28.09.2013 Views

docs/Kruiningergors ontwerpbestemmingsplan 21 aug.2007 ...

docs/Kruiningergors ontwerpbestemmingsplan 21 aug.2007 ...

docs/Kruiningergors ontwerpbestemmingsplan 21 aug.2007 ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>21</strong> aug.7


Inhoud van de toelichting 1<br />

1. Inleiding blz. 3<br />

1.1. Aanleiding tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan 3<br />

1.2. Doelstellingen van het plan 3<br />

1.3. Opbouw van de toelichting 3<br />

2. Beleidskader 5<br />

2.1. Inleiding 5<br />

2.2. Het Rijk 5<br />

2.3. Provinciaal en regionaal beleid 7<br />

2.4. Gemeentelijk beleid 11<br />

2.5. Conclusies 12<br />

3. Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 13<br />

3.1. Bodem en waterhuishouding 13<br />

3.2. Landschap, cultuurhistorie en archeologie 17<br />

3.3. Ecologie 23<br />

3.4. Toerisme en recreatie 26<br />

3.5. Overige functies 31<br />

3.6. Milieu 34<br />

3.7. Externe veiligheid 38<br />

3.8. Verkeer 41<br />

4. Beleidsvisie 45<br />

4.1. Algemeen 45<br />

4.2. Samenvatting beleidskader 45<br />

4.3. Hoofduitgangspunten beleidsvisie 45<br />

4.4. Zonering 47<br />

4.5. Water 49<br />

5. Juridische planbeschrijving 51<br />

6. Handhaving 59<br />

7. Uitvoerbaarheid 61<br />

7.1. Economische uitvoerbaarheid 61<br />

7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 61<br />

7.2.1. Achtergrond 61<br />

7.2.2. De inspraakreacties uit de tweede inspraakperiode (2005) 61<br />

8. Overleg ex artikel 10 Bro 87<br />

Bijlagen:<br />

1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.<br />

2. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten.<br />

3. Berekeningsuitgangspunten SRM I.<br />

4. Onderzoek luchtkwaliteit.<br />

5. Inspraakreacties 2001.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


1. Inleiding<br />

1.1. Aanleiding tot het opstellen van een nieuw bestemmingsplan<br />

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de polder <strong>Kruiningergors</strong>, gelegen aan<br />

de noordwestrand van de gemeente Westvoorne. Aan de noordzijde ligt de grens van het gebied<br />

waarop het bestemmingsplan betrekking heeft in het Brielse Meer. Aan de westzijde wordt<br />

de plangrens globaal gevormd door de Brielse Maasdam en de in zuidelijke richting lopende<br />

grasdijk (Noorddijk). Deze grasdijk sluit aan op de Heindijk, die de zuidelijke en zuidoostelijke<br />

begrenzing vormt van het bestemmingsplan (zie figuur 1). Een klein deel van het gebied tussen<br />

de Heindijk en de Zeehoeveweg maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. In het kader<br />

van de Ruimte-voor-Ruimteregeling worden hier kassen gesaneerd en wordt, ter vervanging<br />

daarvan, de mogelijkheid geboden om een drietal woningen te bouwen. De betreffende gronden<br />

maken deel uit van het bestemmingsplan Ruimte voor Ruimte, dat in de raadsvergadering van<br />

31 oktober/2 november 2006 door de raad is vastgesteld.<br />

Het plangebied heeft een belangrijke recreatieve functie. Behalve het Recreatiepark Kruininger<br />

Gors, dat in 2005 circa 1.800 verblijfseenheden omvat in de vorm van zomerhuisjes en standplaatsen<br />

voor stacaravans en andere kampeermiddelen, zijn er enkele kleinere kampeerterreinen,<br />

een jachthaven en voorzieningen voor dagrecreatie. Het resterende deel van de polder<br />

heeft voornamelijk een woonfunctie. Veel van de voormalige tuinderswoningen zijn in de loop<br />

van de jaren als burgerwoning in gebruik genomen. Tevens komen er enkele niet-agrarische<br />

bedrijven voor, zoals een tuincentrum en een opslagbedrijf voor auto-onderdelen.<br />

De geldende juridisch-planologische regeling dateert grotendeels uit 1947. Bij het opstellen van<br />

een nieuw bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Oostvoorne eind jaren '80 is er − ondanks<br />

het feit dat sprake was van een sterk verouderde regeling − bewust voor gekozen om de<br />

polder <strong>Kruiningergors</strong> niet op te nemen in dit plan. Overwegingen daarbij waren het specifieke<br />

karakter van het gebied door de sterke (verblijfs)recreatieve functie. Ook in het nieuwe bestemmingsplan<br />

voor het landelijk gebied van Westvoorne, dat in de loop van 2007 wordt vastgesteld,<br />

is de polder <strong>Kruiningergors</strong> niet opgenomen. Vanwege het ontbreken van een actueel<br />

juridisch-planologisch instrumentarium is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan echter<br />

dringend noodzakelijk. Waar mogelijk wordt zoveel mogelijk aangesloten op het beleid zoals dat<br />

geldt voor het landelijk gebied.<br />

1.2. Doelstellingen van het plan<br />

De doelstelling van dit plan is enerzijds de verbetering van het recreatiegebied mogelijk te maken<br />

en anderzijds de natuurwaarden van duin- en oevergebied te behouden. Voor het gebied<br />

dat geen recreatieve functie heeft, is het van belang dat er mogelijkheden zijn om de woningen<br />

aan te passen aan de huidige eisen. Voorts is behoud van een herkenbare landschapsstructuur<br />

van belang. Deze doelstellingen houden in dat de bestemmingslegging voor de verschillende<br />

plandelen verschillend zal zijn, ten dele ontwikkelingsgericht en ten dele consoliderend.<br />

1.3. Opbouw van de toelichting<br />

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd.<br />

In hoofdstuk 2 is allereerst het beleidskader geschetst, zoals dat in de verschillende nota's van<br />

het Rijk, de provincie en de gemeente is neergelegd. Dit beleidskader bepaalt mede de ruimtelijke<br />

ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied.<br />

Een analyse van de verschillende relevante aspecten, zoals landschap, recreatie, verkeer en<br />

milieu, is weergegeven in hoofdstuk 3. Behalve een beknopte beschrijving van de huidige situatie<br />

is, waar mogelijk, tevens een beeld geschetst van gewenste ontwikkelingen vanuit het betreffende<br />

aspect ontwikkelingen.<br />

Op basis van een afweging van de belangen, die aan de verschillende aspecten zijn verbonden,<br />

is een beleidsvisie geformuleerd. Deze afweging en de daaruit voortvloeiende beleidsvisie zijn<br />

beschreven in hoofdstuk 4.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

3<br />

199.7325.00


Inleiding 4<br />

Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van het bestemmingsplan, onderverdeeld in een algemeen<br />

gedeelte en een beschrijving van de verschillende bestemmingen. Handhaving komt in hoofdstuk<br />

6 aan de orde.<br />

Hoofdstuk 7 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. De<br />

resultaten van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn neergelegd<br />

in hoofdstuk 8.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


2. Beleidskader<br />

2.1. Inleiding<br />

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van relevant beleid van de verschillende overheden<br />

om inzicht te krijgen in de betekenis van mogelijke randvoorwaarden voor en marges van<br />

het gemeentelijk ruimtelijk beleid inzake het plangebied.<br />

2.2. Het Rijk<br />

Nota Ruimte (2006)<br />

Het Rijk heeft het ruimtelijk beleid voor de lange termijn (tot 2030) neergelegd in de Nota<br />

Ruimte. De nota formuleert vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie<br />

van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en<br />

ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.<br />

De vitaliteit van het platteland wordt versterkt door ruimte te geven aan hergebruik van bebouwing<br />

en nieuwbouw in het buitengebied, vergroting en aanpassing van de toeristisch-recreatieve<br />

mogelijkheden en door een duurzame en vitale landbouw. Als uitwerking van deze doelen<br />

voor het water en de groene ruimte van Nederland, kiest het Rijk voor "anticiperen op en meebewegen<br />

met water", "investeren in de kwaliteit van natuur" en "landschap ontwikkelen met<br />

kwaliteit" als ruimtelijke strategieën.<br />

De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte<br />

van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland<br />

te ontwikkelen. Daarmee is ook de vitaliteit van de meer landelijke gebieden van Nederland<br />

gebaat. Provincies dienen in hun streekplannen voldoende ruimte te scheppen voor<br />

nieuwe vormen van recreatie en toerisme en met uitbreiding en aanpassing van bestaande toeristische<br />

en verblijfsrecreatieve voorzieningen.<br />

Nieuwbouw van recreatiewoningen is mogelijk op plaatsen waar ook gewone woningen zijn<br />

toegestaan en op complexen van recreatiewoningen waar het recreatieve gebruik van deze recreatiewoningen<br />

door middel van een bedrijfsmatige exploitatie kan worden verzekerd. De exploitant<br />

en gemeente zijn ervoor verantwoordelijk dat permanente bewoning op het complex<br />

wordt tegengegaan. Het is niet de bedoeling dat complexen waar thans niet of nauwelijks permanent<br />

wordt gewoond (dus grotendeels recreatief gebruik), worden omgezet in woningen voor<br />

permanente bewoning.<br />

De bereikbaarheid en toegankelijkheid van de groene ruimte moeten worden verbeterd en vergroot,<br />

zowel door het wandel-, fiets- en waterrecreatienetwerk te vergroten als door belemmeringen<br />

weg te nemen.<br />

Verdrag van Malta (1988)<br />

In 1998 is door het Rijk het Verdrag van Malta ondertekend, waarin de bescherming en het behoud<br />

van archeologische waarden wordt nagestreefd. Het Verdrag van Malta wordt op dezelfde<br />

wijze geïmplementeerd als de Natuurbeschermingswet en de Monumentenwet. Aantasting en<br />

vernietiging van archeologische waarden kunnen reden zijn tot het onthouden van goedkeuring<br />

voor een bestemmingsplan. Het criterium voor weigering van goedkeuring houdt mede een beoordeling<br />

en afweging in van alle bij een goede ruimtelijke ordening spelende belangen, waarbij<br />

het belang van het archeologisch erfgoed meetelt.<br />

In het Verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving<br />

van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst<br />

te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn:<br />

- archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);<br />

- in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;<br />

- de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

5<br />

199.7325.00


Beleidskader 6<br />

Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de <strong>21</strong> e eeuw (2001)<br />

In het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de <strong>21</strong> e eeuw wordt aangegeven<br />

op welke wijze invulling moet worden gegeven aan een nieuwe aanpak van het waterbeheer<br />

van WB<strong>21</strong>. Naast thema's als veiligheid en wateroverlast, wordt hierbij tevens ingegaan op<br />

thema's als water(bodem)kwaliteit, watertekort en verdroging.<br />

Belangrijke uitgangspunten zijn:<br />

- anticiperen op thema's als klimaatveranderingen, veiligheid, wateroverlast en water(bodem)kwaliteit<br />

in plaats van reageren;<br />

- voorkomen van het afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door toepassing van<br />

de drietrapsstrategie primair vasthouden, vervolgens bergen en pas in laatste instantie<br />

aan- en/of afvoeren van water;<br />

- oplossingen voor (potentiële) waterhuishoudkundige problemen zoeken in een goede mix<br />

van ruimtelijke (zoals waterberging en retentie) en technische maatregelen (zoals dijkverhoging<br />

en extra bemaling), waarbij de voorkeur ligt bij ruimtelijke maatregelen;<br />

- creëren van meer ruimte voor water, waarbij de benodigde ruimte tegelijkertijd wordt gecombineerd<br />

met andere doeleinden en waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij ruimtelijke<br />

ontwikkelingen.<br />

Nationaal bestuursakkoord Water (2003)<br />

In vervolg op de Startovereenkomst <strong>21</strong> e eeuw is op 1 juli 2003 het Nationaal Bestuursakkoord<br />

Water (NBW) ondertekend door het Rijk, de provincies (IPO), de waterschappen (Unie van Waterschappen)<br />

en de gemeenten (VNG). Het doel van het NBW is om in 2015, rekening houdend<br />

met klimaatverandering, zeespiegelrijzing, bodemdaling en verstedelijking, het watersysteem op<br />

orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De afspraak is onder meer dat:<br />

- de waterschappen in 2003-2005 het regionale watersysteem toetsen aan de afgesproken<br />

normen, rekening houdend met de deelstroomgebiedsvisies; op basis daarvan geven zij<br />

de ruimteclaims op aan gemeenten en provincies;<br />

- de gemeenten tussen 2003 en 2006 gemeentelijke waterplannen maken met de stedelijke<br />

wateropgave, rekening houdend met de reeds beschikbare (deelstroomgebieds)visie en<br />

tevens moet de provincie erbij worden betrokken.<br />

Flora- en faunawet (2002)<br />

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het doel van deze wet is de bescherming<br />

van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Indien bekend is dat (leefgebieden<br />

van) beschermde dier- en plantensoorten in of nabij een te ontwikkelen locatie aanwezig<br />

zijn die mogelijk kunnen worden aangetast, dan is een ontheffing op grond van de Flora-<br />

en faunawet vereist voordat de ingreep wordt uitgevoerd. De vraag dient te worden beantwoord<br />

of de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten niet in het geding is.<br />

Sinds begin 2005 geldt het gewijzigde Besluit beschermde plant- en diersoorten (Staatsblad<br />

2004, 501). Dit besluit van 10 september 2004 maakt onderscheid in drie categorieën beschermde<br />

soorten. De noodzaak van een ontheffing is door deze wijziging afhankelijk gemaakt<br />

van de aard van de activiteit en van de te beschermen soort.<br />

Natuurbeschermingswet 1998<br />

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober<br />

2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:<br />

a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;<br />

b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;<br />

c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.<br />

Voor de onder a genoemde gebieden geldt dat voor nieuwe bestemmingsplannen die significante<br />

gevolgen voor het betrokken gebied kunnen hebben, een "passende beoordeling" van de<br />

gevolgen die het plan voor het gebied kan hebben, gemaakt dient te worden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidskader 7<br />

Voor de gebieden zoals bedoeld onder b is het verboden zonder vergunning van Gedeputeerde<br />

Staten handelingen te (doen) verrichten, die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, het<br />

landschap, de natuurwetenschappelijke waarde, de dieren en de planten in het gebied. Daarbij<br />

is bepaald dat, indien handelingen significante gevolgen voor het betrokken gebied kunnen<br />

hebben, een vergunning slechts wordt verleend, indien met zekerheid vaststaat dat hierdoor de<br />

natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast. Dit tenzij zwaarwegende belangen<br />

tot het verlenen van vergunning noodzakelijk.<br />

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden nagegaan of de Natuurbeschermingswet<br />

1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit zal zich voordoen, wanneer<br />

de uitvoering van het plan tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat<br />

daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.<br />

In dat geval zou het bestemmingsplan niet uitvoerbaar zijn en zou daaraan goedkeuring<br />

moeten worden onthouden.<br />

Intrekkingswet Wet op de openluchtrecreatie (2004)<br />

Het Rijk heeft besloten om de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) in te trekken. De Intrekkingswet<br />

Wor is inmiddels van kracht geworden. Aan de intrekking van de Wor ligt de gedachte<br />

ten grondslag dat wat in de Wor is geregeld, ook uitstekend op decentraal niveau kan worden<br />

gerealiseerd met andere wettelijke instrumenten. Voor de spreiding en diversiteit van het kampeeraanbod<br />

vormt het bestemmingsplan een goed beleidsinstrument.<br />

2.3. Provinciaal en regionaal beleid<br />

Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (2005)<br />

In 2005 is een nieuw streekplan voor het Rijnmondgebied vastgesteld, het Ruimtelijk Plan Regio<br />

Rotterdam 2020. Het plangebied is in RR2020 aangegeven als "Verblijfsrecreatiegebied" en<br />

"Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen". De aanduiding Verblijfsrecreatiegebied heeft betrekking<br />

op het Recreatiepark Kruininger Gors (met uitzondering van het sportveld) en de camping<br />

De Gorshoeve. Buiten de gebieden met de aanduiding Verblijfsrecreatiegebied is geen<br />

vestiging van campings of recreatiehuisjes mogelijk. De overige gronden in het plangebied hebben<br />

de aanduiding Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen. Gebieden met deze aanduiding<br />

hebben als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen (verspreid) natuur-, landschappelijke<br />

en cultuurhistorische waarden voorkomen die beschermd dienen te worden. Het<br />

Brielse Meer is als "Water" aangeduid. In oost-westrichting is een "Groene verbinding" aangegeven.<br />

Dit zijn belangrijke ecologische verbindingen, waar mogelijk met recreatief medegebruik.<br />

Nota Regels voor Ruimte (2005)<br />

Samen met het streekplan RR2020 vormt de nota Regels voor Ruimte het toetsingskader van<br />

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor bestemmingsplannen. De nota Regels voor<br />

Ruimte vertaalt daarin de nieuwe sturingsfilosofie van het rijksbeleid uit de Nota Ruimte. Daarnaast<br />

anticipeert de provincie hiermee op nieuw wettelijk kader, zoals de nieuwe Wet ruimtelijke<br />

ordening (Wro).<br />

Centraal in het provinciaal ruimtelijk beleid staat de accentverschuiving van toelatingsplanologie<br />

naar ontwikkelingsplanologie. Hierbij legt de provincie de nadruk op het ontwikkelen van een<br />

duurzame omgevingskwaliteit met een actieve invulling aan economische, ecologische en sociaal-culturele<br />

duurzaamheid.<br />

Om ontwikkelingsplanologie te stimuleren, richt de nota Regels voor Ruimte zich vooral op het<br />

beschermen van de wezenlijke ruimtelijke belangen in de provincie. De gemeenten krijgen<br />

daarbij de ruimte om de belangen op lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidskader 9<br />

Belangrijke aandachtspunten zijn onder andere:<br />

- in ruimtelijke plannen moeten ecologische verbindingszones uit het rapport "Ecologische<br />

verbindingszones in Zuid-Holland" worden veilig gesteld;<br />

- nieuwe recreatiewoningen zijn in beginsel toegestaan:<br />

• binnen de aanduiding stads- en dorpsgebied;<br />

• op complexen binnen de aanduiding Verblijfsrecreatiegebied;<br />

• overeenkomstig streekplanuitwerkingen;<br />

• overeenkomstig door Gedeputeerde Staten goedgekeurde (regionale) structuurvisies;<br />

- er moeten voldoende waarborgen zijn tegen permanente bewoning van recreatiewoningen;<br />

- er moet rekening worden gehouden met de verschillende milieunormen, zoals luchtkwaliteit,<br />

externe veiligheid, geluid en bodem;<br />

- in ruimtelijke plannen voor te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden<br />

dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor open water;<br />

- de primaire en regionale waterkeringen en het stelsel van hoofdaan- en afvoer van oppervlaktewateren<br />

moeten als zodanig worden bestemd.<br />

Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 (2006)<br />

In 2006 is het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 vastgesteld, het betreft een concretisering<br />

van het streven van de provincie naar duurzaamheid. In dit plan is het provinciale<br />

beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden<br />

met het beleid vanuit de Kaderrichtlijn Water en de Natuurbeschermingswet. De provincie<br />

wil met het beleidsplan een gezond, groen en veilig leef- en investeringsklimaat realiseren. Een<br />

duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijk gebied wordt voorgestaan door het toepassen<br />

van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de<br />

ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming).<br />

Integraal Waterbeheersplan Zuid-Holland Zuid 2 (1999-2003)<br />

In het Integraal Waterbeheersplan Zuid-Holland Zuid 2 wordt het waterbeleid van de waterbeheerders<br />

in Zuid-Holland Zuid (waaronder Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden en<br />

waterschap De Brielse Dijkring 1) ) uiteengezet. Thema's die aan de orde komen zijn: minimaliseren<br />

van wateroverlast en watertekort, veiligstellen van natte natuurwaarden, duurzaam peilbeheer,<br />

verbetering van de waterkwaliteit, waar mogelijk realiseren van natuurvriendelijke oevers<br />

en streven naar duurzaam stedelijk waterbeheer. Om dit te bereiken gaat in het beleid van de<br />

waterbeheerders veel aandacht uit naar:<br />

- meer ruimte voor water;<br />

- water als ordenend principe bij ruimtelijke ontwikkelingen;<br />

- versterken van de rol van de waterbeheerders als maatschappelijke partners.<br />

Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid (2003)<br />

In de Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid worden de waterhuishoudkundige problemen<br />

in het gebied op hoofdlijnen beschreven. Vervolgens worden de te kiezen oplossingsrichtingen<br />

in beeld gebracht. Deze richtingen worden gekoppeld aan relevante ruimtelijke ontwikkelingen<br />

en een kwantificering van het bijbehorende ruimtebeslag en de uitvoeringskosten. Uiteindelijk<br />

wordt in de deelstroomgebiedsvisie een aanzet gegeven tot een maatregelenpakket voor de<br />

aanpak van de problemen. Dit alles is met name bedoeld om goed te kunnen anticiperen op klimaatveranderingen.<br />

Overigens wordt in de visie ook de wateropgave per beheersgebied in<br />

beeld gebracht, zowel in ruimte als in investeringskosten.<br />

Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002)<br />

De waterbeheerders hebben in het kader van de afstemming met het ruimtelijke beleid en de<br />

ruimtelijke wateropgave een waterstructuurplan opgesteld, waarbij, rekening houdend met klimaatverandering,<br />

de visie op het watersysteem tot 2050 is aangegeven met een vertaling naar<br />

de middellange termijn (2015). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse grondgebruiksfuncties<br />

opgesteld.<br />

1) Per 1-1-2005 waterschap Hollandse Delta.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidskader 10<br />

Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland - Aanwijzingen voor inrichting en<br />

beheer<br />

De oever van het Brielse Meer maakt onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.<br />

Over een lengte van ongeveer 4 km en een breedte van 10-20 m wordt een aaneengesloten<br />

moerasverbinding nagestreefd die geschikt is voor kritische diersoorten.<br />

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland regio Voorne-Putten en Goeree-<br />

Overflakkee (2002)<br />

In 2002 heeft de provincie Zuid-Holland de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Voorne-Putten en<br />

Goeree-Overflakkee vastgesteld. Hierin is het Verdrag van Malta verwerkt. In de Cultuurhistorische<br />

Hoofdstructuren zijn belangrijke archeologische en andere cultuurhistorische waarden<br />

aangegeven zoals landschappelijk waardevolle elementen (zie ook paragraaf 3.2).<br />

Recreatievisie 2000+, provincie Zuid-Holland<br />

De belangrijkste aandachtspunten in deze provinciale recreatievisie kunnen als volgt worden<br />

geformuleerd:<br />

- verbreding van de kwaliteit en de bereikbaarheid van de recreatiegebieden;<br />

- verbreding van het aanbod, multifunctionaliteit van recreatiegebieden en versterking van<br />

recreatieve netwerken in het landelijk gebied (groenblauwe netwerk);<br />

- vergroting van de diversiteit en aantrekkelijkheid van recreatiegebieden, onder andere<br />

doelgroepgerichte benadering;<br />

- het dichter bij elkaar brengen van binnen- en buitenstedelijke recreatie, het stimuleren van<br />

recreatievoorzieningen dichter bij de woonplaats;<br />

- het realiseren van goede verbindingen en verbindingszones tussen zowel woon- en groengebieden<br />

als groengebieden onderling;<br />

- in de Recreatievisie 2000+ wordt gestreefd naar verbreding van de kuststrook en versterking<br />

van recreatieve verbindingen met het achterland.<br />

Actieplan Toerisme 2001-2005: Strategisch productontwikkelings- en promotieplan<br />

(2001)<br />

Dit Actieplan, dat Provinciale Staten in 2001 hebben vastgesteld, is uitgangspunt voor de uitvoering<br />

van het provinciale toeristische beleid. Het beleid is gericht op het stimuleren van binnenlands<br />

en buitenlands toeristisch bezoek in en naar de provincie Zuid-Holland. Doelstellingen<br />

zijn onder andere het profileren van Zuid-Holland als toeristische bestemming en toename van<br />

de verblijfsduur van toeristen. Het thema "kust" is gekozen als een van de drie speerpunten.<br />

Het kustproduct van Zuid-Holland is verouderd, te weinig onderscheidend en slecht bereikbaar.<br />

Kwaliteit is het belangrijkste sleutelbegrip ter reparatie van dit euvel. Hierbij is kwaliteitsverbetering<br />

gewenst in de openbare ruimte langs de kust en bij de verblijfsaccommodaties.<br />

De Deltakust onderscheidt zich door natuur, ruimte en watersportmogelijkheden (onder andere<br />

Brielse Meer en Oostvoornse Meer) en een cultuurhistorisch achterland. Specifieke kansen van<br />

de regio Voorne-Putten zijn:<br />

- samenwerking tussen ondernemers, overheden en andere partijen;<br />

- eiland profileren als onderdeel van de Deltakust;<br />

- aanleg tweede kwalitatief hoogwaardig bungalowpark;<br />

- kwaliteitsverbetering en productinnovatie bij ondernemers;<br />

- aanleg tweede Maasvlakte.<br />

Gebiedsgerichte aanpak Voorne-Putten Rozenburg (1999)<br />

De Gebiedsgerichte aanpak Voorne-Putten Rozenburg is een gebiedsgericht groenproject.<br />

Hierin zijn ook ruimtelijke ordeningsaspecten meegenomen waardoor de samenhang tussen de<br />

verschillende beleidsaspecten wordt versterkt. Het doel van het project is te komen tot versterking<br />

van de recreatieve en ecologische infrastructuur. Het project betreft een samenwerking<br />

tussen de provincie, de betrokken gemeenten en andere instanties.<br />

Een van de geselecteerde projecten heeft betrekking op de versterking van de zuidoever van<br />

het Brielse Meer.<br />

Het gebied waarop het voorliggende bestemmingsplan betrekking heeft, is in de ontwikkelingsvisie<br />

van de gebiedsgerichte aanpak vrijwel geheel aangeduid als recreatiegebied met lokale<br />

natuurwaarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidskader 11<br />

Nabij de Kleidijk is een te ontwikkelen toeristisch-recreatief knooppunt aangegeven. Op knooppunten<br />

komen verschillende vervoerswijzen bij elkaar, worden verschillende recreatiemogelijkheden<br />

aangeboden en bevinden zich specifieke voorzieningen.<br />

Realisering van een rotonde ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/Kleidijk maakt het mogelijk<br />

om de ontsluiting van <strong>Kruiningergors</strong> te verbeteren, zodat op deze wijze de noodzakelijke<br />

kwaliteitsverbetering mede gestalte krijgt. Tevens ontsluit deze rotonde een voorgenomen<br />

transferium aan de noordzijde van de Brielseweg van waaraf fietsers hun weg over Voorne-<br />

Putten kunnen vinden. Vanaf de rotonde zullen fietspaden moeten worden aangelegd om met<br />

het recreatieve fietspadennet in verbinding te komen (met name over de Noorddijk en onderlangs<br />

de Heindijk). Deze rotonde en het fietspad langs de Heindijk dragen eveneens bij aan de<br />

verbetering van de ontsluiting van de Steenenbaak en de kogelgloeioven. Ter plaatse zijn initiatieven<br />

voor een museumfunctie en opwaarderen van de horecafaciliteiten.<br />

Eveneens wordt gestreefd naar het opnieuw openstellen van het wandelpad langs de noordzijde<br />

van <strong>Kruiningergors</strong>, dat door de huidige eigenaar van het recreatiepark werd afgesloten.<br />

Gebiedsgerichte verkenning Voorne-Putten-Rozenburg (2003)<br />

In deze gebiedsgerichte verkenning hebben de gemeentebesturen op Voorne-Putten-Rozenburg<br />

hun visie op de (ruimtelijke) ontwikkeling voor de periode na 2010 vastgelegd. Voor <strong>Kruiningergors</strong><br />

bevat de gebiedsgerichte verkenning weinig informatie. Op de zeer globale kaart<br />

van de Toekomstvisie 2020 is het dichtst bebouwde deel van de polder <strong>Kruiningergors</strong> aangeduid<br />

als "Bestaand wonen (tot 2010)". Het overige deel is aangeduid als "Bosgebied".<br />

Voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> Maasvlakte 2<br />

In het voorjaar van 2007 is de inspraakprocedure gestart over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

Maasvlakte 2 van de gemeente Rotterdam. Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 vormt de<br />

juridisch-planologische basis voor de uitbreiding van de Maasvlakte door middel van landaanwinning.<br />

Maasvlakte 2 krijgt een oppervlakte van circa 2.000 ha.<br />

De uitbreiding van de Maasvlakte heeft onder andere als basis de PKB Project Mainportontwikkeling<br />

Rotterdam (PMR). Hierin zijn op rijksniveau nut en noodzaak afgewogen.<br />

Het realiseren en de ingebruikname van een nieuw haven- en industriegebied leidt tot meer<br />

geluid in de omgeving. Op grond van de Wet geluidhinder dient rond haven- en industriegebieden,<br />

waar bedrijven zijn toegestaan die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken,<br />

een geluidszone te worden vastgesteld. De geluidszone van Maasvlakte 2 ligt gedeeltelijk binnen<br />

het grondgebied van Westvoorne. Dit betreft een deel van het gebied dat is opgenomen in<br />

het bestemmingsplan Zeegebied 1999. Begin 2007 is hiervoor een herziening van het laatstgenoemde<br />

bestemmingsplan in voorbereiding genomen. De geluidszone van Maasvlakte 2 heeft<br />

geen consequenties voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

2.4. Gemeentelijk beleid<br />

Structuurvisie Westvoorne (1996)<br />

In de Structuurvisie Westvoorne wordt door de gemeente Westvoorne voor het duingebied een<br />

zonering van de recreatie voorgesteld. De binnenduinrand is aangegeven als "verblijfsrecreatie<br />

met landschappelijke inpassing", het duingebied als "vrij toegankelijk duingebied met intensief<br />

recreatief medegebruik" en het Brielse Meer als "zeegebied met recreatief medegebruik". De<br />

omgeving van het Brielse Meer is aangegeven als een van de gebieden die kan fungeren als<br />

afleiding van de recreatie van ecologisch meer kwetsbare duingebieden. De inrichting dient<br />

hierop te worden afgestemd door middel van uitbreiding van bosgebieden, routegebonden recreatievormen<br />

en verbetering van voorzieningen.<br />

Bestemmingsplan Landelijk gebied Westvoorne<br />

In mei 2007 is een nieuw bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Westvoorne vastgesteld.<br />

In dit bestemmingsplan is het beleid voor het landelijk gebied voor de komende jaren<br />

vastgelegd. Een aantal onderwerpen is voor het bestemmingsplan Landelijk gebied niet relevant.<br />

Wel van belang is dat:<br />

- voor woningen het beleid wordt gecontinueerd dat is vastgelegd in de 4 e herziening van het<br />

bestemmingsplan Landelijk gebied Rockanje en de 6 e herziening van het bestemmingsplan<br />

Landelijk gebied Oostvoorne, zij het dat een zeer beperkte verruiming van de mogelijkheden<br />

is aangegeven;<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidskader 12<br />

- voor verblijfsrecreatie een terughoudend beleid geldt. De bestaande recreatiebedrijven zijn<br />

op een zelfde wijze geregeld als in de vigerende bestemmingsplannen en vestiging van<br />

nieuwe bedrijven wordt niet mogelijk gemaakt;<br />

- het beleid is gericht op de bescherming van archeologische waarden, conform de provinciale<br />

uitgangspunten. Hierbij is echter rekening gehouden met nader onderzoek van BOOR,<br />

waarvoor in sommige gebieden ten opzichte van de provinciale uitgangspunten ruimere<br />

mogelijkheden zijn opgenomen.<br />

2.5. Conclusies<br />

Het beleidskader geeft inzicht in de randvoorwaarden voor en marges van het gemeentelijk<br />

ruimtelijk beleid inzake het plangebied. De volgende conclusies kunnen worden getrokken.<br />

Recreatie<br />

Door de afstemming van het beleid van de diverse overheden op elkaar is er veelal sprake van<br />

een overeenstemming, uitwerking of complementaire werking van het beleid. In de verschillende<br />

beleidsnota's is het beleid voor het plangebied ten aanzien van de recreatie gericht op het<br />

volgende:<br />

- verhoging van de kwaliteit van het bestaande toeristisch-recreatieve product;<br />

- terughoudendheid ten aanzien van uitbreiding met nieuwe kampeerterreinen;<br />

- versterking van het huidige voorzieningenniveau;<br />

- verdere ontwikkeling van het groene netwerk.<br />

Water<br />

- Meer aandacht voor water in het ruimtelijke ordeningsbeleid.<br />

Natuur en landschap<br />

Ten aanzien van natuur en landschap is het beleid gericht op behoud en versterking van de<br />

natuurwaarden en landschappelijke kwaliteiten.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


3. Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen<br />

3.1. Bodem en waterhuishouding<br />

Watertoets<br />

Het waterschap De Brielse Dijkring was tot 31 december 2004 verantwoordelijk voor het waterkwantiteitsbeheer<br />

in het plangebied en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden<br />

voor het waterkwaliteitsbeheer. Per 1 januari 2005 zijn beide waterschappen opgegaan in het<br />

waterschap Hollandse Delta. De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud<br />

van de riolering.<br />

In het kader van de watertoets heeft op 30 juni 2004 overleg met het waterschap De Brielse<br />

Dijkring en het Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden plaatsgevonden over dit <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Daarbij zijn mogelijke verbeteringen van het watersysteem van <strong>Kruiningergors</strong><br />

in relatie tot de beperkte ruimtelijke ontwikkelingen besproken. Om deze onderwerpen<br />

verder uit te werken heeft op <strong>21</strong> maart 2007 opnieuw overleg plaatsgevonden met het waterschap<br />

Hollandse Delta. De resultaten van dit overleg zijn verwerkt in deze waterparagraaf.<br />

De opbouw en kwaliteit van bodem en water (abiotische omstandigheden) zijn in belangrijke<br />

mate bepalend voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. De situatie van bodem en water<br />

bepaalt immers in belangrijke mate de natuur- en landschapswaarden en de gebruiksmogelijkheden.<br />

In dit hoofdstuk wordt beknopt ingegaan op de abiotische omstandigheden in het plangebied<br />

in relatie tot de genoemde waarden en potenties.<br />

Huidige situatie<br />

Bodemopbouw<br />

Binnen het plangebied bevindt zich een overgang van de kalkrijke duinen (zandgronden), via<br />

het strandwallengebied (geestgronden) naar het buiten het plangebied gelegen jonge zeekleigebied.<br />

De geestgronden zijn ontstaan door afgraving (afgeesten) van de strandwallen. Het<br />

doel hiervan was om de afstand tussen het grondwater en het maaiveld te verkleinen ten behoeve<br />

van de vollegrondstuinbouw, zodat tijdens de groeiperiode optimaal van het grondwater<br />

kan worden geprofiteerd.<br />

Vanwege het voorkomen van klei- en veenlagen in de ondergrond, waarop het grondwater<br />

stagneert en vanwege het ontbreken van grootschalige grondwaterwinning zijn de Voornse duinen<br />

natter dan de duinen in andere kustgebieden. De overgebleven duinen in het plangebied<br />

kunnen als aardkundig waardevol worden aangemerkt.<br />

Bodemkwaliteit<br />

De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat<br />

voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de<br />

bodemkwaliteit ter plaatse. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op een schone bodem te<br />

worden gerealiseerd.<br />

Voor het Recreatiepark Kruininger Gors is in het verleden een bodemonderzoek uitgevoerd<br />

(DCMR, 1993). Hierbij bleek dat er een aantal potentieel verontreinigende activiteiten op het terrein<br />

hebben plaatsgevonden. Het betrof met name de opslag van huisbrandolie, de brandstofpomp<br />

aan de Kamplaan 2c, de bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de technische dienst en de<br />

op- en overslagplaats voor onder andere huisvuil en puin en de vroegere stortplaats voor fecaliën.<br />

In algemene zin kon de bodemkwaliteit als goed worden gekwalificeerd. De achtergrondwaarde<br />

voor EOX (extraheerbare organochloorverbindingen) was zowel in de grond als in het<br />

grondwater licht verhoogd. Mogelijk werd dit veroorzaakt door het feit dat het om maritieme afzettingen<br />

gaat. Daarnaast kwam overal in het grondwater een licht verhoogd chroomgehalte<br />

voor en plaatselijk een licht verhoogd kopergehalte.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

13<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 15<br />

Ter plaatse van de voormalige stortplaats bleek dat de grond matig verontreinigd was met lood<br />

en zink en licht verontreinigd met vluchtige aromaten en EOX. Het grondwater bevatte een licht<br />

tot sterk verhoogd gehalte aan koper en zink. Gelet op de bestemming was sanering van de<br />

voormalige vuilstort niet vereist. DCMR heeft destijds wel een monitoringprogramma opgesteld,<br />

om de verontreiniging te bewaken en te controleren of deze zich verspreidde. Monitoring zou in<br />

principe gedurende 10 jaar plaatsvinden. Aan de hand van de resultaten van de eerste jaren<br />

van dit monitoringprogramma is de conclusie getrokken dat het niet noodzakelijk was om dit<br />

programma te continueren.<br />

Bij enkele bovengrondse tanks bleek de bovengrond licht tot matig verontreinigd te zijn met minerale<br />

olie. Op één locatie was sprake van een sterkte verontreiniging van het grondwater met<br />

minerale olie. Inmiddels heeft een sanering van huisbrandolietanks plaatsgevonden. Bij nieuwe<br />

ontwikkelingen in het plangebied dient er rekening mee te worden gehouden dat plaatselijk sanering<br />

van de bodem nodig kan zijn of dat er gebruiksbeperkingen gelden voor bij werkzaamheden<br />

vrijgekomen grond. In het overige deel van het plangebied kan de bodem met name als<br />

gevolg van agrarische en niet-agrarische bedrijfsactiviteiten plaatselijk verontreinigd zijn. Ter<br />

plaatse van de vroegere autosloperij aan de Zeehoeveweg is de bodem, in samenhang met het<br />

beëindigen van de bedrijfsactiviteiten ter plaatse, gesaneerd.<br />

Waterhuishouding<br />

Het plangebied kan worden aangemerkt als infiltratiegebied. De maaiveldhoogte varieert van<br />

NAP +5 m in de duinen tot 0 m NAP rond de Heindijk, waar het poldergebied van zeekleigrond<br />

begint. Juist ten zuiden van het plangebied, ter plaatse van de zeekleigronden, is sprake van<br />

kwel. Het plangebied is over het algemeen goed ontwaterd en wordt apart bemalen. Het watersysteem<br />

is weergegeven in figuur 3. Het gebied watert via een gemaal af op het Brielse Meer.<br />

Het oppervlaktewatersysteem in het plangebied bestaat uit gegraven sloten. Verder ligt in het<br />

gebied, verspreid tussen de bebouwing en vaak niet bereikbaar of zichtbaar, een aantal (kleinere)<br />

oorspronkelijke duinrellen. In de huidige situatie ligt het percentage oppervlaktewater in<br />

de orde van grootte van 2%.<br />

Ten noorden van het plangebied ligt het Brielse Meer. Het Brielse Meer wordt gevoed met water<br />

dat vanuit het Spui wordt ingelaten in de Bernisse. De waterkwaliteit van het Brielse Meer is<br />

zeer goed (klasse IIIA) (bron: Waterhuishoudingsplan Zuid-Holland). In het provinciaal beleid en<br />

het beleid van het waterschap is aan het Brielse Meer een functie als recreatie- en zwemwater<br />

toegekend. Het chloridegehalte is, vergeleken met de omgeving laag, namelijk 70 tot 110 mg<br />

per liter.<br />

In droge perioden wordt water uit het Brielse Meer ingelaten in het plangebied. Omdat het<br />

schoon, zoet water betreft, betekent dit in het algemeen een verbetering van de heersende<br />

waterkwaliteit in het plangebied. De inlaat van gebiedsvreemd zoet water betekent echter dat<br />

het water een andere samenstelling krijgt dan het oorspronkelijke gebiedseigen water, waardoor<br />

effecten voor met name actuele en potentiële natuurwaarden kunnen optreden.<br />

Zowel het Recreatiepark als niet-recreatieve deel van het plangebied zijn aangesloten op de riolering.<br />

Het water wordt gezuiverd ter plaatse van de ten zuiden van het plangebied gelegen rioolwaterzuivering.<br />

In het plangebied is alleen sprake van een gescheiden stelsel. De bebouwing<br />

aan de Heindijk voert regenwater van verhard oppervlak rechtstreeks af naar het oppervlaktewater.<br />

De droogweerafvoer van de overige bebouwing in het plangebied, inclusief alle recreatiewoningen,<br />

is alleen aangesloten op het afvalwaterstelsel riool. Regenwater van alle verharde<br />

oppervlakken van de recreatiewoningen stroomt oppervlakkig af naar het omliggende onverhard<br />

terrein, waar het infiltreert.<br />

Waterhuishoudkundige knelpunten<br />

In het zuiden van het plangebied langs de Heindijk treedt vooral bij hevige regenval wateroverlast<br />

op. De grootste overlast treedt op in het uiterste zuidwesten van het plangebied, hier is het<br />

laagste punten gelegen. . Er zijn twee aanwijsbare oorzaken van deze wateroverlast. Ten eerste<br />

hebben de smalle watergangen langs de Heindijk weinig waterbergings- en afvoercapaciteit.<br />

Daarnaast is de afvoercapaciteit van de watergangen langs de Heindijk richting het gemaal te<br />

klein voor de grote hoeveelheid water in geval van hevige neerslag.<br />

Ook in het noorden van het plangebied, ten zuiden van het duingebied treedt wateroverlast op<br />

ten tijde van hevige regenval. Reden hiervoor is dat de watergang ten zuiden van en evenwijdig<br />

aan de Gorslaan te krap gedimensioneerd is. Hierdoor is de afvoercapaciteit van de watergang<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 16<br />

te klein en kan water afkomstig van naastgelegen peilgebieden en gedraineerd duinwater niet in<br />

voldoende mate worden afgevoerd. Hier komt bij dat het water wordt afgevoerd naar de watergang<br />

langs de Heindijk die ook een te geringe capaciteit heeft.<br />

De zone langs de Kamplaan is de derde locatie waar het wateroverlast het meest actueel is. De<br />

Kamplaan ligt namelijk hoger dan zijn directe omgeving, terwijl er geen afvoerende watergangen<br />

langs de Kamplaan gesitueerd zijn. Tijdens regenachtige periodes stroomt het water oppervlakkig<br />

af en blijft staan in de lagere delen langs de weg.<br />

Samenvattend kan gesteld worden dat het percentage oppervlaktewater in het plangebied niet<br />

afdoende is om regenwater te verwerken. Het waterschap heeft in het kader van het Nationaal<br />

Bestuursakkoord Water berekeningen uitgevoerd op peilgebiedsniveau. Hieruit komt naar voren<br />

dat in de huidige situatie een aantal peilgebieden niet voldoen aan de normen. De kans dat<br />

peilgebied 09-02 te maken krijgt met wateroverlast, doordat open water uit haar oevers treedt,<br />

is 1 op 60. Dat wil zeggen dat eenmaal in een periode van 60 jaar een waterhuishoudkundige<br />

situatie zich voordoet waardoor wateroverlast optreedt. Dit peilvak voldoet daarmee niet aan de<br />

NBW-norm van 1 op 100. Wordt het middenscenario beschouwd van de klimaatverandering<br />

(nattere winters, drogere zomers, intensere buien) dan wordt deze kans voor dit peilvak groter:<br />

1 op 30. Peilgebied 09-01 voldoet wel aan de NBW-norm, echter niet aan de aanvullende normering<br />

zoals geformuleerd door waterschap Hollandse Delta. Peilgebied 09-06 voldoet maar<br />

net aan de NBW-norm, als echter klimaatverandering in beschouwng wordt genomen, zullen in<br />

dit peilvak ook maatregelen moeten worden genomen om de kans op wateroverlast terug te<br />

dringen tot de geaccepteerde norm voor het stedelijk gebied van 1 op 100. Concrete ingrepen<br />

om dit bergingstekort op te lossen zijn bij het waterschap nog niet bekend. Zowel de waterberging<br />

als de afvoercapaciteit zijn momenteel te klein. Daarbij zal in de toekomst, onder invloed<br />

van klimaatverandering (hogere buitenwaterstanden door zeespiegelrijzing, meer en hevigere<br />

neerslag in de winter en drogere zomers) de frequentie en mate van wateroverlast alleen maar<br />

toenemen.<br />

Toekomstige situatie<br />

De waterbeheerder en de gemeente streven naar een duurzaam (stedelijk) waterbeheer. Dit<br />

betekent dat het bestaande watersysteem op orde gebracht moet worden om toekomstige problemen<br />

als gevolg van klimaatveranderingen te voorkomen. Conform het recente waterbeleid<br />

dient in stedelijk gebied, waartoe <strong>Kruiningergors</strong> in waterhuishoudkundig opzicht behoort, met<br />

name bij nieuwe ontwikkelingen de trits "vasthouden, bergen, afvoeren" en de trits "schoonhouden,<br />

scheiden, zuiveren" te worden gehanteerd.<br />

Volgens bovenstaand kader wordt afstromend hemelwater van schone oppervlakken gescheiden<br />

van afvalwater en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat<br />

schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Bij ontwikkelingen<br />

waar geen functiewijziging van toepassing is, dient ten minste 10% van de toename aan verharding<br />

gecompenseerd te worden in de vorm van open water. Bij gebieden met een functiewijziging<br />

is het aan de initiatiefnemer om het gebied te laten voldoen aan de nieuwe normen uit<br />

het NBW. Op dit moment is <strong>Kruiningergors</strong> in de faalkansberekening getoetst aan de norm voor<br />

stedelijk en grasland. Om in peilgebied 09-02 aan de geaccepteerde norm voor het stedelijk<br />

gebied van 1 op 100 te voldoen zullen met betrekking tot de waterhuishouding maatregelen getroffen<br />

moeten worden. Ook in peilgebied 09-01 dienen maatregelen te worden getroffen om te<br />

voldoen aan de aanvullende normering van het waterschap. De meest effectieve maatregel is<br />

het vergroten van het open water om overtollig water te kunnen bergen.<br />

Daarnaast is het belangrijk om bij eventuele toekomstige ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare<br />

bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK’s-houdende materialen)<br />

om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. In aansluiting hierop is het<br />

streven om bestaande vervuilingsbronnen te saneren.<br />

Een ontwikkeling die waarschijnlijk in 2008 zijn beslag krijgt is het gewijzigde beheer van de Haringvlietsluizen<br />

(zogenaamde Kierbesluit). De Haringvlietsluizen zullen gedeeltelijk worden<br />

opengezet zodat het Haringvliet onder invloed komt van zout water en het getij. Rijkswaterstaat<br />

garandeert handhaving van de huidige waterkwaliteit zodat het Kierbesluit geen effect zal hebben<br />

op de voorraad zoetwater in het Brielse Meer. Ook in dat licht is in het Waterstructuurplan<br />

Voorne-Putten gekozen voor het blijven doorspoelen met water uit het Brielse Meer.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 17<br />

Voor het boezemland langs het Brielse Meer, in dit geval de hoger gelegen duinrand, streeft<br />

men naar maximale voorraadvorming, buffering in de bodem en berging. Hiermee wordt de voor<br />

Voorne-Putten waardevolle zoetwatervoorraad ook in de toekomst met klimaatverandering gewaarborgd.<br />

Gewenste ontwikkelingen<br />

- bescherming van het waardevolle reliëf in het duingebied;<br />

- handhaving van het relatief natte karakter van de duinen;<br />

- geen verdichting in duingebied om infiltratie van regenwater in de duinen te handhaven;<br />

- herstellen van aanwezige kleine duinrellen;<br />

- vergroten oppervlakte open water;<br />

- vergroten capaciteit bestaande watergangen (ook ten behoeve van de waterkwaliteit);<br />

- nieuwe ontwikkelingen alleen op een schone bodem laten plaatsvinden;<br />

De waterbeheerders hebben het duurzaam waterbeleid en de afstemming met de ruimtelijke<br />

ordening nader uitgewerkt in het Waterstructuurplan Voorne-Putten (2002). Daarnaast wordt in<br />

2006/2007 het Gemeentelijk Waterplan Westvoorne opgesteld. <strong>Kruiningergors</strong> maakt echter<br />

geen onderdeel uit van dit Waterplan.<br />

3.2. Landschap, cultuurhistorie en archeologie<br />

In deze paragraaf worden de aspecten landschap, cultuurhistorie en archeologie geanalyseerd.<br />

Deze analyse vormt mede een basis voor de visievorming.<br />

Bij de beschrijving van de huidige situatie wordt allereerst ingegaan op de ontstaansgeschiedenis<br />

van het plangebied. De ontstaansgeschiedenis verschaft inzicht in de samenhang tussen<br />

het abiotische basissysteem en het landschapsbeeld. Vervolgens vindt een analyse plaats van<br />

de volgende aspecten:<br />

- landschappelijke hoofdstructuur;<br />

- cultuurhistorie en archeologie.<br />

Huidige situatie<br />

Ontstaansgeschiedenis<br />

Het plangebied maakt deel uit van een omvangrijk veengebied dat − in ieder geval − vanaf de<br />

IJzertijd (circa 800 voor Christus-begin jaartelling) werd bewoond. Oudere bewoningssporen<br />

kunnen evenwel ook voorkomen, gelet op vondsten in de wijdere omgeving van het plangebied.<br />

In de Romeinse tijd (begin jaartelling-circa 300 na Christus) is sprake van een intensieve bewoning<br />

in dit deel van westelijk Voorne. De bewoning is vooral gesitueerd op de zogenaamde Afzettingen<br />

van Duinkerke I, een klei-/zandpakket dat op het veen is afgezet vanaf de eerste<br />

eeuwen voor het begin van de jaartelling. In de wijdere omgeving van het plangebied zijn verschillende<br />

vindplaatsen uit de Romeinse tijd bekend, maar ook in het plangebied zelf en in de<br />

omgeving ervan. Zo zijn er resten van bouwwerken en aardewerk gevonden in het Brielse<br />

Meer, aan het strand van de <strong>Kruiningergors</strong>, nabij de Noorddijk en direkt ten zuiden van de<br />

Heindijk. Na de Romeinse tijd breekt de bewoning af en begint door vernatting van het gebied<br />

plaatselijk weer veen te groeien.<br />

Vanaf de 10 e /11 e eeuw wordt het veengebied ontgonnen. Door het graven van sloten wordt het<br />

gebied ontwaterd en voor bewoning en landbouw geschikt gemaakt. Door de toenemende<br />

ontwatering treedt een maaivelddaling op, waardoor het land voor het buitenwater kwetsbaarder<br />

wordt. In het derde kwart van de 12 e eeuw treden grote overstromingen op in dit deel van<br />

Voorne.<br />

De Maasmond verplaatst zich vanaf die tijd zuidwaarts. Dit proces gaat vermoedelijk door tot in<br />

de 18 e eeuw toen het Brielse Gat, nu Brielse Meer, haar meest zuidelijke positie bereikte. In de<br />

noordelijke helft van het plangebied <strong>Kruiningergors</strong> zijn jonge duin- en strandafzettingen aanwezig<br />

die met de verplaatsing van de riviermonding samenhangen, en dus waarschijnlijk uit de<br />

17 e /18 e eeuw dateren. In 1797 werd de <strong>Kruiningergors</strong>polder gevormd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 19<br />

Aan de noordzijde van Voorne wordt vanaf de 12 e eeuw een aantal ringdijken aangelegd om<br />

woongronden en landerijen voor het water veilig te stellen. Hierdoor ontstonden de oudste polders<br />

op Voorne: de ringpolders van Goudhoek, Rugge, Zwartewaal en Heenvliet. De middeleeuwse<br />

dorpskern van Oostvoorne met het burgterrein bevinden zich binnen de ringpolder<br />

Goudhoek, waarvan de binnen het plangebied gelegen Noorddijk, de oostelijke bedijking<br />

vormde. De ten zuiden van het plangebied lopende Heindijk vormde het noordelijk deel van de<br />

polder Groot Oosterland.<br />

De noordkant van Voorne veranderde in de 20 e eeuw ingrijpend door de zeewaartse uitbreiding<br />

van het Rotterdamse industriegebied en door de aanleg van de Brielse Maasdam en de Brielse<br />

Gatdam. Hierbij zijn het Brielse Meer en het Oostvoornse Meer ontstaan.<br />

Vanwege de grote bodemkundige verschillen binnen de polder <strong>Kruiningergors</strong> (zie paragraaf<br />

3.1) herbergen het plangebied en de directe omgeving op zeer kleine schaal alle in westelijk<br />

Voorne voorkomende landschapstypen, te weten: duingebied, achterduingebied en poldergebied.<br />

De Gorslaan markeert ongeveer de overgang van het duingebied naar het achterduingebied,<br />

terwijl de Kamplaan/Zeehoeveweg op de landschappelijke grens van het achterduin-<br />

en poldergebied ligt.<br />

In het duingebied kwamen van oudsher afwisselend duinen en duingraslandjes voor. Na 1900 is<br />

in het duingebied bos ontstaan, deels spontaan, deels aangeplant. Het recreatiepark is ontstaan<br />

in het achterduingebied. Strand en duinen oefenden een grote aantrekkingskracht uit voor verschillende<br />

vormen van recreatie. Van oudsher kwamen in het achterduingebied tuinbouwbedrijven<br />

voor. De in het Recreatiepark Kruininger Gors nog aanwezige kenmerkende kleine tuinderswoningen<br />

herinneren aan deze periode. De recreatieve ontwikkeling is al vroeg van de<br />

grond gekomen, aanvankelijk veelal in de vorm van eenvoudige onderkomens bij tuinderijen,<br />

maar allengs met een bestendiger karakter (tenthuisjes, stacaravans, eenvoudige zomerhuisjes)<br />

en beheer door de gemeentelijke overheid. Hierdoor ontstond in de zomermaanden een<br />

waar "vakantiedorp", met een eigen sociale structuur en voorzieningen zoals verenigingsgebouwen,<br />

artsenpost en winkel. De ruimtelijke kwaliteit is bij deze ontwikkeling geen belangrijk<br />

aandachtspunt geweest. Ten behoeve van de continuïteit en duurzaamheid van de bedrijfsvoering<br />

(toekomstwaarde) is herstructurering en kwaliteitsverbetering echter noodzakelijk.<br />

Landschappelijke hoofdstructuur<br />

Voorne, waar het plangebied is gesitueerd, maakt deel uit van het voor Nederland kenmerkende<br />

kustlandschap. Het plangebied zelf ligt langs de zuidoever van het Brielse Meer ten noorden<br />

van de Heindijk.<br />

De gebieden ter weerszijden van de Heindijk hebben zich in de loop der tijd sterk verschillend<br />

ontwikkeld. Het gebied ten zuiden van de Heindijk heeft een belangrijke functie als akkerbouwgebied,<br />

terwijl het plangebied (ten noorden van de Heindijk) voor een groot deel bestaat uit intensief<br />

(verblijfs)recreatiegebied.<br />

Ondanks de sterke recreatieve ontwikkeling is de oorspronkelijke landschappelijk hoofdstructuur<br />

in het plangebied nog duidelijk herkenbaar. Deze hoofdstructuur bestaat uit een drietal parallel<br />

aan de kust georiënteerde landschappelijke zones. Dit zijn (zie figuur 4):<br />

- de strand- en duinzone langs het Brielse Meer met recreatieve voorzieningen (onder andere<br />

de jachthaven) en restanten van duin- en bosgebieden;<br />

- de binnenduinrandzone waarin zich het Recreatiepark Kruininger Gors bevindt met een lineaire<br />

structuur (oost-westgeoriënteerde hoofdrichting, dwars daarop secundaire verbindingen);<br />

- de overgangszone, globaal gelegen tussen de Kamplaan/Zeehoeveweg en de Heindijk; in<br />

dit van oorsprong agrarisch gebied is sprake van een gevarieerd ruimtegebruik (woonbebouwing,<br />

verblijfsrecreatie, enkele bedrijven) en dientengevolge van een gevarieerd ruimtelijk<br />

beeld.<br />

De landschappelijke hoofdstructuur bepaalt tevens de recreatieve kwaliteiten van het plangebied.<br />

Een belangrijk aandachtspunt is derhalve behoud en versterking van de herkenbaarheid<br />

van de landschappelijke hoofdstructuur in de toekomst.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen <strong>21</strong><br />

Cultuurhistorie<br />

In het plangebied komen twee cultuurhistorisch waardevolle elementen voor (zie figuur 5), te<br />

weten de Steenenbaak (voormalige vuurtoren) en een kogelgloeioven (restanten van de kustbatterij).<br />

Beide behoren tot een voormalige vesting die deel uitmaakte van een verdedigingslinie<br />

langs de kust van het westelijk deel van Voorne.<br />

De Steenenbaak was naast vuurbaken tevens een uitkijkpost naar zee. De kogelgloeioven<br />

diende ervoor om projectielen, alvorens zij werden afgeschoten op het vijandelijke doel, roodgloeiend<br />

te maken. Hierdoor werd het te beschieten object (schip) niet alleen vernield, maar ook<br />

in brand gestoken.<br />

In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee<br />

(provincie Zuid-Holland, 2002) is de Heindijk aangeduid als historisch-landschappelijke lijn<br />

van hoge waarde. Bouwkundig is de Steenenbaak beschermd op basis van de Monumentenwet<br />

1988.<br />

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee<br />

(provincie Zuid-Holland, 2002) laat zien dat het plangebied is gesitueerd in een gebied met<br />

redelijke tot grote kans op archeologische sporen. De Steenenbaak is bovendien aangeduid als<br />

terrein van zeer hoge archeologische waarde.<br />

In het plangebied kunnen bewoningssporen aangetroffen worden uit de IJzertijd, de Romeinse<br />

tijd en de Middeleeuwen. De middeleeuwse sporen kunnen samenhangen met de ontginningsperiode,<br />

maar ook met de bewoning op en langs de dijk van de ringpolder Goudhoek (het tracé<br />

van de Noorddijk) en op en langs de iets jongere Heindijk. Ook bewoningssporen uit latere tijd<br />

zijn uiteraard binnen het plangebied te verwachten.<br />

Verder zijn binnen het plangebied in het Brielse Meer naar verwachting verschillende archeologische<br />

waardevolle locaties aanwezig. Het Brielse Meer maakte, voor de aanleg van de Brielse<br />

Gatdam, onderdeel uit van de monding van de Maas en daarmee van een eeuwenoude<br />

scheepsroute. In en rondom het Oostvoornse Meer (buiten het plangebied) zijn vele oude<br />

scheepswrakken aangetroffen. Het is aannemelijk dat binnen het plangebied ook dergelijke<br />

wrakken onder water of onder het zand aanwezig zijn, bijvoorbeeld in de nabijheid van de kogelgloeioven.<br />

Gewenste ontwikkelingen<br />

Landschap<br />

Het is gewenst om bij een herstructurering van het recreatiepark de landschappelijke hoofdstructuur<br />

te behouden en indien mogelijk te versterken. Tevens is het gewenst om bij een herstructurering<br />

voldoende ruimte te reserveren voor de aanleg van een groenstructuur binnen het<br />

park. Door de aanleg van beplantingen kunnen de ruimtelijke kwaliteiten van het recreatiepark<br />

sterk worden verbeterd. Gedacht kan worden aan circa 5 noord-zuidgerichte groene lobben.<br />

Door de aanleg van beplantingen krijgt het recreatiepark een groener karakter en kan de relatie<br />

tussen het verblijfsgebied en het dagrecreatieve gebied (strand) worden versterkt (zie ook gewenste<br />

ontwikkelingen recreatie).<br />

Ook voor het gedeelte buiten het recreatiepark is behoud van de landschappelijke hoofdstructuur<br />

wenselijk. Verdere "verstening" van dit gebied dient vanuit landschappelijk oogpunt zoveel<br />

mogelijk te worden voorkomen, de ontwikkeling zal vooral op "vergroening" gericht moeten zijn.<br />

Cultuurhistorie en archeologie<br />

De Steenenbaak en de kogelgloeioven dienen, vanwege hun directe relatie met de geschiedenis<br />

van het gebied, behouden te blijven.<br />

Om archeologische waarden veilig te stellen is het wenselijk om voor werkzaamheden die leiden<br />

tot verstoring van de bodem aan een aanlegvergunning te binden. Ook voor het bouwen in<br />

dergelijke gebieden moeten de nodige waarborgen worden geschapen dat geen onevenredige<br />

verstoring van het bodemarchief plaatsvindt. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld technische maatregelen<br />

worden voorgeschreven, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen<br />

worden behouden of kunnen de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het<br />

gebied van archeologie.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 23<br />

Het bodemarchief ter plaatse van de Steenenbaak en de kogelgloeioven op de Heindijk dat<br />

vermeld staat op de archeologische Monumentenkaart (terrein 37A-001) dient behouden te blijven.<br />

In verband met de waarde van dit terrein is het niet wenselijk dat hier zonder vergunning<br />

graaf- of andere werkzaamheden plaatsvinden beneden het maaiveld.<br />

Voor het tracé van de Heindijk en de Noorddijk is het niet wenselijk om zonder vergunning<br />

werkzaamheden (inclusief bouwen) uit te voeren die dieper gaan dan 50 cm beneden maaiveld.<br />

Gelet op de hoge trefkans op archeologische sporen uit de ijzertijd en Romeinse tijd en middeleeuwen<br />

is voor het landgedeelte van het plangebied (tussen Heindijk/Noorddijk en Brielse<br />

Meer) een aanlegvergunning wenselijk voor grondwerkzaamheden die dieper reiken dan 80 cm<br />

onder maaiveld. Evenmin is het wenselijk dat zonder nadere voorwaarden dieper dan 80 cm<br />

onder het maaiveld kan worden gebouwd.<br />

Voor het Brielse Meer is een aanlegvergunning wenselijk voor werkzaamheden die dieper gaan<br />

dan de huidige waterbodem (met uitzondering van de normale onderhoudswerkzaamheden).<br />

Ook bij het bouwen van bouwwerken beneden de huidige waterbodem moeten mogelijke archeologische<br />

waarden in acht worden genomen.<br />

Samenvatting gewenste ontwikkelingen:<br />

- behoud en verbetering van de herkenbaarheid van de landschappelijke hoofdstructuur<br />

(strand- en duinzone, binnenduinrandzone, overgangszone);<br />

- ontwikkeling van een duidelijke groenstructuur binnen het recreatiepark;<br />

- behoud van cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle elementen (onder andere<br />

Steenenbaak, kogelgloeioven) en veilig stellen bodemarchief.<br />

Tabel 3.1 Landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zie ook figuur 4)<br />

zone karakteristiek waardevolle elementen<br />

strand- en duinzone - open strandruimte overgaand in<br />

duinen met struweel en bos<br />

- deze zone kent met name in de<br />

zomer een zeer intensief<br />

(dag)recreatief gebruik<br />

recreatiezone - verblijfsrecreatiepark met een<br />

zeer besloten karakter<br />

overgangszone - deze zone wordt gekenmerkt<br />

door de afwisseling tussen open<br />

ruimten en besloten elementen<br />

behorend bij het gemengd<br />

grondgebruik; de Heindijk vormt<br />

een duidelijke grens tussen deze<br />

zone en het aangrenzende open<br />

poldergebied.<br />

3.3. Ecologie<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

- afwisseling tussen open ruimten en<br />

bossages/struweel<br />

- kogelgloeioven en Steenenbaak (cultuurhistorisch<br />

waardevolle elementen<br />

- (laan)beplanting langs wegen en paden<br />

- afwisseling tussen open- en beslotenheid<br />

Huidige situatie<br />

Het plangebied maakt onderdeel uit van een reeks van natuurgebieden langs de noord- en<br />

westrand van Voorne (zie figuur 6). Een deel van deze gebieden, rondom het plangebied, heeft<br />

een beschermde status op grond van de Habitat- en de Vogelrichtlijn en is voorgedragen als<br />

Natura2000-gebied. Daarnaast zijn ook ecologische verbindingszones aanwezig.<br />

Het plangebied bestaat uit een grote diversiteit aan terreinen, waaronder bos, ruigte en struweel,<br />

kassen, graslandjes, open water van het Brielse Meer, duingebiedjes, een dijk en verder<br />

veel recreatiewoningen in het middendeel van het plangebied.<br />

Toetsingskader<br />

Beleid<br />

De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is een uitwerking van de landelijke ecologische<br />

hoofdstructuur en bestaat behalve uit natuurgebieden, waaronder de bovengenoemde speciale<br />

beschermingszones, ook uit verbindingen tussen natuurgebieden. De oevers van het Brielse<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 24<br />

Meer zijn als een te ontwikkelen ecologische verbindingszone aangewezen. Deze zone zal<br />

gaan bestaan uit stukjes rietmoeras van 10-20 m breed met goed ontwikkelde natte tot vochtige<br />

moerasvegetaties met vooral veel riet en hier en daar wilgen(bosjes). Doelsoorten zijn waterspitsmuis<br />

en dwergmuis. Soorten als rietzanger, rietgors, bloedrode heidelibel, houtpantserjuffer<br />

en rietsprinkhaan kunnen van de maatregelen mee profiteren. Deze verbindingszone is nog niet<br />

gerealiseerd.<br />

Het natuurgebied Tomatenwei of Ommeloop aan de Katteweg bevindt zich ten oosten van (en<br />

niet binnen) het plangebied. Ook hiervoor geldt dat consolidatie van het huidige gebruik geen<br />

nieuwe negatieve effecten genereert ten aanzien van dit natuurgebied.<br />

Normstelling<br />

Flora- en faunawet<br />

De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten,<br />

verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere<br />

voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid<br />

tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud<br />

of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met<br />

name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan<br />

sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is,<br />

bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het ministerie<br />

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze<br />

ontheffing slechts verleend, indien:<br />

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,<br />

bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);<br />

- er geen alternatief is;<br />

- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.<br />

De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de<br />

voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling<br />

niet in de weg staat. De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het project in de weg,<br />

wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor<br />

− voor zover vereist − geen ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet zal worden verkregen.<br />

Natuurbeschermingswet 1998<br />

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober<br />

2005 in werking is getreden, van belang. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet<br />

worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van de ontwikkeling niet<br />

in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het project in de weg, wanneer<br />

de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor<br />

geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.<br />

Voornes Duin bevindt zich ten westen van het plangebied en is een speciale beschermingszone<br />

in het kader van zowel de Habitat- als de Vogelrichtlijn. Beide richtlijnen zijn inmiddels geïmplementeerd<br />

in de Natuurbeschermingswet. Deze wet heeft een externe werking, zodat ook ingrepen<br />

buiten de speciale beschermingszones moeten worden getoetst op eventuele negatieve<br />

ecologische effecten.<br />

Gelet op het karakter van het bestemmingsplan, zullen er geen nieuwe ontwikkelingen met negatieve<br />

effecten optreden binnen deze beschermingszone. Aard en intensiteit van het recreatief<br />

gebruik zullen niet ingrijpend wijzigen ten opzichte van de huidige situatie.<br />

