Eindverslag Controleren van Leverbot - Levende Have
Eindverslag Controleren van Leverbot - Levende Have
Eindverslag Controleren van Leverbot - Levende Have
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Controleren</strong> <strong>van</strong> leverbot in Nederland<br />
Knelpunten in bestaande kennis en handelen <strong>van</strong> schapenhouders<br />
en aanbevelingen ter verbetering<br />
Devi Hermsen<br />
Carlijn Kappert<br />
Anita Korevaar<br />
Roos Vogelzang
<strong>Controleren</strong> <strong>van</strong> leverbot in Nederland<br />
Knelpunten in bestaande kennis en handelen <strong>van</strong> schapenhouders<br />
en aanbevelingen ter verbetering<br />
Groep 711<br />
<strong>Leverbot</strong>infecties bij schapen ontwikkelen zich niet in slakkengang<br />
Devi Hermsen<br />
Carlijn Kappert<br />
Anita Korevaar<br />
Roos Vogelzang<br />
Opdrachtgever: Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE)<br />
Expert: Elsbeth Stassen<br />
Coach: Ellen <strong>van</strong> Velthoven<br />
2010, Oktober<br />
2
Leeswijzer voor de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE)<br />
Het rapport is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken. De hoofdstukken 1 tot en<br />
met 6 omvatten de introductie, materiaal en methode, resultaten, analyse<br />
resultaten, conclusie en discussie <strong>van</strong> het onderzoek. Hoofdstuk 7 bevat de<br />
aanbevelingen voor de opdrachtgever, de Productschappen Vee, Vlees en Eieren.<br />
Het is belangrijk deze aanbevelingen in de context <strong>van</strong> het onderzoek te lezen,<br />
daarom is de algehele informatie over het onderzoek toegevoegd. Om het snel<br />
doorlezen <strong>van</strong> de hoofdstukken 1 tot en met 6 mogelijk te maken zijn tekstblokken<br />
met de essentie <strong>van</strong> de bijbehorende tekst toegevoegd.<br />
3
Inhoudsopgave<br />
Samenvatting 5<br />
1. Introductie 6<br />
Pagina<br />
2. Materiaal en Methode 8<br />
2.1 Plan <strong>van</strong> aanpak 8<br />
2.2 Data 8<br />
2.3 Interview 9<br />
3. Resultaten 10<br />
3.1 Overzicht interviews schapenhouders op resistente bedrijven 10<br />
3.1.1 Handelen en motieven 10<br />
3.1.2 Kennis 13<br />
3.2 Overzicht interviews schapenhouders op niet-resistente bedrijven 15<br />
3.2.1 Handelen en motieven 15<br />
3.2.2 Kennis 17<br />
3.3 Verschillen tussen resistente en niet-resistente bedrijven 18<br />
3.4 Behoeften schapenhouders 19<br />
3.4.1 Algemeen 19<br />
3.4.2 Resistente bedrijven 20<br />
3.4.3 Niet- resistente bedrijven 20<br />
3.4.4 Opvallende behoeften 21<br />
4. Analyse resultaten 22<br />
4.1 Beredeneerd gedrag en aflezen <strong>van</strong> het model 22<br />
4.2 Analyse <strong>van</strong> knelpunten aan de hand <strong>van</strong> het model beredeneerd gedrag 23<br />
4.3 Samenvatting knelpunten 24<br />
5. Conclusie 26<br />
6. Discussie 27<br />
7. Aanbevelingen 29<br />
8. Referentie 31<br />
Bijlagen 32<br />
4
Samenvatting<br />
<strong>Leverbot</strong>infectie en -resistentie zijn een groot probleem in de schapenhouderij in Nederland.<br />
Het doel <strong>van</strong> dit project is om kennis, handelen en achterliggende motieven <strong>van</strong><br />
schapenhouders –met betrekking tot het controleren <strong>van</strong> leverbot- in kaart te brengen en<br />
aanbevelingen ter verbetering aan te geven. Middels een vragenlijst zijn diepte-interviews<br />
met schapenhouders afgenomen om informatie te verzamelen. De oproep tot deelname aan<br />
het onderzoek is verspreid middels verschillende kanalen. Twaalf schapenhouders met<br />
resistente leverbotten en acht schapenhouders met niet-resistente leverbotten hebben aan<br />
het onderzoek deelgenomen. Het aantal ooien op de betrokken bedrijven varieerde <strong>van</strong> 20<br />
tot 1700. Er is niet veel verschil in handelen, kennis en motief tussen niet-resistente en<br />
resistente bedrijven. De verschillen die er wel zijn worden wellicht veroorzaakt door het feit<br />
dat resistente bedrijven andere manieren <strong>van</strong> handelen ontwikkelen door onder andere<br />
begeleiding <strong>van</strong> de GD en dierenarts tijdens de resistentie-onderzoeksperiode. Wel zijn<br />
algemene knelpunten gevonden onder zowel de resistente als de niet-resistente groep.<br />
Hieruit blijkt dat kennis niet altijd leidt tot handelen. Het grootste knelpunt zit in de<br />
perceptie <strong>van</strong> schapenhouders welke onder grote invloed staat <strong>van</strong> eigen ervaring. Deze<br />
perceptie kan beïnvloed worden door gerichte voorlichting en informatie zodat op deze<br />
manier het handelen <strong>van</strong> schapenhouders op termijn veranderd kan worden.<br />
Schapenhouders geven zelf aan behoefte te hebben aan concrete informatievoorziening en<br />
voorlichting <strong>van</strong>uit de GD welke zij als zeer waardevol beschouwen, betere voorlichting <strong>van</strong><br />
de dierenarts, nieuwe ontwikkelingen in medicijnen, het beschikbaar stellen <strong>van</strong><br />
leverbotmedicatie zonder toegevoegd ontwormingsmiddel, beter hanteerbare regelgevingen,<br />
een concreet behandelplan, onderzoek naar preventieve maatregelen om de<br />
besmettingscyclus te doorbreken en zij geven aan op de hoogte gehouden te willen worden<br />
<strong>van</strong> de nieuwste ontwikkelingen en eventuele mogelijkheden om deel te nemen aan<br />
onderzoeken. Aanbevolen wordt dan ook om schapenhouders te voorzien in een specifiekere<br />
leverbotprognose, het aanreiken <strong>van</strong> een brochure met overzicht <strong>van</strong> leverbot-gerelateerde<br />
informatie, een behandelplan per medicatiessoort en een snellere en goedkopere analyse<br />
<strong>van</strong> mest- en bloedmonsters. Ook kan het in het kader <strong>van</strong> het geven <strong>van</strong> goede<br />
voorlichting nuttig zijn te focussen op een verbetering in de relatie tussen schapenhouders<br />
en dierenartsen. Dit is bijvoorbeeld te bereiken door een nauwere samenwerking met de GD<br />
en het organiseren <strong>van</strong> informatiebijeenkomsten. ok wordt geadviseerd onderzoek te blijven<br />
doen naar nieuwe medicijnen en mogelijkheden om de cyclus te doorbreken. In verder<br />
onderzoek is het aan te bevelen om weer naar schapenhouders te luisteren en hun visie op<br />
het probleem in de praktijk mee te nemen.<br />
5
1. Introductie<br />
In de vochtige delen <strong>van</strong> Nederland worden grasetende dieren als runderen en schapen<br />
regelmatig geïnfecteerd met leverbotten (Fasciola hepatica). Deze parasieten hebben een<br />
gecompliceerde levenscyclus met een zoetwaterslakje (de leverbotslak Limnea Truncatula)<br />
als tussengastheer. Een infectie met leverbot veroorzaakt symptomen als vermagering,<br />
dorre vacht, bloedarmoede, verminderde melkproductie en leveraandoeningen. Bestrijding<br />
<strong>van</strong> leverbotinfectie is een tweesporenbeleid: preventie enerzijds en gebruik <strong>van</strong> antileverbotmiddelen<br />
anderzijds. Preventie richt zich meestal op het leefgebied <strong>van</strong> de<br />
leverbotslak, bijvoorbeeld door vochtige weilanden te draineren. Het probleem met het<br />
gebruik <strong>van</strong> anti-leverbotmiddelen (bijvoorbeeld triclabendazol) is het optreden <strong>van</strong><br />
resistentie <strong>van</strong> de leverbot daartegen. Dit probleem neemt toe en de verwachting is dat<br />
door de opwarming <strong>van</strong> de aarde het aantal leverbotinfecties zal stijgen. Stijging in het<br />
aantal leverbotinfecties zorgt onder andere voor een verhoging <strong>van</strong> arbeidsintensiteit,<br />
kosten en een vermindering <strong>van</strong> diergezondheid. Ook volksgezondheid speelt een rol in de<br />
controle <strong>van</strong> leverbot. Dit in verband met de mogelijke besmetting via het eten <strong>van</strong> rauw<br />
plantaardig materiaal (bijvoorbeeld sla) maar ook het binnenkrijgen <strong>van</strong> anti-helmintica<br />
residuen via dierlijke producten is ongewenst. Het probleem <strong>van</strong> besmetting en resistentie<br />
kan worden tegengegaan met behulp <strong>van</strong> preventieve maatregelen en correct<br />
medicijngebruik. Er is echter geen effectieve oplossing om leverbot onder controle te<br />
houden. In het verleden lag de focus altijd op maatregelen <strong>van</strong> bovenaf, zoals de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> nieuwe medicijnen of preventieve maatregelen. In dit project wordt het<br />
leverbotprobleem juist <strong>van</strong> onderaf benadert door te luisteren naar de verhalen <strong>van</strong> de<br />
veehouder door middels <strong>van</strong> een interview en zo mogelijk tot nieuwe inzichten te komen<br />
met betrekking tot knelpunten in het bestrijden <strong>van</strong> leverbot. In de schapensector is het<br />
probleem met leverbot het grootst omdat schapen erg gevoelig zijn voor leverbot. Daarom<br />
is ervoor gekozen om in dit onderzoek te kijken naar de schapenhouderij. Het doel <strong>van</strong> dit<br />
project is om het handelen en de achterliggende motieven <strong>van</strong> schapenhouders met<br />
betrekking tot het controleren <strong>van</strong> leverbot in Nederland in kaart te brengen. Op deze<br />
manier worden knelpunten in de bestrijding ontmanteld en kunnen aanbevelingen worden<br />
gedaan om leverbot op een duurzame manier onder controle te houden. Om alle<br />
achterliggende motieven <strong>van</strong> het handelen te analyseren is een model opgesteld. Dit model<br />
en de verklaring hier<strong>van</strong> staan in hoofdstuk 4. Aan de hand <strong>van</strong> het model zijn de<br />
interviewvragen opgesteld. In dit project ligt de focus op de kennis en het handelen <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders. De kennis <strong>van</strong> schapenhouders is getoetst betreffende a)<br />
preventiemogelijkheden en juist gebruik <strong>van</strong> medicatie en b) de bron <strong>van</strong> deze kennis. De<br />
punten waarnaar onder andere gekeken is wat betreft kennis zijn het ziektebeeld, de<br />
verspreiding, de risicogebieden in Nederland, de prevalentie onder schapen, resistentie en<br />
diergezondheid. Wat betreft de bron <strong>van</strong> kennis is onder andere gekeken naar de rol <strong>van</strong><br />
verschillende media en de aanwezigheid en voorlichting <strong>van</strong> een dierenarts. Het handelen<br />
<strong>van</strong> schapenhouders is getoetst aan a) medicijngebruik, b) preventieve maatregelen en c)<br />
motief. Wat betreft medicijngebruik is onder andere gekeken naar het wel of niet<br />
behandelen, de nauwkeurigheid <strong>van</strong> dosering en het tijdstip <strong>van</strong> toedienen. Wat betreft<br />
preventieve maatregelen is onder andere gekeken naar weidegang en weidemanagement.<br />
Betreffende het motief <strong>van</strong> wel of niet behandelen tegen leverbot is onder andere gekeken<br />
naar de beschikbaarheid <strong>van</strong> liquide middelen. Op basis <strong>van</strong> deze analyse wordt de<br />
volgende onderzoeksvraag beantwoord: wat zijn de probleempunten in het handelen en<br />
6
achterliggende motieven <strong>van</strong> schapenhouders in Nederland met betrekking tot het<br />
controleren <strong>van</strong> leverbot? Deze onderzoeksvraag is opgedeeld in de volgende deelvragen:<br />
- Hoe handelt de schapenhouder tegen leverbot via het tweesporenbeleid<br />
(medicijngebruik en preventieve maatregelen)?<br />
- Wat is de kennis <strong>van</strong> de schapenhouder en hoe vergaart hij deze?<br />
- Welke motieven spelen een rol bij het handelen <strong>van</strong> schapenhouders tegen leverbot?<br />
- Zijn er verschillen tussen resistente en niet-resistente bedrijven met betrekking tot<br />
leverbot?<br />
Het doel <strong>van</strong> dit project is om kennis, handelen en de achterliggende motieven <strong>van</strong><br />
schapenhouders met betrekking tot het controleren <strong>van</strong> leverbot in Nederland in kaart te<br />
brengen. Om alle achterliggende motieven <strong>van</strong> het handelen te analyseren is een model<br />
opgesteld (hoofdstuk 4). Aan de hand <strong>van</strong> het model zijn de interviewvragen opgesteld.<br />
Met behulp <strong>van</strong> het interview worden probleempunten in de bestrijding <strong>van</strong> leverbot<br />
naar voren gebracht en kunnen aanbevelingen worden gedaan om leverbot op een<br />
duurzame manier onder controle te houden.<br />
7
2. Materiaal en Methode<br />
In dit hoofdstuk komen materiaal en methode aan bod. Paragraaf 2.1 legt het plan <strong>van</strong><br />
aanpak uit. Paragraaf 2.2 gaat over de data die beschikbaar was voor dit onderzoek.<br />
Paragraaf 2.3 gaat over het afnemen <strong>van</strong> de interviews.<br />
2.1 Plan <strong>van</strong> aanpak<br />
Om de huidige probleempunten in het handelen en achterliggende motieven <strong>van</strong><br />
schapenhouders in Nederland in kaart te brengen, is aan de hand <strong>van</strong> bovenstaand model<br />
een vragenlijst opgesteld (bijlage 1). De vragenlijst was erop gericht om algemene<br />
bedrijfsgegevens en gegevens over leverbot te verzamelen om op die manier een zo<br />
compleet mogelijk beeld <strong>van</strong> het bedrijf te vormen. Middels diepte-interviews bij de<br />
schapenhouders thuis is informatie over het handelen, de kennis en het motief <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders verzameld. Er is gekozen voor het afnemen <strong>van</strong> diepte-interviews omdat er<br />
op die manier doorgevraagd kan worden naar het motief en waarschijnlijk de meest eerlijke<br />
antwoorden verkregen worden. Door het bedrijf te bezoeken en te zien wat er op het bedrijf<br />
gebeurd kan er een algemeen beeld over het bedrijf gevormd worden. Gestreefd werd naar<br />
het interviewen <strong>van</strong> acht schapenhouders met een resistent bedrijf en acht schapenhouders<br />
met een niet-resistent bedrijf om zo verschillen tussen deze bedrijven en mogelijke<br />
oorzaken <strong>van</strong> resistentie aan te kunnen geven. De voorkeur ging uit naar bedrijven met<br />
minimaal 50 ooien omdat dit de grotere en waarschijnlijk meer serieuze bedrijven zijn.<br />
Via de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zijn 100 informatieve brieven (bijlage 2) over<br />
het onderzoek met daarbij een antwoordkaart voor deelname verstuurd naar de grotere<br />
