29.09.2013 Views

inlaatspruitstuk smoorklephuis - Renault Vel Satis

inlaatspruitstuk smoorklephuis - Renault Vel Satis

inlaatspruitstuk smoorklephuis - Renault Vel Satis

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

77 11 311 024<br />

Motor en randorganen<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

DRUKVULLING<br />

BRANDSTOFTOEVOER<br />

DIESELINSPUITING<br />

VOORVERWARMING<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

STARTEN - LADEN<br />

ONTSTEKING<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

KOELSYSTEEM<br />

UITLAAT<br />

BRANDSTOFTANK.<br />

MOTOROPHANGING<br />

De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document<br />

beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat<br />

dit document werd samengesteld.<br />

Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds<br />

constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht.<br />

BJ0E - BJ0J - BJ0K - BJ0M - BJ0P - BJ0V<br />

Editie 2 - DECEMBER 2001<br />

© RENAULT 2001<br />

Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan <strong>Renault</strong>.<br />

EDITION NEERLANDAISE<br />

Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het<br />

overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de<br />

onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van<br />

<strong>Renault</strong>.


10A<br />

11A<br />

12A<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Inhoud<br />

Blz.<br />

Identificatie 10A-1<br />

Olieverbruik 10A-2<br />

Oliedruk 10A-3<br />

Motor en versnellingsbak 10A-4<br />

Ondercarter 10A-13<br />

Oliepomp 10A-19<br />

Oliekoeler 10A-22<br />

Oliepeilzender 10A-24<br />

Oliefilter 10A-25<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem 11A-1<br />

Distributieketting 11A-34<br />

Cilinderkoppakking 11A-35<br />

Nokkenas 11A-72<br />

INLAATSPRUITSTUK<br />

SMOORKLEPHUIS<br />

Gegevens 12A-1<br />

Luchtinlaat 12A-7<br />

Luchtfilter 12A-11<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> 12A-14<br />

Verdelerhuis 12A-19<br />

Afslagsysteem 12A-20<br />

Motor F4R met turbocompressor<br />

Inlaatspruitstuk 12A-24<br />

Motor V4Y<br />

Variabele inlaat 12A-27<br />

Inlaatspruitstuk 12A-28<br />

Inlaatluchtverdeler 12A-30<br />

Spruitstuk en inlaatluchtverdeler 12A-32<br />

Motor G9T<br />

Inlaatspruitstuk 12A-34<br />

Inlaatluchtverdeler 12A-38<br />

Inlaatluchtverdeler - Turbulentieklep<br />

12A-39<br />

12B<br />

13A<br />

Motor<br />

en randorganen<br />

Blz.<br />

Motor P9X<br />

Inlaatluchtverdeler 12A-40<br />

Inlaatspruitstukken 12A-43<br />

Uitlaatspruitstuk 12A-47<br />

Motor V4Y<br />

Voorste uitlaatspruitstuk 12A-48<br />

Achterste uitlaatspruitstuk 12A-49<br />

Motor G9T<br />

Uitlaatspruitstuk 12A-50<br />

Motor P9X<br />

Uitlaatspruitstuk voorste<br />

cilinderrij 12A-52<br />

Uitlaatspruitstuk achterste<br />

cilinderrij 12A-55<br />

Tussenbuizen uitlaat 12A-57<br />

Spruitstukken en tussenbuizen<br />

uitlaat 12A-60<br />

EGR-klep - Warmtewisselaar 12A-61<br />

DRUKVULLING<br />

Drukregelklep 12B-1<br />

Antipompage-klep 12B-2<br />

Drukregelklep 12B-3<br />

Drukregeling 12B-4<br />

Turbocompressor 12B-6<br />

Tussenkoeler 12B-19<br />

BRANDSTOFTOEVOER<br />

Benzinetoevoercircuit 13A-1<br />

Dieselbrandstoftoevoercircuit 13A-3<br />

Benzinefilter 13A-5<br />

Brandstoffilter 13A-6<br />

Hoofdinspuitbuis - Verstuivers 13A-8<br />

Voedingspomp 13A-11<br />

Controle van de<br />

voedingsdruk 13A-12<br />

Controle van de opbrengst van de<br />

voedingspomp 13A-14<br />

Controle brandstofdruk en<br />

-opbrengst 13A-16<br />

Antidampbelsysteem 13A-17<br />

Editie 2


B13 DIESELINSPUITING<br />

Blz.<br />

Gegevens 13B-1<br />

Bijzonderheden 13B-7<br />

Reinheid 13B-15<br />

Plaats van de organen 13B-19<br />

Hogedrukpomp 13B-30<br />

Verstuiver 13B-49<br />

Hoofdinspuitbuis 13B-61<br />

Hogedrukleidingen 13B-70<br />

Opname element druk 13B-75<br />

Opname element druk<br />

hoofdinspuitbuis, 13B-76<br />

Drukregelaar 13B-77<br />

Brandstoftemperatuurzender 13B-79<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis 13B-80<br />

Opname element gaspedaal 13B-87<br />

Rekeneenheid 13B-88<br />

Vermogensrekeneenheid 13B-90<br />

Inspuitlampje 13B-92<br />

Startvergrendeling 13B-94<br />

Strategie inspuitsysteem -<br />

Airconditioning 13B-95<br />

Stationair toerental correctie 13B-97<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen 13B-99<br />

Snelheidsregelaar met<br />

afstandsregelaar 13B-103<br />

Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />

13B-106<br />

Antidampbelsysteem 13B-108<br />

Aansluitingen van de rekeneenheid 13B-109<br />

Aansluitingen van vermogensrekeneenheid<br />

13B-113<br />

13C<br />

14A<br />

16A<br />

17A<br />

VOORVERWARMING<br />

Blz.<br />

Rekeneenheid voorverwarming 13C-1<br />

Voorverwarmingsstiften 13C-3<br />

Regeling voor/naverwarming 13C-5<br />

ANTILUCHTVERONTREINIGING<br />

Carterventilatie 14A-1<br />

Carterventilatie 14A-5<br />

Uitlaatgas-<br />

recirculatie 14A-10<br />

Uitlaatgas-<br />

aanzuiging 14A-12<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo 16A-1<br />

Startmotor 16A-10<br />

ONTSTEKING<br />

Statische ontsteking 17A-1<br />

Bougies 17A-3<br />

Editie 2


17B INSPUITSYSTEEM BENZINE<br />

Blz.<br />

Plaats van de organen 17B-1<br />

Opname element gaspedaal 17B-9<br />

Rekeneenheid 17B-10<br />

Bijzonderheden 17B-12<br />

Inspuitlampje 17B-14<br />

Startvergrendeling 17B-16<br />

Strategie inspuitsysteem -<br />

Airconditioning 17B-17<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> 17B-20<br />

Stationair toerental correctie 17B-22<br />

Adaptieve correctie stationair<br />

toerental 17B-24<br />

Mengselregeling 17B-25<br />

Adaptieve mengselcorrectie 17B-29<br />

Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />

17B-31<br />

Nokkenasverstellers 17B-33<br />

Koelvloeistofverwarmingselement 17B-34<br />

Regeling van de<br />

turbodruk 17B-36<br />

Snelheidsregelaar<br />

Afstandsregelaar -<br />

Snelheidsbegrenzer 17B-38<br />

Bijzonderheden "On Board<br />

Diagnostic" 17B-41<br />

Oplichten van het lampje "On<br />

Board Diagnostic" 17B-42<br />

Omstandigheden "On Board<br />

Diagnostic" 17B-43<br />

Diagnose detectie ontstekingsuitval 17B-44<br />

Diagnose van de katalysator 17B-45<br />

Diagnose van de lambda sonde 17B-46<br />

Bijzonderheden "On Board<br />

Diagnostic" 17B-47<br />

Diagnose detectie ontstekingsuitval 17B-50<br />

Diagnose van de katalysator 17B-51<br />

Diagnose van de lambda sonde 17B-52<br />

Diagnose brandstofaanvoer 17B-53<br />

Aansluitingen van de rekeneenheid 17B-54<br />

19A<br />

19B<br />

19C<br />

19D<br />

KOELSYSTEEM<br />

Blz.<br />

Gegevens 19A-1<br />

Vullen - ontluchten 19A-2<br />

Controle 19A-3<br />

Schema 19A-4<br />

Thermostaat 19A-9<br />

Radiateur 19A-10<br />

Waterpomp 19A-12<br />

UITLAAT<br />

Algemeen 19B-1<br />

Overzicht van de lijnen 19B-2<br />

Katalysator 19B-4<br />

Voorste voorkatalysator 19B-7<br />

Achterste voorkatalysator 19B-8<br />

Voorkatalysator 19B-9<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Leegpompen van de brandstoftank 19C-1<br />

Brandstoftank 19C-3<br />

Vulhals 19C-6<br />

Pomp/tankelement 19C-7<br />

Tankelement 19C-9<br />

Benzinefilter 19C-10<br />

MOTOROPHANGING<br />

Pendelophanging 19D-1<br />

Editie 2


Type auto Motor<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Identificatie<br />

Versnellingsbak<br />

automatische<br />

transmissie<br />

10A-1<br />

110A<br />

Inhoud<br />

(cm 3 )<br />

Te raadplegen werkplaatshandboek, afhankelijk van het type motor:<br />

– motor F4R MR Mot. F4 en de Service Mededeling van motor F4R,<br />

– motor G9T MR Mot. G9T,<br />

– motor P9X MR Mot. P9X,<br />

– motor V4Y MR Mot. V4Y,<br />

Boring<br />

(mm)<br />

Slag<br />

(mm)<br />

10A<br />

Compressieverhouding<br />

BJ0K F4R turbo PK 6 SU1 1998 82,7 93 9,5/1<br />

BJ0E- BJ0F<br />

BJ0G - BJ0H<br />

G9T PK 6 SU1 2188 87 92 18/1<br />

BJ0J P9X - SU1 2958 87,5 82 18,5/1<br />

BJ0V V4Y - SU1 3498 95,5 81,4 10,3/1


MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Olieverbruik<br />

PROCEDURE VOOR HET UITVOEREN VAN EEN OLIEVERBRUIKSTEST<br />

10A-2<br />

10A<br />

a) Vullen tot maximumpeil<br />

Dit moet gebeuren bij warme motor (koelventilateur een keer ingeschakeld) en daarna stilstand van 15 minuten<br />

zodat zo veel mogelijk olie is teruggekeerd in het ondercarter.<br />

Controleer het oliepeil met de peilstaaf.<br />

Noteer de hoeveelheid olie die nodig is om het maximumpeil te bereiken.<br />

Verzegel de aftapplug (verfstip op de vuldop en op de aftapplug van het ondercarter) om later te kunnen<br />

controleren of deze niet zijn losgeweest.<br />

b) Testafstand<br />

Laat de klant ongeveer 2 000 km rijden of tot net voordat het minimum oliepeil is bereikt op de peilstaaf.<br />

c) Vullen tot maximumpeil<br />

Dit moet gebeuren bij warme motor (koelventilateur een keer ingeschakeld) en daarna stilstand van<br />

15 minuten.<br />

Controleer het oliepeil met de peilstaaf.<br />

Noteer de hoeveelheid olie die nodig is om het maximumpeil te bereiken.<br />

Noteer de kilometerstand en bereken de afgelegde afstand sinds het begin van de test.<br />

d) Berekening van het olieverbruik<br />

OLIEVERBRUIK =<br />

Bijgevulde hoeveelheid olie (liters)<br />

km (in duizendtallen)


CONTROLE<br />

De oliedruk moet bij warme motor (ongeveer 80 °C)<br />

worden gecontroleerd.<br />

Samenstelling van de controleset Mot. 836-05.<br />

GEBRUIK<br />

Motor<br />

F4R<br />

Motor<br />

G9T<br />

Sluit de manometer aan op de plaats van het<br />

oliedrukcontact.<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliedruk<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 836-05 Oliedrukcontroleset<br />

Mot. 1658 Wartel voor het meten van de druk<br />

bij motor P9X en V4Y<br />

Motor<br />

P9X<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Lange dop van 22 mm<br />

Motor<br />

V4Y<br />

C + F F + E + C Mot. 1658 + F<br />

10A-3<br />

CONTROLE MOTOR<br />

Motor F4R<br />

Stationair 1 bar<br />

3000 tr/min 3 bar<br />

Motor G9T<br />

Stationair 1,6 bar<br />

3000 tr/min 4 bar<br />

Motor P9X<br />

Stationair: 1,5 bar<br />

4700 tr/min: 2,9 bar<br />

10A


MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Alle<br />

motortypes Motor en Versnellingsbak<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1202-01<br />

Mot. 1202-02<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en)<br />

Klembandtang<br />

Mot. 1372 Set voor het uitdraaien van<br />

afbreekbouten<br />

Mot. 1448 Lange klembandtang<br />

Mot. 1390 Motorsteun, meervoudig<br />

verstelbaar<br />

Mot. 1599 Gereedschap voor losmaken<br />

kachelradiateur<br />

T. Av. 476 Kogeltrekker<br />

Remklauwbouten 10,5<br />

Bouten schokdemperpoot 18<br />

Moer fuseekogel 11<br />

Bouten aandrijfasstofhoes 3<br />

Moer spoorstangkogel 3,7<br />

Bouten van de bovenste stang van de<br />

pendelophanging 10,5<br />

Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />

pendelophanging 2,1<br />

Bout pendelkap op motor 6,2<br />

Bouten koppel-reactiestang:<br />

– aan subframe 10,5<br />

– aan motor 18<br />

Bouten van de aluminium langsbalken<br />

aan onderste dwarsbalk 4,4<br />

Bouten van de trekstangen van de<br />

aluminium langsbalken 4,4<br />

Wielbouten 11<br />

10A-4<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

10A<br />

Hierbij moet u de auto met een spanriem aan de<br />

hefbrugarmen vastzetten om te voorkomen dat de<br />

auto van de hefbrug kantelt.<br />

Zie hoofdstuk 02A "Hefbrug" voor het vastzetten<br />

van de armen van de hefbrug.<br />

Bouw uit:<br />

– de accu,<br />

– de voorwielen,<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de spatplaten rechts en links en de bescherming aan<br />

de zijkant.<br />

Tap af:<br />

– het met behulp van het vulstation,<br />

– het koelsysteem via de onderste radiateurslang,<br />

– de versnellingsbak en de motor indien nodig.


Alle<br />

motortypes<br />

Bouw de benzineaanvoerslangen uit.<br />

Dieselmotor<br />

Bouw de aanvoerslang (1) en de retourslang (2) uit op<br />

het filter en de stekkerverbinding (3).<br />

Alle motortypes<br />

Bouw uit:<br />

– de moeren van de onderste fuseekogels (gebruik<br />

indien nodig een inbussleutel afgezaagd op<br />

X = 22 mm om de kogels tegen te houden),<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-5<br />

10A<br />

– de remklauwen bij (4) en bevestig deze aan de<br />

veerpoten,<br />

– de stekkers van de opname elementen van het ABS<br />

(5),<br />

– de twee bevestigingen van de schokdemperpoten<br />

(6),<br />

– de spoorstangkogels met trekker T. Av. 476,<br />

– de twee bouten van de bevestigingsflens van de<br />

aandrijfas op de steun van het lagerblok (aan de<br />

rechterkant van de auto),<br />

– de bevestigingsbouten van de aandrijfasstofhoes<br />

(aan de linkerkant van de auto voor alle<br />

handgeschakelde versnellingsbakken PK6).<br />

Maak de aandrijfas vrij en bouw hem compleet met de<br />

naaf uit.<br />

Maak de stekkers los van de mistlichten.


Alle<br />

motortypes<br />

Bouw uit:<br />

– de schildbumper,<br />

– de slangen van de koplampsproeiers (alleen voor de<br />

auto's met xenonlampen),<br />

– het reservoir van de stuurbekrachtiging,<br />

– de koelluchthappers,<br />

– de inlaatgeluiddemper (alleen V4Y),<br />

– de accubak bij (7).<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-6<br />

10A<br />

Boor hiervoor de drie antidiefstalbouten in met een<br />

boor van ∅ 5 mm in het hart van de bout, en<br />

verwijder daarna de bouten met behulp van<br />

Mot. 1372.<br />

Bouw uit:<br />

– het luchtfilter,<br />

– de rekeneenheid, daarna zijn steun,<br />

– de gevlochten massastrips op de carrosserie,


Alle<br />

motortypes<br />

– de relaisplaat (8) en wip de zekeringhouder los<br />

bij (9),<br />

– de stekkers van de kabelbundel motor - interieur<br />

(10).<br />

BAK PK6<br />

Bouw uit:<br />

– de kabels van de bak bij (11),<br />

– de hydraulische bediening van de koppeling door het<br />

klemmetje te verwijderen bij (12).<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-7<br />

BAK SU1<br />

Bouw uit:<br />

– de kabel van de bak (13),<br />

– de versterkingsstang aan de bovenkant,<br />

10A


Alle<br />

motortypes<br />

– de luchtslangen op de tussenkoeler (F4R), op de<br />

smoorklep en bij (14) (G9T),<br />

– de slangen op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> en op de turbo<br />

(P9X),<br />

– de bovenste radiateurslang,<br />

– de stekker van de weerstand van de<br />

ventilateurmotor,<br />

– de koelventilateur,<br />

– de leidingen van de airconditioning op de<br />

compressor,<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-8<br />

10A<br />

– de twee leidingen op de condensor bij (15) en bouw<br />

ze uit.<br />

N.B.: sluit de leidingen en de compressor af met<br />

doppen zodat er geen vocht in het circuit komt.<br />

Bouw uit:<br />

– de stuurbekrachtigingsleiding bij (16),


Alle<br />

motortypes<br />

– de trekstangen (A),<br />

– de twee aluminium langsbalken (B),<br />

– de bevestigingen van de beschermplaat van de ABSeenheid,<br />

– de stekkers van de rekeneenheid van de<br />

voorverwarming (motor P9X),<br />

– de radar (zie hoofdstuk 83D "Snelheidsregelaar"),<br />

– de onderste bevestigingen van de koeleenheid (C),<br />

– de koeleenheid met de onderste dwarsbalk,<br />

– de koppelreactiestang,<br />

– de twee voorkatalysators (motor V4Y),<br />

– de flens van het uitlaatspruitstuk,<br />

– de flens van de uitlaatdemper (motor G9T),<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-9<br />

10A<br />

– de slangen van de kachelradiateur met behulp van<br />

het gereedschap Mot. 1599 bij (D).<br />

Maak de slangen van het koelsysteem los.<br />

Bouw uit:<br />

– de vacuümslang op de vacuümpomp,<br />

– de slang van de stuurbekrachtiging op de pomp.<br />

Motor G9T<br />

Maak de twee leidingen van de stuurbekrachtiging los<br />

op het stuurhuis en onder het oliecarter van de motor.


Alle<br />

motortypes<br />

Plaats het gereedschap Mot. 1390 onder de motor, de<br />

poten moeten beslist zo dicht mogelijk geplaatst zijn<br />

onder de grijze zones (bij A) zoals hieronder is<br />

aangegeven.<br />

Motor G9T<br />

Motor F4R<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-10<br />

Motor P9X<br />

Motor V4Y<br />

10A


Alle<br />

motortypes<br />

Bouw de steun uit van de pendelophanging rechts<br />

voor,<br />

N.B.: controleer of de motor rust op de steun<br />

Mot. 1390 voordat u de bouten compleet losdraait.<br />

Verwijder de moer (D) en tik met een bronzen drevel<br />

tegen de bout.<br />

N.B.: de poten van Mot. 1390 moeten de motor<br />

bijna raken, door met de drevel te tikken, zakt de<br />

motor op de steun.<br />

Verwijder het silent bloc (E).<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-11<br />

Motor F4R, P9X en V4Y<br />

Bouw de pendelsteun van de bak uit.<br />

10A


Alle<br />

motortypes<br />

Motor P9X<br />

Druk de motor naar voren, verwijder de hitteschilden,<br />

en verwijder daarna de katalysator.<br />

Alle motortypes<br />

Zet de carrosserie omhoog en druk daarbij de motor<br />

iets naar voren om de doorgang tussen het subframe<br />

en de versnellingsbak mogelijk te maken.<br />

Maak de motor vrij met behulp van Mot. 1390.<br />

INBOUWEN<br />

Plaats de motor met de versnellingsbak, in<br />

omgekeerde richting van uitbouwen, weer terug.<br />

Plaats:<br />

– de steun van de pendelophanging links,<br />

– de steun van de pendelophanging rechts,<br />

– de koppelreactiestang.<br />

Raadpleeg hoofdstuk 19D "Pendelophanging" voor<br />

de aantrekkoppels.<br />

Voeg remvloeistof bij in het reservoir voor het<br />

ontluchten van de koppeling.<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Motor en Versnellingsbak<br />

10A-12<br />

Ontlucht de koppeling (zie hoofdstuk 37A<br />

"Mechanische bedieningsorganen").<br />

Vul remvloeistof bij.<br />

Controleer de werking van de koppeling.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Vervang de afbreekbouten door nieuwe<br />

afbreekbouten.<br />

10A<br />

Vul:<br />

– de versnellingsbak met olie,<br />

– de motor met de voorgeschreven olie (indien nodig),<br />

– en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen - ontluchten").<br />

– en ontlucht het stuurbekrachtigingssysteem,<br />

– het aircocircuit met het vulstation.<br />

Smeer de remklauwbouten in met Loctite<br />

FRENBLOC en zet ze vast met het voorgeschreven<br />

koppel.<br />

LET OP: zet de remslang en de bedrading van het<br />

opname element ABS goed vast.<br />

Druk een paar keren op het rempedaal zodat de<br />

remzuigers aanliggen tegen de remblokken.<br />

Controleer de voortreinhoeken (zie hoofdstuk 07B<br />

"Afstelwaarden voor- en achtertreinhoeken").<br />

Afhankelijk van de uitrusting, controleer en stel af:<br />

– de snelheidsregelaar met afstandsregelaar (zie<br />

hoofdstuk 83D "Snelheidsregelaar"),<br />

– de xenonkoplampen (zie hoofdstuk 83C<br />

"Telematicasysteem").


MOTOR F4R<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten ondercarter 1,5<br />

Bouten koppel-reactiestang:<br />

– aan subframe 10,5<br />

– aan motor 18<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Verwijder de beschermplaat onder de motor.<br />

Tap de motorolie af.<br />

Bouw uit:<br />

– de bouten (A) en (B) van de koppel-reactiestang,<br />

– het ondercarter.<br />

Reinig het pakkingvlak.<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Ondercarter<br />

10A-13<br />

INBOUWEN<br />

10A<br />

Plaats RHODORSEAL 5661 bij (A) aan weerskanten<br />

van hoofdlager nº 1, en bij (B) op de raakpunten van<br />

de afsluitplaat van de krukas en het motorblok.<br />

Monteer het ondercarter met een nieuwe afdichting en<br />

zet de bouten 1, 6, 10, 15, 18 vast met een eerste<br />

aantrekkoppel van 0,8 daN.m, en daarna met<br />

1,5 daN.m in de hieronder aangegeven volgorde.


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de kappen van de motor,<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de steun van de stuurbekrachtigingsleidingen.<br />

Tap de motorolie af.<br />

Wip de twee leidingen los van de stuurbekrachtiging<br />

en druk ze opzij.<br />

Bouw het ondercarter uit.<br />

Reinig het pasvlak.<br />

INBOUWEN<br />

AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />

Bouten ondercarter 0,9<br />

Plaats RHODORSEAL 5661 bij (1).<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Ondercarter<br />

10A-14<br />

10A<br />

Plaats:<br />

– het ondercarter met een nieuwe afdichting en zet de<br />

bouten vast met een eerste aantrekkoppel van<br />

0,5 daN.m, en daarna met 0,9 daN.m in de<br />

aangegeven volgorde,<br />

– de bevestigingen van de<br />

stuurbekrachtigingsleidingen.<br />

Vul de motorolie bij.


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten ondercarter 2,5<br />

Bevestigingsbouten van de<br />

aircocompressor<br />

– diameter 10 5<br />

– diameter 8 2,5<br />

Bouten van de oliepeilzender 1<br />

Tap de motorolie af.<br />

UITBOUWEN<br />

Bouw uit:<br />

– de luchtslang op het <strong>inlaatspruitstuk</strong>,<br />

– de oliepeilstaaf en de bevestigingen van de<br />

peilstaafgeleider,<br />

– de olieretourslang op het ondercarter,<br />

– de stekker van de oliepeilzender,<br />

– de koppel-reactiestang en zijn steun op het<br />

ondercarter,<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Ondercarter<br />

10A-15<br />

– de aandrijfriem van de hulporganen.<br />

10A<br />

Verwijder de aandrijfriem hulporganen (zie<br />

hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen").<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestiging van de hulporganensteun op het<br />

ondercarter,<br />

– de bevestigingen van de aircocompressor en druk de<br />

hulporganensteun iets weg van het ondercarter,<br />

– les bevestigingen van het ondercarter,<br />

– het ondercarter door middel de de hiervoor<br />

bestemde uitsparingen.


MOTOR P9X<br />

REINIGEN<br />

De pakkingvlakken van de aluminium onderdelen<br />

mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />

Reinig de pakkingvlakken met behulp van Décapjoint<br />

om de op het ondercarter en op het motorblok<br />

achtergebleven pakkingresten op te lossen.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen ; laat<br />

het ongeveer tien minuten inwerken en veeg het<br />

metaal met een houten spatel schoon.<br />

Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te werk<br />

gaat.<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Ondercarter<br />

10A-16<br />

INBOUWEN<br />

10A<br />

Breng een strook RHODORSEAL 5661 met een<br />

diameter van ongeveer 3 tot 4 mm aan op het<br />

pakkingvlak van het ondercarter.<br />

Zet alle bouten van het ondercarter in de aangegeven<br />

volgorde vast met een aantrekkoppel van 2,5 daN.m.


MOTOR P9X<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Ondercarter<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Monteer de aandrijfriem hulporganen (zie<br />

hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen").<br />

Vul de motorolie bij.<br />

10A-17<br />

10A


MOTOR V4Y<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Ondercarter<br />

Voor het uitbouwen van het ondercarter gelden geen<br />

speciale bijzonderheden.<br />

Reinig het pasvlak.<br />

INBOUWEN<br />

AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />

Bouten ondercarter 1<br />

Zet de bouten vast met een aantrekkoppel van<br />

1 daN.m in de volgende volgorde:<br />

10A-18<br />

10A


MOTOR F4R<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliepomp<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Verwijder de beschermplaat onder de motor.<br />

Tap de motorolie af.<br />

Verwijder het ondercarter (zie hoofdstuk 10A<br />

"Ondercarter").<br />

Voor het uitbouwen-inbouwen van de oliepomp gelden<br />

geen bijzonderheden.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

10A-19<br />

10A


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPEL (in daN.m of/en)<br />

Bouten oliepomp 2,5<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Tap de motorolie af.<br />

Bouw uit:<br />

– het ondercarter (zie de methode in hoofdstuk 10A<br />

"Ondercarter"),<br />

– de bevestigingsbouten (1) van de oliepomp, draai<br />

bout (2) alleen los.<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliepomp<br />

10A-20<br />

10A<br />

Kantel het deksel van de oliepomp (zoals hieronder is<br />

aangegeven) waarbij het tandwiel (3) op zijn plaats<br />

moet blijven.<br />

INBOUWEN<br />

Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />

van uitbouwen.<br />

Raadpleeg hoofdstuk 10A "Ondercarter" voor het<br />

inbouwen van het ondercarter.


MOTORS<br />

P9X en V4Y<br />

Motor P9X<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliepomp<br />

Raadpleeg voor het uitbouwen-inbouwen van de oliepomp MR Mot. P9X.<br />

Motor V4Y<br />

Raadpleeg voor het uitbouwen-inbouwen van de oliepomp MR Mot. V4Y.<br />

10A-21<br />

10A


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />

Olieleiding op oliekoeler 3 ± 0,5<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

UITBOUWEN<br />

Bouw de schildbumper uit (zie hoofdstuk 54A.a<br />

"Uitbouwen schildbumper voor").<br />

Tap de oliekoeler af door de leiding aan de onderkant<br />

bij (1) los te maken.<br />

Bouw uit:<br />

– de leiding aan de bovenkant bij (2),<br />

– de twee klem bij (3),<br />

– de oliekoeler.<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliekoeler<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Momentsleutel<br />

Steeksleutel van 28 mm<br />

10A-22<br />

INBOUWEN<br />

Plaats:<br />

– de radiateur en de twee klemmetjes,<br />

– de leiding aan de onderkant.<br />

10A<br />

N.B.: het olie-omloophuis heeft een<br />

thermostaatsonde die de motorolie naar de<br />

oliekoeler tegenhoudt als de temperatuur ervan<br />

lager is dan 110 °C, de oliekoeler moet daarom<br />

worden gevuld voor hij wordt ingebouwd.


MOTOR P9X<br />

Vullen van de oliekoeler<br />

Maak de twee leidingen los op het olie-omloophuis bij<br />

(A) om het vullen van de oliekoeler te<br />

vergemakkelijken (ontluchting).<br />

Vul de oliekoeler met behulp van een spuit bij (B) tot hij<br />

de olie overstroomt.<br />

Sluit de leiding aan de bovenkant weer aan en<br />

verwijder de doorlaat bij (C) om verder te vullen met de<br />

spuit tot de olie overstroomt.<br />

Monteer de vulopening weer.<br />

Ga door met vullen tot de olie overstroomt via de<br />

leidingen aan de bovenkant (D) van het olieomloophuis.<br />

De inhoud van de oliekoeler en van de leidingen is<br />

ongeveer 0,8 liter.<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliekoeler<br />

10A-23<br />

10A<br />

Sluit de leidingen weer aan op het olie-omloophuis.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.


MOTOR G9T<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliepeilzender<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Bouw uit:<br />

– de kappen van de motor end e beschermplaat onder<br />

de motor,<br />

– de stekker de oliepeilzender,<br />

– de twee bevestigingsbouten van de oliepeilzender.<br />

N.B.: om beschadiging van de zender te<br />

voorkomen, is het zeer belangrijk hem zonder<br />

forceren uit te bouwen door hem voorzichtig<br />

linksom te draaien.<br />

INBOUWEN<br />

Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />

van uitbouwen.<br />

10A-24<br />

10A


MOTOR P9X<br />

MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />

Oliefilter<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1647 Kap voor uitbouwen van het<br />

oliefilter<br />

UITBOUWEN<br />

Tap het oliefilter af door de plug aan de onderkant te<br />

verwijderen.<br />

Verwijder het deksel van het oliefilter met behulp van<br />

Mot. 1647.<br />

Vervang het filter en de twee afdichtringen:<br />

– de O-ring op het deksel van het oliefilter,<br />

– de afdichtring op de aftapplug van het oliefilter.<br />

INBOUWEN<br />

AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />

Aftapplug van oliefilter 3,9<br />

Voor het inbouwen gelden geen bijzonderheden, ga te<br />

werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

10A-25<br />

10A


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-1<br />

111A<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1054 BDP-stift<br />

Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />

Mot. 1496 Afstelgereedschap<br />

nokkenaspoelies<br />

Mot. 1509 Blokkeergereedschap<br />

nokkenassen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Hoekverdraaisleutel<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />

Bout geleiderol 4,5<br />

Krukaspoeliebout 2 + 135° ±± 15°<br />

Spanrolmoer 2,8<br />

Bouten van de bovenste stang van de<br />

pendelophanging 10,5<br />

Bout pendelkap op motor 6,2<br />

Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />

pendelophanging 2,1<br />

Wielbouten 11<br />

11A


MOTOR F4R<br />

Hierbij moet beslist een spie op de krukas<br />

worden geplaatst (leverbaar via het magazijn,<br />

afzonderlijk of in een distributieset).<br />

Hierbij moet u altijd vervangen:<br />

– de moeren van de nokkenaspoelies,<br />

– de span- en geleiderollen.<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– het rechter voorwiel en de spatplaat,<br />

– de bescherming aan de zijkant.<br />

Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-2<br />

11A<br />

Breng de bovenkant (A) van het gereedschap in<br />

contact met het ondercarter.<br />

Stel het deel (A) af op het ondercarter met behulp van<br />

de bevestigingen (B).<br />

Til de motor omhoog bij (C), en draai de moeren (D)<br />

los.


MOTOR F4R<br />

Bouw uit:<br />

– de bouten van de stang (2) en verwijder de<br />

combinatie pendelophanging - uitslagbegrenzer,<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

"Spannen aandrijfriem hulporganen"),<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-3<br />

– de doppen van de nokkenassen,<br />

– de plug van het BDP-controlegat.<br />

11A


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Afstellen van de distributie<br />

Draai de krukas rechtsom (distributiezijde) zodat de inkepingen van de<br />

nokkenassen bijna horizontaal aan de onderkant liggen zoals hieronder is<br />

getekend. Breng vervolgens de BDP-stift Mot. 1054 op zijn plaats en zorg<br />

ervoor dat deze zich tussen de afstelgroef en het balanceergat bevindt.<br />

11A-4<br />

11A


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Draai de krukas langzaam verder in dezelfde richting tot de stift Mot. 1054 in<br />

de afstelgroef valt.<br />

In de afstelpositie moeten de inkepingen van de nokkenassen horizontaal<br />

aan de onderkant liggen, zie onderstaande tekening.<br />

11A-5<br />

11A<br />

Correcte stand Verkeerde stand (de stift zit in een balanceergat)


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Bouw uit:<br />

– de krukaspoelie waarbij u het vliegwiel met een<br />

schroevendraaier tegenhoudt,<br />

– het middelste distributiedeksel (1),<br />

– het bovenste distributiedeksel (2).<br />

11A-6<br />

11A


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Ontspan de distributieriem door de moer (1) van de<br />

spanrol los te draaien.<br />

Voor het afnemen van de distributieriem, verwijdert u<br />

de spanner (2) en let op dat de krukaspoelie niet<br />

valt (deze heeft geen spie).<br />

Verwijder de distributiepoelie van de krukas.<br />

11A-7<br />

11A


MOTOR F4R<br />

INBOUWEN<br />

Plaats Mot. 1496, op de einden van de nokkenassen.<br />

Controleer of de krukas goed in het BDP staat en<br />

de stift niet in een balanceergat zit (spie (5) van de<br />

krukas naar boven).<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-8<br />

Verkeerde stand<br />

Krukas goed geblokkeerd<br />

11A


MOTOR F4R<br />

Methode voor het losdraaien van de poelies van de<br />

inlaat- en de uitlaatnokkenassen<br />

Hierbij gebruikt u Mot. 1509.<br />

Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />

nokkenassen, en zet de moeren (8) vast met een<br />

aantrekkoppel van 8 daN.m.<br />

8<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-9<br />

11A<br />

Verwijder de moeren (1) van de uitlaatpoelie en van de<br />

inlaatpoelie.<br />

Verwijder het gereedschap Mot. 1509.


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Bij het vervangen van de distributieriem, moet u<br />

altijd de geleiderol en de spanrol vervangen.<br />

Let op dat de nok (1) van de spanrol goed in de groef<br />

(2) ligt.<br />

Plaats:<br />

– de distributieriem,<br />

– de spanrol (3) en zet de bevestigingsbout vast met<br />

4,5 daN.m,<br />

11A-10<br />

11A


MOTOR F4R<br />

Spannen van de riem<br />

N.B.: draai de spanrol niet linksom.<br />

Breng de merktekens (6) en (7) van de spanrol in lijn<br />

met een inbussleutel van 6 mm bij (B).<br />

Span de moer van de spanrol voor met 0,7 daN.m.<br />

Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />

nokkenaspoelies.<br />

Span de moeren van de poelies van de<br />

inlaatnokkenas en de uitlaatnokkenas voor met een<br />

aantrekkoppel van 3 daN.m.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-11<br />

Verwijder Mot. 1509 en Mot. 1496.<br />

11A<br />

Zet een met een potlood een merkteken (C) tussen de<br />

nokkenaspoelies en het nokkenaslagerhuis.<br />

VERWIJDER DE BDP-STIFT<br />

Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom.


MOTOR F4R<br />

Controle van de afstelling en de spanning<br />

Controle van de spanning:<br />

Draai de krukas bijna twee omwentelingen rechtsom<br />

(distributiezijde), en vlak voor het einde van de tweede<br />

omwenteling (een halve tand voor de door u eerder<br />

aangebrachte merktekens), plaatst u de BDP-stift<br />

(zodat deze tussen het balanceergat en het afstelgat<br />

op de krukwang rust) en draait u de distributie door tot<br />

in de afstelpositie.<br />

Voor het afstelgat<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-12<br />

Krukas goed geblokkeerd<br />

Verwijder de BDP-stift.<br />

11A<br />

Controleer of de merktekens van de spanrol in lijn<br />

liggen, herhaal anders de spanprocedure.<br />

Draai de moer van de spanrol maximaal een<br />

omwenteling los en houd de spanrol hierbij tegen met<br />

een 6 mm inbussleutel.<br />

Breng de merktekens op de spanrol in lijn, en zet de<br />

moer definitief vast met 2,8 daN.m.


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />

nokkenassen, en zet de moeren (8) vast met een<br />

aantrekkoppel van 8 daN.m.<br />

Verwijder de oude moeren van de poelies en<br />

vervang ze door nieuwe moeren.<br />

Zet de moeren van de poelies van de uitlaatnokkenas<br />

en de inlaatnokkenas vast met een aantrekkoppel van<br />

3 daN.m en daarna met een hoekverdraaiing van<br />

86 ± 16˚.<br />

Verwijder het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />

nokkenaspoelies, en de BDP-stift Mot. 1054.<br />

11A-13<br />

11A


MOTOR F4R<br />

Controle van de afstelling:<br />

Controleer, voordat u de afstelling<br />

van de distributie controleert, of de<br />

merktekens van de spanrol in lijn<br />

liggen.<br />

Plaats de BDP-stift (controleer of de<br />

eerder aangebrachte merktekens<br />

van nokkenaslagerhuis en poelies<br />

in lijn liggen).<br />

Plaats (zonder forceren) het<br />

nokkenasafstelgereedschap<br />

Mot. 1496 de inkepingen in de<br />

nokkenassen moeten horizontaal<br />

en aan de onderkant liggen. Als het<br />

gereedschap niet goed past, moet u<br />

de distributie en de riemspanning<br />

opnieuw afstellen.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-14<br />

11A


MOTOR F4R<br />

Plaats:<br />

– het onderste distributiedeksel,<br />

– het bovenste distributiedeksel,<br />

– de krukaspoelie voor de aandrijfriem hulporganen.<br />

Houd het vliegwiel tegen met een grote<br />

schroevendraaier en zet de bout van de krukaspoelie<br />

van de aandrijfriem hulporganen vast over een hoek<br />

van 115° ± 15°.<br />

N.B.:<br />

De bout van de krukaspoelie voor de hulporganen kan<br />

opnieuw worden gebruikt als de lengte onder de kop<br />

niet groter is dan 49,1 mm (anders moet u hem<br />

vervangen),<br />

smeer de nieuwe bout niet met olie. Een gebruikte bout<br />

moet u echter wel met olie smeren.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-15<br />

11A<br />

Plaats:<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

"Spannen van de distributieriem"),<br />

– de plug van het BDP-controlegat en smeer een<br />

druppel RHODORSEAL 5661 op de schroefdraad,<br />

– de nieuwe afsluitdoppen<br />

● van de inlaatnokkenas (Mot. 1487),<br />

● van de uitlaatnokkenas ( Mot. 1488),<br />

– de pendelophanging rechts en zet deze vast met de<br />

voorgeschreven aantrekkoppels (zie hoofdstuk 19D<br />

"Pendelophanging").


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de sierkap van de motor,<br />

– het rechter voorwiel en de spatplaat.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1534 Afstelgereedschap voor de<br />

inlaatnokkenas'<br />

Mot. 1537 Afstelgereedschap voor de<br />

uitlaatnokkenas<br />

Mot. 1536 BDP-stift<br />

Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />

Spanrolmoer 2,5<br />

Bout afstelgat van het BDP 2,2<br />

Bout pendelkap op motor 6,2<br />

Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />

pendelophanging 10,5<br />

Wielbouten 11<br />

11A-16<br />

11A<br />

Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />

Verwijder de pendelophanging rechts voor.<br />

Wip de elektroklep van de turbodrukregeling los van<br />

zijn steun.<br />

Bouw uit:<br />

– het silent bloc,<br />

– de akoestische massa en zijn steun op de langsbalk.


MOTOR G9T<br />

– het hijsoog (1),<br />

– het distributiedeksel (2),<br />

– de pendelsteun van de<br />

cilinderkop,<br />

– het opname element nokkenas<br />

(3).<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-17<br />

11A


MOTOR G9T<br />

Verwijder de plug van het BDP-controlegat.<br />

METHODE OM DE DISTRIBUTIE IN DE<br />

AFSTELPOSITIE TE ZETTEN<br />

Plaats het BDP merkteken (1) van de krukaspoelie<br />

voor de hulporganen bijna in het verticale vlak van de<br />

motor, zoals op de tekening hierna.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-18<br />

Breng de BDP-stift Mot. 1536 op zijn plaats.<br />

11A<br />

Draai de krukas rechtsom (distributiezijde), waarbij u<br />

tegen de BDP-stift Mot. 1536 blijft drukken, tot het<br />

afstelpunt van de distributie.<br />

De inkepingen van de nokkenassen moeten verticaal<br />

staan zoals op de tekening hierna is aangegeven.


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Het afstellen van de inlaat- en uitlaatnokkenassen<br />

gebeurt met behulp van Mot. 1534 en Mot. 1537.<br />

Plaats Mot. 1534 en Mot. 1537 in de inkepingen van<br />

de nokkenassen volgens onderstaande aanwijzingen.<br />

11A-19<br />

11A


MOTOR G9T<br />

Voor de inlaatnokkenas:<br />

Plaats Mot. 1534 door bout (1) met de hand vast te<br />

zetten.<br />

Draai de drie bouten (2) van de nokkenaspoelie<br />

maximaal een omwenteling los.<br />

Draai de inlaatnokkenas rechtsom met de<br />

bevestigingsbout van de naaf (3) (met behulp van een<br />

pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1534 goed aanligt<br />

tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (1)<br />

van Mot. 1534.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-20<br />

Voor de uitlaatnokkenas:<br />

11A<br />

Plaats Mot. 1537 door bout (4) met de hand vast te<br />

zetten.<br />

Draai de drie bouten (5) van de nokkenaspoelie<br />

maximaal een omwenteling los.<br />

Draai de uitlaatnokkenas rechtsom met de<br />

bevestigingsbout van de naaf (6) (met behulp van een<br />

pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1537 goed aanligt<br />

tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (4)<br />

van Mot. 1537.


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Ontspan de distributieriem door de bout (1) van de spanrol los te draaien.<br />

Bouw uit:<br />

– de drie bouten (2) en verwijder de uitlaatnokkenaspoelie.<br />

– de distributieriem.<br />

11A-21<br />

11A


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

INBOUWEN<br />

AFSTELMETHODE VAN DE DISTRIBUTIE<br />

Zet de krukas in het BDP (het BDP-merkteken van de<br />

krukaspoelie voor de hulporganen moet in de verticale<br />

as van de motor staan).<br />

Draai de drie bouten van de distributiepoelie van de<br />

inlaatnokkenas maximaal een omwenteling los.<br />

11A-22<br />

11A


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

Plaats de distributieriem, te beginnen bij het tussentandwiel (1), de geleiderol<br />

(2), de poelie van de inlaatnokkenas (probeer daarbij de bouten in het<br />

midden te houden van de sleuven in de poelie), de spanrol (3).<br />

Plaats de uitlaatnokkenaspoelie op de aandrijfriem, en daarna op de naaf van<br />

de nokkenas en probeer daarbij de bouten in het midden te houden van de<br />

sleuven in de poelie.<br />

Plaats de drie bevestigingsbouten van de poelie zonder ze vast te zetten.<br />

11A-23<br />

11A


MOTOR G9T<br />

SPANNING VAN DE DISTRIBUTIERIEM<br />

Controleer of het beweegbare deel van(1) Mot. 1537<br />

spanningsvrij omhoog en omlaag kan bewegen.<br />

Plaats een inbussleutel van 6 mm in de uitsparing (2)<br />

van het excentriek van de spanrol.<br />

Draai het excentriek van de spanrol linksom, tot het<br />

vlak (3) van het beweegbare deel (1) gelijk ligt met het<br />

bovenvlak (4) van Mot. 1537.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-24<br />

11A<br />

De beweegbare aanwijzer (5) van de spanrol moet in<br />

lijn liggen met de rand (6).<br />

Controleer of de bouten (8) niet tegen het einden<br />

stuiten van de sleuven in de nokkenaspoelies.<br />

Zet vast:<br />

– de bout (7) van de spanrol,<br />

– de bouten (8) van de nokkenaspoelies met een<br />

aantrekkoppel van 1 daN.m.


MOTOR G9T<br />

Verwijder de nokkenasafstelgereedschappen<br />

Mot. 1534, Mot. 1537 en de BDP-stift Mot. 1536.<br />

Draai de krukas bijna twee omwentelingen rechtsom<br />

(distributiezijde).<br />

Zet de krukas in het BDP (het BDP-merkteken van de<br />

krukaspoelie voor de hulporganen moet in de verticale<br />

as van de motor staan).<br />

Voor de inlaatnokkenas:<br />

Plaats Mot. 1534 door bout (1) met de hand vast te<br />

zetten.<br />

Draai de drie bouten (2) van de nokkenaspoelie<br />

maximaal een omwenteling los.<br />

Draai de inlaatnokkenas rechtsom met de<br />

bevestigingsbout van de naaf (3) (met behulp van een<br />

pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1534 goed aanligt<br />

tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (1)<br />

van Mot. 1534.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-25<br />

Voor de uitlaatnokkenas:<br />

11A<br />

Plaats Mot. 1537 door bout (4) met de hand vast te<br />

zetten.<br />

Draai de drie bouten (5) van de nokkenaspoelie<br />

maximaal een omwenteling los.<br />

Draai de uitlaatnokkenas rechtsom met de<br />

bevestigingsbout van de naaf (6) (met behulp van een<br />

pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1537 goed aanligt<br />

tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (4)<br />

van Mot. 1537.


MOTOR G9T<br />

Controle van de afstelling en de spanning<br />

Draai de bout (7) van de spanrol los waarbij u het<br />

excentriek tegenhoudt met een 6 mm inbussleutel.<br />

Draai het excentriek van de spanrol rechtsom, tot het<br />

vlak (9) van het beweegbare deel (1) gelijk ligt met het<br />

bovenvlak (4) van Mot. 1537.<br />

De beweegbare aanwijzer (5) van de spanrol moet<br />

zich in het midden van de groef (10) bevinden.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-26<br />

11A<br />

Zet vast:<br />

– de bout (7) van de spanrol met een aantrekkoppel<br />

van 2,5 daN.m,<br />

– de bouten (8) van de nokkenaspoelies met een<br />

aantrekkoppel van 1 daN.m.<br />

Verwijder de nokkenasafstelgereedschappen<br />

Mot. 1534, Mot. 1537 en de BDP-stift Mot. 1536.<br />

Monteer de plug in het gat voor de BDP-stift met een<br />

beetje RHODORSEAL 5661 op de schroefdraad en<br />

zet hem vast met een aantrekkoppel van 2,2 daN.m.


MOTOR G9T<br />

Plaats:<br />

– het distributiedeksel en zet de<br />

bouten vast met een<br />

aantrekkoppel van 1 daN.m,<br />

– de pendelsteun op de cilinderkop<br />

en zet de bouten vast met<br />

2,5 daN.m,<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde<br />

van uitbouwen.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-27<br />

11A


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />

Bout geleiderol 5<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Verwijder de beschermplaten van de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Tap de motorolie af.<br />

Bouw uit:<br />

– het rechter voorwiel,<br />

– de spatplaat rechts voor,<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-28<br />

111A<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1376 Motorblokkeergereedschap<br />

Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />

onderkant<br />

Bout spanrol 4,3<br />

Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />

pendelophanging 10,5<br />

Bevestigingsbout van de akoestische<br />

massa 2,1<br />

Bouten koppel-reactiestang:<br />

– aan subframe<br />

– op de motor<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Momentsleutel<br />

10,5<br />

18<br />

Wielbouten 11<br />

11A<br />

– de spoorstangkogel rechts voor,<br />

– de onderste fuseekogel rechts voor bij (1),<br />

– de twee bouten van de schokdemperpoot rechts voor<br />

bij (2),<br />

– de remklauw en bevestiging hem aan de schroefveer<br />

(3),<br />

– de stekker van het opname element van het ABS bij<br />

(4),<br />

– de beugel van het steunlager van de aandrijfas,<br />

– de rechter kant van de voortrein.


MOTOR P9X<br />

Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02<br />

onder de motor.<br />

Bouw uit:<br />

– de pendelophanging rechts voor en de akoestische<br />

massa,<br />

– de aanvoerslang en de retourslang (5) van de<br />

brandstof op het filter,<br />

– de stekker (6),<br />

– het brandstoffilter.<br />

Wip de aanvoerslang en de retourslang los.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-29<br />

– de luchtslang op de verdeler,<br />

– de aandrijfriem hulporganen,<br />

– de geleiderol (A).<br />

Maak de stekker los van het opname element<br />

vliegwiel.<br />

11A<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen van de stuurbekrachtigingspomp<br />

(zie hoofdstuk 36B "Stuurbekrachtigingspomp")<br />

en druk de pomp opzij zonder de leiding te<br />

vervormen,<br />

– de geleider van de peilstaaf.


MOTOR P9X<br />

Verwijder de bout van de koppel-reactiestang bij (7).<br />

N.B.: sluit de openingen van het brandstofsysteem<br />

af met doppen.<br />

LET OP: de uitlaatlijn kan beschadigen als de<br />

motor te ver omhoog gebracht wordt.<br />

Breng de motor omhoog met Mot. 1367-02 om de kap<br />

van de pendelophanging vrij te kunnen maken.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-30<br />

Maak de aircoleiding los bij (8).<br />

11A<br />

Druk het stuurbekrachtigingsreservoir opzij en<br />

verwijder zijn steun bij (9).<br />

Bouw uit:<br />

– de pendelsteun op de cilinderkop,<br />

– het distributiedeksel.


MOTOR P9X<br />

Laat de motor voldoende zakken om de bij de bout van<br />

de krukaspoelie voor de hulporganenriem te kunnen<br />

komen.<br />

Zet de merktekens (A) en (B) in lijn door de krukas<br />

rechtsom te draaien met de bout van de krukaspoelie<br />

aan distributiezijde.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-31<br />

11A<br />

Het merkteken LH van de nokkenas van de voorste rij<br />

moet in lijn liggen met het merkteken (C).<br />

Het merkteken RH van de nokkenas van de achterste<br />

rij moet in lijn liggen met het merkteken (D).<br />

Het merkteken (E) van het inspuitpomptandwiel moet<br />

in lijn liggen met het vaste merkteken (F) van het<br />

deksel van de tandwielgroep.


MOTOR P9X<br />

Ontspan de distributieriem door de automatische<br />

spanrol linksom te draaien met een inbussleutel van<br />

10 mm met een koppel van maximaal 4 daN.m en zet<br />

de rol vast met een inbussleutel van 6 mm bij (G).<br />

Bouw de distributieriem uit.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-32<br />

INBOUWEN<br />

11A<br />

Bij het vervangen van de distributieriem, moet u<br />

altijd de geleiderol en de spanrollen vervangen.<br />

Plaats de geleiderollen en zet deze vast met een<br />

aantrekkoppel van 5 daN.m.<br />

De kleinste geleiderol komt bovenaan bij (1).<br />

Plaats de spanrol en zet de centreernok (G) correct in<br />

het gat van de rol en zet hem vast met een<br />

aantrekkoppel van 4,3 daN.m.<br />

Druk de automatische spanrol samen door hem<br />

rechtsom te draaien met een inbussleutel van 10 mm<br />

met een koppel van maximaal 4 daN.m en zet de rol<br />

vast met een inbussleutel van 6 mm bij (H).


MOTOR P9X<br />

Monteer een nieuwe distributieriem en breng de<br />

merktekens op de riem in lijn met die op de tandwielen<br />

van de nokkenassen en van de inspuitpomp.<br />

Voor de nokkenas van de voorste rij moet het<br />

merkteken LH in lijn liggen met het merkteken van de<br />

distributieriem.<br />

Voor de nokkenas van de achterste rij moet het<br />

merkteken RH in lijn liggen met het merkteken van de<br />

distributieriem.<br />

Het merkteken van de inspuitpomppoelie moet in lijn<br />

liggen met het derde merkteken van de distributieriem.<br />

Maak de spanrol vrij door de inbussleutel van 6 mm te<br />

verwijderen die hem op zijn plaats hield.<br />

Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom en<br />

controleer het in lijn liggen van de merktekens, als dit<br />

niet correct is, begin dan overnieuw vanaf het plaatsen<br />

van de riem.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieriem<br />

11A-33<br />

11A<br />

Monteer de pendelophanging rechts en zet deze vast<br />

met de voorgeschreven aantrekkoppels (zie<br />

hoofdstuk 19A "Pendelophanging").<br />

Monteer de aandrijfas rechts voor (zie hoofdstuk 29A<br />

"Aandrijfas").<br />

N.B.: vervang altijd de twee O-ringen van de geleider<br />

van de peilstaaf.<br />

Monteer de bevestigingen van de<br />

stuurbekrachtigingspomp (zie hoofdstuk 36B<br />

"Stuurbekrachtigingspomp").<br />

Monteer de aandrijfriem hulporganen (zie<br />

hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen").<br />

Vul de motorolie tot het juiste peil.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.


MOTOR V4Y<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Distributieketting<br />

Voor het uitbouwen-inbouwen van de distributieketting<br />

moet de aandrijfgroep worden uitgebouwd, om op de<br />

juiste manier te kunnen werken.<br />

Zie MR V4Y.<br />

11A-34<br />

11A


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1054 BDP-stift<br />

Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />

Mot. 1496 Afstelgereedschap<br />

nokkenaspoelies<br />

Mot. 1509 Blokkeergereedschap<br />

nokkenassen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Hoekverdraaisleutel<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />

Bout geleiderol 4,5<br />

Krukaspoeliebout 2 + 135° ± 15°<br />

Spanrolmoer 2,8<br />

Bouten van kleppendeksel 1,2<br />

Bout van olieafscheider 1,2<br />

Bout pendelkap op motor 6,2<br />

Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />

pendelophanging 2,1<br />

Bouten van de bovenste stang van de<br />

pendelophanging 10,5<br />

Bouten onderste inlaatluchtverdeler 2,1<br />

Bouten van bobines 1,2<br />

Bouten inlaatluchtverdeler 0,9<br />

Bevestigingsbout tussenflens retour<br />

smering turbocompressor 0,8<br />

Bevestigingsbout retour<br />

turbocompressor 1<br />

Bevestigingsbouten katalysator 2,1<br />

Moeren nokkenaspoelies 3 + 84°<br />

Wielbouten 11<br />

11A-35<br />

11A


MOTOR F4R<br />

Hierbij moet u altijd vervangen:<br />

– de slangen van de tussenkoeler,<br />

– de spie op de krukas,<br />

– de moeren van de nokkenaspoelies.<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de katalysator (zie hoofdstuk 19B "Uitlaat").<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />

Bouw uit:<br />

– de distributieriem, zie de methode in hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem"..<br />

Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />

nokkenassen, en zet de moeren (1) vast met een<br />

aantrekkoppel van 8 daN.m.<br />

– de poelies.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-36<br />

11A<br />

Bouw uit:<br />

– de luchtslang van het schild van de turbo bij (2),<br />

– de slangen los op de ingang en de uitgang van de<br />

tussenkoeler bij (3).


MOTOR F4R<br />

Maak de stekkers los:<br />

– inspuitstukken bij (A),<br />

– van het opname element inlaatdruk bij (B),<br />

– van de bobines (C).<br />

Bouw uit:<br />

– benzinetoevoer,<br />

– de slang van de rembekrachtiging,<br />

– de slangen van de carterventilatie en de<br />

benzinedampafzuiging bij (D),<br />

– de stekker van de gemotoriseerde smoorklep bij (E).<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-37<br />

11A<br />

Bouw uit:<br />

– de slangen van de koeling van de turbocompressor<br />

bij (F),<br />

– de olie-afscheider,<br />

– de bouten van het kleppendeksel en tik dit verticaal<br />

omhoog met een bronzen drevel onder de<br />

"uitsteeksels" (1) en gebruik een beklede<br />

schroevendraaier (zodat het aluminium niet<br />

beschadigt) als hefboom bij (2).


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

– de nokkenassen en de klepstoters,<br />

– de slangen op de uitgang van het koelsysteem op de<br />

cilinderkop en de stekker van het opname-element<br />

koelvloeistoftemperatuur,<br />

– de bevestigingen van het huis van de<br />

koelvloeistofverwarmingselementen.<br />

11A-38<br />

11A


MOTOR F4R<br />

Bouw de cilinderkop uit.<br />

REINIGEN<br />

De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />

mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />

Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />

Décapjoint.<br />

Draag hierbij handschoenen.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />

ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />

met een houten spatel schoon.<br />

Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te<br />

werk gaat, zodat er geen vuil in de oliekanalen (in<br />

het motorblok en in de cilinderkop) terechtkomt.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-39<br />

CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK<br />

11A<br />

Controleer of het pakkingvlak niet vervormd is.<br />

Maximale vervorming: 0,05 mm.<br />

De cilinderkop mag niet worden gevlakt.<br />

Controleer de cilinderkop op eventueel aanwezige<br />

scheurtjes.


MOTOR F4R<br />

Zet de zuigers halverwege hun slag staan, zodat zij de<br />

kleppen niet kunnen raken bij het monteren van de<br />

nokkenassen.<br />

Leg de koppakking op zijn plaats en daarop de<br />

cilinderkop.<br />

Controleer de kopbouten en zet ze op de juiste<br />

wijze vast (zie hoofdstuk 07A "Vastzetten<br />

cilinderkop").<br />

Plaats:<br />

– de klepstoters,<br />

– smeer de lagerblokken van de nokkenassen met<br />

motorolie en plaats de nokkenassen<br />

LET OP: er mag geen olie terechtkomen op het<br />

pakkingvlak van het kleppendeksel.<br />

De nokkenassen herkent u aan een merkteken (A).<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-40<br />

11A<br />

Detail van het merkteken:<br />

– de merktekens (B) en (C) gelden alleen voor de<br />

leverancier,<br />

– het merkteken (C) dient voor de identificatie van de<br />

nokkenas:<br />

AM = Inlaat<br />

EM = Uitlaat


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

INBOUWEN<br />

Bij het demonteren-monteren van de cilinderkop,<br />

moet u op het volgende letten:<br />

– vervang altijd de moeren van de nokkenassen,<br />

– vervang altijd de slangen van de tussenkoeler,<br />

– het is van groot belang de hydraulische<br />

drukstiften van de klepstoters voor het monteren<br />

te vullen want zij lopen na enige tijd leeg.<br />

Als u de bovenkant (A) met uw duim kunt<br />

indrukken, moet u de drukstift vlak<br />

onderdompelen in een bakje dieselolie en daarmee<br />

vullen voordat u ze monteert.<br />

11A-41<br />

11A


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

METHODE VOOR HET VASTZETTEN VAN DE CILINDERKOP<br />

De bouten mogen opnieuw worden gebruikt als de lengte gemeten onder de kop niet groter is dan<br />

118,5 mm, anders moeten alle bouten worden vervangen.<br />

LET OP: zuig voor het vastzetten van de kopbouten de olie weg uit de bevestigingsgaten.<br />

Smeer de nieuwe bouten niet met olie. Gebruikte bouten moet u echter wel met olie smeren.<br />

Zet alle bouten in de hieronder aangegeven volgorde vast met een aantrekkoppel van 2 daN.m.<br />

11A-42<br />

11A<br />

Controleer of alle bouten vastzitten met 2 daN.m, en zet ze vervolgens (één voor één) vast over een hoek van<br />

165° ± 6°.<br />

De kopbouten worden hierna niet meer nagetrokken.


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Draai de inkepingen van de nokkenassen zoals op onderstaande tekening<br />

is aangegeven.<br />

N.B.: de pakkingvlakken moeten volkomen<br />

schoon, droog en vetvrij zijn (niet aanraken).<br />

Rol Loctite 518 uit op het pakkingvlak van het<br />

nokkenaslagerhuis tot dit een rode kleur heeft<br />

gekregen.<br />

11A-43<br />

15106-1S<br />

11A


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Monteer het kleppendeksel en zet het met het voorgeschreven aantrekkoppel vast.<br />

Methode voor het vastzetten van de kopbouten<br />

Montage<br />

Aantrekvolgorde van de<br />

bouten<br />

11A-44<br />

Loszetvolgorde van de<br />

bouten<br />

11A<br />

Aantrekkoppel<br />

(in daN.m)<br />

Handeling n˚ 1 22 - 23 - 20 - 13 - 0,8<br />

Handeling n˚ 2<br />

1 t/m 12<br />

14 t/m 19<br />

21 en 24<br />

- 1,2<br />

Handeling n˚ 3 - 22 - 23 - 20 - 13 -<br />

Handeling n˚ 4 22 - 23 - 20 - 13 - 1,2


MOTOR F4R<br />

N.B.: de pakkingvlakken moeten volkomen<br />

schoon, droog en vetvrij zijn (niet aanraken).<br />

Rol Loctite 518 uit op het pakkingvlak van het<br />

nokkenaslagerhuis tot dit een rode kleur heeft<br />

gekregen.<br />

Monteer de olieafscheider en zet hem volgorde vast<br />

met 1,3 daN.m .<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-45<br />

Vervangen van de nokkenaskeerringen<br />

11A<br />

Plaats de keerring van de uitlaatnokkenas met<br />

behulp van Mot. 1512 en de oude moer (1).<br />

Plaats de keerring van de inlaatnokkenas met behulp<br />

van Mot. 1517 en de oude bout (2).


MOTOR F4R<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Afstellen van de distributie<br />

LET OP: het is van groot belang dat u de einden<br />

van de krukas en van de nokkenassen, de boring<br />

in de poelies en de raakvlakken tussen krukas en<br />

poelie en nokkenas en poelie grondig ontvet om<br />

motorschade te voorkomen als gevolg van het<br />

slippen van de poelie op de krukas of de<br />

nokkenas.<br />

Plaats:<br />

– de distributieriem (houd u aan de methode uit<br />

hoofdstuk 07A "Spannen distributieriem"),<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

"Spannen aandrijfriem hulporganen"),<br />

– de nieuwe afsluitdoppen<br />

● van de inlaatnokkenas (Mot. 1487)<br />

● van de uitlaatnokkenas (Mot. 1488)<br />

– de pendelophanging rechts en zet deze vast met de<br />

voorgeschreven aantrekkoppels (zie hoofdstuk 19D<br />

"Pendelophanging").<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

Vullen - ontluchten).<br />

11A-46<br />

11A


CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

MOTOR G9T Cilinderkoppakking<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1202-01<br />

Mot. 1202-02<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en °)<br />

Klembandtang<br />

Mot. 1534 Afstelgereedschap voor de<br />

inlaatnokkenas<br />

Mot. 1536 BDP-stift<br />

Mot. 1537 Afstelgereedschap voor de<br />

uitlaatnokkenas<br />

Mot. 1448 Lange klembandtang<br />

Mot. 1505 Riemspanningsmeter<br />

Mot. 1549 Verstuivertrekker<br />

Spanrolmoer 2,5<br />

Bevestigingsbouten van de steun rechts<br />

voor 4,4<br />

Bevestigingsbouten van de steun rechts<br />

voor op de langsbalk 8,5<br />

Hogedrukleidingen 2,5<br />

Moer verstuiverflens bij vliegwielzijde 2,3<br />

Bevestigingsmoer hogedrukleidingen 2,5<br />

Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,3<br />

Bout flens van de leiding pomp/<br />

hoofdinspuitbuis 2,5<br />

Bevestigingsbouten tuimelaaras 1,3<br />

Bevestigingsbouten kleppendeksel 1,2<br />

Bevestigingsmoer turbocompressor 2,6<br />

Bevestigingsbout EGR-leiding 2,5<br />

Bout afstelgat van het BDP 2,2<br />

Wielbouten 11<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Torx-dop 18<br />

Sleutel voor hogedrukleidingen FACOM nummer<br />

DM19.<br />

Hoekverdraaisleutel<br />

Gereedschap voor het afpersen van de<br />

cilinderkop<br />

11A-47<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

11A<br />

LET OP: voor iedere reparatie, sluit u het<br />

diagnoseapparaat aan en opent u de communicatie<br />

met de rekeneenheid van het inspuitsysteem en<br />

controleert u of er geen druk meer is in de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Houd rekening met de temperatuur van de<br />

brandstof.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

HOUD U STIPT AAN DE<br />

REINHEIDSVOORSCHRIFTEN IN<br />

HOOFDSTUK 13B "BIJZONDERHEDEN EN<br />

REINHEID"


MOTOR G9T<br />

Bouw uit:<br />

– het rechter voorwiel,<br />

– de spatplaat rechts voor en de bescherming aan de<br />

zijkant,<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de sierkap van de motor,<br />

– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem"),<br />

– de spanrol,<br />

– de inlaatluchtslang van het luchtfilterhuis,<br />

– de luchtslang op de turbocompressor en op de<br />

ingang van de tussenkoeler.<br />

Maak de rubberen bescherming los en druk hem zo<br />

ver mogelijk naar achteren.<br />

Zet de klembanden (1) los.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-48<br />

Bouw uit:<br />

– de EGR-leiding (2),<br />

11A<br />

– de bescherming van de kabelbundel bij (3).


