29.09.2013 Views

Bekijk een hoofdstuk

Bekijk een hoofdstuk

Bekijk een hoofdstuk

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

412N1.FM<br />

Inleiding<br />

Hoofdstuk1<br />

Inleiding<br />

In dit <strong>hoofdstuk</strong> worden allereerst het ontstaan, de ontwikkeling en de<br />

doorwerking van het Latijn besproken. Daarna volgt <strong>een</strong> introductie over<br />

het functioneren van taal in het algem<strong>een</strong>, waarbij enkele basisbegrippen<br />

van de taalbeschrijving worden uitgelegd. Ten derde wordt aandacht besteed<br />

aan het meest kenmerkende aspect van het Latijn, namelijk de naamvallen.<br />

Ten slotte volgt er iets over de uitspraak van het Latijn.<br />

De klassieken nog steeds actueel<br />

De Nederlandse taal kent tal van woorden van Griekse of Latijnse oorsprong.<br />

Je hoeft de krant maar op te slaan en voor je het weet, heb je enige dozijnen bij<br />

elkaar gesprokkeld. Als je de volgende tekst doorleest, zul je er versteld van<br />

staan hoeveel Latijn je al kent.<br />

Wanneer u uw agenda pakt, daarin de datum noteert van de receptie die uw<br />

collega, professor N.N., geeft omdat hij met emeritaat gaat, en u vervolgens, na<br />

het savoureren van <strong>een</strong> broodje kaas met boter, de straat opgaat, daar de bus<br />

prefereert boven uw automobiel, om u per trein van Utrecht via Nijmegen, Cuijk,<br />

Blerick naar Maastricht te begeven, bent u aan de finish heel wat stations gepasseerd<br />

van Latijnse oorsprong. Daar gearriveerd signeert u in de aula van de<br />

universiteit van deze Maasstad het album waarin de geïnviteerde personen hun<br />

naam kunnen schrijven. U doet zich voor alias Meester Doctor Faustus en u<br />

onderhoudt zich spiritueel, lucide en ad rem met <strong>een</strong> heer die zich presenteert als<br />

<strong>een</strong> agent van <strong>een</strong> bonafide firma in audiovisuele middelen voor schoolgebruik,<br />

maar die stante pede door u wordt ontmaskerd als in feite <strong>een</strong> notoir exemplaar<br />

van <strong>een</strong> bende fraudeurs, de auctor intellectualis van <strong>een</strong> industrieel consortium<br />

dat clandestien in contact staat met subversieve elementen in <strong>een</strong> Latijns-Amerikaanse<br />

republiek. Voordat de man agressief kan worden, leegt u uw glas wijn ad<br />

fundum en retireert resoluut retour Domstad.<br />

Zoals je ziet, bevat deze Nederlandse nonsenstekst <strong>een</strong> groot aantal woorden<br />

van Latijnse oorsprong.<br />

Dat de klassieke oudheid nog altijd volop in de belangstelling staat, daarvan<br />

getuigen de vele artikelen in kranten en tijdschriften. Ook populaire televisieseries,<br />

zoals over de ondergang van Pompeii, om er maar één te noemen,<br />

maken dat duidelijk.<br />

1.1


Inleiding<br />

1.2<br />

Afb. 1. Collage van kranten.<br />

En wat te denken van het succes van Asterix en Obelix?<br />

Afb. 2. Asterix en Obelix.<br />

Nederlandse woorden met Latijnse ”roots”<br />

Nederlandse woorden met Latijnse roots kunnen globaal in <strong>een</strong> vijftal groepen<br />

worden onderscheiden:


412N1.FM<br />

Groep 1: onveranderd Latijn<br />

1 Deze groep bevat woorden en uitdrukkingen die direct uit het Latijn zijn<br />

overgenomen, zonder verandering van de betekenis, zoals:<br />

Inleiding<br />

cum laude = met lof - hij slaagde cum laude<br />

stante pede = op staande voet - hij werd stante pede ontslagen<br />

ad fundum = tot op de bodem - hij dronk zijn glas ad fundum leeg<br />

consensus = <strong>een</strong>sgezindheid - er was consensus<br />

Groep 2: veranderde betekenis<br />

2 Zuiver Latijnse woorden die <strong>een</strong> betekenisverandering hebben ondergaan,<br />

zoals:<br />

ad rem = bij de zaak < hij is ad rem<br />

cúrsus = renbaan < <strong>een</strong> cursus volgen<br />

bónafíde = te goeder trouw < <strong>een</strong> bonafide onderneming<br />

álibi = op <strong>een</strong> andere plaats < hij heeft <strong>een</strong> sluitend alibi<br />

crédo = ik geloof < hun credo luidt<br />

réquiem = rust < het Requiem van Mozart<br />

NOTA BENE 1<br />

= wil zeggen: betekent letterlijk<br />

< wil zeggen: afgeleid van/heeft <strong>een</strong> betekenisverandering ondergaan<br />

NOTA BENE 2<br />

In deze cursus wordt regelmatig <strong>een</strong> accentteken op <strong>een</strong> klinker geplaatst om<br />

aan te geven dat hier het woordaccent ligt. Dit om de juiste uitspraak van de<br />

Latijnse woorden te bevorderen. Op het einde van dit <strong>hoofdstuk</strong> volgt nog <strong>een</strong><br />

overzicht van de accentregels in het Latijn.<br />

Groep 3: vernederlandsingen<br />

Op de derde plaats zijn er tal van woorden die van Latijnse oorsprong zijn,<br />

maar hun Latijnse afkomst nauwelijks meer verraden, omdat ze helemaal<br />

vernederlandst zijn:<br />

kaas < caseum = kaas<br />

heer < herus = heer<br />

kamer < camera = kamer<br />

akker < ager = akker<br />

beurs < bursa = geldbuidel<br />

keuken < cucina = keuken<br />

schrijven < scríbere = schrijven<br />

koken < cóquere = koken<br />

arts < artes = vaardigheden<br />

zolder < solarium = zonnedak<br />

kelder < cellula = kleine ruimte<br />

kasteel < castellum = burcht, fort<br />

kanker < cancer = kreeft<br />

vest < vestis = kledingstuk<br />

venster < fenestra = opening in de muur<br />

straat < via strata = geplaveide weg<br />

1.3


Inleiding<br />

1.4<br />

Groep 4: nieuwvormingen<br />

3 Ten vierde tref je nieuwvormingen aan die teruggaan op Latijnse woorden. Het<br />

gaat daarbij vaak om technische termen uit de geneeskunde, de rechtspraak etc.<br />

radio < rádius = straal<br />

video < vidére = zien<br />

partus = bevalling < párere = voortbrengen<br />

casus = geval < cádere = vallen<br />

jurisprudentie < ius = recht, wet<br />

< prudéntia = wijsheid<br />

legaal < lex = wet<br />

oratie < oráre = bidden, smeken<br />

Afb. 3. Overzicht van de zeven heuvels van Rome.<br />

Groep 5: eigennamen<br />

4 Ook veel eigennamen van personen en steden wortelen in het Latijn:<br />

Vera Ware < verus = waar<br />

Amanda Lieflijke < ámo, amáre = beminnen<br />

Victor Overwinnaar < vínco, víncere = overwinnen<br />

Lex Wet < lex = wet<br />

Clara Stralende < clarus = helder, beroemd<br />

Cuijk Ceuclum<br />

Blerick Bleriacum<br />

Maastricht Mosaetraiectum < Mosa = Maas<br />

< traiectum = oversteek


412N1.FM<br />

Nijmegen Noviómagus < novus = nieuw<br />

< magus = markt<br />

Neumagen (Dui.) Noviómagus<br />

Noyon (Fr.) Noviómagus<br />

La Provence Provincia < provincia = ambtsgebied<br />

Londen Londinium<br />

Inleiding<br />

5 Ook woorden als het Capitool en paleis hebben hun oorsprong in het Latijn.<br />

Ze zijn afgeleid van de namen van twee van de zeven heuvels waarop Rome<br />

gebouwd is.<br />

De oorsprong van het Latijn<br />

Het Indo-Europees<br />

Het Latijn maakt deel uit van <strong>een</strong> zeer grote groep talen, die allemaal <strong>een</strong> zekere<br />

verwantschap met elkaar vertonen. Het is niet zo moeilijk te begrijpen dat de<br />

