AKOESTIROOF S+ - Akoestikon geluidsisolatie b.v.
AKOESTIROOF S+ - Akoestikon geluidsisolatie b.v.
AKOESTIROOF S+ - Akoestikon geluidsisolatie b.v.
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VERWERKINGSOMSCHRIJVING<br />
<strong>AKOESTIROOF</strong> <strong>S+</strong><br />
1 TransporT en opslag<br />
De dakelementen moeten droog worden getransporteerd<br />
en opgeslagen; zij moeten bij opslag vrij van een<br />
vochtige ondergrond worden gehouden en op afstanden<br />
van maximaal 1,25 m worden ondersteund.<br />
lndien afgedekt met dekzeilen, dient de onderzijde<br />
van de dekzeilen te worden teruggeslagen, opdat<br />
ventilatie mogelijk blijft.<br />
2 MonTage<br />
2.1 Plaatsing<br />
De dakelementen moeten worden aangebracht met<br />
ontkoppelde OSB plaat aan de bovenzijde en haaks<br />
op de richting van de ondersteuningen. Aan één van<br />
de kopse kanten van het dakelement is een lat aangebracht,<br />
die zich bij montage aan de gootzijde moet<br />
bevinden. De elementen dienen strak tegen elkaar<br />
geplaatst te worden.<br />
2.2 Hijsen<br />
Om schade aan de dakelementen tijdens het hijsen te<br />
voorkomen dienen de dakelementen te worden gehesen<br />
met de in het element aangebrachte hijslussen.<br />
De elementen dienen te worden gehesen met behulp<br />
van een voor het element geschikte, goedgekeurde/<br />
gecertificeerde hijsinstallatie.<br />
2.3 Oplegging<br />
Alle ondersteuningen dienen vlak te zijn afgewerkt.<br />
Tussenondersteuningen (gording en dergelijke) dienen<br />
ten minste 60 mm breed te zijn. Bij alle andere ondersteuningen<br />
dient het dakelement een opleglengte van<br />
ten minste 30 mm te hebben.<br />
Zie afbeelding 2.3.1.<br />
Alle dwarsnaden tussen de dakelementen, als mede<br />
de naden in de basisplaten, moeten worden ondersteund.<br />
Bij oplegging op staal of steenachtig materiaal<br />
dient onder het element een strook drukverdelend vilt,<br />
dikte 2 mm, of gelijkwaardig te worden aangebracht.<br />
De ondersteuningen, hun bevestiging aan de onderliggende<br />
constructie, en de onderliggende constructie<br />
zelf moeten voldoende sterk en vormvast zijn om de<br />
krachten op te kunnen nemen die op de dakconstructie<br />
worden uitgeoefend.<br />
a<br />
c c<br />
d<br />
b<br />
Muurplaat<br />
afbeelding 2.3.1 opleggingen<br />
2.4 Overspanningen<br />
Zie tabel 2.4.1 op de volgende bladzijde. Hierin zijn<br />
de maximale overspanningen van het element bij de<br />
verschillende dakhellingen weergegeven. Zie ook<br />
afbeelding 2.4.1.<br />
2.5 Overstekken<br />
Bij gangbare constructies kunnen aan de gootzijde<br />
overstekken worden toegepast tot een maximale<br />
lengte als aangegeven in tabel 2.3.1., gemeten vanaf<br />
het hart van de oplegging op de muurplaat in de lengterichting<br />
van het dakelement. Aan de kopgevel mag<br />
het overstek niet groter zijn dan 150 mm, gemeten<br />
vanaf het hart van de oplegging op de bouwmuur in de<br />
breedterichting van het dakelement. Bij grotere overstekken<br />
zijn extra ondersteuningen noodzakelijk.<br />
a<br />
Gording<br />
a = minimale randafstand onderplaat = 30mm<br />
b = minimale oplegging element = 30mm<br />
c = minimale oplegging element = 35mm<br />
d = breedte stuiknaad = 10mm<br />
L<br />
éénveldsoverspanning<br />
overstek<br />
afbeelding 2.4.1 overspanningen<br />
b<br />
Nok<br />
> 1/3 x L L<br />
meerveldsoverspanning<br />
> 1,5 x L L<br />
februari 2013
VERWERKINGSOMSCHRIJVING<br />
<strong>AKOESTIROOF</strong> <strong>S+</strong><br />
Tabel 2.4.1 overspanningen en maximale oversteklengte in mm (windgebied 2 onbebouwd)<br />
elementtype aantal Dakhelling<br />
velden 15o 20o 25o 30o 35o 40o 45o 50o 55o 60o 65o 70o akoestiroof s+ éénvelds 2930 3130 3140 3170 3180 3180 3180 3190 3250 3330 3410 3510<br />
2.6 Paselementen en doorbrekingen<br />
Zonder extra voorzieningen in de vorm van ravelingen<br />
of reductie op de overspanning zijn sparingen tot maximaal<br />
300 x 300 mm toegestaan, mits geen houten<br />
