MICROLA BBBLAD - Laboratorium Microbiologie
MICROLA BBBLAD - Laboratorium Microbiologie
MICROLA BBBLAD - Laboratorium Microbiologie
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
INFORMATIEBULLETIN VAN HET LABORATORIUM MICROBIOLOGIE TWENTE ACHTERHOEK<br />
Micro Lab Blad is een uitgave van:<br />
Redactie:<br />
S.D. Meijer<br />
E. Roelofsen<br />
Hoera! We hebben een nieuwe collega: Teysir Halaby. Ron Hendrix stelt<br />
hem aan u voor. Wordt de Borreliadiagnostiek binnenkort een makkie?<br />
Lees de filosofische beschouwingen van collega Bart Meyer, de Borreliablues.<br />
Aansluitend hierop vertelt Saskia Kuipers over de aanschaf<br />
van een nieuwe confirmatietest voor de Borreliadiagnostiek en welke<br />
implicaties dat voor u als inzender heeft. Ziekten als gevolg van<br />
immuundeficiënties blijven toch een beetje mysterieuze aandoeningen<br />
voor de meesten van ons. Denken we er wel vaak genoeg aan? Chris ten<br />
Napel geeft ons handige handreikingen. In het verlengde hiervan een<br />
artikel van Ron Hendrix over de detectie van een bijna-altijd-te-laatonderkende<br />
infectie door Aspergillus bij immuungecompromitteerde<br />
patiënten m.b.v. real-time PCR. Verder hebben we wat smeuïge verhalen<br />
over de nieuwe topper LGV, oftewel lymphogranuloma venereum,<br />
van de hand van Barbara Beuvink en Mieke Besselse. Over harde sjankers<br />
en druipers schrijft Saskia Kuipers. Ook de vraag-en-antwoordrubriek<br />
ontbreekt niet, hoewel het aantal vragen erg afneemt.<br />
INHOUDSOPGAVE<br />
Staf op sterkte 120<br />
Diagnostiek Aspergillus-infecties bij<br />
immuungecompromitteerde patiënten 121<br />
Uitbraak lymphogranuloma venereum (LGV) 124<br />
Borreliablues 127<br />
De ziekte van Lyme: Western blot ter ondersteuning<br />
van de diagnose 128<br />
Over harde sjankers en druipers 130<br />
Primaire immuundeficiëntie: kan ook pas op hogere leeftijd<br />
ontdekt worden! 132<br />
Vraag-en-antwoord-rubriek 136<br />
Aantekeningen 137<br />
COLOFON<br />
Vierde jaargang • Nummer 2 • Juni 2004<br />
<strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek<br />
Burgemeester Edo Bergsmalaan 1<br />
7512 AD Enschede<br />
Telefoon: (053) 4313263, Telefax: (053) 4341631<br />
E-mail: info@labmicta.nl<br />
Openingstijden:<br />
ma.t/m vr. 08:00 - 18:00 uur, za. en zo. 10:00 - 11:00 uur
120<br />
STAF OP STERKTE<br />
Binnen het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek zijn er, wat de artsen-microbioloog<br />
betreft, vele personeelswisselingen geweest. Enerzijds door het bereiken van de “VUT-gerechtigde”<br />
leeftijd, een waarschijnlijk snel uitstervend fenomeen, en anderzijds wegens het aanvaarden van een<br />
passender functie elders.<br />
Door deze wisselingen heeft de staf, de afgelopen 13 jaar, slechts één jaar op volle sterkte kunnen<br />
functioneren met als absoluut dieptepunt de jaren 1997-1998 met een bezettingsgraad van 40% (zie<br />
figuur). Gedurende al deze, soms lange jaren is de totale bezettingsgraad 68% geweest. Het spreekt<br />
voor zich dat hierdoor een deel van de taken niet de aandacht kreeg die ze uiteindelijk verdient.<br />
Ondanks deze problemen leverde de visitatie relatief weinig problemen op. Er werd uiteraard ernstige<br />
zorg uitgesproken over de matige bezetting en de daardoor veroorzaakte beperkte aandacht voor een<br />
aantal taakgebieden, maar de kwaliteit van het laboratorium werd steeds als ruim voldoende tot goed<br />
beoordeeld. Het doet ons dan ook zeer veel genoegen onze nieuwe collega: Teysir Halaby in ons<br />
midden te kunnen verwelkomen; eindelijk weer op 100% bezetting.<br />
Teysir is binnen het Academisch Ziekenhuis Maastricht opgeleid tot artsmicrobioloog<br />
en vormt gezien zijn interesses en persoonlijkheid een zeer<br />
welkome versterking van ons team. De komende tijd zal er in onderling<br />
overleg een taakverdeling afgesproken worden.<br />
Toch zijn we er ons inziens nog lang niet. Door de, deels reeds geëffectueerde,<br />
ambities van de ziekenhuizen in de regio wordt er een steeds groter<br />
beroep op de artsen-microbioloog gedaan. Ook door stijgende belangstelling<br />
voor infectieziekten en infectieziektebestrijding zowel van publiek als<br />
overheid zal de druk op ons laboratorium steeds verder toenemen. Het ligt<br />
dan ook voor de hand dat we gaan proberen de formatie artsen-microbioloog uit te breiden. Hopelijk<br />
werken de zorgverzekeraars hieraan mee.<br />
Vooralsnog gaan we verder op de ingeslagen weg en we zijn erg blij dat we in onze nieuwe collega<br />
verdere versterking hebben gevonden.<br />
Namens de medische staf: Ron Hendrix.