MOTOR G9T<br />

– de stekkers van de luchtelektrokleppen bij (4),<br />

– de slangen van de luchtdruk bij (5),<br />

– het geluiddempende materiaal.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-49<br />

Maak los:<br />

– de vacuümslang op de vacuümpomp,<br />

– de retourslang (6).<br />

11A<br />

Verwijder de slangen van de kachelradiateur bij (7).


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Bouw uit:<br />

– de stekkers van de<br />

koelvloeistofverwarmingselementen bij (8),<br />

– de bevestigingen van de voorste uitlaatbuis,<br />

– de bevestigingen van de turbo aan het<br />

uitlaatspruitstuk bij (9).<br />

11A-50<br />

11A


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Bouw uit:<br />

– de slang van de carterventilatie (10),<br />

– de stekkers van de verstuivers, van de voorverwarmingsstiften en van het<br />

opname element druk (11),<br />

– de brandstofretourslang (12) op de verstuivers en de hoofdinspuitbuis en<br />

bouw hem uit (denk eraan hem bij het monteren te vervangen).<br />

– de leiding van het inspuitsysteem (13) tussen de hogedrukpomp en de<br />

hoofdinspuitbuis zonder de strip (14) te beschadigen,<br />

– de verstuiverleidingen (15).<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

Bouw uit:<br />

– de hoofdinspuitbuis,<br />

– het beschermrubber en zijn metalen steun.<br />

11A-51<br />

11A


MOTOR G9T<br />

LET OP: bij het losdraaien van de wartels (1) van de<br />

verstuiverleidingen op de verstuiverhouders, moet u<br />

de bevestigingsmoeren (2) van de filterstelen met een<br />

sleutel tegenhouden.<br />

Draai de bouten van de hoofdinspuitbuis los.<br />

Verwijder de verstuivers met Mot. 1549.<br />

Breng kruipolie aan rondom de verstuiver.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-52<br />

11A<br />

Draai de bouten van de verstuiverflenzen geheel los,<br />

en plaats de klem van Mot. 1549 zoals op de tekening<br />

hierna is aangegeven.<br />

Draai de kartelring aan zodat de twee bekken<br />

aangrijpen op de vlakke zijden zonder ze met<br />

overdreven kracht vast te zetten.<br />

Plaats de balk van Mot. 1549 over de bouten van het<br />

kleppendeksel (zoals op de tekening hierna is<br />

aangegeven).<br />

Schroef de bout (3) in de klem tot de verstuiver<br />

vrijkomt. Doe hetzelfde bij de andere verstuivers.


MOTOR G9T<br />

Bouw uit:<br />

– het kleppendeksel,<br />

– de tuimelaarassen.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-53<br />

11A


MOTOR G9T<br />

REINIGEN<br />

De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />

mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />

Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />

Décapjoint.<br />

Draag hierbij handschoenen.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbouten van het koelvloeistofhuis op de cilinderkop,<br />

– de cilinderkop.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />

ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />

met een houten spatel schoon.<br />

Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te<br />

werk gaat, zodat er geen vuil in de oliekanalen (in<br />

het motorblok en in de cilinderkop) terechtkomt.<br />

11A-54<br />

CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK<br />

11A<br />

Controleer of het pakkingvlak niet vervormd is.<br />

Maximale vervorming: 0,05 mm.<br />

De cilinderkop mag niet worden gevlakt.<br />

Controleer de cilinderkop op haarscheurtjes door hem<br />

af te persen met het afpersgereedschap (bak met bij<br />

de betreffende cilinderkop behorende hulpstukken<br />

(plug, afsluitplaat, dop). De bak voor het afpersen van<br />

de cilinderkop heeft goedkeuringsnummer 664000.


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

INBOUWEN<br />

Plaats de cilinderkoppakking (de merktekens van de<br />

pakking aan de bovenkant), en vervolgens de<br />

cilinderkop.<br />

Plaats de zuigers halverwege om te voorkomen dat ze<br />

in contact komen met de kleppen bij het vastzetten<br />

van de cilinderkop.<br />

Zet de cilinderkop vast met de hoekverdraaisleutel<br />

(zie hoofdstuk 07A "Vastzetten cilinderkop").<br />

Monteer de tuimelaarassen in de volgende stand:<br />

– voor de uitlaatnokkenas: het eind van de tuimelaaras<br />

met de platte kant (1) aan distributiezijde,<br />

– voor de inlaatnokkenas: het eind van de tuimelaaras<br />

zonder de platte kant (2) aan distributiezijde.<br />

11A-55<br />

11A


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Zet de bouten van de tuimelaarassen in de voorgeschreven volgorde vast<br />

met een aantrekkoppel van 1,3 daN.m .<br />

11A-56<br />

11A


MOTOR G9T<br />

Plaats Rhodorseal 5661 in de hoeken van de<br />

nokkenaslagerkappen en in de halve maan.<br />

Distributiezijde<br />

Vliegwielzijde<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-57<br />

11A<br />

Plaats alle afdichtingen op het kleppendeksel.


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Plaats:<br />

– het kleppendeksel - <strong>inlaatspruitstuk</strong>,<br />

– de bevestigingsbouten van het kleppendeksel en draai ze aan, met een<br />

druppel Loctite Frenbloc op de bouten (1-2-4-6-8-10-12-13).<br />

Zet de bouten vast met 1,2 daN.m in de aangegeven aantrekvolgorde.<br />

11A-58<br />

11A


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

METHODE VOOR HET INBOUWEN VAN DE<br />

VERSTUIVERS<br />

Verwijder pas op het laatste moment de<br />

beschermdoppen van ieder onderdeel.<br />

Reinig de boringen van de verstuivers de verstuivers<br />

zelf en hun montagebeugels met een in nieuw<br />

oplosmiddel gedrenkte pluisvrije doek (gebruik de<br />

speciaal hiervoor bestemde doeken,<br />

bestelnr. 77 11 211 707).<br />

Droog alle onderdelen met een andere nieuwe doek.<br />

Reinig een van de oude bevestigingsbouten van de<br />

verstuiver en draai hem geheel in de<br />

bevestigingsgaten om de schroefdraad te reinigen.<br />

Plaats de nieuwe tapeinden (1) en de vulringen (2)<br />

voor het vastzetten van de verstuiver nadat u de<br />

schroefdraad met olie hebt ingesmeerd en zet ze met<br />

de hand vast tot het einde van de schroefdraad<br />

(0,2 daN.m). Na elke demontage moeten de<br />

tapeinden en de moeren worden vervangen.<br />

11A-59<br />

11A


MOTOR G9T<br />

Leg een nieuwe ring onder elke verstuiver.<br />

Monteer de verstuiver met zijn beugel en een<br />

borgveer.<br />

Smeer de schroefdraad van de moeren met olie.<br />

LET OP: zet de moer (A) aan distributiezijde<br />

eerst vast en daarna de moer (B) aan<br />

vliegwielzijde.<br />

Zet moer (A) vast met 0,6 daN.m, en daarna moer (B)<br />

met 0,6 daN.m.<br />

Distributiezijde eerst, daarna vliegwielzijde.<br />

Voer alleen bij moer (B) een hoekverdraaiing uit van<br />

360° ± 30° (moer aan vliegwielzijde).<br />

Draai de drie bevestigingsbouten van de<br />

hoofdinspuitbuis los zodat deze vrijkomt.<br />

Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />

verstuiverhouders en van de inspuitleidingen.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-60<br />

11A<br />

Monteer de inspuitleidingen tussen de<br />

hoofdinspuitbuis en de verstuivers en zet ze met de<br />

hand vast tot zijn aanliggen.<br />

Zet de drie bevestigingsbouten van de<br />

hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />

2,3 daN.m.<br />

Zet de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />

verstuivers en de hogedrukpomp vast met een<br />

aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />

Zet de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />

hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />

2,5 daN.m.<br />

Maak het bevestigingsklemmetje van de leiding<br />

pomp / hoofdinspuitbuis vast en zet de twee<br />

bevestigingsbouten vast.<br />

Monteer het afdichtschot met twee moeren aan het<br />

kleppendeksel.<br />

Zet de zijschotten van de bescherming van de<br />

hoofdinspuitbuis correct vast.<br />

Vouw de rubber slab van de bescherming van de<br />

hoofdinspuitbuis naar voren en klem hem vast.<br />

Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van<br />

de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van<br />

de onderdelen van het systeem erop letten dat zij<br />

goed zijn geplaatst (zie het hoofdstuk 13B<br />

"Bescherming van de hoofdinspuitbuis").<br />

Het niet naleven van deze voorschriften kan<br />

ernstige gevolgen hebben.<br />

Ga bij het verder monteren te werk in omgekeerde<br />

volgorde van uitbouwen.<br />

Gooi de zak met gebruikte doppen weg.


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Plaats:<br />

– de distributieriem, zie de methode in hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem".<br />

– de pendelophanging rechts en zet deze vast met de<br />

voorgeschreven aantrekkoppels (zie hoofdstuk 19A<br />

"Pendelophanging").<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Voordat u de motor start, wist u met het<br />

diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />

de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />

Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />

keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />

met het diagnoseapparaat in het menu "Commando<br />

van de actuators".<br />

Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />

brandstoflekkage is.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– laat de motor stationair draaien tot de<br />

koelventilateur inschakelt,<br />

– geef en paar keer onbelast gas,<br />

– maak een proefrit,<br />

– zet het contact af en controleer of er nergens<br />

brandstoflekkage is,<br />

– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />

nat is door brandstof.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

Vullen - ontluchten).<br />

11A-61<br />

11A


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Nokkenascassettebout<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Bouw de accu uit.<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />

Bouw uit:<br />

– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem"),<br />

– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />

"Inlaatluchtverdeler"),<br />

– de EGR-elektroklep (zie hoofdstuk 12B<br />

"EGR-elektroklep"),<br />

– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hogedrukleidingen"),<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1659 Blokkeergereedschap<br />

nokkenaspoelie<br />

Mot. 1562 Montagegereedschap<br />

nokkenaskeerringen<br />

– M6 1,2<br />

– M8 2,2<br />

Tapeind nokkenaslagerblok 4,3<br />

Bout nokkenaslagerblok 2,2<br />

Bout koelvloeistofbuis op voorste<br />

cilinderkop 2,5<br />

Carterbouten 2,5<br />

Bouten van de nokkenaspoelies 12<br />

Mot. 252-01 Meetgereedschap voor de<br />

zuigerhoogte<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Momentsleutel<br />

Hoekverdraaisleutel<br />

Gereedschap voor het afpersen van de<br />

cilinderkop<br />

11A-62<br />

11A<br />

– de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hoofdinspuitbuis").<br />

– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />

– de hogedrukleidingen op de inspuitpomp.<br />

Methode voor de cilinderkop van de voorste rij:<br />

Bouw uit:<br />

– de nokkenaspoelies met behulp van Mot. 1659,<br />

– het opname element van de stand van nokkenassen,<br />

– de bout bij (B),<br />

– het carter bij (C).


MOTOR P9X<br />

Bouw uit:<br />

– de nokkenascassette,<br />

– de klepstoters en noteer hun plaatsen,<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-63<br />

11A<br />

– de bevestigingen van het huisoog van de voorste rij,<br />

– het hitteschild van het voorste uitlaatspruitstuk,<br />

– de bevestigingen van het uitlaatspruitstuk van de<br />

voorste rij op de tussenbuis naar de<br />

turbocompressor bij (D),<br />

– de bouten van de koelslang op de cilinderkop van de<br />

voorste rij bij (E),<br />

– de bouten van de olieslang op de cilinderkop van de<br />

voorste rij,<br />

– de bouten van de cilinderkop van de voorste rij,<br />

– de cilinderkop van de voorste rij.


MOTOR P9X<br />

Methode voor de cilinderkop van de achterste rij:<br />

Bouw uit:<br />

– de nokkenaspoelie met behulp van Mot. 1659,<br />

– het carter bij (F).<br />

– de nokkenascassette,<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-64<br />

11A<br />

– de klepstoters en noteer hun plaatsen,<br />

– de bout van de dynamosteun op de cilinderkop van<br />

de achterste rij,<br />

– de uitgaande buis van de turbocompressor bij (G).<br />

Maak de koelvloeistofbuis vrij van de achterste<br />

cilinderkop.<br />

Bouw uit:<br />

– de bouten van de cilinderkop van de achterste rij,<br />

– de cilinderkop van de achterste rij.


MOTOR P9X<br />

REINIGEN<br />

De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />

mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />

Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />

Décapjoint.<br />

Draag hierbij handschoenen.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />

ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />

met een houten spatel schoon.<br />

Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te<br />

werk gaat, zodat er geen vuil in de oliekanalen (in<br />

het motorblok en in de cilinderkop) terechtkomt.<br />

CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK<br />

Controleer of het pakkingvlak niet vervormd is.<br />

Maximale vervorming: 0,07 mm.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-65<br />

11A<br />

De maximale vervorming van het pakkingvlak van de<br />

inlaat- en uitlaatspruitstukken is: 0,075 mm.<br />

De cilinderkop mag niet worden gevlakt.<br />

Controleer de cilinderkop op haarscheurtjes door hem<br />

af te persen met het afpersgereedschap (bak met bij<br />

de betreffende cilinderkop behorende hulpstukken<br />

(plug, afsluitplaat, dop). De bak voor het afpersen van<br />

de cilinderkop heeft goedkeuringsnummer 664000.<br />

METEN VAN DE ZUIGERHOOGTES<br />

Verwijder koolaanslag op de bovenkanten van de<br />

zuigers.<br />

Draai de krukas een omwenteling in de normale<br />

draairichting, zodat zuiger N° 1 het BDP nadert.<br />

Plaats het gereedschap Mot. 252-01.<br />

Plaats het gereedschap Mot. 252-01 met een<br />

meetklokje op de steunplaat Mot. 252-01 en zoek het<br />

BDP van de zuiger.<br />

N.B.: alle metingen moeten worden uitgevoerd op 15°<br />

ten opzichte van de lengteas van de motor.


MOTOR P9X<br />

KEUZE VAN DE CILINDERKOPPAKKING<br />

Markering Dikte Zuigerhoogte<br />

1 gat 1,15 mm 0,40 tot 0,46 mm<br />

2 gaten 1,2 mm 0,47 tot 0,53 mm<br />

3 gaten 1,25 mm 0,54 tot 0,60 mm<br />

N.B.: de cilinderkoppakkingen zijn op de volgende<br />

manier te herkennen:<br />

– het aantal gaten geeft de dikte van de koppakking<br />

aan bij (1)<br />

– de markering "L" is voor de voorste rij bij (2),<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-66<br />

11A<br />

– de markering "R" is voor de achterste rij bij (3).<br />

INBOUWEN (bijzonderheden)<br />

LET OP: zuig voor het vastzetten van de kopbouten<br />

de olie weg uit de bevestigingsgaten.<br />

Plaats de cilinderkoppakkingen, gecentreerd door<br />

twee doppen.<br />

Plaats de zuigers halverwege om te voorkomen dat ze<br />

in contact komen met de kleppen bij het vastzetten<br />

van de cilinderkop.<br />

Centreer de pakking met de centreerbussen.


MOTOR P9X<br />

Zet de cilinderkoppen vast met een momentsleutel en<br />

een hoekverdraaisleutel (zie hoofdstuk 07A<br />

"Vastzetten van de cilinderkop").<br />

Monteer de klepstoters na deze te hebben gesmeerd.<br />

Monteer de nokkenascassettes met nieuwe<br />

afdichtingen en gecentreerd op de doppen bij (3).<br />

Voorste rij<br />

Achterste rij<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-67<br />

11A<br />

Zet de cassettes vast met het voorgeschreven koppel<br />

en in de hieronder aangegeven volgorde.<br />

Achterste rij<br />

Voorste rij


MOTOR P9X<br />

Monteer de koelvloeistofbuis met nieuwe afdichtingen<br />

en zet hem vast met een aantrekkoppel van<br />

2,5 daN.m. op de cilinderkop van de voorste rij.<br />

Monteer de carters met een strook, van 1,2 mm in<br />

diameter, THREEBOND volgens onderstaand<br />

schema, na:<br />

– reinigen en ontvetten van de pakkingvlakken,<br />

– verwijderen van de afdichtingen van de nokkenassen<br />

en van de carters.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-68<br />

11A<br />

Zet de bouten met diameter:<br />

– M6 vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m,<br />

– M8 vast met een aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />

Zet de lagerblokken van de nokkenassen met een<br />

aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />

Zet de tapeinden vast met een aantrekkoppel van<br />

4,3 daN.m behalve de twee tapeinden van de<br />

buitenste lagerblokken, zet deze vast met een<br />

aantrekkoppel van 2,2 daN.m.


MOTOR P9X<br />

N.B.: vervang altijd de O-ring bij (4).<br />

Zet de carters vast met een aantrekkoppel van<br />

2,5 daN.m.<br />

Monteer de keerringen van de nokkenassen met<br />

behulp van Mot. 1562.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-69<br />

11A<br />

Monteer de nokkenaspoelies:<br />

– van de achterste rij, met het merkteken (1) ("RH")<br />

van de poelie in lijn met het merkteken (A),


MOTOR P9X<br />

– van de voorste rij, met het merkteken (2) ("LH") in lijn<br />

met het merkteken (B).<br />

Zet de poelies van de nokkenassen met een<br />

aantrekkoppel van 12 daN.m.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

11A-70<br />

11A<br />

Plaats:<br />

– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />

– de hogedrukleidingen op de inspuitpomp,<br />

– de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hoofdinspuitbuis").<br />

– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hogedrukleidingen"),<br />

– de EGR-elektroklep (zie hoofdstuk 12B "EGRelektroklep"),<br />

– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />

"Inlaatluchtverdeler"),<br />

– de distributieriem (zie de methode in hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem").<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen - ontluchten").


MOTOR V4Y<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Cilinderkoppakking<br />

Voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />

cilinderkoppakkingen moet de aandrijfgroep worden<br />

uitgebouwd. Voor de juiste werkmethode, raadpleegt u<br />

MR V4Y.<br />

11A-71<br />

11A


MOTOR G9T<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

Zie het boek G9T voor de bijzonderheden over het<br />

uitbouwen inbouwen van de nokkenassen en het<br />

vervangen van de nokkenaskeerringen.<br />

11A-72<br />

11A


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Nokkenascassettebout<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Bouw de accu uit.<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />

Bouw uit:<br />

– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem"),<br />

– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />

"Inlaatluchtverdeler"),<br />

– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hogedrukleidingen"),<br />

– de katalysator (zie hoofdstuk 19B "Katalysator").<br />

– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 929-01 Gereedschap voor het uitlijnen<br />

van de vertanding van het<br />

spelingcorrectietandwiel<br />

Mot. 1562 Montagegereedschap<br />

nokkenaskeerringen<br />

Mot. 1659 Blokkeergereedschap<br />

nokkenaspoelie<br />

– M6 1,2<br />

– M8 2,2<br />

Tapeinden van de middelste lagerblokken<br />

van de nokkenassen 4,3<br />

Tapeinden van de buitenste lagerblokken<br />

van de nokkenassen 2,2<br />

Bout nokkenaslagerblok 2,2<br />

Bouten van het afsluitcarter van de<br />

nokkenassen 2,5<br />

Bouten van de nokkenaspoelies 12<br />

Mot. 1662 Afstelgereedschap voor de<br />

klepspeling<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Momentsleutel<br />

Hoekverdraaisleutel<br />

11A-73<br />

11A<br />

Methode voor de nokkenassen van de voorste rij:<br />

Bouw uit:<br />

– de nokkenaspoelies met behulp van Mot. 1659,<br />

– het opname element van de stand van nokkenassen<br />

bij (A),<br />

– de bevestiging van de geleider van de peilstaaf op<br />

het carter bij (B),<br />

– de bout bij (C),<br />

– het carter bij (D).


MOTOR P9X<br />

IDENTIFICATIE VAN DE NOKKENASSEN<br />

Markeer de nokkenassen voor u deze uitbouwt.<br />

1 Uitlaatnokkenas voorste rij<br />

2 Inlaatnokkenas voorste rij<br />

3 Inlaatnokkenas achterste rij<br />

4 Uitlaatnokkenas achterste rij<br />

Bouw uit:<br />

– de lagerblokken van de nokkenassen en markeer<br />

hun posities,<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

11A-74<br />

11A<br />

– de twee nokkenassen en markeer hun posities.<br />

Methode voor de nokkenassen van de achterste<br />

rij:<br />

Bouw uit:<br />

– de nokkenaspoelie met behulp van Mot. 1659,<br />

– het carter bij (E).<br />

– de lagerblokken van de nokkenassen en markeer<br />

hun posities,<br />

– de nokkenassen en markeer hun posities.


MOTOR P9X<br />

REINIGEN<br />

De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />

mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />

Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />

Décapjoint.<br />

Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te werk<br />

gaat.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />

ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />

met een houten spatel schoon.<br />

INBOUWEN<br />

Smeer de nokken en de lagerblokken.<br />

Plaats het spelingcorrectietandwiel op de juiste<br />

manier, met de tanden in lijn met die van de<br />

nokkenaspoelie, gebruik Mot. 929-01<br />

Steek in (F) een pen van 3 mm om het<br />

spelingcorrectietandwiel op zijn plaats te houden ten<br />

opzichte van de nokkenas.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

11A-75<br />

11A<br />

Plaats de nokkenassen volgens de afstelling bij (G).<br />

Monteer de distributiecarters met een strook, van<br />

1,2 mm in diameter, THREEBOND volgens<br />

onderstaand schema, na:<br />

– reinigen en ontvetten van de pakkingvlakken,<br />

– verwijderen van de afdichtingen van de nokkenassen<br />

en van de carters.


MOTOR P9X<br />

Zet de bouten met diameter<br />

– M6 vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m,<br />

– M8 vast met een aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />

Zet de lagerblokken van de nokkenassen met een<br />

aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />

Zet de tapeinden vast met een aantrekkoppel van<br />

4,3 daN.m behalve de twee tapeinden van de<br />

buitenste lagerblokken, zet deze vast met een<br />

aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

11A-76<br />

N.B.: vervang altijd de O-ring bij (C).<br />

11A<br />

Zet de carters vast met een aantrekkoppel van<br />

2,5 daN.m.


MOTOR P9X<br />

Monteer de keerringen van de nokkenassen met<br />

behulp van Mot. 1562.<br />

Monteer de nokkenaspoelies:<br />

– van de achterste rij, met het merkteken (1) ("RH")<br />

van de poelie in lijn met het merkteken (A),<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

11A-77<br />

11A<br />

– van de voorste rij, met het merkteken (2) ("LH") in lijn<br />

met het merkteken (B).<br />

Zet de nokkenaspoelies vast met een aantrekkoppel<br />

van 12 daN.m, gebruik Mot. 1659 om de<br />

nokkenaspoelies tegen te houden.


MOTOR P9X<br />

Plaats de distributieriem (zie de methode in<br />

hoofdstuk 11A "Distributieriem"").<br />

CONTROLE VAN DE KLEPSPELING<br />

N.B.: de klepspeling moet worden gemeten bij<br />

"koude motor". De afstelwaarde is 0,4 mm.<br />

Zet de krukas in het BDP; het BDP-merkteken (H) van<br />

de krukaspoelie moet in lijn staan met het vaste<br />

merkteken (I).<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

11A-78<br />

Merktekens van de cilinders:<br />

A: distributiezijde<br />

B: vliegwielzijde<br />

11A<br />

Meet de klepspeling van cilinder n°° 1, de nokken<br />

moeten op de achterkant van de nok staan.<br />

Plaats de nokken van cilinder n°° 2, op de achterkant<br />

van de nokken door de motor in de normale<br />

draairichting te draaien. Meet de klepspeling.<br />

Herhaal dit voor de cilinders n° 3, 4, 5 en 6, door de<br />

motor in de normale draairichting te draaien en met<br />

inachtneming van de inspuitvolgorde:<br />

"1→2→3→→4→5→6".


MOTOR P9X<br />

AFSTELLEN VAN DE KLEPSPELING<br />

Plaats de nokken van de betreffende cilinder op de<br />

achterkant van de nokken en draai de motor iets in de<br />

normale draairichting om contact tussen de klep en de<br />

zuiger te voorkomen bij het aanbrengen van<br />

Mot. 1662.<br />

Draai de twee hydraulische klepstoters van de<br />

betreffende cilinder met de uitsparing naar de<br />

buitenkant van de twee nokkenassen, zodat het<br />

klepstelplaatje vrij komt.<br />

Druk de klepveer in met Mot 1662.<br />

Het gereedschap gemerkt "I" dient voor het vervangen<br />

van de plaatjes van de inlaatnokkenassen en het<br />

gereedschap gemerkt "E" dient voor het vervangen<br />

van de plaatjes van de uitlaatnokkenassen.<br />

Verwijder de klepstelplaatjes met een<br />

schroevendraaier en een magnetische vinger.<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

11A-79<br />

11A<br />

Plaats:<br />

– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />

– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hogedrukleidingen"),<br />

– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />

"Inlaatluchtverdeler"),<br />

– de katalysator (zie hoofdstuk 19B "Katalysator").<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.


MOTOR V4Y<br />

CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />

Nokkenas<br />

Voor het uitbouwen-inbouwen van de nokkenassen<br />

moet de aandrijfgroep worden uitgebouwd.<br />

Voor de juiste werkmethode, raadpleegt u MR V4Y.<br />

11A-80<br />

11A


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gegevens<br />

(1) bij 2500 tr/min, mag het CO niet hoger zijn dan 0,3.<br />

*<br />

**<br />

Type auto<br />

BJ0K<br />

BJ0P<br />

BJ0K<br />

BJ0P<br />

Toerental<br />

(tr/min)<br />

Versnellingsbak<br />

Type Indice<br />

Boring<br />

(mm)<br />

12A-1<br />

112A<br />

Slag<br />

(mm)<br />

Motor<br />

Inhoud<br />

(cm 3 )<br />

Compressieverhouding<br />

PK6 F4R 762 82,7 93 1998 9,5 / 1<br />

SU1 F4R 763 82,7 93 1998 9,5 / 1<br />

Controlewaarden bij stationair toerental*<br />

Luchtverontreiniging **<br />

CO (%) (1) CO2 (%) CH (ppm) Lambda (λ)<br />

12A<br />

Emissienorm<br />

IF05<br />

EU 00<br />

IF05<br />

EU 00<br />

Brandstof<br />

(octaangetal minimaal)<br />

750 tr/min 0,5 max 14,5 max 100 max 0,97


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Rekeneenheid inspuitsysteem en<br />

ontsteking<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

∅ 40 mm (Ingebouwde<br />

potentiometer met dubbele baan)<br />

SAGEM S 2000 T 112-polig<br />

Sequentiële multipunt inspuiting<br />

Statische ontsteking<br />

12A-2<br />

12A<br />

MGI/VDO Weerstand motor = 1,6 ± 0,3 ΩΩ<br />

Weerstand potentiometer = 1500 ±± 300 ΩΩ<br />

Opname element gaspedaal HELLA Potentiometer met twee banen<br />

Weerstand baan 1 = 1200 ± 480 Ω<br />

Weerstand baan 2 = 1700 ± 680 Ω<br />

Bobines NIPPONDENSO Vier penbobines V4<br />

NIPPONDENSO:<br />

Weerstand primair 0,5 ≈Ω<br />

Weerstand secondair 6,8 ± 1 KΩ<br />

Bougies CHAMPION RC 8 PYCB Aantrekkoppel: 2,5 tot 3 daN.m<br />

Opname elementen spruitstukdruk<br />

en turbodruk<br />

DELCO Uitgaande spanning met contact aan en<br />

stilstaande motor (tussen de aansluitingen A<br />

en B):<br />

-1,9 V bij een atmosferische druk van<br />

1013 mb. Uitgaande spanning > 1,9 V bij een<br />

atmosferische druk > 1030 mbar en uitgaande<br />

spanning < 1,9 V bij een atmosferische druk<br />

< 1013 mbar<br />

Afdichting bij iedere demontage vervangen<br />

Pingeldetector SAGEM Type piëzo-elektrisch<br />

Aantrekkoppel: 2 daN.m<br />

Opname element vliegwiel (BDP<br />

en toerental)<br />

Lambda sondes (voorste en<br />

achterste)<br />

Injectoren MAGNETI-MARELLI<br />

PICO<br />

SIEMENS Type variabele reluctantie<br />

Weerstand = 200 tot 270 ΩΩ<br />

BOSCH Weerstand verwarming = 9 ΩΩ bij 20 °C<br />

Weerstand intern = 1 kΩ maximum<br />

Rijk mengsel > 800 mV<br />

Arm mengsel < 50 mV<br />

Weerstand: 14,5 ± 0,7 Ω bij 20 °C<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Opname element<br />

luchttemperatuur<br />

Opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur<br />

JEAGER Negatieve temperatuurcoëfficiënt<br />

(zie tabel)<br />

Weerstand: 2500 Ω bij 20°C<br />

JEAGER Negatieve temperatuurcoëfficiënt<br />

(zie tabel)<br />

Weerstand: 3500 Ω bij 20°C<br />

Elektroklep dampabsorptievat SAGEM Weerstand: 26 ± 4 ΩΩ bij 23 °C<br />

Elektroklep wastegate EATON Weerstand: 30 ± 2Ω bij 23 °C<br />

Voedingspomp in de tank met<br />

ingebouwde benzinefilter en<br />

drukregelaar<br />

BOSCH Druk: 3,5 bar ± 0,06<br />

Opbrengst minimaal: 80 tot 120 l/u<br />

Spruitstukdruk stationair - 320 ± 50 mbar<br />

Waterpomp (koeling<br />

turbocompressor)<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen<br />

BOSCH Aansl. 1: - motor<br />

Aansl. 2: + motor<br />

- Weerstand: 0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C<br />

12A-3<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gegevens<br />

(1) bij 2500 tr/min, mag het CO niet hoger zijn dan 0,3.<br />

*<br />

**<br />

***<br />

Type auto<br />

Versnellingsbak<br />

Type Indice<br />

Boring<br />

(mm)<br />

12A-4<br />

Slag<br />

(mm)<br />

Motor<br />

Inhoud<br />

(cm 3 )<br />

Compressieverhouding<br />

12A<br />

Emissienorm<br />

BJ0V SU1 V4Y 701 95,5 81,4 3498 10,3 / 1 IF2005<br />

Stationair<br />

(tr/min)<br />

Controlewaarde bij stationair toerental (warme motor)*<br />

Luchtverontreiniging **<br />

CO (%) (1) CO2 (%) CH (ppm) Lambda (λ)<br />

650 0,5 maximaal 15 maximaal<br />

100<br />

maximaal<br />

Brandstof ***<br />

(octaangetal minimaal)<br />

0,97 < λ < 1,03 Super ongelood (octaangetal 98)<br />

Bij een koelvloeistoftemperatuur hoger dan 80 °C en controle na ongeveer 30 secondes met 2500 tr/min<br />

stabiel toerental draaien.<br />

De wettelijk toegestane maxima kunnen per land verschillen.<br />

Ook geschikt voor ongelood 91 octaan.<br />

Temperatuur in °C (± 1) -10 20 25 40 50 80 90 110<br />

Opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur<br />

met negatieve<br />

temperatuurcoëfficiënt:<br />

weerstand in ohm (Ω)<br />

Opname element<br />

luchttemperatuur met<br />

negatieve<br />

temperatuurcoëfficiënt:<br />

weerstand in ohm (Ω)<br />

7000<br />

tot<br />

11400<br />

7940<br />

tot<br />

9310<br />

2100<br />

tot<br />

2900<br />

2100<br />

tot<br />

1900<br />

1900<br />

tot<br />

2100<br />

1900<br />

tot<br />

2100<br />

1000<br />

tot<br />

1500<br />

1000<br />

tot<br />

1500<br />

680 tot<br />

1000<br />

680 tot<br />

1000<br />

310 tot<br />

370<br />

310 tot<br />

370<br />

236 tot<br />

260<br />

236 tot<br />

260<br />

143 tot<br />

153<br />

-<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Rekeneenheid<br />

inspuitsysteem<br />

12A-5<br />

12A<br />

HITACHI / HI-EWR20 Rekeneenheid multipunt sequentieel inspuitsysteem<br />

Rekeneenheid met 121 aansluitingen (81 en<br />

40 aansluitingen)<br />

Benzinepomp - Deze is gecombineerd met tankelement en filter<br />

Druk 3,5 ± 0,06 bar<br />

Gemotoriseerd<br />

<strong>smoorklephuis</strong><br />

(ingebouwde dubbele<br />

baan en diameter 70 mm)<br />

HITACHI /<br />

RM 70-04<br />

Bougies NGK / PLFR5A Bougies met een elektrode<br />

Bobines HANSIN /<br />

AIC-3102<br />

22448 8J115<br />

1322<br />

Opname element<br />

gaspedaal<br />

HELLA /<br />

JECS AEEE002<br />

Gelijkstroom elektromotor<br />

Aansluitingen<br />

Aansl. A1: Voeding + 5 V<br />

Aansl. A2: Signaal potentiometer baan n° 2<br />

Aansl. A3: Voeding motor -<br />

Aansl. A4: Signaal potentiometer baan n° 1<br />

Aansl. A5: Massa potentiometers<br />

Aansl. A6: Voeding motor +<br />

Weerstand van de motor: tussen de aansluitingen A3 en<br />

A6: 1 tot 15 Ω bij 25 ˚C<br />

Weerstand van de potentiometers tussen de<br />

aansluitingen:<br />

A1 en A5: 875 tot 1625 Ω bij 25 ˚C<br />

Enkele bobine met transistor<br />

Potentiometer met twee banen<br />

Weerstand:<br />

- baan 1: 2 (massa) en 4 (+ 5 V): 1,2 ±± 0,5 kΩΩ<br />

- baan 2: 1 (massa) en 5 (+ 5 V): 1,7 ± 0,7 kΩΩ<br />

Luchtdoorstroommeter UNISIA JECS Warme film luchtdoorstroommeter met ingebouwd<br />

opname element luchttemperatuur<br />

Aansluitingen<br />

Aansl. A1: signaal luchtstroom<br />

Aansl. A2: 5 V referentiespanning<br />

Aansl. A3: massa doorstroommeter en opname element<br />

luchttemperatuur<br />

Aansl. A4: + 12 V na navoedingsrelais inspuitsysteem<br />

Aansl. A5: signaal opname element<br />

inlaatluchttemperatuur<br />

Injectoren HITACHI /<br />

JECS FBJC101<br />

Opname elementen<br />

nokkenas<br />

Elektromagnetische verstuiver<br />

Weerstand: 13,5 tot 17,5 Ω bij 20 ˚C<br />

- Opname elementen met Hall effect Deze zijn op de<br />

inlaatnokkenassen gemonteerd. Er is een opname<br />

element per cilinderrij.<br />

Weerstand bij 25 ˚C: tussen de aansluitingen<br />

A1 en A2<br />

A1 en A3 uitgezonderd 0 of oneindig<br />

A2 en A3<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Pingeldetector NGK /<br />

KNE20<br />

Opname element<br />

atmosferische druk<br />

Opname element druk<br />

stuurbekrachtiging<br />

SIEMENS /<br />

5WK9681<br />

TEXAS<br />

INSTRUMENTS<br />

12A-6<br />

12A<br />

Opname element type piëzo-elektrisch<br />

Het is in het midden van de "V" gemonteerd<br />

Weerstand bij 20 ˚C: tussen de aansluitingen A1 en<br />

A2: 530 tot 590 kΩ<br />

Deze is bij de rekeneenheid gemonteerd<br />

Opname element vliegwiel - Opname elementen met Hall effect Dit is op het<br />

versnellingsbakhuis onder de auto gemonteerd.<br />

Weerstand bij 25 ˚C: tussen de aansluitingen<br />

A1 en A2<br />

A1 en A3 uitgezonderd 0 of oneindig<br />

A2 en A3<br />

Elektroklep van<br />

inlaatnokkenasversteller<br />

Elektroklep variabele<br />

inlaatluchtklep<br />

UNISIA JECS Op de inlaatnokkenas.<br />

Weerstand bij 20 ˚C: 7 tot 7,5 ΩΩ<br />

MITSUBISHI Weerstand: 32 Ω ± 5 %<br />

Voorste lambda sondes NGK Weerstand verwarming:<br />

tussen de aansl. A2 en A3: 3 tot 4 Ω bij 25 ˚C<br />

Achterste lambda sondes NGK Weerstand verwarming:<br />

tussen de aansl. A2 en A3: 3 tot 4 Ω bij 25 ˚C<br />

Elektroklep dampafzuiging UNISIA JECS Weerstand: 24 Ω ± 5 %<br />

katalysator ECIA C204<br />

Voorkatalysator ECIA C202 en C203<br />

Inspuitvolgorde - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6<br />

n° 1 en 2 distributiezijde (n°1 op de achterste<br />

cilinderrij)<br />

Diagnose Diagnosegereedschap<br />

(behalve XR25)<br />

-<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Luchtinlaat<br />

SCHEMA VAN HET INLAATLUCHTCIRCUIT<br />

1 Tussenkoeler<br />

2 Luchtinlaat<br />

3 Luchtfilter<br />

4 Turbocompressor<br />

5 Inlaatspruitstuk<br />

6 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

12A-7<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Luchtinlaat<br />

SCHEMA VAN HET INLAATLUCHTCIRCUIT<br />

1 Tussenkoeler<br />

2 Luchtinlaat<br />

3 Luchtfilter<br />

4 Doorstroommeter<br />

5 Inlaatspruitstuk<br />

6 Turbocompressor<br />

7 Verdelerhuis<br />

12A-8<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATCIRCUIT (principeschema)<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Luchtinlaat<br />

12A-9<br />

12A<br />

De luchtinlaat heeft een geluiddemper (2) die het aanzuiggeluid vermindert en voor een betere vulling zorgt bij lage<br />

toerentallen.<br />

1 Aanzuigslang<br />

2 Inlaatgeluiddemper<br />

3 Luchtfilterhuis<br />

4 Luchtdoorstroommeter<br />

5 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

6 Inlaatspruitstuk met variabele inlaatluchtklep<br />

7 Inlaatluchtverdeler<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Luchtinlaat<br />

SCHEMA VAN HET INLAATLUCHTCIRCUIT<br />

12A-10<br />

12A<br />

Het luchtinlaatsysteem heeft een geluiddemper (7) die bepaalde drukgolven elimineert waardoor het inlaatgeluid<br />

minder is.<br />

1 Luchtaanvoerslang<br />

2 Luchtfilterhuis<br />

3 Luchtdoorstroommeter<br />

4 Luchtinlaatslang<br />

5 Turbocompressor<br />

6 Wastegate<br />

7 Inlaatgeluiddemper<br />

8 luchtinlaatslang op uitgang tussenkoeler<br />

9 Tussenkoeler<br />

10 luchtinlaatslang op uitgang tussenkoeler<br />

11 Afslagklephuis<br />

12 Inlaatluchtverdeler<br />

13 Voorste <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />

14 Achterste <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />

15 Aansluiting voor carterventilatieslang<br />

Editie 3


MOTOR<br />

F4R - G9T<br />

Motor F4R met turbocompressor<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Luchtfilter<br />

Maak de slangklem (1) los en daarna de luchtslang<br />

(2).<br />

Verwijder de vier bevestigingsbouten (3) van het<br />

luchtfilterdeksel zodat u bij het filterelement kunt<br />

komen.<br />

FILTERELEMENT<br />

12A-11<br />

Motor G9T<br />

12A<br />

Maak de stekker (1) los van de luchtdoorstroommeter.<br />

Maak de luchtslang (2) los.<br />

Verwijder de vier bevestigingsbouten (3) van het<br />

luchtfilterdeksel zodat u bij het filterelement kunt<br />

komen.<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Luchtfilter<br />

FILTERELEMENT<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak los:<br />

– de accu,<br />

– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1),<br />

– de luchtaanzuigslang (2).<br />

Maak de bevestigingen los van de relais (3) en maak<br />

deze naar de zijkant vrij.<br />

Verwijder de vier bevestigingsbouten (4) van het<br />

deksel van het luchtfilterhuis.<br />

Maak het deksel van het luchtfilterhuis met de<br />

doorstroommeter vrij en verwijder daarna het<br />

filterelement.<br />

12A-12<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

FILTERELEMENT<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Luchtfilter<br />

Maak los:<br />

– de accu,<br />

– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1).<br />

Maak de carterventilatieslang (2) los.<br />

Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />

doorstroommeter.<br />

Verwijder hiervoor de twee bevestigingsbouten op de<br />

luchtdoorstroommeter, druk deze tegen de<br />

inlaatgeluiddemper en daarna tegen de<br />

turbocompressor.<br />

12A-13<br />

12A<br />

Maak de bevestigingen los van de relais (4) en maak<br />

deze naar de zijkant vrij.<br />

Verwijder de vier bevestigingsbouten (5) van het<br />

deksel van het luchtfilterhuis.<br />

Open het deksel van het luchtfilterhuis en verwijder het<br />

filterelement.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten <strong>smoorklephuis</strong> 1,5<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Zet de klemband (1) los.<br />

Maak los:<br />

– de stekker van het opname element turbodruk (2),<br />

– de stekker van het opname element<br />

luchttemperatuur (3),<br />

12A-14<br />

12A<br />

– de stekker van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> (4).<br />

Maak de luchtslang los tussen tussenkoelerluchtverdeler.<br />

Verwijder de drie bevestigingsbouten (5) van het<br />

<strong>smoorklephuis</strong>.<br />

Verwijder het <strong>smoorklephuis</strong> met de slang van het<br />

benzinedampabsorptiesysteem en van de<br />

carterventilatie (6).<br />

Wip de slang (6) los van het <strong>smoorklephuis</strong>.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afdichting bij iedere demontage van het<br />

<strong>smoorklephuis</strong>.<br />

Lees het <strong>smoorklephuis</strong> in met behulp van het<br />

diagnoseapparaat.<br />

Bij ieder aanzetten van het contact moet het<br />

<strong>smoorklephuis</strong> een inleescyclus uitvoeren op de<br />

minimum en maximum aanslagen.<br />

12A-15<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Bouten <strong>smoorklephuis</strong> 0,8 ± 0,1<br />

Bouten luchtfilterhuis 1<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw het deksel van het luchtfilterhuis uit (zie<br />

hoofdstuk 12A: Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis<br />

"Luchtfilter").<br />

Verwijder de luchtaanzuigslang.<br />

Maak de stekker los van het gemotoriseerd<br />

<strong>smoorklephuis</strong> (1).<br />

Verwijder de vier bevestigingsbouten van het<br />

<strong>smoorklephuis</strong> (2).<br />

12A-16<br />

INBOUWEN<br />

12A<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afdichting bij iedere demontage van het<br />

<strong>smoorklephuis</strong>. Gebruik indien nodig wat vet om de<br />

montage te vergemakkelijken.<br />

Bij het aanzetten van het contact moet het<br />

<strong>smoorklephuis</strong> een inleescyclus uitvoeren op de<br />

minimum en maximum aanslagen.<br />

Controleer met het diagnoseapparaat of dit inlezen is<br />

uitgevoerd.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

BELANGRIJK:<br />

Het gemotoriseerde <strong>smoorklephuis</strong> kan niet<br />

worden gerepareerd.<br />

Het is niet toegestaan de aanslagschroef (A) te<br />

verdraaien.<br />

BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />

STEKKER VAN HET SMOORKLEPHUIS<br />

Aansl. Omschrijving<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

Massa potentiometer<br />

Signaal potentiometer N° 1<br />

- motor<br />

+ motor<br />

Voeding + 5 V potentiometer<br />

Signaal potentiometer n° 2<br />

Weerstand motor tussen de aansluitingen 3 en 4:<br />

1,6 Ω ± 0,3 Ω<br />

Weerstand potentiometer tussen de aansluitingen 1<br />

en 5:<br />

1500 Ω ± 300 Ω<br />

12A-17<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

BELANGRIJK:<br />

Het gemotoriseerde <strong>smoorklephuis</strong> kan niet<br />

worden gerepareerd.<br />

BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />

STEKKER VAN HET SMOORKLEPHUIS<br />

Aansl. Omschrijving<br />

A1<br />

A2<br />

A3<br />

A4<br />

A5<br />

A6<br />

Voeding + 5 V<br />

Signaal potentiometer baan n° 2<br />

Voeding motor<br />

Signaal potentiometer baan n° 1<br />

Massa potentiometers<br />

Voeding motor<br />

Weerstand motor tussen de aansluitingen A3 en A6:<br />

1 tot 15 Ω bij 25 ˚C<br />

Weerstand van de potentiometers tussen de<br />

aansluitingen A1 en A5: 875 tot 1625 Ω bij 25 ˚C<br />

12A-18<br />

22343<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Verdelerhuis<br />

Bevestigingsbout van de EGR-leiding 2,5 ± 0,5<br />

Bevestigingsbout verdelerhuis 2,2 ± 0,4<br />

VERDELERHUIS<br />

Dit huis bevindt zich tussen de tussenkoeler en het<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong>. Hierin bevinden zich de elektroklep<br />

van het EGR-systeem en het afslagsysteem.<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Verwijder de leiding van de EGR (1) en zijn<br />

afdichtingen. Vervang de leiding en de afdichtingen bij<br />

het monteren.<br />

Maak de luchtslang tussenkoeler - verdelerhuis (2) los<br />

door de slangklem (3) los te maken.<br />

12A-19<br />

12A<br />

Maak de stekker (4) los van de EGR-elektroklep.<br />

Draai de slangklemmen los van de verbindingsslang<br />

(5) met het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

Bouw uit:<br />

– de versterkingsstrip (6) tussen het verdelerhuis en de<br />

stuurbekrachtigingspomp,<br />

– de drie bevestigingsbouten (7) van het verdelerhuis,<br />

– het verdelerhuis met de EGR-elektroklep.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />

aan.<br />

Editie 3


DOEL<br />

MOTOR G9T<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Afslagsysteem<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsbouten afslagklep 1,2<br />

Met dit systeem stop de motor snel na het afzetten van<br />

het contact.<br />

BESCHRIJVING<br />

Dit systeem bestaat uit:<br />

– een balg (1) die de afslagklep bedient,<br />

– een afslagklep (2),<br />

– een vacuümreservoir (3),<br />

12A-20<br />

– een elektroklep (4).<br />

WERKING<br />

12A<br />

Bij het afzetten van het contact, verbindt de elektroklep<br />

het vacuümreservoir met de bedieningsbalg van de<br />

afslagklep.<br />

Hierop werkt de onderdruk; als gevolg daarvan wordt<br />

de afslagklep afgesloten.<br />

De motor krijgt geen lucht meer en stopt direct.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

PRINCIPESCHEMA<br />

A Vacuümpomp<br />

B Vacuümreservoir met antiretourklep<br />

C Afslagelektroklep<br />

D Bedieningsbalg van de afslagklep<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Afslagsysteem<br />

12A-21<br />

UITBOUWEN VAN DE AFSLAGKLEP<br />

12A<br />

Voor het uitbouwen van de afslagklep, moet het<br />

verdelerhuis worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12A<br />

Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis "Verdelerhuis").<br />

Verwijder de vier bouten (1) van de afslagklep en<br />

bouw het geheel smoorklep - balg uit.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DOEL<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Afslagsysteem<br />

Het systeem heeft als doel de motor geleidelijk en zonder schokken stil te<br />

zetten na het uitzetten van het contact.<br />

BESCHRIJVING<br />

Het systeem bestaat uit:<br />

– een balg (1) die de smoorklep bedient,<br />

– een afslagklep (2),<br />

– een bedieningselektroklep (3),<br />

– een vacuümreservoir (4).<br />

WERKING<br />

Bij het afzetten van het contact, verbindt de elektroklep het vacuümreservoir<br />

met de balg.<br />

Hierop werkt de onderdruk; als gevolg daarvan wordt de afslagklep<br />

afgesloten.<br />

De motor krijgt geen lucht meer en stopt direct.<br />

12A-22<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Afslagsysteem<br />

UITBOUWEN VAN DE AFSLAGKLEP<br />

Maak los:<br />

– de luchtaanzuigslang (1),<br />

– de vacuümslang op de balg (2).<br />

Bouw uit:<br />

– de vier bevestigingsbouten (3),<br />

– het geheel klep-balg.<br />

INBOUWEN VAN DE AFSLAGKLEP<br />

Vervang de O-ring.<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingen van de afslagklep 0,8<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

12A-23<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Spruitstukbouten 2,1<br />

Bouten <strong>smoorklephuis</strong> 1<br />

Bouten van de hoofdinspuitbuis 0,8<br />

Schroeven van de luchtslang<br />

tussenkoeler-turbocompressor 1<br />

Slangklem van de luchtslang<br />

tussenkoeler-turbocompressor 0,5<br />

UITBOUWEN<br />

Maak los:<br />

– de accu,<br />

– de stekker van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> (1),<br />

– de luchtslang tussenkoeler-<strong>smoorklephuis</strong> (2),<br />

– de stekker van het opname element turbodruk (3),<br />

– de stekker van het opname element<br />

luchttemperatuur (4).<br />

Bouw uit:<br />

– de drie bevestigingsbouten (5) van het<br />

<strong>smoorklephuis</strong>,<br />

– het <strong>smoorklephuis</strong> met de slang van het<br />

benzinedampabsorptiesysteem en van de<br />

carterventilatie,<br />

12A-24<br />

12A<br />

– de luchtslang van het hitteschild van de<br />

turbocompressor (6),<br />

– de slangklem en de bevestigingsschroef van de<br />

luchtslang van tussenkoeler-turbocompressor (7).<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

Maak los:<br />

– de slang van de carterventilatie van het<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong> (8),<br />

– de vacuümslang naar de rembekrachtiger (9),<br />

– de stekker van het opname element spruitstukdruk<br />

(10),<br />

– de stekkers van de inspuitstukken (11).<br />

Bouw uit:<br />

– de twee bouten van de hoofdinspuitbuis (12),<br />

– de hoofdinspuitbuis,<br />

12A-25<br />

12A<br />

– de acht bevestigingsbouten van het <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />

(13),<br />

– het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

INBOUWEN<br />

Vervang de <strong>inlaatspruitstuk</strong>pakking en de afdichting<br />

van het <strong>smoorklephuis</strong>.<br />

Breng de bouten van het spruitstuk op hun plaats.<br />

Zet de bevestigingsbouten van het spruitstuk vast in<br />

de juiste volgorde (1-2-3-4-5-6-7-8) en met het<br />

voorgeschreven aantrekkoppel.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

12A-26<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Variabele inlaat<br />

BIJZONDERHEDEN<br />

Het <strong>inlaatspruitstuk</strong> heeft een klep voor de variabele luchtinlaat.<br />

Na de doorstroommeter splitst het <strong>inlaatspruitstuk</strong> zich in twee delen die elk<br />

een cilinderrij voeden. Een luchtklep maakt het mogelijk de twee cilinderrijen<br />

ofwel met elkaar te verbinden, ofwel van elkaar te scheiden. Met dit systeem<br />

kan het motorkoppel verbeterd worden.<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt een elektroklep (1) aan, die<br />

de onderdruk van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> via een vacuümreservoir (2) verbindt<br />

met de bedieningsbalg (3) van de luchtklep (4).<br />

VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />

In rust wordt de elektroklep niet gevoed, de luchtklep staat open.<br />

1. Bij stationair draaien of vo belast staat de luchtklep open.<br />

2. De elektroklep wordt aangestuurd, de luchtklep sluit als aan de volgende<br />

voorwaarden wordt voldaan:<br />

– startmotor draait niet,<br />

– smoorklepweerstand niet gas los,<br />

– koelvloeistoftemperatuur ≥ -49 °C,<br />

– motortoerental tussen 1600 en 3600 ± 200 tr/min,<br />

– inspuitduur > 0,5 milliseconde.<br />

UITBOUWEN - INBOUWEN<br />

Voor het uitbouwen-inbouwen van de luchtklep gelden geen bijzonderheden.<br />

Vervang de afdichtingen door nieuwe.<br />

Zet de bevestigingsbouten van de klep vast met een aantrekkoppel van<br />

1,9 ± 0,2 daN.m.<br />

12A-27<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

Moeren en bouten van het spruitstuk 2,2<br />

Koppel-reactiestang: op subframe<br />

op motor<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– het vacuümreservoir (1),<br />

– de bedieningselektroklep van de inlaatluchtklep (2),<br />

– de vacuümslang (3) naar de rembekrachtiger.<br />

Maak los:<br />

– de slangen op de bedieningsbalg (4),<br />

– de slang (5) op het spruitstuk,<br />

– Elektroklep benzinedampafzuiging<br />

10,5<br />

18<br />

12A-28<br />

– de stekkers van de lambda sondes (6),<br />

Plaats afknijpklemmen op de slangen van de<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong>verwarming.<br />

Maak de twee slangen los.<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

Plaats de onderste motorsteun Mot. 1367-02.<br />

Bouw uit:<br />

– de koppel-reactiestang,<br />

– de pendelsteun aan distributiezijde,<br />

12A-29<br />

– de bevestigingsbouten en -moeren van het<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong> (7),<br />

– het spruitstuk.<br />

INBOUWEN<br />

Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />

12A<br />

N.B.:<br />

Houd u aan de voorgeschreven aantrekvolgorde en<br />

aantrekkoppels voor de bevestigingen van het<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Vul het koelcircuit bij.<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatluchtverdeler<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten en moeren van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> 2,2<br />

Bouten van de hoofdinspuitbuizen:<br />

- voorspannen<br />

- vastzetten<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw het <strong>inlaatspruitstuk</strong> uit (zie de methode van het<br />

"Inlaatspruitstuk").<br />

Mak de benzineaanvoerwartel (1) los op de<br />

hoofdinspuitbuis. Vang de zich hierin bevindende<br />

benzine op.<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbouten (2) van de hoofdinspuitbuis,<br />

– de hoofdinspuitbuis,<br />

12A-30<br />

1<br />

2,3<br />

Bouten en moeren van de verdeler 1,2<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatluchtverdeler<br />

– de bevestigingsbouten en -moeren van het<br />

inlaatluchtverdeler,<br />

– de inlaatluchtverdeler.<br />

INBOUWEN<br />

Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />

N.B.:<br />

Houd u aan de voorgeschreven aantrekvolgorde en<br />

aantrekkoppels voor de bevestigingen van het<br />

inlaatluchtverdeler.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

12A-31<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk en -luchtverdeler<br />

12A-32<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk en -luchtverdeler<br />

1 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

2 Slang van <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />

3 Inlaatspruitstuk<br />

4 Inlaatluchtverdeler<br />

5 Variabele inlaatluchtklep<br />

6 Elektroklep variabele inlaatluchtklep<br />

7 Vacuümreservoir<br />

8 Pulsdemper<br />

9 Hoofdinspuitbuis<br />

10 Elektroklep dampafzuiging<br />

12A-33<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsbouten kleppendeksel 1,2<br />

Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,3<br />

Moeren van hogedrukleidingen 2,5<br />

UITBOUWEN<br />

OPMERKING:<br />

Voor het uitbouwen van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> moeten de<br />

verstuivers, de hogedrukleidingen en de<br />

hoofdinspuitbuis worden uitgebouwd (zie<br />

hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem).<br />

Maak los:<br />

– de stekkers van de voorverwarmingsstiften,<br />

– de stekker van de EGR-klep (1),<br />

– maak de kabelbundel (2) los van de plastic<br />

bescherming.<br />

Bouw uit<br />

– de bescherming (3) van de kabelbundel.<br />

12A-34<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Druk de kabelbundels opzij zodat de<br />

bovenkant van het <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />

vrijkomt.<br />

Maak de slangklem (4) los van de<br />

verbindingsslang afslagklephuis -<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

Plaats de motorsteun Mot. 1367 en<br />

bouw de pendelsteun uit.<br />

Verwijder de spruitstukbouten en<br />

bouw het spruitstuk uit.<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

12A-35<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INBOUWEN<br />

Vervang de afdichtingen door nieuwe.<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

Plaats alle afdichtingen op het kleppendeksel -<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

12A-36<br />

Plaats Rhodorseal 5661 in de hoeken van de<br />

nokkenaslagerkappen en in de halve maan.<br />

Distributiezijde<br />

Vliegwielzijde<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstuk<br />

12A-37<br />

12A<br />

Plaats:<br />

– het kleppendeksel - <strong>inlaatspruitstuk</strong>,<br />

– de bevestigingsbouten van het kleppendeksel en draai ze aan, met een druppel Loctite Frenbloc op de bouten<br />

(1-2-4-6-8-10-12-13).<br />

Zet de bouten vast met 1,2 daN.m in de aangegeven aantrekvolgorde.<br />

BELANGRIJK:<br />

Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen en let in het bijzonder op de montagevolgorde<br />

en de voorgeschreven aantrekkoppels voor het inbouwen van de delen van het hogedruk inspuitsysteem<br />

(zie hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem "Verstuiver").<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatluchtverdeler<br />

OPMERKING:<br />

Voor het uitbouwen van de inlaatluchtverdeler moeten<br />

het <strong>inlaatspruitstuk</strong> en het afslagklephuis worden<br />

uitgebouwd (zie hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk -<br />

Smoorklephuis "Inlaatspruitstuk" en<br />

"Verdelerhuis").<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbouten van de inlaatluchtverdeler,<br />

– de inlaatluchtverdeler.<br />

INBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsbouten inlaatluchtverdeler 1,2<br />

Vervang de afdichtingen van de inlaatluchtverdeler en<br />

van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> door nieuwe afdichtingen.<br />

Bouw de inlaatluchtverdeler in.<br />

Draai de bouten van de inlaatluchtverdeler aan<br />

zonder ze vast te zetten.<br />

12A-38<br />

12A<br />

Monteer het <strong>inlaatspruitstuk</strong> - kleppendeksel met de<br />

voorgeschreven aantrekvolgorde en aantrekkoppels<br />

(zie hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis<br />

"Inlaatspruitstuk").<br />

Zet de bevestigingsbouten van de inlaatluchtverdeler<br />

vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m in de<br />

voorgeschreven volgorde (1, 2, 3, 4, 5).<br />

Monteer de afslagklep (zie hoofdstuk 12A<br />

Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis "Verdelerhuis").<br />

BELANGRIJK:<br />

Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />

van uitbouwen en let in het bijzonder op de<br />

montagevolgorde en de voorgeschreven<br />

aantrekkoppels voor het inbouwen van de delen van<br />

het hogedruk inspuitsysteem (zie hoofdstuk 13B<br />

Dieselinspuitsysteem "Verstuiver").<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

TURBULENTIEKLEP<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

De inlaatluchtverdeler heeft een turbulentieklep die,<br />

onder bepaalde bedrijfsomstandigheden van de motor,<br />

de stroming van de inlaatlucht verandert en daarmee<br />

de vulling van de cilinder beïnvloedt.<br />

Als de klep dicht is, heeft de luchtdoorlaat in de<br />

inlaatluchtverdeler een kleinere doorsnede.<br />

BESCHRIJVING<br />

Het systeem bestaat uit:<br />

– een turbulentieklep in de inlaatluchtverdeler,<br />

– een balg (1) die de turbulentieklep bedient,<br />

– en een elektroklep (2).<br />

Inlaatluchtverdeler - Turbulentieklep<br />

12A-39<br />

PRINCIPESCHEMA<br />

A Vacuümpomp<br />

B Elektroklep van de turbulentieklep<br />

C Bedieningsbalg van de turbulentieklep<br />

WERKING<br />

12A<br />

In rust is de elektroklep gesloten. De klep is open en<br />

heeft geen invloed op de luchtdoorlaat in de<br />

inlaatluchtverdeler.<br />

Als het systeem in werking is, verbindt de elektroklep,<br />

die wordt aangestuurd door de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem, de vacuümpomp (A) met de<br />

bedieningsbalg (C) van de turbulentieklep.<br />

Op de balg werkt de onderdruk van de vacuümpomp;<br />

als gevolg daarvan wordt de turbulentieklep<br />

afgesloten.<br />

UITBOUWEN<br />

De turbulentieklep is ingebouwd in de<br />

inlaatluchtverdeler.<br />

Bij het vervangen moet de complete<br />

inlaatluchtverdeler worden vervangen.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatluchtverdeler<br />

UITBOUWEN<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingen van de inlaatluchtverdeler<br />

Steun van de sierkap van de motor op de inlaatluchtverdeler<br />

Steun op de turbocompressor<br />

Bevestigingen hitteschild op de turbocompressor<br />

Strip aan zijkant van de inlaatluchtverdeler<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak de stekkers (1) los:<br />

– van het opname element luchttemperatuur,<br />

– van de elektroklep turbodrukregeling,<br />

– van het opname element van de stand van de wastegate,<br />

– van de bedieniningselektroklep van de afslagklep.<br />

Maak de vacuümslangen (2) los op:<br />

– de balg van de wastegate,<br />

– de elektroklep van de turbodrukregeling,<br />

– het vacuümreservoir,<br />

– de bedieningsbalg van de afslagklep,<br />

– de vacuümpomp.<br />

12A-40<br />

2,1<br />

2,5<br />

2,5<br />

2,1<br />

2,1<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatluchtverdeler<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen (3) van het hitteschild op de<br />

turbocompressor,<br />

– de bevestigingen (4) van de steun op de<br />

turbocompressor,<br />

– de steun,<br />

– het hitteschild op de turbocompressor,<br />

– de steun van de sierkap van de motor (5) op de<br />

inlaatluchtverdeler.<br />

Maak de luchtinlaatslang los op de afslagklep.<br />

12A-41<br />

12A<br />

Verwijder de bevestigingen (6):<br />

– van de strip aan zijkant van de inlaatluchtverdeler,<br />

– van de inlaatluchtverdeler op de EGR-buis,<br />

– van de inlaatluchtverdeler.<br />

Verwijder de inlaatluchtverdeler en daarna de<br />

afdichtingen.<br />

Op de werkbank, verwijder:<br />

– de elektrokleppen,<br />

– het vacuümreservoir,<br />

– de smoorklep (zie "Afslagsysteem van de motor").<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatluchtverdeler<br />

INBOUWEN<br />

Vervang altijd alle afdichtingen.<br />

Monteer de inlaatluchtverdeler en zet de bevestigingen vast met een<br />

aantrekkoppel van 2,1 daN.m in de voorgeschreven volgorde.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

12A-42<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstukken<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingen <strong>inlaatspruitstuk</strong> 3,1<br />

Bevestigingen van de uitslagbegrenzer<br />

op de carrosserie 10,5<br />

Bevestigingen van de pendelkap op de<br />

motor 6,2<br />

Bevestigingen van de akoestische massa<br />

op de carrosserie 2,1<br />

Bevestiging van de dempingsstang op<br />

het voorste <strong>inlaatspruitstuk</strong> 2,5<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />

Maak de brandstofaanvoerleidingen vrij op de<br />

pendelophanging.<br />

12A-43<br />

12A<br />

Verwijder het geheel pendelkap-uitslagbegrenzer.<br />

Maak de brandstofaanvoer en -retourslangen (1) los<br />

en sluit de openingen af met doppen van de set met<br />

afsluitdoppen uit het magazijn.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstukken<br />

Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie de methode van de<br />

"Inlaatluchtverdeler").<br />

Maak los:<br />

– de verschillende stekkers en actuators van de kabelbundel (2) en maak<br />

deze vrij naar de zijkant,<br />

– de slangen van de carterventilatie op de "T"-aansluiting (3) en daarna de<br />

slang (4). Maak deze vrij naar de zijkant.<br />

Maak de stekker (5) vrij en verwijder de dempingsstang (6).<br />

12A-44<br />

22008<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Draai de wartels van de hogedrukleidingen<br />

hoofdinspuitbuis-verstuivers los.<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstukken<br />

