27.09.2013 Views

Aristoteles' Metafysica en Organon - Gjerutten.nl

Aristoteles' Metafysica en Organon - Gjerutten.nl

Aristoteles' Metafysica en Organon - Gjerutten.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Titel: Aristoteles’ <strong>Metafysica</strong> <strong>en</strong> <strong>Organon</strong><br />

Door: G.J.E. Rutt<strong>en</strong>, Amsterdam 8 Maart 2005<br />

Structuur<br />

- Introductie<br />

- Achtergrond<strong>en</strong><br />

- Substantie/Accid<strong>en</strong>t<br />

- Subject/Predikaat<br />

- Categorieën<br />

- G<strong>en</strong>us/Differ<strong>en</strong>tia<br />

- Universalia<br />

- Hylemorfisme<br />

- Pot<strong>en</strong>tie/Actualiteit<br />

- Individuum<br />

- Syllogistiek<br />

Introductie<br />

De metafysica van Aristotes bestudeert het zijnde als zodanig (‘het zijnde als zijnde’). Zij onderzoekt iets alle<strong>en</strong> in<br />

zoverre het is. In ruimere zin d<strong>en</strong>kt de metafysica na over de werkelijkheid zonder meer. Zij richt zich op de laatste<br />

grondslag<strong>en</strong> van de werkelijkheid <strong>en</strong> tracht de werkelijkheid als geheel te doorgrond<strong>en</strong>.<br />

Letterlijk kan metafysica ‘bov<strong>en</strong>’, ‘achter’ of ‘onder’ de fysica betek<strong>en</strong><strong>en</strong>. <strong>Metafysica</strong> kan zo dus ook word<strong>en</strong> opgevat<br />

als de studie van datg<strong>en</strong>e wat uitstijgt bov<strong>en</strong> de zintuiglijk waarneembare natuurverschijnsel<strong>en</strong>, wat erachter ligt of wat<br />

er juist aan t<strong>en</strong> grondslag ligt.<br />

E<strong>en</strong> andere letterlijke vertaling van metafysica is ‘na’ de fysica. Dit is volg<strong>en</strong>s de overlevering de feitelijke herkomst<br />

van het woord. Andronikos ondernam e<strong>en</strong> poging om de geschrift<strong>en</strong> van Aristoteles te ord<strong>en</strong><strong>en</strong>. Toch bleef Andronikos<br />

uiteindelijk zitt<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> flink pak niet-rubriceerbare opstell<strong>en</strong> over allerhande onderwerp<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de overlevering<br />

was de laatste bundel die hij van e<strong>en</strong> pass<strong>en</strong>de titel had voorzi<strong>en</strong> de Fysica. Aangezi<strong>en</strong> het nog rester<strong>en</strong>de pak ge<strong>en</strong><br />

duidelijk onderwerp had waaraan hij e<strong>en</strong> titel kon ontl<strong>en</strong><strong>en</strong>, besloot Andronikos het metafysica te noem<strong>en</strong>, wat zoveel<br />

wil zegg<strong>en</strong> als: de boek<strong>en</strong> die ná de boek<strong>en</strong> over de Fysica kom<strong>en</strong>.<br />

De metafysica vormt e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke grondslag voor alle andere disciplines <strong>en</strong> gaat bij Aristoteles aan h<strong>en</strong><br />

vooraf. Aristoteles spreekt dan ook van de ‘eerste filosofie’. De metafysica, opgevat als zijnsleer of ontologie, zal pas<br />

na Descartes haar ereplaats als ‘eerste filosofie’ moet<strong>en</strong> afstaan aan de k<strong>en</strong>leer (epistemologie).<br />

De geschrift<strong>en</strong> van Aristoteles over logica vorm<strong>en</strong> het begin van de systematische logica in de Westerse wijsbegeerte<br />

<strong>en</strong> zijn gebundeld onder de titel <strong>Organon</strong> (‘werktuig’ of ‘instrum<strong>en</strong>t’). Aristoteles zag logica (hij sprak overig<strong>en</strong>s over<br />

analytica) als e<strong>en</strong> werktuig voor het kunn<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong> van geldige <strong>en</strong> ongeldige red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee als e<strong>en</strong><br />

leerschool voor het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. <strong>Organon</strong> omvat de werk<strong>en</strong> Categoriae, Analytica priora <strong>en</strong> posteriora, Topica <strong>en</strong><br />

Interpretatione. De c<strong>en</strong>trale theorie van de syllogistiek wordt behandeld in de Analytica priora <strong>en</strong> is meer dan 2000 jaar<br />

toonaangev<strong>en</strong>d geweest. Zo werd de syllogistiek gekoesterd in de Middeleeuw<strong>en</strong> als de <strong>en</strong>ige logica <strong>en</strong> beweerde in de<br />

achtti<strong>en</strong>de eeuw Kant in het voorwoord van zijn Kritik der Rein<strong>en</strong> Vernunft (1787) nog dat Aristoteles met zijn<br />

syllogistiek de logica haar definitieve vorm gegev<strong>en</strong> had.<br />

Pas teg<strong>en</strong> het eind van de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw vernietigde Frege met zijn Begriffsschrift (1879) in één klap de dominantie<br />

van de Aristotelische logica. Het duurde echter nog tot in de eerste helft van de twintigste eeuw voordat de syllogistiek<br />

definitief vervang<strong>en</strong> werd door de op het Begriffsschrift gebaseerde formele system<strong>en</strong> van de hed<strong>en</strong>daagse symbolische<br />

logica.<br />

De metafysica <strong>en</strong> logica van Aristoteles zijn nauw met elkaar verwev<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> moeilijk los van elkaar gezi<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. Het <strong>Organon</strong> bevat metafysische elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> op haar beurt bevat de <strong>Metafysica</strong> ook logische aspect<strong>en</strong>.<br />

Vandaar dat <strong>en</strong>kele belangrijke thema’s uit de metafysica <strong>en</strong> logica in hun onderlinge sam<strong>en</strong>hang word<strong>en</strong> behandeld.


Achtergrond<strong>en</strong><br />

Voordat we dieper kunn<strong>en</strong> ingaan op de metafysica <strong>en</strong> logica van Aristoteles is het van belang om eerst e<strong>en</strong> aantal<br />

achtergrond<strong>en</strong> te schets<strong>en</strong>.<br />

Het gros van het Griekse d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, waaronder Aristoteles, ging uit van e<strong>en</strong> wijsgerig realisme. Er bestaat e<strong>en</strong><br />

werkelijkheid die onafhankelijk is van ons d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ging<strong>en</strong> de meeste Griekse d<strong>en</strong>kers, waaronder<br />

Aristoteles ervan uit dat deze, onafhankelijk van ons d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> bestaande, structuur van de werkelijkheid k<strong>en</strong>baar is.<br />

De wereld is k<strong>en</strong>baar omdat de logische (logos-matige) structuur van de wereld overe<strong>en</strong>komt met die van ons d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>.<br />

De wereld is dus e<strong>en</strong> inzichtelijke ord<strong>en</strong>ing die voor het intellect toegankelijk is. De ord<strong>en</strong>ing van de wereld is<br />

derhalve géén product van ons d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> (zoals bij ‘Kant’).<br />

Voor de Griek<strong>en</strong>, waaronder Aristoteles, is k<strong>en</strong>nis (wet<strong>en</strong>schap) hetzelfde als zeker wet<strong>en</strong> (epistêmê). Er wordt<br />

dus vanuit gegaan dat auth<strong>en</strong>tieke, onwrikbare, betrouwbare, zekere k<strong>en</strong>nis over de wereld mogelijk is.<br />

