Reglement BriSCA F2 2013 overzicht wijzigingen - Speedway Emmen

BriSCA F2 2013 Overzicht van wijzigingen in het reglement (E & OE)
Opmerkingen:
Dit document is een samenvatting van de BriSCA F2 regels welke veranderen per 2013.
Alle regels waar in dit overzicht niet naar wordt verwezen zullen onveranderd blijven.
Waar van toepassing, worden enkele wijzigingen voor seizoen 2014 ook inbegrepen.
De exacte bewoording (zoals in het regelement van 2013 zal worden afgedrukt) zal later worden
gepubliceerd. Dit is om de duidelijkheid, eenduidigheid en technische nauwkeurigheid te kunnen
verzekeren.
Artikelnummers verwijzen naar het 2012 BriSCA F2 reglement. Deze nummers zullen echter
wijzigen in de 2013 editie van het reglement daar deze buiten het raceseizoen compleet zal
worden herschreven.
Algemene opmerkingen toe te voegen aan het technische voorschriften deel van het reglement:
1. Het aanbieden van een auto voor de technische keuring is een verklaring van de bestuurder dat
de auto geschikt is om te racen en deze voldoet aan alle technische- en veiligheidsvoorschriften.
2. Eventuele noodzakelijke wijzigingen in het reglement in de loop van het seizoen (waarschijnlijk
ten behoeve van veiligheid) zullen worden medegedeeld aan coureurs via de officiële BriSCA F2
website (briscaf2.com) en de BriSCA F2 nieuwsbrief (welke wordt verstuurd naar alle
geregistreerde coureurs). Berichten over wijzigingen welke eventueel uit andere bronnen
worden ontvangen, dienen te worden geverifieerd bij bovengenoemde officiële bronnen.
3. Het doorboren, lichter maken of andere wijziging aanbrengen aan platen, stangen of
veiligheidscomponenten is niet toegestaan, tenzij expliciet in het reglement vermeld.
Artikel 202 - Rolkooi
De huidige formulering van dit artikel dient te ten behoeve van de duidelijkheid te worden
herschreven.
Seizoen 2013:
Alle auto's moeten een 6-punts rolkooi hebben om de coureur te beschermen. Deze moet bestaan
uit twee hoepels welke parallel, van voor naar achteren, aan de hoofd chassis rails lopen of haaks op
het chassis, van links naar rechts tussen de hoofd chassis rails staan. Deze twee hoepels moeten
worden verbonden aan de bovenzijde door twee buizen (één voor en één achter bij voor-naar-achter
hoepels, één aan elke kant bij zijkant-naar-zijkant hoepels). Deze hoepels en verbindingsbuizen
dienen van minimaal 30x30mm rechthoekige of 30mm ronde buis te worden gemaakt en een
minimum wanddikte hebben van tenminste 3 mm. Twee additionele buizen moeten de hoepels
boven de coureur z’n hoofd verbinden met de hoofd chassis rails. Deze additionele buizen dienen
van minimaal 25x25mm rechthoekige of 25mm ronde buis te worden gemaakt en een minimum

wanddikte hebben van 2,5mm. Deze additionele buizen moeten grenzen aan de cabine zijbuizen, of
de cabine zijbuizen moeten grenzen aan de additionele buizen. Alle verbindingen dienen volledig te
zijn gelast.
Er moet een dusdanige vrije ruimte zijn tussen de helm van de coureur en de dakplaat dat wanneer
deze de race positie heeft aangenomen, de helm niet tegen de dakplaat kan slaan.
Seizoen 2014:
ALLE 6 buizen van de rolkooi moeten bestaan uit minimaal 30x30mm rechthoekige of 30mm ronde
buis met een minimum wanddikte van 3mm.
Artikel 203 - Gewicht
1. Het maximum percentage aan binnengewicht wordt veranderd in 52,5%. Dit zal worden
gemeten zonder de bestuurder.
2. De bewoording van dit artikel zal worden veranderd om duidelijker te maken dat
gewichtsafwijkingen welke vóór een evenement zijn gecorrigeerd niet zullen worden bestraft.
Artikel 204 - Bumpers
1. Breedte – Het stootvlak (recht of schuin gebogen in de richting van de wielen, met inbegrip van
alle bijkomend ijzerwerk dat kan worden opgevat als een onderdeel van het stootvlak) mag
maximaal 66 inches / 1676mm breed zijn. Montageplaten ter bevestiging van de achterwiel
beschermingsbeugels (het bladveer) mogen breder zijn dan deze maximum breedte maar dienen
dusdanig voorwaarts gemonteerd te zijn dat zij geen extra breedte geven aan het stootvlak van
maximaal 66 inches / 1676mm.
2. Plaatsing - Het bestaande deel van het artikel waarin staat "... allebei de bumpers mogen zich
uitstrekken tot de buitenzijde van de band aan de buitenzijde, en het midden van de band +/-
25mm aan de binnenzijde wanneer het voertuig is voorzien van zijn normale, droge baan
wielen." is niet langer van toepassing.
3. Plaatsing - bumpers mogen aan weerszijden van de auto niet buiten de zijrekken uitsteken.
4. Buitenzijde onderbeugel - Een extra beugel aan de onderzijde van de bumper, onder het
stootvlak is verplicht aan de buitenzijde van de auto (onder de huidige verplichte bovenste
beugel). Deze beugel dient minimaal 4 inches / 102mm breed te zijn en moet aan alle randen
glad zijn afgewerkt. Alle eventuele uiteinden van buizen moeten gesloten zijn.
5. Bumper beugels - Alle bumper beugels moeten worden gemaakt van staal met een minimale
wanddikte van 2,5mm en moeten een minimum doorsnede hebben van 25mm. Dit mag rond of
vierkant zijn.

