nr. 2 - KGK Deinze
nr. 2 - KGK Deinze
nr. 2 - KGK Deinze
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Blanco
3824<br />
2211. Willy JONCKHEERE: Heyman en <strong>Deinze</strong><br />
In ons jongste nummer (<strong>KGK</strong>C 29-1, pp. 3821-3822, <strong>nr</strong>. 2208) maakte ik melding van het<br />
tijdelijk verblijf van Hendrik Heyman te <strong>Deinze</strong>. Het leek er toen op dat dit een ‘nieuw’<br />
gegeven was. Het alziend oog van <strong>KGK</strong>-bestuurslid Paul Huys maakte er ons meteen<br />
attent op dat de aanwezigheid van Heyman te <strong>Deinze</strong> reeds vroeger in ons Contactblad<br />
gesignaleerd werd. Waarvoor onze dank.<br />
We verwijzen naar :<br />
KOK-Kontaktblad I, 1, pp. 16-17, <strong>nr</strong>. 19: [H.Maes], Hendrik Heyman te <strong>Deinze</strong>.<br />
KOK-Kontaktblad VIII, 3, pp. 965-966 : Paul Huys, Hendrik Heyman en…<strong>Deinze</strong>.<br />
2212. Paul HUYS (<strong>nr</strong>. 519) : Nog over het anoniem verzetspamflet van 1944<br />
Zie het <strong>KGK</strong>-Contactblad, XXVIII/4, <strong>nr</strong>. 2191, pp. 3766-3775)<br />
Na de publicatie van het artikel over het anonieme pamflet van september 1944 in het<br />
decembernummer 2008 van het Contactblad werden mij door enkele kritische lezers (J.<br />
Demeyer, D. De Mulder, A Heyerick , D. Vanhove en R. Walgraeve) opnieuw enige<br />
correcties en/of aanvullingen toegestuurd, waarvoor mijn erkentelijke dank. We geven<br />
daarvan uiteraard graag mededeling, om aldus de historische juistheid en waarheid over<br />
personen en feiten zo dicht mogelijk te benaderen (met excuus voor de vergissingen die<br />
ongewild toch in de tekst waren geslopen).<br />
“Veste Van Fleteren” (noot 32)<br />
Een andere versie over de verklaring van de alias-naam “Veste” is te lezen in het KOK-<br />
Kontakblad VIII/4 van juni 1988, p. 979, noot 5, waarin we bij A. Heyerick lezen dat de<br />
weduwe van August Van Fleteren († 1894), die de vader was van Felix Van Fleteren, nadien<br />
hertrouwde met de kleermaker-herbergier Camiel Vestens , wat misschien de familiebijnaam<br />
“Veste” zou kunnen verklaren.<br />
Germaine Patée (noot 35)<br />
Zou de bijnaam geweest zijn van Germaine Zelie Fosse (°Laken 1907), de vrouw van de<br />
bakker Ivan P.J. Vandeputte (°<strong>Deinze</strong> 1901). Zij hadden een bakkerij in de Stationsstraat,<br />
dichtbij de Knok, rechtover “De Pulle. “Germaine Patée” werd daarnaast ook wel “Mène<br />
Putte” genoemd. Na hun pensionering verhuisde het echtpaar Vandeputte-Fosse naar de<br />
Guido Gezellelaan 97 (zie Deinse Kiezerslijst 1976, resp. <strong>nr</strong>s. 5181 en 9381).<br />
Juffrouw Van [den] Dorpe (noot 41)<br />
Er is mij betreffende de in het pamflet vernoemde “Juffrouw Van Dorpe” (sic) bevestigd dat<br />
hiermee wel degelijk Paula Van den Dorpe (°1921) bedoeld is, dochter van François Van den<br />
Dorpe, die toen op de Markt het “Restaurant Belge” uitbaatte.<br />
Pieter Joye (noot 45)<br />
Petrus Joye (°Lichtervelde, 9 sept. 1877), “vellenwever” van beroep, kwam zich in maart<br />
1936 in Petegem vestigen. Op de Kortrijksesteenweg (een eind voorbij “Tielts Routje” en de<br />
Kattebeek) woonde hij er op een drietal verschillende adressen, althans volgens de<br />
Petegemse kiezerslijsten. (KZL) uit de periode kort vóór en vlak ná de oorlog:<br />
KZL 1938: Kortrijksesteenweg 246; geen verwijzing naar een echtgenote; wel woonde toen<br />
op datzelfde adres ook Maria Magdalena Verbeke, met wie hij begin jaren ’50 zou huwen<br />
(cfr. infra);<br />
KZL 1948-1950: ibid. <strong>nr</strong>. 197; “marktkramer in fourruren”; hier wordt Petrus Joye wel vermeld<br />
als gehuwd met Leontine De Coninck;<br />
KZL 1954-1956: ibid. 237; “marktkramer in pelsen”; nu vermeld als gehuwd met Maria<br />
Magdalena Verbeke (°Lokeren 1905), naaister. Haar zoon, Gaspard Verbeke [een van mijn<br />
generatiegenoten - P.H.], bouwde in die jaren een carrière op als beroepsmilitair (officier).
3825<br />
Chanterie (noot 46)<br />
Dat het gezin Frans Chanterie-Schaubroeck pas in oktober 1945 naar Petegem op het<br />
Kouterke (Kortrijksesteenweg 59) kwam wonen, staat aldus in het bevolkingsregister van<br />
Petegem vermeld, maar dat blijkt niet te stroken met de werkelijkheid. Dat is allicht te wijten<br />
aan het feit dat Petegem met ingang van 1 juli 1942 bij <strong>Deinze</strong> werd aangehecht en vanaf die<br />
datum geen eigen bevolkingsregister meer mocht bijhouden (de wijzigingen in het<br />
bevolkingsverloop werden blijkbaar pas later, in de loop van 1945, weer ingevoerd!). Naar<br />
verluidt kwam het gezin van het echtpaar Chanterie reeds in het voorjaar 1942 op Petegem-<br />
Kouterke wonen; hun zoon Frans (later Jezuïet geworden) werd aldaar geboren op 4 juni<br />
1942, slechts enkele weken vóór de gemeente Petegem (tijdelijk, en op uitstel) ophield te<br />
bestaan.<br />
Remi Boeckaert (noot 54)<br />
Hij was gehuwd, niet met Louise Maria Lust (°1915; nu in “Veilige Have”, Aalter), zoals in het<br />
artikel verkeerdelijk vermeld staat, maar wel met Louisa’s jongere zuster Jeanne Germaine<br />
(°1922; nu verblijvend in een bejaardenhome in Sint-Laureins). Jeanne Lust gaf in de<br />
oorlogsjaren (1942-1943) dansles bij de Deinse afdeling van VIVO (Vlaams Instituut<br />
Volksopvoeding).<br />
Gesloten huizen (noot 76)<br />
Dat Duitse officieren en/of soldaten in hotels verbleven en restaurants, cafés of andere<br />
gelegenheden met publieke toegang bezochten, was uiteraard niet te vermijden. Deze<br />
allusie op hun aanwezigheid in “gesloten huizen” verwijst allicht niet zozeer naar de<br />
gedwongen inkwartiering van militairen in privéwoningen; maar wel naar het feit dat zij daar<br />
in sommige gevallen zelfs hartelijk welkom waren (bij feestjes en dgl., waar ook wel<br />
gemusiceerd en gedanst werd); dit laatste bleef natuurlijk niet onopgemerkt en wekte<br />
vanzelfsprekend de nodige wrevel en achterdocht op.<br />
De commissaris-generaal van den Dries (noot 81)<br />
Mogelijk een allusie naar de man die de Deinse politiecommissaris Alois Meersschaert, na<br />
diens afzetting (en internering in de citadel van Hoei!) in de zomer van 1942 heeft opgevolgd,<br />
m.n. de Ledebergse politieagent Armand Pelfrène (°1917), die toen op de Dries woonde,<br />
waar hij later een schilderszaak begon (in de jaren ’70 woonde hij daar in Lentelaan 19). Zie<br />
hierover: Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>, dl. 2, p. 130. Niet te verwarren echter met de Deinse<br />
socialistische vakverbondsman Roger Pelfrène (weerstander bij het O.F.), die in april 1945<br />
overleed in het concentratiekamp van Dora/Nordhausen (zie Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>, dl. 2,<br />
2005, pp.137 en 141).<br />
Kakkebroekstraat <strong>nr</strong>. 7 (noot 82)<br />
Verwijst mogelijk naar een of andere, toen reëel bestaande “kinderkribbe” (als een soort<br />
“Kinderwelzijn”-avant-la lettre), waar de toekomstige en/of pasbevallen moeders terecht<br />
konden voor hulp en advies. Mogelijk was die raadpleging gevestigd op een adres met een 7<br />
als huisnummer (maar in precies welke straat dan). “De Pulle” kan hier dus niet bedoeld<br />
zijn, want de oostzijde van de straat heeft pare huisnummers.<br />
André Kinet (noot 86)<br />
Over zoon André Kinet (1925-1985) schreef ik (p. 3769-3770): “Er werd achteraf gezegd dat<br />
hij ‘bij het Verzet’ zou geweest zijn, maar details daarvan zijn niet bekend”. Hij heeft<br />
inderdaad deel uitgemaakt van de Deinse “Witte Brigade” (Geheim Leger - Schuiloord<br />
Taling-B) van Joseph Versichele; zijn directe sectieoverste daarin was René Van Hove<br />
(°Petegem 1909), spoorwegarbeider. André Kinet werd o.m. ingezet als bewaker van de<br />
gedetineerden in “Volder’s Molen”; hij was erbij toen daar, op een van eerste dagen kort na<br />
de Bevrijding, een van de opgepakten, m.n. de Dentergemse onderwijzer Matton (vader van<br />
de latere RUG-professor Jef Matton), door een per ongeluk afgeschoten kogel van een<br />
machinegeweer getroffen werd. Maar de kogel kwam eerst op diens portefeuille terecht,<br />
hetgeen hem, ondanks verwonding, toch het leven redde. Voor deze verwonding moest later<br />
door de Weerstand, bij uitspraak van de Rechtbank, een schadevergoeding betaald worden<br />
(*). Wie van onze lezers belangstelt in een foto van de Deinse Witte Brigade, met cdt.
3826<br />
Joseph Versichele en o.m. de sectieoversten Lucien De Lodder, René Van Hove en Maurice<br />
Van Neste, kan die vinden in de recente Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>, dl. 2 (2005), p. 150.<br />
(*) Deze vergoeding werd deels betaald met “witgewassen” gelden (bij de Operatie-Gutt had<br />
de Weerstand een “percent” op de gelden die door haar leiding bij Deinse fabrikanten<br />
werden opgehaald en die, o.m. via een kloostergemeenschap, aan 100% konden worden<br />
omgewisseld!). Dat toen door de Weerstand volop met financiële middelen werd geknoeid<br />
(o.m. ook tot persoonlijk profijt) was toen al mondgemeen. Het was één van de redenen tot<br />
het vinnige geruzie onder de weerstanders onderling (van wie er overigens een aantal nogal<br />
ontevreden waren wegens de over hen uitgebrachte “evaluatie”, die van groot belang was<br />
voor hun erkenning als weerstander en de daaraan verbonden geldelijke voordelen). Maar<br />
dat alles is eigenlijk een verhaal apart.<br />
NOTA VAN DE REDACTIE. De vele (en welkome) reacties vanwege een aantal lezers rond dit<br />
thema bewijst ten volle het nut van een periodiek tijdschrift zoals ons Contactblad, waarin de<br />
lezer inderdaad wordt uitgenodigd om in contact te komen met de redactie en/of de<br />
auteur(s). En de publicatie, achteraf, van deze reacties is voor de artikelen zelf in vele<br />
gevallen een tastbare toegevoegde waarde. Niet aarzelen dus om ons te contacteren!<br />
2213. Luc GOEMINNE : De erfvrouw van Machelen, prinses van Izegem<br />
Marie-Thérèse de Crévant d’Humières werd omstreeks 1655 geboren als dochter van de<br />
Franse Maarschalk Louis en Louise-Antoinette de la Châtre.<br />
Op 10 februari 1677, volop tijdens de Hollandse Oorlog (1674-1678), trouwde deze jonge<br />
Franse adellijke dame met de 22-jarige Vlaamse franstalige edelman Jean-Alphonse Vilain<br />
XIIII de Gand. Twee jaar vroeger, in 1675 was hij door vererving de Heer van Machelen<br />
geworden. Op dat ogenblik was Gent samen met geheel Oost-Vlaanderen bezet door de<br />
Franse troepen van Lodewijk XIV.<br />
Ter gelegenheid van dat huwelijk promoveerde Lodewijk XIV het leenhof Izegem, dat toen in<br />
handen was van Balthazar-Philips Vilain XIIII de Gand, de vader van Jean-Alphonse, tot<br />
prinsdom !<br />
Van 1668 tot 1678 was Izegem immers in Franse handen. Bij het overlijden van zijn vader<br />
op 22 februari 1680 erfde Jean-Alphonse Vilain XIIII, dus amper 3 jaar na zijn huwelijk, ook<br />
de titel van prins van Izegem.<br />
De vader van zijn echtgenote Marie-Thérèse de Crévant d’Humières was een belangrijk<br />
Frans edelman. Hij droeg de titel van maarschalk en pair de France.<br />
Reeds in 1656 was hij door Lodewijk XIV tot luitenant-generaal van Frankrijk in Vlaanderen<br />
benoemd. Doch hij was vooral ook een beruchte levensgenieter, die er zelfs tijdens<br />
veldtochten een luxueuze levensstijl op na hield. Vanaf 1672 kreeg hij het opperbevel over<br />
alle Franse troepen in Vlaanderen.<br />
Hij bleef een belangrijk aanvoerder van het Franse leger in onze streken tot zijn strategische<br />
blunder tijdens de slag bij Walcourt op 27 augustus 1689.<br />
Op 3 april 1690 liet de woedende Lodewijk XIV hem als leider van de Franse troepen in de<br />
Nederlanden vervangen door de even beruchte He<strong>nr</strong>y-Francois de Montmorency, le<br />
maréchal de Luxembourg.<br />
Louis de Crévant d’Humières bleef echter als troostprijs nog officieel gouverneur van<br />
Vlaanderen, doch zijn invloed verdween helemaal. (zie verder)<br />
Hij overleed vereenzaamd aan het hof van Versailles op 30 augustus 1694.<br />
Toen jaren vroeger zijn dochter Marie-Thérèse de Crévant d’Humières in de zomer van<br />
1683, 5 jaar na haar huwelijk, haar blijde intrede in Vlaanderen deed, wisten de inwoners van<br />
haar leenhoven en heerlijkheden, ongetwijfeld allemaal dat haar vader de beruchte Franse<br />
legeraanvoerder was.