DIAGNOSTIEK ASPERGILLUS-INFECTIES BIJ<br />
IMMUUNGECOMPROMITTEERDE PATIENTEN<br />
R ON H ENDRIX<br />
Binnen de huidige geneeskunde komen steeds meer behandelingen beschikbaar voor patiënten met<br />
diverse vormen van kanker. Deze behandelingen worden steeds effectiever in het bestrijden van de<br />
kanker maar hebben tevens een forse<br />
immuunsuppressie tot gevolg waarbij het<br />
immuunsysteem zowel op de korte als op de<br />
langere termijn slechter functioneert. Een aantal<br />
therapieën is zelfs zo intensief dat de patiënt<br />
alleen kan overleven dankzij een autologe of<br />
allogene beenmerg- of perifere stamceltransplantatie.<br />
Een groot deel van deze patiënten<br />
krijgt dan ook een ernstige infectie met bacteriën,<br />
virussen en gisten of schimmels (figuur 1).<br />
Figuur 1, oorzaken koorts bij neutropenie<br />
Gelukkig zijn bacteriële infecties in onze<br />
regio nog goed met antibiotica te bestrijden,<br />
de schimmels waren tot voor kort een verhaal apart. Vooral infecties met Aspergillus fumigatus veroorzaken<br />
ernstige problemen waarbij pulmonale infecties het meest frequent voorkomen (figuur 2).<br />
Deze infecties konden alleen met amphotericine-B behandeld worden, een middel met zeer veel bijwerkingen<br />
waardoor de behandeling vaak moest worden gestaakt, met alle gevolgen van dien.<br />
Recent zijn er diverse nieuwe middelen<br />
beschikbaar gekomen die het zelfs mogelijk<br />
maken een “antischimmel”-beleid te formuleren.<br />
Belangrijkste voordeel van deze middelen<br />
zijn de veel beperktere bijwerkingen waardoor<br />
de therapie nog maar zelden hoeft te worden<br />
afgebroken. Vaak is het zelfs mogelijk met<br />
hetzelfde middel van intraveneuze therapie<br />
over te gaan op orale therapie. Niet alle<br />
middelen zijn echter even effectief tegen alle<br />
Figuur 2, infecties door Aspergillus fumigatus bij gisten en schimmels zoals we dat gewend zijn<br />
fors immuungecompromitteerde patiënten.<br />
van amphotericine-B (figuur 3). Het wordt<br />
daarom steeds belangrijker infecties met Aspergillus binnen deze patiëntengroep eenduidig te kunnen<br />
aantonen; en het is juist deze diagnostiek die uiterst moeizaam is. Op klinische gronden is het vaak<br />
onmogelijk eenduidig een infectie met Aspergillus aannemelijk te maken.<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
121
122<br />
In slechts een enkel geval zal de X-thorax<br />
of de CT een duidelijke “crescent sign”<br />
laten zien, een beeld dat vrijwel bewijzend<br />
is (figuur 4). Meestal zijn er geen<br />
specifieke beelden zichtbaar. Ook de<br />
microbiologie zal met kweektechnieken<br />
zelden een Aspergillus kunnen aantonen.<br />
Dit komt vooral omdat de schimmel invasief<br />
groeit en vrijwel niet sporuleert. Met<br />
serologische technieken lijkt daarentegen<br />
meer succes mogelijk. Wanneer een<br />
Figuur 3, activiteit nieuwe anti-schimmel middelen. Aspergillus groeit komen er celwandbestanddelen<br />
vrij in de circulatie. Deze celwandbestanddelen, galactomannan genaamd, zijn met behulp<br />
van een simpele enzyme-linked-immunosorbend-assay (EIA) goed en relatief snel aantoonbaar. Er<br />
zitten wel enkele forse haken en ogen aan deze techniek. De ervaring leert dat deze techniek vaak<br />
vals-positieve resultaten oplevert indien ze binnen 30 dagen na stamceltransplantatie wordt gebruikt.<br />
Een oplossing hiervoor is een patiënt 2 maal per week met deze techniek te testen en niet te kijken<br />
naar positief of negatief, maar naar de titer die verkregen wordt. Een titerstijging is dan bewijzend<br />
voor een infectie met Aspergillus. Blijft echter dat deze techniek relatief ongevoelig is en pas bij uitgebreide<br />
infectie positief wordt. Omdat tijdens een infectie met Aspergillus in ieder geval galactomannan<br />
in de circulatie aantoonbaar is dringt zich al snel de vraag op of er ook nucleïnezuren van deze<br />
schimmel aantoonbaar zijn. Binnen ons laboratorium zijn we reeds een aantal jaren bezig deze vraag<br />
te onderzoeken.<br />
In eerste instantie hebben we hiervoor een standaard PCR (Polymerase Chain Reaction) gebruikt.<br />
Deze bleek echter te weinig gevoelig, en tevens bleek dat de gehanteerde technieken voor de isolatie<br />
van nucleïnezuren uit patiëntenbloed niet goed te standaardiseren waren.<br />
De isolatie van nucleïnezuren uit patiëntenbloed is inmiddels vergaand gestandaardiseerd en geautomatiseerd.<br />
Voor de detectie van de nucleïnezuren zijn we inmiddels overgestapt op de real-time PCR.<br />
Figuur 4, crescent sign.
Kern van deze techniek is dat er een snelle PCR wordt uitgevoerd die continu tijdens de reactie (in<br />
real-time) op het ontstaan van een positief signaal wordt gevolgd (figuur 5).<br />
Dit signaal is tevens een maat voor het aantal Aspergillus-DNA-moleculen dat in het bloed aanwezig is.<br />
Met behulp van deze technieken blijkt het mogelijk Aspergillus-DNA in het bloed van hematologiepatiënten<br />
met een waarschijnlijke Aspergilluspneumonie aan te tonen. Echter ook in het bloed van<br />
hematologische patiënten die op klinische gronden niet van een Aspergillusinfectie werden verdacht<br />
kon Aspergillus-DNA worden aangetoond!<br />
De waarde van deze technieken zal de komende periode, in nauwe samenwerking met de hematologen<br />
verder worden geanalyseerd. De hoop is dat we nu een snelle en vooral adequate test in handen<br />
hebben waarmee in een vroeg stadium een Aspergillusinfectie kan worden aangetoond.<br />
Figuur 5, werking real-time PCR.<br />
Binnen de real-time PCR binden de gebruikte primersets specifiek aan Aspergillus-DNA en synthetiseren<br />
