09.07.2015 Views

Lokaal Sociaal Beleidsplan - Gemeente Lede

Lokaal Sociaal Beleidsplan - Gemeente Lede

Lokaal Sociaal Beleidsplan - Gemeente Lede

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Joris BlondeelJuli 2007- Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 1


Inhoudsopgave1. Inleiding / voorwoord.2. Visie lokaal sociaal beleid – sociale grondrechten – participatie.2.1. <strong>Sociaal</strong> beleid en sociale grondrechten : visie.2.2. <strong>Sociaal</strong> huis.2.3. Participatie.3. Taakverdeling OCMW – gemeentebestuur.4. Omgevingsanalyse.4.1. Omgevingsanalyse – inleiding.4.2. Cijferanalyse.4.2.1. Demografische indicatoren.4.2.1.1. Algemeen.4.2.1.2. Vreemdelingen.4.2.1.3. Leeftijdscategorieën.4.2.2. <strong>Sociaal</strong>-economische indicatoren.4.2.2.1. Werkloosheidsgraad.4.2.2.2. Werkgelegenheidsgraad.4.2.2.3. Activiteitsgraad.4.2.2.4. Gemiddeld inkomen.4.2.3. Arbeidsmarkt.4.2.3.1. Beroepsbevolking.4.2.3.2. Aantal werkenden.4.2.3.3. Totale werkgelegenheid.4.2.3.4. Niet-werkende werkzoekenden.4.2.3.5. Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen.4.2.4. Huisvesting.4.2.4.1. Totaal woningbestand.4.2.4.2. <strong>Sociaal</strong> patrimonium.4.2.4.3. Comfort van de woningen.4.2.5. Kansarmoede.4.2.5.1. SIF-vreemdelingen.4.2.5.2. Aantal leefloners.4.2.5.3. Kinderen die inwonen bij een alleenstaande ouder.4.2.5.4. Kinderen geboren in kansarme gezinnen.4.2.5.5. Woningen zonder comfort.4.2.5.6. Sociale huurappartementen.4.2.5.7. Aantal WIGW’s.4.2.5.8. UVW’s jonger dan 25 jaar.4.2.5.9. UVW’s langer dan één jaar werkloos.4.2.5.10. Jongeren in bijzondere bijstand.4.2.6. Lokale statistieken – gemeente <strong>Lede</strong>.4.2.6.1. Bejaarden en bejaardenvoorzieningen.4.2.6.2. Sociale woningen en appartementen.4.2.7. Conclusie mbt de cijfergegevens.4.3. Resultaten enquête – cliënten.4.3.1. Verwerking enquête.4.3.1.1. Algemene gegevens.4.3.1.2. Kent u de volgende diensten van het OCMW – gemeente ?4.3.1.3. Maakt u gebruik van de volgende diensten ?4.3.1.4. Van welke diensten bent u tevreden, van welke bent u minder tevreden ?4.3.1.5. Maakt u gebruik van andere diensten ?Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 2 2


4.3.1.6. Zijn er bepaalde diensten die ontbreken in <strong>Lede</strong>?4.3.1.7. Belangrijkste initiatief voor het lokaal bestuur.4.3.1.8. Bijkomende vragen en/of suggesties.4.3.2. Conclusies mbt de cliëntenenquête.4.4. Resultaten enquête – lokale actoren.4.4.1. Verwerking enquête.4.4.1.1. Met welke diensten werkt u samen ?4.4.1.2. Samenwerking met OCMW en gemeentebestuur.4.4.1.3. Leemtes en overlappingen.4.4.1.4. Behoeften op vlak van lokaal sociaal beleid in <strong>Lede</strong>.4.4.1.5. Prioriteiten.4.4.2. Conclusies met betrekking tot lokale actoren – enquête.4.5. Aanbevelingen inspraakvergadering.4.5.1. Armoede.4.5.1.1. Samenwerking tussen lokale-laagdrempelige actoren.4.5.1.2. Prioriteit geven aan gezinnen met kinderen.4.5.1.3. Doorwijsmateriaal.4.5.1.4. Rol van de school en kind en gezin.4.5.1.5. Onderliggende oorzaken aanpakken.4.5.1.6. <strong>Sociaal</strong> informatiepunt.4.5.1.7. Individueel engagement en motivatie.4.5.1.8. Isolement tegengaan.4.5.1.9. Vrijwilligerswerk aanmoedigen.4.5.2. Huisvesting.4.5.2.1. Kleinschalige huisvestingsprojecten.4.5.2.2. Spreiding van de sociale woningen.4.5.2.3. <strong>Gemeente</strong>gronden aanwenden.4.5.2.4. Overleg OCMW – SHM.4.5.2.5. Meer financiële tussenkomst in huishuur.4.5.2.6. Zoeken naar huurwoningen.4.5.2.7. Voorkooprecht hanteren.4.5.2.8. Controle op bewoonbaarheid.4.5.2.9. Huurkwesties.4.5.3. Gezondheid en sociale zekerheid.4.5.3.1. Kort- en nachtopvang voor iedereen.4.5.3.2. Opwaardering mantelzorg.4.5.3.3. <strong>Sociaal</strong> huis.4.5.3.4. Aanbevelingen uitvoeren.4.5.3.5. Rechten en plichten van de burger.4.5.3.6. Ruimere werking rond druggebruik.4.5.3.7. Budgetbeheer en begeleiding collectieve schuldenregeling uitbreiden.4.5.3.8. Preventieve gezondheidszorg.4.5.3.9. Preventieve geestelijke gezondheidszorg.4.5.4. Ouderen.4.5.4.1. Uitbreiding rusthuisbedden en kortverblijf.4.5.4.2. Dagverblijf voor iedereen.4.5.4.3. Betaalbare serviceflats.4.5.5. Tewerkstelling.4.5.5.1. Uitbreiding sociale tewerkstelling via artikel 60.4.5.5.2. Invoering sociale tewerkstelling via artikel 61.4.5.5.3. Overkoepelende structuur.4.5.5.4. Vrijwilligerswerk.4.5.5.5. Nazorg sociale tewerkstelling.4.5.5.6. Budget voorzien.4.5.6. Vreemdelingen en vluchtelingen.4.5.7. Samenvatting en conclusies met betrekking tot de inspraakvergadering.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 3 3


4.6. Eindbeschouwing.5. LSB-beleidsprioriteiten 2008-2013.5.1. Inleiding.5.2. Opvolging.5.3. Beleidsprioriteiten 2008-2013 : concreet.5.3.1. Ouderenzorg : rusthuis en serviceflats.5.3.1.1. Rusthuis (vanaf de eerste helft van de beleidplanperiode).5.3.1.2. Serviceflats (vanaf de eerste helft van de beleidplanperiode).5.3.2. Kansarmoede – hulpverlening : sociaal huis.5.3.3. Huisvesting : sociale woningen en OCMW-woningen.5.3.3.1. Bijkomende sociale woningen.5.3.3.2. Huisvesting : bijkomende OCMW-woningen (Impe, <strong>Lede</strong>,…).6. Bijlagen.6.1. Vragenlijst sociale dienst.6.2. Vragenlijst lokale actoren.6.3. Bevraagde lokale actoren.7. Annex – teksten gemeentelijk beleidsplan kinderopvang.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 4 4


1. Inleiding / voorwoord .Het Leedse lokaal sociaal beleidsplan voor de periode 2008-2013 kwam tot stand na een lange voorbereiding,met heel wat overleg, onderzoek, inspraak, vorming en schrijfwerk.Er werd een gemeentelijke stuurgroep opgericht (startvergadering voorjaar 2005) en gaandeweg werden ervanuit deze stuurgroep concrete inhoudelijke en praktische afspraken gemaakt. In deze werkgroep zetelen deleden van het Bijzonder Comité, de leden van het schepencollege en verschillende ambtenaren uit beidebesturen.De stuurgroep besliste reeds van bij de start om geen permanente inhoudelijke (sub)werkgroepen teinstalleren.In 2005 werd er een officiële taakverdeling (tussen gemeentebestuur en OCMW) opgemaakt en ondertekend.Vervolgens werd er werk gemaakt van de opmaak van het zogenaamde ‘plan 0’ (het eerste –beperkte- lokaalsociaal beleidsplan voor de periode 2006-2007).In hetzelfde jaar nam het regionaal welzijnsoverleg in Aalst het initiatief om een leernetwerk lokaal sociaalbeleid op te richten. Vanuit dit leernetwerk (waar diverse gemeenten uit de regio aan deelnemen) werddoorheen het ganse traject vorming en overleg aangeboden, wat zorgde voor een grote meerwaarde en eengewaardeerde ondersteuning.Vervolgens begonnen we met de opmaak van een omvangrijke omgevingsanalyse. De Leedse stuurgroeplokaal sociaal beleid besliste om in 2006 (voorjaar - zomer) tijdelijk een bijkomende maatschappelijk werker aante werven, zodat er werk kon worden gemaakt van een onderbouwde omgevingsanalyse. We kozen voor eenevenwichtige analyse op basis van vier soorten gegevens (cijfers, bevraging lokale actoren, bevraging cliëntensociale dienst OCMW en de resultaten van de inspraakvergadering).In 2007 werden -op basis van de omgevingsanalyse- concrete beleidskeuzes gemaakt door de stuurgroep. Entot slot werd er uiteraard ook de nodige tijd uitgetrokken voor de redactie van het beleidsplan voor de periode2008-2013.Tot ons groot genoegen zijn we er in geslaagd om zowel de omgevingsanalyse als het eigenlijke beleidsplantijdig -binnen het voorziene tijdsschema- af te werken. Inmiddels vroegen we uitstel aan voor de realisatie vanhet sociaal huis. De concretisering van het sociaal huis is trouwens één van de prioriteiten (binnen het lokaalsociaal beleid) voor de komende jaren.De wetgever schreef geen concrete inhoudstafel voor dit beleidsplan voor. Er werden echter wel een aantalminimale inhoudelijke vereisten opgesomd.Zo moet het lokaal sociaal beleidsplan minimaal de volgende zaken bevatten ;1. Omgevingsanalyse2. Geïntegreerde visie op lokaal sociaal beleid3. Meerjarenplanning4. Taakverdeling en werkafspraken5. Beschrijving van de wijze waarop bevolking en lokale actoren werden betrokken bij de opmaak van het plan.We hebben getracht om met deze nota te voldoen aan deze inhoudelijke vereisten, en we menen daar ook ingeslaagd te zijn…Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 5 5


Annex mbt kinderopvang – eind juni 2007:Gevolggevend aan een rondschrijven van Kind en gezin (dd 21.06.2007) werd aan dit plan in extremiseveneens een hoofdstuk met betrekking kinderopvang toegevoegd. De Vlaamse regering keurde immers op 4mei 2007 een besluit houdende het lokaal overleg kinderopvang goed. Het besluit trad in werking op 19 juni2007. Concreet betekent dit onder andere dat het beleidsplan kinderopvang verplicht deel moet uitmaken vanhet lokaal sociaal beleidsplan.Deze bepalingen werden ons per mail kenbaar gemaakt op 21 juni 2007.Wij betreuren deze laattijdige communicatie die geen rekening hield met de concrete timing en finalisering vanhet lokaal sociaal beleidsplan.Aangezien wij een strakke timing hanteerden (omgevingsanalyse in 2006, redactie van het beleidsplan in meijuni2007) was het plan reeds afgewerkt toen wij vernamen dat ook kinderopvang hierin moest wordengeïntegreerd (tot dan dachten wij dat het ging om een optie – zie elders in deze nota).In de nog resterende maanden (zomer en najaar 2007) werden de definitieve teksten rondgestuurd enbesproken door de stuurgroep én vervolgens geagendeerd op de gemeente- en OCMW-raad.Bijgevolg staat het plan rond kinderopvang volledig los van het overige plan en werd het als een annextoegevoegd bij het lokaal sociaal beleidsplan.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 6 6


2. Visie lokaal sociaal beleid / socialegrondrechten / participatie.2.1. <strong>Sociaal</strong> beleid en sociale grondrechten : visie.Het lokaal sociaal beleid is prioritair gericht op :- Het bewerkstelligen van maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor alle burgers- Het garanderen van de toegankelijkheid voor alle burgers tot de sociale grondrechten.Deze sociale grondrechten zijn inmiddels ook opgenomen in de grondwet. De grondwet preciseert en zegt overdeze 'sociale grondrechten' dat ieder het recht heeft om een "menswaardig" leven te leiden.Concreet gaat het hier om de volgende 'grondrechten':1°het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeenwerkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijkwerkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht opinformatie, overleg en collectief onderhandelen;2°het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridischebijstand;3°het recht op een behoorlijke huisvesting;4°het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu;5°het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.Art. 24, §3 van de Grondwet voegt hier aan toe:Ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden. De toegang tot hetonderwijs is kosteloos tot het einde van de leerplicht.Alle leerlingen die leerplichtig zijn, hebben ten laste van de gemeenschap recht op een morele of religieuzeopvoeding.In de desbetreffende memorie van toelichting wordt ook de opdracht die lokale besturen en de Vlaamseoverheid hierin vervullen geconcretiseerd :De ongelijkheid tussen burgers wat betreft de toegang en de uitoefening van de hun basisrechten, moetzoveel mogelijk worden vermeden en weggewerkt. Daarover waken is een kerntaak van Vlaanderen en vande lokale besturen. Dit betekent ook dat alle burgers aangemoedigd en ondersteund worden om hun rechtenuit te oefenen, en dat op alle beleidsdomeinen aandacht moet gaan naar het bereiken van kwetsbare groepen.<strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong> beleid is dus het geheel van de beleidsbepalingen en bijhorende acties van het lokaal bestuuren de acties van lokale actoren, met het oog op het garanderen van de toegang van elke burger tot dehierboven omschreven sociale grondrechten.Voor elk lokaal bestuur -en dus ook voor het Leedse gemeentebestuur en OCMW- is het realiseren vandeze sociale grondrechten een kerntaak.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 7 7


Het gemeentebestuur van <strong>Lede</strong> onderschrijft deze visie, die tevens fungeert als uitgangspunt, inspiratiebron enconcrete leidraad voor de planning, uitwerking, uitvoering en evaluatie van het lokaal sociaal beleid, bijhorendebeleidsplannen en –documenten, samenwerkingsverbanden en het op te starten sociaal huis.Ook bij de mogelijke ontwikkeling van nieuwe initiatieven, samenwerkingsverbanden en allerhande bijhorendeacties terzake gelden deze sociale grondrechten als uitgangspunt en leidraad.Wij streven er als lokaal bestuur naar dat iedereen die verblijft op het grondgebied van <strong>Lede</strong> (dit geldt eveneensvoor alle andere personen die feitelijk "ten laste" vallen van de gemeente <strong>Lede</strong>) daadwerkelijk recht heeft op, ofoptimaal gebruik kan maken van:- werk- sociale zekerheid,- een degelijke woning en een gezonde woonomgeving,- culturele en maatschappelijke ontplooiing- onderwijs.Het is natuurlijk niet mogelijk om op korte termijn de volledige verwezenlijking van deze grondrechten terealiseren. Het gaat hier veeleer om een lange termijn perspectief, een basisvisie van waaruit er wordt gedacht,gepland en gewerkt.Wel is dit voor ons een kader, een kapstok waarbinnen aan de huidige en toekomstige werking(en) gestalte zalworden gegeven.Aansluitend hierop verwijzen we naar de missie van het OCMW zoals die wordt omschreven op de website vande gemeente <strong>Lede</strong>:“De belangrijkste opdracht van het OCMW is ervoor te zorgen dat iedereen in staat is een menswaardigbestaan te leiden. Elke inwoner kan een beroep doen op het OCMW”.Het lokaal sociaal beleidsplan moet daarenboven ook blijk geven van een ‘geïntegreerde’ visie. Daarbij horenmogelijks ook links naar andere beleidsthema’s. In <strong>Lede</strong> hebben we vanuit de stuurgroep vrij snel de potentiëlelokale sociale beleidsthema’s afgebakend.Volgende thema’s werden geselecteerd en vormen de inhoudelijke kern van de omgevingsanalyse (en ook vande daarbij horende bevragingen en inspraak):1 Arbeid en tewerkstelling2 Sociale zekerheid en gezondheidszorg3 Huisvesting en wonen4 Armoede5 Bejaarden en ouderenzorg6 Vreemdelingen.Deze afbakening schepte van meet af aan duidelijkheid en zorgde ervoor dat de opmaak van het plan praktischen inhoudelijk ‘beheersbaar’ bleef, rekening houdend met de beschikbare middelen (beperkte beschikbaarheidpersoneel – krappe timing).Vaak wordt het lokaal sociaal beleid ook gelinkt met kinderopvang, jeugdbeleid en seniorenbeleid. Ompraktische en inhoudelijke redenen besliste de stuurgroep om deze beleidsplannen niet te vermengen.Zodoende staat dit plan feitelijk los van de andere plannen.De omgevingsanalyse staat evenwel ter beschikking van de andere collega’s. Deze analyse is mits enkeleaanvullingen ook bruikbaar voor andere plannen.De beleidsverantwoordelijken (politici, ambtenaren, kernvrijwilligers) mbt jeugd, kinderopvang en seniorenkregen wel de kans om inspraak te krijgen tijdens de opmaak van de omgevingsanalyse, zodat hunaandachtspunten en prioriteiten ook hier aan bod konden komen.Dd 21.06.07 was de bovenstaande alinea ineens gedateerd toen wij via een mail vernamen dat hetbeleidsplan rond kinderopvang verplicht moet worden opgenomen in het lokaal sociaal beleidsplan.(zie annex in de inleiding). Helemaal achteraan in dit plan werd dan ook een annex rond kinderopvangopgenomen.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 8 8


2.2. <strong>Sociaal</strong> huis.Het ontwikkelen en operationaliseren van het sociaal huis staat centraal in het lokaal sociaal beleid.Het sociaal huis vervult minstens drie (decretaal verplichte) functies, waarmee de toegankelijkheid en dewerking van de lokale sociale dienstverlening worden geoptimaliseerd:-informatiefunctie-loketfunctie-doorverwijsfunctieDe bevoegde minister ziet het sociaal huis als een (fysiek of virtueel) systeem waarbij tussen het OCMW, hetgemeentebestuur en andere lokale partners afspraken worden gemaakt. De doelstelling is dat de burger metzijn vraag op de juiste plaats terecht kan, zo snel mogelijk het juiste antwoord/informatie krijgt en dat hij/zij nietmeerdere keren zijn/haar verhaal moet doen vooraleer er stappen (hulpverlening of bemiddeling) wordenondernomen (= informatie-, loket- en doorverwijsfunctie).Het Leedse gemeentebestuur en het OCMW onderschrijven deze bovenstaande visie.Volgens het decreet moest het sociaal huis geoperationaliseerd worden uiterlijk op 1 januari 2007. Het Leedselokale bestuur vroeg en kreeg echter uitstel van de minister. Het sociaal huis van <strong>Lede</strong> moet uiterlijk op 22mei 2009 (dit is vijf jaar na inwerkingtreding van het decreet) operationeel zijn.De term ‘sociaal huis’ is niet gedefinieerd door de wetgever. Het gaat hier mogelijks over een fysiek gebouw ofook over een ‘virtueel concept’. Lokale besturen hebben de vrijheid om het sociaal huis te interpreteren als eenfysiek gebouw dat meerdere diensten en functies samenbrengt, maar ook als een concept dat de acties omvatdie tot doel hebben de toegankelijkheid van de sociale dienstverlening te verhogen.Het sociaal huis hoeft dus niet noodzakelijk een fysiek gebouw zijn. Het kan ook een virtueel concept zijn, eenintensief samenwerkingsverband met duidelijke afspraken en procedures.Het is echter evident dat een fysiek sociaal huis de voorkeur geniet. Verschillende diensten samenbrengenonder één dak verkleint immers de drempelvrees voor de gebruikers, het bevordert de onderlingesamenwerking en ook het stigma dat nu nog steeds kleeft aan een bezoek aan de sociale dienst van hetOCMW wordt dan sterk verkleind.Bovendien is de sociale dienst van het OCMW nog steeds (zelfs na de opsplitsing van de administratie en desociale dienst) krap en vooral onpraktisch gehuisvest. Een ruime, praktische locatie zou de dienstverlening naarde cliënten, de veiligheid én het werkcomfort van de maatschappelijk werkers sterk ten goede komen.Elke nieuwe locatie voor de sociale dienst moet dan ook minimaal aan volgende criteria voldoen :- een duidelijk gescheiden frontoffice (onthaal-receptie) en backoffice (gespreksruimte en administratievediensten)- voldoende en geschikte bureelruimte voor individuele gesprekken met sociaal werkers- ruimte voor andere diensten en/of spreekuren van externen (vb advocaat)- vergaderruimte2.3. Participatie.Een beleidsplan dat kan rekenen op een breed draagvlak, zal ook makkelijker uitvoerbaar zijn. De Vlaamseoverheid hecht veel belang aan participatie bij de opmaak en uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan.Lokale besturen worden verplicht om in het lokaal sociaal beleidsplan uitvoerig te beschrijven hoe zeparticipatie hebben voorzien en uitgewerkt.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 9 9


