29.09.2013 Views

Literatuuronderzoek naar Activerende Zorg

Literatuuronderzoek naar Activerende Zorg

Literatuuronderzoek naar Activerende Zorg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Literatuur onderzoek <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Met zorg en aandacht aan de slag<br />

Yvonne van Heerwaarden<br />

Josien Hofs<br />

Guido Walraven<br />

Lectoraat Dynamiek van de Stad<br />

Hogeschool INHOLLAND<br />

Rotterdam, april 2008


Inhoudsopgave<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

1 Inleiding 4<br />

DEEL I 6<br />

2 Activering met zorg 7<br />

2.1 <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam 7<br />

2.2 Verschillende verwante methoden en terminologieën 8<br />

2.3 Doel activeringstrajecten met zorg 11<br />

2.4 Kenmerken van de AZT doelgroep 12<br />

2.5 Duur, intensiteit en caseload 14<br />

2.6 Taken en verantwoordelijkheden 14<br />

2.7 Elementen van een activerend zorg traject 15<br />

3 Relevante verwante methodieken 16<br />

3.1 Inleiding 16<br />

3.2 Casemanagement 16<br />

3.3 Assertive Community Treatment (ACT) 18<br />

3.4 Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) 20<br />

3.5 Individuele Vraaggerichte Benadering (IVB) 21<br />

3.6 Individual Placement & Support (IPS) 24<br />

3.7 Functioneringsgerichte Rehabilitatie (FGR) 25<br />

3.8 Illness Management and Recovery (IMR) 26<br />

3.9 Samenvatting werkzame bestanddelen relevant voor AZT 28<br />

4 Conclusie deel I 29<br />

DEEL II 32<br />

5 Beginselen van effectiviteit 33<br />

5.1 Programma-integriteit 33<br />

5.2 Behoeftenbeginsel 35<br />

5.3 Responsiviteitsbeginsel 36<br />

5.4 Eigen-context beginsel 37<br />

5.5 Professionaliteitsbeginsel 39<br />

5.6 Organisatie van samenwerking 40<br />

6 Methodische spanningsvelden 43<br />

7 Conclusie deel II 49<br />

2


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Deel III 53<br />

8 Eindconclusie 54<br />

8.1 Activering met zorg 54<br />

8.2 Bouwstenen voor de doorontwikkeling van AZT 55<br />

Bijlagen 58<br />

Bijlage 1 Literatuurlijst 59<br />

Bijlage 2 Lijst van benaderde personen 64<br />

Bijlage 3 Begrippenlijst 65<br />

Bijlage 4 Overzicht sociale activeringsprojecten 66<br />

Bijlage 5 Methodische uitgangspunten van presentie 70<br />

Bijlage 6 Behoeftepiramides van Maslow en Pinto 72<br />

Bijlage 7 Zesfasen model voor gedragsverandering 74<br />

Bijlage 8 Vakkennis en vaardigheden bij moeilijk bereikbare doelgroepen 77<br />

Bijlage 9 Elementen voor effectieve hulpverlening 78<br />

Bijlage 10 Vormen van samenwerking 79<br />

3


1 Inleiding<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Ook in Rotterdam is het beleid de laatste jaren steeds meer gericht op het meedoen<br />

van alle inwoners aan de samenleving. Daarbij wordt gedacht aan een zinvolle<br />

dagbesteding, vrijwilligerswerk of zo mogelijk een betaalde baan. In dat verband<br />

worden sociale activeringsprogramma’s ingezet voor mensen die weliswaar in een<br />

uitkeringssituatie zitten, maar geen belemmerende problemen hebben. Er zijn ook<br />

mensen met zulke complexe zorgproblemen, dat activering (nog) geen werkbare<br />

optie is. Van belang is zeker ook de tussengroep van mensen, die zorgproblemen<br />

heeft, maar wel in staat wordt geacht tot activering. Vanwege hun uiteenlopende<br />

zorgvragen zijn de gebruikelijke re-integratieprojecten voor hen niet geschikt. Recent<br />

is daarom in Rotterdam voor deze gevarieerde groep de methodiek van ‘activerende<br />

zorgtrajecten’ bedacht, waarin zowel zorg op maat als een activeringstraject wordt<br />

geboden.<br />

Vanaf begin 2007 worden in het kader van deze methodiek van activerende zorg drie<br />

pilots uitgevoerd in Rotterdam (deelgemeenten Charlois, IJsselmonde en Prins<br />

Alexander) door drie uitvoerende instanties. De trajecten zijn specifiek voor mensen<br />

met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en/ of samenleving, die zorgvragen<br />

hebben en/of basale vaardigheden missen waardoor arbeidsinschakeling (nog) niet<br />

tot de mogelijkheden behoort. Op basis van een literatuurstudie en de ervaringen<br />

opgedaan in de pilots zal worden gewerkt aan de verdere ontwikkeling van deze<br />

innovatieve methodiek ‘activerende zorgtrajecten’.<br />

Verkennend literatuuronderzoek<br />

Om het gehele traject (de doorontwikkeling van de methodiek) van voldoende<br />

fundament te voorzien, is in deze eerste fase onderzocht welke literatuur reeds<br />

voorhanden is betreffende de combinatie zorg en activering. Wat zegt de theorie<br />

over werkzame bestanddelen en hoe is de combinatie vormgegeven in de praktijk. Er<br />

is daarom gekeken <strong>naar</strong> best practices in het land die componenten in zich hebben<br />

gerelateerd aan de methodiek van activerende zorg. Hierbij is een brede kijk<br />

gehanteerd, waarbij binnen de methodieken is gefocust op essentiële bouwstenen,<br />

de werkwijze en resultaten van projecten. Aspecten die mogelijk relevant zijn voor de<br />

methodische aanscherping van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam, zijn in<br />

deze literatuurstudie opgenomen.<br />

Centrale vraagstelling van het verkennende literatuur onderzoek luidt:<br />

‘Wat is er in de literatuur bekend over de effectiviteit van de bouwstenen van<br />

activerende zorgtrajecten op basis van evaluaties van verwante programma’s?’<br />

4


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Onderzoeksverantwoording<br />

Voor de studie <strong>naar</strong> de methodische bouwstenen, gericht op activering en zorg is<br />

uiteenlopende literatuur bestudeerd. We hebben ons in eerste instantie gericht op<br />

projectbeschrijvingen afkomstig uit de Rotterdamse praktijk. Deze beschrijvingen<br />

bleken echter onvoldoende handvatten te bieden om bouwstenen uit te kunnen<br />

destilleren. Vervolgens zijn we breder in Nederland gaan kijken, waarbij de focus lag<br />

op – waar mogelijk – evidence based methodiekbeschrijvingen. Uit deze zoektocht<br />

bleek dat er voor de doelgroep die we voor ogen hadden weinig specifieke<br />

uitgeschreven methodiekbeschrijvingen voorhanden waren. We hebben onze<br />

vraagstelling vervolgens iets breder opgevat en zijn daarbij terecht gekomen op<br />

aanverwante terreinen, zoals de rehabilitatie. Binnen dit terrein zijn methodieken<br />

beschikbaar, waarbij effectstudies –weliswaar veelal in het buitenland – zijn<br />

uitgevoerd. Indien deze methodieken interessante bouwstenen bevatten voor de<br />

activerende zorgtrajecten zijn deze opgenomen in de literatuurverkenning. Daarnaast<br />

zijn via de sneeuwbalmethode aanvullend verschillende experts en praktijkmensen<br />

benaderd (zie bijlage 2).<br />

Leeswijzer<br />

Het rapport is opgebouwd uit drie delen. In deel I zijn de elementen van een<br />

Activerend <strong>Zorg</strong> Traject beschreven en is gekeken <strong>naar</strong> werkzame bestanddelen van<br />

verwante methoden. Dit heeft geleid tot een overzicht van essentiële bouwstenen<br />

van een Activerend <strong>Zorg</strong> Traject.<br />

Deel II heeft zich gericht op de beginselen of voorwaarden voor een effectieve<br />

methodiek. Deze beginselen zijn toegepast op de situatie van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten. Daarnaast zijn methodische spanningsvelden beschreven. Dit heeft geleid<br />

tot een overzicht van belangrijke kwaliteitscriteria voor het inrichten van de<br />

methodiek van <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten.<br />

Het rapport wordt afgesloten met deel III, waarin een eindconclusie wordt gegeven,<br />

waarbij de componenten vanuit deel I en deel II samenkomen.<br />

5


DEEL I<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

6


2 Activering met zorg<br />

2.1 <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Het re-integratiebeleid van de gemeente Rotterdam is vastgelegd in het Beleidskader<br />

reïntegratie & gesubsidieerde arbeid en de Re-integratieverordening WWB (Wet<br />

werk en bijstand). Algemene uitgangspunten daarin zijn: ‘werk boven uitkering’ en<br />

‘de kortste weg <strong>naar</strong> werk’. Het Rotterdamse beleid krijgt concreet vorm in drie reintegratieprogramma’s:<br />

1 Basisprogramma<br />

Dit programma helpt klanten door middel van een kort, intensief traject weer<br />

aan werk. Het kan hierbij gaan om klanten die (nog) maar kort een uitkering<br />

hebben en om klanten die al langer werkloos zijn.<br />

2 Plusprogramma<br />

Klanten met onvoldoende werkervaring en/ of scholing kunnen gebruik<br />

maken van het plusprogramma waarin gebruikt wordt gemaakt van<br />

loonkostensuppletie en leerwerktrajecten. De re-integratie wordt op de<br />

werkplek voortgezet, bijvoorbeeld omdat nog een opleiding wordt gevolgd.<br />

3 Gemeenschapstakenplan<br />

Dit programma biedt werk met behoud van uitkering in combinatie met<br />

intensieve begeleiding. Het aanbod is bedoeld voor klanten met een grote<br />

afstand tot de arbeidsmarkt en/ of samenleving die basale vaardigheden<br />

missen, waardoor arbeidsinschakeling (nog) niet tot de mogelijkheden<br />

behoort.<br />

Er is echter een groot aantal WWB klanten, die vanwege belemmeringen en<br />

meervoudige problematiek (nog) niet kan of wil re-integreren op de arbeidsmarkt.<br />

Voor hen is een geïntegreerde aanpak van problemen noodzakelijk. Daarnaast zijn<br />

er ook mensen, die voordelen ondervinden van een uitkering en daardoor moeilijk te<br />

motiveren zijn voor werk.<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Drie uitvoerende instanties hebben de opdracht aangenomen om <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten aan te bieden aan bovenstaande doelgroep. Door deze mensen directe<br />

hulpverlening, zorg, en (sociale) activering te bieden bestaat er een mogelijkheid om<br />

tot verbetering van hun situatie en tot grotere maatschappelijke participatie te komen.<br />

Wellicht is het zelfs mogelijk stappen <strong>naar</strong> reguliere arbeid te zetten. <strong>Zorg</strong>, welzijn,<br />

activering en werk moeten daarbij in samenhang en (deels) gelijktijdig georganiseerd<br />

worden, zodat een sluitend, maatschappelijk steunsysteem rondom deze kwetsbare<br />

burgers ontstaat.<br />

7


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Methodische uitgangspunten van een Activerend <strong>Zorg</strong> Traject<br />

In de aanbestedingstekst van de gemeente is het <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Traject als volgt<br />

omschreven. Het <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>traject is een volledig en op zichzelf staand<br />

integraal traject waarin het wegnemen van de belemmeringen, het verbeteren van de<br />

motivatie en de toegang tot hulp en begeleiding en het bevorderen van de<br />

zelfredzaamheid centraal staan. De situatie van de klant staat centraal, waarbij<br />

maatwerk wordt geleverd. De <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>coach werkt in overleg met de<br />

klantmanager SoZaWe en vaak ook met de coördinator Lokaal <strong>Zorg</strong>netwerk (LZN)<br />

om het proces rondom de klant te beheren. Hierbij is de klantmanager de regisseur<br />

die alle trajectstappen in het kader van de WWB-wetgeving goedkeurt en bewaakt.<br />

Zolang de klant zich nog in een vastgelopen situatie bevindt kan het LZN<br />

ingeschakeld worden bij het zoeken <strong>naar</strong> een passend hulpverleningsaanbod. De<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>coach dient een uitgebreid eigen netwerk te hebben van diverse<br />

partners, waarin contacten vanuit de zorg (hulpverleningsinstellingen), de activering<br />

(cursus aanbod, vrijwilligerswerk etc.) en de arbeidsgerelateerde contacten<br />

(bedrijven, uitzendbureau etc.).<br />

Het <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>traject is sluitend, klantgericht en outreachend. Het traject is<br />

onderverdeeld in duidelijk afgebakende trajectstappen met op zichzelf staande<br />

doelen die gericht zijn op het behalen van het uiteindelijke doel van het traject. Het is<br />

intensief en de aanwezigheid en beschikbaarheid van de uitvoerder is continue en op<br />

locatie zo dichtbij mogelijk bij de doelgroep geregeld. De uitvoerder is in staat om<br />

een methode/ werkwijze te ontwikkelen die geschikt is om deze doelgroep maximaal<br />

te bedienen. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de (on)mogelijkheden<br />

van de doelgroep is het noodzakelijk om aan het begin van het traject een instrument<br />

in te zetten, om inzicht te verkrijgen in de individuele capaciteiten van de doelgroep,<br />

waarbij wordt aangetoond wat de sociale, cognitieve en fysieke vaardigheden zijn en<br />

deze vast te leggen. De werkhouding is samenwerkings- en oplossingsgericht. Daar<br />

waar nodig signaleert de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>coach tijdig hiaten in het begeleidingsproces<br />

en maakt dit bespreekbaar in de Stuurgroep Netwerk <strong>Zorg</strong> en Activering. Er<br />

dient ruimte te zijn voor nazorg, als de kans op terugval beperkt is, maar deze<br />

nazorg dient minimaal vormgegeven te worden. Doel van de nazorg is stabilisatie<br />

van het behaalde trajectdoel en een vorm van arbeids-/ maatschappelijke<br />

participatie.<br />

2.2 Verschillende verwante methoden en terminologieën<br />

Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw zijn in toenemende mate projecten en<br />

trajecten ontwikkeld om mensen te activeren, zodat zij gestimuleerd worden een<br />

toekomst op te bouwen. Afhankelijk van de problematiek van de doelgroep, maar<br />

ook van de doelen die gesteld zijn binnen deze trajecten, zijn allerlei varianten<br />

ontstaan. In deze literatuurstudie richten wij ons op trajecten in het kader van<br />

activering met zorg. Deze trajecten combineren een activeringcomponent met een<br />

zorgcomponent. Om een goed beeld te krijgen van het ontstaan van deze trajecten<br />

8


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

en de kenmerken ervan, willen wij allereerst de verschillende varianten en<br />

bijbehorende terminologie kort toelichten, die binnen dit vakgebied gehanteerd<br />

worden en componenten van activering met zorg in zich dragen. Daarbij gaan we<br />

steeds in op relevante kenmerken voor de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam.<br />

Activering met zorg<br />

Activeringstrajecten gericht op het creëren van betaald werk of vrijwilligerswerk<br />

worden vaak gecombineerd met vormen van hulpverlening en zorg. Dit is relevant<br />

voor mensen met persoonlijke en/ of maatschappelijke problemen die een<br />

belemmering (of beperking) zijn voor activering. Hierbij kun je denken aan schuldproblematiek,<br />

lichamelijke of psychische handicaps, gezondheidsproblemen,<br />

verslaving, justitiële problemen, dakloosheid, problemen in de familiekring etc..<br />

Hulpverlening en zorg kunnen binnen deze trajecten verschillend worden ingezet:<br />

• Hulpverlening en zorg kunnen plaatsvinden voorafgaand aan een<br />

activeringstraject richting werk. Dit is met name het geval wanneer de<br />

problematiek dermate ernstig is dat betaald werk of vrijwilligerswerk niet mogelijk<br />

is op korte termijn.<br />

• Deelnemers kunnen ook hulp en zorg ontvangen gecombineerd met activiteiten<br />

zoals scholing, werkervaring, vrijwilligerswerk en arbeidsbemiddeling. In deze<br />

gevallen vindt de hulp en zorg en activering tegelijkertijd plaats.<br />

Van belang is dat de zorg en hulpverlening (indien nodig) doorloopt, nadat iemand<br />

geplaatst is op een bepaalde werkplek. Daarbij geldt dat persoonlijke en<br />

maatschappelijke problemen niet volledig opgelost hoeven te zijn voordat iemand<br />

begeleid en bemiddeld kan worden <strong>naar</strong> werk of vrijwilligerswerk.<br />

Maatschappelijke participatie<br />

Maatschappelijke participatie is een breed begrip dat in vele contexten wordt<br />

gebruikt. Maatschappelijke participatie kan opgevat worden als actieve deelname<br />

aan georganiseerde sociale verbanden, uiteenlopend van vrijwilligerswerk bij een<br />

non-profitorganisatie tot deelname aan cursussen en eigen initiatieven gericht op<br />

ontmoeting, ontspanning en ontwikkeling (van der Pennen, 2003). Het bevorderen<br />

van maatschappelijke participatie maakt vrijwel altijd onderdeel uit van sociale<br />

activeringstrajecten.<br />

Binnen de maatschappelijke participatie worden drie vormen onderscheiden:<br />

• Arbeidsactivering<br />

Werken aan bemiddeling <strong>naar</strong> regulier/ additioneel werk, scholing,<br />

arbeidstraining, stages, motivatie-, oriëntatietrajecten etc. gericht op het<br />

realiseren van door- en uitstroming in reguliere of gesubsidieerde arbeid.<br />

• Maatschappelijke activering<br />

Werken aan het stimuleren van vrijwilligerswerk, maatschappelijk nuttige taken,<br />

mantelzorg, actief worden in de eigen omgeving, sociaal/ culturele activiteiten,<br />

taallessen, basiseducatie etc. gericht op het realiseren van duurzame<br />

9


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

participatie aan maatschappelijke zinvolle activiteiten, doorstroom <strong>naar</strong><br />

arbeidsactivering of uitstroom in reguliere of gesubsidieerde arbeid.<br />

• <strong>Zorg</strong>activering<br />

Werken aan relatieherstel <strong>naar</strong> sociale netwerken (contacten met familie,<br />

buren, vrienden, kennissen) en /of professionele netwerken (werk, zorg en<br />

welzijn), gericht op het oplossen (hanteerbaar maken) van de geconstateerde<br />

problematiek, duurzame participatie aan maatschappelijke- of arbeidsactivering<br />

en uitstroom in reguliere of gesubsidieerde arbeid.<br />

Rehabilitatie<br />

Rehabilitatie is tevens een veelgebruikte term in deze context. Dit begrip verwijst<br />

<strong>naar</strong> een brede verzameling ideeën en praktijken die het herstel en de<br />

maatschappelijke participatie van chronische psychiatrische patiënten beogen<br />

(Schene & Henselmans, 1999; Van Weeghel, 2000). Hierbij wordt het begrip<br />

specifiek gekoppeld aan de doelgroep met langdurige chronische problemen.<br />

De vier belangrijkste elementen van rehabilitatie worden door van Weeghel<br />

aangeduid als M & M & M & M.<br />

• Maatschappelijke emancipatiebeweging<br />

Rehabilitatie staat om te beginnen voor een Maatschappelijke<br />

emancipatiebeweging, waarin hulpverleners, cliënten, familieleden en andere<br />

betrokkenen actief zijn.<br />

• Missie<br />

Deze beweging heeft een Missie, namelijk de erkenning van de cliënt/ patiënt als<br />

persoon en het herstel van zijn burgerschap. Lotsverbetering, ontvoogding en<br />

empowerment zijn sleutelbegrippen in deze missie.<br />

• Mentaliteit<br />

Rehabilitatie vraagt verder een bepaalde Mentaliteit bij hulpverleners; zij moeten<br />

zich solidair tonen met hun cliënten en moeten bereid zijn om hun wensen en<br />

doelen centraal te stellen.<br />

• Methodieken<br />

Ten slotte zijn er geschikte Methodieken nodig om de rehabilitatiemissie uit te<br />

kunnen voeren.<br />

Sociale activering (met zorg)<br />

Sociale activering wordt omschreven als het bevorderen van de maatschappelijke<br />

participatie en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement door<br />

maatschappelijk zinvolle activiteiten die eventueel een eerste stap op weg <strong>naar</strong><br />

betaald werk kunnen betekenen (van der Pennen, 2003). Binnen de sociale<br />

activeringstrajecten wordt in toenemende mate de zorgcomponent toegevoegd, wat<br />

leidt tot de trajecten gericht op sociaal activeren met zorg.<br />

10


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Uitgangspunten van deze sociale activeringstrajecten met zorg zijn:<br />

• De cliënt is de hoofdverantwoordelijke voor zijn eigen activiteiten en<br />

ontwikkelproces, hierbij ondersteund door activeringscoach en zorgverlener<br />

• De activeringscoach sluit aan bij het tempo van de cliënt, motiveert en<br />

stimuleert<br />

• De zorgverlener let op de beperkingen, maar weegt deze in samenspraak met<br />

de cliënt af tegen zijn mogelijkheden en wensen en denkt mee over hoe deze<br />

toch zijn te realiseren<br />

Uitgangspunt is dat de zorg in het teken staat van het bevorderen van participatie.<br />

Tegelijkertijd moet activering een bijdrage leveren aan het wegnemen van<br />

belemmeringen voor participatie. Het idee is dat het combineren van het oplossen<br />

van zorgvragen en het tegelijkertijd of aansluitend activeren, méér effect sorteert en<br />

meer mensen in beweging krijgt, dan een eenzijdige focus op het wegnemen van<br />

belemmeringen. Het gaat om een genuanceerde balans tussen zorg en activering.<br />

2.3 Doel activeringstrajecten met zorg<br />

Volwaardig meedoen in de samenleving<br />

In zijn algemeenheid kan worden gezegd, dat het doel van activeringstrajecten is om<br />

mensen volwaardig mee te laten doen in de samenleving. Hiermee wordt bedoeld<br />

dat iedereen op één of andere manier maatschappelijk actief is of zou moeten zijn en<br />

in een omgeving verkeert, waarin een bijdrage geleverd kan worden. De<br />

activeringstrajecten zijn daarom gericht op het creëren van betaald werk,<br />

vrijwilligerswerk, deelname in een zorgtraject of combinaties hiervan.<br />

Versterken van de eigen regie<br />

Een secundair doel of een afgeleid doel dat altijd meespeelt is het versterken van de<br />

regie over het eigen leven. Hiermee wordt gedoeld op de mate waarin mensen op<br />

een adequate manier verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven. In een<br />

samenleving die steeds complexer wordt, zijn individuele keuzes centraler komen te<br />

staan. Zaken die vroeger vanzelfsprekend waren, vragen vandaag de dag om een<br />

individuele keuze en om een grotere verantwoordelijkheid. Mensen die deels hun<br />

zelfvertrouwen hebben verloren, hebben hier grote moeite mee. Het versterken van<br />

de regie is juist bij deze mensen van groot belang om weer mee te kunnen doen in<br />

de maatschappij.<br />

Doel <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam<br />

Het doel van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam is het stabiliseren van de<br />

probleemsituatie en het voorkomen van verdere escalatie door de inzet van zorg-,<br />

welzijn- en activeringsinstrumenten. De belemmeringen van de klant zijn adequaat<br />

weggenomen en de toegang tot hulp en begeleiding verbeterd. Hierbij staat de<br />

actieve toekomst van de klant centraal.<br />

11


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Als einddoel is door de gemeente Rotterdam gesteld, dat minimaal sociale activering<br />

of maatschappelijke participatie is gerealiseerd. Wenselijk is het echter dat<br />

overdracht mogelijk is <strong>naar</strong> een activerings- en/ of re-integratietraject of zelfs<br />

plaatsing in reguliere arbeid.<br />

2.4 Kenmerken van de AZT doelgroep<br />

Vanouds worden sociale activeringstrajecten ingezet voor mensen die een uitkering<br />

ontvangen, maar problemen hebben die de activering belemmeren. Er is ook een<br />

groep mensen die zulke complexe problemen heeft, dat ze vanuit een<br />

multidisciplinaire benadering geholpen moeten worden. Daarbij kan het gaan om<br />

ernstige verslaving en/ of psychiatrische problemen, verwaarlozing en problemen in<br />

de opvoeding of in het gezin. Tussen deze twee uitersten bevind zich een vrij<br />

gevarieerde doelgroep.<br />

AZT Doelgroep in Rotterdam<br />

De <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam richten zich op mensen met zorgproblemen<br />

die belemmerend zijn voor hun activering. Van hen wordt echter wel verwacht<br />

dat, als de belemmeringen adequaat worden aangepakt, zij wel in staat zijn tot<br />

activering. Hierbij heeft de gemeente Rotterdam acht klantgroepen onderscheiden:<br />

