13.07.2015 Views

KOEPELCONVENANT - Aedes

KOEPELCONVENANT - Aedes

KOEPELCONVENANT - Aedes

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>KOEPELCONVENANT</strong>ENERGIEBESPARING GEBOUWDE OMGEVING


Convenantpartijen:1. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, verder tenoemen : “de minister”,2. De vereniging Bouwend Nederland, statutair gevestigd teZoetermeer, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd doorde voorzitter, de heer mr. drs. L.C. Brinkman, hierna tenoemen “Bouwend Nederland”;3. De vereniging Energie- Nederland, statutair gevestigd te DenHaag, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door dedirecteur, de heer drs. A. Jurjus, hierna te noemen “Energie-Nederland”;4. De vereniging UNETO-VNI, statutair gevestigd teZoetermeer, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd doorde voorzitter, de heer M. Engels, hierna te noemen “Uneto-VNI”;5. <strong>Aedes</strong>, vereniging van woningcorporaties, statutair gevestigdte Den Haag, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd doorde heer W.M. Hazeu, hierna te noemen “<strong>Aedes</strong>”;6. De vereniging Nederlandse Woonbond, statutair gevestigd teAmsterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door devoorzitter, de heer drs. J.P. Laurier, hierna te noemen“Woonbond”;7. De vereniging NEPROM, statutair gevestigd te Voorburg, tedezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter, deheer ir. W.J. Bodewes, hierna te noemen “NEPROM”;8. NVB,Vereniging voor ontwikkelaars en bouwondernemers,statutair gevestigd te Voorburg, te dezen rechtsgeldigvertegenwoordigd door de voorzitter, de heer J. Goossens,hierna te noemen “NVB”;9. Vastgoed Belang Vereniging van particuliere beleggers invastgoed, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door devoorzitter, de heer J. Kamminga, hierna te noemen“Vastgoed Belang”;In overweging nemende dat:• In 2008 drie convenanten over energiebesparing in degebouwde omgeving zijn gesloten tussen de rijksoverheid enmarktpartijen;• In het in maart 2011 door de Tweede Kamer besproken Planvan Aanpak Energiebesparing Gebouwde Omgeving isvastgelegd dat de bestaande convenanten, in overleg met deconvenantpartijen, tegen het licht worden gehouden inverband met de veranderde doelstellingen en de veranderdeeconomische situatie;1


• Alle tot nu toe betrokken partijen aangegeven hebben veelwaarde te hechten aan het handhaven van de convenantenen door te willen gaan met de samenwerking;• Convenantpartijen erkennen dat energiebesparingonvermijdelijk is met het oog op de ambitie van de Europeserichtlijn voor de energieprestatie van gebouwen, met het oogop het beheersbaar willen houden van de woonlasten en demogelijke impuls voor de bouwsector;• Convenantpartijen onder ogen zien dat het Europese beleideen aantal verplichtingen met zich brengt zoals het verplichtstellen en handhaven van het energielabel opmutatiemomenten, het verplicht stellen van componenteisenbij renovaties en het energieneutraal bouwen vanaf 2020;• Convenantpartijen erkennen dat in de afgelopen periode veelis bereikt met de uitvoering van de huidige convenanten. Uitmonitorgegevens blijkt dat in de afgelopen convenantperiode(2008-2011) naar schatting van 950.000 woningen deenergieprestatie met 20-30% is verbeterd;• Convenantpartijen zich realiseren dat er een opschaling vande aanpak moet komen om een doorbraak te bereiken endat daarvoor een gezamenlijke inzet noodzakelijk is;• Convenantpartijen onder ogen zien dat de grootste opgaveligt in het verbeteren van de energieprestatie in debestaande bouw;• Energiezuinige nieuwbouw als voorbeeld kan dienen voor hetverbeteren van de energieprestatie in de bestaande bouw enhet raadzaam is nieuwbouw en bestaande bouw insamenhang met elkaar te beschouwen;• Convenantpartijen erkennen dat zowel gebouwgebondenmaatregelen als gebiedsmaatregelen ingezet kunnen wordenom het potentieel voor verbetering van de energieprestatiete realiseren.• Convenantpartijen erkennen dat het vergroten en verbeterenvan de markt van vraag en aanbod essentieel is om bijenergiebesparing in de bestaande bouw en de nieuwbouween doorbraak te bereiken;• Het voor een succesvolle energiebesparingaanpak in degebouwde omgeving noodzakelijk is om een groot draagvlakbij gebouweigenaren en huurders te hebben;• Convenantpartijen het belang van een gezamenlijke aanpakvan energiebesparing in de gebouwde omgeving, zowel vande bestaande bouw als de nieuwbouw, erkennen;• Convenantpartijen overeengekomen zijn dat degezamenlijkheid tot uitdrukking wordt gebracht in eenkoepelconvenant en dat onder dit koepelconvenant de driebestaande sectorconvenanten, in een geactualiseerde vorm,worden ondergebracht. Het koepelconvenant en deonderliggende sectorconvenanten horen bij elkaar;2


