“Munchausen by Proxy Syndroom”: Huidige ... - vanhoomissen.be
“Munchausen by Proxy Syndroom”: Huidige ... - vanhoomissen.be
“Munchausen by Proxy Syndroom”: Huidige ... - vanhoomissen.be
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Departement<br />
Toegepaste Psychologie<br />
<strong>“Munchausen</strong> <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong> <strong>Syndroom”</strong><br />
<strong>Huidige</strong> kennis en handelingspatronen bij huisartsen<br />
Kaatje Van Hemelrijk<br />
Scriptie voorgedragen tot het <strong>be</strong>komen<br />
van het diploma van Bachelor in de<br />
Toegepaste Psychologie<br />
Promotor: Sofie Rysheuvels<br />
Academiejaar: 2007-2008
Voorwoord<br />
Mijn persoonlijke motivatie om een scriptie te schrijven die handelt over het<br />
Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong> Syndroom (MBPS), komt voort uit een gezonde interesse<br />
voor het onderwerp, aangescherpt door enkele <strong>be</strong>klijvende getuigenissen van<br />
MBPS-slachtoffers. In onze westerse samenleving waar gezinswaarden hoog in het<br />
vaandel worden gedragen, is het vrijwel ondenkbaar dat een moeder, symbool voor<br />
liefde en veiligheid, haar kind op dergelijke wijze mishandelt. Daarenboven gaat<br />
mijn voorkeur uit naar onderwerpen die zich situeren op het raakvlak tussen psyche<br />
en soma. Tenslotte <strong>be</strong>n ik van mening dat elke vorm van mishandeling tegenover<br />
kinderen onze specifieke aandacht verdient. Met deze scriptie <strong>be</strong>oog ik niet enkel<br />
de lezer te informeren over dit zeldzame syndroom, maar vind ik het tevens<br />
relevant de pragmatische kant van het onderwerp te <strong>be</strong>lichten door een empirisch<br />
onderzoek te verrichten. Ik wens eveneens bij te dragen tot een toename van<br />
secundaire preventie in verband met het syndroom via het opstellen van een<br />
sensibiliseringsfolder.<br />
Een scriptie schrijven is een proces, waarin je niet alleen groeit in je onderwerp,<br />
maar waarbij je tevens een emotionele en cognitieve ontwikkeling doormaakt. Bij<br />
het <strong>be</strong>wandelen van deze lange weg kom je verscheidene hindernissen tegen,<br />
waarbij wel eens de <strong>be</strong>hoefte rijst aan een gids die jou de weg wijst of even op zijn<br />
schouders tilt en draagt, wanneer je het moeilijk hebt. Om deze reden gaat in het<br />
bijzonder mijn dank uit naar een aantal <strong>be</strong>langrijke „reisleiders‟. Vooreerst wens ik<br />
mijn scriptiementor, Sofie Rysheuvels, te <strong>be</strong>danken om mee te reflecteren over<br />
potentiële invalshoeken wat het thema <strong>be</strong>treft. Bovendien volgde zij inhoudelijk de<br />
scriptie op met steeds eenzelfde aandacht, enthousiasme, <strong>be</strong>kwaamheid en<br />
<strong>be</strong>moedigende woorden. Tenslotte wil ik mijn ouders <strong>be</strong>danken daar zij mij de kans<br />
boden op verscheidene vlakken te ontplooien, alsook deze studie te volgen.<br />
Gedurende de opleiding stimuleerden zij mij en gaven emotionele ondersteuning<br />
wanneer nodig. Deze scriptie vormt het eindpunt van drie jaar harde inspanning en<br />
eveneens van een bijzonder hoofdstuk in mijn leven. Tenslotte wil ik alle<br />
specialisten, huisartsen, verenigingen, familieleden en vrienden <strong>be</strong>danken voor hun<br />
informatie, medewerking en interesse.<br />
Kaatje Van Hemelrijk<br />
Aartselaar<br />
14 april 2008
Samenvatting<br />
Het Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong> Syndroom (MBPS) is een vorm van kindermishandeling<br />
waarbij de primaire verzorger systematisch symptomen nabootst, aggraveert,<br />
alsook induceert bij een kind met als intentie aandacht te verkrijgen vanuit het<br />
medische milieu. Gezien de relevante morbiditeit en mortaliteit die het syndroom<br />
kent, is een vroegtijdige onderkenning van wezenlijk <strong>be</strong>lang. De eerstelijnshulp,<br />
meer <strong>be</strong>paald huisartsen zijn goed geplaatst om het MBPS te herkennen. Zij<br />
heb<strong>be</strong>n namelijk een goed zicht op de medische, psychische en sociale<br />
voorgeschiedenis van moeder en kind, alsook familiedynamieken die een rol<br />
kunnen spelen bij het ontstaan van deze aandoening. Niettegenstaande blijkt uit de<br />
literatuur dat het MBPS door deze doelgroep weinig is gekend en vaak wordt<br />
gemist. In een empirisch onderzoek, verricht door middel van een vragenlijst, werd<br />
nagegaan of de ontoereikende herkenning toe te schrijven is aan de afwezigheid<br />
van een accurate kennis in verband met (de signalen van) het syndroom.<br />
Daarenboven werden de huidige handelingspatronen van huisartsen <strong>be</strong>studeerd,<br />
teneinde een zicht te verkrijgen op de doelgerichtheid bij het handelen naar een<br />
vermoeden van het MBPS. Tenslotte werd in de enquête <strong>be</strong>vraagd of de artsen het<br />
nuttig achten een sensibileringsfolder uit te brengen met als inhoud de signalen van<br />
het MBPS, alsook richtlijnen voor het efficiënt handelen bij een vermoeden van dit<br />
fenomeen. De vragenlijst werd via brief, e-mail, en persoonlijke contactname<br />
verspreid onder 224 huisartsen die werkzaam zijn in de provincie Antwerpen.<br />
Leeftijd en geslacht werden bij de onderzoekspopulatie willekeurig <strong>be</strong>paald. De<br />
response rate <strong>be</strong>droeg 81. Uit de onderzoeksresultaten bleek dat een gebrekkige<br />
kennis niet de oorzaak is van de lage frequentie voor wat de herkenning van het<br />
MBPS <strong>be</strong>treft. Welke factoren hierbij wel een rol spelen, vormt een mogelijk<br />
onderwerp voor een volgende studie. Ondanks deze <strong>be</strong>vindingen gaf de<br />
meerderheid van huisartsen toch blijk van de <strong>be</strong>hoefte aan een informatiebrochure.<br />
In verband met de handelingspatronen <strong>be</strong>merken we het (te) frequent voorkomen<br />
van een passieve attitude, wat aannemelijk te kaderen valt in de delicaatheid van<br />
het syndroom. In deze context zou men meer moeten stimuleren tot actieve<br />
handelingswijzen, zoals contactopname met een pediater verbonden aan een<br />
multidisciplinair ziekenhuisteam of een Vertrouwenscentrum.
Inhoudstafel<br />
Voorwoord ................................................................................................ III<br />
Samenvatting ............................................................................................ IV<br />
Inhoudstafel ............................................................................................... V<br />
Lijst van figuren en ta<strong>be</strong>llen .................................................................... VII<br />
1. Inleiding ................................................................................................. 1<br />
1.1 Omschrijving van het <strong>be</strong>grip ...................................................................... 1<br />
1.1.1 Etiologie en definitie ........................................................................ 1<br />
1.1.2 Incidentie ...................................................................................... 3<br />
1.1.3 Differentiaaldiagnose ...................................................................... 4<br />
1.1.4 Vormen en symptomen ................................................................... 5<br />
1.1.5 Profiel dader .................................................................................. 6<br />
1.1.6 Profiel slachtoffer ............................................................................ 9<br />
1.1.7 Gevolgen ......................................................................................11<br />
1.2 Hypothese en relevantie ..........................................................................12<br />
2. Methode ................................................................................................ 14<br />
2.1 Deelnemers .....................................................................................14<br />
2.2 Materiaal .........................................................................................15<br />
2.3 Procedure ........................................................................................15<br />
3. Resultaten ............................................................................................ 17<br />
3.1 Kennis in verband met het MBPS ...............................................................17<br />
3.2 Voorkomen van vermoeden voor wat het MBPS <strong>be</strong>treft ................................18<br />
3.3 Signalen van het MBPS ............................................................................20<br />
3.4 Handelingspatronen bij een vermoeden van het MBPS .................................22<br />
3.5 Communicatie tussen huisarts – specialist ..................................................25<br />
3.6 Diagnosestelling ......................................................................................27<br />
3.7 Relevante attituden bij de herkenning van het MBPS ...................................28<br />
3.7.1 Peilen naar medisch shoppen ..........................................................29<br />
3.7.2 Opmaken van een Globaal Medisch Dossier .......................................29<br />
3.8 Behoefte aan een sensibiliseringsfolder ......................................................30<br />
4. Discussie .............................................................................................. 33<br />
4.1 Bespreking onderzoeksresultaten ..............................................................33<br />
4.1.1 Kennis in verband met het MBPS .....................................................33<br />
4.1.2 Voorkomen van een vermoeden voor wat het MBPS <strong>be</strong>treft.................36<br />
4.1.3 Signalen van het MBPS ...................................................................36<br />
4.1.4 Handelingspatronen bij een vermoeden van het MBPS ........................36
4.1.5 Communicatie tussen huisarts - specialist .........................................39<br />
4.1.6 Diagnosestelling ............................................................................40<br />
4.1.7 Relevante attituden ........................................................................41<br />
4.1.8 Nood aan sensibiliseringsfolder ........................................................41<br />
4.2 Algemeen <strong>be</strong>sluit ....................................................................................42<br />
4.3 Beperkingen ...........................................................................................43<br />
4.3.1 Literatuurstudie .............................................................................43<br />
4.3.2 Empirische studie ..........................................................................43<br />
Literatuurlijst ........................................................................................... 45<br />
Bijlagen .................................................................................................... 49<br />
Bijlage I: Inleidende nota bij oproep tot medewerking aan onderzoek via brief ...... 1<br />
Bijlage II: Inleidende nota bij oproep tot medewerking via e-mail ........................ 2<br />
Bijlage III: Vragenlijst .................................................................................... 1<br />
Bijlage IV: SPSS-verwerkingen ........................................................................ 2<br />
Frequenties ............................................................................................ 2<br />
Chi-kwadraat toetsen .............................................................................. 2<br />
Pearson-r correlaties ............................................................................... 2<br />
Bijlage V: Sensibiliseringsfolder ....................................................................... 1
Lijst van figuren en ta<strong>be</strong>llen<br />
Lijst van figuren<br />
No table of figures entries found.<br />
Lijst van ta<strong>be</strong>llen<br />
Ta<strong>be</strong>l 1 Aantal meldingen van minderjarigen naar aard van gemelde mishandeling<br />
of verwaarlozing bij 6 Vertrouwenscentra in Vlaanderen (Kind en Gezin, 2006) ..... 3<br />
Ta<strong>be</strong>l 2 Psychische gevolgen van het MBPS geordend naar ontwikkelingsfase naar<br />
Dubois et al. (2001) en Vecht (2000) ..............................................................11<br />
Ta<strong>be</strong>l 3 Overzicht medium en opgeleverde resultaten bij verzameling gegevens ...15<br />
Ta<strong>be</strong>l 4 Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-geslacht huisarts ...............................17<br />
Ta<strong>be</strong>l 5 Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-praktijkervaring huisarts ....................17<br />
Ta<strong>be</strong>l 6 Procentuele weergave van bron van kennis in verband met het MBPS ......18<br />
Ta<strong>be</strong>l 7 Chi-kwadraat toets: afkomst kennis MBPS-praktijkervaring huisarts ........18<br />
Ta<strong>be</strong>l 8 Procentuele weergave van voorkomen van een vermoeden in verband met<br />
het MBPS .....................................................................................................19<br />
Ta<strong>be</strong>l 9 Chi-kwadraat toets: vermoeden MBPS-geslacht huisarts ........................19<br />
Ta<strong>be</strong>l 10 Chi-kwadraat toets: vermoeden MBPS-praktijkervaring huisarts ............19<br />
Ta<strong>be</strong>l 11 Procentuele weergave van de frequentie van vermoeden van het MBPS..20<br />
Ta<strong>be</strong>l 12 Pearson-r correlatie: frequentie vermoeden MBPS-praktijkervaring<br />
huisarts .......................................................................................................20<br />
Ta<strong>be</strong>l 13 Procentuele weergave aangaande de herkenning van<br />
waarschuwingssignalen bij het MBPS...............................................................21<br />
Ta<strong>be</strong>l 14 Procentuele weergave van handelingswijzen bij een vermoeden van het<br />
MBPS ..........................................................................................................23<br />
Ta<strong>be</strong>l 15 Procentuele weergave van reden van non-actieve handeling bij een<br />
vermoeden van het MBPS ..............................................................................24<br />
Ta<strong>be</strong>l 16 Procentuele weergave van de reden van doorverwijzing naar een specialist<br />
bij een vermoeden van het MBPS ...................................................................25<br />
Ta<strong>be</strong>l 17 Procentuele weergave van het documenteren van de doorverwijzing van<br />
de huisarts aan de specialist ..........................................................................26<br />
Ta<strong>be</strong>l 18 Procentuele weergave van de wijze waarop het vermoeden van het MBPS<br />
wordt gecommuniceerd aan de specialist .........................................................26<br />
Ta<strong>be</strong>l 19 Procentuele terugkoppeling van de specialist aan de huisarts ................27
Ta<strong>be</strong>l 20 Procentuele weergave van de gevallen waarin na een vermoeden van de<br />
huisarts de diagnose MBPS wordt gesteld ........................................................27<br />
Ta<strong>be</strong>l 21 Chi-kwadraat toets: diagnose MBPS-geslacht huisarts ..........................28<br />
Ta<strong>be</strong>l 22 Pearson-r correlatie: diagnose MBPS-praktijkervaring huisarts ..............28<br />
Ta<strong>be</strong>l 23 Peilen naar medisch shoppen door de huisarts bij verdachte klachten bij<br />
de patiënt ....................................................................................................29<br />
Ta<strong>be</strong>l 24 Procentuele weergave van de frequentie van patiënten met een GMD ....30<br />
Ta<strong>be</strong>l 25 Procentuele weergave van de mening van huisartsen omtrent de<br />
relevantie van het GMD in de detectie van het MBPS .........................................30<br />
Ta<strong>be</strong>l 26 Procentuele weergave van de nood aan een informatiebrochure met<br />
<strong>be</strong>trekking tot het MBPS bij huisartsen ............................................................31<br />
Ta<strong>be</strong>l 27 Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-geslacht huisarts .......................31<br />
Ta<strong>be</strong>l 28 Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-praktijkervaring huisarts ............31<br />
Ta<strong>be</strong>l 29 Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-kennis MBPS ............................32<br />
Ta<strong>be</strong>l 30 Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-vermoeden MBPS ......................32<br />
Ta<strong>be</strong>l 31 Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-diagnose MBPS .........................32<br />
Ta<strong>be</strong>l 32 Overzicht potentiële hulpvragen en functie van het VC (Kind en Gezin,<br />
Ministerie van Justitie, Vertrouwenscentrum & Vlaamse overheid (2001) ............38<br />
Ta<strong>be</strong>l 1 ......................................................................................................... 2<br />
Was u reeds <strong>be</strong>kend met de concrete inhoud van het MBPS? ............................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 2 ......................................................................................................... 2<br />
Vanwaar is uw kennis in verband met het MBPS afkomstig? ................................ 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 3 ......................................................................................................... 2<br />
Hebt u in de loop van uw carrière bij een patiënt reeds een vermoeden gehad van<br />
MBPS? .......................................................................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 4 ......................................................................................................... 2<br />
Wat was de frequentie van dit vermoeden? ....................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 5 ......................................................................................................... 2<br />
Hoe heeft u bij het vermoeden vervolgens gehandeld? ....................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 6 ......................................................................................................... 2<br />
Waarom heeft u op deze manier gehandeld? ..................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 7 ......................................................................................................... 2<br />
Waarom heeft u <strong>be</strong>slist door te verwijzen naar een medisch specialist? ................ 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 8 ......................................................................................................... 2<br />
Motiveert en documenteert u de verwijzing wanneer u doorverwijst naar een<br />
specialist? ..................................................................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 9 ......................................................................................................... 2
Werd na doorverwijzing of melding van het vermoeden uiteindelijk de diagnose MBP<br />
gesteld? ....................................................................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 10 ....................................................................................................... 2<br />
Indien er sprake is van meerdere vermoedens, wat is de frequentie waarbij het<br />
vermoeden werd <strong>be</strong>vestigd in een diagnose? ..................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 11 ....................................................................................................... 2<br />
Pro<strong>be</strong>ert u bij on<strong>be</strong>kende patiënten met verdachte klachten (in de richting van<br />
MBPS) te achterhalen wie mogelijk andere/vorige huisartsen zijn/waren? ............. 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 12 ....................................................................................................... 2<br />
Hoeveel procent van uw patiënten heeft bij schatting een Globaal Medisch Dossier?<br />
................................................................................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 13 ....................................................................................................... 2<br />
Vindt u dat het Globaal Medisch Dossier een <strong>be</strong>langrijke component kan vormen in<br />
de detectie van het MBPS? .............................................................................. 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 14 ....................................................................................................... 2<br />
Krijgt u steeds terugkoppeling van de specialist die uw patiënt op eigen initiatief<br />
heeft geraadpleegd? ...................................................................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 15 ....................................................................................................... 2<br />
Is er volgens u nood aan een sensibiliseringsfolder en uitgeschreven richtlijnen wat<br />
<strong>be</strong>treft het adequaat handelen bij vermoeden van MBPS? ................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 16 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-praktijkervaring huisarts ................................. 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 17 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-geslacht huisarts ........................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 18 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: afkomst kennis MBPS-praktijkervaring huisarts..................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 19 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets : vermoeden MBPS-geslacht huisarts .................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 20 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: vermoeden MBPS-praktijkervaring huisarts .......................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 21 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: diagnose MBPS-geslacht huisarts ........................................ 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 22 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-geslacht huisarts ..................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 23 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-praktijkervaring huisarts .......................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 24 ....................................................................................................... 2
Chi-Square toets: nood folder MBPS-kennis MBPS ............................................. 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 25 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-vermoeden MBPS .................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 26 ....................................................................................................... 2<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-diagnose MBPS ....................................... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 27 ....................................................................................................... 2<br />
Pearson r correlatie: frequentie vermoeden MBPS-praktijkervaring huisarts .......... 2<br />
Ta<strong>be</strong>l 28 ....................................................................................................... 2<br />
Pearson r correlatie: diagnose MBPS-praktijkervaring huisarts ............................. 2
1. Inleiding<br />
1.1 Omschrijving van het <strong>be</strong>grip<br />
1.1.1 Etiologie en definitie<br />
Het Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong> Syndroom (MBPS) kadert binnen de brede context van<br />
kindermishandeling, waar tevens seksueel misbruik en lichamelijke, alsook<br />
emotionele verwaarlozing of mishandeling een plaats in verwerven (Kind en Gezin,<br />
2005; Schreier, 2004).<br />
In 1977 hanteerde de Engelse kinderarts Meadow voor het eerst de term MBPS<br />
(Adriaenssens, 2000; De Mol, Ber<strong>be</strong>n, van den Berg & de Greef, 2002; Pankratz,<br />
2006). Deze <strong>be</strong>naming werd afgeleid van het Munchausen Syndroom, vernoemd<br />
naar Baron Von Münchhausen, een Duitse adellijke legerofficier uit de 18 e eeuw<br />
(Dubois, Peremans, Denekens, & Van Royen, 2001). Hij verwierf grote <strong>be</strong>kendheid<br />
omwille van zijn ongelofelijke, heldhaftige verhalen over zijn <strong>be</strong>levenissen in<br />
Russische Krijgsdienst. Later werden deze verhalen door zijn tijdgenoot Erich Raspe<br />
opgetekend in het boek „De wonderbaarlijke vertellingen van Baron Von<br />
Münchhausen‟, waarmee hij de geschiedenis in ging als fantast (Koopman &<br />
Feenstra, 1988; Vecht, 2000). In 1951 introduceerde Asher in de medische<br />
literatuur „het Munchausen syndroom‟ teneinde patiënten te karakteriseren die<br />
dramatische en plausi<strong>be</strong>le, doch onjuiste verhalen over hun medische symptomen<br />
vertelden. Met deze definiëring werd geen uitspraak gedaan over de geestelijke<br />
toestand van deze patiënten (De Mol et al., 2002). Inmiddels wordt het<br />
Munchausen Syndroom gepercipieerd als een psychiatrische stoornis, die men in de<br />
„Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders IV‟ (DSM IV) classificeert<br />
onder nagebootste stoornis op as I. De meest relevante criteria luiden het<br />
doel<strong>be</strong>wust voorwenden of veroorzaken van lichamelijke of psychische<br />
verschijnselen (American Psychiatric Association, 2000). Bij deze diagnose heerst<br />
bij het individu de drang naar ziekenhuisopname, het ondergaan van diagnostische<br />
procedures en pijnlijke ingrepen. (Vecht, 2000). Het opnemen van de ziekterol en<br />
het verkrijgen van interesse door medisch personeel vormen hierbij de motivatie.<br />
1
Daarenboven wordt het syndroom gekenmerkt door de afwezigheid van externe<br />
<strong>be</strong>krachtiging voor het gedrag, met name het verkrijgen van financiële en justitiële<br />
voordelen, alsook het vrijstellen van <strong>be</strong>paalde verantwoordelijkheden (American<br />
Psychiatric Association, 2000).<br />
„By proxy‟ is nog niet opgenomen in de vierde uitgave van de DSM, maar zal<br />
wellicht in de volgende editie aanwezig zijn (American Psychiatric Association,<br />
2000; Vecht, 2000). „By proxy‟ wordt hier vertaald als „per volmacht‟<br />
(Adriaenssens, 2000; De Mol et al., 2002). De symptomen bij het kind worden<br />
zodoende intentioneel en systematisch nagebootst, geaggraveerd of geïnduceerd<br />
door een primaire verzorger. Met dit geheel van activiteiten lokt de zorgfiguur<br />
reacties uit bij de medische wereld, zoals allerhande ingrepen bij het kind met als<br />
intentie aandacht voor de eigen persoon. Daarenboven wordt alles in het werk<br />
gesteld om het contact met het medische milieu te onderhouden, aldus<br />
Adriaenssens (2000).<br />
In 85% tot 90% van de gevallen vindt de mishandeling plaats door de moeder<br />
(Adriaenssens, 2000; Dubois et al., 2001). Er zijn eveneens zeldzame casussen<br />
opgetekend waarin de vader, de grootmoeder of verpleegkundigen de rol van dader<br />
opnemen (Schreier, 2004). Casussen waarin artsen zelf MBP-moeders zijn, heeft<br />
men nog niet <strong>be</strong>schreven (Vecht, 2000).<br />
In de literatuur heerst er geen eensgezindheid over de term MBPS. Sommige<br />
auteurs prefereren de <strong>be</strong>naming „Factitious Illness (disorder) <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>‟, wat<br />
„nagebootste ziekte door naasten‟ inhoudt (Dubois et al., 2001; Hall, Eubanks,<br />
Meyyazhagan, Keeny & Cochran Johnson, 2000; Schreier, 2004). Volgens<br />
voorstanders verwijst deze <strong>be</strong>naming <strong>be</strong>ter naar de definitie van het syndroom<br />
(Jones & Bools, 1999; Pankratz, 2006). Andere auteurs vinden deze uitdrukking te<br />
breed, en pleiten ervoor om, in overeenstemming met andere vormen van<br />
kindermishandeling, de verzonnen ziekte te <strong>be</strong>schrijven (Donald & Jureidi, 1996).<br />
In deze scriptie wordt de term MBPS gehanteerd, daar dit de meest gangbare<br />
<strong>be</strong>naming is in de vakliteratuur. Daarenboven zal in dit werk worden uitgegaan van<br />
de moeder als dader, aangezien dit nagenoeg immer het geval is. Daarbij dient in<br />
<strong>be</strong>schouwing te worden genomen dat men in uitzonderlijke gevallen „moeder‟<br />
tevens kan vervangen door „zorgfiguur‟.