Romaanse talen (Frans, Spaans etc.) verwante talen zijn vanwege hun afkomst<br />

van het Latijn. Ook de Germaanse talen (Duits, Engels, Noors etc. hebben<br />

onderling zo veel gem<strong>een</strong>schappelijke trekken dat er gesproken kan worden<br />

van <strong>een</strong> familierelatie. Hetzelfde geldt voor het Grieks en de daarvan afgeleide<br />

dialecten, voor de Slavische talen en ook voor de Indo-Iraanse talen, waarvan<br />

weer het Sanskriet afgeleid is. Het Sanskriet is de moeder van de moderne talen<br />

die in India gesproken worden.<br />

6 Bij nadere bestudering blijken al deze taalfamilies, ondanks grote verschillen,<br />

toch zoveel over<strong>een</strong>komsten te vertonen dat de vergelijkende taalwetenschap<br />

tot de conclusie is gekomen dat er aan al die verschillende talen <strong>een</strong> soort<br />

oertaal ten grondslag heeft gelegen. Deze oertaal wordt aangeduid met de naam<br />

Indo-Europees. De taal die wij aanduiden met de term Indo-Europees is <strong>een</strong><br />

moderne reconstructie op basis van over<strong>een</strong>komsten tussen talen. Het is niet<br />

bekend door wie, waar en wanneer deze gereconstrueerde taal gesproken is.<br />

De Latini<br />

7 Het Latijn werd gesproken door de Latini, de Latijnen. Dit waren de bewoners<br />

van de landstreek Latium, het tegenwoordige Lazio, in Midden-Italië. Een van<br />

hun nederzettingen, <strong>een</strong> groepje hutten op <strong>een</strong> heuvel bij <strong>een</strong> doorwaadbare<br />

plaats in de Tiber, vormde de kiem van het latere Rome. In de omgeving<br />

woonden andere bevolkingsgroepen, zoals de Osci, de Umbrien de Sabini. Zij<br />

spraken verwante talen, behorend tot de familie van de Italische talen.<br />

De ontwikkeling van het Latijn tot 400 na Christus<br />

De Etrusken<br />

8 Een factor van betekenis voor de machtsverhoudingen in deze omgeving waren<br />

de Etrusken, <strong>een</strong> volk waarvan de afkomst niet met zekerheid is vast te stellen.<br />

Het is zelfs niet geheel zeker of hun taal van Indo-Europese oorsprong is.<br />

Misschien moeten de wortels van de Etrusken heel ergens anders gezocht<br />

worden. Er zijn in Europa meer talen die niet tot het Indo-Europees zijn terug<br />

te voeren, zoals het Fins, het Laps, het Hongaars en het Baskisch. Een probleem<br />

bij de ontcijfering van het Etruskisch is het feit dat de overgeleverde teksten<br />

zich vrijwel geheel beperken tot inscripties met eigennamen.<br />

1.5


Inleiding<br />

1.6<br />

Afb. 4. De stamboom van de Indo-Europese talen.


412N1.FM<br />

Inleiding<br />

De Etrusken maakten zich in de loop van de zevende en zesde eeuw voor<br />

Christus meester van grote delen van Italië, waaronder ook Latium. Het latere<br />

Rome heeft geruime tijd in het directe machtsbereik van de Etrusken gelegen.<br />

De naam Rome is waarschijnlijk van Etruskische oorsprong. Rond 500 voor<br />

Christus kwam Rome onweerstaanbaar op, ten koste van de macht van de<br />

Etrusken.<br />

Uitbreiding van het Romeinse machtsgebied<br />

In de loop van de vierde eeuw kreeg Rome de heerschappij over Midden-Italië,<br />

begin derde eeuw gevolgd door de verovering van Zuid-Italië en van het<br />

noorden van Italië. Het Latijn, de taal van de Romeinen, werd zo over heel<br />

Italië verspreid. Na de confrontatie met de Noord-Afrikaanse Carthagers<br />

(tweede eeuw voor Christus; hun belangrijkste aanvoerder was de legendarische<br />

Hannibal) breidde de macht van Rome zich snel uit over grote delen van<br />

West-Europa, de Balkan, Griekenland, Klein-Azië en Noord-Afrika. Dit had<br />

verstrekkende gevolgen voor de taalkundige verdeling in de huidige Westerse<br />

wereld.<br />

Griekenland en Klein-Azië<br />

In het hoog ontwikkelde Griekenland en in Klein-Azië bleef het Grieks de<br />

voertaal; de Romeinse maatschappelijke en bestuurlijke elite leerde Grieks en<br />

sprak die taal vloeiend. Aan de Grieks sprekende lokale bevolking werd, anders<br />

dan in het westelijk deel van het rijk, de Latijnse taal niet opgelegd.<br />

West-Europa<br />

In West-Europa met zijn veel lagere beschavingspeil werd Latijn de taal van<br />

bestuur en handel. De plaatselijke bevolking zag zich genoodzaakt zich van het<br />

Latijn te bedienen als zij zich op <strong>een</strong> efficiënte manier met de Romeinen wilde<br />

onderhouden. Het proces van Romanisering werd versneld doordat Romeinse<br />

soldaten na het beëindigen van hun diensttijd land kregen toegewezen in de<br />

veroverde gebieden, met name in Spanje, Zuid-Gallië (de tegenwoordige<br />

Provence) en Noord-Italië. Omdat er in de veroverde gebieden oorspronkelijk<br />

verschillende lokale talen werden gesproken, ontstonden uit de eerste<br />

contacten met de Romeinse veroveraars waarschijnlijk al snel lokale varianten<br />

van het Latijn, zoals verschillen in uitspraak. Deze processen vonden overal<br />

autonoom plaats, want de contacten tussen de verschillende provincies<br />

onderling waren niet intensief. Het Latijn werd zo de taal van nieuwe groepen<br />

gebruikers, afkomstig uit de plaatselijke bevolking in de veroverde gebieden,<br />

met verschillende lokale varianten.<br />

Omgangstaal<br />

9 Het Latijn dat de soldaten meebrachten verschilde nogal van het klassieke<br />

Latijn dat wij kennen uit de literaire werken van klassieke auteurs als Livius,<br />

Cicero, Vergilius, Tacitus etc. Voor de ontwikkeling van de Romaanse talen<br />

was het van belang dat de soldaten zich bedienden van gewone omgangstaal. In<br />

de dagelijkse omgang sprak men van <strong>een</strong> taalvariant van het Latijn, die wel<br />

wordt aangeduid met de term vulgair Latijn; vulgair in de betekenis van onder<br />

het volk (vulgus).<br />

Cultuurtaal<br />

Daarnaast speelde het klassieke Latijn <strong>een</strong> belangrijke rol als cultuurtaal en<br />

model voor het correcte en verzorgde taalgebruik in de omgang op bestuurlijk<br />

1.7


Inleiding<br />

1.8<br />

niveau. Voor de maatschappelijke elite in de veroverde gebieden werd de<br />

beheersing van het klassieke Latijn gezien als <strong>een</strong> teken van beschaving en<br />

ontwikkeling.<br />

Diglossie<br />

0 De situatie die zo ontstond, wordt wel aangeduid met de term diglossie, tweetaligheid.<br />

Dit is <strong>een</strong> situatie waarin de hoge variëteit van <strong>een</strong> taal dient als<br />

medium voor alle geschreven taaluitingen en voor het formele mondelinge<br />

contact, terwijl de andere, de lage variëteit, fungeert als informele,<br />

ongeschreven, gesproken omgangstaal.<br />

Lokale varianten<br />

Wij weten niet hoe die omgangstaal heeft geklonken, maar wel horen wij echo’s<br />

ervan in het schriftelijk taalgebruik van mensen die correct proberen te<br />

schrijven en die proberen zich aan de normen van de standaardtaal aan te<br />

passen. De <strong>een</strong> lukt dat beter dan de ander. Wij kennen bijvoorbeeld het relaas<br />

van <strong>een</strong> Spaanse non, Egeria, die schriftelijk verslag doet van haar reis door het<br />

