28.11.2014 Views

Microsoft Word - 7 De aula.doc - Protestantse Theologische ...

Microsoft Word - 7 De aula.doc - Protestantse Theologische ...

Microsoft Word - 7 De aula.doc - Protestantse Theologische ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>De</strong> <strong>aula</strong><br />

<strong>De</strong> laatste tijd lijken ze steeds meer in me naar boven te komen, de herinneringen aan de tijd die<br />

voor mij dertig jaar geleden begon, in de zomer van 1982 met het gevreesde colloquium Grieks, en<br />

die eigenlijk doorloopt tot op vandaag.<br />

Mijn hoofd en hart lopen er van over, de herinneringen buitelen over elkaar heen – ze verzachten<br />

enigszins de pijn van het naderend afscheid. Herinneringen aan indrukwekkende leermeesters die mij<br />

hebben gevormd en mij dierbaar zijn geworden. Sommige van hun uitspraken vergeet je nooit:<br />

“Je moet studeren alsof je het eeuwige leven hebt en leven alsof dit je laatste dag is” (G.Th.<br />

Rothuizen);<br />

“Je moet als predikant altijd ‘hangen in de wind’, altijd in het andere kwadrant zijn, daar waar de<br />

gemeente niet is, om zo de zaak recht te trekken en het schip van de kerk op koers te houden.”<br />

(Okke Jager);<br />

“Hoe God met een kromme stok toch een rechte slag kan slaan” (G.P. Hartvelt).<br />

In dit rijtje hoort voor mij ook thuis de onlangs overleden J.T. Bakker. Kostelijke en kostbare<br />

herinneringen aan de unieke samenwerking binnen het Jozuaproject o.l.v. Prof.dr. E. Noort<br />

(kaartenbakken vol archeologische bibliografische gegevens, uren-, dagenlang stickers plakken op<br />

systeemkaartjes en data verwerken in de Bibliografische Database) en het Targumproject o.lv.<br />

Prof.Dr. J.C. de Moor (21 kloeke delen als resultante, de vrucht van noeste wetenschappelijke arbeid<br />

van velen, listig programmeren en uren stampende computers), de vreugdevolle (‘zingen achter de<br />

computer’) en soms ook puzzelende arbeid aan de Computer Concordantie op het Liedboek voor de<br />

Kerken, teamwerk ook samen met Erwin van Wijnen om de automatisering in goede banen te leiden<br />

en leden van de civitas met raad en daad terzijde te staan (in die tijd werd de term<br />

‘computerpastoraat’ geboren). <strong>De</strong> herinnering aan de bijzondere reizen die ik mocht maken – vele<br />

malen naar Hamburg, om Prof. Noort en zijn assistent ter plaatse Cor de Vos te ondersteunen, en<br />

enkele malen aan Pápa (Hongarije), toen daar de grenzen eenmaal wegvielen, om de bibliotheek van<br />

de <strong>Theologische</strong> Universiteit te helpen met het opbouwen van een Bibliografische Database.<br />

Eenmaal mocht ik zelfs mee een brandweerauto van de gemeente Kampen daarheen brengen.<br />

Verder zijn er herinneringen aan bijzondere situaties: 1986: de IJssel met ijsschotsen haast<br />

dichtgevroren; 1995: Kampen door overstroming bedreigd – het wassende water kon ik zien vanuit<br />

mijn werkkamer op de zolder aan de voorkant van het gebouw Oudestraat 6.<br />

6 december 2012: de uitslaande brand in de aanpalende percelen van de Oudestraat 6, waar ik –<br />

afgekomen op de laatste diesviering in Kampen – getuige van was; dat werd een bange nacht, ik ben<br />

niet gaan slapen alvorens het bericht doorkwam, dat de bibliotheek gespaard was gebleven.<br />

En aan anekdotes geen gebrek, ik noem er een paar: toen Ed Noort 40 werd hebben wij als zijn<br />

assistenten hem een archeologische taart gegeven die hij volgens de regels van de kunst wist af te<br />

graven en daarbij de geplande vondsten deed. Later heb ik met hem ooit een nachtelijke tocht van<br />