1 alleenstaande vrouwen met kinderen;<br />

2 vrouwen ouder dan 50 jaar;<br />

3 mannen ouder dan 57,5 jaar;<br />

4 (ex)psychiatrische patiënten;<br />

5 mensen met een verslaving (drank, drugs of gokken);<br />

6 jongeren (18 t/m 23 jaar);<br />

7 oudkomers;<br />

8 (ex)gedetineerden.<br />

Meer specifiek betreft het Wwb’ers die door de gestapelde, enkelvoudige problematiek<br />

en/ of meervoudige complexe problematiek inactief worden en in een aantal<br />

gevallen zorgmijdend zijn. In geval van gestapelde, enkelvoudige, problematiek en/<br />

of meervoudige complexe problematiek (waar de zorgvraag nijpender is dan de<br />

activeringsvraag) en de situatie van de klant is vastgelopen, kan het Lokaal<br />

<strong>Zorg</strong>netwerk verder zoeken <strong>naar</strong> een passend hulpverleningsaanbod.<br />

Deze acht klantgroepen hebben de volgende kenmerken:<br />

• Gestapelde enkelvoudige problematiek en/ of meervoudige complexe<br />

problematiek (onder meer met betrekking tot de sociale situatie, huisvesting,<br />

psychische en/ of lichamelijke gezondheid, dagbesteding, financiën en sociale<br />

vaardigheden);<br />

• Onvoldoende toegankelijk en/ of gemotiveerd voor hulp en begeleiding;<br />

• Onvoldoende competenties voor maatschappelijke participatie en/ of weinig tot<br />

geen werkervaring;<br />

12


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

• Onvoldoende in staat zelfstandig te activeren/ reïntegreren en/ of toe te treden<br />

tot een activerings- en/of reïntegratietraject.<br />

Algemene kenmerken doelgroep<br />

Binnen activeringsprojecten gecombineerd met zorg is een aantal algemene<br />

kenmerken te onderscheiden. Hierbij is specifieke aandacht voor de persoonlijke<br />

belemmeringen die participatie en reïntegratie in de weg staan (Tijken, 2006). Vaak<br />

gaat het bij deze doelgroep om een combinatie van factoren. De deelnemers<br />

kenmerken zich als volgt:<br />

• Grote achterstand op alle relevante arbeidsparticipatiebevorderende factoren<br />

- langdurige werkloosheid<br />

- verouderde kennis<br />

- gebrekkige (beroeps)vaardigheden<br />

- gebrekkige sociale vaardigheden<br />

- geen of zeer weinig arbeidservaring<br />

• Gezondheidsproblemen, waardoor lage activeringskansen<br />

- medische klachten<br />

- psychische of sociale problemen<br />

• Persoonlijke belemmeringen<br />

- verslaving<br />

- schulden<br />

- echtscheiding<br />

- mishandeling<br />

- problemen met relaties en instanties<br />

- gebrekkige presentatie van deelnemer, door gedrag of uiterlijke kenmerken<br />

- ontbreken van vaste woon- of verblijfplaats<br />

- veelheid aan zorgtaken<br />

Contra-indicaties (uitsluitingscriteria)<br />

De kenmerken van de doelgroep zijn gekoppeld aan het type traject, waarbij de<br />

doelgroep voor het activerende zorgtraject op hoofdlijnen is afgebakend. Ingeval het<br />

zeer complexe problemen betreft en de deelnemer is vastgelopen, kan het Lokale<br />

<strong>Zorg</strong>netwerk worden ingeschakeld. In geval er geen belemmerende problemen zijn<br />

wordt sociale activering aangeboden.Binnen deze grofmazige afbakening worden<br />

verder geen contra-indicaties gehanteerd.<br />

Vanuit de praktijk blijkt echter dat deelnemers worden uitgesloten van het traject<br />

indien het frustratiegehalte van de deelnemer te groot is om het traject te kunnen<br />

doorlopen. Dit frustratiegehalte kan gerelateerd zijn aan werk, hulpverlening en de<br />

persoonlijke problematiek. Het frustratiegehalte is te groot indien dit bijvoorbeeld<br />

uitmondt in agressief gedrag van de deelnemer, waardoor de zorgcoach/<br />

trajectbegeleider zich niet meer veilig voelt.<br />

13


2.5 Duur, intensiteit en caseload<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Voor de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten wordt maximaal 18 maanden gereserveerd.<br />

Hierbij is niet de nazorg inbegrepen. Dit komt overeen met vergelijkbare trajecten in<br />

het land. De intensiteit van het contact is daarbij bepalend voor de omvang van de<br />

caseload. Zo verschilt de caseload – afhankelijk van de gebruikte methodiek en<br />

doelgroep – van gemiddeld tien cliënten per jaar (ACT methode) via een caseload<br />

van vijfentwintig tot dertig per jaar bij regulier casemanagement tot een caseload van<br />

zestig tot tachtig bij sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen in de zorg voor langdurig<br />

zorgafhankelijken (LZA).<br />

2.6 Taken en verantwoordelijkheden<br />

Binnen activeringstrajecten met zorg voert de deelnemer veelal de regie, waarin<br />

eigen wensen en motieven centraal staan. Belangrijk is dat er gezamenlijk wordt<br />

toegewerkt <strong>naar</strong> een vorm van maatschappelijke participatie, die <strong>naar</strong> de mening van<br />

zowel de activeringscoach, de zorgverlener en de deelnemer past bij de<br />

mogelijkheden en de persoon van de deelnemer. Onderstaand schema geeft inzicht<br />

in verschillende taken van de deelnemer, activeringscoach en zorgverlener.<br />

Schema 2 Taken van deelnemer, activeringscoach en zorgverlener<br />

Deelnemer Activeringscoach <strong>Zorg</strong>verlener<br />

Volgt sociale activeringstraject Begeleidt bij een of meer fasen<br />

Taken<br />

- wensen aangeven,<br />

ervaringen vertellen<br />

- last aangeven van<br />

gezondheidsproblemen<br />

- aangeven wie kan mee<br />

denken over passend traject<br />

- aangeven waarover wel en<br />

niet overlegd mag worden<br />

- duidelijke afspraken maken<br />

met klantmanager SoZaWe<br />

- aangeven als dingen ondui-<br />

delijk zijn, niet lopen<br />

- ideeën aandragen hoe het<br />

beter kan<br />

Bron: Brink & Tenhaeff (2002)<br />

van het sociale activerings-<br />

traject<br />

Taken<br />

- motiveren en vertrouwen<br />

wekken<br />

- wensen van de cliënt<br />

verhelderen en concreet<br />

maken<br />

- belemmeringen concreet<br />

maken<br />

- vertaling <strong>naar</strong> een passend<br />

traject<br />

- duidelijke afspraken maken<br />

met cliënt<br />

- activiteiten begeleiden<br />

- cliënt aanspreken als hij<br />

zich niet aan afspraken<br />

houdt<br />

Begeleidt of behandelt de cliënt<br />

vanwege<br />

(gezondheids)problemen<br />

Taken<br />

- adviseren over het omgaan<br />

met de gevolgen die de<br />

gezondheidsproblemen van<br />

een cliënt hebben voor<br />

deelname aan sociale<br />

activering<br />

- zorg afstemmen op de<br />

activiteiten die de cliënt<br />

onderneemt<br />

- meedenken over een<br />

geschikt traject voor een<br />

cliënt<br />

14


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Opvallend hierbij is het onderscheid dat gemaakt wordt in functies. Binnen de<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten worden beide taken veelal gecombineerd, zodat de<br />

functie van activerende zorgcoach ontstaat. De activerende zorgcoach richt zich niet<br />

alleen op de wensen en behoeften van de deelnemer en de belemmeringen die de<br />

deelnemer ervaart om te participeren, maar ook op de relatie tussen de deelnemer<br />

en zijn of haar omgeving. Het is van cruciaal belang om enerzijds steun uit de<br />

omgeving te betrekken, maar om anderzijds aandacht te besteden aan het<br />

tegengaan van stigmatisering en discriminatie. In hoofdstuk vier wordt op dit<br />

onderscheid nog uitgebreid ingegaan.<br />

2.7 Elementen van een activerend zorg traject<br />

Het kernwoord voor de activerende zorgtrajecten is 'maatwerk'. Het maatwerk kan<br />

bestaan uit diverse, onafhankelijk van elkaar in te zetten modules die variëren van<br />

zorgbegeleiding tot jobcoaching, van scholing en begeleiding tot activering of<br />

vrijwilligerswerk. Deze modules worden ingezet op het niveau van de klant en in het<br />

tempo van de klant. Door de flexibele inzet van modules wordt de klant maatwerk<br />

geboden en zal het traject een optimaal resultaat hebben.<br />

De volgende elementen kunnen worden onderscheiden bij de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten in Rotterdam:<br />

• Assessment<br />

• Integrale aanpak<br />

• Wegnemen van belemmeringen<br />

• Motiveren tot accepteren van hulp en begeleiding<br />

• Motiveren tot maatschappelijk participatie<br />

• Bevorderen zelfredzaamheid<br />

• Outreachend<br />

• In de eigen context<br />

• Intensief<br />

• Gefaseerd<br />

• Maatwerk<br />

• Deelnemer staat centraal<br />

• Doelen formuleren<br />

• Oplossingsgericht<br />

• Samenwerking<br />

• Minimale nazorg.<br />

Deze elementen zullen in de volgende hoofdstukken terugkomen bij zowel de<br />

methodiekbeschrijvingen, de bespreking van knelpunten en spanningsvelden als in<br />

het hoofdstuk over samenwerking.<br />

15


3 Relevante verwante methodieken<br />

3.1 Inleiding<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

In dit hoofdstuk presenteren we verschillende methodieken afkomstig uit de<br />

maatschappelijke hulpverlening, de geestelijke gezondheidszorg en de sociale<br />

activering. Met een methodiek doelen wij op een gestructureerde manier van<br />

professioneel handelen. Dit handelen bestaat in de kern uit begeleiding en<br />

bemiddeling. Spies omschrijft dit als een tijdelijke interventie, gericht op het<br />

stimuleren en begeleiden van leerprocessen, gekoppeld aan activiteiten en hiermee<br />

samenhangend op het bemiddelen van deelnemers <strong>naar</strong> een duurzame vorm van<br />

maatschappelijke participatie (Spies, 2005).<br />

De bespreking van deze uiteenlopende methodieken is er op gericht te kijken <strong>naar</strong><br />

de werkzame ingrediënten in relatie tot doelgroepen. We hebben ons hier beperkt tot<br />

die methodieken die relevant zijn voor de methodische doorontwikkeling van<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten. Bij de keuze van de methodieken hebben we ons tevens<br />

laten leiden door evidence based of practice based gegevens in de literatuur. Dit<br />

heeft geleid tot de volgende selectie, die we achtereenvolgens kort zullen bespreken.<br />

• Casemanagement<br />

• Assertive Community Treatment<br />

• Individuele Rehabilitatie Benadering<br />

• Individuele Vraaggerichte Benadering<br />

• Individual Placement & Support<br />

• Functioneringsgerichte Rehabilitatie<br />

• Illness Management and Recovery<br />

Tijdens de bespreking van de methodieken gaan we kort in op de inhoud van de<br />

methode, de werkzame bestanddelen en de relevantie voor de activerende<br />

zorgtrajecten.<br />

3.2 Casemanagement<br />

Casemanagement is een veelvoorkomend zorgarrangement in de geestelijke<br />

gezondheidszorg, vooral in de circuits die zich richten op de rehabilitatie van<br />

psychiatrische patiënten (van der Stel, 2002). Onder casemanagement worden al die<br />

zorgarrangementen verstaan, waarin de relevante zorgmodules in een<br />

gestructureerde en centraal geregisseerde samenhang worden gebracht. Deze<br />

zorgmodules zijn specifiek afgestemd op het individu.<br />

16


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

De Case Management Society of Australia (2004) hanteert de volgende definitie:<br />

‘Casemanagement is a collaborative process of assessment, planning, facilitation<br />

and advocacy for options and services to meet an individual’s health needs through<br />

communication and available resources to promote quality cost effective outcomes.’<br />

Casemanagement is afkomstig uit de VS en ontwikkeld als alternatief voor klinische<br />

opnamen en als aanvulling op betrekkelijk los van elkaar opererende instellingen in<br />

het ambulante veld. Hoe complexer de problematiek hoe groter de behoefte aan<br />

samenhang in de zorg. De casemanagement programma’s zijn vooral ontwikkeld<br />

voor mensen met ernstige, veelvoudige en chronische psychische problemen<br />

(waaronder verslavingen) (Kroon & Henselmans 2000). Dit heeft geleid tot diverse<br />

modellen van casemanagement die hier kort worden omschreven.<br />

Modellen van casemanagement<br />

Muesser e.a. (1998) onderscheiden de volgende vormen van casemanagement:<br />

Makelaarsmodel (zorgcoördinator)<br />

Dit model is bedoeld om verbindingen te leggen tussen zorgverleners onderling en tussen<br />

zorgverleners en cliënten. Coördinatie en monitoring staan centraal.<br />

Clinical Casemanagement (cliënt mentorschap)<br />

In dit model verleent de casemanager naast coördinatie en monitorfuncties zelf ook hulp<br />

(behandeling, psycho-therapie, medische behandeling).<br />

Assertive Community Treatment (ACT) (outreachend werkende teams)<br />

Dit model is ontwikkeld voor complexe problemen; het overstijgt de reikwijdte van de eerdere<br />

modellen en gaat uit van multidisciplinaire teams. ACT is community-based, vindt plaats bij de<br />

cliënten thuis en de hulpverleners zijn 24 uur bereikbaar (zie paragraaf 3.3).<br />

Intensive Casemanagement (bemoeizorg)<br />

Dit model is bedoeld voor cliënten met hoge zorgconsumptie; er wordt uitgegaan van een<br />

lage caseload bij de hulpverleners, assertive outreachend en dienstverlening in de directe<br />

omgeving van de cliënt. Vergeleken met ACT is er geen teambenadering.<br />

Strenghts Based Model<br />

In dit model ligt de focus op individuele potenties in plaats van op pathologie; de cliënt bepaalt<br />

zelf in welke richting de samenwerking zich ontwikkelt; de sociale omgeving wordt gezien als<br />

een bron van steun; contacten met de hulpverlener vinden plaats buiten de kantoren van de<br />

zorginstellingen. Het ‘Strengths’ Model van Rapp betekent werken vanuit de kracht van de<br />

mens en samenleving. Charles Rapp ontwikkelde in 1982 dit herstel en integratiemodel. Het<br />

Rapp model biedt een tegenwicht aan de klassieke benadering in de hulpverlening waarin het<br />

denken in tekorten domineert. Rapp signaleert dat bij de ontwikkeling van maatschappelijke<br />

steun-systemen het gevaar bestaat dat deze slechts bestaan uit GGZ-voorzieningen.<br />

Hierdoor kan de deelnemer gevangen raken in zorgsystemen die zijn ruimte, tijd, mobiliteit en<br />

identiteit bepalen.<br />

17


Rehabilitatie model<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Dit model komt overeen met het strenghts model doordat het de uitgesproken behoeften en<br />

doelen van de cliënt boven die van die van het zorgsysteem stelt; in dit model ligt het accent<br />

op het leren van sociale vaardigheden opdat de cliënt maatschappelijk kan integreren.<br />

Werkzame bestanddelen<br />

Er zijn meerdere effectstudies uitgevoerd <strong>naar</strong> de verschillende varianten van<br />

casemanagement. Rapp (1998) zocht <strong>naar</strong> de basiselementen van effectief<br />

casemanagement en kwam tot de conclusie dat de vraag in hoeverre casemanagers<br />

zelf de diverse diensten leveren of deze bemiddelen en betrekken van anderen van<br />

cruciaal belang is. Veel van de effectstudies zijn echter toegespitst op de vraag of<br />

het aantal opnamen of de opnameduur met casemanagement kan worden beperkt.<br />

De twee best onderzochte casemanagementmodellen zijn assertive community<br />

treatment (zie verder) en clinical casemanagement. Het laatste model overlapt<br />

overigens sterk met intensive casemanagement dat in Nederland, onder de vlag van<br />

‘bemoeizorg’, veel aandacht heeft gekregen (Henselmans, 1993). Ziguras en Stuart<br />

(2000) stelden vast dat assertive community treatment en clinical casemanagement<br />

effectiever zijn dan gebruikelijke hulp op de volgende aspecten: de belasting én de<br />

tevredenheid van het gezin of de verwanten, de tevredenheid met de dienstverlening<br />

én de kosten van de zorg. Over het effect van casemanagement op lange termijn is<br />

echter nog weinig bekend. Dit geldt ook voor de werkzame factoren van deze<br />

interventie ("hoe komt het nu dat case management werkt?").<br />

Relevantie voor activerende zorgtrajecten<br />

Ondanks dat er nog weinig zicht bestaat op de werkzame bestanddelen van<br />

casemanagement geven de verschillende modellen binnen deze methode wel inzicht<br />

in de uiteenlopende ingrediënten. Volgens Ziguras en Stuart is het van belang zich te<br />

realiseren dat de effectiviteit van casemanagement gerelateerd kan zijn aan andere<br />

factoren dan aan de kenmerken van het model zelf: de beschikbaarheid van<br />

hulpbronnen in de omgeving, de relatie tussen deelnemer en hulpverlener of<br />

behandelaar, de beschikbaarheid van personeel, de financiering etc. Relevant voor<br />

de activerende zorgtrajecten is enerzijds de manier waarop de verbindingen worden<br />

gelegd met de verschillende actoren rond de deelnemer. Anderzijds biedt de wijze<br />

waarop het Strenghts model van Rapp gehanteerd wordt mogelijkheden voor de<br />

activerende zorgtrajecten. De focus op de potentie van de deelnemer in plaats van<br />

het denken in tekorten kan een belangrijk ingrediënt blijken bij de doorontwikkeling<br />

van de methode.<br />

3.3 Assertive Community Treatment (ACT)<br />

ACT staat voor een organisatiemodel, waarbij een team met een kleine caseload (7 x<br />

24 uur) de verantwoordelijkheid neemt voor de begeleiding en behandeling van<br />

ambulante cliënten met veelal ernstige psychiatrische beperkingen. Het bijzondere<br />

van ACT is de shared caseload; alle teamleden hebben contact met alle cliënten.<br />

18


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Dagelijks bekijkt het team welke medewerkers <strong>naar</strong> welke cliënten gaan. Verder is<br />

ACT zorg dag en nacht beschikbaar en daardoor veel intensiever dan regulier<br />

casemanagement. Een ACT team is multidisciplinair met casemanagers, een<br />

psychiater, een psycholoog, een verslavingsdeskundige en een trajectbegeleider<br />

voor arbeidsrehabilitatie. Soms zijn er ook ervaringsdeskundigen in het team<br />

opgenomen (Van Slooten & van Bekkum, 2005).<br />

Er zijn meer verschillen ten opzichte van het reguliere casemanagement. ACT werkt<br />

outreachend: via huisbezoeken, via bezoeken van het dagcentrum of met een<br />

gesprek op straat. ACT is ‘assertief’, waarmee gedoeld wordt op het feit dat de<br />

hulpverleners actief op zoek gaan <strong>naar</strong> potentiële cliënten (case finding) en hen<br />

proberen te binden door contact te onderhouden (case binding), waarbij ze drang<br />

niet uit de weg gaan. ACT hanteert een kleine caseload van gemiddeld tien cliënten<br />

per teamlid. Bij regulier casemanagement zijn dit er vaak vijfentwintig tot dertig en bij<br />

sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen in de zorg voor langdurig zorgafhankelijken<br />

(LZA) vaak meer dan zestig.<br />

Werkzame bestanddelen<br />

Assertive Community Treatment is volgens een Chochrane meta-analyse een<br />

klinisch effectieve manier om de zorg te organiseren voor mensen met een ernstige<br />

psychiatrische beperking (Marschall e.a., 2001). ACT is bedoeld voor de zwaarste<br />

subgroep LZA-cliënten: onstabiele, psychotische cliënten die vaak opnieuw<br />

opgenomen moeten worden. Het is een evidence based practice (EBP), waarbij op<br />

een pro-actieve wijze in multidisciplinair teamverband outreachende en intensieve<br />

zorg (behandeling, rehabilitatie en begeleiding) worden geboden. Deze gegevens<br />

zijn echter gebaseerd op Amerikaans onderzoek. Nederlands onderzoek heeft echter<br />

geen significantie verbetering aangetoond op de klinisch relevante gebieden (sociaal<br />

functioneren, kwaliteit van leven, symptomen, aantal opnamedagen en huisvesting)<br />

(Sytema e.a., 2007). De tegenstrijdigheid in onderzoeksgegevens valt deels te<br />

verklaren doordat het niveau van de zorg in Nederland (care as usual) sowieso<br />

hoger is.<br />

Bond (2001) heeft echter de volgende essentiële elementen van ACT<br />

onderscheiden:<br />

• Multidisciplinaire teambenadering (nauwkeurig samengesteld continue team)<br />

• Geïntegreerd zorgaanbod<br />

• Lage caseload (hoge intensiteit)<br />

• Outreachende zorg<br />

• Medicamenteuze behandeling<br />

• Hulpverlening gericht op algemene dagelijkse levensverrichtingen (in de eigen<br />

omgeving)<br />

• Snelle crisisinterventie<br />

• Assertieve houding<br />

• Afstemming op de individuele zorgvraag<br />

• Een aanbod van onbeperkte duur<br />

19


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Relevantie voor activerende zorgtrajecten<br />

Overlappende elementen van ACT en activerende zorgtrajecten zijn onder meer het<br />

outreachende zorg, afstemming op de individuele zorgvraag en de ondersteuning<br />

aanbieden binnen de eigen context. Deze elementen zijn echter niet specifiek voor<br />

ACT alleen. Daarnaast kan het voor de activerende zorgtrajecten van belang zijn om<br />

te kijken <strong>naar</strong> de organisatie van de samenwerking. Een essentieel bestanddeel, dat<br />

voor deze zware doelgroep werkt, is de multidisciplinaire teambenadering. Mogelijk<br />

biedt deze benadering nog aanknopingspunten om de activerende zorgtrajecten mee<br />

aan te scherpen.<br />

3.4 Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB)<br />

De individuele rehabilitatie benadering (IRB) is een rehabilitatiemethodiek. Deze<br />

benadering is vanaf de jaren tachtig vanuit Boston ontwikkeld (Anthony e.a. 1982,<br />

1990). Het doel van de Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) is “mensen met<br />

langdurige psychiatrische problemen te helpen bij het verbeteren van hun<br />

functioneren op het gebied van wonen, werk, leren en sociale contacten zodat zij met<br />

succes en <strong>naar</strong> tevredenheid kunnen leven in de omgeving van hun eigen keuze”<br />

(Dröes, 2000). Kortom, de IRB richt zich op verschillende levensterreinen namelijk:<br />

leren, wonen, werken, dagbesteding en sociale contacten.<br />

Vanaf 1992 wordt de IRB ingevoerd bij een groot deel van de Nederlandse GGZinstellingen.<br />

Dit houdt in dat medewerkers worden getraind in de IRB-begeleidingsmethodiek.<br />

De begeleiding bestaat uit drie stappen gericht op (1) het met cliënten<br />

formuleren van doelen, (2) het uitwerken van een rehabilitatieplan en (3) uitvoering<br />

geven aan dit plan waarbij hulpbronnen en vaardigheidstraining ingezet kunnen<br />

worden.<br />

Het IRB traject is een stapsgewijze methodiek, die de cliënt handvatten geeft om zelf<br />

te bepalen of hij op dit moment iets in zijn leven wil veranderen of niet, die hem helpt<br />

zijn eigen keuzes te maken voor de toekomst en in staat stelt zelf te analyseren wat<br />

hij moet kunnen om zijn doel te bereiken. Het gaat om het proces van de cliënt zelf.<br />

De hulpverlener is daarbij slechts een hulpbron, die de cliënt helpt na te denken en<br />

zijn ideeën te formuleren. Daardoor krijgt de cliënt weer grip op het eigen leven en<br />

wordt hij minder afhankelijk van hulpverleners, zowel praktisch als emotioneel. De<br />

zelfkennis en het zelfbewustzijn van cliënten stijgt, doordat ze hun eigen oplossingen<br />

leren bedenken. Door dit gestegen zelfvertrouwen voelen ze zich minder afhankelijk<br />

en stellen zich daardoor minder afhankelijk op.<br />

IRB behelst een gesprekstechniek die is opgebouwd uit drie fasen. Eerst wordt met<br />

de cliënt uitgezocht wat deze in de toekomst (een half jaar tot twee jaar) concreet wil<br />

bereiken op een zelf gekozen rehabilitatieterrein: wonen, werk/ dagbesteding, leren<br />

of sociale contacten. Begeleider en cliënt bespreken vervolgens wat nodig is aan<br />

vaardigheden en ondersteuning (hulpbronnen) om dit doel te bereiken. In de tweede<br />