3827<br />
Toen de Fransen op 1 september 1683 Vlaanderen voor de zoveelste keer binnenvielen,<br />
werd de prinses van Izegem, dan ook de aangewezen beschermvrouw van talrijke getroffen<br />
dorpen.<br />
Ze reisden vaak naar Rijsel om haar te spreken en haar gunsten of te smeken.<br />
De prins Jean-Alphonse en de prinses verbleven immers vaak, als ze niet in Versailles<br />
vertoefden, op hun kasteel in Ongnies, in de omgeving van Rijsel.<br />
Vooral bij het begin van de Negenjarige Oorlog (1689-1698) werd vaak op haar beroep<br />
gedaan.<br />
Vanaf september 1690, het ergste van die oorlog moest er nog komen, was haar<br />
bemiddelingsrol echter uitgespeeld.<br />
Haar vader was immers als Franse legeraanvoerder in Vlaanderen, uitgerangeerd …<br />
Voor verminderde opeisingen en kwijtscheldingen van boeten in de door haar “beschermde”<br />
dorpen, liet de prinses zich zwaar betalen. Haar omkoopgelden bedroegen niet minder dan<br />
1450 Vlaamse Ponden !<br />
In 8 jaar tijd streek ze als steekpenningen het equivalent op van bijna 10.000<br />
arbeidsdaglonen !<br />
Doch veel dorpelingen verkozen te betalen in plaats van overgeleverd te zijn aan de<br />
tergende willekeur van stelende Franse troepen.<br />
Prinses Marie-Thérèse kende ook tegenslagen in haar leven. Ze werd reeds weduwe op<br />
haar 32 e jaar.<br />
Haar echtgenoot Jean-Alphonse overleed immers voortijdig te Versailles op 6 juli 1687, 10<br />
jaar na zijn huwelijk. Hij was ook amper 32 jaar geworden. Zijn echtgenote Marie-Thérèse<br />
werd dan op haar beurt gedurende 23 jaar o.a. erfvrouw van Machelen, met de titel prinses<br />
van Izegem en Middelburg. Ze overleed reeds in 1710.<br />
De familie Vilain XIIII de Gand, prinsen van Izegem, waren van 1620 tot 1750 o.a. ook Heren<br />
van Machelen.<br />
Uit al het voorgaande is het duidelijk gebleken dat deze familie Vilain de Gand, als prinsen<br />
van Izegem, zich weinig of niet met Machelen hebben ingelaten. Ze hebben er nooit<br />
gewoond. Hun sociaal-economische rol ter plaatse was zeer gering. Ze vergenoegden zich<br />
alleen met het opstrijken en verteren van hun pachtgelden…<br />
En het Vlaamse volk, dat zwoegde en ploegde voort …<br />
Bronnen<br />
- Goeminne Luc : De latere heren van Machelen, in Bijdragen tot de Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>,<br />
jaarboek 75, 2008, p. 487-496.<br />
- Vandenbussche Koe<strong>nr</strong>aad : De Princesse van Iseghem, in Ernigahem, <strong>nr</strong>. 2, p. 39-50, en <strong>nr</strong>. 3, p.<br />
61-70, 2003.<br />
- R. A. Gent : Inventaris van het familie-archief Prinsen van Izegem, 1986 (Dit fonds dat hoofdzakelijk<br />
documenten uit de 18 de eeuw bevat, bezit geen eigenlijke archiefgegevens over Machelen zelf).<br />
2214. Stefaan DE GROOTE : Kan de grafzerk van de Deinse beeldhouwer Luc Van<br />
Parijs worden beschermd<br />
Petegemnaar Peter Parmentier is leraar in Gent en één van de drijvende krachten achter de<br />
instandhouding van het bekende kerkhof Campo Santo in Sint-Amandsberg. Eén van de vele<br />
kunstenaars die er begraven liggen, is de van <strong>Deinze</strong> afkomstige Luc Van Parys (1920-<br />
1991). Luc is de zoon van de beeldhouwer Antoon Van Parys van wie hij de stiel leerde en<br />
met wie hij veel samenwerkte. Hij woonde eerst in <strong>Deinze</strong> en dan in Gentbrugge. Bekend<br />
van hen zijn: het monument voor de ouders van Streuvels in Heule, het standbeeld van
3828<br />
Tinneke van Heule in Gentbrugge en het monument voor René De Clercq in Deerlijk.<br />
Tijdens een gidsbeurt op het Campo Santo, zag Peter dat de<br />
concessie van diens grafzerk vervalt. Indien de familie de<br />
concessie niet zou verlengen, kan zijn graf volgend jaar geruimd<br />
worden. Indien de familie wel verlengt dan stelt zich<br />
binnen 10, 20 of<br />
25 jaar hetzelfde probleem.<br />
De vraag die zich opdringt is, of het stadsbestuur van <strong>Deinze</strong><br />
aan Gent zou kunnen voorstellen om het grafmonument te<br />
beschermen Dit gebeurde al met heel wat<br />
kunstenaarsgraven op het Campo Santo. "Dit zou een mooie hulde zijn aan de Deinse<br />
kunstenaar Luc Van Parijs. Op deze manier zou ook een uniek beeld van zijn vader gered<br />
worden" benadrukt Peter Parmentier.<br />
Een interessant voorstel en het lijkt me meteen iets voor de Deinse erfgoedcommissie die in<br />
oprichting is. De bevoegde schepen voor cultuur en erfgoed in Gent is Lieven Decaluwé, en<br />
laat die nu net afkomstig zijn van <strong>Deinze</strong>.<br />
NVDR: Als deze vraag gericht wordt aan het stadsbestuur van <strong>Deinze</strong>, dan zou men van de<br />
gelegenheid kunnen gebruik maken om te vragen dat eindelijk de sokkel van het monument<br />
op het graf van Antoon Van Parys, op het kerkhof van <strong>Deinze</strong> zelf, zou verfraaid worden met<br />
arduinsteen.<br />
2215. Paul HUYS (<strong>nr</strong>. 520) : De parlementaire schoolenquête van 1880, een authentieke<br />
documentatiebron uit de Schoolstrijd van 1879-1884. De opgeroepen getuigen in de<br />
kantons <strong>Deinze</strong> en Nevele.<br />
De liberale regeringen in de jonge Belgische Staat na 1830 trachtten het openbaar onderwijs<br />
te veralgemenen en streefden uiteindelijk ook naar de neutraliteit ervan.<br />
Deze schoolpolitiek, eerst en vooral geaxeerd op het lager onderwijs, maar daarna ook op<br />
het secundair onderwijs, leidde – na de liberale verkiezingsoverwinning van 1878 (regering<br />
Frère-Van Humbeeck, 1878-1884) en de invoering van de Onderwijswet-Van Humbeeck van<br />
1879 – tot een ongemeen scherpe schooloorlog tussen de klerikalen en de antiklerikalen.<br />
Deze strijd rond de gelaïciseerde gemeenteschool sloeg diepe wonden, die decennialang<br />
hebben nagekankerd 1 .<br />
In 1880 werd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers een parlementaire commissie<br />
aangesteld 2 , die als opdracht kreeg een “onderzoek te doen over den zedelijken en<br />
stoffelijken toestand van het lager onderwijs in België, over de uitslagen der wet van 1 n juli<br />
1879, en over de middelen, gebruikt om de uitvoering dier wet te belemmeren” 3 .<br />
In zitting van 05.05.1880 besliste de Kamer dat de Commissie zou bestaan uit 25 leden;<br />
onder de bekendste leden citeren we de namen van Beernaert, de Hemptinne, De Vigne,<br />
Jottrand, Lippens, Vandenpeereboom en Woeste. Het Bureau van de Commissie werd op<br />
15.05.1880 samengesteld uit de heren Couvreur, voorzitter; Neujean en Willequet,<br />
ondervoorzitters; Paternoster en Washer, secretarissen.<br />
De Commissie startte haar werkzaamheden verbazend vlug. De hoorzittingen gebeurden per<br />
kanton. Tegen het einde van hetzelfde jaar 1880 waren al een aantal van die zittingen<br />
gehouden. Die voor het kanton <strong>Deinze</strong> had plaats “ten lokale van het vredegerecht” op 6<br />
december 1880 4 , die voor het kanton Nevele op 20 december 1880, eveneens in het<br />
vredegerecht aldaar 5 . In de beide gevallen waren de commissieleden dezelfden, nl. de<br />
kamerleden E. Willequet, voorzitter, A. Lippens en G. Washer, bijzitters; de toegevoegde<br />
secretaris was ene [NN.] Siffer.<br />
De verslagen (genoemd “Proces-verbaal van onderzoek”) werden naderhand allemaal<br />
gepubliceerd 6 en op de ruimst mogelijke basis verspreid 7 .
3829<br />
In de hoorzitting voor het kanton <strong>Deinze</strong> werden 20 getuigen gehoord, afkomstig uit vier<br />
verschillende gemeenten, w.o. 18 mannen. Voor het kanton Nevele waren er 23 getuigen, op<br />
één na allen uit Nevele zelf, maar hier wel een minderheid van 10 mannen naast 13 vrouwen<br />
en meisjes 8 .<br />
In deze korte bijdrage voor het K.G.K.-Contactblad beperken we ons tot een opsomming van<br />
de getuigen in de twee resp. kantons. De inhoud zelf van die getuigenissen reserveren we<br />
het liefst voor een uitvoeriger bijdrage voor het K.G.K.-Jaarboek van 2010, waarin ook plaats<br />
zal zijn voor enige aanvullende commentaar.<br />
KANTON DEINZE - LIJST VAN DE GETUIGEN<br />
Jan-Frans Van der Cruyssen, 40 j., kantonnale opziener te <strong>Deinze</strong>.<br />
August Van Goethem, 21 j., vrije hoofdonderwijzer te <strong>Deinze</strong>.<br />
Eugeen Van Cauthem, 27 j., vrije onderwijzer te Petegem.<br />
Gommaar Vandeputte, 26 j., gemeenteonderwijzer te <strong>Deinze</strong>.<br />
Gentiel Lagrange, 28 j., handelaar te <strong>Deinze</strong>.<br />
Karel De Clerck, 52j., , koopman en burgemeester te <strong>Deinze</strong>.<br />
Jan De Beil, 46 j., kunstschilder en schepen te <strong>Deinze</strong>.<br />
Hendrik Anckaert, 52 j., koopman en burgemeester te Petegem.<br />
Elisa Tessely, 17 j., normaliste te Gent.<br />
Camiel Balcaen, 41 j., gemeenteonderwijzer te Petegem.<br />
Adela Gevaert, 34 j., huishoudster te <strong>Deinze</strong>.<br />
Pieter Maesfrancx, 70 j., pastoor te Petegem.<br />
Lodewijk Geltmeyer, 41 j., onderpastoor te Herzele.<br />
Theophile Verschueren, 42 j., onderpastoor te <strong>Deinze</strong>.<br />
Pieter-Lodewijk Lagrange, 62 j., koophandelaar te <strong>Deinze</strong>.<br />
Constant Scheerlinck, 56 j., gepensioneerde gendarm en winkelier te <strong>Deinze</strong>.<br />
Karel-Lodewijk De Decker, 43 j., koster en vrije onderwijzer te Zeveren.<br />
Camiel De Decker, 29 j., gemeenteonderwijzer te Zeveren.<br />
Karel-Lodewijk Cornelis, 60 j., bijzondere en burgemeester te Zeveren.<br />
Karel Bovijn, 72 j., zonder bedrijf, te Zeveren.<br />
KANTON NEVELE - LIJST VAN DE GETUIGEN<br />
Jan-Frans Van der Cruyssen, 40 j., kantonnale schoolopziener te <strong>Deinze</strong>.<br />
Honoré Meganck, 25 j., postmeester te Nevele.<br />
Bernard Pattijn, 29 j., hoofdonderwijzer te Nevele.<br />
Leonie De Maertelaere (echtgen. Gustaaf Carlier), 36 j., onderwijzeres te Nevele.<br />
Clementia Claeys, 30 j., herbergierster te Nevele.<br />
Charlotte Van Dooren (echtgen. Koe<strong>nr</strong>ard De Vos), 34 j., huishoudster te Nevele.<br />
Constant Mortier, 58 j., landbouwer te Nevele.<br />
Florent ’T Kindt, 26 j., ingenieur te Nevele.<br />
Leo Kneuvels, 32 j., koopman in boter te Nevele.<br />
Louise De Waele (echtgen. Fr. Tuytschaever), 28 j., huishoudster te Nevele.<br />
Amélie Haeltermans (echtgen. B. Duchâteau), 38 j., huishoudster te Nevele.<br />
Melania Dumont (echtgen. van wachtmeester De Wasch), 37 j., huishoudster te Nevele.<br />
Livinus De Groote, 50 j., pastoor-deken te Nevele.<br />
Eugène Delaroyère, 26 j., onderpastoor te Nevele.<br />
Jozef-Lodewijk Verbiest, 34 j., katholieke schoolonderwijzer te Nevele.<br />
Emma Cogen, 13 j., leerlinge in de gemeenteschool te Nevele.<br />
Virginie De Vogelaere (echtgen. Petrus Cogen), huishoudster [geen leeftijd vermeld].<br />
Clemence Snoeck, 14 j., scholierster te Nevele.<br />
Emerence Tuytschaever, 14 j., scholierster te Nevele.
3830<br />
Jozef Schelpe, 50 j., orgelist te Nevele.<br />
Tryphon Bruggeman, 59 j., gareelmaker en armmeester te Nevele.<br />
Ursula Cannoot (echtgen. Coddens), 47 j., huishoudster te Nevele.<br />
Sophia Roets (echtgen. L. Van Gansbeke), 47 j., huishoudster te Nevele.<br />
1. Zie o.m. Jeffrey Tyssens, Om de schone ziel van ’t kind… Het onderwijsconflict als een breuklijn in<br />
de Belgische politiek (Gent, Provinciebestuur & Liberaal Archief, 1998 – Bijdragen Museum<br />
Vlaamse Sociale Strijd, <strong>nr</strong>. 14), pp. 55-75.<br />
2. Zie hierover: De schoolstrijd in ons land (1879-1884) (Gent, Boekh. J. Vuylsteke, 1907 – Uitgave<br />
van het Julius Vuylsteke-Fonds <strong>nr</strong>. 4), inz. pp. 12-14 (De schoolstrijd) en 15-22 (Het<br />
schoolenquest).<br />
3. Geciteerd uit de publicatie van de resultaten van dit Schoolonderzoek (dl. 1, p. II). Zie verder over<br />
deze publicatie in de noten 6 en 7.<br />
4. Zie Schoolonderzoek, dl. 1, pp. 415-418.<br />
5. Zie Schoolonderzoek, dl. 1, pp. 419-424.<br />
6. Alles bijeen werden 5.381 getuigen gehoord, met feitenmateriaal over 779 gemeenten in 88<br />
kantons. Al die verslagen samen werden ook gebundeld in vijf stevige boekdelen van in totaal<br />
5.732 bladzijden, onder de titel Enquête scolaire (Brussel, bij F. Hayez, 1881-1883). De<br />
Nederlandse versie ervan droeg als titel Schoolonderzoek. Een exemplaar van de complete<br />
Franstalige editie bevindt zich in de Gentse Univ.Bibl. (<strong>nr</strong>. A.17469); een exemplaar van alleen<br />
maar het Nederlandstalige eerste deel (met o.m. de kantons <strong>Deinze</strong>, Nevele, Kruishoutem en<br />
Oudenaarde) zal binnenkort te raadplegen zijn in het Liberaal Archief te Gent.<br />
7. De processen-verbaal der zittingen werden gezonden aan alle getuigen, aan alle<br />
krante<strong>nr</strong>edacties, aan alle abonnees van de Moniteur (het Staatsblad, dat toen nog enkel in het<br />
Frans verscheen) en van andere parlementaire publicaties (zoals Documents parlementaires,<br />
Beknopt Verslag e.a.m.). Sommige processen- verbaal werden aldus verspreid op zowat 85.000<br />
(!) exemplaren (55.000 in het Frans, 30.000 in het Ndl.). Zie De schoolstrijd in ons land<br />
(Vuylsteke-Fonds, 1907), p. 21-22.<br />
8. Wat verder nog de streek bezuiden <strong>Deinze</strong> betreft: voor het kanton Kruishoutem (zie het procesverbaal<br />
in Schoolonderzoek, dl. 1, pp. 243-245) werden elf getuigen gehoord (o.w. zes uit<br />
Nokere).<br />
2216. Willy JONCKHEERE : Geschiedenis op de buis<br />
Met dank aan E. De Maesschalck en P. Verbist, resp. voorzitter en secretaris van de<br />
Vereniging van Historici Lovansienses (VHL).<br />
Een nieuwe historische reeks op Canvas (Verloren land) is een mooie aanleiding om enkele<br />
elementen van de historische programmering op Canvas en Canvas+ voor de volgende<br />
weken en maanden voor te stellen.<br />
Op dinsdag (vanaf 7 april) om 21.40 u. op Canvas: Verloren land<br />
In een nieuwe, tweede reeks afleveringen van Verloren land gaan acht interessante bekende<br />
Vlamingen op zoek gaan naar de waarheid achter een boeiend maar mysterieus gebleven<br />
verhaal uit hun familiegeschiedenis waarbij één van hun voorouders een centrale rol heeft<br />
gespeeld. Ze hebben die persoon meestal wel gekend, maar over zijn of haar verhaal<br />
hebben ze nooit het fijne geweten. In elke aflevering ontdekt het hoofdpersonage, al dan niet<br />
samen met een ander familielid, hoe de vork juist in de steel zat. Zo verneemt hij beetje bij<br />
beetje wat de invloed geweest is van de “grote geschiedenis” op zijn eigen<br />
“familiegeschiedenis”. Dat maakt het ook voor de kijker een boeiende ontdekkingstocht.<br />
De bekende Vlamingen in deze tweede reeks van Verloren land zijn: Jan en Kris De Smet,<br />
Chantal Pattyn, Bob Mendes, Katelijne Verbeke, Tom Waes, Anne Provoost, Deborah<br />
Ostrega en Steven Van Herreweghe.
