Bijlage 1 Introductiebrief - Kunst Centraal

Bijlage 2
Dagboekfragment
Deze uitgescheurde bladzijde uit
een boek vond ik in de kist.
De achterkant was ook beschreven.
Het was geschreven in oude taal.
Ik heb iemand gevraagd om het
voor mij te vertalen. Dit staat er:
warme zon. En voort liep ik weer langs de vaart over de zandweg. Goed kijkend naar waar ik liep. Ik wilde
niet weer mijn blote voeten openrijten aan een scherpe steen. De honger knaagde. Hoe lang had ik niets gegeten?
Eergisteren had ik nog meelpap met stroop gehad van de boerin, maar daarna niets meer. Als ik aan de meelpap
dacht, liep het water me weer in de mond. Daarna had ik niets meer te eten kunnen vinden. Ik was uitgejouwd
bij de boeren waar ik kwam bedelen. Alleen vanmorgen had ik nog een handje bramen kunnen plukken.
Maar ik mocht niet aan mijn honger denken. Ik moest verder. Om mij heen weidevelden, niets dan weidevelden
met hier en daar een boerenschuur. Achter mij hoorde plots ik het gehinnik van paarden. Ik keek om en zag een
stofwolk. Uit die stofwolk verscheen de postkoets. Vier paarden trokken de wagen. Van de stad Utrecht op
weg naar Amsterdam. Wat had ik graag meegegaan en me laten rijden door het land. Maar dat was veel te
duur voor een landloper als ik. Zo’n reisje kostte al gauw 25 cent!
Nee, ik moest verder lopen. De postkoets schoot voorbij en ik moest even hoesten van het stof dat opwoei. In de
verte zag ik een kerktoren. Een dorpje... eindelijk een dorpje. Ik wist niet welk dorp het was. Maar er waren in
ieder geval mensen. En als er mensen waren, dan was er in ieder geval ook iets te eten. En als er iets te eten was,
dan bleef er misschien wel een kleinigheid over mij. Ik stapte met hernieuwde moed voort, niet wetende dat in
Meer stond er niet. Zou de reis die hier beschreven wordt, bij jullie in de buurt kunnen zijn?