Draai, indien nodig, de bevestigingsbeugels van de<br />

verschillende leidingen los.<br />

Bouw de hogedrukleidingen uit.<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

Bouw uit:<br />

– de twee bevestigingsbouten van de balg van de<br />

wastegate en maak deze naar de zijkant vrij,<br />

– de hoofdinspuitbuis (zie de methode in<br />

hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />

"Hoofdinspuitbuis").<br />

Bouw uit:<br />

– het geheel EGR-klep - warmtewisselaar (zie de<br />

paragraaf "EGR-klep - Warmtewisselaar"),<br />

12A-45<br />

12A<br />

– de retourslang (7) met het opname element<br />

brandstoftemperatuur,<br />

– de bevestigingen van de carterventilatiebuis (8),<br />

– de beugel en daarna de wartels op de pomp en de<br />

cilinderkop van de brandstofretour en -<br />

aanvoerslangen (9).<br />

Maak vrij:<br />

– de carterventilatieslang aan de zijkant,<br />

– de brandstofaanvoer- en retourbuizen.<br />

Verwijder de uitgaande hogedrukleiding van de pomp<br />

(10) en de wartel op het spruitstuk.<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Inlaatspruitstukken<br />

Bouw uit:<br />

– het spruitstuk van de voorste en/of achterste<br />

cilinderrij,<br />

– de afdichtingen.<br />

12A-46<br />

INBOUWEN<br />

Vervang altijd alle afdichtingen van het<br />

luchtinlaatcircuit.<br />

12A<br />

Plaats het of de spruitstuk(ken) en zet de bevestiging<br />

vast met het voorgeschreven aantrekkoppel en<br />

aantrekvolgorde.<br />

Monteer de brandstofaanvoer- en retourleidingen en<br />

zet deze vast met de voorgeschreven aantrekkoppels<br />

(zie de methode in hoofdstuk 13B<br />

Dieselinspuitsysteem "Inspuitpomp").<br />

Monteer de hoofdinspuitbuis (zie de methode in<br />

hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />

"Hoofdinspuitbuis").<br />

Vervang altijd de hogedrukleidingen en zet deze vast<br />

met het voorgeschreven aantrekkoppel (zie de<br />

methode in hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />

"Hogedrukleidingen").<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Vul het brandstofcircuit met behulp van de<br />

opvoerpomp.<br />

Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />

reparatie (zie hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />

"Bijzonderheden").<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

AANTREKKOPPEL (in daN.m en/of°)<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk<br />

Spruitstukmoeren 2<br />

Moeren van de turbocompressor 1 + 90°<br />

Lambda sonde 3,4<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de katalysator (zie hoofdstuk 19B Uitlaat<br />

"Katalysator").<br />

– de turbocompressor (zie hoofdstuk 12B Drukvulling<br />

"Turbocompressor").<br />

– de moeren van het uitlaatspruitstuk.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met<br />

de voorgeschreven volgorde en het voorgeschreven<br />

aantrekkoppel.<br />

Vervang de afdichtingen van het spruitstuk en de<br />

moeren van het spruitstuk.<br />

12A-47<br />

BELANGRIJK<br />

12A<br />

Breng op hun plaats:<br />

– de turbocompressor op het uitlaatspruitstuk,<br />

– de olieaanvoerleiding op de turbocompressor,<br />

– de olieretourleiding naar het motorblok.<br />

Zet de slangklem van luchtslang van de tussenkoelerturbocompressor<br />

vast om de turbocompressor te<br />

plaatsen.<br />

N.B.:<br />

Controleer de afdichting van de olieaanvoer- en<br />

retourslangen van de turbocompressor (zie<br />

hoofdstuk 12B Drukvulling "Turbocompressor").<br />

Plaats de katalysator door de steunen van de<br />

katalysator vast te zetten en daarna de flenzen van de<br />

turbocompressor en de uitlaatlijn (zie hoofdstuk 19B<br />

Uitlaat "Katalysator").<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Voorste uitlaatspruitstuk<br />

Bevestigingstapeinden van het<br />

spruitstuk 1,5 ± 0,2<br />

Bevestigingsmoeren van het<br />

spruitstuk 3 ±± 0,3<br />

Bevestigingsbouten van het<br />

hitteschild 0,6<br />

Bouten van uitlaatklem 2,5<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak de stekker los van de lambda sonde (1) en bouw<br />

deze uit.<br />

Voor het uitbouwen van het uitlaatspruitstuk moet de<br />

voorkatalysator worden uitgebouwd (zie<br />

hoofdstuk 19B, Uitlaat, Voorste voorkatalysator).<br />

Verwijder de bevestigingsbouten van het voorste<br />

uitlaatspruitstuk.<br />

12A-48<br />

INBOUWEN<br />

12A<br />

Vervang de uitlaatspruitstukpakking door een nieuwe.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met<br />

de voorgeschreven volgorde en het voorgeschreven<br />

aantrekkoppel.<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Achterste uitlaatspruitstuk<br />

Bevestigingstapeinden van het<br />

spruitstuk 1,5 ± 0,2<br />

Bevestigingsmoeren van het<br />

spruitstuk 3 ±± 0,3<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Voor het uitbouwen van het uitlaatspruitstuk van de<br />

achterste cilinderrij moet de katalysator van de<br />

achterste cilinderrij worden uitgebouwd (zie<br />

hoofdstuk 19 Uitlaat "Voorkatalysator achterste<br />

cilinderrij").<br />

Maak de stekker los van de lambda sonde (1) en bouw<br />

deze uit.<br />

Verwijder de bevestigingsbouten van het achterste<br />

uitlaatspruitstuk.<br />

12A-49<br />

INBOUWEN<br />

12A<br />

Vervang de uitlaatspruitstukpakking door een nieuwe.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met<br />

de voorgeschreven volgorde en het voorgeschreven<br />

aantrekkoppel.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingstapeind spruitstuk 0,8 ± 0,2<br />

Bevestigingsmoer van spruitstuk 2,7 ± 0,4<br />

Bevestigingsbouten hitteschild 1 ± 0,2<br />

OPMERKING:<br />

Voor het uitbouwen van het uitlaatspruitstuk moet de turbocompressor<br />

worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12B Drukvulling "Turbocompressor").<br />

Bouw uit:<br />

– het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />

– de bevestigingsmoeren van het uitlaatspruitstuk,<br />

– het uitlaatspruitstuk.<br />

12A-50<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met de voorgeschreven<br />

volgorde en het voorgeschreven aantrekkoppel.<br />

Vervang de afdichting van het uitlaatspruitstuk.<br />

12A-51<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk voorste cilinderrij<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingen uitlaatspruitstuk op<br />

cilinderkop 5,2<br />

Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />

turbocompressor op spruitstuk 5,2<br />

Bevestigingen hitteschilden 2,1<br />

Steun op de turbocompressor 2,5<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen (1) van het hitteschild op de<br />

turbocompressor,<br />

– de bevestigingen (2),<br />

– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />

de verschillende vacuümslangen,<br />

– het hitteschild,<br />

12A-52<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk voorste cilinderrij<br />

– de bevestigingen (3) van het hitteschild op de uitlaattussenbuis spruitstuk -<br />

turbocompressor,<br />

– het hitteschild,<br />

– de bevestigingen (4) van het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />

– het hitteschild,<br />

12A-53<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk voorste cilinderrij<br />

– de bevestigingen van het uitlaatspruitstuk (5),<br />

– het spruitstuk,<br />

– de afdichting (6).<br />

12A-54<br />

INBOUWEN<br />

12A<br />

Vervang de uitlaatspruitstukpakking en de afdichting<br />

van de tussenbuis.<br />

Plaats het spruitstuk en zet de bevestiging vast met<br />

het voorgeschreven aantrekkoppel en<br />

aantrekvolgorde.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk achterste cilinderrij<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingen uitlaatspruitstuk op<br />

cilinderkop<br />

Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />

turbocompressor op spruitstuk<br />

Bevestigingen hitteschilden<br />

Steun op de turbocompressor<br />

Voorste uitlaatbuis:<br />

– op de turbocompressor<br />

– op de katalysator<br />

Bevestigingen van de steun van de<br />

voorkatalysator<br />

Bevestigingen van de strip van de<br />

voorkatalysator<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />

5,2<br />

5,2<br />

2,1<br />

2,5<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,1<br />

2,1<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen (1) van het hitteschild op de<br />

turbocompressor,<br />

– de bevestigingen (2),<br />

– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />

de verschillende vacuümslangen,<br />

– het hitteschild,<br />

12A-55<br />

12A<br />

– de bevestiging (3) van het hitteschild van de<br />

voorkatalysator,<br />

– het hitteschild,<br />

– de bevestigingen (4) van de voorste uitlaatbuis.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Onder de auto<br />

Bouw uit:<br />

– de bescherming onder de motor,<br />

– de katalysator.<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstuk achterste cilinderrij<br />

Maak de voorkatalysator naar de zijkant vrij. Verwijder<br />

hiervoor de steun (5) en de bevestigingsstrip (6) van<br />

de voorkatalysator.<br />

Maak de elektrische aansluitingen los van de dynamo.<br />

12A-56<br />

12A<br />

Bouw uit:<br />

– het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />

– de bevestigingen van de tussenbuis spruitstuk -<br />

turbocompressor op het uitlaatspruitstuk,<br />

– de bevestigingen van het uitlaatspruitstuk,<br />

– het spruitstuk,<br />

– de afdichting.<br />

INBOUWEN<br />

Vervang altijd alle afdichtingen<br />

– van het spruitstuk<br />

– de uitlaattussenbuis,<br />

– de voorkatalysator.<br />

Plaats het spruitstuk en zet de bevestiging vast met<br />

het voorgeschreven aantrekkoppel en<br />

aantrekvolgorde.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaattussenbuizen<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Steun op de turbocompressor 2,5<br />

Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />

turbocompressor 5,2<br />

Bevestigingen hitteschilden 2,1<br />

Bevestiging van de EGR-buis 2,1<br />

Bevestiging van de voorste uitlaatbuis op<br />

de voorkatalysator 2,1<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Tussenbuis voorste spruitstuk - turbocompressor<br />

Bouw de turbocompressor uit (zie de methode in<br />

hoofdstuk 12B Drukvulling "Turbocompressor").<br />

Op de werkbank: verwijder de tussenbuis voorste<br />

spruitstuk - turbocompressor.<br />

12A-57<br />

Tussenbuis achterste spruitstuk -<br />

turbocompressor<br />

Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />

12A<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen (1) van het hitteschild op de<br />

turbocompressor,<br />

– de bevestigingen (2),<br />

– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />

de verschillende vacuümslangen,<br />

– het hitteschild.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaattussenbuizen<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestiging (3) van het hitteschild van de<br />

voorkatalysator,<br />

– het hitteschild,<br />

– de bevestigingen (4) van de voorste uitlaatbuis.<br />

– de EGR-buis (5),<br />

– de bevestigingen (6) van de tussenbuis spruitstuk -<br />

turbocompressor op het spruitstuk van de<br />

turbocompressor.<br />

Onder de auto<br />

Bouw uit:<br />

– de bescherming onder de motor,<br />

– de katalysator.<br />

12A-58<br />

12A<br />

Maak de voorkatalysator naar de zijkant vrij. Verwijder<br />

hiervoor de steun (7) en de bevestigingsstrip (8) van<br />

de voorkatalysator.<br />

Maak de elektrische aansluitingen los van de dynamo.<br />

Bouw uit:<br />

– het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />

– de bevestigingen (9) van de tussenbuis spruitstuk -<br />

turbocompressor op het spruitstuk.<br />

Via de bovenkant: verwijder de tussenbuis<br />

spruitstuk-turbocompressor.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaattussenbuizen<br />

INBOUWEN<br />

Vervang altijd alle afdichtingen van de uitlaat.<br />

Monteer, op de werkbank, de tussenbuis voorste<br />

spruitstuk - turbocompressor, en zet de bevestigingen<br />

vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

12A-59<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

Uitlaatspruitstukken en -tussenbuizen<br />

1 Voorste uitlaatspruitstuk<br />

2 Achterste uitlaatspruitstuk<br />

3 Spruitstukpakking<br />

4 Hitteschild van uitlaatspruitstuk<br />

5 Uitlaattussenbuis spruitstuk - turbocompressor<br />

6 Hitteschild van de voorste tussenbuis<br />

7 Hitteschild van de voorkatalysator<br />

8 Afdichting van de tussenbuis<br />

9 Spruitstuk van de turbocompressor<br />

12A-60<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

EGR-klep - Warmtewisselaar<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestiging van de EGR-buizen 2,1<br />

Bevestiging warmtewisselaar 2,1<br />

Flens warmtewisselaar 2,1<br />

Bevestigingen van de EGR-klep 2,1<br />

Klemband EGR-klep - Warmtewisselaar 0,6<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />

12A-61<br />

Maak de brandstofaanvoerleidingen vrij op de<br />

pendelophanging.<br />

12A<br />

Verwijder het geheel pendelkap-uitslagbegrenzer.<br />

Maak de brandstofaanvoer en -retourslangen (1) los<br />

en sluit de openingen af met doppen van de set met<br />

afsluitdoppen uit het magazijn.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

EGR-klep - Warmtewisselaar<br />

Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie de methode van de<br />

"Inlaatluchtverdeler").<br />

Maak los:<br />

– de verschillende stekkers en actuators van de kabelbundel (1) en maak<br />

deze vrij naar de zijkant,<br />

– de slangen van de carterventilatie op de "T"-aansluiting (2) en daarna de<br />

slang (3). Maak deze vrij naar de zijkant.<br />

Maak de stekker (4) vrij en verwijder de dempingsstang (5).<br />

12A-62<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Draai de wartels van de hogedrukleidingen<br />

hoofdinspuitbuis-verstuivers los.<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

EGR-klep - Warmtewisselaar<br />

Draai, indien nodig, de klembeugels los van de<br />

verschillende leidingen.<br />

Bouw de hogedrukleidingen uit.<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

Bouw uit:<br />

– de twee bevestigingsbouten van de balg van de<br />

wastegate en maak deze naar de zijkant vrij,<br />

– de hoofdinspuitbuis (zie de methode in hoofdstuk<br />

13B Dieselinspuitsysteem "Hoofdinspuitbuis").<br />

12A-63<br />

– de EGR-buizen (6).<br />

Maak de koelslang (7) los op de EGR-klep.<br />

12A<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen (8) van de flenzen van de<br />

warmtewisselaar,<br />

– de bevestigingen (9) van het geheel EGR-klep -<br />

warmtewisselaar.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />

EGR-klep - Warmtewisselaar<br />

Maak het geheel EGR-klep - warmtewisselaar vrij en maak de twee<br />

koelslangen (10) los.<br />

Plaats afknijpklemmen op de koelslangen.<br />

Bouw het geheel EGR-klep - warmtewisselaar uit.<br />

Op de werkbank:<br />

Maak de koelslang (11) los.<br />

Draai de klemband (12) los.<br />

Maak de EGR-klep (13) los van de warmtewisselaar (14).<br />

INBOUWEN<br />

Vervang altijd:<br />

– de afdichtingen van de EGR-buizen,<br />

– de klemband van het geheel EGR-klep - warmtewisselaar.<br />

Monteer de hogedrukleidingen en zet deze vast met het voorgeschreven<br />

aantrekkoppel (zie de methode in hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />

"Vervangen hogedrukleidingen").<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A Koelsysteem "Vullen -<br />

ontluchten").<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

12A-64<br />

12A<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

De balg (A) van de drukregelcapsule wordt<br />

aangestuurd via een door de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem geregelde elektroklep (B).<br />

In de ruststand staat de drukregelklep (wastegate)<br />

dicht.<br />

In de ruststand staat de elektroklep (B) open.<br />

Als de elektroklep (B) open staat, verbindt hij de<br />

turbocompressor (de turbodruk) met de balg (A).<br />

Hierdoor werkt de turbodruk direct op de balg, en<br />

opent de drukregelklep (wastegate).<br />

Als de elektroklep (B) wordt aangestuurd, wordt de<br />

informatie van de turbodruk (bij de uitgang van de<br />

turbocompressor) omgeleid naar de ingang van de<br />

turbocompressor. Hierdoor werkt de turbodruk niet<br />

langer op de balg, en sluit de drukregelklep<br />

(wastegate).<br />

DRUKVULLING<br />

Drukregelcapsule<br />

12B-1<br />

112B<br />

12B<br />

De elektroklep die in rust open staat, krijgt voeding<br />

zodra de motor is gestart. Gedurende een vertraging,<br />

die afhankelijk is van de temperatuur van de<br />

koelvloeistof, wordt de turbodruk begrensd en kan het<br />

toerental van de motor niet boven 2500 tr/min komen.<br />

Hierdoor krijgt de olie de tijd om de lagers van de<br />

turbocompressor te bereiken.<br />

X Tijd in secondes<br />

Y Temperatuur in °C<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

DRUKVULLING<br />

Antipompageklep<br />

De turbocompressor heft een antipompage-klep (A).<br />

Deze klep bestaat uit een veer en een membraan dat<br />

een klep aanstuurt die de ingang en de uitgang van de<br />

turbocompressor via een intern kanaal met elkaar<br />

verbindt.<br />

Op het membraan van de antipompage-klep (A) werkt<br />

de druk die heerst in het spruitstuk tussen het<br />

<strong>smoorklephuis</strong> en de inlaatkleppen (spruitstukdruk).<br />

Als tijdens het afremmen op de motor het verschil<br />

tussen turbodruk en de spruitstukdruk hoger is dan<br />

400 mbar, dan opent de klep.<br />

Door het openen van de klep daalt snel de druk die<br />

heerst tussen het <strong>smoorklephuis</strong> en de schoepen van<br />

de compressor. Hier door wordt voorkomen dat de<br />

turbocompressor bij het loslaten van het gaspedaal<br />

wordt beschadigd door het pompeffect.<br />

12B-2<br />

12B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DRUKVULLING<br />

Drukregelcapsule<br />

De balg (A) van de drukregelcapsule wordt<br />

aangestuurd via een door de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem geregelde elektroklep (B). De<br />

rekeneenheid kan de onderdruk, waarmee de balg de<br />

turbodruk regelt, naar de behoefte van de motor<br />

variëren.<br />

In de ruststand staat de drukregelklep (wastegate)<br />

open. De motor werkt dan in de atmosferische fase.<br />

De elektroklep, die in ruststand dicht staat, krijgt na het<br />

starten van de motor voeding, na een vertraging die<br />

afhankelijk is van de koelvloeistoftemperatuur.<br />

X Tijd in secondes<br />

Y Temperatuur in ˚C<br />

12B-3<br />

12B<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

TURBODRUKBEGRENZINGSKLEP (WASTEGATE)<br />

Controle van de afsteldruk<br />

Het controleren en het afstellen van de afsteldruk kan<br />

niet met ingebouwde turbocompressor gebeuren.<br />

Voor beide werkzaamheden moet de turbocompressor<br />

worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12B Drukvulling<br />

"Turbocompressor").<br />

Plaats een meetklokje met een magnetisch voetstuk<br />

op het eind van de steel van de wastegate (zo veel<br />

mogelijk in de as van de wastegate).<br />

Zet geleidelijk meer druk op de wastegate met een<br />

manometer Mot. 1014.<br />

Controlewaarden<br />

Druk (mbar) Slag van de steel (mm)<br />

290 tot 370 1<br />

500 tot 580 5<br />

DRUKVULLING<br />

Drukregeling<br />

12B-4<br />

Werkwijze<br />

12B<br />

Bij het controleren van de afsteldruk kan het nodig zijn<br />

dat u de lengte van de steel (A) van de<br />

drukregelcapsule moet afstellen.<br />

Draai de contramoer (1) los.<br />

Verwijder de borgpen (2).<br />

Afstellen gebeurt door het afsteleinde (3) halve slagen<br />

in- of uit te draaien tot de juiste afsteldruk is verkregen.<br />

Indraaien van de dop verhoogt de afsteldruk.<br />

Uitdraaien van de dop verlaagt de afsteldruk.<br />

N.B.:<br />

Controleer de afsteldruk na het vastzetten van de<br />

contramoer (1).<br />

Valideer de reparatie met een proefrit en controleer<br />

daarbij de parameters "Cyclisch stuursignaal van de<br />

turbodrukbegrenzingsklep" en "Turbodruk" op de<br />

diagnoseapparaten.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

TURBODRUKBEGRENZINGSKLEP (WASTEGATE)<br />

Controle van de afsteldruk<br />

Het controleren en het afstellen van de afsteldruk kan<br />

niet met ingebouwde turbocompressor gebeuren.<br />

Voor beide werkzaamheden moet de turbocompressor<br />

worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12B Drukvulling<br />

"Turbocompressor").<br />

Plaats een meetklokje met een magnetisch voetstuk<br />

op het eind van de steel van de wastegate (zo veel<br />

mogelijk in de as van de wastegate).<br />

Zet geleidelijk meer onderdruk op de wastegate met<br />

een manometer Mot. 1014.<br />

Controlewaarden<br />

Waarde van de<br />

onderdruk (mbar)<br />

Slag van de steel (mm)<br />

200 tussen 1 en 3<br />

500 tussen 10 en 12<br />

>550 Steel tegen aanslag<br />

DRUKVULLING<br />

Drukregeling<br />

12B-5<br />

Werkwijze<br />

12B<br />

Bij het controleren van de afsteldruk kan het nodig zijn<br />

dat u de lengte van de steel (A) van de<br />

drukregelcapsule moet afstellen.<br />

Draai de contramoer (1) los.<br />

Afstellen gebeurt door het afsteldop (2) halve slagen<br />

in- of uit te draaien tot de juiste afsteldruk is verkregen.<br />

Indraaien van de kartelring verhoogt de afsteldruk.<br />

Uitdraaien van de kartelring verlaagt de afsteldruk.<br />

N.B.:<br />

Controleer de afsteldruk na het vastzetten van de<br />

contramoer (1).<br />

Valideer de reparatie met een proefrit en controleer<br />

daarbij de parameters "Cyclisch stuursignaal van de<br />

turbodrukbegrenzingsklep" en "Turbodruk" op de<br />

diagnoseapparaten.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

UITBOUWEN<br />

OPMERKING:<br />

De moeren waarmee de turbocompressor vastzit aan<br />

het uitlaatspruitstuk, kunt u gemakkelijk losdraaien als<br />

u, vlak voor het demonteren, deze nog warme moeren<br />

inspuit met kruipolie.<br />

Bouw de katalysator uit (zie hoofdstuk 19B Uitlaat<br />

"Katalysator").<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak los:<br />

– de slang van de elektroklep voor de bediening van de<br />

wastegate (1),<br />

– de slang van de elektroklep - turbocompressor (2),<br />

– de slang van de rembekrachtiger (3).<br />

Verwijder de slang van het luchtfilter -<br />

turbocompressor (4).<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-6<br />

12B<br />

LET OP: zoals bij alle turbomotoren moet u zich bij het uitbouwen-inbouwen van de turbocompressor<br />

zorgvuldig houden aan de reparatiemethodes om een perfecte afdichting van het systeem te kunnen<br />

garanderen.<br />

HET NIET NALEVEN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN KAN ERNSTIGE GEVOLGEN HEBBEN VOOR DE<br />

VEILIGHEID<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsmoer turbocompressor 1 + 90°<br />

Wartel olieaanvoerleiding 2,5<br />

Wartel olieaanvoer op<br />

turbocompressor 3,2<br />

Bout van de olieaanvoerleiding 4<br />

Wartel olieretourleiding 0,8<br />

Bout van koelleiding 1,2 + 2,7<br />

Slangklem tussenkoelerturbocompressor<br />

0,55<br />

Plaats afknijpklemmen en verwijder de koelslangen<br />

van de turbocompressor (5).<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

Bouw uit:<br />

– de bouten van het huis van de<br />

koelvloeistofverwarmingselementen,<br />

– de bout van het hitteschild (6),<br />

– de twee bouten van de koelleiding,<br />

– de olieaanvoerleiding op de turbocompressor (7),<br />

– de steun van de sierkap van de motor en de steun<br />

van de turbocompressor (8),<br />

– de luchtslang tussenkoeler-turbocompressor,<br />

– het hitteschild van de startmotor,<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-7<br />

12B<br />

Bouw uit:<br />

– de drie bevestigingsbouten (9) van de<br />

olieretourleiding van de turbocompressor,<br />

– de olieretourleiding op de turbocompressor (11),<br />

– de olieaanvoerleiding (10) op de turbocompressor.<br />

– de vier bevestigingsmoeren (12) van de<br />

turbocompressor op het spruitstuk.<br />

– de turbocompressor via de bovenkant.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

INBOUWEN<br />

Vervang altijd de bevestigingstapeinden en -<br />

moeren van de turbocompressor en de<br />

afdichtingen.<br />

Monteer op de werkbank en zet vast met het<br />

voorgeschreven aantrekkoppel:<br />

– de twee bouten (13) van de olieretourleiding naar het<br />

motorblok met 1,2 daN.m,<br />

– de bout (14) van de olieretourleiding,<br />

– de twee bouten (15) van de koelleiding op de<br />

turbocompressor met 1,2 daN.m, daarna met<br />

2,7 daN.m.<br />

Breng de bevestigingen op hun plaats van de<br />

volgende onderdelen:<br />

– de turbocompressor op het uitlaatspruitstuk,<br />

– de olieaanvoerleiding op de turbocompressor,<br />

– de retourleiding naar het motorblok,<br />

– de luchtslang van de tussenkoeler-turbocompressor,<br />

– de steun van de turbocompressor.<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-8<br />

12B<br />

Zet de slangklem (16) van de luchtslang van de<br />

tussenkoeler - turbocompressor vast om de<br />

turbocompressor en de steun van de turbocompressor<br />

(17) te kunnen plaatsen.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

Zet de vier moeren van de turbocompressor vast met een aantrekkoppel van 1 daN.m, gevolgd door een<br />

hoekverdraaiing van 90°.<br />

Zet de olieaanvoer en -retourleiding vast met de voorgeschreven aantrekkoppels.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

12B-9<br />

12B<br />

N.B.:<br />

Let op bij het inbouwen dat de luchtslang van het hitteschild en de luchtslang van de tussenkoeler - turbocompressor<br />

de bobines niet raken.<br />

LET OP:<br />

vervang altijd alle uitgebouwde afdichtingen, ook die van de koelleiding.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />

BELANGRIJK:<br />

Voordat de motor wordt gestart, sluit u het diagnoseapparaat aan en vergrendelt u het inspuitsysteem.<br />

Laat vervolgens de startmotor draaien tot het waarschuwingslampje van de oliedruk dooft (dit kan enkele<br />

secondes duren) en ontgrendel daarna het inspuitsysteem.<br />

Start de motor en geef een paar keer onbelast gas.<br />

Zet het contact uit en controleer of er nergens olielekkage is.<br />

Laat de motor stationair draaien tot de koelventilateur inschakelt.<br />

Geef een paar keer onbelast gas en maak daarna een proefrit.<br />

Zet het contact uit en controleer of er nergens olielekkage is.<br />

Bijzondere voorzorgen<br />

● Controleer goed of er tijdens de montage geen vuil bij het turbinewiel of bij het compressorwiel binnendringt.<br />

● Als de turbo defect is (olieverbruik), controleer dan altijd of de tussenkoeler zich niet met olie heeft gevuld. Bouw<br />

de tussenkoeler indien nodig uit, reinig hem met een schoonmaakmiddel en laat hem goed uitdruppelen.<br />

● Controleer ook of de olieretourleiding niet door aanslag verstopt zijn. Controleer ook of er absoluut geen lekkage<br />

is, vervang hem anders.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsmoeren turbocompressor 2,6<br />

Bout van de olieaanvoerleiding op de<br />

turbocompressor 1,5<br />

Wartel van de olieaanvoerleiding 2,2<br />

Wartel van de olieaanvoer op het<br />

motorblok 4,2<br />

Bout van de olieretourleiding 0,9<br />

UITBOUWEN<br />

OPMERKING:<br />

Voor het uitbouwen van de turbocompressor moeten<br />

de katalysator, de hoofdinspuitbuis en de<br />

bescherming van de hoofdinspuitbuis worden<br />

uitgebouwd (zie hoofdstuk 19B Uitlaat<br />

"Katalysator", hoofdstuk 13B<br />

Dieselinspuitsysteem "Hoofdinspuitbuis" en<br />

"Bescherming hoofdinspuitbuis").<br />

N.B.:<br />

Gebruik een nieuwe specifieke olieaanvoerleiding<br />

uit het magazijn.<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– het rechter voorwiel,<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de luchtaanvoer- (1) en afvoerkanalen (2) op de<br />

turbocompressor.<br />

– de metalen buis (3) op de uitgang van de<br />

turbocompressor.<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-10<br />

Verwijder de olieretourleiding (4) op de<br />

turbocompressor.<br />

12B<br />

Draai de wartel los van de olieaanvoerleiding (5) van<br />

de turbocompressor op de motor.<br />

Via de bovenkant<br />

Verwijder de twee bevestigingsmoeren (6) van de<br />

turbocompressor op het uitlaatspruitstuk.<br />

Draai de moer (7) los zonder hem te verwijderen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Via de onderkant<br />

BELANGRIJK:<br />

De olieaanvoerleiding kan niet worden<br />

uitgebouwd met de turbocompressor op zijn<br />

plaats.<br />

Bij het uitbouwen van de turbocompressor moet<br />

daarom kracht worden gezet op de<br />

olieaanvoerleiding.<br />

Gebruik een nieuwe specifieke leiding uit het<br />

magazijn.<br />

Verwijder de moer (7).<br />

Maak de turbocompressor vrij van zijn tapeinden.<br />

Maak een draaiende beweging en zet kracht op de<br />

slang zodat het geheel vrijkomt.<br />

Draai de wartel los van de leiding op de<br />

turbocompressor.<br />

Verwijder de leiding en maak de turbocompressor vrij.<br />

INBOUWEN<br />

LET OP:<br />

Vervang altijd de koperen afdichtring bij de<br />

aansluiting van de olieaanvoerleiding op de<br />

turbocompressor en de afdichting van de<br />

olieretourleiding.<br />

Zet de wartel van de nieuwe olieaanvoerleiding met<br />

zijn koperen afdichtring op het motorblok vast met een<br />

aantrekkoppel van 4,2 daN.m.<br />

Bijzonderheid<br />

Monteer de olieaanvoerleiding op de<br />

turbocompressor voordat u de turbocompressor<br />

inbouwt in de auto.<br />

Plaats de olieaanvoerleiding loodrecht op de<br />

turbineas van de turbocompressor (zie tekening) en<br />

zet de bout vast met een aantrekkoppel van<br />

1,5 daN.m.<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-11<br />

12B<br />

Monteer de turbocompressor en let daarbij op dat hij<br />

goed aanligt tegen het spruitstuk en plaats de<br />

olieaanvoerleiding in het motorblok.<br />

Plaats via de onderkant van de auto de<br />

bevestigingsmoer (7) van de turbocompressor op het<br />

spruitstuk en via de bovenkant de twee andere<br />

moeren (6).<br />

Zet de wartel van de olieaanvoerleiding met zijn<br />

afdichtring op het motorblok vast met een<br />

aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />

Gebruik voor het inbouwen van de bescherming van<br />

de hoofdinspuitbuis en van de hoofdinspuitbuis<br />

tapeinden met diameter 8, lengte 100 mm om het<br />

geheel te centreren.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

Bijzondere voorzorgen<br />

● Controleer voor de montage of de lagerblokken<br />

van de turbocompressor correct smering krijgen.<br />

Maak hiertoe de stekker van de hogedrukregelaar<br />

los (houd er een opvangbak onder) en laat de<br />

startmotor draaien. De olie moet overvloedig uit<br />

de olieaanvoerleiding stromen.<br />

● Controleer goed of er tijdens de montage geen<br />

vuil bij het turbinewiel of bij het compressorwiel<br />

binnendringt.<br />

● Als de turbo defect is (olieverbruik), controleer dan<br />

altijd of de tussenkoeler zich niet met olie heeft<br />

gevuld. Bouw de tussenkoeler indien nodig uit,<br />

reinig hem met een schoonmaakmiddel en laat<br />

hem goed uitdruppelen.<br />

● Controleer ook of de olieretourleiding niet door<br />

aanslag verstopt zijn. Controleer ook of er<br />

absoluut geen lekkage is. Zo ja, vervang hem dan.<br />

Ga bij het verder inbouwen te werk in omgekeerde<br />

volgorde van uitbouwen en let in het bijzonder op de<br />

montagevolgorde en de voorgeschreven<br />

aantrekkoppels voor het inbouwen van de delen van<br />

het hogedruk inspuitsysteem (zie hoofdstuk 13B<br />

Dieselinspuitsysteem "Bescherming<br />

hoofdinspuitbuis" en "Hoofdinspuitbuis")<br />

BELANGRIJK:<br />

● Voordat u de motor start maakt u de stekker los<br />

van de drukregelaar op de hogedrukpomp.<br />

● Laat de startmotor vervolgens enkele secondes<br />

draaien tot het waarschuwingslampje van de<br />

oliedruk uitgaat.<br />

● Sluit de drukregelaar weer aan, verwarm voor en<br />

start de motor na de voorverwarming.<br />

● Laat de motor stationair draaien en controleer alle<br />

wartels en aansluitingen op lekkage.<br />

● Wis het storingsgeheugen van de rekeneenheid<br />

van het inspuitsysteem met behulp van het<br />

diagnoseapparaat.<br />

12B-12<br />

12B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingen hitteschilden<br />

Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />

turbocompressor<br />

Bevestiging spruitstuk van<br />

turbocompressor op motorblok<br />

Bevestiging voorste uitlaatbuis:<br />

– op de turbocompressor<br />

– op de voorkatalysator<br />

Wartels koelleiding van het lager van de<br />

turbocompressor op de turbocompressor<br />

Koelleiding van het lager van de<br />

turbocompressor op het motorblok<br />

Olieaanvoerleiding van het lager van de<br />

turbocompressor op het motorblok<br />

Olieretourleiding van het lager van de<br />

turbocompressor op het motorblok<br />

Olieaanvoerleiding van het lager van de<br />

turbocompressor op de turbocompressor<br />

Olieretourleiding van het lager van de<br />

turbocompressor op de turbocompressor<br />

Bevestiging van de turbocompressor op<br />

het spruitstuk van de turbocompressor<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Bouw uit:<br />

– de kappen van de motor,<br />

– de bescherming onder de motor.<br />

Maak los:<br />

– de accu,<br />

– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1).<br />

Maak de carterventilatieslang (2) los.<br />

Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />

doorstroommeter. Verwijder hiervoor:<br />

– de twee bevestigingsbouten op de<br />

luchtdoorstroommeter,<br />

– de klemband op de inlaatgeluiddemper en daarna op<br />

de turbocompressor.<br />

Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

2,1<br />

5,2<br />

9,6<br />

2,1<br />

2,1<br />

3,4<br />

1<br />

2,4<br />

2,1<br />

0,9<br />

1,2<br />

2,1<br />

12B-13<br />

12B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Verwijder de rekeneenheid van het inspuitsysteem (4)<br />

(zie de methode in hoofdstuk 13B<br />

Dieselinspuitsysteem "Rekeneenheid").<br />

Maak de kabelbundels (5) vrij op de plastic steunen<br />

van de rekeneenheid.<br />

Verwijder de steun (6) van de rekeneenheid.<br />

Maak het opname element van de stand van de<br />

wastegate los.<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-14<br />

12B<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen (7) van het hitteschild op de<br />

turbocompressor,<br />

– de bevestigingen (8),<br />

– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />

de verschillende vacuümslangen,<br />

– het hitteschild,<br />

– de bevestiging (9) van het hitteschild van de<br />

voorkatalysator,<br />

– het hitteschild,<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Bouw de EGR-buis (10) uit.<br />

Maak de turboluchtslang (11) los op de uitgang van de<br />

turbocompressor.<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen (12) van de voorste uitlaatbuis op<br />

de voorkatalysator en daarna op de<br />

turbocompressor,<br />

– het hitteschild op de uitlaattussenbuis<br />

spruitstuk-turbocompressor van de voorste<br />

cilinderrij.<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-15<br />

12B<br />

Verwijder de bevestigingen:<br />

– (13) van de uitlaattussenbuis voorste spruitstukturbocompressor<br />

op het spruitstuk.<br />

– (14) van de uitlaattussenbuis achterste spruitstukturbocompressor<br />

op de turbocompressor.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Maak de koelleiding van het lager van de<br />

turbocompressor (15) vrij aan de zijkant.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– plaats eerst een afknijpklem,<br />

– verwijder de wartel (16).<br />

Bouw uit:<br />

– de koelleiding (17) van het lager van de<br />

turbocompressor. Verwijder hiervoor de wartel (18)<br />

en de bevestigingsbout (19),<br />

– de bevestigingsbouten (20) van de olieaanvoer en -<br />

retourleiding van de turbocompressor,<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-16<br />

12B<br />

– de bevestigingsbouten (21) van het spruitstuk van de<br />

turbocompressor op het motorblok.<br />

Maak de turbocompressor vrij en daarna de voorste<br />

uitlaatbuis.<br />

Op de werkbank:<br />

Bouw uit:<br />

– de uitlaattussenbuis voorste spruitstuk -<br />

turbocompressor,<br />

– de olieaanvoer en -retourleiding van de<br />

turbocompressor,<br />

– de beugel van de koelleidingen,<br />

– de turbocompressor van het uitlaatspruitstuk van de<br />

turbocompressor.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INBOUWEN<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-17<br />

12B<br />

BELANGRIJK:<br />

VOOR HET INBOUWEN VAN DE TURBOCOMPRESSOR MOET HET LAGER VAN DE TURBOCOMPRESSOR<br />

WORDEN GESMEERD MET MOTOROLIE<br />

Bijzondere voorzorgen<br />

● Controleer goed of er tijdens de montage geen vuil bij het turbinewiel of bij het compressorwiel binnendringt.<br />

● Controleer ook of de olieretourleiding niet door aanslag verstopt zijn. Controleer ook of er absoluut geen lekkage<br />

is, vervang hem anders.<br />

N.B.:<br />

Vervang altijd alle afdichtingen:<br />

– van de uitlaattussenbuizen,<br />

– van de turbocompressor,<br />

– van de olieleidingen van de turbocompressor,<br />

– van de koelleidingen van het lager van de turbocompressor,<br />

– van de beugel van de koelleidingen.<br />

Monteer de tussenbuis spruitstuk - turbocompressor op de turbocompressor, en zet de bevestigingen vast met het<br />

voorgeschreven aantrekkoppel.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Zet alle bevestigingen vast met de voorgeschreven aantrekkoppels.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />

BELANGRIJK:<br />

Voordat u de motor start, sluit u het diagnoseapparaat aan en blokkeert u het inspuitsysteem met behulp van het<br />

commando AC614 "Blokkeren inspuitsysteem" in "commando's/actuators".<br />

Laat de startmotor vervolgens enkele secondes draaien tot het waarschuwingslampje van de oliedruk uitgaat.<br />

Zet het contact ongeveer 15 secondes uit en start daarna de motor opnieuw.<br />

Laat de motor stationair draaien en controleer alle wartels en aansluitingen op lekkage.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

A 3,4<br />

B 0,9<br />

C 1,0<br />

D 2,1<br />

E 1,2<br />

F 2,4<br />

DRUKVULLING<br />

Turbocompressor<br />

12B-18<br />

12B<br />

Editie 3


ALLE<br />

MOTORTYPES<br />

UITBOUWEN<br />

OPMERKING:<br />

Voor het uitbouwen van de tussenkoeler moeten de<br />

schildbumper en de koplampen worden uitgebouwd<br />

(zie hoofdstuk 55A Bescherming buitenkant<br />

"Schildbumper voor" en hoofdstuk 80B Verlichting<br />

voorzijde "Uitbouwen - Inbouwen".<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak los:<br />

– de accu,<br />

– de stekker (1).<br />

Maak de ontgrendelkabel van de motorkap (2) los.<br />

Bouw uit:<br />

– de luchtgeleiders (3),<br />

– de negen bevestigingsbouten (4) van de bovenste<br />

dwarsbalk.<br />

Plaats de bovenste dwarsbalk op de motor zonder de<br />

lak te beschadigen.<br />

Maak de stekker (5) los van het opname element<br />

aircodruk.<br />

Motors F4R en G9T<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbouten (6) van de<br />

stuurbekrachtigingsleiding,<br />

– de twee bevestigingsklemmetjes (7) van de<br />

condensor.<br />

DRUKVULLING<br />

Tussenkoeler<br />

12B-19<br />

12B<br />

Maak de condensor via de bovenkant los van de<br />

tussenkoeler. Leg de condensor op de grond.<br />

N.B.:<br />

Pas op dat de ribben niet beschadigen.<br />

Motor P9X<br />

Bouw uit:<br />

– de twee bevestigingsbouten (8) van de steunstang<br />

van de oliekoeler.<br />

– de klemband (9) van de stuurbekrachtigingsleiding,<br />

– de twee bevestigingsklemmetjes (10) van de<br />

condensor.<br />

Maak de metalen leidingen van de condensor vrij van<br />

hun klemmetjes.<br />

Editie 3


ALLE<br />

MOTORTYPES<br />

DRUKVULLING<br />

Tussenkoeler<br />

Maak de condensor via de bovenkant los van de<br />

tussenkoeler. Laat de condensor op de voorste<br />

dwarsbalk rusten.<br />

N.B.:<br />

Pas op dat de ribben niet beschadigen.<br />

Alle motortypes<br />

Maak de slangen los op de ingang en de uitgang van<br />

de tussenkoeler.<br />

Bouw uit:<br />

– de twee bevestigingsklemmetjes (11) van de<br />

tussenkoeler,<br />

– de tussenkoeler via de bovenkant.<br />

12B-20<br />

12B<br />

Editie 3


ALLE<br />

MOTORTYPES<br />

INBOUWEN<br />

Let op bij motor G9T, dat de rubber manchet en de<br />

klemband van de slang goed worden gemonteerd.<br />

Plaats de aangegoten versterking aan de bovenkant<br />

zodat de plastic richtnokjes van de slang de klemband<br />

vasthouden.<br />

Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />

volgorde van uitbouwen.<br />

DRUKVULLING<br />

Tussenkoeler<br />

12B-21<br />

12B<br />

BELANGRIJK:<br />

Na het monteren van de koplampen, moet u deze<br />

afstellen:<br />

– zet de auto op een horizontale ondergrond,<br />

– zet de stelknop op 0,<br />

– voer de afstelling uit.<br />

Heeft de auto xenonkoplampen, dan moet u het<br />

systeem initialiseren en de koplampen afstellen<br />

(raadpleeg hoofdstuk "Xenonkoplampen,<br />

initialiseren van het systeem").<br />

LET OP:<br />

Bij Xenonkoplampen, is het verboden de lamp in te<br />

schakelen als deze niet in de koplamp is gemonteerd<br />

(gevaar voor de ogen).<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

OMSCHRIJVING<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Benzineaanvoercircuit<br />

Het benzineaanvoercircuit van de motor heeft geen retour.<br />

De benzinedruk varieert niet afhankelijk van de motorbelasting.<br />

13A-1<br />

113A<br />

het circuit bestaat uit:<br />

– een hoofdinspuitbuis (1) zonder retourleiding en zonder drukregelaar,<br />

– een enkele leiding (2) afkomstig van de tank,<br />

– een gecombineerde voedingspomp/tankelement/benzinefilter met drukregelaar (3), de pomp (4) en het<br />

benzinefilter (5) (alle in de tank gemonteerd),<br />

– een benzinedampabsorptievat (6).<br />

ELEKTRISCH SCHEMA<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

OMSCHRIJVING<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Benzineaanvoercircuit<br />

Het benzineaanvoercircuit van de motor heeft geen retour.<br />

De benzinedruk varieert niet afhankelijk van de motorbelasting.<br />

het circuit bestaat uit:<br />

– een hoofdinspuitbuis (1) zonder retourleiding en zonder drukregelaar maar met een pulsdemper (2),<br />

– een enkele leiding (3) afkomstig van de tank,<br />

– een gecombineerde voedingspomp/tankelement/benzinefilter met drukregelaar (4), de pomp (5) en het<br />

benzinefilter (6) (alle in de tank gemonteerd),<br />

– een benzinedampabsorptievat (7).<br />

ELEKTRISCH SCHEMA<br />

13A-2<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

OMSCHRIJVING<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Dieselaanvoercircuit<br />

Het circuit bestaat uit:<br />

– een gecombineerde voedingspomp/tankelement (1) (in de brandstoftank),<br />

– een brandstoffilter (2),<br />

– een hogedrukregelaar (3) op de pomp,<br />

– een hogedrukpomp (4),<br />

– een hoofdinspuitbuis (5) met een opname element en een begrenzer (6) voor de brandstofdruk,<br />

– vier elektromagnetische verstuivers,<br />

– verschillende opname elementen,<br />

– een rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

Het is niet toegestaan het inwendige van de hogedrukpomp en van de verstuivers te demonteren.<br />

ELEKTRISCH SCHEMA<br />

13A-3<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Dieselaanvoercircuit<br />

13A-4<br />

13A<br />

Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting levert de motor op ieder moment de luiste<br />

hoeveelheid brandstof.<br />

OMSCHRIJVING<br />

Het circuit bestaat uit:<br />

– een peervormige opvoerpomp (1),<br />

– een brandstoffilter (2) met een verwarmingselement,<br />

– een hogedrukpomp met twee pompplunjers (3),<br />

– twee drukregelaars (4),<br />

– een hoofdinspuitbuis (5) met een opname element druk (6),<br />

– een drukbegrenzer (7),<br />

– zes elektromagnetische verstuivers (8),<br />

– een opname element brandstoftemperatuur (9).<br />

N.B.:<br />

Demonteer nooit:<br />

– het inwendige van de pomp,<br />

– de verstuivers,<br />

– de drukregelaars van de pomp.<br />

ELEKTRISCH SCHEMA<br />

Editie 3


MOTOR<br />

F4R - V4Y<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Benzinefilter<br />

ALGEMEEN<br />

Het benzinefilter is in de tank gemonteerd. Hij is<br />

onderdeel van het geheel pomp-tankelement en is niet<br />

demonteerbaar.<br />

Bij het vervangen moet het geheel pomp/tankelement<br />

worden vervangen.<br />

De filtercapaciteit heeft een lange levensduur.<br />

Toch kan door een controle van de voedingsdruk en<br />

de pompopbrengst een diagnose worden gesteld over<br />

pomp en tankelement.<br />

13A-5<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Brandstoffilter<br />

13A-6<br />

13A<br />

Het brandstoffilter bevindt zich in een demonteerbaar patroon. Dit patroon bevat een brandstofverwarmingselement<br />

Om het brandstoffilter te vervangen, moet u het geheel uitbouwen.<br />

UITBOUWEN<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

LET OP:<br />

Denk aan de in de leidingen aanwezige brandstof en<br />

restdruk.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak op het filter los:<br />

– de stekker van de brandstofverwarming (1),<br />

– de aanvoerslang naar de motor (2),<br />

– de slang (3) vanaf de tank,<br />

Bouw het filter uit door het los te maken van zijn steun.<br />

Verwijder de bout (4) van het filterdeksel en bouw het<br />

filterelement uit.<br />

INBOUWEN<br />

Let op dat het merkteken op het deksel in lijn staat met<br />

het merkteken van de bak.<br />

Let op de juiste aansluiting van de leidingen op het<br />

filter.<br />

Let op dat u de leidingen niet beschadigt of dichtknijpt.<br />

BELANGRIJK:<br />

Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />

keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />

met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />

van de actuators".<br />

Het water dat zich in het filter verzamelt, moet<br />

regelmatig worden afgetapt via de aftapplug (5).<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Brandstoffilter<br />

13A-7<br />

13A<br />

Het brandstoffilter is in de motorruimte geplaatst. Het filter bevindt zich in een patroon dat gedemonteerd kan<br />

worden. Dit patroon heeft een verwarmingselement voor de brandstof gevormd door een weerstand en een<br />

thermocontact.<br />

Om het brandstoffilter te vervangen, moet u het geheel uitbouwen.<br />

UITBOUWEN<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

LET OP:<br />

Denk aan de in de leidingen aanwezige brandstof en<br />

restdruk.<br />

Maak op het filter los:<br />

– de stekker van de brandstofverwarming (1),<br />

– de aanvoerslang naar de motor (2),<br />

– de slang (3) vanaf de tank.<br />

Bouw het filter uit door het los te maken van zijn steun.<br />

Noteer de stand van het patroon ten opzichte van het<br />

huis.<br />

Verwijder de bout (4) en het filterelement.<br />

INBOUWEN<br />

Let op dat het merkteken op het deksel in lijn staat met<br />

het merkteken van de bak.<br />

Let op de juiste aansluiting van de leidingen op het<br />

filter.<br />

Let op dat u de leidingen niet beschadigt of dichtknijpt.<br />

BELANGRIJK:<br />

Vul het circuit met behulp van de opvoerpomp (peer).<br />

Het water dat zich in het filter verzamelt, moet<br />

regelmatig worden afgetapt via de aftapplug (5).<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten hoofdinspuitbuis 0,9<br />

De inspuitstukken van motor F4R zijn van het type<br />

MAGNETI MARELLI PICO.<br />

Zij zijn met klemmetjes vastgemaakt op de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

De brandstof circuleert permanent langs de wand van<br />

het inspuitstuk. Door deze brandstofverversing wordt<br />

dampbelvorming voorkomen en is de warme start<br />

beter.<br />

UITBOUWEN<br />

LET OP:<br />

Houd bij het uitbouwen van de inspuitstukken of<br />

van de hoofdinspuitbuis, rekening met de<br />

brandstof die zich in de hoofdinspuitbuis en de<br />

aansluiting bevindt. Bescherm de dynamo.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Verwijder de luchtslang voor de koeling van de<br />

turbocompressor (1).<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Hoofdinspuitbuis - inspuitstukken<br />

13A-8<br />

Maak los:<br />

– de brandstofaanvoerwartel (2) van de<br />

hoofdinspuitbuis,<br />

– de aansluiting van de carterventilatie (3),<br />

– de stekkers van de inspuitstukken (4).<br />

Bouw uit:<br />

– de bouten van de hoofdinspuitbuis (5),<br />

– de hoofdinspuitbuis,<br />

– de klemmetjes van de inspuitstukken,<br />

– de inspuitstukken.<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Hoofdinspuitbuis - inspuitstukken<br />

INBOUWEN<br />

Vervang altijd de O-ringen en de klemmetjes van de<br />

inspuitstukken.<br />

Plaats het nieuwe klemmetje op het inspuitstuk, en<br />

druk tegen het inspuitstuk tot het klemmetje vasthaakt<br />

aan de hoofdinspuitbuis.<br />

Monteer de hoofdinspuitbuis en zet de<br />

bevestigingsbouten ervan vast met het<br />

voorgeschreven aantrekkoppel.<br />

13A-9<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten van hoofdinspuitbuis:<br />

voorspannen<br />

vastzetten<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw het <strong>inlaatspruitstuk</strong> uit (zie hoofdstuk 12A<br />

Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />

"Inlaatspruitstuk").<br />

LET OP:<br />

Houd bij het uitbouwen van de inspuitstukken of<br />

van de hoofdinspuitbuis, rekening met de<br />

brandstof die zich in de hoofdinspuitbuis en de<br />

aansluiting bevindt.<br />

Maak los:<br />

– de brandstofaanvoerwartel (1) van de<br />

hoofdinspuitbuis,<br />

– de stekkers van de inspuitstukken (2).<br />

Verwijder de vier bevestigingsbouten (3) van de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Verwijder de hoofdinspuitbuis (let op de vier vulringen<br />

onder de hoofdinspuitbuis).<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Hoofdinspuitbuis - inspuitstukken<br />

1<br />

2,3 ± 0,3<br />

13A-10<br />

Bouw uit:<br />

– de klemmetjes van de inspuitstukken,<br />

– de inspuitstukken.<br />

INBOUWEN<br />

13A<br />

Vervang altijd de O-ringen en de klemmetjes van de<br />

inspuitstukken.<br />

Houd u aan het aantrekkoppel van de bouten van de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Vervang ook de spruitstukpakkingen.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Editie 3


MOTOR<br />

F4R - V4Y - G9T<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Benzinepomp<br />

De motors F4R, V4Y en G9T hebben een<br />

brandstofvoedingspomp.<br />

Deze pomp bevindt zich in de tank, en is een<br />

onlosmakelijk deel van de brandstofaanvoereenheid.<br />

Voor het vervangen moet het geheel pomptankelement<br />

worden vervangen bij een G9T-motor en<br />

het geheel pomp-tankelement-filter bij de motors F4R<br />

en V4Y.<br />

Door een controle van de voedingsdruk en de<br />

pompopbrengst kan een diagnose worden gesteld<br />

over de brandstofaanvoereenheid.<br />

Voor de methode voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />

voedingspomp, raadpleegt u hoofdstuk 19C Tank<br />

"Pomp - tankelement".<br />

BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />

VOEDINGSEENHEID<br />

Aansl. Omschrijving<br />

A1<br />

A2<br />

B1<br />

B2<br />

C1<br />

C2<br />

Signaal + tankelement<br />

Niet in gebruik<br />

Signaal - tankelement<br />

Niet in gebruik<br />

+ pomp<br />

- pomp<br />

13A-11<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Controle van de benzinedruk<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />

met manometer en wartel<br />

Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />

brandstofdruk<br />

Maak de brandstofaanvoerwartel (1) los en plaats een<br />

T-stuk (Mot. 1311-08) met daarop aangesloten de<br />

controlemanometer.<br />

LET OP:<br />

Vang de benzine uit de hoofdinspuitbuis en de<br />

wartel op. Bescherm de gevoelige delen.<br />

Start de motor zodat de brandstofpomp gaat draaien.<br />

Meet de druk die constant moet zijn.<br />

Druk: 3,5 bar ±± 0,06.<br />

N.B.:<br />

Het kan enkele secondes duren voordat u de correcte<br />

druk in de hoofdinspuitbuis meet.<br />

Na het stilzetten van de motor mag de benzinedruk<br />

niet direct zakken (lekke drukregelaar of pomp).<br />

13A-12<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Controle van de benzinedruk<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />

met manometer en wartel<br />

Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />

brandstofdruk<br />

BELANGRIJK:<br />

Bij alle werkzaamheden aan tank en<br />

brandstofleidingen is het zeer belangrijk:<br />

– verboden te roken of met gloeiende voorwerpen<br />

(lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />

– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />

gevolg van de restdruk in het systeem,<br />

– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />

uitstromende brandstof.<br />

Maak de snelkoppeling (1) los op de<br />

brandstofaanvoerslang.<br />

Sluit op wartel (1) het "T"-stuk Mot. 1311-08 aan met<br />

de manometer uit de controleset Mot. 1311-01 bij (A).<br />

Start de motor zodat de brandstofpomp gaat draaien.<br />

Meet de druk die constant moet zijn.<br />

Druk: 3,5 bar ±± 0,06.<br />

13A-13<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Controle van de opbrengst van de voedingspomp<br />

LET OP:<br />

Vang de benzine uit de hoofdinspuitbuis en de<br />

wartel op. Bescherm de gevoelige delen.<br />

Maak de brandstofaanvoerwartel (1) los en plaats een<br />

T-stuk (Mot. 1311-08).<br />

Sluit op de uitgang van het "T"-stuk (Mot. 1311-08)<br />

een slang aan die lang genoeg is om de opbrengst van<br />

de pomp op te vangen in een maatbeker.<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />

met manometer en wartel<br />

Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />

brandstofdruk<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Maatbeker 2000 ml<br />

13A-14<br />

13A<br />

Laat de benzinepomp draaien door de aansluitingen 3<br />

en 5 van het benzinepomprelais (A) met elkaar te<br />

verbinden.<br />

Meet de pompopbrengst.<br />

Gemeten opbrengst: 80 tot 120 l/u.<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Controle van de opbrengst van de voedingspomp<br />

BELANGRIJK:<br />

Bij alle werkzaamheden aan tank en<br />

brandstofleidingen is het zeer belangrijk:<br />

– verboden te roken of met gloeiende voorwerpen<br />

(lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />

– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />

gevolg van de restdruk in het systeem,<br />

– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />

uitstromende brandstof.<br />

Maak de snelkoppeling (1) los van de<br />

brandstofaanvoerslang.<br />

Sluit op de snelkoppeling (1) het "T"-stuk<br />

Mot. 1311-08 aan en sluit hierop een slang (2) aan die<br />

lang genoeg is om de opbrengst van de pomp op te<br />

vangen in een maatbeker.<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />

met manometer en wartel<br />

Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />

brandstofdruk<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

1 maatbeker 2000 ml<br />

13A-15<br />

13A<br />

Laat de benzinepomp draaien door de aansluitingen 3<br />

en 5 van het benzinepomprelais (A) met elkaar te<br />

verbinden. Bij een spanning van 12 V moet de<br />

opbrengst tenminste 1,3 liter per minuut zijn.<br />

Gemeten opbrengst: 80 tot 100 l/u.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Controle van de brandstofopbrengst en -druk<br />

De brandstofdruk in het lagedrukcircuit kan worden gecontroleerd.<br />

13A-16<br />

13A<br />

De lagedruk van de opvoerpomp (elektrische pomp in de tank) is bestemd om de hogedrukpomp te voeden tijdens<br />

het starten).<br />

CONTROLE VAN DE LAGE DRUK (OPVOERPOMP)<br />

Plaats een "T"-stuk Mot. 1311-08, zodat de<br />

manometer Mot. 1311-01 kan worden aangesloten op<br />

de uitgang (2) van het brandstoffilter.<br />

Laat de pomp draaien met behulp van het<br />

diagnoseapparaat of door de aansluitingen 3 en 5 van<br />

het relais van de opvoerpomp (A) met elkaar te<br />

verbinden.<br />

Lees de druk af, deze moet tussen 2,5 en 4 bar zijn.<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1311-01<br />

of Manometer<br />

Mot. 1328<br />

Mot. 1311-08 "T" voor het meten van de druk<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Maatbeker 2000 ml<br />

CONTROLE VAN DE POMPOPBRENGST<br />

(OPVOERPOMP)<br />

Laat de slang van de pomp uitmonden in de<br />

maatbeker 2000 ml.<br />

Laat de pomp draaien door de aansluitingen 3 en 5<br />

van het relais van de opvoerpomp met elkaar te<br />

verbinden.<br />

De gemeten opbrengst moet minstens 80 tot 100 l/u<br />

(1,5 l/min) zijn.<br />

LET OP:<br />

Het is niet toegestaan de druk en de opbrengst van<br />

de hogedrukpomp te meten.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Antidampbelsysteem<br />

WERKINGSPRINCIPE<br />

Het antidampbelsysteem wordt direct aangestuurd<br />

door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is<br />

afkomstig van het opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur van het inspuitsysteem (zie<br />

hoofdstuk 17B "Centrale<br />

koelvloeistoftemperatuurregeling").<br />

Na het afzetten van het contact, staat het systeem<br />

standby.<br />

Als de temperatuur van de koelvloeistof warmer wordt<br />

dan 107 °C gedurende de 49 secondes na het<br />

stilzetten van de motor, wordt de lage snelheid van de<br />

koelventilateur aangestuurd.<br />

Als de temperatuur weer lager is dan 85 °C, wordt het<br />

relais van de koelventilateur uitgeschakeld (de<br />

ventilateur draait nooit langer dan 10 minuten).<br />

13A-17<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

BRANDSTOFAANVOER<br />

Antidampbelsysteem<br />

WERKINGSPRINCIPE<br />

Het antidampbelsysteem wordt direct aangestuurd<br />

door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is<br />

afkomstig van het opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur van het inspuitsysteem (zie<br />

hoofdstuk 17B "Centrale<br />

koelvloeistoftemperatuurregeling").<br />

Na het afzetten van het contact, schakelt de<br />

inspuitrekeneenheid standby.<br />

Als de temperatuur van de koelvloeistof in de motor<br />

hoger wordt dan 102 °C gedurende de 2 minuten die<br />

volgen op het stilzetten van de motor, wordt het relais<br />

van de lage ventilateursnelheid aangestuurd.<br />

Als de temperatuur weer lager is dan 95 °C, wordt het<br />

relais van de ventilateurmotor uitgeschakeld (de<br />

ventilateur draait nooit langer dan 10 minuten).<br />

13A-18<br />

13A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Type auto<br />

BJ0E, BJ0F,<br />

BJ0G, BJ0M<br />

Versnellingsbak<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Gegevens<br />

Type Indice<br />

Boring<br />

(mm)<br />

13B-1<br />

213B<br />

Slag<br />

(mm)<br />

Motor<br />

Inhoud<br />

(cm 3 )<br />

13B<br />

Compressieverhouding<br />

Emissienorm<br />

PK6 G9T 702 87 92 2188 18 / 1 EU00<br />

TOERENTAL (tr/min) ROOKGASWAARDEN<br />

Stationair Max. onbelast Max. belast Homologatiewaarde Max. wettelijk<br />

850 ± 50 4200 ± 100 3700 ± 100 1,9 m -1 (54 %) 3 m -1 (70%)<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Hogedrukpomp BOSCH CP3 Druk van 300 tot 1350 bar<br />

Opvoerpomp (lagedruk) BOSCH EKP 13.5 Druk van 2,5 tot 4 bar<br />

Opname element brandstofdruk BOSCH Geschroefd op de hoofdinspuitbuis<br />

Aantrekkoppel: 3,5 ± 0,5 daN.m<br />

Verstuivers BOSCH Elektromagnetische verstuiver<br />

Weerstand: < 2 Ω<br />

Maximum werkdruk: 1350 bar<br />

Maximale druk 1525 bar<br />

Drukregelaar BOSCH Geschroefd op de hogedrukpomp<br />

Weerstand: ≈ 5 Ω bij 20 °C<br />

Aantrekkoppel: 0,6 daN.m<br />

Rekeneenheid inspuitsysteem BOSCH EDC 15 Rekeneenheid 128-polig<br />

Rekeneenheid van de voornaverwarming<br />

(achter de spatplaat<br />

van het linker voorwiel)<br />

NAGARES BED/7-12 Met naverwarmingsfunctie via de<br />

rekeneenheid<br />

Voorverwarmingsstiften BERU Weerstand: 0,6 Ω stekker losgenomen<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen - Weerstand: 0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

13B-2<br />

13B<br />

Opname element gaspedaal HELLA Potentiometer met twee banen<br />

Weerstand baan 1 = 1200 ± 480 Ω<br />

Weerstand baan 2 = 1700 ± 680 Ω<br />

Opname element<br />

inlaatluchttemperatuur<br />

Opname element<br />

brandstoftemperatuur<br />

Opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur<br />

SIEMENS Ingebouwd in doorstroommeter<br />

Weerstand tussen 100 Ω en 40 kΩ<br />

ELTH Weerstand: 2050 Ω bij 25°C<br />

ELTH Weerstand: 2252 ± 112Ω bij 25 °C<br />

Opname element vliegwiel MGI Weerstand: 200 tot 270 Ω bij 23 °C<br />

Opname element nokkenas ELECTRFIL Opname element met Hall effect<br />

Luchtdoorstroommeter SIEMENS Luchtdoorstroommeter met ingebouwd<br />

opname element luchttemperatuur<br />

aansl. 1: luchttemperatuur<br />

aansl. 2: massa<br />

aansl. 3: 5 V referentiespanning<br />

aansl. 4: + 12 V na relais<br />

inspuitsysteem<br />

aansl. 5: signaal luchtdoorstroommeter<br />

aansl. 6: massa<br />

Opname element turbodruk DELCO Uitgangsspanning, contact aan,<br />

stilstaande motor (tussen aansl. A en B):<br />

1,9 V bij een atmosferische druk van<br />

1013 mb<br />

Uitgangsspanning > 1,9 V bij een<br />

atmosferische druk < 1013 mbar<br />

Afdichting bij iedere demontage<br />

vervangen<br />

Opname element atmosferische<br />

druk<br />

Ingebouwd in rekeneenheid<br />

EGR-elektroklep PIERBURG Weerstand baan: 8 ± 0,5 Ω bij 20 °C<br />

(aansl. 1 en 5)<br />

Weerstand opname element: 4 Ω bij<br />

20 °C (aansl. 2 en 4)<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Elektroklep turbulentieklep (swirlelektroklep)<br />

