Themabijeenkomst Afdelingen 2 november 2010 - KBO-Brabant
Themabijeenkomst Afdelingen 2 november 2010 - KBO-Brabant
Themabijeenkomst Afdelingen 2 november 2010 - KBO-Brabant
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Themabijeenkomst</strong> <strong>Afdelingen</strong> 2 <strong>november</strong> <strong>2010</strong><br />
Inleider professor dr. Gerard Rooijakkers<br />
“Een fier zelfbewustzijn vertrouwt op eigen kracht”<br />
Goedemorgen dames en heren. “Eigen is geen vodje” zei ons moeder altijd als wij als<br />
kinderen vonden dat het ergens anders leuker, gezelliger of beter was. Wij woonden in<br />
Eindhoven en Eindhoven is de stad die eigenlijk niet wil weten dat het <strong>Brabant</strong> ligt. Een<br />
stad die ook heel slordig omspringt met haar cultureel erfgoed en liever eerst gaat slopen<br />
en dan pas gaat nadenken wat er voor in de plaats moet komen. Dat irriteert bij veel<br />
mensen in Eindhoven, zo ook bij ons thuis en ons moeder zei dan “Eigen is geen vodje”.<br />
“Wees nou toch eens trots op wat je hebt.” En sowieso is die trots op het eigene en op<br />
het lokale van oudsher in <strong>Brabant</strong> in de volkscultuur geworteld. Die trots was zelf zo<br />
sterk dat er een enorme rivaliteit bestond tussen de dorpen onderling. Ten zuiden van<br />
Eindhoven liggen een aantal plaatsen, die plaatsen staan bekend als “de acht<br />
zaligheden”, omdat ze allemaal eindigen op “sel”: Eersel, Netersel, Wintersel. “Acht<br />
zaligheden” is een spotnaam van buitenstaanders, want het waren hele arme, schrale,<br />
armoedige dorpen. Dus eigenlijk was dat een ironisch toponiem, zoals je in heel veel<br />
dorpen ook een Paleisstraat hebt. Dat is dan de straat waar de grootste krotten en de<br />
slechtste huizen staan. Dus met dat eigene wordt volop gespeeld, maar het ergste was<br />
dat buitenstaanders de trots en de eer van de lokale gemeenschap op bepaalde<br />
momenten krenkte door grappen te maken. Grappen te maken over een kwetsbaar punt.<br />
In het dorp Knegsel een van die “zaligheden” daar staat een kerktoren, maar het is maar<br />
een hele kleine kerktoren. En als buitenstaanders, jongens uit het nabijgelegen buurdorp<br />
een beetje ruzie probeerde te zoeken in het café zeiden ze “zullen we eens een<br />
bonenstaak vatten om de wijzers van de klok te verzetten, want hij loopt achter.” Of als<br />
het ging regenen dat ze dan tegen elkaar zeiden: “we zullen de toren eens gaan binnen<br />
zetten.” En dan was het geheid ruzie. Over het dorp Steensel ook één van die<br />
“zaligheden” werd verteld dat het dorp zo armoedig was dat er maar één pier aanwezig<br />
was. En die pier lag aan de ketting, anders zou die nog weg vluchten.<br />
In Eerde bij Veghel daar was ooit eens een incident geweest met ooievaars, een pijnlijk<br />
incident. Wat jongens bouwden een ooievaarsnet met luciferhoutjes op een borrelglas.<br />
Niet doen daar: ruzie. Of met de kermis gaan ze soms op een been staan en naar boven<br />
kijken. En als dat dertig mensen doen, ja dan is dat het krenken van de lokale eer.<br />
Kortom al die spotnamen, dat spelen met die trots, zegt iets hoe belangrijk dat was<br />
vroeger in die lokale gemeenschappen. Eigen is geen vodje en daar ga je niet mee<br />