6. Bumper hoogte - De voor- en achterbumpers moeten 410mm meten vanaf de grond tot het
verticale midden van het stootvlak. Dit moet halverwege tussen de hoofd chassis rails gemeten
worden met de coureur IN DE AUTO. Een afwijking van +/-10mm is toegestaan.
Artikel 205 - Veiligheidsgordels
Bij onduidelijkheden met betrekking tot de kwaliteit, de grootte, en de installatiewijze van
veiligheidsgordels, en in het bijzonder in relatie tot HANS en andere dergelijke halssystemen wordt
verwezen naar de ORCi ter verduidelijking.
Artikel 206 - Motoren
Algemene opmerkingen:
Alle componenten, tenzij anders vermeld, MOETEN standaard onderdelen zijn.
Alle verzoeken om het gebruik van niet-standaard onderdelen toe te staan moeten worden
ingediend bij BriSCA F2 en worden in overweging genomen voor het reglement van het volgende
jaar.
Ford 2 liter motor, paragraaf 4, Krukas:
Poelies – Krukaspoelies, zo niet standaard, moeten een minimum omtrek van 363mm (115.55mm
diameter) hebben, en moeten minimaal 600g wegen. Tandriemen zijn niet toegestaan, alleen
enkelvoudige "V" snaren mogen worden gebruikt.
Ford 2 liter motor, paragraaf 10 Carburateur / 1,8 MI4 Duratec motor, paragraaf 8 Carburateur
Het 2012 reglement luidt als volgt: "Voorzieningen ten behoeve van verrijking bij hoge belasting
mogen niet worden afgedopt of gemodificeerd." Dit is onjuist en zal worden veranderd in "... mogen
worden afgedopt ..."
Ford 2 liter motor, paragraaf 12 Smering / 1,8 MI4 Duratec motor, paragraaf 11 Smering
De laatste zinnen van deze paragrafen lezen: "Alle oliekanalen moeten ongewijzigd zijn."
Deze worden gewijzigd om het afronden van oliekanaal gaten in krukassen toe te staan. Alle andere
oliekanalen MOETEN ongewijzigd blijven.

Drijfstangen en thermostaatbehuizingen
Stalen drijfstangen en gefabriceerde vervangende thermostaatbehuizingen zijn niet toegestaan,
conform het huidige reglement.
Er zijn voorstellen ontvangen om het gebruik van dergelijke producten toe te laten. Deze voorstellen
worden voorgelegd aan de ORCi voor evaluatie omdat ze van invloed zijn op alle formules met de 2-
liter Pinto motor, niet alleen F2.
Artikel 207 - Wielen
1. Spacers - Spoorverbreders zijn NIET toegestaan.
2. Wheel breedtes - De velgbreedte moet op één en dezelfde as gelijk zijn. Er mag tussen voor en
achter wel verschil zitten. Het gebruik van verschillende breedte velgen op dezelfde as is niet
langer toegestaan.
Artikel 207 - Wielophanging
Seizoen 2013:
Mono-tube schokdempers zijn NIET toegestaan.
Seizoen 2014:
BriSCA F2 neemt in overweging een bovengrens aan de kosten van een schokbreker te stellen en/of
een enkele leverancier aan te wijzen voor het 2014 seizoen.
Artikel 207 - Achteras
1. De achteras kan worden versterkt door het gebruik van gelaste verstevigingen, of nietverstelbare
verstevigingen met gebruikmaking van rubber- of polyurethaan bussen (om een
kleine hoeveelheid aan flexibiliteit mogelijk te maken bij schokbelasting). Het gebruik van
verstelbare stangen met gebruikmaking van stangkoppen of vergelijkbare verstelbare lagers /
bevestigingen / fittingen is NIET toegestaan.
2. Alle achteras ophangstangen moeten op gescheiden bevestigingspunten worden bevestigd aan
het chassis en aan de achteras. Iedere stang mag een maximum van drie vaste
bevestigingspunten hebben aan elk uiteinde. Het gebruik van draaiende, schuivende of andere

