28.09.2013 Views

Download de PDF hier

Download de PDF hier

Download de PDF hier

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Dit <strong>PDF</strong> document is een preview<br />

van het betreff en<strong>de</strong> boek, uitgegeven door<br />

BOOKS of FANTASY.<br />

Om dit boek te bestellen,<br />

of om meer informatie te vin<strong>de</strong>n over dit boek,<br />

<strong>de</strong> schrijver en onze an<strong>de</strong>re publicaties,<br />

kunt u ons bezoeken op:<br />

WWW.BOOKSOFFANTASY.COM


JAAP BOEKESTEIN<br />

De geboorte van <strong>de</strong><br />

magiër


© 2011 Jaap Boekestein<br />

Uitgeverij Books of Fantasy<br />

Alle rechten voorbehou<strong>de</strong>n<br />

Eerste druk: April 2011<br />

Redactie: Alex <strong>de</strong> Jong<br />

Editor: Alex <strong>de</strong> Jong<br />

Omslagillustratie: Jos Weijmer<br />

Omslagontwerp: Jos Weijmer<br />

ISBN 978 94 608 6027 0<br />

NUR 334<br />

www.booksoffantasy.com<br />

www.fantastischeboeken.nl<br />

Eer<strong>de</strong>r verscheen van Jaap Boekestein<br />

bij Books of Fantasy:<br />

Kadhal, Boek 1: De Dood van <strong>de</strong> Magiër


I n h o u d<br />

I. Dromen en go<strong>de</strong>n<br />

Hoofdstuk 1 Doran en Vial - Bij tovenares Danna 9<br />

Hoofdstuk 2 Asca, Mayl en Cyrel - God <strong>de</strong>r dieven 31<br />

Hoofdstuk 3 De vrouw en luitenant-kolonel Yllopmos -<br />

Monsters van het Keizerrijk 49<br />

Hoofdstuk 4 Maezelan en eerwaar<strong>de</strong> Aslofin <strong>de</strong> Jongere -<br />

Vergeten namen 75<br />

II. Verhalen van Kadhal<br />

Hoofdstuk 5 Asca, Mayl en Cyrel - Voor goed en glorie 107<br />

Hoofdstuk 6 Asca, Mayl en Cyrel - Een verhaal zo oud als<br />

<strong>de</strong> mensheid 117<br />

Hoofdstuk 7 Asca, Mayl en Cyrel - Wraak op Magerdag 119<br />

Hoofdstuk 8 Asca, Mayl en Cyrel - De naam van Lleay<br />

Tweezwaar<strong>de</strong>n 126<br />

Hoofdstuk 9 Asca, Mayl en Cyrel - Snuif en snotter 129<br />

Hoofdstuk 10 Asca, Mayl en Cyrel - Was en water 132<br />

Hoofdstuk 11 Asca, Mayl en Cyrel - Een, Tweewaaierdans, Drie 151<br />

Hoofdstuk 12 Asca, Mayl en Cyrel - Bruiloft in Kadhal 155<br />

Hoofdstuk 13 Asca, Mayl en Cyrel - De lief<strong>de</strong>s van Daenk<br />

en Cana 156


III. Vaarwel en ver<strong>de</strong>r<br />

Hoofdstuk 14 Luitenant Silfonen - Het pad van perfectie 181<br />

Hoofdstuk 15 Prins Derfandiah en prins Verrendiah -<br />

De zoete zon<strong>de</strong>n van vrouwe Semurica 245<br />

Hoofdstuk 16 Asca, Mayl en Cyrel - Koeienopera 275<br />

Hoofdstuk 17 Vial - Vuurberg 292<br />

Aanhangsels<br />

Aanhangsel I De aartsmagiërs 294<br />

Aanhangsel II De waterwerken van Kadhal 295<br />

Aanhangsel III Aantekeningen uit het onvoltooi<strong>de</strong> naslagwerk<br />

Dieventaal van Kadhal van wijlen rechter Hekkus<br />

Mawonne & diens neef burger Bunnes Mawonne 296<br />

Aanhangsel IV Het spel iod 298<br />

Aanhangsel V Het teken van Din<strong>de</strong>rd 299


– I –<br />

Dromen<br />

en<br />

go<strong>de</strong>n<br />

7


Hoofdstuk 1<br />

Vial en Doran<br />

Bij tovenares Danna<br />

Twee<strong>de</strong> slagdag van <strong>de</strong> brendmaand,<br />

zeven<strong>de</strong> jaar van Keizer Schepadiah<br />

1<br />

‘Als <strong>de</strong>ze wind aanhoudt, zien wij vanavond nog <strong>de</strong> kust van Tragilland,<br />

meester,’ sprak <strong>de</strong> onbelangrijke kapitein tegen <strong>de</strong> necromancer Marumon.<br />

Met goed geld was <strong>de</strong> zeebonk ingehuurd, maar nu zou<strong>de</strong>n hij en zijn bemanning<br />

<strong>de</strong> tovenaar volgen tot in <strong>de</strong> diepste hel. Was het <strong>de</strong> stem van <strong>de</strong> tovenaar?<br />

Was het zijn uiterlijk? Zijn oogopslag? Op het eerste gezicht niet.<br />

Marumon was een wat kleine man met lang sluik haar en een mollig gezicht.<br />

Hij leek echter groter door zijn persoonlijkheid of magie. Er lag iets in zijn<br />

ogen en zijn houding dat ontzag afdwong. Zijn stem bond mannen tot onvoorwaar<strong>de</strong>lijke<br />

trouw. De kapitein kon niet benoemen waarom, maar hij beschouw<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> kleine tovenaar inmid<strong>de</strong>ls als zijn meester.<br />

De necromancer Marumon knikte. ‘En wanneer kunnen we ontschepen, kapitein?’<br />

‘Morgenochtend, met het tij, lopen we binnen in Ynnsmon<strong>de</strong>, meester.’<br />

In gedachten liep <strong>de</strong> necromancer zijn plannen langs. Morgen, of an<strong>de</strong>rs<br />

overmorgen, ontscheping in Ynnsmon<strong>de</strong>. Een mars van twee dagen naar het<br />

landgoed van tovenares Danna. En daar... daar zou hij <strong>de</strong> jongen in han<strong>de</strong>n<br />

krijgen. De jongen die toegang bood tot absolute macht. Zijn vermogen <strong>de</strong> dromen<br />

van <strong>de</strong> Slapen<strong>de</strong> God te dromen, was als een zwaard boven <strong>de</strong> hoof<strong>de</strong>n<br />

<strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n. Wie <strong>de</strong> macht had over dat vermogen, bezat <strong>de</strong> macht over <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n.<br />

Marumon liet zel<strong>de</strong>n zijn passies <strong>de</strong> vrije teugel, maar nu voel<strong>de</strong> hij <strong>de</strong><br />

prikkelen<strong>de</strong> roes van opwinding door heel zijn lichaam. Het was heerlijk! Een<br />

paar ogenblikken lang genoot Marumon van het gevoel, daarna sloot hij die<br />

<strong>de</strong>ur weer en was hij weer een en al zakelijkheid. Schema’s, afstan<strong>de</strong>n en tij<strong>de</strong>n<br />

vul<strong>de</strong>n zijn hoofd. Hoe sterk waren <strong>de</strong> krijgers die hij had meegebracht, hoe<br />

sterk was <strong>de</strong> ver<strong>de</strong>diging van het landhuis van <strong>de</strong> tovenares? Hij wist het vrij<br />

nauwkeurig. De spion die hij zo lang gele<strong>de</strong>n in het huishou<strong>de</strong>n van tovenares<br />

Danna had verborgen, had zijn geld ruimschoots opgebracht. Maar veel belangrijker<br />

dan alle regelmatige rapporten bij elkaar, was het ene verslag dat hij<br />

afgelopen jaar had binnengekregen. Het vermeld<strong>de</strong> dat een jongen en een<br />

9


ou<strong>de</strong> man op het landgoed van <strong>de</strong> tovenares waren aangekomen. De jongen<br />

heette Doran, <strong>de</strong> man was ene Vial. Ze zei<strong>de</strong>n dat ze va<strong>de</strong>r en zoon waren. Tovenares<br />

Danna had hen als geëer<strong>de</strong> gasten ontvangen.<br />

Even had Marumon getwijfeld. Niet over Doran. Nee, dat móest <strong>de</strong> jongen<br />

zijn, maar was <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> man magister Dargus? Het was niet <strong>de</strong> eerste keer dat<br />

<strong>de</strong> ou<strong>de</strong> vos on<strong>de</strong>r een an<strong>de</strong>re naam reis<strong>de</strong>. Diepe necromantische magie had<br />

echter die angst ontkracht. Het levenslicht van magister Dargus was gedoofd<br />

in Kadhal, dat was zeker. Die Vial was een van Dargus’ handlangers, een<br />

huurling. Alleen het feit dat Doran hem va<strong>de</strong>r noem<strong>de</strong>, maakte hem belangrijk.<br />

Het was een handvat, een hefboom, misschien zelfs <strong>de</strong> sleutel tot Dorans<br />

wil.<br />

Het ruim stonk naar mannen en an<strong>de</strong>re wezens die lange tijd dicht opeen had<strong>de</strong>n<br />

gezeten. Geen van <strong>de</strong> zeelie<strong>de</strong>n en geen van <strong>de</strong> krijgers rook het nog. De<br />

zeelie<strong>de</strong>n bleven zo ver mogelijk uit <strong>de</strong> buurt van <strong>de</strong> krijgers die <strong>de</strong> necromancer<br />

aan boord had gebracht. Er werd gefluisterd dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>rtig wezens ooit waren<br />

geboren als mensen, maar dat magie hen had verwrongen tot iets wat<br />

zeker niet meer menselijk was. Groot en breed ston<strong>de</strong>n ze, met klauwen, giftige<br />

hoornen uitsteeksels en dikke schubben. De koppen waren diep weggezonken<br />

on<strong>de</strong>r dikke benen ran<strong>de</strong>n. Ze aten, ze dronken, ze scheten, maar spraken<br />

nooit. Hun aanvoer<strong>de</strong>r was een enorme bruut, Dhog. Hij oog<strong>de</strong> in ie<strong>de</strong>r geval<br />

menselijk, maar het gerucht ging dat er in zijn vlees een <strong>de</strong>mon verborgen lag.<br />

Zijn huid had <strong>de</strong> kleur van ongelooid leer en hij had spieren als ankerkabels.<br />

Zijn kale hoofd was over<strong>de</strong>kt met een netwerk van dikke a<strong>de</strong>ren en zijn oren<br />

waren gerafeld, alsof iets met scherpe tan<strong>de</strong>n er op had gekauwd.<br />

Dhog been<strong>de</strong> opgewon<strong>de</strong>n heen en weer. ‘Ik ruik zielen,’ bul<strong>de</strong>r<strong>de</strong> hij. ‘Verse<br />

zielen!’ De <strong>de</strong>monische on<strong>de</strong>raanvoer<strong>de</strong>r hief zijn hoofd en snoof. Achter<br />

zijn rug maakten <strong>de</strong> meeste zeelie<strong>de</strong>n afweertekens, bij een paar gleed hun<br />

hand naar hun mes.<br />

Dhog voel<strong>de</strong> hun angst en lachte, iets wat hij geleerd had van <strong>de</strong> vele zielen<br />

die hij in zijn bestaan had verslon<strong>de</strong>n. Niets liever nam hij een mens en vrat al<br />

diens herinneringen, al diens gevoelens, totdat er een lege huls restte die <strong>de</strong><br />

Meester kon gebruiken. Als hij zorgvuldig was, kon dat weken duren, maan<strong>de</strong>n<br />

zelfs. In het heetst van <strong>de</strong> strijd was echter geen tijd voor subtiliteiten en<br />

scheur<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> ziel los terwijl <strong>de</strong> mens met opengereten buik, doorboor<strong>de</strong><br />

borstkas of ingeslagen hoofd ter aar<strong>de</strong> stortte. Het was niet zo bevredigend als<br />

<strong>de</strong> langzame, <strong>de</strong>licate marteling, maar het was goed genoeg. Ha! Binnenkort<br />

zou hij een overvloed aan voedsel hebben.<br />

10


2<br />

‘Volgens <strong>de</strong> legen<strong>de</strong> begint magie met <strong>de</strong> allereerste aartsmagiër, Shanshan<strong>de</strong>l.<br />

Waarschijnlijk klopt dat niet, maar <strong>de</strong> oudste bronnen die wij kennen, noemen<br />

hem als <strong>de</strong> eerste grote magiër.’<br />

Tovenares Danna had vijf leerlingen, waaron<strong>de</strong>r Doran, en alle vijf knikten<br />

ze. Natuurlijk wisten ze dit allemaal al, maar het was een inleiding op <strong>de</strong> feitelijke<br />

les. Het was mooi weer en <strong>de</strong> heks en haar leerlingen zaten op <strong>de</strong> stenen<br />

banken aan <strong>de</strong> rand van <strong>de</strong> krui<strong>de</strong>ntuin. De tovenares was afkomstig uit een<br />

lang geslacht van a<strong>de</strong>llijke magiërs en eiste onberispelijke manieren en <strong>de</strong> onvoorwaar<strong>de</strong>lijke<br />

aandacht van haar leerlingen. Eens was ze getrouwd geweest<br />

met een graaf, maar na <strong>de</strong> scheiding had ze zich teruggetrokken op haar voorou<strong>de</strong>rlijke<br />

landgoed. Vrouwe Danna was nog steeds een opvallend knappe<br />

verschijning met breed gezicht en donkere ogen. Zoals gebruikelijk voor a<strong>de</strong>llijke<br />

dames in Tragilland was haar lange zwarte haar gevangen in een dichte<br />

bos vingerdunne vlechtjes waar kralen doorheen waren geweven. Ondanks<br />

haar hoge status was zij een bevlogen en kundig lerares die on<strong>de</strong>rwees aan talentvolle<br />

leerlingen uit alle windstreken.<br />

Begeleid door het gezoem van bijen en het verre gezang van een vogel ging<br />

<strong>de</strong> stem van <strong>de</strong> tovenares ver<strong>de</strong>r: ‘De perio<strong>de</strong> van Grote Magie eindig<strong>de</strong> met<br />

<strong>de</strong> vernietiging van <strong>de</strong> laatste incarnatie van <strong>de</strong> aartsmagiër, Terannalmana,<br />

waarna een lange perio<strong>de</strong> van verval en onwetendheid volg<strong>de</strong>. Er bestaan vele<br />

verhalen over <strong>de</strong> diverse levens van <strong>de</strong> aartsmagiër en <strong>de</strong> meeste zijn volkomen<br />

onbetrouwbaar. Bijna zevenhon<strong>de</strong>rd jaar gele<strong>de</strong>n heeft <strong>de</strong> befaam<strong>de</strong><br />

doodsheks Larma van Hyrhq heel haar leven gewijd aan on<strong>de</strong>rzoek naar <strong>de</strong><br />

aartsmagiër. Met haar necormantische kunsten heeft zij vele tijdgenoten van<br />

<strong>de</strong> aartsmagiër weten op te roepen, alhoewel het haar nooit lukte <strong>de</strong> grote tovenaar<br />

zelf terug te halen. Dankzij haar diepgaan<strong>de</strong> on<strong>de</strong>rzoek en het vergelijken<br />

van getuigenissen en talloze tijdperken weten wij nu meer over <strong>de</strong><br />

aartsmagiër dan <strong>de</strong> mensen die <strong>de</strong>stijds leef<strong>de</strong>n. Een van <strong>de</strong> belangrijkste<br />

bronnen was <strong>de</strong> getuigenis van <strong>de</strong> geest van een vrij onbelangrijke tovenaar<br />

die echter <strong>de</strong> begindagen van Ertak <strong>de</strong> aartsmagiër meemaakte. Vandaag bestu<strong>de</strong>ren<br />

wij die getuigenis.’<br />

Het verhaal van Ertak<br />

Langs <strong>de</strong> eenzame landweg, gelijk aan duizend an<strong>de</strong>re in het groene Land <strong>de</strong>r<br />

Vijf Ste<strong>de</strong>n, zan<strong>de</strong>rig en aan weerskanten begroeid met doornig struikgewas,<br />

zat een jongeman. Met een onwezenlijke blik staar<strong>de</strong> hij naar een bun<strong>de</strong>l gou-<br />

11


<strong>de</strong>n zonnespikkels in het stof. Zijn volle zwarte haar zat verward en langs een<br />

van zijn mondhoeken liep een straaltje speeksel. In <strong>de</strong> verte piepte een kar<br />

langzaam na<strong>de</strong>rbij, maar <strong>de</strong> jongeman schonk er geen aandacht aan.<br />

Tranen dropen langs zijn wangen. Hij was ergens bedroefd over, maar<br />

waarover wist hij niet meer. De kar, getrokken door twee melkwitte ossen,<br />

kwam <strong>de</strong> bocht door. De grijze huif was beschil<strong>de</strong>rd met allerlei kabbalistische<br />

tekens en op <strong>de</strong> zijkant stond met rechte ro<strong>de</strong> letters: ‘Meester Parkius, magiër en<br />

geneesheer, droomuitlegger, exorcist, handoplegger, zetter van botbreuken, tan<strong>de</strong>nmeester’.<br />

Op <strong>de</strong> bok zat een schrale man, gekleed in een dofbruin pak dat was<br />

afgezet met zwartleren armstukken. Zijn blon<strong>de</strong> piekhaar ging bijna geheel<br />

schuil on<strong>de</strong>r een dubbelgelaag<strong>de</strong> roodbruine baret die gevaarlijk scheef op zijn<br />

lange sche<strong>de</strong>l stond. In het gezicht ston<strong>de</strong>n groene ogen die vrolijk heen en<br />

weer schoten. Toen <strong>de</strong> wagen ter hoogte van <strong>de</strong> jongeman was gekomen, stopte<br />

<strong>de</strong> kar krakend. ‘Gegroet vreem<strong>de</strong>ling, meester Parkius is <strong>de</strong> naam. Wat is<br />

<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van uw verdriet? Ongeluk in het spel of <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>? Meester Parkius<br />

heeft <strong>de</strong> juiste amuletten! Boze dromen of verontrusten<strong>de</strong> voortekenen? Meester<br />

Parkius verschaft, tegen vergoeding, raad en uitleg!’<br />

De jongeman scheen <strong>de</strong> wagen en <strong>de</strong> magische heelmeester nu pas op te<br />

merken en keek verwon<strong>de</strong>rd omhoog. Met een prettig hel<strong>de</strong>re stem sprak hij:<br />

‘Ik... Ik weet het niet.’<br />

‘Hoe curieus!’ Meester Parkius stond op en sprong van <strong>de</strong> wagen. ‘Hoe luidt<br />

uw naam als ik u bid<strong>de</strong>n mag?’<br />

Het gezicht van <strong>de</strong> jongeman vertrok in hopeloze verbazing. ‘Ik weet het<br />

niet. Ik weet mijn naam ook niet.’<br />

Nieuwsgierig keek meester Parkius naar <strong>de</strong> jongeman. ‘Hmm, <strong>de</strong> zaak<br />

wordt met elke hartenklop interessanter. Als u mij toestaat.’ De tovenaar stak<br />

zijn hand uit en leg<strong>de</strong> die op het voorhoofd van <strong>de</strong> naamloze jongeman. Meester<br />

Parkius was een magiër van lage macht met slechts enkele goed ontwikkel<strong>de</strong><br />

vermogens die bij zijn vakgenoten maar weinig aanzien genoot. Hij had<br />

echter wel het vermogen <strong>de</strong> geest van iemand te vorsen.<br />

Toen meester Parkius contact maakte met <strong>de</strong> jongeman, was zijn eerste indruk<br />

er een van bijna absolute leegte. Zelfs een pasgeboren kind had in <strong>de</strong><br />

schoot van zijn moe<strong>de</strong>r al oneindig meer ervaring opgedaan. Zijn twee<strong>de</strong> indruk<br />

was die van een potentiële kracht. Mits in <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> banen geleid, was <strong>de</strong><br />

jongen in staat uit te groeien tot een groot magiër.<br />

Meester Parkius trok zijn hand terug, hij had een besluit genomen. ‘Naamloze<br />

vreem<strong>de</strong>ling zoek je on<strong>de</strong>rdak en voedsel, steeds nieuwe vergezichten en<br />

afwisselend werk?’<br />

De donkere jongeman dacht fronsend na. ‘Ja, dat wil ik wel.’<br />

‘Treed dan bij mij in dienst,’ sprak meester Parkius.<br />

12


‘Dat wil ik, maar... mijn naam?’<br />

‘Ik noem je Ertak, dat betekent pitje in een ou<strong>de</strong> taal. Waarom? Als er een<br />

ou<strong>de</strong> boom staat waar eens het zaadje beland<strong>de</strong>, zul je het begrijpen. Kom mee<br />

Ertak, op <strong>de</strong> wagen. Het volgen<strong>de</strong> dorp is nog ver.’<br />

Ertak bleef twee jaar bij meester Parkius. Hij leer<strong>de</strong> <strong>de</strong> basisbeginselen van<br />

