RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN - Kifid
RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN - Kifid
RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN - Kifid
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>RAAD</strong> <strong>VAN</strong> <strong>TOEZICHT</strong> <strong>VERZEKERINGEN</strong><br />
U I T S P R A A K Nr. 2008/012 Br<br />
i n d e k l a c h t nr. 2006.3542 (103.06)<br />
ingediend door:<br />
hierna te noemen 'klaagster',<br />
tegen:<br />
hierna te noemen 'verzekeraar'.<br />
De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft kennis genomen van de schriftelijke klacht,<br />
alsmede van het daartegen door verzekeraar gevoerde schriftelijke verweer. De Raad<br />
heeft aanleiding gevonden, alvorens uitspraak te doen, verzekeraar in een zitting van de<br />
Raad te horen.<br />
Voorzover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.<br />
Inleiding<br />
Klaagster heeft via een tussenpersoon met ingang van 23 juni 2006 bij<br />
verzekeraar een opstal- en een inboedelverzekering gesloten.<br />
Artikel 1.6 van de op de opstalverzekering van toepassing zijnde<br />
verzekeringsvoorwaarden omschrijft ‘gebouw’ als volgt:<br />
‘De als zodanig omschreven onroerende zaak met al wat volgens verkeersopvatting<br />
daarvan deel uitmaakt, daaronder begrepen terreinafscheidingen,<br />
antennes en alle andere afneembare zaken inclusief de funderingen en exclusief<br />
glas. In de omschrijving zijn alle bouwsels begrepen die naar hun aard en<br />
inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven voorzover niet<br />
afzonderlijk verzekerd.’<br />
Artikel 6.2.1 van de op de opstalverzekering van toepassing zijnde<br />
verzekeringsvoorwaarden bepaalt:<br />
‘(…) De verplichting van verzekeraars tot schadevergoeding omvat het verschil<br />
tussen de waarde van het verzekerde gebouw onmiddellijk voor en na de<br />
gebeurtenis of – naar keuze van verzekeraars – de herstelkosten onmiddellijk na<br />
de gebeurtenis van die zaken die naar het oordeel van de expert(s) voor herstel<br />
vatbaar zijn.’<br />
Ten aanzien van de bij de bepaling van de waarde onmiddellijk voor de<br />
gebeurtenis aan te houden waardemaatstaf bepaalt de polis in artikel 6.2.1.1:<br />
‘Als waarde onmiddellijk voor de gebeurtenis zal worden aangehouden:<br />
- indien tot herstel/herbouw wordt overgegaan de herbouwwaarde.<br />
(…)’<br />
Terzake van de vaststelling van de schade bevat artikel 6.1.1 de navolgende
2<br />
2008/012 Br<br />
bepaling:<br />
‘De schade wordt in onderling overleg geregeld of vastgesteld door een door de<br />
verzekeraar te benoemen expert of door twee experts, waarvan verzekerde en<br />
verzekeraars er ieder één benoemen. In het laatste geval benoemen beide<br />
experts samen, voor de aanvang van hun werkzaamheden een derde, die bij<br />
gebrek aan overeenstemming de grootte van de schade binnen de grenzen van<br />
de taxaties heeft vast te stellen, na de beide experts gehoord of behoorlijk<br />
opgeroepen te hebben. De experts hebben het recht zich, afzonderlijk of<br />
gezamenlijk, door deskundigen te doen bijstaan.’<br />
Blijkens een brief van 6 oktober 2006 van de tussenpersoon is op 16 augustus<br />
2006 waterschade ontstaan aan de verzekerde opstal en inboedel. De schade<br />
werd aanvankelijk afgewezen omdat de premie voor beide verzekeringen niet<br />
was betaald. Wegens de premieachterstand zijn de verzekeringen per<br />
12 september 2006 door verzekeraar opgezegd. Nadien heeft verzekeraar alsnog<br />
een bedrag van € 4.525,- ter zake van de waterschade uitgekeerd. In de brief<br />
schrijft de tussenpersoon dat pas bij de schade-expertise is gebleken dat eerder<br />
gesloten verzekeringen door een andere verzekeraar zijn opgezegd wegens het<br />
niet betalen van de premie, en dat als dit bij het aanvragen van de huidige<br />
