04.11.2013 Views

MESSIAEN IN OCTURN - WordPress – www.wordpress.com

MESSIAEN IN OCTURN - WordPress – www.wordpress.com

MESSIAEN IN OCTURN - WordPress – www.wordpress.com

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>MESSIAEN</strong> <strong>IN</strong> <strong>OCTURN</strong><br />

SCRIPTIE, als reflectief luik van de masterproef, aangeboden tot het behalen van<br />

de graad van Master in de Muziek, afstudeerrichting Jazz/lichte muziek<br />

door Marc VAN DE LOOVERBOSCH<br />

Promotor: de heer Peter Anthonissen<br />

Copromotor: de heer André Pallemaerts<br />

Hoofdvakdocent(en): de heer André Pallemaerts, de heer Marek Patrman<br />

academiejaar 2010 - 2011


<strong>MESSIAEN</strong> <strong>IN</strong> <strong>OCTURN</strong><br />

SCRIPTIE, als reflectief luik van de masterproef, aangeboden tot het behalen van<br />

de graad van Master in de Muziek, afstudeerrichting Jazz/lichte muziek<br />

door Marc VAN DE LOOVERBOSCH<br />

Promotor: de heer Peter Anthonissen<br />

Copromotor: de heer André Pallemaerts<br />

Hoofdvakdocent(en): de heer André Pallemaerts, de heer Marek Patrman<br />

academiejaar 2010 - 2011


ABSTRACT<br />

Octurn is een Brussels avant-garde collectief met wortels in de jazz. In 2006<br />

brachten ze het album 21 Emanations uit. De muziek daarop is ge<strong>com</strong>poneerd<br />

door Bo Van der Werf, baritonsaxofonist en prominent lid van Octurn. Hij zegt bij<br />

het <strong>com</strong>poneren gebruik te hebben gemaakt van elementen van de muziektaal<br />

van de 20 ste eeuwse klassieke <strong>com</strong>ponist Olivier Messiaen. Ik wou weten welke<br />

elementen dat precies zijn.<br />

In deel I heb ik systematisch de belangrijkste elementen van de muziektaal van<br />

Messiaen besproken. Ik heb daarbij diens Technique de mon Langage Musical als<br />

uitgangspunt genomen. De meest relevante hoofdstukken hiervan heb ik<br />

geselecteerd, vertaald, samengevat en rijkelijk voorzien van voorbeelden om de<br />

lezer een spoedcursus Messiaen te geven.<br />

In het tweede deel heb ik enkele elementaire principes van de improvisatietaal<br />

van Bo Van der Werf bekeken en gezien hoe hij beperkt transponeerbare modi in<br />

zijn solo‟s gebruikt.<br />

In het eerste hoofdstuk van deel III heb ik de <strong>com</strong>positie Calcutta van het<br />

bovengenoemde album geanalyseerd aan de hand van de besproken elementen<br />

van de muziektaal van Messiaen. Voornamelijk het gebruik van modes à<br />

transpositions limitées en onomkeerbare ritmes viel op. De modi worden door<br />

Van der Werf op een heel andere manier gebruikt dan door Messiaen. Waar<br />

Messiaen de modi vooral gebruikte in de vorm van uitgeschreven akkoorden, zal<br />

Van der Werf deze modi ook gaan gebruiken als akkoordsymbolen in een<br />

akkoordenschema of om een baslijn mee te <strong>com</strong>poneren. Onomkeerbare ritmes<br />

zijn ook prominent aanwezig in Calcutta. Zo is heel de baslijn van het thema één<br />

groot onomkeerbaar ritme, en bestaat de ritmische basisstructuur van het<br />

nummer uit twee onomkeerbare ritmes na elkaar.<br />

In het tweede hoofdstuk van het derde deel heb ik de baritonsolo van Bo Van der<br />

Werf op de albumversie van Calcutta geanalyseerd, om te zien of hij ook in zijn<br />

improvisatie elementen van Messiaen gebruikt. Ook hier zien we weer een<br />

verschillend gebruik van de modi. Van der Werf gaat er melodieën uit distilleren<br />

die, omwille van hun herkomst, een zekere symmetrie in zich dragen. De idee<br />

van evenwicht die de modi belichamen, zijn voor Van der Werf een belangrijke<br />

reden om ze te gebruiken. In de improvisatie zijn de elementen van de<br />

muziektaal van Messiaen schaarser aanwezig dan in de <strong>com</strong>positie, hetgeen<br />

logisch is, men schudt immers niet zomaar een onomkeerbaar ritme uit zijn<br />

mouw.<br />

Om de link tussen de thesis en mijn eigen artistieke praktijk tastbaar te maken<br />

voor de lezer, heb ik tenslotte een bescheiden <strong>com</strong>positie geschreven in de<br />

eerste transpositie van de derde mode à transpositions limitées die ik in het<br />

vierde en laatste deel van de scriptie analyseer en bespreek.<br />

4


ABSTRACT<br />

Octurn is an avant-garde collective based in Brussels and rooted in jazz music. In<br />

2006 they released their album 21 Emanations. The music is <strong>com</strong>posed by Bo<br />

Van der Werf, baritone saxophonist and prominent member of Octurn. He says<br />

having used elements of the musical language of 20 th century classical <strong>com</strong>poser<br />

Olivier Messiaen in his <strong>com</strong>positions for the album. I wanted to know which ones.<br />

In part I, I‟ve systematically discussed the most important elements in the<br />

musical language of Messiaen, for which I used his Technique de mon Langage<br />

Musical as a starting point. I‟ve selected, translated and summarized the most<br />

relevant chapters and given numerous musical examples to give the reader a<br />

crash course of Messiaen.<br />

In the second part I‟ve looked at some elementary principles of the<br />

improvisational language of Bo Van der Werf and saw how he incorporates<br />

modes of limited transpositions in his solos.<br />

In the first chapter of part III I‟ve analysed the <strong>com</strong>position Calcutta of the<br />

above-mentioned album using the elements discussed in part I. Especially the<br />

use of modes of limited transpositions and irreversible rhythms stood out. The<br />

modes are used in a <strong>com</strong>pletely different way by Bo Van der Werf. Where<br />

Messiaen used modes mainly in written chords, Van der Werf uses them as chord<br />

symbols in a chord progression or to <strong>com</strong>pose a bass line with. Irreversible<br />

rhythms are also prominent in Calcutta. The entire bass line of the theme is one<br />

big irreversible rhythm and the basic rhythmic structure of the song consists of<br />

two successive irreversible rhythms.<br />

In the second chapter of the third part, I‟ve analysed the baritone saxophone<br />

solo by Bo Van der Werf on the album version of Calcutta to see if he also uses<br />

elements of Messiaen in his improvisation. Again we see a different use of the<br />

modes. Van der Werf distils melodies out of them that possess, due to their<br />

origin, a certain symmetry. The idea of balance, embodied by the modes, is an<br />

important motive for Van der Werf to use them. In the improvisation, elements<br />

of the musical language of Messiaen are scarcer than in the <strong>com</strong>position, which is<br />

logical, one doesn‟t effortlessly play an irreversible rhythm in a solo.<br />

To make the link between the thesis and my own artistic practice palpable for the<br />

reader, I‟ve finally written a modest <strong>com</strong>position in the first transposition of the<br />

third mode of limited transpositions which I analyse and discuss in the fourth and<br />

last chapter of the thesis.<br />

5


DANKWOORD<br />

Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn ouders die me de mogelijkheid<br />

bieden om te studeren. Voorts wil ik Bo Van der Werf bedanken omdat hij altijd<br />

bereid was om op mijn vragen te antwoorden en me hiermee enorm geholpen<br />

heeft. Ik wil Peter Hertmans ook bedanken omdat hij me overtuigd heeft om toch<br />

bij dit onderwerp te blijven op een moment dat ik het overzicht even kwijt was.<br />

Hannelore Collart wil ik bedanken voor het nalezen en verbeteren van mijn<br />

thesis, Dries Vleugels voor het nakijken van mijn transcripties op leesbaarheid.<br />

Een woord van dank aan mijn promotor Peter Anthonissen die, tegen beter<br />

weten in, altijd een positieve evolutie zag. Ik wil Bart Van Caenegem ook<br />

uitdrukkelijk bedanken omdat hij zo‟n fantastische leraar is, Ron van Rossum die<br />

je elke keer confronteert met het feit dat je te weinig van de traditie kent en Nic<br />

Thys omdat hij zo‟n inspirerende muzikant is. Ten slotte een speciaal woord van<br />

dank aan Dré Pallemaerts en Marek Patrman die geduldige leraren geweest zijn.<br />

6


<strong>IN</strong>HOUDSOPGAVE<br />

Inleiding .................................................................................................... 9<br />

Semantiek ............................................................................................ 10<br />

Deel I De taal van Olivier Messiaen ............................................................. 12<br />

1.1 Modes à transpositions limitées ......................................................... 14<br />

1.1.1 Modus 1 .................................................................................... 15<br />

1.1.2 Modus 2 .................................................................................... 16<br />

1.1.3 Modus 3 .................................................................................... 21<br />

1.1.4 Modus 4 .................................................................................... 23<br />

1.1.5 Modus 5 .................................................................................... 23<br />

1.1.6 Modus 6 .................................................................................... 24<br />

1.1.7 Modus 7 .................................................................................... 25<br />

1.1.8 Benaming van de modi ................................................................ 25<br />

1.1.9 Schematisch .............................................................................. 25<br />

1.2 Modulaties van modi en verband met de majeurtoonaard ...................... 28<br />

1.2.1 Verband met de majeurtoonaard .................................................. 28<br />

1.2.2 Modulatie naar een andere transpositie ......................................... 29<br />

1.2.3 Modulatie naar een andere modus ................................................ 29<br />

1.3 Verbanden met atonaliteit ................................................................. 31<br />

1.4 Polymodaliteit en pedaalgroepen ........................................................ 32<br />

1.4.1 Twee modi boven elkaar .............................................................. 32<br />

1.4.2 Drie modi boven elkaar ............................................................... 35<br />

1.4.3 Polymodale modulatie ................................................................. 36<br />

1.5 Ritmes met toegevoegde waarden ..................................................... 39<br />

1.6 Notengroepen die in hun geheel worden verlengd of verkort.................. 40<br />

1.7 Onomkeerbare ritmes ....................................................................... 41<br />

1.7.1 Verband tussen onomkeerbare ritmes en beperkt transponeerbare<br />

modi ................................................................................................. 41<br />

1.8 Polyritmiek ...................................................................................... 43<br />

1.8.1 Pedaal ....................................................................................... 43<br />

1.8.2 Verkorting en verlenging ............................................................. 43<br />

1.8.3 Omkering .................................................................................. 44<br />

1.8.4 Ritmische canons ....................................................................... 46<br />

1.9 Ritmische notatie ............................................................................. 47<br />

1.9.1 Zonder maten ............................................................................ 47<br />

1.9.2 Maatwisselingen ......................................................................... 48<br />

7


1.9.3 Valse maatsoort ......................................................................... 48<br />

1.9.4 Voorbeelden .............................................................................. 48<br />

1.10 Melodie ......................................................................................... 49<br />

1.10.1 Intervallen ............................................................................... 49<br />

1.11 Melodische ontwikkeling .................................................................. 50<br />

1.11.1 Eliminatie ................................................................................ 50<br />

1.11.2 Omwisseling ............................................................................. 50<br />

1.11.3 Verandering van register ........................................................... 50<br />

Deel II De taal van Bo Van der Werf ........................................................... 52<br />

Deel III Analyse ....................................................................................... 54<br />

3.1 Compositie ...................................................................................... 54<br />

3.1.1 Algemene analyse ...................................................................... 54<br />

3.1.2 Ritmes met toegevoegde waarden ................................................ 57<br />

3.1.3 Onomkeerbare ritmes ................................................................. 57<br />

3.1.4 Polyritmiek ................................................................................ 58<br />

3.1.5 Ritmische notatie........................................................................ 59<br />

3.1.6 Melodie ..................................................................................... 60<br />

3.1.7 Modes à transpositions limitées .................................................... 60<br />

3.2 Improvisatie .................................................................................... 62<br />

3.2.1 Semantiek ................................................................................. 62<br />

3.2.2 Analyse ..................................................................................... 63<br />

Deel IV Eigen <strong>com</strong>positie ........................................................................... 67<br />

4.1 Achtergrond .................................................................................... 67<br />

4.2 Analyse .......................................................................................... 68<br />

Besluit .................................................................................................... 69<br />

Bijlage .................................................................................................... 71<br />

Lijst van akkoorden per modus................................................................ 71<br />

Toelichting ......................................................................................... 71<br />

Lijst .................................................................................................. 72<br />

Calcutta ............................................................................................... 75<br />

Thema („Head‟) .................................................................................. 76<br />

Soloschema („Solo form‟) ..................................................................... 78<br />

Variatie op het soloschema („Alternate solo form‟) .................................. 80<br />

Solo Bo Van der Werf ............................................................................. 82<br />

Eigen <strong>com</strong>positie: Schets M3 ................................................................... 86<br />

Literatuurlijst ........................................................................................... 87<br />

Lijst met afbeeldingen ............................................................................... 88<br />

8


<strong>IN</strong>LEID<strong>IN</strong>G<br />

Ik was zestien jaar toen een vriend me vroeg of ik de muziek van Olivier<br />

Messiaen kende. Het antwoord was ontkennend. Leergierig als ik was, betrof de<br />

buit van mijn wekelijkse plundertocht in de<br />

Mechelse bibliotheek dat weekend niet alleen<br />

jazz cd‟s maar ook een opname van Eclairs Sur<br />

L‟Au-Delà van Messiaen. Als je je tot dan toe<br />

bijna uitsluitend gelaafd hebt aan de zoete<br />

harmonieën van de populaire muziek en de jazz,<br />

komt een orkestwerk van Messiaen aan als een<br />

donderslag bij heldere hemel. De clusters waar<br />

het eerste deel mee aanvangt, griften zich in<br />

mijn brein en zetten met grof geschut de aanval<br />

in op de grenzen van mijn innerlijke<br />

klankwereld. De albumillustratie spreekt<br />

boekdelen.<br />

FIGUUR 1<br />

Enkele jaren later kwam Octurn, een Brussels avant-garde collectief onder leiding<br />

van baritonsaxofonist Bo Van der Werf, een workshop geven in het<br />

Lemmensinstituut. Ze hadden net hun album 21 Emanations (Yolk Records,<br />

2006) uit en hadden blijkbaar veel tijd en moeite geïnvesteerd in het toepassen<br />

van enkele elementen van Messiaens muziektaal in een hedendaags jazz<strong>com</strong>bo.<br />

Tijdens de workshop vertelden de muzikanten van Octurn ons over de<br />

toepassingsmogelijkheden van enkele van de modi van Messiaen in een<br />

jazzsetting. Toegegeven ontging de essentie mij op dat moment nog, maar de<br />

interesse was gewekt.<br />

In het interview met Bo Van der Werf dat deel uitmaakt van de persmap van het<br />

21 Emanations project las ik het volgende. “Another inexhaustable source of<br />

inspiration is Messiaen. For a few years now, I‟ve been trying to adapt certain of<br />

his musical ideas to improvisational contexts: modes of limited transpositions,<br />

rhythmic superpositions, polymodality, etc.” (Werf, 2006)<br />

Ik zal in deze thesis onderzoeken in hoeverre Bo Van der Werf elementen van de<br />

muziektaal van Messiaen heeft geïncorporeerd in de <strong>com</strong>posities op het album 21<br />

Emanations. Het zou een titanenwerk zijn om alle <strong>com</strong>posities stuk voor stuk te<br />

analyseren. Daarom heb ik één representatief nummer gekozen: Calcutta. Dit<br />

stuk wordt door Van der Werf aangemerkt als een goede referentie voor de op<br />

het album gebruikte <strong>com</strong>positietechnieken. De partituren van het nummer zijn<br />

ook te vinden op de website van Octurn, hetgeen een bijkomend argument kan<br />

zijn om het als een referentiewerk te beschouwen. Daarna analyseer ik de solo<br />

van Bo Van der Werf op de albumversie van Calcutta om te kijken of er ook in de<br />

improvisatie elementen van de muziektaal van Messiaen te vinden zijn.<br />

In deel I van deze thesis bespreek ik de belangrijkste punten van de muziektaal<br />

van Olivier Messiaen. Ik volg daarbij in grote lijnen de indeling van zijn<br />

Technique de mon langage musical (Messiaen, 1944). Dit werk geldt als een<br />

soort manifest van de <strong>com</strong>ponist. Het is bijzonder helder en toegankelijk<br />

9


geschreven en gaat gepaard met een groot boek vol muzikale voorbeelden waar<br />

ik rijkelijk uit zal putten.<br />

In het tweede deel probeer ik een elementair inzicht te krijgen in de muzikale<br />

wereld van Bo Van der Werf. Ik overloop kort enkele principes die hij sinds jaren<br />

aan het uitwerken is en zie hoe hij beperkt transponeerbare modi in zijn<br />

improvisaties incorporeert.<br />

In het eerste hoofdstuk van deel III tracht ik de <strong>com</strong>positie Calcutta, die Bo Van<br />

der Werf voor Octurn geschreven heeft, te analyseren aan de hand van de<br />

elementen vergaard in het eerste deel. Om duidelijk binnen de lijntjes van de<br />

probleemstelling te kleuren, hanteer ik tot op grote hoogte dezelfde indeling als<br />

in deel I. Ik probeer hier met een gericht oog vanuit de wereld van Messiaen<br />

naar de wereld van Van der Werf te kijken zonder te diep in te gaan op<br />

elementen die tot een andere invloedssfeer behoren. In hoofdstuk twee ga ik<br />

over tot de analyse van de solo van Van der Werf. Hierbij verlaat ik de indeling<br />

van deel I om maat per maat te werk te gaan.<br />

Om de link tussen deze thesis en mijn eigen artistieke praktijk tastbaar te maken<br />

voor de lezer, zal ik tenslotte een korte <strong>com</strong>positie van mezelf bespreken die<br />

volledig in de derde beperkt transponeerbare modus geschreven is.<br />

Allereerst zal ik enkele punten verduidelijken die meer met taalgebruik dan met<br />

muziek te maken hebben. Dit om verwarring te voorkomen.<br />

SEMANTIEK<br />

Een eerste punt waar ik de aandacht op wil vestigen is het verschil tussen een<br />

modus in de traditionele betekenis van het woord en een modus zoals in „mode à<br />

transpositions limitées‟ („beperkt transponeerbare modus‟, waarover later meer).<br />

Traditionele toonladders hebben modi zoals bv.: ionisch, dorisch, etc. Deze modi<br />

wijzen op de configuratie van hele en halve tonen. Zo bestaat een<br />

majeurtoonladder in de ionische modus uit de volgende tonenconfiguratie: 1, 1,<br />