• Het koepelconvenant en de onderliggende convenantenafspraken bevatten om de doelen te realiseren, waarbij deverdeling van taken en verantwoordelijkheden over deconvenantpartijen is vastgelegd;• De afspraken uit het koepelconvenant en desectorconvenanten binnen zes maanden na ondertekeningworden uitgewerkt in uitvoeringsprogramma’s;• De groep van convenantpartijen, waar nodig, kan wordenuitgebreid indien alle convenantpartijen hiermee instemmen;• Het energiezuiniger maken van gebouwen is ingekaderd inde herziene Europese richtlijn energieprestatie vangebouwen uit 2010 (EPBD nr. 2010/31/EU);• De Nederlandse overheid er aan gehouden is zowel deEuropese richtlijn voor Energie-efficiency bij het eindgebruiken energiediensten (nr. 2006/32/EG) als de richtlijn voorDuurzame Energie (nr.2009/28/EG) uit te voeren;• Het rijk afspraken heeft gemaakt met een groot aantalsectoren in de utiliteitsbouw (onder de MeerJarenAfspraken3, MJA3) om energie efficiëntie onder de aandacht tebrengen van de achterban. BZK is verantwoordelijk voor dedienstensectoren met “gebouw gerelateerd energieverbruik”.Komen overeen als volgt:Artikel 1 Inhoudelijke afspraken; inspanningen van departijenArtikel 1.1. EnergiebesparingdoelenConvenantspartijen spreken af zich in te zetten ten behoeve vanvermindering van het gebouwgebonden energieverbruik in de vollebreedte van de gebouwde omgeving (woningen enutiliteitsgebouwen, bestaande bouw en nieuwbouw). Daarbijworden de gebouwen op een voldoende energetisch niveaugebracht op een zo kosteneffectief mogelijke wijze. De geplandeinvoering van de normen EPG en EMG zorgt ervoor dat eenobjectieve beoordeling van de energieprestatie van techniekenmogelijk wordt zowel voor de nieuwbouw als voor de bestaandebouw, met een gelijk speelveld voor verschillende typenmaatregelen (zowel gebouwgebonden als gebiedsmaatregelen).De vermindering gaat van een niveau van 617 PJ in 2008 naar eenniveau van op zijn hoogst 507 PJ in 2020. Er wordt naar gestreefddit doel te bereiken met een tussenstap naar 540 PJ in 2015.3


Artikel 1.2. WoonlastenConvenantpartijen zetten zich in om door de toepassing vanenergiebesparende maatregelen voor energieverbruikers destijging van de woonlasten beheersbaar te houden. Deenergiebesparende maatregelen zullen zo kosteneffectief mogelijkmoeten zijn.Met het oog op de woonlastenproblematiek spreken partijen af datpilotprojecten worden uitgevoerd om te komen tot een passendafwegingskader voor de keuze tussen verschillende maatregelen.Daarbij worden gebouwgebonden maatregelen,gebiedsmaatregelen en gedragsverandering in hun integraliteitbezien. De resultaten van deze projecten worden door deconvenantpartijen besproken. Op basis daarvan worden doorpartijen nadere afspraken gemaakt over de woonlastenaanpak.Artikel 1.3. Gedragsverandering gebouwgebruikersOm het verbruikgedrag (stookgedrag) en het investeringsgedrag tekunnen beïnvloeden, spreken de convenantpartijen de volgendeacties af:1. Convenantpartijen zullen gezamenlijk investeren in hetvergroten van de kennis over gedragsverandering in relatietot energiebesparing. Het ministerie van BZK zal in 2012onderzoek laten uitvoeren naar gedragsdeterminanten enhoe deze te beïnvloeden zijn, met name ten aanzien van hetinvesteringsgedrag.2. Convenantpartijen zetten gedragsveranderingprogramma’sop, samen met relevante partijen uit onderwijs enonderzoek.3. Convenantpartijen zetten zich in om de kansen te benuttendie slimme meters bieden als informatiebron voorgedragsveranderingprogramma’s , bijvoorbeeld in het kadervan Blok voor Blokprojecten.4. Convenantpartijen zullen de komende jaren viacommunicatieacties, in overleg met netbeheerders, veelaandacht besteden aan het nut van aanvullende productenen diensten bij een slimme meter voor deenergiebesparingaanpak.5. De energiebesparingeffecten van de slimme meter, met zijnaanvullende producten en diensten, worden gemonitordonder de verantwoordelijkheid van het ministerie van E&LI.Artikel 1.4. Invoering energielabelDe convenantpartijen spreken de volgende acties af:4


