Nieuwsbrief downloaden - PwC

www.pwc.com/nl
Belastingnieuws
Binnenlands
Bestuur
In deze editie
Jaargang 4
Editie 2013/16
September 2013
Btw
1. Toekomst btw-integratielevering
2. Sociaal Domein/Jeugdwet
3. Fiscale aspecten revitalisering bedrijventerreinen
4. Toepassing vrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht woningbedrijf
5. Facturen
Loonheffingen
6. Jurisprudentie fondsenvrijstelling
7. Nieuwe versie voorbeeldafspraak voor het verbod op privé-gebruik van de
bestelauto
8. Verlenging aanmeldingstermijn eigenrisicodragerschap ZW?
Diensten PwC
9. PwC Fiscaal Portaal Gemeenten / Modellabeling / Gratis inlogcode
10. Actualiteitenbijeenkomsten Noord- en Zuid-Holland / Utrecht

Btw
1. Toekomst btw-integratielevering
Op de site van de Rijksoverheid is in het nieuwsbericht d.d. 30 augustus 2013 ‘Kabinet en Aedes
eens over investeringen bouw en aanpassing corporatiestelsel’ aangegeven dat de btwintegratielevering
voor de sector vervalt.
In het nieuwsbericht is niet aangegeven met ingang van welke datum de btw-integratielevering
voor de sector vervalt. Nu de btw-integratielevering voor de sector vervalt, is het voor
woningstichtingen weer aantrekkelijk om bij bouwprojecten (ten behoeve van de bouw voor de
btw-vrijgestelde verhuur van woningen etc.) over te gaan tot de aankoop van (oude) onroerende
zaken die niet de status van btw-bouwterrein bezitten. De levering van voormelde onroerende
zaken is vrijgesteld van btw en als gevolg van het afschaffen van de btw-integratielevering
worden de aankoopkosten ook niet langer belast met btw op het moment van ingebruikneming
van de nieuw vervaardigde huurwoningen.
Zoals bekend bestaat op dit moment wel de mogelijkheid voor de wetgever om het begrip
‘bouwterrein’ voor de btw ruimer te definiëren. Echter, zolang het besluit van 14 juli 2009 (nr.
CPP2008/137M) niet is ingetrokken bestaat nog de mogelijkheid om ter zake een
belastingvoordeel te realiseren omdat op basis van het besluit veel gronden niet als btwbouwterrein
worden gekwalificeerd door de staatssecretaris. Als de btw-integratielevering
vervalt ontstaat ook geen extra kostenpost meer bij bijvoorbeeld de ombouw van
kantoorgebouwen naar huurwoningen.
Een toelichting
Door de btw-integratielevering komt op het moment van ingebruikneming van de voor de
verhuur bestemde woningen btw te drukken op de waarde van de ondergrond waarop de
aannemer in opdracht van de woningstichting voor de verhuur bestemde woningen heeft
gebouwd. Het is dan niet voordelig om eerst btw-vrij een terrein te verwerven. Immers, ter zake
van de levering van het terrein is dan weliswaar geen btw verschuldigd maar de verkrijging is
wel belast met 6% overdrachtsbelasting. Bij de ingebruikneming van de onroerende zaak voor
btw-vrije verhuur moet vervolgens de btw-integratielevering worden toegepast en komt btw te
drukken op de waarde van de grond en de betaalde overdrachtsbelasting. Per saldo drukt op de
waarde van de grond overdrachtsbelasting en btw. Het is daarom dat vanwege de btwintegratielevering
bij voorkeur een btw-bouwterrein wordt verkregen.