instelbare apparaten of sleuven is niet toegestaan. Alle ophangstangen moeten van stevige
constructie zijn (bijvoorbeeld een stalen buis met twee stangkoppen, geen veren of dempers) en
zodanig dat hun lengte niet onder belasting wisselen tijdens de race (ophangstanglengtes mogen
alleen instelbaar zijn buiten de baan).
3. Het gebruik van torque-armen is niet toegestaan.
4. Achteras zijdelingse locatie, waar nodig (bijvoorbeeld met een 4-link set-up) kan worden
afgesteld door het gebruik van een "A" frame, Watts Linkage of Panhardstang. Dergelijke
inrichtingen dienen op vaste punten op het chassis en de as bevestigd te worden. Het gebruik
van draaiende, schuivende of andere instelbare apparaten of sleuven is niet toegestaan. Een
maximum van drie vaste punten op de as en het chassis is toegestaan voor elk bevestigingspunt
van de inrichting.
5. Alleen originele specificatie Escort/Capri/Cortina differentieel overbrengingsverhoudingen
mogen worden gebruikt. Een volledige lijst van de toegestane ratio's zal worden gepubliceerd,
echter zal deze lijst betrekking hebben op de standaard verhoudingen die momenteel in gebruik
zijn, bv 3.77, 3.89, 4.125 enz.
Artikel 208 - Banden
Zijwandbeschermers mogen worden gebruikt met inachtneming van de volgende regels:
1. Zijwandbeschermers mogen alleen worden gebruikt aan de buitenste rand van het wiel /
band - het verst van het chassis.
2. Zijwandbeschermers mogen niet worden gebruikt aan de binnenste rand van het wiel / band
- het dichtst bij het chassis.
3. Zijwandbeschermers vallen binnen de totale spoorbreedte van de auto en zullen derhalve
binnen de specificaties van een standaard meetapparaat vallen.
Artikel 211 - Stoel & Pedalen
1. Zittingplaat - Een 3mm dikke plaat moet aan de onderzijde van de zitting gemonteerd worden of
moet aan het chassis gelast worden. Deze plaat moet minimaal 350mm breed zijn en 250mm
lang (in lengte richting van de auto). Deze plaat dient om de coureur te beschermen tegen de
achteras, differentieel en aandrijfas. Deze plaat mag NIET worden doorboord, lichter worden
gemaakt of gewijzigd op een andere manier anders dan om het te kunnen monteren op de
stoel/chassis. Veiligheidsgordels mogen NIET worden gemonteerd / bevestigd aan deze plaat.
2. Hoofdsteun - De 3mm plaat ten behoeve van de hoofdsteun (gelast aan de 2 verticale buizen)
mag niet worden doorboord of lichter worden gemaakt.

Artikel 212 – Vloer en schutbord
Vloer - Een dichte vloer moet worden geïnstalleerd in de cabine, bestaande uit 3mm staalplaat,
welke zich naar achteren strekt vanaf het schutbord over een lengte van tenminste 600mm, en
voorbij het punt waar het overlapt in een verticaal vlak (over de gehele breedte van de auto ) met
de voorkant van de bestuurdersstoel (achter de bestuurders knieën, exclusief
beensteunen/verstevigingen). Deze plaat moet de volledige breedte van de oppervlakte tussen de
chassisbalken omvatten en dient te worden vast gelast. Montage met een minimum van acht 8mm
hoogwaardige (treksterkte) bouten en moeren is tevens toegestaan. Uitsnijden rondom het
bellhouse en de versnellingsbak is toegestaan , maar geen andere gaten ten behoeve van het lichter
maken is toegestaan. De voorste rand van de vloerplaat mag omhoog worden gebogen om te
voorkomen dat deze achter opstaande randen blijft hangen, mocht het ontwerp van de auto dit
noodzakelijk maken.
Artikel 212 - Vloer en schutbord
Voetenbak zijplaten - Dit is ter verduidelijking voor de zijplaten nabij de voeten van de coureur. Het
merendeel van de auto’s zal al voldoen aan deze uitleg. Degenen met diagonaal gesneden platen
zullen wat werk vereisen.
1. Een verticale stalen plaat van 3mm dikte moet worden gelast tussen de bovenste en onderste
chassisbalken over de gehele zijkant van de voetenbak aan beide zijden van de auto. De plaat
moet vanaf 500mm voor het schutbord naar achteren strekken tot voorbij het punt waar het
overlapt in een verticaal vlak met de voorkant van de bestuurdersstoel (achter de bestuurders
knieën, exclusief beensteunen/verstevigingen).
2. Wanneer de voeten van een coureur zich boven de hoofd chassis rails bevinden, moet de stalen
plaat worden gemonteerd tussen de hoofd chassis rails en de cabine zijbuizen om het gebied te
dekken tussen het schutbord en het verticale vlak van de voorkant van de bestuurdersstoel
(zoals hierboven vermeld).
3. Wanneer de voeten van een coureur zich boven en onder de hoofd chassis rails bevinden, moet
de stalen plaat worden gemonteerd tussen zowel de hoofd chassis rails en de onderste
chassisbalken als tussen de hoofd chassis rails en de cabine zijbuizen (conform de twee
bovenstaande artikelen).
Artikel 213 - Brandstof
De enige brandstof additief welke is toegestaan voor gebruik in 2013 is Millers "CVL".
Het Millers "CVL Turbo" product is NIET toegestaan voor gebruik.