een nieuw stuk DNA. Nieuw in deze techniek is het gelijktijdige gebruik van een stukje DNA<br />
(een probe) die ook specifiek bindt aan Aspergillus-DNA. Deze probe bevat 2 bijzondere moleculen:<br />
een reporter (R) die licht kan uitstralen en een quencher (Q) die deze lichtemissie juist tegengaat.<br />
Deze quencher werkt echter alleen maar wanneer hij heel dicht bij de reporter zit. Wordt er echter<br />
Aspergillus-DNA in een bloedmonster aangetroffen dan zal de reporter los komen van de quencher<br />
en, onder aanstraling, licht gaan uitstralen. Deze hoeveelheid licht is een maat voor de hoeveelheid<br />
Aspergillus-DNA in het bloedmonster. Sterker nog, het aantal moleculen Aspergillus-DNA kan hieruit<br />
berekend worden.<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
123
124<br />
UITBRAAK LYMPHOGRANULOMA VENEREUM<br />
B ARBARA B EUVINK, MIEKE B ESSELSE<br />
Onlangs werd melding gemaakt van een uitbraak van de seksueel overdraagbare aandoening lymphogranuloma<br />
venereum (LGV). De eerste gevallen van proctitis werden gediagnosticeerd onder mannen<br />
met homoseksuele contacten in de Regio Rotterdam. Inmiddels zijn ook meldingen binnengekomen<br />
uit Amsterdam, Twente, Den Bosch en Antwerpen. LGV wordt veroorzaakt door Chlamydia trachomatis<br />
serovar L1, L2 en L3 en komt in Nederland vrijwel alleen voor als importziekte uit tropische<br />
gebieden.<br />
Klinisch beeld<br />
Mannen hebben vaker klachten dan vrouwen. Bij een LGV-infectie kan men twee stadia<br />
onderscheiden:<br />
• Vroeg stadium: na 3-12 dagen ontstaat op de plaats van de besmetting een kleine, pijnloze<br />
papel, blaasje of scheurtje. Deze laesies genezen spontaan.<br />
• Laat stadium: na 10-30 dagen in sommige gevallen 4-6 maanden. Afhankelijk van locatie van<br />
besmetting treedt ontsteking van lymfeklieren op.<br />
Deze eenzijdig pijnlijk gezwollen lymfeklieren (bubo’s), kunnen ulcereren. Rectale besmetting (bij<br />
onbeschermd receptief contact) kan leiden tot proctitis/proctocolitis, waarbij klachten van jeuk met<br />
slijmerige en/of bloederige afscheiding van de anus optreden. Ook kunnen koorts, pijn, krampachtige<br />
aandrang en malaise voorkomen. Langdurige infectie kan leiden tot ontstaan van abcessen, fistels,<br />
vernauwingen en stricturen. Bij de patiënten in Nederland werden ulceratieve proctitis met purulente<br />
afscheiding en obstipatie waargenomen, zonder bubo’s. Het merendeel van de mannen is HIV-positief.<br />
Transmissie van HIV en andere SOA wordt via de ulcererende laesies vergemakkelijkt. Verder<br />
blijkt een aanzienlijk deel van de betrokken personen een infectie met het Hepatitis C-virus te hebben<br />
opgelopen.<br />
Besmettingsweg<br />
Besmetting vindt plaats via seksueel contact (genitaal-oraal, genito-genitaal, genitaal-anaal). Het<br />
meest besmettelijk zijn primaire laesies, urethritis, cervicitis, proctocolitis en ulcera. Geïnfecteerde<br />
personen zonder klachten kunnen de ziekte ook overdragen. De besmettelijke periode is niet echt<br />
bekend.<br />
Diagnostiek<br />
De diagnose lymphogranuloma venereum (LGV) wordt gesteld aan de hand van het klinische beeld<br />
en door het vinden van een positieve PCR op Chlamydia trachomatis.
Voor de PCR is nodig:<br />
Ongewassen ochtendurine in een container zonder conservans en/of een uitstrijkje uit urethra,<br />
anus, bij oraal contact uit keel, bij oogklachten uit conjunctiva. Hiervoor zijn speciale transportmedia<br />
te verkrijgen bij het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek.<br />
Bij LGV-procitis is aanvullende diagnostiek nodig:<br />
Serologie: éénpunts- of tweepunts-serologie uit 5 ml stolbloed voor het detecteren van lgG antistoffen<br />
tegen C. trachomatis.<br />
Er dient altijd proctoscopie te worden verricht voor materiaalafname uit de ulcerabodem.<br />
Dit materiaal wordt opgestuurd naar de afdeling virologie van het Erasmus MC te Rotterdam. Hierop<br />
wordt een genotypering uitgevoerd d.m.v. een serovar-specifieke PCR. In overleg met de dienstdoende<br />
arts-microbioloog kan eveneens een kweek worden ingezet.<br />
Behandeling lymphogranuloma venereum<br />
• 1ekeus is doxycycline 2x dd 100 mg gedurende 21 dagen.<br />
• 2ekeus is erytromycine 3x dd 500 mg gedurende 21 dagen.<br />
• 1 week na voltooien antibioticakuur (in overleg met arts-microbioloog PCR herhalen) en na 6 en<br />
12 maanden serologie herhalen om het effect van de therapie te voldoen. Bij blijvende klachten<br />
verwijzen naar gastro-enteroloog (ook bij negatieve PCR).<br />
Let wel: de gebruikelijke therapie van een ongecompliceerde Chlamydia trachomatis infectie met een<br />
eenmalige dosis azitromycine of 1 week lang doxycycline is hierbij niet afdoende.<br />
Partnerwaarschuwing<br />
Bij nieuwe gevallen van LGV is een gestructureerde anamnese en partnerinventarisatie van groot<br />
belang. Het is wenselijk om partners met wie de geïnfecteerde seksuele contacten had in de zes<br />
maanden voorafgaande aan de diagnose, te waarschuwen. Partnerwaarschuwing kan worden uitgevoerd<br />
door de sociaal verpleegkundige van de GGD.<br />
In de Regio Twente hebben zich drie LGV-gevallen voorgedaan, twee bevestigd en één mogelijk,<br />
allemaal onder mannen met homoseksuele contacten. De GGD verzoekt u alle LGV-verdachte gevallen<br />
te melden, om te kunnen zorgdragen voor bron- en contactopsporing en om aangifte te doen bij<br />
het RIVM. U kunt contact opnemen met Barbara Beuvink, arts Infectieziekten en Mieke Besselse<br />
teamleider Soa GGD Regio Twente Tel: 053-487 68 68.<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
125
126<br />
1<br />
2<br />
3<br />
met dank aan Henry J.C. de Vries<br />
dermatoloog AMC<br />
