inlaatspruitstuk smoorklephuis - Renault Vel Satis
inlaatspruitstuk smoorklephuis - Renault Vel Satis
inlaatspruitstuk smoorklephuis - Renault Vel Satis
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
77 11 311 024<br />
Motor en randorganen<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
DRUKVULLING<br />
BRANDSTOFTOEVOER<br />
DIESELINSPUITING<br />
VOORVERWARMING<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
STARTEN - LADEN<br />
ONTSTEKING<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
KOELSYSTEEM<br />
UITLAAT<br />
BRANDSTOFTANK.<br />
MOTOROPHANGING<br />
De door de constructeur voorgeschreven reparatiemethoden, zoals in dit document<br />
beschreven, zijn gemaakt volgens de technische richtlijnen geldend op het tijdstip dat<br />
dit document werd samengesteld.<br />
Deze methoden zijn aan verandering onderhevig indien de constructeur tussentijds<br />
constructiewijzigingen op onderdelen of accessoires heeft aangebracht.<br />
BJ0E - BJ0J - BJ0K - BJ0M - BJ0P - BJ0V<br />
Editie 2 - DECEMBER 2001<br />
© RENAULT 2001<br />
Alle auteursrechten zijn voorbehouden aan <strong>Renault</strong>.<br />
EDITION NEERLANDAISE<br />
Reproduceren en/of vertalen, zelfs gedeeltelijk, van dit document evenals het<br />
overnemen van de indeling van dit document en/of wijze van aanduiden van de<br />
onderdelen is verboden zonder vooraf ontvangen schriftelijke toestemming van<br />
<strong>Renault</strong>.
10A<br />
11A<br />
12A<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Inhoud<br />
Blz.<br />
Identificatie 10A-1<br />
Olieverbruik 10A-2<br />
Oliedruk 10A-3<br />
Motor en versnellingsbak 10A-4<br />
Ondercarter 10A-13<br />
Oliepomp 10A-19<br />
Oliekoeler 10A-22<br />
Oliepeilzender 10A-24<br />
Oliefilter 10A-25<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem 11A-1<br />
Distributieketting 11A-34<br />
Cilinderkoppakking 11A-35<br />
Nokkenas 11A-72<br />
INLAATSPRUITSTUK<br />
SMOORKLEPHUIS<br />
Gegevens 12A-1<br />
Luchtinlaat 12A-7<br />
Luchtfilter 12A-11<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> 12A-14<br />
Verdelerhuis 12A-19<br />
Afslagsysteem 12A-20<br />
Motor F4R met turbocompressor<br />
Inlaatspruitstuk 12A-24<br />
Motor V4Y<br />
Variabele inlaat 12A-27<br />
Inlaatspruitstuk 12A-28<br />
Inlaatluchtverdeler 12A-30<br />
Spruitstuk en inlaatluchtverdeler 12A-32<br />
Motor G9T<br />
Inlaatspruitstuk 12A-34<br />
Inlaatluchtverdeler 12A-38<br />
Inlaatluchtverdeler - Turbulentieklep<br />
12A-39<br />
12B<br />
13A<br />
Motor<br />
en randorganen<br />
Blz.<br />
Motor P9X<br />
Inlaatluchtverdeler 12A-40<br />
Inlaatspruitstukken 12A-43<br />
Uitlaatspruitstuk 12A-47<br />
Motor V4Y<br />
Voorste uitlaatspruitstuk 12A-48<br />
Achterste uitlaatspruitstuk 12A-49<br />
Motor G9T<br />
Uitlaatspruitstuk 12A-50<br />
Motor P9X<br />
Uitlaatspruitstuk voorste<br />
cilinderrij 12A-52<br />
Uitlaatspruitstuk achterste<br />
cilinderrij 12A-55<br />
Tussenbuizen uitlaat 12A-57<br />
Spruitstukken en tussenbuizen<br />
uitlaat 12A-60<br />
EGR-klep - Warmtewisselaar 12A-61<br />
DRUKVULLING<br />
Drukregelklep 12B-1<br />
Antipompage-klep 12B-2<br />
Drukregelklep 12B-3<br />
Drukregeling 12B-4<br />
Turbocompressor 12B-6<br />
Tussenkoeler 12B-19<br />
BRANDSTOFTOEVOER<br />
Benzinetoevoercircuit 13A-1<br />
Dieselbrandstoftoevoercircuit 13A-3<br />
Benzinefilter 13A-5<br />
Brandstoffilter 13A-6<br />
Hoofdinspuitbuis - Verstuivers 13A-8<br />
Voedingspomp 13A-11<br />
Controle van de<br />
voedingsdruk 13A-12<br />
Controle van de opbrengst van de<br />
voedingspomp 13A-14<br />
Controle brandstofdruk en<br />
-opbrengst 13A-16<br />
Antidampbelsysteem 13A-17<br />
Editie 2
B13 DIESELINSPUITING<br />
Blz.<br />
Gegevens 13B-1<br />
Bijzonderheden 13B-7<br />
Reinheid 13B-15<br />
Plaats van de organen 13B-19<br />
Hogedrukpomp 13B-30<br />
Verstuiver 13B-49<br />
Hoofdinspuitbuis 13B-61<br />
Hogedrukleidingen 13B-70<br />
Opname element druk 13B-75<br />
Opname element druk<br />
hoofdinspuitbuis, 13B-76<br />
Drukregelaar 13B-77<br />
Brandstoftemperatuurzender 13B-79<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis 13B-80<br />
Opname element gaspedaal 13B-87<br />
Rekeneenheid 13B-88<br />
Vermogensrekeneenheid 13B-90<br />
Inspuitlampje 13B-92<br />
Startvergrendeling 13B-94<br />
Strategie inspuitsysteem -<br />
Airconditioning 13B-95<br />
Stationair toerental correctie 13B-97<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen 13B-99<br />
Snelheidsregelaar met<br />
afstandsregelaar 13B-103<br />
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />
13B-106<br />
Antidampbelsysteem 13B-108<br />
Aansluitingen van de rekeneenheid 13B-109<br />
Aansluitingen van vermogensrekeneenheid<br />
13B-113<br />
13C<br />
14A<br />
16A<br />
17A<br />
VOORVERWARMING<br />
Blz.<br />
Rekeneenheid voorverwarming 13C-1<br />
Voorverwarmingsstiften 13C-3<br />
Regeling voor/naverwarming 13C-5<br />
ANTILUCHTVERONTREINIGING<br />
Carterventilatie 14A-1<br />
Carterventilatie 14A-5<br />
Uitlaatgas-<br />
recirculatie 14A-10<br />
Uitlaatgas-<br />
aanzuiging 14A-12<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo 16A-1<br />
Startmotor 16A-10<br />
ONTSTEKING<br />
Statische ontsteking 17A-1<br />
Bougies 17A-3<br />
Editie 2
17B INSPUITSYSTEEM BENZINE<br />
Blz.<br />
Plaats van de organen 17B-1<br />
Opname element gaspedaal 17B-9<br />
Rekeneenheid 17B-10<br />
Bijzonderheden 17B-12<br />
Inspuitlampje 17B-14<br />
Startvergrendeling 17B-16<br />
Strategie inspuitsysteem -<br />
Airconditioning 17B-17<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> 17B-20<br />
Stationair toerental correctie 17B-22<br />
Adaptieve correctie stationair<br />
toerental 17B-24<br />
Mengselregeling 17B-25<br />
Adaptieve mengselcorrectie 17B-29<br />
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />
17B-31<br />
Nokkenasverstellers 17B-33<br />
Koelvloeistofverwarmingselement 17B-34<br />
Regeling van de<br />
turbodruk 17B-36<br />
Snelheidsregelaar<br />
Afstandsregelaar -<br />
Snelheidsbegrenzer 17B-38<br />
Bijzonderheden "On Board<br />
Diagnostic" 17B-41<br />
Oplichten van het lampje "On<br />
Board Diagnostic" 17B-42<br />
Omstandigheden "On Board<br />
Diagnostic" 17B-43<br />
Diagnose detectie ontstekingsuitval 17B-44<br />
Diagnose van de katalysator 17B-45<br />
Diagnose van de lambda sonde 17B-46<br />
Bijzonderheden "On Board<br />
Diagnostic" 17B-47<br />
Diagnose detectie ontstekingsuitval 17B-50<br />
Diagnose van de katalysator 17B-51<br />
Diagnose van de lambda sonde 17B-52<br />
Diagnose brandstofaanvoer 17B-53<br />
Aansluitingen van de rekeneenheid 17B-54<br />
19A<br />
19B<br />
19C<br />
19D<br />
KOELSYSTEEM<br />
Blz.<br />
Gegevens 19A-1<br />
Vullen - ontluchten 19A-2<br />
Controle 19A-3<br />
Schema 19A-4<br />
Thermostaat 19A-9<br />
Radiateur 19A-10<br />
Waterpomp 19A-12<br />
UITLAAT<br />
Algemeen 19B-1<br />
Overzicht van de lijnen 19B-2<br />
Katalysator 19B-4<br />
Voorste voorkatalysator 19B-7<br />
Achterste voorkatalysator 19B-8<br />
Voorkatalysator 19B-9<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Leegpompen van de brandstoftank 19C-1<br />
Brandstoftank 19C-3<br />
Vulhals 19C-6<br />
Pomp/tankelement 19C-7<br />
Tankelement 19C-9<br />
Benzinefilter 19C-10<br />
MOTOROPHANGING<br />
Pendelophanging 19D-1<br />
Editie 2
Type auto Motor<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Identificatie<br />
Versnellingsbak<br />
automatische<br />
transmissie<br />
10A-1<br />
110A<br />
Inhoud<br />
(cm 3 )<br />
Te raadplegen werkplaatshandboek, afhankelijk van het type motor:<br />
– motor F4R MR Mot. F4 en de Service Mededeling van motor F4R,<br />
– motor G9T MR Mot. G9T,<br />
– motor P9X MR Mot. P9X,<br />
– motor V4Y MR Mot. V4Y,<br />
Boring<br />
(mm)<br />
Slag<br />
(mm)<br />
10A<br />
Compressieverhouding<br />
BJ0K F4R turbo PK 6 SU1 1998 82,7 93 9,5/1<br />
BJ0E- BJ0F<br />
BJ0G - BJ0H<br />
G9T PK 6 SU1 2188 87 92 18/1<br />
BJ0J P9X - SU1 2958 87,5 82 18,5/1<br />
BJ0V V4Y - SU1 3498 95,5 81,4 10,3/1
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Olieverbruik<br />
PROCEDURE VOOR HET UITVOEREN VAN EEN OLIEVERBRUIKSTEST<br />
10A-2<br />
10A<br />
a) Vullen tot maximumpeil<br />
Dit moet gebeuren bij warme motor (koelventilateur een keer ingeschakeld) en daarna stilstand van 15 minuten<br />
zodat zo veel mogelijk olie is teruggekeerd in het ondercarter.<br />
Controleer het oliepeil met de peilstaaf.<br />
Noteer de hoeveelheid olie die nodig is om het maximumpeil te bereiken.<br />
Verzegel de aftapplug (verfstip op de vuldop en op de aftapplug van het ondercarter) om later te kunnen<br />
controleren of deze niet zijn losgeweest.<br />
b) Testafstand<br />
Laat de klant ongeveer 2 000 km rijden of tot net voordat het minimum oliepeil is bereikt op de peilstaaf.<br />
c) Vullen tot maximumpeil<br />
Dit moet gebeuren bij warme motor (koelventilateur een keer ingeschakeld) en daarna stilstand van<br />
15 minuten.<br />
Controleer het oliepeil met de peilstaaf.<br />
Noteer de hoeveelheid olie die nodig is om het maximumpeil te bereiken.<br />
Noteer de kilometerstand en bereken de afgelegde afstand sinds het begin van de test.<br />
d) Berekening van het olieverbruik<br />
OLIEVERBRUIK =<br />
Bijgevulde hoeveelheid olie (liters)<br />
km (in duizendtallen)
CONTROLE<br />
De oliedruk moet bij warme motor (ongeveer 80 °C)<br />
worden gecontroleerd.<br />
Samenstelling van de controleset Mot. 836-05.<br />
GEBRUIK<br />
Motor<br />
F4R<br />
Motor<br />
G9T<br />
Sluit de manometer aan op de plaats van het<br />
oliedrukcontact.<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliedruk<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 836-05 Oliedrukcontroleset<br />
Mot. 1658 Wartel voor het meten van de druk<br />
bij motor P9X en V4Y<br />
Motor<br />
P9X<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Lange dop van 22 mm<br />
Motor<br />
V4Y<br />
C + F F + E + C Mot. 1658 + F<br />
10A-3<br />
CONTROLE MOTOR<br />
Motor F4R<br />
Stationair 1 bar<br />
3000 tr/min 3 bar<br />
Motor G9T<br />
Stationair 1,6 bar<br />
3000 tr/min 4 bar<br />
Motor P9X<br />
Stationair: 1,5 bar<br />
4700 tr/min: 2,9 bar<br />
10A
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Alle<br />
motortypes Motor en Versnellingsbak<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1202-01<br />
Mot. 1202-02<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en)<br />
Klembandtang<br />
Mot. 1372 Set voor het uitdraaien van<br />
afbreekbouten<br />
Mot. 1448 Lange klembandtang<br />
Mot. 1390 Motorsteun, meervoudig<br />
verstelbaar<br />
Mot. 1599 Gereedschap voor losmaken<br />
kachelradiateur<br />
T. Av. 476 Kogeltrekker<br />
Remklauwbouten 10,5<br />
Bouten schokdemperpoot 18<br />
Moer fuseekogel 11<br />
Bouten aandrijfasstofhoes 3<br />
Moer spoorstangkogel 3,7<br />
Bouten van de bovenste stang van de<br />
pendelophanging 10,5<br />
Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />
pendelophanging 2,1<br />
Bout pendelkap op motor 6,2<br />
Bouten koppel-reactiestang:<br />
– aan subframe 10,5<br />
– aan motor 18<br />
Bouten van de aluminium langsbalken<br />
aan onderste dwarsbalk 4,4<br />
Bouten van de trekstangen van de<br />
aluminium langsbalken 4,4<br />
Wielbouten 11<br />
10A-4<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
10A<br />
Hierbij moet u de auto met een spanriem aan de<br />
hefbrugarmen vastzetten om te voorkomen dat de<br />
auto van de hefbrug kantelt.<br />
Zie hoofdstuk 02A "Hefbrug" voor het vastzetten<br />
van de armen van de hefbrug.<br />
Bouw uit:<br />
– de accu,<br />
– de voorwielen,<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de spatplaten rechts en links en de bescherming aan<br />
de zijkant.<br />
Tap af:<br />
– het met behulp van het vulstation,<br />
– het koelsysteem via de onderste radiateurslang,<br />
– de versnellingsbak en de motor indien nodig.
Alle<br />
motortypes<br />
Bouw de benzineaanvoerslangen uit.<br />
Dieselmotor<br />
Bouw de aanvoerslang (1) en de retourslang (2) uit op<br />
het filter en de stekkerverbinding (3).<br />
Alle motortypes<br />
Bouw uit:<br />
– de moeren van de onderste fuseekogels (gebruik<br />
indien nodig een inbussleutel afgezaagd op<br />
X = 22 mm om de kogels tegen te houden),<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-5<br />
10A<br />
– de remklauwen bij (4) en bevestig deze aan de<br />
veerpoten,<br />
– de stekkers van de opname elementen van het ABS<br />
(5),<br />
– de twee bevestigingen van de schokdemperpoten<br />
(6),<br />
– de spoorstangkogels met trekker T. Av. 476,<br />
– de twee bouten van de bevestigingsflens van de<br />
aandrijfas op de steun van het lagerblok (aan de<br />
rechterkant van de auto),<br />
– de bevestigingsbouten van de aandrijfasstofhoes<br />
(aan de linkerkant van de auto voor alle<br />
handgeschakelde versnellingsbakken PK6).<br />
Maak de aandrijfas vrij en bouw hem compleet met de<br />
naaf uit.<br />
Maak de stekkers los van de mistlichten.
Alle<br />
motortypes<br />
Bouw uit:<br />
– de schildbumper,<br />
– de slangen van de koplampsproeiers (alleen voor de<br />
auto's met xenonlampen),<br />
– het reservoir van de stuurbekrachtiging,<br />
– de koelluchthappers,<br />
– de inlaatgeluiddemper (alleen V4Y),<br />
– de accubak bij (7).<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-6<br />
10A<br />
Boor hiervoor de drie antidiefstalbouten in met een<br />
boor van ∅ 5 mm in het hart van de bout, en<br />
verwijder daarna de bouten met behulp van<br />
Mot. 1372.<br />
Bouw uit:<br />
– het luchtfilter,<br />
– de rekeneenheid, daarna zijn steun,<br />
– de gevlochten massastrips op de carrosserie,
Alle<br />
motortypes<br />
– de relaisplaat (8) en wip de zekeringhouder los<br />
bij (9),<br />
– de stekkers van de kabelbundel motor - interieur<br />
(10).<br />
BAK PK6<br />
Bouw uit:<br />
– de kabels van de bak bij (11),<br />
– de hydraulische bediening van de koppeling door het<br />
klemmetje te verwijderen bij (12).<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-7<br />
BAK SU1<br />
Bouw uit:<br />
– de kabel van de bak (13),<br />
– de versterkingsstang aan de bovenkant,<br />
10A
Alle<br />
motortypes<br />
– de luchtslangen op de tussenkoeler (F4R), op de<br />
smoorklep en bij (14) (G9T),<br />
– de slangen op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> en op de turbo<br />
(P9X),<br />
– de bovenste radiateurslang,<br />
– de stekker van de weerstand van de<br />
ventilateurmotor,<br />
– de koelventilateur,<br />
– de leidingen van de airconditioning op de<br />
compressor,<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-8<br />
10A<br />
– de twee leidingen op de condensor bij (15) en bouw<br />
ze uit.<br />
N.B.: sluit de leidingen en de compressor af met<br />
doppen zodat er geen vocht in het circuit komt.<br />
Bouw uit:<br />
– de stuurbekrachtigingsleiding bij (16),
Alle<br />
motortypes<br />
– de trekstangen (A),<br />
– de twee aluminium langsbalken (B),<br />
– de bevestigingen van de beschermplaat van de ABSeenheid,<br />
– de stekkers van de rekeneenheid van de<br />
voorverwarming (motor P9X),<br />
– de radar (zie hoofdstuk 83D "Snelheidsregelaar"),<br />
– de onderste bevestigingen van de koeleenheid (C),<br />
– de koeleenheid met de onderste dwarsbalk,<br />
– de koppelreactiestang,<br />
– de twee voorkatalysators (motor V4Y),<br />
– de flens van het uitlaatspruitstuk,<br />
– de flens van de uitlaatdemper (motor G9T),<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-9<br />
10A<br />
– de slangen van de kachelradiateur met behulp van<br />
het gereedschap Mot. 1599 bij (D).<br />
Maak de slangen van het koelsysteem los.<br />
Bouw uit:<br />
– de vacuümslang op de vacuümpomp,<br />
– de slang van de stuurbekrachtiging op de pomp.<br />
Motor G9T<br />
Maak de twee leidingen van de stuurbekrachtiging los<br />
op het stuurhuis en onder het oliecarter van de motor.
Alle<br />
motortypes<br />
Plaats het gereedschap Mot. 1390 onder de motor, de<br />
poten moeten beslist zo dicht mogelijk geplaatst zijn<br />
onder de grijze zones (bij A) zoals hieronder is<br />
aangegeven.<br />
Motor G9T<br />
Motor F4R<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-10<br />
Motor P9X<br />
Motor V4Y<br />
10A
Alle<br />
motortypes<br />
Bouw de steun uit van de pendelophanging rechts<br />
voor,<br />
N.B.: controleer of de motor rust op de steun<br />
Mot. 1390 voordat u de bouten compleet losdraait.<br />
Verwijder de moer (D) en tik met een bronzen drevel<br />
tegen de bout.<br />
N.B.: de poten van Mot. 1390 moeten de motor<br />
bijna raken, door met de drevel te tikken, zakt de<br />
motor op de steun.<br />
Verwijder het silent bloc (E).<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-11<br />
Motor F4R, P9X en V4Y<br />
Bouw de pendelsteun van de bak uit.<br />
10A
Alle<br />
motortypes<br />
Motor P9X<br />
Druk de motor naar voren, verwijder de hitteschilden,<br />
en verwijder daarna de katalysator.<br />
Alle motortypes<br />
Zet de carrosserie omhoog en druk daarbij de motor<br />
iets naar voren om de doorgang tussen het subframe<br />
en de versnellingsbak mogelijk te maken.<br />
Maak de motor vrij met behulp van Mot. 1390.<br />
INBOUWEN<br />
Plaats de motor met de versnellingsbak, in<br />
omgekeerde richting van uitbouwen, weer terug.<br />
Plaats:<br />
– de steun van de pendelophanging links,<br />
– de steun van de pendelophanging rechts,<br />
– de koppelreactiestang.<br />
Raadpleeg hoofdstuk 19D "Pendelophanging" voor<br />
de aantrekkoppels.<br />
Voeg remvloeistof bij in het reservoir voor het<br />
ontluchten van de koppeling.<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Motor en Versnellingsbak<br />
10A-12<br />
Ontlucht de koppeling (zie hoofdstuk 37A<br />
"Mechanische bedieningsorganen").<br />
Vul remvloeistof bij.<br />
Controleer de werking van de koppeling.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Vervang de afbreekbouten door nieuwe<br />
afbreekbouten.<br />
10A<br />
Vul:<br />
– de versnellingsbak met olie,<br />
– de motor met de voorgeschreven olie (indien nodig),<br />
– en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen - ontluchten").<br />
– en ontlucht het stuurbekrachtigingssysteem,<br />
– het aircocircuit met het vulstation.<br />
Smeer de remklauwbouten in met Loctite<br />
FRENBLOC en zet ze vast met het voorgeschreven<br />
koppel.<br />
LET OP: zet de remslang en de bedrading van het<br />
opname element ABS goed vast.<br />
Druk een paar keren op het rempedaal zodat de<br />
remzuigers aanliggen tegen de remblokken.<br />
Controleer de voortreinhoeken (zie hoofdstuk 07B<br />
"Afstelwaarden voor- en achtertreinhoeken").<br />
Afhankelijk van de uitrusting, controleer en stel af:<br />
– de snelheidsregelaar met afstandsregelaar (zie<br />
hoofdstuk 83D "Snelheidsregelaar"),<br />
– de xenonkoplampen (zie hoofdstuk 83C<br />
"Telematicasysteem").
MOTOR F4R<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten ondercarter 1,5<br />
Bouten koppel-reactiestang:<br />
– aan subframe 10,5<br />
– aan motor 18<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Verwijder de beschermplaat onder de motor.<br />
Tap de motorolie af.<br />
Bouw uit:<br />
– de bouten (A) en (B) van de koppel-reactiestang,<br />
– het ondercarter.<br />
Reinig het pakkingvlak.<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Ondercarter<br />
10A-13<br />
INBOUWEN<br />
10A<br />
Plaats RHODORSEAL 5661 bij (A) aan weerskanten<br />
van hoofdlager nº 1, en bij (B) op de raakpunten van<br />
de afsluitplaat van de krukas en het motorblok.<br />
Monteer het ondercarter met een nieuwe afdichting en<br />
zet de bouten 1, 6, 10, 15, 18 vast met een eerste<br />
aantrekkoppel van 0,8 daN.m, en daarna met<br />
1,5 daN.m in de hieronder aangegeven volgorde.
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de kappen van de motor,<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de steun van de stuurbekrachtigingsleidingen.<br />
Tap de motorolie af.<br />
Wip de twee leidingen los van de stuurbekrachtiging<br />
en druk ze opzij.<br />
Bouw het ondercarter uit.<br />
Reinig het pasvlak.<br />
INBOUWEN<br />
AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />
Bouten ondercarter 0,9<br />
Plaats RHODORSEAL 5661 bij (1).<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Ondercarter<br />
10A-14<br />
10A<br />
Plaats:<br />
– het ondercarter met een nieuwe afdichting en zet de<br />
bouten vast met een eerste aantrekkoppel van<br />
0,5 daN.m, en daarna met 0,9 daN.m in de<br />
aangegeven volgorde,<br />
– de bevestigingen van de<br />
stuurbekrachtigingsleidingen.<br />
Vul de motorolie bij.
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten ondercarter 2,5<br />
Bevestigingsbouten van de<br />
aircocompressor<br />
– diameter 10 5<br />
– diameter 8 2,5<br />
Bouten van de oliepeilzender 1<br />
Tap de motorolie af.<br />
UITBOUWEN<br />
Bouw uit:<br />
– de luchtslang op het <strong>inlaatspruitstuk</strong>,<br />
– de oliepeilstaaf en de bevestigingen van de<br />
peilstaafgeleider,<br />
– de olieretourslang op het ondercarter,<br />
– de stekker van de oliepeilzender,<br />
– de koppel-reactiestang en zijn steun op het<br />
ondercarter,<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Ondercarter<br />
10A-15<br />
– de aandrijfriem van de hulporganen.<br />
10A<br />
Verwijder de aandrijfriem hulporganen (zie<br />
hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen").<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestiging van de hulporganensteun op het<br />
ondercarter,<br />
– de bevestigingen van de aircocompressor en druk de<br />
hulporganensteun iets weg van het ondercarter,<br />
– les bevestigingen van het ondercarter,<br />
– het ondercarter door middel de de hiervoor<br />
bestemde uitsparingen.
MOTOR P9X<br />
REINIGEN<br />
De pakkingvlakken van de aluminium onderdelen<br />
mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />
Reinig de pakkingvlakken met behulp van Décapjoint<br />
om de op het ondercarter en op het motorblok<br />
achtergebleven pakkingresten op te lossen.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen ; laat<br />
het ongeveer tien minuten inwerken en veeg het<br />
metaal met een houten spatel schoon.<br />
Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te werk<br />
gaat.<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Ondercarter<br />
10A-16<br />
INBOUWEN<br />
10A<br />
Breng een strook RHODORSEAL 5661 met een<br />
diameter van ongeveer 3 tot 4 mm aan op het<br />
pakkingvlak van het ondercarter.<br />
Zet alle bouten van het ondercarter in de aangegeven<br />
volgorde vast met een aantrekkoppel van 2,5 daN.m.
MOTOR P9X<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Ondercarter<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Monteer de aandrijfriem hulporganen (zie<br />
hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen").<br />
Vul de motorolie bij.<br />
10A-17<br />
10A
MOTOR V4Y<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Ondercarter<br />
Voor het uitbouwen van het ondercarter gelden geen<br />
speciale bijzonderheden.<br />
Reinig het pasvlak.<br />
INBOUWEN<br />
AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />
Bouten ondercarter 1<br />
Zet de bouten vast met een aantrekkoppel van<br />
1 daN.m in de volgende volgorde:<br />
10A-18<br />
10A
MOTOR F4R<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliepomp<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Verwijder de beschermplaat onder de motor.<br />
Tap de motorolie af.<br />
Verwijder het ondercarter (zie hoofdstuk 10A<br />
"Ondercarter").<br />
Voor het uitbouwen-inbouwen van de oliepomp gelden<br />
geen bijzonderheden.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
10A-19<br />
10A
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPEL (in daN.m of/en)<br />
Bouten oliepomp 2,5<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Tap de motorolie af.<br />
Bouw uit:<br />
– het ondercarter (zie de methode in hoofdstuk 10A<br />
"Ondercarter"),<br />
– de bevestigingsbouten (1) van de oliepomp, draai<br />
bout (2) alleen los.<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliepomp<br />
10A-20<br />
10A<br />
Kantel het deksel van de oliepomp (zoals hieronder is<br />
aangegeven) waarbij het tandwiel (3) op zijn plaats<br />
moet blijven.<br />
INBOUWEN<br />
Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />
van uitbouwen.<br />
Raadpleeg hoofdstuk 10A "Ondercarter" voor het<br />
inbouwen van het ondercarter.
MOTORS<br />
P9X en V4Y<br />
Motor P9X<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliepomp<br />
Raadpleeg voor het uitbouwen-inbouwen van de oliepomp MR Mot. P9X.<br />
Motor V4Y<br />
Raadpleeg voor het uitbouwen-inbouwen van de oliepomp MR Mot. V4Y.<br />
10A-21<br />
10A
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />
Olieleiding op oliekoeler 3 ± 0,5<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
UITBOUWEN<br />
Bouw de schildbumper uit (zie hoofdstuk 54A.a<br />
"Uitbouwen schildbumper voor").<br />
Tap de oliekoeler af door de leiding aan de onderkant<br />
bij (1) los te maken.<br />
Bouw uit:<br />
– de leiding aan de bovenkant bij (2),<br />
– de twee klem bij (3),<br />
– de oliekoeler.<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliekoeler<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Momentsleutel<br />
Steeksleutel van 28 mm<br />
10A-22<br />
INBOUWEN<br />
Plaats:<br />
– de radiateur en de twee klemmetjes,<br />
– de leiding aan de onderkant.<br />
10A<br />
N.B.: het olie-omloophuis heeft een<br />
thermostaatsonde die de motorolie naar de<br />
oliekoeler tegenhoudt als de temperatuur ervan<br />
lager is dan 110 °C, de oliekoeler moet daarom<br />
worden gevuld voor hij wordt ingebouwd.
MOTOR P9X<br />
Vullen van de oliekoeler<br />
Maak de twee leidingen los op het olie-omloophuis bij<br />
(A) om het vullen van de oliekoeler te<br />
vergemakkelijken (ontluchting).<br />
Vul de oliekoeler met behulp van een spuit bij (B) tot hij<br />
de olie overstroomt.<br />
Sluit de leiding aan de bovenkant weer aan en<br />
verwijder de doorlaat bij (C) om verder te vullen met de<br />
spuit tot de olie overstroomt.<br />
Monteer de vulopening weer.<br />
Ga door met vullen tot de olie overstroomt via de<br />
leidingen aan de bovenkant (D) van het olieomloophuis.<br />
De inhoud van de oliekoeler en van de leidingen is<br />
ongeveer 0,8 liter.<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliekoeler<br />
10A-23<br />
10A<br />
Sluit de leidingen weer aan op het olie-omloophuis.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.
MOTOR G9T<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliepeilzender<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Bouw uit:<br />
– de kappen van de motor end e beschermplaat onder<br />
de motor,<br />
– de stekker de oliepeilzender,<br />
– de twee bevestigingsbouten van de oliepeilzender.<br />
N.B.: om beschadiging van de zender te<br />
voorkomen, is het zeer belangrijk hem zonder<br />
forceren uit te bouwen door hem voorzichtig<br />
linksom te draaien.<br />
INBOUWEN<br />
Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />
van uitbouwen.<br />
10A-24<br />
10A
MOTOR P9X<br />
MOTORBLOK EN ONDERZIJDE<br />
Oliefilter<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1647 Kap voor uitbouwen van het<br />
oliefilter<br />
UITBOUWEN<br />
Tap het oliefilter af door de plug aan de onderkant te<br />
verwijderen.<br />
Verwijder het deksel van het oliefilter met behulp van<br />
Mot. 1647.<br />
Vervang het filter en de twee afdichtringen:<br />
– de O-ring op het deksel van het oliefilter,<br />
– de afdichtring op de aftapplug van het oliefilter.<br />
INBOUWEN<br />
AANTREKKOPPEL (in daN.m)<br />
Aftapplug van oliefilter 3,9<br />
Voor het inbouwen gelden geen bijzonderheden, ga te<br />
werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
10A-25<br />
10A
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-1<br />
111A<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1054 BDP-stift<br />
Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />
Mot. 1496 Afstelgereedschap<br />
nokkenaspoelies<br />
Mot. 1509 Blokkeergereedschap<br />
nokkenassen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Hoekverdraaisleutel<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />
Bout geleiderol 4,5<br />
Krukaspoeliebout 2 + 135° ±± 15°<br />
Spanrolmoer 2,8<br />
Bouten van de bovenste stang van de<br />
pendelophanging 10,5<br />
Bout pendelkap op motor 6,2<br />
Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />
pendelophanging 2,1<br />
Wielbouten 11<br />
11A
MOTOR F4R<br />
Hierbij moet beslist een spie op de krukas<br />
worden geplaatst (leverbaar via het magazijn,<br />
afzonderlijk of in een distributieset).<br />
Hierbij moet u altijd vervangen:<br />
– de moeren van de nokkenaspoelies,<br />
– de span- en geleiderollen.<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– het rechter voorwiel en de spatplaat,<br />
– de bescherming aan de zijkant.<br />
Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-2<br />
11A<br />
Breng de bovenkant (A) van het gereedschap in<br />
contact met het ondercarter.<br />
Stel het deel (A) af op het ondercarter met behulp van<br />
de bevestigingen (B).<br />
Til de motor omhoog bij (C), en draai de moeren (D)<br />
los.
MOTOR F4R<br />
Bouw uit:<br />
– de bouten van de stang (2) en verwijder de<br />
combinatie pendelophanging - uitslagbegrenzer,<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
"Spannen aandrijfriem hulporganen"),<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-3<br />
– de doppen van de nokkenassen,<br />
– de plug van het BDP-controlegat.<br />
11A
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Afstellen van de distributie<br />
Draai de krukas rechtsom (distributiezijde) zodat de inkepingen van de<br />
nokkenassen bijna horizontaal aan de onderkant liggen zoals hieronder is<br />
getekend. Breng vervolgens de BDP-stift Mot. 1054 op zijn plaats en zorg<br />
ervoor dat deze zich tussen de afstelgroef en het balanceergat bevindt.<br />
11A-4<br />
11A
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Draai de krukas langzaam verder in dezelfde richting tot de stift Mot. 1054 in<br />
de afstelgroef valt.<br />
In de afstelpositie moeten de inkepingen van de nokkenassen horizontaal<br />
aan de onderkant liggen, zie onderstaande tekening.<br />
11A-5<br />
11A<br />
Correcte stand Verkeerde stand (de stift zit in een balanceergat)
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Bouw uit:<br />
– de krukaspoelie waarbij u het vliegwiel met een<br />
schroevendraaier tegenhoudt,<br />
– het middelste distributiedeksel (1),<br />
– het bovenste distributiedeksel (2).<br />
11A-6<br />
11A
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Ontspan de distributieriem door de moer (1) van de<br />
spanrol los te draaien.<br />
Voor het afnemen van de distributieriem, verwijdert u<br />
de spanner (2) en let op dat de krukaspoelie niet<br />
valt (deze heeft geen spie).<br />
Verwijder de distributiepoelie van de krukas.<br />
11A-7<br />
11A
MOTOR F4R<br />
INBOUWEN<br />
Plaats Mot. 1496, op de einden van de nokkenassen.<br />
Controleer of de krukas goed in het BDP staat en<br />
de stift niet in een balanceergat zit (spie (5) van de<br />
krukas naar boven).<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-8<br />
Verkeerde stand<br />
Krukas goed geblokkeerd<br />
11A
MOTOR F4R<br />
Methode voor het losdraaien van de poelies van de<br />
inlaat- en de uitlaatnokkenassen<br />
Hierbij gebruikt u Mot. 1509.<br />
Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />
nokkenassen, en zet de moeren (8) vast met een<br />
aantrekkoppel van 8 daN.m.<br />
8<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-9<br />
11A<br />
Verwijder de moeren (1) van de uitlaatpoelie en van de<br />
inlaatpoelie.<br />
Verwijder het gereedschap Mot. 1509.
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Bij het vervangen van de distributieriem, moet u<br />
altijd de geleiderol en de spanrol vervangen.<br />
Let op dat de nok (1) van de spanrol goed in de groef<br />
(2) ligt.<br />
Plaats:<br />
– de distributieriem,<br />
– de spanrol (3) en zet de bevestigingsbout vast met<br />
4,5 daN.m,<br />
11A-10<br />
11A
MOTOR F4R<br />
Spannen van de riem<br />
N.B.: draai de spanrol niet linksom.<br />
Breng de merktekens (6) en (7) van de spanrol in lijn<br />
met een inbussleutel van 6 mm bij (B).<br />
Span de moer van de spanrol voor met 0,7 daN.m.<br />
Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />
nokkenaspoelies.<br />
Span de moeren van de poelies van de<br />
inlaatnokkenas en de uitlaatnokkenas voor met een<br />
aantrekkoppel van 3 daN.m.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-11<br />
Verwijder Mot. 1509 en Mot. 1496.<br />
11A<br />
Zet een met een potlood een merkteken (C) tussen de<br />
nokkenaspoelies en het nokkenaslagerhuis.<br />
VERWIJDER DE BDP-STIFT<br />
Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom.
MOTOR F4R<br />
Controle van de afstelling en de spanning<br />
Controle van de spanning:<br />
Draai de krukas bijna twee omwentelingen rechtsom<br />
(distributiezijde), en vlak voor het einde van de tweede<br />
omwenteling (een halve tand voor de door u eerder<br />
aangebrachte merktekens), plaatst u de BDP-stift<br />
(zodat deze tussen het balanceergat en het afstelgat<br />
op de krukwang rust) en draait u de distributie door tot<br />
in de afstelpositie.<br />
Voor het afstelgat<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-12<br />
Krukas goed geblokkeerd<br />
Verwijder de BDP-stift.<br />
11A<br />
Controleer of de merktekens van de spanrol in lijn<br />
liggen, herhaal anders de spanprocedure.<br />
Draai de moer van de spanrol maximaal een<br />
omwenteling los en houd de spanrol hierbij tegen met<br />
een 6 mm inbussleutel.<br />
Breng de merktekens op de spanrol in lijn, en zet de<br />
moer definitief vast met 2,8 daN.m.
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />
nokkenassen, en zet de moeren (8) vast met een<br />
aantrekkoppel van 8 daN.m.<br />
Verwijder de oude moeren van de poelies en<br />
vervang ze door nieuwe moeren.<br />
Zet de moeren van de poelies van de uitlaatnokkenas<br />
en de inlaatnokkenas vast met een aantrekkoppel van<br />
3 daN.m en daarna met een hoekverdraaiing van<br />
86 ± 16˚.<br />
Verwijder het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />
nokkenaspoelies, en de BDP-stift Mot. 1054.<br />
11A-13<br />
11A
MOTOR F4R<br />
Controle van de afstelling:<br />
Controleer, voordat u de afstelling<br />
van de distributie controleert, of de<br />
merktekens van de spanrol in lijn<br />
liggen.<br />
Plaats de BDP-stift (controleer of de<br />
eerder aangebrachte merktekens<br />
van nokkenaslagerhuis en poelies<br />
in lijn liggen).<br />
Plaats (zonder forceren) het<br />
nokkenasafstelgereedschap<br />
Mot. 1496 de inkepingen in de<br />
nokkenassen moeten horizontaal<br />
en aan de onderkant liggen. Als het<br />
gereedschap niet goed past, moet u<br />
de distributie en de riemspanning<br />
opnieuw afstellen.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-14<br />
11A
MOTOR F4R<br />
Plaats:<br />
– het onderste distributiedeksel,<br />
– het bovenste distributiedeksel,<br />
– de krukaspoelie voor de aandrijfriem hulporganen.<br />
Houd het vliegwiel tegen met een grote<br />
schroevendraaier en zet de bout van de krukaspoelie<br />
van de aandrijfriem hulporganen vast over een hoek<br />
van 115° ± 15°.<br />
N.B.:<br />
De bout van de krukaspoelie voor de hulporganen kan<br />
opnieuw worden gebruikt als de lengte onder de kop<br />
niet groter is dan 49,1 mm (anders moet u hem<br />
vervangen),<br />
smeer de nieuwe bout niet met olie. Een gebruikte bout<br />
moet u echter wel met olie smeren.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-15<br />
11A<br />
Plaats:<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
"Spannen van de distributieriem"),<br />
– de plug van het BDP-controlegat en smeer een<br />
druppel RHODORSEAL 5661 op de schroefdraad,<br />
– de nieuwe afsluitdoppen<br />
● van de inlaatnokkenas (Mot. 1487),<br />
● van de uitlaatnokkenas ( Mot. 1488),<br />
– de pendelophanging rechts en zet deze vast met de<br />
voorgeschreven aantrekkoppels (zie hoofdstuk 19D<br />
"Pendelophanging").
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de sierkap van de motor,<br />
– het rechter voorwiel en de spatplaat.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1534 Afstelgereedschap voor de<br />
inlaatnokkenas'<br />
Mot. 1537 Afstelgereedschap voor de<br />
uitlaatnokkenas<br />
Mot. 1536 BDP-stift<br />
Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />
Spanrolmoer 2,5<br />
Bout afstelgat van het BDP 2,2<br />
Bout pendelkap op motor 6,2<br />
Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />
pendelophanging 10,5<br />
Wielbouten 11<br />
11A-16<br />
11A<br />
Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />
Verwijder de pendelophanging rechts voor.<br />
Wip de elektroklep van de turbodrukregeling los van<br />
zijn steun.<br />
Bouw uit:<br />
– het silent bloc,<br />
– de akoestische massa en zijn steun op de langsbalk.
MOTOR G9T<br />
– het hijsoog (1),<br />
– het distributiedeksel (2),<br />
– de pendelsteun van de<br />
cilinderkop,<br />
– het opname element nokkenas<br />
(3).<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-17<br />
11A
MOTOR G9T<br />
Verwijder de plug van het BDP-controlegat.<br />
METHODE OM DE DISTRIBUTIE IN DE<br />
AFSTELPOSITIE TE ZETTEN<br />
Plaats het BDP merkteken (1) van de krukaspoelie<br />
voor de hulporganen bijna in het verticale vlak van de<br />
motor, zoals op de tekening hierna.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-18<br />
Breng de BDP-stift Mot. 1536 op zijn plaats.<br />
11A<br />
Draai de krukas rechtsom (distributiezijde), waarbij u<br />
tegen de BDP-stift Mot. 1536 blijft drukken, tot het<br />
afstelpunt van de distributie.<br />
De inkepingen van de nokkenassen moeten verticaal<br />
staan zoals op de tekening hierna is aangegeven.
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Het afstellen van de inlaat- en uitlaatnokkenassen<br />
gebeurt met behulp van Mot. 1534 en Mot. 1537.<br />
Plaats Mot. 1534 en Mot. 1537 in de inkepingen van<br />
de nokkenassen volgens onderstaande aanwijzingen.<br />
11A-19<br />
11A
MOTOR G9T<br />
Voor de inlaatnokkenas:<br />
Plaats Mot. 1534 door bout (1) met de hand vast te<br />
zetten.<br />
Draai de drie bouten (2) van de nokkenaspoelie<br />
maximaal een omwenteling los.<br />
Draai de inlaatnokkenas rechtsom met de<br />
bevestigingsbout van de naaf (3) (met behulp van een<br />
pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1534 goed aanligt<br />
tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (1)<br />
van Mot. 1534.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-20<br />
Voor de uitlaatnokkenas:<br />
11A<br />
Plaats Mot. 1537 door bout (4) met de hand vast te<br />
zetten.<br />
Draai de drie bouten (5) van de nokkenaspoelie<br />
maximaal een omwenteling los.<br />
Draai de uitlaatnokkenas rechtsom met de<br />
bevestigingsbout van de naaf (6) (met behulp van een<br />
pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1537 goed aanligt<br />
tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (4)<br />
van Mot. 1537.
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Ontspan de distributieriem door de bout (1) van de spanrol los te draaien.<br />
Bouw uit:<br />
– de drie bouten (2) en verwijder de uitlaatnokkenaspoelie.<br />
– de distributieriem.<br />
11A-21<br />
11A
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
INBOUWEN<br />
AFSTELMETHODE VAN DE DISTRIBUTIE<br />
Zet de krukas in het BDP (het BDP-merkteken van de<br />
krukaspoelie voor de hulporganen moet in de verticale<br />
as van de motor staan).<br />
Draai de drie bouten van de distributiepoelie van de<br />
inlaatnokkenas maximaal een omwenteling los.<br />
11A-22<br />
11A
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
Plaats de distributieriem, te beginnen bij het tussentandwiel (1), de geleiderol<br />
(2), de poelie van de inlaatnokkenas (probeer daarbij de bouten in het<br />
midden te houden van de sleuven in de poelie), de spanrol (3).<br />
Plaats de uitlaatnokkenaspoelie op de aandrijfriem, en daarna op de naaf van<br />
de nokkenas en probeer daarbij de bouten in het midden te houden van de<br />
sleuven in de poelie.<br />
Plaats de drie bevestigingsbouten van de poelie zonder ze vast te zetten.<br />
11A-23<br />
11A
MOTOR G9T<br />
SPANNING VAN DE DISTRIBUTIERIEM<br />
Controleer of het beweegbare deel van(1) Mot. 1537<br />
spanningsvrij omhoog en omlaag kan bewegen.<br />
Plaats een inbussleutel van 6 mm in de uitsparing (2)<br />
van het excentriek van de spanrol.<br />
Draai het excentriek van de spanrol linksom, tot het<br />
vlak (3) van het beweegbare deel (1) gelijk ligt met het<br />
bovenvlak (4) van Mot. 1537.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-24<br />
11A<br />
De beweegbare aanwijzer (5) van de spanrol moet in<br />
lijn liggen met de rand (6).<br />
Controleer of de bouten (8) niet tegen het einden<br />
stuiten van de sleuven in de nokkenaspoelies.<br />
Zet vast:<br />
– de bout (7) van de spanrol,<br />
– de bouten (8) van de nokkenaspoelies met een<br />
aantrekkoppel van 1 daN.m.
MOTOR G9T<br />
Verwijder de nokkenasafstelgereedschappen<br />
Mot. 1534, Mot. 1537 en de BDP-stift Mot. 1536.<br />
Draai de krukas bijna twee omwentelingen rechtsom<br />
(distributiezijde).<br />
Zet de krukas in het BDP (het BDP-merkteken van de<br />
krukaspoelie voor de hulporganen moet in de verticale<br />
as van de motor staan).<br />
Voor de inlaatnokkenas:<br />
Plaats Mot. 1534 door bout (1) met de hand vast te<br />
zetten.<br />
Draai de drie bouten (2) van de nokkenaspoelie<br />
maximaal een omwenteling los.<br />
Draai de inlaatnokkenas rechtsom met de<br />
bevestigingsbout van de naaf (3) (met behulp van een<br />
pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1534 goed aanligt<br />
tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (1)<br />
van Mot. 1534.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-25<br />
Voor de uitlaatnokkenas:<br />
11A<br />
Plaats Mot. 1537 door bout (4) met de hand vast te<br />
zetten.<br />
Draai de drie bouten (5) van de nokkenaspoelie<br />
maximaal een omwenteling los.<br />
Draai de uitlaatnokkenas rechtsom met de<br />
bevestigingsbout van de naaf (6) (met behulp van een<br />
pijpsleutel van 16 mm) zodat Mot. 1537 goed aanligt<br />
tegen de cilinderkop, en blokkeer vervolgens bout (4)<br />
van Mot. 1537.
MOTOR G9T<br />
Controle van de afstelling en de spanning<br />
Draai de bout (7) van de spanrol los waarbij u het<br />
excentriek tegenhoudt met een 6 mm inbussleutel.<br />
Draai het excentriek van de spanrol rechtsom, tot het<br />
vlak (9) van het beweegbare deel (1) gelijk ligt met het<br />
bovenvlak (4) van Mot. 1537.<br />
De beweegbare aanwijzer (5) van de spanrol moet<br />
zich in het midden van de groef (10) bevinden.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-26<br />
11A<br />
Zet vast:<br />
– de bout (7) van de spanrol met een aantrekkoppel<br />
van 2,5 daN.m,<br />
– de bouten (8) van de nokkenaspoelies met een<br />
aantrekkoppel van 1 daN.m.<br />
Verwijder de nokkenasafstelgereedschappen<br />
Mot. 1534, Mot. 1537 en de BDP-stift Mot. 1536.<br />
Monteer de plug in het gat voor de BDP-stift met een<br />
beetje RHODORSEAL 5661 op de schroefdraad en<br />
zet hem vast met een aantrekkoppel van 2,2 daN.m.
MOTOR G9T<br />
Plaats:<br />
– het distributiedeksel en zet de<br />
bouten vast met een<br />
aantrekkoppel van 1 daN.m,<br />
– de pendelsteun op de cilinderkop<br />
en zet de bouten vast met<br />
2,5 daN.m,<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde<br />
van uitbouwen.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-27<br />
11A
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />
Bout geleiderol 5<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Verwijder de beschermplaten van de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Tap de motorolie af.<br />
Bouw uit:<br />
– het rechter voorwiel,<br />
– de spatplaat rechts voor,<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-28<br />
111A<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1376 Motorblokkeergereedschap<br />
Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />
onderkant<br />
Bout spanrol 4,3<br />
Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />
pendelophanging 10,5<br />
Bevestigingsbout van de akoestische<br />
massa 2,1<br />
Bouten koppel-reactiestang:<br />
– aan subframe<br />
– op de motor<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Momentsleutel<br />
10,5<br />
18<br />
Wielbouten 11<br />
11A<br />
– de spoorstangkogel rechts voor,<br />
– de onderste fuseekogel rechts voor bij (1),<br />
– de twee bouten van de schokdemperpoot rechts voor<br />
bij (2),<br />
– de remklauw en bevestiging hem aan de schroefveer<br />
(3),<br />
– de stekker van het opname element van het ABS bij<br />
(4),<br />
– de beugel van het steunlager van de aandrijfas,<br />
– de rechter kant van de voortrein.
MOTOR P9X<br />
Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02<br />
onder de motor.<br />
Bouw uit:<br />
– de pendelophanging rechts voor en de akoestische<br />
massa,<br />
– de aanvoerslang en de retourslang (5) van de<br />
brandstof op het filter,<br />
– de stekker (6),<br />
– het brandstoffilter.<br />
Wip de aanvoerslang en de retourslang los.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-29<br />
– de luchtslang op de verdeler,<br />
– de aandrijfriem hulporganen,<br />
– de geleiderol (A).<br />
Maak de stekker los van het opname element<br />
vliegwiel.<br />
11A<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen van de stuurbekrachtigingspomp<br />
(zie hoofdstuk 36B "Stuurbekrachtigingspomp")<br />
en druk de pomp opzij zonder de leiding te<br />
vervormen,<br />
– de geleider van de peilstaaf.
MOTOR P9X<br />
Verwijder de bout van de koppel-reactiestang bij (7).<br />
N.B.: sluit de openingen van het brandstofsysteem<br />
af met doppen.<br />
LET OP: de uitlaatlijn kan beschadigen als de<br />
motor te ver omhoog gebracht wordt.<br />
Breng de motor omhoog met Mot. 1367-02 om de kap<br />
van de pendelophanging vrij te kunnen maken.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-30<br />
Maak de aircoleiding los bij (8).<br />
11A<br />
Druk het stuurbekrachtigingsreservoir opzij en<br />
verwijder zijn steun bij (9).<br />
Bouw uit:<br />
– de pendelsteun op de cilinderkop,<br />
– het distributiedeksel.
MOTOR P9X<br />
Laat de motor voldoende zakken om de bij de bout van<br />
de krukaspoelie voor de hulporganenriem te kunnen<br />
komen.<br />
Zet de merktekens (A) en (B) in lijn door de krukas<br />
rechtsom te draaien met de bout van de krukaspoelie<br />
aan distributiezijde.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-31<br />
11A<br />
Het merkteken LH van de nokkenas van de voorste rij<br />
moet in lijn liggen met het merkteken (C).<br />
Het merkteken RH van de nokkenas van de achterste<br />
rij moet in lijn liggen met het merkteken (D).<br />
Het merkteken (E) van het inspuitpomptandwiel moet<br />
in lijn liggen met het vaste merkteken (F) van het<br />
deksel van de tandwielgroep.
MOTOR P9X<br />
Ontspan de distributieriem door de automatische<br />
spanrol linksom te draaien met een inbussleutel van<br />
10 mm met een koppel van maximaal 4 daN.m en zet<br />
de rol vast met een inbussleutel van 6 mm bij (G).<br />
Bouw de distributieriem uit.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-32<br />
INBOUWEN<br />
11A<br />
Bij het vervangen van de distributieriem, moet u<br />
altijd de geleiderol en de spanrollen vervangen.<br />
Plaats de geleiderollen en zet deze vast met een<br />
aantrekkoppel van 5 daN.m.<br />
De kleinste geleiderol komt bovenaan bij (1).<br />
Plaats de spanrol en zet de centreernok (G) correct in<br />
het gat van de rol en zet hem vast met een<br />
aantrekkoppel van 4,3 daN.m.<br />
Druk de automatische spanrol samen door hem<br />
rechtsom te draaien met een inbussleutel van 10 mm<br />
met een koppel van maximaal 4 daN.m en zet de rol<br />
vast met een inbussleutel van 6 mm bij (H).
MOTOR P9X<br />
Monteer een nieuwe distributieriem en breng de<br />
merktekens op de riem in lijn met die op de tandwielen<br />
van de nokkenassen en van de inspuitpomp.<br />
Voor de nokkenas van de voorste rij moet het<br />
merkteken LH in lijn liggen met het merkteken van de<br />
distributieriem.<br />
Voor de nokkenas van de achterste rij moet het<br />
merkteken RH in lijn liggen met het merkteken van de<br />
distributieriem.<br />
Het merkteken van de inspuitpomppoelie moet in lijn<br />
liggen met het derde merkteken van de distributieriem.<br />
Maak de spanrol vrij door de inbussleutel van 6 mm te<br />
verwijderen die hem op zijn plaats hield.<br />
Draai de krukas twee omwentelingen rechtsom en<br />
controleer het in lijn liggen van de merktekens, als dit<br />
niet correct is, begin dan overnieuw vanaf het plaatsen<br />
van de riem.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieriem<br />
11A-33<br />
11A<br />
Monteer de pendelophanging rechts en zet deze vast<br />
met de voorgeschreven aantrekkoppels (zie<br />
hoofdstuk 19A "Pendelophanging").<br />
Monteer de aandrijfas rechts voor (zie hoofdstuk 29A<br />
"Aandrijfas").<br />
N.B.: vervang altijd de twee O-ringen van de geleider<br />
van de peilstaaf.<br />
Monteer de bevestigingen van de<br />
stuurbekrachtigingspomp (zie hoofdstuk 36B<br />
"Stuurbekrachtigingspomp").<br />
Monteer de aandrijfriem hulporganen (zie<br />
hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen").<br />
Vul de motorolie tot het juiste peil.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.
MOTOR V4Y<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Distributieketting<br />
Voor het uitbouwen-inbouwen van de distributieketting<br />
moet de aandrijfgroep worden uitgebouwd, om op de<br />
juiste manier te kunnen werken.<br />
Zie MR V4Y.<br />
11A-34<br />
11A
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1054 BDP-stift<br />
Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap<br />
Mot. 1496 Afstelgereedschap<br />
nokkenaspoelies<br />
Mot. 1509 Blokkeergereedschap<br />
nokkenassen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Hoekverdraaisleutel<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m en/of °)<br />
Bout geleiderol 4,5<br />
Krukaspoeliebout 2 + 135° ± 15°<br />
Spanrolmoer 2,8<br />
Bouten van kleppendeksel 1,2<br />
Bout van olieafscheider 1,2<br />
Bout pendelkap op motor 6,2<br />
Bouten aan carrosserie uitslagbegrenzer<br />
pendelophanging 2,1<br />
Bouten van de bovenste stang van de<br />
pendelophanging 10,5<br />
Bouten onderste inlaatluchtverdeler 2,1<br />
Bouten van bobines 1,2<br />
Bouten inlaatluchtverdeler 0,9<br />
Bevestigingsbout tussenflens retour<br />
smering turbocompressor 0,8<br />
Bevestigingsbout retour<br />
turbocompressor 1<br />
Bevestigingsbouten katalysator 2,1<br />
Moeren nokkenaspoelies 3 + 84°<br />
Wielbouten 11<br />
11A-35<br />
11A
MOTOR F4R<br />
Hierbij moet u altijd vervangen:<br />
– de slangen van de tussenkoeler,<br />
– de spie op de krukas,<br />
– de moeren van de nokkenaspoelies.<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de katalysator (zie hoofdstuk 19B "Uitlaat").<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />
Bouw uit:<br />
– de distributieriem, zie de methode in hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem"..<br />
Plaats het blokkeergereedschap Mot. 1509 van de<br />
nokkenassen, en zet de moeren (1) vast met een<br />
aantrekkoppel van 8 daN.m.<br />
– de poelies.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-36<br />
11A<br />
Bouw uit:<br />
– de luchtslang van het schild van de turbo bij (2),<br />
– de slangen los op de ingang en de uitgang van de<br />
tussenkoeler bij (3).
MOTOR F4R<br />
Maak de stekkers los:<br />
– inspuitstukken bij (A),<br />
– van het opname element inlaatdruk bij (B),<br />
– van de bobines (C).<br />
Bouw uit:<br />
– benzinetoevoer,<br />
– de slang van de rembekrachtiging,<br />
– de slangen van de carterventilatie en de<br />
benzinedampafzuiging bij (D),<br />
– de stekker van de gemotoriseerde smoorklep bij (E).<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-37<br />
11A<br />
Bouw uit:<br />
– de slangen van de koeling van de turbocompressor<br />
bij (F),<br />
– de olie-afscheider,<br />
– de bouten van het kleppendeksel en tik dit verticaal<br />
omhoog met een bronzen drevel onder de<br />
"uitsteeksels" (1) en gebruik een beklede<br />
schroevendraaier (zodat het aluminium niet<br />
beschadigt) als hefboom bij (2).
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
– de nokkenassen en de klepstoters,<br />
– de slangen op de uitgang van het koelsysteem op de<br />
cilinderkop en de stekker van het opname-element<br />
koelvloeistoftemperatuur,<br />
– de bevestigingen van het huis van de<br />
koelvloeistofverwarmingselementen.<br />
11A-38<br />
11A
MOTOR F4R<br />
Bouw de cilinderkop uit.<br />
REINIGEN<br />
De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />
mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />
Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />
Décapjoint.<br />
Draag hierbij handschoenen.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />
ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />
met een houten spatel schoon.<br />
Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te<br />
werk gaat, zodat er geen vuil in de oliekanalen (in<br />
het motorblok en in de cilinderkop) terechtkomt.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-39<br />
CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK<br />
11A<br />
Controleer of het pakkingvlak niet vervormd is.<br />
Maximale vervorming: 0,05 mm.<br />
De cilinderkop mag niet worden gevlakt.<br />
Controleer de cilinderkop op eventueel aanwezige<br />
scheurtjes.
MOTOR F4R<br />
Zet de zuigers halverwege hun slag staan, zodat zij de<br />
kleppen niet kunnen raken bij het monteren van de<br />
nokkenassen.<br />
Leg de koppakking op zijn plaats en daarop de<br />
cilinderkop.<br />
Controleer de kopbouten en zet ze op de juiste<br />
wijze vast (zie hoofdstuk 07A "Vastzetten<br />
cilinderkop").<br />
Plaats:<br />
– de klepstoters,<br />
– smeer de lagerblokken van de nokkenassen met<br />
motorolie en plaats de nokkenassen<br />
LET OP: er mag geen olie terechtkomen op het<br />
pakkingvlak van het kleppendeksel.<br />
De nokkenassen herkent u aan een merkteken (A).<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-40<br />
11A<br />
Detail van het merkteken:<br />
– de merktekens (B) en (C) gelden alleen voor de<br />
leverancier,<br />
– het merkteken (C) dient voor de identificatie van de<br />
nokkenas:<br />
AM = Inlaat<br />
EM = Uitlaat
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
INBOUWEN<br />
Bij het demonteren-monteren van de cilinderkop,<br />
moet u op het volgende letten:<br />
– vervang altijd de moeren van de nokkenassen,<br />
– vervang altijd de slangen van de tussenkoeler,<br />
– het is van groot belang de hydraulische<br />
drukstiften van de klepstoters voor het monteren<br />
te vullen want zij lopen na enige tijd leeg.<br />
Als u de bovenkant (A) met uw duim kunt<br />
indrukken, moet u de drukstift vlak<br />
onderdompelen in een bakje dieselolie en daarmee<br />
vullen voordat u ze monteert.<br />
11A-41<br />
11A
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
METHODE VOOR HET VASTZETTEN VAN DE CILINDERKOP<br />
De bouten mogen opnieuw worden gebruikt als de lengte gemeten onder de kop niet groter is dan<br />
118,5 mm, anders moeten alle bouten worden vervangen.<br />
LET OP: zuig voor het vastzetten van de kopbouten de olie weg uit de bevestigingsgaten.<br />
Smeer de nieuwe bouten niet met olie. Gebruikte bouten moet u echter wel met olie smeren.<br />
Zet alle bouten in de hieronder aangegeven volgorde vast met een aantrekkoppel van 2 daN.m.<br />
11A-42<br />
11A<br />
Controleer of alle bouten vastzitten met 2 daN.m, en zet ze vervolgens (één voor één) vast over een hoek van<br />
165° ± 6°.<br />
De kopbouten worden hierna niet meer nagetrokken.
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Draai de inkepingen van de nokkenassen zoals op onderstaande tekening<br />
is aangegeven.<br />
N.B.: de pakkingvlakken moeten volkomen<br />
schoon, droog en vetvrij zijn (niet aanraken).<br />
Rol Loctite 518 uit op het pakkingvlak van het<br />
nokkenaslagerhuis tot dit een rode kleur heeft<br />
gekregen.<br />
11A-43<br />
15106-1S<br />
11A
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Monteer het kleppendeksel en zet het met het voorgeschreven aantrekkoppel vast.<br />
Methode voor het vastzetten van de kopbouten<br />
Montage<br />
Aantrekvolgorde van de<br />
bouten<br />
11A-44<br />
Loszetvolgorde van de<br />
bouten<br />
11A<br />
Aantrekkoppel<br />
(in daN.m)<br />
Handeling n˚ 1 22 - 23 - 20 - 13 - 0,8<br />
Handeling n˚ 2<br />
1 t/m 12<br />
14 t/m 19<br />
21 en 24<br />
- 1,2<br />
Handeling n˚ 3 - 22 - 23 - 20 - 13 -<br />
Handeling n˚ 4 22 - 23 - 20 - 13 - 1,2
MOTOR F4R<br />
N.B.: de pakkingvlakken moeten volkomen<br />
schoon, droog en vetvrij zijn (niet aanraken).<br />
Rol Loctite 518 uit op het pakkingvlak van het<br />
nokkenaslagerhuis tot dit een rode kleur heeft<br />
gekregen.<br />
Monteer de olieafscheider en zet hem volgorde vast<br />
met 1,3 daN.m .<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-45<br />
Vervangen van de nokkenaskeerringen<br />
11A<br />
Plaats de keerring van de uitlaatnokkenas met<br />
behulp van Mot. 1512 en de oude moer (1).<br />
Plaats de keerring van de inlaatnokkenas met behulp<br />
van Mot. 1517 en de oude bout (2).
MOTOR F4R<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Afstellen van de distributie<br />
LET OP: het is van groot belang dat u de einden<br />
van de krukas en van de nokkenassen, de boring<br />
in de poelies en de raakvlakken tussen krukas en<br />
poelie en nokkenas en poelie grondig ontvet om<br />
motorschade te voorkomen als gevolg van het<br />
slippen van de poelie op de krukas of de<br />
nokkenas.<br />
Plaats:<br />
– de distributieriem (houd u aan de methode uit<br />
hoofdstuk 07A "Spannen distributieriem"),<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
"Spannen aandrijfriem hulporganen"),<br />
– de nieuwe afsluitdoppen<br />
● van de inlaatnokkenas (Mot. 1487)<br />
● van de uitlaatnokkenas (Mot. 1488)<br />
– de pendelophanging rechts en zet deze vast met de<br />
voorgeschreven aantrekkoppels (zie hoofdstuk 19D<br />
"Pendelophanging").<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
Vullen - ontluchten).<br />
11A-46<br />
11A
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
MOTOR G9T Cilinderkoppakking<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1202-01<br />
Mot. 1202-02<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m of/en °)<br />
Klembandtang<br />
Mot. 1534 Afstelgereedschap voor de<br />
inlaatnokkenas<br />
Mot. 1536 BDP-stift<br />
Mot. 1537 Afstelgereedschap voor de<br />
uitlaatnokkenas<br />
Mot. 1448 Lange klembandtang<br />
Mot. 1505 Riemspanningsmeter<br />
Mot. 1549 Verstuivertrekker<br />
Spanrolmoer 2,5<br />
Bevestigingsbouten van de steun rechts<br />
voor 4,4<br />
Bevestigingsbouten van de steun rechts<br />
voor op de langsbalk 8,5<br />
Hogedrukleidingen 2,5<br />
Moer verstuiverflens bij vliegwielzijde 2,3<br />
Bevestigingsmoer hogedrukleidingen 2,5<br />
Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,3<br />
Bout flens van de leiding pomp/<br />
hoofdinspuitbuis 2,5<br />
Bevestigingsbouten tuimelaaras 1,3<br />
Bevestigingsbouten kleppendeksel 1,2<br />
Bevestigingsmoer turbocompressor 2,6<br />
Bevestigingsbout EGR-leiding 2,5<br />
Bout afstelgat van het BDP 2,2<br />
Wielbouten 11<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Torx-dop 18<br />
Sleutel voor hogedrukleidingen FACOM nummer<br />
DM19.<br />
Hoekverdraaisleutel<br />
Gereedschap voor het afpersen van de<br />
cilinderkop<br />
11A-47<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
11A<br />
LET OP: voor iedere reparatie, sluit u het<br />
diagnoseapparaat aan en opent u de communicatie<br />
met de rekeneenheid van het inspuitsysteem en<br />
controleert u of er geen druk meer is in de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Houd rekening met de temperatuur van de<br />
brandstof.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
HOUD U STIPT AAN DE<br />
REINHEIDSVOORSCHRIFTEN IN<br />
HOOFDSTUK 13B "BIJZONDERHEDEN EN<br />
REINHEID"
MOTOR G9T<br />
Bouw uit:<br />
– het rechter voorwiel,<br />
– de spatplaat rechts voor en de bescherming aan de<br />
zijkant,<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de sierkap van de motor,<br />
– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem"),<br />
– de spanrol,<br />
– de inlaatluchtslang van het luchtfilterhuis,<br />
– de luchtslang op de turbocompressor en op de<br />
ingang van de tussenkoeler.<br />
Maak de rubberen bescherming los en druk hem zo<br />
ver mogelijk naar achteren.<br />
Zet de klembanden (1) los.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-48<br />
Bouw uit:<br />
– de EGR-leiding (2),<br />
11A<br />
– de bescherming van de kabelbundel bij (3).