verzekeringen bekend was geweest bij de tussenpersoon deze verzekeringen<br />
niet zouden zijn tot stand gekomen.<br />
Klaagsters echtgenoot treedt blijkens de bij brief van 9 november 2006 aan de<br />
Raad overgelegde machtiging op als de gemachtigde van klaagster. Blijkens het<br />
door haar overgelegde Uittreksel basisadministratie persoonsgegevens van<br />
23 november 2006 wonen zij en haar echtgenoot op hetzelfde adres.<br />
De klacht<br />
Kort na het afsluiten van de onderhavige verzekeringen zijn klaagster en haar<br />
echtgenoot op vakantie gegaan. Bij hun terugkomst bleek dat er thuis lekkage<br />
was geweest.<br />
Een expert heeft de schade opgenomen. Hij rapporteerde dat de oorzaak<br />
verstopping van een hemelwaterafvoer was. Dit is echter een veronderstelling<br />
omdat hij niet op het dak is geweest. Vervolgens is de schade afgewezen op<br />
grond van achterstallig onderhoud.<br />
Nadat klaagster daartegen bezwaar had aangetekend, is de schade alsnog<br />
uitgekeerd.<br />
Bij brief van 23 september 2006 heeft klaagster aan de tussenpersoon een<br />
vervolgschade gemeld en om rechtsbijstand krachtens een via hem gesloten<br />
rechtsbijstandverzekering verzocht. De buren bleken zonder bouwvergunning hun<br />
dak te hebben verhoogd. Dit had de expert moeten constateren, maar deze had<br />
nagelaten het dak te inspecteren. Ook was gebleken dat kleding en schoenen<br />
total loss waren, hoewel bij de schade-uitkering ervan was uitgegaan dat deze<br />
nog bruikbaar waren. De schade was veel hoger dan € 4.525,-.<br />
Op 6 oktober 2006 berichtte de tussenpersoon dat de verzekeringen waren<br />
opgezegd en dat klaagster bij het CIS was aangemeld. Volgens hem was zij een<br />
wanbetaler en had zij bij het totstandkomen van de verzekeringen niet aan haar<br />
meldingsplicht voldaan.<br />
Volgens de polisvoorwaarden moet de premie worden betaald 30 dagen nadat<br />
het betalingsverzoek is ontvangen. Omdat klaagster op 20 augustus 2006 terug
3<br />
2008/012 Br<br />
was van vakantie heeft zij het betalingsverzoek toen ontvangen en moest de<br />
premie uiterlijk 19 september 2006 zijn voldaan.<br />
Omstreeks 6 september 2006 ontving klaagster een aanmaning voor de nog<br />
openstaande premie. Toen waren de verzekeringen dus nog niet opgezegd. Zij<br />
antwoordde op 7 september 2006 dat zij de premie niet kon voldoen omdat zij<br />
eerst noodreparaties na de lekkage moest laten uitvoeren, en verzocht de<br />
premies te verrekenen met de nog uit te keren schade. Vervolgens zegde de<br />
tussenpersoon bij brief van 12 september 2006 de verzekeringen op.<br />
Op 4 oktober 2006 ontving klaagster echter nog een betalingsverzoek van de<br />
tussenpersoon met een overzicht van de nog te betalen premies. De brief<br />
vermeldt dat bij niet voldoen de verzekering kan worden opgeschort of beëindigd.<br />
Klaagster heeft hieruit afgeleid dat de opzegging was teruggedraaid.<br />
Kort nadat de schade was uitbetaald, is de premie voldaan (op 29 september<br />
2006). Als de schade eerder was uitbetaald, had de premie eerder betaald<br />
kunnen worden.<br />
De tussenpersoon had de verzekeringen niet mogen opzeggen. Volgens de<br />
polisvoorwaarden wordt de verzekering in kracht hersteld nadat de premie is<br />
betaald. In de brief van 6 oktober 2006 verwijst hij daarnaar. Hoe dan ook moet<br />
de schade worden afgehandeld. Op de schadedatum was er geen opzegging.<br />
In de brief van 6 oktober 2006 schrijft de tussenpersoon ook dat is gebleken dat<br />
vorige verzekering(en) van klaagster zijn opgezegd wegens wanbetaling, dat zij<br />
dit op de aanvraagformulieren niet had meegedeeld, en dat als hij op de hoogte<br />
was geweest van de juiste feiten de verzekeringen niet waren geaccepteerd.<br />
Klaagster weet echter niet dat eerdere verzekeringen zijn opgezegd. Misschien is<br />