Inguinaal syndroom vroeg stadium<br />
• Primair LGV-affect<br />
• Snel genezend (< 7dgn)<br />
• Papel, vesikel, ulcus<br />
Inguinaal syndroom vroeg stadium<br />
• Bubo<br />
• Groove sign<br />
Anorectaal syndroom vroeg stadium<br />
• Proctitis<br />
• afscheiding, pijn, tenismus, pruritus,<br />
obstipatie
BORRELIABLUES<br />
E EN BRIEF VAN DE ENE MICROBIOLOOG (BART M EYER) AAN DE ANDERE (EVELINE R OELOFSEN) IN EEN POGING OM TOT EENDUIDIGE<br />
INTERPRETATIE- UITSPRAAK TE KOMEN.<br />
Eveline,<br />
Meestal gaat het zo: ons lab krijgt patiëntenmateriaal toegestuurd met de vraag om een diagnostische<br />
uitspraak. Wij doen iets technisch met dat materiaal, zodat we die uitspraak ook inderdaad kunnen<br />
doen en iedereen is blij.<br />
Bij de tekenbeetziekte borreliose ligt het wat moeilijker. We krijgen materiaal voor Borreliaserologie<br />
en die doen we ook. Maar we weten dat goede Borreliaserologie niet bestaat. Je kunt kiezen tussen<br />
aspecifiek (de ELISA die als screening wordt gebruikt) en ongevoelig (de blot voor de bevestiging),<br />
maar een gevoelige en specifieke test voor antistoffen tegen Borrelia bestaat niet, laat staan een<br />
serologische test voor de ziekte zelf.<br />
Dat wringt: we zijn allemaal dit vak ingestapt met de droom om technische dingen te doen die tot<br />
diagnoses leiden en die droom willen we graag heel houden. We willen er wat mee, met die Borrelia.<br />
De eerste weg die zich aandient is de ietwat oneervolle weg van de verschrikkelijke vereenvoudiging.<br />
Omdat we opzien tegen de werkbelasting (zeggen we) en de onzekerheid (in ons hart) schroeven we<br />
de grenswaarde van de ELISA zo ver op dat bijna alles wat nu nog positief is door de blot wordt<br />
bevestigd. We weten zeker dat we op die manier patiënten zullen missen, maar dat nemen we omwille<br />
van de praktische haalbaarheid voor lief.<br />
Het lijkt eerlijker om door te ploeteren met de beschikbare middelen en van geval tot geval op basis<br />
van beschikbare klinische en laboratoriumgegevens zo goed mogelijk tot een uitspraak te komen,<br />
maar ook deze strategie is niet zonder problemen. Zo goed mogelijk is in de praktijk nog steeds vaak<br />
niet zo best en dat willen we niet waar hebben. De theorie biedt uitkomst: talloos zijn de prachtige<br />
termen en begrippen. Kilodalton, reactiematrix, T-helper-2-cellen en als klap op de vuurpijl polyclonale<br />
B-celstimulatie. Als we onze teksten daarmee optuigen lijkt het tenminste nog wat.<br />
Zo overtuigen we misschien nog iemand van onze deskundigheid.<br />
De Britse psychiater Anthony Storr schrijft in zijn boek over goeroes, dat heel toepasselijk Lemen<br />
Voeten heet, hoe de beroemde Gurdjieff pas goeroe werd na een succesvolle carrière als oplichter.<br />
Op een bepaald niveau, schrijft hij, moet een oplichter, en een goeroe helemaal, in zijn eigen verhalen<br />
geloven om succes te hebben. Zo worden de grenzen tussen gewone mensen, oplichters, goeroes en<br />
gekken onplezierig vaag.<br />
De microbioloog die graag in zichzelf wil geloven en zich dan styleert tot deskundige op het gebied<br />
van Borreliaserologie, tot borreliater, stapt in hetzelfde schuitje.<br />
Groeten, Bart<br />
Bart Meyer, arts-microbioloog werkzaam bij het streeklaboratorium Groningen, weet hééél veel van<br />
serologie in het algemeen en van borreliaserologie in het bijzonder en adviseert ons (samen met<br />
andere bollebozen zoals Joop Schellekens van het RIVM) om de recomblot van Mikrogen aan te<br />
schaffen. Een western blot voor de bevestiging van onze initiële screening op IgG en IgM m.b.v. een<br />
enzym immuno assay (EIA) van ITK diagnostics bv. In het volgende artikel vertelt Saskia Kuipers er<br />
u alles over.<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
127
128<br />
DE ZIEKTE VAN LYME: WESTERN BLOT TER ONDERSTEU-<br />
NING VAN DE DIAGNOSE<br />
S ASKIA K UIPERS<br />
In Europa wordt de ziekte van Lyme veroorzaakt door Borrelia burgdorferi sensu stricto, B. afzelii<br />
en/of B. garinii. Deze multi-orgaanziekte houdt veel mensen in Nederland bezig, zoals huisartsen en<br />
specialisten van verschillende disciplines, internisten, kinderartsen, reumatologen en neurologen. De<br />
klinische presentatie van Lymeborreliose is onder meer beschreven in het Microlabblad van september<br />
2002 door dr. Joop Schellekens. De arts-microbioloog wordt veel geconsulteerd over de ziekte<br />
van Lyme, en dan vooral over de serologische en eventuele moleculair-microbiologische diagnosestelling.<br />
Serologische diagnostiek van Lymeborreliose wordt bemoeilijkt door het geregeld voorkomen<br />
van fout-positieve en fout-negatieve uitslagen bij ELISA-testen. De IgM-productie komt pas na<br />
drie tot vier weken op gang en IgG kan pas na vier tot zes weken worden teruggevonden (bij een<br />
patiënt die geen antibiotica heeft gebruikt). Bij een duidelijke erythema migrans (EM) ligt de diagnose<br />
voor de hand en kan gerichte behandeling worden gestart. Bij EM is serologie weinig zinvol vanwege<br />
de grote kans op vals-negativiteit. Bij patiënten zonder erythema migrans maar mèt positieve<br />
borrelia IgM antistoffen en (nog) zonder IgG antistoffen zouden cytomegalovirusinfecties en<br />
Epstein-Barr virus (EBV) infecties moeten worden uitgesloten.<br />
Bij andere stadia van Lymeborreliose is serologie zinvol. Bij Lymecarditis, -arthritis en -acrodermatitis<br />
chronica atrophicans (ACA) worden meestal hoge IgG antilichaamspiegels gemeten. Bij neuroborreliose<br />
is ELISA diagnostiek van liquor, in combinatie met ELISA van serum van dezelfde dag, naast<br />