MOTOR G9T<br />
– de stekkers van de luchtelektrokleppen bij (4),<br />
– de slangen van de luchtdruk bij (5),<br />
– het geluiddempende materiaal.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-49<br />
Maak los:<br />
– de vacuümslang op de vacuümpomp,<br />
– de retourslang (6).<br />
11A<br />
Verwijder de slangen van de kachelradiateur bij (7).
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Bouw uit:<br />
– de stekkers van de<br />
koelvloeistofverwarmingselementen bij (8),<br />
– de bevestigingen van de voorste uitlaatbuis,<br />
– de bevestigingen van de turbo aan het<br />
uitlaatspruitstuk bij (9).<br />
11A-50<br />
11A
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Bouw uit:<br />
– de slang van de carterventilatie (10),<br />
– de stekkers van de verstuivers, van de voorverwarmingsstiften en van het<br />
opname element druk (11),<br />
– de brandstofretourslang (12) op de verstuivers en de hoofdinspuitbuis en<br />
bouw hem uit (denk eraan hem bij het monteren te vervangen).<br />
– de leiding van het inspuitsysteem (13) tussen de hogedrukpomp en de<br />
hoofdinspuitbuis zonder de strip (14) te beschadigen,<br />
– de verstuiverleidingen (15).<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
Bouw uit:<br />
– de hoofdinspuitbuis,<br />
– het beschermrubber en zijn metalen steun.<br />
11A-51<br />
11A
MOTOR G9T<br />
LET OP: bij het losdraaien van de wartels (1) van de<br />
verstuiverleidingen op de verstuiverhouders, moet u<br />
de bevestigingsmoeren (2) van de filterstelen met een<br />
sleutel tegenhouden.<br />
Draai de bouten van de hoofdinspuitbuis los.<br />
Verwijder de verstuivers met Mot. 1549.<br />
Breng kruipolie aan rondom de verstuiver.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-52<br />
11A<br />
Draai de bouten van de verstuiverflenzen geheel los,<br />
en plaats de klem van Mot. 1549 zoals op de tekening<br />
hierna is aangegeven.<br />
Draai de kartelring aan zodat de twee bekken<br />
aangrijpen op de vlakke zijden zonder ze met<br />
overdreven kracht vast te zetten.<br />
Plaats de balk van Mot. 1549 over de bouten van het<br />
kleppendeksel (zoals op de tekening hierna is<br />
aangegeven).<br />
Schroef de bout (3) in de klem tot de verstuiver<br />
vrijkomt. Doe hetzelfde bij de andere verstuivers.
MOTOR G9T<br />
Bouw uit:<br />
– het kleppendeksel,<br />
– de tuimelaarassen.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-53<br />
11A
MOTOR G9T<br />
REINIGEN<br />
De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />
mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />
Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />
Décapjoint.<br />
Draag hierbij handschoenen.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbouten van het koelvloeistofhuis op de cilinderkop,<br />
– de cilinderkop.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />
ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />
met een houten spatel schoon.<br />
Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te<br />
werk gaat, zodat er geen vuil in de oliekanalen (in<br />
het motorblok en in de cilinderkop) terechtkomt.<br />
11A-54<br />
CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK<br />
11A<br />
Controleer of het pakkingvlak niet vervormd is.<br />
Maximale vervorming: 0,05 mm.<br />
De cilinderkop mag niet worden gevlakt.<br />
Controleer de cilinderkop op haarscheurtjes door hem<br />
af te persen met het afpersgereedschap (bak met bij<br />
de betreffende cilinderkop behorende hulpstukken<br />
(plug, afsluitplaat, dop). De bak voor het afpersen van<br />
de cilinderkop heeft goedkeuringsnummer 664000.
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
INBOUWEN<br />
Plaats de cilinderkoppakking (de merktekens van de<br />
pakking aan de bovenkant), en vervolgens de<br />
cilinderkop.<br />
Plaats de zuigers halverwege om te voorkomen dat ze<br />
in contact komen met de kleppen bij het vastzetten<br />
van de cilinderkop.<br />
Zet de cilinderkop vast met de hoekverdraaisleutel<br />
(zie hoofdstuk 07A "Vastzetten cilinderkop").<br />
Monteer de tuimelaarassen in de volgende stand:<br />
– voor de uitlaatnokkenas: het eind van de tuimelaaras<br />
met de platte kant (1) aan distributiezijde,<br />
– voor de inlaatnokkenas: het eind van de tuimelaaras<br />
zonder de platte kant (2) aan distributiezijde.<br />
11A-55<br />
11A
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Zet de bouten van de tuimelaarassen in de voorgeschreven volgorde vast<br />
met een aantrekkoppel van 1,3 daN.m .<br />
11A-56<br />
11A
MOTOR G9T<br />
Plaats Rhodorseal 5661 in de hoeken van de<br />
nokkenaslagerkappen en in de halve maan.<br />
Distributiezijde<br />
Vliegwielzijde<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-57<br />
11A<br />
Plaats alle afdichtingen op het kleppendeksel.
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Plaats:<br />
– het kleppendeksel - <strong>inlaatspruitstuk</strong>,<br />
– de bevestigingsbouten van het kleppendeksel en draai ze aan, met een<br />
druppel Loctite Frenbloc op de bouten (1-2-4-6-8-10-12-13).<br />
Zet de bouten vast met 1,2 daN.m in de aangegeven aantrekvolgorde.<br />
11A-58<br />
11A
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
METHODE VOOR HET INBOUWEN VAN DE<br />
VERSTUIVERS<br />
Verwijder pas op het laatste moment de<br />
beschermdoppen van ieder onderdeel.<br />
Reinig de boringen van de verstuivers de verstuivers<br />
zelf en hun montagebeugels met een in nieuw<br />
oplosmiddel gedrenkte pluisvrije doek (gebruik de<br />
speciaal hiervoor bestemde doeken,<br />
bestelnr. 77 11 211 707).<br />
Droog alle onderdelen met een andere nieuwe doek.<br />
Reinig een van de oude bevestigingsbouten van de<br />
verstuiver en draai hem geheel in de<br />
bevestigingsgaten om de schroefdraad te reinigen.<br />
Plaats de nieuwe tapeinden (1) en de vulringen (2)<br />
voor het vastzetten van de verstuiver nadat u de<br />
schroefdraad met olie hebt ingesmeerd en zet ze met<br />
de hand vast tot het einde van de schroefdraad<br />
(0,2 daN.m). Na elke demontage moeten de<br />
tapeinden en de moeren worden vervangen.<br />
11A-59<br />
11A
MOTOR G9T<br />
Leg een nieuwe ring onder elke verstuiver.<br />
Monteer de verstuiver met zijn beugel en een<br />
borgveer.<br />
Smeer de schroefdraad van de moeren met olie.<br />
LET OP: zet de moer (A) aan distributiezijde<br />
eerst vast en daarna de moer (B) aan<br />
vliegwielzijde.<br />
Zet moer (A) vast met 0,6 daN.m, en daarna moer (B)<br />
met 0,6 daN.m.<br />
Distributiezijde eerst, daarna vliegwielzijde.<br />
Voer alleen bij moer (B) een hoekverdraaiing uit van<br />
360° ± 30° (moer aan vliegwielzijde).<br />
Draai de drie bevestigingsbouten van de<br />
hoofdinspuitbuis los zodat deze vrijkomt.<br />
Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />
verstuiverhouders en van de inspuitleidingen.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-60<br />
11A<br />
Monteer de inspuitleidingen tussen de<br />
hoofdinspuitbuis en de verstuivers en zet ze met de<br />
hand vast tot zijn aanliggen.<br />
Zet de drie bevestigingsbouten van de<br />
hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />
2,3 daN.m.<br />
Zet de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />
verstuivers en de hogedrukpomp vast met een<br />
aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />
Zet de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />
hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />
2,5 daN.m.<br />
Maak het bevestigingsklemmetje van de leiding<br />
pomp / hoofdinspuitbuis vast en zet de twee<br />
bevestigingsbouten vast.<br />
Monteer het afdichtschot met twee moeren aan het<br />
kleppendeksel.<br />
Zet de zijschotten van de bescherming van de<br />
hoofdinspuitbuis correct vast.<br />
Vouw de rubber slab van de bescherming van de<br />
hoofdinspuitbuis naar voren en klem hem vast.<br />
Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van<br />
de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van<br />
de onderdelen van het systeem erop letten dat zij<br />
goed zijn geplaatst (zie het hoofdstuk 13B<br />
"Bescherming van de hoofdinspuitbuis").<br />
Het niet naleven van deze voorschriften kan<br />
ernstige gevolgen hebben.<br />
Ga bij het verder monteren te werk in omgekeerde<br />
volgorde van uitbouwen.<br />
Gooi de zak met gebruikte doppen weg.
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Plaats:<br />
– de distributieriem, zie de methode in hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem".<br />
– de pendelophanging rechts en zet deze vast met de<br />
voorgeschreven aantrekkoppels (zie hoofdstuk 19A<br />
"Pendelophanging").<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Voordat u de motor start, wist u met het<br />
diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />
de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />
Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />
keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />
met het diagnoseapparaat in het menu "Commando<br />
van de actuators".<br />
Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />
brandstoflekkage is.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– laat de motor stationair draaien tot de<br />
koelventilateur inschakelt,<br />
– geef en paar keer onbelast gas,<br />
– maak een proefrit,<br />
– zet het contact af en controleer of er nergens<br />
brandstoflekkage is,<br />
– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />
nat is door brandstof.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
Vullen - ontluchten).<br />
11A-61<br />
11A
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Nokkenascassettebout<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Bouw de accu uit.<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />
Bouw uit:<br />
– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem"),<br />
– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />
"Inlaatluchtverdeler"),<br />
– de EGR-elektroklep (zie hoofdstuk 12B<br />
"EGR-elektroklep"),<br />
– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hogedrukleidingen"),<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1659 Blokkeergereedschap<br />
nokkenaspoelie<br />
Mot. 1562 Montagegereedschap<br />
nokkenaskeerringen<br />
– M6 1,2<br />
– M8 2,2<br />
Tapeind nokkenaslagerblok 4,3<br />
Bout nokkenaslagerblok 2,2<br />
Bout koelvloeistofbuis op voorste<br />
cilinderkop 2,5<br />
Carterbouten 2,5<br />
Bouten van de nokkenaspoelies 12<br />
Mot. 252-01 Meetgereedschap voor de<br />
zuigerhoogte<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Momentsleutel<br />
Hoekverdraaisleutel<br />
Gereedschap voor het afpersen van de<br />
cilinderkop<br />
11A-62<br />
11A<br />
– de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hoofdinspuitbuis").<br />
– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />
– de hogedrukleidingen op de inspuitpomp.<br />
Methode voor de cilinderkop van de voorste rij:<br />
Bouw uit:<br />
– de nokkenaspoelies met behulp van Mot. 1659,<br />
– het opname element van de stand van nokkenassen,<br />
– de bout bij (B),<br />
– het carter bij (C).
MOTOR P9X<br />
Bouw uit:<br />
– de nokkenascassette,<br />
– de klepstoters en noteer hun plaatsen,<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-63<br />
11A<br />
– de bevestigingen van het huisoog van de voorste rij,<br />
– het hitteschild van het voorste uitlaatspruitstuk,<br />
– de bevestigingen van het uitlaatspruitstuk van de<br />
voorste rij op de tussenbuis naar de<br />
turbocompressor bij (D),<br />
– de bouten van de koelslang op de cilinderkop van de<br />
voorste rij bij (E),<br />
– de bouten van de olieslang op de cilinderkop van de<br />
voorste rij,<br />
– de bouten van de cilinderkop van de voorste rij,<br />
– de cilinderkop van de voorste rij.
MOTOR P9X<br />
Methode voor de cilinderkop van de achterste rij:<br />
Bouw uit:<br />
– de nokkenaspoelie met behulp van Mot. 1659,<br />
– het carter bij (F).<br />
– de nokkenascassette,<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-64<br />
11A<br />
– de klepstoters en noteer hun plaatsen,<br />
– de bout van de dynamosteun op de cilinderkop van<br />
de achterste rij,<br />
– de uitgaande buis van de turbocompressor bij (G).<br />
Maak de koelvloeistofbuis vrij van de achterste<br />
cilinderkop.<br />
Bouw uit:<br />
– de bouten van de cilinderkop van de achterste rij,<br />
– de cilinderkop van de achterste rij.
MOTOR P9X<br />
REINIGEN<br />
De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />
mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />
Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />
Décapjoint.<br />
Draag hierbij handschoenen.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />
ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />
met een houten spatel schoon.<br />
Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te<br />
werk gaat, zodat er geen vuil in de oliekanalen (in<br />
het motorblok en in de cilinderkop) terechtkomt.<br />
CONTROLE VAN HET KOPPAKKINGVLAK<br />
Controleer of het pakkingvlak niet vervormd is.<br />
Maximale vervorming: 0,07 mm.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-65<br />
11A<br />
De maximale vervorming van het pakkingvlak van de<br />
inlaat- en uitlaatspruitstukken is: 0,075 mm.<br />
De cilinderkop mag niet worden gevlakt.<br />
Controleer de cilinderkop op haarscheurtjes door hem<br />
af te persen met het afpersgereedschap (bak met bij<br />
de betreffende cilinderkop behorende hulpstukken<br />
(plug, afsluitplaat, dop). De bak voor het afpersen van<br />
de cilinderkop heeft goedkeuringsnummer 664000.<br />
METEN VAN DE ZUIGERHOOGTES<br />
Verwijder koolaanslag op de bovenkanten van de<br />
zuigers.<br />
Draai de krukas een omwenteling in de normale<br />
draairichting, zodat zuiger N° 1 het BDP nadert.<br />
Plaats het gereedschap Mot. 252-01.<br />
Plaats het gereedschap Mot. 252-01 met een<br />
meetklokje op de steunplaat Mot. 252-01 en zoek het<br />
BDP van de zuiger.<br />
N.B.: alle metingen moeten worden uitgevoerd op 15°<br />
ten opzichte van de lengteas van de motor.
MOTOR P9X<br />
KEUZE VAN DE CILINDERKOPPAKKING<br />
Markering Dikte Zuigerhoogte<br />
1 gat 1,15 mm 0,40 tot 0,46 mm<br />
2 gaten 1,2 mm 0,47 tot 0,53 mm<br />
3 gaten 1,25 mm 0,54 tot 0,60 mm<br />
N.B.: de cilinderkoppakkingen zijn op de volgende<br />
manier te herkennen:<br />
– het aantal gaten geeft de dikte van de koppakking<br />
aan bij (1)<br />
– de markering "L" is voor de voorste rij bij (2),<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-66<br />
11A<br />
– de markering "R" is voor de achterste rij bij (3).<br />
INBOUWEN (bijzonderheden)<br />
LET OP: zuig voor het vastzetten van de kopbouten<br />
de olie weg uit de bevestigingsgaten.<br />
Plaats de cilinderkoppakkingen, gecentreerd door<br />
twee doppen.<br />
Plaats de zuigers halverwege om te voorkomen dat ze<br />
in contact komen met de kleppen bij het vastzetten<br />
van de cilinderkop.<br />
Centreer de pakking met de centreerbussen.
MOTOR P9X<br />
Zet de cilinderkoppen vast met een momentsleutel en<br />
een hoekverdraaisleutel (zie hoofdstuk 07A<br />
"Vastzetten van de cilinderkop").<br />
Monteer de klepstoters na deze te hebben gesmeerd.<br />
Monteer de nokkenascassettes met nieuwe<br />
afdichtingen en gecentreerd op de doppen bij (3).<br />
Voorste rij<br />
Achterste rij<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-67<br />
11A<br />
Zet de cassettes vast met het voorgeschreven koppel<br />
en in de hieronder aangegeven volgorde.<br />
Achterste rij<br />
Voorste rij
MOTOR P9X<br />
Monteer de koelvloeistofbuis met nieuwe afdichtingen<br />
en zet hem vast met een aantrekkoppel van<br />
2,5 daN.m. op de cilinderkop van de voorste rij.<br />
Monteer de carters met een strook, van 1,2 mm in<br />
diameter, THREEBOND volgens onderstaand<br />
schema, na:<br />
– reinigen en ontvetten van de pakkingvlakken,<br />
– verwijderen van de afdichtingen van de nokkenassen<br />
en van de carters.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-68<br />
11A<br />
Zet de bouten met diameter:<br />
– M6 vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m,<br />
– M8 vast met een aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />
Zet de lagerblokken van de nokkenassen met een<br />
aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />
Zet de tapeinden vast met een aantrekkoppel van<br />
4,3 daN.m behalve de twee tapeinden van de<br />
buitenste lagerblokken, zet deze vast met een<br />
aantrekkoppel van 2,2 daN.m.
MOTOR P9X<br />
N.B.: vervang altijd de O-ring bij (4).<br />
Zet de carters vast met een aantrekkoppel van<br />
2,5 daN.m.<br />
Monteer de keerringen van de nokkenassen met<br />
behulp van Mot. 1562.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-69<br />
11A<br />
Monteer de nokkenaspoelies:<br />
– van de achterste rij, met het merkteken (1) ("RH")<br />
van de poelie in lijn met het merkteken (A),
MOTOR P9X<br />
– van de voorste rij, met het merkteken (2) ("LH") in lijn<br />
met het merkteken (B).<br />
Zet de poelies van de nokkenassen met een<br />
aantrekkoppel van 12 daN.m.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
11A-70<br />
11A<br />
Plaats:<br />
– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />
– de hogedrukleidingen op de inspuitpomp,<br />
– de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hoofdinspuitbuis").<br />
– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hogedrukleidingen"),<br />
– de EGR-elektroklep (zie hoofdstuk 12B "EGRelektroklep"),<br />
– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />
"Inlaatluchtverdeler"),<br />
– de distributieriem (zie de methode in hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem").<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen - ontluchten").
MOTOR V4Y<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Cilinderkoppakking<br />
Voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />
cilinderkoppakkingen moet de aandrijfgroep worden<br />
uitgebouwd. Voor de juiste werkmethode, raadpleegt u<br />
MR V4Y.<br />
11A-71<br />
11A
MOTOR G9T<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
Zie het boek G9T voor de bijzonderheden over het<br />
uitbouwen inbouwen van de nokkenassen en het<br />
vervangen van de nokkenaskeerringen.<br />
11A-72<br />
11A
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Nokkenascassettebout<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Bouw de accu uit.<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />
Bouw uit:<br />
– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem"),<br />
– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />
"Inlaatluchtverdeler"),<br />
– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hogedrukleidingen"),<br />
– de katalysator (zie hoofdstuk 19B "Katalysator").<br />
– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 929-01 Gereedschap voor het uitlijnen<br />
van de vertanding van het<br />
spelingcorrectietandwiel<br />
Mot. 1562 Montagegereedschap<br />
nokkenaskeerringen<br />
Mot. 1659 Blokkeergereedschap<br />
nokkenaspoelie<br />
– M6 1,2<br />
– M8 2,2<br />
Tapeinden van de middelste lagerblokken<br />
van de nokkenassen 4,3<br />
Tapeinden van de buitenste lagerblokken<br />
van de nokkenassen 2,2<br />
Bout nokkenaslagerblok 2,2<br />
Bouten van het afsluitcarter van de<br />
nokkenassen 2,5<br />
Bouten van de nokkenaspoelies 12<br />
Mot. 1662 Afstelgereedschap voor de<br />
klepspeling<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Momentsleutel<br />
Hoekverdraaisleutel<br />
11A-73<br />
11A<br />
Methode voor de nokkenassen van de voorste rij:<br />
Bouw uit:<br />
– de nokkenaspoelies met behulp van Mot. 1659,<br />
– het opname element van de stand van nokkenassen<br />
bij (A),<br />
– de bevestiging van de geleider van de peilstaaf op<br />
het carter bij (B),<br />
– de bout bij (C),<br />
– het carter bij (D).
MOTOR P9X<br />
IDENTIFICATIE VAN DE NOKKENASSEN<br />
Markeer de nokkenassen voor u deze uitbouwt.<br />
1 Uitlaatnokkenas voorste rij<br />
2 Inlaatnokkenas voorste rij<br />
3 Inlaatnokkenas achterste rij<br />
4 Uitlaatnokkenas achterste rij<br />
Bouw uit:<br />
– de lagerblokken van de nokkenassen en markeer<br />
hun posities,<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
11A-74<br />
11A<br />
– de twee nokkenassen en markeer hun posities.<br />
Methode voor de nokkenassen van de achterste<br />
rij:<br />
Bouw uit:<br />
– de nokkenaspoelie met behulp van Mot. 1659,<br />
– het carter bij (E).<br />
– de lagerblokken van de nokkenassen en markeer<br />
hun posities,<br />
– de nokkenassen en markeer hun posities.
MOTOR P9X<br />
REINIGEN<br />
De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />
mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />
Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />
Décapjoint.<br />
Het is van het grootste belang dat u zorgvuldig te werk<br />
gaat.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />
ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />
met een houten spatel schoon.<br />
INBOUWEN<br />
Smeer de nokken en de lagerblokken.<br />
Plaats het spelingcorrectietandwiel op de juiste<br />
manier, met de tanden in lijn met die van de<br />
nokkenaspoelie, gebruik Mot. 929-01<br />
Steek in (F) een pen van 3 mm om het<br />
spelingcorrectietandwiel op zijn plaats te houden ten<br />
opzichte van de nokkenas.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
11A-75<br />
11A<br />
Plaats de nokkenassen volgens de afstelling bij (G).<br />
Monteer de distributiecarters met een strook, van<br />
1,2 mm in diameter, THREEBOND volgens<br />
onderstaand schema, na:<br />
– reinigen en ontvetten van de pakkingvlakken,<br />
– verwijderen van de afdichtingen van de nokkenassen<br />
en van de carters.
MOTOR P9X<br />
Zet de bouten met diameter<br />
– M6 vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m,<br />
– M8 vast met een aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />
Zet de lagerblokken van de nokkenassen met een<br />
aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />
Zet de tapeinden vast met een aantrekkoppel van<br />
4,3 daN.m behalve de twee tapeinden van de<br />
buitenste lagerblokken, zet deze vast met een<br />
aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
11A-76<br />
N.B.: vervang altijd de O-ring bij (C).<br />
11A<br />
Zet de carters vast met een aantrekkoppel van<br />
2,5 daN.m.
MOTOR P9X<br />
Monteer de keerringen van de nokkenassen met<br />
behulp van Mot. 1562.<br />
Monteer de nokkenaspoelies:<br />
– van de achterste rij, met het merkteken (1) ("RH")<br />
van de poelie in lijn met het merkteken (A),<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
11A-77<br />
11A<br />
– van de voorste rij, met het merkteken (2) ("LH") in lijn<br />
met het merkteken (B).<br />
Zet de nokkenaspoelies vast met een aantrekkoppel<br />
van 12 daN.m, gebruik Mot. 1659 om de<br />
nokkenaspoelies tegen te houden.
MOTOR P9X<br />
Plaats de distributieriem (zie de methode in<br />
hoofdstuk 11A "Distributieriem"").<br />
CONTROLE VAN DE KLEPSPELING<br />
N.B.: de klepspeling moet worden gemeten bij<br />
"koude motor". De afstelwaarde is 0,4 mm.<br />
Zet de krukas in het BDP; het BDP-merkteken (H) van<br />
de krukaspoelie moet in lijn staan met het vaste<br />
merkteken (I).<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
11A-78<br />
Merktekens van de cilinders:<br />
A: distributiezijde<br />
B: vliegwielzijde<br />
11A<br />
Meet de klepspeling van cilinder n°° 1, de nokken<br />
moeten op de achterkant van de nok staan.<br />
Plaats de nokken van cilinder n°° 2, op de achterkant<br />
van de nokken door de motor in de normale<br />
draairichting te draaien. Meet de klepspeling.<br />
Herhaal dit voor de cilinders n° 3, 4, 5 en 6, door de<br />
motor in de normale draairichting te draaien en met<br />
inachtneming van de inspuitvolgorde:<br />
"1→2→3→→4→5→6".
MOTOR P9X<br />
AFSTELLEN VAN DE KLEPSPELING<br />
Plaats de nokken van de betreffende cilinder op de<br />
achterkant van de nokken en draai de motor iets in de<br />
normale draairichting om contact tussen de klep en de<br />
zuiger te voorkomen bij het aanbrengen van<br />
Mot. 1662.<br />
Draai de twee hydraulische klepstoters van de<br />
betreffende cilinder met de uitsparing naar de<br />
buitenkant van de twee nokkenassen, zodat het<br />
klepstelplaatje vrij komt.<br />
Druk de klepveer in met Mot 1662.<br />
Het gereedschap gemerkt "I" dient voor het vervangen<br />
van de plaatjes van de inlaatnokkenassen en het<br />
gereedschap gemerkt "E" dient voor het vervangen<br />
van de plaatjes van de uitlaatnokkenassen.<br />
Verwijder de klepstelplaatjes met een<br />
schroevendraaier en een magnetische vinger.<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
11A-79<br />
11A<br />
Plaats:<br />
– de verstuivers (zie hoofdstuk 13B "Verstuivers"),<br />
– de hogedrukleidingen (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hogedrukleidingen"),<br />
– de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A<br />
"Inlaatluchtverdeler"),<br />
– de katalysator (zie hoofdstuk 19B "Katalysator").<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.
MOTOR V4Y<br />
CILINDERKOP EN DISTRIBUTIE<br />
Nokkenas<br />
Voor het uitbouwen-inbouwen van de nokkenassen<br />
moet de aandrijfgroep worden uitgebouwd.<br />
Voor de juiste werkmethode, raadpleegt u MR V4Y.<br />
11A-80<br />
11A
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gegevens<br />
(1) bij 2500 tr/min, mag het CO niet hoger zijn dan 0,3.<br />
*<br />
**<br />
Type auto<br />
BJ0K<br />
BJ0P<br />
BJ0K<br />
BJ0P<br />
Toerental<br />
(tr/min)<br />
Versnellingsbak<br />
Type Indice<br />
Boring<br />
(mm)<br />
12A-1<br />
112A<br />
Slag<br />
(mm)<br />
Motor<br />
Inhoud<br />
(cm 3 )<br />
Compressieverhouding<br />
PK6 F4R 762 82,7 93 1998 9,5 / 1<br />
SU1 F4R 763 82,7 93 1998 9,5 / 1<br />
Controlewaarden bij stationair toerental*<br />
Luchtverontreiniging **<br />
CO (%) (1) CO2 (%) CH (ppm) Lambda (λ)<br />
12A<br />
Emissienorm<br />
IF05<br />
EU 00<br />
IF05<br />
EU 00<br />
Brandstof<br />
(octaangetal minimaal)<br />
750 tr/min 0,5 max 14,5 max 100 max 0,97
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Rekeneenheid inspuitsysteem en<br />
ontsteking<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
∅ 40 mm (Ingebouwde<br />
potentiometer met dubbele baan)<br />
SAGEM S 2000 T 112-polig<br />
Sequentiële multipunt inspuiting<br />
Statische ontsteking<br />
12A-2<br />
12A<br />
MGI/VDO Weerstand motor = 1,6 ± 0,3 ΩΩ<br />
Weerstand potentiometer = 1500 ±± 300 ΩΩ<br />
Opname element gaspedaal HELLA Potentiometer met twee banen<br />
Weerstand baan 1 = 1200 ± 480 Ω<br />
Weerstand baan 2 = 1700 ± 680 Ω<br />
Bobines NIPPONDENSO Vier penbobines V4<br />
NIPPONDENSO:<br />
Weerstand primair 0,5 ≈Ω<br />
Weerstand secondair 6,8 ± 1 KΩ<br />
Bougies CHAMPION RC 8 PYCB Aantrekkoppel: 2,5 tot 3 daN.m<br />
Opname elementen spruitstukdruk<br />
en turbodruk<br />
DELCO Uitgaande spanning met contact aan en<br />
stilstaande motor (tussen de aansluitingen A<br />
en B):<br />
-1,9 V bij een atmosferische druk van<br />
1013 mb. Uitgaande spanning > 1,9 V bij een<br />
atmosferische druk > 1030 mbar en uitgaande<br />
spanning < 1,9 V bij een atmosferische druk<br />
< 1013 mbar<br />
Afdichting bij iedere demontage vervangen<br />
Pingeldetector SAGEM Type piëzo-elektrisch<br />
Aantrekkoppel: 2 daN.m<br />
Opname element vliegwiel (BDP<br />
en toerental)<br />
Lambda sondes (voorste en<br />
achterste)<br />
Injectoren MAGNETI-MARELLI<br />
PICO<br />
SIEMENS Type variabele reluctantie<br />
Weerstand = 200 tot 270 ΩΩ<br />
BOSCH Weerstand verwarming = 9 ΩΩ bij 20 °C<br />
Weerstand intern = 1 kΩ maximum<br />
Rijk mengsel > 800 mV<br />
Arm mengsel < 50 mV<br />
Weerstand: 14,5 ± 0,7 Ω bij 20 °C<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Opname element<br />
luchttemperatuur<br />
Opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur<br />
JEAGER Negatieve temperatuurcoëfficiënt<br />
(zie tabel)<br />
Weerstand: 2500 Ω bij 20°C<br />
JEAGER Negatieve temperatuurcoëfficiënt<br />
(zie tabel)<br />
Weerstand: 3500 Ω bij 20°C<br />
Elektroklep dampabsorptievat SAGEM Weerstand: 26 ± 4 ΩΩ bij 23 °C<br />
Elektroklep wastegate EATON Weerstand: 30 ± 2Ω bij 23 °C<br />
Voedingspomp in de tank met<br />
ingebouwde benzinefilter en<br />
drukregelaar<br />
BOSCH Druk: 3,5 bar ± 0,06<br />
Opbrengst minimaal: 80 tot 120 l/u<br />
Spruitstukdruk stationair - 320 ± 50 mbar<br />
Waterpomp (koeling<br />
turbocompressor)<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen<br />
BOSCH Aansl. 1: - motor<br />
Aansl. 2: + motor<br />
- Weerstand: 0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C<br />
12A-3<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gegevens<br />
(1) bij 2500 tr/min, mag het CO niet hoger zijn dan 0,3.<br />
*<br />
**<br />
***<br />
Type auto<br />
Versnellingsbak<br />
Type Indice<br />
Boring<br />
(mm)<br />
12A-4<br />
Slag<br />
(mm)<br />
Motor<br />
Inhoud<br />
(cm 3 )<br />
Compressieverhouding<br />
12A<br />
Emissienorm<br />
BJ0V SU1 V4Y 701 95,5 81,4 3498 10,3 / 1 IF2005<br />
Stationair<br />
(tr/min)<br />
Controlewaarde bij stationair toerental (warme motor)*<br />
Luchtverontreiniging **<br />
CO (%) (1) CO2 (%) CH (ppm) Lambda (λ)<br />
650 0,5 maximaal 15 maximaal<br />
100<br />
maximaal<br />
Brandstof ***<br />
(octaangetal minimaal)<br />
0,97 < λ < 1,03 Super ongelood (octaangetal 98)<br />
Bij een koelvloeistoftemperatuur hoger dan 80 °C en controle na ongeveer 30 secondes met 2500 tr/min<br />
stabiel toerental draaien.<br />
De wettelijk toegestane maxima kunnen per land verschillen.<br />
Ook geschikt voor ongelood 91 octaan.<br />
Temperatuur in °C (± 1) -10 20 25 40 50 80 90 110<br />
Opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur<br />
met negatieve<br />
temperatuurcoëfficiënt:<br />
weerstand in ohm (Ω)<br />
Opname element<br />
luchttemperatuur met<br />
negatieve<br />
temperatuurcoëfficiënt:<br />
weerstand in ohm (Ω)<br />
7000<br />
tot<br />
11400<br />
7940<br />
tot<br />
9310<br />
2100<br />
tot<br />
2900<br />
2100<br />
tot<br />
1900<br />
1900<br />
tot<br />
2100<br />
1900<br />
tot<br />
2100<br />
1000<br />
tot<br />
1500<br />
1000<br />
tot<br />
1500<br />
680 tot<br />
1000<br />
680 tot<br />
1000<br />
310 tot<br />
370<br />
310 tot<br />
370<br />
236 tot<br />
260<br />
236 tot<br />
260<br />
143 tot<br />
153<br />
-<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Rekeneenheid<br />
inspuitsysteem<br />
12A-5<br />
12A<br />
HITACHI / HI-EWR20 Rekeneenheid multipunt sequentieel inspuitsysteem<br />
Rekeneenheid met 121 aansluitingen (81 en<br />
40 aansluitingen)<br />
Benzinepomp - Deze is gecombineerd met tankelement en filter<br />
Druk 3,5 ± 0,06 bar<br />
Gemotoriseerd<br />
<strong>smoorklephuis</strong><br />
(ingebouwde dubbele<br />
baan en diameter 70 mm)<br />
HITACHI /<br />
RM 70-04<br />
Bougies NGK / PLFR5A Bougies met een elektrode<br />
Bobines HANSIN /<br />
AIC-3102<br />
22448 8J115<br />
1322<br />
Opname element<br />
gaspedaal<br />
HELLA /<br />
JECS AEEE002<br />
Gelijkstroom elektromotor<br />
Aansluitingen<br />
Aansl. A1: Voeding + 5 V<br />
Aansl. A2: Signaal potentiometer baan n° 2<br />
Aansl. A3: Voeding motor -<br />
Aansl. A4: Signaal potentiometer baan n° 1<br />
Aansl. A5: Massa potentiometers<br />
Aansl. A6: Voeding motor +<br />
Weerstand van de motor: tussen de aansluitingen A3 en<br />
A6: 1 tot 15 Ω bij 25 ˚C<br />
Weerstand van de potentiometers tussen de<br />
aansluitingen:<br />
A1 en A5: 875 tot 1625 Ω bij 25 ˚C<br />
Enkele bobine met transistor<br />
Potentiometer met twee banen<br />
Weerstand:<br />
- baan 1: 2 (massa) en 4 (+ 5 V): 1,2 ±± 0,5 kΩΩ<br />
- baan 2: 1 (massa) en 5 (+ 5 V): 1,7 ± 0,7 kΩΩ<br />
Luchtdoorstroommeter UNISIA JECS Warme film luchtdoorstroommeter met ingebouwd<br />
opname element luchttemperatuur<br />
Aansluitingen<br />
Aansl. A1: signaal luchtstroom<br />
Aansl. A2: 5 V referentiespanning<br />
Aansl. A3: massa doorstroommeter en opname element<br />
luchttemperatuur<br />
Aansl. A4: + 12 V na navoedingsrelais inspuitsysteem<br />
Aansl. A5: signaal opname element<br />
inlaatluchttemperatuur<br />
Injectoren HITACHI /<br />
JECS FBJC101<br />
Opname elementen<br />
nokkenas<br />
Elektromagnetische verstuiver<br />
Weerstand: 13,5 tot 17,5 Ω bij 20 ˚C<br />
- Opname elementen met Hall effect Deze zijn op de<br />
inlaatnokkenassen gemonteerd. Er is een opname<br />
element per cilinderrij.<br />
Weerstand bij 25 ˚C: tussen de aansluitingen<br />
A1 en A2<br />
A1 en A3 uitgezonderd 0 of oneindig<br />
A2 en A3<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Pingeldetector NGK /<br />
KNE20<br />
Opname element<br />
atmosferische druk<br />
Opname element druk<br />
stuurbekrachtiging<br />
SIEMENS /<br />
5WK9681<br />
TEXAS<br />
INSTRUMENTS<br />
12A-6<br />
12A<br />
Opname element type piëzo-elektrisch<br />
Het is in het midden van de "V" gemonteerd<br />
Weerstand bij 20 ˚C: tussen de aansluitingen A1 en<br />
A2: 530 tot 590 kΩ<br />
Deze is bij de rekeneenheid gemonteerd<br />
Opname element vliegwiel - Opname elementen met Hall effect Dit is op het<br />
versnellingsbakhuis onder de auto gemonteerd.<br />
Weerstand bij 25 ˚C: tussen de aansluitingen<br />
A1 en A2<br />
A1 en A3 uitgezonderd 0 of oneindig<br />
A2 en A3<br />
Elektroklep van<br />
inlaatnokkenasversteller<br />
Elektroklep variabele<br />
inlaatluchtklep<br />
UNISIA JECS Op de inlaatnokkenas.<br />
Weerstand bij 20 ˚C: 7 tot 7,5 ΩΩ<br />
MITSUBISHI Weerstand: 32 Ω ± 5 %<br />
Voorste lambda sondes NGK Weerstand verwarming:<br />
tussen de aansl. A2 en A3: 3 tot 4 Ω bij 25 ˚C<br />
Achterste lambda sondes NGK Weerstand verwarming:<br />
tussen de aansl. A2 en A3: 3 tot 4 Ω bij 25 ˚C<br />
Elektroklep dampafzuiging UNISIA JECS Weerstand: 24 Ω ± 5 %<br />
katalysator ECIA C204<br />
Voorkatalysator ECIA C202 en C203<br />
Inspuitvolgorde - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6<br />
n° 1 en 2 distributiezijde (n°1 op de achterste<br />
cilinderrij)<br />
Diagnose Diagnosegereedschap<br />
(behalve XR25)<br />
-<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Luchtinlaat<br />
SCHEMA VAN HET INLAATLUCHTCIRCUIT<br />
1 Tussenkoeler<br />
2 Luchtinlaat<br />
3 Luchtfilter<br />
4 Turbocompressor<br />
5 Inlaatspruitstuk<br />
6 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
12A-7<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Luchtinlaat<br />
SCHEMA VAN HET INLAATLUCHTCIRCUIT<br />
1 Tussenkoeler<br />
2 Luchtinlaat<br />
3 Luchtfilter<br />
4 Doorstroommeter<br />
5 Inlaatspruitstuk<br />
6 Turbocompressor<br />
7 Verdelerhuis<br />
12A-8<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATCIRCUIT (principeschema)<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Luchtinlaat<br />
12A-9<br />
12A<br />
De luchtinlaat heeft een geluiddemper (2) die het aanzuiggeluid vermindert en voor een betere vulling zorgt bij lage<br />
toerentallen.<br />
1 Aanzuigslang<br />
2 Inlaatgeluiddemper<br />
3 Luchtfilterhuis<br />
4 Luchtdoorstroommeter<br />
5 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
6 Inlaatspruitstuk met variabele inlaatluchtklep<br />
7 Inlaatluchtverdeler<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Luchtinlaat<br />
SCHEMA VAN HET INLAATLUCHTCIRCUIT<br />
12A-10<br />
12A<br />
Het luchtinlaatsysteem heeft een geluiddemper (7) die bepaalde drukgolven elimineert waardoor het inlaatgeluid<br />
minder is.<br />
1 Luchtaanvoerslang<br />
2 Luchtfilterhuis<br />
3 Luchtdoorstroommeter<br />
4 Luchtinlaatslang<br />
5 Turbocompressor<br />
6 Wastegate<br />
7 Inlaatgeluiddemper<br />
8 luchtinlaatslang op uitgang tussenkoeler<br />
9 Tussenkoeler<br />
10 luchtinlaatslang op uitgang tussenkoeler<br />
11 Afslagklephuis<br />
12 Inlaatluchtverdeler<br />
13 Voorste <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />
14 Achterste <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />
15 Aansluiting voor carterventilatieslang<br />
Editie 3
MOTOR<br />
F4R - G9T<br />
Motor F4R met turbocompressor<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Luchtfilter<br />
Maak de slangklem (1) los en daarna de luchtslang<br />
(2).<br />
Verwijder de vier bevestigingsbouten (3) van het<br />
luchtfilterdeksel zodat u bij het filterelement kunt<br />
komen.<br />
FILTERELEMENT<br />
12A-11<br />
Motor G9T<br />
12A<br />
Maak de stekker (1) los van de luchtdoorstroommeter.<br />
Maak de luchtslang (2) los.<br />
Verwijder de vier bevestigingsbouten (3) van het<br />
luchtfilterdeksel zodat u bij het filterelement kunt<br />
komen.<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Luchtfilter<br />
FILTERELEMENT<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak los:<br />
– de accu,<br />
– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1),<br />
– de luchtaanzuigslang (2).<br />
Maak de bevestigingen los van de relais (3) en maak<br />
deze naar de zijkant vrij.<br />
Verwijder de vier bevestigingsbouten (4) van het<br />
deksel van het luchtfilterhuis.<br />
Maak het deksel van het luchtfilterhuis met de<br />
doorstroommeter vrij en verwijder daarna het<br />
filterelement.<br />
12A-12<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
FILTERELEMENT<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Luchtfilter<br />
Maak los:<br />
– de accu,<br />
– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1).<br />
Maak de carterventilatieslang (2) los.<br />
Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />
doorstroommeter.<br />
Verwijder hiervoor de twee bevestigingsbouten op de<br />
luchtdoorstroommeter, druk deze tegen de<br />
inlaatgeluiddemper en daarna tegen de<br />
turbocompressor.<br />
12A-13<br />
12A<br />
Maak de bevestigingen los van de relais (4) en maak<br />
deze naar de zijkant vrij.<br />
Verwijder de vier bevestigingsbouten (5) van het<br />
deksel van het luchtfilterhuis.<br />
Open het deksel van het luchtfilterhuis en verwijder het<br />
filterelement.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten <strong>smoorklephuis</strong> 1,5<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Zet de klemband (1) los.<br />
Maak los:<br />
– de stekker van het opname element turbodruk (2),<br />
– de stekker van het opname element<br />
luchttemperatuur (3),<br />
12A-14<br />
12A<br />
– de stekker van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> (4).<br />
Maak de luchtslang los tussen tussenkoelerluchtverdeler.<br />
Verwijder de drie bevestigingsbouten (5) van het<br />
<strong>smoorklephuis</strong>.<br />
Verwijder het <strong>smoorklephuis</strong> met de slang van het<br />
benzinedampabsorptiesysteem en van de<br />
carterventilatie (6).<br />
Wip de slang (6) los van het <strong>smoorklephuis</strong>.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afdichting bij iedere demontage van het<br />
<strong>smoorklephuis</strong>.<br />
Lees het <strong>smoorklephuis</strong> in met behulp van het<br />
diagnoseapparaat.<br />
Bij ieder aanzetten van het contact moet het<br />
<strong>smoorklephuis</strong> een inleescyclus uitvoeren op de<br />
minimum en maximum aanslagen.<br />
12A-15<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Bouten <strong>smoorklephuis</strong> 0,8 ± 0,1<br />
Bouten luchtfilterhuis 1<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw het deksel van het luchtfilterhuis uit (zie<br />
hoofdstuk 12A: Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis<br />
"Luchtfilter").<br />
Verwijder de luchtaanzuigslang.<br />
Maak de stekker los van het gemotoriseerd<br />
<strong>smoorklephuis</strong> (1).<br />
Verwijder de vier bevestigingsbouten van het<br />
<strong>smoorklephuis</strong> (2).<br />
12A-16<br />
INBOUWEN<br />
12A<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afdichting bij iedere demontage van het<br />
<strong>smoorklephuis</strong>. Gebruik indien nodig wat vet om de<br />
montage te vergemakkelijken.<br />
Bij het aanzetten van het contact moet het<br />
<strong>smoorklephuis</strong> een inleescyclus uitvoeren op de<br />
minimum en maximum aanslagen.<br />
Controleer met het diagnoseapparaat of dit inlezen is<br />
uitgevoerd.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
BELANGRIJK:<br />
Het gemotoriseerde <strong>smoorklephuis</strong> kan niet<br />
worden gerepareerd.<br />
Het is niet toegestaan de aanslagschroef (A) te<br />
verdraaien.<br />
BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />
STEKKER VAN HET SMOORKLEPHUIS<br />
Aansl. Omschrijving<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
Massa potentiometer<br />
Signaal potentiometer N° 1<br />
- motor<br />
+ motor<br />
Voeding + 5 V potentiometer<br />
Signaal potentiometer n° 2<br />
Weerstand motor tussen de aansluitingen 3 en 4:<br />
1,6 Ω ± 0,3 Ω<br />
Weerstand potentiometer tussen de aansluitingen 1<br />
en 5:<br />
1500 Ω ± 300 Ω<br />
12A-17<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
BELANGRIJK:<br />
Het gemotoriseerde <strong>smoorklephuis</strong> kan niet<br />
worden gerepareerd.<br />
BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />
STEKKER VAN HET SMOORKLEPHUIS<br />
Aansl. Omschrijving<br />
A1<br />
A2<br />
A3<br />
A4<br />
A5<br />
A6<br />
Voeding + 5 V<br />
Signaal potentiometer baan n° 2<br />
Voeding motor<br />
Signaal potentiometer baan n° 1<br />
Massa potentiometers<br />
Voeding motor<br />
Weerstand motor tussen de aansluitingen A3 en A6:<br />
1 tot 15 Ω bij 25 ˚C<br />
Weerstand van de potentiometers tussen de<br />
aansluitingen A1 en A5: 875 tot 1625 Ω bij 25 ˚C<br />
12A-18<br />
22343<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Verdelerhuis<br />
Bevestigingsbout van de EGR-leiding 2,5 ± 0,5<br />
Bevestigingsbout verdelerhuis 2,2 ± 0,4<br />
VERDELERHUIS<br />
Dit huis bevindt zich tussen de tussenkoeler en het<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong>. Hierin bevinden zich de elektroklep<br />
van het EGR-systeem en het afslagsysteem.<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Verwijder de leiding van de EGR (1) en zijn<br />
afdichtingen. Vervang de leiding en de afdichtingen bij<br />
het monteren.<br />
Maak de luchtslang tussenkoeler - verdelerhuis (2) los<br />
door de slangklem (3) los te maken.<br />
12A-19<br />
12A<br />
Maak de stekker (4) los van de EGR-elektroklep.<br />
Draai de slangklemmen los van de verbindingsslang<br />
(5) met het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
Bouw uit:<br />
– de versterkingsstrip (6) tussen het verdelerhuis en de<br />
stuurbekrachtigingspomp,<br />
– de drie bevestigingsbouten (7) van het verdelerhuis,<br />
– het verdelerhuis met de EGR-elektroklep.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />
aan.<br />
Editie 3
DOEL<br />
MOTOR G9T<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Afslagsysteem<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsbouten afslagklep 1,2<br />
Met dit systeem stop de motor snel na het afzetten van<br />
het contact.<br />
BESCHRIJVING<br />
Dit systeem bestaat uit:<br />
– een balg (1) die de afslagklep bedient,<br />
– een afslagklep (2),<br />
– een vacuümreservoir (3),<br />
12A-20<br />
– een elektroklep (4).<br />
WERKING<br />
12A<br />
Bij het afzetten van het contact, verbindt de elektroklep<br />
het vacuümreservoir met de bedieningsbalg van de<br />
afslagklep.<br />
Hierop werkt de onderdruk; als gevolg daarvan wordt<br />
de afslagklep afgesloten.<br />
De motor krijgt geen lucht meer en stopt direct.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
PRINCIPESCHEMA<br />
A Vacuümpomp<br />
B Vacuümreservoir met antiretourklep<br />
C Afslagelektroklep<br />
D Bedieningsbalg van de afslagklep<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Afslagsysteem<br />
12A-21<br />
UITBOUWEN VAN DE AFSLAGKLEP<br />
12A<br />
Voor het uitbouwen van de afslagklep, moet het<br />
verdelerhuis worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12A<br />
Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis "Verdelerhuis").<br />
Verwijder de vier bouten (1) van de afslagklep en<br />
bouw het geheel smoorklep - balg uit.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DOEL<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Afslagsysteem<br />
Het systeem heeft als doel de motor geleidelijk en zonder schokken stil te<br />
zetten na het uitzetten van het contact.<br />
BESCHRIJVING<br />
Het systeem bestaat uit:<br />
– een balg (1) die de smoorklep bedient,<br />
– een afslagklep (2),<br />
– een bedieningselektroklep (3),<br />
– een vacuümreservoir (4).<br />
WERKING<br />
Bij het afzetten van het contact, verbindt de elektroklep het vacuümreservoir<br />
met de balg.<br />
Hierop werkt de onderdruk; als gevolg daarvan wordt de afslagklep<br />
afgesloten.<br />
De motor krijgt geen lucht meer en stopt direct.<br />
12A-22<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Afslagsysteem<br />
UITBOUWEN VAN DE AFSLAGKLEP<br />
Maak los:<br />
– de luchtaanzuigslang (1),<br />
– de vacuümslang op de balg (2).<br />
Bouw uit:<br />
– de vier bevestigingsbouten (3),<br />
– het geheel klep-balg.<br />
INBOUWEN VAN DE AFSLAGKLEP<br />
Vervang de O-ring.<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingen van de afslagklep 0,8<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
12A-23<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Spruitstukbouten 2,1<br />
Bouten <strong>smoorklephuis</strong> 1<br />
Bouten van de hoofdinspuitbuis 0,8<br />
Schroeven van de luchtslang<br />
tussenkoeler-turbocompressor 1<br />
Slangklem van de luchtslang<br />
tussenkoeler-turbocompressor 0,5<br />
UITBOUWEN<br />
Maak los:<br />
– de accu,<br />
– de stekker van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> (1),<br />
– de luchtslang tussenkoeler-<strong>smoorklephuis</strong> (2),<br />
– de stekker van het opname element turbodruk (3),<br />
– de stekker van het opname element<br />
luchttemperatuur (4).<br />
Bouw uit:<br />
– de drie bevestigingsbouten (5) van het<br />
<strong>smoorklephuis</strong>,<br />
– het <strong>smoorklephuis</strong> met de slang van het<br />
benzinedampabsorptiesysteem en van de<br />
carterventilatie,<br />
12A-24<br />
12A<br />
– de luchtslang van het hitteschild van de<br />
turbocompressor (6),<br />
– de slangklem en de bevestigingsschroef van de<br />
luchtslang van tussenkoeler-turbocompressor (7).<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
Maak los:<br />
– de slang van de carterventilatie van het<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong> (8),<br />
– de vacuümslang naar de rembekrachtiger (9),<br />
– de stekker van het opname element spruitstukdruk<br />
(10),<br />
– de stekkers van de inspuitstukken (11).<br />
Bouw uit:<br />
– de twee bouten van de hoofdinspuitbuis (12),<br />
– de hoofdinspuitbuis,<br />
12A-25<br />
12A<br />
– de acht bevestigingsbouten van het <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />
(13),<br />
– het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
INBOUWEN<br />
Vervang de <strong>inlaatspruitstuk</strong>pakking en de afdichting<br />
van het <strong>smoorklephuis</strong>.<br />
Breng de bouten van het spruitstuk op hun plaats.<br />
Zet de bevestigingsbouten van het spruitstuk vast in<br />
de juiste volgorde (1-2-3-4-5-6-7-8) en met het<br />
voorgeschreven aantrekkoppel.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
12A-26<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Variabele inlaat<br />
BIJZONDERHEDEN<br />
Het <strong>inlaatspruitstuk</strong> heeft een klep voor de variabele luchtinlaat.<br />
Na de doorstroommeter splitst het <strong>inlaatspruitstuk</strong> zich in twee delen die elk<br />
een cilinderrij voeden. Een luchtklep maakt het mogelijk de twee cilinderrijen<br />
ofwel met elkaar te verbinden, ofwel van elkaar te scheiden. Met dit systeem<br />
kan het motorkoppel verbeterd worden.<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt een elektroklep (1) aan, die<br />
de onderdruk van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> via een vacuümreservoir (2) verbindt<br />
met de bedieningsbalg (3) van de luchtklep (4).<br />
VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />
In rust wordt de elektroklep niet gevoed, de luchtklep staat open.<br />
1. Bij stationair draaien of vo belast staat de luchtklep open.<br />
2. De elektroklep wordt aangestuurd, de luchtklep sluit als aan de volgende<br />
voorwaarden wordt voldaan:<br />
– startmotor draait niet,<br />
– smoorklepweerstand niet gas los,<br />
– koelvloeistoftemperatuur ≥ -49 °C,<br />
– motortoerental tussen 1600 en 3600 ± 200 tr/min,<br />
– inspuitduur > 0,5 milliseconde.<br />
UITBOUWEN - INBOUWEN<br />
Voor het uitbouwen-inbouwen van de luchtklep gelden geen bijzonderheden.<br />
Vervang de afdichtingen door nieuwe.<br />
Zet de bevestigingsbouten van de klep vast met een aantrekkoppel van<br />
1,9 ± 0,2 daN.m.<br />
12A-27<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
Moeren en bouten van het spruitstuk 2,2<br />
Koppel-reactiestang: op subframe<br />
op motor<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– het vacuümreservoir (1),<br />
– de bedieningselektroklep van de inlaatluchtklep (2),<br />
– de vacuümslang (3) naar de rembekrachtiger.<br />
Maak los:<br />
– de slangen op de bedieningsbalg (4),<br />
– de slang (5) op het spruitstuk,<br />
– Elektroklep benzinedampafzuiging<br />
10,5<br />
18<br />
12A-28<br />
– de stekkers van de lambda sondes (6),<br />
Plaats afknijpklemmen op de slangen van de<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong>verwarming.<br />
Maak de twee slangen los.<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
Plaats de onderste motorsteun Mot. 1367-02.<br />
Bouw uit:<br />
– de koppel-reactiestang,<br />
– de pendelsteun aan distributiezijde,<br />
12A-29<br />
– de bevestigingsbouten en -moeren van het<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong> (7),<br />
– het spruitstuk.<br />
INBOUWEN<br />
Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />
12A<br />
N.B.:<br />
Houd u aan de voorgeschreven aantrekvolgorde en<br />
aantrekkoppels voor de bevestigingen van het<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Vul het koelcircuit bij.<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatluchtverdeler<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten en moeren van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> 2,2<br />
Bouten van de hoofdinspuitbuizen:<br />
- voorspannen<br />
- vastzetten<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw het <strong>inlaatspruitstuk</strong> uit (zie de methode van het<br />
"Inlaatspruitstuk").<br />
Mak de benzineaanvoerwartel (1) los op de<br />
hoofdinspuitbuis. Vang de zich hierin bevindende<br />
benzine op.<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbouten (2) van de hoofdinspuitbuis,<br />
– de hoofdinspuitbuis,<br />
12A-30<br />
1<br />
2,3<br />
Bouten en moeren van de verdeler 1,2<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatluchtverdeler<br />
– de bevestigingsbouten en -moeren van het<br />
inlaatluchtverdeler,<br />
– de inlaatluchtverdeler.<br />
INBOUWEN<br />
Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />
N.B.:<br />
Houd u aan de voorgeschreven aantrekvolgorde en<br />
aantrekkoppels voor de bevestigingen van het<br />
inlaatluchtverdeler.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
12A-31<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk en -luchtverdeler<br />
12A-32<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk en -luchtverdeler<br />
1 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
2 Slang van <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />
3 Inlaatspruitstuk<br />
4 Inlaatluchtverdeler<br />
5 Variabele inlaatluchtklep<br />
6 Elektroklep variabele inlaatluchtklep<br />
7 Vacuümreservoir<br />
8 Pulsdemper<br />
9 Hoofdinspuitbuis<br />
10 Elektroklep dampafzuiging<br />
12A-33<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsbouten kleppendeksel 1,2<br />
Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,3<br />
Moeren van hogedrukleidingen 2,5<br />
UITBOUWEN<br />
OPMERKING:<br />
Voor het uitbouwen van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> moeten de<br />
verstuivers, de hogedrukleidingen en de<br />
hoofdinspuitbuis worden uitgebouwd (zie<br />
hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem).<br />
Maak los:<br />
– de stekkers van de voorverwarmingsstiften,<br />
– de stekker van de EGR-klep (1),<br />
– maak de kabelbundel (2) los van de plastic<br />
bescherming.<br />
Bouw uit<br />
– de bescherming (3) van de kabelbundel.<br />
12A-34<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Druk de kabelbundels opzij zodat de<br />
bovenkant van het <strong>inlaatspruitstuk</strong><br />
vrijkomt.<br />
Maak de slangklem (4) los van de<br />
verbindingsslang afslagklephuis -<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
Plaats de motorsteun Mot. 1367 en<br />
bouw de pendelsteun uit.<br />
Verwijder de spruitstukbouten en<br />
bouw het spruitstuk uit.<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
12A-35<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INBOUWEN<br />
Vervang de afdichtingen door nieuwe.<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
Plaats alle afdichtingen op het kleppendeksel -<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
12A-36<br />
Plaats Rhodorseal 5661 in de hoeken van de<br />
nokkenaslagerkappen en in de halve maan.<br />
Distributiezijde<br />
Vliegwielzijde<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstuk<br />
12A-37<br />
12A<br />
Plaats:<br />
– het kleppendeksel - <strong>inlaatspruitstuk</strong>,<br />
– de bevestigingsbouten van het kleppendeksel en draai ze aan, met een druppel Loctite Frenbloc op de bouten<br />
(1-2-4-6-8-10-12-13).<br />
Zet de bouten vast met 1,2 daN.m in de aangegeven aantrekvolgorde.<br />
BELANGRIJK:<br />
Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen en let in het bijzonder op de montagevolgorde<br />
en de voorgeschreven aantrekkoppels voor het inbouwen van de delen van het hogedruk inspuitsysteem<br />
(zie hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem "Verstuiver").<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatluchtverdeler<br />
OPMERKING:<br />
Voor het uitbouwen van de inlaatluchtverdeler moeten<br />
het <strong>inlaatspruitstuk</strong> en het afslagklephuis worden<br />
uitgebouwd (zie hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk -<br />
Smoorklephuis "Inlaatspruitstuk" en<br />
"Verdelerhuis").<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbouten van de inlaatluchtverdeler,<br />
– de inlaatluchtverdeler.<br />
INBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsbouten inlaatluchtverdeler 1,2<br />
Vervang de afdichtingen van de inlaatluchtverdeler en<br />
van het <strong>inlaatspruitstuk</strong> door nieuwe afdichtingen.<br />
Bouw de inlaatluchtverdeler in.<br />
Draai de bouten van de inlaatluchtverdeler aan<br />
zonder ze vast te zetten.<br />
12A-38<br />
12A<br />
Monteer het <strong>inlaatspruitstuk</strong> - kleppendeksel met de<br />
voorgeschreven aantrekvolgorde en aantrekkoppels<br />
(zie hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis<br />
"Inlaatspruitstuk").<br />
Zet de bevestigingsbouten van de inlaatluchtverdeler<br />
vast met een aantrekkoppel van 1,2 daN.m in de<br />
voorgeschreven volgorde (1, 2, 3, 4, 5).<br />
Monteer de afslagklep (zie hoofdstuk 12A<br />
Inlaatspruitstuk - Smoorklephuis "Verdelerhuis").<br />
BELANGRIJK:<br />
Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />
van uitbouwen en let in het bijzonder op de<br />
montagevolgorde en de voorgeschreven<br />
aantrekkoppels voor het inbouwen van de delen van<br />
het hogedruk inspuitsysteem (zie hoofdstuk 13B<br />
Dieselinspuitsysteem "Verstuiver").<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
TURBULENTIEKLEP<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
De inlaatluchtverdeler heeft een turbulentieklep die,<br />
onder bepaalde bedrijfsomstandigheden van de motor,<br />
de stroming van de inlaatlucht verandert en daarmee<br />
de vulling van de cilinder beïnvloedt.<br />
Als de klep dicht is, heeft de luchtdoorlaat in de<br />
inlaatluchtverdeler een kleinere doorsnede.<br />
BESCHRIJVING<br />
Het systeem bestaat uit:<br />
– een turbulentieklep in de inlaatluchtverdeler,<br />
– een balg (1) die de turbulentieklep bedient,<br />
– en een elektroklep (2).<br />
Inlaatluchtverdeler - Turbulentieklep<br />
12A-39<br />
PRINCIPESCHEMA<br />
A Vacuümpomp<br />
B Elektroklep van de turbulentieklep<br />
C Bedieningsbalg van de turbulentieklep<br />
WERKING<br />
12A<br />
In rust is de elektroklep gesloten. De klep is open en<br />
heeft geen invloed op de luchtdoorlaat in de<br />
inlaatluchtverdeler.<br />
Als het systeem in werking is, verbindt de elektroklep,<br />
die wordt aangestuurd door de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem, de vacuümpomp (A) met de<br />
bedieningsbalg (C) van de turbulentieklep.<br />
Op de balg werkt de onderdruk van de vacuümpomp;<br />
als gevolg daarvan wordt de turbulentieklep<br />
afgesloten.<br />
UITBOUWEN<br />
De turbulentieklep is ingebouwd in de<br />
inlaatluchtverdeler.<br />
Bij het vervangen moet de complete<br />
inlaatluchtverdeler worden vervangen.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatluchtverdeler<br />
UITBOUWEN<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingen van de inlaatluchtverdeler<br />
Steun van de sierkap van de motor op de inlaatluchtverdeler<br />
Steun op de turbocompressor<br />
Bevestigingen hitteschild op de turbocompressor<br />
Strip aan zijkant van de inlaatluchtverdeler<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak de stekkers (1) los:<br />
– van het opname element luchttemperatuur,<br />
– van de elektroklep turbodrukregeling,<br />
– van het opname element van de stand van de wastegate,<br />
– van de bedieniningselektroklep van de afslagklep.<br />
Maak de vacuümslangen (2) los op:<br />
– de balg van de wastegate,<br />
– de elektroklep van de turbodrukregeling,<br />
– het vacuümreservoir,<br />
– de bedieningsbalg van de afslagklep,<br />
– de vacuümpomp.<br />
12A-40<br />
2,1<br />
2,5<br />
2,5<br />
2,1<br />
2,1<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatluchtverdeler<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen (3) van het hitteschild op de<br />
turbocompressor,<br />
– de bevestigingen (4) van de steun op de<br />
turbocompressor,<br />
– de steun,<br />
– het hitteschild op de turbocompressor,<br />
– de steun van de sierkap van de motor (5) op de<br />
inlaatluchtverdeler.<br />
Maak de luchtinlaatslang los op de afslagklep.<br />
12A-41<br />
12A<br />
Verwijder de bevestigingen (6):<br />
– van de strip aan zijkant van de inlaatluchtverdeler,<br />
– van de inlaatluchtverdeler op de EGR-buis,<br />
– van de inlaatluchtverdeler.<br />
Verwijder de inlaatluchtverdeler en daarna de<br />
afdichtingen.<br />
Op de werkbank, verwijder:<br />
– de elektrokleppen,<br />
– het vacuümreservoir,<br />
– de smoorklep (zie "Afslagsysteem van de motor").<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatluchtverdeler<br />
INBOUWEN<br />
Vervang altijd alle afdichtingen.<br />
Monteer de inlaatluchtverdeler en zet de bevestigingen vast met een<br />
aantrekkoppel van 2,1 daN.m in de voorgeschreven volgorde.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
12A-42<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstukken<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingen <strong>inlaatspruitstuk</strong> 3,1<br />
Bevestigingen van de uitslagbegrenzer<br />
op de carrosserie 10,5<br />
Bevestigingen van de pendelkap op de<br />
motor 6,2<br />
Bevestigingen van de akoestische massa<br />
op de carrosserie 2,1<br />
Bevestiging van de dempingsstang op<br />
het voorste <strong>inlaatspruitstuk</strong> 2,5<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />
Maak de brandstofaanvoerleidingen vrij op de<br />
pendelophanging.<br />
12A-43<br />
12A<br />
Verwijder het geheel pendelkap-uitslagbegrenzer.<br />
Maak de brandstofaanvoer en -retourslangen (1) los<br />
en sluit de openingen af met doppen van de set met<br />
afsluitdoppen uit het magazijn.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstukken<br />
Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie de methode van de<br />
"Inlaatluchtverdeler").<br />
Maak los:<br />
– de verschillende stekkers en actuators van de kabelbundel (2) en maak<br />
deze vrij naar de zijkant,<br />
– de slangen van de carterventilatie op de "T"-aansluiting (3) en daarna de<br />
slang (4). Maak deze vrij naar de zijkant.<br />
Maak de stekker (5) vrij en verwijder de dempingsstang (6).<br />
12A-44<br />
22008<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Draai de wartels van de hogedrukleidingen<br />
hoofdinspuitbuis-verstuivers los.<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstukken<br />
Draai, indien nodig, de bevestigingsbeugels van de<br />
verschillende leidingen los.<br />
Bouw de hogedrukleidingen uit.<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
Bouw uit:<br />
– de twee bevestigingsbouten van de balg van de<br />
wastegate en maak deze naar de zijkant vrij,<br />
– de hoofdinspuitbuis (zie de methode in<br />
hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />
"Hoofdinspuitbuis").<br />
Bouw uit:<br />
– het geheel EGR-klep - warmtewisselaar (zie de<br />
paragraaf "EGR-klep - Warmtewisselaar"),<br />
12A-45<br />
12A<br />
– de retourslang (7) met het opname element<br />
brandstoftemperatuur,<br />
– de bevestigingen van de carterventilatiebuis (8),<br />
– de beugel en daarna de wartels op de pomp en de<br />
cilinderkop van de brandstofretour en -<br />
aanvoerslangen (9).<br />
Maak vrij:<br />
– de carterventilatieslang aan de zijkant,<br />
– de brandstofaanvoer- en retourbuizen.<br />
Verwijder de uitgaande hogedrukleiding van de pomp<br />
(10) en de wartel op het spruitstuk.<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Inlaatspruitstukken<br />
Bouw uit:<br />
– het spruitstuk van de voorste en/of achterste<br />
cilinderrij,<br />
– de afdichtingen.<br />
12A-46<br />
INBOUWEN<br />
Vervang altijd alle afdichtingen van het<br />
luchtinlaatcircuit.<br />
12A<br />
Plaats het of de spruitstuk(ken) en zet de bevestiging<br />
vast met het voorgeschreven aantrekkoppel en<br />
aantrekvolgorde.<br />
Monteer de brandstofaanvoer- en retourleidingen en<br />
zet deze vast met de voorgeschreven aantrekkoppels<br />
(zie de methode in hoofdstuk 13B<br />
Dieselinspuitsysteem "Inspuitpomp").<br />
Monteer de hoofdinspuitbuis (zie de methode in<br />
hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />
"Hoofdinspuitbuis").<br />
Vervang altijd de hogedrukleidingen en zet deze vast<br />
met het voorgeschreven aantrekkoppel (zie de<br />
methode in hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />
"Hogedrukleidingen").<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Vul het brandstofcircuit met behulp van de<br />
opvoerpomp.<br />
Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />
reparatie (zie hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />
"Bijzonderheden").<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
AANTREKKOPPEL (in daN.m en/of°)<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk<br />
Spruitstukmoeren 2<br />
Moeren van de turbocompressor 1 + 90°<br />
Lambda sonde 3,4<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de katalysator (zie hoofdstuk 19B Uitlaat<br />
"Katalysator").<br />
– de turbocompressor (zie hoofdstuk 12B Drukvulling<br />
"Turbocompressor").<br />
– de moeren van het uitlaatspruitstuk.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met<br />
de voorgeschreven volgorde en het voorgeschreven<br />
aantrekkoppel.<br />
Vervang de afdichtingen van het spruitstuk en de<br />
moeren van het spruitstuk.<br />
12A-47<br />
BELANGRIJK<br />
12A<br />
Breng op hun plaats:<br />
– de turbocompressor op het uitlaatspruitstuk,<br />
– de olieaanvoerleiding op de turbocompressor,<br />
– de olieretourleiding naar het motorblok.<br />
Zet de slangklem van luchtslang van de tussenkoelerturbocompressor<br />
vast om de turbocompressor te<br />
plaatsen.<br />
N.B.:<br />
Controleer de afdichting van de olieaanvoer- en<br />
retourslangen van de turbocompressor (zie<br />
hoofdstuk 12B Drukvulling "Turbocompressor").<br />
Plaats de katalysator door de steunen van de<br />
katalysator vast te zetten en daarna de flenzen van de<br />
turbocompressor en de uitlaatlijn (zie hoofdstuk 19B<br />
Uitlaat "Katalysator").<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Voorste uitlaatspruitstuk<br />
Bevestigingstapeinden van het<br />
spruitstuk 1,5 ± 0,2<br />
Bevestigingsmoeren van het<br />
spruitstuk 3 ±± 0,3<br />
Bevestigingsbouten van het<br />
hitteschild 0,6<br />
Bouten van uitlaatklem 2,5<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak de stekker los van de lambda sonde (1) en bouw<br />
deze uit.<br />
Voor het uitbouwen van het uitlaatspruitstuk moet de<br />
voorkatalysator worden uitgebouwd (zie<br />
hoofdstuk 19B, Uitlaat, Voorste voorkatalysator).<br />
Verwijder de bevestigingsbouten van het voorste<br />
uitlaatspruitstuk.<br />
12A-48<br />
INBOUWEN<br />
12A<br />
Vervang de uitlaatspruitstukpakking door een nieuwe.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met<br />
de voorgeschreven volgorde en het voorgeschreven<br />
aantrekkoppel.<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Achterste uitlaatspruitstuk<br />
Bevestigingstapeinden van het<br />
spruitstuk 1,5 ± 0,2<br />
Bevestigingsmoeren van het<br />
spruitstuk 3 ±± 0,3<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Voor het uitbouwen van het uitlaatspruitstuk van de<br />
achterste cilinderrij moet de katalysator van de<br />
achterste cilinderrij worden uitgebouwd (zie<br />
hoofdstuk 19 Uitlaat "Voorkatalysator achterste<br />
cilinderrij").<br />
Maak de stekker los van de lambda sonde (1) en bouw<br />