20


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

fase plannen cliënt en begeleider de benodigde interventies om het doel dichterbij te<br />

brengen. De derde fase bestaat uit het aanleren van vaardigheden en uit het inzetten<br />

van ‘hulpbronneninterventies’ gericht op personen of voorzieningen die<br />

ondersteunend kunnen zijn.<br />

Een individueel rehabilitatietraject duurt gemiddeld anderhalf jaar. Het verhelderen<br />

van toekomstwensen en het stellen van een rehabilitatiedoel kost gemiddeld zes tot<br />

acht maanden.<br />

Werkzame bestanddelen<br />

Begin 2003 ging het eerste effectonderzoek <strong>naar</strong> de IRB in Nederland van start,<br />

uitgevoerd bij Altrecht (Utrecht), Bavo RNO groep (Rotterdam), GGz Eindhoven en<br />

GGz Groningen (Swildens e.a. (2003). Voor het onderzoek bij Altrecht in de regio<br />

Utrecht zijn 58 patiënten en hun begeleiders 2 jaar gevolgd. Bij dit onderzoek is<br />

gekeken <strong>naar</strong> het bereiken van de doelen van patiënten, hun dagelijks functioneren,<br />

ervaren autonomie, kwaliteit van leven en afstemming van zorgbehoefte en -aanbod.<br />

Van de patiënten heeft 57% grotendeels het gestelde doel bereikt; zo is 21%<br />

zelfstandig gaan wonen en 12% betaald gaan werken. Vooral bij deze succesvolle<br />

groep is het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven verbeterd. Een langer<br />

durende rehabilitatiebegeleiding blijkt in dit onderzoek voorspellend voor het<br />

bereiken van de rehabilitatiedoelen. Belangrijke ingrediënten van de IRB zijn:<br />

• Verhelderen toekomstwensen<br />

• Doelgerichtheid (bereiken van de rehabilitatiedoelen)<br />

• Maatschappelijke participatie<br />

• Bevorderen zelfstandigheid (verandering autonomie)<br />

• Individuele kwaliteiten en ontwikkeling<br />

• Functionaliteit<br />

• Communicatie, pro-activiteit en feedback<br />

• Afstemming zorgbehoefte en aanbod<br />

• Diversiteit en gelijkwaardigheid (begeleiding)<br />

Relevantie voor activerende zorgtrajecten<br />

Het concreet werken met doelen (methodisch uitgewerkt) lijkt binnen deze<br />

benadering een essentieel element. In de doorontwikkeling van de methode voor<br />

activerende zorgtrajecten kan nader bekeken worden op welke wijze gewerkt wordt<br />

met doelen. Indien aanscherping van de werkwijze met betrekking tot het stellen van<br />

doelen wenselijk is, kan mogelijk gebruik gemaakt worden van elementen van de<br />

IRB.<br />

3.5 Individuele Vraaggerichte Benadering (IVB)<br />

De Individuele Vraaggerichte Benadering gaat uit van de kwaliteiten en<br />

mogelijkheden van mensen (Dekker en van der Aa, 2000). Allereerst staat de vraag<br />

van de individuele cliënt centraal. Voorwaarde voor een succesvolle plaatsing op het<br />

21


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

gebied van werk, scholing of dagbesteding is pas mogelijk als dit aansluit bij de<br />

wensen, persoonlijkheid en sociale context van de cliënt. Het gaat hierbij om:<br />

• Participatie<br />

Open benadering waarbij je activiteiten en netwerken zoekt die passen bij de<br />

betekenis die een individuele deelnemer zoekt in participatie.<br />

• Integratie<br />

Bij integratie gaat het erom dat het handelen van mensen in een bepaalde<br />

omgeving voldoende op elkaar afgestemd is.<br />

• Emancipatie<br />

Bij emancipatie gaat het enerzijds om het vergroten van de handelingsautonomie<br />

of competentie van deelnemers en dat deelnemers erkenning krijgen voor hun<br />

situatie en worden geaccepteerd als voorwaardige leden van de samenleving.<br />

Belangrijke uitgangspunten van de IVB zijn:<br />

• Uitgaan van de mogelijkheden en de kracht van mensen<br />

• Streven <strong>naar</strong> emancipatie en integratie<br />

• Respect en gelijkwaardigheid<br />

• Mèt de deelnemer: de deelnemer voert vanuit zijn competentie de regie en leert het<br />

verder te realiseren<br />

• Vanuit de wensen, motieven en reële perspectieven<br />

• Vanuit de sfeer, de persoonlijkheid en de sociale context<br />

• Aansluiten bij de competentie<br />

• In en mèt de reguliere samenleving<br />

Een centraal ontwikkelpunt in de trajectbegeleiding is altijd het versterken van de<br />

regie (zelfsturing) van de deelnemer, door het stimuleren en ondersteunen van de<br />

verdere ontwikkeling van de competenties van de deelnemer. Deze methodiek gaat<br />

er vanuit dat iedereen kan leren, wanneer de juiste voorwaarden gecreëerd worden.<br />

Hierbij is het van belang om aan te sluiten bij de competenties die de deelnemer al<br />

heeft. Dit wordt wel aangeduid met de term zone van de naaste ontwikkeling waarbij<br />

de deelnemer positief uitgedaagd wordt zodat hij of zij net een stap verder gaat. De<br />

deelnemer moet een basis van competenties hebben (en veiligheid) om een bepaald<br />

risico te kunnen nemen.<br />

Er zijn vijf aspecten die het denken, doen en voelen in wezenlijke mate bepalen:<br />

• De wensen, motieven en reële perspectieven<br />

• De vaardigheden en in de persoon gelegen factoren<br />

• De manieren van leren<br />

• De sociale achtergrond en de natuurlijke en professionele netwerken waarin de<br />

deelnemer is opgenomen<br />

• De sfeer en persoonlijkheid van de deelnemer<br />

Met behulp van deze aspecten heeft de zorgcoach/ trajectbegeleider inzicht in de<br />

ontwikkelpunten van de deelnemer en wordt het makkelijker aan te sluiten bij de<br />

mogelijkheden en kracht van de deelnemer.<br />

22


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

De wijze waarop iemand leert en onder welke voorwaarden iemand leert verschilt<br />

echter per individu. Zo zijn er verschillende leerstijlen te onderscheiden, zoals de<br />

doener, de ontwikkelaar, de denker en de beslisser. Deze leerstijlen komen overeen<br />

met verschillende fasen in de leercyclus van Kolb. Kolb vat leren op als een proces<br />

dat, steeds weer, vier stadia doorloopt:<br />

1. fase 1: concreet ervaren (doener);<br />

2. fase 2: waarnemen en overdenken/ reflecteren (ontwikkelaar);<br />

3. fase 3: abstracte begripsvorming (denker);<br />

4. fase 4: actief experimenteren (beslisser).<br />

Pas als alle fasen worden doorlopen komt het leren echt op gang. Deze opvatting is<br />

inmiddels breed geaccepteerd, zowel in de onderwijs- als in de onderzoekswereld.<br />

De fasen van de leercyclus worden gewoonlijk in dezelfde volgorde, maar niet altijd<br />

vanuit hetzelfde beginpunt, doorlopen. Het kan ook bij andere fasen beginnen,<br />

zolang het maar de hele cyclus doorloopt. Mensen zijn verschillend in aanleg en<br />

voorkeur. Zij ontwikkelen voorkeuren voor bepaalde fasen uit die cyclus. Mensen zijn<br />

van nature geneigd om vooral die fase te ontwikkelen waarin ze al sterk zijn. Het<br />

beheersen van alle fasen is essentieel voor de ontwikkeling. Op korte termijn is het<br />

echter zinvol om aan te sluiten bij de dominante leerstijl.<br />

Werkzame bestanddelen<br />

Vraaggericht werken is onderdeel van evidence based werken, omdat uit alle<br />

onderzoeken blijkt, dat het aansluiten bij de vraag van de cliënt één van de<br />

werkzame factoren is (Van Montfoort, 2008). Vraaggericht werken is daarom een<br />

belangrijk uitgangspunt geworden voor de hulpverlening (tegenover aanbodgericht<br />

werken). De cliënt wordt niet lastig gevallen met allerlei aanbod dat de instelling en/<br />

of de professional interessant lijkt. In vrijwel alle methodische handboeken is dit het<br />

uitgangspunt (zie bijvoorbeeld Taakgerichte hulpverlening en vergelijkbare<br />

methodieken). Van der Aa neemt dit uitgangspunt ook mee in Methodiek en beleid<br />

van sociale activering (Rotterdam, 2000), ongeacht het feit dat de deelnemers in de<br />

trajecten hiervoor zijn aangemeld door anderen (klantmanagers WWB etc.).<br />

Vraaggericht werken komt tot uiting door:<br />

• Centraal stellen van de motivatie en wensen van de deelnemers<br />

• Voorkeur voor stimuleren en motiveren boven dwang en drang<br />

• Bewaken van continuïteit in de trajecten, zodat interventies van buitenaf geen<br />

onnatuurlijke breuk veroorzaken in de plannen van de deelnemers.<br />

Relevantie voor activerende zorgtrajecten<br />

Veel mensen, die bepaalde zorgen hebben of problemen ervaren hebben moeite om<br />

een hulpvraag te formulieren. Sommige van hen zijn hiertoe alleen niet in staat of toe<br />

bereid. Het ‘ontdekken’ van de hulpvraag is dan ook een belangrijke vaardigheid<br />

geworden in de contactfase van een hulpverleningsproces. In de trajecten die zijn<br />

gericht op de fase 4 en 5 cliënten van de WWB, formuleren cliënten meestal zelf<br />

geen probleem. Ook bij veel andere groepen is dat het geval, het zijn de ‘uitvallers’,<br />

23


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

de ‘zorgmijders’ en veel mensen wie de informatie over mogelijkheden tot hulp- en<br />

dienstverlening niet bereikt (bepaalde allochtone groepen). Het actief opzoeken van<br />

cliënten (outreachende werkwijze) vanuit deze context veronderstelt om te beginnen<br />

dat de aanvang van het proces wordt ingezet door de professional. Vervolgens wordt<br />

ingegaan op de hulpbehoeften van de deelnemer.<br />

3.6 Individual Placement & Support (IPS)<br />

Individual Placement and Support (IPS) is een arbeidsrehabilitatieprogramma dat<br />

begin jaren negentig in de Verenigde Staten is ontwikkeld (Becker & Drake, 1993 en<br />

1994). In het IPS model zijn nieuwe inzichten gekoppeld aan elementen uit<br />

bestaande benaderingen als de individuele rehabilitatiebenadering (IRB) van<br />

Anthony c.s. uit Boston (Dröes & Van Weeghel, 1994) en de aanpak van Liberman<br />

(1992). IPS wordt veelal vergeleken met Supported Employment (SE), dat ontwikkeld<br />

is voor mensen met verstandelijke en ernstige psychische beperkingen (Bond e.a.,<br />

2001). Supported Employment is in de tachtiger jaren ontwikkeld in de VS, en in de<br />

negentiger jaren ingevoerd in Nederland. Uitgangspunt van IPS is dat iedereen<br />

bemiddelbaar is. Iemand wordt eerst geplaatst en dan getraind op de arbeidsplaats<br />

zelf.<br />

Kenmerken van IPS<br />

Het IPS-model kent zes hoofdkenmerken:<br />

• Betaald werk is het centrale doel.<br />

Een GGZ-instelling die IPS aanbiedt, ziet betaald werk als een wenselijk en<br />

haalbaar doel voor mensen met ernstige psychische stoornissen;<br />

• Snel zoeken <strong>naar</strong> en zo snel mogelijk plaatsen in een echte baan.<br />

De trajectbegeleider helpt cliënten zo snel en zo gericht mogelijk bij het zoeken<br />

van betaald werk;<br />

• De voorkeuren van de cliënt staan centraal.<br />

Trajectbegeleiders en cliënten zoeken samen een arbeidsplaats die aansluit op de<br />

wensen, mogelijkheden en werkervaringen van de cliënt;<br />

• Ondersteuning op lange termijn.<br />

Cliënten, maar ook personen uit de werkomgeving, krijgen ondersteuning zolang<br />

zij daaraan behoefte hebben, zo nodig vele jaren achtereen;<br />

• Doorlopende, systematische inschatting van arbeidsmogelijkheden.<br />

Gedurende het hele traject wordt herhaaldelijk, op basis van echte<br />

werkervaringen, nagegaan welke functies en werkzaamheden voor de cliënt het<br />

meest geschikt zijn;<br />

• Integratie met GGZ-hulp.<br />

De trajectbegeleider maakt deel uit van een multidisciplinair ambulant GGZ-team,<br />

waardoor de werkbegeleiding nauw wordt afgestemd op de GGZ-hulp die cliënten<br />

ontvangen.<br />

24


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Werkzame bestanddelen<br />

In de VS hebben vele onderzoeken de effectiviteit van IPS aangetoond en behoort<br />

IPS tot de evidence-based interventies voor mensen met ernstige psychische<br />

stoornissen (Bond e.a. 2001; Cook e.a. 2005). In de Verenigde Staten vindt 40 tot<br />

60% een baan, terwijl dat in Nederland nu nog 15 tot 25% is. Toch zullen de effecten<br />

in Nederland <strong>naar</strong> verwachting minder spectaculair zijn dan in de VS, mede vanwege<br />

een andere inrichting van de arbeidsmarkt.<br />

Bond heeft de afzonderlijke IPS principes onderzocht op werkzame bestanddelen<br />

van de methodiek. Hij stelt dat er sterk bewijs is dat het centraal stellen van betaald<br />

werk, het vermijden van inclusiecriteria (zero exclusion) (anders dan motivatie voor<br />

betaald werk) en het snel zoeken <strong>naar</strong> een betaalde baan effectief zijn. Er is redelijk<br />

bewijs dat de integratie van werkbegeleiding en GGZ-hulpverlening en het aansluiten<br />

bij de voorkeuren voor van de cliënt effectief zijn. Het minste bewijs is nog geleverd<br />

voor de langdurige ondersteuning, terwijl dit toch één van de uitgangspunten is van<br />

IPS.<br />

Relevantie voor activerende zorgtrajecten<br />

De werkwijze van IPS druist in tegen vele elementen die binnen de activeringstrajecten<br />

gangbaar zijn, zoals de reïntegratieladder. Hierbij wordt afhankelijk van de<br />

problematiek ingezet op passende behoeften, waarbij het bieden van werk pas aan<br />

het eind van de ladder in het vizier komt. Voor de implementatie van IPS is dan ook<br />

een andere benaderingswijze vereist. Het bestanddeel om op korte termijn werk te<br />

bieden waarbij adequate begeleiding wordt geboden om dit te kunnen blijven<br />

realiseren dient zeker bij de doorontwikkeling van de activerende zorgtrajecten<br />

meegenomen te worden.<br />

3.7 Functioneringsgerichte Rehabilitatie (FGR)<br />

Functioneringsgerichte Rehabilitatie is een benadering die gebaseerd is op de<br />

constructionele gedragsanalyse. In de constructionele gedragsanalyse gaat men<br />

ervan uit dat de mens sterk beïnvloed wordt door de omgeving waarmee hij te<br />

maken heeft: de omgeving en de persoon zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden<br />

(Bakker-de Pree, 1987). Vanuit deze therapierichting heeft Paul Andreoli dit idee<br />

omgezet <strong>naar</strong> praktische situaties bij mensen die langdurig afhankelijk zijn van zorg.<br />

FGR gaat ervan uit dat ieder mens mogelijkheden in zich heeft om de kwaliteit van<br />

zijn bestaan te beïnvloeden, zelfs wanneer er sprake is van ernstige geestelijke en<br />

lichamelijke gezondheidsproblemen. Door te focussen op klachtenvrij (gezond)<br />

functioneren, raken klachten op de achtergrond. FGR is een methode die geschikt is<br />

om toe te passen bij mensen die door cognitieve beperkingen niet in staat zijn hun<br />

wensen en doelen te formuleren. FGR kan het best omschreven worden als het<br />

bevorderen van het functioneren van de cliënt op het gebied van wonen, werken,<br />

recreëren en sociale contacten, zodat het welbevinden van de cliënt toeneemt.<br />

25


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Het belangrijkste doel van FGR is het bevorderen van het welbevinden van de cliënt<br />

via het vinden van persoonlijke aanknopingspunten. Hiermee wordt gedoeld op<br />

omgevingsaspecten waarbij de cliënt in het verleden ervaren heeft dat ze zijn<br />

welbevinden positief beïnvloeden. De FGR kent verschillende strategieën en<br />

hulpmiddelen om deze aanknopingspunten te (her)ontdekken.<br />

• Trekpaardstrategie<br />

De hulpverlener trekt de cliënt als het ware in beweging en benadert hem niet<br />

vragend maar stellend. De cliënt behoud wel zelf de vrijheid om een andere<br />

richting op te sturen of de trekactie te stoppen.<br />

• Sleeptouwmethode<br />

Een strategie die wordt gebruikt om op zoek te gaan <strong>naar</strong> aanknopingspunten<br />

zonder dat de begeleiding een idee heeft in welke richting de<br />

functioneringsmogelijkheden gezocht kunnen worden.<br />

• Bloesemroute<br />

De bloesemroute staat symbool voor de ontdekkingstocht die de hulpverlener met<br />

de cliënt aangaat op zoek <strong>naar</strong> aanknopingspunten.<br />

Werkzame bestanddelen<br />

Er is nog weinig onderzoek gedaan <strong>naar</strong> de effecten en werkzame bestanddelen van<br />

de FGR.<br />

Relevantie voor activerende zorgtrajecten<br />

Binnen de activerende zorgtrajecten is het van belang om op een bepaalde manier<br />

de omgeving te betrekken bij de ondersteuning van de deelnemer. Het sociale<br />

netwerk is daarbij van belang, maar binnen deze methodiek wordt de omgeving bij<br />

het proces betrokken via het vinden van persoonlijke aanknopingspunten. Ook nu is<br />

het zaak om in de doorontwikkeling van de activerende zorgtrajecten te kijken in<br />

hoeverre deze persoonlijke aanknopingspunten in de methodiek kunnen worden<br />

opgenomen. Vraag daarbij is of dit onderdeel vervolgens een meerwaarde vormt.<br />

3.8 Illness Management and Recovery (IMR)<br />

Het Illness Management and Recovery programma is een uit Amerika afkomstig<br />

programma gebaseerd op een review van Kim Muesser (Muesser et al, 2002). Het<br />

doel van het IMR-programma is mensen met psychiatrische klachten te<br />

ondersteunen in het ontwikkelen van persoonlijke strategieën, zodat zij in staat zijn<br />

met hun ziekte om te gaan en hun leven weer op te pakken. Kenmerkend voor de<br />

IMR is dat zij uitgaat van de empowermentbenadering. IMR is bedoeld voor mensen<br />

met schizofrenie, bi-polaire stoornissen of depressies. Het programma kan gebruikt<br />

worden voor mensen in verschillende stadia van hun herstelproces. De methode kan<br />

op groepsniveau en op individueel niveau aangeboden worden.<br />

26


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Het programma bestaat uit negen modules 1 , waarin onder meer de volgende<br />

aspecten aan bod komen: kennis over psychiatrische symptomen, verminderen van<br />

terugval en hospitalisering, effectiever stress reduceren, effectiever medicatie<br />

gebruiken etc. Binnen het programma wordt gebruik gemaakt van effectieve<br />

leerprincipes, zoals motiverende technieken, cognitieve gedragsstrategieën,<br />

leerstrategieën, terugvalpreventie en het versterken van copingvaardigheden.<br />

Kernwaarden van het programma zijn:<br />

• Hoop en optimisme<br />

Studies hebben aangetoond dat mensen die actief participeren in hun eigen<br />

behandeling en die effectieve copingvaardigheden ontwikkelen meer profijt<br />

hebben van hun behandeling en een hogere kwaliteit van leven. Deze<br />

mogelijkheid om invloed uit te oefenen op je eigen leven is de basis voor hoop en<br />

optimisme voor de toekomst.<br />

• Mensen zijn zelf experts van hun ziektebeleving<br />

Professionals hebben expertise wat betreft psycho-educatie, behandeling en<br />

omgaan met stress en symptomen, maar de patiënt zelf is expert ten aanzien van<br />

de ervaring van de ziekte, reacties van anderen en welke strategie wel en niet<br />

werkt bij hem. Door hem daarin serieus te nemen en goed te luisteren zal het<br />

effect toenemen om te komen tot het behalen van de persoonlijke doelen.<br />

• Mensen maken zelf keuzes<br />

Belangrijk uitgangspunt van IMR is om mensen voldoende te informeren en hen<br />

de benodigde vaardigheden aan te leren, zodat zij zelf hun keuzes kunnen<br />

maken omtrent hun behandeling en herstelproces.<br />

• De uitvoerder is gericht op samenwerking<br />

Samenwerken staat centraal waarbij er een non-hiërarchische relatie.<br />

• Respect tonen<br />

Respect tonen voor mensen met psychiatrische problemen is cruciaal. Zij worden<br />

dan ook beschouwd als naasten, die in staat zijn om beslissingen te nemen en<br />

actief deelnemen in hun eigen behandeling. Begeleiders moeten accepteren dat<br />

individuen verschillen in persoonlijke waarden en normen en dat ieder het recht<br />

heeft om daarin eigen keuzen te maken.<br />

Werkzame bestanddelen<br />

Illness Management and Recovery (IMR) is een evidence-based practice uit de<br />

Verenigde Staten maar is in Nederland nog nauwelijks toegepast. Het<br />

rehabilitatieprogramma is opgebouwd uit onderdelen van andere evidence based<br />

practices, zoals psycho-educatie, cognitieve benaderingen t.o.v. medicatietrouw,<br />

terugvalpreventie, sociale vaardigheidstraining en coping vaardigheden training. Het<br />

blijkt dat de recovery-benadering, zowel voor de hulpverleners als voor de cliënten,<br />

aanzet tot het ontdekken en versterken van nieuwe vaardigheden.<br />

1 Recovery Strategies, Practical Facts about Mental Illness, The Stress-Vulnerability Model,<br />

Building Social Support, Using Medication Effectively, Reducing Relapses, Coping with Stress,<br />

Coping with Problems and Symptoms, Getting Your Needs Met in the Mental Health System.<br />

27


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Relevantie voor activerende zorgtrajecten<br />

De kernwaarden die genoemd zijn in deze methode kunnen de visie op de<br />

deelnemer van de activerende zorgtrajecten aanscherpen. Ondanks de zware<br />

problematiek van de doelgroep, wordt bewust de regie bij de deelnemer gelegd.<br />

Daarnaast zijn de motiverende gesprekstechnieken een belangrijk onderdeel van<br />

deze methodiek.<br />

3.9 Samenvatting werkzame bestanddelen relevant voor AZT<br />

In onderstaand overzicht zijn in trefwoorden de belangrijkste werkzame<br />

bestanddelen genoemd, die relevant (kunnen) zijn voor de doorontwikkeling van de<br />

activerende zorg trajecten.<br />

CM Strenghts Based Model<br />

Verbindingen aangaan met actoren rond deelnemer<br />

ACT Multidisciplinaire teambenadering<br />

Ondersteuning in de eigen context<br />

Outreachende benadering<br />

Combinatie van intensieve behandeling, intensieve rehabilitatie en intensieve<br />

begeleiding<br />

IRB Methodisch werken met rehabilitatiedoelen (verhelderen toekomstwensen)<br />

IVB Vraaggericht werken<br />

IPS Centraal stellen betaald werk – eerst plaatsen, dan begeleiden<br />

Vermijden van exclusiecriteria (zero exclusion)<br />

Snel zoeken <strong>naar</strong> betaalde baan<br />

FGR Omgeving methodisch betrekken bij ondersteuning<br />

IMR Regie deelnemer (kernwaarden: hoop en optimisme, mensen zijn zelf experts van<br />

hun ziektebeleving, mensen maken zelf keuzes, de uitvoerder is gericht op<br />

samenwerking, respect tonen)<br />

28


4 Conclusie deel I<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Op basis van de beschrijving van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in Rotterdam en de<br />

werkzame bestanddelen afkomstig uit methodieken die relevant zijn voor deze<br />

trajecten, zijn zes belangrijke ingrediënten gedestilleerd. Deze ingrediënten zullen in<br />

ieder geval een rol gaan spelen bij het doorontwikkelen van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten. Van belang is vervolgens om af te wegen of en hoe de genoemde<br />

ingrediënten op een adequate wijze in de AZT methodiek kunnen worden<br />

opgenomen. De wijze waarop en de mate waarin zal pas in een later stadium kunnen<br />

worden vastgesteld.<br />

Ingrediënten<br />

De ingrediënten, die zijn onderscheiden zijn deels al opgenomen in een activerend<br />

zorgtraject. Hoofdstuk drie heeft echter de werkzaamheid ervan aangetoond.<br />

Daarnaast gaat het ook om de juiste combinatie en fasering van ingrediënten.<br />