Voor de Griek<strong>en</strong>, waaronder Aristoteles, wordt zekere absoluut betrouwbare k<strong>en</strong>nis gek<strong>en</strong>merd door algeme<strong>en</strong>geldigheid<br />

ofwel universaliteit. Zekere k<strong>en</strong>nis betreft dus k<strong>en</strong>nis van het noodzakelijke, onveranderlijke ofwel<br />

onvergankelijke.<br />

De waarneembare werkelijkheid bestaat echter uit concreet individuele ding<strong>en</strong> die vergankelijk, veranderlijk,<br />

onberek<strong>en</strong>baar, springerig, grillig, ongewis <strong>en</strong> daarmee conting<strong>en</strong>t zijn.<br />

Hierdoor staat het Griekse d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, waaronder Aristoteles, voor e<strong>en</strong> groot dilemma: Hoe zekere k<strong>en</strong>nis op te<br />

bouw<strong>en</strong> over vergankelijke ding<strong>en</strong>? Hoe krijgt m<strong>en</strong> het springerige individuele zijn in z’n greep?<br />

De eerste stap om uit dit dilemma te kom<strong>en</strong> is door ervan uit te gaan dat het wet<strong>en</strong>schaps- <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisideaal zich moet<br />

richt<strong>en</strong> op de wez<strong>en</strong>soorzak<strong>en</strong> van de wereld (<strong>en</strong> niet op de concreet individuele ding<strong>en</strong>). M<strong>en</strong> moet doordring<strong>en</strong> tot<br />

het wez<strong>en</strong> der ding<strong>en</strong>. De k<strong>en</strong>nis van wat dan ook moet gericht staan op het universele wez<strong>en</strong> van de ding<strong>en</strong> Het<br />

universele aspect van ding<strong>en</strong> is van besliss<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>is zodra het om werkelijke k<strong>en</strong>nis gaat. Het wez<strong>en</strong> der ding<strong>en</strong><br />

wordt aangeduidt met wez<strong>en</strong>svorm<strong>en</strong> (Eidos). De wez<strong>en</strong>svorm<strong>en</strong> zijn universeel <strong>en</strong> daardoor k<strong>en</strong>baar. De wez<strong>en</strong>svorm<br />

of wez<strong>en</strong>skern (eidos) van e<strong>en</strong> ding bestempeld het ding als het ware tot wat het is.<br />

Echter, wat is de ontologische status van de wez<strong>en</strong>svorm<strong>en</strong>?<br />

Plato plaatst de wez<strong>en</strong>svorm<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>natuurlijk transced<strong>en</strong>t Ideeënrijk. Immers, hoe kan e<strong>en</strong> universele<br />

wez<strong>en</strong>svorm behor<strong>en</strong> tot de conting<strong>en</strong>te, grillige zintuiglijk waarneembare wereld. De ding<strong>en</strong> zijn dan wat ze zijn<br />

doordat ze deelnem<strong>en</strong> aan (participer<strong>en</strong> in) de onveranderlijke, van iedere vorm van vergankelijkheid <strong>en</strong> conting<strong>en</strong>tie<br />

onttrokk<strong>en</strong> eidos (Idee). Op deze manier heeft Plato e<strong>en</strong> solide fundam<strong>en</strong>t, e<strong>en</strong> vast refer<strong>en</strong>tiepunt gevond<strong>en</strong> voor<br />

zekere k<strong>en</strong>nis over de wereld. Deze k<strong>en</strong>nis do<strong>en</strong> we overig<strong>en</strong>s op door ons de Ideeën te herinner<strong>en</strong> tijd<strong>en</strong>s ons lev<strong>en</strong>.<br />

Deze oplossing van het dilemma is niet de oplossing die Aristoteles voorstaat. Aristoteles erk<strong>en</strong>t natuurlijk ook de rol<br />

van de universele onvergankelijke wez<strong>en</strong>svorm (eidos) als betrouwbaar k<strong>en</strong>theoretisch refer<strong>en</strong>tiepunt. Maar hij verwept<br />

tegelijkertijd de aanname van e<strong>en</strong> transced<strong>en</strong>t zijnsdomein als onmisbaar refer<strong>en</strong>tiepunt voor het zekere wet<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s Aristoteles bestaat de wereld alléén uit concreet-individuele ding<strong>en</strong>. De <strong>en</strong>ige werkelijkheid is de zintuiglijke<br />

werkelijkheid die wij om ons he<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong>. Het wez<strong>en</strong> der ding<strong>en</strong> moet bij hem dus gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de ding<strong>en</strong> zelf<br />

(imman<strong>en</strong>t ipv transced<strong>en</strong>t Eidos). Plato’s bov<strong>en</strong>natuurlijke transced<strong>en</strong>te Wereld (het daadwerkelijke ‘Zijn’ waarvan de<br />

waarneembare wereld slechts e<strong>en</strong> onvolmaakte, onvolkom<strong>en</strong> afspiegeling is) is e<strong>en</strong> overbodige verdubbeling.<br />

Zijn probleem is natuurlijk de vraag hoe je e<strong>en</strong> universeel Eidos kunt d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> in veranderlijke, vergankelijke, aan<br />

conting<strong>en</strong>tie gebond<strong>en</strong> concreet individuele ding<strong>en</strong> (ontologische vraag) <strong>en</strong> hoe je vervolg<strong>en</strong>s überhaupt de vastigheid<br />

van e<strong>en</strong> universeel imman<strong>en</strong>t eidos in het vizier kunt krijg<strong>en</strong>; nu er ge<strong>en</strong> sprake meer is van het schouw<strong>en</strong> (herinner<strong>en</strong>)<br />

van e<strong>en</strong> transced<strong>en</strong>t Eidos (epistemologische vraag)?<br />

We zull<strong>en</strong> nu del<strong>en</strong> uit de <strong>Metafysica</strong> <strong>en</strong> <strong>Organon</strong> gaan besprek<strong>en</strong> om te zi<strong>en</strong> hoe Aristoteles deze uitdaging<strong>en</strong> aangaat.


A. Substantie/Accid<strong>en</strong>t<br />

Aristoteles heeft Plato’s twee-wereld<strong>en</strong>-theorie afgewez<strong>en</strong>. Er bestaat ge<strong>en</strong> andere werkelijkheid dan die waarin wij ons<br />

bevind<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke wij met onze zintuig<strong>en</strong> waarnem<strong>en</strong>. De werkelijkheid omvat e<strong>en</strong> geheel van ousia. E<strong>en</strong> ousia is e<strong>en</strong><br />

zelfstandig zijnde (e<strong>en</strong> op zichzelf bestaand ding of object) <strong>en</strong> wordt traditioneel vertaald als substantie.<br />

De niet ess<strong>en</strong>tiële (bijkom<strong>en</strong>de) eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> substantie word<strong>en</strong> de accid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> of accid<strong>en</strong>tele vorm<strong>en</strong> van de<br />

substantie g<strong>en</strong>oemd. E<strong>en</strong> zware kat is dus e<strong>en</strong> substantie met ‘zwart’ als accid<strong>en</strong>tele vorm. Wanneer één of meerdere<br />

accid<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> substantie wijzig<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> we dat de substantie e<strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële verandering ondergaat. Dit<br />

betek<strong>en</strong>t echter niet dat de substantie verandert in e<strong>en</strong> andersoortige substantie.<br />

B. Subject/Predikaat<br />

Wanneer wij e<strong>en</strong> oordeel uitsprek<strong>en</strong>, is datg<strong>en</strong>e waarover wij sprek<strong>en</strong> het subject <strong>en</strong> datg<strong>en</strong>e wat wij van het subject<br />

zegg<strong>en</strong> het predikaat. Zo is in het oordeel “De mantel is wit” het subject ‘mantel’ <strong>en</strong> het predikaat ‘wit’.<br />