Heilige Land. In dat verslag worden allerlei afwijkingen aangetroffen van de<br />

norm. Deze afwijkingen geven <strong>een</strong> aardig inzicht in taalkundige verschijnselen<br />

die <strong>een</strong> rol speelden bij de ontwikkeling van het Spaans. Aan de hand van<br />

dergelijke schriftelijke bronnen is het mogelijk het proces van ontwikkeling van<br />

lokale varianten van het Latijn tot moderne Romaanse talen te traceren.<br />

De verdere ontwikkeling van het Latijn na de val van het<br />

Romeinse rijk<br />

Hoe ging het verder met het Latijn, na de in<strong>een</strong>storting van het Romeinse<br />

imperium in West-Europa rond 450 n. Chr.? Bij het beantwoorden van die<br />

vraag wordt onderscheid gemaakt tussen het lot van de volkstaalvariant, voortlevend<br />

in de Romaanse talen, en het lot van het klassieke Latijn, dat aan <strong>een</strong><br />

zijden draadje blijkt te hebben gehangen.<br />

Binnendringende volkeren<br />

Door de invloed van de binnendringende volkeren (Germanen, Goten,<br />

Angelsaksische stammen e.a.) in de loop van de vijfde eeuw n. Chr. stortte het<br />

bestuurlijk systeem van de Romeinen in<strong>een</strong> en viel de normerende invloed van<br />

het correcte Latijn weg. De lokale varianten kregen de ruimte zich verder te<br />

ontwikkelen. Door het hogere culturele peil van de veroverden werden deze<br />

talen niet weggevaagd door de veroveraars. Wel mag men aannemen dat de<br />

Romaanse talen in hun ontwikkeling invloeden hebben ondergaan van de taal<br />

van de veroveraars. Zo ontwikkelden zich de Romaanse talen:<br />

Italiaans<br />

Frans<br />

Spaans<br />

Portugees<br />

Retoromaans (nog gesproken in het oosten van Zwitserland).<br />

Engels<br />

q In dit verband is het interessant om kort aandacht te besteden aan het Engels,<br />

<strong>een</strong> half-Germaanse, half-Romaanse taal. Engeland werd pas betrekkelijk laat<br />

als provincia Britannia aan het imperium toegevoegd. Iulius Caesar had tijdens<br />

zijn veldtocht in Gallia (59-52 v. Chr.) wel tweemaal <strong>een</strong> oversteek gemaakt,


412N1.FM<br />

Inleiding<br />

maar dat was meer om indruk te maken dan om tot blijvende bezetting over te<br />

gaan. Pas zo’n honderd jaar later, onder keizer Claudius vond de verovering<br />

plaats. De inheemse bevolking bleef roerig, de Schotten werden nooit onderworpen.<br />

Keizer Hadrianus (begin tweede eeuw n. Chr.) liet <strong>een</strong> muur van west<br />

naar oost bouwen (de Hadrian Wall) om de grens met de Scoti af te bakenen.<br />

De romanisering van de inheemse bevolking, de Britones, is nooit diepgaand<br />

geweest. Toen de Angelen en de Saksen vanuit Noord-Duitsland en<br />

Denemarken het eiland binnenvielen, trokken de Britones zich terug naar<br />

Wales. In hun taal, het Welsh, <strong>een</strong> Keltische taal, zijn nog wel sporen van het<br />

Latijn terug te vinden, zoals llyfr (book, Latijn liber) of caer (kamp, Latijn<br />

castra). De Angelen en de Saksen brachten ook wat Latijnse woorden mee, als<br />

resultaat van hun contacten op het vasteland. Voorbeelden zijn: cattus (cat) en<br />

monachus (monk, monnik). Pas de invasie van de Franse Willem de<br />

Veroveraar, hertog van Normandië, in 1066 heeft direct effect gehad op het<br />

Latijnse element in de Engelse taal. In de loop van de cursus kom je vaak<br />

woorden tegen die verband hebben met Engelse woorden.<br />

Romaanse talen en het Latijn<br />

Dat de Romaanse talen, die zich uit het Latijn ontwikkeld hebben, vooral op de<br />

omgangstaal gebaseerd zijn, kan worden verduidelijkt met enkele voorbeelden.<br />

Het klassiek Latijnse woord voor paard is equus; dit woord heeft echter het<br />

onderspit moeten delven tegen het vulgaire caballus (Italiaans: cavallo; Spaans:<br />

caballo; Frans: cheval). Een beetje vergelijkbaar met de Nederlandse woorden<br />

ros en knol.<br />

Zo is het ook gegaan met het klassieke woord pulcher (= mooi) en de variant<br />

uit de omgangstaal bellus (Italiaans en Spaans: bello; Frans: belle).<br />

Aardig is ook het klassieke os (= mond) en het volkse bucca (Frans: bouche;<br />

Italiaans: bocca; Spaans: boca).<br />

Een laatste voorbeeld: het klassieke cáput (= hoofd) en het volkse testa (= kop).<br />

In het Frans tête, in het Italiaans en Spaans testa.<br />

De gem<strong>een</strong>schappelijke oorsprong van de Romaanse talen openbaart zich<br />

vooral in hun woordenschat, maar in sommige talen ook in de zinsbouw. Denk<br />

bijvoorbeeld aan de naamvallen in het Duits. Of <strong>een</strong> zinswending in het Engels<br />

”I want him to come = Ik wil dat hij komt”, <strong>een</strong> constructie die rechtstreeks uit<br />

het Latijn is overgenomen.<br />

Het Latijn en het christendom<br />

Vanaf de eerste eeuw na Christus kwam het christendom tot ontwikkeling.<br />

Deze godsdienst was aanvankelijk verboden in het Romeinse rijk, maar kreeg<br />

ondanks christenvervolgingen en andere vormen van tegenwerking veel<br />

aanhangers, met name onder de lagere bevolking. Ook onder vertegenwoordigers<br />

van de hogere standen vonden de nieuwe ideeën echter ingang, hetg<strong>een</strong><br />

<strong>een</strong> rol gespeeld heeft bij de latere acceptatie door de machthebbers. Langzamerhand<br />

doken er christelijke woorden in het Latijn op, omdat de christenen<br />

termen nodig hadden voor hun instellingen en gebruiken. Ze ontl<strong>een</strong>den deze<br />

termen aan het Latijn zelf of aan andere talen, vooral aan het Grieks. Zo<br />

ontstond er geleidelijk, naast het gewone Latijn, <strong>een</strong> christelijke groepstaal met<br />

eigen woorden en afwijkingen in constructies en schrijfwijze. Met name de<br />

volkstaalvariant had <strong>een</strong> grote invloed op het christelijke Latijn, omdat het<br />

christendom in die tijd de godsdienst van de lagere bevolkingsgroepen was.<br />

Auteurs als Lactantius en Augustinus hebben de christelijke literatuur echter<br />

ook <strong>een</strong> literair gezicht gegeven.<br />

1.9


Inleiding<br />

1.10<br />

De middeleeuwen<br />

Het school- en onderwijssysteem werd in de negende eeuw uitgewerkt door<br />

Karel de Grote. Hij zag in dat goed onderwijs van vitaal belang was om <strong>een</strong><br />

groot en machtig rijk goed te laten functioneren. Hij richtte in Aken <strong>een</strong><br />

paleisschool op, geleid door de geleerde Alcuin; deze school stond in hoog<br />

aanzien en werd overal nagevolgd.<br />

Vagantenlyriek<br />

w Uit de scholen ontwikkelden zich in de elfde eeuw de eerste universiteiten, waar<br />

de voertaal Latijn was. Middeleeuwse studenten reisden van stad tot stad om<br />

kennis te vergaren. Ze hebben ons <strong>een</strong> fraaie verzameling liederen nagelaten,<br />

die onder de naam vagantenlyriek bekend staat. Een voorbeeld hiervan zijn de<br />