deze uit.<br />
Verwijder de bevestigingsbouten van het achterste<br />
uitlaatspruitstuk.<br />
12A-49<br />
INBOUWEN<br />
12A<br />
Vervang de uitlaatspruitstukpakking door een nieuwe.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met<br />
de voorgeschreven volgorde en het voorgeschreven<br />
aantrekkoppel.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingstapeind spruitstuk 0,8 ± 0,2<br />
Bevestigingsmoer van spruitstuk 2,7 ± 0,4<br />
Bevestigingsbouten hitteschild 1 ± 0,2<br />
OPMERKING:<br />
Voor het uitbouwen van het uitlaatspruitstuk moet de turbocompressor<br />
worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12B Drukvulling "Turbocompressor").<br />
Bouw uit:<br />
– het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />
– de bevestigingsmoeren van het uitlaatspruitstuk,<br />
– het uitlaatspruitstuk.<br />
12A-50<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Zet de bouten en moeren van het spruitstuk vast met de voorgeschreven<br />
volgorde en het voorgeschreven aantrekkoppel.<br />
Vervang de afdichting van het uitlaatspruitstuk.<br />
12A-51<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk voorste cilinderrij<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingen uitlaatspruitstuk op<br />
cilinderkop 5,2<br />
Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />
turbocompressor op spruitstuk 5,2<br />
Bevestigingen hitteschilden 2,1<br />
Steun op de turbocompressor 2,5<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen (1) van het hitteschild op de<br />
turbocompressor,<br />
– de bevestigingen (2),<br />
– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />
de verschillende vacuümslangen,<br />
– het hitteschild,<br />
12A-52<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk voorste cilinderrij<br />
– de bevestigingen (3) van het hitteschild op de uitlaattussenbuis spruitstuk -<br />
turbocompressor,<br />
– het hitteschild,<br />
– de bevestigingen (4) van het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />
– het hitteschild,<br />
12A-53<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk voorste cilinderrij<br />
– de bevestigingen van het uitlaatspruitstuk (5),<br />
– het spruitstuk,<br />
– de afdichting (6).<br />
12A-54<br />
INBOUWEN<br />
12A<br />
Vervang de uitlaatspruitstukpakking en de afdichting<br />
van de tussenbuis.<br />
Plaats het spruitstuk en zet de bevestiging vast met<br />
het voorgeschreven aantrekkoppel en<br />
aantrekvolgorde.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk achterste cilinderrij<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingen uitlaatspruitstuk op<br />
cilinderkop<br />
Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />
turbocompressor op spruitstuk<br />
Bevestigingen hitteschilden<br />
Steun op de turbocompressor<br />
Voorste uitlaatbuis:<br />
– op de turbocompressor<br />
– op de katalysator<br />
Bevestigingen van de steun van de<br />
voorkatalysator<br />
Bevestigingen van de strip van de<br />
voorkatalysator<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />
5,2<br />
5,2<br />
2,1<br />
2,5<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,1<br />
2,1<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen (1) van het hitteschild op de<br />
turbocompressor,<br />
– de bevestigingen (2),<br />
– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />
de verschillende vacuümslangen,<br />
– het hitteschild,<br />
12A-55<br />
12A<br />
– de bevestiging (3) van het hitteschild van de<br />
voorkatalysator,<br />
– het hitteschild,<br />
– de bevestigingen (4) van de voorste uitlaatbuis.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Onder de auto<br />
Bouw uit:<br />
– de bescherming onder de motor,<br />
– de katalysator.<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstuk achterste cilinderrij<br />
Maak de voorkatalysator naar de zijkant vrij. Verwijder<br />
hiervoor de steun (5) en de bevestigingsstrip (6) van<br />
de voorkatalysator.<br />
Maak de elektrische aansluitingen los van de dynamo.<br />
12A-56<br />
12A<br />
Bouw uit:<br />
– het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />
– de bevestigingen van de tussenbuis spruitstuk -<br />
turbocompressor op het uitlaatspruitstuk,<br />
– de bevestigingen van het uitlaatspruitstuk,<br />
– het spruitstuk,<br />
– de afdichting.<br />
INBOUWEN<br />
Vervang altijd alle afdichtingen<br />
– van het spruitstuk<br />
– de uitlaattussenbuis,<br />
– de voorkatalysator.<br />
Plaats het spruitstuk en zet de bevestiging vast met<br />
het voorgeschreven aantrekkoppel en<br />
aantrekvolgorde.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaattussenbuizen<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Steun op de turbocompressor 2,5<br />
Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />
turbocompressor 5,2<br />
Bevestigingen hitteschilden 2,1<br />
Bevestiging van de EGR-buis 2,1<br />
Bevestiging van de voorste uitlaatbuis op<br />
de voorkatalysator 2,1<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Tussenbuis voorste spruitstuk - turbocompressor<br />
Bouw de turbocompressor uit (zie de methode in<br />
hoofdstuk 12B Drukvulling "Turbocompressor").<br />
Op de werkbank: verwijder de tussenbuis voorste<br />
spruitstuk - turbocompressor.<br />
12A-57<br />
Tussenbuis achterste spruitstuk -<br />
turbocompressor<br />
Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />
12A<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen (1) van het hitteschild op de<br />
turbocompressor,<br />
– de bevestigingen (2),<br />
– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />
de verschillende vacuümslangen,<br />
– het hitteschild.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaattussenbuizen<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestiging (3) van het hitteschild van de<br />
voorkatalysator,<br />
– het hitteschild,<br />
– de bevestigingen (4) van de voorste uitlaatbuis.<br />
– de EGR-buis (5),<br />
– de bevestigingen (6) van de tussenbuis spruitstuk -<br />
turbocompressor op het spruitstuk van de<br />
turbocompressor.<br />
Onder de auto<br />
Bouw uit:<br />
– de bescherming onder de motor,<br />
– de katalysator.<br />
12A-58<br />
12A<br />
Maak de voorkatalysator naar de zijkant vrij. Verwijder<br />
hiervoor de steun (7) en de bevestigingsstrip (8) van<br />
de voorkatalysator.<br />
Maak de elektrische aansluitingen los van de dynamo.<br />
Bouw uit:<br />
– het hitteschild van het uitlaatspruitstuk,<br />
– de bevestigingen (9) van de tussenbuis spruitstuk -<br />
turbocompressor op het spruitstuk.<br />
Via de bovenkant: verwijder de tussenbuis<br />
spruitstuk-turbocompressor.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaattussenbuizen<br />
INBOUWEN<br />
Vervang altijd alle afdichtingen van de uitlaat.<br />
Monteer, op de werkbank, de tussenbuis voorste<br />
spruitstuk - turbocompressor, en zet de bevestigingen<br />
vast met het voorgeschreven aantrekkoppel.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
12A-59<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
Uitlaatspruitstukken en -tussenbuizen<br />
1 Voorste uitlaatspruitstuk<br />
2 Achterste uitlaatspruitstuk<br />
3 Spruitstukpakking<br />
4 Hitteschild van uitlaatspruitstuk<br />
5 Uitlaattussenbuis spruitstuk - turbocompressor<br />
6 Hitteschild van de voorste tussenbuis<br />
7 Hitteschild van de voorkatalysator<br />
8 Afdichting van de tussenbuis<br />
9 Spruitstuk van de turbocompressor<br />
12A-60<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
EGR-klep - Warmtewisselaar<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestiging van de EGR-buizen 2,1<br />
Bevestiging warmtewisselaar 2,1<br />
Flens warmtewisselaar 2,1<br />
Bevestigingen van de EGR-klep 2,1<br />
Klemband EGR-klep - Warmtewisselaar 0,6<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />
12A-61<br />
Maak de brandstofaanvoerleidingen vrij op de<br />
pendelophanging.<br />
12A<br />
Verwijder het geheel pendelkap-uitslagbegrenzer.<br />
Maak de brandstofaanvoer en -retourslangen (1) los<br />
en sluit de openingen af met doppen van de set met<br />
afsluitdoppen uit het magazijn.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
EGR-klep - Warmtewisselaar<br />
Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie de methode van de<br />
"Inlaatluchtverdeler").<br />
Maak los:<br />
– de verschillende stekkers en actuators van de kabelbundel (1) en maak<br />
deze vrij naar de zijkant,<br />
– de slangen van de carterventilatie op de "T"-aansluiting (2) en daarna de<br />
slang (3). Maak deze vrij naar de zijkant.<br />
Maak de stekker (4) vrij en verwijder de dempingsstang (5).<br />
12A-62<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Draai de wartels van de hogedrukleidingen<br />
hoofdinspuitbuis-verstuivers los.<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
EGR-klep - Warmtewisselaar<br />
Draai, indien nodig, de klembeugels los van de<br />
verschillende leidingen.<br />
Bouw de hogedrukleidingen uit.<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
Bouw uit:<br />
– de twee bevestigingsbouten van de balg van de<br />
wastegate en maak deze naar de zijkant vrij,<br />
– de hoofdinspuitbuis (zie de methode in hoofdstuk<br />
13B Dieselinspuitsysteem "Hoofdinspuitbuis").<br />
12A-63<br />
– de EGR-buizen (6).<br />
Maak de koelslang (7) los op de EGR-klep.<br />
12A<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen (8) van de flenzen van de<br />
warmtewisselaar,<br />
– de bevestigingen (9) van het geheel EGR-klep -<br />
warmtewisselaar.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INLAATSPRUITSTUK SMOORKLEPHUIS<br />
EGR-klep - Warmtewisselaar<br />
Maak het geheel EGR-klep - warmtewisselaar vrij en maak de twee<br />
koelslangen (10) los.<br />
Plaats afknijpklemmen op de koelslangen.<br />
Bouw het geheel EGR-klep - warmtewisselaar uit.<br />
Op de werkbank:<br />
Maak de koelslang (11) los.<br />
Draai de klemband (12) los.<br />
Maak de EGR-klep (13) los van de warmtewisselaar (14).<br />
INBOUWEN<br />
Vervang altijd:<br />
– de afdichtingen van de EGR-buizen,<br />
– de klemband van het geheel EGR-klep - warmtewisselaar.<br />
Monteer de hogedrukleidingen en zet deze vast met het voorgeschreven<br />
aantrekkoppel (zie de methode in hoofdstuk 13B Dieselinspuitsysteem<br />
"Vervangen hogedrukleidingen").<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A Koelsysteem "Vullen -<br />
ontluchten").<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
12A-64<br />
12A<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
De balg (A) van de drukregelcapsule wordt<br />
aangestuurd via een door de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem geregelde elektroklep (B).<br />
In de ruststand staat de drukregelklep (wastegate)<br />
dicht.<br />
In de ruststand staat de elektroklep (B) open.<br />
Als de elektroklep (B) open staat, verbindt hij de<br />
turbocompressor (de turbodruk) met de balg (A).<br />
Hierdoor werkt de turbodruk direct op de balg, en<br />
opent de drukregelklep (wastegate).<br />
Als de elektroklep (B) wordt aangestuurd, wordt de<br />
informatie van de turbodruk (bij de uitgang van de<br />
turbocompressor) omgeleid naar de ingang van de<br />
turbocompressor. Hierdoor werkt de turbodruk niet<br />
langer op de balg, en sluit de drukregelklep<br />
(wastegate).<br />
DRUKVULLING<br />
Drukregelcapsule<br />
12B-1<br />
112B<br />
12B<br />
De elektroklep die in rust open staat, krijgt voeding<br />
zodra de motor is gestart. Gedurende een vertraging,<br />
die afhankelijk is van de temperatuur van de<br />
koelvloeistof, wordt de turbodruk begrensd en kan het<br />
toerental van de motor niet boven 2500 tr/min komen.<br />
Hierdoor krijgt de olie de tijd om de lagers van de<br />
turbocompressor te bereiken.<br />
X Tijd in secondes<br />
Y Temperatuur in °C<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
DRUKVULLING<br />
Antipompageklep<br />
De turbocompressor heft een antipompage-klep (A).<br />
Deze klep bestaat uit een veer en een membraan dat<br />
een klep aanstuurt die de ingang en de uitgang van de<br />
turbocompressor via een intern kanaal met elkaar<br />
verbindt.<br />
Op het membraan van de antipompage-klep (A) werkt<br />
de druk die heerst in het spruitstuk tussen het<br />
<strong>smoorklephuis</strong> en de inlaatkleppen (spruitstukdruk).<br />
Als tijdens het afremmen op de motor het verschil<br />
tussen turbodruk en de spruitstukdruk hoger is dan<br />
400 mbar, dan opent de klep.<br />
Door het openen van de klep daalt snel de druk die<br />
heerst tussen het <strong>smoorklephuis</strong> en de schoepen van<br />
de compressor. Hier door wordt voorkomen dat de<br />
turbocompressor bij het loslaten van het gaspedaal<br />
wordt beschadigd door het pompeffect.<br />
12B-2<br />
12B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DRUKVULLING<br />
Drukregelcapsule<br />
De balg (A) van de drukregelcapsule wordt<br />
aangestuurd via een door de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem geregelde elektroklep (B). De<br />
rekeneenheid kan de onderdruk, waarmee de balg de<br />
turbodruk regelt, naar de behoefte van de motor<br />
variëren.<br />
In de ruststand staat de drukregelklep (wastegate)<br />
open. De motor werkt dan in de atmosferische fase.<br />
De elektroklep, die in ruststand dicht staat, krijgt na het<br />
starten van de motor voeding, na een vertraging die<br />
afhankelijk is van de koelvloeistoftemperatuur.<br />
X Tijd in secondes<br />
Y Temperatuur in ˚C<br />
12B-3<br />
12B<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
TURBODRUKBEGRENZINGSKLEP (WASTEGATE)<br />
Controle van de afsteldruk<br />
Het controleren en het afstellen van de afsteldruk kan<br />
niet met ingebouwde turbocompressor gebeuren.<br />
Voor beide werkzaamheden moet de turbocompressor<br />
worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12B Drukvulling<br />
"Turbocompressor").<br />
Plaats een meetklokje met een magnetisch voetstuk<br />
op het eind van de steel van de wastegate (zo veel<br />
mogelijk in de as van de wastegate).<br />
Zet geleidelijk meer druk op de wastegate met een<br />
manometer Mot. 1014.<br />
Controlewaarden<br />
Druk (mbar) Slag van de steel (mm)<br />
290 tot 370 1<br />
500 tot 580 5<br />
DRUKVULLING<br />
Drukregeling<br />
12B-4<br />
Werkwijze<br />
12B<br />
Bij het controleren van de afsteldruk kan het nodig zijn<br />
dat u de lengte van de steel (A) van de<br />
drukregelcapsule moet afstellen.<br />
Draai de contramoer (1) los.<br />
Verwijder de borgpen (2).<br />
Afstellen gebeurt door het afsteleinde (3) halve slagen<br />
in- of uit te draaien tot de juiste afsteldruk is verkregen.<br />
Indraaien van de dop verhoogt de afsteldruk.<br />
Uitdraaien van de dop verlaagt de afsteldruk.<br />
N.B.:<br />
Controleer de afsteldruk na het vastzetten van de<br />
contramoer (1).<br />
Valideer de reparatie met een proefrit en controleer<br />
daarbij de parameters "Cyclisch stuursignaal van de<br />
turbodrukbegrenzingsklep" en "Turbodruk" op de<br />
diagnoseapparaten.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
TURBODRUKBEGRENZINGSKLEP (WASTEGATE)<br />
Controle van de afsteldruk<br />
Het controleren en het afstellen van de afsteldruk kan<br />
niet met ingebouwde turbocompressor gebeuren.<br />
Voor beide werkzaamheden moet de turbocompressor<br />
worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 12B Drukvulling<br />
"Turbocompressor").<br />
Plaats een meetklokje met een magnetisch voetstuk<br />
op het eind van de steel van de wastegate (zo veel<br />
mogelijk in de as van de wastegate).<br />
Zet geleidelijk meer onderdruk op de wastegate met<br />
een manometer Mot. 1014.<br />
Controlewaarden<br />
Waarde van de<br />
onderdruk (mbar)<br />
Slag van de steel (mm)<br />
200 tussen 1 en 3<br />
500 tussen 10 en 12<br />
>550 Steel tegen aanslag<br />
DRUKVULLING<br />
Drukregeling<br />
12B-5<br />
Werkwijze<br />
12B<br />
Bij het controleren van de afsteldruk kan het nodig zijn<br />
dat u de lengte van de steel (A) van de<br />
drukregelcapsule moet afstellen.<br />
Draai de contramoer (1) los.<br />
Afstellen gebeurt door het afsteldop (2) halve slagen<br />
in- of uit te draaien tot de juiste afsteldruk is verkregen.<br />
Indraaien van de kartelring verhoogt de afsteldruk.<br />
Uitdraaien van de kartelring verlaagt de afsteldruk.<br />
N.B.:<br />
Controleer de afsteldruk na het vastzetten van de<br />
contramoer (1).<br />
Valideer de reparatie met een proefrit en controleer<br />
daarbij de parameters "Cyclisch stuursignaal van de<br />
turbodrukbegrenzingsklep" en "Turbodruk" op de<br />
diagnoseapparaten.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
UITBOUWEN<br />
OPMERKING:<br />
De moeren waarmee de turbocompressor vastzit aan<br />
het uitlaatspruitstuk, kunt u gemakkelijk losdraaien als<br />
u, vlak voor het demonteren, deze nog warme moeren<br />
inspuit met kruipolie.<br />
Bouw de katalysator uit (zie hoofdstuk 19B Uitlaat<br />
"Katalysator").<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak los:<br />
– de slang van de elektroklep voor de bediening van de<br />
wastegate (1),<br />
– de slang van de elektroklep - turbocompressor (2),<br />
– de slang van de rembekrachtiger (3).<br />
Verwijder de slang van het luchtfilter -<br />
turbocompressor (4).<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-6<br />
12B<br />
LET OP: zoals bij alle turbomotoren moet u zich bij het uitbouwen-inbouwen van de turbocompressor<br />
zorgvuldig houden aan de reparatiemethodes om een perfecte afdichting van het systeem te kunnen<br />
garanderen.<br />
HET NIET NALEVEN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN KAN ERNSTIGE GEVOLGEN HEBBEN VOOR DE<br />
VEILIGHEID<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsmoer turbocompressor 1 + 90°<br />
Wartel olieaanvoerleiding 2,5<br />
Wartel olieaanvoer op<br />
turbocompressor 3,2<br />
Bout van de olieaanvoerleiding 4<br />
Wartel olieretourleiding 0,8<br />
Bout van koelleiding 1,2 + 2,7<br />
Slangklem tussenkoelerturbocompressor<br />
0,55<br />
Plaats afknijpklemmen en verwijder de koelslangen<br />
van de turbocompressor (5).<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
Bouw uit:<br />
– de bouten van het huis van de<br />
koelvloeistofverwarmingselementen,<br />
– de bout van het hitteschild (6),<br />
– de twee bouten van de koelleiding,<br />
– de olieaanvoerleiding op de turbocompressor (7),<br />
– de steun van de sierkap van de motor en de steun<br />
van de turbocompressor (8),<br />
– de luchtslang tussenkoeler-turbocompressor,<br />
– het hitteschild van de startmotor,<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-7<br />
12B<br />
Bouw uit:<br />
– de drie bevestigingsbouten (9) van de<br />
olieretourleiding van de turbocompressor,<br />
– de olieretourleiding op de turbocompressor (11),<br />
– de olieaanvoerleiding (10) op de turbocompressor.<br />
– de vier bevestigingsmoeren (12) van de<br />
turbocompressor op het spruitstuk.<br />
– de turbocompressor via de bovenkant.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
INBOUWEN<br />
Vervang altijd de bevestigingstapeinden en -<br />
moeren van de turbocompressor en de<br />
afdichtingen.<br />
Monteer op de werkbank en zet vast met het<br />
voorgeschreven aantrekkoppel:<br />
– de twee bouten (13) van de olieretourleiding naar het<br />
motorblok met 1,2 daN.m,<br />
– de bout (14) van de olieretourleiding,<br />
– de twee bouten (15) van de koelleiding op de<br />
turbocompressor met 1,2 daN.m, daarna met<br />
2,7 daN.m.<br />
Breng de bevestigingen op hun plaats van de<br />
volgende onderdelen:<br />
– de turbocompressor op het uitlaatspruitstuk,<br />
– de olieaanvoerleiding op de turbocompressor,<br />
– de retourleiding naar het motorblok,<br />
– de luchtslang van de tussenkoeler-turbocompressor,<br />
– de steun van de turbocompressor.<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-8<br />
12B<br />
Zet de slangklem (16) van de luchtslang van de<br />
tussenkoeler - turbocompressor vast om de<br />
turbocompressor en de steun van de turbocompressor<br />
(17) te kunnen plaatsen.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
Zet de vier moeren van de turbocompressor vast met een aantrekkoppel van 1 daN.m, gevolgd door een<br />
hoekverdraaiing van 90°.<br />
Zet de olieaanvoer en -retourleiding vast met de voorgeschreven aantrekkoppels.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
12B-9<br />
12B<br />
N.B.:<br />
Let op bij het inbouwen dat de luchtslang van het hitteschild en de luchtslang van de tussenkoeler - turbocompressor<br />
de bobines niet raken.<br />
LET OP:<br />
vervang altijd alle uitgebouwde afdichtingen, ook die van de koelleiding.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />
BELANGRIJK:<br />
Voordat de motor wordt gestart, sluit u het diagnoseapparaat aan en vergrendelt u het inspuitsysteem.<br />
Laat vervolgens de startmotor draaien tot het waarschuwingslampje van de oliedruk dooft (dit kan enkele<br />
secondes duren) en ontgrendel daarna het inspuitsysteem.<br />
Start de motor en geef een paar keer onbelast gas.<br />
Zet het contact uit en controleer of er nergens olielekkage is.<br />
Laat de motor stationair draaien tot de koelventilateur inschakelt.<br />
Geef een paar keer onbelast gas en maak daarna een proefrit.<br />
Zet het contact uit en controleer of er nergens olielekkage is.<br />
Bijzondere voorzorgen<br />
● Controleer goed of er tijdens de montage geen vuil bij het turbinewiel of bij het compressorwiel binnendringt.<br />
● Als de turbo defect is (olieverbruik), controleer dan altijd of de tussenkoeler zich niet met olie heeft gevuld. Bouw<br />
de tussenkoeler indien nodig uit, reinig hem met een schoonmaakmiddel en laat hem goed uitdruppelen.<br />
● Controleer ook of de olieretourleiding niet door aanslag verstopt zijn. Controleer ook of er absoluut geen lekkage<br />
is, vervang hem anders.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsmoeren turbocompressor 2,6<br />
Bout van de olieaanvoerleiding op de<br />
turbocompressor 1,5<br />
Wartel van de olieaanvoerleiding 2,2<br />
Wartel van de olieaanvoer op het<br />
motorblok 4,2<br />
Bout van de olieretourleiding 0,9<br />
UITBOUWEN<br />
OPMERKING:<br />
Voor het uitbouwen van de turbocompressor moeten<br />
de katalysator, de hoofdinspuitbuis en de<br />
bescherming van de hoofdinspuitbuis worden<br />
uitgebouwd (zie hoofdstuk 19B Uitlaat<br />
"Katalysator", hoofdstuk 13B<br />
Dieselinspuitsysteem "Hoofdinspuitbuis" en<br />
"Bescherming hoofdinspuitbuis").<br />
N.B.:<br />
Gebruik een nieuwe specifieke olieaanvoerleiding<br />
uit het magazijn.<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– het rechter voorwiel,<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de luchtaanvoer- (1) en afvoerkanalen (2) op de<br />
turbocompressor.<br />
– de metalen buis (3) op de uitgang van de<br />
turbocompressor.<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-10<br />
Verwijder de olieretourleiding (4) op de<br />
turbocompressor.<br />
12B<br />
Draai de wartel los van de olieaanvoerleiding (5) van<br />
de turbocompressor op de motor.<br />
Via de bovenkant<br />
Verwijder de twee bevestigingsmoeren (6) van de<br />
turbocompressor op het uitlaatspruitstuk.<br />
Draai de moer (7) los zonder hem te verwijderen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Via de onderkant<br />
BELANGRIJK:<br />
De olieaanvoerleiding kan niet worden<br />
uitgebouwd met de turbocompressor op zijn<br />
plaats.<br />
Bij het uitbouwen van de turbocompressor moet<br />
daarom kracht worden gezet op de<br />
olieaanvoerleiding.<br />
Gebruik een nieuwe specifieke leiding uit het<br />
magazijn.<br />
Verwijder de moer (7).<br />
Maak de turbocompressor vrij van zijn tapeinden.<br />
Maak een draaiende beweging en zet kracht op de<br />
slang zodat het geheel vrijkomt.<br />
Draai de wartel los van de leiding op de<br />
turbocompressor.<br />
Verwijder de leiding en maak de turbocompressor vrij.<br />
INBOUWEN<br />
LET OP:<br />
Vervang altijd de koperen afdichtring bij de<br />
aansluiting van de olieaanvoerleiding op de<br />
turbocompressor en de afdichting van de<br />
olieretourleiding.<br />
Zet de wartel van de nieuwe olieaanvoerleiding met<br />
zijn koperen afdichtring op het motorblok vast met een<br />
aantrekkoppel van 4,2 daN.m.<br />
Bijzonderheid<br />
Monteer de olieaanvoerleiding op de<br />
turbocompressor voordat u de turbocompressor<br />
inbouwt in de auto.<br />
Plaats de olieaanvoerleiding loodrecht op de<br />
turbineas van de turbocompressor (zie tekening) en<br />
zet de bout vast met een aantrekkoppel van<br />
1,5 daN.m.<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-11<br />
12B<br />
Monteer de turbocompressor en let daarbij op dat hij<br />
goed aanligt tegen het spruitstuk en plaats de<br />
olieaanvoerleiding in het motorblok.<br />
Plaats via de onderkant van de auto de<br />
bevestigingsmoer (7) van de turbocompressor op het<br />
spruitstuk en via de bovenkant de twee andere<br />
moeren (6).<br />
Zet de wartel van de olieaanvoerleiding met zijn<br />
afdichtring op het motorblok vast met een<br />
aantrekkoppel van 2,2 daN.m.<br />
Gebruik voor het inbouwen van de bescherming van<br />
de hoofdinspuitbuis en van de hoofdinspuitbuis<br />
tapeinden met diameter 8, lengte 100 mm om het<br />
geheel te centreren.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
Bijzondere voorzorgen<br />
● Controleer voor de montage of de lagerblokken<br />
van de turbocompressor correct smering krijgen.<br />
Maak hiertoe de stekker van de hogedrukregelaar<br />
los (houd er een opvangbak onder) en laat de<br />
startmotor draaien. De olie moet overvloedig uit<br />
de olieaanvoerleiding stromen.<br />
● Controleer goed of er tijdens de montage geen<br />
vuil bij het turbinewiel of bij het compressorwiel<br />
binnendringt.<br />
● Als de turbo defect is (olieverbruik), controleer dan<br />
altijd of de tussenkoeler zich niet met olie heeft<br />
gevuld. Bouw de tussenkoeler indien nodig uit,<br />
reinig hem met een schoonmaakmiddel en laat<br />
hem goed uitdruppelen.<br />
● Controleer ook of de olieretourleiding niet door<br />
aanslag verstopt zijn. Controleer ook of er<br />
absoluut geen lekkage is. Zo ja, vervang hem dan.<br />
Ga bij het verder inbouwen te werk in omgekeerde<br />
volgorde van uitbouwen en let in het bijzonder op de<br />
montagevolgorde en de voorgeschreven<br />
aantrekkoppels voor het inbouwen van de delen van<br />
het hogedruk inspuitsysteem (zie hoofdstuk 13B<br />
Dieselinspuitsysteem "Bescherming<br />
hoofdinspuitbuis" en "Hoofdinspuitbuis")<br />
BELANGRIJK:<br />
● Voordat u de motor start maakt u de stekker los<br />
van de drukregelaar op de hogedrukpomp.<br />
● Laat de startmotor vervolgens enkele secondes<br />
draaien tot het waarschuwingslampje van de<br />
oliedruk uitgaat.<br />
● Sluit de drukregelaar weer aan, verwarm voor en<br />
start de motor na de voorverwarming.<br />
● Laat de motor stationair draaien en controleer alle<br />
wartels en aansluitingen op lekkage.<br />
● Wis het storingsgeheugen van de rekeneenheid<br />
van het inspuitsysteem met behulp van het<br />
diagnoseapparaat.<br />
12B-12<br />
12B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingen hitteschilden<br />
Bevestigingen tussenuit spruitstuk -<br />
turbocompressor<br />
Bevestiging spruitstuk van<br />
turbocompressor op motorblok<br />
Bevestiging voorste uitlaatbuis:<br />
– op de turbocompressor<br />
– op de voorkatalysator<br />
Wartels koelleiding van het lager van de<br />
turbocompressor op de turbocompressor<br />
Koelleiding van het lager van de<br />
turbocompressor op het motorblok<br />
Olieaanvoerleiding van het lager van de<br />
turbocompressor op het motorblok<br />
Olieretourleiding van het lager van de<br />
turbocompressor op het motorblok<br />
Olieaanvoerleiding van het lager van de<br />
turbocompressor op de turbocompressor<br />
Olieretourleiding van het lager van de<br />
turbocompressor op de turbocompressor<br />
Bevestiging van de turbocompressor op<br />
het spruitstuk van de turbocompressor<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Bouw uit:<br />
– de kappen van de motor,<br />
– de bescherming onder de motor.<br />
Maak los:<br />
– de accu,<br />
– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1).<br />
Maak de carterventilatieslang (2) los.<br />
Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />
doorstroommeter. Verwijder hiervoor:<br />
– de twee bevestigingsbouten op de<br />
luchtdoorstroommeter,<br />
– de klemband op de inlaatgeluiddemper en daarna op<br />
de turbocompressor.<br />
Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
2,1<br />
5,2<br />
9,6<br />
2,1<br />
2,1<br />
3,4<br />
1<br />
2,4<br />
2,1<br />
0,9<br />
1,2<br />
2,1<br />
12B-13<br />
12B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Verwijder de rekeneenheid van het inspuitsysteem (4)<br />
(zie de methode in hoofdstuk 13B<br />
Dieselinspuitsysteem "Rekeneenheid").<br />
Maak de kabelbundels (5) vrij op de plastic steunen<br />
van de rekeneenheid.<br />
Verwijder de steun (6) van de rekeneenheid.<br />
Maak het opname element van de stand van de<br />
wastegate los.<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-14<br />
12B<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen (7) van het hitteschild op de<br />
turbocompressor,<br />
– de bevestigingen (8),<br />
– de steun op de turbocompressor. Maak hiervoor los:<br />
de verschillende vacuümslangen,<br />
– het hitteschild,<br />
– de bevestiging (9) van het hitteschild van de<br />
voorkatalysator,<br />
– het hitteschild,<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Bouw de EGR-buis (10) uit.<br />
Maak de turboluchtslang (11) los op de uitgang van de<br />
turbocompressor.<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen (12) van de voorste uitlaatbuis op<br />
de voorkatalysator en daarna op de<br />
turbocompressor,<br />
– het hitteschild op de uitlaattussenbuis<br />
spruitstuk-turbocompressor van de voorste<br />
cilinderrij.<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-15<br />
12B<br />
Verwijder de bevestigingen:<br />
– (13) van de uitlaattussenbuis voorste spruitstukturbocompressor<br />
op het spruitstuk.<br />
– (14) van de uitlaattussenbuis achterste spruitstukturbocompressor<br />
op de turbocompressor.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Maak de koelleiding van het lager van de<br />
turbocompressor (15) vrij aan de zijkant.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– plaats eerst een afknijpklem,<br />
– verwijder de wartel (16).<br />
Bouw uit:<br />
– de koelleiding (17) van het lager van de<br />
turbocompressor. Verwijder hiervoor de wartel (18)<br />
en de bevestigingsbout (19),<br />
– de bevestigingsbouten (20) van de olieaanvoer en -<br />
retourleiding van de turbocompressor,<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-16<br />
12B<br />
– de bevestigingsbouten (21) van het spruitstuk van de<br />
turbocompressor op het motorblok.<br />
Maak de turbocompressor vrij en daarna de voorste<br />
uitlaatbuis.<br />
Op de werkbank:<br />
Bouw uit:<br />
– de uitlaattussenbuis voorste spruitstuk -<br />
turbocompressor,<br />
– de olieaanvoer en -retourleiding van de<br />
turbocompressor,<br />
– de beugel van de koelleidingen,<br />
– de turbocompressor van het uitlaatspruitstuk van de<br />
turbocompressor.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INBOUWEN<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-17<br />
12B<br />
BELANGRIJK:<br />
VOOR HET INBOUWEN VAN DE TURBOCOMPRESSOR MOET HET LAGER VAN DE TURBOCOMPRESSOR<br />
WORDEN GESMEERD MET MOTOROLIE<br />
Bijzondere voorzorgen<br />
● Controleer goed of er tijdens de montage geen vuil bij het turbinewiel of bij het compressorwiel binnendringt.<br />
● Controleer ook of de olieretourleiding niet door aanslag verstopt zijn. Controleer ook of er absoluut geen lekkage<br />
is, vervang hem anders.<br />
N.B.:<br />
Vervang altijd alle afdichtingen:<br />
– van de uitlaattussenbuizen,<br />
– van de turbocompressor,<br />
– van de olieleidingen van de turbocompressor,<br />
– van de koelleidingen van het lager van de turbocompressor,<br />
– van de beugel van de koelleidingen.<br />
Monteer de tussenbuis spruitstuk - turbocompressor op de turbocompressor, en zet de bevestigingen vast met het<br />
voorgeschreven aantrekkoppel.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Zet alle bevestigingen vast met de voorgeschreven aantrekkoppels.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />
BELANGRIJK:<br />
Voordat u de motor start, sluit u het diagnoseapparaat aan en blokkeert u het inspuitsysteem met behulp van het<br />
commando AC614 "Blokkeren inspuitsysteem" in "commando's/actuators".<br />
Laat de startmotor vervolgens enkele secondes draaien tot het waarschuwingslampje van de oliedruk uitgaat.<br />
Zet het contact ongeveer 15 secondes uit en start daarna de motor opnieuw.<br />
Laat de motor stationair draaien en controleer alle wartels en aansluitingen op lekkage.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
A 3,4<br />
B 0,9<br />
C 1,0<br />
D 2,1<br />
E 1,2<br />
F 2,4<br />
DRUKVULLING<br />
Turbocompressor<br />
12B-18<br />
12B<br />
Editie 3
ALLE<br />
MOTORTYPES<br />
UITBOUWEN<br />
OPMERKING:<br />
Voor het uitbouwen van de tussenkoeler moeten de<br />
schildbumper en de koplampen worden uitgebouwd<br />
(zie hoofdstuk 55A Bescherming buitenkant<br />
"Schildbumper voor" en hoofdstuk 80B Verlichting<br />
voorzijde "Uitbouwen - Inbouwen".<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak los:<br />
– de accu,<br />
– de stekker (1).<br />
Maak de ontgrendelkabel van de motorkap (2) los.<br />
Bouw uit:<br />
– de luchtgeleiders (3),<br />
– de negen bevestigingsbouten (4) van de bovenste<br />
dwarsbalk.<br />
Plaats de bovenste dwarsbalk op de motor zonder de<br />
lak te beschadigen.<br />
Maak de stekker (5) los van het opname element<br />
aircodruk.<br />
Motors F4R en G9T<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbouten (6) van de<br />
stuurbekrachtigingsleiding,<br />
– de twee bevestigingsklemmetjes (7) van de<br />
condensor.<br />
DRUKVULLING<br />
Tussenkoeler<br />
12B-19<br />
12B<br />
Maak de condensor via de bovenkant los van de<br />
tussenkoeler. Leg de condensor op de grond.<br />
N.B.:<br />
Pas op dat de ribben niet beschadigen.<br />
Motor P9X<br />
Bouw uit:<br />
– de twee bevestigingsbouten (8) van de steunstang<br />
van de oliekoeler.<br />
– de klemband (9) van de stuurbekrachtigingsleiding,<br />
– de twee bevestigingsklemmetjes (10) van de<br />
condensor.<br />
Maak de metalen leidingen van de condensor vrij van<br />
hun klemmetjes.<br />
Editie 3
ALLE<br />
MOTORTYPES<br />
DRUKVULLING<br />
Tussenkoeler<br />
Maak de condensor via de bovenkant los van de<br />
tussenkoeler. Laat de condensor op de voorste<br />
dwarsbalk rusten.<br />
N.B.:<br />
Pas op dat de ribben niet beschadigen.<br />
Alle motortypes<br />
Maak de slangen los op de ingang en de uitgang van<br />
de tussenkoeler.<br />
Bouw uit:<br />
– de twee bevestigingsklemmetjes (11) van de<br />
tussenkoeler,<br />
– de tussenkoeler via de bovenkant.<br />
12B-20<br />
12B<br />
Editie 3
ALLE<br />
MOTORTYPES<br />
INBOUWEN<br />
Let op bij motor G9T, dat de rubber manchet en de<br />
klemband van de slang goed worden gemonteerd.<br />
Plaats de aangegoten versterking aan de bovenkant<br />
zodat de plastic richtnokjes van de slang de klemband<br />
vasthouden.<br />
Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />
volgorde van uitbouwen.<br />
DRUKVULLING<br />
Tussenkoeler<br />
12B-21<br />
12B<br />
BELANGRIJK:<br />
Na het monteren van de koplampen, moet u deze<br />
afstellen:<br />
– zet de auto op een horizontale ondergrond,<br />
– zet de stelknop op 0,<br />
– voer de afstelling uit.<br />
Heeft de auto xenonkoplampen, dan moet u het<br />
systeem initialiseren en de koplampen afstellen<br />
(raadpleeg hoofdstuk "Xenonkoplampen,<br />
initialiseren van het systeem").<br />
LET OP:<br />
Bij Xenonkoplampen, is het verboden de lamp in te<br />
schakelen als deze niet in de koplamp is gemonteerd<br />
(gevaar voor de ogen).<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
OMSCHRIJVING<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Benzineaanvoercircuit<br />
Het benzineaanvoercircuit van de motor heeft geen retour.<br />
De benzinedruk varieert niet afhankelijk van de motorbelasting.<br />
13A-1<br />
113A<br />
het circuit bestaat uit:<br />
– een hoofdinspuitbuis (1) zonder retourleiding en zonder drukregelaar,<br />
– een enkele leiding (2) afkomstig van de tank,<br />
– een gecombineerde voedingspomp/tankelement/benzinefilter met drukregelaar (3), de pomp (4) en het<br />
benzinefilter (5) (alle in de tank gemonteerd),<br />
– een benzinedampabsorptievat (6).<br />
ELEKTRISCH SCHEMA<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
OMSCHRIJVING<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Benzineaanvoercircuit<br />
Het benzineaanvoercircuit van de motor heeft geen retour.<br />
De benzinedruk varieert niet afhankelijk van de motorbelasting.<br />
het circuit bestaat uit:<br />
– een hoofdinspuitbuis (1) zonder retourleiding en zonder drukregelaar maar met een pulsdemper (2),<br />
– een enkele leiding (3) afkomstig van de tank,<br />
– een gecombineerde voedingspomp/tankelement/benzinefilter met drukregelaar (4), de pomp (5) en het<br />
benzinefilter (6) (alle in de tank gemonteerd),<br />
– een benzinedampabsorptievat (7).<br />
ELEKTRISCH SCHEMA<br />
13A-2<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
OMSCHRIJVING<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Dieselaanvoercircuit<br />
Het circuit bestaat uit:<br />
– een gecombineerde voedingspomp/tankelement (1) (in de brandstoftank),<br />
– een brandstoffilter (2),<br />
– een hogedrukregelaar (3) op de pomp,<br />
– een hogedrukpomp (4),<br />
– een hoofdinspuitbuis (5) met een opname element en een begrenzer (6) voor de brandstofdruk,<br />
– vier elektromagnetische verstuivers,<br />
– verschillende opname elementen,<br />
– een rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
Het is niet toegestaan het inwendige van de hogedrukpomp en van de verstuivers te demonteren.<br />
ELEKTRISCH SCHEMA<br />
13A-3<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Dieselaanvoercircuit<br />
13A-4<br />
13A<br />
Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting levert de motor op ieder moment de luiste<br />
hoeveelheid brandstof.<br />
OMSCHRIJVING<br />
Het circuit bestaat uit:<br />
– een peervormige opvoerpomp (1),<br />
– een brandstoffilter (2) met een verwarmingselement,<br />
– een hogedrukpomp met twee pompplunjers (3),<br />
– twee drukregelaars (4),<br />
– een hoofdinspuitbuis (5) met een opname element druk (6),<br />
– een drukbegrenzer (7),<br />
– zes elektromagnetische verstuivers (8),<br />
– een opname element brandstoftemperatuur (9).<br />
N.B.:<br />
Demonteer nooit:<br />
– het inwendige van de pomp,<br />
– de verstuivers,<br />
– de drukregelaars van de pomp.<br />
ELEKTRISCH SCHEMA<br />
Editie 3
MOTOR<br />
F4R - V4Y<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Benzinefilter<br />
ALGEMEEN<br />
Het benzinefilter is in de tank gemonteerd. Hij is<br />
onderdeel van het geheel pomp-tankelement en is niet<br />
demonteerbaar.<br />
Bij het vervangen moet het geheel pomp/tankelement<br />
worden vervangen.<br />
De filtercapaciteit heeft een lange levensduur.<br />
Toch kan door een controle van de voedingsdruk en<br />
de pompopbrengst een diagnose worden gesteld over<br />
pomp en tankelement.<br />
13A-5<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Brandstoffilter<br />
13A-6<br />
13A<br />
Het brandstoffilter bevindt zich in een demonteerbaar patroon. Dit patroon bevat een brandstofverwarmingselement<br />
Om het brandstoffilter te vervangen, moet u het geheel uitbouwen.<br />
UITBOUWEN<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
LET OP:<br />
Denk aan de in de leidingen aanwezige brandstof en<br />
restdruk.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak op het filter los:<br />
– de stekker van de brandstofverwarming (1),<br />
– de aanvoerslang naar de motor (2),<br />
– de slang (3) vanaf de tank,<br />
Bouw het filter uit door het los te maken van zijn steun.<br />
Verwijder de bout (4) van het filterdeksel en bouw het<br />
filterelement uit.<br />
INBOUWEN<br />
Let op dat het merkteken op het deksel in lijn staat met<br />
het merkteken van de bak.<br />
Let op de juiste aansluiting van de leidingen op het<br />
filter.<br />
Let op dat u de leidingen niet beschadigt of dichtknijpt.<br />
BELANGRIJK:<br />
Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />
keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />
met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />
van de actuators".<br />
Het water dat zich in het filter verzamelt, moet<br />
regelmatig worden afgetapt via de aftapplug (5).<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Brandstoffilter<br />
13A-7<br />
13A<br />
Het brandstoffilter is in de motorruimte geplaatst. Het filter bevindt zich in een patroon dat gedemonteerd kan<br />
worden. Dit patroon heeft een verwarmingselement voor de brandstof gevormd door een weerstand en een<br />
thermocontact.<br />
Om het brandstoffilter te vervangen, moet u het geheel uitbouwen.<br />
UITBOUWEN<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
LET OP:<br />
Denk aan de in de leidingen aanwezige brandstof en<br />
restdruk.<br />
Maak op het filter los:<br />
– de stekker van de brandstofverwarming (1),<br />
– de aanvoerslang naar de motor (2),<br />
– de slang (3) vanaf de tank.<br />
Bouw het filter uit door het los te maken van zijn steun.<br />
Noteer de stand van het patroon ten opzichte van het<br />
huis.<br />
Verwijder de bout (4) en het filterelement.<br />
INBOUWEN<br />
Let op dat het merkteken op het deksel in lijn staat met<br />
het merkteken van de bak.<br />
Let op de juiste aansluiting van de leidingen op het<br />
filter.<br />
Let op dat u de leidingen niet beschadigt of dichtknijpt.<br />
BELANGRIJK:<br />
Vul het circuit met behulp van de opvoerpomp (peer).<br />
Het water dat zich in het filter verzamelt, moet<br />
regelmatig worden afgetapt via de aftapplug (5).<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten hoofdinspuitbuis 0,9<br />
De inspuitstukken van motor F4R zijn van het type<br />
MAGNETI MARELLI PICO.<br />
Zij zijn met klemmetjes vastgemaakt op de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
De brandstof circuleert permanent langs de wand van<br />
het inspuitstuk. Door deze brandstofverversing wordt<br />
dampbelvorming voorkomen en is de warme start<br />
beter.<br />
UITBOUWEN<br />
LET OP:<br />
Houd bij het uitbouwen van de inspuitstukken of<br />
van de hoofdinspuitbuis, rekening met de<br />
brandstof die zich in de hoofdinspuitbuis en de<br />
aansluiting bevindt. Bescherm de dynamo.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Verwijder de luchtslang voor de koeling van de<br />
turbocompressor (1).<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Hoofdinspuitbuis - inspuitstukken<br />
13A-8<br />
Maak los:<br />
– de brandstofaanvoerwartel (2) van de<br />
hoofdinspuitbuis,<br />
– de aansluiting van de carterventilatie (3),<br />
– de stekkers van de inspuitstukken (4).<br />
Bouw uit:<br />
– de bouten van de hoofdinspuitbuis (5),<br />
– de hoofdinspuitbuis,<br />
– de klemmetjes van de inspuitstukken,<br />
– de inspuitstukken.<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Hoofdinspuitbuis - inspuitstukken<br />
INBOUWEN<br />
Vervang altijd de O-ringen en de klemmetjes van de<br />
inspuitstukken.<br />
Plaats het nieuwe klemmetje op het inspuitstuk, en<br />
druk tegen het inspuitstuk tot het klemmetje vasthaakt<br />
aan de hoofdinspuitbuis.<br />
Monteer de hoofdinspuitbuis en zet de<br />
bevestigingsbouten ervan vast met het<br />
voorgeschreven aantrekkoppel.<br />
13A-9<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten van hoofdinspuitbuis:<br />
voorspannen<br />
vastzetten<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw het <strong>inlaatspruitstuk</strong> uit (zie hoofdstuk 12A<br />
Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />
"Inlaatspruitstuk").<br />
LET OP:<br />
Houd bij het uitbouwen van de inspuitstukken of<br />
van de hoofdinspuitbuis, rekening met de<br />
brandstof die zich in de hoofdinspuitbuis en de<br />
aansluiting bevindt.<br />
Maak los:<br />
– de brandstofaanvoerwartel (1) van de<br />
hoofdinspuitbuis,<br />
– de stekkers van de inspuitstukken (2).<br />
Verwijder de vier bevestigingsbouten (3) van de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Verwijder de hoofdinspuitbuis (let op de vier vulringen<br />
onder de hoofdinspuitbuis).<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Hoofdinspuitbuis - inspuitstukken<br />
1<br />
2,3 ± 0,3<br />
13A-10<br />
Bouw uit:<br />
– de klemmetjes van de inspuitstukken,<br />
– de inspuitstukken.<br />
INBOUWEN<br />
13A<br />
Vervang altijd de O-ringen en de klemmetjes van de<br />
inspuitstukken.<br />
Houd u aan het aantrekkoppel van de bouten van de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Vervang ook de spruitstukpakkingen.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Editie 3
MOTOR<br />
F4R - V4Y - G9T<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Benzinepomp<br />
De motors F4R, V4Y en G9T hebben een<br />
brandstofvoedingspomp.<br />
Deze pomp bevindt zich in de tank, en is een<br />
onlosmakelijk deel van de brandstofaanvoereenheid.<br />
Voor het vervangen moet het geheel pomptankelement<br />
worden vervangen bij een G9T-motor en<br />
het geheel pomp-tankelement-filter bij de motors F4R<br />
en V4Y.<br />
Door een controle van de voedingsdruk en de<br />
pompopbrengst kan een diagnose worden gesteld<br />
over de brandstofaanvoereenheid.<br />
Voor de methode voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />
voedingspomp, raadpleegt u hoofdstuk 19C Tank<br />
"Pomp - tankelement".<br />
BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />
VOEDINGSEENHEID<br />
Aansl. Omschrijving<br />
A1<br />
A2<br />
B1<br />
B2<br />
C1<br />
C2<br />
Signaal + tankelement<br />
Niet in gebruik<br />
Signaal - tankelement<br />
Niet in gebruik<br />
+ pomp<br />
- pomp<br />
13A-11<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Controle van de benzinedruk<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />
met manometer en wartel<br />
Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />
brandstofdruk<br />
Maak de brandstofaanvoerwartel (1) los en plaats een<br />
T-stuk (Mot. 1311-08) met daarop aangesloten de<br />
controlemanometer.<br />
LET OP:<br />
Vang de benzine uit de hoofdinspuitbuis en de<br />
wartel op. Bescherm de gevoelige delen.<br />
Start de motor zodat de brandstofpomp gaat draaien.<br />
Meet de druk die constant moet zijn.<br />
Druk: 3,5 bar ±± 0,06.<br />
N.B.:<br />
Het kan enkele secondes duren voordat u de correcte<br />
druk in de hoofdinspuitbuis meet.<br />
Na het stilzetten van de motor mag de benzinedruk<br />
niet direct zakken (lekke drukregelaar of pomp).<br />
13A-12<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Controle van de benzinedruk<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />
met manometer en wartel<br />
Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />
brandstofdruk<br />
BELANGRIJK:<br />
Bij alle werkzaamheden aan tank en<br />
brandstofleidingen is het zeer belangrijk:<br />
– verboden te roken of met gloeiende voorwerpen<br />
(lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />
– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />
gevolg van de restdruk in het systeem,<br />
– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />
uitstromende brandstof.<br />
Maak de snelkoppeling (1) los op de<br />
brandstofaanvoerslang.<br />
Sluit op wartel (1) het "T"-stuk Mot. 1311-08 aan met<br />
de manometer uit de controleset Mot. 1311-01 bij (A).<br />
Start de motor zodat de brandstofpomp gaat draaien.<br />
Meet de druk die constant moet zijn.<br />
Druk: 3,5 bar ±± 0,06.<br />
13A-13<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Controle van de opbrengst van de voedingspomp<br />
LET OP:<br />
Vang de benzine uit de hoofdinspuitbuis en de<br />
wartel op. Bescherm de gevoelige delen.<br />
Maak de brandstofaanvoerwartel (1) los en plaats een<br />
T-stuk (Mot. 1311-08).<br />
Sluit op de uitgang van het "T"-stuk (Mot. 1311-08)<br />
een slang aan die lang genoeg is om de opbrengst van<br />
de pomp op te vangen in een maatbeker.<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />
met manometer en wartel<br />
Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />
brandstofdruk<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Maatbeker 2000 ml<br />
13A-14<br />
13A<br />
Laat de benzinepomp draaien door de aansluitingen 3<br />
en 5 van het benzinepomprelais (A) met elkaar te<br />
verbinden.<br />
Meet de pompopbrengst.<br />
Gemeten opbrengst: 80 tot 120 l/u.<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Controle van de opbrengst van de voedingspomp<br />
BELANGRIJK:<br />
Bij alle werkzaamheden aan tank en<br />
brandstofleidingen is het zeer belangrijk:<br />
– verboden te roken of met gloeiende voorwerpen<br />
(lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />
– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />
gevolg van de restdruk in het systeem,<br />
– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />
uitstromende brandstof.<br />
Maak de snelkoppeling (1) los van de<br />
brandstofaanvoerslang.<br />
Sluit op de snelkoppeling (1) het "T"-stuk<br />
Mot. 1311-08 aan en sluit hierop een slang (2) aan die<br />
lang genoeg is om de opbrengst van de pomp op te<br />
vangen in een maatbeker.<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1311-01 Controleset voor de benzinedruk<br />
met manometer en wartel<br />
Mot. 1311-08 Wartel voor het meten van de<br />
brandstofdruk<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
1 maatbeker 2000 ml<br />
13A-15<br />
13A<br />
Laat de benzinepomp draaien door de aansluitingen 3<br />
en 5 van het benzinepomprelais (A) met elkaar te<br />
verbinden. Bij een spanning van 12 V moet de<br />
opbrengst tenminste 1,3 liter per minuut zijn.<br />
Gemeten opbrengst: 80 tot 100 l/u.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Controle van de brandstofopbrengst en -druk<br />
De brandstofdruk in het lagedrukcircuit kan worden gecontroleerd.<br />
13A-16<br />
13A<br />
De lagedruk van de opvoerpomp (elektrische pomp in de tank) is bestemd om de hogedrukpomp te voeden tijdens<br />
het starten).<br />
CONTROLE VAN DE LAGE DRUK (OPVOERPOMP)<br />
Plaats een "T"-stuk Mot. 1311-08, zodat de<br />
manometer Mot. 1311-01 kan worden aangesloten op<br />
de uitgang (2) van het brandstoffilter.<br />
Laat de pomp draaien met behulp van het<br />
diagnoseapparaat of door de aansluitingen 3 en 5 van<br />
het relais van de opvoerpomp (A) met elkaar te<br />
verbinden.<br />
Lees de druk af, deze moet tussen 2,5 en 4 bar zijn.<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1311-01<br />
of Manometer<br />
Mot. 1328<br />
Mot. 1311-08 "T" voor het meten van de druk<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Maatbeker 2000 ml<br />
CONTROLE VAN DE POMPOPBRENGST<br />
(OPVOERPOMP)<br />
Laat de slang van de pomp uitmonden in de<br />
maatbeker 2000 ml.<br />
Laat de pomp draaien door de aansluitingen 3 en 5<br />
van het relais van de opvoerpomp met elkaar te<br />
verbinden.<br />
De gemeten opbrengst moet minstens 80 tot 100 l/u<br />
(1,5 l/min) zijn.<br />
LET OP:<br />
Het is niet toegestaan de druk en de opbrengst van<br />
de hogedrukpomp te meten.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Antidampbelsysteem<br />
WERKINGSPRINCIPE<br />
Het antidampbelsysteem wordt direct aangestuurd<br />
door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is<br />
afkomstig van het opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur van het inspuitsysteem (zie<br />
hoofdstuk 17B "Centrale<br />
koelvloeistoftemperatuurregeling").<br />
Na het afzetten van het contact, staat het systeem<br />
standby.<br />
Als de temperatuur van de koelvloeistof warmer wordt<br />
dan 107 °C gedurende de 49 secondes na het<br />
stilzetten van de motor, wordt de lage snelheid van de<br />
koelventilateur aangestuurd.<br />
Als de temperatuur weer lager is dan 85 °C, wordt het<br />
relais van de koelventilateur uitgeschakeld (de<br />
ventilateur draait nooit langer dan 10 minuten).<br />
13A-17<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
BRANDSTOFAANVOER<br />
Antidampbelsysteem<br />
WERKINGSPRINCIPE<br />
Het antidampbelsysteem wordt direct aangestuurd<br />
door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is<br />
afkomstig van het opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur van het inspuitsysteem (zie<br />
hoofdstuk 17B "Centrale<br />
koelvloeistoftemperatuurregeling").<br />
Na het afzetten van het contact, schakelt de<br />
inspuitrekeneenheid standby.<br />
Als de temperatuur van de koelvloeistof in de motor<br />
hoger wordt dan 102 °C gedurende de 2 minuten die<br />
volgen op het stilzetten van de motor, wordt het relais<br />
van de lage ventilateursnelheid aangestuurd.<br />
Als de temperatuur weer lager is dan 95 °C, wordt het<br />
relais van de ventilateurmotor uitgeschakeld (de<br />
ventilateur draait nooit langer dan 10 minuten).<br />
13A-18<br />
13A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Type auto<br />
BJ0E, BJ0F,<br />
BJ0G, BJ0M<br />
Versnellingsbak<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Gegevens<br />
Type Indice<br />
Boring<br />
(mm)<br />
13B-1<br />
213B<br />
Slag<br />
(mm)<br />
Motor<br />
Inhoud<br />
(cm 3 )<br />
13B<br />
Compressieverhouding<br />
Emissienorm<br />
PK6 G9T 702 87 92 2188 18 / 1 EU00<br />
TOERENTAL (tr/min) ROOKGASWAARDEN<br />
Stationair Max. onbelast Max. belast Homologatiewaarde Max. wettelijk<br />
850 ± 50 4200 ± 100 3700 ± 100 1,9 m -1 (54 %) 3 m -1 (70%)<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Hogedrukpomp BOSCH CP3 Druk van 300 tot 1350 bar<br />
Opvoerpomp (lagedruk) BOSCH EKP 13.5 Druk van 2,5 tot 4 bar<br />
Opname element brandstofdruk BOSCH Geschroefd op de hoofdinspuitbuis<br />
Aantrekkoppel: 3,5 ± 0,5 daN.m<br />
Verstuivers BOSCH Elektromagnetische verstuiver<br />
Weerstand: < 2 Ω<br />
Maximum werkdruk: 1350 bar<br />
Maximale druk 1525 bar<br />
Drukregelaar BOSCH Geschroefd op de hogedrukpomp<br />
Weerstand: ≈ 5 Ω bij 20 °C<br />
Aantrekkoppel: 0,6 daN.m<br />
Rekeneenheid inspuitsysteem BOSCH EDC 15 Rekeneenheid 128-polig<br />
Rekeneenheid van de voornaverwarming<br />
(achter de spatplaat<br />
van het linker voorwiel)<br />
NAGARES BED/7-12 Met naverwarmingsfunctie via de<br />
rekeneenheid<br />
Voorverwarmingsstiften BERU Weerstand: 0,6 Ω stekker losgenomen<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen - Weerstand: 0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
13B-2<br />
13B<br />
Opname element gaspedaal HELLA Potentiometer met twee banen<br />
Weerstand baan 1 = 1200 ± 480 Ω<br />
Weerstand baan 2 = 1700 ± 680 Ω<br />
Opname element<br />
inlaatluchttemperatuur<br />
Opname element<br />
brandstoftemperatuur<br />
Opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur<br />
SIEMENS Ingebouwd in doorstroommeter<br />
Weerstand tussen 100 Ω en 40 kΩ<br />
ELTH Weerstand: 2050 Ω bij 25°C<br />
ELTH Weerstand: 2252 ± 112Ω bij 25 °C<br />
Opname element vliegwiel MGI Weerstand: 200 tot 270 Ω bij 23 °C<br />
Opname element nokkenas ELECTRFIL Opname element met Hall effect<br />
Luchtdoorstroommeter SIEMENS Luchtdoorstroommeter met ingebouwd<br />
opname element luchttemperatuur<br />
aansl. 1: luchttemperatuur<br />
aansl. 2: massa<br />
aansl. 3: 5 V referentiespanning<br />
aansl. 4: + 12 V na relais<br />
inspuitsysteem<br />
aansl. 5: signaal luchtdoorstroommeter<br />
aansl. 6: massa<br />
Opname element turbodruk DELCO Uitgangsspanning, contact aan,<br />
stilstaande motor (tussen aansl. A en B):<br />
1,9 V bij een atmosferische druk van<br />
1013 mb<br />
Uitgangsspanning > 1,9 V bij een<br />
atmosferische druk < 1013 mbar<br />
Afdichting bij iedere demontage<br />
vervangen<br />
Opname element atmosferische<br />
druk<br />
Ingebouwd in rekeneenheid<br />
EGR-elektroklep PIERBURG Weerstand baan: 8 ± 0,5 Ω bij 20 °C<br />
(aansl. 1 en 5)<br />
Weerstand opname element: 4 Ω bij<br />
20 °C (aansl. 2 en 4)<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Elektroklep turbulentieklep (swirlelektroklep)<br />
Elektroklep smoorklep (elektroklep<br />
afslagsysteem)<br />
BITRON Weerstand: 46 ± 3 ΩΩ bij 25 °C<br />
BITRON Weerstand: 46 ± 3 Ω bij 25 °C<br />
13B-3<br />
13B<br />
Elektroklep turbodrukregeling PIERBURG Weerstand: 15,4 ± 0,7 ΩΩ bij 20 °C<br />
Turbocompressor GARETT Afstelling wastegate:<br />
– 200 mbar onderdruk bij een slag van<br />
de steel tussen 1 mm en 3 mm.<br />
– 500 mbar onderdruk bij een slag van<br />
de steel tussen 10 mm en 12 mm.<br />
– steel op aanslag bij een onderdruk<br />
hoger dan 550 mbar.<br />
Diagnose Diagnosegereedschap<br />
(behalve XR25)<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Type auto<br />
Versnellingsbak<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Gegevens<br />
Type Indice<br />
Boring<br />
(mm)<br />
13B-4<br />
Slag<br />
(mm)<br />
Motor<br />
Inhoud<br />
(cm 3 )<br />
13B<br />
Compressieverhouding<br />
Emissienorm<br />
BJ0J SU1 P9X 701 87,5 82 2958 18,5/1 EU00<br />
TOERENTAL (tr/min) ROOKGASWAARDEN<br />
Stationair Max. onbelast Max. belast Homologatiewaarde Max. wettelijk<br />
700 ± 30 5000 ± 150 4600 ± 100 1 m -1 (33,5 %) 3 m -1 (70%)<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Hogedrukpomp DENSO-HP2270L Druk van 250 tot 1450 bar continu<br />
Opname element druk<br />
hoofdinspuitbuis<br />
Verstuivers DENSO-<br />
DLLA155P750<br />
DENSO Geschroefd op de hoofdinspuitbuis<br />
Voedingsspanning: 5 ±± 0,25 V<br />
Lineair uitgangssignaal (tussen aansl. 1 en 2):<br />
1600 bar = 4,2 V<br />
400 bar = 2 V<br />
Brandstofdrukregelaars DENSO Op de hogedrukpomp<br />
Niet demonteerbaar<br />
Weerstand: 1,6 ±± 0,3 Ω<br />
Rekeneenheid<br />
inspuitsysteem<br />
Elektromagnetische verstuiver met ijkweerstand<br />
Weerstand: aansl. 3 en 4: 2,7 ± 0,1 ΩΩ<br />
Calibratieweerstand: aansl. 1 en 2: 30,9 tot 9530 Ω<br />
DENSO Rekeneenheid met 121 aansluitingen (81 en<br />
40 aansluitingen)<br />
Vermogensrekeneenheid DENSO Rekeneenheid met 16 aansluitingen (8 en<br />
8 aansluitingen)<br />
Rekeneenheid<br />
voorverwarming<br />
NAGARES<br />
BEDDR14-12<br />
Met naverwarmingsfunctie via de rekeneenheid<br />
Voorverwarmingsstiften NGK Weerstand: 0,6 ± 0,05 Ω stekker losgenomen<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen<br />
- Weerstand: 0,45 ± 0,05 ΩΩ bij 20 °C stekker losgenomen<br />
Opname element gaspedaal HELLA Potentiometer dubbele baan, weerstand:<br />
baan 1: 2 (massa) en 4 (+ 5 V): 1,2 ± 0,5 kΩΩ<br />
baan 2: 1 (massa) en 5 (+ 5 V): 1,7 ± 0,7 kΩΩ<br />
Luchtdoorstroommeter BOSCH Luchtdoorstroommeter met warme film<br />
Aansluitingen<br />
Aansl. 1: Niet in gebruik<br />
Aansl. 2: + 12 V na relais navoeding inspuitsysteem<br />
Aansl. 3: Massa<br />
Aansl. 4: Signaal luchtdoorstroming<br />
Aansl. 5: + 5 V referentiespanning<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
13B-5<br />
13B<br />
Opname element turbodruk HITACHI Voedingsspanning (tussen aansl. 2 en 3): 5 ± 0,25 V<br />
Uitgangsspanning contact aan stilstaande motor (tussen<br />
aansl. 1 en 2):<br />
Lineair uitgangssignaal:<br />
= 1,9 V voor een atmosferische druk van 1013 mbar<br />
≈ 4,5 V voor een absolute druk van 1900 mbar<br />
≈ 0,6 V voor een absolute druk van 100 mbar<br />
Afdichting bij iedere demontage vervangen<br />
Opname element temperatuur:<br />
– inlaatlucht<br />
– brandstof<br />
– koelvloeistof<br />
Opname element stand<br />
EGR-klep<br />
DELPHI Temperatuurgevoelige weerstand met negatieve<br />
temperatuurcoëfficiënt<br />
Weerstand: 28940 ±± 10 Ω bij - 20 °C<br />
16321 ±± 9 Ω bij - 10 °C<br />
9516 ± 8,5 Ω bij 0 °°C<br />
5728 ±± 8 Ω bij 10 °C<br />
3555 ±± 7,5 Ω bij 20 °C<br />
2268 ±± 7 Ω bij 30 °C<br />
1483 ± 6 Ω bij 40 °C<br />
992 ± 5,5 Ω bij 50 °°C<br />
680 ± 5,2 Ω bij 60 °C<br />
475 ± 5 Ω bij 70 °C<br />
338 ± 4 Ω bij 80 °C<br />
245 ± 3,5 Ω bij 90 °C<br />
180 ± 3,5 Ω bij 100 °C<br />
134,7 ± 3 Ω bij 110 °C<br />
117 ± 2,8 Ω bij 115 °°C<br />
DENSO Weerstand: aansl. 1 en 3: 5 ± 1 kΩ<br />
Voedingsspanning: 5 ±± 0,25 V<br />
Elektroklep EGR-klep DENSO Weerstand: 6,8 ± 0,5 Ω bij 20°C<br />
Opname element stand van de<br />
wastegate<br />
HONEYWELL Weerstand: aansl. 1 en 3: 5 ±± 1 kΩΩ<br />
Voedingsspanning: 5 ± 0,25 V<br />
Lineair signaal: – aanslag in rust: 4,70 V<br />
– 10 mm slag: 0,45 V<br />
Elektroklep turbodrukregeling DENSO Weerstand: 12 ± 1 Ω bij 20 °C<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Gegevens<br />
OMSCHRIJVING MERK/TYPE BIJZONDERHEDEN<br />
Opname element atmosferische druk - Ingebouwd in rekeneenheid<br />
Bedieningselektroklep van de<br />
afslagklep<br />
DENSO Weerstand: 40 ± 3 Ω bij 20 °C<br />
Opname element referentie cilinder DENSO Inductief opname element<br />
Weerstand: 2150 ±± 300 Ω bij 20 °°C<br />
13B-6<br />
13B<br />
Opname element vliegwiel DENSO Inductief opname element<br />
De tandschijf is met een spie gemonteerd op de<br />
krukas<br />
Weerstand: 2150 ± 300 ΩΩ bij 20 °C<br />
Turbocompressor GARETT - VNT Turbocompressor met variabele geometrie<br />
multilamellen<br />
Brandstofverwarming - Dit maakt deel uit van het brandstoffilter en gevormd<br />
door een weerstand en een thermocontact.<br />
Voorkatalysator EBERSPACHER C129 of C206<br />
katalysator EBERSPACHER C113<br />
Inspuitvolgorde - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6<br />
n° 1 en 2 distributiezijde (n°1 op de achterste<br />
cilinderrij)<br />
Diagnose Diagnosegereedschap<br />
(behalve XR25)<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
VERSTUIVERS<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
13B<br />
Op de verstuivers van de motor G9T, staat een code van 6 tekens, de zogenaamde IMA-code<br />
(verstuiveropbrengstcorrectie). Deze specifieke code van elke verstuiver, houdt rekening met de afwijkingen bij de<br />
fabricage en kenmerkt de ingespoten opbrengst van elk van de verstuivers.<br />
In geval van het vervangen van een of meer verstuivers, is het noodzakelijk om de code van de nieuwe verstuiver(s)<br />
in de rekeneenheid in te lezen.<br />
In geval van het herprogrammeren van de rekeneenheid, is het noodzakelijk om de code van de vier verstuivers in<br />
de rekeneenheid in te lezen.<br />
Er zijn twee mogelijkheden:<br />
● Als communicatie met de rekeneenheid mogelijk is:<br />
– sla de gegevens van de rekeneenheid op in het diagnoseapparaat,<br />
– vervang de rekeneenheid,<br />
– breng de gegevens vanuit het diagnoseapparaat over naar de nieuwe rekeneenheid,<br />
– controleer, met het diagnoseapparaat, of de rekeneenheid geen storing heeft gedetecteerd die verband houdt<br />
met de verstuivercodes en of het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel uit is.<br />
● Als communicatie met de rekeneenheid niet mogelijk is:<br />
– vervang de rekeneenheid,<br />
– lees de gegevens af op de verstuivers,<br />
– voer ze in met behulp van het diagnoseapparaat, in het geheugen van de rekeneenheid,<br />
– configureer de verschillende elementen, zoals de airconditioning, de koelvloeistofverwarmingselementen enz.,<br />
– controleer, met het diagnoseapparaat, of de rekeneenheid geen storing heeft gedetecteerd die verband houdt<br />
met de verstuivercodes en of het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel uit is.<br />
13B-7<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
13B-8<br />
13B<br />
Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting levert de motor op ieder moment de juiste<br />
hoeveelheid brandstof.<br />
OMSCHRIJVING<br />
Het systeem bestaat uit:<br />
– een gecombineerde voedingspomp/tankelement (in de brandstoftank),<br />
– een brandstoffilter,<br />
– een drukregelaar op de pomp,<br />
– een hogedrukpomp,<br />
– een hoofdinspuitbuis met een opname element en een drukbegrenzer voor de brandstofdruk,<br />
– vier elektromagnetische verstuivers,<br />
– verschillende opname elementen,<br />
– een rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
WERKING<br />
Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting is een inspuitsysteem met sequentiële<br />
inspuiting van dieselbrandstof (afgeleid van de sequentiële multipunt inspuiting van benzinemotoren).<br />
Dankzij dit systeem, dat gebruik maakt van een voorinspuiting, maakt de motor minder lawaai, stoot hij minder roet<br />
en schadelijke uitlaatgassen uit en levert hij reeds bij lage toerentallen een aanzienlijk koppel.<br />
De lagedrukpomp (ook wel opvoerpomp genoemd) voedt de hogedrukpomp via het filter van de drukregelaar en<br />
het brandstoffilter alleen tijdens de startfase, bij een druk tussen 2 en 4 bar.<br />
De hogedrukpomp levert brandstof met een hoge druk voor de hoofdinspuitbuis. De drukregelaar op de pomp<br />
regelt de aanvoer naar de hogedrukpomp. De hoofdinspuitbuis voedt iedere verstuiver via een stalen leiding.<br />
De rekeneenheid:<br />
– bepaalt bij welke druk de motor het beste functioneert en stuurt de drukregelaar. Via de informatie die de<br />
rekeneenheid ontvangt van het opname element brandstofdruk controleert de rekeneenheid de druk,<br />
– bepaalt de inspuitduur die nodig is om de juiste hoeveelheid brandstof in te spuiten e het moment waarop met de<br />
inspuiting moet worden begonnen,<br />
– stuurt iedere verstuiver apart elektrisch aan na het bepalen van deze twee waarden.<br />
De hoeveelheid ingespoten brandstof is afhankelijk van:<br />
– de duur van de bekrachtiging van de verstuiver,<br />
– de snelheid waarmee de verstuiver opent en sluit,<br />
– de slag van de verstuivernaald (afhankelijk van het type verstuiver),<br />
