren, aangezien <strong>de</strong> meeste verdachten geen<br />
rechtsbijstand genoten. Hierbij kan wor<strong>de</strong>n gedacht aan het verkrijgen van data mid<strong>de</strong>ls het<br />
afnemen van <strong>in</strong><strong>ter</strong>views. Doordat <strong>in</strong> verreweg <strong>de</strong> meeste gevallen <strong>de</strong> verdachte geen<br />
rechtsbijstand genoot, tenzij <strong>de</strong> verdachte reeds rechtsbijstand had <strong>in</strong> an<strong>de</strong>re <strong>strafzaken</strong>, rijst<br />
<strong>de</strong> vraag of <strong>de</strong> verdachten na afloop van het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g tevre<strong>de</strong>n zijn over <strong>de</strong><br />
gang van zaken. Zijn zij bij<strong>voor</strong>beeld van oor<strong>de</strong>el dat ze voldoen<strong>de</strong> op <strong>de</strong> hoogte waren van<br />
hun rechten of hebben zij begrepen dat <strong>in</strong>dien zij afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l <strong>de</strong><strong>de</strong>n dat dit dan<br />
<strong>in</strong>houdt dat zij niet meer <strong>in</strong> hoger beroep kunnen gaan. Door hier na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> naar te<br />
doen kan <strong>de</strong> positie van <strong>de</strong> verdachte <strong>in</strong> het strafproces verbe<strong>ter</strong>d wor<strong>de</strong>n en werkt dit<br />
efficiëntie <strong>in</strong> <strong>de</strong> hand. Als verdachten goed op <strong>de</strong> hoogte zijn van hun rechten kunnen zij<br />
bij<strong>voor</strong>beeld be<strong>ter</strong> <strong>voor</strong>bereid <strong>ter</strong> zitt<strong>in</strong>g komen, hetgeen <strong>de</strong> juistheid van <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>lijke<br />
besliss<strong>in</strong>gen bevor<strong>de</strong>rt, aangezien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> dan een al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>g krijgt <strong>voor</strong>gelegd<br />
en dus over meer <strong>in</strong>formatie beschikt, hetgeen <strong>de</strong> kans vergroot dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> ware<br />
toedracht ach<strong>ter</strong>haald en <strong>de</strong> juiste besliss<strong>in</strong>g neemt, maar het kan er ook toe lei<strong>de</strong>n dat er nog<br />
m<strong>in</strong><strong>de</strong>r verdachten <strong>in</strong> hoger beroep gaan, hetgeen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> weer <strong>in</strong> tijd scheelt. Een<br />
<strong>voor</strong>beeld van hoe <strong>de</strong> verdachte be<strong>ter</strong> <strong>voor</strong>bereid <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g kan verschijnen is door <strong>de</strong><br />
verdachte erop te wijzen zijn verklar<strong>in</strong>g ten aanzien van het tenlastegeleg<strong>de</strong> feit <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong><br />
224 EHRM 9 juni 1998, nr. 24294/94, par. 46 (Twalib/Griekenland).<br />
84
aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het dossier op te laten nemen. Dit geldt ook <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
bewijsmid<strong>de</strong>len die een verdachte aan wil dragen. Hij zou erop gewezen dienen te wor<strong>de</strong>n dat<br />
het aan te bevelen is dat hij ontlastend bewijs zo veel mogelijk schriftelijk <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan<br />
het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het dossier toevoegt. Dit heeft ook als gevolg dat <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
<strong>voor</strong>afgaand aan het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> zowel ontlastend als belastend bewijsma<strong>ter</strong>iaal on<strong>de</strong>r ogen<br />
krijgt en bestu<strong>de</strong>ert, hetgeen <strong>de</strong> kans op confirmation bias verkle<strong>in</strong>t.<br />
Een twee<strong>de</strong> aanbevel<strong>in</strong>g is om een fol<strong>de</strong>r met een uitleg van <strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>ns het<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g en <strong>de</strong> rechten van <strong>de</strong> verdachte samen met <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g aan <strong>de</strong><br />
verdachte te betekenen. Nu wordt <strong>de</strong> gang van zaken tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g<br />
en <strong>de</strong> rechten van <strong>de</strong> verdachte weergegeven op <strong>de</strong> ach<strong>ter</strong>kant van <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g (zie bijlage<br />
I). Deze is ech<strong>ter</strong> opgesteld <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e let<strong>ter</strong>s en spreekt niet enorm tot <strong>de</strong> verbeeld<strong>in</strong>g. Door dit<br />
vast te leggen <strong>in</strong> een fol<strong>de</strong>r opgesteld <strong>in</strong> spreektaal en gebruik te maken van een levendige<br />
lay-out gaat <strong>de</strong> aandacht van <strong>de</strong> gemid<strong>de</strong>l<strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlan<strong>de</strong>r naar mijn i<strong>de</strong>e hier eer<strong>de</strong>r naar uit<br />
dan naar een saaie vormeloze tekst <strong>in</strong> kle<strong>in</strong>e let<strong>ter</strong>s opgenomen op <strong>de</strong> ach<strong>ter</strong>kant van <strong>de</strong><br />
dagvaard<strong>in</strong>g.<br />
Ten slotte is het <strong>voor</strong> <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> aan te bevelen dat hij na het lezen van het dossier een<br />
moment van bewustzijn <strong>in</strong>bouwt, waar<strong>in</strong> hij zichzelf her<strong>in</strong>nert aan het behou<strong>de</strong>n van zijn<br />
objectiviteit. Dit is ui<strong>ter</strong>aard niet controleerbaar <strong>voor</strong> ie<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zelf, maar als<br />
hij dit als een vast punt <strong>in</strong> <strong>de</strong> behan<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g van een strafzaak <strong>in</strong>bouwt, dan is hij zich <strong>in</strong> ie<strong>de</strong>r<br />
geval bewust van het belang van objectiviteit bij het nemen van besliss<strong>in</strong>gen. De rech<strong>ter</strong> dient<br />
actief <strong>de</strong> psychologische valkuilen proberen te doorbreken. <strong>Het</strong> is aanbevelenswaardig dat er<br />
<strong>in</strong> <strong>de</strong> opleid<strong>in</strong>g rechtsgeleerdheid en <strong>de</strong> RAIO meer aandacht wordt besteed aan <strong>de</strong><br />
psychologische valkuilen, zodat <strong>de</strong> kans op een onjuiste rech<strong>ter</strong>lijke besliss<strong>in</strong>g afneemt. Zo<br />
zou <strong>in</strong> <strong>de</strong>ze opleid<strong>in</strong>gen meer aandacht moeten wor<strong>de</strong>n besteed aan waarheidsv<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g mid<strong>de</strong>ls<br />
gebruikmak<strong>in</strong>g van al<strong>ter</strong>natieve verklar<strong>in</strong>gen, maar ook bij<strong>voor</strong>beeld hoe statistische<br />
gegevens geïn<strong>ter</strong>preteerd dienen te wor<strong>de</strong>n. Dit geldt <strong>voor</strong> zowel <strong>de</strong> zitten<strong>de</strong> magistraten als<br />
<strong>de</strong> staan<strong>de</strong> magistraten. Zij zou<strong>de</strong>n mid<strong>de</strong>ls cursussen etc. meer bewust dienen te wor<strong>de</strong>n van<br />
<strong>de</strong> psychologische valkuilen die op <strong>de</strong> loer kunnen liggen en hoe zij <strong>de</strong>ze actief kunnen<br />
doorbreken tene<strong>in</strong><strong>de</strong> het recht op een eerlijk proces te kunnen waarborgen.<br />
85
Bronnenlijst<br />
Li<strong>ter</strong>atuur<br />
P.P.T. Bovend’Eert e.a., Tekst & commentaar Grondwet, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer.<br />
C.P.M. Cleiren & J.F. Nijboer, Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g: <strong>de</strong> tekst van het Wetboek van Strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g<br />