<strong>de</strong> tovenarij, en hij leer<strong>de</strong> snel. De grijze ossenwagen doorkruiste alle uithoeken<br />

van het Land <strong>de</strong>r Vijf Ste<strong>de</strong>n, van het majestueuze zui<strong>de</strong>lijke Reuzengebergte<br />

tot aan <strong>de</strong> hete noor<strong>de</strong>lijke kusten. Zo nu en dan, meestal ‘s avonds<br />

on<strong>de</strong>r een door sterren verlichte hemel op het terras van een taveerne, mijmer<strong>de</strong><br />

Ertak over zijn afkomst en zijn vergeten verle<strong>de</strong>n.<br />

Meester Parkius die, naarmate <strong>de</strong> rij lege wijnflessen langer groei<strong>de</strong>, <strong>de</strong>s te<br />

filosofischer werd, merkte dan altijd op: ‘Trek het je niet aan, en laat <strong>de</strong> zaak<br />

rusten. In het universum, en vooral in dit van magiërs vergeven land, is elke<br />

mogelijke gebeurtenis een oneindig keer mogelijk. Maar je bent en leeft op<br />

<strong>de</strong>ze plaats en in <strong>de</strong>ze tijd. Zodoen<strong>de</strong> telt alleen het <strong>hier</strong> en nu. Je verle<strong>de</strong>n en<br />

toekomst zijn al ontelbare keren beleefd en herhaald. Daarom luidt mijn advies:<br />

leef nu, drink nu, bewon<strong>de</strong>r <strong>de</strong> grootse sterrenhemel en geef me die fles<br />

even aan, wil je?’<br />

Op zo’n moment glimlachte Ertak, gaf <strong>de</strong> fles door en bewon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> <strong>de</strong> grootse<br />

sterrenhemel.<br />

Op <strong>de</strong> achtste dag van <strong>de</strong> maand ram, in het jaar dat later het jaar van <strong>de</strong> Beginnen<strong>de</strong><br />

Fluister werd genoemd, trad Ertak in dienst van Flareyk, een magiër<br />

van <strong>de</strong> twee<strong>de</strong> klasse. Meester Parkius had een ou<strong>de</strong> schuld te vereffenen en<br />

betaal<strong>de</strong> met een veelbeloven<strong>de</strong> leerling. Ertak op zich had geen bezwaar tegen<br />

ver<strong>de</strong>re scholing om zijn ontstoken honger naar kennis te stillen. Flareyk<br />

was een strenge meester met een ijzeren discipline en een stalen tucht. Hier<br />

leer<strong>de</strong> Ertak <strong>de</strong> diepere gron<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kunst kennen: vaardighe<strong>de</strong>n in schijngestalten<br />

en drogbeel<strong>de</strong>n, beheersing van <strong>de</strong> zes oerfacetten <strong>de</strong>r magie zoals<br />

Shanshan<strong>de</strong>l <strong>de</strong> eerste aartsmagiër ze had opgesteld. Doch er werd hem niet<br />

alleen magie on<strong>de</strong>rwezen. Ook kennis van drogen, giften en an<strong>de</strong>re brouwsels<br />

werd hem bijgebracht. Hij leer<strong>de</strong> te werken met verschei<strong>de</strong>ne abstracte en<br />

klassieke <strong>de</strong>nkstelsels die <strong>de</strong> kronkelige pa<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> logica volg<strong>de</strong>n. Flareyk<br />

<strong>de</strong> magiër liet hem ongenadig legen<strong>de</strong>n en mythen van go<strong>de</strong>n, <strong>de</strong>monen en<br />

hel<strong>de</strong>n opdreunen. Ertak maakte zich <strong>de</strong> geschie<strong>de</strong>nis van talloze lan<strong>de</strong>n, volken,<br />

heersers, tovenaars en heksen eigen. Hij hoor<strong>de</strong> van <strong>de</strong> eerste aartsmagiër<br />

Shanshan<strong>de</strong>l en zijn illustere opvolgers. Om zijn vaardighe<strong>de</strong>n te beproeven<br />

en te scherpen, on<strong>de</strong>rnam Ertak in opdracht van zijn meester verschei<strong>de</strong>ne<br />

queesten zoals <strong>de</strong> expeditie naar <strong>de</strong> Do<strong>de</strong> Stad op het eiland Thatj of het stelen<br />

van het go<strong>de</strong>noog uit <strong>de</strong> giertempel in het kou<strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke Appan. In <strong>de</strong> grote<br />

Slag <strong>de</strong>r Magiërs, zeven <strong>de</strong>cennia na <strong>de</strong> verdwijning van <strong>de</strong> aartsmagiër Libof,<br />

13


on<strong>de</strong>rscheid<strong>de</strong> Ertak zich op zo’n wijze dat hij algemeen erkend werd als magiër<br />

van <strong>de</strong> eerste or<strong>de</strong>. Op <strong>de</strong> avond na <strong>de</strong> slag, aan <strong>de</strong> rand van het veld dat<br />

nog gistte van sterven<strong>de</strong> magie, kwam Ertak <strong>de</strong> nu al ou<strong>de</strong> meester Parkius tegen.<br />

Het helblon<strong>de</strong> haar van <strong>de</strong> magische heelmeester was veran<strong>de</strong>rd in witte<br />

pieken, maar zijn gezicht en bewegingen waren nog even vlug en rusteloos als<br />

altijd. Met een glimlach sloeg hij Ertak op zijn schou<strong>de</strong>r. ‘Buiten groot kwaad<br />

zijn vandaag ook grootse da<strong>de</strong>n verricht. Een jonge boom weerstond <strong>de</strong> vloedgolf<br />

van machtige tovenarij en brak <strong>de</strong> ban van an<strong>de</strong>ren. Ik moet je feliciteren,<br />

Ertak. De kleine pit is uitgegroeid tot een woudreus, net zoals ik verwachtte.’<br />

Ertak, nu magiër van <strong>de</strong> eerste or<strong>de</strong>, zuchtte gelaten. ‘De kleine pit groei<strong>de</strong><br />

in<strong>de</strong>rdaad uit tot een grote boom, maar <strong>de</strong> takken zijn zwaar bela<strong>de</strong>n. Ik verlang<br />

naar rust en ben het streven moe.’<br />

Meester Parkius schud<strong>de</strong> langzaam zijn hoofd. ‘Er is altijd iets om naar te<br />

streven, Ertak. Stilstand is sterven. Niemand is zon<strong>de</strong>r ambities, dat zul je<br />

zien.’<br />

Moe<strong>de</strong>loos verliet Ertak na twee dagen het gekonkel tussen <strong>de</strong> overwinnaars<br />

en trok naamloos door <strong>de</strong> wereld. Na enige tijd van doelloos zwerven veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong><br />

Ertak zijn uiterlijk in dat van een jonge e<strong>de</strong>lman en vestig<strong>de</strong> zich in Ataki,<br />

<strong>de</strong> rijke, lome wijnstreek van het Land <strong>de</strong>r Vijf Ste<strong>de</strong>n. Hier bracht hij zijn<br />

tijd door met <strong>de</strong> beslommeringen van het landleven en <strong>de</strong> plichten van een<br />

wijnbaron. De tijd gleed even langzaam voorbij als <strong>de</strong> trage rivieren van Ataki,<br />

maar na twintig jaar ontwaakte <strong>de</strong> magiër uit zijn roes. Energiek ontwierp hij<br />

een programma van vasten en zelfstudie en na een aantal eeuwen wist hij door<br />

te dringen tot <strong>de</strong> grootmeesterklasse. Hier stre<strong>de</strong>n elf magiërs om <strong>de</strong> absolute<br />

macht. Naarstig werd gespeurd naar zwakke plekken en krachtige spreuken.<br />

Verspreid in <strong>de</strong> tijd stierven vijf tegenstan<strong>de</strong>rs, soms door toedoen van Ertak,<br />

soms door toedoen van an<strong>de</strong>ren. Coalities en verbon<strong>de</strong>n wer<strong>de</strong>n gesloten en<br />

verbroken. In een ongeken<strong>de</strong> uitbarsting van list en geweld stierven er drie<br />

grootmeesters tegelijk. De overgebleven magiërs bevochten elkaar nu nog feller<br />

en verbetener dan tevoren. Met behulp van een wezen uit een verre dimensie<br />

vernietig<strong>de</strong> Ertak een van zijn tegenstan<strong>de</strong>rs. Ten slotte moest na<br />

an<strong>de</strong>rhalve eeuw ook <strong>de</strong> laatste grootmeester het on<strong>de</strong>rspit <strong>de</strong>lven. Ertak was<br />

alleen, Ertak was <strong>de</strong> nieuwe aartsmagiër.<br />

Hij schiep een legendarisch paleis in <strong>de</strong> zui<strong>de</strong>lijke Reuzenbergen en bevolkte<br />

het met won<strong>de</strong>ren. Fabelachtige schatten en wezens vul<strong>de</strong>n zijn zalen. Weel<strong>de</strong>rige<br />

tuinen met <strong>de</strong> flora en fauna van vele lan<strong>de</strong>n omring<strong>de</strong>n luxe lusthoven.<br />

Hier wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> geweldigste spreuken gekrocht, <strong>hier</strong> wer<strong>de</strong>n <strong>de</strong> zinnen verblind<br />

of geprikkeld.<br />

14


Heel veel later stond Ertak <strong>de</strong> aartsmagiër in een kale schemerige kamer.<br />

Voor hem op een dikke stenen tafel lag een groen tablet gevat in onverwoestbaar<br />

kristal. In ou<strong>de</strong> obscure lettertekens stond geschreven: ‘Geachte opvolger,<br />

of een van zijn opvolgers. Bereikt zijn <strong>de</strong> toppen van macht, en dus kennis.<br />

Uitdagingen zijn uitgestorven zoals eens <strong>de</strong> grote draken en niets an<strong>de</strong>rs dan<br />

eeuwige verveling wacht u. Het leven is leeg en nutteloos. Ik kies er voor het te<br />

beëindigen.’ Daaron<strong>de</strong>r stond in sierlijk schoonschrift getekend: ‘Libof <strong>de</strong><br />

aartsmagiër.’<br />

‘Waar is dit precies gevon<strong>de</strong>n, Sel?’ vroeg hij aan <strong>de</strong> diengeest die boven <strong>de</strong><br />

tafel zweef<strong>de</strong>.<br />

‘Tussen <strong>de</strong> paleisresten van uw nietige voorganger Libof. O, machtige meester,’<br />

teem<strong>de</strong> <strong>de</strong> diengeest.<br />

Ertak bekeek <strong>de</strong> tekst opnieuw. ‘...niets an<strong>de</strong>rs dan eeuwige verveling wacht<br />

u...’<br />

‘Nee,’ besloot hij. ‘Nee, nog niet.’<br />

Het duur<strong>de</strong> lang, maar op een dag stond Ertak in <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kamer voor hetzelf<strong>de</strong><br />

tablet. Hij had <strong>de</strong> toppen van macht, dus kennis bereikt. Zijn uitdagingen<br />

waren uitgestorven als eens <strong>de</strong> grote draken. Libof had gelijk. Ertak wist<br />

het nu. Zon<strong>de</strong>r ritueel sprak Ertak een speuk uit die hem van het leven beroof<strong>de</strong>.<br />

Toen wist hij het. Hij die Libof en talloze an<strong>de</strong>ren was geweest, hij die Ertak<br />

en Shanshan<strong>de</strong>l was geweest, zag het eeuwige patroon. Hij schreeuw<strong>de</strong> het uit<br />

van woe<strong>de</strong> en ellen<strong>de</strong> toen zijn lichaam door titanenkrachten werd opgezogen.<br />

Hij zag <strong>de</strong> toekomst en huil<strong>de</strong>. Hij huil<strong>de</strong> nog steeds toen al zijn herinneringen<br />

verdwenen, zelfs toen zijn re<strong>de</strong>n tot huilen verdween.<br />

In <strong>de</strong> berm van een stoffige landweg ergens in het Rijk van <strong>de</strong> Muur, zat een<br />

roodgekrul<strong>de</strong> jongeman onwezenlijk naar <strong>de</strong> zonnevlekken in het stof te staren.<br />

De vijf leerlingen keken naar tovenares Danna. De middag was al ver gevor<strong>de</strong>rd<br />

en het was niet lang meer tot het avondmaal. Toch hingen ze aan <strong>de</strong> lippen<br />

van <strong>de</strong> tovenares.<br />

‘De getuigenis van <strong>de</strong> do<strong>de</strong> meester Parkius verschafte Larma van Hyrhq <strong>de</strong><br />

eerste aanwijzing in wat later bekend werd als “het geheim van <strong>de</strong> aartsmagiër”.<br />

Zij riep talloze geesten op en kwam uitein<strong>de</strong>lijk tot <strong>de</strong> schokken<strong>de</strong> conclusie<br />

dat er nooit diverse aartsmagiërs zijn geweest. Het was altijd <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong><br />

tovenaar, die na zijn dood keer op keer terugkeer<strong>de</strong> in een nieuw lichaam.<br />

Voor ons is dat gegeven niets bijzon<strong>de</strong>rs, maar toen Larma van Hyrhq haar<br />

conclusies bekendmaakte, <strong>de</strong>ed het <strong>de</strong> magische wereld op zijn grondvesten<br />

schud<strong>de</strong>n.’<br />

15


Doran stak zijn hand op en na toestemming van <strong>de</strong> vrouwe, vroeg hij: ‘Als<br />

<strong>de</strong> aartsmagiër telkens reïncarneer<strong>de</strong>, waarom was Terannalmana dan <strong>de</strong> laatste<br />

aartsmagiër? Er zijn wel preten<strong>de</strong>nten geweest die die titel opeisten, zoals<br />

uh... bijvoorbeeld <strong>de</strong> Vijf Broe<strong>de</strong>rs, maar sinds Terannalmana is er nooit meer<br />

een grote tovenaar geweest die heel <strong>de</strong> wereld on<strong>de</strong>rwierp en duizen<strong>de</strong>n jaren<br />

achtereen leef<strong>de</strong>.’<br />

Met een glimlach keek tovenares Danna haar leerlingen aan. ‘Dat is een goe<strong>de</strong><br />

vraag. Misschien stierf <strong>de</strong> aartsmagiër echt die keer, misschien slaapt hij enkel<br />

en keert hij op een dag terug, misschien is hij veran<strong>de</strong>rd... Dat is<br />

waarschijnlijk het nieuwe geheim van <strong>de</strong> aartsmagiër.’<br />

3<br />

Vial droom<strong>de</strong>. Het was een beken<strong>de</strong> droom die vertrouwd was als een ou<strong>de</strong><br />

jas. Sommige <strong>de</strong>tails van <strong>de</strong> droom waren in <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r jaren veran<strong>de</strong>rd,<br />

maar het verloop was altijd hetzelf<strong>de</strong>. Vial droeg een jongleurkostuum en<br />

stond in een kring van mensen. Op dit moment waren hun gezichten nog vaag<br />

en ondui<strong>de</strong>lijk, maar dat zou gelei<strong>de</strong>lijk veran<strong>de</strong>ren. De kring was een oefencirkel,<br />

een manier om beginnen<strong>de</strong> jongleurs te on<strong>de</strong>rwijzen, en het was ook <strong>de</strong><br />

alou<strong>de</strong> manier om een leerling aan <strong>de</strong> meesterproeve te on<strong>de</strong>rwerpen.<br />

‘Vang!’ schreeuw<strong>de</strong> <strong>de</strong> eerste gestalte, Vials va<strong>de</strong>r, zo lang gele<strong>de</strong>n. Zijn rauwe<br />

stem en dronkenmanskop, zijn losse han<strong>de</strong>n. Een kegel vloog door <strong>de</strong><br />

lucht. Vial ving <strong>de</strong> kegel en wierp hem omhoog, en meteen ook <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong><br />

kegel die zijn va<strong>de</strong>r hem toeslinger<strong>de</strong>. ‘Zie het patroon! Zoek het ritme!’ De<br />

stem klonk hees, maar verflauw<strong>de</strong>. Het was ook zo lang gele<strong>de</strong>n. Vial kon eigenlijk<br />

niet eens meer goed het gezicht van zijn va<strong>de</strong>r herinneren. Hij richtte<br />

zijn aandacht op <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> gestalte.<br />

‘Hé, Vial, <strong>hier</strong> is er nog een!’ Het was Doran, zijn ou<strong>de</strong> vriend van lang gele<strong>de</strong>n.<br />

Vroeger was hij een paar jaar ou<strong>de</strong>r geweest dan <strong>de</strong> jonge Vial, maar <strong>de</strong><br />

droom had hem onveran<strong>de</strong>rd gelaten: krullend haar, lachen<strong>de</strong> ogen en een<br />

slungelig lichaam met spieren van staal. Doran gooi<strong>de</strong> <strong>de</strong> kegels rustig aan en<br />

gun<strong>de</strong> Vial <strong>de</strong> tijd ze op te nemen in het ritme. ‘Houd je hoofd erbij en alles<br />

komt goed.’<br />

‘Ik geef je een kans.’ De stem van heer Dargus was zwaar en ernstig, net als<br />

zijn blik. ‘Maar ik weet dat jij het kan, als je maar wilt.’ De kegels die <strong>de</strong> ou<strong>de</strong><br />

magiër toewierp waren toverkegels: ze veran<strong>de</strong>r<strong>de</strong>n van vorm en kleur terwijl<br />

ze op Vial aankwamen. Het wer<strong>de</strong>n ro<strong>de</strong> ballen en dan weer lege glazen roemers<br />

en dan weer buitelen<strong>de</strong> uien. De magie stak <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kegels ook aan en<br />

al gauw moest Vial een bonte verzameling voorwerpen in <strong>de</strong> lucht hou<strong>de</strong>n.<br />

16


Vial beet geconcentreerd op zijn lip. Zolang hij zijn aandacht erbij hield...<br />

‘Hé, knapperd!’ Een gekleur<strong>de</strong> houten bal met daaraan een korte sluier<br />

vloog op Vial toe, net als toen, die eerste keer in die kroeg, lang gele<strong>de</strong>n. Fynte<br />

was nog even heerlijk als altijd, een golf van zwarte krullen, mooi gezicht.<br />

Zwaarddanseres, slim, Vials eenvrouw. Het was niet moeilijk die ene bal in <strong>de</strong><br />

lucht te hou<strong>de</strong>n, het was moeilijk Fynte weer te zien, levend en fris. En Vial<br />

wist dat het nog moeilijker zou wor<strong>de</strong>n.<br />

‘Mijn red<strong>de</strong>r!’ De bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> fakkel cirkel<strong>de</strong> traag door <strong>de</strong> lucht en Vial pikte<br />

die moeiteloos op. Het vuur had <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> kleur als Snayls haar. Mooie, rare,<br />

lieve Snayl met haar witte huid en goudkleurige haar. Al die jaren bleef zij<br />

hem “mijn red<strong>de</strong>r” noemen met haar heerlijke barbaarse tongval. Vuurdanseres,<br />

zijn tweevrouw. Het had Vial altijd verbaasd hoe goed Fynte en Snayl met<br />

elkaar op kon<strong>de</strong>n schieten.<br />

Pssst.<br />

De lo<strong>de</strong>n bal vloog razendsnel door <strong>de</strong> lucht, maar Vial <strong>de</strong>ed alsof het geen<br />

enkele moeite kostte om hem te vangen en bij zijn bonte verzameling rondcirkelen<strong>de</strong><br />

voorwerpen te voegen. Yunia grijns<strong>de</strong> breed. Dorgevse vrouwen waren<br />

altijd gevaarlijk, dat wist ie<strong>de</strong>reen. Zij waren ook <strong>de</strong> beste<br />

slangendanseressen. Of het een ongelukje was geweest, of eigenlijk opzet, was<br />

ondui<strong>de</strong>lijk maar Yunia werd met bolle buik Vials drievrouw. Ze bracht in ie<strong>de</strong>r<br />

geval een hoop drukte mee in zijn gezin. Bij <strong>de</strong> herinnering lachte Vial. Het<br />

was aanpassen geweest!<br />

Kad! Wat hield ik van ze. Van alledrie... Die gedachte <strong>de</strong>ed pijn. Dat was voorgoed<br />

voorbij.<br />

‘Pa!’ Asca’s stem klonk verwijtend, als hij weer wat stoms had gedaan, zoals<br />

het huurgeld inzetten op een paard dat niet begreep wat voor of achter was.<br />

‘Pa!’ Mayl was vrolijk, als altijd. Ze kon nooit genoeg krijgen van zijn verhalen,<br />

<strong>de</strong> echte, <strong>de</strong> verzonnen en <strong>de</strong> aangedikte.<br />

‘Pa!’ Cyrel gaf hem een snelle knipoog en maakte het dievengebaar dat alles<br />

veilig was. Op haar slechte momenten kon ze een kreng zijn, maar op haar<br />

goe<strong>de</strong> momenten was ze precies zoals hij.<br />

Zijn mei<strong>de</strong>n leken ontzettend veel op hun moe<strong>de</strong>rs dat het zijn hart samenkneep.<br />

Hij ving een snoer met penningen, een borstel en een lege drinkkom en<br />

wierp ze in <strong>de</strong> lucht.<br />

Hoe zou het nu met ze gaan?<br />

‘Va<strong>de</strong>r.’ Daar stond Doran, <strong>de</strong>ze Doran, inmid<strong>de</strong>ls in alles zijn zoon behalve<br />

in bloed. De jongen was een <strong>de</strong>nker, somber soms, maar Vial zou zijn arm<br />

voor hem geven. Doran wierp hem een fijn porseleinen beeldje toe, een of an<strong>de</strong>re<br />

god. Als Vial die liet vallen dan zou het zeker breken. Waarom precies,<br />

wist Vial niet, maar hij wist wel dat hij tot elke prijs moest voorkomen dat het<br />