Er zijn echter verschillende niveaus van participatie. Volledigheidshalve zetten we ze even beknopt op eenrijtje :Vorm van democratie Niveau van participatie Concrete voorbeeldenRepresentatieve democratie Informeren <strong>Gemeente</strong>lijk infomagazine,persberichten,…Inspraakdemocratie Raadplegen – Adviseren Inspraakvergadering, hoorzitting,Interactieve democratie Meebeslissen Convenanten, buurtbeheer,permanente overlegstructurenDirecte democratie Zelfbeheer Buurt- en wijkbudgetten,zelforganisatiesBovendien wijst de wetgever er op dat lokale besturen bijzondere aandacht moeten hebben voor de participatievan achtergestelde groepen. De praktijk leert evenwel dat het niet evident is om niet-georganiseerde, verbaalzwakke groepen te laten participeren aan een (lokaal sociaal) beleidsplan dat schijnbaar zeer ver van hun bedstaat.Participatie ; hoe ?In <strong>Lede</strong> koos het lokaal bestuur voor informeren, raadplegen en adviseren.Qua methodiek werd er geopteerd voor :- enquêtes (zelf uitgevoerd)- overlegmoment – gekoppeld aan de enquête.Er werd geen permanente overlegstructuur met vertegenwoordiging van lokale actoren geïnstalleerd.Omwille van de tijdsdruk en om praktische redenen werd er geopteerd voor een eerder beperkt participatieplan.Het aantal participatiemomenten werd beperkt gehouden.De stuurgroep lokaal sociaal beleid koos er bewust voor om te werken via gestandaardiseerdeenquêteformulieren én (achteraf – na de verwerking van de enquêtes) een gezamenlijk inspraakmoment.Participatie ; wanneer ?De participatie werd uitgewerkt in functie van de opmaak van de omgevingsanalyse (lente – zomer 2006).Naderhand was het dan aan de beleidsverantwoordelijken -de Leedse politici- om concrete keuzes te maken(lente – zomer 2007) en prioriteiten te bepalen voor de komende beleidsplanperiode (2008-2013).Participatie ; wie?- Tientallen lokale actoren kregen een enquêteformulier toegestuurd. De respons hierop was redelijk(meer informatie hieromtrent is te vinden in de omgevingsanalyse elders in deze beleidsnota).Lokaleactoren = ambtenaren, maatschappelijk werkers OCMW, beroepskrachten private sociale sector,politici, sleutelfiguren uit het verenigingsleven, geëngageerde vrijwilligers,...- De respondenten van deze enquête werden na de verwerking van de enquête uitgenodigd op eeninspraakvergadering. Tijdens deze vergadering werd gewerkt in kleine thematische werkgroepen. Uitdeze vergadering kwamen heel wat concrete beleidsvoorstellen die werden opgenomen in deomgevingsanalyse.De opkomst voor deze inspraakvergadering was eerder laag, de output en dekwaliteit van de voorstellen waren evenwel hoog.- Voor de cliënten van het OCMW werd er een apart enquêteformulier opgemaakt. Geïnteresseerdecliënten werden individueel geïnterviewd en konden daar anoniem hun mening geven over de werkingvan de lokale openbare diensten (OCMW én gemeente) én bovendien was er ook ruimte voorbeleidsvoorstellen en suggesties. Heel wat OCMW-cliënten waren geïnteresseerd om hieraan deel tenemen. De inhoudelijke output van de cliëntenbevraging (de kwaliteit én de bruikbaarheid van devoorstellen) was evenwel vrij pover.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 10 10


Omgevingsanalyse.Samen met de cijfergegevens, die onder andere via de provincie en de dienst bevolking werden ter beschikkinggesteld, vormden de resultaten van de participatieronde de basis van de omgevingsanalyse.De omgevingsanalyse werd integraal opgenomen in de beleidsnota.Voor de opmaak ervan -in 2006- werd er tijdelijk een bijkomend personeelslid aangeworven.3. Taakverdeling OCMW- gemeentebestuur.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 11 11


Bestuursakkoord tussen het gemeentebestuur en het OCMW van <strong>Lede</strong> : “Samen werken aan een lokaalsociaal beleid”.Het bestuursakkoord tussen het gemeentebestuur en het OCMW van <strong>Lede</strong> werd besproken op hetoverlegcomité gemeentebestuur – OCMW d.d. 14.02.2005.De OCMW-raad keurde het akkoord goed in zitting van 24.03.2005.Het akkoord werd geagendeerd én goedgekeurd tijdens de gemeenteraadszitting van 19 mei 2005.1. Samen werken aan welzijn.Het lokaal sociaal beleid wordt samen gedragen door het gemeentebestuur en door het O.C.M.W. Beidepartijen zijn terzake gelijkwaardige partners en engageren zich met deze overeenkomst om samen, inonderling overleg werk te maken van een geïntegreerd lokaal sociaal beleid.Beide besturen hebben verschillende taken inzake welzijn en lokaal sociaal beleid. Door gezamenlijkeafspraken en regelmatig overleg te voorzien kan overlapping worden voorkomen.Het welzijn van de burger staat centraal in het lokaal beleid. Voor de burger is niet de bevoegdheidsdiscussiem.b.t. de taakverdeling van belang, maar wel de kwaliteit van de dienstverlening, de vlotte bereikbaarheid énde toegankelijkheid van deze dienstverlening.Het overlegcomité gemeente – O.C.M.W. vervulde een centrale rol in de samenwerking. Dit comité werdaangewend om een optimale samenwerking en communicatie tussen beide besturen te garanderen. Hetoverlegcomité werd vanaf 1 januari 2007 opgeheven. Vanaf deze datum maakt de voorzitter van het OCMWdeel uit van het schepencollege en is de werking van het overlegcomité derhalve achterhaald.In de schoot van het overlegcomité werd een stuurgroep lokaal sociaal beleid geïnstalleerd. Deze stuurgroepfungeert als drijvende kracht m.b.t. de realisatie van een geïntegreerd lokaal sociaal beleid.In deze stuurgroep zetelen vertegenwoordigers van het OCMW en van het gemeentebestuur (politici enambtenaren).Concrete samenstelling van de stuurgroep:OCMWde leden van het Bijzonder Comitéde OCMW-secretarisdiensthoofd van de sociale dienstmaatschappelijk werker – contactpersoon lokaal sociaal beleid – redactie beleidsplanDe voorzitter van het OCMW is de voorzitter van de gemeentelijke stuurgroep lokaal sociaal beleid.<strong>Gemeente</strong>bestuur College van Burgemeester en Schepenen gemeentesecretaris contactpersoon lokaal sociaal beleidVoor het lokale welzijn streven beide besturen een proactief, inclusief, participatief, geïntegreerd, integraalen offensief lokaal sociaal beleid na.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 12 12


Pro-actief: Het welzijnsbeleid wordt niet opgebouwd als een opeenstapeling van antwoorden opindividuele vragen en behoeften maar vertrekt vanuit duidelijke analyses, uitgewerkte strategieën enstreeft doelmatigheid en effectiviteit na.Preventief werken bekleedt hierbij een belangrijke plaats.Inclusief: Het lokale welzijnsbeleid houdt zich niet alleen bezig met de concrete zorgvraag maarprobeert op alle lokale werkterreinen hefbomen te creëren voor een groter algemeen welzijn van debewoners van <strong>Lede</strong>.Participatief: Het lokale welzijnsbeleid wordt zoveel mogelijk uitgebouwd in samenspraak met debetrokkenen die allen mee een verantwoordelijkheid dragen.Geïntegreerd: Niet alleen het gemeentebestuur en het O.C.M.W., maar ook heel wat particulierewelzijnsdiensten zijn actief op het lokale welzijnsterrein. Via diverse beleidsnetwerken wordt het beleidzoveel mogelijk in samenspraak met deze partners uitgebouwd.Integraal: Alle levensdomeinen zijn onderwerp van het welzijnsbeleid.Offensief: Het lokale welzijnsbeleid is geen oplapbeleid maar probeert op een offensieve manier delokale samenleving te beïnvloeden in de richting van een zorgzame maatschappij, waarbij de nodigeaandacht bestaat voor iedere inwoner zonder enig onderscheid.2. Taakverdeling<strong>Gemeente</strong> en O.C.M.W. nemen elk een aantal specifieke welzijnstaken op zich. Deze taken zijn complementairen worden in deze overeenkomst duidelijk afgebakend.O.C.M.W. en gemeente blijven gedurende de planning, uitvoering en evaluatie van het lokaal sociaalbeleidsplan overleg terzake plegen.De onderstaande lijst is niet-limitatief, en kan in de loop van de beleidsplanperiode -naar gelang de gesteldenoden- worden aangevuld of gecorrigeerd.Het O.C.M.W. neemt de verantwoordelijkheid voor de volgende taken:- algemene individuele dienstverlening- bejaardenzorg- sociale tewerkstelling- sociale huisvesting- thuiszorg en poetshulp- kansarmoedebeleid- asielbeleid- materiële dienstverleningHet gemeentebestuur neemt de verantwoordelijkheid voor de volgende taken:- aanvragen pensioenen- diverse premies en toelagen (minder-validen, geboortepremie, (ver)bouwen,…)- kinderopvang- jeugdbeleid- seniorenbeleid (seniorenraad)- plaatselijk werkgelegenheidsagentschap (PWA) en contactpunt werkwinkel- ontwikkelingssamenwerking- preventiebeleid3. <strong>Beleidsplan</strong>Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 13 13


Beide partijen engageren zich om samen te werken aan de uitwerking van een <strong>Lokaal</strong> sociaal beleidsplan enhet bijhorende planningsproces.Opgemaakt te <strong>Lede</strong> op … … 2005Deze overeenkomst werd opgemaakt in twee exemplaren. Elke partij erkent één exemplaar ontvangen tehebben.R. Uyttendaele P. Vandermeersch G. Grepdon P. VijvermanVoorzitter OCMW Secretaris OCMW Burgemeester <strong>Gemeente</strong>secretaris. . . . . . . . . . . .Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 14 14


4. Omgevingsanalyse.4.1 .Omgevingsanalyse : Inleiding.Op 3 maart 2004 werd het decreet over het lokaal sociaal beleid goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Ditdecreet werd op 19 maart 2004 door de Vlaamse Regering bekrachtigd. Op 22 mei 2004 trad het decreet, 10dagen na publicatie in het Belgisch staatsblad, in werking. Dit decreet biedt een definitief kader voor de uitbouwvan een geïntegreerd lokaal sociaal beleid waarbij lokale besturen meer verantwoordelijkheid wordt toegekend.Het lokaal sociaal beleid heeft de bedoeling om iedere burger een betere toegang tot de economische, cultureleen sociale rechten, zoals opgesomd in artikel 23 van de grondwet, te garanderen.In het kader van dit decreet hebben O.C.M.W.’s en gemeentebesturen van de Vlaamse gemeenten, centraleactoren in het lokaal sociaal beleid, in 2005 voor het eerst een gezamenlijk <strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Beleidsplan</strong>opgemaakt dat geldt voor de periode 2006-2007. Tegen eind 2007 moet een tweede plan worden opgemaaktdat vanaf 2008 zal gelden en dat voor een periode van 6 jaar (tot eind 2013). Het eerste plan werd, ompraktische redenen, gereduceerd tot een soort stappenplan voor de totstandkoming van het beleidsplan 2008-2013. Het tweede plan is dus veel breder en uitgebreider dan het eerste en moet minimaal de volgendeonderdelen omvatten (zie eveneens de algemene inleiding) :- een omgevingsanalyse,- een visie op lokaal sociaal beleid,- een meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van lokale middelen,- een taakverdeling en werkafspraken tussen de gemeente en het OCMW met betrekking tot de uitvoeringvan het meerjarenplan- en tenslotte een beschrijving van de participatiewijze van zowel de bevolking als de lokale actorenHet is de bedoeling dat het project lokaal sociaal beleid, via acties van lokale actoren en lokale besturen, 4doelstellingen realiseert om voor eenieder te komen tot een menselijk en waardig leven. De vier doelstellingenzijn:- komen tot meer afstemming in het ruime dienstverleningsveld (= samenwerkingsdoelstelling).- toekennen van een sterkere coördinerende rol aan de lokale besturen (= planningsdoelstelling). De lokalebesturen nemen als het ware de voortrekkersrol op zich en ontwerpen dus samen een integraal <strong>Lokaal</strong><strong>Sociaal</strong> <strong>Beleidsplan</strong>.- realiseren van een toegankelijke, klantvriendelijke sociale dienstverlening waarin de burger vlot de wegvindt (= doelstelling met betrekking tot de oprichting van een <strong>Sociaal</strong> Huis).- bieden van concrete participatiemogelijkheden aan organisaties, doelgroepen en burgers(= participatiedoelstelling).De beleidsnota 2006-2007 werd in 2005 opgesteld en voorziet een stappenplan voor de realisatie van het<strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Beleidsplan</strong> 2008-2013. De uitvoering van dit stappenplan is vanaf 2006 van start gegaan metde opmaak van een eerste verplicht onderdeel, namelijk de opmaak van een omgevingsanalyse van degemeente. Er bestaan geen concrete richtlijnen met betrekking tot de inhoud en de vorm van dezeomgevingsanalyse.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 15 15


Rekening houdend met het doel van het lokaal sociaal beleid heeft het lokaal bestuur in <strong>Lede</strong> ervoor gekozenom de omgevingsanalyse op te delen in 4 luiken:- Het eerste luik is een loutere cijferanalyse. Dit heeft de bedoeling om aan de hand van allerleicijfergegevens een ‘objectief’ beeld te schetsen van de sociale situatie van de gemeente.- Voor het tweede luik werden burgers, meer bepaald cliënten van de sociale dienst, via een enquêtebevraagd. Er werd gepeild naar de individuele mening van deze personen over de werking en het aanbodvan de (sociale) dienstverlening in <strong>Lede</strong>.- In het derde luik werden lokale actoren bevraagd. (lokale actoren = beroepskrachten, politici,sleutelfiguren uit het verenigingsleven – vrijwilligerswerk, …)- Tenslotte werd in het vierde luik, en dat aan de hand van de resultaten uit het derde luik, eeninspraakvergadering voor de lokale actoren georganiseerd. Hierbij werd hun de kans geboden omaanbevelingen te doen in het kader van het lokaal sociaal beleid.Al deze stappen samen moeten een beeld schetsen van wat al dan niet aanwezig is in <strong>Lede</strong> met betrekking totlokaal sociaal beleid en waar er dus kan of moet aan gewerkt worden. De verschillende luiken van deomgevingsanalyse zullen respectievelijk in de volgende 4 hoofdstukken besproken worden.Een overzicht van de bestaande dienstverlening hebben we niet in deze omgevingsanalyse verwerkt. Hiervoorverwijzen we naar de bestaande sociale kaart van de gemeente.Op basis van deze omgevingsanalyse kan het (nieuwe) lokale bestuur in de nieuwe legislatuur beleidskeuzes /prioriteiten maken en deze verder concretiseren (timing, kostenplaatje, personeelsinvestering,…) om zo tekomen tot een geïntegreerd lokaal sociaal beleid.Definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 - 16 16


4.2. CijferanalyseVoor de opmaak van het ‘objectieve’ cijfermatige gedeelte van de omgevingsanalyse werd beroep gedaan opde volgende bronnen:gemeentelijke fiches,sociale situatieschets Oost-Vlaanderen,omgevingsanalyse Aalst,cijfergegevens website lokale statistieken.De meeste cijfergegevens die in dit hoofdstuk zijn opgenomen werden gevonden op de website van deprovincie Oost-Vlaanderen (gebaseerd op cijfermateriaal van het NIS). Dit zijn de meest recente en bruikbaregegevens.De gemeentelijke fiches en de omgevingsanalyse van de regio Aalst werden specifiek in het kader van het<strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong> Beleid opgemaakt en ter beschikking gesteld via het internet.Al deze cijfers vormen een prima (en bovendien objectief) uitgangspunt voor de omgevingsanalyse van het<strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Beleidsplan</strong>. Toch kunnen er naargelang de geraadpleegde bron kleine verschillen zitten in decijfers. Dit is waarschijnlijk voornamelijk te wijten aan verschillen in interpretatie bij het verzamelen en opmakenvan de parameters of criteria. Ook het moment van meting of de wijze van berekening van de cijfergegevenskunnen (lichte) verschillen opleveren.Zo kunnen 2 onafhankelijke onderzoekers, die bijvoorbeeld de populatie allochtonen in een bepaalde gemeentemeten, tot andere resultaten komen omdat ze beiden een andere definiëring van ‘een allochtoon’ hanteren.De gegevens die betrekking hebben op de gemeente <strong>Lede</strong> werden nauwkeurig geselecteerd, verwerkt, bewerkten, waar nodig, vergeleken met de regionale, provinciale en Vlaamse cijfers, maar soms ook met beschikbaregegevens omtrent de gemeente Lebbeke. Lebbeke is immers een gemeente die op veel vlakkenovereenkomsten met <strong>Lede</strong> vertoont, bijvoorbeeld qua oppervlakte en bevolkingsaantal. Cijfers zeggen op zichnamelijk weinig of niets. Pas wanneer ze vergeleken of afgewogen worden met andere gegevens krijgen zeeen (relatieve) waarde.De onderstaande gegevens bieden een behoorlijk beeld van hoe onze gemeente zich demografisch en sociaalsitueert.4.2.1.Demografische indicatoren4.2.1.1.Algemeen* Totale bevolking naar geslacht (op 01.07.2005)<strong>Gemeente</strong> <strong>Lede</strong> LebbekeAbsoluut Relatief Absoluut RelatiefMannen 8.347 49,23% 8.654 49,4%17-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Vrouwen 8.609 50,77% 8.869 50,8%Totaal 16.956 100% 17.523 100%Bron: NISEen telling aan de hand van de bevolkingsregisters van beide gemeenten op 02.05.2006 komt tot de volgendetotalen: voor <strong>Lede</strong> 17.095 inwoners en voor Lebbeke 17.583 inwoners. Uitgaande van het feit dat allebovenstaande gegevens op dezelfde wijze werden berekend, kan men vaststellen dat beide gemeenten eengestage bevolkingsgroei kennen. In <strong>Lede</strong> is de bevolking wel iets sneller toegenomen.* Verdeling bevolking per deelgemeente (op 01.01.2006)Mannen Vrouwen Totaal<strong>Lede</strong> 5.199 5.455 10.654Oordegem 1.389 1.385 2.774Smetlede 554 555 1.109Wanzele 563 544 1.107Impe 480 505 985Papegem 217 222 439* Bevolkingsdichtheid (op 01.07.2005)Dichtheid<strong>Lede</strong> Provincie Lebbeke571 inw/km² 464 inw/km² 651 inw/km²Oppervlakte 30 km² 27 km²Bron: NIS<strong>Lede</strong> is (zelfs naar Oost-Vlaamse normen) een gemeente met een hoge bevolkingsdichtheid.* Aantal huishoudens (op 01.01.2004)<strong>Lede</strong> LebbekeAantal 6.915 7.172Bron: NIS* Loop van de bevolking (in 2004)<strong>Lede</strong> LebbekeGeboorten 177 206Sterften 161 182Natuurlijke loop 16 24Instroom 951 957Uitstroom 862 936Totale loop van de bevolking 89 21Aangroei van de bevolking 101 7Bron: Ecodata18-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Natuurlijke loop: geboorten + sterftenInstroom: geboorten + migratiesUitstroom: sterften + migratiesTotale loop van de bevolking: instroom – uitstroomAangroei van de bevolking: bevolkingsgroei, inclusief statistische aanpassing* Prognose van de bevolking (in 2005)2010 2015 2020 2025Mannen 8.355 8.354 8.294 8.195Vrouwen 8.608 8.584 8.506 8.391Totaal 16.963 16.938 16.800 16.586Bron: CBGSAan de hand van deze prognoses zou men kunnen concluderen dat het bevolkingsaantal in <strong>Lede</strong> tot aan 2010gestaag zal stijgen (in vergelijking met het bevolkingsaantal van 2005) om vervolgens de decennia daarop tedalen.Als men deze cijfers echter vergelijkt met het aantal inwoners dat in het bevolkingsregister is ingeschreven, dankan vastgesteld worden dat het voorspelde bevolkingsaantal voor 2010 reeds in 2006 wordt behaald. Als menhier bovendien de vreemdelingen bijtelt, dan wordt de prognose zelfs overschreden.4.2.1.2. Vreemdelingen.* Aandeel niet-Belgen (op 01.07.2005)Met niet-Belgen bedoelt men alle inwoners die niet over de Belgische nationaliteit beschikken, dus ook EUonderdanenen personen die beroepshalve in België verblijven.<strong>Lede</strong> Provincie LebbekeAbsoluut Relatief 1 Relatief RelatiefMannen 48 0,6% 3,0% 1,2%Vrouwen 45 0,5% 2,7% 1,1%Totaal 93 0,5% 2,8% 1,2%Bron: NISHet relatieve cijfer drukt het aantal niet-Belgen ten opzichte van de totale Leedse bevolking uit.In vergelijking met Lebbeke (een gemeente met dezelfde omvang), wonen er in <strong>Lede</strong> relatief weinig niet-Belgen. In praktijk komt het aantal niet-Belgen in <strong>Lede</strong> neer op 5 niet-Belgen per 1000 ‘Belgische’ <strong>Lede</strong>naren.Het provinciale gemiddelde ligt bijna 6 maal hoger.1 19-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