hij in verwarring met iemand met dezelfde achternaam. Ook als dit waar zou zijn<br />
eindigt de verzekering volgens de polisvoorwaarden op de datum vermeld in de<br />
opzeggingsbrief. De opzegging geschiedde echter wegens wanbetaling.<br />
Van niets bewust vroeg klaagster later een autoverzekering aan bij de<br />
tussenpersoon. Deze werd geweigerd en een tweede registratie bij het CIS<br />
volgde, wegens het niet voldoen aan de meldingsplicht. Volgens de tussenpersoon<br />
waren immers de bij hem lopende verzekeringen opgezegd en had<br />
klaagster dat niet op het aanvraagformulier vermeld. Klaagster dacht echter dat<br />
de eerdere opzegging door zijn brief van 4 oktober 2006 was opgeheven.<br />
Conclusie.<br />
- De tussenpersoon heeft aldoor getracht onder de schadeclaim uit te komen.<br />
Toen dat niet gelukte, heeft hij met 4 weken vertraging toch uitgekeerd.<br />
- Over de premiebetaling is geharrewar. Eerst zijn de verzekeringen ten onrechte<br />
opgezegd en toen kennelijk weer in kracht hersteld gezien het premiebetalingsverzoek<br />
van 4 oktober 2006. De premies zijn al op 29 september 2006 voldaan.<br />
- Toen op 23 september 2006 een vervolgschade bleek, werd wanbetaling naar<br />
voren gebracht om toch onder de schadeclaim uit te komen en werd klaagster bij<br />
het CIS geregistreerd.<br />
- Hoe dan ook moet de schade worden afgewikkeld. Op de schadedatum was er<br />
geen opzegging. De tussenpersoon heeft aanvankelijk de schadeclaim behandeld.<br />
De smoesjes kwamen later.<br />
- Klaagster verlangt dat de vervolgschade wordt behandeld/uitgekeerd, de<br />
verzekeringen in kracht worden hersteld en de CIS-registratie wordt doorgehaald.
4<br />
2008/012 Br<br />
Het standpunt van verzekeraar<br />
De klacht betreft een bij een tussenpersoon gesloten opstal-, een inboedel-, een<br />
rechtsbijstand-, een doorlopende reis- en een autoverzekering. Verzekeraar is<br />
risicodrager voor de opstal-, de inboedel- en de doorlopende reisverzekering en<br />
kan zich dus slechts tegen de klacht verweren voorzover die betrekking heeft op<br />
deze drie verzekeringen. De klacht betreft:<br />
- "Geharrewar" rond de premiebetaling, opzegging en in kracht herstelling<br />
- Het onterecht - in eerste instantie - afwijzen van de waterschade op de opstalen<br />
inboedelverzekering<br />
- Het weigeren aanvullende vergoeding te verlenen voor de inboedelschade<br />
- Het niet ingaan op het beroep op de rechtsbijstandverzekering<br />
- Het beroep op niet voldoen aan de mededelingsplicht<br />
- Het weigeren een aangevraagde autoverzekering te accepteren<br />
- De CIS-registratie.<br />
"Geharrewar" rond de premiebetaling, opzegging en in kracht herstelling.<br />
De laatste week van juni 2006 zijn de verzekeringen aangevraagd, o.a. op<br />
23 juni 2006 een inboedel- en opstalverzekering en op 30 juni 2006 een<br />
doorlopende reisverzekering. De tussenpersoon heeft de inboedel- en opstalpolis<br />
op 27 juni 2006 aan de verzekeringnemer toegezonden en de doorlopende<br />
reispolis op 11 juli 2006, met verzoeken tot premiebetaling. Wat het laatste betreft<br />
wijst verzekeraar op het bepaalde in de polisvoorwaarden. Aannemend dat<br />
klaagster de inboedel- en opstalpolis uiterlijk 29 juni 2006 heeft ontvangen, moest<br />
zij de premie voor die verzekeringen uiterlijk 29 juli 2006 betaald hebben en zo<br />
niet, dan eindigde zonder nadere ingebrekestelling de dekking voor<br />
gebeurtenissen na 29 juli 2006. Klaagster is "kort daarna", dus "kort na het<br />
sluiten van de doorlopende reisverzekering", op vakantie gegaan en op<br />
20 augustus 2006 teruggekeerd. Zij meent dat zij het betalingsverzoek pas op<br />
20 augustus 2006 heeft ontvangen en dat de betalingstermijn toen pas is<br />
ingegaan. De ontvangstdatum moet blijkens de jurisprudentie echter objectief<br />