1.1.2 Incidentie<br />
In Vlaanderen zijn er geen accurate cijfers voorhanden aangaande de incidentie van<br />
het MBPS.<br />
Onderstaande ta<strong>be</strong>l geeft het cijfermateriaal weer, verzameld door Kind en Gezin in<br />
2006 afkomstig van 6 Vertrouwenscentra, namelijk Antwerpen, het Brusselse<br />
Gewest, Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en tenslotte Limburg.<br />
Hierbij dient in <strong>be</strong>schouwing te worden genomen dat deze geen volledig <strong>be</strong>eld<br />
geven, aangezien er geen cijfers werden vrijgegeven door het justitiële apparaat en<br />
andere officiële instellingen.<br />
Ta<strong>be</strong>l 1<br />
Aantal meldingen van minderjarigen naar aard van gemelde mishandeling of verwaarlozing bij 6<br />
Vertrouwenscentra in Vlaanderen (Kind en Gezin, 2006)<br />
Provincie<br />
Aard melding<br />
Lichamelijke<br />
mishandeling<br />
Lichamelijke<br />
verwaarlozing<br />
Emotionele<br />
mishandeling<br />
Emotionele<br />
verwaarlozing<br />
Seksueel<br />
misbruik<br />
Munchausen By<br />
<strong>Proxy</strong> Syndroom<br />
Ant-<br />
Werpen<br />
510<br />
Brus-<br />
sels<br />
Gewest<br />
164<br />
Vlaams-<br />
Brabant<br />
220<br />
West-<br />
Vlaanderen<br />
228<br />
Oost-<br />
Vlaan-<br />
deren<br />
220<br />
Limburg<br />
189<br />
Totaal<br />
1531<br />
337 66 88 221 223 91 1026<br />
345 94 215 130 81 75 940<br />
134 55 149 120 188 42 688<br />
704 113 281 279 272 289 1938<br />
3 3 7 7 2 3 24<br />
Totaal 2033 495 960 985 985 24 6147<br />
Uit deze gegevens blijkt onder andere dat er in 2006 in Vlaanderen 6147 meldingen<br />
van kindermishandeling werden gemaakt, waarbij het in 24 gevallen het MBPS<br />
<strong>be</strong>trof. Dit komt overeen met 0.4% van het totale aantal kindermishandelingen.<br />
Volgens Adriaenssens (2000) moet in ieder westers universitair ziekenhuis rekening<br />
gehouden worden met minstens drie kinderen per jaar die slachtoffer worden van<br />
het MBPS.
Voor wat internationale cijfers <strong>be</strong>treft, vermeldt Schlösser (1989) naar schatting 10<br />
à 11 gevallen in Nederland per jaar. Voor het Verenigd Koninkrijk worden de<br />
incidentiecijfers geraamd op 2.8/100.000 voor kinderen jonger dan één jaar en<br />
0.5/100.000 voor kinderen onder zestien jaar (De Mol et al., 2002; Hall et al.,<br />
2000).<br />
1.1.3 Differentiaaldiagnose<br />
Om een goede afbakening van het syndroom te verkrijgen, is het essentieel een<br />
onderscheid te maken met stoornissen die vrijwel identiek ogen.<br />
Het MBPS dat onder de term nagebootste stoornissen kan worden geplaatst, dient<br />
vooreerst te worden onderscheiden van simulatie. Deze term wordt in<br />
psychologische context gebruikt om aan te geven dat de patiënt (symptomen van)<br />
lichamelijke of geestelijke ziekten veinst. Net als bij het MBPS is men er zich van<br />
<strong>be</strong>wust dat de symptomen niet reëel zijn. Het verschil schuilt in de aard van de<br />
motivatie. Daar waar bij nagebootste stoornissen de motivatie van diepgaande<br />
psychologische aard is, meer <strong>be</strong>paald het verkrijgen van medische aandacht, blijkt<br />
deze bij simulatie voornamelijk van materiële of rationele aard. Het gedrag wordt<br />
hierbij extern <strong>be</strong>krachtigd (APA, 2000; de Jongh & Broers, 2001; Schreier, 2004).<br />
Verder differentieert men het MBPS van somatoforme stoornissen. Patiënten met<br />
deze aandoening presenteren zich met lichamelijke klachten, die een medische<br />
conditie doen vermoeden. De aanwezigheid van deze symptomen kan niet of<br />
onvoldoende worden verklaard door een somatische oorzaak of door een andere<br />
psychiatrische stoornis. De etiologie van de klachten wordt gezocht in psychosociale<br />
factoren, hoewel dit vaak wordt ontkend door het individu. Het essentiële verschil<br />
met het MBPS ligt in het feit dat bij somatoforme stoornissen de patiënt de<br />
symptomen niet <strong>be</strong>wust nabootst. Daarenboven zijn de klachten reëel en worden zij<br />
als dusdanig werkelijk <strong>be</strong>leefd. Binnen de somatoforme stoornissen kunnen we<br />
verscheidene soorten onderscheiden. In deze context is het vermelden van<br />
hypochondrie een vereiste. In tegenstelling tot nagebootste stoornissen staat angst<br />
hierbij centraal. Het wezenlijke kenmerk van hypochondrie wordt namelijk gevormd<br />
door de opvatting of vrees een ernstige ziekte te heb<strong>be</strong>n. Deze disfunctionele<br />
cognitie is gebaseerd op de misinterpretatie van lichamelijke symptomen of<br />
sensaties. Ondanks adequaat medisch onderzoek en geruststelling, blijven de<br />
onverklaarbare klachten <strong>be</strong>staan.
Deze stoornis geeft aanleiding tot aanzienlijk persoonlijk lijden of <strong>be</strong>perkingen in<br />
het sociaal, schools, alsook professioneel functioneren (APA, 2000; Vandereycken,<br />
Hoogduin & Emmelkamp, 2004).<br />
Tenslotte illustreert en verduidelijkt Vecht (2000) het onderscheid tussen een<br />
over<strong>be</strong>zorgde en MBP-moeder aan de hand van een continuüm met als uitersten<br />
verwaarlozing en het MBPS. Hoewel <strong>be</strong>ider gedrag mogelijk ingrijpende gevolgen<br />
inhoudt voor het kind, dient men te differentiëren voor wat de <strong>be</strong>weegredenen<br />
<strong>be</strong>treft. Bij over<strong>be</strong>zorgde moeders vormt de angst voor een potentiële ziekte bij het<br />
kind het uitgangspunt. MBP-moeders daarentegen zijn noch angstig, noch <strong>be</strong>zorgd<br />
om het welzijn van hun kind, maar <strong>be</strong>ogen met hun gedrag een eigen gevoel van<br />
wel<strong>be</strong>hagen.<br />
verwaarlozing non-compliance adequaat overdreven MBPS<br />
onverschilligheid luchtig over<strong>be</strong>zorgd verzonnen<br />
Figuur 1: Glijdende schaal van verwaarlozing tot MBPS (Vecht, 2000)<br />
1.1.4 Vormen en symptomen<br />
Het herkennen van het MBPS is een moeilijke opdracht, onder andere door de<br />
verscheidene verschijningsvormen (Adriaenssens, 2000). Dubois et al. (2001)<br />
onderscheiden drie vormen waaronder het syndroom zich kan voordoen.<br />
Ten eerste wordt het verwoorden van een incorrecte anamnese en het <strong>be</strong>schrijven<br />
van niet-reële symptomen vermeld. Daarnaast haalt men het verbaal voorwenden<br />
van klachten aan in combinatie met het vervalsen van medische gegevens, zoals<br />
onder andere temperatuur en laboratoriumuitslagen. Het aanbrengen van kleurstof<br />
om huiduitslag te simuleren kan men hier tevens onder categoriseren. Vervolgens<br />
wordt het induceren van de ziekte vernoemd door middel van het toevoegen van<br />
substanties, bijvoor<strong>be</strong>eld eigen bloed aan braaksel, sputum, urine of faeces van het<br />
kind. Verder <strong>be</strong>schrijft men het verstikken, aanbrengen van een letsel, vergiftigen<br />
door toedienen van medicatie of toxische stoffen, alsook het injecteren van faeces<br />
of het geven van laxantia. In deze context kan men eveneens het weerhouden van<br />
voedsel of medicatie plaatsen. Tenslotte worden er nog drie exclusieve situaties<br />
aangehaald, meer <strong>be</strong>paald het voorwenden van een psychiatrische stoornis,<br />
aandoeningen tijdens de zwangerschap, alsook het fingeren van een ziekte naast<br />
reële symptomen die hun oorsprong vinden in een <strong>be</strong>staande fysische aandoening.
Rosen<strong>be</strong>rg (1987) vermeldt een geïsoleerd voorkomen van het verzinnen van<br />
ziekteverschijnselen door een kwart van de moeders. In de helft van de gevallen<br />
worden symptomen bij het kind veroorzaakt en bij 25% van de slachtoffers vindt<br />
men een combinatie.<br />
Door de jaren heen zijn er talrijke MBP-casuïstieken <strong>be</strong>schreven met tal van<br />
symptomen in verscheidene orgaansystemen. Dikwijls heeft het kind verschillende<br />
opeenvolgende aandoeningen. In bijna 50% van de gerapporteerde gevallen gaat<br />
het om bloedingen, zoals bloed in de ontlasting, de urine, het sputum of uit het oor<br />
(Dubois et al., 2001).<br />
Neurologische symptomen genieten eveneens een grote voorkeur. Zo vermeldt<br />
Adriaenssens (2000) epilepsie (42%), <strong>be</strong>wustzijnsstoornissen (19%) en<br />
ademhalingsstilstand (15%). Verder presenteren volgende frequent voorkomende<br />
symptomen zich in dalende volgorde van prevalentie: diarree, overgeven, koorts,<br />
huidsuitslag, alsook onverklaarbare groeiachterstand en anemie (De Mol et al.,<br />
2002; Dubois et al., 2001).<br />
Hoewel de ziekteverschijnselen zich doorgaans situeren in de medisch-somatische<br />
sfeer, zijn er evenwel casussen <strong>be</strong>kend waarin psychiatrische stoornissen worden<br />
gesuggereerd bij het kind (Adriaenssens & Eggermont, 1991; Vecht, 2000).<br />
1.1.5 Profiel dader<br />
In frequente gevallen zijn de moeders tewerkgesteld in de gezondheidszorg. Circa<br />
de helft van de daders heeft verpleegkundige ervaring, wat een actieve medische<br />
kennis impliceert (Hall et al., 2000; Rosen<strong>be</strong>rg 1987; Skau & Mouridsen, 1995). Uit<br />
onderzoek van Hall et al. (2000), waarbij de kenmerken van 23 MBP-moeders<br />
werden <strong>be</strong>studeerd, blijkt de gemiddelde leeftijd 24.8 jaar.<br />
De Munchausen moeder heeft vaak een <strong>be</strong>laste obstetrische, medische (38%) of<br />
psychiatrische (49%) voorgeschiedenis (Jones & Bools, 1999; Robion & Deboutte,<br />
1999).<br />
Reeds in de jeugd worden bij een aantal moeders (psychische) problemen<br />
vastgesteld. Vecht (2000) vermeldt in dit kader het frequente voorkomen van een<br />
problematische schoolcarrière bij deze vrouwen, wat zich uitte onder de vorm van<br />
leerstoornissen.
Een aantal personen getuigden in hun jeugd te zijn verwaarloosd of seksueel<br />
misbruikt. Doch vormt deze groep eerder een uitzondering dan regel (De mol et al.,<br />
2002). 25% van de moeders gaf aan te heb<strong>be</strong>n geleden onder lichamelijke<br />
geweldpleging in de voorgeschiedenis (Gray & Bentovim, 1996; Skau & Mouridsen,<br />
1995). Globaal <strong>be</strong>schouwd zou 35% van de MBP-moeders enige vorm van<br />
kindermishandeling heb<strong>be</strong>n ondergaan, aldus Hall et al. (2000). Een enkeling kwam<br />
met justitie in aanraking (De Mol et al., 2002).<br />
Bij anderen manifesteren de eerste signalen zich tijdens de zwangerschap. Deze<br />
kan luxerend werken voor wat de ontwikkeling van het MBPS <strong>be</strong>treft. Verscheidene<br />
obstetrische complicaties, geïnduceerd door de moeder, worden <strong>be</strong>schreven in het<br />
onderzoek van Jureidini en Goodlin, met name placenta praevia (voorliggende<br />
placenta), dreigende miskraam, premature weeënactiviteit, hyperemesis<br />
gravidarum (langdurig, hevig, overmatig braken gedurende de zwangerschap),<br />
alsook het simuleren van vaginale bloeding. Gebleken is dat door aanspanning van<br />
de buikspieren voortijdige weeënactiviteit kan worden nagebootst. Gebroken<br />
vliezen <strong>be</strong>eldt men uit door urine of water in het <strong>be</strong>d te gieten. Daarnaast doet<br />
bloedig <strong>be</strong>schadigen van de vagina denken aan placenta praevia (Vecht, 2000). In<br />
deze contacten met de gynaecoloog vangt de doktersverslaving aan.<br />
Met <strong>be</strong>trekking tot de medische voorgeschiedenis, rapporteert Meadow dat de helft<br />
van de moeders hetzelfde klachtenpatroon vertoont dan het kind in de drie<br />
voorafgaande jaren (De Mol et al., 2002). Dubois et al. (2001) plaatsen dit<br />
verschijnsel in een ruimere tijdscontext van vijf jaar.<br />
Bools et al. voerden een psychiatrisch onderzoek bij vrouwen die veroordeeld<br />
werden voor het MBPS. Bij deze steekproef constateerde men<br />
somatisatiestoornissen, verslaving, automutilatie, alsook<br />
persoonlijkheidsstoornissen (Vecht, 2000). Over het veelvuldig voorkomen van dit<br />
laatste verschijnsel bij MBP-moeders <strong>be</strong>staat in de literatuur een grote consensus,<br />
waarbij de theatrale, narcistische en borderline persoonlijkheidsstoornissen het<br />
meest worden vermeld (de Jongh & Broers, 2001, De Mol et al., 2002; Gray &<br />
Bentovim, 1996; Hall et al., 2000; Robion & Deboutte, 1999; Schlösser, 1989;<br />
Vecht, 2000; Wise & Ford, 1999). Deze psychopathologie <strong>be</strong>stond grotendeels<br />
reeds voor het moederschap aanbrak (Vecht, 2000). Tenslotte bleek uit het<br />
onderzoek dat de moeders hun daden niet in een psychotische toestand verrichtten.
Verder wordt in de literatuur eveneens het voorkomen van nagebootste<br />
stoornissen, depressie, eetstoornissen, alcohol- en medicatiemisbruik, alsook<br />
pedagogische onmacht <strong>be</strong>schreven (Adriaenssens, 2000; Robion & Deboutte, 1999;<br />
Skau & Mouridsen, 1995).<br />
Uit psychologische evaluatie blijken eveneens psychopathologische symptomen op<br />
de voorgrond te treden zoals drang, dwang, slaapproblemen, ontkenning en<br />
pathologisch liegen, aldus Vecht (2000). Drang wordt hier aangehaald omwille van<br />
de obsessie naar het verrichten van medisch onderzoek om aandacht te verkrijgen.<br />
Deze moeders vertonen eveneens dwangverschijnselen, waarbij obsessioneel<br />
schoonmaken de meest courante vorm is. Kinderen worden in die mate mee<br />
ingeschakeld in het huishouden, dat gedacht kan worden aan parentificatie.<br />
Bovendien volgen zware sadistische straffen bij het niet voldoen aan de gestelde<br />
eisen. Dwangstoornissen gaan in het algemeen gepaard met slaapproblemen. Het<br />
wordt steeds moeilijker om de controle en de herhaling af te schudden voor de<br />
nacht. Naast het liegen om het proces, teneinde medische aandacht te verkrijgen,<br />
op gang te houden, wordt tevens gelogen over de eigen voorgeschiedenis.<br />
Daarenboven worden velerlei banale verhalen overdreven of sensationele vertelsels<br />
verzonnen, zoals een spectaculaire inbraak. Dit fenomeen kan evolueren in<br />
„pseudologica fantastica‟, een term die wordt gehanteerd bij het aanduiden van een<br />
pathologische impuls tot liegen, waarbij men zelf gelooft in de leugens. (de Jongh &<br />
Broers, 2001; De Mol et al., 2002; Hall et al., 2000; Vecht, 2000).<br />
Bovenstaande kenmerken situeren zich in een context van eenzaamheid en isolatie<br />
(De Mol et al., 2002, Rosen<strong>be</strong>rg, 1987). Daarnaast is het meest schrijnende<br />
collectieve kenmerk bij de MBP-moeders hun gebrek aan empathie voor het kind.<br />
Meadow (1985) <strong>be</strong>nadrukt hierbij het egocentrisme van deze moeders. De<br />
zorgfiguur slaagt er niet in haar kind te erkennen als een apart individu. Het<br />
slachtoffer wordt gepercipieerd als een object voor het vervullen van eigen<br />
<strong>be</strong>hoeften, waarbij de noden van het kind zelf worden ontzien.<br />
In de relatie met de huisarts ziet men vaak dat de moeder tracht een<br />
vriendschappelijke band aan te gaan, waarbij ze een warme en zorgzame indruk<br />
nalaat (Schreier, 2004).