* Aandeel SIF-vreemdelingenBij de SIF-vreemdelingen zijn naast de nationaliteiten die aangeduid worden als vreemdelingen in het kadervan het VFIK-fonds (Vlaams Fonds voor Integratie van Kansarmen) -dit zijn dus vreemdelingen uit landen meteen laag BBP- ook de vreemdelingen uit de eerste migratiegolf in rekening gebracht (Italianen, Spanjaarden,Grieken en Portugezen).<strong>Gemeente</strong> SIF- vreemdelingen 21999 2001 2003Aalst 1,55 1,37 1,46Denderleeuw 0,64 0,9 0,92Erpe-Mere 0,35 0,47 0,54Geraardsbergen 0,82 0,69 0,94Haaltert 0,31 0,38 0,43Herzele 0,12 0,21 0,26<strong>Lede</strong> 0,23 0,27 0,24Ninove 1,07 1,02 1,08Sint-Lievens-Houtem 0,2 0,24 0,25Zottegem 0,31 0,29 0,36Arr. Aalst 0,83 0,8 0,88Oost-Vlaanderen 2,06 1,79 1,69Vlaanderen 2,68 4,72 2,32Bron: Administratie planning en statistiek<strong>Lede</strong> heeft (op basis van de cijfers van 2003) het laagste aantal SIF-vreemdelingen van de regio (slechts 0,24% van de totale Leedse bevolking). Het Vlaamse gemiddelde ligt bijna 10 maal hoger.4.2.1.3. Leeftijdscategorieën.* Bevolking op actieve leeftijd (op 01.01.2004)<strong>Lede</strong> Provincie LebbekeAbsoluut Relatief Relatief RelatiefAantal mannen 20 - 59 jaar 4.883 58,80% 57,20% 57,30%Aantal vrouwen 20 - 59 jaar 4.743 55,30% 53,70% 54,30%Totaal 20 - 59 jaar 9.626 57,00% 55,40% 55,80%Bron: NIS* Ouderen (op 01.01.2004)<strong>Lede</strong> Provincie LebbekeAbsoluut Relatief 3 Relatief RelatiefAantal mannen 60 jaar en + 1.653 19,90% 20,0 20,1%Aantal vrouwen 60 jaar en + 2.192 25,50% 25,1 24,9%Totaal 60 jaar en + 3.845 22,80% 22,60% 22,50%Bron: NIS2 20-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


* Hoogbejaarden (op 01.01.2004)<strong>Lede</strong> Provincie LebbekeAbsoluut Relatief 4 Relatief RelatiefAantal mannen 80 jaar en + 210 2,40% 2,8% 2,7%Aantal vrouwen 80 jaar en + 414 4,80% 5,5% 5,4%Totaal 80 jaar en + 624 3,70% 4,2% 4,1%Bron: NIS* Bevolkingscoëfficienten (op 01.01.2004)<strong>Lede</strong> Lebbeke ProvincieGroene druk 35,24 36,79 39,31Grijze druk 39,94 40,38 40,84Verouderingscoëfficient 113,35 104,10 103,91Afhankelijkheidsratio 75,18 79,18 80,15Doorstromingscoëfficient 87,53 89,62 97,35Familiale zorgindex 26,63 30,99 32,50Interne vergrijzing 16,13 18,16 18,55Bron: NISGroene druk: bevolking 0 – 19 jaar ten opzichte van bevolking 20 – 59 jaar. De groene druk geeft een indicatievan de verhouding tussen de huidige en toekomstige beroepsbevolking.Grijze druk: bevolking 60 jaar en ouder ten opzichte van bevolking 20 – 59 jaar.De grijze druk geeft de verhouding tussen de huidige beroepsbevolking en de bevolking oppensioengerechtigde leeftijd weer.Verouderingscoëfficient: bevolking 60 jaar en ouder ten opzichte van jongeren -20 jaar.Afhankelijkheidsratio: bevolking 0-19 jaar en 60 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking 20-59 jaar.Zowel de bevolkingsgroep van 0-19 jaar als de bevolkingsgroep + 60 jaar is afhankelijk van de groep van dehuidige beroepsbevolking.Doorstromingscoëfficient: bevolking 10-24 jaar ten opzichte van de bevolking 50-64 jaar.Familiale zorgindex: bevolking 80 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking 50-59 jaar.Het aantal hoogbejaarden ten opzichte van de personen die normaal gezien de zorg over hen moetenopnemen.Interne vergrijzing: bevolking 80 jaar en ouder ten opzichte van de bevolking 60 jaar en ouder. Het aantalhoogbejaarden in de groep van de senioren.<strong>Lede</strong> is een (sterk) vergrijsde gemeente met meer ouderen (+60 jaar) dan jongeren (-20 jaar). Ook tenopzichte van de actuele beroepsbevolking (die instaat voor de zorg van de ouderen) is het aantalsenioren vrij hoog. .21-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.2.2. <strong>Sociaal</strong>-economische indicatoren.4.2.2.1. Werkloosheidsgraad.<strong>Gemeente</strong>Werkloosheidsgraadjanuari 2002 april 2006 jaarverschil 5Aalst 7,99 8,36 -0,54Denderleeuw 6,16 6,39 -0,68Erpe-Mere 5,48 5,37 -0,14Geraardsbergen 6,65 8,00 -0,32Haaltert 5,25 6,09 -0,60Herzele 5,36 5,36 -0,26<strong>Lede</strong> 5,69 6,15 -0,21Ninove 6,09 6,77 -0,51Sint-Lievens-Houtem 5,09 5,68 -0,85Zottegem 4,31 4,90 -0,46Arr. Aalst 6,35 6,80 -0,43Oost-Vlaanderen 6,96 7,47 -0,37Vlaanderen 7 7,69 -0,34Bron: steunpunt WAV, ArvastatDe werkloosheidsgraad (de verhouding tussen het aantal werklozen en de bevolking op beroepsactieve leeftijd,namelijk 18-64 jaar) van <strong>Lede</strong> ligt lager dan het provinciale, het arrondissementeel en het Vlaamse gemiddelde.Het gaat hier echter voornamelijk over tewerkstelling buiten <strong>Lede</strong> (zie cijfers werkgelegenheidsgraad).Bovendien is de werkloosheid in <strong>Lede</strong> de voorbije jaren licht gedaald. Dit is echter een algemene tendens.4.2.2.2. Werkgelegenheidsgraad (telkens op 1 januari).Werkgelegenheidsgraad: de verhouding tussen het aantal arbeidsplaatsen (jobs) en de bevolking opberoepsactieve leeftijd (18-64 jaar). (Bron: provincie Oost-Vlaanderen)<strong>Gemeente</strong> 2001 2002 2003Aalst 69 68,9 65,9Denderleeuw 28,4 27,6 27,7Erpe-Mere 41,4 41,5 41,7Geraardsbergen 39,8 40,2 40,0Haaltert 26 25,2 24,0Herzele 27,8 28,2 26,8<strong>Lede</strong> 28,9 28,3 28,2Ninove 49,3 49,6 48,3Sint-Lievens-Houtem 44,4 43,4 41,0Zottegem 47,6 48,1 47,2Arr. Aalst 47,5 47,4 46,0Oost-Vlaanderen 61,4 61,7 59,7Vlaanderen 66,3 66,1 63,7Bron: steunpunt WAVEr is zeer weinig werkgelegenheid in <strong>Lede</strong> zelf. Toch zijn er relatief weinig werklozen (minder dan hetprovinciale gemiddelde). Ter vergelijking: in Erpe-Mere is er relatief veel werkgelegenheid door de5 !"#$ %"# %& # '22-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


industrieterreinen. De werkgelegenheidsgraad bedraagt er 41,7 (in 2003) terwijl die in <strong>Lede</strong> slechts 28,2bedraagt. Toch heeft Erpe-Mere nauwelijks minder werklozen dan <strong>Lede</strong>. Ook heeft <strong>Lede</strong> beduidend minderwerkzoekenden dan het regionale, provinciale en Vlaamse gemiddelde. <strong>Lede</strong> is dus een typischependelgemeente, strategisch gelegen en goed verbonden (wegennet, trein,…) met plaatsen waar er wel jobsvoorhanden zijn.4.2.2.3. Activiteitsgraad.Activiteitsgraad: de mate waarin de bevolking op arbeidsleeftijd actief is op de arbeidsmarkt; dit wil zeggen eenjob heeft of er een zoekt (= de beroepsbevolking – zie 2.3.1/ bevolking op arbeidsleeftijd).Door een wijziging in methodologie is het echter niet mogelijk om de cijfers van 2003 te vergelijken met die vanvóór 2003. Met de wijziging van methodologie wordt bedoeld dat er sedert 2003 andere parameters wordengehanteerd dan vóór 2003 om de activiteitsgraad te berekenen (wijziging van definiëring en berekening van deactiviteitsgraad). De cijfers meten dus niet helemaal hetzelfde en kunnen dus niet vergeleken worden.<strong>Gemeente</strong> 2003Aalst 48,37Denderleeuw 49,71Erpe-Mere 48,36Geraardsbergen 47,58Haaltert 48,83Herzele 48,80<strong>Lede</strong> 48,31Ninove 48,69Sint-Lievens-Houtem 47,37Zottegem 47,79Oost-Vlaanderen 57,59Bron: steunpunt WAVNiettegenstaande een bescheiden inhaalbeweging gedurende de periode 2000-2002, behaalde <strong>Lede</strong> anno2002 de laagste activiteitsgraad in de regio (cijfer niet opgenomen om misverstanden te voorkomen; ziebovenvernoemde reden).De cijfers van 2003 tonen aan dat <strong>Lede</strong> deze inhaalbeweging waarschijnlijk verder zet, vermits er 3 gemeentenin de regio zijn die een lagere activiteitsgraad behalen. Of dit werkelijk te wijten is aan een inhaalbeweging ofeerder aan de nieuwe methodiek (gehanteerd sedert 2003) is echter niet duidelijk. Feit is wel dat de nieuwemethodiek waarschijnlijk meer beantwoordt aan de reële situatie dan de vorige en dat onder dezeomstandigheden <strong>Lede</strong> niet langer hekkensluiter is.Ook in vergelijking met de gemeente Lebbeke (47,96) scoort <strong>Lede</strong> iets beter.23-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.2.2.4. Gemiddeld inkomen (op 01.01.2003).<strong>Gemeente</strong> Gemiddeld netto fiscaal inkomen/ aangifte Gemiddeld netto fiscaal inkomen/ inwoner1999 2000 2001 2002 1999 2000 2001 2002Aalst 25052 25297 29192 26701 12025 12273 13058 13615Denderleeuw 24696 25238 25869 25980 11941 12533 13286 14019Erpe-Mere 25470 26235 27685 28049 11877 12463 13323 13878Geraardsbergen 23658 24056 24942 23124 11158 11620 12392 13315Haaltert 24757 25385 26211 25716 11683 12093 12918 13790Herzele 24790 25351 26220 26513 11366 11963 12612 13226<strong>Lede</strong> 24903 25644 26318 27350 11534 12018 12721 13376Ninove 24136 24746 25824 24567 11277 11753 12815 13543Sint-Lievens- 24293 24589 25171 25865 10989 11259 12096 12692HoutemZottegem 25042 25715 27266 27305 12144 12631 13692 13957Arr. Aalst 24705 25189 26158 25974 11688 12109 12948 13587Oost-Vlaanderen 24050 24571 25353 25343 11319 11817 12611 13118Vlaanderen 24154 24639 25565 25620 11277 11788 12542 12977Bron: NISDe ‘gemiddelde’ <strong>Lede</strong>naar heeft iets meer inkomen dan dé (Oost-)Vlaming. Deze vergelijking zegt echterweinig vermits zowel in het Vlaamse als het Oost-Vlaamse cijfer de (groot)steden vervat zitten, en die weinigovereenkomsten vertonen met een gemeente als <strong>Lede</strong>.Als men het gemiddelde inkomen per <strong>Lede</strong>naar daarentegen vergelijkt met de gemeenten in de regio, danscoort <strong>Lede</strong> vrij laag.In vergelijking met Lebbeke (gemiddeld netto fiscaal inkomen per inwoner bedraagt 12.815 euro) scoort <strong>Lede</strong>dan weer beter.4.2.3. Arbeidsmarkt.4.2.3.1. Beroepsbevolking (op 30.06.2003).Beroepsbevolking: het aantal personen dat actief is op de arbeidsmarkt, hetzij als werkende hetzij alswerkzoekende.<strong>Lede</strong>LebbekeAbsoluut Relatief 6 Absoluut RelatiefBeroepsbevolking 8.145 74,8% 8.344 76,2%Bron: steunpunt WAV4.2.3.2. Aantal werkenden (op 30.06.2003).Werkenden: werknemers (in loondienst) + zelfstandigen + helpers + uitgaande grensarbeid.<strong>Lede</strong>Lebbeke6 '24-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Aantal werkenden 7.665 7.830Bron: steunpunt WAV4.2.3.3. Totale werkgelegenheid (30.06.2002).Werkgelegenheid: aantal arbeidsplaatsen in <strong>Lede</strong> zelf.<strong>Lede</strong>LebbekeTotale werkgelegenheid 3.001 3.896Bron: steunpunt WAV4.2.3.4. Niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) (juni 2006).Relatief: NWWZ in een bepaalde categorie ten opzichte van het totaal aantal NWWZ.<strong>Lede</strong> Lebbeke Arr. AalstAbsoluut Relatief Jaarverschil Absoluut Relatief Jaarverschil Absoluut Relatief JaarverschilTotaal NWWZ 501 100% -2,1% 495 100% -11,1% 8.744 100% -3,3%NWWZ 25-40 170 33,9% +6,3% 168 33,9% -5,1% 2.793 31,9% -3,9%jaarNWWZ ouder 256 51,0% +2,0% 231 46,6% -10,1% 4.312 49,3% +1,3%dan 40 jaarNWWZ 278 55,4% -7,3% 271 54,7% -18,1% 4.985 57,0% -5,9%laaggeschooldNWWZ 67 13,3% +19,6% 64 12,9% +8,5% 974 11,1% +4,5%hooggeschooldNWWZ 1 tot 2 113 22,5% +43,0% 116 23,4% +23,4% 1.830 20,9% +18,2%jaarNWWZ langer 142 28,3% +17,4% 120 24,2% -2,4% 2,370 27,1 +10,4%dan 2 jaarBron: ArvastatHet aantal langdurige werkzoekende werklozen ligt in <strong>Lede</strong> ongeveer op hetzelfde niveau als in devergelijkbare gemeente Lebbeke. Het voorbije jaar is het aantal NWWZ in <strong>Lede</strong> gedaald. Deze daling lag echterlager dan in Lebbeke en dan het totaal van het gehele arrondissement Aalst.Bij de onderverdeling van de NWWZ in categorieën zijn er een aantal categorieën die duidelijk ‘kwetsbaarder’zijn dan andere. Bij de onderverdeling naar leeftijd is 51% van de NWWZ ouder dan 40 jaar. Als men kijkt naarscholingsgraad, dan zijn het vooral de laaggeschoolden die behoren tot de groep NWWZ (55,4%). Bovendien iser ook een grote groep NWWZ die langdurig werkloos blijven (50,8 % is langer dan 1 jaar NWWZ). Het gaat bijalle drie de onderverdelingen over een moeilijk ‘bemiddelbare’ groep. <strong>Lede</strong> heeft dus een relatief grote‘harde kern’ van langdurig, laaggeschoolde werklozen.4.2.3.5. Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen.<strong>Gemeente</strong>UVW’s jonger dan 25 jaar1999 2001 2003Aalst 0,64 0,39 0,59Denderleeuw 0,72 0,43 0,51Erpe-Mere 0,59 0,27 0,3Geraardsbergen 0,74 0,28 0,51Haaltert 0,52 0,17 0,43Herzele 0,53 0,19 0,325-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


