Modulehandleiding Dynamica 2 Schokkend materiaal
Modulehandleiding Dynamica 2 Schokkend materiaal
Modulehandleiding Dynamica 2 Schokkend materiaal
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Modulehandleiding</strong> <strong>Dynamica</strong> 2<br />
Ir. P. van den Hombergh<br />
<strong>Schokkend</strong> <strong>materiaal</strong><br />
Fontys Technische Hogeschool Venlo<br />
Werktuigbouwkunde/ Industrieel Product Ontwerp<br />
Hulsterweg 2-6 Venlo<br />
The Netherland<br />
27 april 2006<br />
3 6 7 0 4 7
ii Module <strong>Dynamica</strong> 2
Inhoudsopgave<br />
1 Module handleiding 1<br />
1.1 Module identificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1<br />
1.2 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1<br />
1.3 Te behandelen stof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2<br />
1.4 Indeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2<br />
1.5 Toetsing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3<br />
2 Mathematisch model van het mechanisch systeem 4<br />
2.1 De componenten van een mechanisch systeem . . . . . . . . . 4<br />
2.2 Bewegingsvergelijking van de vrije trilling . . . . . . . . . . . 5<br />
2.3 Systeemkentaldefinities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6<br />
2.4 Gedwongen trillingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8<br />
2.4.1 Oplossing van de D.V. voor de gedwongen trilling. . . 8<br />
2.4.2 Stationaire oplossing van de gedwongen trilling . . . . 9<br />
2.4.3 Overdrachtsgrafieken van de stationaire gedwongen trilling<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10<br />
2.5 Reduceren van massatraagheden etc. . . . . . . . . . . . . . . 14<br />
2.5.1 Voorbeeld van reduceren . . . . . . . . . . . . . . . . 15<br />
2.6 Doorleiding van trillingen: isolatie . . . . . . . . . . . . . . . 16<br />
2.6.1 Kracht op de vloer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16<br />
2.6.2 Trilling van de massa t.g.v. beweging van de vloer . . 17<br />
2.7 Onbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19<br />
2.8 Meetinstrumentarium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20<br />
2.9 Zwaartekracht met een schakelaar. . . . . . . . . . . . . . . . 23<br />
3 Simulatie 26<br />
3.1 Simulatie met behulp van digitale computer . . . . . . . . . . 26<br />
3.2 Simulatiebouwstenen in PSI . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26<br />
3.3 Het invoeren van het model en de simulatieparameters . . . . 28<br />
4 Nuttige formules 30<br />
iii
Lijst van figuren<br />
2.1 Kracht en verplaatsing in het complexe vlak . . . . . . . . . . 5<br />
2.2 De vier gevallen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7<br />
2.3 Kracht en verplaatsing in het complexe vlak . . . . . . . . . . 8<br />
2.4 Voorbeeld inschakelverschijnsel . . . . . . . . . . . . . . . . 9<br />
2.5 Nyqvist diagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11<br />
2.6 Logaritmisch bode diagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13<br />
2.7 Een massatraagheid via een overbrenging gekoppeld aan een<br />
motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14<br />
2.8 Kracht en verplaatsing in het complexe vlak . . . . . . . . . . 15<br />
2.9 Kracht op vloer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16<br />
2.10 Overdracht kracht op vloer en verplaatsing massa. . . . . . . . 18<br />
2.11 Om de bibbers te krijgen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19<br />
2.12 Symmetrische onbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19<br />
2.13 Overdracht bij onbalans . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21<br />
2.14 Als het spannend wordt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22<br />
2.15 Versnellingsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22<br />
2.16 Overdracht van versnellingsmeter en seismograaf. . . . . . . . 24<br />
2.17 Seismograaf. Let op de ’slappe’ ophanging. . . . . . . . . . . 24<br />
2.18 Uitgeschakelde zwaartekracht. . . . . . . . . . . . . . . . . . 25<br />
3.1 Massaveersysteem en blokschema . . . . . . . . . . . . . . . 28<br />
3.2 Systeem met twee massa’s . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29<br />
iv
Lijst van tabellen<br />
3.1 Blokdefinities in PSI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27<br />
4.1 β > 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31<br />
4.2 β = 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31<br />
4.3 β < 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32<br />
4.4 β = 0 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32<br />
v
Hoofdstuk 1<br />
Module handleiding<br />
1.1 Module identificatie<br />
Module-titel: <strong>Dynamica</strong> 2: Mechanische trillingen.<br />
Code: DYN2<br />
Opgesteld door: Ir. P. van den Hombergh met correcties van Ir. A Janssen, Ir<br />
A. Hulsbosch en Ir L. Cleven.<br />
Datum: 27 april 2006<br />
Studierichting: Werktuigbouwkunde/Industrieel Product Ontwerp<br />
Aantal ECS: 3<br />
Aantal studiebelastingseenheden: 84<br />
Kwartester: I1<br />
Voorafgaande modulen: DYN1<br />
Vervolgmodulen: Geen.<br />
Bijbehorend practicum: 2 computersimulatieproeven tijdens practicum<br />
algemeen.<br />
1.2 Inleiding<br />
Een belangrijke, speciale klasse van problemen uit de dynamica omvat de translatie<br />
en rotatie beweging van lichamen onder invloed van verstoringen, waarbij<br />
de lichamen aan de omgeving “verbonden” zijn via krachten die werken naar<br />
een relatief evenwichtspunt. Door de interne massa en deze “terugtrekkende”<br />
krachten kunnen er systemen ontstaan die versterkt reageren op de genoemde<br />
verstoringen. Voorbeelden zijn: Het in resonatie geraken van een snaar op een<br />
strijkinstrument (gewenst), het in eigentrilling geraken van constructies, soms<br />
met deffect als gevolg, en het in onbalans zijn van een centrifuge, die daarbij<br />
probeert voorbij zijn eigenfrequentie te komen. Of dit laatste slaagt is onder<br />
andere afhankelijk van de regelmatigheid van de belading.<br />
1
2 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
1.3 Te behandelen stof<br />
De te bestuderen stof omvat de volgende onderwerpen:<br />
• Massa veersystemen, vrije trillingen<br />
• Opstellen van het wiskundig model met behulp van vrijlichaamschets<br />
e.d.<br />
• Beschouwing t.a.v. de differentiaalvergelijking.<br />
• Oplossing van de dv. onder verschillende randvoorwaarden.<br />
• gedwongen trillingen.<br />
• Het systeem bekeken in het complexe vlak en in het frequentiedomein;<br />
Nyqvist en bode diagram.<br />
• Reduceren van massatraagheid.<br />
• Verschillende afgeleide overdrachten: trillingsisolatie, dynamometer, sysmograaf<br />
etc.<br />
1.4 Indeling<br />
Mechanische oscilatoren en mogelijke uitvoeringen Week 1. Hoe kan een<br />
harmonische oscilator opgebouwd zijn. Vrijlichaamschets en opbouw<br />
rekenmodel. Serie en parallelschakeling van elementen.<br />
De differentiaalvergelijking van het massaveersysteem Week 2. De differentiaalvergelijking<br />
als basis van de beschouwingen. Vrije trillingen.<br />
Verschillende dempingssituaties. Oplossen d.v. n.a.v. randvoorwaarden.<br />
Systemen met starre overbrengingen Week 3. Systemen met overbrengingen.<br />
Reduceren van massatraagheden, veerwerking en demping.<br />
Gedwongen trillingen I Week 4 Gedwongen trillingen. Inschakelverschijnsel<br />
en stationaire trilling.<br />
Gedwongen trillingen II Week 5. Versterking en verzwakking, opslingeren.<br />
De frequentie karakteristiek. Bode- en Nyquistdiagram.<br />
Meer vrijheidsgraden Week 7. Verschillende andere overbrengingen: trillingsisolatie,<br />
trillingsopwekking door onbalans, meetinstrumenten. Met<br />
behulp van simulatiegereedschappen zal in de twee practicummiddagen<br />
geoefend worden met gekoppelde systemen.<br />
Vragen Week 7, herhaling en oefening.