schapenhouders in Nederland. Hier<strong>van</strong> waren 50 brieven gericht aan schapenhouders met<br />
resistentie op hun bedrijf en 50 brieven aan schapenhouders zonder resistentie op hun<br />
bedrijf. Daarnaast is de oproep via diverse kanalen zoals de website en het tijdschrift <strong>van</strong><br />
Boerenvee (bijlage 3), Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO), verschillende<br />
fokkerijverenigingen en het platform voor kleine schapen- en geitenhouders verspreid. In de<br />
oproep is vermeld dat de focus zal liggen op de knelpunten die de schapenhouders zelf<br />
aangeven in plaats <strong>van</strong> op onderzoek <strong>van</strong> bovenaf (medicijnen of regelgeving).<br />
Schapenhouders met interesse in deelname aan het onderzoek namen zelf contact op, de<br />
keuze om deel te nemen lag hierdoor bij de schapenhouder.<br />
2.2 Data<br />
Op de oproep hebben in totaal 32 schapenhouders gereageerd. Hier<strong>van</strong> vielen er twaalf af<br />
omdat ze buiten de doelgroep vielen. Deze afgevallen schapenhouders hadden slechts een<br />
paar dieren, geen leverbotinfectie, of waren planning technisch niet te bezoeken. Bij de<br />
overgebleven 20 schapenhouders is een interview afgenomen. Het aantal ooien op bedrijven<br />
varieerde <strong>van</strong> 20 tot 1700 waarbij zes bedrijven (vier resistent; twee niet-resistent) minder<br />
dan 50 ooien hadden. Van de 20 geïnterviewde bedrijven hadden er twaalf te maken met<br />
resistentie tegen triclabendazol. De locaties <strong>van</strong> de bedrijven waren: zeven in Noord-Holland<br />
(zes resistent); vijf in Friesland (twee resistent); vier in Zuid-Holland (twee resistent); twee<br />
in Utrecht (geen resistent); één in Drenthe (geen resistent) en één in Overijssel (één<br />
resistent).<br />
Van de twaalf schapenhouders met resistentie tegen triclabendazol zien zes het bedrijf als<br />
hobby, drie als neventak en drie als hoofdinkomstenbron. Van de acht schapenhouders<br />
zonder resistentie tegen triclabendazol zien vier het bedrijf als hobby, twee als neventak en<br />
8
twee als hoofdinkomstenbron. Vrijwel alle geïnterviewde schapenhouders doen het werk<br />
alleen of met familieleden. Op één <strong>van</strong> de resistente bedrijven werken vijf arbeidskrachten.<br />
Twee <strong>van</strong> de niet-resistente bedrijven zijn een maatschap <strong>van</strong> twee bevriende personen en<br />
op één <strong>van</strong> de niet-resistente bedrijven werken enkele vrijwilligers. Minimale ervaring bij de<br />
niet-resistente bedrijven was veertien jaar, bij de resistente bedrijven twaalf jaar. Onder de<br />
geïnterviewde schapenhouders waren onder andere twee gepensioneerde dierenartsen, drie<br />
deelnemers aan de GD-monitor en een proefaccommodatie <strong>van</strong> een universiteit.<br />
2.3 Interview<br />
Het interview werd in tweetallen afgenomen. De samenstelling <strong>van</strong> de tweetallen bleef<br />
ongewijzigd gedurende het onderzoek. Terwijl de een het interview afnam, notuleerde de<br />
ander alles wat werd gezegd op een laptop. Het analyseren <strong>van</strong> het interview is gedaan<br />
door één persoon <strong>van</strong> het tweetal dat het interview afnam.<br />
Aan de hand <strong>van</strong> het model (figuur 1, hoofdstuk 4) is een vragenlijst opgesteld. Middels<br />
deze vragenlijst zijn diepte interviews met schapenhouders afgenomen om zo informatie<br />
over het handelen, de kennis en het motief <strong>van</strong> de schapenhouders te verzamelen. De<br />
oproep tot deelname aan het onderzoek is verspreid via de GD (bijlage 2) en verschillende<br />
andere kanalen. Uiteindelijk hebben twaalf schapenhouders met resistente leverbotten op<br />
het bedrijf deelgenomen tegenover acht schapenhouders met niet-resistente leverbotten.<br />
Het aantal ooien op bedrijven varieerde <strong>van</strong> 20 tot 1700 waarbij zes bedrijven minder dan<br />
50 ooien hadden.<br />
9
3. Resultaten<br />
In dit hoofdstuk komen de resultaten <strong>van</strong> het onderzoek aan bod. In paragraaf 3.1 wordt<br />
een overzicht gegeven <strong>van</strong> het handelen, motief <strong>van</strong> handelen en de kennis <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders met resistentie tegen triclabendazol. In paragraaf 3.2 wordt een overzicht<br />
gegeven <strong>van</strong> het handelen, motief <strong>van</strong> handelen en de kennis <strong>van</strong> de schapenhouders<br />
zonder resistentie tegen triclabendazol. In paragraaf 3.3 wordt aandacht besteed aan de<br />
verschillen in handelen, motief <strong>van</strong> handelen en kennis tussen resistente en niet resistente<br />
bedrijven. Paragraaf 4 gaat over de behoeften <strong>van</strong> de schapenhouders.<br />
3.1 Overzicht interviews schapenhouders op resistente bedrijven (12 schapenhouders)<br />
3.1.1 Handelen en motieven<br />
Weidemanagement: Het grote merendeel <strong>van</strong> de schapenhouders op resistente bedrijven<br />
heeft een bewust gekozen weidegangsysteem om de schapen te voorzien <strong>van</strong> het schoonste<br />
en/of droogste stuk land. De meeste schapenhouders letten hierbij op natte plekken in de<br />
grond, een klein aandeel let op ook specifiek op het voorkomen <strong>van</strong> de slakjes. Het viel op<br />
dat deze laatste schapenhouders juist die personen zijn die meer informatie hebben doordat<br />
zij een onderzoeksbedrijf zijn <strong>van</strong> de GD of (nauw betrokken zijn met) personen die middels<br />
hun studie meer weten over leverbot. De meeste schapenhouders maaien puur voor<br />
hooiproductie, slechts een klein aantal maait bewust om het land schoon te houden omdat<br />
zij gemaaid land relateren aan minder parasieten. Zowel de keuze om te maaien als het<br />
weidemanagement staan onder invloed <strong>van</strong> diverse externe factoren zoals de<br />
beschikbaarheid <strong>van</strong> geld, de arbeidsintensiteit, het weer, regels rondom subsidie en de<br />
vermoedelijke infectiedruk. De voornaamste reden om de infectiehaarden niet met hekken<br />
af te zetten is de arbeidsintensiteit hier<strong>van</strong>. Slechts één schapenhouder doet dit wel.<br />
Bepaalde schapenhouders hebben geen of -naar eigen mening- niet voldoende invloed op<br />
de keuze tot maaien of bepaalde weidegang omdat deel <strong>van</strong> de gebruikte grond een<br />
natuurgebied is waar andere regels gelden of omdat externen zich bezighouden met maaien<br />
en weidegang (bijvoorbeeld schaapskuddes). Bij sommige adressen in Noord-Holland wordt<br />
aangegeven dat weidemanagement ook afhankelijk is <strong>van</strong> de schade die ganzen<br />
aanbrengen in bepaalde stukken land. Alle schapenhouders streven erna om de grond zo<br />
droog mogelijk te houden door ontwatering middels greppel en sloten. Een aantal<br />
schapenhouders hebben in verband met natuurbeheer geen of zeer weinig invloed op het<br />
waterpeil en een goede afwatering lijkt hier onder te lijden. Een klein aantal heeft zijn land<br />
voorzien <strong>van</strong> elektrische waterpompen en geeft aan dat dit een maatregel tegen leverbot is.<br />
Diegenen die wel gebruik zouden mogen maken <strong>van</strong> drainagemiddelen maar dit niet doen,<br />
geven aan dat dit toch weinig uit zou maken omdat de omgevingsfactoren –zoals waterpeil,<br />
grondsoort en veel regenval- goed ontwateren onmogelijk maken.<br />
Aanvoer: Nieuwe dieren -meestal rammen- worden in de meeste gevallen <strong>van</strong> verschillende<br />
bedrijven gekocht om zo te voorkomen dat verwante dieren gebruikt worden in de fokkerij.<br />
Er wordt gelet op de kwaliteit <strong>van</strong> het betreffende bedrijf en de aanwezigheid en<br />
behandelingen <strong>van</strong> bepaalde ziekten zoals zwoegerziekte en Q-koorts. Veel schapenhouders<br />
letten voornamelijk op de kwaliteiten die <strong>van</strong> invloed zijn op de fokkerij. Een aantal<br />
schapenhouders geeft aan niet specifiek te vragen naar ziekten in verband met de<br />
aangenomen vertrouwensband tussen de bedrijven. Er wordt niet gekeken of gevraagd naar<br />
de leverbotsituatie, -behandeling en -resistentie. Nieuw aangekochte dieren worden op één<br />
schapenhouder na eerst in quarantaine gezet en behandeld tegen diverse ziekten en<br />
10
parasieten voordat zij bij de andere dieren komen. Dit wordt gedaan om ziekteoverdracht te<br />
voorkomen. Sommige schapenhouders met resistente leverbotten gaven aan niet te letten<br />
op leverbotinfectie of resistentie bij de aan- of verkoop <strong>van</strong> dieren omdat ze zelf toch al<br />
resistent zijn en dit dus voor eigen situatie geen negatieve consequenties zou kunnen<br />
hebben. Sommige schapenhouders zeggen niet specifiek naar leverbot te vragen omdat veel<br />
bedrijven er weinig kennis over hebben en zij om die reden dan ook geen waarde hechten<br />
aan het antwoord. Enkele schapenhouders geven aan te denken resistent te zijn geworden<br />
door insleep, dat wil zeggen zij vermoeden dat de aanschaf <strong>van</strong> nieuwe dieren resistentie op<br />
het bedrijf heeft gebracht.<br />
Gezondheid algemeen: Bijna alle schapenhouders ontwormen tegen verschillende interne<br />
parasieten, een enkeling behandelt daarnaast ook tegen externe parasieten zoals schurft en<br />
luis of behandelt tegen ziekten als rotkreupel. De schapenhouders die ontwormen lijken<br />
hiervoor allemaal een ander behandelplan te gebruiken. De meesten laten hun eigen<br />
inzichten bepalend zijn voor het behandelplan en een enkeling laat zich hiervoor adviseren<br />
door een dierenarts. Het behandelplan varieert <strong>van</strong> één keer per jaar preventief aangevuld<br />
met extra behandeling(en) wanneer besmettingssymptomen zich lijken voor te doen tot drie<br />
keer per jaar preventief. Er zijn ook schapenhouders die geen enkele behandeling uitvoeren<br />
zonder dat symptomen zich voordoen. Het behandelingsplan –met name het tijdsstip <strong>van</strong><br />
behandelen- lijkt bij een aantal schapenschapenhouders te verschillen per leeftijdsgroep of<br />
geslacht, maar er is te weinig data om hier duidelijke uitspraken over te kunnen doen.<br />
Behandeling tegen leverbot: Het aantal behandelingen tegen leverbot varieert gemiddeld<br />
tussen de één en drie keer per jaar. De trend lijkt te zijn dat het uiteindelijke aantal<br />
behandelingen per jaar voornamelijk afhangt <strong>van</strong> eigen redenering, maar ook <strong>van</strong> wat de<br />
GD en/of de dierenarts aangeeft. Eigen redenatie wordt gevormd door de<br />
weersomstandigheden, ingeschatte infectiedruk per koppel, weidemanagement<br />
(bijvoorbeeld een behandeling vlak voor het omweiden <strong>van</strong> een nat naar een droog<br />
weiland), beschikbaarheid <strong>van</strong> geld, arbeidsintensiteit, zichtbare symptomen in zowel<br />
schapen als wild (voornamelijk geschoten hazen of gevonden dode hazen), de feedback <strong>van</strong><br />
de slager, het zelf opensnijden <strong>van</strong> overleden dieren en resultaat <strong>van</strong> bloed- of<br />
mestmonsters. Van de totaal twaalf resistente bedrijven zijn er twee die in de<br />
leverbotprognosegroep zitten <strong>van</strong> de GD en zij worden zo kosteloos voorzien <strong>van</strong> bloed-<br />
/mestmonsters. Vier bedrijven sturen mestmonsters op wanneer zij hun vermoedens<br />
betreffende leverbotbesmetting of resistentie willen controleren, en twee bedrijven laten<br />
jaarlijks bloedmonsters <strong>van</strong> jonge dieren testen om zo hun eigen prognose te kunnen<br />
stellen. De hoge kosten voor het laten onderzoeken <strong>van</strong> bloed-/mestmonsters worden vaak<br />
genoemd als groot nadeel, of als reden om geen bloed-/mestmonsters te laten<br />
onderzoeken. Er is een klein aantal schapenhouders die niet tegen leverbot behandelt tenzij<br />
ziektesymptomen zich voordoen om het veelvuldig gebruik <strong>van</strong> medicijnen en de<br />
ontwikkeling <strong>van</strong> resistentie te vermijden. Het gewenste moment <strong>van</strong> behandeling tegen<br />
leverbotbesmetting brengt in de schapenmelkproductie grote moeilijkheden met zich mee in<br />
verband met de regelgeving rondom residuen in de melk. Een klein aantal schapenhouders<br />
geeft aan dat het gebruik <strong>van</strong> Flukiver -de medicatie die gebruikt wordt op resistente<br />
bedrijven- rondom de dekperiode lastig is omdat het gebruik <strong>van</strong> Flukiver in verband wordt<br />
gebracht met het verwerpen <strong>van</strong> lammeren. Zij geven aan dat er een moeilijke afweging is<br />
tussen een goede dekking en dracht en de risico’s <strong>van</strong> leverbotinfectie in die periode. Een<br />
klein aantal schapenhouders behandelt de schapen om de zes á zeven weken omdat het<br />
11
edrijf zich in een zwaar geïnfecteerd gebied bevindt en omdat deze behandelwijze naar<br />
eigen zeggen wordt aanbevolen door een betrokken dierenarts en de producent <strong>van</strong> het<br />
medicijn.<br />
Vaccin en nieuwe medicijnen: Alle geïnterviewde schapenhouders <strong>van</strong> resistente bedrijven<br />
lijken erg geïnteresseerd in de ontwikkeling <strong>van</strong> een vaccin tegen leverbot. Maar redenen<br />
om geen gebruik te gaan maken <strong>van</strong> een dergelijk vaccin zijn een middelmatige infectiedruk<br />
en goed werkende medicatie in combinatie met resultaten uit een kosten-baten analyse.<br />
Ook geven een aantal schapenhouders aan misschien wel af te zien <strong>van</strong> een vaccin wanneer<br />
er beter haalbare of goedkopere preventieve maatregelen komen. Hierbij genoemd wordt<br />
bijvoorbeeld het uitroeien <strong>van</strong> slakjes in het weiland. Een enkeling zou afzien <strong>van</strong> een<br />
leverbotvaccin door negatieve ervaringen met andere vaccins. Opvallend is dat de helft <strong>van</strong><br />
de schapenschapenhouders aangeeft bereid te zijn iets meer geld in de bestrijding <strong>van</strong><br />
leverbot te willen stoppen om uiteindelijk <strong>van</strong> alle leverbot-gerelateerde problemen af te<br />
komen, zeker omdat de kosten <strong>van</strong> dode dieren hoog kunnen oplopen en een goed<br />
behandelplan veel medicijnen en arbeid kan kosten. Een aantal schapenhouders geeft aan<br />
behoefte te hebben aan meerdere soorten medicatie nadat resistentie is vastgesteld.<br />