De bij de levering van het btw-bouwterrein betaalde btw kan vanwege de toepassing van de
btw-integratielevering via de periodieke btw-aangifte met de Belastingdienst worden
verrekend. Bij de ingebruikneming van de woning die op de grond is gebouwd voor btw-vrije
verhuur moet ingevolge de btw-integratielevering weer btw over de waarde van de grond
worden voldaan. Per saldo drukt op de grond geen overdrachtsbelasting en één keer btw.
Hetzelfde kan spelen bij de ombouw van een kantoorgebouw naar huurwoningen. Ter zake van
de verwerving van het kantoorgebouw is overdrachtsbelasting verschuldigd en bij de
ingebruikneming van het verbouwde gebouw voor de btw-vrije verhuur van woningen
(afhankelijk van de omvang en ingrijpendheid van de verbouwing) is ingevolge de btwintegratielevering
btw verschuldigd.
Belastingvoordeel
Als de btw-integratielevering vervalt is het profijtelijk de hierboven beschreven grondroute te
verlaten en gronden bij voorkeur geheel of gedeeltelijk als niet-bouwterrein te verwerven. Wij
wijzen in dit verband graag naar het door de staatssecretaris voorgeschreven beleid in zijn
besluit van 14 juli 2009 (nr. CPP2008/137M). In dit besluit volgt de Staatsecretaris het arrest
van de Hoge Raad van 10 augustus 2001, nr. 36686, en stelt de Staatssecretaris zich op het
standpunt dat sloophandelingen geen bewerkingen aan de grond zijn.
Het geheel of gedeeltelijk slopen van bestaande gebouwen leidt volgens het besluit van de
Staatssecretaris niet tot het ontstaan van een btw-bouwterrein maar tot onbebouwde grond. De
levering van dergelijke onbebouwde grond is niet belast met btw. Dit standpunt van de
Staatssecretaris lijkt niet geheel in overeenstemming met het arrest van het Hof van Justitie in
de zaak Don Bosco en Woningstichting Maasdriel. Belastingplichtigen kunnen zich in
voorkomende situaties met succes beroepen op de inhoud van het voormelde Besluit en
daarmee kiezen voor een btw-vrijgestelde levering, zolang dit Besluit nog niet is ingetrokken.
Wij verwachten dat het Besluit op (korte) termijn wordt aangepast.
Willen partijen een onbebouwd terrein dat voor bebouwing is bestemd respectievelijk een
terrein waarbij de opstal (geheel of gedeeltelijk) is gesloopt maar nog geen nasloopse
handelingen zijn verricht toch zonder btw leveren dan adviseren wij partijen om zo snel
mogelijk te contracteren en te transporteren. Eventueel kan daarbij in de ter zake van de
levering op te maken notariële akte een ontbindende voorwaarde worden opgenomen zodat
desgewenst de levering ongedaan kan worden gemaakt indien zulks wenselijk is, zonder verlies
van overdrachtsbelasting. Als het Besluit wordt ingetrokken vervalt de keuzemogelijkheid.

Slot
Nu de reikwijdte van de btw-integratielevering door wet en regelgeving steeds verder wordt
beperkt sluiten wij niet uit dat de btw-integratielevering wordt afgeschaft. Gemeenten met een
abonnement op het PwC Fiscaal Portaal Gemeenten kunnen in het onderdeel ‘btwintegratielevering’
een uitgebreid dossier terugvinden over de btw-integratielevering. Tevens
zijn aldaar de vanochtend verschenen parlementaire documenten terug te vinden waarin de
afspraken tussen Aedes en het Kabinet zijn vastgelegd.
Dit bericht is opgesteld door:
Wladimir Rouwenhorst
088 792 30 08
wladimir.rouwenhorst@nl.pwc.com
Joep Swinkels
088 792 47 08
joep.swinkels@nl.pwc.com
2. Sociaal Domein / Jeugdwet
Bron: Kamerstukken 33 684
De nieuwe Jeugdwet is op 1 juli jl. door de staatssecretarissen van VWS en VenJ namens het
kabinet naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet houdt vast aan de overdracht van de
jeugdzorg naar gemeenten per 1 januari 2015. De Jeugdwet legt de bestuurlijke en financiële
verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp in één hand: die van de gemeente. Het idee hierachter
is dat gemeenten maatwerk kunnen leveren en de zorg voor jeugd kunnen afstemmen op het
beleid voor werk en inkomen, onderwijs, sport en veiligheid. De wet geeft de gemeenten veel
vrijheid in de manier waarop ze het eigen jeugdbeleid vormgeven. De gemeenten worden zowel
bestuurlijk als financieel verantwoordelijk voor de verzorging van de jeugdhulp. Onder
jeugdhulp wordt verstaan: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders bij het
voorkomen, verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen
van psychische problemen, psychosociale problemen of gedragsproblemen van de jeugdige, of
opvoedingsproblemen.
De verantwoordelijkheid van de gemeente bestaat in ieder geval uit:
a. het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen en
kinderopvang;
b. het voorzien in een voldoende passend (dus effectief ) aanbod van jeugdhulp;