Module <strong>Dynamica</strong> 2 3<br />
1.5 Toetsing<br />
De module wordt getoetst met een schriftelijk tentamen van 120 minuten. Hierin<br />
wordt een aantal vraagstukken gegeven, van vergelijkbaar niveau als de opgaven<br />
gemaakt tijdens de lessen.
massa m<br />
veerstijfheid k<br />
dempings<br />
Hoofdstuk 2<br />
Mathematisch model van het<br />
mechanisch systeem<br />
Een korte samenvatting van de theorie voor eenvoudige massa- veer- dempersystemen.<br />
2.1 De componenten van een mechanisch systeem<br />
De componenten in een systeem dat een trilling van mechanische oorsprong ondergaat<br />
zijn achtereenvolgens massa, demper en veer. De wet van Newton leert<br />
ons dat willen wij een massa een versnelling geven, dan dienen wij deze massa<br />
aan te duwen met een netto kracht die evenredig is met de massa m in kilogram<br />
en de gewenste versnelling volgens F = ma. De elasticiteitswet van Hooke<br />
leert ons dat een elastisch element (een veer) zich verzet tegen verandering van<br />
lengte. Verbinden we een uiteinde van de veer met de vaste wereld, dan zal<br />
het andere uiteinde slechts van plaats willen wijken, indien wij hier een kracht<br />
aanbrengen in de richting van de gewenste verplaatsing, evenredig met de ver-<br />
plaatsing en de veerstijfheid k van de veer. De viscositeitswetten van Stokes en<br />
Napier leren ons dat een visceuse demper zich verzet tegen snelheidsverschillen<br />
tussen de beide ten opzichte van elkaar bewegende delen. Als we net als bij<br />
de veer een uiteinde van de demper met de vaste wereld verbinden, dan zal het<br />
andere uiteinde slechts aan een bepaalde snelheid willen meedoen, als we een<br />
kracht uitoefenen in de richting van de gewenste snelheid, evenredig met die<br />
snelheid en de dempingsconstante ρ van de demper. Van elk van deze compo-<br />
constante ρ nenten kan men dus zeggen dat zij zich verzetten tegen de verandering van een<br />
der afgeleiden van de verplaatsing. De veer verzet zich tegen de verplaatsing<br />
zelf, de nulde afgeleide, de demper tegen beweging, de eerste afgeleide van de<br />
verplaatsing en de massa tegen de toename van de beweging. De wetten voor<br />
elk van de componenten is te schrijven in termen van de afgeleide naar de tijd,<br />
waarbij de relatie voor de veer de nulde afgeleide heeft. Vanwege de compacte<br />
notatie zullen we voor de afgeleide naar de tijd de fluxie schrijven, dat wil<br />
zeggen een puntje boven het symbool voor de eerste afgeleide en twee puntjes<br />
voor de tweede afgeleide. De wetten luiden dan:<br />
• Voor de veer Fv = kx<br />
4
Module <strong>Dynamica</strong> 2 5<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
m<br />
x<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
ρ<br />
k<br />
vrijlichaamschets<br />
m.g/2<br />
Figuur 2.1: Kracht en verplaatsing in het complexe vlak<br />
• Voor de demper Fd = ρ ˙x<br />
• Voor de massa F = m¨x<br />
2.2 Bewegingsvergelijking van de vrije trilling<br />
m<br />
x<br />
m.g<br />
x<br />
.<br />
m.g/2<br />
In figuur 2.1 is een eenvoudig massaveer systeem getekend, waarin de hier<br />
beschreven systeemcomponenten zijn te vinden. In rust zal de massa van het<br />
systeem zich bevinden op de coördinaat x = 0. In gedachten geven we het<br />
systeem nu een uitwijking naar rechts, d.w.z. in positieve x-richting. Tevens<br />
veronderstellen we op dat moment een snelheid in dezelfde richting. Het gevolg<br />
daarvan is terug te vinden in de vrijlichaamschets van de figuur. Nu kunnen we<br />
het volgende concluderen 1 :<br />
ΣF = −Fv − Fd<br />
F_v<br />
F_d<br />
(2.1)<br />
De veer en de demperkracht verzetten zich tegen dit experiment door op de<br />
massa een kracht tegengesteld aan de gedachte verplaatsing en beweging uit te<br />
oefenen. Door nu de systeemcomponentvergelijkingen in te vullen krijgen we:<br />
ΣF = m · ¨x = −k · x − ρ · ˙x (2.2)<br />
Dit is te herschrijven zodanig dat alle termen in x en afgeleiden van x aan<br />
de linkerzijde van het = teken komen te staan. Dit levert dan een lineaire<br />
differentiaalvergelijking van de tweede orde met constante coëfficiënten op:<br />
m · ¨x + ρ · ˙x + k · x = 0 (2.3)<br />
De oplossing van deze dv is te vinden door toepassen van de functiesubstitutie<br />
van Euler. Met andere woorden we veronderstellen een exponentiaal functie en<br />
zijn afgeleiden als oplossingsfunctie:<br />
x = X · e λ·t<br />
˙x = λ · X · e λ·t<br />
¨x = λ 2 · X · e λ·t<br />
(2.4)<br />
(2.5)<br />
(2.6)<br />
1 We laten de verticale krachten buiten beschouwing, omdat we in die richting evenwicht<br />
veronderstellen. Dit moet later nog wel geverifieerd moeten worden
6 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
Ingevulde in de dv, waarbij de gemeenschappelijke term X · e λ·t buiten haakjes<br />
is gezet, levert dit dan:<br />
Xe λ·t {m · λ 2 + ρ · λ + k} = 0 (2.7)<br />
Deze vergelijking kan steeds een gelijkheid worden op twee manieren:<br />
• X = 0. Dit is waar als de beginuitwijking 0 is, met andere woorden als<br />
het systeem steeds in de rust en dus evenwichtstoestand blijft.<br />
• De vierkantsvergelijking in λ: m · λ 2 + ρ · λ + k is gelijk aan 0.<br />
Karakteristieke<br />
Het laatste geval is het meest interessante, en verdient dus nadere beschouwing.<br />
Deze vierkantsvergelijking wordt overigens de Karakteristieke vergelijking gevergelijking<br />
noemd. De vierkantsvergelijking wordt 0 voor<br />
λ1,2 = −ρ ± ρ2 − 4 · m · k<br />
= −<br />
2 · m<br />
ρ<br />
2m ±<br />
<br />
<br />
ρ<br />
2 −<br />
2m<br />
k<br />
m<br />
(2.8)<br />
eigenhoeksnelheid<br />
ωn<br />
Bij deze oplossing zijn een aantal bijzondere gevallen te onderscheiden:<br />
1. discriminant D = b 2 − 4 · a · c > 0. Beide wortels λ1,2 zijn reëel en<br />
negatief.<br />
ρ<br />
(−<br />
x(t) = A · e 2m −<br />
q<br />
( ρ<br />
2m) 2 − k<br />
m )·t ρ<br />
(−<br />
+ B · e 2m +<br />
q<br />
( ρ<br />
2m) 2 − k<br />
m )·t<br />
(2.9)<br />
2. discriminant D = b 2 − 4 · a · c = 0. Beide wortels zijn gelijk en negatief.<br />
ρ<br />
−<br />
x(t) = A · e 2m ·t ρ<br />
−<br />
+ t · B · e 2m ·t<br />
(2.10)<br />
3. discriminant D = b2 − 4 · a · c < 0. Beide wortels λ1,2 zijn complex en<br />
elkaars complexe geconjugeerde.<br />
<br />
ρ<br />
− k<br />
x(t) = A · e 2m · cos(<br />
m −<br />
<br />
ρ<br />
2 · t + φ) (2.11)<br />
2m<br />
4. ρ = 0, geen demping en beide imaginair, van tegengesteld teken.<br />
<br />
k<br />
x(t) = A · cos( · t + φ) (2.12)<br />