Het subject van e<strong>en</strong> oordeel verwijst naar e<strong>en</strong> substantie. Er zijn twee soort<strong>en</strong> predicat<strong>en</strong>. Accid<strong>en</strong>tïele predikat<strong>en</strong><br />

verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tïele vorm. Substantiële predikat<strong>en</strong> duid<strong>en</strong> de substantie zelf (gev<strong>en</strong> aan wat voor e<strong>en</strong> soort<br />

substantie het is) <strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> substantiële vorm. Zo is ‘wit’ e<strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tïeel predikaat in het oordeel ‘De<br />

mantel is wit’. Het oordeel ‘Socrates is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s’ bestaat daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> uit het subject ‘Socrates’ <strong>en</strong> het substantiële<br />

predikaat ‘m<strong>en</strong>s’. Er wordt gesteld dat ‘m<strong>en</strong>s’ e<strong>en</strong> substantiële vorm is van ‘Socrates’. Indi<strong>en</strong> de substantiële vorm van<br />

e<strong>en</strong> substantie verandert houdt de substantie op te bestaan <strong>en</strong> wordt zij e<strong>en</strong> andere substantie.<br />

E<strong>en</strong> oordeel welke waar of niet waar is wordt door Aristoteles propositie g<strong>en</strong>oemd. Aristoteles stelt dat er sprake is van<br />

waarheid indi<strong>en</strong> het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komt met de werkelijkheid. Dit d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> krijgt de vorm in de propositie <strong>en</strong> is e<strong>en</strong><br />

verbinding van e<strong>en</strong> subject <strong>en</strong> e<strong>en</strong> predikaat. E<strong>en</strong> propositie is dus waar indi<strong>en</strong> de gestelde verbinding tuss<strong>en</strong> subject <strong>en</strong><br />

accid<strong>en</strong>tiële (of substantiële) predikaat bestaat in de wereld als accid<strong>en</strong>tiële (of substantiële) vorm van de betrokk<strong>en</strong><br />

substantie. In het andere geval is de propositie onwaar. Hieruit zi<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> duidelijke parrallelie tuss<strong>en</strong> taal <strong>en</strong> wereld.<br />

E<strong>en</strong> parallellie die bij Aristoteles overig<strong>en</strong>s ook het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> omvat: oordel<strong>en</strong> repres<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> (‘betek<strong>en</strong><strong>en</strong>’) d<strong>en</strong>kinhoud<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kinhoud<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> de buit<strong>en</strong>talige <strong>en</strong> extram<strong>en</strong>tale ding<strong>en</strong> pres<strong>en</strong>t. Taal is zo de vertolker van d<strong>en</strong>kinhoud<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

taaluiting<strong>en</strong> verwijz<strong>en</strong> via het m<strong>en</strong>tale domein naar de extram<strong>en</strong>tale object<strong>en</strong>, die als zodanig onafhankelijk van ons<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> bestaan. Welke filosoof herk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> we hier?<br />

Waarheid is bij Aristoteles dus de overe<strong>en</strong>stemming van wat gedacht <strong>en</strong> gezegd wordt <strong>en</strong> wat in werkelijkheid is<br />

(overe<strong>en</strong>komst tuss<strong>en</strong> intellect <strong>en</strong> ding).<br />

C. Categorieën<br />

Aristoteles onderscheidt neg<strong>en</strong> soort<strong>en</strong> categorië<strong>en</strong> van accid<strong>en</strong>tiële predikat<strong>en</strong>. Met deze neg<strong>en</strong> categorieën zijn alle<br />

mogelijke accid<strong>en</strong>tiële oordeelsvorm<strong>en</strong> waarin m<strong>en</strong> zich uitspreekt over het bestaande vastgelegd. Wel is het van<br />

belang deze categorieën niet al te strikt als predikat<strong>en</strong> op te vatt<strong>en</strong> (talig). Het betreft wel degelijk zijnswijz<strong>en</strong><br />

(manier<strong>en</strong> van zijn). Dit betek<strong>en</strong>t overig<strong>en</strong>s zeker niet dat de categorieën opgevat moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ontologie<br />

in de zin van e<strong>en</strong> strikte indeling van de zijnd<strong>en</strong>!<br />

Kwantiteit (quantitas) Socrates is groot<br />

Kwaliteit (qualitas) Socrates is intellig<strong>en</strong>t<br />

Relatie (relatio) Socrates is ouder dan Plato<br />

Plaats (locus) Socrates woont in Ath<strong>en</strong>e<br />

Tijd (tempus) Socrates leefde tijd<strong>en</strong>s de Griekse Oudheid<br />

Houding (situs) Socrates geeft staand college<br />

Hebb<strong>en</strong> (habitus) Socrates heeft e<strong>en</strong> mantel<br />

Do<strong>en</strong> (actio) Socrates zoekt de wijsheid<br />

Ondergaan (passio) Socrates werd vermoord<br />

Bepaalde process<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> beschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als het wijzing<strong>en</strong> van accid<strong>en</strong>tiële predikat<strong>en</strong>. Beweging betreft<br />

bijvoorbeeld e<strong>en</strong> wijziging in de accid<strong>en</strong>tiële predikaat ‘plaats’. Groei betreft e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van het accid<strong>en</strong>tiële<br />

predikaat ‘kwantiteit’. Het wijziging<strong>en</strong> van één of meerdere van de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde predikat<strong>en</strong> wordt e<strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële


verandering g<strong>en</strong>oemd. Zo is het verander<strong>en</strong> van kleur bijvoorbeeld te begrijp<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> wijziging van het accid<strong>en</strong>tiële<br />

predikaat ‘kwaliteit’. Bij e<strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële verandering verandert de substantie zelf niet in e<strong>en</strong> andersoortige substantie.<br />

Sam<strong>en</strong> met de categorie van de substantiële predikat<strong>en</strong> (Socrates is e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s) onderscheid Aristoteles dus ti<strong>en</strong> soort<strong>en</strong><br />

predikat<strong>en</strong>. Deze kunn<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de volg<strong>en</strong>de hierarchie (boomstructuur):<br />

Merk op dat de categorieën van Aristoteles e<strong>en</strong> classificatie zijn van de predikat<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet van de substanties. E<strong>en</strong><br />

classificatie van de substanties ontstaat door de categorie van de substantiële predikat<strong>en</strong> (Substance) nader op te<br />

splits<strong>en</strong> in verschill<strong>en</strong>de typ<strong>en</strong> substantiële predikat<strong>en</strong>. Dit br<strong>en</strong>gt ons op het onderwerp van de G<strong>en</strong>us/Differ<strong>en</strong>tia.<br />

D. G<strong>en</strong>us/Differ<strong>en</strong>tia<br />

Aristoteles introduceerde het begrip ‘differ<strong>en</strong>tia’ voor de wez<strong>en</strong>lijke, specifiek onderscheid<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die binn<strong>en</strong><br />

één geslacht (g<strong>en</strong>us) verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> (specia) definiër<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> soort (species) kan dus word<strong>en</strong> gespecificeerd door<br />

eerst het geslacht te b<strong>en</strong>oem<strong>en</strong> waartoe de species behoort <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s de differ<strong>en</strong>tia te vermeld<strong>en</strong> die de led<strong>en</strong> van<br />

de species binn<strong>en</strong> het geslacht wel hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> de andere led<strong>en</strong> van het geslacht niet hebb<strong>en</strong>.<br />

Het geslacht (g<strong>en</strong>us) is dus e<strong>en</strong> ruimer begrip dat de soort (species). E<strong>en</strong> g<strong>en</strong>us bestaat uit verschill<strong>en</strong>de species <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

species is dus e<strong>en</strong> groep binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> g<strong>en</strong>us. De differ<strong>en</strong>tia help<strong>en</strong> bij het definiër<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de species binn<strong>en</strong> één<br />

g<strong>en</strong>us.<br />

Herhaald toepass<strong>en</strong> van dit principe leidt bij Aristoteles tot de volg<strong>en</strong>de hierarchische classificatie van alle substantiële<br />

predikat<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee dus van alle substanties.