Redenen hiervoor zijn het niet willen gebruiken <strong>van</strong> één type medicijn over een lange<br />
periode om resistentie hiertegen te vermijden en omdat het nu beschikbare Flukiver ook<br />
een ontwormingsmiddel bevat. Dit ontwormingsmiddel willen veel schapenschapenhouders<br />
niet bij iedere behandeling tegen leverbot gebruiken. Een aantal schapenhouders gebruiken<br />
ook Ivomec Plus als afwisseling op Flukiver, een aantal schapenhouders geven aan geen<br />
andere werkzame medicijnen te kennen dan Flukiver bij resistentie tegen triclabendazol.<br />
Dosering medicijnen leverbot: Schapen worden per (gewichts)koppel behandeld omdat dit<br />
makkelijker te werken is. Het grote merendeel <strong>van</strong> de schapenhouders geeft met nadruk<br />
aan bewust te kiezen voor overdosering om nieuwe resistentievorming tegen te gaan. Wel<br />
wordt aangegeven te vermoeden dat collega’s soms wel onderdoseren. In verband met<br />
gewenste overdosering wordt de dosering gebaseerd op het zwaarste schaap. De meeste<br />
schapenhouders schatten het gewicht uit ervaring, een klein aantal schapenhouders weegt<br />
een aantal dieren om het gewicht beter te kunnen inschatten. Gewichtsschatting wordt<br />
bewust erg hoog aangehouden, één bedrijf houdt bijvoorbeeld een extra 20kg aan per<br />
schaap. Eén schapenhouder geeft aan dat overdoseren net zo schadelijk is als onderdoseren<br />
en dat overdosering binnen een marge <strong>van</strong> 5kg moet blijven.<br />
Rol dierenarts: De meerderheid <strong>van</strong> de schapenhouders <strong>van</strong> resistente bedrijven richt zich<br />
slechts alleen tot de dierenarts bij een noodgeval of wanneer behandelingen nodig zijn die<br />
zij zelf niet mogen uitvoeren. Hoewel de meerderheid wel wat waarde hecht aan de mening<br />
en het advies <strong>van</strong> een dierenarts, vinden de meeste schapenhouders eigen ervaring veel<br />
zwaarder wegen of –in geval <strong>van</strong> leverbot gerelateerde problemen- richten zij zich liever<br />
rechtstreeks tot de GD. De GD wordt door een meerderheid gezien als de bron <strong>van</strong> kennis<br />
en daarom betrouwbaar ingeschat. Veelgehoorde uitspraken zijn dat dierenartsen geen<br />
schapenmensen zijn en de dierenarts niet meer kennis heeft dan de schapenhouder zelf.<br />
Een aantal schapenhouders geven aan slechte ervaringen te hebben met de dierenarts<br />
omdat zij na kosten <strong>van</strong> bepaalde behandelingen geen concreet resultaat zagen. Een<br />
enkeling hecht juist erg veel waarde aan een dierenarts. Ongeveer twee derde <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders kopen leverbotmedicijnen bij de eigen dierenkliniek, één derde koopt<br />
medicatie ook deels bij andere adressen. De veehouders die medicatie alleen bij de<br />
dierenkliniek kopen gebruiken argumenten die te maken hebben met loyaliteit en het feit<br />
12
dat gratis advies wordt verkregen bij het ophalen <strong>van</strong> de medicijnen. Deze personen geven<br />
ook aan dat de dierenarts de geschiedenis <strong>van</strong> het bedrijf kent en daardoor medicatie beter<br />
kan afstemmen. Geld lijkt een grote rol te spelen. Een paar schapenhouders geven aan dat<br />
nooit op de prijs <strong>van</strong> medicatie mag worden bezuinigd want dat komt de kwaliteit niet ten<br />
goede. Wel wordt aangegeven dat medicijnen betaalbaar moeten blijven en dat deze nu<br />
aan de hoge kant zijn. Redenen om niet alle medicijnen bij een dierenarts te halen hebben<br />
in alle gevallen te maken met de prijs <strong>van</strong> het product.<br />
3.1.2 Kennis<br />
Algemeen kennisbeeld: De algemene indruk is dat de meeste schapenhouders <strong>van</strong><br />
resistente bedrijven weten hoe de cyclus <strong>van</strong> leverbot ongeveer verloopt. Zij noemen de<br />
transformatie <strong>van</strong> larven naar botten en noemen de tussengastheer, het zoetwaterslakje.<br />
De meeste schapenhouders noemen ook te weten dat het twaalf weken duurt <strong>van</strong>af de<br />
besmetting tot de volwassen leverbotten volledig zijn uitgegroeid en te behandelen zijn met<br />
Flukiver. Ook is bekend dat leverbot in de natte stukken <strong>van</strong> het land zit en dat het daarom<br />
goed is het weiland zo droog mogelijk te houden. De schapenhouders weten op welke<br />
plekken in het weiland de infectiedruk het hoogst is en sommigen letten daarbij op de<br />
aanwezigheid <strong>van</strong> slakjes. Het is onder de schapenhouders <strong>van</strong> resistente bedrijven bekend<br />
dat de infectiehaard kan worden vermeden door het afzetten <strong>van</strong> besmette stukken grond.<br />
Twee schapenhouders geven aan dat de slak in principe niet in zoutwater kan leven.<br />
Opvallend is dat deze twee schapenhouders wel last hebben <strong>van</strong> leverbot, juist aan de zoute<br />
kant <strong>van</strong> de zeedijk. De vraag is of de slak toch in zout water kan leven of dat het water<br />
onder de zeedijk brakker is geworden. De meeste schapenhouders kennen de symptomen<br />
<strong>van</strong> een chronische leverbotinfectie: kleur <strong>van</strong> de vacht, kleur en stand <strong>van</strong> de ogen en<br />
sloomheid. Toch is het voor veel schapenhouders lastig om alle (licht) geïnfecteerde<br />
gevallen te herkennen. Acute leverbot wordt enkel herkend als dieren zijn doodgegaan.<br />
Schapenhouders geven aan te weten hoe resistentie kan ontstaan, namelijk door<br />
onderdoseren of te lang dezelfde medicijnen gebruiken. Eén <strong>van</strong> de schapenhouders geeft<br />
aan dat het ook door overdoseren kan komen. Daarnaast geven schapenhouders aan te<br />
weten en/of te vermoeden dat leverbot en resistentie verspreid kunnen worden door wild of<br />
door de aan- en verkoop <strong>van</strong> dieren.<br />
Media: De meeste schapenhouders lezen één of meerdere vakbladen. Dit staat los <strong>van</strong> hun<br />
mening over deze bladen welke niet altijd even rooskleurig is betreffende<br />
informatievoorziening. Alle geïnterviewde schapenhouders zijn bekend met de<br />
leverbotprognose en bijna allemaal lezen of horen ze deze ieder jaar. Sommige<br />
schapenhouders zoeken bewust naar de leverbotprognose, anderen komen deze toevallig<br />
tegen. Het overgrote merendeel <strong>van</strong> de schapenhouders hecht niet veel waarde aan de<br />
prognose omdat deze veel te algemeen en niet kloppend is voor de situatie op het eigen<br />
bedrijf. Motivatie om vakbladen te lezen of specifieke informatie te zoeken is tijd en inhoud.<br />
Wanneer er ogenschijnlijk oude informatie in een artikel staat wordt dit meestal<br />
overgeslagen door de schapenhouder. Er is behoefte aan nieuwe informatie over<br />
maatregelen en medicatie of handige tips. Een aantal schapenhouders geeft aan ook<br />
behoefte te hebben aan herhaling <strong>van</strong> een behandelplan. Zeven <strong>van</strong> de schapenhouders<br />
met resistentie gebruiken internet om extra informatie te zoeken.<br />
Uitwisseling <strong>van</strong> kennis: De helft <strong>van</strong> de schapenhouders zijn lid <strong>van</strong> een studieclub of<br />
komen soms met andere schapenhouders bij elkaar om informatie uit te wisselen. Denk<br />
13
hierbij aan jaarvergaderingen <strong>van</strong> verschillende verenigingen. Ook wisselt de helft<br />
informatie uit met collega’s. Er is gedeeltelijke overlap tussen de twee bovenstaande<br />
groepen maar niet volledig. Motieven om problemen te bespreken en informatie uit te<br />
wisselen met collega’s zijn voornamelijk dat dit mensen uit dezelfde sector zijn en<br />
ervaringen uit de praktijk veel waard kunnen zijn. Toch is er een klein aantal<br />
schapenhouders die geen behoefte heeft om ervaring uit te wisselen met collega’s omdat zij<br />
dit te veel zien als een privékwestie en omdat ze veel schapenhouders erg eigenwijs vinden<br />
en daardoor alleen maar onnodige discussies zouden ontstaan. Een aantal schapenhouders<br />
geven aan zelf als adviesorgaan te worden gebruikt omdat zij erg veel kennis en ervaring<br />
hebben of deelnemen aan proeven <strong>van</strong> de GD.<br />
• Een klein deel <strong>van</strong> de schapenhouders maait land bewust om het schoon te<br />
houden. Vrijwel alle schapenhouders ontwateren het land zo goed mogelijk<br />
middels sloten en greppels.<br />
• Bij aankoop <strong>van</strong> rammen wordt gelet op fokkwaliteiten en afwezigheid <strong>van</strong><br />
bepaalde ziektes. Er wordt niet gekeken naar leverbot en/of leverbotresistentie.<br />
• Het algemene behandelplan varieert sterk per schapenhouder.<br />
• Het behandelplan tegen leverbot varieert sterk per schapenhouder.<br />
• Alle schapenhouders lijken geïnteresseerd in het gebruik <strong>van</strong> een vaccin tegen<br />
leverbot. Een deel <strong>van</strong> de schapenhouders heeft behoefte aan meerdere soorten<br />
medicijnen tegen leverbot.<br />
• Het merendeel <strong>van</strong> de schapenhouders doseert bewust over om<br />
resistentievorming tegen te gaan.<br />
• Eigen ervaring <strong>van</strong> de schapenhouders telt over het algemeen zwaarder dan het<br />
oordeel <strong>van</strong> de dierenarts. Voor leverbot gerelateerde problemen richten<br />
schapenhouders zich eerder tot de GD.<br />
• Schapenhouders hebben over het algemeen kennis <strong>van</strong> de cyclus <strong>van</strong> de leverbot<br />
en de oorzaken <strong>van</strong> resistentie. Over het algemeen is het lastig (licht)<br />
geïnfecteerde gevallen te herkennen.<br />
• Vrijwel alle schapenhouders lezen vakbladen en zijn bekend met de<br />
leverbotprognose. Er is behoefte aan concrete en praktische informatie.<br />
• Ongeveer de helft <strong>van</strong> de schapenhouders heeft contact met collega<br />
schapenhouders.<br />
14
3.2 Overzicht interviews schapenhouders op niet-resistente bedrijven (8 schapenhouders)<br />
3.2.1 Handelen en motieven<br />
Weidemanagement: Iets meer dan de helft <strong>van</strong> de schapenhouders op niet-resistente<br />
bedrijven hebben een bewust gekozen managementsysteem om de schapen te voorzien <strong>van</strong><br />
het beste stuk land. Wat wordt gezien als beste stuk land verschilt echter, met name met<br />
betrekking tot weiland voor de lammeren: sommigen geven aan dat lang, groen gras het<br />
beste stuk land is, anderen geven aan dat gemaaid land het schoonst dus het beste stuk<br />
land is. Een groot deel <strong>van</strong> de schapenhouders maaien hun weiland waar<strong>van</strong> de ene helft dit<br />
puur doet voor hooiproductie en de andere helft om zo het land schoon te maken <strong>van</strong><br />
parasieten. Een enkeling geeft aan niet voldoende invloed te hebben op het maaien omdat<br />
een stuk <strong>van</strong> het land behoort tot bosbeheer. De helft <strong>van</strong> de schapenhouders probeert de<br />
weidegang bewust aan te passen om de schapen te voorzien <strong>van</strong> het droogste stuk land.<br />
Zowel de keuze om te maaien als weidegang staan beide onder invloed <strong>van</strong> de<br />
beschikbaarheid <strong>van</strong> geld, de arbeidsintensiteit en de externe omstandigheden. Onder<br />
externe omstandigheden vallen onder andere het weer, regels rondom subsidie en de<br />
vermoedelijke infectiedruk. Als argument om vermoedelijke infectiehaarden niet af te zetten<br />
wordt arbeidsintensiteit genoemd. Twee bedrijven laten de schapen af en toe tussen<br />
rundvee lopen waaronder een schaapskudde waarbij schapen gemengd staan met Gallowayvee.<br />
Alle schapenhouders hebben sloten en greppels voor waterafvoer, één schapenhouder<br />
draineert met elektrische pompen. Twee schapenhouders hebben geen of zeer weinig<br />
invloed op het waterpeil in verband met natuurbeheer.<br />
Aanvoer: Nieuw aangekochte dieren -meestal rammen- komen in de meeste gevallen <strong>van</strong><br />
verschillende bedrijven om zo te voorkomen dat verwante dieren gebruikt worden in de<br />
fokkerij. Er wordt gelet op de kwaliteit <strong>van</strong> het bedrijf en er wordt aandacht geschonken aan<br />
de aanwezigheid en behandelingen <strong>van</strong> bepaalde ziekten zoals zwoegerziekte en Q-koorts.<br />
De vertrouwensband speelt ook een grote rol in het selecteren <strong>van</strong> een bedrijf. De helft <strong>van</strong><br />
de schapenhouders letten specifiek op kenmerken die belangrijk zijn voor de fokkerij. Er<br />
wordt niet gekeken naar de leverbotsituatie, -behandeling en –resistentie. Als reden<br />
hiervoor wordt genoemd dat ze niet op die manier met leverbot bezig zijn en dat andere<br />
bedrijven ook niet veel <strong>van</strong> leverbot afweten waardoor er geen waarde wordt gehecht aan<br />
het antwoord. De helft <strong>van</strong> de schapenhouders zet de nieuwe dieren eerst apart waar ze<br />
worden behandeld tegen verschillende ziekten.<br />
Gezondheid: Bijna iedereen ontwormt tegen verschillende interne parasieten, drie<br />
schapenhouders behandelen de dieren ook tegen externe parasieten zoals schurft, luis en<br />
myasis of behandelt tegen ziekten zoals rotkreupel. De schapenhouders die ontwormen<br />
lijken hiervoor allemaal een ander behandelplan te hebben, de meeste laten hun eigen<br />
inzichten hiervoor bepalend zijn. Het systeem varieert <strong>van</strong> drie keer per jaar preventief tot<br />
één keer per jaar aangevuld met extra behandeling(en) wanneer besmettingssymptomen<br />
zich lijken voor te doen, maar er is ook één schapenhouder die geen enkele behandeling<br />
uitvoert zonder dat symptomen zich voordoen. Het behandelplan –met name het tijdsstip<br />
<strong>van</strong> behandelen- lijkt per schapenhouder te verschillen per leeftijdsgroep of geslacht, maar<br />
er is te weinig data om hier duidelijke uitspraken over te kunnen doen.<br />
Behandeling tegen leverbot: Het aantal behandelingen tegen leverbot varieert gemiddeld<br />
tussen de één en vier keer per jaar. De trend lijkt te zijn dat het uiteindelijke aantal<br />
behandelingen per jaar voornamelijk afhangt <strong>van</strong> eigen redenering. Invloed op deze eigen<br />
redenering hebben het weer, ingeschatte infectiedruk per koppel, weidemanagement, geld,<br />
15
arbeid, zichtbare symptomen in zowel schapen als wild, feedback <strong>van</strong> de slager, het zelf<br />
opensnijden <strong>van</strong> dode dieren, en het resultaat <strong>van</strong> bloed- of mestmonsters. Ook wordt -in<br />