m<br />
Een plaatje van de beweging in elk van de vier gevallen is te zien in figuur 2.2.<br />
2.3 Systeemkentaldefinities<br />
In de vorige paragraaf hebben we gezien, dat het gedrag van het systeem bepaald<br />
wordt door de componenten. Met name de hoeksnelheid waarmee het<br />
systeem trilt is kenmerkend. Om het een en ander verkort te kunnen opschrijven<br />
definiëren we een aantal kentallen. Als eerste definiëren we de eigenhoeksnelheid<br />
ωn, in radialen per seconde, wordt enkel bepaald door de systeemkom
Module <strong>Dynamica</strong> 2 7<br />
(a) geval 1<br />
x<br />
v<br />
x<br />
v<br />
e macht<br />
- e macht<br />
(c) geval 3<br />
Figuur 2.2: De vier gevallen.<br />
(b) geval 2<br />
(d) geval 4<br />
x<br />
v<br />
x<br />
v
8 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
II<br />
ω<br />
Im<br />
III IV<br />
φ<br />
F<br />
X<br />
I<br />
Re<br />
x<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
Fe<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
m<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
Figuur 2.3: Kracht en verplaatsing in het complexe vlak<br />
ponenten m en k volgens<br />
<br />
k<br />
ωn =<br />
m<br />
(2.13)<br />
gedempteeigen- Indien in het systeem demping aanwezig is met dempingsconstante ρ, dan is<br />
de gedempte eigenhoeksnelheid ωd de frequentie waarmee het systeem ongehoeksnelheid<br />
ωd dwongen trilt :<br />
<br />
k ρ2<br />
ωd = −<br />
m 4m2 (2.14)<br />
dempings-<br />
In de figuur bij de vier gevallen is al enigzins te zien dat de mate van demping<br />
bepalend is voor het al dan niet oscileren na een start met een beginuitwijking.<br />
Door nu de grens de kritische demping te noemen, kunnen de verhouding<br />
tussen deze demping en de aanwezige demping een eigen naam geven: de<br />
dempingsverhouding β. Deze is gedefiniëerd als<br />
verhouding<br />
β β = ρ<br />
2 √ km<br />
(2.15)<br />
Deze β is een maat voor de uitdempsnelheid van de trilling. Dan is ook de<br />
hoeksnelheid waarmee het gedempte systeem trilt in β uit te drukken:<br />
2.4 Gedwongen trillingen<br />
ωd = ωn · 1 − β 2 (2.16)<br />
Indien een systeem (zie figuur 2.3) aangestoten wordt door een periodieke<br />
kracht F = ˆ F cos ωt, dan geldt voor het systeem de differentiaalvergelijking<br />
m¨x + ρ ˙x + kx = ˆ F cos ωt (2.17)<br />
Deze vergelijking is op dezelfde wijze af te leiden als die in paragraaf 2.1.<br />
2.4.1 Oplossing van de D.V. voor de gedwongen trilling.<br />
Uit de wiskunde is bekend dat de differentiaaloperator lineair is. Zijn er nu voor<br />
een differentiaalvergelijking meerdere oplossingen mogelijk, dan is ook de som<br />
van de oplossingen een oplossing. Hiervan maken we gebruik door eerst de<br />
oplossing van de d.v. te bepalen waarbij het rechterlid nul is. De oplossing is<br />
ρ<br />
k
Module <strong>Dynamica</strong> 2 9<br />
2<br />
1.5<br />
1<br />
0.5<br />
0<br />
-0.5<br />
-1<br />
-1.5<br />
-2<br />
0 20 40 60 80 100<br />
Figuur 2.4: Voorbeeld inschakelverschijnsel<br />
(uiteraard) dezelfde als de oplossing voor de vrije trillingen uit paragraaf 2.1.<br />
Dit deel van de oplossing beschrijft het zogenaamde inschakelverschijnsel, dat<br />
in de meeste, dat wil zeggen gedempte, gevallen uitsterft. De totale oplossing<br />
is dus steeds de oplossing die het inschakelverschijnsel beschrijft + de oplossing<br />
voor de zogenaamde stationaire gedwongen trilling. In figuur 2.4 is een<br />
voorbeeld van het inschakelverschijnsel te zien.<br />
2.4.2 Stationaire oplossing van de gedwongen trilling<br />
Aangezien het deel dat het inschakelverschijnsel beschrijft reeds opgelost is,<br />
hoeven we alleen nog maar het deel dat de aanhoudende beweging beschijft op<br />
te lossen. We zullen de d.v. in het complexe vlak oplossen. Hoewel het oplossen<br />
met louter sinussen en cosinussen ook gaat en mogelijk beter te begrijpen 2 ,<br />
is dit veel bewerkelijker. De truc is te bedenken dat de aandrijvende functie<br />
F (t) = ˆ F cos(ωt) te beschouwen is als het reële deel van de functie F e iωt , met<br />
andere woorden:<br />
F (t) = ˆ F cos(ωt) = RE( F e iωt ) (2.18)<br />
Merk op dat er een strikte relatie bestaat tussen de symbolen. Zo is een symbool<br />
met een “hoedje”, bijvoorbeeld ˆ F de amplitude van een trilling en daardoor per<br />
definitie gelijk aan de lengte van de overeenkomstige complexe vector, in dit<br />
geval F . Het symbool zonder bovenversiering is de scalaire waarde, dat wil<br />
zeggen de projectie op de reële as. Die geeft uiteindelijk weer wat wij in werkelijkheid<br />
van het hele gebeuren kunnen zien. Let op:, F is een (harmonische)<br />
functie van de tijd, ˆ F en F zijn constanten.<br />
Oplossen? Eigenlijk kiezen in het complexe vlak, en dan wat rekenwerk.<br />
2 We blijven immers in de reële wereld<br />
x
10 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
fasoren<br />
Daar gaan we.<br />
kies x(t) = Xe iωt<br />
dan volgt voor de 1e afgeleide ˙ x(t) = iω Xe iωt<br />
en de 2e afgeleide ¨ x(t) = −ω 2 Xe iωt<br />
Substitueer deze in de d.v. van vergelijking 2.17:<br />
Xe iωt {−mω 2 + iρω + k} = F e iωt<br />
(2.19)<br />
We zien nu, dat er een vaste verhouding bestaat tussen de krachtfunctie en de<br />
resulterende verplaatsingsfunctie. Deze verhouding is een complex getal, wat<br />
als gevolg heeft dat de verhouding zowel een grootte relatie als een faserelatie<br />
aangeeft. De complexe verhouding tussen de vectoren X en F 3 bedraagt:<br />
X<br />
F =<br />
1<br />
−mω 2 + iρω + k<br />
(2.20)<br />
en beschrijft zowel een grootteverandering als een fasedraaiing tussen ingang<br />
F en uitgang x. De oplossing is terug te voeren uit het complexe vlak, waarin<br />
we voor x(t) kunnen schrijven:<br />
x(t) = ˆ X cos(ωt + φ) (2.21)<br />
De constanten in deze vergelijking hebben de volgende relatie met de aandrijvende<br />
kracht:<br />
ˆX<br />
De amplitudes:<br />
ˆF =<br />
<br />
1<br />
−mω2 <br />
<br />
1<br />
+iρω+k = √ (2.22)<br />
(k−mω2 ) 2 +(ρω) 2<br />
1<br />
De fase: φ = arg( −mω2 +iρω+k ) = 0 − arctan ρω<br />
k−mω2 <br />
(2.23)<br />
2.4.3 Overdrachtsgrafieken van de stationaire gedwongen trilling<br />
De linker en rechterleden van de differentiaalvergelijking zijn ook op te vatten<br />
als projecties van twee om de oorsprong roterende vectoren, met de naam<br />
fasoren, X en F rond de oorsprong in het complexe vlak. Daar deze vec-<br />
toren moeten voldoen aan de gegeven differentiaalvergelijking, geldt voor x:<br />
