03.12.2012 Views

Kwaliteit vraagt een onderzoekende houding

Kwaliteit vraagt een onderzoekende houding

Kwaliteit vraagt een onderzoekende houding

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

<strong>Kwaliteit</strong> <strong>vraagt</strong> <strong>een</strong> <strong>onderzoekende</strong> <strong>houding</strong><br />

Carlos van Kan*<br />

Adviseur/onderzoeker bij het Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie<br />

B.V. (PLATO) van de Universiteit Leiden en promovendus bij Fontys<br />

Hogescholen<br />

1. <strong>Kwaliteit</strong> staat niet stil<br />

2. <strong>Kwaliteit</strong>ssystemen van de oude school<br />

2.1. Erfenis uit het verleden<br />

2.2. Gericht op externe eisen<br />

2.3. Vigerende managementliteratuur<br />

3. <strong>Kwaliteit</strong> in de (werk)verdrukking<br />

4. Autonomie, de moeder van actieonderzoek<br />

5. Actieonderzoek : <strong>een</strong> inleiding<br />

5.1. Aanknopingspunt in de dagelijkse praktijk<br />

5.2. Reflectief onderzoeksmatig handelen<br />

5.3. In samenspraak met anderen<br />

5.4. Leerlingen als gesprekpartners<br />

* Drs. Carlos van Kan (1976) is opleidingskundige die sinds 2002 als adviseur/onderzoeker<br />

werkzaam is bij het Platform Opleiding, Onderwijs en Organisatie B.V. (PLATO)<br />

van de Universiteit Leiden. Zijn professionele interesses richten zich op professionaliseringsstrategieën<br />

van volwassenen en het evalueren en vormgeven van <strong>een</strong> kennisproductieve<br />

leeromgeving. Sinds februari 2006 is hij begonnen aan zijn promotietraject<br />

bij Fontys Hogescholen (OSO) met de volgende onderzoeksvraag: ‘Welke pedagogische<br />

constructen hanteren docenten bij het interpreteren van praktijksituaties?’. In dit promotieonderzoek<br />

wordt <strong>een</strong> relatie gelegd tussen actieonderzoek van docenten (het<br />

systematisch interpreteren van praktijksituaties maakt hier integraal deel van uit)<br />

en de wijze waarop pedagogische overwegingen <strong>een</strong> rol spelen bij dit interpretatieproces.<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 97


6. Het belang van actieonderzoek<br />

6.1. Pedagogische taak<br />

6.2. Transferproblematiek in opleidingen<br />

7. Problematische praktijk<br />

8. Model voor actieonderzoek<br />

8.1. Het activiteitenplan<br />

8.1.1. Algem<strong>een</strong> idee<br />

8.1.2. Verkenning<br />

8.1.3. Algem<strong>een</strong> plan<br />

8.1.4. Verbeteracties<br />

8.1.5. Casestudy<br />

8.2. Richtlijnen<br />

8.3. Het logboek<br />

8.4. Critical friend<br />

9. Instrumentarium voor de actieonderzoeker<br />

10. Initiëren van actieonderzoeksprojecten<br />

11. Onderzoek en kwaliteit : twee kanten van dezelfde medaille<br />

12. Literatuur<br />

Noten<br />

Krachtlijnen<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

<strong>Kwaliteit</strong> beweegt. <strong>Kwaliteit</strong> kan niet voor <strong>een</strong>s en voor altijd vastgesteld<br />

worden. <strong>Kwaliteit</strong> <strong>vraagt</strong> <strong>een</strong> continue dialoog met belanghebbenden en<br />

<strong>een</strong> kritische benadering ten aanzien van de heersende praktijk. Om aan<br />

deze kritische benadering en dialoog vorm te geven, worden in deze bijdrage<br />

scholen opgeroepen zich <strong>een</strong> onderzoeksmatige <strong>houding</strong> eigen te maken.<br />

Concreet wordt deze onderzoeksmatige <strong>houding</strong> uitgewerkt in <strong>een</strong> model<br />

voor actieonderzoek. Actieonderzoek in <strong>een</strong> school blijft niet zonder gevolgen<br />

en kan zich (met name bij leidinggevenden) dikwijls niet op <strong>een</strong> warme<br />

welkomst verheugen. Daarentegen lijken <strong>een</strong> toenemende aandacht voor<br />

autonomie en het voorzichtig loslaten van strikte controlemechanismen<br />

steeds meer ruimte te bieden aan onderzoeksactiviteiten.<br />

98 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

steeds veranderende<br />

omgeving<br />

vijf<br />

onderzoeksterreinen<br />

& 1. <strong>Kwaliteit</strong> staat niet stil<br />

Ongeveer alle artikels en boeken die handelen over kwaliteit in moderne<br />

organisaties beginnen met <strong>een</strong> uit<strong>een</strong>zetting over de wijze waarop onze<br />

samenleving is veranderd in <strong>een</strong> kennissamenleving en wat de betekenis<br />

daarvan is voor organisaties. Organisaties moeten zich steeds sneller aanpassen<br />

aan <strong>een</strong> steeds veranderende omgeving. All<strong>een</strong> verandering is <strong>een</strong><br />

constante.<br />

Scholen willen zich steeds meer ontwikkelen tot lerende organisaties. Senge<br />

(2001) schrijft dat lerende scholen en de professionals die daarin werken vijf<br />

disciplines of terreinen van onderzoek en oefening hebben waarop ze zich<br />

moeten richten.<br />

n Persoonlijk meesterschap : de zoektocht naar <strong>een</strong> persoonlijke visie met<br />

betrekking tot datgene wat echt van belang is.<br />

n Gem<strong>een</strong>schappelijke visie : de ontdekking van de gedeelde doelen van de<br />

leden van de organisatie.<br />

n Mentale modellen : het ter discussie stellen van heersende mentale modellen<br />

in het onderwijs.<br />

n Teamleren : hetzoekennaarmanierenom ininteractiemet elkaarte leren.<br />

n Systeemdenken : het verkrijgen van inzicht in wederzijdse afhankelijkheden<br />

om zo veranderingen te doorgronden.<br />

actieonderzoek Al deze disciplines kunnen worden opgevat als onderzoeksmatige handelingen.<br />

Professionals worden opgeroepen met <strong>een</strong> open en <strong>onderzoekende</strong><br />

blik naar de wereld om zich h<strong>een</strong> en naar zichzelf te kijken (zie ook Kelchtermans,<br />

1994). Deze oproep sluit nauw aan bij theorieën over actieonderzoek.<br />

In actieonderzoek worden docenten 1 gezien als onderzoekers van hun eigen<br />

praktijk (Altrichter, Posch en Somekh, 1993; Cochran-Smith en Lytle, 1999;<br />

Ponte, 2002a). De rationale is dat <strong>een</strong> onderzoeksmatige blik en het theoretiseren<br />

en het verder handelen op basis van systematisch verzamelde gegevens<br />

leidt tot <strong>een</strong> continue verbetering van de onderwijspraktijk. <strong>Kwaliteit</strong><br />

wordt in <strong>een</strong> lerende organisatie niet gezien als <strong>een</strong> statisch, maar juist als<br />

<strong>een</strong> dynamisch proces. Het is niet meer voldoende om <strong>een</strong> keer per maand<br />

de vakliteratuur te doorbladeren of <strong>een</strong>s per jaar op cursus te gaan. <strong>Kwaliteit</strong>szorg<br />

is <strong>een</strong> continu en cyclisch proces en de verantwoordelijkheid van<br />

<strong>een</strong>ieder die aan de school verbonden is. Zoals blijkt uit het voorgaande,<br />

<strong>vraagt</strong> deze visie op kwaliteit <strong>een</strong> bepaalde mate van autonomie voor alle<br />

professionals die in <strong>een</strong> school werkzaam zijn. Er moet ruimte zijn om te<br />

experimenteren, fouten te maken, buiten de begane paden te treden. Dit<br />

roept de vraag op in hoeverre huidige kwaliteitssystemen en de mensen<br />

die daar verantwoordelijk voor zijn deze autonomie kunnen of willen toelaten.<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 99


