KLUSWIJZER - Novum Pharma
KLUSWIJZER - Novum Pharma
KLUSWIJZER - Novum Pharma
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>KLUSWIJZER</strong><br />
Zelf werken met elektriciteit<br />
hoeft geen probleem te zijn.<br />
Deze Kluswijzer geeft uitleg over<br />
de basisprincipes van elektriciteit<br />
binnen en buiten en beschrijft<br />
stap-voor-stap een aantal veel<br />
voorkomende klussen.<br />
ELEKTRA
4<br />
3<br />
2<br />
1<br />
1<br />
OVER SPANNING EN<br />
VERMOGEN<br />
Elektriciteit is een verplaatsing van elektronen<br />
in een geleider, meestal koperdraad,<br />
onder invloed van een elektrische spanning.<br />
Hoe dikker de kern, hoe meer stroom<br />
de geleider aankan. Stroom werkt alleen in<br />
een gesloten kring en gaat altijd van plus<br />
naar min. De hoeveelheid stroom door een<br />
draad wordt uitgedrukt in ampère (A).<br />
Om de stroom in een kring te laten lopen,<br />
heb je drukverschil nodig. Dit drukverschil<br />
wordt spanning genoemd, uitgedrukt in de<br />
eenheid volt (V). In woningen in Nederland<br />
is de spanning 230 volt. Het vermogen van<br />
elektriciteit noem je watt (W). Om het<br />
wattage te berekenen kan grofweg de<br />
volgende formule worden gebruikt:<br />
volt x ampère = watt.<br />
METERKAST<br />
Het energiebedrijf brengt de elektriciteit<br />
van buitenaf naar binnen, naar de meterkast.<br />
De meterkast bestaat uit verschillende<br />
onderdelen (afbeelding 1).<br />
1. In het onderste, verzegelde deel van de<br />
meterkast zit de hoofdzekering. Deze<br />
mag alleen bewerkt worden door<br />
medewerkers van of namens het energiebedrijf.<br />
Het zegel mag je dus niet<br />
verbreken.<br />
2. Ook de elektriciteitsmeter is door het<br />
energiebedrijf verzegeld. Hier mogen<br />
dus ook alleen medewerkers van of<br />
namens het energiebedrijf aan werken.<br />
3. De hoofdschakelaar waarmee je in één<br />
keer de gehele stroomvoorziening in<br />
huis kunt uitschakelen.<br />
4. In de verdeelkast wordt de stroomtoevoer<br />
gesplitst in groepen. Daarmee<br />
wordt voorkomen dat alle elektriciteit<br />
uitvalt als een bepaald deel van het<br />
systeem overbelast raakt of als er kortsluiting<br />
optreedt. Op de verdeelkast<br />
zitten schakelaars en zekeringen, waarmee<br />
je elke groep apart in of uit kunt<br />
schakelen.<br />
Zekeringen<br />
In meterkasten tref je verschillende soorten<br />
zekeringen aan. Naast normale en automatische<br />
zekeringen zijn er tegenwoordig<br />
ook automaten. De automaat is eigenlijk<br />
een zekering en groepsschakelaar in één.<br />
Alle drie onderbreken bij overbelasting of<br />
kortsluiting de stroomtoevoer. In de gewone<br />
zekering zit een draadje dat dan smelt.<br />
De gekleurde melder in het midden van de<br />
zekering verdwijnt daardoor. Zo kun je<br />
zien welke zekering vervangen moet worden.<br />
Een automatische zekering en een<br />
automaat hebben een knop die bij overbelasting<br />
of kortsluiting omspringt. Om de<br />
stroomtoevoer te herstellen, hoef je slechts<br />
de knop om te zetten.<br />
Groepen<br />
De sterkte van de stroom is van belang bij<br />
het uitrekenen van het aantal apparaten<br />
en/of lampen dat aan één groep gekop-
peld kan worden. Aan de kleur van de<br />
zekering in de groepenkast, kun je zien<br />
welk amperage de zekering aankan.<br />
Kleur Sterkte Vermogen<br />
Rood 10 ampère 2.300 watt<br />
Grijs 16 ampère 3.680 watt<br />
Blauw 20 ampère 4.600 watt<br />
Geel 25 ampère 5.750 watt<br />
Aardlekbeveiliging<br />
Een moderne elektriciteitsinstallatie is<br />
voorzien van een of meerdere aardlekschakelaars<br />
of -automaten. De toepassing<br />
van aardlekbeveiliging is sinds<br />
1977 bij nieuwbouw voorgeschreven.<br />
Een aardlekschakelaar beveiligt in de<br />
regel een aantal groepen tegelijk. Op<br />
het moment dat in het elektriciteitscircuit<br />
stroomverlies optreedt, schakelt de<br />
aardlekschakelaar de aaneengesloten<br />
groepen direct uit. Een aardlekautomaat<br />
beveiligt een enkele groep.<br />
Indien je constateert dat de aardlekbeveiliging<br />
op stand 0 staat, ga je als<br />
volgt te werk:<br />
■ stel vast welk deel van de installatie<br />
niet werkt;<br />
■ trek alle stekkers in het stroomloze<br />
gedeelte uit de wandcontactdozen;<br />
■ probeer de aardlekbeveiliging weer<br />
op stand 1 te schakelen. Als dit lukt,<br />
is duidelijk dat de storing is veroorzaakt<br />
door één van de aangesloten<br />
apparaten. Sluit dan één voor één<br />
de apparaten weer aan en bekijk<br />