spotten. En we noemen dat ook wel het folklore van het kleine verschil zoals Cornelis<br />
Verhoeven een <strong>Brabant</strong>se filosoof dat eens heeft genoemd. En die folklore van het kleine<br />
verschil komt er op neer dat naarmate de overeenkomsten tussen groepen mensen<br />
groter zijn, de minieme verschillen die tussen die groepen bestaan op een culturele<br />
manier enorm worden uitvergroot. Dus hoe meer mensen op elkaar lijken, hoe meer ze<br />
die kleine lokale verschillen gaan opblazen en uitspelen. Vandaar dat bij die rijdende<br />
rechter de meeste gevallen burenruzies zijn. De mensen hebben heel veel met elkaar<br />
gemeen, wonen in dezelfde straat in dezelfde buurt. Dan gaat het over iets heel miniems<br />
en het wordt dan opgeblazen. De folklore van het kleine verschil kwam tot uitdrukking in<br />
die spotnamen, ook in de dialecten, maar ook in de kleding. Ik heb het nu pas weer<br />
gemerkt. Als we het hebben over lokale kracht dan werd ik daar dit jaar heel treffend op<br />
gewezen toen ik bezig was met het schrijven van een boek over een poffer. Jullie weten<br />
wel wat een poffer is? Het is dan wel een oostelijk Noord-<strong>Brabant</strong> klederdracht. In West-<br />
<strong>Brabant</strong> kennen we de variant: de Kroon of de Kroezel. In <strong>Brabant</strong> bouwen ze de muts in<br />
de breedte uit, in west <strong>Brabant</strong> gaat dit in de hoogte. Een versiering met bloemen en de
natuur en ik was bezig met onderzoek voor dat boek en ik kwam in allerlei archieven en<br />
musea en daar hebben ze allerlei foto’s en materialen, maar ik kwam er niet goed uit. Ik<br />
belde toen mijn vormgever op met wie ik dit boek zou gaan maken en ik zeg tegen hem:<br />
“we gaan een boek maken over de poffer.” O zei hij dat is goed, dat is leuk, maar wat is<br />
een Poffer? 28 Jaar, ja dat kun je hem ook niet kwalijk nemen. Hij was thuis en zijn<br />
moeder luisterde mee. Die hoorde dat gesprek en zei: “Nou Vincent, een poffer, ik zal jou<br />
eens een poffer laten zien.” En toen pakte zij een aantal familiefoto’s waar haar moeder<br />
of grootmoeder op stond of de overgrootmoeder van die vormgever. En dat waren<br />
familiefoto’s uit Heesch en ja hoor daar stond een heel batterij mutsen, ja ouwe mutsen.<br />
“Dat mag ik bij de <strong>KBO</strong> wel zeggen hè.” Allemaal met een poffer op en toen dacht<br />
Vincent. Verrek de poffer, dat is ook mijn geschiedenis. Dat is mijn familie en dat behoort<br />
ook waar ik vandaan kom en toen is hij met hart en ziel aan dit boek gaan werken. Maar<br />
toen kreeg hij een fantastisch idee en toen zei hij: “als ons moeder meteen een foto<br />
tevoorschijn kan halen, hoe zal het dan zijn bij al die families in <strong>Brabant</strong>. Dan moeten<br />
van die foto’s natuurlijk ook tientallen aanwezig zijn. Toen hebben we een project<br />
opgezet met de naam: “Alle mutsen verzamelen” en daar zijn 1254 foto’s op ingestuurd.<br />
Allemaal van families, allemaal uit plaatsen in <strong>Brabant</strong>, met naam, toenaam, rugnummer<br />
Alles wat ik graag zou willen weten en ik dus miste in die grote algemene archieven en<br />
musea die fantastische collecties hebben, maar als het gaat over dit niveau van<br />