– de nominale hydraulische doorlaat van de verstuiver (afhankelijk van het type verstuiver),<br />
– de druk in de hoofdinspuitbuis (door de rekeneenheid geregeld).<br />
BIJ ALLE WERKZAAMHEDEN AAN HET HOGEDRUK INSPUITSYSTEEM MOET U DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE REINHEID EN VEILIGHEID STIPT OPVOLGEN DIE IN DIT DOCUMENT STAAN.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
CONTROLE VAN DE AFDICHTING NA REPARATIE<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
13B-9<br />
13B<br />
Vul en ontlucht het circuit. Zet hiervoor het contact enkele keren aan, of laat de lagedrukpomp draaien met het<br />
diagnoseapparaat in het menu "Commando van de actuators".<br />
Controleer na iedere reparatie of er geen brandstoflekkage is. Laat de motor draaien tot de koelventilateur<br />
inschakelt, en geef een paar keer onbelast gas.<br />
BELANGRIJK:<br />
Brandstof die meer dan 10 % diester bevat is niet geschikt voor deze motor.<br />
De maximale brandstofdruk in het systeem is 1350 bar. Controleer voor iedere reparatie of de hoofdinspuitbuis<br />
niet meer onder druk staat.<br />
Zet alle wartels, bouten en moeren altijd vast met het voorgeschreven aantrekkoppel:<br />
– van de hogedrukleidingen,<br />
– van de verstuiver op de cilinderkop,<br />
– van het opname element druk en van de drukregelaar.<br />
Bij reparatie of uitbouwen van de hogedrukpomp, de verstuivers, de aanvoer- retour- en hogedrukwartels,<br />
moeten de openingen altijd direct met schone doppen worden afgesloten zodat er geen vuil kan<br />
binnendringen.<br />
LET OP:<br />
IEDERE UITGEBOUWDE LEIDING MOET WORDEN VERVANGEN.<br />
Bij het vervangen van de hogedrukleiding, gaat u op de volgende wijze te werk:<br />
– bouw de hogedrukleiding uit, waarbij u met een contrasleutel de filtersteel op de verstuiver tegenhoudt,<br />
– plaats de schone afsluitdoppen,<br />
– draai de hoofdinspuitbuis los,<br />
– plaats de nieuwe hogedrukleiding,<br />
– zet de wartels met de hand vast tot zij aanliggen,<br />
– zet de bevestigingen van de hoofdinspuitbuis met het voorgeschreven koppel vast,<br />
– zet de wartel op de verstuiver met het voorgeschreven koppel vast,<br />
– zet de wartel aan de hoofdinspuitbuis met het voorgeschreven koppel vast.<br />
Het is niet toegestaan het inwendige van de hogedrukpomp te demonteren.<br />
Vervang na uitbouwen altijd de retourleiding van de verstuivers.<br />
Het opname element brandstoftemperatuur kan niet worden gedemonteerd. Het maakt deel uit van de<br />
brandstofretourbuis.<br />
Maak hogedrukleidingen nooit los bij draaiende motor.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
13B-10<br />
13B<br />
Het -ECD-2UP DENSO brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting levert de motor op ieder moment de<br />
juiste hoeveelheid brandstof.<br />
OMSCHRIJVING<br />
● Rekeneenheid met 121 aansluitingen van het merk DENSO flash EEPROM voor de aansturing van het<br />
inspuitsysteem.<br />
● Het systeem bestaat uit:<br />
– een peervormige opvoerpomp in het lagedrukcircuit,<br />
– een brandstoffilter met een verwarmingselement,<br />
– een hogedrukpomp met ingebouwde opvoerpomp (perspomp),<br />
– twee drukregelaars op de pomp,<br />
– een hoofdinspuitbuis,<br />
– een opname element druk van de hoofdinspuitbuis,<br />
– een drukbegrenzer van de hoofdinspuitbuis,<br />
– zes elektromagnetische verstuivers,<br />
– een vermogensrekeneenheid van de verstuivers,<br />
– een opname element brandstoftemperatuur,<br />
– een opname element koelvloeistoftemperatuur,<br />
– een opname element luchttemperatuur,<br />
– een luchtdoorstroommeter,<br />
– een opname element referentie cilinder,<br />
– een opname element toerental,<br />
– een opname element turbodruk,<br />
– een opname element stand van de wastegate,<br />
– een de elektroklep voor de turbodrukregeling,<br />
– een EGR-elektroklep,<br />
– een opname element stand EGR-klep,<br />
– een bedieningselektroklep van de afslagklep,<br />
– een afslagklephuis,<br />
– een opname element gaspedaal,<br />
– een opname element atmosferische druk,<br />
– en een rekeneenheid.<br />
● Het "Common Rail" brandstofsysteem met directe hogedruk inspuiting is een inspuitsysteem met sequentiële<br />
inspuiting van dieselbrandstof (afgeleid van de sequentiële multipunt inspuiting van benzinemotoren).<br />
● Dankzij dit systeem, dat gebruik maakt van een voorinspuiting, maakt de motor minder lawaai, stoot hij minder roet<br />
en schadelijke uitlaatgassen uit en levert hij reeds bij lage toerentallen een aanzienlijk koppel.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
13B-11<br />
13B<br />
● De hogedrukpomp levert brandstof met een hoge druk voor de hoofdinspuitbuis. De twee drukregelaars op de<br />
pomp regelen de hoge druk afhankelijk van de door de rekeneenheid berekende vraag. De hoofdinspuitbuis voedt<br />
iedere verstuiver via een stalen leiding.<br />
● De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt informatie van de verschillende opname element. Hij<br />
berekent de gegevens voor de inspuiting (vervroeging, voorinspuiting, inspuitduur) en zendt een stuursignaal naar<br />
de vermogensrekeneenheid, die het openen van de verstuivers aanstuurt.<br />
● Een afslagklep sluit bij het uitzetten van het contact. Hij sluit de luchtaanvoer af waardoor de motor geleidelijk en<br />
zonder schokken stopt. Om de klep te sluiten stuurt de rekeneenheid een elektroklep aan de onderdruk van de<br />
vacuümpomp doorlaat naar de bedieningsbalg.<br />
● Om de luchtverontreiniging te verminderen, gebruikt motor P9X een warmtewisselaar voor het afkoelen van de<br />
teruggevoerde uitlaatgassen. De via de EGR-klep in de cilinder toegelaten gassen stromen door een<br />
warmtewisselaar die wordt gekoeld door de koelvloeistof. Als gevolg hiervan is de verbrandingstemperatuur lager.<br />
Hierdoor is de NOx-uitstoot minder.<br />
● De motor P9X gebruikt een potentiometer voor het meten van de verplaatsing van de as van de wastegate van<br />
de turbocompressor. De rekeneenheid van het inspuitsysteem gebruikt deze informatie voor het verfijnen van de<br />
turbodrukregeling.<br />
● De fabricagetoleranties veroorzaken verschillen in de opbrengst van de verschillende verstuivers. Deze verschillen<br />
veroorzaken lawaai en meer luchtvervuiling tijdens de werking van de motor.<br />
Om deze verschillen te compenseren wordt tijdens de fabricage een kalibratieweerstand ingebouwd in de stekker<br />
van iedere verstuiver.<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem leest de waarde van deze weerstand af, die overeenkomt met de<br />
tolerantie van de verstuiver. Hij pas vervolgens de inspuitduur aan om bij iedere verstuiver een gelijke opbrengst<br />
te hebben.<br />
● De rekeneenheid:<br />
– bepaalt bij welke druk de motor het beste functioneert en stuurt de drukregelaars aan. Via de informatie die de<br />
rekeneenheid ontvangt van het opname element brandstofdruk controleert de rekeneenheid de druk,<br />
– bepaalt de inspuitduur die nodig is om de juiste hoeveelheid brandstof in te spuiten e het moment waarop met<br />
de inspuiting moet worden begonnen,<br />
– stuurt iedere verstuiver apart elektrisch aan, via de vermogensrekeneenheid, na het bepalen van deze twee<br />
waarden.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
13B-12<br />
13B<br />
● De hogedrukpomp wordt met een lage druk gevoed door een ingebouwde opvoerpomp (perspomp) die bestaat uit<br />
twee pompplunjers. Voor het regelen van de druk heeft de pomp twee drukregelaars. Ieder van de drukregelaars<br />
regelt de hoeveelheid brandstof die wordt toegelaten in een pompelement.<br />
● De rekeneenheid regelt:<br />
– de stationair toerentalregeling,<br />
– de hoeveel uitlaatgassen die wordt teruggevoerd naar de inlaat,<br />
– de controle van de brandstofaanvoer (vervroeging, opbrengst en druk van de hoofdinspuitbuis),<br />
– het stuursignaal naar de ventilateurmotor (centrale temperatuurregeling),<br />
– de temperatuurregeling van het koelsysteem (koelvloeistofverwarmingselementen),<br />
– het vrijgeven van het aansturen van de compressorkoppeling van de airconditioning,<br />
– de functie snelheidsregelaar met afstandsregelaar<br />
– het aansturen van de voor/naverwarming.<br />
● Aansturing van de ventilateurmotor en van het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op het<br />
instrumentenpaneel door de rekeneenheid van het inspuitsysteem (GCTE-functie: Centrale temperatuurregeling).<br />
● Multiplexverbinding tussen de verschillende rekeneenheden van de auto. Het laten branden van de<br />
waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel verloopt via het multiplexnetwerk.<br />
● Bij een botsing, wordt de informatie voor het onderbreken van de brandstoftoevoer gegeven door de<br />
airbagrekeneenheid. Deze geeft via het multiplexnetwerk opdracht aan de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />
om de aansturing van het navoedingsrelais van het inspuitsysteem te vergrendelen.<br />
De ontgrendeling wordt pas weer actief als het contact langer dan 10 secondes onderbroken is geweest.<br />
Hierdoor gaat het waarschuwingslampje langer dan normaal branden bij het aanzetten van het contact. Het<br />
waarschuwingslampje krijgt zijn normale werking pas terug na het wissen van de storing met behulp van het<br />
diagnoseapparaat.<br />
● De functie snelheidsregelaar met afstandsregelaar wordt gestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
BELANGRIJK<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
● De motor mag niet werken met:<br />
– een dieselbrandstof die meer dan 10% diester bevat,<br />
– benzine, zelfs in een hele kleine hoeveelheid.<br />
● De maximale brandstofdruk in het systeem is 1450 bar. Controleer voor iedere reparatie of de<br />
hoofdinspuitbuis niet meer onder druk staat en of de brandstoftemperatuur niet te hoog is.<br />
13B-13<br />
13B<br />
● Bij alle werkzaamheden aan het hogedruk inspuitsysteem moet u de voorschriften inzake reinheid en<br />
veiligheid stipt opvolgen die in dit document staan.<br />
● Het is niet toegestaan het inwendige van de pomp en van de verstuivers te demonteren.<br />
● Demonteer nooit:<br />
– de drukregelaars op de pomp,<br />
– het opname element stand van de wastegate.<br />
● Om veiligheidsredenen is het streng verboden om een wartel van een hogedrukleiding los te draaien als<br />
de motor draait.<br />
● Alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd worden vervangen.<br />
● De bedrading van het opname element cilinderherkenning en van het opname element vliegwiel mag niet<br />
worden gerepareerd. Vervang de kabelbundel bij een defect.<br />
● Geen enkel onderdeel van het systeem mag rechtstreeks met 12 V worden gevoed.<br />
● Ontkolen en ultrasoon reinigen zijn verboden.<br />
● Start nooit de motor als de accu niet correct is aangesloten.<br />
● Maak de stekker los van de rekeneenheid van het inspuitsysteem bij laswerkzaamheden aan de auto.<br />
● Op de verstuivers staat een weerstand. Deze weerstand is specifiek voor elke verstuiver en houdt rekening<br />
met de afwijkingen bij de fabricage en kenmerkt de ingespoten opbrengst van elk van de verstuivers.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
CONTROLE VAN DE AFDICHTING NA REPARATIE<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
Controleer na iedere reparatie of er geen brandstoflekkage is.<br />
Versie Vdiag 4 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO<br />
Vul het brandstofcircuit met behulp van het handpompje.<br />
Start de motor en laat hem stationair draaien tot hij zijn bedrijfstemperatuur heeft bereikt.<br />
Controleer visueel of er geen brandstoflekkage is.<br />
Breng een verklikkerproduct aan op de wartels van de vervangen leiding(en).<br />
Maak een proefrit en rijd daarbij met alle motortoerentallen (houd u aan de maximum snelheid ter plaatse).<br />
Controleer na de proefrit visueel of het hogedrukcircuit niet lekt.<br />
Verwijder het verklikkerproduct.<br />
Versie Vdiag 8 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO<br />
Vul het brandstofcircuit met behulp van het handpompje.<br />
Dit commando is alleen mogelijk als de temperatuur van de motor hoger is dan 80 °C.<br />
Breng lekverklikker aan op de hogedrukwartels.<br />
13B-14<br />
13B<br />
N.B.:<br />
De versie Vdiag 8 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO heeft een commando dat kan worden gegeven<br />
vanaf het diagnoseapparaat. Hiermee kan het hogedrukcircuit van de draaiende motor worden getest op<br />
lekkage terwijl de auto stilstaat.<br />
Geef het commando SC001 "Test afdichting hogedrukcircuit". Het toerental van de motor wordt automatisch<br />
2000 tr/min gedurende 2 minuten, en wordt daarna weer het stationair toerental.<br />
Controleer visueel het ontbreken van hogedruk lekkage.<br />
Verwijder het verklikkerproduct.<br />
TEST VAN DE VERSTUIVERS<br />
N.B.:<br />
De versie Vdiag 8 van het inspuitsysteem ECD-2UP DENSO heeft een commando dat kan worden gegeven<br />
vanaf het diagnoseapparaat om de verstuivers een voor een uit te schakelen.<br />
Dit commando is alleen mogelijk als de temperatuur van de motor hoger is dan 80 °C.<br />
Sluit het diagnoseapparaat aan en schakel de verstuivers een voor een uit met de commando's in<br />
"Commando/actuators".<br />
AC632 TEST VERSTUIVER N°1<br />
AC633 TEST VERSTUIVER N°°2<br />
AC634 TEST VERSTUIVER N°3<br />
AC635 TEST VERSTUIVER N°4<br />
AC636 TEST VERSTUIVER N°°5<br />
AC637 TEST VERSTUIVER N°6<br />
Editie 3
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Reinheid<br />
MOTOR<br />
G9T - P9X Reinheid<br />
13B-15<br />
13B<br />
STRIKT OP TE VOLGEN VOORSCHRIFTEN VOOR EEN SCHONE WERKOMGEVING BIJ WERKZAAMHEDEN<br />
AAN HET HOGEDRUK INSPUITSYSTEEM<br />
De gevaren van een vuile omgeving<br />
Het hogedruk inspuitsysteem is bijzonder gevoelig voor vuildeeltjes. Door vuil bestaat gevaar voor:<br />
– onherstelbare beschadigingen aan het hogedruk inspuitsysteem,<br />
– klemmen of niet goed afdichten van een onderdeel.<br />
Bij alle werkzaamheden is een schone werkomgeving van het grootste belang. Door het opvolgen van de<br />
voorschriften zal er tijdens demontage geen vuil (deeltjes ter grote van enkele microns zijn al funest) in het systeem<br />
of in de leidingen binnendringen.<br />
De voorschriften gelden vanaf het filter tot en met de verstuivers.<br />
WAARUIT BESTAAN DE SCHADELIJKE VUILDEELTJES?<br />
Schadelijke vuildeeltjes zijn:<br />
– metaaldeeltjes of plastic deeltjes,<br />
– lak,<br />
– vezels,<br />
● van karton,<br />
● van kwasten,<br />
● van papier,<br />
● van kleding,<br />
● van doeken.<br />
– kleine objecten als haren,<br />
– (vervuilde) omgevingslucht,<br />
– enz.<br />
LET OP:<br />
De motor mag niet met een hogedrukspuit worden schoongespoten omdat dit de stekkerverbindingen beschadigt.<br />
Bovendien kan het vocht in het stekkerblok achterblijven en storingen veroorzaken.<br />
VOORBEREIDINGEN VOORDAT MET DE WERKZAAMHEDEN AAN HET INSPUITSYSTEEM WORDT<br />
BEGONNEN<br />
● Controleer vooraf of het magazijn de doppen op voorraad heeft voor het afsluiten van de te openen aansluitingen.<br />
Deze doppen zijn slechts geschikt voor eenmalig gebruik. Na gebruik moet u ze weggooien (goed schoonmaken<br />
is niet voldoende). Doppen die u overhoudt, moet u ook weggooien.<br />
● Controleer of u in het bezit bent van plastic zakken voor het bewaren van onderdelen, die meer malen hermetisch<br />
kunnen worden afgesloten. Door onderdelen hierin te bewaren bestaat er minder kans dat zij vuil worden. Deze<br />
zakken mogen vervolgens niet meer worden gebruikt en moeten na gebruik worden weggegooid.<br />
● Controleer of u in het bezit bent van niet pluizende schoonmaakdoekjes (onderdeelnummer 77 11 211 707). Het is<br />
niet toegestaan papier of doeken te gebruiken voor het schoonmaken. Deze gaan pluizen en kunnen het<br />
brandstofcircuit vervuilen. De schoonmaakdoekjes zijn slechts geschikt voor eenmalig gebruik.<br />
Editie 3
MOTOR<br />
G9T - P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Reinheid<br />
VOORBEREIDENDE WERKZAAMHEDEN VOOR HET OPENEN VAN HET BRANDSTOFCIRCUIT<br />
13B-16<br />
13B<br />
● Gebruik bij elke ingreep nieuw oplosmiddel (reeds gebruikt oplosmiddel bevat vuildeeltjes). Giet dit in een schone<br />
bak.<br />
● Gebruik bij elke ingreep een nieuw en in goede staat verkerend penseel/borsteltje (dit mag geen haren verliezen).<br />
● Maak de te openen aansluitingen met een kwastje met oplosmiddel schoon.<br />
● Blaas gereedschap, werkblad en onderdelen, wartels en omgeving van het inspuitsysteem droog met perslucht.<br />
Let op dat er geen haartjes van de kwast achterblijven.<br />
● Was uw handen voor en indien nodig tijdens de werkzaamheden.<br />
● Trek rubber handschoenen aan over leren werkhandschoenen.<br />
VOORSCHRIFTEN TIJDENS DE WERKZAAMHEDEN<br />
● Na het openen van het circuit moeten de openingen, waardoor vuil kan binnendringen, meteen met doppen worden<br />
afgesloten. De doppen zijn verkrijgbaar in het magazijn. Zij mogen beslist niet opnieuw worden gebruikt.<br />
● Sluit de te gebruiken plastic opbergzakken altijd hermetisch af, zelfs indien u hem even later weer moet<br />
openmaken. Ook de omgevingslucht kan verontreinigen.<br />
● Uitgebouwde onderdelen moeten, na met doppen te zijn afgesloten, in de hiervoor bestemde hermetisch<br />
afsluitbare plastic zakken worden opgeborgen.<br />
● Na het openen van het circuit is het streng verboden penseel/borstel, oplosmiddel, perslucht of doeken te<br />
gebruiken. Hierdoor kunnen vuildeeltjes in het circuit komen.<br />
● Indien een nieuw onderdeel wordt gemonteerd, haal dit dan pas op het allerlaatste moment uit de verpakking.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Reinheid<br />
13B-17<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Reinheid<br />
MONTAGEVOORSCHRIFT VAN DE SET AFSLUITDOPPEN<br />
13B<br />
Bij de in het magazijn leverbare set met afsluitdoppen voor de leidingen is een montagevoorschrift gevoegd.<br />
13B-18<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
1 Brandstoffilter met verwarming<br />
2 Opname element nokkenas<br />
3 Elektroklep turbodrukregeling<br />
4 Opname element turbodruk<br />
5 Verstuiver<br />
6 Voorverwarmingsstift<br />
7 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />
8 Luchtdoorstroommeter met opname element luchttemperatuur<br />
9 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />
10 Elektroklep turbulentieklep (swirl-elektroklep)<br />
11 Elektroklep smoorklep (elektroklep afslagsysteem)<br />
12 Smoorklep met elektroklep van het EGR-systeem<br />
13 Drukregelaar<br />
14 Hogedrukpomp<br />
15 Opname element brandstoftemperatuur<br />
13B-19<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
6 Hogedrukpomp<br />
7 Drukregelaar<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
1 Verstuiver<br />
2 Brandstofretourleiding van de verstuivers<br />
3 Opname element druk<br />
4 Hoofdinspuitbuis<br />
5 Aanvoerleiding hogedrukpomp-hoofdinspuitbuis<br />
13B-20<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
8 Opname element cilinderherkenning<br />
9 Turbocompressor<br />
10 Voorkatalysator<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-21<br />
11 Smoorklephuis<br />
12 EGR-klep<br />
13B<br />
13 Luchtdoorstroommeter met opname element<br />
luchttemperatuur<br />
14 Elektroklep turbulentieklep (swirl-elektroklep)<br />
15 Elektroklep smoorklep (elektroklep afslagsysteem)<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
16 Bedieningsbalg van de turbulentieklep<br />
17 Bedieningsbalg van de smoorklep<br />
(afslagsysteem),<br />
18 Opname element turbodruk<br />
19 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-22<br />
20 Voorverwarmingsrekeneenheid<br />
21 Brandstoffilter<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
1 Handpompje<br />
2 Opname element nokkenas<br />
3 EGR-klep<br />
4 Opname element turbodruk<br />
5 Hoofdinspuitbuis<br />
6 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />
7 Opname element luchttemperatuur<br />
8 Opname element brandstoftemperatuur<br />
9 Opname element stand turbodrukregeling<br />
10 Zekeringen-/relaisplaat<br />
11 Luchtdoorstroommeter<br />
12 Vermogensrekeneenheid<br />
13 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />
14 Rekeneenheid van de automatische transmissie<br />
15 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
16 Elektroklep turbodrukregeling<br />
17 Vacuümreservoir<br />
18 Elektromagnetische verstuiver<br />
19 Bedieningselektroklep van de afslagklep<br />
20 Smoorklephuis<br />
21 Brandstoffilter<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-23<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
1 Handpompje<br />
2 Brandstoffilter<br />
3 Brandstofverwarming<br />
4 Hoofdinspuitbuis<br />
5 Drukbegrenzer<br />
6 Opname element brandstofdruk<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-24<br />
7 Opname element brandstoftemperatuur<br />
8 Hogedruk inspuitpomp<br />
9 Drukregelaars<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
10 Opname element<br />
luchttemperatuur<br />
11 Bedieningselektroklep van de<br />
afslagklep<br />
12 Opname element stand van de<br />
wastegate<br />
13 Elektroklep turbodrukregeling<br />
14 Vacuümreservoir<br />
15 Smoorklephuis<br />
16 Opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-25<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
17 EGR-klep<br />
18 Opname element nokkenas<br />
19 Opname element turbodruk<br />
20 Opname element vliegwiel<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-26<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
21 Rekeneenheid voorverwarming<br />
22 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-27<br />
23 Vermogensrekeneenheid<br />
24 Hoofdrelais van het inspuitsysteem<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
25 Verstuivers (voorste rij)<br />
26 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
13B-28<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
27 Luchtdoorstroommeter<br />
13B-29<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
HET IS NIET TOEGESTAAN HET INWENDIGE VAN<br />
DE POMP TE DEMONTEREN<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1536 BDP-stift<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
Mot. 1548 Trekker voor hogedrukpomp<br />
motor G9T<br />
Mot. 1503 Montagegereedschap voor<br />
doppen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Sleutel voor de hogedrukleidingen, bijvoorbeeld<br />
sleutel DM 19 van Facom<br />
Opzetsleutel "Crowfoot 18-17" van Facom,<br />
bijvoorbeeld, voor het vastzetten van de<br />
hogedrukleiding van de hoofdinspuitbuis<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Hogedrukleiding<br />
– op de verstuivers:<br />
– op de pomp:<br />
– op de hoofdinspuitbuis:<br />
Bevestiging hogedrukpomp 3<br />
Moer van het tandwiel van de<br />
hogedrukpomp 9<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de rekeneenheid<br />
van het inspuitsysteem en controleert u of er geen druk<br />
meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Houd rekening met de temperatuur van de brandstof.<br />
13B-30<br />
2,5<br />
2,7<br />
2,7<br />
Bouten van de EGR-leiding 2,5<br />
Bouten van de achterste steun van de<br />
hogedrukpomp 3<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
HOUD U ALTIJD STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE EEN<br />
SCHONE WERKOMGEVING DIE IN DIT HOOFDSTUK STAAN<br />
Bouw uit:<br />
– de luchtslang tussenkoeler - <strong>smoorklephuis</strong> (1) door<br />
het losmaken van het opname element turbodruk (2),<br />
– de leiding van de EGR (3) en zijn afdichtingen.<br />
Vervang de leiding en de afdichtingen bij het<br />
monteren.<br />
13B-31<br />
13B<br />
– de versterkingsstrip (4) tussen het <strong>smoorklephuis</strong> en<br />
de stuurbekrachtigingspomp.<br />
Maak de stekker van de EGR-elektroklep los.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbouten (5) van het <strong>smoorklephuis</strong>,<br />
– de verbindingsslang (6) naar het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
Verwijder het verdelerhuis door de slangen los te<br />
maken van het vacuümreservoir.<br />
Bouw de achterste steun van de hogedrukpomp (A)<br />
uit.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-32<br />
13B<br />
Zet de motor in het BDP met behulp van de stift<br />
Mot. 1536.<br />
Maak los:<br />
– de hogedrukregelaar (7),<br />
– het opname element brandstoftemperatuur,<br />
– de retourslang (8) en de aanvoerslang (9) op de<br />
pomp en sluit de openingen af met doppen.<br />
Maak de bescherming los van de hoofdinspuitbuis en<br />
druk deze zo ver mogelijk opzij.<br />
Verwijder de hogedrukleiding op de pompuitgang /<br />
ingang hoofdinspuitbuis en sluit de openingen af met<br />
doppen.<br />
Wip het reservoir van de stuurbekrachtiging los en<br />
druk het opzij, verwijder het brandstoffilter en verwijder<br />
de steun van deze elementen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Bouw uit:<br />
– het opname element vliegwiel (10), waarbij u moet<br />
opletten dat de O-ring niet in het tandwielhuis valt,<br />
– de naafdop van de pomp (11).<br />
Plaats het gereedschap Mot. 1548, met de centrale<br />
dop, en verwijder de centrale dop als het gereedschap<br />
op zijn plaats zit.<br />
Verwijder de BDP-stift Mot. 1536.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-33<br />
13B<br />
Verwijder de centrale moer waarmee de pompnaaf<br />
vastzit, blokkeer hierbij het vliegwiel met een dikke<br />
schroevendraaier.<br />
Draai de drie bevestigingsbouten (12) van de pomp op<br />
de hulporganensteun enkele omwentelingen los.<br />
Druk de pomp los door de dop van het gereedschap<br />
Mot. 1548 vast te draaien.<br />
Verwijder de drie bevestigingsbouten van de pomp los<br />
en bouw de hogedrukpomp daarna uit.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen en<br />
gebruik de centrale moer voor het op zijn plaats<br />
brengen van de nieuwe pomp.<br />
Let op de correcte stand van de achterste<br />
bevestigingsgaten van de pomp.<br />
Plaats een nieuwe naafdop op de pomp met het<br />
gereedschap Mot. 1503 dat u als volgt heeft gewijzigd.<br />
Wijziging van het gereedschap Mot. 1503:<br />
Maak een platte kant van X = 17 mm en Y = 40 mm.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-34<br />
13B<br />
N.B.:<br />
Let op dat u de hogedrukleidingen spanningsvrij<br />
monteert. Ga als volgt te werk:<br />
– draai de hoofdinspuitbuis los,<br />
– zet de moeren van de hogedrukleidingen eerst met<br />
de hand vast op de pomp en de hoofdinspuitbuis<br />
voordat u ze met het voorgeschreven koppel vastzet,<br />
– zet de hoofdinspuitbuis vast met het voorgeschreven<br />
aantrekkoppel,<br />
– aan de kant van de pomp vastzetten met het koppel,<br />
– aan de kant van de hoofdinspuitbuis met het koppel.<br />
De brandstofretourleiding moet na iedere demontage<br />
worden vervangen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
Voor het starten van de motor, moet het<br />
brandstofcircuit worden gevuld.<br />
– Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />
keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />
met het diagnoseapparaat in het menu<br />
"Commando's van de actuators".<br />
– Start de motor.<br />
Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />
brandstoflekkage is.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– laat de motor stationair draaien tot de<br />
koelventilateur inschakelt,<br />
– geef en paar keer onbelast gas,<br />
– maak een proefrit,<br />
– zet het contact af en controleer of er nergens<br />
brandstoflekkage is,<br />
– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />
nat is door brandstof.<br />
Controleer met het diagnoseapparaat of er geen<br />
storingen in geheugen zijn opgeslagen. Wis ze indien<br />
nodig.<br />
13B-35<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
HET IS NIET TOEGESTAAN HET INWENDIGE VAN<br />
DE POMP TE DEMONTEREN<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1367-02 Onderste motorsteun<br />
Mot. 1376 Vliegwielblokkeerstift<br />
Mot. 1651 Montagegereedschap<br />
krukaskeerring aan distributiezijde<br />
Mot. 1653 Montagegereedschap keerring<br />
hogedrukpomp<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Schuifhecht en dop van 24 serie "camion"<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten van hogedrukpomp 2,1<br />
Bouten van distributietussentandwielen 3,5<br />
Bevestigingen deksel van tandwielgroep 2,5<br />
Bout van krukaspoelie aandrijfriem<br />
hulporganen 23,5<br />
Bout hogedrukwartel op <strong>inlaatspruitstuk</strong> 2,1<br />
Bevestiging tandwiel van hogedrukpomp 16<br />
Carterventilatiebuis: Bout M6<br />
Bout M8<br />
13B-36<br />
1<br />
2,5<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
N.B.:<br />
alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten<br />
altijd worden vervangen.<br />
Bouw de <strong>inlaatspruitstuk</strong>ken uit (zie hoofdstuk 12A<br />
Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />
"Inlaatspruitstuk").<br />
Via de zijkant<br />
Maak de aandrijfas rechts voor los, ga als volgt te<br />
werk:<br />
– verwijder de aandrijfasmoer,<br />
– Verwijder de flens van het steunlager van de<br />
aandrijfas,<br />
– maak de spoorstangkogel los,<br />
– maak de remslang vrij,<br />
– verwijder de bouten van de schokdemperpoot.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-37<br />
13B<br />
Bouw uit:<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
Afstelwaarden aandrijfgroep "Spanning<br />
aandrijfriem hulporganen"),<br />
– de geleiderollen (1) van de aandrijfriem hulporganen,<br />
– de spanner (2) van de aandrijfriem hulporganen.<br />
Via de onderkant<br />
Verwijder de bevestigingsbout van de koppelreactiestang<br />
op de motor.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Verwijder de katalysator.<br />
Breng de motor omhoog met behulp van het<br />
hijsgereedschap.<br />
Via de bovenkant<br />
Bouw uit:<br />
– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A Cilinderkop en<br />
distributie "Distributieriem"),<br />
– de geleiderollen (3),<br />
– de spanrol (4).<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-38<br />
13B<br />
Laat de motor zakken met het hijsgereedschap, om de<br />
poelie van de hulporganen te kunnen draaien.<br />
Controleer of de vaste en draaibare merktekens van<br />
de hulporganenpoelie van de krukas in lijn liggen.<br />
Draai de krukas een stukje linksom om de motor in de<br />
blokkeerstand te zetten (toegangsgat bij de<br />
omvormerbouten).<br />
Blokkeer, geholpen door een tweede monteur, de<br />
motor met behulp van het gereedschap Mot. 1376.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Draai los:<br />
– een klein stukje de bevestigingsbout van de<br />
hulporganenpoelie van de krukas,<br />
– de bevestigingsmoer (5) van het tandwiel van de<br />
hogedrukpomp.<br />
Bouw uit:<br />
– het tandwiel van de hogedrukpomp,<br />
– het blokkeergereedschap van de motor Mot. 1376.<br />
Draai de motor opnieuw in het BDP.<br />
Controleer of de vaste en draaibare merktekens van<br />
de hulporganenpoelie van de krukas in lijn liggen.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-39<br />
13B<br />
Draai de bevestigingsbout van de hulporganenpoelie<br />
van de krukas geheel los.<br />
Verwijder de poelie (6).<br />
Maak los:<br />
– de slang van de carterventilatie (7) op het deksel van<br />
de tandwielgroep,<br />
– de stekker van het opname element vliegwiel (8).<br />
Verwijder het opname element vliegwiel.<br />
Sluit de carterventilatieslang af.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Draai los en verwijder de bevestigingen van het deksel<br />
van de tandwielgroep.<br />
Bouw uit:<br />
– de dop bij (B),<br />
– het deksel van tandwielgroep.<br />
Draai twee bouten M6 x 100 met een lengte van<br />
50 mm in het tandwiel van de hogedrukpomp om het<br />
spelingscorrectiemechanisme vrij te maken.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-40<br />
Vang de veer op van het<br />
spelingscorrectiemechanisme.<br />
13B<br />
Draai twee bouten M6 x 100 met een lengte van<br />
50 mm in het tandwiel van de hogedrukpomp om dit<br />
los te maken van de pompas.<br />
Verwijder de bevestigingen van de hogedrukpomp.<br />
N.B.:<br />
Noteer de plaats van de bevestigingsbouten van de<br />
pomp.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
Maak de pomp vrij van de motor.<br />
Maak de twee drukregelaars vrij. Maak de kabelbundel<br />
vrij.<br />
Verwijder de afdichting op de hogedrukpomp.<br />
REINIGEN<br />
De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />
mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />
Gebruik Décapjoint voor het oplossen van de<br />
achtergebleven afdichting op het deksel van de<br />
tandwielgroep.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />
ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />
met een houten spatel schoon.<br />
13B-41<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INBOUWEN<br />
Plaats de pomp met een nieuwe afdichting.<br />
Breng op hun plaats:<br />
– de centreerbouten (1) van de pomp,<br />
– de andere bevestigingsbouten.<br />
Zet de bouten gelijkmatig vast met 2,1 daN.m.<br />
In de bankschroef:<br />
Pomptandwiel monteren met het<br />
spelingscorrectietandwiel. Ga als volgt te werk:<br />
– plaats de veer op het pomptandwiel,<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-42<br />
13B<br />
– draai twee bouten M6 x 100 met een lengte van<br />
50 mm op het spelingscorrectietandwiel,<br />
– plaats het spelingscorrectietandwiel op het<br />
pomptandwiel,<br />
– draai het spelingscorrectiemechanisme met een<br />
schroevendraaier zodat de tanden van de twee<br />
tandwielen in lijn liggen,<br />
– zet het geheel vast met een bout M6 x 100 met een<br />
lengte van 15 mm met een zaagsnede in de kop.<br />
Verwijder de twee bouten van 50 mm op het<br />
spelingscorrectietandwiel.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
Verwijder de tussentandwielen (1) en (2) van de tandwielgroep.<br />
Plaats:<br />
– het tussentandwiel (1) en zet de merktekens in lijn ten opzichte van de<br />
krukaspoelie,<br />
– het tussentandwiel (2) en zet de merktekens in lijn ten opzichte van het<br />
tussentandwiel (1),<br />
– het pomptandwiel en zet de merktekens in lijn ten opzichte van het<br />
tussentandwiel (2).<br />
Plaats de bevestigingsbouten van de tussentandwielen en zet deze vast met<br />
een aantrekkoppel van 3,5 daN.m.<br />
N.B.:<br />
Controleer na het vastzetten of de merktekens van de tandwielgroep in lijn<br />
liggen.<br />
13B-43<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
Reinig en ontvet de pakkingvlakken.<br />
Verwijder de keerringen van de hulporganenpoelie van<br />
de krukas en van het tandwiel van de hogedrukpomp.<br />
Breng een strook THREEBOND pakkingpasta met<br />
een diameter van 3 mm aan op het deksel van de<br />
tandwielgroep.<br />
Plaats het deksel van de tandwielgroep aan op de<br />
centreerpennen en plaats alle bevestigingen.<br />
13B-44<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Zet de bevestigingen in de voorgeschreven volgorde<br />
vast met een aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />
Verwijder de blokkering van het<br />
spelingscorrectiemechanisme met een<br />
schroevendraaier bij (A),<br />
Plaats de dop.<br />
Plaats een nieuwe keerring:<br />
– van de krukaspoelie voor de hulporganenriem met<br />
behulp van Mot. 1651,<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-45<br />
13B<br />
– van het hogedrukpomptandwiel met behulp van<br />
Mot. 1653.<br />
Plaats:<br />
– de krukaspoelie voor de aandrijfriem hulporganen,<br />
– het tandwiel van de hogedrukpomp.<br />
Breng de bevestigingsbout en -moer op hun plaats.<br />
Controleer of de vaste en draaibare merktekens van<br />
de hulporganenpoelie van de krukas en van het<br />
pomptandwiel in lijn liggen.<br />
Draai de krukas een stukje linksom om de motor in de<br />
blokkeerstand te zetten.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
Blokkeer, geholpen door een tweede monteur, de<br />
motor met behulp van het gereedschap Mot. 1376.<br />
Zet vast:<br />
– de bout van de krukaspoelie voor de hulporganen<br />
met een aantrekkoppel van 23,5 daN.m,<br />
– de moer van het tandwiel van de pomp met een<br />
aantrekkoppel van 16 daN.m.<br />
Verwijder het blokkeergereedschap van de motor<br />
Mot. 1376.<br />
Draai de motor opnieuw in het BDP.<br />
Controleer of de vaste en draaiende merktekens:<br />
– van de krukaspoelie van de aandrijfriem<br />
hulporganen (A),<br />
– en het pomptandwiel (B) in lijn liggen.<br />
13B-46<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Plaats:<br />
– de geleiderollen,<br />
– de spanrol,<br />
– plaats de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />
Cilinderkop en distributie "Distributieriem").<br />
– de spanner van de aandrijfriem hulporganen,<br />
– de geleiderollen van de aandrijfriem hulporganen,<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
Afstelwaarden aandrijfgroep "Spanning<br />
aandrijfriem hulporganen").<br />
Plaats de aandrijfas rechts voor (zie hoofdstuk 29A<br />
"Aandrijfas").<br />
N.B.:<br />
Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />
Plaats en zet met de hand vast:<br />
– de nieuwe hogedrukleiding op de uitgang van de<br />
pomp,<br />
– de brandstofaanvoer- en retourbuizen met nieuwe<br />
afdichtingen,<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
13B-47<br />
13B<br />
– de carterventilatieslang met een nieuwe afdichting,<br />
– de flens en daarna de moeren van de<br />
brandstofretour- en aanvoerslangen op de pomp,<br />
– de retourleiding met het opname element<br />
brandstoftemperatuur.<br />
Zet de verschillende wartels van de brandstofleidingen<br />
vast met de voorgeschreven aantrekkoppels (zie<br />
figuur).<br />
Monteer de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hoofdinspuitbuis").<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />
opvoerpomp (peer).<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />
Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />
reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukpomp<br />
AANTREKKOPPEL VAN DE LEIDINGEN OP DE HOGEDRUKPOMP (in daN.m)<br />
13B-48<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1549 Verstuivertrekker<br />
Voorspannen moer verstuiverflens 0,6 ± 0,1<br />
Moeren verstuiverflens bij vliegwiel 360 ± 30°<br />
Tapeind verstuiverflens 0,2 ± 0,05<br />
Moer van hogedrukleidingen<br />
– op de verstuivers:<br />
– op de pomp:<br />
– op de hoofdinspuitbuis:<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
Sleutel voor de hogedrukleidingen, bijvoorbeeld<br />
sleutel "DM 19" van Facom.<br />
2,5<br />
2,7<br />
2,7<br />
Bevestigingsbouten<br />
hoofdinspuitbuis 2,5<br />
Bout flens van leiding pomp/<br />
hoofdinspuitbuis 0,3<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Houd rekening met de temperatuur van de<br />
brandstof.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
13B-49<br />
Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />
13B<br />
Maak het kleppendeksel los en druk de slab zo veel<br />
mogelijk naar achteren.<br />
Verwijder de absorberende geluidskappen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Maak de elektrische aansluitingen los van het opname<br />
element druk (1) en van de verstuivers.<br />
Bouw uit:<br />
– de brandstofretourleiding (2) van de verstuivers<br />
(vervang hierna de leiding),<br />
– de hogedrukleiding (3) tussen de hogedrukpomp en<br />
de hoofdinspuitbuis, LET OP: het klemmetje (6) op<br />
de cilinderkop is bijzonder kwetsbaar,<br />
– de hogedrukleidingen (4).<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
LET OP:<br />
Bij het losdraaien van de wartels (7) van de<br />
hogedrukleidingen op de verstuiverhouders, moet u de<br />
bevestigingsmoeren (8) van de filterstelen met een<br />
contrasleutel tegenhouden.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
13B-50<br />
13B<br />
Draai de bouten (5) van de hoofdinspuitbuis los zonder<br />
hem te verwijderen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN VAN DE VERSTUIVERHOUDERS<br />
(leidingen uitgebouwd)<br />
Draai de bevestigingsbouten los van iedere<br />
verstuiverhouder.<br />
De verstuivers moeten met een speciale trekker<br />
worden uitgebouwd. Probeer nooit een in zijn boring<br />
de cilinderkop vastzittende verstuiverhouder anders<br />
dan met het hieronder beschreven gereedschap los te<br />
maken.<br />
Beschrijving van het gereedschap Mot. 1549:<br />
1 Steunchassis van de trekker; dit wordt geplaatst<br />
op de bevestigingsbouten van het kleppendeksel.<br />
Controleer voor het gebruik de juiste plaatsing.<br />
2 Trekker<br />
3 Trekkerbout<br />
Breng kruipolie aan rondom de verstuiver.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
13B-51<br />
13B<br />
Plats de trekker op een verstuiverhouder. Draai de<br />
kartelring aan zodat de twee bekken aangrijpen op de<br />
vlakke zijden zonder ze met overdreven kracht vast te<br />
zetten.<br />
Plaats het chassis van het gereedschap Mot. 1549 op<br />
de bevestigingsbouten van het kleppendeksel. Zet de<br />
trekkerbout vast tot de verstuiver vrijkomt van de<br />
cilinderkop.<br />
Verwijder de ring onder in de boring van iedere<br />
verstuiver.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INBOUWEN<br />
Verwijder pas op het laatste moment de<br />
beschermdoppen van ieder onderdeel.<br />
Reinig de schachten van de verstuivers de verstuivers<br />
zelf en hun montagebeugels met een in nieuw<br />
oplosmiddel gedrenkte pluisvrije doek (gebruik de<br />
speciaal hiervoor bestemde doeken, bestelnr.<br />
77 11 211 707).<br />
Droog alle onderdelen met een andere nieuwe doek.<br />
Reinig een van de oude bevestigingsbouten van de<br />
verstuiver en draai hem geheel in de<br />
bevestigingsgaten om de schroefdraad te reinigen.<br />
LET OP:<br />
Controleer, voor het plaatsen van het tapeind op de<br />
cilinderkop, of de moer (3) kan worden vastgedraaid<br />
op het zware punt van het tapeind (1), als dit niet zo<br />
is, vervang dan het geheel.<br />
Plaats de nieuwe tapeinden (1) en de vulringen (2)<br />
voor het vastzetten van de verstuiver nadat u de<br />
schroefdraad met olie hebt ingesmeerd en zet ze met<br />
de hand vast tot het einde van de schroefdraad<br />
(0,2 daN.m). Na elke demontage moeten de<br />
tapeinden en de moeren worden vervangen.<br />
Leg een nieuwe ring onder elke verstuiver.<br />
Monteer de verstuiver met zijn flens en een borgveer.<br />
Smeer de schroefdraad van de moeren met olie.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
13B-52<br />
13B<br />
LET OP:<br />
Zet de moer (A) aan distributiezijde eerst vast en<br />
daarna de moer (B) aan vliegwielzijde.<br />
Zet moer (A) vast met 0,6 daN.m, en daarna moer (B)<br />
met 0,6 daN.m.<br />
Distributiezijde eerst, daarna vliegwielzijde.<br />
Voer alleen bij moer (B) een hoekverdraaiing uit van<br />
360° ± 30° (moer aan vliegwielzijde).<br />
Draai de drie bevestigingsbouten van de<br />
hoofdinspuitbuis los zodat deze vrijkomt.<br />
Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />
verstuiverhouders en van de hogedrukleidingen.<br />
Monteer de hogedrukleidingen tussen de<br />
hoofdinspuitbuis en de verstuivers en zet ze met de<br />
hand vast tot zijn aanliggen.<br />
Zet de drie bevestigingsbouten van de<br />
hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />
2,5 daN.m.<br />
Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />
verstuivers en de hogedrukpomp vast met een<br />
aantrekkoppel van 2,5 daN.m.<br />
Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />
hogedrukpomp vast met een aantrekkoppel van<br />
2,7 daN.m.<br />
Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />
hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />
2,7 daN.m.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
Maak het bevestigingsklemmetje van de leiding<br />
pomp / hoofdinspuitbuis vast en zet de twee<br />
bevestigingsbouten vast.<br />
Zet de zijschotten van de bescherming van de<br />
hoofdinspuitbuis correct vast.<br />
Vouw de rubber slab van de bescherming van de<br />
hoofdinspuitbuis naar voren en klem hem vast.<br />
Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van<br />
de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van<br />
de onderdelen van het systeem erop letten dat zij<br />
goed zijn geplaatst (zie het hoofdstuk<br />
"Bescherming van de hoofdinspuitbuis").<br />
Het niet naleven van deze voorschriften kan<br />
ernstige gevolgen hebben.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Gooi de zak met gebruikte doppen weg na de<br />
reparatie.<br />
Voordat u de motor start, wist u met het<br />
diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />
de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />
Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />
keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />
met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />
van de actuators".<br />
Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />
brandstoflekkage is.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– laat de motor stationair draaien tot de<br />
koelventilateur inschakelt,<br />
– geef en paar keer onbelast gas,<br />
– maak een proefrit,<br />
– zet het contact af en controleer of er nergens<br />
brandstoflekkage is,<br />
– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />
nat is door brandstof.<br />
13B-53<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
HET DEMONTEREN VAN HET INWENDIGE VAN<br />
EEN VERSTUIVER OF HET SCHEIDEN VAN DE<br />
VERSTUIVERHOUDER VAN DE BUIS IS NIET<br />
TOEGESTAAN<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />
hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />
"Crowfoot 19-17" van Facom).<br />
Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />
hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />
"Crowfoot 18-17" van Facom).<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />
Bout van flens van hogedrukleidingen 0,9<br />
Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />
Bout bevestigingsbeugel van<br />
hogedrukleidingen op het voorste<br />
spruitstuk 2,1<br />
Bevestigingsbout vulhals 2,5<br />
Moeren verstuiverflens alleen 0,5<br />
Moeren flens van twee verstuivers 2,9<br />
Wartels brandstofretourleidingen:<br />
– op de verstuivers<br />
– op de cilinderkop<br />
13B-54<br />
1,3<br />
2<br />
Bevestigingen kleppendeksel 0,9<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE EEN SCHONE<br />
WERKOMGEVING<br />
N.B.:<br />
– de verstuivers kunnen afzonderlijk worden vervangen.<br />
– alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd worden vervangen.<br />
Verwijder de inlaatluchtverdeler (zie hoofdstuk 12A Spruitstuk -<br />
<strong>smoorklephuis</strong> "Inlaatluchtverdeler").<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang. Het gevaar bestaat<br />
namelijk dat koelvloeistof de cilinders instroomt als de doppen voor de koeling<br />
van de verstuivers tegelijk met de verstuivers worden losgemaakt.<br />
Verwijder de hogedrukleidingen hoofdinspuitbuis-verstuivers en de leiding<br />
tussenwartel - hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B "Hogedrukleidingen").<br />
Maak de slangen van de carterventilatie los op het "T"-stuk (1), de slang (2)<br />
en daarna de koelslang (3) op de EGR-klep. Maak deze vrij naar de zijkant.<br />
Verstuivers op de voorste cilinderrij<br />
Verwijder de bevestigingsbouten:<br />
– (4) van de vulhals,<br />
– (5) van de beugel van de kabelbundel.<br />
13B-55<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Verstuivers op de achterste cilinderrij<br />
Maak het huis van de<br />
koelvloeistofverwarmingselementen vrij naar de<br />
zijkant. Uitbouwen hiervoor de bevestigingsbout van<br />
de beugel van het huis van de<br />
koelvloeistofverwarmingselementen op de cilinderkop.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
13B-56<br />
13B<br />
Verstuivers op de voorste of achterste cilinderrij<br />
Verwijder de bevestigingsbouten van het<br />
kleppendeksel. Voor de bout bij de hijsbeugel op de<br />
achterste cilinderrij gebruikt u een sleutel met bolle<br />
kop (bijvoorbeeld FACOM 83SH.JP9).<br />
Verwijder het kleppendeksel.<br />
Verwijder de brandstofretourleiding.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsmoeren van de verstuiverflenzen,<br />
– de flenzen,<br />
– de verstuivers.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
13B-57<br />
REINIGEN<br />
13B<br />
LET OP:<br />
Tijdens het uitbouwen van de verstuivers kunnen de<br />
doppen van de koeling van de verstuivers in de<br />
cilinderkop tegelijk loskomen. Vervang in dit geval<br />
de O-ringen en monteer nieuwe doppen in de<br />
cilinderkop met behulp van het aangepaste<br />
gereedschap EMB. 1518.<br />
Maak de verstuiver NOOIT schoon met behulp van:<br />
– een metalen borstel,<br />
– schuurpapier,<br />
– een ultrasoon trilapparaat.<br />
Reinig de verstuiver door hem in een ontvetter schoon<br />
te weken en daarna met een niet-pluizende doek af te<br />
vegen.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
INBOUWEN<br />
N.B.:<br />
Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />
vervang op de verstuivers:<br />
– de hittewerende ring (1),<br />
– de O-ring (2).<br />
Plaats:<br />
– de verstuivers,<br />
– de verstuiverflenzen.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
13B-58<br />
13B<br />
Zet vast met het voorgeschreven aantrekkoppel:<br />
– de moeren (3) van de flens van de enkele verstuiver<br />
met 0,5 daN.m,<br />
– de moer (4) van de flens van de twee verstuivers met<br />
2,9 daN.m.<br />
Vervang de afdichtingen van de<br />
brandstofretourleiding.<br />
Monteer de brandstofretourleiding.<br />
Zet de wartels van de brandstofretourleiding vast:<br />
– op de verstuivers met een aantrekkoppel van<br />
1,3 daN.m,<br />
– op de cilinderkop met een aantrekkoppel van<br />
2 daN.m.<br />
Reinig het pasvlak van het kleppendeksel en van de<br />
nokkenascassette.<br />
Vervang op het kleppendeksel de afdichtingen:<br />
– van de verstuivers en van de hogedrukwartels van<br />
de verstuivers met behulp van het gereedschap<br />
Mot. 1649,<br />
– van het kleppendeksel.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Breng een strook THREEBOND met een diameter van<br />
2 tot 4 mm aan op de nokkenascassettes bij (A).<br />
Monteer het kleppendeksel.<br />
Zet het kleppendeksel in de aangegeven volgorde vast<br />
met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
13B-59<br />
Voorste rij<br />
Achterste rij<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Verstuiver<br />
alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd<br />
worden vervangen.<br />
Plaats de hogedrukleidingen tussenwartel -<br />
hoofdinspuitbuis en hoofdinspuitbuis - verstuivers vast<br />
met de voorgeschreven aantrekkoppels (zie<br />
hoofdstuk 13B "Hogedrukleidingen").<br />
Vervang de O-ring van de olievulhals.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />
opvoerpomp (peer).<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
Koelsysteem "Vullen - ontluchten").<br />
Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />
reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />
13B-60<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
MONTAGE MET EERSTE MODEL BESCHERMING<br />
VAN DE HOOFDINSPUITBUIS<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Moer van hogedrukleidingen<br />
– op de verstuivers<br />
– op de pomp<br />
– op de hoofdinspuitbuis<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
Sleutel voor de hogedrukleidingen, bijvoorbeeld<br />
sleutel "DM 19" van Facom<br />
2,5<br />
2,7<br />
2,7<br />
Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,5<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Houd rekening met de temperatuur van de<br />
brandstof.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
13B-61<br />
Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />
13B<br />
Maak het kleppendeksel los en druk de slab zo veel<br />
mogelijk naar achteren.<br />
Verwijder de absorberende geluidkappen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Maak de elektrische aansluitingen los van het opname<br />
element druk (1) en van de verstuivers.<br />
Bouw uit:<br />
– de brandstofretourleiding (2) van de verstuivers<br />
(vervang hierna de leiding),<br />
– de hogedrukleiding (3) tussen de hogedrukpomp en<br />
de hoofdinspuitbuis, LET OP: het klemmetje (6) op<br />
de cilinderkop is bijzonder kwetsbaar,<br />
– de hogedrukleidingen (4).<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
LET OP:<br />
Bij het losdraaien van de wartels (7) van de<br />
hogedrukleidingen op de verstuiverhouders, moet u de<br />
bevestigingsmoeren (8) van de filterstelen met een<br />
contrasleutel tegenhouden.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
13B-62<br />
13B<br />
Draai de bouten (5) van de hoofdinspuitbuis los zonder<br />
hem te verwijderen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
INBOUWEN<br />
Verwijder pas op het laatste moment de<br />
beschermdoppen van ieder onderdeel.<br />
Plaats:<br />
– de hoofdinspuitbuis zonder de bouten van de<br />
hoofdinspuitbuis vast te zetten,<br />
– de bout van de bevestigingsflens van de<br />
hoofdinspuitbuis op de metalen beschermplaat aan<br />
de onderkant.<br />
Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />
verstuiverhouders en van de hogedrukleidingen.<br />
Monteer de hogedrukleidingen tussen de<br />
hoofdinspuitbuis en de verstuivers, en tussen de<br />
hoofdinspuitbuis en de pomp en zet ze met de hand<br />
vast tot zijn aanliggen.<br />
Zet de drie bevestigingsbouten van de<br />
hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />
2,5 daN.m.<br />
Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />
verstuivers vast met een aantrekkoppel van<br />
2,5 daN.m en bij de hogedrukpomp met 2,7 daN.m.<br />
Zet de wartels van de hogedrukleidingen bij de<br />
hoofdinspuitbuis vast met een aantrekkoppel van<br />
2,7 daN.m.<br />
Raadpleeg voor het inbouwen van de bescherming<br />
van de hoofdinspuitbuis de methode voor het uit- en<br />
inbouwen van de bescherming van de<br />
hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />
Dieselinspuitsysteem "Bescherming<br />
hoofdinspuitbuis").<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
13B-63<br />
13B<br />
Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van<br />
de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van<br />
de onderdelen van het systeem erop letten dat zij<br />
goed zijn geplaatst (zie het hoofdstuk<br />
"Bescherming van de hoofdinspuitbuis").<br />
Het niet naleven van deze voorschriften kan<br />
ernstige gevolgen hebben.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Gooi de zak met gebruikte doppen weg.<br />
Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />
keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />
met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />
van de actuators".<br />
Voordat u de motor start, wist u met het<br />
diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />
de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />
Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />
brandstoflekkage is.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– laat de motor stationair draaien tot de<br />
koelventilateur inschakelt,<br />
– geef en paar keer onbelast gas,<br />
– maak een proefrit,<br />
– zet het contact af en controleer of er nergens<br />
brandstoflekkage is,<br />
– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />
nat is door brandstof.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
ALLE UITGEBOUWDE HOGEDRUKLEIDINGEN<br />
MOETEN ALTIJD WORDEN VERVANGEN.<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />
hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />
"Crowfoot 19-17" van Facom).<br />
Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />
hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />
"Crowfoot 18-17" van Facom).<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />
Bout van flens van hogedrukleidingen 0,9<br />
Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,1<br />
Wartel drukbegrenzer 2<br />
Bevestigingen flenzen<br />
hogedrukleidingen 0,9<br />
Bevestiging van uitgaande<br />
hogedrukleiding op het voorste<br />
spruitstuk 2,1<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
13B-64<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
N.B.:<br />
alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd<br />
worden vervangen.<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
13B-65<br />
13B<br />
Maak de brandstofaanvoerleidingen vrij op de<br />
pendelophanging.<br />
Verwijder het geheel pendelkap-uitslagbegrenzer.<br />
Maak de brandstofaanvoer- en retourleidingen (1) los<br />
bij de flens en sluit de openingen af met de doppen uit<br />
het magazijn.<br />
Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie hoofdstuk 12B<br />
Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />
"Inlaatluchtverdeler").<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Maak los:<br />
– de verschillende stekkers en<br />
actuators van de kabelbundel (2)<br />
en maak deze vrij naar de zijkant,<br />
– de carterventilatieslangen op het<br />
"T"-stuk (3).<br />
Maak de stekker (4) vrij en verwijder<br />
de dempingsstang (5).<br />
Draai de wartels van de<br />
hogedrukleidingen<br />
hoofdinspuitbuis-verstuivers los.<br />
Draai, indien nodig, de<br />
bevestigingsbeugels van de<br />
verschillende leidingen los.<br />
Bouw uit:<br />
– de hogedrukleidingen,<br />
– de twee bevestigingsbouten van<br />
balg van de turbodrukregeling en<br />
maak deze vrij naar de zijkant.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
13B-66<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Draai los:<br />
– de wartels van de brandstofretourleiding (6) op de<br />
drukbegrenzer en de cilinderkop,<br />
– de wartels van de leiding op de uitgang van de<br />
hogedrukpomp (7) tussen tussenwartel en de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Bouw de hogedrukslang (7) uit.<br />
Draai de bevestigingsbouten los van de<br />
hoofdinspuitbuis (8).<br />
Maak de hoofdinspuitbuis vrij naar de zijkant.<br />
Verwijder het hitteschild op het opname element druk<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Maak de stekker van het opname element druk los.<br />
Verwijder de hoofdinspuitbuis.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
13B-67<br />
INBOUWEN<br />
13B<br />
N.B.:<br />
Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />
Vervang alle afdichtingen.<br />
Sluit de stekker aan van het opname element druk op<br />
de hoofdinspuitbuis.<br />
Monteer het hitteschild op het opname element druk.<br />
Plaats de hoofdinspuitbuis.<br />
Zet de bevestigingsbouten (1) van de hoofdinspuitbuis<br />
met de hand vast.<br />
Zet leiding van de hogedrukpomp (2) tussen<br />
tussenwartel en de hoofdinspuitbuis met de hand vast.<br />
Zet vast:<br />
– de bevestigingen van de hoofdinspuitbuis met een<br />
aantrekkoppel van 2,1 daN.m,<br />
– de wartels van de hogedrukleiding met een<br />
aantrekkoppel van 3,5 daN.m te beginnen aan de<br />
kant van de hoofdinspuitbuis,<br />
– de wartel van de drukbegrenzer (3) met een<br />
aantrekkoppel van 2 daN.m,<br />
– de wartel (4) van de retourleiding op de cilinderkop<br />
met een aantrekkoppel van 1,6 daN.m.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Draai de hoofdinspuitbuis weer een paar slagen los.<br />
Zet alle hogedrukleidingen hoofdinspuitbuisverstuivers<br />
met de hand vast.<br />
Plaats de bevestigingsbeugels van de<br />
hogedrukleidingen hoofdinspuitbuis-verstuivers en zet<br />
deze vast met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m.<br />
Zet de bevestigingen van de hoofdinspuitbuis vast met<br />
een aantrekkoppel van 2,1 daN.m.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
13B-68<br />
N.B.:<br />
Zet de hogedrukleidingen een voor een vast.<br />
13B<br />
Zet in de voorgeschreven volgorde vast met een<br />
aantrekkoppel van 3,5 daN.m:<br />
– de wartel van de hogedrukleiding op de achterste<br />
cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />
– of de wartel van de hogedrukleiding op de voorste<br />
cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />
– en de wartels van de hogedrukleidingen op de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hoofdinspuitbuis<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />
opvoerpomp (peer).<br />
Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />
reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />
13B-69<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukleidingen<br />
ALLE UITGEBOUWDE HOGEDRUKLEIDINGEN<br />
MOETEN ALTIJD WORDEN VERVANGEN.<br />
DE HOGEDRUKLEIDINGEN KUNNEN<br />
AFZONDERLIJK WORDEN VERVANGEN<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />
hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />
"Crowfoot 19-17" van Facom).<br />
Opzetsleutel voor het vastzetten van de<br />
hogedrukleiding (bijvoorbeeld sleutel<br />
"Crowfoot 18-17" van Facom).<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Wartels van hogedrukleidingen 3,5<br />
Bout van flens van hogedrukleidingen 0,9<br />
Bevestiging hogedrukleiding op<br />
spruitstuk 2,1<br />
Bevestigingsbouten hoofdinspuitbuis 2,1<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
13B-70<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukleidingen<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE EEN SCHONE<br />
WERKOMGEVING<br />
N.B.:<br />
– de uitgebouwde hogedrukleiding kunnen afzonderlijk worden vervangen<br />
– alle uitgebouwde hogedrukleidingen moeten altijd worden vervangen.<br />
Bouw de inlaatluchtverdeler uit (zie hoofdstuk 12B Spruitstuk -<br />
<strong>smoorklephuis</strong> "Inlaatluchtverdeler").<br />
Maak los:<br />
– de verschillende stekkers en actuators van de kabelbundel (1) en maak<br />
deze vrij naar de zijkant,<br />
– de carterventilatieslang los op het "T"-stuk, de slang (2) en daarna de<br />
koelslang (3).<br />
Maak deze vrij naar de zijkant.<br />
13B-71<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Leidingen hoofdinspuitbuis/verstuivers<br />
Draai de wartels van de hogedrukleidingen los.<br />
Draai, indien nodig, de bevestigingsbeugels van de<br />
verschillende leidingen los.<br />
Bouw de hogedrukleidingen uit.<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
Leidingen pomp-hoofdinspuitbuis<br />
Bouw uit:<br />
– de hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />
"hoofdinspuitbuis"),<br />
– het geheel EGR-klep - warmtewisselaar (zie<br />
hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />
"EGR-klep - Warmtewisselaar"),<br />
Verwijder de hogedrukleiding (1) tussen de<br />
inspuitpomp en de tussenwartel op het<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
INBOUWEN<br />
N.B.:<br />
Verwijder de afsluitdoppen pas op het laatste moment.<br />
Leidingen pomp-hoofdinspuitbuis<br />
Zet de hogedrukleiding tussen de inspuitpomp en de<br />
tussenwartel op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> met de hand vast.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukleidingen<br />
13B-72<br />
13B<br />
Zet de wartels van de leiding (1) tussen de pomp en<br />
de tussenwartel op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> vast met een<br />
aantrekkoppel van 3,5 daN.m, te beginnen met de<br />
tussenwartel en daarna bij de pomp.<br />
Monteer het geheel EGR-klep - warmtewisselaar (zie<br />
hoofdstuk 12A Inlaatspruitstuk - <strong>smoorklephuis</strong><br />
"EGR-klep - Warmtewisselaar").<br />
Plaats de hoofdinspuitbuis. Ga als volgt te werk:<br />
– sluit de stekker aan van het opname element druk,<br />
– plaats het hitteschild,<br />
– zet de bevestigingsbouten met de hand vast.<br />
Zet de leiding van de hogedrukpomp tussen<br />
tussenwartel en hoofdinspuitbuis met de hand vast.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Zet vast:<br />
– de bevestigingen (2) van de hoofdinspuitbuis met<br />
een aantrekkoppel van 2,1 daN.m,<br />
– de wartels van de hogedrukleiding (3) met een<br />
aantrekkoppel van 3,5 daN.m te beginnen aan de<br />
kant van de hoofdinspuitbuis,<br />
– de wartel van de drukbegrenzer (4) met een<br />
aantrekkoppel van 2 daN.m.<br />
Leidingen hoofdinspuitbuis/verstuiver<br />
Draai de hoofdinspuitbuis een paar slagen los.<br />
Zet alle hogedrukleidingen hoofdinspuitbuisverstuivers<br />
met de hand vast.<br />
Plaats de bevestigingsbeugels (5) van de<br />
hogedrukleidingen hoofdinspuitbuis-verstuivers en zet<br />
deze vast met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m.<br />
Zet de bevestiging van de hoofdinspuitbuis vast met<br />
een aantrekkoppel van 2,1 daN.m.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukleidingen<br />
13B-73<br />
N.B.:<br />
Zet de hogedrukleidingen een voor een vast.<br />
13B<br />
Zet in de voorgeschreven volgorde vast met een<br />
aantrekkoppel van 3,5 daN.m:<br />
– de wartel van de hogedrukleiding op de achterste<br />
cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />
– of de wartel van de hogedrukleiding op de voorste<br />
cilinderrij te beginnen aan de kant van de verstuiver,<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Hogedrukleidingen<br />
– en de wartels van de hogedrukleidingen op de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Vul het aanvoercircuit brandstof met behulp van de<br />
opvoerpomp (peer).<br />
Controleer de afdichting van het hogedrukcircuit na de<br />
reparatie (zie hoofdstuk 13B "Bijzonderheden").<br />
13B-74<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Opname element druk 3,5±±0,5<br />
LET OP:<br />
voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Houd rekening met de temperatuur van de<br />
brandstof.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />
Maak het kleppendeksel los en druk de slab zo veel<br />
mogelijk naar achteren.<br />
Maak de stekker van het opname element druk los.<br />
Draai het opname element druk los met behulp van<br />
Mot. 1495.<br />