Carmina Burana, de Liederen uit Beuron (<strong>een</strong> klooster in Zuid-Duitsland),<br />

bekend geworden door de verklanking ervan door Orff.<br />

Scriptoria<br />

e In de middeleeuwen waren vele scholen verbonden aan kerken en kloosters.<br />

Een belangrijk doel van de opleiding aan deze scholen was de actieve en<br />

passieve beheersing van het Latijn. Als lesmateriaal dienden bijbelteksten,<br />

waarbij de oudtestamentische psalmen <strong>een</strong> heel belangrijke rol speelden,<br />

evenals geschriften van christelijke auteurs, maar ook werken van klassieke<br />

auteurs die in de kloosterbibliotheken voorhanden waren. Dit materiaal werd<br />

verzorgd door monniken, die in zogenaamde scriptoria (schrijfvertrekken) de<br />

teksten overschreven, vaak voorzien van schitterende illustraties, miniaturen,<br />

verluchtingen. Dankzij dit monnikenwerk zijn veel werken tot in onze tijd<br />

overgeleverd.<br />

Soms berust het voortbestaan van Latijnse teksten op puur toeval en geluk,<br />

zoals ook het geval is met het werk van de dichter Catullus. Daarmee was het<br />

<strong>een</strong> dubbeltje op z’n kant, aangezien er in de middeleeuwen welgeteld nog<br />

slechts één kopie van zijn werk bestond, die tot overmaat van ramp kort na<br />

1300 ook nog <strong>een</strong>s op<strong>een</strong>s verdw<strong>een</strong>. Als er toevallig niet kort tevoren twee<br />

nieuwe kopieën gemaakt waren, zouden wij nu g<strong>een</strong> Catullus kunnen lezen.<br />

De renaissance<br />

Van grote betekenis voor het lot van het Latijn was de renaissance, die in de<br />

veertiende eeuw in Italië tot ontwikkeling kwam. De humanisten konden<br />

weinig waardering opbrengen voor het Latijn, zoals zich dat historisch<br />

ontwikkeld had, soms door hen spottend monnikenlatijn genoemd. In plaats<br />

hiervan wilden ze het klassieke Latijn van schrijvers als Cicero en Vergilius weer<br />

tot bloei brengen. Hiertoe gingen ze uitsluitend in de stijl van deze auteurs<br />

schrijven, zonder rekening te houden met latere taalkundige ontwikkelingen.<br />

Zo creëerden zij <strong>een</strong> kunsttaal, die mijlenver afstond van de gesproken taal van<br />

hun eigen tijd. Hoewel de humanisten dus juist het tegenovergestelde wilden<br />

bereiken, namelijk levend Latijn, was het resultaat van hun inzet dat het Latijn<br />

na vele eeuwen <strong>een</strong> dode taal werd; <strong>een</strong> statische taal, die niet meeging met zijn<br />

tijd.


412N1.FM<br />

Latijn als de taal van de wetenschap<br />

Inleiding<br />

Het Latijn heeft zich nog lange tijd als wetenschappelijke taal gehandhaafd.<br />

Denk maar aan de Latijnse termen voor planten, dieren, lichaamsdelen, scheikundige<br />

stoffen, juridische situaties etc. Tot aan het begin van de twintigste<br />

eeuw zijn er zelfs colleges in het Latijn gegeven en aan sommige universiteiten<br />

is de bul, het diploma, ook nu nog in het Latijn gesteld.<br />

Het functioneren van taal in het algem<strong>een</strong><br />

Opmerking vooraf:<br />

Het is niet erg als je niet met<strong>een</strong> alles begrijpt wat in dit onderdeel behandeld<br />

wordt. In de loop van de <strong>hoofdstuk</strong>ken komen allerlei zaken opnieuw aan de<br />

orde. Daarbij wordt regelmatig teruggegrepen op de informatie uit deze introductie,<br />

zodat deze op den duur als het algemene kader kan fungeren,<br />

waarbinnen alle details <strong>een</strong> plaatsje krijgen.<br />

Taalbeschrijving<br />

Technische termen Als je iets wilt beschrijven, of dat nu <strong>een</strong> gebouw is, <strong>een</strong> plant of <strong>een</strong> motor, zul<br />

je daarbij vaak technische termen moeten gebruiken. In de bouwkunde spreek<br />

je van doksaal, tongewelf, timpanen, trigliefen, cannelures; in de plantkunde<br />

van kruisstandig, getand, gelobd; en als je niet weet wat <strong>een</strong> carburator of <strong>een</strong><br />

remvoering is, zul je niet ver komen wanneer je zelf aan je auto wilt sleutelen.<br />

Hetzelfde geldt voor de taalbeschrijving. Daar worden vreemde termen<br />

gebruikt als voornaamwoord, bijwoord, lijdend voorwerp, meewerkend<br />

voorwerp, aanvoegende wijs en lidwoord, om er maar enkele te noemen. In de<br />

taalbeschrijving worden termen gehanteerd die de communicatie over taal<br />

vergemakkelijken, mits je weet welke lading deze termen dekken. Je kunt die<br />

taal-over-taal all<strong>een</strong> verstaan wanneer je weet waar die termen voor staan. Voor<br />

de taalbeschrijving, maar ook voor het begrijpen van het functioneren van taal,<br />

zijn deze termen van groot belang.<br />

Nederlandse termen Er is in deze cursus in de meeste gevallen gekozen voor het hanteren van de<br />

Nederlandse termen. Zo wordt gesproken van bijwoord en bijwoordelijke<br />

bepaling in plaats van adverbium en adverbativum. Hetzelfde geldt voor<br />

begrippen als bijvoeglijke bepaling, voorzetselbepaling en voorzetselvoorwerp.<br />

In de andere gevallen wordt de meer internationale terminologie gehanteerd,<br />

met name dan wanneer de Nederlandse terminologie omslachtig is, of niet<br />

helder is, of geheel ontbreekt.<br />

Taalkundige ontleding<br />

Redekundige ontleding<br />

Taalkundige en redekundige ontleding<br />

r Zinnen bestaan uit woorden. Deze introductie gaat over het ontleden van de<br />

zin. Het ontleden van <strong>een</strong> zin kan op twee manieren plaatsvinden:<br />

via taalkundige ontleding<br />

via redekundige ontleding.<br />

Bij taalkundige ontleding worden de woorden van de zin één voor één<br />

benoemd naar de woordsoort waartoe zij behoren.<br />

Bij de redekundige ontleding worden de woorden niet één voor één afzonderlijk<br />

naar woordsoort benoemd, maar naar de functie die zij in de zin<br />

hebben.<br />

1.11


Inleiding<br />

1.12<br />

Een voorbeeld kan dit verduidelijken: Gisteren beet de dolle hond van de<br />

buurman met zijn scherpe tanden die dikke man in zijn b<strong>een</strong>.<br />

Taalkundig ontleed:<br />

gisteren bijwoord<br />

beet werkwoord<br />

de lidwoord<br />

dolle, scherpe, dikke bijvoeglijk naamwoord<br />

hond, buurman, tanden, man, b<strong>een</strong> zelfstandig naamwoord<br />

van, met, in voorzetsel<br />

zijn bezittelijk voornaamwoord<br />

die aanwijzend voornaamwoord.<br />

Redekundig ontleed:<br />

gisteren bijwoordelijke bepaling<br />

beet werkwoord<br />

de dolle hond onderwerp<br />

van de buurman bijvoeglijke bepaling<br />

met zijn scherpe tanden bijwoordelijke bepaling<br />

die dikke man lijdend voorwerp<br />

in zijn b<strong>een</strong> bijwoordelijke bepaling<br />

Taalkundige ontleding<br />

Allereerst wordt nader ingegaan op de taalkundige ontleding en dan met name<br />

op de woordsoorten die daarbij worden onderscheiden.<br />

Veranderlijke en onveranderlijke woordsoorten<br />

t Er worden twee groepen woordsoorten onderscheiden:<br />

veranderlijke woorden<br />

onveranderlijke woorden.<br />

Veranderlijke woorden zijn die woorden die van vorm veranderen wanneer het<br />

woord van functie in de zin verandert. In de zin ”Ik loop” is ”ik” het subject.<br />

In de zin ”Hij ziet mij” verandert het onderwerp ”ik” in ”hij”; verder is ”ik”<br />

(onderwerp) nu ”mij” geworden (lijdend voorwerp).<br />

Zo treedt er ook verandering op wanneer <strong>een</strong> woord verandert van enkelvoud<br />

in meervoud: Ik loop - wij lopen.<br />

Zo ook wanneer er bij <strong>een</strong> werkwoord <strong>een</strong> andere tijd wordt gebruikt: ik loop<br />

- ik liep.<br />

De vier veranderlijke woordsoorten in het Nederlands zijn:<br />

- het zelfstandig naamwoord<br />

- het bijvoeglijk naamwoord<br />

- de voornaamwoorden<br />

- het werkwoord.<br />

Onveranderlijke woorden zijn woorden die niet veranderen, omdat hun<br />

functie in de zin dezelfde blijft, wat er ook verandert om hen h<strong>een</strong>.<br />

y De vier onveranderlijke woordsoorten in het Nederlands zijn:<br />

- het bijwoord: gisteren, altijd, nu, dikwijls etc.<br />

- het voorzetsel: in, op, naast, achter, na etc.<br />

- het nevenschikkende voegwoord: en, maar, dus, daarom etc.