Vervolgens geeft deze zorgfiguur dikwijls blijk van een opmerkelijk medische kennis<br />
(63%), waarbij ze verscheidene testen (53%) en diagnosen (47%) postuleert.<br />
Daarenboven dringt de moeder eveneens aan op routinematige (25%) en invasieve<br />
onderzoeken (71%) (Hall et al., 2000).<br />
In de verhouding tot haar echtgenoot draagt de moeder duidelijk de dominante rol.<br />
Voor wat de sociale en intellectuele ontwikkeling <strong>be</strong>treft, is er veelal sprake van een<br />
discrepantie tussen <strong>be</strong>ide ouders, in moeders voordeel (Dubois et al., 2001). Uit<br />
onderzoek blijkt dat 92% van de vaders tewerkgesteld zijn in de ar<strong>be</strong>iderssector<br />
(Hall et al., 2000). Hij is onder de indruk van moeders medische kennis, en laat<br />
dergelijke zaken aan haar over. Meestal is de vader niet op de hoogte van het<br />
misbruik. Bij een eventuele confrontatie met de diagnose reageert hij<br />
verontwaardigd en ontkennend. In 70% van de gevallen is de vader afwezig of niet<br />
<strong>be</strong>trokken bij het gezin (Adriaenssens, 2000; Gray & Bentovim, 1996; Schreier,<br />
2004). In 40% van de gezinnen worden er echtelijke problemen gerapporteerd<br />
(Gray & Bentovim, 1996; Jones & Bools, 1999).<br />
Niettegestaande het voorkomen van de vader als dader een zeldzaam fenomeen<br />
vormt, is het in deze context opmerkelijk mee te geven dat zijn profiel tegengesteld<br />
is aan dit van de moeder. Deze MBP-vaders gaan namelijk geen hechte, amicale<br />
relatie aan met de huisarts, noch worden zij gepercipieerd als <strong>be</strong>schermende of<br />
<strong>be</strong>zorgde figuren. De vaders geven eerder blijk van eisende, vijandige en bazige<br />
persoonlijkheidskenmerken (Schreier, 2004).<br />
1.1.6 Profiel slachtoffer<br />
Doorgaans <strong>be</strong>draagt de leeftijd van de MBPS-slachtoffers minder dan zes jaar,<br />
waarvan de meerderheid jonger dan drie jaar is (Adriaenssens & Eggermont, 1991;<br />
Koopman & Feenstra, 1988; Schlösser, 1989). Volgens De Mol et al. (2002) <strong>be</strong>treft<br />
het in 77% van de gevallen kinderen onder vijf jaar. De gemiddelde leeftijd<br />
<strong>be</strong>draagt 3,5 jaar (Rosen<strong>be</strong>rg 1987; Skau & Mouridsen, 1995). Uit een onderzoek<br />
in Atlanta, waarbij 41 MBPS casussen werden geanalyseerd, blijkt de gemiddelde<br />
leeftijd lager, namelijk 26 maanden (Hall et al., 2000). Voornamelijk jonge<br />
kinderen zijn aldus slachtoffer, daar zij zich goed lenen tot een pathologische<br />
symbiose met hun moeder, die zowel gekenmerkt wordt door liefde als door een<br />
levens<strong>be</strong>dreigende agressie.
In ruil voor moeders onvoorwaardelijke liefde, zal het kind zich schikken in de<br />
opgelegde ziekterol (Adriaenssens, 2000; De Mol et al., 2002). Er is geen<br />
significante differentiatie in voorkomen voor wat het geslacht <strong>be</strong>treft (Hall et al.,<br />
2000; Meadow, 1982; Rosen<strong>be</strong>rg, 1989).<br />
De mishandeling <strong>be</strong>gint veelal tijdens de zwangerschap en zet zich voort direct na<br />
de <strong>be</strong>valling met preoccupatie van de Agpar-score. Daarna ontstaan dikwijls<br />
problemen met de voeding. De dokter wordt herhaaldelijk geraadpleegd vanwege<br />
„failure to thrive‟. Bij deze aandoening is er bij de zuigeling sprake van een constant<br />
blijven van het gewicht of een gewichtsafname, met als gevolg een uitgesproken<br />
achterstand in groei en ontwikkeling. Men kan hierbij verscheidene oorzaken<br />
onderscheiden. In het kader van MBPS wordt als meest relevante aanleiding het<br />
verdunnen of het onvoldoende tot niet toedienen van de voeding door de moeder<br />
vermeld. Naast deze „organic failure to thrive‟ wordt tevens de psychogene vorm<br />
aangehaald, waarbij ernstige emotionele verwaarlozing wordt opgegeven als reden<br />
voor de groeiachterstand (Vertrouwenscentrum, 2004). In de vroege levensjaren<br />
worden tevens andere medische problemen ondervonden, zoals oorpijn, stuipen of<br />
ademhalingsstilstand (Vecht, 2000).<br />
Waar jonge kinderen het misbruik eerder passief ondergaan, zien we bij oudere<br />
kinderen twee vormen van reacties. Er zijn kinderen die na verloop van tijd in<br />
protest gaan, wat zich uit in oppositioneel gedrag. Meestal ge<strong>be</strong>urt dit rond het<br />
achtste levenjaar. Deze kinderen worden agressief, brutaal en ontwikkelen<br />
driftbuien. Deze gedragsproblemen vormen voor de moeder een nieuw<br />
aanknopingspunt voor een potentiële ziekte, zoals ADHD, waarvoor het kind<br />
gepaste medicatie krijgt voorgeschreven. Andere slachtoffers voegen zich geheel<br />
naar moeders wensen en gaan zelfs coöperen met haar. Naar leeftijdsgenoten<br />
gedragen ze zich plagerig of dominant (Vecht, 2000).<br />
Bij broers of zussen van de slachtoffers zien we eveneens dikwijls een <strong>be</strong>laste<br />
medische voorgeschiedenis (35%) of mortaliteit om onduidelijke redenen (11%),<br />
bijvoor<strong>be</strong>eld wiegendood (Dubois et al., 2001; Hall et al., 2000). In verband met dit<br />
laatste gegeven vermeldt Schreier (2004) een hoger percentage van 25%.
1.1.7 Gevolgen<br />
De consequenties van het MBPS kan men situeren zowel op fysisch als psychisch<br />
vlak. De kans op fysische complicaties op lange termijn is 1 op 12. Men kan hierbij<br />
denken aan negatieve bijwerkingen en gevolgen omwille van medicijnen,<br />
diagnostiek en chirurgisch ingrijpen. Vaak gaat het bij het MBPS immers om een<br />
„multisysytematische aandoening‟ met verscheidene consultaties bij allerhande<br />
specialisten tot gevolg (Rosen<strong>be</strong>rg, 1987). Daarnaast kan de fysische schade<br />
rechtstreeks worden toegebracht door de mishandeling en <strong>be</strong>staat het gevaar voor<br />
verwaarlozing van <strong>be</strong>staande aandoeningen (Koopman & Feenstra, 1988; Meadow,<br />
1982; Robion & Deboutte, 1999). In totaal overleeft 10% van de kinderen de<br />
mishandeling niet (Adriaenssens, 2000; De Mol et al., 2001; Dubois et al., 2001;<br />
Hall et al., 2000; Vecht, 2000). De dood van het kind is hierbij niet doel<strong>be</strong>wust,<br />
maar veeleer een gevolg van overdreven mishandeling (Adriaenssens, 2000).<br />
Vervolgens is het plausi<strong>be</strong>l dat door het misbruik de normale emotionele<br />
ontwikkeling wordt <strong>be</strong>dreigd, waarbij de psychische gevolgen zich leeftijdsspecifiek<br />
uiten (Dubois et al., 2001; Vecht, 2000). Deze worden in onderstaande ta<strong>be</strong>l<br />
geïllustreerd. Belangrijk hierbij is op te merken dat bij MBP-slachtoffers een reële<br />
kans <strong>be</strong>staat tot het ontwikkelen van het Munchausen Syndroom in de<br />
adolescentie.<br />
Ta<strong>be</strong>l 2<br />
Psychische gevolgen van het MBPS geordend naar ontwikkelingsfase naar Dubois et al. (2001) en Vecht<br />
(2000)<br />
Psychische gevolgen<br />
Eetproblemen, failure to thrive met potentieel<br />
intelligentieverval<br />
Hyperactiviteit, angst- en aanpassingsstoornissen met<br />
teruggetrokken gedrag<br />
Munchausen syndroom, somatisatiestoonissen<br />
Ontwikkelingsfase van het slachtoffer<br />
Ba<strong>by</strong><br />
Kleuter en latentiekind<br />
Adolescenten<br />
Naast leeftijdsspecifieke uitingen worden algemene moeilijkheden aangehaald,<br />
zoals concentratieproblemen, schoolverzuim, moeite met losmaking van de ouders,<br />
gedragsproblemen en gebrekkige sociale vaardigheden (Vecht, 2000).
Libow (2000) vermeldt daarenboven volgende psychische gevolgen: depressie,<br />
dysthyme stoornis, sociale isolatie, eetstoornissen (anorexia nervosa, o<strong>be</strong>sitas),<br />
afhankelijke en hysterische persoonlijkheid.<br />
1.2 Hypothese en relevantie<br />
De laatste 2 decennia <strong>be</strong>staat een algemeen toenemende aandacht voor het MBPS<br />
(Libow, 2000). Daar het syndroom een <strong>be</strong>langrijke morbiditeit en mortaliteit kent,<br />
is een vroegtijdige detectie van het syndroom essentieel. Hoewel huisartsen hierbij<br />
een relevante rol kunnen vervullen, blijkt uit de literatuur dat het syndroom door<br />
deze doelgroep weinig is gekend en vaak wordt gemist (Adriaenssens, 2000; Skau<br />
& Mouridsen, 1995). Gemiddeld passeren er 12 tot 15 maanden tussen het eerste<br />
dokters<strong>be</strong>zoek en de diagnose van het MBPS (Adriaenssens & Eggermont, 1991; De<br />
Mol et al., 2002; Rosen<strong>be</strong>rg, 1987). In een overzichtstudie <strong>be</strong>rekende Rosen<strong>be</strong>rg<br />
(1987) dat voor minstens 9% van de MBP-slachtoffers de diagnose pas na hun<br />
overlijden gesteld wordt.<br />
Er werd gekozen voor een empirische studie, vermits in de literatuur weinig<br />
geschreven is over de rol van huisartsen in deze problematiek (Dubois et al.,<br />
2001). De zeldzame studies die hierover te vinden zijn, worden veelal gebaseerd op<br />
casestudies waarbij men zich moet <strong>be</strong>hoeden voor generalisering (De Mol et al.,<br />
2002).<br />
In het empirisch onderzoek worden twee varia<strong>be</strong>len uit de literatuur verbonden tot<br />
volgende hypothese: “Het MBPS wordt onvoldoende onderkend door Vlaamse<br />
huisartsen, aangezien de kennis hieromtrent ontoereikend is”, waarbij de laatst<br />
vermelde stelling wordt nagegaan. Dit gegeven zou mogelijk kunnen bijdragen tot<br />
de algemene onderschatting in verband met de prevalentie van het syndroom, wat<br />
eveneens in de literatuur <strong>be</strong>schreven wordt (Schreier & Libow, 1993). Naast het<br />
onderzoeken van de huidige kennis worden tevens de handelingspatronen van<br />
huisartsen bij een vermoeden van het MBPS nagegaan. Tenslotte wordt de<br />
volgende assumptie getoetst: “Vlaamse huisartsen heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>hoefte aan<br />
sensibiliseringsfolder met waarschuwingssignalen en richtlijnen met <strong>be</strong>trekking tot<br />
adequaat handelen bij een vermoeden van het MBPS”.
Er werd geopteerd deze stellingen te onderzoeken, aangezien een goede kennis van<br />
het syndroom en de waarschuwingssignalen door huisartsen essentieel is om<br />
preventieve opsporing te realiseren. Daarenboven moeten zij de ernst van de<br />
situatie kunnen inschatten en op de hoogte zijn van potentiële trajecten die bij een<br />
vermoeden kunnen worden afgelegd. Met oog op deze signaalfunctie, zal<br />
afhankelijk van de uitkomst van de onderzoeksresultaten een sensibiliseringsfolder<br />
worden opgesteld voor huisartsen. Hierin zullen signalen te vinden zijn en<br />
richtlijnen hoe men adequaat kan handelen bij het ontstaan van een vermoeden.<br />
Op deze manier <strong>be</strong>oog ik het vergroten van de gevoeligheid in de<br />
gezondheidssector voor dit syndroom, met als einddoel secundaire preventie.<br />
Niettegenstaande de taak van huisartsen in de diagnosestelling en <strong>be</strong>handeling<br />
minder omvangrijk is, kunnen zij hierbij een bijdrage leveren door gegevens te<br />
verzamelen en vrij te geven, alsook aanwezig te zijn bij de confrontatie en het<br />
gezin mee op te volgen tijdens en na de <strong>be</strong>handeling.
2. Methode<br />
2.1 Deelnemers<br />
De populatie voor dit onderzoek werd gevormd door Vlaamse huisartsen met een<br />
praktijk in de provincie Antwerpen. Bij het samenstellen van de doelgroep werd niet<br />
specifiek rekening gehouden met eigenschappen als leeftijd en geslacht. Deze<br />
varia<strong>be</strong>len werden willekeurig <strong>be</strong>paald. Na afloop van de studie blijkt dat de<br />
onderzoekspopulatie wordt gevormd door 65.4% mannen en 34.6% vrouwen. De<br />
gemiddelde leeftijd van deze steekproef <strong>be</strong>draagt 48 jaar en het aantal jaren<br />
<strong>be</strong>roepsuitoefening 21 jaar.<br />
Vooreerst werden 95 huisartsen aangeschreven per brief, werkzaam in de<br />
gemeenten Antwerpen (2), Berchem (3), Bornem (1), Boechout (10), Brasschaat<br />
(1), Deurne (1), Duffel (1), Edegem (20), Kalmthout (1), Kontich (15), Lint (6),<br />
Mechelen (2), Merksem (1), Morstel (23), Schoten (2), en tenslotte Willebroek (6).<br />
Van de verstuurde brieven <strong>be</strong>draagt de response rate 51, waarvan 50 valied zijn.<br />
Op grond van onvolledigheid werd één vragenlijst invalied verklaard.<br />
Via rechtstreeks contact werden 38 huisartsen gemobiliseerd mee te werken aan<br />
het onderzoek. Op de receptie van de Gezondheidsraad in Aartselaar werden acht<br />
huisartsen mondeling aangesproken en aangespoord om hun medewerking te<br />
verlenen aan de studie, waarbij allen hiertoe <strong>be</strong>reid waren. Dokter Jan Van Boxem,<br />
hoofd van de huisartsenkring in de Rupelstreek, heeft tevens op een bijeenkomst<br />
van huisartsen 30 leden opgeroepen tot coöperatie. Dit leverde een respons op van<br />
10 valiede vragenlijsten.<br />
Per e-mail werden 91 huisartsen <strong>be</strong>reikt. Dr. Van Boxem verstuurde de enquête<br />
naar 63 huisartsen, afkomstig uit Aartselaar (16), Boom (10), Hemiksem (7), Niel<br />
(5), Schelle (5) Reet (11), Rumst (6), en tenslotte Terhagen (3). Dirk Scheveneels,<br />
voorzitter van de huisartsenvereniging Wilrijk, <strong>be</strong>reikte 28 leden. In totaal werden<br />
van de 15 van de 91 verstuurde vragenlijsten <strong>be</strong>antwoord, waarbij 2 responsen<br />
invalied werden <strong>be</strong>vonden, omwille van het ontbreken van gegevens.<br />
In het geheel leverde de verzameling van data 81 bruikbare vragenlijsten op ter<br />
verwerking. Onderstaande ta<strong>be</strong>l biedt een overzicht voor wat de wijze van het<br />
gebruikte medium en het opgeleverde resultaat <strong>be</strong>treft.
Ta<strong>be</strong>l 3<br />
Overzicht medium en opgeleverde resultaten bij verzameling gegevens<br />
Aantal <strong>be</strong>reikte<br />
huisartsen<br />
Respons (valied)<br />
2.2 Materiaal<br />
Manuele<br />
<strong>be</strong>antwoording<br />
__________________________________<br />
Verzonden brief Rechtstreeks contact<br />
95<br />
38<br />
Elektronische<br />
<strong>be</strong>antwoording<br />
____________<br />
E-mail<br />
91<br />
Totaal<br />
224<br />
50 18 13 81<br />
Om de varia<strong>be</strong>len te onderzoeken werd gebruikt gemaakt van een zelf opgestelde<br />
vragenlijst, waarbij <strong>be</strong>staande literatuur het fundament vormde. Bij het creëren van<br />
de enquête werd voornamelijk geopteerd voor gesloten vragen teneinde een<br />
kwantitatieve, computergestuurde verwerking mogelijk te maken. De vragenlijst<br />
<strong>be</strong>stond meer <strong>be</strong>paald uit dichotome items, meerkeuzevragen met meerdere<br />
opties, alsook vragen opgesteld volgens de Likert-schaal met 5 mogelijke<br />
antwoorden (nooit - bijna nooit - soms - meestal - altijd). Bij één dichotome vraag<br />
werd ter specificatie een open <strong>be</strong>antwoording geprefereerd, die later kwalitatief<br />
verwerkt werd.<br />
2.3 Procedure<br />
Na de opstelling van de vragenlijst werd deze onderworpen aan een<br />
pilootonderzoek om te anticiperen op potentiële tekortkomingen. Twee huisartsen,<br />
een kinderneuroloog en een huidspecialist heb<strong>be</strong>n deelgenomen aan dit<br />
vooronderzoek en de enquête <strong>be</strong>oordeeld op inhoud, pragmatische bruikbaarheid<br />
en schrijfstijl. Na verificatie werd de vragenlijst verspreid via verscheidene media.<br />
Dokter Gerlinde Wijnen <strong>be</strong>zorgde twee lijsten met de adressen van alle dokters in<br />
Kontich en Edegem. Om een representatieve steekproef te verkrijgen, werden de<br />
overige adressen op willekeurige wijze geselecteerd uit het boek „Lijst van de<br />
ingeschreven geneesheren, 2005‟ door de Orde van geneesheren, Provinciale Raad<br />
van Antwerpen. Deze huisartsen kregen individueel per post de vragenlijst met een<br />
inleidende brief toegestuurd (zie bijlage III).
In deze brief werd een inhoudelijke toelichting gegeven en werd de context<br />
geschetst waarin de vragenlijst kaderde, alsook een verduidelijking van het doel<br />
van dit onderzoek. Bij aanvang van de vragenlijst werden de procedurele aspecten<br />
<strong>be</strong>schreven, namelijk de anonimiteit bij de verwerking, de mogelijkheid meerdere<br />
alternatieven aan te kruisen indien van toepassing en bovendien de tijdsoccupatie.<br />
In een bijgevoegde nota (zie bijlage I) werd de pragmatische kant vermeld, meer<br />
<strong>be</strong>paald de uiterste datum van terugzending, het voor de gelegenheid aangemaakte<br />
e-mailadres waar de huisartsen terecht konden voor eventuele, bijkomende vragen,<br />
alsook de relevantie van hun deelname aan het onderzoek. Met het oog op een zo<br />
groot mogelijke response rate werd in de envelop eveneens een gefrankeerde en<br />
geadresseerde envelop bijgevoegd. Een tweede medium dat werd geraadpleegd, is<br />
rechtstreekse contactname, zoals reeds <strong>be</strong>schreven in de paragraaf van de<br />
deelnemers. Tenslotte werd als laatste communicatiemiddel de elektronische post<br />
aangewend om huisartsen te <strong>be</strong>reiken. Hiervoor werd <strong>be</strong>roep gedaan op twee<br />
voorzitters van huisartsenverenigingen. Dr. Van Boxem vertegenwoordigt de kring<br />
Aartselaar – Boom – Hemiksem – Niel – Schelle – Rumst – Reet – Tervuren en Dr.<br />
Scheveneels vervult de functie van voorzitter voor wat de huisartsen van de<br />
gemeente Wilrijk <strong>be</strong>treft. Zij verspreidden de vragenlijst vanuit hun naam onder de<br />
leden, zodat de mail met afdoende aandacht <strong>be</strong>naderd zou worden. Hierbij werd<br />
eveneens eenzelfde additionele nota (zie bijlage II) bijgevoegd, waarbij bijkomend<br />
werd vermeld dat het mogelijk was, teneinde alle anonimiteit te waarborgen en<br />
indien gewenst, een exemplaar met de post te versturen. Vanwege de lage<br />
respons, werd de mail een tweede tot derde keer verzonden. Dr. Van Boxem deed<br />
hierbij bovendien een dwingende oproep tot medewerking. Wanneer alle gegevens<br />
verzameld waren, werden deze verwerkt met het computerprogramma Statistical<br />
Package for Social Sciences (SPSS, versie 15).