en enkele aanverwante wetten <strong>voor</strong>zien van commentaar, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer.<br />
G.J.M. Corstens, <strong>Het</strong> Ne<strong>de</strong>rlands strafprocesrecht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2008.<br />
T. Derksen, De ware toedracht. Praktische wetenschapsfilosofie <strong>voor</strong> waarheidszoekers,<br />
Diemen: Uitgeverij Veen Magaz<strong>in</strong>es 2010.<br />
H. Gommer, On<strong>de</strong>r <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>’, Nijmegen: WLP 2008.<br />
M.S. Groenhuijsen & G. Knigge, <strong>Het</strong> <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> zitt<strong>in</strong>g (serie On<strong>de</strong>rzoeksproject<br />
strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g 2001: eerste <strong>in</strong><strong>ter</strong>imrapport), Gron<strong>in</strong>gen: Grafisch centrum Rijksuniversiteit<br />
Gron<strong>in</strong>gen 1999.<br />
D. Harris & M. O’Byle & C. Warbrick, Harris, O’Boyle & Warbrick Law of the Euopean<br />
convention on human rights, Oxford: Oxford University Press 2009.<br />
A.E. Harteveld e.a., <strong>Het</strong> EVRM en het Ne<strong>de</strong>rlandse strafprocesrecht (serie Facetten van<br />
strafrechtspleg<strong>in</strong>g, <strong>de</strong>el 16), Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2004.<br />
P.J. van Koppen e.a., Reizen met mijn rech<strong>ter</strong>. Psychologie van het recht, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer<br />
2010.<br />
P.J. van Koppen, Overtuigend bewijs. Indammen van rech<strong>ter</strong>lijke dwal<strong>in</strong>gen, Ams<strong>ter</strong>dam:<br />
Nieuw Ams<strong>ter</strong>dam Uitgevers 2011.<br />
A.L. Melai & M.S. Groenhuijsen (red), <strong>Het</strong> wetboek van strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g & IISS, Deven<strong>ter</strong>:<br />
Gouda Qu<strong>in</strong>t (losbl.).<br />
J.F. Nijboer, Strafrechtelijk bewijsrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2008.<br />
E. Rass<strong>in</strong>, Tussen sofa en toga. Een <strong>in</strong>leid<strong>in</strong>g <strong>in</strong> <strong>de</strong> rechtspsychologie, Den Haag: Boom<br />
juridische uitgevers 2009.<br />
J.M. Reijntjes, A. M<strong>in</strong>kenhof’s Ne<strong>de</strong>rlandse strafvor<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g, Deven<strong>ter</strong>: Kluwer 2009.<br />
W.A. Wagenaar & H. Israëls & P.J. van Koppen, De slapen<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>. Waarom het<br />
veroor<strong>de</strong>len van burgers niet alleen aan <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> kan wor<strong>de</strong>n overgelaten, Ams<strong>ter</strong>dam:<br />
Uitgeverij Bert bakker 2009.<br />
Digitale bronnen<br />
<br />
, zoek<strong>ter</strong>m BOS Polaris-richtlijnen<br />
86
Jurispru<strong>de</strong>ntie<br />
EHRM 27 februari 1980, nr. 6903/75 (Deweer/België).<br />
EHRM 23 juni 1981, nr. 6878/75 (Le Compte, Van Leuven & De Meyere).<br />
EHRM 1 oktober 1982, nr. 8692/79 (Piersack/België).<br />
EHRM 25 april 1983, nr. 8398/78 (Pakelli/Duitsland).<br />
EHRM 21 februari, 1984, nr. 8544/79, LJN AC9954, NJ 1988, 937 (Öztürk/Duitsland; m.nt.<br />
E.A. Alkema NJ 1988, 938).<br />
EHRM 26 oktober 1984, nr. 9186/80 (De Cubber /België).<br />
EHRM 12 februari 1985, nr. 9024/80 (Colozza/Italië).<br />
EHRM 6 mei 1985, nr. 8658/79 (Bönisch/Oostenrijk).<br />
EHRM 28 mei 1985, nr. 8225/78 (Ash<strong>in</strong>gdane/Groot Brittanië).<br />
EHRM 24 november 1986, nr. 9063/80 (Gillow/Groot Brittanië).<br />
EHRM 6 <strong>de</strong>cember 1988, nr. 10590/83 (Barberà, Messegué & Jabardo/Spanje).<br />
EHRM 24 mei 1989, nr. 10486/83, NJ 1990, 627 (Hauschildt/Denemarken; m.nt. P. van<br />
Dijk).<br />
EHRM 20 november 1989, nr. 11454/85, NJ 1990, 245 (Kostovski/Ne<strong>de</strong>rland; m. nt. E.A.<br />
Alkema).<br />
EHRM 19 <strong>de</strong>cember 1989, nr. 9783/82, NJ 1994, 26 (Kamas<strong>in</strong>ski/Oostenrijk; m. nt. E.A.<br />
Alkema).<br />
EHRM 24 mei 1991, nr. 12744/87, NJ 1993, 525 (Quaranta/Zwitserland).<br />
EHRM 28 augustus 1991, nr. 11170/84; 12876/87; 13468/87(Brandstet<strong>ter</strong>/Oostenrijk).<br />
EHRM 28 november 1991, nr. 12629/87; 13965/88, NJ 1994, 88 (S/Zwitserland; m. nt. E.J.<br />
Dommer<strong>in</strong>g).<br />
EHRM 24 november 1993, nr. 13972/88 (Imbrioscia/Zwitserland).<br />
EHRM 23 februari 1994, nr. 16757/90 (Stanford /Groot Brittanië).<br />
EHRM 22 februari 1996, nr. 17358/90 (Bulut/Oostenrijk).<br />
EHRM 18 februari 1997, nr. 18990/91 (Ni<strong>de</strong>röst-Huber/Zwitserland).<br />
EHRM 18 maart 1997, nr. 22209/93 (Foucher/Frankrijk).<br />
EHRM 9 juni 1998, nr. 24294/94, par. 46 (Twalib/Griekenland).<br />
EHRM 16 februari 2000, nr. 28901/95 (Rowe en Davis/Groot Brittanie).<br />
EHRM 25 juli 2000, nr. 23969/94 (Mattoccia/Italië).<br />
EHRM 15 november 2001, nr. 26760/95 (Werner/Polen).<br />
EHRM 15 juni 2004, nr. 60958/00 (S.C./Groot Brittanië).<br />
EHRM 27 november 2008, nr. 36391/02 (Salduz/Turkije).<br />
EHRM 10 maart 2009, nr. 4378/02 (Bykov/Rusland).<br />
HR 3 maart 1964, NJ 1964, 400 (m.nt. BVAR).<br />
HR 13 juni 1967, NJ 1968, 88 (concl. ’s Jacob).<br />
HR 1 februari 1972, LJN AB3369, NJ 1974, 450 (concl. A-G H.J. Kist; m.nt. Th.W. van<br />
Veen).<br />
HR 13 maart 1979, NJ 1979, 268 (concl. A-G J. Remmel<strong>in</strong>k).<br />
HR 18 november 1980, NJ 1981, 34 (concl. A-G M.R. Mok).<br />
HR 20 september 1982, NJ 1983, 220, r.o. 4 (concl. A-G J. Remmel<strong>in</strong>k).<br />
HR 26 mei 1992, NJ 1992, 676 (concl. A-G J.W. Fokkens; m.nt. A.C. ‘t Hart).<br />
HR 22 april 1997, LJN ZD0692, NJ 1998, 52 (concl. A-G J.W. Fokkens).<br />
HR 23 september 1997, NJ 1998, 188 (concl. A-G J.W. Fokkens; m.nt. G. Knigge).<br />
HR 11 april 2006, LJN AU9130, NJ 2006, 393 (concl. A-G G. knigge; m.nt. Y. Buruma).<br />
HR 30 juni 2009, NJ 2009, 349 (concl. A-G G. Knigge; m.nt. T.M. Schalken).<br />
87
Parlementair stuk<br />
Kamerstukken II 1913/14, 286, nr. 3 p. 55.<br />
Tijdschriften<br />
J. Boorsma, Doofbl<strong>in</strong>d strafrecht. Tunnelvisie <strong>in</strong> grote <strong>strafzaken</strong>’, Proces 2005-2, p. 58-65.<br />
C.P.M. Cleiren, ‘De rech<strong>ter</strong>lijke overtuig<strong>in</strong>g. Een sprong met h<strong>in</strong><strong>de</strong>rnissen’, RMThemis 2010-<br />
5/6, p. 259-267.<br />
H. Gommer, ‘<strong>Het</strong> is maar een standaardzaak’, Strafblad (2) 2010-7, p. 158 – 162.<br />
T. Kooijmans, ‘Bewijzen door <strong>de</strong> strafrech<strong>ter</strong>’, AA (vol. 59) 2010-7, p. 456-465.<br />
H. Mercier & D. Sperber, ‘Why do humans reason? Arguments for an argumentative theory’,<br />
Behavioral and bra<strong>in</strong> sciences 2011-34, p. 57-74.<br />
Klaas Rozemond, ‘Slapen<strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>s, dwalen<strong>de</strong> rechtspsychologen en het hypothetisch<br />
karak<strong>ter</strong> van feitelijk oor<strong>de</strong>len’, Rechtsfilosofie & Rechtstheorie (vol. 39) 2010-1, p. 35-51.<br />
88
Bijlage II<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 1<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> (verstek)zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
8 1 0<br />
89% 11%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een raadsman?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 9 0<br />
0% 100%<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g Aanhoud<strong>in</strong>g zaak<br />
0 0<br />
0% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op te letten?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
90
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 2 0<br />
78% 22%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een toelicht<strong>in</strong>g te geven<br />
m.b.t. hetgeen hem ten laste is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal uitspreken?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak over procesrechtelijke<br />
zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
91
Ja Nee N.v.t.<br />
0 9 0<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