Bepaalde werkzame bestanddelen vragen soms ook om randvoorwaarden. Wij<br />

hebben ons in eerste instantie gericht op die werkzame bestanddelen die goed<br />

zouden passen binnen de inrichting van de huidige <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten in<br />

Rotterdam. In de volgende fase van het traject wordt bij de uitwerking van deze en<br />

andere bestanddelen nader ingegaan op de inbedding in de methode. Vooralsnog<br />

zijn de volgende zes ingrediënten onderscheiden.<br />

• Outreachende (contextuele) benadering<br />

• Intensieve persoonlijke benadering op basis van gelijkwaardigheid (regie deelnemer,<br />

presentie)<br />

• Vraaggerichte werkwijze (motivatie)<br />

• Uitgaan van individuele potentie en positieve bekrachtiging (empowerment)<br />

• Methodisch werken met doelen (verhelderen toekomstwensen)<br />

• Betrekken van leefgebieden en sociale netwerk<br />

Outreachende (contextuele) benadering<br />

Een outreachende component is een essentieel ingrediënt voor de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten. Deze component is onderdeel van onder meer ACT, IVB en CM. Het blijkt<br />

van belang deelnemers op te zoeken in de eigen omgeving, waardoor het mogelijk is<br />

hen in de concrete hier-en-nu-situatie te observeren en daarin ook te ondersteunen.<br />

Binnen de eigen omgeving wordt gekeken welke mogelijkheden en beperkingen er<br />

zijn om te leren. De veiligheid van de eigen situatie biedt daarbij een goede basis<br />

voor het aanleren van nieuwe vaardigheden, zodat in een andere context<br />

gemakkelijker teruggegrepen kan worden op de aangeleerde vaardigheden.<br />

29


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Intensieve persoonlijke benadering op basis van gelijkwaardigheid (regie deelnemer,<br />

presentie)<br />

De relatie van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>coach met de deelnemer is tevens van groot<br />

belang. Een persoonlijke benadering op basis van gelijkwaardigheid blijkt een<br />

belangrijk element te zijn, waarbij de deelnemer (tot op zekere hoogte) de regie<br />

heeft. De mate van de regie van de deelnemer verschilt in de trajecten en methoden.<br />

Het blijkt zelfs bij een ‘zware’ doelgroep van belang om de deelnemer regie te geven<br />

over zijn of haar traject. Dit is onder meer opgenomen in de methodieken IVB, IRB<br />

en IMR. Zij proberen daarin een optimale werkrelatie te ontwikkelen door naast de<br />

deelnemer te gaan staan en voeling te krijgen met de specifieke kenmerken, de<br />

wensen, de behoeften en de ontwikkelingsmogelijkheden in het levensritme van de<br />

deelnemer. Op deze manier wordt het mogelijk gemaakt elkaar te sturen op basis<br />

van feedback.<br />

Vraaggerichte werkwijze (motivatie)<br />

In de trajecten en beschreven methodieken die meegenomen zijn in deze<br />

literatuurstudie, is uitgebreid aandacht voor de individuele zorgvraag. Het werken<br />

met een gedeelde hulpvraag focust zowel de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>coach als de<br />

deelnemer. Binnen de IVB staat dit onderdeel centraal, waarbij vanuit de wensen,<br />

motieven en mogelijkheden van de deelnemer gedacht wordt. Door hierbij aan te<br />

sluiten wordt de deelnemer positief uitgedaagd om te leren en zich te ontwikkelen.<br />

Ook binnen de IRB, het Strenghts Based model en IPS wordt hiervan gebruik<br />

gemaakt.<br />

Uitgaan van individuele potentie en positieve bekrachtiging (empowerment)<br />

Empowerment is tevens een belangrijk ingrediënt van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten. Gebleken is dat de focus op de potentie van de deelnemer in plaats van<br />

het denken in tekorten een positief effect heeft. Deze methode is onder andere<br />

uitgewerkt binnen het Strenghts Based model en de IVB. Essentieel is dat de<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong>coaches blijven zoeken <strong>naar</strong> positieve aanknopingspunten in het<br />

bestaande handelingrepertoire van de deelnemers. Ook de door de samenleving als<br />

negatief bestempelde bezigheden of leefsituaties van deelnemers worden<br />

onderzocht op de mogelijkheid ze als bron van motivatie en interesse aan te boren,<br />

met een positieve labeling.<br />

Methodisch werken met doelen (verhelderen toekomstwensen)<br />

Belangrijke elementen zijn het aandacht besteden aan de toekomstwensen van de<br />

deelnemer, gericht op gedragsverandering en het werken met concrete doelen die<br />

daaraan gekoppeld zijn. Uitgangspunt is dat de actuele handelingsproblemen en -<br />

mogelijkheden van de deelnemer als vertrekpunt worden genomen. Van daaruit<br />

worden ook de interventies ingezet die nodig zijn om de gestelde doelen te behalen.<br />

Dit is voornamelijk uitgewerkt in de IRB en vormen van CM (zoals het Strenghts<br />

Based model en het Rehabilitatiemodel).<br />

30


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Betrekken van leefgebieden en sociale netwerk<br />

In veel onderzoeken is het belang van het sociale netwerk aangetoond. Het is juist bij<br />

deze doelgroep essentieel om het versterken van het netwerk op te nemen in de<br />

aanpak. Het gaat hierbij zowel om het persoonlijke netwerk van de deelnemer als het<br />

netwerk van voorzieningen. Het blijkt van belang huidige of vroegere hulpbronnen te<br />

betrekken, zoals belangrijke personen die op de een of andere manier als ankerpunten<br />

kunnen dienen voor het versterken van het netwerk. Immers naast het<br />

aanleren van vaardigheden moet steun uit de omgeving worden gemobiliseerd, maar<br />

dient er ook aandacht te zijn voor aanpassingen in de samenleving en het tegengaan<br />

van stigmatisering en discriminatie. Binnen de FGR vormt het betrekken van de<br />

omgeving een belangrijk werkzaam bestanddeel.<br />

31


DEEL II<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

32


5 Beginselen van effectiviteit<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

In het vorige hoofdstuk zijn verschillende methodieken de revue gepasseerd. Veel<br />

van deze methodieken hebben hun waarde in de praktijk bewezen. Wetenschappelijk<br />

onderzoek met een RCT (Randomized Controlled Trial) <strong>naar</strong> de<br />

toepassing ervan, is in Nederland echter nog summier. Om toch meer te kunnen<br />

zeggen over kwaliteitscriteria voor de methodiekontwikkeling van de <strong>Activerende</strong><br />

<strong>Zorg</strong> Trajecten, richten we ons in dit hoofdstuk op wat er uit de literatuur bekend is<br />

over de beginselen van effectiviteit. Grootschalige evaluaties en meta-evaluaties<br />

hebben een aantal voorwaarden of beginselen aan het licht gebracht, waaraan<br />

interventies idealiter moeten voldoen om resultaat te geven. Deze voorwaarden<br />

worden ook wel aangeduid als de ‘What Works-principes’ (Gendreau, Cullen en<br />

Bonta, 1994; McGuire en Priestley, 1995; Andrews, 1995). De beginselen zijn<br />

afkomstig van onderzoek gericht op de effectiviteit van strafrechtelijke interventies.<br />

Bepaalde voorwaarden of beginselen zijn echter ook cruciaal voor de methodiek van<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten. Aan de hand van de What Works principes bespreken<br />

we kort deze cruciale elementen.<br />

5.1 Programma-integriteit<br />

Programma-integriteit heeft betrekking op ontwikkeling, opzet en uitvoering van een<br />

methodiek. Een methode van <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> is effectief als deze is ontwikkeld en<br />

ontworpen aan de hand van theoretische verklaringsmodellen. Programma-integriteit<br />

houdt tevens in dat de methode dient te worden uitgevoerd zoals deze bedoeld is.<br />

Concreet betekent dit dat alle onderdelen van een programma moeten worden<br />

uitgevoerd. Immers, op grond van theoretische overwegingen is een methodiek<br />

samengesteld, waarbij elk onderdeel wordt verondersteld bij te dragen aan het doel<br />

van de methode. Door bepaalde onderdelen achterwege te laten neemt de kans op<br />

resultaat af.<br />

Belang van fasering<br />

Een hulpmiddel om aan de programma-integriteit te kunnen voldoen is het<br />

aanbrengen van een fasering in de methode. Het belang van gefaseerd werken<br />

wordt binnen de verschillende methodieken onderschreven en is een bekend<br />

werkzaam bestanddeel. Gefaseerd werken stimuleert een transparante manier van<br />

werken, maakt helder wat je tussentijdse doelen zijn en maakt het mogelijk om<br />

tussentijds te evalueren. Op deze manier wordt voorkomen dat de activerende<br />

zorgcoach onnodig in bepaalde fasen blijft hangen.<br />

33


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

De studie van de verschillende trajecten en methodes geeft aan, dat <strong>Activerende</strong><br />

<strong>Zorg</strong> Trajecten op vele verschillende manieren ingevuld kunnen worden. Echter<br />

vrijwel alle methoden beschreven in hoofdstuk drie volgen een vaststaande<br />

methodische cyclus, waarbij de intensiteit en uitwerking van de verschillende fasen<br />

verschilt. Daarbij worden de fasen niet altijd in deze volgorde doorlopen en kunnen<br />

bepaalde fasen ook meerdere malen terugkeren.<br />

Om een beeld te geven van de inhoud van een Activerend <strong>Zorg</strong> Traject volgt<br />

hieronder een voorbeeld van een fasering.<br />

Fase 1 Contactlegging, aanmelding, intake<br />

Cliënten en activerende zorgcoach kunnen op verschillende manieren<br />

met elkaar in contact komen, van zelfstandige aanmelding tot en met<br />

ongevraagde outreachende contactzoeking.<br />

Fase 2 Vraagontwikkeling, analyse en diagnose<br />

Om aan te kunnen sluiten bij de wensen en mogelijkheden van de<br />

cliënt, is het nodig om de behoeften goed in beeld te krijgen. Dit kan via<br />

een assessment en een analyse ervan waarin een diagnose of<br />

begeleidingshypothesen opgesteld kunnen worden.<br />

Fase 3 Trajectopstelling, doelen stellen, plan van aanpak<br />

Op basis van de wensen en mogelijkheden van de cliënt wordt een<br />

traject opgezet. Dit kan resulteren in een coachingsplan, waarin de<br />

doelen en activiteiten staan omschreven, waaraan de cliënt de<br />

komende periode gaat deelnemen.<br />

Fase 4 Trajectrealisatie, uitvoering en monitoring<br />

Het opgestelde traject wordt uitgevoerd. De doelstelling van het traject<br />

kan variëren: empowerment, maatschappelijke participatie,<br />

economische participatie of hulpverlening. Het gaat hierbij om<br />

ontwikkelingsgerichte ondersteuning/ coaching en loopbaanbegeleiding.<br />

Fase 5 Uitstroom, evaluatie en nazorg<br />

Na het doorlopen van het traject vindt eventueel bemiddeling plaats<br />

<strong>naar</strong> regulier vrijwilligerswerk, gesubsidieerd of regulier werk, een<br />

opleiding of een vervolgtraject. Onderdeel van deze fase kan<br />

loopbaanbegeleiding zijn.<br />

De wijze waarop en wanneer er aandacht wordt besteed aan de zorgbehoefte<br />

verschilt. Zo is het mogelijk om een aparte fase in te richten waarin een oriëntatie<br />

van zorgbehoeften plaats vindt (zorgoriëntatie). Deze fase kan voorafgaand aan het<br />

traject plaatsvinden en tijdens het traject worden ingelast.<br />

34


5.2 Behoeftenbeginsel<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Een voorwaarde voor een effectieve interventie is het aansluiten bij de behoeften van<br />

de deelnemer. Hiermee wordt gedoeld op de kenmerken, belemmeringen en<br />

problemen van de deelnemer, die rechtstreeks samenhangen met het niet<br />

participeren in de maatschappij. Van belang is onderscheid te maken tussen<br />

problemen die wel en niet verband houden met het onvoldoende participeren in de<br />

samenleving. Daarbij is het ook van belang te kijken <strong>naar</strong> wat nodig is voor de<br />

deelnemer en daar een passende interventie bij aan te bieden. Bedoeld wordt dat de<br />

intensiteit van de interventie aan moet sluiten bij de mate waarin de deelnemer<br />

belemmeringen en problemen ervaart.<br />

Belang van assessement<br />

Binnen programma’s gericht op activering met zorg wordt gebruik gemaakt van<br />

verschillende instrumenten om zicht te krijgen op de competenties, wensen,<br />

mogelijkheden en behoeften van de deelnemer. Assessment is een methode waar<br />

gecontroleerde praktijkoefeningen en zelfevaluatie centraal staan. Het resultaat van<br />

een assessment is een goed onderbouwd beeld van de persoonlijke capaciteiten van<br />

de deelnemer. Daarnaast wordt ook gekeken <strong>naar</strong> de problemen die worden<br />

ervaren. Dit alles vormt de basis voor een concreet haalbaar plan gericht op<br />

maatschappelijke participatie. Instrumenten worden gehanteerd voor de verheldering<br />

van de wensen van de cliënt en voor de vervolgaanpak. Hierbij kun je denken aan<br />

diagnosestelling, training in zelfinzicht, training arbeidsmarktoriëntatie en<br />

beroepskeuzeadvies etc. Bij de doorontwikkeling van de methodiek voor AZT zal ook<br />

de keuze voor de instrumenten aandacht krijgen. Een belangrijk bijkomend aspect<br />

voor de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten is de zorgoriëntatie. Ook daar zal nader gekeken<br />

moeten worden welke instrumenten relevant zijn om binnen deze trajecten in te<br />

kunnen zetten om een goed zicht te krijgen op de zorgbehoeften (bijvoorbeeld de<br />

Camberwell Assessment of Needs (CAN)).<br />

Belang van motiverende gesprekstechnieken<br />

Het motiveren van deelnemers aan activerende zorgtrajecten maakt vrijwel altijd<br />

onderdeel uit van de werkwijze. De manier waarop hier methodisch mee wordt<br />

omgegaan kan sterk uiteen lopen. Zo kunnen ook binnen personen de behoeften<br />

verschillen (zie bijlage 6 Behoeftepiramides van Maslow en Pinto). Binnen de<br />

reguliere hulpverleningsinstellingen is steeds meer aandacht voor het hanteren van<br />

motiverende gesprekstechnieken. Dit element is ook van groot belang voor de<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten. Het is daarbij wel zaak om dit aspect methodisch stevig<br />

neer te zetten. De kern van motiverende gespreksvoering (Miller en Rollnick, 2005)<br />

is, dat in dit geval de activerende zorgcoach in de interactie met de deelnemer<br />

vaststelt of hij zelfmotiverende uitspraken doet, die wijzen op het nadenken over, een<br />

verlangen <strong>naar</strong>, of een reeds genomen besluit tot gedragsverandering. De<br />

activerende zorgcoach moet op deze uitspraken verder ingaan.<br />

35


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Het gaat hierbij om uitspraken over:<br />

- Zelfwaardering. Dit is de belangrijkste uitspraak, de hoeksteen van<br />

verandering: ik ben in staat en ik ben het waard om te veranderen.<br />

- Bezorgdheid over het eigen gedrag (en de gevolgen daarvan)<br />

- Eigen competenties/ krachten/ mogelijkheden van de deelnemer.<br />

- Kennis over problemen en oplossingen bij de deelnemer.<br />

- Verlangen om te veranderen bij de deelnemer.<br />

Deze uitspraken zijn de ingang voor een dialoog met de deelnemer, waarbij de<br />

activerende zorgcoach een directieve opstelling mag kiezen (vandaar ook de term<br />

interviewing). Het idee is dat de zelfmotiverende uitspraken een expressie zijn van<br />

kernovertuigingen, beschikbare vaardigheden of vaststaande kenmerken van de<br />

deelnemers, die tot prosociaal gedrag leiden. In bijlage 7 is het zesfasen model voor<br />

gedragsverandering van Prochaska en Diclemente opgenomen dat de basis vormt<br />

van de motiverende gesprekstechnieken.<br />

5.3 Responsiviteitsbeginsel<br />

Het responsiviteitbeginsel heeft betrekking op de deelnemer en zijn intellectuele en<br />

sociale mogelijkheden, de activerende zorgcoach en de methodiek die wordt<br />

aangeboden. Mensen verschillen in persoonlijkheid, stijl van werken, mogelijkheden<br />

en expertise. Dat impliceert dat niet alle methoden voor alle deelnemers geschikt zijn<br />

en dat de activerende zorgcoaches moeten kunnen inschatten wat haalbaar en<br />

aanvaardbaar is en wat niet. Binnen veel rehabilitatietrajecten worden elementen<br />

vanuit de presentiemethode en het outreachend werken gehanteerd om contact te<br />

maken met de deelnemer en om op adequate wijze aan te kunnen sluiten bij de<br />

capaciteiten, aard en leefwereld van de deelnemer. In bijlage 5 zijn de methodische<br />

uitgangspunten van presentie opgenomen.<br />

De presentiemethode<br />

Een belangrijk kenmerk van de presentiemethode is ‘het er zijn voor de ander’. Wat<br />

de activerende zorgcoach te bieden heeft, is niet zozeer een koffertje met diagnoses<br />

en methodieken, maar ‘het trouwe aanbod van zichzelf’ (Baart, 2001, p. 733). Het<br />

gaat om een vorm van aanwezigheid, waarin niet wordt begonnen met het vast<br />

stellen van de problemen om daar vervolgens gericht op te interveniëren. De<br />

activerende zorgcoach plaats zich niet tegenover de deelnemer, maar gaat er naast<br />

staan. Het is een vorm van ‘invoegen’ en meebewegen met de behoefte van de<br />

deelnemer, waarin de activerende zorgcoach een relatie aangaat met de deelnemer<br />

vanuit een persoonlijke betrokkenheid.<br />

Binnen de presentiebenadering wordt niet gedacht over iemand, maar aan iemand.<br />

Aandacht is de methode om de deelnemers te bereiken. Wanneer je letterlijk en<br />

figuurlijk heel dicht bij iemand kan komen, ben je in staat iemand te raken. Vanuit dat<br />

hechte contact, kan een deelnemer gemotiveerd raken en ontstaan er mogelijkheden<br />

36


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

om actie te ondernemen. Vervolgens gaat de activerende zorgcoach daar samen<br />

met de deelnemer gericht mee aan de slag. De activerende zorgcoach probeert een<br />

rustpunt te creëren, waardoor de deelnemer <strong>naar</strong> zichzelf kan kijken. Het is<br />

belangrijk dat dit gebeurt in de concrete eigen situatie, want daarin wordt het beste<br />

geleerd. De activering met zorg is gericht op het (lange termijn) belang van de<br />

deelnemer. Het kunnen vinden van aansluitingspunten, ontwikkelingen, ingangen, en<br />

het begrijpen van onbenaderbare en gesloten leefwerelden zijn van cruciaal belang<br />

voor de activeringscoach om zijn werk te kunnen doen. Het leren onderscheiden van<br />

verschillen binnen een leefwereld maakt dat een activeringscoach in staat is aan te<br />

sluiten bij de deelnemer. Voor een belangrijk deel draait het om het uitstralen van<br />

waardigheid, erkenning en het niet vernederen of kwetsen van mensen.<br />

Outreachend werken<br />

Lia van Doorn (2004) toont aan dat de outreachende benadering voor de moeilijk<br />

bereikbare mensen van groot belang kan zijn. Het ongevraagd contact leggen met<br />

mensen is soms nodig om hen te kunnen betrekken in de aanpak. Hierbij dient<br />

echter wel aandacht te zijn voor de specifieke vaardigheden die deze aanpak vergt<br />

en de privacy van cliënten. De normativiteit van de instellingen en de professionals<br />

die op deze wijze ongevraagd hulp en bijstand kan sterk uiteenlopen. Duidelijk moet<br />

zijn op grond van welke normen en waarden er outreachend wordt gewerkt. Vaak is<br />

dit niet duidelijk omschreven, maar wordt dit bepaald door de cultuur en de politiek<br />

van het moment. Wanneer gaan we ons zorgen maken, wanneer voelt de<br />

samenleving (of de burger/ de professional) zich verantwoordelijk voor mensen die in<br />

zijn ogen een kommervol bestaan leiden dat niet strookt met wat ‘we’ als een<br />

minimaal welzijn beschouwen? Een andere normatieve benadering heeft te maken<br />

met grensoverschrijdend gedrag van burgers: overlast bezorgen, profiteren van<br />

(meestal financiële) voorzieningen zonder tegenprestatie.<br />

Het outreachend werken kent geen duidelijke fasering of vast stramien, omdat deze<br />

vorm van hulpverlenen zich in hoge mate schikt <strong>naar</strong> de wensen en behoeften van<br />

de deelnemer. Dit heeft echter gevolgen voor het beëindigen van het contact. Gezien<br />

het feit dat de methodiek geen vaste behandelduur kent, is het thema afstand en<br />

nabijheid van grote betekenis. De afsluiting vraagt een zorgvuldige voorbereiding,<br />

zodat de deelnemer ook weet waar hij aan toe is. Beëindiging van een contact zal<br />

veelal bestaan uit overdracht <strong>naar</strong> een andere instelling, waar meer/ andere regels<br />

gelden; de deelnemer moet daar goed op voorbereid worden.<br />

5.4 Eigen-context beginsel<br />

Vervolgens is er het eigen-contextbeginsel, dat aangeeft dat de methodiek van de<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten bij voorkeur in de natuurlijke omgeving van de persoon<br />

plaatsvindt. Het verbinden van de onderdelen van het programma met contexten als<br />

thuis, school, werk, en vrijetijdsbesteding is hierdoor gemakkelijker. Concrete<br />

vaardigheden kunnen in diverse situaties worden geleerd en toegepast. Dit is voor<br />

37


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

de deelnemer zelf de meest relevante context en vergroot de motivatie en de impact<br />

van het programma. Leren in de eigen omgeving is effectiever, omdat het dan meer<br />

verweven is met de omstandigheden waarin de problemen zijn ontstaan.<br />

Belang van het sociale netwerk<br />

Investeren in de kwaliteit van sociale relaties is van doorslaggevend belang is voor<br />

het perspectief dat mensen voor zichzelf zien. Het netwerk is onder andere belangrijk<br />

om te voorzien in de behoefte aan affectie en aansluiting. Er is groeiend bewijs voor<br />

het feit dat het sociale netwerk een belangrijke functie vervult in de toegang van een<br />

persoon tot informatie, hulp, sociale steun, mogelijkheden voor het verwerven van<br />

competenties en het maken van keuzen die het welzijn van de persoon beïnvloeden.<br />

Er wordt sociale zekerheid gevonden in het netwerk (McIntyre, 1986). Binnen de<br />

<strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten is het dan ook van belang aandacht te besteden aan het<br />

sociale netwerk.<br />

De sociale netwerktheorie komt voort uit de vooronderstelling, dat mensen hun<br />

situatie pas werkelijk het hoofd kunnen bieden als er een supportief sociaal milieu<br />

beschikbaar is. Deze theorie stelt dat de kwaliteit van de structuur van het sociale<br />

netwerk doorslaggevend is voor het al dan niet succesvol zijn van een persoon. Een<br />

sociaal netwerk dat tekortschiet kan resulteren in isolatie van het individu, waardoor<br />

een persoon aangewezen is op zichzelf en de hulpverlening (Baars, Uffing &<br />

Dekkers, 1990). Naast het uitbreiden van het netwerk is het belangrijk dat de<br />

kwaliteit ervan verbeterd wordt. Barrera, Sandler & Ramsay (1981, in: McIntyre,<br />

