11.12.2012 Views

Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme - Wetenschappelijke ...

Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme - Wetenschappelijke ...

Klimaatstrategie - tussen ambitie en realisme - Wetenschappelijke ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Klimaatstrategie</strong> –<br />

W E T E N S C H A P P E L I J K E R A A D V O O R H E T R E G E R I N G S B E L E I D<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

A M S T E R D A M U N I V E R S I T Y P R E S S


<strong>Klimaatstrategie</strong> – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong>


De Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid werd in voorlopige vorm<br />

ingesteld in 1972. Bij wet van 30 juni 1976 (Stb. 413) is de positie van de raad definitief<br />

geregeld. De huidige zittingsperiode loopt tot 31 december 2007.<br />

Ingevolge de wet heeft de raad tot taak t<strong>en</strong> behoeve van het regeringsbeleid<br />

wet<strong>en</strong>schappelijke informatie te verschaff<strong>en</strong> over ontwikkeling<strong>en</strong> die op langere<br />

termijn de sam<strong>en</strong>leving kunn<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>. De raad wordt geacht daarbij tijdig<br />

te wijz<strong>en</strong> op teg<strong>en</strong>strijdighed<strong>en</strong> <strong>en</strong> te verwacht<strong>en</strong> knelpunt<strong>en</strong> <strong>en</strong> zich te richt<strong>en</strong><br />

op het formuler<strong>en</strong> van probleemstelling<strong>en</strong> t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de grote beleidsvraagstukk<strong>en</strong>,<br />

alsmede op het aangev<strong>en</strong> van beleidsalternatiev<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s de wet stelt de wrr zijn eig<strong>en</strong> werkprogramma vast, na overleg met de<br />

minister-presid<strong>en</strong>t die hiertoe de Raad van Ministers hoort.<br />

De sam<strong>en</strong>stelling van de raad is (tot 31 december 2007):<br />

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk (voorzitter)<br />

mw. prof. mr. dr. L. Hancher<br />

prof. dr. P.A.H. van Lieshout<br />

prof. dr. P.L. Meurs<br />

prof. dr. J.L.M. Pelkmans<br />

drs. I.J. Schoon<strong>en</strong>boom<br />

prof. dr. J.J.M. Theeuwes<br />

prof. dr. P. Winsemius<br />

Secretaris: dr. A.C. Hemerijck<br />

Plaatsvervang<strong>en</strong>d secretaris: dr. R.J. Mulder<br />

De wrr is gevestigd:<br />

Lange Vijverberg 4-5<br />

Postbus 20004<br />

2500 EA ’s-Grav<strong>en</strong>hage<br />

Telefoon 070-356 46 00<br />

Telefax 070-356 46 85<br />

E-mail info@wrr.nl<br />

Website http://www.wrr.nl


WETENSCHAPPELIJKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID<br />

<strong>Klimaatstrategie</strong> –<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Amsterdam University Press, Amsterdam 2006


Omslagfoto: © Corbis<br />

Omslagontwerp: Studio Daniëls, D<strong>en</strong> Haag<br />

Vormgeving binn<strong>en</strong>werk: Het Ste<strong>en</strong> Typografie, Maarss<strong>en</strong><br />

isbn-13 978 90 5356 868 2<br />

isbn-10 90 5356 868 9<br />

nur 907<br />

© wrr/Amsterdam University Press, D<strong>en</strong> Haag/Amsterdam 2006<br />

Alle recht<strong>en</strong> voorbehoud<strong>en</strong>. Niets uit deze uitgave mag word<strong>en</strong> verveelvoudigd, opgeslag<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> geautomatiseerd gegev<strong>en</strong>sbestand, of op<strong>en</strong>baar gemaakt, in <strong>en</strong>ige vorm of op<br />

<strong>en</strong>ige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnam<strong>en</strong> of <strong>en</strong>ige andere<br />

manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

Voor zover het mak<strong>en</strong> van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B<br />

Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van<br />

23 augustus 1985, Stb. 471 <strong>en</strong> artikel 17 Auteurswet 1912, di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> de daarvoor wettelijk<br />

verschuldigde vergoeding<strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong> aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 kb<br />

Hoofddorp). Voor het overnem<strong>en</strong> van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezing<strong>en</strong>,<br />

readers <strong>en</strong> andere compilatiewerk<strong>en</strong> (artikel 16 Auteurswet 1912) di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> zich tot de<br />

uitgever te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong>.


inhoudsopgave<br />

Sam<strong>en</strong>vatting<br />

T<strong>en</strong> geleide<br />

1 Inleiding<br />

1.1 Het klimaatprobleem<br />

1.1.1 K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het klimaatprobleem<br />

1.1.2 Belangrijke variabel<strong>en</strong><br />

1.2 Het klimaatbeleid<br />

1.3 Vraagstelling van het rapport<br />

1.4 Oplossingsrichting<strong>en</strong><br />

1.5 Opbouw van het rapport<br />

2 Probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

2.1 K<strong>en</strong>nis over het klimaat<br />

2.1.1 Antropog<strong>en</strong>e temperatuurstijging<br />

2.1.2 Gevolg<strong>en</strong> voor zeespiegel <strong>en</strong> weerpatron<strong>en</strong><br />

2.1.3 E<strong>en</strong> traag systeem<br />

2.1.4 Grote onzekerheid over feedbackprocess<strong>en</strong><br />

2.2 Omvang van het probleem<br />

2.2.1 Het klimaatprobleem als geheel<br />

2.2.2 Oplossingsrichting<strong>en</strong> als deelproblem<strong>en</strong><br />

2.3 Afwegingsproblem<strong>en</strong><br />

2.3.1 Problem<strong>en</strong> bij de afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie<br />

2.3.2 Het voorzorgsbeginsel als antwoord op onzekerheid<br />

2.3.3 Ethische afweging<strong>en</strong><br />

2.3.4 Het politieke besluitvormingsproces<br />

2.4 De beleidsvoortgang tot nu toe<br />

2.4.1 Mondiaal: het Kyoto-protocol<br />

2.4.2 De positie van de eu<br />

2.4.3 Het Nederlands beleid<br />

2.5 Conclusie<br />

3 Aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

3.1 Inleiding<br />

3.2 De beleidsag<strong>en</strong>da voor aanpassing<br />

3.3 Water als ruimtelijk probleem<br />

3.3.1 Normstelling voor de waterhuishouding<br />

3.3.2 Inhoudelijke oplossingsrichting<strong>en</strong><br />

3.4 Water als bestuurlijk probleem<br />

3.4.1 Het technisch-juridische instrum<strong>en</strong>tarium<br />

3.4.2 Het maatschappelijke draagvlak<br />

3.4.3 Bestuurlijke afstemming op internationaal niveau<br />

3.5 Conclusie<br />

inhoudsopgave<br />

11<br />

19<br />

21<br />

21<br />

21<br />

22<br />

23<br />

25<br />

27<br />

29<br />

31<br />

31<br />

31<br />

33<br />

34<br />

36<br />

40<br />

40<br />

42<br />

47<br />

47<br />

48<br />

50<br />

52<br />

53<br />

53<br />

55<br />

59<br />

61<br />

67<br />

67<br />

68<br />

73<br />

73<br />

80<br />

87<br />

87<br />

89<br />

91<br />

93<br />

7


8<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

4 Emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

4.1 Inleiding<br />

4.2 De kringloop van broeikasgass<strong>en</strong><br />

4.2.1 Verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> broeikasgass<strong>en</strong><br />

4.2.2 De dynamiek van de koolstofkringloop<br />

4.2.3 De overige broeikasgass<strong>en</strong><br />

4.3 De emissiereductie-uitdaging wat betreft fossiele co2<br />

4.3.1 Voor de 2 °C-doelstelling is de periode tot 2030 à 2050 cruciaal<br />

4.3.2 De kloof met business as usual<br />

4.4 Route 1: meer <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

4.4.1 Het belang van de route<br />

4.4.2 Pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

4.4.3 Conclusie<br />

4.5 Route 2: sleutel<strong>en</strong> aan de mondiale <strong>en</strong>ergiemix<br />

4.5.1 Het belang van de route<br />

4.5.2 Vraag 1: welke fossiele <strong>en</strong>ergiedragers?<br />

4.5.3 Vraag 2: welke sector<strong>en</strong>?<br />

4.5.4 Vraag 3: welke regio’s?<br />

4.5.5 Pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

4.5.6 Conclusie<br />

4.6 Route 3: ontbossing, bebossing <strong>en</strong> koolstofopslag op het land<br />

4.6.1 Het belang van de route<br />

4.6.2 Pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

4.6.3 Conclusie<br />

4.7 Route 4: de emissiereductie van de obg’s: het voorbeeld methaan<br />

4.7.1 Het belang van de route<br />

4.7.2 Pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

4.7.3 Conclusie<br />

4.8 Emissiereductiestrategie tot 2050<br />

4.8.1 Schets van e<strong>en</strong> mondiale strategie<br />

4.8.2 Mondiale versus Nederlandse strategie<br />

4.9 Conclusie<br />

5 Internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

5.1 Inleiding<br />

5.2 Het wereldwijde coördinatieprobleem nader bezi<strong>en</strong><br />

5.2.1 Definitie <strong>en</strong> karakterisering van coördinatie<br />

5.2.2 Complicer<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

5.2.3 Voorwaard<strong>en</strong> voor effectieve coördinatie<br />

5.3 De hoofdrolspelers: over belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleid<br />

5.3.1 Diversiteit in <strong>en</strong>ergiestructuur van de Grote Acht<br />

5.3.2 De positie van de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

5.3.3 De positie van China<br />

5.3.4 De positie van de Europese Unie<br />

5.3.5 De posities vergelek<strong>en</strong><br />

97<br />

97<br />

101<br />

101<br />

102<br />

105<br />

106<br />

106<br />

107<br />

112<br />

112<br />

112<br />

113<br />

114<br />

114<br />

114<br />

117<br />

121<br />

121<br />

128<br />

130<br />

130<br />

131<br />

132<br />

133<br />

133<br />

134<br />

135<br />

135<br />

136<br />

140<br />

141<br />

149<br />

149<br />

151<br />

151<br />

153<br />

156<br />

160<br />

160<br />

166<br />

168<br />

169<br />

171


5.4 Instituties <strong>en</strong> strategische opties voor mondiaal klimaatbeleid<br />

5.4.1 Montreal versus Kyoto<br />

5.4.2 Voortbouw<strong>en</strong> op de unfccc<br />

5.4.3 Veelkleurige flexibiliteit<br />

5.4.4 Institutionalisering van de mondiale coördinatie<br />

5.4.5 Coalitievorming <strong>en</strong> leiderschap<br />

5.5 Conclusie<br />

6 E<strong>en</strong> Nederlandse <strong>en</strong> Europese klimaatstrategie<br />

6.1 <strong>Klimaatstrategie</strong> vereist <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

6.2 E<strong>en</strong> hoge prioriteit voor aanpassing<br />

6.3 Emissiereductie: routes <strong>en</strong> tijdpad<strong>en</strong><br />

6.4 De effectiviteit van wereldwijde coördinatie<br />

6.5 Waar e<strong>en</strong> klein land groot in kan zijn<br />

Literatuur<br />

Verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

Bijlag<strong>en</strong><br />

Bijlage 1 Vier fundam<strong>en</strong>tele problem<strong>en</strong> bij de afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing<br />

<strong>en</strong> emissiereductie<br />

Bijlage 2 Het reductiepot<strong>en</strong>tieel van tr<strong>en</strong>dmatige verhoging van <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

Bijlage 3 Carbon capture and storage<br />

Bijlage 4 Wind<strong>en</strong>ergie<br />

Bijlage 5 Gebruik van biomassa in de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing<br />

Bijlage 6 Nucleaire <strong>en</strong>ergie<br />

Bijlage 7 Extra opslag van koolstof door fotosynthese, met name in boss<strong>en</strong><br />

Bijlage 8 Reductie van antropog<strong>en</strong>e methaanemissies<br />

Bijlage 9 Belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> klimaatbeleid van de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

Bijlage 10 Belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> klimaatbeleid van China<br />

Bijlage 11 De unfccc<br />

Bijlage 12 Klimaatbeleid <strong>en</strong> wto-disciplines<br />

inhoudsopgave<br />

173<br />

173<br />

175<br />

180<br />

188<br />

191<br />

193<br />

197<br />

197<br />

201<br />

205<br />

213<br />

223<br />

225<br />

231<br />

237<br />

244<br />

253<br />

266<br />

278<br />

290<br />

302<br />

313<br />

321<br />

332<br />

337<br />

340<br />

9


10<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong>


sam<strong>en</strong>vatting<br />

Er zijn sterke aanwijzing<strong>en</strong> dat het klimaat verandert, mede door m<strong>en</strong>selijke<br />

invloed. Er is e<strong>en</strong> omvangrijke reductie van de uitstoot van broeikasgass<strong>en</strong> nodig<br />

om het tempo van de klimaatverandering voldo<strong>en</strong>de te temper<strong>en</strong>. Maar terwijl<br />

het totale wereldemissievolume van co2 sterk moet dal<strong>en</strong>, is het realistischer e<strong>en</strong><br />

sterke stijging ervan te verwacht<strong>en</strong> als gevolg van welvaartsto<strong>en</strong>ame <strong>en</strong> bevolkingsgroei.<br />

De onzekerhed<strong>en</strong> zijn groot <strong>en</strong> er zijn allerlei complicer<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> die e<strong>en</strong><br />

effectief klimaatbeleid bemoeilijk<strong>en</strong>. De omvang van de klimaateffect<strong>en</strong> (soms<br />

ook de richting ervan) is niet goed te voorspell<strong>en</strong>. Er zijn grote onzekerhed<strong>en</strong> in<br />

de k<strong>en</strong>nis over het klimaatsysteem, mede door de extreme traagheid van dat<br />

systeem. Dat levert het risico op van het in gang zett<strong>en</strong> van onomkeerbare verandering<strong>en</strong>.<br />

Het beleid wordt voorts bemoeilijkt door de mondiale omgeving<br />

waarin het tot stand moet kom<strong>en</strong>. De diverse land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> legg<strong>en</strong> steevast de nadruk op economische groei, waardoor emissies<br />

eerder toe- dan afnem<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de internationale coördinatie van de emissiereductie-inspanning<strong>en</strong><br />

problematisch, hetge<strong>en</strong> het risico van niet-adequaat<br />

beleid met zich meebr<strong>en</strong>gt. Deze onzekerhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> complicer<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> tot hoge kost<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong> de onzekerheid zou het klimaatbeleid<br />

zich niet moet<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> op optimaliteit, maar meer op robuustheid. E<strong>en</strong><br />

robuuste strategie is erop gericht succesvol te zijn in e<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de variatie<br />

van mogelijke sc<strong>en</strong>ario’s.<br />

Moeizame afweging<strong>en</strong><br />

Hoe er teg<strong>en</strong> het klimaatprobleem wordt aangekek<strong>en</strong>, verschilt sterk van land tot<br />

land. Percepties, belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorkeur<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> wereldwijd uite<strong>en</strong> <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

daarmee e<strong>en</strong> effectieve klimaatstrategie bemoeilijk<strong>en</strong> of zelfs in de weg staan. De<br />

effectiviteit hangt immers af van de doel<strong>en</strong> die land<strong>en</strong> nastrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming<br />

daarover (in de zin van e<strong>en</strong> hard commitm<strong>en</strong>t) zal niet e<strong>en</strong>voudig zijn.<br />

Verschill<strong>en</strong> in percepties <strong>en</strong> voorkeur<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ertoe leid<strong>en</strong> dat de mate van<br />

bereidheid kost<strong>en</strong> te drag<strong>en</strong> te ver uite<strong>en</strong>loopt. E<strong>en</strong> probleem bij de kost<strong>en</strong>verdeling<br />

is dat zowel de kost<strong>en</strong> van aanpassing als die van vermindering van klimaatverandering<br />

onduidelijk zijn. En bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> beleidsmakers die kost<strong>en</strong><br />

afweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> geheel andere doelstelling<strong>en</strong> die om overheidsingrijp<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong><br />

(van economische groei, onderwijs <strong>en</strong> gezondheidszorg tot infrastructuur, p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>reservering,<br />

militaire uitgav<strong>en</strong> of wat dan ook) <strong>en</strong> ook dat ligt overal nogal<br />

verschill<strong>en</strong>d.<br />

Het voorzorgsbeginsel biedt niet onmiddellijk e<strong>en</strong> leidraad, omdat hoge kost<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> deels nog onbek<strong>en</strong>de risico’s. Het paradoxale<br />

feit doet zich dus voor dat e<strong>en</strong> inschatting moet word<strong>en</strong> gemaakt van het onbek<strong>en</strong>de.<br />

Het voorzorgsbeginsel kan daardoor ge<strong>en</strong> antwoord gev<strong>en</strong> op de vraag wat<br />

e<strong>en</strong> verstandige mix is van emissiereductie <strong>en</strong> aanpassing. Het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>vatting<br />

11


12<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

optimale beleidsmix impliceert dat ook het criterium van interg<strong>en</strong>erationele<br />

last<strong>en</strong>verdeling weinig houvast biedt.<br />

Tot nu toe ge<strong>en</strong> effectief beleid<br />

De Europese Unie (eu) heeft in 1996 vastgesteld dat de klimaatverandering in de<br />

huidige eeuw beperkt moet blijv<strong>en</strong> tot 2 °C t<strong>en</strong> opzichte van het pre-industriële<br />

niveau. In 2005 is dit standpunt herbevestigd, maar er is tev<strong>en</strong>s vastgesteld dat de<br />

reductiedoel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong> op realiseerbaarheid met inachtneming<br />

van het kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>aspect. De eu heeft e<strong>en</strong> uitgewerkt emissiehandelssysteem<br />

<strong>en</strong> is daarmee e<strong>en</strong> voorloper. Tegelijk voert de eu specifiek beleid op diverse<br />

gebied<strong>en</strong>. Nederland heeft bij dit klimaatbeleid e<strong>en</strong> voortrekkersrol gespeeld. Op<br />

mondiaal niveau hebb<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het Kyoto-protocol de deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong><br />

afgesprok<strong>en</strong> in de periode <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2008 <strong>en</strong> 2012 hun emissi<strong>en</strong>iveau terug tot t<strong>en</strong><br />

minste 5 proc<strong>en</strong>t b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> het niveau van 1990.<br />

Het totnogtoe gevoerde beleid is niet effectief geblek<strong>en</strong>, noch in de eu, noch<br />

mondiaal. Integ<strong>en</strong>deel, beleidsactivisme heeft in de eu geleid tot versplintering<br />

<strong>en</strong> in Nederland tot veelvuldige koerswijziging<strong>en</strong>. Het pot<strong>en</strong>tieel voor kost<strong>en</strong>effectief<br />

binn<strong>en</strong>lands klimaatbeleid lijkt beperkt <strong>en</strong> veel zal dus buit<strong>en</strong> Nederland<br />

(<strong>en</strong> zelfs buit<strong>en</strong> Europa) moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt. Mondiaal stelt het Kyoto-protocol<br />

te beperkte doel<strong>en</strong>, voor e<strong>en</strong> heel korte periode <strong>en</strong> dan nog alle<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

selecte groep van ontwikkelde land<strong>en</strong> die al e<strong>en</strong> relatief co2-efficiënte economie<br />

hebb<strong>en</strong>. Het beleid tot nu toe, zowel mondiaal als van de eu <strong>en</strong> Nederland,<br />

ontbeert e<strong>en</strong> wereldomvatt<strong>en</strong>de <strong>en</strong> langetermijnb<strong>en</strong>adering.<br />

E<strong>en</strong> nieuwe klimaatstrategie<br />

Dit wrr-rapport zet e<strong>en</strong> klimaatstrategie uite<strong>en</strong> die ratio <strong>en</strong> richting kan gev<strong>en</strong><br />

aan het Nederlandse beleid binn<strong>en</strong> de eu <strong>en</strong> dat van de eu in wereldverband.<br />

De raad is uitgegaan van de volg<strong>en</strong>de vraagstelling:<br />

Hoe kan Nederland als lidstaat van de Europese Unie e<strong>en</strong> effectief klimaatbeleid<br />

voer<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> wereldwijd <strong>en</strong> strategisch perspectief?<br />

Sleutelwoord<strong>en</strong> die deze strategie k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> zijn: e<strong>en</strong> wereldwijde <strong>en</strong> e<strong>en</strong> langetermijnb<strong>en</strong>adering<br />

als onwrikbare uitgangspunt<strong>en</strong>; effectiviteit van emissiereductie<br />

teg<strong>en</strong> het jaar 2050; kost<strong>en</strong>minimalisatie bij de keuze <strong>tuss<strong>en</strong></strong> nu beschikbare<br />

opties <strong>en</strong> bij de keuze <strong>tuss<strong>en</strong></strong> opties over e<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nialang tijdpad;<br />

schadebeperking door tijdige aanpassing aan e<strong>en</strong> hoe dan ook verander<strong>en</strong>d<br />

klimaat; niet-aflat<strong>en</strong>de <strong>en</strong> krachtige bevordering van lage-emissietechnologie <strong>en</strong><br />

innovatie; e<strong>en</strong> strategische aanpak van wereldwijde coördinatie; <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte<br />

robuustheid, gegev<strong>en</strong> de grote onzekerhed<strong>en</strong>. De voorgestane klimaatstrategie is<br />

gestoeld op drie oplossingsrichting<strong>en</strong>: (1) aanpassing aan klimaatverandering,<br />

(2) reductie van emissies van broeikasgass<strong>en</strong> <strong>en</strong> (3) effectieve wereldwijde coördinatie.


(1) E<strong>en</strong> hoge prioriteit voor aanpassing<br />

Aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat vermindert of voorkomt latere schade.<br />

Aanpassingsbeleid kan <strong>en</strong> mag internationaal gecoördineerde emissiereductie<br />

niet vervang<strong>en</strong>, maar is voor vele land<strong>en</strong> – in elk geval voor Nederland – wel<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong>voudiger. Het is ge<strong>en</strong> nederlaag, maar juist aantrekkelijk, omdat de<br />

vrucht<strong>en</strong> van de lokale inspanning ook lokaal word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>, terwijl dat bij<br />

emissiereductie slechts in zeer geringe mate het geval is. Mondiaal is aanpassing<br />

niet altijd <strong>en</strong> overal mogelijk, of kan zo kostbaar <strong>en</strong> ontwricht<strong>en</strong>d zijn dat op<br />

sommige plaats<strong>en</strong> uiteindelijk algehele emigratie onvermijdelijk wordt. Vandaar<br />

dat m<strong>en</strong> aanpassing niet in alle gevall<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d lokaal kan bezi<strong>en</strong>. De wereldgeme<strong>en</strong>schap<br />

kan het aanpassingsvermog<strong>en</strong> van arme land<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong> of<br />

aanvull<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal zich vroeg of laat voldo<strong>en</strong>de geleg<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> aan<br />

kwetsbaarhed<strong>en</strong> die exist<strong>en</strong>tieel of ontwricht<strong>en</strong>d zijn voor hele gebied<strong>en</strong> of<br />

volker<strong>en</strong>.<br />

Voor Nederland zijn e<strong>en</strong> natter klimaat <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere zeespiegel (+20 cm tot +110<br />

cm in 2100) beleidsmatig het meest relevant. Daarom betek<strong>en</strong>t aanpassing in de<br />

eerste plaats waterbeleid in relatie tot de overstromingsveiligheid <strong>en</strong> dit is om<br />

vier red<strong>en</strong><strong>en</strong> van groot belang:<br />

• Klimaatverandering geschiedt ook bij succesvolle emissiereductie, zij het in<br />

mildere vorm.<br />

• De geloofwaardigheid van gecoördineerde wereldwijde emissiereductie is (tot<br />

nu toe) gering.<br />

• Succesvolle aanpassing verbetert de internationale onderhandelingspositie.<br />

• Er is e<strong>en</strong> achterstand in de kost<strong>en</strong>effectieve beveiliging teg<strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong>.<br />

Naast aandacht voor overstromingsveiligheid is ook aandacht voor natuurwaard<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> ecologie op zijn plaats. Klimaatverandering br<strong>en</strong>gt voor het landelijke<br />

gebied niet alle<strong>en</strong> bedreiging<strong>en</strong> met zich mee, maar ook kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

deel zijn die kans<strong>en</strong> te schepp<strong>en</strong> in het kielzog van te treff<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong><br />

overstromingsveiligheid <strong>en</strong> woningbouw of natuurherstel bestaat in voorkom<strong>en</strong>de<br />

gevall<strong>en</strong> synergie. Die synergie kan word<strong>en</strong> gebruikt om het draagvlak<br />

voor aanpassingsmaatregel<strong>en</strong> te verbred<strong>en</strong>.<br />

Het gaat bij het Nederlandse aanpassingsbeleid vooral om het op<strong>en</strong>houd<strong>en</strong> van<br />

mogelijkhed<strong>en</strong>. Maatregel<strong>en</strong> in het kader van de overstromingsveiligheid verg<strong>en</strong><br />

grote investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> langetermijnkarakter. Het is mogelijk voor<br />

deze investering<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gefaseerde aanpak te kiez<strong>en</strong>. Maar dat geldt niet voor de<br />

reservering van ruimte om ev<strong>en</strong>tueel overtollig rivierwater te berg<strong>en</strong>, waarbij het<br />

niet zeker is dat die reservering<strong>en</strong> ooit zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. Daarbij tred<strong>en</strong> drie<br />

problem<strong>en</strong> op: t<strong>en</strong> eerste kan m<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal bebouwde ruimte niet of alle<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

extreme kost<strong>en</strong> ontstedelijk<strong>en</strong>; t<strong>en</strong> tweede is de bestuurlijke daadkracht voor het<br />

mak<strong>en</strong> van ruimtereservering<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de; <strong>en</strong> t<strong>en</strong> derde is het draagvlak<br />

onder de bevolking voor maatregel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> overstromingsrisico gering. Beveiliging<br />

teg<strong>en</strong> overstromingsrisico is e<strong>en</strong> nationaal belang dat moet word<strong>en</strong> ingepast<br />

in de lokale context door te zoek<strong>en</strong> naar optimale oplossing<strong>en</strong>, niet door de natio-<br />

sam<strong>en</strong>vatting<br />

13


14<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

nale doel<strong>en</strong> af te zwakk<strong>en</strong>. Op sommige plaats<strong>en</strong> moet water prioriteit hebb<strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong> bebouwing in plaats van omgekeerd. E<strong>en</strong> hogere prioriteit voor de waterhuishouding<br />

vraagt e<strong>en</strong> sterkere positie van de rijksoverheid t<strong>en</strong> koste van die<br />

van lagere bestuursorgan<strong>en</strong>. Het belang van overstromingsveiligheid van de<br />

primaire waterkering<strong>en</strong> is gebaat bij e<strong>en</strong> grotere bewustwording van het overstromingsrisico.<br />

(2) Reductie van emissies: routes <strong>en</strong> tijdpad<strong>en</strong><br />

Om de 2 °C-doelstelling van de eu te bereik<strong>en</strong>, moet in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia<br />

mondiaal e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke emissiereductie word<strong>en</strong> gerealiseerd, te wet<strong>en</strong> 10 à 11<br />

gigaton koolstof (gtc) per jaar in 2050 t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> business as usualsc<strong>en</strong>ario.<br />

De aan te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> hierbij e<strong>en</strong> doorslaggev<strong>en</strong>de<br />

rol. De tijd om te wacht<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> transitie in het <strong>en</strong>ergiesysteem ontbreekt.<br />

Voorlopig moet gebruik word<strong>en</strong> gemaakt van bestaande, rijpe technologieën.<br />

Moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie (zon, wind, waterkracht <strong>en</strong> moderne biomassa)<br />

biedt tot 2030 veel te weinig pot<strong>en</strong>tie om e<strong>en</strong> wereldwijd toereik<strong>en</strong>de emissiereductie<br />

te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>, nog afgezi<strong>en</strong> van de relatieve kost<strong>en</strong>. Fossiele <strong>en</strong>ergie<br />

zal daarom zeker tot 2050 de wereld<strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing dominer<strong>en</strong>. Met name<br />

kol<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> e<strong>en</strong> heel belangrijke rol blijv<strong>en</strong> spel<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> dozijn kol<strong>en</strong>economieën<br />

met sam<strong>en</strong> ongeveer twee derde van de wereldbevolking zal de bestaande goedkope<br />

<strong>en</strong> goed gespreide kol<strong>en</strong>voorrad<strong>en</strong> zeker exploiter<strong>en</strong>. In e<strong>en</strong> wereldwijde<br />

klimaatstrategie is het dus onvermijdelijk om de emissiereductie-inspanning<strong>en</strong><br />

toe te spits<strong>en</strong> op kol<strong>en</strong> (‘schone fossiele <strong>en</strong>ergie’).<br />

Tot 2050 zal de vereiste mondiale emissiereductie (10 à 11 gtc per jaar in 2050)<br />

langs vier hoofdroutes kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt:<br />

• Energie-efficiëntie (3,4 gtc per jaar). Dit bespaart brandstof (vaak als no regret<br />

aangeduid) <strong>en</strong> is dus aantrekkelijk, maar is daardoor nog niet gratis. De nadruk<br />

zal moet<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> op elektriciteitsgebruik, elektriciteitsproductie <strong>en</strong> verwarming.<br />

De grootste besparing<strong>en</strong> zijn te vind<strong>en</strong> in opkom<strong>en</strong>de economieën.<br />

• Energiemix (4 gtc per jaar). Deze route bestaat uit co2-afvang <strong>en</strong> -opslag in<br />

combinatie met vergassingstechnologie <strong>en</strong> gebruik van biomassa. De transportsector<br />

kan hieraan op langere termijn e<strong>en</strong> significante bijdrage lever<strong>en</strong>,<br />

onder andere middels biobrandstoff<strong>en</strong>.<br />

• Fotosynthese (2 gtc per jaar). Deze route behelst het afremm<strong>en</strong> van ontbossing,<br />

het versneld beboss<strong>en</strong> <strong>en</strong> herbeboss<strong>en</strong>, het beter b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> van hout in product<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong>, <strong>en</strong> meer duurzame landbouw. Dit pot<strong>en</strong>tieel is tijdelijk.<br />

• Reductie van overige broeikasgass<strong>en</strong> (1 gtc per jaar), bov<strong>en</strong>al methaan <strong>en</strong><br />

(industriële) n2o.<br />

Naast deze hoofdroutes zijn er nog aanvull<strong>en</strong>de mogelijkhed<strong>en</strong> voor emissiereductie,<br />

zoals kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> wind<strong>en</strong>ergie.<br />

De emissiereductieroutes mak<strong>en</strong> gebruik van rijpe technologie, maar zijn niet<br />

voldo<strong>en</strong>de voor de verdere emissiereductie die na 2050 nog nodig zal zijn. Op die<br />

termijn zal de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing e<strong>en</strong> transitie moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> naar emissievrije


<strong>en</strong>ergie. Dat kan alle<strong>en</strong> als de rijke land<strong>en</strong> daarvoor e<strong>en</strong> omvangrijke <strong>en</strong> langdurige<br />

r&d-inspanning verricht<strong>en</strong>. De raad beveelt voor het ontwikkel<strong>en</strong> van die<br />

k<strong>en</strong>nis de oprichting van e<strong>en</strong> Technologisch Top Instituut voor emissievrije <strong>en</strong>ergie<br />

aan. Juist vanwege de grote afstand <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het bestaande <strong>en</strong> het gew<strong>en</strong>ste is<br />

het noodzakelijk e<strong>en</strong> duidelijk onderscheid te mak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> technologieontwikkeling<br />

<strong>en</strong> technologiediffusie. In het huidige beleid van de eu <strong>en</strong> Nederland<br />

wordt dit onderscheid onvoldo<strong>en</strong>de gemaakt, hetge<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> opjaagt.<br />

(3) Effectieve wereldwijde coördinatie<br />

In de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia is het de grootste opgave ervoor te zorg<strong>en</strong> dat industrialiser<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> arme land<strong>en</strong> hun economische groei op e<strong>en</strong> emissie-efficiënte<br />

wijze realiser<strong>en</strong>. De marginale kost<strong>en</strong> van emissiereductie zull<strong>en</strong> in deze zich<br />

ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> nog dec<strong>en</strong>nialang laag zijn, maar de reductie van co2emissies<br />

zal alle<strong>en</strong> tot stand kom<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de rijke oeso-land<strong>en</strong> daarvoor geheel<br />

of gedeeltelijk de kost<strong>en</strong> drag<strong>en</strong>. De raad me<strong>en</strong>t daarom dat Nederland zijn<br />

inspanning<strong>en</strong> voor emissiereductie met voorrang moet richt<strong>en</strong> op het Clean<br />

Developm<strong>en</strong>t Mechanism (cdm), zo nodig te verbind<strong>en</strong> met ontwikkelingswerk.<br />

Het emissiehandelssysteem van het Kyoto-protocol is e<strong>en</strong> waardevol instrum<strong>en</strong>t<br />

voor de voorlop<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>, maar lijdt onder de effectiviteitsteg<strong>en</strong>stelling: het<br />

haalbare is niet effectief, het effectieve is niet haalbaar. De kleine kring van deelnem<strong>en</strong>de<br />

land<strong>en</strong> kan ge<strong>en</strong> effectief mondiaal beleid ontwikkel<strong>en</strong> zonder de<br />

land<strong>en</strong> die op afzi<strong>en</strong>bare termijn niet aan Kyoto (will<strong>en</strong>) deelnem<strong>en</strong>. Veelvuldig<br />

ligg<strong>en</strong> aan de weigerachtigheid van de niet-deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> de vrees van<br />

geringere economische groei <strong>en</strong> het veiligstell<strong>en</strong> van de <strong>en</strong>ergiezekerheid t<strong>en</strong><br />

grondslag. Daarom is naast de Kyoto-b<strong>en</strong>adering e<strong>en</strong> ‘veelkleurige flexibiliteit’<br />

nodig van initiatiev<strong>en</strong> die aansluit<strong>en</strong> bij de belang<strong>en</strong> van deze land<strong>en</strong>. Daardoor<br />

zal gemakkelijker e<strong>en</strong> draagvlak word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> voor het ontwikkel<strong>en</strong> van<br />

technologieën die e<strong>en</strong> klimaatvri<strong>en</strong>delijke exploitatie van kol<strong>en</strong> mogelijk mak<strong>en</strong><br />

dan voor emissieplafonds die e<strong>en</strong> rem zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zett<strong>en</strong> op de economische<br />

groei van opkom<strong>en</strong>de economieën. Op het aspect van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

lop<strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> van klimaat <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiezekerheid parallel, wat <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

tot e<strong>en</strong> kansrijk speerpunt maakt.<br />

De gedeelde belang<strong>en</strong> zijn het uitgangspunt voor de vorming van coalities die<br />

gezam<strong>en</strong>lijk (deel)problem<strong>en</strong> aanpakk<strong>en</strong>. Daarbij kunn<strong>en</strong> de coalities op deelterrein<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>, waarbij het kan gaan om coalities van naties (bijvoorbeeld<br />

grote vervuilers die gezam<strong>en</strong>lijk de emissies besliss<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>),<br />

maar ook om coalities van bedrijv<strong>en</strong> (bijvoorbeeld onderneming<strong>en</strong> die gezam<strong>en</strong>lijk<br />

e<strong>en</strong> sectorale standaard voor <strong>en</strong>ergie-efficiëntie in de markt overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong>,<br />

die in de tijd nog e<strong>en</strong>s kan word<strong>en</strong> verscherpt).<br />

De vereiste veelkleurige flexibiliteit kan uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong>, variër<strong>en</strong>d<br />

van no regret-beleid (met <strong>en</strong>orme pot<strong>en</strong>tie in ontwikkelingsland<strong>en</strong>), no losebeleid<br />

(waarbij wel prikkels bestaan voor reductie maar ge<strong>en</strong> sancties bij overschrijding<br />

geld<strong>en</strong>), technologieontwikkeling <strong>en</strong> -diffusie <strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteitsdoel<strong>en</strong>,<br />

sam<strong>en</strong>vatting<br />

15


16<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

tot de zelfverplichting van eig<strong>en</strong> klimaatbeleid met het aflegg<strong>en</strong> van rek<strong>en</strong>schap<br />

<strong>en</strong> emissiehandelssystem<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> koolstofprijs. Net als in de handelspolitiek is<br />

het mogelijk <strong>en</strong> aantrekkelijk om op onderdel<strong>en</strong> emissiereductie bilateraal <strong>en</strong><br />

regionaal te stimuler<strong>en</strong>, bijvoorbeeld als onderdeel van al bestaande speciale<br />

betrekking<strong>en</strong> of van ontwikkelingsbeleid. Daarnaast di<strong>en</strong><strong>en</strong> bedrijfslev<strong>en</strong>,<br />

k<strong>en</strong>nisinstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> ngo’s actief bij klimaatbeleid te word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Op dit<br />

meer horizontale transnationale vlak zijn interessante ontwikkeling<strong>en</strong> gaande<br />

die, waar mogelijk, zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gestimuleerd.<br />

De unfccc biedt e<strong>en</strong> geschikt kader om multilaterale coördinatie in te pass<strong>en</strong>,<br />

maar om de coördinatie effectiever te mak<strong>en</strong> zou e<strong>en</strong> World Climate Organisation<br />

(wco) moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgericht: e<strong>en</strong> vaste organisatie met daaromhe<strong>en</strong><br />

vaste diplomatieke missies. Dit is nodig om e<strong>en</strong> zekere mate van probleemeig<strong>en</strong>aarschap<br />

te creër<strong>en</strong>, zodat beslissing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitgevoerd. De<br />

wco zou e<strong>en</strong> dagelijks bestuur (Special Climate Council) moet<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> van<br />

vaste <strong>en</strong> rouler<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>led<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> geleidelijke uitbouw van bevoegdhed<strong>en</strong>.<br />

De wco kan dan op termijn het leiderschap van de eu overnem<strong>en</strong>, wat ook<br />

impliceert dat de eu <strong>en</strong> Japan op dat mom<strong>en</strong>t niet langer de ag<strong>en</strong>da (kunn<strong>en</strong>)<br />

bepal<strong>en</strong>. Tot dat mom<strong>en</strong>t is leiderschap van de zijde van de eu w<strong>en</strong>selijk <strong>en</strong><br />

noodzakelijk om e<strong>en</strong> katalyser<strong>en</strong>de rol te spel<strong>en</strong>.


t<strong>en</strong> geleide<br />

Dit raport is voorbereid door e<strong>en</strong> interne werkgroep van de wrr. Deze werkgroep<br />

bestond uit prof.dr. J.L.M. Pelkmans (raadslid), drs. P.A. van Driel,<br />

dr. R.M.A. Jansweijer <strong>en</strong> drs. D. Scheele (stafmedewerkers). Daarnaast hebb<strong>en</strong><br />

in de beginfase van het project ir. W.C. Kerst<strong>en</strong> <strong>en</strong> prof.dr. P. Winsemius deel<br />

uitgemaakt van de projectgroep <strong>en</strong> leverd<strong>en</strong> dhr. O. Klink<strong>en</strong>berg <strong>en</strong> dhr. C. Veld<br />

als stagiairs e<strong>en</strong> bijdrage.<br />

In de voorbereidingsfase zijn op deelterrein<strong>en</strong> externe deskundig<strong>en</strong> geraadpleegd.<br />

De werkgroep dankt de volg<strong>en</strong>de person<strong>en</strong> voor het ter beschikking<br />

stell<strong>en</strong> van hun k<strong>en</strong>nis: prof.dr. J.C.J.M. van d<strong>en</strong> Bergh (vu), drs. M. Berk (mnp),<br />

drs. H.C.Y.M. Bersee (vrom), dr. E. Boeker (wbs), drs. I. Breuers (nwo),<br />

drs. J. Brinkhoff (ez), dr. W. t<strong>en</strong> Brinke (riza), dr. J.J.C. Bruggink (ecn),<br />

dr. J. Dronkers (rikz), prof.dr.ir. T. van der Hag<strong>en</strong> (rid), drs. B. Hanss<strong>en</strong> (aer),<br />

prof.dr. E.C. van Ierland (wur), drs. L.H.M. Kohsiek (rws), mr. A. van Limborgh<br />

(vrom), drs. J. Oude Lohuis (mnp), drs. J.M. Pinkse (uva), prof.dr. R. Rabbinge<br />

(wur), drs. L.G. van Schaik (ceps), dr. S. Slingerland (ce), drs. J. van der<br />

Somm<strong>en</strong> (nwp), dr. R. Steur (ez), ir. J. Veraart (wur), prof.mr. J.M. Verschuur<strong>en</strong><br />

(uvt), ir. A.M. Versteegh (nrg), ir. L. Voogt (rikz), drs. M.F.M. van Wortel<br />

(v&w) <strong>en</strong> ir. R. Ybema (ecn).<br />

Hoewel de werkgroep dankbaar gebruik heeft gemaakt van de k<strong>en</strong>nis van deze<br />

deskundig<strong>en</strong>, valt dit rapport aan de regering onder verantwoordelijkheid van de<br />

raad.<br />

t<strong>en</strong> geleide<br />

19


20<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong>


1 inleiding<br />

1.1 het klimaatprobleem<br />

Het klimaat is aan het verander<strong>en</strong>. Het zal in de kom<strong>en</strong>de eeuw<strong>en</strong> op aarde<br />

warmer word<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat heeft lokaal sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de gevolg<strong>en</strong>. Die mondiale<br />

klimaatverandering wordt t<strong>en</strong> minste deels door de m<strong>en</strong>s veroorzaakt, namelijk<br />

door de uitstoot van broeikasgass<strong>en</strong>. Voor de houdbaarheid van de aarde op de<br />

lange termijn is e<strong>en</strong> stabiele conc<strong>en</strong>tratie van broeikasgass<strong>en</strong> noodzakelijk. Om<br />

die stabilisatie te realiser<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> de emissies ver b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> het huidige niveau<br />

moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>. Die w<strong>en</strong>selijkheid vormt het uitgangspunt van het<br />

klimaatbeleid.<br />

1.1.1 k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van het klimaatprobleem<br />

Het klimaatprobleem is bij uitstek e<strong>en</strong> expon<strong>en</strong>t van de nieuwe g<strong>en</strong>eratie van<br />

‘lastige milieuproblem<strong>en</strong>’ (wrr 2003b), die de volg<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>: (1)<br />

e<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>nationale schaal, (2) e<strong>en</strong> lange tijdsdim<strong>en</strong>sie, (3) onzekerheid, (4)<br />

uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> (5) verm<strong>en</strong>ging van probleemoplossing <strong>en</strong> last<strong>en</strong>verdeling.<br />

(1) Bov<strong>en</strong>nationale schaal<br />

De oorzaak van het klimaatprobleem ligt in de atmosfeer, die voor de gehele<br />

wereldbevolking e<strong>en</strong> ondeelbaar goed is. Dat vraagt om e<strong>en</strong> internationale<br />

aanpak, hetge<strong>en</strong> de problematiek tot e<strong>en</strong> lastig, complex vraagstuk maakt.<br />

(2) Lange tijdsdim<strong>en</strong>sie<br />

Het is vooral de tijdsdim<strong>en</strong>sie die het klimaatprobleem bijzonder lastig maakt: de<br />

oorzak<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> in het hed<strong>en</strong> <strong>en</strong> verled<strong>en</strong>, maar de gevolg<strong>en</strong> tred<strong>en</strong> met grote<br />

vertraging op. De klimaatverandering is nu al aanwijsbaar <strong>en</strong> meetbaar, maar<br />

geeft pas daadwerkelijk overlast op langere termijn. De reeds uitgestot<strong>en</strong> emissies<br />

werk<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lang door. Al ligt de horizon van de meeste klimaatsimulaties<br />

bij het jaar 2100, er is dan nog ge<strong>en</strong> stabiele toestand bereikt. Wie problem<strong>en</strong><br />

op e<strong>en</strong> termijn van eeuw<strong>en</strong> wil voorkom<strong>en</strong>, zal nu of binn<strong>en</strong> (zeer)<br />

afzi<strong>en</strong>bare tijd moet<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>, lang voordat de effect<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> breed publiek<br />

sterk voelbaar word<strong>en</strong>. Dat heeft ook financiële gevolg<strong>en</strong>. De kost<strong>en</strong> van emissiereductie<br />

in het hed<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële schades in de<br />

(verre) toekomst. Dat is niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lastige kost<strong>en</strong>afweging, maar ook e<strong>en</strong><br />

lastige afweging van belang<strong>en</strong> van verschill<strong>en</strong>de g<strong>en</strong>eraties.<br />

(3) Onzekerheid<br />

De onzekerheid heeft twee bronn<strong>en</strong>, namelijk de lange ket<strong>en</strong> van oorzaak <strong>en</strong><br />

gevolg <strong>en</strong> de lange termijn. De ket<strong>en</strong> die oorzaak <strong>en</strong> gevolg verbindt k<strong>en</strong>t vele<br />

schakels <strong>en</strong> elke schakel introduceert zijn eig<strong>en</strong> onzekerheid. Het ultieme gevolg<br />

is de pot<strong>en</strong>tiële schade die ontstaat door e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat, direct door e<strong>en</strong><br />

inleiding<br />

21


22<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

hogere temperatuur <strong>en</strong> indirect door de gevolg<strong>en</strong> van die hogere temperatuur<br />

voor bijvoorbeeld het ze<strong>en</strong>iveau. Er bestaat weliswaar globale cons<strong>en</strong>sus over de<br />

structuur van de ket<strong>en</strong>, maar het gedrag van elk van de schakels blijft (in hoge<br />

mate) ongewis. De lange termijn doet de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde onzekerhed<strong>en</strong> cumuler<strong>en</strong>.<br />

Groeivoet<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> doorslaggev<strong>en</strong>de rol. Dat maakt de keuze van deze<br />

modelparameters uitermate gevoelig. Onder schijnbaar neutrale modelparameters<br />

kunn<strong>en</strong> zeer specifieke opvatting<strong>en</strong> van onderzoekers <strong>en</strong>/of beleidsmakers<br />

schuilgaan, met name daar waar het om de niet-fysische process<strong>en</strong> gaat.<br />

(4) Uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong><br />

De gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering lop<strong>en</strong> regionaal sterk uite<strong>en</strong>, waardoor de<br />

belang<strong>en</strong> van land<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>. Ook de uitgangsposities van land<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong><br />

sterk. Emissie is sterk verbond<strong>en</strong> met <strong>en</strong>ergiegebruik <strong>en</strong> bijgevolg heeft de <strong>en</strong>ergiestructuur<br />

e<strong>en</strong> grote invloed op de mogelijkhed<strong>en</strong> om emissies te beperk<strong>en</strong>. De<br />

<strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing hoort tot de meest vitale belang<strong>en</strong> van land<strong>en</strong>. Klimaatbeleid<br />

dat onvoldo<strong>en</strong>de rek<strong>en</strong>ing houdt met de uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> van aanpassingsvermog<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiezekerheid zal slechts uiterst moeizaam internationaal<br />

draagvlak verwerv<strong>en</strong> of daarin zelfs niet slag<strong>en</strong>.<br />

(5) Verm<strong>en</strong>ging van probleemoplossing <strong>en</strong> last<strong>en</strong>verdeling<br />

T<strong>en</strong> slotte spel<strong>en</strong> bij het klimaatprobleem zowel technisch-inhoudelijke vrag<strong>en</strong><br />

als verdelingsvrag<strong>en</strong>. Bij de technisch-inhoudelijke vrag<strong>en</strong> is vooral e<strong>en</strong> rol<br />

weggelegd voor probleemoplossers, die het probleem analyser<strong>en</strong> <strong>en</strong> die nagaan<br />

wat de meest kost<strong>en</strong>effectieve oplossing<strong>en</strong> zijn. Bij de verdelingsvrag<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong><br />

onderhandelaars het spel. Zij zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> aanvaardbare verdeling van de<br />

last<strong>en</strong> over de partij<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar de b<strong>en</strong>odigde institutionele structur<strong>en</strong>. Scharpf<br />

(1997) wijst erop dat deze vrag<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> effectieve probleemoplossing in<br />

verschill<strong>en</strong>de fas<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beantwoord. Als de scheiding in fas<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de<br />

is, bestaat het risico dat onderhandelaars e<strong>en</strong> niet-adequate probleemdefinitie<br />

of e<strong>en</strong> suboptimale probleemoplossing omarm<strong>en</strong> of dat probleemoplossers<br />

zich de rol van onderhandelaar aanmet<strong>en</strong> door vooral hun persoonlijke voorkeur<strong>en</strong><br />

wet<strong>en</strong>schappelijk te onderbouw<strong>en</strong>.<br />

1.1.2 belangrijke variabel<strong>en</strong><br />

Het klimaatprobleem is op langere termijn in hoofdzaak e<strong>en</strong> met <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

verbond<strong>en</strong> kooldioxideprobleem (co2), al zijn zeker op kortere termijn andere<br />

broeikasgass<strong>en</strong> zoals methaan niet verwaarloosbaar. Volg<strong>en</strong>s het Internationaal<br />

Energie Ag<strong>en</strong>tschap bedroeg in 2001 de co2-uitstoot per hoofd van de bevolking<br />

gemiddeld over de wereld 3,9 ton per jaar. Maar de land<strong>en</strong>verschill<strong>en</strong> zijn groot.<br />

Ontwikkelde land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitstoot van 11 ton per capita <strong>en</strong> de Ver<strong>en</strong>igde<br />

Stat<strong>en</strong> (vs) zelfs 19 ton. Arme land<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>teel b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> 1 ton per capita.<br />

Het broeikaseffect is op twee manier<strong>en</strong> met welvaart verbond<strong>en</strong>. Aan de <strong>en</strong>e kant<br />

leidt welvaartsgroei tot meer <strong>en</strong>ergiegebruik <strong>en</strong> daarmee tot e<strong>en</strong> groter broeikasprobleem.<br />

Anderzijds leidt welvaart tot e<strong>en</strong> betere verhouding <strong>tuss<strong>en</strong></strong> bruto


inn<strong>en</strong>lands product (bbp) <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiegebruik, anders gezegd: rijkere land<strong>en</strong><br />

producer<strong>en</strong>, voor zover co2 als vervuiling wordt aangemerkt, op schonere wijze<br />

dan arme land<strong>en</strong>. De cijfers lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat, in elk geval voorlopig, het eerste effect<br />

overheerst. Wel was in de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia de emissie per hoofd min of meer<br />

stabiel in ontwikkelde land<strong>en</strong>, ook in de vs. Hoewel het voor het klimaatprobleem<br />

<strong>en</strong>orm zou help<strong>en</strong> als de wereldbevolking minder zou groei<strong>en</strong> (China heeft<br />

met zijn bevolkingsbeleid het klimaat in dat opzicht e<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st bewez<strong>en</strong>) <strong>en</strong>/of<br />

als het welvaartsniveau minder zou groei<strong>en</strong>, gaan we er in dit rapport van uit dat<br />

deze variabel<strong>en</strong> niet beïnvloed zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door zorg<strong>en</strong> over het klimaat.<br />

Hoewel rijke land<strong>en</strong> tot nu toe de grootste produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van co2 zijn geweest<br />

(voor andere zak<strong>en</strong> zoals methaan <strong>en</strong> ontbossing ligt dat minder e<strong>en</strong>duidig), zal<br />

in de nabije toekomst het probleem vooral word<strong>en</strong> bepaald door opkom<strong>en</strong>de<br />

economieën zoals India <strong>en</strong> China. Europa <strong>en</strong> Japan zijn de spelers die emissiereductie<br />

hoog op de ag<strong>en</strong>da plaats<strong>en</strong>, maar hun aandeel in de mondiale uitstoot van<br />

co2 bedraagt slechts circa 30 proc<strong>en</strong>t; in 2030 zull<strong>en</strong> ze minder dan e<strong>en</strong> kwart<br />

van de wereldemissies verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong>. Vooral de welvaartsgroei in opkom<strong>en</strong>de<br />

economieën zal daarom het broeikaseffect besliss<strong>en</strong>d bepal<strong>en</strong>.<br />

Het voorgaande laat zi<strong>en</strong> dat er, afgezi<strong>en</strong> van de onzekerheid over het klimaatsysteem<br />

zelf, drie niet goed voorspelbare factor<strong>en</strong> zijn die de omvang van het<br />

klimaatprobleem bepal<strong>en</strong>: bevolkingsgroei, groei van het bbp per hoofd <strong>en</strong> de<br />

mate waarin die groei gepaard gaat met emissiegroei.<br />

1.2 het klimaatbeleid<br />

Sinds het begin van de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig wordt er klimaatbeleid gevoerd. Dit beleid<br />

is gebaseerd op het vn-Klimaatverdrag van 1992 <strong>en</strong>, wat de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong><br />

emissiereducties van co2 van de ontwikkelde land<strong>en</strong> betreft, op het Kyoto-protocol<br />

van 1997. Daarin hebb<strong>en</strong> de deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> met elkaar afgesprok<strong>en</strong> dat<br />

ze de uitstoot van broeikasgass<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2008 <strong>en</strong> 2012 met gemiddeld 5 proc<strong>en</strong>t<br />

zull<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van het niveau in 1990. In de jar<strong>en</strong> na de<br />

totstandkoming van het verdrag van Kyoto is in wet<strong>en</strong>schappelijke kring<strong>en</strong><br />

wereldwijd de overtuiging gegroeid dat de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de conc<strong>en</strong>traties van co2 <strong>en</strong><br />

andere broeikasgass<strong>en</strong> het klimaat beïnvloed<strong>en</strong>. Dat dit voortschrijd<strong>en</strong>d inzicht<br />

slechts geleidelijk tot cons<strong>en</strong>sus leidt, is begrijpelijk, aangezi<strong>en</strong> de onzekerhed<strong>en</strong><br />

groot zijn. Meer <strong>en</strong> meer raakt m<strong>en</strong> ervan overtuigd dat m<strong>en</strong>selijke klimaatbeïnvloeding<br />

e<strong>en</strong> reëel probleem is. Maar er is grote onzekerheid over de omvang van<br />

die m<strong>en</strong>selijke invloed, over de gevolg<strong>en</strong> van de klimaatverandering <strong>en</strong> over de<br />

snelheid waarmee deze op ons af zou kom<strong>en</strong>. De cumulatie van broeikasgass<strong>en</strong> in<br />

de atmosfeer over vele dec<strong>en</strong>nia kan uiteindelijk dusdanige destabiliser<strong>en</strong>de<br />

consequ<strong>en</strong>ties hebb<strong>en</strong> dat ‘ge<strong>en</strong> beleid’ als roekeloos kan word<strong>en</strong> bestempeld.<br />

Daarbij geldt tev<strong>en</strong>s dat die consequ<strong>en</strong>ties sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong> voor allerlei land<strong>en</strong>.<br />

Over de w<strong>en</strong>selijkheid van het verminder<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>selijke invloed op het<br />

klimaat is m<strong>en</strong> minder onzeker dan ti<strong>en</strong> jaar geled<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> het Kyoto-protocol tot<br />

inleiding<br />

23


24<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

stand kwam. De beleidsaanpak is echter mom<strong>en</strong>teel niet effectief, ook niet na het<br />

van kracht word<strong>en</strong> van het verdrag. Gezi<strong>en</strong> de ernst van de problematiek di<strong>en</strong>t<br />

e<strong>en</strong> bredere, strategische aanpak te word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>, die is gericht op zowel het<br />

stell<strong>en</strong> van de juiste doel<strong>en</strong> als op effectiviteit teg<strong>en</strong> de geringst mogelijke kost<strong>en</strong>,<br />

op korte <strong>en</strong> middellange termijn. Overig<strong>en</strong>s moet m<strong>en</strong> bij ‘korte’ termijn d<strong>en</strong>k<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> periode van <strong>en</strong>kele dec<strong>en</strong>nia, <strong>en</strong> bij ‘middellange’ termijn aan streefdata<br />

als 2050 of zelfs later.<br />

Het Kyoto-protocol is om e<strong>en</strong> aantal red<strong>en</strong><strong>en</strong> niet voldo<strong>en</strong>de effectief. De doelstelling<strong>en</strong><br />

richt<strong>en</strong> zich op de ultrakorte termijn in klimaatterm<strong>en</strong>, zijn inhoudelijk<br />

weinig <strong>ambitie</strong>us <strong>en</strong> ontber<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verplicht<strong>en</strong>d kader voor de post-Kyotoperiode<br />

na 2012. Voorts beperkt het aantal deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> de effectiviteit<br />

van het verdrag, zeker in het licht van de te verwacht<strong>en</strong> economische groei <strong>en</strong><br />

bevolkingsto<strong>en</strong>ame in opkom<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> zoals China <strong>en</strong> India, die zijn vrijgesteld<br />

van verplichting<strong>en</strong>. De uitstoot van de meeste niet-deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong><br />

neemt in hoog tempo toe. Ook de mogelijkhed<strong>en</strong> voor handhaving zijn beperkt.<br />

Kyoto is e<strong>en</strong> minimale eerste stap of, nog nauwkeuriger, e<strong>en</strong> oef<strong>en</strong>ing op weg<br />

naar e<strong>en</strong> effectief klimaatbeleid, geleid door e<strong>en</strong> kleine groep ‘overtuigde’ land<strong>en</strong>,<br />

bov<strong>en</strong>al Japan <strong>en</strong> de Europese Unie (eu).<br />

In de deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> is de voorbije jar<strong>en</strong> veel beleids- <strong>en</strong> onderhandelings<strong>en</strong>ergie<br />

gaan zitt<strong>en</strong> in het verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong> van maatregel<strong>en</strong> die de uitstoot van<br />

broeikasgass<strong>en</strong> beheersbaarder mak<strong>en</strong>. Deelnemers <strong>en</strong> niet-deelnemers aan<br />

Kyoto zi<strong>en</strong> echter dat reeds op betrekkelijk korte termijn <strong>en</strong> zeker op middellange<br />

termijn veel meer nodig is, in term<strong>en</strong> van kwantitatieve emissiereductie, alsook<br />

in term<strong>en</strong> van coördinatie van wereldwijd beleid. Het eu-beleid, <strong>en</strong> ook het<br />

Nederlands beleid, neemt hier de laatste tijd steeds meer rek<strong>en</strong>schap van.<br />

Nu het Kyoto-protocol van kracht is geword<strong>en</strong>, de implem<strong>en</strong>tatie ervan in de eu<br />

in wettelijke regeling<strong>en</strong> is vastgelegd <strong>en</strong> daadwerkelijk operationeel is, begint de<br />

aandacht te verschuiv<strong>en</strong> naar de periode na 2012. In februari 2005 heeft de Europese<br />

Raad grosso modo e<strong>en</strong> Commissiestuk ondersteund waarin de eerste ideeën<br />

over de periode na het Kyoto-protocol zijn vervat (Europese Commissie 2005).<br />

Het wordt steeds duidelijker dat e<strong>en</strong> vervolg op Kyoto niet simpelweg ‘meer van<br />

hetzelfde’ zal kunn<strong>en</strong> zijn. De klimaatproblematiek is te omvangrijk <strong>en</strong> te gecompliceerd<br />

<strong>en</strong> lijkt te zeer gegijzeld te zijn in verdeelde internationale belang<strong>en</strong> om<br />

te verwacht<strong>en</strong> dat zij simpelweg met e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem <strong>tuss<strong>en</strong></strong> slechts<br />

weinige land<strong>en</strong> afdo<strong>en</strong>de kan word<strong>en</strong> opgelost. Gezi<strong>en</strong> de grote diversiteit aan<br />

internationale opstelling<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> oog vereist voor andere oplossing<strong>en</strong> voor<br />

het coördinatievraagstuk dan alle<strong>en</strong> het Kyoto-model. Het Kyoto-model lijdt<br />

onder de effectiviteitsteg<strong>en</strong>stelling: datg<strong>en</strong>e wat gezi<strong>en</strong> de doelstelling van de eu<br />

effectief is, is in internationaal verband niet haalbaar <strong>en</strong> datg<strong>en</strong>e wat haalbaar is, is<br />

niet effectief. De instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van Kyoto zijn doelmatig voor voorlopers. Daar is<br />

dus niets mis mee. Maar ze miss<strong>en</strong> vooralsnog de pot<strong>en</strong>tie voor doeltreff<strong>en</strong>dheid,<br />

omdat het wereldwijde draagvlak voor e<strong>en</strong> vergaande inzet van die instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

ontbreekt.


Hoewel er aanzett<strong>en</strong> zijn, ontbreekt het aan e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de strategie. Strategisch<br />

klimaatbeleid gaat uit van e<strong>en</strong> langetermijnb<strong>en</strong>adering die robuust is in het<br />

licht van de onzekerhed<strong>en</strong> waarmee het klimaatprobleem is omgev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

‘robuuste’ b<strong>en</strong>adering is e<strong>en</strong> strategie die goede klimaatresultat<strong>en</strong> oplevert bij<br />

uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de toekomstsc<strong>en</strong>ario’s onder verschill<strong>en</strong>de veronderstelling<strong>en</strong>. Dit<br />

wrr-rapport biedt de strategische b<strong>en</strong>adering in e<strong>en</strong> mondiaal perspectief, die<br />

het mogelijk maakt in het beleid de juiste keuzes op het juiste mom<strong>en</strong>t te mak<strong>en</strong>.<br />

Met dit rapport bouwt de raad voort op e<strong>en</strong> traditie van milieurapport<strong>en</strong> (wrr<br />

1994; 2002; 2003b).<br />

1.3 vraagstelling van het rapport<br />

Dit rapport stelt zich de vraag hoe Nederland als lidstaat van de Europese Unie e<strong>en</strong><br />

effectief klimaatbeleid kan voer<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> wereldwijd <strong>en</strong> strategisch perspectief.<br />

Zonder wereldwijd perspectief is elk klimaatbeleid immers bij voorbaat gedoemd<br />

te mislukk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> effectief klimaatbeleid is lastig te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>, omdat de<br />

beleidsomgeving zich k<strong>en</strong>merkt door e<strong>en</strong> lange tijdshorizon <strong>en</strong> tegelijk uiterst<br />

complex is. Bij die complexiteit gaat het om de volg<strong>en</strong>de aspect<strong>en</strong>: (a) de grote<br />

onzekerhed<strong>en</strong> in de k<strong>en</strong>nis over het klimaatsysteem; (b) de extreme traagheid<br />

van het klimaatsysteem; (c) de mondiale omgeving; (d) de nadruk op economische<br />

groei, vooral in de armere land<strong>en</strong>, waardoor emissies eerder toe- dan afnem<strong>en</strong>;<br />

(e) de sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> van de diverse land<strong>en</strong>; <strong>en</strong> (f) de moeizaam<br />

of zelfs niet tot stand kom<strong>en</strong>de wereldwijde coördinatie door te zwakke of<br />

perverse prikkels.<br />

Het gaat de raad niet alle<strong>en</strong> om de effectiviteit van klimaatbeleid, maar ook om de<br />

doelmatigheid ervan. Bij effectiviteit staat de vraag c<strong>en</strong>traal of m<strong>en</strong> de gestelde<br />

doel<strong>en</strong> kan realiser<strong>en</strong>, bij doelmatigheid is het de vraag of m<strong>en</strong> die doel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong><br />

zo laag mogelijke kost<strong>en</strong> weet te hal<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> gebrek aan doelmatigheid betek<strong>en</strong>t<br />

dat m<strong>en</strong> ‘de ding<strong>en</strong> niet goed doet’, hetge<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> opgelost door te kiez<strong>en</strong><br />

voor beschikbare goedkopere oplossing<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> gebrek aan effectiviteit (bij gerealiseerde<br />

doelmatigheid) wijst op e<strong>en</strong> discrepantie <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het doel <strong>en</strong> de beschikbare<br />

middel<strong>en</strong>: het doel is te hoog gegrep<strong>en</strong> <strong>en</strong> behoeft bijstelling <strong>en</strong>/of de<br />

beschikbaar gestelde middel<strong>en</strong> zijn onvoldo<strong>en</strong>de <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vergroot.<br />

Gebrek aan effectiviteit kan dus ook leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> nieuwe afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het<br />

gestelde doel (hier: klimaatbeleid) <strong>en</strong> andere doel<strong>en</strong>, alsmede <strong>tuss<strong>en</strong></strong> doel<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

middel<strong>en</strong>. Anders gezegd, het kan leid<strong>en</strong> tot de maatschappelijke vraag of ‘de<br />

goede ding<strong>en</strong> gedaan word<strong>en</strong>’: e<strong>en</strong> heroverweging van prefer<strong>en</strong>ties waar klimaat<br />

er slechts één van is. Reflectie op deze tweede vraag is voor e<strong>en</strong> strategie cruciaal,<br />

maar is wel veel lastiger dan op de meer technocratische eerste vraag. In e<strong>en</strong> internationale<br />

omgeving ligt dat nog gecompliceerder, omdat op internationaal niveau<br />

ge<strong>en</strong> georganiseerde afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> doel<strong>en</strong> <strong>en</strong> middel<strong>en</strong> plaatsvindt. Elk land<br />

heeft zijn eig<strong>en</strong> prefer<strong>en</strong>ties <strong>en</strong> zo kan de eu of Nederland <strong>ambitie</strong>s hebb<strong>en</strong> die te<br />

zeer afwijk<strong>en</strong> van de prefer<strong>en</strong>ties in de mondiale omgeving.<br />

inleiding<br />

25


26<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Vel<strong>en</strong> neig<strong>en</strong> bij klimaatbeleid al snel te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan het stopp<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>selijke<br />

invloed op het klimaat. Dat kan echter niet mete<strong>en</strong>. En indi<strong>en</strong> alle land<strong>en</strong> in<br />

de wereld alsmaar w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te groei<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> de b<strong>en</strong>odigde inspanning<strong>en</strong> alle<strong>en</strong><br />

maar (snel) groter. In deze optiek is effectiviteit dus het op e<strong>en</strong> aanvaardbaar<br />

niveau stabiliser<strong>en</strong> van de door de m<strong>en</strong>s veroorzaakte co2-emissies. Het zal<br />

lijk<strong>en</strong> dat dat bepaald ge<strong>en</strong> sinecure is. Dit ook nog e<strong>en</strong>s efficiënt te do<strong>en</strong>, met<br />

z’n all<strong>en</strong> in de wereld, <strong>en</strong> spoedig, is e<strong>en</strong> formidabele opgave. E<strong>en</strong> effectief én<br />

efficiënt klimaatbeleid vormt daarmee e<strong>en</strong> veeleis<strong>en</strong>de <strong>ambitie</strong>.<br />

Ambitie di<strong>en</strong>t wel sam<strong>en</strong> te gaan met <strong>realisme</strong>. Dat betek<strong>en</strong>t dat we die eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

van de omgeving die moeilijk beïnvloedbaar zijn, als e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> beschouw<strong>en</strong>. De <strong>ambitie</strong> is dan om binn<strong>en</strong> die beperk<strong>en</strong>de omgeving zo<br />

doelgericht mogelijk te werk<strong>en</strong>, onder andere door het beïnvloed<strong>en</strong> van de voorkeur<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het gedrag van de andere spelers. Door uit te gaan van de belang<strong>en</strong> van<br />

de diverse spelers <strong>en</strong> die serieus te nem<strong>en</strong>, wordt de kans groter dat in e<strong>en</strong> nietvolmaakte<br />

wereld van internationale verhouding<strong>en</strong> toch e<strong>en</strong> effectief beleid kan<br />

word<strong>en</strong> gevoerd.<br />

De raad gaat uit van e<strong>en</strong> pragmatische b<strong>en</strong>adering, omdat die invalshoek de<br />

meeste kans op succes biedt. Dat betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> morele invalshoek zo veel<br />

mogelijk gemed<strong>en</strong> wordt. Overig<strong>en</strong>s is beleid altijd normatief, omdat het voorkeur<strong>en</strong><br />

wil realiser<strong>en</strong>, maar die voorkeur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet altijd universeel gedeeld.<br />

Weliswaar kunn<strong>en</strong> op ethische grond<strong>en</strong> normatieve keuz<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gefundeerd<br />

over e<strong>en</strong> te voer<strong>en</strong> interg<strong>en</strong>erationeel beleid <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de red<strong>en</strong>ering<strong>en</strong> die daaraan<br />

t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt in het internationale onderhandelingsproces,<br />

maar dat proces kan daarvan beter niet afhankelijk word<strong>en</strong> gemaakt. In<br />

het internationale onderhandelingsspel spel<strong>en</strong> belang<strong>en</strong> vaak e<strong>en</strong> grotere rol dan<br />

moraal of rechtvaardigheid, zij het dat die belang<strong>en</strong> wel onveranderlijk met e<strong>en</strong><br />

beroep op moraal <strong>en</strong> rechtvaardigheid word<strong>en</strong> behartigd.<br />

En t<strong>en</strong> slotte is het in e<strong>en</strong> beleidsrapport goed e<strong>en</strong> onderscheid te mak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> fysische process<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> beleidsacties anderzijds (Shearer<br />

2005). Fysische wett<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet door m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> beïnvloed, maar vorm<strong>en</strong> de<br />

omgeving waarin m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> actie ondernem<strong>en</strong>. Het klimaat als fysisch probleem is<br />

e<strong>en</strong> studieobject voor de natuurwet<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Het Intergovernm<strong>en</strong>tal Panel on<br />

Climate Change (ipcc) vormt het platform waar deze k<strong>en</strong>nis beschikbaar wordt<br />

gemaakt. In Nederland drag<strong>en</strong> institut<strong>en</strong> als het knmi <strong>en</strong> het mnp bij aan de<br />

internationale k<strong>en</strong>nis over het klimaat <strong>en</strong> over de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering.<br />

Op dit terrein heeft de wrr niets toe te voeg<strong>en</strong>. Dit rapport beperkt zich tot<br />

de beleidskeuz<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de fysische omgeving. Dat beleid kan gericht zijn op<br />

beïnvloeding van die omgeving, maar ook op de kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedreiging<strong>en</strong> vanuit<br />

de (natuurlijke <strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijke) omgeving.


1.4 oplossingsrichting<strong>en</strong><br />

Het klimaatprobleem kan m<strong>en</strong> in beleidsmatige zin opdel<strong>en</strong> in drie hoofdcompon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

die elk bijdrag<strong>en</strong> aan de probleemoplossing <strong>en</strong> zijn op te vatt<strong>en</strong> als deelproblem<strong>en</strong>:<br />

(1) aanpassing aan de klimaatverandering, (2) emissiereductieroutes<br />

om de klimaatverandering te temper<strong>en</strong> <strong>en</strong> (3) internationale coördinatie om die<br />

emissiereductieroutes te realiser<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t bij de oplossingsrichting<strong>en</strong> eerst<br />

<strong>en</strong> vooral te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> wereldwijde strategie op lange termijn, het aanpassingsbeleid<br />

deels uitgezonderd. D<strong>en</strong>kt m<strong>en</strong> hoofdzakelijk in <strong>en</strong>ge Europese – laat<br />

staan Nederlandse – term<strong>en</strong>, dan kan het wereldklimaatprobleem nooit tot e<strong>en</strong><br />

oplossing kom<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de mondiale strategie kan vervolg<strong>en</strong>s voor de eu, <strong>en</strong><br />

voor Nederland, e<strong>en</strong> beleidsstrategie word<strong>en</strong> afgeleid.<br />

(1) Aanpassing<br />

Het klimaat verandert ook als emissiereductie succesvol tot stand wordt gebracht.<br />

Emissiereductie vertraagt die verandering <strong>en</strong> verlaagt het eindniveau van de<br />

temperatuurstijging, maar voorkomt verandering<strong>en</strong> niet. Klimaatbeleid zal<br />

daarom moet<strong>en</strong> bestaan uit e<strong>en</strong> mix van aanpassing aan verandering<strong>en</strong> <strong>en</strong> emissiereductie.<br />

Nederland zal zich dus moet<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong>. Dat geldt e<strong>en</strong>s te meer<br />

wanneer mondiale coördinatie niet of niet voldo<strong>en</strong>de tot stand komt.<br />

E<strong>en</strong> investering in aanpassing aan klimaatverandering komt met grotere zekerheid<br />

t<strong>en</strong> goede aan de eig<strong>en</strong> regio dan e<strong>en</strong> forse lokale investering in emissiereductie<br />

die het mondiale klimaat uiteindelijk slechts e<strong>en</strong> beetje begunstigt. Dat<br />

maakt het gemakkelijker belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> voor aanpassing te mobiliser<strong>en</strong>. Dit is<br />

e<strong>en</strong> groot voordeel bov<strong>en</strong> emissiereductiebeleid, dat taaie internationale coördinatie<br />

vereist om het free rider-effect te beteugel<strong>en</strong>. Op het eerste gezicht is<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat dus e<strong>en</strong> optie die de moeite van evaluatie<br />

waard is. Toch is dat tot nu toe te weinig gebeurd.<br />

(2) Emissiereductieroutes<br />

Welvaartsgroei betek<strong>en</strong>t groei<strong>en</strong>d <strong>en</strong>ergiegebruik <strong>en</strong> in de huidige situatie ook<br />

emissiegroei van co2. Welvaartsontwikkeling in combinatie met minder co2-uitstoot<br />

moet dus in belangrijke mate word<strong>en</strong> gerealiseerd door het verhog<strong>en</strong> van de<br />

<strong>en</strong>ergie-efficiëntie. In veel gevall<strong>en</strong> is dit e<strong>en</strong> no regret-beleid, dat wil zegg<strong>en</strong>: e<strong>en</strong><br />

beleid dat sowieso aantrekkelijk is, ook zonder klimaatprobleem, onder andere<br />

vanuit de oogpunt<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>besparing. Dat wil overig<strong>en</strong>s<br />

niet zegg<strong>en</strong> dat no regret-beleid ‘gratis’ is, de cost gaat wel uit voor de baet.<br />

De wereld zal, met de OESO-land<strong>en</strong> voorop, moet<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong> dat welvaartsgroei<br />

sam<strong>en</strong>gaat met e<strong>en</strong> reductie van emissies van broeikasgass<strong>en</strong>. Ervan uitgaande<br />

dat het huidige emissi<strong>en</strong>iveau veel te hoog is voor stabilisatie van het klimaat op<br />

de lange termijn, zull<strong>en</strong> technologieontwikkeling <strong>en</strong> verandering van de <strong>en</strong>ergiemix<br />

ervoor moet<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> dat de verbetering van de emissie-efficiëntie de groei<br />

van de wereldbevolking <strong>en</strong> die van de welvaartsgroei per hoofd voldo<strong>en</strong>de overtreft.<br />

inleiding<br />

27


28<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Technologie zal zo cruciaal blijk<strong>en</strong> te zijn dat daarbij ge<strong>en</strong> taboes kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gehanteerd. Dit rapport onderzoekt daarom ook het gebruik van kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

toepassing van kern<strong>en</strong>ergie. Verandering<strong>en</strong> in de <strong>en</strong>ergiemix gaan betrekkelijk<br />

langzaam, omdat ze zijn verbond<strong>en</strong> met lang meegaande investering<strong>en</strong> in infrastructuur.<br />

Bij technologie moet m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> onderscheid mak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> diffusie van<br />

bestaande technologie <strong>en</strong> ontwikkeling van nieuwe technologie.<br />

Diffusie van beschikbare technologie naar opkom<strong>en</strong>de economieën kan ervoor<br />

zorg<strong>en</strong> dat deze land<strong>en</strong> het historische <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sieve pad van het West<strong>en</strong><br />

overslaan t<strong>en</strong> gunste van e<strong>en</strong> pad van economische groei op basis van veel hogere<br />

<strong>en</strong>ergie-efficiëntie. Emissiereductietechnologieën zull<strong>en</strong> dus toepasbaar moet<strong>en</strong><br />

zijn in opkom<strong>en</strong>de economieën, wil e<strong>en</strong> mondiaal emissiereductiebeleid e<strong>en</strong><br />

succes kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Maar er is ook vrij radicale innovatie nodig, want het is evid<strong>en</strong>t dat op langere<br />

termijn transities nodig zijn naar nieuwe vorm<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> productie <strong>en</strong> dat<br />

er (vooralsnog) ge<strong>en</strong> silver bullets zijn die het probleem afzonderlijk kunn<strong>en</strong><br />

oploss<strong>en</strong>. Het is aan de rijke land<strong>en</strong> om te zorg<strong>en</strong> dat de innovatie tot stand komt<br />

die nodig is voor de verbeterde emissie-efficiëntie <strong>en</strong> de transitie naar e<strong>en</strong> volledig<br />

nieuw, emissiearm <strong>en</strong>ergiesysteem.<br />

(3) Coördinatie <strong>en</strong> onderhandeling<br />

Waar de broeikasgass<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgestot<strong>en</strong>, is voor het klimaat irrelevant. Ze<br />

cumuler<strong>en</strong> in de atmosfeer <strong>en</strong> het is de voorraad broeikasgass<strong>en</strong> die het klimaat<br />

beïnvloedt. Markt<strong>en</strong> zijn niet in staat de externe effect<strong>en</strong> van emissie in<br />

voldo<strong>en</strong>de mate te internaliser<strong>en</strong> <strong>en</strong> zull<strong>en</strong> zonder ingrijp<strong>en</strong> minder technologie,<br />

innovatie <strong>en</strong> diffusie voortbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder verander<strong>en</strong> in de <strong>en</strong>ergiemix dan<br />

vanuit klimaatoogpunt gew<strong>en</strong>st is. Er is dus gecoördineerd beleid nodig. Dit<br />

coördinatieprobleem valt uite<strong>en</strong> in drie onderscheid<strong>en</strong> maar in de praktijk gerelateerde<br />

deelproblem<strong>en</strong>, namelijk ontwikkeling, verdeling <strong>en</strong> allocatie.<br />

• Ontwikkeling. Ongeveer driekwart van de wereldbevolking woont in zich<br />

arme of industrialiser<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> deze land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontwikkelingspad<br />

zoud<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> zoals de oeso-land<strong>en</strong> dat eerder hebb<strong>en</strong> gedaan, wordt het<br />

klimaatprobleem nog onbeheersbaarder, omdat de wereldwijde uitstoot van<br />

broeikasgass<strong>en</strong> snel zou to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, hoe effectief de oeso-land<strong>en</strong> zelf hun<br />

eig<strong>en</strong> emissiereductie ook zoud<strong>en</strong> bewerkstellig<strong>en</strong>.<br />

• Verdeling. Klimaatbeleid kost economische groei, zodat het vooral aantrekkelijk<br />

is als andere land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> klimaatbeleid voer<strong>en</strong>. Via onderhandeling zull<strong>en</strong><br />

land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> systeem van last<strong>en</strong>verdeling moet<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong> dat voor elk van de<br />

partij<strong>en</strong> acceptabel is.<br />

• Allocatie. De b<strong>en</strong>odigde innovatie <strong>en</strong> diffusie moet op zo doelmatig mogelijke<br />

wijze tot stand word<strong>en</strong> gebracht. Dit vereist dat eerst de goedkoopste <strong>en</strong> pas<br />

daarna de duurdere opties word<strong>en</strong> gebruikt. Dat lijkt vanzelfsprek<strong>en</strong>der dan<br />

het is.


1.5 0pbouw van het rapport<br />

Voor e<strong>en</strong> goed begrip van het klimaatprobleem is <strong>en</strong>ige achtergrondk<strong>en</strong>nis over<br />

klimaat, klimaatbeleid <strong>en</strong> de Kyoto-b<strong>en</strong>adering ess<strong>en</strong>tieel. Hoofdstuk 2 geeft e<strong>en</strong><br />

beknopte schets van die noodzakelijke achtergrondk<strong>en</strong>nis, zonder pret<strong>en</strong>tie van<br />

volledigheid. Verder gaat het hoofdstuk in op de afwegingsvraagstukk<strong>en</strong> die in<br />

het klimaatbeleid spel<strong>en</strong>. De onzekerheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het klimaatbeleid<br />

wordt b<strong>en</strong>adrukt <strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering waarin kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> van<br />

beleid word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>oemd <strong>en</strong> gewog<strong>en</strong>, kom<strong>en</strong> ter sprake. Ook komt de toepasbaarheid<br />

van het voorzorgsbeginsel voor het klimaatbeleid aan de orde. T<strong>en</strong> slotte<br />

geeft dit hoofdstuk sam<strong>en</strong>vatting<strong>en</strong> van het huidige klimaatbeleid van Nederland<br />

<strong>en</strong> de eu. De ingevoerde lezer kan dit hoofdstuk overslaan <strong>en</strong> direct doorblader<strong>en</strong><br />

naar hoofdstuk 3. Aangezi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> jargon niet helemaal kan vermijd<strong>en</strong>, is achterin<br />

het rapport e<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst toegevoegd.<br />

Hoofdstuk 3 behandelt de aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat. Aanpassing is<br />

in het beleid ondergeschikt geblev<strong>en</strong>. Aanpassingskost<strong>en</strong> zijn voorhe<strong>en</strong> (te) lang<br />

als argum<strong>en</strong>t gebruikt om de noodzaak van emissiereductie te beargum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>.<br />

Maar aanpassing als optie is niet op voorhand tweede keus, al was het maar<br />

omdat klimaatverandering niet alle<strong>en</strong> nadel<strong>en</strong> maar ook voordel<strong>en</strong> met zich<br />

meebr<strong>en</strong>gt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is er, gegev<strong>en</strong> de internationale diversiteit van belang<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> prioriteit<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> reële kans dat internationaal gecoördineerd emissiereductiebeleid<br />

niet of niet voldo<strong>en</strong>de van de grond komt.<br />

Vanuit aanpassingsoogpunt is de wereldwijde klimaatverandering bov<strong>en</strong>al e<strong>en</strong><br />

regionaal probleem: de effect<strong>en</strong> zijn overal, maar ze word<strong>en</strong> plaatselijk gevoeld,<br />

verschill<strong>en</strong> lokaal <strong>en</strong> de aanpassingslast<strong>en</strong> word<strong>en</strong> lokaal gedrag<strong>en</strong>. De invalshoek<br />

bij aanpassing is primair regionaal, omdat de vraagstelling zich tot de<br />

Nederlandse (Europese) positie beperkt. Voor Nederland (Noordwest-Europa) zal<br />

blijk<strong>en</strong> dat aanpassing vooral waterbeleid betek<strong>en</strong>t. Daarnaast vormt aanpassing<br />

ook e<strong>en</strong> mondiaal probleem, omdat de arme land<strong>en</strong> over onvoldo<strong>en</strong>de vermog<strong>en</strong><br />

beschikk<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> effectief beleid (tijdig) door te voer<strong>en</strong> <strong>en</strong> steun gerechtvaardigd<br />

is.<br />

Hoofdstuk 4 behandelt de mondiale strategische routes voor emissiereductie. De<br />

invalshoek is hier primair mondiaal, omdat het voor het klimaat niet uitmaakt<br />

waar emissies (<strong>en</strong> hun reducties) plaatsvind<strong>en</strong>. De vraag van dit hoofdstuk is hoe<br />

groot de mondiale uitdaging is waaraan m<strong>en</strong> het hoofd moet bied<strong>en</strong>, wat de<br />

belangrijkste emissiereductieroutes zijn <strong>en</strong> in welke regio’s welke opties m<strong>en</strong> het<br />

meest kost<strong>en</strong>effectief kan toepass<strong>en</strong>. Die vrag<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

losgekoppeld van de uiteindelijke last<strong>en</strong>verdeling. Het gaat in dit hoofdstuk<br />

primair om de vraag hoe e<strong>en</strong> euro voor emissiereductiebeleid het beste kan<br />

word<strong>en</strong> besteed <strong>en</strong> derhalve om de vraag naar het milieupot<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong>effectiviteit<br />

van diverse opties. Voorts is de timing belangrijk. Het hoofdstuk<br />

mondt uit e<strong>en</strong> strategievoorstel.<br />

inleiding<br />

29


30<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Hoofdstuk 5 behandelt de internationale coördinatie. De invalshoek is primair<br />

wereldwijd <strong>en</strong> moet dat ook zijn. Mondiaal gaat het erom de techniek<strong>en</strong> uit<br />

hoofdstuk 4 op effectieve wijze toegepast te krijg<strong>en</strong>. De huidige voortrekkers van<br />

internationale coördinatie van emissiereductie – Japan <strong>en</strong> de eu – zijn nu al niet<br />

in staat de jaarlijkse netto mondiale uitstoot besliss<strong>en</strong>d te beïnvloed<strong>en</strong>, zelfs niet<br />

als ze daaraan e<strong>en</strong> absolute prioriteit bov<strong>en</strong> al het andere zoud<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong>.<br />

Europa zal zijn eig<strong>en</strong> belang<strong>en</strong> in dit kracht<strong>en</strong>veld moet<strong>en</strong> bewak<strong>en</strong>, maar zal ook<br />

bereid moet<strong>en</strong> zijn om, waar dat nodig is, via de verdeling van last<strong>en</strong> de onderlinge<br />

belang<strong>en</strong>verhouding te beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

Alle<strong>en</strong> via gedeelde belang<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> effectieve <strong>en</strong> stabiele sam<strong>en</strong>werking<br />

tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Coalitievorming <strong>en</strong> leiderschap staan daarbij c<strong>en</strong>traal.<br />

Er word<strong>en</strong> suggesties gedaan om de wereldwijde coördinatie <strong>en</strong>igszins te institutionaliser<strong>en</strong>,<br />

t<strong>en</strong>einde de transactiekost<strong>en</strong> te verlag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de gunstige werking van<br />

probleemeig<strong>en</strong>aarschap te bevorder<strong>en</strong>.<br />

Het zal blijk<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> rationeel te zijn, maar zelfs onafw<strong>en</strong>dbaar om naast de<br />

Kyoto-route ook andere b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> te onderzoek<strong>en</strong>.<br />

Het rapport sluit af met e<strong>en</strong> concluder<strong>en</strong>d hoofdstuk 6, dat de mondiale b<strong>en</strong>adering<br />

uit de hoofdstukk<strong>en</strong> over emissiereductieroutes <strong>en</strong> coördinatie verbindt met<br />

het Nederlandse beleid. Nederlands beleid is het meest zinvol als het zich richt op<br />

e<strong>en</strong> slimme combinatie van Nederlandse aanpassing <strong>en</strong> effectieve mondiale emissiereductie<br />

<strong>en</strong> coördinatie. Voor e<strong>en</strong> klein land komt het eropaan realpolitik te<br />

verbind<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> <strong>ambitie</strong>uze <strong>en</strong> creatieve opstelling die eropuit is effectieve<br />

oplossing<strong>en</strong> op mondiaal niveau te bevorder<strong>en</strong> <strong>en</strong> die mede daardoor andere<br />

spelers meetrekt in de verwez<strong>en</strong>lijking van die oplossing.


2 probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

Er zijn serieuze aanwijzing<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong> klimaatprobleem is, al bestaat daarover<br />

ge<strong>en</strong> zekerheid. Verwijz<strong>en</strong>d naar het voorzorgsbeginsel zijn de aanwijzing<strong>en</strong> te<br />

sterk om te neger<strong>en</strong>, waarmee de vraag naar e<strong>en</strong> verstandige mate van voorzorg<br />

overig<strong>en</strong>s nog niet is beantwoord. Onderzoek van ger<strong>en</strong>ommeerde wet<strong>en</strong>schappers<br />

<strong>en</strong> institut<strong>en</strong> naar het klimaatprobleem is er in overvloed. Dit rapport zou<br />

daar weinig aan toevoeg<strong>en</strong>. Dit hoofdstuk beoogt daarom slechts summier de<br />

aard <strong>en</strong> omvang van het klimaatprobleem te schets<strong>en</strong>, alsmede e<strong>en</strong> beeld te gev<strong>en</strong><br />

van het klimaatbeleid op dit mom<strong>en</strong>t.<br />

Paragraaf 2.1 geeft de huidige stand van de k<strong>en</strong>nis over het klimaat weer. Paragraaf<br />

2.2 belicht de omvang van het klimaatprobleem <strong>en</strong> de beschikbare oplossingsrichting<strong>en</strong>,<br />

die op zichzelf kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgevat als antwoord<strong>en</strong> op deelproblem<strong>en</strong>.<br />

Die oplossingsrichting<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> echter wel in e<strong>en</strong> optimale beleidsmix<br />

word<strong>en</strong> nagestreefd. Daarom besteedt paragraaf 2.3 aandacht aan de afwegingsproblem<strong>en</strong><br />

die ontstaan bij e<strong>en</strong> pragmatische beleidskeuze. Paragraaf 2.4 laat<br />

zi<strong>en</strong> dat het tot nu toe gevoerde klimaatbeleid hooguit als e<strong>en</strong> eerste stap kan<br />

word<strong>en</strong> opgevat, op mondiaal niveau, maar ook op Europees <strong>en</strong> Nederlands niveau.<br />

Paragraaf 2.5 sluit af met e<strong>en</strong> conclusie.<br />

2.1 k<strong>en</strong>nis over het klimaat<br />

2.1.1 antropog<strong>en</strong>e temperatuurstijging<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

De k<strong>en</strong>nis over het klimaat <strong>en</strong> over de m<strong>en</strong>selijke invloed daarop is nog incompleet,<br />

maar neemt toe. Dit rapport gaat uit van de wet<strong>en</strong>schappelijke inzicht<strong>en</strong><br />

zoals die zijn geïnv<strong>en</strong>tariseerd in het Third Assessm<strong>en</strong>t Report (tar) van het<br />

Intergovernm<strong>en</strong>tal Panel on Climate Change (ipcc) (2001), aangevuld met<br />

rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong>, zowel mondiaal (Levin <strong>en</strong> Persching 2006) als specifiek voor<br />

Nederland (mnp 2005; Rooijers et al. 2004). Volg<strong>en</strong>s de huidige inzicht<strong>en</strong> zal<br />

zonder klimaatbeleid het mondiale temperatuurgemiddelde tot 2100 met 1,4 °C<br />

tot 5,8 °C stijg<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van 1990. In dat jaar was de temperatuur al circa<br />

0,6 °C gesteg<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van 1850.<br />

De onzekerheidsmarge in de temperatuurstijging heeft twee hoofdoorzak<strong>en</strong>. In<br />

de eerste plaats is er onzekerheid over de mondiale to<strong>en</strong>ame van broeikasgasemissies.<br />

Energiegebruik <strong>en</strong> de mate waarin daarvoor e<strong>en</strong> beroep wordt gedaan op<br />

fossiele brandstoff<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> daarin e<strong>en</strong> sleutelrol, maar naast co2 zijn er nog veel<br />

andere broeikasgass<strong>en</strong> (ghg’s), waarvan methaan kwantitatief de belangrijkste<br />

is. Het <strong>en</strong>ergiegebruik wordt in belangrijke mate beïnvloed door de economische<br />

groei, met name in zich ontwikkel<strong>en</strong>de economieën. Het ipcc heeft verschill<strong>en</strong>de<br />

verhaallijn<strong>en</strong> ontwikkeld die door wet<strong>en</strong>schappers zijn vertaald in emissiesc<strong>en</strong>ario’s<br />

(zie het Special Report on Emissions Sc<strong>en</strong>arios (sres)). Met name over<br />

de groeiveronderstelling<strong>en</strong> is discussie ontstaan (zie tekstbox 2.1). De tweede<br />

31


32<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

oorzaak ligt in de onzekerheid over de terugkoppelingseffect<strong>en</strong>, de zog<strong>en</strong>oemde<br />

klimaatgevoeligheid. Daardoor is het onzeker hoe groot precies de invloed van<br />

e<strong>en</strong> additionele ton co2 in de atmosfeer is. Paragraaf 2.1.4 gaat hier dieper op in.<br />

Het tempo van de huidige verandering is hoog. De co2-conc<strong>en</strong>tratie is sinds het<br />

begin van de industrialisering sterk gesteg<strong>en</strong> <strong>en</strong> is sinds 420.000 jaar niet zo hoog<br />

geweest als nu. De conc<strong>en</strong>traties van co2 <strong>en</strong> andere ghg’s in de atmosfeer <strong>en</strong> de<br />

m<strong>en</strong>selijke invloed op die conc<strong>en</strong>traties gev<strong>en</strong> in de nieuwe klimaatmodell<strong>en</strong>,<br />

sam<strong>en</strong> met de invloed van uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de verstor<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> zoals vulkaanuitbarsting<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> zonneactiviteit, e<strong>en</strong> redelijk adequate verklaring van het fysieke<br />

klimaat. De voorlopige conclusie daaruit is dat de huidige klimaatverandering in<br />

hoge mate antropoge<strong>en</strong> is. Dat wil overig<strong>en</strong>s niet zegg<strong>en</strong> dat de m<strong>en</strong>selijke<br />

invloed per definitie ongew<strong>en</strong>st is, noch dat het klimaat van nature stabiel zou<br />

zijn. 1<br />

Het goede nieuws is dat die klimaatverandering daarmee ook vatbaar is voor<br />

beïnvloeding. Het slechte nieuws is echter dat voor e<strong>en</strong> stabiel niveau van co2equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

(de gezam<strong>en</strong>lijke b<strong>en</strong>oeming van co2 <strong>en</strong> andere ghg’s; zie verder<br />

hoofdstuk 4) de emissies ver b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> het 1990-niveau moet<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>, terwijl de<br />

mondiale tr<strong>en</strong>d voorlopig nog krachtig opwaarts is. De voorzi<strong>en</strong>e mondiale<br />

bevolkingsgroei van 6 naar 9 miljard m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> verkleint het mondiale emissiebudget<br />

per hoofd van de bevolking, terwijl welvaartsgroei juist e<strong>en</strong> groter budget per<br />

capita vraagt. Bevolkingsdruk <strong>en</strong> consumptie zijn, zeker in zich ontwikkel<strong>en</strong>de<br />

land<strong>en</strong>, niet of hoogst<strong>en</strong>s binn<strong>en</strong> zeer beperkte marges stuurbaar.<br />

Tekstbox 2.1 De kritiek van H<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Castles op het Third Assessm<strong>en</strong>t Report<br />

H<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Castles (2002) hebb<strong>en</strong> de sc<strong>en</strong>arioaanpak van het ipcc van kritiek voorzi<strong>en</strong>. Twee<br />

variabel<strong>en</strong> bepal<strong>en</strong> op lange termijn de omvang van de co2-emissies, namelijk de economische<br />

groei <strong>en</strong> de emissie per e<strong>en</strong>heid nationaal product. In de ipcc-sc<strong>en</strong>ario’s (met name het volg<strong>en</strong>s<br />

het ipcc ‘optimistische’ B1-sc<strong>en</strong>ario) wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat de mondiale welvaart convergeert<br />

doordat de inkom<strong>en</strong>sachterstand van zich ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> op ontwikkelde land<strong>en</strong> wordt<br />

ingelop<strong>en</strong>. Het eerste kritiekpunt van H<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Castles is dat de inkom<strong>en</strong>sachterstand ver<br />

(met circa e<strong>en</strong> factor 4) is overschat door e<strong>en</strong> methodologische fout. 2 Dit resulteert in onrealistische<br />

groeivoet<strong>en</strong> voor ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>, die ertoe leid<strong>en</strong> dat de welvaart aldaar aan het eind<br />

van de 21e eeuw volg<strong>en</strong>s de gehanteerde sc<strong>en</strong>ario’s veel hoger zou zijn dan in de ontwikkelde<br />

land<strong>en</strong>. Het tweede kritiekpunt is dat de initiële <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit door de foutieve berek<strong>en</strong>ing<br />

van het welvaartsniveau is overschat. 3<br />

H<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Castles onderbouw<strong>en</strong> hun methodologische kritiek verder door de implicaties van<br />

de ipcc-sc<strong>en</strong>ario’s te toets<strong>en</strong> aan de historische ontwikkeling. De aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> groeivoet<strong>en</strong> leid<strong>en</strong><br />

voor heel Azië over e<strong>en</strong> eeuw tot e<strong>en</strong> groei met e<strong>en</strong> factor 70 tot 140, terwijl e<strong>en</strong> dergelijke groei<br />

nooit door welk land dan ook is behaald (Japan bijvoorbeeld groeide in de twintigste eeuw met e<strong>en</strong><br />

factor 20; de vs in de neg<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>de eeuw met e<strong>en</strong> factor 5). De co2-emissie per hoofd daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

is in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk over de twintigste eeuw min of meer constant geblev<strong>en</strong>, ondanks de<br />

economische groei.


De impact van de kritiek van H<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Castles is minder groot dan op het eerste gezicht lijkt,<br />

omdat de sres-sc<strong>en</strong>ario’s ook uitgaan van converg<strong>en</strong>tie van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit van het nationaal<br />

product <strong>en</strong> de co2-int<strong>en</strong>siteit van de <strong>en</strong>ergie, 4 waardoor de emissie per bruto wereldproduct<br />

daalt <strong>en</strong> de totale emissie veel minder snel groeit dan het welvaartsniveau. McKibbin et al. (2004)<br />

schatt<strong>en</strong> dat de uiteindelijke invloed van de methodologische veronderstelling<strong>en</strong> op de co2-emissies<br />

kan oplop<strong>en</strong> tot circa 40 proc<strong>en</strong>t in 2100. Ander<strong>en</strong> (bijvoorbeeld Manne <strong>en</strong> Richels 2003;<br />

Holtsmark <strong>en</strong> Alfs<strong>en</strong> 2004a) schatt<strong>en</strong> het effect veel kleiner in.<br />

De belangrijkste les uit de kritiek van H<strong>en</strong>derson <strong>en</strong> Castles betreft wellicht de omvang van de<br />

onzekerheid in modell<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> lange termijn, zoals overig<strong>en</strong>s g<strong>en</strong>oegzaam blijkt uit de breedte<br />

van de sc<strong>en</strong>ario’s van het ipcc. Sc<strong>en</strong>ario’s over e<strong>en</strong> lange termijn die zijn gebaseerd op veronderstelde<br />

lineaire of expon<strong>en</strong>tiële verband<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> haast niet anders dan uit de hand lop<strong>en</strong>, omdat<br />

op de lange termijn de fout<strong>en</strong> in de veronderstelde verband<strong>en</strong> cumuler<strong>en</strong>. Gematigde diverg<strong>en</strong>tie<br />

ontstaat slechts indi<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de groeivoet<strong>en</strong> (in dit geval welvaartsgroei <strong>en</strong> co2-int<strong>en</strong>siteit<br />

van het nationaal product) elkaar (gedeeltelijk) comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>. Met andere woord<strong>en</strong>: er is onzekerheid<br />

over zowel de economische groei als over de co2-int<strong>en</strong>siteit daarvan, maar het gaat om het<br />

verschil er<strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong> de onzekerheid daarover is nog aanzi<strong>en</strong>lijk groter.<br />

2.1.2 gevolg<strong>en</strong> voor zeespiegel <strong>en</strong> weerpatron<strong>en</strong><br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

De temperatuurstijging in de atmosfeer veroorzaakt opwarming van de ocean<strong>en</strong>.<br />

Door thermische expansie stijgt de zeespiegel. Dit effect wordt nog versterkt<br />

door het geleidelijk afsmelt<strong>en</strong> van de Zuidpoolkap <strong>en</strong> van Gro<strong>en</strong>land. 5 De<br />

zeespiegelstijging zorgt ervoor dat de risico’s van overstroming <strong>en</strong> verzilting<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, niet alle<strong>en</strong> aan de kust maar ook in riviergebied<strong>en</strong>, doordat de afwateringsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

verminder<strong>en</strong>. Voor de periode tot 2100 wordt gerek<strong>en</strong>d met<br />

e<strong>en</strong> zeespiegelstijging van 20 tot 110 c<strong>en</strong>timeter (mnp 2005). De grote onzekerheidsmarge<br />

wordt bepaald door de onzekerheid over de te verwacht<strong>en</strong> temperatuurstijging,<br />

<strong>en</strong> wordt verder vergroot door onzekerheid over de doorwerking<br />

daarvan in de secundaire process<strong>en</strong>. Hier speelt de beperkte k<strong>en</strong>nis van het<br />

systeem e<strong>en</strong> veel grotere rol dan bij de vraag naar de mate van opwarming in relatie<br />

tot de co2-conc<strong>en</strong>tratie. Naast de stijging van het ze<strong>en</strong>iveau wordt in Nederland<br />

e<strong>en</strong> daling van de bodem verwacht. Dat proces van bodemdaling is al langdurig<br />

gaande, maar de uiteindelijke omvang van de verwachte bodemdaling is<br />

toch nog met veel onzekerheid omgev<strong>en</strong> (wb21 2000b).<br />

Bij e<strong>en</strong> hogere temperatuur neemt daarnaast de verdamping toe, hetge<strong>en</strong> leidt tot<br />

e<strong>en</strong> hoger gemiddeld neerslagniveau. Zowel de temperatuurstijging als de verandering<br />

in het neerslagniveau zal niet overal ev<strong>en</strong> groot zijn. Er zijn dus sterk<br />

uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de lokale effect<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>te studies (Hassol 2004) wijz<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> meer<br />

dan gemiddelde temperatuurstijging in het Noordpoolgebied, waardoor het<br />

afsmelt<strong>en</strong> van het ijs op Gro<strong>en</strong>land mogelijk versnelt. De verwachte neerslag laat<br />

nog grotere regionale variaties zi<strong>en</strong>. Voor Nederland houdt het knmi rek<strong>en</strong>ing<br />

met e<strong>en</strong> sterk vergrote kans op extreme winterneerslag (zie tabel 2.1), zowel in<br />

int<strong>en</strong>siteit als in frequ<strong>en</strong>tie van extrem<strong>en</strong>. Sam<strong>en</strong> met de zeespiegelstijging<br />

veroorzaakt dat e<strong>en</strong> vergrote overstromingskans in het rivier<strong>en</strong>gebied.<br />

33


34<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 2.1 Klimaatsc<strong>en</strong>ario’s voor Nederland in 2100 op basis van mondiale klimaatverandering<br />

ipcc-sc<strong>en</strong>ario’s (to<strong>en</strong>ame t<strong>en</strong> opzichte van 1990)<br />

De onzekerheid over de regionale verdeling van klimaateffect<strong>en</strong> is aanzi<strong>en</strong>lijk.<br />

Ook voor de vaak g<strong>en</strong>oemde te verwacht<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van turbul<strong>en</strong>tie in weerpatron<strong>en</strong><br />

bestaat maar e<strong>en</strong> zeer beperkte onderbouwing. 6 Klimatolog<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> hogere nao-index (Noord-Atlantische Oscillatie) in verband met het broeikaseffect,<br />

hetge<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot meer lagedrukactiviteit bij de Azor<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

meer storm<strong>en</strong>. Maar in de afgelop<strong>en</strong> eeuw is zo’n tr<strong>en</strong>d niet zichtbaar. Áls in<br />

Nederland in de afgelop<strong>en</strong> halve eeuw e<strong>en</strong> verandering in de frequ<strong>en</strong>tie van storm<strong>en</strong><br />

aanwijsbaar is, laat figuur 2.1 zi<strong>en</strong> dat die tr<strong>en</strong>d wijst op e<strong>en</strong> afname van het<br />

aantal storm<strong>en</strong> per jaar (knmi 2003). 7 Gegev<strong>en</strong>s van het knmi over de windrichting<br />

lat<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat, áls er e<strong>en</strong> tr<strong>en</strong>d is in de windrichting bij<br />

stormachtige wind, deze in de afgelop<strong>en</strong> eeuw t<strong>en</strong>deert naar e<strong>en</strong> kleiner aandeel<br />

van storm<strong>en</strong> uit het noordwest<strong>en</strong>, de richting die het meest bedreig<strong>en</strong>d is voor de<br />

Nederlandse kust. Er is ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele garantie dat zulke tr<strong>en</strong>ds ook naar de<br />

toekomst kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorgetrokk<strong>en</strong>, maar de empirie geeft ge<strong>en</strong> aanwijzing<strong>en</strong><br />

voor het teg<strong>en</strong>deel. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zegg<strong>en</strong> de gegev<strong>en</strong>s over Nederland weinig tot<br />

niets over de relatie <strong>tuss<strong>en</strong></strong> klimaatverandering <strong>en</strong> storm<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong>.<br />

2.1.3 e<strong>en</strong> traag systeem<br />

Temperatuurstijging<br />

Gevolg<strong>en</strong> voor 1 °C 2 °C 4-6 °C a<br />

Zomerneerslag 1% 2% 4%<br />

Winterneerslag 6% 12% 25%<br />

Neerslagint<strong>en</strong>siteitb 10% 20% 40%<br />

Zomerverdamping 4% 8% 16%<br />

Zeespiegelc 20 cm 60 cm 110 cm<br />

a Het bereik geeft aan dat de neerslageffect<strong>en</strong> min of meer onveranderlijk zijn in dit temperatuurgebied.<br />

b Zowel bui<strong>en</strong> als 10-daagse neerslagsom.<br />

c De te verwacht<strong>en</strong> bodemdaling is hierbij al opgeteld.<br />

Bron: KNMI (2003)<br />

Het mondiale klimaatsysteem reageert zeer traag op verandering<strong>en</strong> in emissiepatron<strong>en</strong>.<br />

In de eerste plaats reageert de co2-conc<strong>en</strong>tratie vertraagd op verandering<strong>en</strong> in<br />

emissiepatron<strong>en</strong>. Dat komt doordat de m<strong>en</strong>selijke activiteit (circa 6 gigaton koolstof<br />

(gtc) per jaar in 2000) slechts circa 4 proc<strong>en</strong>t van de mondiale jaarlijkse<br />

natuurlijke koolstofkringloop omvat <strong>en</strong> doordat de meeste ghg’s gedur<strong>en</strong>de<br />

lange tijd in de atmosfeer aanwezig blijv<strong>en</strong>. 8 De gestage toevoeging (ghgstroom)<br />

van broeikasgas aan de atmosfeer cumuleert langzaam in e<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>de


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

conc<strong>en</strong>tratie (geaccumuleerde emissie). Dat tempo wordt verder vertraagd doordat<br />

bij e<strong>en</strong> hogere co2-conc<strong>en</strong>tratie ook de opnamecapaciteit groeit. Voor de<br />

andere ghg’s geldt e<strong>en</strong> analoge red<strong>en</strong>ering.<br />

In de tweede plaats reageert de temperatuur vertraagd op verandering<strong>en</strong> in de<br />

atmosferische conc<strong>en</strong>traties. Dat komt doordat de conc<strong>en</strong>tratie e<strong>en</strong> verandering<br />

in de <strong>en</strong>ergiebalans veroorzaakt (<strong>en</strong>ergiestroom) die leidt tot e<strong>en</strong> geleidelijke<br />

temperatuurstijging (geaccumuleerde warmte). De ocean<strong>en</strong> <strong>en</strong> ijskapp<strong>en</strong><br />

verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong> e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme warmtecapaciteit, terwijl het proces bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

wordt vertraagd doordat bij e<strong>en</strong> hogere temperatuur ook de uitstraling van de<br />

aarde to<strong>en</strong>eemt. Er is dus e<strong>en</strong> dubbele vertraging van e<strong>en</strong> stroomgrootheid naar<br />

e<strong>en</strong> voorraadgrootheid, waarbij de tweede stroom wordt bepaald door de eerste<br />

voorraad.<br />

In dit trage systeem werk<strong>en</strong> verstoring<strong>en</strong> lang door <strong>en</strong> is het eindresultaat van<br />

verandering<strong>en</strong> in het emissiepatroon pas na eeuw<strong>en</strong> bereikt. De netto-emissies<br />

zijn het saldo van toegevoegde co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, bijvoorbeeld door verbranding<br />

van fossiele brandstoff<strong>en</strong>, <strong>en</strong> opname, bijvoorbeeld in biomassa. Ook bij e<strong>en</strong><br />

daling van de netto-emissies gaat de ingezette temperatuurstijging nog lang door,<br />

doordat e<strong>en</strong> daling van de netto-emissies pas op termijn tot herstel van de <strong>en</strong>ergiebalans<br />

leidt, aangezi<strong>en</strong> de <strong>en</strong>ergiebalans niet door de emissiestroom maar door<br />

de ghg-voorraad wordt bepaald. Het voorgaande impliceert wel dat e<strong>en</strong><br />

vergaande onbalans in de co2-huishouding van de planeet op lange termijn hoe<br />

dan ook e<strong>en</strong> onhoudbare situatie oplevert.<br />

Figuur 2.1 Het aantal storm<strong>en</strong> per jaar in Nederland<br />

25<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

1962 1967 1972 1977 1982 1987 1992 1997 2002<br />

Bron: knmi (2003); tr<strong>en</strong>dlijn wrr<br />

35


36<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Als gevolg van de traagheid is het jaar 2100 voor de uiteindelijke temperatuur<br />

ge<strong>en</strong> eindpunt in de projecties. Stabilisatie wordt pas bereikt over e<strong>en</strong> periode<br />

van <strong>en</strong>ige eeuw<strong>en</strong>, afhankelijk van de uiteindelijke conc<strong>en</strong>tratie. Bij e<strong>en</strong> uiteindelijke<br />

co2-conc<strong>en</strong>tratie van 550 respectievelijk 1000 parts per million volume<br />

(ppmv) bedraagt de temperatuurstijging tweehonderd jaar na het piek<strong>en</strong> van de<br />

emissies (in circa 2015 respectievelijk 2080) naar schatting nog steeds 0,1 °C<br />

respectievelijk 0,5 °C per eeuw. De respons van het ze<strong>en</strong>iveau is nog trager. De<br />

halfwaardetijd van deze respons bedraagt circa vijfhonderd jaar. Dat wil zegg<strong>en</strong><br />

dat na vijfhonderd jaar pas de helft van het uiteindelijke effect van e<strong>en</strong> verandering<br />

is gerealiseerd.<br />

2.1.4 grote onzekerheid over feedbackprocess<strong>en</strong><br />

In historisch-geologisch opzicht is de waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> verwachte klimaatverandering<br />

niet groot. Onze planeet heeft co2-conc<strong>en</strong>traties <strong>en</strong> methaanconc<strong>en</strong>traties<br />

meegemaakt die e<strong>en</strong> veelvoud war<strong>en</strong> van de huidige bij e<strong>en</strong> nag<strong>en</strong>oeg zuurstofloze<br />

atmosfeer (Kasting 2004). Ook de temperatuur heeft zeer verschill<strong>en</strong>de<br />

waard<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (De Vries 2004). Er zijn ijstijd<strong>en</strong> geweest, maar ook liep<strong>en</strong><br />

er mosasauruss<strong>en</strong> rond in Maastricht. E<strong>en</strong> deel van de onzekerheid komt voort<br />

uit gebrek aan k<strong>en</strong>nis over de huidige omvang van sources (uitstoot) <strong>en</strong> sinks<br />

(absorptie) van ghg’s, maar minst<strong>en</strong>s zo belangrijk zijn de dynamische effect<strong>en</strong>.<br />

Het klimaat is e<strong>en</strong> complex dynamisch systeem met uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de quasi-stabiele<br />

toestand<strong>en</strong>. Complex dynamisch wil zegg<strong>en</strong> dat het systeem zichzelf beïnvloedt<br />

via feedback, zodat het niet lineair reageert op invloed<strong>en</strong> van buit<strong>en</strong>, waardoor in<br />

de wereld van mogelijke klimaattoestand<strong>en</strong> meerdere lokale ev<strong>en</strong>wicht<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> bestaan: vergelijk e<strong>en</strong> kano die zowel recht als onderstebov<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

quasi-stabiele toestand ligt. Daaruit mag niet de snelle conclusie word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong><br />

dat m<strong>en</strong>selijke invloed er niet toe doet; integ<strong>en</strong>deel, m<strong>en</strong>selijke invloed kan<br />

het systeem naar e<strong>en</strong> alternatieve stabiele toestand duw<strong>en</strong>, waarin het systeem<br />

vervolg<strong>en</strong>s lange tijd kan blijv<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> (Alley 2004). Weliswaar hebb<strong>en</strong> transities<br />

zich gemet<strong>en</strong> naar de historisch-geologische schaal soms snel voltrokk<strong>en</strong>, dat<br />

tempo was toch relatief traag t<strong>en</strong> opzichte van het tempo waarin m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> nu het<br />

klimaat beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

De k<strong>en</strong>nis over de natuurlijke feedbackprocess<strong>en</strong> moet voornamelijk via modellering<br />

<strong>en</strong> extrapolatie word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>. Verschill<strong>en</strong>de feedbackprocess<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong>d dan wel remm<strong>en</strong>d werk<strong>en</strong>. Negatieve feedback (bijvoorbeeld<br />

thermostaat) werkt stabiliser<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong> voorbeeld van negatieve feedback is<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de co2-absorptie in natuurlijke sinks bij e<strong>en</strong> hogere co2-conc<strong>en</strong>tratie<br />

<strong>en</strong> hogere temperatuur <strong>en</strong> vochtigheid. In het algeme<strong>en</strong> overheerst de negatieve<br />

feedback, om de e<strong>en</strong>voudige red<strong>en</strong> dat system<strong>en</strong> niet lang in e<strong>en</strong> instabiele<br />

toestand blijv<strong>en</strong> (e<strong>en</strong> beker bov<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> deur blijft niet lang staan). Positieve<br />

feedback (bijvoorbeeld stuurbekrachtiging) werkt destabiliser<strong>en</strong>d <strong>en</strong> kan ervoor<br />

zorg<strong>en</strong> dat het systeem over e<strong>en</strong> drempel in e<strong>en</strong> alternatieve stabiele toestand<br />

raakt (de kano slaat om). De hydrologische kringloop verandert bijvoorbeeld bij


Afwijking in temperatuur (ºC) t.o.v. het jaargemiddelde 1961-1990<br />

e<strong>en</strong> hogere temperatuur, waarbij meer waterdamp in de atmosfeer komt. Dat<br />

zorgt behalve voor e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de neerslagint<strong>en</strong>siteit ook voor <strong>en</strong>erzijds extra<br />

broeikaseffect, maar anderzijds ook voor extra <strong>en</strong>ergie-uitstraling naar de ruimte<br />

via <strong>en</strong>ergietransport naar de atmosfeer.<br />

Het laatste voorbeeld in de voorgaande alinea laat zi<strong>en</strong> dat klimaatmodell<strong>en</strong><br />

werk<strong>en</strong> met complex sam<strong>en</strong>gestelde feedbackprocess<strong>en</strong> waarvan de richting per<br />

saldo niet op voorhand vastligt, doordat e<strong>en</strong> relatief klein saldo bepaald wordt<br />

door e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stel van veel omvangrijker teg<strong>en</strong>gestelde effect<strong>en</strong>. 9 Modell<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> increm<strong>en</strong>teel gebouwd. Wanneer de modeluitkomst<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong> van de<br />

empirie, word<strong>en</strong> nieuwe aspect<strong>en</strong> aan het model toegevoegd die de discrepantie<br />

verminder<strong>en</strong>. Deze zog<strong>en</strong>oemde kalibratie is dus haast per definitie e<strong>en</strong> eclectisch<br />

proces. Hoe kleiner het te verklar<strong>en</strong> effect in verhouding tot de oorzak<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

hoe groter het aantal vrijheidsgrad<strong>en</strong>, des te gemakkelijker kan via kalibratie met<br />

e<strong>en</strong> model de werkelijkheid nagebootst word<strong>en</strong> zonder dat dit model ook daadwerkelijk<br />

e<strong>en</strong> causaal (volledig) juiste modellering is. 10 De grote mate van onzekerheid<br />

over de juiste modellering draagt ertoe bij dat de waaier van modelmatig<br />

voorspelde klimaateffect<strong>en</strong> zoals geïnv<strong>en</strong>tariseerd door het ipcc zeer breed is <strong>en</strong><br />

dat er zelfs ge<strong>en</strong> volledige e<strong>en</strong>sgezindheid bestaat over wat oorzaak <strong>en</strong> wat gevolg<br />

is (zie bijvoorbeeld Rörsch et al. 2005). Ook de opvatting<strong>en</strong> over het aandeel van<br />

alternatieve verklaring<strong>en</strong> zoals de zonnevlekk<strong>en</strong>cyclus zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd.<br />

Het zog<strong>en</strong>oemde hockeystick-debat (zie tekstbox 2.2) laat zi<strong>en</strong> hoe<br />

de onzekerheid instrum<strong>en</strong>teel gebruikt wordt in het politieke debat.<br />

Figuur 2.2 Variatie in temperatuur in de laatste duiz<strong>en</strong>d jaar<br />

0,5<br />

0,0<br />

-0,5<br />

-1,0<br />

Bron: ipcc (2001)<br />

NOORDELIJKE HEMISFEER<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

1000 1200 1400 1600 1800 2000<br />

Jaar<br />

37


38<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tekstbox 2.2 De hockeystick<br />

De hockeystick verwijst naar de vorm van de grafiek in figuur 2.2. De grafiek suggereert e<strong>en</strong> min<br />

of meer stabiel klimaat in de afgelop<strong>en</strong> duiz<strong>en</strong>d jaar, gevolgd door e<strong>en</strong> sterke temperatuurstijging<br />

in de tweede helft van de twintigste eeuw. De boodschap dat de opwarming in het afgelop<strong>en</strong><br />

mill<strong>en</strong>nium zonder preced<strong>en</strong>t is, is indring<strong>en</strong>d <strong>en</strong> geldt als belangrijk bewijs voor het bestaan van<br />

het door m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> veroorzaakte klimaatprobleem.<br />

Rondom deze hockeystick heeft zich de afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> e<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijk <strong>en</strong> journalistiek<br />

debat afgespeeld dat laat zi<strong>en</strong> hoe wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> politiek met elkaar interacter<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> figuur als<br />

deze komt tot stand door e<strong>en</strong> gecompliceerd proces van bewerking <strong>en</strong> vergelijking van uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong> onvolledige waarneming<strong>en</strong>. Na de publicatie van het tar was er al snel wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

on<strong>en</strong>igheid over de databewerking door Thomas Mann, auteur van de grafiek. Het opmerkelijke<br />

is dat er, ondanks de wet<strong>en</strong>schappelijke on<strong>en</strong>igheid over de databewerking, onder de<br />

desbetreff<strong>en</strong>de wet<strong>en</strong>schappers ge<strong>en</strong> verschil van m<strong>en</strong>ing bestaat over de rec<strong>en</strong>te opwarming; het<br />

wet<strong>en</strong>schappelijk geschil gaat over de mate van klimaatstabiliteit vóór 1900. In de media echter<br />

gaat het geschil over het al dan niet bestaan van het klimaatprobleem, als e<strong>en</strong> debat <strong>tuss<strong>en</strong></strong> ‘gelovig<strong>en</strong>’<br />

<strong>en</strong> ‘sceptici’. T<strong>en</strong> onrechte, want als McIntyre <strong>en</strong> McKitrick gelijk hebb<strong>en</strong>, zou dat ook<br />

kunn<strong>en</strong> betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat het natuurlijke klimaat instabieler is dan aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat het risico van<br />

antropog<strong>en</strong>e emissies groter is in plaats van kleiner. Buit<strong>en</strong> de kring van wet<strong>en</strong>schappers is deze<br />

discussie dus e<strong>en</strong> volledig eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> gaan leid<strong>en</strong>, waarin het moeilijke wet<strong>en</strong>schappelijke debat<br />

niet alle<strong>en</strong> is versimpeld, maar ook van inzet is veranderd.<br />

Gebrek aan k<strong>en</strong>nis over feedback br<strong>en</strong>gt de nodige onzekerheid met zich mee<br />

over de kwantitatieve relatie <strong>tuss<strong>en</strong></strong> emissi<strong>en</strong>iveaus <strong>en</strong> klimaat – zolang het<br />

systeem zich rond het huidige ev<strong>en</strong>wicht beweegt. Het is vrijwel onmogelijk te<br />

voorspell<strong>en</strong> waar de drempel ligt naar e<strong>en</strong> nieuwe stabiele toestand, <strong>en</strong> derhalve<br />

of <strong>en</strong> zo ja wanneer e<strong>en</strong> point of no return wordt bereikt. Bij zo’n gebrek aan<br />

k<strong>en</strong>nis is het verstandig terughoud<strong>en</strong>d te zijn met het beïnvloed<strong>en</strong> van het<br />

systeem. In Alley’s metafoor: ‘Dancing in a canoe is not usually recomm<strong>en</strong>ded,<br />

yet dance we do’ – waaraan je zou kunn<strong>en</strong> toevoeg<strong>en</strong> dat het ook behoorlijk dring<strong>en</strong><br />

is met zes miljard m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> kano.<br />

Het voorzorgsbeginsel zegt dat gebrekkige k<strong>en</strong>nis niet per se betek<strong>en</strong>t dat er ge<strong>en</strong><br />

probleem is. In de eerste plaats is k<strong>en</strong>nis niet geheel afwezig. De wet<strong>en</strong>schap is<br />

verder gevorderd dan t<strong>en</strong> tijde van het rapport Gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de groei uit 1970.<br />

Gebrek aan k<strong>en</strong>nis is e<strong>en</strong> extra motivatie voor onderzoek dat gericht is op beter<br />

inzicht in de process<strong>en</strong> die aan het probleem t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong>: het probleem<br />

kan zowel groter als kleiner zijn dan naar de huidige inzicht<strong>en</strong>. Er zijn diverse<br />

‘slap<strong>en</strong>de reuz<strong>en</strong>’ aanwijsbaar: process<strong>en</strong> die, e<strong>en</strong>maal in gang gezet, niet of<br />

moeilijk beheersbaar zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zijn (New Sci<strong>en</strong>tist, 12 februari 2005: 9-11).<br />

In de meeste gevall<strong>en</strong> is er nog maar weinig k<strong>en</strong>nis over de feedbackeffect<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

daarmee over de snelheid, omvang <strong>en</strong> soms zelfs de richting van deze process<strong>en</strong>.<br />

Het gaat om bijvoorbeeld de volg<strong>en</strong>de process<strong>en</strong>:<br />

• Natuurlijke koolstof-sinks die sources zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> hogere


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

temperatuur kan het afbrek<strong>en</strong> van organisch materiaal sneller gaan dan de<br />

opname. Daardoor kom<strong>en</strong> per saldo, tot e<strong>en</strong> nieuw ev<strong>en</strong>wicht is bereikt, co2<br />

<strong>en</strong> (bij gebrek aan zuurstof) ch4 vrij. Belangrijk is hier dat de m<strong>en</strong>selijke ghgproductie<br />

slechts e<strong>en</strong> klein deel van de natuurlijke koolstofkringloop omvat,<br />

waardoor e<strong>en</strong> grote hefboom ontstaat.<br />

• Vrijkom<strong>en</strong> van ch4 uit ocean<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontdooi<strong>en</strong>d permafrost. Het gaat om grote<br />

voorrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> de broeikasimpact van vrijkom<strong>en</strong>d methaan is e<strong>en</strong> factor 20<br />

groter dan die van co2, waardoor e<strong>en</strong> zichzelf versterk<strong>en</strong>d effect ontstaat<br />

(Dick<strong>en</strong>s 2004). 11<br />

• Stilvall<strong>en</strong> van de thermohali<strong>en</strong>e circulatie waaraan we de warme golfstroom<br />

dank<strong>en</strong>. Als zoeter <strong>en</strong> warmer water bij Gro<strong>en</strong>land niet meer afzinkt, kan de<br />

Noord-Atlantische circulatie geblokkeerd word<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk kouder<br />

klimaat in Noord-Europa tot gevolg. De kans op stilvall<strong>en</strong> van de thermohali<strong>en</strong>e<br />

circulatie is niet nul, maar de aanwijzing<strong>en</strong> ervoor zijn niet sterk, zij het<br />

dat wel e<strong>en</strong> vermindering van de int<strong>en</strong>siteit gemet<strong>en</strong> is (rivm 2005; Yin et al.<br />

2003; Kerr 2005; Levin <strong>en</strong> Pershing 2006).<br />

• Smelt<strong>en</strong> van de ijskapp<strong>en</strong> van West-Antarctica <strong>en</strong> Gro<strong>en</strong>land. Volledig afsmelt<strong>en</strong><br />

daarvan is goed voor zo’n 50 meter respectievelijk 7 meter zeespiegelstijging,<br />

maar het smeltproces kost duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>. Toch zou de eerste paar<br />

honderd jaar e<strong>en</strong> meter of vijf zeespiegelstijging kunn<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>. Er zijn<br />

echter ook modell<strong>en</strong> die de ijskapp<strong>en</strong> juist zi<strong>en</strong> aangroei<strong>en</strong> (Wild et al. 2003).<br />

Voor de hoogte van de zeespiegel is de thermische expansie van geleidelijk<br />

opwarm<strong>en</strong>d oceaanwater binn<strong>en</strong> afzi<strong>en</strong>bare termijn belangrijker dan de<br />

ijskapp<strong>en</strong>.<br />

• Verzuring van de ocean<strong>en</strong>. Dit kan omvangrijke ecologische gevolg<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

(onder meer voor de koraalriff<strong>en</strong>), maar er is ge<strong>en</strong> duidelijke positieve feedback<br />

aanwijsbaar, zodat althans het verzuringseffect (niet per se ook de aangerichte<br />

ecologische schade) verdwijnt bij e<strong>en</strong> lagere co2-conc<strong>en</strong>tratie.<br />

• Uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de lokale effect<strong>en</strong> door verandering in reg<strong>en</strong>val. De Sahara zou<br />

gro<strong>en</strong>er kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, de Amazone minder nat.<br />

Ook de m<strong>en</strong>selijke activiteit is op te vatt<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> onzeker feedbackproces.<br />

Naarmate de gevolg<strong>en</strong> van de economische groei voor het klimaat als ongew<strong>en</strong>st<br />

word<strong>en</strong> ervar<strong>en</strong> <strong>en</strong> er gecoördineerde actie tot stand komt, kan de ontwikkeling<br />

gericht word<strong>en</strong> op meer duurzame technologieontwikkeling, die hetzij gericht<br />

is op <strong>en</strong>ergiebesparing, hetzij op emissiereductie (of beide). In theorie is ook<br />

e<strong>en</strong> verminderde economische groei e<strong>en</strong> mogelijk feedbackeffect, doordat die<br />

groei wordt belemmerd door klimaatverandering, of doordat die groei als<br />

minder gew<strong>en</strong>st wordt ervar<strong>en</strong>. Demografische variabel<strong>en</strong> (op lange termijn<br />

zeer bepal<strong>en</strong>d voor economische activiteit) lijk<strong>en</strong> daar in zekere mate gevoelig<br />

voor.<br />

De onzekerheid die veroorzaakt wordt door gebrekkig inzicht in de factor<strong>en</strong> die<br />

het klimaat bepal<strong>en</strong>, neemt af, maar is zeker niet verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>. De meer bedreig<strong>en</strong>de<br />

sc<strong>en</strong>ario’s krijg<strong>en</strong> relatief veel aandacht zonder dat er duidelijkheid is over<br />

de waarschijnlijkheid ervan.<br />

39


40<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

2.2 omvang van het probleem<br />

2.2.1 het klimaatprobleem als geheel<br />

De huidige k<strong>en</strong>nis over het klimaat <strong>en</strong> de m<strong>en</strong>selijke invloed daarop is nog<br />

beperkt. Als de nu gangbare informatie over klimaatverandering betrouwbaar is,<br />

bestaat er op lange termijn e<strong>en</strong> omvangrijk probleem. De Kyoto-doelstelling<strong>en</strong><br />

(zie paragraaf 2.4.1) zijn hooguit e<strong>en</strong> eerste stap op weg naar probleemoplossing.<br />

Het klimaatprobleem is tegelijkertijd te groot <strong>en</strong> te klein. Het is te groot in de zin<br />

dat de gevolg<strong>en</strong> op lange termijn zeer aanzi<strong>en</strong>lijk zijn <strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong> tot<br />

beheersing beperkt zijn. Het is de vraag of, gegev<strong>en</strong> de huidige stand van zak<strong>en</strong><br />

op technologisch <strong>en</strong> internationaal bestuurlijk gebied, het klimaatprobleem<br />

oplosbaar is (dus of de 2 °C-doelstelling van de eu realistisch is). In hoofdstuk 4<br />