Artikel 219 - Spoilers
Hoogte - Elk spoilerdeel (waaronder maar niet beperkt tot het lichaam, zijkanten en horizontale
platen) moeten voldoende hoog boven de daklijn gemonteerd worden. Voldoende hoog is zodanig
dat er een buis/stok van 1 inch / 25mm doorsnede over het gehele vlak van het dak kan passeren
zonder dat hij wordt belemmerd door enig onderdeel van de spoiler. Voorbeeld schema's zullen
worden verstrekt in het reglementenboek echter zijn ruwe schetsen alvast opgenomen in dit
overzicht (zie onder).
Artikel 220 - Uitlaten / Dempers
Locatie - Het uitlaatsysteem moet worden gemonteerd buiten de hoofd en onderste chassisbalken,
buiten de carrosserie van de auto. Deze moet eindigen aan dezelfde kant als de uitlaatpoorten van
de motor.

BriSCA F2 2013 Overzicht van wijzigingen in het reglement (E & OE)
Achteras update/verduidelijking – 29-10-2012
Na de initiële publicatie over de wijzigingen in het reglement voor 2013 (zoals hierboven te lezen), zijn er
vanuit verschillende hoeken vragen om verduidelijking binnengekomen.
Artikel 207 - Achteras
1. Bevestiging
a. De achteras dient geveerd opgehangen te zijn door gebruikmaking van (i) bladveren, met
anti-tramp bars (zie Fig.1) indien nodig, of (ii) door een traditionele 4-link met twee
afzonderlijke ophangstangen aan iedere kant van de auto en coil-over veren/schokbrekers
en een zijdelingse locatie inrichting.
b. Een 3-link inrichting is niet toegestaan.
c. ALLE achteras bevestigings- en locatie inrichtingen/componenten dienen BUITEN de chassis
rails te zijn gemonteerd. GEEN achteras bevestigings- en locatie inrichtingen/componenten
mogen binnen/tussen de chassis rails worden gemonteerd behalve (i) een Panhardstang of
Watts Linkage (zie onder), en/of (ii) binnenwaarts gemonteerde coil-over schokbrekers (zie
onder).
d. Alle achterassen dienen dusdanig te zijn gemonteerd dat bij het afbreken van een enkele,
willekeurige bevestigingspunt/component, de achteras niet zal roteren waardoor het
differentieel en/of de aandrijfas tegen de onderkant van de zitting zal komen.
Fig.1 – Anti-tramp bar

2. Versteviging
a. De achterasbehuizing mag worden verstevigd met gelaste verstevigingsribben of
demontabele, niet-verstelbare stangen.
b. Het gebruik van rubberen of Polyurethaan bussen in een demontabele verstevigingsstang is
toegestaan om een kleine hoeveelheid aan flexibiliteit bij schokbelasting te geven.
c. Het gebruik van verstelbare stangen met stangkoppen of vergelijkbare verstelbare lagers /
bevestigingen / fittingen is NIET toegestaan.
3. Stangen
a. Alle ophangstangen ten behoeve van de achteras dienen van staal te zijn vervaardigd. Het
gebruik van aluminium stangen, lagers of fittingen is niet toegestaan.
b. Alle achteras ophangstangen moeten volgens een vaste-lengte principe zijn, zodanig dat hun
lengte niet veranderd, of veranderd kan worden tijdens het rijden (dus GEEN veren, dempers
of telescopische componenten).
c. Het gebruik van een verstelbare stangkop aan ieder uiteinde van de ophangstang om de
totale lengte van de stang te kunnen veranderen naast de baan IS toegestaan.
d. Alle achteras ophangstangen dienen op gescheiden bevestigingspunten op chassis en
achteras bevestigd te worden.
4. Anti-tramp bars
a. Anti-tramp bars (zie Fig.1) dienen van staal te zijn vervaardigd. Het gebruik van aluminium
anti-tramp bars, lagers of fittingen is niet toegestaan.
b. Anti-tramp bars moeten volgens een vaste-lengte principe zijn, zodanig dat hun lengte niet
veranderd, of veranderd kan worden tijdens het rijden (dus GEEN veren, dempers of
telescopische componenten).
c. Het gebruik van een verstelbare stangkop aan ieder uiteinde van de anti-tramp bar om de
totale lengte van de stang te kunnen veranderen naast de baan IS toegestaan.