1986) geven aan dat bronnen van steun ook bronnen van spanning kunnen zijn. Ook<br />

om deze reden is het van belang om goed te kijken <strong>naar</strong> de kwaliteit van het sociale<br />

netwerk.<br />

Baars, Uffing & Dekkers (1990) verdelen de hulp die geboden kan worden binnen de<br />

sociale netwerkstrategie in drie stadia.<br />

• Ten eerste is het van belang dat de behoefte aan versterking van de structuur<br />

van het netwerk wordt vastgesteld. Door een sociale omgevingsanalyse te<br />

maken, ontstaat er zicht op het sociale netwerk, de verschillende kenmerken en<br />

hun onderlinge samenhang.<br />

• Vervolgens moet vastgesteld worden welke factoren van het sociale netwerk<br />

kunnen veranderen en hoe deze veranderingen op een succesvolle manier<br />

bereikt kunnen worden (McIntyre, 1986). Samen met de deelnemer moeten<br />

plannen gemaakt worden om in de behoefte aan structurele versterking van het<br />

sociale netwerk te voorzien.<br />

• Het derde stadium houdt het ondernemen van concrete acties in en met het<br />

netwerk in. Er zijn geen standaardacties, per persoon moet bekeken worden wat<br />

passende sociale netwerkstrategieën zijn. Hulp bij de sociale netwerkstrategie<br />

vindt bij voorkeur plaats in het sociale milieu, de thuissituatie (Baars, Uffing &<br />

Dekkers, 1990).<br />

Mensen die in aanraking komen met activerende zorgcoaches kenmerken zich<br />

doordat de problemen hen boven het hoofd zijn gegroeid. Vaak bevinden zij zich juist<br />

38


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

daardoor in een geïsoleerde positie. Dit brengt vanzelfsprekend spanningen met zich<br />

mee. Om goed om te kunnen gaan met deze spanningen is het van belang te<br />

werken aan een effectief sociaal netwerk (Baars, Uffing & Dekkers, 1990), zodat de<br />

aansluiting met de samenleving weer opgebouwd kan worden.<br />

5.5 Professionaliteitsbeginsel<br />

Het professionaliteitsbeginsel impliceert, dat een methodiek van activerende zorg<br />

goed kan worden uitgevoerd als de activerende zorgcoaches professioneel zijn. Dat<br />

wil zeggen goed opgeleid, goed getraind, in staat een programma aan te passen aan<br />

individuele behoeften en mogelijkheden (responsief) en zich door intervisie en<br />

supervisie gesteund voelen door hun organisatie. Kortom, de inzet van goed<br />

gekwalificeerde medewerkers in de uitvoering is een kritische succesfactor.<br />

Houding<br />

De houding van een activerende zorgcoach kenmerkt zich door de bejegening van<br />

alle deelnemers op een open wijze. Respect tonen voor de deelnemers en hen<br />

serieus nemen is een manier om het vertrouwen te winnen. De professionaliteit van<br />

de activerende zorgcoach maakt dat deze zich kan aanpassen aan de behoefte van<br />

de betreffende deelnemers en daarmee responsief kan handelen. De activerende<br />

zorgcoach dient daarbij aan te sluiten bij de culturele achtergrond, de intellectuele<br />

achtergrond, de communicatie van de deelnemer etc. Tevens biedt de activerende<br />

zorgcoach met zijn of haar basishouding een rolmodel voor de deelnemer. In het<br />

volgende schema is de houding van de deelnemer, de activeringscoach en de<br />

zorgverlener opgenomen. Hierbij zijn de taken nog niet geïntegreerd in één functie<br />

van activerende zorgcoach.<br />

Schema 6.1 Houding deelnemer, activeringscoach en zorgverlener<br />

Deelnemer Activeringscoach <strong>Zorg</strong>verlener<br />

Volgt sociale activeringstraject Begeleidt bij één of meer fasen<br />

Houding<br />

- angst overwinnen voor het<br />

onbekende<br />

- leren vertrouwen op<br />

instanties en hulpverleners<br />

- durven vertrouwen op eigen<br />

kracht en ervaring<br />

- proberen iets te leren en bij<br />

te dragen<br />

Bron: Brink & Tenhaeff (2002)<br />

van het sociale activeringstraject<br />

Houding<br />

- activerende houding, gericht<br />

op mogelijkheden en veran-<br />

dering en op het versterken<br />

van de eigen kracht van de<br />

deelnemer<br />

- naast de deelnemer gaan<br />

staan, aansluiten bij het<br />

tempo van de deelnemer<br />

- beginnen bij de wensen<br />

van de deelnemer<br />

Begeleidt of behandelt de<br />

deelnemer vanwege<br />

(gezondheids)problemen<br />

Houding<br />

- zorg voor de draagkracht<br />

van de deelnemer:<br />

activiteiten mogen geen<br />

risico voor de gezondheid<br />

vormen<br />

- positieve houding<br />

tegenover de activiteiten<br />

die de deelnemer wil gaan<br />

ondernemen<br />

39


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Competenties<br />

Gert Schout geeft in zijn onderzoek <strong>naar</strong> competentieontwikkeling bij de OGGZ in<br />

Groningen handvatten voor de beroepshouding en beroepsvaardigheden van<br />

professionals, die hulp verlenen aan moeilijk bereikbare groepen. In zijn boek<br />

<strong>Zorg</strong>vermijding en <strong>Zorg</strong>verlamming (2007) bespreekt hij de onderzoeksresultaten en<br />

geeft advies voor de praktijk. Hierbij maakt hij een onderscheid tussen vakkennis en<br />

vaardigheden. Dit is in bijlage 8 schematisch verwerkt. Onder vakkennis doelt hij<br />

sterk op methodische kennis ten aanzien van de presentiemethode, motiverende<br />

gesprekstechnieken, crisistheorieën en sociale netwerkstrategieën. Hieraan<br />

gekoppeld zijn vaardigheden zoals kunnen aansluiten bij de deelnemer,<br />

communicatieve competenties, meebewegen met weerstand, crisisvaardigheden en<br />

het analyseren en versterken van het sociale netwerk. Al deze competenties zijn<br />

wellicht ook bruikbaar voor het profiel van de activerende zorgcoach, waarbij tevens<br />

aandacht is voor kennis en vaardigheden op het gebied van activeren.<br />

Opleidingseisen<br />

Voor de functie van activeringscoach is minimaal een afgeronde opleiding op HBO<br />

niveau vereist. Door de combinatie van de taken van activeringscoach en<br />

zorgverlener ontstaat een nieuwe functie van activerende zorgcoach. Tijdens de<br />

doorontwikkeling van de methodiek dient uitvoerig stil te worden gestaan bij de<br />

opleidingseisen en competenties die nodig zijn om de functie van activerende<br />

zorgcoach adequaat uit te kunnen voeren.<br />

5.6 Organisatie van samenwerking<br />

Binnen de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten spelen meerdere actoren een belangrijke rol.<br />

Het gaat hier bijvoorbeeld om hulpverleners die de deelnemer vanwege psychische<br />

of lichamelijke gezondheidsproblemen begeleiden. Een goede onderlinge samenwerking<br />

is dan ook cruciaal voor het succes van het traject. Deze samenwerking<br />

krijgt in toenemende mate vorm in de praktijk, verschilt per discipline, maar is vaak<br />

nog te veel afhankelijk van individuele netwerken. Anders gezegd, structurele<br />

samenwerking staat in veel gemeenten nog in de kinderschoenen.<br />

Belang van samenwerking<br />

<strong>Activerende</strong> zorgcoaches worden in de praktijk geconfronteerd met de gevolgen van<br />

de gezondheidsproblemen van hun deelnemers. Deze problemen belemmeren de<br />

voortgang van het <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Traject. Het gaat dan om fysieke of psychische<br />

klachten of om een combinatie van beide. Voor de activerende zorgcoaches is<br />

inzicht in deze gezondheidsproblematiek essentieel om uitval te kunnen voorkomen.<br />

Zij beschikken echter niet altijd over voldoende kennis om daar adequaat op te<br />

kunnen reageren. Afstemming en samenwerking met de hulpverleners die deze<br />

deelnemers bij hun gezondheidsproblematiek begeleiden is daarom van groot<br />

belang. Vanuit het werkveld van de activerende zorgcoaches is de behoefte aan<br />

40


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

samenwerking en onderlinge afstemming groot om de samenhang tussen de<br />

zorgaspecten en de activering te kunnen borgen (Brink en Tenhaeff, 2002).<br />

Onderlinge afstemming en samenwerking is voor de deelnemer van invloed op het<br />

succesvol kunnen afronden van het activerende zorgtraject. De volgende aspecten<br />

zijn daarin onderscheiden:<br />

• Traject afstemmen op gezondheidsproblematiek<br />

De activerende zorgcoach is beter in staat om in te spelen op en rekening te<br />

houden met de gezondheidsproblemen van de deelnemer. Zo ontstaat ook een<br />

reële verwachting bij zowel de deelnemer, de activerende zorgcoach als de<br />

hulpverlener ten aanzien van de voortgang van het activeringstraject. Dit<br />

vergroot de kans van het succesvol doorlopen van het activeringstraject.<br />

• Inspelen en afstemmen van parallelle trajecten<br />

De hulpverlener kan gericht aandacht besteden aan het omgaan met gezondheidsproblemen<br />

bij het uitvoeren van bepaalde activiteiten. Zo wordt er gericht<br />

ingespeeld op de activiteiten van collega-hulpverleners of begeleiders. Door<br />

onderlinge afstemming wordt de kans op doublures of tegenstrijdige hulp of<br />

adviezen kleiner.<br />

• Adequate verwijzing<br />

De activerende zorgcoach is in staat om de deelnemer beter te verwijzen <strong>naar</strong><br />

de hulp op maat. Bovendien wordt zo de overgang <strong>naar</strong> de juiste hulpverlening<br />

(warme overdracht) mogelijk.<br />

• Integraal beeld van de wensen en mogelijkheden van de deelnemer<br />

De kennis en ervaring van verschillende werksoorten worden bij elkaar<br />

gebracht, waardoor de wensen en vragen van de deelnemer beter in beeld<br />

komen. Zo ontstaat een meer passend en op elkaar afgestemd geheel van<br />

hulpverlening en activering.<br />

Naast de afstemming rondom de individuele deelnemer is een ketengerichte samenwerking<br />

op organisatieniveau een voorwaarde om continuïteit, samenhang en<br />

afstemming binnen de trajecten te waarborgen. Hierbij kan gedacht worden aan<br />

samenwerking tussen (deel)gemeenten, uitkeringsinstanties, zorg- en hulpverleningsinstellingen,<br />

scholingsinstituten, werkgevers etc. Voor de vormgeving van<br />

het integraal samenwerkingsmodel zijn tevens twee uitgangspunten van belang:<br />

- Trajecten parallel inzetten in plaats van volgtijdig<br />

Indien er een goede onderlinge samenwerking en afstemming bestaat tussen de<br />

inhoud van de begeleiding van betrokken professionals, is het mogelijk om<br />

interventies parallel in te zetten. Er kan een meerwaarde ontstaan, doordat<br />

wanneer de begeleiding op elkaar is afgestemd, deze parallel plaats kan vinden<br />

en er daardoor efficiënter kan worden gewerkt. Vanzelfsprekend zijn de capaciteiten,<br />

competenties en behoeften van de deelnemer hierbij het uitgangspunt.<br />

- Deskundigheid daar laten waar deze hoort<br />

Elke partner kent zijn eigen expertise, werkwijze en uitgangspunten. Binnen de<br />

samenwerking is het zaak ieder zijn eigen vak uit te laten voeren binnen de eigen<br />

kaders, zodat de verschillende werkvelden elkaar aanvullen en elkaar kunnen<br />

versterken. Van belang is om afspraken te maken over taken, verantwoordelijk-<br />

41


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

heden en bevoegdheden. Gebleken is dat taken gemakkelijk kunnen gaan<br />

overlappen, zodat langzaamaan verschuivingen optreden in de rollen.<br />

Gevolgen van financiering<br />

In de gesprekken die zijn gevoerd met enkele experts ten aanzien van activerende<br />

zorgtrajecten is gewezen op het feit dat een veelheid aan projecten en actoren de<br />

samenwerking er niet gemakkelijker op maakt. Ook de verschillende – meestal<br />

tijdelijke – financieringsstromen maken het lastig om te overzien wie waar mee bezig<br />

is en tot hoe lang. Daarbij komt dat de marktwerking instellingen, die zouden moeten<br />

samenwerken soms tot concurrenten maakt. De wenselijkheid van ketensamenwerking<br />

wordt door betrokken partners wel onderschreven, maar de praktijk blijkt<br />

weerbarstiger. Een voorbeeld dat dit goed illustreert heeft betrekking op het lokale<br />

werkgebied. Als een deelnemer van een activeringstraject met zorg verhuist <strong>naar</strong><br />

een andere (deel)gemeente loopt het traject vast. Dit wordt veroorzaakt doordat de<br />

betreffende instelling - die gebonden is aan (deel)gemeentelijke financiering - dan<br />

geen hulp meer kan verlenen.<br />

42


6 Methodische spanningsvelden<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

In dit hoofdstuk bespreken we op basis van de werkzame bestanddelen enkele<br />

methodische spanningsvelden. Een spanningsveld of continuüm geeft niet zozeer<br />

aan wat nodig is of wat werkt. Het stelt bij bepaalde thema’s het dilemma of de<br />

uitersten centraal, waar in de komende periode een gezamenlijke visie over gevormd<br />

dient te worden. Deze gezamenlijke visie geeft vervolgens richting voor de<br />

doorontwikkeling van de methodiek <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten.<br />

Regie deelnemer versus regie activerende zorgcoach<br />

Binnen de meeste activeringstrajecten met zorg wordt de deelnemer beschouwd als<br />

een persoon in een eigen context en samenhang. Uitgangspunt is dat de deelnemer<br />

in staat moet zijn regie te kunnen (gaan) voeren over zijn leven. Dit lijkt echter in de<br />

praktijk niet altijd de realiteit. Zo zijn er deelnemers aan <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

die op het moment van het ingaan van het traject niet in staat zijn persoonlijk wensen<br />

en motieven centraal te stellen en regie te voeren. In dit geval neemt de activerende<br />

zorgcoach in veel gevallen, zeker in de beginfase, een deel van de regie op zich.<br />

Toch zijn er ook theorieën die ongeacht de zwaarte van de problematiek de regie bij<br />

de deelnemer neerleggen. Dit heeft dan gevolgen voor de inrichting en duur van het<br />

traject. Van belang is de keuze van het ondersteuningsaanbod goed af te stemmen<br />

op de mate van verantwoordelijkheid die de deelnemer kan dragen, de gestelde<br />

doelen en de wijze waarop de deelnemer vanuit zijn of haar eigen context op een<br />

realistische manier tegen zichzelf aankijkt. Hierin speelt de activerende zorgcoach<br />

een belangrijke rol.<br />

Zelfredzaamheidladder versus direct betaald werk.<br />

Veel hulpverleners zijn van mening dat voor de te bemiddelen doelgroep een<br />

betaalde baan in eerste instantie te hoog gegrepen is. Binnen IPS (individual<br />

placement support) wordt betaald werk juist als eerste centrale doel voor mensen<br />

met ernstige psychische beperkingen gesteld. Vanuit de theorie van IPS wordt<br />

gesteld dat het beter is de deelnemers zo snel mogelijk in de gewenste omgeving te<br />

brengen in plaats van hen langdurig en stapswijs voor te bereiden. Dit wordt echter<br />

vrijwel nog nergens in de zorg in Nederland onderschreven. Veelal wordt gedacht<br />

volgens de zogenaamde zelfredzaamheidsladder (zie schema 6.1). Eerst moeten<br />

deelnemers psychisch stabiel zijn, daarna zelfstandig wonen en pas dan kunnen zij<br />

hun dagbesteding en sociale relaties oppakken (Droes & van Weeghel, 1999). Aan<br />

deze verschillende stadia worden vervolgens uiteenlopende activiteiten van de<br />

activeringscoaches gekoppeld.<br />

43


Schema 6.1 Zelfredzaamheidsladder<br />

Zelfredzaamheidladder<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Trede 7: Regulier werk<br />

Trede 6: Bemiddelbaar<br />

Trede 5: Regulier werk met loonkostensubsidie<br />

Trede 4: Kwalificatie<br />

Trede 3: Arbeidstraining en oriëntatie<br />

Trede 2: Participatie<br />

Trede 1: Activering<br />

Trede 0: <strong>Zorg</strong> (kwaliteit van leven)<br />

Canadees onderzoek (Dewa e.a., 2003) bevestigt dit beeld enigszins omdat<br />

casemanagers van ACT-teams veel meer tijd aan medisch-psychiatrische taken dan<br />

aan rehabilitatieactiviteiten besteden. De rehabilitatieactiviteiten worden pas later in<br />

het proces ingezet. Cliënten en casemanagers raken op deze manier gewend aan<br />

een probleemgerichte werkwijze, waardoor de overgang <strong>naar</strong> ontwikkelingsgerichte<br />

interventies moeilijk wordt gemaakt. In casemanagement-projecten blijkt dat er ook<br />

dan nauwelijks specifieke rehabilitatie-interventies worden toegepast (Kroon e.a.,<br />

2000).<br />

Motivatie van deelnemer versus drang en dwang<br />

Motivatie is veelal een voorwaarde om deel te kunnen nemen aan een activerend<br />

zorgtraject. Via assessments en het hanteren van instrumenten wordt getracht zicht<br />

te krijgen op de mate van de motivatie. Motivatie is geen statisch gegeven, maar een<br />

dynamisch proces, dat sterk te beïnvloeden is. Daarbij kenmerkt de doelgroep, die in<br />

aanmerking komt voor deze trajecten zich veelal door een gebrek aan inzicht in de<br />

eigen mogelijkheden en beperkingen; dit valt vaak samen met de motivatie van een<br />

deelnemer. Het is dan ook de taak van een activerende zorgcoach om de deelnemer<br />

te motiveren voor een dagactiviteit/ reguliere baan etc. Daarbij geldt dat wanneer er<br />

succeservaringen verbonden zijn aan een traject, de deelnemer op die manier<br />

gemotiveerd raakt. Uitgangspunt is dat uiteindelijk met voldoende tijd en<br />

methodieken iedereen te motiveren is.<br />

Dit sluit aan bij de visie van de overheid. In toenemende mate oefent de landelijke<br />

overheid druk uit op gemeenten om iedereen mee te laten doen en aan het werk te<br />

krijgen. Dit suggereert binnen de activeringstrajecten een trend <strong>naar</strong> dwang en drang<br />

maatregelen. De discussie wordt ten aanzien van deze doelgroep nog volop<br />

gevoerd. Binnen de doorontwikkeling van de methode van activerende zorgtrajecten<br />

is het de vraag in welke mate dwang en drang nuttig dan wel een gevaar is voor<br />

deze doelgroep. Op basis van ervaringen wordt verondersteld dat deelnemers tijd<br />

nodig hebben om wensen te verhelderen en gemotiveerd te raken om daadwerkelijk<br />

de barrières die in al die jaren zijn opgeworpen te doorbreken. Hierbij wordt de eigen<br />

kracht van de deelnemer aangesproken vanuit het idee dat dit leidt tot een duurzaam<br />

resultaat. Dit vraagt om een methodische aanpak. Hiertoe kunnen elementen van de<br />

44


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

presentietheorie worden aangewend – het aanwezig zijn en gezamenlijk kijken <strong>naar</strong><br />

de wensen en mogelijkheden van de deelnemer op het moment dat de deelnemer<br />

aangeeft dat dit mogelijk is. Er is veel ervaring opgedaan met de moeilijk te<br />

bemiddelen doelgroep, waaruit blijkt dat de duur van een traject een essentiële factor<br />

is voor het succes. Er kan ook voor een meer directieve aanpak worden gekozen.<br />

Door motiverende gesprektechnieken toe te passen kun je een deelnemer actief en<br />

directief motiveren. Hieruit komen vervolgens stappen <strong>naar</strong> voren die ondernomen<br />

dienen te worden.<br />

Drang en dwang staan echter op een gespannen voet met het opbouwen van een<br />

vertrouwensrelatie en het versterken van de intrinsieke motivatie van mensen.<br />

Bovendien bestaat bij drang en dwang het gevaar van overbelasten, waardoor<br />

deelnemers in paniek en verzet kunnen raken. De druk vanuit de sociale dienst<br />

betekent dan een achteruitgang in functioneren. Tegelijkertijd kan enige drang voor<br />

anderen net een steuntje in de rug zijn om te komen tot een dagelijkse structuur. De<br />

ideeën rond dwang en drang sluiten aan bij de visie van IPS (Individual Placement<br />

Support) rond de motivatie van de deelnemer. Daarbij wordt er van uitgegaan dat<br />

iedereen in principe gemotiveerd is voor een betaalde baan en die wordt dan ook op<br />

korte termijn aangeboden. Een interventie gekoppeld aan aspecten van drang en<br />

dwang zou dan <strong>naar</strong> verwachting minder leiden tot negatieve effecten. Helaas is er<br />

nog weinig onderzoek gedaan <strong>naar</strong> de effecten van deze verschillende manieren van<br />

werken bij verschillende doelgroepen.<br />

In de beschrijving van het Friese project Sociale Activering en Welzijn (in de<br />

gemeenten Skarsterlan en Weststellingwerf) wordt gewezen op het omgaan met de<br />

gevolgen van drang en dwang voor de deelnemers. Hiertoe hebben zij verschillende<br />

spanningsbronnen onderscheiden:<br />

- De verplichting voor de deelnemer of het gevoel van verplichting om deel te<br />

nemen aan het traject (het initiatief komt immers van de uitkeringsinstantie).<br />

- De activerende zorgcoach is gewend om hulp te bieden op vrijwillige basis. In het<br />

traject met drang en dwang moet de activerende zorgcoach de eigen<br />

verantwoordelijkheid en eigen keuzes van de deelnemers verbinden met<br />

elementen van drang en dwang. Dit moet zich blijven verhouden tot het gevoel bij<br />

de deelnemer dat deelname verplicht is.<br />

- Het risico van identificatie van de activerende zorgcoaches en/ of de instelling<br />

met de uitkeringsinstantie.<br />

Hanteren van selectiecriteria versus open voor iedereen<br />

Op welke specifieke doelgroep met welke criteria richten de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten zich? Vervolgvraag daarbij is of een activerend zorgtraject open staat voor<br />

iedereen of dat men wil kunnen sturen op de doelgroep. Veel activerende<br />

zorgcoaches zijn geneigd om vooraf een selectie te maken van deelnemers, die in<br />

aanmerking komen voor een activerend zorgtraject. Zij kijken hierbij bijvoorbeeld<br />

<strong>naar</strong> de motivatie van de deelnemer of de mate waarin een deelnemer regie kan<br />

45


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

voeren over zijn leven. Het gevolg is dat sommige deelnemers buiten de boot zullen<br />

vallen, doordat zij gezien de criteria niet in aanmerking komen voor dit aanbod, terwijl<br />

dit aanbod juist (deels) voor hen ontwikkeld is. Dit kan te maken hebben met de<br />

financieringsbron en de daaraan gekoppelde doelstelling. Instellingen gaan immers<br />

prestatieafspraken aan met de financier, zodat er een resultaatfinanciering ontstaat.<br />

Principieel zou iedere potentiële deelnemer de gelegenheid moeten krijgen binnen<br />

een activerend zorgtraject zijn of haar wensen te verkennen, vanuit het idee dat<br />

participatie en werk voor ieders toekomst en dus echt voor iedereen belangrijk is.<br />

De vraag is of er van tevoren criteria gesteld moeten worden om in aanmerking te<br />

komen voor een activeringstraject met zorg, of dat er binnen de methodiek aan die<br />

gestelde criteria gewerkt wordt. Onderzoek onder een vrij ‘zware’ doelgroep –<br />

mensen met ernstige psychische beperkingen – toont aan dat de meeste van hen<br />

opnieuw aan het werk willen, mits de condities gunstig zijn (Swildens, 1995; Van<br />

Hoof e.a., 2000). Voor hen is werkhervatting een graadmeter van hun persoonlijk en<br />

maatschappelijk herstel.<br />

Wetenschappelijk onderzoek over effectiviteit heeft ons geleerd dat bepaalde<br />

methodieken werkzaam zijn bij specifieke doelgroepen. Dit met als gevolg dat zij bij<br />

andere doelgroepen soms niet werken of zelfs tot een averechts effect kunnen<br />

leiden. Hiervan uitgaande is het zinvol om een goede beschrijving te maken van de<br />

doelgroep en daar de methodiek op af te stemmen.<br />

Assessment (zorgoriëntatie) versus directe bemiddeling (met begeleiding)<br />

Er bestaan grote verschillen in de mate waarin activerende zorgcoaches van tevoren<br />

zicht hebben op de problematiek die speelt bij de deelnemer. De vraag luidt: welke<br />

informatie is vooraf nodig om een deelnemer adequaat te kunnen bemiddelen <strong>naar</strong><br />

een baan, vrijwilligerswerk, dagbesteding. Binnen sommige projecten worden<br />

uitgebreide zorgoriëntaties uitgevoerd, waardoor er op maat gezocht kan worden<br />

<strong>naar</strong> een re-integratietraject. Dit om de succeservaring optimaal te kunnen laten zijn.<br />