welk toestel de storing veroorzaakt.<br />
De aardlekbeveiliging zal bij het<br />
aansluiten van het apparaat dat de<br />
storing veroorzaakt namelijk weer<br />
uitslaan. Als de aardlekbeveiliging<br />
bij inschakeling toch weer uitschakelt,<br />
is duidelijk dat de storing in de<br />
vaste installatie zit. Laat dan een<br />
erkende installateur de installatie<br />
nakijken.<br />
De aardlekbeveiliging moet je twee<br />
keer per jaar testen.<br />
VEILIG WERKEN MET<br />
ELEKTRICITEIT<br />
Het werken met elektriciteit kan<br />
gevaarlijk zijn. Het is dan ook van groot<br />
belang dat je voorzichtig te werk gaat.<br />
Praxis adviseert om zelf alleen klein<br />
onderhoud te plegen. Voor grotere<br />
klussen is de erkende installateur het<br />
juiste adres. Voor het werken aan een<br />
elektrische installatie dien je je namelijk<br />
altijd te houden aan de wettelijke voorschriften.<br />
Een erkend installateur weet<br />
precies wat die inhouden.<br />
Door middel van de volgende voorzorgsmaatregelen<br />
kun je de veiligheid<br />
extra verhogen.<br />
■ Bereid het werk goed voor. Maak<br />
eerst een schets en bekijk goed hoe<br />
de draden moeten gaan lopen en<br />
welke kleuren draad met elkaar ver-<br />
TIPS<br />
Beveiliging<br />
Om het elektriciteitsnet in<br />
een woning te beveiligen<br />
tegen overbelasting is het<br />
verstandig een extra<br />
groep in de meterkast te<br />
laten installeren.<br />
Duidelijkheid in de<br />
meterkast<br />
Als je gaat klussen, is het<br />
handig als je kunt zien<br />
welke groep, welk deel<br />
van het huis van stroom<br />
voorziet. Zet daarom op<br />
een briefje wat op welke<br />
groep zit en plak dit in de<br />
meterkast.<br />
Stopcontactbeveiliging<br />
Een stopcontactbeveiliging<br />
is een plaatje waarmee<br />
het stopcontact<br />
wordt afgedekt, zodat<br />
kinderen er geen voorwerpen<br />
in kunnen steken.<br />
Met een stekker draai je<br />
het afdekplaatje naar<br />
rechts, waardoor je de<br />
stekker in het stopcontact<br />
kunt steken. Als je de<br />
stekker uit het contact<br />
haalt, draait het plaatje<br />
automatisch terug.
onden moeten worden. Bepaal ook de juiste werkvolgorde.<br />
■ Schakel altijd als eerste, in de meterkast, de elektriciteit<br />
uit van de groep waaraan je gaat werken. Het uitschakelen<br />
van een automatische zekering of het verwijderen<br />
van een gewone zekering is niet voldoende. Schakel ook<br />
altijd de groepsschakelaar uit. Bij een automaat worden<br />
beide handelingen met het omzetten van de knop uitgevoerd.<br />
Controleer of de spanning er ook daadwerkelijk<br />
af is. Test dit met behulp van een elektrisch apparaat<br />
(bijvoorbeeld een lamp) of met een spanningszoeker.<br />
■ Werk altijd met goed geïsoleerd gereedschap. Houd<br />
water ver uit de buurt en werk dus ook nooit met natte<br />
handen of op een vochtige ondergrond. Als je een trap<br />
bij de klus nodig hebt, zet deze dan stabiel neer en ga<br />
zo staan dat je onbelemmerd je werkzaamheden kunt<br />
uitvoeren. Zet nooit spanning op de leidingen voordat<br />
je met de klus klaar bent.<br />
STROOMGELEIDERS<br />
Snoeren, draden en kabels geleiden stroom. Snoeren<br />
gebruik je om binnenshuis apparaten en lampen van<br />
stroom te voorzien. Draad gebruik je om stroom van de<br />
meterkast naar vaste aansluitpunten te geleiden. Kabels<br />
kunnen stroom buitenshuis geleiden of apparaten met een<br />
zeer hoog vermogen van stroom voorzien. Hierna wordt<br />
een aantal soorten geleiders uiteengezet. Lees voor gebruik<br />
altijd de instructies op de verpakking. Daaraan zie je waarvoor<br />
de geleider geschikt is en welke belasting deze aan<br />
kan.<br />
Installatiedraad gebruik je om leidingen van het elektriciteitsnet<br />
aan te leggen. De draad mag je alleen door kunststof<br />
buizen trekken. Er zijn vier verschillende soorten: aanvoer-<br />
of fasedraad, afvoer- of nuldraad, aardedraad en<br />
schakeldraad. De functie van de draad kun je afleiden van<br />
de kleur. In de jaren ‘70 is er in de kleurcodes wel het een<br />
en ander gewijzigd:<br />
Functie Huidige kleur Oude kleur<br />
Fase Bruin Groen<br />
Nul Blauw Rood<br />
Aarde Geel/groen Grijs<br />
Schakel Zwart Zwart<br />
Zwakstroomdraad gebruik je om deurbellen, telefoons en<br />
beveiligingsinstallaties aan te sluiten. De mantelleiding, ook<br />
wel vinylsnoer genoemd, is geschikt om elektrische apparaten<br />
en lampen binnenshuis aan te sluiten. Tevens wordt<br />
deze leiding vaak als verlengsnoer gebruikt. De XMvK-kabel<br />