5. Zijdelingse locatie
a. Zijdelingse locatie van de achteras mag ALLEEN worden bewerkstelligd door het toepassen
van een Panhardstang OF een Watts Linkage.
b. Een Panhardstang of een Watts Linkage mag alleen maar achter de achteras gemonteerd
worden en zodanig dat deze onder de lijn van de hoofd chassis rails zit.
c. Het gebruik van een A-frame voor zijdelingse locatie is niet toegestaan.
6. Montagecomponenten
a. Alle componenten ter bevestiging van de achteras (inclusief, maar niet beperkt tot
ophangstangen, anti-tramp bar, Panhardstang en Watts linkage) dienen aan afzonderlijke
bevestigingspunten aan het chassis en achteras te worden bevestigd.
b. Het gebruik van roterende, glijdende of anderszins verstelbare montage componenten of
sleufgaten zijn niet toegestaan.
c. Er mogen maximaal 3 bevestigingspunten voor elke uiteinde van een ophangstang, antitramp
bar, Panhardstang of Watts linkage aanwezig zijn om zodoende een vaste variatie aan
verstelbaarheid te creëren.
7. Bladveren
a. Bladveren moeten van staal zijn gemaakt.
b. Bladveren moeten in lengterichting, buiten de chassis rails zijn gemonteerd. In breedte
richting gemonteerde bladveren zijn niet toegestaan.
c. Het voorste bevestigingspunt van een op de achteras gemonteerde bladveer moet een vaste
punt zijn. Sleufgaten/glijdende bevestigingen zijn niet toegestaan.
d. Er is slechts één bladveer toegestaan aan iedere hoek/wiel van de auto. Een bladveer welke
als enkele pakket uit meerdere bladen bestaat geldt als een enkele bladveer voor de
uitvoering van deze regel.
.

8. Schroefveren
a. Schroefveren moeten van staal zijn gemaakt.
b. Conische schroefveren zijn niet toegestaan.
c. Schroefveren moeten over hun gehele lengte van uniforme diameter zijn.
d. Er is slechts één schroefveer toegestaan aan iedere hoek/wiel van de auto.
e. Binnenboord gemonteerde coil-over schokdempers/veren zijn toegestaan, maar moeten
worden gemonteerd achter de achteras behuizing en voornamelijk onder het hoofdchassis
rails.
9. Torque arm
a. Het gebruik van een torque arm is niet toegestaan.
10. Differentieel
a. Alleen differentiëlen volgens originele specificatie mogen worden toegepast.
b. Een volledige lijst met toegestane overbrengingsverhoudingen zal te zijner tijd worden
gepubliceerd, echter, zal deze lijst de standaard ratio’s welke momenteel in gebruik zijn
bevatten, te weten: 3.77, 3.89, 4.125 etc.

Toelichting:
Een van de hoofdredenen om het reglement voor het seizoen van 2013 te veranderen is om het
veiligheidsniveau, voornamelijk rond het cabine-gedeelte, te verhogen. Het is met deze gedachten
dat deze updates worden uitgegeven.
Een traditionele 3-link achterasconfiguratie bestaat uit een enkele korte verbindingsstang
gemonteerd vanaf de bovenkant van het midden van de achteras behuizing naar een vast punt op
het chassis. In sommige gevallen kan, bij een zware aanrijding, deze korte verbindingsstang als een
speer gaan optreden waardoor deze door de rugleuning van de stoel, en vervolgens door de rug van
de bestuurder kan steken, met zwaar letsel als gevolg. Andere montage-componenten in de
rijderscabine kunnen tevens letsel veroorzaken in het geval van een aanrijding. De rijder is beter
beschermd tegen letsel door het uitwendig monteren van alle wielophangingscomponenten,
diverse aangebrachte stalen platen en chassis-verstevigingsstangen zoals voorgeschreven in het
reglement.