3. Resultaten<br />
3.1 Kennis in verband met het MBPS<br />
Uit de resultaten blijkt dat 86,4% van de onderzochte huisartsen <strong>be</strong>kend is met de<br />
concrete inhoud van het MBPS. Met <strong>be</strong>hulp van een uitgevoerde Chi-kwadraat<br />
<strong>be</strong>rekening wordt met een <strong>be</strong>trouwbaarheidsinterval van 95%, geen significant<br />
verband verondersteld tussen de varia<strong>be</strong>len kennis van het MBPS en geslacht van<br />
de huisarts, noch tussen kennis en het aantal jaren praktijkervaring. Beide<br />
overschrijdingskansen <strong>be</strong>dragen namelijk meer dan het significantieniveau van 0.05<br />
(kennis MBPS-geslacht huisarts: p=0.919>0.05; kennis MBPS-praktijkervaring<br />
huisarts: p=0.069>0.05).<br />
Ta<strong>be</strong>l 4<br />
Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-geslacht huisarts<br />
Pearson Chi-kwadraat<br />
Ta<strong>be</strong>l 5<br />
Waarde<br />
0,170<br />
Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Pearson Chi-kwadraat<br />
Waarde<br />
15,919<br />
Vrijheidsgraden<br />
2<br />
Vrijheidsgraden<br />
9<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,919<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,069<br />
De kennis van het MBPS is voornamelijk afkomstig vanuit de medische opleiding<br />
(31.9%) en artikels uit een medisch tijdschrift (31.0%). 12.4% van de huisartsen<br />
geeft aan zijn kennis vanuit een andere bron te halen, waarbij de krant, eigen<br />
praktijkervaring, stage, website Vertrouwenscentrum, artikel via mail, ervaring als<br />
schoolarts, alsook de vraag van een politie-agent naar het syndroom worden<br />
aangehaald. Vervolgens wordt in dalende prevalentie vermeld: kennis door<br />
confrontatie met diagnose na feedback van een specialist (6.2%), informatie<br />
afkomstig vanuit congres (5.3%), film (2.7%) en non-fictie boeken (1.8%).
Ta<strong>be</strong>l 6<br />
Procentuele weergave van bron van kennis in verband met het MBPS<br />
Bron van kennis in verband met het MBPS<br />
Vanuit medische opleiding<br />
Procent<br />
Vanuit artikels in een medisch tijdschrift 31<br />
Vanuit andere bron<br />
Vanuit documentaire op tv<br />
Door confrontatie met de diagnose na feedback van een specialist<br />
Vanuit congres<br />
Vanuit film<br />
Vanuit non-fictie boeken<br />
Door middel van een Chi-kwadraat <strong>be</strong>werking wordt er met een <strong>be</strong>trouwbaarheid<br />
van 95% geen significant relatie (p=0.371>0.05) gevonden tussen de bron van<br />
kennis in verband met het MBPS en het aantal jaren <strong>be</strong>roepsuitoefening van de<br />
huisarts.<br />
Ta<strong>be</strong>l 7<br />
Chi-kwadraat toets: afkomst kennis MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Pearson Chi-Square<br />
Waarde<br />
50,596<br />
Vrijheidsgraden<br />
3.2 Voorkomen van vermoeden voor wat het MBPS <strong>be</strong>treft<br />
48<br />
31,9<br />
12,4<br />
8,8<br />
6,2<br />
5,3<br />
2,7<br />
1,8<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,371<br />
Het onderzoek toont tevens aan dat 35.7% van de huisartsen in hun carrière reeds<br />
een vermoeden heb<strong>be</strong>n gehad van het MBPS.
Ta<strong>be</strong>l 8<br />
Procentuele weergave van voorkomen van een vermoeden in verband met het MBPS<br />
Hebt u reeds een vermoeden gehad van het MBPS?<br />
Ja<br />
Neen<br />
Procent<br />
Met <strong>be</strong>hulp van een Chi-kwadraat <strong>be</strong>rekening wordt bij een significantieniveau van<br />
0.05 geen relevante samenhang aangenomen tussen het voorkomen van een<br />
vermoeden van het MBPS en het geslacht (p=0.705>0.05), alsook praktijkervaring<br />
van de huisarts (p=0.312>0.05).<br />
Ta<strong>be</strong>l 9<br />
Chi-kwadraat toets: vermoeden MBPS-geslacht huisarts<br />
Pearson Chi-kwadraat<br />
Ta<strong>be</strong>l 10<br />
Waarde<br />
0,698<br />
Chi-kwadraat toets: vermoeden MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Pearson Chi-kwadraat<br />
Waarde<br />
9,375<br />
Vrijheidsgraden<br />
2<br />
Vrijheidsgraden<br />
8<br />
35,7<br />
64,3<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,705<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,312<br />
In onderstaande ta<strong>be</strong>l wordt een procentueel overzicht gegeven van de frequentie<br />
voor wat het voorkomen van een vermoeden van het MBPS <strong>be</strong>treft.
Ta<strong>be</strong>l 11<br />
Procentuele weergave van de frequentie van vermoeden van het MBPS<br />
Frequentie van vermoeden<br />
1 keer<br />
2 keer<br />
3 keer<br />
4 keer<br />
5 keer<br />
6 keer<br />
Procent<br />
Er wordt geen significante Pearson-r correlatie teruggevonden tussen het de<br />
frequentie van het voorkomen van een vermoeden van het MBPS en het aantal<br />
jaren praktijkervaring van de huisarts.<br />
Ta<strong>be</strong>l 12<br />
Pearson-r correlatie: frequentie vermoeden MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
Wat was de frequentie<br />
van dit vermoeden?<br />
3.3 Signalen van het MBPS<br />
Pearson Correlation<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
1<br />
Wat was de frequentie<br />
van dit vermoeden?<br />
-0,382<br />
Pearson Correlation -0,382 1<br />
Het vermoeden van het MBPS is veelal gebaseerd op een samenspel van signalen.<br />
Door huisartsen wordt de overdreven preoccupatie van de moeder met<br />
ziektesymptomen bij het kind, in combinatie met het aandringen op medische<br />
onderzoeken als het meest relevante signaal aangeduid (22%). 19.5% van de<br />
onderzochte populatie baseert zijn vermoeden op de aanwezigheid van<br />
opeenvolgende of steeds terugkerende ziekte<strong>be</strong>elden die niet of onvoldoende<br />
kunnen worden verklaard door een somatische oorzaak.<br />
24<br />
52<br />
4<br />
12<br />
4<br />
4
Het voorkomen van een aanzienlijke discrepantie tussen de resultaten van<br />
anamnestisch, laboratorium, of lichamelijk onderzoek en de algehele lichamelijke<br />
toestand van het kind, wordt door 14.6% van de steekproef aangeduid als reden<br />
tot meer opmerkzaamheid. Dit kenmerk krijgt een gedeelde plaats met een<br />
geagiteerde attitude bij de moeder bij een afwijzende houding van de arts<br />
tegenover verder onderzoek of ingrepen. Vervolgens wordt door 10% van de<br />
huisartsen de aanwezigheid van (repetitieve) ongewone klachten als reden voor<br />
een verhoogde alertheid gepercipieerd. Incongruenties in het verhaal of anamnese<br />
gegeven door de zorgfiguur wordt eveneens gezien als waarschuwingsfactor<br />
(7.3%). Tenslotte wordt in 1.2% van de gevallen een andere reden opgegeven,<br />
namelijk het door de moeder op zeer enthousiaste en opgetogen wijze continu<br />
verhalen vertellen over ziekten en geplande multiple onderzoeken bij het kind op de<br />
meest ongepaste plaatsen (winkel, schoolpoort,…), aan al wie het horen wil.<br />
Ta<strong>be</strong>l 13<br />
Procentuele weergave aangaande de herkenning van waarschuwingssignalen bij het MBPS<br />
Signalen<br />
Overdreven preoccupatie van de zorgfiguur met ziektesymptomen bij het kind en aandringen<br />
op medische ingrepen<br />
Aanwezigheid van opeenvolgende verscheidene of steeds terugkerende ziekte<strong>be</strong>elden die niet<br />
of onvoldoende kunnen worden verklaard door een somatische oorzaak<br />
De resultaten van anamnestisch, laboratorium, en lichamelijk onderzoek vertonen aanzienlijke<br />
discrepantie met de algehele toestand van het kind<br />
Irritatie en zeer boos worden van de zorgfiguur bij afwijzende houding van de arts tegenover<br />
verder onderzoek, ingrepen,…<br />
Door het ontdekken van medisch shoppen (cfr. patiënt is overal gekend en nergens, geen<br />
vaste huisarts, hospitalisaties in verscheidene ziekenhuizen)<br />
Aanwezigheid van (repetitieve) ongewone klachten die moeilijk te brengen zijn onder één<br />
klinische noemer, zodat gedacht wordt aan een „unieke‟ zieke<br />
Incongruenties in het verhaal of de anamnese gegeven door de zorgfiguur<br />
Andere<br />
Procent<br />
22<br />
19,5<br />
14,6<br />
14,6<br />
11,0<br />
10,0<br />
7,3<br />
1,2
3.4 Handelingspatronen bij een vermoeden van het MBPS<br />
Om na te gaan wat de huidige handelingspatronen bij huisartsen zijn, werd<br />
<strong>be</strong>vraagd hoe er bij een vermoeden van het MBPS wordt gehandeld.<br />
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat menig huisarts (27.5%) een<br />
afwachtende houding aanneemt, waarbij aan de moeder wordt gevraagd op een<br />
later tijdstip contact op te nemen ter herevaluatie. In de tweede plaats gaat men<br />
doorverwijzen naar een medisch specialist in een ziekenhuis (20%). Vervolgens<br />
wordt het raadplegen van een collega-arts voor een „second opinion‟ vermeld met<br />
eenzelfde frequentie als melding bij een Vertrouwenscentrum (12.5%). 7.5% van<br />
de steekproef stuurt de moeder en het kind terug naar huis met eventueel een<br />
voorschrift voor pijnstillers en geneesmiddelen. Tenslotte confronteert 5% van de<br />
onderzoeksgroep de moeder rechtstreeks met het vermoeden. Eenzelfde<br />
percentage van huisartsen geeft een alternatieve manier van handelen aan. Zo<br />
wordt onder andere vermeld dat men zelf het kind tracht op te volgen en te<br />
<strong>be</strong>schermen door zoveel mogelijk onderzoeken en ingrepen te vermijden. Hierbij<br />
worden steeds de specialisten van het universitaire ziekenhuis op de hoogte<br />
gehouden telkens zich nieuwe symptomen aanbieden. Het voorschrijven van<br />
magistrale placebo‟s wordt eveneens <strong>be</strong>schreven, alsook het in vertrouwen nemen<br />
van een familiaal gerelateerde huisarts van het potentiële MBP-gezin. Bij dit laatste<br />
gegeven wordt tevens verzocht de situatie mee onder controle te houden door<br />
nauwgezette, doch subtiele observatie. Vervolgens verklaart één huisarts geen<br />
handeling te heb<strong>be</strong>n ondernomen, aangezien zij op het eigenlijke moment geen<br />
mishandeling vermoedde. Jaren later, wanneer de patiënt niet meer op consultatie<br />
kwam, is het <strong>be</strong>sef van een mogelijke MBPS-diagnose gegroeid door middel van<br />
doorgenomen lectuur. Tenslotte meldt geen enkele huisarts het vermoeden bij het<br />
strafrechtelijke circuit.
Ta<strong>be</strong>l 14<br />
Procentuele weergave van handelingswijzen bij een vermoeden van het MBPS<br />
Handelingswijzen bij vermoeden<br />
Afwachtende houding aannemen, waarbij gevraagd wordt om op later tijdstip contact te<br />
nemen ter herevaluatie<br />
Doorverwijzen naar medisch specialist in het ziekenhuis<br />
Collega-arts raadplegen voor „second opinion‟<br />
(Anonieme) melding bij Bureau Vertrouwensarts, de Raad voor Kinder<strong>be</strong>scherming<br />
Procent<br />
Doorverwijzen naar een kinderpsychiater 10,0<br />
De zorgfiguur en het kind terug naar huis sturen met eventueel een voorschrift voor pijnstillers<br />
en geneesmiddelen<br />
De zorgfiguur rechtstreeks confronteren met het vermoeden<br />
Andere 5,0<br />
Melding bij het strafrechtelijke circuit: politie, Openbaar Ministerie<br />
Aan de huisartsen die bij achterdocht niet actief handelen, meer <strong>be</strong>paald de<br />
zorgfiguur naar huis sturen of een afwachtende houding aannemen, werd eveneens<br />
gevraagd deze attitude te motiveren. De meeste artsen geven als oorzaak het feit<br />
dat hun vermoeden mogelijk onterecht is. 25% van de onderzochte populatie geeft<br />
aan vooreerst te willen afwachten hoe de situatie verder evolueert. Voor 15.6% van<br />
de huisartsen is het moeilijker om toe te geven aan dit vermoeden, omwille van de<br />
subjectieve relatie die ze onderhouden met de patiënten. Voor de artsen is het<br />
namelijk niet vanzelfsprekend te geloven dat „hun‟ patiënt in staat is tot het plegen<br />
van dergelijke wandaden. De gerapporteerde symptomen worden dan eerder<br />
geïnterpreteerd in het kader van over<strong>be</strong>zorgdheid. 12.5% van de steekproef wil op<br />
deze manier doctor shopping vermijden. Een andere <strong>be</strong>weegreden wordt in 9.4%<br />
van de gevallen aangegeven. Zo wordt vermeld dat een uitgebreid diagnostisch<br />
proces tijdsintensief is. Daar tijd vaak een schaars <strong>be</strong>grip vormt bij huisartsen, lijdt<br />
het voeren van adequaat onderzoek en het zodoende actief ingrijpen hier mogelijk<br />
onder. Vervolgens wordt in 6.3% van de gevallen een potentiële <strong>be</strong>schadiging van<br />
de vertrouwensrelatie met de patiënt als motivatie opgegeven. Een minderheid<br />
(3.1%) licht zijn <strong>be</strong>slissing toe met het argument dat op het specifieke moment de<br />
ernst van de situatie niet werd ingezien.<br />
27,5<br />
20,0<br />
12,5<br />
12,5<br />
7,5<br />
5,0<br />
0,0
Ta<strong>be</strong>l 15<br />
Procentuele weergave van reden van non-actieve handeling bij een vermoeden van het MBPS<br />
Reden non-actieve handeling<br />
Omwille van het feit dat uw vermoeden mogelijk onterecht was<br />
U wou kijken hoe de situatie verder evolueerde<br />
Door de subjectieve relatie die u als arts hebt met uw patiënten is het moeilijker om toe te<br />
geven aan deze vermoedens. Symptomen worden<br />
dan eerder gezien in het kader van over<strong>be</strong>zorgdheid<br />
Om „doctor shopping‟ te vermijden<br />
Procent<br />
Andere 9,4<br />
Doordat de vertrouwensrelatie met uw patiënt hierdoor mogelijk <strong>be</strong>schadigd zou kunnen<br />
worden<br />
Omdat u op dat moment de ernst van de situatie niet inzag<br />
Bij huisartsen die heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>slist bij een potentiële MBPS-diagnose door te<br />
verwijzen naar een medisch specialist, werden evenzeer de <strong>be</strong>weegredenen<br />
<strong>be</strong>vraagd.<br />
Op een eerste gedeelde plaats wordt als motivatie opgegeven dat men wil<br />
voorkomen dat de zorgfiguur de symptomen zal verergeren, waardoor bij een<br />
volgende consultatie de noodzaak zou ontstaan door te verwijzen. Met eenzelfde<br />
percentage vermeldt men het uitsluiten van somatische oorzaken (22.7%).<br />
Vervolgens wordt door 18.2% van de steekproef de preventie van medisch shoppen<br />
aangehaald als motief. Het gevaar schuilt immers in het feit dat de nieuwe huisarts<br />
niet op de hoogte is van de medische geschiedenis van het kind, wat onder andere<br />
een herhaling van reeds uitgevoerde onderzoeken kan impliceren. 13.6% motiveert<br />
de doorverwijzing met het argument tegemoet te willen komen aan de wensen van<br />
de zorgfiguur. Tenslotte verklaart men in 4.5% van de gevallen dat het de taak is<br />
van een huisarts zich uitsluitend te richten op het somatische aspect en door te<br />
verwijzen naar een specialist indien er geen medische interventies meer kunnen<br />
worden verricht.<br />
28,1<br />
25,0<br />
15,6<br />
12,5<br />
6,3<br />
3,1
Ta<strong>be</strong>l 16<br />
Procentuele weergave van de reden van doorverwijzing naar een specialist bij een vermoeden van het<br />
MBPS<br />
Reden doorverwijzing medisch specialist<br />
Om te voorkomen dat de zorgfiguur de symptomen zal verergeren, waardoor de volgende keer<br />
de noodzaak zou ontstaan door te verwijzen<br />
Om somatische oorzaken uit te sluiten<br />
Om „doctor shopping‟ te vermijden, waarbij de nieuwe huisarts niet op de hoogte is van de<br />
medische geschiedenis van de patiënt<br />
Uit <strong>be</strong>zorgdheid dat de zorgfiguur, buiten uw weten om, rechtstreeks een afspraak zou<br />
vastleggen met de specialist (die tevens niet op de hoogte kan worden gebracht van de<br />
anamnese en het vermoeden)<br />
Om tegemoet te komen aan de wensen van de zorgfiguur<br />
Omdat u vindt dat het uw taak is als arts u enkel te richten op het somatische aspect, en door<br />
te verwijzen naar medische specialisten indien u geen medische interventies meer kan<br />
verrichten<br />
Andere<br />
3.5 Communicatie tussen huisarts – specialist<br />
Procent<br />
Een efficiënte communicatie tussen huisarts en specialist kan van <strong>be</strong>langrijke<br />
waarde zijn in de secundaire preventie van het MBPS.<br />
In het kader van doorverwijzing naar een specialist, is het van <strong>be</strong>lang deze te<br />
motiveren en documenteren, inclusief vermoedens van het MBPS. Uit de <strong>be</strong>vraging<br />
blijkt dat 66.7% van de huisartsen altijd op deze wijze handelen en in 33.3% van<br />
de gevallen ge<strong>be</strong>urt dit meestal.<br />
22,7<br />
22,7<br />
18,2<br />
18,2<br />
13,6<br />
4,5<br />
0,0
Ta<strong>be</strong>l 17<br />
Procentuele weergave van het documenteren van de doorverwijzing van de huisarts aan de specialist<br />
Wordt de doorverwijzing gemotiveerd en gedocumenteerd?<br />
Nooit<br />
Bijna nooit<br />
Soms<br />
Meestal<br />
Procent<br />
Altijd 66,7<br />
Indien het vermoeden van het MBPS wordt gecommuniceerd aan de specialist,<br />
ge<strong>be</strong>urt dit in 46.7% van de gevallen via telefonisch contact. Bij 33.3% van de<br />
huisartsen <strong>be</strong>wijst de verwijsbrief dienst als medium. 13.3% van de onderzochte<br />
populatie brengt rechtstreeks, via persoonlijk gesprek de specialist op de hoogte.<br />
Op de laatste plaats vindt men het doorgeven van het Globaal Medisch Dossier<br />
waarin de anamnese terug te vinden is (6.7%). In 25% van de gevallen wordt een<br />
combinatie van communicatiemiddelen gebruikt.<br />
Ta<strong>be</strong>l 18<br />
Procentuele weergave van de wijze waarop het vermoeden van het MBPS wordt gecommuniceerd aan de<br />
specialist<br />
Wijze waarop het vermoeden wordt gecommuniceerd aan specialist<br />
Via telefonisch contact<br />
Via de verwijsbrief<br />
Rechtstreeks, via persoonlijk contact<br />
Via het doorgeven van het Globaal Medisch Dossier waarin de anamnese terug te vinden is<br />
0,0<br />
0,0<br />
0,0<br />
33,3<br />
Procent<br />
Tenslotte vormt de terugkoppeling door de specialist die de patiënt op eigen<br />
initiatief heeft <strong>be</strong>zocht, een <strong>be</strong>duidend element om een goed zicht te <strong>be</strong>waren op<br />
medische activiteiten van patiënten, wat van <strong>be</strong>lang kan zijn in de detectie en<br />
opvolging van MBP-gezinnen. De meerderheid van huisartsen (44.4%) getuigt dat<br />
hiervan meestal sprake is. 38.3% verklaart bijna nooit feedback te ontvangen.<br />
Bij 16.0% van de huisartsen ge<strong>be</strong>urt dit bijna altijd. Een minderheid (1.2%) krijgt<br />
nooit terugkoppeling.<br />
46,7<br />
33,3<br />
13,3<br />
6,7
Ta<strong>be</strong>l 19<br />
Procentuele terugkoppeling van de specialist aan de huisarts<br />
Krijgt u steeds terugkoppeling van de specialist die uw patiënt op eigen initiatief heeft<br />
geraadpleegd?<br />
Nooit<br />
Bijna nooit<br />
Meestal<br />
Bijna altijd<br />
Procent<br />
Altijd 0,0<br />
3.6 Diagnosestelling<br />
Om de adequaatheid van het vermoeden van het MBPS na te gaan, werd de<br />
frequentie van het aantal situaties <strong>be</strong>keken waarin na doorverwijzing of melding de<br />
diagnose MBPS wordt gesteld. In 66.7% van de gevallen wordt het vermoeden<br />
<strong>be</strong>vestigd in een diagnose. 25% van de huisartsen antwoordt negatief, waarbij de<br />
achterdocht toch aanwezig blijft en er een algemene alertheid <strong>be</strong>staat. Bij een<br />
minderheid (8.3%) wordt er eveneens geen diagnose gesteld, maar wordt er een<br />
andere verklaring gevonden voor de klachten. Zo kan bijvoor<strong>be</strong>eld toch een<br />
somatische oorzaak worden gevonden die alvorens over het hoofd werd gezien. In<br />
geen enkele situatie heeft de zorgfiguur afgezien van de doorverwijzing.<br />
Ta<strong>be</strong>l 20<br />
Procentuele weergave van de gevallen waarin na een vermoeden van de huisarts de diagnose MBPS<br />
wordt gesteld<br />
Werd na doorverwijzing of melding van het vermoeden uiteindelijk de diagnose MBPS gesteld?<br />
Ja<br />
Neen, toch blijft het vermoeden aanwezig en <strong>be</strong>staat een algemene alertheid<br />
Neen, er werd een andere verklaring gevonden voor de klachten<br />
Neen, de zorgfiguur heeft afgezien van de doorverwijzing<br />
1,2<br />
38,3<br />
44,4<br />
16,0<br />
Procent<br />
66,7<br />
25,0<br />
8,3<br />
0,0
Door middel van een Chi-kwadraat <strong>be</strong>werking wordt de hypothese die de<br />
afwezigheid veronderstelt van een relevante samenhang tussen het voorkomen van<br />
een diagnosestelling en het geslacht van de huisarts, <strong>be</strong>vestigd met 95%<br />
zekerheid.<br />
Ta<strong>be</strong>l 21<br />
Chi-kwadraat toets: diagnose MBPS-geslacht huisarts<br />
Pearson Chi-Square<br />
Waarde<br />
0,563<br />
Vrijheidsgraden<br />
2<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
Er wordt tevens geen significante Pearson-r correlatie aangenomen tussen de<br />
varia<strong>be</strong>len diagnosestelling en het aantal jaren praktijkervaring.<br />
Ta<strong>be</strong>l 22<br />
Pearson-r correlatie: diagnose MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
Indien er sprake is van<br />
meerdere vermoedens,<br />
wat is de frequentie<br />
waarbij het vermoeden<br />
werd <strong>be</strong>vestigd in een<br />
diagnose?<br />
Pearson Correlation<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
1<br />
0,755<br />
Indien er sprake is van<br />
meerdere vermoedens,<br />
wat is de frequentie<br />
waarbij het vermoeden<br />
werd <strong>be</strong>vestigd in een<br />
diagnose?<br />
0,158<br />
Pearson Correlation 0,158 1<br />
3.7 Relevante attituden bij de herkenning van het MBPS<br />
Verder werd in de vragenlijst gepeild naar houdingen bij de huisarts die <strong>be</strong>langrijk<br />
zijn bij de onderkenning van het MBPS.