412N1.FM<br />

Inleiding<br />

- het onderschikkende voegwoord: nadat, terwijl, omdat, hoewel, als, zoals<br />

etc.<br />

Het nevenschikkende voegwoord voegt hoofdzinnen aan elkaar: ik denk, dus<br />

ik ben.<br />

Het onderschikkende voegwoord voegt <strong>een</strong> bijzin aan <strong>een</strong> hoofdzin: omdat ik<br />

denk, ben ik.<br />

Redekundige ontleding<br />

Hiervoor is beschreven hoe zinnen kunnen worden geanalyseerd naar woordsoorten.<br />

Een dergelijke analyse zegt evenwel nog niets over de wijze waarop de<br />

zin in elkaar zit. Om <strong>een</strong> vergelijking te gebruiken: dit is de bougie, dit hier de<br />

stroomkabel, dit de V-snaar, dit de carburator. Maar hoe zit die motor nu in<br />

elkaar?! Ofwel: dit is <strong>een</strong> lidwoord, dit <strong>een</strong> zelfstandig naamwoord, dit <strong>een</strong><br />

voegwoord. Maar hoe zit deze zin nu in elkaar?!<br />

Het antwoord daarop geeft de redekundige ontleding, waarbij woorden en<br />

woordgroepen worden benoemd naar hun functie in de zin. Daartoe wordt nu<br />

het zinsmodel geïntroduceerd.<br />

Het zinsmodel<br />

In dit onderdeel wordt de redekundige ontleding van zinnen behandeld. Stap<br />

voor stap word je vertrouwd gemaakt met <strong>een</strong> zinsmodel, waarin de verschillende<br />

functies in <strong>een</strong> zin hun plaats krijgen. In totaal zijn er vijf functies. Als je<br />

inzicht hebt in de aard en de werking van deze vijf functies, kun je iedere zin,<br />

hoe ingewikkeld ook, analyseren. Er komen nogal wat begrippen aan de orde.<br />

Voor sommige van deze worden meerdere benamingen gebruikt. Wanneer er<br />

sprake is van meerdere termen voor hetzelfde begrip, wordt <strong>een</strong> schuine<br />

streep:/gehanteerd.<br />

De vijf functies zijn:<br />

1. het onderwerp/subject + de persoonsvorm/het werkwoord/het gezegde/het<br />

predikaat<br />

2. het lijdend voorwerp/direct object<br />

3. het meewerkend voorwerp/indirect object<br />

4. de bijwoordelijke bepaling<br />

5. de bijvoeglijke bepaling.<br />

Huis met Vijf Kamers u Om deze vijf functies onder te brengen, wordt gebruikgemaakt van <strong>een</strong> model<br />

van <strong>een</strong> Huis met Vijf Kamers. Elk van de vijf functies krijgt daarin zijn eigen<br />

Kamer. De nummers van de vijf Kamers corresponderen met de vijf<br />

naamvallen die het Latijn kent (waarover straks meer):<br />

Kamer 1: onderwerp, samen met de persoonsvorm/het werkwoord<br />

Kamer 2: bijvoeglijke bepaling<br />

Kamer 3: meewerkend voorwerp/indirect object<br />

Kamer 4: lijdend voorwerp/direct object<br />

Kamer 5: bijwoordelijke bepaling.<br />

Zin met één Kamer Kamer 1: De man slaapt.<br />

Deze zin bestaat uit slechts twee delen, <strong>een</strong> minizin dus, maar wel de basis<br />

waarop de rest van de zin wordt gebouwd. Dit wordt de kernzin genoemd. De<br />

kernzin bestaat uit <strong>een</strong> onderwerp (de woordgroep, de man) en <strong>een</strong><br />

1.13


Inleiding<br />

1.14<br />

persoonsvorm/het werkwoord (slaapt). Onderwerp en werkwoord vormen<br />

samen <strong>een</strong> nauwe <strong>een</strong>heid. Die nauwe samenhang blijkt wanneer het<br />

onderwerp van enkelvoud in meervoud wordt veranderd. Het werkwoord<br />

verandert mee: De man slaapt > De mannen slapen. Let op dat in Kamer 1 zich<br />

ook de persoonsvorm bevindt, vanwege de nauwe samenhang met het<br />

onderwerp van de zin.<br />

Zin met twee Kamers Naast werkwoorden die g<strong>een</strong> aanvulling nodig hebben om <strong>een</strong> zinvolle,<br />

afgeronde mededeling te vormen, zijn er ook werkwoorden (en dat zijn de<br />

meeste) die <strong>een</strong> lijdend voorwerp bij zich hebben.<br />

Kamer 1: De man slaat<br />

Kamer 4: de hond.<br />

Hier komt dus <strong>een</strong> Kamer bij. De kernzin ”De man slaat” is, in tegenstelling tot<br />

de kernzin ”De man slaapt” <strong>een</strong> onvolledige mededeling. Men vraagt zich dus<br />

af: wat/wie slaat de man? De mededeling ”de man slaat” wordt pas <strong>een</strong><br />

volledige mededeling, wanneer de kernzin <strong>een</strong> aanvulling krijgt: de hond. Een<br />

dergelijke aanvulling wordt lijdend voorwerp/direct object genoemd.<br />

Zin met drie Kamers i Er zijn ook werkwoorden die niet één, maar twee aanvullingen nodig hebben<br />

om <strong>een</strong> afgeronde mededeling te vormen:<br />

Kamer 1: De man geeft<br />

Kamer 4: <strong>een</strong> schop<br />

Kamer 3: aan de hond.<br />

Een zin met het werkwoord geven is pas af, wanneer – naast <strong>een</strong> eerste<br />

aanvulling, het lijdend voorwerp/direct object – <strong>een</strong> tweede aanvulling wordt<br />

gebruikt. Deze tweede aanvulling wordt meewerkend voorwerp genoemd.<br />

Zin met vier Kamers Kamer 1: De man geeft<br />

Kamer 3: aan de hond<br />

Kamer 4: <strong>een</strong> schop<br />

Kamer 5: met zijn voet.<br />

Er komt weer <strong>een</strong> Kamer bij, Kamer 5. Daar worden de bijwoordelijke<br />

bepalingen aangetroffen. Bijwoordelijke bepalingen zijn nadere aanvullingen<br />

bij de informatie die het werkwoord geeft. In het voorbeeld wordt verteld op<br />

welke manier de man de hond <strong>een</strong> schop geeft.<br />

Er is in Kamer 5 <strong>een</strong> verschil met de Kamers 3 en 4. In Kamer 3 en 4 staat informatie<br />

die noodzakelijk is om <strong>een</strong> volledige zin te maken; deze wordt daarom<br />

wel aangeduid met de term noodzakelijke aanvullingen. In Kamer 5 staat informatie<br />

die niet noodzakelijk is om <strong>een</strong> volledige zin te maken; zo’n uitbreiding<br />

wordt dan ook wel aangeduid als vrije aanvulling. Vrije aanvullingen geven<br />

nadere kleur en achtergrond aan de zin. Hun aantal is in principe onbeperkt.<br />

Zin met vijf Kamers o Kamer 1: De man geeft<br />

Kamer 4: <strong>een</strong> schop<br />

Kamer 3: aan de hond<br />

Kamer 2: van de buurman<br />

Kamer 5: met zijn voet.<br />

Nu komt de laatste Kamer, Kamer 2, ter sprake. Daarin worden de bijvoeglijke<br />

bepalingen aangetroffen. Zoals je hebt gezien, zegt <strong>een</strong> bijwoordelijke bepaling<br />

(Kamer 5) iets over het werkwoord. Een bijvoeglijke bepaling (Kamer 2) zegt<br />

iets over de andere zinsdelen. In dit geval zegt de bijvoeglijke bepaling van de<br />

buurman iets over de hond uit Kamer 3.