BriSCA F2 2013 Overzicht van wijzigingen in het reglement (E & OE)
Update/verduidelijking – 10-12-2012
Na de initiële publicatie over de wijzigingen in het reglement voor 2013 (zoals hierboven te lezen), zijn er
vanuit verschillende hoeken vragen om verduidelijking binnengekomen. Deze vragen, en hun
bijbehorende antwoorden, worden hieronder weergegeven om er voor te zorgen dat alle rijders van
dezelfde officiële informatie zijn voorzien.
Welke achterassen/differentiëlen mogen worden gebruikt? In de vorige update stond dat er een lijst zou
worden gepubliceerd.
Alleen standaard-productie achterassen volgens originele specificatie met een
overbrengingsverhouding tussen 3.5:1 en 4.44:1 mogen worden gebruikt.
Bijvoorbeeld, de Volvo 3.73:1, BMC 3.90:1 en Ford 4.125:1 mogen, volgens het reglement, allen
worden gebruikt, evenals andere standaard ratio’s (binnen het bovenvermelde bereik) welke zijn
geproduceerd door deze en andere autofabrikanten.
Mogen vervangende stalen drijfstangen toegepast worden?
Nee, dit blijft conform het 2012 reglement.
Volgens het nieuwe reglement moeten er additionele stalen platen zoals een vloerplaat en een grotere
plaat onder de stoel worden gemonteerd. Worden de toegestane gewichten van de auto’s tevens
aangepast?
Ja. Veiligheid voor de rijder is het meest belangrijke. BriSCA F2 wil niet dat er materiaal, op voor de
constructie belangrijke plaatsen, wordt verwijderd ten behoeve van het lichter maken van de auto.
Daarom zullen de gewichtslimieten als volgt worden gewijzigd:
o Het totale minimumgewicht (exclusief rijder) wordt verhoogd met 10kg naar 650kg.
o Het totale maximumgewicht (exclusief rijder) wordt verhoogd met 15kg naar 715kg.
Mogen binnen het chassis gemonteerde schokbrekers vóór de achteras gemonteerd worden? Het
monteren van een Panhardstang is problematisch wanneer de binnen het chassis gemonteerde
schokbrekers tevens achter de achteras dienen te worden gemonteerd.
Ja. Na feedback van een aantal rijders en constructeurs is het monteren van schokbrekers aan de
binnenzijde van het chassis in 2013, indien gewenst, nog steeds toegestaan.
Let op! Regelgeving omtrent het binnen het chassis monteren van schokbrekers, vóór of achter de
achteras, vanaf 2014 zal in de loop van 2013 worden herzien naar aanleiding van de resultaten uit
het monitoren van de reeds gepubliceerde wijzigingen.
Mogen aluminium stangen en stangkoppen worden gebruikt voor het ophangen/bevestigen van de
achteras?
Ja. Na heroverweging, en om gelijkheid aan beide uiteinden van de auto te behouden, moeten
ophangingsstangen van staal of aluminium gemaakt zijn. Zo mogen (indien nodig) aluminium of
stalen stangkoppen/lagers toegepast worden.