<strong>Lede</strong> 0,51 0,25 0,39Ninove 0,57 0,23 0,41Sint-Lievens-Houtem 0,51 0,18 0,37Zottegem 0,43 0,22 0,31Arr. Aalst 0,6 0,29 0,45Oost-Vlaanderen 0,59 0,34 0,48Vlaanderen 0,52 0,3 0,43Bron: VDAB<strong>Gemeente</strong>UVW's langer dan 1 jaar werkloos1999 2001 2003Aalst 2,37 1,18 1,32Denderleeuw 1,89 0,83 1,06Erpe-Mere 1,74 0,81 0,74Geraardsbergen 2,14 0,97 1,04Haaltert 2,13 0,78 0,73Herzele 1,82 0,74 0,89<strong>Lede</strong> 1,74 0,89 0,81Ninove 2,27 1 1,04Sint-Lievens-Houtem 1,76 0,88 0,78Zottegem 1,37 0,54 0,69Arr. Aalst 2,04 0,94 1,02Oost-Vlaanderen 2,01 1,03 1,19Vlaanderen 1,86 0,9 1,08Bron: VDABVoor beide indicatoren (UVW’s jonger dan 25 en UVW’s langer dan 1 jaar werkloos) scoort <strong>Lede</strong> iets onder hetarrondissementele en (Oost-)Vlaamse gemiddelde.4.2.4. Huisvesting.4.2.4.1. Totale woningbestand (op 01.10.2001).Totale woningenbestand 6.754Bron: NIS4.2.4.2. <strong>Sociaal</strong> patrimonium (op 01.10.2004).<strong>Gemeente</strong>Sociale huurappartementen1999 2001 2003Aalst 1,37 1,81 1,81Denderleeuw 1,71 1,97 1,97Erpe-Mere 0,22 0,22 1,44Geraardsbergen 0,61 1,26 1,25Haaltert 0 0 0Herzele 0,13 0,12 0,12<strong>Lede</strong> 0,61 0,59 0,58Ninove 0,36 0,94 1,3226-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Sint-Lievens-Houtem 0 0 0,22Zottegem 0,25 0,24 0,3Arr. Aalst 0,73 1,03 1,11Oost-Vlaanderen 2,54 2,66 2,77Vlaanderen 2,45 2,52 2,51Het arrondissementele gemiddelde (1,11%) is minder dan de helft van het Vlaamse cijfer. <strong>Lede</strong> haalt net dehelft van het arrondissementele cijfer (0,58%). Er zijn in <strong>Lede</strong> dus heel weinig sociale huurappartementen,al zijn er in de regio nog verschillende gemeenten die op dit vlak nog slechter scoren.Let wel: het gaat hier enkel om cijfers met betrekking tot appartementen. In het hoofdstuk ‘lokale statistieken’worden cijfers met bestrekking tot sociale woningen toegevoegd.4.2.4.3. Comfort van de woningen (2001).<strong>Gemeente</strong>Geen cv Geen toilet Geen badaantal percentage aantal percentage aantal percentageAalst 11918 36,4 813 2,5 1362 4,2Denderleeuw 2285 33,3 159 2,3 211 3,1Erpe-Mere 2887 39 203 2,7 309 4,2Geraardsbergen 4527 36,1 326 2,6 590 4,7Haaltert 2590 38,1 188 2,8 296 4,4Herzele 2149 33,7 197 3,1 300 4,7<strong>Lede</strong> 2874 42,6 210 3,1 382 5,7Ninove 4704 33,7 402 2,9 571 4,1Sint-Lievens-Houtem 1509 41,7 150 4,1 244 6,7Zottegem 3207 32,5 276 2,8 470 4,8Arr. Aalst 38650 36,1 2924 2,7 4735 4,4Oost-Vlaanderen 193443 34,9 15049 2,7 24542 4,4Vlaanderen 610446 26,7 55470 3,5 81822 2,4Bron: NIS<strong>Lede</strong> scoort bijzonder slecht op vlak van centrale verwarming. Met een score van 42,2% komt <strong>Lede</strong> regionaalop de eerste en dus slechtste plaats wat betreft woningen zonder centrale verwarming. Deze score ligt tevens16% hoger dan het Vlaamse gemiddelde. Ook op de categorieën ‘geen bad’ en ‘geen toilet’ scoort <strong>Lede</strong> slecht.<strong>Gemeente</strong>Woningen zonder comfort1999 2001Aalst 17,74 5,79Denderleeuw 17,2 4,74Erpe-Mere 21,46 5,9Geraardsbergen 21,81 6,47Haaltert 24,31 6,02Herzele 23,74 6,57<strong>Lede</strong> 22,93 7,28Ninove 20,25 6,07Sint-Lievens-Houtem 25,14 8,95Zottegem 19,94 6,5827-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Arr. Aalst 20,32 6,18Oost-Vlaanderen 18,49 6,05Vlaanderen 13,83 4,89Bron: Socio-Economische enquête 2001<strong>Lede</strong> heeft beduidend meer woningen zonder klein comfort in vergelijking met de regionale, deprovinciale en Vlaamse gemiddelden. Dit wijst voornamelijk op de veroudering van het bestaandewoningbestand.4.2.5. Kansarmoede.De onderstaande cijfergegevens hebben betrekking op wat men voordien de SIF-indicatoren noemde. Eenaantal van deze indicatoren komen ook elders aan bod.4.2.5.1. SIF-vreemdelingen.Zie hoofdstuk ‘Demografische indicatoren’4.2.5.2. Aantal leefloners.<strong>Gemeente</strong>Leefloontrekkers1999 2001 2003Aalst 0,57 0,45 0,32Denderleeuw 0,28 0,32 0,34Erpe-Mere 0,25 0,22 0,2Geraardsbergen 0,3 0,3 0,31Haaltert 0,21 0,19 0,15Herzele 0,25 0,25 0,27<strong>Lede</strong> 0,29 0,24 0,26Ninove 0,33 0,31 0,28Sint-Lievens-Houtem 0,23 0,2 0,22Zottegem 0,18 0,12 0,11Arr. Aalst 0,35 0,3 0,27Oost-Vlaanderen 0,55 0,46 0,51Vlaanderen 0,49 0,4 0,41Bron: POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale economieOnder de leefloners worden enkel die personen gerekend die zelf uitkeringsgerechtigd zijn. Diegenen diesamen met de leefloongerechtigde leven van dit leefloon worden niet meegeteld.Het aantal leefloners in <strong>Lede</strong> is ongeveer gelijk aan het regionale gemiddelde. In vergelijking met(Oost-)Vlaanderen scoort <strong>Lede</strong> betrekkelijk goed. Deze vergelijking is echter minder relevant, vermits in hetVlaamse cijfer uiteraard ook de steden verrekend zitten. Het aantal leefloners daalt lichtjes, zowel in <strong>Lede</strong> als inhet arrondissement.28-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.2.5.3. Kinderen die inwonen bij een alleenstaande ouder.<strong>Gemeente</strong>Kinderen alleenstaanden1999 2003Aalst 2 2,11Denderleeuw 2,71 2,14Erpe-Mere 1,03 1,9Geraardsbergen 2,24 1,99Haaltert 1,36 1,84Herzele 2,3 1,58<strong>Lede</strong> 1,11 1,62Ninove 1,65 2,13Sint-Lievens-Houtem 0,84 1,52Zottegem 1,82 1,63Arr. Aalst 1,82 1,94Oost-Vlaanderen 1,72 1,94Vlaanderen 1,78 1,89Bron: Administratie planning en statistiek<strong>Lede</strong> scoort op dit vlak duidelijk onder het gemiddelde. Het is wel opmerkelijk dat de er in slechts vier jaar tijdeen sterke toename is geweest (van 1,11 naar 1,62): een toename van circa 50 procent.4.2.5.4. Kinderen geboren in kansarme gezinnen.Om de cijfers voor het aantal kinderen geboren in kansarme gezinnen te bepalen, hanteert Kind & Gezin 6criteria (maandinkomen van het gezin, arbeidssituatie van de ouders, opleiding van de ouders, huisvesting vanhet gezin, ontwikkeling van de kinderen in het gezin en gezondheidstoestand van de gezinsleden).<strong>Gemeente</strong>Kinderen geboren in kansarme gezinnen2001 2003Aalst 8,33 5,38Denderleeuw 4,49 3,76Erpe-Mere 1,75 3,85Geraardsbergen 5,84 5,61Haaltert 2,31 2,44Herzele 2,07 1,35<strong>Lede</strong> 3,13 3,66Ninove 1,66 2,57Sint-Lievens-Houtem 6 0Zottegem 2,23 2,38Arr. Aalst 4,6 3,87Oost-Vlaanderen 5,81 4,95Vlaanderen 5,8 5,65Bron: Kind & GezinHet gemiddelde in <strong>Lede</strong> ligt lager dan dat van het arrondissement of (Oost-)Vlaanderen.4.2.5.5. Woningen zonder comfortZie hoofdstuk ‘Wonen’29-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.2.5.6. Sociale huurappartementenZie hoofdstuk ‘Wonen’4.2.5.7. Aantal WIGW’sWIGW’s staat voor weduwen, invaliden, gepensioneerden en wezen. Het betreft hier enkel die weduwen,invaliden, gepensioneerden en wezen die minder inkomsten hebben dan dat van het laagstewerknemerspensioen.<strong>Gemeente</strong>WIGW's1999 2001 2003Aalst 8,16 8,95 8,8Denderleeuw 6,74 7 6,96Erpe-Mere 8,42 8,65 8,11Geraardsbergen 8,6 9,32 9,07Haaltert 8,25 8,54 8,2Herzele 8,46 8,62 8,3<strong>Lede</strong> 9,45 9,7 9,21Ninove 8,67 9,05 8,76Sint-Lievens-Houtem 10,44 11,03 10,4Zottegem 8,33 8,67 8,38Arr. Aalst 8,41 8,9 8,63Oost-Vlaanderen 8,36 9,01 8,62Vlaanderen 7,66 8,4 8,08Bron: Administratie planning en statistiek<strong>Lede</strong> heeft relatief veel WIGW’s.4.2.5.8. UVW’s jonger dan 25 jaarZie hoofdstuk ‘Arbeidsmarkt’4.2.5.9. UVW’s langer dan 1 jaar werkloosZie hoofdstuk ‘Arbeidsmarkt’4.2.5.10. Jongeren in bijzondere jeugdbijstand.<strong>Gemeente</strong>Jongeren bijzondere jeugdbijstand1999 2001 2003Aalst 0,26 0,19 0,29Denderleeuw 0,23 0,17 0,25Erpe-Mere 0,16 0,09 0,13Geraardsbergen 0,3 0,17 0,27Haaltert 0,14 0,03 0,08Herzele 0,15 0,1 0,13<strong>Lede</strong> 0,17 0,22 0,26Ninove 0,22 0,12 0,21Sint-Lievens-Houtem 0,09 0,09 0,08Zottegem 0,16 0,1 0,16Arr. Aalst 0,21 0,15 0,22Oost-Vlaanderen 0,18 0,14 0,2Vlaanderen 0,19 0,2 0,230-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Bron: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Welzijn, gezondheid en cultuurHet aantal Leedse jongeren in bijzondere jeugdbijstand is lichtjes hoger dan het gemiddelde aantal van hetarrondissement en (Oost-)Vlaanderen.4.2.6. Lokale statistieken – gemeente <strong>Lede</strong>.Als ‘uitsmijter’ worden nog een aantal interessante cijfergegevens meegegeven afkomstig van de websitewww.lokalestatistieken.be.4.2.6.1. Bejaarden en bejaardenvoorzieningen.1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005Capaciteit rusthuizen 90 90 90 90 90 90 90 90Capaciteit rusthuizen – 171 177 183 189 182 189 197 203programmacijfersCapaciteit serviceflats 0 0 0 0 0 0 0 0Capaciteit serviceflats - 79 81 82 83 83 85 86 88programmacijfersEr zijn in <strong>Lede</strong> 90 rusthuisbedden voorzien terwijl er, gezien het bevolkingsaantal van de gemeente, 203zouden kunnen aanwezig zijn. Dezelfde vaststelling kan worden gedaan met betrekking tot serviceflats: geenflats, recht op 88.4.2.6.2. Sociale woningen en appartementen :* Aantal huurwoningen en appartementen (in absolute cijfers)1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005Aantal sociale huurwoningen 128 128 128 128 126 127 127 127 126Aantal sociale huurappartementen 40 40 40 40 41 40 40 40 69* Aantal huurappartementen (in relatieve cijfers)Zie hoofdstuk ‘Wonen’.* Een vergelijkingHelaas zijn dezelfde (relatieve) cijfers voor het gehele arrondissement niet beschikbaar, waardoor enkel eenvergelijking met gelijkaardige gemeenten mogelijk is.2000 2001 2002 2003 2004 2005Aandeel sociale huurwoningen 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,9en appartementen op het totaleaantal woningenEen voorzichtige vergelijking met een aantal gemeenten uit de regio…Erpe-Mere2000 2001 2002 2003 2004 2005Aandeel sociale huurwoningen 2,4 2,4 2,4 2,6 2,6 2,631-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


en appartementen op het totaleaantal woningenDenderleeuw2000 2001 2002 2003 2004 2005Aandeel sociale huurwoningen 4,4 4,4 4,6 4,6 4,5 4,6en appartementen op het totaleaantal woningenVergelijkende cijfergegevens van het arrondissement…AantalsocialekoopwoningenAantal sociale huurwoningen<strong>Gemeente</strong> 2001-2003 2002 2003 2004Huizen App'ten Totaal Huizen App'ten Totaal Huizen App'ten TotaalAalst 22 619 615 1234 619 615 1234 619 629 1248Denderleeuw 39 176 142 318 176 142 318 176 142 318Erpe-Mere 0 162 33 195 162 33 195 162 33 195Geraardsbergen 0 145 162 307 145 162 307 144 167 311Haaltert 0 114 0 114 114 0 114 113 0 113Herzele 0 56 8 64 56 8 64 56 11 67<strong>Lede</strong> 0 127 40 167 127 40 167 126 69 195Ninove 0 558 150 708 558 192 750 557 192 749Sint-Lievens-Houtem 3 0 0 0 0 8 8 0 8 8Zottegem 0 173 30 203 173 30 203 173 30 203Arr. Aalst 64 2130 1180 3310 2130 1230 3360 2126 1281 3407Oost-Vlaanderen 355 16520 15463 31983 16734 15743 32477 16849 15985 32834Relatieve cijfergegevens (het aantal sociale wooneenheden ten opzichte van het volledigegemeentepatrimonium) zijn helaas niet beschikbaar. De bovenstaande gegevens tonen echter wel duidelijk aandat het aantal sociale woningen stabiel blijft. Daarentegen werd de voorbije jaren wel geïnvesteerd in socialehuurappartementen.32-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.2.7. Conclusies met betrekking tot de cijfergegevens.<strong>Lede</strong> is een gemeente met een gestaag groeiende bevolking. Vergrijzing is, net zoals in de rest vanVlaanderen, een factor die hier in meespeelt (22,80% van de bevolking is 60+).Het aantal vreemdelingen in <strong>Lede</strong> ligt zeer laag (0,5% niet-Belgen).De werkloosheidsgraad ligt in <strong>Lede</strong> vrij laag (6,15) en is bovendien het voorbije jaar licht gedaald. Endat terwijl er in <strong>Lede</strong> zelf eigenlijk vrij weinig werkgelegenheid is. Als men het Leedse cijfer vergelijktmet dat van Erpe-Mere, dat wel een vrij uitgebreide eigen industrie heeft, dan kan worden vastgestelddat <strong>Lede</strong> ondanks een beperkte eigen industrie niet significant meer werklozen heeft. Onder dewerkzoekenden zijn het vooral personen ouder dan 40 jaar, laaggeschoolden en langdurig werklozendie moeilijk een job vinden.Het woonbestand in <strong>Lede</strong> is sterk verouderd, waardoor er vragen kunnen gesteld worden bij hetcomfort en de bewoonbaarheid van veel woonsten. <strong>Lede</strong> heeft bovendien weinig sociaal patrimonium.Op vlak van kansarmoede scoort <strong>Lede</strong> gemiddeld tot eerder laag.De bejaardenvoorzieningen, rusthuisbedden en serviceflats, beantwoorden niet aan deprogrammacijfers.33-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.3. Resultaten enquête – cliënten.Het tweede luik van de omgevingsanalyse, namelijk de bevraging van de cliënten van de sociale dienst, werd inde loop van de maand mei 2006 uitgevoerd. Dit leverde 29 ingevulde vragenlijsten op. De afname gebeurdeanoniem. Cliënten die bereid waren om deel te nemen, werden doorverwezen door de maatschappelijk werkerdie hun dossier behandelt naar een ander maatschappelijk werker die hier volledig los van staat. Deze aanpakmoest ervoor zorgen dat de sociale wenselijkheid in het antwoorden tot een minimum werd gereduceerd en datde discretie ten opzichte van de cliënt werd verzekerd.4.3.1. Verwerking enquête.De antwoorden die de vragenlijst opgeleverd heeft zullen vraag per vraag worden besproken (voor devragenlijst: zie bijlagen).4.3.1.1.Algemene gegevensGeen verwerking.4.3.1.2. Kent u de volgende diensten van het OCMW/ gemeente?De volgende diensten werden in deze vraag aan de respondenten voorgelegd: de sociale dienst, het rusthuisVilla Letha, de poetshulp, de maaltijdbedeling, de gemeentelijke kinderopvang, de gemeentelijkespeelpleinwerking, de werkwinkel/ PWA, de kosteloze rechtsbijstand, de gemeentelijke dienst pensioenen ende gemeentelijke dienst voor tegemoetkomingen aan minder-validen. Indien de respondent nog anderediensten dan die in aangeboden lijst kent, kunnen die aangevuld worden.(((.!() *+#+ ,' -#+ *"#' De diensten van het OCMW zijn over het algemeen goed gekend bij de respondenten, vooral de sociale dienst,wat uiteraard niet uitzonderlijk is gezien de bevraagde doelgroep. De andere gegeven vormen vandienstverlening zijn ook door veel van de bevraagden gekend al is dat bij sommige vormen van dienstverlening34-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


in grotere mate dan bij andere. Het rusthuis en de maaltijdbedeling zijn, op enkelingen na, door de meestegekend. Ook de poetshulp is vrij goed gekend. De kosteloze rechtsbijstand is echter slechts door ongeveer eenderde van de bevraagden gekend.(((.!(-/ 0 1 , - De werkwinkel is door de meeste respondenten gekend. Zo ook de speelpleinwerking, weliswaar in minderemate. De kinderopvang is gekend bij ongeveer de helft van de bevraagden en de gemeentelijketegemoetkoming voor minder-validen slechts bij de minder van de helft. De gemeentelijke dienstverlening (oade dienst voor pensioenen) is globaal minder bekend, maar dit heeft uiteraard te maken met de bevraagdedoelgroep (cliënten OCMW). De tabellen geven dus een onvolledig beeld terzake.Andere, niet voorgelegde diensten, werden door de respondenten niet aangegeven.Hieruit kan afgeleid worden dat de dienstverlening die door het OCMW en de gemeente wordtaangeboden vrij goed gekend is bij de bevraagden, vooral die van het OCMW (het gaat hier uiteraardom OCMW-cliënten). Diensten die minder gekend zijn door de respondenten zullen in vele gevallen specifiekediensten zijn waar het OCMW-cliënteel minder beroep op doet, omdat de nood er simpelweg niet is. Zo zal eenbejaarde bijvoorbeeld wel bekend zijn met de het rusthuis en de gemeentelijke dienst pensioenen en minder ofniet met de speelpleinwerking. Maw, de cijfers terzake moeten met enige nuance worden geïnterpreteerd.4.3.1.3. Maakt u gebruik van de volgende diensten?Dezelfde diensten als in vraag 3 worden opgesomd, waarbij in dit geval aan de respondenten wordt gevraagdof ze van de betreffende diensten gebruik maken.35-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


!((((.!),' -#+*"#' *+#+Opnieuw, en om dezelfde reden als in punt 3.1.2, wordt de sociale dienst door alle respondenten als gekendopgegeven. Voor alle andere diensten van het OCMW ligt het gebruik door de bevraagden heel wat lager.Slechts een kleine minderheid van de respondenten maakt gebruik van maaltijdbedeling, de poetshulp en dekosteloze rechtsbijstand. Geen enkele respondent maakt gebruik van het rusthuis, wat uiteraard opnieuw veelte maken heeft met de specificiteit van deze dienstverlening. !((((.!-/ 0 1 , - De diensten van de gemeente worden over de hele lijn heel wat minder gebruikt door de bevraagden dan dediensten van het OCMW (dit is uiteraard logisch, want het gaat hier om het OCMW-cliënteel). De PWA wordthet meest gebruikt, namelijk door 8 van de 29 respondenten, gevolgd door de speelpleinwerking, waar 7respondenten gebruik van maken. Van de kinderopvang maken slechts 5 respondenten gebruik, van degemeentelijke dienst voor minder-validen 2 en van de gemeentelijke dienst voor pensioenen geen enkele. Dit isopnieuw te wijten aan het feit dat enkel OCMW-cliënten deelnamen aan deze bevraging.36-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.3.1.4. Van welke diensten bent u tevreden, van welke bent u minder tevreden en waarom?"#.!)*"#' -#+,' *+#+Slechts een minderheid van de respondenten heeft deze vraag ingevuld. Diegenen die dat wel gedaan hebbenzijn over het algemeen tevreden over de aangeboden dienstverlening van het OCMW. Zo is er op de 17personen die gebruik maken van de sociale dienst én deze vraag beantwoord hebben, slechts 1 iemand dieontevreden is. Over alle andere diensten (waar de respons nog lager ligt) is men over het algemeen ooktevreden met uitzondering van 1 persoon die niet tevreden is met de dienstverlening van poetshulp. Het is bijde beoordeling van de ontevredenheid echter van belang om na te gaan waarover de respondent niet tevredenis, want meestal is het niet over de dienstverlening in het algemeen dat er klachten zijn, maar wel over eendeelaspect ervan. Daarom wordt in het tweede deel van deze vraag gepolst naar de ‘waarom’ van detevredenheid of de ontevredenheid. In geval van tevredenheid specificeren de meeste respondenten niet, metuitzondering van een enkeling die zich uit over de luisterbereidheid van de bereidwillige medewerkers van desociale dienst. De ontevreden respondenten koppelden wel een uitleg aan hun onvrede. De klacht over depoetsdienst gaat over de steeds wisselende poetsvrouwen. Bij de sociale dienst gaat de ontevredenheid overde te strakke budgettering die wordt gehanteerd en over de beperktheid van de tegemoetkoming in demedische kosten waardoor sommige zaken niet worden terugbetaald.37-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