……………………………………………………………………………………………….......<br />
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak<br />
over procesrechtelijke zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 9 0<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> officier van justitie?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
2 7 0<br />
22% 78%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1x, 2x.<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
6 3 0<br />
67% 33%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1x, 2x, 2x, 2x, 2x, 2x.<br />
1. Zaak 3: verdachte wordt erop gewezen dat zijn gedrag (3 soortgelijke <strong>de</strong>licten) niet<br />
door <strong>de</strong> beugel kan en dat hij moet veran<strong>de</strong>ren wil hij niet op het verkeer<strong>de</strong> pad<br />
<strong>ter</strong>echtkomen.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
92
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
14. Wordt er door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord?<br />
Ja Nee N.v.t<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
93
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis en wordt het gemotiveerd?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Vrijspraak Ontslag van alle rechtsgevolgen N.v.t.<br />
7 2 0 0<br />
78% 22% 0%<br />
Gemotiveerd<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 3: Verdachte stel<strong>de</strong> dat hij <strong>de</strong> acceptgiro nooit ontvangen heeft. Rech<strong>ter</strong> stelt dat<br />
niet bewezen kan wor<strong>de</strong>n dat verdachte daadwerkelijk <strong>de</strong> acceptgiro ontvangen heeft<br />
en veroor<strong>de</strong>eld <strong>de</strong> verdachte tot <strong>de</strong> geldboete die <strong>in</strong> orig<strong>in</strong>e aan <strong>de</strong> verdachte was<br />
opgelegd, zon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> wettelijke 20% verhog<strong>in</strong>g.<br />
2. Zaak 5: rech<strong>ter</strong> houdt reken<strong>in</strong>g met f<strong>in</strong>anciële situatie van verdachte en m<strong>in</strong><strong>de</strong>rt <strong>de</strong><br />
geldboete die <strong>voor</strong> te hard rij<strong>de</strong>n per km wordt gegeven.<br />
3. Zaak 7: Er is te veel twijfel om het ten laste geleg<strong>de</strong> wettig en overtuigend bewezen te<br />
achten. Er volgt vrijspraak.<br />
4. Zaak 8: Omdat <strong>de</strong> afwijz<strong>in</strong>g van het verlof <strong>voor</strong> <strong>de</strong> k<strong>in</strong><strong>de</strong>ren niet schriftelijk is<br />
vastgesteld, acht <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> het ten laste geleg<strong>de</strong> feit niet wettig en overtuigend<br />
bewezen.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
17. Wordt <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier van justitie overgenomen<br />
door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 2 0<br />
78% 22%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
94
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste besliss<strong>in</strong>g te<br />
kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 0 9<br />
0% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
19. Wor<strong>de</strong>n processtukken <strong>voor</strong>gelezen (zowel <strong>in</strong> het requisitoir<br />
als <strong>in</strong> het vonnis)?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen tij<strong>de</strong>ns het<br />
Ottz aan bod is gekomen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
……………………………………………………………………………………………….....<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re schijn van<br />
partijdigheid, zowel subjectief als objectief?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
95
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid van<br />
afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg hiervan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 0 2<br />
100% 0%<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
Eventuele opvallendhe<strong>de</strong>n (zoals wel / geen mogelijkheid gehad tot <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne<br />
openbaarheid)<br />
1. Samenstell<strong>in</strong>g staan<strong>de</strong> en zitten<strong>de</strong> magistratuur: ou<strong>de</strong>re mannelijke officier van justitie,<br />
ou<strong>de</strong>re mannelijke rech<strong>ter</strong>.<br />
2. Sfeer: <strong>in</strong>formeel<br />
3. Straftoemet<strong>in</strong>g: Gelijk aan die van <strong>de</strong> officier van justitie of lager.<br />
96
4. De rech<strong>ter</strong> vraagt mij wie ik ben en waar<strong>voor</strong> ik een zitt<strong>in</strong>g bij kom wonen.<br />
5. Tussen <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gen door als <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> officier van justitie wachten op nieuwe<br />
verdachten converseren zij met elkaar over privézaken. Dit is ook <strong>voor</strong> mij hoorbaar. De<br />
conversatie gaat over hoe lang zij bei<strong>de</strong>n al als rech<strong>ter</strong> respectievelijk officier van justitie<br />
werkzaam zijn en dat <strong>de</strong>ze strafzitt<strong>in</strong>g <strong>de</strong> laatste is <strong>voor</strong> <strong>de</strong> kantonrech<strong>ter</strong>.<br />
6. Zowel officier van justitie zijn man en behoren op het eerste oog rond <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />
leeftijdscategorie. De sfeer is <strong>in</strong>formeel en gemoe<strong>de</strong>lijk.<br />
7. Er zijn een aantal stu<strong>de</strong>nten aanwezig van <strong>de</strong> juridische hogeschool te Tilburg. Ook aan<br />
hen vraagt <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> wie ze zijn en waar<strong>voor</strong> zij een zitt<strong>in</strong>g komen bijwonen. Zij blijken<br />
een verslag te moeten verslaan aangaan<strong>de</strong> een kantonzitt<strong>in</strong>g betreffen<strong>de</strong> het strafrecht en <strong>de</strong><br />
rech<strong>ter</strong> legt tussen <strong>de</strong> zaken door, wanneer er geen verdachten <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaal zijn <strong>de</strong> gang van<br />
zaken bij kantonzitt<strong>in</strong>gen aan hen uit.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
………………………………………………………………………………………………......<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
97
Bijlage III<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel dag 1<br />
Totaal aantal zaken: 9<br />
Vereisten Ja Nee N.v.t.<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />
zaak?<br />
8 / 89% 1 / 11 % 0<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een<br />
raadsman?<br />
0 / 0% 9 / 100% 0<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g 0 / 0%<br />
Aanhoud<strong>in</strong>g zaak 0 / 0%<br />
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op<br />
te letten?<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte? 9 / 100 % 0 / 0% 0<br />
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem<br />
ten laste is gelegd?<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte? 7 / 78% 2 / 22% 0<br />
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een<br />
toelicht<strong>in</strong>g te geven m.b.t. hetgeen hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal<br />
uitspreken?<br />
9 / 100%<br />
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
0 / 0% 9 / 100% 0<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
0 / 0% 9 / 100% 0<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
0 /0%<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong><br />
officier van justitie?<br />
2 / 22% 7 / 78% 0<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
1x, 2x<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong><br />
verdachte?<br />
6 / 67% 3 / 33% 0<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
1x, 2x, 2x,<br />
2x, 2x, 2x<br />
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> zaak?<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
14. Wordt er geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord? 9 / 100% 0 / 0% 0<br />
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g 7 / 78%<br />