is geschikt voor gebruik in vochtige ruimten of buitenshuis.<br />
Voor gebruik in de grond bestaat er een speciale variant<br />
met een metalen mantel, namelijk de YMvK-as-kabel.<br />
Hiermee leg je bijvoorbeeld tuinverlichting aan. De staalomvlechting<br />
in de mantel beschermt de binnenste geleiders<br />
tegen werking van de grond. Tevens beschermt de mantel<br />
de geleiders tegen doorsteken met een schep. Maak voor<br />
een buitenaansluiting altijd een aparte groep die door een<br />
aardlekschakelaar beveiligd wordt.<br />
ELEKTRICITEITSBUIZEN<br />
Om de elektradraden door het huis te voeren, zijn er drie<br />
soorten elektriciteitsbuizen: ronde, platte en flexibele.<br />
Als de buizen in de muur zijn weggewerkt, noem je ze<br />
inbouwleidingen; als ze op de muur zijn aangebracht,<br />
spreek je van opbouwleidingen.<br />
De gele, ronde buizen gebruik je voor de doorvoer en<br />
bescherming van installatiedraad binnenshuis en zijn<br />
geschikt voor zowel op- als inbouwsystemen. De grijze,<br />
ronde buis is steviger en is geschikt voor opbouw buitenshuis.<br />
Platte buizen zijn geschikt voor doorvoer en bescherming
van installatiedraad binnenshuis. Ze zijn alleen geschikt<br />
voor opbouw en bestaan uit een goot waarin je de bedrading<br />
legt en een deksel waarmee je het systeem afdekt.<br />
De flexibele buizen zijn geschikt voor de doorvoer en<br />
bescherming van installatiedraad binnenshuis. Ze zijn voor<br />
zowel op- als inbouwsystemen te gebruiken. De flexibele<br />
kunststof buis kun je gemakkelijk in allerlei bochten buigen.<br />
Bevestiging en verbinding<br />
Om ronde leidingen op de muur of aan het plafond te<br />
bevestigen, gebruik je schroef- of klikzadels van metaal<br />
of kunststof. Het platte kokersysteem zet je met (nagel-)<br />
pluggen vast. Om leidingen met elkaar te verbinden,<br />
gebruik je koppelstukken of bochtjes. De gele, ronde uitvoeringen<br />
zijn bestemd voor gebruik binnen en de grijze<br />
voor gebruik buiten. Een rond koppelstuk wordt ook wel<br />
een mof of sok genoemd.<br />
Bochten buigen<br />
Als je niet met een flexibele buis werkt, kun je toch zelf<br />
bochten in de buis maken. Dit kan met behulp van bochtstukken<br />
of met een buigveer. Als je gebruik maakt van de<br />
buigveer bind je aan de ene kant van de veer een stuk<br />
draad, zodat je de buigveer na gebruik gemakkelijk uit de<br />
buis kunt halen. Je schuift de buigveer in de buis en buigt,<br />
op de plaats waar de buigveer loopt een bocht. Maak de<br />
bochten nooit te scherp. Dit is namelijk lastig bij het trekken<br />
van de draden.<br />
DOZEN<br />
Om verbindingen, aftakkingen en aansluitpunten in het<br />
elektriciteitsnet te maken, heb je dozen nodig (afbeelding 2).<br />
Al naar gelang de toepassing noem je een doos een trek- of<br />
een lasdoos. De dozen zijn gemaakt van kunststof en zijn<br />
verkrijgbaar in diverse in- en opbouwmodellen met verschillende<br />
buis in- en uitgangcombinaties. Naast de trek- en las-<br />
einddoos trekdoos<br />
centraaldoos T-doos 2<br />
dozen bestaan er ook centraal- en kabeldozen. In een centraaldoos<br />
maak je centraal verbindingen naar lampen, stopcontacten<br />
en schakelaars. Je plaatst deze kunststof doos<br />
meestal in het plafond boven het lichtpunt dat je in het<br />
midden van een bepaalde ruimte wilt hangen. Vanaf deze<br />
doos lopen er ook leidingen naar de meterkast. Een kabeldoos<br />
gebruik je om buitenshuis buizen uit verschillende<br />
richtingen, bovengronds, aan elkaar te koppelen. Deze<br />
doos is ook gemaakt van kunststof en is spatwaterdicht.<br />
DRADEN TREKKEN<br />
Als je eenmaal het buizennet hebt aangelegd en de dozen<br />
hebt geplaatst, kun je beginnen met het trekken van de<br />
benodigde draden. Doe dit met een trekveer. De draden die<br />
door de leiding gaan lopen, bind je aan het oog van de<br />
veer. Doe dit door een stukje van het omhulsel van de<br />
draad af te strippen en de blote einden van de draden aan<br />
elkaar en het oog te draaien. Voer de trekveer met daaraan<br />
de draden door de buis. Zorg dat je voldoende draad laat
uitsteken op de plekken waar draden<br />
met elkaar verbonden moeten worden.<br />
Leg ook op alle andere plaatsen de draden<br />
goed ruim, zodat je altijd nog veranderingen<br />
kunt aanbrengen zonder er<br />
al te veel extra werk aan te hebben.<br />
Zorg er wel voor dat er niet te veel<br />
draad in een doos komt te zitten. Een<br />
doos moet namelijk gemakkelijk dicht<br />
gemaakt kunnen worden. Lukt dit niet,<br />