pleicytose in de liquor veelal voldoende om de diagnose rond te krijgen. Ook de Westernblot of<br />
immunoblot, die als een aanvullend diagnosticum wordt gebruikt, levert interpretatieproblemen op<br />
omdat de uitkomst geen onderscheid maakt tussen een actieve of een doorgemaakte borreliose, noch<br />
tussen een werkelijk positief of een vals-positief testresultaat. Een negatieve blot sluit in beide gevallen<br />
de diagnose niet uit, ongeacht of deze nu bestaat uit recombinant-gemaakte antigenen of uit<br />
gezuiverde natieve antigenen.<br />
De EUCALB (European Union Concerted Action on Lyme Borreliosis) heeft in 2000 een studie<br />
gepubliceerd met redelijk hanteerbare criteria voor interpretatie van een borrelia immunoblot.<br />
Alhoewel men in Europa tot de conclusie is gekomen dat het irreëel is om de criteria voor immunoblot<br />
op dit moment te standaardiseren, is het wel duidelijk geworden dat acht verschillende bandjes<br />
kunnen worden gebruikt om een diagnose te ondersteunen. Voor de liefhebbers: dit zijn IgG bandjes<br />
bij p83/100, p58, p41 (flagelline), p39 (Borrelial membrane protein A), OspC, p17, en IgM bandjes<br />
bij p41, en OspC.<br />
Bij het doormaken van Lymeborreliose treft men als eerste IgM antistoffen aan tegen flagelline en<br />
OspC (MW 22); in het tweede stadium detecteert men meestal antistoffen tegen p39 en p58, en in het<br />
derde stadium tegen uiteenlopende eiwitten zoals p83/100, p58, p43, p39, p30, p21, p14 en Osp17.<br />
Het RIVM in Bilthoven heeft – onder leiding van collega Schellekens - de afgelopen jaren voor veel<br />
laboratoria (lysaat) immunoblots verricht op serum van die patiënten bij wie ELISA onvoldoende<br />
informatie gaf om tot een juiste diagnose te komen. Binnenkort zal het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong><br />
Twente Achterhoek een immunoblot voor Lyme gaan gebruiken welke gebruikmaakt van recombi-
nant antigenen (zie plaatje). De gevoeligheid van deze blot is - bij gebruikmaking van een IgM en<br />
IgG combinatie - 96% bij neuroborreliose en 100% bij arthritis en acrodermatitis. De specificiteit is<br />
97-98% zoals gemeten in een groep van 200 Duitse bloeddonoren. Deze borreliaimmunoblot zal<br />
worden verricht op verzoek van de aanvrager of in het geval van duidelijk omschreven klinische<br />
gegevens.<br />
Concluderend kan men zeggen dat Lymeserologie niet eenvoudig is. Anamnese, symptomen, lichamelijke<br />
bevindingen zijn beslissende factoren in de diagnose en voor de microbiologische evaluatie.<br />
Hoe minder specifiek de symptomen, hoe lager de a priori kans op Lymeborreliose en hoe lager ook<br />
de voorspellende waarde van serologie. De kwaliteit van de interpretatie wordt verhoogd als de aanvragend<br />
arts ook de klinische bevindingen vermeldt.<br />
Het verdient dan ook aanbeveling te overleggen met de arts-microbioloog over die patiënten met een<br />
sterke verdenking op Lyme. Dat bescheidenheid en een groot kritisch vermogen ons bij deze problematiek<br />
niet misstaat, wordt, op filosofische wijze, beschreven in het voorgaande artikel door artsmicrobioloog<br />
Bart Meyer.<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
129
130<br />
OVER HARDE SJANKERS EN DRUIPERS<br />
S ASKIA K UIPERS<br />
Syphilis of lues is een systeemziekte die nog steeds de naam heeft de ‘grote imitator’ te zijn omdat<br />
de symptomatologie van deze ziekte zeer veelzijdig is. De ziekte wordt vaak genitaal verkregen,<br />
maar transmissie kan ook plaatsvinden tijdens de zwangerschap.<br />
Syphilis wordt veroorzaakt door de kurkentrekkerachtige bacterie<br />
Treponema pallidum (zie foto).<br />
Er zijn meer treponematosen dan de in Nederland bekende syphilis,<br />
en deze worden in de kinderjaren opgelopen door huid-huid contacten.<br />
Zo komt in de droge, hete woestijngebieden van Afrika,<br />
Midden-Oosten en Azië de endemische syphilis of bejel voor; in West- en Centraal Afrika, ZO-Azië<br />
(Indonesië), Peru, Colombia en Suriname ziet men framboesia, bouba of yaws, met framboosachtige,<br />
geelrode papels; in zuidelijk Mexico en de oerwoudgebieden rond de Amazone komt pinta voor of<br />
azul (Spaans voor blauw, de kleur van de secundiare lesies).<br />
De primaire - serologische – diagnostische screeningstest blijft de TPHA of TPPA, respectievelijk<br />
Treponema pallidum hemagglutinatie assay dan wel T. pallidum partikel agglutinatie assay. De primaire<br />
confirmatietest is de FTA-absorptietest, en de titer van de VDRL-test wordt gebruikt als parameter<br />
voor de serologische respons op therapie. Het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek<br />
verricht alle bovenstaande testen. De TPPA wordt gemiddeld binnen 6 weken na de besmetting positief<br />
(variatie: 21-84 dagen) en blijft levenslang aantoonbaar. Vals-positieve TPHA komen voor, bijvoorbeeld<br />
bij autoimmuunziekten of heroinegebruik, en een IgG-immunoblot kan duidelijkheid<br />
geven. Mensen die eerder in contact zijn geweest met de endemische treponematosen hebben ook<br />
positieve luesserologie, en er betaat geen serologische test die onderscheid kan maken tussen de verschillende<br />
ziekten. De 19S-IgM-FTA-ABS is de test van keuze bij screening op congenitale lues.<br />
Congenitale syphilis komt in Nederland zelden voor, maar kosten-baten analyse toont aan dat secundaire<br />
preventie door landelijke screening van zwangere vrouwen in het eerste trimester van de zwangerschap<br />
de moeite waard blijft.<br />
Bij onbegrepen neurologische aandoeningen, dementie en herseninfarct op relatief jonge leeftijd moet<br />
men zeker denken aan syphilis. Onderstaand schema laat het beloop zien van onbehandelde syphilis<br />
(naar Thompson et al.)