412N1.FM<br />

Inleiding<br />

Ook bij de bijvoeglijke bepalingen gaat het om uitbreidingen, vrije aanvullingen<br />

en niet om noodzakelijke aanvullingen. Ook hier gaat het om zinsdelen<br />

waarmee <strong>een</strong> zin vrijelijk kan worden uitgebreid om kleur en achtergrond te<br />

geven. Ook hun aantal is in principe onbeperkt.<br />

Bijvoeglijke naamwoorden in het zinsmodel<br />

Bijvoeglijke naamwoorden (bijvoorbeeld dik, dun, warm, sterk etc.) zijn,<br />

gezien hun functie, meestal bijvoeglijke bepalingen. Ze zeggen iets van de<br />

woorden waar ze bij horen. Om het schema niet te ingewikkeld te maken,<br />

worden zij niet in Kamer 2 geplaatst, waar ze op grond van hun functie thuis<br />

zouden horen. Voor de overzichtelijkheid worden ze ondergebracht in de<br />

Kamers bij de zelfstandige naamwoorden waar ze bij horen. Het onderstaande<br />

voorbeeld kan dit verduidelijken.<br />

Kamer 1: De DIKKE man geeft<br />

Kamer 4: <strong>een</strong> HARDE klap<br />

Kamer 3: aan de WOESTE hond<br />

Kamer 2: van de ONVRIENDELIJKE buurman<br />

Kamer 5: met <strong>een</strong> ZWARE stok.<br />

Wanneer alle bijvoeglijke naamwoorden uit deze zin in Kamer 2 zouden<br />

worden ondergebracht, zou het directe verband tussen het bijvoeglijk<br />

naamwoord en het zelfstandig naamwoord niet meer op het eerste gezicht<br />

duidelijk zijn.<br />

Naamvallen<br />

Er wordt nu aandacht besteed aan het belangrijkste kenmerk van het Latijn.<br />

Daarbij wordt verband gelegd met drie zaken die in het vorige onderdeel aan<br />

de orde zijn gekomen:<br />

- taalkundige ontleding<br />

- redekundige ontleding<br />

- het Huis met de Vijf Kamers.<br />

Het Latijn kent, net als het Nederlands, veranderlijke en onveranderlijke<br />

woordsoorten.<br />

Het Latijn kent vier veranderlijke woordsoorten:<br />

- de zelfstandige naamwoorden<br />

- de bijvoeglijke naamwoorden<br />

- de voornaamwoorden<br />

- de werkwoorden.<br />

De vier onveranderlijke woordsoorten van het Latijn zijn, net als in het Nederlands:<br />

- het bijwoord: gisteren, altijd, nu, dikwijls etc.<br />

- het voorzetsel: in, op, naast, achter, na etc.<br />

- het nevenschikkende voegwoord: en, maar, dus, daarom etc.<br />

- het onderschikkende voegwoord: nadat, terwijl, omdat, hoewel, als, zoals<br />

etc.<br />

1.15


Inleiding<br />

1.16<br />

Het Latijn kent g<strong>een</strong> lidwoord.<br />

Het hangt van de samenhang binnen de tekst af of men in <strong>een</strong> vertaling <strong>een</strong><br />

bepalend (de, het) of <strong>een</strong> onbepalend lidwoord (<strong>een</strong>) gebruikt, of helemaal<br />

g<strong>een</strong> lidwoord:<br />

Ik zie de man<br />

Ik lees het boek<br />

Ik lees de boeken<br />

Ik lees boeken.<br />

p In het Latijn ondergaan woorden <strong>een</strong> verandering al naar gelang de functie die<br />

het woord in de zin heeft. Een woord ziet er als onderwerp anders uit dan als<br />

lijdend voorwerp. En als meewerkend voorwerp weer anders. En als <strong>een</strong><br />

bijwoordelijke bepaling of bijvoeglijke bepaling weer anders.<br />

De veranderingen die de woorden ondergaan, heten naamvallen. De<br />

naamvallen worden in deze cursus altijd aangeduid met hun Latijnse naam.<br />

Het is heel belangrijk dat je je die namen goed inprent. Omdat ze altijd in <strong>een</strong><br />

vaste volgorde in de rijtjes staan die je moet leren, worden ze ook aangeduid<br />

met rangtelwoorden: eerste, tweede, derde, vierde en vijfde naamval:<br />

nóminativus eerste naamval<br />

génitivus tweede naamval<br />

dátivus derde naamval<br />

áccusativus vierde naamval<br />

áblativus vijfde naamval.<br />

Latijn <strong>een</strong> flecterende taal<br />

a Het Latijn is <strong>een</strong> flecterende taal; dat wil zeggen <strong>een</strong> taal waarin de functie die<br />

woorden in de zin hebben, altijd wordt aangegeven door vormveranderingen<br />

van die woorden. Vorm en functie hangen in het Latijn dus ten nauwste samen.<br />

Duits <strong>een</strong> flecterende taal<br />

In de ene moderne taal is meer van dit systeem van naamvallen overgebleven<br />

dan in de andere taal. Denk maar <strong>een</strong>s aan het Duits: der Mann, des Mannes,<br />

dem Mann, den Mann. Wat dat betreft staat het Duits met zijn naamvallen<br />

dichter bij het Latijn dan het Nederlands.<br />

Nederlands nauwelijks meer <strong>een</strong> flecterende taal<br />

In het Nederlands is niet veel meer over van het systeem van verandering van<br />

vorm bij verandering van functie in de zin. Een voorbeeld is vaders fiets = de<br />

fiets van vader. Ook wordt er soms verschil gemaakt tussen indirect object en<br />

direct object. Denk maar aan de grammaticaregel voor het gebruik van hun en<br />

hen:<br />

Ik geef hun <strong>een</strong> boek hun is indirect object<br />

Ik zie hen hen is direct object.<br />

Van flecterend naar analytisch<br />

s In het algem<strong>een</strong> geldt dat talen de neiging hebben zich te ontwikkelen van<br />

flecterend naar analytisch. Analytisch wil zeggen dat er meer gebruikgemaakt<br />

wordt van voorzetsels: aan, van, in, met, door etc.


412N1.FM<br />

Bijvoorbeeld de zin<br />

”In de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes”<br />

heeft zich ontwikkeld tot<br />

”In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest”.<br />

Inleiding<br />

Het Latijn representeert <strong>een</strong> taalfase waarin het flecterend karakter heel sterk<br />

de overhand had.<br />

Overzicht<br />

Per Kamer worden de vijf functies in <strong>een</strong> zin nog <strong>een</strong>s op <strong>een</strong> rijtje gezet, met<br />

daarachter de naamval waarin de gebruikte woorden staan:<br />

Kamer functie Latijnse naam rangtelwoord<br />

Kamer 1 onderwerp nominativus eerste naamval<br />

Kamer 2 bijvoeglijke bepaling genitivus tweede naamval<br />

Kamer 3 meewerkend voorwerp dativus derde naamval<br />

Kamer 4 lijdend voorwerp accusativus vierde naamval<br />

Kamer 5 bijwoordelijke bepaling ablativus vijfde naamval<br />

Wanneer je je de komende <strong>hoofdstuk</strong>ken van dit basisschema bewust blijft, zul<br />

je merken dat <strong>een</strong> veelheid aan taalverschijnselen terug te voeren is op dit<br />

basispatroon.<br />

De uitspraak van het Latijn<br />

Gewapend met de kennis van het basisschema van de zin, kun je nu met Latijn<br />

beginnen. Maar eerst nog <strong>een</strong> paar zaken die je moet weten over de uitspraak<br />

van het Latijn.<br />

Uitspraakverschillen<br />

Wij weten natuurlijk niet met zekerheid hoe de Romeinen het Latijn hebben<br />

uitgesproken. Men kan zeggen: wij weten het niet en daarom spreken wij het<br />

maar net zo uit als het er staat. In dat geval doet <strong>een</strong> Engelsman het op zijn<br />