zet er dan een tweede doos naast.<br />
VERBINDINGEN MAKEN<br />
Om draden in een doos aan elkaar te<br />
koppelen, gebruik je ronde lasdoppen<br />
of platte lasklemmen. In een lasdop<br />
steek je in elkaar gedraaide, gestripte<br />
draden. In een lasklem klem je een aantal<br />
losse, gestripte draden vast.<br />
Let op: altijd kleur aan kleur! Laat geen<br />
gestripte draden uit de verbinding<br />
steken. Dit kan namelijk tot kortsluiting<br />
en brand leiden.<br />
ELEKTRA IN DE BADKAMER<br />
(afbeelding 3)<br />
De combinatie water en elektra is<br />
gevaarlijk. Voor het aanleggen van<br />
elektra in de badkamer gelden daarom<br />
strenge eisen. Volgens de richtlijnen<br />
zijn er drie zones in een badkamer.<br />
Zone 1 is de ruimte boven het bad<br />
en/of de douchebak. Hier mogen geen<br />
schakelaars of contactdozen geplaatst<br />
worden. Warmwatertoestellen en ver-<br />
lichting (minimaal klasse 3 armaturen,<br />
dus veilige, lage spanning van maximaal<br />
12 volt) zijn in zone 1 wel toegestaan.<br />
Zone 2 bestrijkt het gebied van<br />
60 cm, gerekend vanaf de rand van bad<br />
en/of douchebak. Ook in deze zone<br />
mogen geen schakelaars en contactdozen<br />
geplaatst worden. De verlichting in<br />
zone 2 moet minimaal voldoen aan<br />
klasse 2 armaturen: dubbel geïsoleerd<br />
(IP66, IP65 en IP44). Verwarmingstoestellen<br />
zijn in zone 2 ook toegestaan.<br />
Zone 3 begint bij het einde van<br />
zone 2. Hier gelden nauwelijks beperkingen.<br />
Wel moet een stopcontact achter<br />
een aardlekschakelaar zitten; het<br />
speciale scheerstopcontact uitgezonderd.<br />
In zone 3 mogen voor de verlichting<br />
ook de klasse 1 armaturen – dus<br />
geaarde toestellen (IP43 en IP21) – worden<br />
geplaatst.<br />
Aarding<br />
Alle metalen delen in de badkamer,<br />
zoals badkuip, douchebak, waterleidingen<br />
en radiator, moeten met een 4 mm<br />
aardleiding aan een centraal aardpunt<br />
gekoppeld worden.LETR<br />
OPBOUWSYSTEEM UITBREIDEN<br />
Als voorbeeld gaan we in de woonkamer<br />
een extra stopcontact aanbrengen,<br />
waarbij de bestaande elektrabuis verlengd<br />
moet worden (afbeelding 4).<br />
225 cm<br />
TIP<br />
Gereedschap huren<br />
Natuurlijk hoef je<br />
niet al het benodigde<br />
gereedschap voor<br />
elektraklussen te kopen.<br />
Bij Praxis kun je<br />
namelijk ook voordelig<br />
gereedschap huren.<br />
Je leest er alles over in de<br />
Praxis Informatiefolder<br />
Verhuur.<br />
Zone 2<br />
Zone 1<br />
maximaal<br />
12 volt<br />
Klasse 3<br />
Zone 2<br />
minimaal<br />
IP44/65/66<br />
Klasse 2<br />
60 cm<br />
Zone 3<br />
minimaal<br />
IP21/43<br />
Klasse 1<br />
3
4<br />
trekdoos<br />
T-doos<br />
stopcontacten<br />
■ Haal de spanning van de desbetreffende groep af en<br />
controleer dit met een spanningszoeker.<br />
■ Bepaal de plaats waar het extra stopcontact komt. Teken<br />
het stopcontact en de loop van de benodigde extra leidingen<br />
af op de muur.<br />
■ Verwijder de kap van het bestaande stopcontact en<br />
schroef de draden los of haal ze onder de klemmen vandaan.<br />
Trek de draden via de eerste lasdoos uit de buis.<br />
Zaag de buis door op het punt waar de buis naar beneden<br />
afbuigt en verwijder het deel naar het stopcontact.<br />
■ Plaats een tweede, nieuwe lasdoos zodanig dat de<br />
onderuitgang boven het bestaande stopcontact staat.<br />
Verleng de bestaande horizontale buis met behulp van<br />
een mof en een nieuw stuk buis. Sluit de buis aan op de<br />
zojuist geplaatste lasdoos. Plaats ook een nieuwe buis<br />
tussen de lasdoos en het bestaande stopcontact.<br />
■ Monteer het nieuwe stopcontact op de aangegeven<br />
plaats en bepaal de lengte van de nieuwe buis door de<br />
maat op te nemen tussen het nieuwe stopcontact en de<br />
lasdoos. Gebruik een buigveer om de buis te buigen of<br />
een bocht. Zet na plaatsing de buizen vast met zadels.<br />
Doe dit bij de lasdozen, de bocht en de stopcontacten<br />
om de 10 cm en bij de rest om de 40 cm.<br />
■ Verbind in de nieuwe lasdoos alle draden met elkaar en<br />
voer met een trekveer de nieuwe draden door de buizen.<br />
Sluit deze aan op de stopcontacten. Schroef aan of<br />
steek in één pool de bruine draad en aan of in de andere<br />
pool de blauwe (kleurvolgorde is willekeurig).<br />
Schroeven doe je door lusjes te maken aan het einde<br />
van de gestripte draden en deze om de contactschroeven<br />
te slaan. Draai de schroeven goed vast. Als het<br />
geplaatste stopcontact geaard is, bevestig je de<br />