mindere mate- geluisterd naar de dierenarts. Van alle acht niet-resistente bedrijven behoort<br />
er één tot de leverbotprognosegroep <strong>van</strong> de GD waarbij zij kosteloos worden voorzien <strong>van</strong><br />
bloed- en mestmonsters. Vier schapenhouders laten mestmonsters onderzoeken om<br />
vermoedens richting mogelijke besmetting te controleren en twee schapenhouders sturen<br />
jaarlijks bloedmonsters op om een eigen prognose te kunnen stellen. De schapenhouders<br />
die geen monsters laten onderzoeken geven aan het nut er niet <strong>van</strong> in te zien omdat de<br />
infectiedruk niet ernstig genoeg is of de kosten niet opwegen tegen medicatiekosten. Zes<br />
<strong>van</strong> de acht bedrijven behandelen niet tegen leverbot tenzij duidelijke symptomen <strong>van</strong><br />
besmetting zich voordoen. Redenen hiervoor zijn het niet onnodig willen gebruiken <strong>van</strong><br />
medicijnen in verband met het kostenplaatje en een deel noemt ook het op die manier<br />
vermijden <strong>van</strong> resistentie. Twee schapenhouders dienen bij besmetting een extra vitamine<br />
boost toe aan de dieren. Drie schapenhouders wisselen het type leverbotmedicijn af, in alle<br />
gevallen gebeurt dit omdat één <strong>van</strong> de medicijnen een combinatiemedicijn is met<br />
toegevoegd ontwormingsmiddel die ze minder willen gebruiken dan leverbotmedicatie. Eén<br />
schapenhouder geeft expliciet aan de koeien ook te behandelen om zo de gehele cyclus op<br />
het bedrijf te onderbreken.<br />
Vaccin en nieuwe medicijnen: Drie schapenhouders geven aan een leverbotvaccin te willen<br />
gebruiken, de rest zal dit laten afhangen <strong>van</strong> kostenanalyse en grootte <strong>van</strong> het probleem op<br />
het eigen bedrijf.<br />
Dosering medicijnen leverbot: Schapen worden per (gewichts)koppel behandeld omdat dit<br />
uit oogpunt <strong>van</strong> arbeidsintensiteit makkelijker is. Zes schapenhouders geven aan bewust te<br />
kiezen voor overdosering. Twee schapenhouders doseren op het gemiddelde schaapgewicht<br />
en geven op gevoel een zwaar schaap ‘een kneepje meer’. Dit wordt ook gedaan bij de<br />
lammeren, waardoor de jonge dieren een grote overdosering ont<strong>van</strong>gen. De helft <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders weegt (een aantal) schapen eens per jaar om zo een goed idee te hebben<br />
<strong>van</strong> het gemiddelde gewicht. Sommige schapenhouders wegen alle lammeren.<br />
Rol <strong>van</strong> dierenarts: Twee schapenhouders verklaren expliciet erg weinig waarde te hechten<br />
aan een dierenarts. Redenen die worden gegeven zijn dat dierenartsen geen<br />
schapenmensen zijn –dat wil zeggen weinig inzicht te hebben in de schapensector- en dat<br />
de dierenartskosten veel te hoog zijn in vergelijking met alle andere kosten binnen de<br />
schapenhouderij. De grote meerderheid <strong>van</strong> de schapenhouders richt zich alleen tot de<br />
dierenarts in geval <strong>van</strong> nood of wanneer behandelingen nodig zijn die zij zelf niet mogen<br />
uitvoeren, maar hechten wel wat waarde aan het advies <strong>van</strong> een dierenarts. Eigen ervaring<br />
wordt echter gezien als vele malen waardevoller. Drie schapenhouders richten zich<br />
rechtstreeks tot de GD bij gewenste informatie over leverbot en een klein aantal<br />
schapenhouders gaf aan de GD als zeer betrouwbare bron te zien. Twee derde <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders halen hun medicatie uitsluitend bij de eigen dierenkliniek omdat daar ook<br />
advies bij wordt gegeven, een derde haalt deze ook gedeeltelijk bij andere adressen. Het<br />
verschil in kosten is hierbij het achterliggende argument.<br />
16
3.2.2 Kennis<br />
Algemeen kennisbeeld: De algemene indruk is dat de meeste schapenhouders goed weten<br />
wat leverbot is en dat ze bekend zijn met de cyclus er<strong>van</strong>. Over het algemeen weten ze dat<br />
het te maken heeft met een slakje en een aantal noemt de cyclus <strong>van</strong> twaalf weken <strong>van</strong>af<br />
besmetting tot volwassen leverbot. De schapenhouders weten op welke plekken in het<br />
weiland de infectiedruk het hoogst is. Ook weten ze dat leverbotinfecties tegengegaan<br />
kunnen worden door het afzetten <strong>van</strong> de stukken grond waar de infectiedruk het hoogst is.<br />
Daarnaast geven de schapenhouders aan dat het weiland zo droog mogelijk gehouden dient<br />
te worden om leverbotinfecties terug te dringen. De meeste schapenhouders kennen de<br />
symptomen bij een (zware) chronische infectie. Eén <strong>van</strong> de schapenhouders geeft aan geen<br />
leverbotsymptomen te kunnen herkennen. Twee schapenhouders geven aan dat leverbot<br />
aantoonbaar is door middel <strong>van</strong> bloedonderzoek. Omdat eenmaal geïnfecteerde dieren altijd<br />
een titer houden kan bloedonderzoek alleen bij jonge dieren, maar dat leidt wel tot een<br />
goed beeld <strong>van</strong> een leverbot besmetting. Schapenhouders geven aan te weten waardoor<br />
resistentie kan ontstaan, namelijk door onderdosering, het gebruik <strong>van</strong> één medicijn over<br />
een langere periode, verkeerd medicijngebruik (verkeerde tijdstippen) en te veel of te vaak<br />
medicatie toedienen. Twee schapenhouders –beide gepensioneerd dierenarts- geven aan te<br />
weten dat het beter is om 5% <strong>van</strong> de dieren niet te behandelen om resistentie te<br />
voorkomen. Zelf passen ze dit niet toe, omdat de kudde daarvoor te klein is. Verspreiding<br />
<strong>van</strong> resistentie gebeurt volgens de helft <strong>van</strong> de schapenhouders door de aan- en verkoop<br />
<strong>van</strong> dieren.<br />
Media: Vrijwel alle schapenhouders lezen één of meerdere vakbladen. De mening over deze<br />
vakbladen is niet altijd even rooskleurig. Veel schapenhouders geven aan dat er veel oude<br />
verhalen in staan en het vaak een herhaling is <strong>van</strong> wat ze al wisten. Vakbladen worden over<br />
het algemeen niet volledig gelezen. De meerderheid bladert scannend door de vakbladen<br />
heen en let op artikelen over gezondheid. Alle geïnterviewde schapenhouders zijn bekend<br />
met de leverbotprognose en bijna allemaal lezen of horen ze deze ieder jaar. Vijf <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders geven aan waarde te hechten aan de leverbotprognose. Eén <strong>van</strong> deze<br />
schapenhouders doet mee aan de leverbotprognosegroep <strong>van</strong> de GD en krijgt op deze<br />
manier een privéprognose. De schapenhouders die geen waarde hechten aan de prognose<br />
doen dit niet omdat ze deze veel te algemeen vinden, deze vorig jaar niet kloppend was met<br />
de situatie op het bedrijf of omdat deze te laat in het jaar komt om er nog op te anticiperen.<br />
Vijf <strong>van</strong> de schapenhouders zonder resistentie gebruiken internet om informatie te zoeken.<br />
Uitwisseling <strong>van</strong> kennis: De helft <strong>van</strong> de schapenhouders wisselt informatie uit met<br />
collega’s. Motieven om problemen te bespreken en informatie uit te wisselen met collega’s<br />
zijn voornamelijk dat dit mensen uit dezelfde sector zijn en ervaringen uit de praktijk veel<br />
waard kunnen zijn. Toch zijn er een klein aantal schapenhouders die geen behoefte hebben<br />
om ervaring uit te wisselen met collega’s omdat zij dit te veel zien als een privékwestie en<br />
omdat alle schapenhouders erg eigenwijs zijn en dat daardoor alleen maar onnodige<br />
discussies zouden ontstaan. Een aantal schapenhouders geven aan zelf als adviesorgaan te<br />
worden gebruikt omdat zij erg veel kennis en ervaring hebben of deelnemen aan proeven<br />
<strong>van</strong> de GD.<br />
17
• Ongeveer de helft <strong>van</strong> de schapenhouders maait land bewust om het schoon te<br />
houden. Vrijwel alle schapenhouders ontwateren het land zo goed mogelijk<br />
middels sloten en greppels.<br />
• Bij aankoop <strong>van</strong> rammen wordt gelet op fokkwaliteiten en afwezigheid <strong>van</strong><br />
bepaalde ziektes. Er wordt niet gekeken naar leverbot en/of leverbotresistentie.<br />
• Het algemene behandelplan varieert sterk per schapenhouder.<br />
• Het behandelplan tegen leverbot varieert sterk per schapenhouder.<br />
• Een deel <strong>van</strong> de schapenhouders is geïnteresseerd in het gebruik <strong>van</strong> een vaccin<br />
tegen leverbot. Dit is afhankelijk <strong>van</strong> een kosten-baten analyse.<br />
• Het merendeel <strong>van</strong> de schapenhouders doseert bewust over.<br />
• Eigen ervaring <strong>van</strong> de schapenhouders telt over het algemeen zwaarder dan het<br />
oordeel <strong>van</strong> de dierenarts. Voor leverbot gerelateerde problemen richten<br />
schapenhouders zich eerder tot de GD.<br />
• Schapenhouders hebben over het algemeen kennis <strong>van</strong> de cyclus <strong>van</strong> de leverbot<br />
en de oorzaken <strong>van</strong> resistentie.<br />
• Vrijwel alle schapenhouders lezen vakbladen en zijn bekend met de<br />
leverbotprognose. Er is behoefte aan nieuwe informatie.<br />
• Ongeveer de helft <strong>van</strong> de schapenhouders heeft contact met collega<br />
schapenhouders.<br />
3.3 Verschillen tussen resistente en niet-resistente bedrijven<br />
Schapenhouders met resistente leverbotten op het bedrijf zijn zich bewuster <strong>van</strong> slakjes in<br />
hun weilanden en sommigen hebben weidemanagement, zoals beweidings- of maaibeleid.<br />
Een groter deel <strong>van</strong> de schapenhouders uit de niet-resistente groep maaien hun weiland<br />
actief om schoon land (geen parasieten) te creëren ten opzichte <strong>van</strong> een kleiner aandeel<br />
binnen de resistente groep. Relatief meer schapenhouders uit de resistente groep hebben te<br />
maken met natuurbeheer die de waterstanden hoog houdt. Relatief meer resistente<br />
bedrijven ten opzichte <strong>van</strong> niet-resistente bedrijven zetten nieuw aangekochte dieren eerst<br />
apart en ontwormen deze dieren. Schapenhouders met niet-resistente leverbotten letten<br />
niet op leverbot bij de aan- en verkoop <strong>van</strong> nieuwe dieren. De schapenhouders met<br />
resistente leverbotten letten er ook niet op met reden dat ze al resistent zijn en leverbot<br />
hebben. Schapenhouders met een resistent bedrijf gebruiken Flukiver, diegene met nietresistente<br />
leverbotten gebruiken Fasinex, Endex of Tribex. Weinig schapenhouders met nietresistente<br />
leverbotten vragen advies aan de dierenarts wanneer deze op het bedrijf is, het<br />
merendeel <strong>van</strong> de resistente groep geeft aan wel advies te vragen aan de dierenarts<br />
wanneer deze op het bedrijf is. Schapenhouders die Flukiver gebruiken vinden het vervelend<br />
dat het moment waarop eigenlijk behandeld zou moeten worden samenvalt met de<br />
momenten in de dekperiode waarin juist geen Flukiver gewenst is om verwerpen te<br />
voorkomen. Eén <strong>van</strong> de schapenhouders heeft te maken met kans op residuen in de melk<br />
wanneer Flukiver wordt gebruikt in de juiste periode. Schapenhouders met resistente<br />
18
leverbotten behandelen elk jaar standaard, voornamelijk omdat zij weten dat er constant<br />
besmetting is. Slechts één schapenhouder uit de resistente groep wacht met een eventuele<br />
behandeling totdat symptomen zich voordoen. Dit in tegenstelling tot het grote merendeel<br />
<strong>van</strong> schapenhouders <strong>van</strong> de niet-resistente bedrijven die wachten met een eventuele<br />
behandeling tot symptomen zich voordoen. Twee <strong>van</strong> de schapenhouders met nietresistente<br />
leverbotten -die wegens achtergrond meer kennis hebben over leverbot- geven<br />
aan te weten in de ideale situatie eigenlijk een klein aandeel <strong>van</strong> een populatie niet te<br />
moeten behandelen om resistentie tegen te gaan. Maar beiden geven aan dit zelf niet toe te<br />
passen omdat 5% op een kleinere kudde niet nuttig is. Een relatief groter aandeel <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders met resistente leverbotten geeft aan regelmatig adviezen en kennis uit te<br />
wisselen met bijvoorbeeld collega’s en/of tijdens vergaderingen en verenigingen in<br />
vergelijking met schapenhouders uit de niet-resistente groep. Hoewel beide partijen zich<br />
ook tot de GD richten wanneer zij informatie willen, is dit een relatief groter aandeel binnen<br />
de resistente groep. Resistente bedrijven hebben niet voldoende mogelijkheden om<br />
leverbotmedicijnen af te wisselen terwijl dit onder beide partijen (resistent en niet-resistent)<br />
wel een wens is: de meeste schapenhouders uit de resistente groep denken dat er alleen<br />
Flukiver is. Een paar resistente schapenhouders denken dat Ivomec Plus ook te gebruiken is<br />
op een resistent bedrijf en wisselen Flukiver <strong>van</strong> de dierenarts af met de eigen aangeschafte<br />
Ivomec Plus. Ongeveer een derde <strong>van</strong> de schapenhouders uit de niet-resistente groep<br />
wisselen soorten leverbotmedicatie met elkaar af. De achterliggende reden zijn dat Endex<br />
ook een ontwormingsmiddel bevat welke ze niet altijd willen gebruiken en om resistentie<br />
ontwikkeling tegen te gaan.<br />
Samenvattend kan gezegd worden dat er niet heel veel verschil is in handelen, kennis en<br />
motief tussen niet-resistente bedrijven en resistente bedrijven. De verschillen die er wel zijn<br />
worden wellicht veroorzaakt door het feit dat resistente bedrijven andere manieren <strong>van</strong><br />
handelen ontwikkelen door onder andere begeleiding <strong>van</strong> de GD en dierenarts tijdens de<br />
onderzoeksperiode.<br />
Er zijn geen grote verschillen in handelen, kennis en motieven tussen resistente en nietresistente<br />
bedrijven.<br />
3.4 Behoeften schapenhouders<br />
Alle schapenhouders hebben tijdens het interview aangegeven dan zij veel behoeften en ook<br />
klachten over de huidige stand <strong>van</strong> zaken hebben. De behoeften kunnen in volgorde <strong>van</strong><br />
belangrijkheid ingedeeld worden in behoefte over informatievoorziening en voorlichting,<br />
dierenarts, medicatie, regelgeving, behandelplan, onderzoek, overheid, preventieve<br />
maatregelen en leverbot analyse. De volgorde <strong>van</strong> belangrijkheid is bepaald door het tellen<br />