ribben worden onderbroken. Voor grotere sparingen<br />
of bij verstoring van de houten langsribben zijn ravelingen<br />
onder het element noodzakelijk. Bij sparingen<br />
ten behoeve van rookgasafvoer dient gebruik te<br />
worden gemaakt van een mantelbuis. Bij in de lengte<br />
gezaagde elementen, waarop een rib ontbreekt en de<br />
afstand tot de volgende rib meer bedraagt dan 155<br />
mm, moet het element worden ondersteund door een<br />
rib van voldoende sterkte. Zie afbeelding 2.6.1.<br />
3 Bevestiging<br />
meervelds* 4040 4420 4410 4430 4420 4380 4340 4320 4380 4450 4520 4610<br />
overstek** 1010 1100 1100 1100 1100 1090 1080 1080 1090 1110 1130 1150<br />
Bovenstaande overspanningen zijn berekend op basis van onderstaande gegevens:<br />
- Belasting dakbedekking 50 kg/m 2 - Windgebied 2 onbebouwd - Veiligheidsklasse 2<br />
- Veranderlijke belasting volgens NEN6702 - Nokhoogte 9 m - Referentieperiode 50 jaar<br />
Bijkomende doorbuiging 1/250 van de overspanning. Indien een kleinere doorbuiging vereist is (bijvoorbeeld bij grotere overspanningen en vlakke akbedekking),<br />
kan contact met <strong>Akoestikon</strong> worden opgenomen.<br />
* Bij meervelds overspanningen moet het kleinere veld tenminste 1/3 van het grotere veld bedragen.<br />
Overspanningen worden begrensd door maximale productielente (8000 mm).<br />
** Overstek aan gootzijde, inclusief gootconstructie.<br />
3.1 Uitgangspunten<br />
Alle belastingen loodrecht op het dakvlak worden<br />
via de gordingen en de muurplaat overgebracht<br />
op de bouwmuren. Alle belastingen evenwijdig aan<br />
het dakvlak (afschuifkrachten) worden opgevangen<br />
door de muurplaat, of een andere ondersteuning die<br />
daarvoor geschikt is. De elementen moeten worden<br />
bevestigd tegen afschuif- en opwaaikrachten met<br />
schroeven en volghaken. Tabel 3.1.1., op de volgende<br />
bladzijde geeft een indicatie, de eindverantwoordelijkheid<br />
berust bij de hoofdconstructeur.<br />
In lengterichting gezaagde elementen: (in het werk gezaagd)<br />
Geen ondersteuning, maximale afstand zaagsnede tot rib<br />
x = max. 155mm<br />
Ondersteuning, in het werk aan te brengen<br />
zaagsnede<br />
zaagsnede<br />
x > 155mm<br />
Afstand x: afstand zaagsnede tot rib<br />
afbeelding 2.6.1 In de lengte gezaagde elementen<br />
februari 2013
VERWERKINGSOMSCHRIJVING<br />
<strong>AKOESTIROOF</strong> <strong>S+</strong><br />
Tabel 3.1.1. extra schroeven Ø6 per element in muurplaat<br />
Basisplaat Dak- Dakvlaklengte in m<br />
helling 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0<br />
Houtspaan- 30o 2 3 4 5 5 6 7 8 9 10<br />
plaat 45o 2 2 3 4 5 6 7 8 9 9<br />
60o 1 1 2 3 3 4 5 5 6 7<br />
Aangezien de bovenplaat “ontkoppeld” moet blijven is<br />
het noodzakelijk om de bevestiging op de constructieve<br />
rib aan te brengen. Hiervoor dient in het werk<br />
per schroef een gat Ø38 mm in de bovenplaat te<br />
worden geboord. Na het aanbrengen van de schroef<br />
met volghaak wordt dit gat Ø38 mm afgedicht met de<br />
meegeleverde afdichtingsdoppen. Zie afbeelding 3.1.1.<br />
afbeelding 3.1.1 gat en afdichtingsdop<br />
3.2 gording en nok<br />
leder dakelement op elke kruising van rib en ondersteuning<br />
bevestigen door middel van een schroef (6,0<br />
x 260 mm) met volghaak (A).<br />
3.3 Ondersteuning voor opvangen afschuifkrachten<br />
(bijv. muurplaat)<br />
Schroef (6,0 x 260 mm) met volghaak (B). De representatieve<br />
belastingen van de bevestiging per schroef zijn<br />
gegeven in tabel 3.3.1. De eindverantwoordelijkheid<br />
van de bevestiging berust bij de hoofdconstructeur.<br />
Tabel 3.3.1. representatieve toelaatbare waarden<br />
bevestigingsmiddelen (n)<br />
Houtspaanplaat<br />
F d = 0,85/1,2 F rep F l F H<br />
Schroef Ø 6,0 mm 1400 1872<br />
3.4 Afwerking elementnaden<br />
Stuiknaden tussen de dakelementen dienen te worden<br />
afgedicht met PUR schuim.<br />
Langsnaden dienen aan de bovenzijde te worden<br />
afgedicht met PUR schuim.<br />
3.5 Afwerking bovenzijde elementen<br />