<strong>en</strong> hoofdstuk 5 zull<strong>en</strong> we de technische respectievelijk bestuurlijke mogelijkhed<strong>en</strong><br />

nader onderzoek<strong>en</strong>. Het zal blijk<strong>en</strong> dat op beide terrein<strong>en</strong> forse vooruitgang<br />

nodig is om de 2 °C-doelstelling te realiser<strong>en</strong>.<br />

Het klimaatprobleem is daarnaast te klein in de zin dat tot 2050 ge<strong>en</strong> echt bedreig<strong>en</strong>de<br />

schadelijke effect<strong>en</strong> te verwacht<strong>en</strong> zijn. Meestal is voor e<strong>en</strong> s<strong>en</strong>se of<br />

urg<strong>en</strong>cy e<strong>en</strong> dramatische gebeurt<strong>en</strong>is op korte termijn nodig. Het verander<strong>en</strong>d<br />

klimaat stelt zulke gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> op de lange termijn mogelijk in het vooruitzicht,<br />

maar dan is het veel te laat om nog iets te ondernem<strong>en</strong>.<br />

Deze teg<strong>en</strong>stelling leidt tot e<strong>en</strong> spagaat bij deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die prober<strong>en</strong> het klimaatprobleem<br />

onder de aandacht te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Om beleidsverlamming te voorkom<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> de te verricht<strong>en</strong> inspanning<strong>en</strong> voor probleemoplossing soms kleiner<br />

voorgesteld dan ze zijn. B<strong>en</strong>adrukt wordt dat met beperkte inspanning<strong>en</strong> kan<br />

word<strong>en</strong> voldaan aan de Kyoto-verplichting<strong>en</strong> zonder het volle besef dat deze<br />

inspanning hooguit e<strong>en</strong> eerste stap is in de richting van probleemoplossing. De<br />

andere kant van de spagaat is dat, om de probleemperceptie te vergrot<strong>en</strong>, tactisch<br />

<strong>en</strong> strategisch onderzoeksresultat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgev<strong>en</strong>t die lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de<br />

klimaatverandering nu al duidelijk waarneembaar is <strong>en</strong> kan/zal leid<strong>en</strong> tot allerhande<br />

apocalyptische sc<strong>en</strong>ario’s – waarbij ‘kunn<strong>en</strong>’, ‘zull<strong>en</strong>’ <strong>en</strong> ‘zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>’<br />

wel e<strong>en</strong>s door elkaar rak<strong>en</strong>.<br />

De uiteindelijke omvang van het probleem wordt bepaald door de mate van<br />

klimaatverandering die acceptabel wordt gevond<strong>en</strong>. Plaatje A uit figuur 2.3, overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

uit het tar (ipcc 2001), laat zi<strong>en</strong> langs welke pad<strong>en</strong> in de kom<strong>en</strong>de drie<br />

eeuw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> stabilisatie van de co2-conc<strong>en</strong>tratie kan word<strong>en</strong> bereikt op verschill<strong>en</strong>de<br />

niveaus, oplop<strong>en</strong>d van 450 tot 1000 ppmv, hetge<strong>en</strong> correspondeert met<br />

e<strong>en</strong> mondiale temperatuurstijging in het jaar 2300 van 2 tot 5 grad<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte<br />

van 2000. Bij alle niveaus gaat de temperatuurstijging ook daarna nog door, maar<br />

het meest bij de hoge conc<strong>en</strong>tratie van 1000 ppmv.<br />

Plaatjes B <strong>en</strong> C gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> indruk van de bov<strong>en</strong>- <strong>en</strong> ondergr<strong>en</strong>s van het bij die langetermijnconc<strong>en</strong>traties<br />

behor<strong>en</strong>de emissieverloop, geschat volg<strong>en</strong>s twee verschil


CO2-emissie (PgC/jaar) CO2-emissie (PgC/jaar)<br />

CO2-conc<strong>en</strong>tratie (ppm)<br />

l<strong>en</strong>de modell<strong>en</strong>. In alle sc<strong>en</strong>ario’s groeit op korte termijn het mondiale emissi<strong>en</strong>iveau<br />

<strong>en</strong> treedt e<strong>en</strong> piek op in de emissies, waarna e<strong>en</strong> daling moet word<strong>en</strong> ingezet.<br />

Hoe eerder dat gebeurt, des te lager zowel het piekniveau als het eindniveau<br />

van co2-conc<strong>en</strong>tratie dat kan word<strong>en</strong> bereikt. Ook in het 1000 ppmv-sc<strong>en</strong>ario<br />

ligt de emissie op lange termijn volg<strong>en</strong>s beide modell<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> het niveau van<br />

2000. De sc<strong>en</strong>ario’s lat<strong>en</strong> dus zi<strong>en</strong> dat zelfs bij de hoogste conc<strong>en</strong>tratie op lange<br />

termijn ge<strong>en</strong> groei in de emissie meer toelaatbaar wordt geacht in de ipcc-geme<strong>en</strong>schap.<br />

Bij de sc<strong>en</strong>ario’s die door beleidsmakers als doel word<strong>en</strong> opgevat<br />

(450-550 ppmv) ligt de beschikbare mondiale emissieruimte op lange termijn<br />

circa 80 proc<strong>en</strong>t lager dan in 2000. De mondiale vraag naar emissieruimte zal<br />

daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> sterk groei<strong>en</strong> als gevolg van welvaartsgroei <strong>en</strong> bevolkingsgroei.<br />

Figuur 2.3 Langetermijnsc<strong>en</strong>ario’s voor co2-emissie<br />

1100<br />

1000<br />

900<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

0<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

Stabilisation sc<strong>en</strong>arios<br />

Bern-CC<br />

ISAM<br />

0<br />

2000 2100 2200 2300<br />

jaar<br />

Bron: ipcc (2001)<br />

WRE 1000<br />

WRE 750<br />

WRE 650<br />

WRE 550<br />

WRE 450<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

41


42<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

2.2.2 oplossingsrichting<strong>en</strong> als deelproblem<strong>en</strong><br />

Het klimaatprobleem vindt complem<strong>en</strong>taire oplossing<strong>en</strong> in drie richting<strong>en</strong>,<br />

namelijk aanpassing aan de verandering, emissiereductieroutes om klimaatverandering<br />

te temper<strong>en</strong> <strong>en</strong> internationale coördinatie om die emissiereductieroutes<br />

te realiser<strong>en</strong>. De laatste route valt op zijn beurt uite<strong>en</strong> in drie compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

namelijk het ontwikkelingstraject van nu nog arme land<strong>en</strong>, de verdeling van<br />

last<strong>en</strong> <strong>en</strong> de allocatie van inspanning<strong>en</strong>. De implem<strong>en</strong>tatie van deze oplossingsrichting<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> opgevat als de oplossing van deelproblem<strong>en</strong>.<br />

Aanpassing<br />

Aanpassing is vereist, want het klimaat verandert ook als emissiereductie succesvol<br />

tot stand wordt gebracht. Emissiereductie vertraagt de verandering <strong>en</strong><br />

verlaagt het eindniveau van temperatuurstijging, maar voorkomt verandering<strong>en</strong><br />

niet. Dat komt doordat verandering<strong>en</strong> van het klimaat (onder meer door de lange<br />

verblijftijd van broeikasgass<strong>en</strong> <strong>en</strong> door natuurlijke klimaatwijziging<strong>en</strong>) reeds zijn<br />

ingezet <strong>en</strong> doordat de omvang van de voor stabilisatie vereiste emissiereductie<br />

dermate groot is dat het niet erg waarschijnlijk is dat die in de praktijk zal word<strong>en</strong><br />

gerealiseerd. E<strong>en</strong> optimaal beleid richt zich derhalve op e<strong>en</strong> efficiënte mix van<br />

aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie.<br />

De klimaatverandering leidt mondiaal tot aanpassingsproblem<strong>en</strong> (rivm 2005).<br />

Door stijging van het ze<strong>en</strong>iveau ontstaan problem<strong>en</strong> in laaggeleg<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong>.<br />

Mondiaal zijn dat in het algeme<strong>en</strong> ook de dichtst bevolkte gebied<strong>en</strong>. Hoewel het<br />

laaggeleg<strong>en</strong> is zal Nederland zich (in elk geval op afzi<strong>en</strong>bare termijn) waarschijnlijk<br />

redelijk kunn<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> hoger ze<strong>en</strong>iveau (zie hoofdstuk 3). In<br />

minder rijke rivierdelta’s zoals Bangladesh <strong>en</strong> op laaggeleg<strong>en</strong> eiland<strong>en</strong> zal dat<br />

probleem harder aankom<strong>en</strong>. Verder verandert door klimaatverandering de waterhuishouding<br />

van de atmosfeer, waardoor lokaal zowel droogte als wateroverlast<br />

kan ontstaan. Beide hebb<strong>en</strong> consequ<strong>en</strong>ties voor de bewoonbaarheid <strong>en</strong> voor de<br />

landbouw. De mondiale voedselproductie komt bij e<strong>en</strong> temperatuurstijging van 3<br />

à 4 °C waarschijnlijk niet in gevaar, maar regionaal kunn<strong>en</strong> wel effect<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>,<br />

waardoor lokaal, vooral in tropische land<strong>en</strong>, tekort<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

ontstaan. Vooral bij e<strong>en</strong> te hoog tempo van klimaatverandering bestaat het risico<br />

dat ecosystem<strong>en</strong> zich onvoldo<strong>en</strong>de kunn<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong>. Ondiep water <strong>en</strong> kustgebied<strong>en</strong><br />

zijn daarbij het kwetsbaarst. T<strong>en</strong> slotte bestaat het (nog goeddeels onbegrep<strong>en</strong>)<br />

risico van e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van zog<strong>en</strong>oemde extreme weersgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

zoals cyclon<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> ander verspreidingsgebied van infectieziekt<strong>en</strong>.<br />

Vanuit aanpassingsoogpunt is mondiale klimaatverandering overal e<strong>en</strong> regionaal<br />

probleem: de effect<strong>en</strong> zijn overal, maar ze word<strong>en</strong> plaatselijk gevoeld <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong><br />

lokaal. De vrucht<strong>en</strong> van aanpassingsinspanning<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook plaatselijk<br />

g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>. Dat maakt het gemakkelijker om belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te mobiliser<strong>en</strong>,<br />

zodat de problem<strong>en</strong> lokaal kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgelost. Daarbij geld<strong>en</strong> twee belangrijke<br />

beperking<strong>en</strong>. Allereerst zijn ecosystem<strong>en</strong>, voor zover van bijzondere<br />

waarde, in hoge mate e<strong>en</strong> collectief goed op mondiaal niveau. Aantasting ervan is


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

dan niet zonder meer beperkt tot e<strong>en</strong> lokaal probleem. Daarnaast zijn de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

om de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering op te vang<strong>en</strong> niet overal ev<strong>en</strong><br />

groot, zodat in elk geval aanvull<strong>en</strong>de internationale coördinatie op dit punt<br />

gew<strong>en</strong>st is.<br />

Voor het bepal<strong>en</strong> van de onderhandelingsposities van de diverse partij<strong>en</strong> bij het<br />

verdel<strong>en</strong> van de bijdrag<strong>en</strong> aan emissiereductiebeleid is het belangrijk te wet<strong>en</strong><br />

hoe groot de aanpassingsproblem<strong>en</strong> op verschill<strong>en</strong>de plaats<strong>en</strong> zijn, omdat de<br />

verwachte schade van klimaatverandering als e<strong>en</strong> belangrijke motivatie geldt<br />

voor emissiereductie. De Nederlandse positie is daarnaast belangrijk, omdat de<br />

Nederlandse aanpassingsproblem<strong>en</strong> lokaal zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgelost.<br />

De aanpassingsag<strong>en</strong>da wordt urg<strong>en</strong>ter naarmate de oplossing van de problem<strong>en</strong><br />

van technologie <strong>en</strong> coördinatie minder succesvol verloopt of duurder uitvalt.<br />

Ondanks alle onzekerhed<strong>en</strong> zal e<strong>en</strong> keuze moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt of e<strong>en</strong> euro<br />

besteed aan aanpassingsbeleid beter of slechter besteed is dan e<strong>en</strong> euro voor innovatie<br />

<strong>en</strong>/of internationale coördinatie.<br />

Technologieontwikkeling<br />

Welvaartsgroei betek<strong>en</strong>t in de huidige situatie ook emissiegroei, in elk geval van<br />

co2. Daarnaast komt e<strong>en</strong> belangrijk deel van de huidige (netto-)emissie voort uit<br />

armoede <strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudig vermijdbare praktijk<strong>en</strong>. De wereld, de lidstat<strong>en</strong> van de<br />

Organisatie voor Economische Sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> Ontwikkeling (oeso) voorop,<br />

zal moet<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong> dat welvaartsgroei sam<strong>en</strong>gaat met reductie van emissies van<br />

broeikasgass<strong>en</strong>.<br />

In beginsel kan er ook voor gekoz<strong>en</strong> word<strong>en</strong> welvaart of welvaartsgroei op te<br />

gev<strong>en</strong> t<strong>en</strong>einde de reductie snel te bewerkstellig<strong>en</strong>, zoals in sommige kring<strong>en</strong> in<br />

de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig werd voorgestaan. Deze optie blijkt in de oeso-land<strong>en</strong> nerg<strong>en</strong>s<br />

e<strong>en</strong> draagvlak te hebb<strong>en</strong>, laat staan in de arme land<strong>en</strong>. Ervan uitgaande dat het<br />

huidige emissi<strong>en</strong>iveau te hoog is voor stabilisatie van het klimaat op de lange<br />

termijn (zie figuur 2.3), bestaat de technologie-uitdaging erin ervoor te zorg<strong>en</strong><br />

dat de verbetering van de emissie-efficiëntie de groei van de wereldbevolking <strong>en</strong><br />

die van de welvaartsgroei per hoofd voldo<strong>en</strong>de overtreft. De spontane verbetering<br />

van de emissie-efficiëntie van westerse economieën, onder meer onder druk<br />

van de oliecrises (via de weg van <strong>en</strong>ergie-effici<strong>en</strong>cy), is in het verled<strong>en</strong> steeds<br />

kleiner geweest dan de economische groei.<br />

Hoe groot e<strong>en</strong> ‘voldo<strong>en</strong>de’ verschil is <strong>tuss<strong>en</strong></strong> emissie-efficiëntieverbetering <strong>en</strong><br />

economische groei, wordt bepaald door zowel het absolute emissi<strong>en</strong>iveau op het<br />

mom<strong>en</strong>t dat de omslag wordt bereikt als door het gew<strong>en</strong>ste tempo van de uiteindelijke<br />

emissiereductie. De technologieontwikkeling staat los van het coördinatieprobleem:<br />

wie in de wereld doet wat <strong>en</strong> wanneer?<br />

De termijn voor het technologieprobleem is relatief lang, in de ordegrootte van<br />

vijftig jaar (figuur 2.3 is gebaseerd op e<strong>en</strong> geleidelijke oplossing van het technologieprobleem).<br />

Het is aan de rijke land<strong>en</strong> om ervoor te zorg<strong>en</strong> dat de innovatie tot<br />

43


44<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

stand komt die nodig is voor de verbeterde emissie-efficiëntie, door emissies te<br />

verminder<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of door de opname van ghg’s te vergrot<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> deel van emissie-efficiëntieverbetering<br />

kan word<strong>en</strong> gerealiseerd met bredere toepassing van<br />

bestaande techniek. Red<strong>en</strong><strong>en</strong> om beschikbare techniek<strong>en</strong> (nog) niet toe te pass<strong>en</strong><br />

ligg<strong>en</strong> in de sfeer van kost<strong>en</strong>efficiëntie (bij het huidige prijsniveau), afschrijvingstermijn<strong>en</strong><br />

van oudere jaargang<strong>en</strong> productiemiddel<strong>en</strong> <strong>en</strong> (in mindere mate)<br />

consumptiegoeder<strong>en</strong>, onzekerheid over de toekomstige omgeving <strong>en</strong> gebrek aan<br />

oog voor mogelijkhed<strong>en</strong> omdat het niet om kernactiviteit<strong>en</strong> gaat; het onderscheid<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> deze red<strong>en</strong><strong>en</strong> is vloei<strong>en</strong>d. Maar het is evid<strong>en</strong>t dat op langere termijn<br />

transities nodig zijn naar nieuwe vorm<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> productie (vrom-raad<br />

<strong>en</strong> aer 2004) <strong>en</strong> dat er (vooralsnog) ge<strong>en</strong> silver bullets zijn die het probleem<br />

afzonderlijk kunn<strong>en</strong> oploss<strong>en</strong>. Er zal e<strong>en</strong> portefeuille aan technologieën moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> ontwikkeld. Hoofdstuk 4 zal daaraan aandacht bested<strong>en</strong>.<br />

Binn<strong>en</strong> de rijke land<strong>en</strong> gaat het derhalve om zowel innovatie als om diffusie. Om<br />

die red<strong>en</strong> zou het van belang kunn<strong>en</strong> zijn dat e<strong>en</strong> deel van de emissiereductiedoelstelling<br />

in rijke land<strong>en</strong> gerealiseerd wordt, t<strong>en</strong>einde voldo<strong>en</strong>de innovatieprikkels<br />

te g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>, al is het de vraag of dit de meest efficiënte wijze is om<br />

onderzoek <strong>en</strong> ontwikkeling (r&d) te organiser<strong>en</strong>.<br />

Internationale coördinatie<br />

Waar ghg’s word<strong>en</strong> uitgestot<strong>en</strong> is voor het klimaat irrelevant. Na verloop van<br />

tijd cumuler<strong>en</strong> ze in de atmosfeer <strong>en</strong> het is die voorraad ghg’s die het klimaat<br />

beïnvloedt. Voor zover markt<strong>en</strong> <strong>en</strong> spontane technische vooruitgang de gew<strong>en</strong>ste<br />

verbetering<strong>en</strong> (zie hiervoor) niet bereik<strong>en</strong>, zull<strong>en</strong> overhed<strong>en</strong> overal ter wereld<br />

beleid moet<strong>en</strong> voer<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong> de omvangrijke gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>de externe<br />

effect<strong>en</strong> is wereldwijde coördinatie vereist, maar de belemmering<strong>en</strong> daarvoor<br />

zijn groot. Die belemmering<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> in de prikkels voor liftersgedrag (free<br />

riding), de uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> de randvoorwaarde van soevereiniteit. Als<br />

gevolg daarvan zal (coördinatie van) beleid word<strong>en</strong> ‘ondergeproduceerd’,<br />

waardoor het klimaatprobleem verergert. De coördinatieopdracht valt uite<strong>en</strong> in<br />

drie onderscheid<strong>en</strong> maar in de praktijk gerelateerde compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, namelijk (1)<br />

het ontwikkelingstraject van nu nog arme land<strong>en</strong>, (2) de verdeling van last<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

(3) de allocatie van inspanning<strong>en</strong>. Hoofdstuk 5 gaat dieper in op de internationale<br />

coördinatie.<br />

(1) Het ontwikkelingstraject van nu nog arme land<strong>en</strong><br />

Ongeveer vier vijfde van de wereldbevolking woont in zich industrialiser<strong>en</strong>de of<br />

arme land<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> deze land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ontwikkelingspad zoud<strong>en</strong> volg<strong>en</strong> zoals de<br />

oeso-land<strong>en</strong> dat eerder hebb<strong>en</strong> gedaan, wordt het klimaatprobleem nog onbeheersbaarder.<br />

De wereldwijde uitstoot van ghg’s zou snel to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, hoe effectief<br />

de oeso-land<strong>en</strong> zelf hun eig<strong>en</strong> emissiereductie ook zoud<strong>en</strong> bewerkstellig<strong>en</strong>.<br />

De ontwikkelde land<strong>en</strong> (Annex i-land<strong>en</strong>) producer<strong>en</strong> iets meer dan de helft van<br />

de mondiale emissies, voor e<strong>en</strong> belangrijk deel in de vorm van co2, terwijl in<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong> relatief veel methaan wordt geproduceerd. Het aandeel van<br />

de ontwikkelde land<strong>en</strong> in de totale emissie neemt af, dat van nu nog arme land<strong>en</strong><br />

neemt toe. De bepal<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong> voor het ontwikkelingsprobleem zijn het grote


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de aandeel van zich industrialiser<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> in de wereldbevolking<br />

<strong>en</strong>, bij e<strong>en</strong> succesvolle ontwikkeling, het snel stijg<strong>en</strong>de aandeel in het (ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s<br />

stijg<strong>en</strong>de) mondiale inkom<strong>en</strong>.<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot het technologieprobleem is de kritische termijn hier relatief<br />

kort. De emissie-efficiëntie van minder ontwikkelde land<strong>en</strong> is mom<strong>en</strong>teel laag<br />

(ze stot<strong>en</strong> dus veel uit, gezi<strong>en</strong> hun welvaart) <strong>en</strong> de economische groei van e<strong>en</strong><br />

groot deel van deze land<strong>en</strong> is hoog. Het resultaat is nu al dat het aandeel in de<br />

wereldemissie fors aan het stijg<strong>en</strong> is, waardoor de uitgangspunt<strong>en</strong> van Kyoto<br />

steeds meer word<strong>en</strong> achterhaald. China <strong>en</strong> India (sam<strong>en</strong> goed voor ruim 40% van<br />

de wereldbevolking) groei<strong>en</strong> structureel met zo’n 7 à 8 proc<strong>en</strong>t per jaar <strong>en</strong> alles<br />

wijst erop dat grotere marktgerichtheid <strong>en</strong> op<strong>en</strong>heid van hun economieën nog<br />

lange tijd grote stimulans<strong>en</strong> zal gev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke groep andere groeiers<br />

moet overig<strong>en</strong>s niet over het hoofd word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> (bijvoorbeeld <strong>en</strong>kele Zuidoost-Aziatische<br />

land<strong>en</strong> (asean), Mexico <strong>en</strong> Brazilië).<br />

Het klimaatprobleem heeft in zich ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lagere prioriteit<br />

dan in Europa. Economische groei gaat voorlopig voor. E<strong>en</strong> effectief klimaatbeleid<br />

vereist dat rijke land<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> aan de diffusie van beschikbare emissie-efficiënte<br />

technologie naar zich ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>. De hoge economische groei<br />

daar impliceert dat veel nieuwe productiemiddel<strong>en</strong> in gebruik word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Die gaan lang mee <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> effectief klimaatbeleid naar huidige maatstav<strong>en</strong><br />

state of the art zijn. Ook dat maakt de kritische termijn relatief kort. Het<br />

gaat hier om het verlag<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar vor<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> van de top in het mondiale emissi<strong>en</strong>iveau<br />

uit figuur 2.3.<br />

(2) De verdeling van last<strong>en</strong><br />

Klimaatbeleid kost economische groei, zodat het vooral aantrekkelijk is wanneer<br />

andere land<strong>en</strong> klimaatbeleid voer<strong>en</strong>. De bereidheid om de last<strong>en</strong> te drag<strong>en</strong> van<br />

klimaatbeleid, zowel in rijke land<strong>en</strong> als in opkom<strong>en</strong>de economieën, hangt af van<br />

de mate waarin overhed<strong>en</strong> het klimaatprobleem als urg<strong>en</strong>t zi<strong>en</strong> omdat land<strong>en</strong> er<br />

lokaal last van hebb<strong>en</strong>, van opvatting<strong>en</strong> over rechtvaardigheid <strong>en</strong> billijkheid <strong>en</strong><br />

van de mogelijkheid om inspanning<strong>en</strong> van andere spelers te monitor<strong>en</strong>. Daarmee<br />

wordt de verdelingsvraag e<strong>en</strong> obstakel voor de coördinatie: de aanwezigheid van<br />

geme<strong>en</strong>schappelijke belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> de zichtbaarheid van inspanning<strong>en</strong> zijn noodzakelijke<br />

voorwaard<strong>en</strong> om coalities te creër<strong>en</strong> waarvan de led<strong>en</strong> zich inspann<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijk doel.<br />

Het is e<strong>en</strong> illusie te m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat binn<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> systeem van emissierecht<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> ontwikkeld dat zowel mondiaal sluit<strong>en</strong>d is alsook de 2 °Cdoelstelling<br />

realiseert. E<strong>en</strong> systeem met e<strong>en</strong> redelijke dekkingsgraad is wellicht<br />

wel mogelijk. E<strong>en</strong> eerste vereiste daarvoor is dat het verdelingsprobleem van<br />

emissierecht<strong>en</strong> wordt opgelost. Immers, optimale allocatie door handel kan pas<br />

tot stand kom<strong>en</strong> nadat e<strong>en</strong> initiële verdeling is overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Het verdelingsprobleem<br />

<strong>en</strong> het allocatieprobleem hang<strong>en</strong> dus sam<strong>en</strong>. Via onderhandeling zal<br />

e<strong>en</strong> systeem van last<strong>en</strong>verdeling moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerealiseerd dat voor elk van de<br />

45


46<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

partij<strong>en</strong> acceptabel is. Die overe<strong>en</strong>komst di<strong>en</strong>t geloofwaardig <strong>en</strong> handhaafbaar te<br />

zijn. Daarbij is ook e<strong>en</strong> punt van aandacht dat de initiële verdeling <strong>en</strong> de uiteindelijke<br />

allocatie alle<strong>en</strong> in theorie onafhankelijk van elkaar zijn (Vollebergh et al.<br />

1997; zie ook tekstbox 2.3).<br />

Tekstbox 2.3 Land<strong>en</strong>doelstelling<strong>en</strong> versus sectordoelstelling<strong>en</strong><br />

In de internationale arbeidsverdeling specialiser<strong>en</strong> land<strong>en</strong> zich op basis van comparatieve voordel<strong>en</strong><br />

zoals belonings- <strong>en</strong> scholingsniveau van de beroepsbevolking, aanwezigheid van grondstoff<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> geografische ligging. Indi<strong>en</strong> emissierecht<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d op basis van de bevolkingsomvang,<br />

wordt ge<strong>en</strong> recht gedaan aan de bestaande sectorstructuur; als emissierecht<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

toegek<strong>en</strong>d op basis van de sectorstructuur, wordt het gelijkheidsbeginsel geschond<strong>en</strong>.<br />

Nadat de emissierecht<strong>en</strong> zijn verdeeld, kan volg<strong>en</strong>s het Coase-theorema, ongeacht de initiële<br />

verdeling, via handel e<strong>en</strong> optimale verdeling word<strong>en</strong> verkreg<strong>en</strong>, waarbij emissierecht<strong>en</strong> daar<br />

word<strong>en</strong> verbruikt waar ze het meeste welvaart creër<strong>en</strong>. De prijs van die emissierecht<strong>en</strong> zal vervolg<strong>en</strong>s<br />

word<strong>en</strong> doorberek<strong>en</strong>d in de prijz<strong>en</strong> van de eindproduct<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong> specifieke lokale situaties<br />

kan het dus w<strong>en</strong>selijk zijn dat land<strong>en</strong> door sectorspecialisatie meer co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> gaan<br />

producer<strong>en</strong> als daardoor elders emissies kunn<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong>.<br />

De initiële verdeling van de (te verhandel<strong>en</strong>) emissierecht<strong>en</strong> is derhalve e<strong>en</strong> internationaal<br />

welvaartsverdelingsprobleem, met alle gevolg<strong>en</strong> van di<strong>en</strong>. De resulter<strong>en</strong>de verdeling na handel is<br />

e<strong>en</strong> allocatieprobleem. Wel bepaalt bij e<strong>en</strong> collectief goed de initiële verdeling mede de totale<br />

vraag naar dat collectieve goed <strong>en</strong> lop<strong>en</strong> in het onderhandelingsproces verdeling <strong>en</strong> allocatie als<br />

gevolg van strategisch gedrag onvermijdelijk door elkaar. Het Coase-theorema blijft theorie.<br />

De internationale coördinatie zal waarschijnlijk niet sluit<strong>en</strong>d zijn (dat hoeft ook<br />

niet) <strong>en</strong> de betrokk<strong>en</strong>heid van omvangrijke partij<strong>en</strong> zal t<strong>en</strong> dele moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gekocht door land<strong>en</strong> die effectief klimaatbeleid meer dan gemiddeld belangrijk<br />

vind<strong>en</strong>. In hoofdstuk 5 zal word<strong>en</strong> onderzocht in hoeverre deze extra transactiekost<strong>en</strong>,<br />

respectievelijk prefer<strong>en</strong>tiekost<strong>en</strong> de oplossing van het coördinatieprobleem<br />

voor Nederland duurder mak<strong>en</strong>.<br />

(3) De allocatie van inspanning<strong>en</strong><br />

De b<strong>en</strong>odigde innovatie <strong>en</strong> wereldwijde diffusie moet<strong>en</strong> op zo doelmatig mogelijke<br />

wijze tot stand word<strong>en</strong> gebracht. Dat vereist dat eerst de goedkoopste <strong>en</strong> pas<br />

daarna de duurdere opties word<strong>en</strong> gebruikt <strong>en</strong> vergt daarnaast <strong>en</strong>ige investering<br />

in innovaties <strong>en</strong> leereffect<strong>en</strong> om duurdere opties goedkoper te mak<strong>en</strong>. Goedkope<br />

opties ligg<strong>en</strong> zoals bov<strong>en</strong> gesteld primair in zich ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>, maar ze<br />

zijn uiteindelijk onvoldo<strong>en</strong>de op de lange termijn. Er is dus zowel diffusie nodig<br />

(naar arme land<strong>en</strong>, maar ook binn<strong>en</strong> rijke land<strong>en</strong>) als innovatie. Het marktmechanisme<br />

is, in elk geval in theorie, e<strong>en</strong> effectief instrum<strong>en</strong>t om e<strong>en</strong> doelmatige allocatie<br />

tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

Er zijn twee beperking<strong>en</strong>. De eerste komt voort uit de afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> innovatie<br />

<strong>en</strong> diffusie. Het ontwikkelingsprobleem vereist dat op korte termijn gewerkt<br />

wordt aan diffusie. De relatief lage prijs van emissiereductie in arme land<strong>en</strong> ver


licht de druk in rijke land<strong>en</strong> om te innover<strong>en</strong>. Wanneer de prijs de <strong>en</strong>ige prikkel<br />

vormt, bestaat het risico dat efficiëntie op de korte termijn t<strong>en</strong> koste gaat van innovatieprikkels<br />

op de lange termijn. Nadruk op goedkope emissiereductie in arme<br />

land<strong>en</strong> moet daarom in de oeso gepaard gaan met voldo<strong>en</strong>de r&d-inspanning.<br />

De tweede beperking komt voort uit het gebrek aan marktwerking. Het broeikaseffect<br />

is e<strong>en</strong> extern effect dat e<strong>en</strong> overheid vereist om het in de productieprijz<strong>en</strong><br />

te internaliser<strong>en</strong>. Die prijz<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de prikkel om de gew<strong>en</strong>ste innovatie tot<br />

stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De uitstoot van co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zal op e<strong>en</strong> of andere manier<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beprijsd. Dat kan zowel door e<strong>en</strong> belasting als door e<strong>en</strong><br />

begr<strong>en</strong>sde voorraad emissierecht<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> belasting ligt de prijs vast, maar is het<br />

onzeker of het beoogde effect van emissiereductie ook daadwerkelijk wordt<br />

bereikt. Als de belasting te laag of te hoog is, zal er te weinig of te veel emissiereductie<br />

plaatsvind<strong>en</strong>. Wanneer de totale voorraad emissierecht<strong>en</strong> begr<strong>en</strong>sd wordt,<br />

is de oplossing van het probleem zeker gesteld, maar is het onzeker welke prijs<br />

voor die oplossing betaald moet word<strong>en</strong>. Dit kan zowel leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> ondoelmatige<br />

mix van emissiereductie <strong>en</strong> aanpassing als tot gebrek aan actie omdat overhed<strong>en</strong><br />

het welvaartsrisico niet durv<strong>en</strong> nem<strong>en</strong>.<br />

Gegev<strong>en</strong> de gebrekkige effectiviteit van het marktmechanisme zal daarnaast<br />

gekek<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar andere weg<strong>en</strong> dan die van internationale emissietaakstelling<strong>en</strong>.<br />

Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht word<strong>en</strong> aan b<strong>en</strong>chmarking,<br />

productiestandaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan sam<strong>en</strong>werkingsverband<strong>en</strong> van <strong>en</strong>kele land<strong>en</strong>.<br />

2.3 afwegingsproblem<strong>en</strong><br />

2.3.1 problem<strong>en</strong> bij de afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

Strikt economisch bered<strong>en</strong>eerd zou er e<strong>en</strong> optimale mix moet<strong>en</strong> bestaan <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

aanpassingsbeleid <strong>en</strong> emissiereductiebeleid. Die optimale mix kan gevond<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> door de marginale kost<strong>en</strong> van emissiereductie <strong>en</strong> aanpassing (beide in<br />

brede zin) aan elkaar gelijk te stell<strong>en</strong>. Beide moet<strong>en</strong> in relatie gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot<br />

de (vermed<strong>en</strong>) effect<strong>en</strong> van klimaatverandering. Maar dat is alle<strong>en</strong> in theorie<br />

mogelijk. De praktijk verloopt langs e<strong>en</strong> andere weg. In de klimaatdiscussie<br />

wordt de urg<strong>en</strong>tie van emissiereductiebeleid beargum<strong>en</strong>teerd met aanpassingskost<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> onzekerheid. De schijn kan daardoor ontstaan dat niet de analytisch<br />

logische weg wordt gevolgd die loopt van e<strong>en</strong> inschatting van effect<strong>en</strong> naar te<br />

ondernem<strong>en</strong> acties, maar veeleer de omgekeerde weg van e<strong>en</strong> voorkeur voor te<br />

ondernem<strong>en</strong> acties naar e<strong>en</strong> rechtvaardiging van die voorkeur door de inschatting<br />

van effect<strong>en</strong>. De vraag naar de afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> kost<strong>en</strong> van aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie<br />

blijkt daardoor met <strong>en</strong>ige taboes omgev<strong>en</strong> te zijn. De discussie richt zich<br />

hier op de vraag of e<strong>en</strong> mondiaal optimaal klimaatbeleid kan word<strong>en</strong> geformuleerd.<br />

Er wordt nog geabstraheerd van regionale verschill<strong>en</strong> in kost<strong>en</strong> van aanpassing<br />

<strong>en</strong> emissiereductie <strong>en</strong> van de vraag of e<strong>en</strong> mondiaal optimaal klimaatbeleid<br />

ook daadwerkelijk via onderhandeling kan word<strong>en</strong> geïmplem<strong>en</strong>teerd.<br />

47


48<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

In veel studies wordt gesteld dat aanpassingsbeleid e<strong>en</strong> noodzakelijke aanvulling<br />

vormt op emissiereductiebeleid, omdat e<strong>en</strong> deel van de klimaatverandering nu<br />

e<strong>en</strong>maal onvermijdelijk is, maar dat aanpassingsbeleid emissiereductiebeleid niet<br />

kan vervang<strong>en</strong> (ipcc 2001; Easterling et al. 2004; vrom-raad <strong>en</strong> aer 2004).<br />

De impliciete prioriteit voor emissiereductiebeleid bov<strong>en</strong> aanpassingsbeleid die<br />

hieruit spreekt vraagt om e<strong>en</strong> kritische reflectie. Het ce-rapport (Rooijers et al.<br />

2004) stelt als e<strong>en</strong> van de weinige wel expliciet de vraag naar de w<strong>en</strong>selijke verhouding<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie. Maar het antwoord blijft <strong>en</strong>igszins<br />

onbevredig<strong>en</strong>d, omdat het verwijst naar de politiek vastgelegde 2 °C-doelstelling<br />

van de eu, waarin die afweging juist nauwelijks e<strong>en</strong> rol speelt (zie verder<br />

paragraaf 2.4.2). Voor e<strong>en</strong> draagvlak voor klimaatbeleid is het ess<strong>en</strong>tieel dat de<br />

afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie zo expliciet <strong>en</strong> zorgvuldig als<br />

mogelijk is gemaakt wordt.<br />

Bij het zoek<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> optimale mix <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassingsbeleid <strong>en</strong> emissiereductiebeleid<br />

moet onderscheid word<strong>en</strong> gemaakt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong>erzijds kost<strong>en</strong>effectiviteit<br />

<strong>en</strong> anderzijds kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse. Bij analyses met betrekking tot de kost<strong>en</strong>effectiviteit<br />

ligt het doel vast (in dit geval minder dan 2 °C temperatuurstijging)<br />

<strong>en</strong> wordt dit doel met de kleinst mogelijke inzet van middel<strong>en</strong> behaald. K<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>d<br />

is dat het doel langs e<strong>en</strong> andere meetlat gemet<strong>en</strong> wordt dan de middel<strong>en</strong>.<br />

Bij kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse wordt het doel afgeleid uit de te mak<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds<br />

<strong>en</strong> de verwachte bat<strong>en</strong> anderzijds. De marginale bat<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid<br />

(= emissiereductiebat<strong>en</strong>) bestaan uit de vermed<strong>en</strong> schade van klimaatverandering<br />

<strong>en</strong> daardoor uitgespaarde aanpassingskost<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>tueel verminderd met de<br />

niet-gerealiseerde bat<strong>en</strong> van klimaatverandering. Voor de eerste ton co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

geldt dat de emissiereductiekost<strong>en</strong> laag zijn <strong>en</strong> de emissiereductiebat<strong>en</strong><br />

hoog; voor de laatste ton geldt het omgekeerde. Bij het optimale doel zijn de<br />

marginale emissiereductiekost<strong>en</strong> gelijk aan de marginale emissiereductiebat<strong>en</strong>.<br />

Ess<strong>en</strong>tieel is dus dat de kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> langs dezelfde euromeetlat kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gelegd.<br />

Er zijn echter vier fundam<strong>en</strong>tele afwegingsproblem<strong>en</strong>: (1) Onzekerheid maakt de<br />

waarschijnlijkheid van extreme gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> <strong>en</strong> kost<strong>en</strong> van oplossingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

moeilijk schatbaar. (2) Het is onduidelijk hoe de kost<strong>en</strong> van aanpassing<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gewaardeerd <strong>en</strong> hoe de verdelingsvraag de waardering van emissiereductiekost<strong>en</strong><br />

beïnvloedt. (3) Emissiereductiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanpassingskost<strong>en</strong><br />

zijn moeilijk vergelijkbaar, omdat ze op e<strong>en</strong> volkom<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de tijdshorizon<br />

word<strong>en</strong> gewaardeerd. (4) Met e<strong>en</strong> discontovoet zou het derde probleem oplosbaar<br />

moet<strong>en</strong> zijn, maar helaas blijk<strong>en</strong> discontovoet<strong>en</strong> niet de input maar de output<br />

van de afweging te zijn. Deze afwegingsproblem<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in bijlage 1 uitvoeriger<br />

ter sprake.<br />

2.3.2 het voorzorgsbeginsel als antwoord op onzekerheid<br />

Bij grote onzekerheidsproblem<strong>en</strong> wordt vaak het voorzorgsbeginsel als oplossing<br />

aangeroep<strong>en</strong>, maar dit is ge<strong>en</strong> panacee. Er moet gebalanceerd word<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong>


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

<strong>en</strong>erzijds het risico dat lobby’s die dreig<strong>en</strong> te verliez<strong>en</strong> bij ingrijp<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong><br />

onverantwoord uitstel van maatregel<strong>en</strong> bepleit<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds het risico dat<br />

op basis van ongegronde angst<strong>en</strong> onverantwoorde investering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan.<br />

Kortom, voorzorg vervangt ge<strong>en</strong> afweging. De Europese Commissie (2000) heeft<br />

dit inzicht vastgelegd in het proportionaliteitsbeginsel.<br />

Om de afweging in onzekerheid zo zorgvuldig mogelijk te mak<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong><br />

onderscheid word<strong>en</strong> gemaakt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> risico <strong>en</strong> onzekerheid <strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> prev<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> voorzorg.<br />

Risico <strong>en</strong> onzekerheid zijn verschill<strong>en</strong>de concept<strong>en</strong>. Risico is stochastisch, zoals<br />

de kans om met e<strong>en</strong> dobbelste<strong>en</strong> 6 te gooi<strong>en</strong>. Onzekerheid duidt op ontbrek<strong>en</strong>de<br />

k<strong>en</strong>nis die op e<strong>en</strong> later tijdstip beschikbaar kan kom<strong>en</strong>. Er kan onzekerheid<br />

bestaan over risico’s, dat wil zegg<strong>en</strong> dat volledige k<strong>en</strong>nis ontbreekt over de<br />

stochastische verdeling van mogelijke uitkomst<strong>en</strong>.<br />

Ook prev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> voorzorg zijn verschill<strong>en</strong>de concept<strong>en</strong>. Bij prev<strong>en</strong>tie gaat het in<br />

ess<strong>en</strong>tie om risicomanagem<strong>en</strong>t van bek<strong>en</strong>de risico’s, e<strong>en</strong> afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de<br />

marginale kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> van prev<strong>en</strong>tie. Bij voorzorg gaat het juist om het<br />

managem<strong>en</strong>t van het gebrek aan k<strong>en</strong>nis. Wanneer voorzorg zou word<strong>en</strong> opgevat<br />

als prev<strong>en</strong>tie is er vanuit het oogpunt van risicoafweging ge<strong>en</strong> verschil <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het<br />

voorzorgsbeginsel <strong>en</strong> het klassieke risicobeheer. Risicomanagem<strong>en</strong>t was <strong>en</strong> is<br />

gericht op e<strong>en</strong> analyse van kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> van prev<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> is gebaseerd op<br />

(onvolledige) k<strong>en</strong>nis. Risicomanagem<strong>en</strong>t in klimaatterm<strong>en</strong> houdt in dat de<br />

(bayesiaanse) verwachtingswaarde van het nut van emissiereductie-inspanning<strong>en</strong><br />

wordt afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> ervan.<br />

Het uitgangspunt van het voorzorgsbeginsel is dat m<strong>en</strong> in geval van onzekerheid<br />

over risico’s voor bijvoorbeeld milieu of gezondheid niet moet wacht<strong>en</strong> op volledig<br />

bewijs alvor<strong>en</strong>s actie te ondernem<strong>en</strong>. Het voorzorgsbeginsel komt dus in<br />

zicht wanneer het aannemelijk is dat in de toekomst meer k<strong>en</strong>nis beschikbaar<br />

komt over het optimale risicomanagem<strong>en</strong>t. Het wacht<strong>en</strong> op die k<strong>en</strong>nis kan zowel<br />

e<strong>en</strong> goede als e<strong>en</strong> verkeerde strategie zijn. De cruciale vraag is welke onzekerhed<strong>en</strong><br />

welke acties rechtvaardig<strong>en</strong>.<br />

Gollier <strong>en</strong> Treich (2003) br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> het voorzorgsbeginsel in verband met de optietheorie.<br />

Voorzorg creëert e<strong>en</strong> optiewaarde in geval van onzekerheid. Die optiewaarde<br />

ontbreekt wanneer ge<strong>en</strong> voorzorg g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> wordt. Die optie kan waardeloos<br />

aflop<strong>en</strong> als het achteraf om loos alarm ging, maar kan waardevol zijn als blijkt<br />

dat de vermoed<strong>en</strong>s gegrond war<strong>en</strong>. De waardering van de optie bestaat uit e<strong>en</strong><br />

combinatie van beide sc<strong>en</strong>ario’s. Die waardering moet opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong><br />

van de uit voorzorg te ondernem<strong>en</strong> actie. De optiewaarde wordt dus bepaald door<br />

de mate van flexibiliteit die e<strong>en</strong> slim gekoz<strong>en</strong> voorzorgstrategie creëert in het licht<br />

van toekomstige k<strong>en</strong>nis. Bij het broeikaseffect geeft vroegtijdige emissiereductie<br />

de optie om de desbetreff<strong>en</strong>de hoeveelheid co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> niet uit te stot<strong>en</strong>.<br />

Het gaat erom optimale strategieën voor de korte termijn te definiër<strong>en</strong> in het licht<br />

van de risico’s op de lange termijn. Zulke strategieën moet<strong>en</strong> op<strong>en</strong>staan voor<br />

nieuwe informatie <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> derhalve periodiek kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> herzi<strong>en</strong>. In het<br />

49


50<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

licht van voorzorg is robuustheid (e<strong>en</strong> goede beleidsperformance onder uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

sc<strong>en</strong>ario’s) dus belangrijker dan optimaliteit (e<strong>en</strong> optimale beleidsperformance<br />

onder het meest waarschijnlijke sc<strong>en</strong>ario).<br />

Het voorzorgsbeginsel is er niet om risico’s te voorkom<strong>en</strong>, maar veeleer om e<strong>en</strong><br />

beleidslijn te kiez<strong>en</strong> die robuust is in uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de sc<strong>en</strong>ario’s, waaronder niet<br />

alle<strong>en</strong> extreme sc<strong>en</strong>ario’s, maar ook het sc<strong>en</strong>ario waarin alle inspanning<strong>en</strong><br />

nerg<strong>en</strong>s toe leid<strong>en</strong>. Voorzorg gaat over de timing van beslissing<strong>en</strong> in het licht van<br />

zich ontwikkel<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>nis. 12<br />

2.3.3 ethische afweging<strong>en</strong><br />

Ethiek: ge<strong>en</strong> richtsnoer maar e<strong>en</strong> methode<br />

Het meeste handel<strong>en</strong> kan niet rationeel word<strong>en</strong> beargum<strong>en</strong>teerd, omdat voorkeur<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> afweging<strong>en</strong> per definitie waardegebond<strong>en</strong> <strong>en</strong> divers zijn. Daarbij is e<strong>en</strong><br />

onderscheid te mak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> moraal <strong>en</strong> ethiek (Reiss <strong>en</strong> Straughan 2001). Moraal<br />

verwijst naar morele opvatting<strong>en</strong>, d<strong>en</strong>kbeeld<strong>en</strong> <strong>en</strong> overtuiging<strong>en</strong> die de basis<br />

vorm<strong>en</strong> voor de beoordeling van wat e<strong>en</strong> individu goed of fout vindt. Ethiek is<br />

e<strong>en</strong> hulpmiddel om ook bij uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de morele opvatting<strong>en</strong> tot bered<strong>en</strong>eerde<br />

afweging<strong>en</strong> van voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> belang<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>. Ethische afweging<strong>en</strong> zijn<br />

derhalve nooit definitief of bewijsbaar, omdat de eraan t<strong>en</strong> grondslag ligg<strong>en</strong>de<br />

morele afweging<strong>en</strong> niet definitief of bewijsbaar zijn.<br />

Bij te hanter<strong>en</strong> morele principes is e<strong>en</strong> onderscheid te mak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> beginselethische<br />

<strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong>ethische principes. Beginselethische norm<strong>en</strong> stell<strong>en</strong><br />

principiële gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan ons handel<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van milieubeheer kan m<strong>en</strong><br />

de beginselethische opvatting hebb<strong>en</strong> dat m<strong>en</strong>selijk handel<strong>en</strong> de aarde niet of<br />

zo min mogelijk mag verander<strong>en</strong> (de m<strong>en</strong>s als gast van de natuur), maar ook<br />

het beginselethische standpunt dat het de m<strong>en</strong>s vrij staat de aarde voor eig<strong>en</strong><br />

nut te gebruik<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> beginselethisch standpunt is absoluut <strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>d, maar<br />

tegelijkertijd e<strong>en</strong> overtuiging die niet rationeel kan word<strong>en</strong> beargum<strong>en</strong>teerd.<br />

Gevolg<strong>en</strong>ethische norm<strong>en</strong> gaan uit van e<strong>en</strong> afweging van de gevolg<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>selijk<br />

handel<strong>en</strong>. Die gevolg<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> eerst in kaart zijn gebracht <strong>en</strong> beoordeeld,<br />

pas dan is e<strong>en</strong> afweging mogelijk. Daarbij gaat het om het vaststell<strong>en</strong> van de aard<br />

van de gevolg<strong>en</strong> in hun diversiteit van voor- <strong>en</strong> nadel<strong>en</strong>, het vaststell<strong>en</strong> van de<br />

mate van aanvaardbaarheid van die gevolg<strong>en</strong>, inclusief het verdelingsaspect<br />

daarvan, <strong>en</strong> het beantwoord<strong>en</strong> van vrag<strong>en</strong> over de onzekerheid van de gevolg<strong>en</strong>,<br />

inclusief de meta-onzekerheid: onzekerheid over de onzekerheid. Gegev<strong>en</strong> het<br />

feit dat individu<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de oordel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> over de inrichting<br />

van hun leefomgeving, kan e<strong>en</strong> overheid daarover lastig e<strong>en</strong> beginselethisch<br />

standpunt innem<strong>en</strong>. Op bov<strong>en</strong>nationaal niveau wordt dat nog moeilijker.<br />

Bij gevolg<strong>en</strong>ethische norm<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> van handel<strong>en</strong> in kaart word<strong>en</strong><br />

gebracht <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> van alle belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, inclusief die van<br />

toekomstige g<strong>en</strong>eraties teg<strong>en</strong> elkaar word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>. In het rapport over<br />

biotechnologie (wrr 2003a) heeft de raad aandacht besteed aan e<strong>en</strong> ethisch


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

afwegingskader als methode om tot e<strong>en</strong> morele afweging van belang<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong>.<br />

Dit ethisch afwegingskader kan ook als leidraad di<strong>en</strong><strong>en</strong> voor de nationale opstelling<br />

van Nederland in internationaal verband, maar daarbij moet er wel rek<strong>en</strong>ing<br />

mee word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> dat moraal in internationale verhouding<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong><br />

slechts e<strong>en</strong> ondergeschikte rol speelt. De waardering van de klimaatverandering<br />

is niet overal dezelfde <strong>en</strong> dat geldt ook voor morele opvatting<strong>en</strong> over<br />

norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> verantwoordelijkhed<strong>en</strong>. Dat komt niet alle<strong>en</strong> doordat de gevolg<strong>en</strong> van<br />

de klimaatverandering regionaal verschill<strong>en</strong>, maar ook doordat regio’s of land<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de prioriteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de cultur<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. 13<br />

Rechtvaardigheid <strong>en</strong> verantwoordelijkheid als uitgangspunt<strong>en</strong><br />

Rechtvaardigheid gaat uit van min of meer universele norm<strong>en</strong>; billijkheid is iets<br />

minder pret<strong>en</strong>tieus doordat zij rek<strong>en</strong>ing houdt met e<strong>en</strong> weging van belang<strong>en</strong>.<br />

Zowel rechtvaardigheid als verantwoordelijkheid vraagt om e<strong>en</strong> participatieve<br />

beoordeling. Vrijwel elke verdeling van last<strong>en</strong> laat zich met e<strong>en</strong> speciale interpretatie<br />

van billijkheidsbeginsel<strong>en</strong> verdedig<strong>en</strong>, met als uiterst<strong>en</strong> de beginsel<strong>en</strong> van<br />

grandfathering (waarbij recht<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d op basis van de status-quo)<br />

<strong>en</strong> die van gelijke verdeling van emissierecht<strong>en</strong> per hoofd van de wereldbevolking<br />

(Rose <strong>en</strong> Stev<strong>en</strong>s 1998). Ook kunn<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangevoerd om<br />

bepaalde sources <strong>en</strong> sinks wel of juist niet mee te tell<strong>en</strong> in de bijdrag<strong>en</strong> van land<strong>en</strong><br />

aan het probleem of de oplossing ervan. De invloed hiervan is aanzi<strong>en</strong>lijk.<br />

Uiteindelijk gaat het bij de verdeling om e<strong>en</strong> onderhandelingsresultaat: negotiated<br />

justice. In het onderhandelingsresultaat kan aan meerdere invulling<strong>en</strong> tegelijk<br />

recht word<strong>en</strong> gedaan, bijvoorbeeld door e<strong>en</strong> geleidelijke verandering van het relatieve<br />

gewicht van beginsel<strong>en</strong>: aansluiting op het hed<strong>en</strong> door gewicht voor de<br />

status-quo <strong>en</strong> geleidelijk meer aansluiting op de toekomst door gelijke emissierecht<strong>en</strong>:<br />

het onderhandelingsresultaat bepaalt het pad waarlangs.<br />

Dat onderhandelingsresultaat moet in term<strong>en</strong> van billijkheid kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

uitgelegd. Er is wel <strong>en</strong>ige cons<strong>en</strong>sus over de minimale voorwaard<strong>en</strong> waaraan e<strong>en</strong><br />

billijkheidsred<strong>en</strong>ering moet voldo<strong>en</strong> om acceptabel te zijn. Behoefte (noodzaak<br />

voor de sociaal-economische ontwikkeling om eerst de m<strong>en</strong>selijke basisbehoeft<strong>en</strong><br />

af te dekk<strong>en</strong>), vermog<strong>en</strong> (economische <strong>en</strong> technologische middel<strong>en</strong> om bij te<br />

drag<strong>en</strong> aan de oplossing van het probleem) <strong>en</strong> verantwoordelijkheid (bijdrage aan<br />

het veroorzak<strong>en</strong> van het probleem) zijn in elk geval noodzakelijke ingrediënt<strong>en</strong><br />

(Höhne et al. 2003), maar met die ingrediënt<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> nog uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

gerecht<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereid. Geleidelijk aan wordt het uitgangspunt van de United<br />

Nations Framework Conv<strong>en</strong>tion on Climate Change (unfccc) van common but<br />

differ<strong>en</strong>tiated responsibilities nader ingevuld in de ope<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>de cop-confer<strong>en</strong>ties<br />

(Confer<strong>en</strong>ces of the Parties).<br />

Conclusie<br />

Concluder<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> gesteld dat vanuit e<strong>en</strong> ethische invalshoek zeer<br />

verschill<strong>en</strong>de stellingnam<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verdedigd. Dat komt vooral doordat<br />

ethiek niet voorschrijft wat wel of niet mag of moet, maar slechts e<strong>en</strong> methode<br />

geeft om daarover – participatief – overe<strong>en</strong>stemming te bereik<strong>en</strong>.<br />

51


52<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Ethische b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> zijn vruchtbaar wanneer ze e<strong>en</strong> gedeeld platform bied<strong>en</strong><br />

aan partij<strong>en</strong> om tot overe<strong>en</strong>stemming te kom<strong>en</strong> via e<strong>en</strong> gevolg<strong>en</strong>ethische afweging,<br />

maar ze zijn contraproductief <strong>en</strong> drijv<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> uit elkaar wanneer ze<br />

ontaard<strong>en</strong> in verwijt<strong>en</strong> over onethisch gedrag op beginselethische grond<strong>en</strong>. In<br />

e<strong>en</strong> heterog<strong>en</strong>e omgeving kan m<strong>en</strong> beter uitgaan van wederzijdse belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> om wederzijds voordeel te behal<strong>en</strong>. Waar het vanuit rechtvaardigheidsoogpunt<br />

w<strong>en</strong>selijk is uit te gaan van het beginsel dat de vervuiler<br />

betaalt, blijkt de harde praktijk er vaak toe te leid<strong>en</strong> dat deg<strong>en</strong>e die schade lijdt<br />

g<strong>en</strong>oodzaakt wordt te betal<strong>en</strong>.<br />

2.3.4 het politieke besluitvormingsproces<br />

Het klimaatprobleem is met veel onzekerheid omgev<strong>en</strong>, waardoor het gevoel van<br />

urg<strong>en</strong>tie over het probleem manipuleerbaar wordt, zowel in alarmistische als in<br />

badiner<strong>en</strong>de richting. Enerzijds kan word<strong>en</strong> waarg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het bestaan van<br />

belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> probleem ook e<strong>en</strong> goede garantie is voor het voortbestaan<br />

van dat probleem of t<strong>en</strong> minste het gevoel van urg<strong>en</strong>tie erover, vooral<br />

wanneer overhed<strong>en</strong> als subsidiegever in beeld kom<strong>en</strong>. In de afgelop<strong>en</strong> twintig<br />

jaar is e<strong>en</strong> omvangrijke groep van belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> bij het klimaatprobleem<br />

ontstaan. Bij de ti<strong>en</strong>de cop-confer<strong>en</strong>tie in Bu<strong>en</strong>os Aires in december 2004<br />

kwam<strong>en</strong> circa 6000 deelnemers bije<strong>en</strong>, in Montreal in 2005 war<strong>en</strong> dat er 10.000,<br />

onder wie verteg<strong>en</strong>woordigers van regering<strong>en</strong>, internationale organisaties <strong>en</strong><br />

ngo’s. Het belang van e<strong>en</strong> efficiënte vergadering verklaart die aantall<strong>en</strong> niet, het<br />

bestaan van netwerk<strong>en</strong>de belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> wel. Anderzijds zijn met het te<br />

voer<strong>en</strong> emissiereductiebeleid grote economische <strong>en</strong> politieke belang<strong>en</strong> gemoeid,<br />

zodat er ook belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zijn die het probleem liever wegdefiniër<strong>en</strong>. Energie-int<strong>en</strong>sieve<br />

industrieën zull<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> verrek<strong>en</strong>ing van externe milieueffect<strong>en</strong><br />

voor hoge kost<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te staan. Dat is niet zozeer e<strong>en</strong> probleem binn<strong>en</strong> zulke<br />

sector<strong>en</strong> (immers, alle spelers word<strong>en</strong> met dezelfde kost<strong>en</strong> geconfronteerd <strong>en</strong> de<br />

concurr<strong>en</strong>tieverhouding<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet veranderd), maar des te meer <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

sector<strong>en</strong> (consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> bij internalisering van milieueffect<strong>en</strong> anders gaan<br />

consumer<strong>en</strong>). Ook in politieke zin zijn er grote belang<strong>en</strong>, omdat klimaatbeleid<br />

economische groei in de weg kan staan <strong>en</strong> omdat factor<strong>en</strong> zoals <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

e<strong>en</strong> groot politiek gewicht hebb<strong>en</strong>.<br />

In e<strong>en</strong> ideale taakverdeling draagt de wet<strong>en</strong>schap k<strong>en</strong>nis aan <strong>en</strong> velt de politiek<br />

e<strong>en</strong> oordeel. Deze taakverdeling werkt bij de klimaatdiscussie niet optimaal.<br />

Beleidsmakers hebb<strong>en</strong> vaak niet de k<strong>en</strong>nis die nodig is om de wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

basis van onderzoek goed op waarde te schatt<strong>en</strong>. Te weinig wordt onderk<strong>en</strong>d dat<br />

onderzoek soms de functie vervult van ‘fluit<strong>en</strong> in het donker’. Daarnaast<br />

ontstaan cirkelred<strong>en</strong>ering<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> politieke keuze in het donker wordt onderbouwd<br />

met e<strong>en</strong> quasi-technische keuze die feitelijk zelf e<strong>en</strong> politieke keuze is.<br />

Juist omdat de toekomst zo onzeker is, bestaat er relatief veel ruimte om uitkomst<strong>en</strong><br />

te beïnvloed<strong>en</strong> door de keuze van schijnbaar technische groeivoet<strong>en</strong>: bevolkingsgroei,<br />

mate van economische groei, mate van converg<strong>en</strong>tie van economieën,<br />

verandering<strong>en</strong> in de koolstofint<strong>en</strong>siteit van het bbp, <strong>en</strong>zovoort. De keuze van e<strong>en</strong>


waarde voor deze groeivoet<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> grote, soms zelfs doorslaggev<strong>en</strong>de<br />

invloed op de uitkomst<strong>en</strong> van de berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Het Britse House of Lords-rapport (2005) signaleert daarnaast ook e<strong>en</strong> omgekeerde<br />

verm<strong>en</strong>ging van wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> politiek in het proces van het ipcc. Doordat<br />

politici zich bemoei<strong>en</strong> met de Summary for policymakers van het tar<br />

ontstaan teg<strong>en</strong>strijdighed<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de wet<strong>en</strong>schappelijke basistekst <strong>en</strong> de politieke<br />

sam<strong>en</strong>vatting ervan. Ook verloopt het review-proces niet altijd vlekkeloos.<br />

Verder signaleert het House of Lords-rapport dat in elk geval de schijn bestaat dat<br />

ideologie e<strong>en</strong> rol speelt bij de b<strong>en</strong>oeming van led<strong>en</strong> van het ipcc. Bewust of<br />

onbewust wordt de ruimte van de onzekerheid gebruikt om de analyses om te<br />

draai<strong>en</strong>, niet van empirie naar beleid, maar van beleid naar empirie.<br />

Om het vertrouw<strong>en</strong> van het publiek in het ipcc <strong>en</strong> de urg<strong>en</strong>tie van klimaatbeleid<br />

te behoud<strong>en</strong>, is het ess<strong>en</strong>tieel dat aan onpartijdigheid <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

objectiviteit de hoogst mogelijke eis<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld. K<strong>en</strong>nis ontstaat niet door<br />

politieke cons<strong>en</strong>sus, maar door vrije discussie <strong>en</strong> gedeg<strong>en</strong> empirisch onderzoek.<br />

In het algeme<strong>en</strong> geldt dat scheiding van problem<strong>en</strong> in deelproblem<strong>en</strong> bijdraagt<br />

aan de analytische oplosbaarheid. Analyse <strong>en</strong> onderhandeling vorm<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de<br />

fas<strong>en</strong> in de probleemoplossing die e<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>de aanpak vrag<strong>en</strong>, deels<br />

door verschill<strong>en</strong>de actor<strong>en</strong> (wet<strong>en</strong>schappers, technici <strong>en</strong> politici). Bij de analyse<br />

gaat het in de eerste plaats om e<strong>en</strong> cons<strong>en</strong>sus over de probleemdefinitie <strong>en</strong> over<br />

de technische oplossing<strong>en</strong>; onderhandeling is in de eerste plaats e<strong>en</strong> politieke<br />

verdelingskwestie (Scharpf 1997). De technische aanpak van het klimaatprobleem<br />

<strong>en</strong> de verhouding die dit impliceert <strong>tuss<strong>en</strong></strong> ontwikkelde land<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

vorm<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> vraagstuk dat moet word<strong>en</strong> geanalyseerd voordat<br />

uiteindelijk e<strong>en</strong> onderhandeling over de verdeling van de last<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> goed<br />

einde kan word<strong>en</strong> gebracht. Door het iteratieve karakter van de probleemoplossing<br />

zull<strong>en</strong> ag<strong>en</strong>da’s echter onvermijdelijk gem<strong>en</strong>gd blijv<strong>en</strong>.<br />

2.4 de beleidsvoortgang tot nu toe<br />

Klimaatbeleid staat nog maar in de kinderscho<strong>en</strong><strong>en</strong>. Toch lijkt er impliciet al e<strong>en</strong><br />

aantal keuz<strong>en</strong> te zijn gemaakt. Zowel mondiaal als op eu-niveau <strong>en</strong> nationaal<br />

niveau ligt de nadruk tot nu toe betrekkelijk sterk op emissiereductie als oplossingsstrategie<br />

<strong>en</strong> op emissiehandel (emissieplafonds in combinatie met verhandelbare<br />

emissierecht<strong>en</strong>) als implem<strong>en</strong>tatie-instrum<strong>en</strong>t. Op eu- <strong>en</strong> nationaal niveau<br />

lijk<strong>en</strong> de toegepaste instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> eerder gelaagd bov<strong>en</strong>op elkaar dan complem<strong>en</strong>tair<br />

naast elkaar. Wel lijkt het dat posities in de loop van de tijd zijn gaan schuiv<strong>en</strong>.<br />

2.4.1 mondiaal: het kyoto-protocol<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

Het bewustzijn dat de m<strong>en</strong>s mogelijk het klimaat beïnvloedt is in de loop van de jar<strong>en</strong><br />

tachtig van de vorige eeuw ontstaan. Met het Kyoto-protocol (1997) zijn belangrijke<br />

stapp<strong>en</strong> gezet, zowel in richtinggev<strong>en</strong>de als in praktisch-operationele zin.<br />

53


54<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Richtinggev<strong>en</strong>d is in de eerste plaats de mondiale declaratoire cons<strong>en</strong>sus over het<br />

bestaan van het broeikaseffect <strong>en</strong> de oorzak<strong>en</strong> ervan. Het ipcc functioneert<br />

steeds meer als e<strong>en</strong> neutrale k<strong>en</strong>nisinstelling die onderzoeksresultat<strong>en</strong> van<br />

wet<strong>en</strong>schappers bij elkaar br<strong>en</strong>gt <strong>en</strong> coördineert. De k<strong>en</strong>nis is dan ook steeds<br />

minder omstred<strong>en</strong>. Ook is met het Kyoto-protocol vastgelegd dat actie moet<br />

word<strong>en</strong> ondernom<strong>en</strong> <strong>en</strong> er zijn doel<strong>en</strong> gesteld. In het licht van de nog bestaande<br />

onzekerheid <strong>en</strong> de terughoud<strong>en</strong>dheid van land<strong>en</strong> om zich voor e<strong>en</strong> lange termijn<br />

aan vergaande doelstelling<strong>en</strong> te bind<strong>en</strong>, is gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> beperkte, haalbare<br />

doelstelling voor e<strong>en</strong> relatief korte termijn. De zog<strong>en</strong>oemde Annex i-land<strong>en</strong><br />

(ontwikkelde land<strong>en</strong>) als geheel br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de periode <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2008 <strong>en</strong> 2012 hun<br />

emissi<strong>en</strong>iveau terug tot t<strong>en</strong> minste 5 proc<strong>en</strong>t b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> het niveau van 1990. E<strong>en</strong><br />

verband <strong>tuss<strong>en</strong></strong> deze doelstelling <strong>en</strong> de uiteindelijk noodzakelijke doelstelling<br />

ontbreekt om de e<strong>en</strong>voudige red<strong>en</strong> dat het doel niet gespecificeerd is. Het is maar<br />

e<strong>en</strong> begin. De Kyoto-inspanning (gevolgd door business as usual na 2012) is in<br />

2100 goed voor e<strong>en</strong> verschil van circa 0,1 °C <strong>en</strong> 1,5 c<strong>en</strong>timeter zeespiegelstijging<br />

t<strong>en</strong> opzichte van business as usual (House of Lords 2005).<br />

Gered<strong>en</strong>eerd vanuit het voorzorgsbeginsel is de beperkte doelstelling functioneel,<br />

omdat de strategie flexibel moet kunn<strong>en</strong> inspel<strong>en</strong> op toekomstige k<strong>en</strong>nis; de<br />

maatregel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> immers zowel te veel als te weinig of verkeerd gericht zijn.<br />

De keerzijde daarvan is wel dat land<strong>en</strong> noch bedrijv<strong>en</strong> e<strong>en</strong> duidelijke richtlijn<br />

hebb<strong>en</strong> over hoe de maatregel<strong>en</strong> zich na verloop van tijd zull<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong>,<br />

zodat investering<strong>en</strong> op de lange termijn mogelijk onvoldo<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> aangemoedigd.<br />

Met het Kyoto-protocol is het probleem niet opgelost, maar is wel vastgelegd<br />

dat de oplossing gezocht moet word<strong>en</strong> in internationaal gecoördineerde<br />

reductie van emissies.<br />

In de tweede plaats is er internationale erk<strong>en</strong>ning voor de verschill<strong>en</strong>de posities<br />

van rijke <strong>en</strong> arme land<strong>en</strong>. Er bestaat overe<strong>en</strong>stemming over het gegev<strong>en</strong> dat de<br />

oorsprong van het probleem in belangrijke mate ligt bij de sterke economische<br />

groei in de rijke land<strong>en</strong> in de afgelop<strong>en</strong> 150 jaar, zij het dat de wijze waarop de<br />

m<strong>en</strong>selijke invloed geteld wordt sterk van invloed is op vraag waar het zwaartepunt<br />

van de emissies lag, ligt <strong>en</strong> in de toekomst zal ligg<strong>en</strong> – de oeso-land<strong>en</strong> zijn<br />

in de toekomst in elk geval niet meer bepal<strong>en</strong>d. Ook bestaat cons<strong>en</strong>sus over het<br />

belang van arme land<strong>en</strong> om ruimte te hebb<strong>en</strong> voor economische groei. Die groei<br />

moet op e<strong>en</strong> meer <strong>en</strong>ergie-efficiënte wijze plaatsvind<strong>en</strong> dan in de rijke land<strong>en</strong> is<br />

gerealiseerd. Er is aandacht voor het probleem van technologieoverdracht naar<br />

zich ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor specifieke aanpassingsproblem<strong>en</strong> in afzonderlijke<br />

land<strong>en</strong>. Op het mom<strong>en</strong>t dat die cons<strong>en</strong>sus in meer concrete maatregel<strong>en</strong><br />

moet word<strong>en</strong> omgezet, stokt echter het proces in verdeeldheid van belang<strong>en</strong>. Het<br />

Kyoto-protocol spreekt van common but differ<strong>en</strong>tiated responsibilities.<br />

Praktisch-operationeel is in de derde plaats de keuze van de instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Er is<br />

overe<strong>en</strong>stemming dat de oplossing<strong>en</strong> pragmatisch <strong>en</strong> flexibel moet<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> dat<br />

de spelregels niet iedere<strong>en</strong> in dezelfde mate kunn<strong>en</strong> bind<strong>en</strong>. Pragmatische instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

als emissiehandel vind<strong>en</strong> wel internationale steun, maar kom<strong>en</strong> nog


onvoldo<strong>en</strong>de van de grond, doordat het verdelingsvraagstuk van de emissierecht<strong>en</strong><br />

niet zo e<strong>en</strong>voudig oplosbaar is. Met de emissiehandel, Joint Implem<strong>en</strong>tation<br />

(ji) <strong>en</strong> het Clean Developm<strong>en</strong>t Mechanism (cdm) zijn pragmatische instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

gecreëerd die erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat ook de land<strong>en</strong> die onder Kyoto ge<strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan de probleemoplossing.<br />

Binn<strong>en</strong> de Kyoto-onderhandeling<strong>en</strong> trad de eu op als blok met e<strong>en</strong> doelstelling<br />

van –8 proc<strong>en</strong>t t<strong>en</strong> opzichte van 1990. In dat jaar hadd<strong>en</strong> Duitsland <strong>en</strong> het Ver<strong>en</strong>igd<br />

Koninkrijk e<strong>en</strong> hoog emissi<strong>en</strong>iveau, dankzij de her<strong>en</strong>iging, respectievelijk<br />

het stok<strong>en</strong> van ste<strong>en</strong>kool. De resulter<strong>en</strong>de emissieruimte is binn<strong>en</strong> de eu over<br />

land<strong>en</strong> verdeeld. laat zi<strong>en</strong> dat verschill<strong>en</strong>de Zuid-Europese land<strong>en</strong> (Griek<strong>en</strong>land,<br />

Portugal <strong>en</strong> Spanje) aanzi<strong>en</strong>lijke ruimte voor economische groei toegewez<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> gekreg<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> mate die, indi<strong>en</strong> op mondiale schaal toegepast t<strong>en</strong><br />

behoeve van ontwikkelingsland<strong>en</strong>, niet tot e<strong>en</strong> houdbare toekomst zou leid<strong>en</strong>.<br />

Tabel 2.2 Emissiereductiedoelstelling<strong>en</strong> voor 2008-2012 onder het Kyoto-protocol <strong>en</strong> eu burd<strong>en</strong><br />

sharing (in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van 1990)<br />

Oost<strong>en</strong>rijk –13<br />

België –7,5<br />

D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> –21<br />

Finland 0<br />

Frankrijk 0<br />

Duitsland –21<br />

Griek<strong>en</strong>land 25<br />

Ierland 13<br />

Bron: wrr<br />

2.4.2 de positie van de eu<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

Italië –6,5<br />

Luxemburg –28<br />

Nederland –6<br />

Portugal 27<br />

Spanje 15<br />

Zwed<strong>en</strong> 4<br />

Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk –12,5<br />

EU-15 –8<br />

Doel<strong>en</strong><br />

In richtinggev<strong>en</strong>de zin heeft de eu e<strong>en</strong> duidelijk standpunt, dat overig<strong>en</strong>s wel<br />

geleidelijk verschuift onder invloed van de ontwikkeling<strong>en</strong> in k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> internationale<br />

verhouding<strong>en</strong>. Op de 1939ste vergadering over milieu in Luxemburg<br />

(1996) oordeelde de Raad van ministers van de eu:<br />

“Giv<strong>en</strong> the serious risk of such an increase and particularly the very high rate of change, the Council<br />

believes that global average temperatures should not exceed 2 degrees above pre-industrial<br />

level and that therefore conc<strong>en</strong>tration levels lower than 550 ppm co2 should guide global limitation<br />

and reduction efforts.”<br />

Deze opinie over wat dring<strong>en</strong>d w<strong>en</strong>selijk is, is gebaseerd op de risico’s van e<strong>en</strong><br />

temperatuurstijging van meer dan 2 °C. Volg<strong>en</strong>s rec<strong>en</strong>te inzicht<strong>en</strong> is voor dit doel<br />

waarschijnlijk e<strong>en</strong> lagere conc<strong>en</strong>tratie nodig (Levin <strong>en</strong> Pershing 2006). Er wordt<br />

55


56<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

in het eu-standpunt ge<strong>en</strong> afweging gemaakt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de w<strong>en</strong>s <strong>en</strong> de inspanning die<br />

nodig is om de w<strong>en</strong>s in vervulling te do<strong>en</strong> gaan. Het ontbreekt aan proportionaliteit<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>en</strong>erzijds het risico dat aanleiding is e<strong>en</strong> beroep te do<strong>en</strong> op het voorzorgsbeginsel<br />

<strong>en</strong> anderzijds de inspanning<strong>en</strong> die nodig zijn om het risico te<br />

verminder<strong>en</strong>. De Europese Commissie heeft echter wel aangegev<strong>en</strong> die proportionaliteit<br />

w<strong>en</strong>selijk te vind<strong>en</strong> (Europese Commissie 2000).<br />

Aan beide kant<strong>en</strong> (risico <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>) zijn <strong>en</strong>ige kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong>.<br />

Voor de risico’s verwees de Raad van ministers van de eu naar het Second<br />

Assessm<strong>en</strong>t van het ipcc als meest complete <strong>en</strong> gezaghebb<strong>en</strong>de bron. Inmiddels<br />

is er het Third Assessm<strong>en</strong>t Report (ipcc 2001), waarvan we aannem<strong>en</strong> dat het<br />

meer gezaghebb<strong>en</strong>d is dan het tweede. Het tar somt e<strong>en</strong> groot aantal te<br />

verwacht<strong>en</strong> effect<strong>en</strong> op van klimaatverandering <strong>en</strong> pres<strong>en</strong>teert aanpassing<br />

nadrukkelijk als complem<strong>en</strong>taire activiteit naast emissiereductie. Deze conclusie<br />

wordt getrokk<strong>en</strong>, hoewel de effect<strong>en</strong> mondiaal zeer divers zijn <strong>en</strong> er ge<strong>en</strong> beeld<br />

gevormd wordt van de kost<strong>en</strong> van aanpassing. Er wordt alle<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> naar de<br />

mate van waarschijnlijkheid van de te verwacht<strong>en</strong> effect<strong>en</strong>, maar die effect<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> niet gewaardeerd. Overstroming<strong>en</strong> door reg<strong>en</strong>val <strong>en</strong> zeespiegelstijging<br />

word<strong>en</strong> door het ipcc aangewez<strong>en</strong> als de meest directe risico’s voor de m<strong>en</strong>s.<br />

Niet alle effect<strong>en</strong> zijn negatief <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn ze regiospecifiek. E<strong>en</strong> paar<br />

grad<strong>en</strong> temperatuurstijging zal de landbouwproductie op gematigde breedtegrad<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> goede kom<strong>en</strong>, maar bij verdere temperatuurstijging<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong><br />

van hitte <strong>en</strong> droogte die stijging t<strong>en</strong>iet kunn<strong>en</strong> do<strong>en</strong>. Al met al lijkt de voorkeur<br />

van de eu voor e<strong>en</strong> maximumtemperatuurstijging van 2 °C vooral ingegev<strong>en</strong><br />

door de onzekerheid over van pot<strong>en</strong>tiële effect<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> temperatuurstijging van<br />

meer dan e<strong>en</strong> paar grad<strong>en</strong> (zie bijvoorbeeld wgbu 2003).<br />

De kost<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid ter realisering van de 2 °C-doelstelling<br />

kond<strong>en</strong> in 1996 niet <strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ook nu nog nauwelijks word<strong>en</strong> geschat (wel zijn<br />

inschatting<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> kortere termijn mogelijk). Het is aannemelijk dat de eu-<br />

Raad van ministers zich daar met behulp van het ipcc-rapport wel e<strong>en</strong> voorstelling<br />

van heeft gemaakt. Zeker in het licht van de huidige k<strong>en</strong>nis is het de vraag of<br />

die voorstelling adequaat was. De eu stelde dat “the ipcc considers that significant<br />

reductions in gre<strong>en</strong>house gas emissions are technically possible, and can be<br />

economically feasible. It also notes that significant ‘no-regrets’ opportunities are<br />

available.” vrom-raad <strong>en</strong> aer (2004) stell<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergietransitie<br />

nodig is om de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing duurzaam te mak<strong>en</strong>, waarvoor langdurige<br />

investering<strong>en</strong> noodzakelijk zijn om op termijn tot e<strong>en</strong> acceptabele prijs-prestatieverhouding<br />

te kom<strong>en</strong>. Ook in Brussel leeft inmiddels die gedachte (Europese<br />

Commissie 2005). Verder stelde de Raad van ministers dat “on the basis of the<br />

latest reports by Member States, the Community is on course to return its co2<br />

emissions to 1990 levels by the year 2000, but at the same time recognizes that<br />

further efforts will be necessary to achieve the stabilization objective.” Over de<br />

rol van ontwikkelingsland<strong>en</strong> wordt opgemerkt dat “global efforts require global<br />

responses and full participation of all Parties. This has to be based on a closer<br />

partnership betwe<strong>en</strong> developed and developing countries: besides the str<strong>en</strong>gthe


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

ned commitm<strong>en</strong>ts of developed countries it is important that the developing<br />

countries play their part in producing and using more <strong>en</strong>ergy-effici<strong>en</strong>t and lower<br />

carbon-emitting technologies and products.” Inmiddels is duidelijk dat dit niet<br />

vanzelf gaat; ook als Europa zijn eig<strong>en</strong> emissiedoelstelling realiseert, is er mondiaal<br />

toch e<strong>en</strong> sterke stijging van de emissie te verwacht<strong>en</strong> (Europese Commissie<br />

2005).<br />

Geleidelijk krijgt het kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>aspect meer gewicht. In 1996 me<strong>en</strong>de de eu<br />

dat de kost<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid laag war<strong>en</strong>, omdat er voldo<strong>en</strong>de technologie<br />

beschikbaar was om teg<strong>en</strong> geringe kost<strong>en</strong> de doelstelling te behal<strong>en</strong>. Europa<br />

had weinig aandacht voor de extra taakstelling die voortvloeit uit de hoge economische<br />

groei in zich ontwikkel<strong>en</strong>de economieën. Bij de top van 23 maart 2005<br />

heeft de Europese Raad (7619/05) de 2 °C-doelstelling bevestigd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> na te<br />

strev<strong>en</strong> strategie <strong>en</strong> emissiereductiedoel aangegev<strong>en</strong> voor de periode <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2012<br />

<strong>en</strong> 2020, maar voor het eerst heeft de Europese Raad ook vastgesteld dat de<br />

reductiedoel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong> op realiseerbaarheid met inachtneming<br />

van het kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>aspect.<br />

Instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

De instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van het eu-klimaatbeleid vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> integraal deel van het<br />

eu-milieubeleid. Het eu-emissiehandelssysteem is e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal onderdeel van<br />

het klimaatbeleid, e<strong>en</strong> grondig uitgewerkte versie die als voorbeeld in de wereld<br />

geldt. Voor effectiviteit wacht dit systeem echter op scherpere reductiedoelstelling<strong>en</strong><br />

dan die onder het Kyoto-protocol. Figuur 2.4 laat zi<strong>en</strong> dat daarnaast specifiek<br />

beleid gevoerd wordt op de gebied<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiebesparing,<br />

industrie <strong>en</strong> vervoer.<br />

De emissiehandel heeft uitsluit<strong>en</strong>d betrekking op co2. Voor andere ghg’s is het<br />

beleid aangewez<strong>en</strong> op regulering <strong>en</strong> coördinatie. Bij vervoer geldt e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>geling<br />

van fiscale coördinatie (accijnz<strong>en</strong>), fiscale stimuli, technische norm<strong>en</strong>, marktgerichte<br />

hervorming<strong>en</strong>, gezam<strong>en</strong>lijke regels voor gebruiksheffing<strong>en</strong>, opties (voor<br />

lidstat<strong>en</strong>: om minimumaandel<strong>en</strong> van ‘biobrandstoff<strong>en</strong>’ op te legg<strong>en</strong>) <strong>en</strong> conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

(industrie: co2-uitstoot van auto’s). De maatregel<strong>en</strong> voor de industrie zijn<br />

complem<strong>en</strong>tair aan de emissiehandel <strong>en</strong> daardoor vermoedelijk onnodig duur <strong>en</strong><br />

ineffectief; wel is er mogelijk e<strong>en</strong> positief effect op het gebied van <strong>en</strong>ergiebesparing.<br />

T<strong>en</strong> slotte heeft de eu tot voor kort e<strong>en</strong> vrij versplinterd technologiebeleid<br />

gevoerd in zog<strong>en</strong>oemde kaderprogramma’s.<br />

Het klimaatbeleid wordt zowel gevoerd op Europees niveau als op het niveau van<br />

de lidstat<strong>en</strong>. De feitelijke autonomie van lidstat<strong>en</strong> wordt ingeperkt door het<br />

uitgangspunt van de ongestoorde interne markt <strong>en</strong> de gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>de<br />

milieueffect<strong>en</strong> (emissi<strong>en</strong>orm<strong>en</strong> van goeder<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijvoorbeeld krachtc<strong>en</strong>trales<br />

berust<strong>en</strong> op c<strong>en</strong>trale eu-wetgeving). C<strong>en</strong>tralisatie bij klimaatbeleid wordt tev<strong>en</strong>s<br />

in de hand gewerkt door het multilaterale karakter van de problematiek <strong>en</strong> van de<br />

onderhandeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong>. De eu treedt op als één land in de unfccc<br />

<strong>en</strong> onder het Kyoto-protocol. Maar tegelijk is er ook variatie per lidstaat. Er is<br />

57


58<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Figuur 2.4 Het huidige eu-klimaatbeleid<br />

Bron: wrr<br />

Vervoer<br />

Industrie<br />

▼<br />

• Zie ook 2001 Duurzame Vervoerstrategie<br />

• Intermodale verschuiving<strong>en</strong><br />

→ liberalisatie/hervorming<strong>en</strong> (eu spoorweg<strong>en</strong>)<br />

→ rivier- <strong>en</strong> kustvaart<br />

→ intermodaliteit<br />

• Economisch systeem heffing<strong>en</strong> voor gebruik<br />

infrastructuur<br />

• eu-bandbreedtes voor accijnz<strong>en</strong> op brandstoff<strong>en</strong><br />

• Selectief: fiscale ontheffing<strong>en</strong> brandstoff<strong>en</strong><br />

(bijv. bio); fiscaal voordeel hybride auto’s<br />

• Minimaal aandeel biobrandstoff<strong>en</strong> (is duur:<br />

± € 100 per t co2)<br />

• Euro-4; inmiddels voorstell<strong>en</strong> euro-5 (diesel<br />

e.a. norm<strong>en</strong>) (co-b<strong>en</strong>efits)<br />

• eu-conv<strong>en</strong>ant, vrijwillige reductie co2 door<br />

auto-industrie<br />

▼<br />

• Kaderrichtlijn fluorescer<strong>en</strong>de gass<strong>en</strong><br />

(in koel- <strong>en</strong> ijskast<strong>en</strong>; air-conditioning)<br />

• Strikte toepassing IPCC-richtlijn voor<br />

grote installaties<br />

• Zie Kyoto <strong>en</strong> emissiehandel; sector<strong>en</strong><br />

onder handel:<br />

→ elektriciteit <strong>en</strong> warmte<br />

→ cem<strong>en</strong>t, papier, staal, raffinaderij<strong>en</strong>, glas,<br />

keramiek<br />

EUklimaatbeleid<br />

▼<br />

Overige<br />

Kyoto <strong>en</strong><br />

emissiehandel<br />

• Ratificatie 2002<br />

• Monitoring/meetsystem<strong>en</strong><br />

• Specifieke maatregel<strong>en</strong> (zie rest van<br />

de figuur)<br />

• Emissiehandelssysteem<br />

→ intern (EU-25 + EER)<br />

→ linking richtlijn over ‘credits’ JI + CDM<br />

→ (2008), IET-handel met Canada, Japan,<br />

<strong>en</strong>z.)<br />

Energie<br />

• Minimumaandeel 22% r<strong>en</strong>ewables in<br />

elektriciteitsproductie in 2010 (verwacht:<br />

18%-19%)<br />

• WKK-richtlijn<br />

• Energie-efficiëntie (etikettering; minimum<br />

<strong>en</strong>ergie-efficiëntie huishoudelijke apparat<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> finale product<strong>en</strong>; conv<strong>en</strong>ant met<br />

industrie)<br />

• Bevordering ‘gro<strong>en</strong>e overheidsaankop<strong>en</strong>’<br />

• Zie ook gas- <strong>en</strong> elektriciteitsliberalisatie<br />

interne markt<br />

• Zie ook Kyoto <strong>en</strong> emissiehandel<br />

• Energiebesparing gebouw<strong>en</strong>, richtlijn<br />

• Zie hervorming landbouwbeleid (cross-compliance)<br />

• Landfill-richtlijn (methaan uit afval omlaag)<br />

• Onderzoeksprogramma’s klimaat<br />

• Technologieprogramma’s, technologieplatforms (bijv. waterstof),<br />

internationale partnerships (bijv. methaan, CCS, kern<strong>en</strong>ergie,<br />

kernsplitsing – ITER)<br />

• Beginn<strong>en</strong>de aandacht voor aanpassing<br />

▼<br />


ijvoorbeeld ge<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijk <strong>en</strong>ergiebeleid (het eu-Verdrag biedt er ook ge<strong>en</strong><br />

juridische basis voor); de lidstat<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> sterk onderscheid<strong>en</strong> voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

beleidstradities op dit terrein.<br />

2.4.3 het nederlands beleid<br />

Nederland heeft bij het klimaatbeleid e<strong>en</strong> voortrekkersrol gespeeld. Beleidsactivisme<br />

heeft echter geleid tot versplinterd, technisch ingewikkeld <strong>en</strong> zich<br />

voortdur<strong>en</strong>d wijzig<strong>en</strong>d beleid. De Kyoto-b<strong>en</strong>adering lijkt daar als ‘extra beleidslaag’<br />

overhe<strong>en</strong> gelegd te zijn. Daarnaast veranderde het beleid door correctie<br />

van kost<strong>en</strong>ineffectief beleid, vooral als dat tot begrotingsperikel<strong>en</strong> leidde.<br />

Figuur 2.5 laat zi<strong>en</strong> dat de vermed<strong>en</strong> emissies teg<strong>en</strong> het einde van de Kyotoperiode<br />

voor hooguit twee vijfde kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan beleid dat<br />

voortvloeit uit of volgde op het Kyoto-protocol. De rest is het gevolg van autonome<br />

verandering<strong>en</strong> of ander beleid dat zijdelings ook gunstige klimaateffect<strong>en</strong><br />

met zich meebr<strong>en</strong>gt.<br />

Figuur 2.6 vat het huidige Nederlandse klimaatbeleid sam<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het formaat<br />

van figuur 2.4. Typer<strong>en</strong>d voor Nederland is de veelvuldige aanw<strong>en</strong>ding van<br />

‘conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong>’, soms opzichzelfstaand, soms in sam<strong>en</strong>hang met algeme<strong>en</strong> beleid<br />

(bijvoorbeeld fiscaal) of specifiek beleid (bijvoorbeeld norm<strong>en</strong> of subsidies).<br />

Op onderdel<strong>en</strong> zijn forse subsidies ingezet, zoals milieukwaliteit elektriciteitsproductie<br />

(mep) <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-investeringsaftrek (eia), maar soms ook zijn de<br />

Figuur 2.5 Vermed<strong>en</strong> emissies door binn<strong>en</strong>lands beleid (in Mt CO2)<br />

Vermed<strong>en</strong> emissies (Mt CO2)<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

1991<br />

beleid na Kyoto-protocol<br />

beleid voor Kyoto-protocol<br />

autonoom<br />

1993<br />

1995<br />

1997<br />

Bron: vrom (2005a), bewerking wrr<br />

1999<br />

2001<br />

2003<br />

2005<br />

2007<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

2009<br />

2011<br />

59


60<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Figuur 2.6 Huidig Nederlands klimaatbeleid<br />

Vervoer<br />

Industrie<br />

▼<br />

• Bevordering van technische efficiëntie<br />

brandstofverbuik<br />

- auto-etikettering<br />

- (kleine) subsidies vrachtvervoer<br />

- rabat voor efficiënte auto’s<br />

• (Zachte) gedragscampagnes<br />

• Uitvoering eu-richtlijn bio-fuels<br />

• Conv<strong>en</strong>ant van de eu autoindustrie<br />

• iea (zie industrie)<br />

• Autoaankoop belasting variër<strong>en</strong><br />

met brandstof-efficiëntie;<br />

hybride/h2 auto nul<br />

Algeme<strong>en</strong><br />

(niet sectoraal)<br />

▼<br />

• Conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

- b<strong>en</strong>chmark efficiëntie (<strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sieve<br />

bedrijv<strong>en</strong> in wereldtop <strong>en</strong>ergie-efficiëntie)<br />

- voor niet-<strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sieve industrie,<br />

gem<strong>en</strong>gd beleid<br />

- aluminium (pfc’s <strong>en</strong> co2 omlaag)<br />

• Energie-investeringsaftrek voor innovatieve<br />

<strong>en</strong>ergietechniek<strong>en</strong> (iea)<br />

• N2O-reductie (o.a. kunstmest), hfc’s, <strong>en</strong><br />

pfc’s – vrijwilling + plafonds<br />

(Zie ook emissiehandel; in 2010 slechts<br />

0,3 Mt co2 vermed<strong>en</strong>)<br />

• Fiscaal<br />

- <strong>en</strong>ergie-investeringsaftrek (eia)<br />

- <strong>en</strong>ergieheffing<br />

• Subsidies, directe ghg-reductie<br />

- co2, grote investeringsproject<strong>en</strong><br />

- OBG-reductie (+ belastingsaftrek)<br />

in 14 project<strong>en</strong><br />

• Conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong> (zie sector, gezi<strong>en</strong><br />

belangrijkste effect<strong>en</strong>)<br />

Bron: vrom (2005a), bewerking wrr<br />

▼<br />

Nederlands<br />

klimaatbeleid<br />

▼<br />

Kyoto <strong>en</strong><br />

emissiehandel<br />

• Allocatie oktober 2004;<br />

206 installaties; opt-out voor<br />

93 installaties<br />

• Nationaal register, zomer 2005<br />

• nea, met ‘monitoring protocols’<br />

• Handel sinds begin 2005<br />

• Vrij lage ratio binn<strong>en</strong>landse<br />

emissiereductie/(externe)<br />

projectemissiereductie voorzi<strong>en</strong><br />

voor 2010<br />

▼<br />

Energie<br />

• Conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

- methaanuitstoot omlaag<br />

(olie-/gasproduc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (succes))<br />

- biomassa (kol<strong>en</strong> conv<strong>en</strong>ant)<br />

- wind (met provincies)<br />

- b<strong>en</strong>chmarkefficiëntie (zie industrie)<br />

• Subsidies (mep), tot 10 jaar<br />

- r<strong>en</strong>ewables<br />

- wkk<br />

• (Zie ook emissie handel;<br />

2010 slechts 1,1 Mt co2 vermed<strong>en</strong>)<br />

▼<br />

Overige<br />

• Landbouw<br />

- conv<strong>en</strong>ant tuinbouw (eff. <strong>en</strong>ergie tot 2010)<br />

- nox <strong>en</strong> methaan via mest- <strong>en</strong> veestapelbeleid<br />

• Bosbouw, klein extra areaal<br />

• Afval<br />

- afvalvermindering, methaanuitstoot<br />

fors omlaag<br />

- <strong>en</strong>ergie uit afval<br />

• Gebouwde omgeving<br />

- gem<strong>en</strong>gd beleid huiz<strong>en</strong><br />

- <strong>en</strong>ergieverbruiksnorm<strong>en</strong> kantor<strong>en</strong>/<br />

fabriek<strong>en</strong>; dal<strong>en</strong>d sinds 1995<br />

- EPR (met r<strong>en</strong>ewables) gestopt (nogal duur)<br />

- <strong>en</strong>ergiebelasting, omhoog sinds 1996


subsidies dermate miniem (bijvoorbeeld vrachtvervoer) dat de transactiekost<strong>en</strong><br />

waarschijnlijk hoog zijn t<strong>en</strong> opzichte van het bereikte effect.<br />

Beide figur<strong>en</strong> tezam<strong>en</strong> do<strong>en</strong> vermoed<strong>en</strong> dat emissiehandel in Nederland e<strong>en</strong><br />

gering emissiereductiepot<strong>en</strong>tieel heeft, althans in de huidige opzet. Nederland<br />

zelf is al behoorlijk co2-efficiënt (Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong> 2005). Dit<br />

komt ook tot uiting in de wijze waarop het Kyoto-doel gerealiseerd wordt. De<br />

emissieruimte onder het Kyoto-protocol bedraagt 199 mt co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per<br />

jaar, e<strong>en</strong> reductie van 18 mt co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per jaar t<strong>en</strong> opzichte van 1990. 14 Dit<br />

saldo wordt bereikt door (vrom 2004; vrom 2005b):<br />

• e<strong>en</strong> krachtige, redelijk kost<strong>en</strong>effectieve reductie van overige broeikasgass<strong>en</strong><br />

(obg) (–18 mt co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per jaar);<br />

• inkoop van recht<strong>en</strong> in het buit<strong>en</strong>land (ji + cdm), betaald door de overheid<br />

(–20 mt co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per jaar); 15<br />

• e<strong>en</strong> stijging van de binn<strong>en</strong>landse co2-emissies met 20 mt co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

per jaar.<br />

2.5 conclusie<br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

Er zijn sterke aanwijzing<strong>en</strong> dat het klimaat verandert door antropog<strong>en</strong>e invloed.<br />

Emissiereductie kan die verandering temper<strong>en</strong>, maar beheersbaar is het mondiale<br />

klimaat niet. Volg<strong>en</strong>s de huidige inzicht<strong>en</strong> zal zonder klimaatbeleid het mondiale<br />

temperatuurgemiddelde tot 2100 met 1,4 tot 5,8 °C stijg<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van 1990.<br />

Voor Nederland is van belang dat daardoor de zeespiegel waarschijnlijk zal stijg<strong>en</strong><br />

met 20 tot 110 c<strong>en</strong>timeter in de periode tot 2100. Daarnaast wordt e<strong>en</strong> sterk<br />

vergrote kans op extreme winterneerslag verwacht, zowel in int<strong>en</strong>siteit als in<br />

frequ<strong>en</strong>tie van extrem<strong>en</strong>. Dat heeft vooral gevolg<strong>en</strong> voor de b<strong>en</strong>odigde afvoercapaciteit<br />

van de grote rivier<strong>en</strong>.<br />

Over de mate van klimaatverandering <strong>en</strong> over de uiteindelijke effect<strong>en</strong> bestaat<br />

e<strong>en</strong> zeer grote onzekerheid, niet alle<strong>en</strong> over de omvang van de effect<strong>en</strong>, maar<br />

in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> ook over de richting ervan. Enerzijds levert dat het risico<br />

op van het in gang zett<strong>en</strong> van onomkeerbare verandering<strong>en</strong>; anderzijds bestaat<br />

het risico van niet-adequaat beleid. Beide risico’s kunn<strong>en</strong> tot hoge kost<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>.<br />

Als de huidige inzicht<strong>en</strong> correct zijn, is het klimaatprobleem omvangrijk. Op<br />

e<strong>en</strong> termijn van circa honderd jaar zou het totale wereldemissievolume moet<strong>en</strong><br />

dal<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van de huidige situatie met circa e<strong>en</strong> factor 2 tot 8, afhankelijk<br />

van het model <strong>en</strong> de uiteindelijk te bereik<strong>en</strong> co2-conc<strong>en</strong>tratie. De te<br />

verwacht<strong>en</strong> economische groei in nu nog arme land<strong>en</strong> vergroot het probleem<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk. Bij e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de wereldbevolking daalt het per capita beschikbare<br />

budget aan emissievolume (onafhankelijk van de verdeling ervan), terwijl de<br />

groei van het welvaartsniveau juist e<strong>en</strong> grotere vraag naar emissieruimte impliceert.<br />

Het Kyoto-protocol is daarom slechts e<strong>en</strong> kleine eerste stap op weg naar<br />

e<strong>en</strong> houdbaar beleid, hoewel het e<strong>en</strong> belangrijke mijlpaal is in de zin van e<strong>en</strong><br />

61


62<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geoperationaliseerde declaratoire cons<strong>en</strong>sus over het bestaan van het probleem<br />

<strong>en</strong> de oplossingsrichting<strong>en</strong>.<br />

Er kunn<strong>en</strong> voor het klimaatprobleem drie oplossingsrichting<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>,<br />

die elk op zich zijn op te vatt<strong>en</strong> als deelproblem<strong>en</strong>, namelijk aanpassing<br />

aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat, technologieontwikkeling <strong>en</strong> coördinatie. Aanpassing<br />

zal mondiaal moet<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>, maar zal relatief gemakkelijk tot stand<br />

kom<strong>en</strong>, omdat de effect<strong>en</strong> van klimaatverandering <strong>en</strong> van aanpassingsinspanning<strong>en</strong><br />

lokaal neerslaan, waardoor het gemakkelijker is om belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> te<br />

mobiliser<strong>en</strong>. De b<strong>en</strong>odigde technologieontwikkeling zal in rijke land<strong>en</strong> tot stand<br />

moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Dit probleem is aanzi<strong>en</strong>lijk, maar heeft e<strong>en</strong> relatief lange tijdshorizon.<br />

De coördinatieopdracht valt uite<strong>en</strong> in drie compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, namelijk het<br />

ontwikkelingstraject van nu nog arme land<strong>en</strong>, de verdeling van last<strong>en</strong> <strong>en</strong> de allocatie<br />

van inspanning<strong>en</strong>. De kritische termijn bij het ontwikkelingstraject van<br />

arme land<strong>en</strong> is relatief kort, omdat de groei daar in e<strong>en</strong> hoog tempo verloopt,<br />

waardoor het emissievolume sterk groeit <strong>en</strong> veel nieuwe productiemiddel<strong>en</strong> in<br />

gebruik word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die lang meegaan. De verdeling van de last<strong>en</strong> van<br />

klimaatbeleid <strong>en</strong> de allocatie van investering<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> hinderniss<strong>en</strong> voor het tot<br />

stand kom<strong>en</strong> van internationale coördinatie: optimale allocatie wordt verkreg<strong>en</strong><br />

via handel in emissierecht<strong>en</strong>, maar handel vereist e<strong>en</strong> initiële verdeling van emissierecht<strong>en</strong>.<br />

Aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie zijn beide oplossingsrichting<strong>en</strong> die geld of economische<br />

groei kost<strong>en</strong>. Idealiter zou klimaatbeleid moet<strong>en</strong> bestaan uit e<strong>en</strong> optimale<br />

mix van beide. E<strong>en</strong> dergelijke optimale mix is illusoir, omdat er te veel problem<strong>en</strong><br />

zijn in de waardering van de kost<strong>en</strong> van beide opties. De kost<strong>en</strong> van emissiereductie<br />

spel<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> veel kortere termijn dan die van aanpassing, <strong>en</strong> de effectiviteit<br />

van beide opties heeft e<strong>en</strong> hoge graad van onzekerheid. Desondanks ligt<br />

met opmerkelijke vanzelfsprek<strong>en</strong>dheid in het klimaatbeleid de nadruk op emissiereductie<br />

bov<strong>en</strong> aanpassing als eerste prioriteit. Die keuze is op wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

basis niet onmiddellijk vanzelfsprek<strong>en</strong>d. De red<strong>en</strong>ering dat emissiereductiebeleid<br />

noodzakelijk is omdat de aanpassingskost<strong>en</strong> prohibitief hoog zijn, is niet<br />

zonder meer valide <strong>en</strong> behoeft nadere beschouwing: we wet<strong>en</strong> het nog niet. De<br />

aanpassingskost<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> volstrekt andere termijn dan de kost<strong>en</strong> van<br />

emissiereductie, wat de tijdswaardering van geld <strong>en</strong> de verdeling van last<strong>en</strong><br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> g<strong>en</strong>eraties tot e<strong>en</strong> belangrijk, maar in wet<strong>en</strong>schappelijke zin moeilijk<br />

beslisbaar issue maakt. Voorts heeft emissiereductie maar in beperkte mate<br />

invloed op de aanpassingskost<strong>en</strong> in de kom<strong>en</strong>de eeuw – hoeveel is e<strong>en</strong> onderwerp<br />

voor de volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong>. Hier is de vaststelling voldo<strong>en</strong>de dat de<br />

kost<strong>en</strong> van aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie nag<strong>en</strong>oeg onvergelijkbaar zijn, maar<br />

dat niettemin toch e<strong>en</strong> politieke keuze voor e<strong>en</strong> bepaalde beleidsmix gemaakt<br />

moet word<strong>en</strong>.<br />

Het klimaatprobleem is ge<strong>en</strong> strikt wet<strong>en</strong>schappelijk probleem, doordat de<br />

perceptie ervan sterk waardegebond<strong>en</strong> is. Dat maakt het formuler<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

effectief klimaatbeleid moeilijk, want de effectiviteit hangt in sterke mate af van


probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

de doel<strong>en</strong> die word<strong>en</strong> nagestreefd. Die doel<strong>en</strong> zijn minder e<strong>en</strong>duidig dan op het<br />

eerste gezicht lijkt. Het voorkom<strong>en</strong> of verminder<strong>en</strong> van risico’s, van verandering<br />

in ecologische system<strong>en</strong>, van het onderlop<strong>en</strong> van laaggeleg<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong>, van<br />

schade aan landbouw, van schade door extreme weersgebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>, voorkeur<strong>en</strong><br />

voor herverdeling <strong>tuss<strong>en</strong></strong> g<strong>en</strong>eraties <strong>en</strong> nog veel meer, al die zak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

hun weinig gedefinieerde gewicht in het doel van effectief klimaatbeleid.<br />

Het voorzorgsbeginsel biedt niet onmiddellijk e<strong>en</strong> handvat voor effectief<br />

klimaatbeleid. Met het treff<strong>en</strong> van maatregel<strong>en</strong> zijn kost<strong>en</strong> gemoeid die niet<br />

verwaarloosbaar zijn. Die kost<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de deels nog<br />

onbek<strong>en</strong>de risico’s. Het paradoxale feit doet zich dus voor dat e<strong>en</strong> inschatting<br />

moet word<strong>en</strong> gemaakt van het onbek<strong>en</strong>de. Ook kan het voorzorgsbeginsel ge<strong>en</strong><br />

antwoord gev<strong>en</strong> op de vraag wat e<strong>en</strong> verstandige mix is van emissiereductie <strong>en</strong><br />

aanpassing. Opgevat als prev<strong>en</strong>tie heeft het voorzorgsbeginsel ge<strong>en</strong> meerwaarde<br />

t<strong>en</strong> opzichte van het klassieke risicomanagem<strong>en</strong>t. Het ontbrek<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> optimale<br />

beleidsmix impliceert dat ook het aspect van interg<strong>en</strong>erationele last<strong>en</strong>verdeling<br />

weinig houvast biedt. Immers, het blijft onduidelijk bij welke mix van<br />

aanpassingsbeleid <strong>en</strong> emissiereductiebeleid die risico’s voor toekomstige g<strong>en</strong>eraties<br />

het meest word<strong>en</strong> beperkt, terwijl bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> interg<strong>en</strong>erationele verdelingscriteria<br />

ontbrek<strong>en</strong>. Wel biedt het voorzorgsbeginsel meerwaarde bij het hanter<strong>en</strong><br />

van k<strong>en</strong>nishiat<strong>en</strong>. De waarde van de optie van het vroegtijdig ondernem<strong>en</strong> of<br />

nalat<strong>en</strong> van actie kan word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de waarde van to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de doelgerichtheid<br />

van actie in het licht van te verwacht<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisto<strong>en</strong>ame.<br />

En t<strong>en</strong> slotte kan ook op basis van ethische beginsel<strong>en</strong> niet zonder meer e<strong>en</strong> afweging<br />

gemaakt word<strong>en</strong>. Dat spreekt voor zich wanneer m<strong>en</strong> bed<strong>en</strong>kt dat ethiek<br />

meer e<strong>en</strong> methode is om tot verantwoorde besluit<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> voorschrift<br />

voor die besluit<strong>en</strong>.<br />

De grote mate van onzekerheid <strong>en</strong> de waardegebond<strong>en</strong> uitgangspunt<strong>en</strong> mak<strong>en</strong><br />

van klimaatverandering e<strong>en</strong> kneedbaar probleem dat naar believ<strong>en</strong> groter of kleiner<br />

kan word<strong>en</strong> voorgesteld <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bepaalde richting kan word<strong>en</strong> gestuurd. De<br />

roll<strong>en</strong> van wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> politiek lop<strong>en</strong> bij het klimaatprobleem meer dan<br />

w<strong>en</strong>selijk is door elkaar. Het risico bestaat daardoor dat de probleemperceptie <strong>en</strong><br />

waardegebond<strong>en</strong> opvatting<strong>en</strong> te leid<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> voor de wet<strong>en</strong>schap in plaats<br />

van omgekeerd. De indeling van de wereld in ‘goed’ (lees: Europa <strong>en</strong> Japan) <strong>en</strong><br />

‘slecht’ (lees: de rest van de wereld) maakt het er niet beter op. Apocalyptische<br />

sc<strong>en</strong>ario’s kunn<strong>en</strong> effectief zijn om sommige burgers te overtuig<strong>en</strong> van de noodzaak<br />

van ingrijp<strong>en</strong>d klimaatbeleid, maar kunn<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>zeer leid<strong>en</strong> tot cynisme.<br />

Zo’n strategie wordt kwetsbaar wanneer op mondiaal niveau e<strong>en</strong> meerderheid<br />

van burgers <strong>en</strong> regering<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> overtuigd van het nut van pot<strong>en</strong>tieel<br />

kostbare operaties.<br />

Het zou echter onjuist zijn uit het bov<strong>en</strong>staande de conclusie te trekk<strong>en</strong> dat emissiereductie<br />

niet nodig zou zijn. Er zijn ruim voldo<strong>en</strong>de aanwijzing<strong>en</strong> dat er e<strong>en</strong><br />

serieus probleem bestaat of zou kunn<strong>en</strong> bestaan. Alle<strong>en</strong> al het gegev<strong>en</strong> dat de<br />

63


64<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

hoeveelheid ghg’s in de atmosfeer e<strong>en</strong> voorraadgrootheid is die ooit moet stabiliser<strong>en</strong>,<br />

maakt ev<strong>en</strong>wicht van uitstoot <strong>en</strong> opname op langere termijn noodzakelijk<br />

voor e<strong>en</strong> duurzame ontwikkeling. Gegev<strong>en</strong> de onzekerheid zou het beleid<br />

niet gericht moet<strong>en</strong> zijn op optimaliteit, maar meer op robuustheid (Popper et al.<br />

2005). E<strong>en</strong> robuuste strategie is erop gericht succesvol te zijn in e<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

variatie van mogelijke sc<strong>en</strong>ario’s.<br />

Het beleid tot nu toe is niet effectief te noem<strong>en</strong>. Mondiaal stelt het Kyoto-protocol<br />

slechts beperkte doel<strong>en</strong> <strong>en</strong> dan nog alle<strong>en</strong> voor ontwikkelde land<strong>en</strong> die al e<strong>en</strong><br />

relatief co2-efficiënte economie hebb<strong>en</strong>. De eu heeft in 1996 vastgesteld dat de<br />

klimaatverandering in de kom<strong>en</strong>de eeuw beperkt moet blijv<strong>en</strong> tot 2 °C t<strong>en</strong><br />

opzichte van het pre-industriële niveau. In 2005 is dit standpunt herbevestigd,<br />

maar er is tev<strong>en</strong>s vastgesteld dat de reductiedoel<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bezi<strong>en</strong> op<br />

realiseerbaarheid met inachtneming van het kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>aspect. De eu heeft e<strong>en</strong><br />

uitgewerkt emissiehandelssysteem, dat onder Kyoto echter meer trade dan cap<br />

biedt, zij het dat de co2-prijs inmiddels rond 20 à 25 euro per ton ligt. Daarnaast<br />

voert de eu specifiek beleid op diverse gebied<strong>en</strong>. Er is ge<strong>en</strong> heldere taak- <strong>en</strong><br />

compet<strong>en</strong>tieverdeling <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het niveau van de eu <strong>en</strong> dat van de lidstat<strong>en</strong>.<br />

Nederland heeft bij het klimaatbeleid e<strong>en</strong> voortrekkersrol gespeeld, maar dat wil<br />

niet zegg<strong>en</strong> dat altijd effectief beleid is gevoerd. Beleidsactivisme heeft geleid tot<br />

versplintering <strong>en</strong> veelvuldige koerswijziging<strong>en</strong>. Het pot<strong>en</strong>tieel voor effectief<br />

binn<strong>en</strong>lands klimaatbeleid lijkt zeer beperkt.<br />

Klimaatverandering is e<strong>en</strong> lastig probleem. Op korte termijn moet het beleid e<strong>en</strong><br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong>weg vind<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> te weinig actie voor e<strong>en</strong> probleem dat teg<strong>en</strong>valt of te<br />

veel actie voor e<strong>en</strong> probleem dat in de toekomst kleiner of anders blijkt te zijn dan<br />

nu wordt ingeschat. Het is belangrijker opties op<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong> dan nu al e<strong>en</strong><br />

volledige route uit te stippel<strong>en</strong>. Dat het tot nu toe gevoerde beleid hooguit als e<strong>en</strong><br />

eerste begin kan word<strong>en</strong> opgevat, heeft dus ook voordel<strong>en</strong>: in het licht van de<br />

g<strong>en</strong>oemde afwegingsproblem<strong>en</strong> zijn nog ge<strong>en</strong> echt foute keuz<strong>en</strong> gemaakt – wat<br />

niet wil zegg<strong>en</strong> dat de keuz<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het tot nu toe bestede budget de meest<br />

doelmatige war<strong>en</strong>. De meeste opties lijk<strong>en</strong> te word<strong>en</strong> op<strong>en</strong>gehoud<strong>en</strong> wanneer<br />

gekoz<strong>en</strong> wordt voor e<strong>en</strong> relatief strikt emissiereductiebeleid, dat zijn effect<strong>en</strong><br />

heeft op e<strong>en</strong> zo kort mogelijke termijn <strong>en</strong> dat tev<strong>en</strong>s is gebond<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> uitgav<strong>en</strong>plafond.<br />

De volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> nadere invulling gev<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong><br />

zowel robuust als effectief beleid.


not<strong>en</strong><br />

probleeminv<strong>en</strong>tarisatie <strong>en</strong> beleid<br />

1 Ruddiman (2006) betoogt bijvoorbeeld dat we ons huidige gematigde klimaat te<br />

dank<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> aan het broeikaseffect dat in gang gezet is to<strong>en</strong><br />

onze voorouders natte rijst (methaan) ging<strong>en</strong> verbouw<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de astronomische<br />

kal<strong>en</strong>der zou het nu namelijk tijd zijn voor e<strong>en</strong> ijstijd. De ijstijd<strong>en</strong>cyclus<br />

wordt grot<strong>en</strong>deels bepaald door de precessie van de aardas. De aardas heeft ge<strong>en</strong><br />

vaste richting, maar beschrijft e<strong>en</strong> kegel met e<strong>en</strong> periode van circa 26.000 jaar,<br />

waardoor de hoeveelheid geabsorbeerde zonnestraling varieert. Daarnaast zijn er<br />

nog andere afwijking<strong>en</strong> met andere period<strong>en</strong>, waardoor e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gestelde slingering<br />

ontstaat.<br />

2 Deze betreft het gebruik van marktwisselkoers<strong>en</strong> in plaats van koopkrachtpariteit<strong>en</strong>.<br />

Bij marktwisselkoers<strong>en</strong> lijkt de welvaartsachterstand van arme land<strong>en</strong><br />

groter dan hij in werkelijkheid is, doordat ge<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong> met het<br />

lagere prijspeil.<br />

3 Brief van Castles van 29 augustus 2002: “For example, the Bank (i.e. The World<br />

Bank) argues that ‘non-oecd countries use (...) 3.8 times as much <strong>en</strong>ergy per<br />

dollar of gdp [as oecd countries], (...) [However,] the ratio of use of <strong>en</strong>ergy per<br />

unit of gdp in non-oecd countries to that in oecd-countries (...) is not 3.8 : 1 but<br />

1.2 : 1.”<br />

4 De verbetering daarin wordt door dezelfde fout overschat, hetge<strong>en</strong> de eerdere<br />

fout gedeeltelijk comp<strong>en</strong>seert.<br />

5 E<strong>en</strong> deel van de zeespiegelstijging is autonoom, dus los van klimaatverandering,<br />

<strong>en</strong> wordt veroorzaakt door naijl<strong>en</strong> van process<strong>en</strong> in het (verre) verled<strong>en</strong>.<br />

6 On<strong>en</strong>igheid over met name dit punt was voor Chris Landsea red<strong>en</strong> uit het ipcc<br />

te stapp<strong>en</strong>: http://sci<strong>en</strong>cepolicy.colorado.edu/prometheus/archives/sci<strong>en</strong>ce_<br />

policy_g<strong>en</strong>eral/000318chris_landsea_leaves.html.<br />

7 De tr<strong>en</strong>d is robuust voor de selectie naar de mate van extremiteit van gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong>.<br />

Het knmi doet er nader onderzoek naar.<br />

8 De schatting<strong>en</strong> van de natuurlijke koolstofkringloop lop<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>. Ook m<strong>en</strong>selijke<br />

aandel<strong>en</strong> van 10 proc<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd.<br />

9 In e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtssituatie is het saldo van de <strong>en</strong>ergieflux<strong>en</strong> van <strong>en</strong> naar e<strong>en</strong><br />

systeem per definitie nul. De gemet<strong>en</strong> opwarming van de aarde wordt veroorzaakt<br />

door e<strong>en</strong> verstoring van de <strong>en</strong>ergiebalans in de orde van grootte van 1<br />

W/m 2 . De onderligg<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergieflux<strong>en</strong> van <strong>en</strong> naar het systeem aarde ligg<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

factor 100 tot 1000 hoger, waarbij e<strong>en</strong> beperkte k<strong>en</strong>nis geldt over de wijze waarop<br />

de sam<strong>en</strong>stell<strong>en</strong>de flux<strong>en</strong> (in hoofdzaak straling <strong>en</strong> reflectie, beide zowel naar de<br />

ruimte als naar de aarde, <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergietransport via verdamping <strong>en</strong> cond<strong>en</strong>satie)<br />

elkaar onderling beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

10 De volg<strong>en</strong>de term in de reeks 1, 2, 3, … is niet 4, maar 10 wanneer m<strong>en</strong> aanneemt<br />

dat y = x 3 – 6x 2 + 12x – 6. Dit extreme voorbeeld di<strong>en</strong>t slechts om de extreme<br />

kracht van kalibratie te illustrer<strong>en</strong>. Modell<strong>en</strong> (fysische meer dan economische)<br />

word<strong>en</strong> gebaseerd op theorie, maar dat kan e<strong>en</strong> (gedeeltelijk) onjuiste theorie<br />

zijn.<br />

65


66<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

11 Voor meer informatie zie: http://sts.gsc.nrcan.gc.ca/permafrost/suppdoc.html<br />

<strong>en</strong> Rozell (2001).<br />

12. In de combinatie van risicomanagem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> voorzorg wordt de som van de (bayesiaanse)<br />

verwachtingswaarde van het nut van emissiereductie-inspanning<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de optiewaarde ervan afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van die inspanning<strong>en</strong>. Er moet<br />

gewaakt word<strong>en</strong> voor dubbeltelling<strong>en</strong>: wie uitgaat van het slechtst mogelijke<br />

sc<strong>en</strong>ario neemt al (veel) meer voorzorg dan op basis van het voorzorgsbeginsel<br />

rationeel is, omdat de kans dat dit sc<strong>en</strong>ario realiteit wordt meestal veel kleiner<br />

dan één is.<br />

13 Vaak wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat waardering<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins zull<strong>en</strong> converger<strong>en</strong> naarmate<br />

land<strong>en</strong> meer welvar<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>. Zo hanteert het nmp4 als uitgangspunt:<br />

“Door het toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> inzicht in de gevolg<strong>en</strong> <strong>en</strong> risico’s van klimaatverandering<br />

hebb<strong>en</strong> alle belangrijke land<strong>en</strong> in 2030 ingestemd met mondiale afsprak<strong>en</strong> over<br />

de reductie van broeikasgass<strong>en</strong>.” E<strong>en</strong> dergelijke veronderstelling lijkt redelijk<br />

voor duidelijk gedefinieerde milieuproblem<strong>en</strong> zoals smog, maar e<strong>en</strong> extrapolatie<br />

naar het klimaatprobleem is niet zonder meer gerechtvaardigd (Vollebergh et al.<br />

2005).<br />

14 De afwijking ontstaat doordat er e<strong>en</strong> verschil is <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de in het Kyoto-protocol<br />

vastgelegde emissie in 1990 (212 mt co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per jaar) <strong>en</strong> de feitelijke<br />

emissie (217 mt co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per jaar) als gevolg van het peiljaar in de meting<br />

van fluorgass<strong>en</strong>.<br />

15 Conform het uitgangspunt van 50 proc<strong>en</strong>t binn<strong>en</strong>landse realisatie van –40 mt<br />

co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per jaar t<strong>en</strong> opzichte van bau.