Alle substanties vall<strong>en</strong> onder het hoogste geslacht (supreme g<strong>en</strong>us) ‘substantie’. Binn<strong>en</strong> dit geslacht zijn er vervolg<strong>en</strong>s<br />

twee verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> (specia) te onderscheid<strong>en</strong>. De eerste soort (species) betreft ‘lichaam’ <strong>en</strong> de tweede betreft<br />

‘geest’. Het k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>de verschil (differ<strong>en</strong>tia) tuss<strong>en</strong> lichaam <strong>en</strong> geest is bij Aristoteles het wel of niet materieël zijn.<br />

Licham<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> op hun beurt e<strong>en</strong> afgeleid geslacht (subordinate g<strong>en</strong>era) welke bestaat uit de specia lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

mineral<strong>en</strong>. De differ<strong>en</strong>tia hier is het wel of niet bezield zijn. De lev<strong>en</strong>d<strong>en</strong> als g<strong>en</strong>us vall<strong>en</strong> op hun beurt uite<strong>en</strong> in de<br />

specia dier<strong>en</strong> <strong>en</strong> plant<strong>en</strong> met als differ<strong>en</strong>tia het wel of niet beschikk<strong>en</strong> over gevoel. De g<strong>en</strong>us dier<strong>en</strong> bestaat uit de<br />

specia m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> dier<strong>en</strong> met als differ<strong>en</strong>tia het wel of niet rationeel zijn. De species m<strong>en</strong>s wordt op haart beurt niet<br />

meer beschouwd als g<strong>en</strong>us. De species m<strong>en</strong>s bestaat uit individu<strong>en</strong> zoals Socrates, Plato, Aristoteles etc.<br />

Uit bov<strong>en</strong>staande figuur blijkt dat iedere species precies één ‘dichtstbijzijnde’ g<strong>en</strong>us k<strong>en</strong>t. Dit wordt ook wel het g<strong>en</strong>us<br />

proximum g<strong>en</strong>oemd van de betrokk<strong>en</strong> species. Zo is het geslacht Dier de g<strong>en</strong>us proximum voor de species M<strong>en</strong>s.<br />

E<strong>en</strong> species wordt met andere woord<strong>en</strong> dus gedefinieerd door haar g<strong>en</strong>us proximum te noem<strong>en</strong> plus het k<strong>en</strong>merk die de<br />

species in kwestie onderscheidt van alle andere species met hetzelfde g<strong>en</strong>us proximum (‘definitio per g<strong>en</strong>us proximum<br />

et differ<strong>en</strong>tiam specificam’).<br />

De classificatie helpt bij het adequaat specificer<strong>en</strong> van substantiële vorm<strong>en</strong>. Zo is e<strong>en</strong> ‘m<strong>en</strong>s’ niets anders dan e<strong>en</strong><br />

‘rationeel dier’ of uiteindelijk dus e<strong>en</strong> ‘rationele gevoelige bezielde materiële substantie’.<br />

Wanneer wij nogmaals naar bov<strong>en</strong>staande figuur kijk<strong>en</strong>, is het wellicht verleidelijk om te veronderstell<strong>en</strong> dat de relatie<br />

tuss<strong>en</strong> individu <strong>en</strong> soort (‘elem<strong>en</strong>t zijn van’) e<strong>en</strong> andere is dan de relatie tuss<strong>en</strong> soort <strong>en</strong> g<strong>en</strong>us (‘deelverzameling zijn<br />

van’). Toch is dit niet de opvatting van Aristoteles. Over bijvoorbeeld de relatie tuss<strong>en</strong> ‘deze m<strong>en</strong>s Socrates’ (individu)<br />

<strong>en</strong> De M<strong>en</strong>s (soort) zegt Aristoteles dat deze precies hetzelfde is als als die tuss<strong>en</strong> De M<strong>en</strong>s (soort) <strong>en</strong> Het Dier (g<strong>en</strong>us).<br />

Deze relatie drukt Aristoteles uit als ‘x is e<strong>en</strong> exemplificatie van y’ of ‘y is e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tie van x’. Zo is Socrates e<strong>en</strong><br />

exemplificatie van De M<strong>en</strong>s <strong>en</strong> is De M<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> exemplificatie van Het Dier. Het Dier is dus e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tie van De M<strong>en</strong>s<br />

<strong>en</strong> De M<strong>en</strong>s is e<strong>en</strong> ess<strong>en</strong>tie van Socrates.<br />

De oplett<strong>en</strong>de lezer ontdekt hier wellicht dat we substantiële predikat<strong>en</strong> (soort<strong>en</strong>, species) zo langzamerheid zijn gaan<br />

opvatt<strong>en</strong> als substanties. Aristoteles noemt h<strong>en</strong> inderdaad secundaire substanties om ze te onderscheid<strong>en</strong> van de<br />

primaire substanties (concreet-individuele ding<strong>en</strong>) zoals ‘deze m<strong>en</strong>s’ of ‘die boom’. Secundaire substanties bestaan<br />

echter niet onafhankelijk van de ding<strong>en</strong>. Zij bestaat uitsluit<strong>en</strong>d in de ding<strong>en</strong>.


E. Universalia<br />

Substantiële predikat<strong>en</strong> (geslacht<strong>en</strong>, soort<strong>en</strong>) verwijz<strong>en</strong> naar wat Aristoteles secundaire substanties noemt.<br />

Het geheel van de substantiële <strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële predikat<strong>en</strong> wordt ook wel aangeduidt als het geheel van de algem<strong>en</strong>e<br />

term<strong>en</strong>, begripp<strong>en</strong> of universalia. Universalia kunn<strong>en</strong> dus zowel geslacht<strong>en</strong> (dier<strong>en</strong>, licham<strong>en</strong>), soort<strong>en</strong> (m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>,<br />

bom<strong>en</strong>) of accid<strong>en</strong>tiële eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> (wit, groot, heet) zijn.<br />

Aristoteles onderk<strong>en</strong>d twee verschill<strong>en</strong>de gradaties van zijn. Het onafhankelijke, op zichzelf bestaande zijn betreft de<br />

individuele primaire substanties (zoals Socrates, e<strong>en</strong> specifieke ste<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> bepaalde boom). De secundaire substanties<br />

bestaan ook, maar uitsluit<strong>en</strong>d als het geheel van de substantiële vorm<strong>en</strong> van de betrokk<strong>en</strong> primaire substanties. Zonder<br />

de primaire substanties zoud<strong>en</strong> zij niet bestaan. De secundaire substanties bestaan dus in de ding<strong>en</strong> (imman<strong>en</strong>tie) <strong>en</strong><br />

niet zoals bij Plato in e<strong>en</strong> onafhankelijk bov<strong>en</strong>natuurlijk rijk der Ideën (transced<strong>en</strong>tie). Hetzelfde geldt voor de<br />

accid<strong>en</strong>tiële vorm<strong>en</strong> die niet onafhankelijk van de betrokk<strong>en</strong> primaire substanties kunn<strong>en</strong> bestaan <strong>en</strong> net zoals de<br />

secundaire substanties imman<strong>en</strong>t in de ding<strong>en</strong> zelf aanwezig zijn.<br />

De universalia (algem<strong>en</strong>e term<strong>en</strong> of begripp<strong>en</strong>) verwijz<strong>en</strong> dus naar <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> die <strong>en</strong>kel bestaan in de ding<strong>en</strong> zelf <strong>en</strong> niet<br />

onafhankelijk van de ding<strong>en</strong>. Bij Aristoteles hebb<strong>en</strong> de <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> waarna de universalia verwijz<strong>en</strong> dus géén zelfstandig<br />

bestaan, de <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> waarna de universalia verwijz<strong>en</strong> bestaan alléén in de concrete ding<strong>en</strong> (primaire substanties). Het<br />

zijn juist de concrete ding<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> hoger (onafhankelijk, op zichzelfstaand) niveau van bestaan toekomt. Als de<br />

concrete ding<strong>en</strong> er niet eerst geweest war<strong>en</strong>, dan war<strong>en</strong> er ook ge<strong>en</strong> universalia.<br />