1. Toepassing, op mutatiemomenten, van het energielabel bijnieuwe en bestaande gebouwen. Het ministerie van BZK zetzich er voor in dat de relevante wet- en regelgeving wordtaangepast om handhaving en sanctionering mogelijk temaken bij het ontbreken van het energielabel opmutatiemomenten. Het ministerie van BZK zet zich er voorin om genoemde wet- en regelgeving zo spoedig mogelijkaan te bieden aan de Tweede en Eerste Kamer.2. Eigenaren van utiliteitsgebouwen voor zover zij wordenvertegenwoordigd door de convenantpartijen streven er naarom hun panden tenminste op label C niveau te (laten)brengen, mits economisch haalbaar.3. Het ministerie van BZK zet zich er voor in om in 2013 inregelgeving te hebben vastgelegd dat het energielabel moetworden opgenomen in commerciële advertenties waarmeegebouwen te koop of te huur worden aangeboden.4. Het ministerie van BZK zet zich er voor in dat in 2013 hetenergielabel in alle overheidsgebouwen groter dan 500 m 2en met een baliefunctie zichtbaar is aangebracht. Hetministerie van BZK zal bevorderen dat ook andereoverheden dit gaan oppakken.5. Het ministerie van BZK zet zich er voor in om gemeenten ervoor te laten zorgen dat in 2013 het energielabel zichtbaar isaangebracht in alle gebouwen met een publieke functie natransactie (verkoop of verhuur). Het gaat hier om gebouwengroter dan 500 m 2 met een baliefunctie (bijvoorbeeld hotels,theaters, grote warenhuizen, etc).6. In 2013 treedt het energie label voor de nieuwbouw inwerking. Vooruitlopend daarop zal in 2012 een pilot wordenuitgevoerd. Convenantpartijen dragen zorg voor detoepassing ervan en zetten zich in dat het nieuwbouwlabelwordt gebruikt bij de marketing en verkoop van nieuwegebouwen.7. Na onderzoek wordt uiterlijk in 2014 het perspectiefgeschetst of en op welke wijze er verplichtingen aan debestaande voorraad kunnen worden opgelegd, die uiterlijkper 2020 ingaan.Artikel 1.5. Ontwikkelen instrumentenmixTen behoeve van de uitvoering van de convenantafspraken zullende volgende instrumenten worden ingezet dan wel wordenontwikkeld:1. Wet- en regelgeving;2. Onderzoek financiële prikkels;3. Experimenten;4. Communicatie;5. Kennisontwikkeling en – verspreiding.5