3.7.1 Peilen naar medisch shoppen<br />
In dit kader werd achterhaald of huisartsen bij on<strong>be</strong>kende patiënten met verdachte<br />
klachten (in de richting van het MBPS) trachten na te gaan wie mogelijk andere of<br />
vorige huisartsen zijn of waren. Een meerderheid (44.9%) verklaart dit meestal wel<br />
te achterhalen. 23.2% van de huisartsen geeft aan steeds het <strong>be</strong>staan van andere<br />
geraadpleegde huisartsen te controleren. 13% van de onderzochte populatie deelt<br />
mee dit nooit te doen, gevolgd met 10.1% door „soms‟. Tenslotte getuigt 8.7% van<br />
de steekproef dat ze meestal niet potentiële collega‟s opsporen bij merkwaardige<br />
symptomen van patiënten.<br />
Ta<strong>be</strong>l 23<br />
Peilen naar medisch shoppen door de huisarts bij verdachte klachten bij de patiënt<br />
Pro<strong>be</strong>ert u bij on<strong>be</strong>kende patiënten met verdachte klachten (in de richting van MBPS) te<br />
achterhalen wie mogelijk andere/vorige huisartsen zijn/waren?<br />
Nooit<br />
Meestal niet<br />
Soms<br />
Meestal wel<br />
Altijd<br />
3.7.2 Opmaken van een Globaal Medisch Dossier<br />
Procent<br />
Het bijhouden van een Globaal Medisch Dossier (GMD) van patiënten vormt in deze<br />
context eveneens een <strong>be</strong>langrijke factor. 45.7% van de huisartsen verklaart bij<br />
schatting dat 50-75% van hun patiënten <strong>be</strong>schikken over een Globaal Medisch<br />
Dossier. In 24.7% van de gevallen wordt een GMD bij 75-100% van de cliënten<br />
opgemaakt. Op de derde plaats (23.5%) is 25-50% van de patiënten hiervan in het<br />
<strong>be</strong>zit en tenslotte geeft 6.2% van de artsen aan dat bij 0-25% van hun cliënteel de<br />
gegevens worden opgetekend in een dossier.<br />
10,1<br />
8,7<br />
13,0<br />
44,9<br />
23,2
Ta<strong>be</strong>l 24<br />
Procentuele weergave van de frequentie van patiënten met een GMD<br />
Procentuele weergave van aantal patiënten met GMD<br />
0-25<br />
25-50<br />
50-75<br />
75-100<br />
Procent<br />
Menig huisarts, meer <strong>be</strong>paald 74.1% is van mening dat het Globaal Medisch Dossier<br />
een <strong>be</strong>langrijke component kan vormen in de detectie van het MBPS.<br />
Ta<strong>be</strong>l 25<br />
Procentuele weergave van de mening van huisartsen omtrent de relevantie van het GMD in de detectie<br />
van het MBPS<br />
Heeft het GMD een potentieel <strong>be</strong>langrijke functie bij vroegtijdige opsporing van het MBPS?<br />
Ja<br />
Neen<br />
3.8 Behoefte aan een sensibiliseringsfolder<br />
6,2<br />
23,5<br />
45,7<br />
24,7<br />
Procent<br />
De vragenlijst werd afgesloten met de vraag of er nood is bij huisartsen aan een<br />
sensibiliseringsfolder met waarschuwingssignalen en uitgeschreven richtlijnen voor<br />
wat het adequaat handelen bij een vermoeden van het MBPS <strong>be</strong>treft. Uit de<br />
onderzoeksresultaten blijkt dat bij 75.3% van de huisartsen deze <strong>be</strong>hoefte <strong>be</strong>staat.<br />
Daarentegen vindt 21% dit niet noodzakelijk. 3.7% van de onderzochte populatie<br />
geeft een ander voorstel met <strong>be</strong>trekking tot sensibilisering aan, namelijk het<br />
publiceren van artikels in een medisch tijdschrift, een bijscholingspakket voor LOK-<br />
groepen (Lokale Kwaliteitskringen) en tenslotte het kaderen van dit gegeven in een<br />
algemene aandacht voor kindermishandeling.<br />
74,1<br />
24,7
Ta<strong>be</strong>l 26<br />
Procentuele weergave van de nood aan een informatiebrochure met <strong>be</strong>trekking tot het MBPS bij<br />
huisartsen<br />
Nood aan folder<br />
Ja<br />
Neen<br />
Andere<br />
Procent<br />
Door middel van Chi-kwadraat <strong>be</strong>werkingen wordt er geen significante samenhang<br />
waargenomen tussen de nood aan een folder in verband met het MBPS en het<br />
geslacht van de huisarts (p= 0,157>0.05), het aantal jaren praktijkervaring<br />
(p=0,415>0.05), de kennis in verband met het MBPS, (p= 0,124>0.05), de<br />
aanwezigheid van een eerder vermoeden (p= 0,995>0.05), noch met de<br />
diagnosestelling van het MBPS na het formuleren van een vermoeden (p=<br />
0,168>0.05).<br />
Ta<strong>be</strong>l 27<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-geslacht huisarts<br />
Pearson Chi-Square<br />
Ta<strong>be</strong>l 28<br />
Waarde<br />
6,630<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Pearson Chi-Square<br />
Waarde<br />
18,633<br />
Vrijheidsgraden<br />
4<br />
Vrijheidsgraden<br />
18<br />
75,3<br />
21,0<br />
3,7<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,157<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,415
Ta<strong>be</strong>l 29<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-kennis MBPS<br />
Pearson Chi-Square<br />
Ta<strong>be</strong>l 30<br />
Waarde<br />
4,173<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-vermoeden MBPS<br />
Pearson Chi-Square<br />
Ta<strong>be</strong>l 31<br />
Waarde<br />
0,010<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-diagnose MBPS<br />
Pearson Chi-kwadraat<br />
Waarde<br />
3,563<br />
Vrijheidsgraden<br />
2<br />
Vrijheidsgraden<br />
2<br />
Vrijheidsgraden<br />
2<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,124<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,995<br />
Tweezijdige<br />
overschrijdingskans<br />
0,168
4. Discussie<br />
4.1 Bespreking onderzoeksresultaten<br />
4.1.1 Kennis in verband met het MBPS<br />
De uitkomst van de empirische studie in verband met de <strong>be</strong>kendheid met het MBPS<br />
bij huisartsen, is niet compati<strong>be</strong>l met gegevens afkomstig uit de literatuur. Menig<br />
huisarts zou immers wel op de hoogte zijn van de inhoud van het syndroom. De<br />
hypothese dat het MBPS onvoldoende wordt onderkend door huisartsen omwille van<br />
ontoereikende kennis in verband met het syndroom, wordt bijgevolg met dit<br />
onderzoek verworpen. Hierbij kan de kritische <strong>be</strong>denking worden gemaakt dat er bij<br />
de medewerking aan het onderzoek een barrière <strong>be</strong>stond bij huisartsen die<br />
sceptisch staan tegenover het onderwerp door van onvoldoende kennis of ervaring<br />
met <strong>be</strong>trekking tot thema. Dit wordt tevens <strong>be</strong>vestigd door Dr. Van Boxem,<br />
voorzitter van huisartsenkring „de Rupelstreek‟, wanneer deze op een bijeenkomst<br />
van huisartsen opriep tot medewerking aan de enquête. Hij ondervond dat vele<br />
artsen die niet vertrouwd waren met de aandoening, minder <strong>be</strong>reid waren te<br />
coöpereren. Door deze waargenomen drempel ontstaat een potentieel vertekend<br />
<strong>be</strong>eld. Wanneer in hoofdzaak huisartsen deelnamen die kennis heb<strong>be</strong>n van de<br />
concrete inhoud van het MBPS is de onderzoeksgroep mogelijk niet voldoende<br />
representatief.<br />
Een volgende opmerking kan geformuleerd worden in het kader van de connotatie<br />
van de kennis aangaande het MBPS. In het <strong>be</strong>lang van detectie moet er namelijk<br />
een onderscheid worden gemaakt tussen actieve en passieve kennis. Actieve kennis<br />
veronderstelt dat de informatie met <strong>be</strong>trekking tot deze aandoening steeds mee in<br />
<strong>be</strong>schouwing wordt genomen bij de differentiaaldiagnose. Passieve kennis<br />
impliceert dat men de definitie van het syndroom niet <strong>be</strong>wust hanteert en dat deze<br />
slechts actief wordt bij herhaling van de stimulus op schriftelijke of mondelinge<br />
wijze. In de onderkenning van het MBPS speelt dit verschil aldus een wezenlijke rol.<br />
Aangezien hier vaak impliciete processen bij <strong>be</strong>trokken zijn, bleef het onderzoek in<br />
onvermogen hier een gedifferentieerd <strong>be</strong>eld over weer te geven.
Wat de precieze oorzaken zijn van de onvoldoende detectie door huisartsen, zou<br />
materiaal kunnen zijn voor een volgende onderzoeksstudie, al vormt dit een<br />
hachelijk thema bij deze doelgroep. Men zou in de potentiële studie naar deze<br />
factoren kunnen peilen bij huisartsen die aanvankelijk geen vermoeden hadden van<br />
het MBPS bij patiënten, maar die later door externe medici op de hoogte werden<br />
gebracht van de diagnose. In de literatuur worden reeds verscheidene elementen<br />
aangehaald die de diagnose <strong>be</strong>moeilijken en aldus bijdragen tot het feit dat het<br />
syndroom vaak wordt gemist door huisartsen. Deze argumenten geven een zeer<br />
plausi<strong>be</strong>le, doch hypothetische kijk, daar zij nog niet empirisch werden<br />
onderbouwd. Vooreerst zou men dit verschijnsel kunnen toeschrijven aan een<br />
maatschappelijk-culturele visie: in onze westerse samenleving domineert het <strong>be</strong>eld<br />
van een liefdevolle, zorgzame moederfiguur die enkel het <strong>be</strong>ste voorheeft met haar<br />
kind. Men gaat hier zelfs uit van een biologische grondslag, waardoor het haast<br />
ondenkbaar is dat een moeder haar kind moedwillig lichamelijke en psychische<br />
schade toebrengt. Het <strong>be</strong>spreken van de relatie tussen moeder en huisarts verdient<br />
in dit kader eveneens een plaats. We zien namelijk vaak dat de moeder een<br />
emotioneel hechte band met de arts aangaat. Wanneer de huisarts geen antwoord<br />
kan formuleren op de klachten en het kind niet kan helpen, brengt dit mogelijk<br />
gevoelens van incompetentie en onzekerheid teweeg. Hierdoor gaat hij teveel<br />
meeleven met de moeder en het kind, waardoor de arts niet meer attent is op<br />
<strong>be</strong>paalde signalen (De Mol et al., 2002). Bovendien zijn huisartsen niet opgeleid in<br />
het onderkennen van leugens en <strong>be</strong>drog afkomstig van de moeder, die inmiddels<br />
een expert is geworden in het manipuleren. Zij komt tevens over als een<br />
sympathieke, oprecht <strong>be</strong>zorgde moeder (Adriaenssens, 2000). Vanuit hun medische<br />
opleiding heb<strong>be</strong>n artsen geleerd juist af te gaan op de ziektegeschiedenis die de<br />
patiënt (in casu de moeder van het kind) geeft (De Mol et al., 2002; Hall et al.,<br />
2000). Daarnaast worden de artsen geconfronteerd met een zeldzaam en complex<br />
verschijnsel dat zich presenteert onder uiteenlopende vormen (Adriaenssens, 2000;<br />
Dubois et al., 2001). Donald & Jureidini (1996) <strong>be</strong>schrijven verder het niet of<br />
gebrekkig afnemen van een anamnese met (kritische) aandacht voor de medische<br />
voorgeschiedenis als <strong>be</strong>langrijke reden voor een niet-tijdige herkenning. De moeder<br />
profiteert eveneens van een gebrek aan communicatie tussen artsen onderling,<br />
aangezien zelden alle gegevens van een patiënt worden doorgegeven of doordat de<br />
<strong>be</strong>handelde arts de tijd niet neemt om deze informatie op te vragen (Schlösser,<br />
1989). Een bijkomend probleem is dat jonge kinderen nog geen duidelijke signalen<br />
kunnen geven en moeilijk <strong>be</strong>vraagd kunnen worden zonder argwaan te wekken<br />
(Adriaenssens, 2000).
Op oudere leeftijd gaan ze vaak collaboreren met moeder. Verder vormt het<br />
gebruik van de waarschuwingssignalen als diagnostisch middel een moeilijkheid. Ze<br />
<strong>be</strong>rusten namelijk op correlaties en doen dus geen vaststaande uitspraken over<br />
causale relaties. De signalen zijn aldus niet voldoende sensitief voor het vaststellen<br />
van de diagnose (Dubois et al., 2001). Dit impliceert dat men bij het niet<br />
voorkomen van de kenmerken bij de moeder niet pertinent de afwezigheid van het<br />
syndroom mag veronderstellen. Overigens blijft de toekenning van <strong>be</strong>paalde<br />
kenmerken subjectief (Hall et al., 2002). Men kan bijgevolg <strong>be</strong>dacht zijn op deze<br />
risicofactoren, doch zijn deze niet <strong>be</strong>palend voor de diagnosestelling van het MBPS<br />
(Pancratz, 2006). Een andere drempelverhogende factor is het feit dat dit soort<br />
pathologie tijdrovend, financieel weinig <strong>be</strong>lonend en emotioneel <strong>be</strong>lastend is voor<br />
de huisarts (Warner & Hansen, 1994). Vervolgens is het in onze maatschappij voor<br />
patiënten mogelijk om rechtstreeks, zonder doorverwijzing specialisten in een<br />
ziekenhuis te raadplegen. Hierbij wordt de eerstelijnshulp ontzien. Tenslotte<br />
compliceert doctor shopping de onderkenning van het MBPS. Om de huisartsen te<br />
misleiden, gaan zorgfiguren vaak op consultatie bij verscheidene huisartsen,<br />
waardoor de systematiek van de klachten peni<strong>be</strong>l te doorgronden is (Vecht, 2000).<br />
Uit de verwerking van de resultaten kan tevens worden afgeleid dat kennis door<br />
huisartsen in verband met het syndroom niet gerelateerd is aan het geslacht van de<br />
arts, noch aan het aantal jaren praktijkervaring.<br />
Wat de afkomst van kennis van het MBPS bij huisartsen <strong>be</strong>treft, kunnen we<br />
vermelden dat deze naast de medische opleiding, voornamelijk afkomstig is van<br />
artikels in een medisch tijdschrift. Dit vormt een relevante <strong>be</strong>vinding in het kader<br />
van sensibilisering. Om een zo groot aantal huisartsen te <strong>be</strong>reiken, zou dit aldus<br />
een <strong>be</strong>langrijk medium kunnen vormen.<br />
De onderzoeks<strong>be</strong>vindingen vertellen ons evenzeer dat er geen relevante<br />
samenhang <strong>be</strong>staat tussen de bron van kennis en het aantal jaren praktijkervaring<br />
van de huisarts. Hoewel blijkt uit het onderzoek dat er een evolutie heeft<br />
plaatsgevonden, met name een stijging van de kennis omtrent het MBPS bij<br />
huisartsen, blijft de bron van deze kennis klaarblijkelijk constant.