1 / 2 , 1, 1, 1, 1 / 2 . In de dorische modus wordt dit: 1, 1 / 2 , 1, 1, 1, 1 / 2 , 1. Een<br />

majeurtoonladder kent in totaal zeven modi. Dit is de traditionele betekenis van<br />

het woord „modus‟.<br />

In de context van de modes à transpositions limitées, gaat het woord „modus‟<br />

echter refereren aan één van de zeven modes à transpositions limitées. Als ik het<br />

heb over „modus 1‟ bedoel ik dus de eerste mode à transpositions limitées. Een<br />

mode à transposition limitées, die ik vanaf nu gemakshalve zal afkorten als<br />

„motrali‟, is een toonladder die beantwoordt aan de volgende twee criteria. Ten<br />

eerste is ze symmetrisch ingedeeld in groepjes, waarbij de eindnoot van één<br />

groepje de beginnoot van een volgend groepje vormt. Ten tweede is ze beperkt<br />

transponeerbaar. Dit wil zeggen dat, als we ze chromatisch transponeren, we na<br />

minder dan twaalf keer op exact dezelfde noten uitkomen als die waarmee we<br />

begonnen zijn, enharmonisch gesproken en in een andere volgorde<br />

welteverstaan. Dit in tegenstelling tot onze „traditionele‟ toonladders, die we<br />

twaalf keer kunnen transponeren zonder in herhaling te vallen. De modes à<br />

transpositions limitées bestaan, net als de traditionele toonladders, uit een<br />

configuratie van hele en halve tonen. Aangezien moeilijk kan gesproken worden<br />

10


over de modus van de modus, spreekt ik in dit geval over de configuratie van de<br />

modus, zoals overeenkomstig gesproken werd over de modus van de toonladder.<br />

Deze begripsverschuiving wordt hieronder schematisch weergegeven.<br />

Benaming notenreeks<br />

Benaming tonenconfiguratie<br />

Traditionele toonladder<br />

Toonladder<br />

Bv.: C groot<br />

Modus<br />

Bv.: Ionisch<br />

Mode à transpositions limitées<br />

Modus<br />

Bv.: Modus 1<br />

Configuratie<br />

Bv.: 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1<br />

Om de motralis te benoemen, gebruikt Bo Van der Werf de term „M2‟ voor de<br />

tweede motrali, „M3‟ voor de derde, enzovoort. Als hij dan de tweede motrali met<br />

grondnoot re willen aanduiden, gebruikt hij de uitdrukking „DM2‟. Wat met deze<br />

schrijfwijze echter niet meteen duidelijk wordt, is de transpositie waarin de<br />

modus staat (de derde). Daarom zal ik de modus in dit geval als „M2 3 (DM2)‟ of<br />

gewoon als „M2 3 ‟ aanduiden. Dit wil dus zeggen de tweede modus in de derde<br />

transpositie. Deze afkortingen zullen voornamelijk in deel twee en drie gebruikt<br />

worden.<br />

11


DEEL I<br />

DE TAAL VAN OLIVIER <strong>MESSIAEN</strong><br />

In dit deel zal ik enkele hoofdlijnen van de muziektheorie van Olivier Messiaen<br />

(1908-1992) schetsen. Hiervoor baseer ik me met name op zijn Technique de<br />

mon Langage Musical (Messiaen, 1944) en zijn omvangrijke zevendelige Traité<br />

de Rythme, de Couleur et d‟Ornithologie. (Messiaen, 1994-2002)<br />

Het eerste boek lijkt op een manifest, waarin Messiaen in duidelijke<br />

bewoordingen de hoofdpunten van zijn muziektheorie uiteenzet. Het is beknopt<br />

en toegankelijk en dus aan te raden aan iedereen die graag iets meer zou willen<br />

weten over Messiaens muziektheorie. Om de overzichtelijkheid van mijn thesis te<br />

verhogen zal ik de verschillende hoofdstukken van dit boek als ijkpunt nemen<br />

van mijn onderzoek naar de gelijkenissen en verschillen tussen Messiaen en<br />

Octurn.<br />

De Traité gaat nog veel dieper in op de basisprincipes, met een groot aantal<br />

muzikale voorbeelden en verwijzingen naar en analyses van het werk van<br />

Messiaen en andere <strong>com</strong>ponisten. De muziek van Debussy neemt een belangrijke<br />

plaats in in de Traité. Messiaen, diepgelovig katholiek als hij is, hecht ook veel<br />

belang aan zingeving. Elk aangehaald punt heeft wel een religieuze, spirituele of<br />

filosofische grond.<br />

Messiaen geeft in zijn Technique de mon Langage Musical zoals gezegd enkele<br />

krachtlijnen van zijn muziek mee. 1 Ten eerste heeft hij over het belang van de<br />

melodie:<br />

« La mélodie est point de départ. Qu‟elle reste souveraine! » 2<br />

(Messiaen, 1944, p. 5)<br />

Hij benadrukt ook het belang van de oude regels van de harmonie en de vorm:<br />

« Souvenons-nous constamment les vieilles règles de l‟harmonie et de la<br />

forme, soit pour les observer, soit pour les agrandir, soit pour leur en<br />

ajouter d‟autres plus vieilles encore […] ou plus récentes. » 3 (Messiaen,<br />

1944, p. 5)<br />

Een interessant punt dat hij naar voren schuift is dat van „le charme des<br />

impossibilités‟. 4 Deze charme komt tot uiting in bepaalde mathematische<br />

1 Messiaen was zeer geraffineerd in het verbaal beschrijven van zijn muziek. Omdat ik de<br />

lezer wil laten ervaren hoe Messiaen de sprankeling der Franse taal hanteert in het<br />

schetsen van zijn onbeschrijflijke muziek en hieraan geen afbreuk wil doen door mij te<br />

beperken tot een oppervlakkige vertaling in het Nederlands, zal ik telkens de<br />

hoofdpunten uit zijn geschriften citeren in de brontaal.<br />

2 Vert.: “De melodie is het vertrekpunt. Dat ze soeverein blijft!”<br />

3 Vert.: “Laat ons voortdurend de oude regels van de harmonie en de vorm in gedachte<br />

houden, zij het om ze te observeren, zij het om ze uit te breiden, zij het om er andere,<br />

nog oudere of recentere aan toe te voegen.”<br />

4 O. <strong>MESSIAEN</strong>, o.c., p. 5.<br />

12


eperkingen op modaal en ritmisch vlak, met name in de motralis en de<br />

ritmische pendant hiervan, de onomkeerbare ritmes. De motralis zijn een uiting<br />

van de „charme der beperkingen‟ in verticale zin (vanwege hun beperkte<br />

transponeerbaarheid), de onomkeerbare ritmes in horizontale zin (vanwege hun<br />

onomkeerbaarheid). Twee andere analogieën die we in zijn muziektheorie<br />

kunnen vaststellen zijn enerzijds die tussen de noten toegevoegd aan akkoorden<br />

en de waarden toegevoegd aan ritmes en anderzijds die tussen het<br />

opeenstapelen van ritmes (polyritmiek) en het opeenstapelen van modi<br />

(polymodaliteit). Hierover later meer.<br />

De filosofische redenen van het hanteren van de „charme der beperkingen‟ legt<br />

hij als volgt uit:<br />

« C‟est une musique chatoyante que nous cherchons, donnant au sens<br />

auditif des plaisirs voluptueusement raffinés. En même temps, cette<br />

musique doit pouvoir exprimer des sentiments nobles (et spécialement les<br />

plus nobles de tous, les sentiments religieux exaltés par la théologie et les<br />

vérités de notre foi catholique). » 5 (Messiaen, 1944, p. 5).<br />

5 Vert.: “Het is een glinsterende muziek die we zoeken, die het gehoorzintuig behaagt<br />

met weelderige verfijning. Tegelijkertijd moet deze muziek nobele gevoelens kunnen<br />

uitdrukken (en in het bijzonder de nobelste van al, de religieuze gevoelens, geprezen<br />

door de theologie en de waarheden van ons katholieke geloof).”<br />

13


1.1 MODES À TRANSPOSITIONS LIMITÉES<br />

De motralis zijn van fundamenteel belang voor mijn verhandeling. Daarom<br />

herneem ik nog eens expliciet de definitie. Een motrali is een toonladder die<br />

beantwoordt aan de volgende criteria:<br />

Ze is symmetrisch ingedeeld in groepjes, waarbij de eindnoot van één<br />

groepje de beginnoot van een volgend groepje vormt.<br />

Ze is beperkt transponeerbaar. Dit wil zeggen dat, als we ze chromatisch<br />

transponeren, we na minder dan twaalf keer op exact dezelfde noten<br />

uitkomen als die waarmee we begonnen zijn, enharmonisch gesproken en<br />

in een andere volgorde welteverstaan. Dit in tegenstelling tot onze<br />

„traditionele‟ toonladders, die we twaalf keer kunnen transponeren zonder<br />

in herhaling te vallen.<br />

Als een toonladder niet aan deze criteria voldoet, dan is het geen motrali.<br />

Er zijn zeven motralis in totaal, waarvan er drie het interessantst zijn omdat de<br />

overige vier vaker transponeerbaar zijn. Messiaen analyseert elke motrali aan de<br />

hand van een reeks bouwstenen. Deze bouwstenen kunnen dienen als<br />

instrumenten om daadwerkelijk met deze stof te beginnen <strong>com</strong>poneren of in<br />

ieder geval om een beter zicht te krijgen op hoe deze <strong>com</strong>posities in elkaar<br />

zitten. Ik heb ze hieronder opgelijst:<br />

1. De modus op zich.<br />

2. De mogelijke transposities.<br />

3. De mogelijke configuraties (zoals uitgelegd in „Pragmatische<br />

beschouwingen‟). Dit element heb ik er zelf ingebracht.<br />

4. De geharmoniseerde modus: dit is een akkoordenreeks waarbij de noten<br />

van de akkoorden verticaal gezien telkens een consonant akkoord vormen,<br />

en horizontaal gezien de volledige modus doorlopen. Deze reeks bestaat<br />

logischerwijs uit evenveel akkoorden als er noten in de modus zijn.<br />

5. Het typeakkoord: dit is een akkoord dat de kleur van de modus typeert.<br />

6. Het akkoord waarin alle noten van de modus vervat zitten.<br />

7. Mogelijke cadensen: dit is een zuiver klassiek element en zal dus weinig<br />

relevant zijn in de analyse van de muziek van Bo Van der Werf, maar ik<br />

wou het de lezer niet ontzeggen omdat ik onder de indruk ben van de<br />

schoonheid van deze cadensen en de manier waarop Messiaen ermee<br />

omgaat.<br />

Hier en daar zal ik kort verwijzen naar het gebruik van deze modi binnen de<br />

jazzmuziek. Bij virtuoze muzikanten als Herbie Hancock, die reeds op elfjarige<br />

leeftijd het eerste deel van het vijfde pianoconcerto van Mozart bracht met de<br />

Chicago Symphony, kan men vermoeden dat dit een gevolg is van het contact<br />

met en de studie van klassieke muziek.<br />

14


1.1.1 Modus 1<br />

Deze modus is beter gekend als de heletoonstoonladder of whole-tone scale. Hij<br />

is opgebouwd uit zes elkaar overlappende groepjes van twee noten. De modus is<br />

twee keer transponeerbaar. We kunnen hem ook bekijken als twee overmatige<br />

akkoorden, op een grote secunde van elkaar. Bij gebrek aan leidtonen verklankt<br />

deze modus, voor mij althans, een onbestemd, dromerig gevoel.<br />

In de jazzmuziek valt het gebruik van de heletoonstoonladder door Thelonious<br />

Monk op. Wout Gooris wijst ook op de intro van „Take the „A‟ Train‟ van Billy<br />

Strayhorn uit 1941, die bestaat uit de herhaling van een motief geschreven in<br />

deze modus (Gooris, 2010, p. 13).<br />

In de klassieke muziek is de modus voor Messiaen reeds op opmerkelijke wijze<br />

gebruikt door Claude Debussy (bv. in “Pelléas et Mélisande”) en na hem door<br />

Paul Dukas (bv. in “Ariane et Barbe-Bleue”). Dit is de reden dat Messiaen ervoor<br />

kiest om de modus zorgvuldig te vermijden, uitgezonderd in superposities die de<br />

modus onherkenbaar maken. We zullen er om die reden niet verder op ingaan.<br />

15


1.1.2 Modus 2<br />

De tweede modus wordt ook de octotonische toonladder of „diminished scale‟<br />

genoemd. Ze is opgebouwd uit vier symmetrische notengroepen die op hun beurt<br />

in stijgende zin zijn opgebouwd uit een halve toon, gevolgd door een hele toon.<br />

De modus heeft drie transposities. Voor Messiaen vinden we de toonladder reeds<br />

terug in „Sadko‟ van Rimsky-Korsakov, alsook bij Scriabin, Ravel en Stravinsky.<br />

Het gebruik van de modus door de hier genoemde <strong>com</strong>ponisten gaat echter nooit<br />

verder dan een bescheiden schets.<br />

In de jazzmuziek van voor 1944 (het jaar van de eerste publicatie van Technique<br />

de mon langage musical) werd er nog niet met de kleur van de volledige<br />

octotonische toonladder in modale zin gewerkt. Wel werden er al vaak<br />

verminderde doorgangsakkoorden gebruikt die, omwille van hun symmetrische<br />

opeenstapeling van kleine tertsen, ook in M2 voorkomen zoals Wout Gooris<br />

terecht opmerkt in zijn onderzoek naar de modi van Messiaen in de jazzmuziek<br />

(Gooris, 2010, p. 22).<br />

De techniek van verminderde doorgangsakkoorden bestaat erin de grondnoot<br />

weg te laten van een dominant septiemakkoord dat gevolgd wordt door een<br />

akkoord een kwint lager. Stel dat we het dominant septiemakkoord van sol<br />

hebben dat oplost naar C groot, dan laten we de sol weg en wordt de si onze<br />

nieuwe grondnoot. De si, re en fa die dan overblijven, vormen een verminderd<br />

akkoord. De nieuwe grondnoot (si) lost bovendien chromatisch op naar de do.<br />

Als we hetzelfde doen bij een sol dominant septiemakkoord met een verlaagde<br />

negen 6 , krijgen we een verminderd septiemakkoord zoals we kunnen zien in<br />

onderstaande voorbeelden.<br />

.<br />

6 Kleine none.<br />

16


De twee voorbeelden die Gooris aanhaalt om de verminderde<br />

doorgangsakkoorden te illustreren, zijn de jazzstandards „It Could Happen To<br />

You‟ (Burke/Van Husen) en „Have You Met Miss Jones‟ (Rodgers/Hart). In beide<br />

standards zijn de eerste drie akkoorden telkens: de eerste graad, gevolgd door<br />

een verminderd akkoord op de verhoogde eerste graad, gevolgd door het<br />

septiemakkoord van de tweede graad. Exact het principe dat we hierboven<br />

hebben beschreven.<br />

Pas in de jaren ‟60 lijkt het gebruiken van de octotonische toonladder in een<br />

modale context doorbraak te vinden. Vooral Herbie Hancock en Coltrane<br />

maakten hier gebruik van. Een goed voorbeeld is de solo van Herbie Hancock in<br />

het nummer Madness van het album Nefertiti van het Miles Davis Quintet. 7 Wout<br />

Gooris wijst op een vroeger voorbeeld: het nummer Teenie‟s Blues op het album<br />

The Blues And The Abstract Truth van Oliver Nelson, dat bijna volledig in de<br />

tweede modus geschreven is. De kans is echter heel klein dat Oliver Nelson dit<br />

onder invloed van de muziek van Messiaen heeft gedaan. Het gebruik van de<br />

octotonische toonladder in de jazz moet men als een gevolg zien van het<br />

ontstaan van de modale jazz eind jaren vijftig.<br />

Mogelijke transposities<br />

Dit zijn de tweede en de derde transpositie. Als we nog een chromatische stap<br />

naar boven transponeren dan komen we bij dezelfde noten uit als in de eerste<br />

transpositie. 8<br />

Mogelijke configuraties<br />

1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1<br />

1, 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1, 1 / 2<br />

Geharmoniseerd<br />

We kunnen deze modus natuurlijk ook spelen als een parallelle opvolging van<br />

akkoorden. Zo krijgen we, zoals we zien in onderstaand voorbeeld, afwisselend<br />

een kwartsext akkoord met een toegevoegde kruis elf en een dominant<br />

septiemakkoord met een toegevoegde dertien. Elke noot van de vierklank volgt<br />

hier de toonladder, vertrekkend van op een andere graad.<br />

7 Dank aan Ron Van Rossum voor het aanwijzen van dit voorbeeld.<br />

8 De nummering die soms in de voorbeelden zelf aanwezig is, heeft geen betekenis.<br />

17


Typeakkoord<br />

Dit voorbeeld staat, net als het vorige, in de eerste transpositie.<br />

Akkoord met alle noten<br />

Dit voorbeeld staat in de tweede transpositie.<br />

Cadensen<br />

Nummer 321 van dit voorbeeld is de typecadens en staat in de eerste<br />

transpositie. Nummer 322 staat in de tweede transpositie. In nummer 323 zien<br />

we dat A in de derde transpositie staat en B in de eerste. Het plusteken in A<br />

duidt een versterkende voorbereiding van het accent aan, het plusteken in B<br />

duidt een „ritmische val‟ 9 aan. Het vierde voorbeeld staat in de tweede<br />

transpositie.<br />

9 “une chute rythmique” (Messiaen, 1944, p. 9)<br />

18


Toepassingen<br />

Het eerste deel van Messiaens Vingt Regards Sur L‟Enfant-Jésus biedt ons een<br />

mooi voorbeeld van een toepassing van deze modus. In de figuur hieronder zien<br />

we enkele genoteerde voorbeelden van het gebruik van de tweede modus door<br />

Messiaen. Voorbeelden 325 tot en met 327 bevatten enkel noten uit de eerste<br />

transpositie van M2. Voorbeeld 328 gebruikt M2 in de derde transpositie in het A<br />

gedeelte en M2 in de eerste transpositie in het B gedeelte.<br />

19


1.1.3 Modus 3<br />

Deze modus kent vier transposities en is symmetrisch verdeeld in drie groepen<br />

van vier noten. Deze groepen bestaan op zich uit drie intervallen, in stijgende<br />

zin: een toon en twee halve tonen.<br />

Mogelijke transposities<br />

Mogelijke configuraties<br />

1, 1 / 2 , 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1 / 2<br />

1 / 2 , 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1 / 2 , 1<br />

1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1 / 2 , 1, 1 / 2 , 1 / 2 , 1, 1 / 2<br />

Geharmoniseerd<br />

Typeakkoord<br />

21


Akkoord met alle noten van de modus<br />

Cadensen<br />

De eerste cadens staat in de vierde transpositie. De tweede is in tegenbeweging<br />

en staat in de eerste transpositie.<br />

Gebruik<br />

Dit is een voorbeeld dat volledig in de eerste transpositie geschreven is. De<br />

terugkerende groep akkoorden 10 op de middelste notenbalk is wat Messiaen een<br />

“groupe-pédale” noemt. Dit is een fragment dat zich herhaalt boven of onder een<br />

ander stuk muziek en dat hier qua ritme, melodie en harmonie van verschilt.<br />