Beschermde soorten<br />

Flora<br />

Bijzondere flora is met name geconcentreerd langs de Heindijk en op de overgang tussen land<br />

en water. Langs de noordrand waren in 1989 nog soortenrijke duinvegetaties aanwezig die<br />

enige overeenkomst vertonen met het aangrenzende duingebied van Voorne. Kenmerkende<br />

soorten uit die tijd waren onder meer strand- en fraai duizendguldenkruid, heelblaadjes, sierlijke<br />

vetmuur, grote tijm en bleekgele droogbloem. Voor de instandhouding van deze vegetaties is<br />

een zekere milieudynamiek vereist. Verstuiving, betreding en begrazing door konijnen spelen in<br />

dit opzicht een rol. De dijk langs de zuidrand was tot 15 jaar geleden plaatselijk eveneens waar-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 25<br />

devol. Afhankelijk van de beheersintensiteit, waren hier waardevolle grazige vegetaties aanwezig<br />

met onder meer echte kruisdistel en gestreepte klaver.<br />

Onbekend is of deze vegetaties hier nog steeds aanwezig zijn. Het Natuurloket geeft voor de<br />

betreffende kilometerhokken verschillende beschermde soorten aan. Het gaat daarbij naar verwachting<br />

om soorten als brede wespenorchis en zwanenbloem die verspreid in het gebied kunnen<br />

voorkomen in bermen en struwelen, respectievelijk sloten en oevers.<br />

Zwaar beschermde soorten zijn vooral op de noordoever van het Brielse Meer aanwezig. Het<br />

gaat daarbij om rietorchis, vleeskleurige orchis, moeraswespenorchis en bijenorchis. De laatset<br />

soort wordt ook in toenemende mate in wegbermen aangetroffen in de gehele delta.<br />

Fauna<br />

Naar verwachting komen in het gehele gebied in Nederland min of meer algemeen voorkomende<br />

zoogdieren en amfibieën voor, zoals egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, mol,<br />

hermelijn, wezel, bunzing, dwergmuis, haas en konijn (Atlas van de Nederlandse zoogdieren,<br />

1992). Verder kunnen foeragerende gewone dwergvleermuizen en laatvliegers in het gebied<br />

voorkomen. Onbekend is of van deze soorten vaste verblijfplaatsen in het gebied aanwezig zijn<br />

(Atlas van de Nederlandse vleermuizen, 1997). Verder zijn beschermde amfibieën aanwezig, te<br />

weten kleine watersalamander, gewone pad en bruine kikker (Atlas van de Nederlandse amfibieën<br />

en reptielen, 1986). Alle genoemde soorten zijn wettelijk beschermd. Met uitzondering<br />

van de vleermuizen zijn deze soorten echter dermate algemeen dat voor het verstoren van<br />

deze soorten geen ontheffing meer behoeft te worden aangevraagd.<br />

Beschermde insecten zijn naar verwachting niet aanwezig.<br />

Vogels<br />

De noordrand van het plangebied is vooral van betekenis voor bos- en struweelvogels. Aanwezige<br />

broedvogels zijn onder meer nachtegaal, goudvink, zomertortel en grasmus. Uit het verleden<br />

zijn ook broedgevallen bekend van ransuil, boomvalk en groene specht. De genoemde<br />

soorten stellen vrij hoge eisen aan hun leefgebied met betrekking tot voedselaanbod, ouderdom<br />

en variatie van milieutypen en mate van verstoring en kunnen daarom worden beschouwd als<br />

indicatoren van waardevolle bossen en struwelen. Een aantal aanwezige soorten is in Zuid-<br />

Holland bovendien zeldzaam en geheel aangewezen op de duinstrook (groene specht, nachtegaal,<br />

goudvink). Vermeldenswaardig zijn verder de hoge tot zeer hoge dichtheden van soorten<br />

als fitis, tjiftjaf en zwartkop. Langs de oevers zijn kleine karekiet en rietgors als broedvogel aanwezig.<br />

In de winter vormt het Brielse Meer het rust- en foerageergebied voor grote aantallen<br />

eenden en futen uit Noord-Europa. Alle vogelsoorten zijn wettelijk beschermd; verstoring van<br />

broedende vogels is op grond van de Flora- en faunawet niet toegestaan; ontheffing wordt niet<br />

verleend.<br />

In tabel 3.2 is aangegeven welke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting)<br />

aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.<br />

Tabel 3.2 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime<br />

vrijstellingsregeling Ffw ontheffingsregeling Ffw<br />

(categorie 1)<br />

zwanenbloem, brede<br />

wespenorchis<br />

egel, gewone bosspitsmuis,<br />

dwergspitsmuis, mol, hermelijn,<br />

wezel, bunzing, dwergmuis, haas<br />

en konijn<br />

gewone pad, bruine kikker,<br />

kleine watersalamander<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

licht beschermde soort<br />

(categorie 2)<br />

alle soorten inheemse vogels<br />

zwaar beschermde soort<br />

(categorie 3)<br />

alle vleermuizen<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 26<br />

Effecten als gevolg van het bestemmingsplan<br />

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde<br />

dier- of plantensoorten kan betekenen. Voor ruimtelijke ingrepen zal geen ontheffing<br />

nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen<br />

van de Flora- en faunawet geldt.<br />

Herinrichting van het recreatieterrein zal mogelijk leiden tot het verstoren van broedplaatsen<br />

van vogels. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart<br />

t/m 15 juli) worden opgestart is er qua vogels geen strijdigheid met de Flora- en faunawet. Indien<br />

uit voorafgaand onderzoek blijkt dat in de te slopen gebouwen vaste verblijfplaatsen van<br />

vleermuizen aanwezig zijn, dan dient ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden<br />

aangevraagd. Vanwege de extra beschermde status van deze dieren zijn dan mitigerende<br />

en compenserende maatregelen vereist.<br />

Aangezien het hier gaat om algemene soorten, is de gunstige staat van instandhouding niet in<br />

het geding. De Flora- en faunawet zal de uitvoering van het plan derhalve niet in de weg staan.<br />

Conclusie<br />

- Het plangebied herbergt verschillende wettelijk beschermde soorten. Deze soorten worden<br />

mogelijk beïnvloed door de herinrichting van het recreatieterrein die in het bestemmingsplan<br />

mogelijk wordt gemaakt. Voor de meeste geldt echter een vrijstelling van de relevante<br />

verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet.<br />

- Het starten van werkzaamheden tijdens het broedseizoen (maart tot en met juli) is niet toegestaan,<br />

aangezien dit verstoring van de broedvogels zou betekenen.<br />

- Bijzondere aandacht moet worden besteed aan het behoud van eventuele vaste rust-, verblijfs-<br />

en voortplantingsplaatsen van vleermuizen aangezien deze soorten extra worden beschermd<br />

in het kader van de Flora- en faunawet. De te beschermen soorten komen echter<br />

alle in Nederland algemeen voor; de gunstige staat van instandhouding van deze soorten<br />

is daarom niet in het geding. Derhalve staat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van<br />

het bestemmingsplan niet in de weg.<br />

3.4. Toerisme en recreatie<br />

In deze paragraaf worden de toeristisch-recreatieve functies in het plangebied beschreven en<br />

wordt aangegeven welke ontwikkelingen mogelijk en gewenst zijn. Waar dat relevant is, wordt<br />

ook ingegaan op de recreatieve voorzieningen in de omgeving van het plangebied. Na een beschrijving<br />

van de huidige situatie worden de gewenste ontwikkelingen beschreven.<br />

Huidige situatie<br />

Recreatiepark Kruininger Gors<br />

Ontstaansgeschiedenis<br />

Het Recreatiepark Kruininger Gors vindt zijn oorsprong in een vroegere vorm van kamperen bij<br />

de boer vanuit de nabijgelegen steden in de jaren '20 (ruim 80 jaar geleden). Op initiatief van de<br />

toenmalige gemeente Oostvoorne is direct na de Tweede Wereldoorlog gezocht naar een bestuursvorm<br />

voor het recreatiegebied om de wildgroei van kampeerterreintjes tegen te gaan. In<br />

1948 werd een gemeenschappelijke regeling tussen Rotterdam en Oostvoorne getroffen om de<br />

ontwikkelingen beter te kunnen sturen. Sinds het begin van de ontwikkelingen waren er reeds<br />

enkele verenigingen van verblijfsrecreanten ontstaan. In 1948 werd het oprichten van verenigingen<br />

verplicht gesteld teneinde de saamhorigheid te bevorderen en de zelfwerkzaamheid te<br />

coördineren. Tot het begin van de jaren '60 zijn er nieuwe verenigingen ontstaan en tot het begin<br />

van de jaren '70 zijn er gronden aangekocht voor verdere uitbreidingen.<br />

Privatisering<br />

Het Recreatiepark Kruininger Gors is sinds juni 1994 geprivatiseerd. Het eigendom van de terreinen<br />

die behoren tot het recreatiepark is overgegaan naar de Molecaten groep uit Hattem.<br />

Voor de privatisering is in opdracht van de gemeente een prospectus opgesteld, waarnaar in de<br />

koopovereenkomst wordt verwezen. Aangegeven is onder meer dat de gemeente een nieuw<br />

bestemmingsplan voor het gebied zal voorbereiden. Het uitgangspunt hierbij is dat in principe<br />

de huidige begrenzing van het recreatiepark Kruininger Gors wordt aangehouden. Eventuele<br />

noodzakelijke uitbreiding van het park als gevolg van herstructurering zal in ieder geval binnen<br />

de grenzen van het gebied tussen (ruwweg) Heindijk en S32 gezocht moeten worden. Daarbij is<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 27<br />

eveneens aangegeven dat verandering van de bestemming van natuur- en duingebied uitgesloten<br />

is en dat eventuele verbetering of verandering van de infrastructuur zal moeten gebeuren<br />

met zo min mogelijk effecten op de directe omgeving. De prospectus geeft eveneens aan dat<br />

bungalowbouw in principe kan worden toegestaan. Voorwaarde is dat deze kan worden ingepast<br />

in de aanwezige bebouwing en de landschapsstructuur en het bestaande gebruik van het<br />

recreatiepark Kruininger Gors moet zoveel mogelijk worden voortgezet. Voorts hoeft het aantal<br />

kampeereenheden dat aanwezig was op het moment van overdracht niet het maximum te zijn.<br />

Uiteraard moet wel worden voldaan aan de eisen van de (toenmalige) Kampeerwet.<br />

Sinds de privatisering is het aantal verblijfseenheden op het recreatiepark geleidelijk afgenomen.<br />

Eind 1993 bedroeg het aantal verblijfseenheden 2.144, waarvan 1.750 huisjes, 394 stacaravans<br />

en 80 toeristische plaatsen. In 2006 is het aantal verblijfseenheden gedaald naar bijna<br />

1.800. Op vrijkomende plaatsen, waar de kwaliteit van het huisje slecht is, wordt dit afgebroken<br />

om op die manier de bebouwingsdichtheid wat te verlagen en ruimte te scheppen voor een mogelijke<br />

toekomstige herstructurering. Deze herstructurering zal geleidelijk plaats vinden. Met<br />

meer dan 50% van de huisjeseigenaren is destijds door de Molecatengroep een erfpachtovereenkomst<br />

aangegaan. Deze overeenkomst is nog een aantal jaren van kracht en geeft de betreffende<br />

eigenaren van de huisjes de zekerheid dat zij gedurende de looptijd van de overeenkomst<br />

over hun perceel kunnen blijven beschikken.<br />

Sinds de overdracht aan de Molecatengroep is het verplichte lidmaatschap van een kampeervereniging<br />

opgeheven. Het aantal kampeerverenigingen binnen het Kruininger Gors bedroeg in<br />

1995 ruim 20. Een aantal verenigingen heeft zich de laatste jaren opgeheven.<br />

Situering<br />

De verblijfsrecreatieterreinen van het Recreatiepark Kruininger Gors liggen direct achter een<br />

smalle duinstrook langs het Brielse Meer. Het recreatiepark heeft een totale oppervlakte van<br />

107,6 ha, hiervan is circa 60 ha ingericht als verblijfsgebied, de overige circa 47 ha bestaan uit<br />

duin- en strandgebied, bos en een hertenkamp (zie figuur 7). Aan de zuidzijde wordt het terrein<br />

begrensd door een gebied dat vroeger vooral voor tuinbouw werd gebruikt, maar dat nu nauwelijks<br />

meer een agrarische functie heeft.<br />

Deelgebieden<br />

Het Recreatiepark Kruininger Gors bestaat uit verschillende delen: het terrein met hoofdzakelijk<br />

huisjes, het kampeerterrein, het centrumgebied en aan de noordoostzijde een zone met bos<br />

met daarin een hertenkamp.<br />

Het deel met de huisjes bestaat uit kleine kavels, waarop de huisjes in rijen veelal langs relatief<br />

smalle paden staan. De huisjes hebben bescheiden afmetingen en bestaan uit één bouwlaag,<br />

meestal met een flauw kapje. De meeste huisjes zijn uitgevoerd in houtbouw. Het terrein voor<br />

recreatiewoningen heeft een oppervlakte van 41,4 ha. Volgens de meting van januari 1996 varieert<br />

de kavelgrootte van de huisjes van minder dan 70 m² tot meer dan 270 m².<br />

Het kampeerterrein bestaat voor een groot deel uit standplaatsen voor stacaravans die eind jaren<br />

'60 en begin jaren '70 zijn aangelegd op basis van de eisen en wensen van die tijd. In 2000<br />

zijn door de Molecaten groep plannen ontwikkeld voor een herinrichting van een deel van het<br />

oostelijke terrein van het recreatiepark, ongeveer ter plaatse van de kampeervereniging<br />

't Hertekamp. Het plan voorziet in vorming van clusters van standplaatsen, elk met een eigen<br />

sfeer. Een deel van het herinrichtingsplan is uitgevoerd. Het deel dat betrekking heeft op het<br />

bosgebied is niet gerealiseerd.<br />

Ter hoogte van het centrum van het terrein voor recreatiewoningen zijn direct aan de hoofdontsluiting<br />

(Gorslaan) de centrale voorzieningen gesitueerd (zie figuur 7). De bebouwing is gegroepeerd<br />

rondom het Gorsplein en bestaat uit winkels, een recreatiezaal, een wasserette, een<br />

dokterskamer, een werkplaats en een kantoor. In het verleden kwam verspreid over het terrein<br />

nog een gering aantal kleine winkels voor, zoals de winkel in doe-het-zelf-artikelen. Het merendeel<br />

van de gebouwen in het centrumgebied is in het begin van de jaren ’50 van de vorige eeuw<br />

gebouwd. De gebouwen missen daardoor een eigentijdse uitstraling.<br />

In het hoogseizoen bevinden zich 6.000 à 7.000 recreanten op het recreatiepark. De recreanten<br />

bestaan voor een belangrijke deel uit 55-plussers. Het aantal 55-plussers is een aantal jaren<br />

echter niet toegenomen, maar er heeft een voorzichtige verjonging plaatsgevonden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 29<br />

Het terrein voor toeristisch kamperen wordt door een overwegend jong publiek (gezinnen met<br />

kinderen) bezocht.<br />

Landschappelijke inpassing<br />

Aan de noordzijde worden de verblijfsrecreatieterreinen begrensd door de duinen langs het<br />

Brielse Meer en bossen, aan de westzijde door de hooggelegen Brielse Maasdam en een grasdijk.<br />

Aan de zuidzijde naar het poldergebied toe wordt het recreatiegebied voor een deel afgeschermd<br />

door de Heindijk en voor een deel door (voormalig) agrarisch gebied. Het kampeergedeelte<br />

van het recreatiegebied is gesitueerd in het bosrijke, noordelijke deel van het plangebied.<br />

Ontsluiting<br />

Voor de beschrijving van de ontsluiting wordt verwezen naar paragraaf 3.8 Verkeer.<br />

Nuts- en sanitaire voorzieningen<br />

Alle recreatiewoningen en vaste standplaatsen hebben een aansluiting op het elektriciteitsnet,<br />

de waterleiding en de riolering. In vrijwel alle recreatiewoningen is een toilet en een douche<br />

aanwezig.<br />

Ook vrijwel alle caravans beschikken over een eigen toilet en wasvoorziening. Van de douches<br />

in de sanitaire ruimten op de caravanvelden wordt met name door de toeristische kampeerders<br />

gebruikgemaakt. Tevens is op het kampeerterrein een wasserette aanwezig.<br />

Woningen<br />

Binnen het gebied dat wordt aangemerkt als Recreatiepark Kruininger Gors komt nog een aantal<br />

woningen voor (zie ook paragraaf 3.5). De aanwezigheid hiervan hangt samen met de ontstaansgeschiedenis<br />

van het terrein. Het beleid van de Molecatengroep is erop gericht deze woningen<br />

te verplaatsen naar locaties buiten het recreatiepark.<br />

Overige terreinen voor verblijfsrecreatie<br />

De ligging nabij het Brielse Meer met zijn strand en duinen en de aanwezigheid van het recreatiepark,<br />

zijn er aanleiding toe geweest dat een deel van de gronden buiten het recreatiepark ook<br />

een verblijfsrecreatieve functie heeft gekregen.<br />

Nabij de jachthaven zijn twee kleine kampeerterreintjes gesitueerd. Het ene terrein, gelegen<br />

aan de zuidwestzijde van de jachthaven, is ingericht voor 20 seizoenplaatsen. Het terrein aan<br />

de zuidoostzijde van de haven biedt plaats aan 10 vaste standplaatsen. Deze zijn uitsluitend via<br />

de bij de jachthaven behorende werf te bereiken.<br />

Aansluitend aan het Recreatiepark Kruininger Gors ligt aan de Kamplaan 4 de camping De<br />

Gorshoeve met een capaciteit van in totaal 125 standplaatsen. De inrichting van het oorspronkelijke,<br />

westelijke terreingedeelte is vooral gericht geweest op het realiseren van een zo groot<br />

mogelijk aantal standplaatsen. De ruimtelijke kwaliteit van de inrichting is hierdoor onder druk<br />

komen te staan. Door de exploitant is ook het naastgelegen terrein bij het kampeerterrein betrokken.<br />

Op dit terrein ligt de nieuwe kantine, die ook een functie heeft als eetcafé voor de omgeving.<br />

Op het oostelijk terreindeel wordt ruimte geboden aan 35 van de in totaal 125 standplaatsen.<br />

Voorts ligt aan de noordzijde van de Zeehoeveweg, op de achterzijde van een perceel, even<br />

een klein kampeerterrein met een capaciteit van 10 stacaravans. Dit terrein sluit aan op de<br />

huisjes van het Recreatiepark Kruininger Gors, die zijn gelegen aan de binnen het Kruininger<br />

Gors genoemde J.H. van de Voornlaan. Ten oosten van de Maasweg ligt een kleinschalig kampeerterrein<br />

met 4 kampeermiddelen.<br />

Eerder was tussen de Zeehoeveweg en de Heindijk nog het kampeerterrein Dijkzicht aanwezig.<br />

Dit kleinschalige kampeerterrein, gelegen op een lange, smalle kavel bood plaats aan 10 caravans.<br />

Het terrein is inmiddels opgeheven. Op het vrijkomende gedeelte is een woning gebouwd<br />

ter vervanging van de woning Zeehoeveweg 4.<br />

Dagrecreatie<br />

Wandelen en fietsen<br />

Het plangebied is goed ontsloten door middel van routes voor wandelaars en fietsers. Aangezien<br />

het Recreatiepark Kruininger Gors met inbegrip van het strand, bos- en duinterrein particulier<br />

eigendom is, is het gebied – behoudens de Gorslaan – gesloten voor recreanten van buiten<br />

het Recreatiepark. Op alle wandelpaden is het reglement van het Recreatiepark van toepassing.<br />

Langs de rand van het plangebied lopen de wandelroutes "<strong>Kruiningergors</strong>" en enkele<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 30<br />

lange afstand wandelroutes (LAW 5-1 Deltapad en LAW 6-1 Oeverloperpad). De routes maken<br />

deel uit van het Groene Netwerk.<br />

De belangrijkste wegen op het terrein van Recreatiepark Kruininger Gors hebben voor een deel<br />

een langsliggend wandelpad; vrijliggende fietspaden zijn niet aanwezig. Langs een deel van de<br />

wegen ontbreekt elke voorziening voor fiets- en voetgangersverkeer.<br />

Een groot deel van de zijlanen is alleen bedoeld voor voetgangers. Deze lanen zijn met paaltjes<br />

of hekken afgesloten voor auto's. De hoofdstructuur voor fiets- en voetgangersverkeer valt in<br />

grote lijnen samen met de structuur van de hoofdlanen en is derhalve sterk oost-westgericht.<br />

De noordzuidrichting (relatie met strand) is aanwezig in de vorm van talrijke zijpaden en enkele<br />

dwarsroutes tussen Gorslaan en Kamplaan, Zeehoeveweg en Maasweg). De laatstgenoemde<br />

wegen worden eveneens gebruikt door het autoverkeer. Deze wegen zijn openbare wegen die<br />

bij de privatisering niet zijn overgedragen. De gemeente Westvoorne is verantwoordelijk voor<br />

het beheer en onderhoud.<br />

Jachthaven en omgeving<br />

In de noordwesthoek van het plangebied ligt een jachthaven. De jachthaven is voorzien van een<br />

werf en een kleinschalige horecavoorziening.<br />

Behalve de genoemde kampeerterreintjes, is nabij de jachthaven een restaurant met midgetgolfbaan<br />

aanwezig. De eigenaar van de midgetgolfbaan heeft in het verleden plannen ontwikkeld<br />

om nabij de Zanddijk een hotel te ontwikkelen. Een kampeerterrein nabij de Zanddijk en de<br />

midgetgolfbaan zouden daarbij komen te vervallen. De plannen voor een hotel zijn nooit tot uitvoering<br />

gekomen.<br />

Overige dagrecreatieve voorzieningen<br />

Het terrein voor dagrecreatie nabij de Steenenbaak sluit aan op een dagrecreatieve zone langs<br />

de Brielse Maas. Op het terrein is een horecagelegenheid aanwezig. Ter plaatse zijn langs de<br />

oever van het Brielse Meer een zwemsteiger en enkele botensteigers aangebracht. Het grote<br />

veld kan worden benut voor evenementen.<br />

Westelijker liggen langs het Brielse Meer verschillende strandjes. Het Brielse Meer zelf biedt<br />

mogelijkheden om te zwemmen, surfen en andere vormen van watergebonden dagrecreatie.<br />

Gewenste ontwikkelingen<br />

De verwachting is dat het toerisme in zijn algemeenheid voor de komende jaren een (bescheiden)<br />

groeimarkt blijft waarbij er een toenemende behoefte aan kwaliteit is. Tevens is er een<br />

toename van het aantal korte vakanties, veelal in eigen land en een groei van de seniorenmarkt.<br />

Een bovengemiddelde groei is er met name ten aanzien van de waterrecreatie. Daarnaast kent<br />

de sportieve recreatie en extensieve, natuurgerichte recreatie (fietsen, wandelen) een meer dan<br />

gemiddelde groei.<br />

Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat in het plangebied, als gebied in een omgeving met<br />

natuur- en landschapswaarden en watersportmogelijkheden, de vraag naar recreatieve mogelijkheden<br />

zal toenemen. Dit geldt met name in verband met de directe nabijheid van omvangrijke<br />

stedelijke gebieden (Randstad). Er is echter sprake van discrepantie tussen de huidige<br />

kwaliteit van de accommodatie en de toenemende vraag naar meer luxe. De grotere vraag naar<br />

meer luxe komt ook tot uitdrukking in de vraag naar grotere recreatiewoningen en grotere stacaravans.<br />

Bij de stacaravans vervaagt geleidelijk het onderscheid tussen de "echte" caravan in de<br />

betekenis van een onderkomen op wielen met disselboom, dat verplaatsbaar is over de weg.<br />

Meer en meer krijgen de grotere caravans de vorm van een "chalet". Op zich is het niet bezwaarlijk<br />

wanneer stacaravans worden vervangen door chalets, mits de omvang van het perceel<br />

is afgestemd op de grotere omvang van het onderkomen in vergelijking met de traditionele<br />

stacaravan. Bovendien verdient het de voorkeur wanneer vervanging van stacaravans door<br />

chalets zo veel mogelijk in aaneengesloten gebiedjes plaats vindt, zodat de totale structuur van<br />

het betreffende gebied kan worden aangepast.<br />

In het algemeen dient bij herstructurering te worden gestreefd naar:<br />

- meer ruimte tussen de recreatiewoningen en kampeermiddelen;<br />

- grotere kavels per recreatiewoning;<br />

- verbetering samenhang kampeerterreinen/meer ruimte tussen stacaravans;<br />

- parkeerplaatsen dichter bij verblijfsmiddelen (max. 200 m loopafstand) en uitbreiding tot<br />

1,4 parkeerplaats per recreatiewoning of stacaravan/chalet (in verband met bezoekers);<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 31<br />

- bevordering samenhang verblijfsgebied en dagrecreatiegebied (groene en recreatieve verbindingen);<br />

- verhoging van het voorzieningenniveau ten behoeve van het recreatiepark.<br />

Herstructurering zal echter geleidelijk plaats moeten vinden om voldoende recht te kunnen doen<br />

aan de belangen van de bestaande recreanten, die veelal al jaren naar het recreatiepark komen<br />

en tevreden zijn met een eenvoudige accommodatie.<br />

Conclusie<br />

Kwaliteitsverbetering op het Recreatiepark Kruininger Gors is noodzakelijk om ook in de toekomst<br />

aan de eisen van de verblijfsrecreant te kunnen voldoen. De kwaliteitsverbetering zal<br />

geleidelijk plaats dienen te vinden, mede met het oog op de belangen van de huidige recreanten.<br />

De kwaliteitsverbetering vraagt een aanzienlijke hoeveelheid ruimte. De ruimtelijke mogelijkheden<br />

binnen het huidige verblijfsgebied zijn echter beperkt. Zonder uitbreiding van het verblijfsgebied<br />

zal de trend van een dalend aantal verblijfseenheden zich bij kwaliteitsverbetering<br />

voortzetten.<br />

3.5. Overige functies<br />

Inleiding<br />

In dit gedeelte van de toelichting worden de functies beschreven van gronden en gebouwen die<br />

voor het merendeel weinig of geen relaties hebben met recreatieve ontwikkelingen die in het<br />

plangebied hebben plaatsgevonden.<br />

Huidige situatie<br />

Algemeen<br />

In het gebied tussen het Recreatiepark Kruininger Gors en de Heindijk is het gebruik van de<br />

gronden zeer gevarieerd. Mede daardoor kenmerkt het zich door het kleinschalige karakter.<br />

Evenals op overig Voorne, komen in de zone achter de duinen vanouds tuinbouwbedrijven<br />

voor. Een groot deel hiervan is in de loop der jaren opgeheven. In 2005 is het initiatief genomen<br />

om in het kader van de Ruimte-voor-Ruimteregeling een deel van de glasopstanden in het<br />

plangebied te saneren en er drie woningen voor terug te bouwen. De betreffende gronden maken<br />

nu geen onderdeel meer uit van het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>. Deze zijn opgenomen<br />

in het bestemmingsplan Ruimte-voor-Ruimte.<br />

De onbebouwde gronden bestaan voornamelijk uit grasland. Deze gronden hebben nauwelijks<br />

meer een agrarische functie en zijn veelal hobbymatig in gebruik als weide voor paarden en<br />

klein vee. Er is echter geen sprake van intensief gebruik. Sommige terreinen worden in het<br />

hoogseizoen gebruikt als parkeerterrein, met name langs de Maasweg.<br />

Achter de woningen van de Zeehoeveweg ligt een relatief groot en onbebouwd graslandperceel.<br />

Aan de Kamplaan worden (hobbymatig) eigen gekweekte producten op zeer kleinschalige wijze<br />

aan huis verkocht.<br />

Woningen<br />

Het merendeel van de burgerwoningen buiten het Recreatiepark Kruininger Gors zijn van oorsprong<br />

voormalige agrarische bedrijfswoningen, veelal tuinderswoningen. Deze woningen zijn<br />

vrijstaand gebouwd en hebben in het algemeen een lage goothoogte. Bij veel woningen zijn,<br />

gezien het voormalige agrarische gebruik, nog grote tuinen aanwezig. Hierdoor heeft het gebied<br />

buiten het recreatiepark een ruim en groen karakter.<br />

Ook binnen het recreatiepark zelf komt nog een aantal woningen voor, voortvloeiend uit de ontstaansgeschiedenis<br />

van de verblijfsrecreatie. De woningen Gorslaan 6, Gorslaan 8, Gorslaan<br />

20, Maasweg 1 en Kamplaan 2c zijn eigendom van het Recreatiepark Kruininger Gors.<br />

Deze woningen zijn deels verhuurd aan particulieren. De woningen Gorslaan 27 en Zeehoeveweg<br />

19, die eveneens in bezit waren van de Molecaten groep, zijn vanwege de slechte bouwkundige<br />

staat inmiddels afgebroken. Herbouw van de woning Gorslaan 27 op dezelfde plaats is<br />

echter, vanwege de korte afstand tot de recreatiewoningen, minder wenselijk. In verband daarmee<br />

is voor deze woning een vervangende woningbouwmogelijkheid geboden aan de Zeehoeveweg<br />

19. Op deze locatie is ook de hier eerder gesloopte woning vervangen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 33<br />

De woningen Gorslaan 29 en Gorslaan 31 zijn particulier eigendom. De bijbehorende grond, die<br />

eigendom is van het Recreatiepark Kruininger Gors, is door middel van erfpacht uitgegeven.<br />

Niet-agrarische bedrijven<br />

Aan de Zeehoeveweg was in het verleden een autosloperij gevestigd. Op het terrein van de<br />

voormalige autosloperij vindt thans opslag van van auto's afkomstige materialen plaats.<br />

Aan de Kamplaan, nabij de Heindijk, was voorheen een groothandel in groenten en zuidvruchten<br />

gevestigd. De bedrijfsvoering is inmiddels gestaakt.<br />

Tussen de Zeehoeveweg en de Heindijk ligt een tuincentrum. De bebouwing bestaat uit twee<br />

bedrijfswoningen en kassen. Naast een groot assortiment tuin- en kamerplanten, zijn de bedrijfsactiviteiten<br />

gericht op de aanleg en onderhoud van tuinen. De parkeervoorzieningen voor<br />

dit bedrijf liggen aan de Heindijk.<br />

Aan de Zeehoeveweg is een bedrijf gevestigd dat voorziet in de behoefte aan bouwmaterialen<br />

en dergelijke voor de bewoners/gebruikers van het recreatieterrein. Dit bedrijf voert tevens onderhoudswerkzaamheden<br />

uit aan de recreatiewoningen en stacaravans op het centrum. Het<br />

betreffende bedrijf was in het verleden op het Recreatiepark Kruininger Gors gevestigd. De destijds<br />

gesloten huurovereenkomst voor de gebouwen is echter niet verlengd. Vanwege de gebondenheid<br />

van de bedrijfsvoering aan dit centrum is in de directe nabijheid een nieuwe vestigingsmogelijkheid<br />

geboden.<br />

Bij de jachthaven is een watersportbedrijf aanwezig dat onder andere bedrijfsmatig boten opslaat.<br />

Gewenste ontwikkelingen<br />

De onbebouwde gronden hebben geen agrarische functie meer en worden voornamelijk hobbymatig<br />

gebruikt als weide voor paarden en kleinvee of voor de teelt van groente en fruit. Het<br />

open en groene karakter dient gehandhaafd te blijven. Bouwmogelijkheden worden slechts in<br />

zeer beperkte mate voorgestaan. Deze worden beperkt tot een kleine schuilhut voor vee of een<br />

berging voor klein tuingereedschap en -materialen. Vanwege de negatieve uitstraling die paardenbakken<br />

vaak hebben op het landschap zijn deze niet wenselijk.<br />

Woningen<br />

Er zijn geen redenen om bestaande woningen niet als zodanig te bestemmen. Een uitbreiding<br />

van het aantal woningen wordt − overeenkomstig het beleid zoals dit geldt voor het gehele landelijk<br />

gebied − niet voorgestaan. In het kader van het beleid voor het landelijk gebied wordt voor<br />

een aantal tuinders de mogelijkheid geschapen om op basis van de provinciale Ruimte voor<br />

Ruimte regeling hun glasareaal te vervangen door woningen. Dit is vastgelegd in het bestemmingsplan<br />

“Ruimte voor Ruimte”, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 november<br />

2006. De locaties voor de bouw van woningen worden nu aangegeven door betreffende tuinders<br />

c.q. particulieren. Dit leidt ertoe dat afstemming tussen betrokken belangen onvoldoende<br />

plaatsvindt. Een meer gerichte sturing op ruimtelijke motieven is gewenst. Het gemeentebestuur<br />

hanteert hierbij als uitgangspunt de clustering van woningen. In verband daarmee komen enkele<br />

locaties in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> in de toekomst mogelijk in aanmerking voor bebouwing<br />

in het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling.<br />

Zeker de kleinere woningen moeten over uitbreidingsmogelijkheden te kunnen beschikken. Omdat<br />

de polder <strong>Kruiningergors</strong> in feite onderdeel uitmaakt van het landelijk gebied, worden de uitbreidingsmogelijkheden<br />

gelijk gesteld aan de mogelijkheden van andere woningen elders in het<br />

buitengebied van Westvoorne.<br />

Niet-agrarische bedrijven<br />

Vestiging van nieuwe bedrijven wordt niet voorgestaan. Aan het bestaande opslagbedrijf van<br />

automaterialen zullen in beperkte mate uitbreidingsmogelijkheden geboden dienen te worden.<br />

Wanneer dit bedrijf zijn activiteiten beëindigt of verplaatst, zal een soortgelijk ander bedrijf zijn<br />

toegestaan. De mogelijkheid van een beperkte uitbreiding geldt niet voor het betrekkelijk recent<br />

vanuit het Recreatiepark Kruininger Gors naar de Zeehoeveweg verplaatste onderhoudsbedrijf<br />

en handel in bouwmaterialen. De bestemmingslegging voor dit bedrijf wordt afgestemd op de<br />

vrijstelling die op basis van artikel 19 WRO van het vigerende bestemmingsplan is verleend.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 34<br />

Samenvattende gewenste ontwikkelingen overige functies:<br />

- voor de onbebouwde voormalige agrarische percelen, hobbymatige (tuin)activiteiten in onder<br />

meer de vorm van het houden van (klein)vee en dergelijke mogelijk maken;<br />

- uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande woningen overeenkomstig het beleid voor het<br />

overige buitengebied;<br />

- geen nieuwe vestigingsmogelijkheden voor bedrijven;<br />

- verplaatsing van woningen vanuit het Recreatiepark Kruininger Gors is in principe wenselijk,<br />

mits de vrijkomende ruimte wordt benut voor de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark<br />

Kruininger Gors; in verband met onzekerheden omtrent de uitvoerbaarheid wordt<br />

hiermee in het bestemmingsplan echter nog geen rekening gehouden.<br />

3.6. Milieu<br />

In het plangebied is sprake van activiteiten waarmee uit milieuhygiënisch oogpunt rekening<br />

moet worden gehouden. Daarnaast is het nabijgelegen industriegebied Europoort/Maasvlakte<br />

van grote invloed op de milieukwaliteit in het plangebied.<br />

Niet-agrarische bedrijven<br />

In het plangebied is sprake van enkele niet-agrarische bedrijfsactiviteiten. Het betreft een opslagbedrijf<br />

van automaterialen aan de Zeehoeveweg 27a. Er vinden op het terrein van Zeehoeveweg<br />

27a geen autosloperijactiviteiten meer plaats. Aan de Zeehoeveweg (tussen Zeehoeveweg<br />

2a en Kamplaan 12) is een bedrijf gevestigd dat voorziet in de behoefte aan bouwmaterialen<br />

en dergelijke voor de bewoners/gebruikers van het recreatieterrein. Dit bedrijf voert tevens<br />

onderhoudswerkzaamheden uit aan de recreatiewoningen en stacaravans op het centrum. De<br />

bedrijven hebben een kleinschalig karakter en veroorzaken weinig milieuhinder in de omgeving.<br />

De bedrijven krijgen daarom een specifieke bestemming voor de huidige bedrijfsactiviteiten.<br />

Bij de jachthaven vinden eveneens bedrijfsmatige, jachthavengerelateerde bedrijfsactiviteiten<br />

plaats. Gelet op de aard van de functies in de omgeving zijn dergelijke activiteiten toegestaan<br />

tot ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de<br />

meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar opklimmende belasting<br />

voor het milieu. In de toelichting op de algemene aanpak van milieuzonering met de Staat<br />

van Bedrijfsactiviteiten worden globale criteria aangegeven voor de toelaatbaarheid van de verschillende<br />

bedrijfscategorieën. Bepalend is de aanwezigheid van milieugevoelige bestemmingen<br />

in de omgeving (bijvoorbeeld woningen) en het karakter van het gebied. Voor een algemene<br />

toelichting op de algemene aanpak van milieuzonering met de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

wordt verwezen naar bijlage 1.<br />

Horeca<br />

In het plangebied komen ook enkele horecabedrijven voor, namelijk bij de jachthaven, binnen<br />

het Recreatiepark Kruininger Gors, bij camping De Gorshoeve en bij het dagrecreatiegebied<br />

aan de oostzijde van het plangebied. Om de horecafunctie te reguleren, wordt in dit bestemmingsplan<br />

een verdeling gemaakt in verschillende soorten horecabedrijven. Het onderscheid in<br />

de verschillende soorten horecabedrijven is wenselijk, omdat horecabedrijven hinder kunnen<br />

veroorzaken voor de omgeving. Ruimtelijk relevant zijn daarbij vooral de mogelijke hinder die<br />

samenhangt met de sluitingsuren van de horecabedrijven en de verkeersaantrekkende werking.<br />

De verschillende soorten horecabedrijven zijn aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten.<br />

Voor een toelichting op deze Staat wordt verwezen naar bijlage 2.<br />

In het plangebied worden horeca-activiteiten uit categorie 1 en 2 toegelaten. Dit zijn horecabedrijven<br />

die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor de omgeving, maar wel<br />

enige verkeersaantrekkende werking kunnen hebben. Een uitzondering hierop vormen de horecabedrijven<br />

in het centrumgebied van het recreatiepark. Deze horecavoorzieningen zijn vooral<br />

bedoeld voor het recreatiepark zelf. Het bestemmingsplan maakt recreatiewoningen en -appartementen<br />

in de directe nabijheid van deze horecabedrijven mogelijk. In verband daarmee is het<br />

wenselijk om hier alleen horecabedrijven in de categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten<br />

mogelijk te maken.<br />

Industrielawaai<br />

Het plangebied ligt geheel binnen de invloedssfeer van het industrieterrein Europoort/Maasvlakte.<br />

Op dit industrieterrein zijn inrichtingen gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder<br />

kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (zogenaamde grote<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 35<br />

lawaaimakers). De bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer. Ingevolge artikel 53 van de Wet geluidhinder dient het industrieterrein<br />

te worden gezoneerd. De betreffende geluidszone is medio 1993 vastgesteld door<br />

de Kroon. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting niet meer dan 50 dB(A) bedragen.<br />

Uit de kaart behorende bij het zonebesluit blijkt dat de geluidsbelasting ter plaatse van het overgrote<br />

deel van het plangebied tussen de 55 en 60 dB(A) bedraagt. Alleen het uiterste noordoostelijke<br />

deel van het plangebied ondervindt een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A). Voor<br />

bestaande en in aanbouw zijnde woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 55 dB(A) en<br />

een uiterste grenswaarde van 65 dB(A). Voor nieuw te bouwen woningen geldt een voorkeursgrenswaarde<br />

van 50 dB(A). Wanneer niet aan deze voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, is<br />

ontheffing nodig. Bij nieuw te bouwen woningen binnen een bestaande geluidszone van een<br />

zeehavengebonden industrieterrein is vaststelling van een hogere waarde tot 60 dB(A) mogelijk.<br />

In het kader van het Beleidsconvenant Rijnmond-West (GRW) wordt een vermindering van de<br />

geluidsbelasting beoogd als gevolg van de industrieterreinen Europoort/Maasvlakte en Botlek/-<br />

Pernis. Doelstelling is het reduceren van het aantal saneringswoningen (met een geluidsbelasting<br />

van meer dan 55 dB(A)) en het aangeven van de toekomstige geluidsruimte voor bedrijven.<br />

Het project heeft alleen betrekking op de 55 dB(A)-contouren en niet op de 50 dB(A)-contouren.<br />

Belangrijk voor het bestemmingsplan zijn de uitgangscontour (de contour 2000 na verwerking<br />

van het effect van de saneringsmaatregelen op korte termijn) en de eindcontour (geeft de uiteindelijk<br />

benodigde geluidsruimte voor bedrijven weer ver na 2000). Het saneringsprogramma<br />

is door Gedeputeerde Staten vastgesteld en door de minister van VROM goedgekeurd. Uit het<br />

onderzoek blijkt dat een groot deel van het plangebied binnen de 55 dB(A)-contour blijft liggen.<br />

Uit milieuhygiënisch oogpunt is het gemeentelijk beleid terughoudend om nieuwe woningen te<br />

bouwen op locaties waar de geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai meer dan<br />

55 dB(A) bedraagt. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe woningen. Recreatieverblijven<br />

zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet geluidhinder. Wel biedt het bestemmingsplan<br />

in principe de mogelijkheid om op het Gorsplein recreatieappartementen te realiseren.<br />

Voor mogelijke nieuwe recreatieappartementen dient een aanvaardbaar verblijfsklimaat<br />

te worden gegarandeerd. De waarde van 60 dB(A) (de uiterste grenswaarde voor nieuwe "gewone"<br />

woningen binnen de geluidszone van een zeehavengebonden industrieterrein) wordt niet<br />

overschreden. Uit het oogpunt van industrielawaai kan daarom worden gesteld dat sprake is<br />

van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.<br />

Wegverkeerslawaai<br />

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering<br />

van:<br />

- woonerven;<br />

- 30 km/h-gebieden;<br />

- wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart<br />

vaststaat dat de geluidsbelasting aan de gevels van aanliggende woningen op 10 m uit de<br />

as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt.<br />

Alle wegen binnen het plangebied kennen een 30 km/h-regime, met uitzondering van de Heindijk<br />

welke een maximumsnelheid van 60 km/h kent.<br />

Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige<br />

bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Tot geluidsgevoelige bestemmingen<br />

worden onder andere geprojecteerde (maar nog niet gerealiseerde) woningen gerekend.<br />

In nieuwe situaties bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde aan de gevel 50 dB(A).<br />

Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere, nader omschreven situaties een hogere waarde<br />

vaststellen indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan.<br />

In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet<br />

geluidhinder mogelijk gemaakt. Wel maakt het plan in principe de realisering van nieuwe recreatieappartementen<br />

mogelijk. De locaties hiervoor liggen buiten de 50 dB(A)-contour van de<br />

Heindijk (zie bijlage 3). Voor de overige wegen in het plangebied geldt een maximumsnelheid<br />

van 30 km/h. De wegen zijn relatief smal en hebben betrekkelijk weinig verkeer. De gemiddelde<br />

intensiteit op de Kamplaan, Zeehoeveweg, en Maasweg bedraagt 350-400 mvt per dag. Op de<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 36<br />

Gorslaan is meer verkeer, de gemiddelde intensiteit hier bedraagt bijna 900 mvt per dag. In<br />

verband met het recreatieve karakter van het plangebied treden er wel verschillen op, afhankelijk<br />

van de tijd van het jaar. Gelet op de relatief lage intensiteiten kan worden geconcludeerd dat<br />

er vanuit het oogpunt van wegverkeerslawaai sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat.<br />

Spoorweglawaai<br />

In verband met het aanpassen van de Havenspoorlijn is akoestisch onderzoek uitgevoerd<br />

(DGMR L.98.1109.E). Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het noordoostelijk<br />

deel van het plangebied binnen de 57 dB(A)-etmaalcontour komt te liggen. Dit gebied<br />

ligt echter buiten de wettelijke onderzoekszone van 700 m uit de spoorlijn.<br />

Gewijzigde Wet geluidhinder<br />

Op 1 januari 2007 is een wijziging van de Wet geluidhinder in werking getreden. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

maakt geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder mogelijk. Uit<br />

het akoestisch onderzoek dat is verricht op basis van de wet zoals deze gold tot 1 januari 2007<br />

zijn geen specifieke punten naar voren gekomen, die aanleiding geven tot het herschrijven van<br />

de onderdelen van de toelichting die betrekking hebben op het aspect geluid.<br />

Luchtkwaliteit<br />

Beleid en normstelling<br />

Het Besluit luchtkwaliteit (hierna Blk) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en<br />

stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk<br />

langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof van belang (zie<br />

bijlage 3). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.3 weergegeven. De<br />

grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de<br />

Arbeidsomstandighedenwet.<br />

Tabel 3.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk<br />

stof toetsing van grenswaarde geldig vanaf<br />

stikstofdioxide<br />

(NO2)<br />

jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ 2010<br />

fijn stof (PM10) 1) jaargemiddelde concentratie 40 μg/m³ 2005<br />

24-uurgemiddelde concentratie maximaal 35 keer per jaar<br />

meer dan 50 μg/m³<br />

2005<br />

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en<br />

bijbehorende Meetregeling).<br />

Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden<br />

die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een<br />

bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen<br />

deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien:<br />

- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening<br />

van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a);<br />

- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de<br />

uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die<br />

uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b).<br />

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan<br />

uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden<br />

met de luchtkwaliteit.<br />

Onderzoek en resultaten<br />

Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten<br />

worden getoetst aan de in het Blk opgenomen grenswaarden. Het voorliggende bestemmingsplan<br />

is voornamelijk consoliderend van aard. Wel wordt in het gebied met centrumvoorzieningen<br />

de realisatie van een beperkt aantal recreatieappartementen mogelijk gemaakt. Eventuele<br />

plannen hiervoor zullen in de toekomst moeten worden uitgewerkt.<br />

De realisatie van recreatieappartementen kan mogelijk gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit<br />

in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden na-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 37<br />

gegaan of de realisering van de appartementen aanvaardbaar is, gelet op de luchtkwaliteit ter<br />

plaatse. Om deze ontwikkeling te kunnen toetsen aan het Blk is onderzoek uitgevoerd naar de<br />

gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving en de luchtkwaliteit ter plaatse van het centrumgebied.<br />

Voor het onderzoek naar de luchtkwaliteit is uitgegaan van 50 appartementen. In bijlage<br />

4 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven.<br />

Uit het onderzoek blijkt dat blijkt dat in alle onderzochte situaties ruimschoots wordt voldaan aan<br />

de grenswaarden uit het Blk. De realisatie van de recreatieappartementen levert slechts een<br />

beperkte bijdrage aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving en leidt in<br />

geen geval tot een overschrijding van grenswaarden. Ook ter plaatse van de mogelijke appartementen<br />

wordt in de onderzochte prognosejaren (2007, 2010 en 2017) aan alle grenswaarden<br />

uit het Blk voldaan.<br />

Conclusie<br />

Het Blk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het<br />

oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.<br />

Leidingen<br />

In het plangebied ligt een tweetal afvalwaterpersleidingen van het waterschap Hollandse Delta.<br />

De ene persleiding loopt van de Katteweg in Oostvoorne naar de zuiveringsinstallatie aan de<br />

Scheitweekseweg en heeft een diameter van 160 mm. De andere betreft een persleiding van<br />

het dorpsgebied van Oostvoorne eveneens naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie aan de<br />

Scheitweekseweg. Deze leiding heeft een diameter van 300 mm.<br />

Langs de Heindijk ligt een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150 kV, die ter plaatse van<br />

de Bollaarsdijk in noordelijke richting afbuigt. Door het westelijk deel van het plangebied loopt<br />

een bovengrondse hoogspanningsleiding van 380 kV.<br />

Er bestaat mogelijk een verhoogde kans op leukemie bij kinderen, indien zij zich langdurig binnen<br />

het magnetische veld van bovengrondse hoogspanningsleidingen bevinden. In een brief<br />

van 4 oktober 2005 heeft staatssecretaris Van Geel zijn advies vastgelegd over de aan te houden<br />

afstanden tussen bovengrondse hoogspanningsleidingen en nieuwe gevoelige functies<br />

(functies waarin kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals woningen, scholen<br />

en kinderopvangvoorzieningen). Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in dergelijke<br />

nieuwe gevoelige functies. In het bestemmingsplan hoeft daarom geen rekening te worden gehouden<br />

met de bedoelde afstanden.<br />

In tabel 3.4 zijn voor de verschillende leidingen de relevante gegevens aangegeven. De aardgasleidingen<br />

en aardolieleiding in de omgeving van het plangebied komen aan de orde in paragraaf<br />

3.7.<br />

Tabel 3.4 Leidingen en aan te houden afstandsmaten<br />

soort leiding diameter (in mm) voltage (in kV) zakelijk rechtstrook (in<br />

m) 1)<br />

afvalwaterpersleiding 300 3<br />

afvalwaterpersleiding 160 - 3<br />

bovengrondse hoogspanningsleiding - 380 38<br />

ondergrondse hoogspanningsleiding - 150 5<br />

1) Aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. Binnen de zakelijk rechtstrook is in beginsel geen bebouwing toe-<br />

gestaan.<br />

Binnen de verschillende zakelijk rechtstroken stelt dit bestemmingsplan beperkingen aan het<br />

grondgebruik.<br />

Externe ontwikkelingen<br />

Door de uitbreiding van het zeehaven- en industrieterrein op de Maasvlakte zal de milieukwaliteit<br />

mogelijk verslechteren. Uit onderzoek dat door het Instituut voor Milieuvraagstukken van de<br />

Vrije Universiteit van Amsterdam 1) is uitgevoerd, blijkt dat het hierbij vooral gaat om een toe-<br />

1) Effecten van een Maasvlakte 2 op het woon- en leefmilieu in de gemeente Westvoorne (Vrije Universiteit Amsterdam,<br />

juni 1998).<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 38<br />

name van de geluidsbelasting en een verslechtering van de luchtkwaliteit. De geluidszone die<br />

op grond van de Wet geluidhinder rond dergelijke haven- en industrieterreinen moet worden<br />

vastgesteld, loopt echter niet door het voorliggende plan. Externe veiligheid is niet betrokken bij<br />

dit onderzoek.<br />

3.7. Externe veiligheid<br />

Algemeen<br />

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te<br />

worden gekeken, namelijk:<br />

- inrichtingen waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;<br />

- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, water of spoor of door buisleidingen.<br />

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden<br />

risico (PR, voorheen individueel risico) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar<br />

dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij<br />

zich onafgebroken 1) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt<br />

weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt<br />

de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct<br />

gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.<br />

De onderzoeksresultaten in deze paragraaf zijn gebaseerd op het advies dat de DCMR Milieudienst<br />

Rijnmond in het kader van het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong> heeft uitgebracht. 2)<br />

Inrichtingen<br />

Normstelling<br />

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Op<br />

basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor<br />

kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 3) . Beide liggen op een<br />

niveau van 10 -6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen<br />

worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.<br />

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht<br />

voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid<br />

gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriënterende waarde. Deze<br />

verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.<br />

Onderzoeksresulaten DCMR<br />

De inrichtingen buiten de gemeente Westvoorne, met name op de Maasvlakte en in de Europoort,<br />

zijn niet van belang zijn voor de externe veiligheid in het plangebied <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Wat de inrichtingen binnen de gemeente Westvoorne betreft zijn het Shell tankstation Oostvoorne<br />

(Brielseweg 115, verkoop LPG) en Kruininger Gors B.V. (Gorsplein 2, opslag propaan)<br />

mogelijk relevant voor de externe veiligheid. Beide inrichtingen blijken geen belemmering te<br />

vormen voor het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>. Voor het LPG-tankstation is daarbij uitgegaan<br />

van een doorzet van minder dan 1.500 m³ LPG per jaar. De DCMR acht het wel noodzakelijk<br />

de doorzet van LPG per jaar in de milieuvergunning van het tankstation te begrenzen. 4)<br />

1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.<br />

2) DCMR Milieudienst Rijnmond, Externe Veiligheid Bestemmingsplan "<strong>Kruiningergors</strong>", Advies in verband met een<br />

nieuw bestemmingsplan, september 2005.<br />

3) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden<br />

afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar<br />

kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een<br />

groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen,<br />

kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen<br />

die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.<br />

4) De huidige jaarlijkse LPG-doorzet bedraagt minder dan 1.000 m³ per jaar. De maximaal toelaatbare jaarlijkse LPGdoorzet<br />

is nog niet in de milieuvergunning vastgelegd en hierover bestaat ook nog geen overeenstemming met<br />

Shell. Gelet op de beoogde routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de gemeente zal de jaarlijkse LPGdoorzet<br />

echter niet kunnen doorgroeien tot meer dan 1.500 m³ per jaar (gebaseerd op mondelinge informatie<br />

DCMR d.d. 17 oktober 2006)<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 39<br />

Transport over wegen, vaarwegen en spoorwegen<br />

Beleid<br />

In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen in de Staatscourant<br />

gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke<br />

stoffen over wegen, water en spoorwegen opgenomen.<br />

Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse<br />

van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10 -5 per jaar en de streefwaarde 10 -6 per jaar. In<br />

nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10 -6 per<br />

jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10 -6 per<br />

jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriënterende waarde 1) voor<br />

het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht<br />

geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van<br />

200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.<br />

Volgens het provinciale beleid geldt dat vaarwegen voor gevaarlijke stoffen tot op een afstand<br />

van 40 m moeten worden vrijgehouden en tot op een afstand van 65 m vrij moeten blijven van<br />

bebouwing.<br />

Onderzoeksresultaten DCMR<br />

Wegtransport<br />

Wat het wegtransport betreft zijn de N15/A15 Europaweg en de N<strong>21</strong>8 tussen het Stenen Baakplein<br />

en de N57 mogelijk van belang.<br />

Het PR en GR van de N15/A15 blijken niet relevant te zijn voor de ontwikkelingen binnen het<br />

plangebied <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

De N<strong>21</strong>8 kent ter hoogte van het plangebied geen 10 -6 -contour. Het PR van de N<strong>21</strong>8 vormt<br />

derhalve geen probleem. Het GR van de N<strong>21</strong>8 blijkt ter hoogte van het plangebied ruim onder<br />

de oriënterende waarde te liggen. Er is binnen het invloedsgebied geen sprake van toename<br />

van het GR. Op basis van de circulaire hoeft het GR daarom niet te worden verantwoord. De<br />

DCMR adviseert echter om de hoogte van het GR wel te verantwoorden (en hierover advies<br />

van de Regionale Hulpverleningsdienst Rijnmond (thans Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond)<br />

te vragen). Daarbij kan worden vermeld dat het een bestaande situatie betreft.<br />

Vaarwegen<br />

Wat de vaarwegen betreft is het Hartelkanaal relevant. Zowel het PR als het GR vormen geen<br />

probleem voor het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>. Het bestemmingsplan is in lijn met het vigerende<br />

provinciale beleid ten aanzien de aan te houden afstanden tot vaarwegen voor gevaarlijke<br />

stoffen.<br />

Spoortransport<br />

Wat het spoortransport betreft is met name traject 90: Europoort-Maasvlakte van belang. Zowel<br />

het PR als het GR vormen geen probleem voor het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Transport door buisleidingen<br />

Beleid<br />

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd<br />

zijn de volgende circulaires van belang:<br />

- de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen;<br />

- de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen<br />

voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2 en K3-categorie.<br />

Afhankelijk van druk en diameter gelden verschillende bebouwings- en toetsingsafstanden 2) .<br />

1) De oriënterende waarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment<br />

gemeten per kilometer en per jaar:<br />

- 10 -4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;<br />

- 10 -6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;<br />

- 10 -8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers;<br />

- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriënterende waarde).<br />

2) De toetsingsafstand is de afstand die zoveel mogelijk dient te worden aangehouden tot kwetsbare objecten. Alleen<br />

indien er planologische, technische of economische argumenten zijn, mogen binnen de toetsingsafstand kwetsbare<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 40<br />

De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet<br />

worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de zakelijk rechtstrook.<br />

Binnen deze afstand is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan.<br />

Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen herzien. Hierbij worden<br />

ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw bekeken. VROM adviseert rekening te<br />

houden met deze nieuwe regelgeving. De vaststelling van nieuwe afstanden is nog niet afgerond.<br />

Tot die tijd kan het RIVM om de maximale afstand worden gevraagd.<br />

Onderzoeksresultaten DCMR<br />

Ten zuiden en zuidwesten van het plangebied bevindt zich een leidingbaan langs de N<strong>21</strong>8 met<br />

twee hogedrukaardgasleidingen en één hogedrukaardolieleiding. Hoewel deze leidingen (inclusief<br />

zakelijk rechtstroken) buiten het plangebied zijn gelegen, kunnen deze vanwege veiligheidsaspecten<br />

leiden tot beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.<br />

Hogedrukaardgasleidingen<br />

Er wordt voldaan aan de huidige bebouwingsafstand.<br />

Er bevinden zich circa 180 bestaande verblijfseenheden van het Recreatiepark Kruininger Gors<br />

tussen deze bebouwingsafstand en de door het RIVM berekende maximale afstand (200 m).<br />

Het recreatiepark betreft een kwetsbaar object. Aangezien het een bestaande situatie betreft,<br />

kan deze situatie positief worden bestemd.<br />

Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisering van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten<br />

binnen de berekende maximale afstanden.<br />

Omdat een groot deel van het plangebied binnen het invloedsgebied (1.060 m) van beide hogedrukaardgasleidingen<br />

valt, adviseert de DCMR om de Regionale Hulpverleningsdienst Rijnmond<br />

(thans Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond) om advies te vragen over de rampbestrijding<br />

en zelfredzaamheid.<br />

Hogedrukaardolieleiding<br />

Er wordt voldaan aan de bebouwingsafstand<br />

Binnen het plangebied bevinden zich geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de toetsingsafstand.<br />

Het bestemmingsplan voorziet ook niet in ontwikkelingen van (beperkt) kwetsbare objecten<br />

binnen de toetsingsafstand. De hogedrukaardolieleiding heeft daarom geen invloed op<br />

de besluitvorming voor het bestemmingsplan.<br />

Verantwoording groepsrisico en advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond<br />

De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) heeft op verzoek van de gemeente advies uitgebracht<br />

over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening<br />

en zelfredzaamheid in het plangebied 1) .<br />

Zelfredzaamheid<br />

De zelfredzaamheid bij nieuwe ontwikkelingen acht de VRR adequaat, zij het dat ¼ van de<br />

aanwezigen niet in staat zal zijn om te vluchten, omdat zij direct slachtoffer worden van een<br />

potentieel incident met de hogedrukaardgasleidingen 2) .<br />

Hulpverlening: bluswater en bereikbaarheid<br />

De bereikbaarheid van het plangebied is adequaat. De bluswatervoorzieningen zijn niet adequaat<br />

voor de hier beschouwde incidenten met de hogedrukaardgasleidingen en het vervoer<br />

van gevaarlijke stoffen over de N<strong>21</strong>8.<br />

Opgemerkt wordt dat een leidingbrand bij de hogedrukaardgasleidingen kortsluiting kan veroorzaken<br />

op de hoogspanningskabels, waarvan de gevolgen niet bekend zijn. De inzetmogelijkhe-<br />

objecten worden gerealiseerd. Als kwetsbare objecten zijn aangemerkt: woonbebouwing, bijzondere objecten,<br />

recreatieterreinen en industrieterreinen.<br />

Indien van de toetsingsafstand wordt afgeweken, dient in ieder geval ten minste de bebouwingsafstand in acht te<br />

worden genomen. Bij aardgasleidingen heeft de bebouwingsafstand betrekking op woonbebouwing en bijzondere<br />

objecten, waarbij een onderscheid is aangebracht in verschillende typen woonbebouwing en bijzondere objecten.<br />

1) Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, Veiligheidsadvies "<strong>Kruiningergors</strong>", nummer 3805/005, 3 november 2006.<br />

2) Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie te verplaatsten naar de<br />

sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan. Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van<br />

de VVR afgezien.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 41<br />

den van de brandweer zijn hierdoor beperkt, wat kan leiden tot branduitbreiding. Maatregelen<br />

hiervoor zijn niet echt mogelijk.<br />

Advies<br />

De VRR adviseert het college van burgemeester en wethouders de volgende voorzieningen te<br />

realiseren teneinde de zelfredzaamheid te vergroten en een goede hulpverlening mogelijk te<br />

maken:<br />

1. geen kwetsbare objecten binnen de 1% lethaliteitsgrens 1) van de hogedrukaardgasleiding<br />

(dit is binnen een afstand van 375 m) plaatsen, tenzij deze objecten een beschermingsniveau<br />

hebben dat gelijkstaat aan 15 kW/m² van 30 minuten (weerstand bij branddoorslag<br />

en brandoverslag); het verdient aanbeveling om binnen deze zone geen (kampeerterrein<br />

voor) tenten te bestemmen, omdat deze constructies bij voorbaat niet aan de voorwaarden<br />

kunnen voldoen;<br />

2. binnen deze 30 minuten kan de hulpverlening een bescherming opstellen ten aanzien van<br />

een incident met de hogedrukaardgasleiding; hiervoor dient wel voldoende bluswater aanwezig<br />

te zijn;<br />

3. ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N<strong>21</strong>8, adviseert de VRR de<br />

gemeente in overleg te treden met de wegbeheerder om de mogelijkheden voor een adequate<br />

bluswatervoorziening voor de N<strong>21</strong>8 te bezien (hierbij gaat het niet om een resultaatsverplichting,<br />

maar om een inspanningsverplichting);<br />

4. ten aanzien van bluswater is door de Intergemeentelijke Brandweer Voorne Putten (IBVP)<br />

opgemerkt dat het bluswater in het buitengebied onvoldoende is. De VRR adviseert om samen<br />

met IBVP plan op te stellen hoe hiermee om te gaan.<br />

Standpunt gemeente<br />

Binnen 375 m vanaf de hogedrukaardgasleidingen worden geen nieuwe kwetsbare objecten<br />

toegestaan 2) . Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie<br />

te verplaatsten naar de sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan.<br />

Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van de VVR afgezien. Indien in de toekomst<br />

mocht blijken dat verplaatsing van recreatiewoningen naar deze locaties leidt tot een aanmerkelijke<br />

kwaliteitsverbetering en aan de veiligheidseisen kan worden voldaan, zal een nadere afweging<br />

worden gemaakt ten aanzien van herziening van het bestemmingsplan of het volgen<br />

van een afzonderlijke projectprocedure.<br />

De gemeente zal de adviezen ten aanzien van de bluswatervoorzieningen opvolgen.<br />

Conclusie ten aanzien van het groepsrisico<br />

Geconcludeerd kan worden dat het GR aanvaardbaar is.<br />

Conclusie<br />

Het bestemmingsplan voldoet aan de normen en het beleid voor externe veiligheid.<br />

3.8. Verkeer<br />

Huidige situatie<br />

Verkeersontsluiting<br />

Het Recreatiepark Kruininger Gors wordt extern ontsloten vanaf de Kleidijk/Brielse Maasdam<br />

(N<strong>21</strong>8). <strong>Kruiningergors</strong> is hier op de ANWB-borden aangegeven. De Brielse Maasdam geeft via<br />

de Suurhoffbrug verbinding met de N15/A15 (Europaweg) in de richting Rotterdam. De Kleidijk<br />

geeft via de in het verlengde daarvan gelegen Schrijversdijk verbinding met de N57, de kern<br />

Brielle en via de Westvoorneweg met Rockanje. De relatie met de kern van Oostvoorne wordt<br />

verzorgd door twee lokale wegen: de Noordweg en de rotonde Kleidijk/Brielseweg. De Noordweg<br />

is echter slechts op specifieke tijden buiten de spitsuren opengesteld.<br />

De interne ontsluitingsstructuur wordt gevormd door twee openbare wegen, de Gorslaan en<br />

Kamplaan/Zeehoeveweg. Deze wegen doorsnijden het gebied in de lengterichting (oost-west).<br />

1) Dit is de afstand waarop nog 1% van blootgestelde mensen komt te overlijden.<br />

2) Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevatte nog de mogelijkheid verblijfsaccommodatie te verplaatsten naar de<br />

sportvelden en het parkeerterrein ten zuiden van de Kamplaan. Hiervan is mede naar aanleiding van het advies van<br />

de VVR afgezien.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 42<br />

Aan de westzijde geven deze wegen aansluiting op de Kleidijk/Brielse Maasdam (N<strong>21</strong>8) en de<br />

interne wegenstructuur van de kern Oostvoorne. Aan de oostzijde bevindt zich het landelijk gebied<br />

met landelijke wegen. De oriëntatie van het verkeer ligt in hoofdzaak in westelijke richting.<br />

Een deel van de woningen in het plangebied wordt ontsloten vanaf de Heindijk. De Heindijk is<br />

onder andere bereikbaar vanaf de rotonde in de Kleidijk via de Breeweg of Scheitweekseweg.<br />

Ook de Polderweg wordt gebruikt door verkeer van en naar <strong>Kruiningergors</strong>. De veel bredere gereconstrueerde<br />

route via de Bollaarsdijk (breedte wegdek 5,5 m) heeft, in tegenstelling tot wat<br />

met de reconstructie werd beoogd, slechts een zeer beperkte ontsluitingsfunctie. Het gevolg<br />

van deze ontsluitingsstructuur is dat in het westelijk gedeelte van het plangebied sprake is van<br />

een relatief grote verkeersdruk, terwijl het oostelijk gedeelte juist relatief rustig is. Verkeerstellingen<br />

in het verleden in de zomerperiode door het waterschap De Brielse Dijkring wijzen uit dat<br />

de verkeersintensiteiten op de landelijke wegen de 1.000 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) niet<br />

overschrijden, zodat van geen overmatige verkeersbelasting kan worden gesproken.<br />

Verkeersveiligheid<br />

De verkeersveiligheid op en nabij het recreatiepark vormt een aandachtspunt.<br />

Nabij de noordoostelijke toegang van het recreatiepark zijn de wegen zeer smal, terwijl het uitzicht<br />

slecht is. Ook is sprake van gemengde afwikkeling van langzaam en gemotoriseerd verkeer<br />

op de smalle dijkwegen met een maximumbreedte van 4 à 4,5 m. Dit brengt vooral voor<br />

het langzaam verkeer verkeersonveilige situaties met zich mee. De verkeersveiligheid is de afgelopen<br />

jaren echter wel verbeterd door de aanleg van de rotonde op de Kleidijk in het verlengde<br />

van de Brielseweg. Deze rotonde geeft vanaf een nieuw weggedeelte aansluiting op de<br />