Vrijspraak 2 / 22 %<br />
OVAR 0 / 0%<br />
<br />
<br />
N.v.t. 0 / 0%<br />
Wordt het vonnis gemotiveerd?<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
98
17. Wordt <strong>de</strong> eis van officier van justitie<br />
overgenomen door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste<br />
besliss<strong>in</strong>g te kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
19. Wor<strong>de</strong>n er processtukken <strong>voor</strong>gelezen?<br />
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen<br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan bod<br />
is gekomen?<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re<br />
schijn van partijdigheid, zowel subjectief als<br />
objectief?<br />
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
van afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg<br />
hiervan?<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
7 / 78 % 2 / 22% 0<br />
0 / 0% 0 / 0% 9<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
7 / 100% 0 / 0% 2<br />
7 / 100%<br />
0 / 0%<br />
7 / 100%<br />
9 / 100% 0 / 0% 0<br />
2<br />
99
Bijlage IV<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 2<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> (verstek)zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
5 5 0<br />
50% 50%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een raadsman?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
1 9 0<br />
10% 90%<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g Aanhoud<strong>in</strong>g van <strong>de</strong> zaak<br />
0 0<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op te letten?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
100
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 3 0<br />
70% 30%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een toelicht<strong>in</strong>g te geven<br />
m.b.t. hetgeen hem ten laste is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal uitspreken?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
101
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak<br />
over procesrechtelijke zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 10 0<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
……………………………………………………………………………………………….....<br />
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak<br />
over procesrechtelijke zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 10 0<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> officier van justitie?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 10 0<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
6 4 0<br />
60% 40%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1x, 2x, 2x, 1x, 2x, 3x.<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
102
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
14. Wordt er door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord?<br />
Ja Nee N.v.t<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
103
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis en wordt het gemotiveerd?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Vrijspraak Ontslag van alle rechtsgevolgen N.v.t.<br />
10 0 0 0<br />
100% 0% 0%<br />
Gemotiveerd<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 9: Artikel 9a Sr wordt toegepast, mevrouw wordt wel schuldig geacht, maar<br />
krijgt geen straf opgelegd. Mevrouw schreef tegen betal<strong>in</strong>g <strong>voor</strong> an<strong>de</strong>ren auto’ s op haar<br />
naam. Op <strong>de</strong>ze manier kon ze haar drugsverslav<strong>in</strong>g blijven f<strong>in</strong>ancieren. Met <strong>de</strong>ze auto’s<br />
wer<strong>de</strong>n allemaal snelheidsovertred<strong>in</strong>gen begaan die op haar naam kwamen te staan, ook al<br />
heeft zij zelf niet gere<strong>de</strong>n. Mevrouw was zelfs niet <strong>in</strong> bezit van een rijbewijs.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
17. Wordt <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier van justitie overgenomen<br />
door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
4 6 0<br />
40% 60% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste besliss<strong>in</strong>g te<br />
kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 0 10<br />
0% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
104
19. Wor<strong>de</strong>n processtukken <strong>voor</strong>gelezen (zowel <strong>in</strong> het requisitoir<br />
als <strong>in</strong> het vonnis)?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen tij<strong>de</strong>ns het<br />
Ottz aan bod is gekomen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
………………………………………………………………………………………………......<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re schijn van<br />
partijdigheid, zowel subjectief als objectief?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
105
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid van<br />
afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg hiervan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 0<br />
100% 0%<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
8 2 0<br />
80% 20%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
8 0 2<br />
1000% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
Eventuele opvallendhe<strong>de</strong>n (zoals wel / geen mogelijkheid gehad tot <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne openbaarheid)<br />
1. Samenstell<strong>in</strong>g staan<strong>de</strong> en zitten<strong>de</strong> magistratuur: jonge vrouwelijke officier van justitie,<br />
ou<strong>de</strong>re mannelijke rech<strong>ter</strong>.<br />
2. Sfeer: erg formeel<br />
3. Straftoemet<strong>in</strong>g: <strong>in</strong>dien <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> afweek van <strong>de</strong> officier van justitie dan maakte hij<br />
gebruik van <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke en on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke straffen. De straf die <strong>de</strong> officier van<br />
justitie eiste <strong>de</strong>ed hij opsplitsen <strong>in</strong> een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk en een on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk ge<strong>de</strong>elte.<br />
4. Zaak 1: Er werd door <strong>de</strong> officier van justitie een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke rijontzegg<strong>in</strong>g geëist<br />
en geen geldboete, maar <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> legt een on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke geldboete op.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
………………………………………………………………………………………………......<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
106
Bijlage V<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel dag 2<br />
Aantal zaken: 10<br />
Vereisten Ja Nee N.v.t.<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />
zaak?<br />
5 / 50% 5 / 50% 0<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een<br />
raadsman?<br />
1 / 10% 9 / 90% 0<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g 0 / 0%<br />
Aanhoud<strong>in</strong>g zaak 0 / 0%<br />
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op<br />
te letten?<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte? 10 / 100% 0 / 0% 0<br />
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem<br />
ten laste is gelegd?<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte? 7 / 70% 3 / 30% 0<br />
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een<br />
toelicht<strong>in</strong>g te geven m.b.t. hetgeen hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal<br />
uitspreken?<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
0 / 0% 10 / 100% 0<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
0 / 0% 10 / 100% 0<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong><br />
officier van justitie?<br />
0 /0% 10 / 100% 0<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> 6 / 60% 4 / 40% 0<br />
verdachte?<br />
1x, 2x, 2x,<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
1x, 2x, 3x<br />