worden bepaald.<br />
Omdat klaagster de inboedel- en opstalpolis uiterlijk 29 juni 2006 moet hebben<br />
ontvangen en daarna met vakantie is gegaan, moet zij voor 20 augustus 2006<br />
van de inboedel- en opstalpolis en de daarmee verband houdende verzoeken tot<br />
premiebetaling kennis hebben genomen of hebben kunnen nemen. Voorts is<br />
algemeen bekend dat de premie voor een aangevraagde verzekering binnen<br />
dertig dagen na ontvangst van de polis betaald moet worden en dat het dus niet<br />
"handig" is om een verzekering aan te vragen en daarna anderhalve maand met<br />
vakantie te gaan. Toen premiebetaling uitbleef, zond de tussenpersoon aan<br />
klaagster op 1 augustus, 15 augustus en 5 september 2006 aanmaningen. Daarin<br />
staat dat niet tijdige betaling van de premie tot gevolg kan hebben dat de dekking<br />
wordt opgeschort dan wel beëindigd. Inderdaad kan het woord "kan" de indruk<br />
wekken dat de dekking nog niet is opgeschort of beëindigd. Beter ware geweest,<br />
onder verwijzing naar het bepaalde in de polisvoorwaarden, te schrijven dat de<br />
dekking inmiddels was beëindigd voor gebeurtenissen na 29 juli 2006.<br />
De tussenpersoon heeft op 12 september 2006 alle verzekeringen wegens<br />
wanbetaling opgezegd. Klaagster heeft de premies pas op 29 september 2006<br />
betaald. Ondanks de niet tijdige premiebetaling is de waterschade vergoed. Op<br />
de opzeggingen is de tussenpersoon niet teruggekomen. Bij brief van 6 oktober<br />
2006 heeft hij dit nog eens bevestigd en toegelicht. Van "geharrewar" is geen<br />
sprake en evenmin van het in kracht herstellen van de verzekeringen.
5<br />
2008/012 Br<br />
Het onterecht - in eerste instantie - afwijzen van de waterschade op de opstal- en<br />
inboedelverzekering.<br />
In eerste instantie heeft de tussenpersoon de waterschadeclaim afgewezen op<br />
grond van onvoldoende onderhoud, zulks naar aanleiding van de rapportage door<br />
de expert. Na een klacht van klaagster heeft de tussenpersoon haar op<br />
19 september 2006 bericht dat alsnog de waterschade ad € 4.625, - zou worden<br />
vergoed. Gebleken was namelijk dat de expert niet op het dak was geweest en<br />
derhalve niet zelf had geconstateerd of sprake was van onvoldoende onderhoud.<br />
Dit klachtonderdeel was dus al op 19 september 2006 opgelost.<br />
Het weigeren van aanvullende vergoeding voor de inboedelschade.<br />
Blijkens diens rapport van 29 augustus 2006 heeft de expert de waterschade aan<br />
de opstal en de inboedel (rekening houdend met de nieuwwaardeclausule)<br />
vastgesteld op € 4.625,-. Klaagster is daarmee akkoord gegaan. Zij stelt in haar<br />
klaagschrift evenwel dat de werkelijke schade naar nieuwwaarde € 9.800,-<br />
bedraagt, omdat later bleek dat kleding en schoenen toch niet meer bruikbaar<br />
waren, terwijl de expert ervan uitging dat deze nog wèl bruikbaar waren. Navraag<br />
bij de expert heeft geleerd dat hij met klaagsters echtgenoot uitvoerig over de<br />
schade(vaststelling) van gedachten heeft gewisseld, ook over de mate van<br />
(on)bruikbaarheid van de door het water aangetaste inboedelgoederen. Uit de<br />
correspondentie blijkt dat deze de expert telefonisch heeft bericht alsnog akkoord<br />
te gaan met diens schadevaststelling. Dit klachtonderdeel lijkt dus ongegrond.<br />
Het niet ingaan op het beroep op de rechtsbijstandverzekering.<br />
Omdat verzekeraar geen risicodrager voor deze verzekering is, mag hij zich niet<br />
met dit onderdeel van de klacht bezighouden.<br />
Het beroep op niet voldoen aan de mededelingsplicht.<br />
Op het aanvraagformulier voor de inboedel- en opstalverzekering heeft<br />
klaagster de vraag "Is ooit een soortgelijke verzekering, door jou of door een<br />
belanghebbende aangevraagde verzekering, geweigerd of opgezegd dan wel<br />