Mag een vervangende thermostaatbehuizing uit staal zijn vervaardigd?
Het wordt erkend dat originele aluminium thermostaatbehuizingen (a) steeds moeilijker aan te
komen zijn, en (b) specialistische kennis en apparatuur nodig hebben om het aluminium te kunnen
lassen.
Omwille van bovenstaande is het nu toegestaan om een vervangende thermostaatbehuizing uit staal
te fabriceren met de volgende inachtneming:
o Een vervangende, gefabriceerde thermostaatbehuizing moet uit staal zijn vervaardigd.
o
o
Er mag een watertemperatuursensor aansluiting in geïmplementeerd worden.
Een vervangende, gefabriceerde thermostaatbehuizing mag uitsluitend dezelfde functie
hebben als een origineel exemplaar, te weten, het behuizen van een thermostaat en het
leiden van koelwater naar de radiator via een slang en/of pijp. Elk ander functionaliteit
(behalve plaats bieden aan een temperatuursensor of een ontluchtingsnippel zoals bij een
origineel Sierra/Pinto exemplaar) is niet toegestaan.
o De hoek van de uitgaande pijp mag, indien nodig, afwijken van dat van een originele
thermostaatbehuizing, b.v. van naar boven gericht tot naar beneden gericht.
Originele thermostaatbehuizingen mogen worden gemodificeerd om:
o
o
o
Te worden voorzien van een temperatuurmeter aansluiting
Indien gewenst de ontluchtingsmogelijkheid (zoals deze op een originele Sierra/Pinto
exemplaar aanwezig is) af te dichten
Anders dan hierboven gesteld, mogen er geen modificaties aan originele
thermostaatbehuizing worden aangebracht.
Hoeveel accu’s mogen er worden gebruikt en hoe groot mogen deze zijn?
Deze regel is versoepeld waardoor er nu twee accu’s mogen worden gebruikt met een maximale
afmeting van “063” (210mm x 175mm x 175mm).
Indien de vloerplaat gelijk ligt met het hoofd chassis waardoor de rijder zijn/haar voeten zich boven het
hoofd chassis bevinden, worden zij beter beschermd. Echter, de hoeveelheid aan beplating die in deze
situatie verplicht is (zijkanten en vloer) is buiten proportioneel veel waardoor er een groot nadeel is met
betrekking tot het gewicht van de auto. Kunnen de verplichtingen worden heroverwogen en
verduidelijkt?
Artikel 212, zoals reeds gepubliceerd, blijft grotendeels ongewijzigd, echter:
o Voetbeschermingszijplaten:
• Elke voetbeschermingszijplaat welke boven het hoofdchassis zit moet minimaal
2mm dik zijn.
• Elke voetbeschermingsplaat welke onder het hoofdchassis zit moet minimaal 3mm
dik zijn.
o Vloer
• Daar waar de vloer in de rijderscabine boven de onderkant van het hoofdchassis ligt
EN een volledig onderchassis aanwezig is (onderste balken lopen tot tenminste
onder de rijdersstoel), moet de vloer van de cabine van minimaal 3mm aluminium
plaat (traanplaat is toegestaan) of minimaal 3mm stalen plaat zijn gemaakt.
• Indien de vloer, of gedeelte daarvan, onder het hoofdchassis ligt, of er is geen
volledig onderchassis, moet de vloer zijn vervaardigd uit minimaal 3mm staalplaat.
Aluminium is NIET toegestaan.
• Alle andere verplichtingen (breedte, lengte, montage, snijden etc.) blijven, zoals
reeds gepubliceerd, gelden.

Sommige auto’s hebben een oude 1600 GT uitlaatspruitstuk, welke zakt tussen het hoofdchassis en de
motor, in plaats van een duur uitlaatsysteem. Mogen deze nog steeds gebruikt worden?
De gewijzigde regelgeving met betrekking tot de uitlaat, zoals reeds gepubliceerd, blijft van kracht.
Daarnaast……indien er voldoende ruimte onder de vloer van de cabine aanwezig is, mag het
uitlaatsysteem tussen het hoofdchassis en onder de cabinevloer doorlopen. Echter…..
o De uitlaat moet over de gehele lengte aan dezelfde kant van de midden-as van de auto
blijven als waar de uitlaatpoorten van de motor zich bevinden.
o
o
De uitlaat mag de midden-as van de auto niet kruisen.
De uiteinde van de uitlaat moet zich aan dezelfde kant van de midden-as van de auto
bevinden als de uitlaatpoorten van de motor.

BriSCA F2 2013 Overzicht van wijzigingen in het reglement (E & OE)
Update/verduidelijking – 24-01-2013
Na de initiële publicatie over de wijzigingen in het reglement voor 2013 (zoals hierboven te lezen), zijn er
vanuit verschillende hoeken vragen om verduidelijking binnengekomen. Deze vragen, en hun
bijbehorende antwoorden, worden hieronder weergegeven om er voor te zorgen dat alle rijders van
dezelfde officiële informatie zijn voorzien.
Vorig jaar heeft het reglement met betrekking tot de hoofdstroomschakelaar van de accu voor
onduidelijkheid gezorgd. Kan dat opgehelderd worden?
De gestandaardiseerde locatie en de duidelijke markering van hoofdstroomschakelaars zijn in het
ORCi Veiligheidsrapport van 2012 benadrukt. Deze kwestie is ter sprake gekomen vanwege een
incident bij de 2011 BriSCA F1 World Final.
De nieuwe bewoording van het artikel is als volgt:
o Een hoofdstroomschakelaar, in het massa circuit, MOET op het dashboard van de auto
worden gemonteerd langs de onderkant van de voorruit zodanig, dat deze (van buiten de
auto) gemakkelijk bereikbaar is. De Aan/Uit positie moet op het dashboard duidelijk worden
weergegeven en de locatie van de hoofdstroomschakelaar MOET duidelijk worden
aangegeven aan de buitenzijde van de auto zodat baanmedewerkers dit goed kunnen zien.
Er wordt al jaren gebruik gemaakt van staal-omvlochten brandstofslang, echter in het reglement staat
dat dit metalen buis moet zijn. Kan dit artikel verduidelijkt en/of bekrachtigd worden?
Het gebruik van staal-omvlochten brandstofslang is nu officieel toegestaan. De nieuwe bewoording
van het artikel is als volgt:
o Brandstofleiding MOET in metalen buis of staal-omvlochten brandstofslang zijn uitgevoerd.
o Het gebruik van plastic buizen en/of niet met staal-omvlochten brandstofslang is NIET
toegestaan.
o Een brandstofafsluiter MOET in de brandstofleiding zijn aangebracht en wel op een plaats
waar de rijder deze gemakkelijk kan bedienen terwijl deze in de gordel vast zit.
Is de 1300cc motor specificatie nog steeds relevant. Gebruikt iemand deze nog?
Het gebruik van de 1300cc motor is over de afgelopen jaren bijgehouden en er is besloten dat de tijd
er voor is om deze niet langer te gebruiken.
Vanaf eind 2013 is het gebruik van tot 1300cc motoren NIET meer toegestaan.
Vanaf 2014 zijn de enige toegestane motoren de Ford 2 liter SOHC NE (Pinto) en de Ford 1.8 liter
Duratec.
Is de huidige regelgeving betreffende hoofdsteunen nog steeds nodig in verband met hedendaagse race
stoelen?
De bestaande regels hieromtrent zullen voor 2013 blijven gelden en ALLE auto’s dienen hieraan te
voldoen.
Het wordt erkend dat het merendeel van de rijders reeds gebruikmaken van stoelen welke de
minimale veiligheidseisen, zoals in het reglement gesteld, overtreffen en daarom wordt er op dit
moment al bekeken om de regels voor 2014 te herzien.

