docs/Kruiningergors ontwerpbestemmingsplan 21 aug.2007 ...
docs/Kruiningergors ontwerpbestemmingsplan 21 aug.2007 ...
docs/Kruiningergors ontwerpbestemmingsplan 21 aug.2007 ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>21</strong> aug.7
Inhoud van de toelichting 1<br />
1. Inleiding blz. 3<br />
1.1. Aanleiding tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan 3<br />
1.2. Doelstellingen van het plan 3<br />
1.3. Opbouw van de toelichting 3<br />
2. Beleidskader 5<br />
2.1. Inleiding 5<br />
2.2. Het Rijk 5<br />
2.3. Provinciaal en regionaal beleid 7<br />
2.4. Gemeentelijk beleid 11<br />
2.5. Conclusies 12<br />
3. Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 13<br />
3.1. Bodem en waterhuishouding 13<br />
3.2. Landschap, cultuurhistorie en archeologie 17<br />
3.3. Ecologie 23<br />
3.4. Toerisme en recreatie 26<br />
3.5. Overige functies 31<br />
3.6. Milieu 34<br />
3.7. Externe veiligheid 38<br />
3.8. Verkeer 41<br />
4. Beleidsvisie 45<br />
4.1. Algemeen 45<br />
4.2. Samenvatting beleidskader 45<br />
4.3. Hoofduitgangspunten beleidsvisie 45<br />
4.4. Zonering 47<br />
4.5. Water 49<br />
5. Juridische planbeschrijving 51<br />
6. Handhaving 59<br />
7. Uitvoerbaarheid 61<br />
7.1. Economische uitvoerbaarheid 61<br />
7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 61<br />
7.2.1. Achtergrond 61<br />
7.2.2. De inspraakreacties uit de tweede inspraakperiode (2005) 61<br />
8. Overleg ex artikel 10 Bro 87<br />
Bijlagen:<br />
1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.<br />
2. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.<br />
3. Berekeningsuitgangspunten SRM I.<br />
4. Onderzoek luchtkwaliteit.<br />
5. Inspraakreacties 2001.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
1. Inleiding<br />
1.1. Aanleiding tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan<br />
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de polder <strong>Kruiningergors</strong>, gelegen aan<br />
de noordwestrand van de gemeente Westvoorne. Aan de noordzijde ligt de grens van het gebied<br />
waarop het bestemmingsplan betrekking heeft in het Brielse Meer. Aan de westzijde wordt<br />
de plangrens globaal gevormd door de Brielse Maasdam en de in zuidelijke richting lopende<br />
grasdijk (Noorddijk). Deze grasdijk sluit aan op de Heindijk, die de zuidelijke en zuidoostelijke<br />
begrenzing vormt van het bestemmingsplan (zie figuur 1). Een klein deel van het gebied tussen<br />
de Heindijk en de Zeehoeveweg maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. In het kader<br />
van de Ruimte-voor-Ruimteregeling worden hier kassen gesaneerd en wordt, ter vervanging<br />
daarvan, de mogelijkheid geboden om een drietal woningen te bouwen. De betreffende gronden<br />
maken deel uit van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte, dat in de raadsvergadering van<br />
31 oktober/2 november 2006 door de raad is vastgesteld.<br />
Het plangebied heeft een belangrijke recreatieve functie. Behalve het Recreatiepark Kruininger<br />
Gors, dat in 2005 circa 1.800 verblijfseenheden omvat in de vorm van zomerhuisjes en standplaatsen<br />
voor stacaravans en andere kampeermiddelen, zijn er enkele kleinere kampeerterreinen,<br />
een jachthaven en voorzieningen voor dagrecreatie. Het resterende deel van de polder<br />
heeft voornamelijk een woonfunctie. Veel van de voormalige tuinderswoningen zijn in de loop<br />
van de jaren als burgerwoning in gebruik genomen. Tevens komen er enkele niet-agrarische<br />
bedrijven voor, zoals een tuincentrum en een opslagbedrijf voor auto-onderdelen.<br />
De geldende juridisch-planologische regeling dateert grotendeels uit 1947. Bij het opstellen van<br />
een nieuw bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Oostvoorne eind jaren '80 is er − ondanks<br />
het feit dat sprake was van een sterk verouderde regeling − bewust voor gekozen om de<br />
polder <strong>Kruiningergors</strong> niet op te nemen in dit plan. Overwegingen daarbij waren het specifieke<br />
karakter van het gebied door de sterke (verblijfs)recreatieve functie. Ook in het nieuwe bestemmingsplan<br />
voor het landelijk gebied van Westvoorne, dat in de loop van 2007 wordt vastgesteld,<br />
is de polder <strong>Kruiningergors</strong> niet opgenomen. Vanwege het ontbreken van een actueel<br />
juridisch-planologisch instrumentarium is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan echter<br />
dringend noodzakelijk. Waar mogelijk wordt zoveel mogelijk aangesloten op het beleid zoals dat<br />
geldt voor het landelijk gebied.<br />
1.2. Doelstellingen van het plan<br />
De doelstelling van dit plan is enerzijds de verbetering van het recreatiegebied mogelijk te maken<br />
en anderzijds de natuurwaarden van duin- en oevergebied te behouden. Voor het gebied<br />
dat geen recreatieve functie heeft, is het van belang dat er mogelijkheden zijn om de woningen<br />
aan te passen aan de huidige eisen. Voorts is behoud van een herkenbare landschapsstructuur<br />
van belang. Deze doelstellingen houden in dat de bestemmingslegging voor de verschillende<br />
plandelen verschillend zal zijn, ten dele ontwikkelingsgericht en ten dele consoliderend.<br />
1.3. Opbouw van de toelichting<br />
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.<br />
In hoofdstuk 2 is allereerst het beleidskader geschetst, zoals dat in de verschillende nota's van<br />
het Rijk, de provincie en de gemeente is neergelegd. Dit beleidskader bepaalt mede de ruimtelijke<br />
ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied.<br />
Een analyse van de verschillende relevante aspecten, zoals landschap, recreatie, verkeer en<br />
milieu, is weergegeven in hoofdstuk 3. Behalve een beknopte beschrijving van de huidige situatie<br />
is, waar mogelijk, tevens een beeld geschetst van gewenste ontwikkelingen vanuit het betreffende<br />
aspect ontwikkelingen.<br />
Op basis van een afweging van de belangen, die aan de verschillende aspecten zijn verbonden,<br />
is een beleidsvisie geformuleerd. Deze afweging en de daaruit voortvloeiende beleidsvisie zijn<br />
beschreven in hoofdstuk 4.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
3<br />
199.7325.00
Inleiding 4<br />
Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van het bestemmingsplan, onderverdeeld in een algemeen<br />
gedeelte en een beschrijving van de verschillende bestemmingen. Handhaving komt in hoofdstuk<br />
6 aan de orde.<br />
Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. De<br />
resultaten van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn neergelegd<br />
in hoofdstuk 8.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
2. Beleidskader<br />
2.1. Inleiding<br />
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van relevant beleid van de verschillende overheden<br />
om inzicht te krijgen in de betekenis van mogelijke randvoorwaarden voor en marges van<br />
het gemeentelijk ruimtelijk beleid inzake het plangebied.<br />
2.2. Het Rijk<br />
Nota Ruimte (2006)<br />
Het Rijk heeft het ruimtelijk beleid voor de lange termijn (tot 2030) neergelegd in de Nota<br />
Ruimte. De nota formuleert vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie<br />
van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en<br />
ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.<br />
De vitaliteit van het platteland wordt versterkt door ruimte te geven aan hergebruik van bebouwing<br />
en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve<br />
mogelijkheden en door een duurzame en vitale landbouw. Als uitwerking van deze doelen<br />
voor het water en de groene ruimte van Nederland, kiest het Rijk voor "anticiperen op en meebewegen<br />
met water", "investeren in de kwaliteit van natuur" en "landschap ontwikkelen met<br />
kwaliteit" als ruimtelijke strategieën.<br />
De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte<br />
van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland<br />
te ontwikkelen. Daarmee is ook de vitaliteit van de meer landelijke gebieden van Nederland<br />
gebaat. Provincies dienen in hun streekplannen voldoende ruimte te scheppen voor<br />
nieuwe vormen van recreatie en toerisme en met uitbreiding en aanpassing van bestaande toeristische<br />
en verblijfsrecreatieve voorzieningen.<br />
Nieuwbouw van recreatiewoningen is mogelijk op plaatsen waar ook gewone woningen zijn<br />
toegestaan en op complexen van recreatiewoningen waar het recreatieve gebruik van deze recreatiewoningen<br />
door middel van een bedrijfsmatige exploitatie kan worden verzekerd. De exploitant<br />
en gemeente zijn ervoor verantwoordelijk dat permanente bewoning op het complex<br />
wordt tegengegaan. Het is niet de bedoeling dat complexen waar thans niet of nauwelijks permanent<br />
wordt gewoond (dus grotendeels recreatief gebruik), worden omgezet in woningen voor<br />
permanente bewoning.<br />
De bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimte moeten worden verbeterd en vergroot,<br />
zowel door het wandel-, fiets- en waterrecreatienetwerk te vergroten als door belemmeringen<br />
weg te nemen.<br />
Verdrag van Malta (1988)<br />
In 1998 is door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend, waarin de bescherming en het behoud<br />
van archeologische waarden wordt nagestreefd. Het Verdrag van Malta wordt op dezelfde<br />
wijze geïmplementeerd als de Natuurbeschermingswet en de Monumentenwet. Aantasting en<br />
vernietiging van archeologische waarden kunnen reden zijn tot het onthouden van goedkeuring<br />
voor een bestemmingsplan. Het criterium voor weigering van goedkeuring houdt mede een beoordeling<br />
en afweging in van alle bij een goede ruimtelijke ordening spelende belangen, waarbij<br />
het belang van het archeologisch erfgoed meetelt.<br />
In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving<br />
van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst<br />
te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:<br />
- archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);<br />
- in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;<br />
- de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
5<br />
199.7325.00
Beleidskader 6<br />
Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de <strong>21</strong> e eeuw (2001)<br />
In het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de <strong>21</strong> e eeuw wordt aangegeven<br />
op welke wijze invulling moet worden gegeven aan een nieuwe aanpak van het waterbeheer<br />
van WB<strong>21</strong>. Naast thema's als veiligheid en wateroverlast, wordt hierbij tevens ingegaan op<br />
thema's als water(bodem)kwaliteit, watertekort en verdroging.<br />
Belangrijke uitgangspunten zijn:<br />
- anticiperen op thema's als klimaatveranderingen, veiligheid, wateroverlast en water(bodem)kwaliteit<br />
in plaats van reageren;<br />
- voorkomen van het afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door toepassing van<br />
de drietrapsstrategie primair vasthouden, vervolgens bergen en pas in laatste instantie<br />
aan- en/of afvoeren van water;<br />
- oplossingen voor (potentiële) waterhuishoudkundige problemen zoeken in een goede mix<br />
van ruimtelijke (zoals waterberging en retentie) en technische maatregelen (zoals dijkverhoging<br />
en extra bemaling), waarbij de voorkeur ligt bij ruimtelijke maatregelen;<br />
- creëren van meer ruimte voor water, waarbij de benodigde ruimte tegelijkertijd wordt gecombineerd<br />
met andere doeleinden en waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij ruimtelijke<br />
ontwikkelingen.<br />
Nationaal bestuursakkoord Water (2003)<br />
In vervolg op de Startovereenkomst <strong>21</strong> e eeuw is op 1 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord<br />
Water (NBW) ondertekend door het Rijk, de provincies (IPO), de waterschappen (Unie van Waterschappen)<br />
en de gemeenten (VNG). Het doel van het NBW is om in 2015, rekening houdend<br />
met klimaatverandering, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking, het watersysteem op<br />
orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De afspraak is onder meer dat:<br />
- de waterschappen in 2003-2005 het regionale watersysteem toetsen aan de afgesproken<br />
normen, rekening houdend met de deelstroomgebiedsvisies; op basis daarvan geven zij<br />
de ruimteclaims op aan gemeenten en provincies;<br />
- de gemeenten tussen 2003 en 2006 gemeentelijke waterplannen maken met de stedelijke<br />
wateropgave, rekening houdend met de reeds beschikbare (deelstroomgebieds)visie en<br />
tevens moet de provincie erbij worden betrokken.<br />
Flora- en faunawet (2002)<br />
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het doel van deze wet is de bescherming<br />
van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Indien bekend is dat (leefgebieden<br />
van) beschermde dier- en plantensoorten in of nabij een te ontwikkelen locatie aanwezig<br />
zijn die mogelijk kunnen worden aangetast, dan is een ontheffing op grond van de Flora-<br />
en faunawet vereist voordat de ingreep wordt uitgevoerd. De vraag dient te worden beantwoord<br />
of de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten niet in het geding is.<br />
Sinds begin 2005 geldt het gewijzigde Besluit beschermde plant- en diersoorten (Staatsblad<br />
2004, 501). Dit besluit van 10 september 2004 maakt onderscheid in drie categorieën beschermde<br />
soorten. De noodzaak van een ontheffing is door deze wijziging afhankelijk gemaakt<br />
van de aard van de activiteit en van de te beschermen soort.<br />
Natuurbeschermingswet 1998<br />
Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober<br />
2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:<br />
a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;<br />
b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;<br />
c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.<br />
Voor de onder a genoemde gebieden geldt dat voor nieuwe bestemmingsplannen die significante<br />
gevolgen voor het betrokken gebied kunnen hebben, een "passende beoordeling" van de<br />
gevolgen die het plan voor het gebied kan hebben, gemaakt dient te worden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidskader 7<br />
Voor de gebieden zoals bedoeld onder b is het verboden zonder vergunning van Gedeputeerde<br />
Staten handelingen te (doen) verrichten, die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, het<br />
landschap, de natuurwetenschappelijke waarde, de dieren en de planten in het gebied. Daarbij<br />
is bepaald dat, indien handelingen significante gevolgen voor het betrokken gebied kunnen<br />
hebben, een vergunning slechts wordt verleend, indien met zekerheid vaststaat dat hierdoor de<br />
natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Dit tenzij zwaarwegende belangen<br />
tot het verlenen van vergunning noodzakelijk.<br />
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden nagegaan of de Natuurbeschermingswet<br />
1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit zal zich voordoen, wanneer<br />
de uitvoering van het plan tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat<br />
daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.<br />
In dat geval zou het bestemmingsplan niet uitvoerbaar zijn en zou daaraan goedkeuring<br />
moeten worden onthouden.<br />
Intrekkingswet Wet op de openluchtrecreatie (2004)<br />
Het Rijk heeft besloten om de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) in te trekken. De Intrekkingswet<br />
Wor is inmiddels van kracht geworden. Aan de intrekking van de Wor ligt de gedachte<br />
ten grondslag dat wat in de Wor is geregeld, ook uitstekend op decentraal niveau kan worden<br />
gerealiseerd met andere wettelijke instrumenten. Voor de spreiding en diversiteit van het kampeeraanbod<br />
vormt het bestemmingsplan een goed beleidsinstrument.<br />
2.3. Provinciaal en regionaal beleid<br />
Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (2005)<br />
In 2005 is een nieuw streekplan voor het Rijnmondgebied vastgesteld, het Ruimtelijk Plan Regio<br />
Rotterdam 2020. Het plangebied is in RR2020 aangegeven als "Verblijfsrecreatiegebied" en<br />
"Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen". De aanduiding Verblijfsrecreatiegebied heeft betrekking<br />
op het Recreatiepark Kruininger Gors (met uitzondering van het sportveld) en de camping<br />
De Gorshoeve. Buiten de gebieden met de aanduiding Verblijfsrecreatiegebied is geen<br />
vestiging van campings of recreatiehuisjes mogelijk. De overige gronden in het plangebied hebben<br />
de aanduiding Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen. Gebieden met deze aanduiding<br />
hebben als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen (verspreid) natuur-, landschappelijke<br />
en cultuurhistorische waarden voorkomen die beschermd dienen te worden. Het<br />
Brielse Meer is als "Water" aangeduid. In oost-westrichting is een "Groene verbinding" aangegeven.<br />
Dit zijn belangrijke ecologische verbindingen, waar mogelijk met recreatief medegebruik.<br />
Nota Regels voor Ruimte (2005)<br />
Samen met het streekplan RR2020 vormt de nota Regels voor Ruimte het toetsingskader van<br />
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor bestemmingsplannen. De nota Regels voor<br />
Ruimte vertaalt daarin de nieuwe sturingsfilosofie van het rijksbeleid uit de Nota Ruimte. Daarnaast<br />
anticipeert de provincie hiermee op nieuw wettelijk kader, zoals de nieuwe Wet ruimtelijke<br />
ordening (Wro).<br />
Centraal in het provinciaal ruimtelijk beleid staat de accentverschuiving van toelatingsplanologie<br />
naar ontwikkelingsplanologie. Hierbij legt de provincie de nadruk op het ontwikkelen van een<br />
duurzame omgevingskwaliteit met een actieve invulling aan economische, ecologische en sociaal-culturele<br />
duurzaamheid.<br />
Om ontwikkelingsplanologie te stimuleren, richt de nota Regels voor Ruimte zich vooral op het<br />
beschermen van de wezenlijke ruimtelijke belangen in de provincie. De gemeenten krijgen<br />
daarbij de ruimte om de belangen op lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidskader 9<br />
Belangrijke aandachtspunten zijn onder andere:<br />
- in ruimtelijke plannen moeten ecologische verbindingszones uit het rapport "Ecologische<br />
verbindingszones in Zuid-Holland" worden veilig gesteld;<br />
- nieuwe recreatiewoningen zijn in beginsel toegestaan:<br />
• binnen de aanduiding stads- en dorpsgebied;<br />
• op complexen binnen de aanduiding Verblijfsrecreatiegebied;<br />
• overeenkomstig streekplanuitwerkingen;<br />
• overeenkomstig door Gedeputeerde Staten goedgekeurde (regionale) structuurvisies;<br />
- er moeten voldoende waarborgen zijn tegen permanente bewoning van recreatiewoningen;<br />
- er moet rekening worden gehouden met de verschillende milieunormen, zoals luchtkwaliteit,<br />
externe veiligheid, geluid en bodem;<br />
- in ruimtelijke plannen voor te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden<br />
dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor open water;<br />
- de primaire en regionale waterkeringen en het stelsel van hoofdaan- en afvoer van oppervlaktewateren<br />
moeten als zodanig worden bestemd.<br />
Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (2006)<br />
In 2006 is het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 vastgesteld, het betreft een concretisering<br />
van het streven van de provincie naar duurzaamheid. In dit plan is het provinciale<br />
beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden<br />
met het beleid vanuit de Kaderrichtlijn Water en de Natuurbeschermingswet. De provincie<br />
wil met het beleidsplan een gezond, groen en veilig leef- en investeringsklimaat realiseren. Een<br />
duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied wordt voorgestaan door het toepassen<br />
van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de<br />
ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming).<br />
Integraal Waterbeheersplan Zuid-Holland Zuid 2 (1999-2003)<br />
In het Integraal Waterbeheersplan Zuid-Holland Zuid 2 wordt het waterbeleid van de waterbeheerders<br />
in Zuid-Holland Zuid (waaronder Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden en<br />
waterschap De Brielse Dijkring 1) ) uiteengezet. Thema's die aan de orde komen zijn: minimaliseren<br />
van wateroverlast en watertekort, veiligstellen van natte natuurwaarden, duurzaam peilbeheer,<br />
verbetering van de waterkwaliteit, waar mogelijk realiseren van natuurvriendelijke oevers<br />
en streven naar duurzaam stedelijk waterbeheer. Om dit te bereiken gaat in het beleid van de<br />
waterbeheerders veel aandacht uit naar:<br />
- meer ruimte voor water;<br />
- water als ordenend principe bij ruimtelijke ontwikkelingen;<br />
- versterken van de rol van de waterbeheerders als maatschappelijke partners.<br />
Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid (2003)<br />
In de Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid worden de waterhuishoudkundige problemen<br />
in het gebied op hoofdlijnen beschreven. Vervolgens worden de te kiezen oplossingsrichtingen<br />
in beeld gebracht. Deze richtingen worden gekoppeld aan relevante ruimtelijke ontwikkelingen<br />
en een kwantificering van het bijbehorende ruimtebeslag en de uitvoeringskosten. Uiteindelijk<br />
wordt in de deelstroomgebiedsvisie een aanzet gegeven tot een maatregelenpakket voor de<br />
aanpak van de problemen. Dit alles is met name bedoeld om goed te kunnen anticiperen op klimaatveranderingen.<br />
Overigens wordt in de visie ook de wateropgave per beheersgebied in<br />
beeld gebracht, zowel in ruimte als in investeringskosten.<br />
Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002)<br />
De waterbeheerders hebben in het kader van de afstemming met het ruimtelijke beleid en de<br />
ruimtelijke wateropgave een waterstructuurplan opgesteld, waarbij, rekening houdend met klimaatverandering,<br />
de visie op het watersysteem tot 2050 is aangegeven met een vertaling naar<br />
de middellange termijn (2015). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse grondgebruiksfuncties<br />
opgesteld.<br />
1) Per 1-1-2005 waterschap Hollandse Delta.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidskader 10<br />
Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland - Aanwijzingen voor inrichting en<br />
beheer<br />
De oever van het Brielse Meer maakt onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.<br />
Over een lengte van ongeveer 4 km en een breedte van 10-20 m wordt een aaneengesloten<br />
moerasverbinding nagestreefd die geschikt is voor kritische diersoorten.<br />
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland regio Voorne-Putten en Goeree-<br />
Overflakkee (2002)<br />
In 2002 heeft de provincie Zuid-Holland de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Voorne-Putten en<br />
Goeree-Overflakkee vastgesteld. Hierin is het Verdrag van Malta verwerkt. In de Cultuurhistorische<br />
Hoofdstructuren zijn belangrijke archeologische en andere cultuurhistorische waarden<br />
aangegeven zoals landschappelijk waardevolle elementen (zie ook paragraaf 3.2).<br />
Recreatievisie 2000+, provincie Zuid-Holland<br />
De belangrijkste aandachtspunten in deze provinciale recreatievisie kunnen als volgt worden<br />
geformuleerd:<br />
- verbreding van de kwaliteit en de bereikbaarheid van de recreatiegebieden;<br />
- verbreding van het aanbod, multifunctionaliteit van recreatiegebieden en versterking van<br />
recreatieve netwerken in het landelijk gebied (groenblauwe netwerk);<br />
- vergroting van de diversiteit en aantrekkelijkheid van recreatiegebieden, onder andere<br />
doelgroepgerichte benadering;<br />
- het dichter bij elkaar brengen van binnen- en buitenstedelijke recreatie, het stimuleren van<br />
recreatievoorzieningen dichter bij de woonplaats;<br />
- het realiseren van goede verbindingen en verbindingszones tussen zowel woon- en groengebieden<br />
als groengebieden onderling;<br />
- in de Recreatievisie 2000+ wordt gestreefd naar verbreding van de kuststrook en versterking<br />
van recreatieve verbindingen met het achterland.<br />
Actieplan Toerisme 2001-2005: Strategisch productontwikkelings- en promotieplan<br />
(2001)<br />
Dit Actieplan, dat Provinciale Staten in 2001 hebben vastgesteld, is uitgangspunt voor de uitvoering<br />
van het provinciale toeristische beleid. Het beleid is gericht op het stimuleren van binnenlands<br />
en buitenlands toeristisch bezoek in en naar de provincie Zuid-Holland. Doelstellingen<br />
zijn onder andere het profileren van Zuid-Holland als toeristische bestemming en toename van<br />
de verblijfsduur van toeristen. Het thema "kust" is gekozen als een van de drie speerpunten.<br />
Het kustproduct van Zuid-Holland is verouderd, te weinig onderscheidend en slecht bereikbaar.<br />
Kwaliteit is het belangrijkste sleutelbegrip ter reparatie van dit euvel. Hierbij is kwaliteitsverbetering<br />
gewenst in de openbare ruimte langs de kust en bij de verblijfsaccommodaties.<br />
De Deltakust onderscheidt zich door natuur, ruimte en watersportmogelijkheden (onder andere<br />
Brielse Meer en Oostvoornse Meer) en een cultuurhistorisch achterland. Specifieke kansen van<br />
de regio Voorne-Putten zijn:<br />
- samenwerking tussen ondernemers, overheden en andere partijen;<br />
- eiland profileren als onderdeel van de Deltakust;<br />
- aanleg tweede kwalitatief hoogwaardig bungalowpark;<br />
- kwaliteitsverbetering en productinnovatie bij ondernemers;<br />
- aanleg tweede Maasvlakte.<br />
Gebiedsgerichte aanpak Voorne-Putten Rozenburg (1999)<br />
De Gebiedsgerichte aanpak Voorne-Putten Rozenburg is een gebiedsgericht groenproject.<br />
Hierin zijn ook ruimtelijke ordeningsaspecten meegenomen waardoor de samenhang tussen de<br />
verschillende beleidsaspecten wordt versterkt. Het doel van het project is te komen tot versterking<br />
van de recreatieve en ecologische infrastructuur. Het project betreft een samenwerking<br />
tussen de provincie, de betrokken gemeenten en andere instanties.<br />
Een van de geselecteerde projecten heeft betrekking op de versterking van de zuidoever van<br />
het Brielse Meer.<br />
Het gebied waarop het voorliggende bestemmingsplan betrekking heeft, is in de ontwikkelingsvisie<br />
van de gebiedsgerichte aanpak vrijwel geheel aangeduid als recreatiegebied met lokale<br />
natuurwaarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidskader 11<br />
Nabij de Kleidijk is een te ontwikkelen toeristisch-recreatief knooppunt aangegeven. Op knooppunten<br />
komen verschillende vervoerswijzen bij elkaar, worden verschillende recreatiemogelijkheden<br />
aangeboden en bevinden zich specifieke voorzieningen.<br />
Realisering van een rotonde ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/Kleidijk maakt het mogelijk<br />
om de ontsluiting van <strong>Kruiningergors</strong> te verbeteren, zodat op deze wijze de noodzakelijke<br />
kwaliteitsverbetering mede gestalte krijgt. Tevens ontsluit deze rotonde een voorgenomen<br />
transferium aan de noordzijde van de Brielseweg van waaraf fietsers hun weg over Voorne-<br />
Putten kunnen vinden. Vanaf de rotonde zullen fietspaden moeten worden aangelegd om met<br />
het recreatieve fietspadennet in verbinding te komen (met name over de Noorddijk en onderlangs<br />
de Heindijk). Deze rotonde en het fietspad langs de Heindijk dragen eveneens bij aan de<br />
verbetering van de ontsluiting van de Steenenbaak en de kogelgloeioven. Ter plaatse zijn initiatieven<br />
voor een museumfunctie en opwaarderen van de horecafaciliteiten.<br />
Eveneens wordt gestreefd naar het opnieuw openstellen van het wandelpad langs de noordzijde<br />
van <strong>Kruiningergors</strong>, dat door de huidige eigenaar van het recreatiepark werd afgesloten.<br />
Gebiedsgerichte verkenning Voorne-Putten-Rozenburg (2003)<br />
In deze gebiedsgerichte verkenning hebben de gemeentebesturen op Voorne-Putten-Rozenburg<br />
hun visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling voor de periode na 2010 vastgelegd. Voor <strong>Kruiningergors</strong><br />
bevat de gebiedsgerichte verkenning weinig informatie. Op de zeer globale kaart<br />
van de Toekomstvisie 2020 is het dichtst bebouwde deel van de polder <strong>Kruiningergors</strong> aangeduid<br />
als "Bestaand wonen (tot 2010)". Het overige deel is aangeduid als "Bosgebied".<br />
Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Maasvlakte 2<br />
In het voorjaar van 2007 is de inspraakprocedure gestart over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
Maasvlakte 2 van de gemeente Rotterdam. Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 vormt de<br />
juridisch-planologische basis voor de uitbreiding van de Maasvlakte door middel van landaanwinning.<br />
Maasvlakte 2 krijgt een oppervlakte van circa 2.000 ha.<br />
De uitbreiding van de Maasvlakte heeft onder andere als basis de PKB Project Mainportontwikkeling<br />
Rotterdam (PMR). Hierin zijn op rijksniveau nut en noodzaak afgewogen.<br />
Het realiseren en de ingebruikname van een nieuw haven- en industriegebied leidt tot meer<br />
geluid in de omgeving. Op grond van de Wet geluidhinder dient rond haven- en industriegebieden,<br />
waar bedrijven zijn toegestaan die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken,<br />
een geluidszone te worden vastgesteld. De geluidszone van Maasvlakte 2 ligt gedeeltelijk binnen<br />
het grondgebied van Westvoorne. Dit betreft een deel van het gebied dat is opgenomen in<br />
het bestemmingsplan Zeegebied 1999. Begin 2007 is hiervoor een herziening van het laatstgenoemde<br />
bestemmingsplan in voorbereiding genomen. De geluidszone van Maasvlakte 2 heeft<br />
geen consequenties voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
2.4. Gemeentelijk beleid<br />
Structuurvisie Westvoorne (1996)<br />
In de Structuurvisie Westvoorne wordt door de gemeente Westvoorne voor het duingebied een<br />
zonering van de recreatie voorgesteld. De binnenduinrand is aangegeven als "verblijfsrecreatie<br />
met landschappelijke inpassing", het duingebied als "vrij toegankelijk duingebied met intensief<br />
recreatief medegebruik" en het Brielse Meer als "zeegebied met recreatief medegebruik". De<br />
omgeving van het Brielse Meer is aangegeven als een van de gebieden die kan fungeren als<br />
afleiding van de recreatie van ecologisch meer kwetsbare duingebieden. De inrichting dient<br />
hierop te worden afgestemd door middel van uitbreiding van bosgebieden, routegebonden recreatievormen<br />
en verbetering van voorzieningen.<br />
Bestemmingsplan Landelijk gebied Westvoorne<br />
In mei 2007 is een nieuw bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Westvoorne vastgesteld.<br />
In dit bestemmingsplan is het beleid voor het landelijk gebied voor de komende jaren<br />
vastgelegd. Een aantal onderwerpen is voor het bestemmingsplan Landelijk gebied niet relevant.<br />
Wel van belang is dat:<br />
- voor woningen het beleid wordt gecontinueerd dat is vastgelegd in de 4 e herziening van het<br />
bestemmingsplan Landelijk gebied Rockanje en de 6 e herziening van het bestemmingsplan<br />
Landelijk gebied Oostvoorne, zij het dat een zeer beperkte verruiming van de mogelijkheden<br />
is aangegeven;<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidskader 12<br />
- voor verblijfsrecreatie een terughoudend beleid geldt. De bestaande recreatiebedrijven zijn<br />
op een zelfde wijze geregeld als in de vigerende bestemmingsplannen en vestiging van<br />
nieuwe bedrijven wordt niet mogelijk gemaakt;<br />
- het beleid is gericht op de bescherming van archeologische waarden, conform de provinciale<br />
uitgangspunten. Hierbij is echter rekening gehouden met nader onderzoek van BOOR,<br />
waarvoor in sommige gebieden ten opzichte van de provinciale uitgangspunten ruimere<br />
mogelijkheden zijn opgenomen.<br />
2.5. Conclusies<br />
Het beleidskader geeft inzicht in de randvoorwaarden voor en marges van het gemeentelijk<br />
ruimtelijk beleid inzake het plangebied. De volgende conclusies kunnen worden getrokken.<br />
Recreatie<br />
Door de afstemming van het beleid van de diverse overheden op elkaar is er veelal sprake van<br />
een overeenstemming, uitwerking of complementaire werking van het beleid. In de verschillende<br />
beleidsnota's is het beleid voor het plangebied ten aanzien van de recreatie gericht op het<br />
volgende:<br />
- verhoging van de kwaliteit van het bestaande toeristisch-recreatieve product;<br />
- terughoudendheid ten aanzien van uitbreiding met nieuwe kampeerterreinen;<br />
- versterking van het huidige voorzieningenniveau;<br />
- verdere ontwikkeling van het groene netwerk.<br />
Water<br />
- Meer aandacht voor water in het ruimtelijke ordeningsbeleid.<br />
Natuur en landschap<br />
Ten aanzien van natuur en landschap is het beleid gericht op behoud en versterking van de<br />
natuurwaarden en landschappelijke kwaliteiten.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
3. Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen<br />
3.1. Bodem en waterhuishouding<br />
Watertoets<br />
Het waterschap De Brielse Dijkring was tot 31 december 2004 verantwoordelijk voor het waterkwantiteitsbeheer<br />
in het plangebied en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden<br />
voor het waterkwaliteitsbeheer. Per 1 januari 2005 zijn beide waterschappen opgegaan in het<br />
waterschap Hollandse Delta. De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud<br />
van de riolering.<br />
In het kader van de watertoets heeft op 30 juni 2004 overleg met het waterschap De Brielse<br />
Dijkring en het Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden plaatsgevonden over dit <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Daarbij zijn mogelijke verbeteringen van het watersysteem van <strong>Kruiningergors</strong><br />
in relatie tot de beperkte ruimtelijke ontwikkelingen besproken. Om deze onderwerpen<br />
verder uit te werken heeft op <strong>21</strong> maart 2007 opnieuw overleg plaatsgevonden met het waterschap<br />
Hollandse Delta. De resultaten van dit overleg zijn verwerkt in deze waterparagraaf.<br />
De opbouw en kwaliteit van bodem en water (abiotische omstandigheden) zijn in belangrijke<br />
mate bepalend voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De situatie van bodem en water<br />
bepaalt immers in belangrijke mate de natuur- en landschapswaarden en de gebruiksmogelijkheden.<br />
In dit hoofdstuk wordt beknopt ingegaan op de abiotische omstandigheden in het plangebied<br />
in relatie tot de genoemde waarden en potenties.<br />
Huidige situatie<br />
Bodemopbouw<br />
Binnen het plangebied bevindt zich een overgang van de kalkrijke duinen (zandgronden), via<br />
het strandwallengebied (geestgronden) naar het buiten het plangebied gelegen jonge zeekleigebied.<br />
De geestgronden zijn ontstaan door afgraving (afgeesten) van de strandwallen. Het<br />
doel hiervan was om de afstand tussen het grondwater en het maaiveld te verkleinen ten behoeve<br />
van de vollegrondstuinbouw, zodat tijdens de groeiperiode optimaal van het grondwater<br />
kan worden geprofiteerd.<br />
Vanwege het voorkomen van klei- en veenlagen in de ondergrond, waarop het grondwater<br />
stagneert en vanwege het ontbreken van grootschalige grondwaterwinning zijn de Voornse duinen<br />
natter dan de duinen in andere kustgebieden. De overgebleven duinen in het plangebied<br />
kunnen als aardkundig waardevol worden aangemerkt.<br />
Bodemkwaliteit<br />
De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat<br />
voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de<br />
bodemkwaliteit ter plaatse. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem te<br />
worden gerealiseerd.<br />
Voor het Recreatiepark Kruininger Gors is in het verleden een bodemonderzoek uitgevoerd<br />
(DCMR, 1993). Hierbij bleek dat er een aantal potentieel verontreinigende activiteiten op het terrein<br />
hebben plaatsgevonden. Het betrof met name de opslag van huisbrandolie, de brandstofpomp<br />
aan de Kamplaan 2c, de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de technische dienst en de<br />
op- en overslagplaats voor onder andere huisvuil en puin en de vroegere stortplaats voor fecaliën.<br />
In algemene zin kon de bodemkwaliteit als goed worden gekwalificeerd. De achtergrondwaarde<br />
voor EOX (extraheerbare organochloorverbindingen) was zowel in de grond als in het<br />
grondwater licht verhoogd. Mogelijk werd dit veroorzaakt door het feit dat het om maritieme afzettingen<br />
gaat. Daarnaast kwam overal in het grondwater een licht verhoogd chroomgehalte<br />
voor en plaatselijk een licht verhoogd kopergehalte.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
13<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 15<br />
Ter plaatse van de voormalige stortplaats bleek dat de grond matig verontreinigd was met lood<br />
en zink en licht verontreinigd met vluchtige aromaten en EOX. Het grondwater bevatte een licht<br />
tot sterk verhoogd gehalte aan koper en zink. Gelet op de bestemming was sanering van de<br />
voormalige vuilstort niet vereist. DCMR heeft destijds wel een monitoringprogramma opgesteld,<br />
om de verontreiniging te bewaken en te controleren of deze zich verspreidde. Monitoring zou in<br />
principe gedurende 10 jaar plaatsvinden. Aan de hand van de resultaten van de eerste jaren<br />
van dit monitoringprogramma is de conclusie getrokken dat het niet noodzakelijk was om dit<br />
programma te continueren.<br />
Bij enkele bovengrondse tanks bleek de bovengrond licht tot matig verontreinigd te zijn met minerale<br />
olie. Op één locatie was sprake van een sterkte verontreiniging van het grondwater met<br />
minerale olie. Inmiddels heeft een sanering van huisbrandolietanks plaatsgevonden. Bij nieuwe<br />
ontwikkelingen in het plangebied dient er rekening mee te worden gehouden dat plaatselijk sanering<br />
van de bodem nodig kan zijn of dat er gebruiksbeperkingen gelden voor bij werkzaamheden<br />
vrijgekomen grond. In het overige deel van het plangebied kan de bodem met name als<br />
gevolg van agrarische en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten plaatselijk verontreinigd zijn. Ter<br />
plaatse van de vroegere autosloperij aan de Zeehoeveweg is de bodem, in samenhang met het<br />
beëindigen van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse, gesaneerd.<br />
Waterhuishouding<br />
Het plangebied kan worden aangemerkt als infiltratiegebied. De maaiveldhoogte varieert van<br />
NAP +5 m in de duinen tot 0 m NAP rond de Heindijk, waar het poldergebied van zeekleigrond<br />
begint. Juist ten zuiden van het plangebied, ter plaatse van de zeekleigronden, is sprake van<br />
kwel. Het plangebied is over het algemeen goed ontwaterd en wordt apart bemalen. Het watersysteem<br />
is weergegeven in figuur 3. Het gebied watert via een gemaal af op het Brielse Meer.<br />
Het oppervlaktewatersysteem in het plangebied bestaat uit gegraven sloten. Verder ligt in het<br />
gebied, verspreid tussen de bebouwing en vaak niet bereikbaar of zichtbaar, een aantal (kleinere)<br />
oorspronkelijke duinrellen. In de huidige situatie ligt het percentage oppervlaktewater in<br />
de orde van grootte van 2%.<br />
Ten noorden van het plangebied ligt het Brielse Meer. Het Brielse Meer wordt gevoed met water<br />
dat vanuit het Spui wordt ingelaten in de Bernisse. De waterkwaliteit van het Brielse Meer is<br />
zeer goed (klasse IIIA) (bron: Waterhuishoudingsplan Zuid-Holland). In het provinciaal beleid en<br />
het beleid van het waterschap is aan het Brielse Meer een functie als recreatie- en zwemwater<br />
toegekend. Het chloridegehalte is, vergeleken met de omgeving laag, namelijk 70 tot 110 mg<br />
per liter.<br />
In droge perioden wordt water uit het Brielse Meer ingelaten in het plangebied. Omdat het<br />
schoon, zoet water betreft, betekent dit in het algemeen een verbetering van de heersende<br />
waterkwaliteit in het plangebied. De inlaat van gebiedsvreemd zoet water betekent echter dat<br />
het water een andere samenstelling krijgt dan het oorspronkelijke gebiedseigen water, waardoor<br />
effecten voor met name actuele en potentiële natuurwaarden kunnen optreden.<br />
Zowel het Recreatiepark als niet-recreatieve deel van het plangebied zijn aangesloten op de riolering.<br />
Het water wordt gezuiverd ter plaatse van de ten zuiden van het plangebied gelegen rioolwaterzuivering.<br />
In het plangebied is alleen sprake van een gescheiden stelsel. De bebouwing<br />
aan de Heindijk voert regenwater van verhard oppervlak rechtstreeks af naar het oppervlaktewater.<br />
De droogweerafvoer van de overige bebouwing in het plangebied, inclusief alle recreatiewoningen,<br />
is alleen aangesloten op het afvalwaterstelsel riool. Regenwater van alle verharde<br />
oppervlakken van de recreatiewoningen stroomt oppervlakkig af naar het omliggende onverhard<br />
terrein, waar het infiltreert.<br />
Waterhuishoudkundige knelpunten<br />
In het zuiden van het plangebied langs de Heindijk treedt vooral bij hevige regenval wateroverlast<br />
op. De grootste overlast treedt op in het uiterste zuidwesten van het plangebied, hier is het<br />
laagste punten gelegen. . Er zijn twee aanwijsbare oorzaken van deze wateroverlast. Ten eerste<br />
hebben de smalle watergangen langs de Heindijk weinig waterbergings- en afvoercapaciteit.<br />
Daarnaast is de afvoercapaciteit van de watergangen langs de Heindijk richting het gemaal te<br />
klein voor de grote hoeveelheid water in geval van hevige neerslag.<br />
Ook in het noorden van het plangebied, ten zuiden van het duingebied treedt wateroverlast op<br />
ten tijde van hevige regenval. Reden hiervoor is dat de watergang ten zuiden van en evenwijdig<br />
aan de Gorslaan te krap gedimensioneerd is. Hierdoor is de afvoercapaciteit van de watergang<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 16<br />
te klein en kan water afkomstig van naastgelegen peilgebieden en gedraineerd duinwater niet in<br />
voldoende mate worden afgevoerd. Hier komt bij dat het water wordt afgevoerd naar de watergang<br />
langs de Heindijk die ook een te geringe capaciteit heeft.<br />
De zone langs de Kamplaan is de derde locatie waar het wateroverlast het meest actueel is. De<br />
Kamplaan ligt namelijk hoger dan zijn directe omgeving, terwijl er geen afvoerende watergangen<br />
langs de Kamplaan gesitueerd zijn. Tijdens regenachtige periodes stroomt het water oppervlakkig<br />
af en blijft staan in de lagere delen langs de weg.<br />
Samenvattend kan gesteld worden dat het percentage oppervlaktewater in het plangebied niet<br />
afdoende is om regenwater te verwerken. Het waterschap heeft in het kader van het Nationaal<br />
Bestuursakkoord Water berekeningen uitgevoerd op peilgebiedsniveau. Hieruit komt naar voren<br />
dat in de huidige situatie een aantal peilgebieden niet voldoen aan de normen. De kans dat<br />
peilgebied 09-02 te maken krijgt met wateroverlast, doordat open water uit haar oevers treedt,<br />
is 1 op 60. Dat wil zeggen dat eenmaal in een periode van 60 jaar een waterhuishoudkundige<br />
situatie zich voordoet waardoor wateroverlast optreedt. Dit peilvak voldoet daarmee niet aan de<br />
NBW-norm van 1 op 100. Wordt het middenscenario beschouwd van de klimaatverandering<br />
(nattere winters, drogere zomers, intensere buien) dan wordt deze kans voor dit peilvak groter:<br />
1 op 30. Peilgebied 09-01 voldoet wel aan de NBW-norm, echter niet aan de aanvullende normering<br />
zoals geformuleerd door waterschap Hollandse Delta. Peilgebied 09-06 voldoet maar<br />
net aan de NBW-norm, als echter klimaatverandering in beschouwng wordt genomen, zullen in<br />
dit peilvak ook maatregelen moeten worden genomen om de kans op wateroverlast terug te<br />
dringen tot de geaccepteerde norm voor het stedelijk gebied van 1 op 100. Concrete ingrepen<br />
om dit bergingstekort op te lossen zijn bij het waterschap nog niet bekend. Zowel de waterberging<br />
als de afvoercapaciteit zijn momenteel te klein. Daarbij zal in de toekomst, onder invloed<br />
van klimaatverandering (hogere buitenwaterstanden door zeespiegelrijzing, meer en hevigere<br />
neerslag in de winter en drogere zomers) de frequentie en mate van wateroverlast alleen maar<br />
toenemen.<br />
Toekomstige situatie<br />
De waterbeheerder en de gemeente streven naar een duurzaam (stedelijk) waterbeheer. Dit<br />
betekent dat het bestaande watersysteem op orde gebracht moet worden om toekomstige problemen<br />
als gevolg van klimaatveranderingen te voorkomen. Conform het recente waterbeleid<br />
dient in stedelijk gebied, waartoe <strong>Kruiningergors</strong> in waterhuishoudkundig opzicht behoort, met<br />
name bij nieuwe ontwikkelingen de trits "vasthouden, bergen, afvoeren" en de trits "schoonhouden,<br />
scheiden, zuiveren" te worden gehanteerd.<br />
Volgens bovenstaand kader wordt afstromend hemelwater van schone oppervlakken gescheiden<br />
van afvalwater en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat<br />
schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Bij ontwikkelingen<br />
waar geen functiewijziging van toepassing is, dient ten minste 10% van de toename aan verharding<br />
gecompenseerd te worden in de vorm van open water. Bij gebieden met een functiewijziging<br />
is het aan de initiatiefnemer om het gebied te laten voldoen aan de nieuwe normen uit<br />
het NBW. Op dit moment is <strong>Kruiningergors</strong> in de faalkansberekening getoetst aan de norm voor<br />
stedelijk en grasland. Om in peilgebied 09-02 aan de geaccepteerde norm voor het stedelijk<br />
gebied van 1 op 100 te voldoen zullen met betrekking tot de waterhuishouding maatregelen getroffen<br />
moeten worden. Ook in peilgebied 09-01 dienen maatregelen te worden getroffen om te<br />
voldoen aan de aanvullende normering van het waterschap. De meest effectieve maatregel is<br />
het vergroten van het open water om overtollig water te kunnen bergen.<br />
Daarnaast is het belangrijk om bij eventuele toekomstige ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare<br />
bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK’s-houdende materialen)<br />
om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. In aansluiting hierop is het<br />
streven om bestaande vervuilingsbronnen te saneren.<br />
Een ontwikkeling die waarschijnlijk in 2008 zijn beslag krijgt is het gewijzigde beheer van de Haringvlietsluizen<br />
(zogenaamde Kierbesluit). De Haringvlietsluizen zullen gedeeltelijk worden<br />
opengezet zodat het Haringvliet onder invloed komt van zout water en het getij. Rijkswaterstaat<br />
garandeert handhaving van de huidige waterkwaliteit zodat het Kierbesluit geen effect zal hebben<br />
op de voorraad zoetwater in het Brielse Meer. Ook in dat licht is in het Waterstructuurplan<br />
Voorne-Putten gekozen voor het blijven doorspoelen met water uit het Brielse Meer.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 17<br />
Voor het boezemland langs het Brielse Meer, in dit geval de hoger gelegen duinrand, streeft<br />
men naar maximale voorraadvorming, buffering in de bodem en berging. Hiermee wordt de voor<br />
Voorne-Putten waardevolle zoetwatervoorraad ook in de toekomst met klimaatverandering gewaarborgd.<br />
Gewenste ontwikkelingen<br />
- bescherming van het waardevolle reliëf in het duingebied;<br />
- handhaving van het relatief natte karakter van de duinen;<br />
- geen verdichting in duingebied om infiltratie van regenwater in de duinen te handhaven;<br />
- herstellen van aanwezige kleine duinrellen;<br />
- vergroten oppervlakte open water;<br />
- vergroten capaciteit bestaande watergangen (ook ten behoeve van de waterkwaliteit);<br />
- nieuwe ontwikkelingen alleen op een schone bodem laten plaatsvinden;<br />
De waterbeheerders hebben het duurzaam waterbeleid en de afstemming met de ruimtelijke<br />
ordening nader uitgewerkt in het Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002). Daarnaast wordt in<br />
2006/2007 het Gemeentelijk Waterplan Westvoorne opgesteld. <strong>Kruiningergors</strong> maakt echter<br />
geen onderdeel uit van dit Waterplan.<br />
3.2. Landschap, cultuurhistorie en archeologie<br />
In deze paragraaf worden de aspecten landschap, cultuurhistorie en archeologie geanalyseerd.<br />
Deze analyse vormt mede een basis voor de visievorming.<br />
Bij de beschrijving van de huidige situatie wordt allereerst ingegaan op de ontstaansgeschiedenis<br />
van het plangebied. De ontstaansgeschiedenis verschaft inzicht in de samenhang tussen<br />
het abiotische basissysteem en het landschapsbeeld. Vervolgens vindt een analyse plaats van<br />
de volgende aspecten:<br />
- landschappelijke hoofdstructuur;<br />
- cultuurhistorie en archeologie.<br />
Huidige situatie<br />
Ontstaansgeschiedenis<br />
Het plangebied maakt deel uit van een omvangrijk veengebied dat − in ieder geval − vanaf de<br />
IJzertijd (circa 800 voor Christus-begin jaartelling) werd bewoond. Oudere bewoningssporen<br />
kunnen evenwel ook voorkomen, gelet op vondsten in de wijdere omgeving van het plangebied.<br />
In de Romeinse tijd (begin jaartelling-circa 300 na Christus) is sprake van een intensieve bewoning<br />
in dit deel van westelijk Voorne. De bewoning is vooral gesitueerd op de zogenaamde Afzettingen<br />
van Duinkerke I, een klei-/zandpakket dat op het veen is afgezet vanaf de eerste<br />
eeuwen voor het begin van de jaartelling. In de wijdere omgeving van het plangebied zijn verschillende<br />
vindplaatsen uit de Romeinse tijd bekend, maar ook in het plangebied zelf en in de<br />
omgeving ervan. Zo zijn er resten van bouwwerken en aardewerk gevonden in het Brielse<br />
Meer, aan het strand van de <strong>Kruiningergors</strong>, nabij de Noorddijk en direkt ten zuiden van de<br />
Heindijk. Na de Romeinse tijd breekt de bewoning af en begint door vernatting van het gebied<br />
plaatselijk weer veen te groeien.<br />
Vanaf de 10 e /11 e eeuw wordt het veengebied ontgonnen. Door het graven van sloten wordt het<br />
gebied ontwaterd en voor bewoning en landbouw geschikt gemaakt. Door de toenemende<br />
ontwatering treedt een maaivelddaling op, waardoor het land voor het buitenwater kwetsbaarder<br />
wordt. In het derde kwart van de 12 e eeuw treden grote overstromingen op in dit deel van<br />
Voorne.<br />
De Maasmond verplaatst zich vanaf die tijd zuidwaarts. Dit proces gaat vermoedelijk door tot in<br />
de 18 e eeuw toen het Brielse Gat, nu Brielse Meer, haar meest zuidelijke positie bereikte. In de<br />
noordelijke helft van het plangebied <strong>Kruiningergors</strong> zijn jonge duin- en strandafzettingen aanwezig<br />
die met de verplaatsing van de riviermonding samenhangen, en dus waarschijnlijk uit de<br />
17 e /18 e eeuw dateren. In 1797 werd de <strong>Kruiningergors</strong>polder gevormd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 19<br />
Aan de noordzijde van Voorne wordt vanaf de 12 e eeuw een aantal ringdijken aangelegd om<br />
woongronden en landerijen voor het water veilig te stellen. Hierdoor ontstonden de oudste polders<br />
op Voorne: de ringpolders van Goudhoek, Rugge, Zwartewaal en Heenvliet. De middeleeuwse<br />
dorpskern van Oostvoorne met het burgterrein bevinden zich binnen de ringpolder<br />
Goudhoek, waarvan de binnen het plangebied gelegen Noorddijk, de oostelijke bedijking<br />
vormde. De ten zuiden van het plangebied lopende Heindijk vormde het noordelijk deel van de<br />
polder Groot Oosterland.<br />
De noordkant van Voorne veranderde in de 20 e eeuw ingrijpend door de zeewaartse uitbreiding<br />
van het Rotterdamse industriegebied en door de aanleg van de Brielse Maasdam en de Brielse<br />
Gatdam. Hierbij zijn het Brielse Meer en het Oostvoornse Meer ontstaan.<br />
Vanwege de grote bodemkundige verschillen binnen de polder <strong>Kruiningergors</strong> (zie paragraaf<br />
3.1) herbergen het plangebied en de directe omgeving op zeer kleine schaal alle in westelijk<br />
Voorne voorkomende landschapstypen, te weten: duingebied, achterduingebied en poldergebied.<br />
De Gorslaan markeert ongeveer de overgang van het duingebied naar het achterduingebied,<br />
terwijl de Kamplaan/Zeehoeveweg op de landschappelijke grens van het achterduin-<br />
en poldergebied ligt.<br />
In het duingebied kwamen van oudsher afwisselend duinen en duingraslandjes voor. Na 1900 is<br />
in het duingebied bos ontstaan, deels spontaan, deels aangeplant. Het recreatiepark is ontstaan<br />
in het achterduingebied. Strand en duinen oefenden een grote aantrekkingskracht uit voor verschillende<br />
vormen van recreatie. Van oudsher kwamen in het achterduingebied tuinbouwbedrijven<br />
voor. De in het Recreatiepark Kruininger Gors nog aanwezige kenmerkende kleine tuinderswoningen<br />
herinneren aan deze periode. De recreatieve ontwikkeling is al vroeg van de<br />
grond gekomen, aanvankelijk veelal in de vorm van eenvoudige onderkomens bij tuinderijen,<br />
maar allengs met een bestendiger karakter (tenthuisjes, stacaravans, eenvoudige zomerhuisjes)<br />
en beheer door de gemeentelijke overheid. Hierdoor ontstond in de zomermaanden een<br />
waar "vakantiedorp", met een eigen sociale structuur en voorzieningen zoals verenigingsgebouwen,<br />
artsenpost en winkel. De ruimtelijke kwaliteit is bij deze ontwikkeling geen belangrijk<br />
aandachtspunt geweest. Ten behoeve van de continuïteit en duurzaamheid van de bedrijfsvoering<br />
(toekomstwaarde) is herstructurering en kwaliteitsverbetering echter noodzakelijk.<br />
Landschappelijke hoofdstructuur<br />
Voorne, waar het plangebied is gesitueerd, maakt deel uit van het voor Nederland kenmerkende<br />
kustlandschap. Het plangebied zelf ligt langs de zuidoever van het Brielse Meer ten noorden<br />
van de Heindijk.<br />
De gebieden ter weerszijden van de Heindijk hebben zich in de loop der tijd sterk verschillend<br />
ontwikkeld. Het gebied ten zuiden van de Heindijk heeft een belangrijke functie als akkerbouwgebied,<br />
terwijl het plangebied (ten noorden van de Heindijk) voor een groot deel bestaat uit intensief<br />
(verblijfs)recreatiegebied.<br />
Ondanks de sterke recreatieve ontwikkeling is de oorspronkelijke landschappelijk hoofdstructuur<br />
in het plangebied nog duidelijk herkenbaar. Deze hoofdstructuur bestaat uit een drietal parallel<br />
aan de kust georiënteerde landschappelijke zones. Dit zijn (zie figuur 4):<br />
- de strand- en duinzone langs het Brielse Meer met recreatieve voorzieningen (onder andere<br />
de jachthaven) en restanten van duin- en bosgebieden;<br />
- de binnenduinrandzone waarin zich het Recreatiepark Kruininger Gors bevindt met een lineaire<br />
structuur (oost-westgeoriënteerde hoofdrichting, dwars daarop secundaire verbindingen);<br />
- de overgangszone, globaal gelegen tussen de Kamplaan/Zeehoeveweg en de Heindijk; in<br />
dit van oorsprong agrarisch gebied is sprake van een gevarieerd ruimtegebruik (woonbebouwing,<br />
verblijfsrecreatie, enkele bedrijven) en dientengevolge van een gevarieerd ruimtelijk<br />
beeld.<br />
De landschappelijke hoofdstructuur bepaalt tevens de recreatieve kwaliteiten van het plangebied.<br />
Een belangrijk aandachtspunt is derhalve behoud en versterking van de herkenbaarheid<br />
van de landschappelijke hoofdstructuur in de toekomst.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen <strong>21</strong><br />
Cultuurhistorie<br />
In het plangebied komen twee cultuurhistorisch waardevolle elementen voor (zie figuur 5), te<br />
weten de Steenenbaak (voormalige vuurtoren) en een kogelgloeioven (restanten van de kustbatterij).<br />
Beide behoren tot een voormalige vesting die deel uitmaakte van een verdedigingslinie<br />
langs de kust van het westelijk deel van Voorne.<br />
De Steenenbaak was naast vuurbaken tevens een uitkijkpost naar zee. De kogelgloeioven<br />
diende ervoor om projectielen, alvorens zij werden afgeschoten op het vijandelijke doel, roodgloeiend<br />
te maken. Hierdoor werd het te beschieten object (schip) niet alleen vernield, maar ook<br />
in brand gestoken.<br />
In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee<br />
(provincie Zuid-Holland, 2002) is de Heindijk aangeduid als historisch-landschappelijke lijn<br />
van hoge waarde. Bouwkundig is de Steenenbaak beschermd op basis van de Monumentenwet<br />
1988.<br />
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee<br />
(provincie Zuid-Holland, 2002) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met<br />
redelijke tot grote kans op archeologische sporen. De Steenenbaak is bovendien aangeduid als<br />
terrein van zeer hoge archeologische waarde.<br />
In het plangebied kunnen bewoningssporen aangetroffen worden uit de IJzertijd, de Romeinse<br />
tijd en de Middeleeuwen. De middeleeuwse sporen kunnen samenhangen met de ontginningsperiode,<br />
maar ook met de bewoning op en langs de dijk van de ringpolder Goudhoek (het tracé<br />
van de Noorddijk) en op en langs de iets jongere Heindijk. Ook bewoningssporen uit latere tijd<br />
zijn uiteraard binnen het plangebied te verwachten.<br />
Verder zijn binnen het plangebied in het Brielse Meer naar verwachting verschillende archeologische<br />
waardevolle locaties aanwezig. Het Brielse Meer maakte, voor de aanleg van de Brielse<br />
Gatdam, onderdeel uit van de monding van de Maas en daarmee van een eeuwenoude<br />
scheepsroute. In en rondom het Oostvoornse Meer (buiten het plangebied) zijn vele oude<br />
scheepswrakken aangetroffen. Het is aannemelijk dat binnen het plangebied ook dergelijke<br />
wrakken onder water of onder het zand aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de nabijheid van de kogelgloeioven.<br />
Gewenste ontwikkelingen<br />
Landschap<br />
Het is gewenst om bij een herstructurering van het recreatiepark de landschappelijke hoofdstructuur<br />
te behouden en indien mogelijk te versterken. Tevens is het gewenst om bij een herstructurering<br />
voldoende ruimte te reserveren voor de aanleg van een groenstructuur binnen het<br />
park. Door de aanleg van beplantingen kunnen de ruimtelijke kwaliteiten van het recreatiepark<br />
sterk worden verbeterd. Gedacht kan worden aan circa 5 noord-zuidgerichte groene lobben.<br />
Door de aanleg van beplantingen krijgt het recreatiepark een groener karakter en kan de relatie<br />
tussen het verblijfsgebied en het dagrecreatieve gebied (strand) worden versterkt (zie ook gewenste<br />
ontwikkelingen recreatie).<br />
Ook voor het gedeelte buiten het recreatiepark is behoud van de landschappelijke hoofdstructuur<br />
wenselijk. Verdere "verstening" van dit gebied dient vanuit landschappelijk oogpunt zoveel<br />
mogelijk te worden voorkomen, de ontwikkeling zal vooral op "vergroening" gericht moeten zijn.<br />
Cultuurhistorie en archeologie<br />
De Steenenbaak en de kogelgloeioven dienen, vanwege hun directe relatie met de geschiedenis<br />
van het gebied, behouden te blijven.<br />
Om archeologische waarden veilig te stellen is het wenselijk om voor werkzaamheden die leiden<br />
tot verstoring van de bodem aan een aanlegvergunning te binden. Ook voor het bouwen in<br />
dergelijke gebieden moeten de nodige waarborgen worden geschapen dat geen onevenredige<br />
verstoring van het bodemarchief plaatsvindt. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld technische maatregelen<br />
worden voorgeschreven, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen<br />
worden behouden of kunnen de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het<br />
gebied van archeologie.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 23<br />
Het bodemarchief ter plaatse van de Steenenbaak en de kogelgloeioven op de Heindijk dat<br />
vermeld staat op de archeologische Monumentenkaart (terrein 37A-001) dient behouden te blijven.<br />
In verband met de waarde van dit terrein is het niet wenselijk dat hier zonder vergunning<br />
graaf- of andere werkzaamheden plaatsvinden beneden het maaiveld.<br />
Voor het tracé van de Heindijk en de Noorddijk is het niet wenselijk om zonder vergunning<br />
werkzaamheden (inclusief bouwen) uit te voeren die dieper gaan dan 50 cm beneden maaiveld.<br />
Gelet op de hoge trefkans op archeologische sporen uit de ijzertijd en Romeinse tijd en middeleeuwen<br />
is voor het landgedeelte van het plangebied (tussen Heindijk/Noorddijk en Brielse<br />
Meer) een aanlegvergunning wenselijk voor grondwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm<br />
onder maaiveld. Evenmin is het wenselijk dat zonder nadere voorwaarden dieper dan 80 cm<br />
onder het maaiveld kan worden gebouwd.<br />
Voor het Brielse Meer is een aanlegvergunning wenselijk voor werkzaamheden die dieper gaan<br />
dan de huidige waterbodem (met uitzondering van de normale onderhoudswerkzaamheden).<br />
Ook bij het bouwen van bouwwerken beneden de huidige waterbodem moeten mogelijke archeologische<br />
waarden in acht worden genomen.<br />
Samenvatting gewenste ontwikkelingen:<br />
- behoud en verbetering van de herkenbaarheid van de landschappelijke hoofdstructuur<br />
(strand- en duinzone, binnenduinrandzone, overgangszone);<br />
- ontwikkeling van een duidelijke groenstructuur binnen het recreatiepark;<br />
- behoud van cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen (onder andere<br />
Steenenbaak, kogelgloeioven) en veilig stellen bodemarchief.<br />
Tabel 3.1 Landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zie ook figuur 4)<br />
zone karakteristiek waardevolle elementen<br />
strand- en duinzone - open strandruimte overgaand in<br />
duinen met struweel en bos<br />
- deze zone kent met name in de<br />
zomer een zeer intensief<br />
(dag)recreatief gebruik<br />
recreatiezone - verblijfsrecreatiepark met een<br />
zeer besloten karakter<br />
overgangszone - deze zone wordt gekenmerkt<br />
door de afwisseling tussen open<br />
ruimten en besloten elementen<br />
behorend bij het gemengd<br />
grondgebruik; de Heindijk vormt<br />
een duidelijke grens tussen deze<br />
zone en het aangrenzende open<br />
poldergebied.<br />
3.3. Ecologie<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
- afwisseling tussen open ruimten en<br />
bossages/struweel<br />
- kogelgloeioven en Steenenbaak (cultuurhistorisch<br />
waardevolle elementen<br />
- (laan)beplanting langs wegen en paden<br />
- afwisseling tussen open- en beslotenheid<br />
Huidige situatie<br />
Het plangebied maakt onderdeel uit van een reeks van natuurgebieden langs de noord- en<br />
westrand van Voorne (zie figuur 6). Een deel van deze gebieden, rondom het plangebied, heeft<br />
een beschermde status op grond van de Habitat- en de Vogelrichtlijn en is voorgedragen als<br />
Natura2000-gebied. Daarnaast zijn ook ecologische verbindingszones aanwezig.<br />
Het plangebied bestaat uit een grote diversiteit aan terreinen, waaronder bos, ruigte en struweel,<br />
kassen, graslandjes, open water van het Brielse Meer, duingebiedjes, een dijk en verder<br />
veel recreatiewoningen in het middendeel van het plangebied.<br />
Toetsingskader<br />
Beleid<br />
De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is een uitwerking van de landelijke ecologische<br />
hoofdstructuur en bestaat behalve uit natuurgebieden, waaronder de bovengenoemde speciale<br />
beschermingszones, ook uit verbindingen tussen natuurgebieden. De oevers van het Brielse<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 24<br />
Meer zijn als een te ontwikkelen ecologische verbindingszone aangewezen. Deze zone zal<br />
gaan bestaan uit stukjes rietmoeras van 10-20 m breed met goed ontwikkelde natte tot vochtige<br />
moerasvegetaties met vooral veel riet en hier en daar wilgen(bosjes). Doelsoorten zijn waterspitsmuis<br />
en dwergmuis. Soorten als rietzanger, rietgors, bloedrode heidelibel, houtpantserjuffer<br />
en rietsprinkhaan kunnen van de maatregelen mee profiteren. Deze verbindingszone is nog niet<br />
gerealiseerd.<br />
Het natuurgebied Tomatenwei of Ommeloop aan de Katteweg bevindt zich ten oosten van (en<br />
niet binnen) het plangebied. Ook hiervoor geldt dat consolidatie van het huidige gebruik geen<br />
nieuwe negatieve effecten genereert ten aanzien van dit natuurgebied.<br />
Normstelling<br />
Flora- en faunawet<br />
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten,<br />
verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere<br />
voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid<br />
tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud<br />
of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met<br />
name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan<br />
sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is,<br />
bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie<br />
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze<br />
ontheffing slechts verleend, indien:<br />
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,<br />
bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);<br />
- er geen alternatief is;<br />
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.<br />
De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de<br />
voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling<br />
niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project in de weg,<br />
wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor<br />
− voor zover vereist − geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen.<br />
Natuurbeschermingswet 1998<br />
Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober<br />
2005 in werking is getreden, van belang. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet<br />
worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van de ontwikkeling niet<br />
in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer<br />
de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor<br />
geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.<br />
Voornes Duin bevindt zich ten westen van het plangebied en is een speciale beschermingszone<br />
in het kader van zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn. Beide richtlijnen zijn inmiddels geïmplementeerd<br />
in de Natuurbeschermingswet. Deze wet heeft een externe werking, zodat ook ingrepen<br />
buiten de speciale beschermingszones moeten worden getoetst op eventuele negatieve<br />
ecologische effecten.<br />
Gelet op het karakter van het bestemmingsplan, zullen er geen nieuwe ontwikkelingen met negatieve<br />
effecten optreden binnen deze beschermingszone. Aard en intensiteit van het recreatief<br />
gebruik zullen niet ingrijpend wijzigen ten opzichte van de huidige situatie.<br />
Beschermde soorten<br />
Flora<br />
Bijzondere flora is met name geconcentreerd langs de Heindijk en op de overgang tussen land<br />
en water. Langs de noordrand waren in 1989 nog soortenrijke duinvegetaties aanwezig die<br />
enige overeenkomst vertonen met het aangrenzende duingebied van Voorne. Kenmerkende<br />
soorten uit die tijd waren onder meer strand- en fraai duizendguldenkruid, heelblaadjes, sierlijke<br />
vetmuur, grote tijm en bleekgele droogbloem. Voor de instandhouding van deze vegetaties is<br />
een zekere milieudynamiek vereist. Verstuiving, betreding en begrazing door konijnen spelen in<br />
dit opzicht een rol. De dijk langs de zuidrand was tot 15 jaar geleden plaatselijk eveneens waar-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 25<br />
devol. Afhankelijk van de beheersintensiteit, waren hier waardevolle grazige vegetaties aanwezig<br />
met onder meer echte kruisdistel en gestreepte klaver.<br />
Onbekend is of deze vegetaties hier nog steeds aanwezig zijn. Het Natuurloket geeft voor de<br />
betreffende kilometerhokken verschillende beschermde soorten aan. Het gaat daarbij naar verwachting<br />
om soorten als brede wespenorchis en zwanenbloem die verspreid in het gebied kunnen<br />
voorkomen in bermen en struwelen, respectievelijk sloten en oevers.<br />
Zwaar beschermde soorten zijn vooral op de noordoever van het Brielse Meer aanwezig. Het<br />
gaat daarbij om rietorchis, vleeskleurige orchis, moeraswespenorchis en bijenorchis. De laatset<br />
soort wordt ook in toenemende mate in wegbermen aangetroffen in de gehele delta.<br />
Fauna<br />
Naar verwachting komen in het gehele gebied in Nederland min of meer algemeen voorkomende<br />
zoogdieren en amfibieën voor, zoals egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol,<br />
hermelijn, wezel, bunzing, dwergmuis, haas en konijn (Atlas van de Nederlandse zoogdieren,<br />
1992). Verder kunnen foeragerende gewone dwergvleermuizen en laatvliegers in het gebied<br />
voorkomen. Onbekend is of van deze soorten vaste verblijfplaatsen in het gebied aanwezig zijn<br />
(Atlas van de Nederlandse vleermuizen, 1997). Verder zijn beschermde amfibieën aanwezig, te<br />
weten kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker (Atlas van de Nederlandse amfibieën<br />
en reptielen, 1986). Alle genoemde soorten zijn wettelijk beschermd. Met uitzondering<br />
van de vleermuizen zijn deze soorten echter dermate algemeen dat voor het verstoren van<br />
deze soorten geen ontheffing meer behoeft te worden aangevraagd.<br />
Beschermde insecten zijn naar verwachting niet aanwezig.<br />
Vogels<br />
De noordrand van het plangebied is vooral van betekenis voor bos- en struweelvogels. Aanwezige<br />
broedvogels zijn onder meer nachtegaal, goudvink, zomertortel en grasmus. Uit het verleden<br />