c. het advies geven over en het bepalen en inzetten van de aangewezen vorm van
jeugdhulp, op een laagdrempelige en herkenbare wijze; de vereiste expertise dient
daarbij op het juiste moment beschikbaar te zijn;
d. het op een toegankelijke wijze adviseren van professionals met zorgen over een
jeugdige (consultatiefunctie);
e. het doen van een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming indien
een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk geacht wordt;
f. het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke
participatie van een jeugdige (maatschappelijke begeleiding);
g. het op een eenvoudige wijze adviseren van jeugdigen met vragen;
h. het voorzien in een toereikend aanbod van gecertificeerde instellingen die de
maatregelen van kinderbescherming en jeugdreclassering uitvoeren.
In het voorstel wordt niet voorgeschreven hoe gemeenten de aanbieders van jeugdhulp moeten
inschakelen. De keuze voor aanbesteding, subsidie of eigen beheer wordt aan de gemeenten
overgelaten. Aan de verschillende wijze van uitvoeren van de taken zijn verschillende fiscale
aspecten verbonden.
Als de werkzaamheden door de gemeente in eigen beheer worden verzorgd speelt de vraag of
inkoop-btw kan worden gecompenseerd bij het BTW-compensatiefonds. Dit als gevolg van het
bestaan van de verschillende uitsluitingen op het recht van compensatie.
Bij het door de gemeente verstrekken van subsidies komt de vraag aan de orde of de verstrekte
subsidie een vergoeding voor dienstverlening is aan de gemeente. Als sprake is van dienstlening
zal heffing van btw aan de orde zijn tenzij de subsidie de vergoeding voor een btw-vrijgestelde
prestatie vormt.
Ook bij het door de gemeente verstrekken van opdrachten kan een btw-vrijstelling van
toepassing zijn zodat de opdrachtnemer geen btw is verschuldigd. In artikel 132, eerste lid,
onderdeel h, btw-richtlijn is namelijk een btw-vrijstelling opgenomen voor diensten en
goederenleveringen welke nauw samenhangen met de bescherming van kinderen en jongeren
en welke worden verricht door publiekrechtelijke lichamen of door andere organisaties die door
de betrokken lidstaat als instellingen van sociale aard worden erkend.
Sommige gemeenten nemen diensten af voor het vervullen en implementeren van de nieuwe
Jeugdwet. De diensten hebben geen betrekking op het daadwerkelijk verzorgen van de
overheidstaak naar de burgers toe. De gemeenten kunnen de btw die wordt betaald op de
kosten van implementatie van de nieuwe Jeugdwet naar onze mening daarom volledig

