Carpaal Tunnel - Sfz.be

SF Z
SINT-FRANCISKUSZIEKENHUIS
Carpal
tunnelsyndroom
Dr. G. Bessemans
Dr. S. Vanvolsem
Neurochirurgen

Wat is een carpal tunnelsyndroom?
Een carpal tunnelsyndroom is een geheel van klachten
veroorzaakt door een beknelling van een zenuw (de nervus medianus)
in het polskanaal (de carpal tunnel).
De carpal tunnel wordt gevormd door de polsbeentjes aan de
onderzijde en een ligament dat dwars over de pols loopt aan de
andere zijde (het ‘retinaculum transversorum’).
Door deze tunnel loopt de nervus medianus.
Deze zenuw is verantwoordelijk voor de bezenuwing van de meeste
spiertjes in de duimmuis en voor het gevoel in duim, wijsvinger,
middenvinger en een deel van de ringvinger
(zie tekening).
Wanneer deze tunnel te smal wordt (bv door verdikking van het
ligament of door ontsteking en dus zwelling van de pezen in de
tunnel, raakt de zenuw bekneld. Dit geeft aanleiding tot tintelingen en
pijn in het gebied waar de zenuw voor verantwoordelijk is en in geval
van zwaardere aantasting ook tot een verlies van knijpkracht
(predikershand).
De tintelingen treden in het begin vaak vooral ‘s nachts op.

Welke behandelingen bestaan er voor
een carpal tunnelsyndroom?
Bij heel lichte vormen van carpal tunnelsyndroom wordt soms een
nachtelijke spalk voorgeschreven. Deze verhindert dat de zenuw
afgekneld geraakt wanneer de pols tijdens de slaap gedurende
langere tijd geplooid gehouden wordt. Bij minder lichte gevallen heeft
deze behandeling weinig nut.
Wanneer het een matig carpal tunnel syndroom betreft, wordt vaak
geprobeerd met een cortisone-inspuiting de klachten onder controle
te brengen. Door deze inspuiting, die een ontstekingsremmend effect
heeft, wordt gepoogd de geprikkelde zenuw te ontzwellen en daardoor
de klachten te beperken.
Vaak is het effect van dergelijke inspuitingen langdurig maar niet
blijvend.
Bij steeds terugkerende klachten of wanneer de klachten erg storend
zijn of er een aantasting is van de bezenuwing van de
duimmuisspieren, wordt er best behandeld met een operatie.

Wat gebeurt er precies tijdens de operatie?
De operatie heeft tot doel de geknelde zenuw vrij te maken.
Dat wordt gedaan door het ligament (het ‘dak’ van de tunnel) overlangs
open te maken (zie tekening).
De operatie gebeurt meestal onder lokale verdoving. Soms wordt een
andere techniek toegepast (loco-regionale verdoving, waarbij de hele
arm verdoofd wordt, of uitzonderlijk zelfs een algemene verdoving)
Welke voorbereiding is er nodig?
• Voor deze operatie hoeft u normaal niet onder algemene verdoving
te worden gebracht. Het is dan ook niet nodig om nuchter te blijven,
tenzij de neurochirurg u hier specifiek om vraagt.
• De meeste medicamenten kan u gewoon blijven doornemen.
• Sommige BLOEDVERDUNNERS moeten tijdig worden gestopt.
Verwittig uw arts wanneer u bloedverdunners gebruikt.
Deze kan bepalen of ze moeten worden gestopt en of er in de
plaats onderhuidse spuitjes nodig zijn.

Wat gebeurt er na de ingreep?
• In de loop van de eerste dagen na de ingreep zal de geopereerde
hand vermoedelijk in mindere of meerdere mate zwellen door
vochtopstapeling. Dit komt door de operatie en ebt over verloop van
enkele dagen weg. Om het wegtrekken van de zwelling te
bevorderen, dienen enkele maatregelen te worden genomen:
• de vingers dienen zoveel mogelijk te worden bewogen
(de pols daarentegen moet zo stil mogelijk worden gehouden)
• de hand moet hoger worden gehouden dan het niveau van het
hart: hiervoor krijgt u een draagdoek, die u enkel overdag moet
gebruiken. De draagdoek moet verschillende malen per dag
worden uitgedaan om de elleboog en de schouder goed te
mobiliseren.
U mag de draagdoek maximaal 5 dagen gebruiken.
• ‘s nachts kan u de hand op de borstkas leggen (ruglig) of op een
kussen naast u (zijlig op de niet-geopereerde zijde)
• Qua pijnstilling zou paracetamol (Dafalgan°,...) moeten volstaan.
Mocht dit niet het geval zijn, dan moet u de huisarts contacteren voor
een wondcontrole.
• De hechtingen kunnen verwijderd worden vanaf 14 dagen na de
ingreep (tenzij de behandelende arts deze periode verlengt,
bv. omwille van suikerziekte of een heringreep). De hechtingen
worden verwijderd door de huisarts, die van deze gelegenheid
gebruik maakt om een wondcontrole uit te voeren.

Welke nevenwerkingen zijn er mogelijk?
Bij elke behandeling bestaat een risico op nevenwerkingen en
verwikkelingen. Net als bij iedere operatie bestaat ook hier een (klein)
risico op nabloeding of wondinfectie. Extreem zeldzaam treedt een
beschadiging op van de zenuwtak voor de duimmuisspieren.
Dit kan leiden tot een verminderde controle over de
duimbewegingen. Ook de algoneurodystrofie is een extreem
zeldzame verwikkeling waarbij de besturing van de bloeddoorstroming
van de hand of de voorarm verstoord wordt.
Dit kan leiden tot een erg pijnlijke gezwollen verkleuring van de hand.
Welke resultaten mogen verwacht worden?
In de meeste gevallen zullen de pijn en de (nachtelijke) tintelingen erg
snel (over verloop van enkele dagen) verbeteren tot volledig
verdwijnen.
Wanneer er vóór de operatie krachtsverlies bestaat, verloopt het
herstel hiervan vaak trager en dit is niet altijd volledig.
Vaak wordt hiervoor aanvullende kinesitherapie toegepast.
Het resultaat van de operatie hangt af van verschillende factoren.
Zelfs als de zenuw door de ingreep goed en volledig wordt vrijgelegd,
bestaat soms nog de kans op restlast. Deze treedt vooral op wanneer
de beknelling zeer ernstig was of erg lang bestond vooraleer
heelkundig behandeld werd.
Na de operatie bestaat er vaak voor langere tijd wat pijn ter hoogte
van de pols, vooral bij draai- en wringbewegingen (dweil uitwringen,
fles opendraaien,…).
In de meeste gevallen verdwijnt deze last over het verloop van enkele
weken.

Tot slot
De inhoud van deze brochure is slechts een leidraad.
Het doel is u zo goed mogelijk te informeren en voor te
bereiden op de behandeling.
Heeft u nog vragen?
Aarzel dan niet en neem contact op met uw behandelende arts.
Dr. G. Bessemans, Dr. S. Vanvolsem
Neurochirurgen
Telefoon secretariaat: 011 71 58 08

SF Z
SINT-FRANCISKUSZIEKENHUIS
Sint-Franciskusziekenhuis
P. Paquaylaan 129
3550 Heusden-Zolder
Tel. 011 71 50 00
Fax. 011 71 50 01
www.sfz.be