Deze zorgoriëntatie kan breed ingezet worden en alle leefgebieden bestrijken. Er zijn<br />

ook zorgoriëntaties die zich beperken tot die zorg die de mogelijkheden van<br />

participatie in de weg staan.<br />

Andere methodieken (IPS) gaan uit van het direct plaatsen van een deelnemer,<br />

waarbij het assessment wordt ingezet om te bepalen welke begeleiding nodig is om<br />

het traject vol te blijven houden. Dit is een andere wijze van omgaan met de wensen<br />

en behoefte van de deelnemers. Vanuit de IPS methodiek wordt gesteld dat het een<br />

illusie is om een deelnemer direct op de juiste plek te kunnen plaatsen. Het kost<br />

mensen die geen moeite hebben op de arbeidsmarkt ook vaak een aantal<br />

werkplekken voordat de juiste baan is gevonden. Natuurlijk wordt deze deelnemers<br />

een succeservaring gegund, maar de mate waarin het succes wordt ervaren is ook<br />

afhankelijk van de wijze waarop je iemand een plek biedt. Het gaat daarbij om het<br />

managen van verwachtingen en het duidelijk benoemen van het leerdoel. Als het na<br />

46


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

een tijdje niet goed blijkt te gaan, levert dit veel input om de volgende baan beter te<br />

kunnen kiezen en beter zicht te krijgen op wat iemand (aan begeleiding) nodig heeft.<br />

Intussen heeft die persoon wel werkervaring opgedaan.<br />

Activeringscoach en zorgverlener versus activerende zorgcoach<br />

Gebleken is dat de verdeling van taken en daaraan gekoppelde functies binnen de<br />

activeringstrajecten met zorg sterk uiteen kan lopen. Zo zijn er trajecten, die grofweg<br />

werken met twee (of meer) functies: de activeringscoach en zorgverlener. Zij<br />

stemmen hun aanpak op elkaar af en werken intensief samen. Ieder behoudt zo zijn<br />

eigen specifieke expertise en bijbehorende competenties, waarbij de samenwerking<br />

en afstemming het cruciale ingrediënt voor succes is.<br />

Een tweede vorm bestaat uit de functie van één activerende zorgcoach. Binnen deze<br />

functie zijn beide takenpakketten verenigd. Voordeel voor de deelnemer kan zijn dat<br />

hij/ zij te maken heeft met één persoon in plaats van twee. De vraag is wel of de<br />

uiteenlopende competenties en taken in één persoon verenigbaar zijn. Samenvoegen<br />

van functies vergt veel van de coaches, die immers zowel kennis als<br />

netwerken moeten hebben op beide terreinen, alsmede de competenties om één en<br />

ander voor klanten op maat in te zetten. Een andere relevante vraag in deze context<br />

is dat op deze manier weer een nieuwe functie gecreëerd wordt, die niet aansluit bij<br />

bestaande structuren en netwerken<br />

De derde variant werkt met multidisciplinaire zorgteams (zoals bij ACT). Een ACT<br />

team is multidisciplinair met casemanagers, een psychiater, een psycholoog, een<br />

verslavingsdeskundige en een trajectbegeleider voor arbeidsrehabilitatie. Soms zijn<br />

er ook ervaringsdeskundigen in het team opgenomen (Van Slooten & van Bekkum,<br />

2005). Vanuit het ACT hebben vrijwel alle betrokkenen op een of andere manier<br />

bemoeienis met de deelnemer, zodat er een gedeelde caseload ontstaat.<br />

Bij de doorontwikkeling van de methodiek voor de activerende zorgtrajecten zal een<br />

keuze gemaakt moeten worden voor één van bovenstaande vormen. Alleen op deze<br />

manier kan een uniforme manier van werken gestimuleerd worden in Rotterdam.<br />

Productieafspraken versus methodisch effectief handelen<br />

Financiers van trajecten hebben er behoefte aan om afspraken te maken over de<br />

resultaten. Daarbij wordt meestal een bepaalde duur van een traject afgesproken, er<br />

worden afspraken gemaakt over aantallen (instroom en uitstroom) en over de<br />

rapportage. De methodiek dient dan te worden afgestemd op de mogelijkheden in<br />

tijd. Dat betekent dat bv. een principieel outreachende benadering niet kan worden<br />

toegepast, omdat dit geen vast stramien kent. De zorgcoach kan van mening zijn dat<br />

voor bepaalde cliënten een benadering noodzakelijk is die niet past in de<br />

productieafspraken.<br />

47


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Bij de doorontwikkeling zal bekeken moeten worden of cliënten die een afwijkende<br />

benadering nodig hebben daarmee voor het AZT contrageïndiceerd zijn, ofwel dat de<br />

criteria in voorkomende gevallen dienen te worden aangepast. De oplossingen die<br />

zorgcoaches al werkende hiervoor bedenken vormen daarbij interessant materiaal.<br />

48


7 Conclusie deel II<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

De beginselen van effectiviteit en de methodische spanningsvelden leveren tevens<br />

zinvolle bouwstenen op voor de methodiek AZT. Zo hebben we aan de hand van<br />

deze beginselen kwaliteitscriteria opgesteld die relevant zijn voor de doorontwikkeling<br />

van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten. Daarnaast zullen ten aanzien van<br />

de methodische spanningsvelden keuzen gemaakt moeten worden. Dit is echter pas<br />

mogelijk na de volgende fase waarin de ervaringen vanuit de drie pilots hieraan<br />

verbonden worden.<br />

Kwaliteitscriteria<br />

• Theoretische onderbouwing<br />

• Selectie, assessment<br />

• Veranderen van risicofactoren (wegnemen van belemmeringen)<br />

• Vaardigheden, protectieve factoren<br />

• Fasering, intensiteit en duur<br />

• Betrokkenheid, motivatie<br />

• Interventie-integriteit<br />

• Evaluatie, monitoring, registratie<br />

Theoretische onderbouwing<br />

Een belangrijke bouwsteen voor een effectieve methode is een theoretische<br />

onderbouwing. In deze theoretische onderbouwing wordt verklaard hoe de<br />

mechanismen en factoren het probleem instandhouden, veroorzaken, verzwaren of<br />

verzachten. De theorie gaat in op de beïnvloedbare factoren en mechanismen.<br />

Echter de niet-beïnvloedbare factoren en mechanismen zijn ook van belang om de<br />

kans van slagen van de interventie in te kunnen schatten. Daarnaast wordt in de<br />

theoretische onderbouwing aandacht besteed aan de werkzame bestanddelen. Hoe<br />

moet een interventie eruit zien om ook echt te werken. Zo bestaat het onderscheid<br />

tussen werkzaamheid en doeltreffendheid. Bij de werkzaamheid gaat het erom of<br />

een bepaalde interventie onder gecontroleerde condities resultaat heeft. Bij<br />

doeltreffendheid gaat het erom of dat resultaat ook blijft bestaan als de deelnemer<br />

zonder ondersteuning functioneert.<br />

Selectie - assessment<br />

Van belang voor de effectiviteit is het feit of er selectiecriteria gehanteerd worden<br />

voor deelname. Op deze manier is het mogelijk om aan te sluiten bij de leerstijl van<br />

de deelnemer, de motivatie en de persoonlijke kenmerken. Daarbij dient de<br />

selectieprocedure helder te zijn, waarin bepaald wordt of de deelnemer voldoet aan<br />

de selectiecriteria. Ook van belang voor de effectiviteit is dat van tevoren duidelijk<br />

moet zijn aan welke factoren gewerkt gaat worden<br />

49


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Veranderen van ‘risicofactoren’ (wegnemen van belemmeringen)<br />

Aspecten die het effect van de methodiek positief beïnvloeden zijn onder meer de<br />

mate waarin het programma gericht is op het wegnemen van belemmeringen voor de<br />

activering en het versterken van de protectieve factoren. Daarbij neemt de<br />

effectiviteit toe als dit is afgestemd op de behoefte van de individuele deelnemer.<br />

Vaardigheden, protectieve factoren<br />

Een belangrijke bouwsteen voor de methodiek is dat deze gericht is op het concreet<br />

leren van vaardigheden. Van belang daarbij is dat deze vaardigheden in de praktijk<br />

geoefend kunnen worden. Dit geldt ook voor het versterken van de protectieve<br />

factoren en het betrekken van het systeem (gezin) bij het traject.<br />

Fasering, intensiteit en duur<br />

De meeste trajecten gericht op activering met zorg kenmerken zich door een tamelijk<br />

intensief traject met een vrij lange duur. Trajecten van anderhalf tot twee jaar komen<br />

regelmatig voor. Bij het beschrijven van de methodiek is het van belang om de<br />

uiteindelijk gekozen duur van het traject te kunnen onderbouwen. Daarbij dient de<br />

intensiteit van het traject samen te hangen met de ernst en zwaarte van de<br />

problematiek. In de praktijk blijkt dat de caseload uiteen kan lopen van tien cliënten<br />

per jaar tot wel meer dan tachtig cliënten per jaar. Hoewel bij deze doelgroep veel<br />

belang wordt gehecht aan het intensieve contact en het beschikken over tijd is dit<br />

effect ervan nog niet wetenschappelijk aangetoond. Er zijn dan ook nog geen<br />

richtlijnen over een ideaal in te richten traject qua duur of qua caseload. Het<br />

aanbrengen van een duidelijke fasering in de werkwijze en het werken met een<br />

adequaat coachingsplan geeft wel meer richting en mogelijkheden tot sturing met<br />

betrekking tot de duur van het traject.<br />

Betrokkenheid, motivatie<br />

Dit aspect heeft betrekking op het behoeftebeginsel en het responsiviteitsbeginsel.<br />

De effectiviteit van het traject wordt vergroot als aangesloten wordt op de levensstijl,<br />

de individuele leerstijl en de individuele capaciteiten van de deelnemer. Hierbij dient<br />

aandacht te worden besteed aan de motivatie van de deelnemer.<br />

Interventie-integriteit, evaluatie en monitoring<br />

Ten slotte is bepalend voor het effect van de methodiek of het traject wordt<br />

uitgevoerd zoals het bedoeld is. Hiertoe dient transparant gewerkt te worden, wat<br />

impliceert dat er sprake moet zijn van een vorm van monitoring, evaluatie en<br />

registratie. Daarbij is het wenselijk als er effectonderzoek plaats zou kunnen vinden<br />

<strong>naar</strong> de werkwijze van de methodiek.<br />

50


Essentiële voorwaarden voor samenwerking<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Naast de kwaliteitscriteria van de methodiek zijn er tevens nog essentiële<br />

aandachtspunten die van invloed zijn op de samenwerking. Het betreft hier zowel<br />

samenwerking op instellingenniveau als het niveau van de professionals in de<br />

uitvoering.<br />

Aandacht voor draagvlak, visie en waarborgen van de voortgang<br />

Het vastleggen van afspraken in convenanten op instellingenniveau kan een middel<br />

zijn voor het optimaliseren van de ketengerichte samenwerking. Voordat een<br />

convenant ondertekend is dient een goede voorbereiding plaats te vinden. In dit<br />

proces dienen de volgende aspecten aan de orde te komen:<br />

• het creëren van draagvlak<br />

• het komen tot een gezamenlijke visieontwikkeling met betrekking tot het traject<br />

• het waarborgen van de voortgang<br />

Dit zijn essentiële voorwaarden voor een optimaal samenwerkingsproject. Belangrijk<br />

is dat re-integratie van deelnemers door alle betrokken partners als een gezamenlijk<br />

probleem wordt (h)erkend. De betrokken partners zijn gezamenlijk verantwoordelijk<br />

voor de activering van cliënten en het vergroten van arbeidsmarktperspectieven.<br />

Vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen de samenwerkingspartners<br />

daadwerkelijk een gezamenlijke visie en aanpak ontwikkelen.<br />

Ook op het niveau van samenwerking tussen professionals is transparantie omtrent<br />

visie en werkwijze van belang. De samenwerking is er op gericht dat de deelnemer<br />

zodanig ondersteuning ontvangt dat re-integratie mogelijk wordt. Het gezamenlijke<br />

uitgangspunt is voor alle betrokkenen het belang van de deelnemer. Professionals<br />

kijken vanuit hun eigen deskundigheid en visie <strong>naar</strong> de deelnemer. Om tot optimale<br />

samenwerking te komen is niet zozeer eenzelfde visie op alle terreinen vereist. Wel<br />

is het van belang dat professionals tot op zekere hoogte de visie en werkwijze van<br />

elkaar kennen en er een gezamenlijke aanpak op kunnen baseren.<br />

Aandacht voor de wachtlijstproblematiek<br />

De ervaring leert dat verschillende zorginstellingen een wachtlijst hanteren, waardoor<br />

verwijzingen veel tijd nemen. Dit is van invloed op de motivatie van deelnemers aan<br />

de activerende zorgtrajecten. Het is daarom van belang om dit knelpunt concreet te<br />

benoemen in de samenwerking en van tevoren af te spreken op welke wijze<br />

daarmee omgegaan zal worden. Er kunnen bijvoorbeeld afspraken gemaakt worden<br />

over voorrang voor cliënten vanuit de sociale activeringsprojecten. Dit impliceert<br />

geen structurele oplossing, maar geeft wel duidelijkheid. Een ander voorbeeld is om<br />

de zorg rechtstreeks bij de zorginstelling in te kunnen kopen, buiten de normale<br />

financieringsstromen om.<br />

51


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Aandacht voor het uitwisselen van gegevens<br />

Het uitwisselen van gegevens over deelnemers aan een activerend zorgtraject<br />

tussen zorgverleners en activeringscoaches is aan verschillende regels gebonden.<br />

De bescherming van de privacy is hierbij van belang. Binnen de samenwerking<br />

dienen afspraken over het uitwisselen van gegevens vastgesteld te zijn binnen de<br />

kaders van wet- en regelgeving. Hierbij dient omschreven te zijn welke informatie<br />

aan welke partners met welk doel uitgewisseld worden. Uitwisseling van gegevens is<br />

primair bedoeld om de deelnemer meer inzicht te verschaffen en dus alleen relevant<br />

voor het realiseren van de wensen van de deelnemer. Het gaat dan bijvoorbeeld niet<br />

om het uitwisselen van medische gegevens, maar wel de gevolgen van de gezondheidsproblemen<br />

en de wensen van de cliënt. Daarbij is toestemming van de<br />

deelnemer vereist, en hij dient zo veel mogelijk betrokken te zijn bij het overleg.<br />

Aandacht voor verschil in uitgangspunten<br />

Uitgangspunten van activeringscoaches en zorgverleners kunnen sterk uiteenlopen.<br />

De wijze waarop tegen de mate van drang of dwang wordt aangekeken verschilt<br />

vaak. Binnen de samenwerking dienen deze verschillende visies een plek te krijgen.<br />

Dit betekent niet dat er overeenstemming bereikt moet worden, maar wel dat er<br />

vanuit respect van ieders ideeën een werkbare samenwerking ontstaat, die in het<br />

belang is van de cliënt.<br />

Dit geldt ook voor de taken en rollen die de werkers binnen de projecten aannemen.<br />

In sommige projecten is de activeringscoach ook zorgcoach en heeft dan casemanagement-achtige<br />

taken, soms is de begeleider vooral activeringscoach en<br />

worden hulp- en dienstverleningstaken neergelegd bij anderen. In het Friese project<br />

Activering en Welzijn (2004) is gekomen tot een taakverdeling tussen<br />

activeringscoaches en hulpverleners, waarbij de hulpverleners ook speciaal in het<br />

project zijn opgenomen (de activeringscoaches zijn dus niet afhankelijk van<br />

wachtlijsten etc.). Uiteraard moeten deze hulpverleners op hun beurt samenwerken<br />

met andere hulpverleners en zorginstellingen.<br />

52


Deel III<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

53


8 Eindconclusie<br />

8.1 Activering met zorg<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

In deze studie is gefocust op wat er in de literatuur bekend is over de werkzame<br />

bestanddelen van <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten. De onderzoeksvraag daarbij luidt als<br />

volgt: ‘Wat is er in de literatuur bekend over de effectiviteit van de bouwstenen van<br />

activerende zorgtrajecten op basis van evaluaties van verwante programma’s?’<br />

Met betrekking tot de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten zijn helaas nog onvoldoende<br />

effectstudies verschenen. Dit geldt tevens voor adequate methodiekbeschrijvingen.<br />

In de praktijk zijn wel verschillende projecten actief rond dit thema, maar veelal<br />

ontbreekt het zelfs aan een uitgebreide projectbeschrijving. We hebben daarom ons<br />

aandachtsveld verbreed en uitgebreid gekeken <strong>naar</strong> de methodieken die gehanteerd<br />

worden binnen het werkveld van de rehabilitatie. Hierdoor zijn veel methodieken<br />

bestudeerd die binnen het werkveld van de GGZ worden uitgevoerd. Dit is te<br />

verklaren, omdat deze methoden veelal afkomstig zijn uit het buitenland waar reeds<br />

effectonderzoek bij is uitgevoerd. In Nederland staat het wetenschappelijk onderzoek<br />

met een RCT <strong>naar</strong> de methodes en ingrediënten ervan in verhouding nog in de<br />

kinderschoenen. Inmiddels is in Nederland echter onderzoek gaande ten aanzien<br />

van ACT, IPS en IRB met een RCT.<br />

Binnen de methoden die gehanteerd worden bij de chronische psychiatrische<br />

deelnemers blijkt relatief weinig aandacht voor samenwerking. Uitzondering hierop<br />

vormt de ACT, waarbij met multidisciplinaire teams wordt gewerkt. Rehabilitatie lijkt<br />

meer succes te hebben als het wordt geïntegreerd in multidisciplinaire ambulante<br />

teams met zorg en behandeling. Anders gezegd rehabilitatie kan het beste met<br />

behandeling en andere zorg worden geïntegreerd. Dit beeld wordt onder meer<br />

bevestigd door de ervaringen op de proeflocaties in Amsterdam en Den Bosch met<br />

het activeren van vrouwen uit de maatschappelijke opvang. Hieruit blijkt dat de<br />

combinatie van hulpverlening, activering en arbeidstoeleiding een positief effect kent.<br />

Het activeert en motiveert de vrouwen en voorkomt terug- en uitval uit de trajecten.<br />

Het blijkt dat de combinatie van zorg en activering leidt tot houvast en zelfvertrouwen,<br />

ook voor het hanteren van problemen op andere leefgebieden. Hierdoor<br />

kan eerder sprake zijn van zelfstandigheid van cliënten en stabilisering van het<br />

psychosociaal welbevinden.<br />

De <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten kenmerken zich juist door veel aandacht te besteden<br />

aan de wijze van samenwerking, maar hebben minder aandacht voor methodisch<br />

werken. Dit verklaart ook de beperking in beschikbare beschreven methodieken. Het<br />

gevolg is dat de projecten die in het land worden opgezet slecht overdraagbaar zijn<br />

en daardoor zeer kwetsbaar. De kwaliteit en continuïteit van het traject is zonder<br />

duidelijke beschrijving afhankelijk van personen. De praktijk kenmerkt zich echter<br />

54


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

door veel personele wisselingen, waardoor helaas veel expertise en ervaring<br />

onnodig verloren is gegaan.<br />

Daarnaast is gebruik gemaakt van de kennis die opgedaan is op geheel andere<br />

terreinen. Hierbij is gekeken <strong>naar</strong> de What Works principes die gerelateerd zijn aan<br />

onderzoek rond strafrechtelijke interventies. De beginselen van effectiviteit zijn<br />

echter tevens van belang voor de methodiekontwikkeling van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten. In de volgende paragraaf gaan we in op de bouwstenen die in de fase van<br />

de doorontwikkeling van de methodiek van de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten aandacht<br />

behoeven. Bovendien heeft deze literatuurstudie het mogelijk gemaakt om in de fase<br />

van methodische doorontwikkeling de juiste vragen te kunnen stellen en af te zetten<br />

tegen relevante ontwikkelingen vanuit andere inhoudelijke onderzoeksterreinen.<br />

8.2 Bouwstenen voor de doorontwikkeling van AZT<br />

In hoofdstuk vier is een aantal ingrediënten benoemd, zoals herstel, vraaggerichtheid<br />

en empowerment. Deze ingrediënten worden steeds meer opgenomen in het denken<br />

over <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten. Dit geldt ook voor het bieden van de ondersteuning<br />

en het oefenen van vaardigheden in de eigen reguliere setting. Het bevorderen van<br />

de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van de deelnemer staat centraal. Belangrijk<br />

daarbij is om uit te gaan van de mogelijkheden van de doelgroep in plaats van het<br />

bestaande aanbod. Dit zijn belangrijke ingrediënten, maar leidt nog niet vanzelfsprekend<br />

tot een Activerend <strong>Zorg</strong> Traject.<br />

Beperkte aandacht voor het systeem (gezin)<br />

Binnen de methodes die in de GGZ praktijk gehanteerd worden is opvallend weinig<br />

aandacht voor het systeem of anders gezegd het gezin. Een mogelijke verklaring<br />

hiervoor kan zijn dat relatief veel chronische psychiatrische deelnemers een vrij<br />

geïsoleerd bestaan leiden. Neemt niet weg dat aandacht voor het systeem (ouders,<br />

kinderen, (ex)partners) relevant is. Veel methodieken gaan uit van het individu en<br />

zijn onvoldoende systeem gericht. In toenemende mate wordt de sociale omgeving<br />

erbij betrokken, maar dit betekent niet dat er systeemgericht gewerkt wordt. Bij de<br />

doorontwikkeling van de AZT methodiek dient dit aspect tevens meegenomen te<br />

worden.<br />

Ingrediënten<br />

• Outreachende (contextuele) benadering<br />

• Intensieve persoonlijke benadering op basis van gelijkwaardigheid (regie deelnemer,<br />

presentie)<br />

• Vraaggerichte werkwijze (motivatie)<br />

• Uitgaan van individuele potentie en positieve bekrachtiging (empowerment)<br />

• Methodisch werken met doelen (verhelderen toekomstwensen)<br />

• Betrekken van leefgebieden en sociale netwerk<br />

55


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Daarnaast zijn in hoofdstuk zeven kwaliteitscriteria besproken die bij de<br />

doorontwikkeling van de methodiek AZT aandacht dienen te krijgen. Belangrijk<br />

aandachtspunt voor de AZT is daarbij de afbakening van de doelgroep. Immers een<br />

methodiek is veelal effectief door de combinatie van interventies gericht op bepaalde<br />

kenmerken van de doelgroep. Aangezien de doelgroep voor de <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong><br />

Trajecten vrij breed geformuleerd is, is het voor de inrichting van de methodiek toch<br />

zinvol om nader te kijken <strong>naar</strong> de specifieke kenmerken van deze doelgroep.<br />

Afhankelijk van uiteenlopende behoefte kan een afwijkend traject zinvol zijn, zonder<br />

hier het idee van maatwerk uit het oog te verliezen. Zo kan er een onderscheid<br />

gemaakt worden in de doelgroep voor een traject van zorg en activering in mensen<br />

met problemen (materieel, psychosociaal en psychiatrisch) die:<br />

- Of hulp / ondersteuning krijgen binnen project (zorg en activering)<br />

- Of geen hulp willen en daarvoor gemotiveerd worden in project (zorg en<br />

activering)<br />

- Of wel hulp ontvangen maar er geen zicht op is, dus in project ordenen en<br />

afstemmen van de hulpverlening (zorg en activering)<br />

Deze verschillende doelgroepen vragen om een andere aanpak (of anders gezegd)<br />

een andere start in de fasering van de methode. Daarbij valt op dat binnen de<br />

uiteenlopende methodieken relatief weinig gedifferentieerd wordt <strong>naar</strong> verschillende<br />

doelgroepen. Er zijn wel projecten gericht op migranten, verslaafden etc., maar qua<br />

methodiek wordt daar weinig onderscheid in aangebracht.<br />

Cultuur sensitiviteit (diversiteit)<br />

Opvallend bij vrijwel alle methodiekbeschrijvingen is dat deze cultuur-neutraal en<br />

gender-neutraal zijn, wat vrijwel altijd betekent dat men uitgaat van de westerse<br />

mannelijke cliënt. In het onderzoek door het Verwey-Jonker Instituut (Lammerts,<br />