Verwijder het opname element druk.<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Opname element druk<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1495 Uitbouwgereedschap van de<br />
lambda sondes<br />
13B-75<br />
INBOUWEN<br />
Vervang de afdichting.<br />
Verwijder de afsluitdoppen.<br />
13B<br />
Zet het opname element met het voorgeschreven<br />
aantrekkoppel vast.<br />
Sluit de stekker aan van het opname element.<br />
Raadpleeg voor het inbouwen van de bescherming<br />
van de hoofdinspuitbuis de methode voor het uit- en<br />
inbouwen van de bescherming van de<br />
hoofdinspuitbuis (zie hoofdstuk 13B<br />
Dieselinspuitsysteem "Bescherming<br />
hoofdinspuitbuis").<br />
Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />
brandstoflekkage is.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– laat de motor stationair draaien tot de<br />
koelventilateur inschakelt,<br />
– geef en paar keer onbelast gas,<br />
– maak een proefrit,<br />
– zet het contact af en controleer of er nergens<br />
brandstoflekkage is,<br />
– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />
nat is door brandstof.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Opname element brandstofdruk<br />
Het opname element druk (1) kan worden gescheiden<br />
van de hoofdinspuitbuis. Als het opname element<br />
brandstofdruk defect is, moet de hoofdinspuitbuis<br />
worden uitgebouwd (zie hoofdstuk 13B<br />
"Hoofdinspuitbuis").<br />
13B-76<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Drukregelaar 0,6<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Houd rekening met de temperatuur van de<br />
brandstof.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
UITBOUWEN<br />
Maak los:<br />
– de stekker (1) van de brandstofverwarming,<br />
– het opname element van de stand (2),<br />
– het opname element brandstoftemperatuur (3),<br />
– de stekker van de drukregelaar (4).<br />
Druk de bedrading opzij.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Drukregelaar<br />
13B-77<br />
13B<br />
Maak de brandstofaanvoerleiding(5) los van de<br />
hogedrukpomp.<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
Verwijder de bevestigingsbeugel (6) van de<br />
brandstofaanvoerleiding.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
Blaas de zone schoon rondom de<br />
brandstofdrukregelaar.<br />
Reinig de zone met remmenreiniger.<br />
Bouw uit:<br />
– de drie bevestigingsbouten (7) van de<br />
brandstofdrukregelaar,<br />
– de brandstofdrukregelaar met de hand (gebruik geen<br />
gereedschap als hefboom).<br />
Reinig het raakvlak van de brandstofdrukregelaar op<br />
de hogedrukpomp en maak het droog zonder dat er<br />
vuil binnendringt<br />
Spoel de boring door van de brandstofdrukregelaar<br />
door het contact enkele keren aan te zetten, of laat de<br />
lagedrukpomp draaien met het diagnoseapparaat in<br />
het menu "Commando van de actuators", vang de<br />
uitstromende brandstof op.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Drukregelaar<br />
13B-78<br />
INBOUWEN<br />
– Voorbereiden van de nieuwe regelaar:<br />
13B<br />
● verwijder de beschermdop en controleer de stand<br />
van de afdichtingen, smeer de O-ringen met<br />
schone brandstof.<br />
N.B.:<br />
De smering is van groot belang om lekkage te<br />
voorkomen.<br />
– druk de regelaar voorzichtig met een licht draaiende<br />
beweging op zijn plaats,<br />
– span de drie nieuwe bouten voor met 0,3 daN.m en<br />
zet ze daarna vast met 0,6 daN.m met behulp van<br />
een momentsleutel,<br />
– reinig de zone met een schoonmaakdoek.<br />
Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />
volgorde van uitbouwen.<br />
Voordat u de motor start, wist u met het<br />
diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />
de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />
Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />
brandstoflekkage is.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– laat de motor stationair draaien tot de<br />
koelventilateur inschakelt,<br />
– geef en paar keer onbelast gas,<br />
– maak een proefrit,<br />
– zet het contact af en controleer of er nergens<br />
brandstoflekkage is,<br />
– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />
nat is door brandstof.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Opname element brandstoftemperatuur<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Opname element brandstoftemperatuur 2,3<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Wacht tot de brandstof is afgekoeld.<br />
13B-79<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
ALGEMEEN<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis<br />
13B-80<br />
13B<br />
De negendelige bescherming van de hoofdinspuitbuis vormt de afscheiding tussen het hogedruk inspuitsysteem en<br />
de motorruimte.<br />
DEZE BESCHERMING VAN DE HOOFDINSPUITBUIS HEEFT EEN BIJZONDERE<br />
VEILIGHEIDSFUNCTIE EN VRAAGT EEN SPECIALE AANDACHT BIJ DE MONTAGE.<br />
Om zijn veiligheidsfunctie goed te kunnen vervullen, moet de bescherming van de hoofdinspuitbuis bestaan uit:<br />
– twee absorberende geluidskappen (1), die moeten worden vervangen als zij beschadigd of met dieselolie<br />
doordrenkt zijn,<br />
– een beschermplaat (2) aan de onderkant, vastgezet tussen de hoofdinspuitbuis en de cilinderkop,<br />
– een afvoerslang voor de brandstof (3), die moeten worden vervangen als hij beschadigd of met dieselolie<br />
doordrenkt is,<br />
– een rubber slab (4), vastgezet aan de beschermplaat en aan het kleppendeksel,<br />
– twee zijschotten (5),<br />
– twee bevestigingsklemmetjes van de zijschotten op de rubber slab.<br />
Bij alle werkzaamheden aan de bescherming van de hoofdinspuitbuis, moet u na het monteren van de onderdelen<br />
van het systeem bijzonder goed erop letten dat zij correct zijn geplaatst.<br />
HET NEGEREN VAN DEZE VOORSCHRIFTEN KAN ERNSTIGE GEVOLGEN HEBBEN VOOR DE<br />
VEILIGHEID.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Moer van hogedrukleidingen 2,5 ± 0,2<br />
Bevestigingsbouten<br />
hoofdinspuitbuis 2,3 ± 0,3<br />
Bout flens van leiding pomp/<br />
hoofdinspuitbuis 2,5 ± 0,2<br />
LET OP:<br />
Voor iedere reparatie, sluit u het diagnoseapparaat<br />
aan en opent u de communicatie met de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem en controleert<br />
u of er geen druk meer is in de hoofdinspuitbuis.<br />
Houd rekening met de temperatuur van de<br />
brandstof.<br />
Bestel de set met speciale afsluitdoppen voor het<br />
hogedruk inspuitsysteem.<br />
HOUD U STIPT AAN DE VOORSCHRIFTEN<br />
INZAKE EEN SCHONE WERKOMGEVING<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1566 Uitbouwgereedschap voor de<br />
hogedrukleidingen<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
"Lichte" momentsleutel<br />
13B-81<br />
Maak de zijschotten los van de rubber slab.<br />
13B<br />
Maak het kleppendeksel los en druk de rubber<br />
bescherming aan de bovenkant zo veel mogelijk naar<br />
achteren.<br />
Verwijder de absorberende geluidkappen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Maak de elektrische aansluitingen los van het opname<br />
element druk (1) en van de verstuivers.<br />
Bouw uit:<br />
– de brandstofretourleiding (2) van de verstuivers<br />
(vervang hierna de leiding),<br />
– de hogedrukleiding (3) tussen de hogedrukpomp en<br />
de hoofdinspuitbuis, LET OP: het klemmetje (6) op<br />
de cilinderkop is bijzonder kwetsbaar,<br />
– de hogedrukleidingen (4).<br />
Sluit de openingen af met schone doppen.<br />
LET OP:<br />
Bij het losdraaien van de wartels (7) van de<br />
hogedrukleidingen op de verstuiverhouders, moet u de<br />
bevestigingsmoeren (8) van de filterstelen met een<br />
contrasleutel tegenhouden.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis<br />
13B-82<br />
13B<br />
Draai de bouten (5) van de hoofdinspuitbuis los zonder<br />
ze te verwijderen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de brandstofafvoerslang (1) los.<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbout van het zijschot (2),<br />
– de bevestigingsbout van de beschermplaat aan de<br />
onderkant (3),<br />
– de bescherming van de hoofdinspuitbuis met het<br />
zijschot, en verwijder daarna het schot van het<br />
middelste deel.<br />
Maak de rubber slab los van de beschermplaat aan de<br />
onderkant.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis<br />
13B-83<br />
INBOUWEN<br />
13B<br />
Plaats de rubber slab op de beschermplaat aan de<br />
onderkant door aan de vijf rubber einden (4) te<br />
trekken. Controleer de juiste plaatsing van de<br />
rubber einden.<br />
Breng een strook Rhodorseal 5661 aan op de<br />
cilinderkop op de plaats die op de tekening is<br />
aangegeven met een zwarte streep.<br />
Monteer de complete rubber slab / beschermplaat aan<br />
de onderkant op de motor en plaats de<br />
bevestigingsbouten (3) van de beschermplaat aan de<br />
onderkant.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Monteer de hoofdinspuitbuis met zijn schot zonder de<br />
bouten van de hoofdinspuitbuis vast te zetten.<br />
Verwijder de doppen van de hoofdinspuitbuis, van de<br />
verstuiverhouders, van de pomp en van de<br />
hogedrukleidingen.<br />
Monteer de hogedrukleidingen tussen de<br />
hoofdinspuitbuis en de verstuivers, en tussen de pomp<br />
en de hoofdinspuitbuis en zet ze met de hand vast tot<br />
zijn aanliggen.<br />
Zet vast met een aantrekkoppel van:<br />
– 2,3 daN.m de drie bevestigingsbouten van de<br />
hoofdinspuitbuis,<br />
– 2,5 daN.m de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />
verstuivers en de hogedrukpomp,<br />
– 2,5 daN.m de wartels van de inspuitleidingen bij de<br />
hoofdinspuitbuis.<br />
Breng Rhodorseal 5661 aan op de cilinderkop op de<br />
plaats die op de tekening is aangegeven met een<br />
zwart kruis.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis<br />
13B-84<br />
13B<br />
Monteer het zijschot op de beschermplaat aan de<br />
onderkant uitsluitend op de volgende manier:<br />
– monteer het onderste verbindingsstuk (5),<br />
– schuif de rubber afronding (6) van het schot op de<br />
beschermplaat aan de onderkant,<br />
– schuif daarna het bovenste deel van het schot over<br />
de beschermplaat,<br />
– monteer het bovenste verbindingsstuk (7),<br />
– monteer de bevestigingsbout (8) van het schot,<br />
– sluit de brandstofafvoerslang (9) aan en controleer of<br />
hij niet verstopt is.<br />
als deze in contact is gekomen met brandstof moet<br />
hij altijd worden vervangen.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Plaats:<br />
– de absorberende geluidskappen, die moeten worden<br />
vervangen als zij beschadigd of met dieselolie<br />
doordrenkt zijn.<br />
Controleer de juiste plaats van het merkteken (10)<br />
van het schot van de hoofdinspuitbuis (in het hart<br />
van de hogedrukuitgangen van de<br />
hoofdinspuitbuis).<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis<br />
13B-85<br />
13B<br />
Sluit de verstuivers en het opname element druk van<br />
de hoofdinspuitbuis weer aan.<br />
Monteer een nieuwe brandstofretourleiding en<br />
controleer of de bevestigingsklemmetjes goed<br />
geplaatst zijn bij de verstuivers en op het einde<br />
van de hoofdinspuitbuis bij de overdrukklep.<br />
Vouw de rubber slab naar voren en klem er de<br />
zijschotten op vast.<br />
Controleer of de knoppen goed vastklemmen bij<br />
de schotten en controleer de juiste stand van de<br />
randen van de rubber slab.<br />
BELANGRIJK:<br />
Controleer of de afvoerslang van de brandstof<br />
goed is aangesloten, vervang deze als hij in<br />
contact is gekomen met brandstof.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Klem de rubber slab vast aan het kleppendeksel en<br />
aan de motorsteun.<br />
Controleer of de rubber slab goed is geplaatst op<br />
de stiften van het kleppendeksel en op de<br />
motorsteun.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bescherming hoofdinspuitbuis<br />
13B-86<br />
13B<br />
Vul het circuit met brandstof door het contact enkele<br />
keren aan te zetten, of laat de lagedrukpomp draaien<br />
met het diagnoseapparaat in het menu "Commando's<br />
van de actuators".<br />
Voordat u de motor start, wist u met het<br />
diagnoseapparaat de eventueel in het geheugen van<br />
de rekeneenheid opgeslagen storingen.<br />
Na iedere reparatie, controleert u of er geen<br />
brandstoflekkage is.<br />
Ga als volgt te werk:<br />
– laat de motor stationair draaien tot de<br />
koelventilateur inschakelt,<br />
– geef en paar keer onbelast gas,<br />
– maak een proefrit,<br />
– zet het contact af en controleer of er nergens<br />
brandstoflekkage is,<br />
– controleer of de absorberende geluiddemping niet<br />
nat is door brandstof.<br />
Editie 3
MOTOR<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
G9T - P9X Opname element gaspedaal<br />
13B-87<br />
13B<br />
ALGEMEEN<br />
Het opname element gaspedaal vormt een geheel met het pedaal. Bij vervanging ervan moet ook het gaspedaal<br />
worden vervangen.<br />
Er zij twee types pedaal: met of zonder "zwaar punt".<br />
Auto's met een snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer, hebben een gaspedaal met een zwaar punt aan het einde<br />
van de slag (Kick-down).<br />
Met dit punt kan de begrenzerfunctie worden uitgeschakeld als de bestuurder sneller moet rijden.<br />
LET OP:<br />
Een pedaal met een zwaar punt kan gemonteerd worden in plaats van een pedaal zonder een zwaar punt. Het ie<br />
echter niet toegestaan een pedaal zonder een zwaar punt te monteren in plaats van een pedaal met een zwaar punt.<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– maak de stekker (1) los van het gaspedaal,<br />
– verwijder de drie bevestigingsbouten (2) van het<br />
pedaal,<br />
– verwijder het pedaal.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Aansluitingen<br />
Aansl. Omschrijving<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
Massa baan 2<br />
Massa baan 1<br />
Signaal baan 1<br />
Voeding baan 1<br />
Voeding baan 2<br />
Signaal baan 2<br />
N.B.:<br />
Een storing in het opname element gaspedaal<br />
veroorzaakt een verandering in het stationair toerental<br />
of in de werking van de motor (zie hoofdstuk 13B<br />
"Stationair toerentalcorrectie").<br />
Editie 3
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Rekeneenheid<br />
MOTOR<br />
G9T - P9X Rekeneenheid<br />
ALGEMEEN<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem is onder de<br />
accubak gemonteerd.' Voor het uitbouwen, moet u de<br />
accubak verwijderen die met drie afbreekbouten is<br />
vastgezet.<br />
UITBOUWEN<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
MOTOR P9X<br />
Maak de stekker los van de luchtdoorstroommeter (1).<br />
Maak de carterventilatieslang (2) los.<br />
Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />
doorstroommeter. Verwijder hiervoor:<br />
– de twee bevestigingsbouten op de<br />
luchtdoorstroommeter,<br />
– de klemband op de inlaatgeluiddemper en daarna op<br />
de turbocompressor.<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1372 Trekker voor afbreekbouten<br />
13B-88<br />
Alle types<br />
Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />
Bouw de accu uit.<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR<br />
G9T - P9X<br />
Maak de stekkers los en verwijder de rekeneenheid<br />
van de automatische transmissie (indien aanwezig).<br />
Verwijder de stekkerhouder op de accubak.<br />
Boor de drie antidiefstalbouten in met behulp van een<br />
boortje met een diameter van 5 mm in het hart van de<br />
bout.<br />
Bouw uit:<br />
– de drie bevestigingsbouten van de accubak met<br />
behulp van Mot. 1372,<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Rekeneenheid<br />
13B-89<br />
13B<br />
– de accubak,<br />
– de bevestigingsbeugel (4) van de kabelbundel,<br />
– de bevestigingsmoeren (5) van de rekeneenheid,<br />
– de rekeneenheid door de stekker los te maken.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afbreekbouten door nieuwe<br />
afbreekbouten.<br />
Voer het inlezen van de startvergrendelingscode uit<br />
zoals beschreven is in hoofdstuk 82A<br />
"Startvergrendeling".<br />
Herstel indien nodig de gesignaleerde storingen en<br />
wis deze daarna.<br />
Controleer de werking van de auto.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak los:<br />
– de accu,<br />
– de stekker van de luchtdoorstroommeter (1),<br />
– de carterventilatieslang (2).<br />
Verwijder de luchtaanzuigslang (3) met de<br />
doorstroommeter. Verwijder hiervoor:<br />
– de twee bevestigingsbouten op de<br />
luchtdoorstroommeter,<br />
– de klemband op de inlaatgeluiddemper en daarna op<br />
de turbocompressor.<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Vermogensrekeneenheid<br />
13B-90<br />
Maak de relais los en vrij naar de zijkant.<br />
Bouw de accu uit.<br />
13B<br />
Maak de stekkerhouder (4) vrij naar de zijkant.<br />
Bouw uit:<br />
– het luchtfilterhuis (5),<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Vermogensrekeneenheid<br />
– de vermogensrekeneenheid (6) door de stekker los<br />
te maken.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Zet het contact aan en lees de storingscodes af met<br />
behulp van het diagnoseapparaat.<br />
Herstel indien nodig de gesignaleerde storingen en<br />
wis deze daarna.<br />
Controleer de werking van de auto.<br />
13B-91<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />
13B-92<br />
13B<br />
Auto's met common rail hogedruk inspuiting hebben een controlelampje voor de voorverwarming, twee<br />
waarschuwingslampjes voor het inspuitsysteem en een waarschuwingslampje voor de koelvloeistoftemperatuur op<br />
het instrumentenpaneel.<br />
Het controlelampje voorverwarming, gesymboliseerd door een oranje spoel, wordt vergezeld door de boodschap<br />
"voorverwarming diesel". Het waarschuwingslampje inspuiting prioriteit 1, gesymboliseerd door een oranje<br />
sinusoïde, wordt vergezeld door de boodschap "storing inspuiting". Het waarschuwingslampje inspuiting prioriteit 2,<br />
gesymboliseerd door een rode motor met de vermelding "stop", wordt vergezeld door de boodschap "contact<br />
uitzetten". Het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur, gesymboliseerd door een rode thermometer, wordt<br />
vergezeld door de boodschap "koelvloeistoftemperatuur".<br />
WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />
● Bij het aanzetten van het contact, brandt het voorverwarmingslampje tijdens de voorverwarmingsfase en gaat<br />
daarna uit (zie hoofdstuk 13C "Regeling voor- en naverwarming").<br />
● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 1), gaat het waarschuwingslampje "storing inspuitsysteem"<br />
branden en moet de gebruiker een <strong>Renault</strong>-dealer raadplegen. Deze storingen zijn:<br />
– interne storing in de rekeneenheid,<br />
– storing startvergrendeling,<br />
– storing synchronisatie toerental,<br />
– storing opname element gaspedaal,<br />
– storing luchtdoorstroommeter,<br />
– storing opname element snelheid (zie ABS),<br />
– storing EGR-klep,<br />
– storing elektroklep turbodrukregeling,<br />
– storing hoofdrelais,<br />
– storing sleutel na contact,<br />
– storing verstuiver,<br />
– storing verstuivercorrectie (IMA),<br />
– storing voeding opname elementen,<br />
– storing inlaatklep,<br />
– storing turbulentieklep.<br />
● Bij een storing van de inspuiting (prioriteit (2), gaat het waarschuwingslampje "contact uitzetten" branden, in dit<br />
geval moet de motor direct worden stilgezet. Deze storingen zijn:<br />
– interne storing in de rekeneenheid,<br />
– storing verstuiver,<br />
– storing opname element brandstofdruk,<br />
– storing brandstofdrukregelaar,<br />
– storing synchronisatie toerental.<br />
● Als de motor te heet is geworden gaat het waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur branden.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />
13B-93<br />
13B<br />
Auto's met common rail hogedruk inspuiting hebben symbolen voor storingen en geschreven berichten op een<br />
display in het instrumentenpaneel.<br />
WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />
● Bij het aanzetten van het contact, verschijnt het voorverwarmingslampje tijdens de voorverwarmingsfase en<br />
verdwijnt daarna (zie hoofdstuk 13 "Regeling voor- en naverwarming").<br />
● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 1), verschijnt het oranje symbool (in de vorm van een sinusoïdale<br />
kromme) met de woorden "INSPUITING DEFECT" gevolgd door het woord "SERVICE". De spraakmaker, indien<br />
aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 1".<br />
Deze storingen zijn:<br />
– storing luchtdoorstroommeter,<br />
– storing opname element stand van de wastegate,<br />
– storing opname element koelvloeistoftemperatuur,<br />
– storing opname element brandstofdruk,<br />
– storing opname element atmosferische druk,<br />
– storing opname element turbodruk,<br />
– storing opname element gaspedaal,<br />
– storing opname element vliegwiel,<br />
– storing opname element cilinderherkenning,<br />
– storing EGR-klep,<br />
– storing voedingsspanning navoedingsrelais inspuitsysteem,<br />
– storing elektroklep turbodrukregeling,<br />
– storing brandstofdrukregelaars,<br />
– storing verstuivers,<br />
– storing vermogensrekeneenheid,<br />
– storing rekeneenheid inspuitsysteem.<br />
● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 2), verschijnt het rode symbool (in de vorm van een motor en het<br />
woord "STOP") met de woorden "CONTACT UITZETTEN" gevolgd door het woord "STOP". De spraakmaker,<br />
indien aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 2". In dit geval moet de motor direct stilgezet<br />
worden.<br />
Deze storingen zijn:<br />
– storing samenhang signaal opname element vliegwiel en opname element cilinderherkenning,<br />
– storing voedingsspanning navoedingsrelais inspuitsysteem,<br />
– storing voeding van de rekeneenheid,<br />
– storing brandstofdrukregelaars,<br />
– storing verstuivers,<br />
– storing vermogensrekeneenheid,<br />
– storing rekeneenheid inspuitsysteem.<br />
● Als de motor te heet is geworden, verschijnt het symbool van de storing motortemperatuur op het display met het<br />
woord "KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR" gevolgd door het woord "STOP". In dit geval moet de motor direct<br />
stilgezet worden.<br />
N.B.:<br />
Het oranje lampje OBD (On Board Diagnostic) (gesymboliseerd door een motor), brandt even bij het aanzetten van<br />
het contact, brandt nooit bij draaiende motor.<br />
Editie 3
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Startvergrendeling<br />
MOTOR<br />
G9T - P9X Startvergrendeling<br />
13B-94<br />
13B<br />
Deze auto heeft een startvergrendeling van de 3 e generatie, dat wordt aangestuurd door een herkenningssysteem<br />
van de RENAULT-kaart met continu variabele code, waardoor er een speciale methode gevolgd moet worden voor<br />
het vervangen van de rekeneenheid.<br />
VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />
Zie hoofdstuk 13B Inspuitsysteem "Rekeneenheid" voor de methode voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />
rekeneenheid.<br />
Zie hoofdstuk 82A "Startvergrendeling" voor de functies van de startvergrendeling.<br />
De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd, maar in alle rekeneenheden kan een code worden ingelezen.<br />
Na het vervangen van een rekeneenheid moet u de code van de auto inlezen in de nieuwe rekeneenheid en<br />
vervolgens controleren of de startvergrendeling correct werkt.<br />
Hiertoe zet u het contact enkele secondes aan en haalt u vervolgens de sleutel uit het contactslot. De<br />
startvergrendeling schakelt na ongeveer 10 secondes in (het rode startvergrendelingslampje knippert).<br />
LET OP:<br />
Bij dit type startvergrendeling blijft de rekeneenheid levenslang gecodeerd.<br />
Ook heeft dit systeem geen noodcode.<br />
Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende<br />
rekeneenheid.<br />
Deze kunnen niet meer worden gedecodeerd.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
13B<br />
Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />
DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD<br />
VERBINDING AIRCONDITIONING / REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />
De rekeneenheid van de inspuiting stuurt rechtstreeks de compressorkoppeling en houdt daarbij rekening met het<br />
door de compressor opgenomen vermogen en de druk van het koelmiddel in het circuit.<br />
De informatie die nodig is voor de werking van de airconditioning wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />
– aansluiting A A4 multiplexverbinding CAN L (Interieur),<br />
– aansluiting A B4 multiplexverbinding CAN H (Interieur).<br />
Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt de bedieningseenheid van de airconditioning om<br />
inschakeling van de aircokoppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />
de werking van de aircokoppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem de koelventilateur aan.<br />
Als de werking van de airconditioning is geselecteerd, wordt het stationair toerental niet veranderd.<br />
STRATEGIE VOOR HET INSCHAKELEN VAN DE COMPRESSOR<br />
Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />
de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />
Strategie bij het starten van de motor<br />
De compressor werkt niet na het starten van de motor gedurende een vertraging tussen 2 secondes en<br />
8 secondes.<br />
Behoud van vermogen<br />
Als het gaspedaal diep wordt ingedrukt, terwijl het toerental van de motor minder is dan 3000 tr/min, en als de<br />
rijsnelheid lager is dan 110 km/u, wordt de compressor uitgeschakeld .<br />
Bij wegrijden met veel gas<br />
Als de stand van de potentiometer hoger is dan 46 %, als het motortoerental minder is dan 2250 tr/min, en als de<br />
rijsnelheid lager is dan 20 km/u, (in de 1 e versnelling), wordt de compressor onderbroken.<br />
Beveiliging tegen afslaan<br />
Bij gas los, met een motortoerental van minder dan 675 tr/min, wordt de compressor ontkoppeld. Hij wordt weer<br />
ingekoppeld als het toerental hoger wordt.<br />
Strategie tegen oververhitting<br />
De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 110 °C.<br />
13B-95<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Strategie inspuitsysteem - Airconditioning 13B<br />
VERBINDING REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM - REKENEENHEID AIRCONDITIONING<br />
De aircocompressor heeft een variabele cilinderinhoud.<br />
Afhankelijk van de informatie die afkomstig is van de rekeneenheid van de airconditioning en de<br />
bedrijfsomstandigheden van de motor, geeft de rekeneenheid van het inspuitsysteem wel of geen toestemming voor<br />
de werking van de aircokoppeling.<br />
De informatie die nodig is voor de werking wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />
– aansluiting A 67 multiplexverbinding CAN H,<br />
– aansluiting A 48 multiplexverbinding CAN L.<br />
Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt het bedieningspaneel van de airconditioning om<br />
inschakeling van de aircokoppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />
de werking van de aircokoppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem aan en zorgt voor een verhoogd<br />
stationair toerental. Dit toerental is 750 tr/min.<br />
STRATEGIE VOOR HET INSCHAKELEN VAN DE COMPRESSOR<br />
Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />
de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />
Strategie bij het starten van de motor<br />
De aircocompressor wordt 1 seconde na het starten van de motor niet ingeschakeld.<br />
Behoud van vermogen<br />
Bij het diep indrukken van het gaspedaal en als het toerental van de motor lager is dan 4000 tr/min, dan wordt de<br />
werking van de compressor onderbroken gedurende 4,5 secondes.<br />
Strategie tegen oververhitting<br />
De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 113 °°C.<br />
13B-96<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Correctie stationair toerental<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE<br />
AFHANKELIJK VAN DE<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
In alle gevallen, schakelt deze correctie van het<br />
stationair toerental 3 minuten na het starten van de<br />
motor uit.<br />
X: Motortoerental in tr/min<br />
Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />
CORRECTIE VAN HET STATIONAIR TOERENTAL<br />
BIJ EEN STORING AAN HET OPNAME ELEMENT<br />
GASPEDAAL<br />
Als de twee banen van het opname element<br />
gaspedaal defect zijn, wordt het stationair toerental<br />
vastgehouden op 1200 tr/min.<br />
Als de informatie van het opname element<br />
gaspedaalstand niet samenhangt met de informatie<br />
van het rempedaalcontact, wordt het toerental<br />
gebracht op 1250 tr/min.<br />
CORRECTIE VAN HET GAS LOS TOERENTAL BIJ<br />
RIJDENDE AUTO<br />
Het toerental bij gas los is 850 tr/min, als de snelheid<br />
hoger is dan 2,5 km/u.<br />
13B-97<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE<br />
AFHANKELIJK VAN DE<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
X: Motortoerental in tr/min<br />
Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />
A : zonder airconditioning<br />
B : met airconditioning<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN<br />
STORING IN HET OPNAME ELEMENT PEDAAL<br />
Als het opname element gaspedaal defect is, wordt<br />
het stationair toerental vastgehouden op 1000 tr/min.<br />
Als de informatie van het opname element<br />
gaspedaalstand niet samenhangt met de informatie<br />
van het rempedaalcontact, wordt het toerental<br />
gebracht op 1000 tr/min.<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE<br />
AFHANKELIJK VAN EEN STORING VAN EEN<br />
COMPONENT<br />
Bij een storing, kortsluiting of onsamenhangend<br />
signaal, van een component van de motorregeling,<br />
wordt het stationair toerental gebracht op 1000 tr/min<br />
(zie werkplaatshandboek deel Diagnose "Betekenis<br />
van de storingen").<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Correctie stationair toerental<br />
13B-98<br />
13B<br />
VERHOOGD STATIONAIR TOERENTAL BIJ LAGE<br />
ACCUSPANNING<br />
Met deze correctie wordt een eventuele spanningsval<br />
gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van<br />
de achterruitverwarming.<br />
X: Motortoerental in tr/min<br />
Y : Accuspanning in volt<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen<br />
De vier koelvloeistofverwarmingselementen bevinden<br />
zich in een koelvloeistofhuis op de hijsbeugel van de<br />
motor naast de vacuümpomp.<br />
Dit systeem wordt gebruikt voor het op temperatuur<br />
brengen van de koelvloeistof.<br />
De koelvloeistofverwarmingselementen worden via<br />
drie relais met 12 V bekrachtigd. Een relais stuurt twee<br />
koelvloeistofverwarmingselementen, de twee andere<br />
relais sturen elk een koelvloeistofverwarmingselement<br />
aan. Op deze manier is het mogelijk een, twee, drie of<br />
vier koelvloeistofverwarmingselementen aan te sturen.<br />
De weerstand van de<br />
koelvloeistofverwarmingselementen is:<br />
0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C.<br />
13B-99<br />
Werking<br />
13B<br />
Als de verwarmingselementen zijn ingeschakeld,<br />
wordt het stationair toerental gebracht op 900 tr/min.<br />
De verwarmingselementen zijn uitgeschakeld bij:<br />
– voorverwarming,<br />
– een motortoerental van minder dan 700 tr/min.<br />
Als aan deze voorwaarden is voldaan bepalen de<br />
luchttemperatuur en de koelvloeistoftemperatuur het<br />
programma voor het bekrachtigen van de<br />
verwarmingselementen.<br />
Niet grijze zone: verwarmingselement uit<br />
Grijze zone: verwarmingselement bekrachtigd<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen<br />
De vier koelvloeistofverwarmingselementen bevinden<br />
zich in een koelvloeistofhuis op de achterste<br />
cilinderkop.<br />
Dit systeem wordt gebruikt voor het op temperatuur<br />
brengen van de koelvloeistof.<br />
De koelvloeistofverwarmingselementen worden via<br />
drie relais met 12 V bekrachtigd. Een relais stuurt twee<br />
koelvloeistofverwarmingselementen, de twee andere<br />
relais sturen elk een koelvloeistofverwarmingselement<br />
aan. Op deze manier is het mogelijk een, twee, drie of<br />
vier koelvloeistofverwarmingselementen aan te sturen.<br />
De weerstand van de<br />
koelvloeistofverwarmingselementen is:<br />
0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C.<br />
13B-100<br />
Werking<br />
13B<br />
Als de verwarmingselementen zijn ingeschakeld,<br />
wordt het stationair toerental gebracht op 900 tr/min.<br />
De verwarmingselementen zijn uitgeschakeld:<br />
– gedurende 20 secondes na het starten,<br />
– tijdens de voorverwarming,<br />
– een motortoerental van minder dan 600 tr/min.<br />
Als aan deze voorwaarden is voldaan bepalen de<br />
luchttemperatuur en de koelvloeistoftemperatuur het<br />
programma voor het bekrachtigen van de<br />
verwarmingselementen.<br />
Niet grijze zone: verwarmingselement uit<br />
Grijze zone: verwarmingselement bekrachtigd<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen<br />
STRATEGIE VOOR HET AANSTUREN VAN DE KOELVLOEISTOFVERWARMINGSELEMENTEN<br />
Als de accuspanning is > 13,5 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />
13B-101<br />
Voeding van een<br />
verwarmingselement<br />
Als na 20 secondes de<br />
accuspanning is > 13,5 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />
13B<br />
Voeding van twee koelvloeistofverwarmingselementen<br />
Als na 20 secondes de<br />
accuspanning is > 13,5 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />
Voeding van drie koelvloeistofverwarmingselementen<br />
Als na 20 secondes de<br />
accuspanning is > 13,5 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding koelvloeistofverwarmingselementen<br />
Voeding van vier<br />
verwarmingselementen<br />
zolang de accuspanning<br />
> 13,5 V en zolang aan de<br />
eerder genoemde<br />
omstandigheden wordt<br />
voldaan<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Koelvloeistofverwarmingselementen<br />
STRATEGIE VOOR HET AANSTUREN VAN DE KOELVLOEISTOFVERWARMINGSELEMENTEN<br />
Als de accuspanning is > 13 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding van het<br />
verwarmingselement<br />
13B-102<br />
Voeding van een<br />
verwarmingselement<br />
Als na 10 secondes de<br />
accuspanning is > 13 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding van een<br />
verwarmingselement<br />
13B<br />
Voeding van twee koelvloeistofverwarmingselementen<br />
Als na 10 secondes de<br />
accuspanning is > 13 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding van een of<br />
twee verwarmingselementen<br />
Voeding van twee koelvloeistofverwarmingselementen<br />
Als na 10 secondes de<br />
accuspanning is > 13 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding van twee of<br />
vier verwarmingselementen<br />
Voeding van vier verwarmingselementen<br />
zolang de<br />
accuspanning > 13 V en zolang<br />
aan de eerder genoemde<br />
omstandigheden wordt<br />
voldaan<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
ALGEMEEN<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Snelheidsregeling met afstandsregeling<br />
13B-103<br />
13B<br />
Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />
aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />
functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, koppelingspedaal of door een<br />
van de toetsen van het systeem.<br />
De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />
snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />
gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />
Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />
met afstandsregelaar :<br />
– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />
– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />
– knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling)<br />
Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />
– A F2: Aan - Uit Snelheidsbegrenzer<br />
– A D2: Aan - Uit Snelheidsregelaar of<br />
afstandsregelaar<br />
– A B2: Voeding stuurwieltoets<br />
– A A2: Signaal stuurwieltoets<br />
– A F3: Ingang remlichtschakelaar openen<br />
– A E2: Ingang koppelingscontact (afhankelijk van de<br />
uitvoering)<br />
– A E1: Voeding potentiometer 1 van pedaal<br />
– A H2: Voeding potentiometer 2 van pedaal<br />
– A B3: Massa potentiometer 1 van pedaal<br />
– A A3: Massa potentiometer 2 van pedaal<br />
– A C1: Signaal potentiometer 1 van pedaal<br />
– A F1: Signaal potentiometer 2 van pedaal<br />
– A A4: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />
– A B4: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />
– B A1: Multiplexverbinding CAN H (motor)<br />
– B B1: Multiplexverbinding CAN L (motor)<br />
De informatie die de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />
– De rijsnelheid (ABS).<br />
– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />
– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />
transmissie),<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />
het multiplexnetwerk:<br />
– De ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) op<br />
het instrumentenpaneel.<br />
– Het branden van het lampje (oranje, groen of<br />
knipperend).<br />
– de informaties voor het overschakelen van de<br />
versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />
● de informaties van het gaspedaal<br />
● de informatie van het rempedaalcontact<br />
● de informatie van het koppelingspedaalcontact<br />
● de informatie van de aan/uit schakelaar,<br />
● de informatie van de stuurwieltoetsen<br />
● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />
● de informaties van de rekeneenheid van de<br />
automatische transmissie.<br />
Met de informaties, stuurt de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem de elektromagnetische verstuivers aan<br />
om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />
van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />
snelheid van de voorligger in het geval van de<br />
afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />
overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
ALGEMEEN<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Snelheidsregeling met afstandsregeling<br />
13B-104<br />
13B<br />
Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />
aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />
functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, of door een van de toetsen van<br />
het systeem.<br />
De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />
snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />
gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />
Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />
met afstandsregelaar :<br />
– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />
– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />
– knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling)<br />
Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />
– A 23: Aan - Uit snelheidsbegrenzer<br />
– A 81: Aan - Uit Snelheidsregelaar of<br />
afstandsregelaar<br />
– A 11: Massa stuurwieltoets<br />
– A 10: Signaal stuurwieltoets<br />
– A 21: Ingang remlichtschakelaar openen<br />
– A 7: Voeding opname element gaspedaal 1<br />
– A 26: Voeding opname element gaspedaal 2<br />
– A 31: Massa opname element gaspedaal 1<br />
– A 11: Massa opname element gaspedaal 2<br />
– A 27: Signaal opname element gaspedaal 1<br />
– A 8: Signaal opname element gaspedaal 2<br />
– A 48: Multiplexverbinding CAN L<br />
– A 67: Multiplexverbinding CAN H<br />
De informatie die de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />
– De rijsnelheid (ABS).<br />
– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />
– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />
transmissie),<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />
het multiplexnetwerk:<br />
– De ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) op<br />
het instrumentenpaneel.<br />
– Het branden van het lampje (oranje, groen of<br />
knipperend).<br />
– de informaties voor het overschakelen van de<br />
versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />
● de informaties van het gaspedaal<br />
● de informatie van het rempedaalcontact<br />
● de informaties van de aan / uit schakelaar<br />
● de informatie van de stuurwieltoetsen<br />
● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />
● de informaties van de rekeneenheid van de<br />
automatische transmissie.<br />
Met de informaties, stuurt de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem de elektromagnetische verstuivers aan<br />
om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />
van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />
snelheid van de voorligger in het geval van de<br />
afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />
overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />
Editie 3
MOTOR<br />
G9T - P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Snelheidsregeling met afstandsregeling<br />
WERKING VAN DE SNELHEIDSREGELAAR<br />
Beginvoorwaarden<br />
● schakelaar op "snelheidsregelaar"<br />
● versnellingsbak in > 2e versnelling<br />
● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />
(ter informatie)<br />
● lampje regelaar brandt (groen)<br />
● druk op "+", "-" of "resumé" (hervat)<br />
Eindvoorwaarden<br />
● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />
● druk op rempedaal of koppelingspedaal<br />
● druk op "0"<br />
● schakelaar op "uit"<br />
● ingreep door het elektronisch stabiliteits<br />
programma (ESP)<br />
WERKING VAN DE AFSTANDSREGELAAR<br />
Beginvoorwaarden<br />
● schakelaar op "afstandsregelaar"<br />
● rijsnelheid 50 km/u minimum, 180 km/u maximum<br />
(ter informatie)<br />
● lampje regelaar brandt (groen)<br />
● druk op "+", "-" of "resumé" (hervat)<br />
Eindvoorwaarden<br />
● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />
● druk op rempedaal<br />
● druk op "0"<br />
● schakelaar op "uit"<br />
● ingreep door het elektronisch stabiliteits<br />
programma (ESP)<br />
● rijsnelheid lager dan 30 km/u<br />
13B-105<br />
13B<br />
WERKING VAN DE SNELHEIDSBEGRENZER<br />
Beginvoorwaarden<br />
● schakelaar op "snelheidsbegrenzer"<br />
● versnellingsbak in > 2e versnelling<br />
● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />
(ter informatie)<br />
● lampje begrenzer brandt (oranje)<br />
● druk op "+", "-" of "resumé" (hervat)<br />
Eindvoorwaarden<br />
● druk op gaspedaal (voorbij zwaar punt)<br />
● lange druk op rempedaal<br />
● druk op "0"<br />
● schakelaar op "uit"<br />
● ingreep door het elektronisch stabiliteits<br />
programma (ESP)<br />
N.B.:<br />
Als het lampje knippert kan de ingestelde snelheid niet<br />
worden vastgehouden.<br />
Noodprogramma<br />
Bij een defect of storing in:<br />
Het ESP, het inspuitsysteem, het ABS.<br />
De systemen van de snelheidsbegrenzer, de<br />
snelheidsregelaar en de afstandsregelaar zijn niet<br />
langer actief.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
13B<br />
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />
Het opname element koelvloeistoftemperatuur (1)<br />
(inspuitsysteem en koelvloeistoftemperatuur op<br />
instrumentenpaneel) is een sensor met drie<br />
aansluitingen.<br />
Twee aansluitingen voor de informatie van de<br />
koelvloeistoftemperatuur naar de rekeneenheid<br />
(aansluitingen B E1 en B K3) en een aansluiting voor<br />
de meter op het instrumentenpaneel.<br />
Bij dit systeem wordt de werking van de koelventilateur<br />
geregeld door de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem. Het systeem is voorzien van een<br />
enkele koelvloeistoftemperatuurzender voor het<br />
inspuitsysteem, de koelventilateur en het<br />
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel.<br />
13B-106<br />
WERKING<br />
De rekeneenheid stuurt afhankelijk van de<br />
temperatuur van de koelvloeistof:<br />
– het inspuitsysteem,<br />
– het relais van de koelventilateur:<br />
● de koelventilateur wordt met de lage snelheid<br />
aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />
99 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />
temperatuur lager is dan 95 °C,<br />
● de koelventilateur wordt met de hoge snelheid<br />
aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />
102 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />
temperatuur lager is dan 99 °°C,<br />
● de koelventilateur kan worden aangestuurd (met<br />
lage snelheid) voor de airconditioning.<br />
WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
Het lampje wordt aangestuurd door de rekeneenheid<br />
van het inspuitsysteem via het multiplexnetwerk.<br />
Het wordt aangestuurd als de<br />
koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 120 °C en dooft<br />
als de temperatuur lager is dan 115 °C.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling 13B<br />
De koelvloeistoftemperatuurzender (244) voor<br />
instrumentenpaneel en inspuitsysteem<br />
Bij dit systeem wordt de werking van de koelventilateur<br />
geregeld door de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem. Het systeem is voorzien van een<br />
enkele koelvloeistoftemperatuurzender voor het<br />
inspuitsysteem, de koelventilateur en het<br />
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel.<br />
De informatie van de koelvloeistoftemperatuur wordt<br />
door de rekeneenheid van het inspuitsysteem via het<br />
multiplexnetwerk overgebracht naar het<br />
instrumentenpaneel.<br />
13B-107<br />
WERKING<br />
De rekeneenheid stuurt afhankelijk van de<br />
temperatuur van de koelvloeistof:<br />
– het inspuitsysteem,<br />
– de relais van de ventilateurmotor:<br />
● de koelventilateur wordt met de lage snelheid<br />
aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />
99 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />
temperatuur lager is dan 96 °C,<br />
● de koelventilateur wordt met de hoge snelheid<br />
aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan<br />
102 °C en wordt weer uitgeschakeld zodra de<br />
temperatuur lager is dan 99 °°C,<br />
● de ventilateurmotor kan worden aangestuurd voor<br />
de airconditioning.<br />
WAARSCHUWINGSLAMPJE<br />
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
(gemeenschappelijk met het<br />
waarschuwingslampje inspuitsysteem)<br />
Het lampje wordt aangestuurd door de rekeneenheid<br />
van het inspuitsysteem via het multiplexnetwerk.<br />
Het wordt aangestuurd als de<br />
koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 120 °C en dooft<br />
als de temperatuur lager is dan 117 °C.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
WERKINGSPRINCIPE<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Antidampbelsysteem<br />
Het antidampbelsysteem wordt direct aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
13B-108<br />
13B<br />
De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het opname element koelvloeistoftemperatuur van<br />
het inspuitsysteem (zie hoofdstuk 13B "Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling").<br />
Na het uitzetten van het contact, schakelt de inspuitrekeneenheid standby gedurende 2 minuten.<br />
Als de temperatuur van de koelvloeistof in de motor hoger wordt dan 112 °C, wordt het relais van de lage<br />
ventilateursnelheid aangestuurd.<br />
Als de temperatuur weer lager is dan 105 °C, wordt het relais van de ventilateurmotor uitgeschakeld (de ventilateur<br />
draait nooit langer dan 10 minuten).<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Aansluitingen rekeneenheid<br />
INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />
STEKKER A (grijs)<br />
A2<br />
A3<br />
A4<br />
B2<br />
B3<br />
B4<br />
C1<br />
C3<br />
D2<br />
E1<br />
E2<br />
F1<br />
F2<br />
F3<br />
H2<br />
←<br />
---<br />
→←<br />
---<br />
---<br />
→←<br />
←<br />
→←<br />
←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
STEKKER B (bruin)<br />
A1<br />
B1<br />
B2<br />
B3<br />
C1<br />
C2<br />
C3<br />
D1<br />
D3<br />
D4<br />
E1<br />
E3<br />
F2<br />
F3<br />
G1<br />
G2<br />
G3<br />
H2<br />
H3<br />
H4<br />
J2<br />
J3<br />
K3<br />
L1<br />
L2<br />
L3<br />
L4<br />
M1<br />
M2<br />
M3<br />
M4<br />
→←<br />
→←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
→<br />
←<br />
←<br />
→<br />
---<br />
---<br />
---<br />
→<br />
---<br />
---<br />
←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
→<br />
→<br />
---<br />
---<br />
→<br />
---<br />
---<br />
---<br />
13B-109<br />
13B<br />
Signaal schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer<br />
Massa opname element gaspedaal (baan 2)<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN L huis met hulporganen<br />
interieur<br />
Voeding schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer<br />
Massa opname element gaspedaal (baan 1)<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN H huis met hulporganen<br />
interieur<br />
Signaal opname element gaspedaal (baan 1)<br />
Diagnose<br />
Aan/Uit snelheidsregelaar of afstandsregelaar<br />
Voeding opname element gaspedaal (baan 1)<br />
Informatie koppelingspedaal<br />
Signaal opname element gaspedaal (baan 2)<br />
Aan / uit snelheidsbegrenzer<br />
Informatie rem (remlichtschakelaar openen)<br />
Voeding opname element gaspedaal (baan 2)<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN H Motor (alleen automatische<br />
transmissie)<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN L Motor (alleen automatische<br />
transmissie)<br />
Massa opname element stand EGR-klep<br />
Ingang diagnosesignaal voorverwarmingsstiften<br />
Signaal opname element turbodruk<br />
Signaal opname element stand EGR-klep<br />
Commando relais voorverwarming<br />
Signaal opname element brandstofdruk<br />
Signaal opname element luchttemperatuur<br />
Stuursignaal navoedingsrelais (power latch)<br />
Massa opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
+ na contact<br />
Voeding opname element stand EGR-klep<br />
Commando relais 2 koelvloeistofverwarmingselement (twee<br />
koelvloeistofverwarmingselementen)<br />
Massa opname element brandstoftemperatuur<br />
Voeding luchtdoorstroommeter<br />
Signaal opname element vliegwiel<br />
Voeding opname element brandstofdruk<br />
Signaal opname element vliegwiel<br />
Signaal luchtdoorstroommeter<br />
Voeding opname element turbodruk<br />
Signaal opname element brandstoftemperatuur<br />
Signaal opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
Commando brandstofdrukregelaar<br />
Commando elektroklep turbodrukregeling<br />
Massa vermogen<br />
Massa vermogen<br />
Uitgang commando EGR-elektroklep<br />
+ na relais<br />
+ na relais<br />
Massa vermogen<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Aansluitingen rekeneenheid<br />
INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />
STEKKER C (zwart)<br />
A1<br />
A2<br />
A3<br />
A4<br />
B3<br />
B4<br />
C1<br />
E4<br />
F4<br />
H4<br />
J4<br />
K4<br />
L1<br />
L2<br />
L3<br />
L4<br />
M1<br />
M2<br />
M3<br />
M4<br />
→<br />
→<br />
---<br />
---<br />
---<br />
→<br />
---<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
←<br />
→<br />
---<br />
---<br />
→<br />
→<br />
→<br />
---<br />
---<br />
13B-110<br />
13B<br />
Commando opvoerpomp<br />
Commande relais ventilateurmotor lage snelheid<br />
Massa luchtdoorstroommeter<br />
Massa opname element turbodruk<br />
Massa opname element brandstofdruk<br />
Stuursignaal relais ventilateurmotor hoge snelheid<br />
Massa opname element nokkenas<br />
Commando relais 3 koelvloeistofverwarmingselement<br />
(1 koelvloeistofverwarmingselement)<br />
Commando elektroklep afslagsysteem<br />
Commando elektroklep turbulentieklep (swirl-elektroklep)<br />
Commando relais 1 koelvloeistofverwarmingselement<br />
(1 koelvloeistofverwarmingselement)<br />
Signaal opname element nokkenas<br />
Commando verstuiver 4<br />
Voeding verstuiver 3<br />
Voeding verstuiver 2<br />
Commando verstuiver 2<br />
Commando verstuiver 1<br />
Commando verstuiver 3<br />
Voeding verstuiver 1<br />
Voeding verstuiver 4<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
AANSLUITINGEN REKENEENHEID<br />
STEKKER A<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Aansluitingen rekeneenheid<br />
A1<br />
A2<br />
A3<br />
A4<br />
A5<br />
A6<br />
A7<br />
A8<br />
A10<br />
A11<br />
A17<br />
A18<br />
A19<br />
A21<br />
A23<br />
A24<br />
A26<br />
A27<br />
A29<br />
A30<br />
A31<br />
A36<br />
A38<br />
A39<br />
A42<br />
A44<br />
A45<br />
A46<br />
A48<br />
A49<br />
A50<br />
A56<br />
A63<br />
A64<br />
A65<br />
A66<br />
A67<br />
A68<br />
A76<br />
A81<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
→←<br />
---<br />
←<br />
---<br />
---<br />
→<br />
→<br />
→<br />
←<br />
←<br />
---<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
→<br />
→<br />
→←<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
←<br />
→←<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
←<br />
→←<br />
←<br />
→<br />
←<br />
13B-111<br />
13B<br />
Voeding + na navoedingsrelais inspuitsysteem<br />
Voeding + na navoedingsrelais inspuitsysteem<br />
Massa<br />
Massa<br />
Massa<br />
Diagnoseaansluiting<br />
Voeding + 5 V opname element gaspedaal baan 1<br />
Signaal opname element gaspedaal baan 2<br />
Schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer op stuurwiel<br />
Massa opname element inlaatluchttemperatuur,<br />
luchtdoorstroommeter, opname element gaspedaal baan 2 en<br />
schakelaar spanningsregelaar-snelheidsbegrenzer<br />
Commando relais koelvloeistofverwarmingselementen n°3.<br />
Commando relais ventilateurmotor lage snelheid<br />
Commando rekeneenheid voorverwarming<br />
Signaal remlichtschakelaar<br />
Schakelaar aan / uit snelheidsbegrenzer<br />
+ 12 V<br />
Voeding + 5 V opname element gaspedaal baan 2 en<br />
luchtdoorstroommeter<br />
Signaal opname element gaspedaal baan 1<br />
Signaal opname element inlaatluchttemperatuur<br />
Signaal luchtdoorstroommeter<br />
Massa opname element gaspedaal baan 1<br />
Commando relais koelvloeistofverwarmingselementen 1<br />
Commando relais ventilateurmotor hoge snelheid<br />
Diagnose aansluiting<br />
Commando + startmotor (huis met hulporganen interieur)<br />
Commando verstuiver 5 (vermogensrekeneenheid)<br />
Commando verstuiver 3 (vermogensrekeneenheid)<br />
Commando verstuiver 1 (vermogensrekeneenheid)<br />
Multiplexverbinding CAN LOW<br />
Diagnosesignaal rekeneenheid voorverwarming<br />
(voorverwarmingsstiften 1, 3 en 5)<br />
Diagnoselijn K<br />
Commando relais koelvloeistofverwarmingselementen 2.<br />
Commando verstuiver 6 (vermogensrekeneenheid)<br />
Commando verstuiver 4 (vermogensrekeneenheid)<br />
Commando verstuiver 2 (vermogensrekeneenheid)<br />
Retour diagnose vermogensrekeneenheid<br />
Multiplexverbinding CAN HIGH<br />
Diagnosesignaal rekeneenheid voorverwarming<br />
(voorverwarmingsstiften 2, 4 en 6)<br />
Commando navoedingsrelais inspuitsysteem<br />
Schakelaar aan / uit snelheidsregelaar<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
STEKKER B<br />
B82<br />
B83<br />
B84<br />
B87<br />
B90<br />
B91<br />
B92<br />
B93<br />
B94<br />
B95<br />
B97<br />
B98<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
→<br />
---<br />
Signaal weerstand verstuiver 2<br />
Signaal weerstand verstuiver 4<br />
Signaal weerstand verstuiver 6<br />
Massa opname element stand<br />
wastegate, opname element turbodruk,<br />
opname element stand EGR-klep en<br />
opname element druk hoofdinspuitbuis<br />
Signaal weerstand verstuiver 1<br />
Signaal weerstand verstuiver 3<br />
Signaal weerstand verstuiver 5<br />
Signaal opname element turbodruk<br />
Signaal opname element stand<br />
EGR-klep<br />
Massa opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur, opname<br />
element brandstoftemperatuur en<br />
weerstanden van de verstuivers<br />
Commando elektroklep<br />
turbodrukregeling<br />
Voeding + 5 V opname element druk<br />
hoofdinspuitbuis, opname element<br />
stand EGR-klep, opname element<br />
turbodruk en opname element stand<br />
wastegate<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Aansluitingen rekeneenheid<br />
13B-112<br />
B99<br />
B100<br />
B101<br />
B102<br />
B103<br />
B106<br />
B107<br />
B110<br />
B111<br />
B114<br />
B115<br />
B116<br />
B120<br />
B121<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
---<br />
←<br />
←<br />
---<br />
←<br />
---<br />
→<br />
---<br />
→<br />
→<br />
13B<br />
Signaal opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur<br />
Signaal opname element<br />
brandstoftemperatuur<br />
Signaal opname element stand<br />
wastegate<br />
+ opname element cilinderherkenning<br />
- opname element cilinderherkenning<br />
+ opname element druk<br />
hoofdinspuitbuis<br />
- opname element druk<br />
hoofdinspuitbuis<br />
Massa opname element vliegwiel<br />
Signaal opname element vliegwiel<br />
Afscherming signaal opname element<br />
vliegwiel en opname element<br />
cilinderherkenning<br />
Commando EGR-elektroklep<br />
Voeding drukregelaar<br />
Commando drukregelaar 1<br />
Commando drukregelaar 2<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
DIESELINSPUITSYSTEEM<br />
Bestemming van de aansluitingen van de<br />
vermogensrekeneenheid<br />
STEKKER A<br />
A1<br />
A2<br />
A3<br />
A4<br />
A5<br />
A6<br />
A7<br />
A8<br />
---<br />
→←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
STEKKER B<br />
B1<br />
B2<br />
B3<br />
B4<br />
B5<br />
B6<br />
B7<br />
B8<br />
---<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
---<br />
+ 12 V na navoedingsrelais<br />
inspuitsysteem<br />
Verbinding diagnose<br />
vermogensrekeneenheid<br />
Commando verstuiver 1<br />
Commando verstuiver 2<br />
Commando verstuiver 3<br />
Commando verstuiver 4<br />
Commando verstuiver 5<br />
Commando verstuiver 6<br />
Gemeenschappelijke voeding<br />
verstuiver<br />
Commando verstuiver 6<br />
Commando verstuiver 5<br />
Commando verstuiver 4<br />
Commando verstuiver 3<br />
Commando verstuiver 2<br />
Commando verstuiver 1<br />
Massa bedieningseenheid verstuivers<br />
13B-113<br />
13B<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
ALGEMEEN<br />
113C<br />
VOORVERWARMING<br />
Rekeneenheid voorverwarming<br />
13C<br />
De rekeneenheid voor/naverwarming is een elektronisch relais met een vermogenscircuit voor iedere<br />
voorverwarmingsstift. Hij wordt aangestuurd door aansluiting B C3 van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
Hij bevindt zich achter de spatplaat van het linker voorwiel.<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– het linker voorwiel,<br />
– de spatplaat van het linker voorwiel.<br />
Maak de stekker (1) los van de rekeneenheid van de<br />
voor-naverwarming.<br />
Verwijder de rekeneenheid van de voornaverwarming.<br />
13C-1<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />
REKENEENHEID VOORVERWARMING<br />
Aansl. Omschrijving<br />
1<br />
2<br />
3<br />
6<br />
7<br />
8<br />
9<br />
Voeding voorverwarmingsstift 3<br />
Voeding voorverwarmingsstift 4<br />
+ Voor contact<br />
Voeding voorverwarmingsstift 1<br />
Voeding voorverwarmingsstift 2<br />
Commando<br />
Diagnose<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
ALGEMEEN<br />
VOORVERWARMING<br />
Rekeneenheid voorverwarming<br />
13C<br />
De rekeneenheid voorverwarming omvat twee elektronische relais met elk een vermogenscircuit voor iedere<br />
voorverwarmingsstift. Hij wordt aangestuurd door aansluiting A19 van de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
Ieder relais stuurt een cilinderrij aan.<br />
Hij bevindt zich achter de spatplaat van het linker voorwiel.<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– het linker voorwiel,<br />
– de spatplaat in de wielkuip.<br />
Maak de twee stekkers (1) los van de rekeneenheid<br />
van de voor-naverwarming.<br />
Verwijder de rekeneenheid van de voornaverwarming.<br />
13C-2<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
BESTEMMING VAN DE AANSLUITINGEN VAN DE<br />
REKENEENHEID VOOR-NAVERWARMING<br />
Stekker links<br />
Aansl. Omschrijving<br />
1<br />
2<br />
3<br />
6<br />
8<br />
9<br />
Stekker rechts<br />
Voeding voorverwarmingsstift 1<br />
Voeding voorverwarmingsstift 3<br />
+ voor contact 1<br />
Voeding voorverwarmingsstift 5<br />
Commando<br />
Diagnose 1<br />
Aansl. Omschrijving<br />
1<br />
2<br />
3<br />
6<br />
8<br />
9<br />
Voeding voorverwarmingsstift 2<br />
Voeding voorverwarmingsstift 4<br />
+ voor contact 2<br />
Voeding voorverwarmingsstift 6<br />
Commando<br />
Diagnose 2<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
VOORVERWARMING<br />
Voorverwarmingsstiften<br />
De weerstand van een voorverwarmingsstift is 0,6 Ω<br />
(stekker losgenomen).<br />
Voor het uitbouwen van een voorverwarmingsstift<br />
hoeft het hogedrukcircuit niet te worden geopend.<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de stekker los van de voorverwarmingsstift.<br />
Maak de omgeving van de stift schoon zodat er geen<br />
vuil in de cilinder terecht kan komen.<br />
Draai de voorverwarmingsstiften los en bouw ze uit<br />
met behulp van een lange radiodop van 10 mm of<br />
bijvoorbeeld het FACOM-gereedschap<br />
nummer B10R10A.<br />
INBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Voorverwarmingsstiften 1,5<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Let op dat hierbij absoluut geen vuil in de cilinder<br />
terechtkomt.<br />
13C-3<br />
13C<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
De weerstand van een voorverwarmingsstift is<br />
0,6 ± 0,05 Ω.<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Voorverwarmingsstiften 1,8<br />
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de kappen van de motor,<br />
– de bevestigingsbouten van de bedieningselektroklep<br />
van de smoorklep.<br />
Maak de elektroklep vrij naar de zijkant.<br />
Draai de moeren los op de voorverwarmingsstiften<br />
zonder de te verwijderen.<br />
Maak de voedingsdraden vrij.<br />
Maak de omgeving van de stiften schoon zodat er<br />
geen vuil in de cilinder terecht kan komen.<br />
Verwijder de voorverwarmingsstiften. Gebruik hiervoor<br />
bijvoorbeeld de sleutel voor voorverwarmingsstiften<br />
Facom B10R12B.<br />
N.B.:<br />
Voor het uitbouwen van de voorverwarmingsstift op<br />
de voorste cilinderrij aan distributiezijde, moet de<br />
beugel van de hogedrukleidingen worden losgezet<br />
en verplaatst.<br />
VOORVERWARMING<br />
Voorverwarmingsstiften<br />
13C-4<br />
INBOUWEN<br />
13C<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Zet de bevestigingsmoeren van de voedingsdraden<br />
vast met behulp van een flexibel verlengstuk,<br />
bijvoorbeeld Facom R216 van 150 mm.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
VOORVERWARMING<br />
Regeling voor/naverwarming<br />
De voor-/naverwarmingsfunctie wordt aangestuurd via de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
WERKINGSPRINCIPE VOOR/NAVERWARMING<br />
1) Contact aanzetten - voorverwarming<br />
a) Variabele voorverwarming<br />
De tijdsduur is afhankelijk van de temperatuur van<br />
de koelvloeistof (brandend controlelampje).<br />
X: Tijd in secondes<br />
Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />
Het voorverwarmingslampje brandt nooit langer<br />
dan 12 secondes.<br />
b) Vaste voorverwarming<br />
Na het uitgaan van het lampje voor de<br />
voorverwarming blijven de voorverwarmingsstiften<br />
gedurende 10 secondes bekrachtigd.<br />
13C-5<br />
2) Starten<br />
Tijdens het starten blijven de<br />
voorverwarmingsstiften bekrachtigd.<br />
3) Draaiende motor - naverwarming<br />
13C<br />
Afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur worden<br />
de voorverwarmingsstiften continu bekrachtigd na<br />
het starten.<br />
Voor een stationair toerental bij gas los.<br />
X: Tijd in secondes<br />
Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
VOORVERWARMING<br />
Regeling voor/naverwarming<br />
De voor-/naverwarmingsfunctie wordt aangestuurd via de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
WERKINGSPRINCIPE VOOR/NAVERWARMING<br />
1) Contact aanzetten - voorverwarming<br />
a) Variabele voorverwarming<br />
De duur van de voeding van de<br />
voorverwarmingsstiften en het bijbehorende<br />
controlelampje is afhankelijk van de<br />
koelvloeistoftemperatuur en de atmosferische<br />
druk.<br />
X: Tijd in secondes<br />
Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />
Het voorverwarmingslampje brandt nooit langer<br />
dan 10 secondes.<br />
b) Vaste voorverwarming<br />
Na het doven van het lampje, houden de<br />
voorverwarmingsstiften nog 10 secondes langer<br />
voeding, tenzij op de knop "START" wordt<br />
gedrukt.<br />
Als op de knop "START" wordt gedrukt na het<br />
verstrjken van deze tijd, begint het huis met<br />
hulporganen interieur met een nieuwe cyclus van<br />
1 seconde + 10 secondes.<br />
13C-6<br />
2) Starten<br />
13C<br />
Tijdens het starten blijven de voorverwarmingsstiften<br />
bekrachtigd.<br />
3) Draaiende motor - naverwarming<br />
Afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur worden<br />
de voorverwarmingsstiften continu bekrachtigd na het<br />
starten.<br />
X: Tijd in secondes<br />
Y: Koelvloeistoftemperatuur in °C<br />
Voor een stationair toerental bij gas los.<br />
Editie 3
MOTORS<br />
F4R EN V4Y<br />
SCHEMATISCH OVERZICHT<br />
1 Inlaatspruitstuk<br />
2 Elektroklep dampafzuiging<br />
3 Dampabsorptievat<br />
4 Tank<br />
M Buitenlucht<br />
Bijzonderheden van het circuit op motor F4R<br />
Het circuit bestaat uit een circuit A (voor de<br />
turbocompressor) en een circuit B (achter het<br />
<strong>smoorklephuis</strong>) om de dampen af te kunnen voeren bij<br />
iedere belasting van de motor.<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Benzinedampabsorptiesysteem<br />
14A-1<br />
114A<br />
1 Dampafzuiging uit de tank<br />
2 Dampafzuiging naar de motor<br />
3 Ventilatie van de tank<br />
14A<br />
LET OP: de ventilatie-opening naar de buitenlucht<br />
mag niet verstopt zijn.