"#2( 0 -/1 , - .!De respons met betrekking tot de tevredenheid of ontevredenheid over de diensten van de gemeente ligt noglager dan bij de diensten van het OCMW. Dit zal waarschijnlijk grotendeels te wijten zijn aan de beperkte kennisen gebruik van deze diensten. Van diegenen die wel een beoordeling hebben gegeven heeft slechts 1 iemandontevredenheid geuit, meer bepaald met betrekking tot de speelpleinwerking. Dit was echter geen klacht overde kwaliteit van deze dienstverlening, maar wel over de kwantiteit. De huidige voorzieningen zijn volgens derespondent niet toereikend en moeten dus dringend uitgebreid worden. Tevredenheid werd ook hier nietgespecificeerd.4.3.1.5. Maakt u (of uw gezin) momenteel gebruik van andere diensten (hulpverlening) of organisaties?Bij deze vraag hadden de respondenten de keuze tussen 2 antwoorden: ja of neen. Indien ja, dan wordt devraag gesteld naar welke diensten of organisaties. Slechts 7 personen hebben positief geantwoord, wat echterniet meteen inhoudt dat de rest van de respondenten geen gebruik maakt van andere diensten of organisatiesdan de dienstverlening die door het OCMW en de gemeente worden aangeboden. Negatief antwoorden kanook wijzen op de weigering om te antwoorden om allerlei redenen of vergetelheid van de respondent.Diensten of organisaties die door de ja-antwoorders worden opgenoemd :- de mutualiteit (4 respondenten)- de VDAB (2 respondenten)- Familiehulp- de poetsdienst (los van het OCMW)- de vakbond- Poco à poco- Sint-Vincentius- Kind & Gezin- Teleshop- de mantelzorg- het gemeentehuis38-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.3.1.6. Zijn er bepaalde vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u ontbreken in <strong>Lede</strong>? Zo ja,welke?Door de aard van deze vraag (open vraag) werden hierop velerlei antwoorden gegeven. De meesteantwoorden kwamen slechts 1, of in sommige gevallen 2 of 3 maal voor. Bovendien waren de antwoorden heeldivers, waarbij sommige respondenten zelf ver buiten de grenzen van de hulpverlenings- endienstverleningsmogelijkheden van de gemeente en het OCMW gingen denken. Uiteraard vloeien de meestebehoeften voort uit het eigen leef- en behoeftekader van de respondent en zijn deze respondentenwaarschijnlijk, vanuit wetenschappelijk oogpunt, niet representatief voor de volledige Leedse bevolking, vooraldoor het beperkte aantal. Toch zijn de gegeven suggesties zeker het overwegen waard. Volledigheidshalveworden hierbij alle gegeven antwoorden opgenomen (in sommige gevallen gebundeld): Dienstencentrum en andere ontmoetingsmogelijk voor bejaarden (3) Kinderopvang (goedkoop/ voor zieke kinderen/ bereikbaar) (3) Speelpleinen (bereikbaar/ eigen busdienst/ in het centrum) (2)Creatieve activiteiten/ festiviteiten/ uitgaansgelegenheid/ vrijetijdsinitiatieven (vooral voor jongeren enalleenstaanden) (2) Structurele voedselhulp (2) Zwembad (2) Betere busverbindingen (vooral in de weekend) (2) Publieke telefoons (1) Openbaar toilet (1) Aldi/ Lidl in <strong>Lede</strong> (1) Bankcontact in de deelgemeenten (1) Academie (1)Specifieke dienstverlening naar mensen toe die zelf de stap naar de hulpverlening niet kunnen zetten(via toename van huisbezoeken bijvoorbeeld bij bejaarden) (1) Betere openingsuren en meer flexibiliteit van het CGGZ (1) Een rustplek voor fietsers (1)4.3.1.7. Wat is - volgens u – het belangrijkste initiatief (op vlak van lokaal sociaal beleid) dat het lokaalbestuur (OCMW en gemeente) in de komende jaren dient te realiseren? Waarom?Net als vraag 6 leverde deze vraag een brede waaier aan antwoorden op, veel breder dan het lokaal sociaalbeleid en de bevoegdheden van gemeente en OCMW. Slechts enkele suggesties kwamen meermaals voor,wat opnieuw niet wil zeggen dat de eenmalig voorkomende antwoorden daarom niet leven onder de bevolking.Bovendien komen de suggesties die reeds onder vraag 6 voorkwamen ook hier terug.Opnieuw worden, volledigheidshalve, alle antwoorden weergegeven: Bijkomende speelpleinen (en speelpleinwerking) (in de Gele Wijk, in het park, in het centrum) (4) +inleggen van een busdienst naar de speelpleinwerking (1) Meer initiatieven en uitgaansgelegenheid voor jongeren (3)Meer vrijetijdsvoorzieningen voor bejaarden (activiteiten, ontmoeting, vakanties, uitstappen,dienstencentrum, eigen lokaal) (2) Structurele voedselhulp (vgl. Wichelen) (2) Rijbanen vernieuwen (2) (Sociale) tewerkstellingsprojecten (2)39-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Goedkopere dienstverlening (oa kinderopvang) (2) Zwembad in <strong>Lede</strong> (2) Recht op een inkomen en medische uitkeringen (1) Organisatie van kampen voor kinderen (1) Meer controle op profiteurs (1) Werken aan de verkeersveiligheid (1) Uitbouw dienstverlening naar mensen die zelf moeilijk tot bij de hulpverlening geraken (1) Werken aan de wijkveiligheid (verkeersveiligheid, speelveiligheid) (1) Infofolder over de dienstverlening van het OCMW (1) Financiële tussenkomst in de zwemkaart (voor 55+) (1) Proper dorp (1) Meer goedkope woningen (1) Opwaardering van het rusthuis (1) Meer sportvoorzieningen (1) Geen vriendjespolitiek (1) Kansenpas (voor 55+) (1) Speel- en wandelbos (1)Meer uitleg werd bij de suggesties niet gegeven.4.3.1.8. Bijkomende vragen of suggesties.Geen.4.3.2. Conclusies met betrekking tot de cliëntenenquête.Vooraleer we overgaan tot het maken van conclusies toch nog enkele opmerkingen:• Moeilijke doelgroep (weinig verbaal)• Open vragen leverden weinig respons op• Over de hele lijn was de respons vrij matig (slechts 29 respondenten); een langere enquêteringperiode wasechter praktisch niet haalbaarOp basis van de bovenstaande gegevens en op basis van het beperkte aantal respondenten moetenconclusies met een korrel zout genomen worden. Toch doen we bij deze een voorzichtige poging:• Gemiddelde gekendheid en gebruik van de dienstverlening• De meeste cliënten zijn tevreden over de werking van de Sociale Dienst en de andere vormen vandienstverlening van zowel gemeente als OCMW (voor zover ze gekend zijn)• De kosteloze rechtsbijstand is zeer weinig gekend. Nochtans gaat het hier om een relevante aanvullingop de maatschappelijke dienstverlening van de Sociale Dienst. Een betere bekendmaking van dezedienstverlening lijkt dus aangewezen, waarbij een eventuele naamsverandering overwogen kan worden(drempelverlaging). Deze vorm van dienstverlening zou gewoon ‘Gratis raadpleging van een advocaat’kunnen genoemd worden.40-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.4. Resultaten enquête – lokale actoren.Voor het derde luik van de omgevingsanalyse werd een bevraging vooropgesteld van de lokale actoren dieactief zijn in het Leedse. Aanvankelijk zou er terzake worden samengewerkt met een hogeschool, maar dezesamenwerking sprong om praktische redenen (te veel aanvragen voor te weinig studenten) af. Daarom werd erbeslist om in eigen beheer een ietwat afgeslankte en aangepaste versie van het oorspronkelijke plan uit tevoeren. De enquête werd dus uitgevoerd door de eigen diensten. De dienst welzijn van de provincieondersteunde qua methodiek en verwerking van de resultaten (pc - programma’s) en stond onze dienstenterzake met raad en daad bij.De bedoeling van de enquête was om tientallen lokale actoren (beroepskrachten, vrijwilligers, organisaties,sleutelfiguren,…) aan te schrijven en hun mening te vragen betreffende de lokale (sociale) dienstverlening.Aansluitend werd een inspraakmoment georganiseerd, specifiek voor de respondenten van de enquête. Tot slotwas het eveneens de bedoeling om via deze bevraging de provinciale sociale kaart te actualiseren (via hetinvullen van de gegevens van de indentificatiefiche). Deze fiches werden inmiddels reeds overgemaakt aan dedienst welzijn van de provincie.Wij zijn er ons terdege van bewust dat dit document, net als de verwerking van de enquêtes afgenomen bij decliënten, niet ‘wetenschappelijk’ is. Dit is geen sociologisch document, en het was ook niet onze bedoeling omhiervoor te zorgen. Op vlak van vraagstelling en verwerking is er ‘geroeid’ met de beschikbare ‘riemen’.Het resultaat (de onderstaande verwerking) geeft een overzicht van de meningen van de verschillende lokaleactoren. Samen met de cijfergegevens en de verwerking van de enquête afgenomen bij de cliënten is het debedoeling het beeld zo verfijnd, volledig en genuanceerd mogelijk te maken. De aanbevelingen van deinspraakvergadering moeten het plaatje tenslotte compleet maken.Praktisch werd als volgt te werk gegaan: in totaal werden er 71 enquêteformulieren opgestuurd naar diverse‘actoren’. 39 van hen stuurden –binnen de uiterste indiendatum- een ingevuld formulier terug. 31 van dezerespondenten gaven bovendien te kennen dat zij interesse hadden voor het inspraakmoment in juni 2006.$%(((((3' 4 ' 5 De respons is dus meer dan redelijk te noemen ( 55%), zeker als we rekening houden met het feit dat er in depraktijk soms ‘dubbele’ formulieren werden verstuurd (vb naar ‘vermeende’ deelwerkingen). De respons van41-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


organisaties, verenigingen en sleutelfiguren uit <strong>Lede</strong> zelf is heel goed. De oorspronkelijke indiendatum werduitgesteld tot 14 april 2006 en lokale actoren ontvingen toen als herinnering nog een extra schrijven.In de enquête werden zowel gesloten als open vragen opgenomen. Gesloten vragen zijn uiteraard makkelijkerte verwerken, maar ze beperken de antwoordmogelijkheden van de respondent.4.4.1. Verwerking enquête.Per vraag / thema worden de resultaten van de bevraging beschreven en er wordt aansluitend telkens enigetoelichting terzake gegeven (voor de vragenlijst: zie bijlagen).De respondenten vulden niet steeds alle vragen in. Sommige vragen waren sowieso niet van toepassing of nietrelevant voor alle respondenten. De lijst met aangeschreven lokale actoren is tevens terug te vinden in debijlagen.4.4.1.1. Met welke diensten (in <strong>Lede</strong>) werkt u samen? Naar welke andere diensten (in <strong>Lede</strong>) verwijstu door?Met betrekking tot samenwerking én doorverwijzing werden er ongeveer 45 verschillende diensten vermelddoor de respondenten. Vaak werden dezelfde slechts 1 à 2 keer aangehaald, hetgeen vooral wijst op deverscheidenheid van het werkveld van de betrokken respondenten.In de grafiek geven we dan ook enkel die organisaties weer waar veelvuldig wordt mee samengewerkt.&#'()'67,/5 -8"#,++7559: " +-";"-Er wordt dus vooral samengewerkt met en doorverwezen naar het O.C.M.W., gemeentebestuur en psychiatrie.Opmerkelijk is eveneens dat zowel Sint-Vincentius als Poco a poco (twee organisaties, werkzaam in <strong>Lede</strong> rondkansarmoede, die volledig worden gedragen door een ruime groep vrijwilligers) regelmatig worden vermeld,hetgeen een indicatie geeft van de meerwaarde van het werk dat door deze vrijwilligers wordt verricht.42-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.4.1.2. Samenwerking met OCMW en gemeentebestuur.* Werkt u samen met het lokaal bestuur?'((!.(67,/5 ++Omgerekend werkt dus 66% van de respondenten samen met het OCMW en 61 % van de respondenten methet gemeentebestuur. Deze resultaten wijken enigszins af van de resultaten van de vraag met betrekking totdoorverwijzing en samenwerking. Dit is echter niet onlogisch aangezien niet elke respondent alle vragen heeftingevuld.* Wenst u samen te werken met het OCMW? Hoe wenst u precies samen te werken?Er hebben 14 respondenten positief geantwoord, doch weinig voorstellen werden meer dan één keer herhaald.Suggesties ter zake voor het OCMW:• er werd 2 maal gesuggereerd om thematische of advieswerkgroepen op te richten• er werd 3 maal gesuggereerd om een beter persoonlijk contact te onderhouden en meer gebruik te makenvan doorverwijzingAndere suggesties werden slechts éénmalig aangehaald.* Wenst u samen te werken met het gemeentebestuur? Hoe wenst u precies samen te werken?Op deze vraag werd 9 maal positief geantwoord. Enkel het oprichten van inhoudelijke werkgroepen metbetrekking tot advisering van de ontwikkeling van een lokaal sociaal beleid kreeg 2 vermeldingen. Anderevoorstellen kwamen opnieuw slechts één keer voor.* Hoe ervaart u de samenwerking met het gemeentebestuur?43-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


'9 5 .+ "# 9"#Slechts één respondent ervaart de samenwerking met het Leedse gemeentebestuur als ‘slecht’, terwijl 17 vande 25 respondenten (68%) hun samenwerking met het bestuur omschrijven als goed tot zeer goed. De rest vande respondenten hield het bij ‘neutraal’.Bij de ‘bijkomende uitleg’ waren er geen relevante resultaten.* Hoe ervaart u de samenwerking met het OCMW?'9 5 .+ "# 9"#Ook hier grotendeels positieve bevindingen: 26 van de 29 respondenten (89%) beoordelen hun samenwerkingmet het OCMW als goed tot zeer goed. Slechts 1 respondent is ontevreden over zijn samenwerking met hetOCMW en 1 hield het bij ‘neutraal’.Bij de ‘bijkomende uitleg’ waren er geen relevante resultaten of algemene conclusies te trekken.* Heeft u voorstellen voor het OCMW en het gemeentebestuur?Voor het gemeentebestuur : vanuit de vrijwilligersorganisaties (Poco à poco, …) wordt er gevraagd aan hetbestuur om lokalen ter beschikking te stellen voor hun werking.Voor het OCMW:- meer overleg (structureel) tussen de welzijns- en overheidsdiensten44-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


- meer openingsuren of beschikbaarheid buiten de kantoorurenBeide voorstellen kwamen 2 maal voor.Er werden nog voorstellen gedaan, maar die kwamen slechts één keer voor.4.4.1.3. Leemtes en overlappingen* Met betrekking tot welke doelgroepen en diensten zijn er volgens u leemtes en/of overlappingen in<strong>Lede</strong>?Overlappingen werden nauwelijks gesignaleerd, leemtes echter wel.*%+,('6 )+1 'In de volgende vragen worden deze thema’s herhaald. 15 lokale actoren signaleren dat er diensten ontbrekenin <strong>Lede</strong>. Vooral het tekortschieten van de bejaardenvoorzieningen (rusthuisbedden, serviceflats,dienstencentrum,…), de ontmoetingsmogelijkheden (voor jongeren, bejaarden,…), de hulpverlening ronddrugsgebruik, de kinderopvang en de werking rond spijbelen worden gesignaleerd. Bovendien wordt hier ookmelding gemaakt van het ontbreken van crisisopvang.* Zijn er specifieke vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u vooralsnog ontbreken in <strong>Lede</strong>?Deze vraag is in de praktijk eigenlijk een herhaling van de eerder gestelde vraag met betrekking tot leemtes. Deresultaten van deze vragen bevestigen grotendeels de gegevens van de tabel hierboven.*!%-#,)+7 "&"-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013- 45


Het ontbreken van crisisopvang en van aangepaste hulpverlening én preventie met betrekking tot drugs wordenhet meest aangehaald. In mindere mate worden ook serviceflats (zie huisvesting), een sociaal restaurant(ontmoeting, sociale tewerkstelling) én een betere bekendmaking en promotie van de reeds bestaandediensten gesignaleerd.4.4.1.4. Welke behoeften zijn er volgens u op vlak van <strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong> Beleid in <strong>Lede</strong>? Thema’s?* Arbeid en tewerkstelling. ' *%./,,"" 1,6% :'00De respondenten die vinden dat er behoeften / problemen zijn m.b.t. tewerkstelling en arbeid signalerenvoornamelijk dat er nood is aan meer initiatieven op vlak van sociale economie (tewerkstelling van langdurige,laaggeschoolde werkzoekenden). In (veel) mindere mate worden ook een eigen Leedse KMO-zone en uitbouwvan de mogelijkheden voor vrijwilligerswerk gesignaleerd.* Sociale zekerheid en gezondheidszorg.Met betrekking tot het thema sociale zekerheid en gezondheid werden er 4 suggesties gegeven die elkeenmalig voorkwamen:- opvang voor volwassen minder-validen- allochtonen niet voortrekken op autochtonen- meer ondersteuning voor de thuiszorg- opvang voor druggebruikers voorzien46-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


* Huisvesting en wonen.!#'*%.0,, #++"0 10"#' "0 / ,+ #++'%


!*%.0,,+#+"& 41 "#,#+#+, ) " +De meest voorkomende voorstellen zijn: meer rusthuisbedden (of een extra rusthuis) én het voorzien vanserviceflats in <strong>Lede</strong>. Ook het voorzien in kortdurende dag- en nachtopvang voor bejaarden wordt regelmatigaangehaald.* Vreemdelingen en vluchtelingen.Met betrekking tot het thema vreemdelingen en vluchtelingen werden 3 suggesties gegeven die elk eenmaligvoorkwamen:- voorzien van extra woning(en) voor vreemdelingen- uitwerking van een bovenlokale werking- meer samenwerking tussen parochie en OCMW met betrekking tot hulpvragen van vluchtelingen4.4.1.5. Prioriteiten.In totaal hebben 35 van de 39 respondenten prioriteiten weergegeven :* Wat is het meest prioritaire thema waarrond het lokaal bestuur moet werken?De resultaten van de vraag met betrekking tot de prioriteit zijn overduidelijk: huisvesting / wonen en in minderemate bejaarden / ouderenzorg zijn volgens de lokale actoren dé prioritaire thema’s waarrond het lokaal bestuurin de komende jaren (volgende legislatuur) moet werken. De overige thema’s zijn veel minder prioritair.%>+ '930 : 48-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


* Welk thema heeft de laagste prioriteit?Bij de vraag omtrent het beleidsthema met de laagste prioriteit zijn de lokale actoren nog duidelijker: in 16 vande 25 correct ingevulde enquêtes is “vreemdelingen” volgens de respondenten de laagste prioriteit voor hetlokaal bestuur. Voor de thema’s ‘bejaarden’, ‘huisvesting’, ‘armoede’ en 'tewerkstelling’ is er telkens slechts éénrespondent die één van deze thema’s de laagste prioriteit geeft.%: 930 >+ '4.4.2. Conclusies met betrekking tot lokale actoren – enquête.• Met betrekking tot gemeentebestuur en OCMW :Uit de verwerking van de enquête blijkt dat heel wat organisaties / personen regelmatig samenwerkenen/of doorverwijzen naar het O.C.M.W. en het gemeentebestuur van <strong>Lede</strong>.Bovendien zijn deze organisaties / personen grotendeels tevreden over de samenwerking met én degeleverde diensten van het lokaal bestuur (O.C.M.W. en gemeentebestuur). Vrij weinig respondentenhadden concrete suggesties voor verdere (of voor nieuwe) samenwerking met het lokaal bestuur.• Met betrekking tot prioritaire thema’s / aanbevelingen:Huisvesting is het prioritaire thema waarrond –volgens de lokale actoren - ons lokaal bestuur in het kadervan het lokaal sociaal beleid in de volgende legislatuur dient te werken.Concreet vragen de lokale actoren vooral meer sociale huurwoningen op het grondgebied van <strong>Lede</strong>.De tweede prioriteit van de lokale actoren is ouderenzorg / bejaarden.Concreet vragen de lokale actoren meer rusthuisbedden in <strong>Lede</strong>, serviceflats voor bejaarden én specifiekedag- en nachtopvang voor deze doelgroep.Rond tewerkstelling en arbeid was een voorstel dat regelmatig terugkwam in de antwoorden hetuitbouwen van initiatieven rond sociale economie én specifieke tewerkstelling voor langdurig werklozen enmoeilijk bemiddelbare groepen in <strong>Lede</strong>.Initiatieven met betrekking tot vreemdelingen krijgen van de lokale actoren de laagste prioriteit.49-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5. Aanbevelingen inspraakvergadering.Aanvullend op de bevraging van de lokale actoren werd een inspraakvergadering georganiseerd. Hierbij kregengeïnteresseerden (die de enquête reeds hadden ingevuld) de kans om hun aanbevelingen rechtstreeks tecommuniceren.In de enquêtes waren reeds 6 thema’s aan bod gekomen waarbij de respondenten werd gevraagd welk themavolgens hen prioritair is. Aan de hand van deze resultaten werden 6 werkgroepen samengesteld, met alsgespreksleider steeds een beroepskracht van de lokale besturen. Alvorens er van start werd gegaan met debesprekingen in de 6 thematische groepjes, werden eerst de resultaten van de enquête voorgesteld aan deaanwezigen.4.5.1. Armoede.Gespreksleider : Cindy RosschaertAanwezig:Francine Van Der Eecken – thuisverpleegsterEdwin Van Overmeiren – politie, dienst slachtofferbejegeningSuggesties uit de enquêtes: - meer overleg en samenwerking met betrekking tot armoede structurele voedselhulp opstarten van welzijnschakels opstarten van een centraal meldpunt meer controle op steuntrekkers meer budgetbegeleiding oprichting sociaal restaurant opstart kansenpas4.5.1.1. Samenwerking tussen lokale - laagdrempelige actorenDeze suggestie werd aangehaald als eerste en belangrijkste aandachtspunt. Verschillende actoren hebben temaken met kansarmen: onderwijs, CLB, Kind en Gezin, thuisverpleging, huisartsen, OCMW., …Vaak zijn het deze actoren die de problematiek opmerken. Door goed samen te werken, kan men meergarantie bieden dat:♦ Het OCMW laagdrempeliger wordt: de andere actoren (die dichter bij de kansarme staan)kunnen de schrik en het schaamtegevoel om naar het OCMW te gaan bespreekbaar maken en -door correcte informatie te geven- ervoor zorgen dat degene die problemen heeft, een duidelijkbeeld heeft van wat kan verwacht worden.♦ Misbruik vermeden wordt: profiteren van verschillende instellingen of actoren wordt automatischuitgesloten, daar het duidelijker is voor de verschillende actoren wie wat doet.♦ Een “overbevolking” van hulpverleners wordt tegengegaan: als elke actor duidelijk op dehoogte is van zijn domein, wordt niet “dubbel” gewerkt en krijgt de persoon of het gezin in kwestieook niet het gevoel dat hij vijf verschillende hulpverleners nodig heeft om op de been te blijven.50-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5.1.2. Prioriteit geven aan gezinnen met kinderenDe laatste tijd komen er nieuwe kansarmen bij. Steeds meer alleenstaanden en éénoudergezinnen hebben hetmoeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Toch wordt benadrukt dat het vooral kansarmen met kinderen zijndie moeten opgevolgd worden. (Kans)armoede heeft veel consequenties naar alle andere levensdomeinen enis vooral voor een kind en een opgroeiende puber een gevaar om de school te verwaarlozen, problemen tecreëren of zelfs in de criminaliteit verzeild te geraken. Armoede bestrijden bij kinderen is daarom belangrijkals preventie tegen latere problemen gedurende de puberteit en het verdere leven. Het bestrijden van(kans)armoede is dus meer dan een lapmiddel: structureel en met een langetermijnvisie werken is noodzakelijk.4.5.1.3. DoorwijsmateriaalDit houdt eerst en vooral in dat er ook op lokaal vlak een degelijke sociale kaart moet worden uitgewerkt. Nietalleen de bereikbaarheid van de diensten moet voor de verschillende actoren duidelijk zijn:hulpverleningsdiensten moeten hun werking en aanbod ook kenbaar maken aan de verschillende actoren.Wat doen de vrijwilligersorganisaties wel en wat niet? Heeft het OCMW meer te bieden dan leefloon uitbetalenen budgetbeheer te organiseren, en zo ja, wat?4.5.1.4. Rol van de school en Kind & GezinEens Kind en Gezin de begeleiding stopzet, is het kind schoolgerechtigd. De aanwezigen wijten een tamelijkgrote verantwoordelijkheid aan de school als actor in het opsporen van kansarmoede en het accuraatdoorverwijzen. Op school wordt vaak het eerst gezien welke kinderen extra activiteiten niet kunnen bekostigen,maaltijden achterstallig of niet betalen, armoediger gekleed gaan, of in ergere mate: bij welke kinderen eraanmerkingen zijn op vlak van hygiëne.Er worden vier concrete taken aan de school toegeschreven:• Reeds van in het begin van het schooljaar transparantie bieden wat betreft de uitgaven dieer voor het kind gaan volgen: hoeveel kosten boeken en schoolgerief, maar ook: welkeactiviteiten worden er nog gepland en wat is de kostprijs daarvan?• Iedere school zou eigenlijk een sociale kas moeten hebben die voorziet in financiële hulpaan minderbedeelde leerlingen voor schoolactiviteiten die geld kosten. Op die manier moetenouders niet direct de stap zetten naar het OCMW en kunnen kinderen toch deelnemen aan deactiviteiten (bijvoorbeeld schoolreisjes en daguitstappen: hier wordt veelal op bespaard doorde ouders omdat het geen prioritaire uitgaven zijn).• De school moet bij vermoeden van (kans)armoede het CLB inschakelen. Beide ledenmerken op dat de samenwerking tussen school en CLB vlot verloopt. De samenwerkingtussen CLB en OCMW verloopt echter veel minder vlot, zo wordt gesteld: CLB wil soms deproblemen te lang zelf oplossen, of ziet de noodzaak er niet van in om ouders door teverwijzen naar het OCMW – terwijl dit vaak zou kunnen leiden tot een vluggereprobleemopsporing en dus een kortere tijd om de problemen op te lossen.• Anderzijds wordt ook de opmerking gegeven dat de school ook direct contact kan leggenmet het OCMW, zonder het CLB als tussenstap. Hiervoor worden twee redenen aangehaald:ten eerste spaart men tijd en kan het O.C.M.W. dus vlugger ingrijpen zonder dat bijvoorbeeld51-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