Na het aanbrengen van alle afdichtingsdoppen dient op<br />
de bovenzijde van de dakelementen een waterkerende<br />
dampopen folie te worden aangebracht. Vervolgens<br />
worden de tengels aangebracht, waarbij ter plaatse<br />
van de langsnaad een verbrede tengel aangebracht<br />
dient te worden.<br />
LET OP: Geen verbinding tussen ontkoppelde bovenplaat<br />
en constructieve rib. Aangezien de bovenplaat<br />
“ontkoppeld” moet blijven, dient de lengte van de<br />
bevestigingsmiddelen van de tengels hierop te worden<br />
aangepast.<br />
Ter plaatse van sparingen dient de afwerking zodanig<br />
te zijn dat het lekwater op een goede manier kan<br />
worden afgevoerd.<br />
3.6 Afwerking onderzijde elementen<br />
De onderzijde van de dakelementen dient in het werk<br />
te worden voorzien van een dampremmende folie in<br />
combinatie met een afwerkplaat. Het type afwerkplaat<br />
is afhankelijk van de gestelde geluidwering.<br />
februari 2013
VERWERKINGSOMSCHRIJVING<br />
<strong>AKOESTIROOF</strong> <strong>S+</strong><br />
4 PAnlAtten<br />
De panlatafmeting bedraagt 22 x 46 mm bij toepassing<br />
van pannen. Bij zeer vlakke pannen (bijv. stonewold)<br />
of shingels kan uitvullen van de panlatten nodig zijn.<br />
Bij andere dakbedekkingen dan pannen dient het<br />
verwerkingsadvies van de betreffende dakbedekking<br />
te worden opgevolgd.<br />
5 DAkBeDekking<br />
De dakelementen zijn geschikt voor schubvormige<br />
ventilerende dakbedekking. Andere dakbedekking in<br />
overleg met <strong>Akoestikon</strong>. De dakbedekking dient zo<br />
spoedig mogelijk na het aanbrengen van de dakelementen<br />
te worden aangebracht. Aan de dakvoet en ter<br />
plaatse van kilgoten e.d. moeten vogel/muisschroten<br />
worden aangebracht.<br />
6 Afwerking<br />
6.1 Aansluitingen<br />
Aansluitnaden bij de nok dienen te worden afgedicht<br />
met PUR schuim. Aansluitingen aan de omringende<br />
constructies dienen te worden afgedicht met PUR<br />
schuim. Ter plaatse van woningscheidende wanden<br />
dient op de bovenzijde van de wand tussen de<br />
dakelementen een strook minerale wol te worden<br />
aangebracht. Ten behoeve van de <strong>geluidsisolatie</strong><br />
tussen twee woningen, is een tweede strook minerale<br />
wol, de zogenaamde minerale wolbarrière, tussen<br />
de panlatten nodig. Deze strook dient goed tegen de<br />
pannen aan te sluiten. Zie detail woningscheidende<br />
wand. Bij dakoverstekken, aan de gooteinden en over<br />
kopgevels, alsmede ter plaatse van open muurspouwen,<br />
moet de onderzijde van de dakelementen worden<br />
beschermd tegen vochtindringing, bijvoorbeeld door<br />
schilderen, bitumineren, of een beplating.<br />
min. 55<br />
panlatonderbreking min. 10 mm<br />
geluidbarriere minerale wol, min. 600 mm breed, 50 mm dik<br />
thermische isolatie en "fire-stop"; minerale wol ca. 45 mm dik<br />
dakelement<br />
afbeelding 6.1.1 aansluiting woningscheidende wand<br />
7 BescHerming nA mOntAge<br />
7.1 Bescherming tegen weersinvloeden<br />
Na montage van de dakelementen dient het dak vrijwel<br />
direct van dakbedekking te worden voorzien, of tegen<br />
natte weersinvloeden te worden beschermt.<br />
7.2 Bescherming tegen bouwvocht<br />
Na montage van de dakelementen moeten de onder<br />
de kap gelegen ruimten tijdens het verdere bouwproces<br />
voldoende worden geventileerd. Met name, indien<br />
tijdens het bouwproces bouwactiviteiten plaatsvinden<br />
(bijvoorbeeld het aanbrengen van dekvloeren en<br />
dergelijke), die een binnenklimaat kunnen veroorzaken<br />
dat vochtiger is dan tijdens de bewoonde staat<br />
gebruikelijk is.<br />
8 Algemeen<br />
ankerloze spouwmuur<br />
PUR<br />
gording<br />
gordingschoen<br />
Voor uitgebreidere verwerkingsvoorschriften dient<br />
contact met <strong>Akoestikon</strong> opgenomen te worden. Indien<br />
zaag-, frees-, boor-, of soortgelijke werkzaamheden<br />
worden uitgevoerd aan de producten dan dient men<br />
de noodzakelijke persoonlijke beschermingsmiddelen<br />
te gebruiken.<br />
februari 2013