Merk op dat Aristoteles hiermee géén nominalist is welke beweert dat de universalia niet naar bestaande <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong><br />

verwijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus slechts in de geest bestaan als door de m<strong>en</strong>s bedachte nam<strong>en</strong> (taalconstructies) om concrete object<strong>en</strong><br />

mee te beschrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> classificer<strong>en</strong>.<br />

Bij Plato verwijz<strong>en</strong> de universalia (wit, m<strong>en</strong>s, lichaam, kat, tafel, ...) wel naar onafhankelijke, op zichzelf bestaande<br />

<strong>en</strong>titeit<strong>en</strong>: de Ideeën. De concrete ding<strong>en</strong> (de primaire substanties) zijn zwakke afspiegeling<strong>en</strong> van deze Ideeën (zo is<br />

e<strong>en</strong> individueel paard e<strong>en</strong> tamelijk onvolmaakte concretisering van de abstracte idee 'paard'). De primaire substanties<br />

vorm<strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> zwakke schaduw of onvolkom<strong>en</strong> kopie van het Idee. Hun bestaan is geheel afhankelijk van het Idee<br />

doordat zij alléén kunn<strong>en</strong> bestaan door deel te nem<strong>en</strong> aan (te participer<strong>en</strong> in) het Idee. Dus als de universalia (de<br />

ideeën) er niet eerst geweest war<strong>en</strong>, war<strong>en</strong> er ook ge<strong>en</strong> primaire substanties. Dit betek<strong>en</strong>t dat bij Plato het juist de<br />

concrete ding<strong>en</strong> (primaire substanties) zijn die op e<strong>en</strong> veel lager niveau bestaan dan de <strong>en</strong>titeit<strong>en</strong> waarna de universalia<br />

verwijz<strong>en</strong> (Ideeën).<br />

Het platoonse standpunt kan m<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong> met 'universalia ante res' (de algem<strong>en</strong>e begripp<strong>en</strong> zijn vóór de ding<strong>en</strong>),<br />

het aristotelische als 'universalia in rebus' (de algem<strong>en</strong>e begripp<strong>en</strong> zijn in de ding<strong>en</strong>) <strong>en</strong> het nominalistische als<br />

‘universalia post res’ (de algem<strong>en</strong>e begripp<strong>en</strong> zijn na de ding<strong>en</strong>).<br />

Later is Thomas van Aquino tot de volg<strong>en</strong>de synthese gekom<strong>en</strong>: In God zijn de universalia vóór de ding<strong>en</strong>, in de natuur<br />

zijn ze in de ding<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in onze geest zijn ze na de ding<strong>en</strong>.<br />

F. Hylemorfisme<br />

We hebb<strong>en</strong> reeds gesprok<strong>en</strong> over accid<strong>en</strong>tiële <strong>en</strong> substantiële verandering<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële verandering blijft de<br />

substantie gelijk, maar verander<strong>en</strong> er slechts één of meerdere accid<strong>en</strong>tiële vorm<strong>en</strong> van de substantie. Bij e<strong>en</strong><br />

substantiële verandering houdt de substantie op te bestaan <strong>en</strong> wordt zij e<strong>en</strong> andere substantie.<br />

De vraag is nu hoe e<strong>en</strong> substantiële verandering überhaupt mogelijk is. Di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> substantiële verandering niet<br />

begrep<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> wonderbaarlijke vervanging van de <strong>en</strong>e substantie door de andere? Er kan alléén van e<strong>en</strong><br />

verandering sprake zijn als er iets geme<strong>en</strong>schappelijk is tuss<strong>en</strong> de substantie aan het begin van de verandering <strong>en</strong> de<br />

substantie aan het einde van de verandering.<br />

Dit br<strong>en</strong>gt ons bij de stof-vorm leer (het hylemorfisme) van Aristoteles.<br />

Elk individueel ervaarbaar ding is e<strong>en</strong> combinatie van stof, materie (hylè) <strong>en</strong> vorm (morphè). De vorm heeft géén<br />

onafhankelijk bestaan (zoals bij Plato), maar bestaat <strong>en</strong>kel voor zover hij gerealiseerd is in het concrete ding. Vorm <strong>en</strong>


stof zijn onverbrekelijk met elkaar verbond<strong>en</strong> <strong>en</strong> gaan dus altijd sam<strong>en</strong>. Vorm kan niet bestaan zonder materie <strong>en</strong><br />

materie kan niet bestaan zonder vorm. Alles wat bestaat is gevormde materie, e<strong>en</strong> verbinding tuss<strong>en</strong> vorm <strong>en</strong> materie.<br />

Stof (materie) bezit bij Aristoteles géén <strong>en</strong>kele bepaalde eig<strong>en</strong>schap. Het zijn de vorm<strong>en</strong> die substanties van bepaalde<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> er überhaupt voor zorg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> substantie tot e<strong>en</strong> bepaalde species (soort) behoort. Zo is<br />

zilver ge<strong>en</strong> materie, maar reeds e<strong>en</strong> combinatie van stof <strong>en</strong> vorm. Waar wij van zilver sprek<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> wij reeds indirect<br />

e<strong>en</strong> bepaald<strong>en</strong> vorm voorop. E<strong>en</strong> substantie kan e<strong>en</strong> brok zilver het<strong>en</strong> wanneer stof is gebond<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> bepaalde vorm.<br />

Stof <strong>en</strong> vorm zijn ge<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>zinnelijke zak<strong>en</strong> (transc<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t), maar zijn aanwezig in de bestaande wereld (imman<strong>en</strong>t).<br />

De natuurlijke ding<strong>en</strong> zijn slechts e<strong>en</strong> tijdelijke verbinding tuss<strong>en</strong> vorm <strong>en</strong> materie. Er zijn ook ding<strong>en</strong> waarbij deze<br />

verbinding eeuwig <strong>en</strong> onveranderlijk is. Dit zijn de hemellicham<strong>en</strong>, waarvan ieder e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stel is van e<strong>en</strong> superieure<br />

individuele vorm <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> superieur soort materie, de ether.<br />

E<strong>en</strong> substantie bestaat dus uit stof <strong>en</strong> vorm. E<strong>en</strong> substantiële verandering di<strong>en</strong>t nu begrep<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> als het aannem<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> andere vorm door de stof. Tijd<strong>en</strong>s dit proces blijft de stof (de materie) dus hetzelfde. De materie is derhalve<br />

datg<strong>en</strong>e dat zowel voor als na de substantiële verandering aanwezig is. Als substantie A van soort F verandert in<br />

substantie B van soort G, dan is er <strong>en</strong>e stof die gedur<strong>en</strong>de de hele verandering dezelfde stof is geblev<strong>en</strong> <strong>en</strong> die voor de<br />

verandering F-heid <strong>en</strong> daarna G-heid bezit.<br />

Het is van belang op te merk<strong>en</strong> dat de relatie tuss<strong>en</strong> materie <strong>en</strong> vorm er niet één is van ´hebb<strong>en</strong>´. Wat vorm ‘heeft’ is de<br />

substantie, de sam<strong>en</strong>stelling materie-vorm (de verbinding tuss<strong>en</strong> materie <strong>en</strong> vorm).<br />

Als e<strong>en</strong> substantie e<strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële vorm verliest <strong>en</strong> e<strong>en</strong> andere aanneemt – bijvoorbeeld wanneer e<strong>en</strong> kameleon van<br />

kleur verandert – is er altijd e<strong>en</strong> vorm, de substantiële vorm (‘het kameleonzijn’), die tijd<strong>en</strong>s de verandering behoud<strong>en</strong><br />

blijft (aan de materie gekoppeld blijft). Hierdoor blijft de substantie nog steeds wat zij is, maar zou diezelfde substantie<br />

haar substantiële vorm kwijtrak<strong>en</strong>, dan zou er ge<strong>en</strong> substantiële vorm meer zijn waarmee de materie verbond<strong>en</strong> blijft.<br />