MOTORS<br />
F4R EN V4Y<br />
WERKINGSPRINCIPE<br />
De ventilatie van de tank verloopt via het<br />
dampabsorptievat.<br />
De benzinedamp wordt vastgehouden door de actieve<br />
koolstof in het dampabsorptievat.<br />
De benzine in het dampabsorptievat wordt verbrand in<br />
de motor.<br />
Hiervoor,wordt, via een slang en een elektroklep, het<br />
dampabsorptievat verbonden met het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
Deze elektroklep bevindt zich tussen de<br />
schokdempertoren rechts voor en het<br />
stuurbekrachtigingsreservoir voor motor F4R Turbo<br />
en op het <strong>inlaatspruitstuk</strong> bij het remvloeistofreservoir<br />
voor motor V4Y.<br />
Door de elektroklep aan te sturen met een cyclisch<br />
stuursignaal (RCO) kan de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem de doorlaat van de elektroklep<br />
variëren.<br />
De variabele doorlaat van de benzinedamp in de<br />
elektroklep is het gevolg van het evenwicht tussen het<br />
magnetische veld dat wordt opgewekt door de voeding<br />
van de spoel en de kracht van de terugtrekveer die de<br />
elektroklep dichttrekt.<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Benzinedampabsorptiesysteem<br />
14A-2<br />
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE<br />
BENZINEDAMPAFZUIGING<br />
14A<br />
Als het systeem niet goed werkt kan het stationaire<br />
toerental onstabiel worden of de motor afslaan.<br />
Controleer of het circuit goed is (zie de schema's ).<br />
Controleer de staat van de slangen naar de tank.<br />
1 Inlaatspruitstuk<br />
2 Elektroklep dampafzuiging<br />
3 Absorptievat<br />
4 Reservoir<br />
M Buitenlucht
MOTORS<br />
F4R EN V4Y<br />
OMSTANDIGHEDEN VAN DE DAMPAFZUIGING<br />
Op motor F4R wordt de elektroklep van de<br />
dampafzuiging aangestuurd via aansluiting C-E1 van<br />
de rekeneenheid als:<br />
– de motor niet stationair draait,<br />
– de mengselregeling actief is,<br />
– de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 55 ºC,<br />
– de luchttemperatuur hoger is dan 10 ºC.<br />
Op motor V4Y wordt de elektroklep van de<br />
dampafzuiging aangestuurd via aansluiting B 89 van<br />
de rekeneenheid als:<br />
– de motor niet stationair draait,<br />
– de mengselregeling actief is,<br />
– de temperatuur van de koelvloeistof hoger is dan<br />
40 ºC,<br />
Bij een EOBD-diagnose (On Board Diagnostic), is<br />
dampafzuiging niet toegestaan.<br />
Het cyclisch stuursignaal van de elektroklep van de<br />
dampafzuiging is zichtbaar te maken met het<br />
diagnoseapparaat met de parameter "RCO elektroklep<br />
dampafzuiging".<br />
De elektroklep is gesloten als de waarde lager is dan<br />
1,5% (motor F4R) en als de waarde gelijk is aan 0%<br />
(Motor V4Y).<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Benzinedampabsorptiesysteem<br />
14A-3<br />
14A<br />
UITBOUWEN VAN HET DAMPABSORPTIEVAT<br />
Het dampabsorptievat (1) bevindt zich aan de linker<br />
kant op de tank.<br />
Maak los:<br />
– de aanvoerslang (2) met damp vanaf de tank,<br />
– de afvoerslang (3) naar de elektroklep,<br />
– de slang (4) naar de buitenlucht.<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbout (5) van het dampabsorptievat,<br />
– het dampabsorptievat.<br />
INBOUWEN<br />
Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />
van uitbouwen.
MOTORS<br />
F4R EN V4Y<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Benzinedampabsorptiesysteem<br />
Controleer:<br />
– bij stationair toerental,<br />
– door op het absorptievat het circuit vanaf de tank af<br />
te sluiten,<br />
– en een manometer (Mot. 1311-01) aan te sluiten dat<br />
er geen onderdruk is op de uitgang naar de<br />
buitenlucht van het absorptievat (M), (hierbij moet de<br />
waarde van het commando op het diagnoseapparaat<br />
met parameter: "RCO elektroklep dampafzuiging"<br />
minimaal blijven X ≤ (1,5%) (motor F4R),<br />
X = 0% (motor V4Y).<br />
Meet u onderdruk?<br />
JA: contact uit, zet met een vacuümpomp een<br />
onderdruk van 500 mbar op de uitgang van de<br />
elektroklep. De onderdruk mag in 30 secondes niet<br />
meer variëren dan 10 mbar.<br />
Varieert de druk?<br />
JA: de elektroklep defect, vervang de elektroklep.<br />
NEE: er is een elektrisch probleem, controleer het<br />
circuit.<br />
NEE: bij de omstandigheden voor het afzuigen (zie de<br />
voorwaarden), moet u constateren dat er een toename<br />
van de onderdruk is (tegelijk constateert u een<br />
toename van de parameter op het diagnoseapparaat).<br />
CONTROLE VAN DE VERBINDING TANK<br />
ABSORPTIEVAT<br />
Deze verbinding is et controleren door een<br />
vacuümpomp aan te sluiten op de slang naar het<br />
absorptievat.<br />
14A-4<br />
14A
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Carterventilatie<br />
MOTOR<br />
F4R Carterventilatie<br />
OVERZICHT VAN DE ONDERDELEN VAN HET<br />
CIRCUIT<br />
A Circuit voor de turbocompressor, dit circuit wordt<br />
gebruikt voor middelzware en zware belastingen.<br />
De damp wordt aangezogen door de onderdruk<br />
in het <strong>inlaatspruitstuk</strong>.<br />
B Circuit achter het <strong>smoorklephuis</strong>, dit circuit wordt<br />
gebruikt voor lichte belastingen. De damp wordt<br />
aangezogen door de onderdruk tussen de<br />
smoorklep en de motor.<br />
14A-5<br />
14A<br />
Openingen voor het afvoeren van de oliedamp:<br />
A Opening voor het afvoeren van de oliedamp van<br />
het voorste circuit.<br />
B Opening voor het afvoeren van de oliedamp van<br />
het achterste circuit.<br />
Opvangplaat van de oliedamp op het kleppendeksel.<br />
Voor de demontage, raadpleegt u hoofdstuk 11A<br />
"Cilinderkop en distributie".
MOTOR<br />
G9T<br />
DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />
1 Motor<br />
2 Cilinderkop<br />
3 Kleppendeksel - Inlaatluchtverdeler<br />
4 Olieafscheider (ingebouwd in kleppendeksel)<br />
5 Turbocompressor<br />
6 Luchtfilter<br />
7 Luchtdoorstroommeter<br />
CONTROLE<br />
De carterventilatie moet in goede staat verkeren en<br />
schoon zijn.<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Carterventilatie<br />
14A-6<br />
14A<br />
A Afzuigslang van oliedampen naar de luchtinlaat<br />
B Olieafscheider ingebouwd in kleppendeksel -<br />
<strong>inlaatspruitstuk</strong>.
MOTOR<br />
V4Y<br />
DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />
A Bij lichte belastingen, neemt de verse lucht voor<br />
het <strong>smoorklephuis</strong> de oliedampen mee die<br />
afkomstig zijn uit het motorcarter. De oliedampen<br />
worden in geringe hoeveelheden aangezogen<br />
door de onderdruk achter het <strong>smoorklephuis</strong>, via<br />
een klep met een variabele doorlaat (C), en<br />
vervolgens aangezogen door de cilinders.<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Carterventilatie<br />
Oliedamp<br />
Inlaatlucht<br />
14A-7<br />
1 Inlaatspruitstuk<br />
2 Kleppendeksel<br />
3 Cilinderkop<br />
4 Motorblok<br />
5 Motorcarter<br />
6 Smoorklep<br />
CONTROLE<br />
14A<br />
B Bij middelzware en zware belastingen, worden<br />
de oliedampen afgezogen naar de cilinders. De<br />
klep met variabele doorlaat (C) laat een grote<br />
hoeveelheid oliedampen door.<br />
Oliedamp<br />
Inlaatlucht<br />
De carterventilatie moet in goede staat verkeren en<br />
schoon zijn.<br />
N.B.: de klep net variabele doorlaat bevindt zich op<br />
het kleppendeksel van de achterste cilinderrij. In rust<br />
moet hij gesloten zijn.
MOTOR<br />
P9X<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Carterventilatie<br />
INLEIDING<br />
De carterdampen gaan via een membraanklep terug<br />
naar de luchtinlaat.<br />
A Bij geringe belasting, is de onderdruk in de<br />
luchtinlaat minder dan de afstelling van de veer.<br />
De oliedampen worden in grote hoeveelheden<br />
aangezogen door de onderdruk in de inlaat.<br />
B Bij middelzware en zware belastingen, trekt de<br />
onderdruk in de luchtinlaat het membraan van de<br />
klep aan, de afzuigslang is afgesloten. Er vindt<br />
geen oliedampafzuiging plaats.<br />
14A-8<br />
14A
MOTOR<br />
P9X<br />
CONTROLE<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Carterventilatie<br />
De carterventilatie moet in goede staat verkeren en schoon zijn.<br />
1 Afzuigslang van de oliedampen uit het carter<br />
2 Afzuigslangen van de oliedampen van de kleppendeksels<br />
3 Afzuigslangen van oliedampen naar de luchtinlaat<br />
4 Membraanklep<br />
14A-9<br />
14A
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
G9T Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />
MOTOR<br />
DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />
1 Cilinderkop<br />
2 Uitlaatspruitstuk<br />
3 EGR-leiding<br />
4 EGR-elektroklep<br />
5 Smoorklephuis<br />
6 Inlaatspruitstuk - /kleppendeksel<br />
UITBOUWEN<br />
Voor het uitbouwen van de EGR-klep moet de<br />
inlaatluchtverdeler worden uitgebouwd, zie hoofdstuk<br />
12A Menselsamenstelling "Verdelerhuis".<br />
14A-10<br />
14A
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
G9T Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />
MOTOR<br />
WERKINGSPRINCIPE<br />
De klep wordt aangestuurd door een cyclisch<br />
stuursignaal (RCO) dat afkomstig is van de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem. Het cyclisch<br />
stuursignaal maakt het mogelijk de doorlaat van de<br />
klep te variëren en daarmee de hoeveelheid<br />
uitlaatgassen die naar het <strong>inlaatspruitstuk</strong> wordt<br />
herleid te regelen.<br />
De rekeneenheid controleert permanent de stand van<br />
de EGR-klep.<br />
VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />
De factoren die bepalend zijn voor het aansturen van<br />
de EGR-elektroklep zijn:<br />
– de koelvloeistoftemperatuur,<br />
– de luchttemperatuur,<br />
– de atmosferische druk,<br />
– de stand van het gaspedaal,<br />
– het toerental,<br />
– de luchthoeveelheid,<br />
– de inspuithoeveelheid,<br />
– de turbodruk.<br />
De EGR is uitgeschakeld als:<br />
– de accuspanning lager is dan 8,9 Volt,<br />
– het motortoerental hoger is dan 900 tr/min met gas<br />
los (lage pedaalwaarde),<br />
– het kenveld (motortoerental - belasting) boven een<br />
bepaalde drempel ligt,<br />
– de rijsnelheid lager is dan 5 km/u, en het<br />
motortoerental lager is dan 900 tr/min gedurende<br />
40 secondes.<br />
De EGR-klep krijgt na het starten pas voeding bij een<br />
bepaalde temperatuur van de koelvloeistof.<br />
X Tijd<br />
Y Koelvloeistoftemperatuur (°C)<br />
14A-11<br />
14A<br />
De EGR is uitgeschakeld bij een storing:<br />
– van de koelvloeistoftemperatuurzender,<br />
– van het opname element luchttemperatuur,<br />
– van het opname element atmosferische druk.<br />
1 Voeding spoel<br />
2 Voeding opname element<br />
4 Massa opname element<br />
5 Massa spoel<br />
6 Uitgang opname element
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
P9X Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />
MOTOR<br />
DE ONDERDELEN VAN HET SYSTEEM<br />
1 Motor<br />
2 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />
3 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
4 Uitlaatspruitstukken<br />
5 Turbocompressor<br />
6 Spruitstuk van de turbocompressor<br />
7 EGR-wisselaar<br />
8 EGR-klep<br />
9 Inlaatluchtverdeler<br />
A Luchtinlaat<br />
B Uitlaat<br />
UITBOUWEN EGR-KLEP-WISSELAAR<br />
Zie hoofdstuk 12A "EGR-klep-wisselaar".<br />
DOEL VAN HET EGR-SYSTEEM<br />
Door de uitlaatgassen terug te voeren naar de luchtinlaat vermindert de<br />
hoeveelheid stikstofoxydes (NOx) in de uitlaatgassen.<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft de terugvoer vrij via het<br />
aansturen van een elektroklep.<br />
14A-12<br />
14A
MOTOR<br />
P9X<br />
WERKINGSPRINCIPE<br />
De klep wordt aangestuurd door een cyclisch<br />
stuursignaal (RCO) dat afkomstig is van de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem. Het cyclisch<br />
stuursignaal maakt het mogelijk de doorlaat van de<br />
klep te variëren en daarmee de hoeveelheid<br />
uitlaatgassen die naar het <strong>inlaatspruitstuk</strong> wordt<br />
herleid te regelen.<br />
De rekeneenheid controleert permanent de stand van<br />
de EGR-klep.<br />
Om de luchtverontreiniging te verminderen, gebruikt<br />
motor P9X een warmtewisselaar voor het afkoelen<br />
van de teruggevoerde uitlaatgassen. De gassen<br />
worden teruggevoerd naar de cilinder door de EGRklep<br />
via een warmtewisselaar die gekoeld wordt door<br />
de koelvloeistof. Als gevolg hiervan is de<br />
verbrandingstemperatuur lager. Hierdoor is de NOxuitstoot<br />
minder.<br />
AANSLUITINGEN<br />
Opname element van de stand (1)<br />
1 Signaal opname element<br />
2 Massa opname element<br />
3 Voeding opname element + 5 volt<br />
EGR-elektroklep (2)<br />
1 Commando EGR-elektroklep<br />
2 Voeding + 12 volt EGR-elektroklep<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />
14A-13<br />
A EGR-klep<br />
B Koeler<br />
14A
MOTOR<br />
P9X<br />
VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />
De factoren die bepalend zijn voor het aansturen van<br />
de EGR-elektroklep zijn:<br />
– de koelvloeistoftemperatuur,<br />
– de atmosferische druk,<br />
– de stand van het gaspedaal,<br />
– het toerental.<br />
DE EGR IS UITGESCHAKELD:<br />
– tijdens de startfase,<br />
– tijdens de voor/naverwarming,<br />
– als het motortoerental lager is dan 450 tr/min.<br />
– als de temperatuur van de koelvloeistof hoger is dan<br />
120 ºC,<br />
– als de temperatuur van de koelvloeistof lager is dan<br />
0 ºC,<br />
– de atmosferische druk lager is dan 884 mbar,<br />
– tijdens een acceleratie: verschil pedaaldruk hoger<br />
dan 5,5 % en hoeveelheid ingespoten brandstof<br />
hoger dan 10 mm 3 /slag,<br />
– na uitzetten van het contact (periode van de<br />
navoeding van de rekeneenheid).<br />
ANTI-LUCHTVERONTREINIGING<br />
Uitlaatgasrecirculatie E.G.R.<br />
14A-14<br />
14A<br />
BIJ EEN STORING:<br />
– van de luchtdoorstroommeter,<br />
– van het opname element turbodruk,<br />
– van het opname element atmosferische druk,<br />
– van het opname element brandstoftemperatuur of<br />
luchttemperatuur,<br />
– van de EGR-klep,<br />
– van het opname element van de stand van de EGRklep,<br />
– van het opname element van de stand van de<br />
wastegate,<br />
– van de elektroklep turbodrukregeling,<br />
De EGR-klep werkt in een noodprogramma of krijgt<br />
geen voeding meer.
WERKING-STORING ZOEKEN<br />
116A STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
De dynamo's op dit model auto hebben een<br />
ingebouwde spanningsregelaar en een<br />
waarschuwingslampje voor de laadstroom op het<br />
instrumentenpaneel:<br />
– bij het aanzetten van het contact gaat het lampje<br />
branden,<br />
– zodra de motor draait gaat het lampje uit,<br />
– als het lampje tijdens het draaien oplicht is er een<br />
storing in het laadcircuit.<br />
STORING ZOEKEN<br />
Het lampje gaat niet branden als het contact wordt<br />
aangezet<br />
Controleer:<br />
– de elektrische aansluitingen,<br />
– of het lampje is doorgebrand door het kabelschoentje<br />
van de draad naar het lampje los te maken en aan<br />
massa te leggen: het lampje moet gaan branden.<br />
Het lampje gaat branden als de motor draait<br />
Dit wijst op een storing in het laadcircuit die kan<br />
worden veroorzaakt door:<br />
– een gebroken aandrijfriem of een breuk in de<br />
bedrading,<br />
– een inwendig defect in de dynamo (rotor, stator,<br />
diodes of koolborstels),<br />
– een defecte spanningsregelaar,<br />
– een te hoge spanning.<br />
16A-1<br />
16A<br />
De klant klaagt over onvoldoende laadstroom en het<br />
lampje werkt normaal.<br />
Als de afgeregelde spanning lager is 13,5 volt,<br />
controleer dan de dynamo. De storing kan veroorzaakt<br />
worden door:<br />
– een defecte diode,<br />
– een defecte fase,<br />
– koolafzetting op of slijtage van de contactbanen.<br />
Controle van de spanning<br />
Lees met een voltmeter de spanning tussen de<br />
accupolen af.<br />
Start de motor en laat het toerental oplopen tot de<br />
voltmeter zich stabiliseert op de afgeregelde spanning.<br />
Deze spanning moet liggen tussen 13,5 en 14,8 Volt.<br />
Schakel zoveel mogelijk stroomverbruikers in, de<br />
spanning moet blijven tussen 13,5 V en 14,8 V<br />
LET OP: voordat er elektrisch aan de auto gelast<br />
wordt, moet de bedrading van de accu en de<br />
spanningsregelaar worden losgenomen.
IDENTIFICATIE<br />
CONTROLE<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
Motor DYNAMO STROOMSTERKTE<br />
F4R Turbo Valéo SG 12 B017<br />
Valéo SG 12 B0030<br />
Valéo SG 12 B068<br />
G9T Valéo SG 12 B0030<br />
Valéo SG 12 B068<br />
Na 15 minuten warmdraaien bij een spanning van 13,5 V.<br />
16A-2<br />
125 A<br />
125 A<br />
P9X Denso 150 A<br />
V4Y Hitachi LR 1150-702 150 A<br />
Motortoerental (tr/min.) 125 ampère 150 ampère<br />
800 64 A -<br />
2000 81 A 102 A<br />
4000 118 A 145 A<br />
6000 123 A 151 A<br />
16A
STORING ZOEKEN<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
16A-3<br />
16A<br />
Met de diagnoseapparaten, kunnen de door de dynamo afgegeven spanning en stroomsterkte belast en onbelast<br />
worden gecontroleerd.<br />
N.B.: Het diagnosestation heeft een inductieve ampèremeterklem (meetbereik: 0 tot 1 000 A). Deze klem kan<br />
worden geplaatst zonder losmaken van de accukabels zodat de geheugens en adaptieve correcties van de<br />
rekeneenheden niet verloren gaan.<br />
Zet de ampèremeterklem direct op de dynamo-uitgang met de pijl op de klem naar de dynamo wijzend (het station<br />
detecteert een verkeerde stand).<br />
De metingen worden in drie etappes uitgevoerd:<br />
– meting van de accuspanning met contact uit,<br />
– meting van de afgeregelde spanning en stroomsterkte zonder ingeschakelde verbruikers,<br />
– meting van de afgeregelde spanning en stroomsterkte met zoveel mogelijk ingeschakelde verbruikers.<br />
Afhankelijk van het resultaat van de metingen geeft het station een diagnose:<br />
– accuspanning onbelast < 12,3 V = accu ontladen.<br />
Zonder stroomverbruikers:<br />
– afgeregelde spanning > 14,8 V ⇒ spanningsregelaar defect,<br />
– afgeregelde spanning onbelast < 13,2 V) of (laadstroom < 2 A) ⇒ laadstoring.<br />
Met stroomverbruikers:<br />
– afgeregelde spanning > 14,8 V ⇒ spanningsregelaar defect,<br />
– afgeregelde spanning < 12,7 V ⇒ controleer de dynamo op de volgende waarden:<br />
Stroomsterkte<br />
(ampères)<br />
Motor<br />
Minimale stroomsterkte die de<br />
dynamo moet leveren met alle<br />
verbruikers ingeschakeld (3000 tr/<br />
min)<br />
F4R turbo G9T P9X V4Y<br />
80 A 80 A 80 A 80 A
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
Storing zoeken (vervolg)<br />
Als de gemeten stroomsterkte te laag is, controleer:<br />
– de slijtage van de dynamo (koolborstels...),<br />
– de aansluitingen van de accu,<br />
– de gevlochten massastrip van de motor,<br />
– het juiste type van de dynamo,<br />
– de spanning van de dynamoriem.<br />
Als de stroomsterkte goed is en de afgeregelde<br />
spanning te laag dan is de dynamo niet de oorzaak.<br />
De oorzaak kan zijn:<br />
– de auto heeft te veel elektrische stroomverbruikers,<br />
– de accu is ontladen.<br />
16A-4<br />
16A
MOTOR F4R<br />
TURBO<br />
UITBOUWEN<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los en de<br />
elektrische aansluitingen op de dynamo.<br />
Bouw uit:<br />
– de plastic kappen van de motor,<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– het reservoir en de steun van de stuurbekrachtiging,<br />
– de aandrijfriem van de hulporganen (zie hoofdstuk<br />
07A "Spanning aandrijfriem hulporganen").<br />
– de geleiderol,<br />
– de bevestigingsbouten van de dynamo en bouw hem<br />
uit met behulp van een schroevendraaier.<br />
16A-5<br />
16A
MOTOR F4R<br />
TURBO<br />
INBOUWEN<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
De dynamo kan gemakkelijker worden ingebouwd, als<br />
u de ringen (A) met een tang of in de bankschroef<br />
samendrukt.<br />
Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen" voor het spannen van de riem.<br />
16A-6<br />
16A
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de kappen van de motor,<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– het rechter voorwiel en de spatplaat,<br />
– de aandrijfriem van de hulporganen.<br />
Voor de methode voor het uitbouwen van de<br />
aandrijfriem van de hulporganen, raadpleegt u<br />
hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen".<br />
Bouw uit:<br />
– de geleiderol,<br />
– de elektrische aansluitingen van de dynamo,<br />
– de aluminium versterkingsstang van de langsbalken,<br />
– de stekkers van de aircocompressor (1),<br />
– de bevestigingen van de aircocompressor (2),<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
16A-7<br />
16A<br />
N.B.: bevestig de aircocompressor aan de<br />
langsbalken om te voorkomen dat de leidingen<br />
verbuigen.<br />
Wip het brandstoffilter en het reservoir van de<br />
stuurbekrachtiging los zodat u de steun kunt<br />
wegdrukken.<br />
Verwijder de bevestigingen van de dynamo en bouw<br />
hem uit.<br />
INBOUWEN<br />
Ga bij het inbouwen te werk in omgekeerde volgorde<br />
van uitbouwen.<br />
De dynamo kan gemakkelijker worden ingebouwd, als<br />
u de ringen (A) met een tang of in de bankschroef<br />
samendrukt.<br />
Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen" voor het spannen van de riem.
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– het rechter voorwiel,<br />
– de spatplaat,<br />
– de aandrijfriem van de hulporganen.<br />
Voor de methode voor het uitbouwen van de<br />
aandrijfriem van de hulporganen, raadpleegt u<br />
hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen".<br />
Verwijder het hitteschild.<br />
Het is niet nodig de bouten van het hitteschild geheel<br />
los te draaien want de gaten lopen door.<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
16A-8<br />
16A<br />
Bouw uit:<br />
– de koppelreactiestang,<br />
– de elektrische aansluitingen van de dynamo bij (A),<br />
– de bevestigingen van de dynamo bij (B),.<br />
– de dynamo.<br />
INBOUWEN<br />
Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />
volgorde van uitbouwen.<br />
Raadpleeg hoofdstuk 19A "Pendelophanging" voor<br />
het aantrekkoppel van de koppel-reactiestang.<br />
Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen" voor het spannen van de riem.
MOTOR V4Y<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– het rechter voorwiel,<br />
– de spatplaat rechts voor en de bescherming aan de<br />
zijkant,<br />
– de inlaatgeluiddemper,<br />
– de stekkers van de ventilateurgroep,<br />
– de koelventilateur,<br />
– de aandrijfriem hulporganen, door de moer van de<br />
poelie (A) en de spanner (B) los te draaien,<br />
– de poelie,<br />
STARTEN - LADEN<br />
Dynamo<br />
16A-9<br />
16A<br />
– de bevestigingen en de aansluitingen van de<br />
dynamo.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Raadpleeg hoofdstuk 07A "Spanning aandrijfriem<br />
hulporganen" voor het spannen van de riem.
IDENTIFICATIE<br />
STARTEN - LADEN<br />
Startmotor<br />
MOTOR STARTMOTOR<br />
F4Rt Bosch 000106017<br />
G9T Valéo D7R53<br />
P9X Hitachi S14-41<br />
V4Y Hitachi S144877A<br />
16A-10<br />
16A
MOTOR F4R<br />
TURBO<br />
UITBOUWEN<br />
STARTEN - LADEN<br />
Startmotor<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de sierkap van de motor,<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de achterste steun van de katalysator,<br />
– de lambda sonde,<br />
– de bevestiging van het hitteschild bij (A).<br />
Maak de voeding los van de startmotor.<br />
Verwijder de startmotor.<br />
16A-11<br />
16A
MOTOR F4R<br />
TURBO<br />
INBOUWEN<br />
STARTEN - LADEN<br />
Startmotor<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Controleer of de centreerbus (A) op zijn plaats is.<br />
16A-12<br />
16A
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de kappen van de motor,<br />
– de inlaatslang (1),<br />
– de slang van de smoorklep (2),<br />
– de steun van de kabelbundels,<br />
STARTEN - LADEN<br />
Startmotor<br />
16A-13<br />
16A<br />
– de elektrische aansluitingen op de startmotor,<br />
– de gevlochten massastrip,<br />
– de startmotor.<br />
INBOUWEN<br />
Het inbouwen gebeurt in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Controleer voor het inbouwen of de centreerbussen op<br />
hun plaats zitten.
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
STARTEN - LADEN<br />
Startmotor<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de elektrische aansluitingen op de startmotor.<br />
Maak de kabelbundel vrij om de bouten van de<br />
startmotor toegankelijk te maken.<br />
Bouw uit:<br />
– de gevlochten massastrip,<br />
– de drie bevestigingen van de startmotor,<br />
– de startmotor.<br />
INBOUWEN<br />
Zet de bouten van de startmotor vast met een<br />
aantrekkoppel van 5 daN.m.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
16A-14<br />
16A
MOTOR V4Y<br />
STARTEN - LADEN<br />
Startmotor<br />
Voor het uitbouwen-inbouwen van de startmotor<br />
gelden geen bijzonderheden, verwijder de twee<br />
bevestigingen bij (A).<br />
Controleer bij het uitbouwen of de centreerbussen op<br />
hun plaats zitten.<br />
16A-15<br />
16A
MOTOR F4R<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten van de bobine 1,5<br />
Bougies 2,5 tot 3<br />
BESCHRIJVING<br />
De statische ontsteking is een systeem waarmee de<br />
hoeveelheid energie voor de bougies hoger is doordat<br />
er zich niets bevindt tussen de bougie en de bobine.<br />
Dit systeem heeft ook geen bewegende delen.<br />
De vermogenstrap is ingebouwd in de rekeneenheid<br />
van het inspuitsysteem. De ontsteking gebruikt dus de<br />
zelfde opname elementen als het inspuitsysteem.<br />
Er zijn vier bobines, deze zijn direct boven de bougie<br />
vastgezet met bouten op het kleppendeksel.<br />
De bobines worden twee bij twee in serie gevoed<br />
(statische tweeling ontsteking) via de aansluitingen<br />
C H2 en C H3 van de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem:<br />
– aansl. C H2 voor de cilinders (1) en (4),<br />
– aansl. C H3 voor de cilinders (2) en (3).<br />
ONTSTEKING<br />
Statische ontsteking<br />
17A-1<br />
117A<br />
UITBOUWEN VAN EEN BOBINE<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Maak de stekkers los van de bobine.<br />
17A<br />
LET OP:<br />
Beschadig niet de stekkers (1); anders moet u ze<br />
vervangen.<br />
Verwijder de bouten (2) waarmee de bobines<br />
vastzitten.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang indien nodig de O-ringen van de bobines.<br />
Editie 2
ONTSTEKING<br />
MOTOR V4Y Statische ontsteking<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten van de bobine 0,7<br />
Bougies 2,5 tot 3<br />
BESCHRIJVING<br />
De statische ontsteking is een systeem waarmee de<br />
hoeveelheid energie voor de bougies hoger is doordat<br />
er zich niets bevindt tussen de bougie en de bobine.<br />
Dit systeem heeft ook geen bewegende delen.<br />
De vermogenstrap is ingebouwd in de rekeneenheid<br />
van het inspuitsysteem. De ontsteking gebruikt dus de<br />
zelfde opname elementen als het inspuitsysteem.<br />
Er zijn zes bobines, deze zijn direct boven de bougie<br />
vastgezet met bouten op het kleppendeksel.<br />
De ontstekingsvolgorde is: 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6<br />
De bobines worden een voor een in serie gevoed via<br />
de aansluitingen B84, B85, B92, B93, B94 en B95<br />
van de rekeneenheid van het inspuitsysteem:<br />
– aansl. B84 voor cilinder (5),<br />
– aansl. B85 voor cilinder (6),<br />
– aansl. B92 voor cilinder (1),<br />
– aansl. B93 voor cilinder (2),<br />
– aansl. B94 voor cilinder (3),<br />
– aansl. B95 voor cilinder (4).<br />
17A-2<br />
UITBOUWEN VAN EEN BOBINE<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
17A<br />
Voor het uitbouwen van de bobines van de achterste<br />
cilinders moet u het <strong>inlaatspruitstuk</strong> uitbouwen (zie<br />
hoofdstuk 12A <strong>inlaatspruitstuk</strong>-<strong>smoorklephuis</strong><br />
"Inlaatspruitstuk").<br />
Maak de stekkers los van de bobines, verwijder de<br />
bouten (1) waarmee de bobines vastzitten.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang indien nodig de O-ringen van de bobines.<br />
Editie 2
MOTORS F4R en V4Y<br />
ONTSTEKING<br />
Bougies<br />
Voor het uitbouwen van de bougies, moeten de bobine<br />
worden verwijderd (zie hoofdstuk 17A Ontsteking<br />
"Statische ontsteking").<br />
Voor het uitbouwen van de bougies gebruikt u de<br />
bougiegereedschapset Elé. 1382.<br />
Motor Merk Type<br />
F4R CHAMPION RC 8 PYCB<br />
Platte zetel met ring<br />
Elektrodenafstand: 0,75 mm<br />
Aantrekkoppel: 2,5 tot 3 daN.m<br />
Motor Merk Type<br />
V4Y NGK PLFR5A<br />
Platte zetel met ring<br />
Elektrodenafstand: 1,1 mm<br />
Aantrekkoppel: 2,5 tot 3 daN.m<br />
17A-3<br />
17A<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
1 Elektroklep dampafzuiging<br />
2 Voorste lambda sonde<br />
3 Bobines<br />
4 Turbocompressor<br />
5 Elektroklep turbodrukregeling<br />
6 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />
7 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
8 Opname element druk turbodruk<br />
9 Opname element vliegwiel<br />
10 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />
11 Opname element luchttemperatuur<br />
12 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
13 Pingeldetector<br />
14 Opname element spruitstukdruk<br />
15 Hoofdinspuitbuis<br />
217B<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
17B-1<br />
17B<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
1 Elektroklep dampafzuiging<br />
2 Voorste lambda sonde<br />
16 Achterste lambda sonde<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
17B-2<br />
3 Bobine<br />
14 Opname element spruitstukdruk<br />
17B<br />
5 Elektroklep turbodrukregeling<br />
17 Bedieningsbalg van de turbodrukregelklep<br />
18 Antipompageklep<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
6 Huis met koelvloeistofverwarmingselementen<br />
7 Opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
8 Opname element turbodruk<br />
11 Opname element luchttemperatuur<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
17B-3<br />
9 Opname element vliegwiel<br />
13 Pingeldetector<br />
19 Oliedrukzender<br />
17B<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
20 Benzinedampabsorptievat<br />
21 Opname element gaspedaal<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
17B-4<br />
22 Inspuitrelais<br />
17B<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR V4Y Plaats van de onderdelen<br />
1 Inlaatnokkenasversteller<br />
2 Bobines<br />
3 Opname element nokkenas<br />
4 Koelvloeistoftemperatuurzender<br />
5 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />
6 Opname element atmosferische druk<br />
7 Relaisplaat<br />
8 Luchtdoorstroommeter met opname element luchttemperatuur<br />
9 Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
10 Elektroklep dampafzuiging<br />
11 Verstuiver<br />
12 Vacuümreservoir<br />
13 Bedieningselektroklep van de inlaatluchtklep<br />
14 Bedieningsbalg van de inlaatluchtklep<br />
17B-5<br />
17B<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
1 Bedieningsbalg van de variabele inlaatluchtklep<br />
2 Vacuümreservoir<br />
3 Bedieningselektroklep van de variabele<br />
inlaatluchtklep<br />
4 Elektroklep dampafzuiging<br />
5 Nokkenasversteller (voorste cilinders)<br />
6 Bobines<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
17B-6<br />
7 Koelvloeistoftemperatuurzender<br />
8 Opname element nokkenas<br />
9 Pulsdemper<br />
10 Rekeneenheid inspuitsysteem<br />
11 Opname element atmosferische druk<br />
17B<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
12 Luchtdoorstroommeter met opname element<br />
luchttemperatuur<br />
13 Relais navoeding inspuitsysteem<br />
14 Benzinepomprelais<br />
15 Voorste lambda sonde (achterste cilinders)<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
17B-7<br />
16 Voorste lambda sonde (voorste cilinders)<br />
17B<br />
17 Achterste lambda sonde (voorste cilinders)<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
18 Benzinedampabsorptievat<br />
19 Pingeldetector<br />
20 Opname element druk stuurbekrachtiging<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Plaats van de onderdelen<br />
17B-8<br />
21 Hoofdinspuitbuis<br />
22 Opname element vliegwiel<br />
17B<br />
Editie 2
MOTORS F4R en V4Y<br />
ALGEMEEN<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Opname element gaspedaal<br />
17B-9<br />
17B<br />
Het opname element gaspedaal vormt een geheel met het pedaal. Bij vervanging ervan moet ook het gaspedaal<br />
worden vervangen.<br />
Er zij twee types pedaal: met of zonder zwaar punt.<br />
Auto's met een snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer, hebben een gaspedaal met een zwaar punt aan het einde<br />
van de slag (Kick-down).<br />
Met dit punt kan de begrenzerfunctie worden uitgeschakeld als de bestuurder sneller moet rijden.<br />
LET OP:<br />
Een pedaal met een zwaar punt kan gemonteerd worden in plaats van een pedaal zonder een zwaar punt. Het ie<br />
echter niet toegestaan een pedaal zonder een zwaar punt te monteren in plaats van een pedaal met een zwaar<br />
punt.<br />
UITBOUWEN<br />
Maak los:<br />
– de accu,<br />
– de stekker (1) van het gaspedaal.<br />
Bouw uit:<br />
– de drie bevestigingsbouten (2) van het pedaal,<br />
– het pedaal.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Aansl. Omschrijving<br />
1<br />
2<br />
3<br />
4<br />
5<br />
6<br />
Massa baan 2<br />
Massa baan 1<br />
Signaal baan 1<br />
Voeding baan 1<br />
Voeding baan 2<br />
Signaal baan 2<br />
N.B.:<br />
Een storing in het opname element gaspedaal<br />
veroorzaakt een verandering in het stationair toerental<br />
of in de werking van de motor (zie hoofdstuk 17B<br />
"Stationair toerentalcorrectie").<br />
Editie 2
MOTORS F4R en V4Y<br />
ALGEMEEN<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem is onder de<br />
accubak gemonteerd. Voor het uitbouwen moet u de<br />
accubak verwijderen die met drie afbreekbouten is<br />
vastgezet.<br />
UITBOUWEN<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw de accu uit.<br />
Maak de relaiskast (1) los van de accubak en druk<br />
hem opzij.<br />
Maak de stekkers los van de rekeneenheid van de<br />
automatische transmissie (2) en bouw hem uit (indien<br />
aanwezig).<br />
Wip de stekkerhouder (3) los van de accubak.<br />
Boor de drie antidiefstalbouten in met behulp van een<br />
boortje met een diameter van 5 mm in het hart van de<br />
bout.<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Rekeneenheid<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1372 Trekker voor afbreekbouten<br />
17B-10<br />
17B<br />
Bouw uit:<br />
– de drie bevestigingsbouten (4) van de accubak met<br />
behulp van Mot. 1372,<br />
– de accubak.<br />
Editie 2
MOTORS F4R en V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Rekeneenheid<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingsbeugel (5) van de kabelbundel,<br />
– de bevestigingsmoeren (6) van de rekeneenheid,<br />
– de rekeneenheid door de stekker los te maken.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afbreekbouten door nieuwe<br />
afbreekbouten.<br />
Voer het inlezen van de startvergrendelingscode uit<br />
zoals beschreven is in hoofdstuk 82A<br />
"Startvergrendeling".<br />
17B-11<br />
17B<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
MOTOR F4R Bijzonderheden<br />
BIJZONDERHEDEN MULTIPUNT INSPUITSYSTEEM SAGEM "S 2000 T"<br />
17B-12<br />
17B<br />
● Rekeneenheid met 112 aansluitingen merk SAGEM type "S 2000 T" voor het aansturen van de inspuiting en de<br />
ontsteking.<br />
● Sequentieel werkende multipunt inspuiting zonder opname element nokkenas voor het herkennen van cilinder n°1.<br />
De inspuiting wordt softwarematig gesynchroniseerd aan de hand van de informatie van het opname element<br />
vliegwiel.<br />
● Waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem op het instrumentenpaneel is functioneel. Toepassing van een<br />
speciaal lampje van het inspuitsysteem (OBD-lampje "On Board Diagnostic"). Dit lampje houdt verband met de<br />
aanwezigheid van het OBD ("On Board Diagnostic") diagnosesysteem.<br />
● Bijzonder voorzorgen vanwege de startvergrendeling:<br />
De startvergrendeling is van de 3 e generatie waardoor er een speciale methode vereist is voor het vervangen van<br />
de rekeneenheid.<br />
● Benzinecircuit zonder retour naar de tank (de drukregelaar bevindt zich in de tank bij tankelement/pomp).<br />
● Stationair toerental:<br />
– nominaal stationair toerental 750 tr/min<br />
– werktoerental automatische transmissie 750 tr/min<br />
Stationair toerental correctie afhankelijk van:<br />
– de airconditioning,<br />
– het drukcontact stuurbekrachtiging,<br />
– de accuspanning,<br />
– de elektrische voorruitverwarming,<br />
– de koelvloeistofverwarmingselementen.<br />
● Maximum toerental:<br />
Als de koelvloeistoftemperatuur lager is dan 75 °C, of gedurende maximaal 15 minuten, is het<br />
onderbrekingstoerental 5900 tr/min ter bescherming van een "koude" motor.<br />
Zodra de motor warm is, krijgt de onderbreking zijn normale waarde: 6200 tr/min<br />
● Elektroklep dampafzuiging aangestuurd via een Cyclisch Stuur Signaal (RCO) afhankelijk van het toerental van de<br />
motor en de spruitstukdruk.<br />
● Aansturing van de koelventilateur en van het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op het<br />
instrumentenpaneel via de rekeneenheid van de inspuiting.<br />
● Automatische configuratie voor de werking van de snelheidsregelaar/begrenzer en van de airconditioning.<br />
● Toepassing van twee lambda sondes, één voor en één na de katalysator.<br />
● Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> voor de regeling van de luchtdoorlaat en het stationair toerental.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden<br />
BIJZONDERHEDEN MULTIPUNT INSPUITSYSTEEM HITACHI<br />
● Rekeneenheid met 121 aansluitingen merk HITACHI.<br />
● Multipunt sequentieel inspuitsysteem stuur een voor een de inspuitstukken aan in de<br />
ontstekingsvolgorde 1-2-3-4-5-6 (n° 1 en 2 aan distributiezijde, n° 1 op de achterste cilinderrij).<br />
● Statische ontsteking met zes penbobines.<br />
● Waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem op het instrumentenpaneel is functioneel.<br />
17B-13<br />
17B<br />
● Plaats van een speciaal waarschuwingslampje van het inspuitsysteem (OBD-lampje "On Board Diagnostic") dat<br />
bij het aanzetten van het contact gedurende 3 secondes oplicht. Dit lampje houdt verband met de aanwezigheid<br />
van het OBD ("On Board Diagnostic") diagnosesysteem.<br />
● Bijzonder voorzorgen vanwege de startvergrendeling:<br />
De startvergrendeling is van de 3 e generatie waardoor er een speciale methode vereist is voor het vervangen van<br />
de rekeneenheid.<br />
● Benzinecircuit zonder retour naar de tank (de drukregelaar bevindt zich in de tank bij tankelement/pomp).<br />
● Stationair toerental:<br />
– nominaal stationair toerental 650 tr/min<br />
● Stationair toerental correctie afhankelijk van:<br />
– de airconditioning 700 tr/min<br />
– het drukcontact stuurbekrachtiging variabel<br />
– de accuspanning variabel<br />
● Maximum toerental: 6600 tr/min<br />
● Elektroklep dampafzuiging aangestuurd via een Cyclisch Stuur Signaal (RCO) afhankelijk van de werking van de<br />
motor.<br />
● Aansturing van de koelventilateur en van het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op het<br />
instrumentenpaneel door de rekeneenheid van het inspuitsysteem (GCTE-functie: Centrale temperatuurregeling).<br />
● Automatische configuratie voor de werking van de snelheidsregelaar, afstandsregelaar en snelheidsbegrenzer en<br />
voor de werking van de airconditioning.<br />
● De rekeneenheid van het inspuitsysteem staat het aansturen van de aircocompressor wel of niet toe, afhankelijk<br />
van de verzoeken van de aircorekeneenheid en van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />
● Toepassing van vier lambda sondes, één voor en één na de voorkatalysators.<br />
● Continu variabele inlaatnokkenasverstellers aangestuurd door twee elektrokleppen die worden geregeld door de<br />
rekeneenheid afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden van de motor (toerental/belasting).<br />
● Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> voor de regeling van de luchtdoorlaat en het stationair toerental.<br />
● Verbeterde vulling van de cilinder door een variabel luchtinlaatsysteem.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />
17B-14<br />
17B<br />
De auto's hebben een waarschuwingslampje voor het inspuitsysteem, een waarschuwingslampje voor de<br />
koelvloeistoftemperatuur op het instrumentenpaneel. Een "OBD"-lampje "On Board Diagnostic" gesymboliseerd<br />
door een oranje motor op het scherm in de snelheidsmeter.<br />
Het waarschuwingslampje van het inspuitsysteem wordt gesymboliseerd door een oranje sinusoïde en is vergezeld<br />
van het bericht "inspuitsysteem defect". Het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur wordt<br />
gesymboliseerd een rode thermometer en is vergezeld van het bericht "koelvloeistoftemperatuur".<br />
N.B.:<br />
Bij het aanzetten van het contact licht het "OBD"-lampje "On Board Diagnostic") gedurende ongeveer<br />
3 secondes op.<br />
WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />
● Bij een storing van het inspuitsysteem, licht het waarschuwingslampje "inspuitsysteem defect" op en moet de<br />
gebruiker een <strong>Renault</strong>-dealer raadplegen. Deze storingen zijn:<br />
– storing opname element turbodruk,<br />
– storing opname element spruitstukdruk,<br />
– storing opname element luchttemperatuur,<br />
– opname element gaspedaal,<br />
– interne storing in de rekeneenheid,<br />
– storing gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>,<br />
– storing elektroklep turbodrukregeling,<br />
– storing voeding rekeneenheid,<br />
– storing turbodrukcircuit.<br />
● Als de motor te heet is, licht het waarschuwingslampje van de koelvloeistoftemperatuur op.<br />
● Als een storing is geconstateerd waardoor de uitlaatemissie te hoog is, licht het "OBD"-lampje (On Board<br />
Diagnostic) op:<br />
– knipperend bij een storing waardoor schade kan ontstaan aan de katalysator (schadelijke ontstekingsuitval),<br />
– vast als de emissienormen worden overschreden (vervuilende ontstekingsuitval, storing katalysator, storing van<br />
de lambda sondes).<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Waarschuwingslampje inspuitsysteem<br />
17B-15<br />
17B<br />
Bij auto's met het benzine-inspuitsysteem van "HITACHI" verschijnen de storingssymbolen en waarschuwingen in<br />
woorden op een display op het instrumentenpaneel.<br />
WERKINGSPRINCIPE VAN DE LAMPJES<br />
● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 1), verschijnt het oranje symbool (in de vorm van een sinusoïdale<br />
kromme) met de woorden "INSPUITING DEFECT" gevolgd door het woord "SERVICE". De spraakmaker, indien<br />
aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 1". Deze storingen zijn:<br />
– storing opname element atmosferische druk,<br />
– storing opname element nokkenas,<br />
– storing opname element vliegwiel,<br />
– storing opname element koelvloeistoftemperatuur,<br />
– storing luchtdoorstroommeter,<br />
– storing opname element gaspedaal,<br />
– storing gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>,<br />
– storing verstuivers,<br />
– Storing elektroklep van inlaatnokkenasversteller,<br />
– storing rempedaalcontact,<br />
– storing bedieningselektroklep van de variabele inlaatluchtklep,<br />
– storing bobines,<br />
– storing voeding opname elementen,<br />
– storing rekeneenheid,<br />
– storing communicatie rekeneenheid inspuitsysteem/rekeneenheid automatische transmissie.<br />
● Bij een storing van het inspuitsysteem (prioriteit 2), verschijnt het rode symbool (in de vorm van een motor en het<br />
woord "STOP") met de woorden "CONTACT UITZETTEN" gevolgd door het woord "STOP". De spraakmaker,<br />
indien aanwezig, geeft de melding "Storing inspuitsysteem prioriteit 2". In dit geval moet de motor direct stilgezet<br />
worden. Deze storing is:<br />
– storing motor te heet.<br />
● Als de motor te heet is geworden, verschijnt het symbool van de storing motortemperatuur op het display met het<br />
woord "KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR" gevolgd door het woord "STOP". In dit geval moet de motor direct<br />
stilgezet worden.<br />
● Bij het aanzetten van het contact, licht het oranje waarschuwingslampje "On Board Diagnostic" (gesymboliseerd<br />
door een motor) 3 secondes op en gaat daarna uit.<br />
Als een storing is geconstateerd waardoor de uitlaatemissie te hoog is, licht het oranje OBD-lampje (On Board<br />
Diagnostic), gesymboliseerd door een motor, op:<br />
– knipperend bij een storing waardoor schade kan ontstaan aan de katalysator (schadelijke ontstekingsuitval),<br />
– vast als er te veel schadelijke uitlaatgassen zijn (vervuilende ontstekingsuitval, storing van de katalysator,<br />
storing van de lambda sondes, storing van het benzineaanvoercircuit, geen samenhang tussen de lambda<br />
sondes en storing van het dampabsorptievat).<br />
Editie 2
MOTORS F4R en V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Startvergrendeling<br />
17B-16<br />
17B<br />
Deze auto heeft een startvergrendeling van de 3 e generatie, dat wordt aangestuurd door een herkenningssysteem<br />
van de RENAULT-kaart met continu variabele code, waardoor er een speciale methode gevolgd moet worden voor<br />
het vervangen van de rekeneenheid.<br />
VERVANGEN VAN DE REKENEENHEID INSPUITING<br />
Zie hoofdstuk 17B Inspuitsysteem "Rekeneenheid" voor de methode voor het uitbouwen-inbouwen van de<br />
rekeneenheid.<br />
Zie hoofdstuk 82A "Startvergrendeling" voor de functies van de startvergrendeling.<br />
De rekeneenheden worden ongecodeerd geleverd, maar in alle rekeneenheden kan een code worden ingelezen.<br />
Na het vervangen van een rekeneenheid moet u de code van de auto inlezen in de nieuwe rekeneenheid en<br />
vervolgens controleren of de startvergrendeling correct werkt.<br />
Hiertoe zet u het contact enkele secondes aan en haalt u vervolgens de sleutel uit het contactslot. De<br />
startvergrendeling schakelt na ongeveer 10 secondes in (het rode startvergrendelingslampje knippert).<br />
LET OP:<br />
Bij dit type startvergrendeling blijft de rekeneenheid levenslang gecodeerd.<br />
Ook heeft dit systeem geen noodcode.<br />
Het is daarom verboden tests uit te voeren met een uit een andere auto of uit het magazijn geleende<br />
rekeneenheid.<br />
Deze kunnen niet meer worden gedecodeerd.<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />
DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD<br />
VERBINDING AIRCONDITIONING / REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />
17B-17<br />
17B<br />
De rekeneenheid van de inspuiting stuurt rechtstreeks de compressorkoppeling en houdt daarbij rekening met het<br />
door de compressor opgenomen vermogen en de druk van het koelmiddel in het circuit.<br />
De informatie die nodig is voor de werking van de airconditioning wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />
– Aansl. A A3 multiplexverbinding CAN L (Interieur).<br />
– Aansl. A A4 multiplexverbinding CAN H (Interieur).<br />
Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt het bedieningspaneel van de airconditioning om<br />
inschakeling van de airco-koppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />
de werking van de airco-koppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem aan en zorgt voor een verhoogd<br />
stationair toerental. Dit toerental is 900 tr/min.<br />
LET OP:<br />
De druk van het koudemiddel en het opgenomen vermogen zijn nooit 0, ongeacht of de compressor draait of niet.<br />
STRATEGIE VOOR HET STUREN VAN DE COMPRESSOR<br />
Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />
de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />
Strategie bij het starten van de motor<br />
De aircocompressor wordt de eerste 10 secondes na het starten van de motor niet ingeschakeld.<br />
Strategie voor het behoud van het acceleratievermogen bij het wegrijden op een helling.<br />
Om het wegrijden op een helling te verbeteren, wordt de aircocompressor uitgeschakeld gedurende 10 secondes.<br />
Beginvoorwaarden<br />
● Motortoerental hoger dan 1600 tr/min<br />
● EN rijsnelheid lager dan 10 km/u.<br />
● EN smoorklepstand hoger dan 30 %<br />
● EN laagste versnelling 1 e ingeschakeld<br />
Strategie tegen overtoeren<br />
De compressor wordt niet gekoppeld (of ontkoppeld) bij toerentallen boven 6304 tr/min.<br />
Strategie tegen oververhitting<br />
Eindvoorwaarden<br />
● Tijdschakeling van 10 secondes verstreken<br />
● OF rijsnelheid hoger dan 18 km/u<br />
● EN ingeschakelde versnelling hoger dan de<br />
1 e versnelling<br />
De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 115 °C bij hoog toerental en<br />
zware belasting.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />
DE AIRCOCOMPRESSOR HEEFT EEN VARIABELE CILINDERINHOUD<br />
VERBINDING REKENEENHEID AIRCONDITIONING - REKENEENHEID INSPUITSYSTEEM<br />
17B-18<br />
17B<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem staat het aansturen van de aircocompressor wel of niet toe, afhankelijk<br />
van de verzoeken van aircorekeneenheid en van de bedrijfsomstandigheden van de motor.<br />
De informatie die nodig is voor de werking wordt uitgewisseld via het multiplexnetwerk:<br />
– Aansl. A 12 multiplexverbinding CAN H (Interieur).<br />
– Aansl. A 13 multiplexverbinding CAN L (Interieur).<br />
Bij het indrukken van de schakelaar van de airconditioning, vraagt het bedieningspaneel van de airconditioning om<br />
inschakeling van de airco-koppeling. De rekeneenheid van het inspuitsysteem geeft wel of geen toestemming voor<br />
de werking van de airco-koppeling, stuurt de rekeneenheid van het inspuitsysteem aan en zorgt voor een verhoogd<br />
stationair toerental. Dit toerental is 700 tr/min.<br />
LET OP:<br />
De druk van het koudemiddel en het opgenomen vermogen zijn nooit 0, ongeacht of de compressor draait of niet.<br />
STRATEGIE VOOR HET STUREN VAN DE COMPRESSOR<br />
Onder bepaalde werkomstandigheden, kan de rekeneenheid van het inspuitsysteem middels de rekeneenheid van<br />
de airconditioning, het inschakelen van de aircocompressor tegengaan.<br />
Strategie bij het starten van de motor<br />
De aircocompressor wordt de eerste 10 secondes na het starten van de motor niet ingeschakeld.<br />
Strategie tegen oververhitting<br />
De compressor wordt niet ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 115 °C. Hij wordt weer<br />
ingeschakeld als de koelvloeistoftemperatuur lager is dan 110 °C.<br />
Behoud van vermogen<br />
De compressor wordt gedurende 5 secondes ontkoppeld als:<br />
Beginvoorwaarde<br />
– het gaspedaal diep wordt ingedrukt, meer dan 67°.<br />
Eindvoorwaarden<br />
– tijdschakeling van 5 secondes verstreken,<br />
– het gaspedaal wordt ingedrukt, minder dan 59°.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
Strategie tegen overtoeren<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Strategie inspuitsysteem - Airconditioning<br />
17B-19<br />
17B<br />
De compressor wordt ontkoppeld als het motortoerental hoger is dan 5400 tr/min in weer ingekoppeld als het<br />
motortoerental lager is dan 4900 tr/min.<br />
Strategie tegen afslaan door stuurbekrachtiging<br />
Koelvloeistoftemperatuur hoger dan 60 ˚C.<br />
Als de stuurbekrachtiging daarbij in werking komt als de rijsnelheid lager is dan 30 km/u of als het gaspedaal in de<br />
stand "gas los" staat, dan wordt de compressor gedurende 5 secondes ontkoppeld.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />
17B-20<br />
17B<br />
Het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> verzorgt de regeling van het stationair toerental en van de luchttoevoer naar de<br />
motor. Het bestaat uit een elektromotor en twee potentiometers voor het meten van de smoorklepstand.<br />
Als de motor stationair draait, staat de smoorklep in een vaste stand die afhankelijk is van het berekende toerental.<br />
Voor de berekening wordt rekening gehouden met belangrijke verbruikers (airconditioning) en de<br />
werkomstandigheden (lucht- en koelvloeistoftemperatuur).<br />
Als de bestuurder het gaspedaal indrukt, wordt dit verzoek vertaald door de smoorklep te openen ter verbetering<br />
van het rijcomfort, is de opening van de smoorklep niet recht evenredig met het verzoek van de bestuurder.<br />
Ter voorkoming van schokken, om het overschakelen te vergemakkelijken en voor de veiligheidssystemen, kan het<br />
<strong>smoorklephuis</strong> het koppel van de motor variëren.<br />
NOODPROGRAMMA VAN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />
Er zijn drie types noodprogramma's van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>.<br />
● Beperkt vermogen programma: dit is het programma voor elektrische storingen waarbij een veilige oplossing is<br />
voor het inspuitsysteem (signaal ontbreekt van een van de twee banen van het opname element gaspedaal of van<br />
de smoorklepweerstand).<br />
Dit programma beperkt het accelereren en begrenst de maximale opening van de smoorklep.<br />
● Programma geen informatie bestuurder: ook wel "elektrisch noodprogramma" genoemd. Dit programma<br />
komt in werking als er totaal geen informatie van het gaspedaal is, maar de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />
nog wel de luchttoevoer naar de motor regelt (de bekrachtiging van de smoorklep werkt nog wel).<br />
In dit programma, zorgt de rekeneenheid van het inspuitsysteem voor een gegeven motortoerental in elke<br />
versnelling en zorgt voor een stationair toerental bij een druk op het rempedaal.<br />
● Mechanisch noodprogramma: dit is het programma voor de storingen die ertoe leiden dat de smoorklep niet<br />
meer bekrachtigd kan worden.<br />
In dit geval staat de smoorklep in de mechanische ruststand, en beperkt de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />
het toerental door het onderbreken van de inspuiting.<br />
N.B.:<br />
Bij al deze programma's brandt het waarschuwingslampje inspuitsysteem op het instrumentenpaneel.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
17B-21<br />
17B<br />
Het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> verzorgt de regeling van het stationair toerental en van de luchttoevoer naar de<br />
motor. Het bestaat uit een elektromotor en twee potentiometers voor het meten van de smoorklepstand.<br />
Als de motor stationair draait, staat de smoorklep in een vaste stand die afhankelijk is van het berekende toerental.<br />
Voor de berekening wordt rekening gehouden met belangrijke verbruikers (airconditioning) en de<br />
werkomstandigheden (lucht- en koelvloeistoftemperatuur).<br />
Als de bestuurder het gaspedaal indrukt, wordt zijn verzoek vertaald in een vraag naar koppel die leidt tot het<br />
openen van de smoorklep en een ontstekingsvervroeging.<br />
Ter voorkoming van schokken, om het overschakelen te vergemakkelijken en voor de veiligheidssystemen, kan het<br />
<strong>smoorklephuis</strong> het koppel van de motor variëren.<br />
NOODPROGRAMMA VAN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />
Er zijn drie types noodprogramma's van het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong>.<br />
● Beperkt vermogen programma: dit is het programma voor elektrische storingen waarbij een veilige oplossing is<br />
voor het inspuitsysteem (signaal ontbreekt van een van de twee banen van het opname element gaspedaal of van<br />
de smoorklepweerstand).<br />
Dit programma beperkt het accelereren en begrenst de maximale opening van de smoorklep.<br />
● Mechanisch noodprogramma: dit is het programma voor de storingen die ertoe leiden dat de smoorklep niet<br />
meer bekrachtigd kan worden of waardoor er geen informatie van het pedaal is.<br />
In deze gevallen staat de smoorklep in de mechanische ruststand, en beperkt de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem het toerental door het onderbreken van de inspuiting.<br />
N.B.:<br />
Bij al deze programma's brandt het waarschuwingslampje inspuitsysteem op het instrumentenpaneel.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Correctie stationair toerental<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
Koelvloeistoftemperat<br />
uur in °C ± 1<br />
Motortoerental<br />
in tr/min<br />
CORRECTIE AFHANKELIJK VAN STROOMVERBRUIK EN ACCUSPANNING<br />
17B-22<br />
17B<br />
Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van<br />
stroomverbruikers bij een niet goed geladen accu. Deze correctie begint als de spanning lager wordt dan 12,7 V en<br />
kan een maximum toerental bereiken van 910 tr/min.<br />
VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING - REKENEENHEID INSPUITING<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem krijgt informatie van het drukcontact van de stuurbekrachtiging en om deze<br />
energieabsorptie te compenseren, kan het stationair toerental worden verhoogd.<br />
Het stationair toerental wordt verhoogd naar 784 tr/min.<br />
-20° 20° 40° 80° 100° 120°<br />
1072 976 896 752 752 848<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE ELEKTRISCHE VOORRUITVERWARMING<br />
Als de voorruit is ingeschakeld en als de koelvloeistoftemperatuur lager is dan 60 °C, wordt het stationair toerental<br />
vast 990 tr/min.<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE KOELVLOEISTOFVERWARMING<br />
Als de koelvloeistofverwarmingselementen zijn ingeschakeld (koelvloeistoftemperatuur lager dan 75 °C) wordt het<br />
stationair toerental vast tussen 900 en 1000 tr/min.<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET OPNAME ELEMENT GASPEDAAL<br />
Bij een storing in de twee potentiometers van het gaspedaal, wordt het motortoerental gebracht op ongeveer<br />
1500 tr/min. Als het rempedaal wordt ingedrukt, gaat dit toerental weer naar 750 tr/min.<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />
Bij een storing in de twee potentiometers van de smoorklep, gaat het <strong>smoorklephuis</strong> in de stand "mechanisch<br />
noodprogramma" (mechanische aanslag) Het toerental van de motor is begrensd op 2500 tr/min.<br />
N.B.:<br />
Na een koude start en langdurig stationair draaien, kan het toerental onverwacht dalen met 220 tr/min. Dit wordt<br />
veroorzaakt door een ingebouwde tijdschakeling.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Correctie stationair toerental<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE AFHANKELIJK VAN DE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
Koelvloeistofte<br />
mperatuur<br />
in °C ± 1<br />
Motortoerental<br />
in tr/min<br />
CORRECTIE AFHANKELIJK VAN STROOMVERBRUIK EN ACCUSPANNING<br />
17B-23<br />
17B<br />
-30 -20 - 10 0 10 30 40 50 60 70 90 110<br />
1000 1000 950 950 950 950 850 800 750 650 650 650<br />
Met behulp hiervan wordt een eventuele spanningsval gecompenseerd, ontstaan door het inschakelen van<br />
stroomverbruikers bij een niet goed geladen accu. Deze correctie begint als de spanning lager is dan 12,8 V<br />
gedurende 10 secondes en kan een maximum toerental bereiken van 850 tr/min.<br />
VERBINDING DRUKCONTACT STUURBEKRACHTIGING - REKENEENHEID INSPUITING<br />
Om de energieopname van de stuurbekrachtiging te compenseren, krijgt de rekeneenheid van het inspuitsysteem<br />
informatie over de druk in het stuurbekrachtigingscircuit (aansl. A18). Hij kan het stationair toerental met enkele<br />
toeren per minuut verhogen.<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET OPNAME ELEMENT GASPEDAAL<br />