zijn ook broedgevallen bekend van ransuil, boomvalk en groene specht. De genoemde<br />
soorten stellen vrij hoge eisen aan hun leefgebied met betrekking tot voedselaanbod, ouderdom<br />
en variatie van milieutypen en mate van verstoring en kunnen daarom worden beschouwd als<br />
indicatoren van waardevolle bossen en struwelen. Een aantal aanwezige soorten is in Zuid-<br />
Holland bovendien zeldzaam en geheel aangewezen op de duinstrook (groene specht, nachtegaal,<br />
goudvink). Vermeldenswaardig zijn verder de hoge tot zeer hoge dichtheden van soorten<br />
als fitis, tjiftjaf en zwartkop. Langs de oevers zijn kleine karekiet en rietgors als broedvogel aanwezig.<br />
In de winter vormt het Brielse Meer het rust- en foerageergebied voor grote aantallen<br />
eenden en futen uit Noord-Europa. Alle vogelsoorten zijn wettelijk beschermd; verstoring van<br />
broedende vogels is op grond van de Flora- en faunawet niet toegestaan; ontheffing wordt niet<br />
verleend.<br />
In tabel 3.2 is aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting)<br />
aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.<br />
Tabel 3.2 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime<br />
vrijstellingsregeling Ffw ontheffingsregeling Ffw<br />
(categorie 1)<br />
zwanenbloem, brede<br />
wespenorchis<br />
egel, gewone bosspitsmuis,<br />
dwergspitsmuis, mol, hermelijn,<br />
wezel, bunzing, dwergmuis, haas<br />
en konijn<br />
gewone pad, bruine kikker,<br />
kleine watersalamander<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
licht beschermde soort<br />
(categorie 2)<br />
alle soorten inheemse vogels<br />
zwaar beschermde soort<br />
(categorie 3)<br />
alle vleermuizen<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 26<br />
Effecten als gevolg van het bestemmingsplan<br />
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde<br />
dier- of plantensoorten kan betekenen. Voor ruimtelijke ingrepen zal geen ontheffing<br />
nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen<br />
van de Flora- en faunawet geldt.<br />
Herinrichting van het recreatieterrein zal mogelijk leiden tot het verstoren van broedplaatsen<br />
van vogels. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart<br />
t/m 15 juli) worden opgestart is er qua vogels geen strijdigheid met de Flora- en faunawet. Indien<br />
uit voorafgaand onderzoek blijkt dat in de te slopen gebouwen vaste verblijfplaatsen van<br />
vleermuizen aanwezig zijn, dan dient ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden<br />
aangevraagd. Vanwege de extra beschermde status van deze dieren zijn dan mitigerende<br />
en compenserende maatregelen vereist.<br />
Aangezien het hier gaat om algemene soorten, is de gunstige staat van instandhouding niet in<br />
het geding. De Flora- en faunawet zal de uitvoering van het plan derhalve niet in de weg staan.<br />
Conclusie<br />
- Het plangebied herbergt verschillende wettelijk beschermde soorten. Deze soorten worden<br />
mogelijk beïnvloed door de herinrichting van het recreatieterrein die in het bestemmingsplan<br />
mogelijk wordt gemaakt. Voor de meeste geldt echter een vrijstelling van de relevante<br />
verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet.<br />
- Het starten van werkzaamheden tijdens het broedseizoen (maart tot en met juli) is niet toegestaan,<br />
aangezien dit verstoring van de broedvogels zou betekenen.<br />
- Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het behoud van eventuele vaste rust-, verblijfs-<br />
en voortplantingsplaatsen van vleermuizen aangezien deze soorten extra worden beschermd<br />
in het kader van de Flora- en faunawet. De te beschermen soorten komen echter<br />
alle in Nederland algemeen voor; de gunstige staat van instandhouding van deze soorten<br />
is daarom niet in het geding. Derhalve staat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van<br />
het bestemmingsplan niet in de weg.<br />
3.4. Toerisme en recreatie<br />
In deze paragraaf worden de toeristisch-recreatieve functies in het plangebied beschreven en<br />
wordt aangegeven welke ontwikkelingen mogelijk en gewenst zijn. Waar dat relevant is, wordt<br />
ook ingegaan op de recreatieve voorzieningen in de omgeving van het plangebied. Na een beschrijving<br />
van de huidige situatie worden de gewenste ontwikkelingen beschreven.<br />
Huidige situatie<br />
Recreatiepark Kruininger Gors<br />
Ontstaansgeschiedenis<br />
Het Recreatiepark Kruininger Gors vindt zijn oorsprong in een vroegere vorm van kamperen bij<br />
de boer vanuit de nabijgelegen steden in de jaren '20 (ruim 80 jaar geleden). Op initiatief van de<br />
toenmalige gemeente Oostvoorne is direct na de Tweede Wereldoorlog gezocht naar een bestuursvorm<br />
voor het recreatiegebied om de wildgroei van kampeerterreintjes tegen te gaan. In<br />
1948 werd een gemeenschappelijke regeling tussen Rotterdam en Oostvoorne getroffen om de<br />
ontwikkelingen beter te kunnen sturen. Sinds het begin van de ontwikkelingen waren er reeds<br />
enkele verenigingen van verblijfsrecreanten ontstaan. In 1948 werd het oprichten van verenigingen<br />
verplicht gesteld teneinde de saamhorigheid te bevorderen en de zelfwerkzaamheid te<br />
coördineren. Tot het begin van de jaren '60 zijn er nieuwe verenigingen ontstaan en tot het begin<br />
van de jaren '70 zijn er gronden aangekocht voor verdere uitbreidingen.<br />
Privatisering<br />
Het Recreatiepark Kruininger Gors is sinds juni 1994 geprivatiseerd. Het eigendom van de terreinen<br />
die behoren tot het recreatiepark is overgegaan naar de Molecaten groep uit Hattem.<br />
Voor de privatisering is in opdracht van de gemeente een prospectus opgesteld, waarnaar in de<br />
koopovereenkomst wordt verwezen. Aangegeven is onder meer dat de gemeente een nieuw<br />
bestemmingsplan voor het gebied zal voorbereiden. Het uitgangspunt hierbij is dat in principe<br />
de huidige begrenzing van het recreatiepark Kruininger Gors wordt aangehouden. Eventuele<br />
noodzakelijke uitbreiding van het park als gevolg van herstructurering zal in ieder geval binnen<br />
de grenzen van het gebied tussen (ruwweg) Heindijk en S32 gezocht moeten worden. Daarbij is<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 27<br />
eveneens aangegeven dat verandering van de bestemming van natuur- en duingebied uitgesloten<br />
is en dat eventuele verbetering of verandering van de infrastructuur zal moeten gebeuren<br />
met zo min mogelijk effecten op de directe omgeving. De prospectus geeft eveneens aan dat<br />
bungalowbouw in principe kan worden toegestaan. Voorwaarde is dat deze kan worden ingepast<br />
in de aanwezige bebouwing en de landschapsstructuur en het bestaande gebruik van het<br />
recreatiepark Kruininger Gors moet zoveel mogelijk worden voortgezet. Voorts hoeft het aantal<br />
kampeereenheden dat aanwezig was op het moment van overdracht niet het maximum te zijn.<br />
Uiteraard moet wel worden voldaan aan de eisen van de (toenmalige) Kampeerwet.<br />
Sinds de privatisering is het aantal verblijfseenheden op het recreatiepark geleidelijk afgenomen.<br />
Eind 1993 bedroeg het aantal verblijfseenheden 2.144, waarvan 1.750 huisjes, 394 stacaravans<br />
en 80 toeristische plaatsen. In 2006 is het aantal verblijfseenheden gedaald naar bijna<br />
1.800. Op vrijkomende plaatsen, waar de kwaliteit van het huisje slecht is, wordt dit afgebroken<br />
om op die manier de bebouwingsdichtheid wat te verlagen en ruimte te scheppen voor een mogelijke<br />
toekomstige herstructurering. Deze herstructurering zal geleidelijk plaats vinden. Met<br />
meer dan 50% van de huisjeseigenaren is destijds door de Molecatengroep een erfpachtovereenkomst<br />
aangegaan. Deze overeenkomst is nog een aantal jaren van kracht en geeft de betreffende<br />
eigenaren van de huisjes de zekerheid dat zij gedurende de looptijd van de overeenkomst<br />
over hun perceel kunnen blijven beschikken.<br />
Sinds de overdracht aan de Molecatengroep is het verplichte lidmaatschap van een kampeervereniging<br />
opgeheven. Het aantal kampeerverenigingen binnen het Kruininger Gors bedroeg in<br />
1995 ruim 20. Een aantal verenigingen heeft zich de laatste jaren opgeheven.<br />
Situering<br />
De verblijfsrecreatieterreinen van het Recreatiepark Kruininger Gors liggen direct achter een<br />
smalle duinstrook langs het Brielse Meer. Het recreatiepark heeft een totale oppervlakte van<br />
107,6 ha, hiervan is circa 60 ha ingericht als verblijfsgebied, de overige circa 47 ha bestaan uit<br />
duin- en strandgebied, bos en een hertenkamp (zie figuur 7). Aan de zuidzijde wordt het terrein<br />
begrensd door een gebied dat vroeger vooral voor tuinbouw werd gebruikt, maar dat nu nauwelijks<br />
meer een agrarische functie heeft.<br />
Deelgebieden<br />
Het Recreatiepark Kruininger Gors bestaat uit verschillende delen: het terrein met hoofdzakelijk<br />
huisjes, het kampeerterrein, het centrumgebied en aan de noordoostzijde een zone met bos<br />
met daarin een hertenkamp.<br />
Het deel met de huisjes bestaat uit kleine kavels, waarop de huisjes in rijen veelal langs relatief<br />
smalle paden staan. De huisjes hebben bescheiden afmetingen en bestaan uit één bouwlaag,<br />
meestal met een flauw kapje. De meeste huisjes zijn uitgevoerd in houtbouw. Het terrein voor<br />
recreatiewoningen heeft een oppervlakte van 41,4 ha. Volgens de meting van januari 1996 varieert<br />
de kavelgrootte van de huisjes van minder dan 70 m² tot meer dan 270 m².<br />
Het kampeerterrein bestaat voor een groot deel uit standplaatsen voor stacaravans die eind jaren<br />
'60 en begin jaren '70 zijn aangelegd op basis van de eisen en wensen van die tijd. In 2000<br />
zijn door de Molecaten groep plannen ontwikkeld voor een herinrichting van een deel van het<br />
oostelijke terrein van het recreatiepark, ongeveer ter plaatse van de kampeervereniging<br />
't Hertekamp. Het plan voorziet in vorming van clusters van standplaatsen, elk met een eigen<br />
sfeer. Een deel van het herinrichtingsplan is uitgevoerd. Het deel dat betrekking heeft op het<br />
bosgebied is niet gerealiseerd.<br />
Ter hoogte van het centrum van het terrein voor recreatiewoningen zijn direct aan de hoofdontsluiting<br />
(Gorslaan) de centrale voorzieningen gesitueerd (zie figuur 7). De bebouwing is gegroepeerd<br />
rondom het Gorsplein en bestaat uit winkels, een recreatiezaal, een wasserette, een<br />
dokterskamer, een werkplaats en een kantoor. In het verleden kwam verspreid over het terrein<br />
nog een gering aantal kleine winkels voor, zoals de winkel in doe-het-zelf-artikelen. Het merendeel<br />
van de gebouwen in het centrumgebied is in het begin van de jaren ’50 van de vorige eeuw<br />
gebouwd. De gebouwen missen daardoor een eigentijdse uitstraling.<br />
In het hoogseizoen bevinden zich 6.000 à 7.000 recreanten op het recreatiepark. De recreanten<br />
bestaan voor een belangrijke deel uit 55-plussers. Het aantal 55-plussers is een aantal jaren<br />
echter niet toegenomen, maar er heeft een voorzichtige verjonging plaatsgevonden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 29<br />
Het terrein voor toeristisch kamperen wordt door een overwegend jong publiek (gezinnen met<br />
kinderen) bezocht.<br />
Landschappelijke inpassing<br />
Aan de noordzijde worden de verblijfsrecreatieterreinen begrensd door de duinen langs het<br />
Brielse Meer en bossen, aan de westzijde door de hooggelegen Brielse Maasdam en een grasdijk.<br />
Aan de zuidzijde naar het poldergebied toe wordt het recreatiegebied voor een deel afgeschermd<br />
door de Heindijk en voor een deel door (voormalig) agrarisch gebied. Het kampeergedeelte<br />
van het recreatiegebied is gesitueerd in het bosrijke, noordelijke deel van het plangebied.<br />
Ontsluiting<br />
Voor de beschrijving van de ontsluiting wordt verwezen naar paragraaf 3.8 Verkeer.<br />
Nuts- en sanitaire voorzieningen<br />
Alle recreatiewoningen en vaste standplaatsen hebben een aansluiting op het elektriciteitsnet,<br />
de waterleiding en de riolering. In vrijwel alle recreatiewoningen is een toilet en een douche<br />
aanwezig.<br />
Ook vrijwel alle caravans beschikken over een eigen toilet en wasvoorziening. Van de douches<br />
in de sanitaire ruimten op de caravanvelden wordt met name door de toeristische kampeerders<br />
gebruikgemaakt. Tevens is op het kampeerterrein een wasserette aanwezig.<br />
Woningen<br />
Binnen het gebied dat wordt aangemerkt als Recreatiepark Kruininger Gors komt nog een aantal<br />
woningen voor (zie ook paragraaf 3.5). De aanwezigheid hiervan hangt samen met de ontstaansgeschiedenis<br />
van het terrein. Het beleid van de Molecatengroep is erop gericht deze woningen<br />
te verplaatsen naar locaties buiten het recreatiepark.<br />
Overige terreinen voor verblijfsrecreatie<br />
De ligging nabij het Brielse Meer met zijn strand en duinen en de aanwezigheid van het recreatiepark,<br />
zijn er aanleiding toe geweest dat een deel van de gronden buiten het recreatiepark ook<br />
een verblijfsrecreatieve functie heeft gekregen.<br />
Nabij de jachthaven zijn twee kleine kampeerterreintjes gesitueerd. Het ene terrein, gelegen<br />
aan de zuidwestzijde van de jachthaven, is ingericht voor 20 seizoenplaatsen. Het terrein aan<br />
de zuidoostzijde van de haven biedt plaats aan 10 vaste standplaatsen. Deze zijn uitsluitend via<br />
de bij de jachthaven behorende werf te bereiken.<br />
Aansluitend aan het Recreatiepark Kruininger Gors ligt aan de Kamplaan 4 de camping De<br />
Gorshoeve met een capaciteit van in totaal 125 standplaatsen. De inrichting van het oorspronkelijke,<br />
westelijke terreingedeelte is vooral gericht geweest op het realiseren van een zo groot<br />
mogelijk aantal standplaatsen. De ruimtelijke kwaliteit van de inrichting is hierdoor onder druk<br />
komen te staan. Door de exploitant is ook het naastgelegen terrein bij het kampeerterrein betrokken.<br />
Op dit terrein ligt de nieuwe kantine, die ook een functie heeft als eetcafé voor de omgeving.<br />
Op het oostelijk terreindeel wordt ruimte geboden aan 35 van de in totaal 125 standplaatsen.<br />
Voorts ligt aan de noordzijde van de Zeehoeveweg, op de achterzijde van een perceel, even<br />
een klein kampeerterrein met een capaciteit van 10 stacaravans. Dit terrein sluit aan op de<br />
huisjes van het Recreatiepark Kruininger Gors, die zijn gelegen aan de binnen het Kruininger<br />
Gors genoemde J.H. van de Voornlaan. Ten oosten van de Maasweg ligt een kleinschalig kampeerterrein<br />
met 4 kampeermiddelen.<br />
Eerder was tussen de Zeehoeveweg en de Heindijk nog het kampeerterrein Dijkzicht aanwezig.<br />
Dit kleinschalige kampeerterrein, gelegen op een lange, smalle kavel bood plaats aan 10 caravans.<br />
Het terrein is inmiddels opgeheven. Op het vrijkomende gedeelte is een woning gebouwd<br />
ter vervanging van de woning Zeehoeveweg 4.<br />
Dagrecreatie<br />
Wandelen en fietsen<br />
Het plangebied is goed ontsloten door middel van routes voor wandelaars en fietsers. Aangezien<br />
het Recreatiepark Kruininger Gors met inbegrip van het strand, bos- en duinterrein particulier<br />
eigendom is, is het gebied – behoudens de Gorslaan – gesloten voor recreanten van buiten<br />
het Recreatiepark. Op alle wandelpaden is het reglement van het Recreatiepark van toepassing.<br />
Langs de rand van het plangebied lopen de wandelroutes "<strong>Kruiningergors</strong>" en enkele<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 30<br />
lange afstand wandelroutes (LAW 5-1 Deltapad en LAW 6-1 Oeverloperpad). De routes maken<br />
deel uit van het Groene Netwerk.<br />
De belangrijkste wegen op het terrein van Recreatiepark Kruininger Gors hebben voor een deel<br />
een langsliggend wandelpad; vrijliggende fietspaden zijn niet aanwezig. Langs een deel van de<br />
wegen ontbreekt elke voorziening voor fiets- en voetgangersverkeer.<br />
Een groot deel van de zijlanen is alleen bedoeld voor voetgangers. Deze lanen zijn met paaltjes<br />
of hekken afgesloten voor auto's. De hoofdstructuur voor fiets- en voetgangersverkeer valt in<br />
grote lijnen samen met de structuur van de hoofdlanen en is derhalve sterk oost-westgericht.<br />
De noordzuidrichting (relatie met strand) is aanwezig in de vorm van talrijke zijpaden en enkele<br />
dwarsroutes tussen Gorslaan en Kamplaan, Zeehoeveweg en Maasweg). De laatstgenoemde<br />
wegen worden eveneens gebruikt door het autoverkeer. Deze wegen zijn openbare wegen die<br />
bij de privatisering niet zijn overgedragen. De gemeente Westvoorne is verantwoordelijk voor<br />
het beheer en onderhoud.<br />
Jachthaven en omgeving<br />
In de noordwesthoek van het plangebied ligt een jachthaven. De jachthaven is voorzien van een<br />
werf en een kleinschalige horecavoorziening.<br />
Behalve de genoemde kampeerterreintjes, is nabij de jachthaven een restaurant met midgetgolfbaan<br />
aanwezig. De eigenaar van de midgetgolfbaan heeft in het verleden plannen ontwikkeld<br />
om nabij de Zanddijk een hotel te ontwikkelen. Een kampeerterrein nabij de Zanddijk en de<br />
midgetgolfbaan zouden daarbij komen te vervallen. De plannen voor een hotel zijn nooit tot uitvoering<br />
gekomen.<br />
Overige dagrecreatieve voorzieningen<br />
Het terrein voor dagrecreatie nabij de Steenenbaak sluit aan op een dagrecreatieve zone langs<br />
de Brielse Maas. Op het terrein is een horecagelegenheid aanwezig. Ter plaatse zijn langs de<br />
oever van het Brielse Meer een zwemsteiger en enkele botensteigers aangebracht. Het grote<br />
veld kan worden benut voor evenementen.<br />
Westelijker liggen langs het Brielse Meer verschillende strandjes. Het Brielse Meer zelf biedt<br />
mogelijkheden om te zwemmen, surfen en andere vormen van watergebonden dagrecreatie.<br />
Gewenste ontwikkelingen<br />
De verwachting is dat het toerisme in zijn algemeenheid voor de komende jaren een (bescheiden)<br />
groeimarkt blijft waarbij er een toenemende behoefte aan kwaliteit is. Tevens is er een<br />
toename van het aantal korte vakanties, veelal in eigen land en een groei van de seniorenmarkt.<br />
Een bovengemiddelde groei is er met name ten aanzien van de waterrecreatie. Daarnaast kent<br />
de sportieve recreatie en extensieve, natuurgerichte recreatie (fietsen, wandelen) een meer dan<br />
gemiddelde groei.<br />
Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat in het plangebied, als gebied in een omgeving met<br />
natuur- en landschapswaarden en watersportmogelijkheden, de vraag naar recreatieve mogelijkheden<br />
zal toenemen. Dit geldt met name in verband met de directe nabijheid van omvangrijke<br />
stedelijke gebieden (Randstad). Er is echter sprake van discrepantie tussen de huidige<br />
kwaliteit van de accommodatie en de toenemende vraag naar meer luxe. De grotere vraag naar<br />
meer luxe komt ook tot uitdrukking in de vraag naar grotere recreatiewoningen en grotere stacaravans.<br />
Bij de stacaravans vervaagt geleidelijk het onderscheid tussen de "echte" caravan in de<br />
betekenis van een onderkomen op wielen met disselboom, dat verplaatsbaar is over de weg.<br />
Meer en meer krijgen de grotere caravans de vorm van een "chalet". Op zich is het niet bezwaarlijk<br />
wanneer stacaravans worden vervangen door chalets, mits de omvang van het perceel<br />
is afgestemd op de grotere omvang van het onderkomen in vergelijking met de traditionele<br />
stacaravan. Bovendien verdient het de voorkeur wanneer vervanging van stacaravans door<br />
chalets zo veel mogelijk in aaneengesloten gebiedjes plaats vindt, zodat de totale structuur van<br />
het betreffende gebied kan worden aangepast.<br />
In het algemeen dient bij herstructurering te worden gestreefd naar:<br />
- meer ruimte tussen de recreatiewoningen en kampeermiddelen;<br />
- grotere kavels per recreatiewoning;<br />
- verbetering samenhang kampeerterreinen/meer ruimte tussen stacaravans;<br />
- parkeerplaatsen dichter bij verblijfsmiddelen (max. 200 m loopafstand) en uitbreiding tot<br />
1,4 parkeerplaats per recreatiewoning of stacaravan/chalet (in verband met bezoekers);<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 31<br />
- bevordering samenhang verblijfsgebied en dagrecreatiegebied (groene en recreatieve verbindingen);<br />
- verhoging van het voorzieningenniveau ten behoeve van het recreatiepark.<br />
Herstructurering zal echter geleidelijk plaats moeten vinden om voldoende recht te kunnen doen<br />
aan de belangen van de bestaande recreanten, die veelal al jaren naar het recreatiepark komen<br />
en tevreden zijn met een eenvoudige accommodatie.<br />
Conclusie<br />
Kwaliteitsverbetering op het Recreatiepark Kruininger Gors is noodzakelijk om ook in de toekomst<br />
aan de eisen van de verblijfsrecreant te kunnen voldoen. De kwaliteitsverbetering zal<br />
geleidelijk plaats dienen te vinden, mede met het oog op de belangen van de huidige recreanten.<br />
De kwaliteitsverbetering vraagt een aanzienlijke hoeveelheid ruimte. De ruimtelijke mogelijkheden<br />
binnen het huidige verblijfsgebied zijn echter beperkt. Zonder uitbreiding van het verblijfsgebied<br />
zal de trend van een dalend aantal verblijfseenheden zich bij kwaliteitsverbetering<br />
voortzetten.<br />
3.5. Overige functies<br />
Inleiding<br />
In dit gedeelte van de toelichting worden de functies beschreven van gronden en gebouwen die<br />
voor het merendeel weinig of geen relaties hebben met recreatieve ontwikkelingen die in het<br />
plangebied hebben plaatsgevonden.<br />
Huidige situatie<br />
Algemeen<br />
In het gebied tussen het Recreatiepark Kruininger Gors en de Heindijk is het gebruik van de<br />
gronden zeer gevarieerd. Mede daardoor kenmerkt het zich door het kleinschalige karakter.<br />
Evenals op overig Voorne, komen in de zone achter de duinen vanouds tuinbouwbedrijven<br />
voor. Een groot deel hiervan is in de loop der jaren opgeheven. In 2005 is het initiatief genomen<br />
om in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling een deel van de glasopstanden in het<br />
plangebied te saneren en er drie woningen voor terug te bouwen. De betreffende gronden maken<br />
nu geen onderdeel meer uit van het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>. Deze zijn opgenomen<br />
in het bestemmingsplan Ruimte-voor-Ruimte.<br />
De onbebouwde gronden bestaan voornamelijk uit grasland. Deze gronden hebben nauwelijks<br />
meer een agrarische functie en zijn veelal hobbymatig in gebruik als weide voor paarden en<br />
klein vee. Er is echter geen sprake van intensief gebruik. Sommige terreinen worden in het<br />
hoogseizoen gebruikt als parkeerterrein, met name langs de Maasweg.<br />
Achter de woningen van de Zeehoeveweg ligt een relatief groot en onbebouwd graslandperceel.<br />
Aan de Kamplaan worden (hobbymatig) eigen gekweekte producten op zeer kleinschalige wijze<br />
aan huis verkocht.<br />
Woningen<br />
Het merendeel van de burgerwoningen buiten het Recreatiepark Kruininger Gors zijn van oorsprong<br />
voormalige agrarische bedrijfswoningen, veelal tuinderswoningen. Deze woningen zijn<br />
vrijstaand gebouwd en hebben in het algemeen een lage goothoogte. Bij veel woningen zijn,<br />
gezien het voormalige agrarische gebruik, nog grote tuinen aanwezig. Hierdoor heeft het gebied<br />
buiten het recreatiepark een ruim en groen karakter.<br />
Ook binnen het recreatiepark zelf komt nog een aantal woningen voor, voortvloeiend uit de ontstaansgeschiedenis<br />
van de verblijfsrecreatie. De woningen Gorslaan 6, Gorslaan 8, Gorslaan<br />
20, Maasweg 1 en Kamplaan 2c zijn eigendom van het Recreatiepark Kruininger Gors.<br />
Deze woningen zijn deels verhuurd aan particulieren. De woningen Gorslaan 27 en Zeehoeveweg<br />
19, die eveneens in bezit waren van de Molecaten groep, zijn vanwege de slechte bouwkundige<br />
staat inmiddels afgebroken. Herbouw van de woning Gorslaan 27 op dezelfde plaats is<br />
echter, vanwege de korte afstand tot de recreatiewoningen, minder wenselijk. In verband daarmee<br />
is voor deze woning een vervangende woningbouwmogelijkheid geboden aan de Zeehoeveweg<br />
19. Op deze locatie is ook de hier eerder gesloopte woning vervangen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 33<br />
De woningen Gorslaan 29 en Gorslaan 31 zijn particulier eigendom. De bijbehorende grond, die<br />
eigendom is van het Recreatiepark Kruininger Gors, is door middel van erfpacht uitgegeven.<br />
Niet-agrarische bedrijven<br />
Aan de Zeehoeveweg was in het verleden een autosloperij gevestigd. Op het terrein van de<br />
voormalige autosloperij vindt thans opslag van van auto's afkomstige materialen plaats.<br />
Aan de Kamplaan, nabij de Heindijk, was voorheen een groothandel in groenten en zuidvruchten<br />
gevestigd. De bedrijfsvoering is inmiddels gestaakt.<br />
Tussen de Zeehoeveweg en de Heindijk ligt een tuincentrum. De bebouwing bestaat uit twee<br />
bedrijfswoningen en kassen. Naast een groot assortiment tuin- en kamerplanten, zijn de bedrijfsactiviteiten<br />
gericht op de aanleg en onderhoud van tuinen. De parkeervoorzieningen voor<br />
dit bedrijf liggen aan de Heindijk.<br />
Aan de Zeehoeveweg is een bedrijf gevestigd dat voorziet in de behoefte aan bouwmaterialen<br />
en dergelijke voor de bewoners/gebruikers van het recreatieterrein. Dit bedrijf voert tevens onderhoudswerkzaamheden<br />
uit aan de recreatiewoningen en stacaravans op het centrum. Het<br />
betreffende bedrijf was in het verleden op het Recreatiepark Kruininger Gors gevestigd. De destijds<br />
gesloten huurovereenkomst voor de gebouwen is echter niet verlengd. Vanwege de gebondenheid<br />
van de bedrijfsvoering aan dit centrum is in de directe nabijheid een nieuwe vestigingsmogelijkheid<br />
geboden.<br />
Bij de jachthaven is een watersportbedrijf aanwezig dat onder andere bedrijfsmatig boten opslaat.<br />
Gewenste ontwikkelingen<br />
De onbebouwde gronden hebben geen agrarische functie meer en worden voornamelijk hobbymatig<br />
gebruikt als weide voor paarden en kleinvee of voor de teelt van groente en fruit. Het<br />
open en groene karakter dient gehandhaafd te blijven. Bouwmogelijkheden worden slechts in<br />
zeer beperkte mate voorgestaan. Deze worden beperkt tot een kleine schuilhut voor vee of een<br />
berging voor klein tuingereedschap en -materialen. Vanwege de negatieve uitstraling die paardenbakken<br />
vaak hebben op het landschap zijn deze niet wenselijk.<br />
Woningen<br />
Er zijn geen redenen om bestaande woningen niet als zodanig te bestemmen. Een uitbreiding<br />
van het aantal woningen wordt − overeenkomstig het beleid zoals dit geldt voor het gehele landelijk<br />
gebied − niet voorgestaan. In het kader van het beleid voor het landelijk gebied wordt voor<br />
een aantal tuinders de mogelijkheid geschapen om op basis van de provinciale Ruimte voor<br />
Ruimte regeling hun glasareaal te vervangen door woningen. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan<br />
“Ruimte voor Ruimte”, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 november<br />
2006. De locaties voor de bouw van woningen worden nu aangegeven door betreffende tuinders<br />
c.q. particulieren. Dit leidt ertoe dat afstemming tussen betrokken belangen onvoldoende<br />
plaatsvindt. Een meer gerichte sturing op ruimtelijke motieven is gewenst. Het gemeentebestuur<br />
hanteert hierbij als uitgangspunt de clustering van woningen. In verband daarmee komen enkele<br />
locaties in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> in de toekomst mogelijk in aanmerking voor bebouwing<br />
in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling.<br />
Zeker de kleinere woningen moeten over uitbreidingsmogelijkheden te kunnen beschikken. Omdat<br />
de polder <strong>Kruiningergors</strong> in feite onderdeel uitmaakt van het landelijk gebied, worden de uitbreidingsmogelijkheden<br />
gelijk gesteld aan de mogelijkheden van andere woningen elders in het<br />
buitengebied van Westvoorne.<br />
Niet-agrarische bedrijven<br />
Vestiging van nieuwe bedrijven wordt niet voorgestaan. Aan het bestaande opslagbedrijf van<br />
automaterialen zullen in beperkte mate uitbreidingsmogelijkheden geboden dienen te worden.<br />
Wanneer dit bedrijf zijn activiteiten beëindigt of verplaatst, zal een soortgelijk ander bedrijf zijn<br />
toegestaan. De mogelijkheid van een beperkte uitbreiding geldt niet voor het betrekkelijk recent<br />
vanuit het Recreatiepark Kruininger Gors naar de Zeehoeveweg verplaatste onderhoudsbedrijf<br />
en handel in bouwmaterialen. De bestemmingslegging voor dit bedrijf wordt afgestemd op de<br />
vrijstelling die op basis van artikel 19 WRO van het vigerende bestemmingsplan is verleend.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 34<br />
Samenvattende gewenste ontwikkelingen overige functies:<br />
- voor de onbebouwde voormalige agrarische percelen, hobbymatige (tuin)activiteiten in onder<br />
meer de vorm van het houden van (klein)vee en dergelijke mogelijk maken;<br />
- uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande woningen overeenkomstig het beleid voor het<br />
overige buitengebied;<br />
- geen nieuwe vestigingsmogelijkheden voor bedrijven;<br />
- verplaatsing van woningen vanuit het Recreatiepark Kruininger Gors is in principe wenselijk,<br />
mits de vrijkomende ruimte wordt benut voor de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark<br />
Kruininger Gors; in verband met onzekerheden omtrent de uitvoerbaarheid wordt<br />
hiermee in het bestemmingsplan echter nog geen rekening gehouden.<br />
3.6. Milieu<br />
In het plangebied is sprake van activiteiten waarmee uit milieuhygiënisch oogpunt rekening<br />
moet worden gehouden. Daarnaast is het nabijgelegen industriegebied Europoort/Maasvlakte<br />
van grote invloed op de milieukwaliteit in het plangebied.<br />
Niet-agrarische bedrijven<br />
In het plangebied is sprake van enkele niet-agrarische bedrijfsactiviteiten. Het betreft een opslagbedrijf<br />
van automaterialen aan de Zeehoeveweg 27a. Er vinden op het terrein van Zeehoeveweg<br />
27a geen autosloperijactiviteiten meer plaats. Aan de Zeehoeveweg (tussen Zeehoeveweg<br />
2a en Kamplaan 12) is een bedrijf gevestigd dat voorziet in de behoefte aan bouwmaterialen<br />
en dergelijke voor de bewoners/gebruikers van het recreatieterrein. Dit bedrijf voert tevens<br />
onderhoudswerkzaamheden uit aan de recreatiewoningen en stacaravans op het centrum. De<br />
bedrijven hebben een kleinschalig karakter en veroorzaken weinig milieuhinder in de omgeving.<br />
De bedrijven krijgen daarom een specifieke bestemming voor de huidige bedrijfsactiviteiten.<br />
Bij de jachthaven vinden eveneens bedrijfsmatige, jachthavengerelateerde bedrijfsactiviteiten<br />
plaats. Gelet op de aard van de functies in de omgeving zijn dergelijke activiteiten toegestaan<br />
tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de<br />
meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar opklimmende belasting<br />
voor het milieu. In de toelichting op de algemene aanpak van milieuzonering met de Staat<br />
van Bedrijfsactiviteiten worden globale criteria aangegeven voor de toelaatbaarheid van de verschillende<br />
bedrijfscategorieën. Bepalend is de aanwezigheid van milieugevoelige bestemmingen<br />
in de omgeving (bijvoorbeeld woningen) en het karakter van het gebied. Voor een algemene<br />
toelichting op de algemene aanpak van milieuzonering met de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
wordt verwezen naar bijlage 1.<br />
Horeca<br />
In het plangebied komen ook enkele horecabedrijven voor, namelijk bij de jachthaven, binnen<br />
het Recreatiepark Kruininger Gors, bij camping De Gorshoeve en bij het dagrecreatiegebied<br />
aan de oostzijde van het plangebied. Om de horecafunctie te reguleren, wordt in dit bestemmingsplan<br />
een verdeling gemaakt in verschillende soorten horecabedrijven. Het onderscheid in<br />
de verschillende soorten horecabedrijven is wenselijk, omdat horecabedrijven hinder kunnen<br />
veroorzaken voor de omgeving. Ruimtelijk relevant zijn daarbij vooral de mogelijke hinder die<br />
samenhangt met de sluitingsuren van de horecabedrijven en de verkeersaantrekkende werking.<br />
De verschillende soorten horecabedrijven zijn aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten.<br />
Voor een toelichting op deze Staat wordt verwezen naar bijlage 2.<br />
In het plangebied worden horeca-activiteiten uit categorie 1 en 2 toegelaten. Dit zijn horecabedrijven<br />
die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor de omgeving, maar wel<br />
enige verkeersaantrekkende werking kunnen hebben. Een uitzondering hierop vormen de horecabedrijven<br />
in het centrumgebied van het recreatiepark. Deze horecavoorzieningen zijn vooral<br />
bedoeld voor het recreatiepark zelf. Het bestemmingsplan maakt recreatiewoningen en -appartementen<br />
in de directe nabijheid van deze horecabedrijven mogelijk. In verband daarmee is het<br />
wenselijk om hier alleen horecabedrijven in de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten<br />
mogelijk te maken.<br />
Industrielawaai<br />
Het plangebied ligt geheel binnen de invloedssfeer van het industrieterrein Europoort/Maasvlakte.<br />
Op dit industrieterrein zijn inrichtingen gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder<br />
kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (zogenaamde grote<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 35<br />
lawaaimakers). De bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer. Ingevolge artikel 53 van de Wet geluidhinder dient het industrieterrein<br />
te worden gezoneerd. De betreffende geluidszone is medio 1993 vastgesteld door<br />
de Kroon. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting niet meer dan 50 dB(A) bedragen.<br />
Uit de kaart behorende bij het zonebesluit blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van het overgrote<br />
deel van het plangebied tussen de 55 en 60 dB(A) bedraagt. Alleen het uiterste noordoostelijke<br />
deel van het plangebied ondervindt een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A). Voor<br />
bestaande en in aanbouw zijnde woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A) en<br />
een uiterste grenswaarde van 65 dB(A). Voor nieuw te bouwen woningen geldt een voorkeursgrenswaarde<br />
van 50 dB(A). Wanneer niet aan deze voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, is<br />
ontheffing nodig. Bij nieuw te bouwen woningen binnen een bestaande geluidszone van een<br />
zeehavengebonden industrieterrein is vaststelling van een hogere waarde tot 60 dB(A) mogelijk.<br />
In het kader van het Beleidsconvenant Rijnmond-West (GRW) wordt een vermindering van de<br />
geluidsbelasting beoogd als gevolg van de industrieterreinen Europoort/Maasvlakte en Botlek/-<br />
Pernis. Doelstelling is het reduceren van het aantal saneringswoningen (met een geluidsbelasting<br />
van meer dan 55 dB(A)) en het aangeven van de toekomstige geluidsruimte voor bedrijven.<br />
Het project heeft alleen betrekking op de 55 dB(A)-contouren en niet op de 50 dB(A)-contouren.<br />
Belangrijk voor het bestemmingsplan zijn de uitgangscontour (de contour 2000 na verwerking<br />
van het effect van de saneringsmaatregelen op korte termijn) en de eindcontour (geeft de uiteindelijk<br />
benodigde geluidsruimte voor bedrijven weer ver na 2000). Het saneringsprogramma<br />
is door Gedeputeerde Staten vastgesteld en door de minister van VROM goedgekeurd. Uit het<br />
onderzoek blijkt dat een groot deel van het plangebied binnen de 55 dB(A)-contour blijft liggen.<br />
Uit milieuhygiënisch oogpunt is het gemeentelijk beleid terughoudend om nieuwe woningen te<br />
bouwen op locaties waar de geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai meer dan<br />
55 dB(A) bedraagt. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe woningen. Recreatieverblijven<br />
zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. Wel biedt het bestemmingsplan<br />
in principe de mogelijkheid om op het Gorsplein recreatieappartementen te realiseren.<br />
Voor mogelijke nieuwe recreatieappartementen dient een aanvaardbaar verblijfsklimaat<br />
te worden gegarandeerd. De waarde van 60 dB(A) (de uiterste grenswaarde voor nieuwe "gewone"<br />
woningen binnen de geluidszone van een zeehavengebonden industrieterrein) wordt niet<br />
overschreden. Uit het oogpunt van industrielawaai kan daarom worden gesteld dat sprake is<br />
van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.<br />
Wegverkeerslawaai<br />
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering<br />
van:<br />
- woonerven;<br />
- 30 km/h-gebieden;<br />
- wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart<br />
vaststaat dat de geluidsbelasting aan de gevels van aanliggende woningen op 10 m uit de<br />
as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt.<br />
Alle wegen binnen het plangebied kennen een 30 km/h-regime, met uitzondering van de Heindijk<br />
welke een maximumsnelheid van 60 km/h kent.<br />
Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige<br />
bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Tot geluidsgevoelige bestemmingen<br />
worden onder andere geprojecteerde (maar nog niet gerealiseerde) woningen gerekend.<br />
In nieuwe situaties bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde aan de gevel 50 dB(A).<br />
Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere, nader omschreven situaties een hogere waarde<br />
vaststellen indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan.<br />
In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet<br />
geluidhinder mogelijk gemaakt. Wel maakt het plan in principe de realisering van nieuwe recreatieappartementen<br />
mogelijk. De locaties hiervoor liggen buiten de 50 dB(A)-contour van de<br />
Heindijk (zie bijlage 3). Voor de overige wegen in het plangebied geldt een maximumsnelheid<br />
van 30 km/h. De wegen zijn relatief smal en hebben betrekkelijk weinig verkeer. De gemiddelde<br />
intensiteit op de Kamplaan, Zeehoeveweg, en Maasweg bedraagt 350-400 mvt per dag. Op de<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 36<br />
Gorslaan is meer verkeer, de gemiddelde intensiteit hier bedraagt bijna 900 mvt per dag. In<br />
verband met het recreatieve karakter van het plangebied treden er wel verschillen op, afhankelijk<br />
van de tijd van het jaar. Gelet op de relatief lage intensiteiten kan worden geconcludeerd dat<br />
er vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.<br />
Spoorweglawaai<br />
In verband met het aanpassen van de Havenspoorlijn is akoestisch onderzoek uitgevoerd<br />
(DGMR L.98.1109.E). Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het noordoostelijk<br />
deel van het plangebied binnen de 57 dB(A)-etmaalcontour komt te liggen. Dit gebied<br />
ligt echter buiten de wettelijke onderzoekszone van 700 m uit de spoorlijn.<br />
Gewijzigde Wet geluidhinder<br />
Op 1 januari 2007 is een wijziging van de Wet geluidhinder in werking getreden. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
maakt geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder mogelijk. Uit<br />
het akoestisch onderzoek dat is verricht op basis van de wet zoals deze gold tot 1 januari 2007<br />
zijn geen specifieke punten naar voren gekomen, die aanleiding geven tot het herschrijven van<br />
de onderdelen van de toelichting die betrekking hebben op het aspect geluid.<br />
Luchtkwaliteit<br />
Beleid en normstelling<br />
Het Besluit luchtkwaliteit (hierna Blk) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en<br />
stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk<br />
langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof van belang (zie<br />
bijlage 3). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.3 weergegeven. De<br />
grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de<br />
Arbeidsomstandighedenwet.<br />
Tabel 3.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk<br />
stof toetsing van grenswaarde geldig vanaf<br />
stikstofdioxide<br />
(NO2)<br />
jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ 2010<br />
fijn stof (PM10) 1) jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ 2005<br />
24-uurgemiddelde concentratie maximaal 35 keer per jaar<br />
meer dan 50 μg/m³<br />
2005<br />
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en<br />
bijbehorende Meetregeling).<br />
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden<br />
die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een<br />
bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen<br />
deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien:<br />
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening<br />
van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a);<br />
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de<br />
uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die<br />
uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b).<br />
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan<br />
uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden<br />
met de luchtkwaliteit.<br />
Onderzoek en resultaten<br />
Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten<br />
worden getoetst aan de in het Blk opgenomen grenswaarden. Het voorliggende bestemmingsplan<br />
is voornamelijk consoliderend van aard. Wel wordt in het gebied met centrumvoorzieningen<br />
de realisatie van een beperkt aantal recreatieappartementen mogelijk gemaakt. Eventuele<br />
plannen hiervoor zullen in de toekomst moeten worden uitgewerkt.<br />
De realisatie van recreatieappartementen kan mogelijk gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit<br />
in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden na-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 37<br />
gegaan of de realisering van de appartementen aanvaardbaar is, gelet op de luchtkwaliteit ter<br />
plaatse. Om deze ontwikkeling te kunnen toetsen aan het Blk is onderzoek uitgevoerd naar de<br />
gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving en de luchtkwaliteit ter plaatse van het centrumgebied.<br />
Voor het onderzoek naar de luchtkwaliteit is uitgegaan van 50 appartementen. In bijlage<br />
4 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven.<br />
Uit het onderzoek blijkt dat blijkt dat in alle onderzochte situaties ruimschoots wordt voldaan aan<br />
de grenswaarden uit het Blk. De realisatie van de recreatieappartementen levert slechts een<br />
beperkte bijdrage aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving en leidt in<br />
geen geval tot een overschrijding van grenswaarden. Ook ter plaatse van de mogelijke appartementen<br />
wordt in de onderzochte prognosejaren (2007, 2010 en 2017) aan alle grenswaarden<br />
uit het Blk voldaan.<br />
Conclusie<br />
Het Blk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het<br />
oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.<br />
Leidingen<br />
In het plangebied ligt een tweetal afvalwaterpersleidingen van het waterschap Hollandse Delta.<br />
De ene persleiding loopt van de Katteweg in Oostvoorne naar de zuiveringsinstallatie aan de<br />
Scheitweekseweg en heeft een diameter van 160 mm. De andere betreft een persleiding van<br />
het dorpsgebied van Oostvoorne eveneens naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan de<br />
Scheitweekseweg. Deze leiding heeft een diameter van 300 mm.<br />
Langs de Heindijk ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150 kV, die ter plaatse van<br />
de Bollaarsdijk in noordelijke richting afbuigt. Door het westelijk deel van het plangebied loopt<br />
een bovengrondse hoogspanningsleiding van 380 kV.<br />
Er bestaat mogelijk een verhoogde kans op leukemie bij kinderen, indien zij zich langdurig binnen<br />
het magnetische veld van bovengrondse hoogspanningsleidingen bevinden. In een brief<br />
van 4 oktober 2005 heeft staatssecretaris Van Geel zijn advies vastgelegd over de aan te houden<br />
afstanden tussen bovengrondse hoogspanningsleidingen en nieuwe gevoelige functies<br />
(functies waarin kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals woningen, scholen<br />
en kinderopvangvoorzieningen). Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke<br />
nieuwe gevoelige functies. In het bestemmingsplan hoeft daarom geen rekening te worden gehouden<br />
met de bedoelde afstanden.<br />
In tabel 3.4 zijn voor de verschillende leidingen de relevante gegevens aangegeven. De aardgasleidingen<br />
en aardolieleiding in de omgeving van het plangebied komen aan de orde in paragraaf<br />
3.7.<br />
Tabel 3.4 Leidingen en aan te houden afstandsmaten<br />
soort leiding diameter (in mm) voltage (in kV) zakelijk rechtstrook (in<br />
m) 1)<br />
afvalwaterpersleiding 300 3<br />
afvalwaterpersleiding 160 - 3<br />
bovengrondse hoogspanningsleiding - 380 38<br />
ondergrondse hoogspanningsleiding - 150 5<br />
1) Aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. Binnen de zakelijk rechtstrook is in beginsel geen bebouwing toe-<br />
gestaan.<br />
Binnen de verschillende zakelijk rechtstroken stelt dit bestemmingsplan beperkingen aan het<br />
grondgebruik.<br />
Externe ontwikkelingen<br />
Door de uitbreiding van het zeehaven- en industrieterrein op de Maasvlakte zal de milieukwaliteit<br />
mogelijk verslechteren. Uit onderzoek dat door het Instituut voor Milieuvraagstukken van de<br />
Vrije Universiteit van Amsterdam 1) is uitgevoerd, blijkt dat het hierbij vooral gaat om een toe-<br />
1) Effecten van een Maasvlakte 2 op het woon- en leefmilieu in de gemeente Westvoorne (Vrije Universiteit Amsterdam,<br />
juni 1998).<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 38<br />
name van de geluidsbelasting en een verslechtering van de luchtkwaliteit. De geluidszone die<br />
op grond van de Wet geluidhinder rond dergelijke haven- en industrieterreinen moet worden<br />
vastgesteld, loopt echter niet door het voorliggende plan. Externe veiligheid is niet betrokken bij<br />
dit onderzoek.<br />
3.7. Externe veiligheid<br />
Algemeen<br />
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te<br />
worden gekeken, namelijk:<br />
- inrichtingen waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;<br />
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, water of spoor of door buisleidingen.<br />
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden<br />
risico (PR, voorheen individueel risico) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar<br />
dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij<br />
zich onafgebroken 1) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt<br />
weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt<br />
de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct<br />
gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.<br />
De onderzoeksresultaten in deze paragraaf zijn gebaseerd op het advies dat de DCMR Milieudienst<br />
Rijnmond in het kader van het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong> heeft uitgebracht. 2)<br />
Inrichtingen<br />
Normstelling<br />
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Op<br />
basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor<br />
kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 3) . Beide liggen op een<br />
niveau van 10 -6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen<br />
worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.<br />
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht<br />
voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid<br />
gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriënterende waarde. Deze<br />
verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.<br />
Onderzoeksresulaten DCMR<br />
De inrichtingen buiten de gemeente Westvoorne, met name op de Maasvlakte en in de Europoort,<br />
zijn niet van belang zijn voor de externe veiligheid in het plangebied <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Wat de inrichtingen binnen de gemeente Westvoorne betreft zijn het Shell tankstation Oostvoorne<br />
(Brielseweg 115, verkoop LPG) en Kruininger Gors B.V. (Gorsplein 2, opslag propaan)<br />
mogelijk relevant voor de externe veiligheid. Beide inrichtingen blijken geen belemmering te<br />
vormen voor het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>. Voor het LPG-tankstation is daarbij uitgegaan<br />
van een doorzet van minder dan 1.500 m³ LPG per jaar. De DCMR acht het wel noodzakelijk<br />
de doorzet van LPG per jaar in de milieuvergunning van het tankstation te begrenzen. 4)<br />
1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.<br />
2) DCMR Milieudienst Rijnmond, Externe Veiligheid Bestemmingsplan "<strong>Kruiningergors</strong>", Advies in verband met een<br />
nieuw bestemmingsplan, september 2005.<br />
3) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden<br />
afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar<br />
kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een<br />
groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen,<br />
kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen<br />
die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.<br />
4) De huidige jaarlijkse LPG-doorzet bedraagt minder dan 1.000 m³ per jaar. De maximaal toelaatbare jaarlijkse LPGdoorzet<br />
is nog niet in de milieuvergunning vastgelegd en hierover bestaat ook nog geen overeenstemming met<br />
Shell. Gelet op de beoogde routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de gemeente zal de jaarlijkse LPGdoorzet<br />
echter niet kunnen doorgroeien tot meer dan 1.500 m³ per jaar (gebaseerd op mondelinge informatie<br />
DCMR d.d. 17 oktober 2006)<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 39<br />
Transport over wegen, vaarwegen en spoorwegen<br />
Beleid<br />
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant<br />
gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke<br />
stoffen over wegen, water en spoorwegen opgenomen.<br />
Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse<br />
van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10 -5 per jaar en de streefwaarde 10 -6 per jaar. In<br />
nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10 -6 per<br />
jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10 -6 per<br />
jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriënterende waarde 1) voor<br />
het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht<br />
geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van<br />
200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.<br />
Volgens het provinciale beleid geldt dat vaarwegen voor gevaarlijke stoffen tot op een afstand<br />
van 40 m moeten worden vrijgehouden en tot op een afstand van 65 m vrij moeten blijven van<br />
bebouwing.<br />
Onderzoeksresultaten DCMR<br />
Wegtransport<br />
Wat het wegtransport betreft zijn de N15/A15 Europaweg en de N<strong>21</strong>8 tussen het Stenen Baakplein<br />
en de N57 mogelijk van belang.<br />
Het PR en GR van de N15/A15 blijken niet relevant te zijn voor de ontwikkelingen binnen het<br />
plangebied <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
De N<strong>21</strong>8 kent ter hoogte van het plangebied geen 10 -6 -contour. Het PR van de N<strong>21</strong>8 vormt<br />
derhalve geen probleem. Het GR van de N<strong>21</strong>8 blijkt ter hoogte van het plangebied ruim onder<br />
de oriënterende waarde te liggen. Er is binnen het invloedsgebied geen sprake van toename<br />
van het GR. Op basis van de circulaire hoeft het GR daarom niet te worden verantwoord. De<br />
DCMR adviseert echter om de hoogte van het GR wel te verantwoorden (en hierover advies<br />
van de Regionale Hulpverleningsdienst Rijnmond (thans Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond)<br />
te vragen). Daarbij kan worden vermeld dat het een bestaande situatie betreft.<br />
Vaarwegen<br />
Wat de vaarwegen betreft is het Hartelkanaal relevant. Zowel het PR als het GR vormen geen<br />
probleem voor het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>. Het bestemmingsplan is in lijn met het vigerende<br />
provinciale beleid ten aanzien de aan te houden afstanden tot vaarwegen voor gevaarlijke<br />
stoffen.<br />
Spoortransport<br />
Wat het spoortransport betreft is met name traject 90: Europoort-Maasvlakte van belang. Zowel<br />
het PR als het GR vormen geen probleem voor het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Transport door buisleidingen<br />
Beleid<br />
Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd<br />
zijn de volgende circulaires van belang:<br />
- de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen;<br />
- de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen<br />
voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3-categorie.<br />
Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden 2) .<br />
1) De oriënterende waarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment<br />
gemeten per kilometer en per jaar:<br />
- 10 -4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;<br />
- 10 -6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;<br />
- 10 -8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers;<br />
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriënterende waarde).<br />
2) De toetsingsafstand is de afstand die zoveel mogelijk dient te worden aangehouden tot kwetsbare objecten. Alleen<br />
indien er planologische, technische of economische argumenten zijn, mogen binnen de toetsingsafstand kwetsbare<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 40<br />
De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet<br />
worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zakelijk rechtstrook.<br />
Binnen deze afstand is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan.<br />
Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen herzien. Hierbij worden<br />
ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. VROM adviseert rekening te<br />
houden met deze nieuwe regelgeving. De vaststelling van nieuwe afstanden is nog niet afgerond.<br />
Tot die tijd kan het RIVM om de maximale afstand worden gevraagd.<br />
Onderzoeksresultaten DCMR<br />
Ten zuiden en zuidwesten van het plangebied bevindt zich een leidingbaan langs de N<strong>21</strong>8 met<br />
twee hogedrukaardgasleidingen en één hogedrukaardolieleiding. Hoewel deze leidingen (inclusief<br />
zakelijk rechtstroken) buiten het plangebied zijn gelegen, kunnen deze vanwege veiligheidsaspecten<br />
leiden tot beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.<br />
Hogedrukaardgasleidingen<br />
Er wordt voldaan aan de huidige bebouwingsafstand.<br />
Er bevinden zich circa 180 bestaande verblijfseenheden van het Recreatiepark Kruininger Gors<br />
tussen deze bebouwingsafstand en de door het RIVM berekende maximale afstand (200 m).<br />
Het recreatiepark betreft een kwetsbaar object. Aangezien het een bestaande situatie betreft,<br />
kan deze situatie positief worden bestemd.<br />
Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisering van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten<br />
binnen de berekende maximale afstanden.<br />
Omdat een groot deel van het plangebied binnen het invloedsgebied (1.060 m) van beide hogedrukaardgasleidingen<br />
valt, adviseert de DCMR om de Regionale Hulpverleningsdienst Rijnmond<br />
(thans Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond) om advies te vragen over de rampbestrijding<br />
en zelfredzaamheid.<br />
Hogedrukaardolieleiding<br />
Er wordt voldaan aan de bebouwingsafstand<br />
Binnen het plangebied bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de toetsingsafstand.<br />
Het bestemmingsplan voorziet ook niet in ontwikkelingen van (beperkt) kwetsbare objecten<br />
binnen de toetsingsafstand. De hogedrukaardolieleiding heeft daarom geen invloed op<br />
de besluitvorming voor het bestemmingsplan.<br />
Verantwoording groepsrisico en advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond<br />
De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) heeft op verzoek van de gemeente advies uitgebracht<br />
over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening<br />
en zelfredzaamheid in het plangebied 1) .<br />
Zelfredzaamheid<br />
De zelfredzaamheid bij nieuwe ontwikkelingen acht de VRR adequaat, zij het dat ¼ van de<br />
aanwezigen niet in staat zal zijn om te vluchten, omdat zij direct slachtoffer worden van een<br />
potentieel incident met de hogedrukaardgasleidingen 2) .<br />
Hulpverlening: bluswater en bereikbaarheid<br />
De bereikbaarheid van het plangebied is adequaat. De bluswatervoorzieningen zijn niet adequaat<br />
voor de hier beschouwde incidenten met de hogedrukaardgasleidingen en het vervoer<br />
van gevaarlijke stoffen over de N<strong>21</strong>8.<br />
Opgemerkt wordt dat een leidingbrand bij de hogedrukaardgasleidingen kortsluiting kan veroorzaken<br />
op de hoogspanningskabels, waarvan de gevolgen niet bekend zijn. De inzetmogelijkhe-<br />
objecten worden gerealiseerd. Als kwetsbare objecten zijn aangemerkt: woonbebouwing, bijzondere objecten,<br />
recreatieterreinen en industrieterreinen.<br />
Indien van de toetsingsafstand wordt afgeweken, dient in ieder geval ten minste de bebouwingsafstand in acht te<br />
worden genomen. Bij aardgasleidingen heeft de bebouwingsafstand betrekking op woonbebouwing en bijzondere<br />
objecten, waarbij een onderscheid is aangebracht in verschillende typen woonbebouwing en bijzondere objecten.<br />
1) Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, Veiligheidsadvies "<strong>Kruiningergors</strong>", nummer 3805/005, 3 november 2006.<br />
2) Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie te verplaatsten naar de<br />
sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan. Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van<br />
de VVR afgezien.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 41<br />
den van de brandweer zijn hierdoor beperkt, wat kan leiden tot branduitbreiding. Maatregelen<br />
hiervoor zijn niet echt mogelijk.<br />
Advies<br />
De VRR adviseert het college van burgemeester en wethouders de volgende voorzieningen te<br />
realiseren teneinde de zelfredzaamheid te vergroten en een goede hulpverlening mogelijk te<br />
maken:<br />
1. geen kwetsbare objecten binnen de 1% lethaliteitsgrens 1) van de hogedrukaardgasleiding<br />
(dit is binnen een afstand van 375 m) plaatsen, tenzij deze objecten een beschermingsniveau<br />
hebben dat gelijkstaat aan 15 kW/m² van 30 minuten (weerstand bij branddoorslag<br />
en brandoverslag); het verdient aanbeveling om binnen deze zone geen (kampeerterrein<br />
voor) tenten te bestemmen, omdat deze constructies bij voorbaat niet aan de voorwaarden<br />
kunnen voldoen;<br />
2. binnen deze 30 minuten kan de hulpverlening een bescherming opstellen ten aanzien van<br />
een incident met de hogedrukaardgasleiding; hiervoor dient wel voldoende bluswater aanwezig<br />
te zijn;<br />
3. ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N<strong>21</strong>8, adviseert de VRR de<br />
gemeente in overleg te treden met de wegbeheerder om de mogelijkheden voor een adequate<br />
bluswatervoorziening voor de N<strong>21</strong>8 te bezien (hierbij gaat het niet om een resultaatsverplichting,<br />
maar om een inspanningsverplichting);<br />
4. ten aanzien van bluswater is door de Intergemeentelijke Brandweer Voorne Putten (IBVP)<br />
opgemerkt dat het bluswater in het buitengebied onvoldoende is. De VRR adviseert om samen<br />
met IBVP plan op te stellen hoe hiermee om te gaan.<br />
Standpunt gemeente<br />
Binnen 375 m vanaf de hogedrukaardgasleidingen worden geen nieuwe kwetsbare objecten<br />
toegestaan 2) . Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie<br />
te verplaatsten naar de sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan.<br />
Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van de VVR afgezien. Indien in de toekomst<br />
mocht blijken dat verplaatsing van recreatiewoningen naar deze locaties leidt tot een aanmerkelijke<br />
kwaliteitsverbetering en aan de veiligheidseisen kan worden voldaan, zal een nadere afweging<br />
worden gemaakt ten aanzien van herziening van het bestemmingsplan of het volgen<br />
van een afzonderlijke projectprocedure.<br />
De gemeente zal de adviezen ten aanzien van de bluswatervoorzieningen opvolgen.<br />
Conclusie ten aanzien van het groepsrisico<br />
Geconcludeerd kan worden dat het GR aanvaardbaar is.<br />
Conclusie<br />
Het bestemmingsplan voldoet aan de normen en het beleid voor externe veiligheid.<br />
3.8. Verkeer<br />
Huidige situatie<br />
Verkeersontsluiting<br />
Het Recreatiepark Kruininger Gors wordt extern ontsloten vanaf de Kleidijk/Brielse Maasdam<br />
(N<strong>21</strong>8). <strong>Kruiningergors</strong> is hier op de ANWB-borden aangegeven. De Brielse Maasdam geeft via<br />
de Suurhoffbrug verbinding met de N15/A15 (Europaweg) in de richting Rotterdam. De Kleidijk<br />
geeft via de in het verlengde daarvan gelegen Schrijversdijk verbinding met de N57, de kern<br />
Brielle en via de Westvoorneweg met Rockanje. De relatie met de kern van Oostvoorne wordt<br />
verzorgd door twee lokale wegen: de Noordweg en de rotonde Kleidijk/Brielseweg. De Noordweg<br />
is echter slechts op specifieke tijden buiten de spitsuren opengesteld.<br />
De interne ontsluitingsstructuur wordt gevormd door twee openbare wegen, de Gorslaan en<br />
Kamplaan/Zeehoeveweg. Deze wegen doorsnijden het gebied in de lengterichting (oost-west).<br />
1) Dit is de afstand waarop nog 1% van blootgestelde mensen komt te overlijden.<br />
2) Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie te verplaatsten naar de<br />
sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan. Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van<br />
de VVR afgezien.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 42<br />
Aan de westzijde geven deze wegen aansluiting op de Kleidijk/Brielse Maasdam (N<strong>21</strong>8) en de<br />
interne wegenstructuur van de kern Oostvoorne. Aan de oostzijde bevindt zich het landelijk gebied<br />
met landelijke wegen. De oriëntatie van het verkeer ligt in hoofdzaak in westelijke richting.<br />
Een deel van de woningen in het plangebied wordt ontsloten vanaf de Heindijk. De Heindijk is<br />
onder andere bereikbaar vanaf de rotonde in de Kleidijk via de Breeweg of Scheitweekseweg.<br />
Ook de Polderweg wordt gebruikt door verkeer van en naar <strong>Kruiningergors</strong>. De veel bredere gereconstrueerde<br />
route via de Bollaarsdijk (breedte wegdek 5,5 m) heeft, in tegenstelling tot wat<br />
met de reconstructie werd beoogd, slechts een zeer beperkte ontsluitingsfunctie. Het gevolg<br />
van deze ontsluitingsstructuur is dat in het westelijk gedeelte van het plangebied sprake is van<br />
een relatief grote verkeersdruk, terwijl het oostelijk gedeelte juist relatief rustig is. Verkeerstellingen<br />
in het verleden in de zomerperiode door het waterschap De Brielse Dijkring wijzen uit dat<br />
de verkeersintensiteiten op de landelijke wegen de 1.000 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) niet<br />
overschrijden, zodat van geen overmatige verkeersbelasting kan worden gesproken.<br />
Verkeersveiligheid<br />
De verkeersveiligheid op en nabij het recreatiepark vormt een aandachtspunt.<br />
Nabij de noordoostelijke toegang van het recreatiepark zijn de wegen zeer smal, terwijl het uitzicht<br />
slecht is. Ook is sprake van gemengde afwikkeling van langzaam en gemotoriseerd verkeer<br />
op de smalle dijkwegen met een maximumbreedte van 4 à 4,5 m. Dit brengt vooral voor<br />
het langzaam verkeer verkeersonveilige situaties met zich mee. De verkeersveiligheid is de afgelopen<br />
jaren echter wel verbeterd door de aanleg van de rotonde op de Kleidijk in het verlengde<br />
van de Brielseweg. Deze rotonde geeft vanaf een nieuw weggedeelte aansluiting op de<br />
Breeweg. De veel gebruikte gevaarlijke kruising van de Tichelarijweg met de N<strong>21</strong>8 komt na afronding<br />
van het project in 2007 te vervallen. In 2007 moeten er nog enkele aanpassingen worden<br />
uitgevoerd ter plaatse van de aansluiting tussen de Breeweg en de Heindijk. Dit in verband<br />
met de noodzaak tot het treffen van voorzieningen voor twee leidingen van het waterschap. De<br />
Breeweg wordt verbreed tot en met de stoep naar de Heindijk. Vandaar kan een route worden<br />
gekozen naar de Kamplaan.<br />
Door de verschillende routes naar het recreatiepark vindt een zekere spreiding van het verkeer<br />
plaats.<br />
De Gorslaan en Kamplaan doorsnijden een groot aantal looproutes tussen de verblijfseenheden<br />
en het strand (Brielse Meer). Op enkele plaatsen is sprake van een slechte uitzichtsituatie ter<br />
plaatse van zijpaden. Langs een deel van de interne wegen zijn geen voetpaden aanwezig.<br />
Vrijliggende fietsvoorzieningen zijn op het recreatiepark nergens aanwezig. De Gorslaan maakt<br />
voorts deel uit van een regionale fietsroute langs het Brielse Meer en Oostvoornse Meer, waardoor<br />
ook recreatief fietsverkeer, dat geen relatie heeft met het recreatiepark, gebruik maakt van<br />
deze weg. Vooral wielrenners die met hoge snelheid het recreatiegebied doorkruisen zorgen<br />
voor veel overlast. Dit maakt het extra noodzakelijk dat aandacht aan het fietsverkeer wordt besteed.<br />
De interne wegen binnen het Recreatiepark Kruininger Gors zijn ingericht als 30 km/hgebied.<br />
De openbare wegen in het plangebied zijn eigendom van en in beheer bij de gemeente<br />
Westvoorne. Een uitzondering hierop vormt de Heindijk, waarvan het waterschap Hollandse<br />
Delta wegbeheerder is.<br />
Openbaar vervoer<br />
De buslijnen 100/103 van Connexxion verzorgen de openbaarvervoersontsluiting van Oostvoorne.<br />
Deze buslijnen halteren niet in het plangebied, maar langs de Ruy, de Brielseweg en de<br />
Kleidijk. De halten van deze busdiensten bevinden zich op 10 tot 20 minuten loopafstand van<br />
het recreatieterrein. Lijn 103 geeft verbinding met Rockanje enerzijds en Brielle en Spijkenisse<br />
(metro) anderzijds. Lijn 100 heeft een sneldienst op deze route (één keer per uur en vaker in de<br />
spitsuren). Daarnaast kan bij het busstation in Brielle worden overgestapt op andere regionale<br />
busdiensten.<br />
Als aanvullende openbaarvervoersverbinding rijdt tussen april en september op werkdagen<br />
's avonds tussen 18:00 en <strong>21</strong>:00 uur een buurtbus vanaf de Ruy naar <strong>Kruiningergors</strong> en weer<br />
terug. Op zaterdag is dit een halfuursdienst tussen globaal 9.30 en 16.30 uur, op zondag tussen<br />
10.00 en 18.30 uur.<br />
Voor een reguliere busverbinding is structureel sprake van een te gering aanbod van passagiers.<br />
In herfst en winter is een reguliere busverbinding ook minder noodzakelijk, omdat het recreatiepark<br />
in die periode gesloten is. In voorjaar en zomer is de ontsluiting door het openbaar<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 43<br />
vervoer voor een recreatieterrein op doordeweekse dagen matig te noemen, in het weekende<br />
redelijk.<br />
Parkeren<br />
Het parkeren is geconcentreerd op grotere en kleinere parkeerterreinen verspreid over het gehele<br />
plangebied. De grotere parkeerterreinen bevinden zich voornamelijk in het westelijk deel<br />
van het plangebied. De parkeerterreinen zijn vrijwel allemaal alleen toegankelijk voor vergunninghouders.<br />
Tevens biedt een particulier parkeerruimte aan dagbezoekers tegen een vergoeding.<br />
Een ander parkeerterrein dat door een particulier werd geëxploiteerd, is verworven door het<br />
Recreatiepark Kruininger Gors. Het verharde speelveld werd nauwelijks gebruikt en is ingericht<br />
als parkeerterrein voor bezoekers. Bij het centrum (Gorsplein) bevindt zich een openbaar parkeerterrein<br />
met een parkeerbeperking van maximaal één uur (met uitzondering van de avond).<br />
Ondanks het verbod tot langsparkeren op de Gorslaan en Kamplaan, wordt veelvuldig illegaal<br />
(kort) geparkeerd langs deze wegen. Door een intensieve controle wordt illegaal parkeren echter<br />
zo veel mogelijk beperkt.<br />
Het totale recreatiepark heeft de beschikking over ruim 2.600 parkeerplaatsen. Het dagparkeren<br />
voor bezoekers geschiedt op 3 parkeerterreinen en is uitgebreid tot 270 parkeerplaatsen (exclusief<br />
de 50 kortparkeerplaatsen op het Gorsplein). De loopafstanden tussen de parkeerterreinen<br />
en de recreatie-eenheden variëren van 0 tot maximaal 500 m. Voor een aantal recreatiewoningen<br />
zijn de loopafstanden relatief gezien dan ook groot.<br />
Enige jaren geleden is een globale schets vervaardigd van de gewenste ruimtelijke hoofdstructuur<br />
van het recreatieterrein. Om de knelpunten die zich nu voordoen op de Gorslaan op te lossen,<br />
werd destijds uitgegaan van vervanging van de huidige oost-westoriëntatie van de wegenstructuur<br />
door een noord-zuidgericht wegenpatroon in dit gebied. De centrale ontsluiting van het<br />
recreatieterrein zou daarbij aan de Kamplaan komen te liggen. Het recreatieterrein zou daarbij<br />
optimaal bereikbaar worden gemaakt door insteekwegen vanaf de achterliggende oost-westverbinding.<br />
Deze "instekers" komen uit op min of meer centraal gelegen parkeerterreinen. De<br />
Kamplaan-Zeehoeveweg kan als oost-westverbinding dienst doen. Inmiddels zijn er geen plannen<br />