compenseren bij het BTW-compensatiefonds. Dit in vergelijking met de huidige gang van zaken
met betrekking tot het onderwijs.
Dit bericht is opgesteld door:
Wladimir Rouwenhorst
088 792 30 08
wladimir.rouwenhorst@nl.pwc.com
Joep Swinkels
088 792 47 08
joep.swinkels@nl.pwc.com
3. Fiscale aspecten revitalisering bedrijventerreinen
Eind 2009 hebben het Rijk, de provincies en de VNG het Convenant Bedrijventerreinen
ondertekent. In het kader van dit convenant worden bedrijventerrein gerevitaliseerd. In de
praktijk speelt een aantal fiscale aandachtspunten. In dit item stippen we enkele van de
aandachtspunten aan.
De revitalisering omvat een groot scala aan verschillende activiteiten. In de praktijk is de
gemeentelijke fiscale btw-positie dan ook divers. Veelal treedt de gemeente bij de revitalisering
op in zowel de hoedanigheid van btw-ondernemer als in die van overheidslichaam zodat zowel
de Wet op de omzetbelasting 1968 als het BTW-compensatiefonds van toepassing zijn.
Bij de renovatie van de openbare infrastructuur handelt de gemeente als overheid en kan de
gemeente de btw op de kosten compenseren bij het BTW-compensatiefonds. De zorg voor het
ondiepe grondwater is een gemeentetaak. Bij het voorkomen en wegnemen van
grondwatervervuiling handelt de gemeente als overheid en kan de gemeente de btw op de
kosten compenseren bij het BTW-compensatiefonds. Het opruimen van bodemvervuiling is ons
inziens een gemeentelijke taak maar onder omstandigheden kan de gemeente ook als btwondernemer
handelen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de gemeente tegen vergoeding een
saneringsverplichting van een btw-ondernemer of de provincie uitvoert. De gemeente brengt
btw in rekening en kan inkoop-btw op de btw-aangifte verrekenen.
Koopt de gemeente oude bedrijventerreinen of gebouwen om deze geheel of gedeeltelijk aan
een derde, bijvoorbeeld een op het bedrijventerrein gevestigde ondernemer, door te verkopen
dan handelt de gemeente als btw-ondernemer. De gemeente handelt ook als btw-ondernemer
als de gemeente gebouwen koopt, deze vervolgens sloopt en de grond als btw-bouwterrein
verkoopt en levert. Indien en voor zover de gemeente aankopen verricht ten behoeve van de
aanleg van een weg of geluidwal dan handelt de gemeente in de hoedanigheid van overheid.

Veelal is ter zake van de levering van het gebouw of terrein door de ondernemer aan de
gemeente geen btw verschuldigd. De verkrijging door de gemeente is ook niet belast met
overdrachtsbelasting. Dit laatste vanwege de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor
verkrijgingen door een gemeente.
Het is ook mogelijk dat de gemeente subsidies verstrekt voor bedrijfsverplaatsing. Hierbij
speelt vaak de vraag of de verplaatsing een met btw te belasten dienst vormt waardoor de
subsidie mogelijk is belast met btw. De Belastingdienst kan het standpunt innemen dat het
bedrijf een dienst aan de gemeente verleent door mee te werken aan een bedrijfsverplaatsing.
De feiten zijn daarbij van groot belang. Wordt een schadevergoeding in het kader van
onteigeningsprocedure ontvangen dan is de schadevergoeding niet belast met btw.
Dit bericht is opgesteld door:
Wladimir Rouwenhorst
088 792 30 08
wladimir.rouwenhorst@nl.pwc.com
Joep Swinkels
088 792 47 08
joep.swinkels@nl.pwc.com
4. Toepassing vrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht
woningbedrijf
Bron: Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, 20 juni
2013, 33 417, nr. 40
Tot 2003 bestond er binnen de overdrachtsbelasting een vrijstelling voor verkrijgingen door
woningcorporaties. Deze subjectieve vrijstelling is per 1 januari 2003 afgeschaft om een gelijk
speelveld op de woningmarkt te creëren. De vrijstelling leverde namelijk een
concurrentievoordeel op ten aanzien van reguliere marktpartijen en kon dus een
marktverstorende werking hebben. Wel geldt nog een aantal specifieke vrijstellingen van
overdrachtsbelasting zoals de vrijstelling in het kader van stedelijke herstructurering.
Daarnaast bestaat een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij een taakoverdracht tussen
algemeen nut beogende instellingen. In zijn arrest van 17 februari 2012, nr. 10/05460, heeft de
Hoge Raad geoordeeld dat een woningstichting op basis van de in het tijdvak van het
beoordeelde geschil als een in het algemeen belang werkzame instelling kan worden
aangemerkt hetgeen thans veelvuldig onderwerp van discussie met de Belastingdienst is.