onderzoek niet de goede context informatie erbij kunnen leveren en toen kwam er dus<br />
waarzinnig nieuw materiaal wat nu ook is erkend als nieuw een aanvullend materiaal en<br />
dat komt omdat wij de kracht van het individuele hebben aangeboord. Iedereen wil dat<br />
uit het individuele halen en naar het grotere halen en als je het heel dicht bij het lokale<br />
en individuele legt, dan krijg je betrokkenheid, je krijgt prachtig nieuw materiaal wat<br />
nooit gepubliceerd is en je raakt die mensen want het gaat over hen. Want al die mensen<br />
die die foto’s hebben ingestuurd, het merendeel staat nu ook in dat boek en is ook een<br />
erkenning van hun geschiedenis. Op deze manier kan zo’n historisch onderzoek daar een<br />
rol in spelen. Dit is mijn overgrootmoeder trouwens, die staat er dan ook op. Ik ben haar<br />
achterkleinzoon die dit boek heeft geschreven. Zo gaat dat verhaal helemaal door. Dat is<br />
een verhaal van generaties met een eigen cultuur waar iedereen altijd een beetje suffig<br />
over doet, klederdracht en zo, maar die sterk geworteld is. Bij dit project hebben we<br />
jonge ontwerpers gevraagd een nieuw hedendaags hoofddeksel te ontwerpen<br />
geïnspireerd op de poffer, het nieuwe totem van Noord-<strong>Brabant</strong>. Er zijn prachtig<br />
ontwerpen binnen gekomen van jonge mensen die nog nooit eerder van de poffer hadden<br />
gehoord en die daar hun eigen muts weer op hebben geïnspireerd. En we hebben een<br />
catwalk gemaakt in het Provinciehuis. Ik vond het jammer dat Hanja Maij-Weggen net<br />
geen commissaris van de koning meer was, anders had ik haar ook graag een poffer<br />
opgezet. Dat kan dat kapsel van haar best hebben. En op die manier ontmoeten<br />
generaties elkaar. Rondom fier zelfbewustzijn dat vertrouwd op eigen kracht: die<br />
prachtige poffer hoort bij onze geschiedenis. Die folklore van het kleine verschil werd dus<br />
voortdurend uitgespeeld, met verhalen, met dialect, met kleding kortom dat gaat op<br />
allerlei niveaus door. Alleen wij zijn die kracht vaak vergeten en wij gaan daar heel<br />
nonchalant en slordig mee om en wat dat betreft is het pleidooi wat in de<br />
openingstoespraak werd gehouden voor het beleid van de <strong>KBO</strong> mij wel uit het hart<br />
gegrepen. Ik denk dat er een enorme kracht ligt, juist in het lokale, in het persoonlijke<br />
en in de ontmoeting. En die ontmoeting, dames en heren, vindt plaats in het publieke<br />
domein. En dat publieke domein is in feite een maatschappelijke ruimte waar mensen<br />
elkaar uit vrije wil ontmoeten om verbanden aan te gaan. Om iets te gaan doen. En dat<br />
publieke domein is openbaar. Dat kunnen instellingen zijn, bibliotheken, theaters,<br />
universiteiten waar wij hier nu zitten, maar ook marktpleinen, straten, overal waar<br />
mensen uit vrije wil elkaar ontmoeten in een open democratische samenleving. En dat<br />
publieke domein is tegenwoordig ook virtueel geworden, want ook internet is een nieuw<br />
publiek domein geworden met alle voordelen en alle vragen. Maar dat publieke domein is<br />
buitengewoon essentieel voor een samenleving waar mensen echt ook samen gestalte<br />
willen geven aan het dagelijks leven.