geel/groene draad aan de aardklem. Deze klem is te herkennen<br />
aan het aardeteken ( ). Test het systeem door<br />
er spanning op te zetten. Maak als de installatie werkt<br />
de lasdozen dicht en plaats de afdekplaatjes rondom de<br />
stopcontacten. Schakel voor het afronden van de klus<br />
uiteraard eerst weer de stroom uit.<br />
INBOUWSYSTEEM UITBREIDEN<br />
Bij de uitbreiding van het inbouwsysteem gaan we uit van<br />
hetzelfde voorbeeld als bij het opbouwsysteem. Bij het aanleggen<br />
van een inbouwsysteem gebruik je inbouwdozen,<br />
waarin je inbouwstopcontactdozen en -schakelaars plaatst.<br />
De inbouwdozen zelf plaats je in de muur. Zet de dozen<br />
met kant-en-klare hechtpleister vast. De dozen zijn<br />
gemaakt van kunststof en verkrijgbaar in drie verschillende<br />
dieptematen: 30, 40 en 50 mm.<br />
■ Haal de spanning van de desbetreffende groep af en<br />
controleer dit met een spanningszoeker.<br />
■ Bepaal de plaats waar het extra stopcontact komt.<br />
Teken het stopcontact en de loop van de benodigde<br />
extra leidingen af op de muur.<br />
■ Spoor de loop van de bestaande leidingen en de lasdoos<br />
op. Doe dit eventueel met een leidingzoeker. Teken de<br />
loop van deze leidingen af op de muur.<br />
■ Boor met een steen- of betonboor gaten langs de afgetekende<br />
lijnen en haal daarna voorzichtig de steen weg
met een steenbeitel, sleuvenfrees of haakse slijper.<br />
Controleer of de gaten diep genoeg zijn voor de nieuwe<br />
inbouwdozen. Een inbouwdoos voor een stopcontact<br />
moet gelijk vallen met de muur. Als de doos te diep ligt,<br />
kun je correctieringen op de doos aanbrengen om weer<br />
gelijk te komen met de muur (afbeelding 5).<br />
■ Verwijder de kap van het bestaande stopcontact en<br />
schroef de draden los. Trek de draden via de bestaande<br />
lasdoos uit de buis. Zaag de buis door op het punt waar<br />
de buis naar beneden afbuigt en verwijder het deel naar<br />
het stopcontact.<br />
■ Plaats een tweede, nieuwe lasdoos zodanig dat de<br />
onderuitgang boven het bestaande stopcontact staat.<br />
Verleng de bestaande horizontale buis met behulp van<br />
een mof en een stuk nieuwe buis. Sluit de buis aan op<br />
de lasdoos. Plaats ook een nieuwe buis tussen de nieuwe<br />
lasdoos en het bestaande stopcontact.<br />
■ Monteer de lasdoos voor het nieuwe stopcontact en<br />
bepaal de lengte van de nieuwe buis door de maat op<br />
te nemen tussen het nieuwe stopcontact en de zojuist<br />
geplaatste lasdoos. Zaag de benodigde leiding op maat.<br />
Gebruik als leiding een flexibele buis. Deze is gemakke-<br />
5<br />
6<br />
lijk in de sleuf te leggen en om te vormen. Zet de buis<br />
op regelmatige afstanden met stalen spijkertjes vast<br />
(afbeelding 6).<br />
■ Verbind in de nieuwe lasdoos alle draden met elkaar en<br />
voer met een trekveer de nieuwe draden door de buizen.<br />
Sluit deze aan op de stopcontacten. Schroef aan of<br />
steek in één pool de bruine draad en aan of in de andere<br />
pool de blauwe (kleurvolgorde is willekeurig).<br />
Schroeven doe je door lusjes te maken aan het einde<br />
van de gestripte draden en deze om de contactschroeven<br />
te slaan. Draai de schroeven goed vast. Als het<br />
geplaatste stopcontact geaard is, bevestig je de geel/<br />
groene draad aan de aardklem. Deze klem is te herkennen<br />
aan het aardeteken ( ).<br />
■ Test de installatie door er spanning op te zetten. Als het<br />
werkt, kun je de sleuven en kieren dichtsmeren met<br />
hechtpleister. Dicht de lasdoos eerst af met een blindplaatje.<br />
Laat de pleister uitharden om vervolgens het<br />
stopcontact met een raamwerk af te werken. Schakel<br />
voor het afronden van de klus uiteraard eerst weer de<br />
stroom uit.<br />
SCHAKELAAR OF DIMMER AANBRENGEN<br />
Voor het aanbrengen van een schakelaar of dimmer heb je<br />
een bruine en een zwarte draad nodig. Trek de draden naar<br />
de plek van installatie. De bruine draad steek je in het gat<br />
onder de rode pal (L of P) van de schakelaar of dimmer; de<br />
zwarte draad onder de zwarte pal. Om de draden, bij bijvoorbeeld<br />
vervanging, los te maken, hoef je slechts op de<br />
pal te drukken.<br />
Er bestaan naast schakelaars met verende pallen, schakelaars<br />
met schroefklemmen. Dimmers zijn er ook in diverse<br />
soorten: gloeilampdimmers, halogeendimmers en elektronische<br />
halogeendimmers. Raadpleeg voor de juiste keuze de<br />
verpakking van de producten. Spaar- en kooldraadlampen<br />
kunnen niet worden gedimd.