17


eeldje viel.<br />

Vial was aan het eind van <strong>de</strong> halve cirkel mensen gekomen. Hij moest zijn<br />

uiterste best doen om <strong>de</strong> enorme hoeveelheid voorwerpen in <strong>de</strong> lucht te hou<strong>de</strong>n.<br />

Hij kon er echt niets meer bij hebben! Nog even en het zou allemaal in elkaar<br />

storten. De dromen<strong>de</strong> jongleur waag<strong>de</strong> een vlugge blik op <strong>de</strong> laatste<br />

gestalte. Wie was het? Tot nu toe was Doran zijn zoon altijd <strong>de</strong> laatste gestalte<br />

geweest.<br />

De man grijns<strong>de</strong> met alle drie... nee, met zijn ene gezicht. Het duur<strong>de</strong> even<br />

voordat Vial hem herken<strong>de</strong>, van jaren terug, toen zijn drie mei<strong>de</strong>n... Het was<br />

Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten, <strong>de</strong> god <strong>de</strong>r dieven. Het meest herinner<strong>de</strong> Vial<br />

<strong>de</strong> ogen. Dat waren ogen van een god, ogen die hem spottend aankeken.<br />

In zijn hand hield Din<strong>de</strong>rd een varkensblaas, gevuld met water, dichtgenaaid<br />

en verzegeld met bijenwas. De blaas werd gebruikt door potsenmakers<br />

bij hun grappen. Voor jongleurs was het een van <strong>de</strong> lastigste voorwerpen om<br />

mee te jongleren. Maar al te vaak scheur<strong>de</strong> zo’n blaas halverwege open en<br />

sproei<strong>de</strong> <strong>de</strong> inhoud uit over <strong>de</strong> jongleur en soms het publiek. Ging Din<strong>de</strong>rd<br />

hem die blaas toewerpen? Het was onmogelijk dat hij die er nog bij nam. Hij<br />

had al zo veel in <strong>de</strong> lucht! Vial wist zeker dat zodra <strong>de</strong> god <strong>de</strong>r dieven hem <strong>de</strong><br />

blaas toe zou werpen, het ding open zou scheuren. En met een god als Din<strong>de</strong>rd<br />

mocht hij blij zijn als er enkel water in zat...<br />

Din<strong>de</strong>rd wierp <strong>de</strong> blaas niet. Grijnzend stapte hij op Vial toe. Op <strong>de</strong> een of<br />

an<strong>de</strong>re manier kon Vial zijn blik niet losrukken. In zijn hand hield Din<strong>de</strong>rd<br />

met <strong>de</strong> Drie Gezichten nog steeds <strong>de</strong> gevul<strong>de</strong> varkensblaas.<br />

‘Wakker wor<strong>de</strong>n Vial!’ Met een klets sloeg <strong>de</strong> god <strong>de</strong>r dieven <strong>de</strong> varkensblaas<br />

op Vials hoofd kapot.<br />

Met een schreeuw en ba<strong>de</strong>nd in het zweet schrok Vial wakker. Hij zat rechtop<br />

in zijn bed en voel<strong>de</strong> met heel zijn lichaam dat er iets mis was. Het was<br />

nacht, maar het was geen nacht. Buiten flikker<strong>de</strong> licht en er klonk in <strong>de</strong> verte<br />

geschreeuw. Zon<strong>de</strong>r na te <strong>de</strong>nken wierp Vial <strong>de</strong> <strong>de</strong>kens van zich af. Zijn voeten<br />

von<strong>de</strong>n zijn laarzen voordat hij er zelfs bij na had gedacht. Terwijl hij<br />

strompel<strong>de</strong> om ze aan te trekken, griste hij met een hand <strong>de</strong> riem met werpmessen<br />

mee die naast zijn bed hing. ‘Doran!’<br />

Het was alsof hij door een dikke, onzichtbare mist liep. Alles klonk ge<strong>de</strong>mpt,<br />

alles leek net iets langzamer te lopen dan an<strong>de</strong>rs.<br />

Wat is er aan <strong>de</strong> hand? Het duur<strong>de</strong> even voordat <strong>de</strong> gedachte bovenkwam.<br />

Magie? Magie!<br />

‘Doran!’ De jongen had een eigen kamer, naast die van Vial. Vial storm<strong>de</strong><br />

naar binnen en trof Doran daar aan in diepe slaap.<br />

‘Doran! Word wakker!’ Vial schud<strong>de</strong> zijn pleegzoon ruw heen en weer.<br />

Het had geen resultaat. Opnieuw probeer<strong>de</strong> Vial het. Dit keer ontlokte het<br />

18


een protesterend gekreun aan <strong>de</strong> jongen. Vial verdubbel<strong>de</strong> zijn inspanningen.<br />

Hij wist niet wat er precies aan <strong>de</strong> hand was, maar er was iets abnormaals<br />

gaan<strong>de</strong>, en dat kon maar een ding betekenen: gevaar!<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk was Doran wakker. Hij had zijn ogen open, maar het leek alsof<br />

hij in een soort trance was. Een ogenblik kwam er een vreselijk vermoe<strong>de</strong>n bij<br />

Vial boven. Het was toch niet dat Doran een godsdroom droom<strong>de</strong>? Nee! Dat<br />

kon niet! De tovenares Danna had Doran geleerd hoe hij die moest beheersen.<br />

Het kon geen godsdroom zijn.<br />

Maar wat dan wel? Buiten flikker<strong>de</strong>n nog steeds lichten. Het geschreeuw<br />

was opgehou<strong>de</strong>n, maar er klonken wel doffe slagen in <strong>de</strong> nacht, alsof iemand<br />

met een bijl een <strong>de</strong>ur probeer<strong>de</strong> open te breken. Er was dui<strong>de</strong>lijk iets gaan<strong>de</strong>.<br />

‘Doran, doe je schoenen aan, we moeten naar <strong>de</strong> tovenares!’<br />

Lethargisch, als een verslaaf<strong>de</strong> van zwarte lotus, reageer<strong>de</strong> Doran en Vial<br />

sleur<strong>de</strong> hem min of meer uit bed en propte <strong>de</strong> schoenen aan Dorans voeten.<br />

Vechten, vluchten of alleen maar in <strong>de</strong> nacht door het huis haasten... Je kon dat<br />

het best met schoenen aan doen.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk was Doran klaar en Vial nam hem aan <strong>de</strong> arm en trok hem mee.<br />

Het duur<strong>de</strong> allemaal veel te lang, alhoewel er misschien maar <strong>de</strong>rtig tellen<br />

voorbij waren gegaan. Nu was het stil, alsof alles een kwa<strong>de</strong> droom was.<br />

Is het voorbij?<br />

Het was alsof <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n Vials gedachten lazen en antwoord gaven: het huis<br />

schud<strong>de</strong> plotseling on<strong>de</strong>r enorm gedon<strong>de</strong>r van buiten, die luiken <strong>de</strong>ed klapperen<br />

en <strong>de</strong> ruiten <strong>de</strong>ed rinkelen. Het was alsof Kad zelf met zijn vuist op het<br />

landhuis had geslagen.<br />

Vial aarzel<strong>de</strong> geen moment, ze waren in gevaar! Hij trok Doran mee <strong>de</strong> gang<br />

in. On<strong>de</strong>rtussen werd <strong>de</strong> don<strong>de</strong>rslag gevolgd door een twee<strong>de</strong>, een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> en<br />

nog een lange reeks. Tussen het don<strong>de</strong>ren door was opnieuw geschreeuw<br />

hoorbaar.<br />

Via een trap en een gang kwamen ze uit bij <strong>de</strong> kamers van tovenares Danna.<br />

De statige heks was ook wakker en stond in nachthemd en huisjas op <strong>de</strong> gang.<br />

Had<strong>de</strong>n haar magische instincten haar gewekt? Als mijn droom er niet was geweest<br />

dan lag ik nu nog verdoofd in bed... besefte Vial.<br />

De tovenares blikte naar Vial en Doran. ‘We wor<strong>de</strong>n aangevallen! Met magie!<br />

Ze proberen binnen te komen.’<br />

Magie. Vial had eigenlijk geweten dat het magie was, maar hij had het niet<br />

willen weten. Tegen tovenarij of hekserij stond hij als gewone man machteloos.<br />

Toch zei hij: ‘Wat kan ik doen, vrouwe?’<br />

‘Vlucht! Zorg dat je ver van <strong>hier</strong> raakt! En als het mis gaat...’ De a<strong>de</strong>llijke<br />

heks sprak moeilijk, haar gezicht was van inspanning vertrokken, ‘...zoek heer<br />

Dargus. Hij is <strong>de</strong> enige die Doran kan beschermen.’<br />

19


Heer Dargus? Vial schud<strong>de</strong> zijn hoofd, <strong>de</strong> vrouwe moest zich vergissen.<br />

‘Heer Dargus is dood. Hij stierf in Kadhal. Ik was er bij.’<br />

Ergens buiten klonk weer een enorme klap, gevolgd door angstig geschreeuw.<br />

De tovenares kreun<strong>de</strong> en beet haar tan<strong>de</strong>n op elkaar. Haar han<strong>de</strong>n<br />

en gedachten weef<strong>de</strong>n een tegenspreuk. Ze keek naar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re jongleur en<br />

haar half bewusteloze leerling. ‘Zoek dan in Kadhal naar hem. Heer Dargus is<br />

<strong>de</strong> aartsmagiër. Na zijn dood keert hij altijd terug in een nieuw lichaam. Zoek<br />

naar een jongeman zon<strong>de</strong>r geheugen. Nu weet hij nog van niets, maar op een<br />

dag zullen zijn herinneringen terugkeren en daarmee is hij <strong>de</strong> machtigste tovenaar<br />

die ooit leef<strong>de</strong>.’<br />

Heer Dargus, <strong>de</strong> aartsmagiër? Dwaasheid! Die ouwe tovenaars waren sprookjesfiguren<br />

uit verhalen. Heer Dargus was oud, maar kon onmogelijk... Of toch?<br />

Vial kreeg geen tijd om er ver<strong>de</strong>r over na te <strong>de</strong>nken. Opnieuw klonk er gedon<strong>de</strong>r,<br />

lui<strong>de</strong>r dan ooit. Nu schud<strong>de</strong> heel het huis. Hout kraakte en stof kwam<br />

van het plafond naar bene<strong>de</strong>n.<br />

Op het gezicht van tovenares Danna viel nu uiterste concentratie te lezen, en<br />

pijn, alsof ze worstel<strong>de</strong> met een onzichtbare vijand. Met een laatste blik smeekte<br />

ze: ga!<br />

Vial wachtte niet langer, maar greep Doran bij <strong>de</strong> arm en trok hem mee. Ze<br />

moesten <strong>hier</strong> weg! Ze <strong>de</strong><strong>de</strong>n een paar stappen en nog eenmaal blikte Vial achterom.<br />

Hij wil<strong>de</strong> iets zeggen, op <strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re manier hulp bie<strong>de</strong>n, vrouwe<br />

Danna steunen, maar er was niets wat hij kon doen. De tovenares zag hem niet<br />

eens meer, ze had al haar krachten nodig om <strong>de</strong> magische aanval zo lang mogelijk<br />

tegen te hou<strong>de</strong>n.<br />

Hun vlucht door <strong>de</strong> donkere gangen en kamers was als een nachtmerrie.<br />

Overal klonk geschreeuw en buiten flikker<strong>de</strong>n vreem<strong>de</strong> lichten. Ontsnappen<br />

leek onmogelijk, maar Vial hoopte met heel zijn hart dat <strong>de</strong> onbeken<strong>de</strong> vijand<br />

een ding over het hoofd had gezien. Toen ze als gast waren geaccepteerd, had<br />

Vial het het op zich genomen het huis van <strong>de</strong> tovenares en <strong>de</strong> omgeving goed<br />

te leren kennen. Inmid<strong>de</strong>ls kon hij er blin<strong>de</strong>lings zijn weg vin<strong>de</strong>n. Het landhuis<br />

was een doolhof van gebouwen en bijgebouwen, binnenpleinen en doorloopjes.<br />

Aan een kant werd het complex begrensd door een grote vijver die via<br />

sluizen werd gevoed door een nabijgelegen stroompje.<br />

Doran was inmid<strong>de</strong>ls zijn magisch opgeleg<strong>de</strong> lethargie kwijt, en hij volg<strong>de</strong><br />

Vial met grote angstogen. Te veel herinneringen aan voorgaan<strong>de</strong> vluchtpartijen<br />

kwamen terug. Geschreeuw, bloed, angst... Alles wat hij zorgvuldig had<br />

weggeborgen, kwam boven als een verstikken<strong>de</strong> zwarte golf. Zijn benen leken<br />

van lood, zijn gedachten maal<strong>de</strong>n rond en rond.<br />

‘Kom!’ riep Vial die Dorans angst en ook zijn aarzeling voel<strong>de</strong>. Zon<strong>de</strong>r gena<strong>de</strong><br />

trok hij <strong>de</strong> jongen mee. Ze had<strong>de</strong>n een kans, misschien. In het duister snel-<br />

20


<strong>de</strong>n ze door het huis. Na diverse gangen en trappen kwamen ze uit in het washok.<br />

Wasgoed hing aan lijnen en <strong>de</strong> kamer stond vol wastobbes en schrobrekken.<br />

In een hoek, tegen <strong>de</strong> buitenmuur, was een waterput gemetseld. Vial trok<br />

<strong>de</strong> <strong>de</strong>ksel van <strong>de</strong> put. Een paar armlengtes lager glinster<strong>de</strong> het water. ‘Kom,<br />

<strong>hier</strong>, erin. Dit leidt naar <strong>de</strong> vijver. Er is een hek waar we on<strong>de</strong>r door moeten<br />

duiken. Blijf dan dicht bij <strong>de</strong> muur. Er is on<strong>de</strong>r water een uitsteken<strong>de</strong> rand<br />

waar we op kunnen staan. Je bent lang genoeg om boven water te komen.’ De<br />

vijver was niet diep, maar Vial had nooit leren zwemmen, evenmin als Doran.<br />

Hun enige kans was <strong>de</strong> richel te volgen totdat ze bij <strong>de</strong> oever waren. Daarna<br />

ongezien het nachtelijke bos in en daarna...<br />

Vial had geen i<strong>de</strong>e wat ze daarna moesten doen. De woor<strong>de</strong>n die <strong>de</strong> tovenares<br />

had gesproken, klonken nu nog ongeloofwaardiger. Heer Dargus <strong>de</strong> aartsmagiër?<br />

Een jongeman zon<strong>de</strong>r geheugen? Het klonk te vreemd om waar te zijn,<br />

maar misschien was het hun enige kans. Maar eerst moesten ze <strong>de</strong> nacht overleven!<br />

Het lijk van tovenares Danna lag verwrongen tegen <strong>de</strong> muur, haar gezicht besmeurd<br />

met het bloed dat uit haar ogen, neus en mond was gekomen. Zelfs in<br />

<strong>de</strong> dood drukte heel haar houding pijn en angst uit.<br />

Buiten klonk nog steeds zo nu en dan geschreeuw, maar <strong>de</strong> strijd was feitelijk<br />

beslist. Zon<strong>de</strong>r magie waren <strong>de</strong> <strong>de</strong>monische krijgers van <strong>de</strong> necromancer<br />

niet te stuiten.<br />

Marumon zelf stond hijgend en bevend naast <strong>de</strong> do<strong>de</strong> heks. Het magische<br />

duel had enorm veel van zijn krachten gevergd en hij moest vechten om niet te<br />

braken. Hij was echter nog niet klaar. Het belangrijkste waar hij voor gekomen<br />

was, ontbrak! Hij had verwacht dat Doran <strong>de</strong> veiligheid van <strong>de</strong> tovenares had<br />

opgezocht, maar hij was nergens te vin<strong>de</strong>n. Waar was <strong>de</strong> jongen? Zon<strong>de</strong>r hem<br />

was alles verspil<strong>de</strong> moeite. De doodstovenaar wend<strong>de</strong> zich tot Dhog die ongedurig<br />

naast zijn meester stond. Het liefst had <strong>de</strong> gigantische aanvoer<strong>de</strong>r <strong>de</strong><br />

laatste overleven<strong>de</strong>n in het landhuis opgespoord en hun ziel verslon<strong>de</strong>n. De<br />

Meester had echter an<strong>de</strong>rs bevolen.<br />

‘Ruik je <strong>de</strong> jongen?’ vroeg Marumon.<br />

Dhog snoof luid, bewoog woest zijn hoofd heen en weer. ‘Ik ruik hem,<br />

meester. Hij was <strong>hier</strong>, niet lang gele<strong>de</strong>n.’<br />

‘Vind hem, en breng hem naar mij toe. Levend en ongeschon<strong>de</strong>n, Dhog!’<br />

Marumon maakte een gebaar dat hij nog niet was uitgesproken. Hij moest van<br />

pure inspanning naar a<strong>de</strong>m happen. ‘En ook <strong>de</strong>genen die in zijn gezelschap<br />

zijn. Breng ze bij me!’<br />

Wie bij <strong>de</strong> jongen is, is waarschijnlijk belangrijk voor hem.<br />

Met een triomfantelijke brul zette Dhog <strong>de</strong> achtervolging in.<br />

21


De nachtelijke hemel verschafte maar weinig licht. De meeste sterren gingen<br />

achter <strong>de</strong> wolken verborgen en <strong>de</strong> maan was helemaal zoek. In Kadhal was<br />

zo’n diepe duisternis heel gewoon, maar in Kadhal ken<strong>de</strong> Vial elke straat en<br />

steeg. Hier in <strong>de</strong> bossen van Tragilland was hij even hulpeloos als ie<strong>de</strong>r an<strong>de</strong>r.<br />

Strompelend in het donker haastten ze zich voort. Doran hield zich vast aan<br />

Vials arm. Takken sloegen in hun gezicht en meermalen struikel<strong>de</strong>n ze over<br />

stronken en keien.<br />

De ou<strong>de</strong> jongleur had geen i<strong>de</strong>e waar ze heen gingen. Zijn eerste instinct<br />

was zo ver mogelijk van het landhuis en <strong>de</strong> aanvallers te raken. Wie vrouwe<br />

Danna aan durf<strong>de</strong> te vallen, moest over sterke magie beschikken, en het was<br />

waanzin om magiërs te trotseren. Wie zijn <strong>de</strong> aanvallers? Vial noch Doran had<strong>de</strong>n<br />

ze gezien, maar wel genoeg lawaai gehoord. Was het <strong>de</strong> necromancer Marumon?<br />

Hoe was hij Doran op het spoor gekomen? Of was het iemand an<strong>de</strong>rs<br />

en had <strong>de</strong> aanval niets met Doran te maken? Hoe dan ook, het enige wat ze<br />

kon<strong>de</strong>n doen, was vluchten. Als zij <strong>de</strong> eerste dagen overleef<strong>de</strong>n kon<strong>de</strong>n ze uitzoeken<br />

hoe het was afgelopen met tovenares Danna. En an<strong>de</strong>rs... Ja wat an<strong>de</strong>rs?<br />

Het geld en hun spullen lagen nog in het landhuis. Ze droegen enkel <strong>de</strong><br />

kleding die ze aan had<strong>de</strong>n toen ze naar bed gingen. Zon<strong>de</strong>r er bij na te <strong>de</strong>nken<br />

had Vial zijn gor<strong>de</strong>l met messen mee gegraaid, maar dat was dan ook alles.<br />

Er is altijd nog Kadhal. En heer Dargus... Nee, <strong>de</strong> aartsmagiër? Het verhaal klonk<br />

nog steeds te vreemd voor woor<strong>de</strong>n. Maar als het waar was... Als het echt<br />

waar was, dan was zou heer Dargus, of wie hij nu ook was, hen kunnen red<strong>de</strong>n.<br />

Kadhal. Het antwoord lag in Kadhal.<br />

Bij Din<strong>de</strong>rds drie Gezichten! Vial zou er drie vingers van zijn rechterhand voor<br />

over hebben om nu in zijn ou<strong>de</strong> stad te zijn, en niet op <strong>de</strong> vlucht in een donker<br />

barbaars bos. Zij waren slechter af dan ooit te voren... Ja, dankzij tovenares<br />

Danna kon Doran nu zijn godsdromen beheersen en hij had <strong>de</strong> basisbeginselen<br />

van <strong>de</strong> magie geleerd, maar het waren slechts slokjes water mid<strong>de</strong>n in <strong>de</strong><br />

woestijn. Als <strong>de</strong> tovenares verloren was, dan moesten ze helemaal opnieuw<br />

beginnen. Vial beet op zijn tan<strong>de</strong>n bij die gedachte. In zijn leven had hij meer<br />

dan een keer helemaal aan <strong>de</strong> grond gezeten en altijd was hij er weer bovenop<br />

gekomen. Maar hij was nu een stuk ou<strong>de</strong>r, hij had <strong>de</strong> zorg voor Doran en zij<br />

had<strong>de</strong>n een <strong>de</strong>monische tovenaar achter zich aan die met zijn waanzinnige<br />

plannen heel <strong>de</strong> wereld kon vernietigen. Heel even proef<strong>de</strong> Vial bitterheid in<br />

zijn keel. Hij had <strong>hier</strong> allemaal niet om gevraagd! Het liefst was hij in Kadhal<br />

gebleven, met een goe<strong>de</strong> kruik bran<strong>de</strong>wijn, met wat duiten om te beste<strong>de</strong>n en<br />

waar zijn grootste zorg was welk paard <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> wedstrijd zou winnen.<br />