Breeweg. De veel gebruikte gevaarlijke kruising van de Tichelarijweg met de N<strong>21</strong>8 komt na afronding<br />

van het project in 2007 te vervallen. In 2007 moeten er nog enkele aanpassingen worden<br />

uitgevoerd ter plaatse van de aansluiting tussen de Breeweg en de Heindijk. Dit in verband<br />

met de noodzaak tot het treffen van voorzieningen voor twee leidingen van het waterschap. De<br />

Breeweg wordt verbreed tot en met de stoep naar de Heindijk. Vandaar kan een route worden<br />

gekozen naar de Kamplaan.<br />

Door de verschillende routes naar het recreatiepark vindt een zekere spreiding van het verkeer<br />

plaats.<br />

De Gorslaan en Kamplaan doorsnijden een groot aantal looproutes tussen de verblijfseenheden<br />

en het strand (Brielse Meer). Op enkele plaatsen is sprake van een slechte uitzichtsituatie ter<br />

plaatse van zijpaden. Langs een deel van de interne wegen zijn geen voetpaden aanwezig.<br />

Vrijliggende fietsvoorzieningen zijn op het recreatiepark nergens aanwezig. De Gorslaan maakt<br />

voorts deel uit van een regionale fietsroute langs het Brielse Meer en Oostvoornse Meer, waardoor<br />

ook recreatief fietsverkeer, dat geen relatie heeft met het recreatiepark, gebruik maakt van<br />

deze weg. Vooral wielrenners die met hoge snelheid het recreatiegebied doorkruisen zorgen<br />

voor veel overlast. Dit maakt het extra noodzakelijk dat aandacht aan het fietsverkeer wordt besteed.<br />

De interne wegen binnen het Recreatiepark Kruininger Gors zijn ingericht als 30 km/hgebied.<br />

De openbare wegen in het plangebied zijn eigendom van en in beheer bij de gemeente<br />

Westvoorne. Een uitzondering hierop vormt de Heindijk, waarvan het waterschap Hollandse<br />

Delta wegbeheerder is.<br />

Openbaar vervoer<br />

De buslijnen 100/103 van Connexxion verzorgen de openbaarvervoersontsluiting van Oostvoorne.<br />

Deze buslijnen halteren niet in het plangebied, maar langs de Ruy, de Brielseweg en de<br />

Kleidijk. De halten van deze busdiensten bevinden zich op 10 tot 20 minuten loopafstand van<br />

het recreatieterrein. Lijn 103 geeft verbinding met Rockanje enerzijds en Brielle en Spijkenisse<br />

(metro) anderzijds. Lijn 100 heeft een sneldienst op deze route (één keer per uur en vaker in de<br />

spitsuren). Daarnaast kan bij het busstation in Brielle worden overgestapt op andere regionale<br />

busdiensten.<br />

Als aanvullende openbaarvervoersverbinding rijdt tussen april en september op werkdagen<br />

's avonds tussen 18:00 en <strong>21</strong>:00 uur een buurtbus vanaf de Ruy naar <strong>Kruiningergors</strong> en weer<br />

terug. Op zaterdag is dit een halfuursdienst tussen globaal 9.30 en 16.30 uur, op zondag tussen<br />

10.00 en 18.30 uur.<br />

Voor een reguliere busverbinding is structureel sprake van een te gering aanbod van passagiers.<br />

In herfst en winter is een reguliere busverbinding ook minder noodzakelijk, omdat het recreatiepark<br />

in die periode gesloten is. In voorjaar en zomer is de ontsluiting door het openbaar<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 43<br />

vervoer voor een recreatieterrein op doordeweekse dagen matig te noemen, in het weekende<br />

redelijk.<br />

Parkeren<br />

Het parkeren is geconcentreerd op grotere en kleinere parkeerterreinen verspreid over het gehele<br />

plangebied. De grotere parkeerterreinen bevinden zich voornamelijk in het westelijk deel<br />

van het plangebied. De parkeerterreinen zijn vrijwel allemaal alleen toegankelijk voor vergunninghouders.<br />

Tevens biedt een particulier parkeerruimte aan dagbezoekers tegen een vergoeding.<br />

Een ander parkeerterrein dat door een particulier werd geëxploiteerd, is verworven door het<br />

Recreatiepark Kruininger Gors. Het verharde speelveld werd nauwelijks gebruikt en is ingericht<br />

als parkeerterrein voor bezoekers. Bij het centrum (Gorsplein) bevindt zich een openbaar parkeerterrein<br />

met een parkeerbeperking van maximaal één uur (met uitzondering van de avond).<br />

Ondanks het verbod tot langsparkeren op de Gorslaan en Kamplaan, wordt veelvuldig illegaal<br />

(kort) geparkeerd langs deze wegen. Door een intensieve controle wordt illegaal parkeren echter<br />

zo veel mogelijk beperkt.<br />

Het totale recreatiepark heeft de beschikking over ruim 2.600 parkeerplaatsen. Het dagparkeren<br />

voor bezoekers geschiedt op 3 parkeerterreinen en is uitgebreid tot 270 parkeerplaatsen (exclusief<br />

de 50 kortparkeerplaatsen op het Gorsplein). De loopafstanden tussen de parkeerterreinen<br />

en de recreatie-eenheden variëren van 0 tot maximaal 500 m. Voor een aantal recreatiewoningen<br />

zijn de loopafstanden relatief gezien dan ook groot.<br />

Enige jaren geleden is een globale schets vervaardigd van de gewenste ruimtelijke hoofdstructuur<br />

van het recreatieterrein. Om de knelpunten die zich nu voordoen op de Gorslaan op te lossen,<br />

werd destijds uitgegaan van vervanging van de huidige oost-westoriëntatie van de wegenstructuur<br />

door een noord-zuidgericht wegenpatroon in dit gebied. De centrale ontsluiting van het<br />

recreatieterrein zou daarbij aan de Kamplaan komen te liggen. Het recreatieterrein zou daarbij<br />

optimaal bereikbaar worden gemaakt door insteekwegen vanaf de achterliggende oost-westverbinding.<br />

Deze "instekers" komen uit op min of meer centraal gelegen parkeerterreinen. De<br />

Kamplaan-Zeehoeveweg kan als oost-westverbinding dienst doen. Inmiddels zijn er geen plannen<br />

meer om de verkeersstructuur van <strong>Kruiningergors</strong> wezenlijk te veranderen. De Gorslaan<br />

behoudt zijn functie als belangrijke ontsluitingsweg. Wel wordt de mogelijkheid geboden om in<br />

de zone langs de Kamplaan parkeervoorzieningen aan te leggen wanneer tot herstructurering<br />

van het betreffende deel van het recreatiepark zou worden overgegaan.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen 44<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


4. Beleidsvisie<br />

4.1. Algemeen<br />

Het vigerende bestemmingsplan voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is zeer oud (1947) en stemt<br />

niet overeen met de huidige situatie. Het gebied vormt een afzonderlijk deel van het landelijk<br />

gebied van de gemeente Westvoorne.<br />

Het heeft een eigen ontwikkeling doorgemaakt en er speelt een zodanig eigen problematiek dat<br />

dit gebied niet is opgenomen in het bestemmingsplan voor het landelijk gebied.<br />

Voorheen was dit gebied overwegend agrarisch. De ligging aan het Brielse Meer met strand en<br />

duin en de ongunstige (kleinschalige) agrarische omstandigheden hebben ertoe geleid dat de<br />

recreatieve ontwikkelingen in dit gebied de overhand hebben gekregen.<br />

Naast het zeer grootschalige en intensief bezette Recreatiepark Kruininger Gors hebben zich<br />

ook andere recreatieve ontwikkelingen voorgedaan in de vorm van enkele kleinschalige kampeerterreinen,<br />

parkeerruimten ten behoeve van Recreatiepark Kruininger Gors, jachthavens<br />

met verblijfsrecreatieve voorzieningen en stallingplaatsen voor caravans en boten. Het totale<br />

gebied vertoont hierdoor een sterke afhankelijkheid van en dooradering met recreatieve aspecten.<br />

Een belangrijk aandachtspunt vormt de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark<br />

Kruininger Gors.<br />

4.2. Samenvatting beleidskader<br />

Richtinggevend voor de ontwikkelingen in het betreffende gebied is het beleidskader. Dit houdt<br />

voor de hogere overheden in dat er een accent ligt op zowel ruimte voor recreatie als voor natuur.<br />

Voor de gemeente zijn vooral richtinggevend de Structuurvisie Westvoorne en het beleid<br />

voor het overige deel van het landelijk gebied, zoals dat ook tot uitdrukking komt in het in mei<br />

vastgestelde bestemmingsplan voor het buitengebied.<br />

Voorts zal bij mogelijke toekomstige ontwikkelingen in het gebied ruime aandacht moeten worden<br />

besteed aan de aspecten water en externe veiligheid.<br />

4.3. Hoofduitgangspunten beleidsvisie<br />

Het plangebied vormt een duidelijk afgebakend gebied. Er wordt van uitgegaan dat de problematiek<br />

van het gebied binnen de eigen grenzen wordt opgelost en dat daarbij gestreefd wordt<br />

naar een algehele verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.<br />

De bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden dienen te worden beschermd, dit houdt<br />

in: het water-, strand-, duin- en bosgebied en de − het gebied omringende − dijk.<br />

Deze afbakening van natuur- en landschapswaarden houdt tevens een beperking in voor de<br />

ontwikkelingsmogelijkheden (kwaliteitsverbetering) van de verblijfsrecreatie. Een en ander leidt<br />

ertoe dat verblijfsrecreatie zich alleen kan ontwikkelen op ruimten op het eigen verblijfsrecreatieterrein.<br />

Daarbij moeten de veiligheidsnormen uit het oogpunt van externe veiligheid in acht<br />

worden genomen. Voorts moet in vrijwel het gehele plangebied rekening worden gehouden met<br />

mogelijke archeologische waarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

45<br />

199.7325.00


Beleidsvisie 47<br />

4.4. Zonering<br />

Deze hoofduitgangspunten voor de planvorming leiden tot een zonering van het plangebied (zie<br />

figuur 9). Deze zonering bestaat uit de landschappelijke hoofdstructuur die is opgebouwd uit het<br />

kustgebied aan de noordzijde en de dijk aan de zuidzijde van het plangebied. Binnen deze omkadering<br />

worden twee gebieden onderscheiden: het verblijfsrecreatieve gebied en het kleinschalige<br />

"(voormalige) agrarische" gebied.<br />

Kustgebied<br />

Het kustgebied bestaat uit de deelgebieden Brielse Meer, duingebied, strandgebied, dagrecreatieterrein<br />

en verblijfsrecreatieve accommodatie (inclusief jachthavens). In het kustgebied prevaleert<br />

het behoud van de natuur- en landschapswaarden en het recreatieve (mede)gebruik.<br />

Voor het kustgebied geldt het volgende beleid.<br />

- Het water van het Brielse Meer:<br />

Behoud van de natuur- en recreatieve functie en het bodemarchief naast de functie voor<br />

de waterhuishouding.<br />

- Het strand, duin- en bosgebied:<br />

- Dagrecreatie centraal voor de bestaande strandjes aan het Brielse Meer. Voor her overige<br />

deel van het strand-, duin- en bosgebied rustige vormen van recreatie zoals wandelen of<br />

paardrijden. In ieder geval geen gemotoriseerde activiteiten. Bescherming en waar mogelijk<br />

versterking van de landschappelijke en natuurwaarden.<br />

- Verblijfsrecreatie, jachthaven:<br />

Eveneens tussen het Brielse Meer en de duinen bevinden zich twee gebieden met een<br />

verblijfsrecreatieve functie: de jachthaven met verblijfsaccommodatie aan de westzijde en<br />

een caravanterrein dat bij het Recreatiepark Kruininger Gors behoort aan de oostzijde van<br />

het plangebied. Beide gebieden zijn volledig ingeklemd onder andere door gebieden met<br />

natuurwaarden en kunnen niet verder worden uitgebreid. De beschikbare ruimte is volledig<br />

benut, zodat eventuele ontwikkelingsmogelijkheden beperkt zijn tot kwaliteitsverbetering.<br />

- Dagrecreatieterrein:<br />

In de uiterste oostpunt van het plangebied bevindt zich langs de oever van het Brielse<br />

Meer een voor dagrecreatie ingericht terrein. Het terrein kan ook worden gebruikt voor<br />

evenementen. Het grotendeels onbebouwde karakter dient gehandhaafd te blijven. De<br />

aanwezige horecavoorziening kan in beperkte mate aansluitend aan de huidige bebouwing<br />

worden uitgebreid.<br />

Dijk langs zuidzijde<br />

Aan de zuidzijde wordt het plangebied afgebakend door een dijk. De waterkerende en gedeeltelijke<br />

verkeersfunctie (Heindijk) dient behouden te blijven. Tevens wordt de landschappelijke<br />

en cultuurhistorische waarde (afbakening en geleding van het landschap, afleesbaarheid van de<br />

ontstaansgeschiedenis, bodemarchief) beschermd. Dit geldt in het bijzonder voor de cultuurhistorische<br />

betekenis van de kogelgloeioven en de Steenenbaak.<br />

Verblijfsrecreatief gebied<br />

Kwaliteitsverbetering<br />

Het verblijfsrecreatiegebied omvat het Recreatiepark Kruininger Gors, het kampeerterrein De<br />

Gorshoeve en twee kleinschalige kampeerterreinen (aan de Zeehoeveweg en de Maasweg).<br />

Voor het Recreatiepark Kruininger Gors is kwaliteitsverbetering wenselijk. Gestreefd wordt naar<br />

een ruimere plaatsing van de verblijfsaccommodatie in een groenere setting.<br />

Om te kunnen inspelen in veranderingen in de vraag naar het soort verblijfsaccommodatie, is<br />

uitwisseling tussen recreatiewoningen, vaste en toeristische standplaatsen en trekkershutten<br />

mogelijk. In de afgelopen jaren is een klein deel van het recreatiepark opnieuw ingericht en zijn<br />

recreatiewoningen op vrijkomende percelen niet altijd vervangen. Hierdoor is het aantal verblijfseenheden<br />

enigszins afgenomen. Het bestemmingsplan gaat uit van een beperkte verdere<br />

afname. Dit is het resultaat van een afweging tussen de belangen van de exploitant, de belangen<br />

van de zittende gebruikers en de wens om het park een groener karaker te geven. De bebouwingsdichtheid<br />

op delen van het park kan enigszins worden verlaagd, terwijl in het centrumgebied<br />

in principe een beperkt aantal recreatieappartementen kan worden gerealiseerd. De bebouwing<br />

in dit centrumgebied is gedateerd, ook hier is kwaliteitsverbetering wenselijk. Omdat er<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidsvisie 48<br />

echter nog geen concrete plannen zijn voor het centrumgebied krijgt dit gebied een globale, uit<br />

te werken bestemming.<br />

In het kader van de bestemmingsplanvoorbereiding heeft een nadere afweging plaatsgevonden<br />

van eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het recreatiepark. Potentiële uitbreidingslocaties<br />

betreffen de "populieren"bossen aan de noordzijde van het oostelijke terreindeel, aangrenzende<br />

delen van het kleinschalige agrarische gebied en benutting van niet effectief gebruikte terreindelen<br />

(zoals het sport- en het parkeerterrein aan de Kamplaan).<br />

Een belangrijke waarde van de "populierbossen" bestaat uit de afscherming tussen verblijfsrecreatiegebied<br />

en duingebied en visueel worden de bossen ook als buffer ervaren tussen het<br />

gebied <strong>Kruiningergors</strong> en het haven- en industriegebied aan de noordzijde hiervan. Het beleid is<br />

erop gericht om deze bufferfunctie in stand te houden. In verband daarmee is functiewijziging<br />

ten behoeve van verblijfsaccommodatie niet wenselijk.<br />

De recreatie legt al een groot ruimtebeslag op de polder <strong>Kruiningergors</strong>. Behalve met de recreatieve<br />

belangen, dient het gemeentebestuur ook rekening te houden met de overige belangen<br />

die samenhangen met het plangebied, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat een<br />

deel .van het gebied een woonfunctie heeft. Met het oog hierop is het niet wenselijk dat uitbreiding<br />

plaatsvindt buiten de grenzen van het huidige verblijfsrecreatieve gebied.<br />

Wat de niet effectief gebruikte terreindelen betreft kan het volgende worden opgemerkt.<br />

De voormalige vuilstortplaats kan weliswaar als recreatieve uitloop/speelruimte benut worden<br />

als de milieukwaliteit (bodem) dit toelaat. Echter, bebouwing met recreatiewoningen wordt uit<br />

landschappelijke overwegingen (te veel in de duinen) niet aanvaardbaar geacht.<br />

Bij benutting van niet effectief gebruikte terreindelen dient in het oog te worden gehouden dat<br />

collectieve ruimte (parkeeraccommodatie en sport-, speel- en recreatievoorzieningen) in voldoende<br />

mate aanwezig blijft. Ook moeten externe veiligheidsaspecten daarbij worden betrokken.<br />

In dit verband vormen het sport- en het parkeerterrein aan de Kamplaan een aandachtspunt.<br />

In het verleden heeft het gemeentebestuur zich op het standpunt gesteld, dat het plaatsen<br />

van kampeermiddelen of het bouwen van recreatiewoningen op deze locaties aanvaardbaar<br />

zou zijn. De toenemende aandacht voor externe veiligheidsaspecten heeft echter geleid tot een<br />

wijziging van dit standpunt. Buiten het plangebied, echter wel in de nabijheid daarvan, bevinden<br />

zich twee hogedrukaardgasleidingen. Momenteel wordt de circulaire Zonering langs hogedrukaardgasleidingen<br />

herzien. Hierbij worden ook de aan te houden veiligheidsafstanden opnieuw<br />

bekeken. VROM adviseert rekening te houden met deze nieuwe regelgeving. De vaststelling<br />

van nieuwe afstanden is nog niet afgerond. In principe staat het gemeentebestuur niet<br />

afwijzend tegen het benutten van het sportterrein en/of het parkeerterrein voor verblijfsaccommodatie<br />

mits dit leidt tot een aanmerkelijke kwaliteitsverbetering van het recreatiepark en voldoende<br />

collectieve ruimte aanwezig blijft. Vanwege de onzekerheid over het aspect externe veiligheid<br />

biedt het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> vooralsnog geen mogelijkheid om verblijfsaccommodatie<br />

te realiseren op deze locaties.<br />

Kleinschalige kampeerterreinen<br />

De twee kleinschalige kampeerterreinen aan de noordzijde van de Zeehoeveweg (10 eenheden)<br />

en de Maasweg (4 eenheden) sluiten aan op het Recreatiepark Kruininger Gors. De<br />

standplaatsen op deze terreinen zijn voldoende ruim. Een verbetering van de landschappelijke<br />

inpassing is wenselijk.<br />

Kleinschalig (voormalig) "agrarisch" gebied<br />

Het kleinschalig (agrarisch) gebied − aan te duiden als agrarisch randgebied − wordt omsloten<br />

door verblijfsrecreatieve terreinen en de Heindijk. Van een belangrijke agrarische functie is<br />

echter geen sprake meer. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het gewenst dat het groene karakter van<br />

dit gebied gehandhaafd blijft. De betreffende gronden kunnen hobbymatig worden gebruikt voor<br />

het telen van producten of voor beweiding met dieren.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidsvisie 49<br />

Niet-agrarische bedrijven<br />

Aan het opslagbedrijf voor automaterialen zal een − voor zover ruimte aanwezig is − beperkte<br />

uitbreidingsmogelijkheid worden geboden. Het betrekkelijk recent verplaatste onderhoudsbedrijf<br />

en handel in bouwmaterialen wordt bestemd overeenkomstig de vrijstellingsprocedure ex artikel<br />

19 lid 1 WRO, die is gevolgd om de verplaatsing mogelijk te maken.<br />

Met het oog op het behoud van de landschappelijke waarde van het plangebied is opslag van<br />

goederen tot een grotere hoogte dan 3 m op onbebouwde delen van de bedrijfspercelen niet<br />

wenselijk.<br />

Wonen<br />

In het plangebied wordt, evenals in het overige deel van het landelijk gebied, geen uitbreiding<br />

van het aantal woningen voorgestaan.<br />

Aan bestaande woningen zullen beperkte uitbreidingsmogelijkheden worden geboden, afhankelijk<br />

van de huidige omvang van de bebouwing. Deze mogelijkheden worden afgestemd op het<br />

beleid voor burgerwoningen in het landelijk gebied.<br />

De onbebouwde percelen horen veelal bij de in het gebied aanwezige woningen. Het hobbymatig<br />

gebruik van deze percelen in de vorm van het houden van vee of tuinieren en bosaanplant<br />

zal mogelijk zijn. Paardenbakken zijn niet wenselijk vanwege de negatieve invloed die deze<br />

veelal hebben op het landschapsbeeld.<br />

4.5. Water<br />

Bij alle ontwikkelingen in het plangebied is aandacht nodig voor het aspect water. Vooral in het<br />

zuidelijk deel van het plangebied, dat het laagst ligt, bestaat het risico van wateroverlast bij hevige<br />

(zomer)buien. In de huidige situatie bedraagt het percentage oppervlaktewater in het plangebied<br />

in de orde van grootte van 2%. Een percentage van 10%, afhankelijk van de aard van<br />

het rioleringsstelsel, is als algemene richtlijn wenselijk. Waar mogelijk moet dan ook worden gestreefd<br />

naar een vergroting van de hoeveelheid oppervlaktewater en het robuuster en schoner<br />

maken van de watergangen. Ook het herstel van de aanwezige kleine duinrellen is daarbij wenselijk.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Beleidsvisie 50<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


5. Juridische planbeschrijving<br />

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop het geformuleerde beleid is<br />

vertaald naar voorschriften en plankaart.<br />

De gekozen bestemmingen en de bijbehorende voorschriften zijn in beginsel afgestemd op de<br />

bestaande situatie. Nieuwe ontwikkelingen hebben voor het merendeel betrekking op kwaliteitsverbetering<br />

van de bestaande recreatieve voorzieningen.<br />

Opbouw regeling<br />

De juridische regeling is gestructureerd in drie hoofdstukken. Het eerste bevat een aantal algemene<br />

bepalingen. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan.<br />

De overgangs- en slotbepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk III.<br />

Algemene bepalingen<br />

De algemene bepalingen hebben onder andere betrekking op de gehanteerde begrippen en de<br />

wijze van meten. Daarnaast zijn ook andere bepalingen opgenomen, die op nagenoeg alle bestemmingen<br />

van toepassing zijn. Enkele zaken zijn hieronder toegelicht.<br />

Begripsbepalingen<br />

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de voorschriften worden gehanteerd. Bij<br />

toepassing van het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende<br />

begrippen toegekende betekenis.<br />

Een essentieel begrip is "peil", omdat de hoogte van bouwwerken vanaf hier wordt gemeten.<br />

Voor bouwwerken die op een afstand van minder dan 5 m tot de weg zijn gelegen, is de kruin<br />

van de weg het peil. In andere gevallen is het peil de gemiddelde hoogte van het aansluitend<br />

afgewerkt maaiveld. Onder aansluitend afgewerkt maaiveld moet worden verstaan het maaiveld<br />

nadat het geschikt gemaakt is voor de verwezenlijking van de bestemming. Bij de bepaling van<br />

de hoogte van een bouwwerk mag geen rekening worden gehouden met de ophoging van het<br />

terrein, tenzij de noodzaak van ophoging vaststaat (zie ABRS, 8 augustus 1996, nr. H01.95.548<br />

BR 1997, 37).<br />

Wijze van meten<br />

Bij de wijze van meten van de vloeroppervlakte (bij bedrijfsvloeroppervlakte en verkoopvloeroppervlakte)<br />

is aansluiting gezocht bij NEN 2580 en het Bouwbesluit 2003.<br />

Hoogteaanduidingen<br />

In dit artikel is aangegeven wat het cijfer op de plankaart ter aanduiding van de hoogte betekent<br />

(lid 1). Voorts is vermeld voor welke onderdelen van gebouwen de aangegeven hoogte mag<br />

worden overschreden (lid 2) en wat de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken,<br />

geen gebouwen zijnde, is (lid 3). Wanneer in hoofdstuk II afwijkende maten zijn opgenomen,<br />

gaan die voor het in dit artikel bepaalde.<br />

Bestaande maten<br />

Voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit is het noodzakelijk maten voor te schrijven voor<br />

onder andere de omvang van de bebouwing en onderlinge afstanden. In sommige situaties kan<br />

het voorkomen dat deze maten niet overeenkomen met de feitelijke situatie. Het is niet redelijk<br />

om bestaande − legaal tot stand gekomen − afwijkingen onder het overgangsrecht te laten vallen.<br />

Daarom worden de bestaande afwijkingen (afstanden, hoogten, aantallen en/of oppervlakten)<br />

positief bestemd met behulp van dit artikel. De bestaande afmetingen mogen echter niet<br />

worden vergroot, tenzij de uitbreiding qua maatvoering en locatie past binnen de bij de bestemming<br />

behorende voorschriften.<br />

Het artikel is niet van toepassing op de regeling voor de omvang van woningen en erfbebouwing.<br />

Daarvoor is binnen de bestemming Woondoeleinden een saneringsregeling opgenomen.<br />

Ondergrondse gebouwen<br />

In dit artikel is bepaald dat ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op plaatsen waar<br />

ingevolge de bestemming gebouwen zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte van de ondergrondse<br />

gebouwen is bepaald op 3 m. Bij de wijze van meten is aangegeven dat de bouwhoogte<br />

van ondergrondse bouwwerken wordt gemeten tussen de onderkant van het bouwwerk<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

51<br />

199.7325.00


Juridische planbeschrijving 52<br />

en de gemiddelde hoogte van het ter plaatse aanwezige maaiveld. Ondergrondse bouwwerken<br />

tellen mee bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds<br />

gebouw zijn gelegen.<br />

Algemene vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden<br />

Er is een algemene vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor afwijkingen van maten en voor<br />

overschrijdingen van bouwgrenzen voor zover dit geen bestemmingsgrenzen betreft. De vrijstellingsbevoegdheid<br />

zal met terughoudendheid worden gehanteerd. Deze is ook bedoeld voor uitzonderingssituaties,<br />

waarbij het toepassen van de bestemmingsplanbepalingen leidt tot een uitkomst<br />

die in redelijkheid niet kan worden verlangd.<br />

Er is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van<br />

bestemmingsgrenzen, indien dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemming<br />

of bouwwerken of voor zover dat noodzakelijk is in verband met de feitelijke situatie<br />

van een terrein.<br />

Overschrijding van een bestemmingsvlak betekent in alle gevallen een wijziging van de aangrenzende<br />

bestemming. Hiervoor kan niet het instrument van de vrijstellingsbevoegdheid worden<br />

gebruikt. Om die reden is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen.<br />

Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO<br />

Er is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van het hertenkamp in<br />

de bestemming vRrp. Dit is een vrij smalle strook met enkele rijen bomen tussen het bestaande<br />

verblijfsrecreatieterrein en een mogelijk nieuw gedeelte. De strook kan beperkingen opleggen<br />

aan de inrichting. In verband met de ligging tussen bestaand en mogelijk nieuw recreatieterrein<br />

is de gebruikswaarde relatief beperkt. De functiewijziging kan pas plaatsvinden indien er een<br />

concreet compenstatieplan beschikbaar is.<br />

Er is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de voormalige<br />

vuiloverslagplaats in de bestemming vRrp. Deze huidige groene lob draagt bij aan de<br />

beeldkwaliteit van het gebied. Op veel plaatsen is de beeldkwaliteit van het recreatiepark zeer<br />

matig vanwege de hoge dichtheid en matige kwaliteit van de bebouwing. De mogelijkheid voor<br />

"verdunning" en verbetering zijn binnen het huidige recreatiepark gering. Het terrein van de<br />

voormalige vuilstortplaats biedt de mogelijkheid voor verbetering van het recreatieterrein.<br />

Saneringsregeling solitaire gebouwen<br />

Het komt in de praktijk voor dat op de gronden die niet bij een nabijgelegen woning horen, bebouwing<br />

aanwezig is in de vorm van een schuur, een schuilhut of een stal. Dit is veelal voormalige<br />

agrarische bebouwing. Qua karakter is deze bebouwing vergelijkbaar met erfbebouwing.<br />

Omdat deze "solitaire" bebouwing over het algemeen is wegbestemd en, in verband met gebrek<br />

aan herbouwmogelijkheden, niet snel zal worden gesloopt, is voor deze situaties een saneringsregeling<br />

opgenomen. Omdat herbouw niet geconcentreerd plaatsvindt, is het toegestane oppervlak<br />

na sanering minder dan vóór sanering.<br />

Bestemmingen en hun gebruik<br />

Verblijfsrecreatieve doeleinden<br />

Deze bestemming is toegekend aan terreinen met een verblijfsrecreatieve functie en de daarbij<br />

behorende voorzieningen. Het betreft voornamelijk het Recreatiepark Kruininger Gors (subbestemming<br />

vRrp). De 4 particuliere recreatiewoningen aan De Bree hebben de subbestemming<br />

vRrw gekregen. Daarnaast is aan enkele kleine kampeerterreinen een verblijfsrecreatieve bestemming<br />

toegekend (subbestemming vRk).<br />

Voor de gronden met de subbestemming vRrp is bepaald dat het gezamenlijk aantal recreatiewoningen,<br />

standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan 1.700. De mogelijke<br />

recreatieappartementen op gronden met de uit te werken bestemming recreatiedoeleinden -<br />

centrumgebied (UvRc) blijven hierbij buiten beschouwing.<br />

Er zijn beperkingen opgelegd aan de oppervlakte van recreatiewoningen. Deze oppervlakte is<br />

gerelateerd aan het grondoppervlak van het perceel waarop de woning is gesitueerd. Bij een<br />

bouwperceelgrootte van minder dan 180 m² mag het grondoppervlak van de woning niet meer<br />

bedragen dan 45 m². Bij een groter bouwperceel mag de oppervlakte van de woning ten hoog-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Juridische planbeschrijving 53<br />

ste 1/4 deel van het bouwperceel bedragen met een maximum van 80 m². Bij/aan/in iedere recreatiewoning<br />

is in aanvulling hierop een berging of overkapping toegestaan met een oppervlakte<br />

van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,5 m (vrijstaand, aangebouwd<br />

of inpandig). Verder is een onderlinge afstand tussen de bebouwing op naast elkaar gelegen<br />

percelen voorgeschreven (minimaal 3 m).<br />

Voor het parkeren wordt voornamelijk gebruikgemaakt van de geconcentreerde parkeervoorzieningen.<br />

Indien in verband met de kwaliteitsverbetering behoefte bestaat aan een nieuwe locatie<br />

voor geconcentreerde parkeervoorzieningen, mag deze in het gebied ten westen van de<br />

Zeehoeveweg en ten noorden van de Kamplaan, uitsluitend worden gerealiseerd binnen het op<br />

de plankaart aangegeven gebied met de nadere aanwijzing (p).<br />

Op de terreinen met de subbestemming vRk wordt eveneens, vooral in verband met de kwaliteitseisen<br />

die aan een kampeerterrein worden gesteld, een toename van het aantal standplaatsen<br />

niet voorgestaan. De maximaal toelaatbare aantallen zijn op de plankaart ingeschreven.<br />

Standplaatsen kunnen eventueel worden ingewisseld voor trekkershutten.<br />

Voor stacaravans is een maximumoppervlakte voorgeschreven. Deze geldt zowel op de gronden<br />

met de subbestemming vRrp als op de gronden met de subbestemming vRk. Bij een<br />

standplaatsgrootte van minder dan 145 m² mag het oppervlak van de stacaravan niet meer bedragen<br />

dan 35 m². Bij een standplaatsgrootte van 145 m² of meer mag de oppervlakte van een<br />

stacaravan ten hoogste 1/4 deel van de standplaats bedragen, met een maximum van 50 m².<br />

"Caravans" die groter zijn dan 50 m² worden niet meer als kampeermiddel beschouwd, maar als<br />

(bouwvergunningplichtig) bouwwerk. Bij iedere stacaravan mag één vrijstaande berging of<br />

overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte<br />

van maximaal 2,5 m.<br />

Naar aanleiding hiervan kan worden opgemerkt dat in verband met het vervallen van de Wet op<br />

de openluchtrecreatie het bouwvergunningstelsel op grond van de Woningwet wordt aangepast.<br />

De regeling voor bouwvergunningvrije bouwwerken zal worden aangevuld, waardoor kampeermiddelen<br />

die tevens worden aangemerkt als bouwwerk (bijvoorbeeld stacaravans) onder bepaalde<br />

randvoorwaarden bouwvergunningvrij zijn. Deze randvoorwaarden betreffen naar alle<br />

waarschijnlijkheid rechtmatig gebruik op grond van het bestemmingsplan en bepaalde maatvoering.<br />

Mogelijk dat daarbij een maatvoering wordt gehanteerd die afwijkt van de in dit bestemmingsplan<br />

gehanteerde maatvoering voor "caravans" van maximaal 50 m². Er is echter nog onvoldoende<br />

informatie over de toekomstige regelgeving op grond van de gewijzigde Woningwet<br />

om hierop te kunnen anticiperen.<br />

Het gebied met centrumvoorzieningen in het Recreatiepark Kruininger Gors heeft een globale,<br />

uit te werken bestemming op basis van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gekregen.<br />

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming onder voorwaarden uitwerken<br />

in een gedetailleerde bestemmingsregeling. Binnen de bestemming Uit te werken verblijfsrecreatieve<br />

doeleinden - centrumgebied (UvRc) zijn voorzieningen voor de verblijfsrecreatie toegestaan,<br />

zoals beheers-, onderhouds- en medische voorzieningen, horeca en detailhandel. Daarnaast<br />

zijn maximaal 80 recreatiewoningen of recreatieappartementen toegestaan. De goothoogte<br />

van de gebouwen voor de centrumvoorzieningen en de recreatieappartementen bedraagt<br />

maximaal 6 m. Per recreatiewoning of appartement moet worden voorzien in ten minste<br />

1,4 parkeerplaats.<br />

De horecabedrijven in het centrumgebied dienen "lichte" horecabedrijven te zijn, die alleen<br />

overdag en 's avonds zijn geopend en daardoor slechts een beperkte hinder voor de omgeving<br />

veroorzaken. Dit zijn bedrijven die voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten.<br />

Hieronder vallen bijvoorbeeld een snackbar, ijssalon of restaurant. De horecavoorzieningen<br />

zijn primair bedoeld voor het recreatiepark en de directe omgeving daarvan. De bedrijfsvloeroppervlakte<br />

per vestiging is bepaald op maximaal 650 m², de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte<br />

van de horecavoorzieningen bedraagt niet meer dan 1.500 m².<br />

In het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is een groot tekort aan oppervlaktewater. Daarom moet in ieder<br />

geval 10% van het gebied met de bestemming UvRc worden bestemd tot Water. Dit water mag<br />

zowel in het centrumgebied als elders op gronden met de subbestemming "recreatiepark" worden<br />

gerealiseerd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Juridische planbeschrijving 54<br />

Dagrecreatieve doeleinden<br />

Deze bestemming is onder meer toegekend aan het terrein nabij de Steenenbaak en de kogelgloeioven<br />

en aan het hertenkamp. Binnen de bestemming Dagrecreatieve doeleinden zijn gebouwen<br />

en overkappingen toegestaan tot een gezamenlijk oppervlak van 500 m². Hierbij valt te<br />

denken aan sanitaire voorzieningen en dierenverblijven.<br />

Gemengd recreatiegebied<br />

Deze bestemming heeft betrekking op het gebied met een gemengd recreatief karakter, gelegen<br />

nabij de jachthaven in het noordwestelijk deel van het plangebied. Op de gronden zonder<br />

subbestemming zijn dagrecreatie, een jachthaven (met bijbehorende horecagelegenheid), kampeerterreinen<br />

en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Ter plaatse van de subbestemming<br />

GRwb zijn uitsluitend watersportgebonden bedrijven met bijbehorende detailhandel en bijbehorende<br />

voorzieningen toegestaan.<br />

Het maximumaantal standplaatsen op de kampeerterreinen is op de plankaart aangegeven.<br />

Ten behoeve van het behoud van de aanwezige ruimte is in de voorschriften een maximumoppervlak<br />

voor een stacaravan en voor een bijbehorende berging/overkapping opgenomen (conform<br />

de regeling binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden).<br />

De maximaal toelaatbare oppervlakte van overige gebouwen en overkappingen is in de voorschriften<br />

geregeld.<br />

Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden<br />

De gronden die als zodanig zijn bestemd, zijn gelegen tussen het Brielse Meer en de verblijfsrecreatieve<br />

terreinen. Het betreft voornamelijk duingebied met natuur- en/of landschapswaarden.<br />

Het overgangsgebied tussen duin en water wordt gebruikt voor op het water van het<br />

Brielse Meer gerichte dagrecreatie. De duinen worden gebruikt voor andere vormen van dagrecreatie,<br />

zoals wandelen. Gemotoriseerde dagrecreatie is niet toegestaan.<br />

Gebouwen zijn op deze gronden in beginsel niet toegestaan. Burgemeester en wethouders<br />

kunnen vrijstelling verlenen voor het bouwen van gebouwen voor sanitaire voorzieningen tot<br />

een gezamenlijk oppervlak van maximaal 40 m².<br />

Met het oog op de natuur- en landschapswaarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />

Bepaalde werken en werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd nadat door<br />

burgemeester en wethouders hiervoor een (aanleg)vergunning is afgegeven. Hieronder vallen<br />

niet de werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor normaal onderhoud en beheer.<br />

Voordat een dergelijke vergunning wordt verleend, winnen burgemeester en wethouders<br />

schriftelijk advies in bij een deskundige inzake natuur en landschap.<br />

Dijken met landschaps- en natuurwaarden<br />

Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden<br />

van de Heindijk en de Noorddijk. In de doeleindenomschrijving is tevens aangegeven<br />

dat de gronden voor verkeersdoeleinden zijn bestemd. Binnen deze bestemming mogen geen<br />

gebouwen worden gebouwd. Evenals bij de regeling voor andere gebieden met een natuurfunctie<br />

is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />

Bos<br />

Het bestaande bos, gelegen in het oostelijke deel van het plangebied, is bestemd tot Bos.<br />

Naast het gebruik van de gronden als bosgebied zijn tevens kleinschalige vormen van dagrecreatie<br />

toegestaan. Gebouwen mogen op deze gronden niet worden gebouwd. Ook voor deze<br />

bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />

Woondoeleinden<br />

De in het plangebied voorkomende woningen, die geen recreatiewoningen zijn, zijn bestemd tot<br />

Woondoeleinden.<br />

Gezien de ruimtelijke karakteristiek van het gebied is een toename van het aantal woningen niet<br />

wenselijk. Het toelaatbare aantal woningen (exclusief recreatiewoningen) per bestemmingsvlak<br />

is daarom gefixeerd op de situatie ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan<br />

en door middel van een omcirkeld cijfer op de plankaart aangegeven.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Juridische planbeschrijving 55<br />

Binnen de bestemming is geen onderscheid gemaakt tussen de gronden waarop de woning is<br />

gebouwd en de gronden die voor erfbebouwing in aanmerking komen. Er is in principe gekozen<br />

voor één maximum (basis)oppervlaktemaat voor de woning en de erfbebouwing tezamen. Waar<br />

nodig is in de regeling een onderscheid gemaakt in de hoofdbouwmassa (woning met aangebouwde<br />

gebouwen en overkappingen) en vrijstaande erfbebouwing (vrijstaande bijgebouwen en<br />

overkappingen). De bestemmingsregeling bevat de volgende hoofdelementen:<br />

1. waar minder dan 190 m² aan bebouwing (in de vorm van gebouwen en overkappingen)<br />

aanwezig is, mag de totale oppervlakte van de bebouwing worden uitgebreid tot 190 m²;<br />

het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa mag echter ten hoogste 175 m² bedragen;<br />

2. waar tussen 190 m² en 240 m² aan bebouwing aanwezig is, vormt het bestaande bebouwingsoppervlak<br />

het maximum; bij vervangende nieuwbouw of vergroting van de hoofdbouwmassa<br />

mag het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa echter ten hoogste 175 m²<br />

bedragen;<br />

3. via een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid kan bij vervangende nieuwbouw van de<br />

hoofdbouwmassa een grotere hoofdbouwmassa dan 175 m² worden gerealiseerd, mits de<br />

bestaande verhoudingen gehandhaafd blijven en bestaande horizontale en verticale maten<br />

met ten hoogste 10% worden vergroot;<br />

4. waar meer dan 240 m² aanwezig is, is algehele vernieuwing van één of meerdere gebouwen<br />

en overkappingen alleen mogelijk, indien het meerdere boven de 240 m² met minimaal<br />

de helft wordt verminderd; het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen<br />

na sanering mag ten hoogste 400 m² bedragen;<br />

5. kassen mogen tot een grondoppervlak van ten hoogste 100 m² bij de sanering worden betrokken;<br />

6. ook gebouwen en overkappingen die zijn gesitueerd op bij de woning behorende gronden<br />

met een andere bestemming dan Woondoeleinden, Voortuinen of Tuinen mogen bij de sanering<br />

worden betrokken, mits ze in het plangebied zijn gelegen;<br />

7. als meer dan 240 m² aanwezig is, maar geen sanering plaatsvindt, is het overgangsrecht<br />

van toepassing;<br />

8. maximumgoothoogte hoofdbouwmassa 4 m, maximumbouwhoogte hoofdbouwmassa 9 m;<br />

9. maximumgoothoogte vrijstaande erfbebouwing 3 m, maximumbouwhoogte 4,5 m.<br />

Op sommige bouwpercelen van woningen komt naast de woning een recreatiewoning voor.<br />

Deze recreatiewoningen zijn door middel van de subbestemming Wrw positief bestemd. Voor<br />

de recreatiewoningen met bijbehorende bouwwerken gelden specifieke bouwvoorschriften; de<br />

hierboven beschreven regeling voor de omvang van woning en erfbebouwing is hierop niet van<br />

toepassing.<br />

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kantoor- en praktijkruimte ten behoeve van aan-huisgebonden<br />

beroepen zijn onder voorwaarden toelaatbaar binnen de bestemming Woondoeleinden.<br />

Onder kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden verstaan kap- en schoonheidssalons,<br />

pedicuren en kinderdagopvang, maar ook activiteiten met een meer technisch karakter<br />

zoals bijvoorbeeld de reparatie van radio's, tv's en computers. Bij "vrije beroepen" kan<br />

worden gedacht aan medische, therapeutische, administratieve en daarmee gelijk te stellen beroepen.<br />

Horecadoeleinden<br />

Deze bestemming is toegekend aan het horecabedrijf gelegen in het gebied voor dagrecreatie<br />

in het oostelijk deel van het plangebied en aan het horecabedrijf nabij de midgetgolfbaan in het<br />

westelijk deel van het plangebied. Hiervoor is op de plankaart een bouwvlak met hoogteaanduiding<br />

aangegeven. De maximumoppervlaktemaat voor de gebouwen en overkappingen is op de<br />

plankaart aangegeven, waarbij rekening is gehouden met enige uitbreiding.<br />

Ook de horecavestiging op het kampeerterrein aan de Kamplaan is bestemd tot Horecadoeleinden.<br />

Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.<br />

Maatschappelijke doeleinden<br />

Deze bestemming is toegekend aan de Steenenbaak en de kogelgloeioven aan de Heindijk<br />

alsmede aan het terrein van het waterschap aan de Noorddijk. Dit laatste terrein is als nutsvoorziening<br />

aangemerkt en voorzien van de subbestemming Mn.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Juridische planbeschrijving 56<br />

De Steenenbaak en de kogelgloeioven zijn monumenten die voorkomen op de rijkslijst van beschermde<br />

objecten. Gezien de beschermende werking van de Monumentenwet 1988 is hiervoor<br />

in het bestemmingsplan geen afzonderlijke regeling opgenomen.<br />

Bedrijfsdoeleinden<br />

De bestaande bedrijven zijn als zodanig bestemd. Het betreft een bedrijf voor automaterialen<br />

aan de Zeehoeveweg en − nabij de aansluiting van de Zeehoeveweg en de Kamplaan − een<br />

toeleveringsbedrijf van voornamelijk producten en materialen die in nauwe relatie staan met het<br />

gebruik en het onderhoud van de verblijfsrecreatieve accommodaties. Dit laatste bedrijf was<br />

voorheen op het recreatieterrein gevestigd. Voor elk van de bedrijven is een op de activiteiten<br />

afgestemde subbestemming opgenomen. Aan de voorschriften is een Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

toegevoegd. De bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze behoren<br />

tot de categorieën 1 en 2 van deze Staat.<br />

De maximumoppervlakte van de gebouwen en overkappingen, die uitsluitend binnen het bouwvlak<br />

zijn toegestaan, is op de plankaart opgenomen. Hierbij is rekening gehouden met een geringe<br />

uitbreiding. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.<br />

Tuincentrum<br />

Deze bestemming is opgenomen voor het aan de Heindijk gelegen tuincentrum. De bebouwing<br />

bestaat voornamelijk uit kassen. De oppervlakte van de kassen mag ten hoogste 7.500 m² bedragen<br />

en van de overige gebouwen ten hoogste 650 m².<br />

Voortuinen en Tuinen<br />

De gronden die zijn gelegen tussen de openbare weg en de woningen zijn bestemd voor voortuinen.<br />

Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. De voormalige agrarische bedrijfsgronden,<br />

die thans in gebruik zijn voor onder andere het (hobbymatig) houden van (klein)vee,<br />

zijn bestemd tot Tuinen. Op de gronden met de bestemming Tuinen mag op het perceel bij iedere<br />

woning één gebouwtje (zoals een dierenverblijf of hobbykas) worden gebouwd van ten<br />

hoogste 10 m². Voor de aanwezig kassen op de gronden met de nadere aanwijzing (k) geldt<br />

een uitzondering op deze maximale oppervlaktemaat.<br />

Voor de terreinen die in het hoogseizoen worden of kunnen worden gebruikt als parkeerterrein<br />

is een nadere aanwijzing (p) opgenomen.<br />

Verkeersdoeleinden, Groenvoorzieningen en Water<br />

Deze bestemmingen spreken voor zich en hebben voornamelijk betrekking op de openbare<br />

ruimte. Binnen de bestemming Verkeersdoeleinden is onderscheid gemaakt tussen wegen met<br />

een verkeersfunctie en wegen die zijn gericht op het verblijf. De laatstbedoelde gronden hebben<br />

de subbestemming Vg (verblijfsgebied) gekregen.<br />

De bestemming Water is toegekend aan de hoofdwatergangen in het plangebied. Maar ook<br />

binnen andere bestemmingen is water toegestaan.<br />

Gebouwen zijn op de gronden met de voornoemde bestemmingen niet toegestaan. Op gronden<br />

met de bestemming Verkeersdoeleinden en Groenvoorzieningen zijn bergbezinkbassins toegestaan.<br />

Water met natuurwaarden<br />

Deze bestemming is toegekend aan het water van het Brielse Meer. Het meer heeft een belangrijke<br />

functie voor de watersport en de waterhuishouding. Daarnaast heeft het gebied natuurwaarden.<br />

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van het<br />

verkeer te water en de dagrecreatie zijn uitsluitend toegestaan na vrijstelling. Voor de bescherming<br />

van de aan de gronden toegekende waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.<br />

Primair waterkering<br />

Deze bestemming heeft betrekking op de Heindijk en de Noorddijk en de direct daaraan grenzende<br />

gronden (beschermingszone ingevolge de keur van het waterschap). Deze dijken vervullen<br />

een belangrijke rol als tweede waterkering. Bouwwerken vanwege de samenvallende bestemmingen<br />

mogen alleen worden gerealiseerd als hierdoor het belang van de waterkering niet<br />

onevenredig wordt geschaad. Bouwwerken mogen daarom − op enkele uitzonderingen na − alleen<br />

na vrijstelling worden gebouwd. Voordat burgemeester en wethouders beslissen op een<br />

verzoek om vrijstelling, dienen zij schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de waterkering.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Juridische planbeschrijving 57<br />

Leidingen<br />

De hoogspanningsleidingen en de afvalwaterpersleidingen met de bijbehorende zakelijk rechtstroken<br />

zijn mede bestemd voor leidingen. Voor de ondergrondse hoogspanningsleiding en de<br />

afvalwaterpersleidingen is een lijnaanduiding op de plankaart opgenomen. In de voorschriften is<br />

geregeld dat een bepaalde zone ter weerszijden van deze leidingen mede als zodanig is bestemd.<br />

Een deel van de bovengrondse hoogspanningsleiding, nabij de Noorddijk, is buiten het plangebied<br />

gelegen. De bijbehorende zakelijk rechtstrook is echter gedeeltelijk in het plangebied gelegen.<br />

Alle mede tot bovengrondse hoogspanningsleiding bestemde gronden zijn daarom op de<br />

plankaart aangeven.<br />

Bouwwerken vanwege samenvallende bestemmingen mogen alleen worden gerealiseerd als<br />

hierdoor het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad. Met het oog op de bescherming<br />

van de leidingen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Voordat burgemeester<br />

en wethouders beslissen op een verzoek om vrijstelling of aanlegvergunning, dienen zij<br />

schriftelijk advies in te winnen bij de beheerder van de leiding.<br />

Archeologisch waardevol gebied<br />

Het hele plangebied is vanwege de archeologisch (verwachtings)waarde mede bestemd tot Archeologisch<br />

waardevol gebied. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemming is − op<br />

een aantal uitzonderingen na − uitsluitend toegestaan via vrijstelling. De directe bouwmogelijkheden<br />

vormen het resultaat van een afweging van de belangen van de gebruikers van het plangebied<br />

en de archeologische belangen. Voor diverse werken en werkzaamheden geldt een<br />

aanlegvergunningplicht. Voordat burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om<br />

vrijstelling of aanlegvergunning, dienen zij schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog.<br />

De opgenomen regeling is gedifferentieerd voor verschillende deelgebieden (zie paragraaf<br />

3.2). Deze deelgebieden zijn op een apart kaartblad weergegeven.<br />

Overgangs- en slotbepalingen<br />

Gebruik in strijd met het plan<br />

Dit artikel betreft de overgangsbepalingen met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden<br />

en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht heeft<br />

verkregen. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts<br />

toegestaan indien de bestaande afwijkingen hierdoor naar aard en omvang worden verkleind.<br />

Gebruik dat in strijd is met het voorgaande bestemmingsplan (inclusief de overgangsbepalingen)<br />

en waartegen nog wordt of kan worden opgetreden, wordt niet door dit overgangsrecht beschermd.<br />

Bouwen in strijd met het plan<br />

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen is in dit artikel bepaald. Enige bouwmogelijkheden<br />

in afwijking van de voorschriften blijven bestaan voor die gebouwen die afwijken van het<br />

plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen<br />

niet worden vergroot. Alleen gedeeltelijke vernieuwing of verandering is toegestaan (tenzij<br />

sprake is van een calamiteit). Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met een vrijstelling<br />

van burgemeester en wethouders. Van deze vrijstellingsbevoegdheid zal terughoudend gebruik<br />

worden gemaakt (bijvoorbeeld in gevallen waarin daarvoor een technische noodzaak bestaat).<br />

Strafbepaling<br />

Overtreding van gebruiksverboden in het bestemmingsplan is een strafbaar feit, zoals bedoeld<br />

in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.<br />

Titel<br />

In dit artikel is bepaald onder welke naam het bestemmingsplan kan worden aangehaald.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Juridische planbeschrijving 58<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


6. Handhaving<br />

Algemeen<br />

Op 30 november 2004 is de Handhavingsnota Westvoorne vastgesteld. Deze nota beschrijft het<br />

handhavingsbeleid van de gemeente Westvoorne op het gebied van de ruimtelijke ordening en<br />

het bouwen. In de nota is aangegeven op welke wijze het college van burgemeester en wethouders<br />

handhavend optreedt tegen geconstateerde overtredingen van de betrokken regelgeving.<br />

Bestemmingsplannen maken een belangrijk onderdeel uit van deze regelgeving. Bestemmingsplannen<br />

bevatten bouw- en gebruiksvoorschriften waaraan een ieder zich dient te houden. Het<br />

college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van deze voorschriften.<br />

De Handhavingsnota Westvoorne bevat een afwegingskader op basis waarvan wordt bepaald<br />

aan welke overtredingen prioriteit wordt toegekend. Uit dit afwegingskader volgt onder andere<br />

dat aan gebruik in strijd met het bestemmingsplan in de vorm van illegale bewoning of illegale<br />

bedrijfsmatige activiteiten een zeer hoge prioriteit wordt toegekend.<br />

De handhavingsnota en het jaarlijks op te stellen handhavingsprogramma vormen de basis voor<br />

het op een structurele en systematische wijze organiseren en uitvoeren van de handhaving.<br />

Er zullen periodieke en gebiedsgewijze controles worden uitgevoerd. Op deze manier worden<br />

alle bestaande illegale situaties per gebied in beeld gebracht. Voor iedere illegale situatie zal<br />

afzonderlijk, op basis van dossieronderzoek en veldwerk, moeten worden bepaald of handhavend<br />

wordt opgetreden. Teneinde de handhaving beheersbaar te houden, zal een aantal criteria<br />

worden gehanteerd om te bepalen tegen welke overtredingen wordt opgetreden. Deze criteria<br />

zullen in het betreffende handhavingsprogramma worden aangegeven en kunnen per gebied<br />

verschillen.<br />

<strong>Kruiningergors</strong><br />

Eind 2001 heeft een inventarisatie plaatsgevonden van het plangebied. Doel van deze inventarisatie<br />

was om na te gaan of het bestaande gebruik van de gronden en bouwwerken in overeenstemming<br />

was met het geldende bestemmingsplan (uit 1947). Voorts is nagegaan of er gebouwd<br />

is zonder of in afwijking van een bouwvergunning.<br />

Tijdens deze inventarisatie is een groot aantal strijdigheden geconstateerd. Vervolgens is bezien<br />

welke strijdigheden in aanmerking kunnen komen voor legalisatie (op basis van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

<strong>Kruiningergors</strong>). Ten aanzien van strijdigheden die niet in overeenstemming<br />

waren met dit voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is een afweging gemaakt. Alle bebouwing<br />

die op de luchtfoto van 1994 al waarneembaar was, wordt gedoogd. Dit geldt in principe<br />

ook voor bebouwing die waarneembaar was op de luchtfoto van 2000, tenzij sprake is van een<br />

excessieve omvang of uitstraling van deze illegale bebouwing. In situaties waarin na 1994 illegale<br />

bebouwing met een excessieve omvang of uitstraling is opgericht, wordt waar mogelijk<br />

aangeschreven. Dat geldt ook voor situaties waarin sprake is van strijdig gebruik in de vorm van<br />

illegale bewoning<br />

Deze toetsing heeft geresulteerd in het verzenden van een aantal "wrakingsbrieven". De betreffende<br />

eigenaren/gebruikers zijn schriftelijk geïnformeerd over het feit dat het college van<br />

burgemeester en wethouders voornemens is handhavend op te treden tegen de geconstateerde<br />

strijdigheden. Dit om te voorkomen dat deze strijdigheden eventueel worden beschermd<br />

door het overgangsrecht van het nieuwe bestemmingsplan.<br />

In 2005 heeft op basis van recente luchtfoto's een naverkenning van het plangebied plaatsgevonden.<br />

Op basis daarvan is een aantal percelen opnieuw bezocht en is handhaving bezien.<br />

Naast de gerichte (na)verkenning wordt het <strong>Kruiningergors</strong> uiteraard ook incidenteel door de<br />

gemeente bezocht in het kader van het reguliere bouwtoezicht.<br />

Tot slot dient opgemerkt te worden dat het onderhavige plangebied een belangrijke recreatieve<br />

functie heeft. Er is een groot aantal recreatiewoningen, stacaravans en andere kampeermiddelen<br />

aanwezig. Op grond van het bestemmingsplan mag in deze bouwwerken alleen recreatief<br />

worden verbleven. Het bewonen en laten bewonen van een recreatiewoning, stacaravan of an-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

59<br />

199.7325.00


Handhaving 60<br />

der kampeermiddel is, ongeacht de tijdsduur, in strijd met de voorschriften van het bestemmingsplan<br />

(onrechtmatige bewoning). Zoals hierboven reeds is aangegeven, heeft handhavend<br />

optreden ten aanzien van onrechtmatige bewoning een zeer hoge prioriteit. Een bestemmingswijziging<br />

is in geen geval aan de orde.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


7. Uitvoerbaarheid<br />

7.1. Economische uitvoerbaarheid<br />

Voor zover maatregelen worden genomen ter verbetering van de kwaliteit op het recreatiepark,<br />

zullen de kosten daarvan ten laste komen van de exploitant van dit centrum. De aanleg van een<br />

nieuwe ontsluitingsstructuur voor het recreatiecentrum is niet uitvoerbaar gebleken. Mogelijkheden<br />

daartoe zijn daarom niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen.<br />

7.2. Maatschappelijke uitvoerbaarheid<br />

7.2.1. Achtergrond<br />

In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening is een inspraakprocedure gehouden<br />

over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Hiertoe is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> vanaf<br />

28 mei 2001 gedurende vier weken ter inzage gelegd en zijn belanghebbenden in de gelegenheid<br />

gesteld hun schriftelijke reacties kenbaar te maken. Ook is op 14 juni 2001 een informatieavond<br />

gehouden.<br />

Vervolgens zijn de inspraakreacties in concept beoordeeld en van commentaar voorzien.<br />

Daarna stagneerde de planvoorbereiding geruime tijd, voornamelijk omdat het gemeentebestuur<br />

opteerde voor een gewijzigde regeling voor de burgerwoningen in het landelijk gebied. Dit<br />

vergde de nodige tijd, onder andere vanwege overleg met het provinciaal bestuur. Ook bleek<br />

actualisatie nodig van enkele andere onderdelen van het voorontwerpplan.<br />

Deze aanpassingen en de lange tijd die is verstreken sinds de inspraakprocedure uit 2001 is<br />

voor het gemeentebestuur aanleiding geweest om de inwoners van Westvoorne en andere belanghebbenden<br />

opnieuw in de gelegenheid te stellen om hun mening kenbaar te maken over<br />

het aangepaste voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Vanaf 11 maart 2005 heeft het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

gedurende vier weken opnieuw ter inzage gelegen en is er gelegenheid geboden<br />

om schriftelijke reacties kenbaar te maken.<br />

Tijdens beide inspraakperiodes zijn diverse inspraakreacties ontvangen. In dit hoofdstuk wordt<br />

ingegaan op de inspraakreacties die zijn ontvangen in 2005. De samenvatting en beantwoording<br />

van de reacties die zijn ontvangen in de eerste inspraakperiode in 2001 zijn als bijlage bij<br />

de ze toelichting opgenomen. Deze zijn inmiddels voor een deel achterhaald vanwege het tijdstip<br />

tussen de eerste inspraakreactie en de afronding van het bestemmingsplan.<br />

In januari 2007 is het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> tervisie gelegd in het kader van de vaststellingsprocedure.<br />

Naar aanleiding daarvan is een aantal zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen<br />

hebben aanleiding gegeven om een nieuwe afweging te maken ten aanzien van het aantal aanvankelijk<br />

gehanteerde uitgangspunten. Hierdoor is het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> op onderdelen<br />

aangepast en wordt dit opnieuw als <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ter visie gelegd ten behoeve van<br />

de vaststelling door de gemeenteraad. Deze aanpassingen hebben eveneens geleid tot aanpassing<br />

van de eerdere beoordeling van de inspraakreacties.<br />

7.2.2. De inspraakreacties uit de tweede inspraakperiode (2005)<br />

1. W. Booy en J.W. Booy-Langendoen, Bakenweg 2, 3233 XA Oostvoorne<br />

W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne<br />

mw. W.H. Hoekendijk, Heindijk 9, 3233 LR Oostvoorne<br />

Y. van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3222 XK Oostvoorne<br />

M.R. Kariem, Heindijk 19, 3233 LE Oostvoorne<br />

B. Kluwen en N. Verkouter, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />

A.G. Knegt, Bakenweg 5, 3233 XA Oostvoorne<br />

M.E.M. Kruse, Heindijk 29, 3233 LE Oostvoorne<br />

W.J. Langendoen, Heindijk 7a, 3233 LE Oostvoorne<br />

J.G. van der Linde, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne<br />

J. v.d. Marel, Polderweg 4a, 3233 LR Oostvoorne<br />

A.P. Niemeijer, Maasweg 4, p.a. 's-Gravelandseweg 726, 3119 ND Schiedam<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

61<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 62<br />

A.J. van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />

P.A. Pijnenburg, Heindijk 11, 3233 LE Oostvoorne<br />

E. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne<br />

H. Stoppelenburg, Heindijk <strong>21</strong>, 3233 LE Oostvoorne<br />

Fam. Storm, Zeehoeveweg 8, 3233 XK Oostvoorne<br />

H.L. Turenhout, Gorslaan 29, 3233 XB Oostvoorne<br />

W.M. Vrij, Zeehoeveweg 29, 3233 XK Oostvoorne<br />

De reacties van deze personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie samengevat en<br />

van commentaar voorzien.<br />

Reactie<br />

a. Insprekers betwijfelen of de inspraak van de zijde van de gemeente gewenst is, vanwege<br />

de opgenomen tekst in de bij het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> behorende oplegnotitie "gewoon<br />

het plan 4 weken ter visie leggen en vervolgens de brieven die zijn binnen gekomen<br />

beantwoorden".<br />

b. Het bestemmingsplan is op een aantal punten zeer vaag. Voorbeelden die genoemd worden<br />

zijn het ontbreken van een visie of stellingname op de gevolgen van het vergroten van<br />

het oppervlaktewater binnen het plangebied met een factor 3 of 4. Ook het waterschap De<br />

Brielse Dijkring duidde al op het ontbreken van een waterparagraaf. De vaagheid geldt ook<br />

voor de ontsluiting van het recreatiepark en de voorkeur voor de variant C voor de ontsluiting,<br />

waarvoor tegelijkertijd wordt uitgesproken dat de benodigde financiële middelen ontbreken.<br />

c. Ten aanzien van de kwalitatieve verbeteringen die aangebracht zullen worden in het recreatiepark,<br />

met onder meer versterking van de dagrecreatieve functie met de daaruit<br />

voortvloeiende verkeersintensiteit, wordt voorzien dat de verkeersvrijheid en -veiligheid<br />

verder in het geding komen. Zeker omdat inmiddels bekend is dat de Tichelarijweg op<br />

korte termijn wordt afgesloten. De Heindijk, Maasweg en Zeehoeveweg kunnen mogelijk<br />

een significante toename van verkeer verwachten, maar zijn hier niet op ingericht.<br />

d. In aanvulling op het bovenstaande punt wordt opgemerkt dat het autoluw maken van de<br />

Gorslaan onwenselijk is vanwege de verschuiving van het verkeer naar wegen die hiervoor<br />

niet zijn ingericht, zoals de Heindijk. De problemen die worden veroorzaakt door het recreatiepark<br />

worden naar de directe omgeving verschoven. Dit gaat ten koste van de reguliere<br />

bewoners van <strong>Kruiningergors</strong>. Tegen de achtergrond van zoveel onduidelijkheden vinden<br />

insprekers het niet wenselijk om tot besluitvorming over te gaan.<br />

e. Insprekers vinden dat de mogelijkheden voor uitbreiding van (bestaande) woningen te<br />

marginaal zijn. Hieruit zou mogelijk opgemaakt kunnen worden, dat het lijkt of er een ontmoedigingsbeleid<br />

voor reguliere bewoning plaatsvindt, waarbij op de lange termijn een recreatievoorziening<br />

wordt gecreëerd met de Heindijk als natuurlijke zuidgrens.<br />

f. Insprekers vinden het toestaan van één (bij)gebouw per perceel te weinig. Zij vinden dat<br />

(een combinatie van) meerdere gebouwtjes, zoals een kippenhok en een hobbykas, een<br />

bijdrage kunnen leveren aan het landschappelijke karakter van het gebied.<br />

g. De noodzaak tot verandering van de bestemming voor de grond van de vaste bewoners<br />

van Agrarische doeleinden in Tuinen, anders dan dat hier een (toekomstig) commercieel<br />

belang voor de Molecatengroep ligt, is voor de insprekers onacceptabel.<br />

h. Het kappen, ten behoeve van commerciële belangen, van het in het plan aangegeven (populieren)bos<br />

is voor de insprekers niet acceptabel. Argumenten die insprekers geven zijn<br />

de kans op mogelijke toename van geluidsoverlast en visuele aspecten (horizonvervuiling)<br />

vanuit Europoort. De vernietiging van flora en fauna staat volgens de insprekers niet in<br />

verhouding tot de gewenste verbetering van het recreatiepark.<br />

Commentaar<br />

a. Er is in 2005 besloten om over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> een tweede inspraakprocedure<br />

te volgen. In paragraaf 7.2.1 zijn de redenen hiervoor aangegeven. Betrokkenen<br />

leggen de woordkeus in de oplegnotitie verkeerd uit; met gewoon wordt bedoeld dat, hoewel<br />

al een inspraakprocedure was gehouden, er werd geadviseerd "gewoon" een nieuwe<br />

inspraakprocedure te houden. Het is zeker niet de bedoeling geweest om geen inhoudelijke<br />

afweging te maken.<br />

b. Met het toenmalige waterschap De Brielse Dijkring heeft medio 2004 een goed overleg<br />

plaatsgehad over de waterhuishoudkundige aspecten in het plangebied. Dit is aanleiding<br />

geweest om de waterparagraaf aan te vullen. Daarbij is vooral van belang dat in vergelij-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 63<br />

king met de huidige richtlijnen er te weinig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig is.<br />

In maart 2007 is er opnieuw overleg geweest met het waterschap. Het waterschap is ook<br />

intensief betrokken geweest bij en heeft een grote inbreng gehad in de waterparagraaf van<br />

het voorliggende bestemmingsplan. Echter ook uit het overleg in maart 2007 is gebleken<br />

dat direct realiseerbare plannen om de hoeveelheid oppervlaktewater in het plangebied te<br />

vergroten niet voorhanden zijn. Omdat er een grote mate van unanimiteit bestaat over de<br />

wenselijkheid van meer oppervlaktewater en om geen toekomstige mogelijkheden voor<br />

verbetering te blokkeren, is in de doeleindenomschrijving van verschillende bestemmingen<br />

ook de functie "water" vermeld.<br />

Voor de ontsluiting van het plangebied is een aantal jaren geleden onderzocht wat de mogelijkheden<br />

zouden zijn om deze te verbeteren. Vooral delen van de Gorslaan werden op<br />

sommige tijden als "druk" ervaren, gelet op de doorgaande functie en de menging van<br />

langzaam en gemotoriseerd verkeer. Hiervoor is een drietal modellen opgesteld. Daarbij is<br />

