23.03.2014 Views

ARBITERS HANDLEIDING - KNDB

ARBITERS HANDLEIDING - KNDB

ARBITERS HANDLEIDING - KNDB

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>ARBITERS</strong><br />

<strong>HANDLEIDING</strong><br />

2006 – 2007


2<br />

Inleiding.<br />

Voor u ligt de nieuwe versie van de Arbitershandleiding (AH) van de <strong>KNDB</strong>. In vergelijking met<br />

de vorige editie is het aantal bladzijden opnieuw uitgebreid.<br />

De AH volgt in grote lijnen de teamwedstrijden in de Nationale Competitie, maar is ook voor alle<br />

andere team- en persoonlijke wedstrijden geschikt.<br />

Het Spel- en Wedstrijdreglement (SWR) speelt een belangrijke rol. De cijfers en getallen die<br />

tussen haakjes en onderstreept staan ( ) verwijzen naar de artikelen in het SWR.<br />

Aanvullingen, correcties, suggesties, wedstrijdsituaties etc. zijn welkom. Deze worden door ons<br />

zo mogelijk verwerkt in de volgende editite. Dan worden ook een aantal diagrammen ter<br />

verduidelijking opgenomen. Diagrammen zijn dan ook eveneens welkom.<br />

De contactpersoon van de arbiterscommissie is:<br />

Hans Robben<br />

Dubceksingel 118<br />

6716 RE Ede<br />

0318 – 69 00 79<br />

h.robben@tiscali.nl<br />

De volgende versie van de AH verschijnt in september 2007.<br />

Alphen a/d Rijn / Ede, 1 oktober 2006.<br />

De arbiterscommissie van de <strong>KNDB</strong>,<br />

Richard van Diggele en Hans Robben.<br />

2


3<br />

Inhoud.<br />

Hoofdstuk 1 : Algemeen.<br />

• 1.1 Arbiter en wedstrijdleider<br />

• 1.2 De eisen aan de arbiter<br />

• 1.3 De taken van de arbiter<br />

• 1.4 Het Spel- en Wedstrijdreglement<br />

• 1.5 De Wedstrijdvoorwaarden<br />

Hoofdstuk 2 : Voor de wedstrijd.<br />

• 2.1 Voorbereiding<br />

• 2.2 Controle van speellokaal en -materiaal<br />

• 2.3 De teamopstellingen<br />

• 2.4 Afbreken<br />

• 2.5 Begin van de wedstrijd<br />

Hoofdstuk 3 : Tijdens en na de wedstrijd.<br />

• 3.1 Administratieve taken<br />

• 3.2 Overige taken<br />

• 3.3 Onregelmatigheden<br />

• 3.4 De tijdnoodfase<br />

• 3.5 Remise<br />

• 3.6 Uitslag 0-0<br />

• 3.7 Arbitrage<br />

• 3.8 Afbreken<br />

• 3.9 Na afloop van de wedstrijd<br />

Hoofdstuk 4 : Diverse artikelen SWR.<br />

Hoofdstuk 5 : Opleiding.<br />

• 5.1 Opleiding tot <strong>KNDB</strong>-arbiter<br />

• 5.2 Opleiding tot FMJD-arbiter<br />

3


4<br />

Hoofdstuk 1. Algemeen<br />

1.1 Arbiter en wedstrijdleider.<br />

We beginnen deze handleiding met het verschil tussen de arbiter en de wedstrijdleider.<br />

De wedstrijdleider is de persoon die:<br />

• verantwoordelijk is voor de organisatie van een bepaalde wedstrijd of een bepaald<br />

toernooi;<br />

• de wedstrijdvoorwaarden vaststelt;<br />

• eventuele protesten behandelt (als er geen protestcommissie is).<br />

Voorbeelden van wedstrijdleiders zijn de competitieleider van de <strong>KNDB</strong> of van het provinciaal<br />

bestuur.<br />

De arbiter is de persoon die, namens de wedstrijdleider, aanwezig is voor de praktische leiding<br />

van de wedstrijd. Dit blijkt uit de volgende taken:<br />

• Hij geeft alle bijzonderheden van de wedstrijd aan de wedstrijdleider door;<br />

• Hij heeft het recht om namens de wedstrijdleider zelf een ‘bijzondere’ beslissing te nemen<br />

(63);<br />

• Hij weet dat een speler of team zijn beslissing via een protest bij de wedstrijdleider kan<br />

aanvechten (als er geen protestcommissie is).<br />

De arbiter vertegenwoordigt de wedstrijdleider. Hij voert aanwijzingen en opdrachten van de<br />

wedstrijdleider altijd direkt uit.<br />

1.2 De eisen aan de arbiter.<br />

De arbiter ziet er op toe dat het spel volgens de regels van het SWR wordt gespeeld.<br />

Het streven is dat alle spelers in een toernooi, of alle clubs in een competitie, onder gelijke<br />

voorwaarden hun partijen spelen. Dit betekent dat, als een arbiter een wedstrijd tussen spelers<br />

A en B leidt, hij er op let dat hun partij volgens de regels wordt gespeeld. Als A en B van mening<br />

verschillen, grijpt de arbiter in, niet alleen namens A en B, maar ook namens de andere aan- of<br />

afwezige spelers en teams van hetzelfde toernooi of dezelfde competitie.<br />

De arbiter treedt ook op als A en B samen de regels overtreden, zodat de belangen van alle<br />

andere spelers en teams zijn gewaarborgd.<br />

Het belangrijkste voor een arbiter is dat hij weet wat in het SWR (en in de AH) staat. De arbiter<br />

hoeft niet het hele SWR uit zijn hoofd te kennen, als hij maar wél weet waar hij een bepaald<br />

artikel snel kan vinden.<br />

De arbiter heeft altijd het meest recente SWR bij zich, zodat hij zonodig iets kan opzoeken of<br />

aantonen, als een speler hem wat vraagt.<br />

Ook belangrijk is de houding van de arbiter. De arbiter:<br />

• is objectief. Hij behandelt alle clubs en spelers gelijk, ook als er clubgenoten van hem<br />

meespelen;<br />

• is altijd voor de spelers beschikbaar;<br />

• is onopvallend. Hij bemoeit zich niet met de partijen, maar houdt wel alles in de gaten;<br />

• blijft rustig, ook als de spanningen oplopen;<br />

• heeft begrip voor de hoogspanning waarin spelers tijdens een partij kunnen verkeren;<br />

• geeft geen commentaar op het spel;<br />

• heeft er geen moeite mee als een speler tegen zijn beslissing protesteert, en de<br />

protestcommissie of de wedstrijdleider het protest toewijst.<br />

1.3 De taken van de arbiter.<br />

In de artikelen 17 en 24 van het SWR staan de taken van de arbiter vermeld.<br />

4


5<br />

De arbiter is tijdens de gehele wedstrijd beschikbaar voor zijn taak, zodat de spelers een<br />

beroep op hem kunnen doen. Natuurlijk mag de arbiter wel even uit het speellokaal weg om<br />

naar het toilet te gaan of koffie te halen, maar hij blijft niet langer weg dan nodig is.<br />

Het is niet verboden (maar zeer zeker ook niet gewenst) dat de arbiter zelf, op een andere plek<br />

in de speelzaal, een partij speelt. Als hij maar beseft dat hij elk moment bij de wedstrijd, die hij<br />

leidt, nodig kan zijn (24-2).<br />

De arbiter speelt niet mee in een wedstrijd, die hij zelf als arbiter leidt (24.2).<br />

1.4 Het Spel en Wedstrijdreglement.<br />

Het Spel- en Wedstrijdreglement is opgebouwd als een soort trechter. Eerst staan de algemene<br />

regels voor het damspel vermeld. Daarna volgen de aanvullende regels voor wedstrijden. Deze<br />

regels zijn vervolgens steeds specifieker uitgewerkt in het Wedstrijdreglement, eerst naar type<br />

toernooi (persoonlijke wedstrijden / teamwedstrijden), dan naar specifieke toernooien<br />

(bekercompetitie, clubcompetitie). In deze handleiding komen allen de artikelen 1 t/m 24 aan<br />

bod.<br />

Hierdoor kan het voorkomen dat sommige onderwerpen in verschillende artikelen worden<br />

genoemd. De taken van de arbiter bijvoorbeeld, staan in de artikelen 17 en 24.<br />

Ook kan het voorkomen dat in een specifiek omschreven situatie een uitzondering wordt<br />

gegeven op de algemene regel. In artikel 11.1 staat dat iedere speler verplicht is tijdens de<br />

partij de zetten zet voor zet te noteren. In artikel 11.4 staat echter dat de notatieplicht wordt<br />

opgeschort. Spelers hoeven dan tijdelijk niet zet voor zet te noteren.<br />

Meestal wordt in een artikel niet verwezen naar een eerdere of latere uitzondering. Het is vrijwel<br />

ondoenlijk om in alle algemene regels te verwijzen naar in latere bepalingen opgenomen<br />

uitzonderingen. Een enkele keer wordt wél verwezen naar een uitzondering: in artikel 10.4<br />

bijvoorbeeld staat dat het de spelers niet is toegestaan tijdens de partij beide klokken stil te<br />

zetten. In artikel 20.3 staat echter dat een speler het recht heeft om, in afwijking van artikel<br />

10.4, de klok stil te zetten.<br />

Achter in het SWR is een begrippenlijst opgenomen. Dit kan handig zijn bij het opzoeken van<br />

een bepaald artikel.<br />

1.5 De wedstrijdvoorwaarden.<br />

In aanvulling op het SWR worden bij iedere wedstrijd of ieder toernooi aanvullende<br />

wedstrijdvoorwaarden bekendgemaakt, die specifiek voor die wedstrijd gelden. Deze<br />

voorwaarden vormen, samen met het SWR, de richtlijnen voor die wedstrijd.<br />

De wedstrijdvoorwaarden veranderen af en toe, of worden uitgebreid. Zo zijn in de laatste jaren<br />

bepalingen opgenomen over het roken en de mobiele telefoon.<br />

De arbiter volgt de wedstrijdvoorwaarden nauwkeurig op, net als de bepalingen in het SWR. Hij<br />

mag niet op eigen houtje een wedstrijdvoorwaarde negeren, of er van afwijken als hij het met<br />

een bepaling niet eens is.<br />

5


6<br />

Hoofdstuk 2 Voor de wedstrijd.<br />

2.1 Voorbereiding.<br />

Net als de (meeste) spelers, bereidt ook de arbiter zich voor op de wedstrijd die hij gaat leiden.<br />

De arbiter neemt in ieder geval mee naar de wedstrijd:<br />

• De juiste tijd - mogelijk is in het speellokaal geen klok aanwezig;<br />

• Het SWR;<br />

• Deze AH;<br />

• De wedstrijdvoorwaarden (meestal het programmaboekje van het toernooi of de<br />

competitie);<br />

• De handleiding voor het gebruik van digitale klokken;<br />

• Een pen.<br />

Verder kunnen van pas komen:<br />

• Wedstrijdformulier (bij een competitiewedstrijd);<br />

• Notatiebiljetten;<br />

• Reservepennen;<br />

• Mobiele telefoon.<br />

Tijdstip van aanwezigheid.<br />

In het SWR staat dat de arbiter uiterlijk twintig minuten voor de aanvang van de wedstrijd in het<br />

speellokaal aanwezig moet zijn (24.3). Het is daarom verstandig tijdig van huis te gaan en<br />

rekening te houden met treinvertraging en files. Het is niet prettig om tien minuten voor de<br />

aanvang van een wedstrijd of zelfs na aanvang van de wedstrijd binnen te komen. Ook al is de<br />

reden voor de vertraging nog zo acceptabel.<br />

Als de arbiter niet op tijd in de speelzaal kan zijn, geeft hij dit zo snel mogelijk door aan het<br />

clublokaal van de thuisspelende vereniging.<br />

Speellokaal nog niet open.<br />

Soms komt het voor dat het speellokaal nog niet open is. Als dat uiteindelijk dan toch het geval<br />

is, voert de arbiter eerst zijn taken uit. Als de wedstrijd hierdoor te laat begint, brengt de arbiter<br />

de tijd die dit heeft gekost in mindering op de klokken van de thuisvereniging (18.1). Dat gebeurt<br />

ook als de thuisvereniging geen schuld heeft, omdat bijvoorbeeld de beheerder van het<br />

speellokaal te laat is om het gebouw te openen.<br />

De arbiter kan in heel bijzondere situaties (bijvoorbeeld brand of waterschade) besluiten om<br />

geen tijdaftrek toe te passen. Hij noteert dan wél op het wedstrijdformulier dat de wedstrijd later<br />

is begonnen en de reden daarvan.<br />

Voorstellen.<br />

Zonodig stelt de arbiter zich voor aan degenen met wie hij tijdens de wedstrijd te maken krijgt.<br />

Bij competitiewedstrijden zijn dat de teamleiders, of bestuursleden, en mogelijk ook de spelers.<br />

2.2 Controle van speellokaal en -materiaal.<br />

De periode net voor aanvang van de wedstrijd is één van de drukste perioden voor een arbiter.<br />

Hij begint met de controle van het speellokaal. Artikel 18.1 geeft aan op welke punten hij let:<br />

• er moet voldoende ruimte, licht, warmte en ventilatie zijn;<br />

• er moet voor spelers en arbiter voldoende en geschikt meubilair zijn;<br />

• er moet voldoende afscheiding tussen spelers en toeschouwers zijn, bijvoorbeeld 2 meter;<br />

• er moet rust heersen.<br />

Het is mogelijk dat voor aanvang van de wedstrijd niet aan (één van deze) punten is voldaan.<br />

De verwarming is bijvoorbeeld uitgevallen of in een aangrenzende ruimte repeteert de<br />

harmonie. De arbiter bepaalt dan of de wedstrijd wel of niet kan beginnen. Als hij van mening is<br />

dat de wedstrijd niet kan beginnen, geeft hij de thuisvereniging tijdig de mogelijkheid om het<br />