estaande schulden nodeloos groter worden door intresten etc, ten tweede staan de actorenvan de school (een vertrouwensleraar, een zorgleraar, een leraar) vaak dichter bij deleefwereld van de ouders en hebben ouders dus vaak meer vertrouwen in deze mensen danin gespecialiseerde hulpverleners die pas in beeld komen “om de problemen te bespreken”.4.5.1.5. Onderliggende oorzaken aanpakkenSymptoombestrijding kan vermeden worden door te onderzoeken waar de (financiële) problemen gestart zijn.Zijn de problemen te wijten aan een tegenslag (vb. een faillissement), aan hoge ziektekosten, aan te hogeleningen, aan een te laag inkomen of aan het feit dat men wel voldoende inkomsten heeft maar zijn budget nietkan beheren? Het spreekt voor zich dat elke oorzaak zijn eigen manier van hulpverlenen heeft. Met anderewoorden: een degelijk sociaal onderzoek is nodig vooraleer men de juiste hulp kan verschaffen.Anderzijds houdt dit ook in dat de taakomschrijving van het OCMW duidelijk moet zijn en kenbaar moetworden gemaakt: voor elk van de genoemde oorzaken kan het OCMW hulp bieden, maar vaak zijn mensenenkel bekend met twee manieren van hulpverlenen binnen het OCMW: het verstrekken van leefloon aan nietuitkeringsgerechtigdewerklozen en het budgetbeheer met al zijn wilde verhalen over “geen inspraak hebben inhet eigen budget”.Een derde manier om de onderliggende oorzaak van armoede terdege aan te pakken, is debudgetbegeleiding vanuit het OCMW uitbreiden: mensen leren omgaan met hun geld. Er wordt namelijkopgemerkt dat armoede vaak te maken heeft met het niet kunnen beheren van het geld. Vaak hebben mensenmet betalingsproblemen wel een aantal nieuwe dure zaken (tv, stereo, gsm, …) maar is er na twee weken geenleefgeld meer. Mensen leren omgaan met het geld dat ze ter beschikking hebben, leren hun uitgaven plannen,hen leren wat prioritair is om te betalen, … is dus noodzakelijk.4.5.1.6. <strong>Sociaal</strong> informatiepuntMet een sociaal informatiepunt wordt een baliefunctie bedoeld, waar mensen terechtkunnen met de meestuiteenlopende zaken. Vragen van sociale aard, maar ook vragen van een heel andere orde. Bedoeling is datmen zich zelf met kleine, praktische vragen ergens naartoe kan wenden, daar waar het OCMW vaak nog tehoogdrempelig is. Mogelijke vragen zouden kunnen zijn: “Kan je me helpen met het invullen van mijnoverschrijvingsformulier?”, “Wat staat er in deze brief?”, maar evengoed “Ik heb ratten in mijn tuin. Hoe kan ikdit verhelpen?”.Als voorbeeld wordt het <strong>Sociaal</strong> Huis van Aalst aangehaald: niet (territoriaal) verbonden aan het OCMW vanAalst, met een baliefunctie en een lage drempel.Wat is het verschil met het OCMW? In het OCMW kan je met deze vragen ook terecht, maar je moet vaakwachten of een afspraak maken, en krijgt dan een sociaal assistent toegewezen die je dossier beheert en je inde meeste gevallen nog een aantal bijkomende vragen stelt. Gevolg: hoewel je misschien op alle anderevlakken goed functioneert, krijg je het gevoel dat je een hopeloos geval bent met een dossier op het OCMW,terwijl je bij een informatiepunt de klant bent die een vraag stelt en die weer weggaat.Er wordt dan ook geopteerd om dit informatiepunt geen plaats te geven binnen de muren van het OCMW, maareerder om het als een onafhankelijke dienst of als deel van de gemeente (bijvoorbeeld naast de dienstburgerzaken) te laten functioneren.Het voordeel is tweeledig: je werkt drempelverlagend naar het OCMW toe, en tegelijk werk je breder: vragenvan allerlei aard kunnen er gesteld worden.52-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5.1.7. Individueel engagement en motivatiePersoneel dat mogelijks te maken heeft met dit armoedeprobleem, moet individueel gemotiveerd worden omoog te hebben voor dergelijke problemen. Oorspronkelijk was de titel van punt 7: “Kijk verder dan je neus langis”. Men had hier bijvoorbeeld schoolpersoneel, thuisverplegingspersoneel, … op het oog. Wie al simpelwegniet ziet dat er een probleem is, zal ook niet helpen. Vorming en motivatie van personeel, maar ookbijvoorbeeld van vrijwilligers in het verenigingsleven kan hierbij helpen. Uiteraard beslist iedereen individueel ofhij hiertoe wil gemotiveerd worden of niet. Dit punt blijft dus iets algemener dan de andere punten, maar is hetoverdenken wel waard.4.5.1.8. Isolement tegengaanArmoede heeft als direct gevolg dat mensen geïsoleerd raken. Om dit tegen te gaan – want dit lijkt vaak nogeen groter probleem dan het gebrek aan geld op zich – moeten er initiatieven worden genomen om mensen inde mogelijkheid te stellen sociale contacten aan te gaan, zonder dat het hen handenvol geld kost.Dit kan door:• buurtwerking / wijkwerking aan te moedigen• zaken te organiseren die laagdrempelig en niet duur zijn: kaartnamiddag,pannenkoekennamiddag, …dus tijdsbesteding/ opvang overdag zonder verplichting• een sociaal restaurant: men vreest dat <strong>Lede</strong> net iets te klein is om dit te kunnenverwezenlijken. Als alternatief zou men de bestaande keuken van het rustoord (of anderebestaande faciliteiten) voor meerdere doeleinden kunnen gebruiken, bijvoorbeeld om in denamiddag koffie te voorzien?Bijkomend wordt een voorstel gedaan dat het isolement misschien niet verkleint, maar zeker ten goede zoukomen aan het welbevinden van mensen. Heel wat alleenstaanden krijgen eetmalen via de maaltijdbedelingvan het OCMW. Dit gebeurt vijf dagen per week. Impliciet houdt dit in dat op zon- en feestdagen er mensen zijndie genoodzaakt zijn boterhammen te eten. Als men dan bedenkt dat dit gaat over kerstdag, nieuwjaar, … kanmen zich wel inbeelden dat dit puur praktisch probleem veel grotere emotionele consequenties heeft. Er wordtdus dringend gevraagd aan het OCMW om ook in maaltijden te voorzien (vooral voor ouderen) op zon- enfeestdagen.4.5.1.9. Vrijwilligerswerk aanmoedigenOm evenementen te organiseren en buurtwerking te herwaarderen, zijn er vele handen nodig. Een bruikbare tiphiervoor was de volgende: moedig koppels aan om vrijwilligerswerk te doen. Op die manier is vrijwilligerswerkminder belastend omdat één van beiden steeds de deur uit is voor het goede doel. Bovendien beleven beidener plezier aan en is de kans op langdurig engagement groter. En je hebt ineens twee vrijwilligers, natuurlijk…Mogen wij hier tenslotte als tiende punt bijvoegen wat ook een suggestie was in de werkgroep ouderenbeleid,namelijk: iets doen met de aanbevelingen.53-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5.2. Huisvesting.Gespreksleider : Arthur De VuystAanwezigen :Martine Props – Poco a pocoRoger Matthijs – SeniorenraadLeen Vanlangenhove – Ziekenhuis ZNGJo Maebe – Groen!Marleen Minnoey – De Reymeers / SAVASuggesties uit de enquêtes: - meer sociale woningen minder wachtlijsten voor sociale woningen woningen voorzien voor mindervalide personen meer tussenkomst in huurprijzen extra controle op bewoonbaarheid van woningen huurdersadvies in <strong>Lede</strong>4.5.2.1. Kleinschalige huisvestingsprojectenEr wordt aangeraden zich te focussen op kleinschalige huisvestingsprojecten. Dit bevordert de integratie enbeperkt gettovorming. Het oud gemeentehuis van Impe en het perceel in de Steenstraat bieden hiervoormogelijkheden.4.5.2.2. Spreiding van de sociale woningenEr moet meer aandacht geschonken worden aan spreiding bij de uitbreiding van het aantal sociale woningen in<strong>Lede</strong> en de deelgemeenten. Een verdeelsleutel, gebaseerd op een aantal objectieve criteria (bvb.bereikbaarheid), moet deze spreiding over de verschillende deelgemeenten bepalen.4.5.2.3. <strong>Gemeente</strong>gronden aanwendenDe gronden van het OCMW en het gemeentebestuur – binnen een redelijke termijn- aanwenden voor derealisatie van deze kleinschalige sociale woonprojecten.4.5.2.4. Overleg OCMW – SHMEr moet gewerkt worden aan de organisatie van overleg en samenwerking tussen het OCMW enerzijds en desociale huisvestingsmaatschappijen anderzijds. Dit is vooral belangrijk in het kader van huisvesting van mindervalidenmet een laag inkomen en het beschut wonen.Vraag: waarom werd het sociaal verhuurkantoor niet gecontacteerd/uitgenodigd voor de inspraakvergadering?4.5.2.5. Meer financiële tussenkomst in huishuurUitbreiding van het systeem van financiële tussenkomst in de huishuur. Dit is een goed hulpmiddel dat op kortetermijn heel soepel kan worden gehanteerd. Op lange termijn moet men zich echter eerder richten op deuitbreiding van het aantal sociale woningen.54-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5.2.6. Zoeken naar huurwoningenHet OCMW moet zelf actief op zoek gaan naar degelijke en betaalbare huurwoningen of de cliëntenbegeleiden bij deze zoektocht.4.5.2.7. Voorkooprecht hanterenAls gemeente/ OCMW het voorkooprecht hanteren bij leegstand. De aangekochte woningen kunnen danopgeknapt worden via sociale tewerkstellingsprojecten.4.5.2.8. Controle op bewoonbaarheidVermits men in <strong>Lede</strong> af te rekenen heeft met een tekort aan comfort van de woningen, ligt bij het OCMW/ degemeente de taak om extra controle op bewoonbaarheid te organiseren. Dit is in de praktijk echter moeilijkrealiseerbaar, want hoe spoor je dit op? Een mogelijkheid bestaat erin om gebruik te maken van demeldingsplicht van huisartsen bij de vaststelling van ongezonde woonomstandigheden. Artsen kunnenechter ook via de signaalfunctie van de huurder zelf zorgen dat ongezonde omstandigheden gemeld worden.Voor de herwaardering van de gedetecteerde woningen zouden opnieuw sociale tewerkstellingsprojectenkunnen ingeschakeld worden.4.5.2.9. HuurkwestiesDe burger tast vaak in het duister wanneer hij geconfronteerd wordt met huurkwesties. Het is noodzakelijk deinwoners hierover meer en beter informeren. Dit kan bijvoorbeeld via de lokale actoren/organisaties en via hetreclameblad of de pers en de media in het algemeen. Tevens zou het nuttig zijn een centraal aanspreekpuntte installeren waar huurders met hun vragen naartoe kunnen. Deze taak kan eventueel opgenomen wordendoor het OCMW, binnen de overeenkomst die nu reeds bestaat tussen het OCMW en de huurdersbond. HetOCMW kan hierbij fungeren als objectieve boodschapper tussen de huurder en de huurdersbond.4.5.3. Gezondheid en sociale zekerheid.Gespreksleider : Renske De BremmeAanwezigen :Sophie Goetghebuer – LOGO AalstHilda Wuyts – Ziekenzorg CMAgnes Verspeet – De DageraadSuggesties uit de enquêtes: - opvang voorzien voor volwassen mindervalide personen allochtonen niet voortrekken op autochtonen meer ondersteuning bieden in de thuiszorg opvang voor druggebruikers voorzien55-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5.3.1. Kort- en nachtopvang voor iedereenHet is een taak van het OCMW om kort- en nachtopvang te voorzien voor ieder die hier nood aan heeft,dus ook voor bejaarden en minder-validen. Deze dienstverlening moet niet persé apart gehuisvest zijn, maarkan bijvoorbeeld ook binnen het bejaardentehuis aangeboden worden mits de voorwaarde dat er hiervoorpermanent kamers worden vrijgehouden.4.5.3.2. Opwaardering mantelzorgEr moet meer waardering komen voor mantelzorgers. Het huidige (premie)systeem van de mantelzorg zoumoeten worden herzien waardoor de gemeente zelf de premies in handen kunnen nemen (in plaats van deprovincie) en waarbij de premie voor de mantelzorg onafhankelijk zou moeten staan van het toekennen vanandere premies. Bovendien moet de mantelzorg ook uitgebreid worden, meer mensen moeten ervan kunnengenieten.4.5.3.3. <strong>Sociaal</strong> huisEr zou in <strong>Lede</strong> een <strong>Sociaal</strong> Huis moeten opgericht worden.4.5.3.4. Aanbevelingen uitvoerenDe aanbevelingen die op de inspraakvergadering worden meegegeven moeten uitgevoerd worden en dit insamenwerking met de politici en beleidsverantwoordelijken.4.5.3.5. Rechten en plichten van de burgerNaar de burger toe moet verduidelijkt worden wat zijn rechten en plichten zijn en welke consequentieshieraan verbonden zijn (bijvoorbeeld recht op bepaalde premies en de gevolgen hiervan op fiscaal vlak). Somskrijgt men iets, maar moet men daarvoor ook iets teruggeven. Hierover bestaat er niet voldoendetransparantie. Meer en vooral juiste informatie wordt gevraagd.4.5.3.6. Ruimere werking rond druggebruikMen beseft dat residentiële opvolging van drugsverslaafden (of andere verslaafden) niet realiseerbaar is in<strong>Lede</strong>. Toch moet er intensiever opgetreden worden tegen druggebruik, vermits deze problematiek tochzeer sterk aanwezig is in de gemeente. Momenteel is het zo dat de politie en de hulpverlening vaak weten waarer zich problemen situeren, maar dat ze niets doen om hiertegen op te treden of door te verwijzen.De verruiming van de werking rond drugsproblematiek moet zich op drie punten focussen:• het OCMW/de gemeente heeft de taak om artsen en apothekers te groeperen en tesensibiliseren omtrent dit thema: bij artsen gaat het vooral om het herkennen enerkennen van de verslaving en de aanpassing van het voorschrijfgedrag, terwijl men zichbij de apothekers eerder moet richten op eerlijkheid in het aflevergedrag waarbij niet hetcommerciële aspect mag primeren;• meer en beter doorverwijzen (door de gemeente, het OCMW en de politie) naar dehulpverlening of de zelfhulpgroepen die hiervoor voorzien zijn;Bedenking: <strong>Lede</strong>naars zoeken misschien liever niet naar hulp in de eigen gemeente;56-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


• meer aandacht besteden aan preventie door de scholen, het OCMW en de politie.Men moet beseffen dat gezondheid een belangrijk aspect is in een menselijk leven. Is de gezondheid slecht,dan bestaat een grotere kans om in een neerwaartse spiraal terecht te komen.4.5.3.7. Budgetbeheer- en begeleiding en collectieve schuldbemiddeling uitbreidenFinanciële problemen en schulden zijn wijdverspreid en vormen vaak de basis voor een hele reeks andereproblemen. Het is dan ook aangeraden om via budgetbeheer, budgetbegeleiding en collectieveschuldbemiddeling het domino-effect hiervan (ook preventief) aan te pakken. Zo kan budgetbeheer bijvoorbeeldpreventief gehanteerd worden bij drugsverslaving. Bovendien moet bij financiële begeleiding meer en langerenazorg worden voorzien.4.5.3.8. Preventieve gezondheidszorgPreventieve gezondheidszorg zou als een apart hoofdstuk moeten opgenomen worden in het <strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong><strong>Beleidsplan</strong>. LOGO en het gemeentebestuur werken nu reeds samen rond borstkankerscreening en gezondevoeding. Voor de toekomst bestaan er echter nog een aantal andere mogelijkheden tot samenwerking,namelijk rond valpreventie bij ouderen, rond tabakspreventie en voor mannen rond prostaatkankerscreening.4.5.3.9. Preventieve geestelijke gezondheidszorgMeer preventieve geestelijke gezondheidszorg voorzien, waarbij ook aandacht wordt besteed aan degelijkedoorverwijzing. In het kader van de preventieve geestelijke gezondheidszorg werken aan de stimulering vanhet verenigingsleven om eenzaamheid te verhelpen en isolatie tegen te gaan. De nadruk moet hierbij liggenop ontspanning.4.5.4.Ouderen.Gespreksleider : Lieve De KimpeAanwezigen :Lieve Van Den Rijse – Rode KruisBea De Croock – Thuisverpleging Bond MoysonNathalie Verhofstadt – CAW Bond MoysonHilde De Craecker – Familiezorg Oost-VlaanderenSuggesties uit de enquêtes: - meer rusthuisbedden voorzien serviceflats voorzien kortopvang voorzien, zowel overdag als ’s nachts meer thuishulp initiatieven met betrekking tot ontmoeting aanbieden dienstencentrum57-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5.4.1. Uitbreiding rusthuisbedden en kortverblijfDe huidige capaciteit van 90 rusthuisbedden voldoet niet aan de vraag, waardoor de wachtlijsten te lang zijn.Mensen moeten daarom een oplossing gaan zoeken buiten <strong>Lede</strong>, terwijl ze liever in de eigen gemeente zoudenblijven. Ook qua ruimte en comfort voldoet het huidige rusthuis niet. Er bestaan concrete plannen voor de bouwvan een nieuw rusthuis, dat uiteraard veel moderner zal zijn dan de bestaande infrastructuur en op gebied vancomfort en grootte van de kamers meer aan de verwachtingen zal voldoen. Qua capaciteit zullen er echter ookmaar 90 bedden worden voorzien, terwijl <strong>Lede</strong> eigenlijk recht heeft op meer dan 200 bedden. Er is dusdringend nood aan de uitbreiding (verdubbeling) van het aantal rusthuisbedden.Bovendien voorziet het plan voor het nieuwe rusthuis slechts 3 bedden voor kortverblijf. Ook dit is te weinig enzou moeten opgetrokken worden naar ten minste 10 bedden (naast de 90 andere bedden) die permanent terbeschikking worden gehouden voor kortverblijf.4.5.4.2. Dagverblijf voor iedereenDagverblijf moet opengesteld worden voor alle bejaarden, ongeacht hun psychische of fysische toestand,dus ook voor dementerende bejaarden. Dit kan eventueel in het (nog te bouwen) dienstencentrum of in hetrusthuis.Aan het dagverblijf moet ook aangepast vervoer gekoppeld worden , bijvoorbeeld voor rolstoelpatiënten.Zowel voor kortverblijf als voor dagverblijf hoeft niet persé een onderkomen gezocht worden in het rusthuis.Elders mag ook. Hoe dit juist georganiseerd wordt maakt niet veel uit, zolang het er maar komt. Bestaat ereventueel een mogelijkheid dat het huidige rusthuis op termijn gedeeltelijk kan worden gebruikt voor dag- enkortopvang?4.5.4.3. Betaalbare serviceflatsServiceflats worden beschouwd als de ideale tussenstap van de (vaak te grote) eigen woning naar het rusthuis,omdat men op die manier zelfstandigheid behoudt zolang het nog kan en dan kan men overstappen naar hetrusthuis op het moment dat men echt hulpbehoevend wordt. Momenteel zijn er in <strong>Lede</strong> geen serviceflats, terwijlhier wel vraag naar is en men eigenlijk recht heeft op 88 wooneenheden.Er moeten in <strong>Lede</strong> serviceflats aangeboden worden, met de nadruk op service. Serviceflats moeten meer zijndan een naam alleen en moeten dus een degelijke dienstverlening voorzien, bijvoorbeeld een verpleegsterdie langskomt of bij problemen steeds bereikbaar is. Deze werking kan eventueel gekoppeld worden aan hetrusthuis.Bovendien moeten de aangeboden serviceflats betaalbaar blijven. De vrees speelt dat dit niet zou zijn omdatde gemeente voor de realisatie van serviceflats kijkt in de richting van publek-private samenwerking (PPS), watgevolgen zou kunnen hebben voor de kostprijs.58-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.5.5. Tewerkstelling.Gespreksleider : Katleen Van GoethemAanwezigen :Hilde Van Fleteren – TeleshopRaymond Van Dormael – Sint VincentiusSuggesties uit de enquêtes: - meer sociale economie KMO-zone Meer vrijwilligerswerk4.5.5.1. Uitbreiding sociale tewerkstelling via art. 60Binnen het systeem van terbeschikkingsstellingscontracten volgens art. 60 richt men zich momenteel enkel optewerkstelling voor de gemeente of het OCMW. De mogelijkheden die via art. 60 worden geboden zijn hierbijechter niet ten volle benut. Uitbreiding van het aantal sociale tewerkstellingsplaatsen door aanwendingbinnen de private non-profitsector is via dit artikel mogelijk en moet dan ook worden aangegrepen. Hiervoormoeten omkaderingspremies worden voorzien.Bovendien ligt het accent van de sociale tewerkstelling te veel op het bereiken van het gewenste aantalgewerkte dagen om aanspraak te kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. Er zou meer moetengefocust worden op het bieden van een opstap naar de reguliere arbeidsmarkt en er moet hierbij eendegelijke begeleiding voorzien worden, ook op de werkvloer.4.5.5.2. Invoering sociale tewerkstelling via art. 61Naast art. 60 biedt ook art. 61 de mogelijkheid tot sociale tewerkstelling. Daar waar art. 60 zich richt op deoverheid of de private non-profitsector, richt art. 61 zich op de private commerciële sector. Dit systeem wordt in<strong>Lede</strong> nog niet gehanteerd. Het zou opportuun kunnen zijn om dit in de toekomst toch in te voeren.4.5.5.3. Overkoepelende structuurDe uitbouw van een overkoepelende structuur, die een brug slaat tussen organisaties en diensten die zich metsociale tewerkstelling bezighouden, moet dubbel werk vermijden. Via een centraal aanspreekpunt wordengezamenlijke contacten gelegd met de privé-sector om zo te komen tot netwerkvorming met betrekking totsociale tewerkstelling. Expertise wordt als het ware gebundeld in één centrale contactpersoon, die zich danvanuit deze hoedanigheid kan specialiseren in de wetgeving en de te volgen procedures betreffende dezematerie. Een dergelijke overkoepelende structuur sluit het behoud van individuele begeleiding binnen deverschillende dienstverlenende organisaties terzake niet uit.4.5.5.4. VrijwilligerswerkOok al worden de arbeidsregels in het kader van een sociale tewerkstelling heel soepel gehanteerd, toch isdeze stap voor sommigen nog te hoog gegrepen. In dergelijke gevallen kan sociale tewerkstelling voorafgegaan worden door vrijwilligerswerk, dat geleidelijk aan wordt opgebouwd en regelmatig wordt59-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