hoe vaak een onderwerp genoemd werd door schapenhouders en door de indruk die de<br />
interviewers na afloop <strong>van</strong> de gesprekken hadden <strong>van</strong> de schapenhouders. Voor een<br />
overzicht <strong>van</strong> alle behoeften zie bijlage 4. Voor een overzicht <strong>van</strong> alle meningen over<br />
anderen zie bijlage 5. De belangrijkste behoeften en meningen over anderen die gelden<br />
voor beiden groepen (algemeen) en voor resistent en niet-resistent worden beschreven.<br />
19
3.4.1 Algemeen<br />
Alle schapenhouders geven als belangrijkste behoefte een betere informatie voorziening en<br />
voorlichting aan. De leverbotprognose <strong>van</strong> de GD is één <strong>van</strong> de meest genoemde<br />
problemen. Vrijwel alle schapenhouders geven aan dat de prognose specifieker moet zijn en<br />
dat deze aan moet geven wat er speelt in welk gebied. Daarnaast geven veel<br />
schapenhouders aan dat de informatie <strong>van</strong>uit de GD beter zou moeten zijn. Verder klagen<br />
veel professionele schapenhouders dat informatie teveel gericht is op de hobby sector. Dit<br />
wordt vooral gebaseerd op de informatie die te vinden is in vakbladen als ‘het schaap’. Er<br />
zijn daarentegen ook klachten <strong>van</strong> hobbyhouders die vinden dat veel informatie juist gericht<br />
is op de professionele sector. Hiernaast worden behoeften genoemd als voorlichting over de<br />
gevaren <strong>van</strong> onderdoseren, duidelijkheid bieden over welke problemen door welke instantie<br />
opgelost kunnen worden en informatie over het doseren <strong>van</strong> andere diersoorten. Duidelijk is<br />
dat er voornamelijk behoefte is aan specifieke informatie per regio en per deel <strong>van</strong> de<br />
sector. Veel schapenhouders geven aan niet veel vertrouwen in de dierenarts te hebben. Dit<br />
wordt voornamelijk veroorzaakt door het tekortschieten in kennis door de dierenarts. Naast<br />
de behoeften wat betreft informatievoorziening en het optreden <strong>van</strong> de dierenarts geven<br />
veel schapenhouders aan problemen te hebben met de medicatie. Veel schapenhouders<br />
zouden graag meer en nieuwe medicijnen tegen leverbot op de markt zien met duidelijke<br />
bijsluiters. Het algemene beeld <strong>van</strong> schapenhouders is dat onderdoseren leidt tot<br />
resistentie. Wanneer de bijsluiter duidelijk is, zou dit probleem kleiner worden. Verder<br />
geven schapenhouders onder andere aan dat er behoefte is aan minder strakke en vooral<br />
meer praktische regelgeving. Ook is er aangegeven dat er behoefte is aan meer preventieve<br />
maatregelen zoals het verwijderen <strong>van</strong> de slakjes.<br />
3.4.2 Resistente bedrijven<br />
Schapenhouders met resistente leverbotten op het bedrijf geven als behoefte naar<br />
informatie en voorlichting met grotere nadruk aan dat de GD actiever moet zijn in het<br />
verstrekken <strong>van</strong> concrete informatie, met het organiseren <strong>van</strong> regionale informatieavonden<br />
-eventueel in samenwerking met de dierenartsenpraktijk- en met het geven <strong>van</strong> meer<br />
praktische en specifieke informatie per regio. De dierenarts zou meer persoonlijk advies<br />
moeten geven, een proactieve houding moeten hebben, een behandelplan moeten opstellen<br />
en zelf een (zorgvuldige) analyse <strong>van</strong> leverbot moeten kunnen geven. Wat betreft medicatie<br />
wordt er door de schapenhouders met resistente leverbotten aangegeven dat iedereen zich<br />
aan het protocol <strong>van</strong> doseren zou moeten houden. Schapenhouders zouden graag<br />
meerjarige behandelplannen hebben met daarin welke medicijnen wanneer te gebruiken<br />
zijn. Een aantal schapenhouders heeft ook behoefte aan het meedraaien in onderzoeken,<br />
om zo gratis gebruik te kunnen maken <strong>van</strong> bijvoorbeeld bloed- en mestmonsters en<br />
medicatie.<br />
Over elkaar melden schapenhouders vooral dat er veel schapenhouders onderdoseren, die<br />
zouden voorgelicht moeten worden. Iedereen heeft een eigen manier <strong>van</strong> handelen en het is<br />
moeilijk om anderen te overtuigen dat het ook anders zou kunnen. Schapenhouders maken<br />
zich onder andere zorgen over andere schapenhouders die te snel naar een dierenarts<br />
stappen, te vaak medicatie toedienen of schapen en koeien door elkaar laten lopen en zo de<br />
leverbotcyclus in stand houden.<br />
20
3.4.3 Niet- resistente bedrijven<br />
De schapenhouders met niet-resistentie leverbotten op het bedrijf geven wat betreft<br />
voorlichting en informatie aan behoefte te hebben aan kennis over de cyclus <strong>van</strong> het slakje<br />
en de infectiedruk in de regio. Deze schapenhouders hebben ook behoefte aan een<br />
leverbotanalyse. Wat dit betreft leeft de behoefte dat iedereen mest- en bloedonderzoek<br />
zou moeten doen, om het probleem beter in kaart te brengen. Om dit te stimuleren zouden<br />
de onderzoeken goedkoper gemaakt moeten worden. Bovendien geeft de niet-resistente<br />
groep aan behoefte te hebben aan meer waardering en begrip <strong>van</strong> de overheid en graag<br />
-juist als kleine sector- een grotere stem te willen hebben.<br />
Over anderen geven schapenhouders uit deze groep aan dat veel hobbyhouders geen goede<br />
-of niet genoeg- informatie hebben en moeilijk te bereiken zijn. Ook zijn er andere<br />
schapenhouders die niet goed omgaan met medicatie en ‘eigen doktertje spelen’. Verder is<br />
er teveel onkunde over leverbot, schapenhouders letten niet op leverbot bij aankoop <strong>van</strong><br />
een dier en onderschatten het probleem.<br />
3.4.4 Opvallende behoeften<br />
De meest opvallende behoefte is de behoefte aan meer informatie. Dit bevat meerdere<br />
elementen. Allereerst geven veel schapenhouders aan graag een regio-specifieke<br />
leverbotprognose te ont<strong>van</strong>gen. De prognose wordt nu veel als niet kloppend,<br />
onbetrouwbaar en te algemeen ervaren. Verder willen schapenhouders graag meer<br />
informatie <strong>van</strong> de GD ont<strong>van</strong>gen. De niet-resistente groep geeft aan meer kennis <strong>van</strong> de<br />
cyclus te willen hebben, het is aannemelijk dat deze groep <strong>van</strong> schapenhouders minder<br />
weet <strong>van</strong> leverbot en daarom deze behoefte heeft. Bij de resistente groep wordt er meer<br />
gevraagd om praktische informatie en regionaal en persoonlijk advies <strong>van</strong> de GD. Deze<br />
groep <strong>van</strong> schapenhouders heeft over het algemeen meer contact gehad met de GD rondom<br />
de resistentie problematiek en waarschijnlijk daarom ook een duidelijkere mening als het<br />
gaat om de houding en werkwijze <strong>van</strong> de GD. Hiernaast nemen klachten over de dierenarts<br />
een grote plaats in. Veel schapenhouders vinden dat de kennis <strong>van</strong> schapen ontoereikend is<br />
en beredeneren dat als ze zelf niet weten wat er aan de hand is, de dierenarts het ook niet<br />
weet. Vaak zijn deze gedachten gebaseerd op negatieve ervaring uit het verleden. Hiernaast<br />
speelt mee dat een dierenarts geld kost. De behoefte is duidelijk: de dierenarts moet een<br />
‘schapenman’ zijn, proactief zijn en rele<strong>van</strong>te informatie geven. Opvallend is verder dat<br />
schapenhouders uit de resistente en uit de niet-resistente groep aangeven graag meer en<br />
nieuwe medicijnen op de markt te zien, als reden wordt vaak een <strong>van</strong>gnet voor resistentie<br />
genoemd. Echter alleen schapenhouders uit de resistente groep geven daarbij ook aan<br />
behoefte te hebben aan een meerjarig behandelplan, met daarin duidelijk vermeld welke<br />
medicijnen wanneer gebruikt moeten worden.<br />
Schapenhouders hebben behoefte aan verandering met betrekking tot<br />
informatievoorziening en voorlichting, dierenarts, medicatie, regelgeving, behandelplan,<br />
onderzoek, overheid, preventieve maatregelen en leverbot analyse. Opvallend is de<br />
grote behoefte aan meer informatie zoals een betere leverbotprognose, betere<br />
informatie <strong>van</strong> de GD en dierenarts en meer duidelijkheid over medicijngebruik.<br />
21
4. Analyse resultaten<br />
Tijdens de interviews is duidelijk geworden hoe schapenhouders hun kennis hebben<br />
verkregen en wat achterliggende motieven zijn om op bepaalde manieren te handelen. In<br />
dit hoofdstuk zullen deze gegevens gekoppeld worden aan het model in figuur 1 waarin de<br />
werking <strong>van</strong> beredeneerd handelen wordt uitgezet. Door zo de bevindingen te categoriseren<br />
zal duidelijk worden in welk gebied binnen het model zich knelpunten bevinden. Het<br />
voordeel om op deze manier de data te benaderen is dat duidelijker geanticipeerd kan<br />
worden op mogelijke aanbevelingen voor in de toekomst. In paragraaf 4.1 zal toelichting<br />
gegeven worden op het gebruikte model en in paragraaf 4.2 zullen resultaten daadwerkelijk<br />
geanalyseerd worden middels deze benadering en in paragraaf 4.3 worden de gevonden<br />
knelpunten gepresenteerd.<br />
4.1 Beredeneerd gedrag en aflezen <strong>van</strong> het model<br />
In onderstaand model kunnen alle mogelijke factoren gevonden worden die invloed hebben<br />
op een bepaalde gedraging. Er zal nu per factor toelichting worden gegeven op welke<br />
manier zij invloed hebben op elkaar en het uiteindelijke handelen.<br />
Figuur 1: Theorie <strong>van</strong> beredeneerd gedrag/handelen. (Gebaseerd op Jansen, J., 2010, Mastitis and farmer<br />
mindset: towards effective communication strategies to improve udder health management on Dutch dairy farms)<br />
• Voorlichting (bijvoorbeeld door de GD, dierenarts of collega schapenhouders) en<br />
informatie (bijvoorbeeld bijsluiters en vakbladen) hebben invloed op de perceptie<br />
<strong>van</strong> de schapenhouder.<br />
• Eigen ervaring heeft veel invloed op de perceptie <strong>van</strong> de schapenhouder.<br />
• Externe factoren hebben invloed op perceptie. Externe factoren kunnen<br />
bijvoorbeeld weersomstandigheden zijn, maar ook de beschikbaarheid <strong>van</strong> liquide<br />
middelen, andere bedrijfskenmerken, beschikbaarheid medicijnen en wet- en<br />
regelgeving. Externe factoren hebben ook direct invloed op de intentie <strong>van</strong> het<br />
gedrag en op het gedrag zelf.<br />
• Perceptie wordt beïnvloed door voorlichting en informatie, eigen ervaring en<br />
externe factoren. Perceptie omvat onder andere de kennis (wat weet een<br />
22
schapenhouder), houding (bijvoorbeeld hoe ziet een schapenhouder de<br />
dierenarts) en normen (opvatting <strong>van</strong> de schapenhouder hoe hij zich wel of niet<br />
moet gedragen). Onder perceptie valt ook zelfbeeld en eigen<br />
verantwoordelijkheid. Dit resulteert in hoe een schapenhouder in de situatie staat<br />
en hoe de schapenhouder kijkt naar een bepaalde situatie.<br />
• Intentie <strong>van</strong> het gedrag wordt beïnvloed door externe factoren en perceptie.<br />
Intentie <strong>van</strong> het gedrag is dat een schapenhouder gemotiveerd is tot bepaald<br />
gedrag, maar nog niet getriggerd om het daadwerkelijk uit te voeren. De<br />
schapenhouder kan bijvoorbeeld bepaald gedrag willen uitvoeren, maar beperkt<br />
worden door een externe factor zoals weersomstandigheden.<br />
• Het gedrag <strong>van</strong> de schapenhouder wordt beïnvloed door intentie en externe<br />
factoren. Het gedrag is het daadwerkelijke handelen <strong>van</strong> de schapenhouder.<br />
4.2 Analyse <strong>van</strong> knelpunten aan de hand <strong>van</strong> het model beredeneerd gedrag<br />
Voorlichting en informatie: Kennis over leverbot lijkt onder de beide groepen goed. Het<br />
grote merendeel denkt na over de infectiedruk per stuk grond. Alleen is nog niet bij<br />
iedereen duidelijk dat de infectiedruk in een weiland omlaag kan worden gebracht door te<br />
maaien.<br />
Eigen ervaring: De meeste schapenhouders hebben veel kennis over leverbot zoals<br />
plaatselijke infectiedruk, cyclus en resistentie, maar het medicijngebruik varieert enorm<br />
tussen schapenhouders. Er zijn grote verschillen in behandelplannen binnen zowel de<br />
resistente als de niet-resistente groep. Iedere schapenhouder lijkt een eigen methode te<br />
hanteren. Hoewel grote overeenkomsten in kennis te vinden zijn, wordt het behandelplan<br />
voornamelijk bepaald door eigen ervaring. Eigen ervaring wordt door de schapenhouders<br />
genoemd als belangrijkste motief om op een bepaalde manier te handelen. Dit is ook terug<br />
te zien in het model waar het blokje ‘eigen ervaring’ groter is dan ‘kennis’.<br />
Perceptie: Eigen ervaring speelt ook een grote rol bij de perceptie <strong>van</strong> de leverbotprognose.<br />
Velen vinden de prognose nutteloos omdat het een veel te algemeen beeld schetst. Een<br />
factor binnen de bedrijven met resistentie welke <strong>van</strong> invloed is op het eerder genoemde<br />
–sterk variërende- behandelplannen is de houding ten opzichte <strong>van</strong> het beschikbare<br />
medicijn Flukiver. De houding ten opzichte <strong>van</strong> dit medicijn is erg negatief omdat velen<br />
bang zijn dat nieuwe resistentie ontwikkeld wordt omdat dit de enige effectieve<br />
medicatiesoort is voor resistente bedrijven. Ook hebben schapenhouders problemen met<br />
Flukiver omdat hierin een ontwormmiddel <strong>van</strong> slechte kwaliteit zit die zij eigenlijk niet willen<br />
gebruiken. De intentie voor een bepaald behandelplan tegen leverbot wordt beïnvloed door<br />
de perceptie tegenover dit medicatiesoort. Wat in zowel de resistente groep als de nietresistente<br />
groep bepalend is voor het uiteindelijke handelen, is de houding ten opzichte <strong>van</strong><br />
de dierenarts. De dierenarts wordt zelden benaderd voor advies en brengt alleen als het niet<br />
anders kan een bezoek op het bedrijf. Dit is extra sterk het geval binnen de niet-resistente<br />
groep. Het argument dat dierenartsen niet zijn gespecificeerd in de schapensector -en uit<br />
eigen ervaring meer nuttige kennis te behalen valt- is de belangrijkste reden dat een<br />
dierenarts weinig invloed heeft op het handelen <strong>van</strong> schapenhouders. Ervaring <strong>van</strong> andere<br />
collega’s en kennis <strong>van</strong> voornamelijk de GD worden gezien als bruikbaarder. Binnen de<br />