Elektroklep smoorklep (elektroklep<br />

afslagsysteem)<br />

BITRON Weerstand: 46 ± 3 ΩΩ bij 25 °C<br />

BITRON Weerstand: 46 ± 3 Ω bij 25 °C<br />

13B-3<br />

13B<br />

Elektroklep turbodrukregeling PIERBURG Weerstand: 15,4 ± 0,7 ΩΩ bij 20 °C<br />

Turbocompressor GARETT Afstelling wastegate:<br />

– 200 mbar onderdruk bij een slag van<br />

de steel tussen 1 mm en 3 mm.<br />

– 500 mbar onderdruk bij een slag van<br />

de steel tussen 10 mm en 12 mm.<br />

– steel op aanslag bij een onderdruk<br />

hoger dan 550 mbar.<br />

Diagnose Diagnosegereedschap<br />

(behalve XR25)<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Type auto<br />

Versnellingsbak<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Gegevens<br />

Type Indice<br />

Boring<br />

(mm)<br />

13B-4<br />

Slag<br />

(mm)<br />

Motor<br />

Inhoud<br />

(cm 3 )<br />

13B<br />

Compressieverhouding<br />

Emissienorm<br />

BJ0J SU1 P9X 701 87,5 82 2958 18,5/1 EU00<br />

TOERENTAL (tr/min) ROOKGASWAARDEN<br />

Stationair Max. onbelast Max. belast Homologatiewaarde Max. wettelijk<br />

700 ± 30 5000 ± 150 4600 ± 100 1 m -1 (33,5 %) 3 m -1 (70%)<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Hogedrukpomp DENSO-HP2270L Druk van 250 tot 1450 bar continu<br />

Opname element druk<br />

hoofdinspuitbuis<br />

Verstuivers DENSO-<br />

DLLA155P750<br />

DENSO Geschroefd op de hoofdinspuitbuis<br />

Voedingsspanning: 5 ±± 0,25 V<br />

Lineair uitgangssignaal (tussen aansl. 1 en 2):<br />

1600 bar = 4,2 V<br />

400 bar = 2 V<br />

Brandstofdrukregelaars DENSO Op de hogedrukpomp<br />

Niet demonteerbaar<br />

Weerstand: 1,6 ±± 0,3 Ω<br />

Rekeneenheid<br />

inspuitsysteem<br />

Elektromagnetische verstuiver met ijkweerstand<br />

Weerstand: aansl. 3 en 4: 2,7 ± 0,1 ΩΩ<br />

Calibratieweerstand: aansl. 1 en 2: 30,9 tot 9530 Ω<br />

DENSO Rekeneenheid met 121 aansluitingen (81 en<br />

40 aansluitingen)<br />

Vermogensrekeneenheid DENSO Rekeneenheid met 16 aansluitingen (8 en<br />

8 aansluitingen)<br />

Rekeneenheid<br />

voorverwarming<br />

NAGARES<br />

BEDDR14-12<br />

Met naverwarmingsfunctie via de rekeneenheid<br />

Voorverwarmingsstiften NGK Weerstand: 0,6 ± 0,05 Ω stekker losgenomen<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen<br />

- Weerstand: 0,45 ± 0,05 ΩΩ bij 20 °C stekker losgenomen<br />

Opname element gaspedaal HELLA Potentiometer dubbele baan, weerstand:<br />

baan 1: 2 (massa) en 4 (+ 5 V): 1,2 ± 0,5 kΩΩ<br />

baan 2: 1 (massa) en 5 (+ 5 V): 1,7 ± 0,7 kΩΩ<br />

Luchtdoorstroommeter BOSCH Luchtdoorstroommeter met warme film<br />

Aansluitingen<br />

Aansl. 1: Niet in gebruik<br />

Aansl. 2: + 12 V na relais navoeding inspuitsysteem<br />

Aansl. 3: Massa<br />

Aansl. 4: Signaal luchtdoorstroming<br />

Aansl. 5: + 5 V referentiespanning<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

13B-5<br />

13B<br />

Opname element turbodruk HITACHI Voedingsspanning (tussen aansl. 2 en 3): 5 ± 0,25 V<br />

Uitgangsspanning contact aan stilstaande motor (tussen<br />

aansl. 1 en 2):<br />

Lineair uitgangssignaal:<br />

= 1,9 V voor een atmosferische druk van 1013 mbar<br />

≈ 4,5 V voor een absolute druk van 1900 mbar<br />

≈ 0,6 V voor een absolute druk van 100 mbar<br />

Afdichting bij iedere demontage vervangen<br />

Opname element temperatuur:<br />

– inlaatlucht<br />

– brandstof<br />

– koelvloeistof<br />

Opname element stand<br />

EGR-klep<br />

DELPHI Temperatuurgevoelige weerstand met negatieve<br />

temperatuurcoëfficiënt<br />

Weerstand: 28940 ±± 10 Ω bij - 20 °C<br />

16321 ±± 9 Ω bij - 10 °C<br />

9516 ± 8,5 Ω bij 0 °°C<br />

5728 ±± 8 Ω bij 10 °C<br />

3555 ±± 7,5 Ω bij 20 °C<br />

2268 ±± 7 Ω bij 30 °C<br />

1483 ± 6 Ω bij 40 °C<br />

992 ± 5,5 Ω bij 50 °°C<br />

680 ± 5,2 Ω bij 60 °C<br />

475 ± 5 Ω bij 70 °C<br />

338 ± 4 Ω bij 80 °C<br />

245 ± 3,5 Ω bij 90 °C<br />

180 ± 3,5 Ω bij 100 °C<br />

134,7 ± 3 Ω bij 110 °C<br />

117 ± 2,8 Ω bij 115 °°C<br />

DENSO Weerstand: aansl. 1 en 3: 5 ± 1 kΩ<br />

Voedingsspanning: 5 ±± 0,25 V<br />

Elektroklep EGR-klep DENSO Weerstand: 6,8 ± 0,5 Ω bij 20°C<br />

Opname element stand van de<br />

wastegate<br />

HONEYWELL Weerstand: aansl. 1 en 3: 5 ±± 1 kΩΩ<br />

Voedingsspanning: 5 ± 0,25 V<br />

Lineair signaal: – aanslag in rust: 4,70 V<br />

– 10 mm slag: 0,45 V<br />

Elektroklep turbodrukregeling DENSO Weerstand: 12 ± 1 Ω bij 20 °C<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Gegevens<br />

OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />

Opname element atmosferische druk - Ingebouwd in rekeneenheid<br />

Bedieningselektroklep van de<br />

afslagklep<br />

DENSO Weerstand: 40 ± 3 Ω bij 20 °C<br />

Opname element referentie cilinder DENSO Inductief opname element<br />

Weerstand: 2150 ±± 300 Ω bij 20 °°C<br />

13B-6<br />

13B<br />

Opname element vliegwiel DENSO Inductief opname element<br />

De tandschijf is met een spie gemonteerd op de<br />

krukas<br />

Weerstand: 2150 ± 300 ΩΩ bij 20 °C<br />

Turbocompressor GARETT - VNT Turbocompressor met variabele geometrie<br />

multilamellen<br />

Brandstofverwarming - Dit maakt deel uit van het brandstoffilter en gevormd<br />

door een weerstand en een thermocontact.<br />

Voorkatalysator EBERSPACHER C129 of C206<br />

katalysator EBERSPACHER C113<br />

Inspuitvolgorde - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6<br />

n° 1 en 2 distributiezijde (n°1 op de achterste<br />

cilinderrij)<br />

Diagnose Diagnosegereedschap<br />

(behalve XR25)<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

VERSTUIVERS<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

13B<br />

Op de verstuivers van de motor G9T, staat een code van 6 tekens, de zogenaamde IMA-code<br />

(verstuiveropbrengstcorrectie). Deze specifieke code van elke verstuiver, houdt rekening met de afwijkingen bij de<br />

fabricage en kenmerkt de ingespoten opbrengst van elk van de verstuivers.<br />

In geval van het vervangen van een of meer verstuivers, is het noodzakelijk om de code van de nieuwe verstuiver(s)<br />

in de rekeneenheid in te lezen.<br />

In geval van het herprogrammeren van de rekeneenheid, is het noodzakelijk om de code van de vier verstuivers in<br />

de rekeneenheid in te lezen.<br />

Er zijn twee mogelijkheden:<br />

● Als communicatie met de rekeneenheid mogelijk is:<br />

– sla de gegevens van de rekeneenheid op in het diagnoseapparaat,<br />

– vervang de rekeneenheid,<br />

– breng de gegevens vanuit het diagnoseapparaat over naar de nieuwe rekeneenheid,<br />

– controleer, met het diagnoseapparaat, of de rekeneenheid geen storing heeft gedetecteerd die verband houdt<br />

met de verstuivercodes en of het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel uit is.<br />

● Als communicatie met de rekeneenheid niet mogelijk is:<br />

– vervang de rekeneenheid,<br />

– lees de gegevens af op de verstuivers,<br />

– voer ze in met behulp van het diagnoseapparaat, in het geheugen van de rekeneenheid,<br />

– configureer de verschillende elementen, zoals de airconditioning, de koelvloeistofverwarmingselementen enz.,<br />

– controleer, met het diagnoseapparaat, of de rekeneenheid geen storing heeft gedetecteerd die verband houdt<br />

met de verstuivercodes en of het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel uit is.<br />

13B-7<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

13B-8<br />

13B<br />

Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting levert de motor op ieder moment de juiste<br />

hoeveelheid brandstof.<br />

OMSCHRIJVING<br />

Het systeem bestaat uit:<br />

– een gecombineerde voedingspomp/tankelement (in de brandstoftank),<br />

– een brandstoffilter,<br />

– een drukregelaar op de pomp,<br />

– een hogedrukpomp,<br />

– een hoofdinspuitbuis met een opname element en een drukbegrenzer voor de brandstofdruk,<br />

– vier elektromagnetische verstuivers,<br />

– verschillende opname elementen,<br />

– een rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

WERKING<br />

Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting is een inspuitsysteem met sequentiële<br />

inspuiting van dieselbrandstof (afgeleid van de sequentiële multipunt inspuiting van benzinemotoren).<br />

Dankzij dit systeem, dat gebruik maakt van een voorinspuiting, maakt de motor minder lawaai, stoot hij minder roet<br />

en schadelijke uitlaatgassen uit en levert hij reeds bij lage toerentallen een aanzienlijk koppel.<br />

De lagedrukpomp (ook wel opvoerpomp genoemd) voedt de hogedrukpomp via het filter van de drukregelaar en<br />

het brandstoffilter alleen tijdens de startfase, bij een druk tussen 2 en 4 bar.<br />

De hogedrukpomp levert brandstof met een hoge druk voor de hoofdinspuitbuis. De drukregelaar op de pomp<br />

regelt de aanvoer naar de hogedrukpomp. De hoofdinspuitbuis voedt iedere verstuiver via een stalen leiding.<br />

De rekeneenheid:<br />

– bepaalt bij welke druk de motor het beste functioneert en stuurt de drukregelaar. Via de informatie die de<br />

rekeneenheid ontvangt van het opname element brandstofdruk controleert de rekeneenheid de druk,<br />

– bepaalt de inspuitduur die nodig is om de juiste hoeveelheid brandstof in te spuiten e het moment waarop met de<br />

inspuiting moet worden begonnen,<br />

– stuurt iedere verstuiver apart elektrisch aan na het bepalen van deze twee waarden.<br />

De hoeveelheid ingespoten brandstof is afhankelijk van:<br />

– de duur van de bekrachtiging van de verstuiver,<br />

– de snelheid waarmee de verstuiver opent en sluit,<br />

– de slag van de verstuivernaald (afhankelijk van het type verstuiver),<br />

– de nominale hydraulische doorlaat van de verstuiver (afhankelijk van het type verstuiver),<br />

– de druk in de hoofdinspuitbuis (door de rekeneenheid geregeld).<br />

BIJ ALLE WERKZAAMHEDEN AAN HET HOGEDRUK INSPUITSYSTEEM MOET U DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE REINHEID EN VEILIGHEID STIPT OPVOLGEN DIE IN DIT DOCUMENT STAAN.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

CONTROLE VAN DE AFDICHTING NA REPARATIE<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

13B-9<br />

13B<br />

Vul en ontlucht het circuit. Zet hiervoor het contact enkele keren aan, of laat de lagedrukpomp draaien met het<br />

diagnoseapparaat in het menu "Commando van de actuators".<br />

Controleer na iedere reparatie of er geen brandstoflekkage is. Laat de motor draaien tot de koelventilateur<br />

inschakelt, en geef een paar keer onbelast gas.<br />

BELANGRIJK:<br />

Brandstof die meer dan 10 % diester bevat is niet geschikt voor deze motor.<br />

De maximale brandstofdruk in het systeem is 1350 bar. Controleer voor iedere reparatie of de hoofdinspuitbuis<br />

niet meer onder druk staat.<br />

Zet alle wartels, bouten en moeren altijd vast met het voorgeschreven aantrekkoppel:<br />

– van de hogedrukleidingen,<br />

– van de verstuiver op de cilinderkop,<br />

– van het opname element druk en van de drukregelaar.<br />

Bij reparatie of uitbouwen van de hogedrukpomp, de verstuivers, de aanvoer- retour- en hogedrukwartels,<br />

moeten de openingen altijd direct met schone doppen worden afgesloten zodat er geen vuil kan<br />

binnendringen.<br />

LET OP:<br />

IEDERE UITGEBOUWDE LEIDING MOET WORDEN VERVANGEN.<br />

Bij het vervangen van de hogedrukleiding, gaat u op de volgende wijze te werk:<br />

– bouw de hogedrukleiding uit, waarbij u met een contrasleutel de filtersteel op de verstuiver tegenhoudt,<br />

– plaats de schone afsluitdoppen,<br />

– draai de hoofdinspuitbuis los,<br />

– plaats de nieuwe hogedrukleiding,<br />

– zet de wartels met de hand vast tot zij aanliggen,<br />

– zet de bevestigingen van de hoofdinspuitbuis met het voorgeschreven koppel vast,<br />

– zet de wartel op de verstuiver met het voorgeschreven koppel vast,<br />

– zet de wartel aan de hoofdinspuitbuis met het voorgeschreven koppel vast.<br />

Het is niet toegestaan het inwendige van de hogedrukpomp te demonteren.<br />

Vervang na uitbouwen altijd de retourleiding van de verstuivers.<br />

Het opname element brandstoftemperatuur kan niet worden gedemonteerd. Het maakt deel uit van de<br />

brandstofretourbuis.<br />

Maak hogedrukleidingen nooit los bij draaiende motor.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

13B-10<br />

13B<br />

Het -ECD-2UP DENSO brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting levert de motor op ieder moment de<br />

juiste hoeveelheid brandstof.<br />

OMSCHRIJVING<br />

● Rekeneenheid met 121 aansluitingen van het merk DENSO flash EEPROM voor de aansturing van het<br />

inspuitsysteem.<br />

● Het systeem bestaat uit:<br />

– een peervormige opvoerpomp in het lagedrukcircuit,<br />

– een brandstoffilter met een verwarmingselement,<br />

– een hogedrukpomp met ingebouwde opvoerpomp (perspomp),<br />

– twee drukregelaars op de pomp,<br />

– een hoofdinspuitbuis,<br />

– een opname element druk van de hoofdinspuitbuis,<br />

– een drukbegrenzer van de hoofdinspuitbuis,<br />

– zes elektromagnetische verstuivers,<br />

– een vermogensrekeneenheid van de verstuivers,<br />

– een opname element brandstoftemperatuur,<br />

– een opname element koelvloeistoftemperatuur,<br />

– een opname element luchttemperatuur,<br />

– een luchtdoorstroommeter,<br />

– een opname element referentie cilinder,<br />

– een opname element toerental,<br />

– een opname element turbodruk,<br />

– een opname element stand van de wastegate,<br />

– een de elektroklep voor de turbodrukregeling,<br />

– een EGR-elektroklep,<br />

– een opname element stand EGR-klep,<br />

– een bedieningselektroklep van de afslagklep,<br />

– een afslagklephuis,<br />

– een opname element gaspedaal,<br />

– een opname element atmosferische druk,<br />

– en een rekeneenheid.<br />

● Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting is een inspuitsysteem met sequentiële<br />

inspuiting van dieselbrandstof (afgeleid van de sequentiële multipunt inspuiting van benzinemotoren).<br />

● Dankzij dit systeem, dat gebruik maakt van een voorinspuiting, maakt de motor minder lawaai, stoot hij minder roet<br />

en schadelijke uitlaatgassen uit en levert hij reeds bij lage toerentallen een aanzienlijk koppel.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

13B-11<br />

13B<br />

● De hogedrukpomp levert brandstof met een hoge druk voor de hoofdinspuitbuis. De twee drukregelaars op de<br />

pomp regelen de hoge druk afhankelijk van de door de rekeneenheid berekende vraag. De hoofdinspuitbuis voedt<br />

iedere verstuiver via een stalen leiding.<br />

● De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt informatie van de verschillende opname element. Hij<br />

berekent de gegevens voor de inspuiting (vervroeging, voorinspuiting, inspuitduur) en zendt een stuursignaal naar<br />

de vermogensrekeneenheid, die het openen van de verstuivers aanstuurt.<br />

● Een afslagklep sluit bij het uitzetten van het contact. Hij sluit de luchtaanvoer af waardoor de motor geleidelijk en<br />

zonder schokken stopt. Om de klep te sluiten stuurt de rekeneenheid een elektroklep aan de onderdruk van de<br />

vacuümpomp doorlaat naar de bedieningsbalg.<br />

● Om de luchtverontreiniging te verminderen, gebruikt motor P9X een warmtewisselaar voor het afkoelen van de<br />

teruggevoerde uitlaatgassen. De via de EGR-klep in de cilinder toegelaten gassen stromen door een<br />

warmtewisselaar die wordt gekoeld door de koelvloeistof. Als gevolg hiervan is de verbrandingstemperatuur lager.<br />

Hierdoor is de NOx-uitstoot minder.<br />

● De motor P9X gebruikt een potentiometer voor het meten van de verplaatsing van de as van de wastegate van<br />

de turbocompressor. De rekeneenheid van het inspuitsysteem gebruikt deze informatie voor het verfijnen van de<br />

turbodrukregeling.<br />

● De fabricagetoleranties veroorzaken verschillen in de opbrengst van de verschillende verstuivers. Deze verschillen<br />

veroorzaken lawaai en meer luchtvervuiling tijdens de werking van de motor.<br />

Om deze verschillen te compenseren wordt tijdens de fabricage een kalibratieweerstand ingebouwd in de stekker<br />

van iedere verstuiver.<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem leest de waarde van deze weerstand af, die overeenkomt met de<br />

tolerantie van de verstuiver. Hij pas vervolgens de inspuitduur aan om bij iedere verstuiver een gelijke opbrengst<br />

te hebben.<br />

● De rekeneenheid:<br />

– bepaalt bij welke druk de motor het beste functioneert en stuurt de drukregelaars aan. Via de informatie die de<br />

rekeneenheid ontvangt van het opname element brandstofdruk controleert de rekeneenheid de druk,<br />

– bepaalt de inspuitduur die nodig is om de juiste hoeveelheid brandstof in te spuiten e het moment waarop met<br />

de inspuiting moet worden begonnen,<br />

– stuurt iedere verstuiver apart elektrisch aan, via de vermogensrekeneenheid, na het bepalen van deze twee<br />

waarden.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

13B-12<br />

13B<br />

● De hogedrukpomp wordt met een lage druk gevoed door een ingebouwde opvoerpomp (perspomp) die bestaat uit<br />

twee pompplunjers. Voor het regelen van de druk heeft de pomp twee drukregelaars. Ieder van de drukregelaars<br />

regelt de hoeveelheid brandstof die wordt toegelaten in een pompelement.<br />

● De rekeneenheid regelt:<br />

– de stationair toerentalregeling,<br />

– de hoeveel uitlaatgassen die wordt teruggevoerd naar de inlaat,<br />

– de controle van de brandstofaanvoer (vervroeging, opbrengst en druk van de hoofdinspuitbuis),<br />

– het stuursignaal naar de ventilateurmotor (centrale temperatuurregeling),<br />

– de temperatuurregeling van het koelsysteem (koelvloeistofverwarmingselementen),<br />

– het vrijgeven van het aansturen van de compressorkoppeling van de airconditioning,<br />

– de functie snelheidsregelaar met afstandsregelaar<br />

– het aansturen van de voor/naverwarming.<br />

● Aansturing van de ventilateurmotor en van het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op het<br />

instrumentenpaneel door de rekeneenheid van het inspuitsysteem (GCTE-functie: Centrale temperatuurregeling).<br />

● Multiplexverbinding tussen de verschillende rekeneenheden van de auto. Het laten branden van de<br />

waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel verloopt via het multiplexnetwerk.<br />

● Bij een botsing, wordt de informatie voor het onderbreken van de brandstoftoevoer gegeven door de<br />

airbagrekeneenheid. Deze geeft via het multiplexnetwerk opdracht aan de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />

om de aansturing van het navoedingsrelais van het inspuitsysteem te vergrendelen.<br />

De ontgrendeling wordt pas weer actief als het contact langer dan 10 secondes onderbroken is geweest.<br />

Hierdoor gaat het waarschuwingslampje langer dan normaal branden bij het aanzetten van het contact. Het<br />

waarschuwingslampje krijgt zijn normale werking pas terug na het wissen van de storing met behulp van het<br />

diagnoseapparaat.<br />

● De functie snelheidsregelaar met afstandsregelaar wordt gestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

BELANGRIJK<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

● De motor mag niet werken met:<br />

– een dieselbrandstof die meer dan 10% diester bevat,<br />

– benzine, zelfs in een hele kleine hoeveelheid.<br />

● De maximale brandstofdruk in het systeem is 1450 bar. Controleer voor iedere reparatie of de<br />

hoofdinspuitbuis niet meer onder druk staat en of de brandstoftemperatuur niet te hoog is.<br />

13B-13<br />

13B<br />

● Bij alle werkzaamheden aan het hogedruk inspuitsysteem moet u de voorschriften inzake reinheid en<br />

veiligheid stipt opvolgen die in dit document staan.<br />

● Het is niet toegestaan het inwendige van de pomp en van de verstuivers te demonteren.<br />

● Demonteer nooit:<br />

– de drukregelaars op de pomp,<br />

– het opname element stand van de wastegate.<br />

● Om veiligheidsredenen is het streng verboden om een wartel van een hogedrukleiding los te draaien als<br />

de motor draait.<br />

● Alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd worden vervangen.<br />

● De bedrading van het opname element cilinderherkenning en van het opname element vliegwiel mag niet<br />

worden gerepareerd. Vervang de kabelbundel bij een defect.<br />

● Geen enkel onderdeel van het systeem mag rechtstreeks met 12 V worden gevoed.<br />

● Ontkolen en ultrasoon reinigen zijn verboden.<br />

● Start nooit de motor als de accu niet correct is aangesloten.<br />

● Maak de stekker los van de rekeneenheid van het inspuitsysteem bij laswerkzaamheden aan de auto.<br />

● Op de verstuivers staat een weerstand. Deze weerstand is specifiek voor elke verstuiver en houdt rekening<br />

met de afwijkingen bij de fabricage en kenmerkt de ingespoten opbrengst van elk van de verstuivers.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

CONTROLE VAN DE AFDICHTING NA REPARATIE<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

Controleer na iedere reparatie of er geen brandstoflekkage is.<br />

Versie Vdiag 4 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO<br />

Vul het brandstofcircuit met behulp van het handpompje.<br />

Start de motor en laat hem stationair draaien tot hij zijn bedrijfstemperatuur heeft bereikt.<br />

Controleer visueel of er geen brandstoflekkage is.<br />

Breng een verklikkerproduct aan op de wartels van de vervangen leiding(en).<br />

Maak een proefrit en rijd daarbij met alle motortoerentallen (houd u aan de maximum snelheid ter plaatse).<br />

Controleer na de proefrit visueel of het hogedrukcircuit niet lekt.<br />

Verwijder het verklikkerproduct.<br />

Versie Vdiag 8 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO<br />

Vul het brandstofcircuit met behulp van het handpompje.<br />

Dit commando is alleen mogelijk als de temperatuur van de motor hoger is dan 80 °C.<br />

Breng lekverklikker aan op de hogedrukwartels.<br />

13B-14<br />

13B<br />

N.B.:<br />

De versie Vdiag 8 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO heeft een commando dat kan worden gegeven<br />

vanaf het diagnoseapparaat. Hiermee kan het hogedrukcircuit van de draaiende motor worden getest op<br />

lekkage terwijl de auto stilstaat.<br />

Geef het commando SC001 "Test afdichting hogedrukcircuit". Het toerental van de motor wordt automatisch<br />

2000 tr/min gedurende 2 minuten, en wordt daarna weer het stationair toerental.<br />

Controleer visueel het ontbreken van hogedruk lekkage.<br />

Verwijder het verklikkerproduct.<br />

TEST VAN DE VERSTUIVERS<br />

N.B.:<br />

De versie Vdiag 8 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO heeft een commando dat kan worden gegeven<br />

vanaf het diagnoseapparaat om de verstuivers een voor een uit te schakelen.<br />

Dit commando is alleen mogelijk als de temperatuur van de motor hoger is dan 80 °C.<br />

Sluit het diagnoseapparaat aan en schakel de verstuivers een voor een uit met de commando's in<br />

"Commando/actuators".<br />

AC632 TEST VERSTUIVER N°1<br />

AC633 TEST VERSTUIVER N°°2<br />

AC634 TEST VERSTUIVER N°3<br />

AC635 TEST VERSTUIVER N°4<br />

AC636 TEST VERSTUIVER N°°5<br />

AC637 TEST VERSTUIVER N°6<br />

Editie 3


DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Reinheid<br />

MOTOR<br />

G9T - P9X Reinheid<br />

13B-15<br />

13B<br />

STRIKT OP TE VOLGEN VOORSCHRIFTEN VOOR EEN SCHONE WERKOMGEVING BIJ WERKZAAMHEDEN<br />

AAN HET HOGEDRUK INSPUITSYSTEEM<br />

De gevaren van een vuile omgeving<br />

Het hogedruk inspuitsysteem is bijzonder gevoelig voor vuildeeltjes. Door vuil bestaat gevaar voor:<br />

– onherstelbare beschadigingen aan het hogedruk inspuitsysteem,<br />

– klemmen of niet goed afdichten van een onderdeel.<br />

Bij alle werkzaamheden is een schone werkomgeving van het grootste belang. Door het opvolgen van de<br />

voorschriften zal er tijdens demontage geen vuil (deeltjes ter grote van enkele microns zijn al funest) in het systeem<br />

of in de leidingen binnendringen.<br />

De voorschriften gelden vanaf het filter tot en met de verstuivers.<br />

WAARUIT BESTAAN DE SCHADELIJKE VUILDEELTJES?<br />

Schadelijke vuildeeltjes zijn:<br />

– metaaldeeltjes of plastic deeltjes,<br />

– lak,<br />

– vezels,<br />

● van karton,<br />

● van kwasten,<br />

● van papier,<br />

● van kleding,<br />

● van doeken.<br />

– kleine objecten als haren,<br />

– (vervuilde) omgevingslucht,<br />

– enz.<br />

LET OP:<br />

De motor mag niet met een hogedrukspuit worden schoongespoten omdat dit de stekkerverbindingen beschadigt.<br />

Bovendien kan het vocht in het stekkerblok achterblijven en storingen veroorzaken.<br />

VOORBEREIDINGEN VOORDAT MET DE WERKZAAMHEDEN AAN HET INSPUITSYSTEEM WORDT<br />

BEGONNEN<br />

● Controleer vooraf of het magazijn de doppen op voorraad heeft voor het afsluiten van de te openen aansluitingen.<br />

Deze doppen zijn slechts geschikt voor eenmalig gebruik. Na gebruik moet u ze weggooien (goed schoonmaken<br />

is niet voldoende). Doppen die u overhoudt, moet u ook weggooien.<br />

● Controleer of u in het bezit bent van plastic zakken voor het bewaren van onderdelen, die meer malen hermetisch<br />

kunnen worden afgesloten. Door onderdelen hierin te bewaren bestaat er minder kans dat zij vuil worden. Deze<br />

zakken mogen vervolgens niet meer worden gebruikt en moeten na gebruik worden weggegooid.<br />

● Controleer of u in het bezit bent van niet pluizende schoonmaakdoekjes (onderdeelnummer 77 11 211 707). Het is<br />

niet toegestaan papier of doeken te gebruiken voor het schoonmaken. Deze gaan pluizen en kunnen het<br />

brandstofcircuit vervuilen. De schoonmaakdoekjes zijn slechts geschikt voor eenmalig gebruik.<br />

Editie 3


MOTOR<br />

G9T - P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Reinheid<br />

VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN VOOR HET OPENEN VAN HET BRANDSTOFCIRCUIT<br />

13B-16<br />

13B<br />

● Gebruik bij elke ingreep nieuw oplosmiddel (reeds gebruikt oplosmiddel bevat vuildeeltjes). Giet dit in een schone<br />

bak.<br />

● Gebruik bij elke ingreep een nieuw en in goede staat verkerend penseel/borsteltje (dit mag geen haren verliezen).<br />

● Maak de te openen aansluitingen met een kwastje met oplosmiddel schoon.<br />

● Blaas gereedschap, werkblad en onderdelen, wartels en omgeving van het inspuitsysteem droog met perslucht.<br />

Let op dat er geen haartjes van de kwast achterblijven.<br />

● Was uw handen voor en indien nodig tijdens de werkzaamheden.<br />

● Trek rubber handschoenen aan over leren werkhandschoenen.<br />

VOORSCHRIFTEN TIJDENS DE WERKZAAMHEDEN<br />

● Na het openen van het circuit moeten de openingen, waardoor vuil kan binnendringen, meteen met doppen worden<br />

afgesloten. De doppen zijn verkrijgbaar in het magazijn. Zij mogen beslist niet opnieuw worden gebruikt.<br />

● Sluit de te gebruiken plastic opbergzakken altijd hermetisch af, zelfs indien u hem even later weer moet<br />

openmaken. Ook de omgevingslucht kan verontreinigen.<br />

● Uitgebouwde onderdelen moeten, na met doppen te zijn afgesloten, in de hiervoor bestemde hermetisch<br />

afsluitbare plastic zakken worden opgeborgen.<br />

● Na het openen van het circuit is het streng verboden penseel/borstel, oplosmiddel, perslucht of doeken te<br />

gebruiken. Hierdoor kunnen vuildeeltjes in het circuit komen.<br />

● Indien een nieuw onderdeel wordt gemonteerd, haal dit dan pas op het allerlaatste moment uit de verpakking.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Reinheid<br />

13B-17<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Reinheid<br />

MONTAGEVOORSCHRIFT VAN DE SET AFSLUITDOPPEN<br />

13B<br />

Bij de in het magazijn leverbare set met afsluitdoppen voor de leidingen is een montagevoorschrift gevoegd.<br />

13B-18<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

1 Brandstoffilter met verwarming<br />

2 Opname element nokkenas<br />

3 Elektroklep turbodrukregeling<br />

4 Opname element turbodruk<br />

5 Verstuiver<br />

6 Voorverwarmingsstift<br />

7 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />

8 Luchtdoorstroommeter met opname element luchttemperatuur<br />

9 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />

10 Elektroklep turbulentieklep (swirl-elektroklep)<br />

11 Elektroklep smoorklep (elektroklep afslagsysteem)<br />

12 Smoorklep met elektroklep van het EGR-systeem<br />

13 Drukregelaar<br />

14 Hogedrukpomp<br />

15 Opname element brandstoftemperatuur<br />

13B-19<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

6 Hogedrukpomp<br />

7 Drukregelaar<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

1 Verstuiver<br />

2 Brandstofretourleiding van de verstuivers<br />

3 Opname element druk<br />

4 Hoofdinspuitbuis<br />

5 Aanvoerleiding hogedrukpomp-hoofdinspuitbuis<br />

13B-20<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

8 Opname element cilinderherkenning<br />

9 Turbocompressor<br />

10 Voorkatalysator<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-21<br />

11 Smoorklephuis<br />

12 EGR-klep<br />

13B<br />

13 Luchtdoorstroommeter met opname element<br />

luchttemperatuur<br />

14 Elektroklep turbulentieklep (swirl-elektroklep)<br />

15 Elektroklep smoorklep (elektroklep afslagsysteem)<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

16 Bedieningsbalg van de turbulentieklep<br />

17 Bedieningsbalg van de smoorklep<br />

(afslagsysteem),<br />

18 Opname element turbodruk<br />

19 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-22<br />

20 Voorverwarmingsrekeneenheid<br />

21 Brandstoffilter<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

1 Handpompje<br />

2 Opname element nokkenas<br />

3 EGR-klep<br />

4 Opname element turbodruk<br />

5 Hoofdinspuitbuis<br />

6 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />

7 Opname element luchttemperatuur<br />

8 Opname element brandstoftemperatuur<br />

9 Opname element stand turbodrukregeling<br />

10 Zekeringen-/relaisplaat<br />

11 Luchtdoorstroommeter<br />

12 Vermogensrekeneenheid<br />

13 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />

14 Rekeneenheid van de automatische transmissie<br />

15 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

16 Elektroklep turbodrukregeling<br />

17 Vacuümreservoir<br />

18 Elektromagnetische verstuiver<br />

19 Bedieningselektroklep van de afslagklep<br />

20 Smoorklephuis<br />

21 Brandstoffilter<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-23<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

1 Handpompje<br />

2 Brandstoffilter<br />

3 Brandstofverwarming<br />

4 Hoofdinspuitbuis<br />

5 Drukbegrenzer<br />

6 Opname element brandstofdruk<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-24<br />

7 Opname element brandstoftemperatuur<br />

8 Hogedruk inspuitpomp<br />

9 Drukregelaars<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

10 Opname element<br />

luchttemperatuur<br />

11 Bedieningselektroklep van de<br />

afslagklep<br />

12 Opname element stand van de<br />

wastegate<br />

13 Elektroklep turbodrukregeling<br />

14 Vacuümreservoir<br />

15 Smoorklephuis<br />

16 Opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-25<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

17 EGR-klep<br />

18 Opname element nokkenas<br />

19 Opname element turbodruk<br />

20 Opname element vliegwiel<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-26<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

21 Rekeneenheid voorverwarming<br />

22 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-27<br />

23 Vermogensrekeneenheid<br />

24 Hoofdrelais van het inspuitsysteem<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

25 Verstuivers (voorste rij)<br />

26 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

13B-28<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

27 Luchtdoorstroommeter<br />

13B-29<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

HET IS NIET TOEGESTAAN HET INWENDIGE VAN<br />

DE POMP TE DEMONTEREN<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1536 BDP-stift<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

Mot. 1548 Trekker voor hogedrukpomp<br />

motor G9T<br />

Mot. 1503 Montagegereedschap voor<br />

doppen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Sleutel voor de hogedrukleidingen, bijvoorbeeld<br />

sleutel DM 19 van Facom<br />

Opzetsleutel "Crowfoot 18-17" van Facom,<br />

bijvoorbeeld, voor het vastzetten van de<br />

hogedrukleiding van de hoofdinspuitbuis<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Hogedrukleiding<br />

– op de verstuivers:<br />

– op de pomp:<br />

– op de hoofdinspuitbuis:<br />

Bevestiging hogedrukpomp 3<br />

Moer van het tandwiel van de<br />

hogedrukpomp 9<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de rekeneenheid<br />

van het inspuitsysteem en controleert u of er geen druk<br />

meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Houd rekening met de temperatuur van de brandstof.<br />

13B-30<br />

2,5<br />

2,7<br />

2,7<br />

Bouten van de EGR-leiding 2,5<br />

Bouten van de achterste steun van de<br />

hogedrukpomp 3<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

HOUD U ALTIJD STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE EEN<br />

SCHONE WERKOMGEVING DIE IN DIT HOOFDSTUK STAAN<br />

Bouw uit:<br />

– de luchtslang tussenkoeler - <strong>smoorklephuis</strong> (1) door<br />

het losmaken van het opname element turbodruk (2),<br />

– de leiding van de EGR (3) en zijn afdichtingen.<br />

Vervang de leiding en de afdichtingen bij het<br />

monteren.<br />

13B-31<br />

13B<br />

– de versterkingsstrip (4) tussen het <strong>smoorklephuis</strong> en<br />

de stuurbekrachtigingspomp.<br />

Maak de stekker van de EGR-elektroklep los.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbouten (5) van het <strong>smoorklephuis</strong>,<br />

– de verbindingsslang (6) naar het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

Verwijder het verdelerhuis door de slangen los te<br />

maken van het vacuümreservoir.<br />

Bouw de achterste steun van de hogedrukpomp (A)<br />

uit.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-32<br />

13B<br />

Zet de motor in het BDP met behulp van de stift<br />

Mot. 1536.<br />

Maak los:<br />

– de hogedrukregelaar (7),<br />

– het opname element brandstoftemperatuur,<br />

– de retourslang (8) en de aanvoerslang (9) op de<br />

pomp en sluit de openingen af met doppen.<br />

Maak de bescherming los van de hoofdinspuitbuis en<br />

druk deze zo ver mogelijk opzij.<br />

Verwijder de hogedrukleiding op de pompuitgang /<br />

ingang hoofdinspuitbuis en sluit de openingen af met<br />

doppen.<br />

Wip het reservoir van de stuurbekrachtiging los en<br />

druk het opzij, verwijder het brandstoffilter en verwijder<br />

de steun van deze elementen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Bouw uit:<br />

– het opname element vliegwiel (10), waarbij u moet<br />

opletten dat de O-ring niet in het tandwielhuis valt,<br />

– de naafdop van de pomp (11).<br />

Plaats het gereedschap Mot. 1548, met de centrale<br />

dop, en verwijder de centrale dop als het gereedschap<br />

op zijn plaats zit.<br />

Verwijder de BDP-stift Mot. 1536.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-33<br />

13B<br />

Verwijder de centrale moer waarmee de pompnaaf<br />

vastzit, blokkeer hierbij het vliegwiel met een dikke<br />

schroevendraaier.<br />

Draai de drie bevestigingsbouten (12) van de pomp op<br />

de hulporganensteun enkele omwentelingen los.<br />

Druk de pomp los door de dop van het gereedschap<br />

Mot. 1548 vast te draaien.<br />

Verwijder de drie bevestigingsbouten van de pomp los<br />

en bouw de hogedrukpomp daarna uit.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen en<br />

gebruik de centrale moer voor het op zijn plaats<br />

brengen van de nieuwe pomp.<br />

Let op de correcte stand van de achterste<br />

bevestigingsgaten van de pomp.<br />

Plaats een nieuwe naafdop op de pomp met het<br />

gereedschap Mot. 1503 dat u als volgt heeft gewijzigd.<br />

Wijziging van het gereedschap Mot. 1503:<br />

Maak een platte kant van X = 17 mm en Y = 40 mm.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-34<br />

13B<br />

N.B.:<br />

Let op dat u de hogedrukleidingen spanningsvrij<br />

monteert. Ga als volgt te werk:<br />

– draai de hoofdinspuitbuis los,<br />

– zet de moeren van de hogedrukleidingen eerst met<br />

de hand vast op de pomp en de hoofdinspuitbuis<br />

voordat u ze met het voorgeschreven koppel vastzet,<br />

– zet de hoofdinspuitbuis vast met het voorgeschreven<br />

aantrekkoppel,<br />

– aan de kant van de pomp vastzetten met het koppel,<br />

– aan de kant van de hoofdinspuitbuis met het koppel.<br />

De brandstofretourleiding moet na iedere demontage<br />

worden vervangen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

Voor het starten van de motor, moet het<br />

brandstofcircuit worden gevuld.<br />

– Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />

keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />

met het diagnoseapparaat in het menu<br />

"Commando's van de actuators".<br />

– Start de motor.<br />

Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />

brandstoflekkage is.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– laat de motor stationair draaien tot de<br />

koelventilateur inschakelt,<br />

– geef en paar keer onbelast gas,<br />

– maak een proefrit,<br />

– zet het contact af en controleer of er nergens<br />

brandstoflekkage is,<br />

– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />

nat is door brandstof.<br />

Controleer met het diagnoseapparaat of er geen<br />

storingen in geheugen zijn opgeslagen. Wis ze indien<br />

nodig.<br />

13B-35<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

HET IS NIET TOEGESTAAN HET INWENDIGE VAN<br />

DE POMP TE DEMONTEREN<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1367-02 Onderste motorsteun<br />

Mot. 1376 Vliegwielblokkeerstift<br />

Mot. 1651 Montagegereedschap<br />

krukaskeerring aan distributiezijde<br />

Mot. 1653 Montagegereedschap keerring<br />

hogedrukpomp<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Schuifhecht en dop van 24 serie "camion"<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten van hogedrukpomp 2,1<br />

Bouten van distributietussentandwielen 3,5<br />

Bevestigingen deksel van tandwielgroep 2,5<br />

Bout van krukaspoelie aandrijfriem<br />

hulporganen 23,5<br />

Bout hogedrukwartel op <strong>inlaatspruitstuk</strong> 2,1<br />

Bevestiging tandwiel van hogedrukpomp 16<br />

Carterventilatiebuis: Bout M6<br />

Bout M8<br />

13B-36<br />

1<br />

2,5<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

N.B.:<br />

alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten<br />

altijd worden vervangen.<br />

Bouw de <strong>inlaatspruitstuk</strong>ken uit (zie hoofdstuk 12A<br />

Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />

"Inlaatspruitstuk").<br />

Via de zijkant<br />

Maak de aandrijfas rechts voor los, ga als volgt te<br />

werk:<br />

– verwijder de aandrijfasmoer,<br />

– Verwijder de flens van het steunlager van de<br />

aandrijfas,<br />

– maak de spoorstangkogel los,<br />

– maak de remslang vrij,<br />

– verwijder de bouten van de schokdemperpoot.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-37<br />

13B<br />

Bouw uit:<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

Afstelwaarden aandrijfgroep "Spanning<br />

aandrijfriem hulporganen"),<br />

– de geleiderollen (1) van de aandrijfriem hulporganen,<br />

– de spanner (2) van de aandrijfriem hulporganen.<br />

Via de onderkant<br />

Verwijder de bevestigingsbout van de koppelreactiestang<br />

op de motor.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Verwijder de katalysator.<br />

Breng de motor omhoog met behulp van het<br />

hijsgereedschap.<br />

Via de bovenkant<br />

Bouw uit:<br />

– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A Cilinderkop en<br />

distributie "Distributieriem"),<br />

– de geleiderollen (3),<br />

– de spanrol (4).<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-38<br />

13B<br />

Laat de motor zakken met het hijsgereedschap, om de<br />

poelie van de hulporganen te kunnen draaien.<br />

Controleer of de vaste en draaibare merktekens van<br />

de hulporganenpoelie van de krukas in lijn liggen.<br />

Draai de krukas een stukje linksom om de motor in de<br />

blokkeerstand te zetten (toegangsgat bij de<br />

omvormerbouten).<br />

Blokkeer, geholpen door een tweede monteur, de<br />

motor met behulp van het gereedschap Mot. 1376.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Draai los:<br />

– een klein stukje de bevestigingsbout van de<br />

hulporganenpoelie van de krukas,<br />

– de bevestigingsmoer (5) van het tandwiel van de<br />

hogedrukpomp.<br />

Bouw uit:<br />

– het tandwiel van de hogedrukpomp,<br />

– het blokkeergereedschap van de motor Mot. 1376.<br />

Draai de motor opnieuw in het BDP.<br />

Controleer of de vaste en draaibare merktekens van<br />

de hulporganenpoelie van de krukas in lijn liggen.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-39<br />

13B<br />

Draai de bevestigingsbout van de hulporganenpoelie<br />

van de krukas geheel los.<br />

Verwijder de poelie (6).<br />

Maak los:<br />

– de slang van de carterventilatie (7) op het deksel van<br />

de tandwielgroep,<br />

– de stekker van het opname element vliegwiel (8).<br />

Verwijder het opname element vliegwiel.<br />

Sluit de carterventilatieslang af.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Draai los en verwijder de bevestigingen van het deksel<br />

van de tandwielgroep.<br />

Bouw uit:<br />

– de dop bij (B),<br />

– het deksel van tandwielgroep.<br />

Draai twee bouten M6 x 100 met een lengte van<br />

50 mm in het tandwiel van de hogedrukpomp om het<br />

spelingscorrectiemechanisme vrij te maken.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-40<br />

Vang de veer op van het<br />

spelingscorrectiemechanisme.<br />

13B<br />

Draai twee bouten M6 x 100 met een lengte van<br />

50 mm in het tandwiel van de hogedrukpomp om dit<br />

los te maken van de pompas.<br />

Verwijder de bevestigingen van de hogedrukpomp.<br />

N.B.:<br />

Noteer de plaats van de bevestigingsbouten van de<br />

pomp.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

Maak de pomp vrij van de motor.<br />

Maak de twee drukregelaars vrij. Maak de kabelbundel<br />

vrij.<br />

Verwijder de afdichting op de hogedrukpomp.<br />

REINIGEN<br />

De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />

mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />

Gebruik Décapjoint voor het oplossen van de<br />

achtergebleven afdichting op het deksel van de<br />

tandwielgroep.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />

ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />

met een houten spatel schoon.<br />

13B-41<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INBOUWEN<br />

Plaats de pomp met een nieuwe afdichting.<br />

Breng op hun plaats:<br />

– de centreerbouten (1) van de pomp,<br />

– de andere bevestigingsbouten.<br />

Zet de bouten gelijkmatig vast met 2,1 daN.m.<br />

In de bankschroef:<br />

Pomptandwiel monteren met het<br />

spelingscorrectietandwiel. Ga als volgt te werk:<br />

– plaats de veer op het pomptandwiel,<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-42<br />

13B<br />

– draai twee bouten M6 x 100 met een lengte van<br />

50 mm op het spelingscorrectietandwiel,<br />

– plaats het spelingscorrectietandwiel op het<br />

pomptandwiel,<br />

– draai het spelingscorrectiemechanisme met een<br />

schroevendraaier zodat de tanden van de twee<br />

tandwielen in lijn liggen,<br />

– zet het geheel vast met een bout M6 x 100 met een<br />

lengte van 15 mm met een zaagsnede in de kop.<br />

Verwijder de twee bouten van 50 mm op het<br />

spelingscorrectietandwiel.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

Verwijder de tussentandwielen (1) en (2) van de tandwielgroep.<br />

Plaats:<br />

– het tussentandwiel (1) en zet de merktekens in lijn ten opzichte van de<br />

krukaspoelie,<br />

– het tussentandwiel (2) en zet de merktekens in lijn ten opzichte van het<br />

tussentandwiel (1),<br />

– het pomptandwiel en zet de merktekens in lijn ten opzichte van het<br />

tussentandwiel (2).<br />

Plaats de bevestigingsbouten van de tussentandwielen en zet deze vast met<br />

een aantrekkoppel van 3,5 daN.m.<br />

N.B.:<br />

Controleer na het vastzetten of de merktekens van de tandwielgroep in lijn<br />

liggen.<br />

13B-43<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

Reinig en ontvet de pakkingvlakken.<br />

Verwijder de keerringen van de hulporganenpoelie van<br />

de krukas en van het tandwiel van de hogedrukpomp.<br />

Breng een strook THREEBOND pakkingpasta met<br />

een diameter van 3 mm aan op het deksel van de<br />

tandwielgroep.<br />

Plaats het deksel van de tandwielgroep aan op de<br />

centreerpennen en plaats alle bevestigingen.<br />

13B-44<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Zet de bevestigingen in de voorgeschreven volgorde<br />

vast met een aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />

Verwijder de blokkering van het<br />

spelingscorrectiemechanisme met een<br />

schroevendraaier bij (A),<br />

Plaats de dop.<br />

Plaats een nieuwe keerring:<br />

– van de krukaspoelie voor de hulporganenriem met<br />

behulp van Mot. 1651,<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-45<br />

13B<br />

– van het hogedrukpomptandwiel met behulp van<br />

Mot. 1653.<br />

Plaats:<br />

– de krukaspoelie voor de aandrijfriem hulporganen,<br />

– het tandwiel van de hogedrukpomp.<br />

Breng de bevestigingsbout en -moer op hun plaats.<br />

Controleer of de vaste en draaibare merktekens van<br />

de hulporganenpoelie van de krukas en van het<br />

pomptandwiel in lijn liggen.<br />

Draai de krukas een stukje linksom om de motor in de<br />

blokkeerstand te zetten.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

Blokkeer, geholpen door een tweede monteur, de<br />

motor met behulp van het gereedschap Mot. 1376.<br />

Zet vast:<br />

– de bout van de krukaspoelie voor de hulporganen<br />

met een aantrekkoppel van 23,5 daN.m,<br />

– de moer van het tandwiel van de pomp met een<br />

aantrekkoppel van 16 daN.m.<br />

Verwijder het blokkeergereedschap van de motor<br />

Mot. 1376.<br />

Draai de motor opnieuw in het BDP.<br />

Controleer of de vaste en draaiende merktekens:<br />

– van de krukaspoelie van de aandrijfriem<br />

hulporganen (A),<br />

– en het pomptandwiel (B) in lijn liggen.<br />

13B-46<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Plaats:<br />

– de geleiderollen,<br />

– de spanrol,<br />

– plaats de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />

Cilinderkop en distributie "Distributieriem").<br />

– de spanner van de aandrijfriem hulporganen,<br />

– de geleiderollen van de aandrijfriem hulporganen,<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

Afstelwaarden aandrijfgroep "Spanning<br />

aandrijfriem hulporganen").<br />

Plaats de aandrijfas rechts voor (zie hoofdstuk 29A<br />

"Aandrijfas").<br />

N.B.:<br />

Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />

Plaats en zet met de hand vast:<br />

– de nieuwe hogedrukleiding op de uitgang van de<br />

pomp,<br />

– de brandstofaanvoer- en retourbuizen met nieuwe<br />

afdichtingen,<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

13B-47<br />

13B<br />

– de carterventilatieslang met een nieuwe afdichting,<br />

– de flens en daarna de moeren van de<br />

brandstofretour- en aanvoerslangen op de pomp,<br />

– de retourleiding met het opname element<br />

brandstoftemperatuur.<br />

Zet de verschillende wartels van de brandstofleidingen<br />

vast met de voorgeschreven aantrekkoppels (zie<br />

figuur).<br />

Monteer de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hoofdinspuitbuis").<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />

opvoerpomp (peer).<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />

Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />

reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukpomp<br />

AANTREKKOPPEL VAN DE LEIDINGEN OP DE HOGEDRUKPOMP (in daN.m)<br />

13B-48<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1549 Verstuivertrekker<br />

Voorspannen moer verstuiverflens 0,6 ± 0,1<br />

Moeren verstuiverflens bij vliegwiel 360 ± 30°<br />

Tapeind verstuiverflens 0,2 ± 0,05<br />

Moer van hogedrukleidingen<br />

– op de verstuivers:<br />

– op de pomp:<br />

– op de hoofdinspuitbuis:<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

Sleutel voor de hogedrukleidingen, bijvoorbeeld<br />

sleutel "DM 19" van Facom.<br />

2,5<br />

2,7<br />

2,7<br />

Bevestigingsbouten<br />

hoofdinspuitbuis 2,5<br />

Bout flens van leiding pomp/<br />

hoofdinspuitbuis 0,3<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Houd rekening met de temperatuur van de<br />

brandstof.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

13B-49<br />

Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />

13B<br />

Maak het kleppendeksel los en druk de slab zo veel<br />

mogelijk naar achteren.<br />

Verwijder de absorberende geluidskappen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Maak de elektrische aansluitingen los van het opname<br />

element druk (1) en van de verstuivers.<br />

Bouw uit:<br />

– de brandstofretourleiding (2) van de verstuivers<br />

(vervang hierna de leiding),<br />

– de hogedrukleiding (3) tussen de hogedrukpomp en<br />

de hoofdinspuitbuis, LET OP: het klemmetje (6) op<br />

de cilinderkop is bijzonder kwetsbaar,<br />

– de hogedrukleidingen (4).<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

LET OP:<br />

Bij het losdraaien van de wartels (7) van de<br />

hogedrukleidingen op de verstuiverhouders, moet u de<br />

bevestigingsmoeren (8) van de filterstelen met een<br />

contrasleutel tegenhouden.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

13B-50<br />

13B<br />

Draai de bouten (5) van de hoofdinspuitbuis los zonder<br />

hem te verwijderen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN VAN DE VERSTUIVERHOUDERS<br />

(leidingen uitgebouwd)<br />

Draai de bevestigingsbouten los van iedere<br />

verstuiverhouder.<br />

De verstuivers moeten met een speciale trekker<br />

worden uitgebouwd. Probeer nooit een in zijn boring<br />

de cilinderkop vastzittende verstuiverhouder anders<br />

dan met het hieronder beschreven gereedschap los te<br />

maken.<br />

Beschrijving van het gereedschap Mot. 1549:<br />

1 Steunchassis van de trekker; dit wordt geplaatst<br />

op de bevestigingsbouten van het kleppendeksel.<br />

Controleer voor het gebruik de juiste plaatsing.<br />

2 Trekker<br />

3 Trekkerbout<br />

Breng kruipolie aan rondom de verstuiver.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

13B-51<br />

13B<br />

Plats de trekker op een verstuiverhouder. Draai de<br />

kartelring aan zodat de twee bekken aangrijpen op de<br />

vlakke zijden zonder ze met overdreven kracht vast te<br />

zetten.<br />

Plaats het chassis van het gereedschap Mot. 1549 op<br />

de bevestigingsbouten van het kleppendeksel. Zet de<br />

trekkerbout vast tot de verstuiver vrijkomt van de<br />

cilinderkop.<br />

Verwijder de ring onder in de boring van iedere<br />

verstuiver.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INBOUWEN<br />

Verwijder pas op het laatste moment de<br />

beschermdoppen van ieder onderdeel.<br />

Reinig de schachten van de verstuivers de verstuivers<br />

zelf en hun montagebeugels met een in nieuw<br />

oplosmiddel gedrenkte pluisvrije doek (gebruik de<br />

speciaal hiervoor bestemde doeken, bestelnr.<br />

77 11 211 707).<br />

Droog alle onderdelen met een andere nieuwe doek.<br />

Reinig een van de oude bevestigingsbouten van de<br />

verstuiver en draai hem geheel in de<br />

bevestigingsgaten om de schroefdraad te reinigen.<br />

LET OP:<br />

Controleer, voor het plaatsen van het tapeind op de<br />

cilinderkop, of de moer (3) kan worden vastgedraaid<br />

op het zware punt van het tapeind (1), als dit niet zo<br />

is, vervang dan het geheel.<br />

Plaats de nieuwe tapeinden (1) en de vulringen (2)<br />

voor het vastzetten van de verstuiver nadat u de<br />

schroefdraad met olie hebt ingesmeerd en zet ze met<br />

de hand vast tot het einde van de schroefdraad<br />

(0,2 daN.m). Na elke demontage moeten de<br />

tapeinden en de moeren worden vervangen.<br />

Leg een nieuwe ring onder elke verstuiver.<br />

Monteer de verstuiver met zijn flens en een borgveer.<br />

Smeer de schroefdraad van de moeren met olie.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

13B-52<br />

13B<br />

LET OP:<br />

Zet de moer (A) aan distributiezijde eerst vast en<br />

daarna de moer (B) aan vliegwielzijde.<br />

Zet moer (A) vast met 0,6 daN.m, en daarna moer (B)<br />

met 0,6 daN.m.<br />

Distributiezijde eerst, daarna vliegwielzijde.<br />

Voer alleen bij moer (B) een hoekverdraaiing uit van<br />

360° ± 30° (moer aan vliegwielzijde).<br />

Draai de drie bevestigingsbouten van de<br />

hoofdinspuitbuis los zodat deze vrijkomt.<br />

Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />

verstuiverhouders en van de hogedrukleidingen.<br />

Monteer de hogedrukleidingen tussen de<br />

hoofdinspuitbuis en de verstuivers en zet ze met de<br />

hand vast tot zijn aanliggen.<br />

Zet de drie bevestigingsbouten van de<br />

hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />

2,5 daN.m.<br />

Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />

verstuivers en de hogedrukpomp vast met een<br />

aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />

Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />

hogedrukpomp vast met een aantrekkoppel van<br />

2,7 daN.m.<br />

Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />

hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />

2,7 daN.m.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

Maak het bevestigingsklemmetje van de leiding<br />

pomp / hoofdinspuitbuis vast en zet de twee<br />

bevestigingsbouten vast.<br />

Zet de zijschotten van de bescherming van de<br />

hoofdinspuitbuis correct vast.<br />

Vouw de rubber slab van de bescherming van de<br />

hoofdinspuitbuis naar voren en klem hem vast.<br />

Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van<br />

de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van<br />

de onderdelen van het systeem erop letten dat zij<br />

goed zijn geplaatst (zie het hoofdstuk<br />

"Bescherming van de hoofdinspuitbuis").<br />

Het niet naleven van deze voorschriften kan<br />

ernstige gevolgen hebben.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Gooi de zak met gebruikte doppen weg na de<br />

reparatie.<br />

Voordat u de motor start, wist u met het<br />

diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />

de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />

Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />

keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />

met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />

van de actuators".<br />

Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />

brandstoflekkage is.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– laat de motor stationair draaien tot de<br />

koelventilateur inschakelt,<br />

– geef en paar keer onbelast gas,<br />

– maak een proefrit,<br />

– zet het contact af en controleer of er nergens<br />

brandstoflekkage is,<br />

– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />

nat is door brandstof.<br />

13B-53<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

HET DEMONTEREN VAN HET INWENDIGE VAN<br />

EEN VERSTUIVER OF HET SCHEIDEN VAN DE<br />

VERSTUIVERHOUDER VAN DE BUIS IS NIET<br />

TOEGESTAAN<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />

hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />

"Crowfoot 19-17" van Facom).<br />

Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />

hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />

"Crowfoot 18-17" van Facom).<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />

Bout van flens van hogedrukleidingen 0,9<br />

Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />

Bout bevestigingsbeugel van<br />

hogedrukleidingen op het voorste<br />

spruitstuk 2,1<br />

Bevestigingsbout vulhals 2,5<br />

Moeren verstuiverflens alleen 0,5<br />

Moeren flens van twee verstuivers 2,9<br />

Wartels brandstofretourleidingen:<br />

– op de verstuivers<br />

– op de cilinderkop<br />

13B-54<br />

1,3<br />

2<br />

Bevestigingen kleppendeksel 0,9<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE EEN SCHONE<br />

WERKOMGEVING<br />

N.B.:<br />

– de verstuivers kunnen afzonderlijk worden vervangen.<br />

– alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd worden vervangen.<br />

Verwijder de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A Spruitstuk -<br />

<strong>smoorklephuis</strong> "Inlaatluchtverdeler").<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang. Het gevaar bestaat<br />

namelijk dat koelvloeistof de cilinders instroomt als de doppen voor de koeling<br />

van de verstuivers tegelijk met de verstuivers worden losgemaakt.<br />

Verwijder de hogedrukleidingen hoofdinspuitbuis-verstuivers en de leiding<br />

tussenwartel - hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B "Hogedrukleidingen").<br />

Maak de slangen van de carterventilatie los op het "T"-stuk (1), de slang (2)<br />

en daarna de koelslang (3) op de EGR-klep. Maak deze vrij naar de zijkant.<br />

Verstuivers op de voorste cilinderrij<br />

Verwijder de bevestigingsbouten:<br />

– (4) van de vulhals,<br />

– (5) van de beugel van de kabelbundel.<br />

13B-55<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Verstuivers op de achterste cilinderrij<br />

Maak het huis van de<br />

koelvloeistofverwarmingselementen vrij naar de<br />

zijkant. Uitbouwen hiervoor de bevestigingsbout van<br />

de beugel van het huis van de<br />

koelvloeistofverwarmingselementen op de cilinderkop.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

13B-56<br />

13B<br />

Verstuivers op de voorste of achterste cilinderrij<br />

Verwijder de bevestigingsbouten van het<br />

kleppendeksel. Voor de bout bij de hijsbeugel op de<br />

achterste cilinderrij gebruikt u een sleutel met bolle<br />

kop (bijvoorbeeld FACOM 83SH.JP9).<br />

Verwijder het kleppendeksel.<br />

Verwijder de brandstofretourleiding.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsmoeren van de verstuiverflenzen,<br />

– de flenzen,<br />

– de verstuivers.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

13B-57<br />

REINIGEN<br />

13B<br />

LET OP:<br />

Tijdens het uitbouwen van de verstuivers kunnen de<br />

doppen van de koeling van de verstuivers in de<br />

cilinderkop tegelijk loskomen. Vervang in dit geval<br />

de O-ringen en monteer nieuwe doppen in de<br />

cilinderkop met behulp van het aangepaste<br />

gereedschap EMB. 1518.<br />

Maak de verstuiver NOOIT schoon met behulp van:<br />

– een metalen borstel,<br />

– schuurpapier,<br />

– een ultrasoon trilapparaat.<br />

Reinig de verstuiver door hem in een ontvetter schoon<br />

te weken en daarna met een niet-pluizende doek af te<br />

vegen.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

INBOUWEN<br />

N.B.:<br />

Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />

vervang op de verstuivers:<br />

– de hittewerende ring (1),<br />

– de O-ring (2).<br />

Plaats:<br />

– de verstuivers,<br />

– de verstuiverflenzen.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

13B-58<br />

13B<br />

Zet vast met het voorgeschreven aantrekkoppel:<br />

– de moeren (3) van de flens van de enkele verstuiver<br />

met 0,5 daN.m,<br />

– de moer (4) van de flens van de twee verstuivers met<br />

2,9 daN.m.<br />

Vervang de afdichtingen van de<br />

brandstofretourleiding.<br />

Monteer de brandstofretourleiding.<br />

Zet de wartels van de brandstofretourleiding vast:<br />

– op de verstuivers met een aantrekkoppel van<br />

1,3 daN.m,<br />

– op de cilinderkop met een aantrekkoppel van<br />

2 daN.m.<br />

Reinig het pasvlak van het kleppendeksel en van de<br />

nokkenascassette.<br />

Vervang op het kleppendeksel de afdichtingen:<br />

– van de verstuivers en van de hogedrukwartels van<br />

de verstuivers met behulp van het gereedschap<br />

Mot. 1649,<br />

– van het kleppendeksel.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Breng een strook THREEBOND met een diameter van<br />

2 tot 4 mm aan op de nokkenascassettes bij (A).<br />

Monteer het kleppendeksel.<br />

Zet het kleppendeksel in de aangegeven volgorde vast<br />

met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

13B-59<br />

Voorste rij<br />

Achterste rij<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Verstuiver<br />

alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd<br />

worden vervangen.<br />

Plaats de hogedrukleidingen tussenwartel -<br />

hoofdinspuitbuis en hoofdinspuitbuis - verstuivers vast<br />

met de voorgeschreven aantrekkoppels (zie<br />

hoofdstuk 13B "Hogedrukleidingen").<br />

Vervang de O-ring van de olievulhals.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />

opvoerpomp (peer).<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />

Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />

reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />

13B-60<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

MONTAGE MET EERSTE MODEL BESCHERMING<br />

VAN DE HOOFDINSPUITBUIS<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Moer van hogedrukleidingen<br />

– op de verstuivers<br />

– op de pomp<br />

– op de hoofdinspuitbuis<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

Sleutel voor de hogedrukleidingen, bijvoorbeeld<br />

sleutel "DM 19" van Facom<br />

2,5<br />

2,7<br />

2,7<br />

Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,5<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Houd rekening met de temperatuur van de<br />

brandstof.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

13B-61<br />

Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />

13B<br />

Maak het kleppendeksel los en druk de slab zo veel<br />

mogelijk naar achteren.<br />

Verwijder de absorberende geluidkappen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Maak de elektrische aansluitingen los van het opname<br />

element druk (1) en van de verstuivers.<br />

Bouw uit:<br />

– de brandstofretourleiding (2) van de verstuivers<br />

(vervang hierna de leiding),<br />

– de hogedrukleiding (3) tussen de hogedrukpomp en<br />

de hoofdinspuitbuis, LET OP: het klemmetje (6) op<br />

de cilinderkop is bijzonder kwetsbaar,<br />

– de hogedrukleidingen (4).<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