Groningen naar Kampen en weer terug gemaakt, om ter plekke aan een harddisk die de geest had<br />

gegeven een belangrijke lezing te ontfrutselen; een lezing die Ed de volgende dag moest houden en<br />

waar geen backup van bestond… Een nacht doorwerken aan de vormgeving van het proefschrift van<br />

Hans Hofstra: niet eenvoudig met zoveel Syrisch schrift. Israëlgangers uitzwaaien aan het begin van<br />

de ochtend – voor mij het eind van een lange nacht werken …<br />

Ik zal nooit vergeten die ene keer dat prof. Rothuizen mij tegenkwam tijdens de overtocht per ferry<br />

van Vlissingen naar Sheerness en mij vroeg: “Bent u al vaker naar Engeland geweest?” En toen ik die<br />

vraag bevestigend antwoordde, zei hij: “Dan bent u verkocht…!” Veel indruk maakte die andere


zeldzame keer toen hij, die tegenover zijn studenten nooit persoonlijk werd, aan het eind van een<br />

college in Zaal 2, ons heel ernstig aankeek en zei: “Bidt u voor mij.” Plotseling was daar niets meer<br />

van alle dialektiek waar hij als geen ander zich in wist te bewegen, maar slechts een zuivere bede<br />

recht uit het hart. Wat wij toen als studenten nog niet zo duidelijk wisten, maar wel begonnen te<br />

vermoeden, bleek hij toen al ongeneeslijk ziek.<br />

Niet alleen herinnering, maar de Universiteit is voor mij ook levende geschiedenis: mijn vrouw,<br />

Gerdientje Kramer, en ik hebben er elkaar leren kennen en het is een voedingsbodem geweest voor<br />

vele hechte en minder hechte vriendschappen die nog altijd duren.<br />

Dikwijls zijn herinneringen sterk verbonden met een plek. Zo zou ik u over het pand aan de<br />

Oudestraat 6 veel kunnen verhalen, enige jaren heb ik daar soms bijna dag en nacht gewerkt en<br />

vooral ’s avonds en ’s nachts door de gebouwen gezworven – ik wist er blindelings de weg, dat moest<br />

ook wel, met alleen de noodverlichting in bedrijf.<br />

Maar het meest van al voel ik me met hart en ziel verbonden met de <strong>aula</strong>. Als ruimte, bescheiden,<br />

licht en met statuur tegelijk, maar vooral voor mij van betekenis als plaats van samenkomst, als<br />

kloppend hart van de civitas. Ik voel me er op een wonderlijke manier in passen, thuis, op de plek<br />

waar de universiteitsgemeenschap tastbaar vorm kreeg en werd beleefd. Hier werd jaarlijks de dies<br />

gevierd, met zijn te memoreren data en fata. Hier werden proefschriften verdedigd, nieuwe <strong>doc</strong>toren<br />

in de godgeleerdheid gecreëerd. Hier werd de encyclopedische discussie op het scherpst van de<br />

snede gevoerd. Hier kwamen we bijeen, aangeslagen maar strijdvaardig, vastbesloten om het niet op<br />

te geven, als de universiteit weer eens in haar bestaan werd bedreigd. Hier namen hooggeleerde en<br />

gewaardeerde collega’s afscheid van hun actieve loopbaan en van de civitas, ook al blijven zij vaak<br />

tot op de dag van vandaag aan ons hart geborgen.<br />

<strong>De</strong> plek waar ik vanuit mijn werkkamer, met Floor Sepmeijer en Willem van der Meer als goede<br />

buren, zó even op de galerij kon aanschuiven bij een promotieplechtigheid, om dan in het kielzog van<br />

Floor, die daar een sport van maakte, zo snel mogelijk aan de andere kant te zijn in het<br />

Koornmarktgebouw, om als één van de eersten de kersverse promovendus – doorgaans een vriend<br />

of goede bekende – te kunnen feliciteren.<br />

Het was voor mij ook een plek verbonden met aspiraties. Ik ben er – met vele anderen – zelf<br />

afgestudeerd en heb altijd gehoopt en verwacht er in 2013 mijn proefschrift te mogen verdedigen, in<br />

het midden van die gemeenschap, met mijn oud-collega Erwin van Wijnen als pedel. Ik blijk daarvoor<br />

nu een jaar te laat te komen – dat doet pijn.<br />

Plaats van samenkomst, doorleven van hoogte en dieptepunten, in het bestaan van de Universiteit,<br />

mensen binnen die gemeenschap, maar ook de wereld kwam er binnen. Daar, op die plek, ervoeren<br />

wij tijdens een academische plechtigheid van de eerste nog ongeverifieerde berichten van de val van<br />

de Berlijnse muur (november 1989), de eerste geruchten van de val van de apartheid (februari 1990)<br />