Ook bij thoracale aneurysmata en infectieuze abdominale aneurysmata moet syphilis worden uitgesloten.<br />
Er wordt aanbevolen op deze ziekte te testen bij (sexueel) risicogedrag, bij partners van geïnfecteerde<br />
personen, en standaard bij bezoekers van SOA-poliklinieken.<br />
De therapie van primaire syphilis (harde sjanker) en secundaire syphilis (vooral huidafwijkingen) is<br />
eenvoudig: een eenmalige intramusculaire toediening van 2,4 ME benzathine benzylpenicilline als de<br />
besmetting in het jaar daarvoor is opgelopen. Bij zwangeren en een luesbesmetting, opgelopen langer<br />
dan een jaar daarvoor, geldt dat de toediening op dag 8 en 15 moet worden herhaald. Neurolsyphilis<br />
reageert goed op een tweeweekse intraveneuze behandeling met benzylpenicilline 0,15 ME/kg/dag<br />
verspreid over 6 doses.<br />
De Gram-negatieve diplokok Neisseria gonorrhoeae is de verwekker van gonorroe ofwel de druiper.<br />
Na besmetting heeft bijna 90% van de mannen klachten van urethritis, epidydimitis of een purulente<br />
proctitis. Bij vrouwen heeft de helft symptomen van cervicitis, urethritis of een PID (pelvic inflammatory<br />
disease). Ook purulente pharyngitis kan een uiting zijn van besmetting met gonokokken.<br />
Indicaties voor het verrichten van laboratoriumonderzoek naar een gonokokkeninfectie zijn zowel<br />
klinische symptomen als risicogedrag, evenals neonatale conjunctivitis of pneumonitis. Kweek van<br />
gonokokken is nog steeds de gouden standaard, en bij een positieve kweek kan ook een gevoeligheidsbepaling<br />
worden gedaan. Het <strong>Laboratorium</strong> <strong>Microbiologie</strong> Twente Achterhoek verricht de<br />
kweek en gevoeligheidsbepaling. De kweek moet zo snel mogelijk ingezet worden, omdat gonokokken<br />
niet altijd een lange transporttijd overleven.<br />
Thompson, S.E., S.A. Larson en A.A. Moreland. Syphilis. Hoofdstuk 1 in Morse, et al, Sexually Transmitted Diseases. J.B. Lippincott. 1990.<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
131
132<br />
PRIMAIRE IMMUUNDEFICIENTIE:<br />
KAN OOK PAS OP HOGERE LEEFTIJD ONTDEKT WORDEN!<br />
C HRIS TEN N APEL SR.<br />
Bij recidiverende en/of abnormaal verlopende infecties danwel bij bijzondere en opportunistische<br />
infecties van volwassenen wordt vaak aan de “moderne” immuundeficiëntieziekte HIV gedacht. Ook<br />
een onderliggende lymforeticulaire maligniteit (maligne lymfoom, ziekte van Kahler) of leukemie als<br />
oorzaak van gestoorde afweer zal vaak worden overwogen. Dergelijke “secundaire” immuundeficiënties<br />
zullen vaak aan de hand van typische klinische verschijnselen of afwijkende laboratoriumuitslagen<br />
tot hun onderliggende ziekte(n) kunnen worden herleid.<br />
Aangeboren stoornissen van de afweer, primaire immuundeficiënties (PID), zijn vaak een aandoening<br />
van de vroege of zeer vroege jeugd maar ze kunnen ook pas op latere leeftijd tot uiting komen c.q.<br />
ontdekt worden. De volgende patiënten zijn daarvan een voorbeeld.<br />
Patiënt A, een 60 jarige man, komt bij de longarts vanwege hoesten en opgeven van groen sputum.<br />
De huisarts had de afgelopen jaren op wisselende tijdstippen in het jaar al eens antibioticakuren<br />
(Augmentin, doxycycline) voorgeschreven in verband met hardnekkig en productief hoesten. Twee<br />
jaar tevoren was hij in de zomer kortdurend opgenomen met een lobaire pneumonie. Er worden bij<br />
deze niet-roker geen longafwijkingen vastgesteld bij röntgen (thorax, sinus) en longfunctie-onderzoek.<br />
Bij laboratoriumonderzoek in een ziektevrije periode zijn CRP en Leuko/diff. normaal, maar<br />
controle van de immuunglobulinegehaltes levert een verlaging van het IgG en IgM op: 5,4 en 0,2 gr/l<br />
resp., bij een normale IgA-spiegel. De patiënt wordt verder onderzocht op andere tekortkomingen in<br />
de afweer. Complementprofiel en verdeling van de lymfocyten in het perifere bloed (T-cel subpopulaties,<br />
Natural Killer-cellen en B-lymfocyten) zijn normaal. Er zijn in het bloed antistoffen tegen<br />
streptococcen, (para)influenza, herpes simplex, varicella en mazelen aantoonbaar. Huidreacties op 7<br />
testantigenen zijn alle negatief, inclusief die op tetanus toxoïd. De diagnose wordt gesteld op: common<br />
variable immuundeficientie (CVID) met voornamelijk een tekort in productie van IgG en IgM<br />
en daarnaast een verminderde cellulaire immuunreactiviteit. De patiënt krijgt gedurende een proefperiode<br />
substitutie met intraveneus imuunglobuline waarbij de dalspiegel van IgG ca 6,0 gr/l wordt en<br />
in het winterseizoen nog slechts sporadisch antibiotische kuren nodig zijn vanwege aangetoonde<br />
bacteriële luchtweginfecties.<br />
Patiënt B, een vrouw van 45 jaar wordt langdurig opgenomen op de afdeling interne geneeskunde<br />
wegens malaise en koorts. Bij uitvoerig onderzoek worden wel tekenen gevonden van “ontsteking”<br />
(verhoogde CRP en leucocytose) en zelfs “infectie” (1 maal bloedkweek positief met een Gram-negatieve<br />
staaf) maar geen bron of lokalisatie van de microbiële ziekteverwekker(s). Na proefbehandelingen<br />
met diverse antibiotica wordt tenslotte empirisch clindamycine voorgeschreven en patiënte wordt<br />
daarna koortsvrij ontslagen. Poliklinisch onderzoek vindt plaats bij de internist n.a.v. haar klachten en<br />
haar medisch verleden. Ze heeft nl. episoden met blaasjesvorming of aphten in de mond en LEachtige<br />
huidafwijkingen.