3831<br />
Zij keren telkens terug naar plaatsen die bepalend zijn geweest voor hun familiegeschiedenis,<br />
in binnen- en in buitenland. Ze gaan zoeken in archieven en bij<br />
overheidsinstanties, ontmoeten verre verwanten en ooggetuigen, bezoeken locaties die<br />
belangrijk zijn in het verhaal. Zo vervolledigen ze hun eigen familiegeschiedenis en via die<br />
familiegeschiedenis komen ze algauw terecht bij de grote geschiedenis. Voor de kijker is het<br />
boeiend om te zien hoe die twee met elkaar verweven zijn.<br />
Alle familiegeschiedenissen in deze tweede reeks van Verloren land zijn „oorlogsverhalen‟<br />
uit de Eerste en vooral Tweede Wereldoorlog. Dat is een bewuste keuze van de redactie.<br />
Enerzijds hebben de twee Wereldoorlogen in de 20 e eeuw zo’n grote impact gehad op de<br />
Belgische samenleving dat bijna iedereen van ons er – net als de bekende Vlamingen in de<br />
reeks - wel een „familieverhaal‟ over heeft. Dat vergroot de herkenbaarheid en de<br />
betrokkenheid. Anderzijds is het nu zowat de laatste kans om die verhalen te reconstrueren<br />
met de hulp en de getuigenissen van mensen die het zelf nog hebben beleefd en<br />
meegemaakt. Verloren land wil die kans aangrijpen om deze laatste getuigen nog eens aan<br />
het woord te laten.<br />
Aansluitend vanaf 2 juni volgt de herhaling van de eerste reeks van Verloren land :<br />
Stijn & Bart Peeters – 2 juni<br />
De grootvader van Stijn en Bart Peeters, Gustave Van Boeckel, was tijdens de Tweede<br />
Wereldoorlog actief in het Lierse verzet. Maar Van Boeckel wordt verklikt en door de<br />
Gestapo gearresteerd. Het is het begin van een lange tocht langs verschillende kampen. Na<br />
de bevrijding nam Gustave zijn gewone leven weer op en wou hij zo weinig mogelijk aan die<br />
periode herinnerd worden. Maar nu willen zijn kleinkinderen graag meer weten …<br />
Stijn & Steven Kolacny – 9 juni<br />
Franz Kolacny, de grootvader van Stijn en Steven, werd na de eerste wereldoorlog als kind<br />
van Wenen naar Tielt-Winge gestuurd. Het was de bedoeling dat hij hier maar tijdelijk zou<br />
verblijven maar hij keerde uiteindelijk niet meer terug naar zijn familie. Stijn en Steven<br />
hebben nooit goed begrepen hoe dat komt en reizen nu zelf naar Ooste<strong>nr</strong>ijk, op zoek naar<br />
een antwoord.<br />
Annelies Beck – 16 juni<br />
Enkele jaren geleden kreeg Annelies van haar grootmoeder een doos met documenten in<br />
handen. Het waren papieren van haar overgrootvader die tijdens de Eerste Wereldoorlog in<br />
Glasgow verbleef. Hoe is August Keppens daar als jongeman verzeild geraakt Waarom<br />
werd hij niet opgeroepen als soldaat En wat deed hij daar al die jaren<br />
Gabriel Rios – 23 juni<br />
Gabriel heeft zijn grootvader José Escribano Ortiz goed gekend; ze hadden een zeer warme<br />
band. Gabriel koestert een foto die tijdens de Tweede Wereldoorlog is genomen. Die toont<br />
zijn grootvader in een Amerikaans soldatenuniform voor een hotel in Brussel. Hoe kwam zijn<br />
grootvader hier terecht Om dat uit te zoeken reist Gabriel in de voetsporen van zijn<br />
grootvader naar de States en Puerto Rico.<br />
Roos Van Acker - 30 juni<br />
Roos kende haar grootvader Georges Van Acker vooral als dichter en schrijver. Ze weet wel<br />
dat hij tijdens de oorlog in het verzet is geweest en nadien lid werd van de Communistische<br />
Partij. Maar wat zijn grote verzetsdaden waren, en welke rol hij precies heeft gespeeld<br />
tijdens de repressie, daar heeft ze geen idee van.<br />
Paul & Marilyn Ambach – 7 juli<br />
Paul en zijn dochter Marilyn zoeken naar sporen van hun ouders en grootouders, Jozef<br />
Ambach en Daizy Ouziël. Jozef en Daizy overleefden allebei de holocaust. Daizy bleef tot
3832<br />
aan het einde van de oorlog ondergedoken in een klein dorpje in de Ardennen, Jozef vluchtte<br />
naar Lyon maar werd toch opgepakt. De bevrijding kwam net voor hij naar Auschwitz kon<br />
getransporteerd worden. Paul en Marilyn proberen het traject te reconstrueren dat beiden<br />
aflegden.<br />
Tine Embrechts – 14 juli<br />
De grootmoeder van Tine, Maria Verlackt, werd op vrij jonge leeftijd weduwe. Zij was politiek<br />
actief en moest dat combineren met de opvoeding van haar vier kinderen. Tine vraagt zich af<br />
hoe een vrouw alleen zoveel energie kon opbrengen om haar gezin te onderhouden en<br />
tegelijkertijd één van de eerste vrouwelijke politici op hoger niveau te zijn.<br />
Karoline Kamosi aka Leki – 21 juli<br />
Lulungu Yilela Samuel, de grootvader van Karoline, werd als weeskind door Amerikaanse<br />
missionarissen in Congo geadopteerd. Hij behoorde tot de Lunda-stam maar werd door de<br />
missionarissen bekeerd en op een westerse manier opgevoed. Hij ging naar school en werd<br />
later burgemeester in Kinshasa. Karoline is zeer benieuwd om sporen te vinden van haar<br />
afstamming en het geloof van haar voorouders.<br />
Dinsdag 21 mei op Canvas+ : Oude Belgen en nieuwe Neanderthalers<br />
Thema-avond n.a.v de heropening van het Gallo-Romeinse Museum in Tongeren<br />
20.35u – De Grootste Belg: Ambiorix<br />
In 2005 hield journalist en schrijver Patrick De Witte tijdens de verkiezing van De Grootste<br />
Belg een televisioneel pleidooi voor Ambiorix, de oude Belg die Caesar het bloed van onder<br />
de nagels haalde. Patrick was al als klein broekje in de ban van de oude Belgen. “Zij leefden<br />
van de jacht en de visvangst, dronken bier en speelden met de dobbelstenen” is een zinnetje<br />
dat in Patricks‟ geheugen gegrift is. Had Ambiorix – en vooral zijn aartsrivaal Julius Caesar –<br />
de Belgen niet zo onuitwisbaar in de geschiedenis geschreven, dan was er volgens De Witte<br />
zelfs geen sprake van het land „België‟.<br />
In deze documentaire kan Patrick nostalgisch wegdromen tussen de Eburonen en de<br />
Romeinen. Meer nog, hij is zelf ooggetuige van de veldslag tussen de dapperste van de<br />
Galliërs en duizenden Romeinen. Tussendoor polst hij in Rome wat ze vandaag vinden van<br />
zijn idool en onderzoekt hij de innige band van zijn Grootste Belg met Julius Caesar.<br />
De documentaire over Ambiorix is een buitenbeentje. Ambiorix heeft wel degelijk bestaan,<br />
maar over heel wat facetten van zijn leven zijn historici en archeologen het vandaag nog niet<br />
eens. De enige die ooit over Ambiorix heeft geschreven is Julius Caesar. We proberen te<br />
achterhalen of de Romeinse heerser zijn held wel juist heeft voorgesteld. Hoe dan ook, de<br />
documentaire geeft een verhelderende kijk op de manier waarop Ambiorix onze gebieden<br />
beschermde tegen de Romeinse overheerser en hoe hij zo het grondgebied van wat later<br />
België zou worden, op de kaart zette.<br />
De film schetst het beeld van onze samenleving zoals die er rond het begin van onze<br />
jaartelling zou moeten hebben uitgezien. In Gallië leefden de verschillende stammen niet<br />
altijd op een vreedzame manier naast elkaar. De Eburonen, de Remers, de Essuviërs, de<br />
Morinen, enz. Diplomatie moest toen nog uitgevonden worden. Wanneer de Romeinse<br />
legioenen onder leiding van Julius Caesar onze gebieden binnenvallen zijn ze - op zijn<br />
zachtst gezegd - helemaal niet welkom.<br />
Patrick De Witte beschrijft het voorspel van het conflict tussen de Oude Belgen – in casu de<br />
Eburonen – en de Romeinse bezetter. Daarvoor gaat hij terug naar dé belangrijkste<br />
metropool uit die tijd: Rome. Hij toont aan wanneer de Romeinen de fatale, strategische<br />
vergissing begaan om Ambiorix in vertrouwen te nemen en hoe die laatste via een sluwe list<br />
de Romeinen vernedert. We staan te midden van de strijd en zien hoe het grootste en<br />
machtigste leger uit die tijd het onderspit moet delven tegen een klein, maar moedig leger:<br />
dat van Ambiorix. Caesar schrijft enige tijd later: “Van alle Galliërs, zijn de Belgen het<br />
dapperst”.
3833<br />
Ambiorix is dan wel al meer dan 2000 jaar overleden, het is pas vanaf het midden van de<br />
19de eeuw dat hij een uithangbord wordt van onze Belgische identiteit. Het standbeeld in<br />
Tongeren is daarvan het resultaat. Maar is dit wel de échte Ambiorix En heeft hij wel in<br />
Tongeren gewoond<br />
Patrick De Witte legt het allemaal uit.<br />
21.10u – De nieuwe Neanderthaler<br />
Documentaire uit de reeks Overleven (2003) over een onderzoek van Belgische<br />
wetenschappers die willen aantonen dat de Neanderthalers geen onderontwikkelde bruten<br />
waren, zoals de schoolboeken ons leren, maar dat zij cultuur hadden, net als de vroege<br />
moderne mens.<br />
Enkele jaren geleden vonden wetenschappers in een grot in de Ardennen beenderen van<br />
holenberen die 35.000 jaar geleden door Neanderthalers waren gedood. Op zich niet zo<br />
opmerkelijk, ware het niet dat ze in het laboratorium sporen van oker op die beenderen<br />
ontdekten. De wetenschappers stonden voor een raadsel. Oker is een kleurstof die voor de<br />
Neanderthalers geen enkel praktisch nut kan hebben gehad. Wat was hier aan de hand<br />
Neanderthalers waren onderontwikkelde bruten. Althans, dat willen de schoolboeken ons<br />
doen geloven. Wetenschappers uit Leuven en Brussel denken daar heel anders over. Zij<br />
zoeken naar bewijzen dat de Neanderthalers cultuur hadden, net als de vroege moderne<br />
mens. Voor hen heeft de wetenschap nooit overtuigend aangetoond dat Neanderthalers<br />
minder ontwikkeld waren.<br />
De laatste decennia zijn de inzichten over de Neanderthaler grondig gewijzigd.<br />
Wetenschappers zoeken niet langer naar verschillen, maar naar gelijkenissen tussen de<br />
Neanderthalers en de moderne mens. Nieuwe opgraving- en dateringtechnieken, nieuw<br />
gevonden materiaal in Veldwezelt moet hen daarbij helpen. Ze willen duidelijkheid scheppen<br />
over wie de Neanderthaler was, hoe hij leefde, hoe 'menselijk' hij was.<br />
Archeologen puzzelen de vondsten bij elkaar en bouwen stenen werktuigen na met de<br />
middelen die de Neanderthalers moeten hebben gehad. Zo hopen ze te achterhalen hoe zij<br />
hun werktuigen maakten en gebruikten. En die kennis vertelt archeologen weer iets over het<br />
intelligentiepeil van de Neanderthalers. Paleontologen geven de Neanderthaler een gelaat.<br />
Zo krijgen we langzaam maar zeker antwoord op de intrigerende vraag: hadden de<br />
Neanderthalers cultuur<br />
2217. Paul HUYS (<strong>nr</strong>. 521) : Losse archiefvondsten betreffende Groot-<strong>Deinze</strong> in<br />
registers van de “Indaginge” (Archief van de “Lieutenant-Civil” in Gent), 1693-1745<br />
Tot voor kort was het archief van de “Lieutenant-Civil”, bewaard in het Gentse Rijksarchief,<br />
in ongeordende toestand en niet geïnventariseerd, zodat de interessante inhoud ervan voor<br />
het historische vorserswerk alsnog ontoegankelijk was gebleven. Maar een recente<br />
inventarisatie, door een gelegenheidsmedewerker-stagiair, heeft daarin verandering<br />
gebracht 1 . We deden een eerste steekproef, in een zestal registers slechts 2 , en brengen hier<br />
verslag uit over het resultaat ervan betreffende bewoners van <strong>Deinze</strong>/Petegem en bijhorende<br />
dorpen, over wie we gegevens hebben aangetroffen.<br />
Maar eerst enige informatie over het archief van de “Indaginge”. Het ambt van Lieutenant-<br />
Civil werd in 1540 door Keizer Karel (art. 63 van de “Concessio Carolina”) ingesteld en deze<br />
ambtenaar kreeg (rechts) bevoegdheid binnen het zgn. “Gents Kwartier”, d.w.z. een zeer<br />
ruime invloedssfeer van Gent, die grote delen van Vlaanderen bestreek. Het hele archief<br />
beloopt zowat 100 strekkende meter en de inventaris ervan telt 679 nummers. Interessante<br />
reeksen (voor lokale vorsers en/of genealogen) zijn ondermeer:<br />
Enkwesten (vooronderzoeken): <strong>nr</strong>s. 290 (a°1622) tot 309 (a°1794);<br />
Vonnissen (“sententiën”): <strong>nr</strong>s. 313 (a°1588) tot 329 (a°1796);<br />
Vonnissen bij verstek:<br />
<strong>nr</strong>s. 350 (a°1633) tot 510 (a°1796);<br />
Borgstellingen (“namptissementen”):<strong>nr</strong>s. 511 (a°1675) tot 515 (a°1790);<br />
Vrijwillige rechtspraak:<br />
<strong>nr</strong>s. 535 (a°1571) tot 548 (a°1788);
3834<br />
Procesdossiers:<br />
<strong>nr</strong>s. 580 (a°1563) tot 679 (a°1795).<br />
We ordenen onze archiefvondsten per lokaliteit, en vervolgens in chronologische volgorde.<br />
Opvallend is wel het flinke aantal “Leernse” dossiers (zowat 40% van het totaal). Anderzijds<br />
vonden we geen casussen uit Astene, Gottem, Grammene en Meigem.<br />
Bachte<br />
01. Pieter Duyvetter, burgemeester van de parochie “Bachte met tReckelijnghe”, en Marten<br />
Volckaert, pointer derzelfde parochie, compareren “om te voldoen de fouraege”, gevraagd op<br />
07.09.1693 door de Kasselrij van de Oudburg van Gent “in consequentie van Syne<br />
Keurvorstelyke Hoocheyt”. (Reg. 542/05.10.1693)<br />
02. Jan Minnens fs. Jacques, inwoner van Bachte, pacht sedert mei 1721 van mevrouw<br />
douairière barones van Nokere een “pachtgoed, landen en meersen”, gelegen in Bachte en<br />
onder de “jurisdictie van <strong>Deinze</strong>”; voor deze laatste werd hij (ook) belast door de Deinse<br />
griffier De Loore. Er is derhalve betwisting met de barones over eventuele “dubbele” betaling.<br />
De afgaande pachter tot april 1721 was ene Joannes Lootens. (Reg. 544/21.08.1722)<br />
<strong>Deinze</strong><br />
03. Jacques Reynbaut gheseyt Vollaert 3 , als eiser, heeft klacht ingediend tegen ene Frans<br />
Roman (wegens), maar zijn klacht wordt onontvankelijk verklaard en hijzelf veroordeeld tot<br />
betaling van de proceskosten. (Reg. 324/31.07.1694)<br />
04. Louys Bourdaux 4 , inwoner van <strong>Deinze</strong>, “aldaer hem geneirende met gebrande wyn te<br />
vercoopen, met potten, pannen, flasschen ende bouteillen ofte by cleene maete te<br />