4.1.2 Voorkomen van een vermoeden voor wat het MBPS <strong>be</strong>treft<br />
Het voorkomen van een vermoeden bij huisartsen in verband met het MBPS is<br />
eveneens verbijsterend. Bij mondelinge exploratie bleek namelijk dat menig<br />
huisartsen dit als een uiterst zeldzaam fenomeen <strong>be</strong>stempelden. Doch blijkt uit het<br />
onderzoek dat 35.7% reeds een vermoeden van het MBPS heeft gehad. Men zou dit<br />
eveneens aan bovenvermelde assumptie kunnen koppelen, dat bij deelname aan<br />
het onderzoek het aantal artsen die vertrouwd zijn met het syndroom, in theorie of<br />
de praktijk, hoger lag.<br />
Er <strong>be</strong>staat geen significante samenhang tussen (de frequentie van) het formuleren<br />
van een vermoeden aangaande het MBPS en het geslacht van de huisarts of aantal<br />
jaren praktijkervaring van de huisarts. Vrouwelijke en meer ervaren huisartsen<br />
blijken bijgevolg niet vaker een vermoeden met <strong>be</strong>trekking tot deze vorm van<br />
kindermishandeling uit te spreken.<br />
4.1.3 Signalen van het MBPS<br />
Een overdreven preoccupatie van de zorgfiguur met ziektesymptomen bij het kind,<br />
in combinatie met het aandringen op medische ingrepen, wordt het meest herkend<br />
door huisartsen als signaal voor het MBPS. Dit stemt overeen met het onderzoek<br />
van Hall et al. (2000), waarbij dit gedrag werd vastgesteld bij 71.4% van de<br />
gediagnosticeerde MBPS-moeders.<br />
4.1.4 Handelingspatronen bij een vermoeden van het MBPS<br />
In deze context zien we dat de meeste huisartsen een afwachtende houding<br />
aannemen, waarbij gevraagd wordt om op een later tijdstip contact op te nemen<br />
ter herevaluatie. Als voornaamste reden voor deze handelingswijze wordt door<br />
huisartsen aangegeven dat het vermoeden van het MBPS mogelijk onterecht is, wat<br />
de delicaatheid met <strong>be</strong>trekking tot dit onderwerp <strong>be</strong>vestigt. De vraag die we ons<br />
hierbij kunnen stellen, is of dit wel een adequate manier van handelen vormt in<br />
deze materie. Gezien de consequenties en het relatief hoog sterftecijfer bij MBP-<br />
slachtoffers, is een effectieve handelingswijze bij een vermoeden van<br />
(levens)<strong>be</strong>lang. Dubois et al. (2001) <strong>be</strong>schrijven hierbij volgend handelingsplan<br />
voor huisartsen nadat een vermoeden rond het MBPS is gerezen. Men raadt aan om<br />
door te verwijzen naar specialisten op een pediatrische afdeling, die bij voorkeur<br />
ervaring heb<strong>be</strong>n met het syndroom.
Het is in de eerste plaats van <strong>be</strong>lang dat de huisarts zijn vermoeden uitspreekt<br />
tegenover de specialist en een gerichte strategie afspreekt met als doel het<br />
vermijden van verdere schade door pijnlijke onderzoeken of via het continueren<br />
van consultaties bij verscheidene specialisten. Een coöperatie met specialisten is<br />
tevens van <strong>be</strong>lang inzake de diagnosestelling, omwille van de complexiteit van het<br />
syndroom. Er dient gericht te worden gezocht naar aanwijzingen in de richting van<br />
het MBPS. De huisarts kan hierbij op verschillende manieren een relevante functie<br />
vervullen. Hij kan door middel van gegevens uit het dossier als dusdanig <strong>be</strong>vestigen<br />
of de symptomen en klachten bij het kind zich uitsluitend in aanwezigheid van de<br />
ouder voordeden of eveneens in andere milieus, zoals op school, in de<br />
jeugd<strong>be</strong>weging,… Het niet voorkomen van ziekteverschijnselen of ongevallen in<br />
afwezigheid van de moeder wordt <strong>be</strong>schouwd als het meest relevante diagnostische<br />
criterium voor het MBPS. Daarenboven <strong>be</strong>vindt de huisarts zich in een positie<br />
waarbij hij relevante medische, sociale en psychische gegevens <strong>be</strong>treffende het<br />
kind en eventuele broers of zussen in kaart kan brengen en verifiëren. De gegevens<br />
van hulpverleningsinstanties (Kind en Gezin, CLB,…) dienen eveneens te worden<br />
verzameld. Vervolgens moeten eerder genomen monsters, indien mogelijk,<br />
nogmaals worden geanalyseerd. Bij het voorkomen van bloed in urinestalen kan<br />
men bijvoor<strong>be</strong>eld nader onderzoeken of dit bloed afkomstig is van het kind, de<br />
moeder, of van dierlijke aard is. Tenslotte kan de huisarts tot de diagnose bijdragen<br />
door anamnestische en dossiergegevens te screenen op inconsistenties en<br />
vervalsingen. Tot hier reikt de bijdrage van de huisarts in de diagnosestelling.<br />
Verder neemt een multidisciplinair team in het ziekenhuis deze taak over. Het kind<br />
en de moeder worden bijvoor<strong>be</strong>eld voortdurend geobserveerd door personeel of<br />
video<strong>be</strong>waking waarbij de handelingen en uitspraken van de moeder in de<br />
ziekenhuiskamer met <strong>be</strong>hulp van audio-visueel materiaal wordt vastgelegd. Door<br />
een scheiding tussen moeder en kind te <strong>be</strong>werkstelligen, tracht men<br />
<strong>be</strong>wijsmateriaal te verzamelen door aan te tonen dat de gezondheidstoestand van<br />
het kind zienderogen ver<strong>be</strong>tert.<br />
Een ander geschikt traject dat men kan <strong>be</strong>wandelen, namelijk een (anonieme)<br />
melding bij het Vertrouwenscentrum (VC), wordt slechts door circa 1 op 10<br />
huisartsen toegepast. In dit kader kan men opmerken dat eerder vernoemde<br />
incidentiecijfers van het MBPS door zes Vertrouwenscentra dus mogelijk een<br />
ernstige onderschatting zijn, daar weinig huisartsen gebruik maken van deze optie.<br />
Het VC <strong>be</strong>hoort, in tegenstelling tot justitie, tot de vrijwillige hulpverlening.
Dit houdt in dat men de mishandeling tracht te stoppen en de situatie pro<strong>be</strong>ert om<br />
te buigen tot een veilige leefwereld door hulp te bieden aan alle <strong>be</strong>trokkenen,<br />
meestal het gezin. Dit veronderstelt vrijwillige medewerking van de ouders, wat bij<br />
dit syndroom vaak een moeilijkheid vormt, aangezien de moeder de<br />
psychopathologie bij zichzelf veelal ontkent. Daar waar men stoot op de grenzen<br />
van motivatie tot participatie en er onvoldoende veiligheid kan geboden worden<br />
voor het kind, kan het VC een <strong>be</strong>roep doen op de jeugdrechter (justitie).<br />
Onderstaande ta<strong>be</strong>l illustreert met welke hulpvraag je bij het VC terecht kan en<br />
welke functie zij hierbij vervullen.<br />
Ta<strong>be</strong>l 32<br />
Overzicht potentiële hulpvragen en functie van het VC (Kind en Gezin, Ministerie van Justitie,<br />
Vertrouwenscentrum & Vlaamse overheid (2001)<br />
Hulpvraag<br />
- Je <strong>be</strong>nt niet helemaal zeker of de situatie met<br />
mishandeling te maken heeft, maar je <strong>be</strong>nt wel<br />
ongerust.<br />
- Je wil zelf uitzoeken of het kind mishandeld<br />
wordt, maar je weet niet hoe je dit het <strong>be</strong>st doet.<br />
- Je hebt te maken met een mishandelingsituatie,<br />
maar je weet niet hoe je ermee moet omgaan.<br />
- Je merkt dat je niet de enige hulpverlener <strong>be</strong>nt<br />
die in het gezin komt waar kindermishandeling<br />
<strong>be</strong>staat.<br />
- Je denkt dat je een mishandelingsituatie niet<br />
aankan.<br />
- Je hebt zelf de indruk dat je te maken hebt met<br />
een mishandelingsituatie die je zelf niet kan<br />
aanpakken.<br />
- Je vermoedt een mishandelingsituatie, maar je<br />
kan deze niet zelf onderzoeken.<br />
Functie van het vertrouwenscentrum<br />
Het VC geeft je in deze gevallen advies. De<br />
verantwoordelijkheid voor de aanpak blijft bij jou.<br />
Het VC onderneemt zelf geen stappen.<br />
Indien het Centrum het raadzaam acht om meer<br />
hulp in te schakelen, zal het dit met jou<br />
<strong>be</strong>spreken.<br />
In deze situaties kan je <strong>be</strong>roep doen op een<br />
vertrouwenscentrum om de hulpverlening (met<br />
verscheidene) hulpverleners te coördineren.<br />
Je kan hierbij <strong>be</strong>roep doen op het VC voor<br />
diagnostiek en hulp.<br />
Geen enkele huisarts maakt gebruik van de justitiële weg om de mishandeling te<br />
stoppen. Via justitie kan men de <strong>be</strong>straffing van de dader <strong>be</strong>vragen of de veiligheid<br />
van het kind waarborgen door het (tijdelijk) onder te brengen bij een <strong>be</strong>trouwbaar<br />
gezin, persoon of instelling.
Hoewel deze mogelijkheid niet de voorkeur draagt bij huisartsen, acht Dr.<br />
Adriaenssens (2000) een gerechtelijk optreden noodzakelijk. Volgens hem is de<br />
kans op herval groot. Hierdoor is de inschakeling van een tijdelijk opvangmilieu<br />
voor het kind, in afwachting van de resultaten omtrent de psychiatrische<br />
<strong>be</strong>geleiding van de moeder, een realistische en <strong>be</strong>schermende maatregel. Dat deze<br />
optie klaarblijkelijk niet wordt toegepast, kunnen we mogelijk toeschrijven aan het<br />
feit dat huisartsen in de eerste plaats een oplossing trachten te <strong>be</strong>komen via<br />
vrijwillige hulpverlening (het VC) waarbij men poogt de mishandeling te stoppen<br />
door integrale hulp te bieden aan het gezin met oog op herstel. We kunnen dit<br />
kaderen in het subsidiariteitsprincipe, wat inhoudt dat men steeds de voorkeur<br />
geeft aan de minst ingrijpende oplossing. Een andere potentiële drempel voor<br />
melding bij justitie wordt mogelijk gevormd door de voorwaarde dat er voor het ter<br />
laster gelegde feit <strong>be</strong>wijsmateriaal voor handen moet zijn. Voor de huisarts is het<br />
vaak moeilijk om aan te tonen dat de verwondingen werden aangebracht door de<br />
moeder. De kinderen zijn daarenboven te jong of verkeren in het onvermogen te<br />
getuigen over de mishandeling. Tenslotte wordt er geen enkele zekerheid geboden<br />
dat de dader veroordeeld wordt en <strong>be</strong>tekent deze vervolging niet noodzakelijk dat<br />
de problematische situatie van het slachtoffer, de dader en het gezin naar de<br />
toekomst toe ver<strong>be</strong>tert.<br />
Doorverwijzing naar de kinderpsychiatrie ge<strong>be</strong>urt door 10% van de onderzochte<br />
huisartsen. Mogelijk is dit niet de meest aangewezen handeling, daar MBP-moeders<br />
deze verwijzing met grote waarschijnlijkheid naast zich zullen neerleggen. Zij<br />
consulteren de huisarts immers met oog op het verkrijgen van medische<br />
onderzoeken of ingrepen en zijn niet gediend van een psychologisch onderzoek. De<br />
kans is groot dat zij een andere huisarts zullen raadplegen tot zij het gewenste doel<br />
heb<strong>be</strong>n <strong>be</strong>reikt. Op deze manier continueert de mishandeling.<br />
4.1.5 Communicatie tussen huisarts - specialist<br />
Een efficiënte communicatie tussen huisarts en specialist in het thema van MBPS is<br />
van wezenlijk <strong>be</strong>lang.<br />
Een specialist kan namelijk de pijnlijke en overbodige ingrepen eindigen en zit in<br />
het ziekenhuismilieu in een ideale positie om te handelen naar het vermoeden van<br />
het MBPS.
Hij verkeert namelijk in het vermogen een ziekenhuisopname te <strong>be</strong>werkstelligen<br />
waarbij een multidisciplinair team wordt opgesteld, teneinde een diagnose te<br />
realiseren. Bovendien kan men, indien nodig, juridisch advies inwinnen.<br />
Uit de resultaten blijkt dat de communicatie van huisarts naar specialist adequaat<br />
verloopt. De meerderheid van de artsen motiveren steeds de reden van<br />
doorverwijzing naar de specialist toe. Hierbij voegen zij tevens de nodige<br />
documentatie, en vermelden zij een eventueel vermoeden van het MBPS. Het<br />
telefonische contact wordt als meest gebruikte medium vermeld teneinde het<br />
vermoeden van het MBPS expliciet over te brengen naar de specialist. We kunnen<br />
hierbij opmerken dat op deze manier er geen officiële aantekeningen zijn gemaakt,<br />
waardoor er mogelijk minder of geen gewicht aan het vermoeden wordt gegeven<br />
door de specialist. Hij zou hierdoor op een passieve manier kunnen bijdragen aan<br />
de mishandeling, en zich later bij confrontatie kunnen indekken met het argument<br />
„geen kennis te heb<strong>be</strong>n genomen van het vermoeden met <strong>be</strong>trekking tot het MBPS‟.<br />
De huisarts staat in deze situatie aldus machteloos.<br />
Omgekeerd verloopt de communicatie van specialist naar huisarts minder effectief.<br />
Hoewel de meerderheid van de huisartsen getuigt meestal terugkoppeling te krijgen<br />
van een specialist die de patiënt op eigen initiatief raadpleegt, geeft circa 4 op 10<br />
van de artsen aan dit bijna nooit te ontvangen. Op deze manier heeft de huisarts<br />
een onvolledig zicht op de medische consumptie en wordt de potentiële detectie<br />
van het MBPS <strong>be</strong>moeilijkt. Specialisten zouden als dusdanig een bijdrage kunnen<br />
leveren aan een vroegtijdige opsporing door systematisch feedback te <strong>be</strong>zorgen<br />
aan de <strong>be</strong>handelende huisarts.<br />
4.1.6 Diagnosestelling<br />
Bij de aanwezigheid van een vermoeden van het MBPS, blijkt de sensitiviteit (aantal<br />
correct positieve gevallen) vrij groot te zijn, wat een relatief accuraat<br />
<strong>be</strong>oordelingsvermogen <strong>be</strong>tekent voor het syndroom door huisartsen. Bij bijna 7 op<br />
10 van deze doelgroep wordt het vermoeden van het MBPS geconfirmeerd in een<br />
diagnose. Daarentegen is het voorkomen van vals positieven eerder <strong>be</strong>perkt. In 8%<br />
van de gevallen wordt namelijk een onterecht vermoeden uitgesproken.
4.1.7 Relevante attituden<br />
4.1.7.1 Het peilen naar medisch shoppen<br />
Uit de resultaten blijkt dat slechts 1 op 5 van de huisartsen steeds peilt naar het<br />
consulteren van collega‟s bij verdachte klachten van de patiënt. Daar dit toch een<br />
<strong>be</strong>langrijke houding is in het voorkomen van medicatiemisbruik en voorschrijven<br />
van onnodige of repetitieve onderzoeken, zou dit meer dienen te worden<br />
gestimuleerd tot een reflex bij de artsen.<br />
4.1.7.2 Opmaken van een Globaal Medisch Dossier<br />
Bijna 50% van de huisartsen verklaart dat de helft tot drie kwart van de patiënten<br />
in het <strong>be</strong>zit zijn van een Globaal Medisch Dossier (GMD). Dit dossier waarin alle<br />
medische gegevens van de patiënt worden gebundeld, heeft als doel bij te dragen<br />
tot een verhoogde kwaliteit van de gezondheidszorg en biedt bovendien financieel<br />
voordeel aan de cliënt. Voor wat het MBPS <strong>be</strong>treft, is dit een nuttig instrument om<br />
overzicht te houden op de medische geschiedenis en het consumptiepatroon, meer<br />
<strong>be</strong>paald de anamnese, klachten, diagnosen, <strong>be</strong>handelingen, consultaties bij<br />
specialisten, alsook spoedopnames. Daarenboven kan dit de communicatie tussen<br />
huisarts en specialist optimaliseren. Bij raadpleging van een specialist kan namelijk<br />
alle noodzakelijke informatie aan hem worden doorgegeven. Op ieder moment kan<br />
een specialist eveneens vragen om bijkomende inlichtingen aan de <strong>be</strong>waarder van<br />
het GMD. Verslagen van specialisten worden eveneens in het dossier bijgevoegd,<br />
zodat een geheel medisch overzicht wordt <strong>be</strong>waard. Op deze manier vermijdt men<br />
onnodige of repetitieve onderzoeken en <strong>be</strong>handelingen. Dit lijkt een goed<br />
functionerend systeem, maar toch heeft het in België heel wat voeten in de aarde.<br />
Doordat een GMD niet verplicht is in ons land, kan de MBP-moeder dit weigeren. Op<br />
deze manier worden alle bovenvermelde voordelen teniet gedaan. Daarenboven is<br />
dit dossier niet bindend aan de <strong>be</strong>handelende huisarts, waardoor doctor shopping<br />
mogelijk blijft. Een verplicht medisch dossier bij één centrale huisarts zou hier een<br />
oplossing kunnen bieden.<br />
4.1.8 Nood aan sensibiliseringsfolder<br />
Ondanks uit het onderzoek blijkt dat de meerderheid van de huisartsen op de<br />
hoogte is van het syndroom, is het toch opmerkelijk dat door 74% van de<br />
onderzoeksgroep blijk wordt gegeven van nood aan een folder met<br />
waarschuwingssignalen en richtlijnen.
Deze resultaten <strong>be</strong>vestigen de hypothese dat er <strong>be</strong>hoefte is aan een<br />
informatiebrochure, waardoor deze werd vervaardigd en kan worden<br />
teruggevonden in bijlage V. Dit hoge percentage zou men kunnen plaatsen in het<br />
licht van de gevoeligheid van dit thema en aldus de onzekerheid ethisch en<br />
adequaat te handelen bij een vermoeden van het syndroom.<br />
Er is geen significant verband gepercipieerd tussen het aangeven van de <strong>be</strong>hoefte<br />
aan een sensibiliseringsfolder door huisartsen en hun geslacht, het aantal jaren<br />
praktijkervaring, kennis in verband met het syndroom, de confrontatie met een<br />
vermoeden, alsook een diagnosestelling bij een vermoeden van het MBPS.<br />
4.2 Algemeen <strong>be</strong>sluit<br />
Het MBPS is een vorm van kindermishandeling waarbij een vroegtijdige detectie<br />
van (levens)<strong>be</strong>lang is. De eerstelijnshulp, meer <strong>be</strong>paald huisartsen vervullen hierbij<br />
een zeer relevante functie. Niettegenstaande stelt men in de literatuur dat het<br />
syndroom weinig is gekend en vaak wordt gemist door deze doelgroep. Teneinde<br />
een tijdige onderkenning te <strong>be</strong>werkstelligen van het MBPS is de aanwezigheid van<br />
voldoende kennis hieromtrent essentieel. Deze moet bovendien actief aanwezig zijn<br />
bij de differentiaaldiagnose. In het empirisch onderzoek werd de vertrouwdheid met<br />
het syndroom bij Vlaamse huisartsen nagegaan. Uit de resultaten bleek dat de<br />
meerderheid voldoende op de hoogte is van het syndroom. Gebrekkige kennis<br />
vormt kennelijk niet de oorzaak van de ontoereikende herkenning door huisartsen.<br />
Welke factoren hierbij wel een rol vervullen, vormt mogelijk onderwerp van een<br />
volgende studie. Naast de huidige kennis werden tevens de handelingspatronen<br />
nagegaan. Over het algemeen kunnen we stellen dat er te weinig huisartsen actief<br />
durven ingrijpen en de zaak teveel op zijn <strong>be</strong>loop laten gaan, zodat hierdoor<br />
mogelijk kostbare tijd verloren gaat. De wetgeving kan eveneens met de vinger<br />
worden gewezen. Zij zouden het voorkomen van het MBPS mogelijk kunnen<br />
inperken door een verplichting van het GMD bij één centrale huisarts in te voeren.<br />
Bovendien zou de toegang naar een specialist in een ziekenhuis enkel mogelijk<br />
moeten worden gemaakt door de verwijsbrief van een huisarts. Daar deze<br />
voorstellen tot <strong>be</strong>leidsmaatregelen natuurlijk jarenlange inspanningen vergen en<br />
slecht toekomstmuziek kunnen vormen, ligt de bal voorlopig in het kamp van de<br />
huisartsen. Een informatiebrochure met signalen van het MBPS en een<br />
handelingsplan bij een vermoeden wordt door de huisartsen zelf nuttig geacht.