geëvalueerd en waarbij de betrokkene stapsgewijs kennis maakt met de gangbare principes van tewerkstellingzoals bijvoorbeeld op tijd komen. Deze aanpak kan bijdragen tot het vergroten van de slaagkans op lateresociale of reguliere tewerkstelling.4.5.5.5. Nazorg sociale tewerkstellingEr moet niet enkel begeleiding gedurende de periode van de sociale tewerkstelling voorzien worden, maar ooknadien en met het oog op reguliere tewerkstelling. Reeds gedurende de sociale tewerkstelling moetenmogelijke toekomstperspectieven en de overgang hiernaartoe aangehaald en besproken worden. Maar ooknadien moet de begeleiding doorgaan; zowel bij de zoektocht naar werk en als aanspreekpunt voor eventuelevragen en moeilijkheden die bij de reguliere tewerkstelling of de overgang hiernaartoe worden ervaren. Het isuiteraard niet de bedoeling om dubbel werk te gaan doen. Overleg en het maken van afspraken met deVlaamse en de federale diensten (VDAB en RVA) zijn wenselijk.In de praktijk voorziet ATB (arbeidstrajectbegeleiding in de Werkwinkel) in trajectbegeleiding, maar dezebegeleiding is enkel gericht op mensen die over een Vlaams Fondsnummer beschikken. Doorgaans gaat hethier dus over tewerkstelling in beschutte werkplaatsen. Ook de VDAB voorziet trajectbegeleiding, maar dit iseerder op dossierniveau en dus voor sommige mensen te beperkt. Voor de groep mensen die tussen dezevormen van trajectbegeleiding valt, moet er nazorg van de sociale tewerkstelling voorzien worden.4.5.5.6. Budget voorzienOm deze aanbevelingen te kunnen realiseren moet een omkaderingspremie en voldoende personeelvoorzien worden.4.5.6. Vreemdelingen en vluchtelingen.Gespreksleider: Joris BlondeelAanwezigen:geenSuggesties uit de enquêtes: - extra woningen voor vluchtelingen voorzien uitbouw van de bovenlokale werking meer samenwerking tussen het OCMW en de parochieVermits er geen kandidaten voor dit werkgroepje aanwezig waren, werden er geen verdere suggesties gedaan.4.5.7. Samenvatting en conclusies met betrekking tot de inspraakvergadering1. Met betrekking tot armoede heeft de inspraakvergadering de volgende suggesties opgeleverd:• Meer samenwerking tussen de verschillende actoren, wat kan bijdragen tot de laagdrempeligheid vande dienstverlening van het OCMW, waardoor misbruik van de dienstverlening beter kan gedetecteerdworden en waardoor dubbel werk vermeden wordt.60-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


• Binnen de armoedebestrijding preventief gaan werken door extra aandacht te schenken aankinderen in armoedesituaties.• Goed doorverwijsmateriaal voorzien.• Erkenning van de taak van scholen binnen de armoedebestrijding. Ouders moeten in het begin vanhet schooljaar reeds zicht hebben op de kosten die er in de loop van het jaar zullen zijn. Om eventuelefinanciële moeilijkheden op te vangen moet iedere school een sociale kas voorzien. Er moet rondarmoede en het detecteren ervan nauw samengewerkt worden tussen de scholen en het CLB.• De onderliggende oorzaken van de armoede moeten gedetecteerd en aangepakt worden.Naargelang de oorzaak moet een andere aanpak voorzien worden. Uitbreiding van debudgetbegeleiding is in dit kader aangewezen.• Oprichten van een sociaal informatiepunt, een baliefunctie, waar mensen met de meestuiteenlopende vragen terecht kunnen.• Mensen die beroepshalve geconfronteerd worden met de armoedeproblematiek, moeten hier ook dekennis en de geschikte attitude voor hebben. Vorming en motivatie van het personeel kanbijdragen tot dit individueel engagement.• Om het sociaal isolement van kansarmen tegen te gaan moeten lagekosten initiatieven voorzienworden. Hierbij denkt men bijvoorbeeld aan buurt- of wijkwerking, aan een sociaal restaurant ofontspanningsmogelijkheden op maat van de doelgroep.• Aanmoedigen van vrijwilligerswerk.2. De werkgroep rond huisvesting kwam tot de volgende suggesties:• Focussen op kleinschalige huisvestingsprojecten, die een beter vooruitzicht bieden op deslaagkansen van sociale integratie.• Spreiding van de sociale woningen over <strong>Lede</strong> en de deelgemeenten via een verdeelsleutel.• <strong>Gemeente</strong>gronden binnen een redelijke termijn aanwenden voor sociale woonprojecten.• Meer overleg en samenwerking tussen het OCMW en de sociale huisvestingsmaatschappijenvoorzien.• Meer gebruik maken van het systeem van de financiële tussenkomst bij huishuur.• Het OCMW moet actief op zoek gaan naar betaalbare en degelijke huurwoningen.• De gemeente/ het OCMW moet gebruik maken van het voorkooprecht bij leegstand. Voor derenovatie kunnen hier sociale tewerkstellingsprojecten aan gekoppeld worden.• Er moet extra controle komen op het comfort en de bewoonbaarheid van huurwoningen.Huisartsen kunnen hiertoe bijdragen door het hanteren van de meldingsplicht of door de huurdersattent te maken op hun signaalfunctie. Ook hier kunnen sociale tewerkstellingsprojecten benutworden.• De burger beter informeren over huurkwesties en hiervoor eventueel een centraal aanspreekpuntinstalleren.3. Rond gezondheid en sociale zekerheid werden de volgende suggesties aangebracht:• Voorzien van kort- en nachtopvang voor iedereen die daar nood aan heeft.• Opwaardering, uitbreiding en herziening van het (premie)systeem van de mantelzorg.• Oprichting van een sociaal huis.• Aanbevelingen uitvoeren en hiervoor samenwerken met de politiek.61-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


• Rechten en plichten van de burger transparanter maken evenals mogelijke consequenties diehieraan verbonden zijn.• Verruimen en intensifiëren van de werking rond druggebruik. Hierbij wordt gedacht aan hetgroeperen en sensibiliseren van apothekers en huisartsen omtrent dit thema, meer en beterdoorverwijzen en meer aandacht besteden aan preventie.• Uitbreiding van de (preventieve) dienstverlening met betrekking tot budgetbeheer,budgetbegeleiding en collectieve schuldbemiddeling.• Preventieve gezondheidszorg opnemen in het <strong>Lokaal</strong> <strong>Sociaal</strong> <strong>Beleidsplan</strong>.• Uitbreiding van de preventieve geestelijke gezondheidszorg onder andere door beteredoorverwijzing en stimulering van het verenigingsleven.4. Voor de ouderenzorg werden volgende suggesties geleverd:• Uitbreiding van het aantal rusthuisbedden, ook voor kortverblijf.• Voorzien van dagverblijf voor iedereen, ongeacht de psychische of fysieke toestand. Aansluitendhierbij ook aangepast (bus)vervoer inleggen.• Voorzien van betaalbare serviceflats met reële dienstverlening.5. Tenslotte de suggesties rond tewerkstelling:• Uitbreiding van de sociale tewerkstelling onder art. 60 naar de private non-profit sector. Socialetewerkstelling moet bovendien meer gericht worden op het bieden van een opstap naar de regulieretewerkstelling.• Invoering van de sociale tewerkstelling onder art. 61 gericht op de private commerciële sector.• Aanstelling van een centraal aanspreekpunt en uitbouw van een netwerk met betrekking totsociale tewerkstelling.• Vrijwilligerswerk aanbieden als opstap naar de sociale tewerkstelling.• Degelijke begeleiding en nazorg voorzien bij sociale tewerkstelling.• Een omkaderingspremie en voldoende personeel voorzien om deze suggesties te realiseren.De bespreking van de verschillende thema’s in de werkgroepen vertonen een aantal algemene tendensen:• Samenwerking tussen de verschillende lokale actoren en in sommige gevallen ook tussen de lokale ende bovenlokale actoren moet worden aangemoedigd met het oog op een degelijke en completedienstverlening• Er wordt veel belang gehecht aan preventieve werking; ook structurele oorzaken moeten aangepaktworden• Correcte doorverwijzing is een belangrijk onderdeel van de dienstverlening; hiervoor moet goeddoorverwijsmateriaal opgemaakt worden• Een centraal aanspreekpunt / baliefunctie is aangewezen• Uitbreiding, verruiming en invoering van bepaalde dienstverlening of infrastructurele voorzieningen• De burger beter informeren; de dienstverlening transparanter maken• Voldoende financiële- en personeelsmiddelen voorzien.62-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


4.6. Eindbeschouwing.Gelet op de werkwijze waarop deze omgevingsanalyse is tot stand gekomen (objectieve én subjectievegegevens, verschillende doelgroepen én informatiebronnen) menen we te mogen stellen dat hier eengenuanceerd en vooral waarheidsgetrouw beeld van (de noden en behoeften met betrekking tot sociaal beleid)onze gemeente wordt geschetst.Het totstandkomen van deze analyse vergde heel wat werk ( zowel inhoudelijk als praktisch) doch we menentevreden te mogen zijn met het uiteindelijke resultaat.We onthouden ons in deze algemene conclusie van inhoudelijke beschouwingen of concretebeleidsaanbevelingen. De omgevingsanalyse werd tijdig afgewerkt (voor de gemeenteraadsverkiezingen, voorde nieuwe legislatuur), zodat het nieuwe lokale bestuur in 2007 zelf de mogelijkheid, de vrijheid én de tijd heeftom op basis hiervan beleidskeuzes te maken en bijhorende prioriteiten te stellen (met daaraan verbondenkeuzes op vlak van personeel, financiën, timing, infrastructuur, …)Omgevingsanalyse : opgemaakt door Daphné Costesen Joris Blondeel - Juli 200663-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


5. LSB - beleidsprioriteiten 2008-2013.5.1. Inleiding.De omgevingsanalyse van het lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013 werd opgemaakt op basis van diverseuiteenlopende gegevens. Vier afzonderlijke hoofdstukken (cijfergegevens, cliëntenenquête, enquête lokaleactoren, inspraakvergadering lokale actoren) met telkens aparte conclusies zorgden voor een evenwichtige enonderbouwde analyse.Deze nota werd opgemaakt in de lente en de zomer van 2006.Cijfergegevens.Uit de cijfergegevens bleek onder andere dat de bejaardenvoorziening (rusthuisbedden en serviceflats) nietvoldoen aan de programmacijfers.Het woningbestand is sterk verouderd. <strong>Lede</strong> heeft weinig sociale woningen.Cliëntenbevraging .De bevraging van de cliënten van de sociale dienst van het OCMW wees uit dat de gebruikers over hetalgemeen tevreden tot heel tevreden zijn over de dienstverlening van de gemeente en het OCMW.Voorts zijn bepaalde diensten (oa de kosteloze raadpleging van een advocaat) nog steeds te weinig bekend bijde potentiële gebruikers.Bevraging lokale actoren.Volgens de bevraagde lokale actoren was huisvesting het meest prioritaire thema. Ouderenzorg / bejaardenkwam op de tweede plaats, gevolgd door initiatieven rond tewerkstelling en arbeid.Inspraakvergadering.De inspraakvergadering leverde een groot aantal concrete aanbevelingen en verfijningen van de verschillendebeleidsthema’s op.Huisvesting en bejaardenzorg (zie hierboven) zijn de meest prioritaire beleidsthema’s.5.2. Opvolging.De gemeentelijke stuurgroep lokaal sociaal beleid besliste in maart ’07 om voor de komendebeleidsplanperiode een aantal beleidsthema’s prioritair te behandelen.De stuurgroep stelt volgende prioriteiten voorop :Vanaf het begin van de beleidsplanperiode (2008):- Realisatie van een nieuw rusthuis.- Realisatie van serviceflats- Realisatie van een sociaal huis.Vanaf de tweede helft van de beleidsplanperiode (vanaf 2011):- Huisvesting64-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