Casus
Een woningstichting koopt in december 2008 het woningbedrijf van de gemeente
Giessenlanden met een boekwaarde circa € 20 miljoen voor de prijs van € 85 miljoen en
voldoet € 5.256.314 aan overdrachtsbelasting. De woningstichting maakt geen gebruik van de
wettelijke middelen van bezwaar en beroep. In oktober 2008 vraagt de stichting op basis van
artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen om kwijtschelding van de betaalde
overdrachtsbelasting. Dit verzoek alsmede nog 2 hernieuwde verzoeken tot heroverweging
worden door de Staatssecretaris afgewezen. Ter verdediging wordt door de staatssecretaris van
Financiën aangevoerd dat er van vrijstelling van overdrachtsbelasting geen sprake kan zijn
aangezien op grond van feiten en omstandigheden ervan kan worden uitgegaan dat
commerciële factoren bij de overname een rol hebben gespeeld. Ook het
hardheidsclausulebeleid staat in dat geval geen tegemoetkoming toe. De Commissie besluit dat
het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
In zijn uitspraak van 27 september 2012, nr. 12/00171, oordeelde het Gerechtshof te
Amsterdam in een andere zaak dat de stichting niet aannemelijk had gemaakt dat commerciële
factoren geen rol speelde. In dat geval was de koopsom vastgesteld op basis van de
bedrijfswaarde van de onroerende zaken. Dat deze bedrijfswaarde lager is dan de historische
kostprijs van de onroerende zaken, verminderd met afschrijvingen is echter door de stichting
niet aannemelijk gemaakt volgens het Gerechtshof.
De vrijstelling overdrachtsbelasting bij een taakoverdracht tussen ANBI’s is met ingang van 1
januari 2010 vastgelegd in artikel 5d Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.
Voorheen was de buitenwettelijke vrijstelling opgenomen in het besluit van 24 juni 2009, nr.
CPP2009/773M. Hierbij gelden in het kort de voorwaarden dat:
−
−
−
−
de verkrijger bezit de status van een algemeen nut beogende instelling
commerciële factoren mogen geen rol spelen;
de onroerende zaken moeten worden aangewend voor de overgedragen taak
voortzettingsvereiste van drie jaar.
Wij adviseren gemeenten bij de overdracht van een woningbedrijf en overige
gemeentebedrijven, afdelingen en dergelijke nauwkeurig te toetsen of alle fiscale kansen
optimaal worden benut.
Dit bericht is opgesteld door:

Wladimir Rouwenhorst
088 792 30 08
wladimir.rouwenhorst@nl.pwc.com
Joep Swinkels
088 792 47 08
joep.swinkels@nl.pwc.com
5. Facturen
Het PwC Fiscaal Portaal Gemeenten is uitgebreid met een onderdeel ‘Facturen’. In dit
onderdeel wordt onder andere ingegaan op de factureringsverplichting, factuurvereisten, hoe
om te gaan met declaraties, notariële akten, uitreiking van de factuur door de afnemer of door
derden (zogenoemde selfbilling respectievelijk outsourcing), ten onrechte gefactureerde btw,
correctiefacturen, de kredietbeperkingstoeslag en onbetaalde facturen.
Een compleet overzicht van de wijzigingen, nieuwe onderdelen en uitbreidingen op het PwC
Fiscaal Portaal Gemeenten is terug te vinden in het Wijzigingenoverzicht.
Dit bericht is opgesteld door:
Jeffrey Rous
088 792 19 63
jeffrey.rous@nl.pwc.com