schyncken”, vraagt “quijtschelt van vier stuyvers op elcken stoop ghebranden wyn,<br />
toeghestaen ende gheaccordeert by de collecteurs vanden vier pond per vat”, dit voor een<br />
periode van drie jaar, ingegaan 1 mei 1697. Hij garandeert dat hij zich zal houden aan alle<br />
voorschriften, zonder “frauduleuse” praktijken. (Reg. 542/18.01.1698 – katern 20)<br />
05. Jacques Ramont, postmeester van <strong>Deinze</strong>, in opdracht van Jooris van Graefschepe te<br />
Sint-Winnoksbergen (bij cessie van 05.09.1704), stelt aan als procureur ad lites: Mr. Cornelis<br />
de Grauw, procureur in Z. Majesteits Grote Raad te Mechelen, “om hem te dienen in de zaak<br />
vanden voorn. Graefschepe jegens Jaecques Bannaert, baljuw van <strong>Deinze</strong>, appellant”. (Reg.<br />
543/26.09.1710)<br />
06. Jacques vander Meulen, uit <strong>Deinze</strong>, verklaart zich akkoord met een som van 21 pond gr.<br />
voor 3½ jaar “diensthuere” (à 6 pond per jaar), ten laste van jonkvrouw Anne Marie vanden<br />
Plassche, weduwe van Sieur Paulus Steven (†Gent, Marjoleinstraat). Zijn dienstperiode, als<br />
“wijncuyper ende voorderen dienst als domestique” ten huize van de voorn. jonkvrouw te<br />
Gent, was verstreken op 04.09.1739 (Reg. 544/30.12.1739 – <strong>nr</strong>. 213)<br />
Petegem<br />
07. Philips de Coukelaere tot Petegem bij <strong>Deinze</strong>, verweerder, in het proces tegen Sieur Jan<br />
Bom, eiser, wordt “gecondemneerd te betalen de som van 5 pond gr. Over koop en levering<br />
van twee tonnen lijnzaad”, verhoogd met de interest (penning 16, of 6,25%) en de<br />
gerechtskosten. (Reg. 324/19.02.1695)<br />
08. Vonnis in de zaak tussen Jan Baptist Tuytschavere, herbergier int Lindeke op de<br />
Voormuide binnen Gent, eiser, en Frans de Waele, inwoner van Petegem bij <strong>Deinze</strong>,<br />
“gecontumaceerde verweerder”, door “den heere lieutenant civil van d’Indaegynghe der Stad<br />
van Gendt”. De betwisting ging over herbergvertier (19 sch.10 gr.) en geleend geld. De<br />
kostenberekening bedroeg in totaal 9£ 3 sch. Parisis. (Reg. 453/21.03.1733)<br />
Sint-Jans- of Maria-Leerne
3835<br />
09. Gheeraert Slock, pointer van de parochie Ste-Maria-Leerne, en Adriaen de Vreese,<br />
geautoriseerde van dezelfde parochie, compareren om te voldoen “de fouraege”, gevraagd<br />
door de Gentse Oudburg i.o.v. de Keurvorstelijke Hoogheid. (Reg. 542/05.10.1693)<br />
10. Sieur Lieven Alleman, wonend in Sint-Maria-Leerne, is betrokken in een proces voor de<br />
Grote Raad te Mechelen, tegen hem aangespannen door Valentin Quesau, procureur in de<br />
Raad van Vlaanderen, appelant van de sententie van deze Raad, uitgesproken in Allemans<br />
nadeel. Hij geeft “procuratie ad lites” aan Mr. Passchier Haesaert, procureur. (Reg.<br />
542/27.04.1696 – katern 14)<br />
11. Pieter van Reybroeck fs. Joos, wonend in Sint-Jans-Leerne, stelt zich borg voor pointers<br />
en zetters van het genoemde Leerne, “in profyt van Sieur Arnaut vander Meeren, voogd van<br />
de wezen van Hercules Autrap, ende dat om by dezelve pointers en zetters te genieten de<br />
provisionele slaeckinghe van de executie aen hun gheaccordeert by den Lieut. Civil van de<br />
voors. Indaginghe op de requeste van hedent”. Medecomparant van Pieter van Reybroeck is<br />
Pieter Goethals fs. Pieter, ook inwoner van Sint-Jans-Leerne, die de “souffisanthede” (=<br />
solvabiliteit, betaalkracht) van Van Reybroeck certifieert. (Reg. 542/23.05.1696 – katern 15)<br />
12. Philips de Paepe fs. Jan, wonend in Sint-Maria-Leerne (Land van Nevele), “voorsien van<br />
souffisante erfgronden en andere goederen” binnen vermelde parochie, stelt zich borg voor<br />
Jan en Lieven Moerman, resp. wonend in Sint-Jans-Leerne en in Nevele, “om te genieten<br />
van ’t effect van provisie van staat, aen hun gheaccordeert door de Lieutenant Civil” dd°<br />
01.06.1696 jegens heer en meester Petrus van Alsteyn, presbyter”. (Reg. 542/02.06.1696 –<br />
katern 15)<br />
13. Comparant is Judocus de Loire, inwoner van Sint-Maria-Leerne. Het betreft de koop van<br />
een partij land (groot 298 roeden, gelegen O., Z. & W. de heer van Huise, N. de heer van<br />
Meere en jonkheer Thomas de Morrey), door de Loire gekocht op 10.09.1726 in wettelijk<br />
gebannen vierschaar van de Schepenen van Nevele, zijnde de vijfde koop in de verkoping<br />
op verzoek van Sr. Emanuel Morel, wijnkoopman in Gent. (Reg. 544/13.04.1731)<br />
14. Sieur Louis Norbert de Schuytere fs. Pieters, “costumier” te Sint-Maria-Leerne, stelt zich<br />
borg voor dhr. Jan Frans Hopsomere 5 , wonende te <strong>Deinze</strong>, vrijschepen van de kasselrij<br />
Kortrijk. Het betreft Hopsomeres zaak (proces in appel in de Raad van Vlaanderen), als<br />
verweerder, jegens hr. en mr. Pieter Raelen, advocaat in de Raad van Vlaanderen 6 , door<br />
deze laatste ingeleid op 16.06.1742. (Reg. 544/06.07.1742 – <strong>nr</strong>. 415)<br />
Sint-Martens-Leerne<br />
15. Daneel van Langenhove, inwoner van Sint-Martens-Leerne, is aan jonkheer Thomas<br />
Murray 7 achterstallige landpacht schuldig voor een hofstede die hij gebruikt. (Reg.<br />
543/19.06.1719)<br />
16. Betwisting tussen Livijne vande Velde, weduwe van Laureins de Backere, te Sint-<br />
Martens-Leerne, en heer Frans de Brouhem la Vende, ontvanger van de heerlijkheid van<br />
Strobynghe (sic). Grond van de betwisting : (Reg. 544/25.09.1722)<br />
17. Vonnis in het proces tussen jonkheer Glaude Frans Everard, eiser, contra Joos van<br />
Hecke fs. Geeraert, inwoner van Sint-Martens-Leerne, “ghecontumaceerde verweerder”.<br />
Voorwerp van het geschil: (Bundel 454 – drie diverse stukken, resp. dd° 12.12.1733,<br />
16.12.1733 en 16.01.1734)<br />
Vinkt<br />
18. Jan Cornelis uit Vinkt wordt gedaagd door Joos de Pape, herbergier Inden Bruynvisch te<br />
Gent, wegens niet-betaling van een bedrag van £13.13.8 gr. “over theerijnghe bij hem<br />
s’heerschers huyse ghedaen”; hij wordt veroordeeld tot betaling van het verschuldigde
3836<br />
bedrag, verhoogd “met den intrest vandien, den penn. xvj (=6,25%), ende inde costen”. (Reg.<br />
324/30.04.1694)<br />
19. Vonnis in het proces tussen Mr. Louijs van Damme, advocaat in de RvVl., eiser, contra<br />
Hendrick van Hecke te Vinkt, “zoo over zyn zelven als over Adriaen Tant”. De betwisting gaat<br />
over de betaling van 25 pond 10 sch. gr. Voor 3 jaar pacht (à 8 pond 10 sch. per jaar), laatst<br />
verschenen in 1733. (Reg. 454/03.07.1734)<br />
20. Adriaen van Wonterghem fs. Frans 8 , inwoner van Vinkt, verklaart dat hij aan jonkheer<br />
Alexander de Gernovael, in zijn leven heer van Reibroek 9 , altijd de pacht heeft betaald voor<br />
een partij meers in Vinkt. Maar toen de heer Van Reibroek die meers had afgestaan aan de<br />
parochie Vinkt, heeft Van Wonterghem “voortgepacht aan de parochie”; voor die periode was<br />
hij dus aan de heer van Reibroek geen pacht verschuldigd. (Reg. 543/19.11.1701)<br />
21. Heyndrick Lievens, wonende te Vinkt, verklaart zich akkoord met een bedrag van 10<br />
pond 15 sch. groten courant geld, ten laste van wijlen Mattheus van Hecke en zijn vrouw,<br />
voor (reparatie) werken “bij den meulemaecker vervrocht aenden muelen op Bijlockevelt”<br />
binnen Gent. (Reg. 544/20.12.1740 – <strong>nr</strong>. 288)<br />
Wontergem<br />
22. Betwisting over het aantal werkuren door de Wontergemse timmerman Laureyns Blancke<br />
gepresteerd voor en in opdracht van Mr. Frans Anthone Danneels op diens hofstede binnen<br />
Wontergem, gebruikt door Pieter Galle. Het ging o.m. over het leggen van de zolder boven<br />
de weefkamer. (Reg. 544/22.05.1736)<br />
Zeveren<br />
23. Jan de Raedt fs. Gillis, inwoner van Zeveren, geeft procuratie aan procureur Anthone van<br />
Gheluwe als procureur in zijn zaak tegen dhr. Banninck () en Remy de Laury 10 , eisers.<br />
(Reg. 542/06.09.1697 – katern 19)<br />
Lijst der familienamen<br />
(De cijfers verwijzen naar de volgnummers van de resp. casussen)<br />
Alleman 10; Autrap 11;<br />
Bannaert 5; Banninck 23; Blancke 22; Bom 7; Bourdaux 4;<br />
Cornelis 18;<br />
Danneels 22; De Brouhem la Vende 16; De Coukelaere 7; De Gernovael 20; De Grauw 5;<br />
De Loire 13; De Loore 2; De Morrey 13; De Paepe 12; De Pape 18; De Raedt 23; De<br />
Schuytere 14; De Vreese 9; De Waele 8; Dhuyvetter 1; Du Laury 23;<br />
Everard 17;<br />
Galle 22; Goethals 11;<br />
Haesaert 10; Hopsomere 14;<br />
Lievens 21; Lootens 2;<br />
Minnens 2; Moerman 12; Morel 13; Murray 15;<br />
Quesau 10;<br />
Raelen 14; Ramont 5; Reynbaut 3; Roman 3;<br />
Slock 9; Steven 6;<br />
Tant 19; Tuytschaevere 8;<br />
Van Alsteyn 12; Van Damme 19; Vanden Plassche 6; Vander Meeren 11; Vander Muelen 6;<br />
Van de Velde 16; Van Gheluwe 23; Van Graefschepe 5; Van Hecke 15,16,21; Van<br />
Langenhove 15; Van Reybroeck 11; Van Wonterghem 20; Volckaert 1; Vollaert 3.<br />
1. Archief van de “Indaginge” (Lt.-Civil) door Dieter Viaene (Brussel, Algemeen Rijksarchief, 2008); in<br />
het RAG te consulteren onder het inventarisnummer 286. De inventaris bevat momenteel 679<br />
archiefnummers, waarvan de <strong>nr</strong>s. 535-577 betrekking hebben op de reeks wettelijke passeringen
3837<br />
(= vrijwillige of gracieuze rechtspraak, d.i. acten en contracten en andere overeenkomsten) uit de<br />
periode 1562-1795.<br />
2. We hebben, bij wijze van steekproef, de volgende nummers doorgenomen:<br />
a. <strong>nr</strong>. 324: Register van sententiën (12.02.1692-24.12.1700)<br />
b. <strong>nr</strong>. 453: Vonnissen bij verstek (jaar 1733)<br />
<strong>nr</strong>. 454: Vonnissen bij verstek (jaar 1734)<br />
c. <strong>nr</strong>s. 542 (1697-1700), 543 (1701-1721) en 544 (1722-1745): vrijwillige rechtspraak: acten en<br />
contracten. Deze registers zijn niet gefolieerd, maar de akten staan, uiteraard, in chronologische<br />
volgorde genoteerd, zodat de resp. akten via hun datum gemakkelijk terug te vinden zijn. Maar in<br />
het register <strong>nr</strong>. 544, vanaf januari 1737, kreeg elke akte een apart volgnummer (van 1 tot 486),<br />
zodat de lokalisering van elke akte nog eenvoudiger wordt.<br />
3. Jacques Reynbaut/Vollaert (°1671) was chirurgijn in <strong>Deinze</strong>. Zie onze studie “Geneeskundigen in<br />
<strong>Deinze</strong> in de 17 e en 18 e eeuw” (K.G.K.-Jaarboek LXX/2003), blz. 103-104 (we attesteerden zijn<br />
aanwezigheid in <strong>Deinze</strong> vanaf 1702, toen hij daar huwde). Een broer () van hem, genaamd<br />
“Adriaen Rynbaut gheseyt Vollaert, fs. Jaecques”, hebben we aangetroffen in Reg.<br />
542/25.01.1700, katern 26, in een verklaring onder eed, waarin hij belooft dat hij en zijn kinderen<br />
zullen “onderhouden de renunciatie (= verzaking aan een erfenis, wegens nadelig saldo)<br />
hierboven gedaen”.<br />
4. Louis Bourdaux, Deins poorter geworden op 30.04.1679 en ook diverse malen Deins schepen<br />
tussen 1676 en 1700, kennen we als chirurgijn te <strong>Deinze</strong> in de periode 1672-1702 (zie K.G.K.-<br />
Jaarboek 2003, blz. 80-81 en 136).<br />
5. Over Jan Frans Hopsomere (Petegem Sint-Martinus 1696 – Gent Sint-Niklaas 1769), heer van<br />
Gampelaere te Astene: zie K.G.K.-Jaarboek 2001, blz. 409 en 424 (sub III,1). Hij was<br />
geneverstoker en zeepzieder (met rosmolen) in de Gentstraat nabij de Knok, naast de herberg De<br />
Fonteine aldaar. Zie ook: RAG, RvVl., <strong>nr</strong>. 21090 (proces tussen Sebastiaan van Baelen, adv.<br />
RvVl. en meier van de Gentse Sint-Pietersheerlijkheid, eiser, en Jan-Frans Opsomer, verweerder,<br />
wegens injuriën, 1738).<br />
6. Pieter Rael(l)en: blijkens een ander proces in de Raad van Vlaanderen (<strong>nr</strong>. 21025, 1734-1735)<br />
was hij, benevens advokaat in de RvVl., ook griffier van Oosterzele, Gontrode en Landskouter.<br />
7. Blijkens enkele procesbundels in de RvVl. (<strong>nr</strong>s. 20370, 20545 en 25991) was ene Thomas<br />
Murray kapitein in het regiment van kolonel Hartop (in garnizoen te Brussel). In 1710-1711 voerde<br />
Murray proces tegen de abt van Drongen over recht van naarhede, in 1715-1719 tegen een<br />
Gentse dame over niet-naleving van een hypotheekcontract en in 1722-1723 tegen de heer van<br />
Nevele over “indaginghe” van gronden. Zeer waarschijnlijk was hij ook de eiser in de zaak tegen<br />
Daneel van Langenhove in Leerne anno 1719.<br />
8. Zie ook, voor een ander procesdossier: RAG, RvVl., <strong>nr</strong>. 26.144 (proces tussen Frans van<br />
Ooteghem en Adriaen van Wonterghem, allebei Vinktenaars, in een geschil over teerkosten,<br />
1727-1728).<br />
9. Jr. Alexander de Guernoval, heer van Reibroek (= heerlijkheid in Evergem ), was betrokken in<br />
een dozijn processen voor de Raad van Vlaanderen (zie J. Buntinx, Inventaris van het Archief van<br />
de Raad van Vlaanderen, dl. 8, blz. 254).<br />
10. Remy du Laury, baljuw van de Heerlijkheid van Sint-Pieters nevens Gent (zie RAG, RvVl., <strong>nr</strong>.<br />
34440).<br />
2218. Willy JONCKHEERE: Nog een ‘vergeten’ non<br />
Op het artikel van Piet Cassiman over priesters en kloosterlingen uit Groot-<strong>Deinze</strong>,<br />
verschenen in ons jaarboek 2008, werden reeds een paar maal aanvullingen gesignaleerd:<br />
<strong>KGK</strong>C 2008-4, <strong>nr</strong>. 2190, pp. 3764-3766 en <strong>KGK</strong>C 2009-1, <strong>nr</strong>. 2201, p. 3810.<br />
Toevallig stootten wij in de Gazette van <strong>Deinze</strong>, 10-03-1895, p. 2 op een nog niet vermelde<br />
naam : Pauline Colpaert, geboren te <strong>Deinze</strong> op 21-02-1820, en als zuster Martha overleden<br />
op 5-03-1895 in het klooster van de H. Kindsheid Jesu te Sint-Laureins. Er wordt bij vermeld<br />
dat zij op 7-04-1889 door de Koning vereerd werd met het gouden burgerlijk kruis van 1 e klas<br />
voor meer dan 40 jaren dienst in het burgerlijk hospitaal aldaar.