(kwaliteits)-<br />

systemen gebaseerd<br />

op controle zijn<br />

dominant<br />

schoolsysteem<br />

gestoeld op<br />

inzichten uit het<br />

industriële tijdperk<br />

<strong>een</strong> school voegt zich<br />

naar het systeem<br />

waarop ze<br />

afgerekend wordt<br />

& 2. <strong>Kwaliteit</strong>ssystemen van de oude school<br />

Uit het bovenstaande valt af te leiden dat professionals met <strong>een</strong> onderzoeksmatige<br />

<strong>houding</strong> beter gedijen in <strong>een</strong> open kwaliteitssysteem dat minder<br />

gericht is op controle en beheersing. In deze paragraaf wordt <strong>een</strong> aantal<br />

redenen aangestipt die als verklaring kunnen dienen voor de dominantie<br />

van (kwaliteits)systemen die in meer of mindere mate gebaseerd zijn op<br />

controle.<br />

2.1. Erfenis uit het verleden<br />

Het huidige schoolsysteem is in hoge mate nog gestoeld op inzichten uit het<br />

industriële tijdperk. Het systeem is er – oneerbiedig gezegd – op gericht zo<br />

veel mogelijk leerlingen door gestandaardiseerde structuren te persen. Het<br />

schoolsysteem heeft in deze zin veel weg van <strong>een</strong> machine. Mintzberg (1991)<br />

schrijft in dit verband over <strong>een</strong> machinebureaucratie. Een machinebureaucratie<br />

is erop gericht werkprocessen en structuren zoveel mogelijk te standaardiseren.<br />

Standaardisatie houdt de kosten in de hand en maakt de<br />

toekomst voorspelbaar. Er mogen g<strong>een</strong> onverwachte dingen gebeuren want<br />

dan stokt het systeem. Kortom, de machinebureaucratie is gestoeld op voorspelbaarheid<br />

en controle. Nu kan gezegd worden dat we het industriële tijdperk<br />

lang achter ons hebben en dat de inzichten van de<br />

machinebureaucratie lang achterhaald zijn, maar dat valt sterk te betwijfelen.<br />

Binnen het onderwijs wordt veel gebruik gemaakt van standaardisatie :<br />

gestandaardiseerde methoden, gestandaardiseerde toetsen, gestandaardiseerde<br />

planningen. Standaardisatie is niet per definitie slecht. De standaard<br />

werkt meestal prima voor de gemiddelde mens. Standaardisatie is natuurlijk<br />

wel lastig voor leerlingen die buiten het standaardsysteem vallen, maar<br />

dit terzijde. Waar het hier om gaat, is dat ons hele onderwijssysteem doorwrocht<br />

is van systemen en structuren die voortkomen uit <strong>een</strong> behoefte aan<br />

controle.<br />

2.2. Gericht op externe eisen<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

Het hoogste doel dat <strong>een</strong> leidinggevende van <strong>een</strong> organisatie heeft, is de<br />

continuïteit van de organisatie. Schooldirecties zullen hun inspanningen<br />

logischerwijs richten op activiteiten die in hun ogen de grootste garantie<br />

geven op het voortbestaan van de school. Het voortbestaan van de school<br />

wordt niet all<strong>een</strong> door de school zelf bepaald, maar ook door belanghebbende<br />

partijen, niet het minst de schoolinspectie en de politieke werkelijkheid<br />

van de dag. Net als de calculerende student voegt <strong>een</strong> school zich in de<br />

regel naar het systeem waarop ze afgerekend wordt. Controlesystemen heb-<br />

100 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

controle : ook<br />

dominant in<br />

managementdenken<br />

veelheid aan<br />

managementinstrumenten<br />

nodig<br />

voor nieuwe<br />

ontwikkelingen<br />

ben als het ware <strong>een</strong> voorafschaduwend effect. Hoe meer de eisen die de<br />

schoolinspectie stelt, gestoeld zijn op standaardtesten, protocollen en procedures,<br />

lange- en kortetermijnbeleidsplannen, hoe meer leidinggevenden<br />

daarop zullen sturen en hoe minder autonomie er is voor de docenten in de<br />

school. Het moet wel gezegd dat de inspectie niet louter controlerend optreedt,<br />

maar ook steeds meer aanstuurt op ontwikkeling van de school. Controlemechanismen<br />

laten zich echter niet van de ene op de andere dag<br />

vervangen door <strong>een</strong> open systeem.<br />

2.3. Vigerende managementliteratuur<br />

Structuren gericht op controle en beheersing zijn niet all<strong>een</strong> dominant in het<br />

onderwijssysteem, maar ook in het denken over management. Van den<br />

Broeck (2002) schrijft gekscherend dat leidinggevenden lijken te zijn geboren<br />

met <strong>een</strong> gen dat hen voorbestemt tot <strong>een</strong> drang naar totale beheersing. Veel<br />

managementliteratuur is dikwijls impliciet gericht op werken met tools,<br />

instructies, stappenplannen, formats, total quality managementsystemen<br />

en blauwdrukken. Te vaak wordt gedacht dat als er maar plannen zijn of als<br />

de dingen zwart op wit staan, de leden van de organisatie de plannen van de<br />

blauwdruk klakkeloos zullen volgen (zie ook van Kan en van der Haar, 2004).<br />

In de weerbarstige praktijk blijkt dat het verwezenlijken van de plannen niet<br />

zo makkelijk gaat. Een school en elke andere organisatie is niet louter <strong>een</strong><br />

systeem waarin pionnen verschoven kunnen worden naar goeddunken van<br />

leidinggevenden. Een organisatie blijkt telkens weer <strong>een</strong> leefwereld waarin<br />

mensen werken met hun eigen belangen, verlangens en doelen, om met<br />

Tennekes (1995) te spreken.<br />

& 3. <strong>Kwaliteit</strong> in de (werk)verdrukking<br />

Behalve mechanismen gestoeld op controle, beperkt de drukke onderwijsagenda<br />

ook de mate van autonomie die scholen en hun medewerkers ervaren.<br />

Wanneer controle het leidende mechanisme is, moet voor alle<br />

nieuwe ontwikkelingen <strong>een</strong> geschikt instrumentarium ontwikkeld worden.<br />

De dominantie van dit ‘blauwdrukdenken’ zorgt ervoor dat schoolkwaliteit<br />

dikwijls tot <strong>een</strong> technisch instrumenteel begrip verwordt. De vraag die dan<br />

centraal staat, is : ‘Welke doelen willen we bereiken en welke middelen hebben<br />

we nodig om die doelen te verwezenlijken ?’ De normatieve vraag waartoe<br />

deze doelen dienen te leiden, wordt dikwijls achterwege gelaten. Deze<br />

technische benadering vindt vaak zijn uitwerking in <strong>een</strong> veelheid aan managementinstrumenten<br />

: competentiematrices, portfolio-invoering, kwali-<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 101


machinebureaucratie<br />

herbezinnen op<br />

professionaliseringsstructuren<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

teitskaarten, enz. Dat deze instrumenten vaak in wezen nog gestoeld zijn op<br />

beheersing in plaats van op ontplooiing, is in de bovenstaande paragraaf al<br />

betoogd.<br />

Hier gaat het erom dat er zoveel van dergelijke instrumenten zijn dat het<br />

moeilijkis <strong>een</strong>keuze temaken.Dikwijls staan erzoveelprofessionaliseringsthema’s<br />

op de agenda dat professionals door de bomen het bos niet meer<br />

zien. Het moeten voldoen aan <strong>een</strong> veelheid van externe eisen verhoogt zowel<br />

de beleefde als de feitelijke werkdruk. Werkdruk wordt met name ingegeven<br />

door wat men nog allemaal moet in plaats van wat men graag wil. In deze zin<br />

zou <strong>een</strong> oproep tot ‘ont’moeten niet misstaan. Het werken met allerlei professionaliseringstools,<br />

het invullen van vragenlijsten voor <strong>een</strong> competentiematrix,<br />

het bijhouden van <strong>een</strong> portfolio maakt dat het jaar van <strong>een</strong> docent<br />

soms al helemaal ingevuld is. Het plannen van <strong>een</strong> lesjaar maakt het jaar<br />

voorspelbaar en daardoor ook op het eerste gezicht controleerbaar en bestuurbaar.<br />

Tegelijkertijd maakt het docenten ook zeer inflexibel om hun tijd<br />

naar eigen wens in te delen. Ondanks het feit dat veel van de genoemde<br />

activiteiten op de professionalisering van docenten gericht zijn, veroorzaakt<br />

de grote hoeveelheid ervan dat ze niet als zodanig worden ervaren. Dit doet<br />

weer sterk denken aan het eerder genoemde model van de machinebureaucratie.<br />