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> zaak?<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
10 /100% 0 / 0% 0<br />
14. Wordt er geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord? 10 / 100% 0 / 0% 0<br />
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g 10 / 100%<br />
Vrijspraak 0 / 0%<br />
OVAR 0 / 0%<br />
<br />
<br />
N.v.t. 0 / 0%<br />
Wordt het vonnis gemotiveerd?<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
107
17. Wordt <strong>de</strong> eis van officier van justitie<br />
overgenomen door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste<br />
besliss<strong>in</strong>g te kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
19. Wor<strong>de</strong>n er processtukken <strong>voor</strong>gelezen?<br />
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen<br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan bod<br />
is gekomen?<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re<br />
schijn van partijdigheid, zowel subjectief als<br />
objectief?<br />
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
van afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg<br />
hiervan?<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
4 / 40% 6 / 60% 0<br />
0 / 0% 0 / 0% 10<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
10 / 100% 0 / 0% 0<br />
10 / 100%<br />
0 / 0%<br />
8 / 80% 2 / 20% 0<br />
8 / 100% 0 / 0% 2<br />
0<br />
108
Bijlage VI<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 3<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> (verstek)zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
11 6 0<br />
65% 35%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 15: Verdachte is afwezig, maar <strong>de</strong> bena<strong>de</strong>el<strong>de</strong> partij is wel aanwezig. De zaak<br />
wordt uitgebreid besproken.<br />
…………………………………………………………………………………………….<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een raadsman?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
3 14 0<br />
18% 82%<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g Aanhoud<strong>in</strong>g<br />
1 1<br />
3% 3%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 1: verdachte is niet aanwezig, raadsman wel.<br />
2. Zaak 6: nietigheid <strong>de</strong>r dagvaard<strong>in</strong>g.<br />
3. Zaak 7: aanhoud<strong>in</strong>g zaak. Is een tolk opgeroepen. Die heeft ech<strong>ter</strong> een bericht ach<strong>ter</strong><br />
gelaten bij receptie van <strong>de</strong> rechtbank dat haar auto stuk is en dat zij daarom niet kan komen.<br />
Verdachte heeft helemaal geen kennis van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse taal en daarom wordt <strong>de</strong> zaak<br />
aangehou<strong>de</strong>n. De rech<strong>ter</strong> geeft <strong>de</strong> verdachte en haar metgezel <strong>de</strong> tip om <strong>voor</strong> <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> keer<br />
schriftelijke bewijsstukken mee te nemen.<br />
4. Zaak 8: Verdachte staat nu on<strong>de</strong>r begeleid<strong>in</strong>g van bureau Grip: reïntegratiebureau.<br />
Verdachte heeft <strong>in</strong> het verle<strong>de</strong>n veel schul<strong>de</strong>n opgelopen die hij nog moet betalen. In <strong>de</strong><br />
tenlastelegg<strong>in</strong>g zijn 7 boetes <strong>voor</strong> reizen zon<strong>de</strong>r geldig vervoersbewijs opgenomen, maar er<br />
moeten nog 5 boetes volgen <strong>voor</strong> reizen zon<strong>de</strong>r vervoersbewijs. Officier van justitie heeft<br />
<strong>de</strong>ze boetes nog niet <strong>in</strong> haar systeem. Er wordt door <strong>de</strong> raadsman gevraagd of <strong>de</strong>ze boetes ook<br />
meteen afgehan<strong>de</strong>ld kunnen wor<strong>de</strong>n, maar dit is niet mogelijk. Ook wordt aan <strong>de</strong> begeleids<strong>ter</strong><br />
van bureau Grip gevraagd hoe het momenteel met <strong>de</strong> verdachte gesteld is.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
109
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op te letten?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 14 3<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
12 2 3<br />
86% 14%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
15 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 5 3<br />
64% 36%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Verdachte is verslaafd aan alcohol en opgenomen <strong>in</strong> een afkickkl<strong>in</strong>iek.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
110
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een toelicht<strong>in</strong>g te geven<br />
m.b.t. hetgeen hem ten laste is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
14 0 3<br />
100% 0%<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal uitspreken?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
14 0 3<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 3: Veel ondui<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaak. Verdachte is goed op <strong>de</strong> hoogte omtrent <strong>de</strong><br />
feiten en <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g <strong>in</strong> zijn zaak. Officier van justitie wil ophel<strong>de</strong>r<strong>in</strong>g van <strong>de</strong><br />
visverenig<strong>in</strong>g omdat <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g niet dui<strong>de</strong>lijk is. Ter zitt<strong>in</strong>g <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong>t <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong><br />
zaken, en <strong>in</strong> het bijzon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g hieromtrent.<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak<br />
over procesrechtelijke zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
3 12 2<br />
20% 80%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 3: Rech<strong>ter</strong> en officier van justitie overleggen met elkaar. Rech<strong>ter</strong> oefent pressie<br />
uit op officier van justitie om <strong>de</strong> zaak aan te hou<strong>de</strong>n. Officier van justitie is het hier niet mee<br />
eens, zij wil een getuige verhoren. De rech<strong>ter</strong> wil haar overtuigen van haar ongelijk.<br />
2. Zaak 11: Er wordt alleen opgemerkt dat <strong>de</strong> verdachte reed zon<strong>de</strong>r rijbewijs, maar ook<br />
zon<strong>de</strong>r verzeker<strong>in</strong>g. Die zaak dient zelfstandig <strong>voor</strong> te komen. Rech<strong>ter</strong> vraagt waarom die<br />
zaken niet gevoegd zijn.<br />
3. Zaak 13: Rech<strong>ter</strong> vraagt officier van justitie te controleren of <strong>de</strong> boete daadwerkelijk al<br />
betaald is. Officier van justitie stelt dat <strong>de</strong> boete die betaald is betrekk<strong>in</strong>g heeft op een an<strong>de</strong>re<br />
zaak en niet op <strong>de</strong>ze zaak.<br />
……………………………………………………………………………………………….......<br />
111
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak<br />
over procesrechtelijke zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 14 3<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> officier van justitie?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
1 14 2<br />
7% 93%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
2x<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
12 2 3<br />
86% 14%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
3x, 5x, 1x, 2x, 2x, 2x, 2x, 2x, 3x, 1x, 3x, 4x.<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
13 0 4<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
112
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
13 0 4<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
14. Wordt er door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
13 0 4<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord?<br />
Ja Nee N.v.t<br />
13 1 3<br />
93% 7%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis en wordt het gemotiveerd?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>gen Vrijspraak Ontslag van alle rechtsgevolgen N.v.t.<br />
14 1 0 2<br />
93% 7% 0%<br />
Gemotiveerd<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