Loonheffingen
6. Jurisprudentie fondsenvrijstelling
Recent heeft de Hoge Raad twee uitspraken gedaan over de zogenoemde fondsenvrijstelling
voor personeelsfondsen
De eerste uitspraak
De uitspraak van 9 augustus 2013, nr. 12/01829, leert ons dat zeer kleine bijdragen door het
personeel (eenmalig ca. EUR 1 p.p. in het betreffende geval) aan het personeelsfonds, als
symbolisch aangemerkt kunnen worden. Dat betekent dat de fondsenvrijstelling in een
dergelijk geval niet van toepassing is, ook al draagt het personeel bij.
Uit de tweede uitspraak
Uit de uitspraak van 9 augustus 2013, nr. 12/02585, kan geconcludeerd worden dat een fonds
niet ten minste 5 jaar dient te bestaan alvorens (onbelaste) uitkeringen aan het personeel
kunnen worden verricht. Van belang is dat de bijdrage van de werkgever tussen de oprichting
van het fonds en het kalenderjaar waarin de uitkering plaatsvindt even groot of kleiner was dan
de bijdrage van de bij het fonds betrokken werknemers in deze periode.
Gezien deze twee uitspraken over de fondsenvrijstelling raden wij aan om te beoordelen of het
sociaal fonds van uw instelling nog in lijn ligt met de huidige stand van zaken. Nog geen sociaal
fonds? Wellicht is het oprichten van een sociaal fonds het overwegen waard.
Dit bericht is opgesteld door:
Jasja van 't Hullenaar
088 792 45 20
jasja.van.t.hullenaar@nl.pwc.com
Meike van der Valk
088 792 47 19
meike.van.der.valk@nl.pwc.com

7. Nieuwe versie voorbeeldafspraak voor het verbod op privé-gebruik
van de bestelauto
De Belastingdienst heeft een nieuwe versie van de voorbeeldafspraak voor het verbod op het
privégebruik voor bestelauto’s gepubliceerd. Deze kunt u hier downloaden. De Belastingdienst
adviseert eventuele oude afspraken te vervangen door deze afspraak, maar schrijft het niet voor.
Vergelijk de afspraken die u nu gebruikt met deze voorbeeldafspraak om te beoordelen of u het
advies van de Belastingdienst wilt opvolgen. Afwijking van de voorbeeldregeling blijft mogelijk.
Dit bericht is opgesteld door:
Jasja van 't Hullenaar
088 792 45 20
jasja.van.t.hullenaar@nl.pwc.com
Meike van der Valk
088 792 47 19
meike.van.der.valk@nl.pwc.com
8. Verlenging aanmeldingstermijn eigenrisicodragerschap ZW?
Voor 1 oktober 2013 dient een eventueel verzoek te worden ingediend om per 1 januari 2014
eigenrisicodrager te worden voor de Ziektewet. De kans is groot dat veel bedrijven voor deze
datum nog niet over alle relevante data beschikken om een weloverwogen keuze te maken. Om
deze reden is aan de minister verzocht om de aanmeldingstermijn te verlengen. Of de minister
het verzoek zal inwilligen is nog niet bekend.
Dit bericht is opgesteld door:
Jasja van 't Hullenaar
088 792 45 20
jasja.van.t.hullenaar@nl.pwc.com
Meike van der Valk
088 792 47 19
meike.van.der.valk@nl.pwc.com

Diensten PwC
9. PwC Fiscaal Portaal Gemeenten / Modellabeling / Gratis inlogcode
De modellabeling op het PwC Fiscaal Portaal Gemeenten is uitgebreid. Graag laten wij u
vrijblijvend kennismaken met het PwC Fiscaal Portaal Gemeenten en verstrekken wij u
vrijblijvend een inlogcode. Neem daarvoor contact op met Joep Swinkels of Jeffrey Rous.
Joep Swinkels
088 792 47 08
joep.swinkels@nl.pwc.com
Jeffrey Rous
088 792 19 63
jeffrey.rous@nl.pwc.com
10. Actualiteitenbijeenkomsten Noord- en Zuid-Holland / Utrecht
Regelmatig organiseren wij in het land actualiteitenbijeenkomsten voor gemeenten. Aan
deelname aan deze bijeenkomsten zijn voor medewerkers van gemeenten geen kosten
verbonden. In september 2013 verzorgen wij onder meer actualiteitenbijeenkomsten in Noorden
Zuid-Holland en Utrecht.
Actualiteitenbijeenkomsten PwC in september 2013:
19 september 2013 Noord-Holland Wognum
24 september 2013 Regio Utrecht Kantoor PwC
26 september 2013 Zuid-Holland
Wilt u meer informatie ontvangen of wilt u zich aanmelden voor een actualiteitenbijeenkomst?
Stuur dan een e-mail naar Joep Swinkels.
Joep Swinkels
088 792 47 08
joep.swinkels@nl.pwc.com