x(t) = RE{ Xe iωt } en voor F : F (t) = RE{ F e iωt }. Door de overgang naar<br />
het complexe vlak kunnen we nu de overdracht H = x<br />
F<br />
H = X<br />
F =<br />
1<br />
−mω 2 + iρω + k<br />
1<br />
=<br />
k .<br />
1<br />
schrijven als<br />
− ω2<br />
ω2 ω + 2iβ + 1<br />
n ωn<br />
(2.24)<br />
Hierbij dienen zowel x als F opgevat te worden als de genoemde fasoren in het<br />
complexe vlak. Uit deze relatie kunnen we aflezen dat de verhouding tussen<br />
kracht en verplaatsing behalve van de veerstijfheid, demping en de massa ook<br />
nog afhangt van de verhouding tussen de “hoeksnelheid” van de kracht en de<br />
eigenhoeksnelheid van het systeem. Deze verhouding noemen we de frequen-<br />
3 Ik zeg zelf altijd: X tengevolge van F
Module <strong>Dynamica</strong> 2 11<br />
tieverhouding ν = ω<br />
ωn<br />
. Merk op dat bij hoeksnelheid ω = 0 (een systeem in frequentiever-<br />
rust) de verhouding weer als vanouds alleen bepaald wordt door de veerstijfheid<br />
in het systeem. De overdracht is een complex getal. De overdracht verandert,<br />
zoals de formule aangeeft, met de hoeksnelheid waarmee de kracht oscileert.<br />
Van deze frequentieafhankelijkheid van de overdracht H is een grafiek te ma-<br />
houding ν = ω<br />
ωn<br />
ken in het complexe vlak. Het is een polaire diagram en wordt Nyqvistdiagram Nyqvistdiagram<br />
genoemd. Door eerst de veerstijfheid k uit de vergelijking te verwijderen, is<br />
de overdracht dimensieloos geworden, waarbij de vorm van het diagram alleen<br />
nog maar bepaald wordt door de dempingsverhouding β. Hierin is zowel de<br />
grootte als de faseverdraaiing van de overdracht af te lezen. De overdracht is<br />
bij ν = 0 gelijk aan {1, 0 · i} en zal met toenemende frequentie door het 4e<br />
kwadrant (Re positief en Im negatief) draaien. Bij ν = 1 wordt de imaginaire<br />
as doorsneden op {0, − 1 }. Daarna gaat het verder in het derde kwadrant, met<br />
2β<br />
afnemende grootte en een hoek die asymtotisch nadert tot -180 graden.<br />
1<br />
0.5<br />
0<br />
-0.5<br />
-1<br />
-1.5<br />
-2<br />
-2.5<br />
β=0.01<br />
β=0.02<br />
β=0.05<br />
β=0.1<br />
β=0.2<br />
β=0.5<br />
β=1<br />
-3<br />
-4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4<br />
Figuur 2.5: Nyqvist diagram<br />
In figuur 2.5 is dit diagram weergegeven voor β =0.01, 0.02, 0.05, 0.1, 0.2, 0.5<br />
en 1. De frequentieverhouding ν loopt van 0 tot 10 in 100 stapjes. Met de markeringen<br />
in de lijnen worden de stapjes weergegeven. Goed is te zien dat in<br />
de buurt van de eigen frequentie de fase achterstand snel toeneemt van 0 via<br />
−90 naar −180 graden. In veel gevallen4 zijn we niet geïnteresseerd in de faseachterstand,<br />
maar alleen in de “versterking” van de overdracht. Dit wordt<br />
beter weergegeven in het Bodediagram. In de bovenste grafiek vinden we de<br />
modulus (lengt van de vector) van de overdracht, in de onderste de hoekverdraaing).<br />
Het bodediagram wordt bepaald door de modulus van de overdracht<br />
te bepalen, en die ook weer als functie van de frequentieverhouding en de dempingsverhouding<br />
weer te geven.<br />
Bodediagram<br />
|H| =<br />
1<br />
<br />
(1 − ν2 ) 2 + (2βν) 2<br />
(2.25)<br />
4 Behalve in de regeltechniek
12 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
Ook hier is het diagram weer het interessantst in de buurt van ν = 1. De<br />
weergave op dubbel logaritmische assen wordt vaak toegepast, met name in de<br />
regeltechniek en de elektrotechniek.<br />
De twee rechte lijnen zijn de asymptoten van de bundel functies. Bij een<br />
tweede orde systeem, waarvan hier sprake is, zal de schuin aflopende asymptoot<br />
overeenkomen met 1<br />
ν2 . Merk op dat de overdracht strek afneemt voorbij<br />
de eigenhoeksnelheid. Elektrotchnici noemen een dergelijke overdracht een<br />
laagdoorlaatfilter
Module <strong>Dynamica</strong> 2 13<br />
|H|<br />
arg(H)<br />
100<br />
10<br />
1<br />
0.1<br />
0.01<br />
0.01 0.1 1 10 100<br />
0<br />
-0.5<br />
-1<br />
-1.5<br />
-2<br />
-2.5<br />
-3<br />
hoeksnelheidsverhouding ν<br />
β=0.01<br />
β=0.02<br />
β=0.05<br />
β=0.2<br />
β=0.5<br />
β=0.1<br />
β=1<br />
β=1.2<br />
β=1.5<br />
0.01 0.1 1 10 100<br />
hoeksnelheidsverhouding ν<br />
Figuur 2.6: Logaritmisch bode diagram<br />
β=0.01<br />
β=0.02<br />
β=0.05<br />
β=0.2<br />
β=0.5<br />
β=0.1<br />
β=1<br />
β=1.2<br />
β=1.5
14 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
nu i = ni<br />
= n2<br />
n1<br />
gereduceerde<br />
massa J red<br />
2.5 Reduceren van massatraagheden etc.<br />
Het komt vaak voor dat een systeem opgebouwd is uit een aantal onderdelen,<br />
die met starre, dat wil zeggen niet elastische, overbrengingen met elkaar verbonden<br />
zijn. Zie figuur 2.7. Dit heeft tot gevolg dat de kracht of het koppel die<br />
as2<br />
J<br />
n u<br />
as1<br />
M<br />
Figuur 2.7: Een massatraagheid via een overbrenging gekoppeld aan een motor<br />
via de overbrenging op een massa werkt, eerst via de overbrenging gekoppeld<br />
wordt, en daar dan een kleiner of groter effect teweeg brengt. De techniek om<br />
te bepalen welke massatraagheid de motor nu voelt heet het reduceren van de<br />
massatraagheid.<br />
Laten we de hoeksnelverdraaiing, hoeksnelheid en hoekversnelling aan de<br />
motoras φ, ˙ φ en ¨ φ noemen, en de overeenkomstige waarden aan de as van de<br />
massatraagheid J θ, ˙ θ en ¨ θ. De overbrenging zelf wordt bepaald door i = nu<br />
ni =<br />
n2<br />
n1<br />
. De massatraagheid van de last bedraagt J, en de massatraagheid van de<br />
motor is j. Laten we het nettokoppel op de motor as M1 noemen, waarbij geldt:<br />
M1 = M − j · ¨ φ. Dit is dus het koppel dat overblijft om de massatraagheid<br />
van de last te versnellen. We zullen nu het effect van het koppel M1 op de<br />
hoekversnelling ¨ φ van de motoras bepalen. Het koppel op as 2 bedraagt M2 =<br />
De versnelling die daardoor veroorzaakt wordt bij J bedraagt:<br />
M1<br />
i<br />
¨θ = M2<br />
J<br />
= M1<br />
iJ<br />
n i<br />
(2.26)<br />
Aangezien er sprake is van een vaste (starre) overbrenging, zal de versnelling<br />
die we kunnen vaststellen op de motoras gelijk zijn aan:<br />
waardoor de “wet van newton” voor dit systeem wordt:<br />
¨θ = i · ¨ φ (2.27)<br />
M1 = i 2 · J · ¨ φ (2.28)<br />
De massatraagheid die de motor ziet, de zogenaamde gereduceerde massa J red :<br />
J red = i 2 · J (2.29)
Module <strong>Dynamica</strong> 2 15<br />