Ad 1: Wet- en regelgevingEnergiebesparing in de bestaande bouw en de nieuwbouw zalworden ondersteund met wet- en regelgeving, die daartoeaangepast moet worden. Deze aanpassingen zijn al voorzien in hetkader van de implementatie van de herziene EPBD. Het ministeriezet zich er voor in dat de aanpassingen tijdig door de Tweede enEerste kamer behandeld kunnen worden.1. Bestaande bouw: bij verbouwingen zullen in 2013 minimumprestatie-eisen gesteld moeten kunnen worden aanconstructie- onderdelen, zoals bijvoorbeeld een dak of gevel.De convenantpartijen dragen zorg voor de uitvoering, doorhun achterban te informeren en de toepassing tebevorderen.2. Vanaf 2013 zal een rendementseis voor installatiesystemenvan toepassing moeten zijn. Deze eis zal worden vastgelegdin een wijziging van het Bouwbesluit 2012. Deconvenantpartijen dragen zorg voor een optimale uitvoeringvan deze eis door hun achterban te informeren entoepassing te bevorderen.3. Vanaf medio 2012 zullen de nieuwe normen EnergiePrestatie van Gebouwen (EPG) en EnergieprestatienormMaatregelen op Gebiedsniveau (EMG) voor de nieuwbouwvan kracht moeten zijn. Er zal zo spoedig mogelijk ook eenEPG en EMG voor het bepalen van de energieprestatie vande bestaande bouw van kracht worden.4. De Wet Milieubeheer zal worden ingezet omutiliteitsgebouwen energiezuiniger te maken. Het ministerievan BZK zal daarover in overleg treden met het ministerievan I&M om te bevorderen dat gebouweigenaren,gebouwgebruikers en gemeenten deze taak gaan oppakken.Ad 2: Onderzoeken financiële prikkels1. Convenantpartijen zullen zich in 2012 en volgende jareninspannen om goedkope leningen mogelijk te maken voorhet energiezuiniger maken van zowel bestaande als nieuwewoningen, wooncomplexen en utiliteitsgebouwen. Daarbijzullen zij onderzoeken of een revolverend fonds kan wordeningezet om deze goedkope leningen mogelijk te maken.2. Convenantpartijen zullen onderzoeken hoe de bestaandeenergierekening kan worden ingezet om klanten tefaciliteren bij het financieren van investeringen inenergiebesparingsmaatregelen. Een en ander zal zovormgegeven moeten worden dat klanten niet wordenbeknot in hun keuzevrijheid.3. Convenantspartijen zullen in 2012 onderzoeken in welkemate een verruiming van de leencapaciteit mogelijk is aande hand van de energieprestatie van de woning.6


Ad 3: ExperimentenOm tot een doorbraak en opschaling te komen vanenergiebesparing in de bestaande bouw en de nieuwbouw zijn enworden experimenten uitgevoerd. Hierbij is het doel en het strevenom van de experimenten te leren en de mechanismen te vindenwaardoor het proces van energiebesparing goed en “vanzelf” gaatlopen. De resultaten van de experimenten zullen in hetconvenantoverleg worden besproken, waarbij partijen afsprakenzullen maken over de wijze waarop de resultaten worden gebruiktin de energiebesparingaanpak. Het gaat om de volgendeexperimenten:1. In de periode 2012 tot 2014 wordt, op initiatief van hetministerie van BZK, door een aantal consortia de Blok voorBlok pilot uitgevoerd. Het gaat om acht projecten waar perproject minimaal 2.000 woningen energiezuiniger wordengemaakt. Daarnaast zijn vijf Green Deals afgesloten overprojecten waar, op dezelfde grote schaal, deenergieprestatie van woningen worden verbeterd. Deze Blokvoor Blok en Green Dealprojecten worden financieelondersteund door het ministerie van BZK. Na afronding vande projecten zullen door het ministerie conclusies wordengetrokken over de mogelijkheden om tot een landelijkeopschaling te komen.2. Green Deal Overijssel: de provincie Overijssel heeft op zichgenomen om 10.000 particuliere woningen energiezuinigerte maken in de periode 2012 – 2014. Als tegenprestatiedraagt het ministerie van BZK bij aan de aanloop- enproceskosten, monitoring en het opzetten van een kennisenleertraject in samenhang met Blok voor Blok. In 2014 zalhet ministerie van BZK, in overleg met de provincie,conclusies trekken over de mogelijkheden die de werkwijzein Overijssel biedt om tot een landelijke opschaling tekomen. Dit in aanvulling op en in afstemming met debevindingen van de Blok voor Blok pilot.3. Green Deal Rotterdamse Groene Gebouwen: de gemeenteRotterdam sluit voor maatschappelijk vastgoed onderhoudenenergie prestatiecontracten af in de periode 2011- 2014.Er dient een energie- en CO 2 reductie van ca. 30% percontract bereikt te worden. Het ministerie van BZK geeftfinanciële steun aan dit initiatief.Daarnaast lopen onder verantwoordelijkheid van het ministerievan BZK experimenten binnen de Energiesprong van deStuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), GebiedenEnergieneutraal (GEN) en diverse Green Deals.7