Bij een storing in de twee banen van de potentiometer van het gaspedaal, wordt het motortoerental gebracht op<br />
2000 tr/min.<br />
STATIONAIR TOERENTALCORRECTIE BIJ EEN STORING IN HET GEMOTORISEERD SMOORKLEPHUIS<br />
Bij een storing in de twee banen van de potentiometer van de smoorklep, gaat het <strong>smoorklephuis</strong> in de<br />
"mechanische noodstand" (mechanische aanslag van het <strong>smoorklephuis</strong>).<br />
Het motortoerental is begrensd op ongeveer 1800 tr/min.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Adaptieve correctie stationair toerental<br />
ADAPTIEVE CORRECTIE VAN HET STATIONAIR TOERENTAL<br />
PRINCIPE<br />
17B-24<br />
17B<br />
Bij de normaal gebruikstemperatuur van de motor, varieert de waarde van het stuursignaal (RCO) bij het stationaire<br />
toerental vanuit een middenwaarde tussen een hoge en een lage waarde om het nominale stationair toerental te<br />
krijgen.<br />
Door veranderingen tijden het gebruik (inrijden, vervuiling in de motor...) kan de waarde van het cyclisch<br />
stuursignaal (RCO.) dicht bij de hoogste of laagste waarde komen.<br />
De adaptieve correctie van het RCO-signaal corrigeert de langzame variaties van de luchtbehoefte van de motor,<br />
om het RCO-signaal op een gemiddelde waarde te houden.<br />
Deze correctie is alleen effectief als de koelvloeistof warmer is dan 75 °C en 32 secondes na het starten van de<br />
motor en in de regelfase van het stationaire toerental.<br />
STUURSIGNAAL STATIONAIR TOERENTAL EN ZIJN ADAPTIEVE CORRECTIE<br />
BETEKENIS VAN DE PARAMETERS<br />
Nominaal toerental X = 750 tr/min<br />
Spruitstukdruk stationair X = 320 mbar<br />
Stuursignaal Stationair<br />
Toerental (RCO)<br />
Adaptieve correctie Stationair<br />
Toerental (RCO)<br />
3 % ≤ X ≤ 30 %<br />
Laagste waarde: - 7,8 %<br />
Hoogste waarde: + 7,8 %<br />
Bij een te grote luchtaanvoer (valse lucht, smoorklepaanslag ontregeld...) stijgt het stationair toerental, en wordt de<br />
waarde van RCO-stuursignaal kleiner om het stationaire toerental op de voorgeschreven waarde te houden; de<br />
waarde van de adaptieve correctie neemt af om het stuursignaal opnieuw te centreren.<br />
Bij een te geringe luchtaanvoer (vervuiling enz.) is de werking tegenovergesteld: de waarde van het RCOstuursignaal<br />
wordt groter en de adaptieve correctie wordt ook groter, om het stuursignaal opnieuw te centreren rond<br />
de gemiddelde waarde.<br />
BELANGRIJK:<br />
Na het wissen van de geheugens van de rekeneenheid, moet u de motor starten, stilzetten, en daarna de motor<br />
stationair laten draaien zodat de adaptieve correctie zich correct kan instellen.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Mengselregeling<br />
MOTOR F4R Mengselregeling<br />
MENGSELREGELING<br />
17B-25<br />
17B<br />
De motor met rekeneenheid "SAGEM S 2000 T" heeft twee lambda sondes: een voor en een achter de katalysator.<br />
VERWARMING VAN DE SONDES<br />
De verwarming van de lambda sondes wordt gestuurd door de rekeneenheid:<br />
– de druk in het <strong>inlaatspruitstuk</strong> is lager dan een waarde die bepaald wordt door een kenveld van de motorwerking,<br />
– de snelheid is lager dan 135 km/u,<br />
– na een bepaalde tijd, afhankelijk van het toerental van de motor (buiten gas los) en de koelvloeistoftemperatuur.<br />
De verwarming van de lambda sondes stopt:<br />
– als de snelheid hoger is dan 140 km/h (waarde wordt ter informatie gegeven),<br />
– bij zware belasting van de motor.<br />
SPANNING VAN DE VOORSTE SONDE<br />
De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter "spanning voorste lambda sonde" is de spanning die de<br />
voor de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />
millivolts. In de mengselregelfase, moet de spanning snel schommelen tussen twee waarden:<br />
– 100 mV ± 100 voor een arm mengsel,<br />
– 800 mV ± 100 voor een rijk mengsel.<br />
Hoe kleiner het verschil tussen deze waarden, hoe onbetrouwbaarder de informatie (het verschil is meestal ten<br />
minste 500 mV).<br />
N.B.:<br />
Als het verschil klein is, controleer dan de verwarming van de lambda sonde.<br />
SPANNING VAN DE ACHTERSTE LAMBDA SONDE<br />
De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter "spanning achterste lambda sonde" is de spanning die<br />
de achter de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />
millivolts.<br />
Met deze sonde wordt de werking gecontroleerd van de katalysator en een tweede, nauwkeurige controle<br />
uitgevoerd van het mengsel (langzame regelcyclus). Deze functie treedt pas in werking als de motor reeds enige tijd<br />
draait.<br />
In de regelfase, en bij stabiel toerental, moet de spanning variëren binnen een gebied van 600 mV ± 100.<br />
Bij afremmen op de motor, moet de spanning lager zijn dan 200 mV.<br />
Let niet op de waarde van de spanning op het diagnoseapparaat bij stationair draaien.<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
MENGSELCORRECTIE<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Mengselregeling<br />
17B-26<br />
17B<br />
De waarde die het diagnoseapparaat aangeeft bij de parameter "mengselcorrectie" is een weergave van de<br />
gemiddelde mengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de informatie over de<br />
menselsamenstelling welke afkomstig is van de voorste lambda sonde. De lambda sonde analyseert in feite de<br />
hoeveelheid zuurstof in de uitlaatgassen, wat een maat is voor de samenstelling van het benzine/luchtmengsel.<br />
De correctie heeft als middenwaarde 128 en als uitersten 0 en 255:<br />
– waarde lager dan 128: het mengsel moet armer worden,<br />
– waarde hoger dan 128: het mengsel moet rijker worden.<br />
ACTIVEREN VAN DE MENGSELREGELING<br />
Regelfase<br />
Het activeren van de regeling gebeurt na een startvertraging van maximaal 15 minuten en als de<br />
koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 0 °C.<br />
Regelfase uitgeschakeld<br />
Tijdens de regelfase, houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met de door de sonde<br />
afgegeven spanning, deze omstandigheden zijn:<br />
● bij vol gas,<br />
● bij sterk accelereren,<br />
● bij afremmen op de motor bij gas los signaal,<br />
● bij een defecte lambda sonde.<br />
NOODPROGRAMMA BIJ EEN DEFECTE LAMBDA SONDE<br />
Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (varieert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase, schakelt de<br />
rekeneenheid pas over op het noodprogramma als de storing gedurende 3 minuten aanwezig is geweest..<br />
De storing wordt ook slechts in dat geval in het geheugen geregistreerd. In dit geval is de parameter<br />
"mengselcorrectie" 116 of 152.<br />
Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregistreerd<br />
schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Mengselregeling<br />
De motor met rekeneenheid "HITACHI" heeft twee lambda sondes voor en achter de katalysator.<br />
VERWARMING VAN DE SONDES<br />
17B-27<br />
17B<br />
De verwarming van de voorste lambda sondes wordt aangestuurd door de rekeneenheid als aan alle volgende<br />
voorwaarden is voldaan:<br />
– het motortoerental is lager dan 2800 tr/min,<br />
– de accuspanning is lager dan 15 V,<br />
– na een vertraging, na het starten, van 4 secondes,<br />
– als er geen storing is van de lambda sondes.<br />
De verwarming van de achterste lambda sondes wordt aangestuurd door de rekeneenheid als aan alle volgende<br />
voorwaarden is voldaan:<br />
– het motortoerental is lager dan 3200 tr/min,<br />
– de accuspanning is lager dan 15 V,<br />
– na een vertraging, na het starten, van 2 minuten,<br />
– als er geen storing is van de lambda sondes.<br />
SPANNING VAN DE VOORSTE SONDE<br />
De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter "spanning voorste lambda sonde" is de spanning die de<br />
voor de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />
millivolts.<br />
Als de rekeneenheid het mengsel corrigeert afhankelijk van de twee sondes, is de regelkring "gesloten".<br />
In de mengselregelfase, moet de spanning snel schommelen tussen twee waarden:<br />
– 100 en 600 mV voor een arm mengsel,<br />
– 350 en 800 mV voor een rijk mengsel.<br />
Hoe kleiner het verschil tussen deze waarden, hoe onbetrouwbaarder de informatie van de sonde.<br />
N.B.:<br />
Als het verschil klein is, controleer dan de verwarming van de lambda sonde.<br />
SPANNING VAN DE ACHTERSTE LAMBDA SONDE<br />
De waarde die het diagnoseapparaat geeft bij de parameter: "Spanning achterste lambda sonde" is de spanning die<br />
de achter de katalysator geplaatste lambda sonde afgeeft aan de rekeneenheid. Deze waarde wordt uitgedrukt in<br />
millivolts.<br />
Met deze sonde wordt de werking gecontroleerd van de katalysator en een tweede, nauwkeurige controle<br />
uitgevoerd van het mengsel (langzame regelcyclus). Deze functie treedt pas in werking als de motor reeds enige tijd<br />
draait.<br />
In de regelfase, en bij stabiel toerental, moet de spanning variëren tussen 430 en 480 mV. Bij afremmen op de<br />
motor, moet de spanning variëren rond 0 mV.<br />
Let niet op de waarde van de spanning op het diagnoseapparaat bij stationair draaien.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
MENGSELCORRECTIE<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Mengselregeling<br />
17B-28<br />
17B<br />
De waarde die het diagnoseapparaat aangeeft bij de parameter: PR173 en PR174, "Mengselregeling rij 1 of 2", is<br />
een weergave van de gemiddelde mengselcorrectie die door de rekeneenheid wordt uitgevoerd aan de hand van de<br />
informatie over de menselsamenstelling welke afkomstig is van de voorste lambda sonde (de lambda sonde<br />
analyseert in feite het zuurstofgehalte in de uitlaatgassen).<br />
De correctiewaarde heeft als middelpunt 100 %:<br />
– waarde lager dan 100 %: verzoek om verarming,<br />
– waarde hoger dan 100 %: verzoek om verrijking.<br />
ACTIVEREN VAN DE MENGSELREGELING<br />
Het activeren van de regeling gebeurt na een startvertraging (afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur), die<br />
varieert van 6 secondes bij een temperatuur hoger dan 80 °C tot 30 secondes bij een temperatuur lager dan -<br />
10 °C.<br />
Regelfase uitgeschakeld<br />
Tijdens de regelfase, houdt de rekeneenheid onder bepaalde omstandigheden geen rekening met de door de sonde<br />
afgegeven spanning, deze omstandigheden zijn:<br />
– bij vol gas,<br />
– bij sterk accelereren,<br />
– bij afremmen op de motor met onderbreking van de inspuiting,<br />
– bij een defecte lambda sonde.<br />
NOODPROGRAMMA BIJ EEN DEFECTE LAMBDA SONDE<br />
Als de spanning van de lambda sonde niet goed is (varieert nauwelijks of helemaal niet) in de regelfase, schakelt de<br />
rekeneenheid pas over op het noodprogramma als de storing gedurende 3 minuten aanwezig is geweest. In dit<br />
geval, zijn de parameters "Mengselregeling rij 1 of 2" 100 %".<br />
Wanneer een defect in de sonde wordt geconstateerd terwijl dit defect reeds in het geheugen is geregistreerd<br />
schakelt de rekeneenheid de regeling direct uit.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Adaptieve mengselcorrectie<br />
PRINCIPE<br />
17B-29<br />
17B<br />
Tijdens de regelfase, corrigeert de mengselregeling de inspuitduur zodat de dosering zo dicht mogelijk bij de<br />
mengselverhouding lambda = 1 is. De correctiewaarde ligt dicht bij 128, met als uitersten 0 en 255.<br />
De adaptieve mengselcorrectie verschuift het inspuitgebied zodat de mengselregeling weer wordt gecentreerd<br />
rondom 128.<br />
Als het geheugen van de rekeneenheid ”schoon” is, zijn de adaptieve correctiewaarden gemiddeld 128 met als<br />
uiterste waarden:<br />
Omstandigheden:<br />
– warme motor: koelvloeistoftemperatuur hoger dan 70 °C,<br />
– motortoerental niet boven 4000 tr/min,<br />
– losgenomen dampabsorptievat bij de elektroklep of afgesloten afzuigslang op de motor.<br />
Te doorlopen drukgebieden tijdens de proefrit<br />
Er zijn vijf drukgebieden die tijdens de rit moeten worden doorlopen, deze zones zijn als volgt vastgelegd:<br />
Uitschakeling van de adaptieve waarden bij langdurige stationair toerentalregeling bij warme motor<br />
Als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 80 °C tijdens langer dan 10 secondes stationair draaien, dan worden<br />
de adaptieve waarden vastgezet tot aan het einde van het stationair draaien.<br />
Na deze rit zijn de correcties operationeel. U moet nu nog 5 tot 10 kilometer soepel en met wisselende snelheden<br />
doorrijden.<br />
Noteer na deze proefrit de waarden van de adaptieve correcties. Zij mogen nu niet meer 128 (de beginwaarde) zijn.<br />
Zoniet, maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandigheden.<br />
BETEKENIS VAN DE WAARDEN VAN DE PROEFRIT<br />
Mengselcorrectie 60 ≤ X ≤ 190<br />
Adaptieve mengselcorrectie belast 82 ≤ X ≤ 224<br />
Adaptieve mengselcorrectie stationair 32 ≤ X ≤ 224<br />
Drukgebied n° 1<br />
(mbar)<br />
Drukgebied n° 2<br />
(mbar)<br />
Drukgebied n° 3<br />
(mbar)<br />
Drukgebied n° 4<br />
(mbar)<br />
Drukgebied n° 5<br />
(mbar)<br />
MOTOR F4R 250 --------------- 400 ------------------- 517 ------------------ 635 ------------------- 753 ------------- 1298<br />
Gemiddeld 325 Gemiddeld 458 Gemiddeld 576 Gemiddeld 694 Gemiddeld 1025<br />
Bij onvoldoende brandstoftoevoer (inspuitstukken vervuild, benzinedruk te laag...), neemt de waarde van de<br />
mengselregeling toe om lambda = 1 te houden en neemt de adaptieve mengselcorrectie toe om de middenwaarde<br />
van de mengselcorrectie op 128 te houden. Bij een te grote brandstoftoevoer, gebeurt het omgekeerde.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
PRINCIPE<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Adaptieve mengselcorrectie<br />
17B-30<br />
17B<br />
Tijdens de regelfase, corrigeert de mengselregeling (PR173 en 174) de inspuitduur zodanig dat de<br />
mengselverhouding zo dicht mogelijk bij lambda = 1 ligt. De correctie is dicht bij 100 % en als uitersten 75 % en<br />
125 %<br />
De adaptieve mengselcorrectie (PR177 en 178) verschuift het inspuitgebied zodat de mengselregeling weer wordt<br />
gecentreerd rondom 100 %.<br />
De adaptieve correctie is 100 % na het initialiseren (wissen van het geheugen) en heeft als uiterste waarden 74 %<br />
en 139 %.<br />
Mengselregeling rij 1 of 2 75 % ≤ PR173 en 174 ≤ 125 %<br />
Adaptieve mengselregeling rij 1 of 2 74 % ≤ PR 77 en 178 ≤ 139 %<br />
Omstandigheden voor het inlezen van de adaptieve mengselcorrectie:<br />
– warme motor, koelvloeistoftemperatuur hoger dan 70 °C,<br />
– mengselregeling actief,<br />
– losgenomen dampabsorptievat bij de elektroklep of afgesloten afzuigslang op de motor.<br />
Na deze rit zijn de correcties operationeel. U moet nu nog 5 tot 10 kilometer soepel en met wisselende snelheden<br />
doorrijden.<br />
Noteer na deze proefrit de waarden van de adaptieve correcties. Zij mogen nu niet langer 100 % (de beginwaarde)<br />
zijn. Zoniet, maak dan opnieuw een proefrit en let daarbij beter op de voorgeschreven omstandigheden.<br />
BETEKENIS VAN DE WAARDEN VAN DE PROEFRIT<br />
Bij onvoldoende brandstofaanvoer, neemt de waarde van de mengselregeling (PR173 en 174) toe om lambda zo<br />
dicht mogelijk bij 1 te houden en worden de adaptieve correcties groter om de mengselcorrectie weer rond 100 % te<br />
laten schommelen. Bij een te grote brandstoftoevoer, gebeurt het omgekeerde.<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />
De koelventilateur wordt aangestuurd door de rekeneenheid van de inspuiting.<br />
ANTIDAMPBELFUNCTIE<br />
Het antidampbelsysteem wordt aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het inspuitsysteem.<br />
17B-31<br />
17B<br />
Na het afzetten van het contact, staat het systeem standby. Als de koelvloeistof warmer wordt dan 107 ºC<br />
gedurende de 49 secondes volgend op het stilzetten van de motor, wordt de lage snelheid van de ventilateurmotor<br />
aangestuurd.<br />
Als de temperatuur van de koelvloeistof weer lager is dan 85 ºC, wordt de voeding van het relais van de<br />
ventilateurmotor uitgeschakeld (de ventilateurmotor draait niet langer dan 10 minuten).<br />
WERKING VAN DE KOELVENTILATEURS<br />
– De koelventilateur wordt met de lage snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 98 ºC en wordt weer<br />
uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 95 ºC zakt,<br />
– De koelventilateur wordt met de hoge snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 102 ºC en wordt<br />
weer uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 99 ºC zakt.<br />
WERKING VAN HET WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
Het lampje van de temperatuur brandt vast als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 118 °C. Het gaat uit als de<br />
temperatuur lager wordt dan 115 °C.<br />
WERKING VAN ELEKTRISCHE WATERPOMP (KOELING VAN DE TURBOCOMPRESSOR)<br />
Bij dit systeem wordt de koeling van de turbocompressor geregeld door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het inspuitsysteem.<br />
Na het afzetten van het contact, staat het systeem standby. Als de temperatuur van de koelvloeistof warmer wordt<br />
dan 107 ˚C gedurende de 3 minuten volgend op het stilzetten van de motor, wordt de lage snelheid van de<br />
koelventilateur aangestuurd.<br />
Als de temperatuur van de koelvloeistof weer lager is dan 80 ˚C, wordt de voeding van het relais van de<br />
koelventilateur uitgeschakeld (de koelventilateur draait niet langer dan 10 minuten).<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Centrale koelvloeistoftemperatuurregeling<br />
De koelventilateur wordt aangestuurd door de rekeneenheid van de inspuiting.<br />
ANTIDAMPBELFUNCTIE<br />
Het antidampbelsysteem wordt aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem.<br />
De informatie van de koelvloeistoftemperatuur is afkomstig van het inspuitsysteem.<br />
17B-32<br />
17B<br />
Na het afzetten van het contact, staat het systeem standby. Als de temperatuur van de koelvloeistof hoger wordt dan<br />
102 °C gedurende de 2 minuten die volgen op het stilzetten van de motor, wordt het relais van de lage<br />
ventilateursnelheid gevoed.<br />
Als de koelvloeistoftemperatuur weer lager is dan 95 °C, wordt het relais van de koelventilateur uitgeschakeld. De<br />
koelventilateur krijgt maximaal 10 minuten voeding.<br />
WERKING VAN DE KOELVENTILATEURS<br />
– De koelventilateur wordt met de lage snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 99 ºC en wordt weer<br />
uitgeschakeld zodra de temperatuur lager is dan 95 ºC.<br />
– De koelventilateur wordt met de hoge snelheid aangestuurd als de koelvloeistof warmer is dan 102 ºC en wordt<br />
weer uitgeschakeld zodra de temperatuur onder 99 ºC zakt.<br />
WERKING VAN HET WAARSCHUWINGSLAMPJE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR<br />
Het waarschuwingslampje licht op als de koelvloeistoftemperatuur hoger wordt dan 118 ºC en dooft weer als de<br />
temperatuur is gedaald tot 114 ºC.<br />
TOERENBEGRENZING BIJ TE HETE MOTOR<br />
Als de motor te heet is, wordt het motortoerental begrensd op ongeveer 6375 tr/min.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Inlaatnokkenasverstellers<br />
MOTOR V4Y Inlaatnokkenasverstellers<br />
17B-33<br />
17B<br />
De nokkenasverstellers zijn op de inlaatnokkenassen gemonteerd. Hun taak is de afstelling van de distributie te<br />
variëren.<br />
Zij worden continu aangestuurd door de rekeneenheid van het inspuitsysteem via twee elektrokleppen.<br />
De elektrokleppen worden aangestuurd door een "RCO"-signaal (Cyclisch Stuur Signaal).<br />
Deze regelen de oliedoorlaat naar de nokkenasverstellers, afhankelijk van de werkomstandigheden van de motor.<br />
VOORWAARDEN VOOR DE WERKING<br />
De elektrokleppen voor het bedienen van de nokkenasverstellers worden aangestuurd als aan alle onderstaande<br />
voorwaarden is voldaan:<br />
– geen storing opname element vliegwiel,<br />
– geen storingen in het inspuitsysteem,<br />
– geen storingen van de opname elementen stand nokkenas,<br />
– na het starten van de motor,<br />
– niet stationair toerental,<br />
– accuspanning tussen 10 en 16 V,<br />
– motortoerental > 1200 tr/min,<br />
– koelvloeistoftemperatuur tussen 60 en 120 °C.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Koelvloeistofverwarmingselement<br />
MOTOR F4R Koelvloeistofverwarmingselement<br />
De drie verwarmingselementen bevinden zich op een<br />
koelvloeistofhuis op de cilinderkop, ter hoogte van de<br />
verbinding tussen motor en versnellingsbak.<br />
Dit systeem wordt gebruikt voor het op temperatuur<br />
brengen van de koelvloeistof.<br />
De verwarmingselementen worden via twee relais met<br />
12 V bekrachtigd. Het ene relais bedient twee<br />
verwarmingselementen, het andere relais slechts één.<br />
Op deze manier is het mogelijk een, twee of drie<br />
verwarmingselementen aan te sturen, al naar gelang<br />
de omstandigheden.<br />
De weerstand van de verwarmingselementen is:<br />
0,45 ± 0,05 Ω bij 20 °C.<br />
17B-34<br />
Werking<br />
17B<br />
Als de verwarmingselementen zijn ingeschakeld,<br />
wordt het stationair toerental gebracht op 1000 tr/min.<br />
De verwarmingselementen zijn uitgeschakeld bij:<br />
– ingeschakelde voorruitverwarming,<br />
– als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 75 ºC,<br />
– als de accuspanning lager is dan 13 V.<br />
Als aan deze voorwaarden is voldaan bepalen de<br />
luchttemperatuur en de koelvloeistoftemperatuur het<br />
programma voor het bekrachtigen van de<br />
verwarmingselementen.<br />
X Koelvloeistoftemperatuur in ˚C<br />
Y Luchttemperatuur in ˚C<br />
Niet gearceerde zone: verwarmingselement uit<br />
Gearceerde zone: verwarmingselement aan<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Koelvloeistofverwarmingselement<br />
Als de accuspanning > 13 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding<br />
verwarmingselementen<br />
17B-35<br />
Voeding van een<br />
verwarmingselement<br />
Als na 20 secondes de<br />
accuspanning > 13 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding<br />
verwarmingselementen<br />
17B<br />
Voeding van twee<br />
verwarmingselementen<br />
Als na 20 secondes de<br />
accuspanning > 13 V<br />
Als dit niet zo is dan<br />
Geen voeding<br />
verwarmingselementen<br />
Voeding van drie<br />
verwarmingselementen zolang<br />
de accuspanning > 13 V en<br />
zolang nog niet aan de eerder<br />
genoemde omstandigheden<br />
wordt voldaan.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Regeling van de turbodruk<br />
REGELING VAN DE TURBODRUK<br />
De turbodruk wordt geregeld door de stand van de drukregelklep (wastegate).<br />
PRINCIPE<br />
17B-36<br />
17B<br />
Deze drukregelklep, die via een steel is verbonden met de balg van de wastegate, wordt aangestuurd door de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem via een elektroklep. Deze elektroklep, geopend in de ruststand, is geplaatst op<br />
de inlaatslang tussen het luchtfilter en de ingang van de turbocompressor.<br />
In de ruststand (geopend), verbindt deze elektroklep de uitgang van de turbocompressor (de turbodruk) en de<br />
bedieningsbalg van de drukregelklep.<br />
Hierdoor werkt de turbodruk rechtstreeks op de balg, de drukregelklep (wastegate) opent zich en de maximaal<br />
mogelijke druk is ongeveer 1350 mbar - 1400 mbar, ongeacht het toerental van de motor (dit is de minimale<br />
drukvulling van de motor).<br />
Als de elektroklep wordt aangestuurd, wordt de informatie van de turbodruk (bij de uitgang van de turbocompressor)<br />
omgeleid naar de ingang van de turbocompressor. Hierdoor werkt de turbodruk niet op de balg, de drukregelklep<br />
(wastegate) sluit zich tot een stand die wordt bepaald door het regelsysteem.<br />
Behalve de regeling van de turbodruk, stuurt de rekeneenheid de motor aan voor een gelijkblijvend koppel bij volle<br />
belasting.<br />
Dat wil zeggen dat, ongeacht de omstandigheden van de motor (luchttemperatuur, atmosferische druk...) het<br />
maximale koppel altijd 250 N.m is en het vermogen 120 kW. Hierdoor is bij een luchttemperatuur van 20 °C, de<br />
turbodruk bij volle belasting lager dan bij 50 °C. Ondanks de koppelregeling, kan de turbodruk nooit hoger worden<br />
dan 1800 mbar.<br />
REGELING VAN DE TURBODRUK<br />
De turbodruk is dus afhankelijk van de stand van de elektroklep van de turbodruk, die wordt aangestuurd door een<br />
RCO-signaal (cyclisch stuursignaal).<br />
De turbodruk wordt geregeld als:<br />
– de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan 30 °C,<br />
– de turbodruk hoger is dan 1100 mbar.<br />
LET OP:<br />
De waarde van de gesloten elektroklep is nooit 0. De minimale waarde is ongeveer 1,13 % de maximale waarde is<br />
ook geen 100 %, maar is 98,8 %.<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
ADAPTIEVE CORRECTIE VAN DE TURBODRUK<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Regeling van de turbodruk<br />
17B-37<br />
17B<br />
Onder normale bedrijfsomstandigheden, varieert de waarde van het RCO-signaal naar de elektroklep voor de<br />
regeling van de turbodruk tussen een hoge en een lage waarde om de gewenste turbodruk te krijgen.<br />
Door veranderingen tijden het gebruik (inrijden, vervuiling in de motor...) kan de waarde van het Cyclisch<br />
Stuursignaal dicht bij de hoogste of laagste waarde komen.<br />
De adaptieve correctie van het RCO-signaal corrigeert de langzame variaties van de regeling van de turbodruk, om<br />
het RCO-signaal op een gemiddelde waarde te houden.<br />
Deze correctie is alleen effectief als:<br />
– het motortoerental hoger is dan 2000 tr/min,<br />
– de spruitstukdruk stabiel is, met een afwijking van minder dan 22 mbar,<br />
– de turbodruk hoger is dan 1350 mbar.<br />
WAARDE VAN HET CYCLISCH STUURSIGNAAL (RCO) VAN DE ELEKTROKLEP VAN DE<br />
TURBODRUKREGELING EN ZIJN ADAPTIEVE CORRECTIE<br />
Cyclisch Stuursignaal elektroklep<br />
turbodrukregeling<br />
Adaptief Cyclisch Stuursignaal elektroklep<br />
turbodrukregeling<br />
1,13 % ≤ X ≤ 98,83 %<br />
Laagste waarde: - 30 %<br />
Hoogste waarde: + 30 %<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
ALGEMEEN<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Snelheidsregelaar - Afstandsregelaar - Snelheidsbegrenzer<br />
17B-38<br />
17B<br />
Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />
aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />
functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, koppelingspedaal of door een<br />
van de toetsen van het systeem.<br />
De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />
snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />
gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />
Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />
met afstandsregelaar:<br />
– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />
– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />
– Knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling).<br />
Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />
– A C3: Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />
– A A2: Aan / Uit snelheidsregelaar of<br />
afstandsregelaar<br />
– A D2: Voeding stuurwieltoets<br />
– A D3: Signaal stuurwieltoets<br />
– A E4: Ingang remlichtschakelaar openen<br />
– A C4: Ingang koppelingscontact (afhankelijk van de<br />
uitvoering)<br />
– A G2: Voeding potentiometer 1 van pedaal<br />
– A F2: Voeding potentiometer 2 van pedaal<br />
– A H3: Massa potentiometer 1 van pedaal<br />
– A F4: Massa potentiometer 2 van pedaal<br />
– A H2: Signaal potentiometer 1 van pedaal<br />
– A F3: Signaal potentiometer 2 van pedaal<br />
– A A3: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />
– A A4: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />
– B K4: Multiplexverbinding CAN H (motor)<br />
– B K3: Multiplexverbinding CAN L (motor)<br />
De informatie die de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />
– De rijsnelheid (ABS).<br />
– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />
– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />
transmissie).<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />
het multiplexnetwerk:<br />
– De ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) op<br />
het instrumentenpaneel.<br />
– Het branden van het lampje (oranje, groen of<br />
knipperend).<br />
– De informatie voor het overschakelen van de<br />
versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />
● de informaties van het gaspedaal<br />
● de informatie van het rempedaalcontact<br />
● de informatie van het koppelingspedaalcontact<br />
● de informatie van de aan/uit schakelaar<br />
● de informaties van de stuurwieltoetsen<br />
● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />
● de informaties van de rekeneenheid van de<br />
automatische transmissie.<br />
Met de informatie, stuurt de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> aan<br />
om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />
van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />
snelheid van de voorligger in het geval van de<br />
afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />
overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
ALGEMEEN<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Snelheidsregelaar - Afstandsregelaar - Snelheidsbegrenzer<br />
17B-39<br />
17B<br />
Met de snelheidsregeling met afstandsregeling: kan de door de bestuurder ingestelde snelheid worden<br />
aangehouden, en in het geval van de afstandsregelaar, worden aangepast aan de snelheid van de voorligger. Deze<br />
functie kan op ieder moment worden uitgeschakeld door een druk op het rempedaal, of door een van de toetsen van<br />
het systeem.<br />
De snelheidsbegrenzer: geeft de bestuurder de mogelijkheid een maximum snelheid in te stellen. Voorbij deze<br />
snelheid is het gaspedaal niet actief. De ingestelde maximum snelheid kan altijd worden overschreden als het<br />
gaspedaal wordt ingedrukt voorbij een zwaar punt.<br />
Een controlelampje op het instrumentenpaneel informeert de bestuurder over de staat van de spanningsregelaarsnelheidsbegrenzer<br />
met afstandsregelaar :<br />
– Groen lampje: Regelaar ingeschakeld.<br />
– Oranje lampje: Begrenzer ingeschakeld.<br />
– Knipperend lampje: de ingestelde snelheid kan niet worden vastgehouden (bijvoorbeeld tijdens een afdaling)<br />
Voor het besturen van deze functies, ontvangt de<br />
rekeneenheid van het inspuitsysteem op aansluiting:<br />
– A 29: Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />
– A 30: Aan / Uit snelheidsregelaar of afstandsregelaar<br />
– A 54: Massa stuurwieltoets<br />
– A 55: Signaal stuurwieltoets<br />
– A 11: Ingang remlichtschakelaar openen<br />
– A 43: Voeding potentiometer 1 van pedaal<br />
– A 24: Voeding potentiometer 2 van pedaal<br />
– A 37: Massa potentiometer 1 van pedaal<br />
– A 40: Massa potentiometer 2 van pedaal<br />
– A 38: Signaal potentiometer 1 van pedaal<br />
– A 39: Signaal potentiometer 2 van pedaal<br />
– A 13: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />
– A 12: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />
– A 32: Multiplexverbinding CAN L (interieur)<br />
– A 31: Multiplexverbinding CAN H (interieur)<br />
De informatie die de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem ontvangt op het multiplexnetwerk zijn:<br />
– De rijsnelheid (ABS).<br />
– Signaal remlichtschakelaar sluiten (ABS).<br />
– De ingeschakelde versnelling (automatische<br />
transmissie).<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem stuurt naar<br />
het multiplexnetwerk:<br />
– de ingestelde snelheid (regeling of begrenzing) voor<br />
het instrumentenpaneel,<br />
– het branden van het lampje (oranje, groen of<br />
knipperend),<br />
– de informatie voor het overschakelen van de<br />
versnellingsbak (afhankelijk van de uitvoering).<br />
De rekeneenheid van het inspuitsysteem ontvangt:<br />
● de informaties van het gaspedaal<br />
● de informatie van het rempedaalcontact<br />
● de informatie van de aan/uit schakelaar<br />
● de informaties van de stuurwieltoetsen<br />
● de informatie van de rekeneenheid van het ABS<br />
● de informaties van de rekeneenheid van de<br />
automatische transmissie.<br />
Met de informatie, stuurt de rekeneenheid van het<br />
inspuitsysteem het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong> aan<br />
om de ingestelde snelheid vast te houden in het geval<br />
van de snelheidsregelaar, aan te passen aan de<br />
snelheid van de voorligger in het geval van de<br />
afstandsregelaar, en de ingestelde snelheid niet te<br />
overschrijden in het geval van de snelheid begrenzer.<br />
Editie 2
MOTORS F4R en V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Snelheidsregelaar - Afstandsregelaar - Snelheidsbegrenzer<br />
WERKING VAN DE SNELHEIDSREGELAAR<br />
Beginvoorwaarden<br />
● schakelaar op "snelheidsregelaar"<br />
● versnelling hoger dan de 2 e versnelling<br />
● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />
(ter informatie)<br />
● lampje regelaar brandt (groen)<br />
● druk op "+", "-" of "resume" (hervat)<br />
Eindvoorwaarden<br />
● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />
● druk op rempedaal of koppelingspedaal<br />
● druk op "0"<br />
● schakelaar op "uit"<br />
● ingreep door het elektronisch stabiliteits programma<br />
(ESP)<br />
WERKING VAN DE AFSTANDSREGELAAR<br />
Beginvoorwaarden<br />
● schakelaar op "afstandsregelaar"<br />
● rijsnelheid 50 km/u minimum, 180 km/u maximum<br />
(ter informatie)<br />
● lampje regelaar brandt (groen)<br />
● druk op "+", "-" of "resume" (hervat)<br />
Eindvoorwaarden<br />
● druk op gaspedaal (tijdelijk uit)<br />
● druk op rempedaal<br />
● druk op "0",<br />
● schakelaar op "uit"<br />
● ingreep door het elektronisch stabiliteits programma<br />
(ESP)<br />
● rijsnelheid lager dan 30 km/u<br />
17B-40<br />
17B<br />
WERKING VAN DE SNELHEIDSBEGRENZER<br />
Beginvoorwaarden<br />
● schakelaar op "snelheidsbegrenzer"<br />
● versnelling hoger dan de 2 e versnelling<br />
● rijsnelheid 30 km/u minimum, 200 km/u maximum<br />
(ter informatie)<br />
● lampje begrenzer brandt (oranje)<br />
● druk op "+", "-" of "resume" (hervat)<br />
Eindvoorwaarden<br />
● druk op gaspedaal (voorbij zwaar punt)<br />
● lange druk op rempedaal<br />
● druk op "0",<br />
● schakelaar op "uit"<br />
● ingreep door het elektronisch stabiliteits programma<br />
(ESP)<br />
N.B.:<br />
Als het lampje knippert kan de ingestelde snelheid niet<br />
worden vastgehouden.<br />
Noodprogramma<br />
Bij een defect of storing in:<br />
Het ESP, het inspuitsysteem, het ABS.<br />
De systemen van de snelheidsbegrenzer, de<br />
snelheidsregelaar en de afstandsregelaar zijn niet<br />
langer actief.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />
17B-41<br />
17B<br />
De auto heeft een OBD "On Board Diagnostic" ingebouwd diagnosesysteem met de volgende eigenschappen:<br />
Als een storing waardoor de luchtverontreiniging toeneemt wordt waargenomen, licht er een lampje op het<br />
instrumentenpaneel (het OBD-lampje). Dit lampje geeft aan dat de bestuurder de auto moet laten repareren,<br />
Dit nieuwe diagnoseprogramma van de rekeneenheid werkt als volgt:<br />
Alleen de diagnose van de ontstekingsuitval wordt continu uitgevoerd. De andere organen die de<br />
luchtverontreiniging beïnvloeden worden een keer tijdens de rit gecontroleerd (deze diagnose is niet permanent).<br />
Dit testprogramma wordt echter niet altijd uitgevoerd. Voor het uitvoeren van het testprogramma moet aan een<br />
aantal condities zijn voldaan:<br />
– temperatuurvoorwaarde,<br />
– snelheidsvoorwaarde (drempel, stabiliteit enz.),<br />
– startvertraging,<br />
– motorvoorwaarden (spruitstukdruk, toerental, smoorklephoek enz.).<br />
Het OBD-programma is een aanvulling op het traditionele diagnoseprogramma voor het controleren van elektrische<br />
storingen. Om aan deze norm te voldoen, moeten:<br />
– het OBD-lampje branden (of knipperen voor bepaalde storingen),<br />
– de OBD-storingen in het geheugen opslaan.<br />
GEVOLGEN VOOR HET STORING ZOEKEN EN REPAREREN<br />
Om te voorkomen dat het OBD-lampje oplicht als de auto aan de klant is teruggegeven, is bij het uitvoeren van<br />
werkzaamheden speciale aandacht vereist.<br />
Sommige storingen kunnen alleen optreden tijdens het rijden, als de adaptieve correcties zijn ingelezen: het<br />
bevestigen van de reparatie is dus van groot belang.<br />
Anderzijds,is het vanwege de complexiteit van het systeem nodig dat de klant u vertelt onder welke<br />
omstandigheden het lampje is gaan branden. Met deze informatie kan de storing sneller worden verholpen. De<br />
omstandigheden waarbij de storing optreedt is vastgelegd in het geheugen van de rekeneenheid.<br />
N.B.:<br />
alle elektrische storingen waardoor de luchtverontreiniging toeneemt, zorgen voor het oplichten van het OBDlampje.<br />
De diagnoses die het OBD-systeem uitvoert zijn:<br />
– de diagnose van de voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval,<br />
– de diagnose van de vervuilende ontstekingsuitval,<br />
– de diagnose van de voorste en achterste lambda sondes,<br />
– de diagnose van de katalysator.<br />
N.B.:<br />
De diagnoses van de ontstekingsuitval hebben voorrang op de andere diagnoses. Zodra aan de noodzakelijke<br />
voorwaarden is voldaan, worden zij praktisch continu uitgevoerd.<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen<br />
op het diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact verliezen de resultaten hun betrouwbaarheid en<br />
gaat de informatie "diagnose uitgevoerd" verloren.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Oplichten van het "On Board Diagnostic" lampje<br />
OPLICHTEN VAN HET "ON BOARD DIAGNOSTIC" LAMPJE<br />
17B-42<br />
17B<br />
● ELEKTRISCHE STORING<br />
Continu branden van het lampje na een aantal opeenvolgende waarnemingen van de storing (afhankelijk van het<br />
orgaan).<br />
● VOOR DE KATALYSATOR SCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL<br />
Het lampje gaat direct knipperen.<br />
● STORING KATALYSATOR, LAMBDA SONDE, ONTSTEKINGSUITVAL<br />
Het lampje gaat vast branden na drie opeenvolgende waarnemingen van de storing.<br />
LET OP:<br />
De diagnoses van de katalysator en van de lambda sonde vinden achter elkaar plaats:<br />
– een keer per rit (gedurende enkele secondes per test),<br />
– onder bepaalde voorwaarden.<br />
Tijdens het rijden (bijvoorbeeld in een file) is het mogelijk dat bepaalde functies niet gecontroleerd worden.<br />
⇒Oplichten van het lampje<br />
Bij detectie van de zelfde OBD "On Board Diagnostic" storing tijdens drie opeenvolgende ritten of elektrische<br />
storing.<br />
⇒Knipperen van het lampje<br />
Bij detectie van voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval.<br />
⇒Uitgaan van het lampje<br />
Als de "On Board Diagnostic" storing niet terugkeert gedurende drie opeenvolgende ritten, gaat het lampje uit<br />
(maar de storing blijft geregistreerd in het geheugen van de inspuitrekeneenheid).<br />
Als de storing gedurende 40 opeenvolgende tests niet is waargenomen, verdwijnt hij (zonder diagnoseapparaat)<br />
uit het geheugen van de rekeneenheid.<br />
OPMERKING:<br />
De storing kan niet zijn waargenomen door:<br />
– het tijdelijke karakter van de storing,<br />
– de aard van de rit, als de klant weinig rijdt bij de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
17B<br />
Omstandigheden diagnoseprogramma "On Board Diagnostic"<br />
OMSTANDIGHEDEN VAN DE DIAGNOSES<br />
Als bij het aanzetten van het contact en tijdens het rijden, de luchttemperatuur, gemeten door het opname element<br />
luchttemperatuur niet ligt tussen -7,5 °C en 119 °C, of als de koelvloeistoftemperatuur gemeten door het opname<br />
element koelvloeistoftemperatuur niet ligt tussen 7,5 °C en 119 °C, of als het verschil tussen 1046 mbar en de<br />
spruitstukdruk groter is dan 273 mbar (hoogte van ongeveer 2500 m), dan worden de OBD-diagnoses niet<br />
uitgevoerd tot het volgende aanzetten van het contact.<br />
Voor een correcte werking van het OBD -diagnosesysteem "On Board Diagnostic", mag er geen enkele elektrische<br />
storing aanwezig zijn in het inspuitsysteem, zelfs als het lampje OBD "On Board Diagnostic" niet brandt<br />
Tijdens de diagnoses van de katalysator en lambda sonde, vindt geen afzuiging plaats van het dampabsorptievat en<br />
de adaptieve correcties zijn geblokkeerd op hun laatste waarde.<br />
TESTVOLGORDE<br />
– herstel alle elektrische storingen,<br />
– wis alle storingen uit het geheugen,<br />
– voer alle inlezingen uit voor het inspuitsysteem,<br />
– controleer het "On Board Diagnostic" diagnosesysteem.<br />
COMPLETE INITIALISATIE VAN DE OBD<br />
– wis het storingsgeheugen,<br />
– wis de "On Board Diagnostic" storingen,<br />
– Wis de adaptieve correcties.<br />
INLEZINGEN NODIG VOOR DE OBD DIAGNOSE<br />
Inlezen vliegwielsignaal<br />
Deze inlezing voert u uit door middel van:<br />
– Een afremmen op de motor met onderbreking van de inspuiting in de 3 e versnelling tussen 3500 tr/min en<br />
3000 tr/min gedurende ten minste 2 secondes.<br />
– Een tweede afremmen op de motor met onderbreking van de inspuiting in de 3 e versnelling tussen 1800 tr/min<br />
en 1400 tr/min gedurende ten minste 3 secondes.<br />
Dit inlezen is mogelijk door afremmen op de motor van 3500 tr/min naar 1400 tr/min.<br />
Inlezen adaptieve mengselcorrecties<br />
Voor het inlezen van deze waarden, moet u een rit maken onder de omstandigheden die aangegeven staan in<br />
hoofdstuk "Inspuitsysteem: Adaptieve mengselcorrectie".<br />
Inlezen koppel/gas (Staat: "Herkenning cilinder 1")<br />
Voor deze inlezing, moet een rit worden gemaakt van 25 minuten. De bevestiging van dit inlezen is zichtbaar met<br />
het het diagnoseapparaat: "Inlezen tandschijf...ACTIEF".<br />
17B-43<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Diagnose detectie van vervuilende ontstekingsuitval<br />
17B-44<br />
17B<br />
Bij het detecteren van ontstekingsuitval wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />
overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor verontreiniging met CH die schadelijk is<br />
voor de katalysator.<br />
De diagnose kan detecteren:<br />
– een vervuilde of verzopen bougie,<br />
– een vervuiling of afwijkende opbrengst van de inspuitstukken,<br />
– een storing in de brandstoftoevoer (drukregelaar, benzinepomp enz.),<br />
– een slechte stekkerverbinding in de benzine- en inspuitcircuits (secondaire bobine enz.).<br />
De diagnose wordt uitgevoerd door het meten van de kortstondige toerentalvariaties van de motor.<br />
Een vermindering van het motorkoppel is een aanwijzing voor een slechte verbranding.<br />
Deze diagnose wordt bijna continu tijdens de gehele rit uitgevoerd. Als hij wordt uitgevoerd of als de storing wordt<br />
geconstateerd worden de andere "OBD"-diagnoses (katalysator en voorste lambda sonde) geblokkeerd.<br />
Met deze diagnose kunnen twee types storingen worden onderscheiden:<br />
– voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval. Hierbij gaat het OBD-lampje direct knipperen,<br />
– vervuilende ontstekingsuitval waardoor de luchtverontreinigingsdrempel van het "OBD"-systeem wordt<br />
overschreden. Als deze tijdens drie achtereenvolgende ritten optreedt gaat het OBD-lampje branden.<br />
VOORWAARDEN VOOR DE DETECTIE<br />
Voordat u begint, moet u controleren of alle inlezingen wel zijn uitgevoerd. Ook moeten de noodzakelijke<br />
voorwaarden bij het aanzetten van het contact en op het moment zelf aanwezig zijn.<br />
De detectie van schadelijke ontstekingsuitval wordt uitgevoerd zodra de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan<br />
-7,5 °C, over drie gebruiksgebieden tussen stationair en 4500 tr/min.<br />
Ook kan de test van de vervuilende ontstekingsuitval worden uitgevoerd door de motor stationair te laten draaien<br />
met alle verbruikers ingeschakeld gedurende 10 minuten en 40 secondes.<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />
BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />
– Diagnose ontstekingsuitval bezig<br />
– Vervuilende ontstekingsuitval<br />
– Schadelijke ontstekingsuitval<br />
ACTIEF<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Als na de test, het diagnoseapparaat ontstekingsuitval aangeeft, raadpleegt u de bij het betreffende<br />
verschijnsel behorende methode voor het storing zoeken.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Diagnose van de katalysator<br />
Bij het controleren van de katalysator wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />
overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor verontreiniging met CH.<br />
17B-45<br />
17B<br />
De zuurstofopslagcapaciteit van de katalysator is een indicatie voor de staat van de katalysator. Met het ouder<br />
worden van de katalysator neemt de zuurstofopslagcapaciteit af, tegelijk met zijn vermogen om schadelijke<br />
uitlaatgassen te verwerken.<br />
BEGINVOORWAARDEN VAN DE DIAGNOSE<br />
De diagnose van de voorste lambda sonde kan pas worden uitgevoerd als de motor 16 minuten en 30 secondes<br />
heeft gedraaid, als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van het contact aanwezig en behouden zijn:<br />
– geen elektrische storingen,<br />
– geen ontstekingsuitval gedetecteerd,<br />
– geen katalysatordiagnose uitgevoerd sinds het aanzetten van het contact,<br />
– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />
– de hoofdregelcyclus en de dubbele regelcyclus actief zijn,<br />
– koelvloeistoftemperatuur hoger dan 75 °C,<br />
– snelheid tussen 63 en 130 km/u,<br />
– druk tussen 440 en 670 mbar,<br />
– motortoerental op het diagnoseapparaat tussen 1472 en 3840 tr/min.<br />
STORINGSDETECTIE<br />
De diagnose wordt uitgevoerd bij constante snelheid in de 5 e versnelling bij 70 km/u. Als de beginvoorwaarden<br />
voor het uitvoeren van de diagnose aanwezig zijn, treden onderbrekingen in de mengselregeling op, die als gevolg<br />
hebben dat er zuurstofstootjes in de katalysator worden gestuurd. Als de katalysator in orde is, absorbeert hij de<br />
zuurstof en blijft de spanning van de achterste lambda sonde op een gemiddelde waarde. Als de katalysator<br />
versleten is, blaast hij de zuurstof weer uit en verandert de spanning van de lambda sonde. De spanning van de<br />
lambda sonde gaat op en neer. (Het "On Board Diagnostic"-lampje licht op na drie ritten).<br />
De test kan niet langer duren dan 52 secondes zonder de cyclus te verlaten.<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />
BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />
– Boodschap "Diagnose On Board Diagnostic katalysator bezig"<br />
– "Diagnose On Board Diagnostic katalysator: klaar"<br />
– "Storing werking katalysator"<br />
– "Bevestiging van de reparatie van de katalysator"<br />
ACTIEF<br />
ACTIEF<br />
INACTIEF<br />
GOED<br />
Als het diagnoseapparaat aangeeft "Diagnose OBD "On Board Diagnostic" katalysator: klaar... ACTIEF" of<br />
"Bevestiging van de reparatie van de katalysator... 1.DEF", is de controlecyclus niet correct uitgevoerd. In dit geval,<br />
begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de detectievoorwaarden moet letten.<br />
Als na de test, het diagnoseapparaat aangeeft: "Storing werking katalysator... ACTIEF" of "Bevestiging van<br />
de reparatie van de katalysator....2.DEF", raadpleegt u de bij het betreffende verschijnsel behorende<br />
methode voor het storing zoeken.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Diagnose van de lambda sonde<br />
17B-46<br />
17B<br />
Bij het controleren van de voorste lambda sonde wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />
overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor verontreiniging met CH, CO of NOx. De<br />
diagnose wordt uitgevoerd door de periodes van de frequenties van de voorste lambda sondes te vergelijken.<br />
De voorste lambda sonde kan op twee manieren achteruit gaan:<br />
– mechanisch: draadbreuk die vertaald wordt als een elektrische storing,<br />
– chemisch: hierdoor neemt de reactiesnelheid van de sonde af, wat te zien is aan een langere periode van het<br />
signaal.<br />
Als aan de voorwaarden voor de controle wordt voldaan, berekent het systeem het gemiddelde van de periodes van<br />
de gemeten sonde, gecorrigeerd voor storende effecten, en vergelijkt dit met een gemiddelde drempelperiode van<br />
het "OBD"-systeem.<br />
TESTOMSTANDIGHEDEN<br />
De diagnose van de voorste lambda sonde kan pas worden uitgevoerd als de motor 13 minuten en 40 secondes<br />
heeft gedraaid, als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van het contact aanwezig en behouden zijn:<br />
– geen elektrische storingen,<br />
– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />
– geen lambda sonde diagnose uitgevoerd sinds het aanzetten van het contact,<br />
– geen ontstekingsuitval gedetecteerd,<br />
– koelvloeistoftemperatuur hoger dan 75 °°C,<br />
– gemiddeld motortoerental tussen 1440 en 3840 tr/min,<br />
– druk tussen 292 e 850 mbar,<br />
– snelheid tussen 63 en 130 km/u.<br />
STORINGSDETECTIE<br />
De diagnose wordt uitgevoerd onder de eerder beschreven omstandigheden zoals de klant de auto gebruikt.<br />
De rekeneenheid geeft de boodschap "Diagnose lambda sonde: bezig".<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />
BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />
– Boodschap: "Diagnose On Board Diagnostic lambda sonde: bezig"<br />
– "Diagnose On Board Diagnostic lambda sonde: klaar"<br />
– "Storing werking lambda sonde"<br />
– "Bevestiging van de reparatie van de lambda sonde"<br />
ACTIEF<br />
ACTIEF<br />
INACTIEF<br />
GOED<br />
Als het diagnoseapparaat aangeeft "Diagnose OBD "On Board Diagnostic" lambda sonde: niet klaar... ACTIEF" of<br />
"Bevestiging van de reparatie van de lambda sonde...1.DEF", is de controlecyclus niet correct uitgevoerd. In dit<br />
geval, begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de detectievoorwaarden moet letten.<br />
Als na de test, het diagnoseapparaat aangeeft: "Storing werking lambda sonde... ACTIEF" of "Bevestiging<br />
van de reparatie....2.DEF", raadpleegt u de bij het betreffende verschijnsel behorende methode voor het<br />
storing zoeken.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR V4Y Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />
Deze auto heeft het OBD ("On Board Diagnostic") diagnosesysteem met de volgende eigenschappen:<br />
17B-47<br />
17B<br />
Als een storing waardoor de luchtverontreiniging toeneemt wordt waargenomen, licht er een lampje op het<br />
instrumentenpaneel (het OBD-lampje). Dit lampje geeft aan dat de bestuurder de auto moet laten repareren,<br />
Dit nieuwe diagnoseprogramma van de rekeneenheid werkt als volgt:<br />
Alleen de diagnoses van de ontstekingsuitval en van het brandstofaanvoercircuit worden continu uitgevoerd. De<br />
andere organen die de luchtverontreiniging beïnvloeden worden een keer tijdens de rit gecontroleerd (deze<br />
diagnose is niet permanent). Dit testprogramma wordt echter niet altijd uitgevoerd. Voor het uitvoeren van het<br />
testprogramma moet aan een aantal condities zijn voldaan:<br />
– temperatuurvoorwaarde,<br />
– snelheidsvoorwaarde (drempel, stabiliteit enz.),<br />
– startvertraging,<br />
– motorvoorwaarden (spruitstukdruk, toerental, smoorklephoek enz.).<br />
Het OBD-systeem ("On Board Diagnostic") is een aanvulling op het traditionele controlesysteem voor elektrische<br />
storingen. Om aan deze norm te voldoen, moeten:<br />
– het OBD-lampje ("On Board Diagnostic") branden (vast of knipperend, afhankelijk van de aard van de storing),<br />
– de OBD-storingen ("On Board Diagnostic") in het geheugen zijn.<br />
GEVOLGEN VOOR HET STORING ZOEKEN EN REPAREREN<br />
Om te voorkomen dat het OBD-lampje ("On Board Diagnostic") oplicht als de auto aan de klant is teruggegeven,<br />
is bij het uitvoeren van werkzaamheden speciale aandacht vereist.<br />
Sommige storingen kunnen alleen optreden tijdens het rijden, als de adaptieve correcties zijn ingelezen:<br />
het bevestigen van de reparatie is dus van groot belang.<br />
Anderzijds,is het vanwege de complexiteit van het systeem nodig dat de klant u vertelt onder welke<br />
omstandigheden het lampje is gaan branden. Met deze informatie kan de storing sneller worden verholpen. De<br />
omstandigheden waarbij de storing optreedt is vastgelegd in het geheugen van de rekeneenheid.<br />
N.B.:<br />
Bij alle elektrische storingen waardoor de uitlaatemissie te hoog wordt, gaat het OBD-lampje ("On Board<br />
Diagnostic") branden.<br />
De diagnoses die van belang zijn voor het OBD-systeem ("On Board Diagnostic") zijn:<br />
– de diagnose van de voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval,<br />
– de diagnose van de vervuilende ontstekingsuitval,<br />
– de diagnose van de voorste en achterste lambda sondes,<br />
– de diagnose van de katalysator,<br />
– de diagnose van het brandstofaanvoercircuit.<br />
N.B.:<br />
De diagnoses van de ontstekingsuitval hebben voorrang op de andere diagnoses. Zodra aan de noodzakelijke<br />
voorwaarden is voldaan, worden zij praktisch continu uitgevoerd.<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact verliezen de resultaten hun betrouwbaarheid en gaat de<br />
informatie "diagnose uitgevoerd" verloren.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />
OPLICHTEN VAN HET "ON BOARD DIAGNOSTIC" LAMPJE<br />
17B-48<br />
17B<br />
● ELEKTRISCHE STORING<br />
Continu branden van het lampje na een aantal opeenvolgende waarnemingen van de storing (1 of 2 afhankelijk<br />
van het orgaan)<br />
● VOOR DE KATALYSATOR SCHADELIJKE ONTSTEKINGSUITVAL<br />
Het lampje gaat direct knipperen.<br />
● STORING KATALYSATOR, LAMBDA SONDE, VERVUILENDE ONSTEKINGSUITVAL,<br />
BRANDSTOFAANVOERCIRCUIT<br />
Het lampje gaat branden na twee opeenvolgende waarnemingen van de storing.<br />
LET OP:<br />
De diagnoses van de katalysator en van de lambda sonde kunnen achter elkaar plaatsvinden:<br />
– een keer per rit (gedurende enkele secondes per test),<br />
– onder bepaalde voorwaarden.<br />
Tijdens het rijden (bijvoorbeeld in een file) is het mogelijk dat bepaalde functies niet gecontroleerd worden.<br />
⇒Oplichten van het lampje<br />
Bij detectie van de zelfde OBD "On Board Diagnostic" storing tijdens twee opeenvolgende ritten of elektrische<br />
storing.<br />
⇒⇒Knipperen van het lampje<br />
Bij detectie van voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval.<br />
⇒Uitgaan van het lampje<br />
Als de OBD -storing "On Board Diagnostic" niet terugkeert gedurende twee opeenvolgende ritten, gaat het lampje<br />
uit (maar de storing blijft geregistreerd in het geheugen van de inspuitrekeneenheid).<br />
Als de storing gedurende 40 opeenvolgende tests niet is waargenomen, verdwijnt hij (zonder diagnoseapparaat)<br />
uit het geheugen van de rekeneenheid.<br />
OPMERKING:<br />
De storing kan niet zijn waargenomen door:<br />
– het tijdelijke karakter van de storing,<br />
– de aard van de rit, als de klant weinig rijdt bij de omstandigheden waaronder de test plaatsvindt.<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Bijzonderheden "On Board Diagnostic" systeem<br />
OMSTANDIGHEDEN VAN DE DIAGNOSES<br />
17B-49<br />
17B<br />
Voor een correcte werking van het OBD -diagnosesysteem "On Board Diagnostic", mag er geen enkele elektrische<br />
storing aanwezig zijn in het inspuitsysteem, zelfs als het OBD-lampje "On Board Diagnostic" niet brandt.<br />
Tijdens de diagnoses van de katalysator en lambda sonde, vindt geen afzuiging plaats van het dampabsorptievat en<br />
de adaptieve mengselcorrecties zijn geblokkeerd op hun laatste waarde.<br />
TESTVOLGORDE<br />
● herstel alle elektrische storingen,<br />
● wis alle storingen uit het geheugen,<br />
● voer alle inlezingen uit voor het inspuitsysteem,<br />
● controleer het OBD-diagnosesysteem.<br />
COMPLETE INITIALISATIE VAN DE OBD<br />
– wis het storingsgeheugen,<br />
– wis het OBD-storingsgeheugen,<br />
– Wis de adaptieve correcties.<br />
INLEZINGEN NODIG VOOR DE OBD DIAGNOSE<br />
Inlezen vliegwielsignaal<br />
Het inlezen van het vliegwielsignaal gebeurt automatisch en kan niet met het diagnoseapparaat gebeuren.<br />
Inlezen adaptieve mengselcorrectie<br />
Raadpleeg voor dit inlezen het hoofdstuk "Benzine-inspuitsysteem: adaptieve mengselcorrectie".<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Diagnose detectie van vervuilende ontstekingsuitval<br />
17B-50<br />
17B<br />
Bij het detecteren van ontstekingsuitval wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />
overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor emissie die schadelijk is voor de<br />
katalysator.<br />
De diagnose kan detecteren:<br />
● een vervuilde of verzopen bougie,<br />
● een vervuiling of afwijkende opbrengst van de inspuitstukken,<br />
● een storing in de brandstoftoevoer (drukregelaar, benzinepomp enz.),<br />
● een slechte stekkerverbinding in de benzine- en inspuitcircuits,<br />
● een storing van de bobine.<br />
De diagnose wordt uitgevoerd door het meten van de kortstondige toerentalvariaties van de motor.<br />
Een vermindering van het motorkoppel is een aanwijzing voor een slechte verbranding.<br />
Deze diagnose wordt bijna continu tijdens de gehele rit uitgevoerd.<br />
Met deze diagnose kunnen twee types storingen worden opgespoord:<br />
– voor de katalysator schadelijke ontstekingsuitval. Hierbij gaat het OBD-lampje direct knipperen,<br />
– vervuilende ontstekingsuitval waardoor de luchtverontreinigingsdrempel van het "OBD"-systeem wordt<br />
overschreden. Als deze tijdens twee achtereenvolgende ritten optreedt gaat het OBD-lampje branden.<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />
BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />
– "DETECTIE ONTSTEKINGSUITVAL"<br />
– "ONTSTEKINGSUITVAL CILINDER 1, 2, 3, 4, 5 of 6"<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Als na de test, het diagnoseapparaat ontstekingsuitval aangeeft, raadpleegt u de bij het betreffende<br />
verschijnsel behorende methode voor het storing zoeken.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR V4Y Diagnose van de katalysator<br />
17B-51<br />
17B<br />
Bij het controleren van de katalysator wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />
overschreden van het OBD "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor de uitstoot van luchtverontreiniging.<br />
De zuurstofopslagcapaciteit van de katalysator is een indicatie voor de staat van de katalysator. Met het ouder<br />
worden van de katalysator neemt de zuurstofopslagcapaciteit af, tegelijk met zijn vermogen om schadelijke<br />
uitlaatgassen te verwerken.<br />
BEGINVOORWAARDEN VAN DE DIAGNOSE<br />
De diagnose van de katalysator kan pas worden uitgevoerd als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van<br />
het contact aanwezig en behouden zijn.:<br />
– geen elektrische storingen,<br />
– geen ontstekingsuitval gedetecteerd,<br />
– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />
– de hoofdregelcyclus en de dubbele regelcyclus actief zijn,<br />
– motortoerental op het diagnoseapparaat tussen 1000 en 2600 tr/min,<br />
– koelvloeistoftemperatuur tussen 70 ˚C en 100˚C,<br />
– rijsnelheid hoger dan 32 km/u.<br />
STORINGSDETECTIE<br />
De diagnose wordt uitgevoerd over een stabiele zone tussen 15 % en 40 % smoorklepopening en een<br />
motortoerental tussen 1000 en 2600 tr/min. Als de beginvoorwaarden voor het uitvoeren van de diagnose aanwezig<br />
zijn, treden onderbrekingen in de mengselregeling op, die als gevolg hebben dat er zuurstofstootjes in de<br />
katalysator worden gestuurd. Als de katalysator in orde is, absorbeert hij de zuurstof en blijft de spanning van de<br />
achterste lambda sonde op een gemiddelde waarde. Als de katalysator versleten is, blaast hij de zuurstof weer uit<br />
en verandert de spanning van de achterste lambda sonde. De spanning van de lambda sonde gaat op en neer. Het<br />