Alles is van te voren vastgelegd. Het karakter van de taken mag dan<br />

meer gericht zijn op de ontplooiing van de professional, de structuur waarin<br />

de taken gegoten zijn, maakt dat ruimte voor eigen professionaliseringsvragen<br />

nauwelijksnogaanwezigis. De veelheid aan taken <strong>vraagt</strong> om <strong>een</strong> strakke<br />

planning. Efficiëntie is het kernwoord wanneer het om <strong>een</strong> machinebureaucratie<br />

gaat. Tegelijkertijd wordt gesteld dat we nu juist het model van de<br />

machinebureaucratie moeten verlaten omdat deze configuratie niet geschikt<br />

is voor het inspelen op de snel veranderende wereld.<br />

Van oudsher wist de fabrieksarbeider van te voren hoeveel uur hij moest<br />

werken en welke handelingen hij moest verrichten, dag in dag uit. Hoeveel<br />

verschilt dit eigenlijk van <strong>een</strong> docent die werkt met vaste lesmethodes,<br />

kwaliteitskaarten moet invullen, rapporten moet schrijven, handelingsplannen<br />

moet invullen, zijn lessen moet inroosteren, enz. ? Natuurlijk is<br />

het zo dat de parallel die hier getrokken wordt voornamelijk van toepassing<br />

is op de (te) ver doorgevoerde voorstructurering van werkzaamheden. De<br />

inhoud van het werk verschilt wel degelijk. Daarom nu juist het pleidooi om<br />

te herbezinnen op professionaliseringsstructuren. De mogelijkheid voor dit<br />

herbezinnen wordt mede bepaald door de autonomie die <strong>een</strong> school heeft<br />

om <strong>een</strong> eigen invulling te geven aan het onderwijsbeleid. Docenten hebben<br />

ruimte nodig om de kwaliteit van hun onderwijs te versterken.<br />

102 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

wie bepaalt de<br />

agenda voor de<br />

kwaliteit van het<br />

onderwijs ?<br />

bewijsvoeringlast<br />

voor de kwaliteit<br />

komt meer bij de<br />

scholen zelf te liggen<br />

docenten moeten<br />

ruimte krijgen om te<br />

werken aan<br />

problemen die ze<br />

dagelijks ontmoeten<br />

& 4. Autonomie, de moeder van actieonderzoek<br />

Een belangrijke vraag is wie de agenda voor de kwaliteit van het onderwijs<br />

bepaalt. In eerste instantie denken wij aan het Ministerie van Onderwijs.<br />

Onderwijs wordt gefinancierd vanuit publieke gelden en betreft in verschillende<br />

landen de grootste begrotingspost. Het is evident dat de maatschappij<br />

het recht heeft om aan het onderwijs kwaliteitseisen te stellen en dat er<br />

mechanismen zoals de schoolinspectie in het leven geroepen worden om<br />

op de kwaliteit van het onderwijs toe te zien. Daarnaast hebben scholen te<br />

maken met andere ‘stakeholders’ zoals scholen voor het vervolgonderwijs,<br />

ouders, leerlingen en de lokale gem<strong>een</strong>te.<br />

Tegen de logica van het oude op controle gerichte systeem in, hebben scholen<br />

de laatste jaren, in meer of mindere mate, zelf de ruimte om de kwaliteitsagenda<br />

te bepalen. Er is <strong>een</strong> ontwikkeling gaande waarin de<br />

bewijsvoeringlast voor de kwaliteit meer bij de scholen zelf komt te liggen.<br />

Het komt steeds meer voor dat scholen op actieve wijze informatie verzamelen<br />

over de opbrengsten van hun onderwijs, het onderwijsproces en de<br />

tevredenheid van derden teneinde de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren.<br />

Het gaat bij de autonomie van scholen telkens om de vraag welke<br />

kwaliteitseisen door externe actoren aan de school worden gesteld en welke<br />

kwaliteitseisen de school zelf wil hanteren. Het afstemmen tussen externe<br />

verwachtingen en verplichtingen enerzijds en interne verlangens en doelstellingen<br />

anderzijds is <strong>een</strong> continue opdracht voor alle professionals binnen<br />

de school. Te vaak wordt dit echter primair als <strong>een</strong> opdracht van het<br />

management opgevat. Zorg dragen voor kwaliteit is <strong>een</strong> zaak van belang<br />

voor ieder<strong>een</strong> die met de school verbonden is. Wanneer directies en andere<br />

mensen met leidinggevende functies in hoofdzaak degenen zijn die zich<br />

verantwoordelijk voelen voor de kwaliteit van de school, zijn zij het ook<br />

die de agenda bepalen. Het gevolg daarvan is dat docenten het gevoel hebben<br />

dat veranderingen en vernieuwingen van bovenaf opgelegd worden en dat<br />

zij met voldongen feiten geconfronteerd worden.<br />

Professionals zijn gemotiveerd om te veranderen of vernieuwingen door te<br />

voeren wanneer dit oplossingen biedt voor problemen die ze in hun eigen<br />

praktijk ervaren. Wie beter dan die professionals zelf kunnen de problemen<br />

die ze in hun eigen praktijk ervaren, benoemen ? Leidinggevenden die problemen<br />

voor professionals benoemen, bijvoorbeeld omdat er weer nieuwe<br />

eisen worden gesteld vanuit de overheid, zullen zich allerlei inspanningen<br />

moeten getroosten om de docenten te overtuigen het betreffende probleem<br />

op te lossen, dikwijls met onbegrip als resultaat. Het pleidooi hier is dat<br />

docenten de ruimte moeten krijgen om te werken aan problemen die ze<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 103


actieonderzoekstrategieën<br />

definitie van<br />

actieonderzoek<br />

dagelijks in hun eigen praktijk ontmoeten. In bepaalde mate moeten professionals<br />

en scholen als geheel beschikken over autonomie om zich verantwoordelijk<br />

te voelen voor hun eigen handelen.<br />

Actieonderzoekstrategieën zijn er bij uitstek op gericht verbeteringen aan te<br />

brengen in de eigen praktijk; ze zijn dus gebaat bij <strong>een</strong> zekere mate van<br />

autonomie. Dit <strong>vraagt</strong> om structuren en systemen die flexibel zijn en die<br />

niet primair gericht zijn op controle, waar ruimte is om aan eigen professionaliseringsvragen<br />

te werken die niet van bovenaf gedicteerd worden.<br />

Actieonderzoekstrategieën zetten als het ware de organisatie op zijn kop,<br />

de vragen komen nu vanop de werkvloer. De kwaliteit van <strong>een</strong> organisatie<br />

wordt uiteindelijk gevormd door de mensen zelf. Docenten moeten niet<br />

verworden tot uitschenkers van centraal gezette koffie, om <strong>een</strong> beeldspraak<br />

te nemen die Petra Ponte in haar boek Onderwijs van eigen makelij hanteert; ze<br />

moeten hun eigen smaak aan het onderwijs toevoegen.<br />

& 5. Actieonderzoek : <strong>een</strong> inleiding<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

Na het bovenstaande pleidooi om controle- en beheersingsmechanismen te<br />

relativeren en om ruimte te maken voor eigen initiatief van docenten teneinde<br />

de kwaliteit of het lerend vermogen van de school te vergroten, is het<br />

nu tijd om in te gaan op het begrip ‘actieonderzoek’. Eerder werd gesteld dat<br />