– je voelde de zinderende spanning, het besef gezamenlijk getuige te zijn van iets groots dat veel<br />

verder reikte dan de gemeenschap voor ogen, maar waar wij ons voelden opgetild en deel uitmaken<br />

van het grote wereldgebeuren. En met recht. Want in dat wat sommigen schamper noemen<br />

‘slaperige provinciestadje’ kwam de wereld binnen, letterlijk en figuurlijk. Hele lichtingen Afrikaanse<br />

en Oosteuropese studenten, contextuele theologie gegeven door mensen die daar zelf in hadden<br />

gestaan. Ik heb daar Allan Boesak horen spreken en Eberhard Bethge die er sprak over zijn vriend<br />

Dietrich Bonhoeffer en Maria Kún uit Hongarije, Jichan Kim uit Zuid-Korea en William Koopmans uit<br />

Canada zien promoveren. Kampen aan de IJssel was allang internationaal nog voor dat tot algehele<br />

doelstelling van de wetenschapsbeoefening werd verheven.<br />

Dit zullen we in de toekomst allemaal moeten missen. Dat, wat allemaal plaats vond op deze plek, de<br />

<strong>aula</strong> van de <strong>Theologische</strong> Universiteit Kampen. Niet, omdat deze en andere dingen er in Amsterdam<br />

en Groningen niet ook zouden (kunnen) zijn. Maar ze zijn niet meer híer, op deze – voor mij –<br />

onvervangbare plek.


Maar wat maakt die plek dan tot zo’n onvervangbare plek, zult u misschien vragen. Het is het leven<br />

van die gemeenschap daar ter plaatse, mensen ondanks en dankzij verbonden met God en elkaar en<br />

met al wie ons voorgingen. Zoekende theologie te beoefenen en de theologiebeoefening te dienen<br />

vanuit het adagium: In Uw licht, zien wij het licht.<br />

En toch… toch zullen we deze plek achter ons moeten laten. Wat voor mij een begin van heling heeft<br />

gebracht is, dat ik onlangs onverwacht deel kon nemen aan de laatste Easter Celebration, met soms<br />

ontroerend mooie muziek, met name het ‘El alma que-anda en amor, ni cansa ni se cansa (The soul<br />

filled by love neither tires others nor grows tired) en de solo partij daarin. Een viering, waarin de pijn<br />

van het naderend afscheid ook werd benoemd en die uitliep op het lied: “We shall go out, from<br />

strength to strength go on.” Mijn ziel wil er nog niet van weten, maar zó zullen we afscheid nemen,<br />

ook van deze onvervangbare plek, deze plek van samenkomen, de <strong>aula</strong>, op 11 mei 2012.<br />

drs. Peterjan van der Wal studeerde aan de ThHK/ThUK van september 1982 – juni 1993. September 1986<br />

werd hij student-assistent bij het Jozuaproject o.l.v. prof.dr. E. Noort, en kort daarop tevens bij Prof.Dr. J.C. de<br />

Moor, eerst ten behoeve van het Liedboek Concordantieproject, later tevens t.b.v. het Targumproject. Na zijn<br />

afstuderen was hij tot juni 1998 programmeur t.b.v. de wetenschappelijke staf, daarna predikant en als<br />

geestelijk verzorger verbonden aan Het Zonnehuis Vlaardingen. Aan het Targumproject verbonden bleef hij tot<br />

medio 2003. Aansluitend werd hij naast zijn werk als geestelijk verzorger, onderzoeker vanwege de Vereniging<br />

Het Zonnehuis op het gebied van de zorg voor kwetsbare ouderen. Formeel sinds december 2006 bereid hij als<br />

buitenpromovendus een proefschrift voor onder begeleiding van Prof.Dr. F. de Lange.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!