meer om de verkeersstructuur van <strong>Kruiningergors</strong> wezenlijk te veranderen. De Gorslaan<br />
behoudt zijn functie als belangrijke ontsluitingsweg. Wel wordt de mogelijkheid geboden om in<br />
de zone langs de Kamplaan parkeervoorzieningen aan te leggen wanneer tot herstructurering<br />
van het betreffende deel van het recreatiepark zou worden overgegaan.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 44<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
4. Beleidsvisie<br />
4.1. Algemeen<br />
Het vigerende bestemmingsplan voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is zeer oud (1947) en stemt<br />
niet overeen met de huidige situatie. Het gebied vormt een afzonderlijk deel van het landelijk<br />
gebied van de gemeente Westvoorne.<br />
Het heeft een eigen ontwikkeling doorgemaakt en er speelt een zodanig eigen problematiek dat<br />
dit gebied niet is opgenomen in het bestemmingsplan voor het landelijk gebied.<br />
Voorheen was dit gebied overwegend agrarisch. De ligging aan het Brielse Meer met strand en<br />
duin en de ongunstige (kleinschalige) agrarische omstandigheden hebben ertoe geleid dat de<br />
recreatieve ontwikkelingen in dit gebied de overhand hebben gekregen.<br />
Naast het zeer grootschalige en intensief bezette Recreatiepark Kruininger Gors hebben zich<br />
ook andere recreatieve ontwikkelingen voorgedaan in de vorm van enkele kleinschalige kampeerterreinen,<br />
parkeerruimten ten behoeve van Recreatiepark Kruininger Gors, jachthavens<br />
met verblijfsrecreatieve voorzieningen en stallingplaatsen voor caravans en boten. Het totale<br />
gebied vertoont hierdoor een sterke afhankelijkheid van en dooradering met recreatieve aspecten.<br />
Een belangrijk aandachtspunt vormt de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark<br />
Kruininger Gors.<br />
4.2. Samenvatting beleidskader<br />
Richtinggevend voor de ontwikkelingen in het betreffende gebied is het beleidskader. Dit houdt<br />
voor de hogere overheden in dat er een accent ligt op zowel ruimte voor recreatie als voor natuur.<br />
Voor de gemeente zijn vooral richtinggevend de Structuurvisie Westvoorne en het beleid<br />
voor het overige deel van het landelijk gebied, zoals dat ook tot uitdrukking komt in het in mei<br />
vastgestelde bestemmingsplan voor het buitengebied.<br />
Voorts zal bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het gebied ruime aandacht moeten worden<br />
besteed aan de aspecten water en externe veiligheid.<br />
4.3. Hoofduitgangspunten beleidsvisie<br />
Het plangebied vormt een duidelijk afgebakend gebied. Er wordt van uitgegaan dat de problematiek<br />
van het gebied binnen de eigen grenzen wordt opgelost en dat daarbij gestreefd wordt<br />
naar een algehele verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.<br />
De bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden dienen te worden beschermd, dit houdt<br />
in: het water-, strand-, duin- en bosgebied en de − het gebied omringende − dijk.<br />
Deze afbakening van natuur- en landschapswaarden houdt tevens een beperking in voor de<br />
ontwikkelingsmogelijkheden (kwaliteitsverbetering) van de verblijfsrecreatie. Een en ander leidt<br />
ertoe dat verblijfsrecreatie zich alleen kan ontwikkelen op ruimten op het eigen verblijfsrecreatieterrein.<br />
Daarbij moeten de veiligheidsnormen uit het oogpunt van externe veiligheid in acht<br />
worden genomen. Voorts moet in vrijwel het gehele plangebied rekening worden gehouden met<br />
mogelijke archeologische waarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
45<br />
199.7325.00
Beleidsvisie 47<br />
4.4. Zonering<br />
Deze hoofduitgangspunten voor de planvorming leiden tot een zonering van het plangebied (zie<br />
figuur 9). Deze zonering bestaat uit de landschappelijke hoofdstructuur die is opgebouwd uit het<br />
kustgebied aan de noordzijde en de dijk aan de zuidzijde van het plangebied. Binnen deze omkadering<br />
worden twee gebieden onderscheiden: het verblijfsrecreatieve gebied en het kleinschalige<br />
"(voormalige) agrarische" gebied.<br />
Kustgebied<br />
Het kustgebied bestaat uit de deelgebieden Brielse Meer, duingebied, strandgebied, dagrecreatieterrein<br />
en verblijfsrecreatieve accommodatie (inclusief jachthavens). In het kustgebied prevaleert<br />
het behoud van de natuur- en landschapswaarden en het recreatieve (mede)gebruik.<br />
Voor het kustgebied geldt het volgende beleid.<br />
- Het water van het Brielse Meer:<br />
Behoud van de natuur- en recreatieve functie en het bodemarchief naast de functie voor<br />
de waterhuishouding.<br />
- Het strand, duin- en bosgebied:<br />
- Dagrecreatie centraal voor de bestaande strandjes aan het Brielse Meer. Voor her overige<br />
deel van het strand-, duin- en bosgebied rustige vormen van recreatie zoals wandelen of<br />
paardrijden. In ieder geval geen gemotoriseerde activiteiten. Bescherming en waar mogelijk<br />
versterking van de landschappelijke en natuurwaarden.<br />
- Verblijfsrecreatie, jachthaven:<br />
Eveneens tussen het Brielse Meer en de duinen bevinden zich twee gebieden met een<br />
verblijfsrecreatieve functie: de jachthaven met verblijfsaccommodatie aan de westzijde en<br />
een caravanterrein dat bij het Recreatiepark Kruininger Gors behoort aan de oostzijde van<br />
het plangebied. Beide gebieden zijn volledig ingeklemd onder andere door gebieden met<br />
natuurwaarden en kunnen niet verder worden uitgebreid. De beschikbare ruimte is volledig<br />
benut, zodat eventuele ontwikkelingsmogelijkheden beperkt zijn tot kwaliteitsverbetering.<br />
- Dagrecreatieterrein:<br />
In de uiterste oostpunt van het plangebied bevindt zich langs de oever van het Brielse<br />
Meer een voor dagrecreatie ingericht terrein. Het terrein kan ook worden gebruikt voor<br />
evenementen. Het grotendeels onbebouwde karakter dient gehandhaafd te blijven. De<br />
aanwezige horecavoorziening kan in beperkte mate aansluitend aan de huidige bebouwing<br />
worden uitgebreid.<br />
Dijk langs zuidzijde<br />
Aan de zuidzijde wordt het plangebied afgebakend door een dijk. De waterkerende en gedeeltelijke<br />
verkeersfunctie (Heindijk) dient behouden te blijven. Tevens wordt de landschappelijke<br />
en cultuurhistorische waarde (afbakening en geleding van het landschap, afleesbaarheid van de<br />
ontstaansgeschiedenis, bodemarchief) beschermd. Dit geldt in het bijzonder voor de cultuurhistorische<br />
betekenis van de kogelgloeioven en de Steenenbaak.<br />
Verblijfsrecreatief gebied<br />
Kwaliteitsverbetering<br />
Het verblijfsrecreatiegebied omvat het Recreatiepark Kruininger Gors, het kampeerterrein De<br />
Gorshoeve en twee kleinschalige kampeerterreinen (aan de Zeehoeveweg en de Maasweg).<br />
Voor het Recreatiepark Kruininger Gors is kwaliteitsverbetering wenselijk. Gestreefd wordt naar<br />
een ruimere plaatsing van de verblijfsaccommodatie in een groenere setting.<br />
Om te kunnen inspelen in veranderingen in de vraag naar het soort verblijfsaccommodatie, is<br />
uitwisseling tussen recreatiewoningen, vaste en toeristische standplaatsen en trekkershutten<br />
mogelijk. In de afgelopen jaren is een klein deel van het recreatiepark opnieuw ingericht en zijn<br />
recreatiewoningen op vrijkomende percelen niet altijd vervangen. Hierdoor is het aantal verblijfseenheden<br />
enigszins afgenomen. Het bestemmingsplan gaat uit van een beperkte verdere<br />
afname. Dit is het resultaat van een afweging tussen de belangen van de exploitant, de belangen<br />
van de zittende gebruikers en de wens om het park een groener karaker te geven. De bebouwingsdichtheid<br />
op delen van het park kan enigszins worden verlaagd, terwijl in het centrumgebied<br />
in principe een beperkt aantal recreatieappartementen kan worden gerealiseerd. De bebouwing<br />
in dit centrumgebied is gedateerd, ook hier is kwaliteitsverbetering wenselijk. Omdat er<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidsvisie 48<br />
echter nog geen concrete plannen zijn voor het centrumgebied krijgt dit gebied een globale, uit<br />
te werken bestemming.<br />
In het kader van de bestemmingsplanvoorbereiding heeft een nadere afweging plaatsgevonden<br />
van eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het recreatiepark. Potentiële uitbreidingslocaties<br />
betreffen de "populieren"bossen aan de noordzijde van het oostelijke terreindeel, aangrenzende<br />
delen van het kleinschalige agrarische gebied en benutting van niet effectief gebruikte terreindelen<br />
(zoals het sport- en het parkeerterrein aan de Kamplaan).<br />
Een belangrijke waarde van de "populierbossen" bestaat uit de afscherming tussen verblijfsrecreatiegebied<br />
en duingebied en visueel worden de bossen ook als buffer ervaren tussen het<br />
gebied <strong>Kruiningergors</strong> en het haven- en industriegebied aan de noordzijde hiervan. Het beleid is<br />
erop gericht om deze bufferfunctie in stand te houden. In verband daarmee is functiewijziging<br />
ten behoeve van verblijfsaccommodatie niet wenselijk.<br />
De recreatie legt al een groot ruimtebeslag op de polder <strong>Kruiningergors</strong>. Behalve met de recreatieve<br />
belangen, dient het gemeentebestuur ook rekening te houden met de overige belangen<br />
die samenhangen met het plangebied, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat een<br />
deel .van het gebied een woonfunctie heeft. Met het oog hierop is het niet wenselijk dat uitbreiding<br />
plaatsvindt buiten de grenzen van het huidige verblijfsrecreatieve gebied.<br />
Wat de niet effectief gebruikte terreindelen betreft kan het volgende worden opgemerkt.<br />
De voormalige vuilstortplaats kan weliswaar als recreatieve uitloop/speelruimte benut worden<br />
als de milieukwaliteit (bodem) dit toelaat. Echter, bebouwing met recreatiewoningen wordt uit<br />
landschappelijke overwegingen (te veel in de duinen) niet aanvaardbaar geacht.<br />
Bij benutting van niet effectief gebruikte terreindelen dient in het oog te worden gehouden dat<br />
collectieve ruimte (parkeeraccommodatie en sport-, speel- en recreatievoorzieningen) in voldoende<br />
mate aanwezig blijft. Ook moeten externe veiligheidsaspecten daarbij worden betrokken.<br />
In dit verband vormen het sport- en het parkeerterrein aan de Kamplaan een aandachtspunt.<br />
In het verleden heeft het gemeentebestuur zich op het standpunt gesteld, dat het plaatsen<br />
van kampeermiddelen of het bouwen van recreatiewoningen op deze locaties aanvaardbaar<br />
zou zijn. De toenemende aandacht voor externe veiligheidsaspecten heeft echter geleid tot een<br />
wijziging van dit standpunt. Buiten het plangebied, echter wel in de nabijheid daarvan, bevinden<br />
zich twee hogedrukaardgasleidingen. Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen<br />
herzien. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw<br />
bekeken. VROM adviseert rekening te houden met deze nieuwe regelgeving. De vaststelling<br />
van nieuwe afstanden is nog niet afgerond. In principe staat het gemeentebestuur niet<br />
afwijzend tegen het benutten van het sportterrein en/of het parkeerterrein voor verblijfsaccommodatie<br />
mits dit leidt tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering van het recreatiepark en voldoende<br />
collectieve ruimte aanwezig blijft. Vanwege de onzekerheid over het aspect externe veiligheid<br />
biedt het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> vooralsnog geen mogelijkheid om verblijfsaccommodatie<br />
te realiseren op deze locaties.<br />
Kleinschalige kampeerterreinen<br />
De twee kleinschalige kampeerterreinen aan de noordzijde van de Zeehoeveweg (10 eenheden)<br />
en de Maasweg (4 eenheden) sluiten aan op het Recreatiepark Kruininger Gors. De<br />
standplaatsen op deze terreinen zijn voldoende ruim. Een verbetering van de landschappelijke<br />
inpassing is wenselijk.<br />
Kleinschalig (voormalig) "agrarisch" gebied<br />
Het kleinschalig (agrarisch) gebied − aan te duiden als agrarisch randgebied − wordt omsloten<br />
door verblijfsrecreatieve terreinen en de Heindijk. Van een belangrijke agrarische functie is<br />
echter geen sprake meer. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het gewenst dat het groene karakter van<br />
dit gebied gehandhaafd blijft. De betreffende gronden kunnen hobbymatig worden gebruikt voor<br />
het telen van producten of voor beweiding met dieren.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidsvisie 49<br />
Niet-agrarische bedrijven<br />
Aan het opslagbedrijf voor automaterialen zal een − voor zover ruimte aanwezig is − beperkte<br />
uitbreidingsmogelijkheid worden geboden. Het betrekkelijk recent verplaatste onderhoudsbedrijf<br />
en handel in bouwmaterialen wordt bestemd overeenkomstig de vrijstellingsprocedure ex artikel<br />
19 lid 1 WRO, die is gevolgd om de verplaatsing mogelijk te maken.<br />
Met het oog op het behoud van de landschappelijke waarde van het plangebied is opslag van<br />
goederen tot een grotere hoogte dan 3 m op onbebouwde delen van de bedrijfspercelen niet<br />
wenselijk.<br />
Wonen<br />
In het plangebied wordt, evenals in het overige deel van het landelijk gebied, geen uitbreiding<br />
van het aantal woningen voorgestaan.<br />
Aan bestaande woningen zullen beperkte uitbreidingsmogelijkheden worden geboden, afhankelijk<br />
van de huidige omvang van de bebouwing. Deze mogelijkheden worden afgestemd op het<br />
beleid voor burgerwoningen in het landelijk gebied.<br />
De onbebouwde percelen horen veelal bij de in het gebied aanwezige woningen. Het hobbymatig<br />
gebruik van deze percelen in de vorm van het houden van vee of tuinieren en bosaanplant<br />
zal mogelijk zijn. Paardenbakken zijn niet wenselijk vanwege de negatieve invloed die deze<br />
veelal hebben op het landschapsbeeld.<br />
4.5. Water<br />
Bij alle ontwikkelingen in het plangebied is aandacht nodig voor het aspect water. Vooral in het<br />
zuidelijk deel van het plangebied, dat het laagst ligt, bestaat het risico van wateroverlast bij hevige<br />
(zomer)buien. In de huidige situatie bedraagt het percentage oppervlaktewater in het plangebied<br />
in de orde van grootte van 2%. Een percentage van 10%, afhankelijk van de aard van<br />
het rioleringsstelsel, is als algemene richtlijn wenselijk. Waar mogelijk moet dan ook worden gestreefd<br />
naar een vergroting van de hoeveelheid oppervlaktewater en het robuuster en schoner<br />
maken van de watergangen. Ook het herstel van de aanwezige kleine duinrellen is daarbij wenselijk.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Beleidsvisie 50<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
5. Juridische planbeschrijving<br />
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop het geformuleerde beleid is<br />
vertaald naar voorschriften en plankaart.<br />
De gekozen bestemmingen en de bijbehorende voorschriften zijn in beginsel afgestemd op de<br />
bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen hebben voor het merendeel betrekking op kwaliteitsverbetering<br />
van de bestaande recreatieve voorzieningen.<br />
Opbouw regeling<br />
De juridische regeling is gestructureerd in drie hoofdstukken. Het eerste bevat een aantal algemene<br />
bepalingen. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan.<br />
De overgangs- en slotbepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk III.<br />
Algemene bepalingen<br />
De algemene bepalingen hebben onder andere betrekking op de gehanteerde begrippen en de<br />
wijze van meten. Daarnaast zijn ook andere bepalingen opgenomen, die op nagenoeg alle bestemmingen<br />
van toepassing zijn. Enkele zaken zijn hieronder toegelicht.<br />
Begripsbepalingen<br />
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de voorschriften worden gehanteerd. Bij<br />
toepassing van het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende<br />
begrippen toegekende betekenis.<br />
Een essentieel begrip is "peil", omdat de hoogte van bouwwerken vanaf hier wordt gemeten.<br />
Voor bouwwerken die op een afstand van minder dan 5 m tot de weg zijn gelegen, is de kruin<br />
van de weg het peil. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitend<br />
afgewerkt maaiveld. Onder aansluitend afgewerkt maaiveld moet worden verstaan het maaiveld<br />
nadat het geschikt gemaakt is voor de verwezenlijking van de bestemming. Bij de bepaling van<br />
de hoogte van een bouwwerk mag geen rekening worden gehouden met de ophoging van het<br />
terrein, tenzij de noodzaak van ophoging vaststaat (zie ABRS, 8 augustus 1996, nr. H01.95.548<br />
BR 1997, 37).<br />
Wijze van meten<br />
Bij de wijze van meten van de vloeroppervlakte (bij bedrijfsvloeroppervlakte en verkoopvloeroppervlakte)<br />
is aansluiting gezocht bij NEN 2580 en het Bouwbesluit 2003.<br />
Hoogteaanduidingen<br />
In dit artikel is aangegeven wat het cijfer op de plankaart ter aanduiding van de hoogte betekent<br />
(lid 1). Voorts is vermeld voor welke onderdelen van gebouwen de aangegeven hoogte mag<br />
worden overschreden (lid 2) en wat de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken,<br />
geen gebouwen zijnde, is (lid 3). Wanneer in hoofdstuk II afwijkende maten zijn opgenomen,<br />
gaan die voor het in dit artikel bepaalde.<br />
Bestaande maten<br />
Voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit is het noodzakelijk maten voor te schrijven voor<br />
onder andere de omvang van de bebouwing en onderlinge afstanden. In sommige situaties kan<br />
het voorkomen dat deze maten niet overeenkomen met de feitelijke situatie. Het is niet redelijk<br />
om bestaande − legaal tot stand gekomen − afwijkingen onder het overgangsrecht te laten vallen.<br />
Daarom worden de bestaande afwijkingen (afstanden, hoogten, aantallen en/of oppervlakten)<br />
positief bestemd met behulp van dit artikel. De bestaande afmetingen mogen echter niet<br />
worden vergroot, tenzij de uitbreiding qua maatvoering en locatie past binnen de bij de bestemming<br />
behorende voorschriften.<br />
Het artikel is niet van toepassing op de regeling voor de omvang van woningen en erfbebouwing.<br />
Daarvoor is binnen de bestemming Woondoeleinden een saneringsregeling opgenomen.<br />
Ondergrondse gebouwen<br />
In dit artikel is bepaald dat ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op plaatsen waar<br />
ingevolge de bestemming gebouwen zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de ondergrondse<br />
gebouwen is bepaald op 3 m. Bij de wijze van meten is aangegeven dat de bouwhoogte<br />
van ondergrondse bouwwerken wordt gemeten tussen de onderkant van het bouwwerk<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
51<br />
199.7325.00
Juridische planbeschrijving 52<br />
en de gemiddelde hoogte van het ter plaatse aanwezige maaiveld. Ondergrondse bouwwerken<br />
tellen mee bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds<br />
gebouw zijn gelegen.<br />
Algemene vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden<br />
Er is een algemene vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor afwijkingen van maten en voor<br />
overschrijdingen van bouwgrenzen voor zover dit geen bestemmingsgrenzen betreft. De vrijstellingsbevoegdheid<br />
zal met terughoudendheid worden gehanteerd. Deze is ook bedoeld voor uitzonderingssituaties,<br />
waarbij het toepassen van de bestemmingsplanbepalingen leidt tot een uitkomst<br />
die in redelijkheid niet kan worden verlangd.<br />
Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van<br />
bestemmingsgrenzen, indien dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemming<br />
of bouwwerken of voor zover dat noodzakelijk is in verband met de feitelijke situatie<br />
van een terrein.<br />
Overschrijding van een bestemmingsvlak betekent in alle gevallen een wijziging van de aangrenzende<br />
bestemming. Hiervoor kan niet het instrument van de vrijstellingsbevoegdheid worden<br />
gebruikt. Om die reden is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen.<br />
Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO<br />
Er is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van het hertenkamp in<br />
de bestemming vRrp. Dit is een vrij smalle strook met enkele rijen bomen tussen het bestaande<br />
verblijfsrecreatieterrein en een mogelijk nieuw gedeelte. De strook kan beperkingen opleggen<br />
aan de inrichting. In verband met de ligging tussen bestaand en mogelijk nieuw recreatieterrein<br />
is de gebruikswaarde relatief beperkt. De functiewijziging kan pas plaatsvinden indien er een<br />
concreet compenstatieplan beschikbaar is.<br />
Er is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de voormalige<br />
vuiloverslagplaats in de bestemming vRrp. Deze huidige groene lob draagt bij aan de<br />
beeldkwaliteit van het gebied. Op veel plaatsen is de beeldkwaliteit van het recreatiepark zeer<br />
matig vanwege de hoge dichtheid en matige kwaliteit van de bebouwing. De mogelijkheid voor<br />
"verdunning" en verbetering zijn binnen het huidige recreatiepark gering. Het terrein van de<br />
voormalige vuilstortplaats biedt de mogelijkheid voor verbetering van het recreatieterrein.<br />
Saneringsregeling solitaire gebouwen<br />
Het komt in de praktijk voor dat op de gronden die niet bij een nabijgelegen woning horen, bebouwing<br />
aanwezig is in de vorm van een schuur, een schuilhut of een stal. Dit is veelal voormalige<br />
agrarische bebouwing. Qua karakter is deze bebouwing vergelijkbaar met erfbebouwing.<br />
Omdat deze "solitaire" bebouwing over het algemeen is wegbestemd en, in verband met gebrek<br />
aan herbouwmogelijkheden, niet snel zal worden gesloopt, is voor deze situaties een saneringsregeling<br />
opgenomen. Omdat herbouw niet geconcentreerd plaatsvindt, is het toegestane oppervlak<br />
na sanering minder dan vóór sanering.<br />
Bestemmingen en hun gebruik<br />
Verblijfsrecreatieve doeleinden<br />
Deze bestemming is toegekend aan terreinen met een verblijfsrecreatieve functie en de daarbij<br />
behorende voorzieningen. Het betreft voornamelijk het Recreatiepark Kruininger Gors (subbestemming<br />
vRrp). De 4 particuliere recreatiewoningen aan De Bree hebben de subbestemming<br />
vRrw gekregen. Daarnaast is aan enkele kleine kampeerterreinen een verblijfsrecreatieve bestemming<br />
toegekend (subbestemming vRk).<br />
Voor de gronden met de subbestemming vRrp is bepaald dat het gezamenlijk aantal recreatiewoningen,<br />
standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan 1.700. De mogelijke<br />
recreatieappartementen op gronden met de uit te werken bestemming recreatiedoeleinden -<br />
centrumgebied (UvRc) blijven hierbij buiten beschouwing.<br />
Er zijn beperkingen opgelegd aan de oppervlakte van recreatiewoningen. Deze oppervlakte is<br />
gerelateerd aan het grondoppervlak van het perceel waarop de woning is gesitueerd. Bij een<br />
bouwperceelgrootte van minder dan 180 m² mag het grondoppervlak van de woning niet meer<br />
bedragen dan 45 m². Bij een groter bouwperceel mag de oppervlakte van de woning ten hoog-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Juridische planbeschrijving 53<br />
ste 1/4 deel van het bouwperceel bedragen met een maximum van 80 m². Bij/aan/in iedere recreatiewoning<br />
is in aanvulling hierop een berging of overkapping toegestaan met een oppervlakte<br />
van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m (vrijstaand, aangebouwd<br />
of inpandig). Verder is een onderlinge afstand tussen de bebouwing op naast elkaar gelegen<br />
percelen voorgeschreven (minimaal 3 m).<br />
Voor het parkeren wordt voornamelijk gebruikgemaakt van de geconcentreerde parkeervoorzieningen.<br />
Indien in verband met de kwaliteitsverbetering behoefte bestaat aan een nieuwe locatie<br />
voor geconcentreerde parkeervoorzieningen, mag deze in het gebied ten westen van de<br />
Zeehoeveweg en ten noorden van de Kamplaan, uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op<br />
de plankaart aangegeven gebied met de nadere aanwijzing (p).<br />
Op de terreinen met de subbestemming vRk wordt eveneens, vooral in verband met de kwaliteitseisen<br />
die aan een kampeerterrein worden gesteld, een toename van het aantal standplaatsen<br />
niet voorgestaan. De maximaal toelaatbare aantallen zijn op de plankaart ingeschreven.<br />
Standplaatsen kunnen eventueel worden ingewisseld voor trekkershutten.<br />
Voor stacaravans is een maximumoppervlakte voorgeschreven. Deze geldt zowel op de gronden<br />
met de subbestemming vRrp als op de gronden met de subbestemming vRk. Bij een<br />
standplaatsgrootte van minder dan 145 m² mag het oppervlak van de stacaravan niet meer bedragen<br />
dan 35 m². Bij een standplaatsgrootte van 145 m² of meer mag de oppervlakte van een<br />
stacaravan ten hoogste 1/4 deel van de standplaats bedragen, met een maximum van 50 m².<br />
"Caravans" die groter zijn dan 50 m² worden niet meer als kampeermiddel beschouwd, maar als<br />
(bouwvergunningplichtig) bouwwerk. Bij iedere stacaravan mag één vrijstaande berging of<br />
overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte<br />
van maximaal 2,5 m.<br />
Naar aanleiding hiervan kan worden opgemerkt dat in verband met het vervallen van de Wet op<br />
de openluchtrecreatie het bouwvergunningstelsel op grond van de Woningwet wordt aangepast.<br />
De regeling voor bouwvergunningvrije bouwwerken zal worden aangevuld, waardoor kampeermiddelen<br />
die tevens worden aangemerkt als bouwwerk (bijvoorbeeld stacaravans) onder bepaalde<br />
randvoorwaarden bouwvergunningvrij zijn. Deze randvoorwaarden betreffen naar alle<br />
waarschijnlijkheid rechtmatig gebruik op grond van het bestemmingsplan en bepaalde maatvoering.<br />
Mogelijk dat daarbij een maatvoering wordt gehanteerd die afwijkt van de in dit bestemmingsplan<br />
gehanteerde maatvoering voor "caravans" van maximaal 50 m². Er is echter nog onvoldoende<br />
informatie over de toekomstige regelgeving op grond van de gewijzigde Woningwet<br />
om hierop te kunnen anticiperen.<br />
Het gebied met centrumvoorzieningen in het Recreatiepark Kruininger Gors heeft een globale,<br />
uit te werken bestemming op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gekregen.<br />
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming onder voorwaarden uitwerken<br />
in een gedetailleerde bestemmingsregeling. Binnen de bestemming Uit te werken verblijfsrecreatieve<br />
doeleinden - centrumgebied (UvRc) zijn voorzieningen voor de verblijfsrecreatie toegestaan,<br />
zoals beheers-, onderhouds- en medische voorzieningen, horeca en detailhandel. Daarnaast<br />
zijn maximaal 80 recreatiewoningen of recreatieappartementen toegestaan. De goothoogte<br />
van de gebouwen voor de centrumvoorzieningen en de recreatieappartementen bedraagt<br />
maximaal 6 m. Per recreatiewoning of appartement moet worden voorzien in ten minste<br />
1,4 parkeerplaats.<br />
De horecabedrijven in het centrumgebied dienen "lichte" horecabedrijven te zijn, die alleen<br />
overdag en 's avonds zijn geopend en daardoor slechts een beperkte hinder voor de omgeving<br />
veroorzaken. Dit zijn bedrijven die voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten.<br />
Hieronder vallen bijvoorbeeld een snackbar, ijssalon of restaurant. De horecavoorzieningen<br />
zijn primair bedoeld voor het recreatiepark en de directe omgeving daarvan. De bedrijfsvloeroppervlakte<br />
per vestiging is bepaald op maximaal 650 m², de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte<br />
van de horecavoorzieningen bedraagt niet meer dan 1.500 m².<br />
In het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is een groot tekort aan oppervlaktewater. Daarom moet in ieder<br />
geval 10% van het gebied met de bestemming UvRc worden bestemd tot Water. Dit water mag<br />
zowel in het centrumgebied als elders op gronden met de subbestemming "recreatiepark" worden<br />
gerealiseerd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Juridische planbeschrijving 54<br />
Dagrecreatieve doeleinden<br />
Deze bestemming is onder meer toegekend aan het terrein nabij de Steenenbaak en de kogelgloeioven<br />
en aan het hertenkamp. Binnen de bestemming Dagrecreatieve doeleinden zijn gebouwen<br />
en overkappingen toegestaan tot een gezamenlijk oppervlak van 500 m². Hierbij valt te<br />
denken aan sanitaire voorzieningen en dierenverblijven.<br />
Gemengd recreatiegebied<br />
Deze bestemming heeft betrekking op het gebied met een gemengd recreatief karakter, gelegen<br />
nabij de jachthaven in het noordwestelijk deel van het plangebied. Op de gronden zonder<br />
subbestemming zijn dagrecreatie, een jachthaven (met bijbehorende horecagelegenheid), kampeerterreinen<br />
en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de subbestemming<br />
GRwb zijn uitsluitend watersportgebonden bedrijven met bijbehorende detailhandel en bijbehorende<br />
voorzieningen toegestaan.<br />
Het maximumaantal standplaatsen op de kampeerterreinen is op de plankaart aangegeven.<br />
Ten behoeve van het behoud van de aanwezige ruimte is in de voorschriften een maximumoppervlak<br />
voor een stacaravan en voor een bijbehorende berging/overkapping opgenomen (conform<br />
de regeling binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden).<br />
De maximaal toelaatbare oppervlakte van overige gebouwen en overkappingen is in de voorschriften<br />
geregeld.<br />
Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden<br />
De gronden die als zodanig zijn bestemd, zijn gelegen tussen het Brielse Meer en de verblijfsrecreatieve<br />
terreinen. Het betreft voornamelijk duingebied met natuur- en/of landschapswaarden.<br />
Het overgangsgebied tussen duin en water wordt gebruikt voor op het water van het<br />
Brielse Meer gerichte dagrecreatie. De duinen worden gebruikt voor andere vormen van dagrecreatie,<br />
zoals wandelen. Gemotoriseerde dagrecreatie is niet toegestaan.<br />
Gebouwen zijn op deze gronden in beginsel niet toegestaan. Burgemeester en wethouders<br />
kunnen vrijstelling verlenen voor het bouwen van gebouwen voor sanitaire voorzieningen tot<br />
een gezamenlijk oppervlak van maximaal 40 m².<br />
Met het oog op de natuur- en landschapswaarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />
Bepaalde werken en werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd nadat door<br />
burgemeester en wethouders hiervoor een (aanleg)vergunning is afgegeven. Hieronder vallen<br />
niet de werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor normaal onderhoud en beheer.<br />
Voordat een dergelijke vergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders<br />
schriftelijk advies in bij een deskundige inzake natuur en landschap.<br />
Dijken met landschaps- en natuurwaarden<br />
Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden<br />
van de Heindijk en de Noorddijk. In de doeleindenomschrijving is tevens aangegeven<br />
dat de gronden voor verkeersdoeleinden zijn bestemd. Binnen deze bestemming mogen geen<br />
gebouwen worden gebouwd. Evenals bij de regeling voor andere gebieden met een natuurfunctie<br />
is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />
Bos<br />
Het bestaande bos, gelegen in het oostelijke deel van het plangebied, is bestemd tot Bos.<br />
Naast het gebruik van de gronden als bosgebied zijn tevens kleinschalige vormen van dagrecreatie<br />
toegestaan. Gebouwen mogen op deze gronden niet worden gebouwd. Ook voor deze<br />
bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />
Woondoeleinden<br />
De in het plangebied voorkomende woningen, die geen recreatiewoningen zijn, zijn bestemd tot<br />
Woondoeleinden.<br />
Gezien de ruimtelijke karakteristiek van het gebied is een toename van het aantal woningen niet<br />
wenselijk. Het toelaatbare aantal woningen (exclusief recreatiewoningen) per bestemmingsvlak<br />
is daarom gefixeerd op de situatie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan<br />
en door middel van een omcirkeld cijfer op de plankaart aangegeven.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Juridische planbeschrijving 55<br />
Binnen de bestemming is geen onderscheid gemaakt tussen de gronden waarop de woning is<br />
gebouwd en de gronden die voor erfbebouwing in aanmerking komen. Er is in principe gekozen<br />
voor één maximum (basis)oppervlaktemaat voor de woning en de erfbebouwing tezamen. Waar<br />
nodig is in de regeling een onderscheid gemaakt in de hoofdbouwmassa (woning met aangebouwde<br />
gebouwen en overkappingen) en vrijstaande erfbebouwing (vrijstaande bijgebouwen en<br />
overkappingen). De bestemmingsregeling bevat de volgende hoofdelementen:<br />
1. waar minder dan 190 m² aan bebouwing (in de vorm van gebouwen en overkappingen)<br />
aanwezig is, mag de totale oppervlakte van de bebouwing worden uitgebreid tot 190 m²;<br />
het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa mag echter ten hoogste 175 m² bedragen;<br />
2. waar tussen 190 m² en 240 m² aan bebouwing aanwezig is, vormt het bestaande bebouwingsoppervlak<br />
het maximum; bij vervangende nieuwbouw of vergroting van de hoofdbouwmassa<br />
mag het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa echter ten hoogste 175 m²<br />
bedragen;<br />
3. via een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid kan bij vervangende nieuwbouw van de<br />
hoofdbouwmassa een grotere hoofdbouwmassa dan 175 m² worden gerealiseerd, mits de<br />
bestaande verhoudingen gehandhaafd blijven en bestaande horizontale en verticale maten<br />
met ten hoogste 10% worden vergroot;<br />
4. waar meer dan 240 m² aanwezig is, is algehele vernieuwing van één of meerdere gebouwen<br />
en overkappingen alleen mogelijk, indien het meerdere boven de 240 m² met minimaal<br />
de helft wordt verminderd; het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen<br />
na sanering mag ten hoogste 400 m² bedragen;<br />
5. kassen mogen tot een grondoppervlak van ten hoogste 100 m² bij de sanering worden betrokken;<br />
6. ook gebouwen en overkappingen die zijn gesitueerd op bij de woning behorende gronden<br />
met een andere bestemming dan Woondoeleinden, Voortuinen of Tuinen mogen bij de sanering<br />
worden betrokken, mits ze in het plangebied zijn gelegen;<br />
7. als meer dan 240 m² aanwezig is, maar geen sanering plaatsvindt, is het overgangsrecht<br />
van toepassing;<br />
8. maximumgoothoogte hoofdbouwmassa 4 m, maximumbouwhoogte hoofdbouwmassa 9 m;<br />
9. maximumgoothoogte vrijstaande erfbebouwing 3 m, maximumbouwhoogte 4,5 m.<br />
Op sommige bouwpercelen van woningen komt naast de woning een recreatiewoning voor.<br />
Deze recreatiewoningen zijn door middel van de subbestemming Wrw positief bestemd. Voor<br />
de recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken gelden specifieke bouwvoorschriften; de<br />
hierboven beschreven regeling voor de omvang van woning en erfbebouwing is hierop niet van<br />
toepassing.<br />
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huisgebonden<br />
beroepen zijn onder voorwaarden toelaatbaar binnen de bestemming Woondoeleinden.<br />
Onder kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden verstaan kap- en schoonheidssalons,<br />
pedicuren en kinderdagopvang, maar ook activiteiten met een meer technisch karakter<br />
zoals bijvoorbeeld de reparatie van radio's, tv's en computers. Bij "vrije beroepen" kan<br />
worden gedacht aan medische, therapeutische, administratieve en daarmee gelijk te stellen beroepen.<br />
Horecadoeleinden<br />
Deze bestemming is toegekend aan het horecabedrijf gelegen in het gebied voor dagrecreatie<br />
in het oostelijk deel van het plangebied en aan het horecabedrijf nabij de midgetgolfbaan in het<br />
westelijk deel van het plangebied. Hiervoor is op de plankaart een bouwvlak met hoogteaanduiding<br />
aangegeven. De maximumoppervlaktemaat voor de gebouwen en overkappingen is op de<br />
plankaart aangegeven, waarbij rekening is gehouden met enige uitbreiding.<br />
Ook de horecavestiging op het kampeerterrein aan de Kamplaan is bestemd tot Horecadoeleinden.<br />
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.<br />
Maatschappelijke doeleinden<br />
Deze bestemming is toegekend aan de Steenenbaak en de kogelgloeioven aan de Heindijk<br />
alsmede aan het terrein van het waterschap aan de Noorddijk. Dit laatste terrein is als nutsvoorziening<br />
aangemerkt en voorzien van de subbestemming Mn.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Juridische planbeschrijving 56<br />
De Steenenbaak en de kogelgloeioven zijn monumenten die voorkomen op de rijkslijst van beschermde<br />
objecten. Gezien de beschermende werking van de Monumentenwet 1988 is hiervoor<br />
in het bestemmingsplan geen afzonderlijke regeling opgenomen.<br />
Bedrijfsdoeleinden<br />
De bestaande bedrijven zijn als zodanig bestemd. Het betreft een bedrijf voor automaterialen<br />
aan de Zeehoeveweg en − nabij de aansluiting van de Zeehoeveweg en de Kamplaan − een<br />
toeleveringsbedrijf van voornamelijk producten en materialen die in nauwe relatie staan met het<br />
gebruik en het onderhoud van de verblijfsrecreatieve accommodaties. Dit laatste bedrijf was<br />
voorheen op het recreatieterrein gevestigd. Voor elk van de bedrijven is een op de activiteiten<br />
afgestemde subbestemming opgenomen. Aan de voorschriften is een Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
toegevoegd. De bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze behoren<br />
tot de categorieën 1 en 2 van deze Staat.<br />
De maximumoppervlakte van de gebouwen en overkappingen, die uitsluitend binnen het bouwvlak<br />
zijn toegestaan, is op de plankaart opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met een geringe<br />
uitbreiding. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.<br />
Tuincentrum<br />
Deze bestemming is opgenomen voor het aan de Heindijk gelegen tuincentrum. De bebouwing<br />
bestaat voornamelijk uit kassen. De oppervlakte van de kassen mag ten hoogste 7.500 m² bedragen<br />
en van de overige gebouwen ten hoogste 650 m².<br />
Voortuinen en Tuinen<br />
De gronden die zijn gelegen tussen de openbare weg en de woningen zijn bestemd voor voortuinen.<br />
Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. De voormalige agrarische bedrijfsgronden,<br />
die thans in gebruik zijn voor onder andere het (hobbymatig) houden van (klein)vee,<br />
zijn bestemd tot Tuinen. Op de gronden met de bestemming Tuinen mag op het perceel bij iedere<br />
woning één gebouwtje (zoals een dierenverblijf of hobbykas) worden gebouwd van ten<br />
hoogste 10 m². Voor de aanwezig kassen op de gronden met de nadere aanwijzing (k) geldt<br />
een uitzondering op deze maximale oppervlaktemaat.<br />
Voor de terreinen die in het hoogseizoen worden of kunnen worden gebruikt als parkeerterrein<br />
is een nadere aanwijzing (p) opgenomen.<br />
Verkeersdoeleinden, Groenvoorzieningen en Water<br />
Deze bestemmingen spreken voor zich en hebben voornamelijk betrekking op de openbare<br />
ruimte. Binnen de bestemming Verkeersdoeleinden is onderscheid gemaakt tussen wegen met<br />
een verkeersfunctie en wegen die zijn gericht op het verblijf. De laatstbedoelde gronden hebben<br />
de subbestemming Vg (verblijfsgebied) gekregen.<br />
De bestemming Water is toegekend aan de hoofdwatergangen in het plangebied. Maar ook<br />
binnen andere bestemmingen is water toegestaan.<br />
Gebouwen zijn op de gronden met de voornoemde bestemmingen niet toegestaan. Op gronden<br />
met de bestemming Verkeersdoeleinden en Groenvoorzieningen zijn bergbezinkbassins toegestaan.<br />
Water met natuurwaarden<br />
Deze bestemming is toegekend aan het water van het Brielse Meer. Het meer heeft een belangrijke<br />
functie voor de watersport en de waterhuishouding. Daarnaast heeft het gebied natuurwaarden.<br />
Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van het<br />
verkeer te water en de dagrecreatie zijn uitsluitend toegestaan na vrijstelling. Voor de bescherming<br />
van de aan de gronden toegekende waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />
Primair waterkering<br />
Deze bestemming heeft betrekking op de Heindijk en de Noorddijk en de direct daaraan grenzende<br />
gronden (beschermingszone ingevolge de keur van het waterschap). Deze dijken vervullen<br />
een belangrijke rol als tweede waterkering. Bouwwerken vanwege de samenvallende bestemmingen<br />
mogen alleen worden gerealiseerd als hierdoor het belang van de waterkering niet<br />
onevenredig wordt geschaad. Bouwwerken mogen daarom − op enkele uitzonderingen na − alleen<br />
na vrijstelling worden gebouwd. Voordat burgemeester en wethouders beslissen op een<br />
verzoek om vrijstelling, dienen zij schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Juridische planbeschrijving 57<br />
Leidingen<br />
De hoogspanningsleidingen en de afvalwaterpersleidingen met de bijbehorende zakelijk rechtstroken<br />
zijn mede bestemd voor leidingen. Voor de ondergrondse hoogspanningsleiding en de<br />
afvalwaterpersleidingen is een lijnaanduiding op de plankaart opgenomen. In de voorschriften is<br />
geregeld dat een bepaalde zone ter weerszijden van deze leidingen mede als zodanig is bestemd.<br />
Een deel van de bovengrondse hoogspanningsleiding, nabij de Noorddijk, is buiten het plangebied<br />
gelegen. De bijbehorende zakelijk rechtstrook is echter gedeeltelijk in het plangebied gelegen.<br />
Alle mede tot bovengrondse hoogspanningsleiding bestemde gronden zijn daarom op de<br />
plankaart aangeven.<br />
Bouwwerken vanwege samenvallende bestemmingen mogen alleen worden gerealiseerd als<br />
hierdoor het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad. Met het oog op de bescherming<br />
van de leidingen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voordat burgemeester<br />
en wethouders beslissen op een verzoek om vrijstelling of aanlegvergunning, dienen zij<br />
schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de leiding.<br />
Archeologisch waardevol gebied<br />
Het hele plangebied is vanwege de archeologisch (verwachtings)waarde mede bestemd tot Archeologisch<br />
waardevol gebied. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemming is − op<br />
een aantal uitzonderingen na − uitsluitend toegestaan via vrijstelling. De directe bouwmogelijkheden<br />
vormen het resultaat van een afweging van de belangen van de gebruikers van het plangebied<br />
en de archeologische belangen. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een<br />
aanlegvergunningplicht. Voordat burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om<br />
vrijstelling of aanlegvergunning, dienen zij schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog.<br />
De opgenomen regeling is gedifferentieerd voor verschillende deelgebieden (zie paragraaf<br />
3.2). Deze deelgebieden zijn op een apart kaartblad weergegeven.<br />
Overgangs- en slotbepalingen<br />
Gebruik in strijd met het plan<br />
Dit artikel betreft de overgangsbepalingen met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden<br />
en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht heeft<br />
verkregen. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts<br />
toegestaan indien de bestaande afwijkingen hierdoor naar aard en omvang worden verkleind.<br />
Gebruik dat in strijd is met het voorgaande bestemmingsplan (inclusief de overgangsbepalingen)<br />
en waartegen nog wordt of kan worden opgetreden, wordt niet door dit overgangsrecht beschermd.<br />
Bouwen in strijd met het plan<br />
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen is in dit artikel bepaald. Enige bouwmogelijkheden<br />
in afwijking van de voorschriften blijven bestaan voor die gebouwen die afwijken van het<br />
plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen<br />
niet worden vergroot. Alleen gedeeltelijke vernieuwing of verandering is toegestaan (tenzij<br />
sprake is van een calamiteit). Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met een vrijstelling<br />
van burgemeester en wethouders. Van deze vrijstellingsbevoegdheid zal terughoudend gebruik<br />
worden gemaakt (bijvoorbeeld in gevallen waarin daarvoor een technische noodzaak bestaat).<br />
Strafbepaling<br />
Overtreding van gebruiksverboden in het bestemmingsplan is een strafbaar feit, zoals bedoeld<br />
in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.<br />
Titel<br />
In dit artikel is bepaald onder welke naam het bestemmingsplan kan worden aangehaald.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Juridische planbeschrijving 58<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
6. Handhaving<br />
Algemeen<br />
Op 30 november 2004 is de Handhavingsnota Westvoorne vastgesteld. Deze nota beschrijft het<br />
handhavingsbeleid van de gemeente Westvoorne op het gebied van de ruimtelijke ordening en<br />
het bouwen. In de nota is aangegeven op welke wijze het college van burgemeester en wethouders<br />
handhavend optreedt tegen geconstateerde overtredingen van de betrokken regelgeving.<br />
Bestemmingsplannen maken een belangrijk onderdeel uit van deze regelgeving. Bestemmingsplannen<br />
bevatten bouw- en gebruiksvoorschriften waaraan een ieder zich dient te houden. Het<br />
college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van deze voorschriften.<br />
De Handhavingsnota Westvoorne bevat een afwegingskader op basis waarvan wordt bepaald<br />
aan welke overtredingen prioriteit wordt toegekend. Uit dit afwegingskader volgt onder andere<br />
dat aan gebruik in strijd met het bestemmingsplan in de vorm van illegale bewoning of illegale<br />
bedrijfsmatige activiteiten een zeer hoge prioriteit wordt toegekend.<br />
De handhavingsnota en het jaarlijks op te stellen handhavingsprogramma vormen de basis voor<br />
het op een structurele en systematische wijze organiseren en uitvoeren van de handhaving.<br />
Er zullen periodieke en gebiedsgewijze controles worden uitgevoerd. Op deze manier worden<br />
alle bestaande illegale situaties per gebied in beeld gebracht. Voor iedere illegale situatie zal<br />
afzonderlijk, op basis van dossieronderzoek en veldwerk, moeten worden bepaald of handhavend<br />
wordt opgetreden. Teneinde de handhaving beheersbaar te houden, zal een aantal criteria<br />
worden gehanteerd om te bepalen tegen welke overtredingen wordt opgetreden. Deze criteria<br />
zullen in het betreffende handhavingsprogramma worden aangegeven en kunnen per gebied<br />
verschillen.<br />
<strong>Kruiningergors</strong><br />
Eind 2001 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het plangebied. Doel van deze inventarisatie<br />
was om na te gaan of het bestaande gebruik van de gronden en bouwwerken in overeenstemming<br />
was met het geldende bestemmingsplan (uit 1947). Voorts is nagegaan of er gebouwd<br />
is zonder of in afwijking van een bouwvergunning.<br />
Tijdens deze inventarisatie is een groot aantal strijdigheden geconstateerd. Vervolgens is bezien<br />
welke strijdigheden in aanmerking kunnen komen voor legalisatie (op basis van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
<strong>Kruiningergors</strong>). Ten aanzien van strijdigheden die niet in overeenstemming<br />
waren met dit voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is een afweging gemaakt. Alle bebouwing<br />
die op de luchtfoto van 1994 al waarneembaar was, wordt gedoogd. Dit geldt in principe<br />
ook voor bebouwing die waarneembaar was op de luchtfoto van 2000, tenzij sprake is van een<br />
excessieve omvang of uitstraling van deze illegale bebouwing. In situaties waarin na 1994 illegale<br />
bebouwing met een excessieve omvang of uitstraling is opgericht, wordt waar mogelijk<br />
aangeschreven. Dat geldt ook voor situaties waarin sprake is van strijdig gebruik in de vorm van<br />
illegale bewoning<br />
Deze toetsing heeft geresulteerd in het verzenden van een aantal "wrakingsbrieven". De betreffende<br />
eigenaren/gebruikers zijn schriftelijk geïnformeerd over het feit dat het college van<br />
burgemeester en wethouders voornemens is handhavend op te treden tegen de geconstateerde<br />
strijdigheden. Dit om te voorkomen dat deze strijdigheden eventueel worden beschermd<br />
door het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan.<br />
In 2005 heeft op basis van recente luchtfoto's een naverkenning van het plangebied plaatsgevonden.<br />
Op basis daarvan is een aantal percelen opnieuw bezocht en is handhaving bezien.<br />
Naast de gerichte (na)verkenning wordt het <strong>Kruiningergors</strong> uiteraard ook incidenteel door de<br />
gemeente bezocht in het kader van het reguliere bouwtoezicht.<br />
Tot slot dient opgemerkt te worden dat het onderhavige plangebied een belangrijke recreatieve<br />
functie heeft. Er is een groot aantal recreatiewoningen, stacaravans en andere kampeermiddelen<br />
aanwezig. Op grond van het bestemmingsplan mag in deze bouwwerken alleen recreatief<br />
worden verbleven. Het bewonen en laten bewonen van een recreatiewoning, stacaravan of an-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
59<br />
199.7325.00
Handhaving 60<br />
der kampeermiddel is, ongeacht de tijdsduur, in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan<br />
(onrechtmatige bewoning). Zoals hierboven reeds is aangegeven, heeft handhavend<br />
optreden ten aanzien van onrechtmatige bewoning een zeer hoge prioriteit. Een bestemmingswijziging<br />
is in geen geval aan de orde.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
7. Uitvoerbaarheid<br />
7.1. Economische uitvoerbaarheid<br />
Voor zover maatregelen worden genomen ter verbetering van de kwaliteit op het recreatiepark,<br />
zullen de kosten daarvan ten laste komen van de exploitant van dit centrum. De aanleg van een<br />
nieuwe ontsluitingsstructuur voor het recreatiecentrum is niet uitvoerbaar gebleken. Mogelijkheden<br />
daartoe zijn daarom niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.<br />
7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />
7.2.1. Achtergrond<br />
In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening is een inspraakprocedure gehouden<br />
over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Hiertoe is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> vanaf<br />
28 mei 2001 gedurende vier weken ter inzage gelegd en zijn belanghebbenden in de gelegenheid<br />
gesteld hun schriftelijke reacties kenbaar te maken. Ook is op 14 juni 2001 een informatieavond<br />
gehouden.<br />
Vervolgens zijn de inspraakreacties in concept beoordeeld en van commentaar voorzien.<br />
Daarna stagneerde de planvoorbereiding geruime tijd, voornamelijk omdat het gemeentebestuur<br />
opteerde voor een gewijzigde regeling voor de burgerwoningen in het landelijk gebied. Dit<br />
vergde de nodige tijd, onder andere vanwege overleg met het provinciaal bestuur. Ook bleek<br />
actualisatie nodig van enkele andere onderdelen van het voorontwerpplan.<br />
Deze aanpassingen en de lange tijd die is verstreken sinds de inspraakprocedure uit 2001 is<br />
voor het gemeentebestuur aanleiding geweest om de inwoners van Westvoorne en andere belanghebbenden<br />
opnieuw in de gelegenheid te stellen om hun mening kenbaar te maken over<br />
het aangepaste voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Vanaf 11 maart 2005 heeft het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
gedurende vier weken opnieuw ter inzage gelegen en is er gelegenheid geboden<br />
om schriftelijke reacties kenbaar te maken.<br />
Tijdens beide inspraakperiodes zijn diverse inspraakreacties ontvangen. In dit hoofdstuk wordt<br />
ingegaan op de inspraakreacties die zijn ontvangen in 2005. De samenvatting en beantwoording<br />
van de reacties die zijn ontvangen in de eerste inspraakperiode in 2001 zijn als bijlage bij<br />
de ze toelichting opgenomen. Deze zijn inmiddels voor een deel achterhaald vanwege het tijdstip<br />
tussen de eerste inspraakreactie en de afronding van het bestemmingsplan.<br />
In januari 2007 is het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> tervisie gelegd in het kader van de vaststellingsprocedure.<br />
Naar aanleiding daarvan is een aantal zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen<br />
hebben aanleiding gegeven om een nieuwe afweging te maken ten aanzien van het aantal aanvankelijk<br />
gehanteerde uitgangspunten. Hierdoor is het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> op onderdelen<br />
aangepast en wordt dit opnieuw als <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ter visie gelegd ten behoeve van<br />
de vaststelling door de gemeenteraad. Deze aanpassingen hebben eveneens geleid tot aanpassing<br />
van de eerdere beoordeling van de inspraakreacties.<br />
7.2.2. De inspraakreacties uit de tweede inspraakperiode (2005)<br />
1. W. Booy en J.W. Booy-Langendoen, Bakenweg 2, 3233 XA Oostvoorne<br />
W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne<br />
mw. W.H. Hoekendijk, Heindijk 9, 3233 LR Oostvoorne<br />
Y. van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3222 XK Oostvoorne<br />
M.R. Kariem, Heindijk 19, 3233 LE Oostvoorne<br />
B. Kluwen en N. Verkouter, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />
A.G. Knegt, Bakenweg 5, 3233 XA Oostvoorne<br />
M.E.M. Kruse, Heindijk 29, 3233 LE Oostvoorne<br />
W.J. Langendoen, Heindijk 7a, 3233 LE Oostvoorne<br />
J.G. van der Linde, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne<br />
J. v.d. Marel, Polderweg 4a, 3233 LR Oostvoorne<br />
A.P. Niemeijer, Maasweg 4, p.a. 's-Gravelandseweg 726, 3119 ND Schiedam<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
61<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 62<br />
A.J. van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />
P.A. Pijnenburg, Heindijk 11, 3233 LE Oostvoorne<br />
E. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne<br />
H. Stoppelenburg, Heindijk <strong>21</strong>, 3233 LE Oostvoorne<br />
Fam. Storm, Zeehoeveweg 8, 3233 XK Oostvoorne<br />
H.L. Turenhout, Gorslaan 29, 3233 XB Oostvoorne<br />
W.M. Vrij, Zeehoeveweg 29, 3233 XK Oostvoorne<br />
De reacties van deze personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie samengevat en<br />
van commentaar voorzien.<br />
Reactie<br />
a. Insprekers betwijfelen of de inspraak van de zijde van de gemeente gewenst is, vanwege<br />
de opgenomen tekst in de bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> behorende oplegnotitie "gewoon<br />
het plan 4 weken ter visie leggen en vervolgens de brieven die zijn binnen gekomen<br />
beantwoorden".<br />
b. Het bestemmingsplan is op een aantal punten zeer vaag. Voorbeelden die genoemd worden<br />
zijn het ontbreken van een visie of stellingname op de gevolgen van het vergroten van<br />
het oppervlaktewater binnen het plangebied met een factor 3 of 4. Ook het waterschap De<br />
Brielse Dijkring duidde al op het ontbreken van een waterparagraaf. De vaagheid geldt ook<br />
voor de ontsluiting van het recreatiepark en de voorkeur voor de variant C voor de ontsluiting,<br />
waarvoor tegelijkertijd wordt uitgesproken dat de benodigde financiële middelen ontbreken.<br />
c. Ten aanzien van de kwalitatieve verbeteringen die aangebracht zullen worden in het recreatiepark,<br />
met onder meer versterking van de dagrecreatieve functie met de daaruit<br />
voortvloeiende verkeersintensiteit, wordt voorzien dat de verkeersvrijheid en -veiligheid<br />
verder in het geding komen. Zeker omdat inmiddels bekend is dat de Tichelarijweg op<br />
korte termijn wordt afgesloten. De Heindijk, Maasweg en Zeehoeveweg kunnen mogelijk<br />
een significante toename van verkeer verwachten, maar zijn hier niet op ingericht.<br />
d. In aanvulling op het bovenstaande punt wordt opgemerkt dat het autoluw maken van de<br />
Gorslaan onwenselijk is vanwege de verschuiving van het verkeer naar wegen die hiervoor<br />
niet zijn ingericht, zoals de Heindijk. De problemen die worden veroorzaakt door het recreatiepark<br />
worden naar de directe omgeving verschoven. Dit gaat ten koste van de reguliere<br />
bewoners van <strong>Kruiningergors</strong>. Tegen de achtergrond van zoveel onduidelijkheden vinden<br />
insprekers het niet wenselijk om tot besluitvorming over te gaan.<br />
e. Insprekers vinden dat de mogelijkheden voor uitbreiding van (bestaande) woningen te<br />
marginaal zijn. Hieruit zou mogelijk opgemaakt kunnen worden, dat het lijkt of er een ontmoedigingsbeleid<br />
voor reguliere bewoning plaatsvindt, waarbij op de lange termijn een recreatievoorziening<br />
wordt gecreëerd met de Heindijk als natuurlijke zuidgrens.<br />
f. Insprekers vinden het toestaan van één (bij)gebouw per perceel te weinig. Zij vinden dat<br />
(een combinatie van) meerdere gebouwtjes, zoals een kippenhok en een hobbykas, een<br />
bijdrage kunnen leveren aan het landschappelijke karakter van het gebied.<br />
g. De noodzaak tot verandering van de bestemming voor de grond van de vaste bewoners<br />
van Agrarische doeleinden in Tuinen, anders dan dat hier een (toekomstig) commercieel<br />
belang voor de Molecatengroep ligt, is voor de insprekers onacceptabel.<br />
h. Het kappen, ten behoeve van commerciële belangen, van het in het plan aangegeven (populieren)bos<br />
is voor de insprekers niet acceptabel. Argumenten die insprekers geven zijn<br />
de kans op mogelijke toename van geluidsoverlast en visuele aspecten (horizonvervuiling)<br />
vanuit Europoort. De vernietiging van flora en fauna staat volgens de insprekers niet in<br />
verhouding tot de gewenste verbetering van het recreatiepark.<br />
Commentaar<br />
a. Er is in 2005 besloten om over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een tweede inspraakprocedure<br />
te volgen. In paragraaf 7.2.1 zijn de redenen hiervoor aangegeven. Betrokkenen<br />
leggen de woordkeus in de oplegnotitie verkeerd uit; met gewoon wordt bedoeld dat, hoewel<br />
al een inspraakprocedure was gehouden, er werd geadviseerd "gewoon" een nieuwe<br />
inspraakprocedure te houden. Het is zeker niet de bedoeling geweest om geen inhoudelijke<br />
afweging te maken.<br />
b. Met het toenmalige waterschap De Brielse Dijkring heeft medio 2004 een goed overleg<br />
plaatsgehad over de waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied. Dit is aanleiding<br />
geweest om de waterparagraaf aan te vullen. Daarbij is vooral van belang dat in vergelij-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 63<br />
king met de huidige richtlijnen er te weinig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig is.<br />
In maart 2007 is er opnieuw overleg geweest met het waterschap. Het waterschap is ook<br />
intensief betrokken geweest bij en heeft een grote inbreng gehad in de waterparagraaf van<br />
het voorliggende bestemmingsplan. Echter ook uit het overleg in maart 2007 is gebleken<br />
dat direct realiseerbare plannen om de hoeveelheid oppervlaktewater in het plangebied te<br />
vergroten niet voorhanden zijn. Omdat er een grote mate van unanimiteit bestaat over de<br />
wenselijkheid van meer oppervlaktewater en om geen toekomstige mogelijkheden voor<br />
verbetering te blokkeren, is in de doeleindenomschrijving van verschillende bestemmingen<br />
ook de functie "water" vermeld.<br />
Voor de ontsluiting van het plangebied is een aantal jaren geleden onderzocht wat de mogelijkheden<br />
zouden zijn om deze te verbeteren. Vooral delen van de Gorslaan werden op<br />
sommige tijden als "druk" ervaren, gelet op de doorgaande functie en de menging van<br />
langzaam en gemotoriseerd verkeer. Hiervoor is een drietal modellen opgesteld. Daarbij is<br />
− zoals insprekers ook hebben geconstateerd − een voorkeur uitgesproken voor model C.<br />
Dit model gaat uit van de aanleg van een rotonde ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/N<strong>21</strong>8.<br />
Vanaf de rotonde wordt een nieuw weggedeelte aangelegd, aansluitend aan de<br />
Breeweg. Vervolgens wordt het verkeer naar de Heindijk geleid en wordt vanaf de Heindijk<br />
een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd naar de Kamplaan/Zeehoeveweg. Het noordelijk<br />
deel van de Zeehoeveweg vormt in die visie dan een centrale ontsluiting van het recreatiecentrum.<br />
Op basis van de huidige inzichten houdt de Gorslaan zijn functie als belangrijke ontsluiting<br />
van het Recreatiepark Kruininger Gors. Wel is ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/N<strong>21</strong>8<br />
inmiddels een rotonde aangelegd. Vanaf deze rotonde is via de Breeweg die<br />
wordt verbreed tot en met de stoep naar de Heindijk, aansluiting mogelijk op deze dijk.<br />
Door deze nieuwe verbinding kan de oversteek van de N<strong>21</strong>8 ter plaatse van de Tichelarijweg<br />
vervallen. De gemeente verwacht dat de gevolgen van deze wijzigingen in de wegenstructuur<br />
op de intensiteiten op de Maasweg en Zeehoeveweg zeer beperkt zullen zijn. De<br />
Heindijk zelf wordt namelijk niet verbreed, waardoor de route via deze dijk niet echt aantrekkelijk<br />
wordt.<br />
c. Er zijn geen concrete plannen voor uitbreiding van de dagrecreatieve functie van het<br />
recreatiepark voor derden. In het verleden zijn wel plannen ontwikkeld voor bijvoorbeeld<br />
een surfschool/watersportcentrum aan het Brielse Meer. Hiervoor zijn vergunningen verleend,<br />
maar deze zijn ook weer ingetrokken. De mogelijkheid om aan het Brielse Meer een<br />
watersportcentrum te realiseren wordt dan ook geschrapt.<br />
d. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken. Om de verkeersveiligheid<br />
op de Gorslaan te verbeteren, is voor het gemotoriseerde verkeer een maximumsnelheid<br />
van 30 km/h ingesteld. Dit geldt overigens ook voor een aantal andere wegen in het plangebied.<br />
De verkeersintensiteiten op de Gorslaan maken een wijziging van de verkeersstructuur<br />
niet noodzakelijk. Het betreffende onderdeel van de toelichting over de verkeersstructuur<br />
is aangepast.<br />
e. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden<br />
van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te<br />
gaan. Voor de woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> gelden daarbij dezelfde uitgangspunten<br />
als voor het overige landelijke gebied. Er is zeker geen sprake voor een ontmoedigingsbeleid<br />
voor <strong>Kruiningergors</strong>. Het gemeentebestuur gaat bij de bestemmingsregeling<br />
voor burgerwoningen in het landelijk gebied uit van één maximale maat voor woning en<br />
erfbebouwing, zoals bergingen en dierenverblijven, tezamen. Aan de bewoners is dan de<br />
keuze voor een grotere woning en minder erfbebouwing, of een ruime oppervlakte erfbebouwing<br />
en een kleinere woning.<br />
f. Het uitgangspunt is, dat erfbebouwing nabij de woning wordt gebouwd, binnen de bestemming<br />
Woondoeleinden. Het bestemmingsvlak is hiervoor voldoende ruim. Door de erfbebouwing<br />
bij de woning te situeren, houden de overige perceelsgedeelten zoveel mogelijk<br />
hun groene karakter. Omdat er wel behoefte kan bestaan aan het bouwen van een gebouwtje<br />
of overkapping op wat grotere afstand van de woning is, na afweging van het<br />
landschappelijk belang en de belangen van de individuele bewoners, gekozen voor een<br />
regeling waarbij het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt één gebouwtje of overkapping<br />
met een maximumoppervlakte van 10 m² te bouwen. Het gemeentebestuur deelt de mening<br />
van insprekers niet, dat het bouwen van meerdere gebouwen in de vorm van bijvoorbeeld<br />
hobbykassen en kippenhokken, bijdraagt aan de landschappelijke kwaliteit.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 64<br />
g. De bestemming Tuinen in plaats van Agrarische doeleinden is gebaseerd op het feitelijk<br />
gebruik van de gronden. Hoewel het grondgebruik in de polder <strong>Kruiningergors</strong> van oorsprong<br />
overwegend agrarisch was, is er op dit moment nog nauwelijks meer sprake van<br />
een bedrijfsmatig agrarisch gebruik. In verband daarmee is er geen aanleiding meer om de<br />
onbebouwde percelen tussen de woningen en andere functies te bestemmen voor de bestemming<br />
Agrarische doeleinden.<br />
h. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos<br />
te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
Conclusie<br />
De verkeersparagraaf in de toelichting is aangepast en de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming<br />
Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie is vervallen. Voor het overige geven de reacties<br />
geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
2. mr. A. Bakker, rechtskundig adviseur, namens dhr. J. Punt, Van der Meerweg<br />
25, Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is onder Maatschappelijke uitvoerbaarheid verwezen<br />
naar het feit, dat het voorontwerpplan in het kader van de inspraakverordening vanaf 28<br />
mei gedurende 4 weken ter inzage heeft gelegen. Op pagina 66 wordt mede gewezen op<br />
een zienswijze die door de heer Bakker namens de heer Punt werd ingediend. Dit is in zoverre<br />
onjuist, dat een zienswijze werd ingediend op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
<strong>Kruiningergors</strong> en niet een reactie op een inspraakgebeuren. Ten onrechte wordt de indruk<br />
gewekt dat het voorontwerp 2001 juridisch synoniem zou zijn aan het voorontwerp 2005.<br />
Tussen het opstellen van het voorontwerp 2001 en het voorontwerp 2005 hebben essentiële<br />
wijzigingen in omstandigheden plaatsgevonden, die meebrengen dat de zienswijze van<br />
2001 niet meer past op het voorontwerp 2005.<br />
b. In 2001 is verzocht om een bedrijfswoning bij het bedrijf van de heer Punt te kunnen realiseren.<br />
Aan deze wens is niet tegemoet gekomen, omdat op provinciaal en gemeentelijk niveau<br />
een zeer terughoudend beleid wordt gevoerd ten aanzien van het realiseren van<br />
nieuwe woningen in het buitengebied. Dit beleid was een gevolg van het rijksbeleid dat<br />
werd bewaakt door de rijksinspecteur. In de Stellingnamebrief Ruimtelijk Beleid van november<br />
2002 wordt gesteld dat het rijksbeleid zal zijn gericht aan het opheffen van de<br />
ruimtelijke beperkingen aan de natuurlijke groei van kleine kernen en dat bouwbeperkingen<br />
voor landelijke gebieden worden opgeheven. Het beleid van provincie en gemeente<br />
kan in dat opzicht worden bijgesteld. In dat kader dient de noodzaak voor de bouw van een<br />
bedrijfswoning uit overwegingen van veiligheid mede in aanmerking te worden genomen.<br />
c. Nu er in juridisch-planologische zin geen belemmeringen meer zijn voor de realisering van<br />
een woning, zou de doelstelling om de recreatieve functie te versterken nog een beletsel<br />
kunnen vormen. In dat kader vindt inspreker het merkwaardig, dat wel de mogelijkheid<br />
wordt geboden om voormalige agrarische bedrijfswoningen die niet meer aan de huidige<br />
wooneisen voldoen, elders in het plangebied te vervangen door voor permanente bewoning<br />
bedoelde landhuizen. Dit vormt een uitzondering op de doelstelling om het hele gebied<br />
een puur recreatieve functie te laten behouden. De voormalige agrarische bedrijfswoningen<br />
zijn uitermate geschikt voor een niet-permanente recreatieve functie.<br />
d. Nu de gemeente de bovengenoemde uitzondering op de beleidsuitgangspunten maakt, is<br />
inspreker van mening dat zijn cliënt ook aanspraak moet kunnen maken op een uitzondering.<br />
De woning is essentieel voor de controle op het bedrijf buiten de openingsuren. Inbraak<br />
en zinloze vernieling in groepsverband zijn in de huidige tijd aan de orde van de dag.<br />
Binnen het bedrijf zijn veel goederen aanwezig die binnen de verblijfsrecreatie zeer gewild<br />
zijn en bovendien een aanmerkelijke waarde vertegenwoordigen. Ook bij calamiteiten, zoals<br />
brand- en/of stormschade is het van groot belang dat iemand die direct bij het bedrijf<br />
betrokken is, in de onmiddellijke omgeving beschikbaar is.<br />
e. De onder c bedoelde landhuizen liggen aan dezelfde weg waaraan ook het perceel van inspreker<br />
is gelegen. Aan weerszijde van het perceel liggen percelen die ook al de functie<br />
"wonen" hebben. In verband daarmee is het in de ogen van inspreker logisch en ook mogelijk<br />
om ook aan zijn perceel een woonbestemming toe te kennen. Het betreffende per-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 65<br />
ceelsgedeelte waarop deze bestemming betrekking zou dienen te hebben is op een kaart<br />
ingetekend.<br />
Commentaar<br />
a. Vanaf 28 mei tot 18 juni 2005 is een inspraakprocedure gehouden over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
<strong>Kruiningergors</strong>. In die periode zijn inwoners van Westvoorne en andere<br />
belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om in het kader van deze inspraakprocedure<br />
een reactie te geven op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Daarna stagneerde de planvoorbereiding<br />
gedurende langere tijd. Een van de reden hiervoor was dat het gemeentebestuur<br />
op een andere wijze vorm wilde geven aan de regeling voor burgerwoningen in het<br />
landelijk gebied. Het gemeentebestuur heeft, na aanpassing en actualisering van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>,<br />
het besluit genomen om opnieuw een inspraakprocedure te<br />
houden, voordat wordt gestart met de vaststellingsprocedure. Juridisch gezien heeft het<br />
plan, waarover in 2005 een inspraakprocedure heeft plaatsgevonden, dezelfde status als<br />