6


7<br />

probleem op te lossen. Lukt dat niet, dan gelast hij de wedstrijd af. Lukt het wel, maar pas na<br />

enige tijd, dan brengt de arbiter de verbruikte tijd in mindering op de klokken van de spelers van<br />

de thuisvereniging.<br />

Opstelling speeltafels.<br />

Bij de opstelling van de speeltafels beoordeelt de arbiter of er rekening is gehouden met de<br />

belangen van de spelers, toeschouwers en zichzelf. Als bij een bepaalde opstelling een speler<br />

problemen heeft als hij van zijn plaats opstaat, omdat er toeschouwers pal achter hem staan,<br />

gaat de arbiter met die opstelling niet akkoord.<br />

Tussen de spelers en de toeschouwers staat bijvoorbeeld een rij aaneengesloten tafels. De<br />

tafels waar de spelers zitten staan hier tegenaan. Ook kunnen de spelers aan twee tegenover<br />

elkaar liggende muren worden opgesteld. In de tussenliggende ruimte kan dan het publiek de<br />

wedstrijden volgen.<br />

Natuurlijk zijn er meer opstellingen mogelijk en ook toegestaan. Zo zijn er verenigingen die alle<br />

tafels door het hele speellokaal opstellen. Als de ruimte groot genoeg is, is dat geen probleem.<br />

Achter elke speler moet de nodige ruimte zijn, zodat hij niet een andere speler hindert als hij<br />

met zijn stoel naar achteren schuift.<br />

De klokken zijn zo opgesteld, dat de tijd voor de toeschouwers af te lezen is.<br />

Tafelopstelling afkeuren.<br />

De arbiter heeft het laatste woord over de opstelling van de tafels. In het ergste geval kan hij de<br />

opstelling afkeuren. Maar voordat hij dat doet gaat hij na of aan de thuisclub een ontheffing is<br />

verleend door de wedstrijdleider. Of hij vraagt de teamleider van de thuisclub de problemen op<br />

te lossen.<br />

Ook kan de arbiter de opstelling afkeuren, maar wel met de wedstrijd beginnen om de spelers<br />

niet te duperen. Hij noteert dit dan wel op het wedstrijdformulier.<br />

De plaatsen van de spelers.<br />

De arbiter controleert de plaatsen van de spelers.<br />

Bij een teamwedstrijd let hij erop dat de omstandigheden (zoals lichtval) ongeveer gelijkwaardig<br />

zijn. Bij persoonlijke wedstrijden kan rekening worden gehouden met ‘lastige’ spelers, of welke<br />

partijen het belangrijkst zijn en het meeste publiek trekken. De arbiter let er op dat bij een<br />

toernooi niet elke dag dezelfde spelers op dezelfde plaats zitten; er zijn altijd wat ‘mindere’<br />

plaatsen en dan zouden steeds dezelfde spelers op die plaatsen zitten.<br />

Controle speelmateriaal.<br />

De arbiter controleert vervolgens het speelmateriaal (18). Hij bekijkt:<br />

• of de borden goed liggen, en ook of ze acceptabel zijn, bijvoorbeeld dat er geen stukjes uit<br />

het hout zijn. Een speler heeft het recht om een bord te weigeren;<br />

• of alle schijven op de borden staan, en ook of er aan de schijven niets mankeert,<br />

bijvoorbeeld dat er op getekend is. Een speler mag bezwaar maken tegen een schijf;<br />

• of er dubbelzijdige notatiebiljetten liggen.<br />

Ook controleert de arbiter de klokken.<br />

Bij mechanische klokken controleert de arbiter altijd of de klokken zijn opgewonden, ook als<br />

spelers van de thuisclub zeggen dat zij alle klokken al hebben opgewonden. Als in de wedstrijd<br />

blijkt dat een klok niet is opgewonden, wordt de arbiter daarop aangekeken, en al helemaal als<br />

het de klok van één van de spelers van de thuisvereniging is.<br />

Daarnaast controleert hij of de klokken op het juiste tijdstip staan. Dat tijdstip is meestal 12.00<br />

uur, met de vlag nog net niet gevallen. Zo kunnen de spelers meteen zien hoe het vallen van de<br />

vlag verloopt. Meestal krijgen ze na een uur nog een keer de kans.<br />

Bij digitale klokken stelt de arbiter bij voorkeur de klokken zelf in, met de schakelaar bij de<br />

zwartspeler naar beneden. Arbiters die geen of weinig ervaring hebben met digitale klokken<br />

doen er goed aan om vooraf met de klok te oefenen, bijvoorbeeld door eerder bij de vereniging<br />

aanwezig te zijn. Als een digitale klok uitvalt, is het de taak van de arbiter om een nieuwe klok in<br />

te stellen. Het staat dan vreemd als de arbiter één van de spelers moet vragen om de klok in te<br />

stellen.<br />

Mechanische en digitale klokken in één wedstrijd.<br />

7


8<br />

Het komt voor dat een vereniging een klein aantal digitale klokken heeft. De vereniging gebruikt<br />

dan in een wedstrijd deze klokken, aangevuld met mechanische klokken. Dit is geen probleem.<br />

In artikel 18.1 staat weliswaar dat de arbiter er op toeziet dat de omstandigheden waaronder<br />

wordt gespeeld voor alle spelers zoveel mogelijk gelijk zijn, maar dat betekent niet dat een<br />

uitvereniging bezwaar kan maken tegen het spelen met zowel mechanische als digitale<br />

klokken.<br />

De arbiter bepaalt aan welke borden met welke klokken wordt gespeeld. Meestal zijn dit de<br />

digitale klokken aan de hoogste borden. In ieder geval is er geen willekeur, zoals bord 1, 3, 4<br />

en 9.<br />

Afwijkingen aan de mechanische klok.<br />

Afwijkingen aan de mechanische klok, zoals het vallen van de vlag één minuut vóór of één<br />

minuut na 12.00 uur, moet de speler zelf zien: de arbiter hoeft hem daar niet op te wijzen. De<br />

speler heeft het recht om aan de arbiter een andere klok te vragen.<br />

Na de controle door de arbiter mag op de borden niet meer worden gespeeld of geanalyseerd.<br />

Er kunnen anders toch weer fouten ontstaan, zoals verwisseling van wit en zwart of het<br />

ontbreken van schijven.<br />

2.3 De teamopstellingen.<br />

Bij een competitiewedstrijd vraagt de arbiter de teamleiders van beide verenigingen naar hun<br />

opstelling. Voordat de arbiter de opstellingen openbaar maakt, controleert hij of deze volledig en<br />

duidelijk zijn. Soms zijn opstellingen onvolledig of onduidelijk, bijvoorbeeld:<br />

• alleen voornamen;<br />

• dezelfde achternamen. Als twee spelers meespelen met dezelfde achternaam, moet in de<br />

opstelling extra informatie staan waardoor duidelijk is wie op welk bord speelt, bijvoorbeeld<br />

met de voornamen erbij;<br />

• één of meer borden zijn opengelaten. Een opstelling moet altijd uit tien namen bestaan (bij<br />

een teamopstelling voor de bondscompetitie). Als een teamleider zegt dat er maar acht<br />

spelers komen, moet hij toch een opstelling met tien namen doorgeven;<br />

Als de arbiter een opstelling niet duidelijk vindt dan geeft hij deze terug aan de teamleider. Deze<br />

moet de opstelling dan aanpassen.<br />

De arbiter houdt een ontvangen opstelling geheim totdat beide teams hun opstelling hebben<br />

ingeleverd. Als de opstellingen zijn ingeleverd kunnen deze niet meer gewijzigd worden. Ook<br />

niet als twee spelers, die op verschillende borden zitten, graag tegen elkaar willen spelen. In dat<br />

geval hadden de spelers maar van tevoren met elkaar en hun teamleiders moeten overleggen.<br />

In het SWR staat niet wanneer de opstellingen moeten worden ingeleverd (23.2). De arbiter kan<br />

er zo’n 10 minuten voor de wedstrijd naar vragen. Als uiterste tijdstip van inleveren houdt de<br />

arbiter 5 minuten voor de wedstrijd aan. Die tijd is nodig om de wedstrijd op tijd te kunnen<br />

beginnen.<br />

De arbiter kan de opstelling hardop voorlezen, maar meestal weten de spelers wel op welk bord<br />

ze spelen, en kan de arbiter volstaan met de spelers te vragen plaats te nemen. Veelal zitten ze<br />

ook al op hun plaats.<br />

Ledenkaarten.<br />

Als in de wedstrijdvoorwaarden staat dat de arbiter de ledenkaarten moet controleren, vraagt de<br />

arbiter meteen bij het ontvangen van de opstelling ook naar de ledenkaarten. Dan hoeft hij de<br />

teamleider, die meestal zelf meespeelt in de wedstrijd, niet tijdens de wedstrijd te storen.<br />

Ontheffing notatieplicht.<br />

Een speler die niet in staat is om te noteren, kan bij het bondsbureau een verzoek indienen voor<br />

ontheffing van de notatieplicht. Het bondsbureau geeft altijd toestemming. De ontheffing geldt<br />

voor onbepaalde tijd.<br />

De speler moet de toestemmingsbrief elke wedstrijd bij zich hebben, om deze aan de arbiter en<br />

de tegenstander te kunnen tonen.<br />

8


9<br />

Reiskosten.<br />

Het is mogelijk dat in een competitie of toernooi de reiskosten vergoed of verrekend worden.<br />

Soms is het aantal kilometers in het programmaboekje aangegeven. De arbiter neemt dit aantal<br />

over op het wedstrijdformulier, tenzij de uitspelende vereniging een ander aantal opgeeft.<br />

Als een uitvereniging met het openbaar vervoer heeft gereisd, moeten de gemaakte kosten<br />

altijd worden aangetoond met treinkaartjes en/of strippenkaarten.<br />

Geen opstelling.<br />

Het komt voor dat een team vlak voor de wedstrijd nog geen opstelling heeft ingeleverd,<br />

bijvoorbeeld omdat de teamleider niet zeker weet of een bepaalde speler wel of niet komt<br />

opdagen. Ook komt het voor dat de teamleider nog niet aanwezig is. Als de teamleider nog niet<br />

aanwezig is kan één van de andere spelers een opstelling maken en inleveren. Bij veel<br />

verenigingen geeft de teamleider de opstelling enkele dagen vooraf aan de spelers door. Zo<br />

kan elke speler een opstelling aan de arbiter overhandigen.<br />

Op het aanvangstijdstip brengt de arbiter de klokken van de witspelers in werking, tenzij de<br />

zwartspeler niet aanwezig is, en de witspeler wel. In dat geval wordt de klok van de zwartspeler<br />

in werking gesteld. Op deze manier wordt voorkomen dat bekend wordt op welke plaatsen de<br />

spelers van het team dat wél de opstelling heeft ingeleverd zitten.<br />

Als beide teams geen opstelling hebben ingeleverd wijst de arbiter de teams of de teamleiders<br />

op de gevolgen: hij brengt de klokken van de zwartspelers op het aanvangstijdstip in werking.<br />

Invallers.<br />

De opstelling is in zoverre definitief, dat de spelers die er op staan niet meer alsnog aan een<br />

ander bord mogen spelen (23.2). Wél mag een in de opstelling genoemde speler, als hij nog<br />

niet aan het bord heeft plaatsgenomen, door een invaller worden vervangen. Dit is zowel voor<br />

als na het begin van de wedstrijd toegestaan. De teamleider meldt het meespelen van een<br />

invaller aan de arbiter (23.4).<br />

Voorbeeld: Bij het begin van de wedstrijden ontbreken nog twee spelers: A (bord 2) en B (bord<br />

9). Wel is een reservespeler (C) meegekomen. Na drie kwartier besluit de teamleider, die<br />

verwacht dat A wegblijft en B nog komt opdagen, om C op bord 2 op te stellen. De teamleider<br />

geeft dit door aan de arbiter. Vanaf dat moment is de wijziging definitief.<br />

Als C op bord 2 zit, komt A binnenstormen. De teamleider, die bord 9 nog open heeft, wil A daar<br />

opstellen. Maar de arbiter accepteert A niet als invaller (23.2), omdat die in de oorspronkelijke<br />

opstelling op bord 2 staat genoteerd. En omdat het voor A bestemde bord 2 nu door C is bezet,<br />

kan A niet meer meespelen.<br />

Ook een andere ‘oplossing’, om A alsnog aan bord 2 te plaatsen en C naar bord 9 te verhuizen,<br />

is nadat C aan bord 2 heeft plaatsgenomen (23.4) niet meer toegestaan.<br />

Een speler die in de opstelling staat vermeld en aanwezig is, kan overigens niet verplicht<br />

worden om mee te spelen.<br />

2.4 Afbreken.<br />

Meestal is afbreken niet toegestaan, zoals bij wedstrijden in de Nationale Competitie. Als<br />

afbreken wel is toegestaan, zoals in de provinciale competitie bij doordeweekse wedstrijden,<br />

mag pas worden afgebroken als minimaal een in de wedstrijdvoorwaarden vastgelegde tijd<br />

(bijvoorbeeld vier uur) is gespeeld.<br />

Uitzonderingen.<br />

Soms bestaan op deze regel uitzonderingen; die moeten dan eveneens in de<br />

wedstrijdvoorwaarden zijn vastgelegd.<br />

Een uitzondering is bijvoorbeeld als een vereniging in een clublokaal speelt dat al vroeg sluit. Bij<br />

teamwedstrijden overlegt de arbiter hierover met de teamleiders. Bij de opening van de<br />

wedstrijd wordt het tijdstip van afbreken aan alle spelers bekend gemaakt.<br />

Artikel 19.3 (tijdens de wedstrijd alsnog een ander tijdstip van afbreken afspreken) komt alleen<br />

in heel bijzondere omstandigheden voor. De meeste arbiters krijgen hier nooit mee te maken.<br />

In paragraaf 3.8 staat beschreven hoe het verder gaat bij het afbreken van een partij.<br />