LET OP:<br />

Bij het losdraaien van de wartels (7) van de<br />

hogedrukleidingen op de verstuiverhouders, moet u de<br />

bevestigingsmoeren (8) van de filterstelen met een<br />

contrasleutel tegenhouden.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

13B-62<br />

13B<br />

Draai de bouten (5) van de hoofdinspuitbuis los zonder<br />

hem te verwijderen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

INBOUWEN<br />

Verwijder pas op het laatste moment de<br />

beschermdoppen van ieder onderdeel.<br />

Plaats:<br />

– de hoofdinspuitbuis zonder de bouten van de<br />

hoofdinspuitbuis vast te zetten,<br />

– de bout van de bevestigingsflens van de<br />

hoofdinspuitbuis op de metalen beschermplaat aan<br />

de onderkant.<br />

Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />

verstuiverhouders en van de hogedrukleidingen.<br />

Monteer de hogedrukleidingen tussen de<br />

hoofdinspuitbuis en de verstuivers, en tussen de<br />

hoofdinspuitbuis en de pomp en zet ze met de hand<br />

vast tot zijn aanliggen.<br />

Zet de drie bevestigingsbouten van de<br />

hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />

2,5 daN.m.<br />

Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />

verstuivers vast met een aantrekkoppel van<br />

2,5 daN.m en bij de hogedrukpomp met 2,7 daN.m.<br />

Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />

hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />

2,7 daN.m.<br />

Raadpleeg voor het inbouwen van de bescherming<br />

van de hoofdinspuitbuis de methode voor het uit- en<br />

inbouwen van de bescherming van de<br />

hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />

Dieselinspuitsysteem "Bescherming<br />

hoofdinspuitbuis").<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

13B-63<br />

13B<br />

Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van<br />

de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van<br />

de onderdelen van het systeem erop letten dat zij<br />

goed zijn geplaatst (zie het hoofdstuk<br />

"Bescherming van de hoofdinspuitbuis").<br />

Het niet naleven van deze voorschriften kan<br />

ernstige gevolgen hebben.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Gooi de zak met gebruikte doppen weg.<br />

Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />

keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />

met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />

van de actuators".<br />

Voordat u de motor start, wist u met het<br />

diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />

de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />

Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />

brandstoflekkage is.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– laat de motor stationair draaien tot de<br />

koelventilateur inschakelt,<br />

– geef en paar keer onbelast gas,<br />

– maak een proefrit,<br />

– zet het contact af en controleer of er nergens<br />

brandstoflekkage is,<br />

– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />

nat is door brandstof.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

ALLE UITGEBOUWDE HOGEDRUKLEIDINGEN<br />

MOETEN ALTIJD WORDEN VERVANGEN.<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />

hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />

"Crowfoot 19-17" van Facom).<br />

Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />

hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />

"Crowfoot 18-17" van Facom).<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />

Bout van flens van hogedrukleidingen 0,9<br />

Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,1<br />

Wartel drukbegrenzer 2<br />

Bevestigingen flenzen<br />

hogedrukleidingen 0,9<br />

Bevestiging van uitgaande<br />

hogedrukleiding op het voorste<br />

spruitstuk 2,1<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

13B-64<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

N.B.:<br />

alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd<br />

worden vervangen.<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

13B-65<br />

13B<br />

Maak de brandstofaanvoerleidingen vrij op de<br />

pendelophanging.<br />

Verwijder het geheel pendelkap-uitslagbegrenzer.<br />

Maak de brandstofaanvoer- en retourleidingen (1) los<br />

bij de flens en sluit de openingen af met de doppen uit<br />

het magazijn.<br />

Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie hoofdstuk 12B<br />

Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />

"Inlaatluchtverdeler").<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Maak los:<br />

– de verschillende stekkers en<br />

actuators van de kabelbundel (2)<br />

en maak deze vrij naar de zijkant,<br />

– de carterventilatieslangen op het<br />

"T"-stuk (3).<br />

Maak de stekker (4) vrij en verwijder<br />

de dempingsstang (5).<br />

Draai de wartels van de<br />

hogedrukleidingen<br />

hoofdinspuitbuis-verstuivers los.<br />

Draai, indien nodig, de<br />

bevestigingsbeugels van de<br />

verschillende leidingen los.<br />

Bouw uit:<br />

– de hogedrukleidingen,<br />

– de twee bevestigingsbouten van<br />

balg van de turbodrukregeling en<br />

maak deze vrij naar de zijkant.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

13B-66<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Draai los:<br />

– de wartels van de brandstofretourleiding (6) op de<br />

drukbegrenzer en de cilinderkop,<br />

– de wartels van de leiding op de uitgang van de<br />

hogedrukpomp (7) tussen tussenwartel en de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Bouw de hogedrukslang (7) uit.<br />

Draai de bevestigingsbouten los van de<br />

hoofdinspuitbuis (8).<br />

Maak de hoofdinspuitbuis vrij naar de zijkant.<br />

Verwijder het hitteschild op het opname element druk<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Maak de stekker van het opname element druk los.<br />

Verwijder de hoofdinspuitbuis.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

13B-67<br />

INBOUWEN<br />

13B<br />

N.B.:<br />

Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />

Vervang alle afdichtingen.<br />

Sluit de stekker aan van het opname element druk op<br />

de hoofdinspuitbuis.<br />

Monteer het hitteschild op het opname element druk.<br />

Plaats de hoofdinspuitbuis.<br />

Zet de bevestigingsbouten (1) van de hoofdinspuitbuis<br />

met de hand vast.<br />

Zet leiding van de hogedrukpomp (2) tussen<br />

tussenwartel en de hoofdinspuitbuis met de hand vast.<br />

Zet vast:<br />

– de bevestigingen van de hoofdinspuitbuis met een<br />

aantrekkoppel van 2,1 daN.m,<br />

– de wartels van de hogedrukleiding met een<br />

aantrekkoppel van 3,5 daN.m te beginnen aan de<br />

kant van de hoofdinspuitbuis,<br />

– de wartel van de drukbegrenzer (3) met een<br />

aantrekkoppel van 2 daN.m,<br />

– de wartel (4) van de retourleiding op de cilinderkop<br />

met een aantrekkoppel van 1,6 daN.m.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Draai de hoofdinspuitbuis weer een paar slagen los.<br />

Zet alle hogedrukleidingen hoofdinspuitbuisverstuivers<br />

met de hand vast.<br />

Plaats de bevestigingsbeugels van de<br />

hogedrukleidingen hoofdinspuitbuis-verstuivers en zet<br />

deze vast met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m.<br />

Zet de bevestigingen van de hoofdinspuitbuis vast met<br />

een aantrekkoppel van 2,1 daN.m.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

13B-68<br />

N.B.:<br />

Zet de hogedrukleidingen een voor een vast.<br />

13B<br />

Zet in de voorgeschreven volgorde vast met een<br />

aantrekkoppel van 3,5 daN.m:<br />

– de wartel van de hogedrukleiding op de achterste<br />

cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />

– of de wartel van de hogedrukleiding op de voorste<br />

cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />

– en de wartels van de hogedrukleidingen op de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hoofdinspuitbuis<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />

opvoerpomp (peer).<br />

Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />

reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />

13B-69<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukleidingen<br />

ALLE UITGEBOUWDE HOGEDRUKLEIDINGEN<br />

MOETEN ALTIJD WORDEN VERVANGEN.<br />

DE HOGEDRUKLEIDINGEN KUNNEN<br />

AFZONDERLIJK WORDEN VERVANGEN<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />

hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />

"Crowfoot 19-17" van Facom).<br />

Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />

hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />

"Crowfoot 18-17" van Facom).<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />

Bout van flens van hogedrukleidingen 0,9<br />

Bevestiging hogedrukleiding op<br />

spruitstuk 2,1<br />

Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,1<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

13B-70<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukleidingen<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE EEN SCHONE<br />

WERKOMGEVING<br />

N.B.:<br />

– de uitgebouwde hogedrukleiding kunnen afzonderlijk worden vervangen<br />

– alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd worden vervangen.<br />

Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie hoofdstuk 12B Spruitstuk -<br />

<strong>smoorklephuis</strong> "Inlaatluchtverdeler").<br />

Maak los:<br />

– de verschillende stekkers en actuators van de kabelbundel (1) en maak<br />

deze vrij naar de zijkant,<br />

– de carterventilatieslang los op het "T"-stuk, de slang (2) en daarna de<br />

koelslang (3).<br />

Maak deze vrij naar de zijkant.<br />

13B-71<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Leidingen hoofdinspuitbuis/verstuivers<br />

Draai de wartels van de hogedrukleidingen los.<br />

Draai, indien nodig, de bevestigingsbeugels van de<br />

verschillende leidingen los.<br />

Bouw de hogedrukleidingen uit.<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

Leidingen pomp-hoofdinspuitbuis<br />

Bouw uit:<br />

– de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />

"hoofdinspuitbuis"),<br />

– het geheel EGR-klep - warmtewisselaar (zie<br />

hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />

"EGR-klep - Warmtewisselaar"),<br />

Verwijder de hogedrukleiding (1) tussen de<br />

inspuitpomp en de tussenwartel op het<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

INBOUWEN<br />

N.B.:<br />

Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />

Leidingen pomp-hoofdinspuitbuis<br />

Zet de hogedrukleiding tussen de inspuitpomp en de<br />

tussenwartel op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> met de hand vast.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukleidingen<br />

13B-72<br />

13B<br />

Zet de wartels van de leiding (1) tussen de pomp en<br />

de tussenwartel op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> vast met een<br />

aantrekkoppel van 3,5 daN.m, te beginnen met de<br />

tussenwartel en daarna bij de pomp.<br />

Monteer het geheel EGR-klep - warmtewisselaar (zie<br />

hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />

"EGR-klep - Warmtewisselaar").<br />

Plaats de hoofdinspuitbuis. Ga als volgt te werk:<br />

– sluit de stekker aan van het opname element druk,<br />

– plaats het hitteschild,<br />

– zet de bevestigingsbouten met de hand vast.<br />

Zet de leiding van de hogedrukpomp tussen<br />

tussenwartel en hoofdinspuitbuis met de hand vast.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Zet vast:<br />

– de bevestigingen (2) van de hoofdinspuitbuis met<br />

een aantrekkoppel van 2,1 daN.m,<br />

– de wartels van de hogedrukleiding (3) met een<br />

aantrekkoppel van 3,5 daN.m te beginnen aan de<br />

kant van de hoofdinspuitbuis,<br />

– de wartel van de drukbegrenzer (4) met een<br />

aantrekkoppel van 2 daN.m.<br />

Leidingen hoofdinspuitbuis/verstuiver<br />

Draai de hoofdinspuitbuis een paar slagen los.<br />

Zet alle hogedrukleidingen hoofdinspuitbuisverstuivers<br />

met de hand vast.<br />

Plaats de bevestigingsbeugels (5) van de<br />

hogedrukleidingen hoofdinspuitbuis-verstuivers en zet<br />

deze vast met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m.<br />

Zet de bevestiging van de hoofdinspuitbuis vast met<br />

een aantrekkoppel van 2,1 daN.m.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukleidingen<br />

13B-73<br />

N.B.:<br />

Zet de hogedrukleidingen een voor een vast.<br />

13B<br />

Zet in de voorgeschreven volgorde vast met een<br />

aantrekkoppel van 3,5 daN.m:<br />

– de wartel van de hogedrukleiding op de achterste<br />

cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />

– of de wartel van de hogedrukleiding op de voorste<br />

cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Hogedrukleidingen<br />

– en de wartels van de hogedrukleidingen op de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />

opvoerpomp (peer).<br />

Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />

reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />

13B-74<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Opname element druk 3,5±±0,5<br />

LET OP:<br />

voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Houd rekening met de temperatuur van de<br />

brandstof.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />

Maak het kleppendeksel los en druk de slab zo veel<br />

mogelijk naar achteren.<br />

Maak de stekker van het opname element druk los.<br />

Draai het opname element druk los met behulp van<br />

Mot. 1495.<br />

Verwijder het opname element druk.<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Opname element druk<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1495 Uitbouwgereedschap van de<br />

lambda sondes<br />

13B-75<br />

INBOUWEN<br />

Vervang de afdichting.<br />

Verwijder de afsluitdoppen.<br />

13B<br />

Zet het opname element met het voorgeschreven<br />

aantrekkoppel vast.<br />

Sluit de stekker aan van het opname element.<br />

Raadpleeg voor het inbouwen van de bescherming<br />

van de hoofdinspuitbuis de methode voor het uit- en<br />

inbouwen van de bescherming van de<br />

hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />

Dieselinspuitsysteem "Bescherming<br />

hoofdinspuitbuis").<br />

Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />

brandstoflekkage is.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– laat de motor stationair draaien tot de<br />

koelventilateur inschakelt,<br />

– geef en paar keer onbelast gas,<br />

– maak een proefrit,<br />

– zet het contact af en controleer of er nergens<br />

brandstoflekkage is,<br />

– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />

nat is door brandstof.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Opname element brandstofdruk<br />

Het opname element druk (1) kan worden gescheiden<br />

van de hoofdinspuitbuis. Als het opname element<br />

brandstofdruk defect is, moet de hoofdinspuitbuis<br />

worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 13B<br />

"Hoofdinspuitbuis").<br />

13B-76<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Drukregelaar 0,6<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Houd rekening met de temperatuur van de<br />

brandstof.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

UITBOUWEN<br />

Maak los:<br />

– de stekker (1) van de brandstofverwarming,<br />

– het opname element van de stand (2),<br />

– het opname element brandstoftemperatuur (3),<br />

– de stekker van de drukregelaar (4).<br />

Druk de bedrading opzij.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Drukregelaar<br />

13B-77<br />

13B<br />

Maak de brandstofaanvoerleiding(5) los van de<br />

hogedrukpomp.<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

Verwijder de bevestigingsbeugel (6) van de<br />

brandstofaanvoerleiding.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

Blaas de zone schoon rondom de<br />

brandstofdrukregelaar.<br />

Reinig de zone met remmenreiniger.<br />

Bouw uit:<br />

– de drie bevestigingsbouten (7) van de<br />

brandstofdrukregelaar,<br />

– de brandstofdrukregelaar met de hand (gebruik geen<br />

gereedschap als hefboom).<br />

Reinig het raakvlak van de brandstofdrukregelaar op<br />

de hogedrukpomp en maak het droog zonder dat er<br />

vuil binnendringt<br />

Spoel de boring door van de brandstofdrukregelaar<br />

door het contact enkele keren aan te zetten, of laat de<br />

lagedrukpomp draaien met het diagnoseapparaat in<br />

het menu "Commando van de actuators", vang de<br />

uitstromende brandstof op.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Drukregelaar<br />

13B-78<br />

INBOUWEN<br />

– Voorbereiden van de nieuwe regelaar:<br />

13B<br />

● verwijder de beschermdop en controleer de stand<br />

van de afdichtingen, smeer de O-ringen met<br />

schone brandstof.<br />

N.B.:<br />

De smering is van groot belang om lekkage te<br />

voorkomen.<br />

– druk de regelaar voorzichtig met een licht draaiende<br />

beweging op zijn plaats,<br />

– span de drie nieuwe bouten voor met 0,3 daN.m en<br />

zet ze daarna vast met 0,6 daN.m met behulp van<br />

een momentsleutel,<br />

– reinig de zone met een schoonmaakdoek.<br />

Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />

volgorde van uitbouwen.<br />

Voordat u de motor start, wist u met het<br />

diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />

de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />

Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />

brandstoflekkage is.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– laat de motor stationair draaien tot de<br />

koelventilateur inschakelt,<br />

– geef en paar keer onbelast gas,<br />

– maak een proefrit,<br />

– zet het contact af en controleer of er nergens<br />

brandstoflekkage is,<br />

– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />

nat is door brandstof.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Opname element brandstoftemperatuur<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Opname element brandstoftemperatuur 2,3<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />

13B-79<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

ALGEMEEN<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis<br />

13B-80<br />

13B<br />

De negendelige bescherming van de hoofdinspuitbuis vormt de afscheiding tussen het hogedruk inspuitsysteem en<br />

de motorruimte.<br />

DEZE BESCHERMING VAN DE HOOFDINSPUITBUIS HEEFT EEN BIJZONDERE<br />

VEILIGHEIDSFUNCTIE EN VRAAGT EEN SPECIALE AANDACHT BIJ DE MONTAGE.<br />

Om zijn veiligheidsfunctie goed te kunnen vervullen, moet de bescherming van de hoofdinspuitbuis bestaan uit:<br />

– twee absorberende geluidskappen (1), die moeten worden vervangen als zij beschadigd of met dieselolie<br />

doordrenkt zijn,<br />

– een beschermplaat (2) aan de onderkant, vastgezet tussen de hoofdinspuitbuis en de cilinderkop,<br />

– een afvoerslang voor de brandstof (3), die moeten worden vervangen als hij beschadigd of met dieselolie<br />

doordrenkt is,<br />

– een rubber slab (4), vastgezet aan de beschermplaat en aan het kleppendeksel,<br />

– twee zijschotten (5),<br />

– twee bevestigingsklemmetjes van de zijschotten op de rubber slab.<br />

Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van de onderdelen<br />

van het systeem bijzonder goed erop letten dat zij correct zijn geplaatst.<br />

HET NEGEREN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN KAN ERNSTIGE GEVOLGEN HEBBEN VOOR DE<br />

VEILIGHEID.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Moer van hogedrukleidingen 2,5 ± 0,2<br />

Bevestigingsbouten<br />

hoofdinspuitbuis 2,3 ± 0,3<br />

Bout flens van leiding pomp/<br />

hoofdinspuitbuis 2,5 ± 0,2<br />

LET OP:<br />

Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />

aan en opent u de communicatie met de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />

u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />

Houd rekening met de temperatuur van de<br />

brandstof.<br />

Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />

hogedruk inspuitsysteem.<br />

HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />

INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />

hogedrukleidingen<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

"Lichte" momentsleutel<br />

13B-81<br />

Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />

13B<br />

Maak het kleppendeksel los en druk de rubber<br />

bescherming aan de bovenkant zo veel mogelijk naar<br />

achteren.<br />

Verwijder de absorberende geluidkappen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Maak de elektrische aansluitingen los van het opname<br />

element druk (1) en van de verstuivers.<br />

Bouw uit:<br />

– de brandstofretourleiding (2) van de verstuivers<br />

(vervang hierna de leiding),<br />

– de hogedrukleiding (3) tussen de hogedrukpomp en<br />

de hoofdinspuitbuis, LET OP: het klemmetje (6) op<br />

de cilinderkop is bijzonder kwetsbaar,<br />

– de hogedrukleidingen (4).<br />

Sluit de openingen af met schone doppen.<br />

LET OP:<br />

Bij het losdraaien van de wartels (7) van de<br />

hogedrukleidingen op de verstuiverhouders, moet u de<br />

bevestigingsmoeren (8) van de filterstelen met een<br />

contrasleutel tegenhouden.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis<br />

13B-82<br />

13B<br />

Draai de bouten (5) van de hoofdinspuitbuis los zonder<br />

ze te verwijderen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de brandstofafvoerslang (1) los.<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbout van het zijschot (2),<br />

– de bevestigingsbout van de beschermplaat aan de<br />

onderkant (3),<br />

– de bescherming van de hoofdinspuitbuis met het<br />

zijschot, en verwijder daarna het schot van het<br />

middelste deel.<br />

Maak de rubber slab los van de beschermplaat aan de<br />

onderkant.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis<br />

13B-83<br />

INBOUWEN<br />

13B<br />

Plaats de rubber slab op de beschermplaat aan de<br />

onderkant door aan de vijf rubber einden (4) te<br />

trekken. Controleer de juiste plaatsing van de<br />

rubber einden.<br />

Breng een strook Rhodorseal 5661 aan op de<br />

cilinderkop op de plaats die op de tekening is<br />

aangegeven met een zwarte streep.<br />

Monteer de complete rubber slab / beschermplaat aan<br />

de onderkant op de motor en plaats de<br />

bevestigingsbouten (3) van de beschermplaat aan de<br />

onderkant.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Monteer de hoofdinspuitbuis met zijn schot zonder de<br />

bouten van de hoofdinspuitbuis vast te zetten.<br />

Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />

verstuiverhouders, van de pomp en van de<br />

hogedrukleidingen.<br />

Monteer de hogedrukleidingen tussen de<br />

hoofdinspuitbuis en de verstuivers, en tussen de pomp<br />

en de hoofdinspuitbuis en zet ze met de hand vast tot<br />

zijn aanliggen.<br />

Zet vast met een aantrekkoppel van:<br />

– 2,3 daN.m de drie bevestigingsbouten van de<br />

hoofdinspuitbuis,<br />

– 2,5 daN.m de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />

verstuivers en de hogedrukpomp,<br />

– 2,5 daN.m de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />

hoofdinspuitbuis.<br />

Breng Rhodorseal 5661 aan op de cilinderkop op de<br />

plaats die op de tekening is aangegeven met een<br />

zwart kruis.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis<br />

13B-84<br />

13B<br />

Monteer het zijschot op de beschermplaat aan de<br />

onderkant uitsluitend op de volgende manier:<br />

– monteer het onderste verbindingsstuk (5),<br />

– schuif de rubber afronding (6) van het schot op de<br />

beschermplaat aan de onderkant,<br />

– schuif daarna het bovenste deel van het schot over<br />

de beschermplaat,<br />

– monteer het bovenste verbindingsstuk (7),<br />

– monteer de bevestigingsbout (8) van het schot,<br />

– sluit de brandstofafvoerslang (9) aan en controleer of<br />

hij niet verstopt is.<br />

als deze in contact is gekomen met brandstof moet<br />

hij altijd worden vervangen.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Plaats:<br />

– de absorberende geluidskappen, die moeten worden<br />

vervangen als zij beschadigd of met dieselolie<br />

doordrenkt zijn.<br />

Controleer de juiste plaats van het merkteken (10)<br />

van het schot van de hoofdinspuitbuis (in het hart<br />

van de hogedrukuitgangen van de<br />

hoofdinspuitbuis).<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis<br />

13B-85<br />

13B<br />

Sluit de verstuivers en het opname element druk van<br />

de hoofdinspuitbuis weer aan.<br />

Monteer een nieuwe brandstofretourleiding en<br />

controleer of de bevestigingsklemmetjes goed<br />

geplaatst zijn bij de verstuivers en op het einde<br />

van de hoofdinspuitbuis bij de overdrukklep.<br />

Vouw de rubber slab naar voren en klem er de<br />

zijschotten op vast.<br />

Controleer of de knoppen goed vastklemmen bij<br />

de schotten en controleer de juiste stand van de<br />

randen van de rubber slab.<br />

BELANGRIJK:<br />

Controleer of de afvoerslang van de brandstof<br />

goed is aangesloten, vervang deze als hij in<br />

contact is gekomen met brandstof.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Klem de rubber slab vast aan het kleppendeksel en<br />

aan de motorsteun.<br />

Controleer of de rubber slab goed is geplaatst op<br />

de stiften van het kleppendeksel en op de<br />

motorsteun.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bescherming hoofdinspuitbuis<br />

13B-86<br />

13B<br />

Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />

keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />

met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />

van de actuators".<br />

Voordat u de motor start, wist u met het<br />

diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />

de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />

Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />

brandstoflekkage is.<br />

Ga als volgt te werk:<br />

– laat de motor stationair draaien tot de<br />

koelventilateur inschakelt,<br />

– geef en paar keer onbelast gas,<br />

– maak een proefrit,<br />

– zet het contact af en controleer of er nergens<br />

brandstoflekkage is,<br />

– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />

nat is door brandstof.<br />

Editie 3


MOTOR<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

G9T - P9X Opname element gaspedaal<br />

13B-87<br />

13B<br />

ALGEMEEN<br />

Het opname element gaspedaal vormt een geheel met het pedaal. Bij vervanging ervan moet ook het gaspedaal<br />

worden vervangen.<br />

Er zij twee types pedaal: met of zonder "zwaar punt".<br />

Auto's met een snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer, hebben een gaspedaal met een zwaar punt aan het einde<br />

van de slag (Kick-down).<br />

Met dit punt kan de begrenzerfunctie worden uitgeschakeld als de bestuurder sneller moet rijden.<br />

LET OP:<br />

Een pedaal met een zwaar punt kan gemonteerd worden in plaats van een pedaal zonder een zwaar punt. Het ie<br />

echter niet toegestaan een pedaal zonder een zwaar punt te monteren in plaats van een pedaal met een zwaar punt.<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– maak de stekker (1) los van het gaspedaal,<br />

– verwijder de drie bevestigingsbouten (2) van het<br />

pedaal,<br />

– verwijder het pedaal.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Aansluitingen<br />

Aansl. Omschrijving<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

Massa baan 2<br />

Massa baan 1<br />

Signaal baan 1<br />

Voeding baan 1<br />

Voeding baan 2<br />

Signaal baan 2<br />

N.B.:<br />

Een storing in het opname element gaspedaal<br />

veroorzaakt een verandering in het stationair toerental<br />

of in de werking van de motor (zie hoofdstuk 13B<br />

"Stationair toerentalcorrectie").<br />

Editie 3


DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Rekeneenheid<br />

MOTOR<br />

G9T - P9X Rekeneenheid<br />

ALGEMEEN<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem is onder de<br />

accubak gemonteerd.' Voor het uitbouwen, moet u de<br />

accubak verwijderen die met drie afbreekbouten is<br />

vastgezet.<br />

UITBOUWEN<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

MOTOR P9X<br />

Maak de stekker los van de luchtdoorstroommeter (1).<br />

Maak de carterventilatieslang (2) los.<br />

Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />

doorstroommeter. Verwijder hiervoor:<br />

– de twee bevestigingsbouten op de<br />

luchtdoorstroommeter,<br />

– de klemband op de inlaatgeluiddemper en daarna op<br />

de turbocompressor.<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1372 Trekker voor afbreekbouten<br />

13B-88<br />

Alle types<br />

Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />

Bouw de accu uit.<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR<br />

G9T - P9X<br />

Maak de stekkers los en verwijder de rekeneenheid<br />

van de automatische transmissie (indien aanwezig).<br />

Verwijder de stekkerhouder op de accubak.<br />

Boor de drie antidiefstalbouten in met behulp van een<br />

boortje met een diameter van 5 mm in het hart van de<br />

bout.<br />

Bouw uit:<br />

– de drie bevestigingsbouten van de accubak met<br />

behulp van Mot. 1372,<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Rekeneenheid<br />

13B-89<br />

13B<br />

– de accubak,<br />

– de bevestigingsbeugel (4) van de kabelbundel,<br />

– de bevestigingsmoeren (5) van de rekeneenheid,<br />

– de rekeneenheid door de stekker los te maken.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afbreekbouten door nieuwe<br />

afbreekbouten.<br />

Voer het inlezen van de startvergrendelingscode uit<br />

zoals beschreven is in hoofdstuk 82A<br />

"Startvergrendeling".<br />

Herstel indien nodig de gesignaleerde storingen en<br />

wis deze daarna.<br />

Controleer de werking van de auto.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak los:<br />

– de accu,<br />

– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1),<br />

– de carterventilatieslang (2).<br />

Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />

doorstroommeter. Verwijder hiervoor:<br />

– de twee bevestigingsbouten op de<br />

luchtdoorstroommeter,<br />

– de klemband op de inlaatgeluiddemper en daarna op<br />

de turbocompressor.<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Vermogensrekeneenheid<br />

13B-90<br />

Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />

Bouw de accu uit.<br />

13B<br />

Maak de stekkerhouder (4) vrij naar de zijkant.<br />

Bouw uit:<br />

– het luchtfilterhuis (5),<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Vermogensrekeneenheid<br />

– de vermogensrekeneenheid (6) door de stekker los<br />

te maken.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Zet het contact aan en lees de storingscodes af met<br />

behulp van het diagnoseapparaat.<br />

Herstel indien nodig de gesignaleerde storingen en<br />

wis deze daarna.<br />

Controleer de werking van de auto.<br />

13B-91<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />

13B-92<br />

13B<br />

Auto's met common rail hogedruk inspuiting hebben een controlelampje voor de voorverwarming, twee<br />

waarschuwingslampjes voor het inspuitsysteem en een waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftemperatuur op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

Het controlelampje voorverwarming, gesymboliseerd door een oranje spoel, wordt vergezeld door de boodschap<br />

"voorverwarming diesel". Het waarschuwingslampje inspuiting prioriteit 1, gesymboliseerd door een oranje<br />

sinusoïde, wordt vergezeld door de boodschap "storing inspuiting". Het waarschuwingslampje inspuiting prioriteit 2,<br />

gesymboliseerd door een rode motor met de vermelding "stop", wordt vergezeld door de boodschap "contact<br />

uitzetten". Het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur, gesymboliseerd door een rode thermometer, wordt<br />

vergezeld door de boodschap "koelvloeistoftemperatuur".<br />

WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />

● Bij het aanzetten van het contact, brandt het voorverwarmingslampje tijdens de voorverwarmingsfase en gaat<br />

daarna uit (zie hoofdstuk 13C "Regeling voor- en naverwarming").<br />

● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 1), gaat het waarschuwingslampje "storing inspuitsysteem"<br />

branden en moet de gebruiker een <strong>Renault</strong>-dealer raadplegen. Deze storingen zijn:<br />

– interne storing in de rekeneenheid,<br />

– storing startvergrendeling,<br />

– storing synchronisatie toerental,<br />

– storing opname element gaspedaal,<br />

– storing luchtdoorstroommeter,<br />

– storing opname element snelheid (zie ABS),<br />

– storing EGR-klep,<br />

– storing elektroklep turbodrukregeling,<br />

– storing hoofdrelais,<br />

– storing sleutel na contact,<br />

– storing verstuiver,<br />

– storing verstuivercorrectie (IMA),<br />

– storing voeding opname elementen,<br />

– storing inlaatklep,<br />

– storing turbulentieklep.<br />

● Bij een storing van de inspuiting (prioriteit (2), gaat het waarschuwingslampje "contact uitzetten" branden, in dit<br />

geval moet de motor direct worden stilgezet. Deze storingen zijn:<br />

– interne storing in de rekeneenheid,<br />

– storing verstuiver,<br />

– storing opname element brandstofdruk,<br />

– storing brandstofdrukregelaar,<br />

– storing synchronisatie toerental.<br />

● Als de motor te heet is geworden gaat het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur branden.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />

13B-93<br />

13B<br />

Auto's met common rail hogedruk inspuiting hebben symbolen voor storingen en geschreven berichten op een<br />

display in het instrumentenpaneel.<br />

WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />

● Bij het aanzetten van het contact, verschijnt het voorverwarmingslampje tijdens de voorverwarmingsfase en<br />

verdwijnt daarna (zie hoofdstuk 13 "Regeling voor- en naverwarming").<br />

● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 1), verschijnt het oranje symbool (in de vorm van een sinusoïdale<br />

kromme) met de woorden "INSPUITING DEFECT" gevolgd door het woord "SERVICE". De spraakmaker, indien<br />

aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 1".<br />

Deze storingen zijn:<br />

– storing luchtdoorstroommeter,<br />

– storing opname element stand van de wastegate,<br />

– storing opname element koelvloeistoftemperatuur,<br />

– storing opname element brandstofdruk,<br />

– storing opname element atmosferische druk,<br />

– storing opname element turbodruk,<br />

– storing opname element gaspedaal,<br />

– storing opname element vliegwiel,<br />

– storing opname element cilinderherkenning,<br />

– storing EGR-klep,<br />

– storing voedingsspanning navoedingsrelais inspuitsysteem,<br />

– storing elektroklep turbodrukregeling,<br />

– storing brandstofdrukregelaars,<br />

– storing verstuivers,<br />

– storing vermogensrekeneenheid,<br />

– storing rekeneenheid inspuitsysteem.<br />

● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 2), verschijnt het rode symbool (in de vorm van een motor en het<br />

woord "STOP") met de woorden "CONTACT UITZETTEN" gevolgd door het woord "STOP". De spraakmaker,<br />

indien aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 2". In dit geval moet de motor direct stilgezet<br />

worden.<br />

Deze storingen zijn:<br />

– storing samenhang signaal opname element vliegwiel en opname element cilinderherkenning,<br />

– storing voedingsspanning navoedingsrelais inspuitsysteem,<br />

– storing voeding van de rekeneenheid,<br />

– storing brandstofdrukregelaars,<br />

– storing verstuivers,<br />

– storing vermogensrekeneenheid,<br />

– storing rekeneenheid inspuitsysteem.<br />

● Als de motor te heet is geworden, verschijnt het symbool van de storing motortemperatuur op het display met het<br />

woord "KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR" gevolgd door het woord "STOP". In dit geval moet de motor direct<br />

stilgezet worden.<br />

N.B.:<br />

Het oranje lampje OBD (On Board Diagnostic) (gesymboliseerd door een motor), brandt even bij het aanzetten van<br />

het contact, brandt nooit bij draaiende motor.<br />

Editie 3


DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Startvergrendeling<br />

MOTOR<br />

G9T - P9X Startvergrendeling<br />

13B-94<br />

13B<br />

Deze auto heeft een startvergrendeling van de 3 e generatie, dat wordt aangestuurd door een herkenningssysteem<br />

van de RENAULT-kaart met continu variabele code, waardoor er een speciale methode gevolgd moet worden voor<br />

het vervangen van de rekeneenheid.<br />

VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />

Zie hoofdstuk 13B Inspuitsysteem "Rekeneenheid" voor de methode voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />

rekeneenheid.<br />

Zie hoofdstuk 82A "Startvergrendeling" voor de functies van de startvergrendeling.<br />

De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd, maar in alle rekeneenheden kan een code worden ingelezen.<br />

Na het vervangen van een rekeneenheid moet u de code van de auto inlezen in de nieuwe rekeneenheid en<br />

vervolgens controleren of de startvergrendeling correct werkt.<br />

Hiertoe zet u het contact enkele secondes aan en haalt u vervolgens de sleutel uit het contactslot. De<br />

startvergrendeling schakelt na ongeveer 10 secondes in (het rode startvergrendelingslampje knippert).<br />

LET OP:<br />

Bij dit type startvergrendeling blijft de rekeneenheid levenslang gecodeerd.<br />

Ook heeft dit systeem geen noodcode.<br />

Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende<br />

rekeneenheid.<br />

Deze kunnen niet meer worden gedecodeerd.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

13B<br />

Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />

DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD<br />

VERBINDING AIRCONDITIONING / REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />

De rekeneenheid van de inspuiting stuurt rechtstreeks de compressorkoppeling en houdt daarbij rekening met het<br />

door de compressor opgenomen vermogen en de druk van het koelmiddel in het circuit.<br />

De informatie die nodig is voor de werking van de airconditioning wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />

– aansluiting A A4 multiplexverbinding CAN L (Interieur),<br />

– aansluiting A B4 multiplexverbinding CAN H (Interieur).<br />

Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt de bedieningseenheid van de airconditioning om<br />

inschakeling van de aircokoppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />

de werking van de aircokoppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem de koelventilateur aan.<br />

Als de werking van de airconditioning is geselecteerd, wordt het stationair toerental niet veranderd.<br />

STRATEGIE VOOR HET INSCHAKELEN VAN DE COMPRESSOR<br />

Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />

de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />

Strategie bij het starten van de motor<br />

De compressor werkt niet na het starten van de motor gedurende een vertraging tussen 2 secondes en<br />

8 secondes.<br />

Behoud van vermogen<br />

Als het gaspedaal diep wordt ingedrukt, terwijl het toerental van de motor minder is dan 3000 tr/min, en als de<br />

rijsnelheid lager is dan 110 km/u, wordt de compressor uitgeschakeld .<br />

Bij wegrijden met veel gas<br />

Als de stand van de potentiometer hoger is dan 46 %, als het motortoerental minder is dan 2250 tr/min, en als de<br />

rijsnelheid lager is dan 20 km/u, (in de 1 e versnelling), wordt de compressor onderbroken.<br />

Beveiliging tegen afslaan<br />

Bij gas los, met een motortoerental van minder dan 675 tr/min, wordt de compressor ontkoppeld. Hij wordt weer<br />

ingekoppeld als het toerental hoger wordt.<br />

Strategie tegen oververhitting<br />

De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 110 °C.<br />

13B-95<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Strategie inspuitsysteem - Airconditioning 13B<br />

VERBINDING REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM - REKENEENHEID AIRCONDITIONING<br />

De aircocompressor heeft een variabele cilinderinhoud.<br />

Afhankelijk van de informatie die afkomstig is van de rekeneenheid van de airconditioning en de<br />

bedrijfsomstandigheden van de motor, geeft de rekeneenheid van het inspuitsysteem wel of geen toestemming voor<br />

de werking van de aircokoppeling.<br />

De informatie die nodig is voor de werking wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />

– aansluiting A 67 multiplexverbinding CAN H,<br />

– aansluiting A 48 multiplexverbinding CAN L.<br />

Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt het bedieningspaneel van de airconditioning om<br />

inschakeling van de aircokoppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />

de werking van de aircokoppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem aan en zorgt voor een verhoogd<br />

stationair toerental. Dit toerental is 750 tr/min.<br />

STRATEGIE VOOR HET INSCHAKELEN VAN DE COMPRESSOR<br />

Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />

de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />

Strategie bij het starten van de motor<br />

De aircocompressor wordt 1 seconde na het starten van de motor niet ingeschakeld.<br />

Behoud van vermogen<br />

Bij het diep indrukken van het gaspedaal en als het toerental van de motor lager is dan 4000 tr/min, dan wordt de<br />

werking van de compressor onderbroken gedurende 4,5 secondes.<br />

Strategie tegen oververhitting<br />

De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 113 °°C.<br />

13B-96<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Correctie stationair toerental<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE<br />

AFHANKELIJK VAN DE<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

In alle gevallen, schakelt deze correctie van het<br />

stationair toerental 3 minuten na het starten van de<br />

motor uit.<br />

X: Motortoerental in tr/min<br />

Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />

CORRECTIE VAN HET STATIONAIR TOERENTAL<br />

BIJ EEN STORING AAN HET OPNAME ELEMENT<br />

GASPEDAAL<br />

Als de twee banen van het opname element<br />

gaspedaal defect zijn, wordt het stationair toerental<br />

vastgehouden op 1200 tr/min.<br />

Als de informatie van het opname element<br />

gaspedaalstand niet samenhangt met de informatie<br />

van het rempedaalcontact, wordt het toerental<br />

gebracht op 1250 tr/min.<br />

CORRECTIE VAN HET GAS LOS TOERENTAL BIJ<br />

RIJDENDE AUTO<br />

Het toerental bij gas los is 850 tr/min, als de snelheid<br />

hoger is dan 2,5 km/u.<br />

13B-97<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE<br />

AFHANKELIJK VAN DE<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

X: Motortoerental in tr/min<br />

Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />

A : zonder airconditioning<br />

B : met airconditioning<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN<br />

STORING IN HET OPNAME ELEMENT PEDAAL<br />

Als het opname element gaspedaal defect is, wordt<br />

het stationair toerental vastgehouden op 1000 tr/min.<br />

Als de informatie van het opname element<br />

gaspedaalstand niet samenhangt met de informatie<br />

van het rempedaalcontact, wordt het toerental<br />

gebracht op 1000 tr/min.<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE<br />

AFHANKELIJK VAN EEN STORING VAN EEN<br />

COMPONENT<br />

Bij een storing, kortsluiting of onsamenhangend<br />

signaal, van een component van de motorregeling,<br />

wordt het stationair toerental gebracht op 1000 tr/min<br />

(zie werkplaatshandboek deel Diagnose "Betekenis<br />

van de storingen").<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Correctie stationair toerental<br />

13B-98<br />

13B<br />

VERHOOGD STATIONAIR TOERENTAL BIJ LAGE<br />

ACCUSPANNING<br />

Met deze correctie wordt een eventuele spanningsval<br />

gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van<br />

de achterruitverwarming.<br />

X: Motortoerental in tr/min<br />

Y : Accuspanning in volt<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen<br />

De vier koelvloeistofverwarmingselementen bevinden<br />

zich in een koelvloeistofhuis op de hijsbeugel van de<br />

motor naast de vacuümpomp.<br />

Dit systeem wordt gebruikt voor het op temperatuur<br />

brengen van de koelvloeistof.<br />

De koelvloeistofverwarmingselementen worden via<br />

drie relais met 12 V bekrachtigd. Een relais stuurt twee<br />

koelvloeistofverwarmingselementen, de twee andere<br />

relais sturen elk een koelvloeistofverwarmingselement<br />

aan. Op deze manier is het mogelijk een, twee, drie of<br />

vier koelvloeistofverwarmingselementen aan te sturen.<br />

De weerstand van de<br />

koelvloeistofverwarmingselementen is:<br />

0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C.<br />

13B-99<br />

Werking<br />

13B<br />

Als de verwarmingselementen zijn ingeschakeld,<br />

wordt het stationair toerental gebracht op 900 tr/min.<br />

De verwarmingselementen zijn uitgeschakeld bij:<br />

– voorverwarming,<br />

– een motortoerental van minder dan 700 tr/min.<br />

Als aan deze voorwaarden is voldaan bepalen de<br />

luchttemperatuur en de koelvloeistoftemperatuur het<br />

programma voor het bekrachtigen van de<br />

verwarmingselementen.<br />

Niet grijze zone: verwarmingselement uit<br />

Grijze zone: verwarmingselement bekrachtigd<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen<br />

De vier koelvloeistofverwarmingselementen bevinden<br />

zich in een koelvloeistofhuis op de achterste<br />

cilinderkop.<br />

Dit systeem wordt gebruikt voor het op temperatuur<br />

brengen van de koelvloeistof.<br />

De koelvloeistofverwarmingselementen worden via<br />

drie relais met 12 V bekrachtigd. Een relais stuurt twee<br />

koelvloeistofverwarmingselementen, de twee andere<br />

relais sturen elk een koelvloeistofverwarmingselement<br />

aan. Op deze manier is het mogelijk een, twee, drie of<br />

vier koelvloeistofverwarmingselementen aan te sturen.<br />

De weerstand van de<br />

koelvloeistofverwarmingselementen is:<br />

0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C.<br />

13B-100<br />

Werking<br />

13B<br />

Als de verwarmingselementen zijn ingeschakeld,<br />

wordt het stationair toerental gebracht op 900 tr/min.<br />

De verwarmingselementen zijn uitgeschakeld:<br />

– gedurende 20 secondes na het starten,<br />

– tijdens de voorverwarming,<br />

– een motortoerental van minder dan 600 tr/min.<br />

Als aan deze voorwaarden is voldaan bepalen de<br />

luchttemperatuur en de koelvloeistoftemperatuur het<br />

programma voor het bekrachtigen van de<br />

verwarmingselementen.<br />

Niet grijze zone: verwarmingselement uit<br />

Grijze zone: verwarmingselement bekrachtigd<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen<br />

STRATEGIE VOOR HET AANSTUREN VAN DE KOELVLOEISTOFVERWARMINGSELEMENTEN<br />

Als de accuspanning is > 13,5 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />

13B-101<br />

Voeding van een<br />

verwarmingselement<br />

Als na 20 secondes de<br />

accuspanning is > 13,5 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />

13B<br />

Voeding van twee koelvloeistofverwarmingselementen<br />

Als na 20 secondes de<br />

accuspanning is > 13,5 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />

Voeding van drie koelvloeistofverwarmingselementen<br />

Als na 20 secondes de<br />

accuspanning is > 13,5 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />

Voeding van vier<br />

verwarmingselementen<br />

zolang de accuspanning<br />

> 13,5 V en zolang aan de<br />

eerder genoemde<br />

omstandigheden wordt<br />

voldaan<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Koelvloeistofverwarmingselementen<br />

STRATEGIE VOOR HET AANSTUREN VAN DE KOELVLOEISTOFVERWARMINGSELEMENTEN<br />

Als de accuspanning is > 13 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding van het<br />

verwarmingselement<br />

13B-102<br />

Voeding van een<br />

verwarmingselement<br />

Als na 10 secondes de<br />

accuspanning is > 13 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding van een<br />

verwarmingselement<br />

13B<br />

Voeding van twee koelvloeistofverwarmingselementen<br />

Als na 10 secondes de<br />

accuspanning is > 13 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding van een of<br />

twee verwarmingselementen<br />

Voeding van twee koelvloeistofverwarmingselementen<br />

Als na 10 secondes de<br />

accuspanning is > 13 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding van twee of<br />

vier verwarmingselementen<br />

Voeding van vier verwarmingselementen<br />

zolang de<br />

accuspanning > 13 V en zolang<br />

aan de eerder genoemde<br />

omstandigheden wordt<br />

voldaan<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

ALGEMEEN<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Snelheidsregeling met afstandsregeling<br />

13B-103<br />

13B<br />

Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />

aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />

functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, koppelingspedaal of door een<br />

van de toetsen van het systeem.<br />

De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />

snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />

gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />

Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />

met afstandsregelaar :<br />

– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />

– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />

– knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling)<br />

Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />

– A F2: Aan - Uit Snelheidsbegrenzer<br />

– A D2: Aan - Uit Snelheidsregelaar of<br />

afstandsregelaar<br />

– A B2: Voeding stuurwieltoets<br />

– A A2: Signaal stuurwieltoets<br />

– A F3: Ingang remlichtschakelaar openen<br />

– A E2: Ingang koppelingscontact (afhankelijk van de<br />

uitvoering)<br />

– A E1: Voeding potentiometer 1 van pedaal<br />

– A H2: Voeding potentiometer 2 van pedaal<br />

– A B3: Massa potentiometer 1 van pedaal<br />

– A A3: Massa potentiometer 2 van pedaal<br />

– A C1: Signaal potentiometer 1 van pedaal<br />

– A F1: Signaal potentiometer 2 van pedaal<br />

– A A4: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />

– A B4: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />

– B A1: Multiplexverbinding CAN H (motor)<br />

– B B1: Multiplexverbinding CAN L (motor)<br />

De informatie die de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />

– De rijsnelheid (ABS).<br />

– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />

– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />

transmissie),<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />

het multiplexnetwerk:<br />

– De ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

– Het branden van het lampje (oranje, groen of<br />

knipperend).<br />

– de informaties voor het overschakelen van de<br />

versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />

● de informaties van het gaspedaal<br />

● de informatie van het rempedaalcontact<br />

● de informatie van het koppelingspedaalcontact<br />

● de informatie van de aan/uit schakelaar,<br />

● de informatie van de stuurwieltoetsen<br />

● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />

● de informaties van de rekeneenheid van de<br />

automatische transmissie.<br />

Met de informaties, stuurt de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem de elektromagnetische verstuivers aan<br />

om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />

van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />

snelheid van de voorligger in het geval van de<br />

afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />

overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

ALGEMEEN<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Snelheidsregeling met afstandsregeling<br />

13B-104<br />

13B<br />

Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />

aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />

functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, of door een van de toetsen van<br />

het systeem.<br />

De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />

snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />

gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />

Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />

met afstandsregelaar :<br />

– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />

– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />

– knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling)<br />

Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />

– A 23: Aan - Uit snelheidsbegrenzer<br />

– A 81: Aan - Uit Snelheidsregelaar of<br />

afstandsregelaar<br />

– A 11: Massa stuurwieltoets<br />

– A 10: Signaal stuurwieltoets<br />

– A 21: Ingang remlichtschakelaar openen<br />

– A 7: Voeding opname element gaspedaal 1<br />

– A 26: Voeding opname element gaspedaal 2<br />

– A 31: Massa opname element gaspedaal 1<br />

– A 11: Massa opname element gaspedaal 2<br />

– A 27: Signaal opname element gaspedaal 1<br />

– A 8: Signaal opname element gaspedaal 2<br />

– A 48: Multiplexverbinding CAN L<br />

– A 67: Multiplexverbinding CAN H<br />

De informatie die de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />

– De rijsnelheid (ABS).<br />

– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />

– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />

transmissie),<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />

het multiplexnetwerk:<br />

– De ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

– Het branden van het lampje (oranje, groen of<br />

knipperend).<br />

– de informaties voor het overschakelen van de<br />

versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />

● de informaties van het gaspedaal<br />

● de informatie van het rempedaalcontact<br />

● de informaties van de aan / uit schakelaar<br />

● de informatie van de stuurwieltoetsen<br />

● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />

● de informaties van de rekeneenheid van de<br />

automatische transmissie.<br />

Met de informaties, stuurt de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem de elektromagnetische verstuivers aan<br />

om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />

van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />

snelheid van de voorligger in het geval van de<br />

afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />

overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />

Editie 3


MOTOR<br />

G9T - P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Snelheidsregeling met afstandsregeling<br />

WERKING VAN DE SNELHEIDSREGELAAR<br />

Beginvoorwaarden<br />

● schakelaar op "snelheidsregelaar"<br />

● versnellingsbak in > 2e versnelling<br />

● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />

(ter informatie)<br />

● lampje regelaar brandt (groen)<br />

● druk op "+", "-" of "resumé" (hervat)<br />

Eindvoorwaarden<br />

● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />

● druk op rempedaal of koppelingspedaal<br />

● druk op "0"<br />

● schakelaar op "uit"<br />

● ingreep door het elektronisch stabiliteits<br />

programma (ESP)<br />

WERKING VAN DE AFSTANDSREGELAAR<br />

Beginvoorwaarden<br />

● schakelaar op "afstandsregelaar"<br />

● rijsnelheid 50 km/u minimum, 180 km/u maximum<br />

(ter informatie)<br />

● lampje regelaar brandt (groen)<br />

● druk op "+", "-" of "resumé" (hervat)<br />

Eindvoorwaarden<br />

● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />

● druk op rempedaal<br />

● druk op "0"<br />

● schakelaar op "uit"<br />

● ingreep door het elektronisch stabiliteits<br />

programma (ESP)<br />

● rijsnelheid lager dan 30 km/u<br />

13B-105<br />

13B<br />

WERKING VAN DE SNELHEIDSBEGRENZER<br />

Beginvoorwaarden<br />

● schakelaar op "snelheidsbegrenzer"<br />

● versnellingsbak in > 2e versnelling<br />

● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />

(ter informatie)<br />

● lampje begrenzer brandt (oranje)<br />

● druk op "+", "-" of "resumé" (hervat)<br />

Eindvoorwaarden<br />

● druk op gaspedaal (voorbij zwaar punt)<br />

● lange druk op rempedaal<br />

● druk op "0"<br />

● schakelaar op "uit"<br />

● ingreep door het elektronisch stabiliteits<br />

programma (ESP)<br />

N.B.:<br />

Als het lampje knippert kan de ingestelde snelheid niet<br />

worden vastgehouden.<br />

Noodprogramma<br />

Bij een defect of storing in:<br />

Het ESP, het inspuitsysteem, het ABS.<br />

De systemen van de snelheidsbegrenzer, de<br />

snelheidsregelaar en de afstandsregelaar zijn niet<br />

langer actief.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

13B<br />

Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />

Het opname element koelvloeistoftemperatuur (1)<br />

(inspuitsysteem en koelvloeistoftemperatuur op<br />

instrumentenpaneel) is een sensor met drie<br />

aansluitingen.<br />

Twee aansluitingen voor de informatie van de<br />

koelvloeistoftemperatuur naar de rekeneenheid<br />

(aansluitingen B E1 en B K3) en een aansluiting voor<br />

de meter op het instrumentenpaneel.<br />

Bij dit systeem wordt de werking van de koelventilateur<br />

geregeld door de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem. Het systeem is voorzien van een<br />

enkele koelvloeistoftemperatuurzender voor het<br />

inspuitsysteem, de koelventilateur en het<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel.<br />

13B-106<br />

WERKING<br />

De rekeneenheid stuurt afhankelijk van de<br />

temperatuur van de koelvloeistof:<br />

– het inspuitsysteem,<br />

– het relais van de koelventilateur:<br />

● de koelventilateur wordt met de lage snelheid<br />

aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />

99 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />

temperatuur lager is dan 95 °C,<br />

● de koelventilateur wordt met de hoge snelheid<br />

aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />

102 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />

temperatuur lager is dan 99 °°C,<br />

● de koelventilateur kan worden aangestuurd (met<br />

lage snelheid) voor de airconditioning.<br />

WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

Het lampje wordt aangestuurd door de rekeneenheid<br />

van het inspuitsysteem via het multiplexnetwerk.<br />

Het wordt aangestuurd als de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 120 °C en dooft<br />

als de temperatuur lager is dan 115 °C.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 13B<br />

De koelvloeistoftemperatuurzender (244) voor<br />

instrumentenpaneel en inspuitsysteem<br />

Bij dit systeem wordt de werking van de koelventilateur<br />

geregeld door de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem. Het systeem is voorzien van een<br />

enkele koelvloeistoftemperatuurzender voor het<br />

inspuitsysteem, de koelventilateur en het<br />

waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel.<br />

De informatie van de koelvloeistoftemperatuur wordt<br />

door de rekeneenheid van het inspuitsysteem via het<br />

multiplexnetwerk overgebracht naar het<br />

instrumentenpaneel.<br />

13B-107<br />

WERKING<br />

De rekeneenheid stuurt afhankelijk van de<br />

temperatuur van de koelvloeistof:<br />

– het inspuitsysteem,<br />

– de relais van de ventilateurmotor:<br />

● de koelventilateur wordt met de lage snelheid<br />

aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />

99 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />

temperatuur lager is dan 96 °C,<br />

● de koelventilateur wordt met de hoge snelheid<br />

aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />

102 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />

temperatuur lager is dan 99 °°C,<br />

● de ventilateurmotor kan worden aangestuurd voor<br />

de airconditioning.<br />

WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

(gemeenschappelijk met het<br />

waarschuwingslampje inspuitsysteem)<br />

Het lampje wordt aangestuurd door de rekeneenheid<br />

van het inspuitsysteem via het multiplexnetwerk.<br />

Het wordt aangestuurd als de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 120 °C en dooft<br />

als de temperatuur lager is dan 117 °C.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

WERKINGSPRINCIPE<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Antidampbelsysteem<br />

Het antidampbelsysteem wordt direct aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

13B-108<br />

13B<br />

De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het opname element koelvloeistoftemperatuur van<br />

het inspuitsysteem (zie hoofdstuk 13B "Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling").<br />

Na het uitzetten van het contact, schakelt de inspuitrekeneenheid standby gedurende 2 minuten.<br />

Als de temperatuur van de koelvloeistof in de motor hoger wordt dan 112 °C, wordt het relais van de lage<br />

ventilateursnelheid aangestuurd.<br />

Als de temperatuur weer lager is dan 105 °C, wordt het relais van de ventilateurmotor uitgeschakeld (de ventilateur<br />

draait nooit langer dan 10 minuten).<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Aansluitingen rekeneenheid<br />

INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />

STEKKER A (grijs)<br />

A2<br />

A3<br />

A4<br />

B2<br />

B3<br />

B4<br />

C1<br />

C3<br />

D2<br />

E1<br />

E2<br />

F1<br />

F2<br />

F3<br />

H2<br />

←<br />

---<br />

→←<br />

---<br />

---<br />

→←<br />

←<br />

→←<br />

←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

STEKKER B (bruin)<br />

A1<br />

B1<br />

B2<br />

B3<br />

C1<br />

C2<br />

C3<br />

D1<br />

D3<br />

D4<br />

E1<br />

E3<br />

F2<br />

F3<br />

G1<br />

G2<br />

G3<br />

H2<br />

H3<br />

H4<br />

J2<br />

J3<br />

K3<br />

L1<br />

L2<br />

L3<br />

L4<br />

M1<br />

M2<br />

M3<br />

M4<br />

→←<br />

→←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

→<br />

←<br />

←<br />

→<br />

---<br />

---<br />

---<br />

→<br />

---<br />

---<br />

←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

→<br />

→<br />

---<br />

---<br />

→<br />

---<br />

---<br />

---<br />

13B-109<br />

13B<br />

Signaal schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer<br />

Massa opname element gaspedaal (baan 2)<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN L huis met hulporganen<br />

interieur<br />

Voeding schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer<br />

Massa opname element gaspedaal (baan 1)<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN H huis met hulporganen<br />

interieur<br />

Signaal opname element gaspedaal (baan 1)<br />

Diagnose<br />

Aan/Uit snelheidsregelaar of afstandsregelaar<br />

Voeding opname element gaspedaal (baan 1)<br />

Informatie koppelingspedaal<br />

Signaal opname element gaspedaal (baan 2)<br />

Aan / uit snelheidsbegrenzer<br />

Informatie rem (remlichtschakelaar openen)<br />

Voeding opname element gaspedaal (baan 2)<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN H Motor (alleen automatische<br />

transmissie)<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN L Motor (alleen automatische<br />

transmissie)<br />

Massa opname element stand EGR-klep<br />

Ingang diagnosesignaal voorverwarmingsstiften<br />

Signaal opname element turbodruk<br />

Signaal opname element stand EGR-klep<br />

Commando relais voorverwarming<br />

Signaal opname element brandstofdruk<br />

Signaal opname element luchttemperatuur<br />

Stuursignaal navoedingsrelais (power latch)<br />

Massa opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

+ na contact<br />

Voeding opname element stand EGR-klep<br />

Commando relais 2 koelvloeistofverwarmingselement (twee<br />

koelvloeistofverwarmingselementen)<br />

Massa opname element brandstoftemperatuur<br />

Voeding luchtdoorstroommeter<br />

Signaal opname element vliegwiel<br />

Voeding opname element brandstofdruk<br />

Signaal opname element vliegwiel<br />

Signaal luchtdoorstroommeter<br />

Voeding opname element turbodruk<br />

Signaal opname element brandstoftemperatuur<br />

Signaal opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

Commando brandstofdrukregelaar<br />

Commando elektroklep turbodrukregeling<br />

Massa vermogen<br />

Massa vermogen<br />

Uitgang commando EGR-elektroklep<br />

+ na relais<br />

+ na relais<br />

Massa vermogen<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Aansluitingen rekeneenheid<br />

INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />

STEKKER C (zwart)<br />

A1<br />

A2<br />

A3<br />

A4<br />

B3<br />

B4<br />

C1<br />

E4<br />

F4<br />

H4<br />

J4<br />

K4<br />

L1<br />

L2<br />

L3<br />

L4<br />

M1<br />

M2<br />

M3<br />

M4<br />

→<br />

→<br />

---<br />

---<br />

---<br />

→<br />

---<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

←<br />

→<br />

---<br />

---<br />

→<br />

→<br />

→<br />

---<br />

---<br />

13B-110<br />

13B<br />

Commando opvoerpomp<br />

Commande relais ventilateurmotor lage snelheid<br />

Massa luchtdoorstroommeter<br />

Massa opname element turbodruk<br />

Massa opname element brandstofdruk<br />

Stuursignaal relais ventilateurmotor hoge snelheid<br />

Massa opname element nokkenas<br />

Commando relais 3 koelvloeistofverwarmingselement<br />

(1 koelvloeistofverwarmingselement)<br />

Commando elektroklep afslagsysteem<br />

Commando elektroklep turbulentieklep (swirl-elektroklep)<br />

Commando relais 1 koelvloeistofverwarmingselement<br />

(1 koelvloeistofverwarmingselement)<br />

Signaal opname element nokkenas<br />

Commando verstuiver 4<br />

Voeding verstuiver 3<br />

Voeding verstuiver 2<br />

Commando verstuiver 2<br />

Commando verstuiver 1<br />

Commando verstuiver 3<br />

Voeding verstuiver 1<br />

Voeding verstuiver 4<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

AANSLUITINGEN REKENEENHEID<br />

STEKKER A<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Aansluitingen rekeneenheid<br />

A1<br />

A2<br />

A3<br />

A4<br />

A5<br />

A6<br />

A7<br />

A8<br />

A10<br />

A11<br />

A17<br />

A18<br />

A19<br />

A21<br />

A23<br />

A24<br />

A26<br />

A27<br />

A29<br />

A30<br />

A31<br />

A36<br />

A38<br />

A39<br />

A42<br />

A44<br />

A45<br />

A46<br />

A48<br />

A49<br />

A50<br />

A56<br />

A63<br />

A64<br />

A65<br />

A66<br />

A67<br />

A68<br />

A76<br />

A81<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

→←<br />

---<br />

←<br />

---<br />

---<br />

→<br />

→<br />

→<br />

←<br />

←<br />

---<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

→<br />

→<br />

→←<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

←<br />

→←<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

←<br />

→←<br />

←<br />

→<br />

←<br />

13B-111<br />

13B<br />

Voeding + na navoedingsrelais inspuitsysteem<br />

Voeding + na navoedingsrelais inspuitsysteem<br />

Massa<br />

Massa<br />

Massa<br />

Diagnoseaansluiting<br />

Voeding + 5 V opname element gaspedaal baan 1<br />

Signaal opname element gaspedaal baan 2<br />

Schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer op stuurwiel<br />

Massa opname element inlaatluchttemperatuur,<br />

luchtdoorstroommeter, opname element gaspedaal baan 2 en<br />

schakelaar spanningsregelaar-snelheidsbegrenzer<br />

Commando relais koelvloeistofverwarmingselementen n°3.<br />

Commando relais ventilateurmotor lage snelheid<br />

Commando rekeneenheid voorverwarming<br />

Signaal remlichtschakelaar<br />

Schakelaar aan / uit snelheidsbegrenzer<br />

+ 12 V<br />

Voeding + 5 V opname element gaspedaal baan 2 en<br />

luchtdoorstroommeter<br />

Signaal opname element gaspedaal baan 1<br />

Signaal opname element inlaatluchttemperatuur<br />

Signaal luchtdoorstroommeter<br />

Massa opname element gaspedaal baan 1<br />

Commando relais koelvloeistofverwarmingselementen 1<br />

Commando relais ventilateurmotor hoge snelheid<br />

Diagnose aansluiting<br />

Commando + startmotor (huis met hulporganen interieur)<br />

Commando verstuiver 5 (vermogensrekeneenheid)<br />

Commando verstuiver 3 (vermogensrekeneenheid)<br />

Commando verstuiver 1 (vermogensrekeneenheid)<br />

Multiplexverbinding CAN LOW<br />

Diagnosesignaal rekeneenheid voorverwarming<br />

(voorverwarmingsstiften 1, 3 en 5)<br />

Diagnoselijn K<br />

Commando relais koelvloeistofverwarmingselementen 2.<br />

Commando verstuiver 6 (vermogensrekeneenheid)<br />

Commando verstuiver 4 (vermogensrekeneenheid)<br />

Commando verstuiver 2 (vermogensrekeneenheid)<br />

Retour diagnose vermogensrekeneenheid<br />

Multiplexverbinding CAN HIGH<br />

Diagnosesignaal rekeneenheid voorverwarming<br />

(voorverwarmingsstiften 2, 4 en 6)<br />

Commando navoedingsrelais inspuitsysteem<br />

Schakelaar aan / uit snelheidsregelaar<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

STEKKER B<br />

B82<br />

B83<br />

B84<br />

B87<br />

B90<br />

B91<br />

B92<br />

B93<br />

B94<br />

B95<br />

B97<br />

B98<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

→<br />

---<br />

Signaal weerstand verstuiver 2<br />

Signaal weerstand verstuiver 4<br />

Signaal weerstand verstuiver 6<br />

Massa opname element stand<br />

wastegate, opname element turbodruk,<br />

opname element stand EGR-klep en<br />

opname element druk hoofdinspuitbuis<br />

Signaal weerstand verstuiver 1<br />

Signaal weerstand verstuiver 3<br />

Signaal weerstand verstuiver 5<br />

Signaal opname element turbodruk<br />

Signaal opname element stand<br />

EGR-klep<br />

Massa opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur, opname<br />

element brandstoftemperatuur en<br />

weerstanden van de verstuivers<br />

Commando elektroklep<br />

turbodrukregeling<br />

Voeding + 5 V opname element druk<br />

hoofdinspuitbuis, opname element<br />

stand EGR-klep, opname element<br />

turbodruk en opname element stand<br />

wastegate<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Aansluitingen rekeneenheid<br />

13B-112<br />

B99<br />

B100<br />

B101<br />

B102<br />

B103<br />

B106<br />

B107<br />

B110<br />

B111<br />

B114<br />

B115<br />

B116<br />

B120<br />

B121<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

---<br />

←<br />

←<br />

---<br />

←<br />

---<br />

→<br />

---<br />

→<br />

→<br />

13B<br />

Signaal opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur<br />

Signaal opname element<br />

brandstoftemperatuur<br />

Signaal opname element stand<br />

wastegate<br />

+ opname element cilinderherkenning<br />

- opname element cilinderherkenning<br />

+ opname element druk<br />

hoofdinspuitbuis<br />

- opname element druk<br />

hoofdinspuitbuis<br />

Massa opname element vliegwiel<br />

Signaal opname element vliegwiel<br />

Afscherming signaal opname element<br />

vliegwiel en opname element<br />

cilinderherkenning<br />

Commando EGR-elektroklep<br />

Voeding drukregelaar<br />

Commando drukregelaar 1<br />

Commando drukregelaar 2<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

DIESELINSPUITSYSTEEM<br />

Bestemming van de aansluitingen van de<br />

vermogensrekeneenheid<br />

STEKKER A<br />

A1<br />

A2<br />

A3<br />

A4<br />

A5<br />

A6<br />

A7<br />

A8<br />

---<br />

→←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

STEKKER B<br />

B1<br />

B2<br />

B3<br />

B4<br />

B5<br />

B6<br />

B7<br />

B8<br />

---<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

---<br />

+ 12 V na navoedingsrelais<br />

inspuitsysteem<br />

Verbinding diagnose<br />

vermogensrekeneenheid<br />

Commando verstuiver 1<br />

Commando verstuiver 2<br />

Commando verstuiver 3<br />

Commando verstuiver 4<br />

Commando verstuiver 5<br />

Commando verstuiver 6<br />

Gemeenschappelijke voeding<br />

verstuiver<br />

Commando verstuiver 6<br />

Commando verstuiver 5<br />

Commando verstuiver 4<br />

Commando verstuiver 3<br />

Commando verstuiver 2<br />

Commando verstuiver 1<br />

Massa bedieningseenheid verstuivers<br />

13B-113<br />

13B<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

ALGEMEEN<br />

113C<br />

VOORVERWARMING<br />

Rekeneenheid voorverwarming<br />

13C<br />

De rekeneenheid voor/naverwarming is een elektronisch relais met een vermogenscircuit voor iedere<br />

voorverwarmingsstift. Hij wordt aangestuurd door aansluiting B C3 van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

Hij bevindt zich achter de spatplaat van het linker voorwiel.<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– het linker voorwiel,<br />

– de spatplaat van het linker voorwiel.<br />

Maak de stekker (1) los van de rekeneenheid van de<br />

voor-naverwarming.<br />

Verwijder de rekeneenheid van de voornaverwarming.<br />

13C-1<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />

REKENEENHEID VOORVERWARMING<br />

Aansl. Omschrijving<br />

1<br />

2<br />

3<br />

6<br />

7<br />

8<br />

9<br />

Voeding voorverwarmingsstift 3<br />

Voeding voorverwarmingsstift 4<br />

+ Voor contact<br />

Voeding voorverwarmingsstift 1<br />

Voeding voorverwarmingsstift 2<br />

Commando<br />

Diagnose<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

ALGEMEEN<br />

VOORVERWARMING<br />

Rekeneenheid voorverwarming<br />

13C<br />

De rekeneenheid voorverwarming omvat twee elektronische relais met elk een vermogenscircuit voor iedere<br />

voorverwarmingsstift. Hij wordt aangestuurd door aansluiting A19 van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

Ieder relais stuurt een cilinderrij aan.<br />

Hij bevindt zich achter de spatplaat van het linker voorwiel.<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– het linker voorwiel,<br />

– de spatplaat in de wielkuip.<br />

Maak de twee stekkers (1) los van de rekeneenheid<br />

van de voor-naverwarming.<br />

Verwijder de rekeneenheid van de voornaverwarming.<br />

13C-2<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />

REKENEENHEID VOOR-NAVERWARMING<br />

Stekker links<br />

Aansl. Omschrijving<br />

1<br />

2<br />

3<br />

6<br />

8<br />

9<br />

Stekker rechts<br />

Voeding voorverwarmingsstift 1<br />

Voeding voorverwarmingsstift 3<br />

+ voor contact 1<br />

Voeding voorverwarmingsstift 5<br />

Commando<br />

Diagnose 1<br />

Aansl. Omschrijving<br />

1<br />

2<br />

3<br />

6<br />

8<br />

9<br />

Voeding voorverwarmingsstift 2<br />

Voeding voorverwarmingsstift 4<br />

+ voor contact 2<br />

Voeding voorverwarmingsstift 6<br />

Commando<br />

Diagnose 2<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

VOORVERWARMING<br />

Voorverwarmingsstiften<br />

De weerstand van een voorverwarmingsstift is 0,6 Ω<br />

(stekker losgenomen).<br />

Voor het uitbouwen van een voorverwarmingsstift<br />

hoeft het hogedrukcircuit niet te worden geopend.<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de stekker los van de voorverwarmingsstift.<br />

Maak de omgeving van de stift schoon zodat er geen<br />

vuil in de cilinder terecht kan komen.<br />

Draai de voorverwarmingsstiften los en bouw ze uit<br />

met behulp van een lange radiodop van 10 mm of<br />

bijvoorbeeld het FACOM-gereedschap<br />

nummer B10R10A.<br />

INBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Voorverwarmingsstiften 1,5<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Let op dat hierbij absoluut geen vuil in de cilinder<br />

terechtkomt.<br />

13C-3<br />

13C<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

De weerstand van een voorverwarmingsstift is<br />

0,6 ± 0,05 Ω.<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Voorverwarmingsstiften 1,8<br />

UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de kappen van de motor,<br />

– de bevestigingsbouten van de bedieningselektroklep<br />

van de smoorklep.<br />

Maak de elektroklep vrij naar de zijkant.<br />

Draai de moeren los op de voorverwarmingsstiften<br />

zonder de te verwijderen.<br />

Maak de voedingsdraden vrij.<br />

Maak de omgeving van de stiften schoon zodat er<br />

geen vuil in de cilinder terecht kan komen.<br />

Verwijder de voorverwarmingsstiften. Gebruik hiervoor<br />

bijvoorbeeld de sleutel voor voorverwarmingsstiften<br />

Facom B10R12B.<br />

N.B.:<br />

Voor het uitbouwen van de voorverwarmingsstift op<br />

de voorste cilinderrij aan distributiezijde, moet de<br />

beugel van de hogedrukleidingen worden losgezet<br />

en verplaatst.<br />

VOORVERWARMING<br />

Voorverwarmingsstiften<br />

13C-4<br />

INBOUWEN<br />

13C<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Zet de bevestigingsmoeren van de voedingsdraden<br />

vast met behulp van een flexibel verlengstuk,<br />

bijvoorbeeld Facom R216 van 150 mm.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

VOORVERWARMING<br />

Regeling voor/naverwarming<br />

De voor-/naverwarmingsfunctie wordt aangestuurd via de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

WERKINGSPRINCIPE VOOR/NAVERWARMING<br />

1) Contact aanzetten - voorverwarming<br />

a) Variabele voorverwarming<br />

De tijdsduur is afhankelijk van de temperatuur van<br />

de koelvloeistof (brandend controlelampje).<br />

X: Tijd in secondes<br />

Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />

Het voorverwarmingslampje brandt nooit langer<br />

dan 12 secondes.<br />

b) Vaste voorverwarming<br />

Na het uitgaan van het lampje voor de<br />

voorverwarming blijven de voorverwarmingsstiften<br />

gedurende 10 secondes bekrachtigd.<br />

13C-5<br />

2) Starten<br />

Tijdens het starten blijven de<br />

voorverwarmingsstiften bekrachtigd.<br />

3) Draaiende motor - naverwarming<br />

13C<br />

Afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur worden<br />

de voorverwarmingsstiften continu bekrachtigd na<br />

het starten.<br />

Voor een stationair toerental bij gas los.<br />

X: Tijd in secondes<br />

Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

VOORVERWARMING<br />

Regeling voor/naverwarming<br />

De voor-/naverwarmingsfunctie wordt aangestuurd via de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

WERKINGSPRINCIPE VOOR/NAVERWARMING<br />

1) Contact aanzetten - voorverwarming<br />

a) Variabele voorverwarming<br />

De duur van de voeding van de<br />

voorverwarmingsstiften en het bijbehorende<br />

controlelampje is afhankelijk van de<br />

koelvloeistoftemperatuur en de atmosferische<br />

druk.<br />

X: Tijd in secondes<br />

Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />

Het voorverwarmingslampje brandt nooit langer<br />

dan 10 secondes.<br />

b) Vaste voorverwarming<br />

Na het doven van het lampje, houden de<br />

voorverwarmingsstiften nog 10 secondes langer<br />

voeding, tenzij op de knop "START" wordt<br />

gedrukt.<br />

Als op de knop "START" wordt gedrukt na het<br />

verstrjken van deze tijd, begint het huis met<br />

hulporganen interieur met een nieuwe cyclus van<br />

1 seconde + 10 secondes.<br />

13C-6<br />

2) Starten<br />

13C<br />

Tijdens het starten blijven de voorverwarmingsstiften<br />

bekrachtigd.<br />

3) Draaiende motor - naverwarming<br />

Afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur worden<br />

de voorverwarmingsstiften continu bekrachtigd na het<br />

starten.<br />

X: Tijd in secondes<br />

Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />

Voor een stationair toerental bij gas los.<br />

Editie 3


MOTORS<br />

F4R EN V4Y<br />

SCHEMATISCH OVERZICHT<br />

1 Inlaatspruitstuk<br />

2 Elektroklep dampafzuiging<br />

3 Dampabsorptievat<br />

4 Tank<br />

M Buitenlucht<br />

Bijzonderheden van het circuit op motor F4R<br />

Het circuit bestaat uit een circuit A (voor de<br />

turbocompressor) en een circuit B (achter het<br />

<strong>smoorklephuis</strong>) om de dampen af te kunnen voeren bij<br />

iedere belasting van de motor.<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Benzinedampabsorptiesysteem<br />

14A-1<br />

114A<br />

1 Dampafzuiging uit de tank<br />

2 Dampafzuiging naar de motor<br />

3 Ventilatie van de tank<br />

14A<br />

LET OP: de ventilatie-opening naar de buitenlucht<br />

mag niet verstopt zijn.