Heer Dargus had dat allemaal op zijn kop gezet.<br />

Het was onre<strong>de</strong>lijk, Vial wist dat ook wel. Ook heer Dargus had er niet om<br />

22


gevraagd <strong>de</strong> wereld te moeten red<strong>de</strong>n, evenmin als Doran <strong>de</strong> godsdromen had<br />

gewild. Maar dat was een schrale troost nu ze waren weggerukt uit het veilige<br />

thuis van <strong>de</strong> tovenares en ze <strong>hier</strong> blind in het bos ronddwaal<strong>de</strong>n.<br />

Op dat moment zei Doran: ‘Er komt iets aan. Iets groots.’<br />

Vial stopte en luister<strong>de</strong>, maar hoor<strong>de</strong> eerst enkel het bonzen van zijn hart.<br />

Toen hoor<strong>de</strong> hij wat Doran al aangevoeld had. Er kwam iets in <strong>de</strong> nacht na<strong>de</strong>rbij.<br />

Het was snel en maakte genoeg lawaai voor tien man: draven<strong>de</strong> stappen,<br />

breken<strong>de</strong> takken en een woest gesnuif. Wat het ook was, het kwam recht op<br />

hun af.<br />

Vertwijfeld blikte Vial om zich heen. Vluchten had geen enkele zin. Zich<br />

verstoppen? Het wezen liep even zeker alsof het dag voor hem was, terwijl<br />

Doran en hijzelf niet eens zagen of er een schuilplaats nabij was. Er was maar<br />

een optie. Vial Twintigvinger grauw<strong>de</strong> zijn tan<strong>de</strong>n bloot en trok twee van zijn<br />

messen. ‘Rennen, Doran!’<br />

Doran negeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n van zijn pleegva<strong>de</strong>r. In plaats daarvan bleef hij<br />

naast Vial staan.<br />

‘Ga! Vlucht!’ siste <strong>de</strong> jongleur wanhopig. Als hij <strong>de</strong> achtervolger kon verwon<strong>de</strong>n,<br />

dan zou Doran misschien kunnen ontsnappen. Heel misschien zou<br />

hijzelf het nog overleven... Nee, er is geen enkele kans.<br />

Het was te laat om er nog iets aan te veran<strong>de</strong>ren. Het wezen brak door het<br />

laatste struikgewas heen, en was een enorme vorm in <strong>de</strong> duisternis. Een triomfantelijke<br />

kreet, bijna menselijk, kwam uit zijn keel: ‘Hier zijn ze!’<br />

‘Sluit je ogen, pa,’ riep Doran en bijna direct volg<strong>de</strong> een intense gloed.<br />

Magie! Vial zag Doran nog altijd als <strong>de</strong> jongen die door magister Dargus aan<br />

zijn zorgen was toevertrouwd. In <strong>de</strong> loop <strong>de</strong>r tijd was Doran <strong>de</strong> zoon gewor<strong>de</strong>n<br />

die hij nooit had gehad, maar hij had nooit beseft dat hij was opgegroeid<br />

tot een jonge man en een tovenaarsleerling. Tot nu.<br />

Lichten<strong>de</strong> magie schoot uit Dorans vingers en omhul<strong>de</strong> een enorme man in<br />

een pantser van stalen schubben. Zijn ron<strong>de</strong> helm liet een foeilelijk gezicht vrij<br />

met een onmenselijke grote mond en woeste roofdierogen. Hij vloekte in een<br />

onbeken<strong>de</strong> taal en bewoog moeizaam in Dorans magische web.<br />

Dit was <strong>de</strong> enige kans die ze zou<strong>de</strong>n krijgen. Vial aarzel<strong>de</strong> geen moment,<br />

maar sprong op <strong>de</strong> bruut af en stak met zijn bei<strong>de</strong> messen in het onbescherm<strong>de</strong><br />

gezicht. Hij moest hoog reiken om het gelaat van het monster te raken. Hij<br />

kwam niet hoger dan <strong>de</strong> kin en wangen. De mespunten sne<strong>de</strong>n door huid en<br />

a<strong>de</strong>ren, maar bleven steken in <strong>de</strong> beenrichels die bij geen enkele menselijke<br />

sche<strong>de</strong>l te vin<strong>de</strong>n waren. Toch had het enig resultaat, want het monster brul<strong>de</strong><br />

het uit en zwaai<strong>de</strong> met zijn enorme klauw. Blijkbaar verbrak <strong>de</strong> pijn <strong>de</strong>els <strong>de</strong><br />

magie, want <strong>de</strong> stalen klauw, on<strong>de</strong>r<strong>de</strong>el van het pantser, maai<strong>de</strong> razendsnel<br />

door <strong>de</strong> lucht.<br />

23


Door zijn ou<strong>de</strong> vechtersreflexen en zijn vaardighe<strong>de</strong>n als jongleur wist Vial<br />

<strong>de</strong> enorme arm te ontwijken. Vlijmscherpe punten misten Vial op een nagelbreedte.<br />

Vial wel, maar Doran niet. De jonge tovenaarsleerling was een tel na<br />

Vial op <strong>de</strong> gepantser<strong>de</strong> krijger toegesprongen om zijn pleegva<strong>de</strong>r te helpen.<br />

De stalen klauw trof hem vol in <strong>de</strong> borst.<br />

Verbijsterd zag Vial zijn jongen in elkaar zakken, terwijl bloed uit zijn borst<br />

stroom<strong>de</strong>. Het was een fout die hij niet had moeten maken. Het volgen<strong>de</strong> wat<br />

Vial voel<strong>de</strong> was <strong>de</strong> enorme klap waarmee zijn tegenstan<strong>de</strong>r zich op hem stortte.<br />

Alles werd zwart.<br />

4<br />

Vial merkte dat hij ondanks zijn pijn en diepe zorgen was ingedommeld toen<br />

hij <strong>de</strong> sleutel in het slot van het hok hoor<strong>de</strong>. Met een schok werd hij wakker en<br />

voor een kort moment leef<strong>de</strong> hij in zijn herinneringen. Toen beet <strong>de</strong> waarheid<br />

zich vast als een valse hond. Hij was niet aan boord van het schip van heer<br />

Dargus, zo lang gele<strong>de</strong>n. Hij bevond zich op een an<strong>de</strong>r schip, met een an<strong>de</strong>re<br />

tovenaar, zelfs een an<strong>de</strong>re Doran. En hij was een gevangene.<br />

De <strong>de</strong>ur draai<strong>de</strong> open en Vial kneep zijn ogen samen tegen het iele schijnsel<br />

van <strong>de</strong> lantaarn. Er waren twee gestalten, mensen, matrozen, maar daarachter<br />

klonk <strong>de</strong> rauwe stem: ‘Mee met hem, <strong>de</strong> Meester wil hem zien!’<br />

Vial verbeet zijn angst. Hij herken<strong>de</strong> <strong>de</strong> stem als die van het wezen waarmee<br />

hij in het bos had gevochten. Het wezen oog<strong>de</strong> misschien menselijk, net, maar<br />

Vial wist met heel zijn hart dat het geen mens was. Hij vertikte het echter om<br />

zijn angst te laten zien. Het was niet <strong>de</strong> eerste keer dat hij tegenover een <strong>de</strong>mon<br />

stond.<br />

Hoe is het met Doran? De vraag brand<strong>de</strong> op Vials lippen, maar hij hield zich<br />

stil. De meester kon enkel die tovenaar Marumon zijn. Waarom wil<strong>de</strong> die hem<br />

spreken? Vials gedachten vlogen heen en weer. Wat het ook was, hij moest weten<br />

hoe Doran er aan toe was.<br />

De matrozen maakten Vials voetijzers los en sleur<strong>de</strong>n hem overeind. De<br />

boeien om zijn polsen lieten ze zitten, net alsof er ontsnapping mogelijk was<br />

op een schip mid<strong>de</strong>n op zee. Met een matroos voor en achter hem - en <strong>de</strong> <strong>de</strong>monische<br />

bruut daar weer achter - wankel<strong>de</strong> Vial stijf door het donkere ruim.<br />

Na een paar smalle lad<strong>de</strong>rs en het buiten<strong>de</strong>k, werd hij een van <strong>de</strong> kajuiten binnengeleid.<br />

Het scheep leek heel veel op <strong>de</strong> Gul<strong>de</strong>n Passage waar hij jaren gele<strong>de</strong>n<br />

aan boord was geslopen en <strong>de</strong> halve wereld mee rond was geweest.<br />

Alleen <strong>de</strong> <strong>de</strong>mon volg<strong>de</strong> Vial <strong>de</strong> kajuit in. Binnen waren er maar twee, nee,<br />

24


drie an<strong>de</strong>re personen, maar <strong>de</strong>sondanks leek het vol. De kleine man had zo’n<br />

sterke uitstraling dat hij alleen maar <strong>de</strong> necromancer Marumon kon zijn. Allen<br />

leken zich vanzelf naar zijn wil te schikken en Vial moest er bewust tegen<br />

vechten. De twee<strong>de</strong> man was waarschijnlijk <strong>de</strong> scheepschirurgijn. De man met<br />

kort grijs haar en ringbaard hield in zijn han<strong>de</strong>n een luisterhoorn die chirurgijnen<br />

gebruikten om <strong>de</strong> inwendige gelui<strong>de</strong>n van patiënten te beluisteren. In <strong>de</strong><br />

scheepskooi lag <strong>de</strong> <strong>de</strong>r<strong>de</strong> persoon.<br />

Doran! Vial snel<strong>de</strong> naar voren, maar werd met een ruk tegengehou<strong>de</strong>n door<br />

<strong>de</strong> massieve hand van <strong>de</strong> <strong>de</strong>mon achter hem. Dikke nagels beten in zijn schou<strong>de</strong>r.<br />

‘Ik ben Marumon, leerling van Heilon van Crantia. Jij bent burger Vial, is het<br />

niet?’ Marumons stem klonk vlak. Hij had een licht accent dat in Kadhal echter<br />

nauwelijks zou opvallen. De necromancer keek Vial scherp aan. Zijn gezicht<br />

was even vlak als zijn stem. ‘Doran is dood.’<br />

Doran is dood. De betekenis kwam aan als een messteek. Vial hapte naar<br />

a<strong>de</strong>m, het was alsof zijn hart er in een keer werd uitgerukt. Doran is dood. Het<br />

kan niet! Het mag niet! Het is een leugen! Het... Doran is dood. ‘Nee!’ fluister<strong>de</strong><br />

Vial. Hij was een man, verdriet was voor vrouwen, maar nu verdronk hij in<br />

verdriet. Vial wankel<strong>de</strong> en snikte. Tranen, heet en onstuitbaar, rol<strong>de</strong>n over zijn<br />

vuile wangen. Met rinkelen<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n be<strong>de</strong>kte hij zijn gezicht om <strong>de</strong> vloed te<br />

stuiten, maar tevergeefs.<br />

Zijn beschamen<strong>de</strong> verdriet duur<strong>de</strong> tien tellen, twintig misschien. Toen klonk<br />

van ver <strong>de</strong> stem van <strong>de</strong> kleine necromancer. ‘Vial, luister. Ik heb gelogen. Doran<br />

is niet dood.’ De stem klonk oprecht, verontschuldigend zelfs.<br />

Verdwaasd, gebroken keek Vial op. Hij blikte naar <strong>de</strong> tovenaar, toen naar <strong>de</strong><br />

roerloze gestalte in <strong>de</strong> scheepskooi en toen weer terug naar <strong>de</strong> tovenaar.<br />

Marumon knikte hem bemoedigend toe. ‘Ik loog. Doran is ernstig gewond,<br />

Vial. En misschien sterft hij vannacht. Hij heeft koorts en zakt regelmatig weg,<br />

maar hij roept jouw naam, Vial. Meester Yunc, <strong>hier</strong>,’ <strong>de</strong> tovenaar knikte in <strong>de</strong><br />

richting van <strong>de</strong> chirurgijn, ‘raad<strong>de</strong> mij aan je te halen. Misschien dat je aanwezigheid<br />

hem stabiliseert.’<br />

Vial wankel<strong>de</strong> op <strong>de</strong> kooi toe. Ditmaal werd hij niet tegengehou<strong>de</strong>n. Doran<br />

lag zwetend in het bed. Zijn gezicht was ingevallen en een krui<strong>de</strong>nkompres<br />

lag op zijn borst.<br />

‘Doran,’ fluister<strong>de</strong> Vial.<br />

De necromancer Marumon kwam naast Vial staan. ‘Ik weet dat je om hem<br />

geeft, Vial. Red hem. Wees er voor hem. Bid tot je go<strong>de</strong>n. Alleen zij kunnen<br />

hem nog red<strong>de</strong>n.’ De stem van <strong>de</strong> necromancer was hypnotiserend. Het was<br />

een stem die je met zij<strong>de</strong>n boeien bond en die <strong>de</strong> wil in slaap suste.<br />

Vertwijfeld knikte Vial. Hij zou alles doen om Doran te red<strong>de</strong>n! Alles! Hul-<br />

25


peloos keek <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> jongleur en dief naar <strong>de</strong> iele gestalte van Doran in <strong>de</strong><br />

scheepskooi.<br />

Maar wat kon hij nog doen? Hij was geen geneesheer, geen magiër en <strong>de</strong><br />

enige god die hij ken<strong>de</strong> kon hij niet om een gunst vragen. Niet nog een keer.<br />

Die kaart had hij lang gele<strong>de</strong>n al uitgespeeld.<br />

5<br />

‘Pa, ik voel mij ook niet lekker,’ klonk het zwak vanuit <strong>de</strong> <strong>de</strong>uropening van <strong>de</strong><br />

kamer.<br />

Alleen dankzij zijn snelle reacties kon Vial zijn oudste dochtertje red<strong>de</strong>n<br />

voordat ze <strong>de</strong> grond raakte.<br />

Kad! Zij ook al! Asca woog bijna niets in zijn armen, haar lichaam was bloedheet,<br />

zweet lag in een smerige waas over haar ingevallen gezicht. De ro<strong>de</strong><br />

vlekken in haar gezicht vaag<strong>de</strong>n elke twijfel weg. Ook Asca. Het besef brak<br />

hem bijna. Zijn drie vrouwen dood, zijn drie dochtertjes sterven<strong>de</strong>. Hij was <strong>de</strong><br />

enige die over was. Twee weken gele<strong>de</strong>n waren ze nog met zijn allen. Samen<br />

misschien niet altijd even vredig, maar met genoeg te eten en een dak boven<br />

hun hoofd. Nu was hij alleen, bijna. Vial wist inmid<strong>de</strong>ls genoeg over <strong>de</strong> ro<strong>de</strong><br />

koorts om te weten dat Mayl en Cyrel <strong>de</strong> ochtend niet zou<strong>de</strong>n halen. Asca zou<br />

misschien nog een dag langer leven, maar slechts weinigen overleef<strong>de</strong>n <strong>de</strong><br />

ro<strong>de</strong> koorts. Asca was <strong>de</strong> taaiste van <strong>de</strong> drie, maar een kind was geen partij<br />

voor heer Dood.<br />

Vial leg<strong>de</strong> zijn oudste dochter in bed bij haar twee zusjes. Zweet en ro<strong>de</strong><br />

vlekken be<strong>de</strong>kten hun gezichten en armen. Ze sluimer<strong>de</strong>n onrustig, woel<strong>de</strong>n<br />

zwak heen en weer. Het was nog een hopeloos teken van leven. Zodra ze in<br />

een diepe slaap wegzakten zou<strong>de</strong>n ze nooit meer wakker wor<strong>de</strong>n.<br />

Kad! Waarom spaart u mij?<br />

Er kwam geen antwoord en Vial had het ook niet verwacht. De ro<strong>de</strong> koorts<br />

sloeg toe als een uitgehongerd beest. Het vrat <strong>de</strong> zwakken, <strong>de</strong> kwetsbaren,<br />

kauw<strong>de</strong> met onzichtbare tan<strong>de</strong>n op hun botten, zoog het leven uit ze. Vial<br />

bleef gespaard, zoals sommige an<strong>de</strong>ren, maar niemand kon verklaren waarom.<br />

Zijn drie meisjes. Cyrel, <strong>de</strong> jongste, haar slang lag in zijn mand opgerold.<br />

Mayl, zijn goudhaartje, met hetzelf<strong>de</strong> uiterlijk en <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> bijzon<strong>de</strong>re gave als<br />

haar moe<strong>de</strong>r. Asca, een <strong>de</strong>nkertje net als haar moe<strong>de</strong>r, maar goed met haar<br />

zwaar<strong>de</strong>n. Zijn drie pareltjes, sterven<strong>de</strong>.<br />

Vial wend<strong>de</strong> zich af. Geen menselijke kracht kon zijn dochters nog red<strong>de</strong>n.<br />

Hij had <strong>de</strong> hulp van een god nodig. Wat hij van plan was, stond gelijk aan zelfmoord<br />

- een sterveling die een god chanteer<strong>de</strong>? Waanzin! - maar het was zijn<br />

26


enige kans. Als ook zijn drie mei<strong>de</strong>n dood waren, wat had het leven dan nog<br />

voor zin? Hij pakte zijn regenmantel en liep het appartement uit.<br />

Kadhal was een stad <strong>de</strong>s doods, zelfs <strong>de</strong> nachtregen kon dat niet verhullen.<br />

Overal waar Vial liep, zag hij <strong>de</strong> zwarte kruisen op <strong>de</strong>uren geschil<strong>de</strong>rd, het teken<br />

dat er do<strong>de</strong>n achter die <strong>de</strong>ur lagen die opgehaald moesten wor<strong>de</strong>n. Er waren<br />

echter te weinig do<strong>de</strong>nhalers voor alle gestorvenen. Wagens vol lijken<br />

kraakten en piepten op weg naar <strong>de</strong> do<strong>de</strong>nputten buiten <strong>de</strong> stad. Soms wer<strong>de</strong>n<br />

ze mid<strong>de</strong>n op straat achtergelaten omdat <strong>de</strong> do<strong>de</strong>nhalers te vermoeid waren,<br />

of omdat ze hoestend en over<strong>de</strong>kt met zweet en ro<strong>de</strong> vlekken neervielen. Kadhal<br />

was een stad <strong>de</strong>s doods en in het donker van <strong>de</strong> nacht was Vial op weg<br />

naar dé plek <strong>de</strong>s doods.<br />

Het Zandplein was verlaten. Er waren geen terechtstellingen. Dieven en<br />

dien<strong>de</strong>rs stierven nu even hard. Vial liep rechtstreeks op <strong>de</strong> gerechtspilaren af.<br />

De twee stenen zuilen ston<strong>de</strong>n daar als twee enorme tan<strong>de</strong>n, of als een poort<br />

naar het Land van <strong>de</strong> Dood. Dit was een plek die ie<strong>de</strong>re dief in Kadhal vrees<strong>de</strong>.<br />

Ie<strong>de</strong>re snaaier, ie<strong>de</strong>re insluiper, ie<strong>de</strong>re klopper, ie<strong>de</strong>re broe<strong>de</strong>r en zuster<br />

aan <strong>de</strong> on<strong>de</strong>rkant van <strong>de</strong> wet had wel eens gedacht: Ik kom nooit tussen die zuilen<br />

te staan. Ik niet! Hoop ik... Vial voel<strong>de</strong> geen angst, geen twijfel. Zijn gevoelens<br />

waren dood. Hij wist waarvoor hij <strong>hier</strong> was. Dit was <strong>de</strong> plek waar meer<br />

dan enige plek in Kadhal Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten werd aangeroepen.<br />

De god <strong>de</strong>r dieven had geen tempel, geen priesters, maar als er een plek was<br />

waar elke dag tot <strong>de</strong> dievenheer werd gebe<strong>de</strong>n, dan was het híer, tussen <strong>de</strong> gerechtspilaren.<br />

Nog min<strong>de</strong>r dan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re go<strong>de</strong>n gaf Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten<br />

gehoor aan gebe<strong>de</strong>n, maar er waren gevallen bekend van dieven die<br />

op het laatste moment tussen <strong>de</strong> gerechtspilaren gratie kregen.<br />

Vial ging precies tussen <strong>de</strong> pilaren in staan, <strong>de</strong> plek waar <strong>de</strong> veroor<strong>de</strong>el<strong>de</strong>n<br />

wer<strong>de</strong>n vastgeketend om bestraft te wor<strong>de</strong>n. In <strong>de</strong> pilaren zaten dikke ijzeren<br />

ringen waar <strong>de</strong> ketenen van <strong>de</strong> ongelukkigen doorheen wer<strong>de</strong>n gehaald. Zelfs<br />