9


10<br />

2.5 Begin van de wedstrijd.<br />

Als beide teams vijf of tien minuten voor aanvang al compleet zijn, en aangeven meteen te<br />

willen beginnen, is het geen bezwaar om dat te doen. Alle spelers van beide teams moeten dan<br />

al aanwezig zijn. Als nog één speler ontbreekt zet de arbiter de klokken pas aan op het officiele<br />

tijdstip.<br />

Als de spelers zitten is het gebruikelijk dat een vertegenwoordiger van de thuisvereniging een<br />

woordje spreekt. De arbiter voert niet het woord, behalve als hij iets bijzonders te melden heeft,<br />

zoals een afwijkend speeltempo of een afwijkend tijdstip van afbreken.<br />

De arbiter kan er ook voor kiezen om zijn mededelingen door te geven aan de<br />

vertegenwoordiger van de thuisvereniging.<br />

Klokken aanzetten.<br />

Het aanzetten van de klokken mag om geen enkele reden worden uitgesteld, ook niet als de<br />

uitvereniging nog niet aanwezig is en de thuisvereniging wil wachten met beginnen totdat de<br />

gasten er zijn. De arbiter zet dan toch de klokken om 12.00 uur aan, ook als de spelers van de<br />

thuisclub daar tegen protesteren. Als die geen voordeel willen hebben van de verlate komst van<br />

de spelers van de uitvereniging, kunnen ze kiezen om, als ze aan zet zijn, zelf ook een tijdlang<br />

niet te zetten.<br />

De arbiter drukt bij mechanische klokken de klokken van de zwartspelers in en brengt daarmee<br />

de klokken van de witspelers in werking, behalve als de witspeler wél en de zwartspeler niet<br />

aanwezig is (10.3). In dat geval drukt hij de klok van de witspeler in. Als beide spelers niet<br />

aanwezig zijn drukt de arbiter de klok van de zwartspeler in. Als één van beide spelers komt<br />

opdagen verdeelt de arbiter de verstreken bedenktijd. Vervolgens zet de arbiter de klok in<br />

werking van de speler die nog niet aanwezig is<br />

Bij digitale klokken drukt de arbiter de starttoets in. Ook nu gaan de klokken van de witspelers<br />

lopen.<br />

In alle gevallen controleert hij of de klokken nog in de goede stand staan, dus niet al hebben<br />

gelopen.<br />

Na het vallen van de vlag (bij mechanische klokken) of als de tijd is ingegaan (bij digitale<br />

klokken), doet de witspeler een zet en drukt daarna zijn klok in. De zwartspeler is nu aan zet<br />

voor zijn openingszet. Ook hij mag zijn klok pas indrukken nadat de vlag is gevallen, of als zijn<br />

bedenktijd is ingegaan.<br />

De arbiter drukt, als hij alle klokken in werking heeft gesteld, nu de klok op de arbiterstafel in.<br />

De reden hiervan is de volgende: als aan een bord beide spelers nog niet verschenen zijn, en<br />

één van hen komt na 20 minuten binnen, dan wordt de verstreken tijd over beide spelers<br />

verdeeld. Als de andere speler na 1 uur en 5 minuten binnenkomt, heeft hij de partij verloren.<br />

Zijn eigen klok staat nu weliswaar op 55 minuten, maar de klok van de arbiter staat op 1 uur en<br />

05 minuten. De speler verliest door tijdsoverschrijding.<br />

Beide spelers niet aanwezig.<br />

Als beide spelers bij het begin van de partij nog niet aanwezig zijn, geldt artikel 19.4.<br />

Als één van beide spelers binnenkomt, verdeelt de arbiter de tot dan toe verstreken tijd over<br />

beide klokken. Als een speler te laat is en overmacht kan aantonen, zet de arbiter de klok van<br />

die speler terug in de aanvangstijd, als deze speler met wit speelt. De verstreken tijd op de klok<br />

wordt bij zijn tegenstander, die met zwart speelt bijgeteld. Als de speler, die overmacht kan<br />

aantonen, met zwart speelt, hoeft de arbiter niets te doen: bij het begin van de partij is immers<br />

de klok van de witspeler, die nog niet aanwezig is, in werking gesteld.<br />

Voorbeeld. Bij aanvang van een wedstrijd om 12.00 uur ontbreken de beide spelers aan bord 8.<br />

De arbiter stelt de (mechanische) klok in werking. Om 12.20 uur komt de zwartspeler binnen<br />

zonder geldige reden. De arbiter verdeelt de verstreken tijd. Beide klokken wijzen nu 12.10 uur<br />

aan. Om 12.30 uur komt de witspeler binnen. Hij heeft een geldige reden en doet een beroep<br />

op overmacht. De arbiter erkent de overmacht en zet de klok van de witspeler, die inmiddels op<br />

12.20 staat, terug in de beginstand. Daarna zet de arbiter de klok van de zwartspeler weer 10<br />

minuten vooruit, naar 12.20. De zwartspeler kwam immers om 12.20 uur binnen. Omdat de<br />

witspeler toen nog niet aanwezig was werd de klok van de zwartspeler op 12.10 uur gezet.<br />

10


11<br />

Toen wit binnenkwam en overmacht kon aantonen, was het niet terecht dat de klok van zwart<br />

op 12.10 stond.<br />

Voorbeeld. Bij het begin van de wedstrijd ontbreken beide spelers. Na 50 minuten komt één van<br />

hen binnen. De arbiter verdeelt de verstreken speeltijd in 2 x 25 minuten. Als de andere speler<br />

er 10 minuten later nog niet is, dan is de partij verloren, ondanks dat zijn klok op dat moment<br />

nog maar 25 +10 = 35 minuten aanwijst. De klok op de arbiterstafel geeft dan immers aan dat al<br />

meer dan een uur bedenktijd is verstreken. Daarom is het van belang dat de arbiter direct na<br />

het begin van de wedstrijd die klok indrukt<br />

Als de teamleider besluit om na 25 minuten een reservespeler in te zetten, zet de arbiter de klok<br />

ook op 25 minuten.<br />

Als beide spelers na één uur nog niet aanwezig zijn is de uitslag van de partij 0-0, want beiden<br />

hebben verloren (22.2).<br />

Te weinig spelers.<br />

Een team, waarvan de helft of meer van de spelers na een uur niet is komen opdagen en dat<br />

volgens artikel 12.2 verloren heeft, wordt geacht niet te zijn opgekomen. De arbiter beëindigt in<br />

dat geval de wedstrijd. De partijen die bezig zijn, of zelfs al afgelopen, worden als niet gespeeld<br />

beschouwd. Dit blijft zo, ook als de wedstrijd later opnieuw wordt vastgesteld.<br />

In artikel 58.6 staan de straffen voor het niet-opgekomen team.<br />

Overmacht.<br />

De arbiter zet op het tijdstip van aanvang alle klokken in werking. Ook als hij denkt dat een<br />

speler, of een heel team, niet aanwezig is doordat sprake is van overmacht.<br />

Als een speler of team te laat, maar binnen een uur, arriveert en aantoont dat er sprake is van<br />

overmacht, zet de arbiter de klok(ken) terug in de beginstand. De arbiter erkent de overmacht<br />

alleen als de overmacht betrekking heeft op de reis tussen de plaats van vestiging van die<br />

vereniging en de plaats waar de wedstrijd wordt gespeeld.<br />

Van spelers en teams mag worden verwacht dat ze er alles aan doen om op tijd te komen. Dat<br />

betekent zo mogelijk een trein eerder vertrekken, zeker als er werkzaamheden aan het spoor<br />

zijn aangekondigd. Als een trein echter plotseling meer dan een uur vertraging heeft, is het voor<br />

een speler moeilijk om alsnog op tijd te komen.<br />

Een speler die een beroep doet op overmacht, moet de overmacht overtuigend aantonen. Als<br />

een speler geen bewijs gehaald heeft, om maar zo snel mogelijk in het speellokaal te kunnen<br />

zijn, zet de arbiter de klok niet terug. Een speler die de dupe is van treinvertraging kan aan de<br />

conducteur of op het station om een bewijs van de NS vragen.<br />

Voorbeeld: een speler komt te laat en overhandigt een briefje met een telefoonnummer. Dit zou<br />

het telefoonnummer zijn van de machinist van de trein waar hij in zat en die vertraging had.<br />

Volgens de speler kan de machinist kan verklaren dat de trein inderdaad vertraging had. De<br />

arbiter zet nu de klok niet terug. De speler had aan de conducteur, of op het station van<br />

aankomst, een schriftelijke verklaring moeten vragen.<br />

Reizen met de auto.<br />

Bij het reizen met de auto vallen autopech en geen parkeerplaats kunnen vinden niet onder<br />

overmacht. Hetzelfde geldt voor files. Alleen bij avondwedstrijden, waarbij reizen per auto vaak<br />

onvermijdelijk is, kunnen in de wedstrijdvoorwaarden richtlijnen staan voor overmacht.<br />

Slecht weer, zoals mist en gladheid op de doorgaande wegen, kunnen wél redenen zijn voor<br />

overmacht. Maar ook hier kijkt de arbiter kritisch naar de overmacht. Als een speler op dezelfde<br />

tijd als altijd van huis is gegaan, terwijl de slechte omstandigheden bekend zijn, en hij daardoor<br />

te laat komt, wijst de arbiter het beroep op overmacht af.<br />

Meer dan een uur te laat.<br />

Als een team meer dan een uur te laat komt, of als na een uur nog een aantal spelers van het<br />

team binnenkomen waardoor meer dan de helft van het aantal spelers aanwezig is, mag het<br />

team in principe niet meer aan de wedstrijd beginnen. Het team wordt gestraft en de wedstrijd<br />

wordt opnieuw vastgesteld. Als beide teams echter nog aanwezig zijn, en bereid om te spelen,<br />

kan uit praktische overwegingen besloten worden om de wedstrijd alsnog te spelen. De<br />

uitvereniging hoeft dan niet opnieuw reiskosten te maken. Als de wedstrijd opnieuw wordt<br />

11


12<br />

vastgesteld, zijn de teams niet verplicht om weer dezelfde opstelling aan te houden. De arbiter<br />

zet alle klokken weer terug op de aanvangstijd.<br />

Een speler, die te laat is gekomen, kan aan de wedstrijdleider vragen om de beslissing van de<br />

arbiter terug te draaien. Hij moet de overmacht dan overtuigend aantonen.<br />

Volgens artikel 12.2 verklaart de arbiter de partij verloren voor een speler, die één uur na<br />

aanvang van de partij nog niet aanwezig is.<br />

Een speler die om bijvoorbeeld 12.00 uur wel aanwezig is, maar daarna de speelzaal uitloopt,<br />

en om 13.05 uur terugkomt, mag wél aan de partij beginnen. In het SWR staat ‘één uur na<br />

aanvang van de partij nog niet aanwezig is’. Er staat niet dat de speler ook al een zet moet<br />

hebben gedaan. De speler moet dan wel kunnen aantonen dat hij al voor 13.00 uur aanwezig<br />

was, bijvoorbeeld omdat hij zich om 12.00 uur bij de arbiter heeft gemeld.<br />

Het is mogelijk dat een speler om 12.59 uur binnenkomt, en dat op het moment dat hij zijn<br />

eerste zet wil doen, de vlag valt. Hij mag nu toch de partij beginnen. Hij was immers al wel<br />

aanwezig.<br />

Door artikel 63 en 64 is het voor de wedstrijdleider mogelijk de beslissing van de arbiter te<br />

corrigeren en de partij alsnog opnieuw vast te stellen.<br />

Overmacht spelers thuisvereniging.<br />

De wedstrijdvoorwaarden van een toernooi of competitie kunnen bepalen dat een speler van<br />

een thuisvereniging geen beroep kan doen op overmacht.<br />

Voorbeeld. Speler A woont in Maastricht en speelt bij een club in Groningen. Speler B woont in<br />

Maastricht en speelt bij een club in Maastricht. In de competitie spelen Maastricht en Groningen<br />

tegen elkaar in Groningen. Speler A en het team van speler B reizen gezamenlijk van<br />

Maastricht naar Groningen. Zowel speler A als het team van speler B komen te laat, door<br />

aantoonbare treinvertraging. De arbiter zet de klok van speler A niet terug, maar de klokken van<br />

de spelers van team B wel.<br />

Voorbeeld. Speler A woont in Arnhem en speelt bij een club in Arnhem. Op de wedstrijddag<br />

gaat hij ’s-morgens met de trein naar Nijmegen. Als hij terug wil reizen vallen de treinen uit.<br />

Aangekomen in de wedstrijdzaal doet hij een beroep op overmacht. De arbiter wijst het beroep<br />

af. De speler heeft zelf een risico genomen door op de wedstrijddag nog naar Nijmegen te<br />

reizen.<br />

12


13<br />

Hoofdstuk 3 Tijdens en na de wedstrijd.<br />

3.1 Administratieve taken.<br />

De wedstrijd is begonnen. Alle klokken lopen. Nu kan voor de arbiter een rustige periode<br />

aanbreken. Deze periode is een goed moment om een aantal administratieve zaken af te<br />

handelen.<br />

Wedstrijdformulier.<br />

De arbiter vult zonodig het wedstrijdformulier in. Bij wedstrijden in de Nationale Competitie<br />

moeten de opstellingen worden doorgebeld aan de uitslagendienst. Dit is een taak van de<br />

thuisvereniging, maar meestal neemt de arbiter deze taak op zich.<br />

Overigens blijft de thuisvereniging wél verantwoordelijk voor het doorbellen van de opstelling.<br />

Ledenkaarten.<br />

De arbiter controleert alle ledenkaarten. Een ledenkaart is alleen geldig met een handtekening<br />

en een recente en gelijkende foto. Als de foto ontbreekt, of niet recent en gelijkend is, noteert<br />

de arbiter dit op het wedstrijdformulier. De arbiter informeert de speler of de teamleider dat de<br />

kaart niet geldig is.<br />

3.2 Overige taken.<br />

Naast de administratieve taken zijn er een aantal taken waarmee de arbiter tijdens de wedstrijd<br />

te maken krijgt of kan krijgen.<br />

Speeltijd op de klokken controleren.<br />

De arbiter controleert regelmatig de verbruikte tijd op de klokken (17c-8). Bij mechanische<br />

klokken telt hij de verbruikte tijd op. Deze moet gelijk zijn aan de verbruikte tijd op de klok op de<br />

arbiterstafel. Bij digitale klokken noteert hij, minimaal elk uur maar bij voorkeur elk half uur, de<br />

standen, voor het geval de aflezing van een digitale klok uitvalt.<br />

Verwerken van beëindigde partijen.<br />

Als een partij uit is, informeert de arbiter bij de spelers naar de uitslag. Meestal staat die ook al<br />

vermeld op de notatiebiljetten, die de spelers bij de arbiter inleveren of op hun speeltafel<br />

achterlaten. De arbiter controleert<br />

• of het notatiebiljet duidelijk en leesbaar is;<br />

• of beide spelers bij ‘wit’ en ‘zwart’ de juiste namen hebben genoteerd. Als een speler per<br />

ongeluk de namen verwisseld heeft en de partij eindigt in een beslissing kan dit bij het<br />

berekenen van de rating gevolgen hebben;<br />

• of beide spelers dezelfde uitslag hebben ingevuld;<br />

• of de ingevulde bedenktijd bij beide spelers overeenkomt. Een enkel minuut verschil is<br />

daarbij geen probleem. Bij vijf minuten verschil controleert de arbiter zelf de stand op de<br />

klok, of vraagt aan de spelers welke van de vermeldingen juist is;<br />

• of beide spelers veertig zetten hebben gespeeld (13.4).<br />

Het is gebruikelijk dat de arbiter, als hij constateert dat de spelers remise zijn<br />

overeengekomen voordat veertig zetten zijn gespeeld, hen één keer de kans geeft om de<br />

partij voort te zetten.<br />

Gebeurt dit niet, dan hebben beide spelers de partij verloren. De uitslag wordt dan 0-0.<br />