MOTORS<br />

F4R EN V4Y<br />

WERKINGSPRINCIPE<br />

De ventilatie van de tank verloopt via het<br />

dampabsorptievat.<br />

De benzinedamp wordt vastgehouden door de actieve<br />

koolstof in het dampabsorptievat.<br />

De benzine in het dampabsorptievat wordt verbrand in<br />

de motor.<br />

Hiervoor,wordt, via een slang en een elektroklep, het<br />

dampabsorptievat verbonden met het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

Deze elektroklep bevindt zich tussen de<br />

schokdempertoren rechts voor en het<br />

stuurbekrachtigingsreservoir voor motor F4R Turbo<br />

en op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> bij het remvloeistofreservoir<br />

voor motor V4Y.<br />

Door de elektroklep aan te sturen met een cyclisch<br />

stuursignaal (RCO) kan de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem de doorlaat van de elektroklep<br />

variëren.<br />

De variabele doorlaat van de benzinedamp in de<br />

elektroklep is het gevolg van het evenwicht tussen het<br />

magnetische veld dat wordt opgewekt door de voeding<br />

van de spoel en de kracht van de terugtrekveer die de<br />

elektroklep dichttrekt.<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Benzinedampabsorptiesysteem<br />

14A-2<br />

CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE<br />

BENZINEDAMPAFZUIGING<br />

14A<br />

Als het systeem niet goed werkt kan het stationaire<br />

toerental onstabiel worden of de motor afslaan.<br />

Controleer of het circuit goed is (zie de schema's ).<br />

Controleer de staat van de slangen naar de tank.<br />

1 Inlaatspruitstuk<br />

2 Elektroklep dampafzuiging<br />

3 Absorptievat<br />

4 Reservoir<br />

M Buitenlucht


MOTORS<br />

F4R EN V4Y<br />

OMSTANDIGHEDEN VAN DE DAMPAFZUIGING<br />

Op motor F4R wordt de elektroklep van de<br />

dampafzuiging aangestuurd via aansluiting C-E1 van<br />

de rekeneenheid als:<br />

– de motor niet stationair draait,<br />

– de mengselregeling actief is,<br />

– de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 55 ºC,<br />

– de luchttemperatuur hoger is dan 10 ºC.<br />

Op motor V4Y wordt de elektroklep van de<br />

dampafzuiging aangestuurd via aansluiting B 89 van<br />

de rekeneenheid als:<br />

– de motor niet stationair draait,<br />

– de mengselregeling actief is,<br />

– de temperatuur van de koelvloeistof hoger is dan<br />

40 ºC,<br />

Bij een EOBD-diagnose (On Board Diagnostic), is<br />

dampafzuiging niet toegestaan.<br />

Het cyclisch stuursignaal van de elektroklep van de<br />

dampafzuiging is zichtbaar te maken met het<br />

diagnoseapparaat met de parameter "RCO elektroklep<br />

dampafzuiging".<br />

De elektroklep is gesloten als de waarde lager is dan<br />

1,5% (motor F4R) en als de waarde gelijk is aan 0%<br />

(Motor V4Y).<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Benzinedampabsorptiesysteem<br />

14A-3<br />

14A<br />

UITBOUWEN VAN HET DAMPABSORPTIEVAT<br />

Het dampabsorptievat (1) bevindt zich aan de linker<br />

kant op de tank.<br />

Maak los:<br />

– de aanvoerslang (2) met damp vanaf de tank,<br />

– de afvoerslang (3) naar de elektroklep,<br />

– de slang (4) naar de buitenlucht.<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbout (5) van het dampabsorptievat,<br />

– het dampabsorptievat.<br />

INBOUWEN<br />

Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />

van uitbouwen.


MOTORS<br />

F4R EN V4Y<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Benzinedampabsorptiesysteem<br />

Controleer:<br />

– bij stationair toerental,<br />

– door op het absorptievat het circuit vanaf de tank af<br />

te sluiten,<br />

– en een manometer (Mot. 1311-01) aan te sluiten dat<br />

er geen onderdruk is op de uitgang naar de<br />

buitenlucht van het absorptievat (M), (hierbij moet de<br />

waarde van het commando op het diagnoseapparaat<br />

met parameter: "RCO elektroklep dampafzuiging"<br />

minimaal blijven X ≤ (1,5%) (motor F4R),<br />

X = 0% (motor V4Y).<br />

Meet u onderdruk?<br />

JA: contact uit, zet met een vacuümpomp een<br />

onderdruk van 500 mbar op de uitgang van de<br />

elektroklep. De onderdruk mag in 30 secondes niet<br />

meer variëren dan 10 mbar.<br />

Varieert de druk?<br />

JA: de elektroklep defect, vervang de elektroklep.<br />

NEE: er is een elektrisch probleem, controleer het<br />

circuit.<br />

NEE: bij de omstandigheden voor het afzuigen (zie de<br />

voorwaarden), moet u constateren dat er een toename<br />

van de onderdruk is (tegelijk constateert u een<br />

toename van de parameter op het diagnoseapparaat).<br />

CONTROLE VAN DE VERBINDING TANK<br />

ABSORPTIEVAT<br />

Deze verbinding is et controleren door een<br />

vacuümpomp aan te sluiten op de slang naar het<br />

absorptievat.<br />

14A-4<br />

14A


ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Carterventilatie<br />

MOTOR<br />

F4R Carterventilatie<br />

OVERZICHT VAN DE ONDERDELEN VAN HET<br />

CIRCUIT<br />

A Circuit voor de turbocompressor, dit circuit wordt<br />

gebruikt voor middelzware en zware belastingen.<br />

De damp wordt aangezogen door de onderdruk<br />

in het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />

B Circuit achter het <strong>smoorklephuis</strong>, dit circuit wordt<br />

gebruikt voor lichte belastingen. De damp wordt<br />

aangezogen door de onderdruk tussen de<br />

smoorklep en de motor.<br />

14A-5<br />

14A<br />

Openingen voor het afvoeren van de oliedamp:<br />

A Opening voor het afvoeren van de oliedamp van<br />

het voorste circuit.<br />

B Opening voor het afvoeren van de oliedamp van<br />

het achterste circuit.<br />

Opvangplaat van de oliedamp op het kleppendeksel.<br />

Voor de demontage, raadpleegt u hoofdstuk 11A<br />

"Cilinderkop en distributie".


MOTOR<br />

G9T<br />

DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />

1 Motor<br />

2 Cilinderkop<br />

3 Kleppendeksel - Inlaatluchtverdeler<br />

4 Olieafscheider (ingebouwd in kleppendeksel)<br />

5 Turbocompressor<br />

6 Luchtfilter<br />

7 Luchtdoorstroommeter<br />

CONTROLE<br />

De carterventilatie moet in goede staat verkeren en<br />

schoon zijn.<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Carterventilatie<br />

14A-6<br />

14A<br />

A Afzuigslang van oliedampen naar de luchtinlaat<br />

B Olieafscheider ingebouwd in kleppendeksel -<br />

<strong>inlaatspruitstuk</strong>.


MOTOR<br />

V4Y<br />

DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />

A Bij lichte belastingen, neemt de verse lucht voor<br />

het <strong>smoorklephuis</strong> de oliedampen mee die<br />

afkomstig zijn uit het motorcarter. De oliedampen<br />

worden in geringe hoeveelheden aangezogen<br />

door de onderdruk achter het <strong>smoorklephuis</strong>, via<br />

een klep met een variabele doorlaat (C), en<br />

vervolgens aangezogen door de cilinders.<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Carterventilatie<br />

Oliedamp<br />

Inlaatlucht<br />

14A-7<br />

1 Inlaatspruitstuk<br />

2 Kleppendeksel<br />

3 Cilinderkop<br />

4 Motorblok<br />

5 Motorcarter<br />

6 Smoorklep<br />

CONTROLE<br />

14A<br />

B Bij middelzware en zware belastingen, worden<br />

de oliedampen afgezogen naar de cilinders. De<br />

klep met variabele doorlaat (C) laat een grote<br />

hoeveelheid oliedampen door.<br />

Oliedamp<br />

Inlaatlucht<br />

De carterventilatie moet in goede staat verkeren en<br />

schoon zijn.<br />

N.B.: de klep net variabele doorlaat bevindt zich op<br />

het kleppendeksel van de achterste cilinderrij. In rust<br />

moet hij gesloten zijn.


MOTOR<br />

P9X<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Carterventilatie<br />

INLEIDING<br />

De carterdampen gaan via een membraanklep terug<br />

naar de luchtinlaat.<br />

A Bij geringe belasting, is de onderdruk in de<br />

luchtinlaat minder dan de afstelling van de veer.<br />

De oliedampen worden in grote hoeveelheden<br />

aangezogen door de onderdruk in de inlaat.<br />

B Bij middelzware en zware belastingen, trekt de<br />

onderdruk in de luchtinlaat het membraan van de<br />

klep aan, de afzuigslang is afgesloten. Er vindt<br />

geen oliedampafzuiging plaats.<br />

14A-8<br />

14A


MOTOR<br />

P9X<br />

CONTROLE<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Carterventilatie<br />

De carterventilatie moet in goede staat verkeren en schoon zijn.<br />

1 Afzuigslang van de oliedampen uit het carter<br />

2 Afzuigslangen van de oliedampen van de kleppendeksels<br />

3 Afzuigslangen van oliedampen naar de luchtinlaat<br />

4 Membraanklep<br />

14A-9<br />

14A


ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

G9T Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />

MOTOR<br />

DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />

1 Cilinderkop<br />

2 Uitlaatspruitstuk<br />

3 EGR-leiding<br />

4 EGR-elektroklep<br />

5 Smoorklephuis<br />

6 Inlaatspruitstuk - /kleppendeksel<br />

UITBOUWEN<br />

Voor het uitbouwen van de EGR-klep moet de<br />

inlaatluchtverdeler worden uitgebouwd, zie hoofdstuk<br />

12A Menselsamenstelling "Verdelerhuis".<br />

14A-10<br />

14A


ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

G9T Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />

MOTOR<br />

WERKINGSPRINCIPE<br />

De klep wordt aangestuurd door een cyclisch<br />

stuursignaal (RCO) dat afkomstig is van de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem. Het cyclisch<br />

stuursignaal maakt het mogelijk de doorlaat van de<br />

klep te variëren en daarmee de hoeveelheid<br />

uitlaatgassen die naar het <strong>inlaatspruitstuk</strong> wordt<br />

herleid te regelen.<br />

De rekeneenheid controleert permanent de stand van<br />

de EGR-klep.<br />

VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />

De factoren die bepalend zijn voor het aansturen van<br />

de EGR-elektroklep zijn:<br />

– de koelvloeistoftemperatuur,<br />

– de luchttemperatuur,<br />

– de atmosferische druk,<br />

– de stand van het gaspedaal,<br />

– het toerental,<br />

– de luchthoeveelheid,<br />

– de inspuithoeveelheid,<br />

– de turbodruk.<br />

De EGR is uitgeschakeld als:<br />

– de accuspanning lager is dan 8,9 Volt,<br />

– het motortoerental hoger is dan 900 tr/min met gas<br />

los (lage pedaalwaarde),<br />

– het kenveld (motortoerental - belasting) boven een<br />

bepaalde drempel ligt,<br />

– de rijsnelheid lager is dan 5 km/u, en het<br />

motortoerental lager is dan 900 tr/min gedurende<br />

40 secondes.<br />

De EGR-klep krijgt na het starten pas voeding bij een<br />

bepaalde temperatuur van de koelvloeistof.<br />

X Tijd<br />

Y Koelvloeistoftemperatuur (°C)<br />

14A-11<br />

14A<br />

De EGR is uitgeschakeld bij een storing:<br />

– van de koelvloeistoftemperatuurzender,<br />

– van het opname element luchttemperatuur,<br />

– van het opname element atmosferische druk.<br />

1 Voeding spoel<br />

2 Voeding opname element<br />

4 Massa opname element<br />

5 Massa spoel<br />

6 Uitgang opname element


ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

P9X Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />

MOTOR<br />

DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />

1 Motor<br />

2 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />

3 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

4 Uitlaatspruitstukken<br />

5 Turbocompressor<br />

6 Spruitstuk van de turbocompressor<br />

7 EGR-wisselaar<br />

8 EGR-klep<br />

9 Inlaatluchtverdeler<br />

A Luchtinlaat<br />

B Uitlaat<br />

UITBOUWEN EGR-KLEP-WISSELAAR<br />

Zie hoofdstuk 12A "EGR-klep-wisselaar".<br />

DOEL VAN HET EGR-SYSTEEM<br />

Door de uitlaatgassen terug te voeren naar de luchtinlaat vermindert de<br />

hoeveelheid stikstofoxydes (NOx) in de uitlaatgassen.<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft de terugvoer vrij via het<br />

aansturen van een elektroklep.<br />

14A-12<br />

14A


MOTOR<br />

P9X<br />

WERKINGSPRINCIPE<br />

De klep wordt aangestuurd door een cyclisch<br />

stuursignaal (RCO) dat afkomstig is van de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem. Het cyclisch<br />

stuursignaal maakt het mogelijk de doorlaat van de<br />

klep te variëren en daarmee de hoeveelheid<br />

uitlaatgassen die naar het <strong>inlaatspruitstuk</strong> wordt<br />

herleid te regelen.<br />

De rekeneenheid controleert permanent de stand van<br />

de EGR-klep.<br />

Om de luchtverontreiniging te verminderen, gebruikt<br />

motor P9X een warmtewisselaar voor het afkoelen<br />

van de teruggevoerde uitlaatgassen. De gassen<br />

worden teruggevoerd naar de cilinder door de EGRklep<br />

via een warmtewisselaar die gekoeld wordt door<br />

de koelvloeistof. Als gevolg hiervan is de<br />

verbrandingstemperatuur lager. Hierdoor is de NOxuitstoot<br />

minder.<br />

AANSLUITINGEN<br />

Opname element van de stand (1)<br />

1 Signaal opname element<br />

2 Massa opname element<br />

3 Voeding opname element + 5 volt<br />

EGR-elektroklep (2)<br />

1 Commando EGR-elektroklep<br />

2 Voeding + 12 volt EGR-elektroklep<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />

14A-13<br />

A EGR-klep<br />

B Koeler<br />

14A


MOTOR<br />

P9X<br />

VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />

De factoren die bepalend zijn voor het aansturen van<br />

de EGR-elektroklep zijn:<br />

– de koelvloeistoftemperatuur,<br />

– de atmosferische druk,<br />

– de stand van het gaspedaal,<br />

– het toerental.<br />

DE EGR IS UITGESCHAKELD:<br />

– tijdens de startfase,<br />

– tijdens de voor/naverwarming,<br />

– als het motortoerental lager is dan 450 tr/min.<br />

– als de temperatuur van de koelvloeistof hoger is dan<br />

120 ºC,<br />

– als de temperatuur van de koelvloeistof lager is dan<br />

0 ºC,<br />

– de atmosferische druk lager is dan 884 mbar,<br />

– tijdens een acceleratie: verschil pedaaldruk hoger<br />

dan 5,5 % en hoeveelheid ingespoten brandstof<br />

hoger dan 10 mm 3 /slag,<br />

– na uitzetten van het contact (periode van de<br />

navoeding van de rekeneenheid).<br />

ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />

Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />

14A-14<br />

14A<br />

BIJ EEN STORING:<br />

– van de luchtdoorstroommeter,<br />

– van het opname element turbodruk,<br />

– van het opname element atmosferische druk,<br />

– van het opname element brandstoftemperatuur of<br />

luchttemperatuur,<br />

– van de EGR-klep,<br />

– van het opname element van de stand van de EGRklep,<br />

– van het opname element van de stand van de<br />

wastegate,<br />

– van de elektroklep turbodrukregeling,<br />

De EGR-klep werkt in een noodprogramma of krijgt<br />

geen voeding meer.


WERKING-STORING ZOEKEN<br />

116A STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

De dynamo's op dit model auto hebben een<br />

ingebouwde spanningsregelaar en een<br />

waarschuwingslampje voor de laadstroom op het<br />

instrumentenpaneel:<br />

– bij het aanzetten van het contact gaat het lampje<br />

branden,<br />

– zodra de motor draait gaat het lampje uit,<br />

– als het lampje tijdens het draaien oplicht is er een<br />

storing in het laadcircuit.<br />

STORING ZOEKEN<br />

Het lampje gaat niet branden als het contact wordt<br />

aangezet<br />

Controleer:<br />

– de elektrische aansluitingen,<br />

– of het lampje is doorgebrand door het kabelschoentje<br />

van de draad naar het lampje los te maken en aan<br />

massa te leggen: het lampje moet gaan branden.<br />

Het lampje gaat branden als de motor draait<br />

Dit wijst op een storing in het laadcircuit die kan<br />

worden veroorzaakt door:<br />

– een gebroken aandrijfriem of een breuk in de<br />

bedrading,<br />

– een inwendig defect in de dynamo (rotor, stator,<br />

diodes of koolborstels),<br />

– een defecte spanningsregelaar,<br />

– een te hoge spanning.<br />

16A-1<br />

16A<br />

De klant klaagt over onvoldoende laadstroom en het<br />

lampje werkt normaal.<br />

Als de afgeregelde spanning lager is 13,5 volt,<br />

controleer dan de dynamo. De storing kan veroorzaakt<br />

worden door:<br />

– een defecte diode,<br />

– een defecte fase,<br />

– koolafzetting op of slijtage van de contactbanen.<br />

Controle van de spanning<br />

Lees met een voltmeter de spanning tussen de<br />

accupolen af.<br />

Start de motor en laat het toerental oplopen tot de<br />

voltmeter zich stabiliseert op de afgeregelde spanning.<br />

Deze spanning moet liggen tussen 13,5 en 14,8 Volt.<br />

Schakel zoveel mogelijk stroomverbruikers in, de<br />

spanning moet blijven tussen 13,5 V en 14,8 V<br />

LET OP: voordat er elektrisch aan de auto gelast<br />

wordt, moet de bedrading van de accu en de<br />

spanningsregelaar worden losgenomen.


IDENTIFICATIE<br />

CONTROLE<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

Motor DYNAMO STROOMSTERKTE<br />

F4R Turbo Valéo SG 12 B017<br />

Valéo SG 12 B0030<br />

Valéo SG 12 B068<br />

G9T Valéo SG 12 B0030<br />

Valéo SG 12 B068<br />

Na 15 minuten warmdraaien bij een spanning van 13,5 V.<br />

16A-2<br />

125 A<br />

125 A<br />

P9X Denso 150 A<br />

V4Y Hitachi LR 1150-702 150 A<br />

Motortoerental (tr/min.) 125 ampère 150 ampère<br />

800 64 A -<br />

2000 81 A 102 A<br />

4000 118 A 145 A<br />

6000 123 A 151 A<br />

16A


STORING ZOEKEN<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

16A-3<br />

16A<br />

Met de diagnoseapparaten, kunnen de door de dynamo afgegeven spanning en stroomsterkte belast en onbelast<br />

worden gecontroleerd.<br />

N.B.: Het diagnosestation heeft een inductieve ampèremeterklem (meetbereik: 0 tot 1 000 A). Deze klem kan<br />

worden geplaatst zonder losmaken van de accukabels zodat de geheugens en adaptieve correcties van de<br />

rekeneenheden niet verloren gaan.<br />

Zet de ampèremeterklem direct op de dynamo-uitgang met de pijl op de klem naar de dynamo wijzend (het station<br />

detecteert een verkeerde stand).<br />

De metingen worden in drie etappes uitgevoerd:<br />

– meting van de accuspanning met contact uit,<br />

– meting van de afgeregelde spanning en stroomsterkte zonder ingeschakelde verbruikers,<br />

– meting van de afgeregelde spanning en stroomsterkte met zoveel mogelijk ingeschakelde verbruikers.<br />

Afhankelijk van het resultaat van de metingen geeft het station een diagnose:<br />

– accuspanning onbelast < 12,3 V = accu ontladen.<br />

Zonder stroomverbruikers:<br />

– afgeregelde spanning > 14,8 V ⇒ spanningsregelaar defect,<br />

– afgeregelde spanning onbelast < 13,2 V) of (laadstroom < 2 A) ⇒ laadstoring.<br />

Met stroomverbruikers:<br />

– afgeregelde spanning > 14,8 V ⇒ spanningsregelaar defect,<br />

– afgeregelde spanning < 12,7 V ⇒ controleer de dynamo op de volgende waarden:<br />

Stroomsterkte<br />

(ampères)<br />

Motor<br />

Minimale stroomsterkte die de<br />

dynamo moet leveren met alle<br />

verbruikers ingeschakeld (3000 tr/<br />

min)<br />

F4R turbo G9T P9X V4Y<br />

80 A 80 A 80 A 80 A


STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

Storing zoeken (vervolg)<br />

Als de gemeten stroomsterkte te laag is, controleer:<br />

– de slijtage van de dynamo (koolborstels...),<br />

– de aansluitingen van de accu,<br />

– de gevlochten massastrip van de motor,<br />

– het juiste type van de dynamo,<br />

– de spanning van de dynamoriem.<br />

Als de stroomsterkte goed is en de afgeregelde<br />

spanning te laag dan is de dynamo niet de oorzaak.<br />

De oorzaak kan zijn:<br />

– de auto heeft te veel elektrische stroomverbruikers,<br />

– de accu is ontladen.<br />

16A-4<br />

16A


MOTOR F4R<br />

TURBO<br />

UITBOUWEN<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los en de<br />

elektrische aansluitingen op de dynamo.<br />

Bouw uit:<br />

– de plastic kappen van de motor,<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– het reservoir en de steun van de stuurbekrachtiging,<br />

– de aandrijfriem van de hulporganen (zie hoofdstuk<br />

07A "Spanning aandrijfriem hulporganen").<br />

– de geleiderol,<br />

– de bevestigingsbouten van de dynamo en bouw hem<br />

uit met behulp van een schroevendraaier.<br />

16A-5<br />

16A


MOTOR F4R<br />

TURBO<br />

INBOUWEN<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

De dynamo kan gemakkelijker worden ingebouwd, als<br />

u de ringen (A) met een tang of in de bankschroef<br />

samendrukt.<br />

Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen" voor het spannen van de riem.<br />

16A-6<br />

16A


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de kappen van de motor,<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– het rechter voorwiel en de spatplaat,<br />

– de aandrijfriem van de hulporganen.<br />

Voor de methode voor het uitbouwen van de<br />

aandrijfriem van de hulporganen, raadpleegt u<br />

hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen".<br />

Bouw uit:<br />

– de geleiderol,<br />

– de elektrische aansluitingen van de dynamo,<br />

– de aluminium versterkingsstang van de langsbalken,<br />

– de stekkers van de aircocompressor (1),<br />

– de bevestigingen van de aircocompressor (2),<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

16A-7<br />

16A<br />

N.B.: bevestig de aircocompressor aan de<br />

langsbalken om te voorkomen dat de leidingen<br />

verbuigen.<br />

Wip het brandstoffilter en het reservoir van de<br />

stuurbekrachtiging los zodat u de steun kunt<br />

wegdrukken.<br />

Verwijder de bevestigingen van de dynamo en bouw<br />

hem uit.<br />

INBOUWEN<br />

Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />

van uitbouwen.<br />

De dynamo kan gemakkelijker worden ingebouwd, als<br />

u de ringen (A) met een tang of in de bankschroef<br />

samendrukt.<br />

Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen" voor het spannen van de riem.


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– het rechter voorwiel,<br />

– de spatplaat,<br />

– de aandrijfriem van de hulporganen.<br />

Voor de methode voor het uitbouwen van de<br />

aandrijfriem van de hulporganen, raadpleegt u<br />

hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen".<br />

Verwijder het hitteschild.<br />

Het is niet nodig de bouten van het hitteschild geheel<br />

los te draaien want de gaten lopen door.<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

16A-8<br />

16A<br />

Bouw uit:<br />

– de koppelreactiestang,<br />

– de elektrische aansluitingen van de dynamo bij (A),<br />

– de bevestigingen van de dynamo bij (B),.<br />

– de dynamo.<br />

INBOUWEN<br />

Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />

volgorde van uitbouwen.<br />

Raadpleeg hoofdstuk 19A "Pendelophanging" voor<br />

het aantrekkoppel van de koppel-reactiestang.<br />

Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen" voor het spannen van de riem.


MOTOR V4Y<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– het rechter voorwiel,<br />

– de spatplaat rechts voor en de bescherming aan de<br />

zijkant,<br />

– de inlaatgeluiddemper,<br />

– de stekkers van de ventilateurgroep,<br />

– de koelventilateur,<br />

– de aandrijfriem hulporganen, door de moer van de<br />

poelie (A) en de spanner (B) los te draaien,<br />

– de poelie,<br />

STARTEN - LADEN<br />

Dynamo<br />

16A-9<br />

16A<br />

– de bevestigingen en de aansluitingen van de<br />

dynamo.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />

hulporganen" voor het spannen van de riem.


IDENTIFICATIE<br />

STARTEN - LADEN<br />

Startmotor<br />

MOTOR STARTMOTOR<br />

F4Rt Bosch 000106017<br />

G9T Valéo D7R53<br />

P9X Hitachi S14-41<br />

V4Y Hitachi S144877A<br />

16A-10<br />

16A


MOTOR F4R<br />

TURBO<br />

UITBOUWEN<br />

STARTEN - LADEN<br />

Startmotor<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de sierkap van de motor,<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de achterste steun van de katalysator,<br />

– de lambda sonde,<br />

– de bevestiging van het hitteschild bij (A).<br />

Maak de voeding los van de startmotor.<br />

Verwijder de startmotor.<br />

16A-11<br />

16A


MOTOR F4R<br />

TURBO<br />

INBOUWEN<br />

STARTEN - LADEN<br />

Startmotor<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Controleer of de centreerbus (A) op zijn plaats is.<br />

16A-12<br />

16A


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de kappen van de motor,<br />

– de inlaatslang (1),<br />

– de slang van de smoorklep (2),<br />

– de steun van de kabelbundels,<br />

STARTEN - LADEN<br />

Startmotor<br />

16A-13<br />

16A<br />

– de elektrische aansluitingen op de startmotor,<br />

– de gevlochten massastrip,<br />

– de startmotor.<br />

INBOUWEN<br />

Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Controleer voor het inbouwen of de centreerbussen op<br />

hun plaats zitten.


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

STARTEN - LADEN<br />

Startmotor<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de elektrische aansluitingen op de startmotor.<br />

Maak de kabelbundel vrij om de bouten van de<br />

startmotor toegankelijk te maken.<br />

Bouw uit:<br />

– de gevlochten massastrip,<br />

– de drie bevestigingen van de startmotor,<br />

– de startmotor.<br />

INBOUWEN<br />

Zet de bouten van de startmotor vast met een<br />

aantrekkoppel van 5 daN.m.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

16A-14<br />

16A


MOTOR V4Y<br />

STARTEN - LADEN<br />

Startmotor<br />

Voor het uitbouwen-inbouwen van de startmotor<br />

gelden geen bijzonderheden, verwijder de twee<br />

bevestigingen bij (A).<br />

Controleer bij het uitbouwen of de centreerbussen op<br />

hun plaats zitten.<br />

16A-15<br />

16A


MOTOR F4R<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten van de bobine 1,5<br />

Bougies 2,5 tot 3<br />

BESCHRIJVING<br />

De statische ontsteking is een systeem waarmee de<br />

hoeveelheid energie voor de bougies hoger is doordat<br />

er zich niets bevindt tussen de bougie en de bobine.<br />

Dit systeem heeft ook geen bewegende delen.<br />

De vermogenstrap is ingebouwd in de rekeneenheid<br />

van het inspuitsysteem. De ontsteking gebruikt dus de<br />

zelfde opname elementen als het inspuitsysteem.<br />

Er zijn vier bobines, deze zijn direct boven de bougie<br />

vastgezet met bouten op het kleppendeksel.<br />

De bobines worden twee bij twee in serie gevoed<br />

(statische tweeling ontsteking) via de aansluitingen<br />

C H2 en C H3 van de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem:<br />

– aansl. C H2 voor de cilinders (1) en (4),<br />

– aansl. C H3 voor de cilinders (2) en (3).<br />

ONTSTEKING<br />

Statische ontsteking<br />

17A-1<br />

117A<br />

UITBOUWEN VAN EEN BOBINE<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Maak de stekkers los van de bobine.<br />

17A<br />

LET OP:<br />

Beschadig niet de stekkers (1); anders moet u ze<br />

vervangen.<br />

Verwijder de bouten (2) waarmee de bobines<br />

vastzitten.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang indien nodig de O-ringen van de bobines.<br />

Editie 2


ONTSTEKING<br />

MOTOR V4Y Statische ontsteking<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten van de bobine 0,7<br />

Bougies 2,5 tot 3<br />

BESCHRIJVING<br />

De statische ontsteking is een systeem waarmee de<br />

hoeveelheid energie voor de bougies hoger is doordat<br />

er zich niets bevindt tussen de bougie en de bobine.<br />

Dit systeem heeft ook geen bewegende delen.<br />

De vermogenstrap is ingebouwd in de rekeneenheid<br />

van het inspuitsysteem. De ontsteking gebruikt dus de<br />

zelfde opname elementen als het inspuitsysteem.<br />

Er zijn zes bobines, deze zijn direct boven de bougie<br />

vastgezet met bouten op het kleppendeksel.<br />

De ontstekingsvolgorde is: 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6<br />

De bobines worden een voor een in serie gevoed via<br />

de aansluitingen B84, B85, B92, B93, B94 en B95<br />

van de rekeneenheid van het inspuitsysteem:<br />

– aansl. B84 voor cilinder (5),<br />

– aansl. B85 voor cilinder (6),<br />

– aansl. B92 voor cilinder (1),<br />

– aansl. B93 voor cilinder (2),<br />

– aansl. B94 voor cilinder (3),<br />

– aansl. B95 voor cilinder (4).<br />

17A-2<br />

UITBOUWEN VAN EEN BOBINE<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

17A<br />

Voor het uitbouwen van de bobines van de achterste<br />

cilinders moet u het <strong>inlaatspruitstuk</strong> uitbouwen (zie<br />

hoofdstuk 12A <strong>inlaatspruitstuk</strong>-<strong>smoorklephuis</strong><br />

"Inlaatspruitstuk").<br />

Maak de stekkers los van de bobines, verwijder de<br />

bouten (1) waarmee de bobines vastzitten.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang indien nodig de O-ringen van de bobines.<br />

Editie 2


MOTORS F4R en V4Y<br />

ONTSTEKING<br />

Bougies<br />

Voor het uitbouwen van de bougies, moeten de bobine<br />

worden verwijderd (zie hoofdstuk 17A Ontsteking<br />

"Statische ontsteking").<br />

Voor het uitbouwen van de bougies gebruikt u de<br />

bougiegereedschapset Elé. 1382.<br />

Motor Merk Type<br />

F4R CHAMPION RC 8 PYCB<br />

Platte zetel met ring<br />

Elektrodenafstand: 0,75 mm<br />

Aantrekkoppel: 2,5 tot 3 daN.m<br />

Motor Merk Type<br />

V4Y NGK PLFR5A<br />

Platte zetel met ring<br />

Elektrodenafstand: 1,1 mm<br />

Aantrekkoppel: 2,5 tot 3 daN.m<br />

17A-3<br />

17A<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

1 Elektroklep dampafzuiging<br />

2 Voorste lambda sonde<br />

3 Bobines<br />

4 Turbocompressor<br />

5 Elektroklep turbodrukregeling<br />

6 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />

7 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

8 Opname element druk turbodruk<br />

9 Opname element vliegwiel<br />

10 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />

11 Opname element luchttemperatuur<br />

12 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

13 Pingeldetector<br />

14 Opname element spruitstukdruk<br />

15 Hoofdinspuitbuis<br />

217B<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

17B-1<br />

17B<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

1 Elektroklep dampafzuiging<br />

2 Voorste lambda sonde<br />

16 Achterste lambda sonde<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

17B-2<br />

3 Bobine<br />

14 Opname element spruitstukdruk<br />

17B<br />

5 Elektroklep turbodrukregeling<br />

17 Bedieningsbalg van de turbodrukregelklep<br />

18 Antipompageklep<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

6 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />

7 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

8 Opname element turbodruk<br />

11 Opname element luchttemperatuur<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

17B-3<br />

9 Opname element vliegwiel<br />

13 Pingeldetector<br />

19 Oliedrukzender<br />

17B<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

20 Benzinedampabsorptievat<br />

21 Opname element gaspedaal<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

17B-4<br />

22 Inspuitrelais<br />

17B<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR V4Y Plaats van de onderdelen<br />

1 Inlaatnokkenasversteller<br />

2 Bobines<br />

3 Opname element nokkenas<br />

4 Koelvloeistoftemperatuurzender<br />

5 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />

6 Opname element atmosferische druk<br />

7 Relaisplaat<br />

8 Luchtdoorstroommeter met opname element luchttemperatuur<br />

9 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

10 Elektroklep dampafzuiging<br />

11 Verstuiver<br />

12 Vacuümreservoir<br />

13 Bedieningselektroklep van de inlaatluchtklep<br />

14 Bedieningsbalg van de inlaatluchtklep<br />

17B-5<br />

17B<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

1 Bedieningsbalg van de variabele inlaatluchtklep<br />

2 Vacuümreservoir<br />

3 Bedieningselektroklep van de variabele<br />

inlaatluchtklep<br />

4 Elektroklep dampafzuiging<br />

5 Nokkenasversteller (voorste cilinders)<br />

6 Bobines<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

17B-6<br />

7 Koelvloeistoftemperatuurzender<br />

8 Opname element nokkenas<br />

9 Pulsdemper<br />

10 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />

11 Opname element atmosferische druk<br />

17B<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

12 Luchtdoorstroommeter met opname element<br />

luchttemperatuur<br />

13 Relais navoeding inspuitsysteem<br />

14 Benzinepomprelais<br />

15 Voorste lambda sonde (achterste cilinders)<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

17B-7<br />

16 Voorste lambda sonde (voorste cilinders)<br />

17B<br />

17 Achterste lambda sonde (voorste cilinders)<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

18 Benzinedampabsorptievat<br />

19 Pingeldetector<br />

20 Opname element druk stuurbekrachtiging<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Plaats van de onderdelen<br />

17B-8<br />

21 Hoofdinspuitbuis<br />

22 Opname element vliegwiel<br />

17B<br />

Editie 2


MOTORS F4R en V4Y<br />

ALGEMEEN<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Opname element gaspedaal<br />

17B-9<br />

17B<br />

Het opname element gaspedaal vormt een geheel met het pedaal. Bij vervanging ervan moet ook het gaspedaal<br />

worden vervangen.<br />

Er zij twee types pedaal: met of zonder zwaar punt.<br />

Auto's met een snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer, hebben een gaspedaal met een zwaar punt aan het einde<br />

van de slag (Kick-down).<br />

Met dit punt kan de begrenzerfunctie worden uitgeschakeld als de bestuurder sneller moet rijden.<br />

LET OP:<br />

Een pedaal met een zwaar punt kan gemonteerd worden in plaats van een pedaal zonder een zwaar punt. Het ie<br />

echter niet toegestaan een pedaal zonder een zwaar punt te monteren in plaats van een pedaal met een zwaar<br />

punt.<br />

UITBOUWEN<br />

Maak los:<br />

– de accu,<br />

– de stekker (1) van het gaspedaal.<br />

Bouw uit:<br />

– de drie bevestigingsbouten (2) van het pedaal,<br />

– het pedaal.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Aansl. Omschrijving<br />

1<br />

2<br />

3<br />

4<br />

5<br />

6<br />

Massa baan 2<br />

Massa baan 1<br />

Signaal baan 1<br />

Voeding baan 1<br />

Voeding baan 2<br />

Signaal baan 2<br />

N.B.:<br />

Een storing in het opname element gaspedaal<br />

veroorzaakt een verandering in het stationair toerental<br />

of in de werking van de motor (zie hoofdstuk 17B<br />

"Stationair toerentalcorrectie").<br />

Editie 2


MOTORS F4R en V4Y<br />

ALGEMEEN<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem is onder de<br />

accubak gemonteerd. Voor het uitbouwen moet u de<br />

accubak verwijderen die met drie afbreekbouten is<br />

vastgezet.<br />

UITBOUWEN<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw de accu uit.<br />

Maak de relaiskast (1) los van de accubak en druk<br />

hem opzij.<br />

Maak de stekkers los van de rekeneenheid van de<br />

automatische transmissie (2) en bouw hem uit (indien<br />

aanwezig).<br />

Wip de stekkerhouder (3) los van de accubak.<br />

Boor de drie antidiefstalbouten in met behulp van een<br />

boortje met een diameter van 5 mm in het hart van de<br />

bout.<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Rekeneenheid<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1372 Trekker voor afbreekbouten<br />

17B-10<br />

17B<br />

Bouw uit:<br />

– de drie bevestigingsbouten (4) van de accubak met<br />

behulp van Mot. 1372,<br />

– de accubak.<br />

Editie 2


MOTORS F4R en V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Rekeneenheid<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingsbeugel (5) van de kabelbundel,<br />

– de bevestigingsmoeren (6) van de rekeneenheid,<br />

– de rekeneenheid door de stekker los te maken.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afbreekbouten door nieuwe<br />

afbreekbouten.<br />

Voer het inlezen van de startvergrendelingscode uit<br />

zoals beschreven is in hoofdstuk 82A<br />

"Startvergrendeling".<br />

17B-11<br />

17B<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

MOTOR F4R Bijzonderheden<br />

BIJZONDERHEDEN MULTIPUNT INSPUITSYSTEEM SAGEM "S 2000 T"<br />

17B-12<br />

17B<br />

● Rekeneenheid met 112 aansluitingen merk SAGEM type "S 2000 T" voor het aansturen van de inspuiting en de<br />

ontsteking.<br />

● Sequentieel werkende multipunt inspuiting zonder opname element nokkenas voor het herkennen van cilinder n°1.<br />

De inspuiting wordt softwarematig gesynchroniseerd aan de hand van de informatie van het opname element<br />

vliegwiel.<br />

● Waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem op het instrumentenpaneel is functioneel. Toepassing van een<br />

speciaal lampje van het inspuitsysteem (OBD-lampje "On Board Diagnostic"). Dit lampje houdt verband met de<br />

aanwezigheid van het OBD ("On Board Diagnostic") diagnosesysteem.<br />

● Bijzonder voorzorgen vanwege de startvergrendeling:<br />

De startvergrendeling is van de 3 e generatie waardoor er een speciale methode vereist is voor het vervangen van<br />

de rekeneenheid.<br />

● Benzinecircuit zonder retour naar de tank (de drukregelaar bevindt zich in de tank bij tankelement/pomp).<br />

● Stationair toerental:<br />

– nominaal stationair toerental 750 tr/min<br />

– werktoerental automatische transmissie 750 tr/min<br />

Stationair toerental correctie afhankelijk van:<br />

– de airconditioning,<br />

– het drukcontact stuurbekrachtiging,<br />

– de accuspanning,<br />

– de elektrische voorruitverwarming,<br />

– de koelvloeistofverwarmingselementen.<br />

● Maximum toerental:<br />

Als de koelvloeistoftemperatuur lager is dan 75 °C, of gedurende maximaal 15 minuten, is het<br />

onderbrekingstoerental 5900 tr/min ter bescherming van een "koude" motor.<br />

Zodra de motor warm is, krijgt de onderbreking zijn normale waarde: 6200 tr/min<br />

● Elektroklep dampafzuiging aangestuurd via een Cyclisch Stuur Signaal (RCO) afhankelijk van het toerental van de<br />

motor en de spruitstukdruk.<br />

● Aansturing van de koelventilateur en van het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op het<br />

instrumentenpaneel via de rekeneenheid van de inspuiting.<br />

● Automatische configuratie voor de werking van de snelheidsregelaar/begrenzer en van de airconditioning.<br />

● Toepassing van twee lambda sondes, één voor en één na de katalysator.<br />

● Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> voor de regeling van de luchtdoorlaat en het stationair toerental.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden<br />

BIJZONDERHEDEN MULTIPUNT INSPUITSYSTEEM HITACHI<br />

● Rekeneenheid met 121 aansluitingen merk HITACHI.<br />

● Multipunt sequentieel inspuitsysteem stuur een voor een de inspuitstukken aan in de<br />

ontstekingsvolgorde 1-2-3-4-5-6 (n° 1 en 2 aan distributiezijde, n° 1 op de achterste cilinderrij).<br />

● Statische ontsteking met zes penbobines.<br />

● Waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem op het instrumentenpaneel is functioneel.<br />

17B-13<br />

17B<br />

● Plaats van een speciaal waarschuwingslampje van het inspuitsysteem (OBD-lampje "On Board Diagnostic") dat<br />

bij het aanzetten van het contact gedurende 3 secondes oplicht. Dit lampje houdt verband met de aanwezigheid<br />

van het OBD ("On Board Diagnostic") diagnosesysteem.<br />

● Bijzonder voorzorgen vanwege de startvergrendeling:<br />

De startvergrendeling is van de 3 e generatie waardoor er een speciale methode vereist is voor het vervangen van<br />

de rekeneenheid.<br />

● Benzinecircuit zonder retour naar de tank (de drukregelaar bevindt zich in de tank bij tankelement/pomp).<br />

● Stationair toerental:<br />

– nominaal stationair toerental 650 tr/min<br />

● Stationair toerental correctie afhankelijk van:<br />

– de airconditioning 700 tr/min<br />

– het drukcontact stuurbekrachtiging variabel<br />

– de accuspanning variabel<br />

● Maximum toerental: 6600 tr/min<br />

● Elektroklep dampafzuiging aangestuurd via een Cyclisch Stuur Signaal (RCO) afhankelijk van de werking van de<br />

motor.<br />

● Aansturing van de koelventilateur en van het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op het<br />

instrumentenpaneel door de rekeneenheid van het inspuitsysteem (GCTE-functie: Centrale temperatuurregeling).<br />

● Automatische configuratie voor de werking van de snelheidsregelaar, afstandsregelaar en snelheidsbegrenzer en<br />

voor de werking van de airconditioning.<br />

● De rekeneenheid van het inspuitsysteem staat het aansturen van de aircocompressor wel of niet toe, afhankelijk<br />

van de verzoeken van de aircorekeneenheid en van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />

● Toepassing van vier lambda sondes, één voor en één na de voorkatalysators.<br />

● Continu variabele inlaatnokkenasverstellers aangestuurd door twee elektrokleppen die worden geregeld door de<br />

rekeneenheid afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor (toerental/belasting).<br />

● Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> voor de regeling van de luchtdoorlaat en het stationair toerental.<br />

● Verbeterde vulling van de cilinder door een variabel luchtinlaatsysteem.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />

17B-14<br />

17B<br />

De auto's hebben een waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem, een waarschuwingslampje voor de<br />

koelvloeistoftemperatuur op het instrumentenpaneel. Een "OBD"-lampje "On Board Diagnostic" gesymboliseerd<br />

door een oranje motor op het scherm in de snelheidsmeter.<br />

Het waarschuwingslampje van het inspuitsysteem wordt gesymboliseerd door een oranje sinusoïde en is vergezeld<br />

van het bericht "inspuitsysteem defect". Het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur wordt<br />

gesymboliseerd een rode thermometer en is vergezeld van het bericht "koelvloeistoftemperatuur".<br />

N.B.:<br />

Bij het aanzetten van het contact licht het "OBD"-lampje "On Board Diagnostic") gedurende ongeveer<br />

3 secondes op.<br />

WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />

● Bij een storing van het inspuitsysteem, licht het waarschuwingslampje "inspuitsysteem defect" op en moet de<br />

gebruiker een <strong>Renault</strong>-dealer raadplegen. Deze storingen zijn:<br />

– storing opname element turbodruk,<br />

– storing opname element spruitstukdruk,<br />

– storing opname element luchttemperatuur,<br />

– opname element gaspedaal,<br />

– interne storing in de rekeneenheid,<br />

– storing gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>,<br />

– storing elektroklep turbodrukregeling,<br />

– storing voeding rekeneenheid,<br />

– storing turbodrukcircuit.<br />

● Als de motor te heet is, licht het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op.<br />

● Als een storing is geconstateerd waardoor de uitlaatemissie te hoog is, licht het "OBD"-lampje (On Board<br />

Diagnostic) op:<br />

– knipperend bij een storing waardoor schade kan ontstaan aan de katalysator (schadelijke ontstekingsuitval),<br />

– vast als de emissienormen worden overschreden (vervuilende ontstekingsuitval, storing katalysator, storing van<br />

de lambda sondes).<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />

17B-15<br />

17B<br />

Bij auto's met het benzine-inspuitsysteem van "HITACHI" verschijnen de storingssymbolen en waarschuwingen in<br />

woorden op een display op het instrumentenpaneel.<br />

WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />

● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 1), verschijnt het oranje symbool (in de vorm van een sinusoïdale<br />

kromme) met de woorden "INSPUITING DEFECT" gevolgd door het woord "SERVICE". De spraakmaker, indien<br />

aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 1". Deze storingen zijn:<br />

– storing opname element atmosferische druk,<br />

– storing opname element nokkenas,<br />

– storing opname element vliegwiel,<br />

– storing opname element koelvloeistoftemperatuur,<br />

– storing luchtdoorstroommeter,<br />

– storing opname element gaspedaal,<br />

– storing gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>,<br />

– storing verstuivers,<br />

– Storing elektroklep van inlaatnokkenasversteller,<br />

– storing rempedaalcontact,<br />

– storing bedieningselektroklep van de variabele inlaatluchtklep,<br />

– storing bobines,<br />

– storing voeding opname elementen,<br />

– storing rekeneenheid,<br />

– storing communicatie rekeneenheid inspuitsysteem/rekeneenheid automatische transmissie.<br />

● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 2), verschijnt het rode symbool (in de vorm van een motor en het<br />

woord "STOP") met de woorden "CONTACT UITZETTEN" gevolgd door het woord "STOP". De spraakmaker,<br />

indien aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 2". In dit geval moet de motor direct stilgezet<br />

worden. Deze storing is:<br />

– storing motor te heet.<br />

● Als de motor te heet is geworden, verschijnt het symbool van de storing motortemperatuur op het display met het<br />

woord "KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR" gevolgd door het woord "STOP". In dit geval moet de motor direct<br />

stilgezet worden.<br />

● Bij het aanzetten van het contact, licht het oranje waarschuwingslampje "On Board Diagnostic" (gesymboliseerd<br />

door een motor) 3 secondes op en gaat daarna uit.<br />

Als een storing is geconstateerd waardoor de uitlaatemissie te hoog is, licht het oranje OBD-lampje (On Board<br />

Diagnostic), gesymboliseerd door een motor, op:<br />

– knipperend bij een storing waardoor schade kan ontstaan aan de katalysator (schadelijke ontstekingsuitval),<br />

– vast als er te veel schadelijke uitlaatgassen zijn (vervuilende ontstekingsuitval, storing van de katalysator,<br />

storing van de lambda sondes, storing van het benzineaanvoercircuit, geen samenhang tussen de lambda<br />

sondes en storing van het dampabsorptievat).<br />

Editie 2


MOTORS F4R en V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Startvergrendeling<br />

17B-16<br />

17B<br />

Deze auto heeft een startvergrendeling van de 3 e generatie, dat wordt aangestuurd door een herkenningssysteem<br />

van de RENAULT-kaart met continu variabele code, waardoor er een speciale methode gevolgd moet worden voor<br />

het vervangen van de rekeneenheid.<br />

VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING<br />

Zie hoofdstuk 17B Inspuitsysteem "Rekeneenheid" voor de methode voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />

rekeneenheid.<br />

Zie hoofdstuk 82A "Startvergrendeling" voor de functies van de startvergrendeling.<br />

De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd, maar in alle rekeneenheden kan een code worden ingelezen.<br />

Na het vervangen van een rekeneenheid moet u de code van de auto inlezen in de nieuwe rekeneenheid en<br />

vervolgens controleren of de startvergrendeling correct werkt.<br />

Hiertoe zet u het contact enkele secondes aan en haalt u vervolgens de sleutel uit het contactslot. De<br />

startvergrendeling schakelt na ongeveer 10 secondes in (het rode startvergrendelingslampje knippert).<br />

LET OP:<br />

Bij dit type startvergrendeling blijft de rekeneenheid levenslang gecodeerd.<br />

Ook heeft dit systeem geen noodcode.<br />

Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende<br />

rekeneenheid.<br />

Deze kunnen niet meer worden gedecodeerd.<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />

DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD<br />

VERBINDING AIRCONDITIONING / REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />

17B-17<br />

17B<br />

De rekeneenheid van de inspuiting stuurt rechtstreeks de compressorkoppeling en houdt daarbij rekening met het<br />

door de compressor opgenomen vermogen en de druk van het koelmiddel in het circuit.<br />

De informatie die nodig is voor de werking van de airconditioning wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />

– Aansl. A A3 multiplexverbinding CAN L (Interieur).<br />

– Aansl. A A4 multiplexverbinding CAN H (Interieur).<br />

Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt het bedieningspaneel van de airconditioning om<br />

inschakeling van de airco-koppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />

de werking van de airco-koppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem aan en zorgt voor een verhoogd<br />

stationair toerental. Dit toerental is 900 tr/min.<br />

LET OP:<br />

De druk van het koudemiddel en het opgenomen vermogen zijn nooit 0, ongeacht of de compressor draait of niet.<br />

STRATEGIE VOOR HET STUREN VAN DE COMPRESSOR<br />

Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />

de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />

Strategie bij het starten van de motor<br />

De aircocompressor wordt de eerste 10 secondes na het starten van de motor niet ingeschakeld.<br />

Strategie voor het behoud van het acceleratievermogen bij het wegrijden op een helling.<br />

Om het wegrijden op een helling te verbeteren, wordt de aircocompressor uitgeschakeld gedurende 10 secondes.<br />

Beginvoorwaarden<br />

● Motortoerental hoger dan 1600 tr/min<br />

● EN rijsnelheid lager dan 10 km/u.<br />

● EN smoorklepstand hoger dan 30 %<br />

● EN laagste versnelling 1 e ingeschakeld<br />

Strategie tegen overtoeren<br />

De compressor wordt niet gekoppeld (of ontkoppeld) bij toerentallen boven 6304 tr/min.<br />

Strategie tegen oververhitting<br />

Eindvoorwaarden<br />

● Tijdschakeling van 10 secondes verstreken<br />

● OF rijsnelheid hoger dan 18 km/u<br />

● EN ingeschakelde versnelling hoger dan de<br />

1 e versnelling<br />

De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 115 °C bij hoog toerental en<br />

zware belasting.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />

DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD<br />

VERBINDING REKENEENHEID AIRCONDITIONING - REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />

17B-18<br />

17B<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem staat het aansturen van de aircocompressor wel of niet toe, afhankelijk<br />

van de verzoeken van aircorekeneenheid en van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />

De informatie die nodig is voor de werking wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />

– Aansl. A 12 multiplexverbinding CAN H (Interieur).<br />

– Aansl. A 13 multiplexverbinding CAN L (Interieur).<br />

Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt het bedieningspaneel van de airconditioning om<br />

inschakeling van de airco-koppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />

de werking van de airco-koppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem aan en zorgt voor een verhoogd<br />

stationair toerental. Dit toerental is 700 tr/min.<br />

LET OP:<br />

De druk van het koudemiddel en het opgenomen vermogen zijn nooit 0, ongeacht of de compressor draait of niet.<br />

STRATEGIE VOOR HET STUREN VAN DE COMPRESSOR<br />

Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />

de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />

Strategie bij het starten van de motor<br />

De aircocompressor wordt de eerste 10 secondes na het starten van de motor niet ingeschakeld.<br />

Strategie tegen oververhitting<br />

De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 115 °C. Hij wordt weer<br />

ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur lager is dan 110 °C.<br />

Behoud van vermogen<br />

De compressor wordt gedurende 5 secondes ontkoppeld als:<br />

Beginvoorwaarde<br />

– het gaspedaal diep wordt ingedrukt, meer dan 67°.<br />

Eindvoorwaarden<br />

– tijdschakeling van 5 secondes verstreken,<br />

– het gaspedaal wordt ingedrukt, minder dan 59°.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

Strategie tegen overtoeren<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />

17B-19<br />

17B<br />

De compressor wordt ontkoppeld als het motortoerental hoger is dan 5400 tr/min in weer ingekoppeld als het<br />

motortoerental lager is dan 4900 tr/min.<br />

Strategie tegen afslaan door stuurbekrachtiging<br />

Koelvloeistoftemperatuur hoger dan 60 ˚C.<br />

Als de stuurbekrachtiging daarbij in werking komt als de rijsnelheid lager is dan 30 km/u of als het gaspedaal in de<br />

stand "gas los" staat, dan wordt de compressor gedurende 5 secondes ontkoppeld.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />

17B-20<br />

17B<br />

Het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> verzorgt de regeling van het stationair toerental en van de luchttoevoer naar de<br />

motor. Het bestaat uit een elektromotor en twee potentiometers voor het meten van de smoorklepstand.<br />

Als de motor stationair draait, staat de smoorklep in een vaste stand die afhankelijk is van het berekende toerental.<br />

Voor de berekening wordt rekening gehouden met belangrijke verbruikers (airconditioning) en de<br />

werkomstandigheden (lucht- en koelvloeistoftemperatuur).<br />

Als de bestuurder het gaspedaal indrukt, wordt dit verzoek vertaald door de smoorklep te openen ter verbetering<br />

van het rijcomfort, is de opening van de smoorklep niet recht evenredig met het verzoek van de bestuurder.<br />

Ter voorkoming van schokken, om het overschakelen te vergemakkelijken en voor de veiligheidssystemen, kan het<br />

<strong>smoorklephuis</strong> het koppel van de motor variëren.<br />

NOODPROGRAMMA VAN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />

Er zijn drie types noodprogramma's van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>.<br />

● Beperkt vermogen programma: dit is het programma voor elektrische storingen waarbij een veilige oplossing is<br />

voor het inspuitsysteem (signaal ontbreekt van een van de twee banen van het opname element gaspedaal of van<br />

de smoorklepweerstand).<br />

Dit programma beperkt het accelereren en begrenst de maximale opening van de smoorklep.<br />

● Programma geen informatie bestuurder: ook wel "elektrisch noodprogramma" genoemd. Dit programma<br />

komt in werking als er totaal geen informatie van het gaspedaal is, maar de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />

nog wel de luchttoevoer naar de motor regelt (de bekrachtiging van de smoorklep werkt nog wel).<br />

In dit programma, zorgt de rekeneenheid van het inspuitsysteem voor een gegeven motortoerental in elke<br />

versnelling en zorgt voor een stationair toerental bij een druk op het rempedaal.<br />

● Mechanisch noodprogramma: dit is het programma voor de storingen die ertoe leiden dat de smoorklep niet<br />

meer bekrachtigd kan worden.<br />

In dit geval staat de smoorklep in de mechanische ruststand, en beperkt de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />

het toerental door het onderbreken van de inspuiting.<br />

N.B.:<br />

Bij al deze programma's brandt het waarschuwingslampje inspuitsysteem op het instrumentenpaneel.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