factor perceptie is ook een ander interessant fenomeen te zien. Namelijk de perceptie <strong>van</strong><br />
schapenhouders ten opzichte <strong>van</strong> zichzelf. Hoewel de intentie over het algemeen goed is<br />
(verderop verder gespecificeerd), hebben de schapenhouders over elkaar een minder<br />
23
ooskleurig beeld en dit wordt gebruikt als excuus om niet op een bepaalde manier te<br />
handelen. Het lijkt te resulteren in een assertief passieve houding. Op deze manier lijken zij<br />
eigen verantwoordelijkheid erg buiten zich neer te willen leggen. Zo noemen zij bijvoorbeeld<br />
dat het geen zin heeft om tijdens de aan-/verkoop <strong>van</strong> nieuwe dieren informatie uit te<br />
wisselen over leverbotinfectie en resistentie op de betrokken bedrijven omdat ‘die andere<br />
bedrijven er toch niks <strong>van</strong> afweten en vragen naar leverbot dus zinloos is’. Dit is erg<br />
tegenstrijdig met de veelgenoemde uitspraak dat schapenhouders vermoeden dat<br />
resistentie en infectie verspreid zouden kunnen worden via de aan-/verkoop <strong>van</strong> dieren.<br />
Ook het aanschaffen <strong>van</strong> een gedeelte <strong>van</strong> de medicijnen bij andere adressen dan de<br />
dierenkliniek krijgt als excuus dat ‘andere schapenhouders al hun medicijnen <strong>van</strong> andere<br />
adressen halen’. Ook het bewust buitensluiten <strong>van</strong> een dierenarts lijkt het excuus te zijn<br />
volledig op eigen ervaring te werken. Een ander deel <strong>van</strong> perceptie, naast kennis, is<br />
normen. Als de norm onder schapenhouders is dat er niet gesproken wordt over infectie<br />
en/of resistentie <strong>van</strong> leverbot op het bedrijf, leidt de kennis niet tot de intentie <strong>van</strong><br />
handelen.<br />
Intentie: De intentie <strong>van</strong> de meeste schapenhouders ten opzichte <strong>van</strong> het leverbotprobleem<br />
is erg positief te noemen. De schapenhouders zijn erg betrokken bij het welzijn <strong>van</strong> hun<br />
dieren. Ook geven een aantal schapenhouders aan bereid te zijn een eenmalige investering<br />
te doen als dit op termijn leidt tot een sterke afname <strong>van</strong> kosten gerelateerd aan<br />
leverbotinfectie. Ook blijkt uit het respons op de oproep dat schapenhouders positief staan<br />
ten opzichte deelname aan verschillend onderzoeken, iets wat tijdens de interviews ook<br />
naar voren kwam.<br />
Externe factoren: Wanneer een bepaalde intentie tot gedrag is voortgevloeid uit –in dit<br />
geval- voornamelijk eigen ervaring en perceptie, hebben externe factoren uiteindelijk een<br />
zeer grote rol. Hoewel externe factoren zoals liquide middelen de perceptie kan beïnvloeden<br />
-bijvoorbeeld het vertrouwen of iets haalbaar is-, hebben in het leverbotprobleem onder<br />
schapenhouders de externe factoren voornamelijk rechtstreeks invloed op het uiteindelijke<br />
gedrag. Een groot aantal preventieve maatregelen tegen leverbotbesmetting zijn onder<br />
schapenhouders bekend maar het blijkt echter dat veel <strong>van</strong> deze preventieve maatregelen<br />
-bijvoorbeeld het afzetten <strong>van</strong> sloten en greppels- in de praktijk niet haalbaar zijn. In deze<br />
situatie blijkt dat de intentie tot het uitvoeren <strong>van</strong> preventieve maatregelen er wel is, maar<br />
door externe factoren leidt dit niet tot een daadwerkelijke uitvoering. Een aantal<br />
schapenhouders heeft wel aangegeven te hebben geprobeerd preventieve maatregelen te<br />
nemen, maar zij werden hierin beperkt door externe omstandigheden zoals het weer en het<br />
gebrek aan tijd en geld.<br />
4.3 Samenvatting knelpunten<br />
Er zitten met name zeer grote verschillen in het behandelplan voor leverbot. Te zien is dat<br />
het grootste knelpunt zit in de perceptie <strong>van</strong> schapenhouders ten opzichte <strong>van</strong> verschillende<br />
onderwerpen. In figuur 1 is te zien dat eigen ervaring een grote invloed heeft op perceptie<br />
en daardoor op het uiteindelijke handelen. Eigen ervaring valt niet te beïnvloeden <strong>van</strong><br />
buitenaf. Voorlichting en informatie hebben echter ook invloed op perceptie en via deze weg<br />
zou alsnog het handelen beïnvloed kunnen worden. Een verandering in bepaalde externe<br />
factoren kan echter ook verschil in perceptie (met name houding) opleveren, zoals het op<br />
de markt brengen <strong>van</strong> een nieuw medicijn of een Flukiver medicijn zonder toegevoegde<br />
ontwormingsmiddelen. Wanneer middels een verbeterde voorlichting en<br />
24
informatievoorziening geprobeerd zal gaan worden een bepaald gedrag <strong>van</strong> schapenboeren<br />
te beïnvloeden, moet echter rekening gehouden worden met het feit dat de schapenhouder<br />
vaak niet goed bereikt wordt door de dierenarts. Eventuele voorlichting komt niet via de<br />
dierenarts bij de schapenhouder. Wanneer de dierenarts meer informatie aan de<br />
schapenhouder wil verstrekken om zo invloed op het handelen/gedrag te hebben, zal de<br />
relatie tussen de dierenarts en een schapenhouder moeten worden verbeterd. Dit om een<br />
verandering teweeg te brengen in de perceptie <strong>van</strong> de schapenhouder ten opzichte <strong>van</strong> de<br />
dierenarts. Sommige schapenhouders geven echter ook aan absoluut geen behoefte te<br />
hebben aan contact met de dierenarts. In dit geval zou voorlichting en informatie verstrekt<br />
moeten worden middels meer geaccepteerde bronnen zoals de GD, collega schapenhouders<br />
en vakbladen. Een ander knelpunt is de vermoedelijke assertief passieve houding <strong>van</strong><br />
schapenboeren zelf. Middels voorlichting en het wijzen op eigen verantwoordelijkheden zou<br />
een vergroting <strong>van</strong> kennis dit wellicht kunnen doorbreken.<br />
Het grootste knelpunt zit in de perceptie <strong>van</strong> schapenhouders (figuur 1). Voorlichting en<br />
informatie hebben invloed op de perceptie, dit heeft invloed op het uiteindelijke<br />
handelen. Veel schapenhouders ont<strong>van</strong>gen niet voldoende informatie via de dierenarts.<br />
Informatie moet in deze gevallen verstrekt worden door onder andere de GD, collega<br />
schaaphouders en vakbladen.<br />
25
5. Conclusie<br />
De intentie <strong>van</strong> de schapenhouders is over het algemeen positief te noemen.<br />
Schapenhouders weten redelijk veel over leverbot en resistentie. Vrijwel iedereen kent de<br />
leverbotprognose en er wordt regelmatig rechtstreeks contact met de GD opgenomen. Ook<br />
zijn zij op de hoogte <strong>van</strong> verschillende preventieve maatregelen maar geven aan dat deze<br />
vaak niet haalbaar zijn in verband met arbeidsintensiteit en liquide middelen. De kennis<br />
over medicijngebruik is middelmatig en de behandelplannen tegen leverbot variëren sterk<br />
tussen de schapenhouders. Overdosering <strong>van</strong> leverbotmedicatie wordt in de meeste<br />
gevallen toegepast om bewust resistentie tegen te gaan. Het handelen <strong>van</strong> collega’s wordt<br />
veelal als onzorgvuldig ervaren. Schapenhouders vermoeden dat resistentie en infectie<br />
worden verspreid via de aan- en verkoop <strong>van</strong> dieren. Er wordt echter bij de aan- of verkoop<br />
<strong>van</strong> dieren niet specifiek informatie uitgewisseld over de leverbotsituatie op de betrokken<br />
bedrijven. Hieruit blijkt dat kennis niet altijd leidt tot handelen. Dit lijkt deels te maken te<br />
hebben met de vermoedelijk assertief passieve houding <strong>van</strong> de schapenhouders. De<br />
belangrijkste knelpunten vallen binnen de perceptie <strong>van</strong> schapenhouders. Deze perceptie<br />
–en dus kennis, houding en normen- kunnen beïnvloedt worden door voorlichting en<br />
informatie, zodat deze op termijn veranderd. Er is behoefte aan een gebiedsspecifieke<br />
leverbotprognose, meer toegankelijke informatie <strong>van</strong> de GD, nieuwe medicijnen en een<br />
leverbotbehandelplan.<br />
26
6. Discussie<br />
Vanwege privacy redenen was het niet mogelijk een complete lijst <strong>van</strong> adressen <strong>van</strong> alle<br />
schapenhouders in Nederland te ont<strong>van</strong>gen. Schapenhouders konden pas benaderd worden<br />
wanneer zij zelf schriftelijk hadden aangegeven interesse te hebben in het onderzoek. De<br />
deelname <strong>van</strong> schapenhouders is zodoende bepaald door de respons <strong>van</strong> schapenhouders<br />
zelf. Dit kan invloed hebben op het onderzoek omdat het aannemelijk is dat een bepaald<br />
type schapenhouder reageert op de oproep, zoals schapenhouders die zeer actief zijn met<br />
het bestrijden <strong>van</strong> leverbot of schapenhouders die grote problemen hebben met betrekking<br />
tot leverbot. Aan dit onderzoek werkten onder andere twee gepensioneerde dierenartsen<br />
mee. Verder zijn drie schapenhouders geïnterviewd die meedoen aan de GD monitor (gratis<br />
mestonderzoek en uitgebreide informatie over de leverbotsituatie op het bedrijf). Eén <strong>van</strong><br />
de schapenhouders die betrokken is bij de GD monitor doet daarnaast onderzoek naar<br />
leverbot voor haar studie. Uit de interviews bleek dat deze vijf schapenhouders meer weten<br />
dan de gemiddelde schapenhouder en zich daarom ‘voorlichter’ <strong>van</strong> de regio voelen.<br />
Doordat dit niet de doorsnee schapenhouders zijn wat betreft kennis kunnen de resultaten<br />
wat betreft kennis in dit onderzoek op een positieve manier beïnvloed zijn. Dit kan ook<br />
gevolgen hebben voor het motief en handelen <strong>van</strong> de schapenhouders in dit onderzoek.<br />
Daarnaast is er een interview afgenomen op de proef-accommodatie <strong>van</strong> een<br />
diergeneeskundige faculteit. Ook al gaf de schapenhouder aan dat het een echt<br />
schapenbedrijf is en er geen proeven gedaan worden is het aannemelijk dat hier meer<br />
diergeneeskundige kennis aanwezig is. Bovendien is de keuze tot het nemen <strong>van</strong><br />
bijvoorbeeld mestmonsters of het onderzoeken <strong>van</strong> een dood dier op dit bedrijf sneller<br />
genomen omdat dit gratis is. Het oorspronkelijke onderzoeksplan was om enkel bedrijven<br />
met meer dan 50 ooien te selecteren. De respons <strong>van</strong> grote schapenhouders was echter niet<br />
hoog genoeg, waardoor er ook kleinere bedrijven geselecteerd zijn. Deze kleinere bedrijven<br />
zijn voornamelijk hobbyhouders die door diverse redenen de, in eerste instantie grotere,<br />
veestapel aan het afbouwen zijn. Tijdens het afnemen <strong>van</strong> de interviews is gevraagd naar<br />
de visie <strong>van</strong> de schapenhouder op het handelen <strong>van</strong> collega’s. Uit de interviews is gebleken<br />
dat veel schapenhouders vinden dat andere schapenhouders onzorgvuldig omgaan met o.a.<br />
medicatie. Echter, de geïnterviewde schapenhouders geven vrijwel allemaal aan bewust om<br />
te gaan met bijvoorbeeld medicatie en de risico’s <strong>van</strong> resistentie. Een groot risico <strong>van</strong> een<br />
dergelijk onderzoek is dat er gevraagd wordt naar persoonlijk handelen en meningen.<br />
Schapenhouders kunnen er voor kiezen niet alles naar waarheid te vertellen. Tijdens het<br />
interview lag de nadruk sterk op het vragen naar het motief <strong>van</strong> handelen en is geprobeerd<br />
zoveel mogelijk goede en eerlijke informatie te verkrijgen <strong>van</strong> de schapenhouders. Echter,<br />
het is niet zeker of alle verkregen informatie daadwerkelijk de juiste is en of er op deze<br />
manier een representatief beeld gevormd is <strong>van</strong> de schapensector in Nederland. De<br />
schapenhouders zijn geïnterviewd in zes <strong>van</strong> de twaalf Nederlandse provincies. Dit is mede<br />
ontstaan doordat leverbotinfecties niet overal voorkomen. De aanname is echter dat de<br />
waarnemingen uit deze zes provincies representatief zijn voor die delen <strong>van</strong> Nederland<br />
waarin leverbot voorkomt. De mening <strong>van</strong> enkele schapenhouders op de vraag of ze<br />
resistent zijn tegen leverbot kwam niet overeen met de gegevens <strong>van</strong> de GD. Drie <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders gaven aan resistent te zijn, terwijl dit bedrijf bij de GD geregistreerd staat<br />
als niet-resistent. Omdat deze bedrijven de GD niet benaderd hebben om onderzoek naar<br />
resistentie te komen doen is dit nooit gebeurd. Uit de antwoorden <strong>van</strong> de schapenhouder<br />
blijkt dat de schapen stierven aan leverbot terwijl behandeld werd met Triclabendazol<br />
27
(Fasinex, Endex of Tribex). Nu Flukiver gebruikt wordt sterven er geen schapen meer op<br />
deze bedrijven. Daardoor is aangenomen dat het resistente bedrijven betreft en zijn deze<br />
bedrijven als resistent beschouwd bij het verwerken <strong>van</strong> de resultaten. Een <strong>van</strong> de<br />
schapenhouders gaf aan niet-resistent te zijn, terwijl deze bij de GD geregistreerd staat als<br />
resistent. Omdat de dierenarts op dit bedrijf resistentie vermoedde, is in het verleden<br />
onderzoek gedaan naar resistentie door de GD. In het onderzoek werd geen resistentie<br />
aangetoond, waarschijnlijk omdat er in dat jaar nauwelijks een besmetting had<br />
plaatsgevonden. Uit de antwoorden <strong>van</strong> de schapenhouder blijkt dat de schapen pas<br />
behandeld worden als een leverbotinfectie heeft plaatsgevonden. Na infectie worden de<br />
schapen behandeld met Endex (Triclabendazol) en dit slaat aan. Daardoor is aangenomen<br />
dat het een niet-resistent bedrijf betreft en is het bedrijf als niet-resistent beschouwd bij het<br />
verwerken <strong>van</strong> de resultaten. Informatievoorziening en voorlichting lijkt op basis <strong>van</strong> het<br />
onderzoek een <strong>van</strong> de belangrijkste methodes om leverbot te controleren. Hierbij moet<br />
echter rekening gehouden worden met het verschil tussen het beeld dat schapenhouders<br />
<strong>van</strong> elkaar schetsen en het beeld dat in dit onderzoek <strong>van</strong> schapenhouders naar voren is<br />
gekomen. Als het zo is dat veel schapenhouders inderdaad onzorgvuldig met bijvoorbeeld<br />
medicatie omgaan en ‘maar wat aanrommelen’, hebben wellicht voorlichting en informatie<br />
minder effect op het handelen <strong>van</strong> schapenhouders dan gewenst. De interviews zijn<br />