De enige uitzondering op deze regel is als een partij al remise is op grond van artikel 9.2,<br />

maar dat komt weinig voor.<br />

Tijdens de wedstrijd noteert de arbiter de uitslagen van de partijen op het wedstrijdformulier,<br />

met alle gevraagde gegevens, zoals de volgorde waarin de partijen geëindigd zijn. Zo kan na de<br />

wedstrijd het scoreverloop van de wedstrijd worden herleid.<br />

Rust bewaren.<br />

13


14<br />

Eén van de belangrijkste taken van de arbiter is het bewaren van de rust in het speellokaal. Hij<br />

grijpt in als het te rumoerig wordt. Het uitgangspunt is altijd dat spelers niet gestoord worden bij<br />

hun denkwerk.<br />

Soms gaan spelers direkt na hun partij op hun eigen bord analyseren. De arbiter wijst de<br />

spelers erop dat dat in een aparte ruimte, buiten het speellokaal, moet gebeuren.<br />

Soms is het bij het einde van de wedstrijd moeilijk om de rust te handhaven. De arbiter wijst de<br />

spelers, als ze niet stil kunnen zijn, erop dat hun teamgenoten nog bezig zijn. Als ze dan nog<br />

niet stil zijn, neemt de arbiter maatregelen, zoals verwijderen van die spelers uit het speellokaal.<br />

Daarbij mag hij op hulp van de thuisvereniging rekenen.<br />

Toezicht op het gedrag van spelers en publiek.<br />

De arbiter ziet er op toe dat niemand het woord richt tot een speler die achter het bord zit, ook<br />

niet als diens tegenstander aan zet is. Andersom mag ook een speler die achter het bord zit,<br />

niet praten tegen derden als zijn tegenstander aan zet is. Ook als een speler niet achter het<br />

bord zit is het niet gewenst dat hij praat met teamgenoten of toeschouwers.<br />

Een speler mag ook niet op eigen houtje de klok verplaatsen, de klok terugzetten als hij zelf of<br />

zijn tegenstander te laat komt en overmacht heeft aangetoond, of de klok stilzetten als de<br />

tegenstander aan zet is. Bij deze overtredingen geeft de arbiter de speler een waarschuwing.<br />

In het speellokaal blijven.<br />

Een speler die nog bezig is met zijn partij heeft buiten het speellokaal niets te zoeken. Hij mag<br />

de speelzaal alleen verlaten om naar het toilet te gaan, een consumptie te halen of te roken.<br />

Voor alle andere zaken heeft hij toestemming van de arbiter nodig.<br />

In de analyseruimte heeft een speler al helemaal niets te zoeken. Als de arbiter constateert dat<br />

een speler daar toch is, of vandaan komt, geeft hij hem een waarschuwing. Als het dan opnieuw<br />

gebeurt kan hij de partij van die speler verloren verklaren.<br />

Bij sommige verenigingen is de bar in de analyseruimte gevestigd. In dat geval beperkt de<br />

speler zich tot het bargedeelte.<br />

Het toezicht van de arbiter beperkt zich tot de speelzaal en eventueel de analyseruimte. Als<br />

spelers op het toilet, buiten het gebouw, of waar dan ook de gedragsregels overtreden, heeft de<br />

arbiter daar geen zicht op.<br />

Fotograferen.<br />

Het fotograferen door spelers, toeschouwers of pers is in het eerste uur na aanvang van de<br />

wedstrijd toegestaan. Daarna kan de arbiter fotograferen verbieden, omdat er bijvoorbeeld<br />

geflitst wordt, waardoor de spelers worden afgeleid. In de tijdnoodfase is fotograferen niet<br />

toegestaan.<br />

3.3 Onregelmatigheden.<br />

De belangrijkste, maar ook de moeilijkste taak van de arbiter is het optreden bij<br />

onregelmatigheden.<br />

Niet-noteren door spelers.<br />

Het noteren geeft maar weinig problemen. Bij ontheffing, bijvoorbeeld bij een blinde speler, kan<br />

een secondant de notatie verzorgen, of de blinde speler kan afspreken dat de notatie van de<br />

tegenstander bindend is. Als twee spelers met ontheffing tegen elkaar spelen, is het<br />

noodzakelijk dat een secondant de notatie verzorgt. Anders kan niet worden gecontroleerd of<br />

het vereiste aantal zetten is gespeeld, als de bedenktijd is verstreken.<br />

Spelers zijn verplicht om zet voor zet te noteren (11.1). Verkorte notatiesystemen, zoals 461 in<br />

plaats van 46-41, zijn niet toegestaan. Het weglaten van ‘-‘ en ‘x’ is wél toegestaan.<br />

Als een arbiter ziet dat een speler niet noteert, wijst hij hem op de notatieplicht. Als een speler<br />

weigert te noteren, geeft de arbiter hem eerst een waarschuwing, zonodig gevolgd door een<br />

tweede waarschuwing, als er schijnbaar geen opzet in het spel is, bijvoorbeeld als de speler<br />

niet in staat is de notatie bij te werken. Als de speler na de waarschuwing(en) nog niet noteert,<br />

verklaart de arbiter de partij verloren (24.5).<br />

14


15<br />

Verschil in aantal zetten.<br />

Bij verschil in het genoteerde aantal zetten (24.5), waarbij de laatst genoteerde zet van beide<br />

spelers dezelfde is, wijst de arbiter de spelers op het verschil. De arbiter zegt dan: ‘Er zit<br />

verschil tussen uw notaties’. Hij zegt dus niet tegen één van de spelers: ‘U heeft te weinig<br />

zetten genoteerd’. Het is aan de spelers zelf om uit te maken of de ene speler te veel of de<br />

andere te weinig zetten heeft genoteerd.<br />

In het SWR staat niet vermeld wat er moet gebeuren als de spelers de notatie niet bijwerken<br />

Als een speler zijn partij beëindigd heeft en het notatiebiljet inlevert zonder de notatie te hebben<br />

bijgewerkt, vermeldt de arbiter dit op het wedstrijdformulier. De arbiter kan de uitslag van de<br />

wedstrijd niet veranderen. Het is aan de wedstrijdleider om eventueel maatregelen te nemen.<br />

De verkeerde klok loopt.<br />

Als de arbiter ziet of denkt dat de verkeerde klok loopt, deelt hij dit aan beide spelers mee. De<br />

arbiter vraagt aan beide spelers: ‘Wie is er aan zet?’. Als dan blijkt dat de verkeerde klok loopt<br />

kan de speler die niet aan zet is zijn klok indrukken.<br />

Volgens artikel 24.5 is de arbiter verplicht om dit te doen.<br />

Uitvallen van een klok.<br />

Soms komt het voor dat een klok niet (steeds) loopt, of te snel loopt. De arbiter constateert dit<br />

zelf, door van tijd tot tijd na te gaan of de totaaltijd van beide klokken overeenkomt met de totale<br />

speeltijd. Ook kan één van de spelers of toeschouwers hem hierop wijzen.<br />

Een klok die uitvalt vervangt de arbiter door een soortgelijke klok, dus een mechanische door<br />

een mechanische en een digitale door een digitale. Als er geen soortgelijke klok meer is,<br />

vervangt de arbiter de klok door een ander soort klok.<br />

De arbiter noteert het tijdverschil bij de partij met de klok op de arbiterstafel. Bij het controleren<br />

van de tijd bij de partij, waar de tijd niet klopte, houdt hij rekening met het verschil.<br />

Uitvallen van een digitale klok.<br />

Als een digitale klok uitvalt vraagt de arbiter de spelers of zij nog weten hoeveel tijd ze over<br />

hadden. Als de spelers het niet meer weten, of het niet eens worden, stelt de arbiter de klokken<br />

in op de tijden die hij bij zijn laatste waarneming heeft genoteerd. Om die reden schrijft de<br />

arbiter minimaal elk uur, maar bij voorkeur elk half uur bij alle borden de stand van de klok op.<br />

Vervangen van de klok.<br />

De arbiter vervangt een defecte klok als volgt:<br />

• hij stelt de reserveklok in op dezelfde tijd als de defecte klok aangeeft<br />

• hij houdt de reserveklok boven de defecte klok, zodat de spelers kunnen zien dat de<br />

nieuwe klok inderdaad op dezelfde tijd is ingesteld<br />

daarna haalt hij de defecte klok weg en zet er de nieuwe voor in de plaats.<br />

Spelers zitten aan het verkeerde bord.<br />

Een enkele keer komt het voor dat spelers aan het verkeerde bord zijn gaan zitten. Bij sommige<br />

verenigingen is de indeling van de speelzaal niet zo duidelijk, en staan er geen bordnummers<br />

bij de borden. Het is de taak van de speler zelf om uit te zoeken of hij aan het goede bord heeft<br />

plaatsgenomen. Ook voor de teamleider is hier een taak weggelegd.<br />

De opstelling is bindend. Speelt een speler aan een ander bord, en de partij is al begonnen, dan<br />

verliest hij de partij<br />

Onreglementaire zet.<br />

In artikel 7.2 staat hoe het verder gaat als een speler een onreglementaire zet heeft voltooid. De<br />

tegenstander bepaalt dan wat er gebeurt: doorspelen of de onreglementaire zet terugnemen en<br />

een andere zet doen. Als de tegenstander de onreglementaire zet niet opmerkt, wordt de partij<br />

voortgezet.<br />

Voorbeeld. Een speler is even van zijn bord weggelopen. Als hij terugkomt bij zijn bord, heeft<br />

zijn tegenstander de klok ingedrukt. De speler doet een zet en komt dan tot de ontdekking dat<br />

zijn tegenstander twee keer achter elkaar gezet heeft. Omdat de speler de onreglementaire zet<br />

van zijn tegenstander heeft beantwoord kan hij niet meer eisen dat zijn tegenstander één van<br />

de twee gespeelde zetten terugneemt.<br />

15


16<br />

Het is voor een speler in feite altijd riskant om het bord te verlaten. En als hij dat al doet, moet<br />

hij, als hij terugkomt, de stand controleren voordat hij zelf een zet doet.<br />

Voorbeeld. Een speler zet 7-12 en verlaat het bord. Als hij terugkomt heeft zijn tegenstander 34-<br />

30 gespeeld. De speler heeft voor zijn tegenstander op de vorige zet 39-33 genoteerd en is<br />

zeker dat die zet ook gespeeld is. Zijn tegenstander heeft 39-34 genoteerd en wil nu met 34-30<br />

een combinatie uithalen. De spelers spreken elkaar tegen. De arbiter neemt nu de minst<br />

ingrijpende beslissing en dat is: doorspelen. De tegenstander kan vervolgens de combinatie<br />

uithalen.<br />

De zwartspeler had dit mogelijk kunnen voorkomen door het bord niet te verlaten. Zoals<br />

hiervoor al is gesteld, is het in feite altijd een risico om het bord onbeheerd achter te laten.<br />

Onreglementaire zet terugnemen.<br />

Als een speler een onreglementaire zet speelt, mag de tegenstander eisen dat die zet door een<br />

andere zet wordt vervangen. De speler is gebonden aan artikel 6.6 (aanraken is zetten), als het<br />

om een zet gaat waarmee een reglementaire zet mogelijk is.<br />

Voorbeeld: een speler kan met een dam drie schijven en twee schijven slaan, en met een schijf<br />

drie schijven. Hij kiest voor de tweeslag met de dam. De tegenstander wijst hem op de<br />

meerslag. De speler moet nu de drieslag met de dam nemen, want dit stuk heeft hij aangeraakt.<br />

Een speler, die zegt dat zijn tegenstander een onreglementaire zet heeft gedaan, moet zijn<br />

tegenstander duidelijk zeggen waarom de gespeelde zet niet juist is. Dus niet: ‘Je slaat<br />

verkeerd’, maar (bijvoorbeeld) ‘Je moet de drieslag met schijf 3 nemen’. De speler mag daarbij<br />

eerst zijn klok indrukken, voordat hij zijn tegenstander er op wijst wat de onregelmatigheid is.<br />

Een onreglementaire zet wordt definitief als de tegenstander zelf heeft gezet. Dit kan zijn omdat<br />

de tegenstander de onregelmatigheid niet heeft gezien of omdat de onreglementaire zet in zijn<br />

voordeel is.<br />

Als de arbiter ziet dat een speler vergeet te slaan, verkeerd slaat, te veel of te weinig stukken<br />

van het bord neemt, twee keer achter elkaar zet, de klok indrukt zonder te hebben gezet, etc.<br />

zegt hij niets.<br />

Wel volgt hij, na de onreglementaire zet, het verloop van de partij, voor het geval de spelers<br />

zijn hulp inroepen.<br />

Meningsverschil.<br />

Het komt voor dat twee spelers het niet eens zijn over een onregelmatigheid, en de arbiter niet<br />

gezien heeft wat er is gebeurd.<br />

De arbiter vraagt de spelers naar hun opvattingen en stelt zo nauwkeurig mogelijk de feiten vast<br />

Hij is voorzichtig met de opvattingen van toeschouwers, want de meeste toeschouwers bij<br />

damwedstrijden zijn leden van de beide clubs. De arbiter kan besluiten om tijdens het<br />

onderzoek de klok stil te zetten.<br />

Vervolgens neemt de arbiter een beslissing. Hij doet dat aan de hand van het SWR, en toont de<br />

spelers de verschillende artikelen. Als een speler niet akkoord gaat met de beslissing, wijst de<br />

arbiter de speler op de mogelijkheid om een protest in te dienen bij de protestcommissie, of bij<br />

de toernooiorganisatie.<br />

Als een speler weigert verder te spelen, geeft de arbiter hem een waarschuwing. Als hij dan nog<br />

niet verder wil spelen verklaart de arbiter de partij voor hem verloren (12.3). Ook kan de arbiter<br />

er voor kiezen om de klok weer aan te zetten, waardoor de speler op de klok gaat verliezen.<br />

Het is mogelijk dat de arbiter niet precies kan vaststellen wat er gebeurd is. Hij heeft niet gezien<br />

wat er gebeurd is, en de spelers spreken elkaar tegen. In dat geval neemt de arbiter de minst<br />

ingrijpende beslissing. En meestal betekent dit: gewoon verder spelen alsof de gebeurtenis niet<br />

heeft plaatsgevonden.<br />

Gebruik maken van geschreven of ongeschreven aantekeningen.<br />

Artikel 16.1 noemt een aantal zaken die voor spelers verboden zijn. Zo mag een speler geen<br />

gebruik maken van geschreven of gedrukte aantekeningen, ook niet als die van hemzelf zijn.<br />