De substantie houdt dan op te bestaan. Toch is er hier niet sprake van e<strong>en</strong> wonderbaarlijke vervanging van de <strong>en</strong>e<br />

substantie door de andere omdat de materie hetzelfde blijft <strong>en</strong> slechts e<strong>en</strong> andere substantiële vorm aangaat.<br />

Zilver kan bij Aristoteles dus in principe verander<strong>en</strong> in goud, tin of ijzer. Aan al deze material<strong>en</strong> ligt immers e<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

dezelfde oermaterie t<strong>en</strong> grondslag, die naar believe de substantiële vorm van zilver, goud, tin of ijzer aanem<strong>en</strong> kan. Zo<br />

stelde Aristoteles bijvoorbeeld ook dat de verschill<strong>en</strong>de elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van Empedocles (aarde, water, vuur, lucht) in elkaar<br />

kunn<strong>en</strong> overgaan. De elem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zijn dus feitelijk substanties van dezelfde stof, maar met verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong>.<br />

Wanneer wij het zilver vervolg<strong>en</strong>s kned<strong>en</strong> tot schaal of bol, zegg<strong>en</strong> we dat de substantie zilver slechts accid<strong>en</strong>tiële<br />

wijziging<strong>en</strong> ondergaat. M<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat de substantie zilver hier de rol van “materie” heeft. Zij blijft<br />

immers tijd<strong>en</strong>s dit accid<strong>en</strong>tiële veranderingsproces (het kned<strong>en</strong> tot schaal of bol) ongewijzigd.<br />

G. Pot<strong>en</strong>tie/Actualiteit<br />

Het begripp<strong>en</strong>paar pot<strong>en</strong>tie/actualiteit hangt nauw sam<strong>en</strong> met paar stof/vorm.<br />

De stof is het meest algem<strong>en</strong>e <strong>en</strong> laatste substraat, waaruit alle ding<strong>en</strong> gevormd zijn <strong>en</strong> dat dus tot hun wording<br />

noodzakelijk is. Zij is ge<strong>en</strong> op zichzelf staand iets <strong>en</strong> daardoor e<strong>en</strong> onvolledige (onbepaalde) werkelijkheid, die echter<br />

in aa<strong>nl</strong>eg is tot voltooiing of bepaling, welke haar door de vorm wordt geschonk<strong>en</strong>. Stof wordt daarom ook wel pot<strong>en</strong>tie<br />

g<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> vorm act. Dit laatste duidt erop dat de vorm aan de stof haar actualiteit, haar wez<strong>en</strong>sbepaling, haar e<strong>en</strong>heid<br />

<strong>en</strong> in zekere zin haar volmaaktheid geeft.<br />

De stof is het onbepaalde, het ononderscheid<strong>en</strong>e, dat de grondslag, de rust<strong>en</strong>de mogelijkheid vormt voor de<br />

verwerkelijking van de vorm. Het resultaat van deze verwerkelijking (actualisering) is het gevormde, stoffelijke <strong>en</strong>kele<br />

ding (de substantie).<br />

Door e<strong>en</strong> specifieke 'vorm' krijgt 'stof' dus gestalte: boom of kikker. Tegelijk is de stof pot<strong>en</strong>tieel iets anders, staat op<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> andere vorm; de boom wordt oud, verschimmelt <strong>en</strong> verrot. De stof neemt dan nieuwe actualisaties aan. De<br />

'stof' waaruit de boom is gemaakt is pot<strong>en</strong>tieel geschikt om over te gaan in andere substanties, onder invloed van andere<br />

'vorm<strong>en</strong>'.


Stof is derhalve pot<strong>en</strong>tieel zijn. E<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieel zijnde is 'op weg' naar zijn actuele vorm, <strong>en</strong> die actuele vorm is het<br />

(actueel) zijn van dit aanvankelijk slechts pot<strong>en</strong>tiële zijnde.<br />

Stof is zo slechts de mogelijkheid (pot<strong>en</strong>tie), de vorm daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> de daadwerkelijke verwerkelijking, de vervulling<br />

van deze mogelijkheid (act).<br />

H. Individuum<br />

Wat individualiseert e<strong>en</strong> substantie? Wat maakt dat e<strong>en</strong> substantie e<strong>en</strong> uniek individueel bestaan toekomt zodat we<br />

kunn<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> dat we het over deze <strong>en</strong>e substantie in de werkelijkheid hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> ons na e<strong>en</strong> nacht slap<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

afvrag<strong>en</strong> waar die <strong>en</strong>e substantie die we gister<strong>en</strong> aanwez<strong>en</strong> zich nu op dit mom<strong>en</strong>t bevindt?<br />

Wat is met andere woord<strong>en</strong> datg<strong>en</strong>e dat e<strong>en</strong> substantie uniek maakt? Anders gezegd, wat maakt dat we het over<br />

individuele onderling te onderscheid<strong>en</strong> substanties hebb<strong>en</strong>, zodat we kunn<strong>en</strong> prat<strong>en</strong> over deze <strong>en</strong> die substantie?<br />

Kan hier überhaupt iets over gezegd word<strong>en</strong>? Moet de notie van het individueel bestaan van e<strong>en</strong> substantie als e<strong>en</strong> niet<br />

reduceerbare primitieve aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>?<br />

Oplossing 1: Het geheel van substantiële <strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële vorm<strong>en</strong> individualiseert (Spinoza).<br />

Oplossing 2: Iedere substantie bezit e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> unieke substantiële vorm die ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele andere substantie heeft.<br />

Oplossing 3: De materie individualiseert. Alléén deze substantie omvat dit specifieke deel van de wereld stof (Aquino).<br />

I. Syllogistiek<br />

Voordat we de stap mak<strong>en</strong> naar syllogistiek is het goed om nog ev<strong>en</strong> stil te staan bij Aristoteles opvatting over de wijze<br />

waarop wij door zintuigelijke ervaring tot k<strong>en</strong>nis over de werkelijkheid kom<strong>en</strong> (epistemologie).<br />

K<strong>en</strong>nis van het individuele (het concrete gegev<strong>en</strong> ding)<br />

Voor Aristoteles is het individuele concrete ding onuitsprekelijk <strong>en</strong> onk<strong>en</strong>baar. Er is ge<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nis mogelijk van<br />

individuele object<strong>en</strong> vanwege het grillige, vergankelijke, veranderlijke <strong>en</strong> conting<strong>en</strong>te karakter ervan.<br />

K<strong>en</strong>nis van het universele (de algem<strong>en</strong>e vorm<strong>en</strong>)<br />

Wel is de m<strong>en</strong>s in staat om via de weg van de zintuigelijke ervaring de substantiële <strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële vorm<strong>en</strong> op het spoor<br />

te kom<strong>en</strong>. Deze zijn immers onveranderlijk, universeel, imman<strong>en</strong>t <strong>en</strong> dus k<strong>en</strong>baar. Zo komt de m<strong>en</strong>s tot de algem<strong>en</strong>e<br />

begripp<strong>en</strong> (de universalia). Dit proces wordt gek<strong>en</strong>merkt door abstractie van de substantiële <strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële vorm<strong>en</strong> uit<br />

de empirisch waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ding<strong>en</strong> (abstractieleer). Door te conceptualiser<strong>en</strong> komt de m<strong>en</strong>s het wez<strong>en</strong> der ding<strong>en</strong><br />

vanuit de ervaringsgegev<strong>en</strong>s op het spoor. De m<strong>en</strong>s b<strong>en</strong>oemt deze ‘aan de stoffelijke ding<strong>en</strong> onttrokk<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong>’<br />

vervolg<strong>en</strong>s door het kiez<strong>en</strong> van geschikte universalia (begripp<strong>en</strong>).<br />