15 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 2: Formeel gezien kon <strong>de</strong> verdachte zich niet legitimeren, maar zij stond <strong>voor</strong> <strong>de</strong><br />
<strong>de</strong>ur van haar huis. Was wel erg flauw om daar een boete <strong>voor</strong> op te leggen.<br />
113
17. Wordt <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier van justitie overgenomen<br />
door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 4 3<br />
71% 29%<br />
Van <strong>de</strong> 4 an<strong>de</strong>re vonnissen zijn er 3 die m<strong>in</strong><strong>de</strong>r straf hebben gekregen, en 1 zaak meer straf,<br />
maar alleen <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk meer. <strong>Het</strong> on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk ge<strong>de</strong>elte is lager.<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 1: officier van justitie heeft niets geëist.<br />
2. Zaak 13: Officier van justitie eiste een hogere on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke geldboete, rech<strong>ter</strong><br />
vonniste hogere totaal geldboete, maar lagere on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke geldboete en hogere<br />
<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke geldboete. Verdachte was al eer<strong>de</strong>r <strong>voor</strong> een soortgelijk <strong>de</strong>lict veroor<strong>de</strong>eld.<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste besliss<strong>in</strong>g te<br />
kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 1 16<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
1. Zaak 3: OvJ wil<strong>de</strong> visverenig<strong>in</strong>g wel horen om meer dui<strong>de</strong>lijkheid te scheppen, maar<br />
rech<strong>ter</strong> stem<strong>de</strong> hier niet mee <strong>in</strong>. Hij vond dat verdachte niet nog een keer <strong>ter</strong>ug hoef<strong>de</strong> te<br />
komen, want dat kost hem een halve dag. Hij v<strong>in</strong>dt dat <strong>de</strong> regelgev<strong>in</strong>g niet zeer dui<strong>de</strong>lijk is en<br />
daarom ten gunste van <strong>de</strong> verdachte moet wor<strong>de</strong>n uitgelegd. Rech<strong>ter</strong> laat na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong><br />
ach<strong>ter</strong>wege ten gunste van <strong>de</strong> verdachte.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
19. Wor<strong>de</strong>n processtukken <strong>voor</strong>gelezen (zowel <strong>in</strong> het requisitoir<br />
als <strong>in</strong> het vonnis)?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
15 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
114
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen tij<strong>de</strong>ns het<br />
Ottz aan bod is gekomen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
15 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
………………………………………………………………………………………………......<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re schijn van<br />
partijdigheid, zowel subjectief als objectief?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
15 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
12 1 4<br />
92% 8%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid van<br />
afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg hiervan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
12 1 4<br />
92% 8%<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 3 5<br />
75% 25%<br />
115
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
10 0 7<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
Eventuele opvallendhe<strong>de</strong>n (zoals wel / geen mogelijkheid gehad tot <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne openbaarheid)<br />
1. Samenstell<strong>in</strong>g staan<strong>de</strong> en zitten<strong>de</strong> magistratuur: jonge vrouwelijke officier van justitie,<br />
ou<strong>de</strong>re mannelijke rech<strong>ter</strong>.<br />
2. Sfeer: <strong>in</strong>formeel<br />
3. Straftoemet<strong>in</strong>g: Rech<strong>ter</strong> maakte meer gebruik van <strong>de</strong> mogelijkheid tot het opleggen<br />
van een <strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijk en on<strong>voor</strong>waar<strong>de</strong>lijke straf.<br />
4. <strong>Het</strong> betrof hier echt een zitt<strong>in</strong>g tussen professionals. De raadsman droeg <strong>de</strong><br />
persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n aan van <strong>de</strong> verdachte en rech<strong>ter</strong> hield hier allemaal reken<strong>in</strong>g<br />
mee. Er wer<strong>de</strong>n stappen overgeslagen. De officier van justitie formuleer<strong>de</strong> <strong>de</strong> tenlastelegg<strong>in</strong>g.<br />
De raadsman droeg <strong>de</strong> persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> verdachte aan en vroeg om een<br />
werkstraf <strong>in</strong> het licht van <strong>de</strong>ze persoonlijke omstandighe<strong>de</strong>n. Daarop <strong>de</strong>ed <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> meteen<br />
uitspraak.<br />
5. Verdachte heeft <strong>voor</strong>afgaan<strong>de</strong> aan <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g een verzoek tot uitstel gedaan. De<br />
griffie heeft dit telefonisch geweigerd. Rech<strong>ter</strong> is hier woe<strong>de</strong>nd over, het is zijn taak hierover<br />
te beslissen en niet <strong>de</strong> griffie. Rech<strong>ter</strong> adviseert <strong>de</strong> verdachte om hieromtrent een klacht <strong>in</strong> te<br />
dienen. Hij vraagt <strong>de</strong> verdachte of hij alsnog uitstel wil. Verdachte wil het nu ook maar laten<br />
<strong>voor</strong>komen. Rech<strong>ter</strong> stelt dat hij niet voldoen<strong>de</strong> is <strong>in</strong>gelezen <strong>in</strong> <strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>ie, omdat hij er van<br />
uit was gegaan dat er uitstel zou zijn. Hij zegt dat hij er zorg <strong>voor</strong> zal dragen dat hij tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
zaak zich alsnog goed zal <strong>in</strong>lezen.<br />
Tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g voert <strong>de</strong> officier van justitie aan dat er een aanvullend<br />
proces-verbaal is opgemaakt naar aanleid<strong>in</strong>g van het bezwaar dat <strong>de</strong> verdachte heeft<br />
<strong>in</strong>gestuurd.<br />
Griffier wijst <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> erop dat hij <strong>de</strong> cautie nog niet heeft gegeven. Rech<strong>ter</strong> geeft eerst <strong>de</strong><br />
tenlastelegg<strong>in</strong>g en geeft daarna pas <strong>de</strong> cautie. De an<strong>de</strong>re rech<strong>ter</strong>s die ik heb gevolgd geven<br />
eerst <strong>de</strong> cautie en <strong>de</strong> verman<strong>in</strong>g goed op te letten en dragen dan <strong>voor</strong> wat <strong>de</strong> verdachte ten<br />
laste is gelegd.<br />
116
6. Zaak 9: Verdachte heeft 6 dagen <strong>voor</strong> <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>g stukken aangevraagd. Hij heeft <strong>de</strong>ze<br />
stukken niet gekregen. Rech<strong>ter</strong> zegt dat <strong>de</strong> verdachte wel erg laat was met het aanvragen van<br />
<strong>in</strong>zage van <strong>de</strong> stukken, omdat hij <strong>de</strong> dagvaard<strong>in</strong>g al enkele maan<strong>de</strong>n van tevoren ontvangen<br />
had. Rech<strong>ter</strong> leest <strong>ter</strong> compensatie alle processtukken <strong>voor</strong>.<br />
7. Zaak 14: Na afloop van <strong>de</strong>ze zaak volgt een nieuwe ron<strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gen. De zitt<strong>in</strong>gen<br />
v<strong>in</strong><strong>de</strong>n plaats van 09.00 tot 09.30 uur, van 09.30 tot 10.00 uur etc. Per ron<strong>de</strong> wor<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />
aanwezige verdachten van <strong>de</strong> te behan<strong>de</strong>len zaken opgeroepen om plaats te nemen <strong>in</strong> <strong>de</strong><br />