Op deze manier wordt de sensitiviteit en een actieve handeling met <strong>be</strong>trekking tot<br />
het syndroom verhoogd, wat een toename van vroegtijdige detectie kan <strong>be</strong>tekenen!<br />
4.3 Beperkingen<br />
4.3.1 Literatuurstudie<br />
In de literatuur is weinig informatie te vinden over de rol van huisartsen in het<br />
syndroom, ondanks hun <strong>be</strong>langrijke functie in het herkennen van het syndroom.<br />
Artikels waarin deze rol wel adequaat wordt <strong>be</strong>schreven, zijn veelal gebaseerd zijn<br />
op case-studies waarbij men <strong>be</strong>hoedzaam moet zijn voor generalisatie. De weinige<br />
studies die zijn gepubliceerd, worden veelal gekenmerkt door kleine steekproeven<br />
en retrospectief onderzoek. Verder is er nog geen onderzoek verricht met<br />
controlegroepen om na te gaan in hoeverre de gevonden correlaties bij de<br />
waarschuwingssignalen kenmerkend zijn voor het syndroom (Dubois et al., 2001).<br />
Daarenboven is er in de literatuur sprake van een selectiebias. Men publiceert<br />
namelijk de meer extreme gevallen, waardoor subtielere vormen van het MBPS aan<br />
de aandacht ontsnappen, terwijl deze eveneens een gepast ingrijpen vereisen<br />
(Adriaenssens, 2000). Onder deze paragraaf kunnen we eveneens de opmerking<br />
formuleren dat de percentages die in de literatuur worden vermeld vermoedelijk<br />
steeds een onderschatting zullen zijn, daar de algemene prevalentie van het<br />
syndroom wordt onderschat.<br />
4.3.2 Empirische studie<br />
Wat bij de onderzoeksstudie vooral een <strong>be</strong>perking vormde, was de mogelijke<br />
terughoudendheid bij deelname van huisartsen die niet of minder vertrouwd waren<br />
met het syndroom. Hierdoor ontstaat een potentiële vertekening bij de resultaten,<br />
doordat de onderzoeksgroep mogelijk niet voldoende representatief is.<br />
Bovendien had men het onderzoek kunnen uitbreiden door te <strong>be</strong>vragen of de<br />
huisartsen ooit door een specialist op de hoogte werden gebracht van de diagnose<br />
MBPS bij één van hun patiënten, zonder dat zij hiervan een vermoeden hadden. Op<br />
deze manier zou men eveneens een indicatie kunnen vormen of het syndroom<br />
werkelijk vaak wordt gemist. Gezien de zeldzaamheid van het syndroom zou de<br />
onderzoeksgroep in dit geval mogelijk groter dienen te zijn.
Tenslotte levert vraag 12 uit de enquête, waarin gepeild wordt naar de frequentie<br />
waarbij het vermoeden werd <strong>be</strong>vestigd in een diagnose, <strong>be</strong>langrijke informatie op<br />
wanneer elke vragenlijst individueel <strong>be</strong>studeerd wordt. Zo kan namelijk een idee<br />
worden gegeven van de adequaatheid van het inschattingsvermogen van de<br />
huisartsen in verband met het syndroom door het aantal vermoedens te vergelijken<br />
met de frequentie waarbij deze werkelijk worden geconfirmeerd. Deze relevantie<br />
gaat verloren wanneer de gegevens in groep worden verwerkt.
Literatuurlijst<br />
Adriaenssens P. (2000). Moeder is de dader. Het Syndroom van Munchausen <strong>by</strong><br />
<strong>Proxy</strong>. Vrouwenraad, eerste trimester.<br />
Adriaenssens P. & Eggermont, E. (1991). Het Syndroom van Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>:<br />
De fatale driehoek moeder-kind-arts. Kind en Adolescent, 12 (3), 185-188.<br />
American Psychological Association (2000). Diagnostic and statistical manual of<br />
mental disorders IV. Washington: APA.<br />
Boum, R. (2007). Valse Salie: kroniek van een verscheurde jeugd. Amsterdam:<br />
SWP.<br />
De Jongh, A. & Broers, D.L. (2001). Schreeuwen om aandacht: patiënten die doen<br />
alsof ze iets schelen. Nederlands Tijdschrift Tandheelkunde, 108, 450-453.<br />
Geraadpleegd, 20 februari, 2008, van Google Scholar database.<br />
de Mol M., Ber<strong>be</strong>n R., van den Berg J.W. & de Greef S. (2002). Münchausen <strong>by</strong><br />
<strong>Proxy</strong>: De constructie van een syndroom. Gedrag & Gezondheid,<br />
30 (4), 251-260.<br />
De Vocht, A. (2005). Basishandboek SPSS 13 voor windows. Utrecht: Bijleveld<br />
Press.<br />
Donald, T., Jureidini, J. (1996). Munchausen Syndrome <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>: Child abuse in the<br />
medical system. Arch Pediatr Adolesc Med, 150, 753-758<br />
Dubois T., Peremans, L., Denekens, J., Van Royen P. (2001). Het Münchausen <strong>by</strong><br />
<strong>Proxy</strong> Syndroom. Hoe kan je dit als huisarts herkennen? Huisarts nu, 30(4), 158-<br />
165.<br />
Gray J. & Bentovim, A. (1996). Illness induction syndrome: Paper I-a series of 41<br />
children from 37 families identified at the Great Ormond Street Hospital for Children<br />
NHS Trust. Child Abuse Neglect, 20, 655-673.
Hall D.E., Eubanks, L., Meyyazhagan, S., Keeny, R.D., & Cochran Johnson, S.<br />
(2000). Evaluation of covert video surveillance in the diagnosis of Munchausen<br />
Syndrome <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>: Lessons from 41 cases. Pediatrics: official journal of the<br />
American Academy of Pediatrics, 105 (6). Geraadpleegd, 26 okto<strong>be</strong>r, 2007, van<br />
PsychARTICLES database.<br />
Kind en Gezin, Ministerie van Justitie, Vertrouwenscentrum & Vlaamse overheid<br />
(2001). Kindermishandeling [Brochure]. Brussel: Vanden<strong>be</strong>rghe.<br />
Kind en Gezin (2005). Kindermishandeling in Vlaanderen: Cliëntenregistratie bij de<br />
vertrouwenscentra kindermishandeling. Geraadpleegd 08 februari, 2008, van<br />
http://www.kindengezin.<strong>be</strong>/Images/kindermishandeling2005_tcm149-52081.pdf<br />
Kind en Gezin (2006). Meldingen bij de Vertrouwenscentra: Gemelde minderjarigen<br />
naar aard van gemelde mishandeling of verwaarlozing. Geraadpleegd 08 februari,<br />
2008, van http://www.kindermishandeling.org/VK/Images/Cijfers-%20VK%20-<br />
%20Centra%202006_tcm150-53012.doc<br />
Koopman, H.M. & Feenstra, J. (1988). Bedrog in de geneeskunde met het kind als<br />
inzet: Het Münchhausen syndroom <strong>by</strong> proxy, een overzicht van de literatuur.<br />
Tijdschrift kindergeneeskunde, 16, 129-142.<br />
Jones D.P. & Bools C.N. (1999). Factitious illness <strong>by</strong> proxy: Recent advances in<br />
paediatrics. Londen: Churchill Livingstone.<br />
Libow, J. (2000). Child and Adolescent Illness Falsification. Pediatrics, 105 (2), 336-<br />
342. Geraadpleegd 11 januari, 2008, van PsychINFO database.<br />
Meadow R. (1982). Munchausen syndrome <strong>by</strong> proxy. Arch Dis Child, 57, 92-98.<br />
Meadow R. (1985). Management of Munchausen syndrome <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>. Arch Dis<br />
Child, 60, 385-393.<br />
Orde Van geneesheren, Provinciale Raad van Antwerpen (2005). Lijst van de<br />
ingeschreven geneesheren 2005. Antwerpen: Mertens.
Pankratz L. (2006). Persistent problems with the Munchausen Syndrome <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong><br />
La<strong>be</strong>l. Pediatrics. 34 (1), 90-95. Geraadpleegd, 26 okto<strong>be</strong>r, 2007, van<br />
PsychARTICLES database.<br />
Robion I. & Deboutte, D. (1999). Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>: Verder kijken dan de term<br />
lang is. Tijdschrift voor orthopedagogiek, kinderpsychiatrie en klinische<br />
kinderpsychologie, 24, 90-99.<br />
Rosen<strong>be</strong>rg, D. (1987). Web of deceit: a literature review of Munchausen syndrome<br />
<strong>by</strong> proxy. Child Abuse & Neglect, 11, 547-563.<br />
Schlösser, A. (1989). Een literatuuroverzicht en onderzoek naar de incidentie en<br />
management van het münchausen syndroom <strong>by</strong> proxy. RU Leiden: Vakgroep<br />
ontwikkelingspsychologie.<br />
Schreier, H. (2004). Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>. Curr Probl Pedriatr Adolesc Health Care,<br />
34, 126-143. Geraadpleegd 11 februari, 2008, van ScienceDirect database.<br />
Schreier, H. & Libow J. (1993). Munchausen syndrome <strong>by</strong> proxy: Diagnosis and<br />
prevalence. American Journal of Orthopsychiatry, 63(2), 318-321.<br />
Skau, K. & Moridsen S.E. (1995). Munchausen syndrome <strong>by</strong> proxy: A review. Acta<br />
Paedriatr, 84, 977-982.<br />
Vandereycken W., Hoogduin C.A.L. & Emmelkamp, P.M.G. (2000). Handboek<br />
psychopathologie: Deel 1: basis<strong>be</strong>grippen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.<br />
Vecht, R. (2000). Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong> Syndroom. Gestoord ouderschap, zieke<br />
kinderen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.<br />
Vertrouwenscentrum (2004). Gevolgen kindermishandeling.<br />
Geraadpleegd 08 februari, 2008, van<br />
http://www.kindermishandeling.org/VK/volwassenen/gevolgen/index.jsp<br />
Warner J.E., Hanssen, D.J. (1994). The identification and reporting of physical<br />
abuse <strong>by</strong> physicians: a review and implications for research. Child Abuse Neglect,<br />
18, 11-25.
Wise M.G. & Ford C.V. (1988). Factitious disorders. Primary care, 26, 315-326.
Bijlagen<br />
Overzicht<br />
Bijlage I: Inleidende nota bij oproep tot medewerking aan onderzoek via brief<br />
Bijlage II: Inleidende nota bij oproep tot medewerking via e-mail<br />
Bijlage III: Vragenlijst<br />
Bijlage IV: SPSS-verwerkingen<br />
Bijlage V: Sensibiliseringsfolder
Bijlage I: Inleidende nota bij oproep tot medewerking aan onderzoek via brief<br />
Beste,<br />
Mijn naam is Kaatje Van Hemelrijk en ik <strong>be</strong>n studente Bachelor Toegepaste<br />
Psychologie aan de Lessius Hogeschool te Antwerpen. In functie van mijn scriptie<br />
voer ik een onderzoek naar de huidige kennis en handelingspatronen wat <strong>be</strong>treft<br />
het Munchausen By <strong>Proxy</strong> Syndroom bij huisartsen. Indien u aan mijn onderzoek<br />
wil meewerken, vindt u verder in deze envelop mijn vragenlijst, samen met een<br />
reeds gefrankeerde omslag. De vragen worden anoniem verwerkt, en het invullen<br />
van de lijst neemt ongeveer 10 minuten in <strong>be</strong>slag. Gelieve de vragenlijst terug te<br />
zenden voor 6 januari 2008.<br />
Hartelijk dank voor uw medewerking en prettige feestdagen!<br />
Kaatje Van Hemelrijk<br />
Buerstedelei 34<br />
2630 Aartselaar<br />
Voor bijkomende vragen kan u steeds terecht op volgend e-mailadres:<br />
scriptiembps@hotmail.com<br />
I-1
Bijlage II: Inleidende nota bij oproep tot medewerking via e-mail<br />
Beste,<br />
Mijn naam is Kaatje Van Hemelrijk en ik <strong>be</strong>n studente Bachelor Toegepaste<br />
Psychologie aan de Lessius Hogeschool te Antwerpen. In functie van mijn scriptie<br />
voer ik een onderzoek naar de huidige kennis en handelingspatronen wat <strong>be</strong>treft<br />
het Munchausen By <strong>Proxy</strong> Syndroom bij huisartsen. Indien u aan mijn onderzoek<br />
wil meewerken, vindt u in de bijlage mijn vragenlijst. De vragen worden anoniem<br />
verwerkt, en het invullen van de lijst neemt ongeveer 10 minuten in <strong>be</strong>slag. Gelieve<br />
voor 6 januari 2008 de vragenlijst terug te verzenden naar<br />
scriptiembps@hotmail.com. Wanneer u prefereert een exemplaar toegestuurd te<br />
krijgen, kan u dit steeds aanvragen op hetzelfde e-mailadres. Op deze manier kan<br />
u de enquête naamloos terugzenden, en wordt de volledige anonimiteit<br />
gewaarborgd.<br />
Dank bij voorbaat en prettige feestdagen!<br />
Met vriendelijke groet,<br />
Kaatje Van Hemelrijk<br />
II-1
Bijlage III: Vragenlijst<br />
Vragenlijst in functie van onderzoeksstudie naar:<br />
“De huidige kennis en handelingspatronen bij huisartsen wat <strong>be</strong>treft<br />
het Munchausen By <strong>Proxy</strong> <strong>Syndroom”</strong><br />
III-1
Beste,<br />
III-2<br />
Mijn naam is Kaatje Van Hemelrijk en ik <strong>be</strong>n laatstejaars studente Bachelor in de<br />
toegepaste psychologie aan de Lessius Hogeschool te Antwerpen. Vanwege mijn<br />
interesse in onderwerpen die zich situeren op het raakvlak tussen psyche en soma,<br />
handelt mijn scriptie over het Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong> Syndroom. Daarenboven<br />
verdient elke vorm van mishandeling tegenover kinderen onze aandacht. Hieronder<br />
volgt ter inleiding een korte uiteenzetting over dit syndroom.<br />
In 1977 introduceerde de Engelse kinderarts Meadow voor het eerst de term<br />
„Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong>‟. Deze <strong>be</strong>naming werd afgeleid van het Munchausen<br />
syndroom. Bij deze diagnose heerst er bij het individu een drang naar<br />
ziekenhuisopname, het ondergaan van pijnlijke ingrepen en diagnostische<br />
procedures. In de DSM-IV 1 vindt men het Munchausen Syndroom terug onder de<br />
rubriek nagebootste stoornis. De meeste relevante criteria luiden: opzettelijk<br />
veroorzaken of voorwenden van lichamelijke of psychische verschijnselen. De<br />
motivatie voor dit gedrag is het opnemen van de ziekterol. Hiermee onderscheidt<br />
het Munchausen Syndroom zich van hypochondrie, waarbij een overdreven vrees of<br />
overtuiging een ernstige lichamelijke ziekte te heb<strong>be</strong>n centraal staat 2 .<br />
„By proxy‟ is nog niet opgenomen in de vierde versie van de DSM, maar zal wellicht<br />
in de volgende editie aanwezig zijn. „By proxy‟ wordt hier vertaald als „per<br />
volmacht‟. De symptomen bij het kind worden dus systematisch gesimuleerd of<br />
geïnduceerd door een primaire verzorger, voornamelijk de moeder. Het<br />
teweegbrengen van de klachten ge<strong>be</strong>urt hoofdzakelijk door middel van het<br />
toedienen van medicijnen, toebrengen van infecties of verwondingen. Het<br />
uiteindelijke doel van de moeder is aandacht verkrijgen van het medisch personeel.<br />
De mishandelende zorgfiguur kan zijn kind niet zien als een individu met eigen<br />
<strong>be</strong>hoeften en gevoelens. Het kind wordt gepercipieerd als object om de eigen<br />
noden, namelijk <strong>be</strong>langstelling van specialisten, te <strong>be</strong>vredigen. Deze verborgen<br />
vorm van kindermishandeling kan ingrijpende gevolgen heb<strong>be</strong>n.<br />
1 American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders:<br />
DSM-IV-TR. Washington DC: American Psychiatric Association.<br />
2 Emmelkamp, P.M.G., Hoogduin, C.A.L., Vandereycken, W. (2000). Handboek psychopathologie: Deel<br />
1 basis<strong>be</strong>grippen. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
III-3<br />
Behalve angst en pijn kan men denken aan bijwerkingen en complicaties van<br />
medicijnen, diagnostiek en chirurgisch ingrijpen. Bovendien wordt de normale<br />
ontwikkeling van het kind <strong>be</strong>dreigd door problematische contacten met<br />
leeftijdsgenoten, moeite met losmaking van de ouders en onregelmatig<br />
school<strong>be</strong>zoek. 10% van de kinderen overleeft de mishandeling niet. 3<br />
Met mijn onderzoek wil ik de huidige kennis en handelingspatronen wat <strong>be</strong>treft dit<br />
syndroom bij huisartsen nagaan. Afhankelijk van de uitkomst van de resultaten zal<br />
er een sensibiliseringsfolder worden opgesteld voor huisartsen, waarin de signalen<br />
te vinden zijn en richtlijnen hoe men adequaat kan handelen bij het ontstaan van<br />
een vermoeden. Op deze manier <strong>be</strong>oog ik het vergroten van de gevoeligheid in de<br />
gezondheidssector voor dit syndroom, met als einddoel secundaire preventie. De rol<br />
van huisartsen als poortfunctie is hierbij immers niet te ontzien!<br />
3 Vecht, R. (2000). Munchausen By <strong>Proxy</strong>: Gestoord ouderschap – zieke kinderen. Houten: Bohn Stafleu<br />
Van Loghum.