<strong>de</strong> ein<strong>de</strong>loze nachtregens had<strong>de</strong>n <strong>de</strong> donkere vlekken niet van <strong>de</strong> pilaren kunnen<br />

wassen. In <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> nachtregen, on<strong>de</strong>r begeleiding van <strong>de</strong> bliksem en don<strong>de</strong>r,<br />

begon Vial verbeten te bid<strong>de</strong>n tot <strong>de</strong> onbetrouwbaarste <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n. Hij<br />

was bereid heel <strong>de</strong> nacht door te gaan. Als Din<strong>de</strong>rd dan nog niet was verschenen,<br />

dan maakte het niets meer uit, dan waren ook zijn meisjes dood. Dan was<br />

er geen re<strong>de</strong>n meer om ver<strong>de</strong>r te gaan. Er was echter een sprankje hoop. Din<strong>de</strong>rd<br />

met <strong>de</strong> Drie Gezichten gaf bijna nooit gehoor aan gebe<strong>de</strong>n, maar Vial had<br />

een keizerskaart in zijn riem verborgen. Het was niet veel tegenover <strong>de</strong> Heer<br />

<strong>de</strong>r Dieven, maar het was het enige dat hij had.<br />

‘O Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten, luister naar mijn gebed. Ik ben een dief,<br />

een gokker. Ik ben een vrije broe<strong>de</strong>r. Ik stal voor gewin en plezier, ik nam van<br />

<strong>de</strong> lammers maar nooit van mijn broe<strong>de</strong>rs.’ Behalve met kaarten, bedacht Vial.<br />

27


Maar Din<strong>de</strong>rd was <strong>de</strong> Heer <strong>de</strong>r Dieven. Een oprecht gebed zon<strong>de</strong>r leugens of<br />

snoeverij? Dat klonk niet als Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten. ‘Maar mijn geweten<br />

is bezwaard en wanneer ik voor het Laatste Gerecht sta, zal ik mijn gemoed<br />

ontlasten. Ik zal ze vertellen hoe <strong>de</strong> dief <strong>de</strong>r dieven eens een boek stal<br />

over een sluimeren<strong>de</strong> heer die eeuwig moet blijven slapen.’ De woor<strong>de</strong>n waren<br />

gepreveld, maar Vial wist dat <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n die ook hoor<strong>de</strong>n. Er was geen reactie,<br />

maar diep in zijn hart had Vial die ook niet verwacht. Go<strong>de</strong>n verschenen<br />

niet omdat een sterveling dat wenste. Die verschenen naar eigen believen. Vial<br />

slikte zijn teleurstelling weg en begon <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> woor<strong>de</strong>n opnieuw te prevelen.<br />

Soms waren go<strong>de</strong>n hardhorend.<br />

Het was tussen het tien<strong>de</strong> en elf<strong>de</strong> uur toen er achter Vial een stem klonk: ‘Je<br />

kan ophou<strong>de</strong>n, Vial Twintigvinger.’<br />

Vial dwong zichzelf langzaam om te keren. Het haar in zijn nek stond recht<br />

overeind en plots voel<strong>de</strong> hij een molensteen in zijn maag. Als dit in<strong>de</strong>rdaad...<br />

Het was Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten, Vial wist dat zeker, alhoewel hij<br />

niet kon zeggen waarom. Het wezen tegenover hem zag er uit als een jonge geslaag<strong>de</strong><br />

rabauw: uitbundige kledij, een met zilver beslagen riem, goud in zijn<br />

oren en om zijn nek. Zijn gezicht was scherp getekend, <strong>de</strong> haren kort gekapt en<br />

<strong>de</strong> ogen... Het god<strong>de</strong>lijke zat in <strong>de</strong> ogen, besloot Vial. Ze leken dieper dan die<br />

van een mens, alsof ze alles kon<strong>de</strong>n zien wat er te zien was.<br />

‘Zorg dat mijn dochters blijven leven.’<br />

De linkerwenkbrauw boog omhoog. ‘Je dochters moeten blijven leven? Geen<br />

smeekbe<strong>de</strong>, Vial Twintigvinger, geen eerbetoon aan je god? Gewoon direct een<br />

eis? Waar zijn je manieren, sterveling?’ Bij dat laatste woord gloei<strong>de</strong>n Din<strong>de</strong>rds<br />

ogen heel even op.<br />

Ondanks zijn standvastigheid voel<strong>de</strong> Vial dat hij bijna vanzelf een stap naar<br />

achteren wil<strong>de</strong> doen. Hij dwong zichzelf te blijven staan. ‘U bent <strong>de</strong> Heer <strong>de</strong>r<br />

Dieven, ik heb iets te bie<strong>de</strong>n.’<br />

Din<strong>de</strong>rd snoof. ‘Wat kan jij mij te bie<strong>de</strong>n hebben, sterveling?’ Nonchalant<br />

bestu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> <strong>de</strong> god zijn nagels alsof hij zich verveel<strong>de</strong>.<br />

‘U bent <strong>hier</strong>, dat vertelt mij genoeg.’<br />

‘Terg mij niet, sterveling,’ sprak Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten. ‘Ik ben <strong>hier</strong><br />

omdat ík dat wil.’<br />

Vial hield stand. ‘Ik wil dat mijn dochters blijven leven. In ruil daarvoor zal<br />

ik zwijgen over het boek dat u heeft gestolen. Het was een bijzon<strong>de</strong>r boek, een<br />

Go<strong>de</strong>nboek. In dat boek ston<strong>de</strong>n <strong>de</strong> geheimen over een zekere slapen<strong>de</strong> heer<br />

die niet gewekt mag wor<strong>de</strong>n: zijn geschie<strong>de</strong>nis, <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n waarom hij slaapt, <strong>de</strong><br />

manier waarop hij eens gewekt kan wor<strong>de</strong>n. Dat boek viel in han<strong>de</strong>n van een<br />

sterveling, een tovenaar. Die man was een dwaas en zag alleen maar macht.<br />

Hij maakte bijna <strong>de</strong>gene wakker die moet blijven slapen.’<br />

28


Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> drie Gezichten gaapte. ‘Je verveelt mij, sterveling. Waarom<br />

zou iemand jou geloven?’<br />

‘Ik heb het boek met mijn eigen ogen gezien, in <strong>de</strong> werkkamer van die<br />

krankzinnige tovenaar. En in dat boek, op <strong>de</strong> eerste bladzij<strong>de</strong>, in <strong>de</strong> linkerhoek<br />

on<strong>de</strong>raan, staat een allerkleinst teken, een handtekening die enkel <strong>de</strong> Dief <strong>de</strong>r<br />

Dieven gebruikt om aan te geven dat het Zijn buit is.’ De dievenlegen<strong>de</strong>n in<br />

Kadhal vertel<strong>de</strong>n over een klein merkteken, drie kleine stippen, onzichtbaar<br />

voor <strong>de</strong> niet ingewij<strong>de</strong>n. Vial had het altijd een mooi sprookje gevon<strong>de</strong>n, totdat<br />

hij <strong>de</strong> drie stippen in Heilons Go<strong>de</strong>nboek had zien staan. Heer Dargus had<br />

zich na<strong>de</strong>rhand afgevraagd hoe <strong>de</strong> tovenaar aan het werk was gekomen. Vial<br />

had het altijd geweten, maar het nooit verteld. Ie<strong>de</strong>re dief wist dat Din<strong>de</strong>rd<br />

met <strong>de</strong> Drie Gezichten alles kon stelen, maar niets kon behou<strong>de</strong>n.<br />

De schaterlach van Din<strong>de</strong>rd overstem<strong>de</strong> heel even <strong>de</strong> don<strong>de</strong>r van <strong>de</strong> nachtregen.<br />

‘O, sterveling! Hoe vermakelijk ben je! Denk je echt dat je zou blijven leven<br />

als je echt zo’n geheim bezat?’ De lach was plotseling afgelopen en<br />

Din<strong>de</strong>rds stem was scherp als het mes van een moor<strong>de</strong>naar, zacht als een smorend<br />

kussen, onverbid<strong>de</strong>lijk als het gif in het bloed. ‘Denk je dat echt?’<br />

‘Ik <strong>de</strong>nk dat ie<strong>de</strong>re god beseft dat ik als dief voor het Laatste Gerecht zal<br />

verschijnen en daar <strong>de</strong> keus heb te vertellen wat ik weet,’ was Vials weerwoord.<br />

Hij voel<strong>de</strong> <strong>de</strong> opwinding in hem laaien als een woest vuur. Hij had gelijk<br />

gehad! Hij had echt gelijk! Het was echt Din<strong>de</strong>rds merkteken dat hij in het<br />

Boek over <strong>de</strong> Slapen<strong>de</strong> God had zien staan. Dat boek, en <strong>de</strong> diefstal daarvan,<br />

had heel <strong>de</strong> wereld in gevaar gebracht, had het voortbestaan van <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n zelf<br />

bedreigd. Kad en <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re go<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n niet genadig zijn als ze dat ont<strong>de</strong>kten.<br />

‘Je bent een dief, een gokker en een chanteur, Vial Twintigvinger. Je bent een<br />

waardig volgeling.’ Din<strong>de</strong>rd in <strong>de</strong> verschijning van jonge rabauw keek <strong>de</strong><br />

jongleur aan.<br />

Voor het eerst toon<strong>de</strong> Vial iets van eerbied: hij boog licht. ‘Ik doe mijn best,<br />

heer. Ik vraag u enkel mijn dochters te sparen.’<br />

‘Je dochters? Geen rijkdom? Niet het vermogen onzichtbaar te wor<strong>de</strong>n?<br />

Geen sleutel die elk slot kan openen? De meeste an<strong>de</strong>re dieven zou<strong>de</strong>n zoiets<br />

vragen!’<br />

‘Ah, mijn heer, maar als je rijkdom hebt, zal iemand het je afnemen. En onzichtbaarheid<br />

of magische sleutels? Dat betekent dat ik uit stelen moet gaan,<br />

wat bijna gelijk staat aan werken. Nee, ik kan beter op <strong>de</strong> zak van mijn dochters<br />

teren als ze groot zijn. Dat lijkt mij een stuk gemakkelijker.’<br />

Opnieuw rol<strong>de</strong> <strong>de</strong> schaterlach van Din<strong>de</strong>rd over het Zandplein. ‘Je bent een<br />

slimme dief, Vial Twintigvinger. Ik zal je verzoek inwilligen, maar... dit is <strong>de</strong><br />

eerste en <strong>de</strong> laatste keer. Wanneer je mij nogmaals bena<strong>de</strong>rt met hetzelf<strong>de</strong> ver-<br />

29


haal zullen je dochters terstond sterven. Begrijp dat goed, sterveling.’<br />

‘Ik begrijp het, heer.’ Vial boog diep. Toen hij opkeek stond hij weer alleen<br />

tussen <strong>de</strong> gerechtspilaren.<br />

De wan<strong>de</strong>ling was tergend lang maar uitein<strong>de</strong>lijk beklom Vial <strong>de</strong> trappen<br />

naar zijn kamers. Hij open<strong>de</strong> <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur en storm<strong>de</strong> naar het kamertje waar zijn<br />

drie meisjes sliepen. Bij het flakkeren<strong>de</strong> licht van het olielampje kon hij zien<br />

dat alles in or<strong>de</strong> was. De koorts was geweken, evenals <strong>de</strong> ro<strong>de</strong> vlekken en het<br />

waas van zweet. Zijn drie mei<strong>de</strong>n sliepen rustig en gezond.<br />

6<br />

‘Pa?’<br />

Het klonk zwak en schor, maar Vial was direct klaarwakker. Heel <strong>de</strong> nacht<br />

had hij naast het bed met Doran doorgebracht, met Marumon aan zijn zij<strong>de</strong>.<br />

De jongleur nam <strong>de</strong> hand van zijn aangenomen zoon.<br />

Doran glimlachte, hief zwakjes zijn hand en sloot zijn ogen weer. Maar zijn<br />

borstkas ging op en neer en zijn a<strong>de</strong>mhaling was hoorbaar.<br />

Vial huil<strong>de</strong> natuurlijk niet, hij wreef enkel <strong>de</strong> vermoeidheidstranen uit zijn<br />

ogen. Doran leef<strong>de</strong>. Doran zou blijven leven!<br />

‘Kom,’ sprak <strong>de</strong> necromancer. ‘Doran is gered. Hij blijft leven.’<br />

Als in een droom stond Vial op en volg<strong>de</strong> het bevel van <strong>de</strong> tovenaar op.<br />

Vele malen daarna vroeg Vial zich af of het niet beter was geweest wanneer<br />

Doran die nacht was gestorven.<br />

30


Hoofdstuk 2<br />

Asca, Mayl en Cyrel<br />

God <strong>de</strong>r dieven<br />

Twee<strong>de</strong> keizersdag van <strong>de</strong> hurnennenmaand,<br />

zeven<strong>de</strong> jaar van Keizer Schepadiah<br />

1<br />

Ver voorbij het Rijk <strong>de</strong>r Dromen, voorbij het Land van <strong>de</strong> Dood en voorbij alle<br />

an<strong>de</strong>re onstoffelijke werel<strong>de</strong>n, lagen <strong>de</strong> Hemelse Vel<strong>de</strong>n waar <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n verkeer<strong>de</strong>n.<br />

In <strong>de</strong> nevelige wereld van al-waarhe<strong>de</strong>n woon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> go<strong>de</strong>n in weel<strong>de</strong>rige<br />

behuizingen: marmeren paleizen met gou<strong>de</strong>n torens, groene<br />

pauwentuinen en lusthoven vol willige maag<strong>de</strong>n. De huizen <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n leken<br />

verdacht veel op tempels, maar dan geï<strong>de</strong>aliseer<strong>de</strong> versies, ontstaan door het<br />

geloof van velen.<br />

Ergens in <strong>de</strong> stad <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n - zo lang een oneindige verzameling paleizen<br />

als “stad” kon wor<strong>de</strong>n aangeduid - in een gebied dat werd bevolkt door <strong>de</strong><br />

min<strong>de</strong>re, <strong>de</strong> kleinere go<strong>de</strong>n, stond een paleis dat even prachtig en groots was<br />

als dat van <strong>de</strong> buren. Wie echter naar binnen stapte, doorzag direct het bedrog:<br />

<strong>de</strong> gevels waren niet meer dan beschil<strong>de</strong>r<strong>de</strong> platen gips, het glaswerk was gekleurd<br />

papier en het goud was luchtgoud. Het hart van het paleis was een grote<br />

zaal met een toneel waarvan <strong>de</strong> roodfluwelen gordijnen waren gesloten. Uit<br />

onbeken<strong>de</strong> bron klonk muziek en in nissen voer<strong>de</strong>n diverse kunstenmakers<br />

hun toeren uit: een goochelaar haal<strong>de</strong> bran<strong>de</strong>n<strong>de</strong> kaarsen en leven<strong>de</strong> kippen<br />

uit zijn muts, een jong meisje balanceer<strong>de</strong> op een hand en hield met haar voeten<br />

stapels kommen in evenwicht, een man met blon<strong>de</strong> pruik zong spotliedjes<br />

terwijl hij gitaar speel<strong>de</strong> en <strong>de</strong> trom op zijn rug bedien<strong>de</strong>. Heel het bordkartonnen<br />

paleis was gevuld met <strong>de</strong>rgelijke nissen, want <strong>hier</strong> huis<strong>de</strong> <strong>de</strong> Yno, godin<br />

van toneelspelers, potsenmakers, jongleurs, muzikanten en zulk soort lie<strong>de</strong>n.<br />

‘Het is niet eerlijk,’ mokte Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten. Hij hing lui on<strong>de</strong>ruitgezakt<br />

op een van <strong>de</strong> balkons. ‘Alle go<strong>de</strong>n hebben paleizen! Zelfs jij,<br />

dochter. Jij hebt dít,’ Din<strong>de</strong>rd maakte een gebaar dat het hele toneelpaleis omvatte,<br />

‘maar wat heb ík? Helemaal niks!’<br />

Yno keek haar va<strong>de</strong>r in <strong>de</strong> ogen van al zijn drie gezichten - een vaardigheid<br />

die zelfs an<strong>de</strong>re go<strong>de</strong>n niet bezaten, laat staan min<strong>de</strong>re wezens. Die zagen altijd<br />

maar een van <strong>de</strong> drie gezichten, afhankelijk van wat ze verwachtten te<br />

zien. Yno schud<strong>de</strong> haar hoofd. ‘Pa, je bent wie je bent: <strong>de</strong> god <strong>de</strong>r dieven. Je<br />

31


hebt geen tempels, je hebt geen priesters. Je hebt volgelingen genoeg, maar zij<br />

roepen jou alleen aan als ze in problemen zitten, en zodra die achter <strong>de</strong> rug<br />

zijn, gaan ze weer hun eigen gang, zon<strong>de</strong>r dank of offer.’<br />

‘Ondankbare hon<strong>de</strong>n!’ brom<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd. ‘Hoe vaak heb ik niet hun huid gered?<br />

Ik verdien een paleis even groot als die aansteller van een Kad. Wat doet<br />

hij, tenslotte? Hij gooit zijn oog in <strong>de</strong> min<strong>de</strong>re wereld en laat het regenen. En<br />

meteen bouwen ze talloze tempels voor hem en brengen ze kostbare offers!’<br />

‘Die jij vervolgens weer steelt,’ bracht Yno in. Ze was bij lange na niet <strong>de</strong> enige<br />

van Din<strong>de</strong>rds kin<strong>de</strong>ren, maar ze was wel zijn favoriete. Na zijn avonturen<br />

en strooptochten kwam va<strong>de</strong>r vaak bij haar uitblazen. Dat ging een tijdje goed,<br />

totdat <strong>de</strong> onrust hem weer in zijn greep kreeg. Grappen en sterke verhalen<br />

maakten dan plaats voor melancholieke buien en zelfme<strong>de</strong>lij<strong>de</strong>n. De humeurige<br />

klaagzangen beteken<strong>de</strong>n dat het niet lang meer zou duren voordat Din<strong>de</strong>rd<br />

met <strong>de</strong> Drie Gezichten er op uit trok voor een nieuwe streek. Het was enkel<br />

een kwestie van tijd voordat iets zijn aandacht op zou eisen.<br />

‘Ze verdienen een lesje,’ ging Din<strong>de</strong>rd ver<strong>de</strong>r. Hij had niet echt naar Yno geluisterd.<br />

‘Allemaal! Al die ondankbare diefjes die mijn hulp willen hebben,<br />

maar er nog geen valse penning voor over hebben!’<br />

‘Hoe dan?’ wil<strong>de</strong> Yno weten. ‘Pa, je kan moeilijk al je volgelingen in <strong>de</strong> steek<br />

laten. An<strong>de</strong>rs sterven ze binnen <strong>de</strong> kortste keren door <strong>de</strong> beulshan<strong>de</strong>n en dan<br />

heb je helemaal niemand meer over die in je gelooft.’ Dat gesprekson<strong>de</strong>rwerp<br />

werd on<strong>de</strong>r <strong>de</strong> meer beschaaf<strong>de</strong> go<strong>de</strong>n geme<strong>de</strong>n als onkies, maar Yno maakte<br />

zich daar bij haar va<strong>de</strong>r weinig zorgen over. Vaak hoor<strong>de</strong> hij toch niet - of wil<strong>de</strong><br />

hij niet horen? - wat ze hem vertel<strong>de</strong>.<br />

‘Hmpf, maar ze moeten toch wor<strong>de</strong>n bestraft...’ Na een paar momenten van<br />

stilte maakten Din<strong>de</strong>rds sombere gezichtsuitdrukkingen plaats voor drie bre<strong>de</strong><br />

grijnzen en hij knipte opgetogen in zijn vingers. ‘Ik weet al hoe! Ik zal die tere<br />

min<strong>de</strong>ren niet in gevaar brengen, dochterlief, maar ik bestraf op <strong>de</strong> manier die<br />

ze het best begrijpen. Wie ben ik? Ik ben Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten! Ik zal<br />

een aantal van die min<strong>de</strong>ren op zo’n spectaculaire wijze beroven dat ze zullen<br />

beseffen aan wie ze eerbied verschuldigd zijn! Ha!’ Vol nieuwe energie sprong<br />

<strong>de</strong> god <strong>de</strong>r dieven op. ‘En ik weet ook precies wie <strong>de</strong> straf krijgen. Drie jonge<br />

halfzusters. Niet lang gele<strong>de</strong>n vroegen ze om mijn bijstand bij een niet onaardige<br />

zwen<strong>de</strong>l. Ik heb ze geholpen, maar dankbaarheid? Ho maar!’<br />

Yno fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik ken die drie, zij zijn ook mijn volgelingen.<br />

Maar wat belangrijker is, ze zijn <strong>de</strong> dochters van die man. Die Vial.’<br />

‘Dus?’<br />

‘Je hebt een afspraak met hem gemaakt, pa.’<br />

‘Dat heeft niks met <strong>de</strong> huidige situatie te maken!’<br />

‘Pa! Een woord is een woord, zelfs uit jouw mond. Bovendien behoren die<br />

32


drie ook mij toe! Ik wil niet dat je ze kwaad doet.’<br />

‘Al goed, al goed. Ik beloof je dat ik ze niet zal krenken. Maar ze hebben<br />

wel<strong>de</strong>gelijk straf verdiend en die zal ik uitvoeren!’<br />

Met die twijfelachtige belofte vertrok Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie gezichten uit het<br />

toneelpaleis van zijn dochter Yno, op weg naar <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r min<strong>de</strong>ren, naar<br />