Voorbeeld. Speler A ziet een combinatie op het bord en schrijft de stand die volgens hem<br />

overblijft, op een papieren diagram, of hij schrijft de velden op van de schijven die overblijven.<br />

De overblijvende stand blijkt gewonnen en hij neemt de combinatie. Speler B zegt: ‘Dit mag<br />

16


17<br />

niet. Je mag geen gebruik maken van geschreven of gedrukte aantekeningen’. Speler A zegt:<br />

‘Maar dit zijn mijn eigen aantekeningen, die ik in mijn eigen tijd heb gemaakt’.<br />

Speler B heeft in deze situatie gelijk. Als A de combinatie uitvoert, verklaart de arbiter de partij<br />

verloren voor A. A doet er dan ook beter aan, om een andere zet te spelen. Overigens treedt de<br />

arbiter direkt op als hij een speler met pen en papier in de weer ziet. Pen en papier mag een<br />

speler alleen gebruiken om zijn zetten te noteren.<br />

Het is ook verboden om bijvoorbeeld de tempoverhouding na een bepaalde zet te noteren. Of<br />

een briefje met tips als ‘Niet in combinaties trappen! Zettencontrole!’ en dat soort dingen.<br />

Wat wel mag is dat een speler na bijvoorbeeld 25 zetten opschrijft hoeveel tijd hij en zijn<br />

tegenstander beiden hebben verbruikt. Ook mag een speler de huidige stand op het bord<br />

noteren. Maar geen andere stand.<br />

Gebruik maken van de raad of de mening van anderen.<br />

Volgens artikel 16.1b mag een speler geen gebruik maken van de raad of de mening van<br />

anderen. Op dit artikel is echter een uitzondering mogelijk.<br />

Voorbeeld. Speler A speelt een verliezende zet en beseft dat meteen als hij de klok heeft<br />

ingedrukt. Als zijn tegenstander, speler B, 17-22 speelt, wint hij meteen. Speler B ziet het ook<br />

en wil de zet al spelen. Een clubgenoot van A, speler C, zegt hardop: ‘Als B 17-22 speelt, wint<br />

hij op slag’.<br />

De arbiter stuurt nu C de speelzaal uit. Als C niet meespeelt in de wedstrijd, of als zijn partij al<br />

uit is, blijft het wegsturen voor hem zonder gevolgen: als hij zijn partij gewonnen heeft of remise<br />

heeft gespeeld, blijft die uitslag gehandhaafd. Als hij echter nog bezig is met zijn eigen partij,<br />

verliest hij zijn partij uiteindelijk op de klok.<br />

Speler B wil hierna de zet 17-22 spelen. A zegt: ‘Je mag geen gebruik maken van de raad van<br />

anderen, dus je mag 17-22 niet spelen’. B antwoordt: ‘Ik zag meteen dat 17-22 wint, nog<br />

voordat je clubgenoot dat zei. En bovendien zei hij dit alleen maar om te voorkomen dat ik<br />

17-22 zou spelen.’<br />

De arbiter besluit nu dat in dit geval B wél van de ‘raad’ van C gebruik mag maken. Het<br />

voorzeggen van C had blijkbaar tot doel om de winnende zet te verhinderen. De opmerking van<br />

C wordt geacht ‘niet te zijn gemaakt’.<br />

Een andere vorm van voorzeggen is het noemen van het speeltempo tijdens de wedstrijd.<br />

Soms is een speler, die meestal in de landelijke competitie uitkomt, niet op de hoogte van het<br />

speeltempo van zijn partij in bijvoorbeeld de provinciale competitie. Zijn medespelers zien dan<br />

toe hoe de tijd wegtikt. Het is niet toegestaan om dan het speeltempo te noemen. Dat had de<br />

teamleider maar voor de wedstrijd moeten vertellen, of de speler had er zelf naar kunnen<br />

vragen.<br />

De arbiter stuurt degene die voorgezegd heeft uit de zaal.<br />

Ook mag een speler niet met zijn teamleider overleggen als hij een remise-aanbod heeft<br />

gekregen.<br />

De klok niet indrukken.<br />

Soms vergeet een speler na zijn zet om de klok in te drukken. Of hij is zo in de partij verdiept<br />

dat hij vergeet een zet te doen.<br />

Voorbeeld.<br />

Speler A doet de winnende zet, maar is zo in de partij verdiept dat hij vergeet de klok in te<br />

drukken. Hij heeft nog maar een paar seconden, als zijn clubgenoot, speler C, roept: ‘Je moet je<br />

klok nog indrukken’. A schrikt op, drukt de klok in en wint de partij. Speler B claimt nu de winst,<br />

want zegt hij: ‘A had niet in de gaten dat de klok liep, en zonder de waarschuwing van C zou hij<br />

zeker op de klok verloren hebben.’<br />

De arbiter stuurt eerst speler C de speelzaal uit. Als speler C zelf nog met zijn partij bezig is,<br />

verliest hij die partij op de klok.<br />

De arbiter kan aan de uitslag van de partij tussen A en B niets veranderen. Speler B moet<br />

bewijzen dat A niet zelf, nog voordat de vlag viel, de klok zou hebben ingedrukt, en dat is niet<br />

mogelijk.<br />

Onnodig te zeggen dat het gedrag van speler C zeer onsportief is.<br />

Hinderen.<br />

17


18<br />

In artikel 16.1d staat dat het de spelers verboden is de tegenstander, op welke wijze dan ook af<br />

te leiden of te hinderen. In de praktijk is dit een lastig artikel: wat voor de ene speler hinderen is,<br />

is dat voor de andere speler niet.<br />

Het SWR noemt bewust niet wat allemaal onder hinderen valt, omdat dat niet uitputtend op te<br />

sommen is. Voorbeelden van hinderen zijn: neuriën, fluiten, met de vingers op de tafel<br />

trommelen, luidruchtig of onsmakelijk eten, rinkelende oorbellen dragen, opvallende kleren<br />

dragen, hard op de klok slaan nadat is gezet etc. etc.<br />

In eerste instantie moet een speler, die vindt dat hij door zijn tegenstander of een andere<br />

aanwezige, bijvoorbeeld een toeschouwer, gehinderd wordt, die persoon vragen het hinderlijke<br />

gedrag aan te passen. Wellicht is die persoon zich van geen kwaad bewust. Als dat niet helpt,<br />

kan de speler zich tot de arbiter wenden. De arbiter komt meestal pas in actie als een speler<br />

hem vraagt op te treden. Ook kan de arbiter uit eigen beweging ingrijpen als hij ziet dat een<br />

speler gehinderd wordt, maar bijvoorbeeld te verlegen is om de hulp van de arbiter in te roepen.<br />

De arbiter beoordeelt zelf of een speler of toeschouwer hindert. Als de arbiter vindt dat dat het<br />

geval is, geeft hij een waarschuwing. Als de arbiter vervolgens vindt dat de speler opnieuw<br />

hindert, kan hij de partij verloren verklaren. Ook kan de arbiter een ander persoon dan de<br />

tegenstander, bijvoorbeeld een andere speler of een toeschouwer, de toegang tot de speelzaal<br />

ontzeggen.<br />

Enige richtlijnen voor het bepalen van hinderlijk gedrag:<br />

• Het op afstand over de schouder kijken van de tegenstander om de partijstand vanuit die<br />

positie te bekijken is geen hinderen. Het is wel hinderen als de tegenstander pal achter de<br />

speler staat of hem zelfs aanraakt;<br />

• Een speler die het programmaboekje of een wedstrijdbulletin doorkijkt, hindert niet. Als een<br />

speler meteen na elke zet een lees- of studieboek pakt, is dat hinderen. In zekere zin is dit<br />

minachting van de tegenstander;<br />

• Een speler die een stuk langdurig aanraakt of zelfs van het bord tilt, hindert zijn<br />

tegenstander. Die kan namelijk zelf de stand op het bord niet (goed) meer overzien.<br />

In dit laatste voorbeeld kan bovendien onduidelijkheid ontstaan waar het van het bord getilde<br />

stuk heeft gestaan. En daarnaast komt ook artikel 4 om de hoek kijken. In dit artikel staat: ‘De<br />

spelers doen beurtelings een ‘zet’: het in één handeling verplaatsen en/of wegnemen van één<br />

of meer stukken’. Het langdurig van het bord nemen van een stuk is in strijd met dit artikel,<br />

omdat het niet meer één handeling betreft.<br />

Hinderlijk gedrag is ook, als een speler in tijdnood is en zijn hand boven het bord houdt terwijl<br />

hij niet aan zet is, bijvoorbeeld in de tijdnoodfase. Hij wil dan snel zijn zet kunnen uitvoeren, als<br />

hij aan zet is, maar belemmert het overzicht voor zijn tegenstander.<br />

Gebruik maken van technische communicatiemiddelen.<br />

Als de arbiter denkt of constateert dat een speler gebruik maakt van technische communicatie<br />

middelen, zoals het via zijn mobiele telefoon ontvangen van berichten, geeft de arbiter de speler<br />

een waarschuwing. Als het vergrijp daarna nog een keer gebeurt, verklaart de arbiter de partij<br />

verloren.<br />

De arbiter verbiedt een speler om een walkman of een discman te dragen: ook via een walkman<br />

kan informatie worden doorgegeven. Hier is echter een uitzondering op mogelijk: als een speler<br />

last heeft van rumoer in de zaal, bijvoorbeeld van de aangrenzende bar, kan hij de speler<br />

toestemming geven om toch de walk- of discman te dragen.<br />

Mobiele telefoon.<br />

Soms geven de wedstrijdvoorwaarden richtlijnen over wat de arbiter moet doen als een mobiele<br />

telefoon afgaat. Als hierover niets is opgenomen, en er gaat een mobiele telefoon af, dan geeft<br />

de arbiter de speler een waarschuwing. Als vervolgens de mobiele telefoon opnieuw afgaat,<br />

verklaart de arbiter de partij verloren voor de speler.<br />

Als de mobiele telefoon van een toeschouwer afgaat, verwijdert de arbiter de toeschouwer uit<br />

de zaal.<br />

Schorsen of staken van de wedstrijd.<br />

18


19<br />

In zeer bijzondere situaties kan de arbiter de wedstrijd schorsen (tijdelijk stilleggen) of staken<br />

(definitief stilleggen). De arbiter maakt dan gebruik van zijn recht om de klokken stil te zetten<br />

(17b).<br />

Het gaat hierbij om overmachtsituaties zoals uitvallen van de verlichting of de verwarming, of<br />

een ernstig ziektegeval tijdens de wedstrijd.<br />

Als de situatie tijdens de wedstrijd ontstaat, dan schorst de arbiter de wedstrijd. Als de arbiter<br />

vindt dat de schorsing te wijten is aan nalatigheid van de thuisvereniging, zet hij de klokken van<br />

de spelers van de thuisvereniging aan, ook als de tegenstander aan zet is. Dit is een<br />

uitzondering op de regel dat de klok loopt van de speler die aan zet is.<br />

De arbiter bepaalt of er weer verder gespeeld kan worden. Als hij van mening is dat dat<br />

mogelijk is, zet hij de juiste klokken weer in werking.<br />

Als een wedstrijd niet verder gespeeld kan worden omdat de huurtijd van de speelzaal voorbij<br />

is, moet de thuisvereniging zorgen voor een alternatieve locatie. De tijd die het kost voordat de<br />

partijen kunnen worden hervat, wordt in mindering gebracht op de bedenktijd van de spelers<br />

van de thuisvereniging.<br />

De arbiter bepaalt zelf of het nog mogelijk is om door te spelen. Als om 15.00 uur om een<br />

nabijgelegen voetbalveld een wedstrijd begint, waar veel luidruchtige toeschouwers op af zijn<br />

gekomen, bepaalt de arbiter wanneer het niet langer mogelijk is om verder te spelen. Als het<br />

probleem niet wordt opgelost, gelast de arbiter de wedstrijd alsnog af. In alle gevallen noteert hij<br />

de gebeurtenissen op het wedstrijdformulier.<br />

3.4 De tijdnoodfase.<br />

De tijdnoodfase is over het algemeen een drukke tijd voor de arbiter, vooral als meerdere<br />

spelers tegelijk in tijdnood zijn.<br />

In artikel 11.4 staat het begrip ‘tijdnood’ omschreven: wanneer een speler over minder dan vijf<br />

minuten bedenktijd beschikt. Het aantal zetten dat de speler nog moet doen wordt niet<br />

genoemd. Als een speler nog maar één of twee zetten moet doen is van tijdnood eigenlijk geen<br />

sprake.<br />

Bij tijdnood wordt alleen de notatieplicht van de speler die in tijdnood zit opgeschort. De<br />

tegenstander is verplicht te blijven noteren, totdat ook hij nog maar vijf minuten bedenktijd heeft.<br />

Voor de speler die zelf in tijdnood is, is het verstandig om te blijven noteren of op een andere<br />

manier het aantal gespeelde zetten bij te houden, bijvoorbeeld door streepjes te zetten.<br />

De bedenktijd verstreken.<br />

Het moment dat de bedenktijd is verstreken (bij mechanische klokken door het vallen van de<br />

vlag en bij digitale klokken door het ‘-‘-teken bij de speler die als eerste door zijn bedenktijd<br />

heen is) is een belangrijk moment dat de arbiter zo mogelijk zelf ziet. Bij tijdnood in meerdere<br />

partijen tegelijk is dit moeilijk. Zo mogelijk vraagt de arbiter aan toeschouwers om het vallen van<br />

de vlag in de gaten te houden en hem daarna meteen te waarschuwen.<br />

Als de bedenktijd van een speler verstreken is, grijpt de arbiter meteen in. Hij vertelt de spelers<br />

dat ze nu eerst de notatie moeten bijwerken. Verder ziet hij er op toe dat er geen nieuwe zetten<br />

meer worden gespeeld.<br />

Als van beide spelers de notatieplicht is opgeschort geweest, wordt de tijd die nodig is voor het<br />

bijwerken van de klok gelijkelijk over beide spelers verdeeld. Als van één speler de notatieplicht<br />

opgeschort is geweest, gebeurt het bijwerken van de notatie in diens bedenktijd.<br />