3 aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

3.1 inleiding<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

Het klimaat verandert onvermijdelijk. Emissiereductie heeft pas effect<strong>en</strong> op<br />

lange termijn. De reeds opgebouwde voorraad co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de atmosfeer<br />

is dermate groot (gegev<strong>en</strong> de verblijftijd van de gass<strong>en</strong>) dat de kom<strong>en</strong>de honderd<br />

jaar hoe dan ook e<strong>en</strong> verdere opwarming zal optred<strong>en</strong>. Het is allerminst zeker dat<br />

internationaal voldo<strong>en</strong>de coördinatievermog<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> opgebouwd voor<br />

succesvolle emissiereductie. Maar zelfs als dat zou lukk<strong>en</strong>, kan e<strong>en</strong> succesvolle<br />

emissiereductie het opwarmingsproces niet voorkom<strong>en</strong>; zij kan slechts leid<strong>en</strong> tot<br />

beperking van de temperatuurstijging in de kom<strong>en</strong>de eeuw <strong>en</strong> van de uiteindelijke<br />

temperatuurstijging in de eeuw<strong>en</strong> die kom<strong>en</strong>. Aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d<br />

klimaat is daarom hoe dan ook noodzakelijk. In hoofdstuk 2 is beargum<strong>en</strong>teerd<br />

dat de tijdshorizon van aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie dermate verschill<strong>en</strong>d<br />

is dat van e<strong>en</strong> onderlinge uitruilbaarheid maar beperkt sprake is. In die zin bestaat<br />

er, zeker mondiaal gezi<strong>en</strong>, ge<strong>en</strong> objectiveerbare optimale keuze <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing<br />

<strong>en</strong> emissiereductie.<br />

Ook voor kleine spelers als Nederland <strong>en</strong> de eu – de eu is mondiaal gezi<strong>en</strong> slechts<br />

e<strong>en</strong> kleine speler – bestaat ge<strong>en</strong> keuze <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing <strong>en</strong> emissiereductie. Dat<br />

ligt niet wez<strong>en</strong>lijk anders als e<strong>en</strong> internationaal gecoördineerd beleid gevoerd kan<br />

word<strong>en</strong>. Maar juist die voorwaarde zou de keuzevrijheid nog verder kunn<strong>en</strong> beperk<strong>en</strong>.<br />

Gegev<strong>en</strong> de internationale diversiteit van belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> prioriteit<strong>en</strong> is er<br />

e<strong>en</strong> reële kans dat internationaal gecoördineerd broeikasgasbeleid niet of niet voldo<strong>en</strong>de<br />

van de grond komt (in de volg<strong>en</strong>de hoofdstukk<strong>en</strong> gaan we daar verder op<br />

in). In die situatie kan Nederlands of Europees broeikasgasbeleid nog gerechtvaardigd<br />

word<strong>en</strong> op basis van voorkeur<strong>en</strong> of ethische grond<strong>en</strong>, maar niet op basis<br />

van effectiviteit. Bij die ethische grond<strong>en</strong> kan bijvoorbeeld gedacht word<strong>en</strong> aan<br />

verantwoordelijkheid voor de externe effect<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergieconsumptie. Als het<br />

gaat om effectiviteit is in die situatie e<strong>en</strong> meer doelmatige inzet van middel<strong>en</strong><br />

mogelijk dan voor het doel van emissiereductie. Dan blijft bij e<strong>en</strong> verandering die<br />

e<strong>en</strong> kleine speler in zijn e<strong>en</strong>tje niet wez<strong>en</strong>lijk kan beïnvloed<strong>en</strong>, alle<strong>en</strong> aanpassing<br />

over.<br />

Vanuit aanpassingsoogpunt is klimaatverandering e<strong>en</strong> regionaal probleem: de<br />

effect<strong>en</strong> zijn overal, maar ze word<strong>en</strong> plaatselijk gevoeld <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> lokaal. De<br />

vrucht<strong>en</strong> van aanpassingsinspanning<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ook plaatselijk g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>. Het<br />

mobiliser<strong>en</strong> van belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> is daardoor gemakkelijker dan bij broeikasgasbeleid,<br />

dat immers internationale coördinatie vereist om het free rider-effect te<br />

beteugel<strong>en</strong>. Wel kunn<strong>en</strong> de last<strong>en</strong> van aanpassing lokaal zeer uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>.<br />

Sommige arme land<strong>en</strong> zijn extra gevoelig voor de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering,<br />

vooral wanneer ze sterk afhankelijk zijn van landbouw <strong>en</strong> ze daarnaast e<strong>en</strong><br />

beperkt aanpassingsvermog<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, omdat ze over weinig economische, technische<br />

(vaardighed<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>nis) <strong>en</strong> institutionele hulpbronn<strong>en</strong> beschikk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

67


68<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

(Nederlands of Europees) beleid om zulke last<strong>en</strong> eerlijk te verdel<strong>en</strong>, vraagt om<br />

e<strong>en</strong> zekere internationale coördinatie.<br />

Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. In paragraaf 3.2 word<strong>en</strong> zowel de mondiale<br />

als de Nederlandse aanpassingsag<strong>en</strong>da’s geïnv<strong>en</strong>tariseerd vanuit het oogpunt van<br />

beleidsrelevantie. Er wordt slechts in beperkte mate aandacht besteed aan mondiale<br />

aanpassingsproblem<strong>en</strong>, omdat de directe beleidsrelevantie daarvan voor<br />

Nederland, zoals hiervoor is gesteld, beperkt is. Uit de inv<strong>en</strong>tarisatie zal blijk<strong>en</strong> dat<br />

het beleidsrelevante aanpassingsprobleem vooral betrekking heeft op de waterhuishouding.<br />

Maatregel<strong>en</strong> voor aanpassing van de waterhuishouding zull<strong>en</strong><br />

beslag legg<strong>en</strong> op de schaarse ruimte (paragraaf 3.3). In dat opzicht vind<strong>en</strong> er afweging<strong>en</strong><br />

plaats met andere ruimtelijke functies. Het kader waarin deze afweging<strong>en</strong><br />

plaatsvind<strong>en</strong> is de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing. In dit hoofdstuk zal duidelijk word<strong>en</strong> dat<br />

gedur<strong>en</strong>de de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> achterstand is ontstaan in de bescherming<br />

teg<strong>en</strong> wateroverlast. Lokale belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> voorkeur<strong>en</strong> voor behoud van landschappelijke<br />

<strong>en</strong> cultuurhistorische waard<strong>en</strong> (op korte termijn) resulter<strong>en</strong> in weerstand<br />

teg<strong>en</strong> dijkverzwaring. Het is de vraag of de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing voldo<strong>en</strong>de toegerust<br />

is om de beoogde afweging<strong>en</strong> verantwoord te mak<strong>en</strong>. Er is dus naast e<strong>en</strong><br />

technisch probleem ook e<strong>en</strong> bestuurlijk probleem. Daarover handelt paragraaf 3.4.<br />

Relevante vrag<strong>en</strong> zijn of de afweging<strong>en</strong> op het juiste niveau word<strong>en</strong> gemaakt <strong>en</strong><br />

of de daaruit voortvloei<strong>en</strong>de besluit<strong>en</strong> ook daadwerkelijk kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgevoerd.<br />

Daarnaast is er e<strong>en</strong> regionaal afstemmingsprobleem voor zover het de grote<br />

rivier<strong>en</strong> betreft. Het hoofdstuk wordt afgeslot<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> conclusie (paragraaf 3.5).<br />

3.2 de beleidsag<strong>en</strong>da voor aanpassing<br />

In Nederland d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> wij bij aanpassing aan klimaatverandering vooral aan de<br />

zeespiegelstijging <strong>en</strong> aan het water dat bij Lobith ons land instroomt. Maar de<br />

wereld houdt niet op bij Lobith. Ook internationaal is aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d<br />

klimaat belangrijk, omdat het mogelijk onderlop<strong>en</strong> van de Seychell<strong>en</strong> of<br />

het verdwijn<strong>en</strong> van ijsber<strong>en</strong> in de poolgebied<strong>en</strong> ook Nederland aangaat. In deze<br />

paragraaf wordt e<strong>en</strong> overzicht gegev<strong>en</strong> van de mogelijke problem<strong>en</strong> die mondiaal<br />

het gevolg zijn van klimaatverandering. Het mondiale aanpassingsvermog<strong>en</strong><br />

lat<strong>en</strong> we in dit hoofdstuk echter buit<strong>en</strong> beschouwing. De behandeling hiervan<br />

komt in het coördinatiehoofdstuk (hoofdstuk 5) aan de orde.<br />

Mondiale gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering<br />

De gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering zijn waarschijnlijk groter naarmate de<br />

temperatuur mondiaal meer stijgt. Verwacht wordt dat de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering<br />

regionaal zull<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>. Hitz <strong>en</strong> Smith (2004) br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> groot aantal studies naar klimaatverandering in kaart. Deze studies<br />

beslaan de aandachtsveld<strong>en</strong> kustgebied<strong>en</strong>, landbouw, zoetwatervoorrad<strong>en</strong>,<br />

gezondheid, <strong>en</strong>ergie, natuur, bosbouw, biodiversiteit <strong>en</strong> zeelev<strong>en</strong>. Zonder te<br />

will<strong>en</strong> bewer<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong> andere keuze van aandachtsveld<strong>en</strong> mogelijk zou zijn<br />

geweest, kan gesteld word<strong>en</strong> dat hiermee e<strong>en</strong> poging gedaan is om de gevolg<strong>en</strong><br />

van klimaatverandering breed in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.


aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

Bij de meeste studies naar de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering kan de vraag<br />

gesteld word<strong>en</strong> of de invloed van klimaatverandering overweg<strong>en</strong>d is. M<strong>en</strong>selijke<br />

activiteit<strong>en</strong> zijn op vele manier<strong>en</strong> van invloed op de natuurlijke omgeving. Die<br />

invloed loopt niet alle<strong>en</strong> via de uitstoot van broeikasgass<strong>en</strong> <strong>en</strong> de door de m<strong>en</strong>s<br />

veroorzaakte mondiale temperatuurstijging. In het algeme<strong>en</strong> heeft de ontginning<br />

van natuurlijke hulpbronn<strong>en</strong> door de m<strong>en</strong>s verstrekk<strong>en</strong>de gevolg<strong>en</strong> voor de<br />

natuurlijke omgeving. E<strong>en</strong> deel van de problem<strong>en</strong> die klimaatverandering met<br />

zich mee zou kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, is niet nieuw. Oplossing<strong>en</strong> zijn soms d<strong>en</strong>kbaar,<br />

maar blijv<strong>en</strong> uit bij gebrek aan middel<strong>en</strong>. Studies naar de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering<br />

gev<strong>en</strong> aan dat deze problem<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vererger<strong>en</strong> of op grotere<br />

schaal kunn<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat ook in de toekomst<br />

mogelijke oplossing<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut.<br />

In het algeme<strong>en</strong> komt naar vor<strong>en</strong> komt dat de 2 °C-gr<strong>en</strong>s die door de eu als richtinggev<strong>en</strong>d<br />

voor het beleid is aanvaard, niet noodzakelijkerwijs de temperatuurstijging<br />

is waarbij negatieve effect<strong>en</strong> beginn<strong>en</strong> te overheers<strong>en</strong>. Ook hogere<br />

temperatur<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd. Per aandachtsgebied kom<strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de gevolg<strong>en</strong><br />

van klimaatverandering naar vor<strong>en</strong>:<br />

• Gevar<strong>en</strong> die de kustgebied<strong>en</strong> bedreig<strong>en</strong> zijn onder meer overstroming<strong>en</strong> als<br />

gevolg van de zeespiegelstijging <strong>en</strong> e<strong>en</strong> grotere kans op storm<strong>en</strong> <strong>en</strong> verder e<strong>en</strong><br />

verzilting van het oppervlaktewater.<br />

• Er zijn twee factor<strong>en</strong> die positief werk<strong>en</strong> op het landbouwpot<strong>en</strong>tieel, namelijk<br />

e<strong>en</strong> verhoging van de co2-conc<strong>en</strong>tratie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> stijging van de temperatuur.<br />

Hogere co2-conc<strong>en</strong>traties stimuler<strong>en</strong> de plant<strong>en</strong>groei. Dit effect k<strong>en</strong>t echter<br />

e<strong>en</strong> verzadiging. Hogere temperatur<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> in eerste instantie t<strong>en</strong> goede aan<br />

de productiviteit van het belangrijkste gewas: gran<strong>en</strong>. Door temperatuurstijging<br />

kunn<strong>en</strong> gran<strong>en</strong> op grotere hoogt<strong>en</strong> <strong>en</strong> op hogere breedtes verbouwd<br />

word<strong>en</strong>. Er is echter e<strong>en</strong> temperatuurdrempel waarbov<strong>en</strong> gran<strong>en</strong> minder goed<br />

groei<strong>en</strong>. Per saldo nem<strong>en</strong> de pot<strong>en</strong>tiële opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> weer af bij e<strong>en</strong> mondiale<br />

temperatuurstijging in de orde van 3 à 4 °C. Het hongerprobleem is pas in laatste<br />

instantie verbond<strong>en</strong> met de landbouwopbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>. Veel belangrijker zijn<br />

de beschikbaarheid van werk voor de arm<strong>en</strong> <strong>en</strong> de organisatie van de wereldhandel.<br />

• Er word<strong>en</strong> grote regionale verschill<strong>en</strong> in verandering<strong>en</strong> in de waterbeschikbaarheid<br />

voorzi<strong>en</strong>. Per saldo valt er weinig te zegg<strong>en</strong> over de waterbeschikbaarheid<br />

als gevolg van de mondiale opwarming. Waterbeschikbaarheid heeft<br />

e<strong>en</strong> belangrijke relatie met landbouw (irrigatie). Het bestaan van e<strong>en</strong> wereldlandbouwmarkt<br />

kan de gevolg<strong>en</strong> van verandering<strong>en</strong> in waterbeschikbaarheid<br />

voor e<strong>en</strong> belangrijk deel opvang<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> regionaal krimp<strong>en</strong>de landbouw maakt<br />

urbanisatie noodzakelijk.<br />

• In beginsel zou mondiale opwarming de verspreiding van ziekt<strong>en</strong> als malaria<br />

kunn<strong>en</strong> bevorder<strong>en</strong>. Er zijn echter vele mogelijkhed<strong>en</strong> om dergelijke ziekt<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> halt toe te roep<strong>en</strong>. Zij zijn vooral het gevolg van e<strong>en</strong> armoedeprobleem.<br />

• Ecosystem<strong>en</strong> staan in nauwe relatie met klimaatverandering. Leemans <strong>en</strong><br />

Eickhout (2004) stell<strong>en</strong> dat op basis van onderzoek naar de depositie van<br />

poll<strong>en</strong> <strong>en</strong> op basis van jaarring<strong>en</strong>onderzoek historische verandering<strong>en</strong> in<br />

69


70<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

ecosystem<strong>en</strong> te reconstruer<strong>en</strong> zijn. Deze verandering<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> overe<strong>en</strong> met<br />

wat van klimaatverandering<strong>en</strong> bek<strong>en</strong>d is. Ook van toekomstige klimaatverandering<br />

verwacht<strong>en</strong> zij grote gevolg<strong>en</strong> voor de bestaande ecosystem<strong>en</strong>. Wel<br />

zi<strong>en</strong> zij verschill<strong>en</strong> in aanpassingsvermog<strong>en</strong>: sommige ecosystem<strong>en</strong> verton<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> grotere traagheid om zich aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat aan te pass<strong>en</strong> dan<br />

andere. Grasland<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groter aanpassingsvermog<strong>en</strong> dan bosgebied<strong>en</strong>.<br />

Verandering<strong>en</strong> in het klimaat gaan over het algeme<strong>en</strong> t<strong>en</strong> koste van de soort<strong>en</strong>rijkdom.<br />

Er bestaat simpelweg e<strong>en</strong> schaarste aan soort<strong>en</strong> die goed bestand<br />

zijn teg<strong>en</strong> de nieuwe klimatologische omstandighed<strong>en</strong>. Hoe sneller de verandering<strong>en</strong><br />

optred<strong>en</strong>, hoe groter de gevolg<strong>en</strong> voor de soort<strong>en</strong>rijkdom zijn. De<br />

meeste beboste ecosystem<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> slechts in staat zijn om zich aan te pass<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> temperatuurstijging van 0,05 °C per decade. Leemans <strong>en</strong> Eickhout<br />

gev<strong>en</strong> aan dat de grootste verandering<strong>en</strong> zijn te verwacht<strong>en</strong> in de to<strong>en</strong>dragebied<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> voor de naaldwoud<strong>en</strong>.<br />

Waaraan zou Nederland zich moet<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong>?<br />

Het Milieu- <strong>en</strong> Natuurplanbureau (mnp) (2005) heeft e<strong>en</strong> uitgebreide inv<strong>en</strong>tarisatie<br />

gemaakt van de effect<strong>en</strong> van klimaatverandering in Nederland. Tabel 3.1 is<br />

op deze inv<strong>en</strong>tarisatie gebaseerd, waarbij geldt dat de laatste vier kolomm<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

beleidsgerichte interpretatie zijn van het rapport.<br />

Klimaatverandering betek<strong>en</strong>t voor Nederland dat de zomers waarschijnlijk<br />

gemiddeld warmer word<strong>en</strong>, waardoor de kans op extreem warme <strong>en</strong> droge<br />

zomers to<strong>en</strong>eemt. De zomer van 2003 was naar huidige maatstav<strong>en</strong> extreem<br />

warm <strong>en</strong> droog; uit weersimulaties blijkt dat dit rond 2050 e<strong>en</strong> gemiddelde<br />

zomer zou kunn<strong>en</strong> zijn (Selt<strong>en</strong> <strong>en</strong> Dijkstra 2005). De winters zull<strong>en</strong> waarschijnlijk<br />

zachter word<strong>en</strong>. Qua temperatuur wordt het klimaat in Nederland geleidelijk<br />

meer mediterraan. Daardoor zal de int<strong>en</strong>siteit van de hydrologische cyclus waarschijnlijk<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, wat zich vertaalt in e<strong>en</strong> hogere gemiddelde neerslag, maar<br />

ook in e<strong>en</strong> grotere variabiliteit in neerslagpatron<strong>en</strong>. Daardoor zoud<strong>en</strong> we te<br />

mak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> met meer period<strong>en</strong> van grotere wateroverlast dan we nu<br />

gew<strong>en</strong>d zijn, maar waarschijnlijk ook met meer period<strong>en</strong> van droogte. Het<br />

klimaat lijkt te verruw<strong>en</strong> (zie tabel 3.1). Hiermee is nog slechts e<strong>en</strong> beeld<br />

geschetst van de geleidelijke klimaatverandering die Nederland te wacht<strong>en</strong> staat.<br />

Het kan ook zijn dat klimaatverandering komt in de vorm van abrupte omslag<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> van de mogelijkhed<strong>en</strong> die daartoe zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> verandering van<br />

de zeestrom<strong>en</strong> die ons klimaat mom<strong>en</strong>teel zo gematigd mak<strong>en</strong> (Schneider <strong>en</strong><br />

Lane 2004).<br />

In het kader van het Nationaal Onderzoeksprogramma Mondiale Luchtverontreiniging<br />

<strong>en</strong> Klimaatverandering is e<strong>en</strong> aantal mogelijke gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering<br />

voor Nederland in kaart gebracht (Van Ierland et al. 2001). Er is gekek<strong>en</strong><br />

naar de thema’s veiligheid, waterkwaliteit <strong>en</strong> beschikbaarheid, biodiversiteit,<br />

<strong>en</strong>ergie, voedsel- <strong>en</strong> plantaardige productie, gezondheid <strong>en</strong> grondgebruik <strong>en</strong><br />

ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing. Binn<strong>en</strong> deze keur van thema’s komt in het licht van de<br />

verwachte klimaatverandering de sleutelrol van water naar vor<strong>en</strong>. Dat is deels het


aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

gevolg van het feit dat de klimaatverandering naar verwachting vooral tot uiting<br />

komt in e<strong>en</strong> grotere int<strong>en</strong>siteit van de waterkringloop. Waterbeheer speelt e<strong>en</strong> rol<br />

bij de aanpassing aan de verwachte gevolg<strong>en</strong> voor de landbouw <strong>en</strong> de natuur.<br />

Voor Nederland is de veiligheid teg<strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong> waarschijnlijk e<strong>en</strong> ernstig<br />

probleem. Ook zonder klimaatverandering is dat al het geval. E<strong>en</strong> ander<br />

probleem dat in Nederland opspeelt, is geleg<strong>en</strong> in de ecologische gevolg<strong>en</strong> van<br />

klimaatverandering. Weliswaar is het ecologisch systeem in belangrijke mate<br />

beïnvloed door m<strong>en</strong>selijk ingrijp<strong>en</strong> in de natuur, maar de waarde die gehecht<br />

wordt aan natuurwaard<strong>en</strong> is er niet minder om. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> heeft Nederland zich<br />

in e<strong>en</strong> aantal internationale verdrag<strong>en</strong> gecommitteerd aan de instandhouding<br />

van de bestaande natuur.<br />

Klimaatverandering heeft allerlei gevolg<strong>en</strong> voor de biodiversiteit. Daaronder<br />

wordt verstaan de diversiteit in g<strong>en</strong><strong>en</strong>, soort<strong>en</strong> <strong>en</strong> ecosystem<strong>en</strong>. Directe effect<strong>en</strong><br />

zijn er via de temperatuur <strong>en</strong> de neerslag. Indirecte effect<strong>en</strong> bestaan doordat<br />

klimaatverandering gevolg<strong>en</strong> heeft voor de bodemkwaliteit <strong>en</strong> de waterhuishouding.<br />

Daarnaast word<strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> in de soort<strong>en</strong>variëteit teweeggebracht<br />

door ecologische interacties <strong>tuss<strong>en</strong></strong> verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong>. De gevolg<strong>en</strong> van<br />

klimaatverandering voor ecologische system<strong>en</strong> in Nederland zijn complex <strong>en</strong><br />

moeilijk te voorspell<strong>en</strong>. Voor de ontwikkeling van ecosystem<strong>en</strong> zijn natte <strong>en</strong><br />

droge period<strong>en</strong> van belang. In sam<strong>en</strong>hang met klimaatverandering kunn<strong>en</strong> zich<br />

ziekt<strong>en</strong> <strong>en</strong> plag<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong>. Waterpeilbeheer kan in bepaalde gevall<strong>en</strong> veel<br />

uitmak<strong>en</strong>. Voedselbeschikbaarheid <strong>en</strong> de natuurlijke omstandighed<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

belangrijke rol voor de aanwezigheid van dier<strong>en</strong>. Trekvogels mak<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />

op grote schaal gebruik van de mogelijkhed<strong>en</strong> die natte gebied<strong>en</strong> in de Nederlandse<br />

delta bied<strong>en</strong>.<br />

Extreme winterneerslag leidt tot e<strong>en</strong> grotere belasting van de rivierafvoer,<br />

waardoor het overstromingsrisico to<strong>en</strong>eemt. De tr<strong>en</strong>d in de zog<strong>en</strong>oemde maatgev<strong>en</strong>de<br />

afvoer 1 van de Rijn laat tot 2050 e<strong>en</strong> stijging zi<strong>en</strong> van 2,5 proc<strong>en</strong>t; die in<br />

de Maas met 5 proc<strong>en</strong>t (wb21 2000b). Het verschil ontstaat doordat de Maas<br />

directer de neerslagpatron<strong>en</strong> volgt dan de Rijn, doordat bij de Maas buffering<br />

nag<strong>en</strong>oeg ontbreekt. De tr<strong>en</strong>d gaat lineair in de tijd door; hij bedraagt dus in 2100<br />

het dubbele <strong>en</strong> zet zich ook daarna nog voort. De waterafvoer naar zee wordt<br />

daarnaast moeilijker door de stijging van de zeespiegel.<br />

De hogere zeespiegel is relevant voor de kust<strong>en</strong>, maar maatgev<strong>en</strong>d voor het risico<br />

is hier vooral de int<strong>en</strong>siteit van noordwesterstorm<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> de dreiging<br />

vooral uitgaat van de extreme situaties. Er is ondanks de waarneembare temperatuurstijging<br />

in de afgelop<strong>en</strong> halve eeuw ge<strong>en</strong> waarneembare stijging in de<br />

frequ<strong>en</strong>tie van windgedrev<strong>en</strong> hoogwateropzett<strong>en</strong> (rivm 2004: 113 e.v.; knmi<br />

2003). Er zijn wel aanwijzing<strong>en</strong> dat het winterklimaat beheerst gaat word<strong>en</strong> door<br />

zuidelijke wind (Selt<strong>en</strong> <strong>en</strong> Dijkstra 2005). Zuidelijke wind veroorzaakt minder<br />

windopzet. 2 Deze klimaateffect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>teel door het knmi nader<br />

onderzocht (verwacht 2006).<br />

71


72<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Het oppomp<strong>en</strong> van grondwater voor drinkwater <strong>en</strong> landbouw alsmede het<br />

actieve waterpeilbeheer t<strong>en</strong> behoeve van de landbouw <strong>en</strong> stedelijke bebouwing<br />

zorg<strong>en</strong> er onafhankelijk van het klimaatprobleem nu al voor dat de bodem op<br />

sommige plaats<strong>en</strong> verdroogt, waardoor ve<strong>en</strong>gebied<strong>en</strong> aangetast word<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

bodem daalt (wb21 2000b: bijlage 4). Volg<strong>en</strong>s het nmp4 is de landbouw voor 60<br />

proc<strong>en</strong>t veroorzaker van de verdroging <strong>en</strong> waterleidingbedrijv<strong>en</strong> voor 30 proc<strong>en</strong>t.<br />

Het plaatselijke verdrogingproces kan versterkt word<strong>en</strong> door to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de zomerdroogte.<br />

De groter word<strong>en</strong>de peilverschill<strong>en</strong> veroorzak<strong>en</strong> verder zout kwelwater,<br />

dat schadelijk is voor de land- <strong>en</strong> tuinbouw. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> bij grotere peilverschill<strong>en</strong><br />

de kans<strong>en</strong> op grote ramp<strong>en</strong> toe, doordat het niet bij natte voet<strong>en</strong> blijft<br />

(het laagste punt van Nederland ligt mom<strong>en</strong>teel op circa –7 meter bij Nieuwerkerk<br />

aan d<strong>en</strong> IJssel).<br />

Sam<strong>en</strong>vatt<strong>en</strong>d: de dreiging komt van oost (Rijn), west (zee), onder (zoute kwel)<br />

<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> (reg<strong>en</strong>).<br />

Ook op Europees niveau is er als gevolg van de klimaatverandering e<strong>en</strong> waterprobleem<br />

te verwacht<strong>en</strong>, niet alle<strong>en</strong> door overstroming<strong>en</strong>, maar ook vanwege watertekort<strong>en</strong>,<br />

die de landbouw bedreig<strong>en</strong>. De effect<strong>en</strong> zijn divers, zodat binn<strong>en</strong> de eu<br />

de belang<strong>en</strong> niet zonder meer parallel lop<strong>en</strong>. De land<strong>en</strong> rond de Middellandse Zee<br />

kunn<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> met afnem<strong>en</strong>d toerisme in de zomer als gevolg van e<strong>en</strong><br />

te warm klimaat <strong>en</strong> e<strong>en</strong> watertekort. Dat watertekort wordt echter in belangrijke<br />

mate veroorzaakt door de stijg<strong>en</strong>de watervraag, die vooral bepaald wordt door<br />

het welvaartsniveau <strong>en</strong> de bevolkingsomvang. Klimaatverandering vergroot dit<br />

probleem verder.<br />

De beleidsrelevantie van aanpassingsproblem<strong>en</strong><br />

Vanuit de Eerste Kamer (motie-Lemstra, 85 093, 21 maart 2005) is op de regering<br />

e<strong>en</strong> beroep gedaan e<strong>en</strong> visie te ontwikkel<strong>en</strong> op het aanpassingsbeleid. Voor de<br />

overheid zijn aanpassingsproblem<strong>en</strong> pas relevant als beleid ertoe doet. Die vraag<br />

wordt in tabel 3.1 in vier stapp<strong>en</strong> globaal beantwoord. Daarbij gaat het meer om<br />

de methode dan om de feitelijke waardering, die immers <strong>en</strong>igszins waardegebond<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daarmee discutabel is. Anders gezegd: op basis van politieke keuz<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> op onderdel<strong>en</strong> andere waard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingevuld, maar om het beantwoord<strong>en</strong><br />

van de vier vrag<strong>en</strong> kan de politiek niet he<strong>en</strong>.<br />

De eerste twee vrag<strong>en</strong> gaan over de waardering van de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering.<br />

Daarbij is gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> gemonetariseerde vorm zonder dat dit<br />

impliceert dat alle<strong>en</strong> financiële gevolg<strong>en</strong> zijn geteld; gemonetariseerd betek<strong>en</strong>t<br />

uitsluit<strong>en</strong>d ‘in geld uitgedrukt’ met de daarmee verbond<strong>en</strong> waarderingsproblem<strong>en</strong>.<br />

Onderdeel van die monetarisering is de kans dat de schade optreedt, gegev<strong>en</strong><br />

de door het mnp verwachte gevolg<strong>en</strong>. Zo is de kans groot dat soort<strong>en</strong>migratie<br />

daadwerkelijk plaatsvindt, gegev<strong>en</strong> de verwachte temperatuurstijging, maar is de<br />

waardering van dat gevolg in monetaire term<strong>en</strong> problematisch, omdat er e<strong>en</strong><br />

saldo is van positieve <strong>en</strong> negatieve gevolg<strong>en</strong> die elk op zich verschill<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gewaardeerd.


Gevolg<strong>en</strong> zijn pas relevant voor beleid wanneer beleid ertoe doet. Niet de vraag of<br />

die gevolg<strong>en</strong> groot zijn is daarbij bepal<strong>en</strong>d, maar de vraag of de gevolg<strong>en</strong> met<br />

aanpassingsbeleid kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verminderd of voorkom<strong>en</strong>. De kost<strong>en</strong> van dat<br />

beleid moet<strong>en</strong> in verhouding staan tot de gemonetariseerde omvang van de<br />

consequ<strong>en</strong>ties. Ook kleine consequ<strong>en</strong>ties zijn beleid waard wanneer dat beleid<br />

kost<strong>en</strong>effectief is. De laatste vraag handelt t<strong>en</strong> slotte over de meerwaarde van<br />

prev<strong>en</strong>tief beleid. De gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering tred<strong>en</strong> immers pas op<br />

relatief lange termijn op. Om daar nu al iets aan te do<strong>en</strong> moet prev<strong>en</strong>tief beleid<br />

e<strong>en</strong> meerwaarde hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> reactief beleid in de toekomst. Als prev<strong>en</strong>tie ge<strong>en</strong><br />

zin heeft, maar de beleidsmeerwaarde is er te zijner tijd wel, dan is beleid nu<br />

hoogst<strong>en</strong>s zinvol als budgettaire reservering.<br />

Tabel 3.1 laat zi<strong>en</strong> dat na het beantwoord<strong>en</strong> van de vier vrag<strong>en</strong> de problem<strong>en</strong> in de<br />

waterhuishouding naar vor<strong>en</strong> spring<strong>en</strong> als probleem met grote consequ<strong>en</strong>ties én<br />

grote meerwaarde van prev<strong>en</strong>tief beleid. Om die red<strong>en</strong> richt de rest van dit<br />

hoofdstuk zich op het waterbeleid. Dat wil niet zegg<strong>en</strong> dat waterbeleid het <strong>en</strong>ig<br />

relevante onderwerp is. Er zijn bijvoorbeeld problem<strong>en</strong> aanwijsbaar die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong><br />

met de investeringscyclus, waarbij prev<strong>en</strong>tief beleid e<strong>en</strong> duidelijke meerwaarde<br />

heeft. Toch blijv<strong>en</strong> die problem<strong>en</strong> verder onbesprok<strong>en</strong>, omdat met het<br />

signaler<strong>en</strong> van zulke problem<strong>en</strong> de oplossing min of meer voor de hand ligt.<br />

Daarnaast is e<strong>en</strong> ontsnipperingsbeleid mogelijk verstandig. De motie-Lemstra<br />

heeft behalve tot e<strong>en</strong> congres ook tot e<strong>en</strong> ruim palet van deelproject<strong>en</strong> geleid. De<br />

raad vertrouwt erop dat die deelproject<strong>en</strong> ook tot beleid zull<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>.<br />

3.3 water als ruimtelijk probleem<br />

3.3.1 normstelling voor de waterhuishouding<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

De normstelling voor de primaire waterkering<strong>en</strong> is in Nederland afkomstig van<br />

de Deltacommissie (1960), die na de watersnoodramp in 1953 de opdracht kreeg<br />

zich te berad<strong>en</strong> op de veiligheid van Nederland teg<strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong>. De<br />

commissie kwam tot e<strong>en</strong> oordeel op basis van e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse. Daarbij<br />

werd<strong>en</strong> met de methodische k<strong>en</strong>nis van die tijd de kost<strong>en</strong> van verbetering<strong>en</strong> aan<br />

de waterkering<strong>en</strong>, zoals dijkverhoging<strong>en</strong>, afgezet teg<strong>en</strong> de bat<strong>en</strong> van het voorkom<strong>en</strong><br />

van overstromingsschade. Het is opmerkelijk dat de to<strong>en</strong> vastgestelde<br />

norm<strong>en</strong> tot op de dag van vandaag funger<strong>en</strong> als leidraad voor de veiligheid teg<strong>en</strong><br />

overstroming<strong>en</strong>. Wel zijn de norm<strong>en</strong> in de loop der tijd nog aangevuld <strong>en</strong><br />

herzi<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse is sindsdi<strong>en</strong> echter nooit meer gemaakt, t<strong>en</strong><br />

onrechte. Tekstbox 3.1 laat zi<strong>en</strong> dat de economische groei meer bepal<strong>en</strong>d is in e<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse dan klimaatverandering <strong>en</strong> dat vooral door waardegroei van<br />

het te bescherm<strong>en</strong> goed in de afgelop<strong>en</strong> veertig jaar e<strong>en</strong> achterstand is ontstaan in<br />

het beschermingsniveau teg<strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> hiervoor is dat die<br />

waarde aanzi<strong>en</strong>lijk sneller verandert dan het klimaat.<br />

73


74<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 3.1 Effect<strong>en</strong> van klimaatverandering 1<br />

Oorzaak Fysieke verandering<br />

Temperatuur<br />

Sector<br />

Gemiddeld Nu +1 °C, mogelijk oplop<strong>en</strong>d tot maximaal +6 °C<br />

Natuur<br />

Gezondheid<br />

Landbouw<br />

Gezondheid<br />

Gezondheid<br />

Toerisme<br />

Gezondheid<br />

Natuur<br />

Landbouw<br />

Toerisme<br />

Gezondheid<br />

Natuur<br />

Toerisme<br />

Industrie<br />

Gevolg<strong>en</strong> nu (t.o.v. pre-industrieel)<br />

Noordwaartse verhuizing soort<strong>en</strong>, to<strong>en</strong>ame zuidelijke <strong>en</strong><br />

algeme<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>de, afname noordelijke <strong>en</strong> specifieke<br />

soort<strong>en</strong><br />

Waarschijnlijk afname alg. gemiddelde relatieve sterfte<br />

Ziekt<strong>en</strong>/plag<strong>en</strong>: kom<strong>en</strong> vaker voor<br />

Malaria in Nederland<br />

Extreem, hitte Nu 3x zoveel warme dag<strong>en</strong>, ernst <strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>tie nem<strong>en</strong> later extra toe<br />

Extreem, koude Nu half zoveel koude dag<strong>en</strong>, dal<strong>en</strong>de tr<strong>en</strong>d<br />

Seizo<strong>en</strong><strong>en</strong> Langere zomer, eerdere l<strong>en</strong>te<br />

Water- Zeewater wordt warmer<br />

temperatuur<br />

To<strong>en</strong>ame relatieve sterfte in hete period<strong>en</strong><br />

Afname schaatsmogelijkhed<strong>en</strong>, kans Elfsted<strong>en</strong>tocht daalt<br />

(maar blijft bestaan)<br />

Afname skimogelijkhed<strong>en</strong><br />

Ecosysteemverstoring, bijv. eilegdatum, verschijn<strong>en</strong> dier<strong>en</strong>,<br />

bloei voorjaarsplant<strong>en</strong><br />

Langer groeiseizo<strong>en</strong><br />

Verl<strong>en</strong>ging toerist<strong>en</strong>seizo<strong>en</strong>, meer periodes met<br />

goed weer<br />

Lyme: tek<strong>en</strong>bet<strong>en</strong> verdubbeld in 10 jaar<br />

Verandering planktonsam<strong>en</strong>stelling, mogelijke gevolg<strong>en</strong><br />

voor hogere dier<strong>en</strong>. Afname schelp<strong>en</strong> in Wadd<strong>en</strong>zee,<br />

waardoor afname voor bepaalde vogelsoort<strong>en</strong><br />

Blauwalg-gerelateerde infecties<br />

Rijntemperatuur nu +3°C, deels door het klimaat. Stijg<strong>en</strong>d onder voorwaard<strong>en</strong><br />

Incid<strong>en</strong>tele koelwater innamebeperking


Toekomstige gevolg<strong>en</strong><br />

Verdere verhuizing mobiele soort<strong>en</strong>,<br />

klimaatverplaatsing van 400 km/eeuw<br />

is voor veel ecosystem<strong>en</strong> te snel,<br />

vermindering biodiversiteit<br />

Doorgaande ontwikkeling<br />

Grotere pot<strong>en</strong>tiële oogstverliez<strong>en</strong><br />

Idem<br />

Hittesterfte neemt verder toe,<br />

verlies in lev<strong>en</strong>sjar<strong>en</strong> beperkt<br />

Verdere afname kans ijsperiode<br />

(minder dan ev<strong>en</strong>redig)<br />

Verdere afname skiseizo<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebied<br />

Koudesterfte daalt<br />

Verstoring in de voedselket<strong>en</strong>s neemt<br />

verder toe<br />

Doorgaande verl<strong>en</strong>ging; hogere<br />

opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>; kans<strong>en</strong> voor andere<br />

gewass<strong>en</strong><br />

Nederland aantrekkelijker voor<br />

vakantie, Zuid-Europa wordt te heet<br />

Verdere to<strong>en</strong>ame<br />

Verdere verschuiving<strong>en</strong> met mogelijk<br />

sprongsgewijze verandering<strong>en</strong> in<br />

ecosystem<strong>en</strong><br />

Verdere to<strong>en</strong>ame<br />

Kans op beperking<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

Kans 2<br />

Varieert met to<strong>en</strong>ame<br />

Waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Beperkt<br />

Nag<strong>en</strong>oeg uitgeslot<strong>en</strong><br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Waarschijnlijk<br />

Waarschijnlijk<br />

Nag<strong>en</strong>oeg zeker<br />

Nag<strong>en</strong>oeg zeker<br />

Waarschijnlijk<br />

Waarschijnlijk<br />

Waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Pot<strong>en</strong>tiële<br />

monetaire<br />

consequ<strong>en</strong>ties 3<br />

Ingrijp<strong>en</strong>d 6 , maar<br />

met onzekerheid<br />

<strong>en</strong> waarderingsprobleem<br />

Beperkt<br />

(let op: positief)<br />

Beperkt<br />

Beperkt<br />

Beperkt,<br />

met onzekerheid<br />

Klein<br />

Klein<br />

Klein<br />

Beperkt<br />

Beperkt<br />

(let op: positief)<br />

Beperkt<br />

(let op: positief)<br />

Klein<br />

Klein,<br />

met onzekerheid<br />

Klein<br />

Beperkt<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

Beleidsmeerwaarde<br />

4<br />

Matig,<br />

eu-schaal<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Matig<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Hoog<br />

Laag<br />

Matig<br />

Matig<br />

Meerwaarde<br />

prev<strong>en</strong>tief<br />

beleid 5<br />

Groot,<br />

ontsnippering<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Matig<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Matig<br />

(gewastransities)<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Laag<br />

Hoog, investeringscyclus<br />

75


76<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 3.1 Effect<strong>en</strong> van klimaatverandering 1 - vervolg<br />

Oorzaak Fysieke verandering<br />

Neerslag<br />

Sector<br />

Landbouw<br />

Algeme<strong>en</strong><br />

Landbouw<br />

Algeme<strong>en</strong>,<br />

drinkwater<br />

Veiligheid<br />

Veiligheid<br />

Industrie<br />

Waterbeheer<br />

Gevolg<strong>en</strong> nu (t.o.v. pre-industrieel)<br />

Gemiddeld Nu ca. 20% meer, ook verhouding <strong>tuss<strong>en</strong></strong> seizo<strong>en</strong><strong>en</strong> zal verander<strong>en</strong>: zomer meer,<br />

(grote variabiliteit) winter minder<br />

Extreem: bui<strong>en</strong> Nu >50% meer dag<strong>en</strong> met > 15, 20 of 25 mm. Deze tr<strong>en</strong>d zal zich doorzett<strong>en</strong>,<br />

meer extreme neerslagdag<strong>en</strong><br />

Frequ<strong>en</strong>tere schade<br />

Grotere overlast<br />

Extreem: droogte Meer droge jar<strong>en</strong> <strong>en</strong> neerslagtekort<strong>en</strong>, wel zeer variabel<br />

Frequ<strong>en</strong>tere schade<br />

Verdamping (zomer) Ev<strong>en</strong>redig met temperatuurto<strong>en</strong>ame, in 2100 +4% tot +16%<br />

Wind Afname aantal storm<strong>en</strong> (vanaf 1962), misschi<strong>en</strong> meer extreme storm<strong>en</strong> in de toekomst<br />

Zeespiegelstijging Komt door smelt<strong>en</strong> landijs, uitzett<strong>en</strong> zeewater <strong>en</strong> bodemdaling. Nu +20 cm,<br />

verwachting is +10 tot +45 cm (2050) <strong>en</strong> +20 cm tot +110 cm (2100). Onzekere<br />

kans op veel grotere stijging<br />

Rivierafvoer<strong>en</strong><br />

Wateroverlast<br />

Groter overstromingsrisico<br />

Winter Maatgev<strong>en</strong>de afvoer gesteg<strong>en</strong> (Rijn: van 15.000 m 3 naar 16.000 m 3 ), to<strong>en</strong>ame met 3%<br />

tot 10% voor de Rijn <strong>en</strong> 5% tot 10% voor de Maas in 2050<br />

Groter overstromingsrisico<br />

Zomer Gemiddeld lagere afvoer<strong>en</strong>, minimum 10% tot 50% lager in 2050<br />

Scheepvaart: incid<strong>en</strong>tele beperking<strong>en</strong> bij droogte<br />

IJsselmeerpeil<strong>en</strong> Meerpeil iets toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dit zal zich vooral in de winter voortzett<strong>en</strong>.<br />

Fluctuaties nem<strong>en</strong> toe<br />

1 Deze tabel is e<strong>en</strong> aangepaste kopie van e<strong>en</strong> tabel in ‘Effect<strong>en</strong> van klimaatverandering’, Milieu <strong>en</strong> Natuurplanbureau<br />

2005: 12-13. De laatste drie kolomm<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> interpretatie van de hoofdtekst uit dit rapport.<br />

2 De kans op e<strong>en</strong> effect is e<strong>en</strong> conditionele kans, met de er bov<strong>en</strong>staande fysieke verandering als conditie.<br />

Bijvoorbeeld: e<strong>en</strong> langer groeiseizo<strong>en</strong> is nag<strong>en</strong>oeg zeker áls er e<strong>en</strong> verschuiving in de l<strong>en</strong>gte van de seizo<strong>en</strong><strong>en</strong> komt.<br />

Die verschuiving op zich is echter allerminst zeker.<br />

3 De consequ<strong>en</strong>ties van de realisatie van dit effect word<strong>en</strong> hier aangegev<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gemonetariseerde vorm. Het handelt<br />

dus niet slechts om schades die van zichzelf monetair van aard zijn. Er is gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> globale indeling in de<br />

categorieën ‘klein’, ‘beperkt’, ‘omvangrijk’. De onzekerhed<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> aantal vermelding<strong>en</strong> reflecter<strong>en</strong> de onzekerheid<br />

over de waarde van e<strong>en</strong> verandering, niet de onzekerheid óf de verandering zal plaatsvind<strong>en</strong> (kolom ‘Kans’).


Toekomstige gevolg<strong>en</strong><br />

Doorgaande ontwikkeling<br />

Doorgaande ontwikkeling<br />

Doorgaande ontwikkeling<br />

Zoutindringing<br />

Verder oplop<strong>en</strong>d<br />

Verder oplop<strong>en</strong>d<br />

Door verdere afname lage afvoer<strong>en</strong><br />

grotere beperking<strong>en</strong><br />

Afvoer kan problem<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> bij<br />

extrem<strong>en</strong><br />

Kans 2<br />

Waarschijnlijk<br />

Onduidelijk<br />

Nag<strong>en</strong>oeg zeker<br />

Nag<strong>en</strong>oeg zeker<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Nag<strong>en</strong>oeg zeker<br />

Nag<strong>en</strong>oeg zeker<br />

Zeer waarschijnlijk<br />

Nag<strong>en</strong>oeg zeker<br />

Pot<strong>en</strong>tiële<br />

monetaire<br />

consequ<strong>en</strong>ties 3<br />

Beperkt<br />

Beperkt<br />

Beperkt<br />

Beperkt<br />

Gekoppeld aan temperatuur<br />

Nu: zeer waarschijnlijk, toekomst onzeker<br />

Nu: zeker, met tijd afnem<strong>en</strong>de zekerheid<br />

Varieert met to<strong>en</strong>ame<br />

Waarschijnlijk<br />

Omvangrijk<br />

Omvangrijk<br />

Klein<br />

Beperkt<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

Beleidsmeerwaarde<br />

4<br />

Matig<br />

Laag<br />

Matig<br />

Matig<br />

Hoog<br />

Hoog<br />

Matig<br />

Hoog<br />

Meerwaarde<br />

prev<strong>en</strong>tief<br />

beleid 5<br />

Matig<br />

Hoog, investeringscyclus,<br />

ruimteopties<br />

Laag<br />

Laag<br />

Hoog, opties<br />

reserver<strong>en</strong><br />

Hoog, opties<br />

reserver<strong>en</strong><br />

4 De meerwaarde van beleid geeft aan in hoeverre schadelijke effect<strong>en</strong> vermed<strong>en</strong> of verminderd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> door<br />

beleidskeuzes, zowel vooraf als reactief. Deze meerwaarde is ingeschaald als ‘laag’, ‘matig’ of ‘hoog’.<br />

5 Welk deel van de beleidsmeerwaarde is exclusief prev<strong>en</strong>tief?<br />

6 Hier spel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> minste twee grote problem<strong>en</strong> rond de monetarisering van het effect. Allereerst is de monetarisering<br />

van biodiversiteit uiterst onzeker. Hiernaast, in dit specifieke geval, betreft het disnut (de negatieve waarde) niet het<br />

verschil <strong>tuss<strong>en</strong></strong> e<strong>en</strong> eindtoestand <strong>en</strong> e<strong>en</strong> begintoestand, maar de verandering an sich.<br />

Laag<br />

Laag<br />

77


78<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tekstbox 3.1 De houdbaarheidsdatum van e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse<br />

Het risicobeheer in Nederland voor de dijkringgebied<strong>en</strong> langs de kust is gebaseerd op kost<strong>en</strong>bat<strong>en</strong>analyses<br />

door de Deltacommissie in 1960 naar aanleiding van de watersnoodramp van 1953<br />

(rivm 2004). Deze commissie berek<strong>en</strong>de uit de kost<strong>en</strong> van zowel e<strong>en</strong> ramp als die van dijkverzwaring<br />

dat e<strong>en</strong> ‘ramppeil’ e<strong>en</strong>s per 125.000 jaar aanvaardbaar was, wat zich vertaalt in e<strong>en</strong> overschrijdingskans<br />

van e<strong>en</strong>maal per 10.000 jaar. 3 Sindsdi<strong>en</strong> zijn die norm<strong>en</strong> niet bijgesteld. De<br />

pot<strong>en</strong>tiële overstromingsschade bestaat uit verlies aan m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>lev<strong>en</strong>s <strong>en</strong> uit economische schade<br />

in e<strong>en</strong> onderlinge weging die nooit expliciet is gemaakt. Maar beide pot<strong>en</strong>tiële schades zijn sinds<br />

1960 sterk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. 4 Die to<strong>en</strong>ame van pot<strong>en</strong>tiële schade rechtvaardigt, in term<strong>en</strong> van kost<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bat<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> hogere beschermingsnorm. Daar komt nog bij dat welvaart in het algeme<strong>en</strong> risicomijd<strong>en</strong>d<br />

maakt: veiligheid is e<strong>en</strong> luxegoed. Op basis daarvan zou de beschermingsnorm nog<br />

verder gesteg<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> zijn.<br />

Als de kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse van de Deltacommissie valide was, is de mate van bescherming teg<strong>en</strong><br />

hoogwater in de loop van de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia minder dan optimaal geword<strong>en</strong>. 5 Dit geldt te<br />

meer omdat de Deltacommissie geoordeeld heeft dat weg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> mindere mate van economische<br />

ontwikkeling voor de gebied<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> C<strong>en</strong>traal Holland e<strong>en</strong> grotere overschrijdingskans (e<strong>en</strong>s per<br />

4000 jaar) acceptabel was. 6 De Deltacommissie is dus afgewek<strong>en</strong> van het berek<strong>en</strong>de optimale<br />

beschermingsniveau in de richting van e<strong>en</strong> lager beschermingsniveau.<br />

De herzi<strong>en</strong>ing van de Wet op de waterkering beoogt rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

bevolkingsdichtheid in dijkringgebied<strong>en</strong> <strong>en</strong> de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de economische waarde door e<strong>en</strong> 10jaarlijks<br />

verslag over de overstromingskans<strong>en</strong> <strong>en</strong> overstromingsgevolg<strong>en</strong> <strong>en</strong> de conclusies daaruit<br />

voor de veiligheidsnormering. De eerste keer dat verslag zal word<strong>en</strong> gedaan is voorzi<strong>en</strong> rond<br />

2008. In het veiligheidsbeleid spel<strong>en</strong> naast de veiligheidsnorm ook maatregel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol die gericht<br />

zijn op het beperk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> calamiteit. Aangezi<strong>en</strong> de economische waarde van het te bescherm<strong>en</strong><br />

gebied ongeveer elke dertig jaar verdubbelt, lijkt het e<strong>en</strong> redelijke verwachting dat de invloed<br />

van de ontwikkeling van die waarde van veel meer gewicht is in de kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse dan de<br />

tragere verandering van het klimaat: we verwacht<strong>en</strong> immers niet in dertig jaar e<strong>en</strong> verdubbelde<br />

overstromingskans door klimaatverandering. Maar beide ontwikkeling<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong> elkaar wel,<br />

hetge<strong>en</strong> geleid heeft <strong>en</strong> zal leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de mate van bescherming.<br />

Voor de waterkering<strong>en</strong> aan de Hollandse kust stelde de Deltacommissie e<strong>en</strong><br />

norm voor de overschrijdingsfrequ<strong>en</strong>tie van 1/10.000 per jaar voor <strong>en</strong> voor de<br />

waterkering<strong>en</strong> in Zeeland, Friesland <strong>en</strong> Groning<strong>en</strong> e<strong>en</strong> norm van 1/4000 per jaar.<br />

De watersnoodramp van 1953 had ook bezorgdheid opgeroep<strong>en</strong> of de dijk<strong>en</strong> van<br />

de grote rivier<strong>en</strong> wel bestand zoud<strong>en</strong> zijn teg<strong>en</strong> hoge waterstand<strong>en</strong>. In overleg<br />

met de provincie Gelderland stelde de minister van Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat de<br />

maatgev<strong>en</strong>de afvoer van de Rijn vast op 18.000 kubieke meter per seconde, met<br />

e<strong>en</strong> kans van voorkom<strong>en</strong> van 1/3000. Dit had als consequ<strong>en</strong>tie dat het grootste<br />

deel van de dijk<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>d versterkt moest word<strong>en</strong>. De uitvoering van dit<br />

project leidde vervolg<strong>en</strong>s weer tot zo veel onrust bij de bevolking dat de minister<br />

van Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat in 1975 de commissie-Becht instelde om de gekoz<strong>en</strong><br />

norm van 1/3000 te heroverweg<strong>en</strong>. De conclusie van deze commissie was dat het


aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

verantwoord was om van e<strong>en</strong> veel lagere norm van 1/1250 per jaar uit te gaan. De<br />

commissie berek<strong>en</strong>de dat daarmee e<strong>en</strong> maatgev<strong>en</strong>de afvoer van 16.500 kubieke<br />

meter per seconde verbond<strong>en</strong> was (Commissie Rivierdijk<strong>en</strong> 1977). Na aanhoud<strong>en</strong>de<br />

maatschappelijke weerstand teg<strong>en</strong> rivierdijkversterking riep de minister<br />

van Verkeer <strong>en</strong> Waterstaat in 1992 de eerste commissie-Boerti<strong>en</strong> in het lev<strong>en</strong>, die<br />

adviseerde de maatgev<strong>en</strong>de afvoer te verlag<strong>en</strong> naar 15.000 kubieke meter per<br />

seconde. Voor de Maas adviseerde e<strong>en</strong> tweede commissie-Boerti<strong>en</strong> e<strong>en</strong> maatgev<strong>en</strong>de<br />

afvoer van 3650 kubieke meter per seconde bij e<strong>en</strong> overschrijdingskans<br />

van 1/1250 per jaar (Commissie Watersnood Maas 1994). De aanvankelijk hoog<br />

gestelde veiligheidsnorm<strong>en</strong> voor de grote rivier<strong>en</strong> zijn onder maatschappelijke<br />

druk dus steeds verder verlaagd <strong>en</strong> de uitvoering van project<strong>en</strong> is ook steeds<br />

verder in de tijd uitgesmeerd. Het draagvlak onder de bevolking in het rivier<strong>en</strong>gebied<br />

bleek uiterst zwak te zijn. De helft van de bevolking was ronduit teg<strong>en</strong> dijkversterking<br />

(Huf<strong>en</strong> 1998).<br />

Door de extreem hoge waterafvoer<strong>en</strong> in het midd<strong>en</strong> van de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig is het<br />

tij t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de normstelling gekeerd. Wateroverlast in 1993 <strong>en</strong> 1995 leidde<br />

tot het Deltaplan grote rivier<strong>en</strong>. Dit plan maakte e<strong>en</strong> versnelde uitvoering van<br />

dijkversterking<strong>en</strong> mogelijk. E<strong>en</strong> <strong>en</strong> ander werd geregeld in de Deltawet grote<br />

rivier<strong>en</strong> (1995) <strong>en</strong> de Wet op de waterkering (1996). De maatgev<strong>en</strong>de waterafvoer<br />

bij Lobith werd in 2001 op 16.000 kubieke meter per seconde gelegd. 7 Voor de<br />

Maas is de maatgev<strong>en</strong>de afvoer op 3800 kubieke meter per seconde gelegd. Het<br />

rivm (2004) constateert dat met het verstrijk<strong>en</strong> van de tijd sinds de hoogwaters<br />

van 1993 <strong>en</strong> 1995 alweer veel van het gevoel van urg<strong>en</strong>tie verdampt is. E<strong>en</strong> deel<br />

van de waterkering<strong>en</strong> voldoet niet aan de huidige gestelde norm<strong>en</strong>. 8<br />

Onder<strong>tuss<strong>en</strong></strong> begint ook door te dring<strong>en</strong> dat klimaatverandering de Nederlandse<br />

delta in de verdere toekomst nog meer part<strong>en</strong> zou kunn<strong>en</strong> gaan spel<strong>en</strong>. Door de<br />

Commissie Waterbeheer 21e eeuw zijn voor de Rijn <strong>en</strong> de Maas wateraanbodsc<strong>en</strong>ario’s<br />

ontwikkeld. Tabel 3.2 laat zi<strong>en</strong> dat daarin de maatgev<strong>en</strong>de waterafvoer<br />

nog hoger wordt gelegd.<br />

E<strong>en</strong> maatgev<strong>en</strong>de waterafvoer van 18.000 kubieke meter per seconde voor de<br />

Rijn wordt als e<strong>en</strong> maximum gezi<strong>en</strong>, omdat bij e<strong>en</strong> grotere afvoer de dijk<strong>en</strong> in<br />

Duitsland zoud<strong>en</strong> overstrom<strong>en</strong>. Als Duitsland, teg<strong>en</strong> de huidige internationale<br />

afsprak<strong>en</strong> in, zijn dijk<strong>en</strong> verder zou verhog<strong>en</strong>, kan de maatgev<strong>en</strong>de afvoer in<br />

Nederland nog verder stijg<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>de klimaatsituatie zou daartoe de<br />

aanleiding kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>.<br />

De onzekerheidsmarges in de maatgev<strong>en</strong>de waterafvoer zijn groot, zowel de<br />

onzekerheid over de huidige als over de toekomstige situatie. In de huidige situatie<br />

betreft de onzekerheid de afleiding van de maatgev<strong>en</strong>de afvoer uit de gekoz<strong>en</strong><br />

overschrijdingskans. 9 Soortgelijke onzekerhed<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> ook voor de fysieke<br />

dijktoestand <strong>en</strong> voor de windopzet (relevant voor het IJsselmeer <strong>en</strong> de Noordzee).<br />

Vertaald naar de vereiste dijkhoogte bedraagt de onzekerheid ongeveer e<strong>en</strong><br />

meter.<br />

79


80<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 3.2 Maatgev<strong>en</strong>de waterafvoer in klimaatsc<strong>en</strong>ario’s (m 3 /s)<br />

Huidig Minimum Midd<strong>en</strong> Maximum<br />

Projectiejaar: 2050<br />

Temperatuur +0,5 oC +1 oC +2 oC Rijn 16.000 16.400 16.800 17.600<br />

Maas 03.800 03.990 04.180 04.560<br />

Projectiejaar: 2100<br />

Temperatuur +1 oC +2 oC +4 oC Rijn 16.800 17.600 18.000<br />

Maas 04.180 04.560 05.320<br />

Bron: Basisrapport bij het advies van de Commissie Waterbeheer in de 21e eeuw (wb21 2000b)<br />

In de toekomst komt daar nog de onzekerheid bij over de mate van klimaatverandering<br />

<strong>en</strong> de gevolg<strong>en</strong> daarvan voor het waterpeil van zowel de grote rivier<strong>en</strong> als<br />

de zeespiegel. De te verwacht<strong>en</strong> afvoerwaard<strong>en</strong> in de klimaatsc<strong>en</strong>ario’s van tabel<br />

3.2 ligg<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de huidige onzekerheidsmarge, maar de gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van de onzekerheidsmarge<br />

zull<strong>en</strong> vanzelfsprek<strong>en</strong>d zelf wel verschuiv<strong>en</strong>. Uitgaande van de<br />

huidige onzekerheidsmarge van circa 20 proc<strong>en</strong>t zou de bov<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s voor de Rijn<br />

in 2100 in de richting van 22.000 kubieke meter per seconde gaan.<br />

Het rivm (2004: 80) signaleert e<strong>en</strong> selectief omgaan met nieuwe k<strong>en</strong>nis: k<strong>en</strong>nis<br />

die e<strong>en</strong> verlaging van de basispeil<strong>en</strong> indiceert, vindt eerder zijn weg in het beleid<br />

dan bijvoorbeeld k<strong>en</strong>nis die wijst op grotere onzekerhed<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> hoger basispeil<br />

dan eerder aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Tot op hed<strong>en</strong> zijn er voor de secundaire waterkering<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> wettelijke norm<strong>en</strong><br />

gesteld. Wel bestaat er sinds 1999 e<strong>en</strong> richtlijn van het Interprovinciaal Overleg<br />

voor de sterkte van secundaire waterkering<strong>en</strong>. De aanleiding voor het opstell<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> richtlijn voor secundaire waterkering<strong>en</strong> kan al gevond<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de<br />

doorbraak van e<strong>en</strong> secundaire waterkering bij Tuindorp Oostzaan in 1960. Als<br />

klimaatverandering zou leid<strong>en</strong> tot hogere frequ<strong>en</strong>ties van extreme neerslag, dan<br />

neemt de kans op lokale overstroming<strong>en</strong> toe <strong>en</strong> wordt het noodzakelijk om de<br />

secundaire waterkering<strong>en</strong> aan de veranderde situatie aan te pass<strong>en</strong>. Het zou daarbij<br />

doelmatig zijn om de afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de kost<strong>en</strong> van aanpassing <strong>en</strong> de<br />

verwachte schade van overstroming lokaal te mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet voor elke polder<br />

dezelfde norm te hanter<strong>en</strong>.<br />

3.3.2 inhoudelijke oplossingsrichting<strong>en</strong><br />

Gezi<strong>en</strong> de onzekerheid over de te verwacht<strong>en</strong> ontwikkeling<strong>en</strong> moet de aanpassing<br />

aan klimaatverandering gericht zijn op robuustheid. Omdat het schaderisico gelijk<br />

is aan het product van de schadekans <strong>en</strong> de pot<strong>en</strong>tiële schadeomvang, zijn er twee<br />

aangrijpingspunt<strong>en</strong> om het risico te reducer<strong>en</strong>: schadekans <strong>en</strong> schadeomvang.


aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

Tot niet zo lang geled<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong> in het rivier<strong>en</strong>gebied geaccepteerd:<br />

bij e<strong>en</strong> hoge waterstand kond<strong>en</strong> bij zog<strong>en</strong>oemde overlat<strong>en</strong> del<strong>en</strong> van het<br />

rivier<strong>en</strong>gebied word<strong>en</strong> geïnundeerd, waardoor overtollig water tijdelijk werd<br />

opgeslag<strong>en</strong>. In 1942 werd de Beerse Overlaat als laatste gedicht, nadat de Maas<br />

geschikt was gemaakt voor het verwerk<strong>en</strong> van zeer grote afvoer<strong>en</strong>. Sindsdi<strong>en</strong> is<br />

het waterbeleid gericht geweest op het reducer<strong>en</strong> van de schadekans, het voorkom<strong>en</strong><br />

van overstroming<strong>en</strong>. Ook van de kant van de zee was het beleid gericht op<br />

reductie van de schadekans. Het waterbeleid richtte zich op dijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> gemal<strong>en</strong>.<br />

Dat beleid voldoet teg<strong>en</strong>woordig echter steeds minder, vooral omdat het gevoel<br />

van veiligheid aanleiding geeft tot investering<strong>en</strong> in beschermde gebied<strong>en</strong>,<br />

waardoor uiteindelijk het schaderisico per saldo stijgt in plaats van daalt. Deze<br />

problem<strong>en</strong> in de waterhuishouding bestaan ook al zonder klimaatverandering,<br />

maar ze word<strong>en</strong> door klimaatverandering nog e<strong>en</strong>s versterkt.<br />

Het alternatief voor het reducer<strong>en</strong> van de schadekans ligt in het reducer<strong>en</strong> van de<br />

schadeomvang. Voor het schaderisico bij rivieroverstroming<strong>en</strong> is alle<strong>en</strong> de economische<br />

schade relevant. Door verbeterde voorspellingstechniek <strong>en</strong> communicatie<br />

bestaat inmiddels e<strong>en</strong> waarschuwingstijd voor dreig<strong>en</strong>de overstroming<strong>en</strong> van<br />

vier dag<strong>en</strong> voor de Rijn <strong>en</strong> 36 uur voor de Maas; verdere verbetering<strong>en</strong> zijn hier<br />

nog mogelijk (Hooijer et al. 2002). Overstroming<strong>en</strong> vanuit zee hebb<strong>en</strong> naast het<br />

risico van economische schade wel e<strong>en</strong> hoog slachtofferrisico. Dat geldt door de<br />

hoge bevolkingsdichtheid in bijzondere mate voor C<strong>en</strong>traal Holland.<br />

Verstedelijking, landbouw, natuur <strong>en</strong> infrastructuur legg<strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong>de claims<br />

op de ruimte, die sam<strong>en</strong> groter zijn dan Nederland. Ruimte is in Nederland e<strong>en</strong><br />

schaars goed, waarmee zuinig moet word<strong>en</strong> omgesprong<strong>en</strong>. Er moet<strong>en</strong> afweging<strong>en</strong><br />

gemaakt word<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> acceptatie (van overstromingsrisico’s op bepaalde<br />

plekk<strong>en</strong>), ruimte (verplaats<strong>en</strong> van functies <strong>en</strong>/of ruimte vrijmak<strong>en</strong> voor flexibele<br />

waterverdediging) <strong>en</strong> techniek (pomp<strong>en</strong> <strong>en</strong> waterkering<strong>en</strong>).<br />

De rivier<strong>en</strong><br />

Het besef is ontstaan dat het probleem van wateroverlast als gevolg van klimaatverandering<br />

zou kunn<strong>en</strong> verscherp<strong>en</strong>. Dat heeft ertoe geleid dat de aandacht<br />

naast verticale waterberging door dijkversterking ook uitgaat naar horizontale<br />

berging door het water de ruimte te bied<strong>en</strong>. In de Beleidslijn Ruimte voor de<br />

rivier (1996) is het strev<strong>en</strong> verwoord om ruimte voor de rivier<strong>en</strong> te behoud<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

te creër<strong>en</strong> in het belang van de veiligheid <strong>en</strong> de beperking van schade door overstroming.<br />

In Nederland neemt de druk op de ruimte toe <strong>en</strong> de t<strong>en</strong>d<strong>en</strong>s is eerder<br />

om de rivier<strong>en</strong> minder ruimte te bied<strong>en</strong> dan meer. In dat verband betek<strong>en</strong>t de<br />

Beleidslijn e<strong>en</strong> breuk met het verled<strong>en</strong>.<br />

Er zijn voor de aanpak van overstromingsrisico’s drie mogelijke richting<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbaar<br />

(Klijn et al. 2004). De eerste is de gebruikelijke versterking <strong>en</strong> verhoging van<br />

de rivierdijk<strong>en</strong> gecombineerd met het onderhoud van de geul. De tweede biedt<br />

ruimte aan de rivier in de vorm van e<strong>en</strong> serie overlaatgebied<strong>en</strong> die t<strong>en</strong> tijde van<br />

hoogwater vol kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>. Bestaande ringdijkgebied<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> zodanig in<br />

81


82<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

omdijkte del<strong>en</strong> opgesplitst moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat de economische schade bij het<br />

vollop<strong>en</strong> van de overlaatgebied<strong>en</strong> zo gering mogelijk is. Voor de bedijking<br />

moet<strong>en</strong> hoge norm<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> voor economisch waardevolle gebied<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> derde<br />

richting is om de ruimte voor de rivier zo in te richt<strong>en</strong> dat nieuwe geul<strong>en</strong><br />

ontstaan die <strong>en</strong>kel bij hoogwater gebruikt word<strong>en</strong>. De timing van deze verschill<strong>en</strong>de<br />

ontwikkelingsrichting<strong>en</strong> loopt uite<strong>en</strong>. De eerste twee aanpakrichting<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> gefaseerd uitgevoerd word<strong>en</strong>. Bij de derde is de mogelijkheid van fasering<br />

beperkt. Er bestaat grote onzekerheid over de ontwikkeling van de b<strong>en</strong>odigde<br />

afvoercapaciteit. Het kan na verloop van tijd blijk<strong>en</strong> dat de eerste aanpak<br />

van de verticale versterking, die tev<strong>en</strong>s de goedkoopster is, uiteindelijk niet<br />

voldoet. Het kan ook blijk<strong>en</strong> dat de derde aanpak, die de duurste is, uiteindelijk<br />

niet noodzakelijk was.<br />

De Commissie Waterbeleid in de 21e eeuw (wb21 2000a) heeft water als ruimtelijk<br />

probleem gedefinieerd met de ‘drietrapsstrategie waterkwantiteit’, die als<br />

prioriteit<strong>en</strong>volgorde stelt: vasthoud<strong>en</strong> – berg<strong>en</strong> – afvoer<strong>en</strong>. Die prioriteit<strong>en</strong>volgorde<br />

is mede ingegev<strong>en</strong> door de w<strong>en</strong>s in period<strong>en</strong> van droogte ook watertekort<strong>en</strong><br />

op te vang<strong>en</strong>. De commissie begroot tot 2015 ongeveer e<strong>en</strong> ruimtebehoefte<br />

van 40.000 hectare voor het hoofdsysteem <strong>en</strong> nog e<strong>en</strong>s 15.000 hectare voor de<br />

regionale watersystem<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> 2015 <strong>en</strong> 2050 zou daar nog e<strong>en</strong>s 20.000 respectievelijk<br />

35.000 hectare bij moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>.<br />

Voor horizontale berging zoals voorgesteld door de commissie bestaan verschill<strong>en</strong>de<br />

alternatiev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> richting is om zo veel mogelijk aan te sluit<strong>en</strong> bij de<br />

bestaande situatie <strong>en</strong> lokaal verdergaande maatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>. Dit is de richting<br />

waarvoor in het advies t<strong>en</strong> behoeve van het kabinetsbesluit deel 1 Ruimte<br />

voor de Rivier is gekoz<strong>en</strong> (Stuurgroep Bov<strong>en</strong>rivier<strong>en</strong> – Stuurgroep B<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>rivier<strong>en</strong><br />

2005). In dit Regioadvies zijn drie uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de toekomstbeeld<strong>en</strong> in studie<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, namelijk ‘kral<strong>en</strong> aan het snoer’ (conc<strong>en</strong>tratie van maatregel<strong>en</strong> in <strong>en</strong>kele<br />

gebied<strong>en</strong>), ‘nieuwe waterweg<strong>en</strong>’ (stelsel van gro<strong>en</strong>e rivier<strong>en</strong>) <strong>en</strong> ‘verbreed rivierlint’<br />

(dijkverlegging<strong>en</strong> <strong>en</strong> uiterwaardmaatregel<strong>en</strong>).<br />

Het advies zet vooral in op plaatselijke dijkverlegging<strong>en</strong>, uiterwaardmaatregel<strong>en</strong>,<br />

stedelijke hoogwatergeul<strong>en</strong> <strong>en</strong> als sluitstuk ret<strong>en</strong>tie. Vanzelfsprek<strong>en</strong>d heeft de<br />

ruimtelijke inrichting gevolg<strong>en</strong> voor de economische ontwikkeling van de desbetreff<strong>en</strong>de<br />

gebied<strong>en</strong>. Lokaal roept dit weerstand<strong>en</strong> op. E<strong>en</strong> andere richting, waarvoor<br />

in het desbetreff<strong>en</strong>de advies nadrukkelijk niet gekoz<strong>en</strong> wordt, betreft de<br />

aanleg van e<strong>en</strong> stelsel van vier zog<strong>en</strong>oemde gro<strong>en</strong>e rivier<strong>en</strong> langs de Waal <strong>en</strong> de<br />

IJssel. Het betreft hoogwatergeul<strong>en</strong> die alle<strong>en</strong> bij hoge waterstand<strong>en</strong> voor de<br />

afvoer van rivierwater gebruikt word<strong>en</strong>. De red<strong>en</strong> om deze richting niet in te<br />

slaan ligt in de hoge kost<strong>en</strong>, het veiligheidsrisico van het ontstaan van eiland<strong>en</strong><br />

bij het gebruik van de gro<strong>en</strong>e rivier<strong>en</strong> <strong>en</strong> in de aantasting van landschappelijke<br />

waard<strong>en</strong>.<br />

In de Nota Ruimte word<strong>en</strong> de uitgangspunt<strong>en</strong> van wb21 voor het waterbeheer<br />

(‘drietrapsstrategie waterkwantiteit’) wel omarmd, maar nog weinig in proac


aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

tief beleid uitgewerkt. 10 Het beleid is gericht op ‘anticiper<strong>en</strong> op <strong>en</strong> meebeweg<strong>en</strong><br />

met water’, ‘invester<strong>en</strong> in de kwaliteit van natuur’ <strong>en</strong> ‘landschap ontwikkel<strong>en</strong><br />

met kwaliteit’. Bij de ruimtelijke inrichting gaat het om het comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> van<br />

nadelige effect<strong>en</strong> van ingrep<strong>en</strong>: ‘de bestaande ruimte voor de rivier wordt behoud<strong>en</strong>’.<br />

De operationalisering van het waterbeleid voor de grote rivier<strong>en</strong> vindt vooral<br />

plaats in het Regioadvies (Stuurgroep Bov<strong>en</strong>rivier<strong>en</strong> – Stuurgroep B<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>rivier<strong>en</strong><br />

2005). Dit advies gaat uit van e<strong>en</strong> langetermijnbeleid gericht op e<strong>en</strong> maatgev<strong>en</strong>de<br />

afvoer van 18.000 respectievelijk 4600 kubieke meter per seconde. E<strong>en</strong><br />

van de red<strong>en</strong><strong>en</strong> daarvan is dat e<strong>en</strong> frequ<strong>en</strong>ter voorkom<strong>en</strong> van hoge waterstand<strong>en</strong><br />

zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot aanpassing<strong>en</strong> in het stroomgebied in Duitsland. In de<br />

huidige situatie zoud<strong>en</strong> de bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde waterhoeveelhed<strong>en</strong> tot overstroming<strong>en</strong><br />

in Duitsland leid<strong>en</strong>, waardoor de waterafvoer in Nederland in de tijd wordt<br />

afgevlakt. Dat vermindert het overstromingsrisico hier aanzi<strong>en</strong>lijk, maar het is de<br />

vraag of voor de lange termijn van die situatie kan word<strong>en</strong> uitgegaan. Het regeringsbeleid<br />

gaat voorlopig (tot 2015) uit van e<strong>en</strong> maatgev<strong>en</strong>de afvoer van 16.500<br />

kubieke meter per seconde.<br />

Bij e<strong>en</strong> substantiële groei van de te verwerk<strong>en</strong> waterhoeveelhed<strong>en</strong> wordt het<br />

tijdelijk berg<strong>en</strong> van water in overloopgebied<strong>en</strong> e<strong>en</strong> steeds minder aantrekkelijke<br />

optie. Om e<strong>en</strong> overschrijding van de huidige maatgev<strong>en</strong>de afvoercapaciteit van<br />

de Rijn met 2000 kubieke meter per seconde 11 gedur<strong>en</strong>de vijf dag<strong>en</strong> te berg<strong>en</strong> is<br />

minimaal e<strong>en</strong> gebied van circa 20 bij 22 kilometer nodig dat tot twee meter diep<br />

kan word<strong>en</strong> gevuld. 12 Dit voorbeeld laat tev<strong>en</strong>s zi<strong>en</strong> dat zog<strong>en</strong>oemd flexibel peilbeheer<br />

slechts in beperkte mate effectief is voor het berg<strong>en</strong> van overtollig water in<br />

extreme situaties. Met e<strong>en</strong> dergelijke ruimte-inzet kan de afvoercapaciteit van de<br />

grote rivier<strong>en</strong> nog sterk word<strong>en</strong> vergroot wanneer gekoz<strong>en</strong> wordt voor strom<strong>en</strong>de<br />

berging door e<strong>en</strong> verbreding van het winterbed. E<strong>en</strong> ruimte-inzet van<br />

40.000 hectare levert over het stroomgebied van de Rijn in Nederland e<strong>en</strong> extra<br />

breedte voor het winterbed van ongeveer 2,5 kilometer. Natuurlijk is die breedte<br />

door bebouwing lang niet overal realiseerbaar. In zulke gevall<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bypasses<br />

extra capaciteit realiser<strong>en</strong>, soms in combinatie met landschappelijk aantrekkelijke<br />

opties. Het is van belang voor de toekomst zo veel mogelijk opties op<strong>en</strong> te<br />

houd<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> het verander<strong>en</strong> van met name stedelijke bestemming<strong>en</strong> met<br />

hoge kost<strong>en</strong> gepaard gaat.<br />

E<strong>en</strong> goede bescherming teg<strong>en</strong> hoog water neemt niet alle risico’s weg. Er blijft<br />

altijd het zog<strong>en</strong>oemde restrisico van e<strong>en</strong> calamiteit. Naarmate de toestand van de<br />

dijk<strong>en</strong> uniformer voldoet aan de veiligheidsnormering, wordt de situatie in geval<br />

van calamiteit<strong>en</strong> minder voorspelbaar: er zijn ge<strong>en</strong> duidelijke zwakke plekk<strong>en</strong><br />

aanwijsbaar waar e<strong>en</strong> dijkdoorbraak zal plaatsvind<strong>en</strong>, met als ongew<strong>en</strong>st gevolg<br />

dat doorbrak<strong>en</strong> mogelijk ongecontroleerd op meerdere plaats<strong>en</strong> tegelijk plaatsvind<strong>en</strong><br />

(Hooijer et al. 2002). Gecontroleerde overstroming<strong>en</strong> in gebied<strong>en</strong> met<br />

geringe economische waarde reducer<strong>en</strong> de overstromingskans in gebied<strong>en</strong> met<br />

grote economische waarde, waardoor per saldo het schaderisico daalt bij e<strong>en</strong> stij-<br />

83


84<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

g<strong>en</strong>de (maar gecontroleerde) overstromingskans. Met het oog daarop zijn in de<br />

Nota Ruimte noodoverloopgebied<strong>en</strong> geïntroduceerd, die in geval van e<strong>en</strong> calamiteit<br />

gecontroleerd kunn<strong>en</strong> overstrom<strong>en</strong>. Besluitvorming erover heeft nog niet<br />

plaatsgehad. 13 Het risico van het afwijz<strong>en</strong> van noodoverloopgebied<strong>en</strong> is dat bij<br />

burgers onvoldo<strong>en</strong>de bewustzijn bestaat over het zog<strong>en</strong>oemde restrisico. E<strong>en</strong><br />

zonering met beschermingsniveaus (maar niet met e<strong>en</strong> nulrisico) kan e<strong>en</strong><br />

leidraad gev<strong>en</strong> voor te nem<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> beperkt het aansprakelijkheidsrisico<br />

voor de overheid (Hooijer et al. 2002).<br />

Voor schaderegeling<strong>en</strong> zijn duidelijke richtlijn<strong>en</strong> van belang, waardoor onzekerheid<br />

over de te vergoed<strong>en</strong> schade wordt gereduceerd. Die onzekerheidsreductie is<br />

belangrijk, omdat onduidelijkheid bijdraagt aan de vraag naar e<strong>en</strong> ‘ge<strong>en</strong> risico’strategie<br />

<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> prikkel geeft voor het nem<strong>en</strong> van eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid<br />

voor schadereductie (Hooijer et al. 2002).<br />

Landinrichting <strong>en</strong> grondgebruik<br />

De problem<strong>en</strong> met de waterhuishouding zijn niet beperkt tot de grote rivier<strong>en</strong>.<br />

Ook buit<strong>en</strong> de grote rivier<strong>en</strong> is klimaatverandering niet de <strong>en</strong>ige oorzaak van<br />

problem<strong>en</strong>. Met name in het lagere gedeelte van Nederland speelt het probleem<br />

van de bodemdaling. In de ve<strong>en</strong>gebied<strong>en</strong> oxideert de ve<strong>en</strong>grond bij contact met<br />

de lucht. Deze daling kan oplop<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> meter per eeuw. In het noord<strong>en</strong> van het<br />

land daalt de bodem als gevolg van de gaswinning. Deze daling kan <strong>en</strong>kele decimeters<br />

per eeuw bedrag<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte is er e<strong>en</strong> geologische kanteling van Nederland<br />

met <strong>en</strong>kele c<strong>en</strong>timeters per eeuw. De bodemdaling vormt vooral e<strong>en</strong><br />

probleem in de kustgebied<strong>en</strong>. Door de bodemdaling zal de schade van e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele<br />

overstroming to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Ook vindt als gevolg van de bodemdaling bij de<br />

afvoer van de grote rivier<strong>en</strong> in zee meer opstuwing plaats. De zeespiegelstijging<br />

vergroot dit probleem nog.<br />

Het proces van bodemdaling wordt versterkt door e<strong>en</strong> lage grondwaterstand. Op<br />

veel plaats<strong>en</strong> wordt het grondwaterpeil actief verlaagd t<strong>en</strong> behoeve van bebouwing<br />

<strong>en</strong> landbouw. E<strong>en</strong> hoger waterpeil in ve<strong>en</strong>weidegebied<strong>en</strong> is gew<strong>en</strong>st om<br />

water langer vast te houd<strong>en</strong>, verdroging teg<strong>en</strong> te gaan <strong>en</strong> het proces van bodemdaling<br />

te vertrag<strong>en</strong> (vrom-raad 2002). E<strong>en</strong> duurzaam waterbeheer zou daarom<br />

met name in de regionale watersystem<strong>en</strong> gebaat zijn met meer ruimte voor<br />

water. Die ruimte kan word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> door anders om te gaan met landinrichting<br />

<strong>en</strong> grondgebruik. Geleidelijk is in de afgelop<strong>en</strong> vijftig jaar de functie van de<br />

grondgebond<strong>en</strong> landbouw verbreed naar recreatieve <strong>en</strong> esthetische functies. Het<br />

‘platteland’ is er niet alle<strong>en</strong> meer voor de agrarische productie, maar ook voor de<br />

landschapswaarde. Zowel boer<strong>en</strong> als stedeling<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> er baat bij hebb<strong>en</strong><br />

wanneer de landschapswaarde explicieter als product van het platteland wordt<br />

gezi<strong>en</strong>: dat leidt soms tot e<strong>en</strong> andere invulling van del<strong>en</strong> van het platteland. De<br />

klimaatverandering voegt daar nog het waterbelang aan toe. Het waterbelang<br />

laat zich beter combiner<strong>en</strong> met de landschapswaarde dan met de productieve<br />

agrarische waarde.


aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

De zee<br />

De kuststrook k<strong>en</strong>t in de huidige situatie e<strong>en</strong> aantal zwakke schakels (rivm<br />

2004). Kustverdediging is per definitie def<strong>en</strong>sief, maar hoeft daarmee niet<br />

inflexibel te zijn. Het zandsuppletiebeleid geldt als effectief voor het handhav<strong>en</strong><br />

van de kustlijn, maar daarnaast is e<strong>en</strong> landinwaartse kustverdediging op<br />

sommige plaats<strong>en</strong> e<strong>en</strong> realistische optie. Voor zulke landinwaartse oplossing<strong>en</strong><br />

moet wel ruimte word<strong>en</strong> gereserveerd.<br />

De zeespiegel als waterniveau is slechts één van de relevante factor<strong>en</strong> in de kustverdediging.<br />

De wind, windrichting <strong>en</strong> golfhoogte zijn minst<strong>en</strong>s zo belangrijk.<br />

Met name over golv<strong>en</strong> is de k<strong>en</strong>nis nog betrekkelijk rec<strong>en</strong>t <strong>en</strong> neemt geleidelijk<br />

toe. De golfbelasting is waarschijnlijk aanmerkelijk zwaarder dan waarmee in de<br />

hydraulische randvoorwaard<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing wordt gehoud<strong>en</strong>. Daar komt bij dat e<strong>en</strong><br />

hogere zeespiegel e<strong>en</strong> diepere Noordzee oplevert, <strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong> tr<strong>en</strong>d naar<br />

(iets) 14 hogere golv<strong>en</strong>. Daar staat teg<strong>en</strong>over dat de stormfrequ<strong>en</strong>tie in de afgelop<strong>en</strong><br />

vijftig jaar is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 2). Cijfers van het knmi gev<strong>en</strong> aan<br />

dat het aandeel van de noordwesterstorm<strong>en</strong> in het totaal van de storm<strong>en</strong> in de<br />

loop van de vorige eeuw is afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Garanties voor de kom<strong>en</strong>de eeuw geeft<br />

dat overig<strong>en</strong>s niet.<br />

Wanneer op zeer lange termijn (na 2100) de zeespiegelstijging overstroming<br />

vanuit zee tot realistisch risico maakt (zou mak<strong>en</strong>, want we wet<strong>en</strong> dat nog niet),<br />

zou e<strong>en</strong> vooruitzi<strong>en</strong>d ruimtelijk beleid gezorgd moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

bescherming van het economisch zwaartepunt van Nederland. E<strong>en</strong> verk<strong>en</strong>ning<br />

in het kader van het Neo-Atlantis-project geeft aan dat hiervoor mogelijkhed<strong>en</strong><br />

bestaan, maar dat deze kostbaar zijn (Oltshoorn 2002). In dit project zijn de<br />

mogelijke reacties op e<strong>en</strong> relatief snelle zeespiegelstijging van 5 meter in e<strong>en</strong><br />

tijdspanne van e<strong>en</strong> eeuw als gevolg van het smelt<strong>en</strong> van de West-Antartic Ice<br />

Sheet onderzocht.<br />

Door het vorm<strong>en</strong> van kleinere compartim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in het te bescherm<strong>en</strong> gebied kan<br />

de schadeomvang bij calamiteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingeperkt. Groning<strong>en</strong> <strong>en</strong> Friesland<br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> relatief hoge geschatte pot<strong>en</strong>tiële schadeomvang die het gevolg is van<br />

de grootte van dit dijkringgebied. Ook in C<strong>en</strong>traal Holland <strong>en</strong> Noord-Holland<br />

zou compartim<strong>en</strong>tering kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan vermindering van de schadeomvang<br />

(rivm 2004: 142). Maar compartim<strong>en</strong>tering heeft ook nadel<strong>en</strong>: bij overstroming<strong>en</strong><br />

komt in kleine, laaggeleg<strong>en</strong> compartim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> snel veel water te staan <strong>en</strong><br />

de kost<strong>en</strong> van aanleg <strong>en</strong> onderhoud van waterkering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> hoog oplop<strong>en</strong>.<br />

Lev<strong>en</strong> met overstromingskans<strong>en</strong> vereist dat in de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing rek<strong>en</strong>ing<br />

wordt gehoud<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> overstromingssc<strong>en</strong>ario: waar ligg<strong>en</strong> vluchtplaats<strong>en</strong><br />

(hoger geleg<strong>en</strong> woonwijk<strong>en</strong>, hoogbouw); waar zal het water (tijdelijk) word<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong>gehoud<strong>en</strong> door obstakels (bijvoorbeeld wegtaluds kunn<strong>en</strong> zo e<strong>en</strong> dubbele<br />

functie hebb<strong>en</strong>); waar zal het water juist gemakkelijk doorgang vind<strong>en</strong> (tunnels,<br />

brugg<strong>en</strong>)?<br />

85


86<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

De kost<strong>en</strong> van waterbeleid<br />

De Deltacommissie achtte e<strong>en</strong> uitgave van 0,5 proc<strong>en</strong>t van het bbp aan beveiliging<br />

teg<strong>en</strong> overstromingsgevaar ‘ge<strong>en</strong>szins ontoelaatbaar’. De huidige uitgav<strong>en</strong><br />

ligg<strong>en</strong> ongeveer e<strong>en</strong> factor 3 daaronder. Dat lijkt aan de (zeer) lage kant, omdat<br />

de waarde van het te bescherm<strong>en</strong> goed sterk is gesteg<strong>en</strong> (verwachtingswaarde =<br />

kans maal effect) <strong>en</strong> omdat e<strong>en</strong> gesteg<strong>en</strong> welvaartsniveau ook de risicoprefer<strong>en</strong>tie<br />

(de prijs van risico) beïnvloedt. Beide factor<strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong> e<strong>en</strong> lager overstromingsrisico<br />

dan tot nu is gehanteerd. Anders gezegd: we moet<strong>en</strong> niet zozeer<br />

(of niet alle<strong>en</strong>) meer geld uitgev<strong>en</strong> aan beveiliging teg<strong>en</strong> overstromingsgevaar<br />

vanwege klimaatverandering, maar vooral omdat we met e<strong>en</strong> hoger welvaartsniveau<br />

meer veiligheid kunn<strong>en</strong> <strong>en</strong> will<strong>en</strong> kop<strong>en</strong>.<br />

Het ce-rapport voor de Tweede Kamer (Rooijers et al. 2004) haalt e<strong>en</strong> oude<br />

schatting aan uit 1990 dat tot 2090 circa 8 miljard euro nodig is voor sterkere<br />

kustverdediging vanwege de zeespiegelstijging, zeg zo’n honderd miljo<strong>en</strong> euro<br />

per jaar. Klijn et al. (2004) noem<strong>en</strong> nettocontantewaardebedrag<strong>en</strong> variër<strong>en</strong>d van<br />

0,9 miljard euro voor verticale waterberging tot 8 miljard euro voor de ontwikkeling<br />

van gro<strong>en</strong>e rivier<strong>en</strong>. De Commissie Waterbeleid in de 21e eeuw (wb21<br />

2000a) begroot tot 2050 e<strong>en</strong> extra bedrag van 230 miljo<strong>en</strong> euro per jaar voor het<br />

hoofdsysteem <strong>en</strong> de regionale watersystem<strong>en</strong>, hoofdzakelijk bestemd voor de<br />

verwerving van grond. In eerste instantie is de keuze van de commissie voor e<strong>en</strong><br />

ruimtelijke oplossing duurder dan e<strong>en</strong> keuze voor technische oplossing<strong>en</strong>, maar<br />

de commissie kiest er toch voor vanwege het langetermijnperspectief. Het<br />

opmerkelijke aan deze schatting<strong>en</strong> is vooral dat ze zo veel onder de kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>norm<br />

van de Deltacommissie ligg<strong>en</strong>.<br />

De conclusie is dat de verwachte uitgav<strong>en</strong> als gevolg van klimaatverandering in<br />

de kom<strong>en</strong>de eeuw alleszins overzichtelijk blijv<strong>en</strong>, ook wanneer het waterbeleid<br />

door klimaatverandering aanmerkelijk duurder zal word<strong>en</strong>. Immers, in het rivier<strong>en</strong>gebied<br />

bestaat pot<strong>en</strong>tieel e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk grotere afvoercapaciteit dan nu<br />

aanwezig is, mits voor verbreding van het rivierbed dan wel voor bypasses e<strong>en</strong><br />

beperkte hoeveelheid ruimte kan word<strong>en</strong> gereserveerd. Bij het grondgebruik kan<br />

e<strong>en</strong> synergie word<strong>en</strong> gerealiseerd <strong>tuss<strong>en</strong></strong> door economische verandering<strong>en</strong> geïndiceerde<br />

aanpassing<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> klimaataanpassing<strong>en</strong> anderzijds. Bij de<br />

zeespiegel is de windverwachting van veel meer gewicht dan het gemiddelde<br />

niveau. Vroegtijdig reserver<strong>en</strong> van ruimte <strong>en</strong> het op<strong>en</strong>houd<strong>en</strong> van opties voor<br />

toekomstig waterbeleid kunn<strong>en</strong> die kost<strong>en</strong> verder beperkt houd<strong>en</strong>.<br />

Maar de bescherming teg<strong>en</strong> hoog water is niet gratis: er is los van het klimaatprobleem<br />

e<strong>en</strong> investeringsachterstand die bered<strong>en</strong>eerd kan word<strong>en</strong> op basis van e<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse <strong>en</strong> die groter wordt naarmate de waarde van het te bescherm<strong>en</strong><br />

goed verder stijgt als gevolg van economische groei. Die verandering gaat<br />

veel sneller dan de klimaatverandering.<br />

Ruimtelijke planning is in hoge mate optiebeleid. Door regulering moet voorkom<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> dat investering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan op plaats<strong>en</strong> die later alsnog e<strong>en</strong>


lauwe bestemming zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong>. Zulke investering<strong>en</strong> bemoeilijk<strong>en</strong><br />

die aanwijzing. Dat wil niet zegg<strong>en</strong> dat op tal van plaats<strong>en</strong> niet meer gebouwd<br />

zou mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, maar wel dat bij die bebouwing rek<strong>en</strong>ing moet word<strong>en</strong><br />

gehoud<strong>en</strong> met realistische overstromingssc<strong>en</strong>ario’s. Ook dijkversterking <strong>en</strong> dijkverlegging<br />

vrag<strong>en</strong> extra ruimte die nu al zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gereserveerd. Het<br />

gaat daarbij niet alle<strong>en</strong> om rivierdijk<strong>en</strong>, maar ook om bijvoorbeeld het IJsselmeer,<br />

waarvan het peil zal moet<strong>en</strong> meegroei<strong>en</strong> met dat van de zeespiegel om zonder<br />

pomp<strong>en</strong> IJsselwater te kunn<strong>en</strong> spui<strong>en</strong>. De Commissie Waterbeleid in de 21e eeuw<br />

wijst erop dat de b<strong>en</strong>odigde ruimte nu al moet word<strong>en</strong> bestemd, om te voorkom<strong>en</strong><br />

dat er zodanig gebouwd wordt dat e<strong>en</strong> bestemming in de toekomst niet<br />

meer haalbaar is: het uitkop<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> hectare bebouwde grond is vele mal<strong>en</strong><br />

duurder dan het uitkop<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> hectare landbouwgrond.<br />

3.4 water als bestuurlijk probleem<br />

De bestuurlijke bereidheid is mom<strong>en</strong>teel aanwezig om de veiligheid in relatie tot<br />

het overstromingsgevaar van de grote rivier<strong>en</strong> te verhog<strong>en</strong>. De bestuurlijke actie<br />

is niet alle<strong>en</strong> reactief op rec<strong>en</strong>te hoogwaterstand<strong>en</strong>, maar ook proactief met het<br />

oog op klimaatverandering <strong>en</strong> de daarvan verwachte to<strong>en</strong>ame van de neerslagint<strong>en</strong>siteit.<br />

Het is echter de vraag of voldo<strong>en</strong>de hoog wordt ingezet <strong>en</strong> of het<br />

gunstige klimaat voor het verhog<strong>en</strong> van de veiligheid ook behoud<strong>en</strong> blijft<br />

wanneer bij concretisering van de plann<strong>en</strong> de lokale weerstand teg<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>de<br />

maatregel<strong>en</strong> groeit. In het verled<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> gebrek aan maatschappelijk draagvlak<br />

desastreus geblek<strong>en</strong> voor de uitvoering van aanvankelijk noodzakelijk geachte<br />

maatregel<strong>en</strong>.<br />

De afvoerproblematiek van de grote rivier<strong>en</strong> in relatie tot de klimaatverandering<br />

heeft verschill<strong>en</strong>de bestuurlijke aspect<strong>en</strong>. In de voorgaande paragraaf is duidelijk<br />

geword<strong>en</strong> dat de maatregel<strong>en</strong> die noodzakelijk zijn, vergaande ruimtelijke consequ<strong>en</strong>ties<br />

kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Het is de vraag of het wettelijk instrum<strong>en</strong>tarium om de<br />

b<strong>en</strong>odigde ruimteclaims te legg<strong>en</strong> op orde is. Deze vraag is onlangs door de<br />

betrokk<strong>en</strong> bewindslied<strong>en</strong> aan de orde gesteld <strong>en</strong> voorgelegd aan de Commissie<br />

van Advies inzake de Waterstaatwetgeving. Voor ruimtelijk ingrijp<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong><br />

is het noodzakelijk om voldo<strong>en</strong>de maatschappelijk draagvlak te vind<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast bestaat altijd het probleem van de financiering. Omdat het probleem<br />

op het schaalniveau van stroomgebied<strong>en</strong> speelt, is er ook e<strong>en</strong> internationale<br />

dim<strong>en</strong>sie. T<strong>en</strong> slotte ligt er, gezi<strong>en</strong> de onzekerheid over de klimaatverandering <strong>en</strong><br />

de lange termijn waarop de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering spel<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> politiek<br />

probleem.<br />

3.4.1 het technisch-juridische instrum<strong>en</strong>tarium<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

De veiligheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van het overstromingsgevaar vanuit de zee <strong>en</strong> de grote<br />

rivier<strong>en</strong> valt onder de verantwoordelijkheid van het rijk. In het rijksbeleid wordt<br />

die verantwoordelijkheid ook g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>: het rijk formuleert zijn beleid, in de<br />

regel in sam<strong>en</strong>spraak met de regionale overhed<strong>en</strong>. De hoofdlijn<strong>en</strong> van het beleid<br />

87


88<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

word<strong>en</strong> op rijksniveau vastgelegd in de Nota voor de Waterhuishouding. De door<br />

het rijk ontwikkelde plann<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> vaak ruimtelijke gevolg<strong>en</strong>. Het waterstaatsbeleid<br />

raakt daarmee aan het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleid. De kern daarvan is dat<br />

ruimtelijke functies teg<strong>en</strong> elkaar word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>. Op rijksniveau vindt echter<br />

ge<strong>en</strong> afstemming plaats met het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeleid (Groothuijse <strong>en</strong> Van<br />

Rijswick 2005). Het komt voor dat in de regionale vertaling van het op rijksniveau<br />

geformuleerde beleid onderdel<strong>en</strong> sneuvel<strong>en</strong> op basis van overweging<strong>en</strong> van<br />

ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing. Het rijk formuleert het waterstaatsbeleid vanuit e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zijdig<br />

maatschappelijk belang. Op regionaal niveau spel<strong>en</strong> meerdere belang<strong>en</strong>, die<br />

alle teg<strong>en</strong> elkaar word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>. Vanuit het oogpunt van veiligheid kan het<br />

resultaat van deze afweging als onbevredig<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> beoordeeld.<br />

In de regel vindt de afstemming <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het waterhuishoudingbeleid <strong>en</strong> het<br />

planologisch beleid plaats op provinciaal niveau. De vorm die daarvoor gekoz<strong>en</strong><br />

wordt is doorgaans het Provinciaal Omgevingsplan, waarin alle plann<strong>en</strong> voor de<br />

fysieke leefomgeving onderling word<strong>en</strong> afgestemd. In het provinciale plan voor<br />

de waterhuishouding moet de landelijke Nota voor de Waterhuishouding doorklink<strong>en</strong>.<br />

Daarbij is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ruimtelijke vertaling naar het streekplan<br />

gemaakt. Op de doorvertaling van deze provinciale plann<strong>en</strong> naar het geme<strong>en</strong>telijke<br />

bestemmingsplan <strong>en</strong> het beheersplan van het waterschap wordt door<br />

Gedeputeerde Stat<strong>en</strong> toegezi<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>telijk is de watertoets verplicht gesteld in<br />

de bestemmingsplanprocedure. Groothuijse <strong>en</strong> Van Rijswick (2005) bepleit<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> soortgelijke overlegverplichting voor de opstelling van waterbeheersplann<strong>en</strong>.<br />

Er bestaat behoefte aan meer sturingsmogelijkhed<strong>en</strong> voor het rijk om grote<br />

project<strong>en</strong> op het gebied van de waterstaathuishouding te kunn<strong>en</strong> uitvoer<strong>en</strong>. Het<br />

huidige wettelijke instrum<strong>en</strong>tarium biedt daarvoor wel mogelijkhed<strong>en</strong>, maar<br />

schiet in de praktijk tekort. Van Buur<strong>en</strong> <strong>en</strong> Laninga-Busch (2005) stell<strong>en</strong> de vraag<br />

wat voor het rijk de mogelijkhed<strong>en</strong> zijn om geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te beweg<strong>en</strong> tot het mak<strong>en</strong><br />

van grootschalige zogehet<strong>en</strong> natte reservering<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> planologische kernbeslissing<br />

biedt hiervoor aanknopingspunt<strong>en</strong>. De vraag is dan of de ruimtelijke reservering<strong>en</strong><br />

gedaan word<strong>en</strong> als indicatieve beleidsuitsprak<strong>en</strong> of als concrete beleidsbeslissing<strong>en</strong>.<br />

De zin van het do<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> indicatieve beleidsuitspraak hangt<br />

weer af van de medewerking van lokale overhed<strong>en</strong>. Bij e<strong>en</strong> concrete beleidsbeslissing<br />

moet<strong>en</strong> alle relevante belang<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meegewog<strong>en</strong>, ook de lokale belang<strong>en</strong>.<br />

Dat maakt het grootschalige gebruik van dit instrum<strong>en</strong>t door het rijk minder<br />

geschikt. De betrokk<strong>en</strong>heid van provincies <strong>en</strong> waterschapp<strong>en</strong> is daarom ess<strong>en</strong>tieel.<br />

In feite betek<strong>en</strong>t dit dat wordt teruggegrep<strong>en</strong> op de gebruikelijke bestuurlijke<br />

beïnvloeding door het rijk. Als deze beïnvloeding niet naar w<strong>en</strong>s verloopt, kan<br />

het rijk nog reager<strong>en</strong> op bestemmingsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong> bouwvergunning<strong>en</strong>. Het ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsinstrum<strong>en</strong>tarium<br />

biedt daar algem<strong>en</strong>e procedures voor, waarvan<br />

alle belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> gebruik kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Daarnaast zijn er voor het rijk nog<br />

<strong>en</strong>kele specifieke mogelijkhed<strong>en</strong> om te reager<strong>en</strong>. Al met al word<strong>en</strong> deze mogelijkhed<strong>en</strong><br />

door de bewindslied<strong>en</strong> als te mager beschouwd.


De Commissie van Advies inzake de Waterstaatwetgeving heeft onlangs het<br />

verzoek gekreg<strong>en</strong> om de bruikbaarheid van het wettelijk instrum<strong>en</strong>tarium voor<br />

grootschalige ruimtelijke ingrep<strong>en</strong> in relatie tot de verwachte afvoer van de grote<br />

rivier<strong>en</strong> te beoordel<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s de commissie is het niet noodzakelijk nieuwe<br />

wetgeving te ontwikkel<strong>en</strong> op het gebied van de waterstaat. Naar de m<strong>en</strong>ing van<br />

de commissie kan de nieuwe Wet ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing (wro) op termijn doeltreff<strong>en</strong>d<br />

zijn voor het realiser<strong>en</strong> van vrijwaringzones, bufferzones <strong>en</strong> natte reservering<strong>en</strong><br />

(Van Buur<strong>en</strong> <strong>en</strong> Laninga-Busch 2005). De commissie beveelt aan om, in<br />

plaats van e<strong>en</strong> nieuwe wet voor te bereid<strong>en</strong>, gebruik te mak<strong>en</strong> van dit toekomstige<br />

wro-instrum<strong>en</strong>tarium. De nieuwe wet biedt de minister van Volkshuisvesting,<br />

Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> Milieu (vrom) de mogelijkheid regels te gev<strong>en</strong><br />

voor de opstelling van bestemmingsplann<strong>en</strong>. Deze algem<strong>en</strong>e regels hebb<strong>en</strong> voor<br />

burgers e<strong>en</strong> bind<strong>en</strong>de werking. Ook kan geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> opgedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

bestemmingsplan vast te stell<strong>en</strong>. Tev<strong>en</strong>s wordt de mogelijkheid voor het opstell<strong>en</strong><br />

van rijksbestemmingsplann<strong>en</strong> geschap<strong>en</strong>. Hiermee zoud<strong>en</strong> rechtstreeks natte<br />

ruimtelijke reservering<strong>en</strong> gemaakt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Al met al vergroot de nieuwe<br />

wet de mogelijkhed<strong>en</strong> voor het rijk om eig<strong>en</strong> doelstelling<strong>en</strong> op ruimtelijk gebied<br />

te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> vereiste zal wel zijn dat de minister van Verkeer <strong>en</strong><br />

Waterstaat overe<strong>en</strong>stemming bereikt met zijn collega van vrom.<br />

In het kader van e<strong>en</strong> planstudie om de veiligheid van de grote rivier<strong>en</strong> uiterlijk in<br />

2015 in overe<strong>en</strong>stemming te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> met de wettelijk vereiste norm (bij e<strong>en</strong><br />

maatgev<strong>en</strong>de afvoer van 16.000 kubieke meter per seconde in Lobith <strong>en</strong> 3800<br />

kubieke meter per seconde in Borghar<strong>en</strong>) is overig<strong>en</strong>s wel e<strong>en</strong> door het kabinet te<br />

nem<strong>en</strong> planologische kernbeslissing in voorbereiding. E<strong>en</strong> tweede doelstelling<br />

van deze planstudie is om de ruimtelijke kwaliteit in het rivier<strong>en</strong>gebied te<br />

vergrot<strong>en</strong>. In het kader van de planologische kernbeslissing waarvan de looptijd<br />

bij aanvang op vijf jaar is geschat, kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal concrete beleidsbeslissing<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

3.4.2 het maatschappelijke draagvlak<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

Ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing die tot verstedelijking leidt, is zo goed als onomkeerbaar.<br />

Vanwege de hoge kost<strong>en</strong> van ontstedelijking zal e<strong>en</strong> ‘rode’ bestemming niet<br />

gemakkelijk te verander<strong>en</strong> zijn in e<strong>en</strong> ‘gro<strong>en</strong>e’ bestemming of in het geval van de<br />

waterhuishouding in e<strong>en</strong> ‘blauwe’ bestemming. Ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing br<strong>en</strong>gt dus<br />

bij uitstek langetermijngevolg<strong>en</strong> met zich mee. De vraag is nu of de waterhuishouding<br />

dominant kan zijn voor het ruimtegebruik. Zwart-wit gesteld: kan rood<br />

blauw volg<strong>en</strong> of moet blauw rood volg<strong>en</strong>? In de lag<strong>en</strong>b<strong>en</strong>adering die sinds <strong>en</strong>ige<br />

tijd opgeld doet in kring<strong>en</strong> van de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing wordt eraan herinnerd<br />

dat de occupatiepatron<strong>en</strong> vanouds toch eerder door de fysisch-geografische kaart<br />

van Nederland gestuurd zijn – het watersysteem, de bodemtypologie <strong>en</strong> het landschap<br />

– dan door g<strong>en</strong>erieke concept<strong>en</strong> zoals conc<strong>en</strong>tratie of spreiding. In de praktijk<br />

van de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing lijkt m<strong>en</strong> dit verget<strong>en</strong> te zijn, gezi<strong>en</strong> het feit dat<br />

de diepste polders word<strong>en</strong> volgebouwd <strong>en</strong> de uiterwaard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geannexeerd<br />

voor verstedelijking. Institutioneel heeft de nationale waterhuishouding de posi-<br />

89


90<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

tie om de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing naar haar nod<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> schikk<strong>en</strong>. De Nota<br />

Waterhuishouding moet immers doorklink<strong>en</strong> in de provinciale plann<strong>en</strong> voor de<br />

waterhuishouding <strong>en</strong> in het streekplan. Die verhouding lijkt functioneel. De<br />

nieuwe Wet ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing zal deze verhouding nog versterk<strong>en</strong>. In het<br />

verled<strong>en</strong> is het belang van e<strong>en</strong> veilige waterhuishouding echter ondergeschikt<br />

geraakt aan andere belang<strong>en</strong>, ruimtelijk <strong>en</strong> ook financieel van aard. Het belang<br />

van e<strong>en</strong> veilige waterhuishouding bleek maatschappelijk <strong>en</strong> bestuurlijk niet sterk<br />

verankerd te zijn.<br />

In de voorbereiding van het planologische kernbesluit Ruimte voor de rivier is de<br />

spanning <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de verschill<strong>en</strong>de bestuurslag<strong>en</strong> zichtbaar. Op provinciaal <strong>en</strong><br />

lokaal niveau tell<strong>en</strong> de agrarische belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> van woningbouw<br />

zwaarder dan op rijksniveau. De zog<strong>en</strong>oemde interactieve besluitvorming leidt<br />

ertoe dat de belang<strong>en</strong> die vanuit het rijk word<strong>en</strong> ingebracht, teg<strong>en</strong> provinciale <strong>en</strong><br />

lokale belang<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>. Die afweging is op zichzelf niet fout, maar bij<br />

zak<strong>en</strong> van nationaal belang moet dit vooral resulter<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> betere inpassing in<br />

de lokale context <strong>en</strong> niet in e<strong>en</strong> afzwakking van nationale doel<strong>en</strong>. In de onderhandeling<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> het rijk <strong>en</strong> de provincies wordt gebruikgemaakt van de vrijheidsgrad<strong>en</strong><br />

die er voor de realisering van e<strong>en</strong> hoger veiligheidsniveau t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van<br />

overstroming bestaan. Het is daarbij de vraag hoe groot die vrijheidsgrad<strong>en</strong> zijn.<br />

Het is bijvoorbeeld opmerkelijk dat in ruil voor comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong> op<br />

bepaalde plaats<strong>en</strong> de bestemming van de winterbedding<strong>en</strong> van de grote rivier<strong>en</strong><br />

voor afvoer tijd<strong>en</strong>s hoge waterstand<strong>en</strong> veranderd kan word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> bestemming<br />

voor woningbouw. Daarmee lijkt e<strong>en</strong> beroep te word<strong>en</strong> gedaan op de ‘nee t<strong>en</strong>zij’clausule<br />

uit de Beleidslijn Ruimte voor de rivier uit 1996. Deze Beleidslijn<br />

verbindt nieuwe activiteit<strong>en</strong> in de winterbedding van de grote rivier<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong><br />

strikt toetsingskader.<br />

Voor maatregel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van de overstromingsveiligheid is draagvlak<br />

nodig. In het geval van de onder de verantwoordelijkheid van het rijk vall<strong>en</strong>de<br />

grote rivier<strong>en</strong> geldt dat niet alle<strong>en</strong> voor het draagvlak onder lokale bestuurders,<br />

maar betreft het ook het draagvlak onder de plaatselijke bevolking. Huf<strong>en</strong> (1998)<br />

stelt dat het ontbrek<strong>en</strong>de draagvlak onder de bevolking e<strong>en</strong> belangrijke factor is<br />

geweest voor e<strong>en</strong> stagner<strong>en</strong>d bestuur, hetge<strong>en</strong> geleid heeft tot afzwakking <strong>en</strong><br />

uitstel van de oorspronkelijke plann<strong>en</strong> om de grote rivier<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> veiligheidsniveau<br />

met e<strong>en</strong> catastrofekans van 1/3000 te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Het geheug<strong>en</strong> van het<br />

publiek voor grote ramp<strong>en</strong> zoals de watersnoodramp van 1953 is betrekkelijk kort.<br />

De perceptie van de veiligheid was t<strong>en</strong> tijde van de wateroverlast van 1995 <strong>en</strong><br />

1997 veel hoger dan de feitelijke veiligheidssituatie, waarvan de catastrofekans in<br />

de orde van 1/100 lag. De vorming van deze valse perceptie is hand in hand<br />

gegaan met blijk<strong>en</strong> van waardering voor de cultuurhistorische waard<strong>en</strong> van het<br />

rivier<strong>en</strong>gebied. Het was duidelijk dat om de oorspronkelijke plann<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong><br />

forse ingrep<strong>en</strong> noodzakelijk war<strong>en</strong> die deze waard<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> aantast<strong>en</strong>. Na de<br />

wateroverlast van 1995 <strong>en</strong> 1997 is het maatschappelijk draagvlak voor maatregel<strong>en</strong><br />

sterk vergroot. Huf<strong>en</strong> speculeert echter op de mogelijkheid dat dit draagvlak<br />

snel weer zal afkalv<strong>en</strong>.


Het is niet te voorzi<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> afkalv<strong>en</strong>d maatschappelijk draagvlak opnieuw zal<br />

leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> bestuurlijke stagnatie die de uitvoering van de plann<strong>en</strong> in het kader<br />

van Ruimte voor de rivier negatief zal beïnvloed<strong>en</strong>. Het feit dat e<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong>ing<br />

is getroff<strong>en</strong> om de veiligheid t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van overstroming<strong>en</strong> periodiek te evaluer<strong>en</strong>,<br />

kan ertoe bijdrag<strong>en</strong> dat het thema promin<strong>en</strong>ter op de ag<strong>en</strong>da blijft staan dan<br />

in het verled<strong>en</strong> het geval is geweest. Dat kan er in ieder geval toe bijdrag<strong>en</strong> dat de<br />

b<strong>en</strong>odigde financiële ruimte wordt begroot <strong>en</strong> dat de huidige plann<strong>en</strong> daadwerkelijk<br />

t<strong>en</strong> uitvoer word<strong>en</strong> gebracht. T<strong>en</strong> opzichte van de kost<strong>en</strong> van het kwalitatief<br />

waterbeheer zijn de kost<strong>en</strong> van het kwantitatief waterbeheer bescheid<strong>en</strong>. Het<br />

betek<strong>en</strong>t ook dat de noodzakelijke ruimtelijke reservering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan. Het<br />

feit dat het thema van overstromingsveiligheid promin<strong>en</strong>ter op de politieke<br />

ag<strong>en</strong>da staat, kan ook de maatschappelijke belangstelling voor het thema aanwakker<strong>en</strong>.<br />

In het licht van de klimaatverandering <strong>en</strong> de daarvan te verwacht<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sivering<br />

van de watercyclus gaan de <strong>ambitie</strong>s van de planologische kernbeslissing niet ver<br />

g<strong>en</strong>oeg. Dat betek<strong>en</strong>t dat de ev<strong>en</strong>tueel b<strong>en</strong>odigde natte reservering<strong>en</strong> van ruimte<br />

voor verdergaande maatregel<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>teel niet in voorbereiding zijn.<br />

De gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering do<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beroep op het bestuur om het<br />

risico van grote wateroverlast door extreme afvoer<strong>en</strong> van de grote rivier<strong>en</strong> in te<br />

damm<strong>en</strong>. De voorbereiding van e<strong>en</strong> planologische kernbeslissing Ruimte voor de<br />

rivier is in dat licht niet meer dan e<strong>en</strong> eerste stap. Er wordt niet meer beoogd dan<br />

de veiligheidssituatie aan te pass<strong>en</strong> aan de huidige norm<strong>en</strong>. De verwachting is dat<br />

deze norm<strong>en</strong> bij het optred<strong>en</strong> van klimaatverandering tekort zull<strong>en</strong> schiet<strong>en</strong>.<br />

Verdergaande stapp<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> dus noodzakelijk zijn. E<strong>en</strong> door het rijk g<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

planologische kernbeslissing biedt mom<strong>en</strong>teel de hoogst mogelijke garantie voor<br />

de verankering van ruimtelijke claims voor de waterhuishouding. Het toekomstperspectief<br />

klinkt echter onvoldo<strong>en</strong>de door. De <strong>ambitie</strong> om aan de huidige norm<br />

te voldo<strong>en</strong> is, gezi<strong>en</strong> de klimaatverandering, te laag. Daardoor sluit de termijn<br />

waarop de beslissing zich richt niet aan bij de termijn waarover de gevolg<strong>en</strong> van<br />

de beslissing zich zull<strong>en</strong> do<strong>en</strong> voel<strong>en</strong>. Door de beslissing zal niet alle<strong>en</strong> ruimte<br />

voor de rivier word<strong>en</strong> geclaimd. De ruimte die niet geclaimd wordt staat op<br />

grond van deze beslissing op<strong>en</strong> voor andere dan blauwe bestemming<strong>en</strong>. In de<br />

toekomst zal het ongedaan mak<strong>en</strong> van dan gerealiseerde rode bestemming<strong>en</strong><br />

buit<strong>en</strong>gewoon kostbaar zijn. Door het nem<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> planologische kernbeslissing<br />

legt het rijk zich voor langere tijd vast. Het zal niet e<strong>en</strong>voudig zijn om e<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>de grote beslissing voor hetzelfde gebied voor te bereid<strong>en</strong> waarin in feite<br />

dezelfde problematiek aan de orde is.<br />

3.4.3 bestuurlijke afstemming op internationaal niveau<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

De basis voor internationale afstemming vormt de Europese Kaderrichtlijn<br />

Water (2000/60/eg). Deze richtlijn is vooral gericht op milieudoelstelling<strong>en</strong> op<br />

het gebied van waterkwaliteit <strong>en</strong> duurzaam waterbeheer <strong>en</strong> nauwelijks op het<br />

afzwakk<strong>en</strong> van de gevolg<strong>en</strong> van overstroming<strong>en</strong>. Het beheersinstrum<strong>en</strong>t is hier<br />

het (internationale) Stroomgebiedbeheersplan. Het kwantitatieve waterbeheer<br />

91


92<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

wordt in de kaderrichtlijn niet nader uitgewerkt. De Kaderrichtlijn Water is<br />

opgesteld naar het model van de sam<strong>en</strong>werking die door de Rijnoeverstat<strong>en</strong> is<br />

ontwikkeld. Deze stat<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> in de Internationale Commissie ter<br />

Bescherming van de Rijn (icbr). De icbr speelt e<strong>en</strong> rol bij het opstell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

Stroomgebiedbeleidsplan voor de Rijn. Door de icbr wordt wel ruim aandacht<br />

geschonk<strong>en</strong> aan overstromingsrisico’s.<br />

In verband met wateroverlast valt bij internationale afstemming te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan<br />

coördinatie tijd<strong>en</strong>s piekafvoer<strong>en</strong> <strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong> zoals early warning systems<br />

<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wicht <strong>tuss<strong>en</strong></strong> prev<strong>en</strong>tieve maatregel<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>strooms <strong>en</strong> b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>strooms.<br />

Die prev<strong>en</strong>tieve maatregel<strong>en</strong> betreff<strong>en</strong> de trits vasthoud<strong>en</strong>, berg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> afvoer<strong>en</strong>.<br />

Het vasthoud<strong>en</strong> van water in het bov<strong>en</strong>stroomgebied is in de praktijk van weinig<br />

belang voor extreme afvoer<strong>en</strong>, omdat in die situatie de bodem doorgaans al<br />

verzadigd is. Wel zou op termijn winst zijn te bereik<strong>en</strong> door e<strong>en</strong> veranderd<br />

grondgebruik. Er zijn op grote schaal waterstandverlag<strong>en</strong>de <strong>en</strong> afvoerbevorder<strong>en</strong>de<br />

maatregel<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong>. Deze vergrot<strong>en</strong> de lokale afvoercapaciteit <strong>en</strong> leid<strong>en</strong><br />

daardoor stroomafwaarts tot wateroverlast. Voor e<strong>en</strong> deel kunn<strong>en</strong> deze maatregel<strong>en</strong><br />

met minder afw<strong>en</strong>teling stroomafwaarts word<strong>en</strong> doorgevoerd.<br />

Het berg<strong>en</strong> van water in overloopgebied<strong>en</strong> is in de praktijk wel doeltreff<strong>en</strong>d<br />

(Hooijer et al. 2002). Dat is echter niet overal zo. Bergingsmaatregel<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> om<br />

ruimte <strong>en</strong> concurrer<strong>en</strong> met de ruimtevraag van andere functies, in het bijzonder<br />

in gebied<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> grote bevolkingsdichtheid. Dat is aan de orde voor de oevers<br />

van de Maas t<strong>en</strong> noord<strong>en</strong> van Luik. Daar is weinig zicht op e<strong>en</strong> vergroting van de<br />

bergingscapaciteit. Bij de Maas is de afvoer tot aan Luik in grote lijn<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redig<br />

met de neerslag. In de buurt van Luik zal bij overstroming<strong>en</strong> water word<strong>en</strong> gebufferd,<br />

maar <strong>tuss<strong>en</strong></strong> Luik <strong>en</strong> Borghar<strong>en</strong> blijft het water binn<strong>en</strong> de bedding <strong>en</strong> zijn er<br />

ge<strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> aan de afvoercapaciteit (De Wit 2004). Voor de Rijn is vooral<br />

de waterhuishouding in het gebied <strong>tuss<strong>en</strong></strong> Keul<strong>en</strong> <strong>en</strong> Duisburg van belang voor<br />

Nederland. De bov<strong>en</strong>loop van de Rijn heeft dankzij het waterbeheer in Duitsland<br />

e<strong>en</strong> buffer<strong>en</strong>de werking. In het geval van extreme neerslag zou de piekafvoer van<br />

de Rijn sterk oplop<strong>en</strong> als er stroomopwaarts ge<strong>en</strong> (beheerste) overstroming<strong>en</strong><br />

zoud<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. In Duitsland zijn daar overlat<strong>en</strong> voor ingericht. Dankzij die<br />

overstroming<strong>en</strong> in Duitsland resulteert bij Lobith e<strong>en</strong> piekafvoer van maximaal<br />

15.500 kubieke meter per seconde.<br />

Als door klimaatverandering de afvoer van water door de Rijn to<strong>en</strong>eemt, zal<br />

gezocht moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> nieuwe verdeling van de wateroverlast <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

Duitsland <strong>en</strong> Nederland. Duitsland maar vooral ook Nederland kan daar baat bij<br />

hebb<strong>en</strong>. In Duitsland is in beginsel ruimte voor extra buffering van Rijnwater,<br />

maar ook in Nederland zijn maatregel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> wateroverlast d<strong>en</strong>kbaar. Bij voorkeur<br />

zoud<strong>en</strong> de maatregel<strong>en</strong> daar getroff<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> waar zij het goedkoopst<br />

zijn. Dan g<strong>en</strong>ereert de sam<strong>en</strong>werking <strong>tuss<strong>en</strong></strong> Duitsland <strong>en</strong> Nederland niet<br />

alle<strong>en</strong> voordel<strong>en</strong> aan de bat<strong>en</strong>kant maar ook aan de kost<strong>en</strong>kant. Het is bij e<strong>en</strong><br />

dergelijke sam<strong>en</strong>werking in beginsel redelijk om de kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> voor het<br />

stroomgebied in hun geheel te optimaliser<strong>en</strong>. Het is ook redelijk om de last<strong>en</strong>


gelijk te verdel<strong>en</strong>. Dat impliceert onder meer dat stroomopwaarts de overstromingsrisico’s<br />

hoger zijn dan stroomafwaarts. Zo wordt voorkom<strong>en</strong> dat alle risico’s<br />

cumuler<strong>en</strong> aan de b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>loop van de rivier. Buffering in de bov<strong>en</strong>loop van<br />

de rivier komt immers t<strong>en</strong> goede aan de b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>loop. Het omgekeerde is niet het<br />

geval.<br />

3.5 conclusie<br />

aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

Nederland zal zich moet<strong>en</strong> voorbereid<strong>en</strong> op klimaatverandering. De gevolg<strong>en</strong><br />

daarvan do<strong>en</strong> zich op verschill<strong>en</strong>de vlakk<strong>en</strong> voor. Water staat daarbij echter<br />

c<strong>en</strong>traal <strong>en</strong> in relatie tot water zou aan de overstromingsveiligheid e<strong>en</strong> prioriteit<br />

toegek<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Daarnaast is ook aandacht voor de natuur <strong>en</strong> de<br />

ecologie op zijn plaats. Klimaatverandering br<strong>en</strong>gt voor het landelijke gebied niet<br />

alle<strong>en</strong> bedreiging<strong>en</strong> met zich mee. Er zijn ook kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> deel zijn die<br />

kans<strong>en</strong> in het kielzog van te treff<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> te schepp<strong>en</strong>.<br />

De gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering voor de waterhuishouding zijn allerminst<br />

zeker, niet in de laatste plaats omdat de toekomstige omvang van de klimaatverandering<br />

onzeker is. Politiek gezi<strong>en</strong> is de afweging die voorligt, lastig. Als de optie<br />

van horizontale berging ook voor de verdere toekomst op<strong>en</strong>gehoud<strong>en</strong> moet<br />

word<strong>en</strong>, is het van belang dat nu ruimtelijke reservering<strong>en</strong> gemaakt word<strong>en</strong> voor<br />

mogelijke toekomstige natte bestemming<strong>en</strong>. Het is niet zeker dat die reservering<strong>en</strong><br />

ooit zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. E<strong>en</strong> dubbelbestemming ligt dus voor de hand.<br />

Natte reservering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> goed sam<strong>en</strong>gaan met gro<strong>en</strong>e bestemming<strong>en</strong>, maar<br />

sluit<strong>en</strong> rode bestemming<strong>en</strong> uit, als het beleid t<strong>en</strong>minste de kans zou will<strong>en</strong><br />

vermijd<strong>en</strong> dat rode bestemming<strong>en</strong> te zijner tijd weer verlat<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>.<br />

De laagst geleg<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong> van Nederland zijn kwetsbaar voor overstroming<strong>en</strong>,<br />

vooral het deltagebied bij de monding van de grote rivier<strong>en</strong>. Juist daar ligt het<br />

economische zwaartepunt van Nederland. Er kunn<strong>en</strong> op termijn gevaarlijke situaties<br />

ontstaan als zich e<strong>en</strong> gelijktijdige opstuwing van de zee <strong>en</strong> e<strong>en</strong> afvoergolf in<br />

de grote rivier<strong>en</strong> voordoet. Ter vermijding van dergelijke situaties is het noodzakelijk<br />

dat bov<strong>en</strong>strooms maatregel<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om de afvoergolf<br />

af te topp<strong>en</strong> <strong>en</strong> om de kustverdediging op peil te houd<strong>en</strong>. Geactualiseerde<br />

kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> daarbij van nut zijn.<br />

93


94<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 De maatgev<strong>en</strong>de afvoer is de hoeveelheid water die bij e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> overschrijdingskans<br />

(bijvoorbeeld e<strong>en</strong>s per 1250 jaar) moet word<strong>en</strong> verwerkt.<br />

2 Ter vergelijking: het hoogwater van de watersnoodramp van 1953 (3,85 m bov<strong>en</strong><br />

nap) bestond uit 0,81 m astronomisch hoogwater (springvloed) <strong>en</strong> 3,04 m<br />

stormopzet. De invloed van wind is met veel onzekerheid omgev<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s het<br />

rivm (2004: 78) wordt voor het IJsselmeer het huidige windklimaat vrijwel zeker<br />

onderschat.<br />

3 De kans op dijkdoorbraak/overstroming/maximale schade is kleiner dan de kans<br />

op overschrijding van e<strong>en</strong> hoogwaterpeil.<br />

4 Sinds 1960 ongeveer 1,5 maal zo veel m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> viermaal zo hoog netto<br />

nationaal product.<br />

5 De validiteit van het werk van de Deltacommissie is op dit og<strong>en</strong>blik niet goed te<br />

achterhal<strong>en</strong>; deze is waarschijnlijk minder dan altijd aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, maar is nooit<br />

in twijfel getrokk<strong>en</strong> (rivm 2004: 110 e.v.). Onduidelijk in het werk van de Deltacommissie<br />

is in elk geval de vertaalslag van de ‘rampkans’ naar de overschrijdingskans.<br />

6 Vooral het schaderisico anno 2000 in C<strong>en</strong>traal Holland is, in verhouding tot<br />

andere dijkringgebied<strong>en</strong>, buit<strong>en</strong>proportioneel groot (rivm 2004: 125 e.v.).<br />

7 Het hoogwater van 1995 bedroeg circa 12.000 kubieke meter per seconde.<br />

8 De helft van primaire waterkering<strong>en</strong> voldoet met zekerheid aan de norm<strong>en</strong>; 15<br />

proc<strong>en</strong>t voldoet niet <strong>en</strong> van 35 proc<strong>en</strong>t ontbreekt de informatie die voor toetsing<br />

nodig is (rivm 2004: 94).<br />

9 Voor de Rijn ligt bijvoorbeeld het 95%-betrouwbaarheidsinterval van de overschrijdingskans<br />

van de maatgev<strong>en</strong>de afvoer <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 13.000 <strong>en</strong> 18.000 kubieke<br />

meter per seconde (= fysisch maximum); voor de Maas <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 3100 <strong>en</strong> 4500<br />

kubieke meter per seconde (De Wit 2004).<br />

10 Tekst uit de nota: “Dit betek<strong>en</strong>t in principe dat: per saldo het waterberg<strong>en</strong>d<br />

vermog<strong>en</strong> per stroomgebied to<strong>en</strong>eemt; ge<strong>en</strong> bebouwing plaats vindt in gebied<strong>en</strong><br />

die door de provincies op termijn nodig word<strong>en</strong> geacht voor waterberging; dat<br />

ge<strong>en</strong> ruimtelijke besluit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> of peilverlaging plaats vindt die<br />

direct of indirect leid<strong>en</strong> tot bodemdaling in gebied<strong>en</strong> met dikke laagve<strong>en</strong>pakkett<strong>en</strong>;<br />

dat onttrekking van het grondwater de natuurlijke aanvulling niet mag overstijg<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> dat peilverlaging in de beïnvloedingsgebied<strong>en</strong> van hydrologisch kwetsbare<br />

del<strong>en</strong> van de ehs wordt voorkom<strong>en</strong>;”<br />

11 Dat is het verschil <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de huidige maatgev<strong>en</strong>de afvoer <strong>en</strong> de langetermijnkoers<br />

uit het Regioadvies; dit is niet de bov<strong>en</strong>gr<strong>en</strong>s van wat in 2100 kan optred<strong>en</strong>; zie<br />

paragraaf 3.3.1.<br />

12 Er wordt dan aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het reservoir leeg <strong>en</strong> startklaar is, met andere<br />

woord<strong>en</strong> dat exact bek<strong>en</strong>d is wanneer met het vull<strong>en</strong> van het reservoir moet<br />

word<strong>en</strong> begonn<strong>en</strong> om de top <strong>en</strong> niet de flank van de golf af te vlakk<strong>en</strong>.<br />

13 “Op grond van het advies van de Commissie Noodoverloopgebied<strong>en</strong> heeft het<br />

kabinet hierbij e<strong>en</strong> voorlopige voorkeur voor de gebied<strong>en</strong> Rijnstrang<strong>en</strong>, Ooijpolder<br />

<strong>en</strong> het oostelijk deel van de Beersche Overlaat. Het kabinet zal uiterlijk in


aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat<br />

2006 e<strong>en</strong> definitief besluit nem<strong>en</strong> over de ramp<strong>en</strong>beheersingsstrategie overstroming<strong>en</strong><br />

Rijn <strong>en</strong> Maas.” Rijnstrang<strong>en</strong> <strong>en</strong> Ooijpolder zijn inmiddels geschrapt.<br />

14 De golf<strong>en</strong>ergie is over de gehele waterkolom (diepte) gedistribueerd. De diepte<br />

van de zuidelijke Noordzee bedraagt circa 50 meter, zodat de proc<strong>en</strong>tuele verandering<br />

door zeespiegelstijging beperkt is; <strong>en</strong> nog beperkter wanneer ook het<br />

diepere noordelijke deel erbij betrokk<strong>en</strong> wordt.<br />

95


96<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong>


4 emissiereductie als technisch-strategisch<br />

vraagstuk<br />

4.1 inleiding<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Waar op de wereld broeikasgass<strong>en</strong> (ghg’s) word<strong>en</strong> uitgestot<strong>en</strong> of geabsorbeerd,<br />

maakt voor het klimaat niet uit. Emissiereductie als oplossingsrichting voor het<br />

klimaatprobleem is daarmee in technische zin e<strong>en</strong> mondiale uitdaging. In dit<br />

hoofdstuk wordt daarom vanuit e<strong>en</strong> mondiale optiek gekek<strong>en</strong> naar emissiereductie<br />

als technisch-strategisch vraagstuk. Daarbij gaat het zowel om de invulling<br />

van emissiereductieroutes als om de timing van die routes.<br />

Omdat emissiereductiemaatregel<strong>en</strong> overal g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, word<strong>en</strong><br />

hun pot<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectiviteit niet bepaald door de nationale situatie maar<br />

door de mondiale situatie. Dat maakt het bijvoorbeeld van belang te kijk<strong>en</strong> naar<br />

het Nederlandse 50/50-beleid, waarbij de helft van de emissiereductie onder het<br />

Kyoto-protocol binn<strong>en</strong>lands moet word<strong>en</strong> gerealiseerd. Wat goed is in de Nederlandse<br />

of Europese context volg<strong>en</strong>s hier gebruikelijke criteria (schoon, duurzaam,<br />

innovatief) is niet vanzelfsprek<strong>en</strong>d ook goed in e<strong>en</strong> mondiale context. Weegt de<br />

innovatieprikkel op teg<strong>en</strong> het risico van mondiaal inefficiënt beleid? Die ineffici<strong>en</strong>tie<br />

zou kunn<strong>en</strong> ontstaan doordat de kost<strong>en</strong>effectiviteit t<strong>en</strong> onrechte vanuit de<br />

nationale situatie wordt beoordeeld of doordat de innovatie e<strong>en</strong> relatief onbelangrijke<br />

optie betreft. Daardoor zou de 50/50-regel tot second best <strong>en</strong> mogelijk<br />

zelfs tot verkeerde oplossing<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>, bijvoorbeeld als we te veel<br />

invester<strong>en</strong> in opties die in het licht van de tijdsklem voor de eerstkom<strong>en</strong>de<br />

dec<strong>en</strong>nia te weinig kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong>, of waar m<strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong> niets<br />

mee kan.<br />

De reducties die Nederland realiseert ontl<strong>en</strong><strong>en</strong> hun betek<strong>en</strong>is niet alle<strong>en</strong> aan de<br />

hoeveelheid co2-reductie t<strong>en</strong> behoeve van de opgelegde doelstelling, maar ook<br />

aan de (tijdige) bijdrage die geleverd wordt aan ervaring, technische ontwikkeling<br />

<strong>en</strong> infrastructuur voor opties die cruciaal zijn voor tijdige emissiereductie in<br />

internationaal verband. In dit hoofdstuk zal blijk<strong>en</strong> dat wat dat betreft bijvoorbeeld<br />

veel meer waarde moet word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d aan co2-afvang <strong>en</strong> -opslag<br />

(carbon capture and storage, ofwel ccs) dan aan bijvoorbeeld wind<strong>en</strong>ergie. In dat<br />

verband zal e<strong>en</strong> structureel onderscheid word<strong>en</strong> bepleit <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de implem<strong>en</strong>tatie<br />

van emissiereductiemaatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderzoek <strong>en</strong> ontwikkeling (r&d) t<strong>en</strong><br />

behoeve van e<strong>en</strong> transitie in het <strong>en</strong>ergiesysteem.<br />

Het technisch-strategisch vraagstuk staat analytisch los van de coördinatieuitdaging,<br />

die in het volg<strong>en</strong>de hoofdstuk aan de orde komt. In dit hoofdstuk gaat<br />

het om de omvang van de uitdaging, de mogelijke emissiereductieopties <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

strategische beoordeling van die opties. Het materiaal in dit hoofdstuk biedt<br />

ondanks (of eerder dankzij!) de mondiale invalshoek ook stof tot reflectie op het<br />

Nederlands klimaatbeleid <strong>en</strong> de inbr<strong>en</strong>g van ons land in het internationaal overleg<br />

in Brussel <strong>en</strong> wereldwijd.<br />

97


98<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

De uitdaging<br />

De omvang van de emissiereductie-uitdaging wordt bepaald door de bijdrag<strong>en</strong><br />

van de verschill<strong>en</strong>de broeikasgass<strong>en</strong>, hun sinks <strong>en</strong> de te verwacht<strong>en</strong> toe- of<br />

afname van emissies in de tijd. Daarbij gaat het om de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong>:<br />

• Wat zijn de belangrijkste bronn<strong>en</strong> van emissie – maar óók van absorptie – qua<br />

omvang <strong>en</strong> dynamiek, naar sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar land<strong>en</strong>/werelddel<strong>en</strong>?<br />

• In welke mate zoud<strong>en</strong> de emissies beperkt moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om de 2 °C-doelstelling<br />

van de Europese Unie (eu) te realiser<strong>en</strong> – zowel van co2 alsook van de<br />

overige broeikasgass<strong>en</strong> (obg’s), met name methaan?<br />

• Langs welk tijdpad zoud<strong>en</strong> emissi<strong>en</strong>iveaus moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teruggedrong<strong>en</strong>,<br />

gezi<strong>en</strong> het klimaateffect van e<strong>en</strong>maal toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>traties, maar ook<br />

gezi<strong>en</strong> de tijd die nieuwe techniek<strong>en</strong> behoev<strong>en</strong> om tot wasdom te kom<strong>en</strong>?<br />

De onzekerhed<strong>en</strong> over de te verwacht<strong>en</strong> ontwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> over de effect<strong>en</strong> van<br />

beleid zijn groot. Om die red<strong>en</strong> word<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ario-ontwikkeling<strong>en</strong> in de meeste<br />

gevall<strong>en</strong> afgezet teg<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nulsc<strong>en</strong>ario van business as usual (bau). Daarbij geldt<br />

dat de veronderstelling<strong>en</strong> over het bau-sc<strong>en</strong>ario op twee manier<strong>en</strong> directe<br />

invloed hebb<strong>en</strong> op de geprojecteerde b<strong>en</strong>odigde beleidsinspanning<strong>en</strong>: (1)<br />

veronderstelling<strong>en</strong> over groei bepal<strong>en</strong> de uitdaging; (2) extra beleid komt<br />

bov<strong>en</strong>op het reeds geprojecteerde beleid.<br />

De emissiereductieroutes<br />

Als we inzett<strong>en</strong> op emissiereductiebeleid, in welke richting<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> we dan<br />

oplossing<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong>? In het licht van hoofdstuk 2 gaat het niet om detailinvulling<strong>en</strong>,<br />

maar om robuuste grote lijn<strong>en</strong>. Om beleidskeuz<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, moet<br />

er antwoord zijn op de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong>:<br />

• Wat zijn de belangrijkste technische opties? Opties word<strong>en</strong> belangrijk door<br />

hun pot<strong>en</strong>tie tot co2-reductie. Dat is e<strong>en</strong> helderder criterium dan het criterium<br />

van duurzaamheid. Voorts wordt het belang bepaald door hun mate van rijpheid<br />

<strong>en</strong> inpasbaarheid. Hoe sterker de tijdsklem, des te meer is er behoefte aan<br />

beschikbare techniek<strong>en</strong> die goed inpasbaar zijn in bestaande system<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

praktijk<strong>en</strong>, omdat niet gewacht kan word<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> transitie naar e<strong>en</strong> nieuw<br />