Ad 4: Communicatie• Convenantpartijen stemmen hun communicatie activiteitenop elkaar af daar waar het gaat om bredere thema's diebijdragen aan het succes van de uitvoering van deconvenanten en waarbij een eenduidige boodschap door allepartijen van belang is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld omcommunicatie over het energielabel, gedrag, beperkingenergiekosten / woonlasten, toepassing slimme meter, etc.Het is van belang om daarbij een benadering te volgen metals doel de gebouweigenaren en gebouwgebruikers ookdaadwerkelijk te bereiken en in beweging te krijgen door aante sluiten bij hun behoeften en percepties, zo mogelijk perdoelgroep gesegmenteerd. Het gaat daarbij nadrukkelijk nietom concurrentiegevoelige communicatieactiviteiten die demarketing van individuele bedrijven doorkruisen.Ad 5: Kennisontwikkeling en – verspreiding1. In 2013 en 2014 worden de lopende experimenten door hetministerie van BZK geëvalueerd. Het gaat om de ExcellenteGebieden, Koplopergebieden, alle Blok voor Blokprojecten,de Innovatieprojecten en het “10.000 woningenplan” inOverijssel. Op basis daarvan wordt de aanpak vanenergiebesparing in de bestaande bouw en de nieuwbouw, inoverleg met de convenantpartijen, aangescherpt. Deconvenantpartijen zullen de resultaten van de nieuweaanpak in de praktijk toepassen.2. De bekendheid van beschikbare (digitale) instrumentenwordt door de partijen vergroot). De Leidraad Green Leasekan bijvoorbeeld als basis dienen voor het opstellen vanduurzame huurcontracten.3. Convenantpartijen besteden meer aandacht aanenergiebesparing en kwaliteitsborging in de opleidingen vande achterban.4. Convenantpartijen zorgen voor een betere kwaliteitsborgingin de uitvoeringspraktijk van energiebesparing. Voor denieuwbouw is hiervoor de KopStaart aanpak ontwikkeld.Deze wordt de komende jaren verder uitgerold.5. Convenantpartijen ontwikkelen een bruikbare manier voorhet ontzorgen van gebouwgebruikers en passen die toe.Daarbij wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van deervaringen die op dit punt zijn opgedaan bij de Blok voorBlok pilot.6. Convenantpartijen bevorderen in de komende jarenketenintegratie met als doel de kosteneffectiviteit vanenergiebesparende maatregelen te vergroten, doorfaalkosten te vermijden en de bouwtijd te verkorten.8


Artikel 1.6. MonitoringHet ministerie van BZK draagt zorg voor het laten uitvoeren van dejaarlijkse monitor. Die monitor wordt zodanig ingericht dat kanworden bepaald of en in welke mate de doelstellingen van hetkoepelconvenant worden gerealiseerd. Bij het uitvoeren van dezemonitor wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van informatie vande convenantpartijen.De monitor zal in ieder geval betrekking hebben op de volgendeaspecten:• Het energieverbruik van het gebouwgebondenenergieverbruik op basis van CBS gegevens.• Energiebesparing in bestaande woningen door gebruik temaken van monitorgegevens over de afzet vanenergiebesparende maatregelen en de monitorgegevens van<strong>Aedes</strong> en Vastgoed Belang.• Bijdrage van duurzame energiemaatregelen en decentraleenergieopwekking aan de doelstelling.• Effect van energiebesparing in de gebouwde omgeving op deontwikkeling van de woonlasten en op de werkgelegenheid inde bouwsector.• EPC waarde bij vergunningverlening en bij oplevering.• Relatie tussen het energielabel en de EPC enerzijds en hetenergieverbruik anderzijds (gas e/o warmte en elektra).• Relatie tussen de investeringen in energiebesparendemaatregelen, de daadwerkelijk besparing van (primaire)energie en de totale woonlasten (inclusief energiekosten)voor en na de investering.Monitor Woonlasten:Voor de monitor van woonlasten worden ontwikkelingen op 3niveaus in kaart gebracht:• Generieke trends: de trends van woonlasten en deontwikkeling van de energieprestatie van degebouwvoorraad;• Ontwikkelingen op projectniveau: zicht krijgen op deeffecten van het treffen van energiebesparendemaatregelen;• Incidentele zaken: incidenteel onderzoek naar de effectenvan ontwikkelingen zoals: vervanging van lokale verwarmingdoor individuele warmtepompen, etc.Monitor gebiedsmaatregelen:• Het ministerie van BZK, Energie- Nederland en UNETO-VNIontwikkelen in 2012 een monitoringmethodiek waarmee debijdrage van gebiedsmaatregelen aan de doelstellingzichtbaar kan worden gemaakt. Deze partijen houden deandere convenantpartijen op de hoogte van de voortgang en9