10 Messiaen noemt het een „tros‟ akkoorden, fransman in hart en nieren.<br />

22


1.1.4 Modus 4<br />

De vierde modus heeft zes transposities en vier configuraties.<br />

Geharmoniseerd<br />

Als we de re en de la mol uit de vierde modus weglaten, krijgen we de vijfde<br />

modus.<br />

1.1.5 Modus 5<br />

De vijfde modus heeft zes transposities en drie configuraties.<br />

Akkoord met alle noten van de modus<br />

Dit is een akkoord dat opgebouwd is uit reine en overmatige kwarten en tevens<br />

alle noten van de vijfde modus bevat. Messiaen zegt hier het volgende over:<br />

“Oublions les classiques accords en 3ces superposées, pour utiliser un accord en<br />

23


quartes augmentées et justes.” 11 (Messiaen, 1944, p. 44) McCoy Tyner moet<br />

hetzelfde gedacht hebben.<br />

1.1.6 Modus 6<br />

De zesde modus heeft zes transposities en vier configuraties.<br />

Geharmoniseerd<br />

Gebruik<br />

Dit voorbeeld staat in de eerste transpositie.<br />

11 Vert; “Laat ons de klassieke akkoorden van opeengestapelde tertsen vergeten om een<br />

akkoord te gebruiken van overmatige en reine kwarten.”<br />

24


1.1.7 Modus 7<br />

De zevende modus heeft zes transposities en vijf configuraties.<br />

Geharmoniseerd<br />

Dit voorbeeld staat in de eerste transpositie.<br />

We zien dat deze modus op twee noten na de chromatische toonladder vormt. Er<br />

is niet echt sprake van een karakteristieke configuratie en we kunnen met de<br />

gegeven noten enorm veel akkoorden vormen waardoor de modus geen echt<br />

typerende klank bezit. Deze modus wordt door Messiaen dan ook het minst<br />

gebruikt. Bo Van der Werf wijst er ook op dat modus 7 enkele transposities van<br />

modus 1, 2, 4, 5 en 6 bevat (Werf, notes, s.d.). Zo zitten in de eerste<br />

transpositie van de zevende modus de volgende modi vervat: M1 2 , M2 3 , M4 1 ,<br />

M4 2 , M6 2 en M6 4 .<br />

1.1.8 Benaming van de modi<br />

Een voor mijn onderzoek relevant verschil tussen Messiaen en Van der Werf in<br />

het omgaan met de motralis is het feit dat Messiaen de do als ijkpunt van de<br />

benamingen van zijn modi en hun transposities neemt terwijl Van der Werf de<br />

transposities van een modus zal benoemen vanuit de grondnoot. Zo heeft<br />

Messiaen het over de derde transpositie van M2 waar Van der Werf het over DM2<br />

heeft. Dit heeft volgens mij alles te maken met de verschillende tradities van<br />

beide muzikanten. Waar Messiaen verder bouwt op een eeuwenlange klassieke<br />

traditie, haalt Van der Werf dit materiaal binnen in een hedendaagse jazzcontext.<br />

Het verschil in benaming van de transposities bij Bo Van der Werf is een gevolg<br />

van het aanwenden van deze modi in een improvisatorische context, waarbij de<br />

modi gebruikt worden als kleuren in een akkoordenschema. Dit zal duidelijk<br />

worden in de analyse van Calcutta in deel III.<br />

1.1.9 Schematisch<br />

In onderstaande tabellen heb ik de modi schematisch weergegeven. Dit werpt<br />

een ander licht op de configuraties en helpt ons om bepaalde inzichten te krijgen.<br />

Merk bijvoorbeeld op hoe modus 2 slechts twee noten behoeft om zich te<br />

25


onderscheiden van de andere modi: de mi en de la. Met andere woorden: als we<br />

de mi en de la samen zien voorkomen in een akkoord of een modale passage<br />

waarvan we weten dat het in één van de modi staat, mogen we er vanuit gaan<br />

dat dit in M2 geschreven is, tenzij we met een transpositie te maken hebben,<br />

hetgeen we dan verder moeten onderzoeken.<br />

Schema van de eerste transposities van elke modus<br />

Merk op dat we enharmonisch denken. Zo is een do kruis bijvoorbeeld gelijk aan<br />

een re mol.<br />

do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

M1 x x x x X x<br />

M2 x x x x x x x x<br />

M3 x x x x x x X x X<br />

M4 x x x x x x X X<br />

M5 x x x x x X<br />

M6 x x x x x X x X<br />

M7 x x x x x x x X x X<br />

Schema van alle mogelijke transposities van elke modus<br />

M1 do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

1° x x x x x x<br />

2° x x x x x X<br />

M2 do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

1° x x x x x x x x<br />

2° x x x x x x x X<br />

3° x x x x x x x X<br />

M3 do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

1° x x x x x x x x X<br />

2° x x x x x x x x X<br />

3° x x x x x x x x x<br />

4° x x x x x x x x X<br />

M4 do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

1° x x x x x x x X<br />

2° x x x x x x x x<br />

3° x x x x x x x x<br />

4° x x x x x x x X<br />

5° x x x x x x x X<br />

6° x x x x x x x x<br />

26


M5 do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

1° x x x x x x<br />

2° x x x x x x<br />

3° x x x x x x<br />

4° x x x x x x<br />

5° x x x x x x<br />

6° x x x x x x<br />

M6 do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

1° x x x x x x x x<br />

2° x x x x x x x x<br />

3° x x x x x x x x<br />

4° x x x x x x x x<br />

5° x x x x x x x x<br />

6° x x x x x x x x<br />

M7 do do# re re# mi fa fa# sol sol# la la# si<br />

1° x x x x x X x x x x<br />

2° x x x x x X x x x x<br />

3° x x x x x x x x x x<br />

4° x x x x x X x x X x<br />

5° x x x x x X x x X x<br />

6° x x x x x X x X X x<br />

27


1.2 MODULATIES VAN MODI EN VERBAND MET DE<br />

MAJEURTOONAARD<br />

1.2.1 Verband met de majeurtoonaard<br />

Messiaen zegt het volgende over de motralis:<br />

“Ils sont dans l‟atmosphère de plusieurs tonalités à la fois, sans<br />

polytonalité <strong>–</strong> le <strong>com</strong>positeur étant libre de donner la prédominance à l‟une<br />

des tonalités, ou de laisser l‟impression tonale flottante.” 12<br />

Zo kunnen de noten van de tweede modus in de eerste transpositie de toonaard<br />

van do, mi mol, fa kruis en la suggereren. Messiaen houdt ook de mogelijkheid<br />

open om modi te mengen met noten uit een toonaard die niet tot de modus<br />

behoren.<br />

In het volgende voorbeeld zien we drie rustpunten in de melodie: de fa kruis<br />

(halve noot), de re kruis (halve noot) en de do (achtste noot gebonden aan een<br />

halve noot). Op de onderste notenbalk zijn op deze rustpunten respectievelijk<br />

het kwartsext akkoord van la, fa kruis en mi mol te zien. 13 De rustpunten<br />

accentueren hier de tonale onbestemdheid van de tweede modus.<br />

12 Vert.: “Ze bevinden zich in de sfeer van meerdere toonaarden tegelijkertijd, zonder<br />

polytonaliteit <strong>–</strong> de <strong>com</strong>ponist is vrij om het overwicht te geven aan een van de<br />

toonaarden, of om de tonale indruk onbestemd te laten.”<br />

13 De cello speelt hier dus telkens de dertien.<br />

28


1.2.2 Modulatie naar een andere transpositie<br />

In het onderstaande voorbeeld zien we op de bovenste notenbalk in de eerste<br />

maat de tweede transpositie van M2 en in de tweede maat de eerste transpositie<br />

van M2. Het septiemakkoord van do kruis op de onderste notenbalk in de eerste<br />

maat en het fa kruis akkoord in de tweede maat zijn opgebouwd uit noten uit de<br />

respectieve transposities. Het is alsof de transposities aangepast zijn in functie<br />

van de akkoorden, en niet omgekeerd.<br />

1.2.3 Modulatie naar een andere modus<br />

Messiaen geeft een aantal voorbeelden waarin hij verschillende modi na elkaar<br />

gebruikt. Een eerste voorbeeld:<br />

Letter A duidt het gebruik van de derde modus in de vierde transpositie aan,<br />

letter B duidt het gebruik van de tweede modus in de eerste transpositie aan. Ter<br />

hoogte van letter C zitten we in G groot. Aan letter D zitten we opnieuw in de<br />

derde modus.<br />

In het volgende voorbeeld zien we ter hoogte van de letters A en B de tweede<br />

modus in de eerste transpositie. Ter hoogte van letter B zien we de typecadens<br />

van deze modus, die we reeds gezien hebben bij de bespreking van modus 2. Ter<br />

hoogte van letter C zien we de derde modus in de eerste transpositie en ter<br />

hoogte van letter D zien we de tweede modus in de tweede transpositie.<br />

29


Het laatste voorbeeld op de volgende pagina doet qua afwisseling van modi<br />

denken aan Calcutta.<br />

30


Dit voorbeeld is geschreven in G groot. De harmonie op de onderste notenbalk<br />

blijft eenvoudig en tonaal en de akkoorden op de bovenste notenbalk doorlopen<br />

een aantal modi. De omcirkelde cijfers in het voorbeeld duiden de modi aan.<br />

Deze zijn respectievelijk: M2 3 , M2 2 , M6 1 , M2 1 , M6 1 , M2 2 , M2 1 , M4, M2 2 , M2 3 , M2 2 .<br />

De cijfers in „underscript‟ duiden hier de transpositie aan.<br />

1.3 VERBANDEN MET ATONALITEIT<br />

Het volgende fragment biedt een voorbeeld van een <strong>com</strong>binatie van motralis en<br />

atonale muziek.<br />

31


De hoofdmelodie, die toevertrouwd is aan de middelste notenbalk, is in de eerste<br />

maat in de derde transpositie van de tweede modus geschreven en in de overige<br />

drie maten in de eerste transpositie van dezelfde modus. De bovenste en<br />

onderste notenbalk zijn in atonale stijl geschreven.<br />

1.4 POLYMODALITEIT EN PEDAALGROEPEN<br />

In de inleiding van het hoofdstuk van „Technique de mon langage musical‟ waar<br />

Messiaen de polymodaliteit uitlegt, benadrukt hij dat alle voorbeelden uitsluitend<br />

uit modi bestaan. (Messiaen, 1944, p. 61) Er wordt dus niet gewerkt met noten<br />

geleend uit een majeurtoonladder of uit de chromatische toonladder. Bo Van der<br />

Werf vertelde me in een telefoongesprek dat hij niet op een dergelijke stringente<br />

wijze met polymodaliteit omgaat maar dat dit principe wel een grote invloed<br />

heeft op zijn <strong>com</strong>posities. Daarom een grondige blik op deze materie.<br />

1.4.1 Twee modi boven elkaar<br />

Enkele voorbeelden zullen het gebruik van deze techniek door Messiaen<br />

verduidelijken.<br />

De bovenste notenbalk in dit voorbeeld is geschreven in de tweede transpositie<br />

van modus 3 en de onderste in de eerste transpositie van modus 2 uitgezonderd<br />

de laatste maat waar beide notenbalken volledig in modus 6 geschreven zijn. Dit<br />

is dus ook een voorbeeld van een overgang van polymodaliteit naar modaliteit.<br />

Dit fragment is tevens een voorbeeld van een ritmische canon, zoals die wordt<br />

uitgelegd in het hoofdstuk over polyritmiek.<br />

32


Dit is een fragment uit Messiaens bijzonder mooie prelude Les sons impalpables<br />

du rêve. De bovenste notenbalk staat in de derde transpositie van de derde<br />

modus, de onderste notenbalk in de eerste transpositie van de tweede modus.<br />

De bovenste notenbalk is bovendien een voorbeeld van een „pedaalgroep‟. 14 Dit<br />

is een zich herhalende groep akkoorden die boven of onder een passage wordt<br />

gespeeld en die hier zowel qua ritme als qua harmonie volledig los van kan<br />

staan.<br />

Het volgende fragment (371) is zowel een voorbeeld van de techniek van de<br />

pedaalgroep als van polymodaliteit:<br />

Op de bovenste notenbalk zien we een zich herhalende groep van vijf akkoorden<br />

die in de derde transpositie van de derde modus geschreven is. Op de onderste<br />

notenbalk zien we een zich herhalende groep van vier akkoorden die in de eerste<br />

14 “groupe-pédale” (Messiaen, 1944, p. 61)<br />

33


transpositie van de tweede modus geschreven is. Op de laatste tel komen deze<br />

twee pedaalgroepen samen.<br />

Het volgende voorbeeld is alweer een voorbeeld van hetzelfde principe, alleen<br />

variëren de pedaalgroepen hier op vlak van ritmiek.<br />

Op de bovenste notenbalk zien we een groep van zeven akkoorden die in de<br />

derde transpositie van de derde modus geschreven is. Op de onderste notenbalk<br />

zien we een groep van vijf akkoorden die in de eerste transpositie van de tweede<br />

modus geschreven is. Deze groep wordt gaandeweg korter. De totale duur<br />

uitgedrukt in achtste noten is respectievelijk tien, negen, zeven en driemaal vijf.<br />

34


1.4.2 Drie modi boven elkaar<br />

Dit voorbeeld is een <strong>com</strong>binatie van polyritmiek en polymodaliteit. Het ritme op<br />

de middelste notenbalk is de omkering van het ritme op de bovenste notenbalk,<br />

terwijl het ritme op de onderste notenbalk onomkeerbaar is. De bovenste<br />

notenbalk is in de eerste transpositie van de tweede modus geschreven, de<br />

middelste in de derde transpositie van de derde modus en de onderste in de<br />

eerste modus. Het gebruik van de heletoonstoonladder verantwoordt Messiaen<br />

als volgt: “la gamme par tons […] est transformée par la sonorité polymodale, et<br />

cela excuse son emploi, interdit dans notre langage” 15 (Messiaen, 1944, p. 62).<br />

15 Vert.: “De heletoonstoonladder […] wordt vervormd door de polymodale sonoriteit, en<br />

dit verantwoord zijn gebruik, verboden in onze taal”.<br />

35


1.4.3 Polymodale modulatie<br />

Dit deeltje gaat over de overgang tussen onderling verschillende polymodale<br />

situaties.<br />

Verandering van de transposities<br />

Een eerste manier van moduleren is de verandering van de transposities van de<br />

opeengestapelde modi.<br />

In bovenstaand voorbeeld zien we vanaf de letter A op de bovenste en de<br />

middelste notenbalk de derde modus in de eerste transpositie en op de onderste<br />

notenbalk de tweede modus in de tweede transpositie. Vanaf de letter B worden<br />

dit respectievelijk modus 3 in de derde transpositie en modus 2 in de derde<br />

transpositie.<br />

Verwisseling<br />

We kunnen de opeenstapeling van modi eveneens veranderen door de modi van<br />

instrument of van notenbalk te verwisselen. Volgend voorbeeld is daar getuige<br />

van.<br />

36


Aan de eerste letter A hebben we de derde modus in de eerste transpositie op de<br />

bovenste notenbalk van de piano en de tweede modus in de tweede transpositie<br />

op de onderste notenbalk. Aan de letter B worden de modi van notenbalk<br />

verwisseld en aan de tweede letter A worden ze weer omgedraaid waardoor we<br />

terug in de beginsituatie komen.<br />

Nieuwe modus of modi<br />

De laatste polymodale modulatiewijze die Messiaen hanteert, is een nieuwe<br />

opeenstapeling van modi gebruiken waar tenminste één nieuwe modus in zit.<br />

Hier zien we aan letter A de derde modus in de eerste transpositie in de handen<br />

en de tweede modus in de eerste transpositie in de pedaal. Aan B krijgen we<br />

dezelfde polymodaliteit maar dan een halve toon lager. We ontwaren de derde<br />

modus in de vierde transpositie in de handen en de tweede modus in de derde<br />

transpositie in de pedaal. De <strong>com</strong>binatie van deze twee modi in deze<br />

transposities vormt, op één noot na, de hele chromatische toonladder. De mi zit<br />

er namelijk niet in. Aan letter C krijgen we dan een nieuwe polymodaliteit<br />

waarbij we de tweede transpositie van de tweede modus in de handen zien en de<br />

heletoonstoonladder in de pedaal. In deze nieuwe <strong>com</strong>binatie komt de mi wel<br />

enkele keren voor, hetgeen het effect van de modulatie versterkt.<br />

37


Een laatste voorbeeld:<br />

Aan de A: de derde modus in de eerste transpositie op de middelste notenbalk<br />

en de tweede modus in de tweede transpositie op de andere twee. Aan de B:<br />

zelfde <strong>com</strong>binatie maar dan een toon lager. Aan C krijgen we een nieuwe<br />

polymodaliteit: de tweede modus in de tweede transpositie (zestienden) op de<br />

zevende modus in de eerste transpositie. Aan D krijgen we opnieuw de tweede<br />

modus in de tweede transpositie in de zestienden en de derde modus in de<br />

tweede transpositie op de onderste notenbalk.<br />

38


1.5 RITMES MET TOEGEVOEGDE WAARDEN<br />

Om het evenwicht van een bepaalde ritmische lijn een duwtje te geven, kan er<br />

een korte waarde aan toegevoegd worden. Dit kan een noot, een rust of een<br />

punt zijn. Een voorbeeld:<br />

De haakjes onderaan de eerste notenbalk duiden de groepen aan: drie groepen<br />

van respectievelijk zeven, acht en zeven achtste noten. De toegevoegde<br />

waarden, aangeduid met een plus, verstoren deze verdeling.<br />

Dit voorbeeld is tevens volledig in de zesde mode à transpositions limitées<br />

geschreven.<br />

Messiaen wendt deze techniek vaak aan om een accent te versterken, waarbij hij<br />

bijvoorbeeld een noot met een kleine duurwaarde toevoegt net voor het accent,<br />

of om een ritmische val te simuleren door de voorlaatste noot van een<br />

melodische lijn te punteren. Zie onderstaand voorbeeld.<br />

De eerste plus duidt hier een voorbereidende versterking van het accent aan, de<br />

tweede duidt een ritmische val aan.<br />

39


1.6 NOTENGROEPEN DIE <strong>IN</strong> HUN GEHEEL WORDEN<br />

VERLENGD OF VERKORT<br />

Hier gaat het over een bepaalde ritmische figuur die wordt herhaald, waarbij<br />

deze figuur in de herhaling in zijn geheel wordt verlengd of verkort. Een<br />

voorbeeld zal dit onmiddellijk duidelijk maken:<br />

Messiaen heeft de notengroep A verlengd door de noten afzonderlijk te punteren.<br />