het voorontwerpplan uit 2001. De beoordeling van de reacties in 2001 moet worden gezien<br />
tegen de achtergrond van het plan zoals dat in 2001 luidde.<br />
In het kader van de vaststellingsprocedure die medio 2007 start, kunnen zienswijzen worden<br />
ingediend op het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
b. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt, blijft<br />
het restrictieve beleid voor het wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde streekplan<br />
RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan, waar in een<br />
lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. <strong>Kruiningergors</strong> hoort hier niet bij.<br />
Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt van de<br />
Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie. Geen van<br />
beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Van de in de inspraakreactie<br />
veronderstelde ruimere beleidsvrijheid is derhalve geen sprake.<br />
c. Het gemeentebestuur hecht er vooral waarde aan dat in kwalitatieve zin de recreatieve<br />
functie van het plangebied wordt versterkt. Functiewijziging van voormalige agrarische bedrijfswoningen<br />
− die nu in gebruik zijn als burgerwoning − in recreatiewoningen is geen<br />
reële optie. Hiervoor zou het gemeentebestuur de woningen moeten verwerven om deze<br />
vervolgens weer als recreatiewoning te verkopen. Hiervoor zijn geen financiële middelen<br />
aanwezig en het belang hiervan is zo gering, dat dit geen verschuiving in beleidsprioriteiten<br />
rechtvaardigt. De vervangende nieuwbouw voorziet bovendien uitsluitend in een consolidatie<br />
van de woonfunctie. Het betreft immers woningen die al jaren lang voor permanente<br />
bewoning worden gebruikt. Bestaande rechten worden hierdoor gerespecteerd.<br />
d. In de visie van het gemeentebestuur is er geen strikte noodzaak voor het realiseren van<br />
een bedrijfswoning. Ook andere, min of meer gelijksoortige bedrijven, beschikken veelal<br />
niet over een bedrijfswoning. Op nieuwe bedrijventerrein is de bouw van bedrijfswoningen<br />
veelal niet meer mogelijk, terwijl de sociale controle daar in de avonduren en gedurende<br />
het weekend vaak geringer is dan in een gebied als <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
e. Hiervoor is al aangegeven, dat het beleid er niet op is gericht om de bouw van een bedrijfswoning<br />
mogelijk te maken. De bouw van de twee woningen aan de overzijde van de<br />
Zeehoeveweg betrof uitsluitend de vervanging van bestaande woningen. Het feit, dat aan<br />
weerszijde van het perceel van inspreker woningen aanwezig zijn, doet niets af aan het<br />
standpunt om geen medewerking te verlenen aan de bouw van een bedrijfswoning.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
3. J.C.J.L. Barendregt, Gildenlaan 1, 3233 DA Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Inspreker is van mening dat in het bestemmingsplan vooral meer recreatie wordt bevorderd en<br />
dat er niet of nauwelijks rekening wordt gehouden met de wensen van de huidige eigenaren van<br />
woningen of percelen. Inspreker verzoekt de gemeente om het bestemmingplan Kruinigergors<br />
aan te passen, waarmee het mogelijk wordt om een bouwvergunning te verlenen voor het perceel<br />
aan de Zeehoeveweg tussen nr. 35 en 37.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 66<br />
Commentaar<br />
Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is niet zozeer gericht op het bevorderen van meer recreatie.<br />
Voor het Recreatiepark Kruininger Gors is vooral kwaliteitsverbetering van belang.<br />
Voor de bouwmogelijkheden van woningen en de daarmee samenhangende erfbebouwing<br />
worden dezelfde bouwmogelijkheden geboden als voor de overige woningen in het landelijk gebied.<br />
Voor <strong>Kruiningergors</strong> geldt een restrictief beleid voor de bouw van nieuwe woningen. Bij de<br />
beoordeling van de reactie uit 2001 is onder andere aangegeven dat het provinciaal beleid is<br />
gericht op het voorkomen van een toename van het aantal woningen in het landelijk gebied. Het<br />
nieuwe streekplan RR2020, dat eind 2005 is vastgesteld, brengt hierin voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong><br />
geen verandering. In verband daarmee kan niet aan het verzoek om de bouw van een<br />
woning op het betreffende perceel aan de Zeehoeveweg worden tegemoet gekomen.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
4. Mw. G.A. Doorduin – Waalboer, Bakenweg 7, 3233 XA Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Inspreker is verontrust over de kap van bomen in het plangebied. Hoewel op Voorne-Putten<br />
momenteel 1.378 ha G.O.S./P.E.H.S. wordt aangelegd, wordt in het bestemmingsplan voorzien<br />
in de kap van natuur, die als afscheiding dient tussen de industrie en de woningen op het <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Commentaar<br />
Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in<br />
verblijfsrecreatie.<br />
Conclusie<br />
De mogelijkheid om de bestemming Bos te wijzigen ten behoeve van verblijfsaccommodatie is<br />
vervallen.<br />
5. E.B.H. Advocaten, namens E. Storms en mw. M.J. Mulder, Zeehoeveweg 8(a)<br />
en B. Kluwen en mw. N. Verkouter, Zeehoeveweg 8<br />
Reactie<br />
Op het perceel Zeehoeveweg 8/8a staan twee aaneengebouwde woningen op twee afzonderlijke<br />
kadastrale percelen. Volgens het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn ook twee woningen<br />
toegestaan. Betrokkenen hebben het voornemen om de woningen te zijner tijd te vervangen<br />
door nieuwbouw. Volgens het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bestaat een hoofdbouwmassa uit<br />
een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen. Nu<br />
er twee hoofdgebouwen aanwezig zijn, moet worden uitgegaan van twee hoofdbouwmassa's.<br />
Het maximaal toelaatbaar grondoppervlak dient per individuele hoofdbouwmassa, dus per woning,<br />
te worden berekend. Wanneer de gemeente deze interpretatie niet deelt, dan wordt verzocht<br />
de reactie als een tijdig ingediende zienswijze te beschouwen.<br />
Tevens wordt verzocht om de twee individuele woningen als zodanig op de plankaart aan te<br />
geven.<br />
Commentaar<br />
De interpretatie van insprekers is juist. Zeehoeveweg 8 en Zeehoeveweg 8a vormen afzonderlijke<br />
bouwpercelen. Voor iedere woning geldt een afzonderlijke maximale oppervlaktemaat.<br />
Om juridisch-technische redenen is het niet mogelijk om de woningen als afzonderlijke woning<br />
op de bestemmingsplankaart aan te geven. Om de woningen afzonderlijk aan te geven is een<br />
grens tussen de woningen nodig. Beide woningen hebben echter dezelfde bestemming Woondoeleinden.<br />
Er kan daarom geen bestemmingsgrens tussen de woningen worden aangegeven.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 67<br />
6. F.A. Hoek, Velgersdijk 29, 3079 HV Rotterdam<br />
Reactie<br />
a. Afsluiting van de Gorslaan voor gemotoriseerd verkeer vindt de inspreker geen goede ontwikkeling.<br />
Juist door de openheid en de veelzijdige toegang wordt het park opgenomen in<br />
de omgeving. Tevens is in geval van een noodsituatie maar één nooduitgang beschikbaar,<br />
wat levensbedreigende situaties op kan leveren.<br />
b. De gemeente heeft met de eigenaar van het recreatiepark afspraken gemaakt, dat recreatiewoningen<br />
met een onderlinge tussenruimte van minder dan 3 m verplaatst dienen te<br />
worden. Inspreker is van mening dat terreindelen die tot nu toe niet effectief gebruikt worden,<br />
zoals het voetbalveld, groot parkeerterrein, hertenkamp en populierenbos, in de toekomst<br />
doelmatiger gebruikt gaan worden voor het uitplaatsen van recreatiewoningen die te<br />
dicht op elkaar staan. Het is nu het goede moment om deze vrijkomende terreinen te gaan<br />
gebruiken voor het uitplaatsen van recreatiewoningen die te dicht op elkaar staan. Het belang<br />
van de recreanten die een recreatiewoning hebben die niet aan de afstandseisen voldoet,<br />
gaat voor de realisatie van nieuwbouw en/of andere plannen. Indien hier geen rekening<br />
mee wordt gehouden voorziet inspreker dat in de toekomst geen ruimte meer is om<br />
noodgedwongen verplaatsingen uit te voeren.<br />
Commentaar<br />
a. Er zijn geen plannen om de Gorslaan voor gemotoriseerd verkeer af te sluiten. Dat zou alleen<br />
kunnen wanneer de verkeersstructuur in <strong>Kruiningergors</strong> wordt gewijzigd. De verkeersintensiteiten<br />
maken dit niet noodzakelijk. Met het oog op de verkeersveiligheid is de<br />
Gorslaan inmiddels ingericht als 30 km/h-gebied.<br />
b. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan kwaliteitsverbetering van <strong>Kruiningergors</strong>, onder<br />
andere door het vergroten van de onderlinge afstand tussen de huisjes. Hiervoor biedt<br />
het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> mogelijkheden. Om te voorkomen dat beschikbare<br />
ruimte wordt gebruikt voor andere doeleinden dan kwaliteitsverbetering mag het aantal<br />
huisjes niet worden uitgebreid. In de voorschriften van het bestemmingsplan is dan ook<br />
een maximum opgenomen voor het aantal recreatiewoningen, standplaatsen voor caravans<br />
en tenten en trekkershutten. De ondernemer stelt echter zelf de prioriteiten voor de<br />
delen van het recreatiepark die voor kwaliteitsverbetering in aanmerking komen.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
7. Y. van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Inspreker is van mening dat er een (groene) buffer tussen de huisjes/percelen van de Molecatengroep<br />
en de aangrenzende percelen van de vaste bewoners moet blijven bestaan.<br />
Deze buffer zou bij voorkeur uit het bestaande grasland moeten blijven bestaan. Inspreker<br />
wil dit graag vastgelegd hebben in het bestemmingsplan.<br />
b. Inspreker wenst de geluidsbuffer te behouden of een geluidsbuffer te realiseren om geluidsoverlast<br />
van de spoorbrug en Europoort te beperken. De geluidsbuffer zou kunnen<br />
bestaan uit bebossing aan de zuidkant van het Brielse Meer of groenbuffers tussen het recreatiecentrum<br />
en vaste bewoners.<br />
c. Inspreker wil weten wat robuust waterbeheer inhoudt en wat de consequenties hiervan<br />
zijn.<br />
d. Het afsluiten van de Gorslaan/Tichelarijweg als toegangsweg wordt niet als wenselijk ervaren.<br />
Om het verkeer te kunnen verwerken en in geval van calamiteiten in Europoort is het<br />
van groot belang dat er meerdere toegangswegen naar het <strong>Kruiningergors</strong> zijn.<br />
e. Inspreker wil uitleg over de wijziging van de bestemming Agrarische doeleinden in Tuinen.<br />
f. De in het bestemmingsplan genoemde compensatie voor het bos moet op het <strong>Kruiningergors</strong><br />
gerealiseerd worden. Dit zou bij voorkeur in het bestemmingsplan vastgelegd moeten<br />
worden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 68<br />
Commentaar<br />
a. Het parkeerterrein naast de woning van betrokkene is bestemd tot Tuinen. In de zomermaanden<br />
wordt dit gebruikt als collectieve parkeervoorziening voor het recreatiecentrum.<br />
Door middel van een "nadere aanwijzing" op de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan<br />
is met dit gebruik rekening gehouden. Er mogen geen recreatiewoningen<br />
worden gebouwd en ook geen kampeermiddelen worden geplaatst. In zoverre is sprake<br />
van een buffer tussen de bebouwing van het recreatiecentrum en de woning van inspreker.<br />
Om parkeren op te korte afstand van het perceel van betrokkene te voorkomen zal een<br />
zone van 3 m grenzend aan de noordzijde van het perceel Maasweg uitsluitend worden<br />
bestemd tot Tuinen.<br />
b. Het gemeentebestuur hecht belang aan een groene aanblik van <strong>Kruiningergors</strong>. Een nadere<br />
afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen<br />
in verblijfsrecreatie. Hierdoor blijft een groene buffer aanwezig. Tussen het recreatiepark<br />
en de woningen aan de Zeehoeveweg zijn onbebouwde percelen aanwezig, die zijn<br />
bestemd tot Tuinen. Deze percelen zijn veelal ingezaaid met gras. Hoewel er hierdoor<br />
geen visuele buffer is, blijft er hierdoor wel voldoende afstand tussen de verblijfsaccommodatie<br />
en de woningen aan de Zeehoeveweg.<br />
c. Een robuust watersysteem betekent een watersysteem wat zo is ingericht dat dit in staat is<br />
zowel natte als droge periodes op te vangen. Er moeten dan voldoende mogelijkheden zijn<br />
om water te bergen en te sparen zonder dat dit leidt tot overlast. De inrichting van het watersysteem<br />
moet goed zijn afgestemd op de verschillende functie daarvan (bijvoorbeeld<br />
water aan- en afvoer, maar ook recreatieve functies als viswater of zwemwater). Daarbij<br />
zijn de kosten voor beheer en onderhoud geoptimaliseerd.<br />
d. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan af te sluiten als toegangsweg naar <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Bij de aanleg van de rotonde op de kruising N<strong>21</strong>8/Brielseweg is op dit punt ook een<br />
veilige aansluiting van het gebied ten noorden van de N<strong>21</strong>8 op deze weg tot stand gekomen.<br />
De relatief onveilige oversteek van de Tichelarijweg kan hierdoor vervallen. Per saldo<br />
is sprake van een verbetering van de situatie.<br />
e. Gronden met de bestemming Agrarische doeleinden zijn bestemd voor de bedrijfsvoering<br />
van agrarische bedrijven. In het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is er nauwelijks sprake meer van<br />
bedrijfsmatig gebruik van de rond de woningen liggende onbebouwde percelen. Om die<br />
reden is gekozen voor de bestemming Tuinen in plaats van de bestemming Agrarische<br />
doeleinden.<br />
f. Door het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming Bos is er geen<br />
noodzaak meer voor compensatie.<br />
Conclusie<br />
De onderdelen van de reactie onder a en f zijn aanleiding geweest tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />
8. J. Kluijtmans, Kamplaan 4, 3233 XD Oostvoorne<br />
Fam. Van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. In het verleden zijn vrijwel alle greppels en watergangen ten noorden van de Kamplaan gedempt,<br />
zonder vervangende voorzieningen te treffen voor de opvang van water. Hiervan<br />
ondervinden lager gelegen percelen aan de Kamplaan regelmatig extreme overlast. Inspreker<br />
verzoekt om een nadere detaillering van de in het bestemmingsplan genoemde<br />
verhoging van het percentage oppervlaktewater, teneinde een goed waterbeheer voor de<br />
toekomst veilig te stellen.<br />
b. Over de gehele lengte van de Kamplaan is aan de noordelijke zijde de bestemming parkeervoorzieningen<br />
opgenomen. Inspreker verzoekt om landschappelijke inpassing van<br />
deze parkeervoorzieningen door middel van een groenstrook die bij voorkeur als bestemming<br />
"Groen" opgenomen wordt in het bestemmingsplan. Het woongenot voor de bewoners<br />
aan de Kamplaan zal in ernstige mate negatief worden beïnvloed door de uitgestrekte<br />
oppervlakte aan bestrating en de overlast ten aanzien van geluidshinder die de parkeerplaats<br />
met zich meedraagt.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 69<br />
Commentaar<br />
a. Zowel het gemeentebestuur als het waterschap zijn bekend met het feit dat in het zuidelijk<br />
deel van het plangebied wateroverlast optreedt. In het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is op dit moment<br />
te weinig oppervlaktewater aanwezig dat als berging kan dienen bij hevige regenval.<br />
Het noodzakelijke percentage oppervlaktewater dat in het plangebied aanwezig zou moeten<br />
zijn is bepaald door het waterschap. Het vinden van goede oplossingen is echter niet<br />
eenvoudig, omdat vrijwel het gehele plangebied particulier terrein is. In maart 2007 heeft<br />
opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap over deze problematiek. Ook uit dit<br />
overleg zijn geen directe maatregelen naar voren gekomen om de wateroverlast op te lossen.<br />
Om te voorkomen dat het bestemmingsplan mogelijkheden tot het treffen van maatregelen<br />
met ruimtelijke gevolgen zou blokkeren, is binnen de doeleindenomschrijving van<br />
een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden ook zijn bestemd<br />
voor water.<br />
b. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct<br />
langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee is het bestemmingsplan<br />
aangepast en moet een afstand van 3 m tussen deze voorzieningen en de Kamplaan worden<br />
aangehouden. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor de landschappelijke inpassing.<br />
Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met in- en uitritten van de parkeerplaatsen<br />
op de Kamplaan.<br />
Conclusie<br />
Onderdeel b van de reactie is aanleiding geweest tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />
9. M. Kluijtmans, Kamplaan 6, 3233 XD Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. In het verleden zijn vrijwel alle greppels en watergangen ten noorden van de Kamplaan gedempt,<br />
zonder vervangende voorzieningen te treffen voor de opvang van water. Hiervan<br />
ondervinden lager gelegen percelen aan de Kamplaan regelmatig extreme overlast. Inspreker<br />
verzoekt om een nadere detaillering van de in het bestemmingsplan genoemde<br />
verhoging van het percentage oppervlaktewater, teneinde een goed waterbeheer voor de<br />
toekomst veilig te stellen.<br />
b. De in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> genoemde rotonde op de Heindijk is volgens inspreker<br />
nog niet gerealiseerd, waarmee de aanname dat de verkeersveiligheid verbeterd<br />
is niet kan worden hard gemaakt. Inspreker verzoekt duidelijkheid ten aanzien van het<br />
"selectief" afsluiten van wegen. Het selectief afsluiten van de Gorslaan is volgens inspreker<br />
geen optie, omdat het probleem hiermee verplaatst wordt naar de Kamplaan. Het afsluiten<br />
van een belangrijke toegangsweg zonder het creëren van een nieuwe toegang,<br />
vindt inspreker geen goede oplossing. Inspreker verzoekt om onderzoek naar mogelijkheden<br />
A en B van het gewenst ontsluitingsmodel <strong>Kruiningergors</strong>, waarbij niet uitsluitend op<br />
financiële haalbaarheid een overweging wordt gemaakt.<br />
c. Inspreker is van mening, dat kwaliteitsverbeteringen binnen de huidige omvang van het recreatiepark<br />
wel degelijk mogelijk zijn, waarbij het inherent is dat plaatsen opgeofferd worden.<br />
Het verloren gaan van bosgebied als gevolg van economische belangen heeft wellicht<br />
negatieve consequenties voor recreanten en omwonenden die op dit moment niet zijn te<br />
overzien. Ook is het nog maar de vraag waar de compensatie van het bosgebied plaatsvindt,<br />
zodat recreanten en omwonenden hiervan nog enig profijt zullen ondervinden.<br />
d. Er wordt geen aandacht geschonken aan de recreatieve mogelijkheden voor de recreanten<br />
van het recreatiepark. Wel wordt het verdwijnen ervan besproken zonder dat er sprake is<br />
van het terugplaatsen van dergelijke voorzieningen. Het bieden van recreatieve voorzieningen<br />
aan de gasten van het recreatiepark zou aan minimum eisen gebonden moeten<br />
zijn.<br />
e. Over de gehele lengte van de Kamplaan is aan de noordelijke zijde de bestemming parkeervoorzieningen<br />
opgenomen. Inspreker verzoekt om landschappelijke inpassing van<br />
deze parkeervoorzieningen door middel van een groenstrook die bij voorkeur als bestemming<br />
"Groen" opgenomen wordt in het bestemmingsplan. Het woongenot voor de bewoners<br />
aan de Kamplaan zal in ernstige mate negatief worden beïnvloed door de uitgestrekte<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 70<br />
oppervlakte aan bestrating en de overlast ten aanzien van geluidshinder die de parkeerplaats<br />
met zich mee draagt.<br />
f. Op de plankaart is bij de westelijke grens van camping Gorshoeve een groenstrook ingetekend<br />
op het terrein dat hoort bij het Recreatiepark Kruininger Gors. Bij de functie hiervan<br />
worden vraagtekens gezet, omdat van een landschappelijke inpassing al sprake is aangezien<br />
het een grens vorm tussen twee terreinen met de bestemming verblijfsrecreatie. Het<br />
is mogelijk dat de recreanten op de Gorshoeve schaduwhinder ondervinden wanneer de<br />
groenstrook een bepaalde hoogte overschrijdt. Verzocht wordt om deze bestemming te<br />
wijzigen of een maximale hoogtemaat op te nemen. Het deel van de groenstrook op de<br />
Gorshoeve blijft gehandhaafd. De groenstrook op het deel van het Recreatiepark Kruininger<br />
Gors kan worden gebruikt voor de landschappelijke inpassing zoals aangegeven onder<br />
e.<br />
g. de noordoostelijke hoek van het perceel van camping Gorshoeve is gedeeltelijk bestemd<br />
als "Voortuin". Dit is geen afzonderlijk deel van de camping. Inspreker verzoekt om de bestemming<br />
te wijzigen in "Verblijfsrecreatieve doeleinden", omdat het gebruik past binnen<br />
de doeleindenomschrijving van de verblijfsrecreatieve bestemming (voorzieningen voor afvalinzameling<br />
en beheers- en onderhoudsvoorzieningen.<br />
h. Het bij camping de Gorshoeve gevestigde eetcafé is bestemd als "kantine". Het eetcafé<br />
blijkt in een behoefte te voorzien die verder gaat dan de bestemming "kantine". Niet alleen<br />
voor de recreanten op de camping en het recreatiepark, maar ook bewoners uit de nabije<br />
kernen maken gebruik van het eetcafé. De bestemming "Kantine" heeft een beperking<br />
voor de bestaande en toekomstige exploitatie. Inspreker verzoekt om de bestemming te<br />
wijzigen in "Horeca". Vanuit de direct omwonenden wordt geen probleem verwacht ten<br />
aanzien van de bestemmingswijziging omdat inspreker aan de ene zijde en zijn ouders<br />
aan de andere zijde wonen. Ook verwacht de inspreker geen invloed van de bestemmingswijziging<br />
van "Kantine" naar "Horeca" op de woonsituatie van derden.<br />
i. Het bestemmingsplan maakt geen onderscheid tussen toeristische en vaste standplaatsen.<br />
Dit is juist en biedt de mogelijkheid om te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de<br />
markt. Verzocht wordt deze gebruiksbestemming als zodanig vast te leggen.<br />
j. Aan de noordzijde van het woonhuis aan de Kamplaan 6 bevindt zich een schuur annex<br />
garage. De betreffende schuur staat dicht op de perceelgrens met de buren en de technische<br />
staat laat te wensen over. Inspreker verzoekt om een bestemmingswijziging in<br />
Woondoeleinden aan de noordzijde van de woning, zodat de schuur vervangen kan worden<br />
door nieuwbouw die tegen de noordzijde van de woning gebouwd zou kunnen worden,<br />
aangepast op de stijl van de woning.<br />
k. Onder e van deze reactie is aangegeven dat bij de westelijke grens van camping Gorshoeve<br />
een groenstrook is ingetekend. Hier is ook een watergang aanwezig. De schouwstrook,<br />
die nodig is om noodzakelijk onderhoud aan deze watergang uit te voeren, ontbreekt<br />
op de plankaart.<br />
l. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wijkt af van de Nota Planbeoordeling 2002. In plaats van<br />
een maximale inhoudsmaat voor de woningen en de bijbehorende erfbebouwing is een<br />
maximale oppervlaktemaat opgenomen. Dit is nadelig voor de bewoners van het plangebied.<br />
De in de berekeningen gehanteerde goothoogte van 4 m levert een grote beperking<br />
op ten opzichte van een "normalere" goothoogte van 3 m. De gemiddelde grootte van de<br />
percelen laat een grotere oppervlaktemaat toe. In andere bestemmingsplannen worden op<br />
kleinere percelen grotere woningen toegelaten. Verzocht wordt om van de rekenwijze af te<br />
zien, dan wel een meer acceptabele goothoogte te hanteren.<br />
Commentaar<br />
a. Dit deel van de reactie is gelijkluidend aan de reactie onder 8a. Voor de beantwoording op<br />
dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording van deze reactie.<br />
b. De rotonde in de Kleidijk is in 2006 gerealiseerd. Het selectief afsluiten van de Gorslaan<br />
voor gemotoriseerd verkeer is een optie, die in het verleden is overwogen, maar op dit<br />
moment niet − gelet op de verkeersintensiteiten − niet noodzakelijk wordt geacht. Om de<br />
verkeersveiligheid te verbeteren is de Gorslaan inmiddels ingericht als een 30 km/h-gebied.<br />
c. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos<br />
te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 71<br />
d. Op en in de nabijheid van het recreatiecentrum is een aantal voorzieningen aanwezig. Het<br />
strand aan het Brielse Meer vormt een belangrijke trekpleister, strand en water bieden mogelijkheden<br />
voor verschillende activiteiten. Op het recreatiecentrum zelf is een recreatiezaal,<br />
speelgelegenheid voor de kinderen en er is een fietsenverhuur. De omgeving biedt<br />
ruime mogelijkheden om te fietsen en te wandelen. Het bieden van recreatieve voorzieningen<br />
aan gasten is in de ogen van het gemeentebestuur een primaire verantwoordelijkheid<br />
van de ondernemer. Om zijn marktpositie veilig te stellen zal hij hieraan voldoende aandacht<br />
moeten besteden. Het gaat te ver om in het kader van het bestemmingsplan hiervoor<br />
minimumeisen op te nemen. Bovendien kan het bestemmingsplan uitsluitend randvoorwaarden<br />
aangeven voor het realiseren van voorzieningen, maar de feitelijke realisering<br />
hiervan niet afdwingen.<br />
e. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct<br />
langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee is het bestemmingsplan<br />
aangepast en moet een afstand van 3 m tussen deze voorzieningen en de Kamplaan worden<br />
aangehouden. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor de landschappelijke inpassing.<br />
Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met in- en uitritten van de parkeerplaatsen<br />
op de Kamplaan.<br />
f. Ondanks dat inspreker aangeeft dat de groenstrook op de Gorshoeve gehandhaafd blijft,<br />
acht het gemeentebestuur het wenselijk dit ook in het bestemmingsplan tot uitdrukking te<br />
brengen. Het is ongebruikelijk om een maximale hoogte voor de beplanting in het bestemmingsplan<br />
op te nemen. Voor zover de groenvoorzieningen op het eigen terrein van<br />
de Gorshoeve liggen heeft de exploitant de hoogte zelf in de hand. Voor het overige wordt<br />
ervan uitgegaan dat in goed overleg tussen betrokkenen de hoogte van de beplanting kan<br />
worden geregeld in geval problemen zouden ontstaan door de schaduwwerking hiervan.<br />
g. Het betreffende perceelsgedeelte ligt direct aan de Kamplaan. Aan deze zijde van de weg<br />
is het wenselijk om zoveel mogelijk een groen beeld met voortuinen te handhaven. In verband<br />
daarmee gaat de voorkeur er naar uit om voor het betreffende perceelsgedeelte de<br />
bestemming Voortuinen te handhaven. Aan het verzoek wordt niet tegemoet gekomen.<br />
h. Gelet op de huidige functie van de voorziening is het niet bezwaarlijk om de nadere aanwijzing<br />
"kantine" te laten vervallen en het eetcafé te bestemmen tot Horecadoeleinden.<br />
i. In de voorschriften is, of rechtstreeks of door middel van een verwijzing naar de bestemmingsplankaart,<br />
het maximumaantal toegestane standplaatsen vastgelegd. Deze wijze van<br />
bestemmen moet voldoende worden geacht.<br />
j. In het verre verleden is bouwvergunning verleend voor een berging in de voortuin bij de<br />
woning Kamplaan 6. Hiermee is in de bestemmingslegging rekening gehouden. In afwijking<br />
van de bestemmingslegging op andere woonpercelen zijn de gronden vóór de woning<br />
bestemd tot Tuinen (T) in plaats van Voortuinen (vT). Binnen de bestemming Tuinen mag<br />
1 gebouw of 1 overkapping worden gebouwd met een maximum grondoppervlak van<br />
10 m³ en een bouwhoogte van 2,5 m. Het vervangen van de bestaande berging door een<br />
aangebouwde garage aan de voorzijde van de woning, is op basis van de regeling in het<br />
voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet mogelijk, omdat de garage een grotere oppervlakte<br />
heeft dan 10 m³. Het gemeentebestuur vindt het niet wenselijk om de bouwmogelijkheden<br />
ter plaatse te verruimen. De gronden liggen tussen de voorgevel van de woning en de<br />
openbare weg. In het algemeen zijn de voortuinen beeldbepalend voor het ruimtelijk beeld.<br />
Er is voor het betreffende perceel Kamplaan 6 al een uitzonderling gemaakt in vergelijking<br />
met andere percelen door het toekennen van de bestemming Tuinen aan de gronden tussen<br />
de woning en de openbare weg in plaats van de bestemming Voortuinen. Het toekennen<br />
van nog ruimere bouwmogelijkheden maakt de uitzondering alleen nog maar groter.<br />
k. De betreffende watergang is geen hoofdwatergang. De schouwstrook is voldoende veiliggesteld<br />
in de Keur van het waterschap.<br />
l. De maximale maten voor burgerwoningen zijn afgestemd op de regeling zoals deze is opgenomen<br />
in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het landelijk gebied. Het<br />
gemeentebestuur streeft naar uniformiteit in de regeling voor de burgerwoningen in het<br />
hele landelijk gebied. Hieraan is een langdurig proces voorafgegaan, waarin alle van belang<br />
zijnde aspecten uitgebreid zijn overwogen. Ook heeft overleg met de provincie over<br />
de door de gemeente voorgestane regeling plaats gehad. Er is geen aanleiding om deze<br />
nu voor <strong>Kruiningergors</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 72<br />
Conclusie<br />
De onderdelen van de reactie onder c, e en h hebben aanleiding gegeven tot aanpassing van<br />
het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing.<br />
10. Recreatiepark Kruiniger Gors, Gorsplein 2, 3233 XC Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Inspreker vindt de communicatie rond de eerste inspraakronde voor verbetering vatbaar.<br />
Op de inspraakreacties is door de gemeente binnen een afzienbare tijd geen beantwoording<br />
verstuurd.<br />
b. Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevat een aantal passages over het afsluiten van het<br />
wandelpad aan de noordzijde van het Recreatiepark Kruininger Gors. Dit pad is particulier<br />
eigendom en niet openbaar. In de toelichting is opgenomen dat dit wandelpad gerealiseerd<br />
en mede gefinancierd is door de provincie als samenhangende openbare ruimte. Dit is<br />
onjuist en niet relevant gelet op de privatisering van het recreatiepark in 1994. Het is passend<br />
dat de gemeente zich bij particulier eigendom terughoudend opstelt en dus ook geen<br />
beleid voert om het duingebied zoveel mogelijk open en bereikbaar te houden, ook voor<br />
recreanten van buiten het recreatiegebied. Verzocht wordt om de aanduiding "ontsluiting<br />
wandel- en/of ruiterpad" van de plankaart te verwijderen.<br />
c. De verwijzing naar het convenant tussen de gemeente Westvoorne en Recreatiepark Kruininger<br />
Gors behoeft een nadere toelichting. Hierin is opgenomen dat "verandering van de<br />
bestemming van natuur en duingebied is uitgesloten". Hiermee was het niet bedoeld om<br />
vooruit te lopen op de feitelijke bestemmingslegging. De afspraak is gemaakt om bij de<br />
voorgeschreven herstructurering de strand- en duinzone niet te gebruiken voor het uitplaatsen<br />
van recreatiewoningen en kampeermiddelen.<br />
d. De passage "Het recreatiepark is ontstaan in het achterduingebied." is te summier voor<br />
wat betreft de ontstaansgeschiedenis. De relatie tussen de betekenis van de strand- en<br />
duinzone en de ontwikkeling van de huidige intensieve vormen van (verblijfs)recreatie zou<br />
hierbij aanvullend opgenomen moeten worden.<br />
e. Er wordt gesproken over de kans dat in het plan archeologische sporen zijn achtergebleven.<br />
Een verkennend archeologisch onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Ondanks de<br />
omschrijving van het plan als "archeologisch waardevol", zou op basis van deze hypothese<br />
bij de voorschriften terughoudendheid in acht moeten worden genomen. Er zijn twee te<br />
onderscheiden archeologische (verwachtings)waarden, namelijk de Steenenbaak en kogelgloeioven<br />
(zeer hoge archeologische (verwachtings)waarde en het overige plangebied<br />
een redelijk tot hoge archeologische (verwachtings)waarde. Het onderscheid zou moeten<br />
worden mee gewogen bij het vaststellen van de voorschriften.<br />
Het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek bij werkzaamheden die dieper gaan dan<br />
30 cm is niet redelijk en onnodig bezwarend. Gevraagd wordt om een wijziging van het<br />
voorschrift, waarbij archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij werkzaamheden die<br />
dieper gaan dan 100 cm<br />
f. Op basis van de opgenomen kaart van de ecologische hoofdstructuur kan geen beschermende<br />
natuurbestemming worden toegekend aan het strand- en duingebied van <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Het overheidsbeleid voor de ecologische hoofdstructuur geeft − anders dan in het<br />
bestemmingsplan is aangegeven − geen aanleiding om aan het strand- en duingebied van<br />
Recreatiepark Kruininger Gors een beschermde natuurbestemming toe te kennen. Uit diverse<br />
beleidskaders blijkt dat de bestemming "Natuur en dagrecreatie" onvoldoende tegemoet<br />
komt aan de betekenis van dit gebied voor de recreatie c.q. aan de behoeften van<br />
huidige en toekomstige recreanten van het recreatiepark. Dat ook beleid moet worden gevoerd<br />
op de in het strand- en duingebied aanwezige natuurwaarden wordt niet betwist. De<br />
functie "recreatie" moet echter prevaleren. Voor de gehele strand- en duinzone van het recreatiepark<br />
is de bestemming "Dagrecreatie met natuurwaarden" de enige juiste.<br />
g. De Gorslaan is een drukke doorgaande weg. De smalle toegang aan de oostzijde leidt<br />
echter tot onduidelijke en gevaarlijke situaties. Bij nader inzien is het geheel afsluiten van<br />
de Gorslaan aan de westzijde geen goed plan. Met de aanleg van de rotonde op de N<strong>21</strong>8<br />
wordt verwacht dat meer verkeer met de bestemming Kruininger Gors zal kiezen voor een<br />
route via de Breeweg, Kamplaan en Zeehoeveweg. Afsluiting van de Gorslaan aan de<br />
westzijde zou daarom achterwege kunnen blijven. Het verkeer op de oost-west route over<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 73<br />
de Gorslaan kan − zoals gewenst − verder worden beperkt door de Gorslaan aan de oostzijde<br />
voor het autoverkeer af te sluiten. Door het afsluiten met behulp van een eenvoudig<br />
te demonteren paal, zal de doorgang voor fietsers blijven bestaan en zullen eventuele<br />
hulpdiensten niet gehinderd worden.<br />
h. Een van de uitgangspunten voor het verbeteren van de kwaliteit van het recreatiepark is<br />
het bevorderen van de oever- en waterrecreatie. Het recreatiepark beschikt over zo'n 100<br />
botenligplaatsen ter hoogte van de velden 10 t/m 13. De vraag naar deze ligplaatsen is<br />
groter dan het aanbod. Door het toevoegen van de uitbreiding van het aantal botenligplaatsen<br />
kan in deze gewenste ontwikkeling worden voorzien. De bestemming "Water met<br />
natuurwaarden" doet geen recht aan deze belangrijke recreatieve voorziening in het<br />
Brielse Meer. Voor de botenligplaatsen zou de bestemming "Dagrecreatie" veel beter aansluiten.<br />
i. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor uitbreiding en herstructurering van de verblijfsrecreatie.<br />
Met het oog op de exploitatiemogelijkheden is uitgangspunt daarbij het behoud<br />
van hetzelfde aantal recreatiewoningen en kampeereenheden. Behoud van hetzelfde<br />
aantal recreatie-eenheden kan vanwege de beperkt beschikbare ruimte in conflict komen<br />
met andere uitgangspunten van het bestemmingsplan. Dit conflict kan gedeeltelijk worden<br />
opgelost door hoogwaardige verblijfsrecreatie te ontwikkelen die slechts een gering beslag<br />
legt op de beperkte aanwezige ruimte. Hierbij kan worden gedacht aan recreatieappartementen.<br />
Deze oplossingsrichting komt wel in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> naar voren,<br />
maar is nog weinig consistent. Door recreatieappartementen op te nemen als uitwerkingsresultaat<br />
van twee belangrijke uitgangspunten, behoud landschap en exploitatiemogelijkheden,<br />
zal het plan een betere omkadering geven van keuzes die in de (nabije) toekomst<br />
moeten worden gemaakt.<br />
j. Bij de vaste standplaatsen en recreatiewoningen moet worden aangegeven dat de genoemde<br />
minimale standplaatsgrootte c.q. kaveloppervlakte exclusief auto is.<br />
k. De opgenomen passage ".. het voetbalveld (wordt niet meer gebruikt)…" is niet juist. Tenminste<br />
een voetbalveld of speel- en sportveld aan de Kamplaan is voor de exploitatie van<br />
het park van belang. Ook in de toekomst is te voorzien dat de behoefte aan tenminste één<br />
voetbal en/of sport- en speelveld blijft bestaan. Het benutten van beide voetbalvelden voor<br />
verblijfsaccommodatie levert geen of beperkte ruimtewinst op omdat dan elders tenminste<br />
één voetbalveld en/of sport en speelveld zal moeten worden gerealiseerd. Dit is vooral van<br />
belang voor de bepaling van de totale ruimtebehoefte van het park.<br />
l. De populierenbossen ten noorden van 't Praethuys en ten noorden van het toeristische<br />
kampeerterrein zijn geschikt als uitbreidingslocaties voor verblijfsaccommodatie. Het is<br />
juist dat de populierenbossen geen natuurwaarde en slechts een beperkte landschappelijke<br />
waarde hebben. Uit een 1979/1980 jaar daterend beheersplan blijkt dat de bossen "in<br />
slechte staat" zijn en dat zij nu kaprijp zijn. Het verleggen van de bestemming "Bos" naar<br />
een andere locatie kan, ook gelet op de kwaliteit van de beide bospercelen, in geen enkel<br />
opzicht bezwaarlijk zijn.<br />
m. Het strand ten noorden van het parkeerterrein M moet opgenomen worden in het bestemmingsplan<br />
(figuren en plankaart) als "Dagrecreatie", in overeenstemming met het huidige<br />
gebruik.<br />
n. Het tracé van de hoogspanningsleiding van 150 Kv staat mogelijk niet juist aangegeven. In<br />
verband daarmee zal ook de plankaart hierop moeten worden aangepast.<br />
o. Het noordelijk van het strand- en duingebied gelegen deel van het Brielse Meer zou bestemd<br />
moeten worden tot "Water met recreatie- en natuurwaarden". Gelet op de voor dit<br />
gebied geformuleerde beleidsvisie "Behoud van de natuur- en recreatieve functie naast de<br />
functie voor de waterhuishouding" is de bestemming "Water met natuurwaarden" onjuist.<br />
Verzocht wordt het Brielse Meer te bestemmen tot Water met recreatie en natuurwaarden.<br />
p. De passage over de rotonde aan de Kleidijk behoeft aanpassing, omdat de rotonde nog<br />
niet is gerealiseerd en er derhalve nog geen sprake kan zijn van verbetering van de verkeersveiligheid.<br />
q. De uitwerking van de waterparagraaf laat te wensen over. Een deel van het recreatiepark<br />
is aangewezen om te dienen als "waterberging/robuuste waterstructuur". Het is volstrekt<br />
onduidelijk wat deze bestemming inhoudt. Verzocht wordt inspreker te informeren over de<br />
invulling van deze bestemming. Bij de nadere uitwerking zal rekening moeten worden gehouden<br />
met de belangen van recreanten en/of het recreatiepark. Verzocht wordt om inspreker<br />
nader te informeren over de procedure en inspraakmogelijkheden ten aanzien van<br />
het gemeentelijk beleidsplan.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 74<br />
r. Inspreker is het eens met de visie van het gemeentebestuur dat een evenwichtige verhouding<br />
van oppervlakte van recreatieonderkomens tot de perceels- of standplaatsgrootte zal<br />
bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het plan voorziet in de plaatsing<br />
van één berging per perceel met een oppervlakte van maximaal 6 m². Uit landschappelijk<br />
oogpunt en vanwege de gestelde kwaliteitsdoelstelling is het gewenst te bepalen dat de<br />
berging van maximaal 6 m² ook inpandig kan worden uitgevoerd, gelijk aan de situatie op<br />
Pinguïnterrein en de Van Itersoncamping te Rockanje.<br />
s. Er is nauwelijks toekomst voor recreatieparken die enkel nog kleine (en vaak oude) stacaravans<br />
kunnen toelaten. De vraag van recreanten om grotere en meer luxe uitgevoerde<br />
stacaravans te mogen plaatsen levert − mits recreatieparken hierop anticiperen − een belangrijke<br />
impuls aan het verwezenlijken van de aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied<br />
gestelde eisen. Grotere stacaravans betekenen een minder intensief gebruik van de<br />
ruimte en meer kans op "vergroening" van het plangebied. Ook vervaagt langzamerhand<br />
het onderscheid tussen recreatiewoningen en stacaravans. Het plan zou met deze voortschrijdende<br />
ontwikkeling rekening moeten houden door op te nemen dat op een standplaats<br />
groter dan 145 m² een (sta)caravan geplaatst mag worden met een maximumoppervlakte<br />
van ¼ deel van de standplaats met een maximum van 80 m².<br />
t. Het is van belang dat de verschillende (kleine en gedateerde) gebouwen van de kampeerverenigingen<br />
gehandhaafd kunnen blijven, maar het is ook belangrijk dat deze, bijvoorbeeld<br />
bij fusies van kampeerverenigingen of herstructurering, kunnen worden samengevoegd.<br />
In verband daarmee zou het plan aandacht kunnen geven aan de gewenste ontwikkeling:<br />
nieuwbouw en waar mogelijk samenvoeging van de oppervlakte. Een aparte bestemmingslegging<br />
is voor de (vele) verenigingsgebouwen niet gewenst omdat deze afbreuk<br />
zou doen aan de flexibiliteit van het recreatiepark bij het streven naar verdere kwaliteitsverbetering.<br />
u. In het commentaar onder 14t van de inspraakronde van 2001 wordt gesproken over<br />
"echokampeerplaatsen", waar waarschijnlijk "ecokampeerplaatsen" bedoeld zijn. Verzocht<br />
wordt deze correctie aan te brengen.<br />
v. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt gesproken over de subbestemming vRrw, die vervallen<br />
is. Verzocht wordt dit te corrigeren.<br />
Commentaar<br />
a. Het bestemmingsplan heeft een zeer lange voorbereidingstijd gehad. Onder andere gewijzigde<br />
inzichten over de regeling voor de burgerwoningen zijn hier debet aan. Het gemeentebestuur<br />
is het er mee eens dat de hele procedure rond de voorbereiding van het<br />
bestemmingsplan niet is gelopen zo als wenselijk zou zijn geweest.<br />
b. Langs het Brielse Meer loopt een deel van de Lange Afstands Wandelroute(LAW) Noordzee<br />
Kustpad (LAW 5-1). Op provinciaal niveau loopt een deel van de route Brielse Meer<br />
(route 22) langs het Brielse Meer. Deze route begint binnen het plangebied bij de Gorslaan<br />
en loopt via de Enk en een graspad richting strand. Oostelijk buigt deze af richting Heindijk<br />
om via een grasdijk bij de Stenen Baak uit te komen. Omdat de bestemming Natuur- en<br />
dagrecreatiegebied (NR) zoals opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt<br />
gewijzigd (zie onder f), is het niet langer nodig om de routeaanduiding op de plankaart aan<br />
te geven. Recreatieve wandelroutes zijn dan immers in overeenstemming met de toegekende<br />
bestemming.<br />
c. Van de door inspreker gemaakte opmerking is kennis genomen.<br />
d. De ontstaansgeschiedenis van het recreatiepark wordt aangevuld.<br />
e. In oktober 2006 is door BOOR een rapportage opgesteld over de archeologische waarden<br />
in het plangebied. Dit heeft geleid tot een differentiatie in de regeling. Alleen bij de Steenenbaak<br />
en de kogelgloeioven mogen zonder vergunning geen werkzaamheden worden<br />
uitgevoerd beneden het maaiveld. Een soortgelijke regeling geldt voor het Brielse Meer,<br />
waar het in verband met de aanwezigheid van mogelijke scheepswrakken niet wenselijk is<br />
om zonder vergunning werkzaamheden beneden de waterbodem uit te voeren. Voor de<br />
Heindijk/Noorddijk en het overige deel van het plangebied geldt dat een aanlegvergunning<br />
voor het uitvoeren van werkzaamheden pas nodig is wanneer het gaat om activiteiten op<br />
een diepte van 50 respectievelijk 80 cm beneden het maaiveld. Het opnemen van een<br />
maat van 100 cm is vanwege de kans op archeologische sporen in het plangebied niet<br />
wenselijk.<br />
f. In verschillende beleidsnota's wordt inderdaad het belang van de recreatieve functie van<br />
het gebied langs het Brielse Meer onderkend. Dit is ook het geval in het eind 2005 vastge-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 75<br />
stelde streekplan RR2020. Hierin heeft de zone langs het Brielse Meer de aanduiding<br />
Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen. Door het Brielse Meer zelf is een groene<br />
(ecologische) verbindingszone aangegeven. Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt aangepast<br />
wat de bestemmingslegging voor het strand- en duingebied betreft. De bestemming<br />
Natuur- en dagrecreatiegebied (NR) wordt gewijzigd in Dagrecreatiegebied met natuur- en<br />
landschapswaarden (dRln).<br />
g. Het is niet de bedoeling om de Gorsweg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. De rotonde<br />
in de N<strong>21</strong>8 is inmiddels gereed. Doordat deze betrekkelijk kort in gebruik is, is er<br />
nog geen goed beeld in de feitelijke veranderingen in de verkeersintensiteiten. Het afsluiten<br />
van de Gorslaan aan de oostzijde voor doorgaand autoverkeer door middel van het<br />
plaatsen van een paal is op basis van de huidige inzichten geen optie. Juist het beschikbaar<br />
zijn van meerdere toegangen in het gebied kan leiden tot spreiding van het verkeer.<br />
Overigens betreft dit een verkeersmaatregel. Kaart en voorschriften van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
staan dit niet in de weg.<br />
h. Binnen de bestemming Water met Natuurwaarden (WN), zoals opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>,<br />
is in de doeleindenomschrijving aangegeven dat deze gronden ook<br />
mogen worden gebruikt voor de watersport. Op grond hiervan zouden ook steigers mogen<br />
worden gebouwd. Het maken van aanlegplaatsen is echter aanlegvergunningplichtig. Dit<br />
voorschrift is opgenomen in verband met de (potentiële) natuurwaarden langs de oever<br />
van het Brielse Meer. Het aanbrengen van aanlegsteigers kan eveneens een negatieve invloed<br />
hebben op mogelijke natuur- en/of landschappelijke waarden. In verband daarmee<br />
wordt het voorschrift zodanig aangepast, dat het bouwen van steigers alleen is toegestaan<br />
door middel van vrijstelling. Alleen op die wijze kan, afhankelijk van de locatie, worden beoordeeld<br />
of er sprake is van een mogelijke aantasting van de genoemde waarden. Omdat<br />
de bestaande botenligplaatsen in overeenstemming zijn met de doeleindenomschrijving<br />
van de bestemming WN is er geen aanleiding om deze te bestemmen voor dagrecreatie.<br />
i. Het vervangen van grondgebonden verblijfseenheden door appartementen is een mogelijkheid<br />
om het ruimteprobleem binnen het recreatiepark op te lossen. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
is voor het centrumgebied een uit te werken bestemming opgenomen, die<br />
de bouw van appartementen mogelijk maakt op deze locatie. Daarbij is uitgegaan van appartementen<br />
in twee bouwlagen met een maximum goothoogte van 6 m. Hieraan ligt de<br />
overweging ten grondslag dat de bebouwing binnen het recreatiepark kleinschalig is en<br />
een forse bouwhoogte ongewenste effecten zou kunnen hebben voor het ruimtelijk beeld.<br />
Er ontbreekt echter een weloverwogen ruimtelijke verkenning naar de mogelijkheden. In<br />
verband daarmee is het wenselijk voor de appartementen dezelfde hoogte aan te houden<br />
als voor de overige bebouwing binnen het centrumgebied, waarvoor eveneens een maximum<br />
goothoogte van 6 m is opgenomen.<br />
j. Er zijn in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geen uitgangspunten meer opgenomen voor de<br />
minimale ruimtebehoefte. De omvang van de kavels wordt beschouwd als een verantwoordelijkheid<br />
van de exploitant, die het meeste zicht heeft op de vraag vanuit de markt.<br />
k. Voor vrijwel het hele Recreatiepark Kruininger Gors is een vrij globale bestemmingslegging<br />
uitgangspunt geweest, waarbij de invulling van de verschillende functies aan de exploitant<br />
wordt overgelaten. Dit geldt ook voor het sportveld aan de Kamplaan. De afgelopen jaren<br />
is echter het aspect externe veiligheid meer en meer de aandacht gaan vragen. Buiten het<br />
plangebied, maar wel in de nabijheid. liggen enkele belangrijke leidingen. Hiervan is met<br />
name een hogedrukaardgasleiding uit het oogpunt van externe veiligheid van belang.<br />
Deze leiding stelt beperkingen aan de mogelijkheid om de sportvelden te gebruiken voor<br />
verblijfsaccommodatie. Dit geldt ook voor een deel van het parkeerterrein naast de sportvelden.<br />
Om die reden is het op basis van de huidige inzichten minder wenselijk om een<br />
groot deel van deze percelen te gebruiken voor het realiseren van verblijfsaccommodatie.<br />
Hiervoor wordt ook verwezen naar de (aangepaste) paragraaf 3.6 van de toelichting op het<br />
bestemmingplan. Het bestemmingsplan wordt aangepast, zodat op de bedoelde locaties<br />
alleen sport- en parkeervoorzieningen zijn toegestaan.<br />
l. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos<br />
te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
m. Het betreffende strandje is bestemd voor Dagrecreatieve doeleinden.<br />
n. Het tracé van de ondergrondse hoogspanningsleidingen is aangepast. De leiding buigt verder<br />
oostelijk af richting Brielse Meer.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 76<br />
o. De functie van het Brielse Meer voor de watersport is voldoende in de doeleindenomschrijving<br />
aangegeven. In verband daarmee is er geen aanleiding om het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
voor dit onderdeel aan te passen.<br />
p. De passage in de toelichting over de rotonde in de N<strong>21</strong>8 is aangepast.<br />
q. Een robuust watersysteem betekent een watersysteem wat zo is ingericht dat dit in staat is<br />
zowel natte als droge periodes op te vangen. Er moeten dan voldoende mogelijkheden zijn<br />
om water te bergen en te sparen zonder dat dit leidt tot overlast. De inrichting van het watersysteem<br />
moet goed zijn afgestemd op de verschillende functie daarvan (bijvoorbeeld<br />
water aan- en afvoer, maar ook recreatieve functies als viswater of zwemwater.) Daarbij<br />
zijn de kosten voor beheer en onderhoud geoptimaliseerd. In de tweede helft van 2006 is<br />
een gemeentelijk waterplan in voorbereiding genomen. De mogelijkheden tot inspraak<br />
worden op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Ook op de gemeentelijke website zal aan<br />
het gemeentelijke waterplan aandacht worden besteed.<br />
r. De bouwvoorschriften van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden zijn aangepast,<br />
zodat ook een inpandige berging kan worden gerealiseerd.<br />
s. Bij een oppervlakte van meer dan 50 m² van "stacaravans" is er in feite geen sprake meer<br />
van een stacaravan, in die zin dat de onderkomens op wielen staan en verplaatsbaar zijn.<br />
In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is echter geen onderscheid gemaakt tussen plaatsen<br />
voor recreatiewoningen en plaatsen voor (sta)caravans. De oppervlakte van huisjes mag<br />
worden uitgebreid tot maximaal 80 m² mits de oppervlakte van het huisje niet groter is dan<br />
¼ van de oppervlakte van het bouwperceel. Grote caravans, met een oppervlakte van<br />
50 m² of meer, kunnen eigenlijk niet meer als caravan worden aangemerkt in die zin dat de<br />
onderkomens verplaatsbaar zijn vanwege het onderstel met wielen en de disselboom.<br />
Dergelijke grote caravans krijgen veelal ook meer het aanzicht van een "chalet". Op zich is<br />
het niet bezwaarlijk dat grotere "caravans" worden gerealiseerd dan het in het bestemmingsplan<br />
opgenomen maximum van 50 m². Het vormen dan feitelijk geen kampeermiddelen<br />
meer, maar bouwvergunningplichtige bouwwerken. In dat geval is het regiem van de<br />
recreatiewoningen van toepassing.<br />
Aanpassing van het voorschrift voor de stacaravans is derhalve niet zo zinvol, omdat een<br />
caravan van 80 m² niet meer als kampeermiddel wordt aangemerkt.<br />
t. Voor de afzonderlijke verenigingsgebouwtjes zijn geen bouwvoorschriften opgenomen. Samenvoegen<br />
kan dus, afhankelijk van de behoefte. Wel verdient het aanbeveling een<br />
maximumgoothoogte op te nemen voor de gebouwen. Deze is bepaald op 3 m.<br />
u. De opmerking over de onjuiste spelling van de ecokampeerplaatsen is terecht. Dit wordt<br />
gecorrigeerd.<br />
v. De subbestemming vRrw is inderdaad vervangen door vRrp. Dit wordt gecorrigeerd.<br />
Conclusie<br />
De onderdelen van de reactie onder b, d, e, f, m, n, p, r, t, u en v geven aanleiding tot aanpassing<br />
van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding<br />
tot aanpassing.<br />
11. J.G.J.M. van der Linde, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. De bouw van een garage van 75 m² is in het verleden meerdere malen toegezegd, echter<br />
volgens het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zou het niet meer mogelijk zijn. Daar gemeente<br />
al toezeggingen heeft gedaan ten aanzien van de bouw van de garage, stelt inspreker de<br />
gemeente aansprakelijk indien blijkt dat de bouw van deze garage met de inwerkingtreding<br />
van het bestemmingsplan niet meer mogelijk is.<br />
b. De Maasweg ter hoogte van het pand aan de Maasweg nr. 2 is voor de helft in eigendom<br />
van inspreker en voor de andere helft van zijn overburen. Van een openbare weg kan<br />
daarom geen sprake zijn, aangezien inspreker voor de weg waterschapslasten en onroerend<br />
zaakbelasting moet betalen. Dit stuk is dus "eigen weg".<br />
c. Er moet een groene buffer tussen gronden van de Molecatengroep en gronden van de<br />
vaste bewoners blijven, in de vorm van grasland, bos of in het uiterste geval parkeerterrein.<br />
Dit moet in het bestemmingsplan vastgelegd worden.<br />
d. Met het realiseren van de Betuwelijn zal de geluidsoverlast van de huidige spoorlijn toenemen.<br />
Het is wenselijk om een geluidsbuffer te behouden c.q. te realiseren en dit in het be-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 77<br />
stemmingsplan op te nemen bijvoorbeeld door bebossing aan de zuidkant van het Brielse<br />
Meer op te nemen (huidige duinen-bossen van de Molecatengroep).<br />
Commentaar<br />
a. Voor de bouw van de garage is inmiddels op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke<br />
Ordening een vrijstellingsprocedure gestart.<br />
b. Het komt meer voor, dat de gronden waarop een openbare weg ligt, particulier eigendom<br />
is van aanwonenden. Dit wil echter nog niet zeggen dat sprake is van een "eigen weg" in<br />
plaats van een openbare weg. Een weg wordt onder andere openbaar in de zin van de<br />
Wegenwet door verjaring: 30 jaar feitelijk voor iedereen toegankelijk geweest of 10 jaar<br />
feitelijk voor iedereen toegankelijk en onderhoud door gemeente of andere overheid. Dit is<br />
ook het geval bij de Maasweg. De Maasweg vormt een openbare weg, ondanks het feit dat<br />
de ondergrond particulier eigendom is. Dit onderdeel van de reactie geeft geen aanleiding<br />
tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
c. Tussen de woning van inspreker en de huisjes op het recreatiepark ligt een grasveld en<br />
een watergang. Het grasveld wordt in de zomermaanden gebruikt als parkeerterrein voor<br />
de recreanten op het recreatiepark. Het bestaande gebruik is in het bestemmingsplan gewaarborgd.<br />
Om mogelijke overlast als gevolg van het parkeren voor het perceel van inspreker<br />
tegen te gaan is een zone van enkele meters grenzend aan de noordelijke grens<br />
van zijn woonperceel bestemd tot Tuinen (T).<br />
d. Voor het duingebied wordt in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> uitgegaan van de huidige<br />
situatie. Voor het kappen van bomen in het duingebied is een aanlegvergunning nodig van<br />
burgemeester en wethouders. Een vergunning hiervoor mag alleen worden verleend wanneer<br />
de natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast. Het tegengaan<br />
van geluidshinder vormt geen aspect dat bij de vergunningverlening mag worden betrokken.<br />
Het bos is als zodanig bestemd. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen<br />
heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid is<br />
opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
Conclusie<br />
Naar aanleiding van de onderdelen van de reactie onder c en d is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
aangepast. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />
12. J.W. Meekers, M. Meekers - Van der Sluis, Heindijk 23, 3233 LE Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Insprekers willen in de toekomst 2 tot 4 woningen of recreatiewoningen laten bouwen voor<br />
hun kinderen. Het zal in de toekomst voor de kinderen moeilijk worden om huisvesting binnen<br />
de gemeente Westvoorne te vinden.<br />
b. Tijdens de bespreking van het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> in februari in de gemeenteraad is<br />
aangegeven dat de stalling van caravans gedoogd zal worden. Aan insprekers is medegedeeld<br />
dat caravanstalling niet is toegestaan. Zij nemen aan dat, wanneer bij anderen wel<br />
caravanstalling is toegestaan, dat bij hen ook het geval zal zijn.<br />
c. Het recreatiepark mag de beschikbare ruimte bebouwen tot aan de limiet van logieseenheden<br />
die zij vroeger ook hadden. Mocht de Molecatengroep gronden kopen van derden,<br />
dan mogen zij deze grond wel bebouwen, maar de huidige eigenaren mogen dit niet.<br />
Waarom is het niet toegestaan dat particulieren hun gronden bebouwen?<br />
d. De bestemming van de grond van insprekers wordt gewijzigd in "Tuinen" en "Voortuinen"<br />
Dit betekent een waardevermindering van het bezit van insprekers. In de "voortuin" staat<br />
zelf een kas.<br />
e. Bij vervanging van de woning moet de bebouwing worden teruggebracht tot maximaal<br />
175 m². Dit betekent een forse waardevermindering van het bezig van insprekers. De gemeente<br />
is verantwoordelijk voor deze waardevermindering.<br />
f. Insprekers maken zich zorgen over het verkeersluw maken van de Gorslaan. De aansluiting<br />
van de Bakenweg op de Heindijk is gevaarlijk door het slechte zicht op de aansluiting.<br />
Als de Gorslaan afgesloten wordt, wordt deze aansluiting nog onveiliger.<br />
g. Welk alternatief wordt bij het afsluiten van de Gorslaan geboden om het Gors te verlaten<br />
wanneer het glad is? Insprekers moeten immers altijd de Heindijk over.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 78<br />
h. Er wordt gesproken over het kappen van bomen om een gedeelte duingebied geschikt te<br />
maken voor dagrecreatie. Langs de Brielse Maas is genoeg ruimte om te recreëren. Ook<br />
wordt gesproken over het kappen van uitsluitend populieren, wat niet het geval is.<br />
Commentaar<br />
a. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt, blijft<br />
het restrictieve beleid voor het wonen, zoals dat ook in het verleden gold, gehandhaafd.<br />
Het in 2005 vastgestelde streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele<br />
landelijke woonmilieus aan, waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd.<br />
<strong>Kruiningergors</strong> hoort hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is,<br />
tenzij gebruik zou worden gemaakt van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-<br />
Ruimteregeling van de provincie. Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie<br />
van toepassing.<br />
b. Het gemeentebestuur streeft ernaar om het groene karakter van het plangebied waar mogelijk<br />
te handhaven. Caravanstalling past hier niet.<br />
c. Anders dan betrokkenen menen, maakt het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ook de bouw<br />
van recreatiewoningen door de Molecatengroep op het perceel van insprekers niet mogelijk,<br />
wanneer deze gronden door de Molecatengroep zouden worden verworven. Het bestemmingsplan<br />
maakt geen onderscheid tussen particulieren en de Molecatengroep.<br />
d. Ter plaatse wordt geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Het is wel wenselijk het groene<br />
karakter zoveel mogelijk te handhaven en uitbreiding van de bebouwing op de betreffende<br />
locatie tegen te gaan. Om die reden is aan de betreffende gronden de bestemming Voortuinen<br />
(vT) toegekend. De aangevoerde argumenten geven geen aanleiding om de bestemmingslegging<br />
te wijzigen. Wanneer betrokkenen menen dat zij in vergelijking met de<br />
vigerende planologische regeling schade ondervinden, die redelijkerwijs niet voor hun rekening<br />
dient te komen, dan kan bij het van kracht worden van het bestemmingsplan aan<br />
de gemeenteraad worden verzocht om deze schade te vergoeden.<br />
e. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden<br />
van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te<br />
gaan. Voor de woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> gelden daarbij dezelfde uitgangspunten<br />
als voor het overige landelijke gebied. Het gemeentebestuur opteert daarbij voor<br />
één maximale maat voor woning en erfbebouwing samen. Bij de voorbereiding van het<br />
laatstgenoemde plan zijn de maximale oppervlaktematen nog enigszins verruimd. Deze<br />
aanpassing wordt ook in het voorliggende plan opgenomen. Ook hier geldt dat wanneer<br />
betrokkenen menen dat sprake is schade door de nieuwe planologische regeling, die redelijkerwijs<br />
niet voor hun rekening dient te komen, aan de gemeenteraad kan worden verzocht<br />
om vergoeding van deze schade.<br />
f. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken. Ter bevordering van de<br />
verkeersveiligheid is inmiddels een 30 km/h-regime van kracht.<br />
g. Omdat de Gorslaan niet wordt afgesloten voor autoverkeer, kan altijd van deze weg worden<br />
gebruik gemaakt. Insprekers hoeven dus niet bang te zijn dat zij bij gladheid alleen<br />
van de Heindijk gebruik kunnen maken.<br />
h. Voor het duingebied wordt in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> uitgegaan van de huidige<br />
situatie. Voor het kappen van bomen in het duingebied is een aanlegvergunning nodig van<br />
burgemeester en wethouders. Een vergunning hiervoor mag alleen worden verleend wanneer<br />
de natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
13. Moree Gelderblom Advocaten, namens E.Th. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD<br />
Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Verzocht wordt, vanwege het langdurige gebruik, om de verkoop van eigen gekweekte<br />
producten aan huis te bestemmen aan de Kamplaan 12.<br />
b. De Gorslaan is een van de weinige ontsluitingswegen in het gebied. Het voornemen om de<br />
Gorslaan verkeersluw te maken is in strijd met het beleid, dat onttrekking van wegen aan<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 79<br />
de openbaarheid niet aan de orde is. Het gebruik van de Kamplaan en daarmee de hinder<br />
voor inspreker zal door het verkeersluw maken van de Gorslaan toenemen.<br />
c. Om "ontbossing" ten behoeve van de bouw van vakantiehuisjes tegen te gaan, verzoekt<br />
inspreker in het bestemmingsplan voorschriften op te nemen, waarmee een herplantingsplicht<br />
geldt bij het kappen van bomen, dan wel een verplichting tot herplanten alvorens een<br />
kapvergunning kan worden verleend.<br />
d. Het bestemmen van de bouwmarkt aan de Zeehoevelaan als "Bedrijfsdoeleinden" is in<br />
strijd met het de reactie van de Provinciale Planologische Commissie (PPC) van de provincie<br />
Zuid-Holland d.d. 07-12-1999, waarin aangegeven wordt dat deze vorm van detailhandel<br />
niet toegelaten wordt in het buitengebied. De PPC heeft aangegeven, dat bij ongewijzigde<br />
vaststelling van dit onderdeel aan GS geadviseerd zal worden om aan dit onderdeel<br />
goedkeuring te onthouden.<br />
e. Ten aanzien van de waterhuishouding wordt aangegeven dat de wateroverlast opgelost<br />
moet worden door het vergroten van de waterberging in het gebied waar het perceel van<br />
inspreker ligt. Onduidelijk blijft hoe de verhoging van het percentage oppervlaktewater gerealiseerd<br />
zal worden. Inspreker verzoekt hier meer duidelijkheid over. Daarbij dient rekening<br />
te worden gehouden met het feit dat in het verleden vrijwel alle greppels en watergangen<br />
ten noorden van de Kamplaan gedempt zijn, zonder dat alternatieve voorzieningen<br />
voor de opvang van het water zijn getroffen. Hierdoor ondervinden de lager gelegen percelen<br />
aan de Kamplaan regelmatig wateroverlast.<br />
f. Aan de noordelijke zijde over de gehele lengte van de Kamplaan is de bestemming "Parkeervoorzieningen"<br />
opgenomen. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van<br />
deze strook ontbreekt een strook met de bestemming "Groenvoorzieningen". Het woongenot<br />
van bewoners van de Kamplaan zal zonder landschappelijke inpassing negatief worden<br />
beïnvloed en wordt gevreesd voor overlast en geluidshinder door de bestrating van de<br />
parkeervoorzieningen en het bezoek van de parkeerplaatsen.<br />
Commentaar<br />
a. De verkoop van zelf geteelde groente en fruit aan huis is erg kleinschalig en voor een deel<br />
sterk seizoensgebonden. Het gemeentebestuur is van mening dat activiteiten op de schaal<br />
zoals die door betrokkene worden uitgevoerd als onderdeel van het wonen kunnen worden<br />
beschouwd. In verband daarmee is er geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />
passen.<br />
b. Het is niet langer de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken.<br />
c. Het bestaande bos is als zodanig bestemd. Een nadere afweging van mogelijkheden en<br />
belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid<br />
is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie. Het gaat te ver<br />
om voor bomen die verspreid op het recreatiepark staan in het bestemmingsplan een regeling<br />
op te nemen, die zou resulteren in een herplantplicht. Dit zou alleen mogelijk zijn<br />
door middel van een aanlegvergunning voor het kappen van bomen, waarbij burgemeester<br />
en wethouders aan het verlenen van de vergunning de voorwaarde van herplant verbinden.<br />
De waarde van de beplanting is niet zodanig dat deze het opnemen van een aanlegvergunning<br />
rechtvaardigt.<br />
d. Om de realisering van het betreffende bedrijf mogelijk te maken, is in het verleden een vrijstellingsprocedure<br />
ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gevolgd. De bedrijfsbebouwing<br />
is enige tijd geleden tot stand gekomen.<br />
e. In het kader van het bestemmingsplan kan op dit moment geen duidelijkheid worden gegeven<br />
hoe de problemen ten aanzien van de wateroverlast worden opgelost. In maart 2007<br />
heeft opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap over deze problematiek. Ook uit<br />
dit overleg zijn geen directe maatregelen naar voren gekomen om de wateroverlast op te<br />
lossen. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan mogelijkheden tot het treffen van<br />
maatregelen met ruimtelijke gevolgen zou blokkeren, is binnen de doeleindenomschrijving<br />
van een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden ook zijn bestemd<br />
voor water.<br />
f. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct<br />
langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee is het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
aangepast en is een strook van 3 m tussen de parkeerplaatsen en de<br />
Kamplaan bestemd tot Groenvoorzieningen. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor<br />
de landschappelijke inpassing. Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met<br />
in- en uitritten van de parkeerplaatsen op de Kamplaan.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 80<br />
Conclusie<br />
Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangepast naar aanleiding van de onderdelen van de reactie<br />
onder c en f. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />
14. P. Pols, Esdoornlaan 104, 3181 XE Rozenburg<br />
Reactie<br />
a. De bestemming "Tuinen" met de nadere aanwijzing "parkeervoorzieningen" (T(p)) op het<br />
kadastrale perceel A7959 aan de Maasweg wordt niet als juist gezien omdat een relatie<br />
tussen de bestemming Tuinen en de doeleindenomschrijving hoofdbebouwing ontbreekt.<br />
De toevoeging (p) is merkwaardig en niet passend. Het gebruik als collectieve parkeervoorziening<br />
staat in geen enkele relatie tot het bestaande gebruik. Het probleem van het<br />
recreatiepark <strong>Kruiningergors</strong> mag niet op derden worden afgewenteld maar moet op eigen<br />
terrein worden opgelost.<br />
b. Inspreker wenst een bestemminglegging op de grond van het kadastrale perceel A 7959<br />
die aansluit op de het huidige recreatieve gebruik, met als voorkeur een woonbestemming<br />
met een permanent, dan wel semipermanent karakter.<br />
Commentaar<br />
a. De doeleindenomschrijving van de bestemming Tuinen is aangepast. Behalve als tuin bij<br />
aangrenzende hoofdgebouwen, zijn de gronden ook bestemd voor hobbymatig agrarisch<br />
gebruik. Van oorsprong zijn de betreffende percelen agrarisch gebruikt. Vanwege de kleinschaligheid<br />
en ligging, is het een bedrijfsmatig agrarisch gebruik vrijwel onmogelijk. Veelal<br />