rechtszaal totdat hun zaak aanvangt. De rech<strong>ter</strong> stelt dat het beg<strong>in</strong>sel van openbaarheid één<br />
van <strong>de</strong> belangrijkste beg<strong>in</strong>selen van <strong>de</strong> Ne<strong>de</strong>rlandse rechtsstaat is. Hij v<strong>in</strong>dt het <strong>de</strong>rhalve<br />
vanzelfsprekend dat er publiek bij <strong>de</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>gen aanwezig is. Hij vraagt <strong>de</strong><br />
parketwach<strong>ter</strong> om alle verdachten op te halen en <strong>in</strong> <strong>de</strong> zitt<strong>in</strong>gszaal te laten wachten totdat hun<br />
zaak <strong>voor</strong>komt. Wanneer een nieuwe verdachte zich meldt aan <strong>de</strong> receptie dient <strong>de</strong> bo<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze<br />
meteen plaats te laten nemen <strong>in</strong> <strong>de</strong> zaal en niet eerst <strong>in</strong> <strong>de</strong> wachtruimte laten wachten totdat<br />
zijn ron<strong>de</strong> start. De rech<strong>ter</strong> stelt dat <strong>de</strong> verdachten op <strong>de</strong>ze manier niet nutteloos <strong>in</strong> een<br />
wachtruimte zitten en hoopt dat <strong>de</strong> verdachten zo ook nog iets opsteken.<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
………………………………………………………………………………………………......<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
117
Bijlage VII<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel dag 3<br />
Aantal zaken: 17<br />
Vereisten Ja Nee N.v.t.<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />
zaak?<br />
11 / 65% 6 / 35% 0<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een<br />
raadsman?<br />
3 /18 % 14 / 82% 0<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g 1 / 3%<br />
Aanhoud<strong>in</strong>g zaak 1 / 3%<br />
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op<br />
te letten?<br />
0 / 0% 14 / 100% 3<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte? 12 / 86% 2 / 14% 3<br />
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem<br />
ten laste is gelegd?<br />
15 / 100% 0 / 0% 2<br />
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte? 9 / 64% 5 / 36% 3<br />
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een<br />
toelicht<strong>in</strong>g te geven m.b.t. hetgeen hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
14 / 100% 0 / 0% 3<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal<br />
uitspreken?<br />
14 / 100%<br />
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
3 / 20% 12 / 80% 2<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
1x, 1x, 1x<br />
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
0 / 0% 14 / 100% 3<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong><br />
officier van justitie?<br />
1 / 7% 14 / 93 2<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
2x<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> 12 / 86% 2 / 14% 3<br />
verdachte?<br />
3x, 5x, 1x,<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
2x, 2x, 2x,<br />
2x, 2x, 3x,<br />
1x, 3x, 4x<br />
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> zaak?<br />
13 / 100% 0 / 0% 4<br />
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
13 / 100% 0 / 0% 4<br />
14. Wordt er geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
13 / 100% 0 / 0% 4<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord? 13 / 93% 1 / 7% 3<br />
118
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g 14 / 93%<br />
Vrijspraak 1 / 7%<br />
OVAR 0 / 0%<br />
N.v.t. 2<br />
Wordt het vonnis gemotiveerd?<br />
17. Wordt <strong>de</strong> eis van officier van justitie<br />
overgenomen door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste<br />
besliss<strong>in</strong>g te kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
19. Wor<strong>de</strong>n er processtukken <strong>voor</strong>gelezen?<br />
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen<br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan bod<br />
is gekomen?<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re<br />
schijn van partijdigheid, zowel subjectief als<br />
objectief?<br />
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
van afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg<br />
hiervan?<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
15 / 100%<br />
0 / 0%<br />
10 / 71% 4 / 29% 3<br />
0 / 0% 1 / 100% 16<br />
15 / 100% 0 / 0% 2<br />
15 / 100% 0 / 0% 2<br />
15 / 100% 0 / 0% 2<br />
12 / 92% 1 / 8% 4<br />
12 / 92%<br />
1 / 8%<br />
9 / 75% 3 / 25% 5<br />
10 / 100% 0 / 0% 7<br />
2<br />
4<br />
119
Bijlage VIII<br />
On<strong>de</strong>rzoeksresultaten checklist kantonzitt<strong>in</strong>gen rechtbank (strafrecht)<br />
Totaal<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong> (verstek)zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
8 1 0<br />
5 5 0<br />
11 6 0<br />
______________________________<br />
24 12 0<br />
67% 33%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een raadsman?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 9 0<br />
1 9 0<br />
3 14 0<br />
______________________________<br />
4 32 0<br />
11% 89%<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g Aanhoud<strong>in</strong>g zaak<br />
0 0<br />
0 0<br />
1 1<br />
____________________________________________<br />
1 1<br />
3% 3%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
120
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op te letten?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
0 14 3<br />
______________________________<br />
19 14 3<br />
58% 42%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
12 2 3<br />
______________________________<br />
31 2 3<br />
94% 6%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
15 0 2<br />
______________________________<br />
34 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
121
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 2 0<br />
7 3 0<br />
9 5 3<br />
______________________________<br />
23 10 3<br />
70% 30%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een toelicht<strong>in</strong>g te geven<br />
m.b.t. hetgeen hem ten laste is gelegd?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
14 0 3<br />
______________________________<br />
33 0 3<br />
100% 0%<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal uitspreken?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9<br />
10<br />
14<br />
______________________________<br />
33<br />
100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………<br />
122
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak<br />
over procesrechtelijke zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 9 0<br />
0 10 0<br />
3 12 2<br />
______________________________<br />
3 31 2<br />
9% 91%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 3: 1x, 1x, 1x.<br />
……………………………………………………………………………………………….....<br />
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak<br />
over procesrechtelijke zaken?<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 9 0<br />
0 10 0<br />
0 14 3<br />
______________________________<br />
0 33 3<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> officier van justitie?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
2 7 0<br />
0 10 0<br />
1 14 2<br />
______________________________<br />
3 31 2<br />
9% 91%<br />
123
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 1: 1x, 2x.<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 3: 2x.<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> verdachte?<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
6 3 0<br />
6 4 0<br />
12 2 3<br />
______________________________<br />
24 9 3<br />
73% 27%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 1: 1x, 2x, 2x, 2x, 2x, 2x.<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag 2: 1x, 2x, 2x, 1x, 2x, 3x.<br />
Zitt<strong>in</strong>gsdag: 3x, 5x, 1x, 2x, 2x, 2x, 2x, 2x, 3x, 1x, 3x, 4x.<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
13 0 4<br />
______________________________<br />
32 0 4<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
12 0 5<br />
______________________________<br />
32 0 4<br />