− zoals insprekers ook hebben geconstateerd − een voorkeur uitgesproken voor model C.<br />

Dit model gaat uit van de aanleg van een rotonde ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/N<strong>21</strong>8.<br />

Vanaf de rotonde wordt een nieuw weggedeelte aangelegd, aansluitend aan de<br />

Breeweg. Vervolgens wordt het verkeer naar de Heindijk geleid en wordt vanaf de Heindijk<br />

een nieuwe ontsluitingsweg aangelegd naar de Kamplaan/Zeehoeveweg. Het noordelijk<br />

deel van de Zeehoeveweg vormt in die visie dan een centrale ontsluiting van het recreatiecentrum.<br />

Op basis van de huidige inzichten houdt de Gorslaan zijn functie als belangrijke ontsluiting<br />

van het Recreatiepark Kruininger Gors. Wel is ter plaatse van de aansluiting Brielseweg/N<strong>21</strong>8<br />

inmiddels een rotonde aangelegd. Vanaf deze rotonde is via de Breeweg die<br />

wordt verbreed tot en met de stoep naar de Heindijk, aansluiting mogelijk op deze dijk.<br />

Door deze nieuwe verbinding kan de oversteek van de N<strong>21</strong>8 ter plaatse van de Tichelarijweg<br />

vervallen. De gemeente verwacht dat de gevolgen van deze wijzigingen in de wegenstructuur<br />

op de intensiteiten op de Maasweg en Zeehoeveweg zeer beperkt zullen zijn. De<br />

Heindijk zelf wordt namelijk niet verbreed, waardoor de route via deze dijk niet echt aantrekkelijk<br />

wordt.<br />

c. Er zijn geen concrete plannen voor uitbreiding van de dagrecreatieve functie van het<br />

recreatiepark voor derden. In het verleden zijn wel plannen ontwikkeld voor bijvoorbeeld<br />

een surfschool/watersportcentrum aan het Brielse Meer. Hiervoor zijn vergunningen verleend,<br />

maar deze zijn ook weer ingetrokken. De mogelijkheid om aan het Brielse Meer een<br />

watersportcentrum te realiseren wordt dan ook geschrapt.<br />

d. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken. Om de verkeersveiligheid<br />

op de Gorslaan te verbeteren, is voor het gemotoriseerde verkeer een maximumsnelheid<br />

van 30 km/h ingesteld. Dit geldt overigens ook voor een aantal andere wegen in het plangebied.<br />

De verkeersintensiteiten op de Gorslaan maken een wijziging van de verkeersstructuur<br />

niet noodzakelijk. Het betreffende onderdeel van de toelichting over de verkeersstructuur<br />

is aangepast.<br />

e. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden<br />

van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te<br />

gaan. Voor de woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> gelden daarbij dezelfde uitgangspunten<br />

als voor het overige landelijke gebied. Er is zeker geen sprake voor een ontmoedigingsbeleid<br />

voor <strong>Kruiningergors</strong>. Het gemeentebestuur gaat bij de bestemmingsregeling<br />

voor burgerwoningen in het landelijk gebied uit van één maximale maat voor woning en<br />

erfbebouwing, zoals bergingen en dierenverblijven, tezamen. Aan de bewoners is dan de<br />

keuze voor een grotere woning en minder erfbebouwing, of een ruime oppervlakte erfbebouwing<br />

en een kleinere woning.<br />

f. Het uitgangspunt is, dat erfbebouwing nabij de woning wordt gebouwd, binnen de bestemming<br />

Woondoeleinden. Het bestemmingsvlak is hiervoor voldoende ruim. Door de erfbebouwing<br />

bij de woning te situeren, houden de overige perceelsgedeelten zoveel mogelijk<br />

hun groene karakter. Omdat er wel behoefte kan bestaan aan het bouwen van een gebouwtje<br />

of overkapping op wat grotere afstand van de woning is, na afweging van het<br />

landschappelijk belang en de belangen van de individuele bewoners, gekozen voor een<br />

regeling waarbij het bestemmingsplan de mogelijkheid biedt één gebouwtje of overkapping<br />

met een maximumoppervlakte van 10 m² te bouwen. Het gemeentebestuur deelt de mening<br />

van insprekers niet, dat het bouwen van meerdere gebouwen in de vorm van bijvoorbeeld<br />

hobbykassen en kippenhokken, bijdraagt aan de landschappelijke kwaliteit.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 64<br />

g. De bestemming Tuinen in plaats van Agrarische doeleinden is gebaseerd op het feitelijk<br />

gebruik van de gronden. Hoewel het grondgebruik in de polder <strong>Kruiningergors</strong> van oorsprong<br />

overwegend agrarisch was, is er op dit moment nog nauwelijks meer sprake van<br />

een bedrijfsmatig agrarisch gebruik. In verband daarmee is er geen aanleiding meer om de<br />

onbebouwde percelen tussen de woningen en andere functies te bestemmen voor de bestemming<br />

Agrarische doeleinden.<br />

h. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos<br />

te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

Conclusie<br />

De verkeersparagraaf in de toelichting is aangepast en de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming<br />

Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie is vervallen. Voor het overige geven de reacties<br />

geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

2. mr. A. Bakker, rechtskundig adviseur, namens dhr. J. Punt, Van der Meerweg<br />

25, Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is onder Maatschappelijke uitvoerbaarheid verwezen<br />

naar het feit, dat het voorontwerpplan in het kader van de inspraakverordening vanaf 28<br />

mei gedurende 4 weken ter inzage heeft gelegen. Op pagina 66 wordt mede gewezen op<br />

een zienswijze die door de heer Bakker namens de heer Punt werd ingediend. Dit is in zoverre<br />

onjuist, dat een zienswijze werd ingediend op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

<strong>Kruiningergors</strong> en niet een reactie op een inspraakgebeuren. Ten onrechte wordt de indruk<br />

gewekt dat het voorontwerp 2001 juridisch synoniem zou zijn aan het voorontwerp 2005.<br />

Tussen het opstellen van het voorontwerp 2001 en het voorontwerp 2005 hebben essentiële<br />

wijzigingen in omstandigheden plaatsgevonden, die meebrengen dat de zienswijze van<br />

2001 niet meer past op het voorontwerp 2005.<br />

b. In 2001 is verzocht om een bedrijfswoning bij het bedrijf van de heer Punt te kunnen realiseren.<br />

Aan deze wens is niet tegemoet gekomen, omdat op provinciaal en gemeentelijk niveau<br />

een zeer terughoudend beleid wordt gevoerd ten aanzien van het realiseren van<br />

nieuwe woningen in het buitengebied. Dit beleid was een gevolg van het rijksbeleid dat<br />

werd bewaakt door de rijksinspecteur. In de Stellingnamebrief Ruimtelijk Beleid van november<br />

2002 wordt gesteld dat het rijksbeleid zal zijn gericht aan het opheffen van de<br />

ruimtelijke beperkingen aan de natuurlijke groei van kleine kernen en dat bouwbeperkingen<br />

voor landelijke gebieden worden opgeheven. Het beleid van provincie en gemeente<br />

kan in dat opzicht worden bijgesteld. In dat kader dient de noodzaak voor de bouw van een<br />

bedrijfswoning uit overwegingen van veiligheid mede in aanmerking te worden genomen.<br />

c. Nu er in juridisch-planologische zin geen belemmeringen meer zijn voor de realisering van<br />

een woning, zou de doelstelling om de recreatieve functie te versterken nog een beletsel<br />

kunnen vormen. In dat kader vindt inspreker het merkwaardig, dat wel de mogelijkheid<br />

wordt geboden om voormalige agrarische bedrijfswoningen die niet meer aan de huidige<br />

wooneisen voldoen, elders in het plangebied te vervangen door voor permanente bewoning<br />

bedoelde landhuizen. Dit vormt een uitzondering op de doelstelling om het hele gebied<br />

een puur recreatieve functie te laten behouden. De voormalige agrarische bedrijfswoningen<br />

zijn uitermate geschikt voor een niet-permanente recreatieve functie.<br />

d. Nu de gemeente de bovengenoemde uitzondering op de beleidsuitgangspunten maakt, is<br />

inspreker van mening dat zijn cliënt ook aanspraak moet kunnen maken op een uitzondering.<br />

De woning is essentieel voor de controle op het bedrijf buiten de openingsuren. Inbraak<br />

en zinloze vernieling in groepsverband zijn in de huidige tijd aan de orde van de dag.<br />

Binnen het bedrijf zijn veel goederen aanwezig die binnen de verblijfsrecreatie zeer gewild<br />

zijn en bovendien een aanmerkelijke waarde vertegenwoordigen. Ook bij calamiteiten, zoals<br />

brand- en/of stormschade is het van groot belang dat iemand die direct bij het bedrijf<br />

betrokken is, in de onmiddellijke omgeving beschikbaar is.<br />

e. De onder c bedoelde landhuizen liggen aan dezelfde weg waaraan ook het perceel van inspreker<br />

is gelegen. Aan weerszijde van het perceel liggen percelen die ook al de functie<br />

"wonen" hebben. In verband daarmee is het in de ogen van inspreker logisch en ook mogelijk<br />

om ook aan zijn perceel een woonbestemming toe te kennen. Het betreffende per-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 65<br />

ceelsgedeelte waarop deze bestemming betrekking zou dienen te hebben is op een kaart<br />

ingetekend.<br />

Commentaar<br />

a. Vanaf 28 mei tot 18 juni 2005 is een inspraakprocedure gehouden over het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

<strong>Kruiningergors</strong>. In die periode zijn inwoners van Westvoorne en andere<br />

belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om in het kader van deze inspraakprocedure<br />

een reactie te geven op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Daarna stagneerde de planvoorbereiding<br />

gedurende langere tijd. Een van de reden hiervoor was dat het gemeentebestuur<br />

op een andere wijze vorm wilde geven aan de regeling voor burgerwoningen in het<br />

landelijk gebied. Het gemeentebestuur heeft, na aanpassing en actualisering van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>,<br />

het besluit genomen om opnieuw een inspraakprocedure te<br />

houden, voordat wordt gestart met de vaststellingsprocedure. Juridisch gezien heeft het<br />

plan, waarover in 2005 een inspraakprocedure heeft plaatsgevonden, dezelfde status als<br />

het voorontwerpplan uit 2001. De beoordeling van de reacties in 2001 moet worden gezien<br />

tegen de achtergrond van het plan zoals dat in 2001 luidde.<br />

In het kader van de vaststellingsprocedure die medio 2007 start, kunnen zienswijzen worden<br />

ingediend op het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

b. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt, blijft<br />

het restrictieve beleid voor het wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde streekplan<br />

RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan, waar in een<br />

lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. <strong>Kruiningergors</strong> hoort hier niet bij.<br />

Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt van de<br />

Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie. Geen van<br />

beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Van de in de inspraakreactie<br />

veronderstelde ruimere beleidsvrijheid is derhalve geen sprake.<br />

c. Het gemeentebestuur hecht er vooral waarde aan dat in kwalitatieve zin de recreatieve<br />

functie van het plangebied wordt versterkt. Functiewijziging van voormalige agrarische bedrijfswoningen<br />

− die nu in gebruik zijn als burgerwoning − in recreatiewoningen is geen<br />

reële optie. Hiervoor zou het gemeentebestuur de woningen moeten verwerven om deze<br />

vervolgens weer als recreatiewoning te verkopen. Hiervoor zijn geen financiële middelen<br />

aanwezig en het belang hiervan is zo gering, dat dit geen verschuiving in beleidsprioriteiten<br />

rechtvaardigt. De vervangende nieuwbouw voorziet bovendien uitsluitend in een consolidatie<br />

van de woonfunctie. Het betreft immers woningen die al jaren lang voor permanente<br />

bewoning worden gebruikt. Bestaande rechten worden hierdoor gerespecteerd.<br />

d. In de visie van het gemeentebestuur is er geen strikte noodzaak voor het realiseren van<br />

een bedrijfswoning. Ook andere, min of meer gelijksoortige bedrijven, beschikken veelal<br />

niet over een bedrijfswoning. Op nieuwe bedrijventerrein is de bouw van bedrijfswoningen<br />

veelal niet meer mogelijk, terwijl de sociale controle daar in de avonduren en gedurende<br />

het weekend vaak geringer is dan in een gebied als <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

e. Hiervoor is al aangegeven, dat het beleid er niet op is gericht om de bouw van een bedrijfswoning<br />

mogelijk te maken. De bouw van de twee woningen aan de overzijde van de<br />

Zeehoeveweg betrof uitsluitend de vervanging van bestaande woningen. Het feit, dat aan<br />

weerszijde van het perceel van inspreker woningen aanwezig zijn, doet niets af aan het<br />

standpunt om geen medewerking te verlenen aan de bouw van een bedrijfswoning.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

3. J.C.J.L. Barendregt, Gildenlaan 1, 3233 DA Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Inspreker is van mening dat in het bestemmingsplan vooral meer recreatie wordt bevorderd en<br />

dat er niet of nauwelijks rekening wordt gehouden met de wensen van de huidige eigenaren van<br />

woningen of percelen. Inspreker verzoekt de gemeente om het bestemmingplan Kruinigergors<br />

aan te passen, waarmee het mogelijk wordt om een bouwvergunning te verlenen voor het perceel<br />

aan de Zeehoeveweg tussen nr. 35 en 37.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 66<br />

Commentaar<br />

Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is niet zozeer gericht op het bevorderen van meer recreatie.<br />

Voor het Recreatiepark Kruininger Gors is vooral kwaliteitsverbetering van belang.<br />

Voor de bouwmogelijkheden van woningen en de daarmee samenhangende erfbebouwing<br />

worden dezelfde bouwmogelijkheden geboden als voor de overige woningen in het landelijk gebied.<br />

Voor <strong>Kruiningergors</strong> geldt een restrictief beleid voor de bouw van nieuwe woningen. Bij de<br />

beoordeling van de reactie uit 2001 is onder andere aangegeven dat het provinciaal beleid is<br />

gericht op het voorkomen van een toename van het aantal woningen in het landelijk gebied. Het<br />

nieuwe streekplan RR2020, dat eind 2005 is vastgesteld, brengt hierin voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong><br />

geen verandering. In verband daarmee kan niet aan het verzoek om de bouw van een<br />

woning op het betreffende perceel aan de Zeehoeveweg worden tegemoet gekomen.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

4. Mw. G.A. Doorduin – Waalboer, Bakenweg 7, 3233 XA Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Inspreker is verontrust over de kap van bomen in het plangebied. Hoewel op Voorne-Putten<br />

momenteel 1.378 ha G.O.S./P.E.H.S. wordt aangelegd, wordt in het bestemmingsplan voorzien<br />

in de kap van natuur, die als afscheiding dient tussen de industrie en de woningen op het <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Commentaar<br />

Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in<br />

verblijfsrecreatie.<br />

Conclusie<br />

De mogelijkheid om de bestemming Bos te wijzigen ten behoeve van verblijfsaccommodatie is<br />

vervallen.<br />

5. E.B.H. Advocaten, namens E. Storms en mw. M.J. Mulder, Zeehoeveweg 8(a)<br />

en B. Kluwen en mw. N. Verkouter, Zeehoeveweg 8<br />

Reactie<br />

Op het perceel Zeehoeveweg 8/8a staan twee aaneengebouwde woningen op twee afzonderlijke<br />

kadastrale percelen. Volgens het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn ook twee woningen<br />

toegestaan. Betrokkenen hebben het voornemen om de woningen te zijner tijd te vervangen<br />

door nieuwbouw. Volgens het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bestaat een hoofdbouwmassa uit<br />

een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen. Nu<br />

er twee hoofdgebouwen aanwezig zijn, moet worden uitgegaan van twee hoofdbouwmassa's.<br />

Het maximaal toelaatbaar grondoppervlak dient per individuele hoofdbouwmassa, dus per woning,<br />

te worden berekend. Wanneer de gemeente deze interpretatie niet deelt, dan wordt verzocht<br />

de reactie als een tijdig ingediende zienswijze te beschouwen.<br />

Tevens wordt verzocht om de twee individuele woningen als zodanig op de plankaart aan te<br />

geven.<br />

Commentaar<br />

De interpretatie van insprekers is juist. Zeehoeveweg 8 en Zeehoeveweg 8a vormen afzonderlijke<br />

bouwpercelen. Voor iedere woning geldt een afzonderlijke maximale oppervlaktemaat.<br />

Om juridisch-technische redenen is het niet mogelijk om de woningen als afzonderlijke woning<br />

op de bestemmingsplankaart aan te geven. Om de woningen afzonderlijk aan te geven is een<br />

grens tussen de woningen nodig. Beide woningen hebben echter dezelfde bestemming Woondoeleinden.<br />

Er kan daarom geen bestemmingsgrens tussen de woningen worden aangegeven.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 67<br />

6. F.A. Hoek, Velgersdijk 29, 3079 HV Rotterdam<br />

Reactie<br />

a. Afsluiting van de Gorslaan voor gemotoriseerd verkeer vindt de inspreker geen goede ontwikkeling.<br />

Juist door de openheid en de veelzijdige toegang wordt het park opgenomen in<br />

de omgeving. Tevens is in geval van een noodsituatie maar één nooduitgang beschikbaar,<br />

wat levensbedreigende situaties op kan leveren.<br />

b. De gemeente heeft met de eigenaar van het recreatiepark afspraken gemaakt, dat recreatiewoningen<br />

met een onderlinge tussenruimte van minder dan 3 m verplaatst dienen te<br />

worden. Inspreker is van mening dat terreindelen die tot nu toe niet effectief gebruikt worden,<br />

zoals het voetbalveld, groot parkeerterrein, hertenkamp en populierenbos, in de toekomst<br />

doelmatiger gebruikt gaan worden voor het uitplaatsen van recreatiewoningen die te<br />

dicht op elkaar staan. Het is nu het goede moment om deze vrijkomende terreinen te gaan<br />

gebruiken voor het uitplaatsen van recreatiewoningen die te dicht op elkaar staan. Het belang<br />

van de recreanten die een recreatiewoning hebben die niet aan de afstandseisen voldoet,<br />

gaat voor de realisatie van nieuwbouw en/of andere plannen. Indien hier geen rekening<br />

mee wordt gehouden voorziet inspreker dat in de toekomst geen ruimte meer is om<br />

noodgedwongen verplaatsingen uit te voeren.<br />

Commentaar<br />

a. Er zijn geen plannen om de Gorslaan voor gemotoriseerd verkeer af te sluiten. Dat zou alleen<br />

kunnen wanneer de verkeersstructuur in <strong>Kruiningergors</strong> wordt gewijzigd. De verkeersintensiteiten<br />

maken dit niet noodzakelijk. Met het oog op de verkeersveiligheid is de<br />

Gorslaan inmiddels ingericht als 30 km/h-gebied.<br />

b. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan kwaliteitsverbetering van <strong>Kruiningergors</strong>, onder<br />

andere door het vergroten van de onderlinge afstand tussen de huisjes. Hiervoor biedt<br />

het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> mogelijkheden. Om te voorkomen dat beschikbare<br />

ruimte wordt gebruikt voor andere doeleinden dan kwaliteitsverbetering mag het aantal<br />

huisjes niet worden uitgebreid. In de voorschriften van het bestemmingsplan is dan ook<br />

een maximum opgenomen voor het aantal recreatiewoningen, standplaatsen voor caravans<br />

en tenten en trekkershutten. De ondernemer stelt echter zelf de prioriteiten voor de<br />

delen van het recreatiepark die voor kwaliteitsverbetering in aanmerking komen.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

7. Y. van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Inspreker is van mening dat er een (groene) buffer tussen de huisjes/percelen van de Molecatengroep<br />

en de aangrenzende percelen van de vaste bewoners moet blijven bestaan.<br />

Deze buffer zou bij voorkeur uit het bestaande grasland moeten blijven bestaan. Inspreker<br />

wil dit graag vastgelegd hebben in het bestemmingsplan.<br />

b. Inspreker wenst de geluidsbuffer te behouden of een geluidsbuffer te realiseren om geluidsoverlast<br />

van de spoorbrug en Europoort te beperken. De geluidsbuffer zou kunnen<br />

bestaan uit bebossing aan de zuidkant van het Brielse Meer of groenbuffers tussen het recreatiecentrum<br />

en vaste bewoners.<br />

c. Inspreker wil weten wat robuust waterbeheer inhoudt en wat de consequenties hiervan<br />

zijn.<br />

d. Het afsluiten van de Gorslaan/Tichelarijweg als toegangsweg wordt niet als wenselijk ervaren.<br />

Om het verkeer te kunnen verwerken en in geval van calamiteiten in Europoort is het<br />

van groot belang dat er meerdere toegangswegen naar het <strong>Kruiningergors</strong> zijn.<br />

e. Inspreker wil uitleg over de wijziging van de bestemming Agrarische doeleinden in Tuinen.<br />

f. De in het bestemmingsplan genoemde compensatie voor het bos moet op het <strong>Kruiningergors</strong><br />

gerealiseerd worden. Dit zou bij voorkeur in het bestemmingsplan vastgelegd moeten<br />

worden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 68<br />

Commentaar<br />

a. Het parkeerterrein naast de woning van betrokkene is bestemd tot Tuinen. In de zomermaanden<br />

wordt dit gebruikt als collectieve parkeervoorziening voor het recreatiecentrum.<br />

Door middel van een "nadere aanwijzing" op de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan<br />

is met dit gebruik rekening gehouden. Er mogen geen recreatiewoningen<br />

worden gebouwd en ook geen kampeermiddelen worden geplaatst. In zoverre is sprake<br />

van een buffer tussen de bebouwing van het recreatiecentrum en de woning van inspreker.<br />

Om parkeren op te korte afstand van het perceel van betrokkene te voorkomen zal een<br />

zone van 3 m grenzend aan de noordzijde van het perceel Maasweg uitsluitend worden<br />

bestemd tot Tuinen.<br />

b. Het gemeentebestuur hecht belang aan een groene aanblik van <strong>Kruiningergors</strong>. Een nadere<br />

afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen<br />

in verblijfsrecreatie. Hierdoor blijft een groene buffer aanwezig. Tussen het recreatiepark<br />

en de woningen aan de Zeehoeveweg zijn onbebouwde percelen aanwezig, die zijn<br />

bestemd tot Tuinen. Deze percelen zijn veelal ingezaaid met gras. Hoewel er hierdoor<br />

geen visuele buffer is, blijft er hierdoor wel voldoende afstand tussen de verblijfsaccommodatie<br />

en de woningen aan de Zeehoeveweg.<br />

c. Een robuust watersysteem betekent een watersysteem wat zo is ingericht dat dit in staat is<br />

zowel natte als droge periodes op te vangen. Er moeten dan voldoende mogelijkheden zijn<br />

om water te bergen en te sparen zonder dat dit leidt tot overlast. De inrichting van het watersysteem<br />

moet goed zijn afgestemd op de verschillende functie daarvan (bijvoorbeeld<br />

water aan- en afvoer, maar ook recreatieve functies als viswater of zwemwater). Daarbij<br />

zijn de kosten voor beheer en onderhoud geoptimaliseerd.<br />

d. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan af te sluiten als toegangsweg naar <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Bij de aanleg van de rotonde op de kruising N<strong>21</strong>8/Brielseweg is op dit punt ook een<br />

veilige aansluiting van het gebied ten noorden van de N<strong>21</strong>8 op deze weg tot stand gekomen.<br />

De relatief onveilige oversteek van de Tichelarijweg kan hierdoor vervallen. Per saldo<br />

is sprake van een verbetering van de situatie.<br />

e. Gronden met de bestemming Agrarische doeleinden zijn bestemd voor de bedrijfsvoering<br />

van agrarische bedrijven. In het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is er nauwelijks sprake meer van<br />

bedrijfsmatig gebruik van de rond de woningen liggende onbebouwde percelen. Om die<br />

reden is gekozen voor de bestemming Tuinen in plaats van de bestemming Agrarische<br />

doeleinden.<br />

f. Door het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming Bos is er geen<br />

noodzaak meer voor compensatie.<br />

Conclusie<br />

De onderdelen van de reactie onder a en f zijn aanleiding geweest tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />

8. J. Kluijtmans, Kamplaan 4, 3233 XD Oostvoorne<br />

Fam. Van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. In het verleden zijn vrijwel alle greppels en watergangen ten noorden van de Kamplaan gedempt,<br />

zonder vervangende voorzieningen te treffen voor de opvang van water. Hiervan<br />

ondervinden lager gelegen percelen aan de Kamplaan regelmatig extreme overlast. Inspreker<br />

verzoekt om een nadere detaillering van de in het bestemmingsplan genoemde<br />

verhoging van het percentage oppervlaktewater, teneinde een goed waterbeheer voor de<br />

toekomst veilig te stellen.<br />

b. Over de gehele lengte van de Kamplaan is aan de noordelijke zijde de bestemming parkeervoorzieningen<br />

opgenomen. Inspreker verzoekt om landschappelijke inpassing van<br />

deze parkeervoorzieningen door middel van een groenstrook die bij voorkeur als bestemming<br />

"Groen" opgenomen wordt in het bestemmingsplan. Het woongenot voor de bewoners<br />

aan de Kamplaan zal in ernstige mate negatief worden beïnvloed door de uitgestrekte<br />

oppervlakte aan bestrating en de overlast ten aanzien van geluidshinder die de parkeerplaats<br />

met zich meedraagt.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 69<br />

Commentaar<br />

a. Zowel het gemeentebestuur als het waterschap zijn bekend met het feit dat in het zuidelijk<br />

deel van het plangebied wateroverlast optreedt. In het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is op dit moment<br />

te weinig oppervlaktewater aanwezig dat als berging kan dienen bij hevige regenval.<br />

Het noodzakelijke percentage oppervlaktewater dat in het plangebied aanwezig zou moeten<br />

zijn is bepaald door het waterschap. Het vinden van goede oplossingen is echter niet<br />

eenvoudig, omdat vrijwel het gehele plangebied particulier terrein is. In maart 2007 heeft<br />

opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap over deze problematiek. Ook uit dit<br />

overleg zijn geen directe maatregelen naar voren gekomen om de wateroverlast op te lossen.<br />

Om te voorkomen dat het bestemmingsplan mogelijkheden tot het treffen van maatregelen<br />

met ruimtelijke gevolgen zou blokkeren, is binnen de doeleindenomschrijving van<br />

een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden ook zijn bestemd<br />

voor water.<br />

b. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct<br />

langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee is het bestemmingsplan<br />

aangepast en moet een afstand van 3 m tussen deze voorzieningen en de Kamplaan worden<br />

aangehouden. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor de landschappelijke inpassing.<br />

Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met in- en uitritten van de parkeerplaatsen<br />

op de Kamplaan.<br />

Conclusie<br />

Onderdeel b van de reactie is aanleiding geweest tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />

9. M. Kluijtmans, Kamplaan 6, 3233 XD Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. In het verleden zijn vrijwel alle greppels en watergangen ten noorden van de Kamplaan gedempt,<br />

zonder vervangende voorzieningen te treffen voor de opvang van water. Hiervan<br />

ondervinden lager gelegen percelen aan de Kamplaan regelmatig extreme overlast. Inspreker<br />

verzoekt om een nadere detaillering van de in het bestemmingsplan genoemde<br />

verhoging van het percentage oppervlaktewater, teneinde een goed waterbeheer voor de<br />

toekomst veilig te stellen.<br />

b. De in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> genoemde rotonde op de Heindijk is volgens inspreker<br />

nog niet gerealiseerd, waarmee de aanname dat de verkeersveiligheid verbeterd<br />

is niet kan worden hard gemaakt. Inspreker verzoekt duidelijkheid ten aanzien van het<br />

"selectief" afsluiten van wegen. Het selectief afsluiten van de Gorslaan is volgens inspreker<br />

geen optie, omdat het probleem hiermee verplaatst wordt naar de Kamplaan. Het afsluiten<br />

van een belangrijke toegangsweg zonder het creëren van een nieuwe toegang,<br />

vindt inspreker geen goede oplossing. Inspreker verzoekt om onderzoek naar mogelijkheden<br />

A en B van het gewenst ontsluitingsmodel <strong>Kruiningergors</strong>, waarbij niet uitsluitend op<br />

financiële haalbaarheid een overweging wordt gemaakt.<br />

c. Inspreker is van mening, dat kwaliteitsverbeteringen binnen de huidige omvang van het recreatiepark<br />

wel degelijk mogelijk zijn, waarbij het inherent is dat plaatsen opgeofferd worden.<br />

Het verloren gaan van bosgebied als gevolg van economische belangen heeft wellicht<br />

negatieve consequenties voor recreanten en omwonenden die op dit moment niet zijn te<br />

overzien. Ook is het nog maar de vraag waar de compensatie van het bosgebied plaatsvindt,<br />

zodat recreanten en omwonenden hiervan nog enig profijt zullen ondervinden.<br />

d. Er wordt geen aandacht geschonken aan de recreatieve mogelijkheden voor de recreanten<br />

van het recreatiepark. Wel wordt het verdwijnen ervan besproken zonder dat er sprake is<br />

van het terugplaatsen van dergelijke voorzieningen. Het bieden van recreatieve voorzieningen<br />

aan de gasten van het recreatiepark zou aan minimum eisen gebonden moeten<br />

zijn.<br />

e. Over de gehele lengte van de Kamplaan is aan de noordelijke zijde de bestemming parkeervoorzieningen<br />

opgenomen. Inspreker verzoekt om landschappelijke inpassing van<br />

deze parkeervoorzieningen door middel van een groenstrook die bij voorkeur als bestemming<br />

"Groen" opgenomen wordt in het bestemmingsplan. Het woongenot voor de bewoners<br />

aan de Kamplaan zal in ernstige mate negatief worden beïnvloed door de uitgestrekte<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 70<br />

oppervlakte aan bestrating en de overlast ten aanzien van geluidshinder die de parkeerplaats<br />

met zich mee draagt.<br />

f. Op de plankaart is bij de westelijke grens van camping Gorshoeve een groenstrook ingetekend<br />

op het terrein dat hoort bij het Recreatiepark Kruininger Gors. Bij de functie hiervan<br />

worden vraagtekens gezet, omdat van een landschappelijke inpassing al sprake is aangezien<br />

het een grens vorm tussen twee terreinen met de bestemming verblijfsrecreatie. Het<br />

is mogelijk dat de recreanten op de Gorshoeve schaduwhinder ondervinden wanneer de<br />

groenstrook een bepaalde hoogte overschrijdt. Verzocht wordt om deze bestemming te<br />

wijzigen of een maximale hoogtemaat op te nemen. Het deel van de groenstrook op de<br />

Gorshoeve blijft gehandhaafd. De groenstrook op het deel van het Recreatiepark Kruininger<br />

Gors kan worden gebruikt voor de landschappelijke inpassing zoals aangegeven onder<br />

e.<br />

g. de noordoostelijke hoek van het perceel van camping Gorshoeve is gedeeltelijk bestemd<br />

als "Voortuin". Dit is geen afzonderlijk deel van de camping. Inspreker verzoekt om de bestemming<br />

te wijzigen in "Verblijfsrecreatieve doeleinden", omdat het gebruik past binnen<br />

de doeleindenomschrijving van de verblijfsrecreatieve bestemming (voorzieningen voor afvalinzameling<br />

en beheers- en onderhoudsvoorzieningen.<br />

h. Het bij camping de Gorshoeve gevestigde eetcafé is bestemd als "kantine". Het eetcafé<br />

blijkt in een behoefte te voorzien die verder gaat dan de bestemming "kantine". Niet alleen<br />

voor de recreanten op de camping en het recreatiepark, maar ook bewoners uit de nabije<br />

kernen maken gebruik van het eetcafé. De bestemming "Kantine" heeft een beperking<br />

voor de bestaande en toekomstige exploitatie. Inspreker verzoekt om de bestemming te<br />

wijzigen in "Horeca". Vanuit de direct omwonenden wordt geen probleem verwacht ten<br />

aanzien van de bestemmingswijziging omdat inspreker aan de ene zijde en zijn ouders<br />

aan de andere zijde wonen. Ook verwacht de inspreker geen invloed van de bestemmingswijziging<br />

van "Kantine" naar "Horeca" op de woonsituatie van derden.<br />

i. Het bestemmingsplan maakt geen onderscheid tussen toeristische en vaste standplaatsen.<br />

Dit is juist en biedt de mogelijkheid om te kunnen inspelen op ontwikkelingen in de<br />

markt. Verzocht wordt deze gebruiksbestemming als zodanig vast te leggen.<br />

j. Aan de noordzijde van het woonhuis aan de Kamplaan 6 bevindt zich een schuur annex<br />

garage. De betreffende schuur staat dicht op de perceelgrens met de buren en de technische<br />

staat laat te wensen over. Inspreker verzoekt om een bestemmingswijziging in<br />

Woondoeleinden aan de noordzijde van de woning, zodat de schuur vervangen kan worden<br />

door nieuwbouw die tegen de noordzijde van de woning gebouwd zou kunnen worden,<br />

aangepast op de stijl van de woning.<br />

k. Onder e van deze reactie is aangegeven dat bij de westelijke grens van camping Gorshoeve<br />

een groenstrook is ingetekend. Hier is ook een watergang aanwezig. De schouwstrook,<br />

die nodig is om noodzakelijk onderhoud aan deze watergang uit te voeren, ontbreekt<br />

op de plankaart.<br />

l. Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wijkt af van de Nota Planbeoordeling 2002. In plaats van<br />

een maximale inhoudsmaat voor de woningen en de bijbehorende erfbebouwing is een<br />

maximale oppervlaktemaat opgenomen. Dit is nadelig voor de bewoners van het plangebied.<br />

De in de berekeningen gehanteerde goothoogte van 4 m levert een grote beperking<br />

op ten opzichte van een "normalere" goothoogte van 3 m. De gemiddelde grootte van de<br />

percelen laat een grotere oppervlaktemaat toe. In andere bestemmingsplannen worden op<br />

kleinere percelen grotere woningen toegelaten. Verzocht wordt om van de rekenwijze af te<br />

zien, dan wel een meer acceptabele goothoogte te hanteren.<br />

Commentaar<br />

a. Dit deel van de reactie is gelijkluidend aan de reactie onder 8a. Voor de beantwoording op<br />

dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording van deze reactie.<br />

b. De rotonde in de Kleidijk is in 2006 gerealiseerd. Het selectief afsluiten van de Gorslaan<br />

voor gemotoriseerd verkeer is een optie, die in het verleden is overwogen, maar op dit<br />

moment niet − gelet op de verkeersintensiteiten − niet noodzakelijk wordt geacht. Om de<br />

verkeersveiligheid te verbeteren is de Gorslaan inmiddels ingericht als een 30 km/h-gebied.<br />

c. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos<br />

te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 71<br />

d. Op en in de nabijheid van het recreatiecentrum is een aantal voorzieningen aanwezig. Het<br />

strand aan het Brielse Meer vormt een belangrijke trekpleister, strand en water bieden mogelijkheden<br />

voor verschillende activiteiten. Op het recreatiecentrum zelf is een recreatiezaal,<br />

speelgelegenheid voor de kinderen en er is een fietsenverhuur. De omgeving biedt<br />

ruime mogelijkheden om te fietsen en te wandelen. Het bieden van recreatieve voorzieningen<br />

aan gasten is in de ogen van het gemeentebestuur een primaire verantwoordelijkheid<br />

van de ondernemer. Om zijn marktpositie veilig te stellen zal hij hieraan voldoende aandacht<br />

moeten besteden. Het gaat te ver om in het kader van het bestemmingsplan hiervoor<br />

minimumeisen op te nemen. Bovendien kan het bestemmingsplan uitsluitend randvoorwaarden<br />

aangeven voor het realiseren van voorzieningen, maar de feitelijke realisering<br />

hiervan niet afdwingen.<br />

e. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct<br />

langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee is het bestemmingsplan<br />

aangepast en moet een afstand van 3 m tussen deze voorzieningen en de Kamplaan worden<br />

aangehouden. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor de landschappelijke inpassing.<br />

Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met in- en uitritten van de parkeerplaatsen<br />

op de Kamplaan.<br />

f. Ondanks dat inspreker aangeeft dat de groenstrook op de Gorshoeve gehandhaafd blijft,<br />

acht het gemeentebestuur het wenselijk dit ook in het bestemmingsplan tot uitdrukking te<br />

brengen. Het is ongebruikelijk om een maximale hoogte voor de beplanting in het bestemmingsplan<br />

op te nemen. Voor zover de groenvoorzieningen op het eigen terrein van<br />

de Gorshoeve liggen heeft de exploitant de hoogte zelf in de hand. Voor het overige wordt<br />

ervan uitgegaan dat in goed overleg tussen betrokkenen de hoogte van de beplanting kan<br />

worden geregeld in geval problemen zouden ontstaan door de schaduwwerking hiervan.<br />

g. Het betreffende perceelsgedeelte ligt direct aan de Kamplaan. Aan deze zijde van de weg<br />

is het wenselijk om zoveel mogelijk een groen beeld met voortuinen te handhaven. In verband<br />

daarmee gaat de voorkeur er naar uit om voor het betreffende perceelsgedeelte de<br />

bestemming Voortuinen te handhaven. Aan het verzoek wordt niet tegemoet gekomen.<br />

h. Gelet op de huidige functie van de voorziening is het niet bezwaarlijk om de nadere aanwijzing<br />

"kantine" te laten vervallen en het eetcafé te bestemmen tot Horecadoeleinden.<br />

i. In de voorschriften is, of rechtstreeks of door middel van een verwijzing naar de bestemmingsplankaart,<br />

het maximumaantal toegestane standplaatsen vastgelegd. Deze wijze van<br />

bestemmen moet voldoende worden geacht.<br />

j. In het verre verleden is bouwvergunning verleend voor een berging in de voortuin bij de<br />

woning Kamplaan 6. Hiermee is in de bestemmingslegging rekening gehouden. In afwijking<br />

van de bestemmingslegging op andere woonpercelen zijn de gronden vóór de woning<br />

bestemd tot Tuinen (T) in plaats van Voortuinen (vT). Binnen de bestemming Tuinen mag<br />

1 gebouw of 1 overkapping worden gebouwd met een maximum grondoppervlak van<br />

10 m³ en een bouwhoogte van 2,5 m. Het vervangen van de bestaande berging door een<br />

aangebouwde garage aan de voorzijde van de woning, is op basis van de regeling in het<br />

voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet mogelijk, omdat de garage een grotere oppervlakte<br />

heeft dan 10 m³. Het gemeentebestuur vindt het niet wenselijk om de bouwmogelijkheden<br />

ter plaatse te verruimen. De gronden liggen tussen de voorgevel van de woning en de<br />

openbare weg. In het algemeen zijn de voortuinen beeldbepalend voor het ruimtelijk beeld.<br />

Er is voor het betreffende perceel Kamplaan 6 al een uitzonderling gemaakt in vergelijking<br />

met andere percelen door het toekennen van de bestemming Tuinen aan de gronden tussen<br />

de woning en de openbare weg in plaats van de bestemming Voortuinen. Het toekennen<br />

van nog ruimere bouwmogelijkheden maakt de uitzondering alleen nog maar groter.<br />

k. De betreffende watergang is geen hoofdwatergang. De schouwstrook is voldoende veiliggesteld<br />

in de Keur van het waterschap.<br />

l. De maximale maten voor burgerwoningen zijn afgestemd op de regeling zoals deze is opgenomen<br />

in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor het landelijk gebied. Het<br />

gemeentebestuur streeft naar uniformiteit in de regeling voor de burgerwoningen in het<br />

hele landelijk gebied. Hieraan is een langdurig proces voorafgegaan, waarin alle van belang<br />

zijnde aspecten uitgebreid zijn overwogen. Ook heeft overleg met de provincie over<br />

de door de gemeente voorgestane regeling plaats gehad. Er is geen aanleiding om deze<br />

nu voor <strong>Kruiningergors</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 72<br />

Conclusie<br />

De onderdelen van de reactie onder c, e en h hebben aanleiding gegeven tot aanpassing van<br />

het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing.<br />

10. Recreatiepark Kruiniger Gors, Gorsplein 2, 3233 XC Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Inspreker vindt de communicatie rond de eerste inspraakronde voor verbetering vatbaar.<br />

Op de inspraakreacties is door de gemeente binnen een afzienbare tijd geen beantwoording<br />

verstuurd.<br />

b. Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> bevat een aantal passages over het afsluiten van het<br />

wandelpad aan de noordzijde van het Recreatiepark Kruininger Gors. Dit pad is particulier<br />

eigendom en niet openbaar. In de toelichting is opgenomen dat dit wandelpad gerealiseerd<br />

en mede gefinancierd is door de provincie als samenhangende openbare ruimte. Dit is<br />

onjuist en niet relevant gelet op de privatisering van het recreatiepark in 1994. Het is passend<br />

dat de gemeente zich bij particulier eigendom terughoudend opstelt en dus ook geen<br />

beleid voert om het duingebied zoveel mogelijk open en bereikbaar te houden, ook voor<br />

recreanten van buiten het recreatiegebied. Verzocht wordt om de aanduiding "ontsluiting<br />

wandel- en/of ruiterpad" van de plankaart te verwijderen.<br />

c. De verwijzing naar het convenant tussen de gemeente Westvoorne en Recreatiepark Kruininger<br />

Gors behoeft een nadere toelichting. Hierin is opgenomen dat "verandering van de<br />

bestemming van natuur en duingebied is uitgesloten". Hiermee was het niet bedoeld om<br />

vooruit te lopen op de feitelijke bestemmingslegging. De afspraak is gemaakt om bij de<br />

voorgeschreven herstructurering de strand- en duinzone niet te gebruiken voor het uitplaatsen<br />

van recreatiewoningen en kampeermiddelen.<br />

d. De passage "Het recreatiepark is ontstaan in het achterduingebied." is te summier voor<br />

wat betreft de ontstaansgeschiedenis. De relatie tussen de betekenis van de strand- en<br />

duinzone en de ontwikkeling van de huidige intensieve vormen van (verblijfs)recreatie zou<br />

hierbij aanvullend opgenomen moeten worden.<br />

e. Er wordt gesproken over de kans dat in het plan archeologische sporen zijn achtergebleven.<br />

Een verkennend archeologisch onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Ondanks de<br />

omschrijving van het plan als "archeologisch waardevol", zou op basis van deze hypothese<br />

bij de voorschriften terughoudendheid in acht moeten worden genomen. Er zijn twee te<br />

onderscheiden archeologische (verwachtings)waarden, namelijk de Steenenbaak en kogelgloeioven<br />

(zeer hoge archeologische (verwachtings)waarde en het overige plangebied<br />

een redelijk tot hoge archeologische (verwachtings)waarde. Het onderscheid zou moeten<br />

worden mee gewogen bij het vaststellen van de voorschriften.<br />

Het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek bij werkzaamheden die dieper gaan dan<br />

30 cm is niet redelijk en onnodig bezwarend. Gevraagd wordt om een wijziging van het<br />

voorschrift, waarbij archeologisch onderzoek moet plaatsvinden bij werkzaamheden die<br />

dieper gaan dan 100 cm<br />

f. Op basis van de opgenomen kaart van de ecologische hoofdstructuur kan geen beschermende<br />

natuurbestemming worden toegekend aan het strand- en duingebied van <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Het overheidsbeleid voor de ecologische hoofdstructuur geeft − anders dan in het<br />

bestemmingsplan is aangegeven − geen aanleiding om aan het strand- en duingebied van<br />

Recreatiepark Kruininger Gors een beschermde natuurbestemming toe te kennen. Uit diverse<br />

beleidskaders blijkt dat de bestemming "Natuur en dagrecreatie" onvoldoende tegemoet<br />

komt aan de betekenis van dit gebied voor de recreatie c.q. aan de behoeften van<br />

huidige en toekomstige recreanten van het recreatiepark. Dat ook beleid moet worden gevoerd<br />

op de in het strand- en duingebied aanwezige natuurwaarden wordt niet betwist. De<br />

functie "recreatie" moet echter prevaleren. Voor de gehele strand- en duinzone van het recreatiepark<br />

is de bestemming "Dagrecreatie met natuurwaarden" de enige juiste.<br />

g. De Gorslaan is een drukke doorgaande weg. De smalle toegang aan de oostzijde leidt<br />

echter tot onduidelijke en gevaarlijke situaties. Bij nader inzien is het geheel afsluiten van<br />

de Gorslaan aan de westzijde geen goed plan. Met de aanleg van de rotonde op de N<strong>21</strong>8<br />

wordt verwacht dat meer verkeer met de bestemming Kruininger Gors zal kiezen voor een<br />

route via de Breeweg, Kamplaan en Zeehoeveweg. Afsluiting van de Gorslaan aan de<br />

westzijde zou daarom achterwege kunnen blijven. Het verkeer op de oost-west route over<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 73<br />

de Gorslaan kan − zoals gewenst − verder worden beperkt door de Gorslaan aan de oostzijde<br />

voor het autoverkeer af te sluiten. Door het afsluiten met behulp van een eenvoudig<br />

te demonteren paal, zal de doorgang voor fietsers blijven bestaan en zullen eventuele<br />

hulpdiensten niet gehinderd worden.<br />

h. Een van de uitgangspunten voor het verbeteren van de kwaliteit van het recreatiepark is<br />

het bevorderen van de oever- en waterrecreatie. Het recreatiepark beschikt over zo'n 100<br />

botenligplaatsen ter hoogte van de velden 10 t/m 13. De vraag naar deze ligplaatsen is<br />

groter dan het aanbod. Door het toevoegen van de uitbreiding van het aantal botenligplaatsen<br />

kan in deze gewenste ontwikkeling worden voorzien. De bestemming "Water met<br />

natuurwaarden" doet geen recht aan deze belangrijke recreatieve voorziening in het<br />

Brielse Meer. Voor de botenligplaatsen zou de bestemming "Dagrecreatie" veel beter aansluiten.<br />

i. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor uitbreiding en herstructurering van de verblijfsrecreatie.<br />

Met het oog op de exploitatiemogelijkheden is uitgangspunt daarbij het behoud<br />

van hetzelfde aantal recreatiewoningen en kampeereenheden. Behoud van hetzelfde<br />

aantal recreatie-eenheden kan vanwege de beperkt beschikbare ruimte in conflict komen<br />

met andere uitgangspunten van het bestemmingsplan. Dit conflict kan gedeeltelijk worden<br />

opgelost door hoogwaardige verblijfsrecreatie te ontwikkelen die slechts een gering beslag<br />

legt op de beperkte aanwezige ruimte. Hierbij kan worden gedacht aan recreatieappartementen.<br />

Deze oplossingsrichting komt wel in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> naar voren,<br />

maar is nog weinig consistent. Door recreatieappartementen op te nemen als uitwerkingsresultaat<br />

van twee belangrijke uitgangspunten, behoud landschap en exploitatiemogelijkheden,<br />

zal het plan een betere omkadering geven van keuzes die in de (nabije) toekomst<br />

moeten worden gemaakt.<br />

j. Bij de vaste standplaatsen en recreatiewoningen moet worden aangegeven dat de genoemde<br />

minimale standplaatsgrootte c.q. kaveloppervlakte exclusief auto is.<br />

k. De opgenomen passage ".. het voetbalveld (wordt niet meer gebruikt)…" is niet juist. Tenminste<br />

een voetbalveld of speel- en sportveld aan de Kamplaan is voor de exploitatie van<br />

het park van belang. Ook in de toekomst is te voorzien dat de behoefte aan tenminste één<br />

voetbal en/of sport- en speelveld blijft bestaan. Het benutten van beide voetbalvelden voor<br />

verblijfsaccommodatie levert geen of beperkte ruimtewinst op omdat dan elders tenminste<br />

één voetbalveld en/of sport en speelveld zal moeten worden gerealiseerd. Dit is vooral van<br />

belang voor de bepaling van de totale ruimtebehoefte van het park.<br />

l. De populierenbossen ten noorden van 't Praethuys en ten noorden van het toeristische<br />

kampeerterrein zijn geschikt als uitbreidingslocaties voor verblijfsaccommodatie. Het is<br />

juist dat de populierenbossen geen natuurwaarde en slechts een beperkte landschappelijke<br />

waarde hebben. Uit een 1979/1980 jaar daterend beheersplan blijkt dat de bossen "in<br />

slechte staat" zijn en dat zij nu kaprijp zijn. Het verleggen van de bestemming "Bos" naar<br />

een andere locatie kan, ook gelet op de kwaliteit van de beide bospercelen, in geen enkel<br />

opzicht bezwaarlijk zijn.<br />

m. Het strand ten noorden van het parkeerterrein M moet opgenomen worden in het bestemmingsplan<br />

(figuren en plankaart) als "Dagrecreatie", in overeenstemming met het huidige<br />

gebruik.<br />

n. Het tracé van de hoogspanningsleiding van 150 Kv staat mogelijk niet juist aangegeven. In<br />

verband daarmee zal ook de plankaart hierop moeten worden aangepast.<br />

o. Het noordelijk van het strand- en duingebied gelegen deel van het Brielse Meer zou bestemd<br />

moeten worden tot "Water met recreatie- en natuurwaarden". Gelet op de voor dit<br />

gebied geformuleerde beleidsvisie "Behoud van de natuur- en recreatieve functie naast de<br />

functie voor de waterhuishouding" is de bestemming "Water met natuurwaarden" onjuist.<br />

Verzocht wordt het Brielse Meer te bestemmen tot Water met recreatie en natuurwaarden.<br />

p. De passage over de rotonde aan de Kleidijk behoeft aanpassing, omdat de rotonde nog<br />

niet is gerealiseerd en er derhalve nog geen sprake kan zijn van verbetering van de verkeersveiligheid.<br />

q. De uitwerking van de waterparagraaf laat te wensen over. Een deel van het recreatiepark<br />

is aangewezen om te dienen als "waterberging/robuuste waterstructuur". Het is volstrekt<br />

onduidelijk wat deze bestemming inhoudt. Verzocht wordt inspreker te informeren over de<br />

invulling van deze bestemming. Bij de nadere uitwerking zal rekening moeten worden gehouden<br />

met de belangen van recreanten en/of het recreatiepark. Verzocht wordt om inspreker<br />

nader te informeren over de procedure en inspraakmogelijkheden ten aanzien van<br />

het gemeentelijk beleidsplan.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 74<br />

r. Inspreker is het eens met de visie van het gemeentebestuur dat een evenwichtige verhouding<br />

van oppervlakte van recreatieonderkomens tot de perceels- of standplaatsgrootte zal<br />

bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het plan voorziet in de plaatsing<br />

van één berging per perceel met een oppervlakte van maximaal 6 m². Uit landschappelijk<br />

oogpunt en vanwege de gestelde kwaliteitsdoelstelling is het gewenst te bepalen dat de<br />

berging van maximaal 6 m² ook inpandig kan worden uitgevoerd, gelijk aan de situatie op<br />

Pinguïnterrein en de Van Itersoncamping te Rockanje.<br />

s. Er is nauwelijks toekomst voor recreatieparken die enkel nog kleine (en vaak oude) stacaravans<br />

kunnen toelaten. De vraag van recreanten om grotere en meer luxe uitgevoerde<br />

stacaravans te mogen plaatsen levert − mits recreatieparken hierop anticiperen − een belangrijke<br />

impuls aan het verwezenlijken van de aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied<br />

gestelde eisen. Grotere stacaravans betekenen een minder intensief gebruik van de<br />

ruimte en meer kans op "vergroening" van het plangebied. Ook vervaagt langzamerhand<br />

het onderscheid tussen recreatiewoningen en stacaravans. Het plan zou met deze voortschrijdende<br />

ontwikkeling rekening moeten houden door op te nemen dat op een standplaats<br />

groter dan 145 m² een (sta)caravan geplaatst mag worden met een maximumoppervlakte<br />

van ¼ deel van de standplaats met een maximum van 80 m².<br />

t. Het is van belang dat de verschillende (kleine en gedateerde) gebouwen van de kampeerverenigingen<br />

gehandhaafd kunnen blijven, maar het is ook belangrijk dat deze, bijvoorbeeld<br />

bij fusies van kampeerverenigingen of herstructurering, kunnen worden samengevoegd.<br />

In verband daarmee zou het plan aandacht kunnen geven aan de gewenste ontwikkeling:<br />

nieuwbouw en waar mogelijk samenvoeging van de oppervlakte. Een aparte bestemmingslegging<br />

is voor de (vele) verenigingsgebouwen niet gewenst omdat deze afbreuk<br />

zou doen aan de flexibiliteit van het recreatiepark bij het streven naar verdere kwaliteitsverbetering.<br />

u. In het commentaar onder 14t van de inspraakronde van 2001 wordt gesproken over<br />

"echokampeerplaatsen", waar waarschijnlijk "ecokampeerplaatsen" bedoeld zijn. Verzocht<br />

wordt deze correctie aan te brengen.<br />

v. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt gesproken over de subbestemming vRrw, die vervallen<br />

is. Verzocht wordt dit te corrigeren.<br />

Commentaar<br />

a. Het bestemmingsplan heeft een zeer lange voorbereidingstijd gehad. Onder andere gewijzigde<br />

inzichten over de regeling voor de burgerwoningen zijn hier debet aan. Het gemeentebestuur<br />

is het er mee eens dat de hele procedure rond de voorbereiding van het<br />

bestemmingsplan niet is gelopen zo als wenselijk zou zijn geweest.<br />

b. Langs het Brielse Meer loopt een deel van de Lange Afstands Wandelroute(LAW) Noordzee<br />

Kustpad (LAW 5-1). Op provinciaal niveau loopt een deel van de route Brielse Meer<br />

(route 22) langs het Brielse Meer. Deze route begint binnen het plangebied bij de Gorslaan<br />

en loopt via de Enk en een graspad richting strand. Oostelijk buigt deze af richting Heindijk<br />

om via een grasdijk bij de Stenen Baak uit te komen. Omdat de bestemming Natuur- en<br />

dagrecreatiegebied (NR) zoals opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt<br />

gewijzigd (zie onder f), is het niet langer nodig om de routeaanduiding op de plankaart aan<br />

te geven. Recreatieve wandelroutes zijn dan immers in overeenstemming met de toegekende<br />

bestemming.<br />

c. Van de door inspreker gemaakte opmerking is kennis genomen.<br />

d. De ontstaansgeschiedenis van het recreatiepark wordt aangevuld.<br />

e. In oktober 2006 is door BOOR een rapportage opgesteld over de archeologische waarden<br />

in het plangebied. Dit heeft geleid tot een differentiatie in de regeling. Alleen bij de Steenenbaak<br />

en de kogelgloeioven mogen zonder vergunning geen werkzaamheden worden<br />

uitgevoerd beneden het maaiveld. Een soortgelijke regeling geldt voor het Brielse Meer,<br />

waar het in verband met de aanwezigheid van mogelijke scheepswrakken niet wenselijk is<br />

om zonder vergunning werkzaamheden beneden de waterbodem uit te voeren. Voor de<br />

Heindijk/Noorddijk en het overige deel van het plangebied geldt dat een aanlegvergunning<br />

voor het uitvoeren van werkzaamheden pas nodig is wanneer het gaat om activiteiten op<br />

een diepte van 50 respectievelijk 80 cm beneden het maaiveld. Het opnemen van een<br />

maat van 100 cm is vanwege de kans op archeologische sporen in het plangebied niet<br />

wenselijk.<br />

f. In verschillende beleidsnota's wordt inderdaad het belang van de recreatieve functie van<br />

het gebied langs het Brielse Meer onderkend. Dit is ook het geval in het eind 2005 vastge-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 75<br />

stelde streekplan RR2020. Hierin heeft de zone langs het Brielse Meer de aanduiding<br />

Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen. Door het Brielse Meer zelf is een groene<br />

(ecologische) verbindingszone aangegeven. Het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt aangepast<br />

wat de bestemmingslegging voor het strand- en duingebied betreft. De bestemming<br />

Natuur- en dagrecreatiegebied (NR) wordt gewijzigd in Dagrecreatiegebied met natuur- en<br />

landschapswaarden (dRln).<br />

g. Het is niet de bedoeling om de Gorsweg af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer. De rotonde<br />

in de N<strong>21</strong>8 is inmiddels gereed. Doordat deze betrekkelijk kort in gebruik is, is er<br />

nog geen goed beeld in de feitelijke veranderingen in de verkeersintensiteiten. Het afsluiten<br />

van de Gorslaan aan de oostzijde voor doorgaand autoverkeer door middel van het<br />

plaatsen van een paal is op basis van de huidige inzichten geen optie. Juist het beschikbaar<br />

zijn van meerdere toegangen in het gebied kan leiden tot spreiding van het verkeer.<br />

Overigens betreft dit een verkeersmaatregel. Kaart en voorschriften van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

staan dit niet in de weg.<br />

h. Binnen de bestemming Water met Natuurwaarden (WN), zoals opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>,<br />

is in de doeleindenomschrijving aangegeven dat deze gronden ook<br />

mogen worden gebruikt voor de watersport. Op grond hiervan zouden ook steigers mogen<br />

worden gebouwd. Het maken van aanlegplaatsen is echter aanlegvergunningplichtig. Dit<br />

voorschrift is opgenomen in verband met de (potentiële) natuurwaarden langs de oever<br />

van het Brielse Meer. Het aanbrengen van aanlegsteigers kan eveneens een negatieve invloed<br />

hebben op mogelijke natuur- en/of landschappelijke waarden. In verband daarmee<br />

wordt het voorschrift zodanig aangepast, dat het bouwen van steigers alleen is toegestaan<br />

door middel van vrijstelling. Alleen op die wijze kan, afhankelijk van de locatie, worden beoordeeld<br />

of er sprake is van een mogelijke aantasting van de genoemde waarden. Omdat<br />

de bestaande botenligplaatsen in overeenstemming zijn met de doeleindenomschrijving<br />

van de bestemming WN is er geen aanleiding om deze te bestemmen voor dagrecreatie.<br />

i. Het vervangen van grondgebonden verblijfseenheden door appartementen is een mogelijkheid<br />

om het ruimteprobleem binnen het recreatiepark op te lossen. In het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

is voor het centrumgebied een uit te werken bestemming opgenomen, die<br />

de bouw van appartementen mogelijk maakt op deze locatie. Daarbij is uitgegaan van appartementen<br />

in twee bouwlagen met een maximum goothoogte van 6 m. Hieraan ligt de<br />

overweging ten grondslag dat de bebouwing binnen het recreatiepark kleinschalig is en<br />

een forse bouwhoogte ongewenste effecten zou kunnen hebben voor het ruimtelijk beeld.<br />

Er ontbreekt echter een weloverwogen ruimtelijke verkenning naar de mogelijkheden. In<br />

verband daarmee is het wenselijk voor de appartementen dezelfde hoogte aan te houden<br />

als voor de overige bebouwing binnen het centrumgebied, waarvoor eveneens een maximum<br />

goothoogte van 6 m is opgenomen.<br />

j. Er zijn in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> geen uitgangspunten meer opgenomen voor de<br />

minimale ruimtebehoefte. De omvang van de kavels wordt beschouwd als een verantwoordelijkheid<br />

van de exploitant, die het meeste zicht heeft op de vraag vanuit de markt.<br />

k. Voor vrijwel het hele Recreatiepark Kruininger Gors is een vrij globale bestemmingslegging<br />

uitgangspunt geweest, waarbij de invulling van de verschillende functies aan de exploitant<br />

wordt overgelaten. Dit geldt ook voor het sportveld aan de Kamplaan. De afgelopen jaren<br />

is echter het aspect externe veiligheid meer en meer de aandacht gaan vragen. Buiten het<br />

plangebied, maar wel in de nabijheid. liggen enkele belangrijke leidingen. Hiervan is met<br />

name een hogedrukaardgasleiding uit het oogpunt van externe veiligheid van belang.<br />

Deze leiding stelt beperkingen aan de mogelijkheid om de sportvelden te gebruiken voor<br />

verblijfsaccommodatie. Dit geldt ook voor een deel van het parkeerterrein naast de sportvelden.<br />

Om die reden is het op basis van de huidige inzichten minder wenselijk om een<br />

groot deel van deze percelen te gebruiken voor het realiseren van verblijfsaccommodatie.<br />

Hiervoor wordt ook verwezen naar de (aangepaste) paragraaf 3.6 van de toelichting op het<br />

bestemmingplan. Het bestemmingsplan wordt aangepast, zodat op de bedoelde locaties<br />

alleen sport- en parkeervoorzieningen zijn toegestaan.<br />

l. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos<br />

te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

m. Het betreffende strandje is bestemd voor Dagrecreatieve doeleinden.<br />

n. Het tracé van de ondergrondse hoogspanningsleidingen is aangepast. De leiding buigt verder<br />

oostelijk af richting Brielse Meer.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 76<br />

o. De functie van het Brielse Meer voor de watersport is voldoende in de doeleindenomschrijving<br />

aangegeven. In verband daarmee is er geen aanleiding om het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

voor dit onderdeel aan te passen.<br />

p. De passage in de toelichting over de rotonde in de N<strong>21</strong>8 is aangepast.<br />

q. Een robuust watersysteem betekent een watersysteem wat zo is ingericht dat dit in staat is<br />

zowel natte als droge periodes op te vangen. Er moeten dan voldoende mogelijkheden zijn<br />

om water te bergen en te sparen zonder dat dit leidt tot overlast. De inrichting van het watersysteem<br />

moet goed zijn afgestemd op de verschillende functie daarvan (bijvoorbeeld<br />

water aan- en afvoer, maar ook recreatieve functies als viswater of zwemwater.) Daarbij<br />

zijn de kosten voor beheer en onderhoud geoptimaliseerd. In de tweede helft van 2006 is<br />

een gemeentelijk waterplan in voorbereiding genomen. De mogelijkheden tot inspraak<br />

worden op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Ook op de gemeentelijke website zal aan<br />

het gemeentelijke waterplan aandacht worden besteed.<br />

r. De bouwvoorschriften van de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden zijn aangepast,<br />

zodat ook een inpandige berging kan worden gerealiseerd.<br />

s. Bij een oppervlakte van meer dan 50 m² van "stacaravans" is er in feite geen sprake meer<br />

van een stacaravan, in die zin dat de onderkomens op wielen staan en verplaatsbaar zijn.<br />

In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is echter geen onderscheid gemaakt tussen plaatsen<br />

voor recreatiewoningen en plaatsen voor (sta)caravans. De oppervlakte van huisjes mag<br />

worden uitgebreid tot maximaal 80 m² mits de oppervlakte van het huisje niet groter is dan<br />

¼ van de oppervlakte van het bouwperceel. Grote caravans, met een oppervlakte van<br />

50 m² of meer, kunnen eigenlijk niet meer als caravan worden aangemerkt in die zin dat de<br />

onderkomens verplaatsbaar zijn vanwege het onderstel met wielen en de disselboom.<br />

Dergelijke grote caravans krijgen veelal ook meer het aanzicht van een "chalet". Op zich is<br />

het niet bezwaarlijk dat grotere "caravans" worden gerealiseerd dan het in het bestemmingsplan<br />

opgenomen maximum van 50 m². Het vormen dan feitelijk geen kampeermiddelen<br />

meer, maar bouwvergunningplichtige bouwwerken. In dat geval is het regiem van de<br />

recreatiewoningen van toepassing.<br />

Aanpassing van het voorschrift voor de stacaravans is derhalve niet zo zinvol, omdat een<br />

caravan van 80 m² niet meer als kampeermiddel wordt aangemerkt.<br />

t. Voor de afzonderlijke verenigingsgebouwtjes zijn geen bouwvoorschriften opgenomen. Samenvoegen<br />

kan dus, afhankelijk van de behoefte. Wel verdient het aanbeveling een<br />

maximumgoothoogte op te nemen voor de gebouwen. Deze is bepaald op 3 m.<br />

u. De opmerking over de onjuiste spelling van de ecokampeerplaatsen is terecht. Dit wordt<br />

gecorrigeerd.<br />

v. De subbestemming vRrw is inderdaad vervangen door vRrp. Dit wordt gecorrigeerd.<br />

Conclusie<br />

De onderdelen van de reactie onder b, d, e, f, m, n, p, r, t, u en v geven aanleiding tot aanpassing<br />

van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding<br />

tot aanpassing.<br />

11. J.G.J.M. van der Linde, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. De bouw van een garage van 75 m² is in het verleden meerdere malen toegezegd, echter<br />

volgens het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zou het niet meer mogelijk zijn. Daar gemeente<br />

al toezeggingen heeft gedaan ten aanzien van de bouw van de garage, stelt inspreker de<br />

gemeente aansprakelijk indien blijkt dat de bouw van deze garage met de inwerkingtreding<br />

van het bestemmingsplan niet meer mogelijk is.<br />

b. De Maasweg ter hoogte van het pand aan de Maasweg nr. 2 is voor de helft in eigendom<br />

van inspreker en voor de andere helft van zijn overburen. Van een openbare weg kan<br />

daarom geen sprake zijn, aangezien inspreker voor de weg waterschapslasten en onroerend<br />

zaakbelasting moet betalen. Dit stuk is dus "eigen weg".<br />

c. Er moet een groene buffer tussen gronden van de Molecatengroep en gronden van de<br />

vaste bewoners blijven, in de vorm van grasland, bos of in het uiterste geval parkeerterrein.<br />

Dit moet in het bestemmingsplan vastgelegd worden.<br />

d. Met het realiseren van de Betuwelijn zal de geluidsoverlast van de huidige spoorlijn toenemen.<br />

Het is wenselijk om een geluidsbuffer te behouden c.q. te realiseren en dit in het be-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 77<br />

stemmingsplan op te nemen bijvoorbeeld door bebossing aan de zuidkant van het Brielse<br />

Meer op te nemen (huidige duinen-bossen van de Molecatengroep).<br />

Commentaar<br />

a. Voor de bouw van de garage is inmiddels op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke<br />

Ordening een vrijstellingsprocedure gestart.<br />

b. Het komt meer voor, dat de gronden waarop een openbare weg ligt, particulier eigendom<br />

is van aanwonenden. Dit wil echter nog niet zeggen dat sprake is van een "eigen weg" in<br />

plaats van een openbare weg. Een weg wordt onder andere openbaar in de zin van de<br />

Wegenwet door verjaring: 30 jaar feitelijk voor iedereen toegankelijk geweest of 10 jaar<br />

feitelijk voor iedereen toegankelijk en onderhoud door gemeente of andere overheid. Dit is<br />

ook het geval bij de Maasweg. De Maasweg vormt een openbare weg, ondanks het feit dat<br />

de ondergrond particulier eigendom is. Dit onderdeel van de reactie geeft geen aanleiding<br />

tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

c. Tussen de woning van inspreker en de huisjes op het recreatiepark ligt een grasveld en<br />

een watergang. Het grasveld wordt in de zomermaanden gebruikt als parkeerterrein voor<br />

de recreanten op het recreatiepark. Het bestaande gebruik is in het bestemmingsplan gewaarborgd.<br />