Maar dat publieke domein staat onder druk vanuit drie richtingen. Er werken allerlei<br />
krachten op dat publieke domein. Daar hebben wij allemaal in het dagelijks leven mee te<br />
maken en de <strong>KBO</strong> als organisatie ook. De eerste kracht die op dat publieke domein<br />
voortdurend druk uit oefent is de markt. Het economisch denken, de commerciële cultuur<br />
die dat publieke domein bestookt met boodschappen, commerciële boodschappen en dat<br />
mag ook, reclame, advertenties openlijk en soms verhuld, maar de markt die ook dat<br />
publieke domein grotendeels wil overnemen. En dan gaat het over auteursrechten,<br />
copyright van zaken. Er zijn bijvoorbeeld bedrijven die alle beeldrechten, we hebben het<br />
nu bijvoorbeeld gehad over de poffer, al die beeldrechten worden door bedrijven<br />
opgekocht. Iedereen die dat beeld wil gaan gebruiken, moet daar straks voor gaan<br />
betalen. Wij zeggen als overheid van Nederland: wat in de Nederlandse collecties en<br />
archieven zit, is publiek domein. Dat mag iedereen vrij gebruiken behalve als de rechten<br />
van een auteur of een maker op rusten. Je ziet dus dat het de grote krachten zijn, van<br />
kennis, van materiaal, als het ware kunnen beperken als wij daar niet paal en perk zelf<br />
aan stellen. Die markt probeert voortdurend in dat publiek domein, want daar is het te<br />
halen, zeg maar in te breken. Wat je ziet is dat pleinen in grote Nederlandse steden<br />
steeds meer evenemententerreinen gaan worden die worden gehuurd door bedrijven en<br />
door instellingen die daar een manifestatie houden. Nou dat is een aardige<br />
inkomstenbron voor de gemeenten, maar moet jij als individuele burger eens proberen<br />
iets op dat plein te organiseren. Maar grote marktpartijen kunnen dat wel. En dat zijn<br />
dus hele fundamentele vragen in de samenleving die dus die openbare ruimte willen<br />
gebruiken. Het speelt nog veel sterker met dadelijk die bezuinigingen die nu aanstaande<br />
zijn, de cultuur, dit regeerakkoord waar het publieke domein nog steeds meer vermarkt<br />
moet worden. Niet met de privatisering. Een andere kracht die op dat publieke domein<br />
werkt is de overheid zelf. De overheid door bureaucratisering die steeds hogere drempels<br />
opwerpt voor burgers om als publieke domein voor burgers te kunnen blijven<br />
functioneren. Een overheid die dat claimt. Voor overheid kunt u ook besturen en andere<br />
overheden binnen organisaties zetten. Ik kom daar nog op terug.<br />
De derde partij die op dat publieke domein invloed uitoefent dat is de individuele burger.<br />
Het zijn u en ik. En in Nederland en de <strong>KBO</strong> is daar een sprekend voorbeeld van, hebben<br />
wij van oudsher een grote mate van participatie van burgers in dat publieke domein en<br />
een van de meest sprekende voorbeelden daarvan is vrijwilligers werk. Vrijwilligers werk<br />
is ook de kurk waar jullie grotendeels op draaien. Ik heb een dvd gezien waarop<br />
vrijwilligers aan het woord zijn, waaruit betrokkenheid en enthousiasme en het idealisme<br />
naar voren komen. Maar op het moment dat zowel de overheid, of overheden en<br />
besturen vanuit commerciële markten dat publieke domein steeds meer gaan claimen,<br />
trekt die individuele burger zich steeds meer terug in zijn schulp, gaat hij als het ware<br />
achter zijn voordeur, in zijn privédomein zitten want daar heeft hij de markt en de<br />
overheid niets te zoeken. Dat is privé. En we zien dus een terugtrekkende beweging in<br />
het verenigingleven, in het vrijwilligerswerk doordat burgers op een gegeven moment<br />
zeggen: “Ja, ze zoeken het maar uit daar in Den Haag.” “Of waarin zou ik nog collecteren<br />
voor het Kankerfonds als de directie daar enorme salarissen verdient. Moet ik daar voor<br />