2.5.1 Voorbeeld van reduceren<br />
In figuur 2.8 is een massaveer systeem gegeven met een massaloze stang, die<br />
roteert om een draaipunt. De afstand a is de afstand van het draaipunt tot het<br />
koppelpunt van de massa m2@. De afstand b is de afstand van het koppelpunt<br />
van de veer k tot het draaipunt. Gevraagd wordt de bewegingsvergelijking van<br />
dit systeem in de beweging x van de massa en in de beweging z, zijnde de<br />
uitwijking van het koppelpunt van de veer.<br />
01<br />
01<br />
01<br />
01<br />
01<br />
z<br />
k<br />
a<br />
b<br />
x<br />
00000<br />
11111<br />
00000<br />
11111<br />
01<br />
01<br />
01<br />
01<br />
z<br />
F1<br />
Fv Fv<br />
Figuur 2.8: Kracht en verplaatsing in het complexe vlak<br />
Oplossing<br />
Voor de beweging uitgedrukt in x De wet van Newton levert voor de krachten<br />
op de massa <br />
= m¨x = −F1<br />
(2.30)<br />
m<br />
Aangezien de stang massaloos is geldt hiervoor J · ¨ φ = 0 · ¨ φ (veronderstel<br />
de hoekverdraaiing φ linksom positief):<br />
<br />
J<br />
= 0 = −F1 · a + Fv · b ⇒ F1 = b<br />
a · Fv = b<br />
· k · z (2.31)<br />
a<br />
Met de relatie z = b · x volgt hieruit:<br />
a<br />
m¨x = −F1 = − b<br />
a<br />
b<br />
· k · x ⇒ m¨x +<br />
a<br />
F1<br />
x<br />
m<br />
2 b<br />
· k · x = 0 (2.32)<br />
a<br />
Merk in deze laatste vergelijking op dat door het uitdrukken van de beweging<br />
van het systeem in de coördinaat x de veerstijfheid is gereduceerd
16 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
van z naar x met de overbrenging z . Met andere woorden: welke verplaat-<br />
x<br />
sing/snelheid/versnelling wordt voor z teweeg gebracht bij een verplaatsing in<br />
x. Als b groter is dan a, zal de stijfheid in dit geval overigens zijn toegenomen.<br />
Voor de beweging uitgedrukt in z geldt uiteraard dezelfde wet van Newton.<br />
· ¨z Dan volgt voor de afleiding:<br />
Nu maken we gebruik van de relatie ¨x = a<br />
b<br />
F1 = −m¨x = −m a<br />
· ¨z (2.33)<br />
b<br />
Fv = a<br />
b F1 = − a<br />
· ma · ¨z (2.34)<br />
b b<br />
Hiermee hebben dezelfde differentiaalvergelijking te pakken:<br />
<br />
a<br />
2 · m · ¨z + k · z = 0 (2.35)<br />
b<br />
Beide differentiaalvergelijkingen hebben dezelfde trillingstijd. Uiteraard zullen<br />
uitwijkingen, en ook de randvoorwaarden met de overbrengverhouding verschillen.<br />
Merk op dat in dit geval de massa gereduceerd is van x naar z, met de<br />
, waarbij nu z het primaire stelsel is.<br />
verhouding x<br />
z<br />
2.6 Doorleiding van trillingen: isolatie<br />
Een van de toepassingsgebieden van de in deze module behandelde theorie is<br />
het bepalen van de doorleiding van trillingen door het systeem en de invloed<br />
daarop van massa, stijfheid en demping in het systeem. Daarbij kun je dan<br />
denken aan door het systeem opgewekte trillingen, maar ook trillingen die door<br />
het systeem doorgelaten worden.<br />
2.6.1 Kracht op de vloer<br />
FA<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
y<br />
x<br />
FA<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
FV/2<br />
FD<br />
FV/2<br />
FV/2 FD FV/2<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
0000000000000<br />
1111111111111<br />
Figuur 2.9: Kracht op vloer<br />
Als eerste zullen we een systeem (zie figuur 2.9 beschouwen, dat aan de<br />
massa aangestoten wordt met een harmonische kracht Fa = ˆ F cos(ωt). We<br />
onderzoeken, welke krachten in het totaal door veer en demper worden doorgeleid<br />
naar de vloer. We veronderstellen de vloer star. Allereerst onderzoeken
Module <strong>Dynamica</strong> 2 17<br />
we het krachtenspel op de massa. Deze is (op het verschil horizontaal/verticaal<br />
na) hetzelfde te zijn als bij het probleem in paragraaf 2.4.2 op blz. 9.<br />
We beschouwen nu weer het krachtenspel op de massa, nu in verticale richting.<br />
<br />
F = m¨x = −Fa − Fv − Fd<br />
V<br />
(2.36)<br />
Dit levert de standaard overdracht van verplaatsing x ten gevolge van kracht<br />
op:<br />
X<br />
<br />
1 1<br />
=<br />
F k −ν2 <br />
(2.37)<br />
+ 2iβν + 1<br />
Om de kracht die door veer en demper worden doorgeleid naar de vloer te bepalen<br />
kunnen we het volgende stellen. We maken daarbij gebruik van het feit dat<br />
differentiëren in het complexe vlak in dit geval neerkomt op vermenigvuldigen<br />
met i · ω<br />
Fv = k · x = k · X<br />
F · F (2.38)<br />
Fd = ρ · ˙ x = d<br />
<br />
ρ ·<br />
dt<br />
X<br />
F · <br />
Fa = i · ω · ρ · X<br />
F · Fa (2.39)<br />
Daarmee wordt de overdracht van de kracht op de harmonische kracht op<br />
de massa naar totale kracht op de vloer:<br />
Fvloer<br />
Fa<br />
= (k + iρω) · 1 1<br />
k −ν2 + 2iβν + 1<br />
Met enige omwerking is dit te schrijven als<br />
Fvloer<br />
Fa<br />
=<br />
1 + 2iβν<br />
−ν 2 + 2iβν + 1<br />
2.6.2 Trilling van de massa t.g.v. beweging van de vloer<br />
(2.40)<br />
(2.41)<br />
In dit geval treedt de situatie dat beide uiteinden van demper en veer bewegen.<br />
Voorts geldt dat er geen aandrijvende kracht op de massa aanwezig is. Voor<br />
veer en dempkracht geldt dan:<br />
Fv = k · (x − y) (2.42)<br />
Fd = ρ · ( ˙x − ˙y) (2.43)<br />
Daarmee wordt de bewegingsvergelijking:<br />
<br />
F = m¨x = −k · (x − y) − ρ · ( ˙x − ˙y) (2.44)<br />
V<br />
Scheiden van x en y levert dan de vergelijking op:<br />
m¨x + ρ ˙x + kx = ρ ˙y + ky (2.45)
18 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
Omdat ook hier geldt dat in de stationaire situatie x en y harmonische functies<br />
zijn, geldt weer in het complexe vlak : d = vermenigvuldigen met iω<br />
dt<br />
Dit kunnen we toepassen op de vergelijking 2.45, nadat we het geheel overgevoerd<br />
hebben naar het complexe vlak:<br />
−mω 2 + iρω + k Xe iωt = {iρω + k} Y e iωt<br />
(2.46)<br />
Hierin valt goed de overdracht van Y naar X te herkennen, met de bekende<br />
omwerking naar de frequentieverhouding:<br />
X<br />
Y =<br />
k + iρω<br />
−mω 2 + iρω + k =<br />
1 + 2iβν<br />
−ν 2 + 2iβν + 1<br />
(2.47)<br />
Merk op dat dit precies dezelfde formule is als die voor de kracht op de<br />
vloer waarbij de massa met een kracht wordt aangestoten.<br />
De grafiek van deze overdracht is te vinden in figuur 2.10<br />
|H|<br />
100<br />
10<br />
1<br />
0.1<br />
0.01<br />
0.01 0.1 1 10 100<br />
ν<br />
B=0.01<br />
B=0.02<br />
B=0.05<br />
B=0.1<br />
B=0.2<br />
B=0.5<br />
B=1<br />
Figuur 2.10: Overdracht kracht op vloer en verplaatsing massa.