<strong>en</strong>ergiesysteem.<br />

• Hoe staat het met de kost<strong>en</strong>effectiviteit van de verschill<strong>en</strong>de opties? De<br />

kost<strong>en</strong>effectiviteit wordt extra belangrijk naarmate ook bij ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> draagvlak voor klimaatbeleid gevond<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong>. Tegelijk moet<br />

dit wel in perspectief gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, want goedkoop kan duurkoop word<strong>en</strong>,<br />

in twee opzicht<strong>en</strong>. Bij kapitaalgoeder<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lange lev<strong>en</strong>sduur kan m<strong>en</strong><br />

soms beter al vroegtijdig e<strong>en</strong> relatief dure optie inzett<strong>en</strong>, omdat anders de<br />

uitstoot voor lange tijd wordt bepaald door e<strong>en</strong> technologie waarin met emissiereductie<br />

te weinig rek<strong>en</strong>ing is gehoud<strong>en</strong>. In de tweede plaats zal er (soms)<br />

ruimte moet<strong>en</strong> zijn voor invester<strong>en</strong> in nieuwe maar dure mogelijkhed<strong>en</strong>: alle<br />

begin is moeilijk. Te veel aandacht voor kost<strong>en</strong>effectiviteit kan de blik vernauw<strong>en</strong><br />

tot maatregel<strong>en</strong> waarvan het uiteindelijk pot<strong>en</strong>tieel te klein is voor tijdige<br />

reductie zonder dat tijdig nieuwe mogelijkhed<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontwikkeld.<br />

• Wat is hun synergie met andere opties, zodat opties in zekere zin ook van


elkaar kunn<strong>en</strong> profiter<strong>en</strong> <strong>en</strong> wat is hun ev<strong>en</strong>tuele synergie met andere maatschappelijke<br />

doel<strong>en</strong> zoals <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> economische ontwikkeling?<br />

Het laatste aspect is met name in armere land<strong>en</strong> van cruciaal belang.<br />

• Is er met de k<strong>en</strong>nis van vandaag e<strong>en</strong> redelijk perspectief voor tijdige emissiereductie<br />

in de eerste helft van deze eeuw te construer<strong>en</strong>, op welke emissiereductieroutes<br />

berust dat <strong>en</strong> welke eis<strong>en</strong> stelt dat ev<strong>en</strong>tueel aan het vraagstuk van<br />

internationale coördinatie dat in het volg<strong>en</strong>de hoofdstuk wordt besprok<strong>en</strong>?<br />

Opbouw van het hoofdstuk<br />

De opbouw van dit hoofdstuk is weergegev<strong>en</strong> in figuur 4.1.<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

In de paragraf<strong>en</strong> 4.2 <strong>en</strong> 4.3 zal de mondiale emissiereductie-uitdaging nader<br />

word<strong>en</strong> geanalyseerd <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> tijdsperspectief word<strong>en</strong> geplaatst. Paragraaf 4.2<br />

behandelt de vraag wat ongeveer het mondiale budget aan co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor<br />

de kom<strong>en</strong>de vijftig jaar is, welke bijdrage verschill<strong>en</strong>de emissiebronn<strong>en</strong> daaraan<br />

nu lever<strong>en</strong> <strong>en</strong> waar op dit niveau van emissiebronn<strong>en</strong> globaal mogelijkhed<strong>en</strong><br />

voor emissiereductie ligg<strong>en</strong>. Paragraaf 4.3 vertaalt de 2 °C-doelstelling van de eu<br />

naar e<strong>en</strong> emissietraject voor co2 <strong>en</strong> obg’s voor de kom<strong>en</strong>de vijftig jaar <strong>en</strong> laat<br />

zi<strong>en</strong> wat de kloof is met bau. Uit die eerste verk<strong>en</strong>ning kom<strong>en</strong> vier emissiereductieroutes:<br />

drie voor co2 <strong>en</strong> één voor obg’s.<br />

Die routes word<strong>en</strong> in de daaropvolg<strong>en</strong>de paragraf<strong>en</strong> op hun pot<strong>en</strong>tiële bijdrage<br />

onderzocht. Daarbij wordt telk<strong>en</strong>s geëvalueerd in hoeverre met de tot dan toe<br />

besprok<strong>en</strong> routes de 2 °C-doelstelling binn<strong>en</strong> bereik komt. De antropog<strong>en</strong>e emissie<br />

van co2 komt voor drie vierde van fossiele brandstoff<strong>en</strong>. De eerste emissiereductieroute<br />

(paragraaf 4.4) is dus: efficiënter met <strong>en</strong>ergie omgaan. De tweede<br />

route (paragraaf 4.5) laat zi<strong>en</strong> dat de <strong>en</strong>ergiemix niet buit<strong>en</strong> beschouwing kan<br />

blijv<strong>en</strong>, maar ook dat alternatiev<strong>en</strong> in de <strong>en</strong>ergiemix in sam<strong>en</strong>hang met efficiëntieverbetering<br />

in de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia waarschijnlijk onvoldo<strong>en</strong>de resultaat<br />

zull<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>. De derde route (paragraaf 4.6) is die van plantaardige opname<br />

van co2. Ontbossing zorgt nu voor emissie, terwijl er pot<strong>en</strong>tie ligt voor absorptie.<br />

De obg’s vorm<strong>en</strong> de vierde emissiereductieroute. Paragraaf 4.7 gaat over het<br />

belangrijkste broeikasgas na co2, methaan. Methaan is vooral belangrijk omdat er<br />

op korte termijn veel mogelijkhed<strong>en</strong> op<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong> voor emissiereductie teg<strong>en</strong> lage<br />

kost<strong>en</strong>, met name in ontwikkelingsland<strong>en</strong>. Door het West<strong>en</strong> gesteunde ontwikkeling<br />

<strong>en</strong> klimaatbeleid kunn<strong>en</strong> zo sam<strong>en</strong>gaan.<br />

Het zal blijk<strong>en</strong> dat de emissiereductieroutes naast elkaar kunn<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> bewandeld, aangezi<strong>en</strong> ze ge<strong>en</strong> van alle op zichzelf probleemoploss<strong>en</strong>d<br />

zijn. In Paragraaf 4.8 wordt uit de gevolgde red<strong>en</strong>ering e<strong>en</strong> klimaatstrategie op<br />

mondiaal niveau afgeleid die gebaseerd is op de criteria van kost<strong>en</strong>effectiviteit,<br />

het belang ontwikkelingsland<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong> <strong>en</strong> de timing tot circa 2050 uit het<br />

oogpunt van risicoreductie. De raad me<strong>en</strong>t dat deze strategie zowel voor Nederland<br />

als de eu zou moet<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> als bepal<strong>en</strong>d kader voor de eig<strong>en</strong> inzet. Paragraaf<br />

4.9 sluit t<strong>en</strong> slotte af met e<strong>en</strong> conclusie.<br />

99


100<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Figuur 4.1 Wereldwijde mitigatie: zoektocht naar routes <strong>en</strong> tijdpad<strong>en</strong> tot 2050<br />

Bron: wrr<br />

▼<br />

OBG-budget <strong>en</strong> tijdpad<br />

▼<br />

Mitigatieroute 4:<br />

methaan<br />

als sleutelvoorbeeld<br />

Het klimaatprobleem: CO2 + OBG’s<br />

▼<br />

Mitigatie-uitdaging tot 2050<br />

▼<br />

Maximaal emissiebudget <strong>en</strong> tijdpad tot 2050 (2 ºC)<br />

▼ ▼<br />

▼<br />

CO2-budget <strong>en</strong> tijdpad<br />

▼<br />

▼<br />

Mitigatieroute 1:<br />

<strong>en</strong>ergie-effici<strong>en</strong>tie<br />

Mitigatieroute 2:<br />

mondiale <strong>en</strong>ergiemix;<br />

welke combinatie van<br />

hernieuwbare <strong>en</strong>ergie,<br />

kern<strong>en</strong>ergie<br />

<strong>en</strong> schoonfossiel?<br />

Mitigatieroute 3:<br />

ont-/bebossing + koolstofopslag<br />

in natuur (per def., tijdelijk)<br />

▼ ▼ ▼ ▼<br />

Schets van mondiale mitigatiestrategie tot 2050<br />

eu-strategie / Nederlandse<br />

strategie<br />


In de bij dit hoofdstuk behor<strong>en</strong>de bijlag<strong>en</strong> zijn als casestudies verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong><br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van het emissiereductiepot<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong>effectiviteit van<br />

verschill<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid. Deze bijlag<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> de<br />

onderbouwing van de analyse die in paragraaf 4.4 tot <strong>en</strong> met 4.7 wordt gemaakt.<br />

Vanzelfsprek<strong>en</strong>d kan deze behandeling niet uitputt<strong>en</strong>d zijn, noch in de selectie<br />

van cases, noch in de behandeling per case. De volg<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid<br />

word<strong>en</strong> in de bijlag<strong>en</strong> behandeld: tr<strong>en</strong>dmatige verhoging van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie;<br />

ccs; wind<strong>en</strong>ergie; biomassa in de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing; kern<strong>en</strong>ergie;<br />

extra opslag van koolstof door fotosynthese, met name in boss<strong>en</strong>; <strong>en</strong><br />

reductie van antropog<strong>en</strong>e methaanemissies.<br />

4.2 de kringloop van broeikasgass<strong>en</strong><br />

In deze paragraaf staan de kringloop van broeikasgass<strong>en</strong> <strong>en</strong> de plaats die antropog<strong>en</strong>e<br />

emissies daarin innem<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal. Dat is van belang om zicht te krijg<strong>en</strong> op<br />

het relatieve aandeel van verschill<strong>en</strong>de gass<strong>en</strong> in het geheel <strong>en</strong> op de relatieve<br />

pot<strong>en</strong>tie voor emissiereductie. Er is meer dan alle<strong>en</strong> co2 uit fossiele brandstof. Als<br />

m<strong>en</strong> ontwikkelingsland<strong>en</strong> <strong>en</strong> voormalige land<strong>en</strong> van de Sovjet-Unie wil betrekk<strong>en</strong><br />

in het emissiereductiebeleid, zijn grondgebruik <strong>en</strong> methaanemissie belangrijke<br />

factor<strong>en</strong>.<br />

4.2.1 verschill<strong>en</strong>de soort<strong>en</strong> broeikasgass<strong>en</strong><br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

De antropog<strong>en</strong>e verstoring van het klimaat wordt veroorzaakt door e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame<br />

van de conc<strong>en</strong>tratie in de atmosfeer van e<strong>en</strong> aantal broeikasgass<strong>en</strong>, waarvan co2<br />

de belangrijkste, maar niet de <strong>en</strong>ig belangrijke is. Deze gass<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> in hun<br />

fysische effect<strong>en</strong>, met name in de mate waarin ze warmte vasthoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> in hun<br />

verblijftijd in de atmosfeer. Ze kunn<strong>en</strong> min of meer onder één noemer word<strong>en</strong><br />

gebracht door hun effect te ijk<strong>en</strong> aan het effect van co2 (zie tekstbox 4.1). Hoezeer<br />

e<strong>en</strong> bepaald gas in e<strong>en</strong> bepaald jaar bijdraagt aan de klimaatproblematiek wordt<br />

dan bepaald door:<br />

• de nettotoevoeging aan de voorraad van dat gas in de atmosfeer: de emissie<br />

minus de ev<strong>en</strong>tuele absorptie of afbraak;<br />

• het opwarm<strong>en</strong>d effect per e<strong>en</strong>heid van dat gas.<br />

Het totaal aan antropog<strong>en</strong>e broeikasgasemissies wordt geschat op rond de 10,7<br />

gigaton koolstofequival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (gtc) per jaar, bestaande uit 8 gtc-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan<br />

co2-emissies <strong>en</strong> 2,7 gtc-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> aan obg’s. Voor het netto-effect is van<br />

belang dat de absorptie mede afhankelijk is van de conc<strong>en</strong>tratie in de atmosfeer <strong>en</strong><br />

daarmee van de emissie. In het vervolg van deze paragraaf wordt apart ingegaan<br />

op de verstoring van de koolstofkringloop <strong>en</strong> op de uitstoot van obg’s.<br />

101


102<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tekstbox 4.1 De geme<strong>en</strong>schappelijke noemer van co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

Broeikasgass<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> onder één noemer gebracht word<strong>en</strong> door hun effect te vergelijk<strong>en</strong> met dat<br />

van co2. Ze verschill<strong>en</strong> onderling op drie manier<strong>en</strong>.<br />

• Allereerst in fysische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>. Methaan (ch4) heeft bijvoorbeeld per molecule e<strong>en</strong> veel<br />

sterker opwarm<strong>en</strong>d effect dan co2. De fysische eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wijze waarop broeikasgass<strong>en</strong><br />

vrijkom<strong>en</strong> spel<strong>en</strong> uiteraard ook e<strong>en</strong> rol bij de vermijdingskost<strong>en</strong>. Industriële obg’s<br />

bijvoorbeeld kom<strong>en</strong> veelal vrij op e<strong>en</strong> beperkt aantal locaties, waardoor ze gemakkelijker te<br />

vermijd<strong>en</strong> zijn dan co2, dat bij alle verbrandingsprocess<strong>en</strong> vrijkomt.<br />

• T<strong>en</strong> tweede verschill<strong>en</strong> ze qua verblijftijd in de atmosfeer. Methaan verdwijnt bijvoorbeeld<br />

langs andere weg (chemisch in plaats van via fotosynthese) <strong>en</strong> veel sneller uit de atmosfeer<br />

dan co2. Fluorchloorkoolstofverbinding<strong>en</strong> (hcfc’s, cfc-12) hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeer lange verblijftijd.<br />

Via de verblijftijd is de relatieve broeikaswerking afhankelijk van de gehanteerde tijdshorizon.<br />

Het Intergovernm<strong>en</strong>tal Panel on Climate Change (ipcc) geeft drie verschill<strong>en</strong>de mat<strong>en</strong> voor<br />

co2-equival<strong>en</strong>tie, geldig voor e<strong>en</strong> tijdshorizon van respectievelijk twintig, honderd <strong>en</strong> vijfhonderd<br />

jaar (zie tabel 4.1). In het Kyoto-protocol wordt e<strong>en</strong> tijdshorizon van honderd jaar<br />

gebruikt. De tijdshorizon is mede van belang voor de termijn waarop m<strong>en</strong> effect<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid<br />

wil realiser<strong>en</strong>. Zowel de mate van onzekerheid als de tijdsvertraging als<br />

gevolg van investeringscycli <strong>en</strong> de b<strong>en</strong>odigde tijd voor innovatie <strong>en</strong> diffusie spel<strong>en</strong> e<strong>en</strong> rol bij<br />

die keuze.<br />

• T<strong>en</strong> slotte verschill<strong>en</strong> broeikasgass<strong>en</strong> qua soortelijk gewicht. De relatieve broeikaswerking<br />

wordt gemet<strong>en</strong> per e<strong>en</strong>heid van massa. Conc<strong>en</strong>traties word<strong>en</strong> gemet<strong>en</strong> in parts per million<br />

volume (ppmv), waarbij verschill<strong>en</strong>de gasdeeltjes gelijk zijn in volume, maar ongelijk in massa.<br />

In de literatuur word<strong>en</strong> tonn<strong>en</strong> koolstof (c) <strong>en</strong> tonn<strong>en</strong> co2 naast elkaar gebruikt. Uit de molecuulsam<strong>en</strong>stelling<br />

volgt dat 1 ton c (vaste stof, molecuulgewicht 12) equival<strong>en</strong>t is aan 3,67 ton<br />

co2 (gas, molecuulgewicht 44). Verder weegt 1 kubieke meter co2 ev<strong>en</strong>veel als 2,75 kubieke<br />

meter methaan.<br />

Tabel 4.1 geeft de relatieve broeikaseffect<strong>en</strong> van de belangrijkste gass<strong>en</strong>, per tijdshorizon<br />

geijkt aan co2. In deze tabel zijn alle bov<strong>en</strong>staande verschill<strong>en</strong> verdisconteerd,<br />

exclusief de verschill<strong>en</strong> in vermijdingskost<strong>en</strong>. De relatief korte verblijftijd<br />

van methaan bijvoorbeeld zegt dus niets over het relatieve opwarmingseffect,<br />

aangezi<strong>en</strong> de verblijftijd verrek<strong>en</strong>d is in de omrek<strong>en</strong>factor voor co2-equival<strong>en</strong>tie.<br />

Analoog aan de equival<strong>en</strong>tiefactor<strong>en</strong> per e<strong>en</strong>heid van massa word<strong>en</strong> soms ook<br />

equival<strong>en</strong>tiefactor<strong>en</strong> in conc<strong>en</strong>tratie (ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) gebruikt.<br />

In dit rapport wordt waar mogelijk de e<strong>en</strong>heid gtc (gigaton koolstof) gebruikt,<br />

waarmee (het equival<strong>en</strong>t van) 1 gtc in gasvorm (co2) wordt aangeduid.<br />

4.2.2 de dynamiek van de koolstofkringloop<br />

De natuurlijke kringloop van koolstof <strong>tuss<strong>en</strong></strong> atmosfeer <strong>en</strong> aarde is omvangrijk <strong>en</strong><br />

omvat circa 150 gtc per jaar, waarvan zo’n 90 gtc <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de atmosfeer <strong>en</strong> de<br />

ocean<strong>en</strong> <strong>en</strong> 60 gtc <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de atmosfeer <strong>en</strong> ecosystem<strong>en</strong> op het land (zie figuur<br />

4.2). Het ev<strong>en</strong>wicht in de kringloop is dynamisch <strong>en</strong> ligt dus niet geheel vast.<br />

Overig<strong>en</strong>s is de totale hoeveelheid koolstof die op onze planeet voorkomt nog


Tabel 4.1 Relatieve broeikaseffect<strong>en</strong> van gass<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan het probleem<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Relatieve broeikaswerking t<strong>en</strong> opzichte Verblijftijd Bijdrag<strong>en</strong> aan het<br />

van CO2 per periode in atmosfeer effect bij honderd<br />

20 jaar 100 jaar 500 jaar in jar<strong>en</strong> jaar, gezi<strong>en</strong> volume<br />

CO2 1 0001 1 50-200a 60%<br />

Methaan 62 0023 7 12 15%<br />

cfc-12 7900 8500 4200 45 7%<br />

N2O 275 0296 156 114 4%<br />

hcfc-22b 4300 1700 (120-12.000) 520 260<br />

sf6 22.200<br />

a) Verblijftijd afhankelijk van opnameproces.<br />

b) De onzekerheidsmarge wordt bepaald door de onzekerheid over het afbraakproces in de atmosfeer van deze<br />

betrekkelijk nieuwe gass<strong>en</strong>.<br />

Bronn<strong>en</strong>: ipcc (2001); epa<br />

vele mal<strong>en</strong> groter dan de kringloop, namelijk 43.000 gtc. De jaarlijkse antropog<strong>en</strong>e<br />

emissie van co2 bedraagt slechts 5 proc<strong>en</strong>t van de natuurlijke kringloop,<br />

maar verschuift wel het ev<strong>en</strong>wicht. Als gevolg daarvan is de conc<strong>en</strong>tratie van co2<br />

in de atmosfeer toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van de pre-industriële 280 ppmv tot de huidige 380<br />

ppmv. Die stijging gaat voorlopig door.<br />

In tabel 4.2 is te zi<strong>en</strong> dat de eerderg<strong>en</strong>oemde 8 gtc per jaar antropog<strong>en</strong>e co2emissie<br />

afkomstig is uit twee geheel verschill<strong>en</strong>de bronn<strong>en</strong>, namelijk uit fossiele<br />

brandstoff<strong>en</strong> (circa 6,4 gtc per jaar) <strong>en</strong> uit het netto-effect van ontbossing in de<br />

trop<strong>en</strong> (circa 1,6 gtc per jaar). ‘Netto’ duidt hier op het saldo van verdwijn<strong>en</strong>d<br />

bos in de trop<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van bos in vooral gematigde zones. Het per saldo<br />

vrijkom<strong>en</strong>de co2 was opgeslag<strong>en</strong> in hout, blader<strong>en</strong> <strong>en</strong> wortels <strong>en</strong> komt vroeg<br />

(verbranding) of laat (bouwmateriaal, vertering) in de atmosfeer. 1<br />

De dynamiek in de kringloop bepaalt mede het relatieve gewicht van co2 in het<br />

totaal van broeikasgass<strong>en</strong>. De netto-emissie bedraagt daardoor niet 8 gtc maar<br />

3,4 gtc. Dat komt doordat de to<strong>en</strong>ame van co2 in de atmosfeer de opname van<br />

co2 bevordert, hetzij door co2-bemesting op het land, hetzij door verschuiving<br />

van het chemisch ev<strong>en</strong>wicht op zee. Van de 8 gtc antropog<strong>en</strong>e co2-emissies<br />

wordt nu circa 2,3 gtc opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in ocean<strong>en</strong> <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s circa 2,3 gtc op het<br />

land, ook door de verl<strong>en</strong>ging van het groeiseizo<strong>en</strong> bij hogere temperatuur. Dit<br />

effect is niet probleemloos <strong>en</strong> ook niet eindeloos, want het wordt begr<strong>en</strong>sd door<br />

de mate waarin co2 e<strong>en</strong> groeibelemmer<strong>en</strong>de factor is in verhouding tot andere<br />

nutriënt<strong>en</strong>, water <strong>en</strong> temperatuur. 2<br />

103


104<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Figuur 4.2 De koolstofkringloop (gtc per jaar)<br />

Plant<strong>en</strong> 50<br />

Fossiel 6,4<br />

luc 1,6<br />

obg 2,7<br />

Bron: wrr<br />

Land<br />

Netto-emissie<br />

8,4 GtC/jaar<br />

Atmosfeer<br />

▼<br />

Fotosyntese 52<br />

Ocean<strong>en</strong><br />

Netto chemische absorptie<br />

2,3 GtC/jaar<br />

Het voorgaande betek<strong>en</strong>t dat het aandeel van co2 in het broeikaseffect afhankelijk<br />

is van de vraag welke sinks word<strong>en</strong> meegeteld. Het is gebruikelijk om het aandeel<br />

van co2 te bepal<strong>en</strong> door de actuele antropog<strong>en</strong>e co2-emissie te met<strong>en</strong>, verminderd<br />

met hooguit de antropog<strong>en</strong>e sinks zoals herbebossing. Tabel 4.2 laat zi<strong>en</strong> dat<br />

in deze pres<strong>en</strong>tatie de antropog<strong>en</strong>e co2-emissie (circa 8 gtc) e<strong>en</strong> aandeel van<br />

circa 75 proc<strong>en</strong>t in de broeikasproblematiek verteg<strong>en</strong>woordigt <strong>en</strong> de obg’s 25<br />

proc<strong>en</strong>t. Maar wanneer de natuurlijke co2-absorptie wordt meegeteld, ontstaat<br />

e<strong>en</strong> heel ander beeld. In dat geval verteg<strong>en</strong>woordigt co2 slechts 56 proc<strong>en</strong>t van<br />

het probleem <strong>en</strong> obg’s 44 proc<strong>en</strong>t. De boekhouding heeft ge<strong>en</strong> invloed op de<br />

klimaatmodell<strong>en</strong>, omdat absorptie daar verdisconteerd is in de verblijftijd.<br />

Het bov<strong>en</strong>staande leidt tot twee observaties.<br />

• De rol van natuurlijke sinks is omvangrijk. Beïnvloeding daarvan levert, indi<strong>en</strong><br />

mogelijk, e<strong>en</strong> belangrijk instrum<strong>en</strong>t voor de oplossing van de emissiereductieproblematiek.<br />

Grootschalige (her)bebossing is daarmee e<strong>en</strong> tot nu toe onderschat<br />

instrum<strong>en</strong>t. Paragraaf 4.6 gaat daarop in.<br />

• De matig<strong>en</strong>de werking van natuurlijke sinks zal vroeger of later verzadigd<br />

rak<strong>en</strong>, waardoor het relatieve effect van co2-emissies zwaarder wordt. 3 Het<br />

90<br />

92<br />


oeikaseffect kan daardoor in e<strong>en</strong> hogere versnelling rak<strong>en</strong>. co2 wordt dan<br />

veruit de meest dominante factor.<br />

4.2.3 de overige broeikasgass<strong>en</strong><br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Van de 2,7 gtc-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> obg’s naast co2 zijn methaan (ch4)met 1,8 gtcequival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> n2o met 0,9 gtc-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> veruit de belangrijkste. Tabel 4.3<br />

geeft de relatieve aandel<strong>en</strong> naar type land. De obg-emissies krijg<strong>en</strong> in vergelijking<br />

met co2 weinig aandacht. Toch zijn ze belangrijk, om de onderstaande drie<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong>. In dit rapport beperk<strong>en</strong> we ons tot methaan (zie paragraaf 4.7), omdat de<br />

g<strong>en</strong>oemde red<strong>en</strong><strong>en</strong> op methaan het meest van toepassing zijn.<br />

Allereerst zijn obg’s belangrijk vanwege hun aandeel in de problematiek. Afhankelijk<br />

van de berek<strong>en</strong>ingswijze (zie paragraaf 4.2.2) verteg<strong>en</strong>woordig<strong>en</strong> ze 25 tot<br />

44 proc<strong>en</strong>t van het totale probleem. Daarbij komt dat ze per e<strong>en</strong>heid emissie e<strong>en</strong><br />

veel groter opwarmingseffect hebb<strong>en</strong> dan co2. Het is dus veel effectiever obg’s te<br />

vermijd<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong>zelfde hoeveelheid co2 (zie tekstbox 4.1).<br />

De tweede red<strong>en</strong> voor het belang van obg’s is dat ontwikkelingsland<strong>en</strong> via e<strong>en</strong><br />

mondiale aanpak van methaan echt in het klimaatbeleid kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>.<br />

Methaan heeft namelijk in ontwikkelingsland<strong>en</strong>, maar ook in de voormalige<br />

Sovjetland<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> veel groter aandeel in het totaal van emissies dan in bijvoorbeeld<br />

de eu. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de methaanemissie grot<strong>en</strong>deels het gevolg van ineffici<strong>en</strong>tie<br />

door gebrek aan ontwikkeling, zodat klimaatbeleid <strong>en</strong> ontwikkelingsbeleid<br />

elkaar kunn<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong>. In Brazilië verteg<strong>en</strong>woordigt methaan circa 42 proc<strong>en</strong>t<br />

van de ghg-emissie teg<strong>en</strong> zo’n 10 proc<strong>en</strong>t in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>. In de eu is het<br />

aandeel van alle obg’s beperkt. De goedkopere emissiereductieopties word<strong>en</strong> er<br />

veelal al b<strong>en</strong>ut. Nederland realiseert e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk deel van zijn Kyoto-verplich-<br />

Tabel 4.2 Boekhouding van emissies <strong>en</strong> sinks (gtc-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per jaar <strong>en</strong> proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>)<br />

Source/sink Absoluut Aandeeln..nnnnn<br />

Antropoge<strong>en</strong> Antropoge<strong>en</strong><br />

+ absorptie<br />

Emissie obg 2,7 25% 44%<br />

Antropoge<strong>en</strong> co2 8,0 75%<br />

w.v. fossiel co2 06,4 60%<br />

w.v. saldo grondgebruik 01,6 15%<br />

Absorptie – 4,6<br />

w.v. ocean<strong>en</strong> –2,3<br />

w.v. land –2,3<br />

co2 incl. absorptie 3,4 56%<br />

Totaal excl. absorptie 10,7 100%<br />

Totaal incl. absorptie 6,1 100%<br />

Bron: WRR<br />

105


106<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

ting<strong>en</strong> via obg-emissiereductie in eig<strong>en</strong> land; de mogelijkhed<strong>en</strong> op dat terrein<br />

zijn eindig.<br />

De derde red<strong>en</strong> voor het belang van obg’s ligt bij de timing <strong>en</strong> bij de complem<strong>en</strong>tariteit<br />

met co2. Met name methaan heeft e<strong>en</strong> relatief korte verblijftijd in de<br />

atmosfeer, waardoor inspanning<strong>en</strong> om de methaanemissie te verminder<strong>en</strong> op<br />

relatief korte termijn vrucht<strong>en</strong> afwerp<strong>en</strong>. In het licht van de onzekerheid over het<br />

probleem is dat belangrijk, omdat nieuwe k<strong>en</strong>nis nieuw licht zal werp<strong>en</strong> op de<br />

vereiste emissiedoelstelling. Het snelle resultaat is ook van belang, omdat tijd<br />

nodig zal zijn om nieuwe technologieën te ontwikkel<strong>en</strong> voor co2-emissiereductie.<br />

De complem<strong>en</strong>tariteit is daarnaast van belang omdat in de meeste sc<strong>en</strong>ariostudies<br />

gemakshalve wordt aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> dat het zal lukk<strong>en</strong> de to<strong>en</strong>ame van de<br />

conc<strong>en</strong>tratie obg’s van de huidige 55 ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> te beperk<strong>en</strong> tot<br />

circa 100 ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. 4 Zou de conc<strong>en</strong>tratie van obg’s in de loop van<br />

de eeuw sneller to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, dan moet<strong>en</strong> de co2-emissies met nog meer terug dan<br />

nu voorzi<strong>en</strong> om de 2 °C-doelstelling van de eu te hal<strong>en</strong>. Omgekeerd geldt<br />

uiteraard dat meer succes bij obg-emissiereductie de co2-emissieruimte<br />

vergroot.<br />

4.3 de emissiereductie-uitdaging wat betreft fossiele co2<br />

4.3.1 voor de 2 °c-doelstelling is de periode tot 2030 à 2050 cruciaal<br />

De eu heeft gekoz<strong>en</strong> voor de zogehet<strong>en</strong> 2 °C-doelstelling. Daartoe zou volg<strong>en</strong>s de<br />

huidige inzicht<strong>en</strong> (ipcc 2001; Goldemberg 2000) de koolstofconc<strong>en</strong>tratie in de<br />

atmosfeer in het jaar 2100 niet meer mog<strong>en</strong> zijn dan zo’n 550 ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

bestaande uit 450-470 ppmv co2 <strong>en</strong> 80-100 ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

obg’s.<br />

Die inzet is zeer hoog, blijkt bij nader inzi<strong>en</strong>, omdat van elke gtc die hed<strong>en</strong> wordt<br />

geëmitteerd over honderd jaar nog altijd 0,4 gtc in de atmosfeer zal zijn. Er is dus<br />

Tabel 4.3 Aandeel van verschill<strong>en</strong>de ghg’s naar type land (in proc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>)<br />

Ontwikkelde Ontwikkelings- Minst ontwikkelde<br />

land<strong>en</strong> land<strong>en</strong> land<strong>en</strong><br />

CO2 fossiel 81 41 4<br />

CO2 grondgebruik - 33 62<br />

CH4 11 16 22<br />

N2O 6 10 12<br />

Andere broeikasgass<strong>en</strong> 2 - -<br />

Totaal 100 100 100<br />

Bron: Baumert <strong>en</strong> Pershing 2004: 6


in zekere zin sprake van e<strong>en</strong> co2-budget voor de kom<strong>en</strong>de eeuw (zie tekstbox<br />

4.2). Hoe langer het duurt voordat de jaarlijkse emissies omlaag gaan, des te<br />

groter de co2-voorraad in de atmosfeer, waardoor e<strong>en</strong> bepaalde conc<strong>en</strong>tratiedoelstelling<br />

teg<strong>en</strong> 2100 alle<strong>en</strong> nog bereikbaar wordt door de co2-emissies in de rester<strong>en</strong>de<br />

jar<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> veel lager niveau terug te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. Anders gezegd: welk stabilisatiepeil<br />

in het jaar 2100 nog haalbaar zal zijn, wordt vanwege de lange<br />

verblijftijd van co2 in belangrijke mate bepaald door de emissies in de eerstkom<strong>en</strong>de<br />

vijftig jaar. Voor e<strong>en</strong> maximale conc<strong>en</strong>tratie van 450 ppmv co2 is e<strong>en</strong><br />

emissieverloop van jaar tot jaar vereist dat zelfs in technische zin verre van<br />

e<strong>en</strong>voudig te realiser<strong>en</strong> blijkt, dus afgezi<strong>en</strong> van de daarvoor vereiste internationale<br />

coördinatie (zie hoofdstuk 5). E<strong>en</strong> mogelijke uitweg ontstaat als grootschalige<br />

toepassing van de combinatie van biomassa met ccs mogelijk wordt (zie<br />

bijlag<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> 5).<br />

In dit emissietraject mog<strong>en</strong> de mondiale emissies weliswaar in 2025 nog 20<br />

proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> het peil van 1990 ligg<strong>en</strong>, maar rond die tijd moet<strong>en</strong> ze hun piek<br />

wel bereik<strong>en</strong>. Daarna moet volg<strong>en</strong>s Elz<strong>en</strong> <strong>en</strong> Meinshaus<strong>en</strong> (2005) e<strong>en</strong> daling<br />

inzett<strong>en</strong> die zodanig snel verloopt dat de co2-emissies in 2050 met zo’n 30-35<br />

proc<strong>en</strong>t gedaald zijn t<strong>en</strong> opzichte van 1990 (mede afhankelijk van reductie van<br />

obg’s). Na 2050 zou de emissie verder moet<strong>en</strong> dal<strong>en</strong> tot in 2100 emissie <strong>en</strong><br />

absorptie gelijk zijn. 5 Lukt het niet e<strong>en</strong> dergelijk traject te realiser<strong>en</strong>, dan zou het<br />

volg<strong>en</strong>s de experts erg moeilijk word<strong>en</strong> de co2-conc<strong>en</strong>tratie in 2100 te beperk<strong>en</strong><br />

tot bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde 470 ppmv.<br />

Conclusie: de eerste helft van deze eeuw is e<strong>en</strong> voor emissiereductie cruciale periode.<br />

Te meer omdat het waarschijnlijk de laatste periode van sterke economische<br />

groei is: de periode waarin de wereldbevolking vermoedelijk zijn piek gaat bereik<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> waarin de derde wereld e<strong>en</strong> economische inhaalslag maakt.<br />

We conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> ons dus in de rest van dit hoofdstuk op de periode tot 2030 à<br />

2050. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is zo’n periode nog <strong>en</strong>igszins te overzi<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn ontwikkeling<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>igszins voorspelbaar. Verder vooruitkijk<strong>en</strong> heeft wat de economische <strong>en</strong><br />

technologische ontwikkeling<strong>en</strong> betreft niet zo veel zin, omdat dan de bandbreedte<br />

van mogelijke sc<strong>en</strong>ario’s te groot wordt. Voor investering<strong>en</strong> is van belang<br />

dat deze periode van vijftig jaar ongeveer overe<strong>en</strong>komt met de lev<strong>en</strong>sduur van<br />

e<strong>en</strong> elektriciteitsc<strong>en</strong>trale.<br />

4.3.2 de kloof met business as usual<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Gebruikmak<strong>en</strong>d van de zog<strong>en</strong>oemde Kaya-id<strong>en</strong>titeit kan de groeivoet van co2emissie<br />

uit <strong>en</strong>ergie uitgesplitst word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal deelvariabel<strong>en</strong>, namelijk de<br />

groei van respectievelijk de bevolking, het bruto binn<strong>en</strong>lands product (bbp) per<br />

hoofd, de <strong>en</strong>ergie per bbp <strong>en</strong> de co2-emissie per e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong>ergie. Daarvan kom<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong> het <strong>en</strong>ergiegebruik <strong>en</strong> de koolstofint<strong>en</strong>siteit van de <strong>en</strong>ergie in aanmerking<br />

voor beïnvloeding. Voor e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario leert de prognose van het Internationaal<br />

Energie Ag<strong>en</strong>tschap (iea 2004a) het volg<strong>en</strong>de.<br />

107


108<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Het mondiale bbp zal naar verwachting groei<strong>en</strong> met circa 3 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar; …<br />

In de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia groeide het mondiale bbp met gemiddeld 3,3 proc<strong>en</strong>t<br />

per jaar. Voor de periode tot 2030 verwacht iea e<strong>en</strong> groei van het mondiale bbp<br />

van gemiddeld 3,2 proc<strong>en</strong>t per jaar; aanvankelijk wat hoger, later wat lager mede<br />

onder invloed van e<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>de bevolkingsgroei. 6 Voor de periode tot 2050 lijkt<br />

dan e<strong>en</strong> gemiddelde bbp-groei van 3 proc<strong>en</strong>t per jaar in de rede te ligg<strong>en</strong>. Het is<br />

van belang op te merk<strong>en</strong> dat deze groei <strong>en</strong> het daarmee gepaard gaande extra<br />

<strong>en</strong>ergiegebruik vooral in derdewereldland<strong>en</strong> <strong>en</strong> transitieland<strong>en</strong> plaatsvindt.<br />

… zelfs als in bau-sc<strong>en</strong>ario’s de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit met 1,5 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar daalt …<br />

De mondiale <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit is de resultante van efficiëntieverbetering <strong>en</strong><br />

structuureffect<strong>en</strong>. Van beide factor<strong>en</strong> is alle<strong>en</strong> de verhoging van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

beleidsrelevant, want structuureffect<strong>en</strong> (zie paragraaf 4.4.1 <strong>en</strong> bijlage 2) zijn<br />

nauwelijks via beleid op te roep<strong>en</strong> <strong>en</strong> te stur<strong>en</strong>. 7 In de bau-ontwikkeling zal de<br />

daling van de mondiale <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit vergelijkbaar zijn met die in de afgelop<strong>en</strong><br />

dec<strong>en</strong>nia <strong>en</strong> vermoedelijk –1,2 à –1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar bedrag<strong>en</strong>. 8 Dit komt<br />

doordat de groei van de wereldbevolking <strong>en</strong> van het mondiale bbp vooral plaatsvindt<br />

in ontwikkelingsland<strong>en</strong>, waar de welvaartsgroei relatief materiaal- <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sief<br />

is.<br />

… zal het <strong>en</strong>ergiegebruik in de periode tot 2050 groei<strong>en</strong> met 1,5 proc<strong>en</strong>t<br />

per jaar …<br />

In alle bau-sc<strong>en</strong>ario’s neemt het mondiale <strong>en</strong>ergiegebruik de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia<br />

sterk toe, vooral in de beginperiode. Gemiddeld stijgt het <strong>en</strong>ergiegebruik met<br />

zo’n 1,7 proc<strong>en</strong>t per jaar tot 2030. Dat was in voorgaande dec<strong>en</strong>nia 2 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar. De to<strong>en</strong>ame van het <strong>en</strong>ergiegebruik blijft dus flink achter bij de economische<br />

groei <strong>en</strong> de jaarlijkse to<strong>en</strong>ame wordt langzaam geringer, net als die van het bbp.<br />

Het gemiddelde voor de periode 2000-2050 komt in e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario vermoedelijk<br />

op zo’n 1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar (Pacala <strong>en</strong> Socolow 2004a). 9<br />

… <strong>en</strong> omdat de koolstofint<strong>en</strong>siteit van de <strong>en</strong>ergiemix weinig zal verander<strong>en</strong><br />

…<br />

De mate waarin het <strong>en</strong>ergiegebruik gepaard gaat met de voor klimaatverstoring<br />

relevante uitstoot van fossiel co2 (co2-emissies uit biomassa vall<strong>en</strong> daarbuit<strong>en</strong>)<br />

wordt bepaald door de mondiale fossiele koolstofint<strong>en</strong>siteit van het <strong>en</strong>ergiegebruik.<br />

Die daalde in de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia met gemiddeld zo’n 0,3 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar (in de vs 0,4%, in de eu bijna 0,8%).<br />

Daardoor groeid<strong>en</strong> de co2-emissies minder dan het <strong>en</strong>ergiegebruik: niet met 2<br />

proc<strong>en</strong>t per jaar, maar met 1,7 proc<strong>en</strong>t (iea 2004a). Dat was te dank<strong>en</strong> aan verandering<br />

in de mix van fossiele brandstoff<strong>en</strong>: het aandeel van kol<strong>en</strong> (met de hoogste<br />

co2-uitstoot) nam af t<strong>en</strong> gunste van eerst olie <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s aardgas, 10 <strong>en</strong> het<br />

aandeel van koolstofneutrale <strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong> zoals waterkracht <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie<br />

nam toe. De to<strong>en</strong>ame van het aandeel van koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie lijkt in e<strong>en</strong><br />

bau-ontwikkeling tot stilstand te gaan kom<strong>en</strong>. Kern<strong>en</strong>ergie groeit traag,


waardoor het aandeel in het totaal daalt. De groei van waterkracht houdt hooguit<br />

de groei van het <strong>en</strong>ergiegebruik bij. Het aandeel van traditionele biomassa daalt<br />

aanmerkelijk. Daar kan in het bau-sc<strong>en</strong>ario e<strong>en</strong> licht stijg<strong>en</strong>d aandeel van nieuwe<br />

vorm<strong>en</strong> van hernieuwbare <strong>en</strong>ergie niet teg<strong>en</strong>op (namelijk zon, wind, moderne<br />

biomassa <strong>en</strong> getijd<strong>en</strong>- <strong>en</strong> geothermische <strong>en</strong>ergie). Wel zal het aandeel van gas<br />

blijv<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>. Al met al blijft de koolstofint<strong>en</strong>siteit van het gehele primaire <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

min of meer constant, ook al neemt de gemiddelde koolstofinhoud<br />

van het onderdeel fossiele <strong>en</strong>ergie af (iea 2004a).<br />

… zull<strong>en</strong> de co2-emissies stijg<strong>en</strong> met zo’n 1,5 proc<strong>en</strong>t tot 2050<br />

De afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia nam<strong>en</strong> de mondiale co2-emissies toe met 1,5 à 1,7 proc<strong>en</strong>t<br />

per jaar (Pacala <strong>en</strong> Socolow 2004a; iea 2004a). Wanneer de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia de<br />

koolstofint<strong>en</strong>siteit van de <strong>en</strong>ergiemix (zoals hierbov<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong>) gelijk blijft,<br />

gaat de groei van de mondiale co2-emissie vrijwel gelijk op met het mondiaal<br />

<strong>en</strong>ergiegebruik, in de orde van 1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar over de hele periode. Dat betek<strong>en</strong>t<br />

e<strong>en</strong> verdubbeling tot 2050, hetge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komt met de mediaan <strong>en</strong> het<br />

gemiddelde van de 40 sres-emissiesc<strong>en</strong>ario’s van het ipcc (Special Report on<br />

Emissions Sc<strong>en</strong>arios 2001) tot 2050. Door de relatief hoge verwachte economische<br />

groei zull<strong>en</strong> de emissies tot 2030 sneller stijg<strong>en</strong>, namelijk met 1,7 proc<strong>en</strong>t per jaar;<br />

als de mutatie van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit beperkt blijft tot –1,3 proc<strong>en</strong>t, zal dat<br />

hogere tempo ook na 2030 blijv<strong>en</strong>, ondanks de verwachting van afnem<strong>en</strong>de groei.<br />

Conclusie: afgaande op de iea-prognoses voor e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling kom<strong>en</strong> de<br />

emissies in 2050 uit op e<strong>en</strong> niveau 100 proc<strong>en</strong>t hoger dan nu, terwijl de 2 °C-doelstelling<br />

van de eu e<strong>en</strong> emissietraject vergt dat, na aanvankelijke stijging, in 2050<br />

uitkomt op e<strong>en</strong> niveau dat zo’n 30 proc<strong>en</strong>t lager is dan nu. Tekstbox 4.2 laat zi<strong>en</strong><br />

dat de emissiereductie-uitdaging tot 2050 cumulatief circa 175 gtc bedraagt.<br />

Omvang van de kloof <strong>en</strong> vereiste strategie<br />

Tot 2050 moet cumulatief mondiaal t<strong>en</strong> opzichte van bau circa 175 gtc minder<br />

uitgestot<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om de eu-doelstelling te hal<strong>en</strong>. Tekstbox 4.3 laat zi<strong>en</strong> dat niet<br />

te veel moet word<strong>en</strong> verwacht van e<strong>en</strong> snellere technologische ontwikkeling <strong>en</strong><br />

van het met het oog daarop voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> beleid. Het iea heeft dat beleid geïnv<strong>en</strong>tariseerd<br />

in e<strong>en</strong> Alternatief Sc<strong>en</strong>ario (as), waarin het emissi<strong>en</strong>iveau lager is<br />

dan in bau-ontwikkeling, maar nog altijd 37 proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> het huidige peil ligt<br />

<strong>en</strong> 62 proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> dat van 1990. De jaarlijkse emissiegroei daalt in dit as geleidelijk<br />

van 1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar tot 0,7 proc<strong>en</strong>t in 2030. Er blijft dus e<strong>en</strong> grote kloof<br />

bestaan <strong>tuss<strong>en</strong></strong> verwachting <strong>en</strong> doel. De paragraf<strong>en</strong> 4.4 tot <strong>en</strong> met 4.7 verk<strong>en</strong>n<strong>en</strong><br />

routes om die kloof te overbrugg<strong>en</strong>, namelijk e<strong>en</strong> verhoging van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie,<br />

e<strong>en</strong> verbetering van de <strong>en</strong>ergiemix, bosbeleid <strong>en</strong> reductie van obg’s.<br />

Tekstbox 4.2 De uitdaging vertaald in gtg<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Volg<strong>en</strong>s Hawkins (2001) is in de afgelop<strong>en</strong> anderhalve eeuw 290 gtc geëmitteerd. Bij e<strong>en</strong> bauontwikkeling<br />

komt daar in de kom<strong>en</strong>de eeuw circa 1500 gtc bij (Pacala <strong>en</strong> Socolow 2004a;<br />

109


110<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

2004b). Deze 1500 gtc is de mediaan van de ipcc-sc<strong>en</strong>ario’s (2001), die in e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario e<strong>en</strong><br />

cumulatieve fossiele koolstofemissie hebb<strong>en</strong> van 1000-2100 gtc. Voor e<strong>en</strong> doel van 450-470<br />

ppmv co2 in 2100 schatt<strong>en</strong> Pacala <strong>en</strong> Socolow (zie ook ipcc 2001, figuur ts.5; Hawkins <strong>en</strong> Williams<br />

2005; Stokes et al. 2004) het toelaatbare cumulatieve mondiale emissiebudget voor de periode<br />

2000-2050 op zo’n 350 gtc, <strong>en</strong> in totaal voor deze eeuw op circa 600 gtc (560-630 gtc). 11<br />

Voor het beoogde doel moet de jaarlijkse stijging eerst afnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

mom<strong>en</strong>t omslaan in e<strong>en</strong> daling, om in 2050 uit te kom<strong>en</strong> op 4-4,5 gtc per jaar (dat is 30-40% lager<br />

dan de huidige 6,5 gtc). In e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling dreigt echter in 2050 de mondiaal cumulatieve<br />

emissie bij e<strong>en</strong> stijging van de emissie met 1,5 proc<strong>en</strong>t gemiddeld per jaar uit te kom<strong>en</strong> op zo’n 525<br />

gtc (oplop<strong>en</strong>d van 6,4 gtc per jaar in 2000 tot circa 15 gtc per jaar, in het jaar 2050). 12 Dat is 175<br />

gtc bov<strong>en</strong> het budget.<br />

Het budget is uiteraard afhankelijk van het gestelde doel. Neemt m<strong>en</strong> meer risico <strong>en</strong> koerst m<strong>en</strong><br />

op 550 ppmv, dan is het budget tot 2050 respectievelijk 2100 circa 460 gtc (met bandbreedte<br />

423-463 gtc) respectievelijk 900 gtc (660-990 gtc). Bij dit grotere risico mog<strong>en</strong> de mondiale<br />

co2-emissies piek<strong>en</strong> op 11 gtc per jaar in 2030-2035, <strong>en</strong> moet<strong>en</strong> dan dal<strong>en</strong> tot pakweg 9,7 gtc per<br />

jaar in 2050 <strong>en</strong> 5-6 gtc teg<strong>en</strong> 2100.<br />

Tekstbox 4.3 De beperking<strong>en</strong> van snellere technologische ontwikkeling <strong>en</strong> van beleidsint<strong>en</strong>sivering<br />

Het effect van versnelde technische ontwikkeling binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario<br />

De bau-sc<strong>en</strong>ario’s gaan uit van aannames met betrekking tot technologische ontwikkeling <strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong>daling van de relevante technologieën. In het weto-rapport (European Union 2003a) is<br />

onderzocht wat bij optimistischer aannames verwacht mag word<strong>en</strong>, namelijk als bij gelijkblijv<strong>en</strong>d<br />

beleid nieuwe techniek<strong>en</strong> e<strong>en</strong> 10 proc<strong>en</strong>t betere efficiëntie hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong> als de investeringskost<strong>en</strong> 25<br />

proc<strong>en</strong>t lager zijn, waardoor de drempel om de techniek<strong>en</strong> toe te pass<strong>en</strong> lager wordt. Deze aannames<br />

zijn op verschill<strong>en</strong>de cases toegepast, maar blek<strong>en</strong> niet zo veel verschil te mak<strong>en</strong>. Alle onderzochte<br />

cases sam<strong>en</strong> (alle in de sector elektriciteit) hadd<strong>en</strong> e<strong>en</strong> effect van 5 proc<strong>en</strong>t minder co2 in<br />

2030 t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling, met de aantek<strong>en</strong>ing dat de periode te kort is om het<br />

volledige effect te kunn<strong>en</strong> weergev<strong>en</strong>.<br />

Bij de hernieuwbare <strong>en</strong>ergie (wind, biomassavergassing, zon, <strong>en</strong>zovoort) wreekt zich het geringe<br />

aandeel in de totale <strong>en</strong>ergie. In de case hernieuwbare <strong>en</strong>ergie betek<strong>en</strong>de versnelde technische<br />

ontwikkeling weliswaar e<strong>en</strong> groei met 132 proc<strong>en</strong>t, maar het effect op co2 was per saldo slechts<br />

e<strong>en</strong> extra reductie met 1,6 proc<strong>en</strong>t. In de kol<strong>en</strong>-case leidd<strong>en</strong> de r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>tsverbetering<strong>en</strong> (waaronder<br />

vergassingstechnologie) tot extra kol<strong>en</strong>gebruik (+15%) t<strong>en</strong> koste van gas <strong>en</strong> hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie, waardoor kol<strong>en</strong> minder koolstofint<strong>en</strong>sieve <strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong> verdring<strong>en</strong>. Snellere technische<br />

verbetering<strong>en</strong> bij gas (verbetering<strong>en</strong> door Combined Cycle Gas Turbine <strong>en</strong> brandstofcel) leidd<strong>en</strong><br />

tot extra gasgebruik t<strong>en</strong> koste van vooral kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> hernieuwbare <strong>en</strong>ergie. Het effect van de<br />

veronderstelde gunstiger aannames op de totale mondiale co2-emissie bedroeg per saldo –1,6<br />

proc<strong>en</strong>t. Buit<strong>en</strong> beschouwing bleef onder meer de ontwikkeling <strong>en</strong> toepassing van ccs.<br />

Het belang van de snellere technische ontwikkeling komt vooral duidelijk aan het licht als de koolstofprijz<strong>en</strong><br />

gaan stijg<strong>en</strong>, maar dat veronderstelt e<strong>en</strong> veel int<strong>en</strong>siever klimaatbeleid. 13 Met name de<br />

onderzochte case hernieuwbare <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> de case kerntechnologie hebb<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> aanmerkelijk<br />

verlag<strong>en</strong>d effect op de marginale kost<strong>en</strong> na 2020.


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Ingrep<strong>en</strong> op bau-sc<strong>en</strong>ario’s: het Alternatief Sc<strong>en</strong>ario van het bau<br />

Het Kyoto-beleid, te zi<strong>en</strong> als eerste etappe in e<strong>en</strong> lange tour, is in de beschrev<strong>en</strong> bau-ontwikkeling<br />

grot<strong>en</strong>deels opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Voor het beoogde emissietraject is aanzi<strong>en</strong>lijk meer nodig. Het iea<br />

(2004a) heeft de beleidsvoornem<strong>en</strong>s van de lidstat<strong>en</strong> van de Organisatie voor Economische<br />

Sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> Ontwikkeling (oeso) <strong>en</strong> van e<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong> daarbuit<strong>en</strong> doorgerek<strong>en</strong>d op<br />

hun mondiaal effect tot 2030 in e<strong>en</strong> Alternatief Sc<strong>en</strong>ario (as). Het gaat daarbij niet alle<strong>en</strong> om<br />

klimaatbeleid maar ook om beleid gericht op <strong>en</strong>ergiezekerheid. Het iea tek<strong>en</strong>t aan dat die voornem<strong>en</strong>s<br />

eerder het lop<strong>en</strong>d politieke debat reflecter<strong>en</strong> dan dat ze recht do<strong>en</strong> aan de verschill<strong>en</strong> in<br />

kost<strong>en</strong>effectiviteit <strong>en</strong> mondiaal pot<strong>en</strong>tieel. Ook is zowel ccs als geavanceerde kern<strong>en</strong>ergie buit<strong>en</strong><br />

beschouwing geblev<strong>en</strong>. Dit Kyoto-plus-beleid blijft heeft de volg<strong>en</strong>de resultat<strong>en</strong>:<br />

• Het leidt tot 10 proc<strong>en</strong>t minder primair <strong>en</strong>ergiegebruik; de mondiale <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit daalt<br />

daardoor met 1,8 proc<strong>en</strong>t in plaats van 1,4 proc<strong>en</strong>t per jaar. Het iea schrijft dit vooral toe aan<br />

het sneller beschikbaar kom<strong>en</strong> van efficiëntere techniek<strong>en</strong> in de oeso <strong>en</strong> het sneller toepass<strong>en</strong><br />

daarvan, ook in ontwikkelingsland<strong>en</strong>. 14 De efficiëntie van elektriciteitsc<strong>en</strong>trales neemt vooral<br />

in derdewereldland<strong>en</strong> sterker toe; de vraag naar elektriciteit neemt minder sterk toe. Dit alles<br />

drukt de olieprijz<strong>en</strong>.<br />

• De koolstofint<strong>en</strong>siteit van de gebruikte <strong>en</strong>ergie daalt, vooral dankzij e<strong>en</strong> iets sterkere groei<br />

(2,7% per jaar) van koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie (kern<strong>en</strong>ergie, zon, wind <strong>en</strong> biomassa). Koolstofneutrale<br />

<strong>en</strong>ergie behaalt daardoor e<strong>en</strong> aandeel van 22 proc<strong>en</strong>t in plaats van 18 proc<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong><br />

bau-sc<strong>en</strong>ario. Daarnaast daalt de koolstofint<strong>en</strong>siteit van de fossiele <strong>en</strong>ergie, doordat de groei<br />

van gebruik van kol<strong>en</strong> sterk afneemt (0,5% per jaar teg<strong>en</strong> 1,5% in bau-ontwikkeling) t<strong>en</strong> gunste<br />

van gas. 15<br />

• Door het bov<strong>en</strong>staande zakt de groei van de co2-emissie tot gemiddeld 1,1 proc<strong>en</strong>t per jaar <strong>en</strong> is<br />

de co2-emissie in 2030 16 proc<strong>en</strong>t lager dan in het bau-sc<strong>en</strong>ario, waardoor jaarlijks 1,6 gtc<br />

minder wordt geëmitteerd. Dat is weliswaar ev<strong>en</strong>veel als de huidige emissie in de vs <strong>en</strong><br />

Canada, maar nog altijd veel te veel in het licht van de eu-doelstelling.<br />

In het as ligt het emissi<strong>en</strong>iveau in 2030 dan wel lager dan in bau-ontwikkeling, maar nog altijd 37<br />

proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> het huidige peil <strong>en</strong> 62 proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> dat van 1990. De jaarlijkse emissiegroei daalt<br />

in dit as geleidelijk van 1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar tot 0,7 proc<strong>en</strong>t in 2030. Stel dat de geleidelijke proc<strong>en</strong>tuele<br />

daling van de emissies na 2030 verder zou gaan <strong>en</strong> dat het gemiddelde over de gehele periode<br />

2000-2050 zou uitkom<strong>en</strong> op 0,5 proc<strong>en</strong>t per jaar, dan nog zou het emissi<strong>en</strong>iveau in 2050 zo’n 30<br />

proc<strong>en</strong>t hoger uitkom<strong>en</strong> dan nu, terwijl de eu-doelstelling e<strong>en</strong> daling van 30-40 proc<strong>en</strong>t vraagt.<br />

Om deze kloof te overbrugg<strong>en</strong>, zijn voor het vervolg de volg<strong>en</strong>de observaties van belang:<br />

• Meer efficiëntie in het eindgebruik speelt e<strong>en</strong> hoofdrol: 60 proc<strong>en</strong>t van het resultaat. Voorts is<br />

20 proc<strong>en</strong>t te dank<strong>en</strong> aan substitutie door hernieuwbare <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong>, 10 proc<strong>en</strong>t aan meer<br />

kern<strong>en</strong>ergie, 10 proc<strong>en</strong>t aan meer gas.<br />

• E<strong>en</strong> groot deel van het resultaat wordt geboekt in de elektriciteitssector; daarvan 60 proc<strong>en</strong>t<br />

via aanpassing<strong>en</strong> in die sector zelf (efficiëntie bij opwekking; lagere transmissieverliez<strong>en</strong>,<br />

substitutie van kol<strong>en</strong> door gas <strong>en</strong> hernieuwbare bronn<strong>en</strong>) <strong>en</strong> 40 proc<strong>en</strong>t via afname van de<br />

vraag naar elektriciteit (de sector groeit 13% minder dan in het bau-sc<strong>en</strong>ario).<br />

• In dit as spel<strong>en</strong> ccs (grootschalige toepassing hiervan wordt pas verwacht na 2030) <strong>en</strong><br />

geavanceerde kern<strong>en</strong>ergie ge<strong>en</strong> rol.<br />

111


112<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

4.4 route 1: meer <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

4.4.1 het belang van de route<br />

Paragraaf 4.3.2 liet zi<strong>en</strong> dat bevolkingsgroei <strong>en</strong> welvaartsgroei zonder <strong>en</strong>ergieefficiëntieverbetering<br />

onvermijdelijk leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> vrijwel ev<strong>en</strong>redig groei<strong>en</strong>d<br />

<strong>en</strong>ergieverbruik, wat bij het huidige <strong>en</strong>ergiesysteem tot vrijwel ev<strong>en</strong>redig meer<br />

emissie leidt. Energie-efficiëntieverbetering creëert welvaart <strong>en</strong> pakt tegelijk de<br />

milieuproblem<strong>en</strong> van welvaartsgroei bij de wortel aan.<br />

In bau-sc<strong>en</strong>ario’s is altijd e<strong>en</strong> geleidelijke spontane verbetering van de <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De <strong>en</strong>ergie-efficiëntie neemt toe langs twee weg<strong>en</strong>:<br />

• bij het eindgebruik: vooral in de gebouwde omgeving (verwarming, koeling),<br />

bij apparat<strong>en</strong> (verlichting, computers) <strong>en</strong> in transport; indirect ook door<br />

efficiënt gebruik van materiaal, kunstmest, <strong>en</strong>zovoort;<br />

• bij conversie van primaire <strong>en</strong>ergie naar <strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong> voor eindgebruik; er<br />

zijn forse mogelijkhed<strong>en</strong> voor efficiëntere c<strong>en</strong>trales (zie bijlage 2).<br />

Ook structuureffect<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong>ige betek<strong>en</strong>is voor de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit. Onder<br />

structuureffect<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bijvoorbeeld de effect<strong>en</strong> gerek<strong>en</strong>d van demografische<br />

ontwikkeling (leeftijdsopbouw, huishoud<strong>en</strong>sverdunning), de fase van industrialisatie<br />

<strong>en</strong> de daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de verandering<strong>en</strong> in de intersectorale <strong>en</strong> vooral<br />

intrasectorale sam<strong>en</strong>stelling van de economie (verdi<strong>en</strong>stelijking, het aandeel<br />

van kwalitatief hoogwaardige product<strong>en</strong>) <strong>en</strong> verzadigingseffect<strong>en</strong>. Het effect van<br />

structuurverandering<strong>en</strong> op de daling van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit is tot nu toe<br />

gering, zeker in de oeso-land<strong>en</strong> (Luukkan<strong>en</strong> <strong>en</strong> Kaivo-oja 2002). Voor de oeso<br />

wordt het effect van structuurverandering<strong>en</strong> geschat op e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteitsverbetering<br />

van 0,4-0,5 proc<strong>en</strong>t per jaar, maar buit<strong>en</strong> de oeso betek<strong>en</strong><strong>en</strong> structuureffect<strong>en</strong><br />

eerder e<strong>en</strong> hogere <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit. Structuureffect<strong>en</strong> zijn in feite<br />

autonoom, dat wil zegg<strong>en</strong> niet via beleid op te roep<strong>en</strong> of te stur<strong>en</strong> (zie bijlage 2).<br />

4.4.2 pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

Efficiëntieverbetering wordt voor e<strong>en</strong> groot deel gerealiseerd via geleidelijke<br />

p<strong>en</strong>etratie van nieuwe, efficiëntere apparatuur <strong>en</strong> kapitaalgoeder<strong>en</strong>. Als m<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

versnelling bereikt in de verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie van nieuwe apparat<strong>en</strong>,<br />

dan heeft dat pas na verloop van tijd e<strong>en</strong> goed merkbaar effect op de<br />

gemiddelde efficiëntie van het park van kapitaalgoeder<strong>en</strong> – het tempo waarin<br />

apparat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> is hier maatgev<strong>en</strong>d. In het vervoer lijkt nog e<strong>en</strong><br />

verbetering met e<strong>en</strong> factor 3 technisch realiseerbaar. Ook bij gebouw<strong>en</strong> kan nog<br />

veel gerealiseerd word<strong>en</strong>. Schatting<strong>en</strong> in bijlage 2 lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> combinatie<br />

van efficiëntieverbetering in eindgebruik <strong>en</strong> in elektriciteitsopwekking wellicht<br />

e<strong>en</strong> afname van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit met 2 proc<strong>en</strong>t per jaar mogelijk maakt.<br />

Daarmee lijkt de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie e<strong>en</strong> zeer belangrijke bijdrage te kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong><br />

aan de tot 2050 b<strong>en</strong>odigde co2-reductie t<strong>en</strong> opzichte van het bau-sc<strong>en</strong>ario.<br />

Het gaat pot<strong>en</strong>tieel om e<strong>en</strong> reductie van 3,4 gtc per jaar in 2050.


Energie-efficiëntie is gevoelig voor beleid. De mate waarin technische mogelijkhed<strong>en</strong><br />

gerealiseerd word<strong>en</strong> hangt sterk af van de prijz<strong>en</strong>, die via beleid beïnvloedbaar<br />

zijn. Ook in de Nederlandse situatie ligt het technisch pot<strong>en</strong>tieel voor effici<strong>en</strong>tieverbetering<br />

in de orde van 2 proc<strong>en</strong>t per jaar, maar met het voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

beleid wordt waarschijnlijk minder dan 1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar gerealiseerd (Daniëls<br />

<strong>en</strong> Farla 2006: 50).<br />

Om de maximale bijdrage van verbetering van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit aan de<br />

oplossing van het klimaatprobleem te lever<strong>en</strong> gaan we hier uit van de optimistische<br />

hypothese dat het lukt om mondiaal 2,3 proc<strong>en</strong>t verbetering per jaar te<br />

bereik<strong>en</strong> (2% efficiëntieverhoging + 0,3% structuureffect). Bij e<strong>en</strong> krachtige <strong>en</strong><br />

succesvolle inzet op <strong>en</strong>ergie-efficiëntie zou dit gerealiseerd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, al<br />

zou het e<strong>en</strong> ongek<strong>en</strong>d succes zijn als e<strong>en</strong> dergelijk tempo al snel bereikt zou<br />

word<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s ook dec<strong>en</strong>nia achtere<strong>en</strong> werd volgehoud<strong>en</strong>.<br />

De veronderstelde optimistische verbetering van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit reduceert<br />

het opwaartse effect op de emissiegroei van de bbp-groei van 3 proc<strong>en</strong>t per jaar<br />

tot 0,7 proc<strong>en</strong>t per jaar, gemiddeld over 2000-2030. Zolang de <strong>en</strong>ergiemix niet<br />

verandert, groei<strong>en</strong> de emissies dus ook in dit optimistische sc<strong>en</strong>ario tot 2050 met<br />

ruim 40 proc<strong>en</strong>t, terwijl bered<strong>en</strong>eerd vanuit de klimaatdoelstelling e<strong>en</strong> daling<br />

met 30 proc<strong>en</strong>t gew<strong>en</strong>st wordt.<br />

Rester<strong>en</strong>de kloof<br />

Als de emissiereductiepot<strong>en</strong>tie van verhoging van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie gerealiseerd<br />

wordt volg<strong>en</strong>s bov<strong>en</strong>staand optimistisch sc<strong>en</strong>ario, kan het 450 ppmv-doel<br />

alle<strong>en</strong> bereikt word<strong>en</strong> als het aandeel fossiel in het groei<strong>en</strong>d <strong>en</strong>ergiegebruik niet,<br />

zoals in e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario (iea 2004a), stijgt van 80 naar 82 proc<strong>en</strong>t, maar daalt<br />

naar zo’n 40 proc<strong>en</strong>t. 16<br />

4.4.3 conclusie<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie kan met 3,4 gtc per jaar in 2050 t<strong>en</strong><br />

opzichte van bau e<strong>en</strong> zeer belangrijke emissiereductiebijdrage lever<strong>en</strong>, op voorwaarde<br />

dat het daarvoor b<strong>en</strong>odigde int<strong>en</strong>sieve beleid wordt gevoerd <strong>en</strong> betaald.<br />

Niettemin kan met e<strong>en</strong> emissiereductiebeleid dat hoofdzakelijk effect heeft op de<br />

<strong>en</strong>ergie-efficiëntie realistisch gesprok<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> ombuiging in het <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

word<strong>en</strong> bereikt. Om het door de eu gestelde emissiereductiedoel te bereik<strong>en</strong>,<br />

moet ook de <strong>en</strong>ergiemix verander<strong>en</strong>, opdat hetzij het aandeel van fossiele <strong>en</strong>ergie<br />

in het groei<strong>en</strong>d primaire <strong>en</strong>ergiegebruik sterk terugloopt, hetzij de emissie uit<br />

fossiele <strong>en</strong>ergie vermindert.<br />

113


114<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

4.5 route 2: sleutel<strong>en</strong> aan de mondiale <strong>en</strong>ergiemix<br />

4.5.1 het belang van de route<br />

Ook bij vergaande verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie gaat economische groei<br />

gepaard met to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de co2-emissie. Dat maakt emissiearme <strong>en</strong>ergie urg<strong>en</strong>t.<br />

Hierna wordt bezi<strong>en</strong> waar de prioriteit zou moet<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> bij poging<strong>en</strong> om t<strong>en</strong><br />

behoeve van emissiereductie de <strong>en</strong>ergiemix te wijzig<strong>en</strong>. Dat gebeurt aan de hand<br />

van drie vrag<strong>en</strong>: (1) Welke van de fossiele <strong>en</strong>ergiedragers komt het meest voor<br />

vervanging in aanmerking? (2) Welke sector<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> het meest in aanmerking?<br />

(3) Welke regio’s van de wereld verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> de meeste aandacht?<br />

De antwoord<strong>en</strong> op deze vrag<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> randvoorwaard<strong>en</strong> op, waarmee in paragraaf<br />

4.5.5 de vraag behandeld zal word<strong>en</strong> op welke wijze de <strong>en</strong>ergiemix zou<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangepakt: welke combinatie van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie,<br />

kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> schone fossiele <strong>en</strong>ergie? Bij het lez<strong>en</strong> van deze paragraaf is het<br />

ess<strong>en</strong>tieel zich te realiser<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> stabiel aandeel van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergievorm in de<br />

<strong>en</strong>ergiemix sam<strong>en</strong>gaat met e<strong>en</strong> sterke groei van de desbetreff<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergievorm.<br />

In wonderland staat holl<strong>en</strong> gelijk aan stilstaan.<br />

4.5.2 vraag 1: welke fossiele <strong>en</strong>ergiedragers?<br />

De belangrijkste fossiele <strong>en</strong>ergiedragers zijn gas, olie <strong>en</strong> kol<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> alternatief<br />

zoek<strong>en</strong> voor gas heeft de minste prioriteit. Het gasgebruik groeit snel, waardoor<br />

het aandeel ervan oploopt van 21 proc<strong>en</strong>t nu naar 25 proc<strong>en</strong>t in 2030. Dat is voor<br />

de co2-emissie gunstig, want bij de verbranding van gas wordt per e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong>ergie<br />

relatief weinig co2 gevormd. 17 Er is dan ook eerder red<strong>en</strong> om de kom<strong>en</strong>de<br />

dec<strong>en</strong>nia het gebruik van gas uit te breid<strong>en</strong>, vooral t<strong>en</strong> koste van kol<strong>en</strong>, want die<br />

zijn het meest koolstofint<strong>en</strong>sief. Dat zou dan vooral moet<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong> bij de elektriciteitsopwekking.<br />

Het door het iea verwachte aandeel van gas in elektriciteit<br />

stijgt van 36 proc<strong>en</strong>t naar 47 proc<strong>en</strong>t in 2030. 18<br />

Alternatiev<strong>en</strong> zoek<strong>en</strong> voor olie is relevanter, zowel vanuit het oogpunt van<br />

klimaatbeleid als vanuit het oogpunt van <strong>en</strong>ergiezekerheid. Voor het klimaat is<br />

relevant dat olie op dit mom<strong>en</strong>t verantwoordelijk is voor 41 proc<strong>en</strong>t van de co2emissies;<br />

dat daalt in e<strong>en</strong> bau-groeipad licht naar 39 proc<strong>en</strong>t. De <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

is (zeker in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling) minst<strong>en</strong>s zo urg<strong>en</strong>t als het klimaat, want<br />

de piek voor conv<strong>en</strong>tionele olie komt in zicht <strong>en</strong> het transport is vrijwel geheel<br />

afhankelijk van olie. In 1971 ging 33 proc<strong>en</strong>t van de olie naar het transport; in 2002<br />

47 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> dat wordt in 2030 54 proc<strong>en</strong>t. In het gehele <strong>en</strong>ergiegebruik heeft<br />

olie e<strong>en</strong> aandeel van 35 proc<strong>en</strong>t. De eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia is overig<strong>en</strong>s niet<br />

zozeer de fysieke schaarste bedreig<strong>en</strong>d. Het gebruik kan in principe voorlopig<br />

nog meegroei<strong>en</strong> met het bbp, dankzij e<strong>en</strong> geleidelijk to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de rol van nietconv<strong>en</strong>tionele<br />

olie. Bedreig<strong>en</strong>der voor de <strong>en</strong>ergiezekerheid is eerder dat er onvoldo<strong>en</strong>de<br />

tijdig wordt geïnvesteerd, <strong>en</strong> vooral de vergaande afhankelijkheid van<br />

slechts <strong>en</strong>kele regio’s, met name het Midd<strong>en</strong>-Oost<strong>en</strong> <strong>en</strong> Rusland. In de woord<strong>en</strong>


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

van eu-commissaris Piebalgs: “Europa is teg<strong>en</strong> 2030 voor 90 proc<strong>en</strong>t van zijn<br />

oliegebruik, <strong>en</strong> 80 proc<strong>en</strong>t van zijn gasgebruik afhankelijk van import<strong>en</strong>; die<br />

tr<strong>en</strong>ds zijn ongebrok<strong>en</strong>, ondanks Europa’s commitm<strong>en</strong>t om hernieuwbare <strong>en</strong>ergie<br />

te ontwikkel<strong>en</strong>.”<br />

Kol<strong>en</strong> zijn vanuit klimaatoogpunt het meest relevant. Het gebruik van kol<strong>en</strong><br />

groeit met 1,4 proc<strong>en</strong>t per jaar. 19 Bijna 70 proc<strong>en</strong>t van de kol<strong>en</strong> wordt b<strong>en</strong>ut voor<br />

opwekking van elektriciteit, de meest groei<strong>en</strong>de van alle sector<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat groeit<br />

naar 79 proc<strong>en</strong>t in 2030. Daarmee is dat aandeel in de mondiale opwekkingscapaciteit<br />

bijna 40 proc<strong>en</strong>t. Het aandeel van kol<strong>en</strong> in de primaire <strong>en</strong>ergie blijft in e<strong>en</strong><br />

bau-situatie vrijwel gelijk (23% nu, 22% in 2030). De kapitaalvoorraad aan<br />

krachtc<strong>en</strong>trales is op kol<strong>en</strong> ingesteld. Van de kol<strong>en</strong> wordt 16 proc<strong>en</strong>t gebruikt in<br />

de industriële sector, met name in de staalindustrie, <strong>en</strong> dat zakt naar 12 proc<strong>en</strong>t. 20<br />

Er zijn twee red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom het gebruik van kol<strong>en</strong> in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia<br />

vanuit klimaatoptiek het echte knelpunt vormt.<br />

De eerste red<strong>en</strong> voor het belang van kol<strong>en</strong> ligt in de koolstofint<strong>en</strong>siteit ervan.<br />

Zoals eerder gezegd, is de emissie per e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong>ergie van kol<strong>en</strong> veel hoger dan<br />

die van olie <strong>en</strong> gas. E<strong>en</strong> switch van kol<strong>en</strong> naar gas levert bij gelijkblijv<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

e<strong>en</strong> emissiereductie van t<strong>en</strong> minste 43 proc<strong>en</strong>t op. Daarmee lijkt<br />

het voor de hand te ligg<strong>en</strong> kol<strong>en</strong> te vervang<strong>en</strong> door gas <strong>en</strong> olie, maar zo e<strong>en</strong>voudig<br />

ligt dat niet vanwege de ruime beschikbaarheid van kol<strong>en</strong>.<br />

Die ruime beschikbaarheid van kol<strong>en</strong> in verhouding tot olie <strong>en</strong> gas (zie tekstbox<br />

4.4) vormt de tweede red<strong>en</strong> voor hun belang. Het verbruik van de bestaande<br />

voorrad<strong>en</strong> olie <strong>en</strong> gas past binn<strong>en</strong> het co2-budget voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia, dat<br />

van kol<strong>en</strong> niet. Er is deze eeuw nog e<strong>en</strong> ruimte voor uitstoot van circa 600 gtc<br />

(zie tekstbox 4.2). Als we alle nu bek<strong>en</strong>de conv<strong>en</strong>tionele reserves olie <strong>en</strong> gas nog<br />

in deze eeuw in hun geheel zoud<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong>, dan zoud<strong>en</strong> er slechts zo’n 200<br />

gtc de lucht in gaan. 21 Dus voordat het emissiebudget van 600 gtc ton is opgebruikt,<br />

zijn de gewone olie- <strong>en</strong> gasvoorrad<strong>en</strong> allang op. Schaarste zal bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d deel van de beschikbare olie do<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> als grondstof voor de<br />

chemische industrie.<br />

Het gebruik van de bestaande voorrad<strong>en</strong> kol<strong>en</strong> past daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> niet binn<strong>en</strong> het<br />

co2-budget: die voorrad<strong>en</strong> zijn nog goed voor circa tweehonderd jaar <strong>en</strong><br />

daarom zijn ze vooralsnog absoluut niet weg te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> uit de mondiale <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing.<br />

De voorrad<strong>en</strong> zijn relatief goedkoop <strong>en</strong> redelijk verspreid over de<br />

wereld, in het bijzonder in de vs, Australië, China <strong>en</strong> India. De prijs is vooral<br />

van belang in ontwikkelingsland<strong>en</strong>, waar de helft van alle nieuwe elektriciteitsc<strong>en</strong>trales<br />

zou moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Kol<strong>en</strong> zijn voor veel land<strong>en</strong> dé optie voor voorzi<strong>en</strong>ingszekerheid<br />

(al verschilt de relevantie per regio) (MacFarland et al. 2004;<br />

ciab/iea 2005). Kol<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> belangrijker, omdat het in de nabije<br />

toekomst mogelijk is om met vergassingstechnologie (zie bijlage 3) uit kol<strong>en</strong><br />

zowel schoon gas te mak<strong>en</strong> alsook vloeibare brandstof voor transport. Dus als<br />

de olieprijs op e<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d hoog peil zou kom<strong>en</strong>, <strong>en</strong> als conv<strong>en</strong>tionele olie zou<br />

115


116<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

gaan piek<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2015-2035, dan zou de rol van kol<strong>en</strong> nog belangrijker<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

In het licht van het voorgaande is het gebruik van conv<strong>en</strong>tionele olie <strong>en</strong> gas in<br />

zekere zin dus e<strong>en</strong> secundair probleem, zeker tot 2050. Er is zelfs nog e<strong>en</strong> behoorlijke<br />

ruimte voor nieuwe exploitatie van olie <strong>en</strong> gas (nieuwe voorrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> verbeterde<br />

b<strong>en</strong>utting van bestaande bronn<strong>en</strong>) <strong>en</strong> van onconv<strong>en</strong>tionele olie (e<strong>en</strong> deel<br />

daarvan is al concurrer<strong>en</strong>d, e<strong>en</strong> groter deel is nog duur). Substitutie van olie <strong>en</strong><br />

gas is dus in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia vanuit het oogpunt van emissiereductie<br />

nauwelijks urg<strong>en</strong>t. Dat is maar goed ook, want het gebruik van olie <strong>en</strong> gas is<br />

economisch zo aantrekkelijk dat de kans vrijwel nihil is dat deze voorrad<strong>en</strong> niet<br />

zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. Anders geformuleerd: vanuit emissiereductieoptiek is de<br />

eerste concurr<strong>en</strong>t voor koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie het gebruik van kol<strong>en</strong>, in de<br />

tweede plaats pas dat van onconv<strong>en</strong>tionele olie <strong>en</strong> gas (die beter zijn verspreid<br />

dan de conv<strong>en</strong>tionele <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong>; d<strong>en</strong>k aan gashydrat<strong>en</strong>) <strong>en</strong> pas in de derde<br />

plaats conv<strong>en</strong>tionele olie <strong>en</strong> gas.<br />

Conclusie: de inzet van sleutel<strong>en</strong> aan de <strong>en</strong>ergiemix voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia<br />

moet zijn het gebruik van kol<strong>en</strong> te beperk<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of te voorkom<strong>en</strong> dat de door<br />

kol<strong>en</strong> geproduceerde co2 in de atmosfeer verdwijnt.<br />

Tekstbox 4.4 Fossiele <strong>en</strong>ergie is niet schaars<br />

De Club van Rome was in 1972 nog van m<strong>en</strong>ing dat uitputting van grondstoff<strong>en</strong> de groei zou<br />

begr<strong>en</strong>z<strong>en</strong>. Die voorspelling is niet bewaarheid. Schaarste van fossiele <strong>en</strong>ergie in deze eeuw is niet<br />

waarschijnlijk.<br />

De bewez<strong>en</strong> wereldreserve aan ruwe olie bedroeg in 2003 circa 1000 tot 1200 miljard vat<strong>en</strong> (ciep<br />

2004). Dat is bij de huidige groeitr<strong>en</strong>d in het verbruik g<strong>en</strong>oeg voor circa 30 à 40 jaar. Daarnaast is<br />

er nog e<strong>en</strong>zelfde volume aan waarschijnlijke reserves, die winbaar zijn bij e<strong>en</strong> verbetering van de<br />

techniek of e<strong>en</strong> hogere prijs. De gasvoorraad is toereik<strong>en</strong>d voor circa 60 jaar. Deze cijfers will<strong>en</strong><br />

niet zegg<strong>en</strong> dat de olie- <strong>en</strong> gasvoorrad<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> periode van circa 60 jaar zull<strong>en</strong> zijn opgebruikt.<br />

In de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia is het wereldvolume bewez<strong>en</strong> oliereserves niet gedaald (zoals<br />

m<strong>en</strong> op grond van verbruik zou mog<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong>), maar is het dankzij exploratie juist gesteg<strong>en</strong><br />

met gemiddeld bijna 2,5 proc<strong>en</strong>t per jaar (Kingma <strong>en</strong> Suyker 2004). Behalve de conv<strong>en</strong>tionele oliereserve<br />

is er e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke hoeveelheid onconv<strong>en</strong>tionele olie winbaar uit teerzand<strong>en</strong> (e<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong>gsel van klei, zand, water <strong>en</strong> teer), waarbij gedacht moet word<strong>en</strong> aan productieprijz<strong>en</strong> rond 20<br />

dollar per vat. De geschatte reserve teerzand<strong>en</strong> in Canada <strong>en</strong> V<strong>en</strong>ezuela bedraagt circa 3700<br />

miljard vat<strong>en</strong>, waarvan 570 miljard vat<strong>en</strong> bij de huidige technologie <strong>en</strong> de prijs van 2001 geëxploiteerd<br />

kan word<strong>en</strong>.<br />

Behalve olie <strong>en</strong> gas zijn er grote voorrad<strong>en</strong> kol<strong>en</strong>, verspreid over de gehele wereld. De economisch<br />

winbare kol<strong>en</strong>voorraad bedraagt circa duiz<strong>en</strong>d miljard ton, goed voor tweehonderd jaar. In de<br />

laatste 22 jaar zijn de bewez<strong>en</strong> reserves met 50 proc<strong>en</strong>t gegroeid (iea 2001). Kol<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> niet<br />

alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hogere co2-belasting per kWh op, maar zijn bij gebrekkige technologietoepassing daarnaast<br />

ook lokaal meer vervuil<strong>en</strong>d dan olie <strong>en</strong> gas. Dat laatste zou kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot matiging van


het gebruik ervan <strong>en</strong>/of tot schoner gebruik. Daarbij moet wel word<strong>en</strong> aangetek<strong>en</strong>d dat techniek<strong>en</strong><br />

voor het bestrijd<strong>en</strong> van lokale luchtverontreiniging niet noodzakelijk ook e<strong>en</strong> vermindering<br />

van co2-uitstoot oplever<strong>en</strong>; daar zijn extra investering<strong>en</strong> voor nodig, bijvoorbeeld in ccs (zie<br />

bijlage 3).<br />

En t<strong>en</strong> slotte zijn er nog grote hoeveelhed<strong>en</strong> methaanhydraat (in kristal opgeslot<strong>en</strong> methaangas).<br />

De voorraad in alle<strong>en</strong> de vs wordt door het Departm<strong>en</strong>t of Energy geschat op meer dan 5 miljo<strong>en</strong><br />

km3 gas. Methaanhydrat<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> verspreid, veelal diep in de ocean<strong>en</strong>. Met de huidige technologie<br />

is hooguit e<strong>en</strong> minimale fractie winbaar, maar ook e<strong>en</strong> minimale fractie verteg<strong>en</strong>woordigt al e<strong>en</strong><br />

grote hoeveelheid.<br />

Conv<strong>en</strong>tionele <strong>en</strong> onconv<strong>en</strong>tionele olie bevat 650 gtc, <strong>en</strong> aardgas 760 gtc. Kol<strong>en</strong> echter 5150 gtc,<br />

80 proc<strong>en</strong>t van alle fossiele reserves.<br />

4.5.3 vraag 2: welke sector<strong>en</strong>?<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

De sector<strong>en</strong> transport <strong>en</strong> elektriciteit zijn veruit het meest relevant om co2-emissie<br />

via de <strong>en</strong>ergiemix aan te pakk<strong>en</strong>. Dat zijn niet alle<strong>en</strong> de sector<strong>en</strong> met het<br />

grootste aandeel in het totale <strong>en</strong>ergiegebruik, het zijn ook de sector<strong>en</strong> die het<br />

sterkste groei<strong>en</strong> (zie tabel 4.4). Bij e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling wordt verwacht dat in<br />

2050 maar liefst driekwart van de co2-emissies afkomstig zal zijn uit deze twee<br />

sector<strong>en</strong>: de helft uit de elektriciteitsopwekking <strong>en</strong> e<strong>en</strong> kwart uit het vervoer.<br />

Sam<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> ze mom<strong>en</strong>teel e<strong>en</strong> aandeel van 54 proc<strong>en</strong>t in het mondiaal primair<br />

<strong>en</strong>ergiegebruik, <strong>en</strong> dat groeit in de prognoses tot 66 proc<strong>en</strong>t in 2030. Hun aandeel<br />

in de extra mondiale emissies groeit in die periode zelfs tot meer dan 75 proc<strong>en</strong>t.<br />

In vergelijking met elektriciteit <strong>en</strong> transport zijn de overige sector<strong>en</strong> van secundair<br />

belang. In de industrie wordt weliswaar in ontwikkelingsland<strong>en</strong> veel <strong>en</strong>ergie<br />

gebruikt, maar het aandeel van dat gebruik in het totaal neemt bij modernisering<br />

van hun economieën snel af. In de gebouwde omgeving wordt fossiele <strong>en</strong>ergie<br />

b<strong>en</strong>ut voor verwarming <strong>en</strong> koeling. Bij verwarming zijn de vervangingsmogelijkhed<strong>en</strong><br />

voor fossiele <strong>en</strong>ergie zeer beperkt <strong>en</strong> voor koeling wordt doorgaans elektriciteit<br />

gebruikt. Voor deze beide functies is verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia veruit de belangrijkste optie (isolatie, (micro-)warmtekrachtkoppeling<br />

<strong>en</strong> warmtewisselaars), <strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> daarvan zijn al begrep<strong>en</strong><br />

in de optimistische berek<strong>en</strong>ing van paragraaf 4.4.<br />

Emissiereductie in de sector transport<br />

Het mondiale transport is verantwoordelijk voor meer dan 20 proc<strong>en</strong>t van de<br />

co2-emissies; <strong>en</strong> dat lijkt op te lop<strong>en</strong> naar 23 proc<strong>en</strong>t in 2030 (zie tabel 4.4). 22<br />

Verwacht wordt dat het transport in de oeso in 2020 al 30 proc<strong>en</strong>t van de emissies<br />

veroorzaakt. Transport is voor 95 proc<strong>en</strong>t afhankelijk van olie. De emissiereductiebijdrage<br />

in het transport moet vooral kom<strong>en</strong> van efficiëntie; dit effect is<br />

verwerkt in de optimistische aanname in paragraaf 4.4.<br />

117


118<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 4.4 Verdeling van fossiele CO2-emissies (in%)<br />

Wereld Ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

. oeso<br />

2002 2030 2002 2030 2002 2030<br />

Elektriciteit 39,8 43,9 40,7 48,7 38,5 39,1<br />

Transport 20,8 22,8 15,1 18,2 27,2 30,7<br />

Industrie 17,4 14,6 23,7 16,3 13,8 12,3<br />

Gebouwde omgeving + di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> 13,6 11,5 13,0 10,5 14,5 12,3<br />

Overige 8,0 7,0 7,3 6,2 6,0 5,6<br />

Totaal 100 100 100 100 100 100<br />

Bron: IEA 2004a: 75<br />

Via de brandstofmix kan het transport vooralsnog beperkt bijdrag<strong>en</strong> aan mitigatie.<br />

Voor alternatieve brandstoff<strong>en</strong> is in de meeste gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groot struikelblok<br />

dat aanpassing van motor<strong>en</strong> <strong>en</strong> van het brandstofdistributiesysteem nodig is.<br />

Maar dat geldt niet of nauwelijks voor biobrandstoff<strong>en</strong>. Ethanol op basis van<br />

suikerriet biedt op dit mom<strong>en</strong>t het meeste perspectief. Dat heeft in Brazilië al e<strong>en</strong><br />

aandeel van 30 proc<strong>en</strong>t in de transportbrandstof (Fulton 2005). Ook di<strong>en</strong>t zich nu<br />

e<strong>en</strong> nieuwe g<strong>en</strong>eratie aan van biobrandstoff<strong>en</strong> op cellulosebasis. Bij optimistische<br />

aannames over de verdere ontwikkeling <strong>en</strong> toepassing daarvan zou op de termijn<br />

tot 2030 à 2050 e<strong>en</strong> aandeel van e<strong>en</strong> derde in de transportbrandstoff<strong>en</strong> e<strong>en</strong> prima<br />

resultaat zijn (iea 2004c). Dat leidt echter niet tot e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>redig mitigatie-effect,<br />

aangezi<strong>en</strong> fossiele <strong>en</strong>ergie gebruikt wordt bij de productie van <strong>en</strong>ergiegewass<strong>en</strong>.<br />

Grootschalige toepassing van waterstof is om allerlei red<strong>en</strong><strong>en</strong> niet voor 2050 te<br />

verwacht<strong>en</strong>. 23 De substitutie van fossiele brandstof in het transport is dus e<strong>en</strong><br />

zaak van de lange adem. Het rester<strong>en</strong>de deel van de conv<strong>en</strong>tionele olie zal daarom<br />

ongetwijfeld hoofdzakelijk voor transport word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. E<strong>en</strong> nieuwe brandstofmix<br />

voor het transport is (hopelijk) in de tweede helft van deze eeuw aan de orde.<br />

Emissiereductie in de sector elektriciteit<br />

Emissiereductie in de elektriciteitssector is op kortere termijn relevant. Er zijn<br />

vier red<strong>en</strong><strong>en</strong> waarom de elektriciteitssector e<strong>en</strong> sleutelsector is, namelijk de<br />

omvang <strong>en</strong> groei van het verbruik, de gebruikte brandstof, de pot<strong>en</strong>tie voor koolstofneutrale<br />

vervanging <strong>en</strong> de lev<strong>en</strong>sduur van investering<strong>en</strong>. Ze word<strong>en</strong> hieronder<br />

toegelicht.<br />

Het aandeel van elektriciteit in het totale <strong>en</strong>ergiegebruik groeit <strong>en</strong> wel vooral in<br />

de ontwikkelingsland<strong>en</strong> (zie tabel 4.4). Elektriciteit heeft e<strong>en</strong> aandeel van slechts<br />

16 proc<strong>en</strong>t in het mondiaal eindgebruik, maar vraagt 30 proc<strong>en</strong>t van het primaire<br />

<strong>en</strong>ergiegebruik <strong>en</strong> is goed voor bijna 40 proc<strong>en</strong>t van de huidige co2-emissies. Die<br />

aandel<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> in 2030 in bau-sc<strong>en</strong>ario’s tot respectievelijk 20 proc<strong>en</strong>t, 35<br />

proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> 44 proc<strong>en</strong>t. Bij het opwekk<strong>en</strong> van elektriciteit gaat veel <strong>en</strong>ergie verlo


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

r<strong>en</strong> in de conversie. 24 Het hoge aandeel van elektriciteit in de co2-emissies<br />

ontstaat ondanks het feit dat e<strong>en</strong> derde ervan koolstofneutraal wordt opgewekt.<br />

De tweede red<strong>en</strong> voor het belang van elektriciteit ligt in de gebruikte brandstof.<br />

Tabel 4.5 laat zi<strong>en</strong> dat kol<strong>en</strong> met 39 proc<strong>en</strong>t het grootste deel van de <strong>en</strong>ergie lever<strong>en</strong><br />

voor elektriciteit; kol<strong>en</strong> zijn, zoals gezegd, ook de meest koolstofint<strong>en</strong>sieve brandstof.<br />

In 2030 zull<strong>en</strong> kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales in derdewereldland<strong>en</strong> meer co2 g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> dan<br />

de gehele elektriciteitssector in de oeso. Olie <strong>en</strong> gas lever<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> 26 proc<strong>en</strong>t<br />

van de b<strong>en</strong>odigde <strong>en</strong>ergie. Het aandeel van kol<strong>en</strong> blijft stabiel (38% in 2030). Het<br />

gebruik van gas neemt toe, waarmee het de tweede <strong>en</strong>ergiebron voor elektriciteit<br />

wordt (30% in 2030). Het aandeel van koolstofneutrale elektriciteit neemt af.<br />

De derde red<strong>en</strong> waarom elektriciteit belangrijk is, is dat deze sector voor toepassing<br />

van koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie het meest aangewez<strong>en</strong> is. Elektriciteit wordt<br />

grootschalig opgewekt <strong>en</strong> de schaalvoordel<strong>en</strong> daarvan zijn voor de koolstofneutrale<br />

<strong>en</strong>ergievorm ess<strong>en</strong>tieel. Koolstofneutrale vervangers voor andere sector<strong>en</strong><br />

dan elektriciteit zijn (voorlopig) nauwelijks voorhand<strong>en</strong>, met uitzondering van<br />

de hiervoor besprok<strong>en</strong> biobrandstoff<strong>en</strong> voor transport.<br />

De laatste red<strong>en</strong> voor het belang van elektriciteit ligt in de lev<strong>en</strong>sduur van<br />

investering<strong>en</strong> in krachtc<strong>en</strong>trales. Die gaan veel langer mee dan andere investeringsgoeder<strong>en</strong><br />

zoals auto’s, warmte- <strong>en</strong> koelingsystem<strong>en</strong> (raffinaderij<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> uitzondering). E<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal gebouwde krachtc<strong>en</strong>trale legt de gebruikte techniek<br />

voor lange tijd vast. Voor de mate van co2-emissie is dus de hamvraag:<br />

investeert m<strong>en</strong> in gas, kern<strong>en</strong>ergie, hernieuwbare <strong>en</strong>ergie of in de nieuwste effici<strong>en</strong>te<br />

techniek<strong>en</strong> voor kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales, al dan niet met e<strong>en</strong> mogelijkheid voor ccs?<br />

De lev<strong>en</strong>sduur is cruciaal, omdat juist de elektriciteitssector in de kom<strong>en</strong>de<br />

dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme golf aan vervangings- <strong>en</strong> uitbreidingsinvestering<strong>en</strong> te<br />

wacht<strong>en</strong> staat. Veel oude c<strong>en</strong>trales – met name in de oeso-land<strong>en</strong> – zijn dring<strong>en</strong>d<br />

aan vervanging toe, al in de periode tot 2030. 25 Om aan de groei<strong>en</strong>de vraag naar<br />

elektriciteit te kunn<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong> moet het aantal c<strong>en</strong>trales sterk word<strong>en</strong> uitgebreid.<br />

Volg<strong>en</strong>s het iea gaat het in totaal in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling om meer dan 4800<br />

gw, waarvan 2400 gw in ontwikkelingsland<strong>en</strong>. Het iea verwacht dat de<br />

to<strong>en</strong>ame van de elektriciteitsproductie zal word<strong>en</strong> ingevuld met 40 proc<strong>en</strong>t<br />

aardgas, 4 proc<strong>en</strong>t olie, 3 proc<strong>en</strong>t kern<strong>en</strong>ergie, 29 proc<strong>en</strong>t kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> 24 proc<strong>en</strong>t<br />

hernieuwbare bronn<strong>en</strong>. Op basis van deze invulling verwacht het iea dat de elektriciteitssector<br />

44 proc<strong>en</strong>t van de mondiale co2-emissies zal veroorzak<strong>en</strong>.<br />

Aangezi<strong>en</strong> al die nieuwe c<strong>en</strong>trales e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sduur hebb<strong>en</strong> tot ver in deze eeuw,<br />

zull<strong>en</strong> de investeringsbeslissing<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groot stempel drukk<strong>en</strong> op de omvang van<br />

de emissiereductie tot ver in deze eeuw. Voor de vs is berek<strong>en</strong>d dat alle<strong>en</strong> al de<br />

huidige kapitaalgoeder<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> normaal gebruik zo’n 40 gtc zull<strong>en</strong> uitstot<strong>en</strong><br />

(zie tekstbox 4.5). Bij e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario in de vs zal rond 2020 <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 73 <strong>en</strong> 90<br />

proc<strong>en</strong>t van het redelijkerwijs aan de vs toe te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> emissiebudget tot 2050<br />

zijn opgesoupeerd dan wel vastgelegd in de vorm van kapitaalgoeder<strong>en</strong>voorraad,<br />

zelfs als er ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel kapitaalgoed meer bij zou kom<strong>en</strong> na 2020.<br />

119


120<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Conclusie: emissiereductie via de <strong>en</strong>ergiemix tot 2040 à 2050 moet vooral kom<strong>en</strong><br />

van de sector elektriciteit. De bijdrage van de sector transport zal kunn<strong>en</strong><br />

groei<strong>en</strong>, maar wordt op zijn vroegst substantieel na 2050.<br />

Tabel 4.5 Elektriciteit: aandel<strong>en</strong> naar <strong>en</strong>ergiedragers <strong>en</strong> regio (in %)<br />

Wereld OESO Transitie- Ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

land<strong>en</strong><br />

2002 2030 2002 2030 2002 2030 2002 2030<br />

Fossiele <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong><br />

62 64 63 72 74 78<br />

• Kol<strong>en</strong> 39 38 38 33 22 16 45 47<br />

• Olie 7 4 6 2 4 2 12 5<br />

• Gas 19 30 18 29 37 54 17 26<br />

Kern<strong>en</strong>ergie 17 9 23 15 18 11 2 3<br />

Waterkracht 16 13 13 11 19 15 23 16<br />

Overige hernieuwbare<br />

bronn<strong>en</strong><br />

2 6 3 10 0 2 1 3<br />

Bron: iea 2004a: 197<br />

Tekstbox 4.5 Kapitaalgoeder<strong>en</strong> legg<strong>en</strong> de toekomstige emissie vast<br />

G<strong>en</strong>eraties kapitaalgoeder<strong>en</strong> belicham<strong>en</strong> de stand van de techniek op het mom<strong>en</strong>t van ingebruikneming,<br />

waarna de emissie per e<strong>en</strong>heid product voor de lev<strong>en</strong>sduur van het kapitaalgoed vastligt.<br />

Het Battelle Instituut (Stokes et al. 2004) heeft onderzocht wat de implicatie is van de trage doorloopsnelheid<br />

van kapitaalgoeder<strong>en</strong> voor de koolstofemissies in de vs. De belangrijkste emissiebronn<strong>en</strong><br />

in de vs zijn elektriciteit (39%) <strong>en</strong> transport (totaal 33%; snelwegtransport 23%). Elektriciteitsc<strong>en</strong>trales<br />

gaan 30 tot 70 jaar mee. Het huidige park bestaat met name uit kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales<br />

(stoomturbines) die in de kom<strong>en</strong>de vijftig jaar circa 22 gtc emitter<strong>en</strong>. Bij het wag<strong>en</strong>park op de<br />

snelweg is het lev<strong>en</strong>sduureffect veel minder: na 15 jaar zijn wag<strong>en</strong>s vervang<strong>en</strong>. Maar niettemin<br />

produceert het huidige wag<strong>en</strong>park in de kom<strong>en</strong>de 25 jaar circa 4 gtc. Sam<strong>en</strong> zijn deze kapitaalgoeder<strong>en</strong><br />

goed voor 62 proc<strong>en</strong>t van de vs-emissies; inclusief de rest van de transportsector is dit 72<br />

proc<strong>en</strong>t. Voorts is de structurele <strong>en</strong>ergieconsumptie doorgerek<strong>en</strong>d van gebouw<strong>en</strong>, snelweg<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ruimtelijkeord<strong>en</strong>ingsbeslissing<strong>en</strong>. In totaal zull<strong>en</strong> de huidige kapitaalgoeder<strong>en</strong> in de vs bij e<strong>en</strong><br />

normaal gebruik tot 2050 zo’n 40 gtc uitstot<strong>en</strong>. Dat is 10,7 proc<strong>en</strong>t van het mondiale koolstofbudget<br />

van 375 gtc dat bij e<strong>en</strong> doel van 450 ppmv beschikbaar is. Er ligt ge<strong>en</strong> aandeel van de vs in<br />

het mondiale budget vast, maar bij uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de aannames over wat e<strong>en</strong> acceptabel aandeel zou<br />

zijn, komt de g<strong>en</strong>oemde 40 gtc overe<strong>en</strong> met 39 tot 57 proc<strong>en</strong>t van dat aandeel in het budget.<br />

Zoud<strong>en</strong> de vs tot 2020 doorgaan volg<strong>en</strong>s bau, dan is in 2020 al <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 73 <strong>en</strong> 90 proc<strong>en</strong>t van het<br />

budget tot 2050 gebruikt, respectievelijk het gebruik daarvan al vastgelegd, namelijk door de kapitaalgoeder<strong>en</strong>voorraad<br />

zoals die <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2000 <strong>en</strong> 2020 werd gekoz<strong>en</strong>, zelfs als er ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel kapitaalgoed<br />

meer bij zou kom<strong>en</strong> na 2020.


4.5.4 vraag 3: welke regio’s?<br />

De derde vraag bij de <strong>en</strong>ergiemix is welke regio’s in de wereld de meeste aandacht<br />

verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Gezi<strong>en</strong> de te verwacht<strong>en</strong> groei van het <strong>en</strong>ergiegebruik zijn dat de<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong>, want volg<strong>en</strong>s het bau-sc<strong>en</strong>ario van het iea zal waarschijnlijk<br />

70 proc<strong>en</strong>t van de groei van het <strong>en</strong>ergiegebruik tot 2030 daar gaan plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Tabel 4.6 laat zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> groei van 1,7 proc<strong>en</strong>t per jaar overe<strong>en</strong>komt met<br />

62 proc<strong>en</strong>t cumulatief tot 2030. Dat betek<strong>en</strong>t dat ook meer dan twee derde van de<br />

emissiegroei tot 2030 afkomstig zal zijn uit ontwikkelingsland<strong>en</strong>. Het aandeel<br />

van ontwikkelingsland<strong>en</strong> in het mondiaal primair <strong>en</strong>ergiegebruik loopt in hoog<br />

tempo op: van 36 proc<strong>en</strong>t nu naar 48 proc<strong>en</strong>t in 2030. Volg<strong>en</strong>s tabel 4.6 stijgt het<br />

aandeel in de mondiale co2-emissies in e<strong>en</strong> vrijwel gelijk tempo tot 49 proc<strong>en</strong>t. 26<br />

Het aandeel van de oeso-land<strong>en</strong> in het mondiaal <strong>en</strong>ergiegebruik daalt in de periode<br />

tot 2030 nav<strong>en</strong>ant van de huidige 54 proc<strong>en</strong>t naar 42 proc<strong>en</strong>t. 27 Ook bij de<br />

co2-emissies zi<strong>en</strong> we e<strong>en</strong> daling van het aandeel van de oeso van de huidige 53<br />

proc<strong>en</strong>t naar 41 proc<strong>en</strong>t.<br />

Conclusie: e<strong>en</strong> significant <strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d deel van de emissiereductiemaatregel<strong>en</strong><br />

zal moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> in andere dan de oeso-land<strong>en</strong>, met name in derdewereldland<strong>en</strong>.<br />

Bij de keuze van (te ontwikkel<strong>en</strong>) emissiereductieopties zal hiermee<br />

rek<strong>en</strong>ing moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong>.<br />

Tabel 4.6 Aandeel regio’s in CO2-emissies volg<strong>en</strong>s het bau-sc<strong>en</strong>ario<br />

4.5.5 pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Aandeel in de mondiale CO2emissies<br />

van fossiele bronn<strong>en</strong><br />

Groei van de emissies<br />

2002 2030 2002-2030<br />

oeso 52,8% 42% 27%<br />

Transitieland<strong>en</strong> 10,3% 9% 43%<br />

Ontwikkelingsland<strong>en</strong> 34,9% 49% a 123%<br />

Totaal 23 gtc 35 GtC 62%<br />

a Volg<strong>en</strong>s het weto-ref-sc<strong>en</strong>ario: 41 proc<strong>en</strong>t in 2030 (European Union 2003a). Cumulatieve emissies in 2000:<br />

47 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> in 2030 meer dan die van ontwikkelde land<strong>en</strong> (miti).<br />

Bron: iea 2004a: 75<br />

Emissiereductie via de <strong>en</strong>ergiemix zou, gezi<strong>en</strong> voorgaande paragraf<strong>en</strong>, vooral<br />

moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> bij elektriciteitsc<strong>en</strong>trales <strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong>. De<br />

vraag is hoe dat zou moet<strong>en</strong> als kol<strong>en</strong> de grootste concurr<strong>en</strong>t zijn van gangbare<br />

vorm<strong>en</strong> van duurzame <strong>en</strong>ergie. In paragraaf 4.4 is vastgesteld dat het mondiale<br />

aandeel van fossiele brandstoff<strong>en</strong> in het groei<strong>en</strong>d <strong>en</strong>ergiegebruik zou moet<strong>en</strong><br />

121


122<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

dal<strong>en</strong> van 80 proc<strong>en</strong>t naar zo’n 40 proc<strong>en</strong>t in 2050, in plaats van te stijg<strong>en</strong> naar<br />

82 proc<strong>en</strong>t in 2030, zoals in de bau-ontwikkeling lijkt te gebeur<strong>en</strong>. Dat was<br />

nodig om in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> mondiaal emissietraject te realiser<strong>en</strong> dat<br />

hoort bij de 2 °C-doelstelling van de eu. In het doel voor de <strong>en</strong>ergiemix was al e<strong>en</strong><br />

daling van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit verondersteld.<br />

Uit het voorgaande volgt onmiddellijk dat het aandeel van koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie<br />

in het <strong>en</strong>ergiegebruik dan zou moet<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong> van de huidige 20 proc<strong>en</strong>t naar<br />

60 proc<strong>en</strong>t in 2050 in plaats van de in bau-sc<strong>en</strong>ario’s verwachte daling. Deze<br />

stijging in het aandeel moet gerealiseerd word<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> sterk groei<strong>en</strong>d elektriciteitsverbruik.<br />

De vraag is hoe: via welke combinatie van moderne hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie, kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> schone fossiele <strong>en</strong>ergie?<br />

In bau-ontwikkeling ge<strong>en</strong> groei van het aandeel koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie<br />

Juist de groei in het verbruik zorgt volg<strong>en</strong>s het iea in bau-modell<strong>en</strong> voor de<br />

daling van het aandeel koolstofneutraal. De huidige 20 proc<strong>en</strong>t koolstofneutraal<br />

valt uite<strong>en</strong> in 6,7 proc<strong>en</strong>t kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> 13,5 proc<strong>en</strong>t hernieuwbaar. Het iea<br />

verwacht dat de productie van kern<strong>en</strong>ergie weliswaar zal groei<strong>en</strong> in kWh, maar<br />

niet in marktaandeel. Dat aandeel gaat dal<strong>en</strong> van 6,7 proc<strong>en</strong>t naar 4,6 proc<strong>en</strong>t in<br />

2030, doordat diverse land<strong>en</strong> afgeschrev<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trales niet zull<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>.<br />

Voorts verwacht het iea dat het aandeel van hernieuwbare <strong>en</strong>ergie de kom<strong>en</strong>de<br />

dec<strong>en</strong>nia blijft stek<strong>en</strong> op 13,5 proc<strong>en</strong>t. Die stabilisatie is het saldo van de volg<strong>en</strong>de<br />

verschuiving<strong>en</strong>:<br />

• Traditionele biomassa daalt van 7,3 proc<strong>en</strong>t naar 5,6 proc<strong>en</strong>t in 2030.<br />

• Moderne biomassa groeit van 3,4 proc<strong>en</strong>t tot 4,1 proc<strong>en</strong>t in 2030.<br />

• Zon <strong>en</strong> wind verdrievoudig<strong>en</strong> tezam<strong>en</strong> van 0,5 proc<strong>en</strong>t tot 1,6 proc<strong>en</strong>t, dankzij<br />

e<strong>en</strong> groei met 5,7 proc<strong>en</strong>t per jaar. Als dit tempo wordt volgehoud<strong>en</strong>, geeft dat<br />

tot 2030 e<strong>en</strong> groei met bijna 400 proc<strong>en</strong>t te zi<strong>en</strong>, maar vanuit e<strong>en</strong> minimale<br />

basis, zodat het aandeel in de groei<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergiemarkt maar weinig to<strong>en</strong>eemt.<br />

• Waterkracht stabiliseert op 2,2 proc<strong>en</strong>t. Wel groeit het volume flink met 62<br />

proc<strong>en</strong>t, met name in ontwikkelingsland<strong>en</strong>, maar dat is net g<strong>en</strong>oeg om de<br />

groei van het <strong>en</strong>ergiegebruik bij te houd<strong>en</strong>. Het aantal mogelijkhed<strong>en</strong> voor<br />

grootschalige project<strong>en</strong> neemt snel af.<br />

Sam<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> de nieuwe hernieuwbare bronn<strong>en</strong> (moderne biomassa, zon <strong>en</strong><br />

wind) dankzij overheidssteun tot 2030, ondanks de verdubbeling in volume, dus<br />

slechts van e<strong>en</strong> aandeel van 4 proc<strong>en</strong>t in 2002 naar e<strong>en</strong> aandeel van 5,7 proc<strong>en</strong>t in<br />

2030.<br />

Dat de iea-sc<strong>en</strong>ario’s weinig hoop gev<strong>en</strong>, is niet verbazingwekk<strong>en</strong>d. Substantiële<br />

overschakeling op koolstofneutrale <strong>en</strong>ergiedragers is voor <strong>en</strong>ergiebedrijv<strong>en</strong><br />

weinig aantrekkelijk. Zij moet<strong>en</strong> zorgvuldig omgaan met geïnvesteerd kapitaal,<br />

<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> betrouwbaarheid van techniek <strong>en</strong> aanvoer vooropstell<strong>en</strong>. Ze hal<strong>en</strong>,<br />

kortom, liever niet te veel overhoop. Ook kunn<strong>en</strong> zij de <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong> niet uit de<br />

pas lat<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> met die van de concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong>.


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Conclusie: gaat m<strong>en</strong> af op de iea-prognose in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling, dan zijn er<br />

de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia voor de emissiereductieroute van e<strong>en</strong> koolstofneutrale<br />

<strong>en</strong>ergiemix maar twee serieuze opties: kern<strong>en</strong>ergie of moderne hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie.<br />

Zolang veel land<strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie afwijz<strong>en</strong> of neger<strong>en</strong>, blijft alle<strong>en</strong> de optie van<br />

moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie over: zon, wind <strong>en</strong> moderne biomassa. Deze<br />

route kan in beginsel op e<strong>en</strong> brede publieke steun rek<strong>en</strong><strong>en</strong>, omdat de zak<strong>en</strong> structureel,<br />

bij de wortels word<strong>en</strong> aangepakt. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zou moderne hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie als nev<strong>en</strong>bate op lange termijn ook de <strong>en</strong>ergiezekerheid veilig kunn<strong>en</strong><br />

stell<strong>en</strong>. De cruciale vraag is natuurlijk of zo’n route ook in de praktijk haalbaar is.<br />

In paragraaf 4.3.2 (tekstbox 4.3) bleek al dat de resultat<strong>en</strong> voor koolstofneutrale<br />

<strong>en</strong>ergie nauwelijks beter word<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> beleidsvoornem<strong>en</strong>s ook<br />

echt doorgezet word<strong>en</strong>. Kortom, de verwachte ontwikkeling is niet compatibel<br />

met het tijdpad voor de 2 °C-doelstelling van de eu.<br />

De vraag naar de haalbaarheid van e<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ario met e<strong>en</strong> sterk groei<strong>en</strong>d aandeel<br />

van koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie wordt hieronder in twee stapp<strong>en</strong> beantwoord,<br />

namelijk met <strong>en</strong> zonder groei van het aandeel van kern<strong>en</strong>ergie. Wat het antwoord<br />

is met afbouw van kern<strong>en</strong>ergie behoeft daarna ge<strong>en</strong> betoog meer.<br />

Wedd<strong>en</strong> op moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie?<br />

Als het aandeel van kern<strong>en</strong>ergie niet groeit, maar stabiliseert op 6 proc<strong>en</strong>t (de<br />

productie in kWh groeit dan nog wel), zou het aandeel van moderne hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie moet<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> van 4 proc<strong>en</strong>t in 2002 tot rond 46 proc<strong>en</strong>t in<br />

2030. De groeipot<strong>en</strong>tie van waterkracht is, zoals eerder is gesteld, immers onvoldo<strong>en</strong>de<br />

om e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>d marktaandeel te realiser<strong>en</strong>. Dat deze grote sprong voorwaarts<br />

e<strong>en</strong> vrijwel onmogelijke opgave is, spreekt eig<strong>en</strong>lijk voor zich, maar wordt<br />

hierna desondanks verder toegelicht.<br />

Om het gebruik van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie drastisch te do<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>,<br />

is m<strong>en</strong> hoofdzakelijk aangewez<strong>en</strong> op toepassing<strong>en</strong> in de sector elektriciteit. Dat<br />

spoort met de eerder getrokk<strong>en</strong> conclusie dat de sector elektriciteit <strong>en</strong> de daarmee<br />

gemoeide kol<strong>en</strong>emissies cruciaal zijn, maar niet met de ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s getrokk<strong>en</strong><br />

conclusie dat er weinig red<strong>en</strong> is om in die sector juist gas te gaan vervang<strong>en</strong> door<br />

e<strong>en</strong> koolstofneutrale <strong>en</strong>ergievorm.<br />

Om het vereiste aandeel van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie te realiser<strong>en</strong>, zou<br />

fossiele <strong>en</strong>ergie vrijwel geheel uit de elektriciteitssector moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verdrong<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> dat zou bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> reeds in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia moet<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>. Elektriciteit<br />

legt immers beslag op zo’n 35 proc<strong>en</strong>t van de primaire <strong>en</strong>ergie, <strong>en</strong><br />

verschuiving<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de sector elektriciteit weg<strong>en</strong> dus maar voor e<strong>en</strong> derde mee<br />

in de totale <strong>en</strong>ergiemix. Nu komt er juist in de elektriciteitssector e<strong>en</strong> zeer<br />

omvangrijke investeringsgolf aan. Aangezi<strong>en</strong> al die nieuwe c<strong>en</strong>trales e<strong>en</strong> lev<strong>en</strong>sduur<br />

hebb<strong>en</strong> tot ver in deze eeuw zou vrijwel alle nieuwe capaciteit gebaseerd<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie. Alle c<strong>en</strong>trales waarvan m<strong>en</strong><br />

123


124<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

nu verwacht dat ze gebaseerd zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op kol<strong>en</strong>, olie of gas, zoud<strong>en</strong> dan<br />

gebaseerd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op wind<strong>en</strong>ergie, zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong>/of moderne<br />

biomassa. De kans dat zoiets gerealiseerd wordt is klein, om de volg<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><strong>en</strong>:<br />

• Door nieuwe technische ontwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge olieprijs lijkt moderne<br />

biomassa op afzi<strong>en</strong>bare termijn concurrer<strong>en</strong>d te word<strong>en</strong>, waardoor het aandeel<br />

van biomassa in het doorgroei<strong>en</strong>d mondiaal primair <strong>en</strong>ergiegebruik de<br />

kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia geleidelijk kan oplop<strong>en</strong> van de huidige 11 proc<strong>en</strong>t tot 20-30<br />

proc<strong>en</strong>t, waarbij moderne biomassa de traditionele vorm geleidelijk vervangt.<br />

Maar deze groei is niet voldo<strong>en</strong>de voor het hier te bereik<strong>en</strong> doel, mede doordat<br />

de productie van biomassa allerminst emissievrij is. Zie bijlage 5.<br />

• Zonne-<strong>en</strong>ergie in de elektriciteitssector is nog niet rijp voor brede toepassing.<br />

Emissiereductiepot<strong>en</strong>tieel van significante omvang is pas te verwacht<strong>en</strong> na<br />

2050.<br />

• De kost<strong>en</strong> van gewone toepassing<strong>en</strong> van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie zijn<br />

nog relatief zeer hoog (zie bijlag<strong>en</strong> 4 <strong>en</strong> 5). Wind<strong>en</strong>ergie bijvoorbeeld kost<br />

mom<strong>en</strong>teel 1,5 à 3 maal zo veel als elektriciteit uit conv<strong>en</strong>tionele c<strong>en</strong>trales. De<br />

co2-prijs van wind ligt op 95 à 240 euro per ton vermed<strong>en</strong> co2, afhankelijk<br />

van onder meer de vraag hoeveel van de kost<strong>en</strong> van de noodzakelijke conv<strong>en</strong>tionele<br />

reservecapaciteit weg<strong>en</strong>s onvoorspelbare wind<strong>en</strong>ergieaanvoer aan wind<strong>en</strong>ergie<br />

wordt toegerek<strong>en</strong>d. De leercurve voor wind<strong>en</strong>ergie begint te vertrag<strong>en</strong>;<br />

de grote slag<strong>en</strong> in de ontwikkeling zijn al gemaakt, zodat de toekomstige<br />

prijsdaling<strong>en</strong> waarschijnlijk beperkt zijn. Ook andere vorm<strong>en</strong> van moderne<br />

hernieuwbare <strong>en</strong>ergie zijn nog erg kostbaar. Zo berek<strong>en</strong>t het rapport van het<br />

Energieonderzoek C<strong>en</strong>trum Nederland <strong>en</strong> het Milieu- <strong>en</strong> Natuurplanbureau<br />

(Daniëls <strong>en</strong> Farla 2006) dat Nederland tot 2020 binn<strong>en</strong>slands zijn emissiereductie<br />

kan realiser<strong>en</strong> voor gemiddeld 28 circa 37,50 euro per ton co2, waarbij<br />

moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie nauwelijks e<strong>en</strong> plaats krijgt in het optiepakket.<br />

• De gebrekkige kost<strong>en</strong>effectiviteit is misschi<strong>en</strong> in Nederland ge<strong>en</strong> doorslaggev<strong>en</strong>d<br />

bezwaar, maar de bereidheid deze kost<strong>en</strong> op te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> moet wereldwijd<br />

zijn. Als de bereidheid er alle<strong>en</strong> in <strong>en</strong>kele vooroplop<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> is, kan die<br />

hooguit bijdrag<strong>en</strong> aan het opdo<strong>en</strong> van ervaring, maar niet aan de voor de eudoelstelling<br />

vereiste wereldwijde implem<strong>en</strong>tatie. Gegev<strong>en</strong> het feit dat het al<br />

moeilijk g<strong>en</strong>oeg is de rest van de wereld de ernst van de klimaatverandering te<br />

do<strong>en</strong> inzi<strong>en</strong>, lijkt het illusoir dat de rest van de wereld op korte termijn breed<br />

zou kiez<strong>en</strong> voor moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie. De nieuw te bouw<strong>en</strong> fossiele<br />

c<strong>en</strong>trales zull<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> efficiënter zijn (zie bijlage 2) dan de bestaande. Dat<br />

verhoogt straks de drempel voor omschakeling naar andere nog vrij dure techniek<strong>en</strong>.<br />

• Het aanbod van wind is niet beheersbaar <strong>en</strong> het ontbreekt vooralsnog aan<br />

adequate goedkope opslagmogelijkhed<strong>en</strong>. De gemiddelde load factor voor<br />

wind<strong>en</strong>ergie bedraagt 20 à 30 proc<strong>en</strong>t van de theoretische capaciteit op land,<br />

respectievelijk zee. Het aandeel van wind<strong>en</strong>ergie in de elektriciteitsopwekking<br />

zal vooralsnog maximaal 20 proc<strong>en</strong>t kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (e<strong>en</strong> perc<strong>en</strong>tage dat<br />

mondiaal de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia sowieso niet haalbaar is) omdat anders de<br />

storingsgevoeligheid in het net te groot wordt (zie bijlage 4); dit komt overe<strong>en</strong>


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

met 6 tot 7 proc<strong>en</strong>t van de primaire <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing. Alle<strong>en</strong> al om die red<strong>en</strong><br />

is het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van wind<strong>en</strong>ergie beperkt (zie verder bijlage 4).<br />

• Voor wind, <strong>en</strong> in mindere mate voor moderne biomassa, moet nog goeddeels<br />

de infrastructuur word<strong>en</strong> opgebouwd. Dat zorgt voor extra vertraging.<br />

Fossiele <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie hebb<strong>en</strong> het voordeel dat alle b<strong>en</strong>odigde infrastructuur<br />

<strong>en</strong> veel k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> ervaring in de afgelop<strong>en</strong> eeuw zijn opgebouwd.<br />

Conclusie: het is onwaarschijnlijk dat tijdige emissiereductie haalbaar is door de<br />

combinatie van efficiëntieverbetering <strong>en</strong> de inzet op moderne hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie.<br />

Kan het wel in combinatie met kern<strong>en</strong>ergie?<br />

De tweede stap is de vraag in hoeverre kern<strong>en</strong>ergie kan bijdrag<strong>en</strong> aan het realiser<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> veel sterkere groei van het aandeel van koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie. Is<br />

het d<strong>en</strong>kbaar de doelstelling voor de <strong>en</strong>ergiemix te realiser<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> combinatie<br />

van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie? Als gedachte-experim<strong>en</strong>t<br />

kan m<strong>en</strong> veronderstell<strong>en</strong> dat het aandeel van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie in<br />

het mondiaal <strong>en</strong>ergiegebruik de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia spectaculair groeit tot 20<br />

proc<strong>en</strong>t in 2050 <strong>en</strong> dat deze groei geheel t<strong>en</strong> koste zal gaan van het aandeel van<br />

fossiele <strong>en</strong>ergie. Dit is driemaal het niveau in het Alternatief Sc<strong>en</strong>ario van het iea<br />

(tekstbox 4.3). Sam<strong>en</strong> met waterkracht (2,2%) <strong>en</strong> traditionele biomassa (5,6%)<br />

levert dit e<strong>en</strong> aandeel op van 28 proc<strong>en</strong>t voor koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie exclusief<br />

kern<strong>en</strong>ergie. Om de sprong naar de vereiste 60 proc<strong>en</strong>t koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie<br />

te mak<strong>en</strong>, zou het aandeel kern<strong>en</strong>ergie bijgevolg moet<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> van de huidige<br />

6,7 proc<strong>en</strong>t tot circa 32 proc<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong> sterk groei<strong>en</strong>d totaal, in plaats van te<br />

dal<strong>en</strong> naar 4,6 proc<strong>en</strong>t. Dat is ge<strong>en</strong> haalbaar aandeel. De gezaghebb<strong>en</strong>de mitstudie<br />

(2003) rek<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong> als <strong>ambitie</strong>us beoordeeld sc<strong>en</strong>ario tot 2050 voor kern<strong>en</strong>ergie<br />

met e<strong>en</strong> verdrievoudiging van het opgestelde vermog<strong>en</strong> tot circa 1000<br />

gw. Daarmee zou e<strong>en</strong> aandeel van circa 10 proc<strong>en</strong>t van de primaire <strong>en</strong>ergie in<br />

2050 word<strong>en</strong> bereikt, welke groei neerkomt op e<strong>en</strong> extra emissiereductie van<br />

circa 0,8 gtc t<strong>en</strong> opzichte van de huidige wereldwijde <strong>en</strong>ergiemix.<br />

Conclusie: de route van efficiëntie in combinatie met koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie kan<br />

e<strong>en</strong> spectaculair sterke groei van het aandeel van kern<strong>en</strong>ergie niet miss<strong>en</strong>. In<br />

bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemd gedachte-experim<strong>en</strong>t zou het aandeel van kern<strong>en</strong>ergie moet<strong>en</strong><br />

groei<strong>en</strong> tot bov<strong>en</strong> de 30 proc<strong>en</strong>t.<br />

Voor e<strong>en</strong> hernieuwde groei van kern<strong>en</strong>ergie – met de veel grotere veiligheid die<br />

met de nieuwe g<strong>en</strong>eratie kernc<strong>en</strong>trales mogelijk is geword<strong>en</strong> – pleit de bijdrage<br />

ervan aan emissiereductie <strong>en</strong> aan <strong>en</strong>ergiezekerheid (zie bijlage 6). In dat licht is<br />

het inconsequ<strong>en</strong>t dat de uitwerking van het Kyoto-protocol kern<strong>en</strong>ergie categorisch<br />

afwijst voor inzet bij Joint Implem<strong>en</strong>tation (ji) <strong>en</strong> Clean Developm<strong>en</strong>t<br />

Mechanism (cdm). Teg<strong>en</strong>over de voordel<strong>en</strong> staat nog altijd grote behoedzaamheid,<br />

zowel omdat de kwestie van het radioactief afval nog niet is opgelost, als<br />

vanwege de risico’s van proliferatie <strong>en</strong> internationaal terrorisme. Die risico’s<br />

word<strong>en</strong> groter wanneer bij e<strong>en</strong> sterke groei van kern<strong>en</strong>ergie de once through fuel<br />

125


126<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

cycle moet word<strong>en</strong> losgelat<strong>en</strong> (mit 2003). Hoe deze afweging van ongelijksoortige<br />

argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor Nederland gemaakt moet word<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong> politieke vraag.<br />

Opmerkelijk is wel dat de bezwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie vooral met gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>de<br />

externe effect<strong>en</strong> van do<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, zodat Nederland zijn keuz<strong>en</strong> niet<br />

zozeer in eig<strong>en</strong> land als wel vooral in het buit<strong>en</strong>land zou moet<strong>en</strong> verdedig<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

uitdrag<strong>en</strong>: het risico van reactorveiligheid is gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>d <strong>en</strong> de risico’s<br />

van afvalopslag, proliferatie <strong>en</strong> terrorisme zijn in zich ontwikkel<strong>en</strong>de, vaak instabiele<br />

land<strong>en</strong> gemiddeld groter dan in Nederland. Voor emissiereductie <strong>en</strong> veiligheid<br />

zijn derhalve het Europese <strong>en</strong> mondiale beleid inzake kern<strong>en</strong>ergie relevant,<br />

niet het Nederlandse.<br />

De raad acht het vrijwel uitgeslot<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> groei van kern<strong>en</strong>ergie gerealiseerd<br />

zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> die het mondiale aandeel in de buurt br<strong>en</strong>gt van de<br />

g<strong>en</strong>oemde 30 proc<strong>en</strong>t. Daarvoor zijn er te veel obstakels, zoals het huidige<br />

beperkte draagvlak voor kern<strong>en</strong>ergie (niet in alle land<strong>en</strong>), de hoge initiële investering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bijgevolg lange terugverdi<strong>en</strong>tijd, de geringe bereidheid van private<br />

investeerders <strong>en</strong> ontbrek<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>nis, <strong>en</strong> niet in de laatste plaats de bouwtijd van<br />

e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trale.<br />

Conclusie: de voor de 2 °C-doelstelling b<strong>en</strong>odigde emissiereductie is waarschijnlijk<br />

ev<strong>en</strong>min op tijd realiseerbaar door de combinatie van efficiëntieverbetering,<br />

moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie.<br />

E<strong>en</strong> bijdrage van schone fossiele <strong>en</strong>ergie<br />

Hiervoor is duidelijk geword<strong>en</strong> dat het onverantwoord is te veronderstell<strong>en</strong> dat<br />

het gebruik van fossiele <strong>en</strong>ergie voldo<strong>en</strong>de kan word<strong>en</strong> teruggedrong<strong>en</strong> om de<br />

2 °C-doelstelling van de eu te realiser<strong>en</strong>. Het gebruik van fossiele <strong>en</strong>ergie zou<br />

minder hoev<strong>en</strong> teruglop<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> die <strong>en</strong>ergie minder co2 zou producer<strong>en</strong>. De<br />

nadruk moet daarbij zoals gezegd ligg<strong>en</strong> bij de elektriciteitsproductie <strong>en</strong> bij de<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong>. De twee belangrijkste opties voor schonere fossiele <strong>en</strong>ergie<br />

zijn:<br />

• Kol<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> door gas of andere brandstof Indi<strong>en</strong> van de door het iea<br />

verwachte nieuwe kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales met e<strong>en</strong> capaciteit van 1400 gw de helft<br />

alsnog gasc<strong>en</strong>trale zou word<strong>en</strong>, dan levert dat e<strong>en</strong> reductie van 0,5 gtc in 2054<br />

op. 29 Deze optie heeft zijn beperking<strong>en</strong>. De gasreserves zijn eindig, geïmporteerd<br />

gas is doorgaans duurder dan binn<strong>en</strong>lands gewonn<strong>en</strong> kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> de afhankelijkheid<br />

van import is ook politiek onaantrekkelijk. In land<strong>en</strong> als de vs,<br />

China, India, Australië, Rusland, Indonesië, Zuid-Afrika <strong>en</strong> Oekraïne is emissiereductiebeleid<br />

bov<strong>en</strong>al beleid voor schone fossiele <strong>en</strong>ergie. Daarnaast zou<br />

m<strong>en</strong> het bijm<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van biomassa (bijlage 5) in daarvoor geschikt gemaakte<br />

kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales kunn<strong>en</strong> rek<strong>en</strong><strong>en</strong> tot schonere fossiele <strong>en</strong>ergie.<br />

• Afvang <strong>en</strong> opslag van co2: carbon capture and storage (ccs) De co2 die bij<br />

gebruik van fossiele <strong>en</strong>ergie onvermijdelijk wordt gevormd, wordt onder de<br />

grond opgeborg<strong>en</strong>, zodat er ge<strong>en</strong> bijdrage meer is aan het broeikaseffect. Via<br />

ccs zou in 2030 ongeveer 1,2 gtc, <strong>en</strong> in 2050 ruim 2 gtc per jaar aan emissiereductie<br />

realiseerbaar zijn. Daarmee zou ccs tot 2050 zo’n 30 proc<strong>en</strong>t kunn<strong>en</strong>


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> beoogde halvering van emissies t<strong>en</strong> opzichte van bauontwikkeling<br />

(bijlage 3). De r&d-kost<strong>en</strong> van ccs zijn gering t<strong>en</strong> opzichte van<br />

de investeringskost<strong>en</strong>.<br />

Van deze beide opties – die overig<strong>en</strong>s naast elkaar tegelijk b<strong>en</strong>ut kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

– is ccs de optie met het grootste pot<strong>en</strong>tieel. 30 De belangrijkste red<strong>en</strong> daarvoor<br />

is dat ccs combineerbaar is met vergassingstechnologie (zie hierna) <strong>en</strong> in<br />

die combinatie het onvermijdelijke grootschalige gebruik van kol<strong>en</strong> co2-neutraal<br />

kan mak<strong>en</strong>. Toepassing van ccs in combinatie met kol<strong>en</strong> vraagt extra voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> br<strong>en</strong>gt extra kost<strong>en</strong> met zich mee, maar is niettemin relatief goedkoop in<br />

vergelijking met vele andere emissiereductieopties. Daarmee wordt aan alle randvoorwaard<strong>en</strong><br />

van de vorige subparagraf<strong>en</strong> voldaan: kol<strong>en</strong>, elektriciteit <strong>en</strong> (mits<br />

in combinatie met cdm – zie het volg<strong>en</strong>de hoofdstuk) ontwikkelingsland<strong>en</strong>.<br />

Vergassingstechnologie is om meerdere red<strong>en</strong><strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantrekkelijke technologie:<br />

zij levert e<strong>en</strong> nieuwe <strong>en</strong> efficiënte techniek voor productie van elektriciteit, baant<br />

e<strong>en</strong> weg voor het mak<strong>en</strong> van transportbrandstoff<strong>en</strong> (ft-diesel of dimethylether,<br />

dme) <strong>en</strong> waterstof (later deze eeuw), <strong>en</strong> maakt grootschalig gebruik mogelijk van<br />

allerlei soort<strong>en</strong> biomassa (ook houtachtige) voor de productie van elektriciteit <strong>en</strong><br />

biobrandstoff<strong>en</strong>.<br />

Behalve de combineerbaarheid met vergassingstechnologie heeft ccs nog twee<br />

andere voordel<strong>en</strong>. Omdat het e<strong>en</strong> <strong>en</strong>d-of-pipe-oplossing is, is ccs compatibel<br />

met het bestaande <strong>en</strong>ergiesysteem. Dat is e<strong>en</strong> belangrijk voordeel t<strong>en</strong> opzichte<br />

van bijvoorbeeld waterstof, dat e<strong>en</strong> uitgebreide nieuwe infrastructuur vereist.<br />

Die compatibiliteit maakt het mogelijk ccs relatief snel te implem<strong>en</strong>ter<strong>en</strong>. Om<br />

dezelfde red<strong>en</strong> maakt ccs het mogelijk netto co2 uit de atmosfeer te verwijder<strong>en</strong>,<br />

indi<strong>en</strong> het wordt toegepast in combinatie met grootschalige vergassing van<br />

biomassa; ge<strong>en</strong> andere emissiereductieoptie biedt die mogelijkheid. E<strong>en</strong> vroegtijdige<br />

ontwikkeling van ccs kan daarmee gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> vorm van risicoreductie,<br />

omdat zij desgew<strong>en</strong>st de mogelijkheid biedt voor versnelde beperking<br />

van co2-conc<strong>en</strong>tratie.<br />

Het belangrijkste bezwaar van ccs is dat weliswaar met alle afzonderlijke schakels<br />

van de technologie ervaring is opgedaan, maar dat er nog ge<strong>en</strong> ervaring is<br />

met grootschalige toepassing ervan. Het lijkt verstandig de kom<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> met<br />

ccs verdere ervaring op te do<strong>en</strong> met name bij Enhanced Oil Recovery (S<strong>en</strong>ior et<br />

al. 2004; Giel<strong>en</strong> <strong>en</strong> Podansky 2004; ciab/iea 2005), e<strong>en</strong> techniek die zichzelf<br />

ook zonder klimaatprobleem terugbetaalt uit de <strong>en</strong>ergieopbr<strong>en</strong>gst. In<strong>tuss<strong>en</strong></strong> zou<br />

m<strong>en</strong> bij het ontwerp van elke nieuwe c<strong>en</strong>trale ruimte moet<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> voor latere<br />

toepassing van ccs (vooral bij basisc<strong>en</strong>trales). Tuss<strong>en</strong> 2015 <strong>en</strong> 2020 zou m<strong>en</strong> dan<br />

kunn<strong>en</strong> start<strong>en</strong> met de toepassing van ccs als echte emissiereductiestrategie,<br />

aanvankelijk vooral in Noord-Amerika, Australië <strong>en</strong> del<strong>en</strong> van Europa; vanaf<br />

2025-2050 ook in land<strong>en</strong> als India <strong>en</strong> China.<br />

127


128<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

4.5.6 conclusie<br />

In de voor het klimaatbeleid zo cruciale periode tot 2040-2050 zal de dominantie<br />

van fossiele <strong>en</strong>ergie niet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doorbrok<strong>en</strong>. De tijd ontbreekt voor e<strong>en</strong><br />

voldo<strong>en</strong>de verbetering van de positie van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie, a fortiori<br />

indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> ervoor kiest het aandeel van kern<strong>en</strong>ergie te lat<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>. Voor het<br />

emissiereductietraject dat nodig is voor de 2 °C-doelstelling van de eu (450 ppmv<br />

voor co2) zijn de ingeschatte perspectiev<strong>en</strong> van efficiëntieverbetering, moderne<br />

hernieuwbare <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie afzonderlijk <strong>en</strong> in combinatie tot 2050<br />

onvoldo<strong>en</strong>de. Dat maakt efficiëntieverbetering, biomassa <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie tot 2050<br />

elk onmisbaar. Als m<strong>en</strong> het 450 ppmv-traject niet op voorhand onmogelijk wil<br />

mak<strong>en</strong>, kan m<strong>en</strong> beter de doel<strong>en</strong> van tijdige emissiereductie <strong>en</strong> van transitie naar<br />

e<strong>en</strong> nieuw <strong>en</strong>ergiesysteem uit elkaar hal<strong>en</strong> (zie tekstbox 4.6).<br />

Het huidige beleid loopt het risico dat te veel inspanning<strong>en</strong> gericht word<strong>en</strong> op<br />

efficiëntie <strong>en</strong> moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie, waarmee tot 2050 veel te weinig<br />

resultaat kan word<strong>en</strong> geboekt. Dat geldt te meer omdat beide routes vooral relevant<br />

zijn bij elektriciteit <strong>en</strong> dus pot<strong>en</strong>tiële concurr<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van elkaar zijn. Zo zijn<br />

hoge r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van fossiele c<strong>en</strong>trales niet goed voor de concurr<strong>en</strong>tiepositie<br />

van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> heeft de vervanging van gas door<br />

hernieuwbare <strong>en</strong>ergie überhaupt weinig prioriteit. Het te verwacht<strong>en</strong> hoge<br />

aandeel van (schonere) fossiele c<strong>en</strong>trales bij nieuwe investering<strong>en</strong> zal voor e<strong>en</strong><br />

forse vertraging zorg<strong>en</strong> bij de transitie naar koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie.<br />

Voor de emissiereductie tot 2030 à 2050 is e<strong>en</strong> duidelijke keuze nodig voor de<br />

meest veelbelov<strong>en</strong>de route, <strong>en</strong> voor de meest relevante speerpunt<strong>en</strong> wat betreft<br />

<strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong>, sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> regio’s. Sam<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> ze e<strong>en</strong> ombuiging van co2emissies<br />

rond 2025 mogelijk mak<strong>en</strong> <strong>en</strong> daling tot 4,5 gtc in 2050. Zo’n strategie<br />

zal voor de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia in hoofdzaak moet<strong>en</strong> berust<strong>en</strong> op de combinatie<br />

van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie <strong>en</strong> schonere fossiele <strong>en</strong>ergie. Speerpunt<strong>en</strong> daarbij<br />

zijn het gebruik van kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> de sector elektriciteit, vooral in opkom<strong>en</strong>de economieën,<br />

maar ook bijvoorbeeld in de vs. 30 De eerste zorg geldt efficiënte c<strong>en</strong>trales,<br />

bijvoorbeeld door toepassing van vergassingstechnologie, waar mogelijk met<br />

ruimte voor (latere) toepassing van ccs. Binn<strong>en</strong> deze strategie kan ook het<br />

aandeel van biomassa geleidelijk word<strong>en</strong> opgevoerd.<br />

Aan de transitie naar e<strong>en</strong> koolstofneutrale <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing zal m<strong>en</strong> met meer<br />

geduld moet<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>. Er is behoefte aan e<strong>en</strong> r&d-strategie die voorwaard<strong>en</strong><br />

belooft te creër<strong>en</strong> voor die transitie in e<strong>en</strong> latere fase. Bij die strategie pass<strong>en</strong><br />

toepassing<strong>en</strong> in niches. Dat wil niet zegg<strong>en</strong> dat het niet zinvol zou zijn geduldig<br />

te werk<strong>en</strong> aan wind- <strong>en</strong> zonne-<strong>en</strong>ergie (<strong>en</strong> andere vorm<strong>en</strong> zoals getijd<strong>en</strong><strong>en</strong>ergie<br />

<strong>en</strong> geothermische <strong>en</strong>ergie). Integ<strong>en</strong>deel: alle beetjes help<strong>en</strong>. Maar van de resultat<strong>en</strong><br />

van die inspanning<strong>en</strong> kan e<strong>en</strong> mondiale emissiereductiestrategie zich beter<br />

niet afhankelijk mak<strong>en</strong>.