<strong>de</strong> Keizersstad Kadhal.<br />

2<br />

‘Nee, ik ga jullie geen geld lenen! Jullie had<strong>de</strong>n het maar niet op moeten maken,’<br />

zei Asca tegen haar halfzussen terwijl ze <strong>de</strong> kap van haar regenmantel<br />

over haar donkere krullen sloeg. Ze ston<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur van Het Negen<strong>de</strong><br />

Paard, op een plein in <strong>de</strong> nachtregen. Ze had<strong>de</strong>n binnen net een maaltje noe<strong>de</strong>lsoep<br />

op, en <strong>de</strong> ruzie was begonnen met <strong>de</strong> betaling. Zowel Mayl als Cyrel<br />

had<strong>de</strong>n gepleit blut te zijn, maar Asca had voet bij stuk gehou<strong>de</strong>n. Uitein<strong>de</strong>lijk<br />

had<strong>de</strong>n haar twee jongere zusjes elk onwillig wat penningen tevoorschijn gehaald<br />

en hun <strong>de</strong>el betaald.<br />

‘Maar het is niet eerlijk, je hebt nog zat!’ probeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> lange blon<strong>de</strong> Mayl.<br />

‘Ja!’ viel Cyrel, <strong>de</strong> jongste en kleinste van het drietal, haar bij. Haar wurgslang<br />

Sjli stak nieuwsgierig zijn kop uit <strong>de</strong> rieten draagtas.<br />

Asca bleef onverbid<strong>de</strong>lijk. Tegen Mayl zei ze: ‘Dat jij al je geld nou besteedt<br />

aan nieuwe kleren en siera<strong>de</strong>n, en dat jij,’ Asca wend<strong>de</strong> zich tot Cyrel, ‘nou alles<br />

vergokt, is niet mijn probleem. Ik spaar het op. Jullie krijgen niks.’<br />

‘Vrek!’<br />

‘Penningbijter!’<br />

Asca reageer<strong>de</strong> met minachtend gesnuif op <strong>de</strong> aantijgingen van haar zusjes.<br />

‘Als jullie geld willen, dan ga je het maar verdienen. Ik ga naar mijn optre<strong>de</strong>n<br />

in Hhorens Taveerne.’ De zwartharige zwaarddanseres voeg<strong>de</strong> <strong>de</strong> daad bij het<br />

woord en liep door <strong>de</strong> nachtregen <strong>de</strong> Stenen Broodweg af.<br />

Mayl en Cyrel keken elkaar een ogenblik lang aan. Het gebeur<strong>de</strong> niet vaak<br />

dat <strong>de</strong> lange vuurdanseres en <strong>de</strong> kleine slangendanseres het eens waren. Zon<strong>de</strong>r<br />

nog een woord te zeggen, gingen ze uit elkaar, ie<strong>de</strong>r op weg naar hun eigen<br />

werk. Mayl ging <strong>de</strong> hoek om, <strong>de</strong> kronkelige Pelsstraat in op weg naar De<br />

Maan en <strong>de</strong> Haan. Cyrel been<strong>de</strong> over het plein naar <strong>de</strong> Grote Kel<strong>de</strong>r die ver<strong>de</strong>rop<br />

lag.<br />

‘Stalen ziel, hongerig naar goud. Ik wil háár,’ klonk het in een steeg naast Het<br />

Negen<strong>de</strong> Paard.<br />

‘Passievuur, met een goudkleurig hoofd vol verhalen. Ik wil háár,’ sprak een<br />

33


an<strong>de</strong>re stem, in het duister waar slechts een enkele gestalte stond.<br />

‘Lome lust en woe<strong>de</strong>, als haar slang. Ik wil háár,’ besloot een <strong>de</strong>r<strong>de</strong> stem, alleen<br />

en samen in het donker.<br />

Er was een Moment, niet van magie, maar van Onwerkelijkheid.<br />

Uit <strong>de</strong> donkere steeg stapten drie mannen, verschillend in uiterlijk, maar op<br />

<strong>de</strong> een of an<strong>de</strong>re vreem<strong>de</strong> manier ook gelijk. Zon<strong>de</strong>r groet of blik gingen ze<br />

drie verschillen<strong>de</strong> kanten op. De een liep <strong>de</strong> Stenen Broodweg af. De an<strong>de</strong>r<br />

ging <strong>de</strong> hoek om, <strong>de</strong> Pelsstraat in en <strong>de</strong>r<strong>de</strong> been<strong>de</strong> naar <strong>de</strong> overkant van het<br />

plein.<br />

3<br />

Misran zou wel eens een flinke hand geld kunnen winnen, conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong> Cyrel<br />

opgetogen. De breedgeschou<strong>de</strong>r<strong>de</strong> rabauw waar ze vanavond mee optrok, zat<br />

aan een kaarttafel in een van <strong>de</strong> vele gokhuizen en zijn enig overgebleven tegenstan<strong>de</strong>r<br />

was een lenige jongeman in een uitbundig kostuum. Op tafel lag<br />

zeker iets van twintig daal<strong>de</strong>rs.<br />

Cyrel kroop tegen haar man van <strong>de</strong> avond aan, maar wierp tegelijkertijd een<br />

blik vol beloftes in <strong>de</strong> richting van <strong>de</strong> jongeman. Ze had hem al meermalen<br />

naar haar zien kijken, en Cyrel wist zeker dat hij haar wil<strong>de</strong> - welke man tenslotte<br />

niet? Als ze hem voldoen<strong>de</strong> kon aflei<strong>de</strong>n, zou Misran <strong>de</strong> hele inzet kunnen<br />

winnen, en Cyrel zou er voor zorgen dat ze haar <strong>de</strong>el daarvan kreeg.<br />

‘Kaart!’ beval Misran en hij schoof een duit naar <strong>de</strong> ou<strong>de</strong>re kaarten<strong>de</strong>elster<br />

van het huis. Op haar beurt schoof ze hem een kaart toe.<br />

‘Kaart,’ zei <strong>de</strong> jongeman een paar hartenkloppen later. Voor zijn duit kreeg<br />

hij ook een nieuwe kaart. Na een laatste vlugge blik, keek <strong>de</strong> jongeman weer<br />

naar zijn kaarten, en hij likte zenuwachtig zijn lippen. ‘Ik... Ik wil <strong>de</strong> inzet verhogen.’<br />

Hij leg<strong>de</strong> zijn kaarten op tafel met <strong>de</strong> rug naar boven, en frunnikte met<br />

zijn lange vingers aan <strong>de</strong> ringvinger van zijn an<strong>de</strong>re hand. Een gou<strong>de</strong>n ring<br />

met een donkere geslepen halfe<strong>de</strong>lsteen prijkte daar, maar het sieraad gaf niet<br />

mee. Met zijn lange tong likte <strong>de</strong> jongeman langs zijn <strong>de</strong> vinger en na hernieuwd<br />

wrikken kwam <strong>de</strong> ring los. ‘Da’s echt goud, kijk maar.’<br />

Met zijn grote gespier<strong>de</strong> hand pakte Misran <strong>de</strong> ring op. Hij bekeek hem aandachtig,<br />

klopte er mee op het houten tafelblad en beet er zelfs in. Hij leg<strong>de</strong> <strong>de</strong><br />

ring met een klap terug. ‘Goud. Maar ik doe het niet. Zoveel geld heb ik niet.<br />

Laat je kaarten zien.’ De regels van het spel waren simpel. Een verhoging was<br />

alleen geldig als een bod werd geaccepteerd door <strong>de</strong> tegenstan<strong>de</strong>r.<br />

‘Wacht, wacht.’ De jongeman maakte afweren<strong>de</strong> gebaren. ‘Het hoeft geen<br />

geld te zijn, ik vind een an<strong>de</strong>r tegenbod ook goed.’<br />

34


Misran zweeg een ogenblik, alsof hij een val rook. Toen vroeg hij: ‘Wat?’<br />

De jongeman knikte in <strong>de</strong> richting van Cyrel. ‘Zet haar in voor mijn ring. Zij<br />

voor mijn ring.’<br />

Omstan<strong>de</strong>rs mompel<strong>de</strong>n en Cyrel wist niet of ze boos of vereerd moest zijn.<br />

Was ze een stuk vee dat ingezet kon wor<strong>de</strong>n in een kaartspel? Maar het was<br />

wel een gou<strong>de</strong>n ring die gemakkelijk tien daal<strong>de</strong>rs waard was! Die kerel had<br />

dat voor haar over? Cyrel snoof nijdig, maar bekeek <strong>de</strong> jongeman met nieuwe<br />

ogen.<br />

Zon<strong>de</strong>r opzij te kijken, zei Misran: ‘Goed, ik doe het. Zij voor jouw ring. Laat<br />

je kaarten zien.’<br />

Woe<strong>de</strong> laai<strong>de</strong> in Cyrel op. Die vervloekte Misran vergokte haar zomaar,<br />

zelfs zon<strong>de</strong>r het haar te vragen? Wie dacht ‘ie wel dat hij was? Cyrel open<strong>de</strong> al<br />

haar mond voor een bonte stroom vloeken, maar toen zag ze het resultaat van<br />

<strong>de</strong> bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n kaarten die nu open op tafel lagen: Misrans vijf rid<strong>de</strong>rs wer<strong>de</strong>n<br />

verslagen door een compleet koningshof.<br />

Vloekend kwam Misran overeind, zijn vuisten gebald. Tegelijkertijd schoof<br />

<strong>de</strong> jongeman zijn stoel naar achteren om zijn zwaard en dolk vrij te maken.<br />

Een tel lang stond Misran aan <strong>de</strong> tafel terwijl <strong>de</strong> han<strong>de</strong>n van zijn tegenstan<strong>de</strong>r<br />

boven diens wapens zweef<strong>de</strong>n. Toen draai<strong>de</strong> <strong>de</strong> reusachtige man zich om en<br />

met een reeks nieuwe vloeken vertrok hij.<br />

Cyrel pakte haar rieten draagtas op en kwam overeind.<br />

‘Halt, burgeres. Waar <strong>de</strong>nk je dat je heengaat? Je bent van mij.’<br />

Minachtend blikte Cyrel naar <strong>de</strong> jongeman die on<strong>de</strong>rtussen <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n ring<br />

weer aan zijn vinger stak. ‘We leven in het Keizerrijk, burger. Slavernij is <strong>hier</strong><br />

verbo<strong>de</strong>n.’<br />

De jongeman lachte. Verdwenen was zijn onzekere gedrag. ‘Ik ben Xullened<br />

en ik geef niets om wetten. Je bent <strong>de</strong> mijne, vanavond, maar als je echt weg<br />

wilt lopen, moet je het zeker doen, Cyrel slangendanseres.’<br />

Het geluid van <strong>de</strong> munten die door zijn rappe vingers gle<strong>de</strong>n, was betoverend.<br />

Cyrel overwoog haar mogelijkhe<strong>de</strong>n voor <strong>de</strong> rest van <strong>de</strong> avond. Moest ze<br />

met een nieuwe vent aan gaan pappen, of moest ze - bah! - alleen naar huis?<br />

Cyrel ging weer zitten. ‘Ik blijf omdat ik wil blijven.’<br />

‘Je blijft vanwege Xullened,’ luid<strong>de</strong> het antwoord. ‘Dienjongen, een nieuwe<br />

kruik. Schenk mij en <strong>de</strong> burgeres eens bij.’<br />

Minzaam accepteer<strong>de</strong> Cyrel <strong>de</strong> kom en terwijl ze aan <strong>de</strong> bran<strong>de</strong>wijn nipte,<br />

keek ze toe hoe Xullened met zijn lange slanke vingers <strong>de</strong> kaarten schud<strong>de</strong>.<br />

‘Je hebt net helemaal niets gewonnen,’ sprak ze. ‘Je zette je ring in, maar je<br />

won er niets mee.’<br />

‘Xullened wint altijd. Maar geld is niet belangrijk.’<br />

35


Cyrel blikte naar <strong>de</strong> munten die inmid<strong>de</strong>ls in nette stapeltjes voor Xullened<br />

ston<strong>de</strong>n. ‘Geld is het enige belangrijke!’<br />

‘Dan doet Xullened je een voorstel. Je speelt kaart, ja burgeres?’<br />

‘Wel eens.’ In feite was Cyrel een goe<strong>de</strong> speelster. En tegenstan<strong>de</strong>rs waren<br />

altijd af te lei<strong>de</strong>n. Het was alleen een probleem dat ze nooit genoeg geld had<br />

voor echt grote partijen. ‘Wat voor voorstel?’<br />

‘Al het geld op tafel, voor iets wat je bezit.’<br />

Loom glimlachte Cyrel. Ze wist precíes wat Xullened wil<strong>de</strong>. Zij was een<br />

arme danseres zon<strong>de</strong>r bezittingen. Ze had <strong>de</strong> kans om in een keer meer dan<br />

twintig daal<strong>de</strong>rs te winnen, en als ze verloor... Ach, hij zag er nou niet echt afstotelijk<br />

uit. En hij had geld.<br />

‘Het geld en <strong>de</strong> ring,’ eiste Cyrel.<br />

De ring rinkel<strong>de</strong> over <strong>de</strong> tafel heen. Cyrel pakte hem op om zeker te weten<br />

dat Misran zich niet had laten mislei<strong>de</strong>n. Het voel<strong>de</strong> aan als goud. De geslepen<br />

halfe<strong>de</strong>lsteen was een zegel met <strong>de</strong> afbeelding van drie ranken - slangen? - die<br />

zich tot een lange kluwen vervlochten. Het ding was zeker tien daal<strong>de</strong>rs<br />

waard, misschien meer. Cyrel vroeg zich af van wie Xullened het sieraad had<br />

gewonnen, of gestolen.<br />

‘Goed,’ stem<strong>de</strong> Cyrel in. ‘Laten we kaarten.’<br />

Din<strong>de</strong>rd lachte tevre<strong>de</strong>n. Ze had in het aas gehapt. Hij was <strong>de</strong> god <strong>de</strong>r dieven.<br />

De kaarten gehoorzaam<strong>de</strong>n hem als trouwe dienaren. Hij zou winnen, en<br />

wanneer hij won, zou hij iets eisen wat ze bezat. Niet haar lichaam - hoe verlei<strong>de</strong>lijk<br />

ook. Kleine boze Cyrel, die dacht niemand nodig te hebben. Kou<strong>de</strong><br />

meesteres die mannen kon verlaten omdat ze dacht dat ze enkel hield van <strong>de</strong><br />

klank van geld. Met zijn trouwe kaarten zou hij van haar stelen wat om haar<br />

hart gekronkeld zat. Het enige waar ze écht om gaf, alhoewel ze het niet wist.<br />

Vanavond zou hij haar slang Sjli opeisen.<br />

‘Geef me kaarten,’ beval Din<strong>de</strong>rd <strong>de</strong> kaarten<strong>de</strong>elster van het huis.<br />

4<br />

Het was begonnen met drank, wist Mayl nog. De rijke jongeman - Silgulass,<br />

heette hij geen Silgulass? Ja, Silgulass! - met zijn lange bruine krullen en kostbare<br />

pak van vossenbont en goudgeel fluweel, was <strong>de</strong> vriend van Mayls goe<strong>de</strong><br />

vriendin Zazia. Of was het nou een vriend van een vriend van Zazia? Of iemand<br />

an<strong>de</strong>rs zijn vriend? Of was ‘ie met Dilsanor <strong>de</strong> zanger meegekomen?<br />

Of... Het was eigenlijk niet belangrijk. Hij was rijk! Hij was gul! Ze had<strong>de</strong>n plezier!<br />

De drank vloei<strong>de</strong> rijkelijk in De Gul<strong>de</strong>n Waterton en <strong>de</strong> stemming was<br />

opperbest.<br />

36


Ze waren met zijn zevenen: Zazia <strong>de</strong> masseuse, touwdanseres Meelly, Dhosmin<br />

die zijn brood verdien<strong>de</strong> met verhalen vertellen, Dilsanor <strong>de</strong> zanger en<br />

diens neef Mherdas. En natuurlijk Mayl. En Silgulass.<br />

Zazia en Dilsanor zaten zoals gewoonlijk in een hoekje te vozen, Dhosmin<br />

knikkebol<strong>de</strong> van <strong>de</strong> drank en Meelly was in een wild gesprek verwikkeld met<br />

Mherdas. On<strong>de</strong>rtussen had Silgulass enkel oog voor Mayl. Zijn slanke, goed<br />

verzorg<strong>de</strong> hand gleed als een leven<strong>de</strong> kam - Ha! Wat een gekke gedachte! -<br />

zachtjes door haar blon<strong>de</strong> haar. ‘Als ik verkoos / waar ik verpoos / Dan in een<br />

woud / volledig gemaakt van goud,’ <strong>de</strong>clameer<strong>de</strong> hij met grote hon<strong>de</strong>nogen<br />

terwijl hij haar lokken streel<strong>de</strong> alsof het een arm of borst was.<br />

Giechelend nam Mayl het lofdicht in ontvangst. Het was bitter slecht, maar<br />

wat maakte het uit? Sil... Si... Silgulass was hun aller vriend, hun gezworen<br />

makker, hun beste kameraad ooit.<br />

‘Juffer Mayl!’ verklaar<strong>de</strong> hij dronkemansernstig, ‘In een zee van bloemen,<br />

ben jij <strong>de</strong> uniekste en mooiste! Goudhaar, witte leeuwin, <strong>de</strong>monenkoningin!’<br />

Mayl giechel<strong>de</strong> nog meer. Ze wist best dat ze bijzon<strong>de</strong>r was. Haar haar was<br />

geel, haar huid was wit. Niemand in Kadhal was zoals zij! In heel Kadhal was<br />

ze <strong>de</strong> enige vuurdanseres, maar dat was niet waarom <strong>de</strong> mannen naar haar keken,<br />

wist ze. Ze was bijzon<strong>de</strong>r!<br />

Hij boog zich naar haar toe, maar in plaats van <strong>de</strong> verwachte warme kus,<br />

sprak hij: ‘Kom, volg mij in <strong>de</strong> nacht, die zal oplichten door je schijnsel. Ga met<br />

mij mee, lieve Mayl.’<br />

Proestend schud<strong>de</strong> Mayl haar hoofd. Oef! Wat is ‘ie slecht met zijn beeldspraak!<br />

‘Nee, nee, mijn sno<strong>de</strong> heer! Ik weet wel wat u wilt van zo’n onschuldig danseresje!’<br />

Hij is eigenlijk wel lief...<br />

Nou was het Silgulass zijn beurt om zijn hoofd met zijn lange lokken te<br />

schud<strong>de</strong>n. ‘Nee, niet dát. Ik wil je lan<strong>de</strong>n laten zien die voorbij het Rijk <strong>de</strong>r<br />

Dromen liggen. Ik ken een huis, dichtbij, waarbij je <strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n kan betre<strong>de</strong>n.<br />

Je zal een godin van godinnen zijn!’<br />

De Rooklan<strong>de</strong>n... Wie het versne<strong>de</strong>n kruid van <strong>de</strong> zwarte lotus rookte, kon <strong>de</strong><br />

Rooklan<strong>de</strong>n zien. Won<strong>de</strong>rbaarlijke lan<strong>de</strong>n waarover dichters treur<strong>de</strong>n omdat<br />

woor<strong>de</strong>n hen tekort schoten om <strong>de</strong> extatische schoonheid te beschrijven. Tovenaars<br />

en heksen gebruikten <strong>de</strong> zwarte lotus om hun magie te versterken en te<br />

doorgron<strong>de</strong>n. Zwarte lotus was meer dan zijn gewicht in goud waard. De<br />

plant groei<strong>de</strong> enkel op het mysterieuze eiland Pinnon en <strong>de</strong> bewoners verkochten<br />

<strong>de</strong> versne<strong>de</strong>n bla<strong>de</strong>ren slechts mondjesmaat aan <strong>de</strong> buitenwereld. Binnen<br />

het Keizerrijk was er een absoluut staatsmonopolie, waardoor er een<br />

bloeien<strong>de</strong> zwarte markt bestond. Smokkelaars droegen kleine zakjes in <strong>de</strong><br />

zoom van hun kleren, of brachten het verborgen on<strong>de</strong>r hun za<strong>de</strong>l Kadhal binnen.<br />

37


Mayl had nog nooit zwarte lotus gerookt: het was onbereikbaar kostbaar.<br />

Maar nu bood Silgulass haar zomaar een bezoek aan <strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n aan.<br />

‘Niet... Niet alleen,’ bracht Mayl met dubbele tong uit. Ze mocht dan wel<br />

ontzéttend dronken zijn, ze was niet gek. Ze ging echt niet alleen met een<br />

vreem<strong>de</strong> mee, wat hij haar ook beloof<strong>de</strong>. Ze was een dochter van <strong>de</strong> stad, en ze<br />

wist hoe ongenadig gevaarlijk <strong>de</strong> stad kon zijn.<br />

‘Niet alleen, gou<strong>de</strong>n <strong>de</strong>mones,’ stem<strong>de</strong> Silgulass in. ‘We gaan allemaal naar<br />

<strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n!’<br />

Silgulass betaal<strong>de</strong> met kwistige hand <strong>de</strong> waard en daarna ging het groepje<br />

met veel gestommel en gelal <strong>de</strong> nachtregens in, op weg naar het geheime huis.<br />

Dhosmin die snurkend on<strong>de</strong>ruit was gezakt, lieten ze achter. In De Gul<strong>de</strong>n<br />