3838<br />
Paul HUYS (<strong>nr</strong>. 522 ) : Een brief van Julius De Praetere vanuit Zürich (1907)<br />
Julius De Praetere (Ledeberg 1879 – Bazel/Zwitserland 1947), tekenaar, schilder,<br />
decorateur, kunstdrukker (etc. ) woonde in Latem van 1900 tot 1903, waar hij veelvuldig<br />
contact had met de kunstenaars van de zgn. “Eerste Latemse Groep” (Binus Vanden Abeele,<br />
Minne, de gebroeders Van de Woestijne…). Op zijn handdrukpers drukte hij in die tijd<br />
diverse bibliofiele boekuitgaven: Lenteleven van Streuvels, Het Vaderhuis van Karel Van de<br />
Woestijne, Natuur van René De Clercq, Kerkhofblommen van Gezelle en Vondels Lucifer. In<br />
1901 was De Praetere tijdelijk leraar aan de Kunstgewerbeschule in Krefeld -Düsseldorf en in<br />
1905 werd hij directeur van het gelijknamige instituut in Zürich. In 1915 werd hij directeur van<br />
de Centrale school voor decoratieve kunsten en ambachten in Bazel, waar hij de rest van<br />
zijn leven doorbracht 1 .<br />
Hoe hij met de <strong>Deinze</strong>naar Armand Pauwels 2 in contact was gekomen, is ons niet bekend<br />
(mogelijk via de levering van verfwaren, want de familie Pauwels had toen in de<br />
Tolpoortstraat een verfwarenfabriekje). Ook na De Praeteres vertrek naar Zwitserland bleef<br />
deze nog contact houden met Armand Pauwels. Van hun briefwisseling is misschien niet<br />
veel bewaard gebleven, maar alvast toch deze éne brief (in familiebezit- Pauwels), dd. 15 juni<br />
1907, die we hierna in extenso afdrukken. Blijkbaar heeft Pauwels aan De Praetere<br />
gevraagd om voor hem een ex- libris te ontwerpen, d.i. een houtsnede als eigendomsmerk in<br />
boeken. In de brief is tevens sprake van een ex-librissententoonstelling (die Pauwels<br />
blijkbaar wil organiseren – in <strong>Deinze</strong> ), en waarvoor De Praetere enkele specimens wil<br />
opsturen. De Praetere heeft het over zijn herinneringen aan natuurwandelingen in de<br />
Leiestreek, waaraan hij met geestdrift terugdenkt. Aan de vroege dood van Octaaf<br />
Goeminne, “de goede vriend”, wijdt hij een weemoedig afscheidsgedachte 3 .<br />
Ziehier de volledige tekst van de brief, geschreven op papier met gedrukt briefhoofd:<br />
“Direktion der Kunstgewerbeschule der Stadt Zürich”.<br />
Zürich, den 15- 6- 07.<br />
Mijn beste Armand,<br />
Eindelijk kom ik op uwe vriendelijke brieven terug en geloof me dat de schuld niet aan mij ligt wanneer<br />
u er zoo lang op wachten moest. ’t Is voor mij een zoo geweldige verandering geweest, eene zoo<br />
groote administratie te besturen, dat mijn gansche tijd erin op gaat; alleen wacht ik dan op een rustig<br />
uurtje en dat wijdt (sic) ik mijne vrienden, wat ik ook nu in eerster linie voor u doe.<br />
Vlaanderens heilige dagen!, u spreekt er zoo gaarne van en het doet me immer genoegen te mogen<br />
nadenken op die gouden uurtjes welke ik damaals daar doorbracht. Op die dagen zonder uren, zou ‘k<br />
beter zeggen, want ik kende waarlijk noch uur noch tijd! En de wandelingen, ‘t was een wandelen, ’s<br />
morgens ’s avond s ’s nachts, men kon nooit genoeg van de mooie natuur zien, het was alsof ze<br />
opgroeien most (sic) in ons innerste, en ze groeide, ze groeit nog steeds maar onder welke<br />
heerlijkheid nog nooit zoo schoon, nog nooit zoo prachtig in kleur en vorm; zie ik Vlaan deren uit ’t<br />
verre land, zoo zie ik het uit gouden oogen.<br />
Gelukkige kerels, wat ligt er nog een diepe grond in het mooie daarzijn!<br />
Uw ex- libris zou ik ook deswegen als embleem en bloem willen teekenen en stuur u in enkele dagen<br />
eene houtsnêê.<br />
Mijn besten dank voor het toezenden van “het Boek”.<br />
‘K heb hier bij mijn vele werk nog het bestuur gekregen voor het “nieuwe Kunsthuis” (nieuw<br />
goevernementsmuseum) met zijne tentoonstellingen en het is niet onmogelijk dat ik dit jaar nochmaals<br />
overkom … om een groote tentoonstelling van Jong Vlaanderen te organiseeren. Ik denk aan 2<br />
groepen, 1° aan de kleurschilders en 2° aan de vormschilders. En ’t zou me eene vreugde zijn<br />
wanneer ik dat projekt snel uitwerken kan, maar … tijd, tijd, is het niet om zich te beschamen dat ik<br />
van tijd moet spreken, en toch is het voor ’t oogenblik dat waar het het meest aan happert (sic).<br />
Schrijf me nu eens over uwe plannen, en geef me van Vlaanderen nieuws, het droevig nieuws brengt<br />
me zoo na als het betere. Goeminne de goede vriend, wie hadt (sic) het gedacht, met zijn vurige
3839<br />
geestdrift voor kunst en leven. Arme vrouw en kindertjes. ’t Was een heerlijk huisgezin; hoe hangt<br />
dood en noodlot dicht bij ons.<br />
Voor de tentoonstelling der ex-librissen kan ik natuurlijke eenige sturen, maar spaar me voor ’t<br />
oogenblik, wanneer ik zoo iets maken moet doe ik het gaarne maar dan ook goed, en zoo zou ik<br />
eenige dagen moeten hebben om alles te zamelen.<br />
Met mijne vriendenhand<br />
Uw genegen<br />
Julius De Praetere<br />
Damaals (Duits damals = toenmaals) : destijds, toen<br />
Daarzijn (Duits Dasein = het bestaan) : bestaan, leven<br />
Kunsthuis : het staatsmuseum Neues Kunsthaus, Zürich<br />
1. Over Julius De Praetere, zie : P. Haesaerts, “Sint-Martens-Latem, Gezegend oord van de Vlaamse<br />
Kunst” (Brussel, Arcade, 1965), blz. 394.<br />
2. Over de heemkundige Armand Pauwels (1878-1952), zie K.O.K.-Jaarboeken 1967 en 1968 (twee<br />
bijdragen van de hand van Armands jongste broer Fernand Pauwels, alias dichter Marnix van Gavere.<br />
3. Remi Octave Goeminne (<strong>Deinze</strong> 17.10.1867-06.05.1907), zoon van de Deinse kruidenier-koopman<br />
Theodoor Goeminne (<strong>Deinze</strong> 1841-1915) en Maria Sidonia Marov (Waregem 1840-<strong>Deinze</strong> 1907) ;<br />
gehuwd (Aalter 1893) met Helena Bruneel (°1870), van wie drie dochtertjes : Elsa (1894), Martha<br />
(1896) en Alicia (1898).<br />
Octave Goeminne was fabrikant. In 1887 richtte hij, samen met Marcel Liebaert, een elastieke<br />
bretellenfabriek op (in Petegem, Statiestraat). Na Octaves vroege dood, net géén veertig jaar oud,<br />
ging de fabriek volledig in de handen van Liebaert over. Goeminne was liberaal-vrijzinnig en bezat een<br />
merkwaardige bibliotheek, die twee jaar na zijn dood werd geveild (zie het K.G.K.-jaarboek 2001, blz.<br />
259-272, inzond. blz. 269). De weduwe Goeminne-Bruneel verhuisde enkele jaren later naar Gent.<br />
Haar kleinzoon, Pierre Vanderhaeghen (die nu in Latem woont) volgde met mij (P.H.) in 1956 de<br />
opleiding tot reserveofficier in de Sint-Janskazerne in Doornik.<br />
2220. Luc GOEMINNE : De demografische evolutie van <strong>Deinze</strong> 2007-2008
3840<br />
We geven hieronder de bevolkingsaantallen van <strong>Deinze</strong> op 31 december 2008<br />
Gemeente Bevolking Bevolking Aangroei %<br />
Dec. 2007 Dec. 2008<br />
<strong>Deinze</strong> 6.454 6.597 + 143 + 2,2 %<br />
Petegem 9.254 9.303 + 49 + 0,5 %<br />
Astene 4.915 4.920 + 5 + 0,1 %<br />
Gottem 559 545 - 14 - 2,5 %<br />
Wontergem 968 953 - 15 - 1,5 %<br />
Grammene 808 818 + 10 + 1,2 %<br />
Zeveren 926 921 - 5 -<br />
Vinkt 1.352 1.373 + 21 + 1,6 %<br />
B.-M.-Leerne 1.693 1.682 - 11 - 0,6 %<br />
S.-M.-Leerne 1.184 1.182 - 2 -<br />
Meigem 698 694 - 4 -<br />
28.812 28.988 + 177 + 0,6 %<br />
<strong>Deinze</strong>-kern werd in 2008 de deelgemeente met de grootste aangroei ( + 143), gevolgd door<br />
Petegem met een aangroei van (+ 49).<br />
Astene blijft ditmaal zonder noemenswaardige aangroei (+ 5) in 2008.<br />
Grammene (+ 10) en Vinkt (+ 21) kennen nog steeds een kleine aangroei.<br />
De aangroei in enkele deelgemeenten heeft zeker te maken met het openen van een nieuwe<br />
verkaveling of de bouw van één of meerdere appartementsgebouwen.<br />
In 4 deelgemeenten daalt de bevolking lichtjes.<br />
De deelgemeente met het hoogste bevolkingsaantal blijft Petegem (32 %), gevolgd door de<br />
kern <strong>Deinze</strong> (23 %) en Astene (17 %).<br />
Gottem heeft steeds het kleinste aantal inwoners 545 (2 %).<br />
Tussen december 2007 en december 2008 steeg het aantal vreemdelingen van 559 tot 642<br />
(2,2 % van de totale bevolking).<br />
Op een totaal van 642 vreemdelingen zijn er ongeveer 374 van Europese afkomst en 268<br />
van niet-Europese afkomst.<br />
De niet-Belgen wonen vooral in de 3 grootste deelgemeenten <strong>Deinze</strong> (266), Petegem (201)<br />
en Astene (96). Ze zijn vrijwel afwezig in de andere gemeenten.<br />
Astene zal pas in 2012 5000 inwoners bereiken.<br />
Groot-<strong>Deinze</strong> groeide in 2008 slechts aan met 177 inwoners (0,6 %) per jaar.<br />
Wanneer deze dalende trend in de aangroei zich doorzet zal <strong>Deinze</strong> slechts 30.000 inwoners<br />
bereiken in 2013 i.p.v. in 2012.<br />
2221. Willy JONCKHEERE : Tentoonstelling “De wereld van Roger Raveel”<br />
Op 11 maart 2009 werd in de Lokettenzaal van het Vlaams Parlement te Brussel “De wereld<br />
van Roger Raveel” officieel geopend door voorzitter Marleen Vanderpoorten en Ernest Van<br />
Buynder, pro-voorzitter MuHKA en lid van de Commissie voor Integratie van Kunstwerken<br />
van het Vlaams Parlement.<br />
De tentoonstelling is opgebouwd rond drie kernen met vaak onbekende creaties afkomstig<br />
uit binnen- en buitenlandse musea en uit privéverzamelingen.<br />
Een eerste kern omvat een reeks schilderijen met geactualiseerde versies van Raveels<br />
vroegste periode.<br />
Het hoofdaccent ligt op de tweede kern, met tientallen grote schilderijen, allemaal ontstaan<br />
tussen 1960 en vandaag, die De wereld van Roger Raveel op een<br />
indringende manier gestalte geven. Een beschilderd<br />
kastobject en een
3841<br />
monumentale tekening ondersteunen dit tweede deel.<br />
Het derde deel toont een facet van de kunstenaar dat vooral bij de bibliofielen bekend is,<br />
namelijk de albums die hij in de loop van de jaren creëerde in samenwerking met schrijvers<br />
als Hugo Claus, Roland Jooris, Rutger Kopland en anderen.<br />
Bij de tentoonstelling hoort een geïllustreerde catalogus met een literair beschouwende tekst<br />
over de kunstenaar. Voor de jongeren is er een didactisch bruikbaar werkboekje en een<br />
kaartspel met meerkeuzevragen.<br />
Dit album (25x34cm), uitgegeven door drukkerij Schaubroeck N.V., bevat niet minder dan 48<br />
reproducties. Heel wat van de foto’s werden genomen door Peter Claeys uit Zeveren, zoon<br />
van de kunstenaar Juul Claeys (Gottem 1930-Gent 2002).<br />
Er werd ook een CD uitgebracht met 12 werken van Raveel, gefotografeerd door Peter<br />
Claeys.<br />
De tentoonstelling ‘De wereld van Roger Raveel’ in de<br />
zaal De Loketten van het Vlaams Parlement<br />
(IJzerenkruisstraat 99, Brussel) is tot 13 juni 2009<br />
gratis te bezichtigen van maandag tot en met zaterdag,<br />
telkens van 10 tot 17 uur. Gesloten op zon- en feestdagen.<br />
‘De schilder’, (1975)<br />
Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek<br />
Foto: Peter Claeys<br />
2222. John BUYSE : Zoektocht naar het schetsboek van Emile Claus<br />
Door de tentoonstellingen van Emile Claus is me iets ingevallen van ruim vijftig jaar geleden.<br />
Op een warme zomerdag kwamen we uit het collegestraatje in de Tolpoortstraat richting<br />
Knok. Bij een van de eerste huizen aan de linkerkant stond de deur open. Zo konden we<br />
binnen enkele mooie schilderijen zien.<br />
De eigenaar was blij met onze interesse en toonde nog een schetsboek van Emile Claus. Hij<br />
wees er op dat Claus vierkanten gebruikte om zijn schetsen op doek over te brengen. Deze<br />
techniek was te zien in het voorgelegde schetsboek.<br />
Wie was deze kunstliefhebber Wat is er met dit schetsboek gebeurd<br />
2223. Paul HUYS (<strong>nr</strong>. 523) : Foto’s uit de oude doos…of: Deinse studenten op de<br />
Academie van Gent (1942-1944)<br />
<strong>KGK</strong>-voorzitter Willy Jonckheere vraagt mij om enige commentaar bij een achttal foto’s, die<br />
hem ter beschikking gesteld werden door architect Pauwel Raoul Albert Robbens (°1952),<br />
Centrumlaan 98, <strong>Deinze</strong>.<br />
Die foto’s, waarvan er hier een drietal afgebeeld zijn, hebben betrekking op de Gentse<br />
Academie tijdens de oorlogsjaren, toen (wijlen) fotograaf Raoul Verstraeten 1 daar student<br />
was. Met die eerder schaarse gegevens kon ik dan maar op zoek gaan…Ik startte mijn<br />
onderzoek in het Archief van de Kon. Academie voor Schone Kunsten (KASK), dat bewaard<br />
wordt in het Gentse Stadsarchief 2 .<br />
Op Foto A zijn de <strong>Deinze</strong>naars Albert Robbens 3 en Raoul Verstraeten herkenbaar, resp.<br />
links en rechts.