worden de percelen gebruikt voor beweiding met bijvoorbeeld een paar schapen of het min<br />
of meer hobbymatig telen van producten. In verband daarmee is de doeleindenomschrijving<br />
in de bovenaangegeven betekenis aangevuld.<br />
De toevoeging (p) hangt samen met het feit dat het betreffende perceel in het verleden<br />
werd gebruikt als (overloop)parkeerterrein. Nu dat kennelijk niet meer het geval is, kan de<br />
nadere aanwijzing (p) vervallen.<br />
b. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt blijft<br />
het restrictieve beleid ten aanzien van wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde<br />
streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan,<br />
waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. <strong>Kruiningergors</strong> hoort<br />
hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt<br />
van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie.<br />
Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing.<br />
Het is niet wenselijk de recreatieve functie binnen het plangebied op willekeurige percelen<br />
uit te breiden. Dit is ook niet in overeenstemming met het vigerende streekplan.<br />
Conclusie<br />
Naar aanleiding van het onderdeel van de reactie onder a is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
aangepast. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />
15. W. Rietdijk, Polderweg 10, 3233 LR Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Na de eerste inspraakronde is door de gemeente nagelaten om publiekelijk of aan betrokkenen<br />
te reageren op inspraakreacties.<br />
b. Het sluiten van wandelpaden, het plaatsen van hekken en slagbomen op openbare wegen<br />
en het handhaven van eigen "wetten" door de eigenaar worden niet als wenselijk gezien.<br />
c. De Molecatengroep heeft onbelemmerd de zeedijk kunnen doorgraven, waarbij de zeewering<br />
tegen hoog water bijzonder gevaar loopt en de achterliggende polders onder water<br />
kunnen lopen.<br />
d. Het kappen van bossen voor uitbreiding ten behoeve van de recreatie gaat niet samen met<br />
het tegengaan van de geluidsoverlast vanaf Europoort. Het vernietigen van flora en fauna<br />
voor verstening mag niet doorgaan.<br />
e. Het afsluiten van ontsluitingswegen zoals de Kamplaan en de Gorslaan is niet geoorloofd.<br />
Tussen 1960 en 1970 waren er 4 ontsluitingswegen op het <strong>Kruiningergors</strong> voor circa 1.000<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 81<br />
eenheden, zoals huisjes en dergelijke, momenteel worden 2.200 eenheden als basis genoemd.<br />
Overigens is onduidelijk waar dit laatste getal vandaan komt.<br />
f. De oorspronkelijke zeewering "het Kaaitje" moet met onmiddellijke ingang terug worden<br />
gebracht in de staat anno 1953. Met de huidige situatie wordt de veiligheid van bewoners<br />
in gevaar gebracht. Daarnaast is een aantal sloten dicht gegooid, waarbij de Brielse<br />
Dijkring in gebreke is gebleken.<br />
g. Door het wijzigen van het maaiveld komt het zoute water aan de oppervlakte en is het voor<br />
tuinders niet meer mogelijk hun bedrijf uit te oefenen.<br />
h. De officiële ontsluiting van het <strong>Kruiningergors</strong> is de Gorslaan, die direct aansluiting biedt<br />
op de Europaweg en het Stenen Baakplein.<br />
i. De Heindijk dient voor lokaal vervoer en niet voor de gebruikers van het recreatiepark.<br />
j. De gemeente Westvoorne blijft verantwoordelijk voor alle openbare wegen, inclusief zandpaden,<br />
zeedijken en doorgangen voor hulpdiensten.<br />
k. Inspreker hoort graag op korte termijn wanneer de hoorzittingen komen om de bewoners<br />
van het plangebied te horen en inspreker wordt uitgenodigd om de reactie nader toe te<br />
lichten.<br />
Commentaar<br />
a. Het bestemmingsplan heeft een zeer lange voorbereidingstijd gehad. Onder andere gewijzigde<br />
inzichten over de regeling voor de burgerwoningen zijn hier debet aan. Het gemeentebestuur<br />
is het er mee eens dat de hele procedure rond de voorbereiding van het<br />
bestemmingsplan niet is gelopen zo als wenselijk zou zijn geweest.<br />
b. In verband met de onveilige situaties die vooral in de winterperiode ontstonden, is door de<br />
Molecatengroep een wandelpad aan de noordzijde van het recreatiepark ingekort. Bij de<br />
behandeling van de inspraakreacties in 2001 is al aangegeven dat de eigenaar van het recreatiepark<br />
de bevoegdheid heeft om delen van het terrein geheel of gedeeltelijk af te<br />
sluiten, rekening houdend met de belangen van de gebruikers van het park en de doelstellingen<br />
van de onderneming. Het bestemmingsplan is niet het instrument, waarmee de<br />
openbaarheid van terreinen kan worden geregeld. Hoewel het gemeentebestuur begrip<br />
heeft voor de overwegingen om een deel van het pad af te sluiten, wordt het besluit op<br />
zich betreurd.<br />
c. Voor werkzaamheden aan waterkeringen is altijd toestemming nodig van de beheerder<br />
van de waterkering, in dit geval het Waterschap de Brielse Dijkring. Dit is geregeld in de<br />
Keur van het waterschap. Door het waterschap wordt strikt de hand gehouden aan voorschriften<br />
die betrekking hebben op de bescherming van waterkeringen. In de voorliggende<br />
situatie is door het waterschap geen actie ondernomen om "het kaaitje' als waterkering<br />
veilig te stellen. Kennelijk vervult "het kaaitje" dan formeel ook geen functie meer binnen<br />
het stelsel van waterkeringen.<br />
d. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het<br />
<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming<br />
Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
e. Wegen kunnen alleen worden afgesloten wanneer deze aan de openbaarheid worden onttrokken.<br />
Aan het onttrekken van wegen aan de openbaarheid ligt een besluit van het bevoegd<br />
gezag ten grondslag, in dit geval de gemeenteraad. Aan een dergelijk besluit moet<br />
een duidelijke belangenafweging ten grondslag liggen. Er moeten dan dringende redenen<br />
zijn om tot onttrekking aan de openbaarheid te besluiten en het algemeen belang mag zich<br />
hier niet tegen verzetten of de belangen van derden moeten niet te zeer worden geschaad.<br />
Voor zover wegen in het verleden aan de openbaarheid zijn onttrokken, hebben deze<br />
overwegingen aan de besluitvorming ten grondslag gelegen. Het maximum toegestane<br />
verblijfseenheden is bepaald aan de hand van het aantal aanwezige verblijfseenheden op<br />
het moment van overdracht aan de Molecatengroep.<br />
f. Voor de beoordeling van de reactie die betrekking heeft op "het kaaitje" wordt verwezen<br />
naar het commentaar hiervoor onder c.<br />
g. De afgelopen jaren hebben enkele tuinders in het plangebied hun bedrijfsvoering beëindigd.<br />
In zoverre is deze opmerking minder relevant geworden. Aan de waterkwaliteit zal<br />
overigens ook aandacht worden besteed in het gemeentelijke waterplan, wat in voorbereiding<br />
is. Dit waterplan biedt betere mogelijkheden om aan aspecten als verandering van<br />
maaiveld en invloed op de waterkwaliteit aandacht te besteden dan het bestemmingsplan.<br />
h. De Gorslaan blijft een belangrijke ontsluiting van het <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 82<br />
i. De Heindijk kan naast de Gorslaan een route vormen van en naar het <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Hierdoor kan de Gorslaan enigszins worden ontlast.<br />
j. De gemeente erkent haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de openbare weg en de<br />
bereikbaarheid van het plangebied voor hulpverleningsdiensten. De verantwoordelijkheid<br />
voor de waterkeringen ligt bij het waterschap, thans Waterschap Hollandse Delta.<br />
k. Afhandeling van de inspraakreacties uit 2005 is wederom vertraagd. In het kader van de<br />
inspraakprocedure worden geen hoorzittingen gehouden. Nadat de inspraakreacties zijn<br />
beoordeeld en het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zo nodig is aangepast, zal het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
in het kader van de vaststellingsprocedure gedurende een periode van 6<br />
weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid<br />
zijn zienswijze te geven op het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Wettelijk is er geen verplichting<br />
meer om een hoorzitting te houden over de ingebrachte zienswijzen. Het is in Westvoorne<br />
echter goed gebruik om dit wel te doen.<br />
Conclusie<br />
Naar aanleiding van het onderdeel van de reactie onder d is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
aangepast. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
16. J. Schipper, Gijzenhoekweg 40, 3233 TP Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Inspreker heeft een stuk grond op het perceel Zeehoeveweg 15 te Oostvoorne in eigendom.<br />
Meerdere malen heeft inspreker aan het college verzocht zijn snackbar ('t Gors) aan de Gorslaan<br />
16 naar de Zeehoeveweg 15 te mogen verplaatsen. Inspreker verzoekt de bestemming<br />
van het perceel Zeehoeveweg 15 aan te passen, zodat verplaatsing van de snackbar mogelijk<br />
wordt. Hierdoor komt ruimte op de "oude" locatie vrij.<br />
Commentaar<br />
Een belangrijke overweging van betrokkene om te verplaatsen, is het mogelijk niet verlengen<br />
van het recht van opstal. Het is echter nog geenszins zeker dat het recht van opstal niet wordt<br />
verlengd. Mocht dit het geval zijn, dan zal het gemeentebestuur een nadere afweging maken<br />
van de verplaatsing naar de door betrokkene beoogde locatie aan de Zeehavenweg.<br />
Indien daaar aanleiding toe is, kan een partiële herziening van het bestemmingsplan worden<br />
opgesteld.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
17. P. Smits, J.J.M. Brugman, Maasweg 4, 3233 XE Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Op het perceel van de Maasweg 4 staat naast het woonhuis een stacaravan waar ouders van<br />
inspreker(s) wonen. De gemeente heeft in 1995 aangegeven de situatie te gedogen tot het<br />
overlijden van de ouders en/of verkoop van de woning. In januari 2005 heeft het gemeentebestuur<br />
aan insprekers laten weten dat de woonsituatie waarschijnlijk niet langer gehandhaafd kan<br />
worden, omdat de stacaravan als recreatiewoning is geregistreerd. Gevraagd wordt of de stacaravan<br />
als permanente woning in het bestemmingsplan opgenomen kan worden.<br />
Commentaar<br />
In het bestemmingsplan is het perceel van de Maasweg 4 opgenomen als "Woondoeleinden"<br />
met subbestemming recreatiewoning. Hierbij is één recreatiewoning toegestaan. Echter, de<br />
subbestemming recreatiewoning is ten onterechte toegekend. Ter plaatse is nooit bouwvergunning<br />
verleend voor een recreatiewoning. Hoewel is toegezegd dat de woonsituatie met betrekking<br />
tot bewoning van de naastgelegen stacaravan zal worden gedoogd, betekent dit niet dat er<br />
een permanente woonstatus aan deze stacaravan gegeven kan worden. Het realiseren van extra<br />
permanente woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is ook in strijd met het vigerende streekplan<br />
RR 2020.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 83<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
18. SRK Rechtsbijstand, namens fam. Freeke, Maasweg 3, 3233 XE Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Insprekers willen hun eerdere inspraakreactie als ongewijzigd en ingelast beschouwen.<br />
b. Het maximum van 4 standplaatsen voor recreatieve doeleinden wordt niet als redelijk beschouwd.<br />
De gewenste uitbreiding van het aantal standplaatsen c.q. kampeermiddelen en<br />
recreatiewoningen, gekoppeld aan een mogelijk plan met betrekking tot kwaliteitsverbetering<br />
van het Recreatiepark Kruininger Gors, is niet juist. Insprekers hebben een eigen belang<br />
bij mogelijke exploitatieactiviteiten van hun perceel voor recreatieve doeleinden. Het<br />
is niet duidelijk waarom insprekers afhankelijk zijn van de mogelijke toekomstige kwaliteitsverbetering<br />
van het Recreatiepark Kruininger Gors. Een dergelijke afweging zou<br />
moeten worden gemaakt vanuit de belangen van alle betrokkenen en niet alleen vanuit het<br />
belang van het recreatiecentrum.<br />
c. Een deugdelijke motivering voor de verkleining van het bestemmingsvlak voor recreatieve<br />
doeleinden op het perceel van de Maasweg 4 ontbreekt.<br />
Commentaar<br />
a. Hiervan is kennis genomen. Verwezen wordt naar de beoordeling van de betreffende reactie<br />
(bijlage bij de toelichting).<br />
b. Het gemeentebestuur hecht een groot belang aan de noodzakelijke kwaliteitsverbetering<br />
op het Recreatiepark Kruininger Gors. In het verleden is een verkenning gedaan naar de<br />
ruimtebehoefte, uitgaande van minimaal wenselijke oppervlakten voor de percelen van recreatiewoningen<br />
en standplaatsen voor tenten en caravans. De conclusie van deze verkenning<br />
is, dat meer ruimte nodig is dan in het recreatiepark beschikbaar is. In verband<br />
daarmee zou uitplaatsing van verblijfseenheden naar locaties in de nabijheid van het recreatiepark<br />
een optie kunnen zijn. Dit is echter niet "vertaald" in de bestemmingslegging<br />
zoals opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Overeenkomstig het beleid zoals<br />
neergelegd in het nieuwe bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Westvoorne is<br />
het gemeentelijke beleid niet gericht op uitbreiding van verblijfsrecreatieterreinen.<br />
c. Het is niet duidelijk wat insprekers precies bedoelen met de verkleining van het perceel<br />
met de recreatieve bestemming. Ten opzichte van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
waarover in 2001 een inspraakprocedure is gehouden, is de oppervlakte van het perceel<br />
niet veranderd. In de geldende bestemmingsregeling is het perceel van inspreker bestemd<br />
voor de uitoefening van een tuinbouwbedrijf.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
19. Stichting Natuur en Landschap - Voorne-Putten, Postbus 57, 3230 AB Brielle<br />
Reactie<br />
a. De term populierenbos (het bos ten noorden van het huidige toeristische kampeerterrein)<br />
doet geen recht aan de natuurwaarden die momenteel aanwezig zijn in dit gedeelte van<br />
het gebied. Inspreker vraagt zich af op welke gronden de gemeente een wijzigingsbevoegdheid<br />
ex artikel 11 WRO mag/kan toepassen om de bestemming "Bos" te wijzigen in<br />
een Bestemming "Verblijfsrecreatieve doeleinden" met subbestemming vRrp.<br />
De bestemming "Bos" moet worden gehandhaafd, omdat deze functioneert als buffer tussen<br />
de resterende delen van het duingebied met een natuurbestemming, de ecologische<br />
verbindingszone in en langs het Brielse Meer en de industrie van Europoort en de Maasvlakte.<br />
Wanneer de bestemming "Bos" niet gehandhaafd wordt, dan vervalt deze bufferfunctie.<br />
Hierdoor kan de natuur in het duingebied niet goed meer tot zijn recht komen.<br />
b. Indien het bos wegvalt, dan wordt de vraag gesteld waar compensatie in het kader van de<br />
Boswet gerealiseerd zal moeten worden. Het lijkt technisch onmogelijk om dit in het plangebied<br />
te realiseren, gezien de ligging ten opzichte van de ecologische hoofdstructuur.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 84<br />
c. Het bestemmen van het bosgebied ten oosten van de gebieden met arcering "fase 2" ten<br />
behoeve van recreatieve voorzieningen is niet wenselijk door de onder c genoemde argumenten.<br />
Dit gebied ligt ook direct tegen de smalle nog resterende duinstrook van Voorne's<br />
Duin aan.<br />
d. In de karakterisering van het gebied (in de toelichting) ontbreek de smalle duinstrook met<br />
zijn gradiënten van natte oever via licht geaccidenteerd duinterrein naar binnenduinbos<br />
met vrij eentonige beplanting met populieren, zeedennen, opslag van esdoorn, een enkele<br />
eik en een klein aantal beuken. Inspreker wil weten of er sprake is van een actuele natuurtoets.<br />
De toelichting van het bestemmingplan spreekt zichzelf tegen; ten aanzien van<br />
de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden moet bijvoorbeeld met een MER aangetoond worden<br />
dat geen negatieve effecten optreden binnen deze beschermingszone. Ook zal door een<br />
grondig monitoren van flora en fauna moeten worden aangetoond dat de Flora- en faunawet<br />
de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.<br />
Commentaar<br />
a. Het bos bestaat voor een groot deel uit populieren, vandaar dat in de toelichting veelal gesproken<br />
wordt over "populierenbos". Deze benaming verduidelijkt in het algemeen de locatie<br />
die wordt bedoeld. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe<br />
geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid is opgenomen om<br />
de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
Visueel landschappelijk vormt het bos een bufferfunctie tussen <strong>Kruiningergors</strong> en het haven-<br />
en industriegebied aan de noordzijde. Vanuit ecologisch oogpunt is de betekenis veel<br />
geringer. Voor een belangrijke ecologische relatie met Voorne's duin is de afstand te groot.<br />
De natuurwaarden van het duingebied aan de zuidoever van het Brielse Meer zijn betrekkelijk<br />
gering, gelet op het intensieve recreatieve gebruik van dit gebied.<br />
b. Door het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid is compensatie van het bos niet meer<br />
aan de orde.<br />
c. De betreffende duinzone maakt geen onderdeel uit van het beschermde Natura 2000 gebied<br />
Voorne's duin. Gelet op de afstand tot dit beschermde gebied heeft functiewijziging<br />
geen invloed op de daar aanwezige natuurwaarden. Na realisering van de parkeervoorzieningen<br />
en "Bosland" blijft voldoende beplanting over voor een visuele afscherming van het<br />
industriegebied.<br />
d. In het kader van de Flora- en faunawet is op basis van de beschikbare gegevens onderzoek<br />
gedaan naar de uitvoerbaarheid van het plan. Verwezen wordt naar paragraaf 3.3<br />
van de toelichting op het bestemmingsplan. De tekst hiervan is in oktober 2006 geactualiseerd.<br />
De conclusie is dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan<br />
niet in de weg staat. Met eventuele werkzaamheden mag echter geen aanvang worden<br />
genomen in het broedseizoen.<br />
Conclusie<br />
Ten aanzien van de onderdelen van de reactie onder a en b is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
aangepast. De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
20. Mw. G.A. Waalboer, Bakenweg 7, 3233 XA Oostvoorne<br />
Mw. P. Waalboer - v. Citteren, Bakenweg 5a, 3233 XA Oostvoorne<br />
<strong>21</strong>. A. Zuidgeest en T. van Driel, Bakenweg 3a, 3233 XA Oostvoorne<br />
Beide inspraakreacties zijn vrijwel gelijkluidend. Deze worden daarom tegelijkertijd beoordeeld.<br />
Reactie<br />
a. Insprekers maken bezwaar tegen het kappen van bosgebied ten behoeve van de recreatie.<br />
Het merendeel van de bomen bestaat uit eiken, beuken, esdoorns en zeedennen, dus<br />
bomen met een hogere natuurwaarde. Insprekers vragen zich af of niet eerst de lege<br />
plaatsen benut kunnen worden. Andere argumenten tegen de kap van bosgebied zijn de<br />
kans op toename van geluidsoverlast en visuele aspecten (horizonvervuiling) vanuit Euro-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 85<br />
poort. Met het wijzigen van de bestemming "Bos/Natuur" in "Recreatie" zijn insprekers het<br />
niet eens.<br />
b. Het gebied tussen de Heindijk is bestemd voor uitbreiding van het oppervlakte water van 2<br />
naar 8%. Er wordt duidelijkheid gevraagd wat dit betekent voor het plangebied en hoe de<br />
gemeente dit wil realiseren.<br />
c. Wat is de achterliggende gedachte om de bestemming "Agrarische doeleinden" te wijzigen<br />
in de bestemming "Voortuin" voor de vaste bewoners.<br />
d. Inspreker wil weten waarom het niet mogelijk is om voormalige agrarische gronden en tuinen<br />
te bestemmen tot bouwgrond. Vermoed wordt, dat deze gronden in de toekomst opgekocht<br />
worden door de Molecatengroep, waarbij voorzien wordt dat deze gronden dan<br />
aangewend worden tot "verbetering van de recreatieve kwaliteit". Door de grond te bestemmen<br />
tot bouwgrond is het mogelijk om kinderen van Gorsbewoners in de toekomst op<br />
het Gors te laten wonen.<br />
e. Het maximaal toegestane bebouwde oppervlak van 175 m² wordt als te beperkt ervaren.<br />
Juist het wonen in het buitengebied brengt met zich mee, dat er meer opbergruimte voor<br />
materiaal nodig is en dat veel bewoners hobbymatig dieren onderhouden.<br />
f. De keuze voor de ontsluiting heeft niet de voorkeur van de insprekers. Een goedkoper alternatief<br />
zou zijn rechtdoor bij Breeweg-dijk op, aan de ander kant naar beneden en aansluiten<br />
op de Kamplaan. Deze optie doorkruist niet het landelijk woongebied.<br />
g. Wat wordt bedoeld met het verkeersluw maken van de Gorslaan? Het verkeersluw maken<br />
van de Gorslaan is onwenselijk, vanwege de verschuiving van het verkeer naar wegen die<br />
hiervoor niet zijn ingericht, zoals de Heindijk. In de winter, wanneer er sprake is van gladheid,<br />
is de route via de Gorslaan voor bewoners de enige manier om veilig bij de woningen<br />
te komen.<br />
Commentaar<br />
a. Van de boombeplanting in het bos zijn met name eiken en beuken waardevol. Het merendeel<br />
bestaat echter uit minder waardevolle soorten. Visueel vormt het bos een buffer tussen<br />
de industrie aan de noordzijde en Kruingergors. Een nadere afweging van mogelijkheden<br />
en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid<br />
is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
b. Er is te weinig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig om regenwater bij zware regenval<br />
te kunnen opvangen. Hierdoor is er in het laagste deel, het gebied nabij de Heindijk,<br />
sprake van wateroverlast. Er zijn nog geen concrete maatregelen uitgewerkt om dit<br />
probleem op te lossen. In maart 2007 heeft opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap<br />
over deze problematiek. Ook uit dit overleg zijn geen directe maatregelen naar voren<br />
gekomen om de wateroverlast op te lossen. Om oplossingen in de toekomst mogelijk<br />
te maken is binnen een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden<br />
ook zijn bestemd voor water.<br />
c. De bestemming Voortuinen (vT) of Tuinen (T) in plaats van Agrarische doeleinden is gebaseerd<br />
op het feitelijk gebruik van de gronden. Hoewel het grondgebruik in de polder <strong>Kruiningergors</strong><br />
van oorsprong overwegend agrarisch was, is er op dit moment nog slechts in<br />
zeer beperkte mate sprake van een bedrijfsmatig agrarisch gebruik. Waar dit het geval is,<br />
hebben de gronden een agrarische bestemming. In andere gevallen is er geen aanleiding<br />
meer voor de bestemming Agrarische doeleinden.<br />
d. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt blijft<br />
het restrictieve beleid ten aanzien van wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde<br />
streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan,<br />
waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. <strong>Kruiningergors</strong> hoort<br />
hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt<br />
van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie.<br />
Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Er kan daarom<br />
geen medewerking worden verleend aan de door insprekers bedoelde bouw van woningen.<br />
e. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden<br />
van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te<br />
gaan. Voor de woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> gelden daarbij dezelfde uitgangspunten<br />
als voor het overige landelijke gebied. Het gemeentebestuur opteert daarbij voor<br />
één maximale maat voor woning en erfbebouwing, zoals bergingen en dierenverblijven, te-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Uitvoerbaarheid 86<br />
zamen. Aan de bewoners is dan de keuze voor een grotere woning en minder erfbebouwing,<br />
of een ruime oppervlakte erfbebouwing en een kleinere woning.<br />
f. In 2006 is een rotonde aangelegd in de Kleidijk. De Breeweg wordt verbreed tot en met de<br />
stoep in de Heindijk. Hierdoor zijn er meerdere routes naar het recreatiepark.<br />
g. Er zijn geen plannen om de Gorslaan verkeersluw te maken. Ook bij gladheid kan gebruik<br />
gemaakt blijven worden van de Gorslaan en hoeft geen gebruik te worden gemaakt van de<br />
route via de Heindijk.<br />
Conclusie<br />
Naar aanleiding van onderdeel a van de reactie is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aangepast.<br />
De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
8. Overleg ex artikel 10 Bro<br />
Overlegreacties uit de eerste overlegprocedure (1999)<br />
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening<br />
is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> d.d. 14 juli 1999 aan de volgende instanties voorgelegd:<br />
1. Provincie Zuid-Holland, Provinciale Planologische Commissie;<br />
2. Inspectie van de Ruimtelijke Ordening West;<br />
3. waterschap De Brielse Dijkring;<br />
4. Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg;<br />
5. Stichting het Zuid-Hollands Landschap;<br />
6. Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden;<br />
7. Rijksdienst voor de Monumentenzorg;<br />
8. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.<br />
Van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek is geen reactie op het plan binnengekomen.<br />
De Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening heeft schriftelijk te kennen gegeven in te kunnen<br />
stemmen met het plan. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft schriftelijk te kennen gegeven<br />
dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.<br />
De reacties van de overige instanties zijn in het hiernavolgende opgenomen en van commentaar<br />
voorzien.<br />
Overlegreacties uit de tweede overlegprocedure (2005)<br />
Vanwege de vele aanpassingen en de lange tijd die is verstreken sinds de overlegprocedure uit<br />
1999 heeft gemeentebestuur besloten om het aangepaste voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> d.d.<br />
13 januari 2005 opnieuw aan enkele instanties voor te leggen. Dit betreft:<br />
1. Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit;<br />
2. VROM-Inspectie, Regio Zuid-West;<br />
3. waterschap Hollandse Delta;<br />
4. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.<br />
De ontvangen reacties zijn opgenomen na de reacties uit de overlegprocedure uit 1999 en waar<br />
nodig eveneens van commentaar voorzien.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
87<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 89<br />
Streekplan<br />
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De toelichting is hierop aangepast. Inmiddels is eind<br />
2005 een integrale herziening van het streekplan vastgesteld. Het beleidskader is in verband<br />
hiermee aangevuld.<br />
Bouwmarkt<br />
De bestemming is aangepast aan de specifieke functie van het bedrijf. Deze is voornamelijk gericht<br />
op de toelevering van brandstoffen, materialen en gereedschappen voor doe-het-zelfactiviteiten<br />
ten behoeve van het gebruik en het onderhoud van de recreatieve onderkomens. In dat<br />
kader is het bedrijf bestemd voor Bedrijfsdoeleinden met een op de eerder genoemde activiteiten<br />
toegesneden subbestemming. Op de locatie is uitsluitend een bedrijf toegestaan dat voorziet<br />
in de genoemde behoefte en voldoet aan de in de subbestemming aangegeven voorwaarden.<br />
Externe veiligheid<br />
De paragraaf externe veiligheid is aangepast.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 91<br />
Geluidshinder<br />
Het plan biedt geen mogelijkheden voor nieuwe geluidsgevoelige functies. De aanvankelijk opgenomen<br />
wijzigingsbevoegdheid voor het verplaatsen van een aantal woningen is vervallen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 93<br />
Inmiddels is de watertoets een verplicht onderdeel van de ruimtelijke planvorming. In verband<br />
daarmee heeft in juli 2004 overleg plaats gehad met de waterbeheerders. De toelichting is naar<br />
aanleiding hiervan geactualiseerd.<br />
Het hoofdstuk "Beleidskader"is aangevuld met het IWBP 2.<br />
De toelichting is wat het aspect water betreft in nauw overleg met het waterschap Hollandse<br />
Delta geheel herschreven.<br />
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De toelichting is hierop aangepast, c.q. aangevuld.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 95<br />
Het hoofdstuk "Beleidskader" is geactualiseerd met vermelding van het IWBP 2.<br />
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. Het plan is hierop aangepast.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 97<br />
Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De leidingen zijn op de plankaart aangegeven. Tevens<br />
zijn de voorschriften hierop aangepast. Voorts is een maximale diameter opgenomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 99<br />
Het gemeentebestuur betreurt de afsluiting van het wandelpad langs het Recreatiepark Kruininger<br />
Gors. In het kader van de Gebiedsgerichte Aanpak VPR heeft het gemeentebestuur toegezegd<br />
in overleg te treden met de Molecaten groep teneinde tot heropenstelling van deze route<br />
te komen. De bestemming van het betreffende gebied is zodanig aangepast dat in planologisch<br />
opzicht geen belemmeringen aanwezig zijn voor de openstelling van een wandel- en/of ruiterpad.<br />
De plankaart, voorschriften en toelichting zijn hierop aangepast.<br />
Het gemeentebestuur ondersteunt de wens tot completering van het fietspadennetwerk. Ten<br />
tijde van de opstelling van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> waren de beoogde tracés en de<br />
feitelijke realiseringsmogelijkheden echter nog niet bekend. De aanleg van een fietspad is in de<br />
bestemming Dijken met landschaps- en natuurwaarden overigens zonder meer mogelijk, daar<br />
de gronden tevens zijn bestemd voor verkeersdoeleinden.<br />
De bedoelde wegen zijn bestemd voor Dijken met landschaps- en natuurwaarden en tevens<br />
voor Verkeersdoeleinden. Bij de Verkeersdoeleinden is geen onderscheid gemaakt in soorten<br />
weggebruikers. Het gebruik door ruiters van de wegen, waaronder tevens de bermen worden<br />
gerekend, is derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan. De breedte van de bermen valt<br />
primair onder de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder, voor de eventueel in aanmerking<br />
komende wegen, veelal het waterschap. Over de mogelijkheden van het gebruik als ruiterroute<br />
en de dimensionering van de bermen is nader overleg nodig.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 101<br />
Het gemeentebestuur ondersteunt de initiatieven. Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen<br />
de voorgestelde ontwikkeling.<br />
De bestemming Dagrecreatieve doeleinden biedt in algemene zin mogelijkheden voor het oprichten<br />
van gebouwen en andere bouwwerken. Aangezien geen specifieke wensen bekend zijn,<br />
kan de bestemmingsregeling niet daarop worden afgestemd.<br />
Gezien de natuurlijke waarde die aan het water van het Brielse Meer is toegekend en de archeologische<br />
(verwachtings)waarde, is gekozen voor een aanlegvergunningenvoorschrift teneinde<br />
de aanwezige waarden in voldoende mate te kunnen beschermen. Een aantal van de wensen<br />
ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden en de daaruit voortvloeiende werken en/of werkzaamheden<br />
vallen onder de bepalingen van het aanlegvoorschrift. Het is echter niet uitgesloten<br />
dat deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, zij het dat hiervoor een vergunning dient<br />
te worden verleend.<br />
De voorwaarden die in de betreffende voorschriften zijn opgenomen dienen hierbij in acht te<br />
worden genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 103<br />
Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in<br />
verblijfsrecreatie.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 105<br />
Er is geen sprake van strijdigheid met het streekplan. Het bestemmingsplan voorziet anders<br />
dan de provincie meent niet in een toename van het aantal woningen. Een klein kampeerterrein<br />
is inmiddels opgeheven en ter compensatie daarvan is een woning gerealiseerd. Voorts bleek<br />
uit de inventarisatie dat een bestaande, legaal tot stand gekomen woning ten onrechte niet als<br />
zodanig was bestemd. In aanvulling op de inventarisatie uit 2001 heeft eind 2005 heeft een naverkenning<br />
plaatsgevonden, om te bezien in hoeverre nog veranderingen hebben plaatsgevonden<br />
sinds de inventarisatie uit 2001. Uit deze inventarisatie is geen toename van het aantal woningen<br />
gebleken.<br />
Water<br />
De opmerkingen van het waterschap De Brielse Dijkring en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden<br />
en Waarden in het kader van de watertoets zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Het<br />
voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> heeft de volledige instemming van het waterschap Hollandse<br />
Delta (zie de hierna opgenomen overlegreactie van het waterschap). Bovendien heeft in maart<br />
2007 opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap en is in nauw overleg met het waterschap<br />
de waterparagraaf geactualiseerd en aangevuld. In de tweede helft van 2006 is een aanvang<br />
gemaakt met het opstellen van een gemeentelijk waterplan. Het voorliggende bestemmingsplan<br />
biedt voldoende mogelijkheden voor de uitvoering van eventuele maatregelen die<br />
voortvloeien uit dit plan.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 107<br />
Luchtkwaliteit<br />
De luchtkwaliteitsparagraaf is geactualiseerd en aangevuld.<br />
Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
De Staat van Bedrijfsactiviteiten en de toelichting daarop zijn vervangen door een actuele versie.<br />
Verwezen wordt naar de toelichting op deze staat. Over deze Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
heeft overleg plaats gehad met de provincie. Inmiddels is een nieuwe Staat in voorbereiding.<br />
Deze is nog onvoldoende afgerond om in het voorliggende plan te kunnen hanteren.<br />
Duurzame energievoorzieningen<br />
Het plan is grotendeels consoliderend van aard. Een groot deel van het plangebied wordt in beslag<br />
genomen door verblijfsaccommodatie. Het Recreatiepark <strong>Kruiningergors</strong> is in de wintermaanden,<br />
de periode dat de meeste energie wordt gebruikt voor verlichting en verwarming, gesloten.<br />
In feite vormt dit een belangrijke energiebesparende maatregel.<br />
Bij eventuele nieuwbouw in het plangebied zal de nodige zorg worden besteed aan energiebesparende<br />
maatregelen. Voor het in het plangebied opwekken van energie leent het gebied zich,<br />
vanwege de landschappelijke waarden en de recreatieve functie, mindere goed.<br />
Juridische vormgeving<br />
De bijlage "Toelichting op de regeling burgerwoningen" is vervallen. In het kader van de voorbereiding<br />
van het nieuwe bestemmingsplan voor het landelijk gebied zijn nog beperkte wijzigingen<br />
aangebracht in de regeling voor burgerwoningen. Hierover heeft overleg met de provincie plaats<br />
gehad en de provincie heeft hier ook mee ingestemd. Voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is dezelfde<br />
regeling opgenomen als voor het nieuwe bestemmingsplan Landelijk gebied. Het handhaven<br />
van de hiervoor genoemde bijlage komt tegen de achtergrond van de huidige inzichten<br />
de duidelijkheid niet ten goede.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 109<br />
Luchtkwaliteit<br />
De luchtkwaliteitsparagraaf is geactualiseerd en aangevuld.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 111<br />
Externe veiligheid<br />
Naar aanleiding van deze reactie is door DCMR Milieudienst Rijnmond een onderzoek ingesteld<br />
naar de externe veiligheid in het plangebied. Ook de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft<br />
advies uitgebracht. De resultaten hiervan worden verwerkt in de toelichting op het bestemmingsplan.<br />
Uitbreiding verblijfsrecreatie<br />
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding van de verblijfsrecreatieve<br />
functie van <strong>Kruiningergors</strong>. Binnen het centrumgebied is in principe een zeer beperkte intensivering<br />
mogelijk in de vorm van de bouw van appartementen in 2 bouwlagen. Voor het overige<br />
mag het aantal verblijfseenheden niet toenemen. Een nadere afweging van mogelijkheden en<br />
belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkhedi is<br />
opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />
Gelet op de eigendomsituatie (Molecatengroep) is een bedrijfsmatige exploitatie van het recreatiepark<br />
uitgangspunt.<br />
Handhavingsparagraaf<br />
Hiervan hebben wij kennisgenomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 113<br />
Hiervan nemen wij kennis.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Overleg ex artikel 10 Bro 115<br />
Hiervan nemen wij kennis. Ingrepen in het gebied archeologische (verwachtings)waarden worden<br />
getoetst aan de voorschriften behorende bij de medebestemming Archeologisch waardevol<br />
gebied. Voorts heeft BOOR in oktober 2006 een nadere verkenning uitgevoerd naar de archeologische<br />
waarden in het plangebied. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering<br />
met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering<br />
toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bijlage geeft in algemene zin<br />
inzicht in doel, achtergronden en algemene beleidslijnen voor de toepassing hiervan. De specifieke<br />
toepassing in het onderhavige plan wordt toegelicht in de hoofdtekst van deze plantoelichting.<br />
Doel van de Staat en gebruikte bronnen<br />
De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten,<br />
al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een<br />
aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten<br />
van belang:<br />
- geluid;<br />
- geur;<br />
- stof;<br />
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar);<br />
- verkeersaantrekkende werking.<br />
De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale<br />
bedrijventerreinen al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen<br />
(en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie). Als belangrijkste<br />
bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering"<br />
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001 (de zogenaamde "Lijst<br />
van bedrijfstypen").<br />
In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte<br />
van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met<br />
een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende<br />
werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten<br />
al in het ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven<br />
ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest<br />
gebruikelijke worden beschouwd.<br />
Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de Lijst van bedrijfstypen<br />
van de VNG (hierna: VNG-lijst) op de volgende punten nader verfijnd en aangevuld:<br />
- De basiszoneringslijst van de VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare<br />
activiteiten. In de staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming<br />
"Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie,<br />
krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op<br />
een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies.<br />
- In de VNG-lijst zijn de 10 richtafstanden ondergebracht in 6 categorieën. Met name voor<br />
de categorieën 3 en 4 blijkt dit in de praktijk op lokale en regionale bedrijventerreinen vaak<br />
onhandig te zijn. Er moet dan zonder nadere noodzaak altijd worden uitgegaan van de<br />
grootste afstand binnen deze categorie. Om een meer gedifferentieerde milieuzonering<br />
mogelijk te maken zijn de categorieën 3 en 4 − overeenkomstig de richtafstanden van de<br />
basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie − onderverdeeld in 2 subcategorieën (categorieën<br />
3.1 en 3.2 respectievelijk 4.1 en 4.2). Hierdoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de<br />
aan te houden richtafstanden.<br />
- De VNG-lijst gaat in het algemeen uit van relatief grote bedrijven en houdt daardoor weinig<br />
rekening met de specifieke situatie van kleinere en daardoor veelal minder hinderlijke bedrijven<br />
die veelvuldig op lokale bedrijventerreinen, in dorpskernen en dergelijke voorkomen.<br />
De praktijk leert dat deze kleinere bedrijven, uitgaande van de Lijst van bedrijfstypen,<br />
zonder milieuredenen zouden worden uitgesloten van de vestiging op dergelijke locaties;<br />
Adviesbureau of dat RBOI ten behoeve van de vestiging onnodige vrijstellingsprocedures zouden moeten wor-<br />
Rotterdam / Middelburg den doorlopen. Voor de meest voorkomende bedrijfstypen is daarom in deze Staat, op ba-<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.ZH<br />
febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
2<br />
sis van andere literatuurbronnen en praktijkervaringen, een nadere differentiatie naar bedrijfsgrootte<br />
toegepast 1) . Deze differentiatie is conform de VNG-systematiek: ook in de<br />
basiszoneringslijst komt differentiatie naar bedrijfgrootte voor. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
is deze differentiatie alleen voor meerdere bedrijfsactiviteiten toegepast.<br />
- Incidenteel komt ook het tegenovergestelde voor, namelijk dat de feitelijke hinder/richtafstand<br />
bij specifieke activiteiten groter is dan de Lijst van bedrijfstypen aangeeft. Voor de<br />
betreffende bedrijven is de categorie-indeling op grond van veelvuldige praktijkervaringen 2)<br />
aangepast.<br />
- Ter verduidelijking van de informatie in de VNG-lijst zijn de "geluidshinderlijke inrichtingen",<br />
zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, ondergebracht in afzonderlijke categorieën<br />
(categorieën 4.1A tot en met 6A). Dit om voor iedereen duidelijk te maken welke activiteiten<br />
alleen op terreinen met een vastgestelde geluidszone zijn toegestaan. Daarmee<br />
wordt voorkomen dat bedrijven, burgers en handhavers twee afzonderlijke lijsten moeten<br />
raadplegen. Als bronnen hiervoor zijn de Lijst van bedrijfstypen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer gehanteerd.<br />
- In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke milieuaspecten (mede) maatgevend<br />
zijn voor de categorie-indeling.<br />
Algemeen beleid voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties<br />
De hier gebruikte Staat deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën<br />
in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken<br />
en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. Binnen de categorieën 3 en 4 zijn<br />
elk twee subcategorieën onderscheiden.<br />
De richtafstanden en de indices voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie<br />
kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden<br />
vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:<br />
categorie 1: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />
de omgeving, toelaatbaar zijn in woonwijken.<br />
categorie 2: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />
de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing,<br />
echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde<br />
gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.<br />
categorie 3: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />
de omgeving, in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van<br />
woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen<br />
te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen:<br />
. subcategorie 3.1: gescheiden door een weg of een groenstrook (afstandsindicatie<br />
50 m);<br />
. subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige<br />
functie (afstandsindicatie 100 m).<br />
categorie 4: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />
de omgeving, op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen<br />
te zijn:<br />
. subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 m;<br />
. subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 m.<br />
1) Het gaat daarbij vooral om kleinere aannemingsbedrijven, timmer- en constructiewerkplaatsen, transportbedrijven<br />
en handelsbedrijven. Voor de aangepaste inschaling zijn de volgende bronnen gebruikt: Publicaties van het Ministerie<br />
van VROM over geluidsproductie en richtafstanden van bedrijven en installaties, AmvB's op basis van de Wet<br />
milieubeheer, planologische kengetallen, Inspectiewijzer Milieuhygiëne en het oordeel van ervaringsdeskundigen.<br />
Zo blijkt bijvoorbeeld dat de situering van kleinere aannemingsbedrijven naast woningen in gemengd gebied geen<br />
problemen opleveren vanuit milieuoogpunt: in zowel kleinere als grotere gemeenten in Nederland komt deze<br />
situatie veelvuldig voor zonder dat er milieuknelpunten zijn. In alle gevallen waarbij de VNG-lijst is verfijnd of<br />
bewerkt, is de ruimtelijk relevante hinder als doorslaggevende factor gehanteerd.<br />
2) Zo heeft de praktijk bijvoorbeeld geleerd dat transportbedrijven waar vrachtauto's met draaiende koelinstallaties<br />
worden gestald (aanzienlijk) meer hinder kunnen veroorzaken dan de VNG-lijst vermeldt. Hetzelfde geldt voor<br />
grootschalige loonbedrijven.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.ZH<br />
febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
3<br />
categorieën 5 en 6: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed, op<br />
grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden<br />
afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties<br />
van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m).<br />
De bedrijfsactiviteiten uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A hebben betrekking op de "geluidshinderlijke<br />
inrichtingen" zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4 van<br />
het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Wat de mate van hinder en gewenste afstand<br />
betreft, komen zij overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6, maar zij zijn alleen toelaatbaar<br />
indien rond het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 of 53 van de Wet geluidhinder<br />
is vastgesteld. Indien geen zone is vastgesteld, wordt vestiging van de geluidshinderlijke<br />
inrichtingen overigens voor alle zekerheid ook in de doeleindenomschrijving van de betreffende<br />
bestemming uitgesloten, tenzij volgens de doeleindenomschrijving geen bedrijfsactiviteiten uit<br />
categorie 3.1 en hoger zijn toegestaan.<br />
Globale beleidslijn voor afwijkende gebiedstypen<br />
De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van<br />
zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven<br />
en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan, indien nodig, voor andere omgevingstypen<br />
worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-lijst<br />
richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al<br />
in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke<br />
knelpunten voor alle milieuaspecten, door toepassing van gerichte maatregelen in<br />
het milieuspoor, ook bij kleinere afstanden kan worden voorkomen.<br />
Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd:<br />
- leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden<br />
(dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot<br />
één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m);<br />
- de richtafstanden worden met het oog op een praktisch hanteerbare werkwijze voor alle<br />
milieuaspecten in gelijke mate verlaagd of verhoogd.<br />
In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een<br />
afwijking van de richtafstanden veelal gewenst of noodzakelijk is 1) . De tabel geeft echter alleen<br />
een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moeten de noodzaak/wenselijkheid<br />
van afwijking en de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd.<br />
gebiedstype toegestane afwijking motivering<br />
1a. gebied waar functiemenging<br />
wordt nagestreefd (bijv. nieuw<br />
woongebied met toevoeging<br />
van bedrijvigheid)<br />
1b. verspreid gesitueerde woningen<br />
in een gebied met functiemenging<br />
en/of op locaties met andere<br />
verstoringsbronnen (bijv.<br />
gesitueerd langs drukke wegen)<br />
2. verstoringsgevoelig natuurgebied/stiltegebied)<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
verlaging richtafstanden<br />
met 1 afstandsstap<br />
kortere afstand is aanvaardbaar in<br />
het belang van functiemenging (levendigheid,<br />
handhaving bestaande<br />
woningen)<br />
idem er is al sprake van een verhoogd<br />
hinderniveau<br />
verhoging richtafstanden<br />
met 1 afstandsstap<br />
voor stiltegebieden en (zeer) verstoringsgevoelige<br />
natuurgebieden, geldt<br />
in beginsel een strengere norm voor<br />
geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig<br />
woongebied (45 dB(A))<br />
) Voor stiltegebieden kunnen daarnaast nog aanvullende specifieke eisen gelden vanuit provinciaal beleid.<br />
1) Het betreft hier een algemeen overzicht van relevante gebiedstypen. Dit behoeft dus niet te betekenen dat deze<br />
gebiedstypen in het onderhavige bestemmingsplan ook werkelijk voorkomen.<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.ZH<br />
febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
4<br />
Bedrijfswoningen<br />
Een specifiek geval van een afwijkend omgevingstype vormen daarnaast bedrijfswoningen op<br />
bedrijventerreinen. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen is in beginsel<br />
ongewenst, maar kan desgewenst worden toegestaan op terreinen/terreingedeelten waar<br />
slechts activiteiten uit maximaal categorie 2 zijn toegelaten. In uitzonderingsgevallen kunnen<br />
nieuwe bedrijfswoningen ook worden toegestaan op bestaande terreinen/terreingedeelten waar<br />
activiteiten uit maximaal categorie 3.1 zijn toegestaan en reeds bedrijfswoningen aanwezig zijn.<br />
Bij de milieuzonering van bedrijventerreinen ten opzichte van bestaande en/of nieuw te vestigen<br />
bedrijfswoningen, wordt voor het overige in beginsel uitgegaan van een verlaging van de richtafstanden<br />
met 1 afstandsstap. In bestaande situaties kunnen de richtafstanden ten opzichte van<br />
bedrijfswoningen in uitzonderingsgevallen op basis van een nadere motivering met 2 afstandsstappen<br />
worden verlaagd.<br />
Opzet van de Staat<br />
De hier gebruikte Staat kent twee verschillende soorten categorie-indelingen (zie ook de inhoudsopgave):<br />
- indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I);<br />
- indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen voor A-categorieën<br />
(hoofdstuk II).<br />
In beginsel zijn beide indelingen van toepassing.<br />
De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is, net als in de VNG-publicatie, gebruikgemaakt<br />
van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkomen<br />
dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de<br />
SBI-indeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.<br />
Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden<br />
gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.<br />
Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit<br />
betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende<br />
kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld. Dit oppervlak<br />
betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden,<br />
ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet.<br />
De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd gekoppeld<br />
aan de indeling volgens hoofdstuk I en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend<br />
voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die vanwege<br />
een zeer groot vermogen onder de "geluidshinderlijke inrichtingen" (A-categorieën) vallen.<br />
Flexibiliteit<br />
De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder<br />
door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf<br />
als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke<br />
werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de planvoorschriften is daarom bepaald<br />
dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager<br />
kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3) 1) , Bij de<br />
categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot<br />
de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een<br />
vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op<br />
de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.<br />
Voor de bedrijven uit de A-categorieën is alleen maar een vrijstelling mogelijk voor de indeling<br />
in een lagere A-categorie.<br />
1) Volgens vaste jurisprudentie is het opnemen van een dergelijke vrijstellingsbevoegdheid zelfs verplicht.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.ZH<br />
febr. 2006
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
5<br />
Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering,<br />
waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met<br />
een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu<br />
werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid<br />
een categorie lager in te delen.<br />
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet<br />
zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer is aangetoond dat deze bedrijven<br />
wat milieubelasting betreft gelijk kunnen worden gesteld met de volgens de bestemmingsregeling<br />
toegelaten bedrijven, kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling<br />
worden verleend.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.ZH<br />
febr. 2006
Bijlage 2. Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten<br />
Milieuzonering van horeca-activiteiten<br />
De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van<br />
de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen<br />
van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee<br />
samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.<br />
Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden<br />
om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in<br />
het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende<br />
vormen van hinder:<br />
- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;<br />
- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/<br />
parkeerdruk.<br />
Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk<br />
beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:<br />
- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;<br />
- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;<br />
- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen<br />
toelaatbaar.<br />
De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene<br />
toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming<br />
van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol<br />
kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet<br />
ingegaan.<br />
Gehanteerde criteria<br />
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst<br />
uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar<br />
gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van<br />
Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNGpublicatie<br />
is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:<br />
- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden<br />
1) ; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven<br />
en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode<br />
verschillende milieunormen;<br />
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder<br />
bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.<br />
Categorieën van horeca-activiteiten<br />
Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende<br />
drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):<br />
1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend<br />
(in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte<br />
hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke.<br />
Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden<br />
niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient<br />
mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.<br />
In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren<br />
van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het be-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
stemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.<br />
199.7325.00<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
SvH 1997
Bijlage 2. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 2<br />
1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks<br />
van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's,<br />
snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met<br />
ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te<br />
beschouwen;<br />
1b. overige lichte horeca: restaurants;<br />
1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants,<br />
grotere hotels, McDrives e.d.<br />
2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die<br />
daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra,<br />
zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig<br />
gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.<br />
3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend<br />
en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor<br />
de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard<br />
gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra.<br />
Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen<br />
gebieden.<br />
Flexibiliteit<br />
De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder<br />
door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het<br />
komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang<br />
van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling<br />
noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de<br />
Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften<br />
is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling<br />
één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie<br />
1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de<br />
laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook<br />
van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf<br />
naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende<br />
lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect<br />
geluidshinder.<br />
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in<br />
de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen<br />
worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor<br />
de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
plannummer<br />
SvH 1997
Bijlage 3. Berekeningsuitgangspunten SRM I<br />
bron Heindijk<br />
wegcategorie toeristische ontsluitingsweg<br />
etmaalintensiteit 1.000 mvt/etm.<br />
snelheid voertuigen 60 km/h<br />
daguur/nachtuur maatgevend dag<br />
intensiteit lichte motorvoertuigen 61 mvt/uur<br />
intensiteit middelzware motorvoertuigen 4 mvt/uur<br />
intensiteit zware motorvoertuigen 1.3 mvt/uur<br />
intensiteit motorrijwielen 0.67 mvt/uur<br />
type wegdek fijn asfalt<br />
hoogte wegdek 4 m<br />
objectfractie 0 -<br />
hoogte waarnemer 4.5 m<br />
bodemfactor 0.7 -<br />
afstand waarneempunt uit de wegas 12 m<br />
LA equivalent 55.06 dB(A)<br />
ophoging dag/nachtsituatie 0 dB(A)<br />
LAeq etmaal 55.0 dB(A)<br />
aftrek volgens artikel 103 Wgh -5 dB(A)<br />
LAeq etm. na aftrek art. 103 Wgh 50 dB(A)<br />
Afstand LAeq etmaal = 40 dB(A) 70 m<br />
Afstand LAeq etmaal = 50 dB(A) 12 m<br />
Afstand LAeq etmaal = 55 dB(A) 5 m<br />
Afstand LAeq etmaal = 60 dB(A) 2 m<br />
(Contourafstanden na verrekening<br />
van art. 103 Wgh)<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit<br />
In deze bijlage wordt nader ingegaan op enkele punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005<br />
(hierna: Blk) en wordt verslag gedaan van het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek.<br />
B4.1. Beleidskader en normstelling<br />
Besluit luchtkwaliteit<br />
Maatgevende stoffen langs wegen<br />
Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het<br />
meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een<br />
overschrijding van de grenswaarde uit het Blk veroorzaakt 1) . Daarnaast zijn ook de concentraties<br />
van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op<br />
de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten.<br />
Meetregeling luchtkwaliteit 2005<br />
Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht<br />
bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de<br />
grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald<br />
dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven<br />
is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt.<br />
Voor de gemeente Westvoorne bedraagt de aftrek voor de jaargemiddelde concentratie<br />
fijn stof 6 μg/m³ en voor de 24-uurgemiddelde concentratie fijn stof 6 overschrijdingen per jaar.<br />
Beleid provincie Zuid-Holland<br />
De provincie heeft een Plan van aanpak fijn stof opgesteld (provincie Zuid-Holland, februari<br />
2005). Het Plan van aanpak vermeldt reeds genomen en voorgenomen maatregelen die de<br />
luchtkwaliteit in de provincie zullen verbeteren, zoals financiële ondersteuning bij het plaatsen<br />
van roetfilters op bussen van het openbaar vervoer. Ook zijn er diverse maatregelen om de<br />
productie van fijn stof van bedrijven en industrie te beperken, met name via vergunningverlening.<br />
Ten slotte zijn er stimulerende maatregelen om de uitstoot van de scheepvaart en het overige<br />
verkeer te beperken, onder meer door het opstellen van plannen van aanpak in samenwerking<br />
met gemeenten.<br />
Van de maatregelen met betrekking tot bedrijven en industrie wordt een reductie van 1/3 van de<br />
uitstoot van fijn stof verwacht in 2010 (ten opzichte van 2000), wat neerkomt op een afname<br />
van ongeveer 2 µg/m³ (jaargemiddelde). De effecten van maatregelen met betrekking tot verkeer<br />
worden vooral na 2010 verwacht; hierdoor zal de achtergrondconcentratie fijn stof lager<br />
worden. De provincie zal de ontwikkelingen in de concentratie fijn stof volgen door middel van<br />
metingen, monitoring en onderzoek.<br />
B4.2. Onderzoek luchtkwaliteit<br />
Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit<br />
Doordat de nieuwe functie verkeer genereert, is het mogelijk dat de realisatie ervan gevolgen<br />
heeft voor de luchtkwaliteit in de omgeving. Zodoende is onderzocht welke gevolgen de toename<br />
van verkeer heeft op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen. Daarnaast is de<br />
luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde recreatieappartementen onderzocht.<br />
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas<br />
wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten<br />
in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit 2<br />
Onderzoeksmethode<br />
De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma<br />
1) . Dit programma is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in<br />
opdracht van Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Lucht en Energie. Het CAR II-programma geldt<br />
als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit. Het programma kan berekeningen uitvoeren voor de<br />
maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen<br />
van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR IIprogramma<br />
is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld<br />
woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m (voor snelwegen tot 300 m). De berekende<br />
concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte<br />
van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden.<br />
Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2016 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit<br />
in 2016 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2016 gebruikt met het scenario van 2015.<br />
Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking)<br />
Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving is<br />
de verkeersproductie. Er is nog niet bekend hoeveel recreatieappartementen er precies gerealiseerd<br />
zullen worden. Op basis van de beschikbare ruimte wordt het aantal extra vakantiewoningen<br />
geschat op maximaal 50. Uitgaande van 5 mvt/etmaal per woning heeft de ontwikkeling<br />
een verkeersproductie van 250 mvt/etmaal.<br />
In de berekeningen is uitgegaan van een worstcase waarbij de totale verkeersproductie van de<br />
ontwikkeling (250 mvt/etmaal) is opgeteld bij het verkeer op de ontsluitende wegen. In de praktijk<br />
zal de verkeerstoename op de onderzochte wegen kleiner zijn, omdat het verkeer in verschillende<br />
richtingen wordt afgewikkeld.<br />
Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken is gekeken naar de<br />
luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de Heindijk (aan de zuidzijde van het plangebied),<br />
de Gorslaan (aan de noordzijde van het plangebied) en op de N<strong>21</strong>8. Hoewel de N<strong>21</strong>8 net buiten<br />
het plangebied ligt kan deze weg van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende<br />
stoffen binnen het plangebied. De luchtkwaliteit is berekend op een afstand van 5 m uit de as<br />
van deze wegen. Indien aangetoond kan worden dat de realisatie van de recreatieappartementen<br />
niet leidt tot overschrijdingen van grenswaarden uit het Blk langs deze wegen, is daarmee<br />
aangetoond dat dit ook geldt voor de verdere omgeving.<br />
Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse<br />
De luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande recreatieappartementen is berekend en getoetst<br />
aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het<br />
verkeer op de omliggende wegen. Wanneer echter direct langs de relatief drukke N<strong>21</strong>8 wordt<br />
voldaan aan de grenswaarden uit het Blk, zal dit binnen het gehele plangebied en dus ook ter<br />
plaatse van de beoogde recreatieappartementen het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende<br />
stoffen worden lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt.<br />
Invoergegevens<br />
De verkeersintensiteiten op de Heindijk, Gorslaan en de N<strong>21</strong>8 zijn weergegeven in tabel B4.1.<br />
Voor de N<strong>21</strong>8 is gekeken naar het wegvak ten noorden van de Brielseweg. De intensiteiten op<br />
de Heindijk en Gorslaan zijn door de gemeente Westvoorne aangeleverd en de intensiteiten op<br />
de N<strong>21</strong>8 zijn gebaseerd op de gegevens in de ruimtelijke onderbouwing Rotonde Kleidijk 2) .<br />
Voor de Heindijk en Gorslaan is uitgegaan van een autonome groei van het verkeer van 1% per<br />
jaar en voor de N<strong>21</strong>8 van 1,5% per jaar.<br />
Tabel B4.1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal)<br />
straatnaam<br />
2006 2010 2016<br />
excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw.<br />
Heindijk 1.000 n.v.t. 1.050 1.300 1.100 1.350<br />
Gorslaan 875 n.v.t. 925 1.175 975 1.225<br />
N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 8.200 n.v.t. 8.700 8.950 9.500 9.750<br />
1) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 5.0, maart 2006.<br />
2) Ruimtelijke onderbouwing Rotonde Kleidijk, RBOI, rapportnummer 199.10449.00, 18 april 2002.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit 3<br />
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de<br />
voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel<br />
(wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Deze gegevens zijn weergegeven in tabel B4.2.<br />
Tabel B4.2 Invoergegevens<br />
voertuigverdeling<br />
(licht/middelzwaar/zwaar verkeer)<br />
wegtype snelheidstype bomenfactor<br />
Heindijk 0,95 / 0,03 / 0,02 2 Buitenweg 1<br />
Gorslaan 0,95 / 0,03 / 0,02 2 Normaal stadsverkeer 1,5<br />
N<strong>21</strong>8 0,86 / 0,09 / 0,05 1 Buitenweg 1,25<br />
Berekeningsresultaten<br />
Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking)<br />
In tabel B4.3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing binnen het<br />
plangebied weergegeven voor 2006, 2010 en 2016.<br />
Tabel B4.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking*<br />
straatnaam<br />
In 2006<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
stikstofdioxide (NO2)<br />
jaargemiddelde (in<br />
µg/m³)<br />
fijn stof (PM10) jaargemiddelde<br />
(in µg/m³)<br />
fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde<br />
(aantal<br />
overschrijdingen p.j.)<br />
excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw.<br />
Heindijk 23** n.v.t. 23 n.v.t. 22 n.v.t.<br />
Gorslaan 23** n.v.t. 23 n.v.t. 22 n.v.t.<br />
N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 28** n.v.t. 24 n.v.t. 26 n.v.t.<br />
In 2010<br />
Heindijk 23 24 22 22 20 <strong>21</strong><br />