leggen principiële keuzen voor aan de andere partijen(bijvoorbeeld definities). In 2012 wordt demonitoringmethodiek gezamenlijk vastgesteld. In 2013 zaleen nulmeting worden uitgevoerd.• De monitor gebiedsmaatregelen wordt jaarlijks uitgevoerd.De resultaten van deze monitor worden jaarlijks besprokendoor partijen, waarbij beoordeeld wordt of er aanleiding istot het bijstellen van de doelstelling.Artikel 2 Werkwijze en periodiek overlegConvenantpartijen gaan gezamenlijk aan de slag met de uitvoeringvan de convenanten. Uiterlijk een half jaar na ondertekening vande convenanten worden uitvoeringsprogramma’s vastgesteld.Om uitwerking te geven aan de acties uit de convenanten wordenzogenoemde Thematafels ingesteld. Aan die Thematafels wordenniet alleen de landelijke koepelorganisaties die bij dit convenantzijn betrokken, uitgenodigd maar ook de koplopende partijen uit deachterbannen en/of (deskundige) partijen die een essentiëleinbreng kunnen leveren bij het uitwerken en uitvoeren van devoorgenomen acties. De Thematafels worden ingesteld voor deperiode, benodigd voor de uitwerking van die acties en wordenvoorgezeten door de trekkende convenantpartij.Onder leiding van de minister van BZK zal in een in te stellenBestuurlijk Overleg één keer per jaar worden gesproken over devoortgang in de uitvoering van de convenanten. In dit BestuurlijkOverleg zijn alle convenantpartijen vertegenwoordigd. In hetoverleg zal worden vastgesteld in welke mate de uitvoering van deafgesproken acties bijdraagt aan de realisatie van de doelen. Tenbehoeve daarvan wordt een monitor ingericht die het mogelijkmaakt om de doelrealisatie jaarlijks te volgen. Indien nodig stuurthet Bestuurlijk Overleg bij in de uitvoering.Om het Bestuurlijk Overleg voor te bereiden en te voeden met deresultaten die aan de Thematafels worden bereikt, zal eenAmbtelijk Voorportaal worden ingesteld. Dit Voorportaal bestaat uitde convenantpartijen en staat onder voorzitterschap van hetministerie van BZK. De voornaamste taak is het sturen op devoortgang en de samenhang tussen de Thematafels. Het AmbtelijkVoorportaal zal er op toe zien dat de monitorgegevens tijdigbeschikbaar komen voor het Bestuurlijk Overleg.10