B is het resultaat hiervan. De plussen duiden zoals reeds vermeld een<br />

toegevoegde waarde aan.<br />

J.S. Bach gebruikte deze techniek reeds in zijn canons. Hij deed dit voornamelijk<br />

door de noten van het thema te verdubbelen of te halveren. Uiteraard zijn er<br />

veel meer mogelijkheden dan alleen verdubbelen, halveren of punteren. Figuur 3<br />

biedt ons een overzicht.<br />

Messiaen houdt zich zelf niet altijd even strikt aan deze regels. Hij beaamt dat er<br />

in zijn muziek ook vermeerderingen en verminderingen voorkomen die<br />

mathematisch niet correct zijn.<br />

40


1.7 ONOMKEERBARE RITMES<br />

De omkering van ritmes is gebaseerd op de contrapunttechniek die erin bestaat<br />

een melodische lijn te lezen van rechts naar links in plaats van omgekeerd en het<br />

resultaat neer te schrijven. Men kan net hetzelfde doen met ritmes.<br />

Er bestaan ritmes die hetzelfde klinken ongeacht of je ze van voor naar achter of<br />

van achter naar voor leest. Dit noemt men onomkeerbare ritmes. De gelijkenis<br />

met palindromen is treffend. 16<br />

Men kan deze ritmes opdelen in twee. Het tweede deel is dan steeds het<br />

spiegelbeeld van het eerste deel. Bij onomkeerbare ritmes die uit een oneven<br />

aantal noten bestaan, zou men zich kunnen inbeelden dat de middelste noot als<br />

spiegel fungeert. Bij onomkeerbare ritmes die uit een even aantal noten bestaan<br />

is er zo geen spilnoot en valt onze denkbeeldige spiegel dus tussen de twee<br />

gelijke delen.<br />

Een voorbeeld:<br />

De noot met een duurwaarde van vijf zestiende noten in het midden is<br />

gemeenschappelijk aan A en B en fungeert dus als spilnoot.<br />

Messiaen geeft nog een aantal voorbeelden van gelijkaardige fenomenen zoals<br />

de symmetrische opbouw van het menselijk lichaam, de tuinen van Versailles of<br />

de tempel van Angkor Wat in Cambodja. Stuk voor stuk voorbeelden die<br />

getuigen van een onomkeerbare symmetrie.<br />

1.7.1 Verband tussen onomkeerbare ritmes en beperkt<br />

transponeerbare modi<br />

Zoals ik al zei in de inleiding van dit hoofdstuk heeft Messiaen het over de<br />

„charme der beperkingen‟. In het verband tussen de onomkeerbare ritmes en de<br />

motralis is een dubbele beperktheid te ontwaren. Enerzijds zijn deze twee<br />

technieken op zichzelf een uiting van beperktheid, anderzijds wordt de<br />

beperktheid nog benadrukt door het feit dat ze elkaars evenbeeld zijn. Er is geen<br />

sprake van uniciteit die de beperktheid kan relativeren.<br />

16 Een palindroom is een woord, een woordengroep of een zin die hetzelfde klinkt<br />

ongeacht of je dit woord, deze woordengroep of deze zin van voor naar achter of van<br />

achter naar voor leest. Een mooi voorbeeld vinden we op p.16 in het tweede deel van<br />

Messiaen‟s Traité de rythme, de couleur et d‟ornithologie: “in girum imus nocte et<br />

consumimur igni”, een Latijnse zin uit de Middeleeuwen van een anonieme auteur. De<br />

franse vertaling in het Traité luidt: “nous tournons dans la nuit et sommes consumés par<br />

le feu”. Een eigen Nederlandse vertaling: “we treden ‟s nachts de cirkel binnen en worden<br />

verteerd door vuur”.<br />

41


Het verband realiseert zich in diverse elementen. Ten eerste zijn de modi een<br />

uiting van beperktheid in verticale zin en de onomkeerbare ritmes in horizontale<br />

zin. Ten tweede kunnen we zowel de motralis als de onomkeerbare ritmes in<br />

symmetrische groepjes verdelen, met het verschil dat dit bij de onomkeerbare<br />

ritmes een retrograde symmetrie is. Ten slotte is de laatste noot van elk<br />

symmetrisch groepje binnen een modus gemeenschappelijk aan de eerste noot<br />

van het volgende groepje. Bij de onomkeerbare ritmes zien we ook vaak een<br />

gemeenschappelijke duurwaarde in het midden.<br />

Messiaen merkt hierbij terecht op dat de luisteraar deze elementen niet in eerste<br />

instantie actief zal ontwaren in de muziek:<br />

« Pensons maintenant à l‟auditeur de notre musique modale et<br />

rythmique : il n‟aura pas le temps, au concert, de vérifier les nontranspositions<br />

et les non-rétrogradations, et, à ce moment-là, ces<br />

questions ne l‟intéresseront plus : être séduit, tel sera son unique désir. Et<br />

c‟est précisément ce qui se produira : il subira malgré lui le charme<br />

étrange des impossibilités : un certain effet d‟ubiquité tonale dans la nontransposition,<br />

une certaine unité de mouvement (ou <strong>com</strong>mencement et fin<br />

se confondent parce qu‟identiques) dans la non-rétrogradation, toutes<br />

choses qui l‟amèneront progressivement à cette sorte « d‟arc-en-ciel<br />

théologique » qu‟essaie d‟être le langage musical dont nous cherchons<br />

édification et théorie. » 17 (Messiaen, 1944, p. 13)<br />

17 Vert.: “Laat ons nu aan de luisteraar van onze modale en ritmische muziek denken, hij<br />

zal niet de tijd hebben tijdens het concert om de non-transposities en de<br />

onomkeerbaarheden te verifiëren en op dat moment zullen deze vragen hem niet langer<br />

bezighouden: verleid worden, dat zal zijn enige verlangen zijn. En dat is precies wat er<br />

zal gebeuren: hij zal, of hij nu wilt of niet, de vreemde charme van de beperktheid<br />

ondergaan: een zeker effect van tonale alomtegenwoordigheid in de non-transpositie,<br />

een zekere eenheid van beweging (of begin en einde vallen samen want zijn identiek) in<br />

de onomkeerbaarheid, al deze zaken zullen hem geleidelijk naar deze soort van<br />

“theologische regenboog” leiden die de muzikale taal probeert te zijn waarvan we<br />

opbouw en theorie zoeken.”<br />

42


1.8 POLYRITMIEK<br />

1.8.1 Pedaal<br />

Een ritmische pedaal is een ritme dat zich binnen een deel voortdurend herhaalt,<br />

zonder een verband te moeten hebben met andere ritmes die gelijktijdig<br />

plaatsvinden.<br />

Een vorm van polyritmiek die veel gebruikt wordt in muziek in het algemeen is<br />

de gelijktijdige uitvoering van meerdere pedalen met een verschillende lengte.<br />

De pedalen kunnen interessanter worden wanneer ze onomkeerbaar zijn,<br />

wanneer ze verkort of verlengd worden, etc. De mogelijkheden zijn schier<br />

onbeperkt.<br />

Samenkomst van ritmische pedalen berekenen<br />

Stel, we hebben volgende pedaal (A). V V A V, waarbij ‘V’ een vierde noot voorstelt en ‘A’ een<br />

achtste noot. Het kleinste element qua duurtijd dat we in dit patroon terugvinden is een<br />

achtste noot. We drukken de duurtijd van deze pedaal daarom uit in achtste noten. Het<br />

patroon duurt zeven achtste noten.<br />

Stel dat onze tweede pedaal (B) als volgt gaat: V Z Z A V A Z, waarbij ‘Z’ een zestiende noot<br />

voorstelt. Hier is het kleinste element een zestiende noot. We drukken de duurtijd daarom<br />

uit in zestiende noten: vijftien zestiende noten.<br />

Als we de pedalen vervolgens opeen gaan stapelen, dus gelijktijdig gaan uitvoeren, zal deze<br />

opeenstapeling een cyclus vormen. We willen daarbij weten hoeveel keer elke pedaal zich<br />

herhaalt, alvorens de hele cyclus zich herhaalt. Dit doen we, indien nodig, door eerst de<br />

grootste gemene deler van beide patronen te zoeken. In casu is dit de zestiende noot.<br />

Vervolgens drukken we beide patronen in deze waarde uit: patroon A: 14 zestiende noten,<br />

patroon B: 15 zestiende noten.<br />

Daarna gaan we op zoek naar het kleinste gemene veelvoud. Dit doen we door de twee<br />

patronen met elkaar te vermenigvuldigen: 14x15=210. Van dit kleinste gemene veelvoud<br />

kunnen we nu voor elke pedaal het aantal nodige herhalingen afleiden. Voor A is dit:<br />

210:14=15 en voor B: 210:15=14. A zal zich dus 14 keer en B 15 keer moeten herhalen<br />

alvorens de hele cyclus zich herhaalt.<br />

Deze laatste stappen zijn omweg. Door de patronen uit te drukken in de grootste gemene<br />

duurwaarde hadden we het antwoord reeds gevonden.<br />

1.8.2 Verkorting en verlenging<br />

Zoals we in hoofdstuk zes gezien hebben, zijn er verschillende manieren om een<br />

ritme te verminderen en te vermeerderen in duurwaarde. We kunnen zo‟n<br />

vermindering of vermeerdering ook op het oorspronkelijke ritme stapelen en,<br />

zoals we in het voorbeeld zien, zelfs een hele reeks variaties van verminderingen<br />

en vermeerderingen de revue laten passeren over de pedaal van het<br />

oorspronkelijke ritme.<br />

43


1.8.3 Omkering<br />

Laat ons het volgende interessante voorbeeld beschouwen (zie volgende pagina).<br />

44


We hebben hier zowel een opeenstapeling van modi als een opeenstapeling van<br />

ritmes. 18 De akkoorden op de bovenste notenbalk zijn volledig geschreven in de<br />

tweede motrali. De akkoorden op de middelste notenbalk zijn in de derde motrali<br />

geschreven en de baspartij is in de eerste motrali geschreven. Vanuit een<br />

ritmisch oogpunt ontwaren we op de bovenste notenbalk volgend ritme:<br />

18 Zie „Modes à transpositions limitées‟ en „polymodaliteit‟.<br />

45


De middelste notenbalk herhaalt de omkering van dit ritme:<br />

Hier is dus sprake van een opeenstapeling van een ritme en zijn omkering.<br />

Tussen de herhalingen van de omkering, komt telkens een achtste rust. De derde<br />

laag in de opeenstapeling wordt gevormd door de bas, die een onomkeerbaar<br />

ritme herhaalt. 19<br />

Zoals we in het voorbeeld kunnen zien, wordt de figuur op de bovenste<br />

notenbalk vanaf de letter A, aangeduid op de partituur, telkens ingekort. Eerst<br />

gaat er een waarde gelijk aan een gepunteerde vierde noot af, dan een waarde<br />

gelijk aan een vierde noot, dan een waarde gelijk aan een gepunteerde achtste<br />

noot en tenslotte een waarde gelijk aan een vierde noot. Dit is een voorbeeld van<br />

een principe dat Messiaen „ontwikkeling door eliminatie‟ noemt. Op de middelste<br />

notenbalk verdwijnt vanaf de letter B de achtste rust tussen de herhalingen en<br />

verliest het patroon ook geleidelijk aan duurwaarde. Het onomkeerbaar ritme op<br />

de onderste notenbalk verandert niet.<br />

1.8.4 Ritmische canons<br />

Om een voorbeeld te geven van ritmische canons, gebruikt Messiaen wat hij de<br />

“formule-type de nos amours rythmiques” noemt. (Messiaen, 1944, p. 12) Dit<br />

ritme gaat als volgt:<br />

Het bevat een <strong>com</strong>binatie van verlengde ritmes en toegevoegde waarden en<br />

bevat tevens inexacte verlengingen en verkortingen. De totale duurwaarde van<br />

het ritme is gelijk aan dertien achtsten (dit is een priemgetal). 20 De fragmentjes<br />

onder B, D en F zijn verkortingen of verlengingen van de fragmentjes onder<br />

respectievelijk A, C en E. Het punt onder B en de zestiende onder D zijn<br />

toegevoegde waardes. 21<br />

Onderstaand voorbeeld toont een driestemmige canon met dit ritme.<br />

19 Zie „Onomkeerbare ritmes‟.<br />

20 Het ritme begint ook met een interpretatie van het ritme „râgavardhana‟. Çârngadeva,<br />

een hindoeïstische theoreticus uit de 13 de eeuw, heeft een tabel opgesteld van 120<br />

hindoeïstische ritmes of „Deçî-Tâlas‟. „Râgavardhana‟ is daar één van.<br />

21 Zie „Ritmes met toegevoegde waarden‟.<br />

46


Doordat de letters in dit voorbeeld overeenkomen met de letters in het vorig<br />

voorbeeld, zijn de verschuivingen duidelijk te onderscheiden.<br />

Messiaen vermeldt zelf nog twee vormen van ritmische canon, namelijk de canon<br />

door puntering (hetgeen een hyponiem is van en dus een analoge werking heeft<br />

als de canon door verkorting of verlenging) en de canon van onomkeerbare<br />

ritmes.<br />

1.9 RITMISCHE NOTATIE<br />

Messiaen wijdt een hoofdstuk van zijn Technique de mon langage musical<br />

(Messiaen, 1944, pp. 20-22) aan verschillende mogelijkheden om ritmes te<br />

noteren op een partituur. 22 Er moet daarbij steeds een evenwicht gezocht<br />

worden tussen de bedoeling van de <strong>com</strong>ponist, de leesbaarheid voor de<br />

interpretatoren en het resultaat voor het publiek. Soms wordt er aan de<br />

bedoeling van de <strong>com</strong>ponist minder belang gehecht dan aan de leesbaarheid. De<br />

interpretator moet zich dan beperken tot de exacte uitvoering van hetgeen er<br />

geschreven staat, opdat de bedoeling van de <strong>com</strong>ponist zich aan de luisteraar<br />

zou openbaren. 23<br />

1.9.1 Zonder maten<br />

De eerste mogelijkheid is om de ritmes neer te schrijven zonder maatsoorten of<br />

maten. De maatstreep wordt dan slechts gebruikt om passages van elkaar te<br />

onderscheiden en om de duur van gebruikte alteraties te beperken. Deze manier<br />

van werken is ideaal voor de <strong>com</strong>ponist, aangezien het zijn muzikale ideeën het<br />

nauwkeurigst weergeeft. Voor een interpretator die solo speelt of een kleine<br />

groep muzikanten zou het ook nog kunnen, alhoewel deze notatie het<br />

werkgeheugen van de interpretatoren toch meer belast dan een notatie met<br />

maten. Ze zullen meer hersencapaciteit moeten besteden aan het tellen van de<br />

duurwaardes waardoor ze minder met belangrijke elementen als articulatie,<br />

versnellingen en vertragingen en dergelijke kunnen bezig zijn.<br />

22 Dit hoofdstuk is slechts relevant ten aanzien van ritmisch <strong>com</strong>plexe muziek.<br />

23 “le lecteur et l‟exécutant n‟ont qu‟à lire et exécuter exactement les valeurs marquées.”<br />

(Messiaen, 1944, p. 6)<br />

47


1.9.2 Maatwisselingen<br />

Het is ook mogelijk om wel met maten te werken en de maatsoorten voortdurend<br />

aan te passen aan de muzikale lijnen of accenten die je als <strong>com</strong>ponist in<br />

gedachten hebt. Een helder voorbeeld hiervan is le Sacre du Printemps van<br />

Stravinsky. Een dergelijk werk met een groot orkest vraagt om een grote<br />

leesbaarheid. De <strong>com</strong>ponist moet het zekere voor het onzekere nemen en zorgen<br />

dat de muzikanten hun partij zonder al te veel hersengymnastiek accuraat<br />

kunnen neerzetten. Stravinsky heeft hiervoor gezorgd door voortdurend van<br />

maatsoort te wisselen, hetgeen het onmiddellijke inzicht in de muzikale accenten<br />

aanzienlijk vergroot. Keerzijde van deze methode is dat de maatwisselingen erg<br />

vermoeiend zijn voor de dirigent.<br />

Aangezien Octurn geen dirigent heeft, is deze manier van ritmische notatie ideaal<br />

voor hen. Zoals we zullen zien in deel II, gebruikt Bo Van der Werf deze<br />

notatiemethode dan ook, onder andere in Calcutta.<br />

1.9.3 Valse maatsoort<br />

Wat we ook kunnen doen is de ritmes invoeren in een „valse maat‟. 24 Dit is in<br />

feite een maatsoort die geen verband houdt met het ritme, maar die louter dient<br />

als een referentiepunt voor de duurwaarden. Mits een precieze aanduiding van<br />

de accenten, spanningsbogen, dynamiek en dergelijke door de <strong>com</strong>ponist en een<br />

exacte interpretatie hiervan door de uitvoerders kan deze notatiemethode een<br />

efficiënte manier zijn om op een zeer getrouwe manier de ware bedoeling van de<br />

<strong>com</strong>ponist op het publiek over te brengen.<br />

Deze notatiemethode is volgens Messiaen onmisbaar wanneer de <strong>com</strong>ponist een<br />

opeenstapeling van <strong>com</strong>plexe ritmes die onderling fel van elkaar verschillen wilt<br />

laten uitvoeren door meerdere muzikanten. (Messiaen, 1944)<br />

1.9.4 Voorbeelden<br />

In bovenstaand voorbeeld heeft Messiaen gebruik gemaakt van de methode van<br />

de maatwisselingen.<br />

Bovenstaand voorbeeld is genoteerd op de eerste manier die we bekeken<br />

hebben, dus zonder maten. Dit is het ritme in zijn meest pure vorm, zijnde zoals<br />

de <strong>com</strong>ponist het bedoeld heeft.<br />

24 “une mesure fausse” (Messiaen, 1944, p. 21)<br />

48


In dit voorbeeld is het ritme uit het vorige voorbeeld ingevoegd in een „valse<br />

maat‟.<br />

1.10 MELODIE<br />

« Primauté à la mélodie. Elément le plus noble de la musique, que la<br />

mélodie soit le but principal de nos recherches. Travaillons toujours<br />

mélodiquement ; le rythme restant souple et cédant le pas au<br />

développement mélodique, l‟harmonie choisie étant la “véritable”, c‟est-àdire<br />

voulue par la mélodie et issue d‟elle. » 25 (Messiaen, 1944, p. 23)<br />

1.10.1 Intervallen<br />

Er zijn enkele intervallen die een grote betekenis hadden voor Messiaen. Het<br />

eerste is de dalende overmatige kwart. Volgens Messiaen hoort iemand met een<br />

zeer fijn gehoor een fa kruis in de natuurlijke resonantie van een lage do. Deze<br />

fa kruis vindt zijn oplossing in de do die een overmatige kwart lager ligt. Het<br />

volgende interval is de dalende grote sext. “A cause de l‟importance de la sixte<br />

ajoutée dans l‟accord parfait, pressentie par Rameau et instaurée par Debussy<br />

[…] et parce que Mozart, ce grand mélodiste, s‟est souvent servi de la sixte<br />

majeure descendante” 26 (Messiaen, 1944, p. 23). Tenslotte zijn er nog enkele<br />

chromatische formules “qui feraient la joie d‟un Béla Bartók” 27 (Messiaen, 1944,<br />

p. 23).<br />

25 Vert.: “Primauteit aan de melodie. Het nobelste element van de muziek, dat de<br />

melodie het hoofddoel van onze onderzoeken weze. Laat ons steeds melodisch werken;<br />

het ritme soepel blijvend en wijkend voor de melodische ontwikkeling, de gekozen<br />

harmonie de “ware” zijnde, dit wil zeggen gewild door de melodie en van haar uitgaand.”<br />