Gorslaan 23 23 22 22 <strong>21</strong> <strong>21</strong><br />
N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 26 27 23 23 24 24<br />
In 2016<br />
Heindijk <strong>21</strong> <strong>21</strong> 22 22 20 20<br />
Gorslaan <strong>21</strong> <strong>21</strong> 22 22 <strong>21</strong> <strong>21</strong><br />
N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 23 24 23 23 23 24<br />
* Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof.<br />
** Deze grenswaarde is in 2006 nog niet in werking getreden.<br />
Uit de resultaten in tabel B4.3 blijkt dat de beoogde ontwikkeling een zeer beperkte bijdrage levert<br />
aan de luchtkwaliteit in de omgeving in zowel 2010 als 2016. Deze toenames leiden echter<br />
niet tot een overschrijding van de grenswaarden uit het Blk. In alle onderzochte situaties liggen<br />
de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim onder de grenswaarden uit het Blk.<br />
Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling<br />
Aangezien op 5 m uit de as van de onderzochte wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit<br />
het Blk, zal dit binnen het gehele plangebied (en dus ook ter plaatse van de geplande recreatieappartementen)<br />
het geval zijn.<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001<br />
In het kader van de inspraakverordening van de gemeente Westvoorne heeft het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
<strong>Kruiningergors</strong> vanaf 28 mei 2001 gedurende vier weken in het gemeentehuis<br />
ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn de inwoners van Westvoorne en andere belanghebbenden<br />
in de gelegenheid geweest schriftelijk een reactie op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
<strong>Kruiningergors</strong> in te dienen. Op 14 juni 2001 is een inloopavond over het voorontwerpplan<br />
gehouden.<br />
De ingekomen reacties zijn in het hiernavolgende samengevat en van commentaar voorzien.<br />
1. W.H. Hoekendijk-Hagens, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne<br />
J. v.d. Marel, Polderweg, 4a, 3233 LR Oostvoorne<br />
C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />
T.J. van Ooijen, Maasweg 7, 3233 XE Oostvoorne<br />
Fam. Van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />
C. Tieman, Polderweg 8, 3233 LR Oostvoorne<br />
W. v.d. Voorde, Kamplaan 2, 3233 XD Oostvoorne<br />
Reactie<br />
De reacties van bovenstaande personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie samengevat<br />
en van commentaar voorzien.<br />
a. Volgens betrokkenen is de ontsluiting van het Recreatiepark Kruininger Gors in het geheel<br />
niet opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De openbare wegen Gorslaan, Zeehoeveweg<br />
en Maasweg zijn niet als verkeersbestemming aangegeven. Ook de Heindijk is<br />
niet nader omschreven, terwijl deze openbare weg wel binnen het plangebied valt. Delen<br />
van de Maasweg en Kamplaan hebben een verkeersbestemming met de subbestemming<br />
Vg (verblijfsgebied) gekregen. Hierdoor krijgen deze wegen een woonerffunctie. Het kan<br />
niet de bedoeling zijn dat deze wegen dienen als ontsluitingsweg voor het Kruininger Gors.<br />
b. De bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden en de aanduidingen vRw en vRc zijn onduidelijk.<br />
De in het gebied aanwezige wegen zijn daarbij niet als zodanig herkenbaar.<br />
c. Uit het bestemmingsplan kan niet worden opgemaakt dat rekening is gehouden met hulpverlening<br />
bij eventuele calamiteiten. Indien de openbare wegen worden afgesloten zijn<br />
deze onbereikbaar voor hulpverleningsdiensten.<br />
Commentaar<br />
a. Uitgangspunt voor de bestemmingslegging is het hanteren van een globale en flexibele regeling<br />
voor de verschillende functies binnen de recreatieterreinen met een zo gering mogelijke<br />
detaillering waar dat ruimtelijk aanvaardbaar is. Hierdoor is het mogelijk een uitwisseling<br />
van een aantal functies te bewerkstelligen zonder dat een planwijziging noodzakelijk<br />
is. De verschillende functies dienen echter in overeenstemming te zijn met de in de voorschriften<br />
opgenomen doeleinden. Binnen het recreatiepark is geen zichtbaar onderscheid<br />
gemaakt tussen de diverse functies en voorzieningen, zoals verkeer, parkeren sport- en<br />
speelterreinen of groenvoorzieningen. In de doeleindenomschrijving van de bestemming<br />
Verblijfsrecreatieve doeleinden is aangegeven dat de gronden met deze bestemming, behalve<br />
voor de verblijfsrecreatie, voor de bovengenoemde doeleinden zijn bestemd. De bestaande<br />
wegen hebben in dat kader geen afzonderlijke bestemming gekregen, maar zijn<br />
binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden toelaatbaar. Het ligt overigens<br />
geenszins in de bedoeling de hoofdontsluiting of de verkeersstructuur van het Recreatiepark<br />
Kruininger Gors op dit moment te wijzigen.<br />
De Heindijk is bestemd tot Dijken met landschaps- en natuurwaarden. Behalve dat deze<br />
dijk een functie heeft voor het verkeer, vormt de Heindijk een landschappelijk waardevol<br />
element. Langs delen van de dijk komen waardevolle planten voor. De dijk met daarop de<br />
weg, de bermen en taluds vormt in ruimtelijk opzicht een geheel. Om die reden is gekozen<br />
voor één bestemming voor de dijk, waarin de verschillende aspecten tot uitdrukking zijn<br />
gebracht. De verkeersfunctie is binnen de bestemming Dijken met landschaps- en natuurwaarden<br />
voldoende veilig gesteld.<br />
De delen van de Zeehoeveweg, Maasweg en Kamplaan, voor zover deze niet liggen binnen<br />
het Recreatiepark Kruininger Gors, hebben een verkeersbestemming gekregen waar-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 2<br />
bij door het toekennen van de subbestemming verblijfsgebied het karakter van deze wegen<br />
tot uitdrukking is gebracht. De functie van deze wegen dient minder gericht te zijn op<br />
de doorstroming van het verkeer en meer op het verblijf. Hierbij speelt de aanwijzing als<br />
30 km/h-gebied van deze wegen een belangrijke rol.<br />
Zoals hiervoor is vermeld, ligt het op dit moment niet in het voornemen de ontsluitingsstructuur<br />
van het Recreatiepark Kruininger Gors te wijzigen.<br />
b. Zoals al is aangegeven, is de bestemming zo globaal en flexibel mogelijk van opzet zonder<br />
nadere detaillering van overige functies en voorzieningen, zoals wegen. Deze voorzieningen<br />
zijn echter in de doeleindenomschrijving opgenomen en als zodanig toegestaan.<br />
c. Het Recreatiepark Kruininger Gors is aan de westzijde vrijwel direct vanaf de provinciale<br />
weg bereikbaar. Voorts wordt het gebied Kruininger Gors ontsloten vanaf de Heindijk. Het<br />
ligt niet in de bedoeling openbare wegen af te sluiten zolang er geen nieuwe ontsluitingsmogelijkheden<br />
voorhanden zijn. Het bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe ontsluiting.<br />
In de mogelijkheden tot hulpverlening bij calamiteiten worden door dit plan geen veranderingen<br />
gebracht.<br />
Conclusie<br />
De reacties geven geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />
2. R.F. Freeke, C. Freeke-Winterswijk, Polderweg 6, 3233 LR Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Deze reactie van de bovengenoemde belanghebbenden is nagenoeg gelijkluidend aan de reactie<br />
die onder 1 is weergegeven. In de reactie (onder 1b) is echter ook aangegeven dat het niet<br />
de bedoeling kan zijn dat ook de Poldersweg als ontsluitingsweg voor het Recreatiepark Kruininger<br />
Gors gaat fungeren.<br />
Commentaar<br />
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.<br />
Daarbij is aangegeven dat het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet voorziet in een wijziging van<br />
de ontsluitingsstructuur van Kruininger Gors. De Poldersweg krijgt dan ook geen andere functie<br />
dan de huidige ten gevolge van dit bestemmingsplan.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 3<br />
3. G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne<br />
W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne<br />
L. Bronder, Zeehoeveweg <strong>21</strong>, 3233 XK Oostvoorne<br />
Van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne<br />
H.A.G. Kooij, Heindijk 5, 3233 LE Oostvoorne<br />
G. Langendoen-Stoof, Zeehoeveweg 6, 3233 Oostvoorne<br />
W.J. Langendoen, Zeehoeveweg 4, 3233 XK Oostvoorne<br />
C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />
N.A. van Nes, Heindijk 7, 3233 LE Oostvoorne<br />
E. Th Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne<br />
M. Weda, Sparrendaal 6, Oostvoorne, p/a Gorsplein, 3233 XC Oostvoorne<br />
A. van Winden, Kamplaan 1, 3233 XD Oostvoorne<br />
M. Witte, Zeehoeveweg 27, 3233 XK Oostvoorne<br />
D. Wijntjes, Zeehoeveweg 2, 3233 XK Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Betrokkenen maken bezwaar tegen de bestemming Bedrijfsdoeleinden aan de Zeehoeveweg.<br />
b. Verder zijn de reacties gelijkluidend aan de reacties onder 1.<br />
Commentaar<br />
a. Zoals in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven, betreft het hier<br />
de uitplaatsing van een reeds jaren lang gevestigd bedrijf vanuit het Recreatiepark Kruininger<br />
Gors. De activiteiten van het bedrijf, gevestigd aan de Gorslaan, passen niet langer<br />
in de structuur en de opzet van het recreatiepark. Om die reden was de eigenaar van het<br />
Recreatiepark Kruininger Gors niet langer bereid om het huurcontract voor de locatie in het<br />
recreatiepark te verlengen. Daardoor moest de bedrijfsvoering ter plaatse worden beëindigd.<br />
De betreffende ondernemer heeft hiertoe een perceel in de nabijheid van het recreatiecentrum<br />
aangekocht. De recreanten op het Kruininger Gors vormen immers voor een<br />
belangrijk deel zijn doelgroep. Het bedrijf heeft er dan ook grote waarde aan gehecht om in<br />
het gebied Kruininger Gors gevestigd te kunnen blijven. Met als achtergrond de jarenlange<br />
binding van het bedrijf aan <strong>Kruiningergors</strong>, is het gemeentebestuur bereid geweest medewerking<br />
te verlenen aan de vestiging van het bedrijf op de beoogde locatie. Voor de realisering<br />
is inmiddels een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19 lid 1 van de Wet op<br />
de Ruimtelijke Ordening (WRO) gevolgd. Op basis daarvan is bouwvergunning voor het<br />
bedrijfsgebouw verleend.<br />
b. Voor de beantwoording op deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
4. G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne<br />
W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne<br />
C. van Dorsser, Heindijk 13, 3233 LE Oostvoorne<br />
Van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne<br />
H.A.G. Kooij, Heindijk 5, 3233 LE Oostvoorne<br />
M.T. Langendoen-Stoof, Zeehoeveweg 6, 3233 XK Oostvoorne<br />
W.J. Langendoen, Zeehoeveweg 4, 3233 XK Oostvoorne<br />
C. Mol, Zeehoeveweg 29, 3233 XK Oostvoorne<br />
C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />
N.A. van Nes, Heindijk 7, 3233 LE Oostvoorne<br />
A.J. van Oudewaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />
E. TH. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne<br />
D. Wijntjes, Zeehavenweg 2, 3233 XK Oostvoorne<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 4<br />
Reactie<br />
De reacties van de hierboven genoemde personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie<br />
behandeld.<br />
Betrokkenen maken op voorhand bezwaar tegen het verlenen van een bouwvergunning voor de<br />
bouw van bedrijfsruimte/bouwmarkt aan de Zeehoeveweg en ook tegen een eventuele wijziging<br />
van het bestemmingsplan hiervoor.<br />
Commentaar<br />
Betrokkenen hebben bezwaar gemaakt naar aanleiding van de publicatie van de bouwaanvraag.<br />
Het gemeentebestuur heeft naar aanleiding daarvan betrokkenen schriftelijk in kennis<br />
gesteld dat het op dat moment om een aanvraag om bouwvergunning ging waarover nog geen<br />
besluitvorming had plaatsgevonden. Door vertraging in de voorbereiding van het bestemmingsplan<br />
Kruininger Gors is er sprake van een relatief lange periode tussen het indienen van de inspraakreacties<br />
en het opstellen van het uiteindelijke inspraakverslag. In de tussenliggende periode<br />
is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO gevolgd en is de bouwvergunning verleend.<br />
Bij die procedure zijn betrokkenen in de gelegenheid geweest hun bedenkingen tegen het voornemen<br />
om vrijstelling te verlenen kenbaar te maken. Het gemeentebestuur heeft na afweging<br />
van de verschillende belangen besloten om medewerking te verlenen aan het verplaatsen van<br />
het betreffende bedrijf naar de locatie aan de Zeehoeveweg. Een logisch vervolg is het opnemen<br />
van het bedrijf in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan. Behalve het bieden van<br />
bouwmogelijkheden, wordt hierdoor ook het gebruik van de bedrijfslocatie op een afdoende<br />
wijze geregeld.<br />
Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording onder 3.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
5. A. Bakker, rechtskundig adviseur, namens J. Punt, Van der Meerweg 25,<br />
3233 BW Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Ondanks dat in grote mate tegemoet is gekomen aan de wensen tot hervestiging van het bedrijf,<br />
is belanghebbende van mening dat niet geheel wordt voldaan aan de overige bedrijfsbelangen.<br />
Bezwaar bestaat tegen de op de plankaart aangegeven aanduiding B(z) voor de gronden die<br />
zijn gelegen rondom het toekomstige bedrijfsgebouw. Op deze gronden zijn namelijk geen gebouwen<br />
toegestaan. Voor de noodzakelijke controle op het bedrijf buiten de openingsuren en bij<br />
calamiteiten is een bedrijfswoning volgens belanghebbende essentieel.<br />
Commentaar<br />
Zoals belanghebbende aangeeft, is tegemoetgekomen aan de wens om in de omgeving van de<br />
recreatieterreinen het bedrijf te hervestigen. Aan een eerder geuite wens om daarbij een bedrijfswoning<br />
te realiseren is niet tegemoetgekomen. Op provinciaal en gemeentelijk niveau<br />
wordt een zeer terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van het realiseren van nieuwe woningen<br />
in het buitengebied. Een uitzondering hierop vormt het vervangen van bestaande woningen.<br />
Uit een oogpunt van bedrijfsvoering is de aanwezigheid van een woning bij het bedrijf niet<br />
strikt noodzakelijk. Er vinden geen activiteiten plaats die continu moeten worden gecontroleerd.<br />
De afstand tot het dorp is betrekkelijk gering, zodat de exploitant bij calamiteiten snel ter plaatse<br />
kan zijn.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 5<br />
6. J.C.J.L. Barendregt, Gildenlaan 1, 3233 DA Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Gezien het karakter van het plan is de indruk ontstaan dat het recreatieve aspect de hoogste<br />
prioriteit heeft. De lintbebouwing aan de Zeehoeveweg wordt hierbij in het geheel niet<br />
ingevuld. Eerder is de indruk gewekt dat rustig wonen en recreëren samen konden gaan.<br />
Zelfs was sprake van een goede (groene) afscherming tussen woningen en recreatiegebied.<br />
b. Een deel van de gronden van belanghebbende ligt in de zone die is bedoeld voor uitbreiding<br />
van het recreatiecentrum en een deel langs de Zeehoeveweg waaraan een tuinbestemming<br />
is toegekend. Aan het begin van de Zeehoeveweg staan nieuwe woningen gepland.<br />
Het wordt alleszins redelijk gevonden dat het deel van de grond van betrokkene,<br />
gelegen aan de Zeehoeveweg, eveneens voor bebouwing in aanmerking komt.<br />
Eerder is door belanghebbenden een verzoek ingediend voor een bouwvergunning. Dit<br />
verzoek is niet gehonoreerd in verband met de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan.<br />
Het nieuwe bestemmingsplan biedt volgens belanghebbende nu de mogelijkheid<br />
een duidelijke en landelijke afscheiding te bewerkstelligen tussen het recreatiegebied<br />
en het woongebied.<br />
Commentaar<br />
a. Het karakter van het bestemmingsplan wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid<br />
van de recreatieterreinen. Deze nemen immers een belangrijk deel van het plangebied<br />
in beslag. Voor zover mogelijk, is in bestaande situaties en bij nieuw in te richten<br />
terreinen een groene afscherming aangegeven. In sommige gevallen is het echter, vanwege<br />
de aanwezigheid van bestaande bebouwing, niet mogelijk een groenzone te realiseren.<br />
b. De bouwmogelijkheden aan het begin van de Zeehoeveweg dienen ter vervanging van<br />
eerder op het recreatiepark aanwezige woningen. Het provinciaal en gemeentelijk beleid is<br />
gericht op het voorkomen van een verdere verdichting en het voorkomen van een toename<br />
van het aantal woningen in dit gebied. Gezien dit beleid kan aan het verzoek om een deel<br />
van de gronden van belanghebbende te mogen bebouwen, niet worden tegemoetgekomen.<br />
Zoals onder a is aangegeven, is zoveel mogelijk getracht een groene afscherming tot<br />
stand te brengen tussen de verschillende terreinen. Daar waar dit mogelijk en uitvoerbaar<br />
is, zijn groenzones aangegeven.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
7. G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Verzocht wordt de gronden naast de woning van betrokkene eveneens te bestemmen voor<br />
Woondoeleinden. Op deze gronden, met de bestemming Tuinen, is reeds erfbebouwing aanwezig<br />
die bij een eventueel toe te passen saneringsregeling kan worden betrokken.<br />
Commentaar<br />
Voor het opstellen van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gebruikgemaakt van de meest recente<br />
basiskaart. Op deze kaart staan voornamelijk hoofdgebouwen aangegeven en ontbreken<br />
veelal bijgebouwen. Het bouwvlak met de bestemming Woondoeleinden is enigszins uitgebreid.<br />
Aan het verzoek kan worden tegemoetgekomen.<br />
Conclusie<br />
De reactie is aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 6<br />
8. Maatschap Van Dorsser-Zeelenberg, Heindijk 13, 3233 LE Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Gezien het ter plaatse aanwezige agrarische bedrijf, verzoekt belanghebbende de bestemming<br />
Tuinen van de in zijn eigendom behorende gronden te wijzigen in de bestemming<br />
Agrarische doeleinden. De bestemming Tuinen levert een belemmering op voor de agrarische<br />
bedrijfsvoering. Echter, ook de wijze waarop in het voorontwerpplan invulling is gegeven<br />
aan de bestemming Agrarische doeleinden, remt de ontwikkeling van het bedrijf. De<br />
maximale omvang van een onderkomen van dieren van 10 m² op een oppervlakte van<br />
2,5 ha is bijvoorbeeld te gering.<br />
b. Belanghebbende voorziet problemen voor de bewoners van het Gors wat betreft het recreatieve<br />
gedeelte dat eigendom is van de Molecaten Groep. Bij afsluiting van het terrein<br />
zullen bewoners van het Gors niet meer in het duingebied kunnen komen. Naar de mening<br />
van betrokkene is dit nimmer de bedoeling geweest.<br />
c. De ontsluiting van het gebied is onvoldoende duidelijk aangegeven.<br />
d. Betrokkene mist een verdere invulling van het recreatieve gedeelte.<br />
e. Verder is belanghebbende van mening dat een bouwmarkt met gasopslag en een zagerij<br />
niet past in het buitengebied. Er worden problemen voorzien ten aanzien van overlast in de<br />
vorm van verkeer, gevaar en geluid.<br />
f. Tenslotte reageert belanghebbende op een agendapunt van de raadsvergadering van<br />
26-06-2001. Hierbij wordt de raad voorgesteld om een voorbereidingsbesluit te nemen<br />
voor het watersportcentrum en het niet-recreatieve deel van <strong>Kruiningergors</strong>. In het raadsvoorstel<br />
wordt tevens voorgesteld om de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen op basis<br />
van 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te delegeren aan burgemeester en<br />
wethouders. Indien dit agendapunt wordt aangenomen, is een wijziging van het conceptbestemmingsplan<br />
niet meer mogelijk.<br />
Commentaar<br />
a. De bestemming Agrarische doeleinden ter plaatse van Heindijk 13 zal worden uitgebreid.<br />
b. De eigenaar van het recreatiepark komt de bevoegdheid toe delen van het terrein geheel<br />
of gedeeltelijk af te sluiten waarbij rekening gehouden zal worden met de belangen van de<br />
gasten en de doelstelling van de onderneming. In het verleden is, onder andere in het<br />
winterseizoen, veel overlast ondervonden door derden waarbij eigendommen in mindere<br />
mate werden gerespecteerd. Het bestemmingsplan is geen instrument, door middel waarvan<br />
het al dan niet openbaar zijn van terreinen kan worden geregeld. Het beleid van het<br />
gemeentebestuur is er echter op gericht het duingebied zoveel mogelijk open en bereikbaar<br />
te houden, ook voor recreanten van buiten het recreatiepark.<br />
c. Voor de beantwoording op deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.<br />
d. Voor het recreatiepark is gekozen voor de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. In<br />
deze globale bestemming is geen nadere detaillering aangegeven van de overige met de<br />
recreatie samenhangende en in het gebied voorkomende functies en voorzieningen, zoals<br />
wegen, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen of speelplaatsen.<br />
Door middel van de subbestemming is wel aangegeven waarvoor sommige terreinen specifiek<br />
zijn bestemd. Zo is een onderscheid gemaakt tussen de terreinen waarop uitsluitend<br />
recreatiewoningen zijn toegestaan en terreinen waar uitsluitend andere kampeermiddelen<br />
mogen worden geplaatst.<br />
e. Voor de beantwoording op dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording<br />
onder 3.<br />
f. De voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan vergt veel tijd. Tijdens de voorbereiding<br />
doen zich ontwikkelingen voor die passen binnen het gemeentelijke beleid, maar waar het<br />
geldende bestemmingsplan niet in voorziet. In de voorliggende situatie geldt een plan dat<br />
grotendeels dateert uit 1947. Als toetsingkader voor nieuwe ontwikkelingen heeft dit plan<br />
zijn waarde grotendeels verloren. Gelet op de lange tijd van voorbereiding van het voorliggende<br />
bestemmingsplan, heeft het gemeentebestuur op basis van artikel 19 WRO vrijstelling<br />
verleend voor de realisering van een watersportcentrum aan het Brielse Meer en de<br />
verplaatsing van het bedrijf van de heer Punt vanuit het recreatiecentrum naar een locatie<br />
aan de Zeehoeveweg. Voor het volgen van de vrijstellingsprocedure was in de voorliggende<br />
situatie een voorbereidingsbesluit nodig in verband met de ouderdom van het geldende<br />
plan. Hiertoe heeft de gemeenteraad in de vergadering van 26 juni 2001 besloten.<br />
Tegen zowel het voorbereidingsbesluit als het voornemen om vrijstelling te verlenen be-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 7<br />
stond de mogelijkheid om bezwaar in te dienen. De rechtsbescherming is hiermee in voldoende<br />
mate gewaarborgd.<br />
Conclusie<br />
De reactie onder a is aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen. Voor het overige<br />
geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpplan.<br />
9. Dhr. en mevr. J.A. Freeke, Maasweg 3, 3233 XE Oostvoorne<br />
Reactie<br />
Geconstateerd wordt dat er verschillen bestaan in de wijze waarop de bestaande verblijfsrecreatieve<br />
terreinen zijn ingepast.<br />
a. Op de plankaart is bij Maasweg 3 een royale groenstrook voor opgaande beplanting rond<br />
het recreatieterrein aangegeven. Bij andere locaties is geheel of gedeeltelijk een zeer<br />
dunne, een wat bredere of geen groenzone aangegeven. Van geheel rondom de terreinen<br />
doorgetrokken groenstroken is geen sprake.<br />
b. Het wordt onjuist geacht dat voor het Recreatiepark Kruininger Gors geen landschappelijk<br />
inpassingselement is aangegeven. Zonder enige afscherming grenzen delen van het park<br />
aan terreinen van derden.<br />
c. Gezien de oppervlakte van het recreatieterrein aan de Maasweg 3 is het aantal kampeerplaatsen<br />
dat hier wordt toegestaan te gering. Verzocht wordt het aantal kampeerplaatsen<br />
te vergroten of de verblijfsaccommodatie op te waarderen in de vorm van recreatiewoningen.<br />
d. De bestemmingsgrenzen van het terrein stemmen niet overeen met het kadastrale eigendom.<br />
Verzocht wordt dit aan te passen waarbij de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden<br />
aan de zuidoostzijde dient te worden uitgebreid.<br />
e. De bestemming van het recreatieterrein wijkt volgens belanghebbenden af van de gebruikelijke<br />
regeling binnen de gemeente. Zo dienen woningen die bij recreatieve verblijfsterreinen<br />
behoren als bedrijfswoning te worden aangemerkt.<br />
f. De tegenover Maasweg 3 gelegen gronden hebben ten onrechte de bestemming Tuinen<br />
gekregen. Reeds geruime tijd zijn deze gronden in gebruik als parkeerterrein als aanvulling<br />
op de parkeervoorzieningen van het Recreatiepark Kruininger Gors.<br />
g. Naar de mening van belanghebbenden bestaat er een redelijk beeld over het gebied dat<br />
binnen de recreatieve voorzieningen een rol vervult, of kan vervullen. De Gorshoeve is<br />
hierbij redelijk ingepast, waarbij het aantal kampeerplaatsen is vergroot en is aangepast<br />
aan de beschikbare grond. De gronden van betrokkene aan de Zeehoeveweg maken deel<br />
uit van het zogenaamde overloopgebied van het Kruininger Gors. Praktisch gezien moet<br />
hiermee op dezelfde wijze worden omgegaan als met vergelijkbare objecten, namelijk de<br />
woningen in het Kruininger Gors. Op het moment dat een vergelijk totstandkomt met de<br />
exploitant van het Kruininger Gors, dient eenzelfde uitplaatsingconstructie te worden gecreëerd.<br />
Elders in het plangebied kunnen betrokkenen dan een nieuwe woonlocatie zoeken<br />
en kan de bestaande woning worden gesloopt.<br />
h. Belanghebbenden vragen zich af waarom in de toelichting is vermeld dat locatie Maasweg<br />
3 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma van de provincie Zuid-Holland.<br />
Commentaar<br />
a. Bij nieuwe terreinen, terreinen die opnieuw ingericht gaan worden of terreinen waar de<br />
ruimte daarvoor toereikend zijn, voor zover mogelijk en praktisch uitvoerbaar, groenzones<br />
voor de landschappelijke inpassing aangegeven. Behalve bij Maasweg 3 is ook bij een<br />
aantal andere terreinen sprake van een groenzone langs het gehele terrein. Het uitgangspunt<br />
is daarbij een groenzone van minimaal 5 m breed en afhankelijk van de situatie, zo<br />
mogelijk breder. De groenzone aan de noordzijde van het perceel Maasweg 3 is in het<br />
voorontwerpplan breder. Deze zijde ligt niet aan de openbare weg. Een breedte van 5 m is<br />
acceptabel.<br />
b. In het oostelijk deel van het recreatiepark is voor het her in te richten recreatieterrein een<br />
groenzone aangegeven die bedoeld is voor visuele afscherming. Langs grote delen van<br />
het recreatiecentrum zijn langs de randen echter recreatiewoningen aanwezig. Hier is het<br />
aanbrengen van groenzones voor landschappelijke inpassing alleen mogelijk door het<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 8<br />
verwijderen van de recreatiewoningen of het realiseren van deze groenzones op percelen<br />
van derden. De uitvoerbaarheid hiervan is zeer gering. Hierdoor is in deze situaties geen<br />
bestemming Groenvoorzieningen aangegeven.<br />
c. Het aantal toegestane kampeermiddelen is in overeenstemming met het aantal kampeermiddelen<br />
dat is genoemd in de gemeentelijke kampeervergunning. Gezien de oppervlakte<br />
van het Recreatiepark Kruininger Gors en het relatief grote aantal aanwezige kampeermiddelen<br />
in het gebied, is het beleid niet gericht op een toename van het aantal kampeermiddelen.<br />
Verplaatsing, herinrichting of wijziging van terreinen zullen kwaliteitsverbetering<br />
tot doel dienen te hebben, met name op het Recreatiecentrum Kruininger Gors. De ruimte<br />
hiervoor op het recreatiecentrum is zeer beperkt. Een toename van de verblijfsaccommodatie<br />
op het terrein Maasweg 3 wordt alleen voorgestaan in samenhang met een vermindering<br />
van de accommodatie op het recreatiecentrum als gevolg van een plan tot kwaliteitsverbetering.<br />
Concrete plannen hiervoor ten aanzien van Maasweg 3 zijn niet voorhanden,<br />
zodat wordt volstaan met een consolidatie van de bestaande situatie voor het laatstgenoemde<br />
perceel. Ook een toename van het aantal recreatiewoningen past niet binnen<br />
dit beleid. Daarom kan aan het verzoek niet worden tegemoetgekomen.<br />
d. De bestemmingsgrenzen zijn mede gebaseerd op de kadastrale informatie die bekend was<br />
bij de voorbereiding van het concept voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het perceel met de<br />
bestemming vRk (inclusief woning Maasweg 3) vormt een afzonderlijk kadastraal perceel,<br />
dat richtinggevend is geweest voor de bestemmingslegging. Het betreft een kleinschalig<br />
kampeerterrein met ten hoogste 4 kampeermiddelen. Een mogelijke uitbreiding zal moeten<br />
worden bezien in het kader van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Er is geen aanleiding tot aanpassing van de bestemmingsgrenzen.<br />
e. Alle binnen het plangebied aanwezige woningen die geen recreatiewoning zijn, zijn bestemd<br />
tot Woondoeleinden. Aan de hand van ervaringen met bedrijfswoningen in het verleden,<br />
is in algemene zin gebleken dat het niet eenvoudig is om bij gewijzigde (bedrijfs)omstandigheden<br />
het gebruik van woningen als bedrijfswoning te handhaven. Om die<br />
reden is het gemeentebestuur zeer terughoudend ten aanzien van het bestemmen van<br />
woningen bij bedrijven als bedrijfswoning. Materieel maakt het overigens geen groot verschil<br />
of een bestaande woning wordt aangemerkt als bedrijfswoning of dat deze wordt bestemd<br />
tot Woondoeleinden. De woonfunctie kan in beide situaties worden gecontinueerd.<br />
In feite biedt een bestemming Woondoeleinden ruimere mogelijkheden, omdat daardoor<br />
de woning zo nodig kan worden verkocht als "burgerwoning".<br />
f. Aan meerdere voormalige agrarische percelen is de bestemming Tuinen toegekend. Sommige<br />
daarvan vervullen bij piekbelasting een functie als zogenaamd aanvullend parkeerterrein<br />
en sommige zijn daarvoor het gehele zomerseizoen in gebruik. Het hier bedoelde terrein<br />
behoort blijkbaar tot de laatste categorie. Er bestaat derhalve geen bezwaar aan de<br />
bestemming Tuinen de nadere aanwijzing parkeervoorzieningen toe te kennen.<br />
g. Wanneer, of en op welke wijze de zogenaamde overloopgebieden zullen worden aangewend<br />
voor de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen staat op dit moment niet<br />
vast. Vooruitlopen op eventueel toekomstige ontwikkelingen, door bijvoorbeeld het bieden<br />
van uitplaatsingsmogelijkheden, is in het kader van dit bestemmingsplan voorbarig. Wanneer<br />
zich in de looptijd van het bestemmingsplan wijzigingen voordoen die in planologisch<br />
opzicht niet waren voorzien en die in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid,<br />
zal voor de realisering een afzonderlijke procedure worden gevolgd.<br />
h. De locatie Maasweg 3 was opgenomen op de zogenaamde BIO-actueellijst van het Provinciaal<br />
Programma Water en Milieu 1994/1997, Dienst Water en Milieu van de provincie<br />
Zuid-Holland. Uitgaande van deze lijst is de locatie in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
genoemd. In recentere provinciale documenten komt de locatie niet meer<br />
voor. In verband daarmee wordt de toelichting aangepast.<br />
Conclusie<br />
De reacties onder a en f en h zijn aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 9<br />
10. F.A. Hoek, Velgersdijk 29, 3079 HV Rotterdam<br />
Reactie<br />
a. De afsluiting van de Gorslaan als openbare weg voor gemotoriseerd verkeer is geen<br />
goede ontwikkeling. Er kan daardoor een besloten gemeenschap ontstaan hetgeen niet<br />
bevorderlijk is. Ingeval van noodsituaties zal men gedwongen worden naar één uitgang te<br />
gaan. Hierdoor kunnen, ingeval van ernstige calamiteiten, levensbedreigende situaties<br />
ontstaan. Een centrale, openbare weg zorgt ervoor dat hulpverleners vanuit verschillende<br />
richtingen snel ter plaatse kunnen zijn.<br />
b. Volgens belanghebbende zijn met de Molecaten Groep in het verleden afspraken gemaakt<br />
dat recreatiewoningen met een onderlinge afstand van minder dan 3 m verplaatst dienen<br />
te worden. Uit het bestemmingsplan wordt opgemaakt dat tot nu toe niet effectief gebruikte<br />
terreinen in de toekomst doelmatiger gebruikt zullen gaan worden (voetbalveld, groot parkeerterrein,<br />
hertenkamp en populierenbos). Dit is het geschikte moment om de vrijkomende<br />
terreinen te gebruiken voor recreatiewoningen die noodgedwongen verplaatst<br />
moeten worden. Recreanten, die vanwege de aangescherpte regelgeving verplaatst moeten<br />
worden, dienen als eerste in aanmerking te komen voor een grotere kavel.<br />
Commentaar<br />
a. Voor de beantwoording op dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording<br />
onder 3.<br />
b. Het beleid van de ondernemer en de gemeente is gericht op het verbeteren van de kwaliteit<br />
van de recreatieterreinen en de overige voorzieningen. Uitsluitend in dat kader zal het<br />
recreatiepark mogen uitbreiden. Verplaatsing van recreatiewoningen en toewijzing van kavels<br />
binnen het recreatiepark is in eerste instantie voorbehouden aan de exploitant van het<br />
park. Het bestemmingsplan biedt uitsluitend het ruimtelijk juridische kader waar in nieuwe<br />
situaties aan moet worden getoetst.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpplan.<br />
11. Kampeervereniging 't Hertekamp, secretariaat H. Bos, Reviusrondeel 20,<br />
2902 EA Capelle aan den IJssel<br />
Reactie<br />
De reactie van de kampeervereniging heeft in grote lijnen betrekking op het herinrichtingsplan<br />
van de Molecaten Groep om de camping rond de velden 1 tot en met 9 te herstructureren. Dit<br />
plan wordt uitgebreid in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> beschreven. Dit is<br />
de aanleiding om ook te reageren op het voorontwerpplan.<br />
a. In het plan wordt ervan uitgegaan dat vrijwel elke caravan is voorzien van eigen sanitair. Er<br />
zijn echter caravans zonder douche en toilet, zodat gebruik wordt gemaakt van de centrale<br />
voorzieningen. De kampeervereniging verwacht dat er in de toekomst toch sanitaire voorzieningen<br />
moeten blijven. Deze kunnen eventueel worden gecombineerd met de voorzieningen<br />
op de toeristische standplaatsen, mits de maximale afstand van 150 m niet wordt<br />
overschreden.<br />
b. Aangegeven is dat het Praethuys wordt aangemerkt als een mogelijkheid voor uitbreiding<br />
van de verblijfsaccommodatie op eigen terrein. De vereniging organiseert hier echter veel<br />
activiteiten voor de recreanten. Een recreatiegebouw is nodig en zal een bijdrage leveren<br />
aan de kwaliteit van de recreatievoorzieningen. Ook de botenloods wordt nog steeds gebruikt<br />
voor de winteropslag van boten en caravans. Een deel is ook in gebruik voor de opslag<br />
van materialen. De behoefte aan opslag blijft.<br />
c. In het ontwerp is er slechts één speelplaats die alleen bereikbaar is via de openbare Gorslaan.<br />
Gepleit wordt voor meerdere, veilig te bereiken speeltuintjes.<br />
d. Aangenomen wordt dat de telefooncel wordt verplaatst naar de centrale voorzieningen.<br />
e. Voor 100 toeristische en 260 vaste standplaatsen zijn 450 parkeerplaatsen gepland. Dit is<br />
1,25 parkeerplaats per perceel, dus minder dan de vereiste 1,4.<br />
f. De afstand tussen de caravan en het verzamelpunt voor afval is op sommige plaatsen erg<br />
groot. Vooral voor ouderen is dit bezwaarlijk. Wellicht dat voor een enkeling het afval wekelijks<br />
kan worden opgehaald.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 10<br />
g. In de omschrijving wordt uitgegaan van maximaal 100 toeristische plaatsen, op de plantekening<br />
staat een maximum van 50. Voorts staat op de plantekening dat de 260 vaste<br />
standplaatsen deels worden ondergebracht op het te ontbossen terrein ten noorden van<br />
Bosland. Volgens de omschrijving en figuur 6 worden de 260 kampeerplaatsen al verwezenlijkt<br />
in fase 1, zodat dat deel van het bos voor andere (kampeer)doeleinden kan worden<br />
gebruikt.<br />
h. Het terrein Abrikozenhof heeft aan de zuidzijde geen groene rand, op de plantekening is<br />
deze wel vermeld. Dat betekent wel een plaats minder.<br />
i. De laatste jaren zijn al grotere kampeerplaatsen gecreëerd. De betrokken kampeerders<br />
gaan ervan uit dat zij geen onderdeel uitmaken van de herstructurering. Dit blijkt niet het<br />
geval. Het aantal opzeggingen als gevolg hiervan kan mogelijk worden beperkt door het<br />
indelingsplan zodanig te wijzigen dat (veel) caravans kunnen blijven staan.<br />
j. Enkele kampeerplaatsen zijn alleen toegankelijk via de Gorslaan. Het grootste bezwaar<br />
hiertegen is het gevaar voor spelende kinderen. Een kampeerplaats moet bereikbaar zijn<br />
via secundaire campingwegen, paden en/of grasvlaktes.<br />
Commentaar<br />
Algemeen<br />
De inrichting en het op peil houden van de voorzieningen op het recreatiepark is in eerste instantie<br />
een zaak van de eigenaar/exploitant van het recreatiepark. Er mag van worden uitgegaan<br />
dat, in het belang van een goede onderneming, de exploitant een goed en kwalitatief<br />
hoogwaardig product aanbiedt aan de recreanten. Het niveau van de voorzieningen zal hierbij<br />
een belangrijke factor zijn. Ditzelfde geldt voor de inrichting. Dit zijn zaken die in het bestemmingsplan<br />
niet zijn vastgelegd. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden, zoals het realiseren<br />
van sanitaire voorzieningen. Het bestemmingsplan kan echter niet afdwingen dat deze sanitaire<br />
voorzieningen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Bovendien is het betreffende herinrichtingsplan<br />
inmiddels gerealiseerd. De gemaakte opmerkingen zijn daardoor voor een belangrijk<br />
deel achterhaald. Om die reden wordt niet afzonderlijk op iedere opmerking van de kampeervereniging<br />
ingegaan.<br />
De volgende punten geven nog aanleiding tot een afzonderlijk commentaar:<br />
b. Het Praethuys en de botenloods hebben geen op hun specifieke functie gerichte bestemming<br />
gekregen. Ter wille van de flexibiliteit maken deze gebouwen onderdeel uit van de<br />
bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Het nadeel daarvan is dat de drempel om bestaande<br />
voorzieningen te handhaven mogelijk wat lager kan zijn. De wenselijkheid van een<br />
uitwisseling van bouw- en gebruiksmogelijkheden heeft in de voorliggende situatie geprevaleerd.<br />
e. Voor kampeermiddelen wordt een norm gehanteerd van 1,1 parkeerplaats per kampeermiddel,<br />
voor recreatiewoningen een norm van 1,4 per recreatiewoning. Deze normen zijn<br />
opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid die op een deel van het herinrichtingsgebied van<br />
toepassing is. Het aantal parkeerplaatsen voor het nieuw ingerichte deel van het recreatiepark<br />
is voldoende.<br />
g. Bij de aanpassing van het plan is de regeling van het maximum aantal standplaatsen gewijzigd.<br />
Er is nu in de voorschriften een maximum aantal verblijfseenheden voor het hele<br />
recreatiepark opgenomen, waardoor uitwisseling tussen de verschillende vormen van verblijfsaccommodatie<br />
mogelijk is.<br />
h. Het betreffende deel van de Abrikozenhof grenst aan een woonperceel van derden. Uit<br />
een oogpunt van privacy, maar ook vanwege de landschappelijke inpassing, is in het bestemmingsplan<br />
voor deze zone de bestemming Groenvoorzieningen opgenomen.<br />
Conclusie<br />
De reacties geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 11<br />
12. Kampeervereniging Larixhof, secretariaat Rembrandtlaan 83a, 3117 VP<br />
Schiedam<br />
Reactie<br />
a. In zijn algemeenheid had bij de direct betrokkene informatie moeten worden ingewonnen.<br />
Met de belangen van de Molecaten Groep wordt meer rekening gehouden dan met de huidige<br />
bezitters van de caravans en vakantiehuisjes.<br />
b. In de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven dat naast de kwaliteitsverbetering<br />
ook de aanpassing van de ontsluitingsstructuur essentieel is. Zeker wanneer<br />
is onderkend dat de huidige situatie verkeersonveilig is. Het komt dan ook onbegrijpelijk<br />
over dat nu al, op grond van financiële motieven, is besloten geen wijzigingen in de<br />
ontsluiting aan te brengen.<br />
c. In de bijlage van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn berekeningsuitgangspunten opgenomen<br />
met betrekking tot de intensiteiten en het wegverkeerslawaai van de Heindijk.<br />
Hoe pakken deze berekeningen uit voor de Gorslaan.<br />
d. Bij uitbreiding van het aantal standplaatsen zal bij de huidige infrastructuur nog meer druk<br />
komen te liggen op onveilige situaties.<br />
Commentaar<br />
a. Tijdens de voorbereiding van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> heeft overleg plaatsgehad<br />
met de Molecaten Groep. Aanleiding hiertoe vormde de wens van de gemeente tot kwaliteitsverbetering<br />
van het Recreatiecentrum Kruininger Gors. Daarnaast zijn diverse instanties<br />
in staat gesteld een reactie op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> te geven.<br />
Bovendien is tijdens een inloopavond de mogelijkheid geboden meer informatie over het<br />
plan te verkrijgen.<br />
b. Zoals in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> reeds is aangegeven, is een<br />
verbetering van de ontsluitingsstructuur, zonder financiële inbreng van derden, op dit moment<br />
niet haalbaar. Deze inbreng is niet aanwezig, zodat het realiseren van een nieuwe<br />
ontsluitingsstructuur niet uitvoerbaar is. Hiermee dient een oplossing binnen de planperiode<br />
echter niet uitgesloten te worden. Mochten er op termijn mogelijkheden bestaan de<br />
verkeersstructuur alsnog te verbeteren, dan zal een vrijstellingsprocedure overeenkomstig<br />
de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd.<br />
c. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones met uitzondering<br />
van onder andere 30 km/h-gebieden. De binnen het plangebied gelegen wegen,<br />
met uitzondering van de Heindijk, krijgen een 30 km/h-regime. De Heindijk is een gezoneerde<br />
weg. Aan de Heindijk is de mogelijkheid geboden om een nieuwe woning te realiseren.<br />
Voor de geluidsbelasting aan gevels van nieuwe woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai<br />
zijn in de Wet geluidhinder normen opgenomen. Om te kunnen beoordelen<br />
of aan de normen wordt voldaan, is akoestisch onderzoek nodig. Overigens is voor de realisering<br />
van deze woning inmiddels een vrijstellingsprocedure gevolgd op basis van artikel<br />
19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Hierdoor is in het kader van het bestemmingsplan<br />
geen sprake meer van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. Langs<br />
de Gorslaan zijn geen nieuwe woningen geprojecteerd.<br />
d. De uitbreiding van de terreinen met verblijfsaccommodatie dient uitsluitend voor de kwaliteitsverbetering<br />
van het recreatiepark. Uitbreiding van het aantal standplaatsen is hierbij<br />
niet toegestaan.<br />
De infrastructuur zal door de uitbreiding van de terreinen niet extra worden belast zodat,<br />
als reeds sprake mocht zijn van onveilige verkeerssituaties, geen extra onveilige situaties<br />
zullen ontstaan.<br />
Conclusie<br />
De reactie geven geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
13. M. Kluijtmans, Kamplaan 6, 3233 XD Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Verzocht wordt de woning Kamplaan 6 te bestemmen tot bedrijfswoning en de bijbehorende<br />
bestemming Voortuinen te laten vervallen. Bovendien wordt verzocht de mogelijkheid<br />
te bieden de woning uit te breiden tot 600 m³. De genoemde woning is in zijn geheel<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 12<br />
in gebruik als dienstwoning van de camping Gorshoeve. Deze bevat geen kantoorruimte<br />
voor de camping, hetgeen wel wenselijk is.<br />
b. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt nergens melding gemaakt van het gebouw tussen<br />
Kamplaan 4 en 6 dat als bestemming Horeca zou hebben.<br />
Commentaar<br />
a. Alle binnen het plangebied aanwezige woningen, die geen recreatiewoning zijn, zijn<br />
ondergebracht in de bestemming Woondoeleinden. Het beleid is er niet op gericht om bedrijfswoningen<br />
afzonderlijk te bestemmen. Verwezen wordt naar de beantwoording van de<br />
reactie onder 9e. Voor kantoorruimte kan een deel van de kantine worden ingericht. De inhoudsmaten<br />
van burgerwoningen zijn gebaseerd op het provinciale beleid, dat is neergelegd<br />
in de Nota Planbeoordeling 2002. In deze Nota worden maximale inhoudsmaten aangegeven<br />
voor woningen in het buitengebied. Er wordt uitgegaan van één maximale inhoudsmaat<br />
voor woning en erfbebouwing tezamen. Dit uitgangspunt is door de gemeente<br />
overgenomen. De gemeente geeft echter de voorkeur aan maximale oppervlaktematen in<br />
plaats van maximale inhoudsmaten. De feitelijke uitbreidingsmogelijkheden van de woning<br />
van betrokkene zijn afhankelijk van de huidige omvang van de woning.<br />
b. Het betreffende gebouw wordt aangemerkt als kantine bij de camping. Horeca-activiteiten<br />
zijn toegestaan voor zover deze zich richten op de gasten van de camping. Een afzonderlijke<br />
horecabestemming is op deze locatie niet wenselijk gelet op de ligging in de nabijheid<br />
van woningen.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
14. Recreatiepark Kruininger Gors b.v., Gorsplein 2, 3233 XC Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. Verzocht wordt de juiste naam van de onderneming, te weten Recreatiepark Kruininger<br />
Gors, te vermelden. Overal waar wordt gesproken over het recreatiecentrum dient dit te<br />
worden gewijzigd in het recreatiepark.<br />
b. Voor het wandelpad aan de noordzijde van het Recreatiepark Kruininger Gors wordt het<br />
volgende opgemerkt: de bevoegdheid tot het geheel of gedeeltelijk afsluiten van delen van<br />
het terrein is uitsluitend de bevoegdheid van de eigenaar van het recreatiepark. Voordat tot<br />
gedeeltelijke afsluiting is besloten, is veel hinder ondervonden van derden die overlast<br />
veroorzaakten en eigendommen van anderen niet respecteerden. Met de gedeeltelijke afsluiting<br />
is getracht de veiligheid van de gasten en hun eigendommen te vergroten. Met<br />
name gedurende de winterperiode was er sprake van inbraak en vandalisme.<br />
c. De verwijzing in de toelichting naar een convenant/intentieverklaring, waarin is opgenomen<br />
dat "verandering van de bestemming van natuur- en duingebied is uitgesloten", is verwarrend<br />
en vraagt om een nadere toelichting.<br />
Partijen hebben daar waar is gesproken over "bestemming" op hoofdlijnen, een deel van<br />
het recreatiepark willen benoemen. Met "bestemming van natuur- en duingebied" is nadrukkelijk<br />
niet, althans niet door het Recreatiepark Kruininger Gors, bedoeld vooruit te lopen<br />
op een in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> genoemde feitelijke bestemming als natuur-<br />
en duingebied.<br />
Met het oog op ruimtegebrek dat ontstaat bij de voorgenomen herstructurering, is voor de<br />
zone die deel uitmaakt van het Recreatiepark Kruininger Gors, in feite afgesproken de<br />
status quo te handhaven. Hierbij zou de duinzone niet gebruikt worden voor het uitplaatsen<br />
van recreatiewoningen.<br />
d. Het plan gaat ten onrechte uit van een duidelijk onderscheid tussen wat als strand- en<br />
duinzone en recreatiezone is aangegeven. Het terreingedeelte dat als recreatiezone is<br />
aangeduid heeft, anders dan wat in tabel 1 van de toelichting is aangegeven (een zeer besloten<br />
karakter), juist een zeer open structuur. In dat opzicht komt de passage "als zou het<br />
recreatiepark direct gelegen zijn achter een smalle duinstrook langs het Brielse Meer"<br />
vreemd over. Gelet hierop is het beter aan te geven dat het recreatiepark "direct aan het<br />
Brielse Meer ligt".<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 13<br />
e. Belanghebbende verzoekt de passage op pagina 20 1) van de toelichting "het Recreatiepark<br />
Kruininger Gors bestaat uit twee delen; het huisjesterrein en het kampeerterrein" aan<br />
te passen.<br />
f. De tekst op pagina <strong>21</strong> "duinen en bossen" onder het kopje "Landschappelijke inpassing"<br />
dient vervangen te worden door "het Brielse Meer".<br />
g. Verzocht wordt de tekst "in vrijwel alle woningen is een toilet en douche aanwezig", onder<br />
het kopje "Nuts- en sanitaire voorzieningen", te vervangen door "in vrijwel alle recreatiewoningen<br />
is een toilet en douche aanwezig".<br />
h. Het uitgangspunt dat voor de verbetering van de kwaliteit van het recreatiepark het behoud<br />
van hetzelfde aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen van groot belang is zal, naar<br />
de mening van belanghebbende, bij een stringente toepassing van dit uitgangspunt tot<br />
conflict aanleiding kunnen geven met één of meer andere uitgangspunten. Hierbij is in beschouwing<br />
genomen het grote aantal huidige plaatsen versus de voor herstructurering beperkt<br />
beschikbare ruimte. Aanbevolen wordt deze opmerking als overweging aan het plan<br />
toe te voegen.<br />
i. De woningen binnen het Recreatiepark Kruininger Gors hebben de bestemming Woondoeleinden<br />
en Voortuinen. Het nut en de noodzaak van twee verschillende bestemmingen<br />
wordt niet ingezien. Bij vervanging van de woningen kan het opsplitsen in twee bestemmingen<br />
een beperking van de mogelijkheden betekenen. Verzocht wordt aan de gehele<br />
oppervlakte van de percelen de bestemming Woondoeleinden toe te kennen.<br />
j. In het oostelijke herinrichtingsgebied zijn volgens belanghebbende op de plankaart de centrale<br />
voorzieningen niet aangegeven. Verzocht wordt het plan hierop aan te passen.<br />
k. Op de locatie Zeehoeveweg 19 zijn twee woningen geprojecteerd. Dientengevolge is het<br />
terrein niet geheel meer beschikbaar voor de uitplaatsing van kampeermiddelen. De toelichting<br />
dient hierop te worden aangepast.<br />
l. De bijzondere functie van het duingebied voor flora en fauna, als onderdeel van de ecologische<br />
hoofdstructuur, is in het plan tot uitdrukking gekomen. Het duingebied, in recreatief<br />
opzicht intensief gebruikt, moet echter wel vrij toegankelijk blijven voor onder meer verblijfsrecreanten<br />
van het recreatiepark. Het gebied mag dus niet op slot wat volgens belanghebbende<br />
wel de essentie is van de in de toelichting genoemde beperking tot extensief<br />
recreatief medegebruik.<br />
Het plan gaat voorbij aan de beleidsuitgangspunten van hogere overheden. Uit deze beleidsuitgangspunten<br />
kan worden geconcludeerd dat de beperking tot extensief recreatief<br />
medegebruik voor het duingebied te stringent is en onvoldoende recht doet aan de feitelijke<br />
en historisch gegroeide situatie. Wijzend op de hiervoor genoemde beleidsuitgangspunten<br />
en de functie van het duingebied, ligt een bestemming met intensieve dagrecreatie<br />
meer voor de hand.<br />
m. In de planbeschrijving wordt onder de noemer Algemene vrijstellingsbevoegdheid aangegeven<br />
dat hekken niet hoger mogen zijn dan 1,5 m en lichtmasten niet zijn toegestaan.<br />
Vermoed wordt dat dit bedoeld is bij de aanleg van paardenbakken. De toelichting is op dit<br />
punt niet duidelijk.<br />
n. Een groot deel van het recreatiepark heeft de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden.<br />
Hierbij zijn de gebieden voor recreatiewoningen, kampeerplaatsen en centrumvoorzieningen<br />
door middel van een subbestemming onderverdeeld. Het nut en de noodzaak van de<br />
verdeling in recreatiewoningen en kampeerplaatsen wordt niet ingezien. De verdeling<br />
vraagt nadere toelichting, waarbij de subbestemming voor de centrale voorzieningen niet<br />
ter discussie staat.<br />
De indruk kan ontstaan dat standplaatsen voor recreatiewoningen in velerlei opzichten<br />
verschillen van standplaatsen voor (sta)caravans, hetgeen niet overeenkomt met de feitelijke<br />
of toekomstige situatie. Recreatiepark Kruininger Gors geeft er de voorkeur aan dat bij<br />
handhaving van de onderscheiden subbestemmingen voor recreatiewoningen en kampeerplaatsen<br />
de mogelijkheid wordt geboden de verschillende subbestemmingen onderling<br />
uit te wisselen ten einde tijdig te kunnen inspelen op een veranderende vraag vanuit de<br />
markt en om te kunnen voldoen aan de beoogde kwaliteitsdoelstelling.<br />
o. De in het plan opgenomen maximale grondoppervlakte van een recreatiewoning voldoet<br />
niet aan de actuele normen in de verblijfsrecreatieve branche. Ditzelfde geldt voor de<br />
maximale oppervlakte van stacaravans. Deze oppervlakten, die ten tijde van het opstellen<br />
van het plan als norm konden worden aangehouden, zijn inmiddels achterhaald.<br />
1) De paginanummering is door aanpassingen in het ontwerpplan inmiddels gewijzigd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 14<br />
Verzocht wordt de mogelijkheden voor een groter grondoppervlak te bezien waarbij de<br />
volgende maten in overweging worden gegeven:<br />
recreatiewoningen:<br />
- perceel kleiner dan 180 m²: maximaal grondoppervlak recreatiewoning 60 m²;<br />
- perceel 180 m² of meer: maximaal grondoppervlak recreatiewoning 1/3 van het perceel<br />
met een maximum van 80 m²;<br />
stacaravans:<br />
- standplaats kleiner dan 145 m²: maximaal grondoppervlak stacaravan, inclusief berging,<br />
50 m²;<br />
- standplaats 145 m² of meer: 1/3 van de standplaats met een maximum van 70 m², exclusief<br />
één berging van maximaal 6 m².<br />
p. De maximale bouwhoogte van 2,5 m voor een losstaande berging bij een recreatiewoning<br />
is voldoende. Voor een inpandige berging is deze hoogte echter te gering.<br />
q. Voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van Recreatiepark Kruininger Gors is een<br />
horecavoorziening met een bebouwd grondoppervlak van 4.000 m² van belang.<br />
r. Bij de economische uitvoerbaarheid is niet aangegeven wie in de toekomst de kosten zal<br />
dragen voor de nieuwe ontsluitingsweg voor het recreatiepark.<br />
s. Het terrein Zeehoeveweg 19 en het terrein aan de westzijde van de Maasweg zijn ten onrechte<br />
bestemd voor Tuinen. Deze terreinen zijn noodzakelijk voor de herstructurering van<br />
het recreatiepark en zullen dan ook moeten worden bestemd voor recreatiewoningen.<br />
t. Het op de plankaart ingeschreven maximumaantal van 50 toeristische standplaatsen is<br />
niet in overeenstemming met het in de toelichting genoemde aantal dat nodig is voor een<br />
kwalitatief goed voorzieningenniveau. Verzocht wordt dit aantal, conform het in de toelichting<br />
genoemde aantal, te verhogen tot circa 100.<br />
u. De in het plangebied aanwezige sirenemast staat correct op de plankaart aangegeven binnen<br />
het gebied met de subbestemming kampeerplaatsen. In de voorschriften is de sirenemast<br />
echter toegestaan binnen de subbestemming voor recreatiewoningen. Verzocht<br />
wordt de voorschriften hierop aan te passen.<br />
v. Verzocht wordt, mede naar aanleiding van opmerkingen over de toelichting, de voorschriften<br />
te wijzigen ten aanzien:<br />
1. het maximumgrondoppervlak van recreatiewoningen;<br />
2. het maximumgrondoppervlak van stacaravans;<br />
3. de bouwhoogte van recreatiewoningen;<br />
4. de bouwhoogte van inpandige bergingen bij recreatiewoningen;<br />
5. de bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied.<br />
w. Voor de toekomstige bedrijfsvoering van het recreatiepark is het van belang een terrein<br />
van ten hoogste 1.000 m² te kunnen inrichten voor de verkoop, inruil en de tijdelijke stalling<br />
van kampeermiddelen. Het is niet bekend of het bestemmingsplan in zijn huidige vorm<br />
hierin voorziet.<br />
x. Verzocht wordt het plan aan te passen om de bestaande en eventueel extra te plaatsen of<br />
te verplaatsen trekkershutten te regelen.<br />
Commentaar<br />
a. Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De naam is gewijzigd in Recreatiepark Kruininger<br />
Gors.<br />
b. Het pad is gerealiseerd en mede gefinancierd door de provincie als samenhangende openbare<br />
wandelroute. Afsluiting zal derhalve grote impact hebben op de omgeving en de bereikbaarheid<br />
van andere voorzieningen. In de bestemmingsregeling is deze oost-westgerichte<br />
route om die reden expliciet genoemd.<br />
c. In de nadere toelichting wordt nog eens benadrukt dat het de bedoeling is geweest in de<br />
duinzone de status quo te handhaven. Deze toelichting is duidelijk en wordt verder voor<br />
kennisgeving aangenomen.<br />
d. In landschappelijk opzicht is er een duidelijk onderscheid in de strand- en duinzone en de<br />
recreatiezone. Het woord "besloten" als karakteristiek voor de recreatiezone is gebruikt om<br />
in ruimtelijke zin het gebied te karakteriseren. Hiermee wordt niet bedoeld een beperkte<br />
toegankelijkheid of openbaarheid. Tussen de verblijfsrecreatieterreinen en het Brielse<br />
Meer is een smal duingebied met strand aanwezig. Dat de feitelijke eigendomsgrens van<br />
het recreatiepark op kortere afstand van het Brielse Meer ligt dan de verblijfsrecreatieterreinen,<br />
doet niets af aan het feit dat qua beleving het recreatiepark niet direct aan het<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 15<br />
Brielse Meer ligt maar achter de smalle duinstrook. De redactie zal enigszins worden aangepast.<br />
e. De bedoelde passage is gebaseerd op de feitelijke situatie. Gezien dit gegeven kan niet<br />
anders dan worden vermeld dat het recreatiepark op dit moment bestaat uit een deel met<br />
voornamelijk recreatiewoningen en een deel met hoofdzakelijk (sta)caravans.<br />
f. De redactie wordt zodanig gewijzigd, dat wordt aangegeven dat niet het recreatiepark,<br />
maar de verblijfsrecreatieterreinen worden begrensd door duinen en bossen.<br />
g. Aan dit verzoek kan worden tegemoetgekomen. De toelichting wordt hierop aangepast.<br />
Het woord "woningen" wordt vervangen door recreatiewoningen.<br />
h. Het belangrijkste uitgangspunt voor de uitbreiding en de herstructurering van het recreatiepark<br />
is gelegen in het feit dat ruimte gevonden moet worden om de kwaliteit van de bestaande<br />
terreinen en het recreatief product te verbeteren. Gegeven dit uitgangspunt, is<br />
juist in het bestemmingsplan de ruimtelijke mogelijkheid geboden voor uitbreiding en herstructurering.<br />
Vanuit het oogpunt van exploitatie is als uitgangspunt het behoud van hetzelfde<br />
aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen gehanteerd. Behoud van hetzelfde<br />
aantal recreatie-eenheden kan vanwege de beperkt beschikbare ruimte inderdaad in conflict<br />
komen met andere uitgangspunten. Dit is nu ook in de toelichting als zodanig vermeld.<br />
Een vermindering van het aantal standplaatsen of recreatiewoningen is uit ruimtelijk oogpunt<br />
echter aanvaardbaar.<br />
i. Naar aanleiding van deze opmerking is de bestemmingslegging van de woningen die zijn<br />
gelegen op het Recreatiepark Kruininger Gors nogmaals bezien. Het uitgangspunt is dat<br />
een strook grond tussen de woning en de openbare weg niet wordt bebouwd. In verband<br />
daarmee is het niet wenselijk het gehele perceel te bestemmen tot Woondoeleinden. Waar<br />
dit ruimtelijk acceptabel is, wordt het bouwvlak met de bestemming Woondoeleinden<br />
enigszins verruimd. Aan dit verzoek kan daarom gedeeltelijk tegemoet worden gekomen.<br />
j. De intentie voor de locatie is in het inrichtingsplan aangegeven. Uit een oogpunt van flexibiliteit<br />
is binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden gekozen voor een vrij globale<br />
bestemmingslegging. In de doeleindenomschrijving van de bestemming Verblijfsrecreatieve<br />
doeleinden zijn bij de subbestemming voor de kampeerplaatsen de betreffende<br />
bijbehorende voorzieningen als toelaatbaar opgenomen.<br />
k. In de toelichting wordt Zeehoeveweg 19 als potentiële locatie in verband met de benodigde<br />
ruimte voor herstructurering geschrapt.<br />
l. Het in de toelichting weergegeven overheidsbeleid voor de ecologische hoofdstructuur is<br />
aanleiding geweest een beschermende natuurbestemming toe te kennen. Het behoud van<br />
de aanwezige waarden staat daarbij voorop. Bepaalde vormen van recreatief medegebruik<br />
zijn in het gebied aanvaardbaar mits de aanwezige waarden en het karakter niet worden<br />
verstoord. Het extensief medegebruik voor dagrecreatie impliceert echter niet dat het gebied<br />
minder of niet toegankelijk wordt. Intensieve vormen van recreatie vragen in het algemeen<br />
om de daarop afgestemde voorzieningen. Deze voorzieningen zijn in dit kwetsbare<br />
gebied niet gewenst. Gezien de uitgangspunten van beleid is er geen aanleiding de<br />
bestemming te wijzigen.<br />
m. Zoals in de inspraakreactie al wordt verondersteld, heeft de betreffende bepaling betrekking<br />
op de vrijstelling voor de aanleg van paardenbakken. De toelichting zal op dit punt<br />
worden verduidelijkt.<br />
n. Bij het opstellen van het conceptvoorontwerp van dit bestemmingsplan is in eerste instanties<br />
uitgegaan van de feitelijke situatie. Vervolgens hebben de ruimtelijke situatie alsmede<br />
de gewenste ontwikkeling aanleiding gegeven tot de gebiedsindeling. De gewenste situatie<br />
is totstandgekomen in overleg tussen gemeente en exploitant/eigenaar. Het grondgebruik<br />
van kampeermiddelen is niet hetzelfde als het grondgebruik van recreatiewoningen. Om<br />
die reden is het niet wenselijk in het bestemmingsplan een uitwisseling van de verschillende<br />
vormen van verblijfsaccommodatie mogelijk te maken. Wanneer er concrete plannen<br />
worden ontwikkeld voor het vervangen van kampeermiddelen door recreatiewoningen of<br />
omgekeerd, is het gemeentebestuur bereid daaraan medewerking te verlenen, mits deze<br />
plannen leiden tot kwaliteitsverbetering en deze geen verhoging van het aantal verblijfseenheden<br />
tot gevolg hebben. Hiervoor is dan een herziening van het bestemmingsplan of<br />
een vrijstelling op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke ordening nodig.<br />
o. Zoals eerder vermeld, heeft het bestemmingsplan voornamelijk tot doel een kwaliteitsverbetering<br />
van het recreatiepark tot stand te brengen. Deze kwaliteitsverbetering vindt onder<br />
andere zijn weerslag in de uitbreiding van de recreatieve terreinen binnen het grondgebied<br />
van het recreatiepark. Eveneens draagt een evenwichtige verhouding van oppervlakte van<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 16<br />
recreatieonderkomens tot de perceels- of standplaatsgrootte bij aan een verbetering van<br />
de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit die optiek is het niet wenselijk om bij de gehanteerde perceelsgrootte<br />
grotere recreatiewoningen of grotere stacaravans toe te staan.<br />
p. De bouwhoogte voor inpandige bergingen is niet afzonderlijk aangegeven. Omdat de berging<br />
inpandig is en geen afzonderlijk gebouw, zijn de hoogtematen voor recreatiewoningen<br />
van toepassing. In de praktijk zal het erop neerkomen dat de hoogte van een inpandige<br />
berging minder of gelijk is aan de hoogte van de recreatiewoning.<br />
q. In de reactie is het belang van een horecavoorziening met een bebouwd oppervlak van<br />
4.000 m² niet aangetoond. De gevraagde oppervlakte lijkt echter niet in verhouding te<br />
staan tot het aantal recreanten op het recreatiepark. Bovendien wordt het recreatiepark<br />
slechts een deel van het jaar intensief gebruikt. Wanneer de horecavoorziening ook een<br />
belangrijke functie zal vervullen voor anderen dan de verblijfsrecreanten, zal deze een onacceptabel<br />
effect opleveren op de reeds onder druk staande infrastructuur. Aan het verzoek<br />
wordt niet tegemoetgekomen.<br />
r. De nieuwe ontsluitingsweg is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de economische<br />
uitvoerbaarheid blijven de kosten hiervan dan ook buiten beschouwing. Over een<br />
toekomstige verdeling van kosten in een nieuwe situatie valt thans nog weinig met zekerheid<br />
te zeggen.<br />
s. Op het deel van het perceel Zeehoeveweg 19 is het mogelijk twee woningen te bouwen.<br />
Een van deze woningen is ter vervanging van de oorspronkelijke woning Zeehoeveweg 19,<br />
de andere woning vormt een vervanging van een woning aan de Gorslaan. In de toelichting<br />
is een aantal terreinen genoemd die in de toekomst wellicht voor herstructurering en<br />
uitplaatsing van recreatieve voorzieningen in het kader van de kwaliteitsverbetering in<br />
aanmerking komt. Hierbij is aangegeven dat de uitvoerbaarheid voor de invulling van deze<br />
terreinen nog nader moet worden onderzocht. Gezien deze onzekerheid is geen positieve<br />
bestemming of wijzigingsbevoegdheid voor recreatieve doeleinden opgenomen. Indien<br />
binnen de planperiode meer duidelijkheid is over de noodzaak en de uitvoerbaarheid, zal<br />
voor de realisering een afzonderlijke vrijstellingsprocedure conform artikel 19 van de Wet<br />
op de Ruimtelijke Ordening moeten worden gevolgd.<br />
Op dit moment bestaat er geen aanleiding aan het verzoek tegemoet te komen.<br />
t. Uit het opgestelde inrichtingsplan is op te maken dat het bestaande terrein voor toeristische<br />
standplaatsen komt te vervallen. Het op de plankaart aangegeven aantal toeristische<br />
standplaatsen is conform het op de inrichtingstekening aangegeven aantal echokampeerplaatsen.<br />
Op dit inrichtingsplan zijn niet meer toeristische standplaatsen aangegeven, zodat<br />
het op de inrichtingstekening aangegeven aantal als maximum is aangehouden.<br />
In de plantoelichting is bij de te verwachten ontwikkeling een toename van het aantal toeristische<br />
standplaatsen aangegeven, waarbij tevens is aangegeven dat de benodigde oppervlakte<br />
voor uitplaatsing en uitbreiding onvoldoende is. De benodigde ruimte zou gevonden<br />
kunnen worden in een deel van het bos. Hiervoor zal gebruik moeten worden gemaakt<br />
van de wijzigingsbevoegdheid, waarbij de bestemming Bos gewijzigd kan worden in de<br />
bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Voorwaarde hierbij is dat compensatie van<br />
het bos verzekerd is.<br />
u. Het is niet langer noodzakelijk om voor de sirenemast een regeling in het bestemmingsplan<br />
op te nemen. Dergelijke masten kunnen nu zonder bouwvergunning worden geplaatst.<br />
Toetsing aan het bestemmingsplan kan achterwege blijven.<br />
v. Zoals in de beantwoording op de reactie onder o is aangegeven, bestaat er vanwege de<br />
ruimtelijke kwaliteit geen aanleiding de maximale oppervlaktematen voor recreatiewoningen<br />
en stacaravans te wijzigen.<br />
De maximale hoogtemaat van recreatiewoningen die in de voorschriften is opgenomen zal<br />
worden verhoogd van 3,5 m tot 3,75 m.<br />
Zoals bij de beantwoording op de reactie onder l is vermeld, is er geen aanleiding het<br />
voorschrift van de bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied te wijzigen.<br />
w. Op zich is het begrijpelijk dat op een park van een dergelijke omvang en een verscheidenheid<br />
aan kampeermiddelen, een terrein voor tijdelijke stalling of inruil van kampeermiddelen<br />
die op het recreatiepark zijn of zullen worden gebruikt, aanwezig is. Tevens is het begrijpelijk<br />
dat reeds op het park gebruikte kampeermiddelen ter verkoop worden aangeboden.<br />
De verkoop van niet gebruikte kampeermiddelen is echter in strijd met de functie van<br />
het recreatieterrein. Bovendien komt door de daarbijbehorende verkeersbewegingen de<br />
infrastructuur op onacceptabele wijze onder druk. De tijdelijke stalling van kampeermiddelen<br />
en de verkoop van gebruikte kampeermiddelen kan worden beschouwd als onderge-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 17<br />
schikt onderdeel van de bedrijfsvoering. Een terrein voor de stalling van kampeermiddelen<br />
behoeft hiervoor niet afzonderlijk te worden aangegeven of bestemd. Hiervoor kan bijvoorbeeld<br />
gebruik worden gemaakt van een niet-permanent gebruikt parkeerterrein. Een afzonderlijke<br />
locatie voor de verkoop van gebruikte kampeermiddelen wordt vanuit ruimtelijk/visuele<br />
overwegingen minder wenselijk geacht. De gebruikte kampeermiddelen kunnen<br />
op de standplaats te koop worden aangeboden.<br />
x. Trekkershutten worden beschouwd als kampeeronderkomens waarvoor een bouwvergunning<br />
nodig is. In dat kader dienen de trekkershutten als afzonderlijke recreatieonderkomens<br />
te worden opgenomen in de doeleindenomschrijving van de bestemming Verblijfsrecreatieve<br />
doeleinden.<br />
Zoals in voorafgaande beantwoording reeds is aangegeven, zal uitbreiding van het recreatiepark<br />
uitsluitend mogen dienen voor de kwaliteitsverbetering van het park, waarbij het<br />
aantal recreatie-eenheden niet mag toenemen. Als gevolg hiervan zal het aantal trekkershutten<br />
in mindering worden gebracht op het aantal toegestane recreatiewoningen of het<br />
aantal standplaatsen voor kampeermiddelen. Aangezien de locatie voor de trekkershutten<br />