Tekstbox 4.6 Emissiereductie <strong>en</strong> transitie<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Zowel tijdige emissiereductie als transitie naar e<strong>en</strong> nieuw <strong>en</strong>ergiesysteem is nodig, maar als<br />

gevolg van de tijdsklem zijn het verschill<strong>en</strong>de doel<strong>en</strong> die moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> onderscheid<strong>en</strong>.<br />

Onderscheid <strong>tuss<strong>en</strong></strong> innovatie <strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatie<br />

De opbouw van e<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de groot aandeel van koolstofvrije, voldo<strong>en</strong>de solide, betrouwbare <strong>en</strong><br />

concurrer<strong>en</strong>de alternatiev<strong>en</strong> heeft tijd nodig. Zo deed olie er e<strong>en</strong> eeuw over om te kom<strong>en</strong> van<br />

1 proc<strong>en</strong>t van de mondiale primaire <strong>en</strong>ergiemix in 1870 tot zijn piek van 46 proc<strong>en</strong>t in 1973. In de<br />

eu wil m<strong>en</strong> t<strong>en</strong> onrechte twee vlieg<strong>en</strong> in één klap slaan: toepassing van moderne hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie moet <strong>en</strong>erzijds tot kost<strong>en</strong>daling leid<strong>en</strong> via schaal- <strong>en</strong> leereffect<strong>en</strong> <strong>en</strong> anderzijds tot emissiereductie.<br />

Maar e<strong>en</strong> substantiële bijdrage van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie aan de beoogde<br />

emissiereductie vergt grootschalige toepassing, waardoor de kost<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> jonge technologie snel<br />

uit de hand kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong>. De technologie is nog onvoldo<strong>en</strong>de rijp voor brede implem<strong>en</strong>tatie.<br />

Het lijkt verstandiger onderscheid te mak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> emissiereductieprogramma’s op basis van<br />

bewez<strong>en</strong> <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectieve techniek<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds, <strong>en</strong> r&d-programma’s voor op termijn kost<strong>en</strong>effectieve<br />

techniek<strong>en</strong> anderzijds. Overhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> de r&d-programma’s richt<strong>en</strong><br />

op mogelijkhed<strong>en</strong> in <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>daling op nichemarkt<strong>en</strong>. In de vs maakt m<strong>en</strong> – anders dan in de<br />

eu – dit onderscheid wel.<br />

Innovatie <strong>en</strong> beprijzing van koolstofemissies<br />

E<strong>en</strong> prijs op co2-emissies geeft e<strong>en</strong> prikkel tot <strong>en</strong>ergie-efficiëntie <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiebesparing <strong>en</strong> tot<br />

toepassing van al beschikbare koolstofarme technologie. Pas e<strong>en</strong> co2-prijs die veel hoger is dan de<br />

huidige in de eu, die wereldwijd geldt <strong>en</strong> die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ook als blijv<strong>en</strong>d gezi<strong>en</strong> wordt, zou e<strong>en</strong><br />

geloofwaardige prikkel vorm<strong>en</strong> voor de diepte-investering<strong>en</strong> die nodig zijn voor echt nieuwe<br />

technologieën zoals zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> waterstof. Voor zulke diepte-investering<strong>en</strong> is dus vooralsnog<br />

e<strong>en</strong> andere b<strong>en</strong>adering nodig dan prijsbeleid, omdat aan de g<strong>en</strong>oemde voorwaard<strong>en</strong> niet tijdig<br />

zal word<strong>en</strong> voldaan.<br />

M<strong>en</strong> kan de binn<strong>en</strong>landse innovatie prikkel<strong>en</strong> door emissiereductie in het buit<strong>en</strong>land aan e<strong>en</strong><br />

plafond te bind<strong>en</strong>, maar ook dat lijkt e<strong>en</strong> kostbare manier. Ook het stell<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> minimumquotum<br />

(m<strong>en</strong> moet in jaar x bijvoorbeeld y% aan moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie do<strong>en</strong>) heeft nadel<strong>en</strong>:<br />

de markt mag het wel zelf uitzoek<strong>en</strong>, maar zal de techniek kiez<strong>en</strong> die op dit mom<strong>en</strong>t voordel<strong>en</strong><br />

heeft, ook als de langetermijnvooruitzicht<strong>en</strong> voor ander alternatief beter zijn. De wijze waarop de<br />

eu bijvoorbeeld biomassa voor transport aanpakt, stimuleert wellicht ethanol op basis van graan<br />

of suikerriet, maar dat zijn op zich rijpe techniek<strong>en</strong>, zodat er weinig innovatieprikkels zijn.<br />

Onduidelijk is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> of biomassa voor transport wel zo’n goede strategie is.<br />

Om echt nieuwe techniek<strong>en</strong> te ontwikkel<strong>en</strong> is r&d nodig, waarvan de eerste fas<strong>en</strong> vooral e<strong>en</strong><br />

zaak zijn van de overheid. Het lijkt daarom nodig dat de overheid zo specifiek mogelijk aangeeft<br />

welke techniek strategisch steun verdi<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> voor de ‘developm<strong>en</strong>t’ (experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, leerervaring<strong>en</strong>,<br />

eerste fase-schaaleffect<strong>en</strong>) e<strong>en</strong> nichemarkt creëert. Zulk beleid is kansrijker in e<strong>en</strong> internationale<br />

sam<strong>en</strong>werking waarin de nichemarkt<strong>en</strong> niet te klein blijv<strong>en</strong>.<br />

129


130<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

4.6 route 3: ontbossing, bebossing <strong>en</strong> koolstofopslag op<br />

het land<br />

4.6.1 het belang van de route<br />

Boss<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> opslagplaats van koolstof <strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> het grootste deel van de<br />

natuurlijke absorptiecapaciteit uit paragraaf 4.2.2. De ontbossing heeft voor 45<br />

proc<strong>en</strong>t bijgedrag<strong>en</strong> aan de to<strong>en</strong>ame van co2 in de atmosfeer sinds 1850, waarbij<br />

de rol daarvan aanvankelijk groter was dan die van fossiele emissies. Het huidige<br />

aandeel van ontbossing in de co2-emissies bedraagt 20 proc<strong>en</strong>t (zie bijlage 7).<br />

Wat er wereldwijd met boss<strong>en</strong> gebeurt, is dus voor het emissiereductiebeleid<br />

van evid<strong>en</strong>t belang. Tekstbox 4.7 laat zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> geringe proc<strong>en</strong>tuele verhoging<br />

van de jaarlijkse absorptie in hout e<strong>en</strong> belangrijk deel van de co2-emissies zou<br />

wegnem<strong>en</strong>. De ontbossing doet zich eig<strong>en</strong>lijk alle<strong>en</strong> in de trop<strong>en</strong> voor. Zeker<br />

twee derde van alle ontbossing zou veroorzaakt word<strong>en</strong> door het omzett<strong>en</strong> van<br />

bosgrond in landbouwgrond. In rijke land<strong>en</strong> neemt sinds e<strong>en</strong> jaar of veertig het<br />

bosareaal juist toe.<br />

Verwacht mag word<strong>en</strong> dat in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling de trage maar gestage daling<br />

van het ontbossingstempo door zal gaan. De ervaring leert namelijk dat bij e<strong>en</strong><br />

stijg<strong>en</strong>d inkom<strong>en</strong> per hoofd er in elk land e<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t komt waarop m<strong>en</strong> voor<br />

laagproductieve landbouw ge<strong>en</strong> boss<strong>en</strong> meer kapt. De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de vraag naar<br />

voedsel voor de groei<strong>en</strong>de wereldbevolking vormt ge<strong>en</strong> wez<strong>en</strong>lijke barrière voor<br />

minder ontbossing <strong>en</strong> meer herbebossing. De b<strong>en</strong>odigde groei van de landbouwproductie<br />

kan zonder extra grond gerealiseerd word<strong>en</strong>, mits mondiaal e<strong>en</strong><br />

gestage groei van de productie per hectare kan word<strong>en</strong> gerealiseerd met circa 1,6-<br />

1,8 proc<strong>en</strong>t per jaar. In bijna alle ipcc-sc<strong>en</strong>ario’s verwacht m<strong>en</strong> dan ook dat in<br />

2100 de mondiale hoeveelheid bos weer zal to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, met mogelijkhed<strong>en</strong> voor<br />

bio-<strong>en</strong>ergie (zie ook bijlage 5). Als de dal<strong>en</strong>de tr<strong>en</strong>d zich in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling<br />

zal doorzett<strong>en</strong>, zou in 2050 het jaarlijks verlies aan bos de helft zijn van nu (Pacala<br />

<strong>en</strong> Socolow 2004a). De daarmee verbond<strong>en</strong> emissie zou dan dal<strong>en</strong> van de huidige<br />

1,1 gtc per jaar tot 0,5 gtc per jaar.<br />

Synergie met ontwikkeling<br />

Omdat grootschalige ontbossing t<strong>en</strong> behoeve van marginale landbouw van arme<br />

boer<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> is met onderontwikkeling, is deze emissiereductieroute niet<br />

los te zi<strong>en</strong> van het vraagstuk van ontwikkeling: deze route kan alle<strong>en</strong> slag<strong>en</strong> als ze<br />

hand in hand gaat met bijdrag<strong>en</strong> aan de lokaal-regionale ontwikkeling. De<br />

bestaande landbouwgrond moet e<strong>en</strong> hogere opbr<strong>en</strong>gst per hectare g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>,<br />

t<strong>en</strong>einde te voorkom<strong>en</strong> dat telk<strong>en</strong>s weer akkers gevestigd word<strong>en</strong> op grond die<br />

daar nauwelijks geschikt voor is. Bosbouw kan bijdrag<strong>en</strong> aan lokale werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Voorts is het voor het slag<strong>en</strong> van deze emissiereductieroute nodig dat e<strong>en</strong><br />

grotere <strong>en</strong> stabielere markt voor hout <strong>en</strong> voor koolstofopslag ontstaat, alsmede<br />

duurzame vorm<strong>en</strong> van houtkap, bij voorkeur via plantages.


Synergie <strong>en</strong> co-b<strong>en</strong>efits<br />

Het koester<strong>en</strong> <strong>en</strong> do<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> van bos biedt twee mogelijkhed<strong>en</strong> voor duurzame<br />

substitutie van fossiele <strong>en</strong>ergie. T<strong>en</strong> eerste vervangt hout als constructiemateriaal<br />

andere material<strong>en</strong> zoals beton, plastics, staal, aluminium <strong>en</strong>zovoort,<br />

voor de fabricage waarvan relatief veel fossiele <strong>en</strong>ergie nodig is. T<strong>en</strong> tweede<br />

zull<strong>en</strong> hout van plantages <strong>en</strong> houtafval van onder meer bosbouw de belangrijkste<br />

leveranciers zijn voor bio-<strong>en</strong>ergie (zie bijlage 5).<br />

Als ontbossing wordt teg<strong>en</strong>gegaan, helpt dat landschappelijke waard<strong>en</strong> te behoud<strong>en</strong>,<br />

alsmede de vele andere ecologische di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> die het tropisch woud vervult.<br />

Tekstbox 4.7 Gevoeligheid van het emissiesaldo voor bosbouw<br />

De jaarlijkse absorptie van koolstof op het land is mondiaal 60 gtc per jaar (bij e<strong>en</strong> totaal reservoir<br />

van 600 gtc in vegetatie <strong>en</strong> 1600 gtc in de bodem). Door herbebossing, verdicht<strong>en</strong> van bos,<br />

gebruik van hout in duurzame product<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder ploeg<strong>en</strong> zou de absorptie verhoogd kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verhoging van de jaarlijkse absorptie met bijvoorbeeld 2 proc<strong>en</strong>t zou e<strong>en</strong> extra jaarlijkse<br />

opname van 1,2 gtc oplever<strong>en</strong>. Dat is 35 proc<strong>en</strong>t van de 3,3 gtc die nu jaarlijks in de atmosfeer<br />

accumuleert. Om via fossiele emissiereductie e<strong>en</strong> gelijk effect te bereik<strong>en</strong> zou het niveau van<br />

co2-emissies mondiaal 35 proc<strong>en</strong>t lager moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>.<br />

4.6.2 pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Emissiereductie door natuurlijke koolstofopslag kan langs vier weg<strong>en</strong>: minder ontbossing,<br />

herbebossing, bevordering van hout als materiaal <strong>en</strong> verandering<strong>en</strong> in de<br />

akkerbouw. In totaal kan daarmee in 2050 2 à 3 gtc per jaar word<strong>en</strong> vastgelegd.<br />

Tropische bosbouw is e<strong>en</strong> vrij goedkope optie: hij kost <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 3 <strong>en</strong> 35 dollar per ton<br />

co2, exclusief de bat<strong>en</strong> van de houtopbr<strong>en</strong>gst. De vormgeving van het Kyoto-protocol<br />

biedt echter ge<strong>en</strong> prikkel om dit pot<strong>en</strong>tieel te realiser<strong>en</strong>, omdat de handel in<br />

emissierecht<strong>en</strong> deze vorm van co2-reductie uitsluit (overig<strong>en</strong>s niet zonder red<strong>en</strong><strong>en</strong>).<br />

De vier weg<strong>en</strong> van natuurlijke koolstofopslag word<strong>en</strong> hieronder toegelicht.<br />

(1) Afremm<strong>en</strong> van ontbossing<br />

Deskundig<strong>en</strong> acht<strong>en</strong> het mogelijk de vertraging in de ontbossing in e<strong>en</strong> stroomversnelling<br />

te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, zodanig dat rond 2050 het proces geheel tot staan is<br />

gebracht. De emissie zou daardoor in 2050 0,5 gtc per jaar lager uitkom<strong>en</strong> dan in<br />

e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario.<br />

(2) Aangroei van bos qua areaal <strong>en</strong> dichtheid<br />

Het gaat hierbij om herbebossing van kapvlaktes, aanleg van nieuwe boss<strong>en</strong> op<br />

bijvoorbeeld vrijkom<strong>en</strong>de landbouwgrond elders, beter bosbeheer (reg<strong>en</strong>eratie,<br />

meer bom<strong>en</strong> per hectare, minder afval bij houtkap), agroforestry, plantages <strong>en</strong><br />

ruimte voor natuurlijke aanwas. Voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia is er nog veel grond<br />

die voor weinig anders geschikt is dan voor bos, hetge<strong>en</strong> rond 2050 e<strong>en</strong> bijdrage<br />

zou kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> van 1 à 1,5 gtc per jaar.<br />

131


132<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

(3) Andere landbouwpraktijk<strong>en</strong><br />

Hierbij gaat het vooral om minder traditioneel ploeg<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> rond 2050 e<strong>en</strong><br />

bijdrage zou kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> van 0,5 à 1 gtc per jaar.<br />

(4) Gebruik van hout als constructiemateriaal<br />

Hout is e<strong>en</strong> hernieuwbaar materiaal waarvan het gebruik e<strong>en</strong> dubbel effect heeft<br />

op emissiereductie. Het eerste effect is de directe opslagcapaciteit: hoe meer hout<br />

in gebruik is, des te meer koolstof erin is opgeslag<strong>en</strong>. Het tweede effect komt<br />

voort uit de substitutie van andere material<strong>en</strong> zoals staal, aluminium <strong>en</strong> cem<strong>en</strong>t,<br />

die veel <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siever zijn dan hout. Als de koolstofprijs gaat doorwerk<strong>en</strong><br />

in de prijs van material<strong>en</strong>, zal dit van invloed zijn op de materiaalkeuze.<br />

E<strong>en</strong> eindige route<br />

De bom<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> niet tot in de hemel. Bom<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> de voor hun groei b<strong>en</strong>odigde<br />

koolstof uit de lucht; volgroeide bom<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> per saldo ge<strong>en</strong> koolstof<br />

meer op. Als bom<strong>en</strong> sterv<strong>en</strong> of gekapt word<strong>en</strong> komt de opgeslag<strong>en</strong> koolstof vroeg<br />

of laat door vertering of verbranding weer in de atmosfeer terecht. Zolang de<br />

op<strong>en</strong>gevall<strong>en</strong> plaats in het bos weer wordt bezet door nieuwe bom<strong>en</strong>, blijft<br />

uiteindelijk de opgeslag<strong>en</strong> hoeveelheid koolstof gelijk. Het saldo van ontbossing<br />

<strong>en</strong> herbebossing bepaalt dus de bijdrage aan de koolstofbalans. Op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

mom<strong>en</strong>t is er ge<strong>en</strong> ruimte meer voor nog meer bos.<br />

De eindigheid onderscheidt deze route van andere routes: bij andere routes zoals<br />

bijvoorbeeld wind<strong>en</strong>ergie stabiliseert de pot<strong>en</strong>tie op e<strong>en</strong> maximale waarde, bij<br />

herbebossing nadert de jaarlijkse gesaldeerde bijdrage bij verzadiging tot nul.<br />

Opslag via natuurlijke opname is dus alle<strong>en</strong> bruikbaar als tijdelijk traject, in<br />

afwachting van de rijping van nieuwe technologieën. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> blijft de geleverde<br />

emissiereductiebijdrage alle<strong>en</strong> behoud<strong>en</strong> zolang de bosbestemming niet<br />

veranderd wordt. Wanneer hout als constructiemateriaal gebruikt wordt, wordt<br />

de eindigheid verder naar de toekomst opgeschov<strong>en</strong>.<br />

4.6.3 conclusie<br />

Als de opslag van koolstof op land wordt bevorderd door ontbossing teg<strong>en</strong> te<br />

gaan, als gezorgd wordt voor nieuw bos <strong>en</strong> als no till-agriculture <strong>en</strong> gebruik van<br />

hout als constructiemateriaal bevorderd word<strong>en</strong>, heeft dat tijdelijk e<strong>en</strong> geschat<br />

pot<strong>en</strong>tieel dat kan oplop<strong>en</strong> tot 2 à 3 gtc per jaar, ofwel e<strong>en</strong> kwart tot e<strong>en</strong> derde<br />

van de gevraagde emissiereductie tot 2050. Deze emissiereductieroute is bij<br />

uitstek bruikbaar in de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia om e<strong>en</strong> belangrijke bijdrage te<br />

lever<strong>en</strong> aan de vereiste ombuiging van co2-emissies, omdat hij weinig tot ge<strong>en</strong><br />

technologische innovatie vergt. Maar bij succesvol beleid zal het emissiereductiepot<strong>en</strong>tieel<br />

van deze route niet lang na 2050 onvermijdelijk verbruikt zijn <strong>en</strong><br />

zal de emissiereductierol moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door andere techniek<strong>en</strong>.<br />

Gebruik van deze route creëert dus ontwikkeltijd voor andere techniek<strong>en</strong>.


4.7 route 4: de emissiereductie van de obg’s: het<br />

voorbeeld methaan<br />

4.7.1 het belang van de route<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Methaan heeft met 65 proc<strong>en</strong>t veruit het grootste aandeel in de obg’s (1,8 gtceq).<br />

Lachgas (n2o) is e<strong>en</strong> goede tweede met 32 proc<strong>en</strong>t (0,9 gtc-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>). De<br />

methaanconc<strong>en</strong>tratie in de atmosfeer is de laatste eeuw<strong>en</strong> meer dan verdubbeld,<br />

van 700 ppbv in 1750 tot 1750 ppbv in 2000, doordat de absorptie in sinks de<br />

emissie (die voor zo’n 60% antropoge<strong>en</strong> is) niet kon bijhoud<strong>en</strong> (com (96): 557).<br />

Sinds e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> lijkt die to<strong>en</strong>ame van de conc<strong>en</strong>tratie tot stilstand te zijn<br />

gekom<strong>en</strong>. Juist de reductie van methaan neemt in het huidige Nederlandse emissiereductiebeleid<br />

t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van de obg’s e<strong>en</strong> strategische plek in (zie hoofdstuk<br />

2). Methaan heeft e<strong>en</strong> relatief korte verblijftijd in de atmosfeer, maar e<strong>en</strong> sterk<br />

opwarmingseffect (zie tekstbox 4.1). Om de volg<strong>en</strong>de drie red<strong>en</strong><strong>en</strong> is met name<br />

methaan onder de obg’s van strategisch belang (voor meer informatie over deze<br />

route zie bijlage 8).<br />

De eerste red<strong>en</strong> voor het belang van methaan ligt in het sterke opwarmingseffect<br />

in combinatie met de korte verblijfsduur. Maatregel<strong>en</strong> gericht op methaan<br />

hebb<strong>en</strong> op relatief korte termijn hun effect, waardoor risicoreductie mogelijk is.<br />

Zulke maatregel<strong>en</strong> schepp<strong>en</strong> tijd voor <strong>en</strong>erzijds meer onderzoek naar het<br />

klimaatsysteem <strong>en</strong> anderzijds naar techniek<strong>en</strong> die de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing op<br />

termijn emissievrij mak<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> belangrijk deel van de methaan komt vrij door<br />

onvolledige afbraak van biologisch materiaal. Energieopwekking uit methaan zou<br />

zelfs in principe ooit co2 kunn<strong>en</strong> absorber<strong>en</strong>, namelijk door het gebruik van<br />

biomassa in c<strong>en</strong>trales te combiner<strong>en</strong> met ccs. Net als bij bosbouw kan het kortetermijneffect<br />

als voordeel gebruikt word<strong>en</strong> in plaats van als nadeel op de koop toe<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Daarnaast is methaanreductie van belang, omdat daarmee net als bij bosbouw<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong> bij het mondiale klimaatbeleid betrokk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Zo is in India <strong>en</strong> Brazilië het huidig aandeel van obg’s groter dan dat van co2<br />

(Reilly et al. 2004). Gecontroleerd geproduceerde methaan kan in lokale geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

gebruikt word<strong>en</strong> voor de plaatselijke <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing, zowel voor<br />

warmte als voor elektriciteit. Daardoor ontstaat e<strong>en</strong> emissiereductie met e<strong>en</strong><br />

economische opbr<strong>en</strong>gst, los van klimaatontwikkeling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> doet zich bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

de mogelijkheid voor toxische emissies te beperk<strong>en</strong>.<br />

De derde <strong>en</strong> laatste red<strong>en</strong> voor het belang van methaan ligt in het nieuwe van<br />

deze route <strong>en</strong> de verhouding tot co2. Voor de reductie van obg’s bestaat pas sinds<br />

het Kyoto-protocol e<strong>en</strong> prikkel, <strong>en</strong> dan nog alle<strong>en</strong> in de Annex i-land<strong>en</strong>.<br />

Daardoor zijn de meeste mogelijkhed<strong>en</strong> nog onb<strong>en</strong>ut geblev<strong>en</strong>: er is nog veel<br />

‘laag hang<strong>en</strong>d fruit’ dat kan word<strong>en</strong> geplukt teg<strong>en</strong> lage kost<strong>en</strong> of zelfs met economische<br />

opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is er bij verbranding van fossiele brandstoff<strong>en</strong><br />

al dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> sterke schaarsteprikkel tot kost<strong>en</strong>besparing <strong>en</strong> spaarzaamheid.<br />

133


134<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Ook al zijn er nog eindeloze mogelijkhed<strong>en</strong> voor <strong>en</strong>ergiebesparing, het echte laag<br />

hang<strong>en</strong>d fruit is daar geplukt. In de emissiereductiedoelstelling vormt methaan<br />

e<strong>en</strong> direct communicer<strong>en</strong>d vat met de reductie van co2. Meer van het e<strong>en</strong> impliceert<br />

minder van het ander.<br />

4.7.2 pot<strong>en</strong>tie van de route<br />

De sterke broeikaswerking van methaan maakt emissiereductie effectief. Elke<br />

kilo vermed<strong>en</strong> methaanemissie is op e<strong>en</strong> termijn van honderd jaar equival<strong>en</strong>t<br />

met 23 kilo co2. Antropog<strong>en</strong>e methaanemissies hebb<strong>en</strong> in belangrijke mate te<br />

mak<strong>en</strong> met lekk<strong>en</strong>de pijpleiding<strong>en</strong> (de helft van de emissie komt uit de voormalige<br />

ussr), rott<strong>en</strong>d afval, <strong>en</strong>zovoort. Voor zulke emissies zijn relatief gemakkelijk<br />

oplossing<strong>en</strong> te organiser<strong>en</strong>. co2 daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> onvermijdelijk resultaat van<br />

verbrandingsprocess<strong>en</strong>. Methaanemissies zoud<strong>en</strong> bij veel van de bronn<strong>en</strong> met<br />

20-40 proc<strong>en</strong>t verminderd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> relatief lage kost<strong>en</strong>, met name<br />

door transfer van best practice-technologie <strong>en</strong> van expertise, in het bijzonder bij<br />

vuilstort <strong>en</strong> bij de verwerking van zuiveringsslib.<br />

Emissies uit de <strong>en</strong>ergieproductie <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergietransport (gas, olie, kol<strong>en</strong>) zijn met de<br />

huidige technologie met 80 proc<strong>en</strong>t te verminder<strong>en</strong>, voor zeker de helft met<br />

maatregel<strong>en</strong> waar de industrie financieel beter van wordt. Er zijn positieve<br />

nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong> in de vorm van meer veiligheid door minder explosiegevaar (mijnbouw),<br />

modernisering van de productiesystem<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergieopbr<strong>en</strong>gst uit afgevang<strong>en</strong><br />

methaan. In de kol<strong>en</strong>industrie kan 50-70 proc<strong>en</strong>t van de methaan word<strong>en</strong><br />

opgevang<strong>en</strong>.<br />

Door ontbossing teg<strong>en</strong> te gaan (zie paragraaf 4.6) wordt ook de methaanemissie<br />

door onvolledige verbranding van biomassa teg<strong>en</strong>gegaan. Dat komt vooral voor<br />

bij (a) de destructie van bosgebied<strong>en</strong> voor exportgewass<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor verstedelijking<br />

<strong>en</strong> (b) bij het verbrand<strong>en</strong> van landbouwafval <strong>en</strong> van hout voor verwarming,<br />

kok<strong>en</strong> <strong>en</strong> houtskoolproductie.<br />

De antropog<strong>en</strong>e methaanemissie uit de landbouw (circa 50% van de emissie) is<br />

lastiger te verminder<strong>en</strong>. Het vergt sleutel<strong>en</strong> aan voer <strong>en</strong> spijsvertering van<br />

herkauwers <strong>en</strong> aan de techniek van de natte rijstbouw. Toch kan ook hier teg<strong>en</strong><br />

relatief lage kost<strong>en</strong> het nodige bereikt word<strong>en</strong>.<br />

Gezi<strong>en</strong> het bov<strong>en</strong>staande is m<strong>en</strong> in diverse studies tot de conclusie gekom<strong>en</strong> dat<br />

e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectieve emissiereductiestrategie in de eerstvolg<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia moet<br />

berust<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> hoog aandeel voor de obg’s, vanwege de relatief lage marginale<br />

reductiekost<strong>en</strong>, <strong>en</strong> in belangrijke mate gebruikmak<strong>en</strong>d van ‘beste bestaande praktijk<strong>en</strong>’.<br />

Al met al lijk<strong>en</strong> op dit mom<strong>en</strong>t de mogelijkhed<strong>en</strong> voor voldo<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong>effectieve<br />

methaanemissiereductie tot 2050 op 35-45 proc<strong>en</strong>t van de huidige<br />

emissie geschat te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, wat overe<strong>en</strong>komt met e<strong>en</strong> reductie van 1 gtc<br />

per jaar in 2050. Ook het cpb (Kets <strong>en</strong> Verweij 2005) concludeerde onlangs dat<br />

voldo<strong>en</strong>de aandacht voor kost<strong>en</strong>effectieve reductie van obg’s de kost<strong>en</strong> van


klimaatbeleid flink kan verlag<strong>en</strong>. Ook kan zo de sectorale spreiding van de kost<strong>en</strong><br />

van emissiereductie breder word<strong>en</strong>. Zo emitteert landbouw relatief weinig co2,<br />

maar naar verhouding des te meer methaan <strong>en</strong> n2o. Overig<strong>en</strong>s zou e<strong>en</strong> prijs voor<br />

koolstof die ook van toepassing is op de obg’s e<strong>en</strong> sterke prikkel tot emissiereductie<br />

betek<strong>en</strong><strong>en</strong>, omdat reductie van obg’s relatief goedkoop is.<br />

De industriële obg’s (vooral n2o) l<strong>en</strong><strong>en</strong> zich goed voor e<strong>en</strong> mondiale overe<strong>en</strong>komst,<br />

omdat de problematiek betrekkelijk overzichtelijk is: er zijn veel minder<br />

land<strong>en</strong> bij betrokk<strong>en</strong> dan bij co2, omdat industriële obg’s nog nauwelijks in de<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geëmitteerd (Reilly et al. 2004). Het Montrealverdrag<br />

over ozon (zie hoofdstuk 5) kan hier als voorbeeld di<strong>en</strong><strong>en</strong> voor effectief<br />

beleid.<br />

4.7.3 conclusie<br />

Belang <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> van de emissiereductie van de overige broeikasgass<strong>en</strong><br />

verdi<strong>en</strong><strong>en</strong> mondiaal meer aandacht, zowel om red<strong>en</strong><strong>en</strong> van extra risicoreductie<br />

als van kost<strong>en</strong>effectiviteit van het emissiereductiebeleid. Daar komt bij dat over<br />

beperking van de verschill<strong>en</strong>de obg-emissies naar verhouding wat makkelijker<br />

mondiale cons<strong>en</strong>sus te bereik<strong>en</strong> lijkt dan bij co2, omdat obg-emissiereductie<br />

voor ontwikkelingsland<strong>en</strong> veel minder bedreig<strong>en</strong>d is dan co2-emissiereductie.<br />

obg-emissiereductie zal immers veel minder de economische groei aantast<strong>en</strong> dan<br />

co2-emissiereductie.<br />

E<strong>en</strong> sterke reductie van de methaanemissies lijkt relatief goedkoop <strong>en</strong> redelijk<br />

snel realiseerbaar te zijn, dus nog in de periode tot 2050. Voor e<strong>en</strong> belangrijk deel<br />

gaat het om meer zorgvuldigheid in de afvalsector (vuilstort, riool- <strong>en</strong> zuiveringsslib)<br />

<strong>en</strong> in pijpleiding<strong>en</strong> <strong>en</strong> mijn<strong>en</strong>. Dit deel van het emissiereductiebeleid<br />

vergt weinig technologie of innovatie, is derhalve relatief snel realiseerbaar <strong>en</strong> is<br />

relatief goedkoop, t<strong>en</strong> dele zelfs r<strong>en</strong>dabel. Dat wil overig<strong>en</strong>s niet zegg<strong>en</strong> dat<br />

implem<strong>en</strong>tatie in ontwikkelingsland<strong>en</strong> ook snel gerealiseerd zal zijn. E<strong>en</strong> deel<br />

van de emissie is typisch het gevolg van onderontwikkeling (onvolledige<br />

verbranding door slash and burn van boss<strong>en</strong>, door gebruik van hout in primitieve<br />

stov<strong>en</strong> <strong>en</strong>zovoort). De antropog<strong>en</strong>e methaanemissie die uit de landbouw komt is<br />

lastiger te verminder<strong>en</strong>. Op dit mom<strong>en</strong>t lijk<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong>effectieve mogelijkhed<strong>en</strong><br />

35-45 proc<strong>en</strong>t van de huidige emissie te bedrag<strong>en</strong>, ofwel e<strong>en</strong> reductie van 1<br />

gtc per jaar in 2050.<br />

4.8 emissiereductiestrategie tot 2050<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

Om de 2 °C-doelstelling van de eu te realiser<strong>en</strong>, zoud<strong>en</strong> de mondiale co2-emissies<br />

in 2050 nog slechts zo’n 4 gtc per jaar mog<strong>en</strong> zijn. Dat vraagt e<strong>en</strong> reductie<br />

van 10 à 11 gtc per jaar t<strong>en</strong> opzichte van het bau-pad. Op basis van het voorgaande<br />

<strong>en</strong> de bijlag<strong>en</strong> 2 tot <strong>en</strong> met 8 kan word<strong>en</strong> geconcludeerd dat dit in beginsel<br />

mogelijk is, maar dat daarvoor wel de nodige wonder<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> gebeur<strong>en</strong>. Alle<br />

vier de hiervoor aangegev<strong>en</strong> routes zijn daarvoor b<strong>en</strong>odigd, maar dat betek<strong>en</strong>t<br />

135


136<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

niet dat ge<strong>en</strong> keuz<strong>en</strong> hoev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt: bij moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie<br />

zou het acc<strong>en</strong>t moet<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> op biomassa; ook het behoud of de groei van het<br />

aandeel van kern<strong>en</strong>ergie vraagt e<strong>en</strong> keuze. Hierna wordt eerst e<strong>en</strong> mondiaal <strong>en</strong><br />

daarna e<strong>en</strong> Nederlands perspectief geschetst.<br />

4.8.1 schets van e<strong>en</strong> mondiale strategie<br />

Uit de voorgaande paragraf<strong>en</strong> is duidelijk geword<strong>en</strong> dat de <strong>en</strong>ergiesector, <strong>en</strong> zeker<br />

de elektriciteitssector, op zichzelf te weinig emissiereductiepot<strong>en</strong>tie biedt om<br />

zonder gebruik van kern<strong>en</strong>ergie de eu-doelstelling te realiser<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat ook realisering<br />

met kern<strong>en</strong>ergie nog steeds de nodige wonder<strong>en</strong> vergt. Tabel 4.7 laat zi<strong>en</strong><br />

dat perspectiefvol emissiereductiebeleid voor de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia moet<br />

berust<strong>en</strong> op de combinatie van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie, ccs (in combinatie met kol<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> gas), bio-<strong>en</strong>ergie (op termijn in combinatie met ccs), opslag van co2 in boss<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> bodem door fotosynthese, emissiereductie van obg’s (vooral methaan) <strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

slotte e<strong>en</strong> restgroep die vooral wind<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie, maar daarnaast ook<br />

zonne-<strong>en</strong>ergie, geothermische <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> getijd<strong>en</strong><strong>en</strong>ergie omvat. De hoeveelhed<strong>en</strong><br />

in de tabel word<strong>en</strong> niet spontaan gerealiseerd, maar vrag<strong>en</strong> int<strong>en</strong>sief beleid.<br />

Weliswaar is er <strong>en</strong>ige reserve (circa 10%) t<strong>en</strong> opzichte van de doelstelling tot<br />

2050, maar daaruit mag niet word<strong>en</strong> geconcludeerd dat sommige opties bij voorbaat<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgestreept. Elk van de routes heeft zijn eig<strong>en</strong> obstakels, die<br />

e<strong>en</strong> volledige realisatie van het pot<strong>en</strong>tieel in de weg staan. De tabel wordt hierna<br />

toegelicht.<br />

Tabel 4.7 Emissiereductiepot<strong>en</strong>tieel in 2050 (in gtc per jaar t<strong>en</strong> opzichte van bau-ontwikkeling)<br />

Pot<strong>en</strong>tieel Route<br />

Beleidsint<strong>en</strong>sivering t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie 03,4 Efficiëntie<br />

ccs 02,1 Energiemix<br />

Bio-<strong>en</strong>ergie 01,9 Energiemix<br />

Extra opslag via fotosynthese 02,0 Bosbouw<br />

Reductie methaan 01,0 OBG<br />

Divers<strong>en</strong> 01,8 Energiemix<br />

Totaal 12,2<br />

Bron: wrr<br />

Beleidsint<strong>en</strong>sivering t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

Beleidsint<strong>en</strong>sivering t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie heeft met 3,4 gtc per<br />

jaar in 2050 t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> bau-situatie waarschijnlijk het grootste pot<strong>en</strong>tieel<br />

<strong>en</strong> is cruciaal. Er lijkt e<strong>en</strong> mondiale afname van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit met ruim<br />

2 proc<strong>en</strong>t per jaar mogelijk; zonder zo’n beleid wordt e<strong>en</strong> afname met 1,3 proc<strong>en</strong>t<br />

verwacht. Deze emissiereductieroute is de <strong>en</strong>ige die het hele spectrum van<br />

toepassing van fossiele <strong>en</strong>ergie dekt, <strong>en</strong> dus ook buit<strong>en</strong> elektriciteitssector zeer


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

relevant kan zijn. Verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie moet ertoe leid<strong>en</strong> dat de<br />

band <strong>tuss<strong>en</strong></strong> economische groei <strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergieconsumptie doorbrok<strong>en</strong><br />

wordt. E<strong>en</strong> groot deel van de verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie kan gerealiseerd<br />

word<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de sector elektriciteit, namelijk in gebouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> woning<strong>en</strong>,<br />

in de industrie <strong>en</strong> bij voertuig<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> al de verdubbeling van de efficiëntie in<br />

voertuig<strong>en</strong> geeft ongeveer 1 gtc per jaar reductie in 2050 t<strong>en</strong> opzichte van bauontwikkeling.<br />

Verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie is, behalve vanwege het pot<strong>en</strong>tieel, ook om<br />

andere red<strong>en</strong><strong>en</strong> belangrijk. Zij is e<strong>en</strong> van de meest kost<strong>en</strong>effectieve opties. Zij<br />

vermindert de problematiek van <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> externe <strong>en</strong>ergieafhankelijkheid<br />

(ev<strong>en</strong>zeer als e<strong>en</strong> in omvang gelijkwaardig pot<strong>en</strong>tieel aan hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie zou do<strong>en</strong>). En t<strong>en</strong> slotte verlag<strong>en</strong> efficiëntere voertuig<strong>en</strong> <strong>en</strong> apparat<strong>en</strong> de<br />

drempels voor het toepass<strong>en</strong> van wat duurdere elektriciteitsproductie op basis<br />

van toepassing van ccs of op basis van hernieuwbare <strong>en</strong>ergie: het <strong>en</strong>ergieverbruik<br />

maakt dan immers e<strong>en</strong> kleiner deel uit van de gebruikskost<strong>en</strong>.<br />

Er is eig<strong>en</strong>lijk maar één probleem met deze emissiereductieroute: ze bestaat uit<br />

e<strong>en</strong> baaierd van de meest uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>, die elk voor zich weinig<br />

overhoop hal<strong>en</strong>, terwijl bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> het tempo van toepassing lastig te regisser<strong>en</strong><br />

is. Voor e<strong>en</strong> snelle verbetering van het mondiaal gemiddelde is het van belang te<br />

lett<strong>en</strong> op vervangings- <strong>en</strong> uitbreidingsinvestering<strong>en</strong>, <strong>en</strong> vooral te werk<strong>en</strong> in<br />

land<strong>en</strong> waar de efficiëntie nu nog zeer te w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> overlaat: opkom<strong>en</strong>de economieën<br />

met e<strong>en</strong> hoge groei.<br />

Behalve in het eindverbruik kan e<strong>en</strong> grote efficiëntieslag in de elektriciteitsproductie<br />

in 2050 t<strong>en</strong> opzichte van het bau-sc<strong>en</strong>ario zo’n 1 gtc per jaar oplever<strong>en</strong>.<br />

Naarmate c<strong>en</strong>trales efficiënter word<strong>en</strong>, zal de drempel voor elektriciteitsproductie<br />

op basis van zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> wind<strong>en</strong>ergie in de elektriciteitsproductie hoger<br />

word<strong>en</strong> <strong>en</strong> de prijsstijging t<strong>en</strong> gevolge van toepassing van ccs lager. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> bij toepassing van de vergassingstechnologie <strong>en</strong>ergie-efficiëntie in elektriciteitsproductie<br />

<strong>en</strong> relatief goedkope ccs goed sam<strong>en</strong>gaan.<br />

Bio-<strong>en</strong>ergie<br />

Biomassa is goed integreerbaar in het bestaande <strong>en</strong>ergiesysteem, vooral nu ook de<br />

toepassing van houthoud<strong>en</strong>de biomassa mogelijk wordt, dankzij onder meer de<br />

vergassingstechnologie. Met deze emissiereductieroute kan behalve in de sector<br />

elektriciteit (met zon, wind <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie als concurr<strong>en</strong>t) ook resultaat word<strong>en</strong><br />

behaald in de sector transport. Met cellulosehoud<strong>en</strong>de biomassa (tweede g<strong>en</strong>eratie-biomassa)<br />

is niet alle<strong>en</strong> per e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong>ergie e<strong>en</strong> veel sterkere reductie van de<br />

koolstofuitstoot mogelijk, maar is er ook veel minder pot<strong>en</strong>tiële concurr<strong>en</strong>tie met<br />

de wereldvoedselproductie.<br />

Technische ontwikkeling<strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> de bio-elektriciteitsopwekking in 5 à 10 jaar <strong>en</strong><br />

biobrandstoff<strong>en</strong> in 10 à 15 jaar concurrer<strong>en</strong>d te mak<strong>en</strong> in veel gebied<strong>en</strong> in de<br />

wereld, mede onder invloed van de ontwikkeling van de olieprijs. Technologische<br />

137


138<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

ontwikkeling in aanvoerket<strong>en</strong>s over grote afstand<strong>en</strong> kan de concurr<strong>en</strong>tiekracht<br />

van bio-<strong>en</strong>ergie verder verhog<strong>en</strong> (Faaij 2005). Het aandeel van biomassa in het<br />

doorgroei<strong>en</strong>d mondiaal primair <strong>en</strong>ergiegebruik kan de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia geleidelijk<br />

oplop<strong>en</strong> van de huidige 11 proc<strong>en</strong>t tot 20 à 30 proc<strong>en</strong>t. Zou het aandeel<br />

uitkom<strong>en</strong> op 20 proc<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> zou die extra to<strong>en</strong>ame van 9 proc<strong>en</strong>t geheel t<strong>en</strong> koste<br />

gaan van fossiele <strong>en</strong>ergie, dan zou het aandeel van fossiele <strong>en</strong>ergie dal<strong>en</strong> van 82<br />

proc<strong>en</strong>t in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling (met e<strong>en</strong> koolstofemissie in 2050 van 14 gtc)<br />

naar 73 proc<strong>en</strong>t, met e<strong>en</strong> koolstofemissie van 12,1 gtc. Dit levert de 1,9 gtc op in<br />

tabel 4.7.<br />

E<strong>en</strong> dergelijk pot<strong>en</strong>tieel tot 2050 maakt dat deze emissiereductieroute in principe<br />

e<strong>en</strong> relevante bijdrage aan de <strong>en</strong>ergiezekerheid kan lever<strong>en</strong>, <strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met de<br />

combinatie van fossiele <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> ccs de rugg<strong>en</strong>graat zou kunn<strong>en</strong> gaan vorm<strong>en</strong><br />

van e<strong>en</strong> nieuw <strong>en</strong>ergiesysteem met veel meer <strong>en</strong>ergiezekerheid, relatief lage<br />

kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> lage co2-emissie.<br />

De relevantie voor ontwikkelingsland<strong>en</strong> kan groot zijn. Plantages word<strong>en</strong> vooral<br />

in de trop<strong>en</strong> belangrijk, omdat de opbr<strong>en</strong>gst veel hoger is dan van gewone<br />

boss<strong>en</strong>. Daar komt bij dat grote del<strong>en</strong> in de trop<strong>en</strong> niet geschikt zijn voor landbouw,<br />

maar wel voor bos (Faaij 2005). Biomassa biedt ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

perspectief op (a) minder afhankelijkheid van import van fossiele brandstof, (b)<br />

export van biob<strong>en</strong>zine <strong>en</strong> biodiesel, (c) zicht op kleinschalige vorm<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing<br />

<strong>en</strong> (d) economische impuls<strong>en</strong> op het platteland.<br />

De combinatie van biomassa <strong>en</strong> ccs biedt de mogelijkheid desgew<strong>en</strong>st in de<br />

toekomst co2 aan de atmosfeer te onttrekk<strong>en</strong>. Hoewel dat vooralsnog duur is,<br />

biedt deze optie van de technologie risicoreductie. Cruciaal voor de toepassing<br />

van bio-<strong>en</strong>ergie is voldo<strong>en</strong>de groei van de voedselproductiviteit.<br />

ccs<br />

ccs (Carbon Capture and Storage) kan qua pot<strong>en</strong>tieel al in de eerste helft van de<br />

21ste eeuw e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>. Omdat ccs hoofdzakelijk toepasbaar is in<br />

de elektriciteitssector is het maximumpot<strong>en</strong>tieel in 2050 4 à 5 gtc. Maar dat<br />

maximum zal niet gehaald word<strong>en</strong>, want daarvoor zoud<strong>en</strong> alle fossiele c<strong>en</strong>trales<br />

in 2050 moet<strong>en</strong> zijn toegerust met ccs, <strong>en</strong> dat lukt uiteraard niet op zo’n korte<br />

termijn. Volg<strong>en</strong>s het iea zou in 2030 met ccs e<strong>en</strong> emissiereductie van ongeveer<br />

1,2 gtc per jaar, <strong>en</strong> in 2050 2,1 gtc per jaar realiseerbaar zijn. Daardoor zou ccs<br />

e<strong>en</strong> aandeel van 25 à 30 proc<strong>en</strong>t kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in de beoogde halvering van de<br />

emissies t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario. De piek van de toepassing zou<br />

vall<strong>en</strong> in de tweede helft van deze eeuw. Daarna lijkt de beurt aan koolstofneutrale<br />

alternatiev<strong>en</strong>. Gerek<strong>en</strong>d over de gehele periode tot 2100 zou 30 à 40 proc<strong>en</strong>t<br />

van alle emissiereductie t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling via ccs gerealiseerd<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (Dooley 2004; iea 2004b).<br />

Dit perspectief is gebaseerd op e<strong>en</strong> start met ccs rond 2020. Daartoe zoud<strong>en</strong><br />

vanaf hed<strong>en</strong> bij het bouw<strong>en</strong> van c<strong>en</strong>trales zo veel mogelijk voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> getrof


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

f<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> die het mogelijk mak<strong>en</strong> om te zijner tijd ccs toe te pass<strong>en</strong>.<br />

Concreet: om 1 gtc per jaar te kunn<strong>en</strong> reducer<strong>en</strong> via ccs zou m<strong>en</strong> ccs moet<strong>en</strong><br />

toepass<strong>en</strong> bij 800 gw aan kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales, of bij 1600 gw aan aardgasc<strong>en</strong>trales. 31<br />

ccs is naar alle waarschijnlijkheid ess<strong>en</strong>tieel om de kost<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid<br />

in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia binn<strong>en</strong> de perk<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong>. Het is weliswaar niet<br />

goedkoop (onder andere t<strong>en</strong> gevolge van de extra <strong>en</strong>ergie die afvang <strong>en</strong> opslag<br />

kost), maar de combinatie van kol<strong>en</strong> met ccs levert aanmerkelijk goedkopere<br />

emissiereductie dan de meeste hernieuwbare <strong>en</strong>ergietechniek<strong>en</strong>.<br />

ccs is e<strong>en</strong> <strong>en</strong>d-of-pipe-techniek. Dat heeft het voordeel dat ccs goed inpasbaar is<br />

in het bestaande <strong>en</strong>ergiesysteem. Ook kan ccs de exploitatie van kol<strong>en</strong>, die om<br />

red<strong>en</strong><strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergiezekerheid onvermijdelijk is, klimaatneutraal mak<strong>en</strong>. De<br />

kol<strong>en</strong> zijn ook e<strong>en</strong> goedkope leverancier van de voor ccs extra b<strong>en</strong>odigde <strong>en</strong>ergie.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> maakt ze gebruik van vergassingstechnologie, die voor ccs<br />

w<strong>en</strong>selijk is, het <strong>en</strong>ergiesysteem meer flexibel wat de te producer<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiedragers<br />

betreft (schone diesels, waterstof, biobrandstoff<strong>en</strong>). En t<strong>en</strong> slotte biedt ccs<br />

zoals gezegd in combinatie met biomassa de mogelijkheid actief koolstof aan de<br />

atmosfeer te onttrekk<strong>en</strong>. Deze voordel<strong>en</strong> weg<strong>en</strong> ruimschoots op teg<strong>en</strong> de vaak<br />

geopperde bezwar<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> <strong>en</strong>d-of-pipe-techniek<strong>en</strong> (niet structureel, niet duurzaam,<br />

gericht op behoud van het bestaande systeem).<br />

Extra opslag van koolstof door fotosynthese<br />

Paragraaf 4.6 liet zi<strong>en</strong> dat opslag door fotosynthese e<strong>en</strong> verzameling is van e<strong>en</strong><br />

viertal emissiereductieactiviteit<strong>en</strong>, namelijk ontbossing teg<strong>en</strong>gaan, nieuw bos<br />

plant<strong>en</strong>, hout als constructiemateriaal gebruik<strong>en</strong> <strong>en</strong> akkerbouw zonder ploeg<strong>en</strong><br />

bevorder<strong>en</strong>. Dat kan allemaal onmiddellijk, kost<strong>en</strong>effectief <strong>en</strong> vrijwel zonder<br />

technologische innovatie. Tabel 4.7 laat zi<strong>en</strong> dat in 2050 2 gtc per jaar haalbaar is.<br />

Maar het is wel e<strong>en</strong> tijdelijke emissiereductieroute aangezi<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> nettovermeerdering<br />

van biomassa bijdraagt.<br />

De vernietiging van lokale hulpbronn<strong>en</strong> in de vorm van onduurzame houtkap <strong>en</strong><br />

onduurzame landbouw kan met actief bosbeleid word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>. Voorwaard<strong>en</strong><br />

zijn wel e<strong>en</strong> hogere opbr<strong>en</strong>gst per hectare voor de bestaande landbouwgrond,<br />

alsook e<strong>en</strong> grotere <strong>en</strong> stabielere markt voor hout <strong>en</strong> voor koolstofopslag.<br />

Bosbouw kan bijdrag<strong>en</strong> aan lokale werkgeleg<strong>en</strong>heid.<br />

Reductie van obg’s, in het bijzonder van methaan<br />

Van de obg’s is op mondiale schaal vooral methaan relevant. Methaan heeft e<strong>en</strong><br />

veel sterker broeikaseffect dan co2 <strong>en</strong> kan gebruikt word<strong>en</strong> als schone brandstof<br />

wanneer het gecontroleerd wordt geproduceerd. Methaanemissies zoud<strong>en</strong> bij<br />

veel van de bronn<strong>en</strong> met 20-40 proc<strong>en</strong>t verminderd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> relatief<br />

lage kost<strong>en</strong>, door transfer van expertise <strong>en</strong> van best practice-technologie. Met<br />

name belangrijk zijn de volg<strong>en</strong>de categorieën:<br />

• Vuilstort <strong>en</strong> zuiveringslib, met e<strong>en</strong> huidig aandeel in de methaanemissie van<br />

20 proc<strong>en</strong>t. Deze emissiebron groeit sterk in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia in ontwik-<br />

139


140<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

kelingsland<strong>en</strong> door de snelle verstedelijking. De aanpak ervan heeft positieve<br />

nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong> (betere leefkwaliteit, <strong>en</strong>ergieopbr<strong>en</strong>gst).<br />

• Lekkage bij productie <strong>en</strong> transport van <strong>en</strong>ergie (gas, olie <strong>en</strong> kol<strong>en</strong>). De helft<br />

van de emissie komt uit de voormalige ussr. Ook hier zijn positieve nev<strong>en</strong>effect<strong>en</strong><br />

(veiligheid, modernisering, <strong>en</strong>ergieopbr<strong>en</strong>gst).<br />

• De onvolledige verbranding van biomassa, vooral bij (a) de destructie van<br />

bosgebied<strong>en</strong> voor exportgewass<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor verstedelijking, <strong>en</strong> (b) verbranding<br />

van landbouwafval <strong>en</strong> van hout voor verwarming, kok<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor houtskoolproductie.<br />

Divers<strong>en</strong><br />

Enige extra emissiereductie is voorts mogelijk door middel van (a) substitutie van<br />

vooral kol<strong>en</strong> door gas; (b) wind<strong>en</strong>ergie (gemiddeld relatief duur, met e<strong>en</strong> maximaal<br />

pot<strong>en</strong>tieel van 15 à 20 proc<strong>en</strong>t van de uitstoot van koolstof in de sector elektriciteit,<br />

1 gtc <strong>en</strong> (c) meer gebruik van kern<strong>en</strong>ergie, volg<strong>en</strong>s het mit-sc<strong>en</strong>ario 0,8<br />

gtc.<br />

4.8.2 mondiale versus nederlandse strategie<br />

Het materiaal in dit hoofdstuk biedt ook stof tot reflectie op het Nederlands<br />

klimaatbeleid <strong>en</strong> de inbr<strong>en</strong>g van ons land in het internationale overleg in Brussel<br />

<strong>en</strong> wereldwijd. Om te bepal<strong>en</strong> wat zinnige speerpunt<strong>en</strong> zijn in het Nederlandse<br />

emissiereductiebeleid kan m<strong>en</strong>, gezi<strong>en</strong> het mondiale karakter van het klimaatprobleem,<br />

het beste uitgaan van mondiale prioriteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> daar geschikte Nederlandse<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> bij zoek<strong>en</strong>. Het gaat hier niet primair om aspect<strong>en</strong> van<br />

internationale verdeling van verantwoordelijkhed<strong>en</strong> (die kom<strong>en</strong> in hoofdstuk 5<br />

aan de orde), maar om e<strong>en</strong> effectieve bijdrage aan de probleemoplossing in technische<br />

zin.<br />

De probleemoplossing moet c<strong>en</strong>traal staan, niet het schoonveg<strong>en</strong> van het eig<strong>en</strong><br />

straatje. Goedkope emissiereductieopties zijn voorhand<strong>en</strong> in zich ontwikkel<strong>en</strong>de<br />

economieën <strong>en</strong> daar kan per euro besteding dus (veel) meer bereikt word<strong>en</strong> dan<br />

hier. Op korte termijn is technologiediffusie belangrijk, op lange termijn de<br />

ontwikkeling van nieuwe technologie.<br />

De in de afgelop<strong>en</strong> periode gehanteerde vuistregel van e<strong>en</strong> 50/50-verdeling van<br />

maatregel<strong>en</strong> in eig<strong>en</strong> land versus maatregel<strong>en</strong> elders verleidt tot onnodig dure<br />

maatregel<strong>en</strong> die per euro weinig emissiereductie oplever<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> aanpak die<br />

vanuit mondiaal perspectief tweede keus is. De vuistregel appelleert weliswaar<br />

op het eerste gezicht aan het aspect van verantwoordelijkheidsbesef <strong>en</strong> de w<strong>en</strong>selijkheid<br />

van technologieontwikkeling, maar beide argum<strong>en</strong>taties snijd<strong>en</strong> bij<br />

nadere beschouwing ge<strong>en</strong> hout. Verantwoordelijkheidsbesef vereist namelijk<br />

allereerst e<strong>en</strong> zo groot mogelijke effectiviteit van de geleverde inspanning. Het<br />

argum<strong>en</strong>t van de technologieontwikkeling snijdt ge<strong>en</strong> hout, omdat technologieontwikkeling<br />

voor de Nederlandse markt niet de technologieën levert die mondiaal<br />

straks interessant zijn. Mondiaal interessante technologieën richt<strong>en</strong> zich


eerder op toepassing<strong>en</strong> in opkom<strong>en</strong>de economieën, in dit geval ccs, vergassing,<br />

bosbouw, methaanreductie <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie, dan op bijvoorbeeld wind<strong>en</strong>ergie. De<br />

50/50-regel zet het Nederlandse beleid dus op het verkeerde spoor.<br />

De raad adviseert e<strong>en</strong> structureel onderscheid te mak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de implem<strong>en</strong>tatie<br />

van emissiereductiemaatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> transitie naar e<strong>en</strong> nieuw <strong>en</strong>ergiesysteem.<br />

Implem<strong>en</strong>tatie moet nu, met de beschikbare technologie op de plaats<strong>en</strong> waar dat<br />

goedkoop kan. De transitie naar koolstofneutrale <strong>en</strong>ergie vraagt meer geduld,<br />

zoals is gesteld in paragraaf 4.5 <strong>en</strong> tekstbox 4.6.<br />

Voor zijn klimaatbeleid kan Nederland niet alle<strong>en</strong> geld, maar ook eig<strong>en</strong> specialisaties,<br />

k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> infrastructuur aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong>. Onze ervaring met gas, met staal- <strong>en</strong><br />

petrochemie, alsook het hav<strong>en</strong>-industrieel-complex van Rotterdam kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gebruikt om bij te drag<strong>en</strong> aan mondiale efficiëntiebevordering in <strong>en</strong>ergieint<strong>en</strong>sieve<br />

sector<strong>en</strong>, gastechnologie, vergassingstechnologie, aanvoer <strong>en</strong> overslag<br />

van biomassa <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte aan de ontwikkeling van biopetrochemie.<br />

4.9 conclusie<br />

De 2 °C-doelstelling van de eu is realiseerbaar wanneer aan de volg<strong>en</strong>de voorwaard<strong>en</strong><br />

zou word<strong>en</strong> voldaan:<br />

• De mondiale coördinatie verloopt soepel <strong>en</strong> de Europese prefer<strong>en</strong>ties over de<br />

kost<strong>en</strong>effectiviteit van emissiereductieopties word<strong>en</strong> ofwel mondiaal gedeeld,<br />

ofwel via (financiële) overdracht<strong>en</strong> mondiaal geaccepteerd. Het volg<strong>en</strong>de<br />

hoofdstuk zal op die vraag ingaan.<br />

• Tot circa 2050 word<strong>en</strong> de nu beschikbare technologieën voortvar<strong>en</strong>d toegepast,<br />

vooral in opkom<strong>en</strong>de economieën.<br />

• Na 2050 zijn de nu nog niet beschikbare nieuwe technologieën ontwikkeld die<br />

het <strong>en</strong>ergiesysteem verregaand emissievrij mak<strong>en</strong>.<br />

De twee laatste voorwaard<strong>en</strong> word<strong>en</strong> hierna toegelicht.<br />

emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

De eerste helft van deze eeuw is e<strong>en</strong> voor emissiereductie cruciale periode. Te<br />

meer omdat het waarschijnlijk de laatste periode van sterke economische groei<br />

is (met e<strong>en</strong> inhaalslag van ontwikkelingsland<strong>en</strong> <strong>en</strong> de periode waarin de wereldbevolking<br />

vermoedelijk zijn piek gaat bereik<strong>en</strong>).<br />

Voor de 2 °C-doelstelling zou de mondiale emissie in 2050 nog slechts circa 4 gtc<br />

per jaar mog<strong>en</strong> bedrag<strong>en</strong>, in plaats van de 14 à 15 gtc in e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario. De<br />

huidige emissiestijging zou <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2020 <strong>en</strong> 2030 moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> omgezet in e<strong>en</strong><br />

daling. De nu beschikbare duurzame <strong>en</strong>ergieopties zijn vooral toepasbaar voor<br />

elektriciteit. Daardoor zijn ze niet of nauwelijks relevant voor twee derde van de<br />

fossiele co2-emissies. De vraag naar <strong>en</strong>ergie zal vooral in opkom<strong>en</strong>de economieën<br />

zeer sterk groei<strong>en</strong>. Die <strong>en</strong>ergievraag zal naar alle waarschijnlijkheid leid<strong>en</strong><br />

tot (nog meer) exploitatie van sterk vervuil<strong>en</strong>de kol<strong>en</strong>voorrad<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

e<strong>en</strong> hogere prioriteit zal hebb<strong>en</strong> dan klimaat. Het is dus ess<strong>en</strong>tieel<br />

141


142<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

dat klimaatbeleid compatibel is met kol<strong>en</strong>exploitatie <strong>en</strong> dat ook emissiereductieroutes<br />

gebruikt word<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de elektriciteitsproductie.<br />

De dominantie van fossiele <strong>en</strong>ergie zal in de periode tot 2050 nog niet kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> doorbrok<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> verlaging van het aandeel van fossiele <strong>en</strong>ergie<br />

moet<strong>en</strong> koolstofvrije <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong> (veel) harder in omvang groei<strong>en</strong> dan de<br />

groei van het <strong>en</strong>ergiegebruik. Het aandeel van fossiele <strong>en</strong>ergie in de totale <strong>en</strong>ergiemix<br />

bedraagt nu 80 proc<strong>en</strong>t; dat zal alle<strong>en</strong> met de grootste moeite in de buurt<br />

van de 70 proc<strong>en</strong>t kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Noch wind<strong>en</strong>ergie, noch kern<strong>en</strong>ergie zal de<br />

<strong>en</strong>ergiemix besliss<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>.<br />

Alle<strong>en</strong> al de tijdvertraging die sam<strong>en</strong>hangt met de lev<strong>en</strong>sduur van investering<strong>en</strong><br />

in <strong>en</strong>ergiec<strong>en</strong>trales maakt het onwaarschijnlijk dat grote verschuiving<strong>en</strong> in de<br />

<strong>en</strong>ergiemix zull<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>. Duurzame <strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong> zijn onvoldo<strong>en</strong>de snel<br />

inzetbaar als ze niet gemakkelijk inpasbaar zijn in het bestaande <strong>en</strong>ergiesysteem,<br />

bijvoorbeeld doordat ze nieuwe eis<strong>en</strong> stell<strong>en</strong> aan de infrastructuur. Anderzijds<br />

zal de groei van de <strong>en</strong>ergievraag voor e<strong>en</strong> sterke investeringsimpuls op betrekkelijk<br />

korte termijn zorg<strong>en</strong>. Het komt er dan op aan te zorg<strong>en</strong> dat die nieuwe c<strong>en</strong>trales<br />

in elk geval state of the art zijn naar de huidige technologie <strong>en</strong> opties op<strong>en</strong>lat<strong>en</strong><br />

voor nog te ontwikkel<strong>en</strong> technologie, met name ccs. Omdat veel<br />

emissiereductie zal moet<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong> via investering<strong>en</strong> in opkom<strong>en</strong>de economieën<br />

met andere prefer<strong>en</strong>ties dan de Europese, zull<strong>en</strong> hoge eis<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gesteld aan de kost<strong>en</strong>effectiviteit van emissiereductie.<br />

Tot 2050 zou de b<strong>en</strong>odigde emissiebeperking t<strong>en</strong> opzichte van het bau-sc<strong>en</strong>ario<br />

(10 à 11 gtc) in hoofdzaak moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> uit vier bronn<strong>en</strong> die sam<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de<br />

technisch pot<strong>en</strong>tieel hebb<strong>en</strong>, wat niet hetzelfde is als realiseerbaar pot<strong>en</strong>tieel.<br />

Deze bronn<strong>en</strong> zijn beleidsmatige versnelling van de verbetering van de <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

(3,4 gtc), bio-<strong>en</strong>ergie (1,9 gtc), ccs in combinatie met vergassingstechnologie<br />

(2,1 gtc), bosbeleid (2gtc) <strong>en</strong> de reductie van methaanemissie.<br />

Daarnaast kunn<strong>en</strong> ook overige bronn<strong>en</strong> zoals kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> wind<strong>en</strong>ergie e<strong>en</strong><br />

bijdrage lever<strong>en</strong> (1,8 gtc). Ge<strong>en</strong> van de g<strong>en</strong>oemde bronn<strong>en</strong> heeft voldo<strong>en</strong>de<br />

pot<strong>en</strong>tieel om op zichzelf de gevraagde emissiereductie te realiser<strong>en</strong>. Sommige<br />

bronn<strong>en</strong> zijn slechts tijdelijk inzetbaar vanwege verzadigingseffect<strong>en</strong> (bosbeleid,<br />

methaan) of vanwege beperking<strong>en</strong> in grondstoff<strong>en</strong> (mogelijk kern<strong>en</strong>ergie).<br />

Vanaf 2050 moet<strong>en</strong> nieuwe technologieën zijn ontwikkeld om het <strong>en</strong>ergiesysteem<br />

in hoge mate emissievrij te mak<strong>en</strong>. Sleutelsector daarbij is naast elektriciteit<br />

ook het transport. Het transportsysteem is nu nog nag<strong>en</strong>oeg geheel afhankelijk<br />

van fossiele <strong>en</strong>ergie. De transitie naar e<strong>en</strong> nieuw <strong>en</strong>ergiesysteem zal grote<br />

r&d-inspanning<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong>. Het 50/50-beleid van de Nederlandse regering voor<br />

de verdeling van binn<strong>en</strong>landse <strong>en</strong> buit<strong>en</strong>landse emissiereductie, <strong>en</strong> portefeuillebeleid<br />

meer in het algeme<strong>en</strong>, zal die r&d-inspanning<strong>en</strong> niet g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>, maar<br />

eerder leid<strong>en</strong> tot grootschalige implem<strong>en</strong>tatie van onvoldo<strong>en</strong>de rijpe technologie<br />

<strong>en</strong> tot inefficiënte emissiereductie. De raad me<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> duidelijk onderscheid<br />

moet word<strong>en</strong> gemaakt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> implem<strong>en</strong>tatie <strong>en</strong> transitie. r&d-inspanning<strong>en</strong>


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

moet<strong>en</strong> zich richt<strong>en</strong> op wet<strong>en</strong>schappelijk onderzoek <strong>en</strong> toepassing<strong>en</strong> in nichemarkt<strong>en</strong>.<br />

Pas bij voldo<strong>en</strong>de rijpheid is diffusie aan de orde.<br />

Overig<strong>en</strong>s is het allerminst zeker dat de b<strong>en</strong>odigde technologieën voor de tweede<br />

helft van deze eeuw ook daadwerkelijk tijdig <strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong>effectief<br />

beschikbaar zull<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Juist die onzekerheid ondermijnt de internationale<br />

bereidheid tot commitm<strong>en</strong>ts op de lange termijn. Daarover gaat het volg<strong>en</strong>de<br />

hoofdstuk.<br />

143


144<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 Het ipcc laat bij deze berek<strong>en</strong>ing de opslag van koolstof in hout gebruikt als<br />

materiaal buit<strong>en</strong> beschouwing.<br />

2 De cijfers zijn indicatief omdat onzekerheid bestaat over de omvang <strong>en</strong> capaciteit<br />

van de sinks. De ocean<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> nu 30 proc<strong>en</strong>t opgeslag<strong>en</strong> van alle antropog<strong>en</strong>e<br />

emissies co2. Het gevolg is verzuring, hetge<strong>en</strong> op d<strong>en</strong> duur het maritieme lev<strong>en</strong><br />

zal beïnvloed<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> groot deel van het diepe water is nog niet beïnvloed. Pacala<br />

<strong>en</strong> Socolow (2004) schatt<strong>en</strong> dat de opname in ocean<strong>en</strong> kan stijg<strong>en</strong> tot bijna 4 gtc<br />

per jaar in 2050. Cumulatief zou dit 180 gtc zijn, met e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme onzekerheid<br />

(+/–72 gtc). Vanaf het mom<strong>en</strong>t dat de accumulatie stopt <strong>en</strong> de atmosferische<br />

conc<strong>en</strong>tratie weer stabiel is, verdwijnt geleidelijk uiteindelijk 85-90 proc<strong>en</strong>t van<br />

de in de atmosfeer geaccumuleerde co2 door opname in ocean<strong>en</strong>. Absorptie door<br />

fotosynthese is alle<strong>en</strong> relevant voor zover co2 e<strong>en</strong> groeibelemmer<strong>en</strong>de factor is.<br />

Bij e<strong>en</strong> hogere temperatuur kan ook meer ontbinding van biomassa <strong>en</strong> uitdroging<br />

in de trop<strong>en</strong> tot minder fotosynthese leid<strong>en</strong>.<br />

3 Onderzoek Hadley C<strong>en</strong>tre (Jones et al. 2005). Het ipcc heeft deze interactie van<br />

klimaatverandering <strong>en</strong> absorptieprocess<strong>en</strong> tot nog toe in zijn sc<strong>en</strong>ario’s niet<br />

meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, <strong>en</strong> is dus wat dat betreft wellicht te optimistisch geweest.<br />

4 In bau neemt de conc<strong>en</strong>tratie van de obg in de atmosfeer toe tot 180 ppmv co2equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in 2100 (ipcc). Daar komt bij dat de emissies van methaan – veruit<br />

het belangrijkste deel van obg – slechts voor 60 proc<strong>en</strong>t van antropog<strong>en</strong>e<br />

oorsprong is <strong>en</strong> de rest zich niet of nauwelijks laat reducer<strong>en</strong>.<br />

In het Hoofdrapport van het CE voor de Tweede Kamer is sprake van 450 ppm<br />

broeikasgass<strong>en</strong>, dat moet zijn 550 ppm. Vgl. p. 38 <strong>en</strong> p. 141-42 in het ce-achtergrondrapport.<br />

5 Hoe later de omslag <strong>en</strong>/of het uiteindelijk ev<strong>en</strong>wichtspunt bereikt wordt, des te<br />

groter zijn de klimaateffect<strong>en</strong>. Wordt de omslag niet bereikt, dan leidt emissiereductie<br />

slechts tot vertraging in de stijging van de temperatuur <strong>en</strong> het tempo van<br />

klimaatverandering. Vertraging is niet zinloos: in de loop der jar<strong>en</strong> wordt emissiereductie<br />

gemakkelijker, in die zin dat m<strong>en</strong> meer k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> techniek<strong>en</strong> kan<br />

verwacht<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wordt de bbp-groei waarschijnlijk lager.<br />

Wanneer 550 ppmv acceptabel is, zoud<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> 2050 de co2-emissies nog<br />

60 proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong> het peil van 1990 kunn<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> (e<strong>en</strong> reductie van 10% t<strong>en</strong><br />

opzichte van bau). Ook hier moet<strong>en</strong> de emissies uiteindelijk naar e<strong>en</strong> zeer laag<br />

peil teruggebracht word<strong>en</strong>. Ook in e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario word<strong>en</strong> de emissies per<br />

e<strong>en</strong>heid bbp gereduceerd, maar de kans is klein dat dit zonder specifiek klimaatbeleid<br />

voldo<strong>en</strong>de is.<br />

6 In de periode 1970-2000 bedroeg de jaarlijkse bbp-groei 3,3 proc<strong>en</strong>t; in 1990-<br />

2000 3 proc<strong>en</strong>t, mede door ontwikkeling<strong>en</strong> in het Oostblok. De verwachting van<br />

het iea luidt voor 2002-2030: mondiale bbp-groei 3,2 proc<strong>en</strong>t; aanvankelijk<br />

hoger (2002-2010: 3,7%), later geleidelijk afnem<strong>en</strong>d (2,7% in de jar<strong>en</strong> 2020).<br />

Afname van de jaarlijkse groei in de oeso: 2,9 proc<strong>en</strong>t in periode 1971-2002 <strong>en</strong><br />

1,8 proc<strong>en</strong>t in periode 2020-2030. Verwachting volg<strong>en</strong>s de World Energy, Technology,<br />

and Climate Policy Outlook (weto) (European Union 2003a) voor


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

2000-2010: 3,5 proc<strong>en</strong>t, met name door het herstel van het Oostblok; voor 2020-<br />

2030: 2,6 proc<strong>en</strong>t. De groei is vooral hoog in Zuid <strong>en</strong> Oost. Kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia:<br />

(a) de groei van bevolking wordt mondiaal geleidelijk minder; (b) de inkom<strong>en</strong>sgroei<br />

per hoofd bedraagt circa 2 proc<strong>en</strong>t. De vergrijzing beperkt de inkom<strong>en</strong>sgroei<br />

per hoofd in de oeso.<br />

7 De World Energy Assessm<strong>en</strong>t (Goldemberg 2000: 13) verwacht t<strong>en</strong> gevolge van<br />

structuurverandering<strong>en</strong> in de economie e<strong>en</strong> effect van –0,5 proc<strong>en</strong>t per jaar voor<br />

industriële land<strong>en</strong> <strong>en</strong> overgangseconomieën in Oost-Europa.<br />

8 De literatuur geeft voor de jaarlijkse daling van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit meer lagere<br />

(–1,2/–1,3%) dan hogere voorspelling<strong>en</strong>. weto-bau (European Union 2003a):<br />

voor 2000-2030: –1,2 proc<strong>en</strong>t in de oeso teg<strong>en</strong> –1,6 proc<strong>en</strong>t in de periode 1990-<br />

2000. Voor Azië verwacht m<strong>en</strong> tot 2030 gemiddeld –1,5 proc<strong>en</strong>t, in cis/cee<br />

(Commonwealth of Indep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>t States, C<strong>en</strong>tral and Eastern Europe) –1,4<br />

proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> in Latijns-Amerika –0,8 proc<strong>en</strong>t. In Afrika is de daling het laagst.<br />

Rond 2030 zal <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit in <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> de oeso bijna gelijk zijn (maar in<br />

transitieland<strong>en</strong> nog bijna tweemaal zo hoog). In Nederland is de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit<br />

van de economie de laatste ti<strong>en</strong> jaar met 1,3-1,4 proc<strong>en</strong>t per jaar gedaald,<br />

waarvan autonoom circa 1 proc<strong>en</strong>t per jaar. Tuss<strong>en</strong> 1975-1995 was dat meer, onder<br />

andere als gevolg van de oliecrises.<br />

9 De mediaan van de jaarlijkse groei van het <strong>en</strong>ergiegebruik in de 40 sres-sc<strong>en</strong>ario’s<br />

is 1,8 proc<strong>en</strong>t tot 2054 (marges: 1,2-2,0%). Het iea geeft 1,9 proc<strong>en</strong>t voor<br />

1970-2001 (3,2% in de jar<strong>en</strong> zev<strong>en</strong>tig; 2% in de jar<strong>en</strong> tachtig; 1,4% in de jar<strong>en</strong><br />

neg<strong>en</strong>tig) <strong>en</strong> voorspelt 1,6 proc<strong>en</strong>t tot 2030. Voor de eu (stabiele bevolkingsomvang<br />

over de gehele periode) rek<strong>en</strong>t het iea met 0,4 proc<strong>en</strong>t.<br />

10 De co2-emissie van olie bedraagt circa 0,071 ton co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>/gj, die van<br />

gas 0,053 ton co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>/gj <strong>en</strong> die van kol<strong>en</strong> 0,21 à 0,125 ton co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>/gj.<br />

Andere bronn<strong>en</strong> noem<strong>en</strong> (niet geheel consist<strong>en</strong>t) e<strong>en</strong> co2-reductie<br />

van 26 proc<strong>en</strong>t voor de overgang van kol<strong>en</strong> naar olie <strong>en</strong> van 23,5 proc<strong>en</strong>t van olie<br />

naar gas.<br />

11 De bandbreedte is het gevolg van de klimaatgevoeligheid voor de co2-conc<strong>en</strong>tratie,<br />

van het tijdstip van emissies (verblijftijd), van de beschouwde periode (1990-<br />

2100, 2000-2100, 2004-2100) <strong>en</strong> van overige veronderstelling<strong>en</strong> per gebruikt<br />

klimaatmodel (vergelijk bijvoorbeeld Stokes et al. 2004).<br />

12 WEA (Goldemberg 2000) rek<strong>en</strong>t bij e<strong>en</strong> hoog groeisc<strong>en</strong>ario op 9-15 gtc in 2050,<br />

<strong>en</strong> 6-20 gtc in 2100.<br />

13 Volg<strong>en</strong>s het weto-rapport (European Union 2003a) vrag<strong>en</strong> klimaatmaatregel<strong>en</strong><br />

t<strong>en</strong> behoeve van e<strong>en</strong> 550 ppmv-traject e<strong>en</strong> prijs tot 2010 van € 13,5/tco2 in euland<strong>en</strong><br />

(overige Kyoto-land<strong>en</strong>: € 5,5/tco2). Tuss<strong>en</strong> 2010 <strong>en</strong> 2030 zou dit moet<strong>en</strong><br />

stijg<strong>en</strong> naar € 60/tco2 respectievelijk € 30/tco2.<br />

14 Nieuwe auto’s zull<strong>en</strong> in China vanaf 2008 minder brandstof gebruik<strong>en</strong> dan in de<br />

vs <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>veel als die in Japan. Teg<strong>en</strong> 2020 is de efficiëntie van Chinese auto’s<br />

beter dan de huidige in de eu.<br />

15 Kern<strong>en</strong>ergie komt 14 proc<strong>en</strong>t hoger uit dan in bau. De groei vindt vooral plaats in<br />

de oeso-lidstat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Rusland. Zon <strong>en</strong> wind kom<strong>en</strong> 30 proc<strong>en</strong>t hoger uit. In de<br />

eu wordt het aandeel fossiel 74 proc<strong>en</strong>t (in bau: 81%) door minder kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> meer<br />

hernieuwbare <strong>en</strong>ergie.<br />

145


146<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

16 (1 + G) x E2000 x F2050 = (1 – R) x F2000 x E2000, zodat F2050 = (1 – R) x F2000/(1 + G) =<br />

40%, waarbij:<br />

E = <strong>en</strong>ergie-emissie; F = aandeel fossiel (F2000 = 80%); R= te bereik<strong>en</strong> reductie =<br />

30%; G = groei primair <strong>en</strong>ergieverbruik = 40%.<br />

17 Zie noot 10.<br />

18 De efficiëntie van de ccgt-c<strong>en</strong>trales <strong>en</strong> de geringe co2-emissie spel<strong>en</strong> daarbij e<strong>en</strong><br />

rol. Het meeste gas wordt gebruikt voor elektriciteit. Op plaats twee <strong>en</strong> drie staan<br />

respectievelijk de industrie <strong>en</strong> de gebouwde omgeving (verwarming).<br />

19 In de oeso-land<strong>en</strong> is de groei van het kol<strong>en</strong>gebruik het laagst: 0,3 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar; in transitie-economieën 0,8 proc<strong>en</strong>t per jaar <strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong> 2,3<br />

proc<strong>en</strong>t per jaar.<br />

20 In grote land<strong>en</strong> zoals de vs, China, India, Rusland, Duitsland, Pol<strong>en</strong>, Australië,<br />

Zuid-Afrika, Indonesië is het aandeel van de industrie veel groter.<br />

21 120 gtc uit olie; 83 gtc uit gas.<br />

22 Binn<strong>en</strong> het transport groeit vooral de luchtvaart, maar het aandeel daarvan is nog<br />

klein. In Nederland heeft transport e<strong>en</strong> aandeel van 22 proc<strong>en</strong>t in de gebruikte<br />

fossiele brandstof.<br />

23 Productie (kern<strong>en</strong>ergie, zonne-<strong>en</strong>ergie?), distributie (brandstofcell<strong>en</strong> in voertuig<strong>en</strong>,<br />

nieuwe infrastructuur) <strong>en</strong> opslag van waterstof (nog ge<strong>en</strong> opties met e<strong>en</strong><br />

acceptabele <strong>en</strong>ergiedichtheid) zorg<strong>en</strong> voor grote problem<strong>en</strong>.<br />

24 Zolang elektriciteit met warmte als <strong>tuss<strong>en</strong></strong>stap wordt geproduceerd, is het<br />

conversieverlies in hoge mate e<strong>en</strong> thermodynamisch gegev<strong>en</strong>. De restwarmte<br />

kan wel via warmtekrachtkoppeling nuttig gemaakt word<strong>en</strong>.<br />

25 In de oeso moet in 2030 meer dan 1/3 van de oude c<strong>en</strong>trales vervang<strong>en</strong> zijn,<br />

ofwel de meeste bestaande kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales. Wel zal e<strong>en</strong> belangrijk deel van de<br />

huidige infrastructuur <strong>en</strong> capaciteit in 2030 nog in bedrijf zijn.<br />

26 De omvang van de emissies van ontwikkelingsland<strong>en</strong> ligt dan 16 proc<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong><br />

die van de oeso-land<strong>en</strong>, waar de groei vertraagt weg<strong>en</strong>s afnem<strong>en</strong>de economische<br />

groei (let op, tweede afgeleide!). Prognoses tot 2025: ontwikkelde land<strong>en</strong>: +35<br />

proc<strong>en</strong>t (eu +19%; Japan +26%; vs +39%); ontwikkelingsland<strong>en</strong>: +84 proc<strong>en</strong>t.<br />

C<strong>en</strong>traal- <strong>en</strong> Oost-Europa: +78 proc<strong>en</strong>t (1995-2020).<br />

27 Het aandeel van de voormalige Oostblokland<strong>en</strong> blijft in dat sc<strong>en</strong>ario nag<strong>en</strong>oeg<br />

gelijk op 8 proc<strong>en</strong>t, maar hun aandeel in de co2-emissies daalt. Het <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

per hoofd is in 2030 in de oeso nog altijd 4,5 keer het gemiddelde in<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong> (namelijk 230 gj versus 50 gj; in transitieland<strong>en</strong> 200 gj).<br />

Het laatste cijfer laat zi<strong>en</strong> dat verschill<strong>en</strong> in efficiëntie ook e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong>.<br />

28 De marginale kost<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> stijl op met de mate van string<strong>en</strong>theid van het reductiedoel<br />

van € 8/tco2 tot € 81/tco2.<br />

29 Uitgaande van e<strong>en</strong> efficiëntie in 2050 van kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales van 50 proc<strong>en</strong>t (basislast<br />

met b<strong>en</strong>uttingsgraad 90%) (vgl. Pacala <strong>en</strong> Socolow 2004).<br />

30 Piebalgs: “Our ability to convince the developing world to address climate change<br />

will dep<strong>en</strong>d on our ability to demonstrate that technology exists and can be<br />

developed that will control emissions without significantly restraining growth.<br />

Giv<strong>en</strong> the indig<strong>en</strong>ous <strong>en</strong>ergy resources of China and India, capture and storage<br />

and clean coal must inevitably form a c<strong>en</strong>tral part of the answer to this chall<strong>en</strong>ge.”


emissiereductie als technisch-strategisch vraagstuk<br />

31 De vs hebb<strong>en</strong> veel minder gas dan Europa. De vs accepter<strong>en</strong> vanuit de optiek van<br />

<strong>en</strong>ergiezekerheid ge<strong>en</strong> verdrag waarbij ze in feite het kol<strong>en</strong>gebruik zoud<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> terugdring<strong>en</strong>. Ook e<strong>en</strong> sterke to<strong>en</strong>ame van kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie in de vs is tot 2050 volstrekt onvoldo<strong>en</strong>de voor e<strong>en</strong> koers naar 450-550<br />

ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In de vs zoud<strong>en</strong> in 2050 vrijwel alle c<strong>en</strong>trales moet<strong>en</strong><br />

zijn uitgerust met ccs. Voor het doel van 450 ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> moet 22<br />

gtc word<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong>, voor 550 ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong> 6 gtc (Dooley et al.<br />

2004; Riahi et al. 2004).<br />

32 Beide in de basislast, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met afvang van 85 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> met extra<br />

<strong>en</strong>ergie b<strong>en</strong>odigd voor ccs.<br />

147


148<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong>


5 internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

5.1 inleiding<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Het klimaat behoort tot de ondeelbare publieke goeder<strong>en</strong> op mondiaal niveau.<br />

Publieke goeder<strong>en</strong> word<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> voortgebracht <strong>en</strong> goed beheerd als liftersgedrag<br />

voldo<strong>en</strong>de wordt teg<strong>en</strong>gegaan. Op nationaal niveau is er e<strong>en</strong> overheid om<br />

publieke goeder<strong>en</strong> voort te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> <strong>en</strong> te beher<strong>en</strong>; op internationaal niveau is<br />

m<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong> op minder effectieve oplossing<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van onderhandeling<br />

<strong>en</strong> bilaterale of multilaterale afsprak<strong>en</strong>. De huidige voortrekkers van internationale<br />

coördinatie van mitigatie – Japan <strong>en</strong> de Europese Unie (eu) – zijn<br />

mom<strong>en</strong>teel al niet in staat om de jaarlijkse netto mondiale uitstoot besliss<strong>en</strong>d te<br />

beïnvloed<strong>en</strong>, ongeacht hun bereidheid daartoe <strong>en</strong> ongeacht de kost<strong>en</strong> ervan. Op<br />

langere termijn (tot 2050) zull<strong>en</strong> de twee voortrekkers e<strong>en</strong> gedurig afnem<strong>en</strong>de<br />

directe invloed hebb<strong>en</strong>. Dat geldt zelfs voor de lidstat<strong>en</strong> van de Organisatie voor<br />

Economische Sam<strong>en</strong>werking <strong>en</strong> Ontwikkeling (oeso) als geheel. Effectief<br />

klimaatbeleid kan dus alle<strong>en</strong> mondiaal zijn. Europees <strong>en</strong> Nederlands klimaatbeleid<br />

zijn alle<strong>en</strong> rationeel indi<strong>en</strong> ze zijn ingebed in e<strong>en</strong> mondiale b<strong>en</strong>adering.<br />

De raad acht het van groot belang dat regering<strong>en</strong> van deze <strong>en</strong> de volg<strong>en</strong>de g<strong>en</strong>eratie(s)<br />

wereldwijd klimaatbeleid voer<strong>en</strong> dat effectief is. Effectiviteit vereist naast<br />

mondiale participatie in gecoördineerd beleid ook mondiale bereidheid tot<br />

commitm<strong>en</strong>t aan (omvangrijke) verplichting<strong>en</strong>. Hoe geringer het commitm<strong>en</strong>t,<br />

des te lager de drempel voor participatie – <strong>en</strong> omgekeerd. Participatie <strong>en</strong> commitm<strong>en</strong>t<br />

zijn dus concurrer<strong>en</strong>de voorwaard<strong>en</strong>: het haalbare door brede deelname is<br />

niet effectief qua commitm<strong>en</strong>t <strong>en</strong> het effectieve is niet haalbaar. Coördinatie is<br />

daarom e<strong>en</strong> optimaliseringsprobleem: het zoek<strong>en</strong> naar die vorm<strong>en</strong> van coördinatie<br />

die de optimale combinatie van participatie <strong>en</strong> commitm<strong>en</strong>t oplever<strong>en</strong>. Dit<br />

hoofdstuk verk<strong>en</strong>t de mogelijkhed<strong>en</strong> voor coördinatie <strong>en</strong> de meest effectieve<br />

opstelling daarin voor Nederland <strong>en</strong> Europa.<br />

Het hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt in paragraaf 5.2 het wereldwijde<br />

coördinatieprobleem nader omschrev<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong> voor<br />

effectieve coördinatie onderzocht. Het zal blijk<strong>en</strong> dat die voorwaard<strong>en</strong> onderling<br />

sterk concurrer<strong>en</strong>. In 5.3 wordt nader ingegaan op de vertrekpunt<strong>en</strong> van wereldwijde<br />

onderhandeling<strong>en</strong>: structurele <strong>en</strong> kortetermijnbelang<strong>en</strong> <strong>en</strong> bestaand<br />

klimaatbeleid. Energiestructur<strong>en</strong> reflecter<strong>en</strong> diepgewortelde economische <strong>en</strong><br />

politieke belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn slechts uitermate langzaam aan verandering onderhevig;<br />

het klimaatbeleid van grote spelers als de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong>, China <strong>en</strong> de eu<br />

wordt kort <strong>en</strong> vergelijkbaar besprok<strong>en</strong>. Paragraaf 5.4 gaat in op de inhoudelijke<br />

aspect<strong>en</strong> van mondiale coördinatie. Daarbij wordt eerst aandacht besteed aan<br />

de institutionele aspect<strong>en</strong>. Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> weg<strong>en</strong> aangegev<strong>en</strong> om naast<br />

het Kyoto-traject te kiez<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> veelkleurige flexibiliteit van klimaatbeleid<br />

binn<strong>en</strong> coalities van uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de sam<strong>en</strong>stelling. Het hoofdstuk eindigt met<br />

e<strong>en</strong> conclusie (5.5).<br />

149


150<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

5.2 het wereldwijde coördinatieprobleem nader bezi<strong>en</strong><br />

Deze paragraaf br<strong>en</strong>gt de coördinatie-uitdaging in kaart, door nadere uitwerking<br />

van het drieluik ‘ontwikkeling, verdeling <strong>en</strong> allocatie’ uit hoofdstuk 1 <strong>en</strong> 2 (paragraaf<br />

5.2.1). Speciale aandacht wordt gegev<strong>en</strong> aan die factor<strong>en</strong> die de coördinatie<br />

bemoeilijk<strong>en</strong> (paragraaf 5.2.2). T<strong>en</strong> slotte wordt e<strong>en</strong> aantal criteria geïnv<strong>en</strong>tariseerd<br />

waaraan voor effectieve coördinatie moet word<strong>en</strong> voldaan (paragraaf 5.2.3).<br />

Die criteria zijn zodanig onderling concurrer<strong>en</strong>d dat e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kelvoudig coördinatie-instrum<strong>en</strong>t,<br />

bijvoorbeeld de Kyoto-b<strong>en</strong>adering, niet zal voldo<strong>en</strong>. Red<strong>en</strong><br />

waarom in volg<strong>en</strong>de paragraf<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong> naar veelkleurige arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

op basis van de belang<strong>en</strong> van de deelnem<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong>.<br />

5.2.1. definitie <strong>en</strong> karakterisering van coördinatie<br />

In hoofdstuk 1 <strong>en</strong> 2 is het coördinatieprobleem opgedeeld in drie compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>,<br />

namelijk het ontwikkelingstraject van nu nog arme land<strong>en</strong>, de verdeling van<br />

last<strong>en</strong> <strong>en</strong> de allocatie van inspanning<strong>en</strong>. Het coördinatieprobleem betreft eerst <strong>en</strong><br />

vooral de mitigatie, omdat daar het liftersgedrag het meest urg<strong>en</strong>t is. Aanpassingsproblem<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> vooral regionaal word<strong>en</strong> opgelost <strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> internationale<br />

coördinatie voor zover ze de draagkracht van e<strong>en</strong> land of regio te bov<strong>en</strong><br />

gaan.<br />

Het ontwikkelingstraject van groeiland<strong>en</strong> is bov<strong>en</strong>schikk<strong>en</strong>d in klimaatkwesties.<br />

Ongeveer driekwart van de wereldbevolking woont in ontwikkelingsland<strong>en</strong>,<br />

waarvan de helft in land<strong>en</strong> met relatief lage per capita-inkom<strong>en</strong>s. Deze land<strong>en</strong><br />

will<strong>en</strong> eerst <strong>en</strong> vooral groei<strong>en</strong>. Klimaatkwesties lat<strong>en</strong> h<strong>en</strong> niet onverschillig, maar<br />

hebb<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> hoge prioriteit. Vergelek<strong>en</strong> met de oeso is hun emissie-efficiëntie<br />

laag, zij het dankzij verbeterde techniek beter dan destijds in de oeso, <strong>en</strong> de groei<br />

van emissies is veel hoger dan die van de oeso hed<strong>en</strong> t<strong>en</strong> dage. De goedkope<br />

mitigatieopties ligg<strong>en</strong> vooral in ontwikkelingsland<strong>en</strong>, de mitigatieprefer<strong>en</strong>tie ligt<br />

(in elk geval vooralsnog) vooral in ontwikkelde land<strong>en</strong>.<br />

Het ontwikkelingsprobleem vereist oplossing<strong>en</strong> voor de volg<strong>en</strong>de vrag<strong>en</strong> in de<br />

wereldwijde coördinatie:<br />

a. Welke strategieën <strong>en</strong> opties kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontwikkeld die bij ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

tot e<strong>en</strong> snellere daling van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit <strong>en</strong> van koolstofint<strong>en</strong>siteit<br />

leid<strong>en</strong>, zonder dat de economische groei eronder lijdt?<br />

b. Hoe kan bevorderd word<strong>en</strong> dat ook arme ontwikkelingsland<strong>en</strong> zelf klimaatbeleid<br />

voer<strong>en</strong> in die gevall<strong>en</strong> waar de lokale nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong> van klimaatmaatregel<strong>en</strong><br />

interessant zijn (ancillary b<strong>en</strong>efits of ook wel co-b<strong>en</strong>efits)? D<strong>en</strong>k bijvoorbeeld<br />

aan lokale luchtvervuiling door buit<strong>en</strong>sporig kol<strong>en</strong>verbruik <strong>en</strong> slechte b<strong>en</strong>zine<br />

<strong>en</strong> diesel of aan <strong>en</strong>ergiezekerheid.<br />

c. Is graduation, de (geleidelijke, multistage) overgang van ‘ontwikkelingsland’<br />

naar ‘ontwikkeld land’, e<strong>en</strong> werkbaar concept in internationale organisaties,<br />

met de verplichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> kost<strong>en</strong> die dat uiteraard met zich meebr<strong>en</strong>gt?<br />

d. Met of zonder antwoord op vraag c: hoe kunn<strong>en</strong> de huidige ontheffing<strong>en</strong> voor


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

(alle) ontwikkelingsland<strong>en</strong> in het Kyoto-protocol later in de tijd <strong>en</strong> in verband<br />

met feitelijke emissiepad<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geclausuleerd of, beter nog, als te rechtvaardig<strong>en</strong><br />

uitzondering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedefinieerd, die dus ook kunn<strong>en</strong> verlop<strong>en</strong>?<br />

Dit is op kortere termijn vooral interessant voor de snelle groeiers op midd<strong>en</strong>inkom<strong>en</strong>niveau.<br />

Ook zonder e<strong>en</strong> Kyoto ii-verdrag valt te verwacht<strong>en</strong> dat de<br />

preced<strong>en</strong>twerking nog lang zal naijl<strong>en</strong>.<br />

e. Op welke wijze <strong>en</strong> in hoeverre kunn<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van al deze initiatiev<strong>en</strong><br />

verlicht of gedeeld word<strong>en</strong> door ondersteuning vanuit de oeso of anderszins<br />

(andere organisaties of instituties zoals de opec, World Trade Organization<br />

(wto), bi- of multilateraal)?<br />

Aan de vrag<strong>en</strong> hangt ook e<strong>en</strong> prijskaartje, dat tot verlamm<strong>en</strong>de blokkades in het<br />

internationaal overleg kan leid<strong>en</strong>. Hoewel participatie van ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> conditio sine qua non is voor e<strong>en</strong> meer plooibare houding van de vs, valt er<br />

alle<strong>en</strong> effectief wereldwijd klimaatbeleid te verwacht<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de oeso (later<br />

wellicht vergezeld door andere land<strong>en</strong>) de verplichting van aanzi<strong>en</strong>lijke (financiële)<br />

overdracht<strong>en</strong> zou aanvaard<strong>en</strong>. De last<strong>en</strong>verdeling daarvan <strong>en</strong> de fasering<br />

daarin is onderdeel van het verdelingsvraagstuk. Kern van het ontwikkelingsprobleem<br />

is dat de last<strong>en</strong> (t<strong>en</strong> dele) op e<strong>en</strong> andere plaats moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong><br />

dan die waar de daadwerkelijke inspanning<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Het verdelings- <strong>en</strong> allocatieprobleem is niet minder lastig. E<strong>en</strong> effectieve allocatie<br />

via marktinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> vereist e<strong>en</strong> initiële verdeling van de emissieruimte (<strong>en</strong><br />

daarmee de recht<strong>en</strong>). Er zijn zowel goede politieke als economische red<strong>en</strong><strong>en</strong> om<br />

die initiële verdeling bov<strong>en</strong>proportioneel aan ontwikkelingsland<strong>en</strong> toe te wijz<strong>en</strong>,<br />

maar e<strong>en</strong> dergelijke verdeling komt niet zonder meer overe<strong>en</strong> met de verdeling<br />

van belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderhandelingsposities. Daarnaast is de vraag in hoeverre de<br />

problem<strong>en</strong> van verdeling <strong>en</strong> allocatie gekoppeld of gescheid<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> zuivere afweging pleit voor scheid<strong>en</strong>, zowel in de onderhandeling<strong>en</strong> als in de<br />

tijd, maar in het onderhandelingsproces kan koppeling soms effectief zijn voor<br />

coalitievorming.<br />

De allocatie van mitigatie moet de wereld zo weinig mogelijk kost<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong><br />

de plaats van mitigatie er veel toe doet voor kost<strong>en</strong>minimalisatie, moet de allocatie<br />

efficiënt gebeur<strong>en</strong>. Wie ervoor betaalt, is e<strong>en</strong> andere vraag. Het staat vast dat<br />

rationele allocatie tot veel mitigatie zal leid<strong>en</strong> in arme land<strong>en</strong>: hoofdstuk 4 heeft<br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat de pot<strong>en</strong>tie daar <strong>en</strong>orm is, gezi<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong>verhouding<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat<br />

bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> het emissievolume daar in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate bepal<strong>en</strong>d is voor het<br />

probleem.<br />

De meest kost<strong>en</strong>effectieve manier van allocatie vergt maximale integratie van<br />

emissiereductie in het marktmechanisme. Dat vraagt e<strong>en</strong> wereldwijde, goed<br />

werk<strong>en</strong>de (koolstof)markt. Zoiets di<strong>en</strong>t grondig onderhandeld te word<strong>en</strong> <strong>en</strong> moet<br />

word<strong>en</strong> vastgelegd in geloofwaardige regels, met waarneming <strong>en</strong> handhaving.<br />

Voor zover dat niet haalbaar is, of niet voor alle deelnemers aan de United<br />

Nations Framework Conv<strong>en</strong>tion on Climate Change (unfccc), kunn<strong>en</strong> aanvul-<br />

151


152<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

l<strong>en</strong>de method<strong>en</strong> <strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor allocatie b<strong>en</strong>ut word<strong>en</strong>, waaronder<br />

projectfinanciering, zoals het Kyoto-protocol – weliswaar nog met veel kinderziekt<strong>en</strong>,<br />

zie tekstbox 5.6 – doet middels het Clean Developm<strong>en</strong>t Mechanism<br />

(cdm) <strong>en</strong> Joint Implem<strong>en</strong>tation (ji). Alle<strong>en</strong> voor die mitigatie die ge<strong>en</strong> extra<br />

last<strong>en</strong> met zich meebr<strong>en</strong>gt of die welvaartsverhog<strong>en</strong>d is, ligt het voor de hand dat<br />

ieder land eig<strong>en</strong> verantwoordelijkheid neemt, maar ook dit beleid kan gebaseerd<br />

zijn op marktmechanism<strong>en</strong>.<br />

Technologieontwikkeling vormt e<strong>en</strong> uitzondering. Daar is sprake van e<strong>en</strong> pusheffect<br />

(geld beschikbaar mak<strong>en</strong> voor onderzoek) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> pull-effect (relatieve prijsverandering<br />

geeft de markt e<strong>en</strong> prikkel tot onderzoek). Vertrouw<strong>en</strong>d op het pullmechanisme<br />

kan word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> minimum aan mitigatie in<br />

oeso-land<strong>en</strong> als investeringsstimulans. Zo heeft de eu e<strong>en</strong> 50/50-proc<strong>en</strong>tsregel<br />

vastgesteld, dat wil zegg<strong>en</strong>: hooguit 50 proc<strong>en</strong>t elders in de wereld <strong>en</strong> 50 proc<strong>en</strong>t<br />

binn<strong>en</strong>lands. De andere manier is het push-mechanisme om ‘voldo<strong>en</strong>de’ publieke<br />

fonds<strong>en</strong> voor onderzoek <strong>en</strong> ontwikkeling (r&d) te g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>. Het pull-mechanisme<br />

riskeert dat vooral de optimalisatie van bestaande techniek<strong>en</strong> wordt bevorderd,<br />

waarmee ge<strong>en</strong> grote sprong<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt. Het push-mechanisme<br />

riskeert zowel e<strong>en</strong> hopeloze concurr<strong>en</strong>tie met andere overheidsuitgav<strong>en</strong> die politiek<br />

op kortere termijn aantrekkelijker zijn als e<strong>en</strong> foutieve selectie van winn<strong>en</strong>de<br />

techniek<strong>en</strong>. Het heeft wel als voordeel dat dit type onderzoek sterke ‘positieve<br />

externaliteit<strong>en</strong>’ k<strong>en</strong>t, waardoor internationale sam<strong>en</strong>werking voor all<strong>en</strong> aantrekkelijk<br />

is.<br />

De verdelingskwestie handelt over het betal<strong>en</strong> voor reductieverplichting<strong>en</strong> via de<br />

verdeling van emissierecht<strong>en</strong> of via andersoortige overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>. Dit is nauw<br />

verbond<strong>en</strong> met de welvaartsverdeling in de wereld, maar er spel<strong>en</strong> ook andere<br />

maatstav<strong>en</strong>. Het onderhandelingsprobleem bestaat grofweg uit drie onderdel<strong>en</strong>,<br />

namelijk de verdelingsgrondslag, de timing <strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>tele flexibiliteit:<br />

• De verdelingsgrondslag vereist indicator<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> onderlinge verhouding. De<br />

(converg<strong>en</strong>tie van de) netto-uitstoot per hoofd is zo’n indicator. Deze maatstaf<br />

is echter veel te grof <strong>en</strong> daardoor alle<strong>en</strong> geschikt indi<strong>en</strong> hij expliciet wordt<br />

gecorrigeerd voor andere objectieve aspect<strong>en</strong>, zoals klimaatfactor<strong>en</strong> per land,<br />

de positie <strong>en</strong> specialisatie in de mondiale arbeidsverdeling, aanwezige grondstoff<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong>zovoort. Daarnaast hang<strong>en</strong> onderhandeling<strong>en</strong> uiteraard af van de<br />

bereidheid om verplichting<strong>en</strong> aan te gaan, die bepaald wordt door de eig<strong>en</strong><br />

weging van kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> van klimaatbeleid, het belang dat m<strong>en</strong> hecht aan<br />

<strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> de waarde van reputatie over het al of niet bijdrag<strong>en</strong> aan<br />

internationale sam<strong>en</strong>werking.<br />

• De timing van mitigatieverplichting<strong>en</strong> wordt bepaald door de sequ<strong>en</strong>tie van in<br />

te zett<strong>en</strong> mitigatieopties (zie ook hoofdstuk 4) <strong>en</strong> door de mate waarin land<strong>en</strong><br />

in hun ontwikkelingstraject geleidelijk zwaardere verplichting<strong>en</strong> op zich<br />

nem<strong>en</strong>, conform de indicator<strong>en</strong> die hiervoor zijn g<strong>en</strong>oemd.<br />

• Flexibiliteit met betrekking tot instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> geeft land<strong>en</strong> zo veel mogelijk<br />

ruimte om nationaal <strong>en</strong> wereldwijd kost<strong>en</strong>effectiviteit te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>. Laat<br />

m<strong>en</strong> het idee van wereldemissieplafonds los (red<strong>en</strong><strong>en</strong> daarvoor kom<strong>en</strong> in


paragraaf 5.4 aan de orde; land<strong>en</strong> of groep<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> dat zichzelf wel oplegg<strong>en</strong>),<br />

dan doet zich e<strong>en</strong> scala van mogelijkhed<strong>en</strong> voor, variër<strong>en</strong>d van multilaterale<br />

<strong>en</strong> bilaterale fonds<strong>en</strong> voor technologieoverdracht <strong>en</strong> vrijwillige r&d in<br />

land<strong>en</strong> <strong>en</strong> groep<strong>en</strong> van land<strong>en</strong> tot verplichting<strong>en</strong> op tal van specifieke terrein<strong>en</strong>,<br />

private-public partnerships met multinationals die operer<strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong>zovoort.<br />

5.2.2 complicer<strong>en</strong>de factor<strong>en</strong><br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Er zijn drie factor<strong>en</strong> die de mondiale coördinatie van klimaatbeleid ingewikkeld<br />

mak<strong>en</strong>: de onzekerheid over toekomstige schade <strong>en</strong> over de probleemoplossing,<br />

de aantrekkelijkheid van liftersgedrag <strong>en</strong> de sam<strong>en</strong>hang <strong>tuss<strong>en</strong></strong> efficiëntie <strong>en</strong><br />

verdeling.<br />

Coördinatie onder onzekerheid<br />

Coördinatie veronderstelt e<strong>en</strong> minimale overe<strong>en</strong>stemming over de analyse van<br />

het probleem, over de feit<strong>en</strong>, over de doelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> over de strategie. Op al<br />

deze punt<strong>en</strong> is het klimaatprobleem bijzonder. Over het klimaatprobleem zelf<br />

bestaat e<strong>en</strong> grote mate van onzekerheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat<br />

mom<strong>en</strong>teel veel klimaatbeleid juist bestaat uit investering<strong>en</strong> in het verminder<strong>en</strong><br />

van onzekerheid <strong>en</strong> het robuuster mak<strong>en</strong> van k<strong>en</strong>nis. De grote onzekerheid<br />

maakt het voor deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> moeilijk hun belang<strong>en</strong> goed in te schatt<strong>en</strong>.<br />

De motivatie voor klimaatbeleid moet immers kom<strong>en</strong> van de mogelijkheid om<br />

door investering<strong>en</strong> in emissiereductiebeleid toekomstige aanpassingskost<strong>en</strong> te<br />

verminder<strong>en</strong>. Die aanpassingskost<strong>en</strong> zijn in hoge mate onduidelijk.<br />

E<strong>en</strong> tweede bron van onzekerheid zijn de kost<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid. De<br />

Europese <strong>ambitie</strong> om de klimaatverandering te vertrag<strong>en</strong> tot 2 °C aan het einde<br />

van deze eeuw vereist naar de huidige inzicht<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vergaande emissiereductie.<br />

Met de huidige beschikbare techniek<strong>en</strong> is dat kostbaar <strong>en</strong> het zal veel investering<strong>en</strong><br />

vereis<strong>en</strong>. De aanpassing van economische ag<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> markt<strong>en</strong> aan relatieve<br />

prijswijziging<strong>en</strong> kan pijnlijk zijn.<br />

Er is innovatie voor nodig, maar de opbr<strong>en</strong>gst van de leertraject<strong>en</strong> van die innovatie<br />

is onzeker. Dat maakt het onaantrekkelijk zich te committer<strong>en</strong> aan<br />

vergaande doelstelling<strong>en</strong> (McKibbin 2005). Deze onzekerheid ondergraaft het<br />

vertrouw<strong>en</strong> dat langetermijncoördinatie überhaupt de gew<strong>en</strong>ste doelstelling<strong>en</strong><br />

kan verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>. Het is voor land<strong>en</strong> niet aantrekkelijk veel te invester<strong>en</strong><br />

indi<strong>en</strong> de verwachting bestaat dat andere spelers zich overweg<strong>en</strong>d als free rider<br />

zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> opstell<strong>en</strong>.<br />

Voorts veronderstelt coördinatie minimale overe<strong>en</strong>stemming over het tijdpad<br />

van doelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de strategie. Klimaatbeleid zal langdurig – over e<strong>en</strong> termijn<br />

van t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> halve eeuw – gevoerd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om effectief te zijn. Op<br />

e<strong>en</strong> dergelijke termijn zijn belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> machtsposities te onzeker voor land<strong>en</strong><br />

om langlop<strong>en</strong>de verplichting<strong>en</strong> aan te gaan.<br />

153


154<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

De onzekerheid bemoeilijkt coördinatie, maar maakt haar niet onmogelijk. Coördinatie<br />

is ge<strong>en</strong> alles-of-nietskwestie, maar beoogt e<strong>en</strong> gezam<strong>en</strong>lijke kost<strong>en</strong>bat<strong>en</strong>afweging<br />

te bewerkstellig<strong>en</strong> die alle partij<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoger nut oplevert dan<br />

dezelfde afweging zonder coördinatie. Het is aannemelijk dat die coördinatie<br />

gemakkelijker zal gaan verlop<strong>en</strong> naarmate deelnem<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong> meer zicht krijg<strong>en</strong><br />

op hun belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong>. Alle oeso-land<strong>en</strong> <strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

mate ook de zich industrialiser<strong>en</strong>de ontwikkelingsland<strong>en</strong> voer<strong>en</strong> al e<strong>en</strong> actief<br />

klimaatbeleid. Deze land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> er belang bij elkaar te stimuler<strong>en</strong> om (ook of<br />

meer) aan emissiereductie te do<strong>en</strong>.<br />

De vrees voor liftersgedrag<br />

Het klimaat is e<strong>en</strong> wereldwijd publiek goed: het profijt van goed klimaatbeheer is<br />

e<strong>en</strong> ondeelbaar <strong>en</strong> daardoor vrij goed. Er is dus e<strong>en</strong> sterke prikkel om mee te lift<strong>en</strong><br />

op de inspanning<strong>en</strong> voor goed klimaatbeheer van ander<strong>en</strong>. Maar anderzijds heeft<br />

elk van de partij<strong>en</strong> baat bij geloofwaardige sam<strong>en</strong>werking, omdat het alternatief<br />

bestaat uit e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> gebrek aan inspanning, met als gevolg de verwaarlozing<br />

van het publieke goed. Naarmate het aantal spelers groter is, neemt de kans toe<br />

dat de onderhoudsinspanning<strong>en</strong> – ook bij coördinatie – op e<strong>en</strong> suboptimaal<br />

niveau blijv<strong>en</strong>. Er zijn drie mechanism<strong>en</strong> die de vrees voor liftersgedrag relativer<strong>en</strong>.<br />

Er is allereerst e<strong>en</strong> groot grijs gebied <strong>tuss<strong>en</strong></strong> volledig coöperatief versus noncoöperatief<br />

gedrag. Zelfs spelers die zoud<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong> voor non-coöperatief gedrag<br />

beschikk<strong>en</strong> over mitigatieopties die weinig of niets kost<strong>en</strong>, maar die wel het<br />

collectieve probleem (<strong>en</strong> dus ook het probleem van de lifter) kleiner mak<strong>en</strong>. Te<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> valt daarbij aan no regret-opties in de sfeer van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie, die<br />

bat<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> in de vorm van minder lokale vervuiling, lagere <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

geringere <strong>en</strong>ergieafhankelijkheid. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn er mogelijkhed<strong>en</strong> het gedrag<br />

van andere partij<strong>en</strong> te monitor<strong>en</strong> <strong>en</strong> (non-)coöperatief gedrag van ander<strong>en</strong> te<br />

belon<strong>en</strong> dan wel te bestraff<strong>en</strong> met eig<strong>en</strong> (non-)coöperatief gedrag. Dit verhoogt<br />

de opbr<strong>en</strong>gst van coöperatief gedrag voor alle betrokk<strong>en</strong> partij<strong>en</strong>. En t<strong>en</strong> slotte is<br />

er ook voor lifters in spe het belang e<strong>en</strong> gerespecteerd lid van de wereldgeme<strong>en</strong>schap<br />

te zijn, e<strong>en</strong> belang dat door de overige partij<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> bespeeld door<br />

via issue linkage non-coöperatief gedrag te bestraff<strong>en</strong> met uitsluiting op andere<br />

terrein<strong>en</strong>.<br />

In de tweede plaats is coöperatief gedrag niet hetzelfde als uniform of onbaatzuchtig<br />

gedrag. Als gevolg van specifieke belang<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

(gerechtvaardigde) grond<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> voor afwijk<strong>en</strong>de prioriteit<strong>en</strong>, bijvoorbeeld<br />

als ontwikkelingsland met geringe middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> prioriteit<strong>en</strong> voor eerste lev<strong>en</strong>sbehoeft<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> infrastructuur. Daarnaast kan e<strong>en</strong> rol spel<strong>en</strong> dat partij<strong>en</strong> meer of<br />

minder last d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> te gaan krijg<strong>en</strong> van klimaatverandering dan wel van emissiebeperking<strong>en</strong>.<br />

Voorbeeld<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> (on)gunstige geografische ligging, respectievelijk<br />

e<strong>en</strong> sterke afhankelijkheid van specifieke <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong> zoals kol<strong>en</strong>. Het<br />

veel gehanteerde adagium ‘de vervuiler betaalt’ is in de eerste plaats ingegev<strong>en</strong><br />

door economische motiev<strong>en</strong> (namelijk de stimulans om minder te vervuil<strong>en</strong>).