Waterton kon hem niks gebeuren. Morgenochtend zou hij met een stevige kater<br />

wakker wor<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> achterkamer waar <strong>de</strong> slaperige gasten naartoe wer<strong>de</strong>n<br />

gesleept.<br />

Het huis was van buiten op geen enkele manier bijzon<strong>de</strong>r, maar blijkbaar<br />

was Silgulass wel aan het goe<strong>de</strong> adres, want toen hij had aangeklopt, <strong>de</strong>ed een<br />

bre<strong>de</strong> wachter <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur open en kon<strong>de</strong>n ze zon<strong>de</strong>r problemen binnen komen.<br />

Via een smalle gang en een fluwelen voorhang kwamen ze uit in een grote<br />

kamer die door lage schermen - niet hoger dan iemands mid<strong>de</strong>l - was on<strong>de</strong>rver<strong>de</strong>eld<br />

in tientallen kleine hokjes. Ie<strong>de</strong>r hokje herberg<strong>de</strong> een dikke slaapmat<br />

en een klein tafeltje met een lamp, een pijp en diverse an<strong>de</strong>re rookbenodigdhe<strong>de</strong>n.<br />

Op vele van <strong>de</strong> matten lagen mannen of vrouwen. Sommige alleen, sommigen<br />

in paren. Een paar bedien<strong>de</strong>n - barbaren met donkere huid, lange<br />

wimpers en kleurige hoofdban<strong>de</strong>n - liepen rond om rokers te helpen wanneer<br />

zij te zwak waren of hun han<strong>de</strong>n te veel tril<strong>de</strong>n om hun pijp te stoppen. Ook<br />

grepen <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong>n in wanneer een roker in een roes was weggezakt en as<br />

uit <strong>de</strong> pijp <strong>de</strong> slaapmat dreig<strong>de</strong> te schroeien.<br />

Een vrouw met nachtzwarte huid ving het gezelschap op. Haar krullenbos<br />

was opgestoken en liet zo een slank hoofd en slanke hals vrij. Haar kledij bestond<br />

volledig uit zwarte zij<strong>de</strong> dat glom in het lamplicht. On<strong>de</strong>r haar dunne<br />

huiskleed droeg ze in barbaarse trant een broek en buis.<br />

Silgulass nam het woord. ‘Goe<strong>de</strong>navond, meesteres. Graag een aantal pijpen<br />

voor mij en mijn vrien<strong>de</strong>n.’ Hij trok zijn geldbui<strong>de</strong>l tevoorschijn en diverse<br />

grootdaal<strong>de</strong>rs wissel<strong>de</strong>n van eigenaar. Mayl keek haar ogen uit. Ze zag al zel<strong>de</strong>n<br />

daal<strong>de</strong>rs, en grootdaal<strong>de</strong>rs waren víer daal<strong>de</strong>rs waard.<br />

De zwarte vrouw glimlachte zon<strong>de</strong>r haar tan<strong>de</strong>n te laten zien en leid<strong>de</strong> haar<br />

gasten naar vrije rookplaatsen.<br />

Het verbaas<strong>de</strong> Mayl niets dat ze met Silgulass op een mat eindig<strong>de</strong>. Niet dat<br />

ze bezwaar had. Ze lag best zo met haar rug tegen zijn borst en buik. Warm,<br />

beschermd, soezerig en opgewon<strong>de</strong>n tegelijk. Hij streel<strong>de</strong> haar haar en samen<br />

38


keken ze hoe een van <strong>de</strong> bedien<strong>de</strong>n hun pijp klaarmaakte.<br />

‘Het is groten<strong>de</strong>els tabak en sags,’ leg<strong>de</strong> Silgulass uit. ‘Maar een mespuntje<br />

zwarte lotus is genoeg om <strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n te betre<strong>de</strong>n. Ben je er klaar voor?’<br />

‘Ja...’ antwoord<strong>de</strong> Mayl dromerig.<br />

Ongezien grijns<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd een roofdierengrijns. Mayl. Mooie Mayl, bijzon<strong>de</strong>re<br />

Mayl. Exotische noor<strong>de</strong>lijke bloem in <strong>de</strong>ze woestijnstad. Tempeldanseres<br />

zon<strong>de</strong>r tempel. Haar verschijning was wíe ze was. Nam dat weg, en ze was<br />

plots niets meer dan een verachtelijke barbaarse in een stad die barbaren on<strong>de</strong>rwierp.<br />

Lange blon<strong>de</strong> haren gle<strong>de</strong>n door Din<strong>de</strong>rds vingers. Straks, wanneer ze was<br />

weggezakt in haar reis naar <strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n, zou hij een scheermes nemen en<br />

haar lange blon<strong>de</strong> haren afscheren. Wanneer ze zou ontwaken, zou ze kaal zijn<br />

met enkel wat bloedige schrammen op haar hoofd. Hij was <strong>de</strong> god <strong>de</strong>r dieven,<br />

en vannacht stal hij Mayls verschijning. Het was een diefstal die haar har<strong>de</strong>r<br />

zou treffen dan wat dan ook.<br />

5<br />

Heupwiegend en met een bre<strong>de</strong> glimlach op haar gezicht ging Asca rond met<br />

<strong>de</strong> tinnen kroes. Het was geen slechte avond, maar ook geen bijzon<strong>de</strong>r goe<strong>de</strong>.<br />

Haar eerste optre<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Hhorens Taveerne had net geen veertig penningen<br />

opgeleverd, en het zag er naar uit dat haar optre<strong>de</strong>n <strong>hier</strong> in Het Bambosi niet<br />

veel meer zou opleveren. Ironisch, omdat <strong>de</strong> kroeg vernoemd was naar een beroem<strong>de</strong><br />

veldslag uit <strong>de</strong> begindagen van het Keizerrijk. De Eerste Keizer versloeg<br />

<strong>de</strong> verzamel<strong>de</strong> legers van <strong>de</strong> kustkoninkrijken en maakte een fortuin<br />

buit. Helaas herhaal<strong>de</strong> die geschie<strong>de</strong>nis zich vanavond niet.<br />

Asca kwam bij een man die alleen zat, een kruik bran<strong>de</strong>wijn voor hem op tafel.<br />

Zorgvuldig gekruld haar, hel<strong>de</strong>re grijze ogen en een dun snorretje waarvan<br />

<strong>de</strong> punten stijf omhoog ston<strong>de</strong>n. Hij droeg een roodgroen geruit pak, een<br />

geel vest met grote ivoren knopen en een bollen<strong>de</strong> das van vele lagen zwart<br />

kant. Hé, was hij ook al niet in Hhorens Taveerne? Bevallig stak Asca haar kroes<br />

uit: ‘Burger, een bijdrage voor <strong>de</strong> voorstelling?’<br />

Met een zwierig gebaar bracht <strong>de</strong> man zijn hand boven <strong>de</strong> kroes en liet er<br />

een, twee, drie duiten in vallen.<br />

Asca’s ogen vlogen open. Drie duiten! De meeste gasten gaven een of twee<br />

penningen! Dit waren vijftien penningen bij elkaar. Asca schonk <strong>de</strong> man haar<br />

breedste glimlach: ‘Dank u, burger!’<br />

De man glimlachte terug. ‘Terecht verdiend, burgeres. Mijn naam is Holus<br />

Quene, verbon<strong>de</strong>n als agent aan <strong>de</strong> Keizerlijke Opera. Zou u straks met mij iets<br />

39


willen drinken? Ik heb zaken te bespreken die in uw voor<strong>de</strong>el kunnen zijn.’<br />

Zaken? De Keizerlijke Opera? Wil<strong>de</strong> gedachten schoten door Asca’s hoofd,<br />

maar ze wer<strong>de</strong>n direct gevolgd door een golf wantrouwen. Is hij echt van <strong>de</strong><br />

Keizerlijke Opera? Of wil ‘ie alleen maar gezelschap voor vannacht?<br />

Even zwierig als tevoren, <strong>de</strong>ed Holus Quene een greep in zijn binnenzak.<br />

‘Mijn kaartje, burgeres. Ik zou het zeer waar<strong>de</strong>ren als wij straks even kunnen<br />

praten.’<br />

Bevallig als een prinses - ze had er toen ze klein was op het toneel genoeg<br />

gespeeld - nam Asca het kaartje aan. ‘Ik zie u zo, burger.’<br />

Snel ging Asca ver<strong>de</strong>r met haar ron<strong>de</strong> en in haar kleedkamer verwissel<strong>de</strong> ze<br />

gehaast haar kostuum voor haar japon. Zit mijn haar goed? Ja! Met haar tas, met<br />

haar kostuum en zwaar<strong>de</strong>n - bei<strong>de</strong> te kostbaar om onbeheerd achter te laten -,<br />

keer<strong>de</strong> ze terug naar <strong>de</strong> gelagkamer.<br />

Holus Quene zat er nog.<br />

Tij<strong>de</strong>ns het verkle<strong>de</strong>n had Asca het kaartje bestu<strong>de</strong>erd. Zijn naam stond er<br />

op, plus zijn functie. Tevens was er hetzelf<strong>de</strong> teken op gedrukt dat boven <strong>de</strong><br />

toegangs<strong>de</strong>uren van <strong>de</strong> Keizerlijke Opera hing: drie maskers, een droevig, een<br />

verbaasd en een vrolijk. Het zag er allemaal echt uit, en het vóel<strong>de</strong> allemaal<br />

echt. En Holus Quene had tenslotte haar al zomaar drie duiten gegeven. Het<br />

kon geen kwaad aan te horen wat hij wil<strong>de</strong>. Ze zou het snel genoeg door hebben<br />

als het allemaal loze praatjes waren met <strong>de</strong> bedoeling om haar in bed te<br />

krijgen.<br />

In <strong>de</strong> tussentijd had Holus Quene een twee<strong>de</strong> kom laten brengen, die hij nu<br />

volschonk. ‘Een bijzon<strong>de</strong>re voorstelling, burgeres. Zeer <strong>de</strong> moeite waard. Een<br />

goe<strong>de</strong> structuur, en een strak ritme.’<br />

Asca glimlachte. Gewoonlijk gingen <strong>de</strong> complimenten van <strong>de</strong> toeschouwers<br />

niet ver<strong>de</strong>r dan een opmerking over haar borsten of billen, en flauwe grappen<br />

of ze ook an<strong>de</strong>re dingen dan zwaar<strong>de</strong>n slikte. De kunst van haar dans was volledig<br />

aan <strong>de</strong> meeste klanten verspild. ‘Dank u.’<br />

‘Lof waar lof op zijn plaats is, burgeres. Vertel mij, wat voor ervaring heeft u<br />

ver<strong>de</strong>r als artieste?’<br />

‘Ik heb vanaf jongsaf on<strong>de</strong>rricht gehad in <strong>de</strong> kunst van het toneel, jongleren,<br />

dansen, zang en voordracht,’ som<strong>de</strong> Asca op. ‘Mijn va<strong>de</strong>r had jarenlang een<br />

toneelgezelschap.’<br />

‘Aha, interessant. Dat verklaart veel. De meeste kroegdanseressen kunnen<br />

nog geen maat hou<strong>de</strong>n als ze er een slok water voor kregen. U wel.’<br />

Een lekker warm gevoel verspreid<strong>de</strong> zich vanuit haar buik door heel haar lichaam.<br />

Ze wíst dat woor<strong>de</strong>n niets kostten, maar het was heerlijk iemand te horen<br />

die haar inspanningen op waar<strong>de</strong> wist te schatten.<br />

‘Ik ben op zoek naar een zwaarddanseres voor een nieuwe voorstelling in <strong>de</strong><br />

40


Keizerlijke Opera. Natuurlijk geen hoofdrol, maar wel een rol van behoorlijk<br />

belang.’<br />

Geïnteresseerd leun<strong>de</strong> Asca voorover. Geen hoofdrol... Een halve tel voel<strong>de</strong> ze<br />

teleurstelling, maar het was een onmogelijke droom geweest, wist ze. Een<br />

kroegdanseres die zomaar <strong>de</strong> hoofdrol kreeg in een nieuwe opera, zoiets<br />

kwam alleen in sprookjes voor. Zangers en dansers van <strong>de</strong> Keizerlijke Opera<br />

kwamen exclusief van een handjevol scholen waar kin<strong>de</strong>ren jarenlang wer<strong>de</strong>n<br />

geoefend. Maar een bijrol... Dat klonk échter, meer bereikbaar.<br />

‘Het is een nieuwe voorstelling, geschreven door <strong>de</strong> Keizerlijke kapelmeester<br />

zelf. Ik ben op zoek naar iemand die <strong>de</strong> rol van Hyiy, vrouwelijke lijfwacht<br />

van <strong>de</strong> <strong>de</strong>monenkoning Wenilannehu op zich kan nemen. Iemand met krácht,<br />

met váárt, met úitstraling. De vaste danseressen zijn... te fijn voor <strong>de</strong>ze rol. Er<br />

wordt over gedacht <strong>de</strong> rol te laten dansen door een man, maar dat brengt <strong>de</strong><br />

nodige problemen met zich mee. Hyiy is niet alleen geschoold in <strong>de</strong> krijg, ze is<br />

ook nog eens bijzon<strong>de</strong>r verlei<strong>de</strong>lijk. En een man in die rol? Pfa! De verlei<strong>de</strong>lijkhe<strong>de</strong>n<br />

van mannen liggen op an<strong>de</strong>re gebie<strong>de</strong>n.’<br />

A<strong>de</strong>mloos knikte Asca. Die breekbare poppetjes van <strong>de</strong> Keizerlijke Opera<br />

waren natúúrlijk niet geschikt om die rol te vervullen. En wat betreft mannen...<br />

Het i<strong>de</strong>e was vanzelfsprekend volkómen belachelijk. ‘Wat moet ik doen?’<br />

sprak Asca. ‘Ik bedoel... Hoe moeten we nu ver<strong>de</strong>r?’<br />

Diep van binnen grijns<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd in zijn rol van Holus Quene. De zwaarddanseres<br />

was zo ver dat ze álles zou doen voor een kans om bij <strong>de</strong> Keizerlijke<br />

Opera te dansen. Houd ze voor wat ze willen hebben... Asca met haar stalen ziel<br />

en scherpe verstand wil<strong>de</strong> boven alles meer zijn dan ze nu was. Geen arme<br />

danseres die in schemerige kroegen haar brood moest verdienen, maar een gevier<strong>de</strong><br />

artieste, rijk en geaccepteerd in <strong>de</strong> betere huizen. En hij? Wat hij wil<strong>de</strong><br />

was simpel: een nacht met <strong>de</strong>ze stervelingenvrouw en in <strong>de</strong> ochtend zou hij<br />

zijn verdwenen met haar verdiensten, haar zwaar<strong>de</strong>n en haar kostuum. Hij<br />

was Din<strong>de</strong>rd, god <strong>de</strong>r dieven! Hij stal niet alleen haar bezit, hij stal haar waardigheid<br />

en haar hoop. Het was een bestraffing die elegant en wreed tegelijk<br />

was.<br />

‘Ik kan er voor zorgen dat u <strong>de</strong>ze week auditie bij <strong>de</strong> kapelmeester kan<br />

doen. Ik voorzie geen problemen...’ Din<strong>de</strong>rd leg<strong>de</strong> zijn hand op Asca’s dij.<br />

‘Tenminste, geen problemen waar we vannacht niet samen uit kunnen komen,<br />

burgeres.’<br />

‘Aha,’ sprak Asca.<br />

Din<strong>de</strong>rd wenkte <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> bes die in <strong>de</strong> kroeg <strong>de</strong> bestellingen rondbracht.<br />

‘Grootmoe<strong>de</strong>rtje, heeft u een kamer beschikbaar? Ja?’<br />

Het vrouwtje knikte. ‘Ja, burger, boven. Maar er ligt nog geen bed<strong>de</strong>ngoed.’<br />

‘Een kamer dan, mét schoon bed<strong>de</strong>ngoed,’ bestel<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd. Hij stond op<br />

41


en nam Asca bij <strong>de</strong> hand. ‘Burgeres, als u zo goed wilt zijn...’<br />

‘Ik kom het bed<strong>de</strong>ngoed zo brengen,’ beloof<strong>de</strong> het besje.<br />

Met een misselijk gevoel in haar maag liet Asca zich meevoeren. Ze ging<br />

toch niet... Ze wil<strong>de</strong>... Ze... Ze had geen keus.<br />

6<br />

Voor elk van <strong>de</strong> spelers lagen <strong>de</strong> vier vrije kaarten van het huis op tafel, <strong>de</strong> rug<br />

veilig omhoog. Vanaf nu kon<strong>de</strong>n <strong>de</strong> spelers ie<strong>de</strong>re ron<strong>de</strong> een kaart kopen en<br />

<strong>de</strong> inzet verhogen.<br />

Din<strong>de</strong>rd die Xullened speel<strong>de</strong>, keek naar Cyrel tegenover hem. Ze glimlachte.<br />

Ze was zo zeker van zichzelf dat ze niet kon verliezen, zelfs als ze verloor.<br />

De slangendanseres beschouw<strong>de</strong> een nacht met een welvaren<strong>de</strong> jonge kerel<br />

geen verlies.<br />

De regels eisten <strong>de</strong> eerste inzet voordat <strong>de</strong> spelers <strong>de</strong> kaarten opnamen. Din<strong>de</strong>rd<br />

schoof met bei<strong>de</strong> han<strong>de</strong>n <strong>de</strong> stapels munten naar voren die hij eer<strong>de</strong>r die<br />

avond had gewonnen. Daarna leg<strong>de</strong> hij zijn ring er bovenop. ‘Een eenmalige<br />

inzet. Dit alles, voor iets wat je bij je hebt. Accepteer je dat, burgeres?’<br />

De kleine danseres keek hem uitnodigend aan. ‘Ja, ik neem het aan.’<br />

Din<strong>de</strong>rd nam zijn kaarten op, evenals Cyrel. Vanzelfsprekend was het een<br />

sterke hand. Hij was Din<strong>de</strong>rd, god <strong>de</strong>r dieven. Speelkaarten híel<strong>de</strong>n van hem!<br />

Met een slanke vinger tikte hij op <strong>de</strong> stapel munten. De metalen schijfjes<br />

klikten lichtjes on<strong>de</strong>r zijn nagel. ‘Burgeres, dit is mijn inzet. Laat <strong>de</strong> jouwe nou<br />

zien.’<br />

Het verblufte gezicht aan <strong>de</strong> an<strong>de</strong>re kant van <strong>de</strong> tafel bewees dat ze hem<br />

niet begreep, zoals hij had geweten. Din<strong>de</strong>rds grijns had zijn gezicht niet verlaten,<br />

maar nu glinster<strong>de</strong>n ook zijn ogen. ‘Je slang, burgeres. Jouw slang tegen<br />

mijn geld.’<br />

Eerst <strong>de</strong> verbazing en toen <strong>de</strong> angst op het gezicht van Cyrel; het was verrukkelijk.<br />

7<br />

Na haar eerste handvol trekjes, hapte Mayl verbaasd naar a<strong>de</strong>m. Ze was een<br />

vogel, een vogel die uit haar lichaam omhoogwiekte en zijn vleugels spreid<strong>de</strong>.<br />

En haar vleugels sprei<strong>de</strong>n zich wijd, over héél <strong>de</strong> wereld. Ze zag, ze voel<strong>de</strong>, ze<br />

wist. Ze sloeg haar vleugels uit en omarm<strong>de</strong> álles.<br />

Din<strong>de</strong>rd, in <strong>de</strong> vorm van Silgulass, nam ook een trekje van <strong>de</strong> pijp. Als Din-<br />

42


<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten had hij meermalen <strong>de</strong> Vrouwe van <strong>de</strong> Zwarte Lotus<br />

ontmoet en hij was immuun voor haar verlokkingen. Het beteken<strong>de</strong> echter<br />

niet dat Silgulass niet kon genieten van haar liefkozingen die <strong>de</strong> gebruikers<br />

dieper en dieper haar rijk binnen lokten. Steeds ver<strong>de</strong>r, totdat ze het Zwarte<br />

Paleis in het hart van <strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n binnen gingen en <strong>de</strong> Vrouwe aanschouw<strong>de</strong>n.<br />

En dan was er geen weg meer terug.<br />

Niet dat Mayl echt gevaar liep van <strong>de</strong> Vrouwe van <strong>de</strong> Zwarte Lotus. Ze was<br />

te arm voor haar gunsten. De vuurdanseres zou misschien ten prooi vallen aan<br />

<strong>de</strong> vagebon<strong>de</strong>n Drank, Tabak en Sags, maar <strong>de</strong> volgelingen van <strong>de</strong> Vrouwe<br />

van <strong>de</strong> Zwarte Lotus kochten hun vergetelheid met zilver en goud, niet met<br />

koper.<br />

Terwijl Mayl op <strong>de</strong> slaapmat lag en gebaren maakte alsof ze heel <strong>de</strong> kamer<br />

wil<strong>de</strong> omhelzen, kwam Din<strong>de</strong>rd voorzichtig overeind. Hij <strong>de</strong>ed een paar stappen<br />

uit zijn hokje, maar niemand van <strong>de</strong> liggen<strong>de</strong>n bemerkte het. Ze waren te<br />

ver afgedwaald in <strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n om nog zoiets in <strong>de</strong> werkelijke wereld te bemerken.<br />