5.3. Beleidsprioriteiten 2008-2013 : concreet.5.3.1. Ouderenzorg : rusthuis en serviceflats.5.3.1.1. Rusthuis. (vanaf de eerste helft van de beleidsplanperiode)Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er op het grondgebied van <strong>Lede</strong>voldoende aangepaste residentiële voorzieningen voor bejaarden.Operationele doelstelling : Realisatie van een nieuw OCMW woon- en zorgcentrum dat beantwoordt aan dehedendaagse comfortnormen.Wat? / probleemsituatie.2001 2002 2003 2004 2005Capaciteit rusthuizen 90 90 90 90 90Capaciteit rusthuizen –programmacijfers189 182 189 197 203Er zijn in <strong>Lede</strong> 90 rusthuisbedden voorzien. Gezien het bevolkingsaantal van de gemeente, kunnen er 203aanwezig zijn (cijfers 2005).Het bestaande OCMW rusthuis (tot op heden het enige rusthuis op het ganse grondgebied) is sterk verouderd.Het Leedse OCMW wenst een nieuw rusthuis op te zetten in het domein van het Kasteel van Mesen. In hethuidige (verouderde) rusthuis kan eventueel een dienstencentrum voor senioren worden ondergebracht.Wie?Het OCMW van <strong>Lede</strong> is de initiatiefnemer.Wanneer?Timing :2007 : conceptontwikkeling2008 : op basis van het door de ad hoc werkgroep ontwikkelde concept maakt architectenbureauNero een concreet ontwerp.2010 - … : realisatie van het nieuwe OCMW woon- en zorgcentrum.Hoe ?Capaciteit van het nieuwe rusthuis :Het nieuwe rusthuis zal een capaciteit hebben van 90 bedden, waarvan 32 RVT en 58 ROB. Bovendien zullener drie bijkomende plaatsen voor kortverblijf worden voorzien. Op langere termijn is er bovendien nog eenuitbreiding van de capaciteit met een dertigtal bedden mogelijk.Kostprijs :Het is nog niet duidelijk wat de precieze kostprijs van het rusthuis zal zijn.Financiering :65-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Ca 50 % van het rusthuis zal worden betaald met eigen (lokale) middelen. De overige (ca) 50 % komt van deVlaamse overheid.Werkwijze :Er zal worden gewerkt met de zogenaamde “alternatieve financiering”, een nieuwe regeling die recent doorminister Vervotte werd uitgewerkt. Het lokale bestuur moet eerst een zorgstrategisch en een financieeltechnischplan opmaken (het zorgstrategisch plan is reeds opgemaakt in 2007) en het vervolgens indienen bijde bevoegde minister. Zodra de minister deze plannen heeft goedgekeurd kunnen de werken starten. Het is debedoeling van de Vlaamse overheid om op die manier de VIPA-wachtlijst weg te werken (Vlaamsinfrastructuurfonds voor persoonsaangelegenheden), zodat er sneller kan worden gebouwd.Locatie :De site van het Kasteel van Mesen.Indicator : Uiterlijk op het einde van de beleidsplanperiode is er in <strong>Lede</strong> een nieuw OCMW- woon- enzorgcentrum (met kortverblijf) operationeel.5.3.1.2. Serviceflats (vanaf de eerste helft van de beleidsplanperiode).Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er op het grondgebied van <strong>Lede</strong>voldoende aangepaste residentiële voorzieningen voor bejaarden.Operationele doelstelling : Realisatie van 45 serviceflats in het domein van het kasteel van Mesen.Wat? / probleemsituatie.2001 2002 2003 2004 2005Capaciteit serviceflats 0 0 0 0 0Capaciteit serviceflats . 83 83 85 86 88programmacijfersEr zijn in <strong>Lede</strong> geen serviceflats, volgens de programmacijfers (gebaseerd op demografische gegevens) heeft<strong>Lede</strong> recht op 88 serviceflats (cijfers 2005).Wie?Het gemeentebestuur van <strong>Lede</strong> is de initiatiefnemer. Er wordt geopteerd voor een privaat-publiekesamenwerking. Het gemeentebestuur stelt hierbij de gronden ter beschikking (via opstalrecht), een privépartnerzal de flats bouwen en uitbaten.Wanneer?2008Kandidaatstelling en gunning van de opdracht aan een private onderneming.Concretisering overeenkomst met private partner.2009-2010Uitvoeren van de werkzaamheden (door de privé-partner).66-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Ca 2011Ingebruikname van de serviceflats.Hoe ?Locatie(s) :Historische site kasteel van Mesen. De serviceflats zullen worden opgericht op de plaats waar nu de eersteschoolvleugel staat.De historisch waardevolle neo-gothische gevel aan de binnenkoer zal worden bewaard. Ook de huidigefunderingen + kelders + historische onderaardse gang zullen worden behouden.Capaciteit45 serviceflats – met een bruto oppervlakte van 75m² (gemiddelde oppervlakte ; gangen, vergaderruimtes enco inbegrepen)Kostprijs(zeer voorlopige) raming van de kosten = 4 miljoen euro (de precieze prijs is uiteraard afhankelijk van hetconcrete ontwerp)FinancieringVia privaat-publieke samenwerking.Het gemeentebestuur zorgt hierbij voor de gronden, de private partner financiert de bouw en zorgt voor deuitbating.Voor de financiering is ook een beperkte verdeelsleutel mogelijk ifv het behoud van historisch waardevollerelicten (vb neo-gothische gevel).Indicator : Uiterlijk op het einde van de beleidplanperiode zijn er in <strong>Lede</strong> serviceflats beschikbaar.5.3.2. Kansarmoede/hulpverlening : sociaal huis(vanaf de eerste helft van de beleidsplanperiode)Strategische doelstelling : De dienstverlening van het OCMW en het gemeentebestuur wordt toegankelijker enmeer laagdrempelig.Operationele doelstelling : Uiterlijk op 22 mei 2009 is er op het grondgebied van <strong>Lede</strong> een sociaal huisoperationeel.Wat? / probleemsituatie.Het lokaal sociaal beleid is gericht op het creëren van maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voorelke burger.Het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid stelt dat elke gemeente een sociaal huis moet realiseren. Ditsociaal huis dient minimaal een informatie-, loket- en een doorverwijsfunctie te hebben.Loketfunctie : het tot stand brengen van een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze de toegangverschaft tot de sociale dienstverlening van het lokaal bestuur.Doorverwijsfunctie : het tot stand brengen van een ruime samenwerking en/of een permanent overleg metlokale actoren.67-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Volgens het decreet moest het sociaal huis geoperationaliseerd worden uiterlijk op 1 januari 2007. Het Leedselokale bestuur vroeg en kreeg echter uitstel van de minister. Het sociaal huis van <strong>Lede</strong> moet uiterlijk op 22 mei2009 (dit is vijf jaar na inwerkingtreding van het decreet) operationeel zijn.Het sociaal huis hoeft niet noodzakelijk een fysiek gebouw zijn. Het kan ook een virtueel concept zijn, eenintensief samenwerkingsverband met duidelijke afspraken en procedures.Het is echter evident dat een fysiek sociaal huis de voorkeur geniet. Verschillende diensten samenbrengenonder één dak verkleint de drempelvrees voor de gebruikers, het bevordert de onderlinge samenwerking enook het stigma dat nu nog steeds kleeft aan een bezoek aan de sociale dienst van het OCMW wordt dan sterkverkleind.Bovendien is de sociale dienst van het OCMW nog steeds krap en onpraktisch gehuisvest. Een ruime,praktische locatie zou de dienstverlening sterk ten goede komen. Elke nieuwe locatie moet zeker aan devolgende criteria voldoen :- een duidelijk gescheiden front (onthaal-receptie)- en backoffice (gespreksruimte en administratieve diensten)- voldoende en geschikte bureelruimte voor individuele gesprekken met sociaal werkers- ruimte voor andere diensten en/of spreekuren van externen (vb advocaat)- vergaderruimteNaast de huisvesting van de sociale dienst en het uitwerken van het sociaal huis, zal ook de wenselijkheid énhaalbaarheid worden onderzocht van een gedeeltelijke decentralisatie van de werking van de sociale dienstvan het OCMW. Concreet zal oa onderzocht worden of er kan worden gewerkt met spreekuren/zitdagen in dedeelgemeenten.Tot slot zal eveneens worden onderzocht of er een gezamenlijk groen telefoonnummer kan worden in gebruikgenomen (gratis centraal telefoonnummer, waar alle oproepen worden gecentraliseerd en doorgestuurd naarde bevoegde dienst).Wie?OCMW <strong>Lede</strong> is de initiatiefnemer.Wanneer?2008 : Voorbereiding, conceptontwikkeling.Voorzien van middelen (personeel, budgetten)2009 : Operationalisering van het sociaal huis.Hoe ?Locatie, budgetten, werkwijze, … e.d. worden pas in de loop van 2008 geconcretiseerd.Indicator : Uiterlijk op 22 mei 2009 is er in <strong>Lede</strong> een operationeel sociaal huis. Dit sociaal huis is bijvoorkeur een fysiek sociaal huis en voldoet aan de decretale normen terzake (loket-, doorverwijs- eninformatiefunctie)5.3.3. Huisvesting : sociale woningen en OCMW-woningen.5.3.3.1. Bijkomende sociale woningen.Vanaf de tweede helft van de beleidsplanperiode (vanaf 2011)68-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er in <strong>Lede</strong> meer betaalbare enkwalitatieve woningen voor minder begoede inwoners.Operationele doelstelling : Realiseren van bijkomende sociale huurwoningen (en/of sociale huurappartementen)op het grondgebied van <strong>Lede</strong>.Wat? / probleemsituatie.Aantal huurwoningen en sociale appartementen in <strong>Lede</strong> (absoluut en relatief).1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005Aantal sociale huurwoningen 128 128 128 128 126 127 127 127 126Aantal sociale huurappartementen 40 40 40 40 41 40 40 40 692000 2001 2002 2003 2004 2005Aandeel sociale huurwoningen en 2,5 2,5 2,5 2,5 2,5 2,9appartementen op het totale aantalwoningen<strong>Gemeente</strong>Sociale huurappartementen1999 2001 2003Aalst 1,37 1,81 1,81Denderleeuw 1,71 1,97 1,97Erpe-Mere 0,22 0,22 1,44Geraardsbergen 0,61 1,26 1,25Haaltert 0 0 0Herzele 0,13 0,12 0,12<strong>Lede</strong> 0,61 0,59 0,58Ninove 0,36 0,94 1,32Sint-Lievens-Houtem 0 0 0,22Zottegem 0,25 0,24 0,3Arr. Aalst 0,73 1,03 1,11Oost-Vlaanderen 2,54 2,66 2,77Vlaanderen 2,45 2,52 2,51Let wel: het gaat hier enkel om cijfers met betrekking tot appartementen :Het arrondissementele gemiddelde (1.11%) is minder dan de helft van het Vlaamse cijfer. <strong>Lede</strong> haalt net dehelft van het arrondissementele cijfer (0.58%).De vastgoed- en de huurprijzen zijn de jongste jaren bijzonder sterk gestegen. Vooral de sociaal zwakkerendreigen hierdoor uit de boot te vallen. Zij slagen er niet of moeilijk in om zich te handhaven op de privatehuurmarkt.Het uitbreiden van het aantal sociale huurwoningen en/of –appartementen op het grondgebied van <strong>Lede</strong> is éénvan de mogelijke oplossingen voor dit structurele probleem.Wie?<strong>Gemeente</strong>bestuur en OCMW <strong>Lede</strong> ism een private partner (sociale huisvestingsmaatschappij).Wanneer?2008-2010 : conceptontwikkeling – verfijning van de doelstellingen.2011-2013 : realisatie(s).69-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Hoe ?De praktische werkwijze (timing, samenwerking, budgetten) wordt in de eerste helft van de beleidsplanperiodeuitgewerkt en vastgelegd.Indicator : Tegen het einde van de beleidsplanperiode zijn er in <strong>Lede</strong> concrete stappen gezet voor derealisatie van bijkomende sociale woningen (huizen en/of appartementen).5.3.3.2. Huisvesting ; bijkomende OCMW-woningen (Impe, <strong>Lede</strong>, …)Strategische doelstelling : Tegen het eind van de beleidsplanperiode zijn er in <strong>Lede</strong> meer betaalbare enkwalitatieve woningen voor minder begoede inwoners.Operationele doelstelling : Het OCMW van <strong>Lede</strong> verwerft bijkomende woningen die worden verhuurd aanOCMW cliënten.Wat? / probleemsituatie.In <strong>Lede</strong> zijn de huurprijzen de jongste jaren sterk gestegen. Een steeds groter wordende groep mensen metlage inkomens vindt nauwelijks nog een geschikte woning.In de loop van de komende beleidsplanperiode zullen er verschillende bijkomende wooneenheden wordengebruiksklaar gemaakt en aangeboden.Extra OCMW-woningen kunnen evenwel nooit een alternatief vormen voor bijkomende sociale huurwoningen ;een OCMW is geen erkende sociale huisvestingsmaatschappij.OCMW’s kunnen niet werken met huurprijzen die afhangen van de inkomsten, bovendien werkt het OCMWmet een volledig ander soort wachtlijst en toewijzingscriteria. Het OCMW heeft noch de bevoegdheid, noch dedeskundigheid, noch het personeel (qua begeleiding, technisch, administratief, juridisch,…) om te functionerenals een sociale huisvestingsmaatschappij.Doelgroep :Inwoners van <strong>Lede</strong> die niet of zeer moeilijk terecht kunnen op de private markt.Het OCMW biedt –verspreid over het grondgebied van <strong>Lede</strong> en de deelgemeenten- een aantal huurwoningenaan voor deze doelgroep. Het gaat hier zowel om eigen woningen (vb : Gipnis en residentie De Kat) als overwoningen die het OCMW huurt om verder te verhuren.Wie?Het OCMW van <strong>Lede</strong> is de initiatiefnemer. Voor de woning in Impe wordt er samengewerkt met SOLVA, voorde woning in de Rammelstraat wordt er samengewerkt met het gemeentebestuur (zij zijn de eigenaar van ditgebouw).Het is niet de bedoeling van het OCMW van <strong>Lede</strong> om op te treden als een sociale huisvestingsmaatschappij,hiervoor heeft het OCMW van <strong>Lede</strong> noch de mensen, noch de middelen.Wanneer?2008-2013Hoe / waar ?70-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Oud-gemeentehuis Impe : samenwerking met SOLVA.Oud-gemeentehuis Smetlede.Rammelstraat : samenwerking met gemeentebestuur.(niet-limitatieve opsomming)Indicator : Tegen het einde van de beleidsplanperiode zijn er in <strong>Lede</strong> bijkomende OCMW-woningenen die worden verhuurd aan OCMW-cliënten.71-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


6.Bijlagen.6.1. Vragenlijst cliënten Sociale Dienst.1.Naam maatschappelijk werker :Datum gesprek:2.Kent u de volgende diensten van het OCMW?(telkens aankruisen indien de dienst gekend is)Sociale dienst van het OCMW2.1Rusthuis Villa Letha2.2Poetshulp OCMW2.3Maaltijdenbedeling OCMW2.4<strong>Gemeente</strong>lijke kinderopvang2.5<strong>Gemeente</strong>lijke speelpleinwerking2.6PWA en contactpunt werkwinkel2.7Kosteloze rechtsbijstand OCMW2.8<strong>Gemeente</strong>lijke dienst pensioenen2.9<strong>Gemeente</strong>lijke dienst tegemoetkoming minder-validen2.10…2.113.Maakt u gebruik van de volgende diensten? (gelieve die diensten aan te kruisen waar de respondentgebruik van maakt) Sociale dienst van het OCMW 3.172-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Rusthuis Villa Letha3.2Poetshulp OCMW3.3Maaltijdenbedeling OCMW3.4<strong>Gemeente</strong>lijke kinderopvang3.5<strong>Gemeente</strong>lijke speelpleinwerking3.6PWA en contactpunt werkwinkel3.7Kosteloze rechtsbijstand OCMW3.8<strong>Gemeente</strong>lijke dienst pensioenen3.9<strong>Gemeente</strong>lijke dienst tegemoetkoming minder-validen3.10…3.114.Van welke diensten bent u tevreden, van welke bent u minder tevreden en waarom? (enkelantwoorden met betrekking tot de in vraag 2 en 3 aangekruiste diensten)Tevreden?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………4.1Waarom tevreden ?………………………………………………………………………………………………………………………………………………..………………………………………………………………………………………………………………………………………………..4.24.3Niet tevreden?……………………………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………………………………………………………….4.4Waarom niet tevreden ?………………………………………………………………………………………………………………………73-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………5.Maakt u (of uw gezin) momenteel gebruik van andere diensten (hulpverlening) of organisaties? Ja Neen5.1Indien ja, welke:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..5.26.Zijn er bepaalde vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u ontbreken in <strong>Lede</strong>? Zo ja, welkeprecies.6……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..7.Wat is –volgens u- het belangrijkste initiatief (op vlak van lokaal sociaal beleid) dat het lokaal bestuur(OCMW en gemeente) in de komende jaren dient te realiseren?+ waarom ?welk initiatief?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………waarom ?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………7.17.28.74-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Hebt u nog bijkomende vragen of suggesties?8…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..6.2. Vragenlijst lokale actoren.Ten geleide :Enkele richtlijnen.- Gelieve deze enquête terug te sturen naar het bovenvermeld adres,uiterlijk op :31 maart 2006 (tav Joris Blondeel)(enquêtes die na deze datum worden gepost zullen niet mee worden verwerkt)- Desgewenst kan u eveneens een elektronische versie van deze vragenlijst krijgen. Gelieve hiervoor temailen naar: joris.blondeel@publilink.be- Indien u bijkomende vragen hebt bij het invullen van deze enquête kan u steeds (telefonisch, mail,…)contact opnemen met Joris Blondeel/OCMW (053.60.56.35) of Renske De Bremme/gemeentebestuur(053.60.68.11).- Deel 1 van de enquête zal eveneens worden gebruikt voor de actualisatie van de provinciale socialekaart (enkel voor organisaties die nu reeds een eigen fiche hebben in de provinciale sociale kaart). Hetinvullen en terugsturen van dit deel van de enquête impliceert eveneens dat u instemt met het gebruikvan deze gegevens voor de actualisering van de sociale kaart van de provincie Oost-Vlaanderen.- Gelieve bij de open vragen –gelet op de verwerking- uw antwoord te beperken tot de voorziene ruimtein het enquêteformulier.- Na de verwerking van de enquêtes wordt er een infovergadering georganiseerd. Enkel diensten /organisaties / bevoorrechte getuigen die deze vragenlijst hebben teruggestuurd (én ingevuld) zullenworden uitgenodigd op deze vergadering.Per dienst / respondent zal er slechts één persoon kunnen deelnemen aan deze inspraakvergadering.- Tijdens deze informatievergadering zal er worden gewerkt in kleine groepjes, waarbij telkens éénthema (datgene wat volgens u het meest prioritair dient te worden aangepakt door het lokaal bestuur –zie rangorde vraag 5) wordt besproken (zie vraag 4 en 5).- De resultaten van de enquête én van de infovergadering zullen worden verwerkt in deomgevingsanalyse van het <strong>Lokaal</strong> sociaal beleidsplan.75-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Deel 1 : Info omtrent de respondent.Naam van de organisatie / respondent :……………………………………………………………………………………..Adres en telefoon:……………………………………………………………………………………..……………………………………………………………………………………..Openingsuren :…………………………………………………………………………………….…………………………………………………………………………………….Doelgroep(en):…………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………..Verantwoordelijke / contactpersoon:……………………………………………………………………………………Beknopte omschrijving van de werking van uw dienst:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..Naam, e-mail en telefoonnummer van de persoon die de vragenlijst heeft ingevuld :…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..76-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Deel 2 : Vragenlijst met betrekking tot lokaal sociaal beleid.1.Met welke andere diensten (werkzaam in <strong>Lede</strong>) werkt u samen?Naar welke diensten (werkzaam in <strong>Lede</strong>) verwijst u soms/vaak door?Samenwerking:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..Doorverwijzing:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………1.11.22.Werkt u samen met het lokaal bestuur (OCMW of gemeentebestuur)?OCMWO JaO Neen2.12.2<strong>Gemeente</strong>bestuurO JaO Neen2.3.2.4Zo ja, hoe verloopt deze samenwerking concreet?OCMW……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..<strong>Gemeente</strong>bestuur…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………2.52.6Indien neen; wenst u samen te werken met het lokaal bestuur?OCMWO JaO NeenO Weet niet2.72.82.977-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


<strong>Gemeente</strong>bestuurO JaO NeenO Weet nietIndien ja, hoe precies? :OCMW…………………………………………………..…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………2.102.112.122.132.14<strong>Gemeente</strong>bestuur………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..Hoe ervaart u (desgevallend) de samenwerking met het lokaal bestuur?<strong>Gemeente</strong>bestuur: Zeer goed Goed Neutraal Slecht Zeer slechtOCMW: Zeer goed Goed Neutraal Slecht Zeer slecht2.152.162.172.182.192.202.212.222.232.242.25Eventueel bijkomende uitleg terzakeOCMW……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..2.26<strong>Gemeente</strong>bestuur…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………2.27Waarover bent u tevreden? Waarover bent u niet tevreden? Hebt u constructieve voorstellen terzake?Tevreden:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………2.282.2978-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Ontevreden:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..Concrete voorstellen mbt <strong>Gemeente</strong>bestuur :………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..2.30Concrete voorstellen mbt OCMW :…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………3.Met betrekking tot welke doelgroepen en diensten zijn er volgens u leemtes en/of overlappingen in<strong>Lede</strong>?Leemtes:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..3.1Overlappingen:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………3.2Zijn er specifieke vormen van hulp- of dienstverlening die volgens u vooralsnog ontbreken in <strong>Lede</strong>? Ja Neen Weet nietZo ja, welke en waarom.…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..3.33.43.53.64.Welke behoeften en problemen zijn er volgens u op het vlak van <strong>Lokaal</strong> sociaal beleid in onzegemeente, met betrekking tot de volgende thema’s:Arbeid / tewerkstelling:…………………………………………………………………………………………………………………………4.179-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………Sociale zekerheid / gezondheidszorg:……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….Huisvesting / Wonen:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..4.24.34.4Armoede:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………4.5Bejaarden / ouderenzorg:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………4.6Vreemdelingen / vluchtelingen:………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..5.Rond welk van deze (in vraag 4 vermelde thema’s) dient er –volgens u- prioritair worden gewerkt doorons lokaal bestuur?Gelieve de thema’s die werden opgesomd in vraag 4 te rangschikken in volgorde van belangrijkheid (1= meest prioritaire thema, 6= minst prioritair).5.1.1 : …………………………………….2 : …………………………………….3 : …………………………………….4 : …………………………………….5 : …………………………………….6 : …………………………………….80-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


Tijdens de infovergadering (na de verwerking van deze enquête) zal u deel uitmaken van die werkgroepdie het –volgens uw bovenvermeld antwoord- meest prioritaire thema behandelt.6.Bent u geïnteresseerd om naar (één of meerdere) informatievergaderingen mbt lokaal sociaal beleid tekomen? (Let wel: enkel organisaties / diensten die deze vragenlijst ingevuld hebben teruggestuurdzullen worden uitgenodigd op deze informatievergadering + per respondent/organisatie is er slechts ééndeelnemer mogelijk .)JaNeenWeet niet6.1.6.2.6.3Zo ja; gelieve uw naam, functie, adres en telefoonnummer te noteren:6.4…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………..7.Hebt u nog opmerkingen, suggesties, vragen,… omtrent lokaal sociaal beleid ? (desgevallend kunt u zehieronder kwijt)7.1.……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………81-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


6.3. Bevraagde lokale actoren.Aangeschreven Geantwoord Aanwezig op deinspraakvergaderingVerontschuldigdinspraakvergaderingvoorVerantwoordelijke buitenschoolse XXopvang - <strong>Gemeente</strong>bestuurDienst burgerzaken –XX<strong>Gemeente</strong>bestuurJeugddienst/Speelpleinwerking – XX<strong>Gemeente</strong>bestuurCultuurdienst/Seniorenwerking – XX<strong>Gemeente</strong>bestuurSportdienst - <strong>Gemeente</strong>bestuur X XPolitiezone Erpe-Mere/<strong>Lede</strong> X XBrandweer <strong>Lede</strong>PWA Werkwinkel <strong>Lede</strong> X XSociale dienst OCMW –X (5 + 1 te laat) X (4)7 exemplarenRusthuis Villa Letha –X (in 1 exemplaar)X5 exemplarenACW – <strong>Lede</strong>XDe SpringplankSava/ Beschut Wonen –XXVZW ReymeersBond Moyson –XXCAW Oost-VlaanderenCGGZ <strong>Lede</strong>CM – CAW X XHuisartsenkring <strong>Lede</strong> X XK&G ConsultatiebureauXTeleshop X XLiberale mutualiteitLotus PsychiatrieXZNG - ziekenhuis X XZNG - verzorging X XRode Kruis X XZelfhulpgroep ‘De Dageraad’ X XVZW Priester DaensFamiliehulpXFamiliezorg Oost-Vlaanderen X XSolidariteit voor het gezinXThuishulp Bond MoysonXThuisverpleging X XMinder Mobielen Centrale – CMMinder Mobielen Centrale –Beter MobielThuisverpleging Bond Moyson XVZW Vrijwilligerswerking –Bond MoysonMobi-shop82-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


KoepelzelfstandigethuisverpleegstersWit-Gele KruisLOGO Aalst X (te laat) XPoco à poco X XSint Vincentius X XBuurtwerking RonkenburgZEH Deken X XEH Pastoor BarbéEH PastoorXEH AalmoezenierZiekenzorg CM – Regio Aalst X XZiekenzorg <strong>Lede</strong>Ziekenzorg WanzeleX (te laat)Ziekenzorg ImpeVZW MantelzorgVLD – <strong>Lede</strong>CD&V – <strong>Lede</strong>SPA – <strong>Lede</strong>Vlaams Belang – <strong>Lede</strong>XGroen! – <strong>Lede</strong> X XSeniorenraad X XCultuurraadJeugdraadSportraadMilieuraadOpmerking: Vragenlijsten die te laat werden ingediend, werden niet verwerkt. De respondent werd echter weluitgenodigd op de inspraakvergadering83-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-


-definitieve tekst lokaal sociaal beleidsplan 2008-2013-84

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!