COMBINATIE AANBRENGEN<br />
Een combinatie van een schakelaar met een stopcontact<br />
wordt aangesloten met de bruine draad onder het fasecontact<br />
(L of P) van het stopcontact en de blauwe draad onder<br />
het andere contact. Bevestig als je een geaarde combinatie<br />
plaatst, de geel/groene draad aan de aardklem. Als je een<br />
lamp op de combinatie aangesloten wilt hebben, verbind je<br />
een van de twee contacten van de schakelaar met een<br />
zwarte draad met de lamp.<br />
2-POLIGE SCHAKELAAR AANBRENGEN<br />
Om bijvoorbeeld de buitenverlichting vanuit de woning aan<br />
en uit te kunnen zetten, kun je een 2-polige schakelaar<br />
monteren. Je hebt dan een bruine draad, twee blauwe draden<br />
en een zwarte draad nodig. Bevestig bij installatie de<br />
bruine en een van de blauwe draden, komende uit de<br />
meterkast, ieder aan een rood contact (L of P). De twee<br />
andere draden voor naar de lamp bevestig je dan aan de<br />
tegenover liggende contacten: blauw aan blauw en zwart<br />
tegenover bruin.<br />
SERIESCHAKELAAR AANBRENGEN<br />
Een serieschakelaar wordt gebruikt om twee lampen vanaf<br />
één plaats aan en uit te kunnen zetten. De schakelaar dient<br />
te worden aangesloten met een bruine draad en twee<br />
zwarte draden. Je bevestigt de bruine draad aan het rode<br />
contact (L of P) en de twee zwarte draden aan de overige<br />
twee contacten. Beide draden moeten aan één van de te<br />
schakelen lampen verbonden worden.<br />
WISSELSCHAKELAAR AANBRENGEN<br />
Een wisselschakelaar, ook wel hotelschakelaar genoemd,<br />
wordt gebruikt om één lamp vanaf twee plaatsen te bedienen.<br />
De eerste schakelaar sluit je aan met de bruine draad<br />
aan het rode fasecontact (L of P) en de twee zwarte draden<br />
aan de twee overige contacten. Deze twee zwarte draden<br />
leggen de verbinding met de tweede schakelaar. De twee<br />
draden in de tweede schakelaar sluit je net zo aan als in de<br />
eerste. Voor de tweede schakelaar heb je wel nog een<br />
derde zwarte draad nodig. Deze bevestig je aan het rode<br />
fasecontact (L of P) en verbind je met de lamp. Let op!<br />
Wanneer je de tweede schakelaar gaat vervangen, merk<br />
dan de zwarte draad die op het rode fasecontact is aangesloten<br />
met een stukje tape. Zo weet je precies welke zwarte<br />
draad je in de nieuwe schakelaar op het fasecontact moet<br />
aansluiten.<br />
DUBBELE WISSELSCHAKELAAR AANBRENGEN<br />
Bij een dubbele wisselschakeling wordt gebruik gemaakt<br />
van één dubbele wisselschakelaar en twee wisselschakelaars.<br />
De schakeling wordt gebruikt om twee lampen vanaf<br />
drie plaatsen te kunnen bedienen, zoals bijvoorbeeld in de<br />
situatie hal/overloop/voorzolder. De dubbele wisselschakelaar<br />
wordt op de overloop aangesloten met de bruine<br />
draad aan het fasecontact (L of P). Verbind het tweede<br />
fasecontact (L of P) in deze schakelaar aan het eerste fasecontact<br />
door middel van een stukje bruin draad. Elke helft<br />
van de dubbele wisselschakelaar heeft nog twee overige<br />
contacten waaraan de twee wisselschakelaars met behulp<br />
van zwart draad worden aangesloten. Deze wisselschakelaars<br />
breng je aan in de hal en op de voorzolder. Vanuit<br />
beide wisselschakelaars wordt op het fasecontact, door<br />
middel van een zwarte draad, dan een lamp aangesloten.<br />
KRUISSCHAKELAAR AANBRENGEN<br />
Een kruisschakelaar wordt gebruikt om één lamp vanaf drie<br />
plaatsen te kunnen bedienen, zoals bijvoorbeeld in de<br />
slaapkamer (bij de deur en aan beide bedzijden). Bij een<br />