3842<br />
Hen beiden vond ik in het uitslagenboekje 1942-1943 (KASK, IV/14). Zij volgden tijdens dat<br />
academiejaar de Afdeling Schilderkunst, 1 e Studiejaar, met Hubert Malfait als leraar. Bij de<br />
eindejaarsexamens vielen beiden in de Prijzen: Raoul Verstraeten met een derde plaats,<br />
Albert Robbens met een zesde plaats.<br />
Foto A ca. 1943<br />
Links: Albert Robbens,<br />
Rechts: Raoul Verstraeten<br />
Foto B ca. 1943<br />
links: Alfons De Vogelaere; midden: Raoul Verstraeten; vooraan, 2 e van lins: Dionyse<br />
Op Foto B, waarop ze met z’n zevenen poseren, herken ik op de bovenste rij: links Alfons De<br />
Vogelaere 4 en in het midden Raoul Verstraeten – de gebrilde met hoed is mij niet bekend -,<br />
en vooraan, als tweede van links onder de vier meisjes-studenten, Dionyse Janssens 5 , alias<br />
Carmen Dionyse, bekende sculpturale keramiste, die later met Alfons De Vogelaere trouwde.<br />
Blijkens de KASK-brochure 1942-1943 (IV/14) waren Alfons De Vogelaere en Dionyse<br />
ingeschreven (o.m. in de klas Schetsen naar gekleed levend model, met Jos Verdegem als<br />
klasleraar. En tijdens het jaar 1943-1944 (KASK-brochure IV/15) volgden ze beiden de klas<br />
Tekenkunst naar levend model. Zie Doc.C.
3843<br />
Document C: KASK-brochure 1943-1944 (IV/15), p. 19<br />
Maar terug naar de foto’s zelf: ze zijn gemaakt alle acht in openlucht. Dat was de volgende<br />
bruikbare hint voor mijn verder onderzoek.<br />
Aan de Gentse Academie was er toen immers, in de Afdeling Schilderkunst, ook een richting<br />
“Schilderen in openlucht”, met als klasleraar Victor De Budt 6 . En, ja hoor, In de KASKbrochure<br />
1943-1944 (IV/15) vond ik de “gezochten” allemaal terug.<br />
Document D: KASK-brocure 1943-1944 (IV/15), p. 24-25<br />
In het Eerste Studiejaar (zie Doc. D, linkerpagina) prijkt Janssens Dionyse er aan de kop<br />
met 95/100, Verstraeten Raoul volgt op de zesde plaats van de Prijzen met 90/100 en<br />
Robbens Albert onder de Vermeldingen met 75/100. In het Tweede Studiejaar (zie Doc. D,<br />
rechterpagina) vinden we, als derde ex-aequo onder de Prijzen met 93/100, De Vogelaere<br />
Alfons, en in het Derde Studiejaar (zie Doc. D, rechts onderaan) op de vierde en zesde<br />
plaats, resp. de Machelenaar Raveel Roger met 94/100 en de <strong>Deinze</strong>naar De Clercq<br />
Antoon met 92/100.<br />
Op sommige van de acht foto’s staan tot een dertigtal (!) personen afgebeeld. Zonder<br />
precies te kunnen zeggen wie wie is, mogen we er nagenoeg zeker van zijn dat de namen<br />
van de meesten van hen op ons Document D te vinden zijn.<br />
Ter afsluiting nog dit. Toen Raoul Verstraeten en Albert Robbens en Antoon De Clercq (en<br />
Roger Raveel) in de jaren 1942-1944 aan de Gentse Academie studeerden, was dat ook het<br />
geval voor de twee zonen van Albert Saverijs: Willy (°1921) volgde toen de leergangen in de<br />
bouwkunst, Jan (°1924) was leerling in de tekenklas. Veel <strong>Deinze</strong>- en Petegemnaars tegelijk<br />
dus.<br />
En dàt allemaal naar aanleiding van enkele foto’s uit de oude doos…<br />
Foto E: De Vogelaere (links, met korte broek), R. Verstraeten (centraal tegen boomstam) en A. Robbens<br />
(rechts met stofjas, staande naast man met hoed)<br />
1. Raoul Daniel P. Verstraeten (°<strong>Deinze</strong>, 25.04.1924) volgde zijn vader op in diens fotografie-atelier<br />
op de Markt, <strong>nr</strong>. 23 (het huis, vlak voorbij het stadhuis, werd recent gesloopt. Raoul Verstraeten<br />
huwde, omstreeks 1950, met Rita Corbisier (°Petegem 1929). Vader Alidoor-Karel Verstraeten<br />
(° <strong>Deinze</strong> 1895), begin jaren ’30 als fotograaf nog gevestigd aan het Congoplein 5, was gehuwd
3844<br />
met Laura-Maria Robbens. Er was dus familieverwantschap tussen Raoul Verstraeten en Albert<br />
Robbens (zie noot 3).<br />
2. Stadsarchief Gent, Dulle Grietlaan 12, Gentbrugge (op de voormalige ARBED-site nabij de<br />
Schelde): KASK-Archief, dozen 218-220, brochures IV.14 tot IV.16 (= schooljaren 1942-1943,<br />
1943-1944 en 1944-1945).<br />
3. Albert Basiel Cyriel Robbens (Petegem 20.07.1917- <strong>Deinze</strong> 14.03.1992), in 1951 gehuwd met<br />
Denise Dolphen (° Diksmuide 1921); handelaar Kortrijkstraat 50, en vanaf 1960 in het<br />
geboortehuis, Kortrijksesteenweg (= Kouterke) 10; begin jaren ’70 verhuisd naar Centrumlaan 98.<br />
4. Alfons De Vogelaere (1922-1998), tekenaar-schilder, leraar aan het KASK (al in 1946 tot leraartekenen<br />
aangesteld!) en kunstcriticus (o.m. bij dagblad Vooruit, jaren ’60-’80).<br />
5. Dionyse Janssens (°1921), kunstenaarsnaam Carmen Dionyse, vooraanstaande keramiekspecialiste<br />
van internationale faam, en nog altijd actief als kunstenares.<br />
6. Victor De Budt (1886-1965), schilder en etser, opgeleid aan de Gentse Academie onder Jan<br />
Delvin, en zelf ook Academieleraar. Als schilder had hij een voorkeur voor stadsgezichten en<br />
landschappen, hoeven en andere landelijke taferelen, maar hij schilderde ook portretten en<br />
stillevens.<br />
2224. Bart RYCKBOSCH: Artikel over onder meer pater Charles Van Quickenborne<br />
In zijn nieuwsbrief, deel 4, <strong>nr</strong>.2 van december 2008, publiceerde de ‘Belgian American<br />
Historical Society of Chicago’ een artikel over de Belgische missionarissen in de<br />
Amerikaanse Midwest.<br />
In zijn inleiding schreef de voorzitter van het genootschap, Jim Vertenten: “Klein land, grote<br />
geschiedenis: ik denk dat dit een juiste omschrijving is van België. In het volgende artikel<br />
behandelen we de grote invloed die uitgeoefend werd door Belgische priesters op de<br />
geschiedenis van de Verenigde Staten, vooral hier in de Midwest, in zijn groei als onderdeel<br />
van de V.S. Hun inspanningen, of het nu ging om verkenning, opvoeding,<br />
geloofsverkondiging of handhaving van de vrede, waren doorslaggevend voor de opslorping<br />
van dit uitgestrekt gebied in de beschavingsopbouw van de natie. We hopen dat dit artikel<br />
uw kennis zal verruimen over de Belgen in Amerika en hun rechtmatige plaats in de<br />
Amerikaanse geschiedenis.” Meteen bedankt hij ‘Bart and David’ voor hun ‘great work’.<br />
Wie die David is weten we niet 1 , de Bart kennen we wel : Bart Ryckbosch<br />
Email: bryckbos@artic.edu<br />
Als geboren <strong>Deinze</strong>naar en wonend te Petegem voltooide Bart zijn humaniora aan het Sint-<br />
Hendrikscollege. In 1981 behaalde hij de licentie Kunstgeschiedenis en Oudheidkunde aan<br />
de RUG en nadien was Bart enkele jaren verbonden opeenvolgend aan het Museum van<br />
<strong>Deinze</strong> en de Leiestreek en het Priester-Daensmuseum te Aalst. Na zijn huwelijk met een<br />
Amerikaanse emigreerde Bart naar Chicago, waar hij enkele jaren verbonden was aan het<br />
Field Museum of National History. In 1990 trad hij dienst van de Stedelijke Monumenten- en<br />
Landschapszorg van Chicago om in 1994 hoofdarchivaris te worden van het prestigieuze<br />
The Art Institute of Chicago 2 .
3845<br />
Belgische missionarissen in de Amerikaanse Midwest.<br />
Er zijn nogal wat aanwijzingen dat Jezuïeten en Franciscanen een vrij belangrijke rol<br />
speelden in de vroege Amerikaanse ontwikkeling van de regio tussen het Alleghanygebergte<br />
en de Rocky Mountains. Het is minder bekend dat het meest Belgen waren. Van in<br />
de vroege jaren 1800 openden ze scholen om de autochtone bevolking op te voeden. Ze<br />
richtten parochies op voor de pas aangekomen immigranten die zich vestigden langs de<br />
Missouri, Mississippi en Ohio rivieren. Ze openden universiteiten langs de oevers en in<br />
landinwaarts gelegen Midwestern grenssteden. Ze hebben het Amerikaanse denken voor<br />
bijna 150 jaar sterk beïnvloed.<br />
Opeenvolgend bespreekt men dan de rol van Father Louis Hennepin (1626-c.1705) uit Ath,<br />
die opgroeide in Gent; de jezuïet Charles Nerinckx (1761-1824) geboren in Herfelingen<br />
(Brabant), opgegroeid in Ninove en bijgenaamd ‘de apostel van Kentucky’; de 8 jonge<br />
Belgische jezuïeten die het Sint-Stanislaus Seminarie ontwikkelden in Florissant, Missouri :<br />
Peter J. Timmermans, S.J. (°20.07.1783 - † 31-05-1824)<br />
Charles F. Van Quickenborne, S.J. (° 21.06.1788 - † 17-08-1837)<br />
Aegidius De Bruyn, S.J. (° 18.01.1803 - † 10-09-1838)<br />
Bartholomew Krynen, S.J. (° 11.06.1808 - † 31-12-1838)<br />
Mark Boex, S.J. (° 13.12.1803 - † 26-11-1840)<br />
Jude Van Sweevelt, S.J. (° 29.02.1804 - † 10-05-1841)<br />
Bisschop Jacques Olivier VandeVelde, S.J. (° 3.04.1795 - † 13-11-1855)<br />
Peter-Jan De Smet, S.J. (° 30.01.1801 - † 23-05-1873)<br />
Charles F. Van Quickenborne, S.J. (° 21.01.1788 - † 17-08-1837) was geboren in<br />
Petegem-<strong>Deinze</strong>, België, en is vooral gekend als stichter van de Sint-Louis Universiteit.<br />
Hij werd als jezuïet opgenomen te Gent in 1815. Twee jaar later werd hij in 1817 op eigen<br />
verzoek naar de Amerikaanse missies gestuurd. Hij werd superior van het jezuïetennoviciaat<br />
in White Marsh in 1819. Op verzoek van de bisschop van ‘Louisiana Territory’, Louis<br />
DuBourg trok hij in 1823 samen met de vernoemde zeven confraters verder naar het<br />
Westen, de Mississippi over naar Missouri, dat pas twee jaar tot de Unie was toegetreden. In<br />
de huidige stad Florissant, tien mijl stroomopwaarts van St.-Louis, bouwden ze een blokhut<br />
en een school voor Indianen. Vrij snel werd een stenen gebouw opgetrokken, wat later de<br />
kern zou vormen van het St.-Stanislas Seminarie. Op een terrein van 1000 acres zorgden ze<br />
voor een opvoedings- en roepingsgemeenschap met een eigen boomgaard, kippenboerderij,<br />
veeboerderij, wijngaarden, bakkerij, slagerij enzomeer.<br />
In 1824 vroeg pater van Quickenborne aan de Generaal van de orde of de Jezuïeten een<br />
universiteit mochten openen in St.-Louis. Vanaf 1828 konden de werken van start gaan. Bij<br />
de opening was Van Quickenborne de eerste president.<br />
Daarnaast legde hij ook een grote missioneringsactiviteit aan de dag. Hij stierf op 49-jarige<br />
leeftijd in 1837.<br />
Vanuit dit Jezuïetenhuis vertrokken de paters om de eerste kolonisten en de inlandse<br />
bevolking van de Midwest te christianiseren. Zij groeiden uit tot specialisten in het oplossen<br />
van de problemen en de onderhandelingen tussen de VS-regering en de inlandse bevolking.<br />
Hierbij trachtten ze telkens de rechten en tradities van de Indianen te laten respecteren.<br />
Ze richtten scholen en parochies op en zorgden zo voor opvoeding en gemeenschapszin.<br />
Het seminarie werd gesloten in 1971. Al het historisch bronnenmateriaal werd ondergebracht<br />
in de nabije St.-Louis-universiteit. Het lokale kerkhof werd de laatste rustplaats voor een<br />
aantal van deze Vlaamse paters.<br />
Het is al bij al merkwaardig dat over deze Deinse figuur nooit eerder een biografie van enige<br />
omvang verschenen is, zodat zijn naam internationaal allicht beter gekend is dan in <strong>Deinze</strong>.<br />
Maar misschien komt daar ooit verandering in 3 Bart Ryckbosch beloofde me alvast in St.-<br />
Louis een en ander te gaan napluizen.