Het algeme<strong>en</strong> geld<strong>en</strong>de (universele) kan m<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> via zintuigelijke ervaring op het spoor kom<strong>en</strong>. Wat e<strong>en</strong> verschil<br />

met Plato die de zintuiglijk waarneembare wereld slechts als e<strong>en</strong> schijnwereld beschouwde die uitsluit<strong>en</strong>d<br />

functioneerde om de ziel zich de ware Ideeën te lat<strong>en</strong> herinner<strong>en</strong>. Voorwerp<strong>en</strong> zijn wat ze zijn bij Plato doordat ze<br />

participer<strong>en</strong>, deelhebb<strong>en</strong> aan de tranced<strong>en</strong>te Ideeën.<br />

We kom<strong>en</strong> het wez<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> ding op het spoor, niet door de geestesblik omhoog te richt<strong>en</strong> <strong>en</strong> de Idee intuïtief te<br />

aanschouw<strong>en</strong>, maar door het wez<strong>en</strong> te abstraher<strong>en</strong> uit het empirisch waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> ding, e<strong>en</strong>voudigweg door al het<br />

bijkomstige weg te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>. Bij Aristoteles komt de m<strong>en</strong>s dus het wez<strong>en</strong> der ding<strong>en</strong> uit ervaringsgegev<strong>en</strong>s op het spoor<br />

zonder de platonische omweg via de Ideeënwereld waarbij het universele <strong>en</strong> het concreet-individuele als twee<br />

domein<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over elkaar word<strong>en</strong> gezet.<br />

Zo bouwt de m<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> systeem van algem<strong>en</strong>e begripp<strong>en</strong> op. Deze begripp<strong>en</strong> zijn universeel <strong>en</strong> onveranderlijk.<br />

Voorbeeld<strong>en</strong> zijn ondermeer de begripp<strong>en</strong> wit, rood, vogel, tafel, boom, glad <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s.<br />

Waarom zou dit proces werk<strong>en</strong>? Waarom zou de m<strong>en</strong>s in staat zijn om uit de empirische waarneming het universele (de<br />

onveranderlijke substantiële <strong>en</strong> accid<strong>en</strong>tiële vorm<strong>en</strong>) te destiller<strong>en</strong>? Dit komt omdat bij Aristoteles de algeme<strong>en</strong>-geldige<br />

wez<strong>en</strong>selem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> niet bestaan dan imman<strong>en</strong>t in de concreta. Die zijnsverbond<strong>en</strong>heid is volg<strong>en</strong>s hem zo strikt dat zelfs<br />

de zintuigelijke ervaring, hoezeer ook wez<strong>en</strong>lijk gericht op het concrete-individuele, niettemin het universele raakt, in


zoverre we bijvoorbeeld niet zomaar de <strong>en</strong>titeit Kajafas waarnem<strong>en</strong>, maar de m<strong>en</strong>s Kajafas, dwz het individu Kajafas<br />

als bezitter van de wez<strong>en</strong>seig<strong>en</strong>schap (substantiële vorm) ‘m<strong>en</strong>s-zijn’.<br />

K<strong>en</strong>nis van algem<strong>en</strong>e verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> de vorm<strong>en</strong><br />

Vervolg<strong>en</strong>s is de m<strong>en</strong>s in staat om langs de weg van inductie tot algem<strong>en</strong>e verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>.<br />

Wanneer wij e<strong>en</strong> groot aantal ker<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zwarte raaf hebb<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> we tot de conclusie kom<strong>en</strong> dat de vorm<br />

‘raaf’ altijd vergezeld wordt van de vorm ‘zwart’. We kunn<strong>en</strong> dan zegg<strong>en</strong>: ‘Alle rav<strong>en</strong> zijn zwart’.<br />

Uiteraard stuit<strong>en</strong> we hier op het inductie probleem. Hoe zekere k<strong>en</strong>nis te verkrijg<strong>en</strong>? Het inductieve proces bij<br />

Aristoteles is niet puur zintuiglijk. In de eindfase (na e<strong>en</strong> eindig aantal empirische waarnem<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> van concrete<br />

individuele object<strong>en</strong> gedaan te hebb<strong>en</strong>) is e<strong>en</strong> intuïtief speculatief momemt besliss<strong>en</strong>d om te kom<strong>en</strong> tot het universele.<br />

Empirie <strong>en</strong> speculatie ligg<strong>en</strong> in elkaars verl<strong>en</strong>gde. Er is sprake van e<strong>en</strong> empirische én speculatieve fase in het<br />

k<strong>en</strong>proces. Het trefzekere speculatieve mom<strong>en</strong>t van de ontdekking wordt voorafgegaan door de daaraan t<strong>en</strong> grondslag<br />

ligg<strong>en</strong>de met conting<strong>en</strong>tie opgezadelde zintuiglijke ervaring<strong>en</strong>. Het verband zelf wordt echter juist niet ervar<strong>en</strong>,<br />

daarvoor is e<strong>en</strong> speculatieve intuïtieve intellectuele act nodig.<br />

Syllogistiek<br />

Na deze voorbereid<strong>en</strong>de opmerking<strong>en</strong> zijn we in staat om de syllogistiek op waarde te schatt<strong>en</strong>. Wanneer de m<strong>en</strong>s de<br />

vorm<strong>en</strong> leert k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> (via zintuiglijke ervaring <strong>en</strong> abstractie) <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s algem<strong>en</strong>e verband<strong>en</strong> tuss<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> (via<br />

zintuiglijke ervaring <strong>en</strong> inductie), ontstaat steeds meer de behoefte om uitgaande van reeds gegev<strong>en</strong> oordel<strong>en</strong> (‘Alle<br />

raf<strong>en</strong> zijn zwart’) via argum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> tot nieuwe oordel<strong>en</strong>. Dit betek<strong>en</strong>t dat geldige red<strong>en</strong>eerregels nodig zijn<br />

die garander<strong>en</strong> dat red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> uit ware oordel<strong>en</strong> alléén kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> tot (nieuwe) ware oordel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> beroep op de<br />

ervaring is hierbij niet nodig. Aristoteles ontwikkelt de syllogistiek als instrum<strong>en</strong>t om dergelijk zuiver logisch correct<br />

red<strong>en</strong>er<strong>en</strong> mogelijk te mak<strong>en</strong>. Hij was de eerste die dit deed. Aristoteles is daarmee de schepper van de formele logica.<br />

De syllogistiek maakt het systeem van Aristoteles feitelijk af. We bezitt<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> ontologie, e<strong>en</strong> k<strong>en</strong>leer <strong>en</strong> e<strong>en</strong> logica<br />

(Aristoteles spreekt over e<strong>en</strong> analytica) die onderling perfect sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> <strong>en</strong> zo gezamelijk één overkoepel<strong>en</strong>d<br />

systeem vorm<strong>en</strong>.<br />

De syllogistiek k<strong>en</strong>t vier soort<strong>en</strong> oordel<strong>en</strong>:<br />

Oordeel Kwantiteit, Kwaliteit Aanduiding<br />

Alle m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn sterfelijk Universeel, Affirmo a-oordeel<br />

Sommige vogels zijn wit Particulier, Affirmo i-oordeel<br />

Ge<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s is e<strong>en</strong> vogel Universeel, Nego e-oordeel<br />

Sommige vogels zijn niet wit Particulier, Nego o-oordeel<br />

De eerste term heet ‘subjectterm’ <strong>en</strong> de tweede term heet ‘predikaatterm’.<br />

De syllogistiek werkt verder met de principes van “id<strong>en</strong>titeit”, “non-contradictie” <strong>en</strong> “uitgeslot<strong>en</strong> derde”:<br />