Module <strong>Dynamica</strong> 2 19<br />
Figuur 2.11: Om de bibbers te krijgen<br />
m<br />
2 o<br />
2.7 Onbalans<br />
r<br />
Figuur 2.12: Symmetrische onbalans<br />
In het geval van een symmetrische onbalans volgens figuur 2.12, waarin de<br />
twee onbalans massa’s, elk met massa mo , roteren met een hoeksnelheid ω<br />
2<br />
treedt allereerst het volgende krachtenspel op:<br />
De centripetale kracht Fc die uitgeoefend wordt door de verbindingsstang<br />
tussen lager en onbalansmassa<br />
|Fc| = mo<br />
· r · ω2<br />
(2.48)<br />
2<br />
Deze kracht werkt in tegengestelde richting op het lagerhuis in de machine.<br />
De verticale krachten welke ten gevolge van de twee onbalansen, met tegengestelde<br />
richting draaiend, op de machine worden uitgeoefend zijn dan:<br />
F h<br />
F v<br />
2<br />
FV 1 + FV 2 = mo · r · ω 2 sin(ωt) (2.49)<br />
Indien (zoals hier het geval) de onbalansen in horizontale richting steeds in<br />
spiegelbeeld staan, zullen de horizontale componenten van de lagerkrachten<br />
precies tegengesteld zijn, en elkaar dus opheffen.<br />
De kracht die de onbalansen uitoefenen is dus een harmonische kracht. Uit<br />
de afleidingen in paragraaf 2.4.2 op pagina 9 volgt dan voor de differentiaalvergelijking:<br />
m¨x + ρ ˙x + kx = mo · rω 2 sin ωt (2.50)<br />
en voor de verplaatsing van de massa:<br />
ˆX<br />
=<br />
morω2 1<br />
−mω 2 + iρω + k<br />
F v<br />
F d<br />
F v<br />
F h<br />
F v<br />
2<br />
1<br />
=<br />
k ·<br />
1<br />
−ν2 + 2iβν + 1<br />
(2.51)
20 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
In veel gevallen zijn we echter meer geinteresseerd in de kracht op de vloer<br />
(Denk aan trillingen die naar de omgeving worden doorgeleid, maar ook aan<br />
trilplaten om trotoirtegels vast te trillen).<br />
De kracht die via de veer wordt doorgegeven is:<br />
Fv = kx = k · morω 2 ·<br />
1<br />
−mω 2 + iρω + 1<br />
De kracht die via de demper wordt doorgegeven is:<br />
Fd = ρ ˙x = ρ · morω 2 ·<br />
Daarmee wordt de totale kracht op de vloer:<br />
iω<br />
−ω 2 + iρω + 1<br />
2<br />
(2.52)<br />
(2.53)<br />
ˆF vloer = morω 2 <br />
k + iρω<br />
·<br />
−mω2 <br />
= morω<br />
+ iρω + k<br />
2 <br />
ω 1 + 2iβν<br />
n · ·<br />
ωn −ν2 + 2iβν + 1<br />
(2.54)<br />
Daarmee is er een soort overdracht te definiëren als onbalanskracht ten gevolge<br />
van hoeksnelheid, frequentieverhouding, onbalansmassa en arm.<br />
ˆF vloer<br />
morω 2 n<br />
= ν2 (1 + 2iβν)<br />
−ν 2 + 2iβν + 1<br />
(2.55)<br />
Deze overdracht geeft als grafiek figuur 2.13 op de pagina hiernaast. Merk<br />
op dat met name bij grote demping de krachten op de vloer sterk toeneemt<br />
als gevolg van de afhankelijkheid in de derde macht van de frequentieverhouding<br />
ν.<br />
2.8 Meetinstrumentarium<br />
Bij het ontwerpen van meetinstrumentarium waarin verplaatsingen en of versnellingen<br />
gemeten moeten worden, is het niet altijd mogelijk om gebruik te<br />
maken van een vergelijkende meting, waarbij gemeten wordt ten opzichte van<br />
een referentiecoördinaat. Van een dergelijke situatie zijn twee voorbeelden te<br />
geven, te weten<br />
• De seismograaf<br />
• De accelerometer of versnellingsmeter.<br />
In het eerste geval wil men in feite de trilling van de aarde meten, en dan is<br />
het lastig om een vast referentiepunt te vinden . . .<br />
In het tweede geval wil men versnellingen meten, waarbij het niet gewenst<br />
is om via meetinstrumentarium de meting te beïnvloeden. Denk aan de krachten<br />
die nodig zijn om een loper over een lineaal te bewegen. Versnellingsmeters<br />
zijn dan ook altijd zeer klein en licht.<br />
In figuur 2.15 is een model gegeven van het massaveersysteem zoals dat<br />
voorkomt bij bedoelde instrumenten. In deze figuur zijn drie coördinaatsystemen<br />
aangegeven. Ten eerste de beweging van de omgeving met coördinaat y, ten
Module <strong>Dynamica</strong> 2 21<br />
|H|<br />
100<br />
10<br />
1<br />
0.1<br />
β=0.01<br />
β=0.02<br />
β=0.05<br />
β=0.1<br />
β=0.2<br />
β=0.5<br />
β=1<br />
0.01<br />
0.01 0.1 1 10 100<br />
Figuur 2.13: Overdracht bij onbalans<br />
ν
22 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
Figuur 2.14: Als het spannend wordt<br />
Figuur 2.15: Versnellingsmeter
Module <strong>Dynamica</strong> 2 23<br />
tweede de beweging van de massa in de meter met x, en ten derde de beweging<br />
van de massa ten opzichte van het huis z. y ( de trilling) of ¨y willen we<br />
meten, maar het enige wat betrouwbaar uit het instrument komt is de relatieve<br />
verplaatsing z. Hoe is nu de overdracht van de trilling van de omgeving op de<br />
beweging van de massa te bepalen.<br />
Uit de afleiding van de overdracht van de beweging van de vloer naar de<br />
beweging van de massa hebben we geleerd dat de massa volgens de overdracht:<br />
X<br />
Y =<br />
k + iρω<br />
−mω 2 + iρω + k =<br />
De meetbare relatieve beweging is:<br />
1 + 2iβν<br />
−ν 2 + 2iβν + 1<br />
(2.56)<br />
z = y − x (2.57)<br />
Gebruik makend van dezelfde truc als bij de afleiding in paragraaf 2.6.1 kunnen<br />
we stellen:<br />
z = y − y · <br />
X<br />
1 + 2iβν<br />
= y 1 −<br />
Y −ν2 <br />
−ν<br />
= y<br />
+ 2iβν + 1<br />
2<br />
−ν2 <br />
(2.58)<br />
+ 2iβν + 1<br />
En dus is de overdracht van beweging van omgeving naar de relatieve beweging:<br />
Z<br />
Y =<br />
(2.59)<br />
−ν 2<br />
−ν 2 + 2iβν + 1<br />
De grafiek van deze overdracht staat in figuur 2.17<br />
In de grafiek is te zien, dat bij aanstootfrequenties lager dan de eigenfrequentie,<br />
het systeem bij lage demping vrijwel lineair is met ω 2 , hetgeen overeenkomt<br />
met de versnelling van het systeem. Een versnellingsopnemer zal dus<br />
een hoge eigenfrequentie hebben (relatief stijve veren en licht vrije massa zijn).<br />
(Ver) voorbij de eigenfrequentie zien we dat de overdracht asymtotisch naar<br />
1 gaat, met andere woorden, de verplaatsing wordt mooi één op een doorgegeven<br />
5 . Dit is het toepassingsgebied van een seismograaf, die dus een lage<br />
eigenfrequentie zal hebben en dus relatief zwaar en slap zal zijn.<br />
2.9 Zwaartekracht met een schakelaar.<br />
In deze theorie wordt steeds uitgegaan van lineaire systemen. Tevens wordt<br />
telkens gemodelleerd rond een evenwichtspunt. Hoe zit het nu met de zwaartekracht,<br />
die in onze normale aardse situatie altijd aanwezig is. Welnu, die<br />
kunnen we uitschakelen. Beschouw het systeem in figuur 2.18. Bij normale<br />
zwaartekracht zal het systeem in evenwicht hangen indien de veerkracht precies<br />
gelijk is aan de zwaartekracht. Met andere woorden:<br />
5 Wel is het teken omgedraaid<br />
Σv = 0 = −m.g + Fv,evenwicht = −m · g + k · δst<br />
(2.60)
24 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
z/x<br />
100<br />
10<br />
1<br />
Overdracht z/x<br />
0.1<br />
0.1 1 10 100<br />
ν<br />
β=0.01<br />
β=0.02<br />
β=0.05<br />
β=0.1<br />
β=0.2<br />
β=0.5<br />
β=1<br />
Figuur 2.16: Overdracht van versnellingsmeter en seismograaf.<br />
Figuur 2.17: Seismograaf. Let op de ’slappe’ ophanging.