3846<br />
1. Achteraf liet Bart Ryckbosch ons weten dat het gaat om David Baeckelandt, een derde generatie<br />
vlaams-amerikaan, met voorouders van Torhout en Gent.<br />
2. In K.O.K-Kontaktblad jaargang XIII, 1993 verscheen een brief van Bart Ryckbosch in 5<br />
afleveringen, waarin hij een beeld schetst van zijn activiteiten in Chicago (pp. 1687-1688; 1717-<br />
1718; 1752; 1763 en 1801-1802.<br />
3. De meest recente biografische nota is van de hand van een confrater Jezuïet, Daniël Butaye, en<br />
verscheen in het Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 18, Brussel 2007, kol. 739-742.<br />
In dit NBW, dl. 18, kregen heel wat streekgenoten een lemma, in hoofdzaak van de hand van Paul<br />
Huys: cfr. <strong>KGK</strong>C 2007,4, pp. 3623-3624 en <strong>KGK</strong>C 2008, 1, pp. 3688-3689.<br />
In het K.O.K.-jaarboek van 1943 verscheen een levensschets van pater Van Quickenborne, door<br />
L. Mestdagh, S. J., eerder gepubliceerd in de “Bode van het H. Hart”: cfr. L. MESTDAGH, “Pater<br />
Van Quickenborne (Karel) S.J. (1788-1837)”, KOK-jaarboek 1943, pp. 43-55. Dit artikel werd<br />
voorafgegaan door een nota van A(chiel) C(assiman) over “De familie Van Quickenborne”, ibidem,<br />
pp. 39-42.<br />
Door Gaston Van Quickenborne werd over de familie een artikel geschreven in het KOK-jaarboek<br />
van 1980: G. VAN QUICKENBORNE, “Over de Deinse familie Van Quickenborne”, KOK-jaarboek<br />
1980, pp. 121-140. Hierin is een “Bijlage over Pater Karel Van Quickenborne” opgenomen, ibidem<br />
pp. 135-138. Wie de naam ‘googelt’ zal gauw merken dat deze Leiezoon internationaal over een<br />
stevige reputatie beschikt.<br />
2225. Willy JONCKHEERE : Onze collega’s van de “Leiegouw” maken een halve eeuw<br />
rond<br />
Om zijn 50- jarig bestaan te vieren besteedde het tijdschrift “De Leiegouw, Vereniging voor<br />
geschied-, taal- en volkskundig onderzoek in het Kortrijkse” zijn tweede halfjaarlijkse<br />
publicatie van 2008 aan themata die met de Leie verband houden. Graag feliciteren we onze<br />
collega’s hiermee.<br />
Vermits de inhoud van dit nummer zich niet beperkt tot de West-Vlaamse regio maar de hele<br />
Leie bestrijkt, liggen hier dus ook voor <strong>Deinze</strong>naars pareltjes te rapen.<br />
Wie interesse heeft voor de betekenis van de naam “Leie” kan terecht in het artikel van Luc<br />
Van Durme.<br />
Jaak Maertens behandelt “De Leie in de muziek”. Hij vermeldt ondermeer E.H. Felicien Van<br />
Den Bossche (1903-1988) die als leraar aan het Sint-Hendrikscollege, op tekst van zijn<br />
collega E.H.Emiel Ivens de muziek schreef voor de “Leiecantate” die op 22-07-1930 voor het<br />
eerst werd uitgevoerd 1 .<br />
Ook Louis Mestdagh (<strong>Deinze</strong> 1916-Brussel 2007) kreeg een vermelding<br />
met “Op de Leie-brug”. Deze zoon van zijdefabrikant Leonce Mestdagh<br />
werd als jezuïet ‘globetrotter-cineast’ en reisde als missiepropagandist de<br />
parochiezalen af met zijn films over de Verenigde Staten, India en Kongo.<br />
Hij was enkele jaren hoofdredacteur van het jezuïetenblad ‘Pro Apostolis’,<br />
maar werd vooral bekend als Zingende Pater of ‘Troubadour van het Heilig<br />
Hart’. Na zijn uittreden in 1966 werkte hij o.m. als vertaler, corrector en<br />
reisleider. In 2005 maakte zijn zoon Rudolf een documentaire over zijn<br />
vader met de titel “In het spoor van de Troebadoer” 2<br />
In het artikel van Luc Decorte “De Leie in de Nederlandse literatuur” wordt ook melding<br />
gemaakt van het werk van Gaston Pieter Baert en van Marnix van Gavere.<br />
Verder zijn er nog artikels van o.a.<br />
Niklaas Maddens (“Het Gentse monopolie van het lastbreken m.b.t. de Schelde en de Leie”),<br />
Jan Balduck (“Historisch overzicht van de aanpassingen aan de Leie en de erop
3847<br />
aansluitende kanalen” met vermelding van het Schipdonkkanaal, Astene-sas en de<br />
herkalibrering van de Leie sinds 1966) en<br />
Pierre Mattelaer (“De watermolens van het Leiegebied”, met verwijzing naar artikels van Luc<br />
Goeminne en Paul Huys)<br />
1. Zie het artikel van W. De Smet, Bij een “Plechtige Prijsuitdeeling” anno 1930 te <strong>Deinze</strong>, <strong>KGK</strong>C, jg.<br />
XXIX, 2009, 2, p. 3802 e.v., <strong>nr</strong>. 2199.<br />
2. Niels Ruëll: “Vader was de Zingende Pater”, in De Standaard 13-12-2005.<br />
2226. Piet CASSIMAN: Vluchtelingen te <strong>Deinze</strong> in 1944<br />
Vermoedelijk weten er nog weinig <strong>Deinze</strong>naars dat tijdens WO I en ook op het einde van WO<br />
II vluchtelingen in de stad werden ondergebracht.<br />
Tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk ontmoette ik een echtpaar uit Nieuwpoort en toen ik<br />
hen vertelde dat ik in <strong>Deinze</strong> geboren was, zei de man me dat hij in <strong>Deinze</strong> vluchteling<br />
geweest was op het einde van WOII.<br />
Na de geallieerde landing in juni 1944 vaardigde de bezetter een verordening uit waarbij<br />
verscheidene beoefenaars van een vrij beroep hun woning dienden te verlaten om minstens<br />
70 km verder te gaan wonen. Ook drukker Dumon uit Nieuwpoort viel in deze categorie. Had<br />
de bezetter schrik voor opruiende pamfletten<br />
Bij nazicht in het Stadsarchief van <strong>Deinze</strong> konden we een doos inkijken : ‘Vluchtelingen<br />
1914-1944’. Daarin staan de families vermeld die in 1914 / 1944 te <strong>Deinze</strong> als vluchteling<br />
geregistreerd werden.<br />
Voor 1944 werden er 213 personen vermeld, waaronder mijn vakantie-ontmoeting, met zijn<br />
familie:<br />
Nr. 53 DUMON Ephraim ° Nieuwpoort 3-11-1890<br />
Nr. 54 BILLIAU Wilhelmina ° Nieuwpoort 19-04-1909<br />
Nr. 55 DUMON Mirjam ° Nieuwpoort 5-05-1934<br />
Nr. 56 DUMON Joseph ° Nieuwpoort 23-07-1936<br />
Nr. 57 DUMON Ignace ° Veurne 23-05-1941<br />
Nr. 58 NEYTS Maria, wed. BILLIAU Renaat ° Geluwe 1-01-1878<br />
Vader Dumon huurde een huis te <strong>Deinze</strong>, Congoplein 17, eigendom van Marcel Roelens,<br />
Congoplein 28, en betaalde hiervoor 350 frank voor het huis zonder de poort.<br />
Bij de terugtocht van de laatste Duitse soldaten verlieten de bewoners van het Congoplein<br />
hun woning en zochten hun toevlucht in de kelders van het Sint-Vincentiusklooster.<br />
De schrik zat er goed in, door de herinnering aan de vele doden van mei 1940.<br />
De familie Dumon, drukkers en papierhandelaars, had een voorraad papier meegebracht uit<br />
Nieuwpoort, maar bij hun terugkeer vanuit de kelders van Vincentius naar hun woning op het<br />
Congoplein stelden ze vast dat de papiervoorraad verdwenen was.<br />
Begin september 1944 gingen de oudste twee naar school. Joseph trok naar het Sint-<br />
Hendrikscollege, over die ‘hoge kemelbrug’ zei hij. Hij was toen 8 jaar.<br />
We laten Joseph verder aan het woord:<br />
“ Enkele losse gedachten over mijn verblijf te <strong>Deinze</strong>. Wat ik me nog herinner zijn enkel de<br />
aangename dingen. Voor mijn ouders zal dit wel anders geweest zijn. De beproevingen<br />
stapelden zich op.<br />
Tot op vandaag weet ik nog niet waarom wij verplicht geëvacueerd werden. Wij leefden hier<br />
tijdens de oorlog in een spergebied. Om in Nieuwpoort te komen of er uit te gaan in een<br />
straal van 5 km diende men over een speciale “Schein” te beschikken. Ik ben nog altijd op<br />
zoek naar het waarom van de evacuatie.
3848<br />
In augustus 1944 vertrokken we met de trein uit Nieuwpoort richting <strong>Deinze</strong>. Al onze<br />
meubelen, die we o.a. in leen hadden gekregen, waren al vooraf opgestuurd met de<br />
goederentrein vanuit Nieuwpoort naar <strong>Deinze</strong>, wij volgden met de reizigerstrein.<br />
Hoe mijn vader in <strong>Deinze</strong> terecht gekomen is en er een huis gevonden heeft om daar tijdelijk<br />
te kunnen verblijven is mij een raadsel. Wij betrokken er een nieuw huis, herbouwd na 1940.<br />
Op een bepaald ogenblik gingen wij voor een paar dagen overnachten in het klooster vlakbij.<br />
Wij sliepen daar in de gang op stro. Wanneer er gevaar dreigde vluchtten we naar de kelders<br />
van het klooster, waar o.a. ook zusters sliepen op bedden boven elkaar, in hout. Op een<br />
gegeven moment zochten mijn ouders mij: ik was blijven slapen in de gang. Dan werd ik<br />
bovenin zo’n duplexbed gestopt, waar reeds een non lag.<br />
Op één van die nachten werd er gezegd dat alle mannen zich dienden te verbergen. Mijn<br />
vader kroop in de chauffagekelder. Die voorzorgsmaatregel nam men omdat, zo werd<br />
verteld, er in het jaar 1940 een 40 –tal mannen werden opgepakt en daar door de Duitsers<br />
op het Congoplein waren gefusilleerd. Achteraf bleek dit niet waar.<br />
De reden van dit alarmerend bericht was dat een Duits officier aan het klooster was komen<br />
aankloppen. Pas achteraf vernamen we dat hij kwam vragen om te bidden voor een<br />
oplossing. De Duitsers konden maar niet beslissen wat ze moesten doen, blijven of<br />
terugtrekken. Iedereen heeft die nacht samen gebeden om tot een bevredigend resultaat te<br />
komen.<br />
’s Anderendaags zagen we de colonnes Duitsers voorbijtrekken. Gehavend, verward, met<br />
materiaal dat deels stuk was maar toch nog kon rijden. Auto’s op drie wielen, die scheef<br />
hingen enz. Wij keken naar die groep voorbijtrekkende militairen als naar een stoet. Dat was<br />
voor ons een attractie. Zelf kreeg ik een grote appel van een voorbijtrekkende Duitse soldaat,<br />
zo’n “grote appel” had ik in de gegeven omstandigheden met mijn kinderogen nog nooit<br />
gezien.<br />
Op een bepaald moment dienden we alle ramen open te zetten, omdat de brug dichtbij werd<br />
opgeblazen, met glasbraak voor gevolg bij ons.<br />
Een andere keer kwam er een jeep aangereden met Engelse of Amerikaanse soldaten. Een<br />
voorpost. De mensen kwamen naar buiten en begonnen te juichen en met vlaggen te<br />
zwaaien. Die jeep zal ergens op de markt aangekomen zijn, toen we plots schoten hoorden.<br />
De mensen vluchtten opnieuw naar binnen. Even later zagen we enkele Duitse voertuigen<br />
voorbijrijden met geallieerde militairen, waarvan er een paar gewond waren. De Duitsers<br />
waren blijkbaar nog niet allemaal weg.<br />
Later, toen de Amerikanen, Engelsen, Canadezen, of wie het ook waren binnenkwamen<br />
waren de mensen eerder terughoudend en kwamen ze slechts langzaam naar buiten om te<br />
juichen, te roepen en met de Belgische driekleur te zwaaien.<br />
Er werd een nieuwe noodbrug aangelegd door de militairen. Ze spraken Engels en er waren<br />
negers tussen. Dat was een openbaring voor ons. Wie had er toen op 8-jarige leeftijd al een<br />
echte neger gezien Ik kwam goed overeen met die zwarten en kreeg er chocolade van, en<br />
kauwgom. Wij spaarden ook hun lege doosjes van de sigaretten ‘Players’. Die matroos in<br />
een boei sneden we uit en maakten er een krans mee door de figuren aan elkaar te rijgen.<br />
Als mijn ouders mij zochten konden, ze naar de brug gaan, daar zat ik steevast te kijken hoe<br />
de werkzaamheden vorderden. Het interesseerde me enorm hoe ze dat allemaal deden.<br />
Niet ver van onze woonbuurt was er een boerderij, of een klein groenteboertje, waar we af<br />
en toe bepaalde etenswaar gingen kopen. Op een dag ben ik er nog aardappelen gaan<br />
rapen, en ik kreeg als beloning een zakje mee naar huis.<br />
Veel herinner ik me niet meer van de school waar ik naartoe ging. Het was een lange straat<br />
(de Markt) en de school lag aan de overkant van een water. Een paar maal ben ik<br />
overgestoken met een roeibootje, en dat is in mijn geheugen blijven hangen.<br />
Naast ons huis, of vlakbij, was een café waar een meisje van ca. 10 jaar woonde, waar mijn<br />
zus regelmatig mee speelde.<br />
We werden ook eens bestolen. In Nieuwpoort hadden we een papierhandel en we hadden<br />
een lading mee verhuisd naar <strong>Deinze</strong>. Die papierartikelen bevonden zich in een afgesloten
3849<br />
kamer. Toen we op een dag thuis kwamen was er een groot gat gemaakt in de deur van de<br />
bewuste kamer, en was een deel van de voorraad verdwenen.<br />
Toen we terugkeerden naar Nieuwpoort werd er een vrachtwagen ingehuurd, en mocht ik na<br />
veel ‘gezaag’ plaatsnemen in de laadruimte voor de terugweg naar de kust. In Nieuwpoort<br />
gingen we terug wonen in de Duinkerkestraat 1. De winkel in de Marktstraat 9 konden we<br />
niet meer huren en zo werd een nieuwe locatie gehuurd in de Langestraat.<br />
Ons oorspronkelijk huis van vóór 1940 was gelegen in de Markstraat 5-7.<br />
Bij het begin van de oorlog vluchtten mijn ouders met hun ‘Minerva’ naar Frankrijk, waar ze<br />
een drietal weken verbleven. Dat was echter geen meevaller, ze werden als vreemden<br />
behandeld en dienden veel te betalen om ergens in een achterhuis te mogen logeren. Toen<br />
ze terug in Nieuwpoort kwamen was alles uitgebrand en dienden ze op zoek te gaan naar<br />
een nieuw onderkomen. Dat vonden ze in de Duinkerkestraat 19, later Duinkerkestraat 1. De<br />
winkel-drukkerij werd opnieuw geopend in de Marktstraat 9.<br />
Ons oorspronkelijk huis werd herbouwd einde 1949 en we konden het opnieuw betrekken in<br />
1950. Dit huis waar ik geboren ben op 23-07-1936 bewoon ik nog steeds met mijn vrouw<br />
Cécile Van Neste (° 20-05-1938).<br />
Joseph Dumon, Nieuwpoort, 19-11-2008”.<br />
In augustus 1944 van Nieuwpoort, Duinkerkestraat 19 gekomen, keerden ze op 17-11-1944<br />
terug naar Nieuwpoort Duinkerkestraat 1.<br />
De gedane kosten van die dubbele verhuis bedroegen 7.888 fr., bedrag dat vader Dumon<br />
van de stad Nieuwpoort terugvorderde. De burgemeester antwoordde hem dat er geen<br />
sprake kon zijn van vergoeding volgens het Regentsbesluit van 5-12-1944.<br />
De huizen aan het Congoplein werden gesloopt voor de aanleg van de Peter Benoitlaan.<br />
Joseph Dumon leidt nu te Nieuwpoort een drukkerij en papierhandel, Marktstraat 7.<br />
2227. Paul HUYS (<strong>nr</strong>. 524) : Een Deinse oorkonde (1447) in het Iepers archief<br />
Een van de talrijke perkamenten oorkonden in het Stadsarchief van Ieper 1 , opgesteld in het<br />
Frans, begint als volgt (wij vertalen) : “Aan al degenen die deze oorkonde zullen zien, Heil ;<br />