kruisschakeling heb je één kruisschakelaar nodig en twee<br />
wisselschakelaars. De kruisschakelaar verbind je aan de<br />
wisselschakelaars door deze aan beide zijden van twee<br />
zwarte draden te voorzien, door te trekken naar de wisselschakelaars<br />
en op de twee contacten van de wisselschakelaars<br />
aan te sluiten. De eerste wisselschakelaar sluit je dan,
met behulp van een zwarte draad, aan op de lamp. Gebruik<br />
hierbij het rode fasecontact (L of P) om de draad vast te<br />
zetten. De tweede schakelaar sluit je aan op het elektriciteitsnet<br />
met behulp van een bruine draad. Gebruik ook hier<br />
het rode fasecontact om de draad vast te zetten.<br />
SNOERSCHAKELAAR AANBRENGEN<br />
Neem het kapje van de schakelaar en draai de schroefjes los<br />
die de draden vast moeten klemmen. Het snoer bestaat uit<br />
een mantel met daarin twee draden. De draden hebben<br />
beide weer hun eigen isolatie. Verwijder de mantel op de<br />
plaats waar de schakelaar komt. Knip één of beide draden<br />
door (bij sommige schakelaars kan één draad ononderbroken<br />
ingebracht worden, lees dus altijd de bijgesloten handleiding)<br />
en verwijder de isolatie (afbeelding 7). Draai, als je<br />
twee draden hebt moeten doorknippen, elke draad in<br />
elkaar en zet het draad onder de schroefjes vast. Zet ook de<br />
buitenmantel van het snoer vast, zodat dit niet uit de schakelaar<br />
getrokken kan worden. Plaats het kapje van de schakelaar<br />
terug.<br />
7<br />
8<br />
STEKKER MONTEREN<br />
Schroef de stekker open. Verwijder ongeveer 2 cm van de<br />
mantel van het snoer. Daarmee maak je twee draden met<br />
hun isolatie er omheen zichtbaar. Strip met de striptang<br />
ongeveer 12 mm van de isolatie af. Draai elke blootliggende<br />
draad in elkaar en vouw het uiteinde dubbel. Steek de<br />
draden onder de schroefjes van de stekkerpennen en<br />
schroef de schroefjes goed vast. Gebruik je een randgeaarde<br />
stekker en geaard draad (er zijn dan drie draden<br />
zichtbaar na het verwijderen van de mantel), dan bevestig<br />
je de geel/groene draad in het midden van de stekker aan<br />
het contact gemerkt door het aardeteken ( ). Schroef de<br />
buitenmantel van het snoer ook goed vast. Schroef als laatste<br />
de twee delen van de stekker weer op elkaar. Zorg dat<br />
de aardedraad de langste draad is in de stekker. Bij het per<br />
ongeluk lostrekken van het snoer blijft de aardeverbinding<br />
het langste gehandhaafd (afbeelding 8).<br />
ELEKTRA BUITEN<br />
Voor het aanleggen van de elektriciteit buiten gebruik je<br />
(spat)waterdicht materiaal met minimaal een IP44 vermelding.<br />
De elektra in de tuin moet namelijk weer- en waterbestendig<br />
zijn. Tuinverlichting is verkrijgbaar in vele soorten<br />
en vormen, zowel brandend op 230 volt als op 12 volt. Voor<br />
laatstgenoemde heb je een transformator nodig die de<br />
gewone 230 volts spanning terugbrengt naar 12 volt. De<br />
transformator plaats je tussen het binnenstopcontact en de<br />
lampen. Een groot voordeel van laagspanning is dat je de<br />
risico’s van stroomschokken uitsluit en dat je het snoer<br />
slechts 20 cm diep hoeft te leggen. Op dezelfde installatie<br />
kun je ook bijvoorbeeld een fonteinpomp voor de vijver<br />
aansluiten. Houd bij laagspanning de afstand tussen de<br />
trafo en de lampen zo kort mogelijk. Een lang snoer creëert<br />
namelijk een hoge weerstand waardoor verlies van spanning<br />
optreedt. Lampen kunnen daardoor zwakker gaan<br />
branden.