Module <strong>Dynamica</strong> 2 25<br />
00000000<br />
11111111<br />
00000000<br />
11111111<br />
00000000<br />
11111111<br />
00000000<br />
11111111<br />
Zonder zwaartekracht<br />
y<br />
AAN<br />
δ st<br />
z<br />
00000000<br />
11111111<br />
00000000<br />
11111111<br />
00000000<br />
11111111<br />
00000000<br />
11111111<br />
m.g<br />
Met zwaartekracht<br />
Figuur 2.18: Uitgeschakelde zwaartekracht.<br />
De veerkracht is direct gekoppeld aan de statische uitrekking van de veer δstvolgens<br />
de relatie<br />
Fv,evenwicht = −k · δst<br />
(2.61)<br />
Indien het nulpunt van de z -coördinaat zich bevindt op de plaats van evenwicht<br />
dan geldt voor een situatie, waarbij we in gedachten het systeem een uitwijking<br />
geven in de positieve coördinaatrichting (merk op dat veer en demper zich verzetten,<br />
dus krachten leveren tegen de opgedrongen verplaatsing/snelheid in):<br />
ΣV = −m.g − Fv − Fd = −m.g − k · z − ρ · ˙z (2.62)<br />
Indien we nu een nieuw coördinaatsysteem y invoeren, met het nulpunt<br />
op de ongespannen veerlengte dan geldt de volgende relatie tussen de twee<br />
coördinaat systemen (en de afgeleiden):<br />
y = z + δst<br />
˙y = ˙z + 0<br />
¨y = ¨z<br />
Indien we nu de vergelijking 2.62 overvoeren in de nieuwe coördinaat y<br />
dan geldt :<br />
ΣV = −m.g − Fv − Fd (2.63)<br />
= −m.g − k · (z − δst) − ρ · ˙z (2.64)<br />
= −k · y − ρ · ˙y (2.65)<br />
Als differentiaalvergelijking levert dit precies hetzelfde op als de situatie<br />
waarbij de zwaartekracht niet megenomen is. Let op, dit is alleen toegestaan<br />
als het systeem opgebouwd is uit lineaire elementen. Is dit laatste niet het<br />
geval, dan kunnen we bij kleine uitwijkingen tijdens de trillingen het systeem<br />
lineariseren. Dit wordt hier niet verder besproken, maar is onderwerp in o.a.<br />
regeltechniek.
Hoofdstuk 3<br />
Simulatie<br />
Dit hoofdstuk is geschreven als korte handleiding om simulaties uit te voeren<br />
met het pakket PSI. Dat is in 2003 niet meer echt gangbaar. Echter vergelijkbare<br />
simulaties zijn uit te voeren met het pakket matlab.<br />
Bij systemen die complexer zijn als het “eenvoudige” massaveersysteem<br />
met een massa, veer en demper bestaat er natuurlijk altijd de mogelijkheid om<br />
het probleem mathematisch op te lossen. Vaak is het echter eenvoudiger om<br />
het systeem met een daarvoor geschikt simulatiepakket te simuleren. Daarenboven<br />
kan in een simulatiepakket op een vaak eenvoudige manier gebruik<br />
gemaakt worden van het simuleren van niet lineaire componenten, zoals Coulombse<br />
wrijving of speling.<br />
3.1 Simulatie met behulp van digitale computer<br />
Met behulp van digitale computers is het zeer goed mogelijk om simulaties<br />
te maken van complexe systemen. De verkrijgbare simulatieprogrammas zijn<br />
zeer divers in hun uitvoeringsvorm, maar het interne werkingsprincipe voor<br />
wat betreft het bereken van de simulatieoutput is steeds dezelfde. Met name op<br />
het gebied van de integratie zoals die voorkomt bij de overgang van snelheid<br />
naar versnelling wordt de integraal bepaald door het bij een momentane waarde<br />
tellen van het product van een tijdstapje en de ingang van de integrator. Door<br />
dit principe is het kiezen van de tijdstap waarmee gerekend wordt belangrijk.<br />
Bij een simulatie is een waarde van 0.2 van de kleinste tijdconstante in het<br />
systeem een goede beginwaarde. Voor de hier gebruikte tweede orde systemen<br />
is dan een waarde van 2π passend. Voorts is een aantrekkelijke waarde voor de<br />
5<br />
“tijd” waarover gesimuleerd wordt 1,5 à 2 maal de periodetijd van de trilling.<br />
3.2 Simulatiebouwstenen in PSI<br />
Om een systeem met behulp van het pakket PSI te kunnen simuleren, dient<br />
men eerst een geschikt blokschema op te bouwen van dit model, waarna dit<br />
blokschema met de beschikbare blokken in PSI ingevoerd kan worden. Let op!<br />
Bij het maken van een blokschema krijgt het blok als naam de naam van het<br />
uitgangssignaal. De volgende blokken zijn van toepassing bij het simuleren<br />
van massaveersystemen.<br />
26
Module <strong>Dynamica</strong> 2 27<br />
Versterking [GAI] De versterking of gain is en blok met een ingang en een<br />
uitgang. Het uitgangssignaal wordt bepaald door het ingangssignaal met<br />
de versterkingsfactor te vermenigvuldigen.<br />
Constante [CON] De constante heeft een uitgang, zijnde de constante waarde.<br />
Integrator [INT] De integrator levert de integraal over de tijd van het ingangssignaal.<br />
Als parameter kan de integratieconstante ofwel de beginwaarde<br />
worden opgegeven.<br />
Optelling [ADD] De optelling kan gebruikt worden om twee of drie signalen<br />
(van dezelfde dimensie) bij elkaar op te tellen.<br />
Aftrekking [SUB] De aftrekking levert het verschil van de ingangssignalen.<br />
Bang-bang [BNG] De bangbang functie kan slechts twee uitgangswaarde afleveren.<br />
De af te leveren uitgangswaarden zijn te programmeren. De<br />
keuze welke uitgang geleverd moet worden wordt bepaald door een derde<br />
parameter.<br />
Sinusfunctie [SIN] Levert de sinus van het ingangssignaal. Het ingangssignaal<br />
kan ook nog eerst vermenigvuldigd worden met een constante (=hoeksnelheid),<br />
en er kan ook nog een beginhoek bijgeteld worden.<br />
In tabel 3.1 is een overzicht gegeven van de definities van de functies.<br />
Naam invoer definitie opmerkingen<br />
Ook drie<br />
ingangen zijn<br />
[ADD] U [ADD] I1,I2 U = I1 + I2 mogelijk<br />
[SUB] U [SUB] I1,I2 U = I1 − I2 let op volgorde<br />
Parameter 1<br />
bepaalt de<br />
[CON] U [CON] P1 U = P1<br />
waarde.<br />
P1 is de ver-<br />
[GAI] U [GAI] I P1 U = P1 · I<br />
sterkingsfactor<br />
[INT] U [INT] I P1 U = Integratiecon-<br />
Idt + P1<br />
stante<br />
P1<br />
P3<br />
P2<br />
[BNG] U [BNG] I P1 P2 P3<br />
if I ≥ P3<br />
then U = P2<br />
else U = P1<br />
[SIN] U [SIN] I P1 P2 1.00 U = sin(P1 · I + P2)<br />
Tabel 3.1: Blokdefinities in PSI<br />
P1<br />
P3 = 1.00<br />
vanwege PSI
28 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
F<br />
ADD<br />
+<br />
SUB<br />
-<br />
Fvd<br />
+<br />
+<br />
x<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
m<br />
000000000000000000<br />
111111111111111111<br />
111111111111111111<br />
000000000000000000<br />