Er zijn bij oriënterend immuunstatusonderzoek geen afwijkingen humoraal (immuunglobulines, complement)<br />
of cellulair (aantal en verdeling van witte bloedcellen en anamnestische huidtesten op antigenen).<br />
Granulocytenfunctie-onderzoek door een referentielab toont, naast normale chemotaxis en<br />
fagocytose van patiënt granulocyten t.o.v. gezonde donorgranulocyten, een gestoorde intracellulaire<br />
killing van staphylococcen en uitblijven van een “metabolic burst” (O2 consumptie toename) na<br />
digestie van microben. De diagnose is: X-linked vorm van chronische granulomateuze ziekte, een<br />
aangeboren erfelijke stoornis van de natuurlijke afweer m.n. de functie van fagocyterende cellen granulocyten<br />
en monocyten. Een jaar later heeft ze weer koorts, voelt zich ziek en er zijn forse leverfunctieproefstoornissen<br />
ontstaan. Bloedkweken en verder laboratoriumonderzoek zijn negatief. Een<br />
CT-scan van de buik toont een proces met mogelijk holtevorming centraal in de lever.<br />
Leverbiopsiëen tonen ontsteking maar er wordt geen ziekteverwekker geïsoleerd. Patiënte wordt<br />
behandeld met intraveneus breedspectrum antibiotica en antimycotica zonder veel effect op de temperatuur<br />
en de ontstekingsparameters. Vervolgens wordt ook langdurig gamma-interferon SC toegediend<br />
tot niet alleen de koorts is verdwenen maar ook de CRP is genormaliseerd. Bij familie-onderzoek<br />
wordt nog een draagster van het genetisch defect gevonden met lichtere klachten.<br />
Patiënt C is een vrouw van ca 35 jaar met sinds enkele jaren episodes met dysfagie. Verder klaagt zij<br />
over rode schrijnende en soms nattende huidafwijkingen waartegen een crème met een breedspectrum<br />
anti-mycoticum tijdelijk helpt. Bij onderzoek wegens de lastige doorslikbelemmering t.g.v. pijn<br />
achter het borstbeen wordt endoscopie gedaan. Een witbeslagen slokdarm wordt gezien en een candida-infectie<br />
vastgesteld. Bij nauwkeurige inspectie heeft zij ook wel candidaplekjes in de oropharynx.<br />
Het immuunstatusonderzoek toont normale humorale parameters, normale verdeling van de witte<br />
bloedcellen maar de anamnestische huidtesten met microbiële antigenen levert een anergie op voor 6<br />
van de 7 testantigenen waaronder candida albicans en verder alleen een zwakke huidreactie van 2<br />
mm op tetanus-antigeen. Op grond van de kliniek wordt de diagnose gesteld op chronische mucocutane<br />
candidiasis en een onderhoudsbehandeling met fluconasol ingesteld.<br />
Deze patiënten illustreren dat aangeboren gebreken in de immunologische afweer m.a.w. primaire<br />
imuundeficiënties (PID) pas op latere leeftijd “klinisch” tot uiting kunnen komen. PID is gebaseerd<br />
op veelal inmiddels bekende genetische defecten in de bouw/functie van lymfoïde stamcellen, B-of<br />
T-lymfocyten, Natural Killer-cellen, van cellulaire producten als oppervlakte receptoren, immuunglobulines<br />
en signaaleiwitten (cytokines, zoals de interleukinefamilie), en van de functie en aanmaak<br />
van complement-eiwitten en hun receptoren. Soms komt een PID als afwijking pas later tot ontwikkeling<br />
zoals bij CVID, waar een geleidelijke daling van de immuunglobulinespiegels plaatsvindt in<br />
de loop van het leven, waardoor het vermogen om bacteriële infecties te elimineren geleidelijk vermindert<br />
en de infectiegevoeligheid pas op latere leeftijd opvalt. Soms is er een verschil in de mate<br />
waarin het defect zich voordoet (heterogene expressie van de genetische afwijking) binnen een familie<br />
zoals bij patiënt B. M.a.w.: er zijn “erge” en minder ”erge” of vrijwel normaal functionerende<br />
varianten met hetzelfde genetische defect. Ook kan de ontdekking van een afwijking bij een volwassene,<br />
achteraf, een onbegrepen ziekte bij een jonger of een al overleden familielid verklaren1 .<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
133
134<br />
PID-vormen zijn er vele en door de verbeterde moleculair-biologische en genetische diagnostiek worden<br />
nog steeds nieuwe vormen van PID als ”experimenten van de natuur” ontrafelt. Voor een overzicht<br />
zie de verwijzingen 2 en 3. De meest voorkomende afwijking die meestal geen enkele klinische<br />
consequentie heeft is IgA-deficiëntie: de frequentie is ca 1:600 individuen. De meeste problematiek<br />
in de kliniek concentreert zich rond recidiverende (bacteriële, protozoa) infecties van luchtwegen en<br />
darmkanaal ten gevolge van stoornissen in de B-celfunctie, ontwikkeling en diverse combinaties van<br />
immuunglobulinedeficiëntie. PID met stoornissen van de cellulaire immuniteit zijn veel zeldzamer,<br />
hoewel ook bij CVID (zie patiënt A) verminderde cellulaire immuunfuncties kunnen worden gevonden.<br />
Afwijkingen van de humorale immuniteit leiden vaak tot recidiverende bacteriële infecties, van<br />
de cellulaire immuniteit en tot problemen met mycosen (gisten en schimmels), mycobacteriële infecties<br />
en virale m.n. herpesgroepinfecties. Er zijn vele soorten PID2,3 , ze zijn meestal zeldzaam en voor<br />
de analyse is uitvoerige kennis van de bouw en functie van het immuunapparaat, de erfelijkheid van<br />
immuunstoornissen en de interactie met microbiële ziekteverwekkers vereist. Daarom is de diagnostiek<br />
en behandeling het werk van specialisten (kinderartsen, internisten) die zich met infectieziekten<br />
bij immuunstoornissen bezig houden. Voor de medicus practicus, bijvoorbeeld de huisarts, die<br />
mogelijk geconfronteerd wordt met een immuundeficiëntie volgt een aantal praktische handvatten<br />
voor verwijzing naar de internist of internist/infectioloog:<br />
Aantal praktische handvatten voor verwijzing:<br />
Ondervoeding, grote-/multipele orgaandisfuncties (nier-, hart/long, leverinsufficiëntie, gegeneraliseerde<br />
huidziekten, bijv.) en stofwisselings/endocriene ziekten (enteropathiëen, diabetes mellitus, bijnierinsufficiëntie)<br />
die ook tot (cellulaire) immuundysfunctie leiden en hematologische of maligne ziekten<br />
dienen grosso modo uitgesloten te zijn.<br />
1. Persisterende, recidiverende infecties –meestal sinopulmonale- die niet op de gebruikelijke manier<br />
reageren op antibiotische therapie.<br />
2. Met name als er soortgelijke aandoeningen en/of kindersterfte door gecompliceerde infecties in de<br />
naaste familie voorkomen.<br />
3. Recidiverende microbiële –meestal bacteriële- infecties +/- abcesvorming, van luchtwegen, gebit,<br />
huid en darmkanaal kunnen wijzen op een tekort aan immuunglobulineklassen m.n. IgG en/of<br />