Om mogelijke overlast als gevolg van het parkeren voor het perceel van inspreker<br />

tegen te gaan is een zone van enkele meters grenzend aan de noordelijke grens<br />

van zijn woonperceel bestemd tot Tuinen (T).<br />

d. Voor het duingebied wordt in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> uitgegaan van de huidige<br />

situatie. Voor het kappen van bomen in het duingebied is een aanlegvergunning nodig van<br />

burgemeester en wethouders. Een vergunning hiervoor mag alleen worden verleend wanneer<br />

de natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast. Het tegengaan<br />

van geluidshinder vormt geen aspect dat bij de vergunningverlening mag worden betrokken.<br />

Het bos is als zodanig bestemd. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen<br />

heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid is<br />

opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

Conclusie<br />

Naar aanleiding van de onderdelen van de reactie onder c en d is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

aangepast. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />

12. J.W. Meekers, M. Meekers - Van der Sluis, Heindijk 23, 3233 LE Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Insprekers willen in de toekomst 2 tot 4 woningen of recreatiewoningen laten bouwen voor<br />

hun kinderen. Het zal in de toekomst voor de kinderen moeilijk worden om huisvesting binnen<br />

de gemeente Westvoorne te vinden.<br />

b. Tijdens de bespreking van het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> in februari in de gemeenteraad is<br />

aangegeven dat de stalling van caravans gedoogd zal worden. Aan insprekers is medegedeeld<br />

dat caravanstalling niet is toegestaan. Zij nemen aan dat, wanneer bij anderen wel<br />

caravanstalling is toegestaan, dat bij hen ook het geval zal zijn.<br />

c. Het recreatiepark mag de beschikbare ruimte bebouwen tot aan de limiet van logieseenheden<br />

die zij vroeger ook hadden. Mocht de Molecatengroep gronden kopen van derden,<br />

dan mogen zij deze grond wel bebouwen, maar de huidige eigenaren mogen dit niet.<br />

Waarom is het niet toegestaan dat particulieren hun gronden bebouwen?<br />

d. De bestemming van de grond van insprekers wordt gewijzigd in "Tuinen" en "Voortuinen"<br />

Dit betekent een waardevermindering van het bezit van insprekers. In de "voortuin" staat<br />

zelf een kas.<br />

e. Bij vervanging van de woning moet de bebouwing worden teruggebracht tot maximaal<br />

175 m². Dit betekent een forse waardevermindering van het bezig van insprekers. De gemeente<br />

is verantwoordelijk voor deze waardevermindering.<br />

f. Insprekers maken zich zorgen over het verkeersluw maken van de Gorslaan. De aansluiting<br />

van de Bakenweg op de Heindijk is gevaarlijk door het slechte zicht op de aansluiting.<br />

Als de Gorslaan afgesloten wordt, wordt deze aansluiting nog onveiliger.<br />

g. Welk alternatief wordt bij het afsluiten van de Gorslaan geboden om het Gors te verlaten<br />

wanneer het glad is? Insprekers moeten immers altijd de Heindijk over.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 78<br />

h. Er wordt gesproken over het kappen van bomen om een gedeelte duingebied geschikt te<br />

maken voor dagrecreatie. Langs de Brielse Maas is genoeg ruimte om te recreëren. Ook<br />

wordt gesproken over het kappen van uitsluitend populieren, wat niet het geval is.<br />

Commentaar<br />

a. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt, blijft<br />

het restrictieve beleid voor het wonen, zoals dat ook in het verleden gold, gehandhaafd.<br />

Het in 2005 vastgestelde streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele<br />

landelijke woonmilieus aan, waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd.<br />

<strong>Kruiningergors</strong> hoort hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is,<br />

tenzij gebruik zou worden gemaakt van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-<br />

Ruimteregeling van de provincie. Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie<br />

van toepassing.<br />

b. Het gemeentebestuur streeft ernaar om het groene karakter van het plangebied waar mogelijk<br />

te handhaven. Caravanstalling past hier niet.<br />

c. Anders dan betrokkenen menen, maakt het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> ook de bouw<br />

van recreatiewoningen door de Molecatengroep op het perceel van insprekers niet mogelijk,<br />

wanneer deze gronden door de Molecatengroep zouden worden verworven. Het bestemmingsplan<br />

maakt geen onderscheid tussen particulieren en de Molecatengroep.<br />

d. Ter plaatse wordt geen agrarisch bedrijf meer uitgeoefend. Het is wel wenselijk het groene<br />

karakter zoveel mogelijk te handhaven en uitbreiding van de bebouwing op de betreffende<br />

locatie tegen te gaan. Om die reden is aan de betreffende gronden de bestemming Voortuinen<br />

(vT) toegekend. De aangevoerde argumenten geven geen aanleiding om de bestemmingslegging<br />

te wijzigen. Wanneer betrokkenen menen dat zij in vergelijking met de<br />

vigerende planologische regeling schade ondervinden, die redelijkerwijs niet voor hun rekening<br />

dient te komen, dan kan bij het van kracht worden van het bestemmingsplan aan<br />

de gemeenteraad worden verzocht om deze schade te vergoeden.<br />

e. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden<br />

van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te<br />

gaan. Voor de woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> gelden daarbij dezelfde uitgangspunten<br />

als voor het overige landelijke gebied. Het gemeentebestuur opteert daarbij voor<br />

één maximale maat voor woning en erfbebouwing samen. Bij de voorbereiding van het<br />

laatstgenoemde plan zijn de maximale oppervlaktematen nog enigszins verruimd. Deze<br />

aanpassing wordt ook in het voorliggende plan opgenomen. Ook hier geldt dat wanneer<br />

betrokkenen menen dat sprake is schade door de nieuwe planologische regeling, die redelijkerwijs<br />

niet voor hun rekening dient te komen, aan de gemeenteraad kan worden verzocht<br />

om vergoeding van deze schade.<br />

f. Het is niet de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken. Ter bevordering van de<br />

verkeersveiligheid is inmiddels een 30 km/h-regime van kracht.<br />

g. Omdat de Gorslaan niet wordt afgesloten voor autoverkeer, kan altijd van deze weg worden<br />

gebruik gemaakt. Insprekers hoeven dus niet bang te zijn dat zij bij gladheid alleen<br />

van de Heindijk gebruik kunnen maken.<br />

h. Voor het duingebied wordt in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> uitgegaan van de huidige<br />

situatie. Voor het kappen van bomen in het duingebied is een aanlegvergunning nodig van<br />

burgemeester en wethouders. Een vergunning hiervoor mag alleen worden verleend wanneer<br />

de natuur- en/of landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

13. Moree Gelderblom Advocaten, namens E.Th. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD<br />

Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Verzocht wordt, vanwege het langdurige gebruik, om de verkoop van eigen gekweekte<br />

producten aan huis te bestemmen aan de Kamplaan 12.<br />

b. De Gorslaan is een van de weinige ontsluitingswegen in het gebied. Het voornemen om de<br />

Gorslaan verkeersluw te maken is in strijd met het beleid, dat onttrekking van wegen aan<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 79<br />

de openbaarheid niet aan de orde is. Het gebruik van de Kamplaan en daarmee de hinder<br />

voor inspreker zal door het verkeersluw maken van de Gorslaan toenemen.<br />

c. Om "ontbossing" ten behoeve van de bouw van vakantiehuisjes tegen te gaan, verzoekt<br />

inspreker in het bestemmingsplan voorschriften op te nemen, waarmee een herplantingsplicht<br />

geldt bij het kappen van bomen, dan wel een verplichting tot herplanten alvorens een<br />

kapvergunning kan worden verleend.<br />

d. Het bestemmen van de bouwmarkt aan de Zeehoevelaan als "Bedrijfsdoeleinden" is in<br />

strijd met het de reactie van de Provinciale Planologische Commissie (PPC) van de provincie<br />

Zuid-Holland d.d. 07-12-1999, waarin aangegeven wordt dat deze vorm van detailhandel<br />

niet toegelaten wordt in het buitengebied. De PPC heeft aangegeven, dat bij ongewijzigde<br />

vaststelling van dit onderdeel aan GS geadviseerd zal worden om aan dit onderdeel<br />

goedkeuring te onthouden.<br />

e. Ten aanzien van de waterhuishouding wordt aangegeven dat de wateroverlast opgelost<br />

moet worden door het vergroten van de waterberging in het gebied waar het perceel van<br />

inspreker ligt. Onduidelijk blijft hoe de verhoging van het percentage oppervlaktewater gerealiseerd<br />

zal worden. Inspreker verzoekt hier meer duidelijkheid over. Daarbij dient rekening<br />

te worden gehouden met het feit dat in het verleden vrijwel alle greppels en watergangen<br />

ten noorden van de Kamplaan gedempt zijn, zonder dat alternatieve voorzieningen<br />

voor de opvang van het water zijn getroffen. Hierdoor ondervinden de lager gelegen percelen<br />

aan de Kamplaan regelmatig wateroverlast.<br />

f. Aan de noordelijke zijde over de gehele lengte van de Kamplaan is de bestemming "Parkeervoorzieningen"<br />

opgenomen. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing van<br />

deze strook ontbreekt een strook met de bestemming "Groenvoorzieningen". Het woongenot<br />

van bewoners van de Kamplaan zal zonder landschappelijke inpassing negatief worden<br />

beïnvloed en wordt gevreesd voor overlast en geluidshinder door de bestrating van de<br />

parkeervoorzieningen en het bezoek van de parkeerplaatsen.<br />

Commentaar<br />

a. De verkoop van zelf geteelde groente en fruit aan huis is erg kleinschalig en voor een deel<br />

sterk seizoensgebonden. Het gemeentebestuur is van mening dat activiteiten op de schaal<br />

zoals die door betrokkene worden uitgevoerd als onderdeel van het wonen kunnen worden<br />

beschouwd. In verband daarmee is er geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te<br />

passen.<br />

b. Het is niet langer de bedoeling om de Gorslaan verkeersluw te maken.<br />

c. Het bestaande bos is als zodanig bestemd. Een nadere afweging van mogelijkheden en<br />

belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid<br />

is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie. Het gaat te ver<br />

om voor bomen die verspreid op het recreatiepark staan in het bestemmingsplan een regeling<br />

op te nemen, die zou resulteren in een herplantplicht. Dit zou alleen mogelijk zijn<br />

door middel van een aanlegvergunning voor het kappen van bomen, waarbij burgemeester<br />

en wethouders aan het verlenen van de vergunning de voorwaarde van herplant verbinden.<br />

De waarde van de beplanting is niet zodanig dat deze het opnemen van een aanlegvergunning<br />

rechtvaardigt.<br />

d. Om de realisering van het betreffende bedrijf mogelijk te maken, is in het verleden een vrijstellingsprocedure<br />

ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gevolgd. De bedrijfsbebouwing<br />

is enige tijd geleden tot stand gekomen.<br />

e. In het kader van het bestemmingsplan kan op dit moment geen duidelijkheid worden gegeven<br />

hoe de problemen ten aanzien van de wateroverlast worden opgelost. In maart 2007<br />

heeft opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap over deze problematiek. Ook uit<br />

dit overleg zijn geen directe maatregelen naar voren gekomen om de wateroverlast op te<br />

lossen. Om te voorkomen dat het bestemmingsplan mogelijkheden tot het treffen van<br />

maatregelen met ruimtelijke gevolgen zou blokkeren, is binnen de doeleindenomschrijving<br />

van een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden ook zijn bestemd<br />

voor water.<br />

f. Voor het ruimtelijk beeld is het niet wenselijk dat collectieve parkeervoorzieningen direct<br />

langs de Kamplaan worden gerealiseerd. In verband daarmee is het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

aangepast en is een strook van 3 m tussen de parkeerplaatsen en de<br />

Kamplaan bestemd tot Groenvoorzieningen. Deze zone kan dan worden uitgebruikt voor<br />

de landschappelijke inpassing. Uiteraard zal wel rekening moeten worden gehouden met<br />

in- en uitritten van de parkeerplaatsen op de Kamplaan.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 80<br />

Conclusie<br />

Het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangepast naar aanleiding van de onderdelen van de reactie<br />

onder c en f. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />

14. P. Pols, Esdoornlaan 104, 3181 XE Rozenburg<br />

Reactie<br />

a. De bestemming "Tuinen" met de nadere aanwijzing "parkeervoorzieningen" (T(p)) op het<br />

kadastrale perceel A7959 aan de Maasweg wordt niet als juist gezien omdat een relatie<br />

tussen de bestemming Tuinen en de doeleindenomschrijving hoofdbebouwing ontbreekt.<br />

De toevoeging (p) is merkwaardig en niet passend. Het gebruik als collectieve parkeervoorziening<br />

staat in geen enkele relatie tot het bestaande gebruik. Het probleem van het<br />

recreatiepark <strong>Kruiningergors</strong> mag niet op derden worden afgewenteld maar moet op eigen<br />

terrein worden opgelost.<br />

b. Inspreker wenst een bestemminglegging op de grond van het kadastrale perceel A 7959<br />

die aansluit op de het huidige recreatieve gebruik, met als voorkeur een woonbestemming<br />

met een permanent, dan wel semipermanent karakter.<br />

Commentaar<br />

a. De doeleindenomschrijving van de bestemming Tuinen is aangepast. Behalve als tuin bij<br />

aangrenzende hoofdgebouwen, zijn de gronden ook bestemd voor hobbymatig agrarisch<br />

gebruik. Van oorsprong zijn de betreffende percelen agrarisch gebruikt. Vanwege de kleinschaligheid<br />

en ligging, is het een bedrijfsmatig agrarisch gebruik vrijwel onmogelijk. Veelal<br />

worden de percelen gebruikt voor beweiding met bijvoorbeeld een paar schapen of het min<br />

of meer hobbymatig telen van producten. In verband daarmee is de doeleindenomschrijving<br />

in de bovenaangegeven betekenis aangevuld.<br />

De toevoeging (p) hangt samen met het feit dat het betreffende perceel in het verleden<br />

werd gebruikt als (overloop)parkeerterrein. Nu dat kennelijk niet meer het geval is, kan de<br />

nadere aanwijzing (p) vervallen.<br />

b. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt blijft<br />

het restrictieve beleid ten aanzien van wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde<br />

streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan,<br />

waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. <strong>Kruiningergors</strong> hoort<br />

hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt<br />

van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie.<br />

Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing.<br />

Het is niet wenselijk de recreatieve functie binnen het plangebied op willekeurige percelen<br />

uit te breiden. Dit is ook niet in overeenstemming met het vigerende streekplan.<br />

Conclusie<br />

Naar aanleiding van het onderdeel van de reactie onder a is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

aangepast. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing.<br />

15. W. Rietdijk, Polderweg 10, 3233 LR Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Na de eerste inspraakronde is door de gemeente nagelaten om publiekelijk of aan betrokkenen<br />

te reageren op inspraakreacties.<br />

b. Het sluiten van wandelpaden, het plaatsen van hekken en slagbomen op openbare wegen<br />

en het handhaven van eigen "wetten" door de eigenaar worden niet als wenselijk gezien.<br />

c. De Molecatengroep heeft onbelemmerd de zeedijk kunnen doorgraven, waarbij de zeewering<br />

tegen hoog water bijzonder gevaar loopt en de achterliggende polders onder water<br />

kunnen lopen.<br />

d. Het kappen van bossen voor uitbreiding ten behoeve van de recreatie gaat niet samen met<br />

het tegengaan van de geluidsoverlast vanaf Europoort. Het vernietigen van flora en fauna<br />

voor verstening mag niet doorgaan.<br />

e. Het afsluiten van ontsluitingswegen zoals de Kamplaan en de Gorslaan is niet geoorloofd.<br />

Tussen 1960 en 1970 waren er 4 ontsluitingswegen op het <strong>Kruiningergors</strong> voor circa 1.000<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 81<br />

eenheden, zoals huisjes en dergelijke, momenteel worden 2.200 eenheden als basis genoemd.<br />

Overigens is onduidelijk waar dit laatste getal vandaan komt.<br />

f. De oorspronkelijke zeewering "het Kaaitje" moet met onmiddellijke ingang terug worden<br />

gebracht in de staat anno 1953. Met de huidige situatie wordt de veiligheid van bewoners<br />

in gevaar gebracht. Daarnaast is een aantal sloten dicht gegooid, waarbij de Brielse<br />

Dijkring in gebreke is gebleken.<br />

g. Door het wijzigen van het maaiveld komt het zoute water aan de oppervlakte en is het voor<br />

tuinders niet meer mogelijk hun bedrijf uit te oefenen.<br />

h. De officiële ontsluiting van het <strong>Kruiningergors</strong> is de Gorslaan, die direct aansluiting biedt<br />

op de Europaweg en het Stenen Baakplein.<br />

i. De Heindijk dient voor lokaal vervoer en niet voor de gebruikers van het recreatiepark.<br />

j. De gemeente Westvoorne blijft verantwoordelijk voor alle openbare wegen, inclusief zandpaden,<br />

zeedijken en doorgangen voor hulpdiensten.<br />

k. Inspreker hoort graag op korte termijn wanneer de hoorzittingen komen om de bewoners<br />

van het plangebied te horen en inspreker wordt uitgenodigd om de reactie nader toe te<br />

lichten.<br />

Commentaar<br />

a. Het bestemmingsplan heeft een zeer lange voorbereidingstijd gehad. Onder andere gewijzigde<br />

inzichten over de regeling voor de burgerwoningen zijn hier debet aan. Het gemeentebestuur<br />

is het er mee eens dat de hele procedure rond de voorbereiding van het<br />

bestemmingsplan niet is gelopen zo als wenselijk zou zijn geweest.<br />

b. In verband met de onveilige situaties die vooral in de winterperiode ontstonden, is door de<br />

Molecatengroep een wandelpad aan de noordzijde van het recreatiepark ingekort. Bij de<br />

behandeling van de inspraakreacties in 2001 is al aangegeven dat de eigenaar van het recreatiepark<br />

de bevoegdheid heeft om delen van het terrein geheel of gedeeltelijk af te<br />

sluiten, rekening houdend met de belangen van de gebruikers van het park en de doelstellingen<br />

van de onderneming. Het bestemmingsplan is niet het instrument, waarmee de<br />

openbaarheid van terreinen kan worden geregeld. Hoewel het gemeentebestuur begrip<br />

heeft voor de overwegingen om een deel van het pad af te sluiten, wordt het besluit op<br />

zich betreurd.<br />

c. Voor werkzaamheden aan waterkeringen is altijd toestemming nodig van de beheerder<br />

van de waterkering, in dit geval het Waterschap de Brielse Dijkring. Dit is geregeld in de<br />

Keur van het waterschap. Door het waterschap wordt strikt de hand gehouden aan voorschriften<br />

die betrekking hebben op de bescherming van waterkeringen. In de voorliggende<br />

situatie is door het waterschap geen actie ondernomen om "het kaaitje' als waterkering<br />

veilig te stellen. Kennelijk vervult "het kaaitje" dan formeel ook geen functie meer binnen<br />

het stelsel van waterkeringen.<br />

d. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het<br />

<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming<br />

Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

e. Wegen kunnen alleen worden afgesloten wanneer deze aan de openbaarheid worden onttrokken.<br />

Aan het onttrekken van wegen aan de openbaarheid ligt een besluit van het bevoegd<br />

gezag ten grondslag, in dit geval de gemeenteraad. Aan een dergelijk besluit moet<br />

een duidelijke belangenafweging ten grondslag liggen. Er moeten dan dringende redenen<br />

zijn om tot onttrekking aan de openbaarheid te besluiten en het algemeen belang mag zich<br />

hier niet tegen verzetten of de belangen van derden moeten niet te zeer worden geschaad.<br />

Voor zover wegen in het verleden aan de openbaarheid zijn onttrokken, hebben deze<br />

overwegingen aan de besluitvorming ten grondslag gelegen. Het maximum toegestane<br />

verblijfseenheden is bepaald aan de hand van het aantal aanwezige verblijfseenheden op<br />

het moment van overdracht aan de Molecatengroep.<br />

f. Voor de beoordeling van de reactie die betrekking heeft op "het kaaitje" wordt verwezen<br />

naar het commentaar hiervoor onder c.<br />

g. De afgelopen jaren hebben enkele tuinders in het plangebied hun bedrijfsvoering beëindigd.<br />

In zoverre is deze opmerking minder relevant geworden. Aan de waterkwaliteit zal<br />

overigens ook aandacht worden besteed in het gemeentelijke waterplan, wat in voorbereiding<br />

is. Dit waterplan biedt betere mogelijkheden om aan aspecten als verandering van<br />

maaiveld en invloed op de waterkwaliteit aandacht te besteden dan het bestemmingsplan.<br />

h. De Gorslaan blijft een belangrijke ontsluiting van het <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 82<br />

i. De Heindijk kan naast de Gorslaan een route vormen van en naar het <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Hierdoor kan de Gorslaan enigszins worden ontlast.<br />

j. De gemeente erkent haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de openbare weg en de<br />

bereikbaarheid van het plangebied voor hulpverleningsdiensten. De verantwoordelijkheid<br />

voor de waterkeringen ligt bij het waterschap, thans Waterschap Hollandse Delta.<br />

k. Afhandeling van de inspraakreacties uit 2005 is wederom vertraagd. In het kader van de<br />

inspraakprocedure worden geen hoorzittingen gehouden. Nadat de inspraakreacties zijn<br />

beoordeeld en het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zo nodig is aangepast, zal het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

in het kader van de vaststellingsprocedure gedurende een periode van 6<br />

weken ter inzage worden gelegd. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid<br />

zijn zienswijze te geven op het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Wettelijk is er geen verplichting<br />

meer om een hoorzitting te houden over de ingebrachte zienswijzen. Het is in Westvoorne<br />

echter goed gebruik om dit wel te doen.<br />

Conclusie<br />

Naar aanleiding van het onderdeel van de reactie onder d is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

aangepast. Voor het overige geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

16. J. Schipper, Gijzenhoekweg 40, 3233 TP Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Inspreker heeft een stuk grond op het perceel Zeehoeveweg 15 te Oostvoorne in eigendom.<br />

Meerdere malen heeft inspreker aan het college verzocht zijn snackbar ('t Gors) aan de Gorslaan<br />

16 naar de Zeehoeveweg 15 te mogen verplaatsen. Inspreker verzoekt de bestemming<br />

van het perceel Zeehoeveweg 15 aan te passen, zodat verplaatsing van de snackbar mogelijk<br />

wordt. Hierdoor komt ruimte op de "oude" locatie vrij.<br />

Commentaar<br />

Een belangrijke overweging van betrokkene om te verplaatsen, is het mogelijk niet verlengen<br />

van het recht van opstal. Het is echter nog geenszins zeker dat het recht van opstal niet wordt<br />

verlengd. Mocht dit het geval zijn, dan zal het gemeentebestuur een nadere afweging maken<br />

van de verplaatsing naar de door betrokkene beoogde locatie aan de Zeehavenweg.<br />

Indien daaar aanleiding toe is, kan een partiële herziening van het bestemmingsplan worden<br />

opgesteld.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

17. P. Smits, J.J.M. Brugman, Maasweg 4, 3233 XE Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Op het perceel van de Maasweg 4 staat naast het woonhuis een stacaravan waar ouders van<br />

inspreker(s) wonen. De gemeente heeft in 1995 aangegeven de situatie te gedogen tot het<br />

overlijden van de ouders en/of verkoop van de woning. In januari 2005 heeft het gemeentebestuur<br />

aan insprekers laten weten dat de woonsituatie waarschijnlijk niet langer gehandhaafd kan<br />

worden, omdat de stacaravan als recreatiewoning is geregistreerd. Gevraagd wordt of de stacaravan<br />

als permanente woning in het bestemmingsplan opgenomen kan worden.<br />

Commentaar<br />

In het bestemmingsplan is het perceel van de Maasweg 4 opgenomen als "Woondoeleinden"<br />

met subbestemming recreatiewoning. Hierbij is één recreatiewoning toegestaan. Echter, de<br />

subbestemming recreatiewoning is ten onterechte toegekend. Ter plaatse is nooit bouwvergunning<br />

verleend voor een recreatiewoning. Hoewel is toegezegd dat de woonsituatie met betrekking<br />

tot bewoning van de naastgelegen stacaravan zal worden gedoogd, betekent dit niet dat er<br />

een permanente woonstatus aan deze stacaravan gegeven kan worden. Het realiseren van extra<br />

permanente woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is ook in strijd met het vigerende streekplan<br />

RR 2020.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 83<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

18. SRK Rechtsbijstand, namens fam. Freeke, Maasweg 3, 3233 XE Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Insprekers willen hun eerdere inspraakreactie als ongewijzigd en ingelast beschouwen.<br />

b. Het maximum van 4 standplaatsen voor recreatieve doeleinden wordt niet als redelijk beschouwd.<br />

De gewenste uitbreiding van het aantal standplaatsen c.q. kampeermiddelen en<br />

recreatiewoningen, gekoppeld aan een mogelijk plan met betrekking tot kwaliteitsverbetering<br />

van het Recreatiepark Kruininger Gors, is niet juist. Insprekers hebben een eigen belang<br />

bij mogelijke exploitatieactiviteiten van hun perceel voor recreatieve doeleinden. Het<br />

is niet duidelijk waarom insprekers afhankelijk zijn van de mogelijke toekomstige kwaliteitsverbetering<br />

van het Recreatiepark Kruininger Gors. Een dergelijke afweging zou<br />

moeten worden gemaakt vanuit de belangen van alle betrokkenen en niet alleen vanuit het<br />

belang van het recreatiecentrum.<br />

c. Een deugdelijke motivering voor de verkleining van het bestemmingsvlak voor recreatieve<br />

doeleinden op het perceel van de Maasweg 4 ontbreekt.<br />

Commentaar<br />

a. Hiervan is kennis genomen. Verwezen wordt naar de beoordeling van de betreffende reactie<br />

(bijlage bij de toelichting).<br />

b. Het gemeentebestuur hecht een groot belang aan de noodzakelijke kwaliteitsverbetering<br />

op het Recreatiepark Kruininger Gors. In het verleden is een verkenning gedaan naar de<br />

ruimtebehoefte, uitgaande van minimaal wenselijke oppervlakten voor de percelen van recreatiewoningen<br />

en standplaatsen voor tenten en caravans. De conclusie van deze verkenning<br />

is, dat meer ruimte nodig is dan in het recreatiepark beschikbaar is. In verband<br />

daarmee zou uitplaatsing van verblijfseenheden naar locaties in de nabijheid van het recreatiepark<br />

een optie kunnen zijn. Dit is echter niet "vertaald" in de bestemmingslegging<br />

zoals opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Overeenkomstig het beleid zoals<br />

neergelegd in het nieuwe bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Westvoorne is<br />

het gemeentelijke beleid niet gericht op uitbreiding van verblijfsrecreatieterreinen.<br />

c. Het is niet duidelijk wat insprekers precies bedoelen met de verkleining van het perceel<br />

met de recreatieve bestemming. Ten opzichte van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

waarover in 2001 een inspraakprocedure is gehouden, is de oppervlakte van het perceel<br />

niet veranderd. In de geldende bestemmingsregeling is het perceel van inspreker bestemd<br />

voor de uitoefening van een tuinbouwbedrijf.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

19. Stichting Natuur en Landschap - Voorne-Putten, Postbus 57, 3230 AB Brielle<br />

Reactie<br />

a. De term populierenbos (het bos ten noorden van het huidige toeristische kampeerterrein)<br />

doet geen recht aan de natuurwaarden die momenteel aanwezig zijn in dit gedeelte van<br />

het gebied. Inspreker vraagt zich af op welke gronden de gemeente een wijzigingsbevoegdheid<br />

ex artikel 11 WRO mag/kan toepassen om de bestemming "Bos" te wijzigen in<br />

een Bestemming "Verblijfsrecreatieve doeleinden" met subbestemming vRrp.<br />

De bestemming "Bos" moet worden gehandhaafd, omdat deze functioneert als buffer tussen<br />

de resterende delen van het duingebied met een natuurbestemming, de ecologische<br />

verbindingszone in en langs het Brielse Meer en de industrie van Europoort en de Maasvlakte.<br />

Wanneer de bestemming "Bos" niet gehandhaafd wordt, dan vervalt deze bufferfunctie.<br />

Hierdoor kan de natuur in het duingebied niet goed meer tot zijn recht komen.<br />

b. Indien het bos wegvalt, dan wordt de vraag gesteld waar compensatie in het kader van de<br />

Boswet gerealiseerd zal moeten worden. Het lijkt technisch onmogelijk om dit in het plangebied<br />

te realiseren, gezien de ligging ten opzichte van de ecologische hoofdstructuur.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 84<br />

c. Het bestemmen van het bosgebied ten oosten van de gebieden met arcering "fase 2" ten<br />

behoeve van recreatieve voorzieningen is niet wenselijk door de onder c genoemde argumenten.<br />

Dit gebied ligt ook direct tegen de smalle nog resterende duinstrook van Voorne's<br />

Duin aan.<br />

d. In de karakterisering van het gebied (in de toelichting) ontbreek de smalle duinstrook met<br />

zijn gradiënten van natte oever via licht geaccidenteerd duinterrein naar binnenduinbos<br />

met vrij eentonige beplanting met populieren, zeedennen, opslag van esdoorn, een enkele<br />

eik en een klein aantal beuken. Inspreker wil weten of er sprake is van een actuele natuurtoets.<br />

De toelichting van het bestemmingplan spreekt zichzelf tegen; ten aanzien van<br />

de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden moet bijvoorbeeld met een MER aangetoond worden<br />

dat geen negatieve effecten optreden binnen deze beschermingszone. Ook zal door een<br />

grondig monitoren van flora en fauna moeten worden aangetoond dat de Flora- en faunawet<br />

de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.<br />

Commentaar<br />

a. Het bos bestaat voor een groot deel uit populieren, vandaar dat in de toelichting veelal gesproken<br />

wordt over "populierenbos". Deze benaming verduidelijkt in het algemeen de locatie<br />

die wordt bedoeld. Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe<br />

geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid is opgenomen om<br />

de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

Visueel landschappelijk vormt het bos een bufferfunctie tussen <strong>Kruiningergors</strong> en het haven-<br />

en industriegebied aan de noordzijde. Vanuit ecologisch oogpunt is de betekenis veel<br />

geringer. Voor een belangrijke ecologische relatie met Voorne's duin is de afstand te groot.<br />

De natuurwaarden van het duingebied aan de zuidoever van het Brielse Meer zijn betrekkelijk<br />

gering, gelet op het intensieve recreatieve gebruik van dit gebied.<br />

b. Door het vervallen van de wijzigingsbevoegdheid is compensatie van het bos niet meer<br />

aan de orde.<br />

c. De betreffende duinzone maakt geen onderdeel uit van het beschermde Natura 2000 gebied<br />

Voorne's duin. Gelet op de afstand tot dit beschermde gebied heeft functiewijziging<br />

geen invloed op de daar aanwezige natuurwaarden. Na realisering van de parkeervoorzieningen<br />

en "Bosland" blijft voldoende beplanting over voor een visuele afscherming van het<br />

industriegebied.<br />

d. In het kader van de Flora- en faunawet is op basis van de beschikbare gegevens onderzoek<br />

gedaan naar de uitvoerbaarheid van het plan. Verwezen wordt naar paragraaf 3.3<br />

van de toelichting op het bestemmingsplan. De tekst hiervan is in oktober 2006 geactualiseerd.<br />

De conclusie is dat de Flora- en faunawet de uitvoering van het bestemmingsplan<br />

niet in de weg staat. Met eventuele werkzaamheden mag echter geen aanvang worden<br />

genomen in het broedseizoen.<br />

Conclusie<br />

Ten aanzien van de onderdelen van de reactie onder a en b is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

aangepast. De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

20. Mw. G.A. Waalboer, Bakenweg 7, 3233 XA Oostvoorne<br />

Mw. P. Waalboer - v. Citteren, Bakenweg 5a, 3233 XA Oostvoorne<br />

<strong>21</strong>. A. Zuidgeest en T. van Driel, Bakenweg 3a, 3233 XA Oostvoorne<br />

Beide inspraakreacties zijn vrijwel gelijkluidend. Deze worden daarom tegelijkertijd beoordeeld.<br />

Reactie<br />

a. Insprekers maken bezwaar tegen het kappen van bosgebied ten behoeve van de recreatie.<br />

Het merendeel van de bomen bestaat uit eiken, beuken, esdoorns en zeedennen, dus<br />

bomen met een hogere natuurwaarde. Insprekers vragen zich af of niet eerst de lege<br />

plaatsen benut kunnen worden. Andere argumenten tegen de kap van bosgebied zijn de<br />

kans op toename van geluidsoverlast en visuele aspecten (horizonvervuiling) vanuit Euro-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 85<br />

poort. Met het wijzigen van de bestemming "Bos/Natuur" in "Recreatie" zijn insprekers het<br />

niet eens.<br />

b. Het gebied tussen de Heindijk is bestemd voor uitbreiding van het oppervlakte water van 2<br />

naar 8%. Er wordt duidelijkheid gevraagd wat dit betekent voor het plangebied en hoe de<br />

gemeente dit wil realiseren.<br />

c. Wat is de achterliggende gedachte om de bestemming "Agrarische doeleinden" te wijzigen<br />

in de bestemming "Voortuin" voor de vaste bewoners.<br />

d. Inspreker wil weten waarom het niet mogelijk is om voormalige agrarische gronden en tuinen<br />

te bestemmen tot bouwgrond. Vermoed wordt, dat deze gronden in de toekomst opgekocht<br />

worden door de Molecatengroep, waarbij voorzien wordt dat deze gronden dan<br />

aangewend worden tot "verbetering van de recreatieve kwaliteit". Door de grond te bestemmen<br />

tot bouwgrond is het mogelijk om kinderen van Gorsbewoners in de toekomst op<br />

het Gors te laten wonen.<br />

e. Het maximaal toegestane bebouwde oppervlak van 175 m² wordt als te beperkt ervaren.<br />

Juist het wonen in het buitengebied brengt met zich mee, dat er meer opbergruimte voor<br />

materiaal nodig is en dat veel bewoners hobbymatig dieren onderhouden.<br />

f. De keuze voor de ontsluiting heeft niet de voorkeur van de insprekers. Een goedkoper alternatief<br />

zou zijn rechtdoor bij Breeweg-dijk op, aan de ander kant naar beneden en aansluiten<br />

op de Kamplaan. Deze optie doorkruist niet het landelijk woongebied.<br />

g. Wat wordt bedoeld met het verkeersluw maken van de Gorslaan? Het verkeersluw maken<br />

van de Gorslaan is onwenselijk, vanwege de verschuiving van het verkeer naar wegen die<br />

hiervoor niet zijn ingericht, zoals de Heindijk. In de winter, wanneer er sprake is van gladheid,<br />

is de route via de Gorslaan voor bewoners de enige manier om veilig bij de woningen<br />

te komen.<br />

Commentaar<br />

a. Van de boombeplanting in het bos zijn met name eiken en beuken waardevol. Het merendeel<br />

bestaat echter uit minder waardevolle soorten. Visueel vormt het bos een buffer tussen<br />

de industrie aan de noordzijde en Kruingergors. Een nadere afweging van mogelijkheden<br />

en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkheid<br />

is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

b. Er is te weinig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig om regenwater bij zware regenval<br />

te kunnen opvangen. Hierdoor is er in het laagste deel, het gebied nabij de Heindijk,<br />

sprake van wateroverlast. Er zijn nog geen concrete maatregelen uitgewerkt om dit<br />

probleem op te lossen. In maart 2007 heeft opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap<br />

over deze problematiek. Ook uit dit overleg zijn geen directe maatregelen naar voren<br />

gekomen om de wateroverlast op te lossen. Om oplossingen in de toekomst mogelijk<br />

te maken is binnen een groot aantal bestemmingen aangegeven dat de betreffende gronden<br />

ook zijn bestemd voor water.<br />

c. De bestemming Voortuinen (vT) of Tuinen (T) in plaats van Agrarische doeleinden is gebaseerd<br />

op het feitelijk gebruik van de gronden. Hoewel het grondgebruik in de polder <strong>Kruiningergors</strong><br />

van oorsprong overwegend agrarisch was, is er op dit moment nog slechts in<br />

zeer beperkte mate sprake van een bedrijfsmatig agrarisch gebruik. Waar dit het geval is,<br />

hebben de gronden een agrarische bestemming. In andere gevallen is er geen aanleiding<br />

meer voor de bestemming Agrarische doeleinden.<br />

d. Voor het deel van het landelijke gebied waarvan <strong>Kruiningergors</strong> onderdeel uitmaakt blijft<br />

het restrictieve beleid ten aanzien van wonen gehandhaafd. Het eind 2005 vastgestelde<br />

streekplan RR2020 geeft binnen het streekplangebied enkele landelijke woonmilieus aan,<br />

waar in een lage dichtheid extra woningen kunnen worden gebouwd. <strong>Kruiningergors</strong> hoort<br />

hier niet bij. Dit betekent dat woningbouw niet mogelijk is, tenzij gebruik zou worden gemaakt<br />

van de Landgoederenregeling of de Ruimte-voor-Ruimteregeling van de provincie.<br />

Geen van beide regelingen is in de voorliggende situatie van toepassing. Er kan daarom<br />

geen medewerking worden verleend aan de door insprekers bedoelde bouw van woningen.<br />

e. Het gemeentebestuur voert een terughoudend beleid voor de uitbreidingsmogelijkheden<br />

van woningen in het landelijk gebied om "verstening" van het landelijk gebied tegen te<br />

gaan. Voor de woningen in het gebied <strong>Kruiningergors</strong> gelden daarbij dezelfde uitgangspunten<br />

als voor het overige landelijke gebied. Het gemeentebestuur opteert daarbij voor<br />

één maximale maat voor woning en erfbebouwing, zoals bergingen en dierenverblijven, te-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Uitvoerbaarheid 86<br />

zamen. Aan de bewoners is dan de keuze voor een grotere woning en minder erfbebouwing,<br />

of een ruime oppervlakte erfbebouwing en een kleinere woning.<br />

f. In 2006 is een rotonde aangelegd in de Kleidijk. De Breeweg wordt verbreed tot en met de<br />

stoep in de Heindijk. Hierdoor zijn er meerdere routes naar het recreatiepark.<br />

g. Er zijn geen plannen om de Gorslaan verkeersluw te maken. Ook bij gladheid kan gebruik<br />

gemaakt blijven worden van de Gorslaan en hoeft geen gebruik te worden gemaakt van de<br />

route via de Heindijk.<br />

Conclusie<br />

Naar aanleiding van onderdeel a van de reactie is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aangepast.<br />

De overige onderdelen geven geen aanleiding tot aanpassing.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


8. Overleg ex artikel 10 Bro<br />

Overlegreacties uit de eerste overlegprocedure (1999)<br />

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening<br />

is het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> d.d. 14 juli 1999 aan de volgende instanties voorgelegd:<br />

1. Provincie Zuid-Holland, Provinciale Planologische Commissie;<br />

2. Inspectie van de Ruimtelijke Ordening West;<br />

3. waterschap De Brielse Dijkring;<br />

4. Recreatieschap Voorne-Putten-Rozenburg;<br />

5. Stichting het Zuid-Hollands Landschap;<br />

6. Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden;<br />

7. Rijksdienst voor de Monumentenzorg;<br />

8. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.<br />

Van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek is geen reactie op het plan binnengekomen.<br />

De Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening heeft schriftelijk te kennen gegeven in te kunnen<br />

stemmen met het plan. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft schriftelijk te kennen gegeven<br />

dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.<br />

De reacties van de overige instanties zijn in het hiernavolgende opgenomen en van commentaar<br />

voorzien.<br />

Overlegreacties uit de tweede overlegprocedure (2005)<br />

Vanwege de vele aanpassingen en de lange tijd die is verstreken sinds de overlegprocedure uit<br />

1999 heeft gemeentebestuur besloten om het aangepaste voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> d.d.<br />

13 januari 2005 opnieuw aan enkele instanties voor te leggen. Dit betreft:<br />

1. Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit;<br />

2. VROM-Inspectie, Regio Zuid-West;<br />

3. waterschap Hollandse Delta;<br />

4. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek.<br />

De ontvangen reacties zijn opgenomen na de reacties uit de overlegprocedure uit 1999 en waar<br />

nodig eveneens van commentaar voorzien.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

87<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 89<br />

Streekplan<br />

Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De toelichting is hierop aangepast. Inmiddels is eind<br />

2005 een integrale herziening van het streekplan vastgesteld. Het beleidskader is in verband<br />

hiermee aangevuld.<br />

Bouwmarkt<br />

De bestemming is aangepast aan de specifieke functie van het bedrijf. Deze is voornamelijk gericht<br />

op de toelevering van brandstoffen, materialen en gereedschappen voor doe-het-zelfactiviteiten<br />

ten behoeve van het gebruik en het onderhoud van de recreatieve onderkomens. In dat<br />

kader is het bedrijf bestemd voor Bedrijfsdoeleinden met een op de eerder genoemde activiteiten<br />

toegesneden subbestemming. Op de locatie is uitsluitend een bedrijf toegestaan dat voorziet<br />

in de genoemde behoefte en voldoet aan de in de subbestemming aangegeven voorwaarden.<br />

Externe veiligheid<br />

De paragraaf externe veiligheid is aangepast.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 91<br />

Geluidshinder<br />

Het plan biedt geen mogelijkheden voor nieuwe geluidsgevoelige functies. De aanvankelijk opgenomen<br />

wijzigingsbevoegdheid voor het verplaatsen van een aantal woningen is vervallen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 93<br />

Inmiddels is de watertoets een verplicht onderdeel van de ruimtelijke planvorming. In verband<br />

daarmee heeft in juli 2004 overleg plaats gehad met de waterbeheerders. De toelichting is naar<br />

aanleiding hiervan geactualiseerd.<br />

Het hoofdstuk "Beleidskader"is aangevuld met het IWBP 2.<br />

De toelichting is wat het aspect water betreft in nauw overleg met het waterschap Hollandse<br />

Delta geheel herschreven.<br />

Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De toelichting is hierop aangepast, c.q. aangevuld.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 95<br />

Het hoofdstuk "Beleidskader" is geactualiseerd met vermelding van het IWBP 2.<br />

Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. Het plan is hierop aangepast.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 97<br />

Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De leidingen zijn op de plankaart aangegeven. Tevens<br />

zijn de voorschriften hierop aangepast. Voorts is een maximale diameter opgenomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 99<br />

Het gemeentebestuur betreurt de afsluiting van het wandelpad langs het Recreatiepark Kruininger<br />

Gors. In het kader van de Gebiedsgerichte Aanpak VPR heeft het gemeentebestuur toegezegd<br />

in overleg te treden met de Molecaten groep teneinde tot heropenstelling van deze route<br />

te komen. De bestemming van het betreffende gebied is zodanig aangepast dat in planologisch<br />

opzicht geen belemmeringen aanwezig zijn voor de openstelling van een wandel- en/of ruiterpad.<br />

De plankaart, voorschriften en toelichting zijn hierop aangepast.<br />

Het gemeentebestuur ondersteunt de wens tot completering van het fietspadennetwerk. Ten<br />

tijde van de opstelling van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> waren de beoogde tracés en de<br />

feitelijke realiseringsmogelijkheden echter nog niet bekend. De aanleg van een fietspad is in de<br />

bestemming Dijken met landschaps- en natuurwaarden overigens zonder meer mogelijk, daar<br />

de gronden tevens zijn bestemd voor verkeersdoeleinden.<br />

De bedoelde wegen zijn bestemd voor Dijken met landschaps- en natuurwaarden en tevens<br />

voor Verkeersdoeleinden. Bij de Verkeersdoeleinden is geen onderscheid gemaakt in soorten<br />

weggebruikers. Het gebruik door ruiters van de wegen, waaronder tevens de bermen worden<br />

gerekend, is derhalve niet in strijd met het bestemmingsplan. De breedte van de bermen valt<br />

primair onder de verantwoordelijkheid van de wegbeheerder, voor de eventueel in aanmerking<br />

komende wegen, veelal het waterschap. Over de mogelijkheden van het gebruik als ruiterroute<br />

en de dimensionering van de bermen is nader overleg nodig.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 101<br />

Het gemeentebestuur ondersteunt de initiatieven. Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen<br />

de voorgestelde ontwikkeling.<br />

De bestemming Dagrecreatieve doeleinden biedt in algemene zin mogelijkheden voor het oprichten<br />

van gebouwen en andere bouwwerken. Aangezien geen specifieke wensen bekend zijn,<br />

kan de bestemmingsregeling niet daarop worden afgestemd.<br />

Gezien de natuurlijke waarde die aan het water van het Brielse Meer is toegekend en de archeologische<br />

(verwachtings)waarde, is gekozen voor een aanlegvergunningenvoorschrift teneinde<br />

de aanwezige waarden in voldoende mate te kunnen beschermen. Een aantal van de wensen<br />

ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden en de daaruit voortvloeiende werken en/of werkzaamheden<br />

vallen onder de bepalingen van het aanlegvoorschrift. Het is echter niet uitgesloten<br />

dat deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, zij het dat hiervoor een vergunning dient<br />

te worden verleend.<br />

De voorwaarden die in de betreffende voorschriften zijn opgenomen dienen hierbij in acht te<br />

worden genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 103<br />

Een nadere afweging van mogelijkheden en belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

niet langer de mogelijkheid is opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in<br />

verblijfsrecreatie.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 105<br />

Er is geen sprake van strijdigheid met het streekplan. Het bestemmingsplan voorziet anders<br />

dan de provincie meent niet in een toename van het aantal woningen. Een klein kampeerterrein<br />

is inmiddels opgeheven en ter compensatie daarvan is een woning gerealiseerd. Voorts bleek<br />

uit de inventarisatie dat een bestaande, legaal tot stand gekomen woning ten onrechte niet als<br />

zodanig was bestemd. In aanvulling op de inventarisatie uit 2001 heeft eind 2005 heeft een naverkenning<br />

plaatsgevonden, om te bezien in hoeverre nog veranderingen hebben plaatsgevonden<br />

sinds de inventarisatie uit 2001. Uit deze inventarisatie is geen toename van het aantal woningen<br />

gebleken.<br />

Water<br />

De opmerkingen van het waterschap De Brielse Dijkring en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden<br />

en Waarden in het kader van de watertoets zijn in het bestemmingsplan verwerkt. Het<br />

voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> heeft de volledige instemming van het waterschap Hollandse<br />

Delta (zie de hierna opgenomen overlegreactie van het waterschap). Bovendien heeft in maart<br />

2007 opnieuw overleg plaats gehad met het waterschap en is in nauw overleg met het waterschap<br />

de waterparagraaf geactualiseerd en aangevuld. In de tweede helft van 2006 is een aanvang<br />

gemaakt met het opstellen van een gemeentelijk waterplan. Het voorliggende bestemmingsplan<br />

biedt voldoende mogelijkheden voor de uitvoering van eventuele maatregelen die<br />

voortvloeien uit dit plan.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 107<br />

Luchtkwaliteit<br />

De luchtkwaliteitsparagraaf is geactualiseerd en aangevuld.<br />

Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

De Staat van Bedrijfsactiviteiten en de toelichting daarop zijn vervangen door een actuele versie.<br />

Verwezen wordt naar de toelichting op deze staat. Over deze Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

heeft overleg plaats gehad met de provincie. Inmiddels is een nieuwe Staat in voorbereiding.<br />

Deze is nog onvoldoende afgerond om in het voorliggende plan te kunnen hanteren.<br />

Duurzame energievoorzieningen<br />

Het plan is grotendeels consoliderend van aard. Een groot deel van het plangebied wordt in beslag<br />

genomen door verblijfsaccommodatie. Het Recreatiepark <strong>Kruiningergors</strong> is in de wintermaanden,<br />

de periode dat de meeste energie wordt gebruikt voor verlichting en verwarming, gesloten.<br />

In feite vormt dit een belangrijke energiebesparende maatregel.<br />

Bij eventuele nieuwbouw in het plangebied zal de nodige zorg worden besteed aan energiebesparende<br />

maatregelen. Voor het in het plangebied opwekken van energie leent het gebied zich,<br />

vanwege de landschappelijke waarden en de recreatieve functie, mindere goed.<br />

Juridische vormgeving<br />

De bijlage "Toelichting op de regeling burgerwoningen" is vervallen. In het kader van de voorbereiding<br />

van het nieuwe bestemmingsplan voor het landelijk gebied zijn nog beperkte wijzigingen<br />

aangebracht in de regeling voor burgerwoningen. Hierover heeft overleg met de provincie plaats<br />

gehad en de provincie heeft hier ook mee ingestemd. Voor het gebied <strong>Kruiningergors</strong> is dezelfde<br />

regeling opgenomen als voor het nieuwe bestemmingsplan Landelijk gebied. Het handhaven<br />

van de hiervoor genoemde bijlage komt tegen de achtergrond van de huidige inzichten<br />

de duidelijkheid niet ten goede.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 109<br />

Luchtkwaliteit<br />

De luchtkwaliteitsparagraaf is geactualiseerd en aangevuld.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 111<br />

Externe veiligheid<br />

Naar aanleiding van deze reactie is door DCMR Milieudienst Rijnmond een onderzoek ingesteld<br />

naar de externe veiligheid in het plangebied. Ook de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft<br />

advies uitgebracht. De resultaten hiervan worden verwerkt in de toelichting op het bestemmingsplan.<br />

Uitbreiding verblijfsrecreatie<br />

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding van de verblijfsrecreatieve<br />

functie van <strong>Kruiningergors</strong>. Binnen het centrumgebied is in principe een zeer beperkte intensivering<br />

mogelijk in de vorm van de bouw van appartementen in 2 bouwlagen. Voor het overige<br />

mag het aantal verblijfseenheden niet toenemen. Een nadere afweging van mogelijkheden en<br />

belangen heeft ertoe geleid dat in het <strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet langer de mogelijkhedi is<br />

opgenomen om de bestemming Bos te wijzigen in verblijfsrecreatie.<br />

Gelet op de eigendomsituatie (Molecatengroep) is een bedrijfsmatige exploitatie van het recreatiepark<br />

uitgangspunt.<br />

Handhavingsparagraaf<br />

Hiervan hebben wij kennisgenomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 113<br />

Hiervan nemen wij kennis.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Overleg ex artikel 10 Bro 115<br />

Hiervan nemen wij kennis. Ingrepen in het gebied archeologische (verwachtings)waarden worden<br />

getoetst aan de voorschriften behorende bij de medebestemming Archeologisch waardevol<br />

gebied. Voorts heeft BOOR in oktober 2006 een nadere verkenning uitgevoerd naar de archeologische<br />

waarden in het plangebied. Verwezen wordt naar paragraaf 3.2.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering<br />

met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering<br />

toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bijlage geeft in algemene zin<br />

inzicht in doel, achtergronden en algemene beleidslijnen voor de toepassing hiervan. De specifieke<br />

toepassing in het onderhavige plan wordt toegelicht in de hoofdtekst van deze plantoelichting.<br />

Doel van de Staat en gebruikte bronnen<br />

De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten,<br />

al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een<br />

aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten<br />

van belang:<br />

- geluid;<br />

- geur;<br />

- stof;<br />

- gevaar (met name brand- en explosiegevaar);<br />

- verkeersaantrekkende werking.<br />

De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale<br />

bedrijventerreinen al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen<br />

(en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie). Als belangrijkste<br />

bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering"<br />

van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001 (de zogenaamde "Lijst<br />

van bedrijfstypen").<br />

In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte<br />

van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met<br />

een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende<br />

werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten<br />

al in het ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven<br />

ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest<br />

gebruikelijke worden beschouwd.<br />

Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de Lijst van bedrijfstypen<br />

van de VNG (hierna: VNG-lijst) op de volgende punten nader verfijnd en aangevuld:<br />

- De basiszoneringslijst van de VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare<br />

activiteiten. In de staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming<br />

"Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie,<br />

krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op<br />

een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies.<br />

- In de VNG-lijst zijn de 10 richtafstanden ondergebracht in 6 categorieën. Met name voor<br />

de categorieën 3 en 4 blijkt dit in de praktijk op lokale en regionale bedrijventerreinen vaak<br />

onhandig te zijn. Er moet dan zonder nadere noodzaak altijd worden uitgegaan van de<br />

grootste afstand binnen deze categorie. Om een meer gedifferentieerde milieuzonering<br />

mogelijk te maken zijn de categorieën 3 en 4 − overeenkomstig de richtafstanden van de<br />

basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie − onderverdeeld in 2 subcategorieën (categorieën<br />

3.1 en 3.2 respectievelijk 4.1 en 4.2). Hierdoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de<br />

aan te houden richtafstanden.<br />

- De VNG-lijst gaat in het algemeen uit van relatief grote bedrijven en houdt daardoor weinig<br />

rekening met de specifieke situatie van kleinere en daardoor veelal minder hinderlijke bedrijven<br />

die veelvuldig op lokale bedrijventerreinen, in dorpskernen en dergelijke voorkomen.<br />

De praktijk leert dat deze kleinere bedrijven, uitgaande van de Lijst van bedrijfstypen,<br />

zonder milieuredenen zouden worden uitgesloten van de vestiging op dergelijke locaties;<br />

Adviesbureau of dat RBOI ten behoeve van de vestiging onnodige vrijstellingsprocedures zouden moeten wor-<br />

Rotterdam / Middelburg den doorlopen. Voor de meest voorkomende bedrijfstypen is daarom in deze Staat, op ba-<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.ZH<br />

febr. 2006


Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

2<br />

sis van andere literatuurbronnen en praktijkervaringen, een nadere differentiatie naar bedrijfsgrootte<br />

toegepast 1) . Deze differentiatie is conform de VNG-systematiek: ook in de<br />

basiszoneringslijst komt differentiatie naar bedrijfgrootte voor. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

is deze differentiatie alleen voor meerdere bedrijfsactiviteiten toegepast.<br />

- Incidenteel komt ook het tegenovergestelde voor, namelijk dat de feitelijke hinder/richtafstand<br />

bij specifieke activiteiten groter is dan de Lijst van bedrijfstypen aangeeft. Voor de<br />

betreffende bedrijven is de categorie-indeling op grond van veelvuldige praktijkervaringen 2)<br />

aangepast.<br />

- Ter verduidelijking van de informatie in de VNG-lijst zijn de "geluidshinderlijke inrichtingen",<br />

zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, ondergebracht in afzonderlijke categorieën<br />

(categorieën 4.1A tot en met 6A). Dit om voor iedereen duidelijk te maken welke activiteiten<br />

alleen op terreinen met een vastgestelde geluidszone zijn toegestaan. Daarmee<br />

wordt voorkomen dat bedrijven, burgers en handhavers twee afzonderlijke lijsten moeten<br />

raadplegen. Als bronnen hiervoor zijn de Lijst van bedrijfstypen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer gehanteerd.<br />

- In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke milieuaspecten (mede) maatgevend<br />

zijn voor de categorie-indeling.<br />

Algemeen beleid voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties<br />

De hier gebruikte Staat deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën<br />

in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken<br />

en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. Binnen de categorieën 3 en 4 zijn<br />

elk twee subcategorieën onderscheiden.<br />

De richtafstanden en de indices voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie<br />

kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden<br />

vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid:<br />

categorie 1: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />

de omgeving, toelaatbaar zijn in woonwijken.<br />

categorie 2: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />

de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing,<br />

echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde<br />

gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.<br />

categorie 3: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />

de omgeving, in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van<br />

woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen<br />

te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen:<br />

. subcategorie 3.1: gescheiden door een weg of een groenstrook (afstandsindicatie<br />

50 m);<br />

. subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige<br />

functie (afstandsindicatie 100 m).<br />

categorie 4: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op<br />

de omgeving, op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen<br />

te zijn:<br />

. subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 m;<br />

. subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 m.<br />

1) Het gaat daarbij vooral om kleinere aannemingsbedrijven, timmer- en constructiewerkplaatsen, transportbedrijven<br />

en handelsbedrijven. Voor de aangepaste inschaling zijn de volgende bronnen gebruikt: Publicaties van het Ministerie<br />

van VROM over geluidsproductie en richtafstanden van bedrijven en installaties, AmvB's op basis van de Wet<br />

milieubeheer, planologische kengetallen, Inspectiewijzer Milieuhygiëne en het oordeel van ervaringsdeskundigen.<br />

Zo blijkt bijvoorbeeld dat de situering van kleinere aannemingsbedrijven naast woningen in gemengd gebied geen<br />

problemen opleveren vanuit milieuoogpunt: in zowel kleinere als grotere gemeenten in Nederland komt deze<br />

situatie veelvuldig voor zonder dat er milieuknelpunten zijn. In alle gevallen waarbij de VNG-lijst is verfijnd of<br />

bewerkt, is de ruimtelijk relevante hinder als doorslaggevende factor gehanteerd.<br />

2) Zo heeft de praktijk bijvoorbeeld geleerd dat transportbedrijven waar vrachtauto's met draaiende koelinstallaties<br />

worden gestald (aanzienlijk) meer hinder kunnen veroorzaken dan de VNG-lijst vermeldt. Hetzelfde geldt voor<br />

grootschalige loonbedrijven.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.ZH<br />

febr. 2006


Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

3<br />

categorieën 5 en 6: bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed, op<br />

grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden<br />

afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties<br />

van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m).<br />

De bedrijfsactiviteiten uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A hebben betrekking op de "geluidshinderlijke<br />

inrichtingen" zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder jo. artikel 2.4 van<br />

het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Wat de mate van hinder en gewenste afstand<br />

betreft, komen zij overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6, maar zij zijn alleen toelaatbaar<br />

indien rond het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 of 53 van de Wet geluidhinder<br />

is vastgesteld. Indien geen zone is vastgesteld, wordt vestiging van de geluidshinderlijke<br />

inrichtingen overigens voor alle zekerheid ook in de doeleindenomschrijving van de betreffende<br />

bestemming uitgesloten, tenzij volgens de doeleindenomschrijving geen bedrijfsactiviteiten uit<br />

categorie 3.1 en hoger zijn toegestaan.<br />

Globale beleidslijn voor afwijkende gebiedstypen<br />

De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van<br />

zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven<br />

en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan, indien nodig, voor andere omgevingstypen<br />

worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-lijst<br />

richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al<br />

in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke<br />

knelpunten voor alle milieuaspecten, door toepassing van gerichte maatregelen in<br />

het milieuspoor, ook bij kleinere afstanden kan worden voorkomen.<br />

Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd:<br />

- leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden<br />

(dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot<br />

één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m);<br />

- de richtafstanden worden met het oog op een praktisch hanteerbare werkwijze voor alle<br />

milieuaspecten in gelijke mate verlaagd of verhoogd.<br />

In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een<br />

afwijking van de richtafstanden veelal gewenst of noodzakelijk is 1) . De tabel geeft echter alleen<br />

een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moeten de noodzaak/wenselijkheid<br />

van afwijking en de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd.<br />

gebiedstype toegestane afwijking motivering<br />

1a. gebied waar functiemenging<br />

wordt nagestreefd (bijv. nieuw<br />

woongebied met toevoeging<br />

van bedrijvigheid)<br />

1b. verspreid gesitueerde woningen<br />

in een gebied met functiemenging<br />

en/of op locaties met andere<br />

verstoringsbronnen (bijv.<br />

gesitueerd langs drukke wegen)<br />

2. verstoringsgevoelig natuurgebied/stiltegebied)<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

verlaging richtafstanden<br />

met 1 afstandsstap<br />

kortere afstand is aanvaardbaar in<br />

het belang van functiemenging (levendigheid,<br />

handhaving bestaande<br />

woningen)<br />

idem er is al sprake van een verhoogd<br />

hinderniveau<br />

verhoging richtafstanden<br />

met 1 afstandsstap<br />

voor stiltegebieden en (zeer) verstoringsgevoelige<br />

natuurgebieden, geldt<br />

in beginsel een strengere norm voor<br />

geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig<br />

woongebied (45 dB(A))<br />

) Voor stiltegebieden kunnen daarnaast nog aanvullende specifieke eisen gelden vanuit provinciaal beleid.<br />

1) Het betreft hier een algemeen overzicht van relevante gebiedstypen. Dit behoeft dus niet te betekenen dat deze<br />

gebiedstypen in het onderhavige bestemmingsplan ook werkelijk voorkomen.<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.ZH<br />

febr. 2006


Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

4<br />

Bedrijfswoningen<br />

Een specifiek geval van een afwijkend omgevingstype vormen daarnaast bedrijfswoningen op<br />

bedrijventerreinen. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen is in beginsel<br />

ongewenst, maar kan desgewenst worden toegestaan op terreinen/terreingedeelten waar<br />

slechts activiteiten uit maximaal categorie 2 zijn toegelaten. In uitzonderingsgevallen kunnen<br />

nieuwe bedrijfswoningen ook worden toegestaan op bestaande terreinen/terreingedeelten waar<br />

activiteiten uit maximaal categorie 3.1 zijn toegestaan en reeds bedrijfswoningen aanwezig zijn.<br />

Bij de milieuzonering van bedrijventerreinen ten opzichte van bestaande en/of nieuw te vestigen<br />

bedrijfswoningen, wordt voor het overige in beginsel uitgegaan van een verlaging van de richtafstanden<br />

met 1 afstandsstap. In bestaande situaties kunnen de richtafstanden ten opzichte van<br />

bedrijfswoningen in uitzonderingsgevallen op basis van een nadere motivering met 2 afstandsstappen<br />

worden verlaagd.<br />

Opzet van de Staat<br />

De hier gebruikte Staat kent twee verschillende soorten categorie-indelingen (zie ook de inhoudsopgave):<br />

- indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I);<br />

- indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen voor A-categorieën<br />

(hoofdstuk II).<br />

In beginsel zijn beide indelingen van toepassing.<br />

De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is, net als in de VNG-publicatie, gebruikgemaakt<br />

van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkomen<br />

dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de<br />

SBI-indeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.<br />

Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden<br />

gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld.<br />

Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit<br />

betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende<br />

kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld. Dit oppervlak<br />

betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden,<br />

ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet.<br />

De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd gekoppeld<br />

aan de indeling volgens hoofdstuk I en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend<br />

voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die vanwege<br />

een zeer groot vermogen onder de "geluidshinderlijke inrichtingen" (A-categorieën) vallen.<br />

Flexibiliteit<br />

De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder<br />

door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf<br />

als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke<br />

werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

is verondersteld. In het bedrijvenartikel van de planvoorschriften is daarom bepaald<br />

dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager<br />

kunnen indelen (dus bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3) 1) , Bij de<br />

categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot<br />

de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een<br />

vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op<br />

de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie.<br />

Voor de bedrijven uit de A-categorieën is alleen maar een vrijstelling mogelijk voor de indeling<br />

in een lagere A-categorie.<br />

1) Volgens vaste jurisprudentie is het opnemen van een dergelijke vrijstellingsbevoegdheid zelfs verplicht.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.ZH<br />

febr. 2006


Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

5<br />

Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering,<br />

waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met<br />

een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu<br />

werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid<br />

een categorie lager in te delen.<br />

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet<br />

zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer is aangetoond dat deze bedrijven<br />

wat milieubelasting betreft gelijk kunnen worden gesteld met de volgens de bestemmingsregeling<br />

toegelaten bedrijven, kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling<br />

worden verleend.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.ZH<br />

febr. 2006


Bijlage 2. Toelichting op de Staat van Horecaactiviteiten<br />

Milieuzonering van horeca-activiteiten<br />

De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van<br />

de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen<br />

van de in de voorschriften opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee<br />

samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast.<br />

Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden<br />

om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in<br />

het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende<br />

vormen van hinder:<br />

- geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving;<br />

- (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/<br />

parkeerdruk.<br />

Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk<br />

beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden:<br />

- indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;<br />

- onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;<br />

- uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen<br />

toelaatbaar.<br />

De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene<br />

toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming<br />

van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol<br />

kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet<br />

ingegaan.<br />

Gehanteerde criteria<br />

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst<br />

uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar<br />

gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van<br />

Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNGpublicatie<br />

is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria:<br />

- de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden<br />

1) ; deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven<br />

en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode<br />

verschillende milieunormen;<br />

- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder<br />

bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt.<br />

Categorieën van horeca-activiteiten<br />

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende<br />

drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën):<br />

1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend<br />

(in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte<br />

hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke.<br />

Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden<br />

niet wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient<br />

mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden.<br />

In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />

1) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren<br />

van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het be-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

stemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.<br />

199.7325.00<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

SvH 1997


Bijlage 2. Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten 2<br />

1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks<br />

van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's,<br />

snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met<br />

ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te<br />

beschouwen;<br />

1b. overige lichte horeca: restaurants;<br />

1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants,<br />

grotere hotels, McDrives e.d.<br />

2. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die<br />

daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra,<br />

zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig<br />

gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen.<br />

3. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend<br />

en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor<br />

de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard<br />

gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra.<br />

Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen<br />

gebieden.<br />

Flexibiliteit<br />

De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder<br />

door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het<br />

komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang<br />

van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling<br />

noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de<br />

Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planvoorschriften<br />

is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling<br />

één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie<br />

1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de<br />

laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook<br />

van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf<br />

naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende<br />

lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect<br />

geluidshinder.<br />

Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in<br />

de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen<br />

worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor<br />

de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

plannummer<br />

SvH 1997


Bijlage 3. Berekeningsuitgangspunten SRM I<br />

bron Heindijk<br />

wegcategorie toeristische ontsluitingsweg<br />

etmaalintensiteit 1.000 mvt/etm.<br />

snelheid voertuigen 60 km/h<br />

daguur/nachtuur maatgevend dag<br />

intensiteit lichte motorvoertuigen 61 mvt/uur<br />

intensiteit middelzware motorvoertuigen 4 mvt/uur<br />

intensiteit zware motorvoertuigen 1.3 mvt/uur<br />

intensiteit motorrijwielen 0.67 mvt/uur<br />

type wegdek fijn asfalt<br />

hoogte wegdek 4 m<br />

objectfractie 0 -<br />

hoogte waarnemer 4.5 m<br />

bodemfactor 0.7 -<br />

afstand waarneempunt uit de wegas 12 m<br />

LA equivalent 55.06 dB(A)<br />

ophoging dag/nachtsituatie 0 dB(A)<br />

LAeq etmaal 55.0 dB(A)<br />

aftrek volgens artikel 103 Wgh -5 dB(A)<br />

LAeq etm. na aftrek art. 103 Wgh 50 dB(A)<br />

Afstand LAeq etmaal = 40 dB(A) 70 m<br />

Afstand LAeq etmaal = 50 dB(A) 12 m<br />

Afstand LAeq etmaal = 55 dB(A) 5 m<br />

Afstand LAeq etmaal = 60 dB(A) 2 m<br />

(Contourafstanden na verrekening<br />

van art. 103 Wgh)<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit<br />

In deze bijlage wordt nader ingegaan op enkele punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005<br />