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Dat dit adagium daarnaast e<strong>en</strong> morele lading draagt, stimuleert het onderhandelingsresultaat,<br />

maar is er niet de basis voor. In onderhandeling<strong>en</strong> zonder gezaghebb<strong>en</strong>de<br />

scheidsrechter is het vaak eerder de schadelijder die betaalt dan de<br />

vervuiler. Deze inzicht<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de basis legg<strong>en</strong> voor allerlei coördinatiem<strong>en</strong>u’s.<br />

Dit is de grondslag voor wat in paragraaf 5.4.3 ‘veelkleurige flexibiliteit’ wordt<br />

g<strong>en</strong>oemd.<br />

In de derde plaats zijn er weliswaar veel partij<strong>en</strong>, maar het aantal spelers dat ertoe<br />

doet is beperkt. Wanneer bijvoorbeeld alle<strong>en</strong> naar co2 gekek<strong>en</strong> wordt, neemt de<br />

topzes van produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (vs, eu-25, China, Rusland, Japan, India) meer dan twee<br />

derde van de emissies voor zijn rek<strong>en</strong>ing. Die groep heeft e<strong>en</strong> aanwijsbaar eig<strong>en</strong>belang<br />

in onderlinge sam<strong>en</strong>werking, omdat de mitigatie van de andere grote<br />

land<strong>en</strong> ieder van h<strong>en</strong> fors doet opschuiv<strong>en</strong> in de richting van e<strong>en</strong> positie met<br />

wereldwijde, optimale coördinatie. Deze coalitie hoeft zich niet zo veel zorg<strong>en</strong><br />

te mak<strong>en</strong> over liftersgedrag onder de andere 180 land<strong>en</strong>, omdat die additionele<br />

sam<strong>en</strong>werking hun positie nauwelijks nog kan verbeter<strong>en</strong>, terwijl de transactiekost<strong>en</strong><br />

relatief veel hoger zijn. Daar komt nog bij dat deze coalitie, e<strong>en</strong>maal<br />

sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>d, geloofwaardig sancties kan instell<strong>en</strong>, omdat deze als gevolg van<br />

de asymmetrie voor de kleine land<strong>en</strong> (bijvoorbeeld bij markttoegang die wordt<br />

bemoeilijkt) kostbaarder zijn dan voor de coalitie.<br />

De sam<strong>en</strong>hang <strong>tuss<strong>en</strong></strong> efficiëntie <strong>en</strong> verdeling<br />

Het is inmiddels e<strong>en</strong> geaccepteerde opvatting dat marktwerking vaak tegelijk het<br />

eig<strong>en</strong>belang <strong>en</strong> het collectieve belang kan di<strong>en</strong><strong>en</strong>, om e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> doel teg<strong>en</strong> de<br />

geringst mogelijke kost<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong>. Daartoe is nodig dat markt<strong>en</strong> goed<br />

kunn<strong>en</strong> werk<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat vereist weer dat ze concurrer<strong>en</strong>d zijn, op heldere eig<strong>en</strong>domsverhouding<strong>en</strong><br />

steun<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de goeder<strong>en</strong> of di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> e<strong>en</strong> privaat karakter<br />

hebb<strong>en</strong>. Vandaar dat veelal e<strong>en</strong> scheiding bepleit wordt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> markt<strong>en</strong> (allocatie)<br />

<strong>en</strong> verdeling (van emissierecht<strong>en</strong>), alsof het om private goeder<strong>en</strong> zou gaan. De<br />

verdelingskwestie wordt dan louter als e<strong>en</strong> politieke investering in cons<strong>en</strong>sus<br />

aangemerkt. Dit heeft iets van e<strong>en</strong> zero sum-oplossing <strong>en</strong> zulke verdeling<strong>en</strong> lop<strong>en</strong><br />

uiterst stroef. Dit geldt a fortiori omdat bij klimaatbeleid de allocatie vereist dat<br />

inspanning<strong>en</strong> vooral plaatsvind<strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong>, terwijl de last<strong>en</strong> van<br />

die inspanning<strong>en</strong> meer dan ev<strong>en</strong>redig in ontwikkelde land<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

opgebracht.<br />

Het zero sum-karakter kan doorbrok<strong>en</strong> word<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> bed<strong>en</strong>kt dat de coördinatie<br />

zelf e<strong>en</strong> publiek goed is. Indi<strong>en</strong> de initiële quotatoedeling hoger is voor<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong> dan voor ontwikkelde land<strong>en</strong>, zal de marktwerking ervoor<br />

zorg<strong>en</strong> dat in de uiteindelijke ev<strong>en</strong>wichtssituatie de welvaart voor alle partij<strong>en</strong><br />

hoger ligt. Inkom<strong>en</strong>sherverdeling naar arme land<strong>en</strong> zal leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> grotere<br />

vraag naar mitigatie. Politieke <strong>en</strong> economische motiev<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong> elkaar<br />

hier. Dit inzicht kan op d<strong>en</strong> duur e<strong>en</strong> depolitiser<strong>en</strong>d effect hebb<strong>en</strong> op de wereldwijde<br />

coördinatie. De praktische betek<strong>en</strong>is hiervan is beperkt, omdat niet vastgesteld<br />

kan word<strong>en</strong> welke initiële verdeling t<strong>en</strong> gunste van ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

optimaal is voor de totale welvaart dan wel voor afzonderlijke partij<strong>en</strong>.<br />

155


156<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

5.2.3 voorwaard<strong>en</strong> voor effectieve coördinatie<br />

In de literatuur is veel aandacht besteed aan de voorwaard<strong>en</strong> voor effectieve coördinatie,<br />

veelal met het oog op het construer<strong>en</strong> van veelomvatt<strong>en</strong>de internationale<br />

verdrag<strong>en</strong> als vervolg op Kyoto. Indeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> subcriteria zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> grote<br />

diversiteit, maar met e<strong>en</strong> variant op Aldy et al. (2003a) zijn zev<strong>en</strong> veel terugkom<strong>en</strong>de<br />

criteria te onderscheid<strong>en</strong>, die onderling sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> <strong>en</strong> t<strong>en</strong> dele onderling<br />

sterk concurrer<strong>en</strong>d zijn: dynamische efficiëntie; milieueffectiviteit; kost<strong>en</strong>effectiviteit;<br />

billijkheid; flexibiliteit op lange termijn; participatie; objectieve<br />

monitoring <strong>en</strong> handhaving.<br />

Dynamische efficiëntie<br />

Dynamische efficiëntie verwijst naar e<strong>en</strong> intertemporeel mondiaal keuzevraagstuk.<br />

De keuze legt de doel<strong>en</strong> vast <strong>en</strong> betreft de verdeling van middel<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

mitigatie, aanpassing, technologiebeleid <strong>en</strong> overige publieke <strong>en</strong> private uitgav<strong>en</strong>.<br />

Het gaat dus om prefer<strong>en</strong>ties die per individu kunn<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> <strong>en</strong> die eerst op<br />

nationaal niveau <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s op internationaal niveau geaggregeerd moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>. De inzet van middel<strong>en</strong> kan in de loop van de tijd verander<strong>en</strong>, afhankelijk<br />

van verander<strong>en</strong>de omstandighed<strong>en</strong>, zoals de fysieke omgeving <strong>en</strong> de spreiding<br />

van beschikbaarheid van middel<strong>en</strong> in de tijd. Ook de prefer<strong>en</strong>ties kunn<strong>en</strong> in de<br />

loop van de tijd verander<strong>en</strong>. In de praktijk van het klimaatprobleem blijkt dat de<br />

keuzeafweging<strong>en</strong> moeilijk rationeel te onderbouw<strong>en</strong> zijn (zie hoofdstuk 2).<br />

Daardoor ontstaan controvers<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> deg<strong>en</strong><strong>en</strong> die het milieudoel meer of<br />

minder belangrijker vind<strong>en</strong> dan andere doel<strong>en</strong> <strong>en</strong> uit di<strong>en</strong> hoofde e<strong>en</strong> voorkeur<br />

hebb<strong>en</strong> voor emissieplafonds dan wel voor kost<strong>en</strong>plafonds.<br />

Milieueffectiviteit<br />

Milieueffectiviteit verwijst naar doeltreff<strong>en</strong>dheid. Het beleid moet eraan bijdrag<strong>en</strong><br />

dat de bov<strong>en</strong>gestelde doel<strong>en</strong> bereikt word<strong>en</strong>, wat minder vanzelfsprek<strong>en</strong>d is<br />

dan het lijkt. De effectiviteit van Kyoto in term<strong>en</strong> van bereikte mitigatie is gering<br />

(weg<strong>en</strong>s beperkte verplichting<strong>en</strong> van de Annex i-land<strong>en</strong>, de geringe feitelijke<br />

deelname in mitigatiebeleid <strong>en</strong> het hot air-probleem – zie tekstbox 5.1). Hier ligt<br />

e<strong>en</strong> afruil <strong>tuss<strong>en</strong></strong> effectiviteit <strong>en</strong> participatie. Ook is er e<strong>en</strong> terugkoppeling naar de<br />

dynamische efficiëntie, omdat gaandeweg duidelijk kan word<strong>en</strong> dat doeltreff<strong>en</strong>dheid<br />

onverantwoorde kost<strong>en</strong> meebr<strong>en</strong>gt. Voor oeso-land<strong>en</strong> bleek het Kyotoproces<br />

tot vrees te leid<strong>en</strong> dat de kost<strong>en</strong> te ongewis war<strong>en</strong>. Dit heeft Canada ertoe<br />

gebracht om e<strong>en</strong> (in de academische literatuur vaak gesuggereerde) veiligheidsklep<br />

in het voorgestelde handelssysteem in te bouw<strong>en</strong>, in de vorm van e<strong>en</strong> maximale<br />

koolstofprijs. Deze optie wordt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s overwog<strong>en</strong> in Australië <strong>en</strong> de vs.<br />

Kost<strong>en</strong>effectiviteit<br />

Kost<strong>en</strong>effectiviteit vereist dat het doel bereikt wordt met e<strong>en</strong> minimale middel<strong>en</strong>inzet.<br />

De meest doelmatige inzet wordt bereikt met verhandelbare emissierecht<strong>en</strong>,<br />

met e<strong>en</strong> koolstofbelasting (dan wel ghg-belasting) als één na beste<br />

oplossing. Dit vereist e<strong>en</strong> schaarste middels emissieplafonds conform het criterium<br />

van dynamische efficiëntie. M<strong>en</strong> kan nog verder gaan. Indi<strong>en</strong> de initiële


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

plafonds die arme land<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> aangaan bewust ruim zijn gekoz<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarmee<br />

die van rijke land<strong>en</strong> bewust krap, ontstaat in wez<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ji-variant die aanvankelijk<br />

de kost<strong>en</strong> van mitigatie afschuift naar de kopers van emissierecht<strong>en</strong>. Immers,<br />

arme land<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> hun overtollige recht<strong>en</strong> verkop<strong>en</strong> aan kopers uit oesoland<strong>en</strong><br />

die aanvankelijk te weinig emissierecht<strong>en</strong> bezitt<strong>en</strong>. Bij investering van<br />

deze opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> in bijvoorbeeld moderne krachtc<strong>en</strong>trales wordt het mogelijk<br />

het ontwikkelings- <strong>en</strong> groeipad van arme land<strong>en</strong> te combiner<strong>en</strong> met versnelde<br />

mitigatie.<br />

Op lange termijn is kost<strong>en</strong>effectiviteit veel ingewikkelder, want dan behelst het<br />

tev<strong>en</strong>s de intertemporele keuze <strong>tuss<strong>en</strong></strong> innovatie (nieuwe (doorbraak)technologieën<br />

in oeso-land<strong>en</strong>) <strong>en</strong> diffusie (bestaande technologieën in armere land<strong>en</strong>).<br />

Tev<strong>en</strong>s wordt kost<strong>en</strong>effectiviteit krachtig gedi<strong>en</strong>d door het afstemm<strong>en</strong> van<br />

klimaatbeleid op investeringscycli in de <strong>en</strong>ergiesector, in het licht van de lange<br />

lev<strong>en</strong>sduur van c<strong>en</strong>trales.<br />

Billijkheid<br />

Billijkheid verwijst naar e<strong>en</strong> als rechtvaardig ervar<strong>en</strong> verdeling van lust<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

last<strong>en</strong>, verantwoordelijkhed<strong>en</strong> <strong>en</strong> draagkracht. Artikel 3.1 van de unfccc, dat<br />

spreekt over common but differ<strong>en</strong>tiated responsibilities, speelt hierbij e<strong>en</strong><br />

(wellicht te) grote rol. 1 Billijkheid heeft tot nu toe in de unfccc tot rigide posities<br />

geleid, omdat de ontwikkelingsland<strong>en</strong> halverwege de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig koste<br />

wat het kost wild<strong>en</strong> vermijd<strong>en</strong> dat zij zoud<strong>en</strong> meebetal<strong>en</strong> aan de oeso-last<strong>en</strong> uit<br />

het verled<strong>en</strong>. 2 Inmiddels is duidelijk dat de cumulatieve emissies van niet-oesoland<strong>en</strong><br />

die van oeso-land<strong>en</strong> snel zull<strong>en</strong> inhal<strong>en</strong>. Hanteert m<strong>en</strong> stroomgroothed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> wordt methaan meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, dan is de jaarlijkse netto-ghg-uitstoot van<br />

arme land<strong>en</strong> <strong>en</strong> oeso-land<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>teel nag<strong>en</strong>oeg gelijk (zie hoofdstuk 4). Dat<br />

laat zi<strong>en</strong> dat er veel middel<strong>en</strong> zijn om het billijkheidscriterium te plooi<strong>en</strong>. Ook in<br />

de relatie <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de eu <strong>en</strong> de vs zorgt billijkheid voor wrevel, aangezi<strong>en</strong> het rijkste<br />

oeso-land dat ook nog e<strong>en</strong>s de grootste vervuiler is, weigert zich te committer<strong>en</strong><br />

aan al te strikte ombuiging<strong>en</strong>. Billijkheid heeft e<strong>en</strong> sterke binn<strong>en</strong>landse<br />

compon<strong>en</strong>t: het resultaat van internationale onderhandeling<strong>en</strong> – waarin billijkheid<br />

het vaak aflegt teg<strong>en</strong> machtsverschill<strong>en</strong> – moet binn<strong>en</strong>lands als ‘billijk’<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uitgelegd ter legitimatie van de latere kost<strong>en</strong> van beleid.<br />

Flexibiliteit<br />

Flexibiliteit is noodzakelijk in het licht van de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>nis over het<br />

klimaat <strong>en</strong> over de technologische mogelijkhed<strong>en</strong>, maar beperkt de string<strong>en</strong>theid<br />

van langetermijnafsprak<strong>en</strong> <strong>en</strong> schept zo onduidelijkheid over toekomstige<br />

verplichting<strong>en</strong>. Het is van belang dat, ingeval juridisch instrum<strong>en</strong>tarium wordt<br />

aangew<strong>en</strong>d, sunset-clausules (regels die na e<strong>en</strong> periode wetskracht verliez<strong>en</strong>,<br />

t<strong>en</strong>zij ze met e<strong>en</strong> nieuw besluit word<strong>en</strong> verl<strong>en</strong>gd) word<strong>en</strong> gebruikt <strong>en</strong> verandering<strong>en</strong><br />

mogelijk blijv<strong>en</strong> zonder dat de stabiliteit <strong>en</strong> korteretermijnverplichting<strong>en</strong><br />

daardoor ondermijnd word<strong>en</strong>. Vooral in wereldverband is dit buit<strong>en</strong>gewoon<br />

lastig, omdat de gr<strong>en</strong>s <strong>tuss<strong>en</strong></strong> flexibiliteit <strong>en</strong> het zich onttrekk<strong>en</strong> aan harde<br />

verplichting<strong>en</strong> onduidelijk is.<br />

157


158<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Participatie<br />

Brede participatie br<strong>en</strong>gt de gemaakte beleidskeuz<strong>en</strong> dichter bij het mondiale<br />

welvaartsoptimum <strong>en</strong> is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> in zekere mate e<strong>en</strong> voorwaarde voor ervar<strong>en</strong><br />

billijkheid. Door coördinatie kunn<strong>en</strong> mitigatie-inspanning<strong>en</strong> van land a e<strong>en</strong><br />

motivatie vorm<strong>en</strong> voor inspanning<strong>en</strong> van land b. Het externe effect van inspanning<strong>en</strong><br />

wordt zo e<strong>en</strong> ruilbaar goed in plaats van e<strong>en</strong> ‘vrij goed’. Voor ieder aantal<br />

deelnemers kunn<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van mitigatiebeleid word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de<br />

bat<strong>en</strong> ervan in de vorm van uitgespaarde aanpassingskost<strong>en</strong>. Hoe hoger dat<br />

aantal, des te beter zal de uitkomst van die afweging de werkelijke prefer<strong>en</strong>ties<br />

van alle deelnemers weergev<strong>en</strong>. Coördineert m<strong>en</strong> met meer land<strong>en</strong>, dan zal meer<br />

aan mitigatie-inspanning word<strong>en</strong> gedaan dan bij e<strong>en</strong> geringer aantal zou zijn<br />

gebeurd. Elke nieuwe deelnemer verhoogt <strong>en</strong>erzijds het aantal <strong>en</strong> daarmee de<br />

dekking van prefer<strong>en</strong>ties, maar verhoogt anderzijds ook de transactiekost<strong>en</strong>. Er is<br />

bijgevolg e<strong>en</strong> optimaal schaalniveau <strong>en</strong> e<strong>en</strong> optimale coalitie waar de marginale<br />

transactiekost<strong>en</strong> opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van schaalvergroting.<br />

Brede participatie concurreert met doeltreff<strong>en</strong>dheid, omdat effectieve maatregel<strong>en</strong><br />

ook kostbaar zijn. Tegelijk geldt dat de kost<strong>en</strong>effectiviteit weer sterk to<strong>en</strong>eemt<br />

met e<strong>en</strong> bredere participatie. Boll<strong>en</strong> et al. (2004b) lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> emissiereductie<br />

van 30 proc<strong>en</strong>t in 2020 met participatie van de ontwikkelingsland<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

zesde kost van dezelfde reductie alle<strong>en</strong> met de oeso-land<strong>en</strong>. De combinatie van<br />

deze overweging<strong>en</strong> kan zowel blokkages van als prikkels voor effectieve coördinatie<br />

oplever<strong>en</strong>. Kostbare maatregel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> land<strong>en</strong> afschrikk<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat verhindert<br />

kost<strong>en</strong>effectiviteit. Slaagt m<strong>en</strong> er echter in toch het aantal deelnemers fors te<br />

verhog<strong>en</strong>, dan verlaagt dat onmiddellijk de mitigatiekost<strong>en</strong>. Het is te verwacht<strong>en</strong><br />

dat alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veel op<strong>en</strong>ere b<strong>en</strong>adering – met veel meer differ<strong>en</strong>tiatie, minder<br />

juridische verplichting<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> grotere nadruk op prikkels, andere opties dan<br />

emissieplafonds <strong>en</strong> deadlines, specifieke nadruk op technologie als ‘bijdrage’ <strong>en</strong><br />

de aanmoediging van bilaterale naast multilaterale verdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> fonds<strong>en</strong> – tot<br />

bredere participatie kan leid<strong>en</strong>. Deze differ<strong>en</strong>tiatie concurreert echter weer met<br />

de monitoring <strong>en</strong> handhaving, omdat moeilijk is vast te stell<strong>en</strong> wat free riding is<br />

<strong>en</strong> wat niet. Dit schept wantrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> kan de bereidheid van andere deelnemers<br />

ondermijn<strong>en</strong>.<br />

Niet-binding impliceert nog ge<strong>en</strong> afwijzing van elk klimaatbeleid, in de zin dat<br />

m<strong>en</strong> het desondanks beter wil do<strong>en</strong> dan in business as usual-sc<strong>en</strong>ario’s (bau). De<br />

vs voer<strong>en</strong> bijvoorbeeld wel klimaatbeleid zonder zich te committer<strong>en</strong> aan het<br />

Kyoto-protocol. Australië voert zelfs letterlijk de Kyoto-verplichting<strong>en</strong> uit<br />

zonder zich er onder Kyoto aan te bind<strong>en</strong>. Niet-Annex i-land<strong>en</strong> de hebb<strong>en</strong> veelal<br />

nauwelijks commitm<strong>en</strong>ts hoev<strong>en</strong> aangaan, maar voer<strong>en</strong> (meestal) wel degelijk e<strong>en</strong><br />

klimaatbeleid. Deze schakering van zelf opgelegde maar lichtere <strong>en</strong> andere<br />

vorm<strong>en</strong> van klimaatbeleid schept allerlei kans<strong>en</strong> om het draagvlak voor bredere<br />

participatie in het wereldklimaatbeleid te vergrot<strong>en</strong>, zolang maar flexibel<br />

gestreefd wordt naar e<strong>en</strong> veelheid van typ<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> aan mitigatie.


Objectieve monitoring <strong>en</strong> handhaving<br />

Monitoring <strong>en</strong> handhaving zijn nodig om inspanning<strong>en</strong> zichtbaar te mak<strong>en</strong> voor<br />

de overige partij<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> noodzakelijke voorwaarde voor gecoördineerde inspanning<strong>en</strong>.<br />

Emissiehandel vereist juridisch handhaafbare emissieplafonds, alsmede<br />

meting <strong>en</strong> toezicht. In de eu met bov<strong>en</strong>schikk<strong>en</strong>d eg-recht kan dat. Op wereldniveau<br />

kan dat niet op dezelfde manier; het cdm in het Kyoto-protocol heeft<br />

bijvoorbeeld hoge transactiekost<strong>en</strong>. Waar het om gaat, is dat langetermijnverplichting<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> aangegaan die geloofwaardig zijn <strong>en</strong> die internationaal, of<br />

nog liever op basis van binn<strong>en</strong>lands recht, afdwingbaar zijn. Internationaal<br />

privaatrecht biedt hier wel mogelijkhed<strong>en</strong> voor bedrijv<strong>en</strong>. Bilaterale of regionale<br />

verdrag<strong>en</strong> zijn ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s mogelijk, bijvoorbeeld met verwijzing naar internationale<br />

arbitrage. Verder kunn<strong>en</strong> multinationals binn<strong>en</strong> hun concerns, maar wel<br />

degelijk over landsgr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> he<strong>en</strong>, tot handel van recht<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> op basis van afgesprok<strong>en</strong><br />

concernplafonds, met initiële allocatie.<br />

Vooral in ontwikkelingsland<strong>en</strong> <strong>en</strong> transitieland<strong>en</strong> zijn monitoring <strong>en</strong> handhaving<br />

e<strong>en</strong> probleem, omdat de bestuurlijke <strong>en</strong> materiële infrastructuur ontbreekt of<br />

tekortschiet. Mocht e<strong>en</strong> kader kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ontworp<strong>en</strong> voor bredere verplichting<strong>en</strong><br />

na het Kyoto-protocol, dan valt te verwacht<strong>en</strong> dat dat kader veel differ<strong>en</strong>tiatie<br />

<strong>en</strong> flexibiliteit zal toepass<strong>en</strong>, zelfs hier <strong>en</strong> daar ge<strong>en</strong> termijn<strong>en</strong> zal oplegg<strong>en</strong>.<br />

De vraag is dan welke betek<strong>en</strong>is nog aan handhaving moet <strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> toegek<strong>en</strong>d.<br />

Tekstbox 5.1 Hot air in het Kyoto-protocol<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Het basisjaar 1990 van het Kyoto-protocol is niet helemaal toevallig zo gekoz<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> belangrijk<br />

deel van de emissiereducties in het protocol bestaat uit zog<strong>en</strong>oemde hot air in Oost-Europa <strong>en</strong><br />

Rusland (Barrett 2001). De opgelegde reducties t<strong>en</strong> opzichte van 1990 war<strong>en</strong> daar door het ine<strong>en</strong>stort<strong>en</strong><br />

van de inefficiënte Sovjeteconomie t<strong>en</strong> tijde van het vaststell<strong>en</strong> van het Kyoto-protocol al<br />

vanzelf meer dan gehaald, zodat de emissiereductie t<strong>en</strong> opzichte van 1990 feitelijk extra emissieruimte<br />

(hot air) betek<strong>en</strong>de. Ook in het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk war<strong>en</strong> door sanering<strong>en</strong> in de mijnbouw<br />

al emissiereducties gerealiseerd, waardoor feitelijk extra emissieruimte ontstond. Die extra<br />

emissieruimte is binn<strong>en</strong> Europa verdeeld, onder meer t<strong>en</strong> behoeve van <strong>en</strong>kele zuidelijke land<strong>en</strong><br />

(zie hoofdstuk 2). Voor Japan had de economische stagnatie in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig e<strong>en</strong> soortgelijk<br />

effect.<br />

Hot air verhoogt het uiteindelijke emissieplafond, maar is niet per definitie disfunctioneel. De<br />

hoeveelheid hot air is eindig <strong>en</strong> vormt de prijs die betaald wordt om land<strong>en</strong> bij het verdrag te<br />

betrekk<strong>en</strong>. Na verbruik ontstaat wel e<strong>en</strong> restrictie, zodat de toedeling van hot air bij e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong><br />

totale emissieruimte vooral e<strong>en</strong> welvaartsverdelingsvraagstuk is, dat overig<strong>en</strong>s ook kan bijdrag<strong>en</strong><br />

aan e<strong>en</strong> uiteindelijk ev<strong>en</strong>wicht op e<strong>en</strong> hoger welvaartsniveau (zie paragraaf 5.2.2).<br />

159


160<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

5.3 de hoofdrolspelers: over belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleid<br />

De mogelijkhed<strong>en</strong> voor effectieve onderhandeling<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bepaald door de<br />

belang<strong>en</strong> van de grootste spelers. In paragraaf 5.2.2 is aangegev<strong>en</strong> dat de topzes<br />

van produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (vs, eu-25, China, Rusland, Japan <strong>en</strong> India) meer dan twee<br />

derde van de co2-emissies voor zijn rek<strong>en</strong>ing neemt. Daarnaast zijn in verband<br />

met landgebruik Indonesië <strong>en</strong> Brazilië belangrijke ghg-produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. In deze<br />

acht land<strong>en</strong> ligt dus het grootste reductiepot<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong>, omdat het aantal de grote<br />

economieën omvat, ook het grootste deel van de te verwacht<strong>en</strong> schade <strong>en</strong> de<br />

draagkracht voor maatregel<strong>en</strong>. Ook op middellange termijn (2030) zijn deze acht<br />

land<strong>en</strong> beeldbepal<strong>en</strong>d. Het sam<strong>en</strong>br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van reductiepot<strong>en</strong>tieel, schadepot<strong>en</strong>tieel<br />

<strong>en</strong> draagkracht van de grootste spelers is e<strong>en</strong> noodzakelijke voorwaarde voor<br />

effectieve coördinatie die de belang<strong>en</strong> van deze land<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t. Voor e<strong>en</strong> deel lop<strong>en</strong><br />

die belang<strong>en</strong> parallel, maar deels zijn er ook nationale <strong>en</strong> soms sectorale of andere<br />

belang<strong>en</strong>afweging<strong>en</strong>.<br />

De belang<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in belangrijke mate bepaald door de <strong>en</strong>ergiestructuur van de<br />

economieën. Deze structur<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zich moeilijk <strong>en</strong> langzaam aanpass<strong>en</strong>, zo m<strong>en</strong><br />

dat zou will<strong>en</strong>. De bestaande <strong>en</strong>ergiestructur<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia<br />

e<strong>en</strong> dominante invloed hebb<strong>en</strong> op het te voer<strong>en</strong> klimaatbeleid. In paragraaf 5.3.1<br />

wordt daarom gekek<strong>en</strong> naar de diversiteit in <strong>en</strong>ergiestructur<strong>en</strong> van de acht grootste<br />

emitt<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in de wereld. Daarnaast word<strong>en</strong> als casusb<strong>en</strong>adering de belang<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> het lop<strong>en</strong>de klimaatbeleid van twee grote spelers buit<strong>en</strong> Europa in kaart<br />

gebracht: de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> (paragraaf 5.3.2) <strong>en</strong> China (paragraaf 5.3.3). Tev<strong>en</strong>s<br />

wordt, in aanvulling op hoofdstuk 2, de Europese positie belicht (paragraaf 5.3.4).<br />

5.3.1 diversiteit in <strong>en</strong>ergiestructuur van de grote acht<br />

Nu al zijn China, India, Brazilië <strong>en</strong> Indonesië economisch zo belangrijk dat effectieve<br />

coördinatie over e<strong>en</strong> lang tijdpad niet d<strong>en</strong>kbaar is zonder deze land<strong>en</strong> steeds<br />

int<strong>en</strong>siever bij het mondiale klimaatbeleid te betrekk<strong>en</strong>, zowel in klimaatafsprak<strong>en</strong><br />

als in e<strong>en</strong> vorm van leiderschap. De vs zijn verder de grootste vervuiler. De<br />

eu <strong>en</strong> China producer<strong>en</strong> elk iets meer dan de helft van de vs-emissie. Japan <strong>en</strong><br />

Rusland producer<strong>en</strong> elk weer iets meer dan de helft van de eu-emissie.<br />

In tabel 5.1 word<strong>en</strong> kerncijfers bije<strong>en</strong>gebracht voor bov<strong>en</strong>g<strong>en</strong>oemde acht<br />

land<strong>en</strong>(groep<strong>en</strong>) voor 2002 <strong>en</strong> 2030 op basis van de gezaghebb<strong>en</strong>de iea World<br />

Energy Outlook. Het iea heeft de <strong>en</strong>ergiegerelateerde jaarlijkse co2-uitstoot voor<br />

2030 op twee wijz<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d: de tweede kolom zonder additioneel klimaatbeleid<br />

(maar met <strong>en</strong>ergie-efficiëntietr<strong>en</strong>ds, <strong>en</strong>zovoort) <strong>en</strong> de derde kolom met<br />

gespecificeerd additioneel klimaatbeleid (het Alternatief Sc<strong>en</strong>ario). De perc<strong>en</strong>tages<br />

in kolom 3 gev<strong>en</strong> de plausibele reductie t<strong>en</strong> opzichte van het bau-sc<strong>en</strong>ario.<br />

De kerncijfers word<strong>en</strong> aangevuld met <strong>en</strong>kele meer specifieke aandachtspunt<strong>en</strong>,<br />

die nader kunn<strong>en</strong> verklar<strong>en</strong> waar gevoelighed<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> <strong>en</strong> waar zich kans<strong>en</strong> voor<br />

coördinatie voordo<strong>en</strong>.


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Wat onmiddellijk opvalt, is de <strong>en</strong>orme variëteit <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de spelers. Dit vormt<br />

mete<strong>en</strong> de belangrijkste les van dit soort exercities: vanuit de eu di<strong>en</strong>t niet lichtvaardig<br />

te word<strong>en</strong> geoordeeld over de belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> drijfver<strong>en</strong> van andere land<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> del<strong>en</strong> van de wereld. Alle<strong>en</strong> al op aspect<strong>en</strong> als ontwikkeling <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiestructuur<br />

bestaan gap<strong>en</strong>de klov<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong>szins suggerer<strong>en</strong> dat converg<strong>en</strong>tie op beide<br />

onderdel<strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijk of waarschijnlijk is teg<strong>en</strong> 2050. Voor Nederland geldt in het<br />

bijzonder dat lang niet alle beslissers <strong>en</strong> lobby’s zich deze variëteit lijk<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong>.<br />

‘Vanzelfsprek<strong>en</strong>de’ uitgangspunt<strong>en</strong> in Nederland zijn elders niet vanzelfsprek<strong>en</strong>d.<br />

De tabel leidt tot onderstaande constatering<strong>en</strong>.<br />

Het huidige klimaatbeleid haalt de ipcc-doelstelling niet<br />

Alternatieve sc<strong>en</strong>ario’s met vrij ferm klimaatbeleid lever<strong>en</strong> weliswaar resultat<strong>en</strong><br />

op, maar alles bije<strong>en</strong> neemt de co2-uitstoot tot 2030 nog steeds fors toe, zelfs in<br />

Noord-Amerika. De eu zou slechts stabiliser<strong>en</strong>. Voor de Unie mag dit geld<strong>en</strong> als<br />

e<strong>en</strong> waarschuwing, want dit alternatieve sc<strong>en</strong>ario van het iea komt uit op e<strong>en</strong><br />

veel hogere jaarlijkse netto-uitstoot van co2 dan de eu-25 zich mom<strong>en</strong>teel voorneemt<br />

(namelijk, e<strong>en</strong> verdere daling tot 2020 met 15% tot 30%). E<strong>en</strong> dergelijke<br />

daling kan waarschijnlijk alle<strong>en</strong> via cdm-achtige investering<strong>en</strong> elders word<strong>en</strong><br />

gerealiseerd.<br />

Ook klimaatbeleid buit<strong>en</strong> Kyoto<br />

De reductie van het Alternatief Sc<strong>en</strong>ario t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario ligt<br />

volg<strong>en</strong>s het iea in Noord-Amerika (de vs) in dezelfde orde van grootte als in de<br />

eu <strong>en</strong> China. In zowel de vs <strong>en</strong> canada als in de eu verbetert de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

ev<strong>en</strong> snel <strong>en</strong> vermag Kyoto in elk geval ge<strong>en</strong> merkbaar verschill<strong>en</strong>de uitkomst<br />

oplever<strong>en</strong>. Deze verwachting<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> het in beleidsdiscussies veelal gesuggereerde<br />

scherpe contrast <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de vs <strong>en</strong> de eu kunn<strong>en</strong> relativer<strong>en</strong>.<br />

Bij het bov<strong>en</strong>staande kunn<strong>en</strong> wel <strong>en</strong>kele kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt. De<br />

co2-uitstoot groeit in de vs harder dan in de eu <strong>en</strong> vanaf e<strong>en</strong> niveau dat, welke<br />

ratio m<strong>en</strong> ook neemt, al in 1990 veel hoger lag per e<strong>en</strong>heid dan in de eu of Japan.<br />

Deze groei wordt onder meer veroorzaakt door e<strong>en</strong> hogere welvaartsgroei <strong>en</strong><br />

bevolkingsgroei. Verder blijkt China wel degelijk klimaatmaatregel<strong>en</strong> te nem<strong>en</strong>.<br />

In 2005 is bijvoorbeeld e<strong>en</strong> standaard ingevoerd voor hogere brandstofefficiëntie<br />

van nieuwe auto’s die <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de str<strong>en</strong>ge norm van de eu <strong>en</strong> de mildere norm van<br />

de vs in ligt.<br />

Energie-efficiëntie van groot belang<br />

E<strong>en</strong> gedurige verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie is bij elk van de Grote Acht<br />

(met uitzondering van Brazilië) e<strong>en</strong> belangrijke motor voor emissiereductie. Veel<br />

van deze verbetering<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> tot stand door incorporatie van nieuwe techniek<strong>en</strong><br />

in nieuwe investering<strong>en</strong> in krachtc<strong>en</strong>trales, industriële process<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervoer.<br />

Diffusie <strong>en</strong> het beïnvloed<strong>en</strong> van investeringsstrom<strong>en</strong> (<strong>en</strong> hun timing) di<strong>en</strong><strong>en</strong> dus<br />

c<strong>en</strong>traal te staan in elk klimaatbeleid. Niet zeld<strong>en</strong> is dit gekoppeld aan nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong><br />

van klimaatbeleid zoals lokaal leefklimaat, waardoor ook in arme land<strong>en</strong> draagvlak<br />

bestaat voor geavanceerde standaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> efficiëntere process<strong>en</strong>.<br />

161


162<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 5.1 Kernindicator<strong>en</strong> voor de belang<strong>en</strong> van grote spelers<br />

CO2 (a) CO2 (b) CO2-alt prim. <strong>en</strong>ergie vraag naar prim. <strong>en</strong>ergie (e)<br />

uitstoot nu uitstoot 2030 uitstoot 2030 efficiëntie 2030<br />

(c) (d) Wat? (2002) ± p.j. (2030)<br />

Noord 6480 Mt 8596 Mt 7135 Mt 1,3% p.j. Kol<strong>en</strong> 21% 0,5%<br />

Amerika (f) (+33%) (-19%) Olie 40% 1,1% p.j.<br />

Gas 24,1% 1,3% p.j.<br />

Nucl. 8,6% 0<br />

EU-25 (9) 3740 Mt 4488 Mt 3725 Mt 1,3% p.j. Kol<strong>en</strong> 17,9% -0,4%<br />

(+20%) (-17%) Olie 38,3% 0,5%<br />

Gas 23% 1,8%<br />

Nucl. 14,6 -1,9%<br />

Japan + Korea 1647 Mt 1984 Mt 0,9% p.j. Kol<strong>en</strong> 20,2% 0,5%<br />

(+20 %) Olie 29,5% 0,4%<br />

Gas 12,2% 2,5%<br />

Nucl. 15% 1,7%<br />

China 3307 Mt 7144 Mt 2,3% p.j. Kol<strong>en</strong> 57,4% 2,3%<br />

(+116 %) (-21%) Olie 19,9% 3,4%<br />

Gas 2,9% 5,4%<br />

Nucl. 0,1% 9,2%<br />

Biom. 17,4% 0,3%<br />

Hydro 2% 3,4%<br />

India 1016 Mt 2254 Mt 2096 Mt 2,3% p.j. Kol<strong>en</strong> 32,7% (35,9% )<br />

(+122%) (-7% ) Olie 20,9% (26,2% )<br />

Gas 3,6% (7,8% )<br />

Nucl. 0,2% (2,9% )<br />

Biom. 34,5% (21,3% )<br />

Hydro 6,4% (5,8% )<br />

(afgerond) (aandel<strong>en</strong>)<br />

Brazilië 302 Mt 665 Mt 547 Mt 0,5% p.j. Kol<strong>en</strong> 6,9% 1,9%<br />

(+120%) (-18%) Olie 46,8% 2,4%<br />

Gas 9,6% 5,8%<br />

Nucl. 2,1% 2%<br />

Biom. 24,5% 1,2%<br />

Hydro 13,3% 2,2%<br />

Indonesië 303 Mt 783 Mt Kol<strong>en</strong> 12 % 4,6%<br />

(+158%) Olie 36 % 2,9 %<br />

Gas 21 % 3,5 %<br />

Biom. 26 % 0,2 %<br />

Rusland 1488 Mt 2062 Mt 1879 Mt ± 1,5 % p.j. Kol<strong>en</strong> 17 % 0,3 %<br />

(+39%) (-17%) Olie 21 % 1,6 %<br />

Gas 53 % 1,5 %<br />

Nucl. 6 % 0,9 %<br />

Bron: Alle gegev<strong>en</strong>s (berek<strong>en</strong>d) uit IEA, 2004, World Energy Outlook <strong>en</strong> Annex<strong>en</strong> Not<strong>en</strong>: (a) 2002,<br />

<strong>en</strong>ergiegerelateerde CO2 uitstoot; (b) idem, 2030; (c) idem, in IEA Alternatief Sc<strong>en</strong>ario (specificatie op<br />

pp. 387-397); let wel, daling vergelek<strong>en</strong> met gewone sc<strong>en</strong>ario in vorige kolom; (d) primaire <strong>en</strong>ergie-<br />

efficiëntie, verbetering per jaar tot 2030 (in % ); (e) elektra inputs = primaire vraag naar <strong>en</strong>ergie, naar


Aandachtspunt<strong>en</strong><br />

- olie/gasprijz<strong>en</strong> hoog (ook aan de pomp), gunstig voor kol<strong>en</strong> (<strong>en</strong> nucleair?)<br />

- netto-invoer van het totale <strong>en</strong>ergieverbruik verdubbelt van 14% tot 27%<br />

- hernieuwbare <strong>en</strong>ergie (ex. hydro) van 4,3% naar 6,7% (2030)<br />

- switch-back naar kol<strong>en</strong> zwakker (dan in VS) omdat kol<strong>en</strong> (ook) duurder zijn geword<strong>en</strong>, o.a. door<br />

lange afstand vervoer<br />

- hernieuwbare <strong>en</strong>ergie (ex hydro) hooguit 9,7% in 2030<br />

- extreme invoerafhankelijkheid in olie (94% van de vraag in 2030) <strong>en</strong> gas (explodeert van 49% naar 81%)<br />

- extreme invoerafhankelijkhed<strong>en</strong> in olie, gas <strong>en</strong> kol<strong>en</strong><br />

- kern<strong>en</strong>ergie neemt toe van 15% tot 18% (2030)<br />

- hernieuwbare <strong>en</strong>ergie (ex. hydro) slechts 4% in 2030, ondanks beleid<br />

- <strong>en</strong>ergiebesparing is topprioriteit in nieuwste 5-jar<strong>en</strong>plan<br />

- invoerafhankelijkheid in olie (van 28% in 1998, via 37% in 2003) stijgt naar 74% in 2030<br />

- financiering ($2000 miljard) van de to<strong>en</strong>ame van het aanbod van elektra niet gehinderd door<br />

- (hoge) binn<strong>en</strong>landse besparing<strong>en</strong>, wel door forse andere obstakels<br />

- kol<strong>en</strong> dominer<strong>en</strong> als input voor elektriciteit (verdrievoudiging in TWh tot 2030) met 77% in 2002<br />

- <strong>en</strong> 72,4% in 2030; de vraag is of dat niet nog hoger wordt indi<strong>en</strong> olie-/gasprijz<strong>en</strong> hoog blijv<strong>en</strong><br />

- veel kol<strong>en</strong>, maar van slechte kwaliteit<br />

- biomassa versnelt elektrificatie in afgeleg<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong><br />

- voor auto’s, biobrandstof <strong>en</strong> CNG belangrijk <strong>en</strong> bewust bevorderd<br />

- lokale vervuiling zeer ernstig (kans<strong>en</strong> voor co-b<strong>en</strong>efits?)<br />

- hydro domineert elektra-aanbod (met 80% in 2002!); droogterisico<br />

- biomassa van betek<strong>en</strong>is voor industrie <strong>en</strong> vervoer (auto’s van 13% naar 16% in 2030)<br />

- lage koolstofint<strong>en</strong>siteit zeer gunstig, maar de langzame verbetering van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit juist zwak<br />

- niet afhankelijk van olie-/gasinvoer (verbetert eerder tot 2030)<br />

- klimaatbeleid tot nu toe str<strong>en</strong>g o.a. door staatsmonopolies <strong>en</strong> strikte <strong>en</strong>ergieregulering; wordt<br />

- inmiddels vrijer/geop<strong>en</strong>d<br />

- let op: indi<strong>en</strong> land-use CO2 meegerek<strong>en</strong>d, Brazilië wel grote immissie<br />

- grootste LNG exporteur; 3 e grootste kol<strong>en</strong>exporteur, maar Indonesië wordt netto-olie-importeur (!)<br />

- kol<strong>en</strong> dominant voor elektriciteit (van 40% naar 55% in 2030)<br />

- stijg<strong>en</strong>de gasexport<strong>en</strong> <strong>en</strong> gas aandeel voor elektra van 22% naar 25%<br />

- slecht investeringsklimaat zal investering<strong>en</strong> in <strong>en</strong>ergie drukk<strong>en</strong><br />

- let op: indi<strong>en</strong> land-use CO2 meegerek<strong>en</strong>d, Indonesië wel grote immissie<br />

- ondanks hoge Russische spaarzin (37%), vereiste <strong>en</strong>ergie-investering<strong>en</strong> ($935 miljard tot 2030) wellicht<br />

- niet financierbaar<br />

- uitvoeraandel<strong>en</strong> in kol<strong>en</strong>, gas, olie nem<strong>en</strong> eerst toe, dan af naar 2030<br />

- koolstofint<strong>en</strong>siteit grote zorg: uitstoot CO2 per e<strong>en</strong>heid BBP meer dan dubbele van OESO, <strong>en</strong> van dat van<br />

- ontwikkelingsland<strong>en</strong>; uitstoot per persoon is extreem hoog<br />

- lage prioriteit (lokaal <strong>en</strong> globaal) milieubeleid, ook voor nucleair<br />

- Kyoto <strong>en</strong> J.I. zull<strong>en</strong> milieubeleid <strong>en</strong>igszins afdwing<strong>en</strong><br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

<strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong>, waarbij eerst de aandel<strong>en</strong> in 2002 <strong>en</strong> in de kolom ernaast de verwachte groei, per jaar,<br />

in %, tot 2030 m.u.v. India; (f) Noord Amerika = VS, Mexico <strong>en</strong> Canada omdat alle<strong>en</strong> in deze opstelling<br />

alle gegev<strong>en</strong>s vergelijkbaar zijn; (g) de daling hier is voor OESO-Europa, hetge<strong>en</strong> niet exact overe<strong>en</strong>komt<br />

met de EU-25.<br />

163


164<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Kern<strong>en</strong>ergie wordt niet overal vies gevond<strong>en</strong><br />

Alle<strong>en</strong> in de eu <strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins in de vs staat kern<strong>en</strong>ergie onder druk. Elders wordt<br />

kern<strong>en</strong>ergie in meer of mindere mate bevorderd (behalve in Indonesië). Vooral<br />

China ziet kern<strong>en</strong>ergie als secundair middel (naast de nadruk op kol<strong>en</strong>) om de<br />

<strong>en</strong>ergiezekerheid te vergrot<strong>en</strong>. Binn<strong>en</strong> de eu wordt zeer uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>d gedacht<br />

over kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> di<strong>en</strong>overe<strong>en</strong>komstig gehandeld. (zie bijlag<strong>en</strong> 6, 9 <strong>en</strong> 10).<br />

Nederland beschouwt het onopgeloste kernafvalprobleem als e<strong>en</strong> bedreiging<br />

voor het global common good van het wereldmilieu op de zeer lange termijn.<br />

Verder bestaan er zorg<strong>en</strong> over de veiligheid van c<strong>en</strong>trales <strong>en</strong> over kernc<strong>en</strong>trales<br />

als pot<strong>en</strong>tieel doel van of leverancier voor terrorist<strong>en</strong>. De forse invoer van elektriciteit<br />

uit Frankrijk maakt van Nederland e<strong>en</strong> free rider, wat de geloofwaardigheid<br />

van de motiev<strong>en</strong> aantast. Dat Nederland kern<strong>en</strong>ergie tot nu toe niet beschouwde<br />

als e<strong>en</strong> van de antwoord<strong>en</strong> op de kwetsbaarheid bij <strong>en</strong>ergiezekerheid, kan<br />

gevoeglijk aan de comfortabele gasvoorraad toegeschrev<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> al om<br />

die red<strong>en</strong> zal het tot nu toe gehuldigde Nederlandse standpunt om kern<strong>en</strong>ergie af<br />

te bouw<strong>en</strong>, niet in veel land<strong>en</strong> word<strong>en</strong> nagevolgd. Dat kern<strong>en</strong>ergie grot<strong>en</strong>deels<br />

koolstofvrij wordt geproduceerd, heeft in Nederland dec<strong>en</strong>nialang niet als doorslaggev<strong>en</strong>d<br />

argum<strong>en</strong>t gewerkt <strong>en</strong> de regering heeft pas begin 2006 aangekondigd<br />

(meer) kern<strong>en</strong>ergie te overweg<strong>en</strong>, onder andere weg<strong>en</strong>s het koolstofvrije karakter<br />

<strong>en</strong> de grotere <strong>en</strong>ergiezekerheid. De argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> klimaat<br />

hebb<strong>en</strong> het Ver<strong>en</strong>igd Koninkrijk er onlangs toe gebracht zijn positie over kern<strong>en</strong>ergie<br />

drastisch te herzi<strong>en</strong>. Het debat is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s herop<strong>en</strong>d in diverse andere<br />

land<strong>en</strong>.<br />

Voor de mondiale coördinatie van mitigatie is het irrelevant of Nederland wel of<br />

ge<strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie produceert, daarvoor is e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele bijdrage veel te klein.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is het onwaarschijnlijk dat het Nederlandse standpunt over kern<strong>en</strong>ergie<br />

invloed zal hebb<strong>en</strong> op de afweging<strong>en</strong> die andere land<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong><br />

Europa mom<strong>en</strong>teel mak<strong>en</strong>. De bereidheid van Nederland om voor andere mitigatie-instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

te betal<strong>en</strong>, is namelijk bov<strong>en</strong>gemiddeld <strong>en</strong> de Nederlandse<br />

gasbronn<strong>en</strong> zijn uniek.<br />

Kern<strong>en</strong>ergie kan <strong>en</strong> zal de kom<strong>en</strong>de dertig jaar e<strong>en</strong> bijdrage lever<strong>en</strong> aan mondiale<br />

mitigatie, met of zonder Nederland, maar het aandeel ervan in de primaire <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing<br />

zal in de wereld vermoedelijk niet e<strong>en</strong>s op peil blijv<strong>en</strong>, ondanks<br />

nieuwe c<strong>en</strong>trales (zie hoofdstuk 4). Mocht de bereidheid om in kern<strong>en</strong>ergie te<br />

invester<strong>en</strong> fors to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>, weg<strong>en</strong>s de koppeling van klimaatbeleid <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiezekerheid,<br />

dan zou <strong>en</strong>ige extra mitigatie op wereldvlak kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt. In<br />

de wereldwijde coördinatie zou deze inspanning dan ook moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehonoreerd.<br />

Kol<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> cruciaal issue<br />

De vraag naar olie t<strong>en</strong> behoeve van het transport is vooral in China sterk gesteg<strong>en</strong>.<br />

De grote vraag <strong>en</strong> de beperkte productiecapaciteit jag<strong>en</strong> de prijs op. Als<br />

gevolg daarvan neemt de druk (verder) toe om voor de elektriciteitsproductie<br />

kol<strong>en</strong> te gebruik<strong>en</strong>. China heeft e<strong>en</strong> kol<strong>en</strong>economie die dus bedreig<strong>en</strong>d kan zijn


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

voor gecoördineerde mitigatie (t<strong>en</strong>zij ccs teg<strong>en</strong> redelijke kost<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong><br />

ingevoerd). Verder zijn bijvoorbeeld ook de vs, Canada, Oekraïne, Zuid-Afrika,<br />

India <strong>en</strong> Rusland in meerdere mate kol<strong>en</strong>economieën dan de eu: kol<strong>en</strong> zijn er<br />

goedkoop <strong>en</strong> overvloedig aanwezig <strong>en</strong> word<strong>en</strong> dan ook meer aangew<strong>en</strong>d.<br />

Sommige economieën hebb<strong>en</strong> heel speciale eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong><br />

Niet de eu of Japan, maar Brazilië komt er het beste uit in term<strong>en</strong> van co2-emissie<br />

per bbp per hoofd. Brazilië dankt deze positie aan het hoogste hydroaandeel in<br />

elektriciteit in de wereld, aan omvangrijk gebruik van biomassa (onder andere in<br />

vervoer) <strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> klein aandeel van kol<strong>en</strong> in de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing. Dat laat<br />

mete<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat deze gunstige positie niet zonder meer elders kan word<strong>en</strong> gekopieerd.<br />

Er zijn ook minpunt<strong>en</strong> voor Brazilië. Het aandeel van olie is hoog <strong>en</strong> de<br />

verwachte tr<strong>en</strong>d verandert daar weinig aan. De <strong>en</strong>ergie-efficiëntie verbetert jaarlijks<br />

met slechts 0,5 proc<strong>en</strong>t, opvall<strong>en</strong>d trager dan alle andere land<strong>en</strong> in de tabel<br />

5.1. Ook leidt de ontbossing in Brazilië tot e<strong>en</strong> veel negatiever beeld, want dat<br />

beïnvloedt sterk de netto jaarlijkse uitstoot (zie hoofdstuk 4). T<strong>en</strong> slotte is het<br />

ethanolprogramma voor auto’s afgezwakt, hetge<strong>en</strong>, in de marge, ethanol onaantrekkelijk<br />

kan mak<strong>en</strong> zodra de olieprijs flink zou dal<strong>en</strong>.<br />

Rusland scoort dramatisch slecht. Door de redelijk og<strong>en</strong>de jaarlijkse verbetering<br />

van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie van 1,5 proc<strong>en</strong>t halveert in 2030 de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit<br />

bijna vergelek<strong>en</strong> met 2002, maar zelfs dan zal die tweeënhalf keer zo hoog zijn als<br />

het oeso-gemiddelde. De oorzaak moet word<strong>en</strong> gezocht in e<strong>en</strong> combinatie van<br />

(nog steeds) irrationele binn<strong>en</strong>landse <strong>en</strong>ergieprijz<strong>en</strong>, veel te zwakke marktgerichte<br />

hervorming<strong>en</strong>, achterblijv<strong>en</strong>de vervangingsinvestering<strong>en</strong> (die hoog scor<strong>en</strong><br />

op <strong>en</strong>ergie-efficiëntie) <strong>en</strong> het (over)gewicht van de <strong>en</strong>ergiesector in de Russische<br />

economie.<br />

Ook Indonesië scoort slecht, maar daar verhull<strong>en</strong> de armoede <strong>en</strong> onderontwikkeling<br />

het beeld. De crisis <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 1997 <strong>en</strong> 2003 leidde tot nog massalere slash and<br />

burn. Het gebruik van biomassa is uitsluit<strong>en</strong>d toe te schrijv<strong>en</strong> aan armoede. De<br />

groei van co2-uitstoot tot 2030 is de hoogste van alle in tabel 5.1. De inmiddels<br />

toegestane buit<strong>en</strong>landse investering<strong>en</strong> in <strong>en</strong>ergie kom<strong>en</strong> er alle<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> het<br />

investeringsklimaat verbetert.<br />

Voor Japan <strong>en</strong> Korea verwacht het iea dat teg<strong>en</strong> 2030 de jaarlijkse co2-emissies<br />

afvlakk<strong>en</strong>, deels door rigoureuze efficiëntiemaatregel<strong>en</strong>, deels door nadruk op gas<br />

<strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie, maar deels ook door geringere groei <strong>en</strong> vergrijzing.<br />

China ontwikkelt zich snel. Het hoge aandeel biomassa neemt af. De <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

verbetert (net als in India) zeer snel. China is bezorgd over de snel to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de<br />

invoerafhankelijkheid van <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> heeft krachtig beleid ingezet om dit<br />

af te remm<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> vrijwel zeker ook e<strong>en</strong> gunstig nev<strong>en</strong>effect op de jaarlijkse<br />

netto-uitstoot zal hebb<strong>en</strong>.<br />

165


166<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

5.3.2 de positie van de ver<strong>en</strong>igde stat<strong>en</strong><br />

Hierna kom<strong>en</strong> achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s de structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de vs-economie,<br />

de houding teg<strong>en</strong>over milieuproblem<strong>en</strong> <strong>en</strong> het feitelijke klimaatbeleid aan de<br />

orde. In deze korte paragraaf kan ge<strong>en</strong> recht word<strong>en</strong> gedaan aan de complexiteit<br />

van de casusbeschrijving. Voor e<strong>en</strong> uitgebreidere behandeling wordt de lezer<br />

verwez<strong>en</strong> naar bijlage 9.<br />

Structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de Amerikaanse economie<br />

Uit tabel 5.1 blijkt dat de structuur van de vs-economie beduid<strong>en</strong>d afwijkt van die<br />

van Europa. De helft van de elektriciteitsproductie loopt op kol<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> vijfde op<br />

kern<strong>en</strong>ergie. Het vervoer gebruikt veel olie <strong>en</strong> er is e<strong>en</strong> groot landbouw- <strong>en</strong><br />

bosareaal. Dat laatste biedt mogelijkhed<strong>en</strong> voor verdere bebossing <strong>en</strong> bevordering<br />

van biomassa.<br />

De vs hebb<strong>en</strong> grote <strong>en</strong> gemakkelijk te delv<strong>en</strong> kol<strong>en</strong>voorrad<strong>en</strong> voor misschi<strong>en</strong> wel<br />

tweehonderd jaar. Energiezekerheid <strong>en</strong> de prijz<strong>en</strong> van olie <strong>en</strong> gas mak<strong>en</strong> exploitatie<br />

nag<strong>en</strong>oeg onontkoombaar. Teg<strong>en</strong> de lokale milieubelasting van kol<strong>en</strong> (vooral<br />

so2) zijn tal van maatregel<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De vraag is of dat ook voor co2 kan. De<br />

kost<strong>en</strong> van de toepassing van ccs ligg<strong>en</strong> veel lager voor nieuwe dan voor<br />

bestaande c<strong>en</strong>trales. ccs zal dus waarschijnlijk hoogst<strong>en</strong>s geleidelijk word<strong>en</strong><br />

toegepast, <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de concurr<strong>en</strong>tiepositie niet of nauwelijks wordt<br />

aangetast.<br />

Het aantal kernc<strong>en</strong>trales neemt niet meer toe sinds bijna 25 jaar. Ook in de vs zijn<br />

de <strong>en</strong>orme kapitaalsinvestering<strong>en</strong> het belangrijkste struikelblok voor private<br />

toetreding tot de markt. Daarnaast lijkt de prijs per kWh nog steeds niet concurrer<strong>en</strong>d<br />

vergelek<strong>en</strong> met kol<strong>en</strong>- <strong>en</strong> gasinstallaties, maar de hoge olieprijs kan kern<strong>en</strong>ergie<br />

wel concurrer<strong>en</strong>d mak<strong>en</strong>. De vs hebb<strong>en</strong> beperkte voorrad<strong>en</strong> uranium,<br />

maar daarvan is wel e<strong>en</strong> goed gespreid aanbod in de wereld.<br />

De vs hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> auto-economie. De vervoerssector consumeert meer <strong>en</strong>ergie<br />

dan de industrie <strong>en</strong> de groei is er hoger. De consumptie groeit tot 2030 met 1,3<br />

proc<strong>en</strong>t per jaar. Daar komt bij dat de uitgangspositie van de vs beduid<strong>en</strong>d<br />

ongunstiger is dan die van bijvoorbeeld Europa of Japan, door e<strong>en</strong> hoog brandstofverbruik<br />

<strong>en</strong> weinig op<strong>en</strong>baar vervoer. Dat laatste maakt het moeilijk draagvlak<br />

te vind<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> prijsbeleid om het verbruik terug te dring<strong>en</strong>. Tot nu toe<br />

zijn de kost<strong>en</strong> voor consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> verborg<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> door regulering onder de<br />

noemer van (geforceerde) technologische vooruitgang.<br />

Energiezekerheid heeft voor supermacht vs e<strong>en</strong> zeer hoge prioriteit, maar dit<br />

doel staat onder grote druk. Volg<strong>en</strong>s het iea zal de externe <strong>en</strong>ergieafhankelijkheid<br />

groei<strong>en</strong> van 14 proc<strong>en</strong>t in 2002 naar 27 proc<strong>en</strong>t in 2030. Tot welke beleidsreactie<br />

dit op lange termijn zal leid<strong>en</strong>, is nog onduidelijk. De kortetermijnreactie na<br />

orkaan Katrina <strong>en</strong> de naweeën ervan (in de olie-industrie) duid<strong>en</strong> op grote gevoeligheid.<br />

Niettemin is het contrast met de Europa frappant: in 2030 is hier de


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

importafhankelijkheid voor gas gesteg<strong>en</strong> tot bov<strong>en</strong> 70 proc<strong>en</strong>t, voor olie zelfs tot<br />

90 proc<strong>en</strong>t.<br />

De houding teg<strong>en</strong>over klimaatproblem<strong>en</strong><br />

Het Amerikaanse volk blijkt niet onverschillig over klimaatwijziging <strong>en</strong> ghg’s,<br />

maar er is wel e<strong>en</strong> cultuurverschil met Europa. Er zijn bijvoorbeeld ge<strong>en</strong> gro<strong>en</strong>e<br />

partij<strong>en</strong> <strong>en</strong> er is veel weerstand teg<strong>en</strong> belasting<strong>en</strong>. Milieu wordt belangrijk gevond<strong>en</strong>.<br />

so2 wordt effectief bestred<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vs hebb<strong>en</strong> (mede)leiderschap getoond bij<br />

het Montreal-verdrag over ozon. Ook de steun voor de unfccc is consist<strong>en</strong>t. Er<br />

wordt veel geïnvesteerd in vergroting van de k<strong>en</strong>nis over het klimaat.<br />

Er is e<strong>en</strong> duidelijk verschil <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het federale <strong>en</strong> het statelijke niveau <strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

stat<strong>en</strong> onderling. Aan de Oost- <strong>en</strong> Westkust zijn er stat<strong>en</strong> die verdergaand<br />

klimaatbeleid voer<strong>en</strong> <strong>en</strong> zelfs e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem will<strong>en</strong> opzett<strong>en</strong>. Op<br />

federaal niveau bepaalt de unaniem aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> Bird/Hagel-resolutie (1997) het<br />

beleid. Hierin verklaart de S<strong>en</strong>aat zich voorstander van mitigatiebeleid, maar<br />

verbindt twee voorwaard<strong>en</strong> aan internationale verplichting<strong>en</strong>, namelijk “no<br />

substantial harm to the us economy” <strong>en</strong> de notie dat alle unfccc-land<strong>en</strong><br />

(uiteindelijk, maar wel vastgelegd) aan mitigatieverplichting<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> te<br />

voldo<strong>en</strong>.<br />

Aanpassing aan klimaatverandering wordt in de vs (al of niet terecht) als e<strong>en</strong><br />

serieuze optie gezi<strong>en</strong>. Onderhandelaar Watson zei hierover op 3 december 2004<br />

in Bu<strong>en</strong>os Aires, tijd<strong>en</strong>s de neg<strong>en</strong>de Confer<strong>en</strong>ce of the Parties (cop-9): “The us is<br />

blessed <strong>en</strong>ough to have a rather robust adaptive capacity.”<br />

Het huidige klimaatbeleid van de vs<br />

In teg<strong>en</strong>stelling tot wat in Europa vaak gedacht wordt, wijkt de positie van de<br />

Bush-administratie slechts in beperkte mate af van die van eerdere regering<strong>en</strong>.<br />

De verschill<strong>en</strong> zitt<strong>en</strong> meer in de retoriek dan in de inhoud. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lijkt de<br />

bereidheid tot e<strong>en</strong> actiever klimaatbeleid toe te nem<strong>en</strong>.<br />

Het Kyoto-protocol is door presid<strong>en</strong>t Bush in 2002 formeel afgewez<strong>en</strong>. In plaats<br />

daarvan bestaat het klimaatbeleid uit drie hoofdspor<strong>en</strong>. Het eerste is mitigatie op<br />

basis van e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteitsdoel: 18 proc<strong>en</strong>t emissiereductie per bbp in de periode<br />

2002-2012. Daarbij nem<strong>en</strong> de emissies wel toe, maar veel minder dan in e<strong>en</strong> bausc<strong>en</strong>ario.<br />

Groei is belangrijker dan klimaat. Het tweede spoor is e<strong>en</strong> groot<br />

vertrouw<strong>en</strong> in technologische oplossing<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> uitgebreid programma voor<br />

wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> technologieontwikkeling. En t<strong>en</strong> slotte is er internationale<br />

sam<strong>en</strong>werking die gericht is op (schone) economische groei <strong>en</strong> technologieontwikkeling.<br />

Hoewel de vs zich hebb<strong>en</strong> ingespann<strong>en</strong> om in het Kyoto-protocol het marktconforme<br />

instrum<strong>en</strong>t van emissiehandel op te nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> hoewel op kleinere schaal<br />

ook binn<strong>en</strong> de vs met dit instrum<strong>en</strong>t wordt gewerkt, is binn<strong>en</strong>landse regulering<br />

het belangrijkste instrum<strong>en</strong>t. Ook portefeuilleb<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> voor, bijvoor-<br />

167


168<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

beeld met betrekking tot hernieuwbare <strong>en</strong>ergie. Deze b<strong>en</strong>adering is minder doelmatig<br />

dan emissiehandel, maar e<strong>en</strong> emissieplafond blijft buit<strong>en</strong> beeld.<br />

5.3.3 de positie van china<br />

Hierna kom<strong>en</strong> achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s de structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de Chinese<br />

economie <strong>en</strong> het feitelijk klimaatbeleid aan de orde. In deze korte paragraaf kan<br />

ge<strong>en</strong> recht word<strong>en</strong> gedaan aan de complexiteit van de casusbeschrijving. Voor<br />

e<strong>en</strong> uitgebreidere behandeling wordt de lezer verwez<strong>en</strong> naar bijlage 10.<br />

Structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de Chinese economie<br />

China is bezig de eu-25 te passer<strong>en</strong> op de ranglijst van (absolute) co2-vervuilers<br />

<strong>en</strong> wordt zo na de vs de tweede vervuiler. Het aandeel in de wereldwijde co2emissies<br />

groeit van 14 proc<strong>en</strong>t in 2002 tot 19 proc<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong> veel groter totaal in<br />

2030. Het primaire <strong>en</strong>ergieverbruik bestond in 2002 voor 57 proc<strong>en</strong>t uit kol<strong>en</strong>,<br />

voor 20 proc<strong>en</strong>t uit olie <strong>en</strong> voor 17 proc<strong>en</strong>t uit biomassa. Chinese biomassa komt<br />

vrijwel uitsluit<strong>en</strong>d voort uit onderontwikkeling. Ondanks de snelle ontwikkeling<br />

in de sted<strong>en</strong> is China voorlopig nog e<strong>en</strong> rurale maatschappij. Het iea verwacht<br />

dat het aandeel van biomassa in het primaire <strong>en</strong>ergieverbruik in 2030 zal halver<strong>en</strong><br />

tot 9 proc<strong>en</strong>t.<br />

Kol<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> dominant blijv<strong>en</strong>, met name in de elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing, want<br />

China heeft grote voorrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> kol<strong>en</strong> zijn goedkoop. Ze hebb<strong>en</strong> wel twee steeds<br />

meer gevoelde nadel<strong>en</strong>: luchtvervuiling <strong>en</strong> onveiligheid in de mijn<strong>en</strong>. Voor mitigatie<br />

zal het kol<strong>en</strong>probleem allesoverheers<strong>en</strong>d blijv<strong>en</strong>. China blijkt zeer geïnteresseerd<br />

in ccs <strong>en</strong> zoekt sam<strong>en</strong>werking met onder andere de vs op dit terrein.<br />

Experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> met vorm<strong>en</strong> van ccs <strong>en</strong> nieuwe investering<strong>en</strong> in kol<strong>en</strong>vergassing<br />

(dat ccs gemakkelijker <strong>en</strong> goedkoop maakt) staan daarbij voorop.<br />

De economische structuur verschilt sterk van die van de eu <strong>en</strong> de vs. De<br />

industrie produceerde in 1998 75 proc<strong>en</strong>t van de co2-uitstoot <strong>en</strong> het vervoer<br />

slechts 9 proc<strong>en</strong>t. De industrie zal voorlopig de belangrijkste sector blijv<strong>en</strong>. In de<br />

kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia zull<strong>en</strong> staatsonderneming<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> lang inhaalproces geprikkeld<br />

word<strong>en</strong> tot grotere efficiëntie, die meestal ook <strong>en</strong>ergie-efficiëntie inhoudt.<br />

Met de welvaartsgroei zal naar verwachting het (auto)vervoer exploder<strong>en</strong>, met de<br />

bijbehor<strong>en</strong>de emissies; de eerste tek<strong>en</strong><strong>en</strong> daarvan zijn reeds waar te nem<strong>en</strong>.<br />

China heeft grote zorg<strong>en</strong> over de snel to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de afhankelijkheid van ingevoerde<br />

<strong>en</strong>ergie. Daarom wordt naast het gebruik van kol<strong>en</strong> gezocht naar diversificatie.<br />

In volgorde van groeisnelheid (vanuit e<strong>en</strong> kleine basis) gaat het daarbij om<br />

kern<strong>en</strong>ergie (9,2% per jaar), aardgas (5,4% per jaar) <strong>en</strong> grote hydroproject<strong>en</strong> (3,4%<br />

per jaar). Deze diversificatie zal klimaatbat<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>, maar die zijn niet<br />

voldo<strong>en</strong>de om te comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> voor de hoge economische groei.<br />

De hoge groei wordt getemperd door de demografische ontwikkeling. Door het<br />

e<strong>en</strong>kindbeleid zal de <strong>en</strong>orme Chinese bevolking in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia sterk


vergrijz<strong>en</strong>. Zonder dit demografische beleid zou het emissieprobleem aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

groter zijn.<br />

Het huidige klimaatbeleid van China<br />

China heeft de unfccc <strong>en</strong> het Kyoto-protocol geratificeerd, maar dit legt aan<br />

China ge<strong>en</strong> kwantitatieve verplichting<strong>en</strong> op. Dat wil niet zegg<strong>en</strong> dat er ge<strong>en</strong><br />

klimaatbeleid is.<br />

Zoals tabel 5.1 laat zi<strong>en</strong>, is de verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie met 1,5<br />

proc<strong>en</strong>t per jaar hoog voor e<strong>en</strong> zich snel ontwikkel<strong>en</strong>d land. Dit is het gevolg van<br />

allerlei direct <strong>en</strong> indirect beleid. De wet op <strong>en</strong>ergiebesparing van 1998 bevat tal<br />

van maatregel<strong>en</strong> die <strong>en</strong>ergieverspilling teg<strong>en</strong>gaan <strong>en</strong> modernisering van machines<br />

<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergieverbruik van industrieën bevorder<strong>en</strong>. Ook subsidies op kol<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

andere <strong>en</strong>ergie zijn verminderd of afgeschaft. Daarnaast bevorder<strong>en</strong> de geleidelijke<br />

overgang naar e<strong>en</strong> markteconomie <strong>en</strong> investering<strong>en</strong> van multinationals de<br />

(<strong>en</strong>ergie-)efficiëntie.<br />

De prioriteit ligt in China bij economische groei <strong>en</strong> externe <strong>en</strong>ergiezekerheid.<br />

Maar het land is bereid geblek<strong>en</strong> fors te invester<strong>en</strong> in no regret-beleid van allerlei<br />

aard in lijn met deze prioriteit<strong>en</strong>. Daarnaast poogt de c<strong>en</strong>trale overheid weg<strong>en</strong>s<br />

grote lokale milieuproblem<strong>en</strong> het beginsel dat de vervuiler betaalt in te voer<strong>en</strong>,<br />

teg<strong>en</strong> alle weerstand van lokale belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> wijdverbreide corruptie in. In het<br />

vervoer zijn inmiddels brandstofnorm<strong>en</strong> ingevoerd, die qua striktheid het<br />

midd<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de Amerikaanse <strong>en</strong> de str<strong>en</strong>gere eu-norm<strong>en</strong>. Het stadsvervoer<br />

in de zeer grote sted<strong>en</strong> schakelt mom<strong>en</strong>teel over op aardgasbuss<strong>en</strong>. Het<br />

aandeel klimaatneutrale <strong>en</strong>ergie (wind, zon, hydro <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie) neemt langzaam<br />

toe. En t<strong>en</strong> slotte is er e<strong>en</strong> steeds int<strong>en</strong>sievere sam<strong>en</strong>werking met de vs <strong>en</strong><br />

(in mindere mate) de eu voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën zoals<br />

ccs, kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> waterstof. Het iea verwacht dat het klimaatbeleid in de<br />

kom<strong>en</strong>de periode verder zal word<strong>en</strong> uitgebouwd in de vorm van efficiënti<strong>en</strong>orm<strong>en</strong>,<br />

belastingfaciliteit<strong>en</strong> voor investering<strong>en</strong> in nieuwe technologieën <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong><br />

op het gebruik van kol<strong>en</strong>.<br />

5.3.4 de positie van de europese unie<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

In deze paragraaf draait het om de strategische positie van de eu. Het feitelijke<br />

klimaatbeleid van de eu is reeds geschetst in hoofdstuk 2.<br />

Het Europese klimaatbeleid is begonn<strong>en</strong> in 1991, met de eerste maatregel<strong>en</strong><br />

gericht op co2-reductie <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-efficiëntie. De eu-12, <strong>en</strong> wellicht nog sterker<br />

de eu-15 (vanaf 1995), heeft consequ<strong>en</strong>t gepoogd e<strong>en</strong> relatief <strong>ambitie</strong>us klimaatbeleid<br />

te voer<strong>en</strong> als vervolg op de stellingname in Rio in 1992.<br />

De eu heeft zichzelf e<strong>en</strong> leiderschapsrol aangemet<strong>en</strong>. In 1996, e<strong>en</strong> jaar voor het<br />

Kyoto-protocol, nam de Europese Raad van regeringsleiders de 2 °C-doelstelling<br />

aan (zie paragraaf 2.4.2). Andere land<strong>en</strong> in de wereld werd<strong>en</strong> <strong>en</strong> word<strong>en</strong> gestimu-<br />

169


170<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

leerd deze doelstelling na te volg<strong>en</strong>, zonder al te veel vrees voor verlies van<br />

concurr<strong>en</strong>tievermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> met de zekerheid dat de kost<strong>en</strong> van mitigatie, indi<strong>en</strong> de<br />

eu zo standvastig is, kleiner zull<strong>en</strong> zijn voor iedere<strong>en</strong>. In maart 2005 heeft de<br />

Europese Raad dit strev<strong>en</strong> herbevestigd. Dit zelfverklaarde leiderschap is<br />

herhaaldelijk getest op zijn standvastigheid, doordat andere grote spelers afhaakt<strong>en</strong><br />

(met name de vs in Kyoto) dan wel liftersgedrag vertoond<strong>en</strong> (bijvoorbeeld<br />

ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele harde verplichting onder het Kyoto-protocol voor ontwikkelingsland<strong>en</strong>,<br />

waaronder China <strong>en</strong> India, maar ook minder arme ‘ontwikkelingsland<strong>en</strong>’).<br />

De eu heeft in Kyoto doorgezet, hoewel de geringere deelname uiteraard de<br />

kost<strong>en</strong> per vermed<strong>en</strong> ton co2 opdreef. Tijd<strong>en</strong>s de Europese Raad van 2001 in<br />

Got<strong>en</strong>burg is de definitieve Amerikaanse afwijzing van het Kyoto-protocol (kort<br />

daarvoor) beantwoord met e<strong>en</strong> ferme handhaving van het beleid, expliciet op<br />

basis van de geloofwaardigheid van het Europese leiderschap. Rec<strong>en</strong>telijk is niet<br />

zozeer het leiderschapsidee als zodanig aangevall<strong>en</strong> in de eu – vel<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat<br />

waar e<strong>en</strong> wereldwijd publiek goed moet word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong>lijkt, leiderschap<br />

liftersgedrag kan verminder<strong>en</strong> of voorkom<strong>en</strong> – maar wordt de vraag klemm<strong>en</strong>der<br />

gesteld teg<strong>en</strong> welke kost<strong>en</strong> het Europese leiderschap wel <strong>en</strong> niet di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong><br />

uitgeoef<strong>en</strong>d.<br />

Tabel 5.2 somt de belangrijkste strategische uitgangspunt<strong>en</strong> op die het huidige euklimaatbeleid<br />

bepal<strong>en</strong>. Sinds het Kyoto-protocol is aanvaard, heeft de daarbijbehor<strong>en</strong>de<br />

kwantitatieve doelstelling het klimaatbeleid steeds meer beheerst via de<br />

binn<strong>en</strong> de eu overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> nationale taakstelling<strong>en</strong>. C<strong>en</strong>traal daarbij staat de<br />

beslissing (richtlijn van 2003) om de eu-taakstelling te verbind<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem,<br />

iets waar de eu in Kyoto nog aarzel<strong>en</strong>d <strong>en</strong> sceptisch teg<strong>en</strong>over<br />

stond. Daarnaast zijn complem<strong>en</strong>taire specifieke maatregel<strong>en</strong> nodig, omdat e<strong>en</strong><br />

efficiënt emissiehandelssysteem nooit alle sector<strong>en</strong> volledig kan dekk<strong>en</strong> zonder de<br />

transactiekost<strong>en</strong> op te jag<strong>en</strong>. Maar er ijlt ook nog veel specifiek beleid na dat naast<br />

e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem overbodig of minder kost<strong>en</strong>effectief is.<br />

Het emissiehandelssysteem van de eu is e<strong>en</strong> grondig uitgewerkte versie, die als<br />

voorbeeld in de wereld geldt. Canada <strong>en</strong> Japan hebb<strong>en</strong> bijvoorbeeld op de eu<br />

gewacht met de invoering van hun system<strong>en</strong>. Ook voor de Internationale Emissiehandel<br />

(iet), het handelssysteem <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de Kyoto-partij<strong>en</strong> dat in 2008<br />

aanvangt, vormt het interne systeem van de eu e<strong>en</strong> welkome ervaring. Echter, in<br />

term<strong>en</strong> van co2-mitigatie blijft het vooralsnog e<strong>en</strong> bescheid<strong>en</strong> vingeroef<strong>en</strong>ing.<br />

Mede daarom zal de co2-prijs die wordt verwacht niet hoog g<strong>en</strong>oeg zijn om<br />

nieuwe technologie te stimuler<strong>en</strong>, wel om kortetermijnverbetering<strong>en</strong> in <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

<strong>en</strong> dergelijke af te dwing<strong>en</strong>. Mom<strong>en</strong>teel (begin 2006) beweegt de co2prijs<br />

zich <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 20 <strong>en</strong> 25 euro per tco2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele uitschieter<br />

naar bov<strong>en</strong> (gegev<strong>en</strong>s zijn te zi<strong>en</strong> op www.pointcarbon.com). Deze prijs ligt e<strong>en</strong><br />

stuk hoger dan in de eerste maand<strong>en</strong> van de eu-emissiehandel. De vermoedelijke<br />

red<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> onderligg<strong>en</strong>d substitutieproces. Vanwege de hoge gasprijs, die<br />

immers gekoppeld is aan de huidige hoge olieprijs, vindt er substitutie plaats van<br />

gas naar kol<strong>en</strong>, die meer co2 uitstot<strong>en</strong> <strong>en</strong> dus meer vraag naar emissierecht<strong>en</strong><br />

uitlokk<strong>en</strong>, waardoor de co2-prijs stijgt.


Tabel 5.2 Strategische uitgangspunt<strong>en</strong> van het Europese klimaatbeleid<br />

Algeme<strong>en</strong> – Multilateraal <strong>en</strong> EU-leiderschap (besluit Raad 2001)<br />

– Duurzaamheidscontext (besluit Raad 2001; EG-verdrag)<br />

– Relatief dec<strong>en</strong>traal (gedeelde compet<strong>en</strong>tie van EU <strong>en</strong> lidstat<strong>en</strong>)<br />

Bron: wrr<br />

5.3.5 de posities vergelek<strong>en</strong><br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Mitigatiedoel<strong>en</strong> – Langetermijndoel mondiaal: minder dan 2°C stijging t<strong>en</strong> opzichte van het preindustrieel<br />

niveau<br />

– Doel voor 2012: 8% GHG-reductie t<strong>en</strong> opzichte van 1990 (conform Kyoto-protocol<br />

1997)<br />

– Kyoto-doel<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong> per lidstaat, door interne last<strong>en</strong>verdeling (1998), weg<strong>en</strong>s<br />

verschill<strong>en</strong> in marginale mitigatiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> in lev<strong>en</strong>sstandaard <strong>tuss<strong>en</strong></strong> lidstat<strong>en</strong><br />

– Doel voor 2020: 15%-30% reductie t<strong>en</strong> opzichte van 1990; kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyses<br />

(besluit Raad 2005)<br />

Kost<strong>en</strong> – Tot 2012 alle<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> 20 euro per ton vermed<strong>en</strong> CO2 (conform<br />

Europese klimaatstrategie van 2001, ECCP)<br />

– Soms bewust hogere kost<strong>en</strong>, met ‘bevordering van transitie’ als red<strong>en</strong><br />

Technologie Technologie <strong>en</strong> klimaatwet<strong>en</strong>schap word<strong>en</strong> krachtig bevorderd; drijvers: bedrijfslev<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de VS-initiatiev<strong>en</strong><br />

Tabel 5.3 geeft e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting van de hoofdpunt<strong>en</strong> voor de drie grote spelers.<br />

Bron: vrom (2005a), bewerking wrr<br />

Daarmee is het beeld niet volledig, maar er kunn<strong>en</strong> uit deze casusb<strong>en</strong>adering wel<br />

<strong>en</strong>kele conclusies word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong>: (a) E<strong>en</strong> klimaatbeleid kan niet om de belang<strong>en</strong><br />

van <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> economische groei he<strong>en</strong>. De belang<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

lop<strong>en</strong> deels parallel met die van het klimaatbeleid, voor zover het gaat<br />

om maatregel<strong>en</strong> in de sfeer van efficiëntie. (b) Het beginsel dat de vervuiler<br />

betaalt, dat effectief is bij het bestrijd<strong>en</strong> van ‘gewone’ lokale milieuproblem<strong>en</strong><br />

zoals so2, kan nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong> voor het klimaatbeleid. (c) Er is overe<strong>en</strong>stemming<br />

over de richting van het klimaatbeleid <strong>en</strong> over de oplossingsroute via<br />

technologie. (d) De voorwaard<strong>en</strong> voor harde verplichting<strong>en</strong> van de verschill<strong>en</strong>de<br />

spelers zijn voorlopig onver<strong>en</strong>igbaar, ondanks het lege veld bij de eu (met andere<br />

woord<strong>en</strong>: de eu gaat uit van onvoorwaardelijkheid, hoewel voorafgaand aan<br />

cop-11 in Montreal de eu wel <strong>en</strong>ige voorwaardelijkheid begon in te bouw<strong>en</strong>). E<strong>en</strong><br />

brede coalitie met harde verplichting<strong>en</strong> lijkt daarmee e<strong>en</strong> doodlop<strong>en</strong>de weg. (e)<br />

De ver<strong>en</strong>igde verzameling<strong>en</strong> van doel<strong>en</strong> <strong>en</strong> middel<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> zijn niet leeg.<br />

Er is dus ruimte voor klimaatbeleid <strong>en</strong> wel bij elk van de spelers.<br />

171


172<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 5.3 Belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> posities van drie grote klimaatspelers<br />

Belang van<br />

klimaatbeleid<br />

Doel<strong>en</strong><br />

Middel<strong>en</strong><br />

Oordeel over<br />

Kyoto<br />

Voorwaard<strong>en</strong><br />

voor coördinatie<br />

Aanpassing<br />

Energiezekerheid<br />

Uitgangspositie<br />

Bron: wrr<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong><br />

- ‘Best belangrijk’<br />

- Verschill<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> federale<br />

<strong>en</strong> statelijke overhed<strong>en</strong><br />

- Mitigatie via int<strong>en</strong>siteitdoel<strong>en</strong><br />

- Kost<strong>en</strong>effectiviteit staat<br />

c<strong>en</strong>traal<br />

- Technologieoplossing<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> verre de voorkeur<br />

- Afgewez<strong>en</strong><br />

- Ge<strong>en</strong> schade aan de<br />

VS-economie<br />

- Ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> meedo<strong>en</strong><br />

- Serieuze optie<br />

- Hoge prioriteit<br />

- Kol<strong>en</strong> zijn ruim beschikbaar<br />

- Nucleaire <strong>en</strong>ergie is serieuze<br />

optie<br />

- Hoge emissie per capita<br />

- Middelhoge emissie per<br />

BBP<br />

- Middelhoge economische<br />

groei<br />

China<br />

- Hoge groei is eerste prioriteit<br />

- Lokale milieuvervuiling is<br />

urg<strong>en</strong>t probleem om aan te<br />

pakk<strong>en</strong><br />

- Vervuiler begint te betal<strong>en</strong><br />

omdat lokale opschoning<br />

co-b<strong>en</strong>efits heeft voor<br />

klimaat<br />

- Free ride<br />

- Ge<strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong>; wel<br />

CDM-mogelijkhed<strong>en</strong><br />

- Uitstoot per capita is<br />

belangrijk issue<br />

- Commitm<strong>en</strong>t ligt zo ver buit<strong>en</strong><br />

de horizon dat formele<br />

voorwaard<strong>en</strong> ontbrek<strong>en</strong><br />

- Nog weinig over nagedacht<br />

- Na groei belangrijkste doel<br />

- Kol<strong>en</strong>economie<br />

- Diversificatiepoging<strong>en</strong> via<br />

hydro- <strong>en</strong> nucleaire <strong>en</strong>ergie<br />

- Groei van olie-invoer<br />

weg<strong>en</strong>s wag<strong>en</strong>park<br />

- Lage emissie per capita<br />

- Hoge emissie per e<strong>en</strong>heid<br />

BBP<br />

- Zeer hoge economische<br />

groei<br />

- Demografie is e<strong>en</strong> weinig<br />

onderk<strong>en</strong>de rem op emissiegroei<br />

Europese Unie<br />

- Speerpunt van voorzorgsbeginsel<br />

staat c<strong>en</strong>traal<br />

- Leiderschap ondanks kost<strong>en</strong><br />

- 2°C-doelstelling is tamelijk<br />

heilig<br />

- Koolstofmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> emissiehandel<br />

staan voorop<br />

- Technologiebeleid is aanvull<strong>en</strong>d<br />

- Optimisme over hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie<br />

- Steeds meer oog voor<br />

kost<strong>en</strong>effectiviteit, ook voor<br />

maatregel<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> emissiehandel<br />

- Vingeroef<strong>en</strong>ing<br />

- Absolute reductiedoel<strong>en</strong>,<br />

in 2020 strev<strong>en</strong> naar<br />

–15 % tot –30%<br />

- Steeds meer aandacht, ook<br />

ondersteuning aan arme land<strong>en</strong><br />

- Opkom<strong>en</strong>de prioriteit<br />

- Nucleaire <strong>en</strong>ergie wordt<br />

soms in diskrediet gebracht<br />

- Gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> van hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie zijn in zicht<br />

- Hoge emissie per capita<br />

- Lage emissie per BBP<br />

- Lage economische groei


5.4 instituties <strong>en</strong> strategische opties voor mondiaal<br />

klimaatbeleid<br />

De uitgangsposities <strong>en</strong> belang<strong>en</strong> met betrekking tot het klimaatbeleid verschill<strong>en</strong><br />

sterk <strong>tuss<strong>en</strong></strong> land<strong>en</strong>. De te verwacht<strong>en</strong> economische <strong>en</strong> demografische groei<br />

maakt de w<strong>en</strong>selijke vermindering van netto-uitstoot tot e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme opgave.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zijn de onzekerhed<strong>en</strong> groot <strong>en</strong> vraagt de lange termijn e<strong>en</strong> ver vooruitzi<strong>en</strong>de<br />

blik. Allemaal red<strong>en</strong><strong>en</strong> om op korte termijn niet te veel te verwacht<strong>en</strong><br />

van institutionele oplossing<strong>en</strong>. Om de strekking van deze beperking<strong>en</strong> te lat<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> wordt allereerst in paragraaf 5.4.1 e<strong>en</strong> vergelijking getrokk<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het<br />

klimaatprobleem <strong>en</strong> het ozonprobleem. Met deze less<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s de<br />

mogelijkhed<strong>en</strong> van diverse strategische opties verk<strong>en</strong>d. Paragraaf 5.4.2 geeft aan<br />

hoe op de unfccc kan word<strong>en</strong> voortgebouwd als basis voor internationale coördinatie.<br />

Maar de vorige paragraaf heeft ook lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat het te veel gevraagd is<br />

om te verwacht<strong>en</strong> dat op korte termijn e<strong>en</strong> breed gedrag<strong>en</strong> nieuw Kyoto iiverdrag<br />

met vergaande mitigatieverplichting<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>.<br />

Daarom is naast de Kyoto-b<strong>en</strong>adering e<strong>en</strong> veelkleurige flexibiliteit nodig (paragraaf<br />

5.4.3), waarin internationale klimaatinitiatiev<strong>en</strong> zichtbaar kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gemaakt <strong>en</strong> gecoördineerd, alsmede e<strong>en</strong> verbetering van de institutionele dim<strong>en</strong>sie<br />

(paragraaf 5.4.4). De keerzijde van veelkleurige flexibiliteit is vrijblijv<strong>en</strong>dheid.<br />

Coalitievorming <strong>en</strong> leiderschap van coalities <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> coalities (paragraaf<br />

5.4.5) zijn nodig om die vrijblijv<strong>en</strong>dheid te verminder<strong>en</strong>.<br />

5.4.1 montreal versus kyoto<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Het Montreal-verdrag (1988) heeft gewerkt. De productie <strong>en</strong> het gebruik van<br />

drijfgass<strong>en</strong> die de ozonlaag beschadig<strong>en</strong> zijn in ruim ti<strong>en</strong> jaar zo dramatisch afg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

dat het probleem als opgelost kan word<strong>en</strong> beschouwd. Daarmee vergelek<strong>en</strong><br />

is de wereldwijde coördinatie van het klimaatbeleid hoogst ineffectief.<br />

Kunn<strong>en</strong> uit het Montreal-verdrag less<strong>en</strong> word<strong>en</strong> getrokk<strong>en</strong> die het klimaatbeleid<br />

vooruit help<strong>en</strong>? De vergelijking levert interessante overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschill<strong>en</strong><br />

op twee aspect<strong>en</strong>: de kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse <strong>en</strong> de architectuur van de verdrag<strong>en</strong>.<br />

De vergelijking laat zi<strong>en</strong> hoe de voorwaard<strong>en</strong> voor effectieve coördinatie<br />

(paragraaf 5.2.3) in de praktijk uitwerk<strong>en</strong>.<br />

Kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyses<br />

Zowel bij ozon als bij co2 gaat het om e<strong>en</strong> mondiaal atmosferisch probleem dat<br />

schade veroorzaakt <strong>en</strong> gecoördineerde mitigatie noodzakelijk maakt. Maar de<br />

kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyses t<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong> van ozon <strong>en</strong> co2 zijn zeer verschill<strong>en</strong>d, zowel<br />

qua omvang als qua termijn. Bij het ozonprobleem was sprake van ruime nettobat<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> snel dal<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong> door nieuwe technologie. Dat kwam doordat de uit<br />

te bann<strong>en</strong> drijfgass<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> beperkt aantal plaats<strong>en</strong> <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de ontwikkelde<br />

land<strong>en</strong> werd<strong>en</strong> uitgestot<strong>en</strong>. Bij het Montreal-verdrag war<strong>en</strong> er daardoor voor<br />

de oeso-land<strong>en</strong> per land grote nettobat<strong>en</strong> uit mitigatie op relatief korte termijn.<br />

Deze bat<strong>en</strong> kond<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerealiseerd ongeacht de kortetermijninspanning<strong>en</strong><br />

van niet-oeso-land<strong>en</strong>. Kortom, mitigatie was voor de betrokk<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

173


174<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

lon<strong>en</strong>d op korte termijn met e<strong>en</strong> gering free rider-probleem van buit<strong>en</strong>staanders.<br />

Weliswaar zou door verplaatsing van economische activiteit (lekkage) op langere<br />

termijn grote schade kunn<strong>en</strong> optred<strong>en</strong>, maar de sam<strong>en</strong>werking op korte termijn<br />

bood e<strong>en</strong> basis voor coördinatie om de verplaatsingslekk<strong>en</strong> naar de rest van de<br />

wereld af te sluit<strong>en</strong>.<br />

De bat<strong>en</strong> van co2-mitigatie zijn veel onzekerder dan bij ozon <strong>en</strong> word<strong>en</strong> pas op<br />

zeer lange termijn gerealiseerd in de vorm van verminderde aanpassingsproblem<strong>en</strong>.<br />

De precieze aard <strong>en</strong> omvang van ev<strong>en</strong>tuele klimaatschade zijn nog onduidelijk<br />

<strong>en</strong> ook de perceptie ervan loopt uite<strong>en</strong>. Toch, hoe de kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> ook<br />

zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> berek<strong>en</strong>d, grote nettobat<strong>en</strong> per land zijn onwaarschijnlijk, want<br />

de ghg-emissies zijn veel breder gespreid dan die van drijfgass<strong>en</strong>. Evid<strong>en</strong>t is dat<br />

zonder betrokk<strong>en</strong>heid van ontwikkelingsland<strong>en</strong> op <strong>en</strong>ig mom<strong>en</strong>t in de toekomst<br />

de mitigatiebat<strong>en</strong> in verhouding tot de kost<strong>en</strong> voor oeso-land<strong>en</strong> te klein zijn om<br />

te motiver<strong>en</strong> tot actie. Er is dus voor de oeso-land<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> unilaterale optie, <strong>en</strong><br />

die was er wel bij ozon. De positie van de vs over de betrokk<strong>en</strong>heid van ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

is ev<strong>en</strong> logisch als de positie van ontwikkelingsland<strong>en</strong> legitiem is<br />

(zie paragraaf 5.3.5), maar de posities zijn slecht ver<strong>en</strong>igbaar <strong>en</strong> e<strong>en</strong> tijdpad laat<br />

zich niet e<strong>en</strong>voudig vastlegg<strong>en</strong> vanwege alle onzekerhed<strong>en</strong>. Ook de termijn van<br />

de kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse werkt in het nadeel van het Kyoto-protocol: de kost gaat<br />

wel heel ver voor de baat uit.<br />

De architectuur van het verdrag<br />

E<strong>en</strong> vijftal k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> in de architectuur van het Montreal-verdrag heeft de effectiviteit<br />

geschraagd. De vraag is in hoeverre deze architectuurk<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut bij e<strong>en</strong> (toekomstig) klimaatverdrag. Het gaat om de volg<strong>en</strong>de<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong>:<br />

• Wereldwijde deelname. Vanaf de eerste variant van het Montreal-verdrag<br />

war<strong>en</strong> emissieplafonds voor alle deelnemers verplicht, in teg<strong>en</strong>stelling tot het<br />

Kyoto-protocol <strong>en</strong> de vermoedelijke opvolger hiervan (Kyoto ii). Dat was<br />

nodig om lekkage door verplaatsing van industrieën teg<strong>en</strong> te gaan. Het was<br />

ook mogelijk (in teg<strong>en</strong>stelling tot het Kyoto-protocol) omdat het tijdpad<br />

compacter was <strong>en</strong> financiële comp<strong>en</strong>satie voor ontwikkelingsland<strong>en</strong> betaalbaar<br />

bleef.<br />

• Comp<strong>en</strong>satie voor de kost<strong>en</strong>. Net als het Kyoto-protocol k<strong>en</strong>t het Montrealverdrag<br />

het beginsel van common but differ<strong>en</strong>tiated responsibilities. Aan arme<br />

land<strong>en</strong> werd comp<strong>en</strong>satie beloofd voor de increm<strong>en</strong>tele kost<strong>en</strong> die de emissieplafonds<br />

met zich meebracht<strong>en</strong>. Bij het klimaatprobleem is e<strong>en</strong> dergelijke<br />

belofte zeker honderd maal duurder. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> ervan sterk<br />

als gevolg van de te verwacht<strong>en</strong> economische groei van ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> als gevolg van het vooralsnog ontbrek<strong>en</strong> van betaalbare (zelfs voor rijke<br />

land<strong>en</strong>) decarbonisatieopties. Beide effect<strong>en</strong> war<strong>en</strong> bij het Montreal-verdrag<br />

niet aan de orde.<br />

• Tijdsconsist<strong>en</strong>tie t<strong>en</strong> behoeve van investering<strong>en</strong>. De geloofwaardigheid van de<br />

emissieplafonds onder het Montreal-verdrag was groot g<strong>en</strong>oeg om er langlop<strong>en</strong>de<br />

investering<strong>en</strong> op te baser<strong>en</strong>. Het Kyoto-protocol daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong>


eperkte geldigheidsduur (tot 2012) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> onzeker traject daarna. Dat lokt<br />

eerder kortetermijnmaatregel<strong>en</strong> uit die op langere termijn in het licht van het<br />

klimaatbeleid niet noodzakelijk doelmatig of effectief zijn. Over het vervolg<br />

moet bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> nog onderhandeld word<strong>en</strong>, waarbij in investering<strong>en</strong> verzonk<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong> de onderhandelingspositie verzwakk<strong>en</strong>, doordat ze niet meer voorwaardelijk<br />

zijn. Het Kyoto-protocol is daarmee tijdsinconsist<strong>en</strong>t voor e<strong>en</strong><br />

effectief mitigatiepad.<br />

• Handelssancties. Het Montreal-verdrag had geloofwaardige handelssancties<br />

teg<strong>en</strong> niet-ondertek<strong>en</strong>aars met betrekking tot specifieke substanties <strong>en</strong><br />

product<strong>en</strong>. Deze sancties voorkom<strong>en</strong> verplaatsing van industriële activiteit <strong>en</strong><br />

illegale handel. Ze mak<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> liftersgedrag veel duurder dan onder het<br />

Kyoto-protocol, waardoor het ondanks emissieplafonds aantrekkelijk wordt<br />

om te ondertek<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

• Afdwinging. De afdwinging van gewone internationale verdrag<strong>en</strong> is doorgaans<br />

niet e<strong>en</strong>voudig, hoewel veel milieuverdrag<strong>en</strong> redelijk opgevolgd word<strong>en</strong>. Het<br />

Montreal-verdrag werd in 1992 versterkt door e<strong>en</strong> wortel-<strong>en</strong>-stokb<strong>en</strong>adering. 3<br />

Het Kyoto-protocol heeft slechts beperkte instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> voor afdwinging.<br />

5.4.2 voortbouw<strong>en</strong> op de unfccc<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

In 1992 werd de unfccc geslot<strong>en</strong>. Vanuit deze conv<strong>en</strong>tie is het Kyoto-protocol<br />

ontstaan. De klimaatconv<strong>en</strong>tie kan word<strong>en</strong> beoordeeld op respectievelijk het doel<br />

<strong>en</strong> de beginsel<strong>en</strong>, de verplichting<strong>en</strong> inclusief de afdwingbaarheid <strong>en</strong> de structuur<br />

van de klimaatonderhandeling<strong>en</strong>. Hierna zal blijk<strong>en</strong> dat de uitgangspunt<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

prima basis vorm<strong>en</strong>, maar dat het vooralsnog misgaat bij het voortbouw<strong>en</strong> daarop:<br />

de verplichting<strong>en</strong> zijn mager <strong>en</strong> de organisatie van de onderhandeling<strong>en</strong> is<br />

moeizaam. In bijlage 11 is e<strong>en</strong> schema opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met de hoofdpunt<strong>en</strong> uit deze<br />

beoordeling.<br />

Doel <strong>en</strong> beginsel<strong>en</strong><br />

Bijna 190 land<strong>en</strong> zijn tot de unfccc toegetred<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> aangeeft dat het<br />

hoofddoel <strong>en</strong> de beginsel<strong>en</strong> nag<strong>en</strong>oeg wereldwijd word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong>. Ondanks de<br />

tekortkoming<strong>en</strong> maakt dit de unfccc in beginsel e<strong>en</strong> geschikte basis om op<br />

voort te bouw<strong>en</strong>. Er is weinig red<strong>en</strong> om aan de doelstelling <strong>en</strong> beginsel<strong>en</strong> te sleutel<strong>en</strong>,<br />

al kan over de invulling van sommige beginsel<strong>en</strong> verschill<strong>en</strong>d word<strong>en</strong><br />

gedacht. Het uiteindelijke doel is het voorkom<strong>en</strong> van gevaarlijke m<strong>en</strong>selijke<br />

invloed op het klimaat <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zodanige vertraging van verandering dat ecosystem<strong>en</strong><br />

zich kunn<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong>. Op het beginsel van common but differ<strong>en</strong>tiated<br />

responsibilities kunn<strong>en</strong> meer operationele beginsel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebaseerd, zoals ‘de<br />

vervuiler betaalt’ <strong>en</strong> differ<strong>en</strong>tiatie naar vermog<strong>en</strong> om te mitiger<strong>en</strong> <strong>en</strong> naar speciale<br />

kwetsbaarhed<strong>en</strong> (bijvoorbeeld in arme land<strong>en</strong>). Van de toekomstgerichtheid<br />

(for the b<strong>en</strong>efit of pres<strong>en</strong>t and future g<strong>en</strong>erations) kunn<strong>en</strong> de beginsel<strong>en</strong> van<br />

milieueffectiviteit <strong>en</strong> doelmatigheid word<strong>en</strong> afgeleid, alsmede de erk<strong>en</strong>ning dat<br />

economische groei in arme land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> legitieme prioriteit is. Economische groei<br />

moet zorg<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> van arme land<strong>en</strong> om klimaatbeleid<br />

te voer<strong>en</strong>, waarbij op basis van de gediffer<strong>en</strong>tieerde verantwoordelijkhed<strong>en</strong> ook<br />

175


176<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

verander<strong>en</strong>de verplichting<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Het voorzorgsbeginsel<br />

sluit uit dat onzekerheid kan word<strong>en</strong> uitgelegd als e<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>de red<strong>en</strong><br />

om ge<strong>en</strong> beleid te voer<strong>en</strong>. De gatt-compatibiliteit voorkomt dat het klimaatbeleid<br />

wordt misbruikt voor arbitraire handelsbelemmering<strong>en</strong>.<br />

Verplichting<strong>en</strong><br />

Mitigatieverplichting<strong>en</strong> zijn er alle<strong>en</strong> op basis van het Kyoto-protocol voor de<br />

Annex i-land<strong>en</strong>. Omdat het Kyoto-protocol e<strong>en</strong> beperkte geldigheidsduur heeft<br />

(2008-2012), is er ook ge<strong>en</strong> tijdpad of mechanisme voor toekomstige verplichting<strong>en</strong>.<br />

Dat blijft voorlopig op<strong>en</strong> voor onderhandeling, waarvoor in Montreal in<br />

december 2005 e<strong>en</strong> basis is gelegd. 4 Ook zijn er ge<strong>en</strong> sancties voor het niet nakom<strong>en</strong><br />

van de meeste verplichting<strong>en</strong> uit zowel het Kyoto-protocol als uit de<br />

unfccc. Maar zelfs op de gesanctioneerde, maar meestal weinig verplicht<strong>en</strong>de<br />

verplichting<strong>en</strong> blijkt de unfccc vooralsnog zwak.<br />

Er zijn rapportageverplichting<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> die zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot<br />

uitwisseling, consultatie <strong>en</strong> wellicht e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> debat over ieders klimaatbeleid.<br />

Maar zo e<strong>en</strong>voudig ligt zelfs dat niet. Meting<strong>en</strong> vereis<strong>en</strong> e<strong>en</strong> gevorderde <strong>en</strong><br />

kostbare infrastructuur. Op deze elem<strong>en</strong>taire onderdel<strong>en</strong> zijn de ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

vrijgesteld. De rapportages over staand <strong>en</strong> voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> beleid zijn<br />

voor arme land<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> verplicht indi<strong>en</strong> fonds<strong>en</strong> daarbij help<strong>en</strong>. Dit wordt<br />

meestal ondernom<strong>en</strong> met behulp van de Global Environm<strong>en</strong>tal Facility, e<strong>en</strong><br />

fonds beheerd door het unep <strong>en</strong> de Wereldbank. 5 De fonds<strong>en</strong> schiet<strong>en</strong> tekort.<br />

In Marrakesh (cop-7) zijn nieuwe fonds<strong>en</strong> opgezet die echter tot op hed<strong>en</strong> niet<br />

of nauwelijks over geld beschikk<strong>en</strong>.<br />

De rapportages zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot evaluatie van het gevoerde beleid door<br />

buit<strong>en</strong>staanders. Dat maakt inspanning<strong>en</strong> effectief <strong>en</strong> voorkomt papier<strong>en</strong> beleid.<br />

Evaluatie (onder andere onder artikel 4.2) dan wel handhaving is tot nu toe<br />

mislukt door e<strong>en</strong> patstelling <strong>tuss<strong>en</strong></strong> Annex i-land<strong>en</strong> <strong>en</strong> overige land<strong>en</strong>. Gecombineerd<br />

met de zwakke rapportageverplichting<strong>en</strong> zit hier mom<strong>en</strong>teel de achilleshiel<br />

van de unfccc. Dat wil niet zegg<strong>en</strong> dat de informatie over ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

ontbreekt (zie bijvoorbeeld Heller <strong>en</strong> Shukla 2003), wel dat de informatie niet<br />

diplomatiek onder de conv<strong>en</strong>tie valt.<br />

Ook is er ge<strong>en</strong> kader dat de nationale mededeling<strong>en</strong> over staand <strong>en</strong> voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

beleid afzet teg<strong>en</strong> het mondiale beeld op lange termijn. Daardoor kan binn<strong>en</strong> de<br />

conv<strong>en</strong>tie niet word<strong>en</strong> beoordeeld hoe nationaal beleid zich verhoudt tot wat<br />

wereldwijd in e<strong>en</strong> tijdpad aan mitigatie moet of zou moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerealiseerd.<br />

Voor zover de evaluaties werk<strong>en</strong>, houd<strong>en</strong> ze dus niet meer in dan e<strong>en</strong> min of meer<br />

vrijblijv<strong>en</strong>d debat over de t<strong>en</strong>uitvoerlegging van wat m<strong>en</strong> eerder als voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong><br />

beleid had gerapporteerd. Kortom, de bestaande evaluatiemechanism<strong>en</strong><br />

schepp<strong>en</strong> weliswaar <strong>en</strong>ige transparantie, maar zull<strong>en</strong> de onderhandelingsposities<br />

niet wijzig<strong>en</strong>. 6


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

En t<strong>en</strong> slotte zijn er andere problematische verplichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> clausules. Op het<br />

gebied van technologieoverdracht pleit<strong>en</strong> arme land<strong>en</strong> nog steeds (wellicht teg<strong>en</strong><br />

beter wet<strong>en</strong> in) voor publiek gestuurde technologietransfer, terwijl de meeste<br />

technologie privaat is <strong>en</strong> via markt<strong>en</strong> wordt overgebracht. De voorwaardelijkheid<br />

(‘afhankelijk van effectieve t<strong>en</strong>uitvoerlegging door de Annex i-land<strong>en</strong>’) van<br />

klimaatbeleid in conv<strong>en</strong>tiekader houdt Annex i-land<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> wederzijdse houdgreep. De b<strong>en</strong>oeming van ontwikkeling <strong>en</strong> armoedebestrijding<br />

tot ‘eerste <strong>en</strong> doorslaggev<strong>en</strong>de prioriteit’ biedt e<strong>en</strong> vluchtweg voor het<br />

ontlop<strong>en</strong> van verantwoordelijkhed<strong>en</strong>. De opec-land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ‘gifpil’ in<br />

artikel 4.10 verborg<strong>en</strong>, op basis waarvan zij comp<strong>en</strong>satie eis<strong>en</strong>, omdat zij zich<br />

moeilijk zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ombuig<strong>en</strong> naar niet-fossiele alternatiev<strong>en</strong>.<br />

Bij magere verplichting<strong>en</strong> past in zekere zin de zwakke vorm van dispute settlem<strong>en</strong>t<br />

die in de unfccc is opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. De combinatie van deze twee kan als e<strong>en</strong><br />

signaal word<strong>en</strong> opgevat van e<strong>en</strong> grote kloof <strong>tuss<strong>en</strong></strong> beginsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> effectieve<br />

verplichting<strong>en</strong>. Over de beginsel<strong>en</strong> bestaat relatief weinig verschil van m<strong>en</strong>ing,<br />

maar consist<strong>en</strong>t doorgered<strong>en</strong>eerd leid<strong>en</strong> de beginsel<strong>en</strong> tot consequ<strong>en</strong>ties waarvoor<br />

land<strong>en</strong> terugschrikk<strong>en</strong>. Daardoor blijft de invulling van de common but<br />

differ<strong>en</strong>tiated responsibilities in operationele verplichting<strong>en</strong> problematisch, te<br />

meer omdat op last<strong>en</strong>verdeling gerichte onderhandeling<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zero sum-achtig<br />

karakter hebb<strong>en</strong>.<br />

Niet alle verplichting<strong>en</strong> zijn controversieel. Annex i-land<strong>en</strong> drag<strong>en</strong> veel vlotter<br />

bij aan de hoge kost<strong>en</strong> voor research, waarneming over de hele wereld (ook via<br />

satelliet<strong>en</strong>, verre stations, <strong>en</strong>zovoort) <strong>en</strong> training. Vaak gebeurt dit in bilaterale<br />

overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, soms regionaal <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> beperkt aantal gevall<strong>en</strong> ook multilateraal<br />

(waaronder Nederland). Het di<strong>en</strong>t gezegd dat de vs op deze onderdel<strong>en</strong><br />

metterdaad aanvaard<strong>en</strong> dat het publieke goed karakter van deze uitgav<strong>en</strong> (<strong>en</strong><br />

daarmee het liftersgedrag van niet-Annex i-land<strong>en</strong>) ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> is om over deze<br />

uitgav<strong>en</strong> met arme land<strong>en</strong> te onderhandel<strong>en</strong>; de rijke land<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> hier tot op<br />

hed<strong>en</strong> vrijwel alles.<br />

De organisatie van de onderhandeling<strong>en</strong><br />

De organ<strong>en</strong> van de internationale coördinatie van klimaatbeleid zijn deels<br />

formeel <strong>en</strong> deels informeel. Figuur 5.1 geeft de belangrijkste organ<strong>en</strong> in beide<br />

betek<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> weer.<br />

De unfccc is ge<strong>en</strong> staande organisatie. De voortgang wordt beheerst door de<br />

Confer<strong>en</strong>ce of the Parties (cop) die e<strong>en</strong>maal of tweemaal per jaar bije<strong>en</strong>komt <strong>en</strong><br />

waarin alle land<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong>. De cop is e<strong>en</strong> onderhandelingsorgaan. Wel zijn er<br />

<strong>en</strong>kele commissies <strong>en</strong> groep<strong>en</strong> die allerlei technisch werk verricht<strong>en</strong>. De vergadering<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> voorbereid door het secretariaat <strong>en</strong> door informele groep<strong>en</strong>. Het<br />

spreekt vanzelf dat de onderhandeling<strong>en</strong> die ertoe do<strong>en</strong> in kleine kring word<strong>en</strong><br />

gevoerd, zij het dat terugkoppeling cruciaal (<strong>en</strong> taai!) is, want de cop werkt onder<br />

unanimiteit.<br />

177


178<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Figuur 5.1 Klimaatonderhandeling<strong>en</strong>: structuur <strong>en</strong> groepering<strong>en</strong><br />

Formeel: UNFCCC<br />

Informeel<br />

Bron: wrr<br />

▼<br />

▼<br />

▼<br />

▼<br />

COP<br />

SBSTA (wet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> techniek)<br />

SBI (analyseert ’nationale<br />

mededinging<strong>en</strong>’)<br />

(unanimiteit)<br />

groep<strong>en</strong> deskundig<strong>en</strong><br />

• assist<strong>en</strong>tie arme land<strong>en</strong> bij<br />

rapportage<br />

• assist<strong>en</strong>tie bij ‘aanpassing’<br />

voor minst ontwikkelde land<strong>en</strong><br />

• technologieoverdracht<br />

MOP, voor het Kyoto-protocol<br />

(uitsluit<strong>en</strong>d ratificer<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>)<br />

▼<br />

Secretariaat<br />

Partners<br />

•de Annex-1-land<strong>en</strong> (artikel 4.2, UNFCCC)<br />

- daarbinn<strong>en</strong>, de ratificer<strong>en</strong>de Kyoto Annex-I-land<strong>en</strong><br />

- de ‘umbrella’-groep van 9 land<strong>en</strong> (7 Kyoto-land<strong>en</strong> waaronder<br />

EU, Japan, plus Australië <strong>en</strong> de VS)<br />

- EU/VS High Level Groep (heropgericht in 2005)<br />

•groep van 77 plus China,<br />

vaak met principiële stellingnames o.a. over artikel 4.7 <strong>en</strong><br />

Annex-I ‘taking the lead’ (artikel 3.1); allerlei zeer uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

groep<strong>en</strong> zoals Afrika, Latijns-Amerika, OPEC, AOSIS<br />

(zie onder)<br />

•AOSIS, laaggeleg<strong>en</strong> land<strong>en</strong> <strong>en</strong> kwetsbare eiland<strong>en</strong>;<br />

losse allianties, zeer ‘ad hoc’<br />

▼<br />

(actief; ge<strong>en</strong><br />

bevoegdhed<strong>en</strong>)<br />

▼ ▼<br />

GEF (Globale Milieu<br />

Faciliteit) via UNEP,<br />

Wereld Bank <strong>en</strong> nieuwe<br />

fonds<strong>en</strong><br />

IPCC (via WMO)<br />

plus waarnemers


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

De vergadering<strong>en</strong> van de cop zijn door drie oorzak<strong>en</strong> weinig productief.<br />

In de eerste plaats zijn de vergadering<strong>en</strong> massaal. In Bu<strong>en</strong>os Aires in december<br />

2004 war<strong>en</strong> er 6000 deelnemers; in Montreal was dat aantal in<br />

november/december 2005 voor cop-11 opgelop<strong>en</strong> tot 10.000. Weliswaar zijn<br />

duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> hiervan ge<strong>en</strong> officiële deelnemers aan de cop, wel aan het circuit<br />

eromhe<strong>en</strong>, maar niettemin zijn delegaties veel te omvangrijk weg<strong>en</strong>s binn<strong>en</strong>lands-politieke<br />

overweging<strong>en</strong>.<br />

In de tweede plaats heeft de cop in sterke mate e<strong>en</strong> forumfunctie die wordt<br />

aangegrep<strong>en</strong> voor boodschapp<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>lands-politiek karakter, die<br />

onder<strong>tuss<strong>en</strong></strong> wel de onderhandeling<strong>en</strong> nog meer bemoeilijk<strong>en</strong>. Weliswaar<br />

dwingt de massaliteit van de cop tot allianties of coalities, maar veelal gaat het<br />

daarbij om stellingnames op principiële basis, omdat e<strong>en</strong> echt onderhandelingsmandaat<br />

ontbreekt. Het voorgaande maakt van de cop e<strong>en</strong> soort jamboree van<br />

deskundig<strong>en</strong> <strong>en</strong> professionele belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>tripetale werking.<br />

T<strong>en</strong> slotte maakt het gehanteerde vn-model, dat iedere<strong>en</strong> over alles e<strong>en</strong> stem<br />

geeft, de cop structuurloos. Er is ge<strong>en</strong> gelaagdheid die prikkels verschaft om<br />

problem<strong>en</strong> op te loss<strong>en</strong>. Dit alles maakt de cop e<strong>en</strong> onhandelbaar onderhandelingsgremium<br />

dat niet tot effectieve afsprak<strong>en</strong> kan kom<strong>en</strong>. De combinatie van<br />

zo’n gremium met e<strong>en</strong> veel te algem<strong>en</strong>e conv<strong>en</strong>tie leidt tot verspilling, traagheid,<br />

free riders-gedrag <strong>en</strong> veel te vage besluit<strong>en</strong>, waar <strong>en</strong>orm veel onderhandelings<strong>en</strong>ergie<br />

in moet word<strong>en</strong> gelegd.<br />

Naast Kyoto d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> zonder uit Kyoto te stapp<strong>en</strong><br />

De post-Kyoto-onderhandeling<strong>en</strong> in de Meeting of the Parties (mop) bied<strong>en</strong> meer<br />

perspectief dan de cop, gezi<strong>en</strong> de juridische verplichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> de precisie van het<br />

protocol. Er is dus ge<strong>en</strong> red<strong>en</strong> de Kyoto-b<strong>en</strong>adering op te gev<strong>en</strong>, maar des te meer<br />

om de effectiviteit van de cop te verbeter<strong>en</strong>, naast het aanstur<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> beperkt<br />

vervolg op het Kyoto-protocol in de vorm van e<strong>en</strong> Kyoto ii-verdrag.<br />

De effectiviteit van de cop kan word<strong>en</strong> verbeterd als in de organisatie prikkels<br />

word<strong>en</strong> ingebouwd voor sam<strong>en</strong>werking op basis van wederzijdse belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> die<br />

erop gericht zijn dat partij<strong>en</strong> probleemeig<strong>en</strong>aar (ownership) word<strong>en</strong>. Dit di<strong>en</strong>t<br />

bov<strong>en</strong>al te word<strong>en</strong> bereikt door zich op inhoudelijke verplichting<strong>en</strong> te conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong>.<br />

Het zal eropaan kom<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> het kader van de unfccc voldo<strong>en</strong>de<br />

verplichting<strong>en</strong> van allerlei aard over e<strong>en</strong> lang tijdpad effectief uit te onderhandel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> metterdaad af te dwing<strong>en</strong>. Daarbij kan veelkleurige flexibiliteit (paragraaf<br />

5.4.3) niet word<strong>en</strong> gemist. Er is echter ook e<strong>en</strong> institutionele dim<strong>en</strong>sie die verbetering<br />

behoeft (paragraaf 5.4.4).<br />

E<strong>en</strong> Kyoto ii-verdrag di<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> specifiek onderdeel te word<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> veelomvatt<strong>en</strong>der<br />

<strong>en</strong> gevarieerder palet van b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong>, middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> tijdpad<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> Kyoto<br />

ii-verdrag van voorlopers zal niet toereik<strong>en</strong>d zijn om het klimaatprobleem op te<br />

loss<strong>en</strong>, noch om e<strong>en</strong> w<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d perspectief te bied<strong>en</strong> voor andere land<strong>en</strong>; beide<br />

eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> elkaar voorlopig uit. Hier ligt e<strong>en</strong> analogie met de technische<br />

mitigatietraject<strong>en</strong>. Ook daar geldt dat er ge<strong>en</strong> afzonderlijke silver bullet<br />

aanwijsbaar is die het probleem kan oploss<strong>en</strong>. De politieke <strong>en</strong> administratieve<br />

179


180<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

<strong>en</strong>ergie die nodig is voor e<strong>en</strong> Kyoto ii-verdrag kan echter alle<strong>en</strong> gerechtvaardigd<br />

word<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> het de opstap is of kan word<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong> heuse langetermijnstrategie<br />

voor alle 187 land<strong>en</strong> in de unfccc, zij het met variatie <strong>en</strong> flexibiliteit.<br />

Het klimaatbeleid op basis van de unfccc moet word<strong>en</strong> geplaatst in de context<br />

van het mondiale publieke goed. Vroeger of later zull<strong>en</strong> alle land<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is<br />

moet<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> aan de doelstelling<strong>en</strong> van de unfccc. Dat kan op termijn uitsluit<strong>en</strong>d<br />

in de vorm van verplichting<strong>en</strong> voor iedere<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> scala van internationale<br />

monitoring- <strong>en</strong> handhavingsmaatregel<strong>en</strong> met geleidelijk opklimm<strong>en</strong>de string<strong>en</strong>tie.<br />

Maar het is niet vruchtbaar nu al e<strong>en</strong> tijdpad <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>verdeling volledig uit te<br />

onderhandel<strong>en</strong>. Belangrijker dan effectiviteit in het begin is de ontwikkeling van<br />

betrokk<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> medeverantwoordelijkheid <strong>en</strong> de gerichtheid op kost<strong>en</strong>effectiviteit.<br />

In de volg<strong>en</strong>de paragraaf word<strong>en</strong> aanzett<strong>en</strong> daartoe uitgewerkt.<br />

5.4.3 veelkleurige flexibiliteit<br />

Coördinatie betek<strong>en</strong>t dat partij<strong>en</strong> verplichting<strong>en</strong> op zich nem<strong>en</strong> die in verband<br />

met elkaar staan. Figuur 5.2 laat zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> grote diversiteit van beleidsverplichting<strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong>kbaar is. De linkerhelft somt drie hoofdkeuz<strong>en</strong> op, los van de aard <strong>en</strong><br />

inhoud van verplichting<strong>en</strong>. De rechterhelft geeft de wijz<strong>en</strong> aan waarop naar mitigatieverplichting<strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> gekek<strong>en</strong>. Het spreekt voor zich dat binn<strong>en</strong> het<br />

bestek van dit rapport niet alle mogelijkhed<strong>en</strong> uitputt<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geïnv<strong>en</strong>tariseerd.<br />

Op onderdel<strong>en</strong> zijn voorbeeld<strong>en</strong> in tekstbox<strong>en</strong> nader toegelicht.<br />

Hoofdkeuz<strong>en</strong><br />

In de eerste plaats kan coördinatie zowel via overhed<strong>en</strong> als via de markt plaatsvind<strong>en</strong>.<br />

Beide b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong> elkaar niet uit, maar vull<strong>en</strong> elkaar aan. Voor<br />

intergouvernem<strong>en</strong>tele coördinatie is het w<strong>en</strong>selijk te kunn<strong>en</strong> voortbouw<strong>en</strong> op<br />

e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijk raamwerk, de unfccc. Maar vanuit dat kader kunn<strong>en</strong><br />

verschill<strong>en</strong>de allianties ontstaan in e<strong>en</strong> variabele geometrie. De Asia Pacific Partnership<br />

van de vs, India <strong>en</strong> China is daar e<strong>en</strong> voorbeeld van. Marktpartij<strong>en</strong> zijn<br />

daarnaast in staat <strong>en</strong> vaak ook bereid in sectoraal verband standaard<strong>en</strong> overe<strong>en</strong> te<br />

kom<strong>en</strong>. De sectorale dim<strong>en</strong>sie is belangrijk, omdat standaard<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds kost<strong>en</strong>verhog<strong>en</strong>d<br />

kunn<strong>en</strong> zijn, maar anderzijds voor bedrijv<strong>en</strong> ook aantrekkelijk zijn,<br />

omdat het zich houd<strong>en</strong> aan standaard<strong>en</strong> de toegang tot de internationale markt<br />

op<strong>en</strong>legt. Tekstbox 5.2 laat zi<strong>en</strong> dat marktwerking niet altijd vanuit e<strong>en</strong> overheid<br />

behoeft te word<strong>en</strong> aangestuurd.<br />

Tekstbox 5.2 Klimaatbeleid vanuit de markt<br />

Rec<strong>en</strong>telijk is bezorgdheid ontstaan in de wereld van de herverzekeraars. Er zijn forse verliez<strong>en</strong><br />

geled<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> allerlei tot nu toe als zeldzaam ingeschatte natuurramp<strong>en</strong> vaker lijk<strong>en</strong> op te<br />

tred<strong>en</strong>, in diverse del<strong>en</strong> van de wereld. Dit zal invloed hebb<strong>en</strong> op de (her)verzekeringspremies,<br />

gediffer<strong>en</strong>tieerd naar regio, waardoor de urg<strong>en</strong>tie van mitigatiebeleid concreter wordt. Verder<br />

beginn<strong>en</strong> groep<strong>en</strong> institutionele beleggers <strong>en</strong> fund managers zich te roer<strong>en</strong>. Zo dring<strong>en</strong> bijvoor


Figuur 5.2 Kernpunt<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> mondiaal klimaatbeleid<br />

Bron: wrr<br />

Vorm<strong>en</strong> van<br />

coördinatie<br />

• Intergouvernem<strong>en</strong>teel<br />

- één raamwerk<br />

- variabele geometrie<br />

- bilateraal<br />

• Marktpartij<strong>en</strong><br />

- sectoraal<br />

Tijdpad<strong>en</strong><br />

• Zeer lange termijn<br />

van kaders?<br />

• Korte termijn<strong>en</strong>,<br />

- ingepast<br />

- vrijwillig<br />

• Tijdsconsist<strong>en</strong>t?<br />

Uitvoering <strong>en</strong><br />

handhaving<br />

• Juridisch<br />

• Prikkels<br />

• Boetes<br />

• Handelsrestricties<br />

• Automatism<strong>en</strong><br />

▼<br />

▼<br />

▼<br />

▼<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Mitigatieverplichting<strong>en</strong><br />

Aard van verplichting<strong>en</strong><br />

- Allerlei categorieën van beleid/multilateraal<br />

onderhandeld<br />

- (Rationeel) variabel langtermijntraject,<br />

multilateraal, naar cumulatieve verplichting<strong>en</strong><br />

in de tijd, <strong>en</strong> naar ontwikkelingsniveaus<br />

- M<strong>en</strong>u, <strong>en</strong>igszins vrij te kiez<strong>en</strong><br />

- Vrijwillig, elk beleid, transparantie <strong>en</strong> controle<br />

(van ‘onderop’)<br />

Categorieën verplichting<strong>en</strong><br />

(catalogus)<br />

- Absolute, kwantitatieve doel<strong>en</strong> (conform Kyoto)<br />

- Int<strong>en</strong>siteitsdoel<strong>en</strong> (naar koolstof, naar <strong>en</strong>ergieverbruik)<br />

- ‘Alle<strong>en</strong> voordeel’ (no lose)doel<strong>en</strong>, (op zich of<br />

tezam<strong>en</strong> straffer kader)<br />

- Sectorale of (nulemissie) technologieverplichting<strong>en</strong><br />

- Emissiehandel, met prijsmaxima (safety value)<br />

- (Harmonisatie) nationaal klimaatbeleid<br />

(= PAM’s) zoals wereldkoolstofbelasting<strong>en</strong>,<br />

norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> technologieprotocols<br />

- Financiële overdracht<strong>en</strong> o.a. voorwaardelijk naar<br />

arme land<strong>en</strong>; of via e<strong>en</strong> wereldklimaatfonds<br />

Hardheid van verplichting<strong>en</strong><br />

- Gradatie van string<strong>en</strong>tie, in de tijd naar ontwikkelingsniveau,<br />

<strong>en</strong>z.<br />

- Of juist, initieel alle<strong>en</strong> ‘w<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d’ perspectief voor<br />

arme land<strong>en</strong> (<strong>en</strong> VS?)<br />

Differ<strong>en</strong>tiatie <strong>en</strong> last<strong>en</strong>verdeling<br />

- Allerlei differ<strong>en</strong>tiatiecriteria<br />

- Verplichting<strong>en</strong> naar ‘status’ (graduation index)<br />

- Differ<strong>en</strong>tiatie naar land<strong>en</strong>, hardheid, in de tijd<br />

- Last<strong>en</strong>verdeling gestuurd, bijvoorbeeld door<br />

beginsel<strong>en</strong> als emissies per hoofd, cumulatieve<br />

verplichting<strong>en</strong>, marginale mitigatiekost<strong>en</strong> of<br />

door vastgelegde procedures<br />

- Ev<strong>en</strong>tueel last<strong>en</strong>verdeling koppel<strong>en</strong> aan steun<br />

voor ‘aanpassing’<br />

181


182<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

beeld de International Investor Summit on Climate Risk (2003) <strong>en</strong> het Carbon Disclosure Project<br />

(2004) aan op betere <strong>en</strong> meer heldere rapportages door beursg<strong>en</strong>oteerde bedrijv<strong>en</strong> aan beleggers<br />

omtr<strong>en</strong>t de risico’s die sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met klimaatverandering<strong>en</strong>. Zij roep<strong>en</strong> (beurs)toezichthouders<br />

op deze informatieverstrekking straffer te reguler<strong>en</strong>. Als dit gebeurt, ontstaan extra prikkels<br />

voor beursg<strong>en</strong>oteerde bedrijv<strong>en</strong> om klimaatrisico’s te verminder<strong>en</strong>. Het is dan voorspelbaar dat<br />

de druk op regering<strong>en</strong> om actief klimaatbeleid te voer<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s zal word<strong>en</strong> opgevoerd. Ook<br />

vanuit de maatschappelijke verantwoordelijkheid word<strong>en</strong> via het reputatiemechanisme bedrijv<strong>en</strong><br />

aangespoord om koolstofverantwoording af te legg<strong>en</strong>. Alles bije<strong>en</strong> zou dit kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot het<br />

beter inschatt<strong>en</strong> van de langetermijnrisico’s van e<strong>en</strong> onderneming. Beleggers met e<strong>en</strong> langetermijnvisie<br />

(bijvoorbeeld p<strong>en</strong>sio<strong>en</strong>fonds<strong>en</strong>) kunn<strong>en</strong> hierbij discipliner<strong>en</strong>d werk<strong>en</strong>.<br />

Tekstbox 5.3 laat zi<strong>en</strong> dat handelssancties onder voorwaard<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aanvulling<br />

kunn<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> op internationale milieuverdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s blijkt daaruit hoe<br />

ingewikkeld de sam<strong>en</strong>hang is <strong>tuss<strong>en</strong></strong> klimaatbeleid <strong>en</strong> wto-ver<strong>en</strong>igbaar handelsbeleid.<br />

Voorts leert de praktijk dat de handelscontext succesvol kan word<strong>en</strong><br />

gebruikt via het mechanisme van issue linking. Zo heeft bijvoorbeeld Rusland zijn<br />

eu-steun voor het wto-lidmaatschap mede te dank<strong>en</strong> aan de toetreding tot het<br />

Kyoto-verdrag.<br />

Tijdpad<strong>en</strong> op lange termijn zijn van belang vanwege de lange termijn van het<br />

probleem <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zekere optimalisering van de mitigatiestrategie. Maar tijdpad<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> niet steeds op voorhand word<strong>en</strong> uitonderhandeld. Tijdpad<strong>en</strong> op korte<br />

termijn zijn richtinggev<strong>en</strong>d voor gedrag <strong>en</strong> investering<strong>en</strong>, maar het Montrealverdrag<br />

(zie paragraaf 5.4.1) laat zi<strong>en</strong> dat daarvoor nodig is dat ze in e<strong>en</strong> breder<br />

kader van langetermijnverwachting<strong>en</strong> zijn ingebed. Er zal hoe dan ook e<strong>en</strong> spanning<br />

blijv<strong>en</strong> bestaan <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de gew<strong>en</strong>ste duidelijkheid van tijdpad<strong>en</strong> <strong>en</strong> de ongew<strong>en</strong>ste<br />

afschrikk<strong>en</strong>de werking ervan om zich eraan te committer<strong>en</strong>.<br />

Zonder aandacht voor monitoring <strong>en</strong> handhaving kan coördinatie niet tot stand<br />

kom<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> juridische instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> volstaan niet, omdat daarover onvoldo<strong>en</strong>de<br />

overe<strong>en</strong>stemming komt als land<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> dat de inspanning niet<br />

gemakkelijk gehaald kan word<strong>en</strong>. Het Montreal-verdrag liet zi<strong>en</strong> dat positieve<br />

prikkels deelname aantrekkelijk kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Ook handelssancties kunn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

handhavingsinstrum<strong>en</strong>t zijn, maar binn<strong>en</strong> het kader van de wto is dat maar<br />

uiterst beperkt mogelijk. Daarvoor moet eerst e<strong>en</strong> zekere mate van cons<strong>en</strong>sus<br />

over het te handhav<strong>en</strong> gedrag bereikt zijn <strong>en</strong> moet vervolg<strong>en</strong>s het wto-kader op<br />

dit punt word<strong>en</strong> aangepast, hetge<strong>en</strong> vooralsnog niet te verwacht<strong>en</strong> is (zie tekstbox<br />

5.3 <strong>en</strong> bijlage 12).<br />

Tekstbox 5.3 Klimaatbeleid, wto-disciplines <strong>en</strong> sancties<br />

E<strong>en</strong> zeer groot deel van de unfccc-geme<strong>en</strong>schap (die vrijwel alle land<strong>en</strong> ter wereld omvat) is<br />

ook lid van de wto (zo’n 150, <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal toelating<strong>en</strong> loopt nog). Dit roept de vraag op hoe de<br />

wto-verplichting<strong>en</strong> <strong>en</strong> -disciplines zich verhoud<strong>en</strong> tot wereldwijd klimaatbeleid.