(wij) Schepenen van <strong>Deinze</strong> laten weten dat …” , en de slotzin luidt : “Gedaan en gegeven in<br />
de voormelde stad <strong>Deinze</strong> de 19 e dag van de maand april in het genadejaar 1447 na pasen”.<br />
Als archiefvondst lijkt dit beloftevol voor wie aan de geschiedenis van onze stad<br />
geïnteresseerd is, maar – na lectuur van de volledige tekst van de oorkonde – eigenlijk een<br />
ontgoocheling. Want deze oorkonde heeft in feite met <strong>Deinze</strong> zelf … niets te maken.<br />
Waarover gaat het De Deinse schepenen (van wie de namen jammer genoeg niet worden<br />
meegedeeld) oorkonden dat voor hen zijn verschenen in eigen persoon :<br />
Jaques du Puich als procureur van de baljuw en de schepenen van de “Heydene vierscare” 2<br />
van de heerlijkheid van de Guissene 3 binnen de parochie (= dorpsgemeenschap) van<br />
Langemark, eisers, enerzijds; en Jehan Doverbeke als procureur van de baljuw en de<br />
schepenen van de Zaal (= Kasselrijhof) van Ieper, verweerders, anderzijds.<br />
De betrokkenen verklaren dat tussen beide partijen een proces hangende is voor de Raad<br />
van Vlaanderen te Gent. Dat proces heeft blijkbaar te maken met een<br />
bevoegdheidsbetwisting over het ressort van de rechtspraak. Baljuw en schepenen van de<br />
“Heydene vierschaar” van Guissene, eisers in deze zaak, beweren dat zij inzake rechtspraak
3850<br />
onafhankelijk zijn van de Zaal van Ieper 4 . In een openbare rechtszitting, genoemd “france<br />
vérité” (= “doorgaande waarhede”), had de “Heydene vierschaar” van Guissene ene Ansel le<br />
Baselare veroordeeld tot een boete van 60 pond parisis, een vonnis waartoe zij, althans<br />
volgens de Zaal van Ieper, niet bevoegd was. Die van de vierschaar waren dan ook door<br />
Ieper op het matje geroepen. Deze zgz. bevoegdheidsovertreding (“abuz de loy”, of<br />
wetsmisbruik) had geleid tot een langdurig proces voor de Raad van Vlaanderen, waarna de<br />
beide partijen zelf onderling waren overeengekomen aan hun conflict maar beter een einde<br />
te stellen en opnieuw vriendschap tussen de partijen te laten heersen; het proces zou<br />
beschouwd worden als onbestaande, als iets wat niet had plaatsgehad 5 .<br />
Het is dat onderling akkoord dat voor de schepenen van <strong>Deinze</strong> wordt geacteerd. Ze<br />
bevestigen dat dit in een oorkonde (in tweevoud afgeleverd, voor elk der beide partijen) en<br />
bezegelen die oorkonde met het stadszegel-voor-zaken (“le scel aux causes”) 6 .<br />
Jammer genoeg echter is dat zegel niet meer aan de bewaard gebleven oorkonde bevestigd.<br />
Allicht gebroken, verdween het voorgoed; alleen de aan de oorkonde bevestigde<br />
“zegelstaart” getuigt nog van de oorspronkelijke aanwezigheid van het zegel. Aangebracht<br />
op een akte uit 1447, goed halfweg de regeerperiode van Filips de Goede 7 , was het zegel<br />
ruim een halve eeuw ouder dan het nu oudst bewaarde Deinse stadszegel (uit 1505).<br />
Blijft nog de vraag waarom het, in ’s hemels naam, de schepenen van <strong>Deinze</strong> waren die in<br />
deze zaak hebben geoorkond. Wat hadden zij met resp. een Langemarkse heerlijkheid en<br />
met het Ieperse kasselrijleenhof te maken En/of waarom hebben die beide rechtspartijen<br />
zich nu precies tot de stad <strong>Deinze</strong> gericht om hun onderling akkoord te laten vastleggen in<br />
een oorkonde<br />
Die rechtspraktijk op zich (het aanduiden van een neutrale, onafhankelijke derde partij) was<br />
niet onbekend, en volkomen legaal. Maar waarom de keuze voor <strong>Deinze</strong> Die vraag zullen<br />
we allicht nooit afdoende kunnen beantwoorden.<br />
Maar we willen toch een poging wagen tot het suggereren van een mogelijk antwoord.<br />
Ziehier onze hypothese.<br />
Het geschil was oorspronkelijk behandeld voor de Raad van Vlaanderen in Gent. Dit<br />
impliceert dat de beide partijen zich daarheen hadden moeten begeven, misschien zelfs<br />
meer dan ééns. Zowel voor de Ieperlingen als voor die van Langemark liep de normale<br />
reisweg (die voor geen van beiden op één enkele dag af te leggen viel) over <strong>Deinze</strong>,<br />
toentertijd een klein, versterkt stadje 8 , met een behoorlijk aanbod aan afspanningen of<br />
herbergen voor een overnachting (aan de Petegemse Knok en op de Deinse Markt).<br />
Gelegen op een kleine dagreis van Gent, was <strong>Deinze</strong> een ideale pleisterplaats op weg<br />
van/naar de hoofdstad van het graafschap Vlaanderen. De afgevaardigden van de beide<br />
partijen kunnen elkaar hier in <strong>Deinze</strong> hebben ontmoet. En/of ze hebben zich er rekenschap<br />
kunnen van geven dat het bestuur van dit kleine, maar niet onbelangrijke stadje ongetwijfeld<br />
wel de gewenste rechtszekerheid kon bieden voor het afsluiten van een onderling akkoord<br />
tussen twee, eigenlijk zéér ongelijke partijen. Voor de Ieperlingen lag een keuze voor de<br />
schepenbank van bv. Gent zelf of van Brugge meer voor de hand, maar moest het landelijke<br />
dorp Langemark dan niet vrezen dat Ieper door zijn gelijken misschien wel zou bevoordeeld<br />
worden Liever niet dus! Anderzijds mocht de als bemiddelaar acterende schepenbank (in<br />
casu <strong>Deinze</strong>) ook niet te onbeduidend zijn om op een deskundige en rechtszekere manier<br />
voor het opstellen van de verzoeningacte in aanmerking te kunnen komen. We mogen<br />
veronderstellen dat precies een stad(je) zoals <strong>Deinze</strong> zowel aan de grote, machtige broer<br />
(Ieper) als aan het relatief zwakke, kleine broertje (de Langemarkse heerlijkheid) de ideale<br />
tussenoplossing te bieden had. Bovendien lag <strong>Deinze</strong> (de meest oostelijk gelegen stad<br />
binnen de kasselrij Kortrijk, en in het kasselrijbestuur aldaar vertegenwoordigd!) ver genoeg<br />
van de beide betrokken partijen af om met zekerheid de rol van de volkomen neutrale,<br />
objectieve en onpartijdige buitenstaander te kunnen vervullen. Perfect aanvaardbaar voor de<br />
beide partijen dus.<br />
Zo althans zou het kunnen geweest zijn … en deze hypothese maakt alleszins de keuze<br />
voor <strong>Deinze</strong> iets aannemelijker dan op het eerste gezicht wel zou lijken. Maar zekerheid<br />
daarover is er niet.
3851<br />
1. Stadsarchief Ieper, Kasselrijarchief, Bruine Pakken <strong>nr</strong>. 7574 (doos Oorkonden op datum –<br />
19.04.1447). Over dit archieffonds zie : Kr. Papin, “Efemeriden uit het Ieperse kasselrijarchief (afl.<br />
2)” in : Westhoek. Tijdschrift voor geschiedenis en familiekunde, jrg. 23, <strong>nr</strong>. 3-4 (juni 2007), blz.<br />
185 e.v. (inz. <strong>nr</strong>. 20 op blz. 188).<br />
2. Zie K. De Flou, “Toponymisch Woordenboek …”, dl. 5, s.v. “Heydene vierschaar”, met als<br />
verklaring : “De plaats waar de vierschaar van Ter Heyden stond, in Langemark”. De Flou geeft<br />
twee archiefattestaties, resp. de onderhavige oorkonde uit 1447 (toenm. ref. Cout. Salle Ypres, 2,<br />
132) en een vermelding in 1643 (“de edene vierscare”). Zie ook ibid. kol. 141, s.v. Ter Heyden.<br />
3. Guissene : vermoedelijk de heerlijkheid Gisene/Guise/Guyse in Bikschote, Langemark en<br />
Zevekote, afhangende van de baronie Coucy in Langemark. Niet vermeld bij De Flou. Het lemma<br />
Ghisene/Gisene/Guissen (ibibd. dl. 4, kol. 673) heeft betrekking op Guînes, een stad nabij<br />
Boulogne.<br />
4. “Ilz prendent leur ressort en tous jugemens (…) ; et comme corps de loy (ilz) estoient et sont<br />
exemps en toute judicature et adreschement desdits Bailli et eschevins de la Salle d’Ypres”.<br />
5. “… pour auquel procès eschevier (Fr. achever = voltooien, afmaken, beëindigen) et amour nourir<br />
entre lesdites parties (…), ledit procès est mis du tout au néant, et réputé comme chose non<br />
advenue”, d.w.z. beschouwd als iets wat niet had plaatsgehad.<br />
6. Het zegel-voor-zaken (“sigillum ad causas””) was een collectief zegel ; het oudst-bewaarde dateert<br />
van 1505 (RAG, Fonds Bethlehem <strong>Deinze</strong>), d.i. ruim een halve eeuw later dan deze oorkonde uit<br />
1447 (waarvan het zegel echter niet bewaard bleef …). Precies omdat het een collectief zegel<br />
was, worden de namen van de schepenen niet apart vermeld! Zie voorts: W. Prevenier, “Het<br />
ontstaan van stad en bestuurlijke entiteit”, in: Geschiedenis van <strong>Deinze</strong>, dl. 1 (2003), blz. 18-19.<br />
7. Hertog Filips de Goede (°Dijon 1396), hertog van Bourgondië (1419-1467).<br />
8. Voor zover nodig willen we er graag op wijzen dat <strong>Deinze</strong> toen nog het volledig autonome stadje<br />
Petegem (bezuiden de Leie) als buur had. Pas onder Karel de Stoute (die in 1467 zijn vader Filips<br />
de Goede opvolgde) werd het zgn. “Petegem-Binnen” (met de Knok als centrum) aan <strong>Deinze</strong><br />
toegevoegd; dit gebeurde in 1469. Het resterende “Petegem-Buiten” bleef de aparte parochie (=<br />
gemeente) Petegem vormen, maar haar kerk (Sint-Martinus) stond voortaan binnen het<br />
stadsterritorium van <strong>Deinze</strong>.<br />
MUSEUMKRONIEK<br />
Nog tot 21 juni 2009 :<br />
Tentoonstelling “Emile Claus. Tekeningen”<br />
4 juli tot 4 oktober 2009<br />
Tentoonstelling “Tijdgenoten verwelkomen Xavier De Cock”
3852<br />
Xavier De Cock werd in 1818 te Gent geboren. Door het vroegtijdig<br />
overlijden van zijn vader aan cholera, beschikte De Cock niet over de<br />
financiële mogelijkheden om een artistieke opleiding te bekostigen. Met de<br />
hulp van mecenas Gaillard, een Gentse lakenhandelaar, kon Xavier tussen<br />
1835 en 1837 les gaan volgen in het atelier van Ferdinand De Braekeleer in<br />
Antwerpen. In de daaropvolgende jaren zou De Cock talrijke studiereizen<br />
ondernemen. Een beurs van de stad Gent stelde hem in staat een reis naar<br />
de Ardennen (1839-40) te ondernemen. In 1841 reisde hij naar Nederland<br />
om er de werken van oude meesters te kopiëren. Tussen 1852 en 1859 verbleef Xavier in<br />
Frankrijk waar hij de wintermaanden in Parijs en de zomermaanden in Barbizon doorbracht.<br />
In Parijs nam hij deel aan de kunst-salons en in Barbizon schilderde hij tussen Millet,<br />
Daubigny en Corot. In die periode reisde hij ook af en toe naar Normandië en naar<br />
Vlaanderen. Xavier De Cock huwde in 1860 en vestigde zich definitief in Deurle. Hij nam<br />
volop deel aan Belgische en Franse salons en keerde enkele maanden per jaar naar de<br />
Franse hoofdstad terug.<br />
De Cock debuteerde in een neo-classicistische stijl, die onder invloed van de Barbizonschilders<br />
realistischer wordt, maar toch een romantisch tintje behoudt. Zijn werken baden in<br />
een zacht licht en vertonen een zekere wazigheid die vanaf 1875 nog toeneemt. In de jaren<br />
1890 sluit hij zich aan bij het impressionisme. Xaviers onderwerpen zijn ontleend aan het<br />
plattelands-leven : koeien in de weide of het bos, herderinnetjes met koeien en schapen,<br />
enz…<br />
Naar aanleiding van de recente aankoop van het schilderij “De overzet van het veer<br />
te Latem” van Xavier de Cock organiseert het Museum van <strong>Deinze</strong> en de Leiestreek<br />
een tentoonstelling die dieper ingaat op de tijdgenoten van deze schilder.<br />
Het kunstwerk zal in het museum een definitief onderkomen vinden en in het licht<br />
van de andere grote meesters van zijn tijd zoals Gustave Den Duyts, Albijn Van den<br />
Abeele en César De Cock, krijgt dit topwerk zijn plaats in de collectie die het<br />
verdient.<br />
13 september 2009<br />
Open Monumentendag Vlaanderen wil het publiek van dichtbij laten kennismaken met het<br />
bouwkundig erfgoed, door monumenten één dag per jaar gratis open te stellen voor het<br />
publiek. Met als thema “Zorg” focust de 21 ste editie van Open Monumentendag op het<br />
erfgoed dat te maken heeft met het geestelijk, lichamelijk en maatschappelijk welzijn van de
3853<br />
mens: de aspecten van zorg die bepalend waren voor architectuur en i<strong>nr</strong>ichting, de<br />
gebouwen die speciaal voor allerlei vormen van zorg werden opgetrokken, de parken en<br />
andere landschapsvormen die bij zulke instellingen behoren, de sporen van zorg die<br />
archeologen terugvinden.<br />
Het museum is gratis te bezoeken.<br />
26 september tot 6 december 2009<br />
Tentoonstellingen<br />
“Marcel Maeyer”<br />
“Johan Clarysse”<br />
Marcel Maeyer (° 1920 Sint-Niklaas)<br />
studeerde Geschiedenis en Kunstgeschiedenis aan de Gentse Rijksuniversiteit. Hij was<br />
achtereenvolgens adjunct-conservator van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in<br />
Brussel en conservator aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen.<br />
Marcel Maeyer was ook een tijdlang docent en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Gent en<br />
directeur van het Seminarie Plastische Kunsten in Europa. Als autodidactisch kunstenaar<br />
vervaardigt hij schilderijen, assemblages, montages, objecten en reliëfs.<br />
Kenmerkend zijn de seriële uitbouw van opeenvolgende, gedifferentieerde thema’s en de<br />
afstand tussen de kunstenaar en de uitgebeelde realiteit. Zowel het materiaal als een kleur,<br />
het formaat van een doek, het beeldmateriaal of een kunsthistorische overweging kan<br />
aanleiding geven tot het creëren van een kunstwerk. In deze tentoonstelling wordt een<br />
selectie getoond uit zijn recente werk.<br />
Johan Clarysse (° 1957 Kortrijk)<br />
woont en werkt in Brugge, studeerde filosofie aan de K.U. Leuven en<br />
genoot zijn plastische opleiding aan de Academies voor<br />
Schone<br />
Kunsten te Leuven en te Brugge. Vanuit die vorming weet<br />
de kunstenaar<br />
duidelijk een raakpunt te vinden tussen kunst en filosofie.<br />
Clarysse geeft<br />
in zijn werk de aanzet tot het openen van discussies rond<br />
de dingen en<br />
begrippen des levens en schildert zelfs veelal letterlijk de<br />
vragen op het<br />
doek. Uitvergrote movie-stills doen de toeschouwer verstommen en<br />
dwingen tot nadenken. Ze schuwen de tegenstellingen en<br />
de<br />
tweeslachtigheid in het menselijke doen en denken niet. Meer nog, Clarysse confronteert ons<br />
net met de subtiele gelaagdheid ervan.
3854<br />
Op 28 oktober wordt een creatief kinderatelier voorzien, geïnspireerd op het werk van deze<br />
kunstenaars.<br />
© MUDEL