tegen bijzondere voorwaarden geaccepteerd of voortgezet?" met NEE<br />
beantwoord. Klaagster ontkent dat dit antwoord onjuist is omdat volgens haar<br />
nimmer verzekeringen van haar zijn opgezegd. Van de voorgaande opstal- en<br />
inboedelverzekeraar c.q. diens gevolmachtigd agent werd echter telefonisch<br />
vernomen dat aldaar die verzekeringen wegens wanbetaling zijn opgezegd. De<br />
tussenpersoon heeft dan ook terecht gesteld dat niet voldaan is aan de mededelingsplicht.<br />
Dit heeft overigens niet in de weg gestaan aan vergoeding van de<br />
waterschade.<br />
Het weigeren een aangevraagde autoverzekering te accepteren.<br />
Verzekeraar treedt niet op als risicodrager voor deze verzekeringen en mag<br />
zich dus met dit onderdeel van de klacht niet bezighouden.<br />
De CIS-registratie.<br />
De CIS-registratie vond plaats naar aanleiding van de aangevraagde - en<br />
afgewezen - autoverzekering. Ook met dit onderdeel van de klacht mag<br />
verzekeraar zich niet bezighouden.<br />
Het commentaar van klaagster<br />
Klaagster heeft, kennis genomen hebbend van het verweer van verzekeraar,<br />
haar klacht gehandhaafd. Zij merkt nog op dat zij na een ondermaatse schadeafwikkeling<br />
door de vorige verzekeraar, de verzekering heeft opgezegd en geen<br />
premie meer heeft betaald. Verzekeraar mag er dus niet vanuit gaan dat die
6<br />
2008/012 Br<br />
verzekeraar de verzekering wegens wanbetaling heeft opgezegd. De tussenpersoon<br />
heeft haar privacy geschonden door deze informatie te gebruiken.<br />
Het verdere verloop van de klachtprocedure<br />
In een door de Raad op 12 oktober 2007 ontvangen brief met bijlagen heeft<br />
klaagster meegedeeld dat zij van verzekeraar inmiddels na nader onderzoek door<br />
de expert een aanvullende uitkering van € 1.000,- heeft ontvangen ter zake van<br />
de inboedelschade. Door de daklekkage is echter ook de cv-ketel onherstelbaar<br />
beschadigd. De kosten van vervanging van de ketel bedragen € 2.600,-, maar<br />
verzekeraar heeft slechts de dagwaarde van de ketel ad € 600,- vergoed.<br />
Volgens klaagster moet verzekeraar de kosten van vervanging geheel betalen.<br />
Op verzoek van de Raad heeft verzekeraar de op de schadeclaim betreffende<br />
de cv-ketel betrekking hebbende dossierbescheiden aan de Raad overgelegd.<br />
Ter zitting is de klacht met verzekeraar besproken. Deze heeft daarbij de Raad<br />
verzocht ook uitspraak te doen ter zake van de aanvullende klacht omtrent de cvketel.<br />
In een brief van 13 november 2007 heeft klaagster de Raad bericht dat<br />
verzekeraar aan de klacht ter zake van diens aanvankelijke weigering om de<br />
schade uit te keren, is tegemoet gekomen door de betaling van het bedrag van<br />
circa € 4.600, -. De daarmee verband houdende klacht trekt klaagster in. Toen<br />
later bleek dat de schade aan kleding en schoeisel groter was, heeft de door<br />
verzekeraar ingeschakelde expert daarvoor een extra bedrag van € 1.000,-<br />
vastgesteld, welk bedrag verzekeraar vervolgens aanvullend heeft uitgekeerd.<br />
Hoe de expert aan het bedrag gekomen is, is onduidelijk; de schade op basis van<br />
nieuwwaarde is veel hoger. De kosten van vervanging van de c.v.-ketel zijn circa<br />
€ 2.600,-. Klaagster neemt genoegen met een aanvullende uitkering van in totaal<br />
€ 3.000,- om tot een afronding van de kwestie te komen. Er zijn thans dus nog<br />
twee punten van geschil over.<br />
Verzekeraar heeft op 19 november 2007 telefonisch aan de Raad meegedeeld<br />
niet tot een aanvullende uitkering aan klaagster bereid te zijn.<br />
Het oordeel van de Raad<br />
1. De door verzekeraar ingeschakelde expert heeft de schade aan kleding en schoeisel<br />
vastgesteld. Verzekeraar heeft dienovereenkomstig uitgekeerd. Verzekeraar mag in<br />
beginsel afgaan op de bevindingen van de expert, tenzij hij gerede aanleiding heeft om<br />