Engels, <strong>een</strong> Italiaan op zijn Italiaans, <strong>een</strong> Fransman op zijn Frans, <strong>een</strong> Duitser<br />

op zijn Duits en <strong>een</strong> Nederlander op zijn Nederlands, maar ze doen het<br />

allemaal anders. Dan noemt <strong>een</strong> Italiaan Cicero Tsjietsjeroo, de Fransman<br />

Siseron.<br />

Reconstructie<br />

Het meest gebruikelijk is te proberen zo zuiver mogelijk de oude uitspraak,<br />

d.w.z. de uitspraak uit de tijd van Cicero (1ste eeuw v. Chr.) te reconstrueren.<br />

Op basis van allerlei gegevens is dat wel mogelijk.<br />

Zo werd bijvoorbeeld de naam Caesar in het Grieks geschreven als Kaisar (en<br />

niet als Sesar). Hieruit (en uit meer aanvullende gegevens) kan worden<br />

opgemaakt dat de Romeinen de C uitspraken als K en de tweeklank AE als AI.<br />

En had de Griekse schrijver Plutarchus Cicero horen uitspreken als Sisero of<br />

Tstisero, dan had hij de naam wel zo weergegeven met de Griekse letters voor<br />

s-klank of de ts-klank. Hij gebruikte echter de Griekse letter k voor de k-klank,<br />

dus de uitspraak moet hebben geluid: Kikero.<br />

1.17


Inleiding<br />

1.18<br />

Uitspraakregels<br />

d De belangrijkste regels van de uitspraak worden hieronder behandeld aan de<br />

hand van het Latijnse alfabet. Je komt wat eigenaardigheden tegen, die afwijken<br />

van het Nederlands. Als er achter <strong>een</strong> letter niets staat, dan spreekt de uitspraak<br />

voor zich en kun je uitgaan van de uitspraakregels van het Nederlands.<br />

Overzicht per letter<br />

A<br />

B<br />

C Spreek altijd uit als <strong>een</strong> k! Bijvoorbeeld Cicero (Kikero), Caesar (Kaisar),<br />

centum (kentoem), pecunia (pekoenia), carmen (karmen), carcer (karker).<br />

D<br />

E<br />

F<br />

G Spreek uit als g in het Franse garçon.<br />

H<br />

I De uitspraak houdt het midden tussen j en ie:<br />

als j vóór a, e, o, u, bijvoorbeeld ius (joes, het recht)<br />

als ie in <strong>een</strong> open lettergreep, bijvoorbeeld idem.<br />

J Werd niet geschreven in het Latijn (zie de uitspraak van de i).<br />

K Komt in het Latijn maar in enkele heel oude woorden voor, bijvoorbeeld<br />

Kaléndae.<br />

L<br />

M<br />

N<br />

O<br />

P<br />

Q Komt altijd voor in combinatie met u; spreek q en u samen uit als kw,<br />

bijvoorbeeld quártus (kwartoes), quíntus (kwintoes).<br />

R<br />

S<br />

T Altijd uitspreken als t! Bijvoorbeeld gratia, patientia. Merk op hoe in de<br />

Romaanse talen de t verzacht is tot tz, getuige de vorm waarin de woorden<br />

voortleven in deze talen (grazie, patience).<br />

V Als geschreven letterteken komt de U niet voor in het Latijn. In plaats<br />

daarvan wordt het teken V gebruikt, bijvoorbeeld QVARTVS (quartus),<br />

NOVVM (novum), MVSEVM (museum). De klank is OE, als van poes,<br />

bijvoorbeeld quartus (kwartoes), novum (novoem), museum (moeseoem).<br />

In de meeste moderne tekstedities en ook in deze cursus wordt de u wél<br />

gebruikt ter wille van het woordbeeld.<br />

Ook aan het begin van <strong>een</strong> woord of aan het begin van <strong>een</strong> lettergreep,<br />

wordt de letter V uitgesproken als <strong>een</strong> oe-klank, en klinkt dan als <strong>een</strong> hele<br />

mollige W (vergelijk het Engelse sweet). Bijvoorbeeld vinum (woe-i-noem),<br />

suavis (soe-a-oe-ies).<br />

W De W kenden de Romeinen niet. Met zo’n mollige V heb je immers g<strong>een</strong><br />

dubbel-V of wat de Engelsen noemen <strong>een</strong> double u, nodig!<br />

X<br />

Y All<strong>een</strong> in Griekse l<strong>een</strong>woorden. Spreek de y uit als uu als in muur, bijvoorbeeld<br />

tyrannus (tuurannoes).<br />

Z All<strong>een</strong> in Griekse l<strong>een</strong>woorden. Spreek de z uit als dz, bijvoorbeeld Zeus<br />

(Dzeus).


412N1.FM<br />

Verder moet je letten op de uitspraak van de tweeklanken:<br />

AE Spreek uit als ai, bijvoorbeeld Caesar (Kaisar), Aenéas (Ainéas)<br />

OE Spreek uit als oi, bijvoorbeeld poena (poina)<br />

EU Spreek uit als ui, bijvoorbeeld Europa (Uiropa).<br />

Inleiding<br />

De klemtoonregels zijn op zich niet zo heel moeilijk:<br />

Regel 1: Bij woorden van twee lettergrepen valt de klemtoon altijd op de<br />

eerste lettergreep.<br />

Bijvoorbeeld páter, máter, sóror, ménsa.<br />

Regel 2a: Bij woorden van drie of meer lettergrepen valt de klemtoon op<br />

de tweede lettergreep van achteren als deze lettergreep lang is.<br />

Bijvoorbeeld amícus, regína, aetérnus.<br />

Regel 2b: Bij woorden van drie of meer lettergrepen valt de klemtoon op<br />

de derde lettergreep van achteren als de tweede lettergreep van<br />

achteren kort is.<br />

Bijvoorbeeld amicítia, laetítia, hospítium.<br />

Toch blijkt dat het in de praktijk niet meevalt om zekerheid over de uitspraak<br />

te hebben. Om je behulpzaam te zijn, is er in deze lessen dan ook regelmatig<br />

gebruikgemaakt van accentstreepjes om de klemtoon aan te geven. Je bent ze al<br />

<strong>een</strong> paar keer tegengekomen.<br />

Lange of korte lettergrepen<br />

Om de klemtoonregels 2a en 2b toe te kunnen passen, moet je dus weten of <strong>een</strong><br />

lettergreep kort of lang is. En dat is wat minder gemakkelijk!<br />

Lange lettergrepen<br />

f Wanneer is <strong>een</strong> lettergreep lang?<br />

Een lettergreep is van nature lang, als er <strong>een</strong> tweeklank in die lettergreep staat,<br />

bijvoorbeeld Caesar, poena, neutrum.<br />

Een lettergreep is van nature lang, als er <strong>een</strong> lange klinker in die lettergreep<br />

staat. Dit is <strong>een</strong> lastige regel, want helaas kun je niet aan de klinker zien of hij<br />

lang of kort is! Het is in de praktijk <strong>een</strong> kwestie van ervaring.<br />

Een lettergreep is door positie lang, als de klinker wordt gevolgd door twee<br />

medeklinkers. Men spreekt dan van lengte door positie, bijvoorbeeld:<br />

taréntum, argéntum, aetérnus.<br />

Korte lettergrepen<br />

Wanneer is <strong>een</strong> lettergreep kort?<br />

Een lettergreep is van nature kort, als er <strong>een</strong> korte klinker in die lettergreep<br />

staat. Dit is <strong>een</strong> lastige regel, want helaas kun je niet aan de klinker zien of hij<br />

lang of kort is! Ook hier is het in de praktijk weer <strong>een</strong> kwestie van ervaring.<br />