Alle S zijn S (id<strong>en</strong>titeit)<br />

Ge<strong>en</strong> S is e<strong>en</strong> niet-S (non-contradictie)<br />

Alle niet niet-S zijn S (uitgeslot<strong>en</strong> derde)<br />

Daarnaast geldt het principe van de “exist<strong>en</strong>tiële import”, welke niet als oordeel kan word<strong>en</strong> weergegev<strong>en</strong>: Voor ieder<br />

predikaat P bestaat er e<strong>en</strong> object waarop dit predikaat van toepassing is <strong>en</strong> e<strong>en</strong> object waarop dit predikaat niet van<br />

toepassing is.<br />

E<strong>en</strong> syllogisme (sluitrede) is e<strong>en</strong> red<strong>en</strong>ering met twee premiss<strong>en</strong> <strong>en</strong> één conclusie. Bijvoorbeeld:<br />

Alle dier<strong>en</strong> zijn lev<strong>en</strong>de wez<strong>en</strong>s<br />

Alle zwan<strong>en</strong> zijn dier<strong>en</strong><br />

----------------------------------------<br />

Alle zwan<strong>en</strong> zijn lev<strong>en</strong>de wez<strong>en</strong>s<br />

Hier hoort het volg<strong>en</strong>de schema bij:


Alle M zijn P M(idd<strong>en</strong>) = midd<strong>en</strong>term ; P(redikaat) = majorterm ; S(ubject) = minorterm<br />

Alle S zijn M Eerste oordeel (Alle M zijn P) = majorpremisse<br />

---------------- Tweede oordel (Alle S zijn M) = minorpremisse<br />

Alle S zijn P Derde oordeel (Alle S zijn P) = conclusie<br />

Wanneer we afsprek<strong>en</strong> dat de majorpremisse altijd vóór de minorpremisse komt behoort ieder syllogisme altijd tot<br />

precies één van de volg<strong>en</strong>de vier figur<strong>en</strong>:<br />

M P P M M P P M<br />

S M S M M S M S<br />

----- ----- ----- -----<br />

S P S P S P S P<br />

De modus van e<strong>en</strong> syllogisme wordt bepaald door de kwantiteit <strong>en</strong> kwaliteit van de premiss<strong>en</strong> <strong>en</strong> conclusie.<br />

Figuur <strong>en</strong> modus bepal<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> de vorm van het syllogisme.<br />

Het bov<strong>en</strong>staande voorbeeld syllogisme behoort tot de eerste figuur <strong>en</strong> heeft als modus ‘aaa’. De vorm van het<br />

syllogisme kan derhalve aangegev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als ‘1-aaa’.<br />

Voor ieder figuur zijn er 4 x 4 x 4 = 64 mogelijke modi (waarom?). In totaal bestaan er dus 64 x 4 = 256 syllogistische<br />

vorm<strong>en</strong>. Ieder syllogisme behoort precies tot één van de 256 vorm<strong>en</strong>.<br />

Er blijk<strong>en</strong> van deze 256 syllogistische vorm<strong>en</strong> slechts 24 vorm<strong>en</strong> geldig te zijn. De overige 232 vorm<strong>en</strong> zijn niet geldig.<br />

De conclusie van e<strong>en</strong> syllogisme met e<strong>en</strong> geldige vorm <strong>en</strong> ware premiss<strong>en</strong> is gegarandeerd ook waar. Voor niet geldige<br />

vorm<strong>en</strong> bestaat er t<strong>en</strong>minste één syllogisme van die vorm met ware premiss<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onware conclusie. We noem<strong>en</strong><br />

dergelijke syllogism<strong>en</strong> e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>voorbeeld. Aristoteles bedacht voor ieder van de 232 niet geldige vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>voorbeeld.<br />

Syllogism<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> geldige vorm mog<strong>en</strong> in red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> gebruikt word<strong>en</strong>. Syllogism<strong>en</strong> waarvan de vorm niet geldig<br />

is mog<strong>en</strong> in red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> onder ge<strong>en</strong> beding gebruikt word<strong>en</strong> omdat de waarheid van de conclusie niet gegarandeerd is.<br />

De correctheid van e<strong>en</strong> red<strong>en</strong>ering (syllogisme) hangt dus niet af van de inhoud van de oordel<strong>en</strong> van het syllogisme,<br />

maar hangt daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d af van de vorm (het logische bouwschema) van het syllogisme. Zoals aangegev<strong>en</strong><br />

wordt dit laatste de syllogistische vorm g<strong>en</strong>oemd.<br />

Er bestaan allerlei handige trucjes om te onthoud<strong>en</strong> welke de 24 geldige syllogistische vorm<strong>en</strong> zijn. Meestal in de vorm<br />

van gedichtjes waarin de geldige vorm<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> bepaalde creatieve wijze gecodeerd zijn.<br />

Het voorbeeld heeft e<strong>en</strong> geldige syllogistische vorm (1-aaa). E<strong>en</strong> niet geldige syllogistische vorm is bijvoorbeeld de<br />

vorm ‘2-eai’:<br />

Ge<strong>en</strong> P is e<strong>en</strong> M<br />

Alle S zijn M<br />

---------------------<br />

Sommige S zijn P<br />

Neem immers maar het volg<strong>en</strong>de syllogisme als teg<strong>en</strong>voorbeeld:<br />

Ge<strong>en</strong> m<strong>en</strong>s is e<strong>en</strong> vogel<br />

Alle muss<strong>en</strong> zijn vogels<br />

----------------------------------<br />

Sommige muss<strong>en</strong> zijn m<strong>en</strong>s<br />

Dit is evid<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> incorrecte red<strong>en</strong>ering omdat beide premiss<strong>en</strong> waar zijn <strong>en</strong> de conclusie onwaar is.<br />

Tot slot e<strong>en</strong> discussie vraag: Wat zijn de meest opvall<strong>en</strong>de beperking<strong>en</strong> van de syllogistiek?<br />

- ge<strong>en</strong> singuliere term<strong>en</strong> (het individuele kan immers niet gek<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>)<br />

- ge<strong>en</strong> combinaties van oordel<strong>en</strong> mogelijk door gebruik te mak<strong>en</strong> van de begripp<strong>en</strong> ‘OF’ <strong>en</strong> ‘EN’


- Oordel<strong>en</strong> k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> slecht e<strong>en</strong> beperkte subject-predikaat structuur. Complexere oordel<strong>en</strong> zijn niet mogelijk<br />

Het is dan ook verwonderlijk dat de syllogistiek zo’n 2000 jaar lang toonaangev<strong>en</strong>d is geblev<strong>en</strong> <strong>en</strong> pas in de moderne<br />

tijd (neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw) is verdrong<strong>en</strong> door veel elegantere, rijkere <strong>en</strong> krachtigere formeel logsiche system<strong>en</strong> (mn. de<br />

predikat<strong>en</strong> logica van Frege).<br />

Overig<strong>en</strong>s hebb<strong>en</strong> we hierbov<strong>en</strong> slechts (e<strong>en</strong> uiterst beperkt segm<strong>en</strong>t van) de categorische syllogistiek behandeld.<br />

Naast de categorische syllogistiek k<strong>en</strong>de Aristoteles bijvoorbeeld ook nog de modale syllogistiek <strong>en</strong> m<strong>en</strong>gvorm<strong>en</strong><br />

tuss<strong>en</strong> de categorische <strong>en</strong> modale syllogistiek. E<strong>en</strong> modaal syllogisme is bijvoorbeeld:<br />

Alle M zijn noodzakelijk P<br />

Alle S zijn M<br />

--------------------------------<br />

Alle S zijn noodzakelijk P<br />

Is dit e<strong>en</strong> geldig modaal syllogisme? Waarom (niet)?<br />

Waarom zou de hierbov<strong>en</strong> behandelde (niet-modale) syllogistiek de categorische syllogistiek word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd?

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!