€1,- of €0,50 langs de deur gaan.”Dat hebben we allemaal gezien, dat soort bewegingen.<br />
Met andere woorden: de individuele burger moet juist bemoedigd worden in dat publieke<br />
domein te functioneren. Er op het moment dat structuren, bestuursstructuren<br />
veranderen en dat de lokale binding eigenlijk wordt ontkend of niet ten volle wordt<br />
gewaardeerd of niet belangrijk wordt gevonden en er een centralisering en privatisering<br />
in optreed, zie je ook dat die essentiële band tussen lokale <strong>Afdelingen</strong> en vrijwilligers en<br />
een hoofdbestuur onder druk komt te staan en gaat verwateren. Dat is bij jullie aan de<br />
hand. En dan zie je dus een terugtrekkende burger of een terugtrekkende Afdeling. Dat<br />
is een fenomeen dat bedreigend is voor het publieke domein, want het publieke domein<br />
kan alleen maar bestaan bij de gratis van de geëmancipeerde burgers die uit vrije wil in<br />
die openbare ruimte willen ontmoeten en samen iets willen gaan doen. En ook het<br />
fenomeen wat we nu kennen van de maatschappelijk teleurgestelde burger, zoals dat<br />
tegenwoordig heet, nee vroeger heette dat zo, tegenwoordig is dat alweer anders<br />
geformuleerd. Vroeger was dat teleurgestelde burger, tegenwoordig is dat de bezorgde<br />
burger en dat is gedaan om de PVV kiezers niet al te zeer te labelen als maatschappelijk
teleurgesteld, maar dat zijn maatschappelijk bezorgde burgers. Die zien we ook steeds<br />
meer terugtrekken en het overlaten aan de rest. En er komt een cynisme in de<br />
samenleving, een cynisme waarbij een leedvermaak gaat komen. Ik zie dat op de<br />
Publieke omroep dat wij in een samenleving komen waar leedvermaak een dragende<br />
factoor is. Maar zo willen wij toch niet met elkaar omgaan? Zo willen wij toch niet met<br />
elkaar leven? Dit is toch ook niet de manier waarop wij binnen een kring van het <strong>KBO</strong><br />
zouden willen omgaan? Toch gebeurt het. We zien het gebeuren. De kunst is om dit soort<br />
grote maatschappelijke processen te keren. En dat kan alleen als wij burgers ook goed<br />
toerusten en leden van een <strong>KBO</strong> toerusten. Nou, vanuit de overheid, ik zit ook Raad voor<br />
Cultuur dat is een Adviesorgaan van de regering en wij hebben gezegd wij moeten in<br />
feite terug naar wat we noemen een cultureel burgerschap. We moeten mensen zodanig<br />
toerusten dat ze in deze wereld met overstelpende informatie, media wijs worden en dat<br />
mensen ook kunnen functioneren in zo’n open democratische samenleving, want dat is<br />
niet altijd de meeste eenvoudig samenleving. Daar moet je stevig voor in jouw schoenen<br />
staan, je moet keuzes kunnen maken en je moet weten wat je waarden zijn. Je moet<br />
weten waar je voor staat. En dat toerusten van die burger daar is het de laatste jaren<br />
vaak op mis gegaan. En dat toerusten is ook voor elke organisatie ook voor de <strong>KBO</strong><br />
buitengewoon belangrijk, zeker ook voor kaderleden die als het ware dit in een Afdeling<br />
moeten voorleven, moeten uitdragen. De geëmancipeerde burger die in het publieke<br />
domein kan functioneren, moet niet bang zijn, moet niet bang zijn voor de economie,<br />
moet niet bang zijn voor die overheid. Het zijn uiteindelijk partners en de kunst is om nu<br />
het verschil te gaan maken. En wij hebben de laatste decennia een enorm geloof gezien<br />
en gehad met elkaar in het Angelsaksische model en dat is een economisch model<br />
waarbij het gaat op korte termijn zoveel mogelijk winst te maken, het liefst over de rug<br />
van een ander, waarbij de profit, de winst, wordt afgeroomd door aandeelhouders die<br />
vaak niet in de eigen regio of in het eigen land zijn, maar buitenlandse investeerders. Die<br />
halen de winsten weg en we zien dat hier in <strong>Brabant</strong> heel duidelijk met de kranten. Het<br />