Dit betekent dat de arbiter na het vallen van de vlag bij beide spelers de notatie bekijkt. Als<br />

beide spelers de notatie hebben opgeschort noteert de arbiter de stand op beide klokken. De<br />

klok loopt van de speler van wie de vlag is gevallen. Als beide spelers de notatie hebben<br />

bijgewerkt, verdeelt de arbiter de verstreken tijd over beide klokken. Bij mechanische klokken<br />

betekent dit dat de klok van de speler van wie de vlag is gevallen de helft van het aantal<br />

minuten wordt teruggezet. Bij de andere speler wordt de klok hetzelfde aantal minuten<br />

vooruitgezet.<br />

Omdat de verstreken tijd over beide spelers wordt verdeeld, is het handig dat de spelers elkaar<br />

helpen bij het bijwerken van de notatie. Dit wordt met dit artikel gestimuleerd.<br />

19


20<br />

Als een speler gestopt is met noteren, en zijn tegenstander niet, kan het gebeuren dat hij een<br />

zet doet, maar te laat is met het indrukken van de klok. Hij moet nu toch in zijn eigen bedenktijd<br />

de notatie bijwerken. Als hij net zijn klok heeft ingedrukt, zet de arbiter de klok weer om. In dat<br />

geval loopt dus niet de klok van de speler die aan zet is, maar die van zijn tegenstander. De<br />

gespeelde zet blijft geldig: als blijkt dat er genoeg zetten zijn gedaan, drukt de speler die door<br />

de vlag is gegaan en daarna nog een zet heeft gedaan, zijn klok in, zodat zijn tegenstander<br />

over diens volgende zet kan gaan nadenken.<br />

De speler, van wie de bedenktijd is verstreken moet altijd zijn zetten bijwerken, ook al is het<br />

overduidelijk dat hij niet genoeg zetten heeft gespeeld.<br />

Pas als de speler opgeeft, of zeker is dat hij te weinig zetten heeft gedaan, mag de arbiter de<br />

uitslag vaststellen.<br />

Beide vlaggen gevallen.<br />

Bij klokken is het niet mogelijk dat de beide vlaggen tegelijk vallen. Er loopt immers maar één<br />

klok. Wel is het mogelijk dat een speler zijn klok indrukt net nadat zijn vlag gevallen is. Meteen<br />

daarna valt ook de vlag van zijn tegenstander. Als de speler dan het aantal zetten niet heeft<br />

gehaald verliest hij de partij, ook als blijkt dat zijn tegenstander het aantal zetten ook niet heeft<br />

gehaald.<br />

Voorbeeld. Twee spelers hebben beiden nog maar een paar seconden bedenktijd. De<br />

bedenktijd van speler A is voorbij, juist als hij de klok indrukt. Direkt daarna is ook de bedenktijd<br />

van speler B verstreken. Beide klokken wijzen nu een gelijke stand aan. De klok van speler B<br />

loopt nog. Dit betekent dat zijn bedenktijd pas kan zijn verstreken, nadat de bedenktijd van A is<br />

verstreken.<br />

Beiden moeten eerst de notatie bijwerken. De klok van speler A wordt aangezet, ook al is B aan<br />

zet. Bij een digitale klok kan de arbiter op de klok zien welke speler als eerste de bedenktijd<br />

heeft overschreden. Bij die speler is gedurende 5 minuten een ‘-‘-teken op de klok te zien.<br />

Bijwerken van de notatie.<br />

Als de vlag is gevallen moeten de spelers eerst de notatie bijwerken. Als beiden zijn gestopt<br />

met noteren, doen ze dat meestal samen: de verstreken bedenktijd wordt immers over beide<br />

klokken verdeeld. Als beiden de notatie niet uit hun hoofd kunnen bijwerken, kan een apart bord<br />

worden gebruikt, bij voorkeur een bord in het speellokaal. Voorwaarde is wel dat de andere<br />

spelers niet worden gestoord. De spelers zijn niet verplicht om aan hetzelfde bord de notatie bij<br />

te werken.<br />

Het is geen bezwaar dat andere spelers, toeschouwers of zelfs de arbiter, helpen bij het<br />

bijwerken. Het belangrijkste is dat de notatie zo snel mogelijk wordt bijgewerkt.<br />

Bij het bepalen of het vastgestelde aantal zetten is gehaald, is artikel 10.5 van belang. Normaal<br />

is een zet voltooid als het verplaatste stuk is losgelaten, en bij een slag de geslagen stukken<br />

van het bord zijn genomen. Maar bij het vallen van de vlag ligt dat anders: alleen de zetten<br />

waarbij de klok is ingedrukt voordat de vlag viel, zijn voltooid.<br />

Als één van de spelers steeds heeft genoteerd, of na het vallen van de vlag de notatie heeft<br />

bijgewerkt, vraagt de arbiter aan de tegenstander of die daarmee akkoord gaat. Als dat het<br />

geval is, staat het aantal zetten vast. Als het vereiste aantal zetten niet gehaald zijn, beslist de<br />

arbiter tot partijverlies door tijdsoverschrijding. Als de zetten wel gehaald zijn, wordt de partij<br />

voortgezet.<br />

Volgens artikel 12.1 is de partij verloren als het aantal zetten niet gehaald is, ook als de<br />

tegenstander door wil spelen omdat hij niet op de klok wil winnen.<br />

Het bijwerken lukt niet.<br />

Soms lukt het een speler, die door de vlag is gegaan, niet om zijn notatie bij te werken. Dat kan<br />

in zijn voordeel zijn: hij weet bijvoorbeeld zeker dat hij het aantal zetten niet heeft gehaald en<br />

voelt er niets voor zijn eigen notatie bij te werken en daardoor de partij te verliezen. Hij geeft<br />

dan aan bij de arbiter dat hij niet in staat is de notatie te herleiden.<br />

Er staat in het SWR geen minimale tijd die een speler moet besteden aan het bijwerken van de<br />

notatie. Als een speler meteen na het vallen van de vlag, of na een paar minuten verklaart dat<br />

hij de notatie niet meer kan bijwerken, heeft de arbiter dat maar te accepteren.<br />

20


21<br />

De arbiter vraagt nu aan de andere speler of die verder wil gaan met bijwerken. Als de<br />

tegenstander dat wil, wordt zijn klok in werking gesteld (terwijl hij dan niet aan zet is). Als de<br />

tegenstander de notatie heeft bijgewerkt, vraagt de arbiter aan de speler die door de vlag is<br />

gegaan of hij met de notatie akkoord kan gaan. Als dat niet het geval is, wordt de klok van die<br />

speler weer aangezet. In het andere geval besluit de arbiter weer tot partijverlies of doorspelen.<br />

Als beide spelers er niet in slagen om de notatie bij te werken, gaat de partij verder alsof<br />

precies het vereiste aantal zetten is gehaald (12.1). Als het om de 50 e zet gaat, wordt als<br />

eerstvolgende zet de 51 e genoteerd.<br />

Verschil in aantal zetten bij tijdcontrole.<br />

Het is mogelijk dat bij de tijdcontrole twee spelers een afwijkend aantal zetten hebben<br />

genoteerd.<br />

Voorbeeld. Wit heeft gezet en heeft zijn 50 e zet genoteerd. Zwart komt echter al op 51 zetten<br />

voor wit uit. Dan valt de vlag van zwart. Zwart verklaart nu dat hij het aantal zetten heeft<br />

gehaald, wit zegt van niet. De arbiter speelt nu met beide spelers de partij na. De klok van wit,<br />

als eisende partij, blijft hierbij lopen. Als blijkt dat wit gelijk heeft, heeft zwart de partij verloren.<br />

Als zwart gelijk heeft wordt de partij voortgezet.<br />

De vlag valt na een onreglementaire zet.<br />

Een speler die door zijn vlag gaat zonder dat hij het aantal zetten heeft gehaald, kan de arbiter<br />

vragen de partij te mogen vervolgen als hij kan aantonen dat hij niet op tijd gezet heeft door<br />

een, bewust of onbewust gespeelde, onreglementaire zet van zijn tegenstander.<br />

Voorbeeld. Speler A moet nog één zet doen en heeft nog drie seconden bedenktijd. Zijn<br />

tegenstander, speler B, is aan zet. A weet precies welke zet hij gaat spelen. Speler B doet een<br />

onreglementaire zet. Speler A is zo beduusd dat hij vergeet te zetten en door de vlag gaat. De<br />

arbiter zet nu de klok terug naar de oorspronkelijke tijd, waarna de partij verder gaat met speler<br />

B aan zet.<br />

Direkt de klok indrukken.<br />

Een situatie die veel voorkomt in tijdnood is de volgende: speler A doet een zet, waarna zijn<br />

tegenstander, speler B, ook meteen zet, waardoor speler A zijn klok niet kan indrukken. Wat B<br />

hier doet, snel de klok indrukken, is toegestaan.<br />

Voorbeeld. Speler A is niet in tijdnood, en zijn tegenstander, speler B, wel. Speler A doet een<br />

zet en wil zijn klok indrukken maar dat lukt niet, omdat speler B meteen gezet heeft en de klok<br />

ook al weer heeft ingedrukt. Speler A is in de war en drukt dan zijn klok in, hoewel hij dan niet<br />

aan zet is. Als nu de vlag van B valt, zet de arbiter de klok terug op het tijdstip voordat A de klok<br />

ten onrechte indrukte.<br />

Remise-aanbod.<br />

Als een speler een remiseaanbod krijgt, en net daarna valt zijn vlag, moet eerst worden<br />

onderzocht of de speler het vereiste aantal zetten heeft gedaan. Als dat niet het geval is, heeft<br />

hij de partij verloren, ook als hij van plan was remise te accepteren. Als hij wél het aantal zetten<br />

heeft gehaald, kan hij in zijn eigen bedenktijd over het remiseaanbod nadenken.<br />

3.5 Remise.<br />

In artikel 9.2 staan een aantal situaties waarin de partij in remise eindigt. Dit geldt zowel voor<br />

partijen waarbij genoteerd wordt als partijen waarbij niet genoteerd wordt, zoals<br />

sneldampartijen.<br />

In het artikel staat dat ‘…één van de spelers tijdens de partij constateert’. Dit betekent dat ook<br />

de ‘meerderheidspartij’ remise kan claimen. Als bij een teamwedstrijd een speler drie dammen<br />

heeft en zijn tegenstander één dam, en het team van de speler met drie dammen staat<br />

bijvoorbeeld met 10-8 voor, dan kan deze speler op grond van dit artikel remise claimen, en<br />

daarmee de overwinning voor zijn team veilig stellen.<br />

Artikel 9.2a en b.<br />

Artikel 9.2a en 9.2b noemen een aantal van zestien en vijf zetten.<br />

21


22<br />

Als de in de artikelebn beschreven stand is bereikt, is het een kwestie van tellen, meestal aan<br />

de hand van de notatie. Dit is echter niet noodzakelijk: de notatie wordt in dit artikel niet<br />

genoemd. Ook in sneldampartijen kan een beroep op dit artikel worden gedaan. De arbiter<br />

begint dan te tellen als hij bij het bord is aangekomen. Als daarvoor al zetten in de stand zijn<br />

gespeeld, tellen die niet mee.<br />

Als de arbiter constateert dat zestien (vijf) zetten zijn gedaan, verklaart hij de partij remise, ook<br />

als de spelers daar niet om vragen of het misschien zelfs niet willen.<br />

Als een speler in tijdnood is, en zijn notatieplicht is opgeschort, roept de speler de arbiter erbij.<br />

Die telt dan hardop het aantal zetten en verklaart de partij na zestien (vijf) zetten remise.<br />

Als een speler op zijn zestiende (vijfde) zet een blunder maakt, en zijn tegenstander kan op<br />

diens zeventiende (zesde) zet winnen, dan is de partij toch remise. De spelers hebben zestien<br />

zetten de kans gehad om te winnen, de zeventiende zet telt niet meer mee.<br />

Als in een stand van één dam tegen drie stukken waaronder één dam, na 13 zetten een stuk<br />

van de meerderheidspartij wordt geslagen, ontstaat een stand van één dam tegen twee stukken<br />

waaronder een dam. Dit is een andere stand. Vanaf deze stand geldt dat nu wederzijds nog vijf<br />

zetten worden gedaan, ook al zou in de ‘oude’ stand nog maar drie zetten nodig zijn geweest.<br />

Als de spelers en de arbiter niet doorhebben dat zestien (vijf) zetten zijn gespeeld, en één van<br />

de spelers verliest daarna nog de partij, dan kan hij zich na de partij niet meer beroepen op<br />

arikel 9.2. Er staat geschreven: ‘De partij is remise als één van de spelers of de arbiter tijdens<br />

de partij constateert.’ Als een speler opgeeft, is de partij voorbij en is het woord ‘tijdens’ niet<br />

meer van toepassing.<br />

Artikel 9.2c.<br />

In artikel 9.2c staat de mogelijkheid van remise door drie keer dezelfde stand, met dezelfde<br />

speler aan zet. Dit is alleen mogelijk in het eindspel waarbij beide partijen minimaal één dam<br />

bezitten. Een schijf mag immers alleen vooruit worden geschoven, waardoor niet meer dezelfde<br />

stand kan ontstaan.<br />

De stand kan ontstaan doordat de speler zelf een zet doet, of doordat zijn tegenstander een zet<br />

doet. Als de speler zelf een zet doet, mag hij zijn klok niet indrukken. Daarmee vervalt zijn recht<br />

van claimen.<br />

Een speler, die meent drie keer dezelfde stand met dezelfde speler aan zet op het bord zegt<br />

tegen de arbiter: ‘Ik speel zo meteen [bijvoorbeeld] 40-29. Dan ontstaat een stand die al twee<br />

keer eerder op het bord heeft gestaan’. De stand hoeft niet drie keer op rij op het bord te zijn<br />

verschenen, bijvoorbeeld na de 52 e , 54 e en 56 e zet van een speler. Ook mogelijk is bijvoorbeeld<br />

de 52 e , 54 e en 59 e zet van een speler.<br />

De speler die meent drie keer dezelfde stand op het bord te hebben, kan de arbiter vragen om<br />

dit te onderzoeken.<br />

Artikel 9.2d.<br />

Bij dit artikel is het van belang dat het gaat om vijfentwintig opeenvolgende zetten. Als na twintig<br />

zetten met alleen maar dammen is gespeeld, en vervolgens doet een speler een zet met een<br />

schijf, dan begint daarna het tellen weer overnieuw, en niet bij zet nummer eenentwintig.<br />