2007) <strong>naar</strong> participatie onder 460 allochtone vrouwen in Rotterdam komt een aantal<br />

bevorderende en belemmerende factoren <strong>naar</strong> voren die van belang zijn voor de<br />

methodiekontwikkeling. Zo blijkt 20% van de vrouwen hun gezondheid op te geven<br />

als belemmerende factor. Andere veelgenoemde factoren zijn zorgtaken,<br />

taalachterstand en culturele verschillen. Uit het onderzoek is verder gebleken dat<br />

allochtone vrouwen erg onzeker zijn over hun mogelijkheden om ‘buiten de deur’ iets<br />

te betekenen. Dit werkt versterkend bij de reeds bestaande belemmeringen, terwijl<br />

ze wel zeggen ambities te hebben om iets te doen. Wat bevorderend kan werken is<br />

goede / toegankelijke informatie, een persoonlijke benadering en het bieden van<br />

kennisontwikkeling.<br />

Kwaliteitscriteria<br />

• Theoretische onderbouwing<br />

• Selectie, assessment<br />

• Veranderen van risicofactoren (wegnemen van belemmeringen)<br />

• Vaardigheden, protectieve factoren<br />

• Fasering, intensiteit en duur<br />

• Betrokkenheid, motivatie<br />

• Interventie-integriteit<br />

• Evaluatie, monitoring, registratie<br />

56


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

<strong>Zorg</strong>oriëntatie<br />

In het licht van het belang van fasering willen we hierbij de aandacht richten op de<br />

inrichting en de plek van de zorgoriëntatie. Tijdens de doorontwikkeling van de AZT<br />

methode zal ook hier aandacht aan besteed dienen te worden. De combinatie van<br />

zorg en activering vraagt om een aannemelijke relatie tussen de persoonlijke<br />

problemen die spelen en de feitelijke participatiemogelijkheden. Deze relatie zou<br />

volgens de ervaringen opgedaan in het Rotterdamse project ZOEK idealiter na de<br />

zorgoriëntatie geëxpliciteerd moeten kunnen worden. Niet alle persoonlijke<br />

problemen vormen immers een belemmering om maatschappelijk actief te worden of<br />

te blijven. Daarbij is zorgoriëntatie van belang om dubbel werk te kunnen voorkomen.<br />

Indien er reeds hulpverlening aanwezig is, is het essentieel om hiermee af te<br />

stemmen. Vervolgens biedt de zorgoriëntatie tevens de mogelijkheid te werken aan<br />

het onderlinge vertrouwen tussen de deelnemer en de zorgcoach. De oriëntatie leidt<br />

tot een breed beeld (op meerdere relevante levensgebieden) van de persoonlijke<br />

situatie van de deelnemer, op basis waarvan zorg- en activeringsdoelen<br />

geformuleerd kunnen worden. De hulpverlening wordt zo nodig actief betrokken bij<br />

het formuleren van de zorgdoelen.<br />

Flexibele organisatiestructuur<br />

Op basis van een evaluatieonderzoek <strong>naar</strong> drie good practices, gericht op<br />

(re)integratie van mensen met een psychische handicap concluderen Karbouniaris<br />

en Wilken (2007) het volgende. Trajectbemiddeling vereist een flexibele<br />

organisatiestructuur met korte interne communicatielijnen. Om als activerende<br />

zorgcoach te adequaat te kunnen werken is het noodzakelijk dat er voldoende ruimte<br />

is voor eigen inbreng en creativiteit. Ook is het belangrijk dat het management de<br />

medewerker stimuleert om zijn flexibiliteit en creativiteit in te zetten. Het is van<br />

belang deze randvoorwaarden mee te nemen bij de doorontwikkeling van de<br />

methodiek AZT.<br />

57


Bijlagen<br />

1. Literatuurlijst<br />

2. Lijst van benaderde personen<br />

3. Begrippenlijst<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

4. Overzicht sociale activeringsprojecten in Rotterdam en overig Nederland<br />

5. Methodische uitgangspunten presentietheorie<br />

6. Behoeftepiramides Maslow en Pinto<br />

7. Elementen voor effectieve hulpverlening<br />

8. Vormen van samenwerking<br />

58


Bijlage 1 Literatuurlijst<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Aa, van der P. (2005). Beschrijving doelgroep en werkwijze ‘Zoek’, een experiment<br />

voor activering met zorg. Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rotterdam<br />

Andrews, D.A. (1995). The psychology of criminal conduct and eff ective treatment.<br />

In: J. McGuire (ed.) What works: reducing reoff ending, guidelines from research and<br />

practice. Chichester: Wiley, 35-62.<br />

Anthony, W.A., Cohen, M., & Farkas, M. (1982). A psychiatric rehabilitation treatment<br />

program: can I recognize one if I see one? Community Mental Health Journal, 18,<br />

83-95.<br />

Anthony, W.A., Cohen, M., & Farkas, M. (1990). Psychiatric rehabilitation. Boston:<br />

Boston University.<br />

Baart, A. (2001). Een theorie van de presentie. Utrecht: Uitgeverij Lemma bv.<br />

Baars, H.M.J., Uffing J.T.F. en G.F.H.M. Dekkers (1990) Sociale netwerkstrategieën<br />

in de sociale psychiatrie, Houten: Bohn Stafleu Van Loghum<br />

Baars (1996)<br />

Bakker-de Pree, B.J. (1987) Constructionele gedragstherapie. Nijmegen: Dekker &<br />

Van de Vegt<br />

Becker, D.R., & Drake, R.E. (1993). A working life: The individual placement and<br />

support program. Concord, New Hampshire: New Hampshire-Dartmouth Psychiatric<br />

Research Center.<br />

Becker, D.R. & Drake R.E. (1994). Individual Placement and Support: a Community<br />

Mental Health Center approach to vocational rehabilitation. Community Mental<br />

Health Journal, 30, 193-212<br />

Bergen, van A., Brink, C. & Tenhaeff (2004). Onderzoeksrapport. Sociaal activeren<br />

met zorg. Utrecht: NIZW<br />

Blanken, M. & Horstink, G. (2005). <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> in Rotterdam, Amsterdam:<br />

Radar Advies.<br />

Bond, G.R., Drake, R.E., Mueser, K.T., e.a. (2001). Assertive Community Treatment<br />

for people with severe mental illness: critical ingredients and impact on patients. In:<br />

Disease Management & Health Outcomes, 9, 141-159.<br />

Brink, C. & Tenhaeff, C. (2002). Sociaal Activeren met <strong>Zorg</strong>. Richtlijnen voor<br />

interdisciplinaire samenwerking bij cliënten sociale activering met<br />

gezondheidsproblemen. Utrecht: NIZW.<br />

59


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Charlois Welzijn Methodiek Intensief Ambulante Hulpverlening t.b.v. zorgcoaches<br />

Rotterdam 2007<br />

Cook, J.A., Leff, H.S., Blyler, C.R., e.a. (2005). Results of a multisite randomized trial<br />

of supported employment interventions for individuals with severe mental illness.<br />

Archives of General Psychiatry, 62, 505-512.<br />

Dankers, T., Wilken, J.P. (2007) Arbeidsreïntegratie bij mensen met psychische<br />

beperkingen. Een overzicht van in Nederland gebruikte methoden. Amsterdam: SWP<br />

Dekker, A., Aa, van der P., (2000) Methodiek en beleid van sociale activering. Een<br />

individuele, vraaggerichte benadering. Den Haag: Elsevier.<br />

Dewa, C., Hochj., Lin E., et al. (2003) Pattern of antidepressant use and duration of<br />

depressivo-related absence form work. Br J Bsychiatry. 183 (6): 507-513<br />

Dröes, J.T.P.M., en J. van Weeghel (1994), Perspectieven van psychiatrische<br />

rehabilitatie. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 49, 795-810.<br />

Dröes, J.T.P.M. (2000). Methodische aspecten van de Individuele Rehabilitatie<br />

Benadering. In: Nuy, M., J. Dröes. (red.), De Individuele Rehabilitatie Benadering.<br />

Inleiding tot gedachtengoed, techniek en randvoorwaarden. Amsterdam, SWP, p. 22-<br />

27.<br />

Dröes, J. (2000). Rehabilitatie-effectonderzoek: een inventarisatie. Tijdschrift voor<br />

Psychiatrie 9, p. 621-630.<br />

Dröes, J. (red.) (2005) Individuele Rehabilitatie, behandeling en herstel, van mensen<br />

met psychiatrische problematiek. Amsterdam: SWP.<br />

Doorn, van L. (2004) Outreachende Hulpverlening, praktijkervaringen van 10<br />

experimentele projecten. Oranjefonds<br />

Gendreau, P., Cullen, F.T. e.a. (1994) Intensive rehabilitation supervisor: The next<br />

generator in community corrector? Federal Probation, 58 e jrg., p. 72-78.<br />

Giesen, F., Erp, N. van, Weeghel, J. van, Michon, H. & Kroon, H. (2007). De<br />

implementatie van Individual Placement and Support in Nederland. Tijdschrift voor<br />

Psychiatrie, 49, 611-621.<br />

Gruyter, de M., Boonstra, N., Pels, T., Distelbrink M., (2007) Allochtone vrouwen<br />

doen mee! Eerste generatie allochtone vrouwen in Rotterdam en hun perspectief op<br />

activering. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut<br />

Henselmans, H. (1993) Bemoeizorg, ongevraagde hulp voor psychotische patiënten.<br />

Delft: Eburon<br />

Hoof, F. van, Ketelaars, D., van Weeghel, J. (2000). Dac in, dac uit. Een<br />

longitudinaal onderzoek <strong>naar</strong> bezoekers van dagactiviteitencentra. Utrecht: Trimbosinstituut.<br />

60


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Inspectie Werk en Inkomen (2006). Werken aan sociale activering. Onderzoek <strong>naar</strong><br />

sociale activering als eerste stap <strong>naar</strong> reïntegratie.<br />

Jenner, J.A. (2008) Heeft ACT de toekomst? Maandblad Geestelijke<br />

volksgezondheid, 63. p. 207-216.<br />

Karbouniaris S., Wilken, J.P. (2007). Arbeidsreïntegratie vanuit de GGZ. Drie<br />

Nederlandse praktijken beschreven. SWP<br />

Koeter, M. W. J., Bakker, M. (2007) Effectevaluatie van de Strafrechtelijke Opvang<br />

Verslaafden (SOV). WODC, ministerie van Justitie.<br />

Kroon, H. en Henselman, H. (2000) Varianten van case-management en hun<br />

resultaten. In: G. Pieters en M. Van der Gaag (red.), Rehabilitatiestrategieën bij<br />

schizofrenie en langdurig zorgafhankelijke patiënten (pp. 41-57). Houten/ Diegem:<br />

Bohn Stafleu Van Loghum.<br />

Lammerts, R. (2004). Sociale activering door welzijnswerk: 'De kracht van het<br />

combineren van individuele en groepsactivering'. Leeuwarden: Stichting Partoer.<br />

Marshall, M. & Lockwood, A. (2001). Assertive community treatment for people with<br />

severe mental disorders (Cochrane Review). The Cochrane Library, 1, Oxford:<br />

Update Software.<br />

Marshall, M., Gray, A., Lockwood, A. & Green, R. (2001). Case management for<br />

people with severe mental disorders (Cochrane Review). The Cochrane Library, 1,<br />

Oxford: Update Software.<br />

McGuire, J. and Priestley (1995). Reviewing What works; past, present and future.<br />

In: J. McGuire (ed.). What works: reducing reoffending. Chichester: John Wiley &<br />

Sons.<br />

McIntyre, E.L.G. (1986). Social networks: potential for practice. Social work, 6, pp.<br />

421 – 426.<br />

Miedema, H., Kuiper,C. & Roelofs, P. (2007) Rapportage Verkenning indicatoren<br />

kwaliteit van <strong>Zorg</strong>. Hogeschool Rotterdam, Kenniskring Participatie, Arbeid en<br />

Gezondheid<br />

Miller W.R, Rollnick S (2005) Motiverende Gespreksvoering, een methode om<br />

mensen voor te bereiden op verandering. Gorinchem: Ekklesia.<br />

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2008). Rapport<br />

Beleidsdoorlichting re-integratie.<br />

Montfoort, van A. (2008) Professionaliteit en nuchterheid in jeugdzorg en<br />

jeugdbeleid. Lectorale rede, Hogeschool Leiden.<br />

Mueser, K.T., Bond, G.R., Drake, R.E. & Resnick, S.G. (1998). Models of community<br />

care for severe mental illness: a review of research on case management. Schizophr<br />

Bull, 24, 37-74.<br />

61


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Muesser, Kim T., Corrigan, Patrick W., Hilton, David W., Tanzman, Beth, et al.<br />

(2002). Illness Management and Recovery: A Review of the Research. In:<br />

Psychiatric Services, 53 (10), 34 - 47.<br />

Nuy, M. & J. Dröes. (red.) (2000) De Individuele Rehabilitatie Benadering. Inleiding<br />

tot gedachtengoed, techniek en randvoorwaarden. Amsterdam: SWP<br />

Nuy, M. (red.) (2007) Rehabilitatie, een oriëntatie en een beschrijving van drie<br />

benaderingswijzen. Amsterdam: SWP<br />

Pennen, van der, T., Hoff, S. (2003). Sociale activering. Een brug tussen uitkering en<br />

betaalde arbeid. Den Haag: SCP<br />

Pinto, Prof.dr. D., (2004) Interculturele communicatie, conflicten en management.<br />

Uitgeverij BSL<br />

Rapp, R. (1982). Family and class in contemporary America: notes toward an<br />

understanding of ideology. In B. Thorne & M. Yalom (Red.), Rethinking the family<br />

(pp. 168-187). New York/London: Longman.<br />

Rapp, R.C., Siegal, H.a., Li, L. en Saha, P. (1998) Predicting postprimary treatment<br />

services and drug use outcome: a multivariabel analyse. In: Am J Drug Alcohol<br />

Abuse, 24, 603-615.<br />

Schene, A., & Henselmans, H. (1999). Psychiatrische rehabilitatie in Nederland en<br />

Vlaanderen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 54, 719-728.<br />

Schout, G. (2007) <strong>Zorg</strong>vermijding & zorgverlamming. Een onderzoek <strong>naar</strong><br />

competentieontwikkeling in de openbare geestelijke gezondheidszorg. Amsterdam:<br />

SWP<br />

Slooff, C.J., Sytzema, H., e.a. (2008) Diseasemanagement bij patienten met<br />

psychotische stoornissen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 63. p. 7-19.<br />

Slooten, van J.D.F. en C.A.J. van Bekkum (2005). Ervaringsdeskundigheid in ACT:<br />

de winst en de weerstand. In: C.L. Mulder & H. Kroon (red.), Assertive Community<br />

Treatment, p.129-148. Nijmegen: Uitgeverij Cure and care Publishers.<br />

Spies, H., Vanschoren J. (2005). Maatschappelijke participatie. Handboek voor<br />

trajectbegeleiders sociale activering, arbeidsintegratie en activerende hulpverlening.<br />

Utrecht: Jan van Arkel<br />

Stel, van der J. (2002). De effectiviteit van case management voor de rehabilitatie<br />

van psychiatrisch patiënten. De relevantie van het onderzoek voor het beleid. In:<br />

Praecox, nr 34, december.<br />

Stok, K. (2002). Perspectief op Werk. Experimenten op twee proeflocaties. Utrecht:<br />

NIZW<br />

62


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Swildens, W.E. (1995). <strong>Zorg</strong> voor werk en dagbesteding: een onderzoek <strong>naar</strong> een<br />

regionale aanpak voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Groningen:<br />

Wolters-Noordhoff.<br />

Swildens, W., van Keijzerswaard, A. et al. (2003). Individuele rehalibilitatie voor<br />

chronische psychiatrische patiënten: een open onderzoek. In: Tijdschrift voor<br />

Psychiatrie 45, 15-26.<br />

Sytema, S. (2007) De Sowizo-trial: ACT versus standaardzorg. Tijdschrift voor<br />

Psychiatrie 2007 suppl. 1 pp. 45<br />

Tijken, H. (2006). Aan het werk! Over trajectbegeleiding en re-integratie. Amsterdam:<br />

Boom<br />

Tilbusscher, J. (2006). Evaluatie Experiment Mikado 2004-2006.<br />

Verhaegh, M., Bongers, I., Kroon, H. & Garretsen, H. (2007). Assertive Community<br />

Treatment bij patiënten met een eerste psychose. Modelgetrouwheid en<br />

doelgroepspecifieke aanpassingen. In: Tijdschrift voor Psychiatrie 49, 789-798.<br />

Veldhuizen, van J.R., Bähler, M. en W. Teer (2006) Fact: de ‘Functie ACT’. In:<br />

Maandblad Geestelijke volksgezondheid. juni nr 61. pp 525 – 534<br />

Vries, Sjef de (2007). Wat werkt? De kern en de kracht van het maatschappelijk<br />

werk. Uitgeverij SWP<br />

Weeghel, J. van & J. Dröes (1999). Problemen in perspectief. Herstelgerichte zorg<br />

in maatschappelijke steunsystemen. Maandblad Geestelijke volksgezondheid 54, p.<br />

150-165.<br />

Weeghel, J. van (2000). Epiloog. Rehabilitatie vanaf 2000. In: M. Nuy (red.),<br />

Rehabilitatie. Een oriëntatie en een beschrijving van drie benaderingswijzen. Utrecht:<br />

SWP, p. 78-86.<br />

Weeghel, van J., Michon, H., Kroon, H. (2002) Arbeidsrehabilitatie vanuit een GGZteam.<br />

De betekenis van het Individual Placement and Support-model uit de<br />

Verenigde Staten. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 57. p. 936-949.<br />

Wunderink, L., Sytema, S. Bij de Weg, H. (2008) ACT en rehabilitatie: één team of<br />

een netwerk? Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 63. p. 192-200.<br />

Ziguras, S.J., Stuart, G.W. (2000) A meta-analysis of the effectiveness of mental<br />

health case management over 20 years. In: Psychiatr Serv, 51, 1410-1421.<br />

63


Bijlage 2 Lijst van benaderde personen<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

dhr. Paul van der Aa, afdeling SWA Dienst SoZaWe Rotterdam<br />

dhr. Berno van Meijel, Lectoraat GGZ-verpleegkunde, InHolland Alkmaar<br />

mw. Ria Scheffer, CVD Sociale Activering, Rotterdam<br />

mw. Elles Smitte<strong>naar</strong>, deelgemeente Charlois, Rotterdam<br />

dhr. Carel Tenhaeff, Nji, Utrecht<br />

dhr. Jaap van Weeghel, Kenniscentrum Rehabilitatie, Utrecht<br />

medewerkers van Charlois Welzijn<br />

64


Bijlage 3 Begrippenlijst<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

ACT Assertive Community Treatment<br />

Activering Het versterken van de competenties van de cliënt<br />

uitgaande van zijn wensen en mogelijkheden.<br />

Casemanagement Al die zorgarrangementen, waarin de relevante<br />

zorgmodules in een gestructureerde en centraal<br />

geregisseerde samenhang worden gebracht. Deze<br />

zorgmodules zijn specifiek afgestemd op het individu.<br />

IRB Individuele Rehabilitatie Benadering<br />

IMR Illness Management and Recovery<br />

IPS Individual Placement Support<br />

IVB Individuele Vraaggerichte benadering<br />

Maatschappelijke Actieve deelname aan georganiseerde sociale<br />

participatie verbanden, uiteenlopend van vrijwilligerswerk bij een<br />

non-profitorganisatie tot deelname aan cursussen en<br />

eigen initiatieven gericht op ontmoeting, ontspanning<br />

en ontwikkeling.<br />

Rehabilitatie Een brede verzameling ideeën en praktijken die het<br />

herstel en de maatschappelijke participatie van<br />

chronische psychiatrische patiënten beogen<br />

Sociale activering Het bevorderen van de maatschappelijke participatie<br />

en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement<br />

door maatschappelijk zinvolle activiteiten die eventueel<br />

een eerste stap op weg <strong>naar</strong> betaald werk kunnen<br />

betekenen.<br />

65


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Bijlage 4 Overzicht sociale activeringsprojecten<br />

Sociale activeringsprojecten in Rotterdam<br />

Intensief ambulante Hulpverlening t.b.v. zorgcoaches<br />

Locatie Rotterdam, deelgemeente Charlois<br />

Uitvoering Charlois Welzijn (zorgcoaches en ambulante hulpverleners)<br />

Doel Bieden van hulpverlening op maat aan cliënten met geringe sociale competenties<br />

gericht op het activeren, re-integreren of andere vormen van participatie.<br />

Doelgroep Cliënten met geringe sociale competenties (als gevolg van aanpassing<br />

problematiek, multiproblematiek, instellingsproblematiek, langdurige zorgbehoefte),<br />

en die langdurig afhankelijk zijn van een uitkering<br />

Duur Maximaal een jaar<br />

Methodiek Casemanagement, ambulant maatschappelijk werk en bemoeizorg<br />

Samenwerking LZN, OK-bank en re-integratiebureaus.<br />

Bijzonderheden Combinatie zorg en activering in een persoon<br />

Mensenwerk<br />

Locatie Rotterdam, Deelgemeenten Prins Alexander en IJsselmonde, (Groenenhagen,<br />

Tuinhoven)<br />

Uitvoering Kliq, OK-banken<br />

Doel Benaderen van harde kern werklozen om deze door te leiden <strong>naar</strong> werk, scholing<br />

of sociale activering.<br />

Doelgroep Harde kern werklozen<br />

Duur Maximaal zes maanden<br />

Methodiek Wijkgerichte benadering, IVB (individuele vraaggerichte benadering), aandacht<br />

voor stellen diagnose, opzetten zorgtrajecten.<br />

Samenwerking SoZaWe, deelgemeenten<br />

Bijzonderheden Makelaarsfunctie<br />

Mikado / <strong>Zorg</strong>anizer<br />

Locatie Rotterdam Centrum<br />

Uitvoering Ontwikkelbank Centrum en Dienst SoZaWe Rotterdam (District Centrum)<br />

Doelgroep Bijstandscliënten zonder perspectief<br />

Duur Geen vaststaande duur<br />

Doelen Wegnemen van belemmeringen voor de klant in het het traject <strong>naar</strong> werk.<br />

Methodiek Emanciperende hulpverlening: leren accepteren van de eigen situatie,<br />

bewustwording, zelfredzaamheid en empowerment.<br />

Samenwerking Geen structurele samenwerking met derden<br />

Bijzonderheden Ruimte en tijd voor kwetsbaar geachte cliënten. Relatie met coach wordt belangrijk<br />

geacht (hefboomfunctie). Oriëntatie op diversiteit<br />

66


Zip Tarwewijk (zorg informatie punt)<br />

Locatie Rotterdam - Tarwewijk<br />

Uitvoering GGD Rotterdam,<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Doel Het activeren van de doelgroep middels het stimuleren van interdisciplinaire<br />

samenwerking tussen mensen en teams (de balie van IAHC (Informatie- en Advies-<br />

en Hulpcentrum), het LZN voor volwassenen, het jeugdnetwerk en de zorgcoach)<br />

Doelgroep <strong>Zorg</strong>wekkende zorgmijders uit Tarwewijk met een WWB-uitkering die niet in<br />

aanmerking komen voor bestaande re-integratie of activeringstrajecten.<br />

Duur Geen vaststaande duur<br />

Methodiek Casemanagement<br />

Samenwerking Dienst SoZaWe Rotterdam, Deelgemeente Charlois, LZN<br />

Bijzonderheden Nadruk op samenwerking<br />

ZOeK (<strong>Zorg</strong>, Ondersteuning en Kansen)<br />

Locatie Rotterdam: Delfshaven<br />

Uitvoering Stichting Disck / Onbenutte Kwaliteiten en Maatschappelijk werk Delfshaven<br />

(SMDD)<br />

Doel Toeleiden <strong>naar</strong> activering / werk<br />

Doelgroep Cliënten (bijstandsgerechtigd) met persoonlijke problemen (zorgdoelen) en in<br />

Duur 18 maanden<br />

samenhang daarmee activeringsdoelen.<br />

Methodiek Persoons- en vraaggericht; aandacht voor acute problematiek; veel ruimte voor<br />

Samenwerking Op casusniveau<br />

assessment; inzichtgevende technieken<br />

- Inzicht in hulpverlenings- en activeringsdoelen op korte en lange termijn<br />

- <strong>Zorg</strong>problematiek beheersbaar maken of oplossen<br />

- Bereiken activeringsdoelen op korte termijn (max. 18 maanden)<br />

- Realisatie van lange termijndoelen (activering of re-integratie in werk)<br />

Bijzonderheden Geen druk op de cliënt om direct actief te worden. Combinatie van<br />

trajectbegeleiding en maatschappelijk werk. Combinatie zorg en activering in een<br />

persoon.<br />

67


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Overzicht sociale activeringsprojecten in Nederland<br />

We pretenderen met dit overzicht niet volledig te zijn, maar geven hiermee wel inzicht in het<br />

type projecten dat landelijk wordt uitgevoerd.<br />

Helmond actief<br />

Locatie Helmond<br />

Uitvoering Afdeling Sociale Zaken van de Dienst Samenleving en Economie, de Atlant Groep,<br />

Kliq Re-integratie, De productgroep ITB van Fontys Hogeschool Sociaal Werk,<br />