<strong>Brabant</strong> Dagblad, Nieuwsblad, De Stem. Oude familiebedrijven die hun rendement maken<br />
van 15 à 18 % dat is een gezond rendement, maar die nu in handen zijn van<br />
buitenlandse investeringsmaatschappijen. Wegener is dat eerst geworden en nu is dat<br />
Micom uit Groot-Brittannië en die willen hogere rendementen: 23 tot 25 % rendement en<br />
dat betekend dat die kranten steeds minder lokaal en regionaal nieuws kunnen bieden.<br />
Dat die veel meer samen werken en als je de Gelderlander leest en het Eindhovens<br />
Dagblad en het <strong>Brabant</strong>s Dagblad zie je dat die voor 70/80 % hetzelfde nieuws geven en<br />
die hebben regionale en lokale pagina’s er aan toegevoegd. Met andere woorden: voor<br />
het belang van buitenlandse investeerders krijgen wij minder goede lokale informatie,<br />
worden die redacties ingekrompen, wordt zo’n bedrijf helemaal leeg gehaald. Maar<br />
potverdorie als ik een keer mag vloeken, als wij toch als Brabander onder elkaar een<br />
goede eigen krant willen hebben met een paar miljoen Brabanders dan maken wij toch<br />
een eigen krant. En dat besef begint nu steeds meer door te dringen. Dat wij die krant in<br />
<strong>Brabant</strong> niet maken voor die buitenlandse investeerders, maar voor de lezers hier. Dat<br />
zijn trouwens lezers die decennia lang niet abonnee zijn van die krant, want zo noemen<br />
zijn dit zelf niet, ik ben lid van de krant. Eens kijken wat dat een band is. Die bedrijven,<br />
die kranten hebben dat onderschat. Ze hebben zich niet gerealiseerd hoe belangrijk die<br />
band met de lezers is en dat dat de kurk is waarop zij bestaan en dat zij daarvoor<br />
moeten werken en niet die aandeelhouders. Wat wij zouden moeten doen, is dat we een<br />
slag moeten maken en die wordt nu ook gemaakt hier en daar, maar dat is een proces<br />
dat begint en de economische crisis werkt daar wel aan mee en dat is dat we van<br />
aandeelhouders naar aandeelhoeders toe moeten. En dan komen van het Angelsaksische<br />
model in het aloude Rijnlandse model. Het Rijnlandse model waar familiebedrijven<br />
eigenlijk de toon zetten. Zoals de kranten vroeger ook familiebedrijven waren. Waar het<br />
gaat om continuïteit, niet snel cashen, maar op de langere termijn continuïteit,<br />
beheersing van risico’s, onderling vertrouwen, elkaar iets gunnen en dat is in feite een<br />
veel duurzame manier van ondernemen waarbij je ook met partners samen werkt. Het<br />
Rijnlandse model is heel oud en dat werd altijd een beetje als stoffig afgedaan, want dat<br />
was niet de moneymaking machine die nodig was, dat waren eigenlijk wat suffige<br />
bedrijven en organisaties. De Rabobank, de volgende spreker geef ik hierbij al een
voorzetje, de Rabobank heeft onder dat imago te leiden gehad, totdat ze zelf wakker zijn<br />
geworden dat zij juist in deze economische crisis als sterkste tevoorschijn zijn gekomen<br />
vanuit die oude coöperatie gedachten. Binnen het Rijnlandse model bestaat een begrip<br />
“cocreatie”. Het is niet zo dat ik iets maak en dat jij het afneemt, maar we maken het<br />
samen. Vanaf het eerste moment. En dat cocreëren is het samen iets maken, samen<br />
daarvoor de verantwoordelijkheid dragen en samen ook de profit, de winst delen.<br />
Waarbij winst niet allen moet worden geformuleerd als economische gewin, dat is wel<br />
van belang, want er moet een gezonde economische exploitatie zijn, het model is niet<br />
liefdadigheid, maar winst, profit, kapitaliseren in sociaal kapitaal. In cultureel kapitaal, in<br />
duurzaamheid landschappelijk. Kortom maatschappelijk verantwoord ondernemen. Er<br />
wordt veel over gesproken, maar er zijn nog maar weinig bedrijven en instellingen die<br />
die slag leggen. Toch gebeurt dat in <strong>Brabant</strong>, daar wil ik mee afronden. Ik zie een aantal<br />