niet bekend is, zal moeten worden aangegeven binnen welke categorie de trekkershutten<br />
in mindering worden gebracht.<br />
Conclusie<br />
De reacties onder a, c, f, g, i, k, m, n, p, t, u, v en w zijn aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
aan te passen.<br />
15. J. Noordermeer, Heindijk 11, 3233 LE Oostvoorne<br />
Reactie<br />
a. De ondergrond van de plankaart is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie. De<br />
woning is te klein aangegeven en de hobbykas in zijn geheel niet.<br />
b. In de eerdere Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan was aangegeven dat<br />
het perceel Heindijk 11 was opgenomen in een bodemsaneringsplan van de provincie<br />
Zuid-Holland. Na overleg en nadere informatie door de gemeente bij de DCMR is niet gebleken<br />
dat sprake is van enige mogelijke bodemverontreiniging. Door de gemeente is destijds<br />
aangegeven dat een definitieve versie zou worden aangepast, hetgeen echter nergens<br />
uit blijkt.<br />
c. De in de Nota van Uitgangspunten aangegeven bouwlocaties voor nieuwbouw worden in<br />
het voorliggende plan gemist. Indien in het definitieve plan bouwmogelijkheden worden<br />
geboden, wil betrokkene in aanmerking komen voor de bouw van een woning. Aan de<br />
Heindijk is tussen huisnummer 11 en 13 voldoende ruimte. Wanneer uitbreiding van het<br />
aantal woningen wordt toegestaan is de rand van het gebied de beste locatie. De bebouwing<br />
dient dan zoveel mogelijk als lintbebouwing te worden geconcentreerd.<br />
Commentaar<br />
a. Bij het opstellen van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gebruikgemaakt van de meest<br />
recente digitale Grootschalige Basiskaart van Nederland. Deze kaart geeft over het algemeen<br />
de hoofdgebouwen aan. Afwijkingen van deze kaart kunnen enerzijds voortkomen<br />
uit gewijzigde situaties of door een onjuiste topografische vertaling van de luchtfoto. De<br />
feitelijke situatie van het hoofdgebouw zal worden aangepast. Het handmatig aanvullen<br />
van erfbebouwing op de huidige ondergrond is een tijdrovende en kostenverhogende aangelegenheid.<br />
Bij plannen voor uitbreiding van erfbebouwing zal de feitelijke omvang van<br />
woning en erfbebouwing bepalend zijn voor de vraag of meer erfbebouwing kan worden<br />
gerealiseerd.<br />
b. De locatie Heindijk 11 was opgenomen op de zogenaamde BIO-actueellijst van het Provinciaal<br />
Programma Water en Milieu 1994/1997, Dienst Water en Milieu van de provincie<br />
Zuid-Holland. Uitgaande van deze lijst is de locatie genoemd. In latere documenten van de<br />
provincie wordt de locatie niet meer genoemd. Dit geeft aanleiding de toelichting hierop<br />
aan te passen.<br />
c. Op dit moment wordt geen uitbreiding van het aantal woningen in het plangebied voorgestaan,<br />
tenzij het gaat om de vervanging van bestaande woningen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 18<br />
Conclusie<br />
De reacties onder a en b geven aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
16. Mevr. Nuhn, vertegenwoordigd door G.J. Tabbers, Goudhoekweg 3, 3233 AM<br />
Oostvoorne<br />
Reactie<br />
De gemeente heeft destijds op grond van sociale overwegingen medewerking verleend en een<br />
civielrechtelijke overeenkomst gesloten zodat een stacaravan kon worden vervangen door een<br />
semi-permanente wooneenheid. Aan deze medewerking was onder andere de voorwaarden<br />
verbonden dat de betreffende geestelijk gehandicapten, waaraan zorg verleend moet worden,<br />
voor de duur van de noodzakelijke begeleiding op het perceel van belanghebbende woonachtig<br />
mochten zijn doch de verblijfsruimte een tijdelijk karakter heeft.<br />
De gemeente heeft de civielrechtelijke overeenkomst vertaald in een artikel 17 WRO-procedure<br />
zonder belanghebbende daarvan in kennis te stellen. De artikel 17 WRO-procedure heeft betrekking<br />
op een tijdelijke bouwvergunning waarbij het bouwwerk na 5 jaar afgebroken moet<br />
worden, tenzij in het bestemmingsplan de feitelijke situatie is gelegaliseerd.<br />
2 jaar na het verlenen van de tijdelijke bouwvergunning is dit, tijdens een verzoek voor bouwvergunning<br />
voor een uitbouw aan het verblijfsgebouw, aan belanghebbende kenbaar gemaakt.<br />
Indien belanghebbende had geweten dat sprake was van een tijdelijke bouwvergunning voor 5<br />
jaar was nimmer besloten tot een investering van f. 100.000.<br />
Tijdens ambtelijk overleg is aangegeven dat het bouwwerk binnen 3 jaar afgebroken moet worden.<br />
Daarbij is door belanghebbende het verzoek gedaan een oplossing te bedenken voor het<br />
ontstane probleem. De gemeente heeft in een schriftelijk antwoord van 26 juli 2001 geen enkele<br />
suggestie gedaan voor een oplossing en geeft hierbij de indruk dat in het verleden geen toezeggingen<br />
zijn gedaan. De gemeente stelt zich, volgens belanghebbende, uiterst formeel op en<br />
beroept zich op de regels van de vergunning.<br />
Het gemeentebestuur noemt precedentwerking en aantasting van de landschappelijke waarden<br />
als belangrijkste argument voor het niet legaliseren van de bestaande situatie.<br />
Door belanghebbende wordt voorgesteld het bestemmingsvlak met de bestemming Woondoeleinden<br />
zodanig aan te passen dat het verblijfsgebouw binnen het bouwvlak komt te liggen. Het<br />
gebouw zou dan aangemerkt kunnen worden als bijgebouw. De maximumoppervlakte van erfbebouwing<br />
wordt niet overschreden.<br />
Commentaar<br />
Betrokkene is inmiddels verhuisd. Door de wijziging van de situatie is er geen aanleiding nader<br />
op de inspraakreactie in te gaan.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
17. C. van der Padt, Peltkreek 133, 3079 BL Rotterdam<br />
Reactie<br />
De reactie is hoofdzakelijk gericht tegen het afsluiten van de Gorslaan voor autoverkeer. Bij<br />
calamiteiten kan daardoor een levensgevaarlijke situatie ontstaan.<br />
Commentaar<br />
Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie<br />
die is weergegeven onder 1.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 19<br />
18. M.M. Plevier, Postbus 317, 3233 ZG Oostvoorne<br />
Reactie<br />
In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is de kavel van belanghebbende met perceelnummer 3980<br />
opgenomen in het gebied van het recreatiepark met de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden.<br />
Verzocht wordt dit perceel een andere bestemming te geven.<br />
Commentaar<br />
Het bedoelde perceel maakt geen deel uit van het recreatiepark. De gronden en de gebouwen<br />
hebben echter wel een recreatieve functie. De bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden is<br />
niet gebaseerd op eigendom, maar op de feitelijke en in de toekomst gewenste situatie.<br />
Aan het verzoek wordt niet tegemoetgekomen.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
19. P.H. Schreuter en L. Schreuter-van der Heijden, Breeweg 5, 3233 LC<br />
Oostvoorne<br />
Reactie<br />
In de reactie wordt fictief bezwaar gemaakt. Een nadere reactie volgt.<br />
Commentaar en conclusie<br />
Er is geen onderbouwing van de reactie ontvangen.<br />
20. Mevr. Speet-Nobel, vertegenwoordigd door Lobs Makelaardij, Rijksstraatweg<br />
36, 3237 LR Brielle<br />
Reactie<br />
Het in eigendom zijnde kadastrale perceel nummer 5926 heeft in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />
de bestemming Tuinen en de nadere aanwijzing (p) parkeervoorziening. Verzocht<br />
wordt deze bestemming te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Tevens<br />
wordt verzocht hierop één huisje te mogen bouwen. Eerder heeft op het perceel een woning<br />
gestaan die door brand is verwoest.<br />
Commentaar<br />
Een belangrijk doel van het bestemmingsplan is te komen tot kwaliteitsverbetering van het recreatiepark.<br />
Deze verbetering kan mede gestalte krijgen door uitplaatsing van recreatieve verblijfsmiddelen.<br />
Toename van het aantal standplaatsen voor recreatiewoningen of kampeermiddelen<br />
wordt hierbij niet voorgestaan. In de Nota van Uitgangspunten en de toelichting op het<br />
voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is een aantal terreinen genoemd dat voor uitplaatsing van recreatieve<br />
verblijfsmiddelen in aanmerking komt, waaronder het onderhavige. De terreinen zijn bestemd<br />
overeenkomstig de feitelijke situatie. Indien zich ontwikkelingen voordoen waarin het bestemmingsplan<br />
niet in voorziet, maar die wel in overeenstemming zijn met het gemeentelijke<br />
beleid, zal een vrijstellingsprocedure ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd.<br />
Aan het verzoek wordt niet tegemoetgekomen.<br />
Conclusie<br />
De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 20<br />
<strong>21</strong>. Stichting Recreanten Belangen Kruininger Gors, secretariaat<br />
Schrijnwerkerstraat 49, 3123 EJ Schiedam<br />
Reactie<br />
a. Het wordt betreurd dat geen uitvoering kan worden gegeven aan een nieuwe ontsluiting<br />
van het recreatiepark volgens de in de toelichting aangegeven gewenste situatie. Hierbij is<br />
het volstrekt onduidelijk of een andere oplossingsrichting is onderzocht.<br />
b. Het aanwijzen van het parkeergebied aan de Kamplaan lijkt er op te duiden dat de<br />
Kamplaan de hoofdontsluiting zou moeten worden. Dit is een onjuiste oplossing.<br />
c. Bij het uitblijven van de gewenste ontsluiting dient de bevordering van de dagrecreatie<br />
achterwege te blijven.<br />
d. Aangezien vrijwel alle maatregelen voor de kwaliteitsverbetering en herstructurering direct<br />
of indirect van invloed zijn op de terreinen waar recreanten een huisje hebben op een gehuurde<br />
standplaats of een standplaats op basis van erfpacht, is overleg met kampeerders/huurders<br />
over de herstructurering gewenst. Het is juist dat de uitgangspunten voor de<br />
herstructurering in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Verdere invulling zou met inachtneming<br />
van de uitgangspunten in overleg tussen de eigenaar en de recreanten kunnen<br />
plaatsvinden.<br />
De noodzaak van uitbreiding bij herstructurering wordt onderschreven. Het terugbrengen<br />
van voldoende collectieve ruimte voor sport-, speel- en recreatieve voorzieningen wordt<br />
hierbij niet als voorwaarde gesteld. Hierdoor lopen de recreanten het risico dat voorzieningen<br />
pas terugkomen wanneer hiervoor bijvoorbeeld een extra verhoging van het staangeld<br />
wordt betaald. Ook de compensatie van het populierenbos is te vaag omschreven.<br />
e. In de toelichting van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt aangegeven dat gestreefd<br />
wordt naar het openstellen van het wandelpad langs de noordzijde van het recreatiepark.<br />
In verband met de veiligheid (vandalisme en diefstal) wordt hiertegen ernstig bezwaar<br />
aangetekend.<br />
f. Voor een reactie op het in de toelichting opgenomen herinrichtingsplan wordt verwezen<br />
naar de reactie onder 11 van de kampeervereniging 't Hertekamp.<br />
g. Tussen gemeente en Molecaten Groep is een convenant/intentieverklaring gesloten. Omdat<br />
waarschijnlijk ook belangen van recreanten in het geding zijn, wordt verzocht een afschrift<br />
van dit convenant te ontvangen.<br />
Commentaar<br />
a. Zoals bij de beantwoording onder 12b reeds is aangegeven, is een verbetering van de ontsluitingsstructuur,<br />
zonder financiële inbreng van derden, op dit moment niet haalbaar.<br />
Een oplossing binnen de planperiode dient echter niet uitgesloten te worden. Mochten er<br />
op termijn mogelijkheden bestaan de verkeersstructuur alsnog te verbeteren, dan zal een<br />
vrijstellingsprocedure overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening<br />
worden gevolgd.<br />
In het hoofdstuk Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen van de toelichting<br />
op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is de gewenste ontsluitingsstructuur aan de orde<br />
gesteld. Hierbij zijn drie mogelijke varianten nader toegelicht. De varianten zijn vervolgens<br />
onderling vergeleken. Op basis hiervan is vanuit verkeerstechnisch oogpunt de hoofdontsluiting<br />
via de Heindijk als meest gewenste naar voren gekomen. De verkeersparagraaf is<br />
in 2004 overigens geactualiseerd.<br />
b. De aanwijzing van het parkeerterrein voor recreatieve doeleinden is een uitvloeisel van het<br />
beleidsvoornemen om te komen tot kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorzieningen.<br />
Hierbij wordt vooral gestreefd naar een plaatsing van de recreatiewoningen en kampeermiddelen<br />
op grotere percelen c.q. standplaatsen. De in de toelichting aangegeven ontsluiting<br />
vormt een wensbeeld. Zolang de gewenste ontsluiting nog niet kan worden gerealiseerd,<br />
zullen de bestaande wegen een functie blijven vervullen voor de afwikkeling van het<br />
verkeer.<br />
c. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn de terreinen voor dagrecreatieve voorzieningen<br />
bestemd overeenkomstig de feitelijke situatie. Een uitzondering hierop vormt het watersportcentrum<br />
aan het Brielse Meer, dat zowel voor het recreatiepark als voor dagrecreanten<br />
een functie kan vervullen. Ontsluiting hiervan vindt plaats via de Gorslaan.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 <strong>21</strong><br />
d. In de toelichting van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn de uitgangspunten voor de uitbreiding<br />
en de herstructurering aangegeven. Over deze uitgangspunten heeft overleg<br />
plaatsgehad met de exploitant van het recreatiepark. Het gemeentebestuur heeft daarbij<br />
zijn eigen verantwoordelijkheid voor een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan<br />
vormt dan ook het kader voor de verdere uitwerking van de herstructurering. Binnen de<br />
uitgangspunten heeft de exploitant ruime mogelijkheden om hier aan de herstructurering<br />
verder vorm te geven. De wenselijkheid dat over de verdere uitwerking overleg plaatsvindt<br />
tussen de exploitant en de gebruikers van het recreatiepark wordt door het gemeentebestuur<br />
onderschreven. Het bestemmingsplan is niet het gepaste instrument om het overleg<br />
tussen de eigenaar/exploitant van het recreatiepark en recreanten te sturen. Het overlegstatuut<br />
waarvan door de vereniging melding wordt gemaakt, biedt daarvoor het raamwerk.<br />
Ten aanzien van de compensatie van het populierenbos kan worden vermeld dat in de<br />
voorschriften een bevoegdheid is opgenomen om onder voorwaarden de bestemming Bos<br />
te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden.<br />
Een van de voorwaarden is dat van de bevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming<br />
Bos niet eerder gebruik mag worden gemaakt dan nadat tussen gemeente en eigenaar/exploitant<br />
overeenstemming is bereikt over de compensatie van het bos uitgaande<br />
van 1:1. Deze verplichting vloeit voort uit de Boswet.<br />
e. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie onder 14b.<br />
f. Voor beantwoording wordt verwezen naar het commentaar op de reactie van de kampeervereniging<br />
't Hertekamp onder 11.<br />
g. Het convenant kan worden ingezien op het gemeentehuis.<br />
Conclusie<br />
De reactie onder geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Inhoud van de voorschriften<br />
Hoofdstuk I Algemene bepalingen blz. 3<br />
Artikel 1 Begripsbepalingen 3<br />
Artikel 2 Wijze van meten 8<br />
Artikel 3 Oppervlaktematen en dubbeltelbepaling 9<br />
Artikel 4 Werking wettelijke regelingen 9<br />
Artikel 5 Hoogteaanduidingen 9<br />
Artikel 6 Bestaande maten 10<br />
Artikel 7 Overschrijding bouwgrenzen 10<br />
Artikel 8 Ondergrondse gebouwen 10<br />
Artikel 9 Algemene vrijstellingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden 11<br />
Artikel 10 Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO 12<br />
Artikel 11 Saneringsregeling solitaire gebouwen en overkappingen 13<br />
Artikel 12 Algemeen procedurevoorschrift 13<br />
Artikel 13 Aanvullende werking bouwverordening 13<br />
Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik 15<br />
Artikel 14 Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR) 15<br />
Artikel 15 Dagrecreatieve doeleinden (dR) 17<br />
Artikel 16 Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden (dRNL) 18<br />
Artikel 17 Gemengd Recreatiegebied (GR) 20<br />
Artikel 18 Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN) 22<br />
Artikel 19 Bos (BOS) 23<br />
Artikel 20 Woondoeleinden (W) 24<br />
Artikel <strong>21</strong> Horecadoeleinden (H) 26<br />
Artikel 22 Maatschappelijke doeleinden (M) 26<br />
Artikel 23 Bedrijfsdoeleinden (B) 27<br />
Artikel 24 Tuincentrum (TC) 28<br />
Artikel 25 Voortuinen (vT) 29<br />
Artikel 26 Tuinen (T) 30<br />
Artikel 27 Verkeersdoeleinden (V) 31<br />
Artikel 28 Groenvoorzieningen (GRO) 31<br />
Artikel 29 Water (WA) 32<br />
Artikel 30 Water met Natuurwaarden (WN) 33<br />
Artikel 31 Uit te werken verblijfsrecreatieve doeleinden - centrumgebied (UvRc) 35<br />
Artikel 32 Primaire waterkering (dubbelbestemming) 37<br />
Artikel 33 Leidingen (dubbelbestemming) 38<br />
Artikel 34 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) 39<br />
Artikel 35 Gebruik van gronden en bouwwerken 41<br />
Hoofdstuk III Overgangs- en slotbepalingen 43<br />
Artikel 36 Overgangsbepalingen 43<br />
Artikel 37 Strafbepaling 43<br />
Artikel 38 Titel 44<br />
Bijlagen:<br />
1. Staat van Bedrijfsactiviteiten.<br />
2. Staat van Horeca-activiteiten.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Hoofdstuk I Algemene bepalingen 3<br />
Artikel 1 Begripsbepalingen<br />
In deze voorschriften wordt verstaan onder:<br />
1. het bestemmingsplan of plan<br />
het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong> van de gemeente Westvoorne, vervat in de kaart en deze<br />
voorschriften.<br />
2. de kaart<br />
de gewaarmerkte kaart, bestaande uit 2 kaartbladen, met bijbehorende verklaring waarop de<br />
bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.<br />
3. aan-huis-gebonden beroep<br />
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de<br />
woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft<br />
die met de woonfunctie in overstemming is.<br />
4. aan- of uitbouw<br />
een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van het hoofdgebouw, al dan niet in<br />
functioneel opzicht van het hoofdgebouw te onderscheiden, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden<br />
is van het hoofdgebouw.<br />
5. agrarisch bedrijf<br />
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen<br />
en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:<br />
- akkerbouw en vollegronds tuinbouw:<br />
de teelt van gewassen op open grond, daaronder begrepen sier- en fruitteelt;<br />
- grondgebonden veehouderij:<br />
het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;<br />
- glastuinbouw:<br />
de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.<br />
6. archeologisch deskundige<br />
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied<br />
van de archeologische monumentenzorg.<br />
7. archeologisch onderzoek<br />
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning<br />
beschikt.<br />
8. archeologische waarde<br />
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen<br />
uit oude tijden.<br />
9. bed & breakfast<br />
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken als nevenactiviteit van nachtverblijf en waarbij<br />
het verstrekken van consumpties eventueel op een klein terras ondergeschikt is; de bewoner<br />
van het pand is exploitant van het bedrijf.<br />
10. bedrijf<br />
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen<br />
van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel<br />
uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm<br />
van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan<br />
wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Algemene bepalingen 4<br />
11. bedrijfsvloeroppervlakte<br />
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of voorziening met inbegrip van de<br />
daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.<br />
12. bedrijfswoning / dienstwoning<br />
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke kennelijk slechts is bestemd voor bewoning<br />
door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet<br />
op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.<br />
13. bestaande bouwwerken<br />
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwwerken die zijn of worden<br />
gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.<br />
14. bestemmingsgrens<br />
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.<br />
15. bestemmingsvlak<br />
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.<br />
16. bestaand gebruik<br />
het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande gebruik.<br />
17. bestaande afstanden, hoogten of oppervlakten<br />
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden, hoogten of oppervlakten<br />
die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde<br />
bij of krachtens de Woningwet.<br />
18. bestaande horizontale en verticale afmetingen / bestaande verhoudingen<br />
de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande horizontale en verticale afmetingen<br />
/ bestaande verhoudingen die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming<br />
van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.<br />
19. bouwgrens<br />
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.<br />
20. bouwperceel<br />
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />
bebouwing is toegelaten.<br />
<strong>21</strong>. bouwvlak<br />
een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en<br />
overkappingen zijn toegelaten.<br />
22. bouwwerk<br />
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats<br />
van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect<br />
steun vindt in of op de grond.<br />
23. bijgebouw<br />
een vrijstaand, afzonderlijk van de hoofdbouwmassa in ruimtelijk en functioneel opzicht te onderscheiden<br />
gebouw, ten dienste van de functie van het hoofdgebouw.<br />
24. centrumvoorzieningen<br />
voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie, zoals beheers- , onderhouds- en medische<br />
voorzieningen, wasserettes, horecabedrijven en detailhandel.<br />
25. cultuurhistorische waarde<br />
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en gaafheid.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 5<br />
26. dakkapel<br />
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van<br />
een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van<br />
de constructie in het dakvlak is geplaatst.<br />
27. dakopbouw<br />
een constructie ter vergroting van een gebouw welke zich boven de dakgoot bevindt en deels<br />
boven de oorspronkelijke nok uitkomt, waarbij de onderzijden van de constructie in een of<br />
meerdere dakvlakken van het dak zijn geplaatst.<br />
28. deskundige inzake natuur en landschap<br />
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige inzake natuur en landschap.<br />
29. detailhandel<br />
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren<br />
van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor<br />
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.<br />
30. extensieve dagrecreatie<br />
recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.<br />
31. gebouw<br />
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />
omsloten ruimte vormt.<br />
32. geluidshinderlijke inrichtingen<br />
bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,<br />
die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.<br />
33. hoofdbouwmassa<br />
hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen tezamen.<br />
34. hoofdgebouw<br />
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel<br />
gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.<br />
35. horecabedrijf<br />
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:<br />
a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en / of dranken;<br />
b. het exploiteren van zaalaccommodatie;<br />
c. het verstrekken van nachtverblijf.<br />
36. kampeermiddel<br />
een tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen, voor<br />
zover deze geen bouwwerk zijn, welke is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers<br />
hun hoofdverblijf elders hebben.<br />
37. kantoor- en praktijkruimte<br />
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief,<br />
architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee<br />
naar aard gelijk te stellen gebied.<br />
38. kassen<br />
gebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 6<br />
39. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor<br />
geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />
milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat<br />
een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overstemming is.<br />
40. landschapswaarde<br />
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak,<br />
welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang<br />
en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.<br />
41. maatschappelijke voorzieningen<br />
(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en<br />
daarmee gelijk te stellen sectoren.<br />
42. natuurwaarde<br />
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de aanwezige flora en / of fauna.<br />
43. nutsvoorzieningen<br />
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,<br />
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur<br />
voor telecommunicatie.<br />
44. ondergrondse gebouwen<br />
gebouwen of delen daarvan die zijn gelegen beneden peil.<br />
45. overkapping<br />
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.<br />
46. paardenbak<br />
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors<br />
of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.<br />
47. peil<br />
- de kruin van de weg indien de afstand tussen een bouwwerk en de kant van de weg minder<br />
dan 5 m bedraagt;<br />
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.<br />
48. permanente bewoning<br />
onder permanente bewoning wordt verstaan een kampeermiddel, stacaravan, recreatiewoning,<br />
recreatieappartement of trekkershut te gebruiken als hoofdverblijf.<br />
49. platte afdekking<br />
een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondoppervlak<br />
van het gebouw beslaat.<br />
50. recreatieappartement<br />
afzonderlijke verblijfseenheid in een gebouw, die bedoeld is om uitsluitend door een huishouden<br />
of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende<br />
een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.<br />
51. recreatiewoning<br />
een gebouw, geen recreatieappartement, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie<br />
op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te<br />
stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het<br />
jaar te worden gebruikt.<br />
52. rijksmonument<br />
het op de kaart als zodanig aangegeven rijksmonument.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 7<br />
53. risicovolle inrichting<br />
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />
54. Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt.<br />
55. Staat van Horeca-activiteiten<br />
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt.<br />
56. stacaravan<br />
een kampeermiddel als bedoeld in lid 36, dat als een bouwwerk wordt aangemerkt, maar dat<br />
ingevolge de Woningwet niet bouwvergunningplichtig is.<br />
57. standplaats<br />
het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel.<br />
58. tuincentrum<br />
een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en<br />
andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking<br />
of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en<br />
tuingrond, alsmede het in lid 59 genoemde randassortiment.<br />
59. tuincentrum, randassortiment<br />
detailhandel in artikelen welke niet rechtstreeks tot het assortiment van tuincentra behoren,<br />
waarbij de volgende goederen worden onderscheiden:<br />
a. potterie;<br />
b. dieren en dierenbenodigdheden;<br />
c. verlichtingsartikelen;<br />
d. cadeauartikelen;<br />
e. kerst- en paasartikelen;<br />
f. tuinaccessoires.<br />
60. trekkershut<br />
eenvoudig gebouw waar trekkers kunnen overnachten.<br />
61. verblijfsmiddelen<br />
voor verblijf geschikte − al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken − voer- en vaartuigen,<br />
arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor<br />
zover geen bouwwerken en / of kampeermiddelen zijnde.<br />
62. verenigings- of clubgebouw<br />
niet bedrijfsmatig geëxploiteerde ruimte waar de verblijfsrecreanten gezamenlijk activiteiten<br />
kunnen ontplooien.<br />
63. verkoopvloeroppervlak<br />
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, gebruikt en bedoeld voor de uitstalling<br />
en verkoop van detailhandelsartikelen.<br />
64. voorgevel<br />
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw gelegen tussen de buitengevels en / of<br />
het hart van de scheidsmuren.<br />
65. woning<br />
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd voor de huisvesting<br />
van één huishouden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 8<br />
Artikel 2 Wijze van meten<br />
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:<br />
1. de breedte en lengte of diepte van een gebouw<br />
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.<br />
2. de oppervlakte van een gebouw<br />
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de<br />
scheidsmuren; indien een gebouw voorzien is van een niet geheel door wanden omsloten overkapping,<br />
wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend,<br />
met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels<br />
met een diepte van minder dan 1 m.<br />
3. de vloeroppervlakte bij bedrijfvloeroppervlakte en verkoopvloeroppervlakte<br />
de oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen de binnenzijden van de scheidsmuren die de<br />
desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, met uitzondering van ruimten voor verticaal<br />
verkeer, ruimten voor gebouwinstallaties, dragende binnenmuren, vrijstaande draagconstructies<br />
en delen van vloeren waarboven de vrije hoogte lager is dan 1,5 m.<br />
4. de inhoud van een gebouw<br />
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en / of het hart<br />
van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken, dakkapellen uitgezonderd.<br />
5. de goot(- of boeibord)hoogte van een gebouw<br />
tussen het peil en de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak; indien<br />
zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden<br />
waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot<br />
of boeibord van de hoogstgelegen dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.<br />
6. de bouwhoogte van een gebouw<br />
tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, liftkokers, schoorstenen<br />
en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.<br />
7. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen<br />
tussen de onderkant van het bouwwerk en het peil.<br />
8. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde<br />
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in<br />
verticale stand gemeten.<br />
9. afstanden<br />
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen<br />
worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 9<br />
Artikel 3 Oppervlaktematen en dubbeltelbepaling<br />
1. Een op de kaart of in de voorschriften aangegeven oppervlaktemaat geeft − tenzij in hoofdstuk<br />
II anders is bepaald − aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel<br />
ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een<br />
oppervlaktemaat mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk II anders is<br />
bepaald.<br />
2. Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan<br />
uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen<br />
buiten beschouwing.<br />
Artikel 4 Werking wettelijke regelingen<br />
De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals<br />
deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.<br />
Artikel 5 Hoogteaanduidingen<br />
1. Het op de kaart achter een letter of combinatie van letters ingeschreven Arabisch cijfer, niet<br />
in een cirkel geplaatst, geeft − tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald en behoudens eventuele<br />
vrijstelling − de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen in meters aan, dan wel − voor<br />
zover een platte afdekking wordt toegepast − de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord<br />
van het platte dak.<br />
2. De in lid 1 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits<br />
deze voldoen aan het bepaalde in lid 3, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, hellende dakvlakken,<br />
topgevels, dakkapellen, dakopbouwen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in<br />
hoofdstuk II anders is bepaald.<br />
3. De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag − tenzij<br />
in hoofdstuk II anders is bepaald − ten hoogste bedragen:<br />
a. van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de<br />
openbare weg 1 m;<br />
b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;<br />
c. van lichtmasten en vlaggenmasten 15 m;<br />
d. van overkappingen 3 m;<br />
e. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 10<br />
Artikel 6 Bestaande maten<br />
1. De bestaande afstanden, hoogten of oppervlakten die meer bedragen dan ingevolge de overige<br />
voorschriften in dit plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden<br />
aangehouden.<br />
2. De bestaande afstanden die minder bedragen dan ingevolge de overige voorschriften in dit<br />
plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.<br />
3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op de oppervlakte van gebouwen en overkappingen<br />
op de gronden met de bestemming Woondoeleinden, uitgezonderd recreatiewoningen (en<br />
de eventueel daarbij behorende berging of overkapping) op de gronden met de subbestemming<br />
Wrw.<br />
4. Ingeval van verandering of heroprichting van bouwwerken waarop lid 1 en/of lid 2 van toepassing<br />
is, mogen de bestaande horizontale en verticale afmetingen niet worden vergroot, tenzij<br />
de uitbreiding qua maatvoering voldoet aan de overige voorschriften van dit plan.<br />
5. In het geval van heroprichting van bouwwerken is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van<br />
toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.<br />
Artikel 7 Overschrijding bouwgrenzen<br />
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de kaart en hoofdstuk<br />
II uitsluitend worden overschreden door:<br />
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,<br />
funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken;<br />
b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan<br />
0,5 m bedraagt.<br />
Artikel 8 Ondergrondse gebouwen<br />
Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming<br />
gebouwen toelaatbaar zijn;<br />
b. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />
c. ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en<br />
voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 11<br />
Artikel 9 Algemene vrijstellingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden<br />
Algemene vrijstellingsbevoegdheden<br />
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd − tenzij op grond van hoofdstuk II ter zake reeds<br />
vrijstelling kan worden verleend − vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor:<br />
a. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten<br />
dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse grondoppervlakte van<br />
ten hoogste 20 m² en een goothoogte van ten hoogste 4 m;<br />
b. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;<br />
c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van<br />
belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks<br />
noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen<br />
mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 15%<br />
worden vergroot.<br />
2. Vrijstelling als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend indien:<br />
a. geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden<br />
van aangrenzende gronden en bouwwerken;<br />
b. de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden zoals<br />
bedoeld in de artikelen 15, 17, 18, 29 en 33 niet onevenredig worden aangetast;<br />
c. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;<br />
d. zich daartegen geen overige dringende redenen verzetten.<br />
Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen<br />
3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking<br />
heeft op:<br />
a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse<br />
grondoppervlakte van ten hoogste 40 m² en een goothoogte van ten hoogste<br />
4 m, zulks voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 9 lid 1 onder a, algemene<br />
vrijstellingsbepaling, niet kunnen worden gebouwd;<br />
b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen<br />
te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor<br />
zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of<br />
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand<br />
van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en<br />
het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 15% worden vergroot.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 12<br />
Artikel 10 Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO<br />
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming<br />
Bos die op de kaart is voorzien van de aanduiding "wijzigingsgebied voor verblijfsrecreatie",<br />
te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden, subbestemming vRrp, met<br />
inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
a. de bestemming mag uitsluitend worden gewijzigd voor de feitelijke uitvoering ten behoeve<br />
van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors;<br />
b. van de bevoegdheid tot wijziging mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat zeker<br />
is gesteld dat compensatie van het bos uitgaande van 1:1 wordt uitgevoerd;<br />
c. het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, recreatieappartementen, standplaatsen en trekkershutten<br />
op het Recreatiepark Kruininger Gors mag niet meer bedragen dan 1.700;<br />
d. indien recreatiewoningen niet aaneen worden gebouwd, dient een afstand van ten minste<br />
3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en overkappingen op naast elkaar gelegen<br />
percelen;<br />
e. per recreatiewoning respectievelijk standplaats dient te worden voorzien in ten minste 1,4<br />
respectievelijk 1,1 parkeerplaats;<br />
f. ten behoeve van de waterhuishouding dient tenminste 10% van het oppervlak van het<br />
wijzigingsgebied voor water bestemd te worden; deze oppervlakte mag gerealiseerd worden<br />
op de gronden met de bestemming UvRc, vRrp en GRO;<br />
g. voor het overige zijn de bepalingen van artikel 14 van toepassing.<br />
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming<br />
Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden, die op de kaart is voorzien van<br />
de aanduiding "wijzigingsgebied voor verblijfsrecreatie", te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve<br />
doeleinden, subbestemming vRrp, met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
a. de bestemming mag uitsluitend worden gewijzigd voor de feitelijke uitvoering ten behoeve<br />
van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors;<br />
b. het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, recreatieappartementen, standplaatsen en trekkershutten<br />
op het Recreatiepark Kruininger Gors mag niet meer bedragen dan 1.700;<br />
c. indien recreatiewoningen niet aaneen worden gebouwd, dient een afstand van ten minste<br />
3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en overkappingen op naast elkaar gelegen<br />
percelen;<br />
d. per recreatiewoning respectievelijk standplaats dient te worden voorzien in ten minste 1,4<br />
respectievelijk 1,1 parkeerplaats;<br />
e. ten behoeve van de waterhuishouding dient tenminste 10% van het oppervlak van het<br />
wijzigingsgebied voor water bestemd te worden; deze oppervlakte mag gerealiseerd worden<br />
op de gronden met de bestemming UvRc, vRrp en GRO;<br />
f. voor het overige zijn de bepalingen van artikel 14 van toepassing.<br />
3. Een besluit tot wijziging als bedoeld in lid 2 mag niet eerder worden genomen dan nadat is<br />
gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 13<br />
Artikel 11 Saneringsregeling solitaire gebouwen en overkappingen<br />
Bij sanering van gebouwen en overkappingen die zijn gelegen op de gronden die niet zijn bestemd<br />
voor Woondoeleinden, niet behoren bij een nabijgelegen woning en tot stand zijn gekomen<br />
met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet mogen de gebouwen<br />
en overkappingen worden herbouwd, met dien verstande dat:<br />
a. de oppervlakte van de aanwezige gebouwen en overkappingen na sanering met ten minste<br />
50% is verminderd;<br />
b. de oppervlakte van de gebouwen en overkappingen na herbouw ten hoogste 30 m² bedraagt;<br />
c. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen na herbouw ten hoogste 3 m<br />
respectievelijk 3,5 m bedraagt;<br />
d. de herbouw plaatsvindt op de locatie van de te saneren gebouwen en overkappingen;<br />
e. de gebouwen en overkappingen mogen ten dienste van het wonen worden gebruikt, met<br />
dien verstande dat gebruik van de gebouwen als woning of recreatief nachtverblijf niet is<br />
toegestaan.<br />
Artikel 12 Algemeen procedurevoorschrift<br />
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging of uitwerking van dit bestemmingsplan is de in<br />
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.<br />
Artikel 13 Aanvullende werking bouwverordening<br />
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van<br />
de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:<br />
a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;<br />
b. brandweeringang;<br />
c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;<br />
d. de ruimte tussen bouwwerken;<br />
e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Algemene bepalingen 14<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik<br />
Artikel 14 Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR) zijn bestemd<br />
voor:<br />
a. ter plaatse van de subbestemming vRrp: een recreatiepark, met dien verstande dat:<br />
1. het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, standplaatsen en trekkershutten ten hoogste<br />
1.700 mag bedragen;<br />
2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen:<br />
- 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²;<br />
- 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum<br />
van 50 m²;<br />
b. ter plaatse van de subbestemming vRrw: recreatiewoningen, met bijbehorende erven en<br />
tuinen, met dien verstande dat het gezamenlijke aantal ten hoogste 4 mag bedragen;<br />
c. ter plaatse van de subbestemming vRk: standplaatsen en trekkershutten, met dien verstande<br />
dat:<br />
1. het gezamenlijke aantal standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan<br />
het op de kaart ingeschreven aantal;<br />
2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen:<br />
- 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²;<br />
- 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum<br />
van 50 m²;<br />
alsmede voor:<br />
d. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeer-<br />
en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling,<br />
verenigings- en clubgebouwen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen;<br />
e. bergbezinkbassins, water en nutsvoorzieningen;<br />
met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
f. collectieve parkeervoorzieningen zijn in het gebied ten westen van de Zeehoeveweg en<br />
ten noorden van de Kamplaan − met uitzondering van de bestaande parkeerplaatsen − uitsluitend<br />
toegestaan ter plaatse van de nadere aanwijzing (p);<br />
g. ter plaatse van gronden met de subbestemming vRrp en de gronden met de subbestemming<br />
vRk zijn geen medische voorzieningen, horeca en detailhandel toegestaan;<br />
h. ter plaatse van de gronden met de nadere aanwijzing (sp) zijn uitsluitend sport- en<br />
parkeervoorzieningen toegestaan.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />
algemeen:<br />
a. de goothoogte van verenigings- en clubgebouwen en gebouwen ten behoeve van sport-<br />
en speelvoorzieningen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen<br />
mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />
b. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;<br />
ten aanzien van de gronden met de subbestemming vRrp en vRrw:<br />
c. het grondoppervlak van een recreatiewoning mag ten hoogste bedragen:<br />
1. 45 m² bij bouwpercelen met een oppervlak van minder dan 180 m²;<br />
2. 1/4 van een bouwperceel met een oppervlak van 180 m² of meer, met een maximum<br />
van 80 m²;<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
15<br />
199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 16<br />
d. de bouwhoogte van recreatiewoningen mag ten hoogste 3,75 m bedragen;<br />
e. bij/aan/in iedere recreatiewoning mag in aanvulling op het bepaalde onder c ten hoogste<br />
één berging of overkapping met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte<br />
van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd;<br />
f. er dient een afstand van ten minste 3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en<br />
overkappingen op naast elkaar gelegen percelen indien recreatiewoningen niet aaneen<br />
worden gebouwd;<br />
ten aanzien van de gronden met de subbestemming vRk:<br />
g. bij iedere stacaravan mag ten hoogste één vrijstaande berging of overkapping met een<br />
oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />
waardevol gebied in ieder het geval het bepaalde in artikel 32, 33 en/of 34 in acht te worden<br />
genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 17<br />
Artikel 15 Dagrecreatieve doeleinden (dR)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dagrecreatieve doeleinden (dR) zijn bestemd<br />
voor:<br />
a. strand- en oeverrecreatie;<br />
b. voorzieningen voor de hulpverlening;<br />
c. dierenweides;<br />
d. beplantingen en andere groenvoorzieningen;<br />
e. paden en speelvoorzieningen;<br />
f. water.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />
- het gezamenlijke grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste<br />
500 m² bedragen.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering en / of Archeologisch waardevol<br />
gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 18<br />
Artikel 16 Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden<br />
(dRNL)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden<br />
zijn bestemd voor:<br />
a. niet gemotoriseerde dagrecreatie;<br />
b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en / of landschapswaarden;<br />
c. water.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid gebouwen<br />
3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de<br />
bouw van toiletgebouwtjes ten behoeve van de dagrecreatie, met dien verstande dat:<br />
a. het gezamenlijk grondoppervlak ten hoogste 40 m² mag bedragen en de goothoogte ten<br />
hoogste 3 m;<br />
b. de gebouwtjes zijn slechts toelaatbaar indien de natuur- en landschapswaarden van de<br />
gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden<br />
voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied<br />
in ieder geval het bepaalde in artikel 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />
Aanlegvoorschriften<br />
5. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning<br />
van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen<br />
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;<br />
b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen<br />
van andere oppervlakteverhardingen;<br />
c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven van reeds aanwezige dijken of<br />
taluds;<br />
d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />
en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />
e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip<br />
van de inwerkingtreding van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;<br />
f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het<br />
verwijderen van vegetaties;<br />
g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;<br />
h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;<br />
i. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />
6. Het verbod als bedoeld in lid 5, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan;<br />
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />
7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />
de natuur- en/of landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden<br />
of kunnen worden verkleind.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 19<br />
Adviesprocedure<br />
8. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester<br />
en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent<br />
de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken en / of werkzaamheden de natuur-<br />
en / of landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 20<br />
Artikel 17 Gemengd Recreatiegebied (GR)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Gemengd Recreatiegebied (GR) zijn bestemd<br />
voor:<br />
a. dagrecreatie;<br />
b. een jachthaven met een bijbehorende horecagelegenheid, voor zover deze horecagelegenheid:<br />
1. voorkomt in de categorie 1 of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />
2. de bedrijfsvloeroppervlakte ten hoogste 150 m² bedraagt;<br />
c. standplaatsen en trekkershutten, met dien verstande dat:<br />
1. het gezamenlijke aantal standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan<br />
het op de kaart ingeschreven aantal;<br />
2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen:<br />
- 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²;<br />
- 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum<br />
van 50 m²;<br />
d. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeer-<br />
en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling,<br />
verenigings- en clubgebouwen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen;<br />
e. water;<br />
f. ter plaatse van de subbestemming GRwb uitsluitend:<br />
1. watersportgebonden bedrijven, voor zover de bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorieën<br />
1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, en bijbehorende detailhandel<br />
in vaartuigen en watersportbenodigdheden;<br />
2. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeer-<br />
en groenvoorzieningen.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />
a. ten aanzien van de gronden zonder subbestemming:<br />
1. bij iedere stacaravan mag ten hoogste één vrijstaande berging of overkapping met een<br />
oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd;<br />
2. het gezamenlijk grondoppervlak van overige gebouwen en overkappingen mag ten<br />
hoogste 500 m² bedragen;<br />
b. ten aanzien van de subbestemming GRwb:<br />
1. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste<br />
2.500 m² bedragen;<br />
2. de bouwhoogte van kranen mag ten hoogste 15 m bedragen;<br />
c. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Horeca-activiteiten<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1<br />
onder b, aanhef en sub 1:<br />
a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 onder b sub 1 aangegeven,<br />
voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet<br />
op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren<br />
tot de in lid 1 onder b sub 1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />
b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd,<br />
voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan<br />
worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1<br />
onder b sub 1 genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik <strong>21</strong><br />
Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1<br />
onder f, aanhef en sub 1:<br />
a. om watersportgebonden bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 1 onder f<br />
sub 1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving<br />
(gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te<br />
behoren tot de in lid 1 onder f, aanhef en sub 1 genoemde categorieën van de Staat van<br />
Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat geen geluidshinderlijke of risicovolle inrichtingen<br />
zijn toegestaan;<br />
b. om watersportgebonden bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht<br />
kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals<br />
in lid 1 onder f, aanhef en sub 1 genoemd, met dien verstande dat geen geluidshinderlijke<br />
of risicovolle inrichtingen zijn toegestaan.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
6. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />
het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />
Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />
7. Het is verboden de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een<br />
opslaghoogte van meer dan 6 m, uitgezonderd masten van boten.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 22<br />
Artikel 18 Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN)<br />
zijn bestemd voor:<br />
a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschaps- en / of natuurwaarden;<br />
b. verkeersdoeleinden overeenkomstig de bepalingen van artikel 27;<br />
c. water.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken, dient indien deze<br />
gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol<br />
gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />
Aanlegvoorschriften<br />
4. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;<br />
b. het vergraven van reeds aanwezige dijken of taluds;<br />
c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />
en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />
d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het<br />
verwijderen van vegetaties;<br />
e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;<br />
f. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />
5. Het verbod als bedoeld in lid 4, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan;<br />
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />
6. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />
de landschaps- en/of natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden<br />
of kunnen worden verkleind.<br />
Adviesprocedure<br />
7. Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en<br />
wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag<br />
of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de landschaps- en/of natuurwaarden<br />
niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 23<br />
Artikel 19 Bos (BOS)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Bos (BOS) zijn bestemd voor:<br />
a. bos;<br />
b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en / of landschapswaarden;<br />
c. extensief dagrecreatief medegebruik;<br />
d. water;<br />
e. bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied<br />
in ieder geval het bepaalde in artikel 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />
Aanlegvoorschriften<br />
4. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning<br />
van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen<br />
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen<br />
van andere oppervlakteverhardingen;<br />
b. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />
en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />
c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;<br />
d. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />
5. Het verbod als bedoeld in lid 4, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan;<br />
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />
6. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />
de natuur- en/of landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden<br />
of kunnen worden verkleind.<br />
Adviesprocedure<br />
7. Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en<br />
wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag<br />
of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de natuur- en/of landschapswaarden<br />
niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 24<br />
Artikel 20 Woondoeleinden (W)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woondoeleinden (W) zijn bestemd voor:<br />
a. het wonen met bijbehorende erven en tuinen en in samenhang daarmee voor de uitoefening<br />
van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;<br />
b. water;<br />
alsmede voor:<br />
c. ter plaatse van de subbestemming Wrw: een recreatiewoning.<br />
2. Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />
in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen<br />
ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten,<br />
voor:<br />
a. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige<br />
bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 1/3 van het vloeroppervlak van de woning, met<br />
een maximum van 50 m²;<br />
b. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />
in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;<br />
c. het gebruik geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en<br />
niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt<br />
is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.<br />
Bouwvoorschriften<br />
3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. hoofdgebouwen;<br />
b. recreatiewoningen;<br />
c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;<br />
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen, met dien<br />
verstande dat de bepalingen in dit lid niet van toepassing zijn op recreatiewoningen (en de<br />
eventueel daarbij behorende bouwwerken):<br />
aantal woningen:<br />
a. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan door middel van<br />
een omcirkeld cijfer op de kaart is aangegeven;<br />
grondoppervlak:<br />
b. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag per woning ten<br />
hoogste bedragen:<br />
bestaand 1) grondoppervlak maximaal toelaatbaar grondoppervlak<br />
1. minder dan 190 m² 190 m², waarbij het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa<br />
ten hoogste 175 m² mag bedragen<br />
2. 190 m² of meer, doch 240 m²<br />
of minder<br />
3. meer dan 240 m² 240 m²<br />
bestaand grondoppervlak, met dien verstande dat in geval van<br />
vervangende nieuwbouw of vergroting van de hoofdbouwmassa<br />
het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa ten hoogste<br />
175 m² mag bedragen<br />
1) Zoals aanwezig op het tijdstip van indiening van de bouwaanvraag (in afwijking van artikel 1 lid 13).<br />
situering:<br />
c. ingeval van vervangende nieuwbouw van de hoofdbouwmassa dient ten minste 50% van<br />
het grondoppervlak van het hoofdgebouw op de plaats van het te vervangen hoofdgebouw<br />
te worden gebouwd;<br />
d. de afstand tussen gebouwen en overkappingen en de zijdelingse perceelsgrenzen dient<br />
ten minste 3 m te bedragen;<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 25<br />
e. de afstand van openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen;<br />
hoogte:<br />
f. de bouwhoogte van de hoofdbouwmassa mag ten hoogste 9 m bedragen;<br />
g. de goothoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen mag ten hoogste<br />
4 m bedragen;<br />
h. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen<br />
mag ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m bedragen;<br />
i. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen.<br />
5. Voor het bouwen van recreatiewoningen en de daarbij behorende bouwwerken gelden de<br />
volgende bepalingen:<br />
a. per bouwperceel met de subbestemming Wrw mag ten hoogste 1 recreatiewoning worden<br />
gebouwd;<br />
b. het grondoppervlak van een recreatiewoning mag ten hoogste 45 m² bedragen;<br />
c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 3,75 m bedragen;<br />
d. bij / aan / in iedere recreatiewoning mag in aanvulling op het bepaalde onder b ten hoogste<br />
één berging of overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6 m²<br />
en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;<br />
e. de afstand tussen gebouwen en overkappingen en de zijdelingse perceelsgrens dient aan<br />
één zijde ten minste 3 m te bedragen;<br />
f. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen.<br />
Vrijstellingsbevoegdheden<br />
6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4<br />
onder b, aanhef en sub 1 en 2, voor een groter grondoppervlak van de hoofdbouwmassa dan<br />
175 m², met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
a. de bevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast indien het vervangende nieuwbouw van<br />
de hoofdbouwmassa betreft, waarbij de bestaande verhoudingen van de hoofdbouwmassa<br />
worden gehandhaafd;<br />
b. bestaande horizontale en verticale maten mogen met ten hoogste 10% worden gewijzigd.<br />
7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4<br />
onder b, aanhef en sub 3, indien reeds meer dan 240 m² aan gebouwen en overkappingen op<br />
de bij de woning behorende gronden aanwezig is en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:<br />
a. het oppervlak van het meerdere boven de 240 m² wordt met minimaal de helft verminderd;<br />
b. het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa mag na sanering ten hoogste 175 m² bedragen;<br />
c. in afwijking van het bepaalde onder b mag het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa<br />
meer dan 175 m² bedragen, mits:<br />
1. de bestaande verhoudingen van de hoofdbouwmassa worden gehandhaafd;<br />
2. bestaande horizontale en verticale maten met ten hoogste 10% worden gewijzigd;<br />
d. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen per woning mag na sanering<br />
ten hoogste 400 m² bedragen;<br />
e. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend bij de sanering worden betrokken, met inachtneming<br />
van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand gekomen te zijn;<br />
f. kassen mogen tot een grondoppervlak van ten hoogste 100 m² bij de sanering worden betrokken;<br />
g. het te herbouwen gedeelte wordt gesitueerd op de gronden met de bestemming Woondoeleinden.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
8. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />
het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />
Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />
9. Het is verboden de gronden te gebruiken voor een paardenbak.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 26<br />
Artikel <strong>21</strong> Horecadoeleinden (H)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Horecadoeleinden (H) zijn bestemd voor horecabedrijven<br />
voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten,<br />
alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />
- op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Horeca-activiteiten<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1:<br />
a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 aangegeven, voor zover<br />
het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke<br />
werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de<br />
in lid 1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />
b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd,<br />
voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan<br />
worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1<br />
genoemd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />
het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />
Artikel 22 Maatschappelijke doeleinden (M)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Maatschappelijke doeleinden (M) zijn bestemd<br />
voor:<br />
a. ter plaatse van de gronden zonder subbestemming: maatschappelijke voorzieningen;<br />
b. ter plaatse van de gronden met de subbestemming Mn: een nutsbedrijf;<br />
c. bijbehorende voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanwijzingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />
- op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken dient indien deze<br />
gronden tevens zijn bestemd voor Primair Waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol<br />
gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 27<br />
Artikel 23 Bedrijfsdoeleinden (B)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden (B) zijn bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de subbestemming Boa: een opslagbedrijf in automaterialen;<br />
b. ter plaatse van de subbestemming Bbva: een bedrijf gericht op:<br />
1. de levering van brandstoffen, bouwmaterialen, gereedschappen en soortgelijke materialen<br />
en producten ten dienste van de in de omgeving aanwezige verblijfsrecreatieve<br />
accommodatie;<br />
2. reparatie en onderhoud van verblijfsrecreatieve accommodatie;<br />
alsmede voor:<br />
c. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen;<br />
met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
d. de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder a en b sub 2 zijn uitsluitend toegestaan, voor zover<br />
deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;<br />
e. de gronden voorzien van de nadere aanwijzing (z) zijn bestemd overeenkomstig de aangrenzende<br />
en bijbehorende gronden.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />
a. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens<br />
dient ten minste 1 m te bedragen.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1<br />
onder d om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 1 onder d genoemd, voor<br />
zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze<br />
of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 onder d genoemde<br />
categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat geen geluidshinderlijke<br />
of risicovolle inrichtingen zijn toegestaan.<br />
Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />
5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder het geval<br />
het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />
Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />
6. Het is verboden de gronden met de nadere aanwijzing (z) en andere onbebouwde gronden te<br />
gebruiken voor de opslag van goederen met een opslaghoogte van meer dan 3 m.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 28<br />
Artikel 24 Tuincentrum (TC)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Tuincentrum (TC) zijn bestemd voor een tuincentrum,<br />
alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />
a. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;<br />
b. het gezamenlijk grondoppervlak van kassen mag ten hoogste 7.500 m² bedragen;<br />
c. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen, geen kassen zijnde, en overkappingen<br />
mag ten hoogste 650 m² bedragen.<br />
Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />
4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />
het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 29<br />
Artikel 25 Voortuinen (vT)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Voortuinen (vT) zijn bestemd voor voortuinen behorende<br />
bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor water.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen,<br />
geen overkappingen en geen openluchtzwembaden zijnde worden gebouwd.<br />
3. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte van bouwwerken mag − indien deze worden geplaatst vóór (de lijn welke<br />
kan worden getrokken in het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw − ten<br />
hoogste 1 m bedragen;<br />
b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van toegangshekken / -palen<br />
als onderdeel van een erf-/terreinafscheiding ten hoogste 2,25 m mag bedragen over<br />
een breedte van ten hoogste 3,5 m;<br />
c. voor de bouwhoogte van bouwwerken elders geldt het bepaalde in artikel 5 lid 3, met dien<br />
verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m mag bedragen.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3<br />
onder b voor bredere toegangshekken/-palen als onderdeel van een erf-/terreinafscheiding,<br />
indien deze worden geplaatst op percelen, indien deze:<br />
a. worden geplaatst op percelen met een breedte van meer dan 50 m;<br />
b. niet breder zijn dan 20% van de perceelsbreedte, met een maximum van 10 m;<br />
c. een open structuur hebben;<br />
d. niet hoger zijn dan 2,25 m.<br />
Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />
5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />
het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />
Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />
6. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:<br />
a. een paardenbak;<br />
b. een openluchtzwembad.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 30<br />