<strong>een</strong> onderzoeksmatige instelling de kwaliteit van de onderwijspraktijk ten<br />

goede komt. Deze onderzoeksmatige instelling kan nader geconcretiseerd<br />

worden aan de hand van <strong>een</strong> model voor actieonderzoek. Als uitgangspunt<br />

dient de definitie van actieonderzoek van Ponte.<br />

‘‘Een geheel van activiteiten van docenten die met behulp van technieken<br />

en strategieën van sociaal wetenschappelijk onderzoek reflecteren op<br />

hun eigen handelen en de situatie waarin dat handelen plaatsvindt en<br />

op basis van de zo verkregen inzichten hun handelen of de situatie waarin<br />

dat handelen plaatsvindt systematisch proberen te verbeteren.’’<br />

(Ponte, 2002b)<br />

Aan de hand van de volgende kenmerken wordt de definitie verder uitgewerkt,<br />

geïnspireerd op Ponte (2002b) en Altrichter et al. (1993).<br />

104 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

verkennen van<br />

vragen en<br />

verbeteracties<br />

5.1. Aanknopingspunt in de dagelijkse praktijk<br />

doel Vragen die het startpunt kunnen zijn voor actieonderzoek komen voort uit<br />

de eigen praktijk van de docent. Door middel van actieonderzoek wordt<br />

gezocht naar informatie om de gestelde onderzoeksvraag te beantwoorden.<br />

Het doel is om zowel de praktijksituatie op zich te verbeteren, als om de<br />

kennis over het betreffende praktijkprobleem verder te ontwikkelen.<br />

5.2. Reflectief onderzoeksmatig handelen<br />

Door middel van actieonderzoek trachten docenten hun eigen praktijksituatie<br />

te begrijpen en te verbeteren. Docenten die gebruik maken van actieonderzoek<br />

houden hun eigen handelen kritisch tegen het licht. Ze vragen zich<br />

af of wat ze doen, ook is wat ze willen doen en of wat ze bereiken, ook is wat<br />

ze willen bereiken. Deze vragen worden verkend met behulp van <strong>een</strong>voudige<br />

technieken en strategieën van sociaal wetenschappelijk onderzoek. Het<br />

blijft echter niet bij het verkennen van de vragen. Op grond van de verkenning<br />

worden verbeteracties gepland en getoetst in de praktijk.<br />

5.3. In samenspraak met anderen<br />

samen met anderen Actieonderzoek speelt zich niet af op <strong>een</strong> zolderkamertje maar in de praktijk.<br />

Docenten ervaren in hun dagelijkse praktijk problemen die ze graag<br />

willen oplossen. Dikwijls gaan deze problemen ook collega’s, leerlingen of<br />

directieleden aan. Eenieder die door de te onderzoeken vraag of de uitkomsten<br />

van het onderzoek beïnvloed wordt, moet betrokken worden bij het<br />

actieonderzoek. Actieonderzoek gebeurt met anderen en gaat niet over anderen.<br />

Overleg met collega’s over de aanpak, de uitkomsten en de betekenis<br />

daarvan voor de praktijk is noodzakelijk om <strong>een</strong> frisse blik te behouden.<br />

Feedback van anderen kan confronterend zijn, maar tegelijkertijd ook motiverend.<br />

leerlingen actief<br />

erbij betrekken<br />

5.4. Leerlingen als gesprekpartners<br />

Degenen die beïnvloed worden door het actieonderzoek moeten op <strong>een</strong> of<br />

andere manier ook betrokken worden bij het actieonderzoek. Dikwijls zijn<br />

leerlingen degenen die uiteindelijk te maken krijgen met de te veranderen<br />

praktijksituatie. Het actief betrekken van leerlingen door naar hun mening<br />

te vragen is van groot belang om het actieonderzoek succesvol te laten zijn in<br />

de ogen van alle belanghebbenden.<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 105


toenemende belang-<br />

stelling voor<br />

actieonderzoek<br />

‘‘Je onderwijst wie je<br />

bent’’<br />

verschuiving van<br />

vakinhoudelijke<br />

naar competentiegerichte<br />

basis<br />

& 6. Het belang van actieonderzoek<br />

Actieonderzoek heeft nog g<strong>een</strong> lange traditie in Nederland en België, zoals<br />

dat bijvoorbeeld in Engeland, Australië en Amerika wel het geval is. De toe-<br />

nemende belangstelling voor actieonderzoek kan onder meer uit de volgende<br />

twee ontwikkelingen verklaard worden (geïnspireerd op Ponte,<br />

2002b).<br />

6.1. Pedagogische taak<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

Een directeur van <strong>een</strong> Nederlandse pedagogische academie heeft ooit gezegd<br />

: ‘‘Je onderwijst wie je bent.’’ De betekenis hiervan kan uitgelegd worden<br />

in de zin dat docenten niet louter leveranciers en overdragers van<br />

lesinhouden zijn, maar dat ze ook telkens te maken hebben met praktijksituaties<br />

die om morele beslissingen vragen. Pedagogische overwegingen<br />

over wat wel en wat niet goed is voor <strong>een</strong> leerling in bepaalde praktijksituaties<br />

spelen bij handelingsbeslissingen <strong>een</strong> belangrijke rol. De complexiteit<br />

van dergelijke pedagogische situaties wordt nog vergroot doordat het vanzelfsprekende<br />

gezag van docenten heeft plaatsgemaakt voor <strong>een</strong> onderhandelingscultuur<br />

: docenten en leerlingen gaan meer op gelijke voet met elkaar<br />

om en onderhandelen over wat kan en wat niet kan (Du Bois-Reymond,<br />

1992). Samenvattend kan worden gesteld dat docenten zowel <strong>een</strong> vakmatige,<br />

didactische als pedagogische taak vervullen. In actieonderzoekstheorieën<br />

wordt de pedagogische taak van docenten benadrukt. Onderwijs wordt<br />

primair voorgesteld als <strong>een</strong> morele inspanning. Docenten grijpen in het leven<br />

van leerlingen (en anderen) in en beïnvloeden daarmee het leven van die<br />

anderen. Aan het waarom van het ingrijpen en de vraag op welke wijze<br />

ingegrepen moet worden, liggen uiteindelijk moreel-ethische overwegingen<br />

ten grondslag. Actieonderzoek moedigt docenten aan kritisch hun eigen<br />

handelen onder de loep te nemen en zorgvuldigheid te betrachten bij het<br />

nemen van handelingsbeslissingen, door gebruik te maken van op systematische<br />

wijze verzamelde gegevens.<br />

6.2. Transferproblematiek in opleidingen<br />

Binnen de initiële en postinitiële lerarenopleidingen is <strong>een</strong> verschuiving te<br />

zien van <strong>een</strong> vakinhoudelijke basis naar <strong>een</strong> competentiegerichte basis. De<br />

professionaliteit van de docent in de praktijksituatie wordt centraal gesteld.<br />

De vraag is op welke wijze docenten zich competenties die cruciaal zijn voor<br />

de onderwijspraktijk eigen kunnen maken. Steeds meer vinden opleidingen<br />

plaats in de nabijheid van de praktijk of in de praktijk zelf. Het aloude transferprobleem<br />

(hoe kennis en vaardigheden die opgedaan zijn in <strong>een</strong> trai-<br />

106 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

leren en werken met<br />

elkaar laten<br />

versmelten : drie<br />

voorwaarden<br />

actieonderzoek<br />

combineert de drie<br />

voorwaarden<br />

ningsituaties over te brengen naar de praktijksituatie) lijkt hiermee omzeild<br />

te kunnen worden. Ook nascholing van docenten gebeurt steeds meer in<br />

service en trainingen worden steeds meer schoolgebonden gegeven. Leren<br />

op de werkplek, coaching, intervisie en zelfevaluatie komen steeds meer in<br />

zwang. In de nascholing wordt de werkomgeving steeds meer als leeromgeving<br />

onderkend.<br />

Actieonderzoek sluit nauw aan bij theorieën die g<strong>een</strong> onderscheid maken<br />

tussen de werkomgeving en de leeromgeving van docenten. Van Lakerveld<br />

(2005) stelt drie algemene voorwaarden voor om leren en werken met elkaar<br />

te kunnen laten versmelten :<br />

1 <strong>een</strong> motiverende omgeving : professionals worden vooral gemotiveerd<br />

wanneer het nut of de toepasbaarheid van nieuwe ontwikkelingen duidelijk<br />

aantoonbaar is. Motivatie is <strong>een</strong> belangrijke voorwaarde tot leren.<br />

Mogelijk is motivatie niet all<strong>een</strong> <strong>een</strong> voorwaarde tot leren maar ook de<br />

facilitator en het resultaat van leren.<br />

2 <strong>een</strong> rijke omgeving : er moeten voldoende bronnen in de werkomgeving<br />

zijn die aanleiding kunnen geven tot leren. Dit kunnen vakliteratuurbronnen<br />

zijn, maar ook collega’s, (internationale) netwerken of opleidingsmogelijkheden.<br />