hoopgevende ontwikkelingen, ontwikkelingen waarop de <strong>KBO</strong> mijns inziens zou moeten<br />
inspelen. Even een zijpad. In Limburg een coöperatie opgericht die heet “De BV Limburg”<br />
Dat is eigenlijk ironisch het is eigenlijk een coöperatie en toch noemen we het een BV,<br />
omdat er gewerkt moet worden, mouwen opstropen. Daar brengen we die drie partijen<br />
die op dat publieke domein inwerken samenbrengen. Dat wil zeggen de overheid, de<br />
provincie Limburg en de stad Maastricht, samen met bedrijven de marktpartijen, daar de<br />
media in, een bierbrouwer zit er bij. Dat is fijn om die erbij te hebben: “Gulpener bier” er<br />
zitten kleine jonge ondernemers erbij, oude familiebedrijven en ook individuele burgers<br />
kunnen lid/eigenaar worden van die coöperatie. Dat is het mooie van een coöperatie je<br />
bent lid en tevens voor een deel eigenaar van dat bedrijf. En al die partijen komen met<br />
initiatieven, we zeggen vanuit “De BV Limburg” dat is een goed initiatief, wij investeren<br />
50% van ons werkkapitaal mee en de individuele partij of dat nou een overheid, of een<br />
bedrijf is of een individuele burger profiteert ook mee, we gaan het maken en onder de<br />
streep rekenen we af en dan kapitaliseren we de opbrengst.<br />
Dat is provinciaal gedaan, omdat in Limburg de sence of urgency groot is. In Limburg<br />
heeft men in de gaten dat men in een krimpregio zit, net zoals in Zeeland en in<br />
Groningen. In <strong>Brabant</strong> wanen wij ons nog rijk en denken wij ach het zal zo’n vaart niet<br />
lopen. Met de huidige commissaris Wim van de Donk wordt gezien dat we degelijk iets<br />
moeten gaan doen en dat op een duurzame manier allianties moeten aangaan met<br />
partijen, omdat we anders op het eind van de rit alleen maar tegenover elkaar staan en<br />
dat eindigt wel eens in de een rechtszaal, terwijl bij cocreaties het proces in het begin<br />
dan worden die belangen en conflicten opgelost terwijl in het proces verder meegenomen<br />
en krijgen ze een plek. In Limburg heeft men het provinciaal gedaan. In <strong>Brabant</strong> zie ik<br />
lokale initiatieven. Ik noem twee initiatieven. In Hoogeloon een Zorgcoöperatie in de<br />
Kempen waarbij de voorzieningen zoals in alle dorpen achteruit holde. Dat er geen winkel<br />
meer was, geen kruiszorg en toen hebben een aantal mensen, ondernemers ook, ja dat<br />
is toch te gek voor woorden. Mensen wonen hun hele leven in Hoogeloon, worden oud en<br />
moeten naar een verzorgingshuis, terwijl wij in Hoogeloon geen voorzieningen meer<br />
hebben. Dan maken wij toch die voorzieningen? Ze hebben een coöperatie opgericht, ze<br />
hebben partijen bij elkaar gebracht, mensen moeten als ze gebruik maken van die<br />
voorzieningen net zo goed wat betalen. De zorg is daar op lokaal niveau, die mensen<br />
kunnen daar blijven wonen en ook op hun oude dag nog functioneren. Dat voorbeeld<br />
krijgt navolging. Een paar weken terug ben ik in Boekel geweest, een gemeente waar<br />
men ook een coöperatie wil maken om de kwaliteit van de burgers te versterken. En dat<br />
moet dan eigenlijk ook de doelstelling zijn. En die kwaliteit van leven daar gaat het om.<br />
Daar worden wij als samenleving ook op afgerekend. Wat heb jij gedaan in jouw leven?<br />
Als jij er een puinhoop van hebt gemaakt, nou daar hoef je niet trots op te zijn. Maar als<br />
wij onze kinderen en onze ouderen een goed volwaardig bestaan kunnen leveren, waarbij<br />
die lokale binding serieus genomen wordt, dan zijn we als samenleving een hele stap<br />
verder. Maar daar hebben we mensen voor nodig, mensen met lef, die het verschil<br />
durven te maken en die weten waar ze voor staan en we hebben een fier zelfbewustzijn<br />
nodig dat vertrouwd op eigen kracht.