17B-21<br />

17B<br />

Het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> verzorgt de regeling van het stationair toerental en van de luchttoevoer naar de<br />

motor. Het bestaat uit een elektromotor en twee potentiometers voor het meten van de smoorklepstand.<br />

Als de motor stationair draait, staat de smoorklep in een vaste stand die afhankelijk is van het berekende toerental.<br />

Voor de berekening wordt rekening gehouden met belangrijke verbruikers (airconditioning) en de<br />

werkomstandigheden (lucht- en koelvloeistoftemperatuur).<br />

Als de bestuurder het gaspedaal indrukt, wordt zijn verzoek vertaald in een vraag naar koppel die leidt tot het<br />

openen van de smoorklep en een ontstekingsvervroeging.<br />

Ter voorkoming van schokken, om het overschakelen te vergemakkelijken en voor de veiligheidssystemen, kan het<br />

<strong>smoorklephuis</strong> het koppel van de motor variëren.<br />

NOODPROGRAMMA VAN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />

Er zijn drie types noodprogramma's van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>.<br />

● Beperkt vermogen programma: dit is het programma voor elektrische storingen waarbij een veilige oplossing is<br />

voor het inspuitsysteem (signaal ontbreekt van een van de twee banen van het opname element gaspedaal of van<br />

de smoorklepweerstand).<br />

Dit programma beperkt het accelereren en begrenst de maximale opening van de smoorklep.<br />

● Mechanisch noodprogramma: dit is het programma voor de storingen die ertoe leiden dat de smoorklep niet<br />

meer bekrachtigd kan worden of waardoor er geen informatie van het pedaal is.<br />

In deze gevallen staat de smoorklep in de mechanische ruststand, en beperkt de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem het toerental door het onderbreken van de inspuiting.<br />

N.B.:<br />

Bij al deze programma's brandt het waarschuwingslampje inspuitsysteem op het instrumentenpaneel.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Correctie stationair toerental<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

Koelvloeistoftemperat<br />

uur in °C ± 1<br />

Motortoerental<br />

in tr/min<br />

CORRECTIE AFHANKELIJK VAN STROOMVERBRUIK EN ACCUSPANNING<br />

17B-22<br />

17B<br />

Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van<br />

stroomverbruikers bij een niet goed geladen accu. Deze correctie begint als de spanning lager wordt dan 12,7 V en<br />

kan een maximum toerental bereiken van 910 tr/min.<br />

VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING - REKENEENHEID INSPUITING<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem krijgt informatie van het drukcontact van de stuurbekrachtiging en om deze<br />

energieabsorptie te compenseren, kan het stationair toerental worden verhoogd.<br />

Het stationair toerental wordt verhoogd naar 784 tr/min.<br />

-20° 20° 40° 80° 100° 120°<br />

1072 976 896 752 752 848<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE ELEKTRISCHE VOORRUITVERWARMING<br />

Als de voorruit is ingeschakeld en als de koelvloeistoftemperatuur lager is dan 60 °C, wordt het stationair toerental<br />

vast 990 tr/min.<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE KOELVLOEISTOFVERWARMING<br />

Als de koelvloeistofverwarmingselementen zijn ingeschakeld (koelvloeistoftemperatuur lager dan 75 °C) wordt het<br />

stationair toerental vast tussen 900 en 1000 tr/min.<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET OPNAME ELEMENT GASPEDAAL<br />

Bij een storing in de twee potentiometers van het gaspedaal, wordt het motortoerental gebracht op ongeveer<br />

1500 tr/min. Als het rempedaal wordt ingedrukt, gaat dit toerental weer naar 750 tr/min.<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />

Bij een storing in de twee potentiometers van de smoorklep, gaat het <strong>smoorklephuis</strong> in de stand "mechanisch<br />

noodprogramma" (mechanische aanslag) Het toerental van de motor is begrensd op 2500 tr/min.<br />

N.B.:<br />

Na een koude start en langdurig stationair draaien, kan het toerental onverwacht dalen met 220 tr/min. Dit wordt<br />

veroorzaakt door een ingebouwde tijdschakeling.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Correctie stationair toerental<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

Koelvloeistofte<br />

mperatuur<br />

in °C ± 1<br />

Motortoerental<br />

in tr/min<br />

CORRECTIE AFHANKELIJK VAN STROOMVERBRUIK EN ACCUSPANNING<br />

17B-23<br />

17B<br />

-30 -20 - 10 0 10 30 40 50 60 70 90 110<br />

1000 1000 950 950 950 950 850 800 750 650 650 650<br />

Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van<br />

stroomverbruikers bij een niet goed geladen accu. Deze correctie begint als de spanning lager is dan 12,8 V<br />

gedurende 10 secondes en kan een maximum toerental bereiken van 850 tr/min.<br />

VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING - REKENEENHEID INSPUITING<br />

Om de energieopname van de stuurbekrachtiging te compenseren, krijgt de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />

informatie over de druk in het stuurbekrachtigingscircuit (aansl. A18). Hij kan het stationair toerental met enkele<br />

toeren per minuut verhogen.<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET OPNAME ELEMENT GASPEDAAL<br />

Bij een storing in de twee banen van de potentiometer van het gaspedaal, wordt het motortoerental gebracht op<br />

2000 tr/min.<br />

STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />

Bij een storing in de twee banen van de potentiometer van de smoorklep, gaat het <strong>smoorklephuis</strong> in de<br />

"mechanische noodstand" (mechanische aanslag van het <strong>smoorklephuis</strong>).<br />

Het motortoerental is begrensd op ongeveer 1800 tr/min.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Adaptieve correctie stationair toerental<br />

ADAPTIEVE CORRECTIE VAN HET STATIONAIR TOERENTAL<br />

PRINCIPE<br />

17B-24<br />

17B<br />

Bij de normaal gebruikstemperatuur van de motor, varieert de waarde van het stuursignaal (RCO) bij het stationaire<br />

toerental vanuit een middenwaarde tussen een hoge en een lage waarde om het nominale stationair toerental te<br />

krijgen.<br />

Door veranderingen tijden het gebruik (inrijden, vervuiling in de motor...) kan de waarde van het cyclisch<br />

stuursignaal (RCO.) dicht bij de hoogste of laagste waarde komen.<br />

De adaptieve correctie van het RCO-signaal corrigeert de langzame variaties van de luchtbehoefte van de motor,<br />

om het RCO-signaal op een gemiddelde waarde te houden.<br />

Deze correctie is alleen effectief als de koelvloeistof warmer is dan 75 °C en 32 secondes na het starten van de<br />

motor en in de regelfase van het stationaire toerental.<br />

STUURSIGNAAL STATIONAIR TOERENTAL EN ZIJN ADAPTIEVE CORRECTIE<br />

BETEKENIS VAN DE PARAMETERS<br />

Nominaal toerental X = 750 tr/min<br />

Spruitstukdruk stationair X = 320 mbar<br />

Stuursignaal Stationair<br />

Toerental (RCO)<br />

Adaptieve correctie Stationair<br />

Toerental (RCO)<br />

3 % ≤ X ≤ 30 %<br />

Laagste waarde: - 7,8 %<br />

Hoogste waarde: + 7,8 %<br />

Bij een te grote luchtaanvoer (valse lucht, smoorklepaanslag ontregeld...) stijgt het stationair toerental, en wordt de<br />

waarde van RCO-stuursignaal kleiner om het stationaire toerental op de voorgeschreven waarde te houden; de<br />

waarde van de adaptieve correctie neemt af om het stuursignaal opnieuw te centreren.<br />

Bij een te geringe luchtaanvoer (vervuiling enz.) is de werking tegenovergesteld: de waarde van het RCOstuursignaal<br />

wordt groter en de adaptieve correctie wordt ook groter, om het stuursignaal opnieuw te centreren rond<br />

de gemiddelde waarde.<br />

BELANGRIJK:<br />

Na het wissen van de geheugens van de rekeneenheid, moet u de motor starten, stilzetten, en daarna de motor<br />

stationair laten draaien zodat de adaptieve correctie zich correct kan instellen.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Mengselregeling<br />

MOTOR F4R Mengselregeling<br />

MENGSELREGELING<br />

17B-25<br />

17B<br />

De motor met rekeneenheid "SAGEM S 2000 T" heeft twee lambda sondes: een voor en een achter de katalysator.<br />

VERWARMING VAN DE SONDES<br />

De verwarming van de lambda sondes wordt gestuurd door de rekeneenheid:<br />

– de druk in het <strong>inlaatspruitstuk</strong> is lager dan een waarde die bepaald wordt door een kenveld van de motorwerking,<br />

– de snelheid is lager dan 135 km/u,<br />

– na een bepaalde tijd, afhankelijk van het toerental van de motor (buiten gas los) en de koelvloeistoftemperatuur.<br />

De verwarming van de lambda sondes stopt:<br />

– als de snelheid hoger is dan 140 km/h (waarde wordt ter informatie gegeven),<br />

– bij zware belasting van de motor.<br />

SPANNING VAN DE VOORSTE SONDE<br />

De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter "spanning voorste lambda sonde" is de spanning die de<br />

voor de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />

millivolts. In de mengselregelfase, moet de spanning snel schommelen tussen twee waarden:<br />

– 100 mV ± 100 voor een arm mengsel,<br />

– 800 mV ± 100 voor een rijk mengsel.<br />

Hoe kleiner het verschil tussen deze waarden, hoe onbetrouwbaarder de informatie (het verschil is meestal ten<br />

minste 500 mV).<br />

N.B.:<br />

Als het verschil klein is, controleer dan de verwarming van de lambda sonde.<br />

SPANNING VAN DE ACHTERSTE LAMBDA SONDE<br />

De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter "spanning achterste lambda sonde" is de spanning die<br />

de achter de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />

millivolts.<br />

Met deze sonde wordt de werking gecontroleerd van de katalysator en een tweede, nauwkeurige controle<br />

uitgevoerd van het mengsel (langzame regelcyclus). Deze functie treedt pas in werking als de motor reeds enige tijd<br />

draait.<br />

In de regelfase, en bij stabiel toerental, moet de spanning variëren binnen een gebied van 600 mV ± 100.<br />

Bij afremmen op de motor, moet de spanning lager zijn dan 200 mV.<br />

Let niet op de waarde van de spanning op het diagnoseapparaat bij stationair draaien.<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

MENGSELCORRECTIE<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Mengselregeling<br />

17B-26<br />

17B<br />

De waarde die het diagnoseapparaat aangeeft bij de parameter "mengselcorrectie" is een weergave van de<br />

gemiddelde mengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de informatie over de<br />

menselsamenstelling welke afkomstig is van de voorste lambda sonde. De lambda sonde analyseert in feite de<br />

hoeveelheid zuurstof in de uitlaatgassen, wat een maat is voor de samenstelling van het benzine/luchtmengsel.<br />

De correctie heeft als middenwaarde 128 en als uitersten 0 en 255:<br />

– waarde lager dan 128: het mengsel moet armer worden,<br />

– waarde hoger dan 128: het mengsel moet rijker worden.<br />

ACTIVEREN VAN DE MENGSELREGELING<br />

Regelfase<br />

Het activeren van de regeling gebeurt na een startvertraging van maximaal 15 minuten en als de<br />

koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 0 °C.<br />

Regelfase uitgeschakeld<br />

Tijdens de regelfase, houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met de door de sonde<br />

afgegeven spanning, deze omstandigheden zijn:<br />

● bij vol gas,<br />

● bij sterk accelereren,<br />

● bij afremmen op de motor bij gas los signaal,<br />

● bij een defecte lambda sonde.<br />

NOODPROGRAMMA BIJ EEN DEFECTE LAMBDA SONDE<br />

Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (varieert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase, schakelt de<br />

rekeneenheid pas over op het noodprogramma als de storing gedurende 3 minuten aanwezig is geweest..<br />

De storing wordt ook slechts in dat geval in het geheugen geregistreerd. In dit geval is de parameter<br />

"mengselcorrectie" 116 of 152.<br />

Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregistreerd<br />

schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Mengselregeling<br />

De motor met rekeneenheid "HITACHI" heeft twee lambda sondes voor en achter de katalysator.<br />

VERWARMING VAN DE SONDES<br />

17B-27<br />

17B<br />

De verwarming van de voorste lambda sondes wordt aangestuurd door de rekeneenheid als aan alle volgende<br />

voorwaarden is voldaan:<br />

– het motortoerental is lager dan 2800 tr/min,<br />

– de accuspanning is lager dan 15 V,<br />

– na een vertraging, na het starten, van 4 secondes,<br />

– als er geen storing is van de lambda sondes.<br />

De verwarming van de achterste lambda sondes wordt aangestuurd door de rekeneenheid als aan alle volgende<br />

voorwaarden is voldaan:<br />

– het motortoerental is lager dan 3200 tr/min,<br />

– de accuspanning is lager dan 15 V,<br />

– na een vertraging, na het starten, van 2 minuten,<br />

– als er geen storing is van de lambda sondes.<br />

SPANNING VAN DE VOORSTE SONDE<br />

De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter "spanning voorste lambda sonde" is de spanning die de<br />

voor de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />

millivolts.<br />

Als de rekeneenheid het mengsel corrigeert afhankelijk van de twee sondes, is de regelkring "gesloten".<br />

In de mengselregelfase, moet de spanning snel schommelen tussen twee waarden:<br />

– 100 en 600 mV voor een arm mengsel,<br />

– 350 en 800 mV voor een rijk mengsel.<br />

Hoe kleiner het verschil tussen deze waarden, hoe onbetrouwbaarder de informatie van de sonde.<br />

N.B.:<br />

Als het verschil klein is, controleer dan de verwarming van de lambda sonde.<br />

SPANNING VAN DE ACHTERSTE LAMBDA SONDE<br />

De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter: "Spanning achterste lambda sonde" is de spanning die<br />

de achter de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />

millivolts.<br />

Met deze sonde wordt de werking gecontroleerd van de katalysator en een tweede, nauwkeurige controle<br />

uitgevoerd van het mengsel (langzame regelcyclus). Deze functie treedt pas in werking als de motor reeds enige tijd<br />

draait.<br />

In de regelfase, en bij stabiel toerental, moet de spanning variëren tussen 430 en 480 mV. Bij afremmen op de<br />

motor, moet de spanning variëren rond 0 mV.<br />

Let niet op de waarde van de spanning op het diagnoseapparaat bij stationair draaien.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

MENGSELCORRECTIE<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Mengselregeling<br />

17B-28<br />

17B<br />

De waarde die het diagnoseapparaat aangeeft bij de parameter: PR173 en PR174, "Mengselregeling rij 1 of 2", is<br />

een weergave van de gemiddelde mengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de<br />

informatie over de menselsamenstelling welke afkomstig is van de voorste lambda sonde (de lambda sonde<br />

analyseert in feite het zuurstofgehalte in de uitlaatgassen).<br />

De correctiewaarde heeft als middelpunt 100 %:<br />

– waarde lager dan 100 %: verzoek om verarming,<br />

– waarde hoger dan 100 %: verzoek om verrijking.<br />

ACTIVEREN VAN DE MENGSELREGELING<br />

Het activeren van de regeling gebeurt na een startvertraging (afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur), die<br />

varieert van 6 secondes bij een temperatuur hoger dan 80 °C tot 30 secondes bij een temperatuur lager dan -<br />

10 °C.<br />

Regelfase uitgeschakeld<br />

Tijdens de regelfase, houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met de door de sonde<br />

afgegeven spanning, deze omstandigheden zijn:<br />

– bij vol gas,<br />

– bij sterk accelereren,<br />

– bij afremmen op de motor met onderbreking van de inspuiting,<br />

– bij een defecte lambda sonde.<br />

NOODPROGRAMMA BIJ EEN DEFECTE LAMBDA SONDE<br />

Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (varieert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase, schakelt de<br />

rekeneenheid pas over op het noodprogramma als de storing gedurende 3 minuten aanwezig is geweest. In dit<br />

geval, zijn de parameters "Mengselregeling rij 1 of 2" 100 %".<br />

Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregistreerd<br />

schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Adaptieve mengselcorrectie<br />

PRINCIPE<br />

17B-29<br />

17B<br />

Tijdens de regelfase, corrigeert de mengselregeling de inspuitduur zodat de dosering zo dicht mogelijk bij de<br />

mengselverhouding lambda = 1 is. De correctiewaarde ligt dicht bij 128, met als uitersten 0 en 255.<br />

De adaptieve mengselcorrectie verschuift het inspuitgebied zodat de mengselregeling weer wordt gecentreerd<br />

rondom 128.<br />

Als het geheugen van de rekeneenheid ”schoon” is, zijn de adaptieve correctiewaarden gemiddeld 128 met als<br />

uiterste waarden:<br />

Omstandigheden:<br />

– warme motor: koelvloeistoftemperatuur hoger dan 70 °C,<br />

– motortoerental niet boven 4000 tr/min,<br />

– losgenomen dampabsorptievat bij de elektroklep of afgesloten afzuigslang op de motor.<br />

Te doorlopen drukgebieden tijdens de proefrit<br />

Er zijn vijf drukgebieden die tijdens de rit moeten worden doorlopen, deze zones zijn als volgt vastgelegd:<br />

Uitschakeling van de adaptieve waarden bij langdurige stationair toerentalregeling bij warme motor<br />

Als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 80 °C tijdens langer dan 10 secondes stationair draaien, dan worden<br />

de adaptieve waarden vastgezet tot aan het einde van het stationair draaien.<br />

Na deze rit zijn de correcties operationeel. U moet nu nog 5 tot 10 kilometer soepel en met wisselende snelheden<br />

doorrijden.<br />

Noteer na deze proefrit de waarden van de adaptieve correcties. Zij mogen nu niet meer 128 (de beginwaarde) zijn.<br />

Zoniet, maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandigheden.<br />

BETEKENIS VAN DE WAARDEN VAN DE PROEFRIT<br />

Mengselcorrectie 60 ≤ X ≤ 190<br />

Adaptieve mengselcorrectie belast 82 ≤ X ≤ 224<br />

Adaptieve mengselcorrectie stationair 32 ≤ X ≤ 224<br />

Drukgebied n° 1<br />

(mbar)<br />

Drukgebied n° 2<br />

(mbar)<br />

Drukgebied n° 3<br />

(mbar)<br />

Drukgebied n° 4<br />

(mbar)<br />

Drukgebied n° 5<br />

(mbar)<br />

MOTOR F4R 250 --------------- 400 ------------------- 517 ------------------ 635 ------------------- 753 ------------- 1298<br />

Gemiddeld 325 Gemiddeld 458 Gemiddeld 576 Gemiddeld 694 Gemiddeld 1025<br />

Bij onvoldoende brandstoftoevoer (inspuitstukken vervuild, benzinedruk te laag...), neemt de waarde van de<br />

mengselregeling toe om lambda = 1 te houden en neemt de adaptieve mengselcorrectie toe om de middenwaarde<br />

van de mengselcorrectie op 128 te houden. Bij een te grote brandstoftoevoer, gebeurt het omgekeerde.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

PRINCIPE<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Adaptieve mengselcorrectie<br />

17B-30<br />

17B<br />

Tijdens de regelfase, corrigeert de mengselregeling (PR173 en 174) de inspuitduur zodanig dat de<br />

mengselverhouding zo dicht mogelijk bij lambda = 1 ligt. De correctie is dicht bij 100 % en als uitersten 75 % en<br />

125 %<br />

De adaptieve mengselcorrectie (PR177 en 178) verschuift het inspuitgebied zodat de mengselregeling weer wordt<br />

gecentreerd rondom 100 %.<br />

De adaptieve correctie is 100 % na het initialiseren (wissen van het geheugen) en heeft als uiterste waarden 74 %<br />

en 139 %.<br />

Mengselregeling rij 1 of 2 75 % ≤ PR173 en 174 ≤ 125 %<br />

Adaptieve mengselregeling rij 1 of 2 74 % ≤ PR 77 en 178 ≤ 139 %<br />

Omstandigheden voor het inlezen van de adaptieve mengselcorrectie:<br />

– warme motor, koelvloeistoftemperatuur hoger dan 70 °C,<br />

– mengselregeling actief,<br />

– losgenomen dampabsorptievat bij de elektroklep of afgesloten afzuigslang op de motor.<br />

Na deze rit zijn de correcties operationeel. U moet nu nog 5 tot 10 kilometer soepel en met wisselende snelheden<br />

doorrijden.<br />

Noteer na deze proefrit de waarden van de adaptieve correcties. Zij mogen nu niet langer 100 % (de beginwaarde)<br />

zijn. Zoniet, maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandigheden.<br />

BETEKENIS VAN DE WAARDEN VAN DE PROEFRIT<br />

Bij onvoldoende brandstofaanvoer, neemt de waarde van de mengselregeling (PR173 en 174) toe om lambda zo<br />

dicht mogelijk bij 1 te houden en worden de adaptieve correcties groter om de mengselcorrectie weer rond 100 % te<br />

laten schommelen. Bij een te grote brandstoftoevoer, gebeurt het omgekeerde.<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />

De koelventilateur wordt aangestuurd door de rekeneenheid van de inspuiting.<br />

ANTIDAMPBELFUNCTIE<br />

Het antidampbelsysteem wordt aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het inspuitsysteem.<br />

17B-31<br />

17B<br />

Na het afzetten van het contact, staat het systeem standby. Als de koelvloeistof warmer wordt dan 107 ºC<br />

gedurende de 49 secondes volgend op het stilzetten van de motor, wordt de lage snelheid van de ventilateurmotor<br />

aangestuurd.<br />

Als de temperatuur van de koelvloeistof weer lager is dan 85 ºC, wordt de voeding van het relais van de<br />

ventilateurmotor uitgeschakeld (de ventilateurmotor draait niet langer dan 10 minuten).<br />

WERKING VAN DE KOELVENTILATEURS<br />

– De koelventilateur wordt met de lage snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 98 ºC en wordt weer<br />

uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 95 ºC zakt,<br />

– De koelventilateur wordt met de hoge snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 102 ºC en wordt<br />

weer uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 99 ºC zakt.<br />

WERKING VAN HET WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

Het lampje van de temperatuur brandt vast als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 118 °C. Het gaat uit als de<br />

temperatuur lager wordt dan 115 °C.<br />

WERKING VAN ELEKTRISCHE WATERPOMP (KOELING VAN DE TURBOCOMPRESSOR)<br />

Bij dit systeem wordt de koeling van de turbocompressor geregeld door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het inspuitsysteem.<br />

Na het afzetten van het contact, staat het systeem standby. Als de temperatuur van de koelvloeistof warmer wordt<br />

dan 107 ˚C gedurende de 3 minuten volgend op het stilzetten van de motor, wordt de lage snelheid van de<br />

koelventilateur aangestuurd.<br />

Als de temperatuur van de koelvloeistof weer lager is dan 80 ˚C, wordt de voeding van het relais van de<br />

koelventilateur uitgeschakeld (de koelventilateur draait niet langer dan 10 minuten).<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />

De koelventilateur wordt aangestuurd door de rekeneenheid van de inspuiting.<br />

ANTIDAMPBELFUNCTIE<br />

Het antidampbelsysteem wordt aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />

De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het inspuitsysteem.<br />

17B-32<br />

17B<br />

Na het afzetten van het contact, staat het systeem standby. Als de temperatuur van de koelvloeistof hoger wordt dan<br />

102 °C gedurende de 2 minuten die volgen op het stilzetten van de motor, wordt het relais van de lage<br />

ventilateursnelheid gevoed.<br />

Als de koelvloeistoftemperatuur weer lager is dan 95 °C, wordt het relais van de koelventilateur uitgeschakeld. De<br />

koelventilateur krijgt maximaal 10 minuten voeding.<br />

WERKING VAN DE KOELVENTILATEURS<br />

– De koelventilateur wordt met de lage snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 99 ºC en wordt weer<br />

uitgeschakeld zodra de temperatuur lager is dan 95 ºC.<br />

– De koelventilateur wordt met de hoge snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 102 ºC en wordt<br />

weer uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 99 ºC zakt.<br />

WERKING VAN HET WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />

Het waarschuwingslampje licht op als de koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan 118 ºC en dooft weer als de<br />

temperatuur is gedaald tot 114 ºC.<br />

TOERENBEGRENZING BIJ TE HETE MOTOR<br />

Als de motor te heet is, wordt het motortoerental begrensd op ongeveer 6375 tr/min.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Inlaatnokkenasverstellers<br />

MOTOR V4Y Inlaatnokkenasverstellers<br />

17B-33<br />

17B<br />

De nokkenasverstellers zijn op de inlaatnokkenassen gemonteerd. Hun taak is de afstelling van de distributie te<br />

variëren.<br />

Zij worden continu aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem via twee elektrokleppen.<br />

De elektrokleppen worden aangestuurd door een "RCO"-signaal (Cyclisch Stuur Signaal).<br />

Deze regelen de oliedoorlaat naar de nokkenasverstellers, afhankelijk van de werkomstandigheden van de motor.<br />

VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />

De elektrokleppen voor het bedienen van de nokkenasverstellers worden aangestuurd als aan alle onderstaande<br />

voorwaarden is voldaan:<br />

– geen storing opname element vliegwiel,<br />

– geen storingen in het inspuitsysteem,<br />

– geen storingen van de opname elementen stand nokkenas,<br />

– na het starten van de motor,<br />

– niet stationair toerental,<br />

– accuspanning tussen 10 en 16 V,<br />

– motortoerental > 1200 tr/min,<br />

– koelvloeistoftemperatuur tussen 60 en 120 °C.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Koelvloeistofverwarmingselement<br />

MOTOR F4R Koelvloeistofverwarmingselement<br />

De drie verwarmingselementen bevinden zich op een<br />

koelvloeistofhuis op de cilinderkop, ter hoogte van de<br />

verbinding tussen motor en versnellingsbak.<br />

Dit systeem wordt gebruikt voor het op temperatuur<br />

brengen van de koelvloeistof.<br />

De verwarmingselementen worden via twee relais met<br />

12 V bekrachtigd. Het ene relais bedient twee<br />

verwarmingselementen, het andere relais slechts één.<br />

Op deze manier is het mogelijk een, twee of drie<br />

verwarmingselementen aan te sturen, al naar gelang<br />

de omstandigheden.<br />

De weerstand van de verwarmingselementen is:<br />

0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C.<br />

17B-34<br />

Werking<br />

17B<br />

Als de verwarmingselementen zijn ingeschakeld,<br />

wordt het stationair toerental gebracht op 1000 tr/min.<br />

De verwarmingselementen zijn uitgeschakeld bij:<br />

– ingeschakelde voorruitverwarming,<br />

– als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 75 ºC,<br />

– als de accuspanning lager is dan 13 V.<br />

Als aan deze voorwaarden is voldaan bepalen de<br />

luchttemperatuur en de koelvloeistoftemperatuur het<br />

programma voor het bekrachtigen van de<br />

verwarmingselementen.<br />

X Koelvloeistoftemperatuur in ˚C<br />

Y Luchttemperatuur in ˚C<br />

Niet gearceerde zone: verwarmingselement uit<br />

Gearceerde zone: verwarmingselement aan<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Koelvloeistofverwarmingselement<br />

Als de accuspanning > 13 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding<br />

verwarmingselementen<br />

17B-35<br />

Voeding van een<br />

verwarmingselement<br />

Als na 20 secondes de<br />

accuspanning > 13 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding<br />

verwarmingselementen<br />

17B<br />

Voeding van twee<br />

verwarmingselementen<br />

Als na 20 secondes de<br />

accuspanning > 13 V<br />

Als dit niet zo is dan<br />

Geen voeding<br />

verwarmingselementen<br />

Voeding van drie<br />

verwarmingselementen zolang<br />

de accuspanning > 13 V en<br />

zolang nog niet aan de eerder<br />

genoemde omstandigheden<br />

wordt voldaan.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Regeling van de turbodruk<br />

REGELING VAN DE TURBODRUK<br />

De turbodruk wordt geregeld door de stand van de drukregelklep (wastegate).<br />

PRINCIPE<br />

17B-36<br />

17B<br />

Deze drukregelklep, die via een steel is verbonden met de balg van de wastegate, wordt aangestuurd door de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem via een elektroklep. Deze elektroklep, geopend in de ruststand, is geplaatst op<br />

de inlaatslang tussen het luchtfilter en de ingang van de turbocompressor.<br />

In de ruststand (geopend), verbindt deze elektroklep de uitgang van de turbocompressor (de turbodruk) en de<br />

bedieningsbalg van de drukregelklep.<br />

Hierdoor werkt de turbodruk rechtstreeks op de balg, de drukregelklep (wastegate) opent zich en de maximaal<br />

mogelijke druk is ongeveer 1350 mbar - 1400 mbar, ongeacht het toerental van de motor (dit is de minimale<br />

drukvulling van de motor).<br />

Als de elektroklep wordt aangestuurd, wordt de informatie van de turbodruk (bij de uitgang van de turbocompressor)<br />

omgeleid naar de ingang van de turbocompressor. Hierdoor werkt de turbodruk niet op de balg, de drukregelklep<br />

(wastegate) sluit zich tot een stand die wordt bepaald door het regelsysteem.<br />

Behalve de regeling van de turbodruk, stuurt de rekeneenheid de motor aan voor een gelijkblijvend koppel bij volle<br />

belasting.<br />

Dat wil zeggen dat, ongeacht de omstandigheden van de motor (luchttemperatuur, atmosferische druk...) het<br />

maximale koppel altijd 250 N.m is en het vermogen 120 kW. Hierdoor is bij een luchttemperatuur van 20 °C, de<br />

turbodruk bij volle belasting lager dan bij 50 °C. Ondanks de koppelregeling, kan de turbodruk nooit hoger worden<br />

dan 1800 mbar.<br />

REGELING VAN DE TURBODRUK<br />

De turbodruk is dus afhankelijk van de stand van de elektroklep van de turbodruk, die wordt aangestuurd door een<br />

RCO-signaal (cyclisch stuursignaal).<br />

De turbodruk wordt geregeld als:<br />

– de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 30 °C,<br />

– de turbodruk hoger is dan 1100 mbar.<br />

LET OP:<br />

De waarde van de gesloten elektroklep is nooit 0. De minimale waarde is ongeveer 1,13 % de maximale waarde is<br />

ook geen 100 %, maar is 98,8 %.<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

ADAPTIEVE CORRECTIE VAN DE TURBODRUK<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Regeling van de turbodruk<br />

17B-37<br />

17B<br />

Onder normale bedrijfsomstandigheden, varieert de waarde van het RCO-signaal naar de elektroklep voor de<br />

regeling van de turbodruk tussen een hoge en een lage waarde om de gewenste turbodruk te krijgen.<br />

Door veranderingen tijden het gebruik (inrijden, vervuiling in de motor...) kan de waarde van het Cyclisch<br />

Stuursignaal dicht bij de hoogste of laagste waarde komen.<br />

De adaptieve correctie van het RCO-signaal corrigeert de langzame variaties van de regeling van de turbodruk, om<br />

het RCO-signaal op een gemiddelde waarde te houden.<br />

Deze correctie is alleen effectief als:<br />

– het motortoerental hoger is dan 2000 tr/min,<br />

– de spruitstukdruk stabiel is, met een afwijking van minder dan 22 mbar,<br />

– de turbodruk hoger is dan 1350 mbar.<br />

WAARDE VAN HET CYCLISCH STUURSIGNAAL (RCO) VAN DE ELEKTROKLEP VAN DE<br />

TURBODRUKREGELING EN ZIJN ADAPTIEVE CORRECTIE<br />

Cyclisch Stuursignaal elektroklep<br />

turbodrukregeling<br />

Adaptief Cyclisch Stuursignaal elektroklep<br />

turbodrukregeling<br />

1,13 % ≤ X ≤ 98,83 %<br />

Laagste waarde: - 30 %<br />

Hoogste waarde: + 30 %<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

ALGEMEEN<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Snelheidsregelaar - Afstandsregelaar - Snelheidsbegrenzer<br />

17B-38<br />

17B<br />

Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />

aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />

functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, koppelingspedaal of door een<br />

van de toetsen van het systeem.<br />

De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />

snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />

gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />

Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />

met afstandsregelaar:<br />

– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />

– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />

– Knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling).<br />

Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />

– A C3: Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />

– A A2: Aan / Uit snelheidsregelaar of<br />

afstandsregelaar<br />

– A D2: Voeding stuurwieltoets<br />

– A D3: Signaal stuurwieltoets<br />

– A E4: Ingang remlichtschakelaar openen<br />

– A C4: Ingang koppelingscontact (afhankelijk van de<br />

uitvoering)<br />

– A G2: Voeding potentiometer 1 van pedaal<br />

– A F2: Voeding potentiometer 2 van pedaal<br />

– A H3: Massa potentiometer 1 van pedaal<br />

– A F4: Massa potentiometer 2 van pedaal<br />

– A H2: Signaal potentiometer 1 van pedaal<br />

– A F3: Signaal potentiometer 2 van pedaal<br />

– A A3: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />

– A A4: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />

– B K4: Multiplexverbinding CAN H (motor)<br />

– B K3: Multiplexverbinding CAN L (motor)<br />

De informatie die de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />

– De rijsnelheid (ABS).<br />

– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />

– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />

transmissie).<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />

het multiplexnetwerk:<br />

– De ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) op<br />

het instrumentenpaneel.<br />

– Het branden van het lampje (oranje, groen of<br />

knipperend).<br />

– De informatie voor het overschakelen van de<br />

versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />

● de informaties van het gaspedaal<br />

● de informatie van het rempedaalcontact<br />

● de informatie van het koppelingspedaalcontact<br />

● de informatie van de aan/uit schakelaar<br />

● de informaties van de stuurwieltoetsen<br />

● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />

● de informaties van de rekeneenheid van de<br />

automatische transmissie.<br />

Met de informatie, stuurt de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> aan<br />

om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />

van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />

snelheid van de voorligger in het geval van de<br />

afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />

overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

ALGEMEEN<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Snelheidsregelaar - Afstandsregelaar - Snelheidsbegrenzer<br />

17B-39<br />

17B<br />

Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />

aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />

functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, of door een van de toetsen van<br />

het systeem.<br />

De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />

snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />

gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />

Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />

met afstandsregelaar :<br />

– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />

– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />

– Knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling)<br />

Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />

rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />

– A 29: Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />

– A 30: Aan / Uit snelheidsregelaar of afstandsregelaar<br />

– A 54: Massa stuurwieltoets<br />

– A 55: Signaal stuurwieltoets<br />

– A 11: Ingang remlichtschakelaar openen<br />

– A 43: Voeding potentiometer 1 van pedaal<br />

– A 24: Voeding potentiometer 2 van pedaal<br />

– A 37: Massa potentiometer 1 van pedaal<br />

– A 40: Massa potentiometer 2 van pedaal<br />

– A 38: Signaal potentiometer 1 van pedaal<br />

– A 39: Signaal potentiometer 2 van pedaal<br />

– A 13: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />

– A 12: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />

– A 32: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />

– A 31: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />

De informatie die de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />

– De rijsnelheid (ABS).<br />

– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />

– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />

transmissie).<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />

het multiplexnetwerk:<br />

– de ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) voor<br />

het instrumentenpaneel,<br />

– het branden van het lampje (oranje, groen of<br />

knipperend),<br />

– de informatie voor het overschakelen van de<br />

versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />

De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />

● de informaties van het gaspedaal<br />

● de informatie van het rempedaalcontact<br />

● de informatie van de aan/uit schakelaar<br />

● de informaties van de stuurwieltoetsen<br />

● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />

● de informaties van de rekeneenheid van de<br />

automatische transmissie.<br />

Met de informatie, stuurt de rekeneenheid van het<br />

inspuitsysteem het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> aan<br />

om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />

van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />

snelheid van de voorligger in het geval van de<br />

afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />

overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />

Editie 2


MOTORS F4R en V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Snelheidsregelaar - Afstandsregelaar - Snelheidsbegrenzer<br />

WERKING VAN DE SNELHEIDSREGELAAR<br />

Beginvoorwaarden<br />

● schakelaar op "snelheidsregelaar"<br />

● versnelling hoger dan de 2 e versnelling<br />

● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />

(ter informatie)<br />

● lampje regelaar brandt (groen)<br />

● druk op "+", "-" of "resume" (hervat)<br />

Eindvoorwaarden<br />

● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />

● druk op rempedaal of koppelingspedaal<br />

● druk op "0"<br />

● schakelaar op "uit"<br />

● ingreep door het elektronisch stabiliteits programma<br />

(ESP)<br />

WERKING VAN DE AFSTANDSREGELAAR<br />

Beginvoorwaarden<br />

● schakelaar op "afstandsregelaar"<br />

● rijsnelheid 50 km/u minimum, 180 km/u maximum<br />

(ter informatie)<br />

● lampje regelaar brandt (groen)<br />

● druk op "+", "-" of "resume" (hervat)<br />

Eindvoorwaarden<br />

● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />

● druk op rempedaal<br />

● druk op "0",<br />

● schakelaar op "uit"<br />

● ingreep door het elektronisch stabiliteits programma<br />

(ESP)<br />

● rijsnelheid lager dan 30 km/u<br />

17B-40<br />

17B<br />

WERKING VAN DE SNELHEIDSBEGRENZER<br />

Beginvoorwaarden<br />

● schakelaar op "snelheidsbegrenzer"<br />

● versnelling hoger dan de 2 e versnelling<br />

● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />

(ter informatie)<br />

● lampje begrenzer brandt (oranje)<br />

● druk op "+", "-" of "resume" (hervat)<br />

Eindvoorwaarden<br />

● druk op gaspedaal (voorbij zwaar punt)<br />

● lange druk op rempedaal<br />

● druk op "0",<br />

● schakelaar op "uit"<br />

● ingreep door het elektronisch stabiliteits programma<br />

(ESP)<br />

N.B.:<br />

Als het lampje knippert kan de ingestelde snelheid niet<br />

worden vastgehouden.<br />

Noodprogramma<br />

Bij een defect of storing in:<br />

Het ESP, het inspuitsysteem, het ABS.<br />

De systemen van de snelheidsbegrenzer, de<br />

snelheidsregelaar en de afstandsregelaar zijn niet<br />

langer actief.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />

17B-41<br />

17B<br />

De auto heeft een OBD "On Board Diagnostic" ingebouwd diagnosesysteem met de volgende eigenschappen:<br />

Als een storing waardoor de luchtverontreiniging toeneemt wordt waargenomen, licht er een lampje op het<br />

instrumentenpaneel (het OBD-lampje). Dit lampje geeft aan dat de bestuurder de auto moet laten repareren,<br />

Dit nieuwe diagnoseprogramma van de rekeneenheid werkt als volgt:<br />

Alleen de diagnose van de ontstekingsuitval wordt continu uitgevoerd. De andere organen die de<br />

luchtverontreiniging beïnvloeden worden een keer tijdens de rit gecontroleerd (deze diagnose is niet permanent).<br />

Dit testprogramma wordt echter niet altijd uitgevoerd. Voor het uitvoeren van het testprogramma moet aan een<br />

aantal condities zijn voldaan:<br />

– temperatuurvoorwaarde,<br />

– snelheidsvoorwaarde (drempel, stabiliteit enz.),<br />

– startvertraging,<br />

– motorvoorwaarden (spruitstukdruk, toerental, smoorklephoek enz.).<br />

Het OBD-programma is een aanvulling op het traditionele diagnoseprogramma voor het controleren van elektrische<br />

storingen. Om aan deze norm te voldoen, moeten:<br />

– het OBD-lampje branden (of knipperen voor bepaalde storingen),<br />

– de OBD-storingen in het geheugen opslaan.<br />

GEVOLGEN VOOR HET STORING ZOEKEN EN REPAREREN<br />

Om te voorkomen dat het OBD-lampje oplicht als de auto aan de klant is teruggegeven, is bij het uitvoeren van<br />

werkzaamheden speciale aandacht vereist.<br />

Sommige storingen kunnen alleen optreden tijdens het rijden, als de adaptieve correcties zijn ingelezen: het<br />

bevestigen van de reparatie is dus van groot belang.<br />

Anderzijds,is het vanwege de complexiteit van het systeem nodig dat de klant u vertelt onder welke<br />

omstandigheden het lampje is gaan branden. Met deze informatie kan de storing sneller worden verholpen. De<br />

omstandigheden waarbij de storing optreedt is vastgelegd in het geheugen van de rekeneenheid.<br />

N.B.:<br />

alle elektrische storingen waardoor de luchtverontreiniging toeneemt, zorgen voor het oplichten van het OBDlampje.<br />

De diagnoses die het OBD-systeem uitvoert zijn:<br />

– de diagnose van de voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval,<br />

– de diagnose van de vervuilende ontstekingsuitval,<br />

– de diagnose van de voorste en achterste lambda sondes,<br />

– de diagnose van de katalysator.<br />

N.B.:<br />

De diagnoses van de ontstekingsuitval hebben voorrang op de andere diagnoses. Zodra aan de noodzakelijke<br />

voorwaarden is voldaan, worden zij praktisch continu uitgevoerd.<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen<br />

op het diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact verliezen de resultaten hun betrouwbaarheid en<br />

gaat de informatie "diagnose uitgevoerd" verloren.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Oplichten van het "On Board Diagnostic" lampje<br />

OPLICHTEN VAN HET "ON BOARD DIAGNOSTIC" LAMPJE<br />

17B-42<br />

17B<br />

● ELEKTRISCHE STORING<br />

Continu branden van het lampje na een aantal opeenvolgende waarnemingen van de storing (afhankelijk van het<br />

orgaan).<br />

● VOOR DE KATALYSATOR SCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL<br />

Het lampje gaat direct knipperen.<br />

● STORING KATALYSATOR, LAMBDA SONDE, ONTSTEKINGSUITVAL<br />

Het lampje gaat vast branden na drie opeenvolgende waarnemingen van de storing.<br />

LET OP:<br />

De diagnoses van de katalysator en van de lambda sonde vinden achter elkaar plaats:<br />

– een keer per rit (gedurende enkele secondes per test),<br />

– onder bepaalde voorwaarden.<br />

Tijdens het rijden (bijvoorbeeld in een file) is het mogelijk dat bepaalde functies niet gecontroleerd worden.<br />

⇒Oplichten van het lampje<br />

Bij detectie van de zelfde OBD "On Board Diagnostic" storing tijdens drie opeenvolgende ritten of elektrische<br />

storing.<br />

⇒Knipperen van het lampje<br />

Bij detectie van voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval.<br />

⇒Uitgaan van het lampje<br />

Als de "On Board Diagnostic" storing niet terugkeert gedurende drie opeenvolgende ritten, gaat het lampje uit<br />

(maar de storing blijft geregistreerd in het geheugen van de inspuitrekeneenheid).<br />

Als de storing gedurende 40 opeenvolgende tests niet is waargenomen, verdwijnt hij (zonder diagnoseapparaat)<br />

uit het geheugen van de rekeneenheid.<br />

OPMERKING:<br />

De storing kan niet zijn waargenomen door:<br />

– het tijdelijke karakter van de storing,<br />

– de aard van de rit, als de klant weinig rijdt bij de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

17B<br />

Omstandigheden diagnoseprogramma "On Board Diagnostic"<br />

OMSTANDIGHEDEN VAN DE DIAGNOSES<br />

Als bij het aanzetten van het contact en tijdens het rijden, de luchttemperatuur, gemeten door het opname element<br />

luchttemperatuur niet ligt tussen -7,5 °C en 119 °C, of als de koelvloeistoftemperatuur gemeten door het opname<br />

element koelvloeistoftemperatuur niet ligt tussen 7,5 °C en 119 °C, of als het verschil tussen 1046 mbar en de<br />

spruitstukdruk groter is dan 273 mbar (hoogte van ongeveer 2500 m), dan worden de OBD-diagnoses niet<br />

uitgevoerd tot het volgende aanzetten van het contact.<br />

Voor een correcte werking van het OBD -diagnosesysteem "On Board Diagnostic", mag er geen enkele elektrische<br />

storing aanwezig zijn in het inspuitsysteem, zelfs als het lampje OBD "On Board Diagnostic" niet brandt<br />

Tijdens de diagnoses van de katalysator en lambda sonde, vindt geen afzuiging plaats van het dampabsorptievat en<br />

de adaptieve correcties zijn geblokkeerd op hun laatste waarde.<br />

TESTVOLGORDE<br />

– herstel alle elektrische storingen,<br />

– wis alle storingen uit het geheugen,<br />

– voer alle inlezingen uit voor het inspuitsysteem,<br />

– controleer het "On Board Diagnostic" diagnosesysteem.<br />

COMPLETE INITIALISATIE VAN DE OBD<br />

– wis het storingsgeheugen,<br />

– wis de "On Board Diagnostic" storingen,<br />

– Wis de adaptieve correcties.<br />

INLEZINGEN NODIG VOOR DE OBD DIAGNOSE<br />

Inlezen vliegwielsignaal<br />

Deze inlezing voert u uit door middel van:<br />

– Een afremmen op de motor met onderbreking van de inspuiting in de 3 e versnelling tussen 3500 tr/min en<br />

3000 tr/min gedurende ten minste 2 secondes.<br />

– Een tweede afremmen op de motor met onderbreking van de inspuiting in de 3 e versnelling tussen 1800 tr/min<br />

en 1400 tr/min gedurende ten minste 3 secondes.<br />

Dit inlezen is mogelijk door afremmen op de motor van 3500 tr/min naar 1400 tr/min.<br />

Inlezen adaptieve mengselcorrecties<br />

Voor het inlezen van deze waarden, moet u een rit maken onder de omstandigheden die aangegeven staan in<br />

hoofdstuk "Inspuitsysteem: Adaptieve mengselcorrectie".<br />

Inlezen koppel/gas (Staat: "Herkenning cilinder 1")<br />

Voor deze inlezing, moet een rit worden gemaakt van 25 minuten. De bevestiging van dit inlezen is zichtbaar met<br />

het het diagnoseapparaat: "Inlezen tandschijf...ACTIEF".<br />

17B-43<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Diagnose detectie van vervuilende ontstekingsuitval<br />

17B-44<br />

17B<br />

Bij het detecteren van ontstekingsuitval wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />

overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor verontreiniging met CH die schadelijk is<br />

voor de katalysator.<br />

De diagnose kan detecteren:<br />

– een vervuilde of verzopen bougie,<br />

– een vervuiling of afwijkende opbrengst van de inspuitstukken,<br />

– een storing in de brandstoftoevoer (drukregelaar, benzinepomp enz.),<br />

– een slechte stekkerverbinding in de benzine- en inspuitcircuits (secondaire bobine enz.).<br />

De diagnose wordt uitgevoerd door het meten van de kortstondige toerentalvariaties van de motor.<br />

Een vermindering van het motorkoppel is een aanwijzing voor een slechte verbranding.<br />

Deze diagnose wordt bijna continu tijdens de gehele rit uitgevoerd. Als hij wordt uitgevoerd of als de storing wordt<br />

geconstateerd worden de andere "OBD"-diagnoses (katalysator en voorste lambda sonde) geblokkeerd.<br />

Met deze diagnose kunnen twee types storingen worden onderscheiden:<br />

– voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval. Hierbij gaat het OBD-lampje direct knipperen,<br />

– vervuilende ontstekingsuitval waardoor de luchtverontreinigingsdrempel van het "OBD"-systeem wordt<br />

overschreden. Als deze tijdens drie achtereenvolgende ritten optreedt gaat het OBD-lampje branden.<br />

VOORWAARDEN VOOR DE DETECTIE<br />

Voordat u begint, moet u controleren of alle inlezingen wel zijn uitgevoerd. Ook moeten de noodzakelijke<br />

voorwaarden bij het aanzetten van het contact en op het moment zelf aanwezig zijn.<br />

De detectie van schadelijke ontstekingsuitval wordt uitgevoerd zodra de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan<br />

-7,5 °C, over drie gebruiksgebieden tussen stationair en 4500 tr/min.<br />

Ook kan de test van de vervuilende ontstekingsuitval worden uitgevoerd door de motor stationair te laten draaien<br />

met alle verbruikers ingeschakeld gedurende 10 minuten en 40 secondes.<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />

BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />

– Diagnose ontstekingsuitval bezig<br />

– Vervuilende ontstekingsuitval<br />

– Schadelijke ontstekingsuitval<br />

ACTIEF<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Als na de test, het diagnoseapparaat ontstekingsuitval aangeeft, raadpleegt u de bij het betreffende<br />

verschijnsel behorende methode voor het storing zoeken.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Diagnose van de katalysator<br />

Bij het controleren van de katalysator wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />

overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor verontreiniging met CH.<br />

17B-45<br />

17B<br />

De zuurstofopslagcapaciteit van de katalysator is een indicatie voor de staat van de katalysator. Met het ouder<br />

worden van de katalysator neemt de zuurstofopslagcapaciteit af, tegelijk met zijn vermogen om schadelijke<br />

uitlaatgassen te verwerken.<br />

BEGINVOORWAARDEN VAN DE DIAGNOSE<br />

De diagnose van de voorste lambda sonde kan pas worden uitgevoerd als de motor 16 minuten en 30 secondes<br />

heeft gedraaid, als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van het contact aanwezig en behouden zijn:<br />

– geen elektrische storingen,<br />

– geen ontstekingsuitval gedetecteerd,<br />

– geen katalysatordiagnose uitgevoerd sinds het aanzetten van het contact,<br />

– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />

– de hoofdregelcyclus en de dubbele regelcyclus actief zijn,<br />

– koelvloeistoftemperatuur hoger dan 75 °C,<br />

– snelheid tussen 63 en 130 km/u,<br />

– druk tussen 440 en 670 mbar,<br />

– motortoerental op het diagnoseapparaat tussen 1472 en 3840 tr/min.<br />

STORINGSDETECTIE<br />

De diagnose wordt uitgevoerd bij constante snelheid in de 5 e versnelling bij 70 km/u. Als de beginvoorwaarden<br />

voor het uitvoeren van de diagnose aanwezig zijn, treden onderbrekingen in de mengselregeling op, die als gevolg<br />

hebben dat er zuurstofstootjes in de katalysator worden gestuurd. Als de katalysator in orde is, absorbeert hij de<br />

zuurstof en blijft de spanning van de achterste lambda sonde op een gemiddelde waarde. Als de katalysator<br />

versleten is, blaast hij de zuurstof weer uit en verandert de spanning van de lambda sonde. De spanning van de<br />

lambda sonde gaat op en neer. (Het "On Board Diagnostic"-lampje licht op na drie ritten).<br />

De test kan niet langer duren dan 52 secondes zonder de cyclus te verlaten.<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />

BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />

– Boodschap "Diagnose On Board Diagnostic katalysator bezig"<br />

– "Diagnose On Board Diagnostic katalysator: klaar"<br />

– "Storing werking katalysator"<br />

– "Bevestiging van de reparatie van de katalysator"<br />

ACTIEF<br />

ACTIEF<br />

INACTIEF<br />

GOED<br />

Als het diagnoseapparaat aangeeft "Diagnose OBD "On Board Diagnostic" katalysator: klaar... ACTIEF" of<br />

"Bevestiging van de reparatie van de katalysator... 1.DEF", is de controlecyclus niet correct uitgevoerd. In dit geval,<br />

begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de detectievoorwaarden moet letten.<br />

Als na de test, het diagnoseapparaat aangeeft: "Storing werking katalysator... ACTIEF" of "Bevestiging van<br />

de reparatie van de katalysator....2.DEF", raadpleegt u de bij het betreffende verschijnsel behorende<br />

methode voor het storing zoeken.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Diagnose van de lambda sonde<br />

17B-46<br />

17B<br />

Bij het controleren van de voorste lambda sonde wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />

overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor verontreiniging met CH, CO of NOx. De<br />

diagnose wordt uitgevoerd door de periodes van de frequenties van de voorste lambda sondes te vergelijken.<br />

De voorste lambda sonde kan op twee manieren achteruit gaan:<br />

– mechanisch: draadbreuk die vertaald wordt als een elektrische storing,<br />

– chemisch: hierdoor neemt de reactiesnelheid van de sonde af, wat te zien is aan een langere periode van het<br />

signaal.<br />

Als aan de voorwaarden voor de controle wordt voldaan, berekent het systeem het gemiddelde van de periodes van<br />

de gemeten sonde, gecorrigeerd voor storende effecten, en vergelijkt dit met een gemiddelde drempelperiode van<br />

het "OBD"-systeem.<br />

TESTOMSTANDIGHEDEN<br />

De diagnose van de voorste lambda sonde kan pas worden uitgevoerd als de motor 13 minuten en 40 secondes<br />

heeft gedraaid, als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van het contact aanwezig en behouden zijn:<br />

– geen elektrische storingen,<br />

– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />

– geen lambda sonde diagnose uitgevoerd sinds het aanzetten van het contact,<br />

– geen ontstekingsuitval gedetecteerd,<br />

– koelvloeistoftemperatuur hoger dan 75 °°C,<br />

– gemiddeld motortoerental tussen 1440 en 3840 tr/min,<br />

– druk tussen 292 e 850 mbar,<br />

– snelheid tussen 63 en 130 km/u.<br />

STORINGSDETECTIE<br />

De diagnose wordt uitgevoerd onder de eerder beschreven omstandigheden zoals de klant de auto gebruikt.<br />

De rekeneenheid geeft de boodschap "Diagnose lambda sonde: bezig".<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />

BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />

– Boodschap: "Diagnose On Board Diagnostic lambda sonde: bezig"<br />

– "Diagnose On Board Diagnostic lambda sonde: klaar"<br />

– "Storing werking lambda sonde"<br />

– "Bevestiging van de reparatie van de lambda sonde"<br />

ACTIEF<br />

ACTIEF<br />

INACTIEF<br />

GOED<br />

Als het diagnoseapparaat aangeeft "Diagnose OBD "On Board Diagnostic" lambda sonde: niet klaar... ACTIEF" of<br />

"Bevestiging van de reparatie van de lambda sonde...1.DEF", is de controlecyclus niet correct uitgevoerd. In dit<br />

geval, begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de detectievoorwaarden moet letten.<br />

Als na de test, het diagnoseapparaat aangeeft: "Storing werking lambda sonde... ACTIEF" of "Bevestiging<br />

van de reparatie....2.DEF", raadpleegt u de bij het betreffende verschijnsel behorende methode voor het<br />

storing zoeken.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR V4Y Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />

Deze auto heeft het OBD ("On Board Diagnostic") diagnosesysteem met de volgende eigenschappen:<br />

17B-47<br />

17B<br />

Als een storing waardoor de luchtverontreiniging toeneemt wordt waargenomen, licht er een lampje op het<br />

instrumentenpaneel (het OBD-lampje). Dit lampje geeft aan dat de bestuurder de auto moet laten repareren,<br />

Dit nieuwe diagnoseprogramma van de rekeneenheid werkt als volgt:<br />

Alleen de diagnoses van de ontstekingsuitval en van het brandstofaanvoercircuit worden continu uitgevoerd. De<br />

andere organen die de luchtverontreiniging beïnvloeden worden een keer tijdens de rit gecontroleerd (deze<br />

diagnose is niet permanent). Dit testprogramma wordt echter niet altijd uitgevoerd. Voor het uitvoeren van het<br />

testprogramma moet aan een aantal condities zijn voldaan:<br />

– temperatuurvoorwaarde,<br />

– snelheidsvoorwaarde (drempel, stabiliteit enz.),<br />

– startvertraging,<br />

– motorvoorwaarden (spruitstukdruk, toerental, smoorklephoek enz.).<br />

Het OBD-systeem ("On Board Diagnostic") is een aanvulling op het traditionele controlesysteem voor elektrische<br />

storingen. Om aan deze norm te voldoen, moeten:<br />

– het OBD-lampje ("On Board Diagnostic") branden (vast of knipperend, afhankelijk van de aard van de storing),<br />

– de OBD-storingen ("On Board Diagnostic") in het geheugen zijn.<br />

GEVOLGEN VOOR HET STORING ZOEKEN EN REPAREREN<br />

Om te voorkomen dat het OBD-lampje ("On Board Diagnostic") oplicht als de auto aan de klant is teruggegeven,<br />

is bij het uitvoeren van werkzaamheden speciale aandacht vereist.<br />

Sommige storingen kunnen alleen optreden tijdens het rijden, als de adaptieve correcties zijn ingelezen:<br />

het bevestigen van de reparatie is dus van groot belang.<br />

Anderzijds,is het vanwege de complexiteit van het systeem nodig dat de klant u vertelt onder welke<br />

omstandigheden het lampje is gaan branden. Met deze informatie kan de storing sneller worden verholpen. De<br />

omstandigheden waarbij de storing optreedt is vastgelegd in het geheugen van de rekeneenheid.<br />

N.B.:<br />

Bij alle elektrische storingen waardoor de uitlaatemissie te hoog wordt, gaat het OBD-lampje ("On Board<br />

Diagnostic") branden.<br />

De diagnoses die van belang zijn voor het OBD-systeem ("On Board Diagnostic") zijn:<br />

– de diagnose van de voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval,<br />

– de diagnose van de vervuilende ontstekingsuitval,<br />

– de diagnose van de voorste en achterste lambda sondes,<br />

– de diagnose van de katalysator,<br />

– de diagnose van het brandstofaanvoercircuit.<br />

N.B.:<br />

De diagnoses van de ontstekingsuitval hebben voorrang op de andere diagnoses. Zodra aan de noodzakelijke<br />

voorwaarden is voldaan, worden zij praktisch continu uitgevoerd.<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact verliezen de resultaten hun betrouwbaarheid en gaat de<br />

informatie "diagnose uitgevoerd" verloren.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />

OPLICHTEN VAN HET "ON BOARD DIAGNOSTIC" LAMPJE<br />

17B-48<br />

17B<br />

● ELEKTRISCHE STORING<br />

Continu branden van het lampje na een aantal opeenvolgende waarnemingen van de storing (1 of 2 afhankelijk<br />

van het orgaan)<br />

● VOOR DE KATALYSATOR SCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL<br />

Het lampje gaat direct knipperen.<br />

● STORING KATALYSATOR, LAMBDA SONDE, VERVUILENDE ONSTEKINGSUITVAL,<br />

BRANDSTOFAANVOERCIRCUIT<br />

Het lampje gaat branden na twee opeenvolgende waarnemingen van de storing.<br />

LET OP:<br />

De diagnoses van de katalysator en van de lambda sonde kunnen achter elkaar plaatsvinden:<br />

– een keer per rit (gedurende enkele secondes per test),<br />

– onder bepaalde voorwaarden.<br />

Tijdens het rijden (bijvoorbeeld in een file) is het mogelijk dat bepaalde functies niet gecontroleerd worden.<br />

⇒Oplichten van het lampje<br />

Bij detectie van de zelfde OBD "On Board Diagnostic" storing tijdens twee opeenvolgende ritten of elektrische<br />

storing.<br />

⇒⇒Knipperen van het lampje<br />

Bij detectie van voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval.<br />

⇒Uitgaan van het lampje<br />

Als de OBD -storing "On Board Diagnostic" niet terugkeert gedurende twee opeenvolgende ritten, gaat het lampje<br />

uit (maar de storing blijft geregistreerd in het geheugen van de inspuitrekeneenheid).<br />

Als de storing gedurende 40 opeenvolgende tests niet is waargenomen, verdwijnt hij (zonder diagnoseapparaat)<br />

uit het geheugen van de rekeneenheid.<br />

OPMERKING:<br />

De storing kan niet zijn waargenomen door:<br />

– het tijdelijke karakter van de storing,<br />

– de aard van de rit, als de klant weinig rijdt bij de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />

OMSTANDIGHEDEN VAN DE DIAGNOSES<br />

17B-49<br />

17B<br />

Voor een correcte werking van het OBD -diagnosesysteem "On Board Diagnostic", mag er geen enkele elektrische<br />

storing aanwezig zijn in het inspuitsysteem, zelfs als het OBD-lampje "On Board Diagnostic" niet brandt.<br />

Tijdens de diagnoses van de katalysator en lambda sonde, vindt geen afzuiging plaats van het dampabsorptievat en<br />

de adaptieve mengselcorrecties zijn geblokkeerd op hun laatste waarde.<br />

TESTVOLGORDE<br />

● herstel alle elektrische storingen,<br />

● wis alle storingen uit het geheugen,<br />

● voer alle inlezingen uit voor het inspuitsysteem,<br />

● controleer het OBD-diagnosesysteem.<br />

COMPLETE INITIALISATIE VAN DE OBD<br />

– wis het storingsgeheugen,<br />

– wis het OBD-storingsgeheugen,<br />

– Wis de adaptieve correcties.<br />

INLEZINGEN NODIG VOOR DE OBD DIAGNOSE<br />

Inlezen vliegwielsignaal<br />

Het inlezen van het vliegwielsignaal gebeurt automatisch en kan niet met het diagnoseapparaat gebeuren.<br />

Inlezen adaptieve mengselcorrectie<br />

Raadpleeg voor dit inlezen het hoofdstuk "Benzine-inspuitsysteem: adaptieve mengselcorrectie".<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Diagnose detectie van vervuilende ontstekingsuitval<br />

17B-50<br />

17B<br />

Bij het detecteren van ontstekingsuitval wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />

overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor emissie die schadelijk is voor de<br />

katalysator.<br />

De diagnose kan detecteren:<br />

● een vervuilde of verzopen bougie,<br />

● een vervuiling of afwijkende opbrengst van de inspuitstukken,<br />

● een storing in de brandstoftoevoer (drukregelaar, benzinepomp enz.),<br />

● een slechte stekkerverbinding in de benzine- en inspuitcircuits,<br />

● een storing van de bobine.<br />

De diagnose wordt uitgevoerd door het meten van de kortstondige toerentalvariaties van de motor.<br />

Een vermindering van het motorkoppel is een aanwijzing voor een slechte verbranding.<br />

Deze diagnose wordt bijna continu tijdens de gehele rit uitgevoerd.<br />

Met deze diagnose kunnen twee types storingen worden opgespoord:<br />

– voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval. Hierbij gaat het OBD-lampje direct knipperen,<br />

– vervuilende ontstekingsuitval waardoor de luchtverontreinigingsdrempel van het "OBD"-systeem wordt<br />

overschreden. Als deze tijdens twee achtereenvolgende ritten optreedt gaat het OBD-lampje branden.<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />

BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />

– "DETECTIE ONTSTEKINGSUITVAL"<br />

– "ONTSTEKINGSUITVAL CILINDER 1, 2, 3, 4, 5 of 6"<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Als na de test, het diagnoseapparaat ontstekingsuitval aangeeft, raadpleegt u de bij het betreffende<br />

verschijnsel behorende methode voor het storing zoeken.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR V4Y Diagnose van de katalysator<br />

17B-51<br />

17B<br />

Bij het controleren van de katalysator wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />

overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor de uitstoot van luchtverontreiniging.<br />

De zuurstofopslagcapaciteit van de katalysator is een indicatie voor de staat van de katalysator. Met het ouder<br />

worden van de katalysator neemt de zuurstofopslagcapaciteit af, tegelijk met zijn vermogen om schadelijke<br />

uitlaatgassen te verwerken.<br />

BEGINVOORWAARDEN VAN DE DIAGNOSE<br />

De diagnose van de katalysator kan pas worden uitgevoerd als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van<br />

het contact aanwezig en behouden zijn.:<br />

– geen elektrische storingen,<br />

– geen ontstekingsuitval gedetecteerd,<br />

– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />

– de hoofdregelcyclus en de dubbele regelcyclus actief zijn,<br />

– motortoerental op het diagnoseapparaat tussen 1000 en 2600 tr/min,<br />

– koelvloeistoftemperatuur tussen 70 ˚C en 100˚C,<br />

– rijsnelheid hoger dan 32 km/u.<br />

STORINGSDETECTIE<br />

De diagnose wordt uitgevoerd over een stabiele zone tussen 15 % en 40 % smoorklepopening en een<br />

motortoerental tussen 1000 en 2600 tr/min. Als de beginvoorwaarden voor het uitvoeren van de diagnose aanwezig<br />

zijn, treden onderbrekingen in de mengselregeling op, die als gevolg hebben dat er zuurstofstootjes in de<br />

katalysator worden gestuurd. Als de katalysator in orde is, absorbeert hij de zuurstof en blijft de spanning van de<br />

achterste lambda sonde op een gemiddelde waarde. Als de katalysator versleten is, blaast hij de zuurstof weer uit<br />

en verandert de spanning van de achterste lambda sonde. De spanning van de lambda sonde gaat op en neer. Het<br />