GAI INT INT<br />
Fr<br />
1/m<br />
a<br />
1/s<br />
v<br />
1/s<br />
x<br />
Fd<br />
Fv<br />
ρ<br />
GAI<br />
Figuur 3.1: Massaveersysteem en blokschema<br />
3.3 Het invoeren van het model en de simulatieparameters<br />
Het invoeren van de blokken in het model gebeurt het handigst met behulp van<br />
de editor “EA”. De werking hiervan wijst zich vanzelf. Na het invoer van de<br />
editor kan deze verlaten worden met behulp van de -toets. Eventuele<br />
inconsistenties in het model worden door PSI opgemerkt, welke eerst opgelost<br />
moeten worden alvorens verder te kunnen.<br />
Daarna moet nog het integratieinterval (zie paragraaf 3.1) en de eindtijd<br />
ingevuld worden. Dit kan met het t commando.<br />
t<br />
integration time: 0.01<br />
final time: 10<br />
Natuurlijk wil je ook output zijn, welke je kunt aangeven met het o commando.<br />
0<br />
outputs to be shown: X,V,A<br />
Aan de hand van deze definities is het blokschema in figuur 3.1 op te zetten.<br />
Opdrachten<br />
De eerste opdracht in het practicum luidt: Voer het model van figuur 3.1 in<br />
in PSI, en simuleer een systeem met een eigenhoeksnelheid van 1 rad<br />
sec en een<br />
dempingsverhouding van 0.25<br />
Tweede opdracht: Drijf het bovengenoemde systeem aan met een cosinusvormige<br />
kracht met een hoeksnelheid van 3 rad<br />
sec .<br />
Derde opdracht: Vervang de demper in bovenstaand systeem door Coulombse<br />
wrijving met behulp van het [BNG] blok.<br />
Vierde opdracht: simuleer het systeem met twee massa’s volgens figuur 3.2<br />
ρ<br />
k<br />
GAI<br />
k
Module <strong>Dynamica</strong> 2 29<br />
ADD<br />
F1<br />
F2<br />
x1<br />
k1 k2<br />
00000000000000000000000000<br />
11111111111111111111111111<br />
11111111111111111111111111<br />
00000000000000000000000000<br />
ρ1<br />
00000000000000000000000000<br />
11111111111111111111111111<br />
11111111111111111111111111<br />
00000000000000000000000000<br />
m1<br />
00000000000000000000000000<br />
11111111111111111111111111<br />
11111111111111111111111111<br />
00000000000000000000000000<br />
+<br />
SUB<br />
Fd2v2<br />
+ -<br />
+ +<br />
Fvd1<br />
-<br />
Fr11<br />
+<br />
GAI<br />
GAI<br />
+<br />
ADD<br />
GAI<br />
Fv2<br />
k2<br />
+<br />
ADD<br />
+<br />
Fd2<br />
GAI<br />
ρ2<br />
v2-v1<br />
Fr<br />
Fd1<br />
Fr12<br />
Fv1<br />
1/m1<br />
GAI<br />
1/m2<br />
a1<br />
a2<br />
ρ1<br />
ρ2<br />
-<br />
+<br />
SUB<br />
x2<br />
m2<br />
GAI<br />
k1<br />
INT<br />
INT<br />
1/s<br />
v1<br />
1/s<br />
x2-x1<br />
x1<br />
INT<br />
INT<br />
1/s<br />
v2<br />
1/s<br />
x2<br />
Figuur 3.2: Systeem met twee massa’s<br />
-<br />
SUB<br />
+
Hoofdstuk 4<br />
Nuttige formules<br />
Algemene definities<br />
Vrije trillingen<br />
ωd = ωn<br />
<br />
k<br />
ωn =<br />
m<br />
β = ρ<br />
1 − β 2 =<br />
2 √ km<br />
ν = ω<br />
ωn<br />
k<br />
m −<br />
<br />
ρ<br />
2 2m<br />
(4.1)<br />
(4.2)<br />
(4.3)<br />
(4.4)<br />
(4.5)<br />
β = 0 ⇒ x(t) = A. cos(ωn.t + φ) (4.6)<br />
ρ<br />
−<br />
0 < β < 1 ⇒ x(t) = A.e 2m .t cos(ωd.t + φ) (4.7)<br />
β > 1 ⇒ x(t) = e −ρ<br />
2m t<br />
Logaritmisch decrement:<br />
β = 1 ⇒ x(t) = (A + B.t)e −ρ<br />
2m t<br />
q<br />
A.e ( ρ<br />
2m) 2 − k<br />
m .t + B.e −<br />
q<br />
( ρ<br />
2m) 2 − k<br />
m .t<br />
<br />
(4.8)<br />
(4.9)<br />
δ = 2πβ<br />
. (4.10)<br />
1 − β2 Oplossingsmatrix vrije trillen en randvoorwaarden<br />
Oplossingen van de vrije trillings situaties bij verschillende dempingsverhoudingen<br />
en verschillende randvoorwaarden. Door de dempingsverhouding<br />
te berekenen en de randvoorwaarden met de tabel te vergelijken kan snel de<br />
oplossingsfunctie bepaald worden.<br />
30
Module <strong>Dynamica</strong> 2 31<br />
λ1,2 = − ρ<br />
2m ±<br />
<br />
ρ 2 k − 2m m<br />
β > 1 x(t) = C1 · e λ1·t + C2 · e λ2·t<br />
x(0) = X0 C1 = X0<br />
1− λ 1<br />
λ2<br />
˙x(0) = 0 C2 = − λ1<br />
λ2 C1<br />
˙x(t) = λ1C1e λ1t + λ2C2e λ2t<br />
x(0) = 0 C1 = V0<br />
λ1−λ2 =<br />
˙x(0) = V0 C2 = −C1<br />
x(0) = X0 C1 = V0−λ1X0<br />
λ1−λ2<br />
˙x(0) = V0 C2 = X0 − C1<br />
Tabel 4.1: β > 1<br />
β = 1 x(t) = (C1 · +tC2) · e λ·t<br />
λ = − ρ<br />
2m<br />
q<br />
( ρ<br />
˙x(t) = (λC1 + C2 + tλC2)e λt<br />
x(0) = X0 C1 = X0<br />
˙x(0) = 0 C2 = −λ · X0<br />
x(0) = 0 C1 = 0<br />
˙x(0) = V0 C2 = V0<br />
x(0) = X0 C1 = X0<br />
˙x(0) = V0 C2 = V0 − λX0<br />
Tabel 4.2: β = 1<br />
V0<br />
2m) 2 − k<br />
m
32 Module <strong>Dynamica</strong> 2<br />
<br />
k<br />
β < 1 ωd = m − ρ 2 − x(t) = C · e 2m<br />
ρ<br />
2m t cos(ωd · t + φ)<br />
λ1,2 = − ρ<br />
ρ<br />
− 2m t − ρ<br />
β = 0 ωn =<br />
2m ± iωd ˙x(t) = Ce 2m cos(ωdt + φ)<br />
−ωd sin(ωdt + φ)}<br />
x(0) = X0 C = X0<br />
cos(φ)<br />
˙x(0) = 0 φ = − arctan( ρ/(2m)<br />
ωd<br />
x(0) = 0 C = V0<br />
ωd<br />
˙x(0) = V0 φ = − π<br />
2<br />
x(0) = X0 C = X0<br />
cos φ<br />
˙x(0) = V0 φ = − arctan(<br />
λ1,2 = ±i<br />
Tabel 4.3: β < 1<br />
<br />
k<br />
m <br />
k<br />
m<br />
x(0) = xo C = X0<br />
˙x(0) = 0 φ = 0<br />
x(0) = 0 C = − V0<br />
ωn<br />
˙x(0) = V0 φ = − π<br />
2<br />
x(0) = x0 C = X0<br />
cos φ<br />
V0+ ρ<br />
)<br />
2m X0<br />
X0ωd<br />
x(t) = C · cos(ωnt + φ)<br />
˙x(t) = −Cωn sin(ωnt + φ)<br />
˙x(0) = V0 φ = − arctan<br />
Tabel 4.4: β = 0<br />
V0<br />
ωn<br />
X0<br />
)
Module <strong>Dynamica</strong> 2 33<br />
Gedwongen trillingen<br />
Overdracht kracht naar verplaatsing ( X en F zijn hier beide vectoren in het<br />
complexe vlak):<br />
X<br />
F =<br />
1<br />
−mω 2 + iρω + k<br />
Overdracht kracht F naar snelheid ˙ X:<br />
˙X<br />
F =<br />
iω<br />
−mω 2 + iρω + k<br />
Overdracht kracht F naar versnelling ¨ X:<br />
¨X<br />
F =<br />
−ω 2<br />
−mω 2 + iρω + k<br />
1<br />
=<br />
k .<br />
1<br />
1 + 2 i βν − ν2 1 iν<br />
= √ .<br />
km 1 + 2 i βν + −ν2 1<br />
=<br />
m .<br />
−ν2 1 + 2 i βν − ν2 (4.11)<br />
(4.12)<br />
(4.13)<br />
Overdracht beweging vloer Z naar beweging X van massa (passieve trillingsisolatie)<br />
of kracht F op massa naar kracht op vloer K.<br />
X<br />
Z = K<br />
F =<br />
iρω + k<br />
−mω 2 + iρω + k<br />
= 1 + 2 i βν<br />
1 + 2 i βν − ν 2<br />
(4.14)<br />
Kracht F op de vloer ten gevolge van onbalans met hoeksnelheid ω, massa<br />
m en excentriciteit r:<br />
F<br />
r.m.ω 2 n<br />
= −ν2 .(1 + 2 i βν)<br />
1 + 2 i βν − ν 2<br />
(4.15)