III-4<br />
Deze vragenlijst wordt anoniem verwerkt. U hoeft uw naam niet vermelden. Indien<br />
van toepassing, kan u meerdere alternatieven aankruisen. De vragenlijst neemt<br />
ongeveer tien minuten in <strong>be</strong>slag.<br />
Personalia huisarts<br />
Geslacht: ……………………………………………………………………………………………………………<br />
Geboortejaar: …………………………………………………………………………………………………….<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds werkzaam als huisarts: …………………………………………………<br />
Vraag 1<br />
Was u reeds <strong>be</strong>kend met de concrete inhoud van het Munchausen <strong>by</strong> <strong>Proxy</strong><br />
0 Ja<br />
0 Neen ga naar vraag 14<br />
Syndroom (MBPS)?<br />
Vraag 2<br />
Vanwaar is uw kennis in verband met het MBPS afkomstig?<br />
0 Vanuit de medische opleiding<br />
0 Vanuit artikels in een medisch tijdschrift<br />
0 Door confrontatie met de diagnose na feedback van een specialist<br />
(pediatrie, kinderpsychiatrie)<br />
0 Vanuit congres<br />
0 Vanuit documentaire op tv<br />
0 Vanuit film<br />
0 Vanuit non-fictie boeken<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………
0 Ja<br />
Vraag 3<br />
Hebt u in de loop van uw carrière bij een patiënt reeds een vermoeden<br />
0 Neen ga naar vraag 13<br />
0 1 keer<br />
0 2 keer<br />
0 3 keer<br />
0 4 keer<br />
gehad van MBPS?<br />
Vraag 4<br />
Wat was de frequentie van dit vermoeden?<br />
III-5<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………
In geval van meerdere vermoedens, gelieve bij de volgende vragen het meest<br />
recente vermoeden in <strong>be</strong>schouwing te nemen.<br />
Vraag 5<br />
Op welke signalen was dit vermoeden gebaseerd?<br />
0 Aanwezigheid van opeenvolgende verscheidene of steeds terugkerende<br />
ziekte<strong>be</strong>elden die niet voldoende verklaard kunnen worden door een somatische<br />
oorzaak<br />
0 Aanwezigheid van (repetitieve) ongewone klachten die moeilijk te brengen waren<br />
onder één klinische noemer, zodat gedacht werd aan een „unieke‟ ziekte<br />
0 De resultaten van anamnestisch, laboratorium- en lichamelijk onderzoek<br />
vertoonden een aanzienlijke discrepantie met de algehele gezondheidstoestand van<br />
het kind<br />
0 Door het ontdekken van „medisch shoppen‟ (cfr. patiënt is overal gekend en<br />
nergens, geen vaste huisarts, hospitalisaties in verscheidene ziekenhuizen)<br />
0 Overdreven preoccupatie van de zorgfiguur met ziektesymptomen bij het kind en<br />
aandringen op medische ingrepen<br />
0 Irritatie en zeer boos worden van de zorgfiguur bij afwijzende houding van de<br />
arts t.o.v. verder onderzoek, ingrepen, …<br />
0 Incongruenties in het verhaal of de anamnese gegeven door de zorgfiguur<br />
III-6<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………
Vraag 6<br />
Hoe heeft u bij het vermoeden vervolgens gehandeld?<br />
0 De zorgfiguur en het kind terug naar huis gestuurd met eventueel een voorschrift<br />
III-7<br />
voor pijnstillers, geneesmiddelen,… (geen doorverwijzing, geen melding) ga naar<br />
vraag 7<br />
0 Afwachtende houding aangenomen, waarbij gevraagd werd op een later tijdstip<br />
contact op te nemen ter herevaluatie ga naar vraag 7<br />
0 De zorgfiguur rechtstreeks geconfronteerd met uw vermoeden ga naar vraag<br />
13<br />
0 Collega-arts geraadpleegd voor een „second opinion‟ ga naar vraag 12<br />
0 Doorverwezen naar een medisch specialist in het ziekenhuis ga naar vraag 8<br />
0 Doorverwezen naar een kinderpsychiater ga naar vraag 9<br />
0 (Anonieme) melding bij Bureau Vertrouwensarts, de Raad voor de<br />
Kinder<strong>be</strong>scherming<br />
ga naar vraag 10<br />
0 Melding bij het strafrechterlijke circuit: Politie, Openbaar Ministerie ga naar<br />
vraag 11<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………
Vraag 7<br />
Waarom heeft u op deze manier gehandeld?<br />
0 U wou een afwachtende houding aannemen, en kijken hoe de situatie verder<br />
evolueerde<br />
0 Omwille van het feit dat uw vermoeden mogelijk onterecht was<br />
0 Om „doctor shopping‟ te vermijden<br />
0 Door de subjectieve relatie die u als arts hebt met uw patiënten is het moeilijker<br />
om toe te geven aan deze vermoedens. Symptomen worden dan eerder gezien in<br />
het kader van over<strong>be</strong>zorgdheid<br />
0 Omdat u op dat moment de ernst van de situatie niet inzag<br />
0 Doordat de vertrouwensrelatie met uw patiënt hierdoor mogelijk <strong>be</strong>schadigd zou<br />
kunnen worden<br />
0 Twijfels rond de implicaties van het <strong>be</strong>roepsgeheim<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………<br />
ga bij elk antwoord door naar vraag 13<br />
III-8
Vraag 8<br />
Waarom heeft u <strong>be</strong>slist door te verwijzen naar een medisch specialist?<br />
0 Om tegemoet te komen aan de wensen van de zorgfiguur<br />
0 Om somatische oorzaken uit te sluiten<br />
0 Omdat u vindt dat het uw taak is als arts enkel te richten op het somatische<br />
aspect, en door te verwijzen naar medische specialisten indien u geen interventies<br />
meer kan verrichten<br />
0 Om „doctor shopping‟ te vermijden, waarbij de nieuwe huisarts niet op de hoogte<br />
is van de medische geschiedenis van de patiënt<br />
III-9<br />
0 Om te voorkomen dat de zorgfiguur de symptomen zal verergeren, waardoor u de<br />
volgende keer genoodzaakt zou zijn door te verwijzen<br />
0 Uit <strong>be</strong>zorgdheid dat de zorgfiguur, buiten uw weten om, rechtstreeks een<br />
afspraak zou vastleggen met de specialist (en deze tevens niet op de hoogte kan<br />
worden gebracht van de anamnese en het vermoeden)<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………<br />
Vraag 9<br />
Motiveert en documenteert u de verwijzing wanneer u doorverwijst naar<br />
een specialist? (inclusief eventuele vermoedens van MBPS).<br />
0 Nooit ga naar vraag 11<br />
0 Bijna nooit<br />
0 Soms<br />
0 Meestal<br />
0 Altijd<br />
ga naar vraag 10
Vraag 10<br />
Op welke manier communiceert u het vermoeden van het MBPS aan de<br />
0 Via de verwijsbrief<br />
0 Via telefonisch contact<br />
specialist?<br />
III-10<br />
0 Via het doorgeven van het Globaal Medisch Dossier waarin de anamnese terug te<br />
vinden is<br />
0 Rechtstreeks, via persoonlijk gesprek<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………<br />
Vraag 11<br />
Werd na doorverwijzing of melding van het vermoeden uiteindelijk de<br />
0 Ja ga naar vraag 12<br />
diagnose MBP gesteld?<br />
0 Neen, toch blijft het vermoeden aanwezig en blijft er een algemene alertheid<br />
<strong>be</strong>staan<br />
ga naar vraag 13<br />
0 Neen, er werd een andere verklaring gevonden voor de klachten ga naar vraag<br />
13<br />
0 Neen, de zorgfiguur heeft afgezien van de doorverwijzing ga naar vraag 13
III-11<br />
Vraag 12<br />
Indien er sprake is van meerdere vermoedens, wat is de frequentie waarbij<br />
0 1 keer<br />
0 2 keer<br />
0 3 keer<br />
0 4 keer<br />
het vermoeden werd <strong>be</strong>vestigd in een diagnose?<br />
0 Andere: ………………………………………………………………………………………………………………………<br />
Vraag 13<br />
Pro<strong>be</strong>ert u bij on<strong>be</strong>kende patiënten met verdachte klachten (in de richting<br />
0 Nooit<br />
van MBPS) te achterhalen wie mogelijk andere/ vorige huisartsen<br />
0 Meestal niet<br />
0 Soms<br />
0 Meestal wel<br />
0 Altijd<br />
zijn/waren?<br />
Vraag 14<br />
Hoeveel procent van uw patiënten heeft bij schatting een Globaal Medisch<br />
0 0 - 25 %<br />
0 25 – 50 %<br />
0 50 – 75 %<br />
0 75 – 100%<br />
Dossier?
III-12<br />
Vraag 15<br />
Vindt u dat het Globaal Medisch Dossier een <strong>be</strong>langrijke component kan<br />
0 Ja<br />
vormen in de detectie van het MBPS?<br />
Waarom wel: …………………………………………………………………………………………………………………<br />
………………………………………………………………………………………………………………………………………<br />
0 Neen<br />
Waarom niet:<br />
....................................................................................................................<br />
....................................................................................................................<br />
Vraag 16<br />
Krijgt u steeds een terugkoppeling van de specialist die uw patiënt op<br />
0 Nooit<br />
0 Bijna nooit<br />
0 Meestal<br />
0 Bijna altijd<br />
0 Altijd<br />
0 Ja<br />
eigen initiatief heeft geraadpleegd?<br />
Vraag 17<br />
Is er volgens u bij huisartsen nood aan een sensibileringsfolder en<br />
uitgeschreven richtlijnen wat <strong>be</strong>treft adequaat handelen bij vermoeden<br />
0 Neen<br />
van MBPS?<br />
0 Andere voorstellen: …………………………………………………………………………………………………..<br />
Hartelijk dank voor uw tijd en medewerking!!!<br />
Met vriendelijke groet, Kaatje Van Hemelrijk
Bijlage IV: SPSS-verwerkingen<br />
Frequenties<br />
Ta<strong>be</strong>l 1<br />
Was u reeds <strong>be</strong>kend met de concrete inhoud van het MBPS?<br />
Valid<br />
Ta<strong>be</strong>l 2<br />
ja<br />
Frequency<br />
70<br />
Percent<br />
86,4<br />
Valid Percent<br />
86,4<br />
IV-1<br />
Cumulative Percent<br />
neen 11 13,6 13,6 100,0<br />
Total<br />
81 100,0 100,0<br />
Vanwaar is uw kennis in verband met het MBPS afkomstig?<br />
Valid<br />
vanuit de medische<br />
opleiding<br />
vanuit artikels in een<br />
medisch tijdschrift<br />
door confrontatie met de<br />
diagnose na feedback van<br />
een specialist<br />
Frequency<br />
15<br />
Percent<br />
18,5<br />
Valid<br />
Percent<br />
21,4<br />
86,4<br />
Cumulative<br />
Percent<br />
21,4<br />
15 18,5 21,4 42,9<br />
1 1,2 1,4 44,3<br />
vanuit documentaire op tv 3 3,7 4,3 48,6<br />
vanuit non-fictie boeken 1 1,2 1,4 50,0<br />
andere 5 6,2 7,1 57,1<br />
combinatie 30 37,0 42,9 100,0<br />
Total 70 86,4 100,0<br />
Missing System 11 13,6<br />
Total<br />
81 100,0
Ta<strong>be</strong>l 3<br />
Hebt u in de loop van uw carrière bij een patiënt reeds een vermoeden gehad van MBPS?<br />
Valid<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
IV-2<br />
Cumulative Percent<br />
ja 25 30,9 35,7 35,7<br />
neen 45 55,6 64,3 100,0<br />
Total 70 86,4 100,0<br />
Missing System 11 13,6<br />
Total<br />
Ta<strong>be</strong>l 4<br />
Wat was de frequentie van dit vermoeden?<br />
Frequency<br />
81 100,0<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
Cumulative Percent<br />
Valid 1 keer 6 7,4 24,0 24,0<br />
2 keer 13 16,0 52,0 76,0<br />
3 keer 1 1,2 4,0 80,0<br />
4 keer 3 3,7 12,0 92,0<br />
5 keer 1 1,2 4,0 96,0<br />
6 keer 1 1,2 4,0 100,0<br />
Total 25 30,9 100,0<br />
Missing System 56 69,1<br />
Total<br />
81 100,0
Ta<strong>be</strong>l 5<br />
Hoe heeft u bij het vermoeden vervolgens gehandeld?<br />
Valid<br />
afwachtende houding +<br />
herevaluatie<br />
rechtsreekse confronatie<br />
met vermoeden<br />
Frequency<br />
7<br />
Percent<br />
8,6<br />
Valid Percent<br />
28,0<br />
IV-3<br />
Cumulative<br />
Percent<br />
28,0<br />
1 1,2 4,0 32,0<br />
second opinion 1 1,2 4,0 36,0<br />
doorverwijzing naar<br />
medisch specialist<br />
doorwijzing naar<br />
kinderpsychiater<br />
melding bureau<br />
vertrouwensarts<br />
3 3,7 12,0 48,0<br />
2 2,5 8,0 56,0<br />
3 3,7 12,0 68,0<br />
andere 1 1,2 4,0 72,0<br />
combinatie 7 8,6 28,0 100,0<br />
Total 25 30,9 100,0<br />
Missing System 56 69,1<br />
Total<br />
Ta<strong>be</strong>l 6<br />
Waarom heeft u op deze manier gehandeld?<br />
Valid<br />
door mogelijk onterecht<br />
vermoeden<br />
symptomen ereder<br />
gezien als<br />
over<strong>be</strong>zorgdheid, door<br />
moeilijkheid omwille van<br />
subj. relatie met ZF<br />
Frequency<br />
81 100,0<br />
1<br />
Percent<br />
1,2<br />
Valid Percent<br />
8,3<br />
Cumulative<br />
Percent<br />
8,3<br />
1 1,2 8,3 16,7<br />
combinatie 10 12,3 83,3 100,0<br />
Total 12 14,8 100,0<br />
Missing System 69 85,2<br />
Total<br />
81 100,0
Ta<strong>be</strong>l 7<br />
Waarom heeft u <strong>be</strong>slist door te verwijzen naar een medisch specialist?<br />
Valid<br />
om somatische oorzaken<br />
uit te sluiten<br />
om doctor shopping te<br />
vermijden<br />
uit <strong>be</strong>zorgdeid dat de ZF<br />
rechtstreeks afspraak,<br />
buiten uw weten om,<br />
vastlegt met specialist<br />
Frequency<br />
1<br />
Percent<br />
1,2<br />
Valid Percent<br />
12,5<br />
IV-4<br />
Cumulative<br />
Percent<br />
12,5<br />
1 1,2 12,5 25,0<br />
1 1,2 12,5 37,5<br />
combinatie 5 6,2 62,5 100,0<br />
Total 8 9,9 100,0<br />
Missing System 73 90,1<br />
Total<br />
Ta<strong>be</strong>l 8<br />
81 100,0<br />
Motiveert en documenteert u de verwijzing wanneer u doorverwijst naar een specialist?<br />
Valid<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
Cumulative<br />
Percent<br />
meestal<br />
3<br />
3,7<br />
33,3<br />
33,3<br />
altijd 6 7,4 66,7 100,0<br />
Total 9 11,1 100,0<br />
Missing System 72 88,9<br />
Total<br />
81 100,0
Ta<strong>be</strong>l 9<br />
Werd na doorverwijzing of melding van het vermoeden uiteindelijk de diagnose MBP gesteld?<br />
Valid<br />
ja<br />
neen, toch blijft er een<br />
vermoeden aanwezig +<br />
algemene alertheid<br />
neen, er werd een andere<br />
verklaring gevonden voor<br />
de klachten<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
IV-5<br />
Cumulative<br />
Percent<br />
8<br />
9,9<br />
66,7<br />
66,7<br />
3 3,7 25,0 91,7<br />
1 1,2 8,3 100,0<br />
Total 12 14,8 100,0<br />
Missing System 69 85,2<br />
Total<br />
Ta<strong>be</strong>l 10<br />
81 100,0<br />
Indien er sprake is van meerdere vermoedens, wat is de frequentie waarbij het vermoeden werd<br />
<strong>be</strong>vestigd in een diagnose?<br />
Valid<br />
1 keer<br />
Frequency<br />
1<br />
Percent<br />
1,2<br />
Valid Percent<br />
10,0<br />
Cumulative<br />
Percent<br />
2 keer 6 7,4 60,0 70,0<br />
3 keer 2 2,5 20,0 90,0<br />
5 keer 1 1,2 10,0 100,0<br />
Total 10 12,3 100,0<br />
Missing System 71 87,7<br />
Total<br />
81 100,0<br />
10,0
Ta<strong>be</strong>l 11<br />
IV-6<br />
Pro<strong>be</strong>ert u bij on<strong>be</strong>kende patiënten met verdachte klachten (in de richting van MBPS) te achterhalen wie<br />
mogelijk andere/vorige huisartsen zijn/waren?<br />
Valid<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
Cumulative Percent<br />
nooit<br />
7<br />
8,6<br />
10,1<br />
10,1<br />
meestal niet 6 7,4 8,7 18,8<br />
soms 9 11,1 13,0 31,9<br />
meestal wel 31 38,3 44,9 76,8<br />
altijd 16 19,8 23,2 100,0<br />
Total 69 85,2 100,0<br />
Missing System 12 14,8<br />
Total<br />
Ta<strong>be</strong>l 12<br />
81 100,0<br />
Hoeveel procent van uw patiënten heeft bij schatting een Globaal Medisch Dossier?<br />
Valid<br />
Ta<strong>be</strong>l 13<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
Cumulative Percent<br />
0-25%<br />
5<br />
6,2<br />
6,2<br />
6,2<br />
25-50% 19 23,5 23,5 29,6<br />
50-75% 37 45,7 45,7 75,3<br />
75-100% 20 24,7 24,7 100,0<br />
Total<br />
81 100,0 100,0<br />
Vindt u dat het Globaal Medisch Dossier een <strong>be</strong>langrijke component kan vormen in de detectie van het<br />
MBPS?<br />
Valid<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
Cumulative Percent<br />
ja<br />
60<br />
74,1<br />
74,1<br />
74,1<br />
neen 20 24,7 24,7 98,8<br />
Andere 1 1,2 1,2 100,0<br />
Total<br />
81 100,0 100,0
Ta<strong>be</strong>l 14<br />
Krijgt u steeds terugkoppeling van de specialist die uw patiënt op eigen initiatief heeft geraadpleegd?<br />
Valid<br />
Ta<strong>be</strong>l 15<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
IV-7<br />
Cumulative Percent<br />
nooit<br />
1<br />
1,2<br />
1,2<br />
1,2<br />
bijna nooit 31 38,3 38,3 39,5<br />
meestal 36 44,4 44,4 84,0<br />
bijna altijd 13 16,0 16,0 100,0<br />
Total<br />
81 100,0 100,0<br />
Is er volgens u nood aan een sensibiliseringsfolder en uitgeschreven richtlijnen wat <strong>be</strong>treft het adequaat<br />
handelen bij vermoeden van MBPS?<br />
Valid<br />
Frequency<br />
Percent<br />
Valid Percent<br />
Cumulative Percent<br />
ja<br />
61<br />
75,3<br />
75,3<br />
75,3<br />
neen 17 21,0 21,0 96,3<br />
andere 3 3,7 3,7 100,0<br />
Total<br />
Chi-kwadraat toetsen<br />
Ta<strong>be</strong>l 16<br />
Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
81 100,0 100,0<br />
Value<br />
df<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
Pearson Chi-Square<br />
15,919<br />
9<br />
0,069<br />
Likelihood Ratio 16,036 9 0,066<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 81<br />
1,332 1 0,248
Ta<strong>be</strong>l 17<br />
Chi-kwadraat toets: kennis MBPS-geslacht huisarts<br />
Value<br />
df<br />
IV-8<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
Pearson Chi-Square<br />
0,170<br />
2<br />
0,919<br />
Likelihood Ratio 0,304 2 0,859<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 81<br />
Ta<strong>be</strong>l 18<br />
Chi-kwadraat toets: afkomst kennis MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
0,047 1 0,829<br />
Value<br />
df<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
Pearson Chi-Square<br />
50,596<br />
48<br />
0,371<br />
Likelihood Ratio 55,627 48 0,210<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 70<br />
Ta<strong>be</strong>l 19<br />
Chi-kwadraat toets : vermoeden MBPS-geslacht huisarts<br />
0,011 1 0,916<br />
Value<br />
df<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
Pearson Chi-Square<br />
0,698<br />
2<br />
0,705<br />
Likelihood Ratio 1,026 2 0,599<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
Ta<strong>be</strong>l 20<br />
Chi-kwadraat toets: vermoeden MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Pearson Chi-Square<br />
0,011 1 0,915<br />
Value<br />
9,375<br />
df<br />
8<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
0,312<br />
Likelihood Ratio 10,572 8 0,227<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 70<br />
0,011 1 0,917
Ta<strong>be</strong>l 21<br />
Chi-kwadraat toets: diagnose MBPS-geslacht huisarts<br />
Pearson Chi-Square<br />
Value<br />
df<br />
IV-9<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
0,563 2 0,755<br />
Likelihood Ratio 0,872 2 0,647<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 12<br />
Ta<strong>be</strong>l 22<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-geslacht huisarts<br />
0,373 1 0,541<br />
Value<br />
df<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
Pearson Chi-Square<br />
6,630<br />
4<br />
0,157<br />
Likelihood Ratio 6,995 4 0,136<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 81<br />
Ta<strong>be</strong>l 23<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
3,877 1 0,049<br />
Value<br />
df<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
Pearson Chi-Square<br />
18,633<br />
18<br />
0,415<br />
Likelihood Ratio 20,360 18 0,313<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 81<br />
0,290 1 0,590
Ta<strong>be</strong>l 24<br />
Chi-Square toets: nood folder MBPS-kennis MBPS<br />
Value<br />
df<br />
IV-10<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
Pearson Chi-Square<br />
4,173<br />
2<br />
0,124<br />
Likelihood Ratio 6,787 2 0,034<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 81<br />
Ta<strong>be</strong>l 25<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-vermoeden MBPS<br />
Pearson Chi-Square<br />
3,654 1 0,056<br />
Value<br />
0,010<br />
df<br />
2<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
0,995<br />
Likelihood Ratio 0,011 2 0,995<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
Ta<strong>be</strong>l 26<br />
Chi-kwadraat toets: nood folder MBPS-diagnose MBPS<br />
Pearson Chi-Square<br />
0,009 1 0,924<br />
Value<br />
3,563(a)<br />
df<br />
2<br />
Asymp. Sig. (2-sided)<br />
0,168<br />
Likelihood Ratio 4,691 2 0,096<br />
Linear-<strong>by</strong>-Linear<br />
Association<br />
N of Valid Cases 12<br />
0,093 1 0,760
Pearson-r correlaties<br />
Ta<strong>be</strong>l 27<br />
Pearson r correlatie: frequentie vermoeden MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
Wat was de frequentie<br />
van dit vermoeden?<br />
Ta<strong>be</strong>l 28<br />
Pearson Correlation<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
1<br />
IV-11<br />
Wat was de frequentie<br />
van dit vermoeden?<br />
-0,382<br />
Sig. (2-tailed) 0,059<br />
N 81 25<br />
Pearson Correlation -0,382 1<br />
Sig. (2-tailed) 0,059<br />
N<br />
Pearson r correlatie: diagnose MBPS-praktijkervaring huisarts<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
Indien er sprake is van<br />
meerdere vermoedens,<br />
wat is de frequentie<br />
waarbij het vermoeden<br />
werd <strong>be</strong>vestigd in een<br />
diagnose?<br />
Pearson Correlation<br />
Hoelang <strong>be</strong>nt u reeds<br />
werkzaam als arts?<br />
25 25<br />
1<br />
Indien er sprake is van<br />
meerdere<br />
vermoedens, wat is de<br />
frequentie waarbij het<br />
vermoeden werd<br />
<strong>be</strong>vestigd in een<br />
diagnose?<br />
0,158<br />
Sig. (2-tailed) 0,663<br />
N 81 10<br />
Pearson Correlation 0,158 1<br />
Sig. (2-tailed) 0,663<br />
N<br />
10 10
Bijlage V: Sensibiliseringsfolder<br />
V-1