Artikel 26 Tuinen (T)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Tuinen (T) zijn bestemd voor:<br />
a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;<br />
b. hobbymatig agrarisch gebruik;<br />
c. water;<br />
alsmede voor:<br />
d. collectieve parkeervoorzieningen ter plaatse van de nadere aanwijzing (p).<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />
a. gebouwen;<br />
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />
a. op de bij een hoofdgebouw behorende grond mag ten hoogste 1 gebouw of overkapping<br />
worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van<br />
ten hoogste 2,5 m;<br />
b. in afwijking van het bepaalde onder a mag op de gronden met de nadere aanwijzing (k)<br />
een kas worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste het op de kaart aangegeven<br />
oppervlak;<br />
c. de goothoogte van de onder b bedoelde kas mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />
d. de afstand van de onder b bedoelde kas tot woningen van derden dient ten minste 25 m te<br />
bedragen;<br />
e. de afstand van openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen;<br />
f. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen.<br />
Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />
4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />
het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />
Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />
5. Het is verboden de gronden te gebruiken voor een paardenbak.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 31<br />
Artikel 27 Verkeersdoeleinden (V)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeersdoeleinden (V) zijn bestemd voor:<br />
a. ter plaatse van de gronden zonder subbestemming: wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande<br />
rijstrook (exclusief opstelstroken en busstroken), alsmede voor bijbehorende voorzieningen<br />
zoals fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen en bermen;<br />
b. ter plaatse van de gronden met de subbestemming Vg: verblijfsgebied met een functie<br />
voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen, alsmede<br />
voor bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, fiets- en voetpaden, parkeer-, speel-<br />
en groenvoorzieningen en bermen;<br />
alsmede voor:<br />
c. bergbezinkbassins.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend bouwwerken,<br />
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />
waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en/of 34 in acht te worden<br />
genomen.<br />
Artikel 28 Groenvoorzieningen (GRO)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen (GRO) zijn bestemd voor:<br />
a. beplantingen en andere groenvoorzieningen;<br />
b. paden en speelvoorzieningen;<br />
c. bergbezinkbassins en water;<br />
d. ter plaatse van de nadere aanwijzing (o) uitsluitend opgaande beplanting.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />
waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en / of 34 in acht te worden<br />
genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 32<br />
Artikel 29 Water (WA)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water (WA) zijn bestemd voor de wateraanvoer<br />
en -afvoer en waterberging, alsmede voor bruggen en duikers.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />
zijnde, worden gebouwd.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />
waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en/of 34 in acht te worden<br />
genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 33<br />
Artikel 30 Water met Natuurwaarden (WN)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water met Natuurwaarden (WN) zijn bestemd<br />
voor:<br />
a. de wateraanvoer en -afvoer en waterberging;<br />
b. het verkeer te water;<br />
c. dagrecreatief medegebruik;<br />
d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de wateraanvoer<br />
-afvoer en waterberging en ten behoeve van het behoud, het herstel en de ontwikkeling<br />
van natuurwaarden worden gebouwd.<br />
3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedragen.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2<br />
en 3 ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het verkeer te<br />
water en / of het dagrecreatief medegebruik, met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />
a. de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen;<br />
b. de bouw van de bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de natuurwaarden van de gronden<br />
niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor<br />
herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.<br />
Verhouding samenvallen bestemmingen<br />
5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken, dient indien deze<br />
gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />
het bepaalde in artikel 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />
Aanlegvoorschriften<br />
6. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />
wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of<br />
werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de bodem, waaronder begrepen het ophogen<br />
met bagger- of grondspecie;<br />
b. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />
en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />
c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;<br />
d. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />
7. Het verbod als bedoeld in lid 6, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />
8. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />
de natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan<br />
wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />
verkleind.<br />
Adviesprocedure<br />
9. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester<br />
en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent<br />
de vraag of de door de voorgenomen bouwwerken, werken en/of werkzaamheden de natuurwaarden<br />
niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 34<br />
Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />
10. Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor het afmeren van woonschepen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 35<br />
Artikel 31 Uit te werken verblijfsrecreatieve doeleinden - centrumgebied<br />
(UvRc)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Uit te werken verblijfsrecreatieve doeleinden -<br />
centrumgebied (UvRc) zijn bestemd voor centrumvoorzieningen, recreatiewoningen en -appartementen<br />
en in verband daarmee voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen,<br />
groen- en speelvoorzieningen en water.<br />
Uitwerkingsregels<br />
2. Burgemeester en wethouders werken de in lid 1 genoemde bestemming nader uit met inachtneming<br />
van de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />
a. het aantal recreatieappartementen en recreatiewoningen mag ten hoogste 80 bedragen,<br />
met dien verstande dat het totale aantal recreatieappartementen, recreatiewoningen,<br />
standplaatsen en trekkershutten ten hoogste 1.700 bedraagt;<br />
b. de goothoogte van recreatiewoningen mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />
c. de goothoogte van overige gebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;<br />
d. het aantal parkeerplaatsen dient ten minste 1,4 per appartement of recreatiewoning te bedragen;<br />
e. ten behoeve van de waterhuishouding dient tenminste 10% van het oppervlak van het uit<br />
te werken gebied voor water bestemd te worden; deze oppervlakte mag gerealiseerd worden<br />
op de gronden met de bestemming UvRc, vRrp en GRO;<br />
f. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van de centrumvoorzieningen mag ten hoogste<br />
6 m bedragen;<br />
g. de afstand van gebouwen ten behoeve van centrumvoorzieningen en recreatieappartementen<br />
tot de grens van de gronden met de subbestemming vRrp dient ten minste 5 m te<br />
bedragen;<br />
h. recreatiewoningen mogen vrijstaand of aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat<br />
het grondoppervlak van een recreatiewoning ten hoogste mag bedragen:<br />
1. 45 m² bij bouwpercelen met een oppervlak van minder 180 m²;<br />
2. ¼ van een bouwperceel met een oppervlak van 180 m² of meer, met een maximum van<br />
80 m²;<br />
i. bij/aan/in iedere recreatiewoning mag in aanvulling op het bepaalde onder h ten hoogste<br />
één berging of overkapping met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte<br />
van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd;<br />
j. er dient een afstand van ten minste 3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en<br />
overkappingen op naast elkaar gelegen percelen indien recreatiewoningen niet aaneen<br />
worden gebouwd;<br />
k. op de gronden met de bestemming (UvRc) zijn horecabedrijven uitsluitend toegestaan,<br />
voor zover:<br />
1. deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />
2. de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging ten hoogste 650 m² bedraagt;<br />
3. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten hoogste 1.500 m² bedraagt.<br />
Voorlopig bouwverbod<br />
3. Op de gronden met de in lid 1 genoemde bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in<br />
overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een<br />
zodanig plan gestelde eisen.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3,<br />
indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen<br />
en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde<br />
wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor<br />
gemaakt ontwerp.<br />
5. Onder de in lid 4 bedoelde omstandigheden mag slechts vrijstelling worden verleend nadat<br />
belanghebbenden gedurende vier weken in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk<br />
zienswijzen kenbaar te maken en Gedeputeerde Staten vooraf schriftelijk hebben verklaard, dat<br />
zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaren hebben. Een verklaring van geen be-<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 36<br />
zwaar is niet noodzakelijk indien bij goedkeuring van het plan door Gedeputeerde Staten is verklaard<br />
dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en indien gedurende de termijn van terinzagelegging<br />
geen zienswijzen tegen het ontwerpuitwerkingsplan zijn kenbaar gemaakt. Burgemeester<br />
en wethouders stellen de ingebrachte zienswijzen schriftelijk ter kennis gesteld aan<br />
Gedeputeerde Staten.<br />
Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />
6. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />
indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied<br />
in ieder geval het bepaalde in artikel 33 en/of 34 in acht te worden genomen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 37<br />
Artikel 32 Primaire waterkering (dubbelbestemming)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen voor Primair waterkering zijn primair bestemd voor de<br />
waterkering door middel van dijken, kaden en dijksloten.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming bouwwerken,<br />
geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.<br />
3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden<br />
gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van<br />
bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt<br />
uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3,<br />
met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrijstelling<br />
wordt verleend indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.<br />
Adviesprocedure<br />
5. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de samenvallende bestemmingen<br />
te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder<br />
van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het waterkeringsbelang<br />
niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 38<br />
Artikel 33 Leidingen (dubbelbestemming)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart tevens aangewezen voor Leidingen zijn mede bestemd voor:<br />
a. binnen de dubbelbestemming bovengrondse hoogspanningsleiding: een bovengrondse<br />
hoogspanningsleiding, 380 kV;<br />
b. binnen een afstand van 5 m van de dubbelbestemming ondergrondse hoogspanningsleiding:<br />
een ondergrondse hoogspanningsleiding, 150 kV;<br />
c. binnen een afstand van 3 m van de dubbelbestemming afvalwaterpersleiding: een afvalwaterpersleiding,<br />
diameter ten hoogste 400 mm;<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.<br />
3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden<br />
gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van<br />
bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt<br />
uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3<br />
vrijstelling, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw) voorschriften.<br />
Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.<br />
Aanlegvoorschriften<br />
5. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van<br />
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende<br />
werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren,<br />
afgraven of ophogen;<br />
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en / of bomen;<br />
c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;<br />
d. diepploegen;<br />
e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven<br />
en daarmee verband houdende constructies;<br />
f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande<br />
watergangen;<br />
g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.<br />
6. Het verbod als bedoeld in lid 5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />
a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />
7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover<br />
het leidingbelang hierdoor niet evenredig wordt benadeeld.<br />
Adviesprocedure<br />
8. Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen<br />
burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de<br />
vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken en/of werkzaamheden de belangen van<br />
de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 39<br />
Artikel 34 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)<br />
Doeleindenomschrijving<br />
1. De gronden op de kaart aangewezen als Archeologisch waardevol gebied zijn mede bestemd<br />
voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.<br />
Bouwvoorschriften<br />
2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend<br />
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek<br />
noodzakelijk zijn.<br />
3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming<br />
van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden<br />
gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op:<br />
voor de gronden met de nadere aanwijzing (A) op kaartblad 2:<br />
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />
voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />
wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
b. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden beneden maaiveld plaatsvinden;<br />
voor de gronden met de nadere aanwijzing (B) op kaartblad 2:<br />
c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />
voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />
wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
d. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;<br />
e. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden dieper dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden;<br />
voor de gronden met de nadere aanwijzing (C) op kaartblad 2:<br />
f. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />
voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />
wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
g. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;<br />
h. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden dieper dan 80 cm onder maaiveld plaatsvinden;<br />
voor de gronden met de nadere aanwijzing (D) op kaartblad 2:<br />
i. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />
voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />
wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />
j. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden beneden de waterbodem plaatsvinden.<br />
Vrijstellingsbevoegdheid<br />
4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3,<br />
met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften.<br />
5. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de<br />
bouwvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de<br />
betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.<br />
6. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt voorts verleend, indien:<br />
a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische<br />
waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders<br />
in voldoende mate is vastgesteld;<br />
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de<br />
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door<br />
aan de vrijstelling voorschriften te verbinden, gericht op:<br />
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden<br />
behouden;<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 40<br />
- het doen van opgravingen;<br />
- begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.<br />
Aanlegvoorschriften<br />
7. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied<br />
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)<br />
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />
a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan in de onderstaande tabel is<br />
aangegeven, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,<br />
ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk<br />
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, is<br />
verleend;<br />
deelgebied A B C D<br />
diepte maaiveld<br />
50 cm beneden<br />
maaiveld<br />
80 cm beneden<br />
maaiveld<br />
waterbodem<br />
b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />
c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />
d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;<br />
e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en<br />
daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.<br />
8. Het verbod, zoals in lid 7 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:<br />
a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />
b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;<br />
c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.<br />
9. Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning<br />
aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken<br />
locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.<br />
10. Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien:<br />
a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische<br />
waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders<br />
in voldoende mate is vastgesteld;<br />
b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de<br />
activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de<br />
aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:<br />
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden<br />
behouden;<br />
- het doen van opgravingen;<br />
- begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.<br />
Adviesprocedure<br />
11. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester<br />
en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de<br />
vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken of werkzaamheden de archeologische belangen<br />
niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />
Wijzigingsbevoegdheid<br />
12. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een<br />
of meer bestemmingsvlakken de medebestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of<br />
gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:<br />
a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden<br />
aanwezig zijn;<br />
b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat<br />
het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden<br />
voorziet.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 41<br />
Artikel 35 Gebruik van gronden en bouwwerken<br />
1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of<br />
tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en<br />
de overige voorschriften.<br />
2. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het opslaan van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.<br />
3. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een<br />
normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge<br />
de voorschriften toegestaan.<br />
4. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte<br />
toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door<br />
dringende redenen worden gerechtvaardigd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bestemmingen en gebruik 42<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Hoofdstuk III Overgangs- en slotbepalingen<br />
Artikel 36 Overgangsbepalingen<br />
Gebruik in strijd met het plan<br />
1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />
dit plan en dat hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />
2. Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voor zover daardoor de bestaande<br />
afwijkingen van het plan naar aard en omvang worden verkleind.<br />
3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen<br />
tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat<br />
plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.<br />
Bouwwerken in strijd met het plan<br />
4. Bouwwerken, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan bestaan dan wel worden<br />
gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens<br />
de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen<br />
naar aard en omvang niet worden vergroot:<br />
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />
b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits<br />
de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.<br />
5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4<br />
ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan<br />
10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte.<br />
6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in<br />
lid 4 onder b, voor zover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk<br />
is.<br />
7. Het bepaalde in lid 4 is niet van toepassing op bouwwerken die op het genoemde tijdstip<br />
weliswaar bestaan, maar gebouwd zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.<br />
Artikel 37 Strafbepaling<br />
Overtreding van het bepaalde in:<br />
- artikel 16 lid 5;<br />
- artikel 17 lid 7;<br />
- artikel 18 lid 4;<br />
- artikel 19 lid 4;<br />
- artikel 20 lid 9;<br />
- artikel <strong>21</strong> lid 6;<br />
- artikel 25 lid 6;<br />
- artikel 26 lid 5;<br />
- artikel 30 lid 6 en 10;<br />
- artikel 33 lid 5;<br />
- artikel 34 lid 7;<br />
- artikel 35 lid 1;<br />
is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
43<br />
199.7325.00
Overgangs- en slotbepalingen 44<br />
Artikel 38 Titel<br />
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg 199.7325.00
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />
behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong> van de gemeente<br />
Westvoorne.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00
Inhoudsopgave 1<br />
I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten blz. 3<br />
0 Landbouw, jacht en bosbouw<br />
01 Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw 3<br />
1/2/3 Industrie<br />
05 Visserij- en visteeltbedrijven 3<br />
15 Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken 3<br />
16 Verwerking van tabak 5<br />
17 Vervaardiging van textiel 5<br />
18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont 5<br />
19 Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) 6<br />
20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk<br />
(excl. meubels) 6<br />
<strong>21</strong> Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren 6<br />
22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media 6<br />
23 Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie 7<br />
24 Vervaardiging van chemische producten 7<br />
25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 8<br />
26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten 8<br />
27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 9<br />
28 Vervaardiging van producten van metaal 10<br />
29 Vervaardiging van machines en apparaten 11<br />
30 Vervaardiging van kantoormachines en computers 11<br />
31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden 11<br />
32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en<br />
-benodigdheden 12<br />
33 Vervaardiging van medische apparaten/instrumenten, orthopedische artikelen e.d.,<br />
precisie- en optische instrumenten en uurwerken 12<br />
34 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers 12<br />
35 Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens en opleggers) 12<br />
36 Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. 13<br />
37 Voorbereiding tot recycling 13<br />
4 Bouwnijverheid<br />
40 Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water 13<br />
45 Bouwnijverheid 14<br />
5 Reparatie van consumentenartikelen en handel<br />
50 Handel in en reparatie van auto's en motorfietsen; benzineservicestations 14<br />
51 Groothandel (op- en overslag van goederen zonder verwerking, excl. auto's en<br />
motorfietsen) 15<br />
52 Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren 18<br />
6 Vervoer, opslag en communicatie<br />
60 Vervoer over land 18<br />
63 Dienstverlening t.b.v. het vervoer 18<br />
64 Post en telecommunicatie 18<br />
7 Verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening<br />
71 Verhuur van transportmiddelen, machines en overige roerende goederen 18<br />
72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 19<br />
73 Speur- en ontwikkelingswerk 19<br />
74 Overige zakelijke dienstverlening 19<br />
75 Overheidsdiensten 19<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Inhoudsopgave 2<br />
9 Milieudienstverlening en overige dienstverlening<br />
90 Milieudienstverlening 19<br />
93 Overige dienstverlening 20<br />
II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen <strong>21</strong><br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 3<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW<br />
01.1 Akker- en tuinbouw<br />
01.12 Tuinbouw<br />
- champignonkwekerijen (algemeen) 2 G/Gr/R C<br />
- champignonkwekerijen met mestfermentatie 3.2 Gr C<br />
- bloembollendroog- en prepareerbedrijven 2 G/Gr/S C<br />
- witlofkwekerijen (algemeen) 2 G/Gr/R C<br />
01.4 Dienstverlening t.b.v. de landbouw<br />
- algemeen (o.a. loonbedrijven) 3.2 G -<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m²<br />
bedraagt<br />
3.1 G -<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² 2 G -<br />
bedraagt<br />
- indien opslag bestrijdingsmiddelen: zie SBI-code 51.55<br />
- KI-stations 3.1 G/Gr -<br />
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven algemeen 3.1 G -<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m²<br />
bedraagt<br />
2 G -<br />
05 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN<br />
05.1 - Zeevisserijbedrijven 3.2 Gr/G C<br />
- Binnenvisserijbedrijven 3.1 Gr/G C<br />
05.2 Vis- en schaaldierkwekerijen<br />
- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 3.2 Gr/G C<br />
- visteeltbedrijven 3.1 Gr/G C<br />
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN<br />
15.1 Slachterijen en vleesverwerking<br />
- slachterijen, vervaardiging van vleeswaren en<br />
vleesconserven<br />
3.2 G/Gr C<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />
bedraagt<br />
3.1 G/Gr C<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m²<br />
bedraagt<br />
2 G/Gr -<br />
- vetsmelterijen 5 Gr C<br />
- bewerking van darmen en verwerking van ander dierlijk afval 4.2 Gr C<br />
- vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van<br />
minder dan 2.000 m² en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden<br />
3.1 G/Gr -<br />
15.2 Visverwerking<br />
- algemeen 4.2 Gr -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt 3.2 Gr -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 300 m² bedraagt 3.1 Gr -<br />
- indien drogen 5 Gr C<br />
- indien roken 4.2 Gr C<br />
15.3 Groente- en fruitverwerking<br />
- algemeen 3.2 G/Gr C<br />
- vervaardiging van aardappelproducten 4.2 Gr C<br />
- indien vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak 3.1 G/Gr -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 4<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
-<br />
van minder dan 2.000 m²<br />
verwerking van koolsoorten 4.1 Gr C<br />
- drogen van groente of fruit of fabricage van uienconserven<br />
(zoutinleggerij)<br />
4.2 Gr C<br />
15.4 Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten<br />
- algemeen 4.1 Gr C<br />
- indien de productiecapaciteit 250.000 ton/jaar of meer<br />
bedraagt<br />
4.2A G/Gr C<br />
15.5 Vervaardiging van zuivelproducten<br />
15.51 Vervaardiging van zuivelproducten<br />
- algemeen 4.2 G C<br />
- vervaardiging van consumptiemelk- en<br />
melkproducten<br />
3.2 G C<br />
- indien de productiecapaciteit voor melk-,<br />
weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten<br />
1,5 ton/uur of meer bedraagt<br />
5A G C<br />
- indien concentratie van melk of melkproducten<br />
door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit<br />
van 20 ton/uur of meer<br />
5A G C<br />
- indien de melkverwerkingscapaciteit voor<br />
consumptiemelk of -producten en geëvaporiseerde<br />
melk of -producten 55.000 ton/jaar of meer<br />
bedraagt<br />
4.2A G C<br />
15.52 Bereiding van consumptie-ijs<br />
- algemeen 3.2 G C<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m²<br />
bedraagt<br />
2 G -<br />
15.6 Vervaardiging van meel<br />
- algemeen 4.1 G C<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt 3.1 G C<br />
- indien vervaardiging van zetmeel of zetmeelderivaten met<br />
een capaciteit van 10 ton/uur of meer<br />
4.2A G C<br />
15.7 Vervaardiging van diervoeder<br />
- mengvoeder algemeen 4.1 G/Gr C<br />
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van veevoeder<br />
100 ton/uur of meer bedraagt<br />
4.2A G/Gr C<br />
- drogerijen 4.2 Gr C<br />
- indien de waterverdampingscapaciteit 10 ton/uur of meer<br />
bedraagt<br />
5A G C<br />
- veevoeder n.e.g. 3) 5 G/Gr C<br />
15.8 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen<br />
15.81/ Brood, beschuit, banket, koek en biscuit<br />
15.82 - algemeen 3.2 G/Gr C<br />
- indien de verwerkingscapaciteit minder dan<br />
2.500 kg meel/week bedraagt<br />
2 G/Gr C<br />
15.83 Suiker<br />
- algemeen 5 Gr C<br />
- vervaardiging van suiker uit suikerbieten met een<br />
capaciteit van 2.500 ton/dag of meer<br />
5A Gr C<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 5<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
15.84 Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van<br />
chocolade en suikerwerk<br />
- cacao en chocolade 5 Gr -<br />
- indien vervaardigen van chocoladewerken met een<br />
maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van<br />
2.000 m²<br />
3.2 Gr -<br />
- idem, met een maximaal oppervlak van de<br />
bedrijfsbebouwing van 200 m²<br />
2 Gr -<br />
- suikerbranden 4.2 Gr -<br />
- suikerwerk 3.2 Gr -<br />
- idem, indien met een maximaal oppervlak van de<br />
bedrijfsbebouwing van 200 m²<br />
2 Gr -<br />
15.85 Deegwaren 3.1 Gr -<br />
15.86 Overige voedingsmiddelen<br />
t/m - algemeen 4.1 Gr -<br />
15.89 - theepakkerijen en soep(aroma)fabrieken zonder<br />
poederdrogen<br />
3.2 Gr -<br />
- soep(aroma)fabrieken met poederdrogen 4.2 Gr -<br />
- koffiebranderijen 5 Gr C<br />
15.9 Vervaardiging van dranken<br />
15.91 Distilleerderijen en likeurstokerijen 4.2 Gr C<br />
15.92 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting<br />
- algemeen 4.1 G/Gr -<br />
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van gist<br />
5.000 ton/jaar of meer bedraagt<br />
4.2A G/Gr C<br />
15.93/ Vervaardiging van overige alcoholische dranken 2 G C<br />
15.94/<br />
15.95<br />
(exclusief bier)<br />
15.96/<br />
15.97<br />
Bierbrouwerijen en mouterijen 4.2 Gr C<br />
15.98 Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken 3.2 G C<br />
16 VERWERKING VAN TABAK<br />
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL<br />
17.1/ Bewerken en spinnen van textielvezels en weven van tex-<br />
17.2 tiel<br />
- algemeen 3.2 G -<br />
- indien 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen 4.2A G -<br />
aanwezig zijn<br />
17.3 Textielveredeling 3.1 G/Gr -<br />
17.4/ Vervaardiging van textielwaren<br />
17.5 - algemeen 3.1 G -<br />
- tapijten en vloerkleden 4.1 G -<br />
17.6/ Vervaardiging van gehaakte en gebreide stoffen en<br />
3.1 G -<br />
17.7 artikelen<br />
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT<br />
18.1 Vervaardiging van kleding van leer 3.1 G -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 6<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
18.2 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. leer) 2 G -<br />
18.3 Bereiden, verven en vervaardigen van (artikelen van) bont 3.1 Gr -<br />
19 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)<br />
19.1 Looien en bewerken van leer 4.2 Gr -<br />
19.2 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel) 3.1 Gr -<br />
19.3 Vervaardiging van schoeisel 3.1 G/Gr -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT, KURK, RIET EN VLECHTWERK<br />
(EXCL. MEUBELS)<br />
20.1 Primaire houtbewerking<br />
- houtzagerijen, -schaverijen e.d. 3.2 G -<br />
- houtverduurzaming met zoutoplossingen 3.1 G -<br />
- idem met creosoot of carbolineum 4.1 Gr -<br />
20.2 Vervaardiging van fineer- en plaatmaterialen 3.2 G/Gr -<br />
20.3 Vervaardiging van timmerwerk 3.2 G -<br />
20.4 Vervaardiging van houten emballage 3.2 G/R/S -<br />
20.5 Vervaardiging van overige artikelen van hout, kurk, riet en<br />
vlechtwerk<br />
- overige artikelen van hout 3.2 G/R/S -<br />
- kurkwaren, riet en vlechtwerk 2 G/S -<br />
<strong>21</strong> VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN<br />
<strong>21</strong>.1 Vervaardiging van pulp, papier en karton<br />
- pulp 4.1 G/Gr -<br />
- papier en karton algemeen 3.1 G/Gr/S -<br />
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of<br />
celstof 3 ton/uur tot 15 ton/uur bedraagt<br />
4.1A G C<br />
- idem, indien de productiecapaciteit 15 ton/uur of meer<br />
bedraagt<br />
4.2A G C<br />
<strong>21</strong>.2 Vervaardiging van papier- en kartonwaren<br />
- papierwaren, golfkarton en kartonnage 3.2 G C<br />
- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of<br />
celstof 3 ton/uur of meer bedraagt<br />
4.1A G C<br />
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA<br />
22.1 Uitgeverijen 1 G -<br />
22.2 Drukkerijen en aanverwante activiteiten<br />
- dagbladdrukkerijen, offset-rotatiedrukkerijen met thermische<br />
drogerij en rotatie-diepdrukkerijen<br />
3.2 G C<br />
- offset-drukkerijen zonder rotatiepersen, hoogdrukkerijen, 2 G/Gr C<br />
kopieerinrichtingen en vlakdrukkerijen n.e.g. 3)<br />
- chemigrafische en fotolithografische bedrijven,<br />
zeefdrukkerijen, drukkerijen n.e.g. 3) en grafische<br />
afwerkingsbedrijven (binderij e.d.)<br />
2 G/Gr -<br />
- loonzetterijen 2 Gr -<br />
22.3 Reproductie van opgenomen media 1 G/Gr -<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 7<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
23 AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE<br />
23.1 Vervaardiging van cokesovenproducten<br />
- algemeen 5 G/Gr C<br />
- productie van koolelektroden met een capaciteit van 50.000 6A Gr C<br />
ton/jaar of meer<br />
- vergassing van steenkool, vervaardigen van cokes uit<br />
steenkool of breken, malen, zeven of drogen van<br />
steenkolen, of andere mineralen of derivaten daarvan met<br />
een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 ton/jaar of<br />
meer<br />
6A G/Gr C<br />
23.2 Aardolieverwerking<br />
- raffinaderij 6 G/Gr/R C<br />
- indien de capaciteit voor het raffineren, kraken of vergassen<br />
van aardolie of aardoliefracties 10 6 ton/ jaar of meer<br />
bedraagt<br />
6A G/Gr/R C<br />
- vervaardiging van smeeroliën en -vetten (niet verbonden<br />
aan aardolieraffinaderij)<br />
3.2 G -<br />
- aardolieverwerking n.e.g. 3) 4.2 Gr -<br />
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN<br />
24.1/ Vervaardiging van basischemicaliën en farmaceutische<br />
24.4 producten<br />
- algemeen 5 G/Gr/R/S C<br />
- petrochemische producten of chemicaliën met een niet in<br />
een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of<br />
meer<br />
5A G/Gr/R C<br />
- vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een<br />
productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar<br />
4.1 G C<br />
- idem, met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of<br />
meer<br />
4.2A G C<br />
- productie van vetzuren en alkanolen uit dierlijke en<br />
plantaardige oliën en vetten met een capaciteit van 50.000<br />
ton/jaar of meer<br />
5A Gr C<br />
- overige vetzuren- en alkanolen 4.2 Gr C<br />
- grondstoffen voor geneesmiddelen en fijnchemicaliën met<br />
een capaciteit van minder dan 1.000 ton/ jaar<br />
4.2 R C<br />
- anorganische en organische grondstoffen n.e.g. 3) niet<br />
vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"<br />
4.2 Gr/R C<br />
- kleur- en verfstoffen 4.1 G/Gr/R C<br />
- idem, glazuren of emailles met een capaciteit van 5.000<br />
ton/jaar of meer<br />
4.2A G/Gr/R C<br />
- formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1 G/R -<br />
- verbandmiddelen 2 G -<br />
24.2 Vervaardiging van landbouwchemicaliën<br />
- algemeen 5 R C<br />
- indien met een niet in een gebouw opgesteld motorisch<br />
vermogen van 1 MW of meer<br />
5A G/R C<br />
24.3 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek 4.2 Gr/R C<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 8<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
24.5 Vervaardiging van zeep, was-, reinigings- en<br />
onderhoudsmiddelen, parfums en cosmetica<br />
4.2 Gr C<br />
24.6 Vervaardiging van overige chemische producten<br />
- algemeen 3.2 Gr/R -<br />
- lijm en plakmiddelen met gebruik van dierlijke grondstoffen 5 Gr -<br />
- munitie en springstoffen 5 R -<br />
-<br />
-<br />
chemische kantoorbenodigdheden<br />
chemische producten n.e.g.<br />
3.1 G/Gr/R -<br />
3) (24.66) 4.1 Gr/R C<br />
24.7 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels 4.2 G/Gr C<br />
25 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF<br />
25.1 Vervaardiging van producten van rubber<br />
- banden en rubberregeneratie 4.2 G/Gr C<br />
- rubberproducten (excl. Banden) 3.2 Gr -<br />
- vernieuwen van loopvlakken 4.1 Gr -<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 100 m² 3.1 Gr -<br />
25.2 Vervaardiging van producten van kunststof<br />
- algemeen 4.1 Gr -<br />
- indien met toepassing van fenolharsen 4.2 Gr -<br />
- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van<br />
kunststofbouwmaterialen<br />
3.1 G/Gr/R -<br />
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN<br />
26.1 Vervaardiging van glas en glaswerk<br />
- algemeen 3.2 G -<br />
- vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen<br />
voorwerpen met een capaciteit van 10 ton/uur of meer<br />
4.2A G C<br />
- vervaardigen van glaswol of glasvezels met een<br />
4.2 Gr -<br />
productiecapaciteit van minder dan 5.000 ton/jaar<br />
- idem, met een productiecapaciteit van 5.000 ton/jaar of meer 5 Gr C<br />
- glasbewerking 3.1 G/S -<br />
- glas-in-lood-zetterijen 2 G -<br />
26.2/<br />
26.3<br />
Vervaardiging van keramische producten 3.2 G/S -<br />
26.4 Vervaardiging van bakstenen, baksteenelementen en dakpannen 4.1 G/S -<br />
26.5 Vervaardiging van cement, kalk en gips<br />
26.51 Cement<br />
- algemeen 5 G C<br />
- indien productie van cement en/of cementklinkers<br />
met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />
5A G C<br />
26.52/ Kalk en gips<br />
26.53 - algemeen 4.1 G/S -<br />
- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of<br />
meer<br />
5 G -<br />
- indien breken, malen, zeven of drogen van kalk 5A G -<br />
met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />
26.6 Vervaardiging van producten van beton, cement en gips<br />
26.61 Beton- en cementwaren (voor de bouw)<br />
- algemeen 4.1 G -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 9<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- indien gebruik van persen, triltafels of<br />
bekistingstrillers met een productiecapaciteit van<br />
minder dan 100 ton/dag<br />
4.2 G -<br />
- indien gebruik van persen, triltafels of<br />
bekistingstrillers met een productiecapaciteit van<br />
minder dan 100 ton/dag<br />
5A G -<br />
26.61 Kalkzandsteen<br />
- algemeen 3.2 G/S -<br />
- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of<br />
meer<br />
4.2 G/S -<br />
- indien breken, malen, zeven of drogen met een<br />
capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />
4.2A G/S -<br />
26.62 Mineraalgebonden bouwplatenfabriek 3.2 G/S -<br />
26.63/ Beton- en cementmortel<br />
26.64 - algemeen 3.2 G/S -<br />
- vervaardigen van cement- of betonmortel met een<br />
capaciteit van 100 ton/uur of meer<br />
4.2A G/S -<br />
26.65/ Producten van beton, (vezel)cement en gips (niet voor<br />
de bouw)<br />
26.66 - algemeen 3.2 G/R/S -<br />
- indien productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer 4.2 G/R/S -<br />
- indien gebruik van persen, triltafels of<br />
bekistingstrillers met een productiecapaciteit van<br />
100 ton/dag of meer<br />
4.2A G/S -<br />
26.7 Natuursteenbewerking<br />
- algemeen 3.2 G -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 3.1 G/S -<br />
- indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit<br />
van minder dan 100.000 ton/jaar<br />
4.2 G -<br />
- indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit<br />
van 100.000 ton/jaar of meer<br />
5A G -<br />
26.8 Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale<br />
producten<br />
26.81 Schuur-, slijp- en polijstmiddelen 3.1 G/S -<br />
26.82 Overige niet-metaalhoudende minerale producten<br />
- bitumineuze materialen 4.2 Gr -<br />
- idem, met een productiecapaciteit van 100 ton/uur<br />
of meer<br />
5A Gr -<br />
- isolatiematerialen (excl. glaswol) 4.1 Gr C<br />
- indien de productiecapaciteit voor steenwol 5.000<br />
ton/jaar of meer bedraagt<br />
4.2A G C<br />
- minerale producten n.e.g. 3) 3.2 G/S -<br />
- asfaltcentrales 4.1 G -<br />
- idem, indien de productiecapaciteit 100 ton/uur of<br />
meer bedraagt<br />
4.2A G -<br />
27 VERVAARDIGING VAN METALEN IN PRIMAIRE VORM<br />
- ijzer en staalindustrie algemeen 5 G/Gr -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 10<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- non-ferro metaalindustrie algemeen (excl.<br />
ertsvoorbewerking)<br />
4.2 G -<br />
- profielzetterijen en draadtrekkerijen met een<br />
productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m²<br />
4.2 G -<br />
- malen, roosten, pelletiseren, of doen sinteren van ertsen of<br />
derivaten daarvan met een capaciteit van 1.000 ton/jaar of<br />
meer<br />
5A G/Gr C<br />
- indien de capaciteit voor de productie van primaire nonferrometalen<br />
1.000 ton/jaar of meer bedraagt<br />
5A G -<br />
- indien de capaciteit voor de productie van ruwijzer of ruw<br />
staal 1.000 ton/jaar of meer bedraagt<br />
6A G/Gr C<br />
- indien productie van metalen buizen door middel van<br />
walsen, trekken of lassen met een productieoppervlakte van<br />
2.000 m² of meer<br />
5A G -<br />
- warmbandwalserijen en koudbandwalserijen voor het tot<br />
platen omvormen van metalen of hun legeringen waarvan<br />
het smeltpunt hoger is dan 800 K en waarvan de dikte van<br />
het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm, met een<br />
productieoppervlakte van 2.000 m² of meer<br />
5A G -<br />
- walserijen of trekkerijen voor het tot profiel- en stafmateriaal<br />
omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het<br />
smeltpunt hoger is dan 800 K, met een productieoppervlakte<br />
van 2.000 m² of meer<br />
5A G -<br />
- smelterijen of gieterijen van metalen of hun legeringen met<br />
een productiecapaciteit van 4.000 ton/jaar of meer voorzover<br />
het smeltpunt van de metalen en hun legeringen hoger is<br />
dan 800 K<br />
5A G -<br />
- gieterijen 4.2 G -<br />
28 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL<br />
28.1 Vervaardiging van metaalconstructiewerken, ramen, deuren en<br />
kozijnen<br />
- gesloten gebouw 3.2 G -<br />
- in een niet gesloten gebouw met een productieoppervlak 4.1 G -<br />
kleiner dan 2.000 m²<br />
- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen<br />
door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met<br />
een niet in een gesloten gebouw ondergebracht<br />
productieoppervlak van 2.000 m² of meer<br />
5A G -<br />
28.2/ Vervaardiging van tanks en reservoirs en van ketels en<br />
28.3 radiatoren voor centrale verwarming en van stoomketels<br />
28.<strong>21</strong>/ Tanks, reservoirs en (stoom)ketels<br />
28.3 - algemeen 4.1 G -<br />
- produceren en renoveren van metalen ketels of<br />
tanks met een productieoppervlakte van 2.000 m²<br />
of meer<br />
5A G -<br />
28.22 Producten voor centrale verwarming 3.2 G/Gr/R -<br />
28.4 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal<br />
- stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1 G -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 11<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2 G -<br />
28.5 Oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking<br />
28.51 Oppervlaktebehandeling<br />
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken,<br />
verkoperen e.d.)<br />
2 G -<br />
- algemeen, scoperen, mechanische<br />
3.1 G -<br />
oppervlaktebehandeling<br />
- thermisch verzinken, thermisch vertinnen,<br />
anodiseren, eloxeren, chemische<br />
oppervlaktebehandeling, emailleren,<br />
metaalharden, lakspuiten en moffelen<br />
3.2 G/Gr -<br />
- stralen 4.1 G/S -<br />
28.52 Overige metaalbewerkende industrie 3.2 G -<br />
28.6 Vervaardiging van scharen en bestek, gereedschap en hang- en 3.2 G -<br />
sluitwerk<br />
28.7 Vervaardiging van overige producten van metaal<br />
- schroeven, massadraaiwerk, veren e.d. (metaalwaren) 3.2 G -<br />
- metalen emballage-industrie 3.2 G/Gr/R -<br />
- produceren, renoveren of schoonmaken van metalen vaten 4.2A G/Gr -<br />
met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer<br />
- smederijen van ankers en kettingen met een<br />
productieoppervlakte van 2.000 m² of meer<br />
5A G -<br />
29 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN<br />
- met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² 3.2 G -<br />
- met een productieoppervlak van 2.000 m² of meer 4.1 G -<br />
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />
installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />
motorisch vermogen van 1 MW of meer<br />
4.2A G -<br />
- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen<br />
door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met<br />
een niet in een gesloten gebouw ondergebracht<br />
productieoppervlak van 2.000 m² of meer<br />
5A G -<br />
- reparatie van machines en apparaten 3.1 G -<br />
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN<br />
COMPUTERS<br />
3.1 G -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
31 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN<br />
31.1/ Vervaardiging van elektromotoren, generatoren, transfor- 4.1 Gr -<br />
31.2 matoren, schakel- en verdeelinrichtingen<br />
31.3 Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G -<br />
31.4 Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en<br />
batterijen<br />
3.2 G/Gr -<br />
31.5 Vervaardiging van elektrische lampen, buizen en<br />
verlichtingsbenodigdheden<br />
4.2 R -<br />
31.6 Vervaardiging van overige elektrotechnische benodigdheden<br />
n.e.g. 3)<br />
3.1 G -<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 12<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
32 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR EN<br />
-BENODIGDHEDEN<br />
3.1 G/Gr -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE APPARATEN/INSTRUMENTEN, ORTHOPEDISCHE ARTIKELEN<br />
E.D., PRECISIE- EN OPTISCHE INSTRUMENTEN EN UURWERKEN<br />
2 G/Gr -<br />
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS<br />
34.1 Vervaardiging van auto's (incl. assemblage)<br />
- algemeen 4.2 G -<br />
- indien het productieoppervlak kleiner is dan 10.000 m² 4.1 G -<br />
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />
installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />
motorisch vermogen van 1 MW of meer<br />
4.2A G -<br />
34.2 Carrosseriebouw en vervaardiging van aanhangwagens en<br />
opleggers<br />
4.1 G -<br />
34.3 Vervaardiging van auto-onderdelen en -accessoires 3.2 G -<br />
35 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS EN<br />
OPLEGGERS)<br />
35.1 Scheepsbouw en scheepsreparatie<br />
- houten schepen 3.1 G/S -<br />
- kunststof schepen 3.2 G/Gr -<br />
- metalen schepen algemeen 4.1 G -<br />
- indien onderhouden, repareren of behandelen van de<br />
oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn<br />
te meten lengte van minder dan 25 m en/of het incidenteel<br />
bouwen van dergelijke schepen<br />
3.2 G/Gr/S -<br />
- indien bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van<br />
de oppervlakte van metalen schepen met een langs de<br />
waterlijn te meten lengte van 25 m of meer en/of beproeven<br />
verbrandingsmotoren met voorzieningen of installatie voor<br />
het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van<br />
1 MW of meer<br />
5A G C<br />
- scheepsloperijen 5 G -<br />
35.2 Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel<br />
- algemeen 3.2 G -<br />
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />
installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />
motorisch vermogen van 1 MW of meer<br />
4.2A G -<br />
35.3 Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (incl. reparatie)<br />
- algemeen 5 G -<br />
- zonder proefdraaien motoren 4.1 G -<br />
- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />
installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />
motorisch vermogen van 1 MW of meer en/of straalmotoren<br />
of -turbines met een stuwkracht van 9 KN of meer<br />
5A G -<br />
35.4 Vervaardiging van rijwielen, motorrijwielen en invalidenwagens 3.2 G -<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 13<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
35.5 Vervaardiging van overige transportmiddelen 3.2 G -<br />
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 3)<br />
36.1 Vervaardiging van meubels<br />
- houten of metalen meubels algemeen 3.2 G -<br />
- indien met lakspuiterij 3.2 G/Gr/R/S -<br />
- kunststof meubels algemeen 3.2 G/Gr/R -<br />
- indien met toepassing van fenolharsen (zie ook SBI-code 4.2 Gr -<br />
25.2)<br />
- rietmeubels en matrassen 3.1 G/Gr/R/S -<br />
- meubelstoffeerderijen 1 - -<br />
- overige meubels 2 G/Gr/R -<br />
36.2 Vervaardiging van sieraden e.d. 2 Gr -<br />
36.3 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 G/Gr -<br />
36.4/ Vervaardiging van spellen, speelgoed- en sportartikelen<br />
3.1 G -<br />
36.5<br />
36.6 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3)<br />
- vervaardiging van linoleum en vloerzeil 5 Gr -<br />
- sociale werkplaatsen 3.1 Gr -<br />
- idem, met lakspuiterij 3.2 G/Gr/R/S -<br />
- vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3) 3.1 G/Gr -<br />
37 VOORBEREIDING TOT RECYCLING<br />
37.1 Voorbereiding tot recycling van metaalafval<br />
- herwinning van ijzer en staal (o.a. autoshredders) 5 G C<br />
- sorteren van oud ijzer 3.2 G/R -<br />
- indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² 3.1 G/R/S -<br />
37.2 Voorbereiding tot recycling van overig afval<br />
- algemeen 4.2 G/Gr -<br />
- indien breken, malen, zeven of drogen van grond met een<br />
verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />
. in de open lucht 5A G/S -<br />
. uitsluitend in gesloten gebouwen 4.2A G -<br />
- indien breken, malen, zeven of drogen van puin met een<br />
verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer in de<br />
open lucht<br />
5 G/S -<br />
40 PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS,<br />
STOOM EN WARM WATER<br />
Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen van 50 MW of meer)<br />
- Oliegestookt/gasgestookt/warmtekrachtinstallatie 5A G C<br />
Elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen: G C<br />
- kleiner dan 10 MVA 2 G C<br />
- vanaf 10 tot 100 MVA 3.1 G C<br />
- vanaf 100 tot 200 MVA 3.2 G C<br />
- vanaf 200 tot 1000 MVA 4.2A G C<br />
- vanaf 1.000 MVA 5A G C<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 14<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
Gasdistributiebedrijf<br />
- gascompressortstation met een vermogen kleiner dan 100<br />
MW<br />
4.2 G C<br />
- gascompressortstation met een vermogen van 100 MW of<br />
meer<br />
5 G C<br />
- gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallatie cat. A 1 G C<br />
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten, gebouwen, cat. B 2 G C<br />
en C)<br />
- gasontvangst- en verdeelstations, cat. D 3.2 G C<br />
Warmtevoorzieninginstallaties gasgestookt<br />
- stadsverwarming 3.2 G C<br />
- blokverwarming 2 G/R C<br />
45 BOUWNIJVERHEID<br />
45.1/ Bouwrijp maken van terreinen/<br />
45.2 Burgerlijke en utiliteitsbouw; grond-, water- en wegenbouw (excl.<br />
grondverzet)<br />
- burgerlijke en utiliteitsbouw algemeen<br />
(aannemingsbedrijven), gemeentewerf<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />
bedraagt<br />
- heiersbedrijven, betonijzervlechtbedrijven, slopersbedrijven<br />
en steigerbouwbedrijven<br />
- grond-, water- en wegenbouwkundige bedrijven algemeen<br />
(aannemingsbedrijven)<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m²<br />
bedraagt<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />
bedraagt<br />
45.3 Bouwinstallatie<br />
- loodgieters- en fitterswerk, installatie van centrale<br />
verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur en sanitair,<br />
isolatiewerkzaamheden<br />
3.1 G/R/S -<br />
2 G/S -<br />
3.2 G/R/S -<br />
3.2 G/S -<br />
3.1 G/S -<br />
2 G/S -<br />
2 G/R -<br />
- indien met spuiterij 3.1 G/Gr/R -<br />
- elektrotechnische installatie 2 G/R -<br />
45.4 Afwerken van gebouwen<br />
- schilderen, glaszetten, afwerken van vloeren en wanden,<br />
stukadoren en overige afwerking<br />
3.1 G/Gr/R/S -<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² 2 G/Gr/R/S -<br />
bedraagt<br />
- woningstoffeerderijen 1 - -<br />
45.5 Verhuur van bouw- en sloopmachines met bedienend personeel<br />
- algemeen 3.2 G/V C<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt 3.1 G/V C<br />
50 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN; EXCLUSIEF DETAILHANDEL<br />
50.1/ Handel in en reparatie van auto's<br />
50.2 - groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2 G -<br />
- overige groothandel 3.1 G -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 15<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />
bedraagt<br />
2 G -<br />
- autoreparatiebedrijven algemeen 2 G/R -<br />
- reparatie van vrachtwagens 3.1 G/Gr -<br />
- autoplaatwerkerijen 3.2 G -<br />
- autospuit- en tectyleerinrichtingen 3.1 Gr -<br />
- autobeklederijen 1 - -<br />
- autowasserijen 2 G -<br />
- sleepbedrijven van voertuigen 3.2 G C<br />
50.3 Handel in auto-onderdelen en -accessoires<br />
- groothandel 3.1 G -<br />
- idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />
50.4 Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en<br />
accessoires<br />
- groothandel 3.1 G -<br />
- idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />
- reparatie 2 G -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
51 GROOTHANDEL (OP- EN OVERSLAG VAN GOEDEREN ZONDER VERWERKING, EXCL. AUTO'S EN<br />
MOTORFIETSEN) Voor op- en overslagbedrijven met eigen vervoersactiviteiten: zie SBI-code 60.2<br />
51.2 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren<br />
51.<strong>21</strong>/ Akkerbouwproducten en veevoeders,<br />
51.22 bloemen en planten -<br />
- algemeen 2 G/Gr/R/S -<br />
- indien op- of overslag van granen, meelsoorten,<br />
zaden, gedroogde peulvruchten, maïs of derivaten<br />
daarvan of veevoeder met een<br />
verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer<br />
4.2A G/S -<br />
- overige op- en overslag van granen 3.2 G/R/S -<br />
- opslag met koelinstallaties met een koelvermogen<br />
van 300 kW of meer<br />
3.2 G/R -<br />
- plantaardige oliën en vetten, oliehoudende<br />
grondstoffen<br />
3.2 G/Gr -<br />
51.23 Levende dieren 3.2 G C<br />
51.24 Huiden, vellen en leder 3.1 Gr -<br />
51.25 Ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen<br />
- algemeen 2 G/Gr/R/S -<br />
- opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R<br />
- 300 kW of meer<br />
51.3 Groothandel in voedings- en genotmiddelen<br />
- algemeen 2 G/Gr/R -<br />
- opslag met koelinstallaties met een vermogen van<br />
300 kW of meer<br />
3.2 G/R -<br />
- dierlijke oliën en vetten 3.2 G/Gr -<br />
51.4 Groothandel in overige consumentenartikelen<br />
- munitie 3.2 R C<br />
- consumentenvuurwerk, indien meer dan 10.000 kg wordt<br />
opgeslagen<br />
3.1 R C<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 16<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- consumentenvuurwerk, indien niet meer dan 10.000 kg<br />
wordt opgeslagen<br />
2 R C<br />
- overige 3.1 G -<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />
bedraagt<br />
2 G -<br />
51.5 Groothandel in intermediaire goederen (excl. agrarische), afval<br />
en schroot<br />
51.51 Brandstoffen en andere minerale olieproducten<br />
- minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 3.2 Gr -<br />
- vaste brandstoffen<br />
. algemeen 5 G/S -<br />
. indien het opslagterrein kleiner is dan<br />
2.500 m²<br />
3.2 S -<br />
. inrichting voor de op- en overslag van<br />
steenkool met een opslagcapaciteit van<br />
2.000 m² of meer<br />
5A G/S C<br />
- vloeibare brandstoffen<br />
. ondergrondse opslag met een capaciteit van<br />
minder dan 1.000 m³<br />
2 Gr -<br />
. bovengrondse opslag van vloeistoffen<br />
behorend tot de K3-klasse met een capaciteit<br />
van minder dan 1.000 m³<br />
3.1 R -<br />
. bovengrondse opslag van vloeistoffen<br />
behorend tot de K1/K2-klasse met een<br />
capaciteit van minder dan 1.000 m³<br />
3.2 Gr/R -<br />
. opslag met een capaciteit van 1.000 m³ of<br />
meer maar minder dan 100.000 m³<br />
4.1 R -<br />
. opslag met een capaciteit van 100.000 m³ of<br />
meer<br />
5 R -<br />
- gasvormige brandstoffen:<br />
. algemeen 4.2 R -<br />
. opslag van butaan, propaan, LPG met een<br />
capaciteit van 250 m³ of meer<br />
5 R -<br />
. opslag van gasflessen met een capaciteit van<br />
10 tot 50 m³<br />
3.2 R -<br />
. idem, met een capaciteit tot 10 m³ 2 R -<br />
51.52 Metalen en metaalertsen<br />
- metaalertsen algemeen 4.2 G/S -<br />
- indien de oppervlakte voor de opslag 2.000 m² of<br />
meer bedraagt<br />
5A G -<br />
- metalen en halffabrikaten 3.2 G -<br />
51.53 Hout en bouwmaterialen<br />
- algemeen 3.1 G -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />
bedraagt<br />
2 G<br />
- zand en grind 3.2 G/S<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />
2.000 m² bedraagt<br />
3.1 G/S -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 17<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />
500 m² bedraagt<br />
2 G/S -<br />
51.54 IJzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur<br />
- algemeen 3.1 G -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />
bedraagt<br />
2 G -<br />
51.55 Chemische producten<br />
- chemische grondstoffen en chemicaliën voor<br />
industriële toepassing algemeen<br />
3.2 R -<br />
- op- of overslag van brandbare explosieve, sterk<br />
prikkelende of giftige gassen: zie SBI-code 51.51<br />
- opslag van niet-reactieve gassen (incl. zuurstof),<br />
gekoeld<br />
3.1 R -<br />
- bestrijdingsmiddelen<br />
. algemeen 5 R -<br />
. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />
minder dan 2.500 m² bedraagt<br />
4.2 R -<br />
. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />
300 t/m 1.000 m² bedraagt<br />
4.1 R -<br />
. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />
minder dan 300 m² bedraagt<br />
3.2 R -<br />
. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />
minder dan 600 m² bedraagt en een<br />
automatische gasblusinstallatie wordt<br />
toegepast<br />
3.1 R -<br />
. indien de opslagcapaciteit minder dan 10 ton<br />
bedraagt<br />
2 R -<br />
- kunstmeststoffen 3.1 R/S -<br />
- rubber 3.1 G/Gr -<br />
51.56 Overige intermediaire goederen<br />
- textielgrondstoffen en -halffabrikaten 3.1 Gr -<br />
- papier en karton 3.1 G/R -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />
bedraagt<br />
2 G -<br />
- overige 2 G -<br />
51.57 Afval en schroot<br />
- autosloperij 3.2 G -<br />
- op- en overslag alsmede sorteren van oud ijzer,<br />
schroot, puin, glas en hout (excl. radioactief afval)<br />
3.2 G -<br />
- idem, indien het opslagterrein kleiner is dan<br />
1.000 m²<br />
3.1 G -<br />
- op- en overslag van dierlijk afval 4.2 Gr -<br />
- overige 3.1 G/R -<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />
2.000 m² bedraagt<br />
2 G -<br />
51.6 Groothandel in machines, apparaten en toebehoren<br />
- machines voor de bouwnijverheid 3.2 G -<br />
- overige 3.1 G -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 18<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />
bedraagt<br />
2 G -<br />
51.7 Overige gespecialiseerde groothandel en groothandel met<br />
algemeen assortiment<br />
- algemeen 3.1 G -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />
52 REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN<br />
52.7 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen, o.a.<br />
elektrische huishoudelijke apparatuur, schoenen)<br />
1 - -<br />
60 VERVOER OVER LAND<br />
60.2 Vervoer over de weg<br />
- goederenwegvervoer- en busbedrijven 3.2 G C<br />
- idem, indien stalling van vrachtauto's en toerwagens in een<br />
gesloten gebouw en indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />
5.000 m² bedraagt<br />
3.1 G C<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />
bedraagt<br />
3.1 G C<br />
- idem, indien stalling van vrachtauto's met koelinstallaties in<br />
de open lucht<br />
4.2 G C<br />
- idem, indien schoonmaken tanks (zie SBI-code 74.7) 3.2 G/R C<br />
- taxibedrijven 3.1 G C<br />
- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />
bedraagt<br />
2 - C<br />
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER<br />
63.1 Laad-, los- en overslagactiviteiten en opslag<br />
- loswal 3.2 G -<br />
- overige op- en overslag: zie SBI-code 51<br />
63.2 Overige dienstverlening t.b.v. het vervoer n.e.g. 3)<br />
- stalling algemeen 3.1 G/R C<br />
- caravan- en fietsenstalling 2 G C<br />
63.4 Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting 3.2 G C<br />
64 POST EN TELECOMMUNICATIE<br />
64.12 Koeriersdiensten<br />
- algemeen 3.1 G C<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt 2 - C<br />
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES EN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN<br />
71.1 Autoverhuur 2 G -<br />
71.2 Verhuur van overige transportmiddelen 3.1 G C<br />
71.3 Verhuur van machines en werktuigen<br />
71.31/ Landbouw-, bosbouw- en bouwmachines en -werk- 3.1 G C<br />
71.32 tuigen<br />
71.33 Kantoormachines en computers 2 G -<br />
71.34 Overige machines en werktuigen n.e.g. 3) 3.1 G C<br />
71.4 Verhuur van overige roerende goederen<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 19<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- algemeen 3.1 G -<br />
- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIEBUREAUS E.D.<br />
72.5 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1 G -<br />
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK<br />
73.1 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2 G/Gr/R -<br />
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />
74.4 Reclamebureaus e.d.: reclameverspreiding, reclameverlichting,<br />
reclameschilders, standbouw<br />
74.7 Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d.<br />
- reiniging van gebouwen en installaties van gebouwen<br />
(glazenwasserijen, kantoorreiniging, schoorsteenvegers, cv-<br />
ketelreiniging e.d.)<br />
3.1 G -<br />
3.1 Gr/R -<br />
- ongediertebestrijding en ontsmetting 3.2 R -<br />
- reiniging van tanks 3.2 G/R C<br />
- schoonmaken van schepen 4.2 G/Gr/R/S C<br />
74.8 Overige zakelijke dienstverlening<br />
- foto-ontwikkelcentrale 2 G -<br />
- loonpakkerij 3.1 G -<br />
75 OVERHEIDSDIENSTEN<br />
75.25 Brandweerkazernes 3.1 G -<br />
90 MILIEUDIENSTVERLENING<br />
- afvalwaterinzameling en -behandeling<br />
. rioolgemalen 2 Gr C<br />
. rioolwaterzuiveringsinrichtingen 4.1 Gr C<br />
. idem, indien inrichting met waterstraal- of<br />
oppervlaktebeluchters, met een capaciteit van 100.000<br />
tot 300.000 i.e.<br />
4.2A Gr C<br />
. idem, met een capaciteit van 300.000 i.e. of meer 5A Gr C<br />
- afvalinzameling<br />
. algemeen 3.1 G/S -<br />
. vuiloverslagstations 4.2 G/S -<br />
- afvalbehandeling (voor op- en overslag van afvalstoffen zie<br />
SBI-code 51)<br />
. vuilsortering 3.2 G/Gr -<br />
. vuilverbranding, mechanische afvalscheiding 4.2 G/Gr C<br />
. compostering in de open lucht 5 Gr -<br />
. compostering in gesloten gebouwen 3.2 G/Gr -<br />
. kabelbranderijen 3.2 Gr -<br />
. verwerking van olie-achtige afval, terugwinning van<br />
oplosmiddelen<br />
3.2 Gr C<br />
. verwerking fotochemisch en galvano-afval 2 G -<br />
- verwerking van dierlijk afval: zie SBI-code 15.1/15.7<br />
- grondreiniging algemeen 3.2 G/Gr/S/V -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 20<br />
SBI-code/<br />
Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />
1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />
2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />
plaatsvinden.<br />
3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
categorie maatgevende<br />
milieuaspecten 1)<br />
- indien breken, malen, zeven of drogen van grond of puin: zie<br />
SBI-code 37.2<br />
- verwerking van radio-actief afval 6 R C<br />
93 OVERIGE DIENSTVERLENING<br />
93.01 Reinigen van kleding en textiel<br />
- wasserijen en linnenverhuur 3.1 G/Gr C<br />
- tapijtreiniging 3.1 G -<br />
- chemische wasserijen en ververijen 2 G/Gr/R -<br />
- wasverzendinrichtingen 2 G -<br />
- wassalons, wasserettes 1 - -<br />
continu<br />
factor 2)<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen <strong>21</strong><br />
Omschrijving categorie<br />
Inrichtingen met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 5A<br />
elektromotoren en verbrandingsmotoren van 15 MW of meer en<br />
inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch<br />
vermogen van 50 MW of meer:<br />
- indien het bedrijf volgens de indeling op grond van de<br />
bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I) is ingedeeld in de categorieën 1 t/m 5<br />
- indien het bedrijf is ingedeeld in categorie 6 6A<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00<br />
SBI 93/voll.<br />
dec. 2005
Bijlage 2. Staat van Horeca-activitieten<br />
Categorie I "lichte horeca"<br />
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking<br />
van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden<br />
veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca<br />
- automatiek;<br />
- broodjeszaak;<br />
- cafetaria;<br />
- croissanterie;<br />
- koffiebar;<br />
- lunchroom;<br />
- ijssalon;<br />
- snackbar;<br />
- tearoom;<br />
- traiteur.<br />
1b. Overige lichte horeca<br />
- bistro;<br />
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);<br />
- hotel.<br />
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking<br />
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan<br />
250 m²;<br />
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).<br />
Categorie 2 "middelzware horeca"<br />
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke<br />
hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:<br />
- bar;<br />
- bierhuis;<br />
- biljartcentrum;<br />
- café;<br />
- proeflokaal;<br />
- shoarma/grillroom;<br />
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).<br />
Categorie 3 "zware horeca"<br />
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot<br />
aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen<br />
brengen:<br />
- dancing;<br />
- discotheek;<br />
- nachtclub;<br />
- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.<br />
Adviesbureau RBOI<br />
Rotterdam / Middelburg<br />
199.7325.00