100% 0%<br />
124
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
14. Wordt er door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
12 0 5<br />
______________________________<br />
32 0 4<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord?<br />
Ja Nee N.v.t<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
13 1 3<br />
______________________________<br />
32 1 3<br />
97% 3%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis en wordt het gemotiveerd?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g Vrijspraak Ontslag van alle rechtsvervolg<strong>in</strong>g N.v.t.<br />
7 2 0 0<br />
10 0 0 0<br />
14 1 0 2<br />
_________________________________________________________________<br />
31 3 0 2<br />
91% 9% 0%<br />
125
Gemotiveerd<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
15 0 2<br />
______________________________<br />
34 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
17. Wordt <strong>de</strong> eis van <strong>de</strong> officier van justitie overgenomen<br />
door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 2 0<br />
4 6 0<br />
10 4 3<br />
______________________________<br />
21 12 3<br />
64% 36%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste besliss<strong>in</strong>g te<br />
kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
0 0 9<br />
0 0 10<br />
0 1 16<br />
______________________________<br />
0 1 35<br />
0% 100%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
126
19. Wor<strong>de</strong>n processtukken <strong>voor</strong>gelezen (zowel <strong>in</strong> het requisitoir<br />
als <strong>in</strong> het vonnis)?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
15 0 2<br />
______________________________<br />
34 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen tij<strong>de</strong>ns het<br />
Ottz aan bod is gekomen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
15 0 2<br />
______________________________<br />
34 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
………………………………………………………………………………………………......<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re schijn van<br />
partijdigheid, zowel subjectief als objectief?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
10 0 0<br />
15 0 2<br />
______________________________<br />
34 0 2<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
………………………………………………………………………………………………….<br />
127
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 0 2<br />
10 0 0<br />
12 1 4<br />
______________________________<br />
29 1 6<br />
97% 3%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid van<br />
afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg hiervan?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 0 2<br />
10 0 0<br />
12 1 4<br />
______________________________<br />
29 1 6<br />
97% 3%<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
7 0 2<br />
8 2 0<br />
9 3 5<br />
______________________________<br />
24 5 7<br />
83% 17%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………...<br />
128
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
Ja Nee N.v.t.<br />
9 0 0<br />
8 0 2<br />
10 0 7<br />
______________________________<br />
27 0 9<br />
100% 0%<br />
Opmerk<strong>in</strong>gen<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
Eventuele opvallendhe<strong>de</strong>n (zoals wel / geen mogelijkheid gehad tot <strong>in</strong><strong>ter</strong>ne<br />
openbaarheid)<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
………………………………………………………………………………………………......<br />
…………………………………………………………………………………………………..<br />
129
Bijlage IX<br />
On<strong>de</strong>rzoekstabel totaal<br />
Totaal aantal zitt<strong>in</strong>gen: 36<br />
Vereisten Ja Nee N.v.t.<br />
1. Is er an<strong>de</strong>r publiek aanwezig bij <strong>de</strong> betreffen<strong>de</strong><br />
zaak?<br />
24 / 67% 12 / 33% 0<br />
2. Heeft <strong>de</strong> verdachte rechtsbijstand van een<br />
raadsman?<br />
4 / 11% 32 / 89% 0<br />
Nietigheid dagvaard<strong>in</strong>g 1 / 3%<br />
Aanhoud<strong>in</strong>g zaak 1 / 3%<br />
3. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> <strong>de</strong> verdachte vermaand goed op<br />
te letten?<br />
19 / 58% 14 / 42% 3<br />
4. Wordt <strong>de</strong> cautie verleend aan <strong>de</strong> verdachte? 31 / 94% 2 / 6% 3<br />
5. Wordt <strong>de</strong> verdachte dui<strong>de</strong>lijk gemaakt wat hem<br />
ten laste is gelegd?<br />
34 / 100% 0 / 0% 2<br />
6. Bekent <strong>de</strong> verdachte? 23 / 70% 10 / 30% 3<br />
7. Wordt <strong>de</strong> verdachte uitgenodigd om een<br />
toelicht<strong>in</strong>g te geven m.b.t. hetgeen hem ten laste<br />
is gelegd?<br />
33 / 100% 0 / 0% 3<br />
Zo ja, mag hij ook daadwerkelijk helemaal<br />
uitspreken?<br />
33 / 100%<br />
8. Overleggen <strong>de</strong> officier van justitie en <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong><br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
3 / 9% 31 / 91% 2<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
Dag 3: 3<br />
zaken<br />
9. Overleggen <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> en <strong>de</strong> verdachte tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong><br />
zaak over procesrechtelijke zaken?<br />
0 / 0% 33 / 100% 3<br />
Zo ja, hoe vaak en waarover?<br />
10. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> 3 / 9% 31 / 91% 2<br />
officier van justitie?<br />
Dag 1: 2<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
zaken<br />
Dag 3: 1<br />
zaak<br />
11. Wor<strong>de</strong>n er kritische vragen gesteld aan <strong>de</strong> 24 / 73% 9 / 27% 3<br />
verdachte?<br />
Dag 1: 6<br />
Zo ja, hoe vaak?<br />
zaken<br />
Dag 2: 6<br />
zaken<br />
Dag 3: 12<br />
zaken<br />
12. Wordt <strong>de</strong> verdachte respectvol bena<strong>de</strong>rd tij<strong>de</strong>ns<br />
<strong>de</strong> zaak?<br />
32 / 100% 0 / 0% 4<br />
13. Wordt <strong>de</strong> verdachte als onschuldige behan<strong>de</strong>ld<br />
tij<strong>de</strong>ns <strong>de</strong> zaak?<br />
32 / 100% 0 / 0% 4<br />
14. Wordt er geen pressie op <strong>de</strong> verdachte<br />
uitgeoefend?<br />
32 / 100% 0 / 0% 4<br />
15. Krijgt <strong>de</strong> verdachte het laatste woord? 32 / 97% 1 / 3% 3<br />
130
16. Wat is <strong>de</strong> <strong>in</strong>houd van het vonnis?<br />
Veroor<strong>de</strong>l<strong>in</strong>g 31 / 91%<br />
Vrijspraak 3 / 9%<br />
OVAR 0 / 0%<br />
N.v.t. 2<br />
Wordt het vonnis gemotiveerd?<br />
17. Wordt <strong>de</strong> eis van officier van justitie<br />
overgenomen door <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong>?<br />
18. Indien er onvoldoen<strong>de</strong> ma<strong>ter</strong>iaal is om een juiste<br />
besliss<strong>in</strong>g te kunnen nemen, wordt er dan na<strong>de</strong>r<br />
<strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> gedaan?<br />
19. Wor<strong>de</strong>n er processtukken <strong>voor</strong>gelezen?<br />
20. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> beslist op grond van hetgeen<br />
tij<strong>de</strong>ns het <strong>on<strong>de</strong>rzoek</strong> <strong>ter</strong> <strong>ter</strong>echtzitt<strong>in</strong>g aan bod<br />
is gekomen?<br />
21. Heeft <strong>de</strong> rech<strong>ter</strong> zich onthou<strong>de</strong>n van ie<strong>de</strong>re<br />
schijn van partijdigheid, zowel subjectief als<br />
objectief?<br />
22. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
om hoger beroep <strong>in</strong> te stellen?<br />
23. Wordt <strong>de</strong> verdachte gewezen op <strong>de</strong> mogelijkheid<br />
van afstand van rechtsmid<strong>de</strong>l en het gevolg<br />
hiervan?<br />
Wat is zijn antwoord?<br />
24. Neemt <strong>de</strong> officier van justitie afstand van<br />
rechtsmid<strong>de</strong>l?<br />
34 / 100%<br />
0 / 0%<br />
21 / 64% 12 / 36% 3<br />
0 / 0% 1 / 100% 35<br />
34 / 100% 0 / 0% 2<br />
34 / 100% 0 / 0% 2<br />
34 / 100% 0 / 0% 2<br />
29 / 97% 1 / 3% 6<br />
29 / 97%<br />
1 / 3%<br />
24 / 83% 5 / 17%<br />
27 / 100% 0 / 0% 9<br />
2<br />
6<br />
131