3 <strong>een</strong> reflectieve omgeving : het reflectieve gehalte van de werkomgeving<br />

wordt bepaald door de feedback die beschikbaar is, en door de gelegenheid<br />

die er is om over die feedback na te denken of van gedachten te<br />

wisselen.<br />

Actieonderzoek combineert deze drie voorwaarden integraal. Wat de motivationele<br />

voorwaarden betreft, is het zo dat actieonderzoek start bij problemen<br />

die docenten zelf ervaren in hun praktijk. De vragen uit de praktijk<br />

vormen het aanknopingspunt voor onderzoek en reflectie. In staat zijn<br />

aan eigen problemen te werken en tot inzicht komen hoe met de betreffende<br />

problemen om te gaan, draagt bij aan <strong>een</strong> gevoel van eigenwaarde en daarmee<br />

aan de motivatie van docenten. Met <strong>een</strong> onderzoeksmatige blik de omgeving<br />

waarnemen, verandert de werkomgeving in<strong>een</strong>s in <strong>een</strong> rijke<br />

leeromgeving. Collega’s kunnen <strong>een</strong> ‘critical friend’ worden, leerlingen zijn<br />

potentiële bronnen van informatie over het eigen handelen, ouders worden<br />

deelnemers in <strong>een</strong> onderzoek en het docentschap verrijkt zich met <strong>een</strong> onderzoeksrol.<br />

Het klinkt idealistisch, maar het is ontegenzeggelijk waar dat<br />

docenten met <strong>een</strong> onderzoeksattitude de werkelijkheid anders leren waarnemen.<br />

Het reflectieve karakter van actieonderzoek is bij de definitie van<br />

actieonderzoek aan bod gekomen. Het verzamelen van gegevens over het te<br />

onderzoeken praktijkprobleem noopt tot reflecteren op de betekenis van die<br />

gegevens voor de betreffende situatie en de rol van de docenten in die be-<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 107


treffende situatie. Kortom, actieonderzoek staat midden in de praktijk en<br />

draagt bij aan het optimaliseren van de werk- en leeromstandigheden van<br />

docenten.<br />

& 7. Problematische praktijk<br />

‘problematisch’ De indruk kan ontstaan dat docenten all<strong>een</strong> maar te maken hebben met<br />

problemen en dat niets binnen de onderwijspraktijk naar wens kan verlopen.<br />

Het is goed op dit punt nader aan te geven wat er met ‘problematisch’<br />

wordt bedoeld. De onderwijspraktijk kan a priori als problematisch aangeduid<br />

worden, dat wil zeggen multidimensionaal, onvoorspelbaar en contextgebonden<br />

(Doyle, 1986). Het gaat erom dat <strong>een</strong> docent in elke onderwijssituatie<br />

uit <strong>een</strong> veelheid van handelingsalternatieven, gegeven de specifieke<br />

leerling en omstandigheden, de meest wenselijke handeling kiest. Teneinde<br />

daadkrachtig te kunnen handelen, verloopt echter het overgrote deel van<br />

het handelen van docenten onbewust en routinematig. Actieonderzoek<br />

geeft docenten echter het inzicht dat alle routineuze handelingen in principe<br />

onderwerp gemaakt kunnen worden van reflectie en onderzoek. Alles<br />

wat vanzelfsprekend is, kan in twijfel getrokken worden. Door middel van<br />

actieonderzoek kunnen docenten gedurende langere tijd op systematische<br />

wijze aan <strong>een</strong> afgebakend deel van hun praktijk werken.<br />

model van Ponte met<br />

vier onderdelen<br />

& 8. Model voor actieonderzoek<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

Er bestaan verschillende modellen voor actieonderzoek. Er zijn zelfs hele<br />

schema’s en stappenplannen in omloop. Auteurs die zich specifiek op het<br />

onderwijs richten en die weinig moeten hebben van gedetailleerde complexe<br />

schema’s, zijn Herbert Altrichter en Petra Ponte. In hun boek Teachers<br />

investigate their work verdelen Altrichter et al. het actieonderzoeksproces in<br />

vier fasen : het vinden van het startpunt voor actieonderzoek, het ophelderen<br />

van de te onderzoeken situatie, het ontwikkelen en toepassen van actiestrategieën<br />

en ten slotte het publiceren over bevindingen. Het is goed om te<br />

benadrukken dat <strong>een</strong> dergelijk model iteratief van karakter is, anders dan<br />

<strong>een</strong> recept in <strong>een</strong> kookboek dat <strong>een</strong> vaste volgorde van stappen kent. In deze<br />

bijdrage wordt gebruik gemaakt van het model dat Petra Ponte gebruikt in<br />

haar boek Onderwijs van eigen makelij en dat geïnspireerd is op <strong>een</strong> model van<br />

Elliott (1991). Dat model bestaat uit vier onderdelen : het activiteitenplan, de<br />

richtlijnen, het logboek en het concept van de ‘critical friend’.<br />

108 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

8.1. Het activiteitenplan<br />

In de onderstaande figuur is het activiteitenplan schematisch weergegeven.<br />

Bron : Ponte, 2002b<br />

Figuur 1 : activiteitenplan<br />

De verschillende stappen in het plan worden aan de hand van praktijkvoorbeelden<br />

toegelicht.<br />

8.1.1. Algem<strong>een</strong> idee ____________________________________________________<br />

Bastien Vleugels is leraar Nederlands. Hij is niet tevreden over het verloop<br />

van zijn lessen in het derde jaar TSO. Leerlingen zijn te afwachtend en<br />

nemen te weinig eigen initiatief. Bij de formulering van zijn algem<strong>een</strong> idee<br />

veronderstelt hij dat leerlingen te weinig uitgedaagd worden en dat <strong>een</strong><br />

bepaalde vorm van zelfstandig werken <strong>een</strong> oplossing zou kunnen bieden.<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 109


aanknopingspunt<br />

vinden voor het<br />

actieonderzoek<br />

algem<strong>een</strong> idee<br />

verder<br />

onderbouwen<br />

<strong>een</strong> aantal<br />

voorgenomen<br />

verbeteracties<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

Bij het algem<strong>een</strong> idee gaat het om het vinden van <strong>een</strong> aanknopingspunt voor<br />

het actieonderzoek. Het kritisch analyseren van het eigen handelen, het ter<br />

discussie stellen van vanzelfsprekendheden, het spreken met collega’s, het<br />

doorbladeren van aantekeningen kunnen hiervoor dienstbaar zijn. Docenten<br />

zoeken naar problematische praktijksituaties, geven aan waarom ze die<br />

praktijksituatie als problematisch ervaren en wat de kenmerken ervan zijn.<br />

Ten slotte geven ze <strong>een</strong> voorzet om de situatie te verbeteren.<br />

8.1.2. Verkenning _______________________________________________________<br />

Om zijn algem<strong>een</strong> idee verder te verkennen, maakt Bastien <strong>een</strong> kleine<br />

enquête waarin hij de leerlingen <strong>vraagt</strong> naar hun mening over zijn lessen<br />

Nederlands. Het accent van de vragen ligt op de gehanteerde didactische<br />

werkvormen. Daarnaast interviewt hij <strong>een</strong> aantal leerlingen over dit onderwerp.<br />

Uit de resultaten blijkt dat ook de kinderen de les als saai ervaren<br />

en dat de meeste kinderen de klassikale instructies te lang vinden duren.<br />

De overlegmomenten met andere leerlingen worden wel gewaardeerd.<br />

Bij de verkenning gaat het om het verder onderbouwen van het algem<strong>een</strong><br />

idee. Docenten proberen zich aan de hand van <strong>een</strong> systematische gegevensverzameling<br />

<strong>een</strong> duidelijker beeld te vormen over het probleem. Hiertoe kan<br />

bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van interviews, observaties, documentenanalyse<br />

of analyse van filmopnames van <strong>een</strong> les. Wanneer de verzamelde<br />

gegevens het algemene idee onderbouwen, geeft dat moed verder<br />

te gaan op de ingeslagen weg, anders is <strong>een</strong> bijstelling van het algem<strong>een</strong> idee<br />

noodzakelijk.<br />

8.1.3. Algem<strong>een</strong> plan ____________________________________________________<br />

Op grond van de verkenning stelt Bastien het volgende algem<strong>een</strong> plan op.<br />