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

In sommige milieukring<strong>en</strong> (<strong>en</strong> ook in de speltheorie) wordt – wel erg lichtvaardig – geopperd dat<br />

handelssancties het wereldwijde klimaatbeleid, of coalitievorming daarbinn<strong>en</strong>, veel geloofwaardiger<br />

<strong>en</strong> effectiever zoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>. Deze b<strong>en</strong>adering is naïef. Zij verliest volstrekt uit het<br />

oog hoe buit<strong>en</strong>gewoon moeizaam de gatt tot stand is gekom<strong>en</strong> (<strong>en</strong> na welke lange voorgeschied<strong>en</strong>is,<br />

waarbij handelspolitiek voor allerlei doeleind<strong>en</strong> werd gebruikt, met desastreuze gevolg<strong>en</strong>),<br />

<strong>en</strong> hoe <strong>en</strong> waarom diezelfde gatt geleidelijk tot e<strong>en</strong> substantiële verlaging van handelsbelemmering<strong>en</strong><br />

heeft kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> die blijv<strong>en</strong>d zijn. De gatt, <strong>en</strong> in versterkte mate de wto sinds 1995,<br />

heeft daarbij e<strong>en</strong> wereldwijd publiek goed geschap<strong>en</strong> <strong>en</strong> ontwikkeld: het wereldhandelsrecht dat<br />

geldt voor ieder land, klein of groot, (dat lid is) <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> strikt bewaakt waarom <strong>en</strong> wanneer<br />

m<strong>en</strong> wel <strong>en</strong> niet belemmering<strong>en</strong> mag invoer<strong>en</strong> (of handhav<strong>en</strong>) <strong>en</strong> in hoeverre. Dit heeft welvaart<br />

gebracht <strong>en</strong> de pot<strong>en</strong>tie is nog veel groter. In ge<strong>en</strong> geval mag dit publieke goed word<strong>en</strong> aangetast,<br />

voor Nederland niet, voor de eu niet, maar net zo goed voor arme land<strong>en</strong> niet. Unilaterale sancties<br />

pass<strong>en</strong> daar niet in (behalve in precies omschrev<strong>en</strong> gevall<strong>en</strong> die met het klimaat niets van do<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong>). De cons<strong>en</strong>sus in de wto is dat milieukwesties in milieuorganisaties di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong><br />

opgelost <strong>en</strong> dat de wto ge<strong>en</strong> milieu-institutie is of ooit moet word<strong>en</strong>.<br />

Maar wat te do<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> sancties ‘multilateraal’ in internationale milieuverdrag<strong>en</strong>, waaronder<br />

wellicht e<strong>en</strong> toekomstig klimaatverdrag, als optie word<strong>en</strong> opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>? Van de ongeveer 300<br />

internationale milieuverdrag<strong>en</strong> zijn er zo’n twintig met dergelijke sancties. 7 E<strong>en</strong> ervan is het<br />

ozonverdrag van Montreal. In 1995 is Rusland (ev<strong>en</strong>als Wit-Rusland <strong>en</strong> Oekraïne) door cons<strong>en</strong>sus<br />

bij de verdragspartij<strong>en</strong> gedwong<strong>en</strong> om van uitstel van de implem<strong>en</strong>tatie af te zi<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong><br />

gevreesd werd dat daarmee e<strong>en</strong> kettingreactie van ‘lekk<strong>en</strong>’ zou ontstaan die e<strong>en</strong> waterdichte<br />

uitvoering onmogelijk zou mak<strong>en</strong>. Sancties zijn daarbij niet gehanteerd, maar de dreiging was<br />

onmisk<strong>en</strong>baar aanwezig. Gezi<strong>en</strong> de grote obstakels om e<strong>en</strong> wereldwijde klimaatstrategie af te<br />

dwing<strong>en</strong>, werkt dit multilaterale voorbeeld aanstekelijk. Toch ligt dit idee niet voor de hand. T<strong>en</strong><br />

eerste, Rusland was (<strong>en</strong> is nog steeds) ge<strong>en</strong> wto-lid <strong>en</strong> daarmee hebb<strong>en</strong> wto-led<strong>en</strong> juridisch de<br />

hand<strong>en</strong> vrij; voor wto-led<strong>en</strong> onderling ligt dat zeker niet in de rede. T<strong>en</strong> tweede, de ver<strong>en</strong>igbaarheid<br />

van die twintig milieuverdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wto is e<strong>en</strong> heikele kwestie die reeds jar<strong>en</strong> onderhandeld<br />

wordt in de cte (comité voor handel <strong>en</strong> milieu), vooralsnog zonder resultaat. Tot nu toe zijn<br />

er ge<strong>en</strong> cases voorgelegd aan het wto-geschill<strong>en</strong>beslechtingsmechanisme.<br />

E<strong>en</strong> ‘handelsverbod’ op e<strong>en</strong> product x <strong>tuss<strong>en</strong></strong> bijvoorbeeld land<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> klimaatconv<strong>en</strong>tie<br />

zoud<strong>en</strong> tek<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> land<strong>en</strong> die dat niet do<strong>en</strong>, ter voorkoming van ‘lekk<strong>en</strong>’, is discriminatoir <strong>en</strong><br />

daarmee rechtstreeks in strijd met het meest fundam<strong>en</strong>tele beginsel van de gatt. Non-discriminatie<br />

geldt voor overe<strong>en</strong>komstige product<strong>en</strong> (‘like’ products) <strong>en</strong> die aanduiding op<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> ware<br />

doos van Pandora van ingewikkelde jurisprud<strong>en</strong>tie in G<strong>en</strong>ève. Hoofdprobleem is dat uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

wijz<strong>en</strong> van voortbr<strong>en</strong>ging van x aan het product zelf (meestal) niet te merk<strong>en</strong> zijn, terwijl<br />

die voortbr<strong>en</strong>ging er voor het klimaat wel toe kan do<strong>en</strong>. Stel: (laaggeprijsde) elektriciteit wordt in<br />

land a ingevoerd uit b, maar a, als lid van de klimaatconv<strong>en</strong>tie, produceert elektriciteit alle<strong>en</strong><br />

volg<strong>en</strong>s bepaalde norm<strong>en</strong> (bijvoorbeeld met e<strong>en</strong> lage co2-uitstoot), terwijl het niet-lid b zich daar<br />

niet aan houdt, co2 ook niet beprijst <strong>en</strong> dus goedkoop is. Stel tev<strong>en</strong>s dat a <strong>en</strong> bwto-led<strong>en</strong> zijn.<br />

In de wto zoud<strong>en</strong> in dit geval sancties verbod<strong>en</strong> zijn, want de elektriciteit als zodanig is e<strong>en</strong> like<br />

product. In de (veronderstelde) klimaatconv<strong>en</strong>tie vormt b e<strong>en</strong> free rider die de effectiviteit van e<strong>en</strong><br />

mondiale coördinatie ondermijnt <strong>en</strong> dus di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gedisciplineerd. Voor elektriciteit kan<br />

m<strong>en</strong> ook snijbloem<strong>en</strong> invull<strong>en</strong> uit kass<strong>en</strong> die met kol<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verwarmd teg<strong>en</strong>over kass<strong>en</strong> die<br />

183


184<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

op zonne-<strong>en</strong>ergie draai<strong>en</strong> (in gebied<strong>en</strong> die warmer zijn <strong>en</strong> zon in overvloed hebb<strong>en</strong>). Of allerlei<br />

andere product<strong>en</strong>. Om het nog lastiger te mak<strong>en</strong>, mocht dit soort gevall<strong>en</strong> ooit in e<strong>en</strong> klimaatconv<strong>en</strong>tie<br />

onder sancties vall<strong>en</strong>, dan zijn ze gedekt onder e<strong>en</strong> multilateraal regime.<br />

Maar og<strong>en</strong>schijnlijk niet hiervan te onderscheid<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> net zo goed het gevolg<br />

kunn<strong>en</strong> zijn van unilaterale regelgeving in e<strong>en</strong> land dat e<strong>en</strong> dergelijke voortbr<strong>en</strong>ging niet toestaat<br />

<strong>en</strong> daarmee dreigt e<strong>en</strong> inbreuk te pleg<strong>en</strong> op artikel 3 van de gatt (nationale behandeling van like<br />

products). Deze unilaterale, mogelijke inbreuk<strong>en</strong> zijn wel uitvoerig in de conflictbeslechting van<br />

de gatt/wto aan de orde geweest <strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> slechts deels helderheid gebracht: verschill<strong>en</strong>de<br />

zak<strong>en</strong> zijn duidelijk verbod<strong>en</strong> (bijvoorbeeld oorsprong uit specifieke land<strong>en</strong>; kwantitatieve<br />

restricties, artikel 11 van de gatt, dus ook e<strong>en</strong> importverbod), maar de jurisprud<strong>en</strong>tie is op zijn<br />

minst problematisch, onder andere omdat de bewijslast nou e<strong>en</strong>maal bij de aanklager ligt <strong>en</strong> regelgev<strong>en</strong>de<br />

autonomie van de wto-led<strong>en</strong> vergaand beschermd is.<br />

De knoop zit gedeeltelijk bij de uitleg van like <strong>en</strong> unlike. De jurisprud<strong>en</strong>tie hanteert daarbij vier<br />

criteria: (1) de eig<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong>, aard <strong>en</strong> kwaliteit van het product (milieuvri<strong>en</strong>delijker kan als<br />

kwalitatief hoger word<strong>en</strong> beschouwd); (2) de tariefclassificatie van de HS (van de werelddouaneorganisatie);<br />

(3) de smak<strong>en</strong> <strong>en</strong> gewoont<strong>en</strong> van consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, onder andere (maar niet alle<strong>en</strong>) te<br />

met<strong>en</strong> met bijvoorbeeld kruiselasticiteit<strong>en</strong>; (4) het eindgebruik van het product. Het hoogste juridische<br />

orgaan van de wto (het Appelate Body) b<strong>en</strong>adrukt dat deze criteria echter nooit mechanisch<br />

mog<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegepast, e<strong>en</strong> geval-tot-gevalb<strong>en</strong>adering blijft gebod<strong>en</strong>.<br />

De andere knoop is te vind<strong>en</strong> bij de uitleg van twee uitzonderingsgrond<strong>en</strong> van de eerdere<br />

verbodsbepaling<strong>en</strong>, <strong>en</strong> wel in artikel 20 van de gatt. Het gaat hierbij om (i) de inleiding van dit<br />

artikel (chapeau), (ii) sub b: ‘necessary to protect human, animal or plant life or health’, <strong>en</strong> (iii) sub<br />

g: ‘relating to the conservation of exhaustible natural resources’ in sam<strong>en</strong>hang met binn<strong>en</strong>landse<br />

restricties. Deze uitleg is voer voor jurist<strong>en</strong>, maar de vraag is of m<strong>en</strong> daar tevred<strong>en</strong> mee kan zijn. In<br />

de casuïstiek tot hed<strong>en</strong> toe valt niet zo veel lijn te ontdekk<strong>en</strong>. Zo is onder artikel 20(g) erk<strong>en</strong>ning<br />

verkreg<strong>en</strong> voor nationale maatregel<strong>en</strong> voor het behoud (conservation) van schone lucht <strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s<br />

van de nationale olievoorraad (!). Onder artikel 20(b) zijn maatregel<strong>en</strong> ver<strong>en</strong>igbaar met de wto<br />

bevond<strong>en</strong> die beoogd<strong>en</strong> de luchtvervuiling te verminder<strong>en</strong> die het gevolg is van<br />

b<strong>en</strong>zineverbruik. 8<br />

Aard <strong>en</strong> inhoud van de verplichting<strong>en</strong><br />

Allereerst kan de aard van de verplichting<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>. Multilaterale verdrag<strong>en</strong><br />

hoev<strong>en</strong> niet of niet alle<strong>en</strong> over absolute reductiedoel<strong>en</strong> te gaan. In e<strong>en</strong> dergelijk<br />

kader zou e<strong>en</strong> Kyoto ii-verdrag deel uitmak<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> veel breder web van<br />

verdrag<strong>en</strong> of committering<strong>en</strong>. Verplichting<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> ingepast in e<strong>en</strong><br />

lang tijdpad <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> rationele mondiale strategie die rek<strong>en</strong>ing houdt met lokale<br />

situaties <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectieve toepassing<strong>en</strong> op specifieke plaats<strong>en</strong>. De verdeling<br />

van de last<strong>en</strong> <strong>en</strong> de plaats waar mitigatie kost<strong>en</strong>effectief plaatsvindt, hoev<strong>en</strong> niet<br />

sam<strong>en</strong> te vall<strong>en</strong>. Eerder is reeds gewez<strong>en</strong> op de <strong>en</strong>orme kost<strong>en</strong>voordel<strong>en</strong> die<br />

voortvloei<strong>en</strong> uit dit onderscheid. Verder kan m<strong>en</strong> bij de aard van de verplichting<strong>en</strong><br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan min of meer vrij te kiez<strong>en</strong> m<strong>en</strong>u’s van mitigatiemethod<strong>en</strong> in<br />

unfccc-verband. E<strong>en</strong> expliciete <strong>en</strong> geregistreerde keuze is transparant <strong>en</strong> verifieerbaar,<br />

ev<strong>en</strong>tueel ook sanctioneerbaar. Hiermee kan tegemoetgekom<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

aan de wijdverbreide aarzeling in de wereld om zich op absolute reductiever


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

plichting<strong>en</strong> vast te legg<strong>en</strong>. De heikele kwestie is of m<strong>en</strong> hiermee ook e<strong>en</strong> minimum<br />

aan <strong>ambitie</strong> kan vastlegg<strong>en</strong>: het gaat om e<strong>en</strong> optimalisatie van de afweging<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> brede participatie <strong>en</strong> vergaande verplichting<strong>en</strong>, waarbij het totale resultaat<br />

van gerealiseerde verplichting<strong>en</strong> telt.<br />

Is het initiële oogmerk alle land<strong>en</strong> ertoe te beweg<strong>en</strong> althans met <strong>en</strong>ige verplichting<strong>en</strong><br />

actief te participer<strong>en</strong>, dan di<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> omzichtig met <strong>ambitie</strong>niveaus om te<br />

spring<strong>en</strong>. De zachtste b<strong>en</strong>adering van verplichting<strong>en</strong> is bottom-up, louter<br />

bestaand uit vrijwillig, zelfgekoz<strong>en</strong> beleid dat wel geregistreerd wordt <strong>en</strong> daarmee<br />

transparant <strong>en</strong> besprok<strong>en</strong> kan word<strong>en</strong>. Indachtig de ervaring<strong>en</strong> van de eu in<br />

het Lissabon-proces lijkt het verstandig e<strong>en</strong> initiële fase van confid<strong>en</strong>ce building<br />

vooraf te lat<strong>en</strong> gaan aan het aandring<strong>en</strong> op <strong>ambitie</strong>uzere <strong>en</strong> sanctioneerbare strategieën.<br />

In de tweede plaats onderscheidt figuur 5.2 zev<strong>en</strong> categorieën van verplichting<strong>en</strong>.<br />

Absolute, kwantitatieve doel<strong>en</strong> zoals in het Kyoto-protocol word<strong>en</strong> weliswaar in<br />

tal van land<strong>en</strong> met <strong>en</strong>ige huiver bezi<strong>en</strong>, maar zij hebb<strong>en</strong> bij handhaving pertin<strong>en</strong>te<br />

voordel<strong>en</strong>, zoals duidelijkheid over het resultaat <strong>en</strong> de mogelijkheid van<br />

kost<strong>en</strong>effectiviteit door emissiehandel. Het is mogelijk verschill<strong>en</strong>de koolstofmarkt<strong>en</strong><br />

met elkaar te verbind<strong>en</strong> voor (groep<strong>en</strong>) land<strong>en</strong> met absolute doel<strong>en</strong>.<br />

Mogelijk kan deze internationale koolstofmarkt ook word<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> met<br />

bedrijv<strong>en</strong> in land<strong>en</strong> (zoals de vs) die ge<strong>en</strong> absolute verplichting<strong>en</strong> zijn aangegaan<br />

(zie Eg<strong>en</strong>hofer 2005, in ceps 2005).<br />

Absolute doel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beter accepteerbaar door e<strong>en</strong> veiligheidsklep aan te<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in de vorm van e<strong>en</strong> maximumkoolstofprijs. Bov<strong>en</strong> die prijs gaat het<br />

emissieplafond over in e<strong>en</strong> koolstofbelasting, waardoor bedrijv<strong>en</strong> meer zekerheid<br />

krijg<strong>en</strong> over de te verwacht<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>. De keuze van de maximumprijs bepaalt<br />

waar het absolute emissiedoel (tijdelijk) wordt opgegev<strong>en</strong>. Via de maximumprijs<br />

wordt ook iteratief gestuurd op het criterium van de dynamische efficiëntie: de<br />

mate van mitigatie moet uiteindelijk de prefer<strong>en</strong>ties van de deelnemers volg<strong>en</strong>.<br />

Int<strong>en</strong>siteitsdoel<strong>en</strong> richt<strong>en</strong> zich op e<strong>en</strong> per e<strong>en</strong>heid bnp afnem<strong>en</strong>d koofstofgebruik<br />

(decarbonisatie) of <strong>en</strong>ergieverbruik (‘ontkoppeling’). Deze vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

minder dwing<strong>en</strong>d, maar ook minder effectief alternatief, omdat bnp-groei de<br />

emissievermindering deels of geheel t<strong>en</strong>iet kan do<strong>en</strong>. In China <strong>en</strong> in de vs is dat<br />

het geval. Maar dat maakt redelijk string<strong>en</strong>te int<strong>en</strong>siteitsdoel<strong>en</strong> niet minder<br />

nuttig voor land<strong>en</strong> die niet mee will<strong>en</strong> do<strong>en</strong> op basis van absolute reducties,<br />

omdat hiermee wel belangrijke verbetering<strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerealiseerd.<br />

Sectorale doel<strong>en</strong> zijn geschikt om private partij<strong>en</strong> erbij te betrekk<strong>en</strong>, bij voorkeur<br />

in vele land<strong>en</strong>, omdat daarmee het risico van verplaatsing van activiteit<strong>en</strong> wordt<br />

verminderd. Bij sectorale doel<strong>en</strong> kan het ook gaan om verplichting<strong>en</strong> technologie<br />

te ontwikkel<strong>en</strong> over e<strong>en</strong> (lang) tijdpad.<br />

185


186<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

De laatste drie categorieën zijn vooral bedoeld om armere land<strong>en</strong> actief bij het<br />

klimaatbeleid te betrekk<strong>en</strong>. Dat kan door positieve prikkels die verlies uitsluit<strong>en</strong><br />

(no lose), bijvoorbeeld e<strong>en</strong> beloning bij minder uitstoot dan e<strong>en</strong> zekere norm,<br />

maar ge<strong>en</strong> sanctie bij overschrijding. Het regime kan in de loop van de tijd aan de<br />

mate van ontwikkeling word<strong>en</strong> aangepast. Ook geleidelijke harmonisering van<br />

nationaal beleid in de vorm van policies and measures (pam’s) (zie tekstbox 5.4) is<br />

laagdrempelig.<br />

Tekstbox 5.4 Nationale klimaatmaatregel<strong>en</strong> (pam’s)<br />

De beperking<strong>en</strong> van de Kyoto-b<strong>en</strong>adering hebb<strong>en</strong> tot meer belangstelling geleid voor de geleidelijke<br />

harmonisatie van nationaal klimaatbeleid, beschouwd onder de verzamelnaam policies and<br />

measures (pam’s). Het kan daarbij gaan om e<strong>en</strong> aanvulling op e<strong>en</strong> mogelijk Kyoto ii-verdrag, maar<br />

ook om e<strong>en</strong> flexibele manier om spijtoptant<strong>en</strong> zoals de vs, Australië <strong>en</strong> de meer geïndustrialiseerde<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> voor h<strong>en</strong> aanvaardbare wijze in het coördinatieproces te<br />

betrekk<strong>en</strong>. Via pam’s kunn<strong>en</strong> overhed<strong>en</strong> zich op velerlei manier<strong>en</strong> committer<strong>en</strong> in verdrag<strong>en</strong> of<br />

politieke verbinding<strong>en</strong>. Er kan ook e<strong>en</strong> voorbeeldwerking van uitgaan bij experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in kleine<br />

groep<strong>en</strong> land<strong>en</strong> of sector<strong>en</strong> of bij afsprak<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het bedrijfslev<strong>en</strong> <strong>en</strong> overhed<strong>en</strong>. Voorbeeld<strong>en</strong><br />

zijn technische of andere norm<strong>en</strong>, technologieprotocols <strong>en</strong> koolstofbelasting<strong>en</strong>. De b<strong>en</strong>adering<br />

laat ruimte voor lokale differ<strong>en</strong>tiatie <strong>en</strong> is laagdrempelig voor zich ontwikkel<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>. De<br />

pam-b<strong>en</strong>adering levert zo e<strong>en</strong> methode aan die recht doet aan criteria als flexibiliteit <strong>en</strong> wereldwijde<br />

participatie, <strong>en</strong> soms billijkheid <strong>en</strong> dynamische efficiëntie.<br />

E<strong>en</strong> pam-b<strong>en</strong>adering heeft t<strong>en</strong> opzichte van de Kyoto-b<strong>en</strong>adering wel verschill<strong>en</strong>de nadel<strong>en</strong>.<br />

Allereerst is het tijdpad waarlangs harmonisatie zal plaatsvind<strong>en</strong> lang <strong>en</strong> ongewis. E<strong>en</strong> pam-achtig<br />

proces levert dus ge<strong>en</strong> garantie op dat bepaalde doel<strong>en</strong> uiteindelijk bereikt word<strong>en</strong>. Ook de meting<br />

van prestaties (in dit geval netto-ghg-uitstoot) is lastig <strong>en</strong> soms niet objectief, wat het onderlinge<br />

vertrouw<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> goed zal do<strong>en</strong>. Voorts word<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> op het concurr<strong>en</strong>tievermog<strong>en</strong> per land<br />

onderhandelbaar, waardoor de transparantie afneemt <strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tievervalsing kan ontstaan.<br />

E<strong>en</strong> bijzonder voorbeeld van e<strong>en</strong> pam-b<strong>en</strong>adering vormt e<strong>en</strong> koolstofbelasting op lucht- <strong>en</strong><br />

scheepvaart. Deze sector<strong>en</strong> zijn uitgezonderd van het Kyoto-protocol. Vooral de luchtvaart is<br />

belangrijk weg<strong>en</strong>s de te verwacht<strong>en</strong> groei. E<strong>en</strong> groot regionaal blok zoals de eu kan vanaf euluchthav<strong>en</strong>s<br />

vertrekk<strong>en</strong>de vlucht<strong>en</strong> belast<strong>en</strong>, waarmee naast het interne verkeer ook de helft van<br />

het transatlantische verkeer belast wordt. Maar de concurr<strong>en</strong>tievervalsing blijft e<strong>en</strong> probleem<br />

doordat luchtvaartmaatschappij<strong>en</strong> die overweg<strong>en</strong>d buit<strong>en</strong> de eu operer<strong>en</strong> e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tievoordeel<br />

hebb<strong>en</strong>.<br />

En t<strong>en</strong> slotte zijn financiële <strong>en</strong> niet-financiële overdracht<strong>en</strong> mogelijk die bilateraal,<br />

via technologieverdrag<strong>en</strong> of via e<strong>en</strong> wereldklimaatfonds kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> (zie<br />

tekstbox 5.5).<br />

De derde invalshoek is die van de hardheid van de verplichting<strong>en</strong>. De unfccc<br />

erk<strong>en</strong>t de prioriteit die ontwikkelingsland<strong>en</strong> toek<strong>en</strong>n<strong>en</strong> aan economische groei.<br />

Daarom is het van belang dat <strong>en</strong>ige duidelijkheid ontstaat over de vraag wanneer


e<strong>en</strong> ontwikkelingsland overgaat in e<strong>en</strong> modern industrieland. Multistage-b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong><br />

prober<strong>en</strong> deze overgang<strong>en</strong> te objectiver<strong>en</strong>, maar het blijft de vraag of<br />

arme land<strong>en</strong> nu al will<strong>en</strong> tek<strong>en</strong><strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> ‘w<strong>en</strong>k<strong>en</strong>d perspectief’. E<strong>en</strong> harde<br />

definiëring van criteria voor graduation heeft tot nu toe in de gatt niet gewerkt.<br />

Voor de vs is dit wel e<strong>en</strong> voorwaarde om zelf internationale verplichting<strong>en</strong> aan te<br />

gaan.<br />

Tekstbox 5.5 Fondsvorming t<strong>en</strong> behoeve van technologieontwikkeling<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Het bijdrag<strong>en</strong> aan internationale fonds<strong>en</strong> is in beginsel e<strong>en</strong> zero sum-onderhandeling. Het bijdrag<strong>en</strong>de<br />

land verliest zegg<strong>en</strong>schap over de bijdrag<strong>en</strong> (<strong>en</strong> moet er dus van tevor<strong>en</strong> reeds vertrouw<strong>en</strong><br />

in hebb<strong>en</strong>), heeft zelf beperkt nut van zijn bijdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> heeft ge<strong>en</strong> zekerheid over de bijdrag<strong>en</strong> van<br />

ander<strong>en</strong>; ander<strong>en</strong> word<strong>en</strong> zelfs aangemoedigd meer free rider te word<strong>en</strong>, aangezi<strong>en</strong> het marginale<br />

nut van extra bijdrag<strong>en</strong> afneemt. Internationale fonds<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> daardoor moeilijk van de grond.<br />

Barrett (2003) laat zi<strong>en</strong> dat positieve prikkels nodig zijn om participatie in internationale verdrag<strong>en</strong><br />

te stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat de risico’s van deelname geminimaliseerd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Risicoreductie<br />

krijgt doorgaans de meeste aandacht. Voorbeeld<strong>en</strong> daarvan zijn maximering van de totale<br />

bijdrage van e<strong>en</strong> partij op e<strong>en</strong> tevor<strong>en</strong> vastgesteld plafond <strong>en</strong> e<strong>en</strong> vereiste kritische massa van<br />

commitm<strong>en</strong>ts (door ander<strong>en</strong>) alvor<strong>en</strong>s daadwerkelijke verplichting<strong>en</strong> ingaan.<br />

Positieve prikkels kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> in de wijze waarop de zegg<strong>en</strong>schap over de besteding<br />

van de fonds<strong>en</strong> wordt geregeld: wie meer betaalt, mag meer bepal<strong>en</strong>. Dit vermindert het risico dat<br />

internationale fonds<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vrije ruif word<strong>en</strong> zonder veel toezicht. Bij fonds<strong>en</strong> voor technologieontwikkeling<br />

kan het profijt van de ontwikkelde technologie word<strong>en</strong> voorbehoud<strong>en</strong> aan de deelnemers<br />

in het ontwikkelingsfonds. Dat stimuleert toetreding, maar niet noodzakelijk meer bijdrag<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> prikkel tot hogere bijdrag<strong>en</strong> kan ontstaan wanneer het criterium van de vereiste kritische<br />

massa van commitm<strong>en</strong>ts wordt omgezet van e<strong>en</strong> digitaal criterium (ja/nee) naar e<strong>en</strong> analoog criterium<br />

(meer/minder). De hoogte van de bijdrage van e<strong>en</strong> partij kan afhankelijk gemaakt word<strong>en</strong><br />

van de hoogte van de bijdrage van ander<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het concept ‘voor elke extra bijgedrag<strong>en</strong> dollar<br />

van e<strong>en</strong> partij drag<strong>en</strong> andere partij<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vooraf overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> verdeelsleutel sam<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> of meer extra dollars bij’. Op deze wijze ontstaat e<strong>en</strong> multiplier op het marginale nut van de<br />

bijdrage van e<strong>en</strong> partij, zonder dat andere partij<strong>en</strong> daardoor overmatig word<strong>en</strong> belast. Zelfs e<strong>en</strong><br />

kleine partij kan onder zo’n regime teg<strong>en</strong> relatief geringe kost<strong>en</strong> leiderschap ton<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere<br />

partij<strong>en</strong> betrekk<strong>en</strong>. De uiteindelijke bijdrag<strong>en</strong> van alle partij<strong>en</strong> word<strong>en</strong> zowel bepaald door de<br />

mate waarin leiderschap is betoond als door de initiële verdeelsleutel.<br />

De vierde invalshoek t<strong>en</strong> slotte is die van de verdeling van last<strong>en</strong>. Het uitgangspunt<br />

van common but differ<strong>en</strong>tiated responsibilities kan op veel verschill<strong>en</strong>de<br />

manier<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geoperationaliseerd, op basis van cumulatieve historische<br />

emissi<strong>en</strong>iveaus, per capita-emissies, historische recht<strong>en</strong>, ontwikkelingsniveaus,<br />

marginale mitigatiekost<strong>en</strong>, <strong>en</strong>zovoort. Ook de internationale coördinatie <strong>en</strong><br />

verdeling van aanpassingskost<strong>en</strong> kan daarbij aan de orde kom<strong>en</strong>. Het cdmmechanisme<br />

(zie tekstbox 5.6) biedt mogelijkhed<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectieve<br />

implem<strong>en</strong>tatie in combinatie met kost<strong>en</strong>toedeling aan rijke land<strong>en</strong>.<br />

187


188<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

5.4.4 institutionalisering van de mondiale coördinatie<br />

De mondiale coördinatie van klimaatstrategie is buit<strong>en</strong>gewoon veeleis<strong>en</strong>d in<br />

technische, juridische, administratieve, financiële, economische, wet<strong>en</strong>schappelijke<br />

<strong>en</strong> diplomatieke zin. E<strong>en</strong> eerste idee hiervan krijgt m<strong>en</strong> reeds bij de figur<strong>en</strong><br />

2.4 <strong>en</strong> 2.6, die achtere<strong>en</strong>volg<strong>en</strong>s het eu- <strong>en</strong> Nederlands klimaatbeleid tracht<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong> te vatt<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> iets beter idee van de aard <strong>en</strong> complexiteit van nationaal<br />

beleid ontstaat bij lezing van de nationale rapportages van klimaatbeleid door<br />

Annex i-land<strong>en</strong> van de unfccc (let wel, dus ook van de niet-ondertek<strong>en</strong>aars van<br />

het Kyoto-protocol) aan het unfccc-secretariaat <strong>en</strong> bijvoorbeeld van de Nederlandse<br />

rapportage aan de Europese Commissie in mei 2005 (vrom 2005a). Met<br />

behulp van technische <strong>en</strong> financiële ondersteuning rapporter<strong>en</strong> ook steeds meer<br />

niet-Annex i-land<strong>en</strong> aan het unfccc-secretariaat. Zoals in paragraaf 5.4.2 reeds<br />

is vermeld, bevorder<strong>en</strong> deze rapportages wel de b<strong>en</strong>odigde transparantie, maar<br />

ontbreekt het logische vervolg in de vorm van evaluatie, peer review, zo niet toetsing<br />

<strong>en</strong> suggesties voor verdieping <strong>en</strong> verbetering. Buit<strong>en</strong> het Kyoto-protocol<br />

ontbreekt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> kader of langetermijnstrategie waarin nationaal beleid op<br />

e<strong>en</strong> of andere wijze zou di<strong>en</strong><strong>en</strong> te pass<strong>en</strong> of althans niet mee zou mog<strong>en</strong> conflicter<strong>en</strong>,<br />

al is het slechts in e<strong>en</strong> raamwerk met ‘veelkleurige flexibiliteit’.<br />

Tekstbox 5.6 Het Clean Developm<strong>en</strong>t Mechanism (cdm)<br />

Het Clean Developm<strong>en</strong>t Mechanism (cdm) is e<strong>en</strong> van de vrucht<strong>en</strong> van Kyoto. Het cdm br<strong>en</strong>gt<br />

vragers uit Annex i-land<strong>en</strong> met mitigatieverplichting<strong>en</strong> sam<strong>en</strong> met investeerders in niet-Annex iland<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> combineert zo schone ontwikkeling met kost<strong>en</strong>effectieve realisatie van mitigatiedoelstelling<strong>en</strong>.<br />

Het gaat om project<strong>en</strong> die aantoonbaar tot ghg-reductie leid<strong>en</strong> die anders niet zou zijn<br />

bereikt. E<strong>en</strong> voorbeeld is e<strong>en</strong> lokale investering voor e<strong>en</strong> nieuwe kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trale die wordt omgezet<br />

in e<strong>en</strong> gasgestookte c<strong>en</strong>trale. De extra kost<strong>en</strong> daarvan word<strong>en</strong> gefinancierd door de prijs die<br />

vragers uit Annex i-land<strong>en</strong> bereid zijn te betal<strong>en</strong>. In ruil daarvoor verkrijg<strong>en</strong> zij Certified Emission<br />

Reductions (cer’s) die meetell<strong>en</strong> in de mitigatiedoelstelling van de vrag<strong>en</strong>de partij. Andere<br />

voorbeeld<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> bij fabriek<strong>en</strong> of afvalstort.<br />

Het cdm is in beginsel e<strong>en</strong> ideaal mechanisme voor wereldwijde coördinatie, omdat het tegelijk<br />

drie onderdel<strong>en</strong> van het klimaatprobleem adresseert. Allereerst stimuleert het de schone ontwikkeling<br />

van arme land<strong>en</strong> via buit<strong>en</strong>landse investering<strong>en</strong> <strong>en</strong> technologieoverdracht. Daardoor wordt<br />

e<strong>en</strong> verbetering t<strong>en</strong> opzichte van bau-sc<strong>en</strong>ario’s gerealiseerd <strong>en</strong> word<strong>en</strong> arme land<strong>en</strong> actief in het<br />

klimaatbeleid betrokk<strong>en</strong>. In de tweede plaats zorgt cdm voor e<strong>en</strong> verdeling van kost<strong>en</strong> waarbij<br />

rijke Annex i-land<strong>en</strong> het kritische verschil betal<strong>en</strong>. En t<strong>en</strong> slotte vindt kost<strong>en</strong>effectieve allocatie<br />

plaats via de (kapitaal)markt. Het cdm faciliteert e<strong>en</strong> mondiale koolstofmarkt <strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> actief daarbij betrokk<strong>en</strong>. De raad is dan ook groot voorstander van deze b<strong>en</strong>adering. Het<br />

gaat om e<strong>en</strong> win-win-combinatie van (duurzame) ontwikkeling, milieueffectiviteit, kost<strong>en</strong>effectiviteit<br />

<strong>en</strong> eerlijke last<strong>en</strong>verdeling met bat<strong>en</strong> voor alle partij<strong>en</strong>.<br />

In de praktijk verloopt de coördinatie via het cdm-mechanisme echter uiterst moeizaam. Voor<br />

e<strong>en</strong> goed functioner<strong>en</strong>d cdm zijn nodig: e<strong>en</strong> aantal beleidsbeslissing<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> (overig<strong>en</strong>s uitermate


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

technische) controlestructuur (met onder andere betrouwbare certificatie, <strong>en</strong>zovoort), lage transactiekost<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> minimalisering van de prikkels voor liftersgedrag (bijvoorbeeld door bedrijv<strong>en</strong> die<br />

voorw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> aan additionele reductie te do<strong>en</strong> om zo e<strong>en</strong> prijs te ontvang<strong>en</strong>). Op al deze punt<strong>en</strong> is<br />

het huidige cdm onder het Kyoto-protocol in gebreke geblev<strong>en</strong>. Er zijn te veel partij<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong><br />

bij het tot stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> contract; de controlestructuur is bureaucratisch (<strong>en</strong> ontwikkelde<br />

zich veel te langzaam in technische <strong>en</strong> methodologische zin) <strong>en</strong> het gaat om te kleine project<strong>en</strong>,<br />

waardoor de transactiekost<strong>en</strong> hoog zijn <strong>en</strong> desondanks is de additionaliteit onvoldo<strong>en</strong>de gedefinieerd.<br />

Om het cdm effectief te mak<strong>en</strong> op langere termijn is e<strong>en</strong> forse opschaling vereist van project<strong>en</strong><br />

naar sectorniveau of anderszins. In rec<strong>en</strong>te papers ter voorbereiding van de cop in Montreal wordt<br />

dat weliswaar b<strong>en</strong>adrukt (Eg<strong>en</strong>hofer et al. 2005), maar uitgewerkte voorstell<strong>en</strong> hieromtr<strong>en</strong>t<br />

ontbrek<strong>en</strong> nog, waarschijnlijk niet in het minst omdat hiermee <strong>en</strong>orme bedrag<strong>en</strong> gemoeid zull<strong>en</strong><br />

zijn aan de vraagkant van de co2-reducties. Daarnaast kan het cdm alle<strong>en</strong> functioner<strong>en</strong> als er<br />

duidelijkheid komt over de wereldkoolstofmarkt na 2012, omdat nu de prijs van co2-reductie na<br />

die datum te onzeker is. Die onzekerheid zorgt er nu al voor dat het huidige cdm niet meer tot<br />

nieuwe investeringsproject<strong>en</strong> zal leid<strong>en</strong>.<br />

Uit figuur 5.1 over de structuur van de huidige klimaatonderhandeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

werking van de unfccc blijkt verder dat er eig<strong>en</strong>lijk nauwelijks van e<strong>en</strong> structuur<br />

sprake is. De configuratie is vrijwel uitsluit<strong>en</strong>d ingesteld op onderhandeling<strong>en</strong><br />

in de cop, zij het met technische ondersteuning van commissies zoals de<br />

Subsidiary Body for Sci<strong>en</strong>tific and Technological Advice (sbsta), de Subsidiary<br />

Body for Implem<strong>en</strong>tation (sbi) <strong>en</strong> deskundig<strong>en</strong>groep<strong>en</strong>, naast e<strong>en</strong> actief secretariaat<br />

(dat overig<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong> compet<strong>en</strong>ties heeft <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> initiatiev<strong>en</strong> mag nem<strong>en</strong>). Er<br />

bestaat ge<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>te organisatie die zich op allerlei niveaus bezighoudt met<br />

uitvoering, toezicht, terugkoppeling, studies van opties <strong>en</strong> grondige voorbereiding<br />

van heuse onderhandeling<strong>en</strong> in de cop. In de cop bestaan wel informele<br />

groep<strong>en</strong> die het mogelijk mak<strong>en</strong> tot ‘stemm<strong>en</strong>aggregatie’ te kom<strong>en</strong>, waardoor<br />

uiteindelijk kleine gremia de lastigste onderhandelingsknop<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> doorhakk<strong>en</strong>,<br />

maar daarbij is rigiditeit troef. Die rigiditeit wordt deels veroorzaakt door<br />

uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> die eerder in dit hoofdstuk zijn belicht, deels echter door<br />

de wijze waarop die ‘aggregatie’ geschiedt <strong>en</strong> de daarmee sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>de achterbanraadpleging<br />

die – per definitie – uiterst inefficiënt <strong>en</strong> langdurig is. Aggregatie<br />

in grote land<strong>en</strong>groep<strong>en</strong> gebeurt op basis van uitonderhandelde standpunt<strong>en</strong> die,<br />

zelfs onder de druk van e<strong>en</strong> vijf dag<strong>en</strong> dur<strong>en</strong>de cop-vergadering, niet gemakkelijk<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> aangepast. Het zal bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> niet verbaz<strong>en</strong> dat dergelijke<br />

aggregaties tal van compromiss<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> die door diplomatiek taalgebruik<br />

word<strong>en</strong> weggemasseerd, terwijl thema’s die taboe zijn voor sommige land<strong>en</strong><br />

vermed<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Kort <strong>en</strong> goed, noch de talrijke <strong>en</strong> reeds ingewikkelde uitvoer<strong>en</strong>de activiteit<strong>en</strong><br />

onder unfccc-vlag, noch de onderhandeling<strong>en</strong> zelf zijn deel van e<strong>en</strong> mondiale<br />

organisatie met heldere doelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> compet<strong>en</strong>ties die de verdragspartij<strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> om effectiever aan de oogmerk<strong>en</strong> van de unfccc te werk<strong>en</strong>. Coalitie-<br />

189


190<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

vorming is ad hoc <strong>en</strong> daardoor oppervlakkig, <strong>en</strong> moet steeds opnieuw herbevestigd<br />

word<strong>en</strong> (als dat al lukt). De voorbereiding van cop-bije<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> vereist<br />

e<strong>en</strong> gigantisch vlieg<strong>en</strong>d circus, waarbij de meeste verdragspartij<strong>en</strong> zich niet of<br />

nauwelijks opstell<strong>en</strong> als zijnde ‘eig<strong>en</strong>aar’ van het wereldklimaatprobleem. Omdat<br />

er ge<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>de organisatie is, is er ev<strong>en</strong>min sprake van e<strong>en</strong> geïnstitutionaliseerde<br />

gezam<strong>en</strong>lijke verantwoordelijkheid. Zonder het zelfb<strong>en</strong>oemde ‘leiderschap’ van<br />

de eu <strong>en</strong> in zekere mate Japan zou de al geringe effectiviteit verder verschrompel<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> slotte kan m<strong>en</strong> zich afvrag<strong>en</strong> of de hoge frequ<strong>en</strong>tie van massale copvergadering<strong>en</strong>,<br />

die vaak relatief weinig oplever<strong>en</strong>, wel de goede manier is om tot<br />

e<strong>en</strong> langetermijnwereldklimaatstrategie te kom<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> beperkte, gerichte institutionalisering van de mondiale coördinatie van<br />

klimaatbeleid kan tot merkbare verbetering<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Dit di<strong>en</strong>t niet als wondermiddel<br />

te word<strong>en</strong> uitgelegd. Ook in e<strong>en</strong> meer geïnstitutionaliseerde omgeving<br />

blijv<strong>en</strong> de belang<strong>en</strong>teg<strong>en</strong>stelling<strong>en</strong> ertoe do<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>t er op allerlei niveaus<br />

onderhandeld te word<strong>en</strong> over financiële overdacht<strong>en</strong>, vaak pijnlijke aanpassing<strong>en</strong><br />

of beleidswijziging<strong>en</strong>. De inhoudelijke aspect<strong>en</strong> die hiervoor besprok<strong>en</strong> zijn,<br />

zull<strong>en</strong> dan ook voorop moet<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> staan, want institutionalisering alle<strong>en</strong> is<br />

ge<strong>en</strong> panacee.<br />

De unfccc-verdragspartij<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Wereld Klimaat Organisatie (wco)<br />

kunn<strong>en</strong> opricht<strong>en</strong>, met als hoogste orgaan e<strong>en</strong> ministerieel gremium (wco<br />

Council) voor eindonderhandeling<strong>en</strong>. De wco Council kan overal ter wereld<br />

bije<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> voor de bezegeling van eindrondes. De vaste locatie van de wco<br />

zou di<strong>en</strong><strong>en</strong> te bestaan uit het secretariaat <strong>en</strong> e<strong>en</strong> formeel comité van perman<strong>en</strong>te<br />

ambassadeurs bij de wco, met daarbov<strong>en</strong> e<strong>en</strong> Special Climate Council (scc):<br />

vaste zetels voor de grootste zev<strong>en</strong> of acht vervuilers als eerder aangeduid, <strong>en</strong><br />

rouler<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>led<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> rouler<strong>en</strong>d voorzitterschap, bijvoorbeeld 15 sccled<strong>en</strong><br />

in totaal. Hoewel voor onderhandeling<strong>en</strong> altijd allerlei coalities informeel<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevormd, is de verantwoordelijkheid voor richting <strong>en</strong> doeltreff<strong>en</strong>dheid<br />

van de wco duidelijk in hand<strong>en</strong> van de scc. Er is als het ware e<strong>en</strong><br />

erk<strong>en</strong>ning van ownership. De perman<strong>en</strong>te scc biedt alle kans<strong>en</strong> om coalitievorming<br />

<strong>en</strong> initiatiev<strong>en</strong> in wederzijds belang tot hun recht te lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

is de perman<strong>en</strong>te verbinding van het scc met het comité van ambassadeurs<br />

e<strong>en</strong> effectieve manier, zonder veel transactiekost<strong>en</strong>, om e<strong>en</strong> onvermijdelijk logge<br />

wereldorganisatie toch tot <strong>en</strong>ige afstemming te lat<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Verder kan de<br />

perman<strong>en</strong>tie van de missies bij het secretariaat veel beter de steeds int<strong>en</strong>sievere<br />

administratieve <strong>en</strong> technische uitvoering, monitoring, de verbinding met lop<strong>en</strong>d<br />

onderzoek <strong>en</strong> andere kwesties waarborg<strong>en</strong>. Tekstbox 5.6 over het cdm illustreert<br />

dat m<strong>en</strong> deze gecompliceerde <strong>en</strong> technische zak<strong>en</strong> veel grondiger <strong>en</strong> zakelijker<br />

di<strong>en</strong>t aan te pakk<strong>en</strong>, t<strong>en</strong>einde de pot<strong>en</strong>tie metterdaad te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>. Aldus<br />

ontstaat e<strong>en</strong> degelijke basis voor de zo gew<strong>en</strong>ste combinatie van implem<strong>en</strong>tatie<br />

<strong>en</strong>erzijds (iets wat niet goed in onderhandelingsconfer<strong>en</strong>ties past <strong>en</strong> ook ge<strong>en</strong><br />

extreem korte tijdsklem verdraagt) <strong>en</strong> effectievere onderhandeling<strong>en</strong> anderzijds,<br />

zonder dat deze in cop’s geforceerd word<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>gebracht. Ook is het mogelijk<br />

om onderhandelingsrondes op basis van e<strong>en</strong> krachtig mandaat af te wissel<strong>en</strong> met


de vereiste rustperiodes voor juridische t<strong>en</strong>uitvoerlegging, goede implem<strong>en</strong>tatie,<br />

<strong>en</strong>zovoort. Dit is van buit<strong>en</strong>gewoon groot belang om geloofwaardig te zijn in de<br />

markt<strong>en</strong> in alle land<strong>en</strong> die het betreft, want pas dan kan wereldklimaatbeleid<br />

werk<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte wordt door perman<strong>en</strong>tie vermed<strong>en</strong> dat – wat nu in cop’s<br />

gebeurt – al te grote assertiviteit voor het politieke thuisfront t<strong>en</strong> toon wordt<br />

gespreid, hetge<strong>en</strong> compromisvorming in e<strong>en</strong> krappe week bijna onmogelijk<br />

maakt. De scc di<strong>en</strong>t stur<strong>en</strong>d te zijn <strong>en</strong> te staan voor de doelstelling<strong>en</strong> van de<br />

wco, die rechtstreeks zijn afgeleid van de unfccc. Deze vorm sluit direct aan bij<br />

de overweging<strong>en</strong> over leiderschap in paragraaf 5.4.5.<br />

Vermed<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> dat de wco e<strong>en</strong> zuiver vn-orgaan wordt. E<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins<br />

van de vn losstaand orgaan, zoals diverse ag<strong>en</strong>tschapp<strong>en</strong> of het wto-model,<br />

geeft e<strong>en</strong> grotere kans op effectiviteit van e<strong>en</strong> gelaagde organisatie als hier voorgesteld.<br />

5.4.5 coalitievorming <strong>en</strong> leiderschap<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Het nut van coalitievorming<br />

Effectieve coördinatie <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 190 land<strong>en</strong> is bijna ondo<strong>en</strong>lijk. Het functioner<strong>en</strong><br />

van de cop-vergadering<strong>en</strong> laat dat zi<strong>en</strong>. Effectieve coördinatie berust op e<strong>en</strong><br />

geme<strong>en</strong>schappelijk belang <strong>en</strong> op wederzijds profijt van de inspanning<strong>en</strong> van<br />

onderhandelingspartners. Dankzij coördinatie wordt het externe effect van<br />

mitigatie-inspanning<strong>en</strong> omgezet van e<strong>en</strong> vrij goed naar e<strong>en</strong> ruilbaar goed,<br />

waardoor de waarde ervan sterk wordt verhoogd. Onderhandelingspartners met<br />

e<strong>en</strong> groot mitigatiepot<strong>en</strong>tieel hebb<strong>en</strong> meer extern effect in de aanbieding <strong>en</strong> zijn<br />

derhalve interessanter dan die met e<strong>en</strong> klein mitigatiepot<strong>en</strong>tieel. Anderzijds<br />

zijn vooral onderhandelingspartners met e<strong>en</strong> groot schadepot<strong>en</strong>tieel dan wel<br />

e<strong>en</strong> sterke prefer<strong>en</strong>tie geïnteresseerd in mitigatiebijdrag<strong>en</strong> van ander<strong>en</strong>. Voor<br />

onderhandelingspartners met grote belang<strong>en</strong> geldt dat de waarde van hun<br />

inbr<strong>en</strong>g veel hoger is dan de transactiekost<strong>en</strong> van hun deelname aan de onderhandeling<strong>en</strong>.<br />

Kleine coalities met grote belang<strong>en</strong> realiser<strong>en</strong> voor de deelnemers<br />

geme<strong>en</strong>schappelijke geaggregeerde prefer<strong>en</strong>ties teg<strong>en</strong> minimale transactiekost<strong>en</strong>.<br />

Hoe groter de asymmetrie binn<strong>en</strong> de coalitie, des te groter de waarde<br />

van de uit te ruil<strong>en</strong> prestaties.<br />

Schadefuncties van land<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> belangrijke basis voor coalitievorming. Maar<br />

daarbij gaat het niet alle<strong>en</strong> om financieel waardeerbare of objectieve schade. Bij de<br />

vlakke eilandstat<strong>en</strong> is de extreme kwetsbaarheid voldo<strong>en</strong>de red<strong>en</strong> om tot e<strong>en</strong><br />

krachtige pressiegroep te kom<strong>en</strong>, ondanks hun geringe vermog<strong>en</strong>s. Anderzijds<br />

kan de overtuiging dat e<strong>en</strong> land weinig schade zal ondervind<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of zich<br />

e<strong>en</strong>voudig kan aanpass<strong>en</strong> e<strong>en</strong> red<strong>en</strong> zijn zich juist niet bij e<strong>en</strong> coalitie aan te sluit<strong>en</strong><br />

of de aanvankelijke coalitie labiel te mak<strong>en</strong> door uittreding. De vs-onderhandelaars<br />

hebb<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>telijk nog verklaard dat zij relatief weinig schade vrez<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

zich uitstek<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong>. Deze overtuiging maakt het lastiger de vs tot<br />

daadwerkelijke coördinatie over te hal<strong>en</strong>, dus int<strong>en</strong>siever beleid te voer<strong>en</strong> dan het<br />

land vanuit zijn interne prefer<strong>en</strong>ties verkiest.<br />

191


192<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Ook geldt dat ‘grote vervuilers’ niet automatisch <strong>en</strong>thousiaste led<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

coalitie zijn. Weliswaar hebb<strong>en</strong> ze waarschijnlijk e<strong>en</strong> groot mitigatiepot<strong>en</strong>tieel,<br />

maar ze zull<strong>en</strong> vooral geïnteresseerd zijn in het betrekk<strong>en</strong> van andere grote<br />

spelers. Voor de belang<strong>en</strong> of bijdrag<strong>en</strong> van kleine onderhandelingspartners geeft<br />

m<strong>en</strong> de eig<strong>en</strong> beleidsdiscretie niet op. Daarnaast kunn<strong>en</strong> beginsel<strong>en</strong> van ethiek of<br />

rechtvaardigheid e<strong>en</strong> verstor<strong>en</strong>de rol spel<strong>en</strong>: grote vervuilers zijn niet onmiddellijk<br />

in voor coalitievorming op basis van het beginsel dat de vervuiler betaalt, al<br />

zal de retoriek anders luid<strong>en</strong>.<br />

Coalities moet<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> belang<strong>en</strong> coördiner<strong>en</strong>, maar moet<strong>en</strong> voor geloofwaardig<br />

functioner<strong>en</strong> ook stabiel zijn. De speltheorie leert dat grote groep<strong>en</strong> min<br />

of meer gelijksoortige land<strong>en</strong> moeilijk tot omvangrijke stabiele coalities kom<strong>en</strong>,<br />

omdat de stimulans om e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>maal gevormde coalitie weer te verlat<strong>en</strong>, te groot<br />

is. Daarmee word<strong>en</strong> immers de bat<strong>en</strong> van de coördinatie via liftersgedrag grot<strong>en</strong>deels<br />

g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> geminimaliseerd. Sancties op uittred<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de<br />

stabiliteit van e<strong>en</strong> coalitie verhog<strong>en</strong>, maar verhog<strong>en</strong> ook de drempel om toe te<br />

tred<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> zorgvuldige balans <strong>tuss<strong>en</strong></strong> wortel <strong>en</strong> stok is dus gebod<strong>en</strong>. Voorbeeld<strong>en</strong><br />

van wortel zijn directe betaling<strong>en</strong> <strong>en</strong> no lose commitm<strong>en</strong>ts; voorbeeld<strong>en</strong> van<br />

stok zijn boetes of handelssancties. Issue linking kan als wortel maar ook als stok<br />

word<strong>en</strong> gebruikt.<br />

Leiderschap binn<strong>en</strong> de unfccc<br />

In paragraaf 5.4.3 is aangegev<strong>en</strong> dat informele verband<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> de unfccc e<strong>en</strong><br />

belangrijke rol spel<strong>en</strong> in de voorbereiding van de besluitvorming. In paragraaf<br />

5.4.1 is vastgesteld dat coalitievorming in allerhande deelverband<strong>en</strong> mogelijk is,<br />

naast de gevormde coalitie met gediffer<strong>en</strong>tieerde verplichting<strong>en</strong> van het Kyotoprotocol.<br />

Coalities kunn<strong>en</strong> binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> op basis van de unfccc leiderschap uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Dat zou bijvoorbeeld e<strong>en</strong> coalitie van grote vervuilers kunn<strong>en</strong> zijn, alle<strong>en</strong><br />

al omdat all<strong>en</strong> voordeel hebb<strong>en</strong> bij de effectiviteit van zo’n coalitie. Mits de schadefuncties<br />

niet te zwak zijn, lijkt het ook niet aantrekkelijk om snel uit de coalitie<br />

te tred<strong>en</strong>, waarmee e<strong>en</strong> zekere stabiliteit kan word<strong>en</strong> gewaarborgd. Toch zal in de<br />

praktijk van de unfccc zo’n coalitie wel <strong>en</strong>kele compromiss<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> sluit<strong>en</strong>.<br />

Zo is het bijvoorbeeld nauwelijks d<strong>en</strong>kbaar dat niet elk werelddeel minst<strong>en</strong>s één<br />

land in zo’n coalitie van grot<strong>en</strong> heeft. Voor Afrika is dat moeilijk, want zelfs<br />

Nigeria <strong>en</strong> Zuid-Afrika zijn mondiaal kleine vervuilers. Tev<strong>en</strong>s ligt het voor de<br />

hand dat er <strong>en</strong>kele ontwikkelingsland<strong>en</strong> deelnem<strong>en</strong>, om twee red<strong>en</strong><strong>en</strong>: hun<br />

bijdrage aan de netto-emissie zal snel to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> <strong>en</strong> het aandeel obg ligt bij<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong> nog hoog (vooral door methaan).<br />

E<strong>en</strong> collectief van doorslaggev<strong>en</strong>de betek<strong>en</strong>is zou gevormd kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> uit<br />

e<strong>en</strong> beperkte groep hoofdvervuilers, klein g<strong>en</strong>oeg in aantal om tot effectieve<br />

deals te kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> zodanig groot gewicht in de netto mondiale uitstoot<br />

dat de belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> van spelers buit<strong>en</strong> de coalitie van relatief gering<br />

belang zijn. E<strong>en</strong> dergelijke coalitie kan door haar omvang ook politieke macht<br />

uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee liftersgedrag van buit<strong>en</strong>staanders beperk<strong>en</strong>. Het is dus<br />

van kardinaal belang dat, zelfs als dit collectief geïnstitutionaliseerd kan word<strong>en</strong>


in de scc van e<strong>en</strong> op te richt<strong>en</strong> wco, de led<strong>en</strong> van het collectief e<strong>en</strong> direct belang<br />

ervar<strong>en</strong> bij sam<strong>en</strong>werking binn<strong>en</strong> die kleine groep. E<strong>en</strong> scc die ownership incorporeert,<br />

werkt alle<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de prikkels voor onderlinge coalitievorming sterk<br />

g<strong>en</strong>oeg zijn. Dit is mogelijk, aangezi<strong>en</strong> de grote vervuilers wederzijds zichtbaar<br />

baat hebb<strong>en</strong> bij elkaars mitigatie-inspanning<strong>en</strong>. Wat de sam<strong>en</strong>stelling van e<strong>en</strong><br />

dergelijke groep ook zou kunn<strong>en</strong> zijn, vaststaat dat in ieder geval de grote oesovervuilers<br />

(eu, vs <strong>en</strong> Japan), waarschijnlijk Rusland <strong>en</strong> de grootste vervuilers<br />

onder de arme land<strong>en</strong> (China <strong>en</strong> India, wellicht ook Brazilië <strong>en</strong> Indonesië) er deel<br />

van zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> (zie paragraaf 5.3).<br />

Leiderschap in coalities<br />

Ook binn<strong>en</strong> coalities is leiderschap mogelijk <strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijk. Indi<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong><br />

in grootte <strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is extreem zijn, is het d<strong>en</strong>kbaar dat leiderschap door één<br />

land of e<strong>en</strong> hecht verband (zoals de eu) wordt uitgeoef<strong>en</strong>d. Dat bleek bijvoorbeeld<br />

mogelijk na de Tweede Wereldoorlog, to<strong>en</strong> de vs de oprichting <strong>en</strong> initiële<br />

werking van de gatt <strong>en</strong> het imf besliss<strong>en</strong>d kond<strong>en</strong> beïnvloed<strong>en</strong>, maar e<strong>en</strong> dergelijke<br />

hegemoniale constellatie is in klimaatbeleid moeilijker voor te stell<strong>en</strong>. Dat<br />

maakt leiderschap niet minder w<strong>en</strong>selijk, omdat de leider de urg<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> de richting<br />

moet aangev<strong>en</strong>. Dit gaat met kost<strong>en</strong> gepaard, bijvoorbeeld wanneer in de<br />

initiële fase van de coalitie kost<strong>en</strong> voor onderzoek <strong>en</strong> ontwikkeling moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gemaakt. De leider geeft het goede voorbeeld <strong>en</strong> maakt zich in de onderhandeling<strong>en</strong><br />

relatief kwetsbaar door het op<strong>en</strong>bar<strong>en</strong> van zijn prefer<strong>en</strong>ties.<br />

In paragraaf 5.3.4 is aangegev<strong>en</strong> hoe de eu zichzelf tot leider in het wereldklimaatbeleid<br />

heeft b<strong>en</strong>oemd door te kiez<strong>en</strong> voor de eerderg<strong>en</strong>oemde 2 °C-doelstelling.<br />

Vanuit het oogpunt van geloofwaardig leiderschap is het ess<strong>en</strong>tieel dat de eu<br />

haar Kyoto-verplichting<strong>en</strong> realiseert. De vraag of deze verplichting<strong>en</strong> ook effectief<br />

klimaatbeleid vorm<strong>en</strong> in het licht van de doelstelling doet er in dit verband<br />

minder toe.<br />

5.5 conclusie<br />

internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

In de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia is het ontwikkelingstraject van groeiland<strong>en</strong> de belangrijkste<br />

uitdaging van het klimaatprobleem. Op langere termijn zull<strong>en</strong> de oesoland<strong>en</strong><br />

niet in staat zijn door eig<strong>en</strong> beleid de emissiereducties te realiser<strong>en</strong> die<br />

voor e<strong>en</strong> goed klimaatbeheer toereik<strong>en</strong>d zijn. Rijke land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de prefer<strong>en</strong>tie<br />

<strong>en</strong> de draagkracht voor klimaatbeleid; arme land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> de mogelijkhed<strong>en</strong><br />

voor kost<strong>en</strong>effectief klimaatbeleid. De coördinatieopdracht bestaat er derhalve in<br />

dat middel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gevond<strong>en</strong> om de inspanning<strong>en</strong> over rijke land<strong>en</strong> te verdel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de implem<strong>en</strong>tatie van oplossing<strong>en</strong> in arme land<strong>en</strong> te realiser<strong>en</strong>. De overdracht<strong>en</strong><br />

van technologie <strong>en</strong> kapitaal die daarmee gemoeid zijn mog<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wel<br />

de no regret-inspanning<strong>en</strong> in arme land<strong>en</strong> niet verdring<strong>en</strong>. Met name <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

levert grote netto-opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> voor mitigatie op, maar heeft daarnaast<br />

grote lokale voordel<strong>en</strong> in de vorm van lagere kost<strong>en</strong>, geringere externe <strong>en</strong>ergieafhankelijkheid<br />

<strong>en</strong> minder lokale vervuiling.<br />

193


194<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Het zijn vooral de onzekerheid <strong>en</strong> lange termijn, alsook de verdelingskwesties die<br />

coördinatie van mitigatiebeleid zo moeilijk mak<strong>en</strong>. Verplichting<strong>en</strong> word<strong>en</strong> alle<strong>en</strong><br />

aangegaan wanneer duidelijkheid bestaat over het effect van die verplichting<strong>en</strong>;<br />

investering<strong>en</strong> word<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> gedaan indi<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>de duidelijkheid bestaat over<br />

de omgeving op de langere termijn waarin de investering<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

terugverdi<strong>en</strong>d. Effectieve coördinatie moet aan nogal wat voorwaard<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>:<br />

dynamische efficiëntie, milieueffectiviteit, kost<strong>en</strong>effectiviteit, billijkheid, flexibiliteit<br />

op lange termijn, brede participatie <strong>en</strong> objectieve monitoring <strong>en</strong> handhaving.<br />

Vooral effectiviteit <strong>en</strong> brede participatie zijn onderling concurrer<strong>en</strong>de voorwaard<strong>en</strong>.<br />

Het ligt niet in de verwachting dat op korte termijn e<strong>en</strong> vervolg op<br />

Kyoto i in aanvaardbare mate aan al deze voorwaard<strong>en</strong> zal kunn<strong>en</strong> voldo<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

Kyoto ii-verdrag kan er kom<strong>en</strong> <strong>en</strong> is (onder andere voor de eu) nuttig voor langetermijninvestering<strong>en</strong><br />

in radicalere technologieën, maar e<strong>en</strong> dergelijk verdrag zal<br />

niet waarlijk mondiaal kunn<strong>en</strong> zijn. Er is dus meer nodig naast de Kyoto-b<strong>en</strong>adering.<br />

Het belang van goed klimaatbeheer wordt internationaal breed ondersteund,<br />

maar is wel e<strong>en</strong> belang naast andere belang<strong>en</strong>. Effectieve coördinatie in de internationale<br />

ar<strong>en</strong>a kan alle<strong>en</strong> tot stand kom<strong>en</strong> wanneer die andere belang<strong>en</strong> van de<br />

deelnem<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong> als vertrekpunt word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Energie <strong>en</strong> economische<br />

groei zijn daarbij cruciale issues. De <strong>en</strong>ergiestructuur van grote economieën laat<br />

e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orme diversiteit zi<strong>en</strong>. De beschikbaarheid van grondstoff<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mate van<br />

externe <strong>en</strong>ergieafhankelijkheid spel<strong>en</strong> daarin e<strong>en</strong> doorslaggev<strong>en</strong>de rol. In elk<br />

geval in China <strong>en</strong> in de vs, maar ook op andere plaats<strong>en</strong> zal het gebruik van kol<strong>en</strong><br />

voor de elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing onontkoombaar zijn. Coördinatie-initiatiev<strong>en</strong><br />

die hieraan voorbij zoud<strong>en</strong> gaan, zijn bij voorbaat gedoemd te mislukk<strong>en</strong>.<br />

Klimaatbeleid <strong>en</strong> beleid gericht op <strong>en</strong>ergiezekerheid lever<strong>en</strong> deels e<strong>en</strong> geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

ag<strong>en</strong>da op. Met maatregel<strong>en</strong> in de sfeer van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

word<strong>en</strong> zowel het klimaat als de <strong>en</strong>ergiezekerheid gedi<strong>en</strong>d. Lokale milieuproblem<strong>en</strong><br />

zoals so2-vervuiling vorm<strong>en</strong> daarnaast e<strong>en</strong> sterke stimulans voor schonere<br />

<strong>en</strong>ergie, soms met nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong> voor het klimaatbeleid. Waar kol<strong>en</strong> vanuit het<br />

oogpunt van <strong>en</strong>ergiezekerheid onontkoombaar zijn, zal vanuit klimaatoogpunt<br />

voor ccs, liefst met vergassing, moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong>.<br />

Economische groei in opkom<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> zal <strong>en</strong>erzijds het emissieprobleem<br />

vergrot<strong>en</strong>, bijvoorbeeld door e<strong>en</strong> massale groei van het autogebruik in China,<br />

maar vormt daarnaast via technologische verbetering ook de sleutel tot schoner<br />

producer<strong>en</strong>. In het verled<strong>en</strong> is het effect van de groei steeds sterker geweest dan<br />

dat van de technologische verbetering. Voor geslaagd klimaatbeleid is het ess<strong>en</strong>tieel<br />

dat dit saldo van tek<strong>en</strong> verandert. Dat kan alle<strong>en</strong> via technologieontwikkeling<br />

<strong>en</strong> technologiediffusie vanuit rijke land<strong>en</strong>.<br />

De lange termijn van het klimaatprobleem <strong>en</strong> de grote mate van onzekerheid<br />

zorg<strong>en</strong> ervoor dat er ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige last<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>afweging is die alle partij<strong>en</strong><br />

aanzet tot deelname in internationale coördinatie. Het succes van het Montrealverdrag<br />

over ozon kan niet zomaar naar het klimaatprobleem word<strong>en</strong> gekopieerd.


internationale coördinatie van klimaatbeleid<br />

Dat neemt niet weg dat over het doel <strong>en</strong> de beginsel<strong>en</strong> van de unfccc internationaal<br />

wel grote overe<strong>en</strong>stemming bestaat. Het probleem begint bij het operationaliser<strong>en</strong><br />

van de beginsel<strong>en</strong>. Dat vraagt e<strong>en</strong> lang onderhandelingsproces op basis<br />

van de unfccc. Het gaat hierbij bov<strong>en</strong>al om inhoudelijke kwesties van emissiereductie<br />

(<strong>en</strong> door wie <strong>en</strong> wanneer), maar tev<strong>en</strong>s om e<strong>en</strong> gebrek aan institutionele<br />

prikkels voor effectieve sam<strong>en</strong>werking. Wat het laatste betreft, kan word<strong>en</strong> vastgesteld<br />

dat de cop’s nauwelijks prikkels g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> <strong>en</strong> wel <strong>en</strong>kele pertin<strong>en</strong>te<br />

nadel<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> (zoals excessieve politisering). E<strong>en</strong> op te richt<strong>en</strong> wco (World<br />

Climate Organisation) kan coördinatie stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk in kwaliteit<br />

verbeter<strong>en</strong>. De wco zou e<strong>en</strong> vaste organisatie hebb<strong>en</strong>, met daaromhe<strong>en</strong> vaste<br />

diplomatieke missies. De juridische <strong>en</strong> technische implem<strong>en</strong>tatie, alsmede het<br />

grondig voorbereid<strong>en</strong> van ingewikkelde onderhandeling<strong>en</strong> zijn gedi<strong>en</strong>d met deze<br />

opzet. E<strong>en</strong> soort dagelijks bestuur – de scc (Special Climate Council) – di<strong>en</strong>t<br />

stur<strong>en</strong>d te zijn voor de richting <strong>en</strong> <strong>ambitie</strong> van de wco, hoewel uiteindelijk<br />

draagvlak di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> geschap<strong>en</strong> in de wereldwijde wco Council op<br />

ministerieel niveau, die met grotere <strong>tuss<strong>en</strong></strong>poz<strong>en</strong> bije<strong>en</strong>komt. De scc moet<br />

bestaan uit de (zeg) acht grootste vervuilers – die ownership in wederzijds belang<br />

kunn<strong>en</strong> uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> – naast (zeg) zev<strong>en</strong> rouler<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>led<strong>en</strong> die ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s de<br />

rouler<strong>en</strong>de voorzitter uit hun midd<strong>en</strong> kiez<strong>en</strong>.<br />

Wat de inhoudelijke kwesties betreft, impliceert het voorgaande dat de Kyotob<strong>en</strong>adering<br />

niet voldo<strong>en</strong>de zal zijn. Dat hoeft e<strong>en</strong> groep van voorlopers er niet<br />

van te weerhoud<strong>en</strong> toch langs deze weg voort te gaan, maar de omvang van de<br />

verplichting<strong>en</strong> die die voorlopers op zich nem<strong>en</strong> zal niet toereik<strong>en</strong>d zijn voor het<br />

probleem. Daarom is naast de Kyoto-b<strong>en</strong>adering e<strong>en</strong> veelkleurige flexibiliteit<br />

nodig van minder harde verplichting<strong>en</strong>, die in uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de internationale<br />

verband<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong>. Het risico daarvan is e<strong>en</strong> te grote<br />

vrijblijv<strong>en</strong>dheid. Leiderschap van coalities <strong>en</strong> binn<strong>en</strong> coalities, op basis van de<br />

unfccc <strong>en</strong> later in de scc van de wco, kan die vrijblijv<strong>en</strong>dheid verminder<strong>en</strong>.<br />

Het zelfgekoz<strong>en</strong> leiderschap van de eu is daarom functioneel, maar mag niet zo<br />

ver voor de troep<strong>en</strong> uitlop<strong>en</strong> dat daarmee de betrokk<strong>en</strong>heid van ander<strong>en</strong> ondermijnd<br />

wordt. Dat is contraproductief <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> zinloos duur.<br />

195


196<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 De analogie met de special and differ<strong>en</strong>tiated treatm<strong>en</strong>t-clausule in de G<strong>en</strong>eral<br />

Agreem<strong>en</strong>t on Tariffs and Trade (gatt) dringt zich op; wel is het zo dat deze<br />

clausule ge<strong>en</strong> vrijbrief heeft betek<strong>en</strong>d, vooral niet omdat de Uruguay-ronde e<strong>en</strong><br />

soort alles-of-nietsbeginsel heeft gehanteerd, waardoor alle ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

in de wto zich gewoon aan de resultat<strong>en</strong> van Marrakesh gebond<strong>en</strong> wet<strong>en</strong>; wel is<br />

binn<strong>en</strong> de Uruguay-ronde op allerlei wijz<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met arme land<strong>en</strong>,<br />

door uitzondering<strong>en</strong> <strong>en</strong> latere termijn<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat geldt in nog sterkere mate voor<br />

de Doha-ronde.<br />

2 Verder speelde het preced<strong>en</strong>t van het Montreal-protocol (over ozonbestrijding)<br />

e<strong>en</strong> rol: volledige comp<strong>en</strong>satie van de last<strong>en</strong> van het uitbann<strong>en</strong> van drijfgass<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong>zovoorts, voor arme land<strong>en</strong>.<br />

3 De afdwinging is driemaal hard getest bij land<strong>en</strong> als Oekraïne, Wit-Rusland <strong>en</strong><br />

Rusland. Door unanieme afwijzing van e<strong>en</strong> speciale status die Rusland wilde, is<br />

uiteindelijk respect voor het verdrag afgedwong<strong>en</strong>, zij het met meer hulp voor de<br />

Russ<strong>en</strong>.<br />

4 Interessant is dat de beslissing door de cop-11 is g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (alle unfccc-land<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> niet door de mop (alle<strong>en</strong> de deelnem<strong>en</strong>de land<strong>en</strong> van het Kyoto-protocol).<br />

5 Er staan ge<strong>en</strong> sancties op niet-rapportage onder de unfccc. Wel onder het<br />

Kyoto-protocol, maar dan alle<strong>en</strong> voor Annex i-land<strong>en</strong> die geratificeerd hebb<strong>en</strong>.<br />

6 Iets soortgelijks geschiedt in de gatt/wto met de Trade Policy Review (tpr),<br />

waarbij de handelspolitiek van e<strong>en</strong> verdragspartij wordt doorgelicht in e<strong>en</strong> op<strong>en</strong>bare<br />

procedure. Ieder wto-lid moet hier echter aan meedo<strong>en</strong> <strong>en</strong> de hoofdrapportage<br />

wordt door het secretariaat van de wto gemaakt. Dit tpr-mechanisme<br />

omvat dus alle led<strong>en</strong> <strong>en</strong> garandeert serieuze, objectieve rapport<strong>en</strong>. De unfccc<br />

zou dit uiteindelijk di<strong>en</strong><strong>en</strong> te bereik<strong>en</strong>.<br />

7 Zie wt/cte/w/160/Rev.2, tn/s/5, 25 april 2003 (wto).<br />

8 Zie onder andere het achtergronddocum<strong>en</strong>t ‘Trade and <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t at the wto’,<br />

april 2004, G<strong>en</strong>ève, wto.


6 e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese<br />

klimaatstrategie<br />

6.1 klimaatstrategie vereist <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

E<strong>en</strong> effectief <strong>en</strong> efficiënt klimaatbeleid vereist e<strong>en</strong> ongewone combinatie van<br />

<strong>realisme</strong> <strong>en</strong> <strong>ambitie</strong>: het <strong>realisme</strong> vertrekt vanuit het bestaande, maar kan daarvan<br />

onvoldo<strong>en</strong>de loskom<strong>en</strong>; de <strong>ambitie</strong> richt zich op wat nodig is, maar ontaardt<br />

zonder <strong>realisme</strong> in luchtfietserij.<br />

In het afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nium heeft het aan <strong>ambitie</strong> niet ontbrok<strong>en</strong>. De Europese<br />

Unie (eu) heeft met het vaststell<strong>en</strong> van de 2 °C-doelstelling het voortouw g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s deze doelstelling mag in het jaar 2100 de temperatuur maximaal<br />

2 °C bov<strong>en</strong> het pre-industriële niveau uitkom<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is er internationale<br />

overe<strong>en</strong>stemming bereikt over het algem<strong>en</strong>e doel de gevaarlijke m<strong>en</strong>selijke<br />

invloed op het klimaat te vermijd<strong>en</strong>. Dit is vastgelegd in de United Nations<br />

Framework Conv<strong>en</strong>tion on Climate Change (unfccc). Daarnaast is in 1997 e<strong>en</strong><br />

eerste praktische uitvoering van gecoördineerd mondiaal klimaatbeleid geoperationaliseerd<br />

in het inmiddels in werking getred<strong>en</strong> Kyoto-protocol. Helaas leidt<br />

dat protocol slechts bij e<strong>en</strong> beperkte groep land<strong>en</strong> daadwerkelijk tot emissiereductie<br />

<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> (in klimaatterm<strong>en</strong>) ultrakorte periode. De veel<br />

omvangrijkere uitstoot van broeikasgass<strong>en</strong> op heuse wereldschaal moet nog<br />

beginn<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat terwijl de <strong>en</strong>ergievraag de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia zeer krachtig<br />

to<strong>en</strong>eemt.<br />

Als de raad onderstreept dat e<strong>en</strong> ongewone combinatie van <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

nodig is, dan vloeit dat voort uit het besef dat de 2 °C-doelstelling bijzonder<br />

<strong>ambitie</strong>us is. Hierover di<strong>en</strong>t ge<strong>en</strong> misverstand te bestaan. De 2 °C-doelstelling<br />

vereist naar het huidige inzicht dat de netto-emissie van broeikasgass<strong>en</strong> (ghg’s)<br />

op wereldniveau rond 2050 zo laag is dat de voorraad ghg’s in de atmosfeer teg<strong>en</strong><br />

het einde van de eeuw stabiliseert op 550 ppmv co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Dit rapport<br />

laat zi<strong>en</strong> dat het in beginsel mogelijk is wereldwijde emissiereductieroutes te<br />

kiez<strong>en</strong> die de vereiste <strong>ambitie</strong> verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>. Dat is goed nieuws.<br />

Maar dat wil helemaal niet zegg<strong>en</strong> dat de 2 °C-doelstelling niet buit<strong>en</strong>gewoon<br />

veeleis<strong>en</strong>d is. Integ<strong>en</strong>deel, e<strong>en</strong> inschatting van welke strategie wereldwijd feitelijk<br />

kan word<strong>en</strong> verwez<strong>en</strong>lijkt, verlangt e<strong>en</strong> nuchtere beoordeling van belang<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> beleidsprioriteit<strong>en</strong> van alle land<strong>en</strong> <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>al van e<strong>en</strong> beperkt aantal grote<br />

vervuilers met andere voorkeur<strong>en</strong> dan de eu <strong>en</strong> zeker Nederland. Er bestaat soms<br />

e<strong>en</strong> neiging dit vereiste <strong>realisme</strong> niet te will<strong>en</strong> erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>: wie daarop wijst is e<strong>en</strong><br />

spelbreker. E<strong>en</strong> dergelijke opstelling lijkt echter eerder e<strong>en</strong> uitdrukking van de<br />

w<strong>en</strong>s om de <strong>ambitie</strong>s dan maar niet wereldwijd maar bov<strong>en</strong>al met overtuigde<br />

land<strong>en</strong> na te strev<strong>en</strong>, alsmede van e<strong>en</strong> verlang<strong>en</strong> om de emissiereductie in die<br />

groep zo snel mogelijk te bereik<strong>en</strong>. Naar de m<strong>en</strong>ing van de raad kan de combinatie<br />

van veel <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> weinig <strong>realisme</strong> zeer gemakkelijk de kost<strong>en</strong> opdrijv<strong>en</strong>,<br />

zonder dat zij de wereldwijde effectiviteit – <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> die telt voor het klimaat –<br />

197


198<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

ondersteunt. Tegelijk bepleit de raad e<strong>en</strong> <strong>ambitie</strong>us klimaatbeleid. Het <strong>ambitie</strong>loos<br />

afwacht<strong>en</strong> tot andere land<strong>en</strong> leiderschap verton<strong>en</strong>, strookt noch met het<br />

Nederlandse langetermijnbelang, noch met de evid<strong>en</strong>te voorkeur<strong>en</strong> van de<br />

Nederlandse bevolking. Zo’n houding grijpt ook niet de pot<strong>en</strong>tie <strong>en</strong> kans<strong>en</strong> aan<br />

die het voor Nederland <strong>en</strong> de eu mogelijk mak<strong>en</strong> de effectiviteit van de wereldwijde<br />

klimaatstrategie te verhog<strong>en</strong>.<br />

De raad is bezorgd over zowel de effectiviteit als de efficiëntie van het Nederlandse<br />

klimaatbeleid. Beleid moet effectief zijn, in de zin dat de 2 °C-doelstelling<br />

wordt bereikt. Ook moet het efficiënt zijn, in de zin dat dit doel met zo gering<br />

mogelijke kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gehaald (zie paragraaf 5.2.3). Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t klimaatbeleid<br />

‘robuust’ te zijn, gezi<strong>en</strong> de <strong>en</strong>orme onzekerhed<strong>en</strong>: de strategie moet zo veel<br />

mogelijk anticiper<strong>en</strong> op uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de sc<strong>en</strong>ario’s (hoofdstuk 2).<br />

Kijkt m<strong>en</strong> naar klimaatbeleid in het licht van allerlei andere belangrijke maatschappelijke<br />

doel<strong>en</strong> (zoals gezondheidszorg, onderwijs, minder armoede in de<br />

wereld <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiezekerheid), dan wordt het lastiger. Dit dwingt tot afweging<strong>en</strong><br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong>, zeg, het aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> euro nu of over ti<strong>en</strong> jaar voor onderwijs in<br />

arme land<strong>en</strong> <strong>en</strong> besteding van diezelfde euro aan klimaatbeleid. Deze afweging<br />

van w<strong>en</strong>selijke klimaatdoel<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> andere w<strong>en</strong>selijke doel<strong>en</strong> in de tijd <strong>en</strong> voor<br />

de wereld, niet Nederland alle<strong>en</strong>, is problematisch door de grote onzekerhed<strong>en</strong><br />

over de gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering <strong>en</strong> over de effectiviteit van handelingsopties.<br />

Er zull<strong>en</strong> keuz<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gemaakt: die onzekerhed<strong>en</strong> moet<strong>en</strong>, hoe<br />

onbek<strong>en</strong>d ook, word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>. Het voorzorgsbeginsel kan die afweging niet<br />

vervang<strong>en</strong>. Anders gezegd, het zou getuig<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> tunnelvisie indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> de<br />

<strong>ambitie</strong>s <strong>en</strong> inspanning<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t klimaatbeleid niet in deze brede maatschappelijke<br />

context zou plaats<strong>en</strong>.<br />

Klimaatbeleid kan alle<strong>en</strong> effectief zijn indi<strong>en</strong> het is ingebed in e<strong>en</strong> mondiale strategie<br />

voor e<strong>en</strong> lange termijn van zeker twee g<strong>en</strong>eraties. Door het eu- <strong>en</strong> Nederlands<br />

beleid alle<strong>en</strong> te schikk<strong>en</strong> naar eig<strong>en</strong> prefer<strong>en</strong>ties, eig<strong>en</strong> tijdpad<strong>en</strong> <strong>en</strong> eig<strong>en</strong><br />

belang<strong>en</strong> wordt het ineffectief <strong>en</strong> zal het de kost<strong>en</strong> opjag<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is<br />

klimaatbeleid niet synoniem met emissievermindering. Het gaat om de combinatie<br />

van aanpassing, emissiereductie <strong>en</strong> wereldwijde coördinatie <strong>en</strong> hun onderlinge<br />

sam<strong>en</strong>hang op langere termijn. Naar het oordeel van de raad voldoet het<br />

huidige klimaatbeleid van de eu, <strong>en</strong> Nederland daarbinn<strong>en</strong>, niet aan de hier<br />

g<strong>en</strong>oemde criteria. Daardoor wordt de legitimiteit ervan vroeger of later ondergrav<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> <strong>en</strong>orm oplop<strong>en</strong> zonder dat de feitelijke bat<strong>en</strong> dit<br />

rechtvaardig<strong>en</strong>.<br />

In dit slothoofdstuk zet de raad e<strong>en</strong> klimaatstrategie uite<strong>en</strong> waarin effectiviteit <strong>en</strong><br />

efficiëntie vooropstaan. Daarmee wil de raad koers gev<strong>en</strong> aan het beleid dat al wel<br />

bezig is oude, ineffectieve b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> los te lat<strong>en</strong>, maar dat nog onvoldo<strong>en</strong>de<br />

nieuwe richting heeft. Garanties kunn<strong>en</strong> niet word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong>. Dat kan niet,<br />

omdat zovele spelers over e<strong>en</strong> zeer lange termijn het resultaat mede bepal<strong>en</strong>,<br />

omdat uiteindelijk nog nadere technologische vooruitgang vereist zal zijn <strong>en</strong><br />

omdat er nog steeds grote onzekerhed<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t het klimaat bestaan. Dit


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

rapport beoogt niet zozeer e<strong>en</strong> technische inv<strong>en</strong>tarisatie van kost<strong>en</strong>effectieve<br />

emissiereductieopties te gev<strong>en</strong>, maar wil wel e<strong>en</strong> schets gev<strong>en</strong> van te mak<strong>en</strong> strategische<br />

keuz<strong>en</strong>.<br />

De zo gew<strong>en</strong>ste combinatie van <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong> van e<strong>en</strong> klimaatstrategie<br />

heeft te mak<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> aantal dwing<strong>en</strong>de vereist<strong>en</strong> voor effectiviteit <strong>en</strong> efficiëntie,<br />

die eerder zijn besprok<strong>en</strong>:<br />

• De strategie moet mondiaal zijn. Europa <strong>en</strong> Japan bepal<strong>en</strong> noch de wereldemissies,<br />

noch de mondiale politieke ag<strong>en</strong>da.<br />

• Er geldt e<strong>en</strong> tijdshorizon van meerdere g<strong>en</strong>eraties.<br />

• Er is e<strong>en</strong> strategisch inzicht nodig in de keuz<strong>en</strong> <strong>en</strong> prioriteit<strong>en</strong> (in het licht van<br />

kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong>) over die lange periode <strong>en</strong> dat voor de wereld als geheel, niet<br />

voor Nederland of de eu.<br />

• M<strong>en</strong> moet e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> oog hebb<strong>en</strong> voor de voorkeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> belang<strong>en</strong> van andere<br />

grote spelers.<br />

Deze criteria voor effectiviteit <strong>en</strong> efficiëntie zijn kaderstell<strong>en</strong>d voor de c<strong>en</strong>trale<br />

vraagstelling van dit wrr-rapport: hoe kan Nederland als lidstaat van de Europese<br />

Unie e<strong>en</strong> effectief klimaatbeleid voer<strong>en</strong> vanuit e<strong>en</strong> wereldwijd <strong>en</strong> strategisch<br />

perspectief? Het gaat dus om de Nederlandse opstelling die in internationaal<br />

verband mede vormgeeft aan het beleid van de eu.<br />

De wijze waarop <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong> word<strong>en</strong> gecombineerd, luistert nauw.<br />

Hoofdstuk 4 laat ondubbelzinnig zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> strategie van spoedig op grote<br />

schaal overschakel<strong>en</strong> op hernieuwbare <strong>en</strong>ergie wel duur, maar wereldwijd niet<br />

effectief zal zijn. Realisme is hier gebod<strong>en</strong>. De <strong>ambitie</strong> van effectief emissiereductiebeleid<br />

is dan geleg<strong>en</strong> in het spoedig verlag<strong>en</strong> van emissies van ghg’s, maar met<br />

alternatieve method<strong>en</strong> <strong>en</strong> verschuiv<strong>en</strong>de prioriteit<strong>en</strong> in de tijd, terwijl onder<strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

innovatie de efficiëntie <strong>en</strong> effectiviteit van hernieuwbare <strong>en</strong>ergie significant<br />

di<strong>en</strong>t te verbeter<strong>en</strong>. Hoofdstuk 5 laat zi<strong>en</strong> dat effectieve, wereldwijde coördinatie<br />

moet wak<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> verwijdering <strong>tuss<strong>en</strong></strong> voorlopers met specifieke prefer<strong>en</strong>ties<br />

<strong>en</strong> overige spelers met andere prioriteit<strong>en</strong>, met ineffectiviteit als gevolg. Het zijn<br />

juist die andere spelers <strong>en</strong> niet de eu <strong>en</strong> Japan (<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele medespelers zoals<br />

Canada), die reeds nu bepal<strong>en</strong>d zijn voor emissietr<strong>en</strong>ds <strong>en</strong> hun dominantie neemt<br />

de kom<strong>en</strong>de jar<strong>en</strong> snel toe. Hoe urg<strong>en</strong>t m<strong>en</strong> emissiereductie ook mag beschouw<strong>en</strong>,<br />

het is onontbeerlijk dat wereldwijd te do<strong>en</strong> <strong>en</strong> derhalve andere spelers erbij<br />

te betrekk<strong>en</strong> door hun belang<strong>en</strong> te erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. De <strong>ambitie</strong> om daarin te slag<strong>en</strong> is<br />

e<strong>en</strong> geheel andere dan (te) vaak in klimaatdebatt<strong>en</strong> wordt besprok<strong>en</strong>. De noodzaak<br />

of, zo m<strong>en</strong> wil, het <strong>realisme</strong> om e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> oog te hebb<strong>en</strong> voor de belang<strong>en</strong><br />

van ander<strong>en</strong> mag <strong>en</strong> kan niet word<strong>en</strong> beschouwd als het ‘verwater<strong>en</strong>’ van beleids<strong>ambitie</strong>s.<br />

Integ<strong>en</strong>deel, effectieve wereldwijde coördinatie heeft alle<strong>en</strong> kans van<br />

slag<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> zij geschiedt op basis van daadwerkelijke deelname van alle grote<br />

spelers.<br />

In het licht van de formidabele opgav<strong>en</strong> van emissiereductie <strong>en</strong> wereldwijde<br />

coördinatie over minst<strong>en</strong>s twee g<strong>en</strong>eraties, <strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> de grote onzekerhed<strong>en</strong><br />

199


200<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

alsmede nog b<strong>en</strong>odigde innovaties, is het verstandig tegelijk rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong><br />

met e<strong>en</strong> te geringe effectiviteit van de uiteindelijk mondiaal verwez<strong>en</strong>lijkte<br />

klimaatstrategie. Wat m<strong>en</strong> niet w<strong>en</strong>st of hoopt, kan toch geschied<strong>en</strong>. Vandaar dat<br />

aanpassing om twee red<strong>en</strong><strong>en</strong> van belang is <strong>en</strong> als onderdeel van klimaatbeleid<br />

moet word<strong>en</strong> beschouwd. T<strong>en</strong> eerste omdat (<strong>en</strong>ige) klimaatverandering onontkoombaar<br />

is <strong>en</strong> dus op termijn concrete maatregel<strong>en</strong> zijn vereist. T<strong>en</strong> tweede<br />

di<strong>en</strong>t robuust beleid te word<strong>en</strong> gevoerd voor toekomstige g<strong>en</strong>eraties, hetge<strong>en</strong><br />

voor Nederland betek<strong>en</strong>t dat opties di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> op<strong>en</strong>gehoud<strong>en</strong> zoals ruimtereservering<strong>en</strong><br />

waarvan het nut mom<strong>en</strong>teel nog onzeker is. Ook hier geldt e<strong>en</strong><br />

combinatie van <strong>realisme</strong> <strong>en</strong> <strong>ambitie</strong>, want de toekomstige g<strong>en</strong>eraties in ons land<br />

hebb<strong>en</strong> nu ge<strong>en</strong> stem.<br />

Figuur 6.1 Drie beleidsspor<strong>en</strong> van effectief klimaatbeleid<br />

Lokaal<br />

Regionaal<br />

Middellange<br />

termijn (25-50 jaar):<br />

technologieontwikkeling<br />

naar<br />

koolstofvrij<br />

Bron: wrr<br />

Emissiereductie<br />

Korte termijn,<br />

(0-25 jaar):<br />

bestaande<br />

opties<br />

b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong><br />

Aanpassing<br />

Mondiale<br />

klimaatstrategie<br />

tot ± 2050<br />

Instituties<br />

Ontwikkelings-,<br />

verdelings- <strong>en</strong><br />

allocatieprobleem<br />

Regionale <strong>en</strong><br />

mondiale steun<br />

voor extreme<br />

kwetsbaarhed<strong>en</strong><br />

Wereldwijde coördinatie<br />

Veelkleurige<br />

flexibiliteit<br />

over diverse<br />

fases


De drie beleidsspor<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zo effectief mogelijke klimaatstrategie zijn<br />

geschetst in figuur 6.1: aanpassing, emissiereductie <strong>en</strong> wereldwijde coördinatie.<br />

Deze figuur br<strong>en</strong>gt de hoofdstukk<strong>en</strong> 3, 4 <strong>en</strong> 5 sam<strong>en</strong> <strong>en</strong> vermeldt de hoofdelem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

die daar zijn behandeld. De belangrijkste signal<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleidsaanbeveling<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> hierna word<strong>en</strong> vermeld <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> context word<strong>en</strong> geplaatst. Daarbij<br />

geldt dat sommige aanbeveling<strong>en</strong> ingaan op de vraag wat er moet gebeur<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

andere op de vraag hoe dat moet gebeur<strong>en</strong>. Die splitsing is nodig, omdat de watvraag<br />

steeds mondiaal is, terwijl de hoe-vraag ingaat op de Nederlandse <strong>en</strong> Europese<br />

opstelling.<br />

De raad ziet de ti<strong>en</strong> hierna volg<strong>en</strong>de beleidsaanbeveling<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>wichtige<br />

inzet voor e<strong>en</strong> strategische heroriëntatie van e<strong>en</strong> zowel realistisch als <strong>ambitie</strong>us<br />

klimaatbeleid.<br />

6.2 e<strong>en</strong> hoge prioriteit voor aanpassing<br />

e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

Red<strong>en</strong><strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> hoge prioriteit<br />

Aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat in Nederland is om vier red<strong>en</strong><strong>en</strong> van<br />

groot belang.<br />

T<strong>en</strong> eerste: ook wanneer mondiaal e<strong>en</strong> succesvol emissiereductiebeleid wordt<br />

gevoerd, zal het klimaat in de kom<strong>en</strong>de eeuw verander<strong>en</strong> (zie hoofdstuk 2). De<br />

b<strong>en</strong>odigde aanpassing aan die klimaatverandering is in theorie afhankelijk van de<br />

mondiale emissiereductie-inspanning. In de praktijk is e<strong>en</strong> afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

nationale aanpassing<strong>en</strong> aan klimaatverandering <strong>en</strong> mondiale emissiereductie van<br />

broeikasgasemissies nauwelijks mogelijk. Overig<strong>en</strong>s is het klimaat nooit stabiel<br />

geweest. Emissiereductie is vooralsnog niet gericht op het stabiliser<strong>en</strong> van het<br />

klimaat, maar op het vertrag<strong>en</strong> van het veranderingstempo. Aanpassing is vaak<br />

verstandig <strong>en</strong> kan kost<strong>en</strong>effectief zijn.<br />

De tweede red<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> hoge prioriteit voor aanpassing ligt in de vooralsnog<br />

geringe geloofwaardigheid van gecoördineerde emissiereductie op wereldvlak.<br />

De hoofdstukk<strong>en</strong> 2 <strong>en</strong> 4 hebb<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat mondiaal e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke emissiereductie-inspanning<br />

is vereist om de w<strong>en</strong>selijke afzwakking van de te verwacht<strong>en</strong><br />

klimaatverandering te realiser<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> optelsom van de pot<strong>en</strong>tie van<br />

bestaande techniek<strong>en</strong> <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong> laat zi<strong>en</strong> dat deze emissiereductie waarschijnlijk<br />

technisch mogelijk is. Het huidige vermog<strong>en</strong> van de wereldgeme<strong>en</strong>schap<br />

om gecoördineerd dit klimaatbeleid te verwez<strong>en</strong>lijk<strong>en</strong>, blijkt echter<br />

volstrekt onvoldo<strong>en</strong>de te zijn. De raad schat de kans dat de door de eu gekoz<strong>en</strong> 2<br />

°C-doelstelling zal word<strong>en</strong> gerealiseerd niet hoog in, maar is ook van m<strong>en</strong>ing dat<br />

Nederland noch Europa zich daarbij moet neerlegg<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> bestaat de<br />

mogelijkheid dat signal<strong>en</strong> van klimaatverandering bij meer land<strong>en</strong> tot verandering<br />

van prefer<strong>en</strong>ties leid<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> de kans<strong>en</strong> kan do<strong>en</strong> ker<strong>en</strong>. Toch bestaat er<br />

e<strong>en</strong> significant risico dat het coördinatievermog<strong>en</strong> ondanks inspanning<strong>en</strong> uitein-<br />

201


202<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

delijk tekort zal schiet<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarmee dat de klimaatverandering belangrijk sneller<br />

<strong>en</strong> verdergaand zal verlop<strong>en</strong> dan in het door de eu gew<strong>en</strong>ste sc<strong>en</strong>ario.<br />

Robuust beleid di<strong>en</strong>t daarop expliciet te anticiper<strong>en</strong> door tijdige aanpassing,<br />

zonder in e<strong>en</strong> selffulfilling prophecy te vervall<strong>en</strong>.<br />

De derde red<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> hoge prioriteit voor aanpassing is geleg<strong>en</strong> in de invloed<br />

die kwetsbaarheid heeft op de onderhandelingspositie van Europa. Hoewel m<strong>en</strong><br />

vanuit ethische <strong>en</strong> billijkheidsoverweging<strong>en</strong> kan bered<strong>en</strong>er<strong>en</strong> dat het juist zou<br />

zijn dat de vervuiler betaalt <strong>en</strong> hoewel dit naar de m<strong>en</strong>ing van de raad ook<br />

krachtig moet word<strong>en</strong> nagestreefd, is het in de internationale ar<strong>en</strong>a eerder praktijk<br />

dat juist deg<strong>en</strong>e die schade lijdt betaalt. Met name in de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> (vs)<br />

stelt m<strong>en</strong> soms (terecht of t<strong>en</strong> onrechte) dat de kwetsbaarheid voor klimaatverandering<br />

daar meevalt, wat de urg<strong>en</strong>tie van emissiereductie-inspanning<strong>en</strong> van de<br />

zijde van de vs zou verminder<strong>en</strong>.<br />

De vierde red<strong>en</strong> om meer aandacht te bested<strong>en</strong> aan het voor aanpassing belangrijke<br />

waterbeleid heeft strikt g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> weinig met klimaatverandering te mak<strong>en</strong>,<br />

maar met ander beleid dat in het verl<strong>en</strong>gde daarvan ligt. Het gaat hier om de<br />

achterstand die Nederland in de afgelop<strong>en</strong> dec<strong>en</strong>nia heeft opgelop<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong>effectieve beveiliging teg<strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong>. Deze achterstand is ontstaan<br />

doordat de veiligheidsnorm<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> gelijke tred hebb<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> met de economische<br />

waarde van het te bescherm<strong>en</strong> goed. Dit effect is groter dan de verwachte<br />

effect<strong>en</strong> van klimaatverandering, althans in deze eeuw.<br />

De raad me<strong>en</strong>t dat in de klimaatstrategie tot nu toe te vanzelfsprek<strong>en</strong>d is uitgegaan<br />

van e<strong>en</strong> gebrek aan aanpassingsvermog<strong>en</strong>, dan wel van aanpassing als<br />

tweede keus, omdat emissiereductie niet (meer) voldo<strong>en</strong>de kan zijn om klimaatverandering<br />

te voorkom<strong>en</strong>. Ook wordt er te gemakkelijk van uitgegaan dat<br />

aanpassing alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zaak voor de overheid is. Op tal van niveaus is echter e<strong>en</strong><br />

creatieve inzet beschikbaar <strong>en</strong> word<strong>en</strong> oplossing<strong>en</strong> ontwikkeld voor concrete<br />

problem<strong>en</strong>.<br />

Aanpassing is e<strong>en</strong> realistische optie<br />

Aanpassingsbeleid kan internationaal gecoördineerde emissiereductie niet<br />

vervang<strong>en</strong>, maar is – in elk geval voor Nederland <strong>en</strong> in de eerstkom<strong>en</strong>de honderd<br />

jaar – wel aanzi<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong>voudiger. Aanpassing wordt in het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> over klimaatverandering<br />

t<strong>en</strong> onrechte als ‘nederlaag’ aangemerkt. Aanpassing, waar mogelijk<br />

<strong>en</strong> niet te duur of ontwricht<strong>en</strong>d, is lokaal aantrekkelijk, omdat de vrucht<strong>en</strong> van de<br />

lokale inspanning ook lokaal word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong>, terwijl dat bij emissiereductie<br />

slechts in geringe mate het geval is. Dit geldt in Nederland, maar ook op andere<br />

plaats<strong>en</strong>. Deze vrucht<strong>en</strong> slaan op de nettobat<strong>en</strong> op lange termijn; de kortetermijnkost<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> dichtbevolkt land als Nederland zull<strong>en</strong> daarvoor eerst moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gemaakt.<br />

Hoewel aanpassing op vele plaats<strong>en</strong> mogelijk <strong>en</strong> aantrekkelijk is, biedt zij niet<br />

overal op aarde uitkomst, of kan zij zo kostbaar <strong>en</strong> ontwricht<strong>en</strong>d zijn dat op


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

sommige plaats<strong>en</strong> uiteindelijk algehele emigratie onvermijdelijk wordt. Vandaar<br />

dat m<strong>en</strong> aanpassing niet in alle gevall<strong>en</strong> uitsluit<strong>en</strong>d lokaal kan bezi<strong>en</strong>. De wereldgeme<strong>en</strong>schap<br />

kan het aanpassingsvermog<strong>en</strong> van arme land<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong> of<br />

aanvull<strong>en</strong> <strong>en</strong> zal, vroeg of laat, zich voldo<strong>en</strong>de geleg<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> lat<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> aan<br />

kwetsbaarhed<strong>en</strong> die exist<strong>en</strong>tieel of ontwricht<strong>en</strong>d zijn voor hele gebied<strong>en</strong> of<br />

volker<strong>en</strong>. Naar de huidige k<strong>en</strong>nis zull<strong>en</strong> die kwetsbaarhed<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> temperatuurstijging<br />

tot circa 2 °C waarschijnlijk gering in aantal <strong>en</strong> omvang zijn, maar daarom<br />

niet minder bedreig<strong>en</strong>d voor de desbetreff<strong>en</strong>de zones. Nederland di<strong>en</strong>t op<br />

mondiaal niveau te help<strong>en</strong> het aanpassingsvermog<strong>en</strong> van kwetsbare ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> vlakke eiland<strong>en</strong> te versterk<strong>en</strong>. De rec<strong>en</strong>te Confer<strong>en</strong>ce of Parties<br />

(cop-11) in het verband van de unfccc in Montreal heeft deze behoeft<strong>en</strong> terecht<br />

b<strong>en</strong>adrukt. Nederland kan – naast financiële overdracht<strong>en</strong> op multilateraal niveau<br />

– zich in bilaterale overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> conc<strong>en</strong>trer<strong>en</strong> op concrete project<strong>en</strong> op terrein<strong>en</strong><br />

waar het e<strong>en</strong> wereldwijde reputatie heeft, zoals waterbouw.<br />

De kom<strong>en</strong>de eeuw kan Nederland zich in redelijke mate aanpass<strong>en</strong> aan de te<br />

verwacht<strong>en</strong> klimaatverandering. Voor Nederland staat de waterhuishouding<br />

c<strong>en</strong>traal; deze verdi<strong>en</strong>t in relatie tot de overstromingsveiligheid hoge prioriteit.<br />

Daarnaast is ook aandacht voor natuurwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> ecologie op zijn plaats.<br />

Klimaatverandering br<strong>en</strong>gt voor het landelijke gebied niet alle<strong>en</strong> bedreiging<strong>en</strong><br />

met zich mee. Er zijn ook kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> deel zijn die kans<strong>en</strong> in het kielzog<br />

van te treff<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong> te schepp<strong>en</strong>. Tuss<strong>en</strong> overstromingsveiligheid <strong>en</strong><br />

woningbouw of natuurbouw bestaat in voorkom<strong>en</strong>de gevall<strong>en</strong> synergie. Die<br />

synergie kan m<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> om draagvlak voor aanpassingsmaatregel<strong>en</strong> te creër<strong>en</strong>.<br />

Aanbeveling 1<br />

De raad bepleit e<strong>en</strong> hoge prioriteit voor aanpassing in brede zin aan e<strong>en</strong> zich verander<strong>en</strong>d klimaat in<br />

Nederland. Aanpassing is ge<strong>en</strong> nederlaag maar e<strong>en</strong> effectieve vorm van probleemoplossing.<br />

Het gaat vooral om het op<strong>en</strong>houd<strong>en</strong> van mogelijkhed<strong>en</strong><br />

Maatregel<strong>en</strong> in het kader van de overstromingsveiligheid verg<strong>en</strong> grote investering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> langetermijnkarakter. Het is mogelijk om voor deze investering<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> gefaseerde aanpak te kiez<strong>en</strong>. Bij de uitvoering van het Deltaplan grote<br />

rivier<strong>en</strong> is dit ook de gevolgde strategie. Het is vrijwel onmogelijk te voorspell<strong>en</strong><br />

welke maatregel<strong>en</strong> m<strong>en</strong> uiteindelijk zal moet<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> aanvaardbaar<br />

niveau van veiligheid teg<strong>en</strong> overstroming<strong>en</strong> te garander<strong>en</strong>. Anderzijds is het<br />

nauwelijks mogelijk, of althans erg kostbaar, e<strong>en</strong> gefaseerde aanpak te kiez<strong>en</strong> voor<br />

ruimtelijke reservering<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van het overstromingsveiligheidsbeleid.<br />

E<strong>en</strong> ongebreidelde verstedelijking in gebied<strong>en</strong> die in de toekomst voor de waterhuishouding<br />

b<strong>en</strong>odigd kunn<strong>en</strong> zijn, kan ons duur kom<strong>en</strong> te staan. Omdat Nederland<br />

bij lange na nog niet is volgebouwd, bestaan er vrijheidsgrad<strong>en</strong> voor verstedelijking.<br />

E<strong>en</strong> deel van die vrijheidsgrad<strong>en</strong> moet nu voor reservering<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

b<strong>en</strong>ut: bouw<strong>en</strong> op andere plaats<strong>en</strong> dan m<strong>en</strong> tot nu toe gew<strong>en</strong>d is.<br />

203


204<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

De gevolg<strong>en</strong> van klimaatverandering voor de waterhuishouding zijn allerminst<br />

zeker. Politiek gezi<strong>en</strong> is de afweging die voorligt, lastig. Horizontale berging, dat<br />

wil zegg<strong>en</strong> rivier<strong>en</strong> de ruimte gev<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> lager waterpeil te bereik<strong>en</strong>, is e<strong>en</strong><br />

optie voor de verdere toekomst, maar daartoe moet<strong>en</strong> nu reeds ruimtelijke reservering<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gemaakt voor mogelijke toekomstige natte bestemming<strong>en</strong>. Het<br />

is niet zeker dat die reservering<strong>en</strong> ooit zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. E<strong>en</strong> dubbelbestemming<br />

ligt dus voor de hand. Natte reservering kan goed sam<strong>en</strong>gaan met gro<strong>en</strong>e<br />

bestemming<strong>en</strong> (natuur). Zij sluit echter rode (bebouwde) bestemming<strong>en</strong> vrijwel<br />

uit: zelfs als gebruikers er klip <strong>en</strong> klaar van zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong> doordrong<strong>en</strong> dat<br />

bescherming teg<strong>en</strong> overstroming niet kan word<strong>en</strong> verwacht, zou de nieuw gecreeerde<br />

werkelijkheid van bebouwing eig<strong>en</strong> w<strong>en</strong>selijkhed<strong>en</strong> creër<strong>en</strong> die strijdig zijn<br />

met de natte bestemming. Tijdig gemaakte ruimtelijke reservering<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> op<br />

zichzelf nog ge<strong>en</strong> budget voor te zijner tijd uit te voer<strong>en</strong> werkzaamhed<strong>en</strong>, maar<br />

br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> wel hoge alternatieve kost<strong>en</strong> met zich mee van niet-gerealiseerde mogelijkhed<strong>en</strong>.<br />

Ze drukk<strong>en</strong> dus niet op de begroting, maar wekk<strong>en</strong> wel veel weerstand<br />

op. Te laat gemaakte ruimtelijke reservering<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> extreme<br />

budgettaire kost<strong>en</strong> teweegbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> voor het uitkop<strong>en</strong> van rode bestemming<strong>en</strong>,<br />

kost<strong>en</strong> die andere prioriteit<strong>en</strong> verdring<strong>en</strong>.<br />

Grote del<strong>en</strong> van Nederland zijn kwetsbaar voor overstroming<strong>en</strong>. Vooral in het<br />

deltagebied bij de monding van de grote rivier<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> op termijn gevaarlijke<br />

situaties ontstaan, als zich e<strong>en</strong> gelijktijdige opstuwing van de zee <strong>en</strong> e<strong>en</strong> afvoergolf<br />

in de grote rivier<strong>en</strong> voordoet. Juist hier ligt het economische zwaartepunt<br />

van Nederland. Ter vermijding van dergelijke situaties is het noodzakelijk dat<br />

bov<strong>en</strong>strooms maatregel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om de afvoergolf af te<br />

topp<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat tegelijk de kustverdediging op peil wordt gehoud<strong>en</strong>. Geactualiseerde<br />

kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>berek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn daarvoor noodzakelijk.<br />

Om maatregel<strong>en</strong> te kunn<strong>en</strong> treff<strong>en</strong> om het overstromingsrisico beperkt te<br />

houd<strong>en</strong>, is draagvlak onder de bevolking nodig. Dat is e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> deur, maar het<br />

kan niet g<strong>en</strong>oeg word<strong>en</strong> gezegd, aangezi<strong>en</strong> steeds weer blijkt dat maatregel<strong>en</strong> die<br />

op nationale schaal w<strong>en</strong>selijk lijk<strong>en</strong>, op lokale schaal op weerstand<strong>en</strong> stuit<strong>en</strong> die<br />

uiteindelijk het nationale beleid van koers do<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>. De zog<strong>en</strong>oemde<br />

interactieve besluitvorming leidt ertoe dat de belang<strong>en</strong> die vanuit het rijk word<strong>en</strong><br />

ingebracht, teg<strong>en</strong> provinciale <strong>en</strong> lokale belang<strong>en</strong> word<strong>en</strong> afgewog<strong>en</strong>. Die afweging<br />

is op zichzelf niet fout, maar bij zak<strong>en</strong> van nationaal belang moet dit vooral<br />

resulter<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> betere inpassing in de lokale context <strong>en</strong> niet in e<strong>en</strong> afzwakking<br />

van nationale doel<strong>en</strong>. In het ruimtegebruik moet<strong>en</strong> prioriteit<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gesteld.<br />

De vraag is dus of de waterhuishouding dominant kan zijn voor het ruimtegebruik.<br />

Op sommige plaats<strong>en</strong> moet water prioriteit hebb<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> bebouwing in<br />

plaats van omgekeerd, hetge<strong>en</strong> kan implicer<strong>en</strong> dat op andere plaats<strong>en</strong> bebouwing<br />

prioriteit krijgt bov<strong>en</strong> water <strong>en</strong> natuur. E<strong>en</strong> hogere prioriteit voor de waterhuishouding<br />

vraagt e<strong>en</strong> sterkere positie van de rijksoverheid t<strong>en</strong> koste van die van<br />

lagere bestuursorgan<strong>en</strong>. Het belang van overstromingsveiligheid van de primaire<br />

waterkering<strong>en</strong> is gebaat bij e<strong>en</strong> grotere bewustwording van het overstromingsrisico.<br />

Hoe moeilijk het ook is om langdurig draagvlak te realiser<strong>en</strong> voor beleid


gericht op overstromingsveiligheid, e<strong>en</strong> euro die daaraan wordt besteed komt<br />

veel directer t<strong>en</strong> goede aan Nederland dan e<strong>en</strong> euro voor emissiereductie, waarvan<br />

het effect mondiaal sterk wordt verdund.<br />

Aanbeveling 2<br />

T<strong>en</strong> behoeve van de toekomstige waterhuishouding moet<strong>en</strong> zonder uitstel ruimtelijke reservering<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gemaakt. Dat vereist e<strong>en</strong> zwaarder gewicht van landelijke bov<strong>en</strong> lokale prioriteit<strong>en</strong>, alsmede<br />

bestuurlijke aanpassing<strong>en</strong> om dit te realiser<strong>en</strong>. Omdat niet zeker is of die reservering<strong>en</strong> zull<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gebruikt, ligg<strong>en</strong> dubbelbestemming<strong>en</strong> van water <strong>en</strong> natuur, <strong>en</strong> uitsluiting van bouwbestemming<strong>en</strong><br />

voor de hand. Grote investering<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve van overstromingsveiligheid zijn betaalbaar<br />

door e<strong>en</strong> gefaseerde aanpak over e<strong>en</strong> lange periode. De waterhuishouding vraagt ook internationale<br />

afstemming in de stroomgebied<strong>en</strong> van de grote rivier<strong>en</strong>.<br />

Aanpassingsbeleid biedt ook kans<strong>en</strong>. Nederland heeft internationaal e<strong>en</strong> sterke<br />

positie in de waterbouw. De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de int<strong>en</strong>siteit van de hydrologische cyclus<br />

van de aarde <strong>en</strong> de stijging van de zeespiegel zull<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor (nog) meer internationale<br />

vraag naar deze expertise.<br />

6.3 emissiereductie: routes <strong>en</strong> tijdpad<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

Uitdaging: drastische vermindering van koolstofuitstoot teg<strong>en</strong> 2050<br />

Welk conc<strong>en</strong>trati<strong>en</strong>iveau van ghg’s in 2100 haalbaar is, wordt in overweg<strong>en</strong>de<br />

mate bepaald door de emissies in de kom<strong>en</strong>de vijftig jaar. Dat betek<strong>en</strong>t dat er te<br />

weinig tijd is om te wacht<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> transitie in het <strong>en</strong>ergiesysteem, wil de 2 °Cdoelstelling<br />

van de eu serieus haalbaar zijn. Het is e<strong>en</strong> formidabele opgave te<br />

bewerkstellig<strong>en</strong> dat over de kom<strong>en</strong>de vijf dec<strong>en</strong>nia de netto-emissie voldo<strong>en</strong>de<br />

zal word<strong>en</strong> verlaagd. Bij het huidige én het voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> beleid (dat wil zegg<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> verbetering vergelek<strong>en</strong> met business as usual-sc<strong>en</strong>ario’s, bau) blijv<strong>en</strong> de co2emissies<br />

van de wereld groei<strong>en</strong>: volg<strong>en</strong>s het Internationaal Energie Ag<strong>en</strong>tschap<br />

(iea) bedraagt die groei ongeveer 1 proc<strong>en</strong>t per jaar in plaats van circa 1,8 proc<strong>en</strong>t<br />

per jaar. Er is aanzi<strong>en</strong>lijk meer inzet nodig om de tr<strong>en</strong>d om te buig<strong>en</strong> naar e<strong>en</strong><br />

structureel veel lager niveau, <strong>en</strong> dat moet word<strong>en</strong> bereikt ondanks e<strong>en</strong> groei van<br />

de wereldbevolking <strong>en</strong> e<strong>en</strong> forse economische groei in zich ontwikkel<strong>en</strong>de<br />

land<strong>en</strong>. Groei heeft in deze land<strong>en</strong> prioriteit <strong>en</strong> des te sterker naarmate de kloof<br />

met de rijke land<strong>en</strong> groter is. Hieruit volgt dat in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia niet alle<strong>en</strong><br />

de rijke land<strong>en</strong> maar ook de relatief arme land<strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate de koolstofint<strong>en</strong>siteit<br />

van de productie di<strong>en</strong><strong>en</strong> te verminder<strong>en</strong>. Waarschijnlijk zal het emissiereductieproces<br />

na de kom<strong>en</strong>de vijftig jaar niet voltooid zijn, maar verder vooruitkijk<strong>en</strong><br />

heeft wat betreft emissiereductiemaatregel<strong>en</strong> vanwege de onzekerheid<br />

weinig zin. Uiteraard is het wel zaak voldo<strong>en</strong>de te invester<strong>en</strong> in onderzoek <strong>en</strong><br />

ontwikkeling (r&d) <strong>en</strong> toepassing<strong>en</strong> in niches, t<strong>en</strong>einde baanbrek<strong>en</strong>de emissiereductieopties<br />

voor de periode na 2035-2050 te ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

De raad onderscheidt voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia vier hoofdroutes voor het<br />

mondiale emissiereductiebeleid (zie ook figuur 4.1), namelijk: (1) vergroting van<br />

205


206<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

de efficiëntie in het primaire <strong>en</strong>ergiegebruik, (2) verandering van de <strong>en</strong>ergiemix<br />

(fossiele <strong>en</strong>ergie, kern<strong>en</strong>ergie, moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie, <strong>en</strong>zovoort), (3)<br />

het gebruik van sinks die co2 absorber<strong>en</strong> <strong>en</strong> (4) aandacht voor overige broeikasgass<strong>en</strong><br />

(obg’s). E<strong>en</strong> proces van technologieontwikkeling <strong>en</strong> diffusie is nodig om<br />

deze hoofdroutes succesvol te kunn<strong>en</strong> bewandel<strong>en</strong>.<br />

Hernieuwbare <strong>en</strong>ergie biedt tot 2030 te weinig pot<strong>en</strong>tie<br />

Hoewel efficiëntieverbetering e<strong>en</strong> krachtige emissiereductieroute is, laat zelfs e<strong>en</strong><br />

optimistisch sc<strong>en</strong>ario, waarin naast economische groei <strong>en</strong> efficiëntieverbetering<br />

in e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario e<strong>en</strong> extra beleidsgestuurde afname van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit is<br />

verdisconteerd, e<strong>en</strong> emissiegroei zi<strong>en</strong> van 0,7 proc<strong>en</strong>t per jaar; <strong>en</strong> dat terwijl e<strong>en</strong><br />

daling van 0,8 proc<strong>en</strong>t per jaar nodig is voor de 2 °C-doelstelling van de eu. Dat<br />

betek<strong>en</strong>t dat voor het eu-doel e<strong>en</strong> emissiereductie met circa 1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar<br />

t<strong>en</strong> opzichte van dit optimistische sc<strong>en</strong>ario nodig is.<br />

Voor die vergaande reductie van fossiele co2 zijn twee weg<strong>en</strong>: hetzij mondiale<br />

alternatiev<strong>en</strong> voor fossiele <strong>en</strong>ergie, hetzij schonere fossiele <strong>en</strong>ergie. De alternatiev<strong>en</strong><br />

voor fossiele <strong>en</strong>ergie zijn: (1) kern<strong>en</strong>ergie, met e<strong>en</strong> huidig aandeel van<br />

7 proc<strong>en</strong>t in het mondiale primaire <strong>en</strong>ergiegebruik, <strong>en</strong> dal<strong>en</strong>d tot 5 proc<strong>en</strong>t in<br />

2030; (2) hernieuwbare <strong>en</strong>ergie, met e<strong>en</strong> huidig aandeel van 13 proc<strong>en</strong>t. Bij<br />

die hernieuwbare <strong>en</strong>ergie gaat het echter voor ruim de helft om traditionele<br />

biomassa. Het aandeel van deze traditionele biomassa (die voortvloeit uit<br />

armoede) lijkt te gaan dal<strong>en</strong> naar 6 proc<strong>en</strong>t in 2030, <strong>en</strong> daarvan moet het emissiereductiebeleid<br />

het in elk geval níet hebb<strong>en</strong>. Voorts gaat het om waterkracht,<br />

met e<strong>en</strong> huidig aandeel van 2 proc<strong>en</strong>t in het primaire <strong>en</strong>ergiegebruik, welk<br />

aandeel nauwelijks of niet valt uit te breid<strong>en</strong>. Zou m<strong>en</strong> hernieuwbare <strong>en</strong>ergie<br />

tot belangrijke pijler van e<strong>en</strong> klimaatstrategie will<strong>en</strong> mak<strong>en</strong>, dan zou de bijdrage<br />

moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> van zonne-<strong>en</strong>ergie, wind<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> moderne biomassa. Hun<br />

huidige totale aandeel van 4 proc<strong>en</strong>t van het primair <strong>en</strong>ergiegebruik zou dan,<br />

rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de daling van de aandel<strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> traditionele<br />

biomassa, moet<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> tot zo’n 34-46 proc<strong>en</strong>t van het in<strong>tuss<strong>en</strong></strong> sterk<br />

gegroeide primaire <strong>en</strong>ergiegebruik.<br />

Hoofdstuk 4 laat zi<strong>en</strong> dat dit ge<strong>en</strong> realistische strategie kán zijn. Het aandeel van<br />

moderne biomassa is nu 3,5 proc<strong>en</strong>t, dat van zon <strong>en</strong> wind 0,5 proc<strong>en</strong>t. Het iea<br />

voorspelt in zijn refer<strong>en</strong>tiesc<strong>en</strong>ario voor deze groep moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie<br />

e<strong>en</strong> aandeel van 6,3 proc<strong>en</strong>t in 2030. Hernieuwbare <strong>en</strong>ergie vormt vooralsnog<br />

alle<strong>en</strong> in de sector elektriciteit (met e<strong>en</strong> aandeel in dat primaire <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

van 35% groei<strong>en</strong>d naar 38% in 2030) e<strong>en</strong> alternatief voor fossiel <strong>en</strong>ergiegebruik.<br />

Om dan toch e<strong>en</strong> aandeel van 34-46 proc<strong>en</strong>t in de primaire <strong>en</strong>ergie te krijg<strong>en</strong>,<br />

zou de fossiele <strong>en</strong>ergie geheel uit de elektriciteitssector moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> verdrong<strong>en</strong><br />

– <strong>en</strong> dat reeds in de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia <strong>en</strong> terwijl deze sector wereldwijd<br />

stormachtig groeit. Vrijwel alle nieuwe c<strong>en</strong>trales zoud<strong>en</strong> dan moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

gebaseerd op moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie, zoals waterkracht, wind- <strong>en</strong><br />

zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> biomassa. De technische <strong>en</strong> economische obstakels hiervoor<br />

zijn te groot.


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

Omdat het gebruik van kol<strong>en</strong> voorlopig onvermijdelijk is, vergt afdo<strong>en</strong>de mondiale<br />

mitigatie dat de vergassingstechnologie breed wordt toegepast voor elektriciteitsproductie,<br />

wat de concurr<strong>en</strong>tiepositie van zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> wind<strong>en</strong>ergie<br />

(verder) onder druk zal zett<strong>en</strong>. De keuze voor kol<strong>en</strong> is dan ook tegelijk e<strong>en</strong> keuze<br />

voor langdurig uitstel van toepassing van zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> wind<strong>en</strong>ergie, niches<br />

uitgezonderd. Moderne biomassa is veel beter compatibel met kol<strong>en</strong>gebruik;<br />

daarnaast is biomassa vooralsnog het <strong>en</strong>ige realistische koolstofarme alternatief<br />

dat inzetbaar is in de transportsector. Dat maakt biomassa voorlopig veel kansrijker<br />

dan zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> wind<strong>en</strong>ergie.<br />

Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> relatief hoge koolstofprijs onontbeerlijk om moderne hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergie concurrer<strong>en</strong>d te mak<strong>en</strong>, beduid<strong>en</strong>d hoger dan de nu gangbare prijz<strong>en</strong><br />

in de eu. E<strong>en</strong> zo hoge koolstofprijs is voor grote spelers met kol<strong>en</strong>economieën in<br />

de wereld extra onaantrekkelijk, hetge<strong>en</strong> de kans<strong>en</strong> voor mondiale coördinatie<br />

gevoelig vermindert. E<strong>en</strong> hoge koolstofprijs die alle<strong>en</strong> lokaal geldt, zal immers<br />

zorg<strong>en</strong> voor verplaatsing van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sieve productie. Portefeuilleb<strong>en</strong>adering<strong>en</strong><br />

(die e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d aandeel van hernieuwbare <strong>en</strong>ergie verplicht<strong>en</strong>d oplegg<strong>en</strong><br />

voor bijvoorbeeld diverse tijdstipp<strong>en</strong> tot 2020) implicer<strong>en</strong> kostbare voorwaard<strong>en</strong><br />

bij de keuze van <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlag<strong>en</strong> de (impliciete) koolstofprijs<br />

niet; hoogst<strong>en</strong>s mak<strong>en</strong> ze deze minder transparant. In politiek opzicht kan e<strong>en</strong><br />

intransparante koolstofprijs misschi<strong>en</strong> help<strong>en</strong> de acceptatie van de kost<strong>en</strong> te vergrot<strong>en</strong>,<br />

maar bedrijv<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verplichte portefeuille toch vooral beschouw<strong>en</strong><br />

als e<strong>en</strong> aantasting van hun concurr<strong>en</strong>tiepositie. Om moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie<br />

concurrer<strong>en</strong>d te mak<strong>en</strong>, zijn meer innovatie <strong>en</strong> hogere kost<strong>en</strong>effectiviteit vereist.<br />

Die di<strong>en</strong><strong>en</strong> bewust gestimuleerd te word<strong>en</strong>, waarna massale implem<strong>en</strong>tatie<br />

op langere termijn over meerdere dec<strong>en</strong>nia realistisch kan word<strong>en</strong>.<br />

Het huidige beleid is naar de m<strong>en</strong>ing van de raad nog te zeer gericht op de toepassing<br />

van moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie binn<strong>en</strong> Nederland <strong>en</strong> de eu op korte<br />

termijn, middels subsidies <strong>en</strong> portefeuilledoelstelling<strong>en</strong>. Wel is al e<strong>en</strong> begin van<br />

e<strong>en</strong> heroriëntatie zichtbaar, doordat afstand is g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> van het op<strong>en</strong>eindkarakter<br />

van sommige subsidies.<br />

Aanbeveling 3<br />

De raad bepleit e<strong>en</strong> realistische b<strong>en</strong>adering van het inzett<strong>en</strong> op moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie.<br />

De gigantische investering<strong>en</strong>, wereldwijd, <strong>en</strong> het vereiste van kost<strong>en</strong>effectiviteit dat vele land<strong>en</strong> als<br />

voorwaarde zull<strong>en</strong> stell<strong>en</strong>, implicer<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> lange periode <strong>en</strong> e<strong>en</strong> wereldwijd hoge koolstofprijs<br />

nodig zijn vooraleer bij de huidige technologie moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie de emissies zeer fors<br />

zal do<strong>en</strong> dal<strong>en</strong>. Om die red<strong>en</strong> bepleit de raad e<strong>en</strong> behoedzaam gebruik van minimumportefeuilleverplichting<strong>en</strong><br />

in de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing.<br />

De raad concludeert voorts dat zeker in de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia kern<strong>en</strong>ergie in<br />

de mondiale <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing niet kan word<strong>en</strong> gemist, zowel vanwege het<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de belang dat internationaal wordt gehecht aan <strong>en</strong>ergiezekerheid als<br />

vanwege de gew<strong>en</strong>ste emissiereductie. Kern<strong>en</strong>ergie is veiliger <strong>en</strong> efficiënter dan<br />

207


208<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

twintig jaar geled<strong>en</strong>, maar er rester<strong>en</strong> vier belangrijke problem<strong>en</strong>. Het afvalprobleem<br />

is niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> technisch maar ook e<strong>en</strong> bestuurlijk probleem. Het tweede<br />

probleem betreft de proliferatie van kernwap<strong>en</strong>s <strong>en</strong> kernc<strong>en</strong>trales als e<strong>en</strong> mogelijke<br />

leverancier of slachtoffer van terrorisme. Verder is de publieke acceptatie e<strong>en</strong><br />

probleem, hoewel die erg verschill<strong>en</strong>d ligt over de wereld, zelfs binn<strong>en</strong> Europa.<br />

Het vierde probleem t<strong>en</strong> slotte betreft de <strong>en</strong>orme omvang van de initiële investering<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> kernc<strong>en</strong>trale, de lange terugverdi<strong>en</strong>tijd <strong>en</strong> de gebrekkige wijze<br />

waarop externe effect<strong>en</strong> (milieu, veiligheid, <strong>en</strong>zovoort) van alle <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong><br />

in de prijs ervan doorklink<strong>en</strong>. Deze problem<strong>en</strong> creër<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>teel nog obstakels<br />

voor e<strong>en</strong> marktgerichte b<strong>en</strong>adering. Het beperkte aandeel van kern<strong>en</strong>ergie in de<br />

mondiale <strong>en</strong>ergiemix zal slechts met zeer grote investering<strong>en</strong> iets kunn<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>,<br />

omdat het <strong>en</strong>ergiegebruik tegelijk geweldig zal to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Kern<strong>en</strong>ergie levert dus<br />

net zo min als andere technologieën de gew<strong>en</strong>ste silver bullet. Het Massachusetts<br />

Institute of Technology (mit 2003) rek<strong>en</strong>t met e<strong>en</strong> als <strong>ambitie</strong>us beoordeeld<br />

sc<strong>en</strong>ario waarin de capaciteit aan kern<strong>en</strong>ergie tot 2050 wereldwijd verdrievoudigt<br />

tot e<strong>en</strong> vermog<strong>en</strong> van 1000 gw. Afgezet teg<strong>en</strong> de huidige wereldwijde <strong>en</strong>ergiemix<br />

komt die groei neer op e<strong>en</strong> extra emissiereductie van circa 0,8 gigaton<br />

koolstof (gtc) per jaar, minder dan e<strong>en</strong> ti<strong>en</strong>de van de 10 à 11 gtc per jaar t<strong>en</strong><br />

opzichte van e<strong>en</strong> bau-sc<strong>en</strong>ario die nodig is voor de 2 °C-doelstelling.<br />

De in Nederland te mak<strong>en</strong> afweging is primair politiek van karakter. Welke keuze<br />

Nederland overig<strong>en</strong>s ook maakt, deze zal internationaal weinig gewicht in de<br />

schaal legg<strong>en</strong>. Wel moet Nederland naar de m<strong>en</strong>ing van de raad bevorder<strong>en</strong> dat<br />

het taboe op kern<strong>en</strong>ergie (zoals nu voor Clean Developm<strong>en</strong>t Mechanism-project<strong>en</strong>,<br />

cdm <strong>en</strong> Joint Implem<strong>en</strong>tation-project<strong>en</strong>, ji) in e<strong>en</strong> post-Kyoto-arrangem<strong>en</strong>t<br />

niet wordt gehandhaafd. Qua wereldemissiereductiepot<strong>en</strong>tieel is het taboe irrationeel.<br />

Er zijn tev<strong>en</strong>s strategische voordel<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> voorwaardelijke<br />

ondersteuning van kern<strong>en</strong>ergie in e<strong>en</strong> post-Kyoto-b<strong>en</strong>adering: zij di<strong>en</strong>t te<br />

word<strong>en</strong> ingepast in de gangbare controles <strong>en</strong> op<strong>en</strong>heid van het non-proliferatieverdrag<br />

(met inspecties van het Internationaal Atoom<strong>en</strong>ergie Ag<strong>en</strong>tschap) <strong>en</strong> dat<br />

kan alle<strong>en</strong> maar heilzaam werk<strong>en</strong> bij de beheersing van de risico’s.<br />

Aanbeveling 4<br />

Nederland moet zijn invloed aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> om te bereik<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> post-Kyoto-arrangem<strong>en</strong>t de optie<br />

op<strong>en</strong>houdt nieuwe g<strong>en</strong>eraties kern<strong>en</strong>ergie te kunn<strong>en</strong> ondersteun<strong>en</strong> via cdm (Clean Developm<strong>en</strong>t<br />

Mechanism) <strong>en</strong> ji (Joint Implem<strong>en</strong>tation). Kern<strong>en</strong>ergie kan <strong>en</strong> zal namelijk e<strong>en</strong> groot deel van deze<br />

eeuw (wellicht de gehele eeuw) op wereldwijd niveau bijdrag<strong>en</strong> aan emissiereductie <strong>en</strong> aan <strong>en</strong>ergiezekerheid.<br />

Nederland moet de eig<strong>en</strong> nucleaire opties eerder in term<strong>en</strong> van grotere <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

op lange termijn bezi<strong>en</strong> dan in klimaatterm<strong>en</strong>, omdat de invloed van Nederlandse kern<strong>en</strong>ergie op de<br />

mondiale emissiereductie miniem is.<br />

Energie-efficiëntie <strong>en</strong> schone fossiele <strong>en</strong>ergie zijn dring<strong>en</strong>d nodig<br />

Voor elektriciteit is de verleiding om kol<strong>en</strong> aan te w<strong>en</strong>d<strong>en</strong> in tal van land<strong>en</strong> met<br />

veel emissie onweerstaanbaar: kol<strong>en</strong> zijn goedkoop, de voorrad<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong>orm, de<br />

<strong>en</strong>ergiezekerheid in eig<strong>en</strong> land vormt e<strong>en</strong> extra pluspunt <strong>en</strong> de krachtc<strong>en</strong>trales


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

zijn erop ingesteld. Maar kol<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> veel meer koolstof per e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong>ergie<br />

<strong>en</strong> vererger<strong>en</strong> dus het emissieprobleem. In e<strong>en</strong> dozijn kol<strong>en</strong>economieën zoals de<br />

vs, China, India, Australië, Rusland, Indonesië, Zuid-Afrika <strong>en</strong> Oekraïne is het<br />

emissiereductiebeleid daarom bov<strong>en</strong>al e<strong>en</strong> beleid dat is gericht op schone fossiele<br />

<strong>en</strong>ergie. Zonder e<strong>en</strong> radicale aanpak van emissies uit kol<strong>en</strong>gebruik over de hele<br />

wereld is elke klimaatstrategie gedoemd te fal<strong>en</strong>.<br />

Wat het gebruik van olie <strong>en</strong> gas betreft, zijn de prikkels te groot om het opmak<strong>en</strong><br />

van de huidige bewez<strong>en</strong> voorrad<strong>en</strong> te voorkom<strong>en</strong>. Het kapitaalint<strong>en</strong>sieve <strong>en</strong>ergiesysteem<br />

is er geheel op ingericht, de brandstoff<strong>en</strong> zijn minder koolstofint<strong>en</strong>sief<br />

dan kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> het mondiaal vervoer is vooralsnog afhankelijk van olie (<strong>en</strong><br />

ev<strong>en</strong>tueel vloeibaar aardgas, lng). Voor het emissiereductiebeleid is het opmak<strong>en</strong><br />

van de conv<strong>en</strong>tionele voorrad<strong>en</strong> olie <strong>en</strong> gas ge<strong>en</strong> onoverkomelijk probleem: de<br />

daarbijbehor<strong>en</strong>de emissie past in beginsel binn<strong>en</strong> het mondiale emissiebudget tot<br />

2050 (zie hoofdstuk 4). De relevante vraag tot die tijd is daarom niet hoe het olie<strong>en</strong><br />

gasgebruik kan word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong>, maar hoe we e<strong>en</strong> zo hoog mogelijke <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

kunn<strong>en</strong> bereik<strong>en</strong> <strong>en</strong> welke toepassing<strong>en</strong> de voorkeur verdi<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

weg<strong>en</strong>s gebrek aan geschikte alternatiev<strong>en</strong>.<br />

De raad concludeert dat voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia bij het primaire <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

<strong>en</strong>ergie-efficiëntie <strong>en</strong> schonere fossiele <strong>en</strong>ergie de hoofdinzet moet<strong>en</strong> zijn.<br />

Energie-efficiëntie kan m<strong>en</strong> vooral nastrev<strong>en</strong> in het eindgebruik <strong>en</strong> de opwekking<br />

van elektriciteit. E<strong>en</strong> grote slag kan <strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> gemaakt in inefficiënte <strong>en</strong><br />

snel groei<strong>en</strong>de economieën, waar de vraag naar elektriciteit sterk zal to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

In de elektriciteitssector zull<strong>en</strong> op korte termijn omvangrijke investering<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gedaan die de <strong>en</strong>ergiestructuur voor e<strong>en</strong> lange periode zull<strong>en</strong> vastlegg<strong>en</strong>,<br />

zodat daar e<strong>en</strong> groot pot<strong>en</strong>tieel ligt met e<strong>en</strong> zich sluit<strong>en</strong>d tijdsv<strong>en</strong>ster. Verwarming<br />

<strong>en</strong> koeling in de gebouwde omgeving kunn<strong>en</strong> nog veel efficiënter, niet<br />

alle<strong>en</strong> door betere isolatie, maar ook door het gebruik van restwarmte van met<br />

name elektriciteitsopwekking. Energie-efficiëntieverbetering bestaat uit e<strong>en</strong><br />

brede waaier van maatregel<strong>en</strong> die elk voor zich niet zo indrukwekk<strong>en</strong>d zijn. E<strong>en</strong><br />

hogere <strong>en</strong>ergie-efficiëntie di<strong>en</strong>t krachtig(er) te word<strong>en</strong> nagestreefd, in Nederland,<br />

in Europa <strong>en</strong> wereldwijd. Op dit punt gaan <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> klimaatbeleid<br />

hand in hand.<br />

In het transport kan in de eerste twee dec<strong>en</strong>nia niet meer word<strong>en</strong> verwacht dan<br />

e<strong>en</strong> heel geleidelijke verbetering van de emissie per gered<strong>en</strong> kilometer (bij e<strong>en</strong><br />

grote to<strong>en</strong>ame van het aantal gered<strong>en</strong> kilometers in nu nog arme land<strong>en</strong>). Koolstofvrije<br />

techniek<strong>en</strong> voor het transport die <strong>en</strong>igszins betaalbaar <strong>en</strong> praktisch zijn,<br />

zijn vooralsnog niet voorhand<strong>en</strong> (ethanol in Brazilië uitgezonderd). Pas op<br />

langere termijn zal de vervoersector e<strong>en</strong> bijdrage aan emissiereductie kunn<strong>en</strong><br />

lever<strong>en</strong> <strong>en</strong> dan nog uitsluit<strong>en</strong>d indi<strong>en</strong> de technologische ontwikkeling tot kost<strong>en</strong>effectieve<br />

doorbrak<strong>en</strong> komt. De rec<strong>en</strong>te omslag in het d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> van de regering-<br />

Bush, hoewel eerder door <strong>en</strong>ergiezekerheid gemotiveerd, is hierbij dan ook<br />

welkom.<br />

209


210<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Schonere fossiele <strong>en</strong>ergie, met name door co2-afvang <strong>en</strong> -opslag, is cruciaal in e<strong>en</strong><br />

dozijn (middel)grote kol<strong>en</strong>economieën met circa twee derde van de wereldbevolking.<br />

Carbon capture and sequestration (ccs) is de <strong>en</strong>ige emissiereductieoptie in<br />

de <strong>en</strong>ergiemix die daar de kom<strong>en</strong>de vijf dec<strong>en</strong>nia interessant is. Vooral in het<br />

elektriciteitsgebruik zal het ritme van vervangings- <strong>en</strong> uitbreidingsinvestering<strong>en</strong><br />

bijzonder hoog ligg<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> grote kans<strong>en</strong> biedt om de koolstof(emissie-)<br />

int<strong>en</strong>siteit van de opwekking drastisch te verminder<strong>en</strong>. Vergassingstechnologie<br />

biedt naast lokale milieuvoordel<strong>en</strong> de optie van toepassing van ccs in e<strong>en</strong> later<br />

stadium (eerst in de oeso-land<strong>en</strong> of, experim<strong>en</strong>teel, in arme land<strong>en</strong> <strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s<br />

wijdverbreid). Juist bij het gebruik van kol<strong>en</strong> kan ccs e<strong>en</strong> extra groot reductie-effect<br />

teweegbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De vergassingstechnologie op<strong>en</strong>t bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> de weg<br />

voor e<strong>en</strong> sterke to<strong>en</strong>ame van het gebruik van biomassa, met als eindproduct<strong>en</strong><br />

elektriciteit of schone transportbrandstoff<strong>en</strong>.<br />

De resultat<strong>en</strong> van het Nederlandse beleid gericht op verbetering van de <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

zijn tot nu toe onvoldo<strong>en</strong>de. De gestelde doel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> niet gerealiseerd<br />

(zie hoofdstuk 4).<br />

Aanbeveling 5<br />

De Nederlandse klimaatstrategie di<strong>en</strong>t sterker in te zett<strong>en</strong> op <strong>en</strong>ergie-efficiëntie – in eig<strong>en</strong> land, in<br />

Europa <strong>en</strong> wereldwijd – <strong>en</strong> op de internationale toepassing van vergassingstechnologie <strong>en</strong> co2afvang<br />

<strong>en</strong> -opslag.<br />

Meer aandacht voor sinks<br />

In het emissiereductiebeleid in tal van land<strong>en</strong> gaat, naar de m<strong>en</strong>ing van de raad, te<br />

veel aandacht uit naar fossiele co2-emissie, nu zo’n 6,5 gtc per jaar, <strong>en</strong> te weinig<br />

naar absorptie van co2 in sinks. De co2-kringloop van de planeet is aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

omvangrijker dan de m<strong>en</strong>selijke co2-emissie (zie hoofdstuk 2). E<strong>en</strong> vergroting<br />

van de absorptiecapaciteit van sinks op het land van slechts 2 proc<strong>en</strong>t betek<strong>en</strong>t al<br />

e<strong>en</strong> onttrekking van 1,2 gtc per jaar. Dit ontlast, vooral in de eerstkom<strong>en</strong>de<br />

dec<strong>en</strong>nia, de druk op investering<strong>en</strong> in schone fossiele <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> in kostbare<br />

moderne hernieuwbare <strong>en</strong>ergie. Meer aandacht voor sinks helpt de tijdwinst te<br />

creër<strong>en</strong> die noodzakelijk is voor de geleidelijke vervanging van oude elektriciteitsc<strong>en</strong>trales,<br />

voor grootschalige r&d in koolstofvrije techniek<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor e<strong>en</strong><br />

veel geleidelijkere aanpassing.<br />

Deze route behelst het afremm<strong>en</strong> van ontbossing, versneld beboss<strong>en</strong> <strong>en</strong> herbeboss<strong>en</strong>,<br />

meer houtb<strong>en</strong>utting in product<strong>en</strong> <strong>en</strong> gebouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> t<strong>en</strong> slotte het beperk<strong>en</strong><br />

van ploeg<strong>en</strong> tot waar dat voor beplanting nodig is. Combineert m<strong>en</strong> deze<br />

route ook nog e<strong>en</strong>s met de vergassing <strong>en</strong> ccs-techniek<strong>en</strong> in de elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing,<br />

dan kan m<strong>en</strong> houtachtige biomassa aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> bij vergassing <strong>en</strong><br />

aldus zelfs co2 onttrekk<strong>en</strong> aan de atmosfeer. Dat kan de emissies elders comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>.