Onderzoek.<br />

Als de arbiter niet zelf heeft geconstateerd dat de partij op grond van artikel 9.2a, b, c, of d<br />

remise is, vraagt hij eerst aan de tegenstander of die de remiseclaim aangetoond wil zien. Als<br />

dit het geval is begint de arbiter met het onderzoek, in de bedenktijd van de claimende speler.<br />

Dit onderzoek kan enige tijd duren. Bij een ingewikkelde stand of een lange partij soms wel 15<br />

minuten. De arbiter zet in geen geval de klok stil bij het onderzoeken van de claim.<br />

Om de claim te onderzoeken gaat de arbiter de partij, op een apart bord, vanaf het begin<br />

naspelen. Hij vraagt de claimende speler aan te geven wanneer de stand voor de eerste keer<br />

op het bord komt. Als dat moment is aangebroken, noteert de arbiter de stand die volgens de<br />

speler nog twee keer gaat voorkomen. Als de speler zegt dat de stand voor de tweede keer<br />

voorkomt bekijkt de arbiter of het inderdaad precies dezelfde stand is, en of dezelfde speler aan<br />

zet is. Hetzelfde doet hij bij de derde keer dat de stand voorkomt.<br />

22


23<br />

Als blijkt dat de claim terecht is, verklaart de arbiter de partij remise. Ook als in de tussentijd de<br />

vlag van de lopende klok is gevallen. Als de claim niet terecht is, gaat de partij verder. Als dan<br />

echter de vlag is gevallen, en de speler te weinig zetten heeft gedaan, verliest hij de partij. Een<br />

speler die remise claimt met nog maar weinig bedenktijd, neemt dus wel een risico.<br />

Voorbeeld.<br />

Diagram.<br />

Rond de tweede tijdcontrole (75 zetten) valt de vlag van een speler. Hij staat op winst. Hij heeft<br />

76 zetten genoteerd. Zijn tegenstander slechts 74. Bij het naspelen blijkt dat de zettenreeks met<br />

dammen: 5-46 50-45 46-5 45-50 door beide spelers een aantal keren is genoteerd: door B twee<br />

keer en door A drie keer. Er komt vast te staan dat, als A gelijk heeft, er drie keer dezelfde<br />

stand op het bord heeft gestaan met dezelfde spelers aan zet. B claimt daarop remise.<br />

Als de arbiter niet kan niet vaststellen hoeveel zetten zijn gedaan. In dat geval wordt<br />

doorgespeeld alsof er 75 zetten zijn gespeeld (12.1). De remise van B (13.3) had op het juiste<br />

moment geclaimd moeten worden. Hij is nu niet aan zet, dus hij kan geen remise claimen. De<br />

partij wordt voortgezet.<br />

Bij claim: naspelen, beide spelers erbij, als een van de twee weigert eigen risico,<br />

Claim intrekken.<br />

Een speler heeft het recht om tijdens het onderzoek door de arbiter de claim in te trekken.<br />

Bijvoorbeeld als hij niet (meer) overtuigd is van zijn gelijk en de tijd ziet wegtikken. Om niet op<br />

de klok te verliezen trekt hij zijn claim in. Dit is altijd mogelijk.<br />

Minimum aantal zetten.<br />

In artikel 13.4 staat dat spelers geen remise mogen overeenkomen voordat wederzijds veertig<br />

zetten zijn gedaan. Als een speler aantoont drie keer dezelfde stand op het bord te hebben,<br />

maar nog geen veertig zetten gespeeld heeft, hoeft hij niet nog een aantal zetten te doen om<br />

aan de veertig zetten te komen.<br />

3.6 Uitslag 0-0<br />

In artikel 22.2 staat vermeld dat de uitslag van een wedstrijd behalve 2-0, 0-2 en 1-1 ook 0-0<br />

kan zijn. In het artikel worden een aantal mogelijkheden genoemd wanneer de laatste uitslag<br />

wordt vastgesteld. Artikel 12.2 (indien een speler één uur na aanvang van de partij nog niet<br />

aanwezig is. Beide spelers niet aanwezig: beiden verloren, dus 0-0.<br />

Artikel 12.3 De partij is verloren voor de speler die weigert zich te onderwerpen aan de Regels<br />

voor het Damspel. Ook in dit geval gaat het om het geval dat beide spelers dit weigeren..<br />

Artikel 13.5: ’…waarin remise overeen wordt gekomen als er wederzijds meer dan tien stukken<br />

op het bord staan.<br />

Ook artikel 13.4: binnen veertig zetten<br />

0-0 uitslag: alle mogelijkheden (beide spelers niet opdagen en ook wel opdagen maar zonder<br />

geldige reden<br />

3.7 Arbitrage.<br />

In sommige wedstrijden hebben spelers één bedenktijd voor de hele partij, zoals in sneldam- en<br />

schooldamwedstrijden. Als niet met digitale klokken wordt gespeeld volgens het Fischersysteem,<br />

waarbij een speler één bedenktijd heeft en voor elke gespeelde zet weer extra<br />

bedenktijd krijgt, is het voor een speler mogelijk om arbitrage te vragen. Een speler kan dan<br />

‘onmogelijk meer op een normale manier verliezen’: hij staat gewonnen of de partij is potremise.<br />

Zijn tegenstander blijft doorspelen met als enige doel op de klok te winnen.<br />

23


24<br />

Aan de ene kant is het niet terecht als in een vier-om-één-eindspel de bezitter van vier dammen<br />

de partij verliest. Aan de andere kant heeft die speler dan blijkbaar zijn tijd niet goed verdeeld.<br />

In artikel 20 staat een oplossing genoemd. De speler die op de klok dreigt te verliezen wordt<br />

beschermd: hij mag de klok stilzetten en arbitrage aanvragen (aan de arbiter vragen om bij<br />

beide spelers de bedenktijd met een aantal minuten te verlengen). Maar met het stilzetten van<br />

de klok doet de speler tegelijk een remiseaanbod aan zijn tegenstander.<br />

Het is van belang dat een speler, die arbitrage vraagt, de klok stilzet. Als een speler de arbiter<br />

roept zonder de klok stil te zetten, en de vlag valt voordat de arbiter een beslissing heeft<br />

genomen, verliest de speler de partij.<br />

Overigens kan ook een speler die minder staat arbitrage aanvragen. De stand moet dan wel<br />

potremise zijn, bijvoorbeeld een stand van een dam en een schijf voor de speler, en een dam<br />

en twee schijven voor de tegenstander.<br />

Gang van zaken.<br />

De gebruikelijke gang van zaken bij een arbitrageverzoek is als volgt:<br />

• Speler A, met minder dan één minuut bedenktijd, heeft een stand die hij denkt zonder de<br />

klok nooit te kunnen verliezen. Hij zet de klok stil en vraagt arbitrage aan. Hij hoeft hierbij<br />

niet aan zet te zijn;<br />

• De arbiter vraagt meteen aan de tegenstander of die met remise akkoord gaat. Zo ja, dan is<br />

de partij remise;<br />

• Als de tegenstander geen remise wil, bekijkt de arbiter<br />

• of speler A inderdaad minder dan één minuut bedenktijd heeft;<br />

• of speler A de stand alleen nog maar op de klok kan verliezen.<br />

Als dat niet het geval is zet hij de klok weer aan. De spelers mogen dan eventueel later<br />

opnieuw arbitrage aanvragen.<br />

Als dat wel het geval is, verlengt hij de bedenktijd van de spelers met het in de<br />

wedstrijdvoorwaarden vastgestelde aantal minuten, en zet de klok weer aan. Met deze<br />

verlengde bedenktijd moet de partij worden beëindigd. Extra bedenktijd toekennen kan niet<br />

vaker dan één keer in de partij. Als speler B in tijdnood komt, kan hij niet zelf ook arbitrage<br />

aanvragen.<br />

• De arbiter houdt zo mogelijk de partij in de gaten, zeker als hij verwacht dat de partij in<br />

remise volgens artikel 9.2 uitloopt.<br />

Beoordelen van het arbitrageverzoek.<br />

Bij de beoordeling van standen op arbitrage gaat de arbiter uit van de volgende punten:<br />

• Arbitrage is bedoeld voor de slotfase van de partij. De arbiter wijst een verzoek bij een volle<br />

stand af. De speler is dan zo onverstandig geweest om teveel bedenktijd te gebruiken voor<br />

opening en middenspel.<br />

In de praktijk wordt wel een maximum van 7 stukken op het bord gehanteerd. Die 7 stukken<br />

zijn van wit en zwart samen, waarbij ook een dam voor één stuk telt<br />

• De arbiter hoeft niet te beoordelen of de stand analytisch gewonnen of remise is. Het moet<br />

voor hem overduidelijk zijn dat de speler niet anders dan op de klok kan verliezen.<br />

Als een arbiter twijfelt over de stand kan hij gerust arbitrage toekennen. Beide spelers krijgen er<br />

immers bedenktijd bij. Bovendien heeft de tegenstander van de speler die arbitrage heeft<br />

aangevraagd al remise afgewezen, toen de arbiter hem dat vroeg. Blijkbaar ziet hij zelf ook nog<br />

winstkansen, en dan is voor hem extra bedenktijd ook welkom.<br />

3.8 Afbreken.<br />

In paragraaf 2.3 van deze handleiding werd al gesproken over de mogelijkheid van afbreken<br />

van partijen. Als die mogelijkheid aanwezig is, en het afgesproken tijdstip is bereikt, kunnen de<br />

partijen die nog bezig zijn worden afgebroken.<br />

De arbiter kondigt het afbreken van de partijen duidelijk aan. Hij ziet er op toe, dat meteen<br />

daarna de spelers de klokken stilzetten en geen zetten meer doen.<br />

Daarna vraagt hij bij de afgebroken partij(en) aan de spelers of zij het eens zijn over de uitslag<br />

van de partij. Als dat niet het geval is, ziet hij er op toe dat de beide spelers de gegevens die in<br />

24


25<br />

artikel 14.1 staan opschrijven. De arbiter noteert deze gegevens zelf ook, en geeft ze door aan<br />

de wedstrijdleider.<br />

Na het moment van afbreken zijn de gedragsregels als in artikel 16 en 24.8 niet meer geldig.<br />

Spelers en toeschouwers kunnen nu alles doen wat het SWR verbiedt: commentaar leveren en<br />

analyseren, met elkaar of met de computer. Daarom is het belangrijk om het afbreken van<br />

partijen zoveel mogelijk te voorkomen<br />

Vervolg.<br />

In artikel 21 staat hoe het verder gaat met de afgebroken partij. Artikel 21.4 geeft de taken van<br />

de arbiter aan bij het vervolg.<br />

3.9 Na afloop van de wedstrijd.<br />

Als de laatste partij is afgelopen vult de arbiter de eindstand in en eventuele bijzonderheden,<br />

die voor de wedstrijdleider van belang kunnen zijn (24.9), of als de arbiter denkt dat er door een<br />

voorval voor, tijdens of na de wedstrijd een protest wordt ingediend. De wedstrijdleider wil dan<br />

snel over de versie van de arbiter beschikken.<br />

Als op het formulier niet genoeg ruimte is, kan de arbiter op een apart stuk papier zijn verhaal<br />

schrijven.<br />

Als dit wordt gevraagd, stuurt de arbiter alle verzamelde notatiebiljetten op, of geeft deze mee<br />

aan een door de wedstrijdleider aangewezen persoon.<br />

De arbiter blijft tot en met de laatste partij bij de wedstrijd aanwezig. Als de arbiter na de<br />

wedstrijd andere verplichtingen heeft, en hij denkt dat de wedstrijd dan nog niet afgelopen is,<br />

kan hij beter vooraf een vervanger regelen. In ieder geval kan de arbiter niet eerder bij de<br />

wedstrijd weggaan totdat de laatste partij afgelopen is.<br />

En uiteraard bemoeit de arbiter zich niet met een lange partij door de spelers te manen op te<br />

schieten. Of aan hen te vragen of ze nog niet klaar zijn.<br />

De beide teamleiders ondertekenen het wedstrijdformulier. Zij krijgen van de arbiter een kopie<br />

van het formulier. De arbiter stuurt het origineel op naar de wedstrijdleider of een ander<br />

aangewezen persoon.<br />

25


26<br />

Hoofdstuk 4 Diversen artikelen SWR.<br />

In deze paragraaf worden een aantal artikelen uit het SWR toegelicht. Deze artikelen zijn niet<br />

opgenomen in de vorige drie hoofdstukken, omdat die anders te onoverzichtelijk werden.<br />

3.3<br />

‘De speler wiens schijf tot dam promoveert dient deze schijf in dezelfde zet te ‘kronen’…’ en<br />

‘Een tot dam gepromoveerde schijf blijft een dam, ook al wordt deze niet gekroond.’<br />

De eerste zin verplicht een speler de schijf tot dam te kronen. Als dit niet gebeurt, en ook niet<br />

door de tegenstander, blijft de schijf een dam, ook als die niet gekroond is. Hetzelfde geldt als<br />

de bovenste schijf om wat voor reden dan ook eraf gevallen is.<br />

Overigens is het verstandig van een speler om zijn schijf direkt te kronen, ook als het niet<br />

verplicht zou zijn. Het is al wel gebeurd dat een speler zijn schijf niet kroonde, daarna vergat dat<br />

de schijf al dam was, en met de ‘schijf’ alsnog richting damlijn speelde en verloor.<br />

Als een arbiter ziet dat een schijf niet gekroond is tot dam houdt hij het partijverloop in de gaten.<br />

Als de speler, die zijn tot schijf gepromoveerde dam niet gekroond heeft, weer aan zet is, wijst<br />

de arbiter hem erop dat hij eerst zijn schijf tot dam moet kronen.<br />

De tegenstander van de speler mag, voordat hij zelf zet, eisen dat de speler in diens eigen<br />

bedenktijd eerst zijn dam kroont, voordat hij zelf zet. De tegenstander mag ook de dam zelf<br />

kronen.<br />

4<br />

‘De spelers doen beurtelings een ‘zet’: het in één handeling verplaatsen en/of wegnemen van<br />

een of meer stukken’.<br />

Met ‘zet’ wordt hier geen verschil gemaakt tussen een reglementaire en een onreglementaire<br />

zet. Daarom staat in dit artikel ‘en/of wegnemen’. Als een speler niet één of meer stukken<br />

verplaatst maar alleen een of meer stukken wegneemt is dit ook een zet, hoewel dan een<br />

onreglementaire zet.<br />

5.3<br />

‘…wordt dat stuk over het vijandelijke stuk heen naar het onbezette veld verplaatst’<br />