(hierna: Blk) en wordt verslag gedaan van het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek.<br />

B4.1. Beleidskader en normstelling<br />

Besluit luchtkwaliteit<br />

Maatgevende stoffen langs wegen<br />

Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het<br />

meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een<br />

overschrijding van de grenswaarde uit het Blk veroorzaakt 1) . Daarnaast zijn ook de concentraties<br />

van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op<br />

de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten.<br />

Meetregeling luchtkwaliteit 2005<br />

Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht<br />

bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de<br />

grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald<br />

dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven<br />

is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt.<br />

Voor de gemeente Westvoorne bedraagt de aftrek voor de jaargemiddelde concentratie<br />

fijn stof 6 μg/m³ en voor de 24-uurgemiddelde concentratie fijn stof 6 overschrijdingen per jaar.<br />

Beleid provincie Zuid-Holland<br />

De provincie heeft een Plan van aanpak fijn stof opgesteld (provincie Zuid-Holland, februari<br />

2005). Het Plan van aanpak vermeldt reeds genomen en voorgenomen maatregelen die de<br />

luchtkwaliteit in de provincie zullen verbeteren, zoals financiële ondersteuning bij het plaatsen<br />

van roetfilters op bussen van het openbaar vervoer. Ook zijn er diverse maatregelen om de<br />

productie van fijn stof van bedrijven en industrie te beperken, met name via vergunningverlening.<br />

Ten slotte zijn er stimulerende maatregelen om de uitstoot van de scheepvaart en het overige<br />

verkeer te beperken, onder meer door het opstellen van plannen van aanpak in samenwerking<br />

met gemeenten.<br />

Van de maatregelen met betrekking tot bedrijven en industrie wordt een reductie van 1/3 van de<br />

uitstoot van fijn stof verwacht in 2010 (ten opzichte van 2000), wat neerkomt op een afname<br />

van ongeveer 2 µg/m³ (jaargemiddelde). De effecten van maatregelen met betrekking tot verkeer<br />

worden vooral na 2010 verwacht; hierdoor zal de achtergrondconcentratie fijn stof lager<br />

worden. De provincie zal de ontwikkelingen in de concentratie fijn stof volgen door middel van<br />

metingen, monitoring en onderzoek.<br />

B4.2. Onderzoek luchtkwaliteit<br />

Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit<br />

Doordat de nieuwe functie verkeer genereert, is het mogelijk dat de realisatie ervan gevolgen<br />

heeft voor de luchtkwaliteit in de omgeving. Zodoende is onderzocht welke gevolgen de toename<br />

van verkeer heeft op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen. Daarnaast is de<br />

luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde recreatieappartementen onderzocht.<br />

1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas<br />

wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten<br />

in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit 2<br />

Onderzoeksmethode<br />

De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma<br />

1) . Dit programma is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in<br />

opdracht van Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Lucht en Energie. Het CAR II-programma geldt<br />

als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit. Het programma kan berekeningen uitvoeren voor de<br />

maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen<br />

van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR IIprogramma<br />

is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld<br />

woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m (voor snelwegen tot 300 m). De berekende<br />

concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte<br />

van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden.<br />

Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2016 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit<br />

in 2016 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2016 gebruikt met het scenario van 2015.<br />

Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking)<br />

Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op de luchtkwaliteit in de omgeving is<br />

de verkeersproductie. Er is nog niet bekend hoeveel recreatieappartementen er precies gerealiseerd<br />

zullen worden. Op basis van de beschikbare ruimte wordt het aantal extra vakantiewoningen<br />

geschat op maximaal 50. Uitgaande van 5 mvt/etmaal per woning heeft de ontwikkeling<br />

een verkeersproductie van 250 mvt/etmaal.<br />

In de berekeningen is uitgegaan van een worstcase waarbij de totale verkeersproductie van de<br />

ontwikkeling (250 mvt/etmaal) is opgeteld bij het verkeer op de ontsluitende wegen. In de praktijk<br />

zal de verkeerstoename op de onderzochte wegen kleiner zijn, omdat het verkeer in verschillende<br />

richtingen wordt afgewikkeld.<br />

Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken is gekeken naar de<br />

luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de Heindijk (aan de zuidzijde van het plangebied),<br />

de Gorslaan (aan de noordzijde van het plangebied) en op de N<strong>21</strong>8. Hoewel de N<strong>21</strong>8 net buiten<br />

het plangebied ligt kan deze weg van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende<br />

stoffen binnen het plangebied. De luchtkwaliteit is berekend op een afstand van 5 m uit de as<br />

van deze wegen. Indien aangetoond kan worden dat de realisatie van de recreatieappartementen<br />

niet leidt tot overschrijdingen van grenswaarden uit het Blk langs deze wegen, is daarmee<br />

aangetoond dat dit ook geldt voor de verdere omgeving.<br />

Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse<br />

De luchtkwaliteit ter plaatse van de geplande recreatieappartementen is berekend en getoetst<br />

aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het<br />

verkeer op de omliggende wegen. Wanneer echter direct langs de relatief drukke N<strong>21</strong>8 wordt<br />

voldaan aan de grenswaarden uit het Blk, zal dit binnen het gehele plangebied en dus ook ter<br />

plaatse van de beoogde recreatieappartementen het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende<br />

stoffen worden lager naarmate een locatie verder van de wegas ligt.<br />

Invoergegevens<br />

De verkeersintensiteiten op de Heindijk, Gorslaan en de N<strong>21</strong>8 zijn weergegeven in tabel B4.1.<br />

Voor de N<strong>21</strong>8 is gekeken naar het wegvak ten noorden van de Brielseweg. De intensiteiten op<br />

de Heindijk en Gorslaan zijn door de gemeente Westvoorne aangeleverd en de intensiteiten op<br />

de N<strong>21</strong>8 zijn gebaseerd op de gegevens in de ruimtelijke onderbouwing Rotonde Kleidijk 2) .<br />

Voor de Heindijk en Gorslaan is uitgegaan van een autonome groei van het verkeer van 1% per<br />

jaar en voor de N<strong>21</strong>8 van 1,5% per jaar.<br />

Tabel B4.1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal)<br />

straatnaam<br />

2006 2010 2016<br />

excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw.<br />

Heindijk 1.000 n.v.t. 1.050 1.300 1.100 1.350<br />

Gorslaan 875 n.v.t. 925 1.175 975 1.225<br />

N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 8.200 n.v.t. 8.700 8.950 9.500 9.750<br />

1) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 5.0, maart 2006.<br />

2) Ruimtelijke onderbouwing Rotonde Kleidijk, RBOI, rapportnummer 199.10449.00, 18 april 2002.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 4. Onderzoek luchtkwaliteit 3<br />

In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de<br />

voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel<br />

(wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Deze gegevens zijn weergegeven in tabel B4.2.<br />

Tabel B4.2 Invoergegevens<br />

voertuigverdeling<br />

(licht/middelzwaar/zwaar verkeer)<br />

wegtype snelheidstype bomenfactor<br />

Heindijk 0,95 / 0,03 / 0,02 2 Buitenweg 1<br />

Gorslaan 0,95 / 0,03 / 0,02 2 Normaal stadsverkeer 1,5<br />

N<strong>21</strong>8 0,86 / 0,09 / 0,05 1 Buitenweg 1,25<br />

Berekeningsresultaten<br />

Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking)<br />

In tabel B4.3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing binnen het<br />

plangebied weergegeven voor 2006, 2010 en 2016.<br />

Tabel B4.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking*<br />

straatnaam<br />

In 2006<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

stikstofdioxide (NO2)<br />

jaargemiddelde (in<br />

µg/m³)<br />

fijn stof (PM10) jaargemiddelde<br />

(in µg/m³)<br />

fijn stof (PM10) 24-uurgemiddelde<br />

(aantal<br />

overschrijdingen p.j.)<br />

excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw. excl. ontw. incl. ontw.<br />

Heindijk 23** n.v.t. 23 n.v.t. 22 n.v.t.<br />

Gorslaan 23** n.v.t. 23 n.v.t. 22 n.v.t.<br />

N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 28** n.v.t. 24 n.v.t. 26 n.v.t.<br />

In 2010<br />

Heindijk 23 24 22 22 20 <strong>21</strong><br />

Gorslaan 23 23 22 22 <strong>21</strong> <strong>21</strong><br />

N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 26 27 23 23 24 24<br />

In 2016<br />

Heindijk <strong>21</strong> <strong>21</strong> 22 22 20 20<br />

Gorslaan <strong>21</strong> <strong>21</strong> 22 22 <strong>21</strong> <strong>21</strong><br />

N<strong>21</strong>8 (Kleiweg) 23 24 23 23 23 24<br />

* Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof.<br />

** Deze grenswaarde is in 2006 nog niet in werking getreden.<br />

Uit de resultaten in tabel B4.3 blijkt dat de beoogde ontwikkeling een zeer beperkte bijdrage levert<br />

aan de luchtkwaliteit in de omgeving in zowel 2010 als 2016. Deze toenames leiden echter<br />

niet tot een overschrijding van de grenswaarden uit het Blk. In alle onderzochte situaties liggen<br />

de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim onder de grenswaarden uit het Blk.<br />

Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling<br />

Aangezien op 5 m uit de as van de onderzochte wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit<br />

het Blk, zal dit binnen het gehele plangebied (en dus ook ter plaatse van de geplande recreatieappartementen)<br />

het geval zijn.<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001<br />

In het kader van de inspraakverordening van de gemeente Westvoorne heeft het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

<strong>Kruiningergors</strong> vanaf 28 mei 2001 gedurende vier weken in het gemeentehuis<br />

ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn de inwoners van Westvoorne en andere belanghebbenden<br />

in de gelegenheid geweest schriftelijk een reactie op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

<strong>Kruiningergors</strong> in te dienen. Op 14 juni 2001 is een inloopavond over het voorontwerpplan<br />

gehouden.<br />

De ingekomen reacties zijn in het hiernavolgende samengevat en van commentaar voorzien.<br />

1. W.H. Hoekendijk-Hagens, Maasweg 2, 3233 XE Oostvoorne<br />

J. v.d. Marel, Polderweg, 4a, 3233 LR Oostvoorne<br />

C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />

T.J. van Ooijen, Maasweg 7, 3233 XE Oostvoorne<br />

Fam. Van Oudenaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />

C. Tieman, Polderweg 8, 3233 LR Oostvoorne<br />

W. v.d. Voorde, Kamplaan 2, 3233 XD Oostvoorne<br />

Reactie<br />

De reacties van bovenstaande personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie samengevat<br />

en van commentaar voorzien.<br />

a. Volgens betrokkenen is de ontsluiting van het Recreatiepark Kruininger Gors in het geheel<br />

niet opgenomen in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. De openbare wegen Gorslaan, Zeehoeveweg<br />

en Maasweg zijn niet als verkeersbestemming aangegeven. Ook de Heindijk is<br />

niet nader omschreven, terwijl deze openbare weg wel binnen het plangebied valt. Delen<br />

van de Maasweg en Kamplaan hebben een verkeersbestemming met de subbestemming<br />

Vg (verblijfsgebied) gekregen. Hierdoor krijgen deze wegen een woonerffunctie. Het kan<br />

niet de bedoeling zijn dat deze wegen dienen als ontsluitingsweg voor het Kruininger Gors.<br />

b. De bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden en de aanduidingen vRw en vRc zijn onduidelijk.<br />

De in het gebied aanwezige wegen zijn daarbij niet als zodanig herkenbaar.<br />

c. Uit het bestemmingsplan kan niet worden opgemaakt dat rekening is gehouden met hulpverlening<br />

bij eventuele calamiteiten. Indien de openbare wegen worden afgesloten zijn<br />

deze onbereikbaar voor hulpverleningsdiensten.<br />

Commentaar<br />

a. Uitgangspunt voor de bestemmingslegging is het hanteren van een globale en flexibele regeling<br />

voor de verschillende functies binnen de recreatieterreinen met een zo gering mogelijke<br />

detaillering waar dat ruimtelijk aanvaardbaar is. Hierdoor is het mogelijk een uitwisseling<br />

van een aantal functies te bewerkstelligen zonder dat een planwijziging noodzakelijk<br />

is. De verschillende functies dienen echter in overeenstemming te zijn met de in de voorschriften<br />

opgenomen doeleinden. Binnen het recreatiepark is geen zichtbaar onderscheid<br />

gemaakt tussen de diverse functies en voorzieningen, zoals verkeer, parkeren sport- en<br />

speelterreinen of groenvoorzieningen. In de doeleindenomschrijving van de bestemming<br />

Verblijfsrecreatieve doeleinden is aangegeven dat de gronden met deze bestemming, behalve<br />

voor de verblijfsrecreatie, voor de bovengenoemde doeleinden zijn bestemd. De bestaande<br />

wegen hebben in dat kader geen afzonderlijke bestemming gekregen, maar zijn<br />

binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden toelaatbaar. Het ligt overigens<br />

geenszins in de bedoeling de hoofdontsluiting of de verkeersstructuur van het Recreatiepark<br />

Kruininger Gors op dit moment te wijzigen.<br />

De Heindijk is bestemd tot Dijken met landschaps- en natuurwaarden. Behalve dat deze<br />

dijk een functie heeft voor het verkeer, vormt de Heindijk een landschappelijk waardevol<br />

element. Langs delen van de dijk komen waardevolle planten voor. De dijk met daarop de<br />

weg, de bermen en taluds vormt in ruimtelijk opzicht een geheel. Om die reden is gekozen<br />

voor één bestemming voor de dijk, waarin de verschillende aspecten tot uitdrukking zijn<br />

gebracht. De verkeersfunctie is binnen de bestemming Dijken met landschaps- en natuurwaarden<br />

voldoende veilig gesteld.<br />

De delen van de Zeehoeveweg, Maasweg en Kamplaan, voor zover deze niet liggen binnen<br />

het Recreatiepark Kruininger Gors, hebben een verkeersbestemming gekregen waar-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 2<br />

bij door het toekennen van de subbestemming verblijfsgebied het karakter van deze wegen<br />

tot uitdrukking is gebracht. De functie van deze wegen dient minder gericht te zijn op<br />

de doorstroming van het verkeer en meer op het verblijf. Hierbij speelt de aanwijzing als<br />

30 km/h-gebied van deze wegen een belangrijke rol.<br />

Zoals hiervoor is vermeld, ligt het op dit moment niet in het voornemen de ontsluitingsstructuur<br />

van het Recreatiepark Kruininger Gors te wijzigen.<br />

b. Zoals al is aangegeven, is de bestemming zo globaal en flexibel mogelijk van opzet zonder<br />

nadere detaillering van overige functies en voorzieningen, zoals wegen. Deze voorzieningen<br />

zijn echter in de doeleindenomschrijving opgenomen en als zodanig toegestaan.<br />

c. Het Recreatiepark Kruininger Gors is aan de westzijde vrijwel direct vanaf de provinciale<br />

weg bereikbaar. Voorts wordt het gebied Kruininger Gors ontsloten vanaf de Heindijk. Het<br />

ligt niet in de bedoeling openbare wegen af te sluiten zolang er geen nieuwe ontsluitingsmogelijkheden<br />

voorhanden zijn. Het bestemmingsplan voorziet niet in een nieuwe ontsluiting.<br />

In de mogelijkheden tot hulpverlening bij calamiteiten worden door dit plan geen veranderingen<br />

gebracht.<br />

Conclusie<br />

De reacties geven geen aanleiding tot aanpassing van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>.<br />

2. R.F. Freeke, C. Freeke-Winterswijk, Polderweg 6, 3233 LR Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Deze reactie van de bovengenoemde belanghebbenden is nagenoeg gelijkluidend aan de reactie<br />

die onder 1 is weergegeven. In de reactie (onder 1b) is echter ook aangegeven dat het niet<br />

de bedoeling kan zijn dat ook de Poldersweg als ontsluitingsweg voor het Recreatiepark Kruininger<br />

Gors gaat fungeren.<br />

Commentaar<br />

Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.<br />

Daarbij is aangegeven dat het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> niet voorziet in een wijziging van<br />

de ontsluitingsstructuur van Kruininger Gors. De Poldersweg krijgt dan ook geen andere functie<br />

dan de huidige ten gevolge van dit bestemmingsplan.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 3<br />

3. G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne<br />

W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne<br />

L. Bronder, Zeehoeveweg <strong>21</strong>, 3233 XK Oostvoorne<br />

Van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne<br />

H.A.G. Kooij, Heindijk 5, 3233 LE Oostvoorne<br />

G. Langendoen-Stoof, Zeehoeveweg 6, 3233 Oostvoorne<br />

W.J. Langendoen, Zeehoeveweg 4, 3233 XK Oostvoorne<br />

C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />

N.A. van Nes, Heindijk 7, 3233 LE Oostvoorne<br />

E. Th Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne<br />

M. Weda, Sparrendaal 6, Oostvoorne, p/a Gorsplein, 3233 XC Oostvoorne<br />

A. van Winden, Kamplaan 1, 3233 XD Oostvoorne<br />

M. Witte, Zeehoeveweg 27, 3233 XK Oostvoorne<br />

D. Wijntjes, Zeehoeveweg 2, 3233 XK Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Betrokkenen maken bezwaar tegen de bestemming Bedrijfsdoeleinden aan de Zeehoeveweg.<br />

b. Verder zijn de reacties gelijkluidend aan de reacties onder 1.<br />

Commentaar<br />

a. Zoals in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven, betreft het hier<br />

de uitplaatsing van een reeds jaren lang gevestigd bedrijf vanuit het Recreatiepark Kruininger<br />

Gors. De activiteiten van het bedrijf, gevestigd aan de Gorslaan, passen niet langer<br />

in de structuur en de opzet van het recreatiepark. Om die reden was de eigenaar van het<br />

Recreatiepark Kruininger Gors niet langer bereid om het huurcontract voor de locatie in het<br />

recreatiepark te verlengen. Daardoor moest de bedrijfsvoering ter plaatse worden beëindigd.<br />

De betreffende ondernemer heeft hiertoe een perceel in de nabijheid van het recreatiecentrum<br />

aangekocht. De recreanten op het Kruininger Gors vormen immers voor een<br />

belangrijk deel zijn doelgroep. Het bedrijf heeft er dan ook grote waarde aan gehecht om in<br />

het gebied Kruininger Gors gevestigd te kunnen blijven. Met als achtergrond de jarenlange<br />

binding van het bedrijf aan <strong>Kruiningergors</strong>, is het gemeentebestuur bereid geweest medewerking<br />

te verlenen aan de vestiging van het bedrijf op de beoogde locatie. Voor de realisering<br />

is inmiddels een vrijstellingsprocedure op basis van artikel 19 lid 1 van de Wet op<br />

de Ruimtelijke Ordening (WRO) gevolgd. Op basis daarvan is bouwvergunning voor het<br />

bedrijfsgebouw verleend.<br />

b. Voor de beantwoording op deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

4. G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne<br />

W.J. Borremans, Zeehoeveweg 2a, 3233 XK Oostvoorne<br />

C. van Dorsser, Heindijk 13, 3233 LE Oostvoorne<br />

Van der Hoog, Zeehoeveweg 37, 3233 XK Oostvoorne<br />

H.A.G. Kooij, Heindijk 5, 3233 LE Oostvoorne<br />

M.T. Langendoen-Stoof, Zeehoeveweg 6, 3233 XK Oostvoorne<br />

W.J. Langendoen, Zeehoeveweg 4, 3233 XK Oostvoorne<br />

C. Mol, Zeehoeveweg 29, 3233 XK Oostvoorne<br />

C.D. Mol, Zeehoeveweg 8a, 3233 XK Oostvoorne<br />

N.A. van Nes, Heindijk 7, 3233 LE Oostvoorne<br />

A.J. van Oudewaarden, Kamplaan 8, 3233 XD Oostvoorne<br />

E. TH. Rothuis, Kamplaan 12, 3233 XD Oostvoorne<br />

D. Wijntjes, Zeehavenweg 2, 3233 XK Oostvoorne<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 4<br />

Reactie<br />

De reacties van de hierboven genoemde personen zijn gelijkluidend. Deze worden als een reactie<br />

behandeld.<br />

Betrokkenen maken op voorhand bezwaar tegen het verlenen van een bouwvergunning voor de<br />

bouw van bedrijfsruimte/bouwmarkt aan de Zeehoeveweg en ook tegen een eventuele wijziging<br />

van het bestemmingsplan hiervoor.<br />

Commentaar<br />

Betrokkenen hebben bezwaar gemaakt naar aanleiding van de publicatie van de bouwaanvraag.<br />

Het gemeentebestuur heeft naar aanleiding daarvan betrokkenen schriftelijk in kennis<br />

gesteld dat het op dat moment om een aanvraag om bouwvergunning ging waarover nog geen<br />

besluitvorming had plaatsgevonden. Door vertraging in de voorbereiding van het bestemmingsplan<br />

Kruininger Gors is er sprake van een relatief lange periode tussen het indienen van de inspraakreacties<br />

en het opstellen van het uiteindelijke inspraakverslag. In de tussenliggende periode<br />

is een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO gevolgd en is de bouwvergunning verleend.<br />

Bij die procedure zijn betrokkenen in de gelegenheid geweest hun bedenkingen tegen het voornemen<br />

om vrijstelling te verlenen kenbaar te maken. Het gemeentebestuur heeft na afweging<br />

van de verschillende belangen besloten om medewerking te verlenen aan het verplaatsen van<br />

het betreffende bedrijf naar de locatie aan de Zeehoeveweg. Een logisch vervolg is het opnemen<br />

van het bedrijf in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan. Behalve het bieden van<br />

bouwmogelijkheden, wordt hierdoor ook het gebruik van de bedrijfslocatie op een afdoende<br />

wijze geregeld.<br />

Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording onder 3.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

5. A. Bakker, rechtskundig adviseur, namens J. Punt, Van der Meerweg 25,<br />

3233 BW Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Ondanks dat in grote mate tegemoet is gekomen aan de wensen tot hervestiging van het bedrijf,<br />

is belanghebbende van mening dat niet geheel wordt voldaan aan de overige bedrijfsbelangen.<br />

Bezwaar bestaat tegen de op de plankaart aangegeven aanduiding B(z) voor de gronden die<br />

zijn gelegen rondom het toekomstige bedrijfsgebouw. Op deze gronden zijn namelijk geen gebouwen<br />

toegestaan. Voor de noodzakelijke controle op het bedrijf buiten de openingsuren en bij<br />

calamiteiten is een bedrijfswoning volgens belanghebbende essentieel.<br />

Commentaar<br />

Zoals belanghebbende aangeeft, is tegemoetgekomen aan de wens om in de omgeving van de<br />

recreatieterreinen het bedrijf te hervestigen. Aan een eerder geuite wens om daarbij een bedrijfswoning<br />

te realiseren is niet tegemoetgekomen. Op provinciaal en gemeentelijk niveau<br />

wordt een zeer terughoudend beleid gevoerd ten aanzien van het realiseren van nieuwe woningen<br />

in het buitengebied. Een uitzondering hierop vormt het vervangen van bestaande woningen.<br />

Uit een oogpunt van bedrijfsvoering is de aanwezigheid van een woning bij het bedrijf niet<br />

strikt noodzakelijk. Er vinden geen activiteiten plaats die continu moeten worden gecontroleerd.<br />

De afstand tot het dorp is betrekkelijk gering, zodat de exploitant bij calamiteiten snel ter plaatse<br />

kan zijn.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 5<br />

6. J.C.J.L. Barendregt, Gildenlaan 1, 3233 DA Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Gezien het karakter van het plan is de indruk ontstaan dat het recreatieve aspect de hoogste<br />

prioriteit heeft. De lintbebouwing aan de Zeehoeveweg wordt hierbij in het geheel niet<br />

ingevuld. Eerder is de indruk gewekt dat rustig wonen en recreëren samen konden gaan.<br />

Zelfs was sprake van een goede (groene) afscherming tussen woningen en recreatiegebied.<br />

b. Een deel van de gronden van belanghebbende ligt in de zone die is bedoeld voor uitbreiding<br />

van het recreatiecentrum en een deel langs de Zeehoeveweg waaraan een tuinbestemming<br />

is toegekend. Aan het begin van de Zeehoeveweg staan nieuwe woningen gepland.<br />

Het wordt alleszins redelijk gevonden dat het deel van de grond van betrokkene,<br />

gelegen aan de Zeehoeveweg, eveneens voor bebouwing in aanmerking komt.<br />

Eerder is door belanghebbenden een verzoek ingediend voor een bouwvergunning. Dit<br />

verzoek is niet gehonoreerd in verband met de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan.<br />

Het nieuwe bestemmingsplan biedt volgens belanghebbende nu de mogelijkheid<br />

een duidelijke en landelijke afscheiding te bewerkstelligen tussen het recreatiegebied<br />

en het woongebied.<br />

Commentaar<br />

a. Het karakter van het bestemmingsplan wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid<br />

van de recreatieterreinen. Deze nemen immers een belangrijk deel van het plangebied<br />

in beslag. Voor zover mogelijk, is in bestaande situaties en bij nieuw in te richten<br />

terreinen een groene afscherming aangegeven. In sommige gevallen is het echter, vanwege<br />

de aanwezigheid van bestaande bebouwing, niet mogelijk een groenzone te realiseren.<br />

b. De bouwmogelijkheden aan het begin van de Zeehoeveweg dienen ter vervanging van<br />

eerder op het recreatiepark aanwezige woningen. Het provinciaal en gemeentelijk beleid is<br />

gericht op het voorkomen van een verdere verdichting en het voorkomen van een toename<br />

van het aantal woningen in dit gebied. Gezien dit beleid kan aan het verzoek om een deel<br />

van de gronden van belanghebbende te mogen bebouwen, niet worden tegemoetgekomen.<br />

Zoals onder a is aangegeven, is zoveel mogelijk getracht een groene afscherming tot<br />

stand te brengen tussen de verschillende terreinen. Daar waar dit mogelijk en uitvoerbaar<br />

is, zijn groenzones aangegeven.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

7. G. Breeman, Zeehoeveweg 25, 3233 XK Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Verzocht wordt de gronden naast de woning van betrokkene eveneens te bestemmen voor<br />

Woondoeleinden. Op deze gronden, met de bestemming Tuinen, is reeds erfbebouwing aanwezig<br />

die bij een eventueel toe te passen saneringsregeling kan worden betrokken.<br />

Commentaar<br />

Voor het opstellen van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gebruikgemaakt van de meest recente<br />

basiskaart. Op deze kaart staan voornamelijk hoofdgebouwen aangegeven en ontbreken<br />

veelal bijgebouwen. Het bouwvlak met de bestemming Woondoeleinden is enigszins uitgebreid.<br />

Aan het verzoek kan worden tegemoetgekomen.<br />

Conclusie<br />

De reactie is aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 6<br />

8. Maatschap Van Dorsser-Zeelenberg, Heindijk 13, 3233 LE Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Gezien het ter plaatse aanwezige agrarische bedrijf, verzoekt belanghebbende de bestemming<br />

Tuinen van de in zijn eigendom behorende gronden te wijzigen in de bestemming<br />

Agrarische doeleinden. De bestemming Tuinen levert een belemmering op voor de agrarische<br />

bedrijfsvoering. Echter, ook de wijze waarop in het voorontwerpplan invulling is gegeven<br />

aan de bestemming Agrarische doeleinden, remt de ontwikkeling van het bedrijf. De<br />

maximale omvang van een onderkomen van dieren van 10 m² op een oppervlakte van<br />

2,5 ha is bijvoorbeeld te gering.<br />

b. Belanghebbende voorziet problemen voor de bewoners van het Gors wat betreft het recreatieve<br />

gedeelte dat eigendom is van de Molecaten Groep. Bij afsluiting van het terrein<br />

zullen bewoners van het Gors niet meer in het duingebied kunnen komen. Naar de mening<br />

van betrokkene is dit nimmer de bedoeling geweest.<br />

c. De ontsluiting van het gebied is onvoldoende duidelijk aangegeven.<br />

d. Betrokkene mist een verdere invulling van het recreatieve gedeelte.<br />

e. Verder is belanghebbende van mening dat een bouwmarkt met gasopslag en een zagerij<br />

niet past in het buitengebied. Er worden problemen voorzien ten aanzien van overlast in de<br />

vorm van verkeer, gevaar en geluid.<br />

f. Tenslotte reageert belanghebbende op een agendapunt van de raadsvergadering van<br />

26-06-2001. Hierbij wordt de raad voorgesteld om een voorbereidingsbesluit te nemen<br />

voor het watersportcentrum en het niet-recreatieve deel van <strong>Kruiningergors</strong>. In het raadsvoorstel<br />

wordt tevens voorgesteld om de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen op basis<br />

van 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te delegeren aan burgemeester en<br />

wethouders. Indien dit agendapunt wordt aangenomen, is een wijziging van het conceptbestemmingsplan<br />

niet meer mogelijk.<br />

Commentaar<br />

a. De bestemming Agrarische doeleinden ter plaatse van Heindijk 13 zal worden uitgebreid.<br />

b. De eigenaar van het recreatiepark komt de bevoegdheid toe delen van het terrein geheel<br />

of gedeeltelijk af te sluiten waarbij rekening gehouden zal worden met de belangen van de<br />

gasten en de doelstelling van de onderneming. In het verleden is, onder andere in het<br />

winterseizoen, veel overlast ondervonden door derden waarbij eigendommen in mindere<br />

mate werden gerespecteerd. Het bestemmingsplan is geen instrument, door middel waarvan<br />

het al dan niet openbaar zijn van terreinen kan worden geregeld. Het beleid van het<br />

gemeentebestuur is er echter op gericht het duingebied zoveel mogelijk open en bereikbaar<br />

te houden, ook voor recreanten van buiten het recreatiepark.<br />

c. Voor de beantwoording op deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording onder 1.<br />

d. Voor het recreatiepark is gekozen voor de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. In<br />

deze globale bestemming is geen nadere detaillering aangegeven van de overige met de<br />

recreatie samenhangende en in het gebied voorkomende functies en voorzieningen, zoals<br />

wegen, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen of speelplaatsen.<br />

Door middel van de subbestemming is wel aangegeven waarvoor sommige terreinen specifiek<br />

zijn bestemd. Zo is een onderscheid gemaakt tussen de terreinen waarop uitsluitend<br />

recreatiewoningen zijn toegestaan en terreinen waar uitsluitend andere kampeermiddelen<br />

mogen worden geplaatst.<br />

e. Voor de beantwoording op dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording<br />

onder 3.<br />

f. De voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan vergt veel tijd. Tijdens de voorbereiding<br />

doen zich ontwikkelingen voor die passen binnen het gemeentelijke beleid, maar waar het<br />

geldende bestemmingsplan niet in voorziet. In de voorliggende situatie geldt een plan dat<br />

grotendeels dateert uit 1947. Als toetsingkader voor nieuwe ontwikkelingen heeft dit plan<br />

zijn waarde grotendeels verloren. Gelet op de lange tijd van voorbereiding van het voorliggende<br />

bestemmingsplan, heeft het gemeentebestuur op basis van artikel 19 WRO vrijstelling<br />

verleend voor de realisering van een watersportcentrum aan het Brielse Meer en de<br />

verplaatsing van het bedrijf van de heer Punt vanuit het recreatiecentrum naar een locatie<br />

aan de Zeehoeveweg. Voor het volgen van de vrijstellingsprocedure was in de voorliggende<br />

situatie een voorbereidingsbesluit nodig in verband met de ouderdom van het geldende<br />

plan. Hiertoe heeft de gemeenteraad in de vergadering van 26 juni 2001 besloten.<br />

Tegen zowel het voorbereidingsbesluit als het voornemen om vrijstelling te verlenen be-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 7<br />

stond de mogelijkheid om bezwaar in te dienen. De rechtsbescherming is hiermee in voldoende<br />

mate gewaarborgd.<br />

Conclusie<br />

De reactie onder a is aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen. Voor het overige<br />

geeft de reactie geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpplan.<br />

9. Dhr. en mevr. J.A. Freeke, Maasweg 3, 3233 XE Oostvoorne<br />

Reactie<br />

Geconstateerd wordt dat er verschillen bestaan in de wijze waarop de bestaande verblijfsrecreatieve<br />

terreinen zijn ingepast.<br />

a. Op de plankaart is bij Maasweg 3 een royale groenstrook voor opgaande beplanting rond<br />

het recreatieterrein aangegeven. Bij andere locaties is geheel of gedeeltelijk een zeer<br />

dunne, een wat bredere of geen groenzone aangegeven. Van geheel rondom de terreinen<br />

doorgetrokken groenstroken is geen sprake.<br />

b. Het wordt onjuist geacht dat voor het Recreatiepark Kruininger Gors geen landschappelijk<br />

inpassingselement is aangegeven. Zonder enige afscherming grenzen delen van het park<br />

aan terreinen van derden.<br />

c. Gezien de oppervlakte van het recreatieterrein aan de Maasweg 3 is het aantal kampeerplaatsen<br />

dat hier wordt toegestaan te gering. Verzocht wordt het aantal kampeerplaatsen<br />

te vergroten of de verblijfsaccommodatie op te waarderen in de vorm van recreatiewoningen.<br />

d. De bestemmingsgrenzen van het terrein stemmen niet overeen met het kadastrale eigendom.<br />

Verzocht wordt dit aan te passen waarbij de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden<br />

aan de zuidoostzijde dient te worden uitgebreid.<br />

e. De bestemming van het recreatieterrein wijkt volgens belanghebbenden af van de gebruikelijke<br />

regeling binnen de gemeente. Zo dienen woningen die bij recreatieve verblijfsterreinen<br />

behoren als bedrijfswoning te worden aangemerkt.<br />

f. De tegenover Maasweg 3 gelegen gronden hebben ten onrechte de bestemming Tuinen<br />

gekregen. Reeds geruime tijd zijn deze gronden in gebruik als parkeerterrein als aanvulling<br />

op de parkeervoorzieningen van het Recreatiepark Kruininger Gors.<br />

g. Naar de mening van belanghebbenden bestaat er een redelijk beeld over het gebied dat<br />

binnen de recreatieve voorzieningen een rol vervult, of kan vervullen. De Gorshoeve is<br />

hierbij redelijk ingepast, waarbij het aantal kampeerplaatsen is vergroot en is aangepast<br />

aan de beschikbare grond. De gronden van betrokkene aan de Zeehoeveweg maken deel<br />

uit van het zogenaamde overloopgebied van het Kruininger Gors. Praktisch gezien moet<br />

hiermee op dezelfde wijze worden omgegaan als met vergelijkbare objecten, namelijk de<br />

woningen in het Kruininger Gors. Op het moment dat een vergelijk totstandkomt met de<br />

exploitant van het Kruininger Gors, dient eenzelfde uitplaatsingconstructie te worden gecreëerd.<br />

Elders in het plangebied kunnen betrokkenen dan een nieuwe woonlocatie zoeken<br />

en kan de bestaande woning worden gesloopt.<br />

h. Belanghebbenden vragen zich af waarom in de toelichting is vermeld dat locatie Maasweg<br />

3 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma van de provincie Zuid-Holland.<br />

Commentaar<br />

a. Bij nieuwe terreinen, terreinen die opnieuw ingericht gaan worden of terreinen waar de<br />

ruimte daarvoor toereikend zijn, voor zover mogelijk en praktisch uitvoerbaar, groenzones<br />

voor de landschappelijke inpassing aangegeven. Behalve bij Maasweg 3 is ook bij een<br />

aantal andere terreinen sprake van een groenzone langs het gehele terrein. Het uitgangspunt<br />

is daarbij een groenzone van minimaal 5 m breed en afhankelijk van de situatie, zo<br />

mogelijk breder. De groenzone aan de noordzijde van het perceel Maasweg 3 is in het<br />

voorontwerpplan breder. Deze zijde ligt niet aan de openbare weg. Een breedte van 5 m is<br />

acceptabel.<br />

b. In het oostelijk deel van het recreatiepark is voor het her in te richten recreatieterrein een<br />

groenzone aangegeven die bedoeld is voor visuele afscherming. Langs grote delen van<br />

het recreatiecentrum zijn langs de randen echter recreatiewoningen aanwezig. Hier is het<br />

aanbrengen van groenzones voor landschappelijke inpassing alleen mogelijk door het<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 8<br />

verwijderen van de recreatiewoningen of het realiseren van deze groenzones op percelen<br />

van derden. De uitvoerbaarheid hiervan is zeer gering. Hierdoor is in deze situaties geen<br />

bestemming Groenvoorzieningen aangegeven.<br />

c. Het aantal toegestane kampeermiddelen is in overeenstemming met het aantal kampeermiddelen<br />

dat is genoemd in de gemeentelijke kampeervergunning. Gezien de oppervlakte<br />

van het Recreatiepark Kruininger Gors en het relatief grote aantal aanwezige kampeermiddelen<br />

in het gebied, is het beleid niet gericht op een toename van het aantal kampeermiddelen.<br />

Verplaatsing, herinrichting of wijziging van terreinen zullen kwaliteitsverbetering<br />

tot doel dienen te hebben, met name op het Recreatiecentrum Kruininger Gors. De ruimte<br />

hiervoor op het recreatiecentrum is zeer beperkt. Een toename van de verblijfsaccommodatie<br />

op het terrein Maasweg 3 wordt alleen voorgestaan in samenhang met een vermindering<br />

van de accommodatie op het recreatiecentrum als gevolg van een plan tot kwaliteitsverbetering.<br />

Concrete plannen hiervoor ten aanzien van Maasweg 3 zijn niet voorhanden,<br />

zodat wordt volstaan met een consolidatie van de bestaande situatie voor het laatstgenoemde<br />

perceel. Ook een toename van het aantal recreatiewoningen past niet binnen<br />

dit beleid. Daarom kan aan het verzoek niet worden tegemoetgekomen.<br />

d. De bestemmingsgrenzen zijn mede gebaseerd op de kadastrale informatie die bekend was<br />

bij de voorbereiding van het concept voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong>. Het perceel met de<br />

bestemming vRk (inclusief woning Maasweg 3) vormt een afzonderlijk kadastraal perceel,<br />

dat richtinggevend is geweest voor de bestemmingslegging. Het betreft een kleinschalig<br />

kampeerterrein met ten hoogste 4 kampeermiddelen. Een mogelijke uitbreiding zal moeten<br />

worden bezien in het kader van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Er is geen aanleiding tot aanpassing van de bestemmingsgrenzen.<br />

e. Alle binnen het plangebied aanwezige woningen die geen recreatiewoning zijn, zijn bestemd<br />

tot Woondoeleinden. Aan de hand van ervaringen met bedrijfswoningen in het verleden,<br />

is in algemene zin gebleken dat het niet eenvoudig is om bij gewijzigde (bedrijfs)omstandigheden<br />

het gebruik van woningen als bedrijfswoning te handhaven. Om die<br />

reden is het gemeentebestuur zeer terughoudend ten aanzien van het bestemmen van<br />

woningen bij bedrijven als bedrijfswoning. Materieel maakt het overigens geen groot verschil<br />

of een bestaande woning wordt aangemerkt als bedrijfswoning of dat deze wordt bestemd<br />

tot Woondoeleinden. De woonfunctie kan in beide situaties worden gecontinueerd.<br />

In feite biedt een bestemming Woondoeleinden ruimere mogelijkheden, omdat daardoor<br />

de woning zo nodig kan worden verkocht als "burgerwoning".<br />

f. Aan meerdere voormalige agrarische percelen is de bestemming Tuinen toegekend. Sommige<br />

daarvan vervullen bij piekbelasting een functie als zogenaamd aanvullend parkeerterrein<br />

en sommige zijn daarvoor het gehele zomerseizoen in gebruik. Het hier bedoelde terrein<br />

behoort blijkbaar tot de laatste categorie. Er bestaat derhalve geen bezwaar aan de<br />

bestemming Tuinen de nadere aanwijzing parkeervoorzieningen toe te kennen.<br />

g. Wanneer, of en op welke wijze de zogenaamde overloopgebieden zullen worden aangewend<br />

voor de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve voorzieningen staat op dit moment niet<br />

vast. Vooruitlopen op eventueel toekomstige ontwikkelingen, door bijvoorbeeld het bieden<br />

van uitplaatsingsmogelijkheden, is in het kader van dit bestemmingsplan voorbarig. Wanneer<br />

zich in de looptijd van het bestemmingsplan wijzigingen voordoen die in planologisch<br />

opzicht niet waren voorzien en die in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid,<br />

zal voor de realisering een afzonderlijke procedure worden gevolgd.<br />

h. De locatie Maasweg 3 was opgenomen op de zogenaamde BIO-actueellijst van het Provinciaal<br />

Programma Water en Milieu 1994/1997, Dienst Water en Milieu van de provincie<br />

Zuid-Holland. Uitgaande van deze lijst is de locatie in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

genoemd. In recentere provinciale documenten komt de locatie niet meer<br />

voor. In verband daarmee wordt de toelichting aangepast.<br />

Conclusie<br />

De reacties onder a en f en h zijn aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 9<br />

10. F.A. Hoek, Velgersdijk 29, 3079 HV Rotterdam<br />

Reactie<br />

a. De afsluiting van de Gorslaan als openbare weg voor gemotoriseerd verkeer is geen<br />

goede ontwikkeling. Er kan daardoor een besloten gemeenschap ontstaan hetgeen niet<br />

bevorderlijk is. Ingeval van noodsituaties zal men gedwongen worden naar één uitgang te<br />

gaan. Hierdoor kunnen, ingeval van ernstige calamiteiten, levensbedreigende situaties<br />

ontstaan. Een centrale, openbare weg zorgt ervoor dat hulpverleners vanuit verschillende<br />

richtingen snel ter plaatse kunnen zijn.<br />

b. Volgens belanghebbende zijn met de Molecaten Groep in het verleden afspraken gemaakt<br />

dat recreatiewoningen met een onderlinge afstand van minder dan 3 m verplaatst dienen<br />

te worden. Uit het bestemmingsplan wordt opgemaakt dat tot nu toe niet effectief gebruikte<br />

terreinen in de toekomst doelmatiger gebruikt zullen gaan worden (voetbalveld, groot parkeerterrein,<br />

hertenkamp en populierenbos). Dit is het geschikte moment om de vrijkomende<br />

terreinen te gebruiken voor recreatiewoningen die noodgedwongen verplaatst<br />

moeten worden. Recreanten, die vanwege de aangescherpte regelgeving verplaatst moeten<br />

worden, dienen als eerste in aanmerking te komen voor een grotere kavel.<br />

Commentaar<br />

a. Voor de beantwoording op dit deel van de reactie wordt verwezen naar de beantwoording<br />

onder 3.<br />

b. Het beleid van de ondernemer en de gemeente is gericht op het verbeteren van de kwaliteit<br />

van de recreatieterreinen en de overige voorzieningen. Uitsluitend in dat kader zal het<br />

recreatiepark mogen uitbreiden. Verplaatsing van recreatiewoningen en toewijzing van kavels<br />

binnen het recreatiepark is in eerste instantie voorbehouden aan de exploitant van het<br />

park. Het bestemmingsplan biedt uitsluitend het ruimtelijk juridische kader waar in nieuwe<br />

situaties aan moet worden getoetst.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpplan.<br />

11. Kampeervereniging 't Hertekamp, secretariaat H. Bos, Reviusrondeel 20,<br />

2902 EA Capelle aan den IJssel<br />

Reactie<br />

De reactie van de kampeervereniging heeft in grote lijnen betrekking op het herinrichtingsplan<br />

van de Molecaten Groep om de camping rond de velden 1 tot en met 9 te herstructureren. Dit<br />

plan wordt uitgebreid in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> beschreven. Dit is<br />

de aanleiding om ook te reageren op het voorontwerpplan.<br />

a. In het plan wordt ervan uitgegaan dat vrijwel elke caravan is voorzien van eigen sanitair. Er<br />

zijn echter caravans zonder douche en toilet, zodat gebruik wordt gemaakt van de centrale<br />

voorzieningen. De kampeervereniging verwacht dat er in de toekomst toch sanitaire voorzieningen<br />

moeten blijven. Deze kunnen eventueel worden gecombineerd met de voorzieningen<br />

op de toeristische standplaatsen, mits de maximale afstand van 150 m niet wordt<br />

overschreden.<br />

b. Aangegeven is dat het Praethuys wordt aangemerkt als een mogelijkheid voor uitbreiding<br />

van de verblijfsaccommodatie op eigen terrein. De vereniging organiseert hier echter veel<br />

activiteiten voor de recreanten. Een recreatiegebouw is nodig en zal een bijdrage leveren<br />

aan de kwaliteit van de recreatievoorzieningen. Ook de botenloods wordt nog steeds gebruikt<br />

voor de winteropslag van boten en caravans. Een deel is ook in gebruik voor de opslag<br />

van materialen. De behoefte aan opslag blijft.<br />

c. In het ontwerp is er slechts één speelplaats die alleen bereikbaar is via de openbare Gorslaan.<br />

Gepleit wordt voor meerdere, veilig te bereiken speeltuintjes.<br />

d. Aangenomen wordt dat de telefooncel wordt verplaatst naar de centrale voorzieningen.<br />

e. Voor 100 toeristische en 260 vaste standplaatsen zijn 450 parkeerplaatsen gepland. Dit is<br />

1,25 parkeerplaats per perceel, dus minder dan de vereiste 1,4.<br />

f. De afstand tussen de caravan en het verzamelpunt voor afval is op sommige plaatsen erg<br />

groot. Vooral voor ouderen is dit bezwaarlijk. Wellicht dat voor een enkeling het afval wekelijks<br />

kan worden opgehaald.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 10<br />

g. In de omschrijving wordt uitgegaan van maximaal 100 toeristische plaatsen, op de plantekening<br />

staat een maximum van 50. Voorts staat op de plantekening dat de 260 vaste<br />

standplaatsen deels worden ondergebracht op het te ontbossen terrein ten noorden van<br />

Bosland. Volgens de omschrijving en figuur 6 worden de 260 kampeerplaatsen al verwezenlijkt<br />

in fase 1, zodat dat deel van het bos voor andere (kampeer)doeleinden kan worden<br />

gebruikt.<br />

h. Het terrein Abrikozenhof heeft aan de zuidzijde geen groene rand, op de plantekening is<br />

deze wel vermeld. Dat betekent wel een plaats minder.<br />

i. De laatste jaren zijn al grotere kampeerplaatsen gecreëerd. De betrokken kampeerders<br />

gaan ervan uit dat zij geen onderdeel uitmaken van de herstructurering. Dit blijkt niet het<br />

geval. Het aantal opzeggingen als gevolg hiervan kan mogelijk worden beperkt door het<br />

indelingsplan zodanig te wijzigen dat (veel) caravans kunnen blijven staan.<br />

j. Enkele kampeerplaatsen zijn alleen toegankelijk via de Gorslaan. Het grootste bezwaar<br />

hiertegen is het gevaar voor spelende kinderen. Een kampeerplaats moet bereikbaar zijn<br />

via secundaire campingwegen, paden en/of grasvlaktes.<br />

Commentaar<br />

Algemeen<br />

De inrichting en het op peil houden van de voorzieningen op het recreatiepark is in eerste instantie<br />

een zaak van de eigenaar/exploitant van het recreatiepark. Er mag van worden uitgegaan<br />

dat, in het belang van een goede onderneming, de exploitant een goed en kwalitatief<br />

hoogwaardig product aanbiedt aan de recreanten. Het niveau van de voorzieningen zal hierbij<br />

een belangrijke factor zijn. Ditzelfde geldt voor de inrichting. Dit zijn zaken die in het bestemmingsplan<br />

niet zijn vastgelegd. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden, zoals het realiseren<br />

van sanitaire voorzieningen. Het bestemmingsplan kan echter niet afdwingen dat deze sanitaire<br />

voorzieningen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Bovendien is het betreffende herinrichtingsplan<br />

inmiddels gerealiseerd. De gemaakte opmerkingen zijn daardoor voor een belangrijk<br />

deel achterhaald. Om die reden wordt niet afzonderlijk op iedere opmerking van de kampeervereniging<br />

ingegaan.<br />

De volgende punten geven nog aanleiding tot een afzonderlijk commentaar:<br />

b. Het Praethuys en de botenloods hebben geen op hun specifieke functie gerichte bestemming<br />

gekregen. Ter wille van de flexibiliteit maken deze gebouwen onderdeel uit van de<br />

bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Het nadeel daarvan is dat de drempel om bestaande<br />

voorzieningen te handhaven mogelijk wat lager kan zijn. De wenselijkheid van een<br />

uitwisseling van bouw- en gebruiksmogelijkheden heeft in de voorliggende situatie geprevaleerd.<br />

e. Voor kampeermiddelen wordt een norm gehanteerd van 1,1 parkeerplaats per kampeermiddel,<br />

voor recreatiewoningen een norm van 1,4 per recreatiewoning. Deze normen zijn<br />

opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid die op een deel van het herinrichtingsgebied van<br />

toepassing is. Het aantal parkeerplaatsen voor het nieuw ingerichte deel van het recreatiepark<br />

is voldoende.<br />

g. Bij de aanpassing van het plan is de regeling van het maximum aantal standplaatsen gewijzigd.<br />

Er is nu in de voorschriften een maximum aantal verblijfseenheden voor het hele<br />

recreatiepark opgenomen, waardoor uitwisseling tussen de verschillende vormen van verblijfsaccommodatie<br />

mogelijk is.<br />

h. Het betreffende deel van de Abrikozenhof grenst aan een woonperceel van derden. Uit<br />

een oogpunt van privacy, maar ook vanwege de landschappelijke inpassing, is in het bestemmingsplan<br />

voor deze zone de bestemming Groenvoorzieningen opgenomen.<br />

Conclusie<br />

De reacties geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 11<br />

12. Kampeervereniging Larixhof, secretariaat Rembrandtlaan 83a, 3117 VP<br />

Schiedam<br />

Reactie<br />

a. In zijn algemeenheid had bij de direct betrokkene informatie moeten worden ingewonnen.<br />

Met de belangen van de Molecaten Groep wordt meer rekening gehouden dan met de huidige<br />

bezitters van de caravans en vakantiehuisjes.<br />

b. In de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is aangegeven dat naast de kwaliteitsverbetering<br />

ook de aanpassing van de ontsluitingsstructuur essentieel is. Zeker wanneer<br />

is onderkend dat de huidige situatie verkeersonveilig is. Het komt dan ook onbegrijpelijk<br />

over dat nu al, op grond van financiële motieven, is besloten geen wijzigingen in de<br />

ontsluiting aan te brengen.<br />

c. In de bijlage van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn berekeningsuitgangspunten opgenomen<br />

met betrekking tot de intensiteiten en het wegverkeerslawaai van de Heindijk.<br />

Hoe pakken deze berekeningen uit voor de Gorslaan.<br />

d. Bij uitbreiding van het aantal standplaatsen zal bij de huidige infrastructuur nog meer druk<br />

komen te liggen op onveilige situaties.<br />

Commentaar<br />

a. Tijdens de voorbereiding van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> heeft overleg plaatsgehad<br />

met de Molecaten Groep. Aanleiding hiertoe vormde de wens van de gemeente tot kwaliteitsverbetering<br />

van het Recreatiecentrum Kruininger Gors. Daarnaast zijn diverse instanties<br />

in staat gesteld een reactie op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> te geven.<br />

Bovendien is tijdens een inloopavond de mogelijkheid geboden meer informatie over het<br />

plan te verkrijgen.<br />

b. Zoals in de toelichting op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> reeds is aangegeven, is een<br />

verbetering van de ontsluitingsstructuur, zonder financiële inbreng van derden, op dit moment<br />

niet haalbaar. Deze inbreng is niet aanwezig, zodat het realiseren van een nieuwe<br />

ontsluitingsstructuur niet uitvoerbaar is. Hiermee dient een oplossing binnen de planperiode<br />

echter niet uitgesloten te worden. Mochten er op termijn mogelijkheden bestaan de<br />

verkeersstructuur alsnog te verbeteren, dan zal een vrijstellingsprocedure overeenkomstig<br />

de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd.<br />

c. In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen geluidszones met uitzondering<br />

van onder andere 30 km/h-gebieden. De binnen het plangebied gelegen wegen,<br />

met uitzondering van de Heindijk, krijgen een 30 km/h-regime. De Heindijk is een gezoneerde<br />

weg. Aan de Heindijk is de mogelijkheid geboden om een nieuwe woning te realiseren.<br />

Voor de geluidsbelasting aan gevels van nieuwe woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai<br />

zijn in de Wet geluidhinder normen opgenomen. Om te kunnen beoordelen<br />

of aan de normen wordt voldaan, is akoestisch onderzoek nodig. Overigens is voor de realisering<br />

van deze woning inmiddels een vrijstellingsprocedure gevolgd op basis van artikel<br />

19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Hierdoor is in het kader van het bestemmingsplan<br />

geen sprake meer van een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. Langs<br />

de Gorslaan zijn geen nieuwe woningen geprojecteerd.<br />

d. De uitbreiding van de terreinen met verblijfsaccommodatie dient uitsluitend voor de kwaliteitsverbetering<br />

van het recreatiepark. Uitbreiding van het aantal standplaatsen is hierbij<br />

niet toegestaan.<br />

De infrastructuur zal door de uitbreiding van de terreinen niet extra worden belast zodat,<br />

als reeds sprake mocht zijn van onveilige verkeerssituaties, geen extra onveilige situaties<br />

zullen ontstaan.<br />

Conclusie<br />

De reactie geven geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

13. M. Kluijtmans, Kamplaan 6, 3233 XD Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Verzocht wordt de woning Kamplaan 6 te bestemmen tot bedrijfswoning en de bijbehorende<br />

bestemming Voortuinen te laten vervallen. Bovendien wordt verzocht de mogelijkheid<br />

te bieden de woning uit te breiden tot 600 m³. De genoemde woning is in zijn geheel<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 12<br />

in gebruik als dienstwoning van de camping Gorshoeve. Deze bevat geen kantoorruimte<br />

voor de camping, hetgeen wel wenselijk is.<br />

b. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt nergens melding gemaakt van het gebouw tussen<br />

Kamplaan 4 en 6 dat als bestemming Horeca zou hebben.<br />

Commentaar<br />

a. Alle binnen het plangebied aanwezige woningen, die geen recreatiewoning zijn, zijn<br />

ondergebracht in de bestemming Woondoeleinden. Het beleid is er niet op gericht om bedrijfswoningen<br />

afzonderlijk te bestemmen. Verwezen wordt naar de beantwoording van de<br />

reactie onder 9e. Voor kantoorruimte kan een deel van de kantine worden ingericht. De inhoudsmaten<br />

van burgerwoningen zijn gebaseerd op het provinciale beleid, dat is neergelegd<br />

in de Nota Planbeoordeling 2002. In deze Nota worden maximale inhoudsmaten aangegeven<br />

voor woningen in het buitengebied. Er wordt uitgegaan van één maximale inhoudsmaat<br />

voor woning en erfbebouwing tezamen. Dit uitgangspunt is door de gemeente<br />

overgenomen. De gemeente geeft echter de voorkeur aan maximale oppervlaktematen in<br />

plaats van maximale inhoudsmaten. De feitelijke uitbreidingsmogelijkheden van de woning<br />

van betrokkene zijn afhankelijk van de huidige omvang van de woning.<br />

b. Het betreffende gebouw wordt aangemerkt als kantine bij de camping. Horeca-activiteiten<br />

zijn toegestaan voor zover deze zich richten op de gasten van de camping. Een afzonderlijke<br />

horecabestemming is op deze locatie niet wenselijk gelet op de ligging in de nabijheid<br />

van woningen.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

14. Recreatiepark Kruininger Gors b.v., Gorsplein 2, 3233 XC Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. Verzocht wordt de juiste naam van de onderneming, te weten Recreatiepark Kruininger<br />

Gors, te vermelden. Overal waar wordt gesproken over het recreatiecentrum dient dit te<br />

worden gewijzigd in het recreatiepark.<br />

b. Voor het wandelpad aan de noordzijde van het Recreatiepark Kruininger Gors wordt het<br />

volgende opgemerkt: de bevoegdheid tot het geheel of gedeeltelijk afsluiten van delen van<br />

het terrein is uitsluitend de bevoegdheid van de eigenaar van het recreatiepark. Voordat tot<br />

gedeeltelijke afsluiting is besloten, is veel hinder ondervonden van derden die overlast<br />

veroorzaakten en eigendommen van anderen niet respecteerden. Met de gedeeltelijke afsluiting<br />

is getracht de veiligheid van de gasten en hun eigendommen te vergroten. Met<br />

name gedurende de winterperiode was er sprake van inbraak en vandalisme.<br />

c. De verwijzing in de toelichting naar een convenant/intentieverklaring, waarin is opgenomen<br />

dat "verandering van de bestemming van natuur- en duingebied is uitgesloten", is verwarrend<br />

en vraagt om een nadere toelichting.<br />

Partijen hebben daar waar is gesproken over "bestemming" op hoofdlijnen, een deel van<br />

het recreatiepark willen benoemen. Met "bestemming van natuur- en duingebied" is nadrukkelijk<br />

niet, althans niet door het Recreatiepark Kruininger Gors, bedoeld vooruit te lopen<br />

op een in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> genoemde feitelijke bestemming als natuur-<br />

en duingebied.<br />

Met het oog op ruimtegebrek dat ontstaat bij de voorgenomen herstructurering, is voor de<br />

zone die deel uitmaakt van het Recreatiepark Kruininger Gors, in feite afgesproken de<br />

status quo te handhaven. Hierbij zou de duinzone niet gebruikt worden voor het uitplaatsen<br />

van recreatiewoningen.<br />

d. Het plan gaat ten onrechte uit van een duidelijk onderscheid tussen wat als strand- en<br />

duinzone en recreatiezone is aangegeven. Het terreingedeelte dat als recreatiezone is<br />

aangeduid heeft, anders dan wat in tabel 1 van de toelichting is aangegeven (een zeer besloten<br />

karakter), juist een zeer open structuur. In dat opzicht komt de passage "als zou het<br />

recreatiepark direct gelegen zijn achter een smalle duinstrook langs het Brielse Meer"<br />

vreemd over. Gelet hierop is het beter aan te geven dat het recreatiepark "direct aan het<br />

Brielse Meer ligt".<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 13<br />

e. Belanghebbende verzoekt de passage op pagina 20 1) van de toelichting "het Recreatiepark<br />

Kruininger Gors bestaat uit twee delen; het huisjesterrein en het kampeerterrein" aan<br />

te passen.<br />

f. De tekst op pagina <strong>21</strong> "duinen en bossen" onder het kopje "Landschappelijke inpassing"<br />

dient vervangen te worden door "het Brielse Meer".<br />

g. Verzocht wordt de tekst "in vrijwel alle woningen is een toilet en douche aanwezig", onder<br />

het kopje "Nuts- en sanitaire voorzieningen", te vervangen door "in vrijwel alle recreatiewoningen<br />

is een toilet en douche aanwezig".<br />

h. Het uitgangspunt dat voor de verbetering van de kwaliteit van het recreatiepark het behoud<br />

van hetzelfde aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen van groot belang is zal, naar<br />

de mening van belanghebbende, bij een stringente toepassing van dit uitgangspunt tot<br />

conflict aanleiding kunnen geven met één of meer andere uitgangspunten. Hierbij is in beschouwing<br />

genomen het grote aantal huidige plaatsen versus de voor herstructurering beperkt<br />

beschikbare ruimte. Aanbevolen wordt deze opmerking als overweging aan het plan<br />

toe te voegen.<br />

i. De woningen binnen het Recreatiepark Kruininger Gors hebben de bestemming Woondoeleinden<br />

en Voortuinen. Het nut en de noodzaak van twee verschillende bestemmingen<br />

wordt niet ingezien. Bij vervanging van de woningen kan het opsplitsen in twee bestemmingen<br />

een beperking van de mogelijkheden betekenen. Verzocht wordt aan de gehele<br />

oppervlakte van de percelen de bestemming Woondoeleinden toe te kennen.<br />

j. In het oostelijke herinrichtingsgebied zijn volgens belanghebbende op de plankaart de centrale<br />

voorzieningen niet aangegeven. Verzocht wordt het plan hierop aan te passen.<br />

k. Op de locatie Zeehoeveweg 19 zijn twee woningen geprojecteerd. Dientengevolge is het<br />

terrein niet geheel meer beschikbaar voor de uitplaatsing van kampeermiddelen. De toelichting<br />

dient hierop te worden aangepast.<br />

l. De bijzondere functie van het duingebied voor flora en fauna, als onderdeel van de ecologische<br />

hoofdstructuur, is in het plan tot uitdrukking gekomen. Het duingebied, in recreatief<br />

opzicht intensief gebruikt, moet echter wel vrij toegankelijk blijven voor onder meer verblijfsrecreanten<br />

van het recreatiepark. Het gebied mag dus niet op slot wat volgens belanghebbende<br />

wel de essentie is van de in de toelichting genoemde beperking tot extensief<br />

recreatief medegebruik.<br />

Het plan gaat voorbij aan de beleidsuitgangspunten van hogere overheden. Uit deze beleidsuitgangspunten<br />

kan worden geconcludeerd dat de beperking tot extensief recreatief<br />

medegebruik voor het duingebied te stringent is en onvoldoende recht doet aan de feitelijke<br />

en historisch gegroeide situatie. Wijzend op de hiervoor genoemde beleidsuitgangspunten<br />

en de functie van het duingebied, ligt een bestemming met intensieve dagrecreatie<br />

meer voor de hand.<br />

m. In de planbeschrijving wordt onder de noemer Algemene vrijstellingsbevoegdheid aangegeven<br />

dat hekken niet hoger mogen zijn dan 1,5 m en lichtmasten niet zijn toegestaan.<br />

Vermoed wordt dat dit bedoeld is bij de aanleg van paardenbakken. De toelichting is op dit<br />

punt niet duidelijk.<br />

n. Een groot deel van het recreatiepark heeft de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden.<br />

Hierbij zijn de gebieden voor recreatiewoningen, kampeerplaatsen en centrumvoorzieningen<br />

door middel van een subbestemming onderverdeeld. Het nut en de noodzaak van de<br />

verdeling in recreatiewoningen en kampeerplaatsen wordt niet ingezien. De verdeling<br />

vraagt nadere toelichting, waarbij de subbestemming voor de centrale voorzieningen niet<br />

ter discussie staat.<br />

De indruk kan ontstaan dat standplaatsen voor recreatiewoningen in velerlei opzichten<br />

verschillen van standplaatsen voor (sta)caravans, hetgeen niet overeenkomt met de feitelijke<br />

of toekomstige situatie. Recreatiepark Kruininger Gors geeft er de voorkeur aan dat bij<br />

handhaving van de onderscheiden subbestemmingen voor recreatiewoningen en kampeerplaatsen<br />

de mogelijkheid wordt geboden de verschillende subbestemmingen onderling<br />

uit te wisselen ten einde tijdig te kunnen inspelen op een veranderende vraag vanuit de<br />

markt en om te kunnen voldoen aan de beoogde kwaliteitsdoelstelling.<br />

o. De in het plan opgenomen maximale grondoppervlakte van een recreatiewoning voldoet<br />

niet aan de actuele normen in de verblijfsrecreatieve branche. Ditzelfde geldt voor de<br />

maximale oppervlakte van stacaravans. Deze oppervlakten, die ten tijde van het opstellen<br />

van het plan als norm konden worden aangehouden, zijn inmiddels achterhaald.<br />

1) De paginanummering is door aanpassingen in het ontwerpplan inmiddels gewijzigd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 14<br />

Verzocht wordt de mogelijkheden voor een groter grondoppervlak te bezien waarbij de<br />

volgende maten in overweging worden gegeven:<br />

recreatiewoningen:<br />

- perceel kleiner dan 180 m²: maximaal grondoppervlak recreatiewoning 60 m²;<br />

- perceel 180 m² of meer: maximaal grondoppervlak recreatiewoning 1/3 van het perceel<br />

met een maximum van 80 m²;<br />

stacaravans:<br />

- standplaats kleiner dan 145 m²: maximaal grondoppervlak stacaravan, inclusief berging,<br />

50 m²;<br />

- standplaats 145 m² of meer: 1/3 van de standplaats met een maximum van 70 m², exclusief<br />

één berging van maximaal 6 m².<br />

p. De maximale bouwhoogte van 2,5 m voor een losstaande berging bij een recreatiewoning<br />

is voldoende. Voor een inpandige berging is deze hoogte echter te gering.<br />

q. Voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van Recreatiepark Kruininger Gors is een<br />

horecavoorziening met een bebouwd grondoppervlak van 4.000 m² van belang.<br />

r. Bij de economische uitvoerbaarheid is niet aangegeven wie in de toekomst de kosten zal<br />

dragen voor de nieuwe ontsluitingsweg voor het recreatiepark.<br />

s. Het terrein Zeehoeveweg 19 en het terrein aan de westzijde van de Maasweg zijn ten onrechte<br />

bestemd voor Tuinen. Deze terreinen zijn noodzakelijk voor de herstructurering van<br />

het recreatiepark en zullen dan ook moeten worden bestemd voor recreatiewoningen.<br />

t. Het op de plankaart ingeschreven maximumaantal van 50 toeristische standplaatsen is<br />

niet in overeenstemming met het in de toelichting genoemde aantal dat nodig is voor een<br />

kwalitatief goed voorzieningenniveau. Verzocht wordt dit aantal, conform het in de toelichting<br />

genoemde aantal, te verhogen tot circa 100.<br />

u. De in het plangebied aanwezige sirenemast staat correct op de plankaart aangegeven binnen<br />

het gebied met de subbestemming kampeerplaatsen. In de voorschriften is de sirenemast<br />

echter toegestaan binnen de subbestemming voor recreatiewoningen. Verzocht<br />

wordt de voorschriften hierop aan te passen.<br />

v. Verzocht wordt, mede naar aanleiding van opmerkingen over de toelichting, de voorschriften<br />

te wijzigen ten aanzien:<br />

1. het maximumgrondoppervlak van recreatiewoningen;<br />

2. het maximumgrondoppervlak van stacaravans;<br />

3. de bouwhoogte van recreatiewoningen;<br />

4. de bouwhoogte van inpandige bergingen bij recreatiewoningen;<br />

5. de bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied.<br />

w. Voor de toekomstige bedrijfsvoering van het recreatiepark is het van belang een terrein<br />

van ten hoogste 1.000 m² te kunnen inrichten voor de verkoop, inruil en de tijdelijke stalling<br />

van kampeermiddelen. Het is niet bekend of het bestemmingsplan in zijn huidige vorm<br />

hierin voorziet.<br />

x. Verzocht wordt het plan aan te passen om de bestaande en eventueel extra te plaatsen of<br />

te verplaatsen trekkershutten te regelen.<br />

Commentaar<br />

a. Aan dit verzoek is tegemoetgekomen. De naam is gewijzigd in Recreatiepark Kruininger<br />