Een lettergreep is kort door positie, als de klinker wordt gevolgd door <strong>een</strong><br />

andere klinker. Men spreekt ook in dit geval van lengte door positie, bijvoorbeeld:<br />

móneo = ik waarschuw, met korte e; van het werkwoord monére =<br />

waarschuwen, waarbij de klemtoon op de é ligt, omdat deze e lang is.<br />

1.19


Inleiding<br />

1.20<br />

Oefenopgave 1<br />

1. Formuleer <strong>een</strong> volledige zin in het Nederlands met als enige elementen:<br />

onderwerp en gezegde.<br />

2. Formuleer <strong>een</strong> volledige zin in het Nederlands met als enige elementen:<br />

onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp.<br />

3. Formuleer <strong>een</strong> volledige zin in het Nederlands met als enige elementen:<br />

onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.<br />

4. Formuleer <strong>een</strong> volledige zin in het Nederlands met als elementen:<br />

onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke<br />

bepaling.<br />

5. Formuleer <strong>een</strong> volledige zin in het Nederlands met als elementen:<br />

onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke<br />

bepaling en bijvoeglijke bepaling.<br />

Oefenopgave 2 De vijf naamvallen<br />

Welke vijf naamvallen kent het Latijn om de vijf verschillende functies van<br />

zelfstandige naamwoorden binnen <strong>een</strong> zin uit te drukken? Geef bij elke<br />

naamval aan om welke functie het gaat.<br />

Oefenopgave 3 Ontleden<br />

Ontleed de onderstaande zin redekundig en breng de diverse onderdelen onder<br />

in het Huis met de Vijf Kamers.<br />

Na de maaltijd, bij het vallen van de avond van de eerste reisdag, gaf de ober<br />

ons de rekening.<br />

Oefenopgave 4 Nederlandse woorden uit het Latijn<br />

Ga de betekenis na van de onderstaande Nederlandse woorden. Herleid ze tot<br />

de desbetreffende Latijnse woorden. De volgende Latijnse woorden zijn je<br />

daarbij behulpzaam.<br />

1. cantor<br />

2. veto<br />

3. oratorium<br />

4. seminarie<br />

5. spiritus<br />

6. concubinaat<br />

7. dividend<br />

cánto, cantáre = zingen<br />

véto, vetáre = verbieden<br />

óro, orare = bidden<br />

semen = zaad<br />

spiritus = adem<br />

con = cum = met<br />

cúbo, cúbare = liggen<br />

divído, divídere = verdelen


412N1.FM<br />

Inleiding<br />

Oefenopgave 5 Latijnse uitdrukkingen in het Nederlands<br />

Geef van elk van de onderstaande Latijnse uitdrukkingen <strong>een</strong> omschrijving van<br />

de betekenis ervan in het Nederlands.<br />

1. Hij sprak <strong>een</strong> in memoriam ter nagedachtenis van de overledene.<br />

2. L.S. staat voor Lectóri Salútem.<br />

3. Ik deel je dit sub rosa mee.<br />

4. Iets kan de facto zo zijn, de iure kan de zaak toch anders liggen.<br />

5. Wanneer de situatie uitzichtloos is, kan <strong>een</strong> deus ex máchina uitkomst<br />

bieden.<br />

Toelichting: Bij <strong>een</strong> Griekse tragedie daalde door middel van <strong>een</strong> toneelmachine<br />

<strong>een</strong> speler in de rol van <strong>een</strong> godheid neer op het toneel om <strong>een</strong> conflict<br />

te beslissen.<br />

6. Een redenering kan <strong>een</strong> contradíctio in términis bevatten.<br />

7. Vroeger werden uitgaven van b.v. de Romeinse dichter Martialis voor<br />

schoolgebruik nogal <strong>een</strong>s gekuist ad usum Delphíni. De Franse kroonprins<br />

werd aangesproken met de titel Dauphin, van het Latijnse Delphinus.<br />

8. Wilt u uw currículum vitae bijsluiten?<br />

9. Deze gebeurtenis vormde <strong>een</strong> casus belli.<br />

10.Het programmaboekje vermeldt de dramatis personae.<br />

11.Hij is tot persona non grata verklaard.<br />

12.Dit is voor mij terra incognita.<br />

13.Een universiteit wordt ook wel betiteld als de alma mater.<br />

14.Et cetera et cetera.<br />

1.21


Inleiding<br />

1.22<br />

Parate-kennisvragen<br />

1 Wat betekent ad fundum?<br />

2 Welke betekenisverandering heeft het Latijnse woord ”cursus” ondergaan?<br />

3 Op welk Latijns woord gaat het Nederlandse woord ”video” terug?<br />

4 Welke Nederlandse stad heette vroeger Noviomagus?<br />

5 Wat is de naam van één van de zeven heuvels van Rome, waarvan het Nederlandse<br />

woord ”paleis” is afgeleid?<br />

6 Met welke naam wordt de oertaal aangeduid, waaraan de verschillende talen<br />

ten grondslag liggen die in West-Europa worden gesproken?<br />

7 Wat was de naam van de landstreek waar de Latini woonden?<br />

8 Wat is de reden dat het Etruskisch tot op nog niet ontcijferd is?<br />

9 Wat wordt bedoeld met de term vulgair Latijn?<br />

0 Wat wordt bedoeld met de term diglossie?<br />

q Wie liet de Hadrian Wall in Engeland bouwen?<br />

w Hoe zijn de middeleeuwse liederen, de Carmina Burana, aan hun naam<br />

gekomen?<br />

e Wat is de Latijnse naam voor de vertrekken waar de monniken hun ”monnikenwerk”<br />

verrichtten, waardoor veel Latijnse teksten bewaard zijn gebleven?<br />

r Op welke twee manieren kan <strong>een</strong> zin ontleed worden?<br />

t Hoe luidt de definitie van veranderlijke woordsoorten?<br />

y Wat voor <strong>een</strong> soort voegwoord is ”omdat”?<br />

u Welke functie in <strong>een</strong> zin wordt ondergebracht in Kamer 4?<br />

i Hoeveel kamers kan men onderscheiden in de zin ”De man geeft de hond <strong>een</strong><br />

schop”?<br />

o In welke twee kamers bevinden zich de zogenaamde vrije aanvullingen?<br />

p Hoe luiden de Latijnse namen van de vijf naamvallen?<br />

a Wat wil zeggen: Latijn is <strong>een</strong> flecterende taal?<br />

s Wat wil zeggen: Nederlands is praktisch volledig <strong>een</strong> analytische taal?<br />

d Op welke lettergreep valt bij Latijnse woorden van drie of meer lettergrepen de<br />

klemtoon?


412N1.FM<br />

f In welke twee gevallen is in het Latijn <strong>een</strong> klinker lang?<br />

g In welke twee gevallen is in het Latijn <strong>een</strong> klinker kort?<br />

Inleiding<br />

1.23


Inleiding<br />

1.24<br />

Uitwerking van de oefenopgaven<br />

Oefenopgave 1<br />

De man slaapt.<br />

De man schopt de hond.<br />

De man geeft de hond <strong>een</strong> schop.<br />

De man geeft de hond <strong>een</strong> klap met <strong>een</strong> stok.<br />

De zoon van de man geeft zijn vader <strong>een</strong> klap met <strong>een</strong> stok.<br />

Oefenopgave 2<br />

nominativus onderwerp<br />

genitivus bijvoeglijke bepaling<br />

dativus meewerkend voorwerp/indirect object<br />

accusativus lijdend voorwerp/direct object<br />

ablativus bijwoordelijke bepaling<br />

Oefenopgave 3<br />

na de maaltijd bijwoordelijke bepaling<br />

bij het vallen bijwoordelijke bepaling<br />

van de avond bijvoeglijke bepaling<br />

van de eerste reisdag bijvoeglijke bepaling<br />

gaf werkwoord<br />

de ober onderwerp<br />

ons meewerkend voorwerp<br />

de rekening lijdend voorwerp<br />

Oefenopgave 4<br />

1. cantor zanger<br />

2. veto verbod<br />

3. oratorium geestelijk muziekstuk<br />

4. seminarie opleidingsinstituut<br />

5. spiritus vluchtige brandstof<br />

6. concubinaat samenleven<br />

7. dividend winstuitkering<br />

Opgave 5<br />

1. gedachtenis, herdenkingwoord<br />

2. de lezer gegroet<br />

3. in vertrouwen<br />

4. in feite en volgens het recht = rechtens<br />

5. <strong>een</strong> onverwachte oplossing<br />

6. interne, inwendige tegenstelling, twee stellingen die elkaar tegenspreken<br />

7. voor gebruik door jeugdigen<br />

8. levensloop, levensbeschrijving<br />

9. aanleiding tot <strong>een</strong> oorlog<br />

10.rollen, personen in het stuk<br />

11.ongewenst persoon<br />

12.onbekend land<br />

13.voedende moeder<br />

14.enzovoort enzovoort

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!