Colofon
De nieuwsbrief ‘Belastingnieuws Binnenlands Bestuur’ is een uitgave van PwC
Belastingadviseurs die gemeenten, provincies en waterschappen informeert over fiscale
ontwikkelingen op het gebied van met name omzetbelasting, het BTW-compensatiefonds,
vennootschapsbelasting, loonheffingen, BPM en motorrijtuigenbelasting.
Abonnementen
Een gratis abonnement voor u of uw collega verkrijgt u na aanmelding. Aanmelden kan door
het sturen van een e-mail met vermelding van de nieuwsbrief waarop u zich wil abonneren, uw
naam, adresgegevens van uw organisatie en e-mailadres naar: ps.btw-nieuwsbrief@nl.pwc.com.
Mocht u deze nieuwsbrief niet langer willen ontvangen dan kunt u op hetzelfde e-mailadres
terecht.
Reacties
Als u op deze nieuwsbrief wil reageren kunt u een e-mail sturen aan ps.btwnieuwsbrief@nl.pwc.com.
Deze publicatie is uitsluitend opgesteld als algemene leidraad voor relevante kwesties en dient niet te worden geïnterpreteerd als professioneel
advies. U dient niet te handelen op basis van de in deze publicatie vervatte informatie zonder nader professioneel advies te hebben ingewonnen. Er
wordt geen enkele expliciete of impliciete verklaring verstrekt of garantie geboden ten aanzien van de juistheid of volledigheid van de in deze
publicatie vervatte informatie, en voor zover toegestaan krachtens de wet, aanvaarden de bij deze publicatie betrokken PwC firms, medewerkers en
vertegenwoordigers geen enkele aansprakelijkheid, voor de gevolgen van enige handeling dan wel omissie door hetzij uzelf hetzij enige andere
persoon op basis van de in deze publicatie vervatte informatie of voor enig besluit waaraan die informatie ten grondslag ligt.
Bij PwC in Nederland werken ruim 4.500 mensen met elkaar samen vanuit 12 vestigingen en drie verschillende invalshoeken: Assurance, Tax &
HRS en Advisory. We leveren sectorspecifieke diensten en zoeken verrassende oplossingen, niet alleen voor nationale en internationale
ondernemingen, maar ook voor overheden en maatschappelijke organisaties.
PwC firms leveren sectorspecifieke diensten op de gebieden Assurance, Tax & HRS en Advisory om waarde toe te voegen voor klanten. Meer dan
161.000 mensen in 154 landen in firms binnen het PwC-netwerk delen hun gedachten, ervaringen en oplossingen om nieuwe perspectieven en
praktische oplossingen te ontwikkelen.
'PwC' is het merk waaronder member firms van PricewaterhouseCoopers International Limited (PwCIL) handelen en diensten verlenen. Samen
vormen deze firms het wereldwijde PwC-netwerk. Elke firm in het netwerk is een afzonderlijke juridische entiteit en handelt voor eigen rekening en
verantwoording en niet als vertegenwoordiger van PwCIL of enige andere member firm. PwCIL verricht zelf geen diensten voor klanten. PwCIL is
niet verantwoordelijk of aansprakelijk voor het handelen of nalaten van welke van haar member firms dan ook, kan geen zeggenschap uitoefenen
over hun professioneel oordeel en kan hen op geen enkele manier binden.
© 2013 PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284). Alle rechten voorbehouden