Ook is het toegestaan om bij het slaan van één schijf door een schijf, eerst de geslagen schijf<br />

van het bord weg te nemen, alvorens de eigen schijf wordt verplaatst. Dit staat beschreven in<br />

artikel 6.1. In dat geval wordt het stuk niet over het vijandelijke stuk heen verplaatst.<br />

6.1<br />

‘Na de volledige slag worden de geslagen stukken, in de volgorde waarin zij zijn geslagen, dan<br />

wel de tegenovergestelde volgorde, van het bord genomen.’<br />

Het is niet toegestaan om, als meer dan twee schijven geslagen worden, eerst de voorste dan<br />

de achterste en dan de middelste weg te nemen. Bij de slag 11x22x33x44 mag de speler de<br />

geslagen schijven in de volgorde 17, 28 en 39 wegnemen, of in de volgorde 39, 28 en 17. Maar<br />

hij mag niet beginnen met het wegnemen van schijf 28<br />

6.5<br />

‘Een speler die aan zet is…’.<br />

Alleen een speler die aan zet is mag een schijf rechtzetten. De tegenstander moet wachten tot<br />

hij zelf aan zet is. Als hij last heeft van een schijf die niet recht staat, had hij die schijf zelf<br />

moeten rechtzetten toen hij aan zet was.<br />

Als een speler aan zet is mag hij zowel zijn eigen stukken rechtzetten, als die van de<br />

tegenstander.<br />

…in kennis stelt.’<br />

In kennis stellen is is niet hetzelfde als verzoeken of toestemming vragen. Een speler kan<br />

gewoon zeggen: ‘Ik zet dit stuk recht’. Hij zegt dit duidelijk tegen zijn tegenstander, zodat er<br />

geen verwarring ontstaat als hij het stuk rechtzet.<br />

Als een speler een schijf wil rechtzetten terwijl zijn tegenstander op dat moment niet aanwezig<br />

is, mag hij dit doen.<br />

26


27<br />

6.6<br />

‘…het eerst aangeraakte stuk waarmee een reglementaire zet mogelijk is, moet spelen’.<br />

In artikel 6.4 staat beschreven wanneer een zet niet reglementair is. Van de genoemde<br />

artikelen is met name artikel 6.2 van belang (Slaan is verplicht). Een speler, die een schijf<br />

aanraakt waarmee hij niet kan slaan, en dan ziet dat hij met een andere schijf wél kan slaan,<br />

mag de schijf loslaten en met de andere schijf slaan. Als een speler de zet met de eerste schijf<br />

heeft voltooid (artikel 6.7) mag hij niet alsnog met de andere schijf slaan<br />

Een speler die bezig is een slag uit te voeren, maar deze nog niet heeft voltooid (artikel 6.7), en<br />

dan ziet dat hij met een ander stuk een meerslag kan nemen, of met dezelfde schijf meer<br />

stukken of op een andere manier hetzelfde aantal stukken kan slaan, mag de slag waar hij mee<br />

bezig is terugnemen en alsnog de meerslag uitvoeren.<br />

Aanraken is zetten geldt niet bij het kronen van een schijf.<br />

Voorbeeld. Wit speelt met een schijf 7-2 en bereikt de damlijn. Hij wil de schijf kronen, maar<br />

voordat hij dat kan doen zet zwart. Wit pakt een witte schijf naast het bord weg en kroont<br />

daarmee de schijf op 2. Zwart zegt nu ‘Aanraken is zetten’ en eist dat wit met de dam zet.<br />

Wit is hier echter niet toe verplicht. ‘Aanraken is zetten’ geldt niet bij het kronen van een schijf.<br />

6.8<br />

De arbiter bekijkt de situatie. Uitgangspunt is dat het duidelijk ongelukjes moeten zijn.<br />

Voorbeelden zijn: het ‘meenemen’ van een tweede schijf met een mouw of met de elleboog, bij<br />

het wegnemen van de schijven één schijf laten vallen, het laten vallen van een lepeltje op het<br />

bord waardoor een schijf wordt verplaatst etc.<br />

7.1<br />

‘Als het bord verkeerd ligt (zie artikel 2.3) is de partij ongeldig en moet opnieuw worden<br />

begonnen’.<br />

Met ‘verkeerd’ wordt hier bedoeld, dat in de linkerbenedenhoek geen donker veld is. In de<br />

praktijk komt dit nooit voor.<br />

In dit artikel staat niet dat de partij ongeldig is als een speler met de verkeerde kleur speelt.<br />

Een speler die een zet heeft gedaan, en dan tot de ontdekking komt dat hij met de verkeerde<br />

kleur speelt, mag niet opnieuw aan de partij beginnen, ook al heeft zijn tegenstander nog geen<br />

zet gedaan en gaat die akkoord met het opnieuw beginnen.<br />

Ook wordt met ‘verkeerd’ niet bedoeld een bord dat niet uit 10 x10 velden bestaat, maar uit<br />

bijvoorbeeld 10 x 11, 10 x 12, 12 x 12, of 8 x8 (schaakbord). Als de partij op een dergelijk bord<br />

is begonnen, mag niet opnieuw worden begonnen op een normaal bord.<br />

8.1 en 10.5<br />

‘De partij is gewonnen voor de speler wiens tegenstander, aan zet zijnde, geen reglementaire<br />

zet meer kan doen.<br />

‘…wordt de laatste zet geacht pas voltooid te zijn nadat de speler zijn klok tot stilstand heeft<br />

gebracht.<br />

Voorbeeld. Speler A is in grote tijdnood. Speler B geeft zijn schijven één voor één weg om A<br />

door de klok te jagen. Als B zijn laatste schijf weggeeft, slaat A de schijf en wil zijn klok<br />

indrukken. Net voordat hij dat doet valt de vlag. Toch wint A de partij. Op het moment dat hij de<br />

schijf van B slaat, kan deze geen reglementaire zet meer doen. Het maakt hierbij geen verschil<br />

dat A de klok nog niet heeft ingedrukt.<br />

Artikel 8.1 heeft in dit geval voorrang op artikel 10.5.<br />

8.2<br />

‘…wiens tegenstander verklaart dat hij opgeeft.’<br />

Als een speler alleen zijn hand uitsteekt is dat nog geen teken dat hij opgeeft. De tegenstander<br />

kan dan vragen of hij opgeeft.<br />

10.3<br />

‘…brengt iedere speler nadat hij zijn zet heeft gedaan, zijn klok tot stilstand…’<br />

Een speler is verplicht om de klok in te drukken. In dit artikel staat echter geen tijdstip genoemd.<br />

‘…en wel met de hand waarmee hij zijn zet uitvoerde.’<br />

27


28<br />

Vooral in tijdnood gebeurt het nog wel eens dat een speler met links zet en met rechts de klok<br />

indrukt, of andersom. Soms gaat een speler zo in zijn partij op, dat hij de regels vergeet, maar<br />

ook komt het voor dat een speler probeert om tijd te winnen. Als de arbiter ziet dat een speler<br />

niet met dezelfde hand als waarmee hij heeft gezet de klok indrukt, wijst hij deze speler op de<br />

spelregels.<br />

Voorbeeld. Speler A is in razende tijdnood. Zijn 50 e zet speelt hij met links, en meteen daarna<br />

drukt hij met rechts de klok in. Speler B zegt tegen de arbiter: ‘Hij moet met dezelfde hand de<br />

klok indrukken. De arbiter geeft hem gelijk. Speler B zet de schijf weer terug en drukt zijn klok<br />

in. Vervolgens doet A dezelfde zet, drukt met dezelfde hand zijn klok in, maar de vlag valt net<br />

daarvoor.<br />

De arbiter verklaart de partij voor A nu verloren. Als A direkt met dezelfde hand de klok had<br />

ingedrukt, was hij mogelijk nog op tijd geweest. Nu moet hij dezelfde zet twee keer uitvoeren.<br />

Dit kost hem teveel tijd, waardoor hij op de klok verliest.<br />

10.4<br />

‘Het is speler niet toegestaan tijdens de partij beide klokken stil te zetten…’<br />

Op dit artikel bestaat een uitzondering, namelijk het stilzetten van de klok bij het aanvragen van<br />

arbitrage (artikel 20.3).<br />

Als de arbiter constateert dat een speler beide klokken stilzet, zonder dat sprake is van het<br />

aanvragen van arbitrage, geeft hij hem een waarschuwing. Als het nog een keer gebeurt<br />

verklaart de arbiter de partij voor de speler verloren.<br />

10.6<br />

‘…Elke aanduiding door de klok gegeven wordt als beslissend beschouwd’.<br />

Als duidelijk is dat de aanduiding niet juist is, kan een andere aanduiding als beslissend worden<br />

beschouwd. Een aanduiding is niet juist, als de wijzer van 11 naar 6 terugvalt, als de vlag niet<br />

naar beneden valt, of als een speler drie kwartier te laat komt, en zijn klok een bedenktijd van<br />

een uur aanwijst.<br />

12.1<br />

‘Nadat de bedenktijd van één der spelers is verstreken…’<br />

In dit artikel staat niet ‘als de vlag is gevallen’. Bij digitale klokken is er immers geen vlag.<br />

Daarnaast kunnen beide spelers te laat zijn gekomen en is de tijd verdeeld. Als een speler na<br />

een uur nog niet aanwezig is, is de gevallen vlag op de arbiterstafel doorslaggevend, ook al<br />

staat de (mechanische) klok van de speler nog op bijvoorbeeld 50 minuten.<br />

13.1<br />

‘Een voorstel tot remise dat niet op de voorgeschreven wijze is gedaan, is wel geldig en blijft<br />

van kracht tot het is verworpen of tot één der spelers een zet heeft gedaan.’<br />

Voorbeeld. Speler A is aan zet en biedt remise aan. Meteen ziet hij een winstmogelijkheid. Nog<br />

voordat speler B het remiseaanbod kan aannemen doet A een zet. Daarmee is het<br />

remiseaanbod niet meer van kracht, ook al zou B nu remise willen.<br />

Voorbeeld. Speler A is aan zet en biedt remise aan. Speler B zegt: ‘Je moet eerst een zet<br />

doen’. A ontdekt nog een winnende finesse en speelt deze zet. B vervolgens: ‘OK, ik accepteer<br />

je remise-aanbod.’ Maar A zegt: ‘Nee, nu wil ik geen remise meer’.<br />

Het voorstel tot remise is niet volgens de regels gebeurd, maar het aanbod is wel geldig totdat<br />

het verworpen is of één van de spelers een zet heeft gedaan. Ook als dat een zet van A zelf is.<br />

In dit geval wordt er verder gespeeld en kan A zijn finesse gaan uitvoeren.<br />

Voorbeeld. Speler A is aan zet en biedt remise aan. Speler B verwerpt het aanbod. A gaat<br />

nadenken en dan ziet B een winnende zet voor A. Hij zegt: ‘OK, remise’. A heeft echter de<br />

winnende zet ook gezien en wil deze zetten.<br />

Ook hier is het voorstel tot remise geldig. Speler B heeft het voorstel verworpen. Het<br />

remiseaanbod is nu niet meer geldig. A mag zijn winnende zet uitvoeren. Speler B had beter<br />

niet kunnen reageren op het remisevoorstel van A, in plaats van het te verwerpen.<br />

13.2<br />

‘…mag niet opnieuw een remisevoorstel doen, tenzij de tegenstander inmiddels eveneens een<br />

dergelijk voorstel heeft gedaan.’<br />

Steeds opnieuw remise aanbieden door dezelfde speler is volgens dit artikel niet toegestaan.<br />

Bovendien is dit hinderen. De arbiter geeft deze speler een waarschuwing.<br />

28


29<br />

Hoofdstuk 5: Opleiding.<br />

5.1 Opleiding tot <strong>KNDB</strong>-arbiter.<br />

Het doel van de opleiding is de cursisten voor te bereiden op het leiden van damwedstrijden in<br />

Nederland. Aan de opleiding kan worden deelgenomen door personen vanaf 16 jaar. De<br />

deelnemers moeten over enige kennis van het damspel beschikken.<br />

De opleiding duurt ongeveer 12 uur en wordt afgesloten met een examen van 1,5 uur.<br />

Van de cursisten wordt een eigen bijdrage van 12,50 gevraagd.<br />

De opleiding tot arbiter wordt over het algemeen regionaal georganiseerd. Eén keer per jaar, in<br />

het voorjaar, wordt een cursus georganiseerd op drie zaterdagmiddagen op een plaats centraal<br />

in Nederland.<br />

Gang van zaken.<br />

De Arbiterscommissie kan in een plaats een arbiterscursus organiseren als er minimaal vijf<br />

kandidaten zijn. Als er minder kandidaten zijn overlegt de Arbiterscommissie met de kandidaatdeelnemer(s).<br />

Mogelijk zijn er binnen de eigen vereniging of binnen de provincie of de regio<br />

meer belangstellenden.<br />

Als er minimaal vijf kandidaten zijn kondigt de Arbiterscommissie kondigt de cursus vervolgens<br />

aan op Internet, en zo mogelijk nog in ‘Het Damspel’. Ook informeert de Arbiterscommissie de<br />

verenigingen in de provincie of in de regio nog afzonderlijk over de cursus.<br />

De cursus vindt plaats op drie of vier zaterdagmiddagen of op vier of vijf doordeweekse<br />

avonden. Als een cursist één van de avonden of middagen verhinderd is dat niet zo erg.<br />

Voor kandidaten die de cursus niet kunnen of willen volgen, is het ook mogelijk om alleen<br />

examen te doen. Dan zijn de kosten echter ook 12,50.<br />

Voor verdere informatie: Hans Robben, Dubceksingel 118, 6716 RE Ede, 0318-690079,<br />

jtm.robben@consunet.nl .<br />

5.2 Opleiding tot FMJD- en internationaal arbiter.<br />

Het doel van de opleiding is de cursisten voor te bereiden op het leiden van internationele<br />

damwedstrijden in Nederland en buitenland. Aan de opleiding kan worden deelgenomen door<br />

personen vanaf 16 jaar. De deelnemers moeten in het bezit zijn van het diploma voor <strong>KNDB</strong>arbiter,<br />

en één buitenlandse taal kunnen spreken.<br />

Degenen die slagen voor het examen worden benoemd tot FMJD-arbiter. Door het leiden van<br />

internationale wedstrijden (EK, WK, interlands etc.) kan een arbiter internationaal arbiter<br />

worden.<br />

De cursus wordt af en toe georganisserd. Op dit moment zijn er geen plannen voor een cursus<br />

in Nederland.<br />

Voor meer informatie: Frank Teer.<br />

29

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!