Voor <strong>de</strong> volgelingen van <strong>de</strong> Vrouwe van <strong>de</strong> Zwarte Lotus was hun<br />

pijp het enige tastbare. De rest was... onbelangrijk.<br />

Din<strong>de</strong>rd wenkte <strong>de</strong> donkere vrouw die stil glimlachend na<strong>de</strong>rbij kwam.<br />

‘Heer?’ vroeg ze met zachte stem.<br />

‘Twee kommen,’ sprak Din<strong>de</strong>rd, ‘gevuld met groen vuur en suiker. Maar<br />

een vermengd met slaapkruid. Kunt u daarvoor zorgen, meesteres?’ Zijn<br />

woor<strong>de</strong>n gingen gepaard met zilveren daal<strong>de</strong>rs.<br />

De huismeesteres knikte. ‘Zoals u wilt, heer.’ Het was niet ongebruikelijk<br />

dat rokers verdoofd en misbruikt wer<strong>de</strong>n door hun kamera<strong>de</strong>n. Het slaapkruid<br />

verdoof<strong>de</strong> <strong>de</strong> roker en <strong>de</strong> zwarte lotus wiste alle herinneringen uit. ‘Ik<br />

zal het persoonlijk komen brengen.’<br />

De god <strong>de</strong>r dieven keer<strong>de</strong> terug naar Mayl die nog steeds met grote vleugels<br />

door <strong>de</strong> Rooklan<strong>de</strong>n vloog en zich murmelend verwon<strong>de</strong>r<strong>de</strong> over alle schitteren<strong>de</strong><br />

zaken die zij tegenkwam. Hij nam haar in zijn armen en trok haar te<strong>de</strong>r<br />

omhoog. ‘Kom, Mayl, een hartversterking zodat je langer kan genieten van je<br />

dromen.’ De ervaren rokers dronken in<strong>de</strong>rdaad tussen het roken door een kom<br />

groen vuur met suiker. Het verjoeg <strong>de</strong> beneveling en scherpte <strong>de</strong> blik, zon<strong>de</strong>r<br />

dat het afbreuk <strong>de</strong>ed aan het immense gevoel van welbehagen. Door het<br />

drankje kon<strong>de</strong>n ze <strong>de</strong> zoete slaap van <strong>de</strong> zwarte lotus langer op afstand hou<strong>de</strong>n.<br />

Zoals beloofd kwam <strong>de</strong> donkere huismeesteres persoonlijk <strong>de</strong> twee kommen<br />

brengen.<br />

On<strong>de</strong>rtussen had Din<strong>de</strong>rd Mayl ver genoeg omhoog gekregen zodat ze kon<br />

drinken zon<strong>de</strong>r te morsen. ‘Drink en je zal nog langer genieten!’ sprak Din<strong>de</strong>rd.<br />

43


De huismeesteres boog en hield haar twee klanten het dienblad voor. Twee<br />

i<strong>de</strong>ntieke drinkkommen ston<strong>de</strong>n naast elkaar, maar met een van haar donkere<br />

vingers wees ze subtiel naar <strong>de</strong> rechterkom.<br />

Din<strong>de</strong>rd knikte begrijpend en kreeg als antwoord een minimale knik van <strong>de</strong><br />

donkere vrouw terug. ‘Kom, liefste, word wakker.’<br />

Mayl maakte een geluid dat een mengeling was van gehik en gegrinnik.<br />

Plotseling draai<strong>de</strong> ze zich om en plaatste een dikke zoen op Din<strong>de</strong>rds mond.<br />

Zijn gezichtsbeeld was gevuld met zweterig blond haar, zijn mond met warme<br />

lippen en een brutale tong. Hij was dan wel Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten,<br />

maar hij droeg het lichaam van Silgulass en was on<strong>de</strong>rworpen aan alle<br />

lichamelijke wetten en lusten. Gretig beantwoord<strong>de</strong> hij <strong>de</strong> kus en hij negeer<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> enkele lange blon<strong>de</strong> haren die tussen hun mon<strong>de</strong>n gevangen zaten.<br />

Uitein<strong>de</strong>lijk lieten ze elkaar gaan om een paar diepe teugen a<strong>de</strong>m te halen.<br />

‘Ik vin j’ leuk,’ grijns<strong>de</strong> Mayl dwaas.<br />

‘Ik jou ook,’ antwoord<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd, zon<strong>de</strong>r echt te liegen. Hij negeer<strong>de</strong> <strong>de</strong> alweten<strong>de</strong><br />

glimlach van <strong>de</strong> huismeesteres die het tafereeltje geamuseerd had bekeken,<br />

en nam <strong>de</strong> twee drinkkommen op. Ondanks het bloed dat heet in zijn<br />

a<strong>de</strong>ren stroom<strong>de</strong>, vergiste hij zich niet in <strong>de</strong> drinkkom. De rechter was die met<br />

het slaapkruid, <strong>de</strong> kom voor Mayl. Hij gaf <strong>de</strong> vuurdanseres <strong>de</strong> kom en hief <strong>de</strong><br />

zijne naar zijn eigen lippen. ‘Bloed en water,’ proostte hij.<br />

‘Goud en gezondheid,’ antwoord<strong>de</strong> Mayl en in een lange teug leeg<strong>de</strong> ze<br />

haar kom.<br />

8<br />

Met een gevoel van diepe tevre<strong>de</strong>nheid beklom Din<strong>de</strong>rd <strong>de</strong> trap naar <strong>de</strong> herbergkamer<br />

boven. Zoet, zo zoet was zijn wraak. Een paar stappen achter hem<br />

volg<strong>de</strong> <strong>de</strong> zwaarddanseres. Vannacht zou ze zichzelf verkopen en in <strong>de</strong> ochtend<br />

zou ze ont<strong>de</strong>kken hoe ze was bedrogen en bestolen. Stalen Asca, geknakt<br />

en stomp, niet meer zo hooghartig.<br />

‘Burger, burgeres!’<br />

Het was <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> bes uit <strong>de</strong> gelagkamer. In haar han<strong>de</strong>n had ze een paar lakens<br />

en <strong>de</strong>kens.<br />

‘Asca, pak je ze even aan?’ beval Din<strong>de</strong>rd die Holus Quene speel<strong>de</strong>. Zon<strong>de</strong>r<br />

op antwoord te wachten, klom hij ver<strong>de</strong>r, terwijl <strong>de</strong> donkerharige danseres<br />

weer terug naar bene<strong>de</strong>n moest.<br />

De kamer was niet al te groot en <strong>de</strong> meeste ruimte werd in beslag genomen<br />

door het bed. Er was een papieren raam waardoor het geluid van <strong>de</strong> nachtregens<br />

te horen viel. Din<strong>de</strong>rd glimlachte. An<strong>de</strong>re gelui<strong>de</strong>n zou<strong>de</strong>n <strong>de</strong> regens<br />

44


weldra overstemmen. Een laag <strong>de</strong>urtje leid<strong>de</strong> naar een nog kleiner kamertje<br />

waarin op een wankel tafeltje een waskom en een kruik water stond.<br />

Din<strong>de</strong>rd keer<strong>de</strong> terug naar <strong>de</strong> slaapkamer. Asca was er nog niet. Ze is er toch<br />

niet vandóór? Hij liep naar <strong>de</strong> overloop. Bene<strong>de</strong>n in het donker hoor<strong>de</strong> hij vage<br />

stemmen. ‘Asca!’<br />

‘Ik kom, ik kom,’ klonk het uit <strong>de</strong> diepte. Gehaast kwam <strong>de</strong> zwaarddanseres<br />

omhoog. Om haar schou<strong>de</strong>r droeg ze haar tas met haar kostuum en zwaar<strong>de</strong>n,<br />

en ze had haar armen vol met het bed<strong>de</strong>ngoed. Met haar sterke benen was ze<br />

echter zo boven.<br />

Zijn grijns was wreed. ‘Toch verstandig, hè, burgeres? Kom, je moet het bed<br />

opmaken.’<br />

Terwijl Asca <strong>de</strong> lakens neerleg<strong>de</strong> en <strong>de</strong> <strong>de</strong>ken rechttrok, kleed<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd<br />

zich uit. Hij was Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> drie gezichten, maar hij kon elke gestalte aannemen<br />

die hij wil<strong>de</strong>. Voor Holus Quene had hij een lichaam gekozen dat allerminst<br />

aantrekkelijk was: hangbuik, spillebenen, diverse zweertjes die met<br />

vochtige korsten waren be<strong>de</strong>kt, een geslacht dat dun en iel was. Hij zou genieten<br />

van haar walging en zelfhaat vannacht, meer nog dan van het lichamelijke<br />

samenzijn.<br />

Hij was helemaal naakt, en zag Asca kijken. De tweestrijd viel dui<strong>de</strong>lijk op<br />

haar gezicht te lezen, maar Din<strong>de</strong>rd wist ook welke kant zou winnen. Haar<br />

ambitie brand<strong>de</strong> als een hete vlam en zo’n kans kwam misschien nooit meer.<br />

‘Kleed je uit,’ beval Din<strong>de</strong>rd.<br />

‘Ik... eh.’ Asca wist een glimlach op haar gezicht te toveren. Ze rommel<strong>de</strong><br />

wat in haar tas en haar hand kwam tevoorschijn met een klein flesje parfum en<br />

een paar lief<strong>de</strong>slinten. ‘Geef mij even <strong>de</strong> tijd mij voor te berei<strong>de</strong>n. Voor een<br />

minnaar wil ik... wat speciale dingen doen.’<br />

‘Wat... Wat voor dingen?’ vroeg Din<strong>de</strong>rd, en hij merkte dat hij een mensenlichaam<br />

droeg. Zijn keel was droger dan normaal en zijn geslacht begon te ontwaken.<br />

‘Speciále dingen,’ antwoord<strong>de</strong> Asca. ‘Een verrassing. Het zal je plezier<br />

enorm vergroten.’<br />

‘Goed, maar schiet wel op!’ Het klonk heser dan Din<strong>de</strong>rd had bedoeld. Was<br />

het warmer in <strong>de</strong> kamer gewor<strong>de</strong>n?<br />

Asca wees naar het waskamertje. ‘Als je even wilt wachten, burger. Ik roep<br />

zodra ik klaar ben!’<br />

‘Hmpf.’ Onwillig banjer<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd naar het waskamertje en enigszins gebukt<br />

ging hij naar binnen. Achter hem sloot Asca <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur. Din<strong>de</strong>rd probeer<strong>de</strong><br />

ontstemd te zijn, alhoewel dat niet helemaal lukte. Hij zou het haar vannacht<br />

en morgenochtend in duizendvoud laten terugbetalen. Maar on<strong>de</strong>rtussen... Er<br />

was helemaal niks mis met dat gespier<strong>de</strong> lichaam van haar!<br />

45


Zijn geslacht stem<strong>de</strong> knikkend in.<br />

9<br />

Op <strong>de</strong> wereld <strong>de</strong>r stervelingen had<strong>de</strong>n Dag en Nacht elkaar een etmaal achtervolgd,<br />

alhoewel in <strong>de</strong> Hemelse Vel<strong>de</strong>n er niet veel aandacht werd geschonken<br />

aan het verglij<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> tijd.<br />

Go<strong>de</strong>n waren voor eeuwig.<br />

Zelfs als ze vergeten wer<strong>de</strong>n.<br />

‘Je bent vrolijk, va<strong>de</strong>r,’ merkte Yno op.<br />

Din<strong>de</strong>rd - weer compleet in één lichaam - maakte enkel een nietszeggend gebaar<br />

terwijl er een dromerige blik in zijn ogen lag. De god <strong>de</strong>r dieven hing lui<br />

on<strong>de</strong>ruitgezakt in een van <strong>de</strong> stoelen van haar toneelpaleis en wierp keer op<br />

keer een stel dobbelstenen op een lage speeltafel. Vanzelfsprekend was het<br />

keer op keer zes en zes ogen. Dat had niets met geluk te maken. Met <strong>de</strong> stenen<br />

van Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten was het onmogelijk wat an<strong>de</strong>rs dan tweemaal<br />

zes te gooien.<br />

‘Ik neem aan dat je reisje naar <strong>de</strong> stervelingenwereld een succes was. Je hebt<br />

<strong>de</strong> drie vrouwen bestraft voor hun gebrek aan respect?’ ging Yno ver<strong>de</strong>r.<br />

Ein<strong>de</strong>lijk leek Din<strong>de</strong>rd zijn dochter te horen. Hij knipper<strong>de</strong> met zijn ogen en<br />

keek haar aan. ‘Uh... ja, <strong>de</strong> stervelingenwereld. Het was een groot succes.’<br />

‘Je hebt dus elk van <strong>de</strong> zusters ontstolen wat haar het liefst was,’ conclu<strong>de</strong>er<strong>de</strong><br />

<strong>de</strong> godin van toneelspelers, potsenmakers, jongleurs en muzikanten.<br />

De dobbelstenen stopten met rollen. ‘Nou, eh... Dat is te zeggen. Dat is niet<br />

helemaal het geval,’ antwoord<strong>de</strong> Din<strong>de</strong>rd.<br />

‘Vijf magiërs!’ riep Cyrel triomfantelijk terwijl ze haar kaarten op tafel leg<strong>de</strong>.<br />

‘De hoogste hand die er bestaat. Ik neem het geld en <strong>de</strong> ring.’ Ze keek haar tegenstan<strong>de</strong>r<br />

in <strong>de</strong> ogen. ‘Alleen het geld en <strong>de</strong> ring.’<br />

Xullened die Din<strong>de</strong>rd was keek met open mond naar <strong>de</strong> hand met vijf magiërs<br />

die zijn soli<strong>de</strong> koningshof overtrof. De slangendanseres had gewonnen!<br />

Dat was onmogelijk! De kaarten híel<strong>de</strong>n van hem.<br />

Toen daag<strong>de</strong> het Din<strong>de</strong>rd die Xullened was: Cyrel had valsgespeeld! Geniepig,<br />

kundig, gena<strong>de</strong>loos. Ze had van hem gewonnen.<br />

Toen Din<strong>de</strong>rd als Silgulass <strong>de</strong> volgen<strong>de</strong> dag met bonkend hoofd en een lege<br />

beurs wakker werd in het geheime huis, besefte hij wat er was gebeurd. Mayl<br />

had hem beroofd! Het duur<strong>de</strong> een menselijke hartenklop voordat hij wist hoe<br />

het was gebeurd: <strong>de</strong> kus.<br />

46


Mayl was lang niet zo ver heen geweest als ze zich had voorgedaan. En terwijl<br />

ze hem kuste - en natuurlijk was <strong>de</strong> donkere huismeesteres daardoor ook<br />

afgeleid - had <strong>de</strong> vuurdanseres vliegensvlug en blin<strong>de</strong>lings <strong>de</strong> kommen op het<br />

dienblad verwisseld.<br />

Ze had hem verleid, bespeeld, bedrogen. Hém.<br />

‘Ben je klaar, burgeres?’ riep Holus Quene, die Din<strong>de</strong>rd was, vanuit het washok.<br />

Zijn lichaam had er zin in. Híj had er zin in. Hij wil<strong>de</strong> beginnen! Bovendien<br />

was het koud in het washok.<br />

Op het ruisen van <strong>de</strong> regen na, bleef het stil.<br />

‘Burgeres? Asca?’<br />

Din<strong>de</strong>rd duw<strong>de</strong> het <strong>de</strong>urtje van het washok open en gluur<strong>de</strong> naar binnen.<br />

Lag ze soms klaar voor hem?<br />

De kamer was verlaten. De zwaarddanseres Asca was verdwenen met al<br />

haar spullen. En dat niet alleen. De stoel waar hij al zijn kleren had achtergelaten,<br />

was ook leeg.<br />

Ze had al zijn kleren en geld gestolen, en hem naakt achtergelaten in een<br />

herbergkamer...<br />

Ze had hém bestolen!<br />

‘Ik dacht dat het <strong>de</strong> bedoeling was <strong>de</strong> drie stervelingvrouwen te bestraffen?’<br />

vroeg Yno fijntjes.<br />

Din<strong>de</strong>rd maakte een nonchalant gebaar. ‘Het is niet belangrijk. Ik ben enkel<br />

van gedachten veran<strong>de</strong>rd. Dat is het voorrecht <strong>de</strong>r go<strong>de</strong>n.’ Een glimlach sier<strong>de</strong><br />

al zijn gezichten. ‘Je had ze moeten zien, Yno! De finesse, <strong>de</strong> durf, <strong>de</strong> vingervlugheid!<br />

Talent als dat moet niet wor<strong>de</strong>n afgestraft, maar bevor<strong>de</strong>rd! Het zou<br />

zon<strong>de</strong> zijn zulke drieste dievegges te bestelen!’<br />

Yno, godin van toneelspelers, potsenmakers, jongleurs en muzikanten, glimlachte.<br />

Ze herken<strong>de</strong> <strong>de</strong> symptomen. Haar va<strong>de</strong>r was weer eens verliefd. Het<br />

was dui<strong>de</strong>lijk niet ernstig <strong>de</strong>ze keer, slechts een bevlieging die voorbij zou zijn<br />

als het volgen<strong>de</strong> knappe gezichtje zijn pad kruiste. Hij zou echter <strong>de</strong> drie zussen<br />

geen kwaad meer doen. Gelukkig maar.<br />

Toneelspeelster die ze was, liet <strong>de</strong> godin niets van haar opluchting blijken,<br />

alhoewel haar va<strong>de</strong>r het waarschijnlijk toch niet zou merken. Het probleem<br />

met haar va<strong>de</strong>r was, dat hij enkel <strong>de</strong> diefstal zelf zag, maar nooit <strong>de</strong> gevolgen.<br />

En élke misdaad had gevolgen. Cyrel zou haar gelief<strong>de</strong> Sjli zijn verloren, Mayl<br />

haar uiterlijk en vertrouwen, en Asca haar zelfrespect en kracht. Drie zielen,<br />

voor eeuwig verminkt.<br />

Gelukkig was het niet zo gelopen, alhoewel geluk er weinig mee van doen<br />

had.<br />

47


Yno achter het masker van <strong>de</strong> kaarten<strong>de</strong>elster, <strong>de</strong>el<strong>de</strong> <strong>de</strong> kaarten aan <strong>de</strong> twee<br />

spelers. En hoe hard <strong>de</strong> kaarten ook van Din<strong>de</strong>rd met <strong>de</strong> Drie Gezichten hiel<strong>de</strong>n,<br />

zij dwong ze een an<strong>de</strong>re weg te volgen.<br />

Een koningshof voor haar va<strong>de</strong>r.<br />

Vijf magiërs voor <strong>de</strong> kleine slangendanseres, jongste dochter van Vial Twintigvinger.<br />

Yno achter het masker van <strong>de</strong> donkere huismeesteres, wees met haar vinger<br />

naar <strong>de</strong> drinkkom die geen slaapkruid bevatte.<br />

De kus was een gelukkig toeval, maar Yno’s vinger bleef naar <strong>de</strong> onschuldige<br />

drinkkom wijzen.<br />

Gelukkig was haar va<strong>de</strong>r nog bij zinnen genoeg om die kom te pakken en<br />

Mayl aan te bie<strong>de</strong>n. Zelf dronk hij gedachteloos zijn eigen kom met groen<br />

vuur, suiker en slaapkruid leeg.<br />

Yno achter het masker van <strong>de</strong> ou<strong>de</strong> bes met het bed<strong>de</strong>ngoed, fluister<strong>de</strong> on<strong>de</strong>raan<br />

<strong>de</strong> trap het volgen<strong>de</strong> toe aan zwaarddanseres Asca, oudste dochter van<br />

Vial Twintigvinger: ‘Vertrouw die man niet! Hij is een bedrieger! Twee weken<br />

gele<strong>de</strong>n was hij zogenaamd een Keizerlijk beambte. Een maand gele<strong>de</strong>n was<br />

hij juwelenhan<strong>de</strong>laar, en daarvóór weer een schrijver van nieuwspamfletten.<br />

Hij neemt jonge vrouwen mee naar boven en misbruikt ze!’<br />

Asca schrok, en knikte toen. ‘Dank je, moe<strong>de</strong>rtje,’ sprak ze en ze duw<strong>de</strong> Yno<br />

een duit in haar han<strong>de</strong>n. ‘Ik zal hem krijgen!’<br />

In het gipsen schijnpaleis in <strong>de</strong> Stad <strong>de</strong>r Go<strong>de</strong>n in <strong>de</strong> Hemelse Vel<strong>de</strong>n, zat <strong>de</strong><br />

god <strong>de</strong>r dieven tevre<strong>de</strong>n te mijmeren, terwijl Yno haar stille glimlach verborg<br />

achter een bre<strong>de</strong> waaier waarop dansen<strong>de</strong> hondjes waren geschil<strong>de</strong>rd.<br />

Voorlopig was haar va<strong>de</strong>r tevre<strong>de</strong>n gesteld. In ie<strong>de</strong>r geval tot zijn volgen<strong>de</strong><br />

avontuur.<br />

En wat dat zou zijn?<br />

Ze had geen i<strong>de</strong>e, maar ongetwijfeld iets met veel durf, complicaties en<br />

spektakel. Het zou vast en zeker weer een mooi schouwspel wor<strong>de</strong>n.<br />

48

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!