IgM, +/- in combinatie met IgA of aan een tekort.<br />
4. Recidiverende bacteriële meningitis; die kan wijzen op een gebrek aan of een gestoorde functie<br />
van complementeiwitten.<br />
5. Recidiverende schimmelinfecties van huid en/of slijmvliezen die kunnen berusten op stoornis van<br />
de cellulaire afweer m.n. de T-lymfocytfunctie.<br />
6 Chronische, recidiverende diepe infecties met koorts die kunnen wijzen op stoornissen van de<br />
fagocytose door granulocyten, monocyten.<br />
7. Recidiverende virale m.n. herpesvirusinfecties.
Vroege diagnose en behandeling zijn bij mogelijke PID van belang voor het voorkomen van recidiverende<br />
infecties en verdere schade.<br />
Het immuunstatusonderzoek is een gefaseerd klinisch onderzoek waarbij in fase 1 het type van de<br />
recidiverende, eventueel opportunistische infectie(s) richtinggevend is. De diagnostiek is eerst en<br />
vooral klinisch: anamnese m.n. nauwkeurige infectie/vaccinatieanamnese, lichamelijk onderzoek, en<br />
vervolgens oriënterend laboratoriumonderzoek. Dit zal deels gaan om componenten van de afweer en<br />
ook ter uitsluiting van onderliggende aandoeningen zoals maligniteit, beenmergziekten en stofwisselingsaandoeningen<br />
met secundaire ID. Belangrijk is ook de opsporing en evaluatie van reeds gedocumenteerde<br />
microbiële infecties in goed overleg tussen internist/infectiedeskundige en de arts-microbioloog.<br />
Verdere onderzoeken van het immuunapparaat zullen richting gegeven worden door de uitkomsten<br />
van de infectie-evaluatie en eventuele afwijkingen in fase 1 van het immuunstatusonderzoek.<br />
Hierbij kan in verdere fasen onderzoek van beenmerg, lymfeklierweefsel, immuunfenotypering<br />
van lymfocyten in perifere bloed, beenmerg en weefsel bv. mucosabiopten (darm, nasofarynx, bronchiaal)<br />
of huid nodig zijn.<br />
Onderzoek van complement en cellulaire functies in vitro, bijzondere (receptor) eiwitten en genetisch<br />
onderzoek wordt i.h.a. uitbesteed aan (landelijke) referentielaboratoria in overleg met de klinische<br />
chemie.<br />
Tot de behandelingsmogelijkheden behoren o.a. gerichte antibiotische (ook antivirale-) therapie en<br />
profylaxe, het geven van IV imuunglobulinesubstitutie en gerichte vaccinatie en infectiepreventieadviezen<br />
naast toediening van immunomodulatoren als gamma-interferon, IL-2.<br />
De meest voorkomende immuundeficiënties bij volwassenen blijven de secundaire vormen, gebonden<br />
aan een onderliggende ziekte. Wereldwijd is ondervoeding en daarop gebaseerde cellulaire ID de<br />
meest voorkomende secundaire ID, helaas deels overlappend met de HIV epidemie.<br />
1 DJ van Spronsen, M.Kerbert-Dreteler, G van der SluijsVeer, C.ten Napel. Common Variable Immunodeficiency in a<br />
Family. NethJMed 1992;40:15-22.<br />
2 Anonymous,WHO Scientific Group. Primary Immunodeficiency Diseases. Clinical and Experimental Immunology 1997;<br />
109, supplement1, 1-28.<br />
3 R.Buckley.Primary Immundeficiency Diseases Due to Defects in Lymphocytes. N Engl J Med 2000; 342:1313-1324.<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
135
136<br />
VRAAG-EN-ANTWOORD-RUBRIEK<br />
Klachten over doppen van de urinecontainers en de absorptievellen.<br />
De laatste maanden werd ons laboratorium vaker aangesproken over de slechte kwaliteit van zowel<br />
de doppen van de urinecontainers (vaak lekkageproblemen) en de absorptievellen (absorptiekorrels<br />
lieten los met als gevolg vervuiling van de blister en omgeving). In een vroegtijdig stadium is dit<br />
doorgegeven aan onze leveranciers, echter pas sinds kort konden deze problemen opgelost worden.<br />
Over de kwaliteit van de nieuwe doppen en de absorptievellen zijn we zeer tevreden en we hopen dat<br />
u als aanvrager dezelfde mening bent toegedaan.<br />
Wij hebben de in onze voorraad zijnde doppen en absorptievellen vervangen, echter het is ondoenlijk<br />
om de nog in omloop zijnde oude doppen en absorptievellen te vervangen. Wij bieden hiervoor, naast<br />
het ongemak dat u en/of uw patiënt hebben gehad, onze welgemeende excuses aan.<br />
Mocht u in de toekomst vaker op- en aanmerkingen hebben bijv. over onze afnamematerialen, aarzel<br />
dan niet om ons hiervan in kennis te stellen. Uw reactie nemen wij graag in ontvangst om onze kwaliteit<br />
te waarborgen en te verbeteren.<br />
Er bereiken ons veel vragen over interpretatie en behandeling van Lymedisease. Bijvoorbeeld: Patiënt<br />
met eenzijdige facialisparese blijkt IgG pos/IgM neg voor Borrelia. Geen verleden met EM en/of<br />
behandeling hiervoor. Alsnog behandelen? Zo ja, als stadium 2 of zelfs als 3?<br />
Voor het beantwoorden van deze vragen maken we o.a. gebruik van de CBO-richtlijn die tot stand is<br />
gekomen door het programma Evidence Based Richtlijn Ontwikkeling (EBRO) van de Orde van<br />
Medisch Specialisten.<br />
Deze richtlijn is te downloaden via www.richtlijnonline.nl (ISBN nummer: 90-76906-89-0).<br />
Hier vindt u als antwoord op de vraag ‘verdenking neuroborreliose’ allereerst een definitie van wat<br />
wordt verstaan onder neuroborreliose. Gevolgd door een stroomdiagram. Perifere facialis parese? In<br />
dit geval ja. Volwassene? Ja. Dubbelzijdige PFP, EM, artritis, radiculopathieen /of koorts? Nee! =><br />
Zoek naar andere oorzaken (Herpes?). Deze richtlijn wordt door ons van harte aanbevolen, het maakt<br />
het leven voor eenieder een stuk eenvoudiger.<br />
Interessant voor kinderartsen en gynaecologen: er is ook een richtlijn varicella (ISBN nummer:<br />
90-76906-76-9).
AANTEKENINGEN<br />
<strong>MICROLA</strong>BBLAD<br />
137