Gors.<br />

b. Het pad is gerealiseerd en mede gefinancierd door de provincie als samenhangende openbare<br />

wandelroute. Afsluiting zal derhalve grote impact hebben op de omgeving en de bereikbaarheid<br />

van andere voorzieningen. In de bestemmingsregeling is deze oost-westgerichte<br />

route om die reden expliciet genoemd.<br />

c. In de nadere toelichting wordt nog eens benadrukt dat het de bedoeling is geweest in de<br />

duinzone de status quo te handhaven. Deze toelichting is duidelijk en wordt verder voor<br />

kennisgeving aangenomen.<br />

d. In landschappelijk opzicht is er een duidelijk onderscheid in de strand- en duinzone en de<br />

recreatiezone. Het woord "besloten" als karakteristiek voor de recreatiezone is gebruikt om<br />

in ruimtelijke zin het gebied te karakteriseren. Hiermee wordt niet bedoeld een beperkte<br />

toegankelijkheid of openbaarheid. Tussen de verblijfsrecreatieterreinen en het Brielse<br />

Meer is een smal duingebied met strand aanwezig. Dat de feitelijke eigendomsgrens van<br />

het recreatiepark op kortere afstand van het Brielse Meer ligt dan de verblijfsrecreatieterreinen,<br />

doet niets af aan het feit dat qua beleving het recreatiepark niet direct aan het<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 15<br />

Brielse Meer ligt maar achter de smalle duinstrook. De redactie zal enigszins worden aangepast.<br />

e. De bedoelde passage is gebaseerd op de feitelijke situatie. Gezien dit gegeven kan niet<br />

anders dan worden vermeld dat het recreatiepark op dit moment bestaat uit een deel met<br />

voornamelijk recreatiewoningen en een deel met hoofdzakelijk (sta)caravans.<br />

f. De redactie wordt zodanig gewijzigd, dat wordt aangegeven dat niet het recreatiepark,<br />

maar de verblijfsrecreatieterreinen worden begrensd door duinen en bossen.<br />

g. Aan dit verzoek kan worden tegemoetgekomen. De toelichting wordt hierop aangepast.<br />

Het woord "woningen" wordt vervangen door recreatiewoningen.<br />

h. Het belangrijkste uitgangspunt voor de uitbreiding en de herstructurering van het recreatiepark<br />

is gelegen in het feit dat ruimte gevonden moet worden om de kwaliteit van de bestaande<br />

terreinen en het recreatief product te verbeteren. Gegeven dit uitgangspunt, is<br />

juist in het bestemmingsplan de ruimtelijke mogelijkheid geboden voor uitbreiding en herstructurering.<br />

Vanuit het oogpunt van exploitatie is als uitgangspunt het behoud van hetzelfde<br />

aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen gehanteerd. Behoud van hetzelfde<br />

aantal recreatie-eenheden kan vanwege de beperkt beschikbare ruimte inderdaad in conflict<br />

komen met andere uitgangspunten. Dit is nu ook in de toelichting als zodanig vermeld.<br />

Een vermindering van het aantal standplaatsen of recreatiewoningen is uit ruimtelijk oogpunt<br />

echter aanvaardbaar.<br />

i. Naar aanleiding van deze opmerking is de bestemmingslegging van de woningen die zijn<br />

gelegen op het Recreatiepark Kruininger Gors nogmaals bezien. Het uitgangspunt is dat<br />

een strook grond tussen de woning en de openbare weg niet wordt bebouwd. In verband<br />

daarmee is het niet wenselijk het gehele perceel te bestemmen tot Woondoeleinden. Waar<br />

dit ruimtelijk acceptabel is, wordt het bouwvlak met de bestemming Woondoeleinden<br />

enigszins verruimd. Aan dit verzoek kan daarom gedeeltelijk tegemoet worden gekomen.<br />

j. De intentie voor de locatie is in het inrichtingsplan aangegeven. Uit een oogpunt van flexibiliteit<br />

is binnen de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden gekozen voor een vrij globale<br />

bestemmingslegging. In de doeleindenomschrijving van de bestemming Verblijfsrecreatieve<br />

doeleinden zijn bij de subbestemming voor de kampeerplaatsen de betreffende<br />

bijbehorende voorzieningen als toelaatbaar opgenomen.<br />

k. In de toelichting wordt Zeehoeveweg 19 als potentiële locatie in verband met de benodigde<br />

ruimte voor herstructurering geschrapt.<br />

l. Het in de toelichting weergegeven overheidsbeleid voor de ecologische hoofdstructuur is<br />

aanleiding geweest een beschermende natuurbestemming toe te kennen. Het behoud van<br />

de aanwezige waarden staat daarbij voorop. Bepaalde vormen van recreatief medegebruik<br />

zijn in het gebied aanvaardbaar mits de aanwezige waarden en het karakter niet worden<br />

verstoord. Het extensief medegebruik voor dagrecreatie impliceert echter niet dat het gebied<br />

minder of niet toegankelijk wordt. Intensieve vormen van recreatie vragen in het algemeen<br />

om de daarop afgestemde voorzieningen. Deze voorzieningen zijn in dit kwetsbare<br />

gebied niet gewenst. Gezien de uitgangspunten van beleid is er geen aanleiding de<br />

bestemming te wijzigen.<br />

m. Zoals in de inspraakreactie al wordt verondersteld, heeft de betreffende bepaling betrekking<br />

op de vrijstelling voor de aanleg van paardenbakken. De toelichting zal op dit punt<br />

worden verduidelijkt.<br />

n. Bij het opstellen van het conceptvoorontwerp van dit bestemmingsplan is in eerste instanties<br />

uitgegaan van de feitelijke situatie. Vervolgens hebben de ruimtelijke situatie alsmede<br />

de gewenste ontwikkeling aanleiding gegeven tot de gebiedsindeling. De gewenste situatie<br />

is totstandgekomen in overleg tussen gemeente en exploitant/eigenaar. Het grondgebruik<br />

van kampeermiddelen is niet hetzelfde als het grondgebruik van recreatiewoningen. Om<br />

die reden is het niet wenselijk in het bestemmingsplan een uitwisseling van de verschillende<br />

vormen van verblijfsaccommodatie mogelijk te maken. Wanneer er concrete plannen<br />

worden ontwikkeld voor het vervangen van kampeermiddelen door recreatiewoningen of<br />

omgekeerd, is het gemeentebestuur bereid daaraan medewerking te verlenen, mits deze<br />

plannen leiden tot kwaliteitsverbetering en deze geen verhoging van het aantal verblijfseenheden<br />

tot gevolg hebben. Hiervoor is dan een herziening van het bestemmingsplan of<br />

een vrijstelling op basis van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke ordening nodig.<br />

o. Zoals eerder vermeld, heeft het bestemmingsplan voornamelijk tot doel een kwaliteitsverbetering<br />

van het recreatiepark tot stand te brengen. Deze kwaliteitsverbetering vindt onder<br />

andere zijn weerslag in de uitbreiding van de recreatieve terreinen binnen het grondgebied<br />

van het recreatiepark. Eveneens draagt een evenwichtige verhouding van oppervlakte van<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 16<br />

recreatieonderkomens tot de perceels- of standplaatsgrootte bij aan een verbetering van<br />

de ruimtelijke kwaliteit. Vanuit die optiek is het niet wenselijk om bij de gehanteerde perceelsgrootte<br />

grotere recreatiewoningen of grotere stacaravans toe te staan.<br />

p. De bouwhoogte voor inpandige bergingen is niet afzonderlijk aangegeven. Omdat de berging<br />

inpandig is en geen afzonderlijk gebouw, zijn de hoogtematen voor recreatiewoningen<br />

van toepassing. In de praktijk zal het erop neerkomen dat de hoogte van een inpandige<br />

berging minder of gelijk is aan de hoogte van de recreatiewoning.<br />

q. In de reactie is het belang van een horecavoorziening met een bebouwd oppervlak van<br />

4.000 m² niet aangetoond. De gevraagde oppervlakte lijkt echter niet in verhouding te<br />

staan tot het aantal recreanten op het recreatiepark. Bovendien wordt het recreatiepark<br />

slechts een deel van het jaar intensief gebruikt. Wanneer de horecavoorziening ook een<br />

belangrijke functie zal vervullen voor anderen dan de verblijfsrecreanten, zal deze een onacceptabel<br />

effect opleveren op de reeds onder druk staande infrastructuur. Aan het verzoek<br />

wordt niet tegemoetgekomen.<br />

r. De nieuwe ontsluitingsweg is niet in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de economische<br />

uitvoerbaarheid blijven de kosten hiervan dan ook buiten beschouwing. Over een<br />

toekomstige verdeling van kosten in een nieuwe situatie valt thans nog weinig met zekerheid<br />

te zeggen.<br />

s. Op het deel van het perceel Zeehoeveweg 19 is het mogelijk twee woningen te bouwen.<br />

Een van deze woningen is ter vervanging van de oorspronkelijke woning Zeehoeveweg 19,<br />

de andere woning vormt een vervanging van een woning aan de Gorslaan. In de toelichting<br />

is een aantal terreinen genoemd die in de toekomst wellicht voor herstructurering en<br />

uitplaatsing van recreatieve voorzieningen in het kader van de kwaliteitsverbetering in<br />

aanmerking komt. Hierbij is aangegeven dat de uitvoerbaarheid voor de invulling van deze<br />

terreinen nog nader moet worden onderzocht. Gezien deze onzekerheid is geen positieve<br />

bestemming of wijzigingsbevoegdheid voor recreatieve doeleinden opgenomen. Indien<br />

binnen de planperiode meer duidelijkheid is over de noodzaak en de uitvoerbaarheid, zal<br />

voor de realisering een afzonderlijke vrijstellingsprocedure conform artikel 19 van de Wet<br />

op de Ruimtelijke Ordening moeten worden gevolgd.<br />

Op dit moment bestaat er geen aanleiding aan het verzoek tegemoet te komen.<br />

t. Uit het opgestelde inrichtingsplan is op te maken dat het bestaande terrein voor toeristische<br />

standplaatsen komt te vervallen. Het op de plankaart aangegeven aantal toeristische<br />

standplaatsen is conform het op de inrichtingstekening aangegeven aantal echokampeerplaatsen.<br />

Op dit inrichtingsplan zijn niet meer toeristische standplaatsen aangegeven, zodat<br />

het op de inrichtingstekening aangegeven aantal als maximum is aangehouden.<br />

In de plantoelichting is bij de te verwachten ontwikkeling een toename van het aantal toeristische<br />

standplaatsen aangegeven, waarbij tevens is aangegeven dat de benodigde oppervlakte<br />

voor uitplaatsing en uitbreiding onvoldoende is. De benodigde ruimte zou gevonden<br />

kunnen worden in een deel van het bos. Hiervoor zal gebruik moeten worden gemaakt<br />

van de wijzigingsbevoegdheid, waarbij de bestemming Bos gewijzigd kan worden in de<br />

bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Voorwaarde hierbij is dat compensatie van<br />

het bos verzekerd is.<br />

u. Het is niet langer noodzakelijk om voor de sirenemast een regeling in het bestemmingsplan<br />

op te nemen. Dergelijke masten kunnen nu zonder bouwvergunning worden geplaatst.<br />

Toetsing aan het bestemmingsplan kan achterwege blijven.<br />

v. Zoals in de beantwoording op de reactie onder o is aangegeven, bestaat er vanwege de<br />

ruimtelijke kwaliteit geen aanleiding de maximale oppervlaktematen voor recreatiewoningen<br />

en stacaravans te wijzigen.<br />

De maximale hoogtemaat van recreatiewoningen die in de voorschriften is opgenomen zal<br />

worden verhoogd van 3,5 m tot 3,75 m.<br />

Zoals bij de beantwoording op de reactie onder l is vermeld, is er geen aanleiding het<br />

voorschrift van de bestemming Natuur- en dagrecreatiegebied te wijzigen.<br />

w. Op zich is het begrijpelijk dat op een park van een dergelijke omvang en een verscheidenheid<br />

aan kampeermiddelen, een terrein voor tijdelijke stalling of inruil van kampeermiddelen<br />

die op het recreatiepark zijn of zullen worden gebruikt, aanwezig is. Tevens is het begrijpelijk<br />

dat reeds op het park gebruikte kampeermiddelen ter verkoop worden aangeboden.<br />

De verkoop van niet gebruikte kampeermiddelen is echter in strijd met de functie van<br />

het recreatieterrein. Bovendien komt door de daarbijbehorende verkeersbewegingen de<br />

infrastructuur op onacceptabele wijze onder druk. De tijdelijke stalling van kampeermiddelen<br />

en de verkoop van gebruikte kampeermiddelen kan worden beschouwd als onderge-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 17<br />

schikt onderdeel van de bedrijfsvoering. Een terrein voor de stalling van kampeermiddelen<br />

behoeft hiervoor niet afzonderlijk te worden aangegeven of bestemd. Hiervoor kan bijvoorbeeld<br />

gebruik worden gemaakt van een niet-permanent gebruikt parkeerterrein. Een afzonderlijke<br />

locatie voor de verkoop van gebruikte kampeermiddelen wordt vanuit ruimtelijk/visuele<br />

overwegingen minder wenselijk geacht. De gebruikte kampeermiddelen kunnen<br />

op de standplaats te koop worden aangeboden.<br />

x. Trekkershutten worden beschouwd als kampeeronderkomens waarvoor een bouwvergunning<br />

nodig is. In dat kader dienen de trekkershutten als afzonderlijke recreatieonderkomens<br />

te worden opgenomen in de doeleindenomschrijving van de bestemming Verblijfsrecreatieve<br />

doeleinden.<br />

Zoals in voorafgaande beantwoording reeds is aangegeven, zal uitbreiding van het recreatiepark<br />

uitsluitend mogen dienen voor de kwaliteitsverbetering van het park, waarbij het<br />

aantal recreatie-eenheden niet mag toenemen. Als gevolg hiervan zal het aantal trekkershutten<br />

in mindering worden gebracht op het aantal toegestane recreatiewoningen of het<br />

aantal standplaatsen voor kampeermiddelen. Aangezien de locatie voor de trekkershutten<br />

niet bekend is, zal moeten worden aangegeven binnen welke categorie de trekkershutten<br />

in mindering worden gebracht.<br />

Conclusie<br />

De reacties onder a, c, f, g, i, k, m, n, p, t, u, v en w zijn aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

aan te passen.<br />

15. J. Noordermeer, Heindijk 11, 3233 LE Oostvoorne<br />

Reactie<br />

a. De ondergrond van de plankaart is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie. De<br />

woning is te klein aangegeven en de hobbykas in zijn geheel niet.<br />

b. In de eerdere Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan was aangegeven dat<br />

het perceel Heindijk 11 was opgenomen in een bodemsaneringsplan van de provincie<br />

Zuid-Holland. Na overleg en nadere informatie door de gemeente bij de DCMR is niet gebleken<br />

dat sprake is van enige mogelijke bodemverontreiniging. Door de gemeente is destijds<br />

aangegeven dat een definitieve versie zou worden aangepast, hetgeen echter nergens<br />

uit blijkt.<br />

c. De in de Nota van Uitgangspunten aangegeven bouwlocaties voor nieuwbouw worden in<br />

het voorliggende plan gemist. Indien in het definitieve plan bouwmogelijkheden worden<br />

geboden, wil betrokkene in aanmerking komen voor de bouw van een woning. Aan de<br />

Heindijk is tussen huisnummer 11 en 13 voldoende ruimte. Wanneer uitbreiding van het<br />

aantal woningen wordt toegestaan is de rand van het gebied de beste locatie. De bebouwing<br />

dient dan zoveel mogelijk als lintbebouwing te worden geconcentreerd.<br />

Commentaar<br />

a. Bij het opstellen van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is gebruikgemaakt van de meest<br />

recente digitale Grootschalige Basiskaart van Nederland. Deze kaart geeft over het algemeen<br />

de hoofdgebouwen aan. Afwijkingen van deze kaart kunnen enerzijds voortkomen<br />

uit gewijzigde situaties of door een onjuiste topografische vertaling van de luchtfoto. De<br />

feitelijke situatie van het hoofdgebouw zal worden aangepast. Het handmatig aanvullen<br />

van erfbebouwing op de huidige ondergrond is een tijdrovende en kostenverhogende aangelegenheid.<br />

Bij plannen voor uitbreiding van erfbebouwing zal de feitelijke omvang van<br />

woning en erfbebouwing bepalend zijn voor de vraag of meer erfbebouwing kan worden<br />

gerealiseerd.<br />

b. De locatie Heindijk 11 was opgenomen op de zogenaamde BIO-actueellijst van het Provinciaal<br />

Programma Water en Milieu 1994/1997, Dienst Water en Milieu van de provincie<br />

Zuid-Holland. Uitgaande van deze lijst is de locatie genoemd. In latere documenten van de<br />

provincie wordt de locatie niet meer genoemd. Dit geeft aanleiding de toelichting hierop<br />

aan te passen.<br />

c. Op dit moment wordt geen uitbreiding van het aantal woningen in het plangebied voorgestaan,<br />

tenzij het gaat om de vervanging van bestaande woningen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 18<br />

Conclusie<br />

De reacties onder a en b geven aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

16. Mevr. Nuhn, vertegenwoordigd door G.J. Tabbers, Goudhoekweg 3, 3233 AM<br />

Oostvoorne<br />

Reactie<br />

De gemeente heeft destijds op grond van sociale overwegingen medewerking verleend en een<br />

civielrechtelijke overeenkomst gesloten zodat een stacaravan kon worden vervangen door een<br />

semi-permanente wooneenheid. Aan deze medewerking was onder andere de voorwaarden<br />

verbonden dat de betreffende geestelijk gehandicapten, waaraan zorg verleend moet worden,<br />

voor de duur van de noodzakelijke begeleiding op het perceel van belanghebbende woonachtig<br />

mochten zijn doch de verblijfsruimte een tijdelijk karakter heeft.<br />

De gemeente heeft de civielrechtelijke overeenkomst vertaald in een artikel 17 WRO-procedure<br />

zonder belanghebbende daarvan in kennis te stellen. De artikel 17 WRO-procedure heeft betrekking<br />

op een tijdelijke bouwvergunning waarbij het bouwwerk na 5 jaar afgebroken moet<br />

worden, tenzij in het bestemmingsplan de feitelijke situatie is gelegaliseerd.<br />

2 jaar na het verlenen van de tijdelijke bouwvergunning is dit, tijdens een verzoek voor bouwvergunning<br />

voor een uitbouw aan het verblijfsgebouw, aan belanghebbende kenbaar gemaakt.<br />

Indien belanghebbende had geweten dat sprake was van een tijdelijke bouwvergunning voor 5<br />

jaar was nimmer besloten tot een investering van f. 100.000.<br />

Tijdens ambtelijk overleg is aangegeven dat het bouwwerk binnen 3 jaar afgebroken moet worden.<br />

Daarbij is door belanghebbende het verzoek gedaan een oplossing te bedenken voor het<br />

ontstane probleem. De gemeente heeft in een schriftelijk antwoord van 26 juli 2001 geen enkele<br />

suggestie gedaan voor een oplossing en geeft hierbij de indruk dat in het verleden geen toezeggingen<br />

zijn gedaan. De gemeente stelt zich, volgens belanghebbende, uiterst formeel op en<br />

beroept zich op de regels van de vergunning.<br />

Het gemeentebestuur noemt precedentwerking en aantasting van de landschappelijke waarden<br />

als belangrijkste argument voor het niet legaliseren van de bestaande situatie.<br />

Door belanghebbende wordt voorgesteld het bestemmingsvlak met de bestemming Woondoeleinden<br />

zodanig aan te passen dat het verblijfsgebouw binnen het bouwvlak komt te liggen. Het<br />

gebouw zou dan aangemerkt kunnen worden als bijgebouw. De maximumoppervlakte van erfbebouwing<br />

wordt niet overschreden.<br />

Commentaar<br />

Betrokkene is inmiddels verhuisd. Door de wijziging van de situatie is er geen aanleiding nader<br />

op de inspraakreactie in te gaan.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

17. C. van der Padt, Peltkreek 133, 3079 BL Rotterdam<br />

Reactie<br />

De reactie is hoofdzakelijk gericht tegen het afsluiten van de Gorslaan voor autoverkeer. Bij<br />

calamiteiten kan daardoor een levensgevaarlijke situatie ontstaan.<br />

Commentaar<br />

Voor de beantwoording van deze reactie wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie<br />

die is weergegeven onder 1.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 19<br />

18. M.M. Plevier, Postbus 317, 3233 ZG Oostvoorne<br />

Reactie<br />

In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is de kavel van belanghebbende met perceelnummer 3980<br />

opgenomen in het gebied van het recreatiepark met de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden.<br />

Verzocht wordt dit perceel een andere bestemming te geven.<br />

Commentaar<br />

Het bedoelde perceel maakt geen deel uit van het recreatiepark. De gronden en de gebouwen<br />

hebben echter wel een recreatieve functie. De bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden is<br />

niet gebaseerd op eigendom, maar op de feitelijke en in de toekomst gewenste situatie.<br />

Aan het verzoek wordt niet tegemoetgekomen.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

19. P.H. Schreuter en L. Schreuter-van der Heijden, Breeweg 5, 3233 LC<br />

Oostvoorne<br />

Reactie<br />

In de reactie wordt fictief bezwaar gemaakt. Een nadere reactie volgt.<br />

Commentaar en conclusie<br />

Er is geen onderbouwing van de reactie ontvangen.<br />

20. Mevr. Speet-Nobel, vertegenwoordigd door Lobs Makelaardij, Rijksstraatweg<br />

36, 3237 LR Brielle<br />

Reactie<br />

Het in eigendom zijnde kadastrale perceel nummer 5926 heeft in het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong><br />

de bestemming Tuinen en de nadere aanwijzing (p) parkeervoorziening. Verzocht<br />

wordt deze bestemming te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden. Tevens<br />

wordt verzocht hierop één huisje te mogen bouwen. Eerder heeft op het perceel een woning<br />

gestaan die door brand is verwoest.<br />

Commentaar<br />

Een belangrijk doel van het bestemmingsplan is te komen tot kwaliteitsverbetering van het recreatiepark.<br />

Deze verbetering kan mede gestalte krijgen door uitplaatsing van recreatieve verblijfsmiddelen.<br />

Toename van het aantal standplaatsen voor recreatiewoningen of kampeermiddelen<br />

wordt hierbij niet voorgestaan. In de Nota van Uitgangspunten en de toelichting op het<br />

voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is een aantal terreinen genoemd dat voor uitplaatsing van recreatieve<br />

verblijfsmiddelen in aanmerking komt, waaronder het onderhavige. De terreinen zijn bestemd<br />

overeenkomstig de feitelijke situatie. Indien zich ontwikkelingen voordoen waarin het bestemmingsplan<br />

niet in voorziet, maar die wel in overeenstemming zijn met het gemeentelijke<br />

beleid, zal een vrijstellingsprocedure ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden gevolgd.<br />

Aan het verzoek wordt niet tegemoetgekomen.<br />

Conclusie<br />

De reactie geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 20<br />

<strong>21</strong>. Stichting Recreanten Belangen Kruininger Gors, secretariaat<br />

Schrijnwerkerstraat 49, 3123 EJ Schiedam<br />

Reactie<br />

a. Het wordt betreurd dat geen uitvoering kan worden gegeven aan een nieuwe ontsluiting<br />

van het recreatiepark volgens de in de toelichting aangegeven gewenste situatie. Hierbij is<br />

het volstrekt onduidelijk of een andere oplossingsrichting is onderzocht.<br />

b. Het aanwijzen van het parkeergebied aan de Kamplaan lijkt er op te duiden dat de<br />

Kamplaan de hoofdontsluiting zou moeten worden. Dit is een onjuiste oplossing.<br />

c. Bij het uitblijven van de gewenste ontsluiting dient de bevordering van de dagrecreatie<br />

achterwege te blijven.<br />

d. Aangezien vrijwel alle maatregelen voor de kwaliteitsverbetering en herstructurering direct<br />

of indirect van invloed zijn op de terreinen waar recreanten een huisje hebben op een gehuurde<br />

standplaats of een standplaats op basis van erfpacht, is overleg met kampeerders/huurders<br />

over de herstructurering gewenst. Het is juist dat de uitgangspunten voor de<br />

herstructurering in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Verdere invulling zou met inachtneming<br />

van de uitgangspunten in overleg tussen de eigenaar en de recreanten kunnen<br />

plaatsvinden.<br />

De noodzaak van uitbreiding bij herstructurering wordt onderschreven. Het terugbrengen<br />

van voldoende collectieve ruimte voor sport-, speel- en recreatieve voorzieningen wordt<br />

hierbij niet als voorwaarde gesteld. Hierdoor lopen de recreanten het risico dat voorzieningen<br />

pas terugkomen wanneer hiervoor bijvoorbeeld een extra verhoging van het staangeld<br />

wordt betaald. Ook de compensatie van het populierenbos is te vaag omschreven.<br />

e. In de toelichting van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> wordt aangegeven dat gestreefd<br />

wordt naar het openstellen van het wandelpad langs de noordzijde van het recreatiepark.<br />

In verband met de veiligheid (vandalisme en diefstal) wordt hiertegen ernstig bezwaar<br />

aangetekend.<br />

f. Voor een reactie op het in de toelichting opgenomen herinrichtingsplan wordt verwezen<br />

naar de reactie onder 11 van de kampeervereniging 't Hertekamp.<br />

g. Tussen gemeente en Molecaten Groep is een convenant/intentieverklaring gesloten. Omdat<br />

waarschijnlijk ook belangen van recreanten in het geding zijn, wordt verzocht een afschrift<br />

van dit convenant te ontvangen.<br />

Commentaar<br />

a. Zoals bij de beantwoording onder 12b reeds is aangegeven, is een verbetering van de ontsluitingsstructuur,<br />

zonder financiële inbreng van derden, op dit moment niet haalbaar.<br />

Een oplossing binnen de planperiode dient echter niet uitgesloten te worden. Mochten er<br />

op termijn mogelijkheden bestaan de verkeersstructuur alsnog te verbeteren, dan zal een<br />

vrijstellingsprocedure overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Ruimtelijke Ordening<br />

worden gevolgd.<br />

In het hoofdstuk Analyse bestaande situatie en verwachte ontwikkelingen van de toelichting<br />

op het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> is de gewenste ontsluitingsstructuur aan de orde<br />

gesteld. Hierbij zijn drie mogelijke varianten nader toegelicht. De varianten zijn vervolgens<br />

onderling vergeleken. Op basis hiervan is vanuit verkeerstechnisch oogpunt de hoofdontsluiting<br />

via de Heindijk als meest gewenste naar voren gekomen. De verkeersparagraaf is<br />

in 2004 overigens geactualiseerd.<br />

b. De aanwijzing van het parkeerterrein voor recreatieve doeleinden is een uitvloeisel van het<br />

beleidsvoornemen om te komen tot kwaliteitsverbetering van de recreatieve voorzieningen.<br />

Hierbij wordt vooral gestreefd naar een plaatsing van de recreatiewoningen en kampeermiddelen<br />

op grotere percelen c.q. standplaatsen. De in de toelichting aangegeven ontsluiting<br />

vormt een wensbeeld. Zolang de gewenste ontsluiting nog niet kan worden gerealiseerd,<br />

zullen de bestaande wegen een functie blijven vervullen voor de afwikkeling van het<br />

verkeer.<br />

c. In het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn de terreinen voor dagrecreatieve voorzieningen<br />

bestemd overeenkomstig de feitelijke situatie. Een uitzondering hierop vormt het watersportcentrum<br />

aan het Brielse Meer, dat zowel voor het recreatiepark als voor dagrecreanten<br />

een functie kan vervullen. Ontsluiting hiervan vindt plaats via de Gorslaan.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Bijlage 5. Inspraakreacties 2001 <strong>21</strong><br />

d. In de toelichting van het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> zijn de uitgangspunten voor de uitbreiding<br />

en de herstructurering aangegeven. Over deze uitgangspunten heeft overleg<br />

plaatsgehad met de exploitant van het recreatiepark. Het gemeentebestuur heeft daarbij<br />

zijn eigen verantwoordelijkheid voor een goede ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan<br />

vormt dan ook het kader voor de verdere uitwerking van de herstructurering. Binnen de<br />

uitgangspunten heeft de exploitant ruime mogelijkheden om hier aan de herstructurering<br />

verder vorm te geven. De wenselijkheid dat over de verdere uitwerking overleg plaatsvindt<br />

tussen de exploitant en de gebruikers van het recreatiepark wordt door het gemeentebestuur<br />

onderschreven. Het bestemmingsplan is niet het gepaste instrument om het overleg<br />

tussen de eigenaar/exploitant van het recreatiepark en recreanten te sturen. Het overlegstatuut<br />

waarvan door de vereniging melding wordt gemaakt, biedt daarvoor het raamwerk.<br />

Ten aanzien van de compensatie van het populierenbos kan worden vermeld dat in de<br />

voorschriften een bevoegdheid is opgenomen om onder voorwaarden de bestemming Bos<br />

te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden.<br />

Een van de voorwaarden is dat van de bevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming<br />

Bos niet eerder gebruik mag worden gemaakt dan nadat tussen gemeente en eigenaar/exploitant<br />

overeenstemming is bereikt over de compensatie van het bos uitgaande<br />

van 1:1. Deze verplichting vloeit voort uit de Boswet.<br />

e. Voor de beantwoording wordt verwezen naar de beantwoording van de reactie onder 14b.<br />

f. Voor beantwoording wordt verwezen naar het commentaar op de reactie van de kampeervereniging<br />

't Hertekamp onder 11.<br />

g. Het convenant kan worden ingezien op het gemeentehuis.<br />

Conclusie<br />

De reactie onder geeft geen aanleiding het voor<strong>ontwerpbestemmingsplan</strong> aan te passen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Inhoud van de voorschriften<br />

Hoofdstuk I Algemene bepalingen blz. 3<br />

Artikel 1 Begripsbepalingen 3<br />

Artikel 2 Wijze van meten 8<br />

Artikel 3 Oppervlaktematen en dubbeltelbepaling 9<br />

Artikel 4 Werking wettelijke regelingen 9<br />

Artikel 5 Hoogteaanduidingen 9<br />

Artikel 6 Bestaande maten 10<br />

Artikel 7 Overschrijding bouwgrenzen 10<br />

Artikel 8 Ondergrondse gebouwen 10<br />

Artikel 9 Algemene vrijstellingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden 11<br />

Artikel 10 Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO 12<br />

Artikel 11 Saneringsregeling solitaire gebouwen en overkappingen 13<br />

Artikel 12 Algemeen procedurevoorschrift 13<br />

Artikel 13 Aanvullende werking bouwverordening 13<br />

Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik 15<br />

Artikel 14 Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR) 15<br />

Artikel 15 Dagrecreatieve doeleinden (dR) 17<br />

Artikel 16 Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden (dRNL) 18<br />

Artikel 17 Gemengd Recreatiegebied (GR) 20<br />

Artikel 18 Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN) 22<br />

Artikel 19 Bos (BOS) 23<br />

Artikel 20 Woondoeleinden (W) 24<br />

Artikel <strong>21</strong> Horecadoeleinden (H) 26<br />

Artikel 22 Maatschappelijke doeleinden (M) 26<br />

Artikel 23 Bedrijfsdoeleinden (B) 27<br />

Artikel 24 Tuincentrum (TC) 28<br />

Artikel 25 Voortuinen (vT) 29<br />

Artikel 26 Tuinen (T) 30<br />

Artikel 27 Verkeersdoeleinden (V) 31<br />

Artikel 28 Groenvoorzieningen (GRO) 31<br />

Artikel 29 Water (WA) 32<br />

Artikel 30 Water met Natuurwaarden (WN) 33<br />

Artikel 31 Uit te werken verblijfsrecreatieve doeleinden - centrumgebied (UvRc) 35<br />

Artikel 32 Primaire waterkering (dubbelbestemming) 37<br />

Artikel 33 Leidingen (dubbelbestemming) 38<br />

Artikel 34 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming) 39<br />

Artikel 35 Gebruik van gronden en bouwwerken 41<br />

Hoofdstuk III Overgangs- en slotbepalingen 43<br />

Artikel 36 Overgangsbepalingen 43<br />

Artikel 37 Strafbepaling 43<br />

Artikel 38 Titel 44<br />

Bijlagen:<br />

1. Staat van Bedrijfsactiviteiten.<br />

2. Staat van Horeca-activiteiten.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Hoofdstuk I Algemene bepalingen 3<br />

Artikel 1 Begripsbepalingen<br />

In deze voorschriften wordt verstaan onder:<br />

1. het bestemmingsplan of plan<br />

het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong> van de gemeente Westvoorne, vervat in de kaart en deze<br />

voorschriften.<br />

2. de kaart<br />

de gewaarmerkte kaart, bestaande uit 2 kaartbladen, met bijbehorende verklaring waarop de<br />

bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.<br />

3. aan-huis-gebonden beroep<br />

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de<br />

woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft<br />

die met de woonfunctie in overstemming is.<br />

4. aan- of uitbouw<br />

een aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van het hoofdgebouw, al dan niet in<br />

functioneel opzicht van het hoofdgebouw te onderscheiden, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden<br />

is van het hoofdgebouw.<br />

5. agrarisch bedrijf<br />

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen<br />

en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:<br />

- akkerbouw en vollegronds tuinbouw:<br />

de teelt van gewassen op open grond, daaronder begrepen sier- en fruitteelt;<br />

- grondgebonden veehouderij:<br />

het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond;<br />

- glastuinbouw:<br />

de teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.<br />

6. archeologisch deskundige<br />

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied<br />

van de archeologische monumentenzorg.<br />

7. archeologisch onderzoek<br />

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning<br />

beschikt.<br />

8. archeologische waarde<br />

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen<br />

uit oude tijden.<br />

9. bed & breakfast<br />

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken als nevenactiviteit van nachtverblijf en waarbij<br />

het verstrekken van consumpties eventueel op een klein terras ondergeschikt is; de bewoner<br />

van het pand is exploitant van het bedrijf.<br />

10. bedrijf<br />

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen<br />

van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel<br />

uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm<br />

van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan<br />

wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Algemene bepalingen 4<br />

11. bedrijfsvloeroppervlakte<br />

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of voorziening met inbegrip van de<br />

daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.<br />

12. bedrijfswoning / dienstwoning<br />

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke kennelijk slechts is bestemd voor bewoning<br />

door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet<br />

op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein.<br />

13. bestaande bouwwerken<br />

de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwwerken die zijn of worden<br />

gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.<br />

14. bestemmingsgrens<br />

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.<br />

15. bestemmingsvlak<br />

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.<br />

16. bestaand gebruik<br />

het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaande gebruik.<br />

17. bestaande afstanden, hoogten of oppervlakten<br />

de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstanden, hoogten of oppervlakten<br />

die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde<br />

bij of krachtens de Woningwet.<br />

18. bestaande horizontale en verticale afmetingen / bestaande verhoudingen<br />

de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande horizontale en verticale afmetingen<br />

/ bestaande verhoudingen die tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming<br />

van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.<br />

19. bouwgrens<br />

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.<br />

20. bouwperceel<br />

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende<br />

bebouwing is toegelaten.<br />

<strong>21</strong>. bouwvlak<br />

een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en<br />

overkappingen zijn toegelaten.<br />

22. bouwwerk<br />

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats<br />

van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect<br />

steun vindt in of op de grond.<br />

23. bijgebouw<br />

een vrijstaand, afzonderlijk van de hoofdbouwmassa in ruimtelijk en functioneel opzicht te onderscheiden<br />

gebouw, ten dienste van de functie van het hoofdgebouw.<br />

24. centrumvoorzieningen<br />

voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie, zoals beheers- , onderhouds- en medische<br />

voorzieningen, wasserettes, horecabedrijven en detailhandel.<br />

25. cultuurhistorische waarde<br />

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, in verband met ouderdom en gaafheid.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 5<br />

26. dakkapel<br />

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van<br />

een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van<br />

de constructie in het dakvlak is geplaatst.<br />

27. dakopbouw<br />

een constructie ter vergroting van een gebouw welke zich boven de dakgoot bevindt en deels<br />

boven de oorspronkelijke nok uitkomt, waarbij de onderzijden van de constructie in een of<br />

meerdere dakvlakken van het dak zijn geplaatst.<br />

28. deskundige inzake natuur en landschap<br />

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige inzake natuur en landschap.<br />

29. detailhandel<br />

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren<br />

van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor<br />

gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.<br />

30. extensieve dagrecreatie<br />

recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.<br />

31. gebouw<br />

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden<br />

omsloten ruimte vormt.<br />

32. geluidshinderlijke inrichtingen<br />

bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer,<br />

die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.<br />

33. hoofdbouwmassa<br />

hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen tezamen.<br />

34. hoofdgebouw<br />

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel<br />

gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.<br />

35. horecabedrijf<br />

een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:<br />

a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en / of dranken;<br />

b. het exploiteren van zaalaccommodatie;<br />

c. het verstrekken van nachtverblijf.<br />

36. kampeermiddel<br />

een tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen, voor<br />

zover deze geen bouwwerk zijn, welke is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers<br />

hun hoofdverblijf elders hebben.<br />

37. kantoor- en praktijkruimte<br />

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief,<br />

architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee<br />

naar aard gelijk te stellen gebied.<br />

38. kassen<br />

gebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 6<br />

39. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor<br />

geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit<br />

milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat<br />

een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overstemming is.<br />

40. landschapswaarde<br />

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak,<br />

welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang<br />

en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.<br />

41. maatschappelijke voorzieningen<br />

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en<br />

daarmee gelijk te stellen sectoren.<br />

42. natuurwaarde<br />

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de aanwezige flora en / of fauna.<br />

43. nutsvoorzieningen<br />

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,<br />

schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur<br />

voor telecommunicatie.<br />

44. ondergrondse gebouwen<br />

gebouwen of delen daarvan die zijn gelegen beneden peil.<br />

45. overkapping<br />

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.<br />

46. paardenbak<br />

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors<br />

of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.<br />

47. peil<br />

- de kruin van de weg indien de afstand tussen een bouwwerk en de kant van de weg minder<br />

dan 5 m bedraagt;<br />

- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.<br />

48. permanente bewoning<br />

onder permanente bewoning wordt verstaan een kampeermiddel, stacaravan, recreatiewoning,<br />

recreatieappartement of trekkershut te gebruiken als hoofdverblijf.<br />

49. platte afdekking<br />

een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondoppervlak<br />

van het gebouw beslaat.<br />

50. recreatieappartement<br />

afzonderlijke verblijfseenheid in een gebouw, die bedoeld is om uitsluitend door een huishouden<br />

of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende<br />

een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.<br />

51. recreatiewoning<br />

een gebouw, geen recreatieappartement, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie<br />

op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te<br />

stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het<br />

jaar te worden gebruikt.<br />

52. rijksmonument<br />

het op de kaart als zodanig aangegeven rijksmonument.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 7<br />

53. risicovolle inrichting<br />

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.<br />

54. Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt.<br />

55. Staat van Horeca-activiteiten<br />

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt.<br />

56. stacaravan<br />

een kampeermiddel als bedoeld in lid 36, dat als een bouwwerk wordt aangemerkt, maar dat<br />

ingevolge de Woningwet niet bouwvergunningplichtig is.<br />

57. standplaats<br />

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel.<br />

58. tuincentrum<br />

een bedrijf, gericht op de teelt en/of de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en<br />

andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking<br />

of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en<br />

tuingrond, alsmede het in lid 59 genoemde randassortiment.<br />

59. tuincentrum, randassortiment<br />

detailhandel in artikelen welke niet rechtstreeks tot het assortiment van tuincentra behoren,<br />

waarbij de volgende goederen worden onderscheiden:<br />

a. potterie;<br />

b. dieren en dierenbenodigdheden;<br />

c. verlichtingsartikelen;<br />

d. cadeauartikelen;<br />

e. kerst- en paasartikelen;<br />

f. tuinaccessoires.<br />

60. trekkershut<br />

eenvoudig gebouw waar trekkers kunnen overnachten.<br />

61. verblijfsmiddelen<br />

voor verblijf geschikte − al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken − voer- en vaartuigen,<br />

arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor<br />

zover geen bouwwerken en / of kampeermiddelen zijnde.<br />

62. verenigings- of clubgebouw<br />

niet bedrijfsmatig geëxploiteerde ruimte waar de verblijfsrecreanten gezamenlijk activiteiten<br />

kunnen ontplooien.<br />

63. verkoopvloeroppervlak<br />

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, gebruikt en bedoeld voor de uitstalling<br />

en verkoop van detailhandelsartikelen.<br />

64. voorgevel<br />

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw gelegen tussen de buitengevels en / of<br />

het hart van de scheidsmuren.<br />

65. woning<br />

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd voor de huisvesting<br />

van één huishouden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 8<br />

Artikel 2 Wijze van meten<br />

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:<br />

1. de breedte en lengte of diepte van een gebouw<br />

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de scheidsmuren.<br />

2. de oppervlakte van een gebouw<br />

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en / of het hart van de<br />

scheidsmuren; indien een gebouw voorzien is van een niet geheel door wanden omsloten overkapping,<br />

wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend,<br />

met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels<br />

met een diepte van minder dan 1 m.<br />

3. de vloeroppervlakte bij bedrijfvloeroppervlakte en verkoopvloeroppervlakte<br />

de oppervlakte gemeten op vloerniveau tussen de binnenzijden van de scheidsmuren die de<br />

desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen, met uitzondering van ruimten voor verticaal<br />

verkeer, ruimten voor gebouwinstallaties, dragende binnenmuren, vrijstaande draagconstructies<br />

en delen van vloeren waarboven de vrije hoogte lager is dan 1,5 m.<br />

4. de inhoud van een gebouw<br />

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en / of het hart<br />

van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken, dakkapellen uitgezonderd.<br />

5. de goot(- of boeibord)hoogte van een gebouw<br />

tussen het peil en de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak; indien<br />

zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden<br />

waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot<br />

of boeibord van de hoogstgelegen dakkapel of dakopbouw als goot- of boeibordhoogte aangemerkt.<br />

6. de bouwhoogte van een gebouw<br />

tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, liftkokers, schoorstenen<br />

en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.<br />

7. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen<br />

tussen de onderkant van het bouwwerk en het peil.<br />

8. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde<br />

tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in<br />

verticale stand gemeten.<br />

9. afstanden<br />

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen<br />

worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 9<br />

Artikel 3 Oppervlaktematen en dubbeltelbepaling<br />

1. Een op de kaart of in de voorschriften aangegeven oppervlaktemaat geeft − tenzij in hoofdstuk<br />

II anders is bepaald − aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel<br />

ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een<br />

oppervlaktemaat mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk II anders is<br />

bepaald.<br />

2. Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan<br />

uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen<br />

buiten beschouwing.<br />

Artikel 4 Werking wettelijke regelingen<br />

De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals<br />

deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.<br />

Artikel 5 Hoogteaanduidingen<br />

1. Het op de kaart achter een letter of combinatie van letters ingeschreven Arabisch cijfer, niet<br />

in een cirkel geplaatst, geeft − tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald en behoudens eventuele<br />

vrijstelling − de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen in meters aan, dan wel − voor<br />

zover een platte afdekking wordt toegepast − de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord<br />

van het platte dak.<br />

2. De in lid 1 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antenne-installaties, mits<br />

deze voldoen aan het bepaalde in lid 3, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, hellende dakvlakken,<br />

topgevels, dakkapellen, dakopbouwen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in<br />

hoofdstuk II anders is bepaald.<br />

3. De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag − tenzij<br />

in hoofdstuk II anders is bepaald − ten hoogste bedragen:<br />

a. van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de<br />

openbare weg 1 m;<br />

b. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m;<br />

c. van lichtmasten en vlaggenmasten 15 m;<br />

d. van overkappingen 3 m;<br />

e. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 10<br />

Artikel 6 Bestaande maten<br />

1. De bestaande afstanden, hoogten of oppervlakten die meer bedragen dan ingevolge de overige<br />

voorschriften in dit plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden<br />

aangehouden.<br />

2. De bestaande afstanden die minder bedragen dan ingevolge de overige voorschriften in dit<br />

plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.<br />

3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op de oppervlakte van gebouwen en overkappingen<br />

op de gronden met de bestemming Woondoeleinden, uitgezonderd recreatiewoningen (en<br />

de eventueel daarbij behorende berging of overkapping) op de gronden met de subbestemming<br />

Wrw.<br />

4. Ingeval van verandering of heroprichting van bouwwerken waarop lid 1 en/of lid 2 van toepassing<br />

is, mogen de bestaande horizontale en verticale afmetingen niet worden vergroot, tenzij<br />

de uitbreiding qua maatvoering voldoet aan de overige voorschriften van dit plan.<br />

5. In het geval van heroprichting van bouwwerken is het bepaalde in lid 1 en 2 uitsluitend van<br />

toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.<br />

Artikel 7 Overschrijding bouwgrenzen<br />

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de kaart en hoofdstuk<br />

II uitsluitend worden overschreden door:<br />

a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,<br />

funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken;<br />

b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan<br />

0,5 m bedraagt.<br />

Artikel 8 Ondergrondse gebouwen<br />

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

a. ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming<br />

gebouwen toelaatbaar zijn;<br />

b. de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />

c. ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en<br />

voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 11<br />

Artikel 9 Algemene vrijstellingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden<br />

Algemene vrijstellingsbevoegdheden<br />

1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd − tenzij op grond van hoofdstuk II ter zake reeds<br />

vrijstelling kan worden verleend − vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor:<br />

a. het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten<br />

dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse grondoppervlakte van<br />

ten hoogste 20 m² en een goothoogte van ten hoogste 4 m;<br />

b. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;<br />

c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van<br />

belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks<br />

noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen<br />

mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 15%<br />

worden vergroot.<br />

2. Vrijstelling als bedoeld in dit artikel kan slechts worden verleend indien:<br />

a. geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden<br />

van aangrenzende gronden en bouwwerken;<br />

b. de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden zoals<br />

bedoeld in de artikelen 15, 17, 18, 29 en 33 niet onevenredig worden aangetast;<br />

c. het stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;<br />

d. zich daartegen geen overige dringende redenen verzetten.<br />

Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen<br />

3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking<br />

heeft op:<br />

a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een bovengrondse<br />

grondoppervlakte van ten hoogste 40 m² en een goothoogte van ten hoogste<br />

4 m, zulks voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 9 lid 1 onder a, algemene<br />

vrijstellingsbepaling, niet kunnen worden gebouwd;<br />

b. burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen<br />

te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor<br />

zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of<br />

bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand<br />

van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en<br />

het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 15% worden vergroot.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 12<br />

Artikel 10 Specifieke wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO<br />

1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming<br />

Bos die op de kaart is voorzien van de aanduiding "wijzigingsgebied voor verblijfsrecreatie",<br />

te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden, subbestemming vRrp, met<br />

inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

a. de bestemming mag uitsluitend worden gewijzigd voor de feitelijke uitvoering ten behoeve<br />

van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors;<br />

b. van de bevoegdheid tot wijziging mag niet eerder gebruik worden gemaakt dan nadat zeker<br />

is gesteld dat compensatie van het bos uitgaande van 1:1 wordt uitgevoerd;<br />

c. het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, recreatieappartementen, standplaatsen en trekkershutten<br />

op het Recreatiepark Kruininger Gors mag niet meer bedragen dan 1.700;<br />

d. indien recreatiewoningen niet aaneen worden gebouwd, dient een afstand van ten minste<br />

3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en overkappingen op naast elkaar gelegen<br />

percelen;<br />

e. per recreatiewoning respectievelijk standplaats dient te worden voorzien in ten minste 1,4<br />

respectievelijk 1,1 parkeerplaats;<br />

f. ten behoeve van de waterhuishouding dient tenminste 10% van het oppervlak van het<br />

wijzigingsgebied voor water bestemd te worden; deze oppervlakte mag gerealiseerd worden<br />

op de gronden met de bestemming UvRc, vRrp en GRO;<br />

g. voor het overige zijn de bepalingen van artikel 14 van toepassing.<br />

2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming<br />

Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden, die op de kaart is voorzien van<br />

de aanduiding "wijzigingsgebied voor verblijfsrecreatie", te wijzigen in de bestemming Verblijfsrecreatieve<br />

doeleinden, subbestemming vRrp, met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

a. de bestemming mag uitsluitend worden gewijzigd voor de feitelijke uitvoering ten behoeve<br />

van de kwaliteitsverbetering van het Recreatiepark Kruininger Gors;<br />

b. het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, recreatieappartementen, standplaatsen en trekkershutten<br />

op het Recreatiepark Kruininger Gors mag niet meer bedragen dan 1.700;<br />

c. indien recreatiewoningen niet aaneen worden gebouwd, dient een afstand van ten minste<br />

3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en overkappingen op naast elkaar gelegen<br />

percelen;<br />

d. per recreatiewoning respectievelijk standplaats dient te worden voorzien in ten minste 1,4<br />

respectievelijk 1,1 parkeerplaats;<br />

e. ten behoeve van de waterhuishouding dient tenminste 10% van het oppervlak van het<br />

wijzigingsgebied voor water bestemd te worden; deze oppervlakte mag gerealiseerd worden<br />

op de gronden met de bestemming UvRc, vRrp en GRO;<br />

f. voor het overige zijn de bepalingen van artikel 14 van toepassing.<br />

3. Een besluit tot wijziging als bedoeld in lid 2 mag niet eerder worden genomen dan nadat is<br />

gebleken dat de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 13<br />

Artikel 11 Saneringsregeling solitaire gebouwen en overkappingen<br />

Bij sanering van gebouwen en overkappingen die zijn gelegen op de gronden die niet zijn bestemd<br />

voor Woondoeleinden, niet behoren bij een nabijgelegen woning en tot stand zijn gekomen<br />

met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet mogen de gebouwen<br />

en overkappingen worden herbouwd, met dien verstande dat:<br />

a. de oppervlakte van de aanwezige gebouwen en overkappingen na sanering met ten minste<br />

50% is verminderd;<br />

b. de oppervlakte van de gebouwen en overkappingen na herbouw ten hoogste 30 m² bedraagt;<br />

c. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen na herbouw ten hoogste 3 m<br />

respectievelijk 3,5 m bedraagt;<br />

d. de herbouw plaatsvindt op de locatie van de te saneren gebouwen en overkappingen;<br />

e. de gebouwen en overkappingen mogen ten dienste van het wonen worden gebruikt, met<br />

dien verstande dat gebruik van de gebouwen als woning of recreatief nachtverblijf niet is<br />

toegestaan.<br />

Artikel 12 Algemeen procedurevoorschrift<br />

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging of uitwerking van dit bestemmingsplan is de in<br />

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.<br />

Artikel 13 Aanvullende werking bouwverordening<br />

De voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van<br />

de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:<br />

a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;<br />

b. brandweeringang;<br />

c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;<br />

d. de ruimte tussen bouwwerken;<br />

e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Algemene bepalingen 14<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik<br />

Artikel 14 Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verblijfsrecreatieve doeleinden (vR) zijn bestemd<br />

voor:<br />

a. ter plaatse van de subbestemming vRrp: een recreatiepark, met dien verstande dat:<br />

1. het gezamenlijk aantal recreatiewoningen, standplaatsen en trekkershutten ten hoogste<br />

1.700 mag bedragen;<br />

2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen:<br />

- 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²;<br />

- 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum<br />

van 50 m²;<br />

b. ter plaatse van de subbestemming vRrw: recreatiewoningen, met bijbehorende erven en<br />

tuinen, met dien verstande dat het gezamenlijke aantal ten hoogste 4 mag bedragen;<br />

c. ter plaatse van de subbestemming vRk: standplaatsen en trekkershutten, met dien verstande<br />

dat:<br />

1. het gezamenlijke aantal standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan<br />

het op de kaart ingeschreven aantal;<br />

2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen:<br />

- 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²;<br />

- 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum<br />

van 50 m²;<br />

alsmede voor:<br />

d. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeer-<br />

en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling,<br />

verenigings- en clubgebouwen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen;<br />

e. bergbezinkbassins, water en nutsvoorzieningen;<br />

met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

f. collectieve parkeervoorzieningen zijn in het gebied ten westen van de Zeehoeveweg en<br />

ten noorden van de Kamplaan − met uitzondering van de bestaande parkeerplaatsen − uitsluitend<br />

toegestaan ter plaatse van de nadere aanwijzing (p);<br />

g. ter plaatse van gronden met de subbestemming vRrp en de gronden met de subbestemming<br />

vRk zijn geen medische voorzieningen, horeca en detailhandel toegestaan;<br />

h. ter plaatse van de gronden met de nadere aanwijzing (sp) zijn uitsluitend sport- en<br />

parkeervoorzieningen toegestaan.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />

algemeen:<br />

a. de goothoogte van verenigings- en clubgebouwen en gebouwen ten behoeve van sport-<br />

en speelvoorzieningen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen<br />

mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />

b. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;<br />

ten aanzien van de gronden met de subbestemming vRrp en vRrw:<br />

c. het grondoppervlak van een recreatiewoning mag ten hoogste bedragen:<br />

1. 45 m² bij bouwpercelen met een oppervlak van minder dan 180 m²;<br />

2. 1/4 van een bouwperceel met een oppervlak van 180 m² of meer, met een maximum<br />

van 80 m²;<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

15<br />

199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 16<br />

d. de bouwhoogte van recreatiewoningen mag ten hoogste 3,75 m bedragen;<br />

e. bij/aan/in iedere recreatiewoning mag in aanvulling op het bepaalde onder c ten hoogste<br />

één berging of overkapping met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte<br />

van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd;<br />

f. er dient een afstand van ten minste 3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en<br />

overkappingen op naast elkaar gelegen percelen indien recreatiewoningen niet aaneen<br />

worden gebouwd;<br />

ten aanzien van de gronden met de subbestemming vRk:<br />

g. bij iedere stacaravan mag ten hoogste één vrijstaande berging of overkapping met een<br />

oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />

waardevol gebied in ieder het geval het bepaalde in artikel 32, 33 en/of 34 in acht te worden<br />

genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 17<br />

Artikel 15 Dagrecreatieve doeleinden (dR)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dagrecreatieve doeleinden (dR) zijn bestemd<br />

voor:<br />

a. strand- en oeverrecreatie;<br />

b. voorzieningen voor de hulpverlening;<br />

c. dierenweides;<br />

d. beplantingen en andere groenvoorzieningen;<br />

e. paden en speelvoorzieningen;<br />

f. water.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />

- het gezamenlijke grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste<br />

500 m² bedragen.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering en / of Archeologisch waardevol<br />

gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 18<br />

Artikel 16 Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden<br />

(dRNL)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dagrecreatiegebied met natuur- en landschapswaarden<br />

zijn bestemd voor:<br />

a. niet gemotoriseerde dagrecreatie;<br />

b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en / of landschapswaarden;<br />

c. water.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid gebouwen<br />

3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor de<br />

bouw van toiletgebouwtjes ten behoeve van de dagrecreatie, met dien verstande dat:<br />

a. het gezamenlijk grondoppervlak ten hoogste 40 m² mag bedragen en de goothoogte ten<br />

hoogste 3 m;<br />

b. de gebouwtjes zijn slechts toelaatbaar indien de natuur- en landschapswaarden van de<br />

gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden<br />

voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied<br />

in ieder geval het bepaalde in artikel 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />

Aanlegvoorschriften<br />

5. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning<br />

van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen<br />

bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;<br />

b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen<br />

van andere oppervlakteverhardingen;<br />

c. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven van reeds aanwezige dijken of<br />

taluds;<br />

d. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />

en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />

e. het beplanten van gronden met houtgewassen, ter plaatse waar de gronden op het tijdstip<br />

van de inwerkingtreding van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;<br />

f. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het<br />

verwijderen van vegetaties;<br />

g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;<br />

h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;<br />

i. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />

6. Het verbod als bedoeld in lid 5, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan;<br />

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />

7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />

de natuur- en/of landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />

aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden<br />

of kunnen worden verkleind.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 19<br />

Adviesprocedure<br />

8. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester<br />

en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent<br />

de vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken en / of werkzaamheden de natuur-<br />

en / of landschapswaarden niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 20<br />

Artikel 17 Gemengd Recreatiegebied (GR)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Gemengd Recreatiegebied (GR) zijn bestemd<br />

voor:<br />

a. dagrecreatie;<br />

b. een jachthaven met een bijbehorende horecagelegenheid, voor zover deze horecagelegenheid:<br />

1. voorkomt in de categorie 1 of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />

2. de bedrijfsvloeroppervlakte ten hoogste 150 m² bedraagt;<br />

c. standplaatsen en trekkershutten, met dien verstande dat:<br />

1. het gezamenlijke aantal standplaatsen en trekkershutten niet meer mag bedragen dan<br />

het op de kaart ingeschreven aantal;<br />

2. het grondoppervlak van een stacaravan ten hoogste mag bedragen:<br />

- 35 m² bij standplaatsen met een oppervlak van minder dan 145 m²;<br />

- 1/4 van de standplaats met een oppervlak van 145 m² of meer, met een maximum<br />

van 50 m²;<br />

d. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeer-<br />

en groenvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling,<br />

verenigings- en clubgebouwen, sanitaire voorzieningen en beheers- en onderhoudsvoorzieningen;<br />

e. water;<br />

f. ter plaatse van de subbestemming GRwb uitsluitend:<br />

1. watersportgebonden bedrijven, voor zover de bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorieën<br />

1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, en bijbehorende detailhandel<br />

in vaartuigen en watersportbenodigdheden;<br />

2. bijbehorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen met bijbehorende bermen, parkeer-<br />

en groenvoorzieningen.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />

a. ten aanzien van de gronden zonder subbestemming:<br />

1. bij iedere stacaravan mag ten hoogste één vrijstaande berging of overkapping met een<br />

oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd;<br />

2. het gezamenlijk grondoppervlak van overige gebouwen en overkappingen mag ten<br />

hoogste 500 m² bedragen;<br />

b. ten aanzien van de subbestemming GRwb:<br />

1. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag ten hoogste<br />

2.500 m² bedragen;<br />

2. de bouwhoogte van kranen mag ten hoogste 15 m bedragen;<br />

c. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Horeca-activiteiten<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1<br />

onder b, aanhef en sub 1:<br />

a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 onder b sub 1 aangegeven,<br />

voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet<br />

op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren<br />

tot de in lid 1 onder b sub 1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />

b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd,<br />

voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan<br />

worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1<br />

onder b sub 1 genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik <strong>21</strong><br />

Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1<br />

onder f, aanhef en sub 1:<br />

a. om watersportgebonden bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 1 onder f<br />

sub 1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving<br />

(gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te<br />

behoren tot de in lid 1 onder f, aanhef en sub 1 genoemde categorieën van de Staat van<br />

Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat geen geluidshinderlijke of risicovolle inrichtingen<br />

zijn toegestaan;<br />

b. om watersportgebonden bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht<br />

kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals<br />

in lid 1 onder f, aanhef en sub 1 genoemd, met dien verstande dat geen geluidshinderlijke<br />

of risicovolle inrichtingen zijn toegestaan.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

6. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />

het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />

Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />

7. Het is verboden de onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een<br />

opslaghoogte van meer dan 6 m, uitgezonderd masten van boten.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 22<br />

Artikel 18 Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Dijken met landschaps- en natuurwaarden (DLN)<br />

zijn bestemd voor:<br />

a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschaps- en / of natuurwaarden;<br />

b. verkeersdoeleinden overeenkomstig de bepalingen van artikel 27;<br />

c. water.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, worden gebouwd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken, dient indien deze<br />

gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol<br />

gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />

Aanlegvoorschriften<br />

4. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />

wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of<br />

werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;<br />

b. het vergraven van reeds aanwezige dijken of taluds;<br />

c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />

en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />

d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het<br />

verwijderen van vegetaties;<br />

e. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;<br />

f. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />

5. Het verbod als bedoeld in lid 4, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan;<br />

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />

6. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />

de landschaps- en/of natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />

aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden<br />

of kunnen worden verkleind.<br />

Adviesprocedure<br />

7. Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en<br />

wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag<br />

of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de landschaps- en/of natuurwaarden<br />

niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 23<br />

Artikel 19 Bos (BOS)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Bos (BOS) zijn bestemd voor:<br />

a. bos;<br />

b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuur- en / of landschapswaarden;<br />

c. extensief dagrecreatief medegebruik;<br />

d. water;<br />

e. bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, worden gebouwd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied<br />

in ieder geval het bepaalde in artikel 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />

Aanlegvoorschriften<br />

4. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning<br />

van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen<br />

bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen<br />

van andere oppervlakteverhardingen;<br />

b. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />

en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />

c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;<br />

d. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />

5. Het verbod als bedoeld in lid 4, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreden van het plan;<br />

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />

6. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />

de natuur- en/of landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />

aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden<br />

of kunnen worden verkleind.<br />

Adviesprocedure<br />

7. Alvorens omtrent het verlenen van aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester en<br />

wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent de vraag<br />

of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de natuur- en/of landschapswaarden<br />

niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 24<br />

Artikel 20 Woondoeleinden (W)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woondoeleinden (W) zijn bestemd voor:<br />

a. het wonen met bijbehorende erven en tuinen en in samenhang daarmee voor de uitoefening<br />

van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;<br />

b. water;<br />

alsmede voor:<br />

c. ter plaatse van de subbestemming Wrw: een recreatiewoning.<br />

2. Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />

in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen<br />

ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten,<br />

voor:<br />

a. het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige<br />

bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 1/3 van het vloeroppervlak van de woning, met<br />

een maximum van 50 m²;<br />

b. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten<br />

in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;<br />

c. het gebruik geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en<br />

niet gepaard gaan met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt<br />

is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.<br />

Bouwvoorschriften<br />

3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. hoofdgebouwen;<br />

b. recreatiewoningen;<br />

c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;<br />

d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen, met dien<br />

verstande dat de bepalingen in dit lid niet van toepassing zijn op recreatiewoningen (en de<br />

eventueel daarbij behorende bouwwerken):<br />

aantal woningen:<br />

a. het aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan door middel van<br />

een omcirkeld cijfer op de kaart is aangegeven;<br />

grondoppervlak:<br />

b. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen mag per woning ten<br />

hoogste bedragen:<br />

bestaand 1) grondoppervlak maximaal toelaatbaar grondoppervlak<br />

1. minder dan 190 m² 190 m², waarbij het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa<br />

ten hoogste 175 m² mag bedragen<br />

2. 190 m² of meer, doch 240 m²<br />

of minder<br />

3. meer dan 240 m² 240 m²<br />

bestaand grondoppervlak, met dien verstande dat in geval van<br />

vervangende nieuwbouw of vergroting van de hoofdbouwmassa<br />

het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa ten hoogste<br />

175 m² mag bedragen<br />

1) Zoals aanwezig op het tijdstip van indiening van de bouwaanvraag (in afwijking van artikel 1 lid 13).<br />

situering:<br />

c. ingeval van vervangende nieuwbouw van de hoofdbouwmassa dient ten minste 50% van<br />

het grondoppervlak van het hoofdgebouw op de plaats van het te vervangen hoofdgebouw<br />

te worden gebouwd;<br />

d. de afstand tussen gebouwen en overkappingen en de zijdelingse perceelsgrenzen dient<br />

ten minste 3 m te bedragen;<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 25<br />

e. de afstand van openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen;<br />

hoogte:<br />

f. de bouwhoogte van de hoofdbouwmassa mag ten hoogste 9 m bedragen;<br />

g. de goothoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde overkappingen mag ten hoogste<br />

4 m bedragen;<br />

h. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen<br />

mag ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m bedragen;<br />

i. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen.<br />

5. Voor het bouwen van recreatiewoningen en de daarbij behorende bouwwerken gelden de<br />

volgende bepalingen:<br />

a. per bouwperceel met de subbestemming Wrw mag ten hoogste 1 recreatiewoning worden<br />

gebouwd;<br />

b. het grondoppervlak van een recreatiewoning mag ten hoogste 45 m² bedragen;<br />

c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag ten hoogste 3,75 m bedragen;<br />

d. bij / aan / in iedere recreatiewoning mag in aanvulling op het bepaalde onder b ten hoogste<br />

één berging of overkapping worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 6 m²<br />

en een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;<br />

e. de afstand tussen gebouwen en overkappingen en de zijdelingse perceelsgrens dient aan<br />

één zijde ten minste 3 m te bedragen;<br />

f. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen.<br />

Vrijstellingsbevoegdheden<br />

6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4<br />

onder b, aanhef en sub 1 en 2, voor een groter grondoppervlak van de hoofdbouwmassa dan<br />

175 m², met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

a. de bevoegdheid mag uitsluitend worden toegepast indien het vervangende nieuwbouw van<br />

de hoofdbouwmassa betreft, waarbij de bestaande verhoudingen van de hoofdbouwmassa<br />

worden gehandhaafd;<br />

b. bestaande horizontale en verticale maten mogen met ten hoogste 10% worden gewijzigd.<br />

7. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4<br />

onder b, aanhef en sub 3, indien reeds meer dan 240 m² aan gebouwen en overkappingen op<br />

de bij de woning behorende gronden aanwezig is en voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:<br />

a. het oppervlak van het meerdere boven de 240 m² wordt met minimaal de helft verminderd;<br />

b. het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa mag na sanering ten hoogste 175 m² bedragen;<br />

c. in afwijking van het bepaalde onder b mag het grondoppervlak van de hoofdbouwmassa<br />

meer dan 175 m² bedragen, mits:<br />

1. de bestaande verhoudingen van de hoofdbouwmassa worden gehandhaafd;<br />

2. bestaande horizontale en verticale maten met ten hoogste 10% worden gewijzigd;<br />

d. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen en overkappingen per woning mag na sanering<br />

ten hoogste 400 m² bedragen;<br />

e. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend bij de sanering worden betrokken, met inachtneming<br />

van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand gekomen te zijn;<br />

f. kassen mogen tot een grondoppervlak van ten hoogste 100 m² bij de sanering worden betrokken;<br />

g. het te herbouwen gedeelte wordt gesitueerd op de gronden met de bestemming Woondoeleinden.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

8. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />

het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />

Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />

9. Het is verboden de gronden te gebruiken voor een paardenbak.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 26<br />

Artikel <strong>21</strong> Horecadoeleinden (H)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Horecadoeleinden (H) zijn bestemd voor horecabedrijven<br />

voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten,<br />

alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />

- op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Horeca-activiteiten<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1:<br />

a. om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 1 aangegeven, voor zover<br />

het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke<br />

werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de<br />

in lid 1 genoemde categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />

b. om horecabedrijven toe te laten die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd,<br />

voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan<br />

worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals in lid 1<br />

genoemd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />

het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />

Artikel 22 Maatschappelijke doeleinden (M)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Maatschappelijke doeleinden (M) zijn bestemd<br />

voor:<br />

a. ter plaatse van de gronden zonder subbestemming: maatschappelijke voorzieningen;<br />

b. ter plaatse van de gronden met de subbestemming Mn: een nutsbedrijf;<br />

c. bijbehorende voorzieningen zoals parkeer- en groenvoorzieningen.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanwijzingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />

- op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken dient indien deze<br />

gronden tevens zijn bestemd voor Primair Waterkering, Leidingen en/of Archeologisch waardevol<br />

gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 27<br />

Artikel 23 Bedrijfsdoeleinden (B)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden (B) zijn bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de subbestemming Boa: een opslagbedrijf in automaterialen;<br />

b. ter plaatse van de subbestemming Bbva: een bedrijf gericht op:<br />

1. de levering van brandstoffen, bouwmaterialen, gereedschappen en soortgelijke materialen<br />

en producten ten dienste van de in de omgeving aanwezige verblijfsrecreatieve<br />

accommodatie;<br />

2. reparatie en onderhoud van verblijfsrecreatieve accommodatie;<br />

alsmede voor:<br />

c. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen;<br />

met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

d. de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder a en b sub 2 zijn uitsluitend toegestaan, voor zover<br />

deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;<br />

e. de gronden voorzien van de nadere aanwijzing (z) zijn bestemd overeenkomstig de aangrenzende<br />

en bijbehorende gronden.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />

a. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;<br />

b. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens<br />

dient ten minste 1 m te bedragen.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1<br />

onder d om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 1 onder d genoemd, voor<br />

zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze<br />

of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 onder d genoemde<br />

categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat geen geluidshinderlijke<br />

of risicovolle inrichtingen zijn toegestaan.<br />

Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />

5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder het geval<br />

het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />

Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />

6. Het is verboden de gronden met de nadere aanwijzing (z) en andere onbebouwde gronden te<br />

gebruiken voor de opslag van goederen met een opslaghoogte van meer dan 3 m.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 28<br />

Artikel 24 Tuincentrum (TC)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Tuincentrum (TC) zijn bestemd voor een tuincentrum,<br />

alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen en parkeer- en groenvoorzieningen.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />

a. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;<br />

b. het gezamenlijk grondoppervlak van kassen mag ten hoogste 7.500 m² bedragen;<br />

c. het gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen, geen kassen zijnde, en overkappingen<br />

mag ten hoogste 650 m² bedragen.<br />

Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />

4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />

het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 29<br />

Artikel 25 Voortuinen (vT)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Voortuinen (vT) zijn bestemd voor voortuinen behorende<br />

bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor water.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen,<br />

geen overkappingen en geen openluchtzwembaden zijnde worden gebouwd.<br />

3. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte van bouwwerken mag − indien deze worden geplaatst vóór (de lijn welke<br />

kan worden getrokken in het verlengde) van de voorgevel van het hoofdgebouw − ten<br />

hoogste 1 m bedragen;<br />

b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van toegangshekken / -palen<br />

als onderdeel van een erf-/terreinafscheiding ten hoogste 2,25 m mag bedragen over<br />

een breedte van ten hoogste 3,5 m;<br />

c. voor de bouwhoogte van bouwwerken elders geldt het bepaalde in artikel 5 lid 3, met dien<br />

verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m mag bedragen.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3<br />

onder b voor bredere toegangshekken/-palen als onderdeel van een erf-/terreinafscheiding,<br />

indien deze worden geplaatst op percelen, indien deze:<br />

a. worden geplaatst op percelen met een breedte van meer dan 50 m;<br />

b. niet breder zijn dan 20% van de perceelsbreedte, met een maximum van 10 m;<br />

c. een open structuur hebben;<br />

d. niet hoger zijn dan 2,25 m.<br />

Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />

5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />

het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />

Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />

6. Het is verboden de gronden te gebruiken voor:<br />

a. een paardenbak;<br />

b. een openluchtzwembad.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 30<br />

Artikel 26 Tuinen (T)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Tuinen (T) zijn bestemd voor:<br />

a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;<br />

b. hobbymatig agrarisch gebruik;<br />

c. water;<br />

alsmede voor:<br />

d. collectieve parkeervoorzieningen ter plaatse van de nadere aanwijzing (p).<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:<br />

a. gebouwen;<br />

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />

a. op de bij een hoofdgebouw behorende grond mag ten hoogste 1 gebouw of overkapping<br />

worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste 10 m² en een bouwhoogte van<br />

ten hoogste 2,5 m;<br />

b. in afwijking van het bepaalde onder a mag op de gronden met de nadere aanwijzing (k)<br />

een kas worden gebouwd met een grondoppervlak van ten hoogste het op de kaart aangegeven<br />

oppervlak;<br />

c. de goothoogte van de onder b bedoelde kas mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />

d. de afstand van de onder b bedoelde kas tot woningen van derden dient ten minste 25 m te<br />

bedragen;<br />

e. de afstand van openluchtzwembaden tot de perceelsgrenzen dient ten minste 5 m te bedragen;<br />

f. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 4 m bedragen.<br />

Verhouding tot samenstellende bestemmingen<br />

4. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />

het bepaalde in artikel 34 in acht te worden genomen.<br />

Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />

5. Het is verboden de gronden te gebruiken voor een paardenbak.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 31<br />

Artikel 27 Verkeersdoeleinden (V)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeersdoeleinden (V) zijn bestemd voor:<br />

a. ter plaatse van de gronden zonder subbestemming: wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande<br />

rijstrook (exclusief opstelstroken en busstroken), alsmede voor bijbehorende voorzieningen<br />

zoals fiets- en voetpaden, parkeer- en groenvoorzieningen en bermen;<br />

b. ter plaatse van de gronden met de subbestemming Vg: verblijfsgebied met een functie<br />

voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van aangrenzende bestemmingen, alsmede<br />

voor bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, fiets- en voetpaden, parkeer-, speel-<br />

en groenvoorzieningen en bermen;<br />

alsmede voor:<br />

c. bergbezinkbassins.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend bouwwerken,<br />

geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />

waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en/of 34 in acht te worden<br />

genomen.<br />

Artikel 28 Groenvoorzieningen (GRO)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen (GRO) zijn bestemd voor:<br />

a. beplantingen en andere groenvoorzieningen;<br />

b. paden en speelvoorzieningen;<br />

c. bergbezinkbassins en water;<br />

d. ter plaatse van de nadere aanwijzing (o) uitsluitend opgaande beplanting.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, worden gebouwd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />

waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en / of 34 in acht te worden<br />

genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 32<br />

Artikel 29 Water (WA)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water (WA) zijn bestemd voor de wateraanvoer<br />

en -afvoer en waterberging, alsmede voor bruggen en duikers.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen<br />

zijnde, worden gebouwd.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

3. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Primair waterkering, Leidingen en/of Archeologisch<br />

waardevol gebied in ieder geval het bepaalde in artikel 32, 33 en/of 34 in acht te worden<br />

genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 33<br />

Artikel 30 Water met Natuurwaarden (WN)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water met Natuurwaarden (WN) zijn bestemd<br />

voor:<br />

a. de wateraanvoer en -afvoer en waterberging;<br />

b. het verkeer te water;<br />

c. dagrecreatief medegebruik;<br />

d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de wateraanvoer<br />

-afvoer en waterberging en ten behoeve van het behoud, het herstel en de ontwikkeling<br />

van natuurwaarden worden gebouwd.<br />

3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling:<br />

- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1 m bedragen.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2<br />

en 3 ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor het verkeer te<br />

water en / of het dagrecreatief medegebruik, met inachtneming van de volgende bepalingen:<br />

a. de bouwhoogte mag ten hoogste 5 m bedragen;<br />

b. de bouw van de bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de natuurwaarden van de gronden<br />

niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor<br />

herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.<br />

Verhouding samenvallen bestemmingen<br />

5. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder het bouwen van bouwwerken, dient indien deze<br />

gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied in ieder geval<br />

het bepaalde in artikel 33 en / of 34 in acht te worden genomen.<br />

Aanlegvoorschriften<br />

6. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en<br />

wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of<br />

werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de bodem, waaronder begrepen het ophogen<br />

met bagger- of grondspecie;<br />

b. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen<br />

en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;<br />

c. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;<br />

d. het verrichten van exploratie- of exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.<br />

7. Het verbod als bedoeld in lid 6, is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.<br />

8. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor<br />

de natuurwaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan<br />

wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden<br />

verkleind.<br />

Adviesprocedure<br />

9. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester<br />

en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap, omtrent<br />

de vraag of de door de voorgenomen bouwwerken, werken en/of werkzaamheden de natuurwaarden<br />

niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 34<br />

Bijzonder gebruiksvoorschrift<br />

10. Het is verboden gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor het afmeren van woonschepen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 35<br />

Artikel 31 Uit te werken verblijfsrecreatieve doeleinden - centrumgebied<br />

(UvRc)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Uit te werken verblijfsrecreatieve doeleinden -<br />

centrumgebied (UvRc) zijn bestemd voor centrumvoorzieningen, recreatiewoningen en -appartementen<br />

en in verband daarmee voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen,<br />

groen- en speelvoorzieningen en water.<br />

Uitwerkingsregels<br />

2. Burgemeester en wethouders werken de in lid 1 genoemde bestemming nader uit met inachtneming<br />

van de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:<br />

a. het aantal recreatieappartementen en recreatiewoningen mag ten hoogste 80 bedragen,<br />

met dien verstande dat het totale aantal recreatieappartementen, recreatiewoningen,<br />

standplaatsen en trekkershutten ten hoogste 1.700 bedraagt;<br />

b. de goothoogte van recreatiewoningen mag ten hoogste 3 m bedragen;<br />

c. de goothoogte van overige gebouwen mag ten hoogste 6 m bedragen;<br />

d. het aantal parkeerplaatsen dient ten minste 1,4 per appartement of recreatiewoning te bedragen;<br />

e. ten behoeve van de waterhuishouding dient tenminste 10% van het oppervlak van het uit<br />

te werken gebied voor water bestemd te worden; deze oppervlakte mag gerealiseerd worden<br />

op de gronden met de bestemming UvRc, vRrp en GRO;<br />

f. de goothoogte van gebouwen ten behoeve van de centrumvoorzieningen mag ten hoogste<br />

6 m bedragen;<br />

g. de afstand van gebouwen ten behoeve van centrumvoorzieningen en recreatieappartementen<br />

tot de grens van de gronden met de subbestemming vRrp dient ten minste 5 m te<br />

bedragen;<br />

h. recreatiewoningen mogen vrijstaand of aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat<br />

het grondoppervlak van een recreatiewoning ten hoogste mag bedragen:<br />

1. 45 m² bij bouwpercelen met een oppervlak van minder 180 m²;<br />

2. ¼ van een bouwperceel met een oppervlak van 180 m² of meer, met een maximum van<br />

80 m²;<br />

i. bij/aan/in iedere recreatiewoning mag in aanvulling op het bepaalde onder h ten hoogste<br />

één berging of overkapping met een oppervlak van ten hoogste 6 m² en een bouwhoogte<br />

van ten hoogste 2,5 m worden gebouwd;<br />

j. er dient een afstand van ten minste 3 m te worden aangehouden tussen gebouwen en<br />

overkappingen op naast elkaar gelegen percelen indien recreatiewoningen niet aaneen<br />

worden gebouwd;<br />

k. op de gronden met de bestemming (UvRc) zijn horecabedrijven uitsluitend toegestaan,<br />

voor zover:<br />

1. deze voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;<br />

2. de bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging ten hoogste 650 m² bedraagt;<br />

3. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten hoogste 1.500 m² bedraagt.<br />

Voorlopig bouwverbod<br />

3. Op de gronden met de in lid 1 genoemde bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in<br />

overeenstemming met een uitwerkingsplan dat in werking is getreden en krachtens de in een<br />

zodanig plan gestelde eisen.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3,<br />

indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen<br />

en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde<br />

wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor<br />

gemaakt ontwerp.<br />

5. Onder de in lid 4 bedoelde omstandigheden mag slechts vrijstelling worden verleend nadat<br />

belanghebbenden gedurende vier weken in de gelegenheid zijn gesteld daartegen schriftelijk<br />

zienswijzen kenbaar te maken en Gedeputeerde Staten vooraf schriftelijk hebben verklaard, dat<br />

zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaren hebben. Een verklaring van geen be-<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 36<br />

zwaar is niet noodzakelijk indien bij goedkeuring van het plan door Gedeputeerde Staten is verklaard<br />

dat de uitwerking geen goedkeuring behoeft en indien gedurende de termijn van terinzagelegging<br />

geen zienswijzen tegen het ontwerpuitwerkingsplan zijn kenbaar gemaakt. Burgemeester<br />

en wethouders stellen de ingebrachte zienswijzen schriftelijk ter kennis gesteld aan<br />

Gedeputeerde Staten.<br />

Verhouding tot samenvallende bestemmingen<br />

6. Bij het treffen van voorzieningen, waaronder begrepen het bouwen van bouwwerken, dient<br />

indien deze gronden tevens zijn bestemd voor Leidingen en/of Archeologisch waardevol gebied<br />

in ieder geval het bepaalde in artikel 33 en/of 34 in acht te worden genomen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 37<br />

Artikel 32 Primaire waterkering (dubbelbestemming)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen voor Primair waterkering zijn primair bestemd voor de<br />

waterkering door middel van dijken, kaden en dijksloten.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming bouwwerken,<br />

geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.<br />

3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming<br />

van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden<br />

gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van<br />

bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt<br />

uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3,<br />

met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschriften. Vrijstelling<br />

wordt verleend indien het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.<br />

Adviesprocedure<br />

5. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de samenvallende bestemmingen<br />

te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder<br />

van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het waterkeringsbelang<br />

niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 38<br />

Artikel 33 Leidingen (dubbelbestemming)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart tevens aangewezen voor Leidingen zijn mede bestemd voor:<br />

a. binnen de dubbelbestemming bovengrondse hoogspanningsleiding: een bovengrondse<br />

hoogspanningsleiding, 380 kV;<br />

b. binnen een afstand van 5 m van de dubbelbestemming ondergrondse hoogspanningsleiding:<br />

een ondergrondse hoogspanningsleiding, 150 kV;<br />

c. binnen een afstand van 3 m van de dubbelbestemming afvalwaterpersleiding: een afvalwaterpersleiding,<br />

diameter ten hoogste 400 mm;<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.<br />

3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming<br />

van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden<br />

gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van<br />

bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt<br />

uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3<br />

vrijstelling, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw) voorschriften.<br />

Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.<br />

Aanlegvoorschriften<br />

5. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van<br />

een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende<br />

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren,<br />

afgraven of ophogen;<br />

b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en / of bomen;<br />

c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;<br />

d. diepploegen;<br />

e. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de doeleindenomschrijving aangegeven<br />

en daarmee verband houdende constructies;<br />

f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande<br />

watergangen;<br />

g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.<br />

6. Het verbod als bedoeld in lid 5 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:<br />

a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;<br />

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />

c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.<br />

7. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover<br />

het leidingbelang hierdoor niet evenredig wordt benadeeld.<br />

Adviesprocedure<br />

8. Alvorens omtrent het verlenen van een vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen<br />

burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding omtrent de<br />

vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken en/of werkzaamheden de belangen van<br />

de leiding(en) niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 39<br />

Artikel 34 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)<br />

Doeleindenomschrijving<br />

1. De gronden op de kaart aangewezen als Archeologisch waardevol gebied zijn mede bestemd<br />

voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.<br />

Bouwvoorschriften<br />

2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend<br />

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek<br />

noodzakelijk zijn.<br />

3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming<br />

van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden<br />

gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op:<br />

voor de gronden met de nadere aanwijzing (A) op kaartblad 2:<br />

a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />

voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />

wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />

b. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden beneden maaiveld plaatsvinden;<br />

voor de gronden met de nadere aanwijzing (B) op kaartblad 2:<br />

c. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />

voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />

wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />

d. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;<br />

e. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden dieper dan 50 cm onder maaiveld plaatsvinden;<br />

voor de gronden met de nadere aanwijzing (C) op kaartblad 2:<br />

f. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />

voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />

wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />

g. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²;<br />

h. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden dieper dan 80 cm onder maaiveld plaatsvinden;<br />

voor de gronden met de nadere aanwijzing (D) op kaartblad 2:<br />

i. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,<br />

voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik<br />

wordt gemaakt van de bestaande fundering;<br />

j. een bouwwerk waarvoor geen werkzaamheden beneden de waterbodem plaatsvinden.<br />

Vrijstellingsbevoegdheid<br />

4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3,<br />

met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften.<br />

5. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de<br />

bouwvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de<br />

betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.<br />

6. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt voorts verleend, indien:<br />

a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische<br />

waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders<br />

in voldoende mate is vastgesteld;<br />

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de<br />

bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door<br />

aan de vrijstelling voorschriften te verbinden, gericht op:<br />

- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden<br />

behouden;<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 40<br />

- het doen van opgravingen;<br />

- begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.<br />

Aanlegvoorschriften<br />

7. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied<br />

zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning)<br />

de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:<br />

a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan in de onderstaande tabel is<br />

aangegeven, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,<br />

ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk<br />

zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, is<br />

verleend;<br />

deelgebied A B C D<br />

diepte maaiveld<br />

50 cm beneden<br />

maaiveld<br />

80 cm beneden<br />

maaiveld<br />

waterbodem<br />

b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;<br />

c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;<br />

d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;<br />

e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en<br />

daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.<br />

8. Het verbod, zoals in lid 7 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:<br />

a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;<br />

b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;<br />

c. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.<br />

9. Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning<br />

aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken<br />

locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.<br />

10. Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien:<br />

a. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische<br />

waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders<br />

in voldoende mate is vastgesteld;<br />

b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de<br />

activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de<br />

aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:<br />

- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden<br />

behouden;<br />

- het doen van opgravingen;<br />

- begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.<br />

Adviesprocedure<br />

11. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling of aanlegvergunning te beslissen, winnen burgemeester<br />

en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de<br />

vraag of door de voorgenomen bouwwerken, werken of werkzaamheden de archeologische belangen<br />

niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.<br />

Wijzigingsbevoegdheid<br />

12. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door voor een<br />

of meer bestemmingsvlakken de medebestemming Archeologisch waardevol gebied geheel of<br />

gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:<br />

a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden<br />

aanwezig zijn;<br />

b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat<br />

het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden<br />

voorziet.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 41<br />

Artikel 35 Gebruik van gronden en bouwwerken<br />

1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of<br />

tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en<br />

de overige voorschriften.<br />

2. Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan het opslaan van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk.<br />

3. Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het uitoefenen van detailhandel voor zover dit een<br />

normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge<br />

de voorschriften toegestaan.<br />

4. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte<br />

toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door<br />

dringende redenen worden gerechtvaardigd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bestemmingen en gebruik 42<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Hoofdstuk III Overgangs- en slotbepalingen<br />

Artikel 36 Overgangsbepalingen<br />

Gebruik in strijd met het plan<br />

1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van<br />

dit plan en dat hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.<br />

2. Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voor zover daardoor de bestaande<br />

afwijkingen van het plan naar aard en omvang worden verkleind.<br />

3. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen<br />

tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat<br />

plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.<br />

Bouwwerken in strijd met het plan<br />

4. Bouwwerken, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan bestaan dan wel worden<br />

gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens<br />

de Woningwet en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen<br />

naar aard en omvang niet worden vergroot:<br />

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;<br />

b. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits<br />

de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan.<br />

5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 4<br />

ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan<br />

10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte.<br />

6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in<br />

lid 4 onder b, voor zover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk<br />

is.<br />

7. Het bepaalde in lid 4 is niet van toepassing op bouwwerken die op het genoemde tijdstip<br />

weliswaar bestaan, maar gebouwd zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.<br />

Artikel 37 Strafbepaling<br />

Overtreding van het bepaalde in:<br />

- artikel 16 lid 5;<br />

- artikel 17 lid 7;<br />

- artikel 18 lid 4;<br />

- artikel 19 lid 4;<br />

- artikel 20 lid 9;<br />

- artikel <strong>21</strong> lid 6;<br />

- artikel 25 lid 6;<br />

- artikel 26 lid 5;<br />

- artikel 30 lid 6 en 10;<br />

- artikel 33 lid 5;<br />

- artikel 34 lid 7;<br />

- artikel 35 lid 1;<br />

is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

43<br />

199.7325.00


Overgangs- en slotbepalingen 44<br />

Artikel 38 Titel<br />

Dit plan kan worden aangehaald onder de naam bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong>.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg 199.7325.00


Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten<br />

behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan <strong>Kruiningergors</strong> van de gemeente<br />

Westvoorne.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00


Inhoudsopgave 1<br />

I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten blz. 3<br />

0 Landbouw, jacht en bosbouw<br />

01 Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw 3<br />

1/2/3 Industrie<br />

05 Visserij- en visteeltbedrijven 3<br />

15 Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken 3<br />

16 Verwerking van tabak 5<br />

17 Vervaardiging van textiel 5<br />

18 Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont 5<br />

19 Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) 6<br />

20 Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk<br />

(excl. meubels) 6<br />

<strong>21</strong> Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren 6<br />

22 Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media 6<br />

23 Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie 7<br />

24 Vervaardiging van chemische producten 7<br />

25 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 8<br />

26 Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten 8<br />

27 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 9<br />

28 Vervaardiging van producten van metaal 10<br />

29 Vervaardiging van machines en apparaten 11<br />

30 Vervaardiging van kantoormachines en computers 11<br />

31 Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden 11<br />

32 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en<br />

-benodigdheden 12<br />

33 Vervaardiging van medische apparaten/instrumenten, orthopedische artikelen e.d.,<br />

precisie- en optische instrumenten en uurwerken 12<br />

34 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers 12<br />

35 Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens en opleggers) 12<br />

36 Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. 13<br />

37 Voorbereiding tot recycling 13<br />

4 Bouwnijverheid<br />

40 Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water 13<br />

45 Bouwnijverheid 14<br />

5 Reparatie van consumentenartikelen en handel<br />

50 Handel in en reparatie van auto's en motorfietsen; benzineservicestations 14<br />

51 Groothandel (op- en overslag van goederen zonder verwerking, excl. auto's en<br />

motorfietsen) 15<br />

52 Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren 18<br />

6 Vervoer, opslag en communicatie<br />

60 Vervoer over land 18<br />

63 Dienstverlening t.b.v. het vervoer 18<br />

64 Post en telecommunicatie 18<br />

7 Verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening<br />

71 Verhuur van transportmiddelen, machines en overige roerende goederen 18<br />

72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 19<br />

73 Speur- en ontwikkelingswerk 19<br />

74 Overige zakelijke dienstverlening 19<br />

75 Overheidsdiensten 19<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Inhoudsopgave 2<br />

9 Milieudienstverlening en overige dienstverlening<br />

90 Milieudienstverlening 19<br />

93 Overige dienstverlening 20<br />

II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen <strong>21</strong><br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 3<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW<br />

01.1 Akker- en tuinbouw<br />

01.12 Tuinbouw<br />

- champignonkwekerijen (algemeen) 2 G/Gr/R C<br />

- champignonkwekerijen met mestfermentatie 3.2 Gr C<br />

- bloembollendroog- en prepareerbedrijven 2 G/Gr/S C<br />

- witlofkwekerijen (algemeen) 2 G/Gr/R C<br />

01.4 Dienstverlening t.b.v. de landbouw<br />

- algemeen (o.a. loonbedrijven) 3.2 G -<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m²<br />

bedraagt<br />

3.1 G -<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² 2 G -<br />

bedraagt<br />

- indien opslag bestrijdingsmiddelen: zie SBI-code 51.55<br />

- KI-stations 3.1 G/Gr -<br />

- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven algemeen 3.1 G -<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m²<br />

bedraagt<br />

2 G -<br />

05 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN<br />

05.1 - Zeevisserijbedrijven 3.2 Gr/G C<br />

- Binnenvisserijbedrijven 3.1 Gr/G C<br />

05.2 Vis- en schaaldierkwekerijen<br />

- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 3.2 Gr/G C<br />

- visteeltbedrijven 3.1 Gr/G C<br />

15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN<br />

15.1 Slachterijen en vleesverwerking<br />

- slachterijen, vervaardiging van vleeswaren en<br />

vleesconserven<br />

3.2 G/Gr C<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />

bedraagt<br />

3.1 G/Gr C<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m²<br />

bedraagt<br />

2 G/Gr -<br />

- vetsmelterijen 5 Gr C<br />

- bewerking van darmen en verwerking van ander dierlijk afval 4.2 Gr C<br />

- vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van<br />

minder dan 2.000 m² en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden<br />

3.1 G/Gr -<br />

15.2 Visverwerking<br />

- algemeen 4.2 Gr -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt 3.2 Gr -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 300 m² bedraagt 3.1 Gr -<br />

- indien drogen 5 Gr C<br />

- indien roken 4.2 Gr C<br />

15.3 Groente- en fruitverwerking<br />

- algemeen 3.2 G/Gr C<br />

- vervaardiging van aardappelproducten 4.2 Gr C<br />

- indien vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak 3.1 G/Gr -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 4<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

-<br />

van minder dan 2.000 m²<br />

verwerking van koolsoorten 4.1 Gr C<br />

- drogen van groente of fruit of fabricage van uienconserven<br />

(zoutinleggerij)<br />

4.2 Gr C<br />

15.4 Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten<br />

- algemeen 4.1 Gr C<br />

- indien de productiecapaciteit 250.000 ton/jaar of meer<br />

bedraagt<br />

4.2A G/Gr C<br />

15.5 Vervaardiging van zuivelproducten<br />

15.51 Vervaardiging van zuivelproducten<br />

- algemeen 4.2 G C<br />

- vervaardiging van consumptiemelk- en<br />

melkproducten<br />

3.2 G C<br />

- indien de productiecapaciteit voor melk-,<br />

weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten<br />

1,5 ton/uur of meer bedraagt<br />

5A G C<br />

- indien concentratie van melk of melkproducten<br />

door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit<br />

van 20 ton/uur of meer<br />

5A G C<br />

- indien de melkverwerkingscapaciteit voor<br />

consumptiemelk of -producten en geëvaporiseerde<br />

melk of -producten 55.000 ton/jaar of meer<br />

bedraagt<br />

4.2A G C<br />

15.52 Bereiding van consumptie-ijs<br />

- algemeen 3.2 G C<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m²<br />

bedraagt<br />

2 G -<br />

15.6 Vervaardiging van meel<br />

- algemeen 4.1 G C<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt 3.1 G C<br />

- indien vervaardiging van zetmeel of zetmeelderivaten met<br />

een capaciteit van 10 ton/uur of meer<br />

4.2A G C<br />

15.7 Vervaardiging van diervoeder<br />

- mengvoeder algemeen 4.1 G/Gr C<br />

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van veevoeder<br />

100 ton/uur of meer bedraagt<br />

4.2A G/Gr C<br />

- drogerijen 4.2 Gr C<br />

- indien de waterverdampingscapaciteit 10 ton/uur of meer<br />

bedraagt<br />

5A G C<br />

- veevoeder n.e.g. 3) 5 G/Gr C<br />

15.8 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen<br />

15.81/ Brood, beschuit, banket, koek en biscuit<br />

15.82 - algemeen 3.2 G/Gr C<br />

- indien de verwerkingscapaciteit minder dan<br />

2.500 kg meel/week bedraagt<br />

2 G/Gr C<br />

15.83 Suiker<br />

- algemeen 5 Gr C<br />

- vervaardiging van suiker uit suikerbieten met een<br />

capaciteit van 2.500 ton/dag of meer<br />

5A Gr C<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 5<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

15.84 Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van<br />

chocolade en suikerwerk<br />

- cacao en chocolade 5 Gr -<br />

- indien vervaardigen van chocoladewerken met een<br />

maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van<br />

2.000 m²<br />

3.2 Gr -<br />

- idem, met een maximaal oppervlak van de<br />

bedrijfsbebouwing van 200 m²<br />

2 Gr -<br />

- suikerbranden 4.2 Gr -<br />

- suikerwerk 3.2 Gr -<br />

- idem, indien met een maximaal oppervlak van de<br />

bedrijfsbebouwing van 200 m²<br />

2 Gr -<br />

15.85 Deegwaren 3.1 Gr -<br />

15.86 Overige voedingsmiddelen<br />

t/m - algemeen 4.1 Gr -<br />

15.89 - theepakkerijen en soep(aroma)fabrieken zonder<br />

poederdrogen<br />

3.2 Gr -<br />

- soep(aroma)fabrieken met poederdrogen 4.2 Gr -<br />

- koffiebranderijen 5 Gr C<br />

15.9 Vervaardiging van dranken<br />

15.91 Distilleerderijen en likeurstokerijen 4.2 Gr C<br />

15.92 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting<br />

- algemeen 4.1 G/Gr -<br />

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van gist<br />

5.000 ton/jaar of meer bedraagt<br />

4.2A G/Gr C<br />

15.93/ Vervaardiging van overige alcoholische dranken 2 G C<br />

15.94/<br />

15.95<br />

(exclusief bier)<br />

15.96/<br />

15.97<br />

Bierbrouwerijen en mouterijen 4.2 Gr C<br />

15.98 Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken 3.2 G C<br />

16 VERWERKING VAN TABAK<br />

17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL<br />

17.1/ Bewerken en spinnen van textielvezels en weven van tex-<br />

17.2 tiel<br />

- algemeen 3.2 G -<br />

- indien 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen 4.2A G -<br />

aanwezig zijn<br />

17.3 Textielveredeling 3.1 G/Gr -<br />

17.4/ Vervaardiging van textielwaren<br />

17.5 - algemeen 3.1 G -<br />

- tapijten en vloerkleden 4.1 G -<br />

17.6/ Vervaardiging van gehaakte en gebreide stoffen en<br />

3.1 G -<br />

17.7 artikelen<br />

18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT<br />

18.1 Vervaardiging van kleding van leer 3.1 G -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 6<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

18.2 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. leer) 2 G -<br />

18.3 Bereiden, verven en vervaardigen van (artikelen van) bont 3.1 Gr -<br />

19 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)<br />

19.1 Looien en bewerken van leer 4.2 Gr -<br />

19.2 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel) 3.1 Gr -<br />

19.3 Vervaardiging van schoeisel 3.1 G/Gr -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT, KURK, RIET EN VLECHTWERK<br />

(EXCL. MEUBELS)<br />

20.1 Primaire houtbewerking<br />

- houtzagerijen, -schaverijen e.d. 3.2 G -<br />

- houtverduurzaming met zoutoplossingen 3.1 G -<br />

- idem met creosoot of carbolineum 4.1 Gr -<br />

20.2 Vervaardiging van fineer- en plaatmaterialen 3.2 G/Gr -<br />

20.3 Vervaardiging van timmerwerk 3.2 G -<br />

20.4 Vervaardiging van houten emballage 3.2 G/R/S -<br />

20.5 Vervaardiging van overige artikelen van hout, kurk, riet en<br />

vlechtwerk<br />

- overige artikelen van hout 3.2 G/R/S -<br />

- kurkwaren, riet en vlechtwerk 2 G/S -<br />

<strong>21</strong> VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN<br />

<strong>21</strong>.1 Vervaardiging van pulp, papier en karton<br />

- pulp 4.1 G/Gr -<br />

- papier en karton algemeen 3.1 G/Gr/S -<br />

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of<br />

celstof 3 ton/uur tot 15 ton/uur bedraagt<br />

4.1A G C<br />

- idem, indien de productiecapaciteit 15 ton/uur of meer<br />

bedraagt<br />

4.2A G C<br />

<strong>21</strong>.2 Vervaardiging van papier- en kartonwaren<br />

- papierwaren, golfkarton en kartonnage 3.2 G C<br />

- indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of<br />

celstof 3 ton/uur of meer bedraagt<br />

4.1A G C<br />

22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA<br />

22.1 Uitgeverijen 1 G -<br />

22.2 Drukkerijen en aanverwante activiteiten<br />

- dagbladdrukkerijen, offset-rotatiedrukkerijen met thermische<br />

drogerij en rotatie-diepdrukkerijen<br />

3.2 G C<br />

- offset-drukkerijen zonder rotatiepersen, hoogdrukkerijen, 2 G/Gr C<br />

kopieerinrichtingen en vlakdrukkerijen n.e.g. 3)<br />

- chemigrafische en fotolithografische bedrijven,<br />

zeefdrukkerijen, drukkerijen n.e.g. 3) en grafische<br />

afwerkingsbedrijven (binderij e.d.)<br />

2 G/Gr -<br />

- loonzetterijen 2 Gr -<br />

22.3 Reproductie van opgenomen media 1 G/Gr -<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 7<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

23 AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE<br />

23.1 Vervaardiging van cokesovenproducten<br />

- algemeen 5 G/Gr C<br />

- productie van koolelektroden met een capaciteit van 50.000 6A Gr C<br />

ton/jaar of meer<br />

- vergassing van steenkool, vervaardigen van cokes uit<br />

steenkool of breken, malen, zeven of drogen van<br />

steenkolen, of andere mineralen of derivaten daarvan met<br />

een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 ton/jaar of<br />

meer<br />

6A G/Gr C<br />

23.2 Aardolieverwerking<br />

- raffinaderij 6 G/Gr/R C<br />

- indien de capaciteit voor het raffineren, kraken of vergassen<br />

van aardolie of aardoliefracties 10 6 ton/ jaar of meer<br />

bedraagt<br />

6A G/Gr/R C<br />

- vervaardiging van smeeroliën en -vetten (niet verbonden<br />

aan aardolieraffinaderij)<br />

3.2 G -<br />

- aardolieverwerking n.e.g. 3) 4.2 Gr -<br />

24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN<br />

24.1/ Vervaardiging van basischemicaliën en farmaceutische<br />

24.4 producten<br />

- algemeen 5 G/Gr/R/S C<br />

- petrochemische producten of chemicaliën met een niet in<br />

een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of<br />

meer<br />

5A G/Gr/R C<br />

- vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een<br />

productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar<br />

4.1 G C<br />

- idem, met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of<br />

meer<br />

4.2A G C<br />

- productie van vetzuren en alkanolen uit dierlijke en<br />

plantaardige oliën en vetten met een capaciteit van 50.000<br />

ton/jaar of meer<br />

5A Gr C<br />

- overige vetzuren- en alkanolen 4.2 Gr C<br />

- grondstoffen voor geneesmiddelen en fijnchemicaliën met<br />

een capaciteit van minder dan 1.000 ton/ jaar<br />

4.2 R C<br />

- anorganische en organische grondstoffen n.e.g. 3) niet<br />

vallend onder de "post-Sevesorichtlijn"<br />

4.2 Gr/R C<br />

- kleur- en verfstoffen 4.1 G/Gr/R C<br />

- idem, glazuren of emailles met een capaciteit van 5.000<br />

ton/jaar of meer<br />

4.2A G/Gr/R C<br />

- formulering en afvullen geneesmiddelen 3.1 G/R -<br />

- verbandmiddelen 2 G -<br />

24.2 Vervaardiging van landbouwchemicaliën<br />

- algemeen 5 R C<br />

- indien met een niet in een gebouw opgesteld motorisch<br />

vermogen van 1 MW of meer<br />

5A G/R C<br />

24.3 Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek 4.2 Gr/R C<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 8<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

24.5 Vervaardiging van zeep, was-, reinigings- en<br />

onderhoudsmiddelen, parfums en cosmetica<br />

4.2 Gr C<br />

24.6 Vervaardiging van overige chemische producten<br />

- algemeen 3.2 Gr/R -<br />

- lijm en plakmiddelen met gebruik van dierlijke grondstoffen 5 Gr -<br />

- munitie en springstoffen 5 R -<br />

-<br />

-<br />

chemische kantoorbenodigdheden<br />

chemische producten n.e.g.<br />

3.1 G/Gr/R -<br />

3) (24.66) 4.1 Gr/R C<br />

24.7 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels 4.2 G/Gr C<br />

25 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF<br />

25.1 Vervaardiging van producten van rubber<br />

- banden en rubberregeneratie 4.2 G/Gr C<br />

- rubberproducten (excl. Banden) 3.2 Gr -<br />

- vernieuwen van loopvlakken 4.1 Gr -<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 100 m² 3.1 Gr -<br />

25.2 Vervaardiging van producten van kunststof<br />

- algemeen 4.1 Gr -<br />

- indien met toepassing van fenolharsen 4.2 Gr -<br />

- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van<br />

kunststofbouwmaterialen<br />

3.1 G/Gr/R -<br />

26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN<br />

26.1 Vervaardiging van glas en glaswerk<br />

- algemeen 3.2 G -<br />

- vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen<br />

voorwerpen met een capaciteit van 10 ton/uur of meer<br />

4.2A G C<br />

- vervaardigen van glaswol of glasvezels met een<br />

4.2 Gr -<br />

productiecapaciteit van minder dan 5.000 ton/jaar<br />

- idem, met een productiecapaciteit van 5.000 ton/jaar of meer 5 Gr C<br />

- glasbewerking 3.1 G/S -<br />

- glas-in-lood-zetterijen 2 G -<br />

26.2/<br />

26.3<br />

Vervaardiging van keramische producten 3.2 G/S -<br />

26.4 Vervaardiging van bakstenen, baksteenelementen en dakpannen 4.1 G/S -<br />

26.5 Vervaardiging van cement, kalk en gips<br />

26.51 Cement<br />

- algemeen 5 G C<br />

- indien productie van cement en/of cementklinkers<br />

met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />

5A G C<br />

26.52/ Kalk en gips<br />

26.53 - algemeen 4.1 G/S -<br />

- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of<br />

meer<br />

5 G -<br />

- indien breken, malen, zeven of drogen van kalk 5A G -<br />

met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />

26.6 Vervaardiging van producten van beton, cement en gips<br />

26.61 Beton- en cementwaren (voor de bouw)<br />

- algemeen 4.1 G -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 9<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- indien gebruik van persen, triltafels of<br />

bekistingstrillers met een productiecapaciteit van<br />

minder dan 100 ton/dag<br />

4.2 G -<br />

- indien gebruik van persen, triltafels of<br />

bekistingstrillers met een productiecapaciteit van<br />

minder dan 100 ton/dag<br />

5A G -<br />

26.61 Kalkzandsteen<br />

- algemeen 3.2 G/S -<br />

- indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of<br />

meer<br />

4.2 G/S -<br />

- indien breken, malen, zeven of drogen met een<br />

capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />

4.2A G/S -<br />

26.62 Mineraalgebonden bouwplatenfabriek 3.2 G/S -<br />

26.63/ Beton- en cementmortel<br />

26.64 - algemeen 3.2 G/S -<br />

- vervaardigen van cement- of betonmortel met een<br />

capaciteit van 100 ton/uur of meer<br />

4.2A G/S -<br />

26.65/ Producten van beton, (vezel)cement en gips (niet voor<br />

de bouw)<br />

26.66 - algemeen 3.2 G/R/S -<br />

- indien productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer 4.2 G/R/S -<br />

- indien gebruik van persen, triltafels of<br />

bekistingstrillers met een productiecapaciteit van<br />

100 ton/dag of meer<br />

4.2A G/S -<br />

26.7 Natuursteenbewerking<br />

- algemeen 3.2 G -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 3.1 G/S -<br />

- indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit<br />

van minder dan 100.000 ton/jaar<br />

4.2 G -<br />

- indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit<br />

van 100.000 ton/jaar of meer<br />

5A G -<br />

26.8 Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale<br />

producten<br />

26.81 Schuur-, slijp- en polijstmiddelen 3.1 G/S -<br />

26.82 Overige niet-metaalhoudende minerale producten<br />

- bitumineuze materialen 4.2 Gr -<br />

- idem, met een productiecapaciteit van 100 ton/uur<br />

of meer<br />

5A Gr -<br />

- isolatiematerialen (excl. glaswol) 4.1 Gr C<br />

- indien de productiecapaciteit voor steenwol 5.000<br />

ton/jaar of meer bedraagt<br />

4.2A G C<br />

- minerale producten n.e.g. 3) 3.2 G/S -<br />

- asfaltcentrales 4.1 G -<br />

- idem, indien de productiecapaciteit 100 ton/uur of<br />

meer bedraagt<br />

4.2A G -<br />

27 VERVAARDIGING VAN METALEN IN PRIMAIRE VORM<br />

- ijzer en staalindustrie algemeen 5 G/Gr -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 10<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- non-ferro metaalindustrie algemeen (excl.<br />

ertsvoorbewerking)<br />

4.2 G -<br />

- profielzetterijen en draadtrekkerijen met een<br />

productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m²<br />

4.2 G -<br />

- malen, roosten, pelletiseren, of doen sinteren van ertsen of<br />

derivaten daarvan met een capaciteit van 1.000 ton/jaar of<br />

meer<br />

5A G/Gr C<br />

- indien de capaciteit voor de productie van primaire nonferrometalen<br />

1.000 ton/jaar of meer bedraagt<br />

5A G -<br />

- indien de capaciteit voor de productie van ruwijzer of ruw<br />

staal 1.000 ton/jaar of meer bedraagt<br />

6A G/Gr C<br />

- indien productie van metalen buizen door middel van<br />

walsen, trekken of lassen met een productieoppervlakte van<br />

2.000 m² of meer<br />

5A G -<br />

- warmbandwalserijen en koudbandwalserijen voor het tot<br />

platen omvormen van metalen of hun legeringen waarvan<br />

het smeltpunt hoger is dan 800 K en waarvan de dikte van<br />

het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm, met een<br />

productieoppervlakte van 2.000 m² of meer<br />

5A G -<br />

- walserijen of trekkerijen voor het tot profiel- en stafmateriaal<br />

omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het<br />

smeltpunt hoger is dan 800 K, met een productieoppervlakte<br />

van 2.000 m² of meer<br />

5A G -<br />

- smelterijen of gieterijen van metalen of hun legeringen met<br />

een productiecapaciteit van 4.000 ton/jaar of meer voorzover<br />

het smeltpunt van de metalen en hun legeringen hoger is<br />

dan 800 K<br />

5A G -<br />

- gieterijen 4.2 G -<br />

28 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL<br />

28.1 Vervaardiging van metaalconstructiewerken, ramen, deuren en<br />

kozijnen<br />

- gesloten gebouw 3.2 G -<br />

- in een niet gesloten gebouw met een productieoppervlak 4.1 G -<br />

kleiner dan 2.000 m²<br />

- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen<br />

door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met<br />

een niet in een gesloten gebouw ondergebracht<br />

productieoppervlak van 2.000 m² of meer<br />

5A G -<br />

28.2/ Vervaardiging van tanks en reservoirs en van ketels en<br />

28.3 radiatoren voor centrale verwarming en van stoomketels<br />

28.<strong>21</strong>/ Tanks, reservoirs en (stoom)ketels<br />

28.3 - algemeen 4.1 G -<br />

- produceren en renoveren van metalen ketels of<br />

tanks met een productieoppervlakte van 2.000 m²<br />

of meer<br />

5A G -<br />

28.22 Producten voor centrale verwarming 3.2 G/Gr/R -<br />

28.4 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal<br />

- stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 4.1 G -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 11<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 3.2 G -<br />

28.5 Oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking<br />

28.51 Oppervlaktebehandeling<br />

- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken,<br />

verkoperen e.d.)<br />

2 G -<br />

- algemeen, scoperen, mechanische<br />

3.1 G -<br />

oppervlaktebehandeling<br />

- thermisch verzinken, thermisch vertinnen,<br />

anodiseren, eloxeren, chemische<br />

oppervlaktebehandeling, emailleren,<br />

metaalharden, lakspuiten en moffelen<br />

3.2 G/Gr -<br />

- stralen 4.1 G/S -<br />

28.52 Overige metaalbewerkende industrie 3.2 G -<br />

28.6 Vervaardiging van scharen en bestek, gereedschap en hang- en 3.2 G -<br />

sluitwerk<br />

28.7 Vervaardiging van overige producten van metaal<br />

- schroeven, massadraaiwerk, veren e.d. (metaalwaren) 3.2 G -<br />

- metalen emballage-industrie 3.2 G/Gr/R -<br />

- produceren, renoveren of schoonmaken van metalen vaten 4.2A G/Gr -<br />

met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer<br />

- smederijen van ankers en kettingen met een<br />

productieoppervlakte van 2.000 m² of meer<br />

5A G -<br />

29 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN<br />

- met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² 3.2 G -<br />

- met een productieoppervlak van 2.000 m² of meer 4.1 G -<br />

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />

installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />

motorisch vermogen van 1 MW of meer<br />

4.2A G -<br />

- samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen<br />

door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met<br />

een niet in een gesloten gebouw ondergebracht<br />

productieoppervlak van 2.000 m² of meer<br />

5A G -<br />

- reparatie van machines en apparaten 3.1 G -<br />

30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN<br />

COMPUTERS<br />

3.1 G -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

31 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN<br />

31.1/ Vervaardiging van elektromotoren, generatoren, transfor- 4.1 Gr -<br />

31.2 matoren, schakel- en verdeelinrichtingen<br />

31.3 Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G -<br />

31.4 Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en<br />

batterijen<br />

3.2 G/Gr -<br />

31.5 Vervaardiging van elektrische lampen, buizen en<br />

verlichtingsbenodigdheden<br />

4.2 R -<br />

31.6 Vervaardiging van overige elektrotechnische benodigdheden<br />

n.e.g. 3)<br />

3.1 G -<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 12<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

32 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR EN<br />

-BENODIGDHEDEN<br />

3.1 G/Gr -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE APPARATEN/INSTRUMENTEN, ORTHOPEDISCHE ARTIKELEN<br />

E.D., PRECISIE- EN OPTISCHE INSTRUMENTEN EN UURWERKEN<br />

2 G/Gr -<br />

34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS<br />

34.1 Vervaardiging van auto's (incl. assemblage)<br />

- algemeen 4.2 G -<br />

- indien het productieoppervlak kleiner is dan 10.000 m² 4.1 G -<br />

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />

installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />

motorisch vermogen van 1 MW of meer<br />

4.2A G -<br />

34.2 Carrosseriebouw en vervaardiging van aanhangwagens en<br />

opleggers<br />

4.1 G -<br />

34.3 Vervaardiging van auto-onderdelen en -accessoires 3.2 G -<br />

35 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS EN<br />

OPLEGGERS)<br />

35.1 Scheepsbouw en scheepsreparatie<br />

- houten schepen 3.1 G/S -<br />

- kunststof schepen 3.2 G/Gr -<br />

- metalen schepen algemeen 4.1 G -<br />

- indien onderhouden, repareren of behandelen van de<br />

oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn<br />

te meten lengte van minder dan 25 m en/of het incidenteel<br />

bouwen van dergelijke schepen<br />

3.2 G/Gr/S -<br />

- indien bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van<br />

de oppervlakte van metalen schepen met een langs de<br />

waterlijn te meten lengte van 25 m of meer en/of beproeven<br />

verbrandingsmotoren met voorzieningen of installatie voor<br />

het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van<br />

1 MW of meer<br />

5A G C<br />

- scheepsloperijen 5 G -<br />

35.2 Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel<br />

- algemeen 3.2 G -<br />

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />

installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />

motorisch vermogen van 1 MW of meer<br />

4.2A G -<br />

35.3 Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (incl. reparatie)<br />

- algemeen 5 G -<br />

- zonder proefdraaien motoren 4.1 G -<br />

- beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of<br />

installaties voor het afremmen van een gezamenlijk<br />

motorisch vermogen van 1 MW of meer en/of straalmotoren<br />

of -turbines met een stuwkracht van 9 KN of meer<br />

5A G -<br />

35.4 Vervaardiging van rijwielen, motorrijwielen en invalidenwagens 3.2 G -<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 13<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

35.5 Vervaardiging van overige transportmiddelen 3.2 G -<br />

36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 3)<br />

36.1 Vervaardiging van meubels<br />

- houten of metalen meubels algemeen 3.2 G -<br />

- indien met lakspuiterij 3.2 G/Gr/R/S -<br />

- kunststof meubels algemeen 3.2 G/Gr/R -<br />

- indien met toepassing van fenolharsen (zie ook SBI-code 4.2 Gr -<br />

25.2)<br />

- rietmeubels en matrassen 3.1 G/Gr/R/S -<br />

- meubelstoffeerderijen 1 - -<br />

- overige meubels 2 G/Gr/R -<br />

36.2 Vervaardiging van sieraden e.d. 2 Gr -<br />

36.3 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 G/Gr -<br />

36.4/ Vervaardiging van spellen, speelgoed- en sportartikelen<br />

3.1 G -<br />

36.5<br />

36.6 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3)<br />

- vervaardiging van linoleum en vloerzeil 5 Gr -<br />

- sociale werkplaatsen 3.1 Gr -<br />

- idem, met lakspuiterij 3.2 G/Gr/R/S -<br />

- vervaardiging van overige goederen n.e.g. 3) 3.1 G/Gr -<br />

37 VOORBEREIDING TOT RECYCLING<br />

37.1 Voorbereiding tot recycling van metaalafval<br />

- herwinning van ijzer en staal (o.a. autoshredders) 5 G C<br />

- sorteren van oud ijzer 3.2 G/R -<br />

- indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² 3.1 G/R/S -<br />

37.2 Voorbereiding tot recycling van overig afval<br />

- algemeen 4.2 G/Gr -<br />

- indien breken, malen, zeven of drogen van grond met een<br />

verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer<br />

. in de open lucht 5A G/S -<br />

. uitsluitend in gesloten gebouwen 4.2A G -<br />

- indien breken, malen, zeven of drogen van puin met een<br />

verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer in de<br />

open lucht<br />

5 G/S -<br />

40 PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS,<br />

STOOM EN WARM WATER<br />

Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen van 50 MW of meer)<br />

- Oliegestookt/gasgestookt/warmtekrachtinstallatie 5A G C<br />

Elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen: G C<br />

- kleiner dan 10 MVA 2 G C<br />

- vanaf 10 tot 100 MVA 3.1 G C<br />

- vanaf 100 tot 200 MVA 3.2 G C<br />

- vanaf 200 tot 1000 MVA 4.2A G C<br />

- vanaf 1.000 MVA 5A G C<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 14<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

Gasdistributiebedrijf<br />

- gascompressortstation met een vermogen kleiner dan 100<br />

MW<br />

4.2 G C<br />

- gascompressortstation met een vermogen van 100 MW of<br />

meer<br />

5 G C<br />

- gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallatie cat. A 1 G C<br />

- gasdrukregel- en meetruimten (kasten, gebouwen, cat. B 2 G C<br />

en C)<br />

- gasontvangst- en verdeelstations, cat. D 3.2 G C<br />

Warmtevoorzieninginstallaties gasgestookt<br />

- stadsverwarming 3.2 G C<br />

- blokverwarming 2 G/R C<br />

45 BOUWNIJVERHEID<br />

45.1/ Bouwrijp maken van terreinen/<br />

45.2 Burgerlijke en utiliteitsbouw; grond-, water- en wegenbouw (excl.<br />

grondverzet)<br />

- burgerlijke en utiliteitsbouw algemeen<br />

(aannemingsbedrijven), gemeentewerf<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />

bedraagt<br />

- heiersbedrijven, betonijzervlechtbedrijven, slopersbedrijven<br />

en steigerbouwbedrijven<br />

- grond-, water- en wegenbouwkundige bedrijven algemeen<br />

(aannemingsbedrijven)<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m²<br />

bedraagt<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />

bedraagt<br />

45.3 Bouwinstallatie<br />

- loodgieters- en fitterswerk, installatie van centrale<br />

verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur en sanitair,<br />

isolatiewerkzaamheden<br />

3.1 G/R/S -<br />

2 G/S -<br />

3.2 G/R/S -<br />

3.2 G/S -<br />

3.1 G/S -<br />

2 G/S -<br />

2 G/R -<br />

- indien met spuiterij 3.1 G/Gr/R -<br />

- elektrotechnische installatie 2 G/R -<br />

45.4 Afwerken van gebouwen<br />

- schilderen, glaszetten, afwerken van vloeren en wanden,<br />

stukadoren en overige afwerking<br />

3.1 G/Gr/R/S -<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² 2 G/Gr/R/S -<br />

bedraagt<br />

- woningstoffeerderijen 1 - -<br />

45.5 Verhuur van bouw- en sloopmachines met bedienend personeel<br />

- algemeen 3.2 G/V C<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt 3.1 G/V C<br />

50 HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN; EXCLUSIEF DETAILHANDEL<br />

50.1/ Handel in en reparatie van auto's<br />

50.2 - groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2 G -<br />

- overige groothandel 3.1 G -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 15<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />

bedraagt<br />

2 G -<br />

- autoreparatiebedrijven algemeen 2 G/R -<br />

- reparatie van vrachtwagens 3.1 G/Gr -<br />

- autoplaatwerkerijen 3.2 G -<br />

- autospuit- en tectyleerinrichtingen 3.1 Gr -<br />

- autobeklederijen 1 - -<br />

- autowasserijen 2 G -<br />

- sleepbedrijven van voertuigen 3.2 G C<br />

50.3 Handel in auto-onderdelen en -accessoires<br />

- groothandel 3.1 G -<br />

- idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />

50.4 Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en<br />

accessoires<br />

- groothandel 3.1 G -<br />

- idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />

- reparatie 2 G -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

51 GROOTHANDEL (OP- EN OVERSLAG VAN GOEDEREN ZONDER VERWERKING, EXCL. AUTO'S EN<br />

MOTORFIETSEN) Voor op- en overslagbedrijven met eigen vervoersactiviteiten: zie SBI-code 60.2<br />

51.2 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren<br />

51.<strong>21</strong>/ Akkerbouwproducten en veevoeders,<br />

51.22 bloemen en planten -<br />

- algemeen 2 G/Gr/R/S -<br />

- indien op- of overslag van granen, meelsoorten,<br />

zaden, gedroogde peulvruchten, maïs of derivaten<br />

daarvan of veevoeder met een<br />

verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer<br />

4.2A G/S -<br />

- overige op- en overslag van granen 3.2 G/R/S -<br />

- opslag met koelinstallaties met een koelvermogen<br />

van 300 kW of meer<br />

3.2 G/R -<br />

- plantaardige oliën en vetten, oliehoudende<br />

grondstoffen<br />

3.2 G/Gr -<br />

51.23 Levende dieren 3.2 G C<br />

51.24 Huiden, vellen en leder 3.1 Gr -<br />

51.25 Ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen<br />

- algemeen 2 G/Gr/R/S -<br />

- opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R<br />

- 300 kW of meer<br />

51.3 Groothandel in voedings- en genotmiddelen<br />

- algemeen 2 G/Gr/R -<br />

- opslag met koelinstallaties met een vermogen van<br />

300 kW of meer<br />

3.2 G/R -<br />

- dierlijke oliën en vetten 3.2 G/Gr -<br />

51.4 Groothandel in overige consumentenartikelen<br />

- munitie 3.2 R C<br />

- consumentenvuurwerk, indien meer dan 10.000 kg wordt<br />

opgeslagen<br />

3.1 R C<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 16<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- consumentenvuurwerk, indien niet meer dan 10.000 kg<br />

wordt opgeslagen<br />

2 R C<br />

- overige 3.1 G -<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />

bedraagt<br />

2 G -<br />

51.5 Groothandel in intermediaire goederen (excl. agrarische), afval<br />

en schroot<br />

51.51 Brandstoffen en andere minerale olieproducten<br />

- minerale olieproducten (excl. brandstoffen) 3.2 Gr -<br />

- vaste brandstoffen<br />

. algemeen 5 G/S -<br />

. indien het opslagterrein kleiner is dan<br />

2.500 m²<br />

3.2 S -<br />

. inrichting voor de op- en overslag van<br />

steenkool met een opslagcapaciteit van<br />

2.000 m² of meer<br />

5A G/S C<br />

- vloeibare brandstoffen<br />

. ondergrondse opslag met een capaciteit van<br />

minder dan 1.000 m³<br />

2 Gr -<br />

. bovengrondse opslag van vloeistoffen<br />

behorend tot de K3-klasse met een capaciteit<br />

van minder dan 1.000 m³<br />

3.1 R -<br />

. bovengrondse opslag van vloeistoffen<br />

behorend tot de K1/K2-klasse met een<br />

capaciteit van minder dan 1.000 m³<br />

3.2 Gr/R -<br />

. opslag met een capaciteit van 1.000 m³ of<br />

meer maar minder dan 100.000 m³<br />

4.1 R -<br />

. opslag met een capaciteit van 100.000 m³ of<br />

meer<br />

5 R -<br />

- gasvormige brandstoffen:<br />

. algemeen 4.2 R -<br />

. opslag van butaan, propaan, LPG met een<br />

capaciteit van 250 m³ of meer<br />

5 R -<br />

. opslag van gasflessen met een capaciteit van<br />

10 tot 50 m³<br />

3.2 R -<br />

. idem, met een capaciteit tot 10 m³ 2 R -<br />

51.52 Metalen en metaalertsen<br />

- metaalertsen algemeen 4.2 G/S -<br />

- indien de oppervlakte voor de opslag 2.000 m² of<br />

meer bedraagt<br />

5A G -<br />

- metalen en halffabrikaten 3.2 G -<br />

51.53 Hout en bouwmaterialen<br />

- algemeen 3.1 G -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />

bedraagt<br />

2 G<br />

- zand en grind 3.2 G/S<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />

2.000 m² bedraagt<br />

3.1 G/S -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 17<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />

500 m² bedraagt<br />

2 G/S -<br />

51.54 IJzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur<br />

- algemeen 3.1 G -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />

bedraagt<br />

2 G -<br />

51.55 Chemische producten<br />

- chemische grondstoffen en chemicaliën voor<br />

industriële toepassing algemeen<br />

3.2 R -<br />

- op- of overslag van brandbare explosieve, sterk<br />

prikkelende of giftige gassen: zie SBI-code 51.51<br />

- opslag van niet-reactieve gassen (incl. zuurstof),<br />

gekoeld<br />

3.1 R -<br />

- bestrijdingsmiddelen<br />

. algemeen 5 R -<br />

. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />

minder dan 2.500 m² bedraagt<br />

4.2 R -<br />

. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />

300 t/m 1.000 m² bedraagt<br />

4.1 R -<br />

. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />

minder dan 300 m² bedraagt<br />

3.2 R -<br />

. indien de oppervlakte van de opslagruimte<br />

minder dan 600 m² bedraagt en een<br />

automatische gasblusinstallatie wordt<br />

toegepast<br />

3.1 R -<br />

. indien de opslagcapaciteit minder dan 10 ton<br />

bedraagt<br />

2 R -<br />

- kunstmeststoffen 3.1 R/S -<br />

- rubber 3.1 G/Gr -<br />

51.56 Overige intermediaire goederen<br />

- textielgrondstoffen en -halffabrikaten 3.1 Gr -<br />

- papier en karton 3.1 G/R -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />

bedraagt<br />

2 G -<br />

- overige 2 G -<br />

51.57 Afval en schroot<br />

- autosloperij 3.2 G -<br />

- op- en overslag alsmede sorteren van oud ijzer,<br />

schroot, puin, glas en hout (excl. radioactief afval)<br />

3.2 G -<br />

- idem, indien het opslagterrein kleiner is dan<br />

1.000 m²<br />

3.1 G -<br />

- op- en overslag van dierlijk afval 4.2 Gr -<br />

- overige 3.1 G/R -<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />

2.000 m² bedraagt<br />

2 G -<br />

51.6 Groothandel in machines, apparaten en toebehoren<br />

- machines voor de bouwnijverheid 3.2 G -<br />

- overige 3.1 G -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 18<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m²<br />

bedraagt<br />

2 G -<br />

51.7 Overige gespecialiseerde groothandel en groothandel met<br />

algemeen assortiment<br />

- algemeen 3.1 G -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />

52 REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN<br />

52.7 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen, o.a.<br />

elektrische huishoudelijke apparatuur, schoenen)<br />

1 - -<br />

60 VERVOER OVER LAND<br />

60.2 Vervoer over de weg<br />

- goederenwegvervoer- en busbedrijven 3.2 G C<br />

- idem, indien stalling van vrachtauto's en toerwagens in een<br />

gesloten gebouw en indien het bedrijfsoppervlak minder dan<br />

5.000 m² bedraagt<br />

3.1 G C<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />

bedraagt<br />

3.1 G C<br />

- idem, indien stalling van vrachtauto's met koelinstallaties in<br />

de open lucht<br />

4.2 G C<br />

- idem, indien schoonmaken tanks (zie SBI-code 74.7) 3.2 G/R C<br />

- taxibedrijven 3.1 G C<br />

- idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m²<br />

bedraagt<br />

2 - C<br />

63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER<br />

63.1 Laad-, los- en overslagactiviteiten en opslag<br />

- loswal 3.2 G -<br />

- overige op- en overslag: zie SBI-code 51<br />

63.2 Overige dienstverlening t.b.v. het vervoer n.e.g. 3)<br />

- stalling algemeen 3.1 G/R C<br />

- caravan- en fietsenstalling 2 G C<br />

63.4 Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting 3.2 G C<br />

64 POST EN TELECOMMUNICATIE<br />

64.12 Koeriersdiensten<br />

- algemeen 3.1 G C<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt 2 - C<br />

71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES EN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN<br />

71.1 Autoverhuur 2 G -<br />

71.2 Verhuur van overige transportmiddelen 3.1 G C<br />

71.3 Verhuur van machines en werktuigen<br />

71.31/ Landbouw-, bosbouw- en bouwmachines en -werk- 3.1 G C<br />

71.32 tuigen<br />

71.33 Kantoormachines en computers 2 G -<br />

71.34 Overige machines en werktuigen n.e.g. 3) 3.1 G C<br />

71.4 Verhuur van overige roerende goederen<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 19<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- algemeen 3.1 G -<br />

- indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 2 G -<br />

72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIEBUREAUS E.D.<br />

72.5 Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1 G -<br />

73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK<br />

73.1 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 2 G/Gr/R -<br />

74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING<br />

74.4 Reclamebureaus e.d.: reclameverspreiding, reclameverlichting,<br />

reclameschilders, standbouw<br />

74.7 Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d.<br />

- reiniging van gebouwen en installaties van gebouwen<br />

(glazenwasserijen, kantoorreiniging, schoorsteenvegers, cv-<br />

ketelreiniging e.d.)<br />

3.1 G -<br />

3.1 Gr/R -<br />

- ongediertebestrijding en ontsmetting 3.2 R -<br />

- reiniging van tanks 3.2 G/R C<br />

- schoonmaken van schepen 4.2 G/Gr/R/S C<br />

74.8 Overige zakelijke dienstverlening<br />

- foto-ontwikkelcentrale 2 G -<br />

- loonpakkerij 3.1 G -<br />

75 OVERHEIDSDIENSTEN<br />

75.25 Brandweerkazernes 3.1 G -<br />

90 MILIEUDIENSTVERLENING<br />

- afvalwaterinzameling en -behandeling<br />

. rioolgemalen 2 Gr C<br />

. rioolwaterzuiveringsinrichtingen 4.1 Gr C<br />

. idem, indien inrichting met waterstraal- of<br />

oppervlaktebeluchters, met een capaciteit van 100.000<br />

tot 300.000 i.e.<br />

4.2A Gr C<br />

. idem, met een capaciteit van 300.000 i.e. of meer 5A Gr C<br />

- afvalinzameling<br />

. algemeen 3.1 G/S -<br />

. vuiloverslagstations 4.2 G/S -<br />

- afvalbehandeling (voor op- en overslag van afvalstoffen zie<br />

SBI-code 51)<br />

. vuilsortering 3.2 G/Gr -<br />

. vuilverbranding, mechanische afvalscheiding 4.2 G/Gr C<br />

. compostering in de open lucht 5 Gr -<br />

. compostering in gesloten gebouwen 3.2 G/Gr -<br />

. kabelbranderijen 3.2 Gr -<br />

. verwerking van olie-achtige afval, terugwinning van<br />

oplosmiddelen<br />

3.2 Gr C<br />

. verwerking fotochemisch en galvano-afval 2 G -<br />

- verwerking van dierlijk afval: zie SBI-code 15.1/15.7<br />

- grondreiniging algemeen 3.2 G/Gr/S/V -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten 20<br />

SBI-code/<br />

Bedrijfs(sub)groep of activiteit<br />

1) G = Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer.<br />

2) C = bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts)<br />

plaatsvinden.<br />

3) n.e.g. = niet elders genoemd.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

categorie maatgevende<br />

milieuaspecten 1)<br />

- indien breken, malen, zeven of drogen van grond of puin: zie<br />

SBI-code 37.2<br />

- verwerking van radio-actief afval 6 R C<br />

93 OVERIGE DIENSTVERLENING<br />

93.01 Reinigen van kleding en textiel<br />

- wasserijen en linnenverhuur 3.1 G/Gr C<br />

- tapijtreiniging 3.1 G -<br />

- chemische wasserijen en ververijen 2 G/Gr/R -<br />

- wasverzendinrichtingen 2 G -<br />

- wassalons, wasserettes 1 - -<br />

continu<br />

factor 2)<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen <strong>21</strong><br />

Omschrijving categorie<br />

Inrichtingen met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van 5A<br />

elektromotoren en verbrandingsmotoren van 15 MW of meer en<br />

inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch<br />

vermogen van 50 MW of meer:<br />

- indien het bedrijf volgens de indeling op grond van de<br />

bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I) is ingedeeld in de categorieën 1 t/m 5<br />

- indien het bedrijf is ingedeeld in categorie 6 6A<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00<br />

SBI 93/voll.<br />

dec. 2005


Bijlage 2. Staat van Horeca-activitieten<br />

Categorie I "lichte horeca"<br />

Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking<br />

van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden<br />

veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:<br />

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca<br />

- automatiek;<br />

- broodjeszaak;<br />

- cafetaria;<br />

- croissanterie;<br />

- koffiebar;<br />

- lunchroom;<br />

- ijssalon;<br />

- snackbar;<br />

- tearoom;<br />

- traiteur.<br />

1b. Overige lichte horeca<br />

- bistro;<br />

- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);<br />

- hotel.<br />

1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking<br />

- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan<br />

250 m²;<br />

- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).<br />

Categorie 2 "middelzware horeca"<br />

Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke<br />

hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:<br />

- bar;<br />

- bierhuis;<br />

- biljartcentrum;<br />

- café;<br />

- proeflokaal;<br />

- shoarma/grillroom;<br />

- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).<br />

Categorie 3 "zware horeca"<br />

Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot<br />

aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen<br />

brengen:<br />

- dancing;<br />

- discotheek;<br />

- nachtclub;<br />

- partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen.<br />

Adviesbureau RBOI<br />

Rotterdam / Middelburg<br />

199.7325.00

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!