"On Board Diagnostic"-lampje licht op na twee opeenvolgende ritten.<br />

De diagnose van de katalysator duurt 60 secondes.<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />

BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />

– "Diagnose On Board Diagnostic katalysator klaar"<br />

– "Katalysator n° 1 of n° 2"<br />

JA<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Als het diagnoseapparaat aangeeft "On Board Diagnostic" katalysator: klaar"... NEE, dan is de controlecyclus niet<br />

correct uitgevoerd. In dit geval, begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de detectievoorwaarden moet letten.<br />

Als na de test, het diagnoseapparaat een storing "KATALYSATOR N° 1 of N° 2", raadpleeg dan de<br />

diagnosemethode van het verschijnsel.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR V4Y Diagnose van de lambda sonde<br />

17B-52<br />

17B<br />

Bij het detecteren van ontstekingsuitval wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />

overschreden van het "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor de luchtverontreiniging (koolwaterstoffen,<br />

koolmonoxyde, stikstofoxydes). De diagnose wordt uitgevoerd door de periodes van de frequenties van de voorste<br />

en achterste lambda sondes te vergelijken.<br />

De voorste lambda sonde kan op twee manieren achteruit gaan:<br />

– mechanisch: draadbreuk die vertaald wordt als een elektrische storing,<br />

– chemisch: hierdoor neemt de reactiesnelheid van de sonde af, wat te zien is aan een langere periode van het<br />

signaal.<br />

Als aan de voorwaarden voor de controle wordt voldaan, berekent het systeem het gemiddelde van de periodes van<br />

de gemeten sonde, gecorrigeerd voor storende effecten, en vergelijkt dit met een gemiddelde drempelperiode van<br />

het "OBD"-systeem.<br />

TESTOMSTANDIGHEDEN<br />

De diagnose van de voorste lambda sonde kan pas worden uitgevoerd als de noodzakelijke voorwaarden bij het<br />

aanzetten van het contact aanwezig en behouden zijn.:<br />

– geen elektrische storingen,<br />

– geen "On Board Diagnostic" storing (ontstekingsuitval, katalysator of brandstofaanvoersysteem) gedetecteerd,<br />

– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />

– koelvloeistoftemperatuur tussen 70 °C en 100 ˚C,<br />

– gemiddelde motortoerental tussen 1200 en 3100 tr/min.<br />

– motorbelasting tussen 13 % en 62 %,<br />

– rijsnelheid tussen 80 en 120 km/u,<br />

– mengselregeling actief,<br />

– accuspanning tussen 11 en 16 V.<br />

STORINGSDETECTIE<br />

De diagnose wordt uitgevoerd onder de eerder beschreven omstandigheden zoals de klant de auto gebruikt. De<br />

rekeneenheid geeft de boodschap "DIAGNOSE LAMBDA SONDE: KLAAR".<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />

BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />

– "DIAGNOSE VAN DE SONDES KLAAR"<br />

– "VOORSTE LAMBDA SONDE n° 1 of n° 2"<br />

– "ACHTERSTE LAMBDA SONDE n° 1 of n° 2"<br />

JA<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Als het diagnoseapparaat aangeeft "On Board Diagnostic" LAMBDA SONDES KLAAR"... NEE, dan is de<br />

controlecyclus niet correct uitgevoerd. In dit geval, begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de<br />

detectievoorwaarden moet letten.<br />

Als na de test het diagnoseapparaat een storing aangeeft "KATALYSATOR N° 1 OF N° 2" of een storing<br />

"VOORSTE LAMBDA SONDE N° 1 OF N° 2 of "ACHTERSTE LAMBDA SONDE N° 1 of N° 2", raadpleeg de<br />

diagnosemethode van het verschijnsel.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR V4Y Diagnose brandstoftoevoer<br />

17B-53<br />

17B<br />

Deze diagnose bewaakt permanent de mengselafwijkingen door middel van de adaptieve waarden (inlezen) van de<br />

mengselregeling.<br />

TESTOMSTANDIGHEDEN<br />

De test kan worden uitgevoerd tijdens een rit waarbij de mengselregeling van de voorste en achterste sondes wordt<br />

geactiveerd.<br />

De diagnose kan pas worden uitgevoerd als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van het contact<br />

aanwezig en behouden zijn:<br />

– geen elektrische storingen,<br />

– geen "OBD"-storing in de werking,<br />

– koelvloeistoftemperatuur tussen 70 en 100 ˚C,<br />

– koelvloeistoftemperatuur bij het starten hoger dan of gelijk aan -10 ˚C,<br />

– motortoerental tussen 1000 en 3200 tr/min,<br />

– motorbelasting tussen 13 en 67 %,<br />

– snelheid tussen 46 en 130 km/u,<br />

– accuspanning hoger dan of gelijk aan 11 V.<br />

DETECTIE VAN STORINGEN<br />

De diagnose wordt uitgevoerd onder de eerder beschreven omstandigheden zoals de klant de auto gebruikt.<br />

LET OP:<br />

Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />

diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />

BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />

– "BRANDSTOFAANVOER RIJ A of B"<br />

– MENGSELREGELING RIJ 1 of 2<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Geen storing gedetecteerd<br />

Als na de test, het diagnoseapparaat een storing aangeeft "BRANDSTOFAANVOER RIJ A of B" of een<br />

storing "MENGSELREGELING RIJ 1 of 2", raadpleeg dan de diagnosemethode van het verschijnsel.<br />

Editie 2


BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

MOTOR F4R Aansluitingen rekeneenheid<br />

INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />

STEKKER A (ZWART)<br />

A2<br />

A3<br />

A4<br />

B4<br />

C3<br />

C4<br />

D2<br />

D3<br />

E4<br />

F2<br />

F3<br />

F4<br />

G2<br />

G4<br />

H2<br />

H3<br />

H4<br />

←<br />

→ ←<br />

→ ←<br />

→ ←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

---<br />

←<br />

---<br />

---<br />

---<br />

←<br />

---<br />

---<br />

STEKKER B (BRUIN)<br />

A2<br />

A4<br />

B2<br />

C2<br />

C4<br />

D3<br />

D4<br />

E1<br />

E2<br />

E3<br />

E4<br />

F1<br />

F2<br />

F3<br />

F4<br />

G1<br />

G2<br />

G3<br />

G4<br />

H2<br />

H3<br />

H4<br />

J4<br />

K3<br />

K4<br />

L2<br />

L3<br />

L4<br />

M1<br />

M2<br />

M3<br />

M4<br />

←<br />

---<br />

---<br />

---<br />

←<br />

←<br />

→<br />

---<br />

←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

---<br />

---<br />

←<br />

---<br />

---<br />

←<br />

---<br />

→<br />

→ ←<br />

→ ←<br />

→<br />

→<br />

→<br />

---<br />

→<br />

→<br />

→<br />

17B-54<br />

17B<br />

Schakelaar Aan/Uit snelheidsregelaar met afstandsregelaar<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN L huis met hulporganen<br />

interieur<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN H huis met hulporganen<br />

interieur<br />

DIAGNOSE<br />

Schakelaar Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />

Informatie koppelingspedaal<br />

Voeding schakelaar snelheidsregelaar/begrenzer<br />

Signaal schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer<br />

Informatie rempedaal<br />

Voeding opname element gaspedaal (baan 2)<br />

Signaal opname element gaspedaal (baan 2)<br />

Massa opname element gaspedaal (baan 2)<br />

Voeding opname element gaspedaal (baan 1)<br />

Massa vermogen<br />

Signaal opname element gaspedaal (baan 1)<br />

Massa opname element gaspedaal (baan 1)<br />

Massa vermogen<br />

Signaal pingeldetector<br />

+ Na contact<br />

Massa pingeldetector<br />

Afscherming pingeldetector<br />

Signaal drukcontact stuurbekrachtiging<br />

Signaal smoorklepweerstand (baan 2) gemotoriseerd<br />

<strong>smoorklephuis</strong><br />

Commande relais actuator (power latch)<br />

Massa opname element turbodruk<br />

Signaal opname element luchttemperatuur<br />

Massa opname element luchttemperatuur<br />

Signaal opname element vliegwiel<br />

Signaal opname element turbodruk<br />

Signaal opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

Signaal opname element vliegwiel<br />

Massa opname element koelvloeistoftemperatuur<br />

Voeding opname element turbodruk<br />

Voeding smoorklepweerstand gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Signaal smoorklepweerstand (baan 1) gemotoriseerd<br />

<strong>smoorklephuis</strong><br />

Massa smoorklepweerstand gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Voeding opname element spruitstukdruk<br />

Signaal opname element spruitstukdruk<br />

Massa opname element spruitstukdruk<br />

Commando relais extra verwarming 2<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN L Motor (alleen automatische<br />

transmissie)<br />

MULTIPLEXVERBINDING CAN H Motor (alleen automatische<br />

transmissie)<br />

Stuursignaal inspuitstuk 3<br />

Stuursignaal inspuitstuk 2<br />

Stuursignaal inspuitstuk 1<br />

Massa vermogen<br />

Stuursignaal inspuitstuk 4<br />

Commando (+) gemotoriseerde smoorklep<br />

Commando (+) gemotoriseerde smoorklep<br />

Editie 2


MOTOR F4R<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Aansluitingen rekeneenheid<br />

17B-55<br />

17B<br />

INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />

Stekker C (grijs)<br />

A2 ← Signaal achterste lambda sonde<br />

B1 ← Signaal voorste lambda sonde<br />

B2 --- Massa achterste lambda sonde<br />

C1 --- Massa voorste lambda sonde<br />

C2 → Commando relais elektrische waterpomp koeling van de<br />

turbocompressor<br />

D1 → Commando benzinepomprelais<br />

D2 → Commando relais extra verwarming 1<br />

D4 → Commando elektroklep turbodrukregeling<br />

E1 → Commando elektroklep benzinedampafzuiging<br />

F1 → Commande relais koelventilateur langzaam<br />

F2 → Stuursignaal relais koelventilateur snel draaien<br />

G1 → Commando verwarming VOORSTE lambda sonde<br />

G2 --- Voeding + na relais<br />

G3 → Commando verwarming ACHTERSTE lambda sonde<br />

H1 --- Massa vermogen<br />

H2 → Commando bobine cilinders 1 en 4<br />

H3 → Commando bobine cilinders 2 en 3<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

Stekkerblok (A)<br />

A1<br />

A2<br />

A3<br />

A4<br />

A5<br />

A7<br />

A9<br />

A11<br />

A12<br />

A13<br />

A14<br />

A15<br />

A16<br />

A17<br />

A18<br />

A19<br />

A20<br />

A22<br />

A23<br />

A24<br />

A28<br />

A29<br />

A30<br />

A31<br />

A32<br />

A35<br />

A36<br />

A37<br />

A38<br />

A39<br />

A40<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

←<br />

---<br />

←<br />

→ ←<br />

→ ←<br />

→ ←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

→ ←<br />

→ ←<br />

---<br />

←<br />

---<br />

←<br />

←<br />

---<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Aansluitingen rekeneenheid<br />

Voeding motor van het gemotoriseerd<br />

<strong>smoorklephuis</strong><br />

Massa<br />

Voeding motor van het gemotoriseerd<br />

<strong>smoorklephuis</strong><br />

Massa<br />

Voeding veiligheidsrelais motor van het<br />

gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Commando elektroklep van de<br />

variabele inlaatluchtklep<br />

Voeding + na contact<br />

Signaal remlichtschakelaar<br />

Multiplexverbinding CAN HIGH<br />

(Interieur)<br />

Multiplexverbinding CAN LOW<br />

(Interieur)<br />

Diagnoselijn K<br />

Massa opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur<br />

Signaal pingeldetector<br />

Signaal opname element<br />

inlaatluchttemperatuur<br />

Signaal opname element druk<br />

stuurbekrachtiging<br />

Signaal smoorklepweerstand (baan 2)<br />

gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Signaal smoorklepweerstand (baan 1)<br />

gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Signaal opname element<br />

atmosferische druk<br />

Massa smoorklepweerstand<br />

gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Voeding opname element gaspedaal<br />

baan 2<br />

Signaal opname element vliegwiel<br />

Signaal Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />

Signaal Aan / Uit snelheidsregelaar of<br />

afstandsregelaar<br />

Multiplexverbinding CAN HIGH (Motor)<br />

Multiplexverbinding CAN LOW (Motor)<br />

Massa pingeldetector<br />

Signaal opname element<br />

koelvloeistoftemperatuur<br />

Massa opname element gaspedaal<br />

baan 1<br />

Signaal opname element gaspedaal<br />

baan 1<br />

Signaal opname element gaspedaal<br />

baan 2<br />

Massa opname element gaspedaal<br />

baan 2<br />

17B-56<br />

A43<br />

A44<br />

A45<br />

A50<br />

A51<br />

A52<br />

A54<br />

A55<br />

A56<br />

A57<br />

A58<br />

A59<br />

A60<br />

A62<br />

A63<br />

A64<br />

A69<br />

A71<br />

A73<br />

A75<br />

A76<br />

A77<br />

A78<br />

A79<br />

---<br />

→<br />

→<br />

←<br />

←<br />

---<br />

---<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

←<br />

---<br />

→<br />

→<br />

←<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

17B<br />

Voeding + 5 V van de<br />

doorstroommeter, het opname element<br />

atmosferische druk, het opname<br />

element gaspedaal, het opname<br />

element druk stuurbekrachtiging en het<br />

gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Commando navoedingsrelais<br />

inspuitsysteem<br />

Commando relais ventilateurmotor<br />

hoge snelheid<br />

Signaal opname element nokkenas<br />

(achterste cilinderrij)<br />

Signaal opname element nokkenas<br />

(voorste cilinderrij)<br />

Massa opname element nokkenas<br />

(voorste cilinderrij)<br />

Massa schakelaar snelheidsregelaar<br />

op stuurwiel<br />

Signaal schakelaar snelheidsregelaar<br />

op stuurwiel<br />

Signaal luchtdoorstroommeter<br />

Signaal achterste lambda sonde<br />

(voorste cilinderrij)<br />

Signaal achterste lambda sonde<br />

(achterste cilinderrij)<br />

Signaal voorste lambda sonde (voorste<br />

cilinderrij)<br />

Signaal voorste lambda sonde<br />

(achterste cilinderrij)<br />

Massa van de opname-elementen<br />

atmosferische druk en druk<br />

stuurbekrachtiging<br />

Commando veiligheidsrelais motor van<br />

het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />

Commando relais ventilateurmotor<br />

lage snelheid<br />

Signaal opname element vliegwiel<br />

Massa opname element vliegwiel<br />

Massa opname element nokkenas<br />

(achterste cilinderrij)<br />

Massa luchtdoorstroommeter en<br />

opname element luchttemperatuur<br />

Massa achterste lambda sonde<br />

(voorste cilinderrij)<br />

Massa achterste lambda sonde<br />

(achterste cilinderrij)<br />

Massa voorste lambda sonde (voorste<br />

cilinderrij)<br />

Massa voorste lambda sonde<br />

(achterste cilinderrij)<br />

Editie 2


MOTOR V4Y<br />

Stekkerblok (B)<br />

B84<br />

B85<br />

B89<br />

B92<br />

B93<br />

B94<br />

B95<br />

B96<br />

B98<br />

B99<br />

B100<br />

B101<br />

B102<br />

B103<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />

Aansluitingen rekeneenheid<br />

Commando bobine nº 5<br />

Commando bobine nº 6<br />

Commando elektroklep<br />

benzinedampafzuiging<br />

Commando bobine nº 1<br />

Commando bobine nº 2<br />

Commando bobine nº 3<br />

Commando bobine nº 4<br />

Commando relais brandstofpomp<br />

Commando inspuitstuk 6<br />

Commando inspuitstuk 5<br />

Commando inspuitstuk 4<br />

Commando verwarming achterste<br />

lambda sonde (voorste cilinderrij)<br />

Commando verwarming achterste<br />

lambda sonde (achterste cilinderrij)<br />

Commando elektroklep<br />

nokkenasversteller (voorste cilinderrij)<br />

17B-57<br />

B104<br />

B106<br />

B107<br />

B108<br />

B109<br />

B110<br />

B113<br />

B115<br />

B116<br />

B117<br />

B118<br />

B119<br />

B120<br />

B121<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

→<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

---<br />

17B<br />

Commando elektroklep<br />

nokkenasversteller (achterste<br />

cilinderrij)<br />

Commando inspuitstuk 1<br />

Commando inspuitstuk 2<br />

Commando inspuitstuk 3<br />

Commando verwarming voorste<br />

lambda sonde (voorste cilinderrij)<br />

Commando verwarming voorste<br />

lambda sonde (achterste cilinderrij)<br />

Voeding + voor contact<br />

Massa<br />

Massa<br />

Voeding + 12 V na navoedingsrelais<br />

inspuitsysteem<br />

Massa<br />

Voeding + 12 V na navoedingsrelais<br />

inspuitsysteem<br />

Retourstroom + 12 V na<br />

navoedingsrelais inspuitsysteem<br />

Massa<br />

Editie 2


TE GEBRUIKEN KOELVLOEISTOF<br />

THERMOSTAAT<br />

119A<br />

KOELSYSTEEM<br />

Gegevens<br />

Motor Hoeveelheid (liter) Soort Bijzonderheid<br />

F4R 6,8<br />

G9T 7<br />

P9X 7<br />

V4Y 7,2<br />

Motor<br />

Begin van de<br />

opening<br />

(in °C)<br />

GLACEOL RX (type D)<br />

gebruik alleen koelvloeistof<br />

Einde van de<br />

opening<br />

(in °C)<br />

F4R 89 99 ± 2<br />

G9T 89 99 ± 2<br />

P9X 82 92 ± 2<br />

V4Y 82 92 ± 2<br />

19A-1<br />

19A<br />

Bescherming tot -20 °C ±± 2 °C voor<br />

koude en gematigde landen<br />

Bescherming tot -37 °C ± 2 °C voor<br />

zeer koude landen<br />

Editie 3


De koelvloeistof stroomt permanent door de<br />

kachelradiateur die bijdraagt aan de koeling van de<br />

motor.<br />

VULLEN<br />

Open beslist de volgende ontluchtingsnippels:<br />

– op de bovenkant van de radiateur,<br />

– op de kachelslangen,<br />

– op de slang tussen het koelvloeistofhuis en de extra<br />

verwarming (motor G9T),<br />

– op de slang van het huis met<br />

koelvloeistofverwarmingselementen (motor P9X),<br />

– op het koelvloeistofhuis (motors F4R en G9T)<br />

bij (A).<br />

Vul het circuit via de opening in het expansievat.<br />

Sluit de ontluchtingsnippel zodra er vloeistof zonder<br />

luchtbellen uitstroomt.<br />

Laat de motor draaien met 2500 tr/min.<br />

Blijf de vloeistof in het expansievat gedurende<br />

ongeveer 4 minuten op peil houden.<br />

Sluit het expansievat met de dop.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Vullen - ontluchten<br />

19A-2<br />

ONTLUCHTEN<br />

19A<br />

Laat de motor gedurende 20 minuten draaien met<br />

2500 tr/min, tot het inschakelen van de<br />

koelventilateur. Dit is de tijd die nodig is nodig voor het<br />

automatisch ontluchten.<br />

Controleer of het peil in het expansievat bij het "Maxi"merkteken<br />

staat.<br />

DRAAI DE ONTLUCHTINGSNIPPEL NOOIT OPEN<br />

ALS DE MOTOR DRAAIT<br />

CONTROLEER BIJ WARME MOTOR NOGMAALS<br />

OF DE DOP VAN HET EXPANSIEVAT GOED<br />

VASTZIT<br />

Editie 3


1 - Controle van de afdichting van het koelsysteem<br />

Vervang de dop van het expansievat door de adapter<br />

M.S. 554-01.<br />

Sluit hier het controlegereedschap M.S. 554-07 op<br />

aan.<br />

Laat de motor warmdraaien en zet hem stil.<br />

Pomp het circuit onder druk.<br />

Pomp tot de druk 0,1 bar onder de afstelwaarde van<br />

de dop van het expansievat is.<br />

De druk mag niet teruglopen, spoor anders het lek op.<br />

Draai de aansluiting van M.S. 554-07 geleidelijk los<br />

zodat de druk uit het koelsysteem kan ontsnappen, en<br />

vervang de adapter M.S. 554-01 door de<br />

expansievatdop voorzien van een nieuwe afdichtring.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Controle<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

M.S. 554-01 Adapter voor M.S. 554-07<br />

M.S. 554-06 Adapter voor M.S. 554-07<br />

M.S. 554-07 Gereedschap voor controle van de<br />

afdichting van het koelsysteem<br />

19A-3<br />

2 - Controle van de afstelling van de<br />

expansievatdop<br />

19A<br />

Wanneer er koelvloeistof via de dop ontsnapt is, moet<br />

deze dop beslist door een nieuwe worden vervangen.<br />

Monteer de adapter M.S. 554-06 op de pomp<br />

M.S. 554-07 en draai de dop op de adapter.<br />

Voer de druk op, deze moet zich stabiliseren op de<br />

afstelwaarde van de dop met een tolerantie van<br />

±± 0,1 bar<br />

Afstelwaarde van de klep: 1,4 bar voor de motors<br />

F4R, G9T, 1,6 bar voor de P9X en 1,8 bar voor de<br />

V4Y<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

KOELSYSTEEM<br />

Schema<br />

1 Motor<br />

2 Radiateur<br />

3 Doorstroom expansievat met ontluchting achter thermostaat<br />

4 Kachelradiateur<br />

5 Thermostaatsteun<br />

6 Doseur ∅ 3 mm<br />

7 Doseur ∅ 9 mm<br />

8 Doseur ∅ 6 mm<br />

9 Waterpomp<br />

10 Thermostaat<br />

11 Ontluchtingsnippel<br />

12 Elektrische waterpomp<br />

13 Steun verwarmingselementen (indien van toepassing)<br />

14 Turbo<br />

15 Olie/waterkoeler<br />

De expansievatdop is afgesteld op 1,4 bar.<br />

19A-4<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

HANDGESCHAKELDE<br />

VERSNELLINGSBAK<br />

KOELSYSTEEM<br />

Schema<br />

1 Motor<br />

2 Radiateur<br />

3 Het expansievat,<br />

4 Kachelradiateur<br />

5 By-pass ∅ 11 mm<br />

6 Houder koelvloeistofverwarmingselementen<br />

7 Waterpomp<br />

8 Olie/waterkoeler<br />

9 Thermostaat<br />

10 Ontluchtingsnippel<br />

11 Extra verwarming (alleen voor zeer koude landen)<br />

12 Doseur ∅ 3 mm<br />

De expansievatdop is afgesteld op 1,4 bar.<br />

19A-5<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AUTOMATISCHE<br />

TRANSMISSIE<br />

KOELSYSTEEM<br />

Schema<br />

1 Motor<br />

2 Radiateur<br />

3 Het expansievat,<br />

4 Kachelradiateur<br />

5 By-pass ∅ 11 mm<br />

6 Houder koelvloeistofverwarmingselementen<br />

7 Waterpomp<br />

8 Olie/waterkoeler<br />

9 Thermostaat<br />

10 Ontluchtingsnippel<br />

11 Extra verwarming (alleen voor zeer koude landen)<br />

12 Olie/waterkoeler voor de automatische transmissie<br />

13 Doseur ∅ 3 mm<br />

14 Doseur ∅ 8 mm<br />

15 Doseur ∅ 14 mm<br />

16 Dop<br />

De expansievatdop is afgesteld op 1,4 bar.<br />

19A-6<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

KOELSYSTEEM<br />

Schema<br />

1 Motor<br />

2 Radiateur<br />

3 Het expansievat,<br />

4 Kachelradiateur<br />

5 Houder koelvloeistofverwarmingselementen (alleen voor gematigde<br />

landen)<br />

6 Waterpomp<br />

7 Olie/waterkoeler<br />

8 Thermostaat<br />

9 Ontluchtingsnippel<br />

10 Extra verwarming (alleen voor zeer koude landen)<br />

11 Olie/waterkoeler voor de automatische transmissie<br />

12 Doseur ∅ 3 mm en lengte 10 mm<br />

13 Doseur ∅ 16 mm en lengte 10 mm<br />

14 Turbocompressor<br />

15 EGR-systeem<br />

De expansievatdop is afgesteld op 1,6 bar.<br />

19A-7<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

KOELSYSTEEM<br />

Schema<br />

1 Motor<br />

2 Radiateur<br />

3 Doorstroom expansievat met permanente ontluchting<br />

4 Kachelradiateur<br />

5 Oliekoeler automatische transmissie<br />

6 Uitgang koelsysteem<br />

7 Doseur<br />

8 Doseur ∅ 16 mm<br />

9 Waterpomp<br />

10 Thermostaat<br />

11 Ontluchtingsnippel<br />

12 Luchtverwarming<br />

De expansievatdop is afgesteld op 1,8 bar.<br />

19A-8<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsbouten van het<br />

koelvloeistofhuis 2,5<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Verwijder de beschermplaat onder de motor.<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen van de thermostaat bij (A),<br />

– de thermostaat (B).<br />

KOELSYSTEEM<br />

Thermostaat<br />

19A-9<br />

INBOUWEN<br />

19A<br />

Monteer de thermostaat met een nieuwe afdichting.<br />

N.B.: het is belangrijk om de ontluchtingsopening (C)<br />

verticaal naar boven te plaatsen.<br />

Zet de bouten van het koelvloeistofhuis vast met<br />

2,5 daN.m.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen-Ontluchten").<br />

Editie 3


KOELSYSTEEM<br />

Radiateur<br />

ALLE<br />

MOTORTYPES Radiateur<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Bouw uit:<br />

– de kappen van de motor,<br />

– de accu en de beschermplaat onder de motor,<br />

– de twee voorwielen,<br />

– de versterkingsstang aan de bovenkant,<br />

– de inlaatgeluiddemper (alleen V4Y) bij (A),<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1202-01<br />

Klembandtang<br />

Mot. 1202-02<br />

Mot. 1448 Lange klembandtang<br />

19A-10<br />

– de relaisplaat bij (1),<br />

– de accubak bij (2),<br />

19A<br />

– de stekkers van de ventilateurmotor,<br />

– de stekkers van de weerstand van de koelventilateur<br />

(alleen G9T),<br />

– de koelventilateur.<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />

Bouw uit:<br />

– de schildbumper voor (zie hoofdstuk 54A.A<br />

"Schildbumper voor"),<br />

– de twee koplampen,<br />

– de bovenste dwarsbalk,<br />

– de bovenste radiateurslang,<br />

– de twee luchthappers van de radiateur,<br />

Editie 3


ALLE<br />

MOTORTYPES<br />

– de luchtslang op de afslagklep (alleen G9T) bij (3),<br />

– de twee bevestigingen van de<br />

stuurbekrachtigingsleiding (1),<br />

– de stekker (2) van de condensor.<br />

Maak (4) de condensor los van de tussenkoeler, duw<br />

hem opzij en bevestig hem aan de voorste dwarsbalk.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Radiateur<br />

19A-11<br />

19A<br />

Verwijder de twee slangen op de tussenkoeler<br />

(behalve V4Y).<br />

Maak de tussenkoeler los van de radiateur en bouw<br />

hem uit.<br />

Ontgrendel de twee onderste bevestigingen van de<br />

radiateur.<br />

Bouw de radiateur uit.<br />

INBOUWEN<br />

Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />

volgorde van uitbouwen.<br />

Let op dat de ribben van de radiateur of van de<br />

condensor of tussenkoeler bij het inbouwen niet<br />

beschadigen, bescherm ze indien nodig.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen-Ontluchten").<br />

Het is noodzakelijk om een inlezing uit te voeren na<br />

het weer aansluiten van de accukabels (zie<br />

hoofdstuk 80A "Bijzonderheden accu").<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />

Bouw uit:<br />

– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A:<br />

"Distributieriem").<br />

– de waterpomp.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1202-01<br />

Klembandtang<br />

Mot. 1202-02<br />

Mot. 1448 Lange klembandtang<br />

Bouten waterpomp 0,9<br />

19A-12<br />

REINIGEN<br />

19A<br />

De pasvlakken van de onderdelen mogen beslist<br />

niet schoon worden geschraapt.<br />

Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />

Décapjoint.<br />

Draag hierbij handschoenen.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />

ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />

met een houten spatel schoon.<br />

Laat het product niet op de lak van de auto<br />

terechtkomen.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

N.B.: borg de bouten (3) en (4) met een druppeltje<br />

LOCTITE FRENETANCH op de schroefdraad.<br />

Monteer de nieuwe afdichting.<br />

Span de bouten van de waterpomp in de aangegeven<br />

volgorde voor tot zij aanliggen, en zet ze daarna vast<br />

met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m in dezelfde<br />

aantrekvolgorde.<br />

Monteer de distributieriem (zie de methode in<br />

hoofdstuk 11A "Distributieriem").<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen - Ontluchten").<br />

19A-13<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />

Tap af:<br />

– het koelsysteem via de onderste radiateurslang,<br />

– de motorolie (plaats de aftapplug niet terug).<br />

Bouw uit:<br />

– het rechter voorwiel,<br />

– de spatplaat,<br />

– de pendelophanging rechts voor.<br />

Laat de motor, zonder de koppel-reactiestang of het<br />

uitlaatsysteem te beschadigen, voldoende zakken om<br />

de deksel van de waterpomp uit te kunnen bouwen.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1202-01<br />

Klembandtang<br />

Mot. 1202-02<br />

Moer van de naaf van de waterpomp 5<br />

Bevestigingsbouten van de waterpomp 1<br />

Bevestigingsbouten van het deksel van<br />

de waterpomp 1<br />

Mot. 1448 Lange klembandtang<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Poelietrekker (FACOM U 14 L bijvoorbeeld)<br />

19A-14<br />

19A<br />

Bouw uit:<br />

– de moer (1) van de naaf van de waterpomp (houd de<br />

krukas tegen met een schroevendraaier).<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

Bouw uit:<br />

– het tandwiel van de waterpomp met behulp van de<br />

trekker,<br />

– de twee bevestigingsbouten (2) van de waterpomp,<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-15<br />

– de waterpomp.<br />

19A<br />

LET OP: een deel van de koelvloeistof stroomt in het<br />

ondercarter. Controleer of het pakkingvlak van de<br />

pomp schoon is en of alle koelvloeistof uit het<br />

motorblok is gestroomd (via de aftapopening).<br />

INBOUWEN<br />

Monteer de waterpomp (met een nieuwe afdichting)<br />

door te drukken op de verhogingen (3) om de pomp<br />

correct tegen het onderste distributiedeksel te<br />

drukken.<br />

Zet de bouten (4) vast met een aantrekkoppel van<br />

1 daN.m.<br />

Plaats:<br />

– het tandwiel van de waterpomp en zet het vast met<br />

een aantrekkoppel van 5 daN.m,<br />

– het deksel van de waterpomp (met een nieuwe<br />

afdichting) en zet de bouten vast met een<br />

aantrekkoppel van 1 daN.m,<br />

Vul de motorolie bij.<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen-Ontluchten").<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />

Bij het inbouwen van de motor moet de motorolie<br />

worden afgetapt om de koelvloeistof uit de ondercarter<br />

te verwijderen.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1376 Blokkeerstift motorverdraaiing<br />

Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap via de<br />

onderkant<br />

Mot. 1453 Motorsteungereedschap via de<br />

bovenkant<br />

Mot. 1202-01<br />

Klembandtang<br />

Mot. 1202-02<br />

Mot. 1448 Lange klembandtang<br />

Bouten waterpomp 1,1<br />

Bevestigingsbouten van de tandwielen<br />

van de groep 3,5<br />

Bevestigingsbouten van het deksel van<br />

de groep 2,5<br />

Moer van de poelie van de inspuitpomp 16<br />

Bout van de krukaspoelie aandrijfriem<br />

hulporganen 23,5<br />

Mot. 1651 Montagegereedschap keerring aan<br />

distributiezijde<br />

Mot. 1653 Montagegereedschap keerring van<br />

de hogedrukpomp<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Momentsleutel<br />

19A-16<br />

UITBOUWEN<br />

19A<br />

Maak de aandrijfas rechts voor los, bouw hiervoor uit:<br />

– de flens van het steunlager van de aandrijfas,<br />

– de spoorstangkogel,<br />

– de onderste fuseekogel.<br />

– de bouten van de schokdemperpoot,<br />

– de bevestigingen van de remklauw, en bevestig deze<br />

aan de schroefveer,<br />

– de stekker van het opname element van het ABS.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Bouw uit:<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

"Spanning aandrijfriem hulporganen"),<br />

– de geleiderollen (1),<br />

– de spanner (2),<br />

– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem").<br />

– de geleiderollen (3),<br />

– de spanrol (4).<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-17<br />

19A<br />

Controleer of de vaste en draaiende merktekens van<br />

de krukaspoelie van de hulporganen in lijn liggen.<br />

Draai de krukas enigszins linksom om de motor te<br />

blokkeren (via het gat voor de bouten van de<br />

omvormer).<br />

Blokkeer de motor door Mot. 1376 in een gat voor de<br />

bouten van de omvormer te steken.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Draai los:<br />

– de bevestigingsbout van de krukaspoelie<br />

hulporganen,<br />

– de bevestigingsmoer (5) van het tandwiel van de<br />

hogedrukpomp.<br />

Bouw uit:<br />

– het tandwiel van de hogedrukpomp,<br />

– het blokkeergereedschap van de motor Mot. 1376.<br />

Draai motor om hem weer op het BDP te zetten.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-18<br />

19A<br />

Controleer of de vaste en draaiende merktekens van<br />

de krukaspoelie van de hulporganen in lijn liggen.<br />

Bouw uit:<br />

– de krukaspoelie bij (6),<br />

– de slang van de carterventilatie bij (7),<br />

– de stekker van het opname element vliegwiel bij (8),<br />

– het opname element vliegwiel.<br />

Sluit de carterventilatieslang af.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

Bouw uit:<br />

– de bevestigingen van het deksel van de tandwielgroep,<br />

– de dop bij (9),<br />

– het deksel van de tandwielgroep,<br />

19A-19<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Bouw uit:<br />

– de tandschijf van de BDP voor de tandwiel van de<br />

oliepomp,<br />

– de tandwielen (A) en (B) van de groep,<br />

– het tandwiel van de spelingscorrectie door het<br />

vastzetten van de twee bouten M6x100x50 bij (C)<br />

om het uit te bouwen.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-20<br />

Vang de veer op van het<br />

spelingscorrectiemechanisme.<br />

19A<br />

Bouw uit:<br />

– de poelie van de inspuitpomp, door twee bouten vast<br />

te zetten M6x100x50 bij (D) om hem vrij te maken<br />

van de pompas,<br />

– de waterpomp.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

REINIGEN<br />

De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />

mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />

Gebruik het product Décapjoint voor het oplossen van<br />

de achtergebleven resten van de afdichting op het<br />

deksel van de tandwielgroep.<br />

Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />

ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />

met een houten spatel schoon.<br />

INBOUWEN<br />

LET OP bij het plaatsen van de afdichting, het is<br />

zeer belangrijk om deze goed te plaatsen onder de<br />

rib (E) en in de centreerbussen (F).<br />

Plaats:<br />

– de afdichting van de waterpomp,<br />

– de waterpomp en zet de bouten vast met een<br />

aantrekkoppel van 1,1 daN.m,<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-21<br />

19A<br />

AFSTELLEN VAN DE SPELINGSCORRECTIE VAN<br />

DE POELIE VAN DE INSPUITPOMP<br />

In de bankschroef:<br />

– Plaats de veer in de poelie van de inspuitpomp.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

Zet twee bouten (M6x100x50) vast bij (G), alleen in de<br />

poelie van de spelingscorrectie.<br />

Plaats het tandwiel voor de spelingscorrectie op de<br />

poelie van de inspuitpomp.<br />

Draai het tandwiel voor de spelingscorrectie met<br />

behulp van een schroevendraaier om hem te laten<br />

samenvallen met de poelie van de injectiepomp.<br />

Zet bij (H) een bout (M6x100x15) vast om het geheel<br />

te blokkeren als de gaten in lijn liggen.<br />

N.B.: de bevestigingsbout kan zelf gemaakt<br />

worden (een zaagsnede op de kop van de bout<br />

maakt het uitbouwen gemakkelijker).<br />

Verwijder de twee bouten die gebruikt zijn voor het<br />

plaatsen van de schroevendraaier.<br />

Monteer deze twee afgestelde poelies op de motor.<br />

19A-22<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

AFSTELLEN VAN DE TANDWIELGROEP<br />

Monteer de twee tussentandwielen (1) en (2) door hun merktekens goed te<br />

plaatsen ten opzichte van die van de tandwielen van de oliepomp (3) en van<br />

de inspuitpomp (4).<br />

Zet de bouten van de twee tussentandwielen vast met een aantrekkoppel<br />

van 3,5 daN.m.<br />

Monteer de tandschijf van het BDP voor het tandwiel van de oliepomp met<br />

de markering naar buiten gekeerd.<br />

19A-23<br />

19A<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

Monteer het deksel van de tandwielgroep met een<br />

strook van 3 mm diameter afdichtpasta<br />

12F008 77 11 219 706 volgens onderstaand schema<br />

na het:<br />

– reinigen en ontvetten van de pasvlakken,<br />

– verwijderen van de keerringen van de krukaspoelie<br />

van de hulporganen en het tandwiel van de<br />

hogedrukpomp uit het deksel van de tandwielgroep.<br />

Zet de bouten van het deksel vast met een<br />

aantrekkoppel van 2,5 daN.m in de hieronder<br />

voorgeschreven volgorde.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-24<br />

19A<br />

Verwijder de zelfgemaakte bouten via de opening (5).<br />

Plaats de dop.<br />

Plaats de nieuwe keerring:<br />

– van de krukaspoelie van de hulporganen met behulp<br />

van het gereedschap Mot. 1651.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

– van het tandwiel van de hogedrukpomp met behulp<br />

van het gereedschap Mot. 1653.<br />

Monteer de krukaspoelie van de hulporganen, door de<br />

bevestigingsbout te laten aanliggen.<br />

Controleer of de vaste en draaiende merktekens van<br />

de krukaspoelie van de hulporganen en van het<br />

tandwiel van de hogedrukpomp in lijn liggen.<br />

Draai de krukas enigszins linksom om de motor te<br />

blokkeren.<br />

Plaats Mot. 1376.<br />

Plaats:<br />

– het tandwiel van de inspuitpomp en zet dit vast met<br />

een aantrekkoppel van 16 daN.m,<br />

– de poelie van de krukas en zet deze vast met<br />

23,5 daN.m.<br />

Verwijder Mot. 1376.<br />

Draai motor om hem weer op het BDP te zetten.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-25<br />

19A<br />

Controleer of de vast en draaiende merktekens:<br />

– van de krukaspoelie voor de aandrijfriem<br />

hulporganen,<br />

– van het tandwiel van de inspuitpomp,<br />

in lijn liggen.<br />

Plaats:<br />

– de geleiderollen van de distributieriem,<br />

– de spanrol van de distributieriem<br />

– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />

"Distributieriem").<br />

– de spanner van de aandrijfriem hulporganen,<br />

– de geleiderollen van de aandrijfriem hulporganen,<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

"Spanning aandrijfriem hulporganen"),<br />

– de pendelophanging (zie hoofdstuk 19A<br />

"Pendelophanging").<br />

Monteer de aandrijfas rechts voor (zie hoofdstuk 29A<br />

"Aandrijfas").<br />

Tap de motorolie af.<br />

N.B.: het is belangrijk om te controleren dat er geen<br />

koelvloeistof in het ondercarter is achtergebleven<br />

voordat u de motor vult met olie.<br />

Voer de volgende werkzaamheden uit:<br />

– vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen - ontluchten").<br />

– vul de motor met olie.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Hiervoor moet de aandrijfgroep uitgebouwd<br />

worden.<br />

UITBOUWEN<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Mot. 1202-01<br />

Klembandtang<br />

Mot. 1202-02<br />

Mot. 1448 Lange klembandtang<br />

Mot. 1372 Set voor het uitdraaien van<br />

afbreekbouten<br />

Mot. 1390 Motorsteun, meervoudig<br />

verstelbaar<br />

T. Av. 476 Kogeltrekker<br />

Bouten waterpomp 0,9<br />

Bout van het waterpompdeksel 1,1<br />

Bout van het kettingspannerdeksel 1,1<br />

Bout van de kettingspanner 0,8<br />

ONMISBAAR MATERIAAL<br />

Momentsleutel<br />

19A-26<br />

19A<br />

Bouw uit:<br />

– de motor (zie hoofdstuk 10A "Motor<br />

Versnellingsbak"),<br />

– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />

"Spanning aandrijfriem hulporganen"),<br />

– de spanrol en zijn steun bij (A),<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

– Zet de motor in het BDP.<br />

Bouw uit:<br />

– het deksel van de waterpomp bij (B),<br />

– het deksel van de distributiespanner bij (C),<br />

– de deksels van de nokkenasverstellers en markeer<br />

de stand van de nokkenasverstellers in het BDP,<br />

– de kettingspanner bij (D) (zie hoofdstuk 11A<br />

"Distributieketting"),<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-27<br />

19A<br />

– de bevestigingen van de waterpomp bij (E),<br />

Draai de motor ongeveer twintig graden linksom.<br />

Bouw de waterpomp uit.<br />

N.B.: voordat de pomp inbouwt, smeert u<br />

motorolie op afdichting (1) en koelvloeistof op<br />

afdichting (2).<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

INBOUWEN<br />

N.B.: let op dat u de afdichtingen niet beschadigt als u<br />

de pomp inbouwt.<br />

Plaats de waterpomp.<br />

Vul de spanner van de distributieketting met motorolie.<br />

Monteer de spanner van de distributieketting.<br />

Maak met behulp van een krabber de deksels van de<br />

waterpomp en van de distributieketting schoon.<br />

KOELSYSTEEM<br />

Waterpomp<br />

19A-28<br />

19A<br />

Breng een strook LOCTITE 518 aan met een dikte van<br />

3 mm.<br />

Laat de motor gedurende 3 minuten draaien zonder<br />

boven 3000 t/min te komen, om het smeercircuit van<br />

de kettingspanner te ontluchten.<br />

N.B.: hierbij kunnen pingelgeluiden hoorbaar zijn.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />

uitbouwen.<br />

Bouw de motor in (zie de methode in hoofdstuk 10A<br />

"Motor en versnellingsbak").<br />

Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />

"Vullen ontluchten").<br />

Editie 3


ALLE<br />

MOTORTYPES<br />

De complete uitlaatlijn is van roestvrij staal.<br />

Omdat de katalysator zeer heet wordt, mag u de auto<br />

in geen geval parkeren op een plaats waar brandbare<br />

materialen (hoog gras, bladeren) in contact kunnen<br />

komen met de katalysator.<br />

Ieder beschadigd hitteschild moet beslist worden<br />

vervangen.<br />

LET OP:<br />

– er mag absoluut geen lekkage optreden tussen het<br />

uitlaatspruitstuk en de katalysator,<br />

– iedere beschadigde afdichting moet beslist worden<br />

VERVANGEN,<br />

– bij het uitbouwen mag er beslist niet tegen de<br />

katalysator geslagen worden om te voorkomen dat<br />

deze inwendig beschadigd wordt.<br />

BEVESTIGING ONDER DE AUTO<br />

Bij het uitbouwen van de demper, verwijder:<br />

– de akoestische stang (1),<br />

– de klemband demper - expansiepot (2),<br />

UITLAAT<br />

Algemeen<br />

19B-1<br />

119B<br />

19B<br />

– de twee bevestigingsmoeren (3) van het silentbloc<br />

van de demper.<br />

Plaats de klembanden zo dat zij beide buizen<br />

vastklemmen.<br />

Zet de bout van de klemband vast met 2,5 daN.m om<br />

te voorkomen dat de buizen en klembanden<br />

vervormen en kunnen gaan lekken. Zet de<br />

akoestische stang vast met 6,2 daN.m.<br />

VERVANGEN VAN DE DELEN VAN HET<br />

UITLAATSYSTEEM<br />

Het uitbouwen van verschillende delen van het<br />

uitlaatsysteem geeft geen problemen.<br />

Er zijn een of twee onderbrekingen vanaf de ingang<br />

van de katalysator tot aan de uitgang van de demper.<br />

Er is dus geen enkele doorsnijding nodig om de<br />

verschillende delen te vervangen.<br />

Editie 3


PRESENTATIE VAN HET UITLAATSYSTEEM<br />

UITLAAT<br />

Overzicht van het uitlaatsysteem<br />

Motor F4R met turbocompressor Motor G9T<br />

1 Katalysator<br />

2 Expansiepot<br />

3 Demper<br />

19B-2<br />

19B<br />

Editie 3


PRESENTATIE VAN HET UITLAATSYSTEEM<br />

UITLAAT<br />

Overzicht van het uitlaatsysteem<br />

Motor P9X Motor V4Y<br />

1 Voorkatalysator<br />

2 Katalysator<br />

3 Expansiepot<br />

4 Demper<br />

19B-3<br />

19B<br />

Editie 3


UITLAAT<br />

Katalysator<br />

MOTOR F4R<br />

TURBOCOMPRESSOR Katalysator<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Moeren van driepuntsflens 2,1<br />

Moeren van katalysator-turbocompressor 3,2<br />

Koppel-reactiestang aan het subframe<br />

aan de motor<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Voor het uitbouwen van de katalysator moet de<br />

aandrijfas rechts worden uitgebouwd (zie<br />

hoofdstuk 29A "Aandrijfas").<br />

Bouw uit:<br />

– de twee bouten (1) van de koppel-reactiestang,<br />

– de steun van de koppel-reactiestang,<br />

– het lagerblok van de aandrijfas.<br />

10,5<br />

18<br />

Luchtslang van turbohitteschild 0,8<br />

Steun van driepuntsflens 2,1<br />

Flenzen van katalysator 0,8<br />

19B-4<br />

19B<br />

– de vier bouten van de luchtslang van het hitteschild<br />

van de turbocompressor (2),<br />

– de twee lambda sondes (3),<br />

– de twee katalysatorflenzen (4),<br />

– de steun van de driepunts katalysatorflens op de<br />

bak (5),<br />

– de drie bevestigingsmoeren (6) van de katalysator op<br />

de turbocompressor.<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

TURBOCOMPRESSOR<br />

UITLAAT<br />

Katalysator<br />

Bouw de drie bevestigingsmoeren (7) van de<br />

uitlaatflens uit.<br />

Verwijder de katalysator.<br />

INBOUWEN<br />

Plaats de moeren van de katalysator op de<br />

turbocompressor.<br />

Zet in de juiste volgorde en met het voorgeschreven<br />

koppel vast:<br />

– de katalysatorflenzen,<br />

– de moeren van de katalysator op de<br />

turbocompressor,<br />

– de uitlaatflens.<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afdichtingen van de uitlaatflens en van de<br />

turbocompressor.<br />

19B-5<br />

19B<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bout flens katalysator-voorkatalysator 2,1<br />

Klemband katalysator-expansiepot 2,1<br />

Bevestigingsbouten hitteschild 2,1<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de beschermplaat onder de motor,<br />

– de twee bevestigingsbouten van het hitteschild door<br />

een sleutel door het subframe (1) te steken,<br />

– de vier bevestigingsklemmetjes van het<br />

hitteschild (2).<br />

Druk het hitteschild naar achteren.<br />

Plaats een orgaansteun om de uitlaatlijn op zijn plaats<br />

te houden en te ondersteunen.<br />

UITLAAT<br />

Katalysator<br />

19B-6<br />

Bouw uit:<br />

– de vier bouten van de flens katalysatorvoorkatalysator<br />

(3),<br />

– de klemband katalysator-expansiepot (4),<br />

– de katalysator.<br />

INBOUWEN<br />

19B<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />

Monteer een nieuwe klem.<br />

Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />

aan.<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bouten van voorkatalysator 2,1<br />

Lambda sondes 4,4<br />

Bouten steun voorkatalysator 2,1<br />

Moeren flens katalysator-voorkatalysator 2,1<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de lambda sonde (1),<br />

– het hitteschild van het voorste uitlaatspruitstuk,<br />

UITLAAT<br />

Voorste voorkatalysator<br />

19B-7<br />

– de bevestigingsflens van de voorste<br />

voorkatalysator (2),<br />

19B<br />

– de bevestigingsbouten (3) van de voorkatalysator.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afdichting van de voorkatalysatorkatalysator<br />

door een nieuwe.<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Lambda sondes 4,4<br />

Moer flens katalysator-voorkatalysator 2,1<br />

Bouten van voorkatalysator 2,1<br />

Voor het uitbouwen van de achterste voorkatalysator<br />

moeten de voorste voorkatalysator (zie hoofdstuk 19<br />

Uitlaat "Voorste voorkatalysator") en de aandrijfas<br />

rechts (zie hoofdstuk 29A "Aandrijfas") worden<br />

uitgebouwd.<br />

Maak de stekker los van de lambda sonde.<br />

Bouw uit:<br />

– het lagerblok van de aandrijfas,<br />

– de steun van de koppelreactiestang,<br />

– de bouten van de voorkatalysator-uitlaatspruitstuk<br />

(1),<br />

– de katalysatorflens (2),<br />

UITLAAT<br />

Achterste voorkatalysator<br />

19B-8<br />

19B<br />

– de twee moeren van de voorkatalysator-katalysator<br />

(3).<br />

INBOUWEN<br />

Plaats:<br />

– de moeren van de flens katalysator-voorkatalysator,<br />

– de bouten van het achterste uitlaatspruitstukvoorkatalysator.<br />

Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Moeren van katalysator-voorkatalysator 2,1<br />

Moeren van katalysator-turbocompressor 4,4<br />

Bouten steunen van voorkatalysator 2,1<br />

Koppel-reactiestang aan het subframe<br />

aan de motor<br />

Voor het uitbouwen van de katalysator moet de<br />

aandrijfas rechts worden uitgebouwd (zie<br />

hoofdstuk 29A "Aandrijfas").<br />

Bouw uit:<br />

– de akoestische stang (1),<br />

– de klemband van het uitlaatsysteem (2),<br />

UITLAAT<br />

Voorkatalysator<br />

10,5<br />

18<br />

Bouten van akoestische stang 6,2<br />

19B-9<br />

19B<br />

– de tweepunts flens katalysator-voorkatalysator (3).<br />

– de lijn,<br />

– de koppel-reactiestang (4),<br />

– het lagerblok van de aandrijfas.<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

UITLAAT<br />

Voorkatalysator<br />

– de drie moeren turbocompressor-voorkatalysator<br />

(6),<br />

– de twee voorkatalysatorsteunen (7).<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afdichtingen door nieuwe.<br />

Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />

aan.<br />

De andere delen geven geen bijzondere<br />

problemen.<br />

19B-10<br />

19B<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingen van schilden 2,1<br />

Tapeinden 0,7<br />

Bevestigingsmoeren van voorste<br />

uitlaatbuis 2,1<br />

Bevestigingen van de steun van de<br />

voorkatalysator 2,1<br />

Bevestigingen van de strip van de<br />

voorkatalysator 2,1<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Verwijder de kappen op de motor.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– de hitteschilden (1),<br />

UITLAAT<br />

Voorkatalysator<br />

19B-11<br />

19B<br />

– de bevestigingen (2) van de voorste uitlaatbuis,<br />

– de katalysator.<br />

Maak het hitteschild naar achteren vrij. Verwijder<br />

hiervoor:<br />

– de bevestigingen (3) van de steunplaat van het<br />

hitteschild,<br />

– de steunplaat,<br />

– de vier bevestigingsklemmetjes (4) van het<br />

hitteschild.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

UITLAAT<br />

Voorkatalysator<br />

Maak de bedieningskabel van de versnellingsbak los<br />

op het hitteschild.<br />

Bouw uit:<br />

– het hitteschild,<br />

– de steun (5) en de poot (6) van de voorkatalysator,<br />

– de voorkatalysator.<br />

INBOUWEN<br />

Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />

Vervang de afdichtingen.<br />

Voor de andere onderdelen van de uitlaatlijn<br />

gelden geen bijzonderheden.<br />

19B-12<br />

19B<br />

Editie 3


BELANGRIJK:<br />

Bij deze werkzaamheden is het volgende belangrijk:<br />

– het is verboden te roken of met gloeiende<br />

voorwerpen (lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />

– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />

gevolg van de restdruk in het systeem,<br />

– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />

uitstromende brandstof.<br />

LEEGPOMPEN VAN DE BRANDSTOFTANK<br />

(benzinemotor)<br />

Bouw uit:<br />

– de zitting van de bank evenals de hoogteverstelling<br />

(zie uitbouwen inbouwen van de tank),<br />

– de plastic dop om bij de combinatie pomp en<br />

tankelement te komen.<br />

Maak de snelkoppeling (1) los en sluit op de uitgang<br />

(S) van het tankelement, een slang aan die lang<br />

genoeg is om uit te komen in een opvangbak buiten de<br />

auto.<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Leegpompen van de brandstoftank<br />

19C-1<br />

119C<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Pneumatische pomp INTERCO, leegpompen van<br />

de brandstoftank Benzine en Diesel (zie catalogus<br />

met MATERIALEN)<br />

19C<br />

In de motorruimte maakt u het relais van de<br />

brandstofpomp los in het huis met hulporganen<br />

motorruimte (relais (A) voor motor FR4, relais (B) voor<br />

motor V4Y).<br />

Verbind de draden op de aansluiting (3) en (5) van de<br />

stekker van dit benzinepomprelais met elkaar en laat<br />

de benzinepomp draaien tot hij lucht begint aan te<br />

zuigen.<br />

Verwijder de doorverbinding op de relaisstekker.<br />

Sluit het relais weer aan.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

N.B.: u kunt ook een pneumatische pomp van<br />

INTERCO gebruiken (zie de catalogus MATERIAAL).<br />

Editie 3


LEEGPOMPEN VAN DE BRANDSTOFTANK<br />

(dieselmotor)<br />

Bij bepaalde uitvoeringen met dieselmotor moet u,<br />

vanwege het ontbreken van een elektrische<br />

brandstofpomp, de brandstof met een externe pomp<br />

wegpompen.<br />

Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de pneumatische pomp<br />

van INTERCO (zie de catalogus met MATERIALEN).<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Leegpompen van de brandstoftank<br />

19C-2<br />

19C<br />

Bouw uit:<br />

– de zitting van de bank evenals de hoogteverstelling<br />

(zie uitbouwen inbouwen van de tank),<br />

– de plastic dop om bij het tankelement te komen.<br />

Maak de snelkoppeling (1) los en sluit op uitgang (S)<br />

de rubber slang van de pneumatische pomp aan.<br />

Pomp de tank leeg.<br />

Editie 3


UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsmoeren zitting 4,4<br />

Bevestigingsbouten van de rugleuning en<br />

de hoogteverstelling van de zitting 4,4<br />

Bevestiging hitteschild 2,1<br />

Akoestische stang 6,2<br />

Bevestiging brandstoftank 2,1<br />

BELANGRIJK:<br />

Bij deze werkzaamheden is het volgende belangrijk:<br />

– het is verboden te roken of met gloeiende<br />

voorwerpen (lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />

– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />

gevolg van de restdruk in het systeem,<br />

– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />

uitstromende brandstof.<br />

N.B.: om toegang te krijgen tot het tankelement in de<br />

tank, is het nodig om de zitting van de bank met de<br />

hoogteverstelling van de zitting uit te bouwen.<br />

Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Brandstoftank<br />

19C-3<br />

19C<br />

Bouw de zitting van de achterbank uit. Ga als volgt te<br />

werk:<br />

– kantel de twee zittingen,<br />

– verwijder de klemmetjes (A) en verwijder daarna de<br />

bekleding.<br />

Bouw de bevestigingen (B) van de rugleuning en van<br />

de hoogteverstelling op de carrosserie uit.<br />

Maak de rekeneenheid van het bandenspanningcontrolesysteem<br />

vrij zonder de stekker los te maken<br />

(afhankelijk van uitrusting).<br />

Maak de hoogteverstelling van de zitting vrij.<br />

Editie 3


Verwijder de plastic dop zodat u bij de combinatie<br />

pomp en tankelement kunt komen.<br />

Maak los:<br />

– de stekker (1) van de elektrische parkeerrem,<br />

– de stekker (2),<br />

– de snelkoppeling(en) (3).<br />

Breng de auto omhoog.<br />

Bouw het rechter achterwiel uit.<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Brandstoftank<br />

19C-4<br />

19C<br />

Maak vrij:<br />

– het klemmetje (4) van de remleidingen,<br />

– de klemmetjes (5) van de parkeerremkabel.<br />

Bouw uit:<br />

– de akoestische stang (6) op de carrosserie,<br />

– de tussendemper (zie betreffende paragraaf),<br />

– de bevestigingen (7) van het hitteschild en maak dit<br />

vrij.<br />

Maak de antiterugstroomslang (8) los.<br />

Bouw de klemband (9) van de vulhals uit.<br />

Editie 3


Plaats de orgaansteun.<br />

Bouw de bevestigingen (10) van de tank uit.<br />

Bouw, met behulp van een tweede monteur, de tank<br />

uit en laat hem opzij kantelen.<br />

LET OP: de remleidingen mogen niet worden<br />

losgetrokken.<br />

Maak vrij:<br />

– de slangen en de kabelbundel van de tank,<br />

– de tank.<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Brandstoftank<br />

19C-5<br />

INBOUWEN<br />

19C<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen en let op:<br />

– Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />

aan.<br />

– Vervang alle slangklemmen.<br />

– Knijp de slangen niet af.<br />

– Monteer de snelkoppelingen met de hand en<br />

controleer of ze goed zijn vast geklikt.<br />

– Monteer het hitteschild op de juiste wijze.<br />

Editie 3


UITBOUWEN<br />

Maak de massakabel van de accu los.<br />

Bouw uit:<br />

– het rechter achterwiel,<br />

– de spatplaat rechts achter.<br />

Maak de antiterugstroomslang (1) los.<br />

Bouw uit:<br />

– de slangklem van de vulslang (2),<br />

– de bevestigingsbout (3) van de vulhals,<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Vulhals<br />

ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />

Klemmetjestang<br />

19C-6<br />

– de bevestigingsbouten (4) van de vulhals,<br />

– de vulhals.<br />

INBOUWEN<br />

19C<br />

Vervang de slangklem van de vulslang door een<br />

nieuwe.<br />

Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />

uitbouwen.<br />

Editie 3


UITBOUWEN<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

Bevestigingsmoeren zitting 4,4<br />

Bevestigingsbouten van de rugleuning en<br />

de hoogteverstelling van de zitting 4,4<br />

Bevestiging hitteschild 2,1<br />

Akoestische stang 6,2<br />

Bevestigingen brandstoftank 2,1<br />

BELANGRIJK:<br />

Bij deze werkzaamheden is het volgende belangrijk:<br />

– het is verboden te roken of met gloeiende<br />

voorwerpen (lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />

– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />

gevolg van de restdruk in het systeem,<br />

– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />

uitstromende brandstof.<br />

N.B.: voor het uitbouwen van het geheel pomptankelement<br />

kan de tank op zijn plaats blijven. Dit is<br />

toegankelijk onder de achterbank. Bouw hiervoor de<br />

zitting van de bank en de hoogteverstelling van de<br />

zitting uit (zie paragraaf uitbouwen brandstoftank).<br />

Verwijder de plastic dop zodat u bij het tankelement<br />

kunt komen.<br />

Maak los:<br />

– de stekker (1) van de elektrische parkeerrem,<br />

– de stekker (2),<br />

– de snelkoppeling(en) (3).<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Benzinepomp - Tankelement<br />

19C-7<br />

19C<br />

Verwijder de bevestigingsmoer van het tankelement<br />

met het gereedschap Mot. 1397.<br />

Laat het tankelement uitlekken, en verwijder het<br />

geheel pomp-tankelement waarbij u oplet dat de<br />

vlotter niet beschadigt.<br />

N.B.: om te voorkomen dat de tank vervormt als de<br />

moer is verwijderd, moet deze weer op de tank worden<br />

gedraaid na het uitbouwen van de pomp en het<br />

tankelement.<br />

INBOUWEN<br />

Vervang de afdichtring.<br />

Plaats het tankelement-pomp met het merkteken van<br />

het tankelement bij de drie streepjes op de tank.<br />

Editie 3


Zet de moer zo ver vast tot het merkteken ervan<br />

samenvalt met het merkteken op de tank en met het<br />

merkteken op het geheel pomp-tankelement.<br />

Klik de snelkoppelingen vast.<br />

Sluit de stekkers aan.<br />

Plaats:<br />

– de plastic dop,<br />

– de hoogteverstelling van de zitting en dan de zitting.<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Benzinepomp - Tankelement<br />

19C-8<br />

AANSLUITINGEN VAN DE STEKKER<br />

Geheel brandstofpomp-tankelement<br />

Aansl. Omschrijving<br />

A1 Signaal + tankelement<br />

A2 Niet in gebruik<br />

B1 Signaal - tankelement<br />

B2 Niet in gebruik<br />

C1 + pomp<br />

C2 - pomp<br />

19C<br />

Editie 3


BRANDSTOFTANK<br />

Tankelement<br />

Bij de uitvoeringen met een benzinemotor vormen de pomp, het<br />

benzinefilter en het tankelement één geheel.<br />

Uitvoeringen met dieselmotor P9X hebben geen pomp in de brandstoftank,<br />

alleen een tankelement. Daarentegen heeft motor G9T wel een pomp in de<br />

brandstoftank.<br />

Voor het uitbouwen van het tankelement, zie hoofdstuk "Pomptankelement".<br />

Controle tankelement<br />

Weerstand<br />

tussen<br />

aansluitingen<br />

A1 en B1 (in Ω)<br />

+10 Ω<br />

Loodvrije<br />

benzine<br />

Hoogte H (in mm)<br />

19C-9<br />

Diesel<br />

Inhoud van de<br />

tank bij<br />

benadering<br />

(in l)<br />

20 210 202,5 80<br />

87,5 166,5 159,5 62<br />

155 132 125 44<br />

222 94 88 26<br />

256,3 65 65 17<br />

290 44,5 40 8<br />

Controleer de weerstandsverandering door de vlotter te verplaatsen.<br />

Meten van de hoogte H<br />

Bouw het tankelement uit en plaats dit op een vlakke ondergrond.<br />

H is de hoogte gemeten tussen de vlotteras en het werkvlak.<br />

N.B: de genoemde waarden gelden bij benadering.<br />

19C<br />

Editie 3


ALGEMEEN<br />

BRANDSTOFTANK<br />

Benzinefilter<br />

Het benzinefilter bevindt zich in de tank, tezamen met<br />

pomp/tankelement en is niet demontabel.<br />

Bij het vervangen moet het geheel pomp-tankelement<br />

worden vervangen.<br />

De capaciteit van het filter is voldoende voor de<br />

levensduur van de auto.<br />

Toch kan door een controle van de voedingsdruk en<br />

de pompopbrengst een diagnose worden gesteld over<br />

pomp en tankelement.<br />

A Filter<br />

19C-10<br />

19C<br />

Editie 3


MOTOR F4R<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

119D<br />

MOTOROPHANGING<br />

Pendelophanging<br />

19D<br />

A 2,1 G 6,2<br />

B 4,4 H 6,2<br />

C 6,2 I 10,5<br />

D 10,5 J 4,4<br />

E 19<br />

F 11<br />

19D-1<br />

Editie 3


MOTOR G9T<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

A 2,1<br />

B 4,4<br />

C 10,5<br />

D 6,2<br />

E 11<br />

F 19<br />

G 10,5<br />

H 4,4<br />

I 6,2<br />

MOTOROPHANGING<br />

Pendelophanging<br />

Deze aantrekkoppels gelden voor motor G9T met een handgeschakelde versnellingsbak PK6.<br />

19D-2<br />

19D<br />

Voor motor G9T met een automatische transmissie SU1, verandert alleen het koppel van de baksteun, dit gaat van<br />

10,5 naar 6,2 daN.m.<br />

Editie 3


MOTOR P9X<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

A 2,1<br />

B 4,4<br />

C 10,5<br />

D 6,2<br />

E 11<br />

F 19<br />

G 6,2<br />

H 4,4<br />

I 6,2<br />

MOTOROPHANGING<br />

Pendelophanging<br />

19D-3<br />

19D<br />

Editie 3


MOTOR V4Y<br />

AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />

MOTOROPHANGING<br />

Pendelophanging<br />

19D-4<br />

19D<br />

A 2,1 G 19<br />

B 4,4 H 6,2<br />

C 6,2 I 6,2<br />

D 10,5<br />

E 4,4<br />

F 11<br />

Editie 3

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!