26 Vert.: “Omwille van het belang van de toegevoegde sext aan de drieklank, reeds<br />

aangevoeld door Rameau en ingevoerd door Debussy […] en omdat Mozart, die grote<br />

melodicus, zich vaak bediend heeft van de dalende grote sext”.<br />

27 Vert.: “die het plezier van een Béla Bartók maakten”.<br />

49


1.11 MELODISCHE ONTWIKKEL<strong>IN</strong>G<br />

1.11.1 Eliminatie<br />

De melodische eliminatie bestaat er in een melodische lijn te herhalen, maar bij<br />

elke herhaling een deel van de noten weg te laten. 28 Volgend voorbeeld<br />

verduidelijkt dit.<br />

Het thema in het eerste fragment (120) wordt daaronder (121) ontwikkeld door<br />

eliminatie. De haakjes duiden de lengte aan van de thematische elementen. We<br />

zien dat we eerst groepjes van acht noten hebben, dan van vier noten en dan<br />

van twee noten, waarbij de laatste groepjes van twee noten ook ritmisch<br />

ingekort zijn ten opzichte van de voorgaande groepjes van twee noten.<br />

1.11.2 Omwisseling<br />

Een volgende methode van melodische ontwikkeling, is de noten van een<br />

bepaald thematisch gegeven onderling te verwisselen. Zo kunnen we uitkomen<br />

bij interessante <strong>com</strong>binaties. Als men deze techniek en de techniek van de<br />

eliminatie op zorgvuldige wijze hanteert, kunnen ze de aandachtige luisteraar<br />

aan zijn stoel kluisteren. Welke muziekliefhebber luistert niet gebiologeerd naar<br />

de motiefontwikkeling in de eerste beweging van de vijfde symfonie van<br />

Beethoven? Welke jazzliefhebber zit niet op het puntje van zijn stoel als een<br />

saxofonist in zijn solo de noten van een thematisch motief herschikt?<br />

1.11.3 Verandering van register<br />

Deze techniek bestaat erin delen van een bepaalde passage onderling te spreiden<br />

over verschillende registers. Hierdoor bekomt men een effect dat zeer krachtig<br />

kan zijn als het op de juiste plaats wordt aangewend. Het volgende voorbeeld<br />

komt uit Danse de la fureur, pour les sept trompettes van Messiaen.<br />

28 Deze manier van melodische ontwikkeling is door Beethoven uitgevonden. Het<br />

bekendste voorbeeld is de motiefontwikkeling in de eerste beweging van diens vijfde<br />

symfonie. (Messiaen, 1944, p. 28).<br />

50


Een gelijkaardige techniek vinden we ook terug in (jazz)improvisatie. Wout<br />

Gooris haalt deze techniek aan in zijn analyse van de solo van Jozef Dumoulin op<br />

de tweede versie van de titeltrack 21 Emanations van Octurn. Gooris heeft het<br />

hier over “octave displacement, waarbij hij noten gaat octaveren als effect. Een<br />

simpele melodie kan op deze manier abstract en dissonant worden.” (Gooris,<br />

2010, p. 58).<br />

51


DEEL II<br />

DE TAAL VAN BO VAN DER WERF<br />

Improvisatie. Dat is het sleutelwoord van dit deel. Waar de bestaansreden van<br />

de muziektaal van Messiaen overwegend de <strong>com</strong>positie is, is de bestaansreden<br />

van de muziektaal van Bo Van der Werf vooral de improvisatie. 29<br />

In een telefoongesprek vertelde Van der Werf me dat hij vooral heeft gestudeerd<br />

uit deel II en deel VII van de Traité van Messiaen. (Messiaen, Traité de Rythme,<br />

de Couleur et d'Ornithologie en Sept Tomes, Tome II, 1995), (Messiaen, Traité<br />

de Rythme, de Couleur et d'Ornithologie en Sept Tomes, Tome VII, 2002). Hij<br />

merkt op dat Messiaen de motralis bijna uitsluitend gebruikt om akkoorden op te<br />

bouwen en zelden of nooit om melodieën te <strong>com</strong>poneren. De modale melodieën<br />

die we in zijn muziek horen, worden hoofdzakelijk door de bovenstemmen van<br />

akkoorden gevormd. (Werf, notes, s.d.) Laat dat nu net zijn waar Van der Werf<br />

als saxofonist met een jazzachtergrond naar op zoek is: melodieën om mee te<br />

improviseren die omwille van hun herkomst een zekere symmetrie in zich<br />

dragen.<br />

Een melodie uit een motrali moet volgens Van der Werf, als ze haar<br />

symmetrische boodschap wil overbrengen, een minimum aantal noten bevatten<br />

binnen een bepaalde tijd, die bovendien op een goede manier geordend zijn,<br />

opdat ze de karakteristieke intervallen van de modus op een efficiënte manier<br />

zou kunnen uitlijnen. 30 (Werf, notes, s.d.)<br />

We gaan ervan uit dat we niet zomaar een willekeurige melodie kunnen<br />

verzinnen. De context waarin de improvisatie plaatsvindt vereist dat we bepaalde<br />

noten niet altereren opdat we geen afbreuk zouden doen aan de vorm van de<br />

<strong>com</strong>positie zoals die gewenst is door de <strong>com</strong>ponist. Stel bijvoorbeeld dat we<br />

improviseren over een V - I progressie in C groot, dan zullen we geen si mol of<br />

mi mol kunnen spelen zonder de <strong>com</strong>ponist tegen de schenen te schoppen.<br />

Op deze manier kunnen we nu, mits respect voor een aantal basisnoten,<br />

proberen om de motralis te integreren in een tonale context. De volgende vraag<br />

is dus: welke zijn die basisnoten? Met andere woorden, welke noten definiëren<br />

de basisklank van een akkoord? In een drieklank zijn dit alle drie de noten, in<br />

een vierklank zijn dit de tonica, de terts en de septiem. Van der Werf neemt<br />

Cmaj7 als voorbeeld. De noten die de tonale functie van dit akkoord definiëren<br />

zijn do, mi en si.<br />

Bo Van der Werf verantwoordt deze keuze als volgt: “It's like a game, this is what I have,<br />

what can I do? On pourrait très bien changer la règle et dire que la tonalité est définie par la<br />

tonique, tierce, quinte et 7ème, mais ça limiterait les possibilités d'utilisation des modes. C'est<br />

aussi une question d'expérimentation : le fait de prendre ces trois notes <strong>com</strong>me références<br />

axiales pour utiliser les modes permet une grande liberté de choix de modes et surtout définit<br />

une base solide pour l'improvisation mélodique à partir des modes qui contiennent ces trois<br />

29 Al was Messiaen ook een begenadigd improvisator op het orgel.<br />

30 Misschien is dit de reden dat Van der Werf zoveel zestiende noten gebruikt in zijn<br />

solo‟s.<br />

52


notes. Mais encore une fois, c'est un choix subjectif qui résulte d'expérimentation et qui me<br />

convient, ce n'est pas de la théorie pure.” 31 (Werf, 2011)<br />

Vervolgens gaan we op zoek naar alle motralis die deze drie noten bevatten. We<br />

zouden dit heel gemakkelijk kunnen nagaan aan de hand van de tabellen die ik<br />

opgesteld heb aan het eind van het hoofdstuk over de motralis maar Van der<br />

Werf heeft ze reeds voor ons opgelijst:<br />

C mode 3 ( C D Eb E F# G G# A# B )<br />

C# mode 3 ( C# D# E F G AB A B C )<br />

E mode 4 ( E F F# A Bb B C Eb )<br />

F mode 4 ( F F# G A# B C C# E )<br />

F mode 5 ( F F# Bb B C E )<br />

C mode 6 ( C D E F F# G# A# B )<br />

Eb mode 7 ( Eb E F F# G# A Bb B C D )<br />

E mode 7 ( E F F# G A Bb B C C# Eb )<br />

F mode 7 ( F F# G G# Bb B C C# D E )<br />

(Werf, notes, s.d., p. 4)<br />

Exact dezelfde lijst op de schrijfwijze die duidelijk de transposities weergeeft:<br />

M3 1 , M3 2 , M4 5 , M4 6 , M5 6 , M6 1 , M7 4 , M7 5 , M7 6<br />

Zo krijgen we dus een hele resem mogelijkheden waar we uit kunnen putten om<br />

onze melodieën op te bouwen aan de hand van motralis in een improvisatie in<br />

een tonale context.<br />

Zoals Van der Werf opmerkt, is het omgekeerde natuurlijk ook mogelijk. Als we<br />

ons in één van de motralis bevinden, kunnen we onderzoeken welke tonale<br />

progressies we zouden kunnen suggereren met de noten van de motrali. We<br />

willen dus weten welke akkoorden we allemaal met de noten van een bepaalde<br />

motrali kunnen vormen. Van der Werf heeft per modus een lijst gemaakt van alle<br />

mogelijke akkoorden die we erin terugvinden. U vindt deze lijst met een<br />

toelichting in de bijlage.<br />

Dit zijn fantastische instrumenten voor de improvisator om zijn mogelijkheden<br />

aanzienlijk uit te breiden. Met het onderwerp indachtig en het oog op coherentie<br />

ga ik hier echter niet over uitwijden.<br />

31 Vert.: “Het is als een spel, dit is wat ik heb, wat kan ik doen? We zouden evengoed de<br />

regel kunnen veranderen en zeggen dat de tonaliteit gedefinieerd wordt door de tonica,<br />

terts, kwint en septiem, maar dat zou de mogelijkheden om de modi te gebruiken<br />

beperken. Het is ook een kwestie van experimenteren: het feit dat we deze drie noten als<br />

referentie nemen om de modi te gebruiken, laat een grote keuzevrijheid aan modi open<br />

en definieert vooral een solide basis voor de melodische improvisatie met modi die deze<br />

drie noten bevatten. Maar opnieuw, het is een subjectieve keuze die voortkomt uit<br />

experimenteren en die me past, het is geen pure theorie.”<br />

53


DEEL III<br />

ANALYSE<br />

In het eerste hoofdstuk van dit deel wordt de <strong>com</strong>positie Calcutta, die Bo Van der<br />

Werf voor Octurn geschreven heeft, geanalyseerd aan de hand van de elementen<br />

die in Deel I besproken zijn. In het tweede hoofdstuk ga ik over tot een analyse<br />

van de baritonsolo die Bo Van der Werf op de albumversie van Calcutta speelt.<br />

3.1 COMPOSITIE<br />

In de bijlage zitten onder het deel „Calcutta‟ zes pagina‟s partituren. De eerste<br />

twee zijn de partituren van het thema, de volgende twee van het eerste<br />

soloschema en de laatste twee van de variatie op het soloschema. Om<br />

verwarring tussen het soloschema en de variatie op het soloschema te<br />

voorkomen zal ik voortaan het eerste „eerste soloschema‟ en het laatste<br />

„alternate solo form‟ noemen.<br />

3.1.1 Algemene analyse<br />

Vorm<br />

De <strong>com</strong>positie heeft de volgende maatstructuur:<br />

7/8 <strong>–</strong> 3/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong>2/4 <strong>–</strong> 2/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong> 3/4 <strong>–</strong> 7/8<br />

7/8 <strong>–</strong> 3/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong>2/4 <strong>–</strong> 2/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong> 3/4 <strong>–</strong> 7/8<br />

3/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong> 3/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong> 3/4<br />

3/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong> 3/4 <strong>–</strong> 7/8 <strong>–</strong> 3/4<br />

Men kan het stuk ook van begin tot eind in 4/4 lezen, zoals we zien op de<br />

partituren van het thema en van de alternate solo form (Werf, s.d.).<br />

Als we de maatstructuur van het nummer, die ik hierboven reeds getoond heb, in<br />

achtste noten uitdrukken, krijgen we het volgende schema.<br />

54


7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6<br />

Dit is de ritmische basisstructuur van de <strong>com</strong>positie. Elk element van de<br />

<strong>com</strong>positie, uitgezonderd de melodie en de baslijn van het thema, volgt deze<br />

structuur of een variatie ervan. De akkoorden en de baslijn van het eerste<br />

soloschema en de tegenmelodie van de alternate solo form volgen als enigen<br />

deze structuur in achtste noten. De akkoorden van het thema, de „bells‟<br />

(onderste notenbalk van het eerste soloschema) en zowel de akkoorden als de<br />

bas van de alternate solo form volgen ditzelfde schema, maar dan in zestiende<br />

noten. Ze spelen deze vorm twee keer over de lengte van het schema.<br />

Overeenkomsten<br />

Het nummer bevat vele onderlinge overeenkomsten. Het inzicht in deze<br />

overeenkomsten kan de analyse aanzienlijk vergemakkelijken.<br />

De akkoorden van de alternate solo form zijn volledig gelijk aan de akkoorden<br />

van het eerste soloschema, alleen is het harmonisch ritme verdubbeld in de<br />

alternate solo form. De akkoorden worden in de alternate solo form tweemaal<br />

doorlopen voor we opnieuw aan de top van het schema komen. De eerste keer<br />

staccato, de tweede keer legato, hetgeen ook duidelijk gemaakt wordt door de<br />

aanduiding “simile, legato” aan de middelste notenbalk in de elfde maat. De<br />

achtergrondmelodie op de bovenste notenbalk van de alternate solo form is<br />

echter gebaseerd op de oorspronkelijke, niet verdubbelde maatstructuur.<br />

De akkoorden van deel A van het thema („head‟) zijn exact hetzelfde als de<br />

akkoorden van deel B.<br />

De akkoorden van het thema zijn op acht akkoorden na gelijk aan de akkoorden<br />

van het eerste soloschema, alleen is, zoals in de alternate solo form, het<br />

harmonisch ritme verdubbeld. De akkoorden van het thema zijn dus op acht<br />

akkoorden na ook gelijk aan de akkoorden van de alternate solo form. Ik zet de<br />

acht verschillen hieronder even op een rijtje.<br />

55


Plaats in het thema Verschil Plaats in het eerste<br />

soloschema<br />

Maat 2, laatste akkoord Mi Mib Maat 6<br />

Maat 3, eerste akkoord ≠ Mi, fa#, la ≠ Mib, do, sib<br />

Maat 9<br />

Maat 6, eerste akkoord (het<br />

overgebonden akkoord niet<br />

meegerekend)<br />

= Re<br />

= Re<br />

Sol# Do Maat 15<br />

Maat 6, tweede akkoord Fa Lab Maat 16<br />

Maat 7, eerste akkoord Mi, fa, fa#, sol La#, si#, do#,<br />

Maat 17<br />

re<br />

Maat 7, tweede akkoord Fa# Mib Maat 18<br />

Maat 8, laatste akkoord Si Reb Maat 21<br />

Maat 10, laatste akkoord Mi<br />

Mi<br />

Mib<br />

Re<br />

Maat 26<br />

Toen ik Van der Werf naar het waarom van deze verschillen vroeg, zei hij me de<br />

akkoorden in het thema te hebben aangepast om de melodie beter te doen<br />

klinken. Hier zit echter geen theoretische grondslag achter (Werf, Bells, 2011).<br />

Voorts is de middelste notenbalk van het eerste soloschema gelijk aan de baslijn<br />

in de alternate solo form met het verschil dat de baslijn in de alternate solo form<br />

drie octaven lager en dubbel zo snel genoteerd is. Als we naar het nummer<br />

luisteren dan merken we dat de bas deze lijn in het eerste soloschema echter<br />

ook in een normaal register speelt. Het enige verschil is dus dat het dubbel zo<br />

snel gaat in de alternate solo form.<br />

Varia<br />

De melodie van het thema komt uit de chromatische toonladder en is qua ritmiek<br />

losjes gebaseerd op de basisstructuur zoals we die in de akkoorden van het<br />

thema terugvinden. 32<br />

De belangrijkste referenties voor de solisten zijn de uitgeschreven akkoorden en<br />

hun verhouding tot de basnoten (Werf, s.d.).<br />

De onderste notenbalk van het eerste soloschema (de „bells‟) wordt niet gespeeld<br />

op de opname van Calcutta op het album 21 Emanations (Werf, Bells, 2011).<br />

Hierna onderzoek ik welke elementen van de muziektaal van Messiaen terug te<br />

vinden zijn in deze <strong>com</strong>positie. Ik hanteer hierbij dezelfde chronologie als in het<br />

eerste deel.<br />

32 Dat zei Van der Werf me in een telefoongesprek in februari 2011.<br />

56


3.1.2 Ritmes met toegevoegde waarden<br />

Herinner u hoe Messiaen dit gebruikte om een accent te versterken of een<br />

ritmische val te simuleren. Toen ik met een selectief oor naar het thema luisterde<br />

met de partituren erbij, vielen mij twee op elkaar gelijkende plekken op in de<br />

partituur die me aan een val deden denken, namelijk de tweede tel van de zesde<br />

maat van deel B en de tweede tel van de laatste maat. In beide gevallen zien we<br />

melodisch dalende gepunteerde zestienden die gefraseerd worden als triolen. Als<br />

we de voorbeelden van Messiaen er opnieuw bijnemen, zien we echter dat het<br />

ritmische evenwicht bij Messiaen duidelijk verstoord wordt ter voorbereiding of<br />

ter besluit van een accent, terwijl dit in de vermelde passages niet het geval is.<br />

Hier wordt het ritme eerder verzacht door de triolenfrasering dan dat het erdoor<br />

verstoord wordt. Bovendien is de melodische lijn zo gejaagd, dat de beste manier<br />

om ze te verstoren een rust is. Dit komt voor aan het begin van deel B, hetgeen<br />

heel effectief wordt benadrukt door de drums. Wat de val in werkelijkheid<br />

simuleert is de dalende melodie. Dit is dus een melodische val en geen ritmische<br />

val.<br />

3.1.3 Onomkeerbare ritmes<br />

Laat ons de ritmische basisstructuur van de <strong>com</strong>positie eens herschikken.<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6<br />

Dit zijn twee onomkeerbare groepen achter elkaar. We kunnen ze ook opdelen in<br />

twee keer twee onomkeerbare groepjes, zoals de oorspronkelijke weergave van<br />

de structuur toont.<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6<br />

Aangezien het grootste deel van de <strong>com</strong>positie gebaseerd is op deze structuur, is<br />

ze als het ware doordrenkt van onomkeerbaarheid.<br />

De Nederlandse pianist Colijn Buis merkt in zijn analyse van Calcutta (Buis, s.d.)<br />

het volgende op. 33 Als we kijken naar de baslijn van het thema („head‟ 1 en 2),<br />

zien we dat, ritmisch gesproken, de baslijn in deel B de exacte spiegel is van de<br />

baslijn in deel A. De volledige baslijn van het thema vormt dus een<br />

onomkeerbaar ritme. Als we dit schematisch uitdrukken in zestiende noten<br />

krijgen we het volgende.<br />

33 Deze analyse heeft Bo Van der Werf me zelf doorgestuurd. Dit kan een indicatie zijn<br />

van de juistheid ervan.<br />

57


Deel A<br />

1 2 5 4 1 2 3 10 4 1 2 2 2 2 1 4 4 3 2 8 2 3 4 5 3 3 5 4 3 2 7 1 2 3 3 1 4 1 3 3 2<br />