De volgende vier lessen gaat hij werken met zelfstudie-instructies in de<br />

les. Daarin staat in heldere bewoordingen wat er van de leerlingen verwacht<br />

wordt. Omdat de klassikale instructie niet zo gewaardeerd wordt<br />

maar hij dat wel <strong>een</strong> belangrijk moment vindt, besluit Bastien de klassikale<br />

instructie niet weg te laten maar in te korten. De zelfstudie-instructies<br />

helpen de leerlingen vervolgens verder. Ook krijgen leerlingen meer<br />

mogelijkheden vragen aan elkaar te stellen.<br />

Het algem<strong>een</strong> plan bestaat uit <strong>een</strong> aantal voorgenomen verbeteracties. Dit<br />

hoeven g<strong>een</strong> grootse en meeslepende plannen te zijn, kleine ingrepen volstaan<br />

dikwijls. In het algem<strong>een</strong> plan wordt aldus <strong>een</strong> strategie bedacht om<br />

de problematische praktijksituatie te verbeteren.<br />

110 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

uitvoeren en<br />

evalueren van de<br />

verbeteracties<br />

reflecteren op<br />

actieonderzoek<br />

8.1.4. Verbeteracties ____________________________________________________<br />

Bastien voert de voorgenomen verbeteracties daadwerkelijk uit. Het is<br />

even wennen, maar op het eerste gezicht gaat zijn les Nederlands beter<br />

dan verwacht. Na <strong>een</strong> aantal lessen is Bastien benieuwd of zijn verbeteracties<br />

effect hebben gesorteerd. Zelf heeft Bastien de indruk dat niet alle<br />

leerlingen evenveel van de zelfstudie-instructies profiteren; hij is dikwijls<br />

nog bezig <strong>een</strong> aantal leerlingen van extra instructie te voorzien, terwijl het<br />

nu juist de bedoeling was dat de zelfstudie-instructies die taak zouden<br />

overnemen. Uit <strong>een</strong> mondelinge evaluatie komt naar voren dat de sterke<br />

leerlingen sneller werken met de zelfstudie-instructies maar de zwakke<br />

leerlingen juist langzamer werken omdat ze ook nog op persoonlijke instructie<br />

van de docent wachten. Hoe dit probleem op te lossen is weer<br />

voeding voor <strong>een</strong> nieuw algem<strong>een</strong> idee...<br />

Bij deze stap gaat het om het uitvoeren en evalueren van de verbeteracties.<br />

Op basis van systematisch verzamelde gegevens wordt <strong>een</strong> beeld verkregen<br />

van het effect dat de verbeteracties hebben opgeleverd. Deze gegevens zijn<br />

weer voeding voor nieuwe reflecties. De docent <strong>vraagt</strong> zich af of hij heeft<br />

bereikt wat hij heeft willen bereiken, en als dat niet zo is, wat daarvan dan de<br />

reden zou kunnen zijn. Soms blijkt dat de aanpassing van het algem<strong>een</strong> plan<br />

volstaat, het kan ook zijn dat het algem<strong>een</strong> idee bijgesteld moet worden.<br />

8.1.5. Casestudy ________________________________________________________<br />

In zijn casestudy beschrijft Bastien zijn actieonderzoek aan de hand van<br />

de stappen in het activiteitenplan. Hij kijkt kritisch naar de geïnvesteerde<br />

tijd en de leeropbrengsten die het actieonderzoek hem gebracht hebben.<br />

Behalve <strong>een</strong> doel-middelenanalyse van de onderzoeksactiviteiten, beschrijft<br />

Bastien ook hoe hij het actieonderzoek als persoon ervaren heeft<br />

en welke betekenis de rol van onderzoeker voor hem heeft gekregen.<br />

Schrijven over <strong>een</strong> actieonderzoek kan <strong>een</strong> op het eerste gezicht vermoeiende<br />

oefening lijken. Toch is het schrijven van <strong>een</strong> casestudy <strong>een</strong> cruciale<br />

stap in het activiteitenplan. Via het schrijven van <strong>een</strong> casestudy reflecteren<br />

docenten op hun actieonderzoek. Tijdens dit schrijfproces worden docenten<br />

zich ten volle bewust van de leeropbrengst van het betreffende actieonderzoek.<br />

In de casestudy wordt kritisch stilgestaan bij wat men oorspronkelijk<br />

beoogde, wat de uitkomsten zijn en hoe de docent de uitkomsten waardeert.<br />

Behalve dat het schrijven van <strong>een</strong> casestudy de leerervaringen verankert in<br />

de persoon, maakt <strong>een</strong> casestudy het ook mogelijk deze leerervaringen aan<br />

<strong>een</strong> breder publiek kenbaar te maken. Wat is geschreven, dat blijft.<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 111


ichtlijnen om<br />

kwaliteit van<br />

actieonderzoek te<br />

waarborgen<br />

logboek : wat en<br />

waarom ?<br />

8.2. Richtlijnen<br />

Docenten die zich inlaten met actieonderzoek moeten aan <strong>een</strong> aantal richtlijnen<br />

voldoen teneinde de kwaliteit van het actieonderzoek te waarborgen.<br />

In het gehanteerde model voor actieonderzoek worden door Ponte (2002b)<br />

de volgende richtlijnen gehanteerd :<br />

1 Visie : de docent is zich bewust van zijn persoonlijke opvattingen en<br />

visies ten aanzien van onderwijs en weet die te plaatsen ten opzichte<br />

van visies en opvattingen van anderen (de school, de overheid, de<br />

wetenschap).<br />

2 Bewijs : de docent tracht bewijzen te vinden aan de hand van systematisch<br />

verzamelde gegevens om zijn veronderstellingen te toetsen en<br />

na te gaan of zijn handelen in <strong>een</strong> bepaalde situatie het gewenste<br />

effect sorteert.<br />

3 Interpretatie en verklaring : de docent interpreteert kritisch de betekenis<br />

van de verzamelde gegevens ten aanzien van de te veranderen situatie<br />

en maakt verklaringen inzichtelijk voor derden.<br />

4 Dialoog : de docent betrekt waar mogelijk collega’s, leerlingen of anderen<br />

bij het plannen, uitvoeren en evalueren van zijn actieonderzoek.<br />

5 Verbetering : de docent <strong>vraagt</strong> zich kritisch af waarom hij denkt dat <strong>een</strong><br />

verbetering ook daadwerkelijk <strong>een</strong> verbetering is en wie er precies<br />

beter wordt van die verbetering.<br />

6 Ethiek : de docent staat stil bij de vraag of wat hij doet of wil ethisch<br />

verantwoord is en als dat niet het geval is, welke alternatieven er dan<br />

zijn.<br />

8.3. Het logboek<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

Het derde onderdeel van dit model betreft het bijhouden van <strong>een</strong> logboek<br />

door de docent. In het logboek worden de oorspronkelijke plannen vastgelegd,<br />

vervolgens wordt het verloop beoordeeld teneinde de verdere ontwikkeling<br />

van het actieonderzoek te kunnen uitstippelen. Het bijhouden van<br />

<strong>een</strong> logboek geeft docenten de gelegenheid hun actieonderzoek stap voor<br />

stap te plannen zonder de rode draad van het onderzoek te verliezen. Daarnaast<br />

is <strong>een</strong> logboek <strong>een</strong> goed instrument om te reflecteren op de inhoud van<br />

het actieonderzoek en het verloop van het actieonderzoekproces.<br />

112 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

helpt bij het kritisch<br />

reflecteren<br />

8.4. Critical friend<br />

Het laatste onderdeel van het voorgestelde model voor actieonderzoek betreft<br />

het fenom<strong>een</strong> ‘critical friend’. Het is van belang dat docenten met collega’s<br />

binnen of buiten de school spreken over het verloop van het<br />

actieonderzoek. Wanneer <strong>een</strong> docent solistisch opereert, zondigt hij niet<br />

all<strong>een</strong> tegen de richtlijnen van actieonderzoek; hij ontneemt potentieel geinteresseerden<br />

de kans hem te voorzien van feedback en dat verarmt de<br />

leermogelijkheden. Niet ieder<strong>een</strong> is zomaar geschikt om als ‘critical friend’<br />

aan te treden. Er moet <strong>een</strong> bepaalde mate van professionele wederzijdse<br />

aantrekkelijkheid zijn. Een ‘critical friend’ helpt bij het kritisch reflecteren<br />

op wat de docent in kwestie heeft gedaan en had willen doen, alsook op wat<br />

de docent heeft bereikt en had willen bereiken. Het is niet zo dat <strong>een</strong> ‘critical<br />

friend’ louter op instrumenteel niveau met de betreffende docent reflecteert,<br />

ook morele, pedagogische of ethische aspecten van het actieonderzoek<br />

kunnen onderwerp van gesprek zijn. De volgende gespreksactiviteiten<br />

met ‘critical friends’ blijken volgens onderzoek van Ponte (2002a) bij uitstek<br />

geschikt : gezamenlijk verkennen van <strong>een</strong> probleem, elkaar concrete voorbeelden<br />

geven, elkaar voorzien van tips en adviezen, elkaar bemoedigend<br />

toespreken en onderling uitwisselen van ervaringen en ideeën.<br />

In de onderstaande figuur is het model voor actieonderzoek zoals het hier<br />

onder de aandacht werd gebracht schematisch weergegeven.<br />

Bron : Ponte, 2002b<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 113<br />