Er waren bij de technische keuringen in 2012 soms discussies omtrent het bevestigen van de gordels aan
de onderplaat van de stoel. Is dit verduidelijkt voor 2013?
Gordels mogen alleen aan het chassis, de vloer of de rolkooi met geschikte bevestigingsmiddelen
bevestigd worden, zoals omschreven in het reglement van 2013 (en eerdere uitgaven).
Het bevestigen van gordels aan de onderplaat van de stoel is nu expliciet verboden, conform het
reglement van 2013, om twijfel te voorkomen.
De reeds gepubliceerde wijzigingen in het reglement geven aan dat het verboden is om glijdende,
roterende of ander verstelbare bevestigingsmiddelen te gebruiken bij het ophangen van achterassen.
Ook worden het aantal bevestigingspunten per uiteinde van een stang gelimiteerd. Geldt dit ook voor de
vooras?
Er zijn geen wijzigingen in het 2013 reglement met betrekking tot de ophanging en bevestiging van
voorwielcomponenten, dus blijft het toepassen van reeds legale componenten onveranderd.
Per 2014 zullen veranderingen zoals deze aan de achterasophanging gelden, tevens in gelijke vorm
van kracht worden voor de voorwielophanging, waarbij het gebruik van glijdende, roterende en
anderszins verstelbare componenten niet meer zijn toegestaan. Tevens wordt het aantal
bevestigingspunten, zoals nu aan de achteras geldt, beperkt tot maximaal 3 punten. Deze
veranderingen zullen gelden voor ophangstangen, wishbones, Panhardstangen, draagarmen,
spoorstangen, stuurhuizen en andere nader te definiëren componenten.
Er wordt momenteel al gewerkt aan het nieuwe reglement voor 2014. Deze zal ruim vóór het seizoen
van 2014 worden gepubliceerd.
Verstelbare versteviging van de achterasbehuizing is conform recente updates van de
reglementswijzigingen niet meer toegestaan. Mag ik gewoon de gemonteerde stangkoppen vast lassen?
Nee. Alle gewoonlijk verstelbare componenten dienen gedemonteerd te worden om discussies en
onduidelijkheden te voorkomen.
Het lassen of aanpassen ten opzichte van de originele ontwerpspecificaties van een component kan
bij warmte-behandelde componenten brosheid veroorzaken en bij het boren en verpennen de
sterkte reduceren. Hierdoor wordt de betrouwbaarheid met betrekking tot veiligheid in het geding
gebracht.
De bewoording van het artikel in het reglement van 2013 is als volgt:
o De achterasbehuizing mag door toepassing van een gelaste rib of een met bouten
bevestigde, niet verstelbare stang verstevigd worden.
o Het gebruik van stangen welke bevestigd worden met stangkoppen of andere met
schroefdraad voorziene/verstelbare lagers/bevestigingen/fittingen is NIET toegestaan.
o Het gebruik van rubber of Polyurethaan bussen in een met bouten bevestigde
verstevigingsstang is toegestaan om zodoende een kleine hoeveelheid aan flexibiliteit onder
schokbelasting te permitteren.