9 2 4 3 2 7 3 3<br />

Deel B<br />

3 3 7 2 3 4 2 9 2 3 3 1 4 1 3 3 2 1 7 2 3 4 5 3 3 5 4 3 2 8 2 3 4 4 1 2 2 2 2 1 4<br />

10 3 2 1 4 5 2 1<br />

Daarbinnen ontwaren we verschillende kleinere groepjes onomkeerbare ritmes<br />

zoals 41222214, 4328234, 2345335432 en 233141332.<br />

Bovendien is deze baslijn ook melodisch gesproken op zestien noten na volledig<br />

onomkeerbaar. We zien dat de eerste en de laatste noot verschillen (een sol en<br />

een fa) en dat de derde en de derdelaatste noot verschillen (een la mol en een<br />

re). De volgende negen en een halve tel zijn wel elkaars exacte spiegelbeeld. Dit<br />

is vanaf de do kruis op de derde tel van de eerste maat tot en met de la op de<br />

tegentijd van de derde tel in de derde maat. Dan volgt er weer een tel die<br />

verschilt (de mi en de do). De volgende noot (sol) tot en met de eerste tel van<br />

de zesde maat (mi mol) zijn weer volledig onomkeerbaar. Dan volgt er een<br />

passage van vijf noten die verschillen met de noten in deel B (do, re, do kruis, do<br />

en re) om dan vanaf de la tot in het midden het exacte spiegelbeeld van de<br />

baslijn in deel B te vormen.<br />

Buis merkt ook op dat als we het eerste akkoord van het thema (middelste<br />

notenbalk „head‟) X noemen, het tweede Y, en het derde Z, we de eerste zes<br />

akkoorden van het thema schematisch als volgt kunnen voorstellen. X Y Z Z Y X.<br />

Dit is een onomkeerbare figuur. De liggingen verschillen wel maar de inhoud van<br />

de akkoorden is exact hetzelfde.<br />

3.1.4 Polyritmiek<br />

Thema<br />

Het thema heeft een gelaagde ritmiek.<br />

De akkoorden op de middelste notenbalk doorlopen de ritmische basisstructuur<br />

twee keer alvorens aan het einde van het thema te komen. We hebben gezien<br />

dat deze basisstructuur uit twee onomkeerbare groepen bestaat. De akkoorden<br />

spelen dus een reeks van twee keer twee onomkeerbare groepen. Dit is de<br />

eerste laag.<br />

Daaronder speelt de bas een onomkeerbaar ritme dat zich uitstrekt over de<br />

lengte van het thema. Dit is de tweede laag.<br />

Spreken van twee ritmische pedalen zoals we in deel I gezien hebben, is<br />

verleidelijk, maar omdat de ritmische patronen zich maar één keer (de<br />

akkoorden) of zelfs niet (de baslijn) herhalen, zou dit echter bij de haren<br />

getrokken zijn. Het voortdurend herhalen is immers een wezenskenmerk van de<br />

ritmische pedaal.<br />

De melodie is, ritmisch gesproken, losjes gebaseerd op de basisstructuur zoals<br />

we die terugvinden in de akkoorden. Maar, in de mate dat ze voortdurend<br />

58


zestiende noten speelt, terwijl de akkoorden minstens de lengte van een<br />

kwartnoot duren, kunnen we stellen dat de melodie de derde ritmische laag<br />

vormt.<br />

Eerste soloschema<br />

De akkoorden en de baslijn spelen de ritmische basisstructuur en de onderste<br />

notenbalk („bells‟) doorloopt deze basisstructuur in dubbel tempo en twee keer<br />

na elkaar.<br />

Alternate solo form<br />

Hier krijgen we het omgekeerde. De akkoorden en de baslijn doorlopen de<br />

basisstructuur in dubbel tempo en twee keer na elkaar, terwijl de tegenmelodie<br />

gebaseerd is op de oorspronkelijke, niet verdubbelde basisstructuur. Buis legt dit<br />

nader uit (Buis, s.d.). Als we de duurwaarden in zestiende noten van deze<br />

tegenmelodie schematisch voorstellen, krijgen we het volgende.<br />

11 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 9 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 10 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 11 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 9 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 11 <strong>–</strong> 3<br />

10 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 10 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 11 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 8 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 9 <strong>–</strong> 5<br />

8 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 11 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 9 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 11 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 8 <strong>–</strong> 4<br />

7 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 10 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 9 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 11 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 12<br />

Als we elke twee opeenvolgende duurwaarden samentellen en het resultaat<br />

uitdrukken in achtste noten, dan krijgen we het volgende schema.<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6<br />

Dit is de ritmische basisstructuur.<br />

3.1.5 Ritmische notatie<br />

Zoals we gezien hebben zijn er verschillende manieren om ritmes te noteren.<br />

Twee manieren die Messiaen ook gebruikte vinden we terug in de partituren van<br />

Calcutta: de maatwisselingen en de valse maatsoort.<br />

Zoals we kunnen zien zijn het thema en de alternate solo form genoteerd in een<br />

vierkwartsmaatsoort. We hebben hier te maken met de techniek waarbij de<br />

oorspronkelijke ritmische ideeën zijn ingevoerd in een valse maatsoort (4/4) om<br />

de leesbaarheid te vergroten.<br />

De partituren van het eerste soloschema geven ons daarentegen een getrouwer<br />

beeld van wat de <strong>com</strong>ponist bedoeld heeft. We zien dat de lengte van de<br />

akkoorden en de basnoten (de twee bovenste notenbalken) volledig<br />

overeenkomt met de lengte van de maten.<br />

59


3.1.6 Melodie<br />

Bij het beluisteren van Calcutta valt de chromatiek meteen op. Er is echter een<br />

enorm verschil in benadering tussen Messiaen, die in de chromatiek vaste<br />

melodische formules ziet, en Van der Werf die als jazzsaxofonist de chromatiek<br />

overvloedig gebruikt voor doorgangsnoten en omspelingen.<br />

In het algemeen is de melodie bij Messiaen een zeer respectabel en zorgvuldig<br />

geselecteerd element. Bepaalde intervallen hadden door hun voorgeschiedenis<br />

een bijzondere waarde voor hem. Door zijn uiterst fijn gehoor was hij ook<br />

gevoelig voor de boventonen en hoe deze boventonenreeksen natuurlijke<br />

oplossingen van intervallen suggereerden, zoals de dalende overmatige kwart<br />

bijvoorbeeld. Van der Werf toont minder piëteit voor deze elementen en stapt de<br />

heilige huisjes voorbij. De soevereiniteit van de melodie wordt door hem eerder<br />

opgevat als emanerende uit de harmonie.<br />

3.1.7 Modes à transpositions limitées<br />

Bo Van der Werf vertelde me dat hij bij het <strong>com</strong>poneren van Calcutta zowel<br />

motralis als de chromatische toonladder heeft gebruikt. Het akkoordenschema<br />

heeft hij naar eigen smaak samengesteld, zonder zich te willen beperken tot het<br />

loutere gebruik van motralis. Ik zal in deze paragraaf trachten alle (sporen van)<br />

niet transponeerbare modi te expliciteren. Het vertrekpunt daarbij zijn de<br />

akkoordsymbolen op de partituren van het eerste soloschema. Daartussen heeft<br />

hij enkele modi vermeld. Deze zijn respectievelijk de volgende. 34<br />

BbM2 (M2 2 ), GM2 (M2 2 ), AM2 (M2 2 ), EbM2 (M2 1 ), C#M6 (M6 2 ), BM2 (M2 3 ), EbM2<br />

(M2 1 ), BM2 (M2 3 ), DM6 (M6 3 ),<br />

Tweede pagina: AbM6 (M6 3 ), F#M2 (M2 1 ), AM2 (M2 1 ), AM2/C (=CM2=M2 1 ),<br />

AbM2 (M2 3 ) DM2/C (M2 3 ), FM2/A (M2 3 )<br />

Dit zijn enkel transposities van M2 en M6.<br />

Als we de andere uitgeschreven akkoorden op de bovenste notenbalk van het<br />

eerste soloschema proberen te herleiden tot transposities van M2 of M6, dan lukt<br />

dit voor alle akkoorden behalve voor het akkoord in de tiende maat, dat in<br />

<strong>com</strong>binatie met de mi mol in de bas enkel tot M3 2 kan behoren, en voor het<br />

akkoord in de voorlaatste maat. 35 Dit akkoord zouden we kunnen benoemen als<br />

M3 3 of M3 4 . Dit is echter te speculatief om overtuigend te zijn.<br />

Zoals ik al zei is de middelste notenbalk van het eerste soloschema gelijk aan de<br />

baslijn in de alternate solo form, met het verschil dat de baslijn in de alternate<br />

solo form drie octaven lager en dubbel zo snel genoteerd is. Als we naar het<br />

nummer luisteren dan merken we dat de bas deze lijn echter ook in het eerste<br />

soloschema in een normaal register speelt. Buis merkt op dat als we deze lijn<br />

horizontaal analyseren, we deze volledig kunnen herleiden tot de eerste en de<br />

derde transpositie van de tweede modus. De eerste acht maten van de baslijn<br />

zijn geschreven in M2 1 . De hele modus uitgezonderd de mi wordt gespeeld. De<br />

volgende acht maten zijn volledig in M2 3 geschreven. Hier ontbreken slechts de<br />

34 Waarbij het cijfer in „underscript‟ duidt op de transpositie.<br />

35 M7 buiten beschouwing gelaten.<br />

60


fa en de do om de volledige modus te construeren. Dan krijgen we afwisselend<br />

drie maten M2 3 , twee maten M2 1 , opnieuw drie maten M2 3 en twee maten M2 1 .<br />

Als we kijken naar de notatie van het eerste soloschema, zien we dat de maten<br />

op een analoge manier zijn ingedeeld. Op de eerste pagina zien we vier keer vier<br />

maten en op de tweede pagina zien we eerst drie maten, dan twee en opnieuw<br />

drie en twee. Dit ondersteunt onze hypothese.<br />

Als we de horizontale analyse van de baslijn <strong>com</strong>bineren met de ritmische<br />

basisstructuur, krijgen we volgend resultaat.<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4<br />

4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 4<br />

4 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 7<br />

M2 1 (CM2)<br />

M2 3 (BM2)<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 M2 3 (BM2)<br />

7 <strong>–</strong> 6 M2 1 (CM2)<br />

6 <strong>–</strong> 7 <strong>–</strong> 6 M2 3 (BM2)<br />

7 <strong>–</strong> 6 M2 1 (CM2)<br />

De baslijn doorloopt dus, horizontaal gezien, twee transposities van M2, terwijl<br />

ze, verticaal gesproken, de basnoten van de akkoorden in het akkoordenschema<br />

vormt.<br />

De principes die we in de laatste drie hoofdstukken van deel I hebben bekeken,<br />

zijn echter niet in die mate aanwezig in Calcutta dat we van een rechtstreekse<br />

invloed op deze <strong>com</strong>positie kunnen spreken.<br />

U merkt dat het verschil in gebruik van modes à transpositions limitées tussen<br />

Olivier Messiaen en Bo Van der Werf enorm is. Waar Messiaen deze modi<br />

hanteert vanuit een diepere filosofische overtuiging, namelijk in het geloof dat de<br />

luisteraar doordrenkt zal worden van de „charme der beperkingen‟, wuift Van der<br />

Werf elke filosofische beweegreden weg om de motralis op een zeer<br />

pragmatische manier te gebruiken. Zo erudiet als Messiaen bij het <strong>com</strong>poneren<br />

omging met deze modi, zo intuïtief zien we Van der Werf ermee aan de slag<br />

gaan.<br />

61


3.2 IMPROVISATIE<br />

3.2.1 Semantiek<br />

Op de opname van Calcutta is een baritonsaxofoonsolo van Bo Van der Werf te<br />

horen. Ik heb deze getranscribeerd en twee mogelijke weergaven ervan in de<br />

bijlage gevoegd. De eerste versie staat in een vierkwartsmaat en is de meest<br />

getrouwe weergave van de ritmiek die Van der Werf hanteert, de tweede versie<br />

volgt de ritmische basisstructuur <strong>–</strong> hetgeen te zien is aan de maatwisselingen <strong>–</strong><br />

en toont goed de verticale verbanden aan. De twee akkoordenschema‟s, zoals<br />

die te zien zijn op het eerste soloschema, zijn op de tweede versie van de<br />

transcriptie genoteerd.<br />

De bovenste akkoorden op de transcriptie zijn de akkoorden van de bovenste<br />

notenbalk van het eerste soloschema, de onderste op de transcriptie zijn deze<br />

van de middelste notenbalk van het soloschema. Als er maar één akkoord staat<br />

op de transcriptie, wilt dit zeggen dat de akkoorden van de bovenste en de<br />

middelste notenbalk van het soloschema op die plek aan elkaar gelijk zijn.<br />

Ik heb de „maj‟ aanduidingen in het akkoordenschema geïnterpreteerd als „maj7‟<br />

en op de transcriptie weergegeven met een driehoekje. Als er „min∆‟ staat, wilt<br />

dit dus „mineur majeur zeven‟ zeggen.<br />

De AM2/C die te zien is op de middelste notenbalk in de 21 ste maat van het<br />

soloschema, heb ik in de transcriptie als CM2 geschreven, aangezien dit<br />

hetzelfde betekent.<br />

De transcriptie is hoofdzakelijk in de bassleutel genoteerd maar er zijn enkele<br />

passages in de vioolsleutel om keurig binnen de notenbalk te blijven.<br />

De letters A, B, C en D duiden telkens het begin van het soloschema aan. De<br />

verhouding met de alternate solo form is als volgt. Letter A en C op de<br />

transcriptie duiden de eerste tien maten van de alternate solo form aan, letter B<br />

en D de laatste tien.<br />

Alvorens ik aan de analyse van de solo begon, vroeg ik aan Bo Van der Werf of<br />

hij de uitgeschreven akkoorden in <strong>com</strong>binatie met de basnoten, dan wel de<br />

akkoordenschema‟s als uitgangspunt voor zijn solo‟s nam. Hij antwoordde het<br />

volgende. “Quand j'improvise sur le morceau Calcutta, je prends toujours <strong>com</strong>me<br />

référence les accords à quatre sons et je me fais un parcours aléatoire à travers<br />

les deux grilles d'accords possibles, en essayant de garder <strong>com</strong>me axes centraux<br />

les quatre sons.” 36 (Werf, Bells, 2011).<br />

Hierop heb ik een drievoudige verticale analyse gemaakt, waarvan ik de inzichten<br />

in onderstaande bespreking zal verwerken. Ten eerste heb ik onderzocht of er in<br />

de solo noten voorkomen die ook deel uitmaken van de uitgeschreven voicings<br />

die genoteerd zijn op de soloschema‟s. Ten tweede ben ik gaan kijken of Van der<br />

Werf noten speelt die behoren tot de akkoordsymbolen op de bovenste notenbalk<br />

van het eerste soloschema. Ten slotte wou ik weten of de solo noten bevat van<br />

36 Vert.: “Als ik improviseer op het stuk Calcutta, neem ik altijd als referentie de<br />

akkoorden van vier tonen en maak ik een willekeurig parcours doorheen de twee<br />

mogelijke akkoordenschema‟s, trachtend de vier tonen als centrale assen te behouden.”<br />

62


de akkoordsymbolen op de middelste notenbalk van het soloschema. Als ik het<br />

over de verticale verantwoording heb, doel ik op deze analyse. Een uitdrukking<br />

als „op drie manieren verticaal verantwoord‟ wilt zeggen dat de noot waarover ik<br />

het heb, zowel in de uitgeschreven voicings als in beide akkoordenschema‟s<br />

aanwezig is. 37 Ik neem de tweede versie van de transcriptie (die met de<br />

akkoordsymbolen) als uitgangspunt voor de bespreking, met name voor de<br />

maattelling.<br />

3.2.2 Analyse<br />

De eerste drie maten zijn in de eerste transpositie van de tweede modus. Dit is<br />

tevens de transpositie die de baslijn in de eerste acht maten doorloopt. Van der<br />

Werf beschouwt deze transpositie hier vanuit fa kruis. 38 Dit is logisch want de<br />

akkoorden van het bovenste akkoordenschema hebben in de eerste maten de fa<br />

kruis als grondnoot.<br />

De si op het eind van de derde maat is vreemd aan F#M2 maar is in drieërlei<br />

opzicht verticaal verantwoord. Deze noot is het begin van een lijn in f# mineur<br />

(aeolisch) die eindigt op de eerste noot van maat 6. De do, die niet voorkomt in<br />

f# mineur, in de vijfde maat is de benaderingsnoot van de do kruis. Maat 6 is<br />

volledig in EbM2 (M2 1 ), het bovenste akkoordsymbool.<br />

Maat 7 en 8 zijn verticaal gezien weinig verankerd maar bevatten een auditief<br />

onmiskenbare chromatiek. De lijn eindigt op de sol in de negende maat, die<br />

tevens de zevende graad van de Abmaj7#11 is. Puur op het gehoor zou de lijn in<br />

maat 7 en 8 in Ab majeur kunnen staan. De sol vindt dan haar oplossing in de la<br />

mol die erna komt.<br />

Met deze la mol begint in maat 9 een nieuwe lijn die zich op drie manieren<br />

ontwikkelt. De intervallen worden groter, de lijn stijgt in het algemeen en de<br />

ritmiek wordt verkort. De la mol en de sol mol vormen een dalende grote<br />

secunde, Daarna krijgen we een dalende en een stijgende kleine terts (mi, re<br />

mol, mi), weer een dalende terts (la, fa kruis), dan een kwart hoger krijgen we<br />

de si die naar de sol kruis gaat via de doorgangsnoot la. Weer een kwart hoger<br />

krijgen we dan de do kruis op het eind van maat 12 en tenslotte een stijgende<br />

kleine sext in maat 13 waarvan beide noten drievoudig verticaal verantwoord<br />

zijn. Men zou heel de lijn (uitgezonderd de sol) van maat 9 tot en met maat 13<br />

vanuit A groot kunnen beschouwen.<br />

Ritmisch gesproken is de lijn vanaf de derde achtste van maat 9 gebaseerd op<br />

groepjes van drie achtste noten die doorlopen tot op de eerste tel van maat 14,<br />

waar een andere lijn begint. De ritmiek krijgt een Afrikaanse tint in maat 12,<br />

waar de sol kruis op het begin van een denkbeeldig groepje van drie achtsten<br />

valt. Dit is tevens de eerste noot van een stijgende reine kwart, waarbij het<br />

accent op de do kruis ligt. Het accent wordt dus een zestiende verschoven en ligt<br />

niet meer op de eerste tel van het denkbeeldige groepje van drie achtsten. De<br />

stijgende kleine sext in maat 13 doet hetzelfde. Om dit bevattelijker te maken<br />

kunnen de noten van de lijn vanaf de vierde zestiende van maat 11 ook als vier<br />