afgenomen in twee tweetallen. Elk tweetal <strong>van</strong> studenten heeft de helft <strong>van</strong> de interviews<br />
gedaan. Hoewel het interview <strong>van</strong> te voren uitgebreid is doorgesproken en beide groepen<br />
met dezelfde vragenlijst werkten is het mogelijk dat het ene tweetal een andere manier <strong>van</strong><br />
interviewen heeft dan het andere tweetal. Door een miscommunicatie heeft het ene tweetal<br />
wel doorgevraagd over wat er met de mest gebeurd en het andere tweetal niet. Omdat de<br />
resultaten wat betreft mestbeleid op deze manier niet een voldoende overzicht geven <strong>van</strong><br />
het mestbeleid in de schapenhouderij zijn deze niet verwerkt in de resultaten. Elk tweetal<br />
heeft de interviews verwerkt die door dat tweetal zijn afgenomen om te voorkomen dat<br />
hetgeen dat is opgeschreven verkeerd wordt geïnterpreteerd door diegene die het interview<br />
analyseert. Op deze manier wordt er een zo goed mogelijk beeld <strong>van</strong> het bedrijf gecreëerd.<br />
De vragenlijst was duidelijk opgesteld, toch bleek het lastig om de precieze volgorde <strong>van</strong><br />
vragen aan te houden, afhankelijk <strong>van</strong> diegene die geïnterviewd werd. Aan het eind <strong>van</strong><br />
ieder interview werd echter wel gecontroleerd of alle vragen beantwoord waren.<br />
28
7. Aanbevelingen<br />
In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan om uiteindelijk op een duurzame manier de<br />
problemen met betrekking tot leverbot onder controle te houden.<br />
<strong>Leverbot</strong> prognose Veel schapenhouders geven aan dat de leverbot prognose niet kloppend,<br />
onbetrouwbaar en te algemeen is. De leverbot prognose zou per regio uitgebracht moet<br />
worden, zodat deze specifieker is en beter toepasbaar voor schapenhouders. Daarnaast zou<br />
de prognose concrete getallen moeten bevatten wat betreft infectiedruk en eerder<br />
uitgegeven moeten worden. Wellicht kan er meerder keren per jaar een regio-specifieke een<br />
prognose gegeven worden.<br />
Informatiebrochure Veel schapenhouders geven aan dat er veel informatie te krijgen en te<br />
vinden is over leverbot. Echter deze informatie is vaak te algemeen en al bekend of niet<br />
rele<strong>van</strong>t voor het bedrijf. Er is behoefte aan praktische, nieuwe en concrete informatie over<br />
hoe leverbot gecontroleerd kan worden. Dit houdt in informatie over de cyclus, infectiedruk,<br />
gevaren en risico’s rondom leverbot. Schapenhouders met resistente leverbotten geven aan<br />
meer informatie te willen over medicijngebruik. Schapenhouders uit de niet-resistente groep<br />
hebben meer behoefte aan informatie over de cyclus <strong>van</strong> de leverbot en de infectiedruk op<br />
het bedrijf. Beide groepen willen graag informatie over risico’s <strong>van</strong> leverbot en de<br />
preventieve maatregelen tegen leverbot. Er zou jaarlijks een informatiebrochure uitgegeven<br />
kunnen worden met specifieke informatie voor beide groepen.<br />
Vakbladen Er is behoefte aan praktische, nieuwe en concrete informatie over hoe leverbot<br />
gecontroleerd kan worden. Er blijkt uit interviews dat er verschil is in behoefte aan het type<br />
informatie tussen hobbyhouders en professionele schapenhouders. De vakbladen zouden<br />
meer gericht moeten zijn op een type schapenhouderij: hobby dan wel professioneel.<br />
Behandelplan Uit de interviews is gebleken dat er heel veel verschil is in de manier <strong>van</strong><br />
behandelen tussen de bedrijven. Een aantal schapenhouders heeft aangegeven behoefte te<br />
hebben aan meer duidelijkheid rondom het verstrekken <strong>van</strong> medicatie. Er is vraag naar<br />
informatie over welke medicijnen welke werking hebben en wanneer ze gebruikt kunnen<br />
worden. Verder heeft ook een aantal schapenhouders aangegeven dat ze het afwisselen <strong>van</strong><br />
medicijnen belangrijk vinden om resistentie te voorkomen, maar hierin beperkt worden door<br />
het gebrek aan advies en informatie door bijvoorbeeld de dierenarts. Een meerjarig<br />
behandelplan zou hierin een oplossing bieden. Dit behandelplan zou moeten inspelen op<br />
verschillende type bedrijven. Wellicht kan, als een schapenhouder dit wenst, een dierenarts<br />
begeleiding geven in het uitvoeren <strong>van</strong> het juiste behandelplan. Een dergelijk behandelplan<br />
zal meer duidelijkheid en structuur bieden aan schapenhouders, zodat er meer continuïteit<br />
in de wijze <strong>van</strong> behandelen ontstaat.<br />
Medicatie De resultaten <strong>van</strong> het interview laten zien dat veel schapenhouders over elkaar<br />
zeggen dat er slecht met medicijnen wordt omgesprongen. Deze schapenhouders geven aan<br />
dat bijsluiters vaak onduidelijk en slecht te lezen zijn. In aanvulling op de<br />
informatiebrochure en een behandelplan zou er een duidelijk overzicht moeten komen <strong>van</strong><br />
welke medicijnen waar tegen werken. Zodat schapenhouders op de hoogte zijn <strong>van</strong> de<br />
consequenties <strong>van</strong> het medicijngebruik en daar de strategie op aan kunnen passen. Er zou<br />
eerst nog onderzoek gedaan kunnen worden naar het daadwerkelijke gebruik <strong>van</strong><br />
medicijnen. Welke medicijnen, in welke hoeveelheden en met welk doel worden medicijnen<br />
gebruikt? Wat voor effect heeft het als bijsluiters duidelijker worden en/of er meer<br />
informatie over het medicijn bekend is?<br />
29
Dierenarts Duidelijk is dat veel schapenhouders geen bijzonder goede relatie met de<br />
dierenarts onderhouden. Het lijkt er op dat dit een wisselwerking is tussen de dierenarts en<br />
de schapenhouders. Schapenhouders geven vrijwel allemaal aan dat de kennis <strong>van</strong><br />
dierenarts ontoereikend is. Om de informatie over leverbot toch via de dierenarts te laten<br />
verlopen zouden dierenartsen in samenwerking met de GD regionale informatieavonden<br />
kunnen organiseren voor schapenhouders. Deze informatieavonden zijn een goedkope bron<br />
<strong>van</strong> advies. Wellicht krijgt de schapenhouder op deze manier meer vertrouwen in de<br />
dierenarts.<br />
Diagnose leverbot De diagnose <strong>van</strong> leverbot zou sneller gesteld moeten worden, aldus de<br />
meeste schapenhouders. Het nemen <strong>van</strong> mest- en/of bloedmonsters zou ook goedkoper<br />
moeten worden, zodat meer schapenhouders weten wat er op hun bedrijf speelt en niet<br />
zomaar medicatie toedienen. Wanneer de monsters ook door een dierenarts geanalyseerd<br />
kunnen worden zal het resultaat sneller bekend zijn en is het aantrekkelijker voor de<br />
schapenhouder om hier gebruik <strong>van</strong> te maken.<br />
Onderzoek Op verschillende vlakken schiet de huidige (wetenschappelijke) kennis nog<br />
tekort. Er zou onderzoek gedaan moeten worden naar nieuwe medicijnen. Veel<br />
schapenhouders geven aan zorgen te hebben over de mogelijke resistentie tegen Flukiver in<br />
de toekomst. Daarnaast willen schapenhouders graag verschillende medicijnen afwisselen,<br />
ook met het oog op resistentie. Onderzoek naar nieuwe medicijnen kan nieuwe<br />
mogelijkheden bieden. Voornamelijk schapenhouders met resistente leverbotten hebben<br />
ook aangegeven geïnteresseerd te zijn in een vaccin tegen leverbot. Onderzoek naar dit<br />
onderwerp zou bevorderd moeten worden. Een ander aandachtspunt wat betreft onderzoek<br />
is de leefwijze <strong>van</strong> de leverbot. De algemene aanname is dat in zoute gebieden leverbot niet<br />
voorkomt. Echter aan de zoute kant <strong>van</strong> de Friese zeedijk is veel last <strong>van</strong> leverbot. Dit zou<br />
veroorzaakt kunnen worden door een verandering <strong>van</strong> de watersamenstelling, maar ook<br />
door een aanpassing <strong>van</strong> de leverbotten aan de omgeving. Het is nodig dat er onderzoek<br />
gedaan wordt naar dit onderwerp om de kennis <strong>van</strong> de leverbot actueel te houden.<br />
Verder onderzoek Tijdens dit onderzoek, waarbij er 32 aanmeldingen waren binnen twee<br />
weken, is gebleken dat schapenhouders enthousiast zijn om mee te werken aan een<br />
onderzoek. Met name het feit dat schapenhouders zelf hun verhaal mochten doen bleek<br />
aantrekkelijk. In verder onderzoek is het aan te bevelen om weer naar schapenhouders te<br />
luisteren en hun visie op het probleem in de praktijk mee te nemen.<br />
Er is vooral behoefte aan praktische, nieuwe en concrete informatie over hoe leverbot<br />
gecontroleerd kan worden. Dit kan vormgegeven worden in een leverbotprognose,<br />
informatiebrochures, vakbladen, behandelplan, advies medicatie, advies door dierenarts,<br />
leverbot diagnose en nieuw onderzoek.<br />
30
8. Referentie<br />
Jansen, J., 2010, Mastitis and farmer mindset: towards effective communication strategies<br />
to improve udder health management on Dutch dairy farms. Thesis, Wageningen University,<br />
Wageningen, The Netherlands<br />
31
Bijlage 1 Vragenlijst<br />
1. Algemene bedrijfsgegevens<br />
A Bedrijf<br />
Hoe lang heeft u dit bedrijf al?<br />
Altijd op deze locatie?<br />
Is het een familiebedrijf/ overgenomen <strong>van</strong>?<br />
Hoeveel volledige arbeidskrachten werken er op uw bedrijf? ‘Wie’ zijn dit?<br />
Familie/ingehuurde krachten<br />
Wat is het doel <strong>van</strong> uw bedrijf? Hoofdinkomstenbron, neventak, hobbymatig<br />
Hoe ziet u de toekomstvisie voor uw bedrijf?<br />
B Dieren<br />
Hoeveel schapen heeft u?<br />
Van welk ras?<br />
Waar houdt u de schapen voor? Melk/Vlees**?<br />
Heeft u nog andere diersoorten op het bedrijf, welke en hoeveel?<br />
C Grond en weide (en waterstand)<br />
Hoeveel hectare grond heeft u?<br />
Waarvoor gebruikt u de grond?<br />
Welk stal type heeft u?<br />
Hoeveel grond gebruikt u voor weidegang <strong>van</strong> de schapen?<br />
Ligt uw land boven of onder NAP.<br />
Zitten er veel hoogteverschillen in de grond? Draineert u bepaalde stukken land/weide?<br />
Heeft u water aan de rand/door de weilanden.<br />
Is Natuurbeheer bezig met fluctueren <strong>van</strong> waterstanden?<br />
-Sinds wanneer?<br />
-Heeft u hierdoor bepaalde weidegang e.d aangepast?<br />
2. Algemene bedrijfsvoering<br />
A Weidemanagement<br />
Hoeveel uur per dag lopen uw schapen buiten?<br />
Lopen ze allemaal samen/verschillende weilanden?<br />
Doet u aan omweiden, hoe vaak/wanneer?<br />
Lopen de schapen met andere diersoorten samen met- of op weilanden waar ook andere<br />
diersoorten hebben gelopen/gaan lopen?<br />
Maait u de weilanden waar de schapen lopen?<br />
- Waarop baseert u deze strategieën? (ervaring, kennis, invloed buitenaf, te maken<br />
met verwachtingen buitenwereld?)<br />
- Heeft u een idee hoe andere schapenhouders tegen dit beleid aankijken?<br />
B Wild<br />
Ziet u wel eens wild in de weilanden, herten/konijnen/hazen? Doet u hier iets tegen?<br />
Heeft u last <strong>van</strong> ongedierte, ratten/muizen op het bedrijf en verschilt dit per periode/jaar?<br />
Bestrijd u ongedierte? Hoe?<br />
32
- Wat is de reden <strong>van</strong> bestrijden? (ziekte-overdacht, algemene hygiëne, invloed<br />
buitenaf)<br />
- Heeft u idee dat deze manier <strong>van</strong> bestrijden zin heeft?<br />
C Mest<br />
Hoe vaak mest u de stallen uit/mest afvoeren?<br />
Wat doet u met de mest?<br />
Gebruikt u desinfectiemiddelen in de stal? Hoe vaak en in welke stal?<br />
D Aanvoer<br />
Koopt u wel eens nieuwe dieren aan? ram/ooi<br />
Koopt u nieuwe dieren aan <strong>van</strong> 1 vast bedrijf of wisselende bedrijven?<br />
Heeft u wel eens tijdelijk dieren (bijvoorbeeld ram) <strong>van</strong> een ander bedrijf op uw bedrijf?<br />
Van 1 vast bedrijf of wisselende bedrijven?<br />
- Zijn er dingen waarmee u rekening houdt bij de keuze <strong>van</strong> een bedrijf voor<br />
aankoop/ huur <strong>van</strong> dieren? (goede ervaringen, ziektes, zelfde type, grootte,<br />
afstand, …?)<br />
- Weet u of andere schapenhouders ook op deze manier handelen?<br />
3. Algemene gezondheid<br />
Anti-parasieten<br />
Behandelt u uw dieren wel eens tegen parasieten (algemeen)? Wanneer besluit u dit te<br />
doen?<br />
Preventief/alleen na mogelijke besmetting/....vaccins/ ontwormen<br />
- Waarom gebruikt u wel/geen preventieve medicatie? Wat zijn de voordelen?<br />
(kennis, ervaring, invloed buitenaf, houding)<br />
- Heeft gebruik <strong>van</strong> preventieve medicatie ook nadelen? (resistentie)<br />
Behandelt u alle dieren? ooien/ rammen/ lammeren/ achterblijvers<br />
Gebruikt u dezelfde dosering voor alle dieren? ooien/ rammen/ lammeren/ achterblijvers<br />
Schat u de te gebruiken dosis zelf in? Op gewicht/dierenarts/<br />
- Bouwt u de dosis af als u eventuele symptomen zichtbaar afnemen?<br />
Dierenarts<br />
Heeft u een vaste dierenarts? Heeft u bewust voor deze dierenarts gekozen en waarom?<br />
Hoe vaak bezoekt de dierenarts gemiddeld het bedrijf?<br />
Wat zijn redenen voor u om de dierenarts te laten komen?<br />
Verschaft de dierenarts alle medicijnen die u gebruikt of komt u ook op andere manieren<br />
aan medicijnen? beurs/ welkoop etc.<br />
Geeft de dierenarts ook voorlichting over bepaalde ziektes, welke? Vraagt u hier zelf om?<br />
- In hoeverre hecht u waarde aan zijn oordeel? En waarom?<br />
Is er naast de dierenarts ook iemand anders die u advies verschaft over diergezondheid?<br />
Wie?<br />
- Hecht u meer/minder waarde aan zijn oordeel en waarom?<br />
33
4. <strong>Leverbot</strong><br />
Algemeen/stand <strong>van</strong> zaken<br />
Wat weet u over leverbot?<br />
Sinds wanneer heeft u leverbot infecties op uw bedrijf?<br />
Hoeveel geïnfecteerde dieren had u dit jaar op uw bedrijf, en vorig jaar?<br />
Verschilt het aantal gevallen veel per jaar? Zijn er ieder jaar geïnfecteerde dieren?<br />
Welke dieren worden het meest geïnfecteerd? ooi/ram/lam/ achterblijver<br />
Weet u hoe hoog de infectiedruk is in deze omgeving?<br />
Weet u welke maatregelen er zijn tegen leverbot? preventief en/of medicatie<br />
Heeft u bepaalde maatregelen waardoor u hoopt besmetting te voorkomen/verminderen?<br />
weidemanagement/soorten scheiden/...<br />
- Wat maakt dat u dit doet?<br />
Bent u bekend met resistente leverbotten?<br />
Weet u waardoor resistentie veroorzaakt wordt?<br />
Weet u hoe resistentie verspreid?<br />
Herkennen symptomen<br />
Hoe herkent u leverbot infecties? uiterlijke kenmerken/bloedmonsters/mestmonsters<br />