9 10<br />
TUINVERLICHTING AANLEGGEN<br />
Maak voor aanvang van de klus eerst een plattegrond van<br />
de tuin en geef daarin de plaatsen aan van de eventuele<br />
stopcontacten, de lasdozen en de lampen. Bereken op basis<br />
van deze schets het aantal benodigde meters kabel. Voor<br />
vaste montage van de kabel bovengronds mag je XMvKkabel<br />
gebruiken. Voor installatie ondergronds heb je YMvKas-kabel<br />
nodig. Het is handig om binnenshuis een 2-polige<br />
schakelaar te plaatsen, waarmee je de tuinverlichting aan<br />
en uit kunt schakelen. Voordat je de elektra buiten kunt<br />
aanleggen, trek je eerst de installatiedraden van binnen<br />
naar buiten. Doe dit vanaf een lasdoos waarin aardedraad<br />
zit of vanaf de meterkast. Schakel eerst de stroom uit. Boor<br />
met een steenboor een gat van 18 mm in de muur. Doe dit<br />
van buiten naar binnen en schuin naar boven, zodat er<br />
geen vocht naar binnen kan lopen.<br />
Steek een stuk flexibele buis door het gat en voer de installatiedraden<br />
naar buiten. Plaats een lasdoos op de plek waar<br />
de draden naar buiten komen en voer de installatiedraden<br />
en de (grond)kabel in de doos (afbeelding 9). De kabel zet je<br />
vast met een wartel en rubberen ring, zodat de lasdoos<br />
(spat)waterdicht blijft. Verbind de installatiedraden met de<br />
draden van de te gebruiken (grond)kabel. Snijd bij XMvKkabel<br />
de mantel van de kabel weg en ontdoe de drie zichtbaar<br />
geworden draden van een stuk isolatie. Bevestig met<br />
lasklemmen de bruine draad aan de bruine draad (bij<br />
kabels geproduceerd voor 2004 is dit een zwarte draad),<br />
de blauwe draad aan de blauwe draad en de geel/groene<br />
draad aan de andere geel/groene draad. Wanneer je YMvKas-kabel<br />
voor het aanleggen van de verlichting gebruikt,<br />
dien je de metalen mantel van de kabel weg te knippen.<br />
Doe dit voorzichtig, want de gevlochten aardedraad onder<br />
de metalen mantel moet intact blijven. Tape het uiteinde<br />
van de grondkabel af, zodat de scherpe stukjes van de<br />
metalen mantel niets kunnen beschadigen. Tape ook het<br />
gevlochten aardedraad af tot aan de laatste centimeter.<br />
Ontdoe de overige twee zichtbaar geworden draden van<br />
1 cm isolatie. Bevestig met een lasklem de bruine draad aan<br />
de bruine draad (bij kabels geproduceerd voor 2004 is dit<br />
een zwarte draad) en de blauwe draad aan de andere blauwe.<br />
De geel/groene draad maak je met een kroonsteentje<br />
vast aan de gevlochten aardedraad van de grondkabel.<br />
Kit het gat rond de flexibele buis die uit de muur komt<br />
dicht. Bevestig, in een pvc-buis, de (grond)kabel op de muur<br />
en zet deze buis vast met zadels. Plaats de zadels om de 30<br />
cm; bij lasdozen, schakelaars of stopcontacten om de 10 cm.<br />
Als je grondkabel gaat leggen, graaf je volgens de schets de<br />
benodigde grondkabelgeulen in de grond, minstens 60 cm<br />
diep. Leg de grondkabel golvend in de geul, zodat er geen<br />
spanning op de verbindingspunten staat en je genoeg kabel<br />
hebt om lampen mee aan te sluiten.
11<br />
Begin aan het einde van de verlichtingslijn. Sluit de kabel<br />
aan op de lamp door de kabel door de steun en indien<br />
nodig door de sokkel van de lamp te trekken. Knip ongeveer<br />
7 cm van de metalen mantel van de kabel weg. Tape<br />
het uiteinde van de kabel net als de aardedraad tot aan de<br />
laatste centimeter weer af. Strip van de twee overige draden<br />
ook 1 cm af. Maak de aardedraad vast aan de hiervoor<br />
bestemde schroef in de lamp. De andere draden verbind je<br />
met kroonsteentjes aan de draden in de lamp en wel kleur<br />
aan kleur. Plaats over de kroonsteentjes het zogenaamde<br />
filmdoosje (afbeelding 10).<br />
8 711216 275237<br />
Om meerdere lampen aan te sluiten, heb je een aantal stukken<br />
(grond)kabel, kabeldozen of kabelmoffen nodig. Voor<br />
het bovengronds verbinden van diverse stukken XMvKkabel<br />
gebruik je kabeldozen. Voor het verbinden van<br />
grondkabels gebruik je grondkabelmoffen. Strip bij gebruik<br />
van moffen de grondkabels af en sluit de bruine (bij kabels<br />
geproduceerd voor 2004 is dit een zwarte draad) en blauwe<br />
draden aan elkaar met lasklemmen. Uiteraard kleur aan<br />
kleur. Verbind de aardedraden met elkaar door een kroonsteentje.<br />
Maak de mof dicht. Wanneer het hele elektriciteitsnet<br />
ligt, controleer je of alle verbindingen en lampen<br />
werken. Pas als alles werkt, giet je de bijgeleverde pasta in<br />
de grondmof (afbeelding 11). De aansluitingen zijn na uitharding<br />
dan volkomen waterdicht. Vervolgens maak je de<br />
geulen dicht en is de aanleg een feit. Schakel voor het<br />
afronden van de klus uiteraard eerst weer de stroom uit.<br />
In plaats van het maken van verbindingen met behulp van<br />
kabelmoffen kun je de lampen ook onderling met elkaar<br />
verbinden. Je legt dan YMvK-as-kabel vanuit de lamp terug<br />
de grond in en deze verbind je dan met de volgende lamp.<br />
Voor meer klusideeën en -tips, stap-voor-stap<br />
beschrijvingen van klussen, handige rekenmodules<br />
en praktische doe-het-zelf informatie: www.praxis.nl<br />
© Praxis BV, Diemen. Uitgave 12/04.<br />
De inhoud van deze Kluswijzer is met zorg samengesteld. Echter, er kunnen zich wijzigingen voordoen in producten en technieken.<br />
Gebruik deze Kluswijzer daarom als algemene handleiding en lees altijd de instructie en/of handleiding bij producten voor je aan de slag gaat.<br />
Deze Kluswijzer is gedrukt op chloorvrij papier. Vormgeving: De Fabriek Communicatie-advies & Uitvoering BV, Amsterdam. Illustraties: CoverMechanics, Amsterdam.