Figuur 2 : model voor actieonderzoek


waar is informatie<br />

te vinden ?<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

& 9. Instrumentarium voor de actieonderzoeker<br />

Het voert in deze bijdrage te ver om uit te weiden over de specifieke kenmerken<br />

van de instrumenten die gebruikt worden bij actieonderzoek. Voor <strong>een</strong><br />

uitgebreide beschrijving van observatietechnieken, gesloten en open interviews,<br />

opstellen van vragenlijsten, uitvoeren van documentenanalyses en<br />

andere laagdrempelige manieren om gegevens te verzamelen, wordt hier<br />

verwezen naar publicaties van Altrichter et al. (1993), Ponte (2001) en 8<br />

www.I-probenet.net. Op de website van I-probenet is informatie te vinden<br />

over zelfevaluatie, maar er worden ook tal van <strong>een</strong>voudige technieken voor<br />

dataverzameling op zeer beknopte wijze beschreven. Daarnaast is het aan te<br />

raden dat docenten zelf manieren verzinnen om op zinvolle wijze data te<br />

verzamelen over de te onderzoeken praktijksituatie.<br />

dagboek In veel theorieën over actieonderzoek wordt de aandacht gevestigd op het<br />

gebruik van <strong>een</strong> dagboek. Hiervoor is het logboek al naar voren gekomen,<br />

maar daar lag het accent primair op de instrumentele functie. Een dagboek is<br />

vrijblijvender van karakter als het om de inhoud gaat. Ook persoonlijke reflecties<br />

over de dagelijkse praktijk hebben hun plaats in <strong>een</strong> dagboek. Het<br />

bijhouden van <strong>een</strong> (onderzoeks)dagboek is wellicht g<strong>een</strong> natuurlijke bezigheid<br />

voor docenten, maar ook voor het schrijven in <strong>een</strong> dagboek geldt dat<br />

oefening kunst baart.<br />

Altrichter et al. (1993) geven <strong>een</strong> aantal redenen waarom het schrijven in<br />

<strong>een</strong> (onderzoeks)dagboek <strong>een</strong> toegevoegde waarde heeft :<br />

1 Een dagboek is altijd toegankelijk, in elke verloren minuut kan <strong>een</strong><br />

docent kleine notities, ideeën, reflecties op <strong>een</strong> bepaald voorval neerschrijven.<br />

Het betreft <strong>een</strong> heel laagdrempelige manier om data over de<br />

eigen praktijk te verzamelen en het heeft weinig organisatorische<br />

voeten in de aarde.<br />

2 In <strong>een</strong> dagboek kan de ontwikkeling van percepties en inzichten gedurende<br />

het hele onderzoeksproces gedocumenteerd worden. Zowel<br />

succesvolle als niet succesvolle ervaringen maken deel uit van de documentatie.<br />

Beide kunnen aanknopingspunten bieden voor het leren.<br />

3 Ook zonder in <strong>een</strong> onderzoeksproces betrokken te zijn, kan <strong>een</strong> dagboek<br />

<strong>een</strong> toegevoegde waarde hebben. Dikwijls vormen dagboeknotities<br />

het begin van <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> idee.<br />

4 Ten slotte wordt er nog op gewezen dat het gebruik van <strong>een</strong> dagboek<br />

aansluit bij <strong>een</strong> aloude onderzoekstraditie. Met name zoölogen, antropologen<br />

en sociologen hebben in het verleden (en nog steeds) veel<br />

gebruik gemaakt van dagboeken.<br />

114 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

gegevens<br />

verzamelen<br />

Bij elke stap in het activiteitenplan kunnen data verzameld worden. De<br />

dataverzameling is niet voorbehouden voor de verkenningsfase. Bij elke fase<br />

dient zoveel mogelijk op basis van feitelijke gegevens gereflecteerd te worden.<br />

Daarnaast is het van belang niet tot in het oneindige gegevens te blijven<br />

verzamelen. Wanneer de gegevens voldoende licht laten schijnen op de gestelde<br />

vraag, is het genoeg. Bij het verzamelen van gegevens is het van belang<br />

uit verschillende vaatjes te tappen. Gegevens kunnen <strong>een</strong> vertekend<br />

beeld opleveren wanneer bij <strong>een</strong> bron met één techniek data zijn verzameld.<br />

Het verdient aanbeveling altijd verschillende technieken te gebruiken. Men<br />

kan bijvoorbeeld niet all<strong>een</strong> gebruikmaken van vragenlijsten maar ook van<br />

interviews om de mening van leerlingen te achterhalen. Het kan ook g<strong>een</strong><br />

kwaad verschillende bronnen, dus niet all<strong>een</strong> de leerlingen maar ook de<br />

ouders of de collega’s, te raadplegen. Ten slotte is het goed wanneer docenten<br />

ook anderen om hulp vragen bij het verzamelen van gegevens. Een collega<br />

kan bijvoorbeeld in de klas komen om <strong>een</strong> groepje leerlingen te<br />

observeren tijdens de instructiemomenten van de betreffende docent.<br />

& 10. Initiëren van actieonderzoeksprojecten<br />

netwerken De afgelopen jaren is het Nederlandse en Vlaamse onderwijs voorzichtig<br />

begonnen met veelbelovende, veelal kleinschalige actieonderzoeksprojecten.<br />

Een aantal Nederlandse scholen maakten deel uit van <strong>een</strong> grootschalig<br />

actieonderzoekproject : ARTE-international (Action Research in Teacher<br />

Education). Het project was <strong>een</strong> samenwerking tussen Nederland, Rusland,<br />

Engeland en de Verenigde Staten. Binnen het project werd gewerkt in netwerken,<br />

dat wil zeggen groepjes van vijf tot tien docenten van <strong>een</strong> aantal<br />

scholen voor secundair onderwijs. Er waren maandelijkse begeleidingsbij<strong>een</strong>komsten<br />

met het eigen netwerk en <strong>een</strong> aantal bij<strong>een</strong>komsten met alle<br />

netwerken gezamenlijk. De docenten in de netwerken voerden twee jaar<br />

lang individueel of gezamenlijk hun actieonderzoek uit en de begeleiders<br />

deden onderzoek naar hun eigen begeleiding van de betreffende docenten.<br />

Voor <strong>een</strong> school die net aanvangt met actieonderzoek is het wellicht wat<br />

hoog gegrepen met<strong>een</strong> in <strong>een</strong> grootschalig internationaal project mee te<br />

draaien. Een netwerk, hoe kleinschalig ook, is <strong>een</strong> sterke structuur om het<br />

actieonderzoekproces aan te vangen en gaande te houden. Uit de voorgaande<br />

paragrafen is gebleken dat actieonderzoek niet iets is dat zich in<br />

<strong>een</strong> vacuüm voltrekt. Dialoog met anderen is van essentieel belang bij actieonderzoek.<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 115