Artikel 3 Kosten1. Iedere partij draagt de kosten van zijn eigen inspanningen.2. Daarnaast is het ministerie van BZK bereid voor deuitvoering van concrete acties zoals die worden vastgelegdin de uitvoeringsprogramma’s zoals bedoeld in artikel 2ondersteuning beschikbaar te stellen.3. Tevens maakt het ministerie van BZK ondersteuning van deuitvoering van de convenanten door het Agentschap NLmogelijk. Daarover maakt het ministerie jaarlijks afsprakenmet het Agentschap NL.Artikel 4 Toetredingsregeling1. Teneinde relevante partijen in zo ruim mogelijke mate tedoen participeren in dit convenant, bestaat voor hen demogelijkheid om gedurende de looptijd van het convenantals partij toe te treden. Een toetredende partij dient deverplichtingen die voor haar uit dit convenant voortvloeien teaanvaarden.2. Het ministerie van BZK is met de Vereniging vanNederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek over eenmogelijke toetreding tot dit convenant. Daarbij wordtverkend of over de volgende thema’s nadere afsprakengemaakt kunnen worden: woonlastenaanpak, gedrag,invoering energielabel, handhaving, financiën,communicatie, kennisontwikkeling en –verspreiding. Over deuitkomsten van dit overleg en over de toetreding van deVNG tot het convenant, wordt besloten in het BestuurlijkOverleg.3. Het ministerie van BZK zal het Inter Provinciaal Overleg(IPO) benaderen over een mogelijke toetreding tot ditconvenant. Over de uitkomsten van dit overleg en over deeventuele toetreding van het IPO tot het convenant, wordtbesloten in het Bestuurlijk Overleg.4. Het Ministerie van BZK is met de vereniging VvE Belang ingesprek over een mogelijke toetreding tot dit convenant.Daarbij wordt verkend of over de volgende thema's nadereafspraken gemaakt kunnen worden: communicatie,voorlichting, financiering van maatregelen bij verenigingenvan eigenaren. Over de uitkomsten van dit overleg en overde toetreding van VvE Belang tot het convenant, wordtbesloten in het Bestuurlijk Overleg.5. Andere relevante partijen kunnen een onderbouwd verzoektot toetreding schriftelijk bekend maken aan het ministerievan BZK. Zodra het Bestuurlijk Overleg schriftelijk heeftingestemd met het verzoek tot toetreding (dat geldt ookvoor VNG, IPO en VvE Belang), ontvangt de toetredende11


partij de status van convenantpartij en gelden voor die partijde voor haar uit het convenant voortvloeiende rechten enverplichtingen.6. De mogelijke afspraken met VNG, IPO en VvE Belang, deverzoeken tot toetreding en de verklaring tot instemmingworden in afschrift als bijlage aan het convenant gehecht.7. Van de toetreding wordt mededeling gedaan in deStaatscourant.Artikel 5 Naleving en geschiloplossing1. Dit convenant is een overeenkomst naar burgerlijk recht, isbindend voor partijen gedurende de looptijd, doch is niet inrechte afdwingbaar.2. Problemen in de uitvoering van dit convenant worden doorpartijen eerst in onderling overleg besproken alvorenseventueel afzonderlijk naar buiten te treden.3. Indien de beoogde doelen niet worden gehaald en/of partijenafspraken niet nakomen, zal het Bestuurlijk Overlegbijeenkomen.Artikel 6 Looptijd, evaluatie, wijziging en opzegging1. Dit convenant treedt in werking op de dag volgend op diewaarop het door partijen is ondertekend en heeft eenlooptijd tot en met 31 december 2020.2. Eind 2014 worden het koepelconvenant en de onderliggendeconvenanten geëvalueerd. Op basis van deze evaluatiekunnen de convenanten worden aangepast, mits alle partijendaarmee instemmen.3. Bij omstandigheden die wezenlijke gevolgen hebben voor deuitvoering van de convenanten, zullen partijen in overlegtreden over wijziging of beëindiging ervan.4. Indien dit overleg niet binnen 6 maanden totovereenstemming heeft geleid mag elke partij dit convenant,met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden,schriftelijk opzeggen.5. Wanneer een partij het convenant opzegt, blijft hetconvenant voor de overige partijen in stand voor zover deinhoud en strekking ervan zich daartegen niet verzet.6. Het koepelconvenant zal periodiek getoetst worden aan deontwikkelingen in het Europese beleid, waaronder deeventuele invoering van de Energie Efficiëntie Richtlijn, en zonodig worden aangepast.12


Artikel 7 Publicatie in StaatscourantDit convenant wordt een maand na de inwerkingtreding in deStaatscourant gepubliceerd.13


Aldus opgemaakt en ondertekend op 28 juni 2012 te Den Haag,Ministerie van Binnenlandse Zaken enKoninkrijksrelaties………………………………………Minister J.W.E. SpiesBouwend Nederland……………………………………...mr.drs. L.C. BrinkmanEnergie-Nederland………………………………………drs. A. JurjusUNETO-VNI……………………………………..ir. M. EngelsNEPROM……………………………………..ir. W.J. Bodewes14


NVB……………………………………..dhr. J. Goossens<strong>Aedes</strong>……………………………………..dhr . W.N. HazeuWoonbond…………………………………….drs. J.P. LaurierVastgoed Belang…………………………………….dhr. J. Kamminga15

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!