"On Board Diagnostic"-lampje licht op na twee opeenvolgende ritten.<br />
De diagnose van de katalysator duurt 60 secondes.<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />
BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />
– "Diagnose On Board Diagnostic katalysator klaar"<br />
– "Katalysator n° 1 of n° 2"<br />
JA<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Als het diagnoseapparaat aangeeft "On Board Diagnostic" katalysator: klaar"... NEE, dan is de controlecyclus niet<br />
correct uitgevoerd. In dit geval, begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de detectievoorwaarden moet letten.<br />
Als na de test, het diagnoseapparaat een storing "KATALYSATOR N° 1 of N° 2", raadpleeg dan de<br />
diagnosemethode van het verschijnsel.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR V4Y Diagnose van de lambda sonde<br />
17B-52<br />
17B<br />
Bij het detecteren van ontstekingsuitval wordt gezocht naar storingen waardoor de drempelwaarde wordt<br />
overschreden van het "On Board Diagnostic" diagnosesysteem voor de luchtverontreiniging (koolwaterstoffen,<br />
koolmonoxyde, stikstofoxydes). De diagnose wordt uitgevoerd door de periodes van de frequenties van de voorste<br />
en achterste lambda sondes te vergelijken.<br />
De voorste lambda sonde kan op twee manieren achteruit gaan:<br />
– mechanisch: draadbreuk die vertaald wordt als een elektrische storing,<br />
– chemisch: hierdoor neemt de reactiesnelheid van de sonde af, wat te zien is aan een langere periode van het<br />
signaal.<br />
Als aan de voorwaarden voor de controle wordt voldaan, berekent het systeem het gemiddelde van de periodes van<br />
de gemeten sonde, gecorrigeerd voor storende effecten, en vergelijkt dit met een gemiddelde drempelperiode van<br />
het "OBD"-systeem.<br />
TESTOMSTANDIGHEDEN<br />
De diagnose van de voorste lambda sonde kan pas worden uitgevoerd als de noodzakelijke voorwaarden bij het<br />
aanzetten van het contact aanwezig en behouden zijn.:<br />
– geen elektrische storingen,<br />
– geen "On Board Diagnostic" storing (ontstekingsuitval, katalysator of brandstofaanvoersysteem) gedetecteerd,<br />
– de inlezingen zijn uitgevoerd,<br />
– koelvloeistoftemperatuur tussen 70 °C en 100 ˚C,<br />
– gemiddelde motortoerental tussen 1200 en 3100 tr/min.<br />
– motorbelasting tussen 13 % en 62 %,<br />
– rijsnelheid tussen 80 en 120 km/u,<br />
– mengselregeling actief,<br />
– accuspanning tussen 11 en 16 V.<br />
STORINGSDETECTIE<br />
De diagnose wordt uitgevoerd onder de eerder beschreven omstandigheden zoals de klant de auto gebruikt. De<br />
rekeneenheid geeft de boodschap "DIAGNOSE LAMBDA SONDE: KLAAR".<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />
BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />
– "DIAGNOSE VAN DE SONDES KLAAR"<br />
– "VOORSTE LAMBDA SONDE n° 1 of n° 2"<br />
– "ACHTERSTE LAMBDA SONDE n° 1 of n° 2"<br />
JA<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Als het diagnoseapparaat aangeeft "On Board Diagnostic" LAMBDA SONDES KLAAR"... NEE, dan is de<br />
controlecyclus niet correct uitgevoerd. In dit geval, begint u de cyclus opnieuw waarbij u goed op de<br />
detectievoorwaarden moet letten.<br />
Als na de test het diagnoseapparaat een storing aangeeft "KATALYSATOR N° 1 OF N° 2" of een storing<br />
"VOORSTE LAMBDA SONDE N° 1 OF N° 2 of "ACHTERSTE LAMBDA SONDE N° 1 of N° 2", raadpleeg de<br />
diagnosemethode van het verschijnsel.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR V4Y Diagnose brandstoftoevoer<br />
17B-53<br />
17B<br />
Deze diagnose bewaakt permanent de mengselafwijkingen door middel van de adaptieve waarden (inlezen) van de<br />
mengselregeling.<br />
TESTOMSTANDIGHEDEN<br />
De test kan worden uitgevoerd tijdens een rit waarbij de mengselregeling van de voorste en achterste sondes wordt<br />
geactiveerd.<br />
De diagnose kan pas worden uitgevoerd als de noodzakelijke voorwaarden bij het aanzetten van het contact<br />
aanwezig en behouden zijn:<br />
– geen elektrische storingen,<br />
– geen "OBD"-storing in de werking,<br />
– koelvloeistoftemperatuur tussen 70 en 100 ˚C,<br />
– koelvloeistoftemperatuur bij het starten hoger dan of gelijk aan -10 ˚C,<br />
– motortoerental tussen 1000 en 3200 tr/min,<br />
– motorbelasting tussen 13 en 67 %,<br />
– snelheid tussen 46 en 130 km/u,<br />
– accuspanning hoger dan of gelijk aan 11 V.<br />
DETECTIE VAN STORINGEN<br />
De diagnose wordt uitgevoerd onder de eerder beschreven omstandigheden zoals de klant de auto gebruikt.<br />
LET OP:<br />
Aan het einde van iedere test, mag u het contact beslist niet afzetten voordat u het resultaat heeft gelezen op het<br />
diagnoseapparaat. Door het afzetten van het contact worden de resultaten onbetrouwbaar.<br />
BEVESTIGING VAN DE REPARATIE<br />
– "BRANDSTOFAANVOER RIJ A of B"<br />
– MENGSELREGELING RIJ 1 of 2<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Geen storing gedetecteerd<br />
Als na de test, het diagnoseapparaat een storing aangeeft "BRANDSTOFAANVOER RIJ A of B" of een<br />
storing "MENGSELREGELING RIJ 1 of 2", raadpleeg dan de diagnosemethode van het verschijnsel.<br />
Editie 2
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
MOTOR F4R Aansluitingen rekeneenheid<br />
INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />
STEKKER A (ZWART)<br />
A2<br />
A3<br />
A4<br />
B4<br />
C3<br />
C4<br />
D2<br />
D3<br />
E4<br />
F2<br />
F3<br />
F4<br />
G2<br />
G4<br />
H2<br />
H3<br />
H4<br />
←<br />
→ ←<br />
→ ←<br />
→ ←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
---<br />
←<br />
---<br />
---<br />
---<br />
←<br />
---<br />
---<br />
STEKKER B (BRUIN)<br />
A2<br />
A4<br />
B2<br />
C2<br />
C4<br />
D3<br />
D4<br />
E1<br />
E2<br />
E3<br />
E4<br />
F1<br />
F2<br />
F3<br />
F4<br />
G1<br />
G2<br />
G3<br />
G4<br />
H2<br />
H3<br />
H4<br />
J4<br />
K3<br />
K4<br />
L2<br />
L3<br />
L4<br />
M1<br />
M2<br />
M3<br />
M4<br />
←<br />
---<br />
---<br />
---<br />
←<br />
←<br />
→<br />
---<br />
←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
---<br />
---<br />
←<br />
---<br />
---<br />
←<br />
---<br />
→<br />
→ ←<br />
→ ←<br />
→<br />
→<br />
→<br />
---<br />
→<br />
→<br />
→<br />
17B-54<br />
17B<br />
Schakelaar Aan/Uit snelheidsregelaar met afstandsregelaar<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN L huis met hulporganen<br />
interieur<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN H huis met hulporganen<br />
interieur<br />
DIAGNOSE<br />
Schakelaar Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />
Informatie koppelingspedaal<br />
Voeding schakelaar snelheidsregelaar/begrenzer<br />
Signaal schakelaars snelheidsregelaar/begrenzer<br />
Informatie rempedaal<br />
Voeding opname element gaspedaal (baan 2)<br />
Signaal opname element gaspedaal (baan 2)<br />
Massa opname element gaspedaal (baan 2)<br />
Voeding opname element gaspedaal (baan 1)<br />
Massa vermogen<br />
Signaal opname element gaspedaal (baan 1)<br />
Massa opname element gaspedaal (baan 1)<br />
Massa vermogen<br />
Signaal pingeldetector<br />
+ Na contact<br />
Massa pingeldetector<br />
Afscherming pingeldetector<br />
Signaal drukcontact stuurbekrachtiging<br />
Signaal smoorklepweerstand (baan 2) gemotoriseerd<br />
<strong>smoorklephuis</strong><br />
Commande relais actuator (power latch)<br />
Massa opname element turbodruk<br />
Signaal opname element luchttemperatuur<br />
Massa opname element luchttemperatuur<br />
Signaal opname element vliegwiel<br />
Signaal opname element turbodruk<br />
Signaal opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
Signaal opname element vliegwiel<br />
Massa opname element koelvloeistoftemperatuur<br />
Voeding opname element turbodruk<br />
Voeding smoorklepweerstand gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Signaal smoorklepweerstand (baan 1) gemotoriseerd<br />
<strong>smoorklephuis</strong><br />
Massa smoorklepweerstand gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Voeding opname element spruitstukdruk<br />
Signaal opname element spruitstukdruk<br />
Massa opname element spruitstukdruk<br />
Commando relais extra verwarming 2<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN L Motor (alleen automatische<br />
transmissie)<br />
MULTIPLEXVERBINDING CAN H Motor (alleen automatische<br />
transmissie)<br />
Stuursignaal inspuitstuk 3<br />
Stuursignaal inspuitstuk 2<br />
Stuursignaal inspuitstuk 1<br />
Massa vermogen<br />
Stuursignaal inspuitstuk 4<br />
Commando (+) gemotoriseerde smoorklep<br />
Commando (+) gemotoriseerde smoorklep<br />
Editie 2
MOTOR F4R<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Aansluitingen rekeneenheid<br />
17B-55<br />
17B<br />
INGANGEN EN UITGANGEN VAN DE INSPUITREKENEENHEID<br />
Stekker C (grijs)<br />
A2 ← Signaal achterste lambda sonde<br />
B1 ← Signaal voorste lambda sonde<br />
B2 --- Massa achterste lambda sonde<br />
C1 --- Massa voorste lambda sonde<br />
C2 → Commando relais elektrische waterpomp koeling van de<br />
turbocompressor<br />
D1 → Commando benzinepomprelais<br />
D2 → Commando relais extra verwarming 1<br />
D4 → Commando elektroklep turbodrukregeling<br />
E1 → Commando elektroklep benzinedampafzuiging<br />
F1 → Commande relais koelventilateur langzaam<br />
F2 → Stuursignaal relais koelventilateur snel draaien<br />
G1 → Commando verwarming VOORSTE lambda sonde<br />
G2 --- Voeding + na relais<br />
G3 → Commando verwarming ACHTERSTE lambda sonde<br />
H1 --- Massa vermogen<br />
H2 → Commando bobine cilinders 1 en 4<br />
H3 → Commando bobine cilinders 2 en 3<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
Stekkerblok (A)<br />
A1<br />
A2<br />
A3<br />
A4<br />
A5<br />
A7<br />
A9<br />
A11<br />
A12<br />
A13<br />
A14<br />
A15<br />
A16<br />
A17<br />
A18<br />
A19<br />
A20<br />
A22<br />
A23<br />
A24<br />
A28<br />
A29<br />
A30<br />
A31<br />
A32<br />
A35<br />
A36<br />
A37<br />
A38<br />
A39<br />
A40<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
←<br />
---<br />
←<br />
→ ←<br />
→ ←<br />
→ ←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
→ ←<br />
→ ←<br />
---<br />
←<br />
---<br />
←<br />
←<br />
---<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Aansluitingen rekeneenheid<br />
Voeding motor van het gemotoriseerd<br />
<strong>smoorklephuis</strong><br />
Massa<br />
Voeding motor van het gemotoriseerd<br />
<strong>smoorklephuis</strong><br />
Massa<br />
Voeding veiligheidsrelais motor van het<br />
gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Commando elektroklep van de<br />
variabele inlaatluchtklep<br />
Voeding + na contact<br />
Signaal remlichtschakelaar<br />
Multiplexverbinding CAN HIGH<br />
(Interieur)<br />
Multiplexverbinding CAN LOW<br />
(Interieur)<br />
Diagnoselijn K<br />
Massa opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur<br />
Signaal pingeldetector<br />
Signaal opname element<br />
inlaatluchttemperatuur<br />
Signaal opname element druk<br />
stuurbekrachtiging<br />
Signaal smoorklepweerstand (baan 2)<br />
gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Signaal smoorklepweerstand (baan 1)<br />
gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Signaal opname element<br />
atmosferische druk<br />
Massa smoorklepweerstand<br />
gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Voeding opname element gaspedaal<br />
baan 2<br />
Signaal opname element vliegwiel<br />
Signaal Aan / Uit snelheidsbegrenzer<br />
Signaal Aan / Uit snelheidsregelaar of<br />
afstandsregelaar<br />
Multiplexverbinding CAN HIGH (Motor)<br />
Multiplexverbinding CAN LOW (Motor)<br />
Massa pingeldetector<br />
Signaal opname element<br />
koelvloeistoftemperatuur<br />
Massa opname element gaspedaal<br />
baan 1<br />
Signaal opname element gaspedaal<br />
baan 1<br />
Signaal opname element gaspedaal<br />
baan 2<br />
Massa opname element gaspedaal<br />
baan 2<br />
17B-56<br />
A43<br />
A44<br />
A45<br />
A50<br />
A51<br />
A52<br />
A54<br />
A55<br />
A56<br />
A57<br />
A58<br />
A59<br />
A60<br />
A62<br />
A63<br />
A64<br />
A69<br />
A71<br />
A73<br />
A75<br />
A76<br />
A77<br />
A78<br />
A79<br />
---<br />
→<br />
→<br />
←<br />
←<br />
---<br />
---<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
←<br />
---<br />
→<br />
→<br />
←<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
17B<br />
Voeding + 5 V van de<br />
doorstroommeter, het opname element<br />
atmosferische druk, het opname<br />
element gaspedaal, het opname<br />
element druk stuurbekrachtiging en het<br />
gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Commando navoedingsrelais<br />
inspuitsysteem<br />
Commando relais ventilateurmotor<br />
hoge snelheid<br />
Signaal opname element nokkenas<br />
(achterste cilinderrij)<br />
Signaal opname element nokkenas<br />
(voorste cilinderrij)<br />
Massa opname element nokkenas<br />
(voorste cilinderrij)<br />
Massa schakelaar snelheidsregelaar<br />
op stuurwiel<br />
Signaal schakelaar snelheidsregelaar<br />
op stuurwiel<br />
Signaal luchtdoorstroommeter<br />
Signaal achterste lambda sonde<br />
(voorste cilinderrij)<br />
Signaal achterste lambda sonde<br />
(achterste cilinderrij)<br />
Signaal voorste lambda sonde (voorste<br />
cilinderrij)<br />
Signaal voorste lambda sonde<br />
(achterste cilinderrij)<br />
Massa van de opname-elementen<br />
atmosferische druk en druk<br />
stuurbekrachtiging<br />
Commando veiligheidsrelais motor van<br />
het gemotoriseerd <strong>smoorklephuis</strong><br />
Commando relais ventilateurmotor<br />
lage snelheid<br />
Signaal opname element vliegwiel<br />
Massa opname element vliegwiel<br />
Massa opname element nokkenas<br />
(achterste cilinderrij)<br />
Massa luchtdoorstroommeter en<br />
opname element luchttemperatuur<br />
Massa achterste lambda sonde<br />
(voorste cilinderrij)<br />
Massa achterste lambda sonde<br />
(achterste cilinderrij)<br />
Massa voorste lambda sonde (voorste<br />
cilinderrij)<br />
Massa voorste lambda sonde<br />
(achterste cilinderrij)<br />
Editie 2
MOTOR V4Y<br />
Stekkerblok (B)<br />
B84<br />
B85<br />
B89<br />
B92<br />
B93<br />
B94<br />
B95<br />
B96<br />
B98<br />
B99<br />
B100<br />
B101<br />
B102<br />
B103<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
BENZINE - INSPUITSYSTEEM<br />
Aansluitingen rekeneenheid<br />
Commando bobine nº 5<br />
Commando bobine nº 6<br />
Commando elektroklep<br />
benzinedampafzuiging<br />
Commando bobine nº 1<br />
Commando bobine nº 2<br />
Commando bobine nº 3<br />
Commando bobine nº 4<br />
Commando relais brandstofpomp<br />
Commando inspuitstuk 6<br />
Commando inspuitstuk 5<br />
Commando inspuitstuk 4<br />
Commando verwarming achterste<br />
lambda sonde (voorste cilinderrij)<br />
Commando verwarming achterste<br />
lambda sonde (achterste cilinderrij)<br />
Commando elektroklep<br />
nokkenasversteller (voorste cilinderrij)<br />
17B-57<br />
B104<br />
B106<br />
B107<br />
B108<br />
B109<br />
B110<br />
B113<br />
B115<br />
B116<br />
B117<br />
B118<br />
B119<br />
B120<br />
B121<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
→<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
---<br />
17B<br />
Commando elektroklep<br />
nokkenasversteller (achterste<br />
cilinderrij)<br />
Commando inspuitstuk 1<br />
Commando inspuitstuk 2<br />
Commando inspuitstuk 3<br />
Commando verwarming voorste<br />
lambda sonde (voorste cilinderrij)<br />
Commando verwarming voorste<br />
lambda sonde (achterste cilinderrij)<br />
Voeding + voor contact<br />
Massa<br />
Massa<br />
Voeding + 12 V na navoedingsrelais<br />
inspuitsysteem<br />
Massa<br />
Voeding + 12 V na navoedingsrelais<br />
inspuitsysteem<br />
Retourstroom + 12 V na<br />
navoedingsrelais inspuitsysteem<br />
Massa<br />
Editie 2
TE GEBRUIKEN KOELVLOEISTOF<br />
THERMOSTAAT<br />
119A<br />
KOELSYSTEEM<br />
Gegevens<br />
Motor Hoeveelheid (liter) Soort Bijzonderheid<br />
F4R 6,8<br />
G9T 7<br />
P9X 7<br />
V4Y 7,2<br />
Motor<br />
Begin van de<br />
opening<br />
(in °C)<br />
GLACEOL RX (type D)<br />
gebruik alleen koelvloeistof<br />
Einde van de<br />
opening<br />
(in °C)<br />
F4R 89 99 ± 2<br />
G9T 89 99 ± 2<br />
P9X 82 92 ± 2<br />
V4Y 82 92 ± 2<br />
19A-1<br />
19A<br />
Bescherming tot -20 °C ±± 2 °C voor<br />
koude en gematigde landen<br />
Bescherming tot -37 °C ± 2 °C voor<br />
zeer koude landen<br />
Editie 3
De koelvloeistof stroomt permanent door de<br />
kachelradiateur die bijdraagt aan de koeling van de<br />
motor.<br />
VULLEN<br />
Open beslist de volgende ontluchtingsnippels:<br />
– op de bovenkant van de radiateur,<br />
– op de kachelslangen,<br />
– op de slang tussen het koelvloeistofhuis en de extra<br />
verwarming (motor G9T),<br />
– op de slang van het huis met<br />
koelvloeistofverwarmingselementen (motor P9X),<br />
– op het koelvloeistofhuis (motors F4R en G9T)<br />
bij (A).<br />
Vul het circuit via de opening in het expansievat.<br />
Sluit de ontluchtingsnippel zodra er vloeistof zonder<br />
luchtbellen uitstroomt.<br />
Laat de motor draaien met 2500 tr/min.<br />
Blijf de vloeistof in het expansievat gedurende<br />
ongeveer 4 minuten op peil houden.<br />
Sluit het expansievat met de dop.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Vullen - ontluchten<br />
19A-2<br />
ONTLUCHTEN<br />
19A<br />
Laat de motor gedurende 20 minuten draaien met<br />
2500 tr/min, tot het inschakelen van de<br />
koelventilateur. Dit is de tijd die nodig is nodig voor het<br />
automatisch ontluchten.<br />
Controleer of het peil in het expansievat bij het "Maxi"merkteken<br />
staat.<br />
DRAAI DE ONTLUCHTINGSNIPPEL NOOIT OPEN<br />
ALS DE MOTOR DRAAIT<br />
CONTROLEER BIJ WARME MOTOR NOGMAALS<br />
OF DE DOP VAN HET EXPANSIEVAT GOED<br />
VASTZIT<br />
Editie 3
1 - Controle van de afdichting van het koelsysteem<br />
Vervang de dop van het expansievat door de adapter<br />
M.S. 554-01.<br />
Sluit hier het controlegereedschap M.S. 554-07 op<br />
aan.<br />
Laat de motor warmdraaien en zet hem stil.<br />
Pomp het circuit onder druk.<br />
Pomp tot de druk 0,1 bar onder de afstelwaarde van<br />
de dop van het expansievat is.<br />
De druk mag niet teruglopen, spoor anders het lek op.<br />
Draai de aansluiting van M.S. 554-07 geleidelijk los<br />
zodat de druk uit het koelsysteem kan ontsnappen, en<br />
vervang de adapter M.S. 554-01 door de<br />
expansievatdop voorzien van een nieuwe afdichtring.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Controle<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
M.S. 554-01 Adapter voor M.S. 554-07<br />
M.S. 554-06 Adapter voor M.S. 554-07<br />
M.S. 554-07 Gereedschap voor controle van de<br />
afdichting van het koelsysteem<br />
19A-3<br />
2 - Controle van de afstelling van de<br />
expansievatdop<br />
19A<br />
Wanneer er koelvloeistof via de dop ontsnapt is, moet<br />
deze dop beslist door een nieuwe worden vervangen.<br />
Monteer de adapter M.S. 554-06 op de pomp<br />
M.S. 554-07 en draai de dop op de adapter.<br />
Voer de druk op, deze moet zich stabiliseren op de<br />
afstelwaarde van de dop met een tolerantie van<br />
±± 0,1 bar<br />
Afstelwaarde van de klep: 1,4 bar voor de motors<br />
F4R, G9T, 1,6 bar voor de P9X en 1,8 bar voor de<br />
V4Y<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
KOELSYSTEEM<br />
Schema<br />
1 Motor<br />
2 Radiateur<br />
3 Doorstroom expansievat met ontluchting achter thermostaat<br />
4 Kachelradiateur<br />
5 Thermostaatsteun<br />
6 Doseur ∅ 3 mm<br />
7 Doseur ∅ 9 mm<br />
8 Doseur ∅ 6 mm<br />
9 Waterpomp<br />
10 Thermostaat<br />
11 Ontluchtingsnippel<br />
12 Elektrische waterpomp<br />
13 Steun verwarmingselementen (indien van toepassing)<br />
14 Turbo<br />
15 Olie/waterkoeler<br />
De expansievatdop is afgesteld op 1,4 bar.<br />
19A-4<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
HANDGESCHAKELDE<br />
VERSNELLINGSBAK<br />
KOELSYSTEEM<br />
Schema<br />
1 Motor<br />
2 Radiateur<br />
3 Het expansievat,<br />
4 Kachelradiateur<br />
5 By-pass ∅ 11 mm<br />
6 Houder koelvloeistofverwarmingselementen<br />
7 Waterpomp<br />
8 Olie/waterkoeler<br />
9 Thermostaat<br />
10 Ontluchtingsnippel<br />
11 Extra verwarming (alleen voor zeer koude landen)<br />
12 Doseur ∅ 3 mm<br />
De expansievatdop is afgesteld op 1,4 bar.<br />
19A-5<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AUTOMATISCHE<br />
TRANSMISSIE<br />
KOELSYSTEEM<br />
Schema<br />
1 Motor<br />
2 Radiateur<br />
3 Het expansievat,<br />
4 Kachelradiateur<br />
5 By-pass ∅ 11 mm<br />
6 Houder koelvloeistofverwarmingselementen<br />
7 Waterpomp<br />
8 Olie/waterkoeler<br />
9 Thermostaat<br />
10 Ontluchtingsnippel<br />
11 Extra verwarming (alleen voor zeer koude landen)<br />
12 Olie/waterkoeler voor de automatische transmissie<br />
13 Doseur ∅ 3 mm<br />
14 Doseur ∅ 8 mm<br />
15 Doseur ∅ 14 mm<br />
16 Dop<br />
De expansievatdop is afgesteld op 1,4 bar.<br />
19A-6<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
KOELSYSTEEM<br />
Schema<br />
1 Motor<br />
2 Radiateur<br />
3 Het expansievat,<br />
4 Kachelradiateur<br />
5 Houder koelvloeistofverwarmingselementen (alleen voor gematigde<br />
landen)<br />
6 Waterpomp<br />
7 Olie/waterkoeler<br />
8 Thermostaat<br />
9 Ontluchtingsnippel<br />
10 Extra verwarming (alleen voor zeer koude landen)<br />
11 Olie/waterkoeler voor de automatische transmissie<br />
12 Doseur ∅ 3 mm en lengte 10 mm<br />
13 Doseur ∅ 16 mm en lengte 10 mm<br />
14 Turbocompressor<br />
15 EGR-systeem<br />
De expansievatdop is afgesteld op 1,6 bar.<br />
19A-7<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
KOELSYSTEEM<br />
Schema<br />
1 Motor<br />
2 Radiateur<br />
3 Doorstroom expansievat met permanente ontluchting<br />
4 Kachelradiateur<br />
5 Oliekoeler automatische transmissie<br />
6 Uitgang koelsysteem<br />
7 Doseur<br />
8 Doseur ∅ 16 mm<br />
9 Waterpomp<br />
10 Thermostaat<br />
11 Ontluchtingsnippel<br />
12 Luchtverwarming<br />
De expansievatdop is afgesteld op 1,8 bar.<br />
19A-8<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsbouten van het<br />
koelvloeistofhuis 2,5<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Verwijder de beschermplaat onder de motor.<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen van de thermostaat bij (A),<br />
– de thermostaat (B).<br />
KOELSYSTEEM<br />
Thermostaat<br />
19A-9<br />
INBOUWEN<br />
19A<br />
Monteer de thermostaat met een nieuwe afdichting.<br />
N.B.: het is belangrijk om de ontluchtingsopening (C)<br />
verticaal naar boven te plaatsen.<br />
Zet de bouten van het koelvloeistofhuis vast met<br />
2,5 daN.m.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen-Ontluchten").<br />
Editie 3
KOELSYSTEEM<br />
Radiateur<br />
ALLE<br />
MOTORTYPES Radiateur<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Bouw uit:<br />
– de kappen van de motor,<br />
– de accu en de beschermplaat onder de motor,<br />
– de twee voorwielen,<br />
– de versterkingsstang aan de bovenkant,<br />
– de inlaatgeluiddemper (alleen V4Y) bij (A),<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1202-01<br />
Klembandtang<br />
Mot. 1202-02<br />
Mot. 1448 Lange klembandtang<br />
19A-10<br />
– de relaisplaat bij (1),<br />
– de accubak bij (2),<br />
19A<br />
– de stekkers van de ventilateurmotor,<br />
– de stekkers van de weerstand van de koelventilateur<br />
(alleen G9T),<br />
– de koelventilateur.<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />
Bouw uit:<br />
– de schildbumper voor (zie hoofdstuk 54A.A<br />
"Schildbumper voor"),<br />
– de twee koplampen,<br />
– de bovenste dwarsbalk,<br />
– de bovenste radiateurslang,<br />
– de twee luchthappers van de radiateur,<br />
Editie 3
ALLE<br />
MOTORTYPES<br />
– de luchtslang op de afslagklep (alleen G9T) bij (3),<br />
– de twee bevestigingen van de<br />
stuurbekrachtigingsleiding (1),<br />
– de stekker (2) van de condensor.<br />
Maak (4) de condensor los van de tussenkoeler, duw<br />
hem opzij en bevestig hem aan de voorste dwarsbalk.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Radiateur<br />
19A-11<br />
19A<br />
Verwijder de twee slangen op de tussenkoeler<br />
(behalve V4Y).<br />
Maak de tussenkoeler los van de radiateur en bouw<br />
hem uit.<br />
Ontgrendel de twee onderste bevestigingen van de<br />
radiateur.<br />
Bouw de radiateur uit.<br />
INBOUWEN<br />
Ga bij het inbouwen verder te werk in omgekeerde<br />
volgorde van uitbouwen.<br />
Let op dat de ribben van de radiateur of van de<br />
condensor of tussenkoeler bij het inbouwen niet<br />
beschadigen, bescherm ze indien nodig.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen-Ontluchten").<br />
Het is noodzakelijk om een inlezing uit te voeren na<br />
het weer aansluiten van de accukabels (zie<br />
hoofdstuk 80A "Bijzonderheden accu").<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />
Bouw uit:<br />
– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A:<br />
"Distributieriem").<br />
– de waterpomp.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1202-01<br />
Klembandtang<br />
Mot. 1202-02<br />
Mot. 1448 Lange klembandtang<br />
Bouten waterpomp 0,9<br />
19A-12<br />
REINIGEN<br />
19A<br />
De pasvlakken van de onderdelen mogen beslist<br />
niet schoon worden geschraapt.<br />
Los de achtergebleven pakkingresten op met<br />
Décapjoint.<br />
Draag hierbij handschoenen.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />
ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />
met een houten spatel schoon.<br />
Laat het product niet op de lak van de auto<br />
terechtkomen.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
N.B.: borg de bouten (3) en (4) met een druppeltje<br />
LOCTITE FRENETANCH op de schroefdraad.<br />
Monteer de nieuwe afdichting.<br />
Span de bouten van de waterpomp in de aangegeven<br />
volgorde voor tot zij aanliggen, en zet ze daarna vast<br />
met een aantrekkoppel van 0,9 daN.m in dezelfde<br />
aantrekvolgorde.<br />
Monteer de distributieriem (zie de methode in<br />
hoofdstuk 11A "Distributieriem").<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen - Ontluchten").<br />
19A-13<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Plaats het motorsteungereedschap Mot. 1367-02.<br />
Tap af:<br />
– het koelsysteem via de onderste radiateurslang,<br />
– de motorolie (plaats de aftapplug niet terug).<br />
Bouw uit:<br />
– het rechter voorwiel,<br />
– de spatplaat,<br />
– de pendelophanging rechts voor.<br />
Laat de motor, zonder de koppel-reactiestang of het<br />
uitlaatsysteem te beschadigen, voldoende zakken om<br />
de deksel van de waterpomp uit te kunnen bouwen.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1202-01<br />
Klembandtang<br />
Mot. 1202-02<br />
Moer van de naaf van de waterpomp 5<br />
Bevestigingsbouten van de waterpomp 1<br />
Bevestigingsbouten van het deksel van<br />
de waterpomp 1<br />
Mot. 1448 Lange klembandtang<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Poelietrekker (FACOM U 14 L bijvoorbeeld)<br />
19A-14<br />
19A<br />
Bouw uit:<br />
– de moer (1) van de naaf van de waterpomp (houd de<br />
krukas tegen met een schroevendraaier).<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
Bouw uit:<br />
– het tandwiel van de waterpomp met behulp van de<br />
trekker,<br />
– de twee bevestigingsbouten (2) van de waterpomp,<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-15<br />
– de waterpomp.<br />
19A<br />
LET OP: een deel van de koelvloeistof stroomt in het<br />
ondercarter. Controleer of het pakkingvlak van de<br />
pomp schoon is en of alle koelvloeistof uit het<br />
motorblok is gestroomd (via de aftapopening).<br />
INBOUWEN<br />
Monteer de waterpomp (met een nieuwe afdichting)<br />
door te drukken op de verhogingen (3) om de pomp<br />
correct tegen het onderste distributiedeksel te<br />
drukken.<br />
Zet de bouten (4) vast met een aantrekkoppel van<br />
1 daN.m.<br />
Plaats:<br />
– het tandwiel van de waterpomp en zet het vast met<br />
een aantrekkoppel van 5 daN.m,<br />
– het deksel van de waterpomp (met een nieuwe<br />
afdichting) en zet de bouten vast met een<br />
aantrekkoppel van 1 daN.m,<br />
Vul de motorolie bij.<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen-Ontluchten").<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Tap het koelsysteem af via de onderste radiateurslang.<br />
Bij het inbouwen van de motor moet de motorolie<br />
worden afgetapt om de koelvloeistof uit de ondercarter<br />
te verwijderen.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1376 Blokkeerstift motorverdraaiing<br />
Mot. 1367-02 Motorsteungereedschap via de<br />
onderkant<br />
Mot. 1453 Motorsteungereedschap via de<br />
bovenkant<br />
Mot. 1202-01<br />
Klembandtang<br />
Mot. 1202-02<br />
Mot. 1448 Lange klembandtang<br />
Bouten waterpomp 1,1<br />
Bevestigingsbouten van de tandwielen<br />
van de groep 3,5<br />
Bevestigingsbouten van het deksel van<br />
de groep 2,5<br />
Moer van de poelie van de inspuitpomp 16<br />
Bout van de krukaspoelie aandrijfriem<br />
hulporganen 23,5<br />
Mot. 1651 Montagegereedschap keerring aan<br />
distributiezijde<br />
Mot. 1653 Montagegereedschap keerring van<br />
de hogedrukpomp<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Momentsleutel<br />
19A-16<br />
UITBOUWEN<br />
19A<br />
Maak de aandrijfas rechts voor los, bouw hiervoor uit:<br />
– de flens van het steunlager van de aandrijfas,<br />
– de spoorstangkogel,<br />
– de onderste fuseekogel.<br />
– de bouten van de schokdemperpoot,<br />
– de bevestigingen van de remklauw, en bevestig deze<br />
aan de schroefveer,<br />
– de stekker van het opname element van het ABS.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Bouw uit:<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
"Spanning aandrijfriem hulporganen"),<br />
– de geleiderollen (1),<br />
– de spanner (2),<br />
– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem").<br />
– de geleiderollen (3),<br />
– de spanrol (4).<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-17<br />
19A<br />
Controleer of de vaste en draaiende merktekens van<br />
de krukaspoelie van de hulporganen in lijn liggen.<br />
Draai de krukas enigszins linksom om de motor te<br />
blokkeren (via het gat voor de bouten van de<br />
omvormer).<br />
Blokkeer de motor door Mot. 1376 in een gat voor de<br />
bouten van de omvormer te steken.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Draai los:<br />
– de bevestigingsbout van de krukaspoelie<br />
hulporganen,<br />
– de bevestigingsmoer (5) van het tandwiel van de<br />
hogedrukpomp.<br />
Bouw uit:<br />
– het tandwiel van de hogedrukpomp,<br />
– het blokkeergereedschap van de motor Mot. 1376.<br />
Draai motor om hem weer op het BDP te zetten.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-18<br />
19A<br />
Controleer of de vaste en draaiende merktekens van<br />
de krukaspoelie van de hulporganen in lijn liggen.<br />
Bouw uit:<br />
– de krukaspoelie bij (6),<br />
– de slang van de carterventilatie bij (7),<br />
– de stekker van het opname element vliegwiel bij (8),<br />
– het opname element vliegwiel.<br />
Sluit de carterventilatieslang af.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
Bouw uit:<br />
– de bevestigingen van het deksel van de tandwielgroep,<br />
– de dop bij (9),<br />
– het deksel van de tandwielgroep,<br />
19A-19<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Bouw uit:<br />
– de tandschijf van de BDP voor de tandwiel van de<br />
oliepomp,<br />
– de tandwielen (A) en (B) van de groep,<br />
– het tandwiel van de spelingscorrectie door het<br />
vastzetten van de twee bouten M6x100x50 bij (C)<br />
om het uit te bouwen.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-20<br />
Vang de veer op van het<br />
spelingscorrectiemechanisme.<br />
19A<br />
Bouw uit:<br />
– de poelie van de inspuitpomp, door twee bouten vast<br />
te zetten M6x100x50 bij (D) om hem vrij te maken<br />
van de pompas,<br />
– de waterpomp.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
REINIGEN<br />
De pasvlakken van de aluminium onderdelen<br />
mogen beslist niet schoon worden geschraapt.<br />
Gebruik het product Décapjoint voor het oplossen van<br />
de achtergebleven resten van de afdichting op het<br />
deksel van de tandwielgroep.<br />
Breng het product aan op de te reinigen delen; laat het<br />
ongeveer tien minuten inwerken en veeg het metaal<br />
met een houten spatel schoon.<br />
INBOUWEN<br />
LET OP bij het plaatsen van de afdichting, het is<br />
zeer belangrijk om deze goed te plaatsen onder de<br />
rib (E) en in de centreerbussen (F).<br />
Plaats:<br />
– de afdichting van de waterpomp,<br />
– de waterpomp en zet de bouten vast met een<br />
aantrekkoppel van 1,1 daN.m,<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-21<br />
19A<br />
AFSTELLEN VAN DE SPELINGSCORRECTIE VAN<br />
DE POELIE VAN DE INSPUITPOMP<br />
In de bankschroef:<br />
– Plaats de veer in de poelie van de inspuitpomp.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
Zet twee bouten (M6x100x50) vast bij (G), alleen in de<br />
poelie van de spelingscorrectie.<br />
Plaats het tandwiel voor de spelingscorrectie op de<br />
poelie van de inspuitpomp.<br />
Draai het tandwiel voor de spelingscorrectie met<br />
behulp van een schroevendraaier om hem te laten<br />
samenvallen met de poelie van de injectiepomp.<br />
Zet bij (H) een bout (M6x100x15) vast om het geheel<br />
te blokkeren als de gaten in lijn liggen.<br />
N.B.: de bevestigingsbout kan zelf gemaakt<br />
worden (een zaagsnede op de kop van de bout<br />
maakt het uitbouwen gemakkelijker).<br />
Verwijder de twee bouten die gebruikt zijn voor het<br />
plaatsen van de schroevendraaier.<br />
Monteer deze twee afgestelde poelies op de motor.<br />
19A-22<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
AFSTELLEN VAN DE TANDWIELGROEP<br />
Monteer de twee tussentandwielen (1) en (2) door hun merktekens goed te<br />
plaatsen ten opzichte van die van de tandwielen van de oliepomp (3) en van<br />
de inspuitpomp (4).<br />
Zet de bouten van de twee tussentandwielen vast met een aantrekkoppel<br />
van 3,5 daN.m.<br />
Monteer de tandschijf van het BDP voor het tandwiel van de oliepomp met<br />
de markering naar buiten gekeerd.<br />
19A-23<br />
19A<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
Monteer het deksel van de tandwielgroep met een<br />
strook van 3 mm diameter afdichtpasta<br />
12F008 77 11 219 706 volgens onderstaand schema<br />
na het:<br />
– reinigen en ontvetten van de pasvlakken,<br />
– verwijderen van de keerringen van de krukaspoelie<br />
van de hulporganen en het tandwiel van de<br />
hogedrukpomp uit het deksel van de tandwielgroep.<br />
Zet de bouten van het deksel vast met een<br />
aantrekkoppel van 2,5 daN.m in de hieronder<br />
voorgeschreven volgorde.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-24<br />
19A<br />
Verwijder de zelfgemaakte bouten via de opening (5).<br />
Plaats de dop.<br />
Plaats de nieuwe keerring:<br />
– van de krukaspoelie van de hulporganen met behulp<br />
van het gereedschap Mot. 1651.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
– van het tandwiel van de hogedrukpomp met behulp<br />
van het gereedschap Mot. 1653.<br />
Monteer de krukaspoelie van de hulporganen, door de<br />
bevestigingsbout te laten aanliggen.<br />
Controleer of de vaste en draaiende merktekens van<br />
de krukaspoelie van de hulporganen en van het<br />
tandwiel van de hogedrukpomp in lijn liggen.<br />
Draai de krukas enigszins linksom om de motor te<br />
blokkeren.<br />
Plaats Mot. 1376.<br />
Plaats:<br />
– het tandwiel van de inspuitpomp en zet dit vast met<br />
een aantrekkoppel van 16 daN.m,<br />
– de poelie van de krukas en zet deze vast met<br />
23,5 daN.m.<br />
Verwijder Mot. 1376.<br />
Draai motor om hem weer op het BDP te zetten.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-25<br />
19A<br />
Controleer of de vast en draaiende merktekens:<br />
– van de krukaspoelie voor de aandrijfriem<br />
hulporganen,<br />
– van het tandwiel van de inspuitpomp,<br />
in lijn liggen.<br />
Plaats:<br />
– de geleiderollen van de distributieriem,<br />
– de spanrol van de distributieriem<br />
– de distributieriem (zie hoofdstuk 11A<br />
"Distributieriem").<br />
– de spanner van de aandrijfriem hulporganen,<br />
– de geleiderollen van de aandrijfriem hulporganen,<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
"Spanning aandrijfriem hulporganen"),<br />
– de pendelophanging (zie hoofdstuk 19A<br />
"Pendelophanging").<br />
Monteer de aandrijfas rechts voor (zie hoofdstuk 29A<br />
"Aandrijfas").<br />
Tap de motorolie af.<br />
N.B.: het is belangrijk om te controleren dat er geen<br />
koelvloeistof in het ondercarter is achtergebleven<br />
voordat u de motor vult met olie.<br />
Voer de volgende werkzaamheden uit:<br />
– vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen - ontluchten").<br />
– vul de motor met olie.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Hiervoor moet de aandrijfgroep uitgebouwd<br />
worden.<br />
UITBOUWEN<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Mot. 1202-01<br />
Klembandtang<br />
Mot. 1202-02<br />
Mot. 1448 Lange klembandtang<br />
Mot. 1372 Set voor het uitdraaien van<br />
afbreekbouten<br />
Mot. 1390 Motorsteun, meervoudig<br />
verstelbaar<br />
T. Av. 476 Kogeltrekker<br />
Bouten waterpomp 0,9<br />
Bout van het waterpompdeksel 1,1<br />
Bout van het kettingspannerdeksel 1,1<br />
Bout van de kettingspanner 0,8<br />
ONMISBAAR MATERIAAL<br />
Momentsleutel<br />
19A-26<br />
19A<br />
Bouw uit:<br />
– de motor (zie hoofdstuk 10A "Motor<br />
Versnellingsbak"),<br />
– de aandrijfriem hulporganen (zie hoofdstuk 07A<br />
"Spanning aandrijfriem hulporganen"),<br />
– de spanrol en zijn steun bij (A),<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
– Zet de motor in het BDP.<br />
Bouw uit:<br />
– het deksel van de waterpomp bij (B),<br />
– het deksel van de distributiespanner bij (C),<br />
– de deksels van de nokkenasverstellers en markeer<br />
de stand van de nokkenasverstellers in het BDP,<br />
– de kettingspanner bij (D) (zie hoofdstuk 11A<br />
"Distributieketting"),<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-27<br />
19A<br />
– de bevestigingen van de waterpomp bij (E),<br />
Draai de motor ongeveer twintig graden linksom.<br />
Bouw de waterpomp uit.<br />
N.B.: voordat de pomp inbouwt, smeert u<br />
motorolie op afdichting (1) en koelvloeistof op<br />
afdichting (2).<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
INBOUWEN<br />
N.B.: let op dat u de afdichtingen niet beschadigt als u<br />
de pomp inbouwt.<br />
Plaats de waterpomp.<br />
Vul de spanner van de distributieketting met motorolie.<br />
Monteer de spanner van de distributieketting.<br />
Maak met behulp van een krabber de deksels van de<br />
waterpomp en van de distributieketting schoon.<br />
KOELSYSTEEM<br />
Waterpomp<br />
19A-28<br />
19A<br />
Breng een strook LOCTITE 518 aan met een dikte van<br />
3 mm.<br />
Laat de motor gedurende 3 minuten draaien zonder<br />
boven 3000 t/min te komen, om het smeercircuit van<br />
de kettingspanner te ontluchten.<br />
N.B.: hierbij kunnen pingelgeluiden hoorbaar zijn.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van het<br />
uitbouwen.<br />
Bouw de motor in (zie de methode in hoofdstuk 10A<br />
"Motor en versnellingsbak").<br />
Vul en ontlucht het koelsysteem (zie hoofdstuk 19A<br />
"Vullen ontluchten").<br />
Editie 3
ALLE<br />
MOTORTYPES<br />
De complete uitlaatlijn is van roestvrij staal.<br />
Omdat de katalysator zeer heet wordt, mag u de auto<br />
in geen geval parkeren op een plaats waar brandbare<br />
materialen (hoog gras, bladeren) in contact kunnen<br />
komen met de katalysator.<br />
Ieder beschadigd hitteschild moet beslist worden<br />
vervangen.<br />
LET OP:<br />
– er mag absoluut geen lekkage optreden tussen het<br />
uitlaatspruitstuk en de katalysator,<br />
– iedere beschadigde afdichting moet beslist worden<br />
VERVANGEN,<br />
– bij het uitbouwen mag er beslist niet tegen de<br />
katalysator geslagen worden om te voorkomen dat<br />
deze inwendig beschadigd wordt.<br />
BEVESTIGING ONDER DE AUTO<br />
Bij het uitbouwen van de demper, verwijder:<br />
– de akoestische stang (1),<br />
– de klemband demper - expansiepot (2),<br />
UITLAAT<br />
Algemeen<br />
19B-1<br />
119B<br />
19B<br />
– de twee bevestigingsmoeren (3) van het silentbloc<br />
van de demper.<br />
Plaats de klembanden zo dat zij beide buizen<br />
vastklemmen.<br />
Zet de bout van de klemband vast met 2,5 daN.m om<br />
te voorkomen dat de buizen en klembanden<br />
vervormen en kunnen gaan lekken. Zet de<br />
akoestische stang vast met 6,2 daN.m.<br />
VERVANGEN VAN DE DELEN VAN HET<br />
UITLAATSYSTEEM<br />
Het uitbouwen van verschillende delen van het<br />
uitlaatsysteem geeft geen problemen.<br />
Er zijn een of twee onderbrekingen vanaf de ingang<br />
van de katalysator tot aan de uitgang van de demper.<br />
Er is dus geen enkele doorsnijding nodig om de<br />
verschillende delen te vervangen.<br />
Editie 3
PRESENTATIE VAN HET UITLAATSYSTEEM<br />
UITLAAT<br />
Overzicht van het uitlaatsysteem<br />
Motor F4R met turbocompressor Motor G9T<br />
1 Katalysator<br />
2 Expansiepot<br />
3 Demper<br />
19B-2<br />
19B<br />
Editie 3
PRESENTATIE VAN HET UITLAATSYSTEEM<br />
UITLAAT<br />
Overzicht van het uitlaatsysteem<br />
Motor P9X Motor V4Y<br />
1 Voorkatalysator<br />
2 Katalysator<br />
3 Expansiepot<br />
4 Demper<br />
19B-3<br />
19B<br />
Editie 3
UITLAAT<br />
Katalysator<br />
MOTOR F4R<br />
TURBOCOMPRESSOR Katalysator<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Moeren van driepuntsflens 2,1<br />
Moeren van katalysator-turbocompressor 3,2<br />
Koppel-reactiestang aan het subframe<br />
aan de motor<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Voor het uitbouwen van de katalysator moet de<br />
aandrijfas rechts worden uitgebouwd (zie<br />
hoofdstuk 29A "Aandrijfas").<br />
Bouw uit:<br />
– de twee bouten (1) van de koppel-reactiestang,<br />
– de steun van de koppel-reactiestang,<br />
– het lagerblok van de aandrijfas.<br />
10,5<br />
18<br />
Luchtslang van turbohitteschild 0,8<br />
Steun van driepuntsflens 2,1<br />
Flenzen van katalysator 0,8<br />
19B-4<br />
19B<br />
– de vier bouten van de luchtslang van het hitteschild<br />
van de turbocompressor (2),<br />
– de twee lambda sondes (3),<br />
– de twee katalysatorflenzen (4),<br />
– de steun van de driepunts katalysatorflens op de<br />
bak (5),<br />
– de drie bevestigingsmoeren (6) van de katalysator op<br />
de turbocompressor.<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
TURBOCOMPRESSOR<br />
UITLAAT<br />
Katalysator<br />
Bouw de drie bevestigingsmoeren (7) van de<br />
uitlaatflens uit.<br />
Verwijder de katalysator.<br />
INBOUWEN<br />
Plaats de moeren van de katalysator op de<br />
turbocompressor.<br />
Zet in de juiste volgorde en met het voorgeschreven<br />
koppel vast:<br />
– de katalysatorflenzen,<br />
– de moeren van de katalysator op de<br />
turbocompressor,<br />
– de uitlaatflens.<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afdichtingen van de uitlaatflens en van de<br />
turbocompressor.<br />
19B-5<br />
19B<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bout flens katalysator-voorkatalysator 2,1<br />
Klemband katalysator-expansiepot 2,1<br />
Bevestigingsbouten hitteschild 2,1<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de beschermplaat onder de motor,<br />
– de twee bevestigingsbouten van het hitteschild door<br />
een sleutel door het subframe (1) te steken,<br />
– de vier bevestigingsklemmetjes van het<br />
hitteschild (2).<br />
Druk het hitteschild naar achteren.<br />
Plaats een orgaansteun om de uitlaatlijn op zijn plaats<br />
te houden en te ondersteunen.<br />
UITLAAT<br />
Katalysator<br />
19B-6<br />
Bouw uit:<br />
– de vier bouten van de flens katalysatorvoorkatalysator<br />
(3),<br />
– de klemband katalysator-expansiepot (4),<br />
– de katalysator.<br />
INBOUWEN<br />
19B<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />
Monteer een nieuwe klem.<br />
Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />
aan.<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bouten van voorkatalysator 2,1<br />
Lambda sondes 4,4<br />
Bouten steun voorkatalysator 2,1<br />
Moeren flens katalysator-voorkatalysator 2,1<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de lambda sonde (1),<br />
– het hitteschild van het voorste uitlaatspruitstuk,<br />
UITLAAT<br />
Voorste voorkatalysator<br />
19B-7<br />
– de bevestigingsflens van de voorste<br />
voorkatalysator (2),<br />
19B<br />
– de bevestigingsbouten (3) van de voorkatalysator.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afdichting van de voorkatalysatorkatalysator<br />
door een nieuwe.<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Lambda sondes 4,4<br />
Moer flens katalysator-voorkatalysator 2,1<br />
Bouten van voorkatalysator 2,1<br />
Voor het uitbouwen van de achterste voorkatalysator<br />
moeten de voorste voorkatalysator (zie hoofdstuk 19<br />
Uitlaat "Voorste voorkatalysator") en de aandrijfas<br />
rechts (zie hoofdstuk 29A "Aandrijfas") worden<br />
uitgebouwd.<br />
Maak de stekker los van de lambda sonde.<br />
Bouw uit:<br />
– het lagerblok van de aandrijfas,<br />
– de steun van de koppelreactiestang,<br />
– de bouten van de voorkatalysator-uitlaatspruitstuk<br />
(1),<br />
– de katalysatorflens (2),<br />
UITLAAT<br />
Achterste voorkatalysator<br />
19B-8<br />
19B<br />
– de twee moeren van de voorkatalysator-katalysator<br />
(3).<br />
INBOUWEN<br />
Plaats:<br />
– de moeren van de flens katalysator-voorkatalysator,<br />
– de bouten van het achterste uitlaatspruitstukvoorkatalysator.<br />
Vervang de afdichting door een nieuwe.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Moeren van katalysator-voorkatalysator 2,1<br />
Moeren van katalysator-turbocompressor 4,4<br />
Bouten steunen van voorkatalysator 2,1<br />
Koppel-reactiestang aan het subframe<br />
aan de motor<br />
Voor het uitbouwen van de katalysator moet de<br />
aandrijfas rechts worden uitgebouwd (zie<br />
hoofdstuk 29A "Aandrijfas").<br />
Bouw uit:<br />
– de akoestische stang (1),<br />
– de klemband van het uitlaatsysteem (2),<br />
UITLAAT<br />
Voorkatalysator<br />
10,5<br />
18<br />
Bouten van akoestische stang 6,2<br />
19B-9<br />
19B<br />
– de tweepunts flens katalysator-voorkatalysator (3).<br />
– de lijn,<br />
– de koppel-reactiestang (4),<br />
– het lagerblok van de aandrijfas.<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
UITLAAT<br />
Voorkatalysator<br />
– de drie moeren turbocompressor-voorkatalysator<br />
(6),<br />
– de twee voorkatalysatorsteunen (7).<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afdichtingen door nieuwe.<br />
Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />
aan.<br />
De andere delen geven geen bijzondere<br />
problemen.<br />
19B-10<br />
19B<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingen van schilden 2,1<br />
Tapeinden 0,7<br />
Bevestigingsmoeren van voorste<br />
uitlaatbuis 2,1<br />
Bevestigingen van de steun van de<br />
voorkatalysator 2,1<br />
Bevestigingen van de strip van de<br />
voorkatalysator 2,1<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Verwijder de kappen op de motor.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– de hitteschilden (1),<br />
UITLAAT<br />
Voorkatalysator<br />
19B-11<br />
19B<br />
– de bevestigingen (2) van de voorste uitlaatbuis,<br />
– de katalysator.<br />
Maak het hitteschild naar achteren vrij. Verwijder<br />
hiervoor:<br />
– de bevestigingen (3) van de steunplaat van het<br />
hitteschild,<br />
– de steunplaat,<br />
– de vier bevestigingsklemmetjes (4) van het<br />
hitteschild.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
UITLAAT<br />
Voorkatalysator<br />
Maak de bedieningskabel van de versnellingsbak los<br />
op het hitteschild.<br />
Bouw uit:<br />
– het hitteschild,<br />
– de steun (5) en de poot (6) van de voorkatalysator,<br />
– de voorkatalysator.<br />
INBOUWEN<br />
Ga te werk in omgekeerde volgorde van uitbouwen.<br />
Vervang de afdichtingen.<br />
Voor de andere onderdelen van de uitlaatlijn<br />
gelden geen bijzonderheden.<br />
19B-12<br />
19B<br />
Editie 3
BELANGRIJK:<br />
Bij deze werkzaamheden is het volgende belangrijk:<br />
– het is verboden te roken of met gloeiende<br />
voorwerpen (lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />
– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />
gevolg van de restdruk in het systeem,<br />
– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />
uitstromende brandstof.<br />
LEEGPOMPEN VAN DE BRANDSTOFTANK<br />
(benzinemotor)<br />
Bouw uit:<br />
– de zitting van de bank evenals de hoogteverstelling<br />
(zie uitbouwen inbouwen van de tank),<br />
– de plastic dop om bij de combinatie pomp en<br />
tankelement te komen.<br />
Maak de snelkoppeling (1) los en sluit op de uitgang<br />
(S) van het tankelement, een slang aan die lang<br />
genoeg is om uit te komen in een opvangbak buiten de<br />
auto.<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Leegpompen van de brandstoftank<br />
19C-1<br />
119C<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Pneumatische pomp INTERCO, leegpompen van<br />
de brandstoftank Benzine en Diesel (zie catalogus<br />
met MATERIALEN)<br />
19C<br />
In de motorruimte maakt u het relais van de<br />
brandstofpomp los in het huis met hulporganen<br />
motorruimte (relais (A) voor motor FR4, relais (B) voor<br />
motor V4Y).<br />
Verbind de draden op de aansluiting (3) en (5) van de<br />
stekker van dit benzinepomprelais met elkaar en laat<br />
de benzinepomp draaien tot hij lucht begint aan te<br />
zuigen.<br />
Verwijder de doorverbinding op de relaisstekker.<br />
Sluit het relais weer aan.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
N.B.: u kunt ook een pneumatische pomp van<br />
INTERCO gebruiken (zie de catalogus MATERIAAL).<br />
Editie 3
LEEGPOMPEN VAN DE BRANDSTOFTANK<br />
(dieselmotor)<br />
Bij bepaalde uitvoeringen met dieselmotor moet u,<br />
vanwege het ontbreken van een elektrische<br />
brandstofpomp, de brandstof met een externe pomp<br />
wegpompen.<br />
Gebruik hiervoor bijvoorbeeld de pneumatische pomp<br />
van INTERCO (zie de catalogus met MATERIALEN).<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Leegpompen van de brandstoftank<br />
19C-2<br />
19C<br />
Bouw uit:<br />
– de zitting van de bank evenals de hoogteverstelling<br />
(zie uitbouwen inbouwen van de tank),<br />
– de plastic dop om bij het tankelement te komen.<br />
Maak de snelkoppeling (1) los en sluit op uitgang (S)<br />
de rubber slang van de pneumatische pomp aan.<br />
Pomp de tank leeg.<br />
Editie 3
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsmoeren zitting 4,4<br />
Bevestigingsbouten van de rugleuning en<br />
de hoogteverstelling van de zitting 4,4<br />
Bevestiging hitteschild 2,1<br />
Akoestische stang 6,2<br />
Bevestiging brandstoftank 2,1<br />
BELANGRIJK:<br />
Bij deze werkzaamheden is het volgende belangrijk:<br />
– het is verboden te roken of met gloeiende<br />
voorwerpen (lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />
– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />
gevolg van de restdruk in het systeem,<br />
– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />
uitstromende brandstof.<br />
N.B.: om toegang te krijgen tot het tankelement in de<br />
tank, is het nodig om de zitting van de bank met de<br />
hoogteverstelling van de zitting uit te bouwen.<br />
Zet de auto op een tweekoloms hefbrug.<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Brandstoftank<br />
19C-3<br />
19C<br />
Bouw de zitting van de achterbank uit. Ga als volgt te<br />
werk:<br />
– kantel de twee zittingen,<br />
– verwijder de klemmetjes (A) en verwijder daarna de<br />
bekleding.<br />
Bouw de bevestigingen (B) van de rugleuning en van<br />
de hoogteverstelling op de carrosserie uit.<br />
Maak de rekeneenheid van het bandenspanningcontrolesysteem<br />
vrij zonder de stekker los te maken<br />
(afhankelijk van uitrusting).<br />
Maak de hoogteverstelling van de zitting vrij.<br />
Editie 3
Verwijder de plastic dop zodat u bij de combinatie<br />
pomp en tankelement kunt komen.<br />
Maak los:<br />
– de stekker (1) van de elektrische parkeerrem,<br />
– de stekker (2),<br />
– de snelkoppeling(en) (3).<br />
Breng de auto omhoog.<br />
Bouw het rechter achterwiel uit.<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Brandstoftank<br />
19C-4<br />
19C<br />
Maak vrij:<br />
– het klemmetje (4) van de remleidingen,<br />
– de klemmetjes (5) van de parkeerremkabel.<br />
Bouw uit:<br />
– de akoestische stang (6) op de carrosserie,<br />
– de tussendemper (zie betreffende paragraaf),<br />
– de bevestigingen (7) van het hitteschild en maak dit<br />
vrij.<br />
Maak de antiterugstroomslang (8) los.<br />
Bouw de klemband (9) van de vulhals uit.<br />
Editie 3
Plaats de orgaansteun.<br />
Bouw de bevestigingen (10) van de tank uit.<br />
Bouw, met behulp van een tweede monteur, de tank<br />
uit en laat hem opzij kantelen.<br />
LET OP: de remleidingen mogen niet worden<br />
losgetrokken.<br />
Maak vrij:<br />
– de slangen en de kabelbundel van de tank,<br />
– de tank.<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Brandstoftank<br />
19C-5<br />
INBOUWEN<br />
19C<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen en let op:<br />
– Houd de voorgeschreven aantrekkoppels zorgvuldig<br />
aan.<br />
– Vervang alle slangklemmen.<br />
– Knijp de slangen niet af.<br />
– Monteer de snelkoppelingen met de hand en<br />
controleer of ze goed zijn vast geklikt.<br />
– Monteer het hitteschild op de juiste wijze.<br />
Editie 3
UITBOUWEN<br />
Maak de massakabel van de accu los.<br />
Bouw uit:<br />
– het rechter achterwiel,<br />
– de spatplaat rechts achter.<br />
Maak de antiterugstroomslang (1) los.<br />
Bouw uit:<br />
– de slangklem van de vulslang (2),<br />
– de bevestigingsbout (3) van de vulhals,<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Vulhals<br />
ONMISBAAR SPECIAAL GEREEDSCHAP<br />
Klemmetjestang<br />
19C-6<br />
– de bevestigingsbouten (4) van de vulhals,<br />
– de vulhals.<br />
INBOUWEN<br />
19C<br />
Vervang de slangklem van de vulslang door een<br />
nieuwe.<br />
Ga verder te werk in omgekeerde volgorde van<br />
uitbouwen.<br />
Editie 3
UITBOUWEN<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
Bevestigingsmoeren zitting 4,4<br />
Bevestigingsbouten van de rugleuning en<br />
de hoogteverstelling van de zitting 4,4<br />
Bevestiging hitteschild 2,1<br />
Akoestische stang 6,2<br />
Bevestigingen brandstoftank 2,1<br />
BELANGRIJK:<br />
Bij deze werkzaamheden is het volgende belangrijk:<br />
– het is verboden te roken of met gloeiende<br />
voorwerpen (lasspatten) in de nabijheid te komen,<br />
– bescherm u tegen wegspuitende benzine als<br />
gevolg van de restdruk in het systeem,<br />
– bescherm de plaatsen die gevoelig zijn voor de<br />
uitstromende brandstof.<br />
N.B.: voor het uitbouwen van het geheel pomptankelement<br />
kan de tank op zijn plaats blijven. Dit is<br />
toegankelijk onder de achterbank. Bouw hiervoor de<br />
zitting van de bank en de hoogteverstelling van de<br />
zitting uit (zie paragraaf uitbouwen brandstoftank).<br />
Verwijder de plastic dop zodat u bij het tankelement<br />
kunt komen.<br />
Maak los:<br />
– de stekker (1) van de elektrische parkeerrem,<br />
– de stekker (2),<br />
– de snelkoppeling(en) (3).<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Benzinepomp - Tankelement<br />
19C-7<br />
19C<br />
Verwijder de bevestigingsmoer van het tankelement<br />
met het gereedschap Mot. 1397.<br />
Laat het tankelement uitlekken, en verwijder het<br />
geheel pomp-tankelement waarbij u oplet dat de<br />
vlotter niet beschadigt.<br />
N.B.: om te voorkomen dat de tank vervormt als de<br />
moer is verwijderd, moet deze weer op de tank worden<br />
gedraaid na het uitbouwen van de pomp en het<br />
tankelement.<br />
INBOUWEN<br />
Vervang de afdichtring.<br />
Plaats het tankelement-pomp met het merkteken van<br />
het tankelement bij de drie streepjes op de tank.<br />
Editie 3
Zet de moer zo ver vast tot het merkteken ervan<br />
samenvalt met het merkteken op de tank en met het<br />
merkteken op het geheel pomp-tankelement.<br />
Klik de snelkoppelingen vast.<br />
Sluit de stekkers aan.<br />
Plaats:<br />
– de plastic dop,<br />
– de hoogteverstelling van de zitting en dan de zitting.<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Benzinepomp - Tankelement<br />
19C-8<br />
AANSLUITINGEN VAN DE STEKKER<br />
Geheel brandstofpomp-tankelement<br />
Aansl. Omschrijving<br />
A1 Signaal + tankelement<br />
A2 Niet in gebruik<br />
B1 Signaal - tankelement<br />
B2 Niet in gebruik<br />
C1 + pomp<br />
C2 - pomp<br />
19C<br />
Editie 3
BRANDSTOFTANK<br />
Tankelement<br />
Bij de uitvoeringen met een benzinemotor vormen de pomp, het<br />
benzinefilter en het tankelement één geheel.<br />
Uitvoeringen met dieselmotor P9X hebben geen pomp in de brandstoftank,<br />
alleen een tankelement. Daarentegen heeft motor G9T wel een pomp in de<br />
brandstoftank.<br />
Voor het uitbouwen van het tankelement, zie hoofdstuk "Pomptankelement".<br />
Controle tankelement<br />
Weerstand<br />
tussen<br />
aansluitingen<br />
A1 en B1 (in Ω)<br />
+10 Ω<br />
Loodvrije<br />
benzine<br />
Hoogte H (in mm)<br />
19C-9<br />
Diesel<br />
Inhoud van de<br />
tank bij<br />
benadering<br />
(in l)<br />
20 210 202,5 80<br />
87,5 166,5 159,5 62<br />
155 132 125 44<br />
222 94 88 26<br />
256,3 65 65 17<br />
290 44,5 40 8<br />
Controleer de weerstandsverandering door de vlotter te verplaatsen.<br />
Meten van de hoogte H<br />
Bouw het tankelement uit en plaats dit op een vlakke ondergrond.<br />
H is de hoogte gemeten tussen de vlotteras en het werkvlak.<br />
N.B: de genoemde waarden gelden bij benadering.<br />
19C<br />
Editie 3
ALGEMEEN<br />
BRANDSTOFTANK<br />
Benzinefilter<br />
Het benzinefilter bevindt zich in de tank, tezamen met<br />
pomp/tankelement en is niet demontabel.<br />
Bij het vervangen moet het geheel pomp-tankelement<br />
worden vervangen.<br />
De capaciteit van het filter is voldoende voor de<br />
levensduur van de auto.<br />
Toch kan door een controle van de voedingsdruk en<br />
de pompopbrengst een diagnose worden gesteld over<br />
pomp en tankelement.<br />
A Filter<br />
19C-10<br />
19C<br />
Editie 3
MOTOR F4R<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
119D<br />
MOTOROPHANGING<br />
Pendelophanging<br />
19D<br />
A 2,1 G 6,2<br />
B 4,4 H 6,2<br />
C 6,2 I 10,5<br />
D 10,5 J 4,4<br />
E 19<br />
F 11<br />
19D-1<br />
Editie 3
MOTOR G9T<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
A 2,1<br />
B 4,4<br />
C 10,5<br />
D 6,2<br />
E 11<br />
F 19<br />
G 10,5<br />
H 4,4<br />
I 6,2<br />
MOTOROPHANGING<br />
Pendelophanging<br />
Deze aantrekkoppels gelden voor motor G9T met een handgeschakelde versnellingsbak PK6.<br />
19D-2<br />
19D<br />
Voor motor G9T met een automatische transmissie SU1, verandert alleen het koppel van de baksteun, dit gaat van<br />
10,5 naar 6,2 daN.m.<br />
Editie 3
MOTOR P9X<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
A 2,1<br />
B 4,4<br />
C 10,5<br />
D 6,2<br />
E 11<br />
F 19<br />
G 6,2<br />
H 4,4<br />
I 6,2<br />
MOTOROPHANGING<br />
Pendelophanging<br />
19D-3<br />
19D<br />
Editie 3
MOTOR V4Y<br />
AANTREKKOPPELS (in daN.m)<br />
MOTOROPHANGING<br />
Pendelophanging<br />
19D-4<br />
19D<br />
A 2,1 G 19<br />
B 4,4 H 6,2<br />
C 6,2 I 6,2<br />
D 10,5<br />
E 4,4<br />
F 11<br />
Editie 3