Netwerken kunnen gevormd worden :<br />

1 binnen het eigen actieonderzoek. De docent kan met zijn ‘critical<br />

friends’ en mensen die aan het actieonderzoek hebben meegewerkt<br />

of erdoor beïnvloed worden <strong>een</strong> netwerk vormen;<br />

2 tussen de actieonderzoekers. Dialoog kan gezocht worden met andere<br />

docenten die betrokken zijn bij actieonderzoeksprojecten. Dit kunnen<br />

collega’s zijn binnen de school, maar zeker ook collega’s van andere<br />

scholen;<br />

3 tussen landen. In het voorbeeld van ARTE-international is <strong>een</strong> grootschalige<br />

internationale samenwerking gezocht, wat veel organisatie<br />

en coördinatie van activiteiten <strong>vraagt</strong>. Internationale samenwerking<br />

kan ook op kleinschaligere wijze tot stand komen, bijvoorbeeld door<br />

Comenius-projecten, ge(co)financierd door de Europese Commissie;<br />

4 tussen professionals. Er bestaan diverse internationale netwerken<br />

waarbij mensen die op <strong>een</strong> of andere manier betrokken zijn bij actieonderzoek<br />

zich één of twee keer per jaar verenigen tijdens <strong>een</strong> conferentie.<br />

Dikwijls hebben deze netwerken <strong>een</strong> eigen website of eigen<br />

publicaties. Twee voorbeelden van dergelijke internationale netwerken<br />

zijn PRAR (Practitioners Research & Action Research) en CARN<br />

(Collaborative Action Research Network).<br />

voordelen Samenwerken in <strong>een</strong> netwerk verruimt het blikveld en geeft de gelegenheid<br />

nieuwe leerervaringen op te doen. Bij<strong>een</strong>komen in <strong>een</strong> netwerkstructuur<br />

kan heel motiverend en inspirerend werken. Mensen spreken elkaar moed<br />

in en herkennen zich in elkaars problemen. Daarnaast kan <strong>een</strong> netwerk <strong>een</strong><br />

rijke leeromgeving bieden waar veel informatie te geven en te halen is. Contacten<br />

met netwerkleden blijven meestal niet beperkt tot de formele bij<strong>een</strong>komsten,<br />

het aantal mogelijkheden voor feedback stijgt binnen <strong>een</strong> netwerk<br />

exponentieel.<br />

reflectief<br />

onderzoeksmatig<br />

handelen<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

& 11. Onderzoek en kwaliteit : twee kanten van dezelfde medaille<br />

In deze bijdrage werd getracht het belang van actieonderzoek te onderstrepen<br />

door aan te geven dat in hedendaagse organisaties leren en werken met<br />

elkaar versmolten zijn. Wil <strong>een</strong> docent zichzelf goed toerusten om succesvol<br />

te kunnen handelen in het hedendaagse onderwijs, dan is het van belang dat<br />

hij zich <strong>een</strong> <strong>onderzoekende</strong> <strong>houding</strong> eigen maakt. <strong>Kwaliteit</strong> van onderwijs<br />

wordt uiteindelijk gemaakt op de werkvloer. Natuurlijk zijn er tal van structuren<br />

en systemen die docenten daarbij kunnen ondersteunen. Deze structuren<br />

moeten echter dienstbaar zijn aan <strong>een</strong> hoger doel, namelijk de docent<br />

in staat stellen te excelleren in zijn eigen praktijk. Zoals beschreven bestaat<br />

116 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN


KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

kwaliteit steeds<br />

verder ontwikkelen<br />

het gevaar erin dat deze structuren, tools en systemen vanuit <strong>een</strong> te ver<br />

doorgevoerde behoefte aan controle verheven worden tot doel op zich; juist<br />

dan schieten ze hun doel voorbij. Ook in actieonderzoekstrategieën bestaat<br />

het risico actieonderzoek louter als <strong>een</strong> handige manier te zien om vernieuwingen<br />

in <strong>een</strong> school door te voeren. Actieonderzoek dient echter niet all<strong>een</strong><br />

dergelijke instrumentele doelen. Om met Geert Kelchtermans (2001) te spreken<br />

: ‘‘Reflectief onderzoeksmatig handelen heeft betrekking op de technische,<br />

morele, politieke en emotionele dimensies van de onderwijspraktijk.<br />

In <strong>een</strong> schoolcultuur waar reflectief onderzoeksmatig handelen geïntegreerd<br />

is, werken zelfbewuste, reflectieve en hoogwaardige professionals<br />

die met elkaar de zorg willen dragen voor de kwaliteit van de school.’’<br />

Bij de kwaliteit van scholen gaat het niet all<strong>een</strong> om het bewaken en borgen<br />

van de kwaliteit, het gaat er juist ook om de kwaliteit van de school te verbeteren<br />

en verder te ontwikkelen. De vraag is nu over welke competenties<br />

scholen moeten beschikken om hun kwaliteit steeds verder te ontwikkelen.<br />

Gaat het niet juist om competenties die het inzicht in de eigen praktijk van de<br />

school vergroten, het vermogen om te experimenteren stimuleren, de kunst<br />

van de samenwerking verrijken en het delen van opgedane kennis en inzichten<br />

aanmoedigen (zie ook Ponte, 2003) ? Laten dit nu juist de competenties<br />

zijn die binnen <strong>een</strong> actieonderzoekstrategie integraal zijn opgenomen.<br />

& 12. Literatuur<br />

Altrichter, H., Posch, P. en Somekh, B., Teachers investigate their work : An introduction to<br />

the methods of action research, Londen, Routledge, 1993.<br />

Cochran-Smith, M. en Lytle, S., The teacher research movement : A decade later, inEducational<br />

Researchers, 28(7), 1999, p. 15-25.<br />

Doyle, W., Classroom organisator and management, in Wittrock, M.C. (ed.), Handbook of<br />

research on teaching, 3rd edition, New York, MacMillan, 1986, p. 392-431.<br />

Du Bois-Reymond, M., Jongeren op weg naar volwassenheid, Groningen, Wolters-Noordhoff,<br />

1992.<br />

Elliott, J., Action research for educational change, Buckingham, Open University Press,<br />

1991.<br />

Kelchtermans, G., Actie-onderzoek, <strong>een</strong> strategie voor professionele ontwikkeling, inSchoolleiding<br />

en -begeleiding, Zaventem, Kluwer Editorial, 1994.<br />

Kelchtermans, G., Reflectief ervaringsleren voor leerkrachten : Een werkboek voor opleiders,<br />

nascholers en stagebegeleiders, Mechelen, Wolters Plantyn, 2001.<br />

Mintzberg, H., Organisatie structuren, Schoonhoven, Academic Service, 1992.<br />

Ponte, P., Actie-onderzoek door docenten : uitvoering en begeleiding in theorie en praktijk,<br />

Leuven/Apeldoorn, Garant, 2002a.<br />

Ponte, P., Onderwijs van eigen makelij : Procesboek actieonderzoek in scholen en opleidingen,<br />

Soest, H. Nelissen, 2002b.<br />

Ponte, P., Interactieve professionaliteit en interactieve vormen van kennisontwikkeling in speciale<br />

onderwijszorg, Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2003.<br />

ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN & 117


Senge, P., Lerende scholen : Het vijfde discipline-handboek voor onderwijzers, ouders en ieder<strong>een</strong><br />

die betrokken is bij scholing, Den Haag, Academic Service, 2001.<br />

Tennekes, J., Organisatiecultuur : <strong>een</strong> antropologische visie, Leuven/Apeldoorn, Garant,<br />

1995.<br />

Van den Broeck, H., Organisaties op scherp : Hoe slimme managers verandering aansturen,<br />

Tielt, Lannoo, 2002.<br />

Van Kan, C.A. en van der Haar, S., Flexibilisering binnen de grenzen van de maakbaarheid;<br />

naar <strong>een</strong> contextuele benadering van organisatieverandering, inLosse koppelingen : Over<br />

flexibilisering van arbeid, organisaties en leefwereld, Den Haag, Elsevier Bedrijfsinformatie,<br />

2004.<br />

Van Lakerveld, J.A., Het corporate curriculum : Onderzoek naar werk-leeromstandigheden in<br />

instellingen voor zorg en welzijn, Enschede, PrintPartners Ipskamp, 1995.<br />

Noten<br />

KWALITEIT VRAAGT EEN ONDERZOEKENDE HOUDING<br />

1. In Nederland is ‘docent’ de gebruikelijke term om <strong>een</strong> leerkracht secundair onderwijs<br />

aan te duiden.<br />

118 & ACTIEF JE ONDERWIJSPRAKTIJK ONDERZOEKEN EN BIJSTUREN

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!