Eindhoven.<br />

Doel Tegengaan van sociale uitsluiting door het werken aan arbeidsparticipatie,<br />

maatschappelijke participatie en zorgactivering<br />

Doelgroep Mensen met een combinatie van problemen van persoonlijke, financiële, medische<br />

en maatschappelijke aard, waardoor maatschappelijke participatie wordt<br />

belemmerd (fase 4).<br />

Duur Geen vaststaande duur<br />

Methodiek Individuele Vraaggerichte Benadering (IVB) (kernbegrippen: integratie, emancipatie<br />

en regie)<br />

Samenwerking Samenwerking tussen casemanager, gemeente, arbeidsmarktconsulent en<br />

Bijzonderheden Wijkgericht<br />

Perspectief op werk<br />

(bestaande) hulpverleners<br />

Samenwerking gericht op re-integratie,, maatschappelijke en zorgactivering<br />

Locatie Amsterdam en Den Bosch<br />

Uitvoering Maatschappelijke opvangvoorzieningen en AMW, re-integratiebedrijven (Kliq) en<br />

gemeenten (sociale dienst)<br />

Doel Verbeteren van de re-integratie van cliënten uit de maatschappelijke opvang door<br />

het bevorderen van de maatschappelijke participatie en de het vergroten van<br />

arbeidsmarktperspectieven van deze doelgroep.<br />

Doelgroep Vrouwen uit de maatschappelijke opvang met een bijstandsuitkering (fase 4).<br />

(Vrouwen met kinderen boven de vijf jaar zijn verplicht een baan te vinden op<br />

straffe van korting op hun uitkering).<br />

Duur Geen vaststaande duur<br />

Methodiek Integrale aanpak: parallel inzetten van activering, arbeidstoeleiding, praktische en<br />

psychosociale ondersteuning<br />

Samenwerking Tussen uitvoeringsorganisaties<br />

Bijzonderheden Samenwerkingsmodel ontwikkeld<br />

68


Van ver weg<br />

Locatie Groningen<br />

Uitvoering Dienst Sociale Zaken en Werk<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Doelgroep Migranten, met mogelijk de volgende problemen: taalproblemen,<br />

inburgeringsproblemen, weinig tot geen opleiding, geen erkenning van diploma’s uit<br />

land van herkomst en trauma’s<br />

Methodiek Outreachend werken<br />

Samenwerking Op casusniveau<br />

Crossculturele benadering in relatie klant-consulent<br />

Bijzonderheden Uitgangspunt de zelfredzaamheidsladder<br />

Werk en Aandacht<br />

Locatie Amsterdam Westerpark<br />

Uitvoering Sociale Dienst Amsterdam, Stichting Welzijn Westerpark, Stichting Welzijn Oost,<br />

Amsterdam Thuiszorg.<br />

Doel Opsporen van en contactlegging met langdurig werkloze vrouwen in Amsterdam<br />

gericht op het aanbieden van een leerwerktraject. Het vergroten van psychosociale<br />

competenties van de deelneemsters.<br />

Doelgroep Langdurig werkloze vrouwen<br />

Methodiek Gefaseerde aanpak met outreachende elementen; cursus als onderdeel van de<br />

werkwijze<br />

Samenwerking Home Power<br />

Bijzonderheden Leer-werk-periode is een onderdeel<br />

Sociale Activering in het perspectief van welzijnswerk<br />

Locatie Friesland, gemeenten Skarsterlân en Weststellingwerf<br />

Uitvoering MIKS Welzijn en Stichting Welzijn Weststellingwerf<br />

Doel Bevorderen van de maatschappelijke participatie van fase-4 cliënten<br />

Doelgroep Fase-4 cliënten<br />

Duur Geen vaststaande duur<br />

Methodiek Vraaggerichte benadering; groepswerk; netwerkontwikkeling<br />

Samenwerking Sociale diensten, en ROC<br />

Bijzonderheden Methodiekontwikkeling als doel van het project, waarbij de kracht van welzijnswerk<br />

benut wordt.<br />

69


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Bijlage 5 Methodische uitgangspunten van presentie<br />

Andries Baart definieert presentie als volgt:<br />

‘Een praktijk waarbij de zorggever zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt,<br />

zo leert zien wat er bij de ander op het spel staat – van verlangens tot angst – en die<br />

in aansluiting dáárbij gaat begrijpen wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou<br />

kunnen worden, en wie hij/ zij daarbij voor de ander kan zijn. Wat gedaan kan<br />

worden, wordt dan ook gedaan. Een manier van doen, die slechts verwezenlijkt kan<br />

worden met gevoel voor subtiliteit, vakmanschap, met praktische wijsheid en<br />

liefdevolle trouw.’<br />

1 Beweging, tijd en plaats (toegankelijk)<br />

De basisbeweging is <strong>naar</strong> de ander toe in plaats van omgekeerd, de<br />

activeringscoach is ongehaast en bevindt zich in het leefmilieu van de<br />

deelnemer en is makkelijk benaderbaar. Het ritme van werken is afgestemd op<br />

dat van de deelnemer en vindt vaak langdurig plaats.<br />

2 Ruimte en begrenzing<br />

De deelnemer richt zich niet op een type probleem, maar is breed inzetbaar en<br />

doet wat op dat moment nodig is. Het gaat om de betrokkenheid op het gehele<br />

leven van de ander, waarbij ook niet-problematische aspecten van het leven<br />

aan de orde komen.<br />

3 Aansluiting<br />

De activeringscoach sluit op een natuurlijke wijze aan bij het dagelijks leven<br />

van de deelnemer en deelt in het leven van betrokkenen. De omgang is vaak<br />

heel informeel. De leefstijl van deelnemer heeft een bepaalde betekenis, ook<br />

als zijn de gevolgen op den duur ongewenst. De activeringscoach moet de<br />

betekenis hiervan begrijpen om hen te kunnen motiveren en positieve kanten te<br />

kunnen benoemen.<br />

4 Afstemming en openheid<br />

Het werk van de activeringscoach ligt van tevoren niet strak omlijnd. De agenda<br />

wordt in hoge mate bepaald door wat de ander aan de orde stelt. De werker is<br />

er belangeloos en onvoorwaardelijk. De deelnemer kan het niet snel verbruien.<br />

De aandacht en zorg hoeven niet verdiend te worden en kunnen ook niet<br />

gemakkelijk verspeeld worden.<br />

5 Betekenis<br />

De deelnemer heeft minstens een medestander die hem door dik en dun<br />

bijstaat. Het behoud van eer(gevoel) is van essentieel belang voor de<br />

deelnemer, voor zijn zelfgevoel en voor zijn identiteit. Als de deelnemer niet<br />

vernederd of gekwetst wordt, erkenning krijgt en waardig wordt bejegend<br />

versterk je het zelfbeeld en eigenwaarde van de deelnemer.<br />

70


Trefwoord Voorbeeld<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

1 beweging, plaats, tijd - de zorggever volgt de ander in tijd<br />

2 ruimte en begrenzing - werken vanuit het geheel; geïntegreerd<br />

3 aansluiting - bij het geleefde leven zijn<br />

4 afstemming en openheid - de bedoelingen van de ander centraal stellen<br />

5 betekenis - de ander is minstens bij één persoon in tel;<br />

heeft minstens een medestander (maatje) die<br />

hem door dik en dun bijstaat. Erkenning en<br />

relatie wegen het zwaarst<br />

71


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Bijlage 6 Behoeftepiramides van Maslow en Pinto<br />

De samenleving heeft behoefte aan optimale participatie van de burgers. De burger<br />

zelf wordt verondersteld daaraan ook behoefte te hebben, maar kan allerlei<br />

knelpunten ervaren in die participatie, of zelf nauwelijks of geen mogelijkheden zien.<br />

We baseren dit in zijn algemeenheid vaak op de behoeftepiramide van Maslow.<br />

Volgens Maslow (1907-1970) vormen innerlijke behoeftes altijd de drijfveer voor<br />

bepaald handelen. Dit handelen verschilt <strong>naar</strong>mate de behoefte aan iets verandert.<br />

Zo zijn volgens zijn theorie de primaire behoeften (zoals eten, drinken, slapen en<br />

kleding) de eerste behoeften waar een mens aan wil voldoen. Op het moment dat<br />

hieraan is voldaan, ontstaat het verlangen <strong>naar</strong> ‘meer’. Dan wordt elke keer een<br />

hogere trede in de behoeftepiramide aangesproken (zie figuur).<br />

De mate van erkenning en acceptatie hangen sterk af van de (eigen) sociale<br />

omgeving en in indirecte zin ook wel van maatschappelijke instanties, zij het dat<br />

daarvan veel minder druk wordt ervaren. De behoefte aan zelfontwikkeling wordt<br />

door mensen die veel belemmeringen ervaren (lichamelijk of psychisch, multiproblem<br />

situaties etc.) vaak in mindere mate ervaren, omdat daarvoor nog te veel basale<br />

onzekerheid aanwezig is.<br />

Pinto (hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam) onderscheidt twee culturen,<br />

de grofmazige- (G) en de fijnmazige (F) cultuur.<br />

• De G-cultuur kan kortweg worden omschreven als de westerse cultuur. Hierbij<br />

staan het individu en het bepalen van het eigen leven centraal.<br />

• De F-cultuur vertegenwoordigt meer de kernwaarden vanuit de traditionele nietwesterse<br />

cultuur. Het behoren tot en behagen van een groep is binnen deze<br />

cultuur veel belangrijker dan het eigen belang.<br />

De uitersten van deze F- en G-structuren bevinden zich op een continuüm tussen<br />

een overwegend volle, gedetailleerde en strakke structuur van omgangscodes en<br />

communicatieregels tussen mensen (F) en het tegenovergestelde, namelijk ruimere,<br />

lossere en globalere stelsel van regels en codes (G.) Dit verschil is niet alleen tussen<br />

landen te bespeuren, maar ook tussen groepen, regio's, bedrijven en individuen,<br />

zelfs binnen een en hetzelfde gezin. Pinto heeft op basis van zijn analyse van de Fculturen<br />

(met het accent op groepsoriëntatie waar dat bij de westerse G-culturen een<br />

individuoriëntatie is) een tweede piramide ontwikkeld.<br />

72


Figuur 6.1 Piramide van menselijke behoeften<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Grofmazige G-cultuur Fijnmazige F-cultuur<br />

Maslow Pinto<br />

In de benadering van deelnemers uit F-culturen is het van belang deze andere<br />

waarden-oriëntatie in de uitgangspunten te betrekken. Zekerheid is hier meer<br />

gekoppeld aan de plaats in de (familie)groep met de wederzijdse hulp- en<br />

dienstverlening, en in mindere mate zoals bij de G-culturen aan werk/ inkomen,<br />

onderdak en een rechtvaardige behandeling. Individuele ontplooiing zal voor mensen<br />

uit deze cultuur niet als ideaal of motiverende prikkel werken, zolang de goede naam<br />

(waardering door anderen, eervol gedrag, inkomenspositie) of eer ( voorkomen van<br />

aantasting van eer, gezichtsverlies, schaamte / schande) niet in het geding is. Bij de<br />

doorontwikkeling van de methodiek van de activerende zorgtrajecten moet hiermee<br />

terdege rekening gehouden worden.<br />

Kortom, het meer behoren tot de F- dan tot de G- cultuur heeft vergaande gevolgen<br />

voor gedrag, communicatie, beleving en perceptie. Het is daarom van belang dat<br />

hulpverleners en trajectbegeleiders niet alleen kennis hebben van deze verschillen,<br />

maar daar ook uiting aan weten te geven. Het is van belang om als zorgcoach of<br />

trajectbegeleider als brug te kunnen fungeren tussen deze kloof die bestaat tussen<br />

de F- en G-culturen.<br />

Pinto adviseert bij het hanteren van cultuurverschillen een drie-stappen-methode:<br />

1. Het leren kennen van de eigen (cultuurgebonden) gedragscodes, normen en<br />

waarden.<br />

2. Het leren kennen van de (cultuurgebonden) gedragscodes, normen en waarden<br />

van de ander.<br />

3. Vaststellen hoe men in de gegeven situatie met de geconstateerde verschillen<br />

omgaat.<br />

73


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Bijlage 7 Zesfasen model voor gedragsverandering<br />

Motiverende gespreksvoering is gebaseerd op het zesfasen model voor<br />

gedragsverandering van Prochaska en Diclemente.<br />

Afb. 4.2 Het zesfasen model voor gedragsverandering van Prochaska en Diclemente<br />

terugval of<br />

definitieve<br />

verandering<br />

volharding / behoud<br />

1) Voorbeschouwing.<br />

De ouder denkt niet na, of wil niet nadenken over zijn problemen, sterke<br />

kanten en zijn wensen en mogelijkheden om zijn gedrag te veranderen. Dit<br />

blijkt uit een of meer van de volgende gedragingen.<br />

a) Met je in discussie gaan: de ouder daagt je uit, door middel van:<br />

- zeggen dat het niet klopt wat je zegt<br />

- je autoriteit en/of kennis betwijfelen<br />

- verbale agressie<br />

b) Je onderbreken:<br />

actieve verandering<br />

5<br />

- er dwars doorheen praten<br />

- je afbreken/afkappen<br />

6<br />

4<br />

1<br />

3<br />

2<br />

besluitvorming<br />

voorbeschouwing<br />

beschouwing<br />

74


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

c) Afwijzen: de ouder laat merken dat hij niet over problemen wil<br />

nadenken, wil meewerken, verantwoordelijkheid wil nemen of <strong>naar</strong><br />

advies wil luisteren door middel van:<br />

- anderen de schuld te geven<br />

- het oneens zijn (‘ja, maar…’)<br />

- zichzelf vrijpleiten, excuses aandragen<br />

- zeggen dat problemen of gevaren hem niet raken (onkwetsbaar)<br />

- minimaliseren, relativeren van problemen en gevaren<br />

- pessimisme, moedeloze houding<br />

- aarzelen, twijfelen aan het nut van…<br />

- weigeren<br />

d) Negeren:<br />

- de ouder let niet op wat je zegt of doet<br />

- de ouder geeft je geen antwoord<br />

- de ouder geeft je inhoudsloze antwoorden of antwoorden die niet<br />

passen bij je vraag<br />

- de ouder gaat over iets anders praten<br />

Je vergroot als reactie hierop de twijfel bij de ouder. Je probeert het gevoel bij<br />

de ouder te vergroten over de risico’s en problemen van het huidige gedrag.<br />

Je geeft informatie over de gevolgen van zijn huidige gedrag voor zichzelf,<br />

maar ook voor de kinderen.<br />

2) Beschouwing<br />

De ouder denkt wel na over de gevolgen van zijn thuissituatie en zijn gedrag.<br />

Hij gaat hierover wel het gesprek met jou aan, maar kan ook nog calculeren:<br />

wat levert dit me op? Je probeert nu de balans te laten doorslaan. Je vergroot<br />

voor de ouder de winst van veranderen en de risico’s van niet veranderen, en<br />

je probeert bij de ouder zelfmotiverende uitspraken te ontlokken. Meer kun je<br />

niet doen. Niet forceren, pushen, paaien, dreigen of anderszins weerstand<br />

oproepen. Dat is op dit moment fataal. Je moet tijdig stoppen en de ouder<br />

"met zijn ambivalentie laten zitten/ sudderen".<br />

3) Besluitvorming<br />

De ouder besluit tot gedragsverandering. Hij zegt te willen veranderen. Hij wil<br />

meedoen aan programma’s. Hij heeft er een concrete voorstelling van. Deze<br />

ouder lijkt gemotiveerd, dus beïnvloedbaar voor gedragsinterventies.<br />

4) Actieve verandering<br />

De ouder werkt actief mee bij het in kaart brengen van de problemen, sterke<br />

kanten en het nagaan van mogelijkheden om gedrag te veranderen. Je helpt<br />

de ouder hierbij. De ouder is gemotiveerd voor gedragsinterventies. Hij<br />

calculeert niet. In deze fase zijn de stijlen overtuigen en coachen van<br />

situationeel leidinggeven aan de orde.<br />

75


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

5) Volharding/ behoud<br />

Je helpt de ouder terugval aan te zien komen en strategieën klaar te hebben<br />

in geval dat nodig is. Hier zijn, vanuit situationeel leidinggeven, coachen en<br />

delegeren aan de orde.<br />

6) Terugval (of definitieve verandering)<br />

Je ondersteunt de ouder opnieuw het proces te doorlopen en helpt<br />

voorkomen dat de ouder wordt gedemoraliseerd door de terugval. Je<br />

beschuldigt of veroordeelt niet. Beschuldigen of veroordelen zullen zeker niet<br />

leiden tot motivatie bij de ouder om tot gedragsverandering te komen.<br />

76


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Bijlage 8 Vakkennis en vaardigheden bij moeilijk bereikbare<br />

doelgroepen<br />

Vakkennis Vaardigheden<br />

Theoretische achtergrond kennis m.b.t.:<br />

- zorgvermijding en zorgverlamming<br />

- onderdelen van de presentietheorie<br />

- mogelijkheden om te herdefiniëren en<br />

ruimte te maken voor acceptatie<br />

Kennis van contexten en omstandigheden<br />

- die weerstand oproepen<br />

- die samenwerking uitlokken<br />

- van de motiverende benadering<br />

Crisistheorieën<br />

Kennis van terugvalpreventie<br />

Kennis van mogelijkheden voor arbeid en<br />

dagbesteding in de regio<br />

Communicatieve competenties.<br />

Afstemmen van mimiek, taal, rituelen<br />

Aanwijzingen voor weerstand herkennen<br />

Toepassen van de motiverende benadering<br />

zoals het ontwikkelen van discrepantie, het<br />

vermijden van discussie, meebewegen met<br />

weerstand, helpen bij het maken van een<br />

keuzebalans<br />

Crisisvaardigheden<br />

- het mobiliseren van steun en uitvragen<br />

van de levensloop<br />

Sociale netwerkstrategieën Dichtheid, gevarieerdheid en bereik-<br />

Kennis van de lokale sociale kaart en de<br />

(on)mogelijkheden van instellingen<br />

Kennis van de stadia van het zorg-<br />

continuüm Achtergronden en belang van<br />

dwangpreventie<br />

Normatieve professionaliteit. Meer nog dan<br />

kennis is een bewustzijn van belang van<br />

ambiguïteiten in het werk in relatie tot de<br />

eigen oriëntatiepunten: niet zozeer<br />

vakkennis als wel zelfkennis<br />

Bron: Schout (2007)<br />

baarheid van het netwerk beoordelen en<br />

versterken, de sociale rollen van de cliënt<br />

in kaart brengen, de (on)mogelijkheden van<br />

de buren en de buurt benutten<br />

Tact en diplomatie. Instellingen en andere<br />

professionals betrekken bij de<br />

hulpverlening<br />

Ongevraagde hulp, bemoeizorg en drang<br />

toepassen. Schakelen tussen begrenzen<br />

en empathie<br />

Het vermogen om bestaansvragen aan de<br />

orde te stellen en om overlevings-<br />

strategieën uit te vragen.<br />

Het vermogen om onzekerheid en<br />

tegenstrijdigheid onder ogen te zien, te<br />

verdragen en hierop te reflecteren. Het<br />

vermogen om tegenstrijdigheden werkbaar<br />

te maken in concrete gevallen<br />

77


<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Bijlage 9 Elementen voor effectieve hulpverlening<br />

Recent onderzoek van De Vries (2007) geeft een overzicht van onderzoeken in<br />

Groot-Brittannie en in Nederland (o.a. het Sater-onderzoek van het Verwey-Jonker<br />

Instituut uit 2004). Dit onderzoek concludeert dat de volgende elementen (common<br />

factors) doorslaggevend zijn voor effectieve hulpverlening door maatschappelijk<br />

werkers:<br />

1. De cliënt staat centraal<br />

2. De doelen en mogelijkheden van de cliënt zijn leidend<br />

3. De werkrelatie is belangrijk<br />

4. Er wordt aangesloten bij de cliënt<br />

5. Er wordt rekening gehouden met de context waarin de cliënt leeft<br />

6. Een niet-pathologiserende kijk op mensen<br />

7. Uitgaan en versterken van de eigen kracht<br />

In principe is hierbij uitgegaan van vrijwillige hulp- en dienstverlening, maar de<br />

effectieve elementen zijn ook aan de orde bij trajecten waarbij sprake is van drang<br />

en dwang. Echter het voortraject verschilt en het risico is aanwezig dat ingeval van<br />

drang en dwang de duurzaamheid van de effecten geringer is na afloop van de<br />

hulpverlening.<br />

Binnen de rehabilitatiebenaderingen komen de volgende elementen tot uiting:<br />

1 Accent op verbetering en groeimogelijkheden<br />

2 Een vertrouwensband tussen cliënt en hulpverlener<br />

3 Cliënten doen actief mee met het stellen van doelen en maken van plannen<br />

4 Rehabilitatie vindt plaats in de omgeving waarin de cliënt het nodig heeft<br />

5 Verbeteren van levensomstandigheden door het aanleren van vaardigheden<br />

en het aanpassen van de omgeving<br />

6 Bieden van steun zolang deze nodig is.<br />

In grote lijnen komen deze elementen sterk overeen, hoewel er hier en daar<br />

accentverschillen te onderscheiden zijn.<br />

78


Bijlage 10 Vormen van samenwerking<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

Op het moment dat een deelnemer aan een activeringsproject meedoet en in zorg is,<br />

is afstemming gewenst. Afhankelijk van de situatie van de deelnemer kan gekozen<br />

voor een meer of mindere intensieve samenwerkingsvariant tussen betrokkenen<br />

professionals. Van invloed op deze keuze is de mate waarin de wensen/ behoefte<br />

van de deelnemer overlapt binnen de lopende begeleidingstrajecten.<br />

Brink en Tenheaff hebben zes vormen van samenwerking onderscheiden die kunnen<br />

voorkomen binnen de activerende zorgtrajecten. Bij de doorontwikkeling van de<br />

methodiek van de activerende zorgtrajecten zal onderzocht moeten worden welke<br />

samenwerkingsvorm het meest passend en effectief is voor de doelgroep. Natuurlijk<br />

is het kunnen bieden van maatwerk ook binnen samenwerkingsverbanden<br />

essentieel. De mogelijkheid om af te wijken van het gekozen samenwerkingsverband<br />

dient tevens opgenomen te worden in de methodiekbeschrijving. In het volgende<br />

overzicht worden de zes samenwerkingsvormen kort toegelicht.<br />

Structurele samenwerking<br />

1 Informeren<br />

- Activeringscoach en zorgverlener houden elkaar op de hoogte van problematiek,<br />

aanpak en resultaten.<br />

- Er bestaat bij activeringscoach en zorgverlener duidelijkheid over taakafbakening en<br />

er is geen overlap.<br />

2 Afstemmen<br />

- Activeerde en zorgverlener maken onderling afspraken over de taakverdeling,<br />

voorzover het taken betreft die op het raakvlak van activering en zorg liggen.<br />

- Er bestaat duidelijkheid bij activeringscoach en zorgverlener over wensen of<br />

hulpvraag bij de deelnemer, maar er is wel overlap in taken.<br />

3 Gezamenlijk een traject opzetten<br />

- Activeringscoach, zorgverlener en deelnemer bespreken samen de problemen en<br />

wensen van de deelnemer, het gewenste traject en de onderlinge taakverdeling.<br />

- Gezamenlijke bespreking van probleem en traject is wenselijk, want wensen of<br />

hulpvragen van deelnemer bij activeringscoach en zorgverlener liggen te dicht bij<br />

elkaar.<br />

Incidentele samenwerking<br />

4 Verwijzen<br />

- De verwijzer ondersteunt de deelnemer bij de stap <strong>naar</strong> een nieuwe hulpverlener.<br />

- Deelnemer is meer gebaat bij een andere hulpverlener (zorgverlener of<br />

activeringscoach)<br />

79


5 Informatie of advies vragen<br />

<strong>Literatuuronderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>Activerende</strong> <strong>Zorg</strong> Trajecten<br />

- De activeringscoach vraagt advies aan een deskundig zorgverlener.<br />

- De activeringscoach heeft een specifieke vraag over de gevolgen van de<br />

gezondheidsproblemen voor de mogelijkheden van de deelnemer.<br />

Adviesvraag van een bijstandsconsulent aan een adviserend arts<br />

6 Adviesvraag<br />

- De bijstandsconsulent vraagt advies aan een adviserend arts over de mogelijkheden<br />

van de cliënt.<br />

- Advies om de rechtmatigheid van een vrijstelling van sollicitatieplicht te controleren of<br />

om de deelnemer gerichter <strong>naar</strong> sociale activering te kunnen verwijzen.<br />

Bron: Brink en Tehaeff, 2002<br />

80

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!