37 Met „in een akkoordenschema aanwezig zijn‟ bedoel ik hier deel uitmaken van de drie-<br />

of vierklank die het akkoordsymbool voorstelt.<br />

38 Hetgeen hij als F#M2 zou schrijven.<br />

63


groepjes van drie zestienden beschouwd worden. In de eerste twee groepjes ligt<br />

het accent op de eerste zestiende, in de laatste twee groepjes op de tweede<br />

zestiende. Een stevige lijn, volledig in EbM2, maakt in maat 14 een einde aan de<br />

ritmische Spielerei.<br />

Maat 15 kan zowel in BM2 als in Balt zijn (M2 en de altered scale zijn erg<br />

gelijkend) en maat 16 is, uitgezonderd de si die een benaderingsnoot van de do<br />

is, volledig in DM6. De laatste drie noten komen bovendien in de uitgeschreven<br />

voicings voor. Merk op dat de DM6 in maat 16 gelijk is aan de AbM6 in maat<br />

17. 39 De lijn in maat 16 en 17 kan volledig vanuit Ab groot beschouwd worden.<br />

Ze kan echter ook vanuit Db groot bekeken worden (de vierde graad van Ab<br />

groot, met uitzondering van de sol mol), hetgeen de opbouw van de lijn<br />

insinueert.<br />

De re mol wordt als overgang genomen voor een merkwaardige lijn in F# groot<br />

in maat 18-20. De re mol van maat 17 wordt in maat 18 hersteld en vormt de<br />

onderste noot van de dalende grote septiem waar maat 18 mee aanvangt.<br />

Verticaal gesproken is de herstelde re de negen van het bovenste<br />

akkoordsymbool. De lijn die volgt eindigt op de derde achtste van maat 20. Als ik<br />

ze, vanaf de twee laatste zestienden van maat 18, becijfer in F#, krijg ik het<br />

volgende resultaat: 5 <strong>–</strong> 1 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 2 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 2 <strong>–</strong> 1. Ze is, ritmisch gesproken,<br />

onder te verdelen in vier groepjes met een duurwaarde van drie zestiende noten.<br />

De si in maat 20 is het begin van een lijn die dan weer helemaal in D groot te<br />

denken is. In maat 21 passeert de vierklank van de tweede graad, Emin7, om<br />

dan in maat 22 op te lossen naar de drieklank van de eerste graad, D. De laatste<br />

noot van maat 22 is weer die subdominant kleur (de mol zes) die Van der Werf<br />

ook in maat 18 speelt. De drieklank van D in maat 22 is verticaal verantwoord<br />

ten opzichte van beide akkoordsymbolen.<br />

In maat 23 wordt de si mol waarmee maat 22 eindigt, een octaaf hoger<br />

hernomen als benaderingsnoot voor de si, die een anticipatie is op de DM2 in<br />

maat 24. De noten in maat 24 zijn de noten van de voicing die uitgeschreven is<br />

op de partituren van het soloschema.<br />

De tweede chorus begint met de re kruis, die de laagste noot is in de<br />

uitgeschreven voicing in het soloschema. De la die volgt is de hoogste noot in<br />

deze voicing en ligt een overmatige kwart hoger dan de re kruis. Ze is tevens de<br />

beginnoot van een bluesy lijn in maat 27 en 28.<br />

Maat 29 bevat een zeer grillige lijn die uitmondt in een soort Amaj7 arpeggio in<br />

maat 30 en 31, waarvan de klank gecorrumpeerd wordt door de la kruis in maat<br />

30, die een min7b5 arpeggio insinueert. Er volgen twee figuurtjes die Van der<br />

Werf veel gebruikt. Het eerste is de dalende hele toon gevolgd door een dalende<br />

halve toon. Dit is typisch aan de tweede modus. Het tweede figuurtje is een soort<br />

bizar benaderingspatroon: een stijgende reine kwart, gevolgd door een dalende<br />

overmatige kwart, waardoor men een halve toon lager uitkomt. Het eerste<br />

figuurtje wordt in maat 32 gespeeld en bevat uitsluitend noten van de<br />

uitgeschreven voicing in het soloschema. Het tweede figuurtje wordt gevolgd<br />

door een lijn die sterk gelijkt op de lijn in maat 27 en 28.<br />

39 M6 is immers een overmatige kwart transponeerbaar.<br />

64


De si mol in maat 36 is de benaderingsnoot van de la, die de eerste noot is van<br />

een passage die duidelijk in D groot staat. Als we deze la tot en met de eerste<br />

noot van maat 39 becijferen in D, krijgen we: 5 <strong>–</strong> 3 <strong>–</strong> 1 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 6 <strong>–</strong> 1 <strong>–</strong> 2 <strong>–</strong> 5 <strong>–</strong> 4 <strong>–</strong><br />

3 <strong>–</strong> 2 <strong>–</strong> #1. De lijn krijgt dus een onverwachte wending met de re kruis in de<br />

39 ste maat, die de zevende graad van de E in het akkoordenschema zou kunnen<br />

zijn.<br />

De sol waar maat 40 mee aanvangt maakt deel uit van de EbM2 in het onderste<br />

akkoordenschema. De vier noten die volgen, dalen chromatisch en maken tevens<br />

alle vier deel uit van de uitgeschreven voicing op het soloschema. De vier eerste<br />

noten van maat 42 maken ook deel uit van de uitgeschreven voicing in de<br />

overeenstemmende maat van het soloschema.<br />

In maat 43 krijgen we een eerste hoogtepunt in de solo, ook letterlijk, vandaar<br />

dat ik deze maten in de vioolsleutel heb genoteerd. De drums spelen de volgende<br />

tien maten enkel accenten unisono met de akkoorden, met andere woorden de<br />

ritmische basisstructuur of, met nog andere woorden, de eerste tel van elke<br />

maat van de tweede versie van de transcriptie. De band toont hier een knap<br />

staaltje evenwichtswerk. Ondanks de hoekige ritmiek in die tien maten, komen<br />

ze allemaal netjes op de eerste tel van de volgende chorus samen. De hoogste<br />

noot in deze passage, de la, maakt deel uit van de uitgeschreven voicing. De<br />

Asus arpeggio die volgt in maat 45, versterkt de illusie van gewichtloosheid ten<br />

gevolge van het ontbreken van een drumgroove.<br />

In maat 53 komen beide voetjes weer op de grond. De la en de mi in deze maat<br />

zijn op drieërlei wijze verticaal verantwoord. De, naar de normen van Bo Van der<br />

Werf, lang aangehouden re kruis in maat 54 komt in de uitgeschreven voicing en<br />

in Calt voor.<br />

In maat 62 en 63 worden er enkele interessante intervallen gespeeld. Maat 62<br />

begint met een dalende kleine secunde, daarna krijgen we twee dalende<br />

overmatige kwarten, een kleine terts van elkaar.<br />

Maat 64 en 65 lijken qua aanzet sterk op maten 11 en 12. Het motiefje „la, fa<br />

kruis, si‟ komt terug en in het verdere verloop komt in beide lijnen een la en een<br />

re mol voor. Een nog frappantere gelijkenis is deze tussen maat 68 en 43. Heel<br />

deze lijn is hetzelfde vanaf de si mol tot en met de fa kruis, daarna kent ze een<br />

verschillende afloop. Ze komt in maat 68 een maat vroeger in het schema dan in<br />

maat 43.<br />

In maat 71 komen dezelfde vier noten terug als op het einde van maat 36 en het<br />

begin van maat 37, een dalende arpeggio van D, voorafgegaan door een la mol.<br />

De laatste chorus wordt ingezet met twee opvallende arpeggio‟s van A<br />

respectievelijk Amin. Als derde graad van de F#min7 in het akkoordenschema, is<br />

de A in maat 79 bovendien verticaal verankerd. Met uitzondering van de do kruis<br />

komen alle noten van deze maat ook in de uitgeschreven voicing van het<br />

akkoordenschema voor. Door Amin te spelen in maat 80, stemt Van der Werf<br />

zich af op de baslijn. Die treedt daar meer op de voorgrond. 40<br />

40 We bevinden ons immers in maat 11 van de alternate solo form waar de legato<br />

frasering begint.<br />

65


In maat 86-87 wordt een patroon gespeeld dat zich een halve toon lager<br />

herhaalt. Het patroon bestaat uit een stijgende reine kwart, gevolgd door een<br />

dalende grote secunde, die weer gevolgd wordt door een dalende kleine terts,<br />

waardoor we op de beginnoot uitkomen. De tweede keer dat het patroon<br />

gespeeld wordt, is het laatste interval echter een dalende grote terts, waardoor<br />

we in kwestie op de si mol uitkomen. Deze vormt de benaderingsnoot van la. De<br />

mi hersteld in maat 86 en de re en si mol in maat 87 komen in de uitgeschreven<br />

voicings voor.<br />

Daarna volgt een dalende arpeggio van Emin7, gevolgd door een la. Het tonaal<br />

centrum zou hier G groot kunnen zijn. De arpeggio wordt herhaald in maat 89<br />

maar dit keer wordt hij gevolgd door een bruuske wending naar C# groot, de<br />

toonaard die een overmatige kwart van G groot verwijderd ligt.<br />

De eerste vier noten van de chromatisch dalende lijn in maat 92 komen voor in<br />

de uitgeschreven voicing op het soloschema. De zin die volgt in maat 93 is in F#<br />

groot maar daalt plots een overmatige kwart naar de re. Dit gebeurt op de eerste<br />

tel van maat 94, waar de re de grondnoot van de akkoordsymbolen is. Dit wordt<br />

meteen gevolgd door de figuur die ook in maat 18-20 voorkomt, de tonale zin in<br />

F# die ritmisch gezien in vier groepjes met een duurwaarde van drie zestienden<br />

is onderverdeeld.<br />

De dalende reine kwint in maat 97 luidt een passage van drie maten in G groot<br />

in.<br />

De gesyncopeerde lijn in maat 100 is mooi in samenspel met de drums. Deze lijn<br />

begint op een do kruis die drievoudig verticaal verantwoord is en eindigt op de la<br />

in maat 101 die dat ook is.<br />

De laatste vier maten bevatten dezelfde lijn die op de eerste tel van maat 24<br />

begint en op de eerste tel van maat 27 eindigt. Van der Werf besluit zijn solo<br />

met een enigmatische re mol die een 32 ste naar achter geschoven is. 41 Dit doet<br />

denken aan de techniek van de „ritmische val‟ die Messiaen soms gebruikte.<br />

Terugblikkend kan men stellen dat Van der Werf veel arpeggio‟s van majeur<br />

drieklanken en veel chromatiek gebruikt. De dalende overmatige kwart, waar<br />

Messiaen zo‟n belang aan hechtte, komt veel voor en er zijn veel figuren die<br />

expliciet herhaald worden.<br />

Van der Werf speelt verscheidene passages heel stellig in een majeurtoonaard,<br />

hoewel deze op het eerste zicht weinig te maken heeft met het onderliggende<br />

akkoordenschema. Hierdoor krijgt men een opeenstapeling van een<br />

akkoordenprogressie enerzijds en een majeurtoonaard anderzijds. Men zou<br />

kunnen stellen dat, in het geval van Calcutta, de baslijn, die CM2 en BM2<br />

doorloopt, de derde laag vormt. Dit is de techniek van de superpositie die<br />

Messiaen vaak gebruikte en die hij uitvoerig beschrijft in het zevende deel van<br />

zijn Traité. Van der Werf vertelde me dat hij vooral uit dit deel en het tweede<br />

deel heeft gestudeerd. De kans is dus groot dat de superpositie van een<br />

majeurtoonaard op een akkoordenschema, in de mate dat deze toonaard geen<br />

direct verband heeft met het akkoordenschema, een invloed van Messiaen is.<br />

41 In die zin dat men de noot een 32 ste eerder zou verwachten.<br />

66


DEEL IV<br />

EIGEN COMPOSITIE<br />

Om de link tussen deze thesis en mijn eigen artistieke praktijk tastbaar te maken<br />

voor de lezer, heb ik een kort stukje ge<strong>com</strong>poneerd in de eerste transpositie van<br />

de derde motrali. Zie bijlage.<br />

4.1 ACHTERGROND<br />

Bij het <strong>com</strong>poneren en musiceren probeer ik altijd zo eerlijk mogelijk te zijn.<br />

Toegegeven is mijn innerlijke klankwereld nog vrij beperkt en ga ik bij het<br />

<strong>com</strong>poneren dan ook in eerste instantie, bewust of onbewust, op zoek naar<br />

tonale harmonie. Mijn innerlijk gehoor is niet voldoende ontwikkeld om met<br />

atonale elementen aan de slag te gaan. Dit is te wijten aan het feit dat ik vooral<br />

naar tonale muziek luister, met name jazz en lichte muziek. De klankwerelden<br />

van een Schönberg, een Berg of een Messiaen <strong>–</strong> om er maar enkele te noemen <strong>–</strong><br />

zijn, naast het feit dat ze van een uitzonderlijke genialiteit getuigen, geënt op<br />

een volstrekt andere traditie dan diegene waar ik het meest in thuis ben. Ik heb<br />

dan ook allesbehalve de pretentie om de theorie van Messiaen aan te wenden in<br />

een zelfde context als hij dat doet. Zoals Bo Van der Werf aantoont, kan deze<br />

theorie <strong>–</strong> zoals dat wel vaker gaat met muziektheorieën <strong>–</strong> een stimulans en een<br />

leidraad vormen om de eigen klankwereld uit te breiden.<br />

Een belangrijk element dat in onderstaande schets terugkomt en waar ik erg van<br />

hou is de bitterzoete ambiguïteit die we zo vaak horen bij Bill Frisell. Denk maar<br />

aan een <strong>com</strong>positie als „Again‟, waar hij voortdurend schippert tussen D majeur<br />

en d mineur met als summum het eindthema dat over een D majeur pedaal<br />

wordt gespeeld. Van zijn <strong>com</strong>posities gaat een sterk verbeeldende kracht uit. Ze<br />

zuigen je een droomwereld binnen waarin de tijd niet bestaat. Denken we<br />

bijvoorbeeld aan de mysterieuze sfeer van „Tales From The Far Side‟ op de cd<br />

„Bill Frisell Quartet‟. Een magistrale orchestratie van de begeleiding zorgt voor<br />

een weelderige ondergrond waarop de viool haar klaagzang brengt. De spanning<br />

wordt vijf minuten lang opgebouwd met als hoogtepunt een scheurende<br />

gitaarsolo van Frisell die wordt beëindigd met een aangehouden noot in de gitaar<br />

zonder dat het nummer wordt besloten met een thema. De aangehouden noot<br />

mondt uit in een zweverig majeur melodietje in een toonaard die schijnbaar<br />

weinig gemeen heeft met de oorspronkelijke mineur toonaard. Dit versterkt de<br />

droomsfeer aanzienlijk.<br />

67


4.2 ANALYSE<br />

Ik heb in heel het stuk uitsluitend gebruik gemaakt van noten uit de eerste<br />

transpositie van M3.<br />

De vier maten waar de schets mee aanvangt klinken enigszins labiel door de<br />

afwisseling van een mineur- en een majeurterts. De piano speelt hier een<br />

onomkeerbaar patroon van twee maten lang dat heel het stuk doorloopt. De re,<br />

die de opmaat voor het thema vormt, klinkt even als een verrassing, maar als de<br />

fa kruis en de si klinken, valt de re op zijn plaats in het tonale kader. De grote<br />

terts waar het thema mee aanvangt, doet denken aan het thema van een andere<br />

<strong>com</strong>positie van mijn hand, „28 september‟. De fa kruis en de si, voorafgegaan<br />

door de re, doen even het vermoeden rijzen van bitonaliteit, namelijk c mineur/C<br />

majeur en b mineur, maar men zou evengoed kunnen stellen dat de eerste maat<br />

een do majeur zeven kruis elf akkoord suggereert. De lijn in maat 8 en 9 komt<br />

uit de toonladder si mineur harmonisch en bevat tegelijkertijd uitsluitend noten<br />

uit de eerste transpositie van M3.<br />

Vanaf maat 13 dubbelt de celesta de baslijn van de piano in decimen. 42 De lijn in<br />

de celesta wisselt de mi (bv. in maat 13) en de re kruis (bv. in maat 15) af<br />

waardoor we afwisselend grote en kleine decimen krijgen in samenklank met de<br />

piano. De sterke neiging naar si klein wordt hier bevestigd.<br />

In maat 17 en 18 leggen de twee stemmen in de rechterhand van de piano de<br />

nadruk op mogelijke tonale wendingen. We ontwaren de volgende wending:<br />

B/D# Emin Gmaj7.<br />

In maat 20 komt de tweede stem binnen in de bovenste notenbalk van de<br />

celesta. Alweer in decimen en alweer vanuit toonaard si klein te beschouwen. De<br />

karakteristieke re kruis in maat 25 is de enige die niet uit si klein zou kunnen<br />

komen.<br />

De laatste acht maten speelt de piano de melodie een octaaf hoger. Om het<br />

melodietje enige sprankeling te geven heb ik vanaf maat 29 gebruik gemaakt<br />

van een verandering van register. Een techniek die ik heb besproken in het<br />

hoofdstuk over melodische ontwikkeling. De driestemmige lijn in maat 32 en 33<br />

heb ik bekomen door maat 24 en 25 te hernemen en de stemmen te verwisselen<br />

van instrument waarna ik een logische tweede en derde stem in si klein voor de<br />

celesta heb geschreven.<br />

Hoewel mijn beperkte innerlijke klankwereld mij tijdens het <strong>com</strong>poneren van de<br />

melodie automatisch naar si mineur harmonisch leidde, heeft M3 toch duidelijk<br />

zijn sporen nagelaten in de <strong>com</strong>positie. Jezelf beperkingen opleggen, zoals de<br />

doelstelling om alleen met noten van M3 te werken, stimuleert bovendien de<br />

creativiteit. Als je nog niet aan de klank van de modus gewend bent, lijkt deze<br />

een onuitputtelijke bron aan klanken en <strong>com</strong>binaties.<br />

42 De celesta klinkt een octaaf hoger dan genoteerd.<br />

68


BESLUIT<br />

De benaming van de transpositie van een modus gebeurt bij Messiaen vanuit de<br />

do, terwijl Van der Werf de grondnoot als ijkpunt neemt voor de benaming. Zo<br />

zal Messiaen het over de eerste transpositie van de tweede modus hebben,<br />

terwijl dit bij Van der Werf CM2, EbM2, F#M2 of AM2 kan zijn. Vier verschillende<br />

benamingen voor dezelfde notenreeks dus. Dit komt doordat Van der Werf de<br />

modi dikwijls aanwendt als akkoordsymbolen in een akkoordenschema, met de<br />

bedoeling erover te improviseren. De benaming van Van der Werf maakt de<br />

improvisator attent op de basnoot. Aldus is het verschil in benaming een<br />

uitvloeisel van het verschil in traditie, dat de oorzaak is van alle verschillen in<br />

benadering tussen Messiaen en Van der Werf.<br />

Dit onderzoek ging hem echter niet over de verschillen, maar over de<br />

gelijkenissen. In de <strong>com</strong>positie Calcutta vinden we verscheidene elementen van<br />

de muziektaal van Messiaen terug. Zo worden modes à transpositions limitées<br />

veelvuldig gebruikt. Van der Werf hanteert ze als akkoordsymbolen in een<br />

akkoordenschema en heeft de baslijn van de soloschema‟s ge<strong>com</strong>poneerd met<br />

noten uit de eerste en de derde transpositie van de tweede modus.<br />

Onomkeerbare ritmes worden ook heel expliciet gebruikt. Zo is de baslijn van het<br />

thema één groot onomkeerbaar ritme en bestaat de ritmische basisstructuur van<br />

het nummer uit twee onomkeerbare ritmes na elkaar. Doordat het hele nummer<br />

op deze ritmische basisstructuur gebaseerd is, is de onomkeerbaarheid<br />

alomtegenwoordig.<br />

Op het vlak van polyritmiek valt er veel te zeggen over de muziek van Bo Van<br />

der Werf. In het thema van Calcutta wordt de ritmische basisstructuur, die uit<br />

twee onomkeerbare ritmes bestaat, op het in zijn geheel onomkeerbare ritme<br />

van de baslijn gestapeld. In het eerste soloschema wordt de ritmische<br />

basisstructuur, gespeeld door de akkoorden en de baslijn, gestapeld op de<br />

verdubbeling van deze basisstructuur, gespeeld door de „bells‟. In de alternate<br />

solo form tenslotte, gebeurt hetzelfde, alleen speelt de achtergrondmelodie nu de<br />

ritmische basisstructuur, en de akkoorden en de baslijn de verdubbeling ervan.<br />