aan de juistheid ervan te twijfelen. Dat van dat laatste sprake is, is de Raad ter zake van<br />
de schade aan de inboedel niet gebleken. In dit opzicht heeft verzekeraar de goede<br />
naam van het verzekeringsbedrijf niet geschaad. De gehandhaafde klacht, die inhoudt<br />
dat verzekeraar een hogere vergoeding moet geven voor kleding en schoeisel, zal<br />
ongegrond worden verklaard.<br />
2. Blijkens het rapport van 31 juli 2007 van de expert zijn door de daklekkage ook de cvketel<br />
en een gasgeiser beschadigd. De expert heeft gerapporteerd dat beide objecten<br />
dateren uit 1982 en reeds aan vervanging toe zijn, dat vervanging leidt tot een<br />
aanzienlijke verbetering en dat het niet reëel is om de totale vervangingskosten als<br />
schadebedrag op te nemen. Daarom bleef de expert bij het door hem eerder<br />
vastgestelde schadebedrag van € 600,- incl. BTW. Verzekeraar heeft geweigerd terzake<br />
aan klaagster een hogere vergoeding dan € 600,- uit te keren en heeft zich daarbij
7<br />
2008/012 Br<br />
beroepen op artikel 6.2.1 van de op de opstalverzekering van toepassing zijnde<br />
verzekeringsvoorwaarden.<br />
3. Dit beroep van verzekeraar op artikel 6.2.1 faalt omdat op grond van artikel 1.6 van de<br />
polisvoorwaarden geen onderscheid kan worden gemaakt tussen het gebouw en de<br />
geiser. Ten aanzien van een gebouw bepaalt artikel 6.2.1.1 dat uitgegaan dient te<br />
worden van de herbouwwaarde.<br />
4. De schade is vastgesteld door een door verzekeraar benoemde expert. Er is op grond<br />
van het bepaalde in de polis sprake van een vaststellingsovereenkomst tussen de<br />
verzekeraar en de verzekerde, die daarbij de vaststelling van schade aan een derde<br />
hebben opgedragen. Blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad kunnen alleen ernstige<br />
gebreken in een dergelijke vaststelling de gebondenheid eraan naar maatstaven van<br />
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maken (HR 12 sept. 1997, NJ 1998, 382).<br />
Indien de expert bij het vaststellen van de schade treedt buiten de hem verstrekte<br />
opdracht, waaronder mede begrepen de uit de polisbewoordingen blijkende<br />
waardegrondslag, is dat een ernstig gebrek, dat ook niet met behulp van het<br />
indemniteitsbeginsel kan worden gecorrigeerd (HR 11 sept. 1998, NJ 1998, 851).<br />
Nu de polis bepaalt dat, indien een opstal geheel of gedeeltelijk beschadigd raakt als<br />
gevolg van een gevaar waartegen verzekerd is, de herbouwwaarde dient te worden<br />
aangenomen als de waarde onmiddellijk voor gebeurtenis, is de expert buiten zijn<br />
opdracht getreden door voor de geiser een andere waarde, namelijk de dagwaarde, aan<br />
te nemen.<br />
Naar het oordeel van de Raad is niet komen vast te staan dat klaagster of haar<br />
echtgenoot zich terzake van de in de schadevaststelling opgenomen waarde voor de<br />
geiser uitdrukkelijk akkoord hebben verklaard met een andere waarde dan de<br />
herbouw/nieuwwaarde daarvan.<br />
Dat alles leidt ertoe dat de klacht dat verzekeraar ten onrechte de uitkering terzake van<br />
de schade aan de geiser heeft beperkt tot de dagwaarde, gegrond zal worden verklaard.<br />
De beslissing<br />
De Raad verklaart de gehandhaafde klacht gedeeltelijk gegrond en verbindt daaraan de<br />
consequentie dat verzekeraar alsnog de schade aan de geiser vergoedt op basis van de<br />
herbouwwaarde, onder aftrek van hetgeen terzake reeds is vergoed.<br />
Aldus is beslist op 11 februari 2008 door mr. E.M. Wesseling-van Gent, voorzitter,<br />
mr. J.G.C. Kamphuisen, mr. F.R. Salomons, mr. E.J. Numann en mr. C.W.M. van<br />
Ballegooijen, leden van de Raad, in tegenwoordigheid van mr. S.N.W. Karreman,<br />
secretaris.<br />
De voorzitter:<br />
(mr. E.M. Wesseling-van Gent)<br />
De secretaris:<br />
(mr. S.N.W. Karreman)