Herkent u alle gevallen <strong>van</strong> leverbotinfecties /Weet u altijd zeker dat het leverbot betreft?<br />
Herkent u het verschil tussen chronisch en acute leverbotinfecties?<br />
Behandeling en medicatie<br />
Hoe rele<strong>van</strong>t is het voor u om iets tegen leverbot te doen?<br />
- Heeft u er last <strong>van</strong>?<br />
- Behandelt u alle geïnfecteerde dieren? Wat zijn argumenten om (bepaalde) dieren<br />
wel of niet te behandelen? (Bijvoorbeeld snelle vernieuwing <strong>van</strong> ooien: behandelt u<br />
ooien en lammeren?)<br />
Wat doet u met geïnfecteerde dieren? medicatie/afvoeren/quarantaine..<br />
Indien u gebruik maakt <strong>van</strong> medicatie: Welk medicijn gebruikt u? hoe wordt dit toegepast<br />
(pour up/pasta/..)?<br />
- Hoe is de keuze gevallen op dit specifieke middel?<br />
Kosten/Ervaringen/aanbevelingen anderen (buren,dierenarts oid)/ Type<br />
toediening (arbeidsintensiteit)<br />
- Heeft u het idee dat dit medicijn aanslaat?<br />
- Hiervoor andere medicijnen gebruikt, wat waren de ervaringen daarmee?<br />
- Wat heeft gemaakt dat u met dit medicijn gestopt bent?<br />
Wie voert de behandeling uit? Uzelf/ingehuurde kracht/dierenarts, in hoeverre controleert u<br />
of dit goed verloopt?<br />
In welke dosis gebruikt u dit medicijn (ml)?<br />
- Volgt u altijd de handleiding op verpakking?<br />
- Is de medicatie voor ieder dier hetzelfde? ooi/lam/achterblijvers<br />
- Wat doet u wanneer een dier er bovenop is? Stoppen, lagere dosis, ook wanneer<br />
de kuur nog niet afgerond is1<br />
- Schat u zelf het gewicht in <strong>van</strong> uw schapen? Hoe doet u dit? Gemiddeld gewicht<br />
nemen, rammen zwaarder inschatten?<br />
34
Wanneer besluit u tot behandeling? zichtbare symptomen/preventief na verdenking/na<br />
vastgestelde besmetting<br />
- Wat zijn voor u de duidelijke/doorslaggevende symptomen?<br />
- Geeft de dierenarts hierbij advies?<br />
Waar koopt u de medicijnen tegen leverbot? Beurs/welkoop/dierenarts<br />
Indien er een vaccin beschikbaar komt, zou u overwegen deze te gebruiken? Waarom<br />
wel/niet<br />
Bespreekt u de medicatie en preventie mogelijkheden met collega schapenhouders?<br />
- Wisselt u adviezen uit, met wie? buurman, broer, studieclub<br />
- Hoeveel waarde hecht u aan ervaringen <strong>van</strong> collega’s?<br />
- Wanneer en hoe treft u deze collega’s? Studieclub, fokkerijdagen etc.<br />
Bespreekt u de medicatie en preventie mogelijkheden met de dierenarts?<br />
- Geeft de dierenarts u concrete informatie over leverbot?<br />
- Geeft de dierenarts u concrete adviezen daartegen?<br />
- Hoeveel waarde hecht u aan informatie en adviezen <strong>van</strong> de dierenarts?<br />
Kijkt u bij aankoop <strong>van</strong> nieuwe dieren naar leverbotinfectie/resistentie? Bijvoorbeeld of. ze<br />
uit bepaald gebied komen?<br />
5. Media<br />
Welke vakbladen leest u? Leest u alles/gedeeltelijk en welke delen?<br />
Heeft u wel eens iets over leverbot gelezen en wat?<br />
In geval <strong>van</strong> prognose:<br />
- houdt u hier dan rekening mee?<br />
- Waarom wel/niet?<br />
- Op welke manier?<br />
In geval <strong>van</strong> preventie/medicatie:<br />
- past u dit toe op uw bedrijf?<br />
- Waarom wel/niet?<br />
- Op welke manier?<br />
(indien bij vorige vraag geen prognose is geantwoord) Heeft u weleens een<br />
leverbotprognose gezien/gelezen?<br />
- Waar?<br />
- Wat vind u daar <strong>van</strong>? Gelooft u daar wel/niet in?<br />
Haalt u ergens anders informatie over de sector <strong>van</strong>daan?<br />
internet/studieclub/nieuwsbrieven/buren<br />
- Hoe vaak per jaar,<br />
- Hoe vaak over leverbot<br />
- Hoeveel waarde hecht u aan deze informatie?<br />
35
6. Afsluiting<br />
Zou u willen dat er meer aandacht zou worden besteed aan (het bestrijden <strong>van</strong>) leverbot?<br />
Op welke manier?<br />
Zou u beter geïnformeerd willen worden over de ontwikkelingen rondom leverbot? infecties,<br />
resistentie, maatregelen… Op welke manier?<br />
Heeft u nog bepaalde klachten/opmerkingen over huidige regelgevingen, beleidvoering,<br />
informatievoorzieningen, etc?<br />
Bij alle vragen, indien rele<strong>van</strong>t, vragen naar achtergrond/beweegreden <strong>van</strong> een bepaalde<br />
handeling of keuze.<br />
Prikkelen op gebied <strong>van</strong> arbeid en kosten: bij geen antwoord, op het einde toch direct<br />
vragen<br />
36
Bijlage 2 brief GD<br />
Aan geadresseerde<br />
Zoetermeer, 29 september 1010<br />
Ons kenmerk : 2010-050-MV-LvdV-nr. 102855<br />
Afdeling : Beleid<br />
Tel. Direct : 06-24141815<br />
e-mail : roos.vogelzang@wur.nl<br />
Betreft<br />
: Deelname onderzoek<br />
Geachte schapenhouder,<br />
Gaarne vragen wij u medewerking aan een onderzoek naar de bestrijding <strong>van</strong> leverbot bij<br />
schapen.<br />
Dit onderzoek wordt uitgevoerd door studenten <strong>van</strong> Wageningen Universiteit (WUR) in<br />
opdracht <strong>van</strong> Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE). In het kader <strong>van</strong> het onderzoek<br />
zijn zij op zoek naar bedrijven met leverbotresistentie tegen triclabendazol (Fasinex, Tribex<br />
en Endex) en bedrijven zonder leverbotresistentie.<br />
De studenten zullen op korte termijn middels een interview enkele vragen willen stellen.<br />
Hierbij zal de privacy worden gegarandeerd en uw gegevens niet aan derden worden<br />
verstrekt.<br />
Heeft u interesse om bij te dragen aan mogelijke oplossingen tegen leverbot, dan stel ik het<br />
zeer op prijs als u reageert op deze oproep. Wilt u zich opgeven voor deelname of wilt u<br />
meer informatie dan kunt u een e-mail sturen naar roos.vogelzang@wur.nl. Opgeven kan<br />
ook schriftelijk via het bijgevoegde antwoordkaartje.<br />
Gezien de tijdsdruk <strong>van</strong> de studenten zou ik u willen vragen zo snel mogelijk te reageren.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
mw. ir. M.C. Vonk<br />
Afdeling Beleid<br />
Bijlage<br />
37
Bijlage 3 Oproep op www.boerenvee.nl<br />
Onderzoek naar praktische aanpak leverbotproblemen<br />
29-09-2010<br />
Studenten <strong>van</strong> Wageningen Universiteit zijn op zoek naar<br />
knelpunten die de aanpak <strong>van</strong> leverbotproblemen op de bedrijven<br />
<strong>van</strong> schapenhouders in de weg staan.<br />
Eerdere onderzoeken benaderden het leverbotprobleem <strong>van</strong> bovenaf (bijv.<br />
medicijnontwikkeling), maar in dit onderzoek zal de focus liggen op de<br />
problemen die de schapenhouders zelf aangeven.<br />
De studenten Dierwetenschappen voeren het onderzoek uit in opdracht <strong>van</strong><br />
de Productschappen Vlees en Eieren (PVE). ,,Er is veel bekend over hoe je<br />
leverbot kunt aanpakken met weidemanagement en medicijnen. Toch lijkt<br />
het probleem in de praktijk niet kleiner te worden", zegt Roos Vonk, een<br />
<strong>van</strong> de studenten die het onderzoek uitvoeren. ,,We hopen door het<br />
interviewen <strong>van</strong> schapenhouders op het spoor <strong>van</strong> mogelijke knelpunten te<br />
komen. Wellicht is bijvoorbeeld de voorlichting onvoldoende of zijn de<br />
geadviseerde maatregelen in de praktijk lastig uitvoerbaar."<br />
De onderzoekers willen in contact komen met schapenhouders die willen<br />
meewerken aan het onderzoek. Ze zoeken bedrijven met leverbotresistentie<br />
tegen triclabendazol (Fasinex, Tribex en Endex) en bedrijven zonder<br />
leverbotresistentie. Deelnemende schapenhouders zullen geïnterviewd<br />
worden.<br />
Wie als schapenhouder wil bijdragen aan mogelijke oplossingen tegen<br />
leverbot, kan contact opnemen met Roos Vogelzang<br />
(roos.vogelzang@wur.nl; 06-24141815).<br />
38
Bijlage 4 Overzicht <strong>van</strong> Behoeften<br />
Resistente bedrijven<br />
Informatie/voorlichting<br />
- Specifiekere prognose: wat te doen in welk seizoen en welke regio. Moet getallen<br />
bevatten en eerder uitgegeven worden.<br />
- GD<br />
o Moet beter bereikbaar zijn, en sneller antwoorden<br />
o Organiseren <strong>van</strong> info avonden (regionaal)<br />
o Specialist<br />
o Informatie over medicijngebruik, niet te snel koppelbehandeling adviseren<br />
o Persoonlijk advies<br />
o Moet pro actief zijn<br />
o Moeten regionale specifieke kennis hebben<br />
o Moeten per regio specifiek aanpakken<br />
- Meer concrete informatie, informatie specifiek voor persoon<br />
- Meer informatie gericht op hobby (dit is groot deel <strong>van</strong> de sector)<br />
- Vakbladen<br />
o Diepgaandere info (niet alleen algemeen) over leverbot<br />
o Nieuwe info<br />
- Geïnformeerd worden over nieuw onderzoek/nieuwe ontwikkelingen<br />
- Concrete actie <strong>van</strong>uit bedrijven<br />
- Informatie <strong>van</strong>uit officiële organen<br />
- Duidelijkheid met welke probleem je naar welke instantie moet (LNV, VWA, GD..)<br />
- Hobbyschapenhouder starterspakket geven<br />
- Informatie over ontwormen<br />
- Informatie over behandelen <strong>van</strong> geiten<br />
Dierenarts<br />
- Betere kennis wat betreft schapen en leverbot (leidt tot meer vertrouwen)<br />
- Meer persoonlijk advies<br />
- Moet duidelijk uitleg geven<br />
- Behandelplan opstellen<br />
- Meer pro actief zijn<br />
- Moet zelf analyse <strong>van</strong> mestmonsters kunnen doen<br />
- Kosteloos onderzoek uitvoeren<br />
- Moet een zorgvuldige diagnose geven<br />
- Moet (meer) voorlichtingsavonden organiseren<br />
Medicatie<br />
- Nieuwe medicijnen (liever geen combimiddel)<br />
- Meer medicijnen op de markt (minder beperkte regelgeving, betere internationale<br />
handel)<br />
- Grotere letters, duidelijke bijsluiters<br />
- Vaccin tegen leverbot<br />
- Iedereen moet zich aan protocol <strong>van</strong> doseren houden<br />
- Producent moet meer betrokken zijn bij medicijn en meer garantie geven<br />
39
Regelgeving<br />
- Praktischer, handiger I&R<br />
- Minder problemen door actief waterbeheer, meer zeggenschap over waterpeil<br />
- Praktischere regels, vooral wat betreft medicatie<br />
- Regels met betrekking tot gezondheidsonderzoeken moeten goedkoper<br />
Behandelplan<br />
- Lijst medicijnen: welke wanneer te gebruiken zijn<br />
- Meerjarig behandelplan<br />
- Duidelijke brochure uitgeven: cyclus, wanneer, welke tijd en welke middelen<br />
Onderzoek<br />
- Hoe verspreiding gaat<br />
- Meedoen als proefpersoon<br />
- Er moet meer internationale samenwerking komen (Engeland)<br />
Overheid<br />
- Vergoeding (stimuleren met bijvoorbeeld bonussen) voor vrij zijn bepaalde ziektes<br />
Niet-resistente bedrijven<br />
Informatie/voorlichting<br />
- Prognose moet specifieker per regio<br />
- GD moet meer betrokken zijn<br />
- Vakbladen duidelijker informatie (efficiënt), concreet, praktisch en specifiek<br />
- Meer voorlichting over behandelmomenten, leverbot en wormen<br />
- Specifieke behandelinformatie op het moment dat het nodig is<br />
- Kennis <strong>van</strong> infectiedruk op eigen bedrijf<br />
- Kennis hoe cyclus doorbreken<br />
- Nieuwe informatie<br />
- Blad voor professionele schapenhouders<br />
- Schapenhouders die er weinig mee bezig zijn bereiken<br />
Dierenarts<br />
- Moet meer kennis hebben <strong>van</strong> schapen<br />
- Gratis informatie <strong>van</strong> dierenarts<br />
Medicatie<br />
- Nieuwe medicijnen<br />
- Antileverbotmiddelen zonder antiwormmiddel als bestanddeel<br />
- Meer klein verpakkingen voor hobbyhouders<br />
- Geen onnodige behandelingen<br />
40
Overheid<br />
- Meer begrip<br />
- Meer stem als kleine sector<br />
Preventieve maatregelen<br />
- Meer preventieve maatregelen i.p.v. medicatie<br />
<strong>Leverbot</strong> analyse<br />
- Iedereen moet mest en bloedonderzoek doen<br />
- Bloedmonsters goedkoper maken<br />
Regelgeving<br />
- Praktischere en handigere I&R<br />
- Minder regels/bureaucratie<br />
- Meer invloed op stukken grond (nu niet door bijvoorbeeld natuurbeheer)<br />
- Certificaat of iemand leverbot/resistent is<br />
41
Bijlage 5 Wat gezegd wordt over andere schapenhouders<br />
Resistente bedrijven<br />
Informatie/voorlichting<br />
- Anderen moet voorgelicht worden<br />
- Schapenhouder zijn te gemakzuchtig, er is genoeg informatie beschikbaar<br />
Contact collega’s<br />
- Iedereen eigen manier <strong>van</strong> handelen, moeilijk te overtuigen<br />
Dierenarts<br />
- Hobbyschapenhouder luisteren altijd naar dierenarts en die zegt altijd dat er<br />
behandeld moet worden<br />
Medicatie<br />
- Anderen doseren onder of doen maar wat<br />
- Om de zes weken behandelen is slecht<br />
- Melkveehouders niet bewust <strong>van</strong> leverbot, behandelen niet vaak genoeg daardoor<br />
blijft leverbot in stand<br />
Gezondheid<br />
- Niet iedereen kijkt bij aankoop nieuwe dieren naar ziektes<br />
Beweiding<br />
- Anderen wisselen koeien en schapen: hoge infectiedruk<br />
- Veel vinden omweiden te veel gedoe<br />
Algemeen<br />
- Hobbyhouders zijn er niet genoeg mee bezig en hebben te weinig kennis<br />
- Het probleem komt bij de professionele sector <strong>van</strong>daan<br />
- Schapenhouders in de buurt zijn niet bezig met resistentie<br />
- Probleemgevallen: mensen die aan het afbouwen zijn<br />
Niet-resistente bedrijven<br />
Informatie/voorlichting<br />
- Niemand komt naar informatiedagen, internet is voldoende<br />
- Veel hobbyhouders lezen te weinig<br />
- Hobbyhouders hebben vaak maar een informatiebron<br />
- Hobbyhouders zijn moeilijk te bereiken<br />
- Schapenhouders moeten bewust worden<br />
Contact collega’s<br />
- Onbekend hoe buren handelen, er is geen contact<br />
Medicatie<br />
- Veel schapenhouders ontwormen niet vlak na het aflammeren<br />
- Veel schapenhouders spelen eigen doktertje, bijvoorbeeld medicijnen die over waren<br />
worden alsnog gebruikt<br />
42
- Teveel behandelen is slecht<br />
Gezondheid<br />
- Veel schapenhouders zijn zich niet bewust <strong>van</strong> leverbot, kijken niet naar nieuw dier<br />
wat ze aankopen, dier gaat zo bij de kudde<br />
Beweiding<br />
- Er zijn schapenhouders die niet maaien alleen omweiden<br />
- Er zijn schapenhouders die schapen het land injagen en verder niets doen<br />
o Vaak niet bijvoeren in het land<br />
Algemeen<br />
- Er is veel onkunde in de schapenwereld<br />
- Schapenhouders die er niet mee te maken hebben onderschatten leverbot<br />
- Veel schapenhouders vinden dat schapen houden niets mag kosten<br />
43