Van der Werf gebruikt ook twee manieren van ritmische notatie zoals Messiaen<br />

die uitlegt in zijn Technique de mon Langage Musical. De eerste is de valse<br />

maatsoort, te zien op de partituren van het thema en de alternate solo form, de<br />

tweede is de techniek van de maatwisselingen, te zien op de partituren van het<br />

eerste soloschema. Van der Werf zei me dat hij dit niet bewust van Messiaen<br />

heeft overgenomen. Het is gewoon een logische manier om de leesbaarheid van<br />

een stuk te vergroten.<br />

In de improvisatie van Bo Van der Werf valt vooral het gebruik van modi op.<br />

Zoals ik in deel II zei, is Van der Werf op zoek naar melodieën om mee te<br />

improviseren die omwille van hun herkomst een zekere symmetrie in zich<br />

dragen. Dit is merkbaar in zijn solo.<br />

Van der Werf maakt ook dikwijls gebruik van majeurdrieklanken die op het<br />

eerste zicht weinig te maken hebben met de akkoorden in het akkoordenschema.<br />

Dit zou ook wel eens een invloed van Messiaen kunnen zijn.<br />

69


Twee elementen die Messiaen ook gebruikte, maar die door Van der Werf vanuit<br />

een volledig andere hoek worden benaderd, zijn chromatiek en de dalende<br />

overmatige kwart. Van der Werf gebruikt chromatiek hoofdzakelijk als<br />

doorgangsnoten en de dalende overmatige kwart als effect.<br />

Al bij al heb ik toch minder expliciete elementen van de muziektaal van Messiaen<br />

in Octurn teruggevonden dan ik initieel dacht te vinden. Het feit dat ik maar één<br />

<strong>com</strong>positie en één solo heb kunnen analyseren, speelt hier ongetwijfeld mee.<br />

Los van de bevindingen was het inspirerend om te zien hoe Bo Van der Werf een<br />

muzikaal idee als uitgangspunt neemt, en dit met veel enthousiasme en<br />

inspiratie <strong>–</strong> en ik zou zelfs durven zeggen een hardnekkige eigenzinnigheid <strong>–</strong><br />

naar zijn hand weet te zetten. Daarnaast ben ik dankbaar dat ik me heb kunnen<br />

onderdompelen in de indrukwekkende wereld van Messiaen. Een wereld die<br />

ontzag inboezemt voor de verwezenlijkingen van de Westerse muzikale traditie.<br />

70


BIJLAGE<br />

LIJST VAN AKKOORDEN PER MODUS<br />

Toelichting<br />

Bo Van der Werf heeft de zevende modus in deze lijst buiten beschouwing<br />

gelaten. De redenen heb ik reeds uitgelegd bij het bespreken van deze modus. Ik<br />

zal de uitleg voor de duidelijkheid citeren:<br />

“We zien dat deze modus op twee noten na de chromatische toonladder<br />

vormt. Er is niet echt sprake van een karakteristieke configuratie en we<br />

kunnen met de gegeven noten enorm veel akkoorden vormen waardoor de<br />

modus geen echt typerende klank bezit. Deze modus wordt door Messiaen<br />

dan ook het minst gebruikt. Bo Van der Werf (Werf, notes, s.d.) wijst er<br />

ook op dat modus zeven enkele transposities van modi één, twee, vier, vijf<br />

en zes bevat. Zo zitten in de eerste transpositie van de zevende modus de<br />

volgende modi vervat: M1 2 , M2 3 , M4 1 , M4 2 , M6 2 en M6 4 .“<br />

Ook de vijfde modus heeft Van der Werf buiten beschouwing gelaten omdat alle<br />

noten van modus 5 terugkomen in modus 4.<br />

Doordat motralis, zoals we weten, symmetrisch zijn opgebouwd, kunnen we de<br />

hieronder vermelde akkoorden dan ook transponeren aan de hand van deze<br />

symmetrie, die voor elke modus anders kan zijn. Modus 1 is bijvoorbeeld<br />

symmetrisch opgebouwd uit elkaar overlappende groepjes van twee noten<br />

waarvan de beginnoot telkens een grote secunde van elkaar verwijderd ligt. Dit<br />

wil zeggen dat we, als we een C+5 construeren in modus 1, we dit akkoord ook<br />

een grote secunde hoger of lager kunnen spelen, zonder te moeten vrezen dat<br />

we noten spelen die niet in de modus voorkomen.<br />

Ik herneem per modus nog eens het interval waarrond de symmetrie is<br />

opgebouwd:<br />

Modus 1: Grote secunde.<br />

Modus 2: Kleine terts.<br />

Modus 3: Grote terts.<br />

Modus 4: Overmatige kwart.<br />

Modus 5: Overmatige kwart.<br />

Modus 6: Overmatige kwart.<br />

Modus 7: Overmatige kwart.<br />

De transpositiemogelijkheden per modus:<br />

Modus 1: Grote secunde, grote terts, overmatige kwart, kleine sext, kleine<br />

septiem.<br />

Modus 2: Kleine terts, overmatige kwart, grote sext.<br />

Modus 3: Grote terts, kleine sext.<br />

Modus 4: Overmatige kwart.<br />

Modus 5: Overmatige kwart.<br />

71


Modus 6: Overmatige kwart.<br />

Modus 7: Overmatige kwart.<br />

Lijst<br />

CM1 (M1 1 )<br />

C+5<br />

C7 (no5)<br />

C7 (no5) 9<br />

C7 (no5) 9 #11<br />

C7 (no5) 9 #11 b13<br />

C7 (+5)<br />

Alle akkoorden kunnen binnen de modus een grote secunde, een grote terts, een<br />

overmatige kwart, een kleine sext of een klein septiem naar boven of naar<br />

beneden worden getransponeerd.<br />

CM2 (M2 1 )<br />

Cm<br />

Cm6<br />

Cm7<br />

Cm7 b5<br />

Cm7 b5 13<br />

C#m (no5) (no7)<br />

C#m (no5) (no7) b5 (9)<br />

C#m (no5) (no7) b5 (9) (11)<br />

C#m (no5) (no7) b5 (9) (11) 13<br />

C#m (no5) (no7) b5 (9) (11) 13 (maj7)<br />

C<br />

C7<br />

C7 b9<br />

C7 b9 #9<br />

C7 b9 #11<br />

C7 b9 #9 #11<br />

C7 b9 #9 #11 13<br />

Alle akkoorden kunnen binnen de modus een kleine terts, een overmatige kwart<br />

of een grote sext naar boven of naar beneden worden getransponeerd.<br />

CM3 (M3 1 )<br />

Cm<br />

Cm7 (b5)<br />

Cm7 (b5) 9<br />

Cm7 (b5) 9 #11<br />

Cm7 (b5) 9 #11 b6<br />

Cm7 (b5) 9 #11 b6 (maj7)<br />

72


C<br />

C #9<br />

C #9 +5<br />

Cmaj7<br />

Cmaj7 9<br />

Cmaj7 9 #9<br />

Cmaj7 9 #9 #11 +5<br />

Cmaj7 9 #9 #11 +5 (min7)<br />

C7<br />

C7 9<br />

C7 9 #9<br />

C7 9 #9 #11 +5<br />

C7 9 #9 #11 +5 (maj7)<br />

D7 (no5)<br />

D7 (no5) b9<br />

D7 (no5) b9 (9)<br />

D7 (no5) b9 (9) 11<br />

D7 (no5) b9 (9) 11 (#11)<br />

D7 (no5) b9 (9) 11 (#11)<br />

D7 (no5) b9 (9) 11 (#11) b13<br />

D7 (no5) b9 (9) 11 (#11) b13 (13)<br />

Ebm<br />

Ebm maj7<br />

Ebm maj7 11<br />

Ebm maj7 11 b13<br />

Ebm maj7 11 b13 (13)<br />

Ebm maj7 11 b13 (13)<br />

Eb<br />

Eb #9<br />

Eb #9<br />

Eb #9 +5<br />

Ebmaj7<br />

Ebmaj7 #9<br />

Ebmaj7 #9 11<br />

Ebmaj7 #9 11 b13<br />

Ebmaj7 #9 11 b13 (13)<br />

Alle akkoorden kunnen binnen de modus een grote terts of een kleine sext naar<br />

boven of naar beneden worden getransponeerd.<br />

CM4 (M4 1 )<br />

Bm<br />

Bm 9<br />

Bm (b5)<br />

Bm (b5) b6<br />

Bm (b5) b6 (6)<br />

C#<br />

C#maj7<br />

73


C#maj7 11<br />

C#maj7 11 (#11)<br />

C#maj7 11 (#11) (min 7)<br />

C#7<br />

C#7 b9<br />

C#7 b9 11<br />

C#7 b9 11 (maj7)<br />

D7 (no5)<br />

D7 (no5) #9<br />

D7 (no5) #9 11<br />

D7 (no5) #9 11 (#11)<br />

D7 (no5) #9 11 (#11) 13<br />

D7 (no5) #9 11 (#11) 13 (maj7)<br />

Alle akkoorden kunnen binnen de modus een overmatige kwart naar boven of<br />

naar beneden worden getransponeerd.<br />

CM6 (M6 1 )<br />

C<br />

C+5<br />

Cmaj7<br />

Cmaj7 9<br />

Cmaj7 9 11<br />

Cmaj7 9 11 (#11)<br />

Cmaj7 9 11 (#11) +5<br />

Cmaj7 9 11 (#11) +5 (min7)<br />

Dm (no5)<br />

Dm7 (no5)<br />

Dm7 (no5) b5<br />

Dm7 (no5) b5 b6<br />

Dm7 (no5) b5 b13 (13)<br />

D7 (no5)<br />

D7 (no5) 9<br />

D7 (no5) 9 (#9)<br />

D7 (no5) 9 (#9) #11<br />

D7 (no5) 9 (#9) #11 b13<br />

D7 (no5) 9 (#9) #11 b13 (13)<br />

E<br />

E+5<br />

E7<br />

E7 b9<br />

E7 b9 (9)<br />

E7 b9 (9) #11<br />

E7 b9 (9) #11<br />

E7 b9 (9) #11 b13<br />

Fm<br />

Fm 11<br />

74


Fm 11 (b5)<br />

Fm 11 (b5) 13<br />

Fm 11 (b5) 13 (maj7)<br />

Alle akkoorden kunnen binnen de modus een overmatige kwart naar boven of<br />

naar beneden worden getransponeerd.<br />

CALCUTTA<br />

(zie volgende pagina‟s)<br />

75


Thema („Head‟)<br />

76


Soloschema („Solo form‟)<br />

78


Variatie op het soloschema („Alternate solo form‟)<br />

80


SOLO BO VAN DER WERF<br />

82


EIGEN COMPOSITIE: SCHETS M3<br />

86


LITERATUURLIJST<br />

Buis, C. (s.d.). analyse colijn. s.l.<br />

Gooris, W. (2010). De zeven modi van Olivier Messiaen in de jazz, onderzoek<br />

naar de toepassing van deze modi in de jazzmuziek. Onuitgegeven<br />

Masterscriptie, Artesis Hogeschool Antwerpen, departement Koninklijk<br />

Conservatorium, afdeling jazz & lichte muziek.<br />

Messiaen, O. (1944). Technique de mon langage musical, 1er Volume: Texte.<br />

Parijs, Frankrijk: Alphonse Leduc & Cie.<br />

Messiaen, O. (1966). Technique de mon langage musical, 2e Volume : Exemples<br />

musicaux. Parijs: Alphonse Leduc & Cie.<br />

Messiaen, O. (1994-2002). Traité de Rythme, de Couleur et d'Ornithologie en<br />

Sept Tomes. Parijs: Alphonse Leduc & Cie.<br />

Messiaen, O. (1994). Traité de Rythme, de Couleur et d'Ornithologie en Sept<br />

Tomes, Tome I. Parijs: Alphonse Leduc & Cie.<br />

Messiaen, O. (1995). Traité de Rythme, de Couleur et d'Ornithologie en Sept<br />

Tomes, Tome II. Parijs: Alphonse Leduc & Cie.<br />

Messiaen, O. (1996). Traité de Rythme, de Couleur et d'Ornithologie en Sept<br />

Tomes, Tome III. Parijs: Alphonse Leduc & Cie.<br />

Messiaen, O. (2002). Traité de Rythme, de Couleur et d'Ornithologie en Sept<br />

Tomes, Tome VII. Parijs: Alphonse Leduc & Cie.<br />

Mille, O. (Regisseur). (2007). Olivier Messiaen - The Crystal Liturgy [Film].<br />

Octurn. (sd). Charts. Opgeroepen op Januari 23, 2010, van Octurn:<br />

http://octurn.<strong>com</strong>/files?type=Charts&id=19<br />

Werf, B. V. (2006). 21 Emanations [cd], Octurn, Yolk Records, J2025.<br />

Werf, B. V. (2006, Augustus). About 21 Emanations. (M. Ezana, Interviewer)<br />

Werf, B. V. (2011, Maart 17). Bells. (M. V. Looverbosch, Interviewer)<br />

Werf, B. V. (s.d.). Calcutta notes. s.l., België.<br />

Werf, B. V. (2011, Maart 16). Définition de la fonction tonale. (M. V.<br />

Looverbosch, Interviewer)<br />

Werf, B. V. (s.d.). intro work octurn. s.l., België.<br />

Werf, B. V. (s.d.). notes. s.l., België.<br />

87


LIJST MET AFBEELD<strong>IN</strong>GEN<br />

Figuur 1:<br />

http://<strong>www</strong>.classicalarchives.<strong>com</strong>/images/coverart/6/1/d/b/028943992923_300.<br />

jpg<br />

De afbeeldingen in deel I zijn allemaal afkomstig uit<br />

Messiaen, O. (1966) Technique de mon Langage Musical, 2 e volume: Exemples<br />

musicaux. Parijs: Alphonse Leduc & Cie.<br />

behalve de afbeeldingen van de modi zelf en de tweede figuur van 1.1.2 die zelf<br />

gemaakt zijn.<br />

88


ABSTRACT<br />

Octurn is een Brussels avant-garde collectief met wortels in de jazz. In 2006<br />

brachten ze het album 21 Emanations uit. De muziek daarop is ge<strong>com</strong>poneerd<br />

door Bo Van der Werf, baritonsaxofonist en prominent lid van Octurn. Hij zegt bij<br />

het <strong>com</strong>poneren gebruik te hebben gemaakt van elementen van de muziektaal<br />

van de 20 ste eeuwse klassieke <strong>com</strong>ponist Olivier Messiaen. Ik wou weten welke<br />

elementen dat precies zijn.<br />

In deel I heb ik systematisch de belangrijkste elementen van de muziektaal van<br />

Messiaen besproken. Ik heb daarbij diens Technique de mon Langage Musical als<br />

uitgangspunt genomen. De meest relevante hoofdstukken hiervan heb ik<br />

geselecteerd, vertaald, samengevat en rijkelijk voorzien van voorbeelden om de<br />

lezer een spoedcursus Messiaen te geven.<br />

In het tweede deel heb ik enkele elementaire principes van de improvisatietaal<br />

van Bo Van der Werf bekeken en gezien hoe hij beperkt transponeerbare modi in<br />

zijn solo‟s gebruikt.<br />

In het eerste hoofdstuk van deel III heb ik de <strong>com</strong>positie Calcutta van het<br />

bovengenoemde album geanalyseerd aan de hand van de besproken elementen<br />

van de muziektaal van Messiaen. Voornamelijk het gebruik van modes à<br />

transpositions limitées en onomkeerbare ritmes viel op. De modi worden door<br />

Van der Werf op een heel andere manier gebruikt dan door Messiaen. Waar<br />

Messiaen de modi vooral gebruikte in de vorm van uitgeschreven akkoorden, zal<br />

Van der Werf deze modi ook gaan gebruiken als akkoordsymbolen in een<br />

akkoordenschema of om een baslijn mee te <strong>com</strong>poneren. Onomkeerbare ritmes<br />

zijn ook prominent aanwezig in Calcutta. Zo is heel de baslijn van het thema één<br />

groot onomkeerbaar ritme, en bestaat de ritmische basisstructuur van het<br />

nummer uit twee onomkeerbare ritmes na elkaar.<br />

In het tweede hoofdstuk van het derde deel heb ik de baritonsolo van Bo Van der<br />

Werf op de albumversie van Calcutta geanalyseerd, om te zien of hij ook in zijn<br />

improvisatie elementen van Messiaen gebruikt. Ook hier zien we weer een<br />

verschillend gebruik van de modi. Van der Werf gaat er melodieën uit distilleren<br />

die, omwille van hun herkomst, een zekere symmetrie in zich dragen. De idee<br />

van evenwicht die de modi belichamen, zijn voor Van der Werf een belangrijke<br />

reden om ze te gebruiken. In de improvisatie zijn de elementen van de<br />

muziektaal van Messiaen schaarser aanwezig dan in de <strong>com</strong>positie, hetgeen<br />

logisch is, men schudt immers niet zomaar een onomkeerbaar ritme uit zijn<br />

mouw.<br />

Om de link tussen de thesis en mijn eigen artistieke praktijk tastbaar te maken<br />

voor de lezer, heb ik tenslotte een bescheiden <strong>com</strong>positie geschreven in de<br />

eerste transpositie van de derde mode à transpositions limitées die ik in het<br />

vierde en laatste deel van de scriptie analyseer en bespreek.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!