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

Meer mondiale aandacht voor obg’s<br />

Vooral op de korte termijn is het kost<strong>en</strong>effectief om in te zett<strong>en</strong> op methaan <strong>en</strong><br />

(industriële) n2o. Tot het Kyoto-protocol is er ge<strong>en</strong> prijs- of beleidsprikkel<br />

geweest om op obg’s in te zett<strong>en</strong>; met het Kyoto-protocol is dat wel het geval,<br />

maar alle<strong>en</strong> voor ontwikkelde land<strong>en</strong> met emissiereductieverplichting (Annex iland<strong>en</strong>,<br />

die Kyoto metterdaad uitvoer<strong>en</strong>), terwijl methaan nu in hoofdzaak door<br />

arme land<strong>en</strong> wordt uitgestot<strong>en</strong>.<br />

Reductie van methaan is om twee red<strong>en</strong><strong>en</strong> goedkoop: anders dan bij <strong>en</strong>ergie<br />

(prijsdruk prikkelt efficiëntie) is er bij methaan niet eerder prijsdruk geweest,<br />

waardoor goedkope opties als ‘laaghang<strong>en</strong>d fruit’ milieueffectief kunn<strong>en</strong> zijn; t<strong>en</strong><br />

tweede is het emissiereductie-effect per kilo vermed<strong>en</strong> methaan veel groter dan<br />

dat van co2 (e<strong>en</strong> factor 50 na 50 jaar; e<strong>en</strong> factor 23 na 100 jaar).<br />

Daarnaast is methaanreductie vanuit het oogpunt van timing aantrekkelijk. Door<br />

de kortere verblijftijd in de atmosfeer is het belangrijkste emissiereductie-effect<br />

in de nabije toekomst gesitueerd. Dat levert hetzelfde type tijdwinst als hierbov<strong>en</strong><br />

gesignaleerd bij aandacht voor sinks. Ook schept de relatief korte tijdshorizon<br />

extra risicoreductie in het licht van de ontbrek<strong>en</strong>de k<strong>en</strong>nis over het klimaatsysteem.<br />

Tev<strong>en</strong>s kan methaanreductie help<strong>en</strong> om ontwikkelingsland<strong>en</strong> actief te<br />

betrekk<strong>en</strong>, omdat juist daar teg<strong>en</strong> lage kost<strong>en</strong> effectieve maatregel<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Soms zijn de kost<strong>en</strong> zelfs negatief: de opbr<strong>en</strong>gst van <strong>en</strong>ergieproductie<br />

uit afvalverwerking.<br />

Bij de reductie van de industriële obg’s gaat het vooral om fluor- <strong>en</strong> chloorkoolwaterstoff<strong>en</strong>.<br />

Daarvoor geld<strong>en</strong> voorwaard<strong>en</strong> die <strong>en</strong>igszins lijk<strong>en</strong> op die van het<br />

verdrag van Montreal (ozonbescherming). Het aantal industriële produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> is<br />

beperkt <strong>en</strong> ze zijn (nu nog) vooral gesitueerd in ontwikkelde land<strong>en</strong>. Indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong><br />

verplaatsing van productielocaties kan voorkom<strong>en</strong> door geloofwaardige sancties,<br />

zoals bij het verdrag van Montreal, kan de korte termijn b<strong>en</strong>ut word<strong>en</strong> om bij<br />

deze relatief agressieve gass<strong>en</strong> emissiereductie zeer ver door te voer<strong>en</strong>. Nederland<br />

moet de eu stimuler<strong>en</strong> hierin voorop te lop<strong>en</strong>. Het is hier wel degelijk mogelijk<br />

om ook de vs <strong>en</strong> andere land<strong>en</strong> (<strong>en</strong> de relevante bedrijv<strong>en</strong>) tot deze reducties te<br />

beweg<strong>en</strong>.<br />

Technologieontwikkeling <strong>en</strong> -diffusie<br />

Goedkope emissiereductieopties zijn in de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia vooral<br />

beschikbaar in ontwikkelingsland<strong>en</strong>. Technologiediffusie is nodig om die opties<br />

te realiser<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verregaande nadruk op de allocatie van emissiereductie-inspanning<strong>en</strong><br />

in arme land<strong>en</strong> heeft echter wel als nadeel dat de prikkel om (in rijke<br />

land<strong>en</strong>) serieus aan koolstofvrije technologieontwikkeling te do<strong>en</strong>, vermindert:<br />

de oplossing<strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong> zijn daarvoor te goedkoop. Het zog<strong>en</strong>oemde<br />

50/50-beleid, dat de helft van de emissiereductie-inspanning binn<strong>en</strong>lands<br />

wil realiser<strong>en</strong>, is t<strong>en</strong> dele bedoeld als prikkel voor r&d, t<strong>en</strong>einde dit<br />

bezwaar te ondervang<strong>en</strong>.<br />

211


212<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

De raad me<strong>en</strong>t echter dat e<strong>en</strong> duidelijk onderscheid moet word<strong>en</strong> gemaakt <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

innovatie <strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatie. Geforceerde implem<strong>en</strong>tatie van nog niet rijpe technologieën<br />

br<strong>en</strong>gt hoge kost<strong>en</strong> met zich mee, die niet opweg<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> de kleine increm<strong>en</strong>tele<br />

verbetering<strong>en</strong> die zo’n beleid stimuleert. In de periode tot circa 2030 zull<strong>en</strong><br />

de marktprikkels voor radicale verandering nog relatief gering blijv<strong>en</strong> weg<strong>en</strong>s<br />

goedkope reductieopties in arme land<strong>en</strong>. Juist omdat r&d zo belangrijk is, neemt<br />

de raad afstand van het 50/50-beleid: de beleidsregel is noch doelmatig voor het tot<br />

stand br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van emissiereductie, noch effectief voor het realiser<strong>en</strong> van r&d.<br />

Het r&d- <strong>en</strong> innovatietraject van Nederland <strong>en</strong> de eu dat transities naar emissievrije<br />

technologie <strong>en</strong> vervoer bevordert, di<strong>en</strong>t voldo<strong>en</strong>de <strong>ambitie</strong>us te zijn <strong>en</strong> te<br />

blijv<strong>en</strong>, dec<strong>en</strong>nialang, <strong>en</strong> moet zich richt<strong>en</strong> op radicaal nieuwe technologieën.<br />

Deze inzet van Nederland <strong>en</strong> de eu di<strong>en</strong>t nog verder geïnternationaliseerd te<br />

word<strong>en</strong>, in ieder geval in sam<strong>en</strong>werkingsverband<strong>en</strong> met de vs, Canada <strong>en</strong> Japan.<br />

Binn<strong>en</strong> de eu biedt het zesde kaderprogramma r&d hiervoor al mogelijkhed<strong>en</strong>.<br />

De besluitvorming over het zev<strong>en</strong>de kaderprogramma is reeds in e<strong>en</strong> vergevorderd<br />

stadium. In die kaderprogramma’s wordt het beschikbare r&d-budget<br />

aanzi<strong>en</strong>lijk verhoogd (maar veel minder dan aanvankelijk voorzi<strong>en</strong>). Krachtig<br />

Europees r&d-beleid met betrekking tot emissievrije <strong>en</strong>ergietechnologie kan<br />

deels de nationale publieke r&d-uitgav<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>, waardoor de voorkeur van<br />

de lidstat<strong>en</strong> om het eu-budget vooral niet te lat<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>, toch niet wordt ondermijnd.<br />

Nederland moet bevorder<strong>en</strong> dat <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> duurzame <strong>en</strong>ergie<br />

binn<strong>en</strong> die kaderprogramma’s e<strong>en</strong> groter gewicht krijg<strong>en</strong>. Maar hoge publieke<br />

budgett<strong>en</strong> voor r&d br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> ook risico’s met zich mee, bijvoorbeeld van lock-in<br />

<strong>en</strong> van instabiel beleid als gevolg van concurr<strong>en</strong>tie met andere overheidsuitgav<strong>en</strong>.<br />

Mede om die red<strong>en</strong> moet Nederland ook alternatiev<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong> voor die euprogramma’s.<br />

We kom<strong>en</strong> daar in paragraaf 6.5 op terug.<br />

Aanbeveling 6<br />

De raad bepleit e<strong>en</strong> duidelijk onderscheid <strong>tuss<strong>en</strong></strong> innovatie <strong>en</strong> implem<strong>en</strong>tatie. Innovatie moet vooral<br />

word<strong>en</strong> gestimuleerd via r&d <strong>en</strong> kan slechts in beperkte mate via implem<strong>en</strong>tatiesubsidies word<strong>en</strong><br />

bereikt. Het 50/50-beleid is noch doelmatig noch effectief. De Nederlandse transitiestrategie naar<br />

emissievrije techniek<strong>en</strong> moet ingebed zijn in e<strong>en</strong> wereldwijde klimaatstrategie (<strong>en</strong> dus niet in e<strong>en</strong><br />

louter Nederlandse strategie) <strong>en</strong> gerelateerd zijn aan de mondiale heers<strong>en</strong>de prioriteit<strong>en</strong> (zoals<br />

schone fossiele <strong>en</strong>ergie). Dat impliceert andere prioriteit<strong>en</strong> dan die welke alle<strong>en</strong> zijn afgestemd op<br />

Nederlandse voorkeur<strong>en</strong>.<br />

Er zijn bij de keuze van emissiereductietechnologieën twee cruciale variabel<strong>en</strong><br />

bepal<strong>en</strong>d, namelijk de pot<strong>en</strong>tie van e<strong>en</strong> technologie om bij te drag<strong>en</strong> aan de<br />

probleemoplossing <strong>en</strong> de termijn waarop die pot<strong>en</strong>tie kan word<strong>en</strong> gerealiseerd.<br />

Voor de lezer is het niet e<strong>en</strong>voudig de consequ<strong>en</strong>ties van het gelijktijdig beschouw<strong>en</strong><br />

van deze twee variabel<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> waaier van technologieën te overzi<strong>en</strong>.<br />

Vandaar dat figuur 6.2 hier e<strong>en</strong> illustratieve weergave van beoogt te gev<strong>en</strong>. Die<br />

figuur br<strong>en</strong>gt uitsluit<strong>en</strong>d de methode van waardering in beeld <strong>en</strong> geeft e<strong>en</strong> gestileerd<br />

beeld van de betek<strong>en</strong>is van timing in de strategie, maar gaat niet in op de


precieze details. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is de pot<strong>en</strong>tie voor probleemoplossing mede afhankelijk<br />

van de prefer<strong>en</strong>ties (de bereidheid tot betal<strong>en</strong>) <strong>en</strong> van de kost<strong>en</strong>effectiviteit<br />

<strong>en</strong> rijpheid van technologieën, waarvan de leercurv<strong>en</strong> per definitie moeilijk voorspelbaar<br />

zijn. De invulling van de figuur is dus ook afhankelijk van e<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>tane<br />

inschatting <strong>en</strong> kan in de loop van de tijd verander<strong>en</strong>. De ideale technologie is<br />

gesitueerd in de linkerbov<strong>en</strong>hoek <strong>en</strong> strekt zich uit over de gehele breedte: effectief,<br />

onmiddellijk <strong>en</strong> langdurig beschikbaar. Zoals pass<strong>en</strong>d bij e<strong>en</strong> ideaaltype is<br />

die linkerbov<strong>en</strong>hoek leeg.<br />

Figuur 6.2 Traject<strong>en</strong> van technologieën naar rijpheid <strong>en</strong> emissiereductiepot<strong>en</strong>tie<br />

Mitigatiepot<strong>en</strong>tie<br />

Bron: wrr<br />

Herbebossing<br />

Methaanreductie<br />

Kernsplitsing<br />

Energie-efficiëntie<br />

6.4 de effectiviteit van wereldwijde coördinatie<br />

e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

2000 Tijd 2100<br />

CCS<br />

Biomassa<br />

De internationale coördinatie van emissiereductiebeleid is naar haar wez<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

lastige onderneming. Om de kans op succes te vergrot<strong>en</strong>, moet m<strong>en</strong> daarbij<br />

kiez<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> constructieve opstelling. Dit betek<strong>en</strong>t dat, waar mogelijk, moet<br />

word<strong>en</strong> aangeknoopt bij nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong> (die meer aansprek<strong>en</strong> dan klimaat) <strong>en</strong> bij<br />

belang<strong>en</strong> van andere land<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat alle land<strong>en</strong>, dus ook de huidige Kyoto-groep,<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> op<strong>en</strong> te staan voor e<strong>en</strong> breed palet van initiatiev<strong>en</strong> naast elkaar. E<strong>en</strong> geleidelijke<br />

ontwikkeling naar meer verplicht<strong>en</strong>de overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> biedt weliswaar<br />

ge<strong>en</strong> garantie voor succes, maar zal naar verwachting van de raad uiteindelijk<br />

meer emissiereductie oplever<strong>en</strong> dan rigide vast te blijv<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> aan ingrijp<strong>en</strong>de<br />

verplichting<strong>en</strong> waaraan te weinig land<strong>en</strong> zich will<strong>en</strong> committer<strong>en</strong>.<br />

Wind<br />

Geothermisch & getijd<strong>en</strong><br />

Zon<br />

Kernfusie<br />

213


214<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Rijke land<strong>en</strong> betal<strong>en</strong> (mee aan) de emissiereductie in arme land<strong>en</strong><br />

De coördinatievraag gaat over wie wat, hoe int<strong>en</strong>sief <strong>en</strong> wanneer doet of daarvoor<br />

betaalt. In de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia is het de grootste opgave om ervoor te<br />

zorg<strong>en</strong> dat industrialiser<strong>en</strong>de <strong>en</strong> arme land<strong>en</strong> hun economische groei op e<strong>en</strong><br />

emissie-efficiënte wijze realiser<strong>en</strong>. De marginale kost<strong>en</strong> van emissiereductie<br />

zull<strong>en</strong> in deze land<strong>en</strong> nog dec<strong>en</strong>nialang laag zijn. E<strong>en</strong> rationele allocatie van<br />

middel<strong>en</strong> vraagt dus veel emissiereductie in ontwikkelingsland<strong>en</strong>. Dat zal alle<strong>en</strong><br />

geschied<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> de oeso-land<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong> voor het verspreid<strong>en</strong> <strong>en</strong> verder<br />

ontwikkel<strong>en</strong> van de daarvoor b<strong>en</strong>odigde technologie <strong>en</strong> geheel of gedeeltelijk<br />

betal<strong>en</strong> voor de toepassing daarvan. De verdelingskwestie handelt dan over de<br />

overdracht<strong>en</strong> of andere vorm<strong>en</strong> van directe of indirecte betaling<strong>en</strong> aan arme<br />

land<strong>en</strong>. In zeer beperkte mate geschiedt dat nu reeds onder de unfccc <strong>en</strong>, in het<br />

Kyoto-protocol, via het cdm, waarbij de emissiereductieplichtige rijke land<strong>en</strong><br />

emissiereducties realiser<strong>en</strong> in arme land<strong>en</strong> zonder verplichting.<br />

Nederland moet zijn klimaatbeleid verbind<strong>en</strong> met ontwikkelingswerk. cdmproject<strong>en</strong><br />

onder e<strong>en</strong> minder bureaucratisch <strong>en</strong> beter geëquipeerd regime dan nu<br />

zijn hiertoe e<strong>en</strong> uitgelez<strong>en</strong> middel. Mogelijkhed<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> hier op korte termijn<br />

vooral in de sfeer van methaan in combinatie met biomassa. Via cdm-project<strong>en</strong><br />

kan Nederland ook de geloofwaardigheid van zijn leiderschapspositie onderbouw<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> uitv<strong>en</strong>t<strong>en</strong> door het goede voorbeeld te gev<strong>en</strong>. Gegev<strong>en</strong> de mondiale emissiereductieroutes<br />

kunn<strong>en</strong> we drie speerpunt<strong>en</strong> voor voorbeeldproject<strong>en</strong> in de<br />

cdm-sfeer aanwijz<strong>en</strong>:<br />

• vergassingstechnologie <strong>en</strong> ccs-technologie inpass<strong>en</strong> of inpasbaar mak<strong>en</strong> in<br />

vooral nieuw te bouw<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiec<strong>en</strong>trales;<br />

• ontbossing afremm<strong>en</strong> <strong>en</strong> herbebossing stimuler<strong>en</strong>;<br />

• methaanuitstoot verminder<strong>en</strong> (in kol<strong>en</strong>- <strong>en</strong> gasindustrie, mest, rioolslib, afval<br />

<strong>en</strong> rijstbouw).<br />

De overdracht van technologie wordt daarnaast gestimuleerd door e<strong>en</strong> flexibele<br />

omgang met intellectuele eig<strong>en</strong>dom. De r&d-kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong> door<br />

consum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> in rijke land<strong>en</strong>. Weliswaar is de bescherming van intellectuele<br />

eig<strong>en</strong>dom nodig om bedrijv<strong>en</strong> in staat te stell<strong>en</strong> hun ontwikkelingskost<strong>en</strong> terug<br />

te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>, maar die verdi<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> niet uit arme land<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. De keus<br />

daarbij is niet die <strong>tuss<strong>en</strong></strong> betal<strong>en</strong> of niet betal<strong>en</strong> voor lic<strong>en</strong>ties, maar <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

gebruik<strong>en</strong> of niet gebruik<strong>en</strong>, waarbij gebruik<strong>en</strong> zowel het belang van de rijke als<br />

dat van arme land<strong>en</strong> di<strong>en</strong>t. Ook de belang<strong>en</strong> van de betrokk<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong> zijn<br />

daarmee gedi<strong>en</strong>d via het reputatiemechanisme. Bedrijv<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> zo lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong><br />

dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid drag<strong>en</strong>, al of niet onder druk<br />

van niet-gouvernem<strong>en</strong>tele organisaties (ngo’s). In veel gevall<strong>en</strong> verliez<strong>en</strong> bedrijv<strong>en</strong><br />

weinig reëel winstpot<strong>en</strong>tieel met e<strong>en</strong> flexibele omgang met lic<strong>en</strong>ties, terwijl<br />

ze wel toekomstig marktpot<strong>en</strong>tieel creër<strong>en</strong>. Uiteraard vraagt deze afweging om<br />

e<strong>en</strong> zorgvuldige invulling van de voorwaard<strong>en</strong> waaronder <strong>en</strong> de wijze waarop<br />

intellectuele eig<strong>en</strong>dom wordt gedeeld. De selectieve beschikbaarheid van middel<strong>en</strong><br />

teg<strong>en</strong> het aids-virus hiv, waarbij de ontwikkelingskost<strong>en</strong> door rijke land<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de veel lagere productiekost<strong>en</strong> door arme land<strong>en</strong>, is hiervan


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

e<strong>en</strong> voorbeeld. Ook de speciale pc voor 100 dollar, ontwikkeld voor Afrika, laat<br />

zi<strong>en</strong> dat het bedrijfslev<strong>en</strong> in staat is technologie teg<strong>en</strong> lage kost<strong>en</strong> voor arme<br />

land<strong>en</strong> beschikbaar te stell<strong>en</strong>.<br />

Het Kyoto-beleid van Nederland is er tot nu toe op gericht geweest t<strong>en</strong> minste de<br />

helft van de emissiereductie binn<strong>en</strong> Nederland te realiser<strong>en</strong>. In de praktijk is dat<br />

vooral gebeurd door reductie van obg-emissies. De kost<strong>en</strong>effectieve emissieproductiemogelijkhed<strong>en</strong><br />

binn<strong>en</strong> Nederland zijn ev<strong>en</strong>wel in belangrijke mate reeds<br />

b<strong>en</strong>ut.<br />

Aanbeveling 7<br />

De raad bepleit dat Nederland zijn emissiereductie-inspanning<strong>en</strong> met voorrang richt op het cdm,<br />

met speciale aandacht voor technologiediffusie <strong>en</strong> technologieoverdracht.<br />

Ge<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming over het einddoel, wel over de richting<br />

Elk van de mondiale spelers maakt eig<strong>en</strong> afweging<strong>en</strong> over de urg<strong>en</strong>tie van<br />

klimaatbeleid. De aansporing om klimaatbeleid te voer<strong>en</strong> vloeit voort uit de<br />

verwachte schade. Over schades, waar die zull<strong>en</strong> optred<strong>en</strong> <strong>en</strong> (<strong>en</strong>igszins)<br />

wanneer, is weinig bek<strong>en</strong>d met e<strong>en</strong> bevredig<strong>en</strong>de mate van betrouwbaarheid.<br />

Klimaatverandering biedt echter ook voordel<strong>en</strong>, die zeld<strong>en</strong> in de beschouwing<br />

word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Het gevolg is dat het vaststell<strong>en</strong> van de operationele doelstelling<br />

van klimaatbeleid lastig is. De unfccc spreekt van het stabiliser<strong>en</strong> van de<br />

ghg-conc<strong>en</strong>traties op e<strong>en</strong> veilig niveau, maar dat is voor velerlei uitleg vatbaar.<br />

De eu is met zijn 2 °C-doelstelling duidelijker <strong>en</strong> <strong>ambitie</strong>uzer dan de unfccc.<br />

Niettemin is de gew<strong>en</strong>ste richting op mondiaal niveau wel duidelijk: het is voor<br />

alle partij<strong>en</strong> aantrekkelijk om risico’s te verminder<strong>en</strong>.<br />

Beter dan e<strong>en</strong> conflict aan te gaan over wat de juiste doelstelling moet zijn,<br />

kunn<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>stemming bereik<strong>en</strong> over wat h<strong>en</strong> bindt: de richting van<br />

het klimaatbeleid, onder de erk<strong>en</strong>ning dat op dit og<strong>en</strong>blik over het uiteindelijke<br />

doel verschill<strong>en</strong>d kan word<strong>en</strong> gedacht. Wanneer meer k<strong>en</strong>nis beschikbaar komt<br />

over te verwacht<strong>en</strong> schade <strong>en</strong> over de lokalisatie daarvan in tijd <strong>en</strong> ruimte, zal<br />

meer duidelijkheid ontstaan over de na te strev<strong>en</strong> doelstelling <strong>en</strong> het belang dat<br />

elk van de partij<strong>en</strong> daarbij heeft.<br />

Voorts bestaat overe<strong>en</strong>stemming over e<strong>en</strong> globale verdeling van verantwoordelijkhed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> tak<strong>en</strong>. Arme land<strong>en</strong> verwacht<strong>en</strong> dat de oeso-land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bov<strong>en</strong>matige<br />

inspanning verricht<strong>en</strong>, al is het alle<strong>en</strong> al omwille van de voorraad ghg’s die<br />

zij in het verled<strong>en</strong> aan de natuurlijke voorraad in de atmosfeer hebb<strong>en</strong> toegevoegd.<br />

Verder kunn<strong>en</strong> rijke land<strong>en</strong> met relatief beperkte extra middel<strong>en</strong> veel<br />

bereik<strong>en</strong> in vergelijking met arme land<strong>en</strong>, mits zij die middel<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> voor<br />

technologieontwikkeling <strong>en</strong> voor technologiediffusie naar arme land<strong>en</strong>. In de<br />

unfccc is dan ook e<strong>en</strong> common but differ<strong>en</strong>tiated responsibility van rijk <strong>en</strong> arm<br />

vastgelegd.<br />

215


216<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Zolang de emissies per hoofd van de bevolking in rijke land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veelvoud zijn<br />

van die in armere land<strong>en</strong>, is het illusoir te verwacht<strong>en</strong> dat opkom<strong>en</strong>de economieën<br />

zelf de kost<strong>en</strong> van de technologiediffusie zull<strong>en</strong> drag<strong>en</strong>, indi<strong>en</strong> daar ge<strong>en</strong><br />

lokale bat<strong>en</strong> in de vorm van e<strong>en</strong> beter lokaal milieu of e<strong>en</strong> grotere <strong>en</strong>ergiezuinigheid<br />

teg<strong>en</strong>over staan. De meerkost<strong>en</strong> van de technologiediffusie t<strong>en</strong> behoeve<br />

van het klimaatbeleid moet<strong>en</strong> daarom in de Europese afweging van klimaatdoel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> daarvoor te mak<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>, of beter nog in die van alle ontwikkelde<br />

land<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>.<br />

De effectiviteitsteg<strong>en</strong>stelling<br />

Het Kyoto-protocol beoogde ervaring op te do<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> wereldwijde emissiereductiestrategie.<br />

Voor de beoordeling moet onderscheid word<strong>en</strong> gemaakt<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> het Kyoto-protocol op zichzelf <strong>en</strong> de b<strong>en</strong>adering die eraan t<strong>en</strong> grondslag<br />

ligt.<br />

Het Kyoto-protocol op zichzelf is niet effectief vanwege de effectiviteitsteg<strong>en</strong>stelling:<br />

datg<strong>en</strong>e wat haalbaar is, is niet effectief; datg<strong>en</strong>e wat effectief is, is niet<br />

haalbaar. Het Kyoto-protocol dankt zijn brede acceptatie aan de beperktheid<br />

van zijn inzet <strong>en</strong> bov<strong>en</strong>al de selectiviteit ervan (naar land<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> emissiereductieverplichting).<br />

De les van Kyoto is dat moet word<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> e<strong>en</strong><br />

brede deelname met lichte doelstelling<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> smalle deelname met zware<br />

doelstelling<strong>en</strong>. Effectief klimaatbeleid vereist e<strong>en</strong> combinatie van beide, want<br />

het is afhankelijk van het product van deelname <strong>en</strong> doelstelling. De beleidsinnovatie<br />

die Kyoto heeft bevorderd (waaronder emissiehandel) <strong>en</strong> de standvastigheid<br />

van de eu teg<strong>en</strong>over zowel de harde kritiek van de vs als de afzijdige<br />

houding van arme land<strong>en</strong>, hebb<strong>en</strong> deze effectiviteitsteg<strong>en</strong>stelling niet kunn<strong>en</strong><br />

verhelp<strong>en</strong>.<br />

Maar de Kyoto-b<strong>en</strong>adering levert wel e<strong>en</strong> nuttige vingeroef<strong>en</strong>ing voor e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem,<br />

dat althans voor co2 nog nerg<strong>en</strong>s bestond, aangevuld met<br />

diverse mechanism<strong>en</strong>. Die Kyoto-b<strong>en</strong>adering als methode verdi<strong>en</strong>t steun.<br />

W<strong>en</strong>st m<strong>en</strong> emissiereductie, dan is emissiehandel kost<strong>en</strong>effectief <strong>en</strong> stimuleert<br />

hij het bedrijfslev<strong>en</strong> tot innovatieve b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> die eerst niet e<strong>en</strong>s werd<strong>en</strong><br />

gezi<strong>en</strong>. Nederland <strong>en</strong> de eu di<strong>en</strong><strong>en</strong> deze b<strong>en</strong>adering voort te zett<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong>, het<br />

is zaak de coalities die dit drag<strong>en</strong> uit te breid<strong>en</strong> <strong>en</strong> tegelijk te erk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> dat allerlei<br />

andere b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong> van klimaatbeleid ev<strong>en</strong>zeer kunn<strong>en</strong> bijdrag<strong>en</strong> in wereldverband.<br />

In het vorige hoofdstuk is dat ‘veelkleurige flexibiliteit’ g<strong>en</strong>oemd.<br />

Aanbeveling 8<br />

De raad me<strong>en</strong>t dat de eu, met e<strong>en</strong> actief Nederland daarbinn<strong>en</strong>, uit eig<strong>en</strong>belang de multilaterale<br />

coördinatie moet bevorder<strong>en</strong>, maar wel grot<strong>en</strong>deels op andere wijz<strong>en</strong> dan tot voor kort werd voorgestaan.<br />

De eu moet zich bezinn<strong>en</strong> op de effectiviteitsteg<strong>en</strong>stelling: wat wereldwijd haalbaar is, is niet<br />

effectief <strong>en</strong> wat effectief is, is mom<strong>en</strong>teel niet haalbaar. Voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia vormt de richting<br />

van de wereldklimaatstrategie e<strong>en</strong> cruciaal bind<strong>en</strong>d elem<strong>en</strong>t in de unfccc. Daarbinn<strong>en</strong> past e<strong>en</strong><br />

veelkleurige flexibiliteit van initiatiev<strong>en</strong>.


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

Nu de Kyoto-b<strong>en</strong>adering werkt, is het w<strong>en</strong>selijk <strong>en</strong> wellicht mogelijk de coalitie van Kyoto-land<strong>en</strong><br />

uit te breid<strong>en</strong> na 2012, echter met inachtneming van de effectiviteitsteg<strong>en</strong>stelling, t<strong>en</strong>einde illusiepolitiek<br />

te vermijd<strong>en</strong>.<br />

Belang<strong>en</strong> van grote spelers als uitgangspunt<br />

De raad is van m<strong>en</strong>ing dat wereldwijde coördinatie alle<strong>en</strong> kans van slag<strong>en</strong> heeft<br />

indi<strong>en</strong> de grote spelers coalities vorm<strong>en</strong>, met uitdrukkelijke inachtneming van<br />

hun belang<strong>en</strong> op langere termijn. Uit het Kyoto-proces is geblek<strong>en</strong> dat grote<br />

coalities die voldo<strong>en</strong>de effect teweeg kunn<strong>en</strong> br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van emissiereductie,<br />

tot nu toe niet tot stand kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Dat komt omdat veel spelers de<br />

kost<strong>en</strong> van het aangaan van e<strong>en</strong> geloofwaardige sam<strong>en</strong>werking te hoog acht<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

omdat de transactiekost<strong>en</strong> in grote coalities veel sneller oplop<strong>en</strong> met het aantal<br />

deelnemers dan de voordel<strong>en</strong> van het vergrot<strong>en</strong> van de coalitie. Dit pleit voor e<strong>en</strong><br />

voortrekkersrol van e<strong>en</strong> beperkt aantal spelers met grote belang<strong>en</strong>.<br />

Effectieve coördinatie kan alle<strong>en</strong> tot stand kom<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> daarmee de belang<strong>en</strong><br />

van alle spelers aan de onderhandelingstafel word<strong>en</strong> gedi<strong>en</strong>d. Het is vooral de<br />

verwachte schade die land<strong>en</strong> ertoe beweegt sam<strong>en</strong> te werk<strong>en</strong>, altruïstische<br />

beweegred<strong>en</strong><strong>en</strong> uitgezonderd. Omdat schades zeer sterk uite<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

tev<strong>en</strong>s (selectief) voordel<strong>en</strong> van klimaatverandering g<strong>en</strong>ot<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />

terwijl de tijdspanne van onderhandeling <strong>en</strong> strategie zeer lang is, ligt het voor de<br />

hand dat juist de land<strong>en</strong> die de meeste schade verwacht<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> kwetsbare positie<br />

word<strong>en</strong> gemanoeuvreerd, al is het alle<strong>en</strong> maar omdat de andere (kunn<strong>en</strong>)<br />

wacht<strong>en</strong>. Kort gesteld: niet de vervuiler maar de schadelijder kan zich gedwong<strong>en</strong><br />

zi<strong>en</strong> te betal<strong>en</strong> of liftersgedrag in elk geval deels af te kop<strong>en</strong>.<br />

In hoofdstuk 5 is ingegaan op de structurele factor<strong>en</strong> die de belang<strong>en</strong> van partij<strong>en</strong><br />

stur<strong>en</strong>, naast de politieke opvatting<strong>en</strong> die in de tijd wellicht <strong>en</strong>igszins variabel<br />

zijn. Om e<strong>en</strong> coalitie te vorm<strong>en</strong> bij deze uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de belang<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> partij<strong>en</strong><br />

zoek<strong>en</strong> naar wat h<strong>en</strong> bindt. Dat is allereerst de richting van het beleid: emissiereductie.<br />

Voorts zijn dat de middel<strong>en</strong> <strong>en</strong> sommige voorwaard<strong>en</strong>: technologische<br />

middel<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectieve wijze, liefst via het marktmechanisme <strong>en</strong> met<br />

zo min mogelijk schade aan de economische groei.<br />

Cruciaal voor het klimaatbeleid zijn t<strong>en</strong> slotte de belang<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

voor land<strong>en</strong> met uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergiestructur<strong>en</strong> <strong>en</strong> economische groei. Wat<br />

Europa betreft, bestaat er, ondanks de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de liberalisering, nog ge<strong>en</strong> echt<br />

vrije markt voor <strong>en</strong>ergie, omdat de <strong>en</strong>ergiebelang<strong>en</strong> strategisch te belangrijk blijk<strong>en</strong><br />

te word<strong>en</strong> geacht om de <strong>en</strong>ergieprijsvorming geheel over te lat<strong>en</strong> aan de vrije<br />

markt met zijn korte tijdshorizon. De to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de zorg<strong>en</strong> over de <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

kom<strong>en</strong> tot uiting in de sterk gesteg<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergieprijs, onder meer door de gesteg<strong>en</strong><br />

vraag uit China. De tijdshorizon van problem<strong>en</strong> rond de <strong>en</strong>ergiezekerheid is<br />

kort, waardoor deze problem<strong>en</strong> e<strong>en</strong> hoge prioriteit krijg<strong>en</strong>. Zowel klimaatbeleid<br />

als <strong>en</strong>ergiezekerheid raakt direct aan belang<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergiepolitiek. Klimaatbeleid<br />

dat onvoldo<strong>en</strong>de rek<strong>en</strong>ing houdt met de urg<strong>en</strong>tie van <strong>en</strong>ergiezekerheid is<br />

217


218<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

gedoemd te mislukk<strong>en</strong>. Anderzijds is de urg<strong>en</strong>tie van <strong>en</strong>ergiezekerheid e<strong>en</strong><br />

belangrijke prikkel voor <strong>en</strong>ergiebesparing, die niet alle<strong>en</strong> gunstig is voor het<br />

klimaat, maar ook economische voordel<strong>en</strong> biedt: het is bijvoorbeeld niet toevallig<br />

dat Europese <strong>en</strong> Japanse autofabrikant<strong>en</strong> e<strong>en</strong> voorsprong hebb<strong>en</strong> bereikt op<br />

Amerikaanse in het ontwikkel<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergiezuinige auto’s.<br />

Op het aspect van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie lop<strong>en</strong> de belang<strong>en</strong> van klimaat <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiezekerheid<br />

parallel, wat <strong>en</strong>ergie-efficiëntie tot e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieel kansrijke speerpunt<br />

van beleid maakt. Sterker nog, het is heel wel mogelijk <strong>en</strong> soms zelfs doorslaggev<strong>en</strong>d<br />

dat de prioriteit wordt omgedraaid. In land<strong>en</strong> waar de<br />

<strong>en</strong>ergiezekerheid afhangt van de invoer van olie <strong>en</strong> gas (bij kol<strong>en</strong> is er nauwelijks<br />

van schaarste sprake <strong>en</strong> zijn er veel aanbieders), kan effectief beleid ter vermindering<br />

van kwetsbaarheid gemakkelijker vorm<strong>en</strong> aannem<strong>en</strong> die tegelijk emissiereductiebat<strong>en</strong><br />

voor het klimaat opbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. In land<strong>en</strong> waar de <strong>en</strong>ergiezekerheid op<br />

lokale kol<strong>en</strong>voorrad<strong>en</strong> steunt, is dat lastiger, omdat vergassing, co2-afvang <strong>en</strong> -<br />

opslag op zich niet meer toevoerzekerheid bied<strong>en</strong>.<br />

Hoewel de problem<strong>en</strong> rond de <strong>en</strong>ergiezekerheid urg<strong>en</strong>ter zijn dan die rond het<br />

klimaat, is de belangstelling in het beleid voor de <strong>en</strong>ergiezekerheid van betrekkelijk<br />

rec<strong>en</strong>te datum <strong>en</strong> is aangewakkerd door onregelmatighed<strong>en</strong> in de gasleveranties<br />

vanuit Rusland.<br />

Aanbeveling 9<br />

De Nederlandse klimaatstrategie moet met voorrang gebruikmak<strong>en</strong> van de synergie van de belang<strong>en</strong><br />

van <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> van klimaatbeleid, omdat klimaatbeleid zonder die verbinding onvoldo<strong>en</strong>de<br />

gedrag<strong>en</strong> zal word<strong>en</strong> <strong>en</strong> internationaal op teg<strong>en</strong>werking zal stuit<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zijdige nadruk op absolute reductiedoel<strong>en</strong> stelt te hoge eis<strong>en</strong> aan de coördinatie,<br />

want land<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> dan cons<strong>en</strong>sus bereik<strong>en</strong> over zowel het totale<br />

budget aan emissierecht<strong>en</strong> als de verdeling ervan. Het laatste is e<strong>en</strong> verdelingsprobleem<br />

met trekk<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> zero sum game, waarover onderhandeling<strong>en</strong> doorgaans<br />

buit<strong>en</strong>gewoon stroef verlop<strong>en</strong>, te meer omdat m<strong>en</strong> allerlei rechtvaardiging<strong>en</strong><br />

voor sterk uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de verdeling<strong>en</strong> kan gev<strong>en</strong>.<br />

De volg<strong>en</strong>de kernpunt<strong>en</strong> zijn naar de m<strong>en</strong>ing van de raad van belang: (1) haalbare<br />

resultat<strong>en</strong>, (2) veelkleurige flexibiliteit, (3) de unfccc als kader, (4) stimuler<strong>en</strong>d<br />

leiderschap <strong>en</strong> (5) de vorming van coalities.<br />

(1) Haalbare resultat<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijdrage<br />

Het is onvruchtbaar om de zog<strong>en</strong>oemde post-Kyoto-architectuur van de multilaterale<br />

coördinatie nu al voor e<strong>en</strong> lange periode te will<strong>en</strong> vastlegg<strong>en</strong>. Kyoto heeft<br />

lat<strong>en</strong> zi<strong>en</strong> dat tijdpad<strong>en</strong> met beleidsconsequ<strong>en</strong>ties door e<strong>en</strong> straffe vorm van<br />

binding tot verwijdering <strong>tuss<strong>en</strong></strong> unfccc-partij<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Tijdpad<strong>en</strong> zijn in<br />

multilaterale coördinatie nooit meer dan indicatief; dat losse, int<strong>en</strong>tionele karakter<br />

is sterker naarmate de periode langer is. Deze te will<strong>en</strong> omzett<strong>en</strong> in gefor


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

ceerde overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> heeft vooral nadelige gevolg<strong>en</strong> bij onderhandeling<strong>en</strong> of<br />

ratificatie. Voorbeeld<strong>en</strong> daarvan zijn: lang voortslep<strong>en</strong>de conflictueuze onderhandeling<strong>en</strong><br />

met risico van mislukking, allerlei uitzondering<strong>en</strong>, risico van<br />

formeel succes zonder voldo<strong>en</strong>de ratificatie, <strong>en</strong> straffe voorwaardelijkheid van<br />

arme land<strong>en</strong> in term<strong>en</strong> van transfers <strong>en</strong> verdeling die de haalbaarheid in oesoland<strong>en</strong><br />

weer op het spel zet.<br />

Multistage-b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong>, waarbij land<strong>en</strong> op basis van objectieve indicator<strong>en</strong><br />

voor de mate van ontwikkeling geleidelijk meer verplichting<strong>en</strong> op zich nem<strong>en</strong>,<br />

strok<strong>en</strong> naar de m<strong>en</strong>ing van de raad met het uitgangspunt van common but differ<strong>en</strong>tiated<br />

responsibilities. Maar het probleem is dat multistage-b<strong>en</strong>adering<strong>en</strong><br />

traject<strong>en</strong> vereis<strong>en</strong> van to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de internationale verantwoordelijkheid <strong>en</strong><br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de verplichting<strong>en</strong> op basis van objectieve criteria voor graduation (de<br />

overgang naar e<strong>en</strong> hoger niveau van verplichting<strong>en</strong>). De gatt leert dat het weliswaar<br />

w<strong>en</strong>selijk is e<strong>en</strong> onderscheid naar minder ontwikkeld <strong>en</strong> graduated te<br />

mak<strong>en</strong>, maar dat de overgang nooit door ook maar één handelspartner formeel of<br />

vrijwillig is gemaakt. Het werkte alle<strong>en</strong> bij het Algeme<strong>en</strong> Prefer<strong>en</strong>tieel Systeem,<br />

waarbij de prefer<strong>en</strong>tiegevers (rijke land<strong>en</strong>) unilateraal bepaalde inmiddels<br />

ontwikkelde land<strong>en</strong> (zoals Singapore <strong>en</strong> Zuid-Korea) op d<strong>en</strong> duur hebb<strong>en</strong> uitgeslot<strong>en</strong>.<br />

Multistage vereist dus e<strong>en</strong> bind<strong>en</strong>d commitm<strong>en</strong>t van ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

om op objectieve criteria te var<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat internationaal te lat<strong>en</strong> besliss<strong>en</strong>. Dit<br />

ontbreekt nu <strong>en</strong> het is optimistisch om dergelijke commitm<strong>en</strong>ts te verwacht<strong>en</strong>.<br />

Het kan in de praktijk effectiever zijn om in latere onderhandeling<strong>en</strong> de coalities<br />

te verander<strong>en</strong> <strong>en</strong> tot andere afsprak<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> uitgebreidere groep<br />

inmiddels hoogontwikkelde land<strong>en</strong>. Het commitm<strong>en</strong>t ontstaat dan achteraf,<br />

waarbij vermoedelijk zal blijk<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> multistage-traject in de praktijk is gerealiseerd.<br />

(2) Veelkleurige flexibiliteit<br />

De eu <strong>en</strong> Nederland moet<strong>en</strong> op<strong>en</strong>staan voor initiatiev<strong>en</strong> naast Kyoto, zonder<br />

overig<strong>en</strong>s zelf de Kyoto-b<strong>en</strong>adering op te gev<strong>en</strong>. Niet-deelname aan Kyoto staat<br />

ge<strong>en</strong>szins gelijk met de afwezigheid van klimaatbeleid. De pot<strong>en</strong>tie van dat vrijwillige<br />

klimaatbeleid, bijvoorbeeld in de vs <strong>en</strong> Australië, moet word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut. Dit<br />

geldt trouw<strong>en</strong>s net zo goed voor land<strong>en</strong> als China, India of Brazilië. Het geme<strong>en</strong>schappelijke<br />

doel is belangrijker dan de verdeeldheid over Kyoto. Vandaar dat de<br />

raad e<strong>en</strong> ‘veelkleurige flexibiliteit’ voorstaat die alle unfccc-partij<strong>en</strong> ruimte laat<br />

om aan e<strong>en</strong> of andere, meer of minder <strong>ambitie</strong>uze vorm van klimaatbeleid te<br />

do<strong>en</strong>. Te d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> valt aan no regret-beleid (zoals <strong>en</strong>ergie-efficiëntieverbetering,<br />

dat ook zonder klimaatprobleem zinvol is – met <strong>en</strong>orme pot<strong>en</strong>tie in ontwikkelingsland<strong>en</strong>);<br />

no lose-beleid (wel e<strong>en</strong> prikkel tot emissiereductie, ge<strong>en</strong> sanctie);<br />

technologieontwikkeling <strong>en</strong> -diffusie; int<strong>en</strong>siteitsdoel<strong>en</strong>; zelfverplichting van<br />

eig<strong>en</strong> klimaatbeleid (zogehet<strong>en</strong> pam’s) met het aflegg<strong>en</strong> van rek<strong>en</strong>schap; <strong>en</strong> de<br />

hogere <strong>ambitie</strong> van emissiehandelssystem<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> koolstofprijs. Net als in de<br />

handelspolitiek is het mogelijk <strong>en</strong> aantrekkelijk op onderdel<strong>en</strong> emissiereductie<br />

bilateraal <strong>en</strong> regionaal te stimuler<strong>en</strong>, bijvoorbeeld als onderdeel van al bestaande<br />

speciale betrekking<strong>en</strong> of van ontwikkelingsbeleid.<br />

219


220<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Het begrip ‘veelkleurige flexibiliteit’ houdt ook in dat m<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> vertrouwt<br />

op verticale maatregel<strong>en</strong> die overhed<strong>en</strong>, al of niet in internationaal verband,<br />

oplegg<strong>en</strong>. Het bedrijfslev<strong>en</strong> moet veel meer bij het klimaatbeleid word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> reactief, via koolstofmarkt<strong>en</strong> <strong>en</strong> belasting<strong>en</strong> of regels. Vooral<br />

<strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sieve industrieën <strong>en</strong> de auto-industrie kunn<strong>en</strong> veel bijdrag<strong>en</strong>.<br />

Sectorale overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> bij bedrijv<strong>en</strong> de zorg om de aantasting van de<br />

concurr<strong>en</strong>tiepositie wegnem<strong>en</strong>, mits ge<strong>en</strong> liftersgedrag optreedt. Immers, bij<br />

voldo<strong>en</strong>de reikwijdte van de overe<strong>en</strong>gekom<strong>en</strong> standaard<strong>en</strong> voor bijvoorbeeld<br />

<strong>en</strong>ergiezuinigheid wet<strong>en</strong> alle produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> dat ook andere bedrijv<strong>en</strong> aan de standaard<strong>en</strong><br />

gebond<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> geeft juist het voldo<strong>en</strong> aan die standaard<strong>en</strong> toegang tot<br />

internationale markt<strong>en</strong>. Daarom moet<strong>en</strong> dergelijke overe<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> krachtig<br />

word<strong>en</strong> gestimuleerd door e<strong>en</strong> coalitie van marktleiders, gesteund door e<strong>en</strong><br />

dominante beleidscoalitie binn<strong>en</strong> het kader van de unfccc. De verzekeringswereld<br />

kan bijdrag<strong>en</strong> aan de zichtbaarheid van klimaatrisico’s door verzekeringsproduct<strong>en</strong><br />

te ontwikkel<strong>en</strong>. Bij no regret-beleid zoals <strong>en</strong>ergie-efficiëntieverbetering<br />

zou het bedrijfslev<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s op tal van manier<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gestimuleerd,<br />

omdat daar vaak nu nog verborg<strong>en</strong> bat<strong>en</strong> voor de onderneming<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>over<br />

staan.<br />

E<strong>en</strong> verbeterde vorm van Kyoto ii voor e<strong>en</strong> beperkte groep geïnteresseerde<br />

land<strong>en</strong> is in het belang van de eu. Immers, de Unie w<strong>en</strong>st emissie te reducer<strong>en</strong><br />

langs e<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>t, voorspelbaar pad, onder meer om diepte-investering<strong>en</strong> te<br />

stimuler<strong>en</strong> in emissie-efficiënte krachtc<strong>en</strong>trales, gro<strong>en</strong>ere auto’s, verbetering van<br />

de efficiëntie, verlaging van de kost<strong>en</strong> van hernieuwbare <strong>en</strong>ergie, <strong>en</strong>zovoort.<br />

Kwantitatieve doel<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> koolstofmarkt die minst<strong>en</strong>s de huidige Annex iland<strong>en</strong><br />

omvat (de land<strong>en</strong> die Kyoto daadwerkelijk uitvoer<strong>en</strong>), zijn daarbij e<strong>en</strong><br />

voorwaarde. Nederland di<strong>en</strong>t er binn<strong>en</strong> <strong>en</strong> buit<strong>en</strong> eu-verband al het mogelijke<br />

aan te do<strong>en</strong> op termijn meer land<strong>en</strong> te verleid<strong>en</strong> zich bij de koolstofmarkt aan te<br />

sluit<strong>en</strong>. Wel is bij zo’n partieel initiatief e<strong>en</strong> niet te hoge co2-prijs ess<strong>en</strong>tieel. De<br />

huidige co2-prijz<strong>en</strong> in de eu ligg<strong>en</strong> gedurig bov<strong>en</strong> 20 euro, soms bov<strong>en</strong> 25 euro,<br />

waarschijnlijk als gevolg van substitutie naar kol<strong>en</strong> in het licht van de hoge<br />

gasprijz<strong>en</strong>. Zij word<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> Europa als hoog ervar<strong>en</strong>. Het in theorie goede<br />

cdm-systeem heeft in de praktijk tot nu toe slecht of niet gewerkt vanwege veel<br />

te hoge transactiekost<strong>en</strong>. Nederland moet bevorder<strong>en</strong> dat de eu e<strong>en</strong> krachtig<br />

beleid voert om het cdm vlot te trekk<strong>en</strong> door betere technische richtsnoer<strong>en</strong>,<br />

meer grootschaligheid <strong>en</strong> minder bureaucratie. Daarbij moet word<strong>en</strong> voortgebouwd<br />

op de zog<strong>en</strong>oemde Marrakesh-besluit<strong>en</strong> <strong>en</strong> de cop-11 van Montreal in<br />

december 2005. Alle<strong>en</strong> dan kan het cdm zijn wez<strong>en</strong>lijke functie voor technologiediffusie<br />

vervull<strong>en</strong>.<br />

(3) De unfccc vormt e<strong>en</strong> geschikt kader<br />

De unfccc blijkt e<strong>en</strong> verrass<strong>en</strong>d geschikt kader te bied<strong>en</strong> om de multilaterale<br />

coördinatie uit te bouw<strong>en</strong>. Het uitgewog<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>stel van geschikte beginsel<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> geformuleerde verplichting<strong>en</strong> kan di<strong>en</strong><strong>en</strong> als fundam<strong>en</strong>t voor e<strong>en</strong><br />

coördinatiestrategie op de lange termijn. De unfccc is niet zozeer e<strong>en</strong> te licht<br />

verdrag, maar veeleer e<strong>en</strong> fundering die onderhandelingspartij<strong>en</strong> kans<strong>en</strong> biedt


e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

die over e<strong>en</strong> periode van dec<strong>en</strong>nia op wissel<strong>en</strong>de wijz<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut.<br />

Partij<strong>en</strong> waarder<strong>en</strong> de (voor verreweg de meeste deelnemers vrijblijv<strong>en</strong>de) deelname<br />

aan de cop van de unfccc-land<strong>en</strong> <strong>en</strong> ze voldo<strong>en</strong> aan specifieke onderdel<strong>en</strong><br />

van unfccc-programma’s <strong>en</strong> aan de (beperkte) verplichting<strong>en</strong>, hoewel<br />

belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> percepties (nog) <strong>en</strong>orm uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong> (zie tabel 5.3). Gaat het echter<br />

om de effectiviteit van e<strong>en</strong> mondiale emissiereductiestrategie (<strong>en</strong>, in veel beperktere<br />

mate, om steun bij aanpassing van kwetsbare land<strong>en</strong>), dan dringt zich de<br />

vraag op of e<strong>en</strong> bescheid<strong>en</strong> organisatiegraad <strong>en</strong> e<strong>en</strong> zekere mate van probleemeig<strong>en</strong>aarschap<br />

niet kunn<strong>en</strong> help<strong>en</strong> om tot beslissing<strong>en</strong> <strong>en</strong> goede uitvoering te<br />

kom<strong>en</strong>.<br />

De massale cop-vergadering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> effectiever word<strong>en</strong> door de oprichting van<br />

e<strong>en</strong> World Climate Organisation (wco): e<strong>en</strong> vaste organisatie met daaromhe<strong>en</strong><br />

vaste diplomatieke missies. Deze organisatie kan zich op de unfccc baser<strong>en</strong>,<br />

maar kan tegelijk e<strong>en</strong> preciezere opdracht krijg<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> eerste kan deze organisatie<br />

de talloze rapportageactiviteit<strong>en</strong>, de technische deliberatie <strong>en</strong> de implem<strong>en</strong>tatieonderhandeling<strong>en</strong><br />

op zich nem<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tweede is van belang dat de hoogste organ<strong>en</strong><br />

zo word<strong>en</strong> ingericht dat die stur<strong>en</strong>d zijn, met oog voor het draagvlak bij de<br />

deelnem<strong>en</strong>de partij<strong>en</strong>. Dat vraagt om e<strong>en</strong> zorgvuldige afbak<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> geleidelijke<br />

uitbouw van bevoegdhed<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> soort dagelijks bestuur – Special Climate Council<br />

(scc) g<strong>en</strong>oemd in hoofdstuk 5 – moet e<strong>en</strong> aantal vaste led<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> (de grootste<br />

vijf tot acht ghg-produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) <strong>en</strong> e<strong>en</strong> aantal rouler<strong>en</strong>de land<strong>en</strong>led<strong>en</strong>, onder e<strong>en</strong><br />

rouler<strong>en</strong>d voorzitterschap. Deze constructie institutionaliseert het leiderschap <strong>en</strong><br />

bevordert de gunstige effect<strong>en</strong> van probleemeig<strong>en</strong>aarschap.<br />

Naast de verticale b<strong>en</strong>adering van e<strong>en</strong> internationaal onderhandelingsforum is<br />

het van belang ook meer dan tot nu toe gebruik te mak<strong>en</strong> van transnationale horizontale<br />

arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, waarin bedrijfslev<strong>en</strong>, k<strong>en</strong>nisinstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> ngo’s<br />

sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong> aan nieuwe oplossing<strong>en</strong> voor het coördinatievraagstuk. Het is<br />

geblek<strong>en</strong> dat de flexibiliteit <strong>en</strong> alertheid die mogelijk zijn dankzij het netwerkkarakter<br />

van deze horizontale route e<strong>en</strong> onmisbaar onderdeel vorm<strong>en</strong> van de ag<strong>en</strong>dazetting<br />

<strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisvorming. De formele, intergouvernem<strong>en</strong>tele b<strong>en</strong>adering bij<br />

de vorming van e<strong>en</strong> klimaatstrategie di<strong>en</strong>t op<strong>en</strong> te staan voor initiatiev<strong>en</strong> van e<strong>en</strong><br />

transnationaal, horizontaal karakter <strong>en</strong> di<strong>en</strong>t in ge<strong>en</strong> geval formele of feitelijke<br />

obstakels hiervoor op te werp<strong>en</strong>.<br />

(4) Leiderschap moet stimuler<strong>en</strong>, maar mag ge<strong>en</strong> ‘lijderschap’ word<strong>en</strong><br />

Het leiderschap kan in de initiële fas<strong>en</strong> e<strong>en</strong> katalyser<strong>en</strong>de rol spel<strong>en</strong>. Theorie <strong>en</strong><br />

historie lat<strong>en</strong> dat zi<strong>en</strong>. Het leiderschap vergemakkelijkt de collectieve actie om<br />

het publieke goed van w<strong>en</strong>selijk klimaatbeheer tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>. De raad<br />

me<strong>en</strong>t dat, zeker in het huidige stadium, e<strong>en</strong> diplomatiek leiderschap dring<strong>en</strong>d is<br />

vereist om multilaterale coördinatie te activer<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> het huidige minimale<br />

niveau. Leiderschap kan zinvol zijn om andere land<strong>en</strong> te help<strong>en</strong> binn<strong>en</strong>lands<br />

draagvlak te schepp<strong>en</strong> of om coalities in internationaal verband te smed<strong>en</strong> van<br />

land<strong>en</strong> die wel will<strong>en</strong> maar relatief weinig kunn<strong>en</strong>. De eu laat zich terecht op het<br />

leiderschap in de multilaterale coördinatie voorstaan.<br />

221


222<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Leiderschap vereist de bereidheid tot invester<strong>en</strong>, stimuler<strong>en</strong> <strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. Immers,<br />

de leider geeft de urg<strong>en</strong>tie aan, moet geloofwaardig zijn <strong>en</strong> zelf als voorbeeld<br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong>. Dit kan in sommige gevall<strong>en</strong> e<strong>en</strong> disproportionele bijdrage aan nieuwe<br />

initiatiev<strong>en</strong> implicer<strong>en</strong>. Leiderschap di<strong>en</strong>t echter functioneel te blijv<strong>en</strong>: het moet<br />

als katalysator funger<strong>en</strong>, niet als e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>zijdige subsidiekraan, <strong>en</strong> mag ge<strong>en</strong><br />

ondermijn<strong>en</strong>de factor word<strong>en</strong> voor het concurr<strong>en</strong>tievermog<strong>en</strong>. Leiderschap is<br />

ongeschikt, <strong>en</strong> kan zelfs op nadelige wijze word<strong>en</strong> uitgebuit, ingeval de belang<strong>en</strong><br />

te ver uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of de partners eig<strong>en</strong>lijk helemaal niet will<strong>en</strong>. Leiderschap<br />

is functioneel wanneer <strong>en</strong> voor zover het leidt tot grotere deelname in de multilaterale<br />

coördinatie of tot int<strong>en</strong>sivering van de effectieve emissiereductie van<br />

all<strong>en</strong>.<br />

Naarmate duidelijker wordt in hoeverre klimaatverandering problematisch is <strong>en</strong><br />

naarmate <strong>en</strong>ergiezekerheid met klimaatbat<strong>en</strong> hogere prioriteit krijgt, mag m<strong>en</strong><br />

verwacht<strong>en</strong> dat – indi<strong>en</strong> nodig – de vs, maar waarschijnlijk ook China <strong>en</strong> India,<br />

e<strong>en</strong> minder passieve opstelling in de multilaterale coördinatie zull<strong>en</strong> verkiez<strong>en</strong>.<br />

Deze activering kan de basis gaan vorm<strong>en</strong> voor bijvoorbeeld e<strong>en</strong> Special Climate<br />

Council (scc) in e<strong>en</strong> toekomstige wco. Ev<strong>en</strong>wel, daarmee verdwijnt het zelfuitgeroep<strong>en</strong><br />

prerogatief van leiderschap door de eu.<br />

(5) Leiderschap door coalities<br />

Leiderschap kan ook word<strong>en</strong> uitgeoef<strong>en</strong>d door e<strong>en</strong> coalitie van grote spelers. E<strong>en</strong><br />

coalitie van spelers met grote belang<strong>en</strong> (zoals omvangrijke pot<strong>en</strong>tiële schade, of<br />

e<strong>en</strong> groot emissiereductiepot<strong>en</strong>tieel) is in de positie onderling tot welvaartsvermeerder<strong>en</strong>de<br />

uitruil van die belang<strong>en</strong> te kom<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> beperkte omvang van de<br />

transactiekost<strong>en</strong>. De kost<strong>en</strong> van het leiderschap zijn voor zo’n coalitie gemakkelijker<br />

te drag<strong>en</strong>, omdat de coalitie als geheel dichter bij de optimale afweging<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> kan kom<strong>en</strong> dan e<strong>en</strong> afzonderlijke speler. Tev<strong>en</strong>s vormt<br />

zo’n coalitie in de ruimere politieke ar<strong>en</strong>a e<strong>en</strong> machtsblok waar de andere spelers<br />

niet gemakkelijk omhe<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong>. De raad ziet e<strong>en</strong> coalitie van de vijf tot acht<br />

grootste ghg-produc<strong>en</strong>t<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> effectieve manier om het gew<strong>en</strong>ste emissiereductietraject<br />

tot 2050 af te legg<strong>en</strong>. De institutionalisering van e<strong>en</strong> scc binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

wco is daartoe e<strong>en</strong> geschikte vorm, maar zeker niet de <strong>en</strong>ige optie.<br />

Het leiderschap van e<strong>en</strong> coalitie ontstaat niet vanzelf. Daarvoor zijn diplomatieke<br />

initiatiev<strong>en</strong> nodig <strong>en</strong> moet het goede voorbeeld word<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> door (groep<strong>en</strong>)<br />

land<strong>en</strong> die de urg<strong>en</strong>tie van het probleem onderstrep<strong>en</strong> <strong>en</strong> bespreekbaar mak<strong>en</strong> bij<br />

ander<strong>en</strong>. Deze vorm van initiër<strong>en</strong>d leiderschap gaat vooraf aan de coalitievorming.<br />

Verschill<strong>en</strong>de coalities kunn<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s naast elkaar bestaan, afhankelijk van de<br />

geme<strong>en</strong>schappelijke belang<strong>en</strong> die in zo’n coalitie word<strong>en</strong> nagestreefd. De praktijk<br />

laat zi<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong> coalitie die is gericht op technologieontwikkeling niet uit<br />

dezelfde led<strong>en</strong> hoeft te bestaan als e<strong>en</strong> coalitie die zich richt op het internaliser<strong>en</strong><br />

van externe effect<strong>en</strong> in (e<strong>en</strong> deel van) de markt. Ook hoeft coalitievorming zich<br />

niet te beperk<strong>en</strong> tot overhed<strong>en</strong>. Juist op het meer horizontale, niet-gouverne


m<strong>en</strong>tele vlak blijkt dat sam<strong>en</strong>werk<strong>en</strong>de organisaties <strong>en</strong> (multinationale) bedrijv<strong>en</strong><br />

belangrijke <strong>en</strong> richtinggev<strong>en</strong>de initiatiev<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

6.5 waar e<strong>en</strong> klein land groot in kan zijn<br />

e<strong>en</strong> nederlandse <strong>en</strong> europese klimaatstrategie<br />

E<strong>en</strong> klein land kan ge<strong>en</strong> macht uitoef<strong>en</strong><strong>en</strong> in internationale coalities. Sowieso zal<br />

de relatieve macht van de eu op de termijn die voor het klimaatprobleem relevant<br />

is, eerder kleiner dan groter word<strong>en</strong>. De macht van e<strong>en</strong> klein land ligt in het<br />

sleur<strong>en</strong>, zeur<strong>en</strong> <strong>en</strong> opbeur<strong>en</strong> met frisse initiatiev<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> actieve internationale<br />

diplomatie die e<strong>en</strong> schakel vormt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de ver uite<strong>en</strong>ligg<strong>en</strong>de grote partij<strong>en</strong>, kan<br />

bijdrag<strong>en</strong> aan de vereiste veelkleurige flexibiliteit van internationale verplichting<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> initiatiev<strong>en</strong>. Op de korte termijn van de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia zull<strong>en</strong><br />

vooral bestaande technologieën moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegepast in zich ontwikkel<strong>en</strong>de<br />

land<strong>en</strong>. Technologieovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong> <strong>en</strong> investering<strong>en</strong> van multinationale bedrijv<strong>en</strong><br />

zull<strong>en</strong> voor die toepassing moet<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong>. De Nederlandse overheid kan dat<br />

actief stimuler<strong>en</strong> via diplomatieke missies <strong>en</strong> handelsmissies, maar ook via de<br />

ontwikkelingsag<strong>en</strong>da.<br />

Nederland heeft de bijzondere positie dat het relatief veel <strong>en</strong> grote multinationale<br />

onderneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> groot aantal ngo’s huisvest. Grote onderneming<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> in to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de mate aangesprok<strong>en</strong> op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.<br />

Belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong> zijn niet alle<strong>en</strong> de aandeelhouders, maar ook<br />

de (internationale) maatschappelijke omgeving waarin de onderneming opereert.<br />

Voor waardecreatie op lange termijn is niet alle<strong>en</strong> de profit (op korte termijn)<br />

belangrijk, maar ev<strong>en</strong>zeer people <strong>en</strong> planet. Het aantal geïd<strong>en</strong>tificeerde belanghebb<strong>en</strong>d<strong>en</strong><br />

neemt gedurig toe (Maess<strong>en</strong> et al. 2005): werknemers, aandeelhouders,<br />

klant<strong>en</strong>, handelsorganisaties, maatschappelijke groep<strong>en</strong>, toekomstige g<strong>en</strong>eraties,<br />

autoriteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> toezichthouders, <strong>en</strong>zovoort. ngo’s zijn e<strong>en</strong> natuurlijke<br />

gesprekspartner voor het vormgev<strong>en</strong> <strong>en</strong> verder preciser<strong>en</strong> van de maatschappelijke<br />

verantwoordelijkheid, omdat in e<strong>en</strong> ontmoeting van onderneming <strong>en</strong> ngo<br />

de technische <strong>en</strong> maatschappelijke k<strong>en</strong>nis elkaar onderling kunn<strong>en</strong> versterk<strong>en</strong>.<br />

Juist in de internationale ar<strong>en</strong>a, waar het ontbreekt aan e<strong>en</strong> c<strong>en</strong>traal overheidsgezag,<br />

kunn<strong>en</strong> internationaal operer<strong>en</strong>de bedrijv<strong>en</strong> het verschil mak<strong>en</strong> – dat is<br />

geblek<strong>en</strong> bij de bestrijding van kinderarbeid <strong>en</strong> het kan net zo goed bij klimaatbeleid.<br />

Het bedrijfslev<strong>en</strong> kan uitvoerig word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong> in de eerderg<strong>en</strong>oemde veelkleurige<br />

flexibiliteit, zowel via eig<strong>en</strong> marktgerichte initiatiev<strong>en</strong>, internationale<br />

variant<strong>en</strong> van conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong> <strong>en</strong> investering<strong>en</strong> in onderzoek, als via het ontwikkel<strong>en</strong><br />

van technische standaard<strong>en</strong> voor product<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor het productieproces. Zo<br />

zijn de door de eu gesubsidieerde technologieplatforms beter dan de overheid<br />

zelf in staat waardevolle onderzoeksprioriteit<strong>en</strong> te selecter<strong>en</strong> <strong>en</strong> partij<strong>en</strong> zich<br />

daaraan te lat<strong>en</strong> committer<strong>en</strong>.<br />

Binn<strong>en</strong> Nederland bestaat het concept van e<strong>en</strong> Technologisch TopInstituut (tti),<br />

dat onder andere op eu-niveau respect heeft afgedwong<strong>en</strong>. Dit is e<strong>en</strong> virtueel<br />

223


224<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

instituut voor e<strong>en</strong> publiek-private sam<strong>en</strong>werking, waarbij zowel bedrijv<strong>en</strong> als<br />

overheid <strong>en</strong> k<strong>en</strong>nisinstelling<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bestuurlijk maar ook e<strong>en</strong> financieel<br />

commitm<strong>en</strong>t zijn aangegaan, volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> verdeelsleutel van respectievelijk 25, 50<br />

<strong>en</strong> 25 proc<strong>en</strong>t. Het initiatief voor het onderzoeksprogramma ligt bij het bedrijfslev<strong>en</strong>;<br />

de overheid toetst marginaal, al is internationale topkwaliteit gebod<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> tti biedt de mogelijkheid op e<strong>en</strong> coher<strong>en</strong>t fundam<strong>en</strong>teel onderzoeksterrein<br />

hoogwaardige k<strong>en</strong>nis te mobiliser<strong>en</strong>. Zoals hiervoor in aanbeveling<strong>en</strong> 6 <strong>en</strong> 7 is<br />

gesteld, beoogt de raad e<strong>en</strong> acc<strong>en</strong>tverschuiving van emissiereductie binn<strong>en</strong><br />

Nederland naar emissiereductie elders, tegelijk met <strong>ambitie</strong>uze k<strong>en</strong>nisontwikkeling<br />

voor de lange termijn. E<strong>en</strong> tti is e<strong>en</strong> goed <strong>en</strong> beproefd middel om te garander<strong>en</strong><br />

dat de acc<strong>en</strong>tverschuiving in de richting van fundam<strong>en</strong>tele k<strong>en</strong>nisontwikkeling<br />

t<strong>en</strong> behoeve van e<strong>en</strong> emissievrije <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing niet blijft stek<strong>en</strong> in<br />

goede voornem<strong>en</strong>s. Daarnaast kan e<strong>en</strong> tti ook e<strong>en</strong> economische impuls oplever<strong>en</strong><br />

voor de k<strong>en</strong>niseconomie. Er is op dit og<strong>en</strong>blijk ervaring met vier tti’s, namelijk<br />

het Netherlands Institute for Metals Research, het Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> C<strong>en</strong>tre for<br />

Food Sci<strong>en</strong>ces, het Telematica Instituut <strong>en</strong> het Dutch Polymer Institute <strong>en</strong> deze<br />

ervaring<strong>en</strong> zijn positief.<br />

Aanbeveling 10<br />

De raad adviseert e<strong>en</strong> acc<strong>en</strong>tverschuiving van emissiereductie binn<strong>en</strong> Nederland naar <strong>ambitie</strong>uze<br />

k<strong>en</strong>nisontwikkeling voor de lange termijn. Nederland moet door oprichting van e<strong>en</strong> Technologisch<br />

TopInstituut voor e<strong>en</strong> emissievrije <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing fundam<strong>en</strong>teel onderzoek op het hoogste internationale<br />

niveau stimuler<strong>en</strong>. Daarnaast kan meer <strong>en</strong> systematischer gebruik word<strong>en</strong> gemaakt van<br />

sam<strong>en</strong>werking met multinationale onderneming<strong>en</strong> <strong>en</strong> ngo’s voor de ontwikkeling van marktoplossing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> originele initiatiev<strong>en</strong> voor klimaatbeleid.


literatuur<br />

Aldy, J. et al. (2003) Beyond Kyoto, advancing the international effort against climate<br />

change, Washington D.C.: Pew C<strong>en</strong>ter.<br />

Alley, R.B. (2004) Abrupt climate change, Sci<strong>en</strong>tific American 291, 5: 40-47.<br />

Barrett, S. (2001) Towards a better climate treaty, AEI-Brookings Joint C<strong>en</strong>ter Policy<br />

Matters 01-29, www.aei-brookings.org/policy/page.php?id=21.<br />

Barrett, S. (2003) Environm<strong>en</strong>t and Statecraft. The Strategy of Environm<strong>en</strong>tal Treaty-<br />

Making, Oxford: Oxford University Press.<br />

Baumert, K. <strong>en</strong> J. Pershing (2004) Climate Data: Insights and Observations,<br />

www.pewclimate.org/docUploads/Climate%20Data%20new.pdf.<br />

Bergh, J.C.J.M. van d<strong>en</strong> (2004) Optimal climate policy is a utopia: from quantitative to<br />

qualitative cost-b<strong>en</strong>efit analysis, Ecological Economics 48: 385-393.<br />

Boll<strong>en</strong>, J., A. Manders <strong>en</strong> P. Ve<strong>en</strong><strong>en</strong>daal (2004) Wat kost e<strong>en</strong> emissiereductie van 30%?,<br />

D<strong>en</strong> Haag: cpb.<br />

Boll<strong>en</strong>, J., T. Manders <strong>en</strong> M. Mulder (2004a) Four futures for <strong>en</strong>ergy markets and climate<br />

change, D<strong>en</strong> Haag: cpb.<br />

Boll<strong>en</strong>, J.C., A.J.G. Manders <strong>en</strong> P.J.J. Ve<strong>en</strong><strong>en</strong>daal (2004b) Wat kost e<strong>en</strong> emissiereductie van<br />

30%? Macro-economische effect<strong>en</strong> in 2020 van post-Kyoto klimaatbeleid, D<strong>en</strong><br />

Haag: cpb.<br />

Buur<strong>en</strong>, P.J.J. van <strong>en</strong> A.M. Laninga-Busch (2005) Ruimte reserver<strong>en</strong> voor zones langs<br />

hoofdinfrastructuur <strong>en</strong> waterberging, Bouwrecht 4: 281-288.<br />

Carbon Disclosure Project (2004), www.cdproject.net/.<br />

ceps (C<strong>en</strong>tre for European Policy Studies) (2005) Towards a global climate change regime<br />

– priority areas for a coher<strong>en</strong>t eu strategy, Brussels: ceps.<br />

ciab/iea (Coal Industry Advisory Board) (2005) Reducing Gre<strong>en</strong>house Gas Emissions,<br />

The Future of Coal, Paris.<br />

ciep (Cling<strong>en</strong>dael International Energy Programme) (2004) Study on <strong>en</strong>ergy supply security<br />

and geopolitics, ’s-Grav<strong>en</strong>hage: Cling<strong>en</strong>dael.<br />

Commissie Rivierdijk<strong>en</strong> (1977) Rapport Commissie Rivierdijk<strong>en</strong>.<br />

Commissie Watersnood Maas (Commissie Boerti<strong>en</strong> II) (1994) De Maas terug!<br />

Daniëls, B.W. <strong>en</strong> J.C.M. Farla (2006) Pot<strong>en</strong>tieelverk<strong>en</strong>ning klimaatdoelstelling<strong>en</strong> <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiebesparing<br />

tot 2020. Analyses met het Optiedocum<strong>en</strong>t <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> emissies<br />

2010/2020, Pett<strong>en</strong>/Bilthov<strong>en</strong>: ecn <strong>en</strong> mnp.<br />

Dick<strong>en</strong>s, G.R. (2004) Methane Hydrate and Abrupt Climate Change, Geotimes, November.<br />

Dooley, J.J. (2004) Carbon Capture and Sequestration as a Means for Managing Carbon<br />

Dioxide Emissions, www.iea.org/Textbase/work/2004/ zets/confer<strong>en</strong>ce/<br />

pres<strong>en</strong>tations/dooley.pdf.<br />

Dooley, J.J., C.L. Davidson, M.A. Wise <strong>en</strong> R.T. Dahowski (2004) Accelerated Adoption of<br />

Carbon Dioxide Capture and Storage within the United States Electric Utility: the<br />

impact of stabilizing at 450 ppmv and 550 ppmv, uregina.ca/ghgt7/PDF/papers/<br />

peer/286.pdf.<br />

Easterling W.E., B.H. Hurd <strong>en</strong> J.B. Smith (2004) Coping with global climate change. The<br />

role of adaptation in the United States, Pew C<strong>en</strong>ter on Global Climate Change.<br />

literatuur<br />

225


226<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Eg<strong>en</strong>hofer, C., L. van Schaik <strong>en</strong> D. Cornland (2005) Improving the Clean Developm<strong>en</strong>t<br />

Mechanism, Report for pres<strong>en</strong>tation at a unfccc side ev<strong>en</strong>t in Montreal, ceps,<br />

clipore.<br />

eia (Energy Information Administration) (2004) International Energy Outlook 2004,<br />

Highlights, Washington.<br />

Elz<strong>en</strong>, M. d<strong>en</strong> <strong>en</strong> M. Meinshaus<strong>en</strong> (2005) Meeting the eu 2 degrees climate target: global<br />

and regional emission implications, Bilthov<strong>en</strong>: rivm.<br />

European Union (2003a) weto: World Energy, Technology and Climate Policy Outlook<br />

2030, europa.eu.int/comm/research/<strong>en</strong>ergy/pdf/weto_final_report.pdf.<br />

European Union (2003b) European <strong>en</strong>ergy and transport tr<strong>en</strong>ds to 2030, Directorate-<br />

G<strong>en</strong>eral for Energy and Transport.<br />

European Commission (2000) Communication from the Commission on the precautionary<br />

principle, 2 februari 2001.<br />

European Commission (2005) Winning the battle against global climate change, COM<br />

( 2005) 35 van 9 februari 2005.<br />

Faaij, A. (2005), Modern biomass conversion technologies, www.accstrategy.org/simiti/<br />

Faaij.pdf.<br />

Fulton, L. (2005) Biofuels for Transport: a viable alternative? oecd Observer, May,<br />

www.oecdobserver.org/news/fullstory.php/ aid/1647/Biofuels_for_transport.html.<br />

Giel<strong>en</strong>, D. <strong>en</strong> J. Podanski (2004) The Future Role of CO2 Capture in the Electricity Sector,<br />

Vancouver, www.iea.org/Textbase/speech/allspeeches.asp.<br />

Goldemberg, J. (ed.) (2000) World Energy Assessm<strong>en</strong>t: Energy and the Chall<strong>en</strong>ge of Sustainability,<br />

New York: undp.<br />

Gollier, C. <strong>en</strong> N. Treich (2003) Decision-making under sci<strong>en</strong>tific uncertainty: the economics<br />

of the precautionary principle, The Journal of Risk and Uncertainty 21, 1:<br />

77-103.<br />

Groothuijse, F.A.G. <strong>en</strong> H.F.M.W. van Rijswick (2005) Water <strong>en</strong> ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing:<br />

meer dan de watertoets! (I), Bouwrecht 42, 3: 193-210.<br />

Hassol, S.J. (2004) Impacts of a warming Arctic. Arctic climate assessm<strong>en</strong>t, Cambridge:<br />

Cambridge University Press.<br />

Hawkins, D. (2001) Climate Change Technology and Policy Options, www.nrdc.org/<br />

globalWarming/tdh0701.asp.<br />

Hawkins, D.G. <strong>en</strong> R. H. Williams (2005) Prev<strong>en</strong>ting Carbon Lock-in, nrdc,<br />

www.princeton.edu/~cmi/research/Capture/capturerpt.shtml.<br />

Heller, T.C. <strong>en</strong> P.R. Shukla (2003) ‘Developm<strong>en</strong>t and Climate: Engaging Developing<br />

Countries’, blz. 111-140 in Beyond Kyoto: advancing the international effort<br />

against climate change, Arlington: Pew C<strong>en</strong>ter.<br />

H<strong>en</strong>derson, D. <strong>en</strong> I. Castles (2002) Letters to Dr. Patchauri, www.economist.com/<br />

displayg<strong>en</strong>eric.cfm?pageheadgif=FinanceandEconomics&key=efhp1.<br />

Hitz, S. <strong>en</strong> J. Smith (2004) ‘Estimating global impacts from climate change’, blz. 31-82 in<br />

The b<strong>en</strong>efits of climate change policies, Paris: oecd.<br />

Höhne, N., C. Galleguillos, K. Blok, J. Harnisch <strong>en</strong> D. Phylips<strong>en</strong> (2003) Evolution of<br />

commitm<strong>en</strong>ts under the unfccc: Involving newly industrialized economies and<br />

developing countries, Berlin: Umweltbundesamt.<br />

Holtsmark B.J. <strong>en</strong> K.H. Alfs<strong>en</strong> (2004) PPP-correction of the ipcc emission sc<strong>en</strong>arios - does


it matter?, www.ssb.no/publikasjoner/DP/pdf/dp366.pdf.<br />

Holtsmark B.J. <strong>en</strong> K.H. Alfs<strong>en</strong> (2004) The use of PPP or MER in the construction of emission<br />

sc<strong>en</strong>arios is more than a question of ‘metrics’, Oslo: cicero.<br />

Hooijer, A., F. Klijn, J. Kwadijk <strong>en</strong> B. Pedroli (red.) (2002) Naar e<strong>en</strong> duurzaam hoogwater<br />

risico beheer voor het Rijn <strong>en</strong> Maas stroomgebied. De belangrijkste conclusies van<br />

het Irma-Sponge onderzoeksprogramma, ncr, www.ncr-web.org/downloads/<br />

NCR18nl-2002.pdf.<br />

House of Lords (2005) The economics of climate change, London: hmso.<br />

Huf<strong>en</strong>, J.A.M. (1998) Draagvlak voor kwantitatief waterbeheer, Bestuurskunde 7, 6: 261-<br />

269.<br />

iea (International Energy Ag<strong>en</strong>cy) (2001) World Energy Outlook 2001, Parijs: oecd/iea.<br />

iea (2004a) World Energy Outlook 2004, Paris.<br />

iea (2004b) The Prospects for CO2 Capture and Storage, Summary Paris<br />

www.iea.org/Textbase/publications/free_all.asp.<br />

iea (2004c) Biofuels for Transport - An International Perspective,<br />

www.iea.org/textbase/publications/free_all.asp.<br />

iea <strong>en</strong> oecd (2003) Beyond Kyoto - Ideas for the Future, December.<br />

Ierland, E.C. van et al. (2001) Integrated assessm<strong>en</strong>t of vulnerability to climate change and<br />

adaptation options in the Netherlands, Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>/Maastricht: Dutch National<br />

Research Programme on Global Air Polution and Climate Change.<br />

International Investor Summit on Climate Risk (2003), www.realestatefoundation.com/<br />

community/safeguardingcanadaswealth.pdf.<br />

ipcc (Intergovernm<strong>en</strong>tal Panel on Climate Change) (2001) Climate change 2001, Third<br />

Assessm<strong>en</strong>t Report (tar), G<strong>en</strong>ève, www.ipcc.ch.<br />

Jones, C., P. Cox <strong>en</strong> C. Huntingford (2005) Impact of Climate-Carbon Cycle Feedbacks on<br />

Emission Sc<strong>en</strong>arios to Achieve Stabilisation, www.stabilisation2005.com/<br />

41_Chris_Jones.pdf.<br />

Kasting, J.F. (2004) Wh<strong>en</strong> methane made climate, Sci<strong>en</strong>tific American 291, 1: 52-59.<br />

Kerr, R.A. (2005) Confronting the bogeyman of the climate system, Sci<strong>en</strong>ce 310, 5747:<br />

432-433.<br />

Kets, W. <strong>en</strong> G. Verweij (2005) Non-CO2 Gre<strong>en</strong>house gases – all gases count, Discussion<br />

Paper 44, D<strong>en</strong> Haag: cpb.<br />

Kingma, D. <strong>en</strong> W. Suyker (2004) Veel gestelde vrag<strong>en</strong> over olie <strong>en</strong> de wereldeconomie, D<strong>en</strong><br />

Haag: cpb.<br />

Klijn, F. et al. (2004) Flood-risk Managem<strong>en</strong>t Strategies for an Uncertain Future: Living<br />

with Rhine River Floods in the Netherlands? Ambio 33, 3: 141-147.<br />

knmi (2001) Weer <strong>en</strong> water in de 21e eeuw. E<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vatting van het derde ipcc klimaatrapport<br />

voor het Nederlandse waterbeheer, De Bilt: knmi.<br />

knmi (2003) De toestand van het klimaat in 2003, De Bilt: knmi.<br />

Leemans, R. <strong>en</strong> B. Eickhout (2004) Another reason for concern: regional and global<br />

impacts on ecosystems for differ<strong>en</strong>t level of climate change, Global Environm<strong>en</strong>tal<br />

Change, 14, 219-228.<br />

Levin, K. <strong>en</strong> J. Pershing (2006) Climate sci<strong>en</strong>ce 2005. Major new discoveries, WRI Issue<br />

Brief, Washington: World Resources Institute.<br />

Luukkan<strong>en</strong>, J. <strong>en</strong> J. Kaivo-oja (2002) Economic developm<strong>en</strong>t and <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal performance:<br />

comparison of <strong>en</strong>ergy use and co2 emissions in oecd and non-oecd<br />

literatuur<br />

227


228<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

regions, Finland Futures Research C<strong>en</strong>tre, www.tukkk.fi/tutu/Julkaisut/pdf/<br />

tutu_5_2002.pdf.<br />

Manne, A. <strong>en</strong> R.G. Richels (2003) Market Exchange Rates or Purchasing Power Parity:<br />

Does the Choice Make a Differ<strong>en</strong>ce to the Climate Debate?, www.aei-brookings.<br />

org/admin/authorpdfs/page.php?id=290.<br />

McFarland. J.R., H.J. Herzog <strong>en</strong> H.D. Jacoby (2004) The Future of Coal Consumption in a<br />

Carbon Constrained World, equestration.mit.edu/bibliography/economics.html.<br />

McKibbin, W. <strong>en</strong> P. Wilcox<strong>en</strong> (2002) The role of economics in climate change policy,<br />

Journal of Economic Perspectives 16, 2: 107-129.<br />

McKibbin, W. (2005) S<strong>en</strong>sible climate policy, Sydney: Lowy Institute, www.lowyinstitute.<br />

org./Publication.asp?pid=212.<br />

McKibbin, W.J., D. Pearce <strong>en</strong> A. Stegman (2004) Long Run Projections for Climate Change<br />

Sc<strong>en</strong>arios, Sydney: Australian National University.<br />

meti (Ministry of Economy, Trade and Industry) (2004) Sustainable future framework on<br />

climate change, Tokyo: Ministry of Economy, Trade and Industry, www.meti.go.<br />

jp/<strong>en</strong>glish/information/data/cFramework2004e.pdf.<br />

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> Milieu (2004) Allocatieplan<br />

CO2-emissierecht<strong>en</strong> 2005-2007, S<strong>en</strong>terNovem.<br />

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> Milieu (2005a) Report on<br />

Dutch Climate Change Policy to the European Commission under Decision<br />

280/2004/EC, mei.<br />

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ord<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> Milieu (2005b) Evaluati<strong>en</strong>ota<br />

klimaatbeleid 2005. Onderweg naar Kyoto, D<strong>en</strong> Haag.<br />

Ministerie van Economische Zak<strong>en</strong> (2005) Nu voor later. Energierapport 2005, D<strong>en</strong> Haag.<br />

mit (Massachusetts Institute of Technology) (2003) The future of nuclear power; an interdisciplinary<br />

mit study.<br />

mnp (Milieu- <strong>en</strong> Natuurplanbureau) (2005) Effect<strong>en</strong> van klimaatverandering in Nederland,<br />

Bilthov<strong>en</strong>.<br />

Oltshoorn, X. (2002) Neo-Atlantis: Dutch Responses to Five Meter Sea Level Rise, Amsterdam.<br />

Pacala, S. <strong>en</strong> R. Socolow (2004a) Stabilization Wedges: Solving the Climate Problem for<br />

the Next 50 Years with Curr<strong>en</strong>t Technologies, Sci<strong>en</strong>ce 305, 5686: 968-972.<br />

Pacala, S. <strong>en</strong> R. Socolow (2004b) Supporting Online material, www.sci<strong>en</strong>cemag.org/cgi/<br />

cont<strong>en</strong>t/full/305/5686/968/DC1.<br />

Popper, S.W., R.J. Lempert <strong>en</strong> S.C. Bankes (2005) Shaping the future, Sci<strong>en</strong>tific American<br />

292, 4: 48-53.<br />

Reilly, J., N. Sarofim, S.Paltsev <strong>en</strong> R. G. Prinn (2004) The Role of Non-CO2 Gre<strong>en</strong>house<br />

Gases in Climate Policy, mit Joint Program on the Sci<strong>en</strong>ce and Policy of Global<br />

Change, Report no 114, web.mit.edu/globalchange/www/ MITJPSPGC_Rpt114.<br />

pdf.<br />

Reiss, M.J. <strong>en</strong> R. Straughan (2001) Improving nature? The sci<strong>en</strong>ce and ethics of g<strong>en</strong>etic<br />

<strong>en</strong>gineering, Cambridge: Cambridge University Press.<br />

Riahi, K., L. Barreto, L.S. Rao, E.S. Rubin (2004) Towards Fossil-Based Electricity<br />

Systems with Integrated CO2 Capture: Implications of an Illustrative Long-Term<br />

Technology Policy, in: E.S. Rubin, D.W. Keith <strong>en</strong> C.F. Gilboy (eds.) Proceedings of<br />

7th International Confer<strong>en</strong>ce on Gre<strong>en</strong>house Gas Control Technologies. Volume 1:


Peer-Reviewed Papers and Pl<strong>en</strong>ary Pres<strong>en</strong>tations, Chelt<strong>en</strong>ham: iea.<br />

rivm (Rijksinstituut voor Volksgezondheid <strong>en</strong> Milieu) (2004) Risico’s in bedijkte term<strong>en</strong>.<br />

E<strong>en</strong> evaluatie van het beleid inzake de veiligheid teg<strong>en</strong> overstrom<strong>en</strong>, Bilthov<strong>en</strong>.<br />

rivm (2005) Hoeveel warmer mag het word<strong>en</strong>?, Bilthov<strong>en</strong>.<br />

Rooijers, F.J., I. de Keizer, S. Slingerland, J. Faber, R.C.N. Wit (CE), J. Verbeek, R. van<br />

Dorland, A.P. van Uld<strong>en</strong>, R.W.A. Hutjes, P. Kabat <strong>en</strong> E.C. van Ierland (2004)<br />

Klimaatverandering, Klimaatbeleid, Inzicht in keuzes voor de Tweede Kamer,<br />

Delft: ce, knmi, Universiteit Wag<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>.<br />

Rörsch, A., R.S. Courtney <strong>en</strong> D. Tho<strong>en</strong>es (2005) Global warming and the accumulation of<br />

carbon dioxide in the atmosphere. A critical consideration of the evid<strong>en</strong>ce,<br />

Energy and <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>t 16, 1: 101-125.<br />

Rose, A. <strong>en</strong> B. Stev<strong>en</strong>s (1998) A dynamic analysis of fairness in global warming policy.<br />

Kyoto, Bu<strong>en</strong>os Aires, and Beyond, Journal of Applied Economics 1, 2: 329-362.<br />

Rozell, N. (2001) Interior Alaska and Siberia Permafrost Thawing Together, Alaska<br />

Sci<strong>en</strong>ce Forum, www.gi.alaska.edu/Sci<strong>en</strong>ceForum/ASF15/1523.html.<br />

Ruddiman, W.F. (2006) How did humans first alter global climate?, Sci<strong>en</strong>tific American,<br />

april: 34-41.<br />

Scharpf, F.W. (1997) Games Real Actors Play. Actor-C<strong>en</strong>tered Institutionalism in Policy<br />

Research, Boulder, CO/Oxford: Westview Press.<br />

Schneider, S. <strong>en</strong> J. Lane (2004) ‘Abrupt, non-linear climate change and climate policy’,<br />

blz. 159-188 in The b<strong>en</strong>efit of climate change policies, Paris: oecd.<br />

Selt<strong>en</strong>, F. <strong>en</strong> H. Dijkstra (2005) Extreem rek<strong>en</strong><strong>en</strong> aan klimaatextrem<strong>en</strong>, Change, 66: 17-19.<br />

S<strong>en</strong>ior, B., J. Adams, T. Espie <strong>en</strong> I. Wright (2004) Investigation of how Capture and<br />

Storage Could Evolve as a Large Scale CO2 Mitigation Option, in: E.S. Rubin,<br />

D.W. Keith <strong>en</strong> C.F. Gilboy (eds.) Proceedings of 7th International Confer<strong>en</strong>ce on<br />

Gre<strong>en</strong>house Gas Control Technologies. Volume 1: Peer-Reviewed Papers and<br />

Pl<strong>en</strong>ary Pres<strong>en</strong>tations, Chelt<strong>en</strong>ham: iea, uregina.ca/ghgt7/PDF/papers/peer/<br />

462.pdf.<br />

Shearer, A.W. (2005) Wether the weather: comm<strong>en</strong>ts on ‘An abrupt climate change<br />

sc<strong>en</strong>ario and its implications for United States national security’, Futures 37, 6:<br />

445-463.<br />

Stokes, G.M., C.J. Bernier, A.L. Br<strong>en</strong>kert <strong>en</strong> S.J. Smith (2004) Curr<strong>en</strong>t Carbon Emissions in<br />

Context: Final Report to the National Commission on Energy Policy, Battelle<br />

Memorial Institute.<br />

Stuurgroep Bov<strong>en</strong>rivier<strong>en</strong> – Stuurgroep B<strong>en</strong>ed<strong>en</strong>rivier<strong>en</strong> (2005) Regioadvies Nederlands<br />

rivier<strong>en</strong>gebied: toekomstig veilig <strong>en</strong> aantrekkelijk.<br />

Tol, R. (2005) The marginal damage costs of carbon dioxide emissions: an assessm<strong>en</strong>t of<br />

the uncertainties, Energy Policy 33: 2064-2074.<br />

Vollebergh, H.R.J., J.L. de Vries <strong>en</strong> P.R. Koutstaal (1997) Hybrid Carbon Inc<strong>en</strong>tive Mechanisms<br />

and Political Acceptability, Environm<strong>en</strong>tal and Resource Economics, 9: 43-<br />

63.<br />

Vries, B.J.M. de (2004) Duurzaamheid in e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>de wereld, Oratie Universiteit<br />

Utrecht.<br />

vrom-raad (2002) Minder blauw op straat? Advies over regionaal waterbeheer <strong>en</strong> ruimtelijke<br />

ord<strong>en</strong>ing in de 21e eeuw, D<strong>en</strong> Haag.<br />

vrom-raad <strong>en</strong> aer (2004) Energietransitie: Klimaat voor nieuwe kans<strong>en</strong>, D<strong>en</strong> Haag.<br />

literatuur<br />

229


230<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

wb21 (Commissie Waterbeheer 21e eeuw) (2000a) Waterbeleid voor de 21e eeuw, Advies<br />

van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw.<br />

wb21 (2000b) Sc<strong>en</strong>ario’s externe kracht<strong>en</strong> voor wb21, riza, knmi, wl/Delft Hydraulics.<br />

wgbu (German Advisory Council on Global Change) (2003) Climate Protection Strategies<br />

for the 21st C<strong>en</strong>tury: Kyoto and beyond, Berlin.<br />

Wild, M., P. Calanca, S.C. Scherrer <strong>en</strong> A. Ohmura (2003) Effects of polar ice sheets on<br />

global sea level in high-resolution gre<strong>en</strong>house sc<strong>en</strong>arios, Journal of Geophysical<br />

Research 108, 4165.<br />

Wit, M. de (2004) Hoeveel (hoog)water kan ons land binn<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> via de Maas, nu <strong>en</strong> in<br />

de toekomst?, Arnhem: riza.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (1994) Duurzame risico’s. E<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d<br />

gegev<strong>en</strong>, Rapport<strong>en</strong> aan de regering nr. 44, D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (1999) G<strong>en</strong>eratiebewust beleid,<br />

Rapport<strong>en</strong> aan de regering nr. 55, D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2002) Duurzame ontwikkeling.<br />

Bestuurlijke voorwaard<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> mobiliser<strong>en</strong>d beleid, Rapport<strong>en</strong> aan de regering<br />

nr. 62, D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2003a) Besliss<strong>en</strong> over biotechnologie,<br />

Rapport<strong>en</strong> aan de regering nr. 64, D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2003b) Naar nieuwe weg<strong>en</strong> in het<br />

milieubeleid, Rapport<strong>en</strong> aan de regering nr. 67, D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

wstb (Water Sci<strong>en</strong>ce and Technology Board) (2004) Valuing Ecosystem Services: Toward<br />

Better Environm<strong>en</strong>tal Decision-Making, Washington, DC: The National Academies<br />

Press.<br />

wto (World Trade Organization) (2003) A survey of international <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal agreem<strong>en</strong>ts<br />

and trade, G<strong>en</strong>ève.<br />

wto (2004) Trade and Environm<strong>en</strong>t at the WTO, G<strong>en</strong>ève.<br />

Yin, J., M.E. Schlesinger, N.G. Andronova, S. Malyshev <strong>en</strong> B. Li (2003) Is a Shutdown of<br />

the Thermohaline Circulation Irreversible? www.accstrategy.org/draftpapers/<br />

ACCSschlesinger.pdf.


verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

2 °C-doelstelling Operationalisering van dangerous climate change op de 1939ste<br />

vergadering over Milieu in Luxemburg (1996): “Giv<strong>en</strong> the serious<br />

risk of such an increase and particularly the very high rate of<br />

change, the Council believes that global average temperatures<br />

should not exceed 2 degrees above pre-industrial level and that<br />

therefore conc<strong>en</strong>tration levels lower than 550 ppm co2 should<br />

guide global limitation and reduction efforts.”<br />

50/50-beleid Volg<strong>en</strong>s het 50/50-beleid wordt (t<strong>en</strong> minste) de helft van de<br />

emissiereductie binn<strong>en</strong> Nederland gerealiseerd <strong>en</strong> kan het<br />

overige via onder meer het cdm-mechanisme elders word<strong>en</strong><br />

ingekocht<br />

Agroforestry Gecombineerde landbouw <strong>en</strong> bosbouw<br />

Anaeroob Lev<strong>en</strong>sproces zonder zuurstof<br />

Ancillary b<strong>en</strong>efits Lokale nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong> van klimaatmaatregel<strong>en</strong>, co-b<strong>en</strong>efits<br />

Annex i-land<strong>en</strong> Land<strong>en</strong> op de lijst van ontwikkelde land<strong>en</strong> in het Kyoto-protocol<br />

aosis Alliance of Small Island States<br />

bau Business As Usual, refer<strong>en</strong>tiesc<strong>en</strong>ario<br />

bbp Bruto binn<strong>en</strong>lands product<br />

Bestemming<strong>en</strong> In de ruimtelijke ord<strong>en</strong>ing word<strong>en</strong> drie hoofdgroep<strong>en</strong> gehanteerd,<br />

namelijk rood (bebouwing), gro<strong>en</strong> (natuur) <strong>en</strong> blauw (water)<br />

bigcc Biomass Integrated Gasification Combined Cycle<br />

cafe Corporate Average Fuel Economy<br />

ccgt Combined Cycle Gas Turbine<br />

ccs Carbon Capture and Storage, co2-afvang <strong>en</strong> -opslag<br />

cdm Clean Developm<strong>en</strong>t Mechanism, ghg-reductie in land<strong>en</strong> zonder<br />

emissiereductiedoelstelling die cer’s oplevert voor land<strong>en</strong> met<br />

emissiereductiedoelstelling<br />

cer’s Certified Emission Reductions<br />

Co-b<strong>en</strong>efits Zie ancillary b<strong>en</strong>efits<br />

cop Confer<strong>en</strong>ce of Parties, periodieke bije<strong>en</strong>komst van partij<strong>en</strong> in de<br />

unfccc<br />

Debiet Capaciteit van e<strong>en</strong> rivier in kubieke meter per seconde<br />

dme Dimethyl-ether, zie ft-diesel<br />

ej ExaJoule (10 18 )<br />

Enhanced Oil Oliewinning op andere wijze dan met behulp van de natuurlijke<br />

Recovery druk van e<strong>en</strong> reservoir, bijvoorbeeld door injectie van co2<br />

epa Environm<strong>en</strong>tal Protection Ag<strong>en</strong>cy (vs)<br />

ft-diesel Dimethyl-ether, synthetische diesel op basis van Fischer-Tropschtechniek<br />

gatt G<strong>en</strong>eral Agreem<strong>en</strong>t on Tariffs and Trade<br />

gef Global Environm<strong>en</strong>t Facility<br />

gg Gigagram (= kiloton)<br />

ghg Gre<strong>en</strong>house gas, broeikasgas<br />

231


232<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

gsp G<strong>en</strong>eralized System of Prefer<strong>en</strong>ces, e<strong>en</strong>zijdig vastgestelde lijst met<br />

meest bevoorrechte (onderontwikkelde) handelspartners<br />

gtc Gigaton koolstof; 1 gtc = 1 pgc. In dit rapport wordt waar mogelijk<br />

de e<strong>en</strong>heid gtc (Gigaton koolstof) gebruikt, waarmee (het equival<strong>en</strong>t<br />

van) e<strong>en</strong> gtc in gasvorm (co2) wordt aangeduid.<br />

gtc-eq. Equival<strong>en</strong>t van 1 Gigaton koolstof in co2-vorm<br />

gtco2<br />

Gigaton kooldioxide<br />

gw GigaWatt<br />

gj GigaJoule (109 )<br />

Graduation Overgang naar e<strong>en</strong> hoger niveau van verplichting<strong>en</strong> in e<strong>en</strong><br />

multistage-b<strong>en</strong>adering<br />

hcfc Hydrochlorofluorocarbon, verbinding<strong>en</strong> van fluor, chloor, koolstof<br />

<strong>en</strong> waterstof<br />

Horizontale berging Overstromingsprev<strong>en</strong>tie door het water de ruimte te bied<strong>en</strong><br />

htr Hogetemperatuurkernreactor<br />

iea International Energy Ag<strong>en</strong>cy<br />

igcc Integrated Gasification Combined Cycle<br />

ipcc Intergovernm<strong>en</strong>tal Panel on Climate Change<br />

ji Joint Implem<strong>en</strong>tation, gezam<strong>en</strong>lijke ghg-reductie in land<strong>en</strong> met<br />

emissiereductiedoelstelling<br />

Joule J, basise<strong>en</strong>heid van <strong>en</strong>ergie<br />

kWh 1 KiloWatt gedur<strong>en</strong>de 1 uur = 3,6 MJ<br />

lng Liquid natural gas<br />

Load factor Gerealiseerd deel van het maximale vermog<strong>en</strong><br />

luc Land use change, verander<strong>en</strong>d grondgebruik, vaak ontbossing<br />

lwr Lichtwater-kernreactor<br />

mop Meeting of Parties, periodieke bije<strong>en</strong>komst van partij<strong>en</strong> in het<br />

Kyoto-protocol<br />

mw MegaWatt<br />

mtc Megaton koolstof<br />

mtco2<br />

Megaton kooldioxide<br />

Multistage B<strong>en</strong>adering waarbij de verplichting<strong>en</strong> van land<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bepaald<br />

door objectieve indicator<strong>en</strong> voor de mate van ontwikkeling (zoals<br />

bbp per hoofd), zodat geleidelijk met de ontwikkeling de string<strong>en</strong>theid<br />

van de verplichting<strong>en</strong> to<strong>en</strong>eemt (graduation)<br />

No till-agriculture Akkerbouw zonder ploeg<strong>en</strong>, gericht op beperking van erosie<br />

obg Overige broeikasgass<strong>en</strong> (alle broeikasgass<strong>en</strong> excl. co2)<br />

ocgt Op<strong>en</strong> Cycle Gas Turbine<br />

opec Organization of the Petroleum Exporting Countries<br />

Once through<br />

fuel cycle<br />

Kern<strong>en</strong>ergie zonder opwerking van afgewerkte splijtstof<br />

pam’s Policies and measures<br />

pj PetaJoule (1015 )<br />

pkb Planologische kernbeslissing<br />

ppbv Parts per billion volume (10-9 ), volumeconc<strong>en</strong>tratie van gas<br />

ppmv Parts per million volume (10-6 ), volumeconc<strong>en</strong>tratie van gas


verklar<strong>en</strong>de woord<strong>en</strong>lijst<br />

Pyrolyse Thermisch proces waarbij materiaal ontleedt in afwezigheid van<br />

zuurstof<br />

r&d Research & Developm<strong>en</strong>t, onderzoek <strong>en</strong> ontwikkeling<br />

sbi Subsidiary Body for Implem<strong>en</strong>tation<br />

sbsta Subsidiary Body for Sci<strong>en</strong>tific and Technological Advice<br />

scc Special Climate Council<br />

sf6 Zwavelhexafluoride<br />

Slash and burn Landbouwmethode waarbij bos wordt vrijgemaakt t<strong>en</strong> behoeve van<br />

landbouwgrond<br />

Toe Energie-equival<strong>en</strong>t<br />

tti Technologisch Top Instituut<br />

unep United Nations Environm<strong>en</strong>t Programme<br />

unfccc United Nations Framework Conv<strong>en</strong>tion on Climate Change<br />

Verticale berging Overstromingsprev<strong>en</strong>tie door dijkversterking<br />

Watt Basise<strong>en</strong>heid van vermog<strong>en</strong>, 1 W = 1 J/s<br />

wco World Climate Organisation<br />

wkk Warmtekrachtkoppeling, gebruik van restwarmte van <strong>en</strong>ergieopwekking<br />

voor verwarming<br />

wmo World Meteorological Organization<br />

wto World Trade Organization 233


234<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong>


ijlage 1: vier fundam<strong>en</strong>tele problem<strong>en</strong> bij<br />

de afweging <strong>tuss<strong>en</strong></strong> aanpassing <strong>en</strong><br />

emissiereductie<br />

1 onzekerheid als obstakel voor afweging<br />

De aanpassingskost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bepaald door e<strong>en</strong> waarschijnlijkheidsverdeling die<br />

juist bij de kleine kans<strong>en</strong> slecht gedefinieerd is: de staart<strong>en</strong> van de theoretische<br />

Gauss-curve gedrag<strong>en</strong> zich vaak anders dan verwacht. Van d<strong>en</strong> Bergh (2004)<br />

merkt op dat veel studies naar aanpassingskost<strong>en</strong> onvoldo<strong>en</strong>de de mogelijkheid<br />

van extreme gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> meeweg<strong>en</strong>, terwijl daar de ultieme rechtvaardiging<br />

voor klimaatbeleid zou ligg<strong>en</strong>. Er is echter voor de zog<strong>en</strong>oemde extreme gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong><br />

weinig k<strong>en</strong>nis over mogelijke causale sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> <strong>en</strong> risico’s, zowel<br />

kwalitatief als kwantitatief. Ze word<strong>en</strong> voor de kom<strong>en</strong>de eeuw niet waarschijnlijk<br />

geacht, maar voor de periode daarna ontbreekt de k<strong>en</strong>nis.<br />

E<strong>en</strong> tweede bron van onzekerheid is dat zowel de kost<strong>en</strong> van emissiereductie als<br />

die van aanpassing niet constant zijn in de tijd. Door de lange termijn van het<br />

klimaatprobleem weegt dit extra zwaar. Nieuwe waardering<strong>en</strong>, nieuwe inzicht<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> nieuwe technologieën verander<strong>en</strong> zulke kost<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>d. Bij emissiereductie<br />

is het aannemelijk dat door leer-, innovatie- <strong>en</strong> schaaleffect<strong>en</strong> de marginale<br />

reductiekost<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong> naarmate de k<strong>en</strong>nis <strong>en</strong> de toepassingsschaal<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Maar daar staat teg<strong>en</strong>over dat de kost<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> naarmate de vraag<br />

naar emissiereductie groter is, omdat technologieën e<strong>en</strong> begr<strong>en</strong>sd toepassingspot<strong>en</strong>tieel<br />

hebb<strong>en</strong>, zodat bij overschrijding daarvan andere, duurdere technologieën<br />

in het vizier kom<strong>en</strong> (emissiereductieopties behor<strong>en</strong> vanzelfsprek<strong>en</strong>d in volgorde<br />

van goedkoop naar duur te word<strong>en</strong> ingezet, al is dat niet altijd het geval; zie<br />

hoofdstuk 4). Uiteindelijk is er dus ge<strong>en</strong> zekerheid over de richting waarin de<br />

kost<strong>en</strong> zich zull<strong>en</strong> ontwikkel<strong>en</strong>. Het saldo kan wel word<strong>en</strong> beïnvloed door het<br />

gekoz<strong>en</strong> tempo van emissiereductie <strong>en</strong> is, wanneer kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerelateerd<br />

aan het bruto binn<strong>en</strong>lands product (bbp), bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> afhankelijk van de<br />

welvaartsgroei. Dezelfde kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> geld<strong>en</strong> voor de marginale aanpassingskost<strong>en</strong>:<br />

nieuwe inzicht<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de geschatte aanpassingskost<strong>en</strong> ingrijp<strong>en</strong>d<br />

verhog<strong>en</strong> of verlag<strong>en</strong>. Daarbij gaat het niet alle<strong>en</strong> om technologie, maar ook om<br />

prefer<strong>en</strong>ties: andere g<strong>en</strong>eraties vind<strong>en</strong> andere ding<strong>en</strong> belangrijk.<br />

2 de waardering van emissiereductiebat<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

emissiereductiekost<strong>en</strong><br />

Emissiereductiekost<strong>en</strong> zijn in theorie redelijk gedefinieerd: het kost wat in<br />

term<strong>en</strong> van welvaart om de emissies te beteugel<strong>en</strong>, zij het dat de daadwerkelijke<br />

nauwkeurige schatting van die kost<strong>en</strong> moeilijker is dan de definitie. Wanneer<br />

emissiereductiekost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gerelateerd aan het bbp, rak<strong>en</strong> ze los van hun<br />

natuurlijke e<strong>en</strong>heid (euro’s/co2-equival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) <strong>en</strong> ontstaat de cruciale – <strong>en</strong> vaak<br />

niet beantwoorde – vraag hoeveel emissiereductie we nodig d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> te hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

wanneer. Voor de waardering van de kost<strong>en</strong> maakt het dan verschil of emissiere-<br />

bijlage 1<br />

1<br />

237


1<br />

238<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

ductiekost<strong>en</strong> gekoppeld word<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> geplande inspanning in e<strong>en</strong> bepaald tijdpad<br />

of aan de totaal te mak<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> op lange termijn. In de vergelijking met<br />

aanpassingskost<strong>en</strong> die gemaakt moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bij nagelat<strong>en</strong> emissiereductie is<br />

het van belang de juiste categorieën te vergelijk<strong>en</strong>: voor doelmatig beleid moet<strong>en</strong><br />

de totale emissiereductiekost<strong>en</strong> op lange termijn vergelek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met de<br />

totale vermed<strong>en</strong> aanpassingskost<strong>en</strong>. Er zijn twee complicaties bij de waardering<br />

van de emissiereductiebat<strong>en</strong>, die beide sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong> met het schaalniveau.<br />

Het eerste probleem is de vraag wat aanpassing inhoudt. Wanneer aanpassingskost<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> opgevat als de kost<strong>en</strong> die gemaakt moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> om ondanks<br />

klimaatverandering alles bij het oude te lat<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> de kans<strong>en</strong> die klimaatverandering<br />

ook biedt, uit het oog verlor<strong>en</strong>. Ook is het niet realistisch te veronderstell<strong>en</strong><br />

dat m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> hun gedrag niet kunn<strong>en</strong> aanpass<strong>en</strong> aan de veranderde situatie.<br />

Het verschuiv<strong>en</strong> van voor landbouw geschikte zones van a naar b is bijvoorbeeld<br />

e<strong>en</strong> relatief grote schade wanneer de landbouw op plaats a teg<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> in stand<br />

wordt gehoud<strong>en</strong> of als waarde wordt afgeboekt. Maar in de praktijk kan de landbouw<br />

geleidelijk verschuiv<strong>en</strong> van a naar b. Het saldo hangt af van de welvaartsverandering<strong>en</strong><br />

in zowel zone a als b <strong>en</strong> van de kost<strong>en</strong> die gemaakt moet<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> om de verschuiving tot stand te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>: mogelijk moet<strong>en</strong> bijvoorbeeld<br />

de (ex-)boer<strong>en</strong> in zone a word<strong>en</strong> gecomp<strong>en</strong>seerd voor de door h<strong>en</strong> geled<strong>en</strong><br />

schade; dit is weer afhankelijk van het tijdpad van de verandering<strong>en</strong>. Vanuit<br />

mondiaal gezichtspunt gaat het dus om e<strong>en</strong> integrale <strong>en</strong> mondiale waardering<br />

van de situatie na klimaatverandering, inclusief de daarbijbehor<strong>en</strong>de gedragsverandering<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> de waardering daarvan. Voor e<strong>en</strong> individuele speler tell<strong>en</strong><br />

uiteraard de lokale waardering<strong>en</strong>.<br />

De tweede complicatie komt voort uit het free rider-probleem. Vanuit mondiaal<br />

gezichtspunt gaat het om de totale, mondiale marginale bat<strong>en</strong>. Voor e<strong>en</strong> individuele<br />

speler lekt e<strong>en</strong> belangrijk deel van de bat<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid weg<br />

naar andere spelers. Anderzijds word<strong>en</strong> de bat<strong>en</strong> van emissiereductiebeleid van<br />

ander<strong>en</strong> gratis geïncasseerd. De marginale bat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> individuele speler<br />

hang<strong>en</strong> mede af van de mate van internationale coördinatie, dat wil zegg<strong>en</strong>: bij<br />

voldo<strong>en</strong>de coördinatie g<strong>en</strong>ereert emissiereductiebeleid van één speler naast de<br />

directe probleemoplossing via verminderde uitstoot ook indirect effect via motivatie<br />

voor emissiereductiebeleid voor andere spelers.<br />

Bij beide problem<strong>en</strong> is zowel het mondiale als het lokale gezichtspunt legitiem,<br />

afhankelijk van het handelingsperspectief. Met tweemaal e<strong>en</strong> mondiaal perspectief<br />

toont m<strong>en</strong> zich e<strong>en</strong> voorbeeldige wereldburger die op mondiaal niveau<br />

precies g<strong>en</strong>oeg emissiereductie weet te bewerkstellig<strong>en</strong>; met tweemaal het lokale<br />

perspectief toont m<strong>en</strong> zich e<strong>en</strong> realistische regiobewoner die voor zijn regio<br />

hetzelfde doet, maar te weinig vanuit mondiaal perspectief. Maar in de praktijk<br />

blijkt dat het perspectief vaak niet consequ<strong>en</strong>t wordt toegepast. Als e<strong>en</strong> regionale<br />

aanpassingsblik die vooral schade ziet, sam<strong>en</strong>gaat met optimisme over coördinatie,<br />

zull<strong>en</strong> de emissies te veel word<strong>en</strong> gereduceerd vanuit mondiaal <strong>en</strong> vaak ook<br />

vanuit lokaal gezichtspunt. In de complem<strong>en</strong>taire situatie zull<strong>en</strong> de emissies


vanuit mondiaal <strong>en</strong> vaak ook vanuit lokaal gezichtspunt te weinig word<strong>en</strong> gereduceerd.<br />

Kost<strong>en</strong>- <strong>en</strong> bat<strong>en</strong>schatting<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> ruimer word<strong>en</strong> opgevat dan alle<strong>en</strong> financieel.<br />

De kost<strong>en</strong> van klimaatverandering in de vorm van bijvoorbeeld ecologische<br />

verandering<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> immers moeilijk financieel word<strong>en</strong> gewaardeerd, maar<br />

zijn wel relevant. Daarnaast moet<strong>en</strong> zulke schatting<strong>en</strong> ook gedrag incalculer<strong>en</strong>:<br />

bij aanpassing gaat het om het totaal van de kost<strong>en</strong> van te ondernem<strong>en</strong> aanpassingsacties<br />

<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> van het accepter<strong>en</strong> van de restgevolg<strong>en</strong>. Zowel bij<br />

aanpassing als bij emissiereductie gaat het niet alle<strong>en</strong> om de totale prijs tot aan de<br />

tijdshorizon, maar ook om de vraag wie in welke land<strong>en</strong> die kost<strong>en</strong> moet<strong>en</strong><br />

drag<strong>en</strong>. In beide gevall<strong>en</strong> is er e<strong>en</strong> zeer breed spectrum van kost<strong>en</strong>schatting<strong>en</strong>,<br />

onder meer doordat de horizon waarmee de schatting<strong>en</strong> gemaakt word<strong>en</strong> per<br />

studie sterk uite<strong>en</strong>loopt (Tol 2005).<br />

3 tijdshorizon<br />

Studies naar de kost<strong>en</strong> van aanpassing aan e<strong>en</strong> verander<strong>en</strong>d klimaat zijn moeilijk<br />

vergelijkbaar met studies naar de kost<strong>en</strong> van emissiereductie, doordat de tijdshorizon<br />

sterk verschilt. Studies naar aanpassing richt<strong>en</strong> zich veelal op de gevolg<strong>en</strong><br />

op lange termijn, voor zover die al schatbaar zijn. Studies naar de kost<strong>en</strong> van<br />

emissiereductie richt<strong>en</strong> zich soms alle<strong>en</strong> op de Kyoto-periode tot 2012, in andere<br />

gevall<strong>en</strong> tot hooguit rond 2050. Op die termijn zijn de klimaatverandering<strong>en</strong><br />

nog zo klein dat de schade ervan ondergaat in de ruis. Anderzijds zijn de Kyotokost<strong>en</strong><br />

(gemet<strong>en</strong> per jaar) ge<strong>en</strong> maat voor de kost<strong>en</strong> van de uiteindelijk gew<strong>en</strong>ste<br />

emissiereductie, omdat de uiteindelijke doelstelling voor emissiereductie in e<strong>en</strong><br />

post-Kyoto-sc<strong>en</strong>ario veel hoger is wanneer stabilisatie van de co2-conc<strong>en</strong>tratie<br />

wordt nagestreefd, <strong>en</strong> omdat de richting waarin kost<strong>en</strong> zich ontwikkel<strong>en</strong> onzeker<br />

is (paragraaf 4).<br />

Emissiereductiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanpassingskost<strong>en</strong> zijn om nog e<strong>en</strong> andere red<strong>en</strong> niet<br />

uitwisselbaar. De klimaatverandering is naar de huidige inzicht<strong>en</strong> deels autonoom<br />

(dan wel veroorzaakt door emissies in het verled<strong>en</strong>) <strong>en</strong> wordt versterkt<br />

door het huidige emissiesaldo. Dat betek<strong>en</strong>t dat klimaatverandering sowieso<br />

plaats zal vind<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat emissiereductie vooral het tempo van de verandering<br />

beïnvloedt. 1 Anders gezegd: binn<strong>en</strong> e<strong>en</strong> afzi<strong>en</strong>bare tijdshorizon (minder dan vijftig<br />

jaar) is aanpassing e<strong>en</strong>voudiger dan emissiereductie, omdat aanpassing nog<br />

niet noodzakelijk is, t<strong>en</strong>zij bewust geanticipeerd wordt op toekomstige verandering<strong>en</strong>;<br />

maar op de lange termijn is e<strong>en</strong> vergaande onbalans in de co2-huishouding<br />

van de planeet niet houdbaar, omdat de voorraad broeikasgass<strong>en</strong> cumuleert.<br />

Reductiebeleid <strong>en</strong> aanpassingsbeleid anticiper<strong>en</strong> beide in ess<strong>en</strong>tie dus op verandering<strong>en</strong><br />

die ruim na de gangbare beleidshorizon (mogelijk) te verwacht<strong>en</strong> zijn.<br />

Het is evid<strong>en</strong>t dat de termijnverschill<strong>en</strong> emissiereductiekost<strong>en</strong> <strong>en</strong> aanpassingskost<strong>en</strong><br />

moeilijk vergelijkbaar mak<strong>en</strong>. Maar dat neemt niet weg dat erover moet <strong>en</strong><br />

kan word<strong>en</strong> nagedacht. Als er e<strong>en</strong> tijd komt dat de aanpassingskost<strong>en</strong> van de<br />

bijlage 1<br />

1<br />

239


1<br />

240<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

klimaatverandering werkelijk hoog <strong>en</strong> bedreig<strong>en</strong>d word<strong>en</strong>, is de cruciale vraag<br />

hoe ver dat mom<strong>en</strong>t weg ligt. Op e<strong>en</strong> zeer lange termijn zull<strong>en</strong> immers ook<br />

andere zeer grote verandering<strong>en</strong> plaatsvind<strong>en</strong>. Wie met e<strong>en</strong> tijdshorizon van vijf<br />

eeuw<strong>en</strong> achterom kijkt, ziet onder meer twee wereldoorlog<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> pandemie van<br />

Spaanse griep, diverse verschuiving<strong>en</strong> van het culturele, economische <strong>en</strong> militaire<br />

c<strong>en</strong>trum in de wereld, e<strong>en</strong> exploder<strong>en</strong>de wereldbevolking <strong>en</strong> niet in de laatste<br />

plaats e<strong>en</strong> kleine ijstijd.<br />

4 tijdstip <strong>en</strong> waardering van te nem<strong>en</strong> kost<strong>en</strong><br />

De discontovoet<strong>en</strong> creër<strong>en</strong> e<strong>en</strong> afwegingsprobleem, omdat klimaatverandering<br />

over e<strong>en</strong> zeer lange periode loopt. Emissiereductiekost<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> in het algeme<strong>en</strong><br />

in e<strong>en</strong> eerder stadium g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dan aanpassingskost<strong>en</strong>. Dat maakt het te<br />

gebruik<strong>en</strong> disconto tot de belangrijkste bepal<strong>en</strong>de variabele (Tol 2005). Hoe lager<br />

het disconto, des te zwaarder weg<strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> in de verre toekomst. Bij e<strong>en</strong> hoog<br />

disconto tell<strong>en</strong> toekomstige effect<strong>en</strong> weinig mee <strong>en</strong> zorgt deg<strong>en</strong>e die dan leeft.<br />

Aanpassingkost<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> termijn van 250 jaar weg<strong>en</strong> zelfs bij e<strong>en</strong> zeer laag disconto<br />

van 1 proc<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> factor 10 lager dan dezelfde emissiereductiekost<strong>en</strong> in het hed<strong>en</strong>. 2<br />

Over de hoogte van het te hanter<strong>en</strong> disconto bestaan verschill<strong>en</strong> van m<strong>en</strong>ing. Voor<br />

e<strong>en</strong> reëel disconto pleit de vergelijkbaarheid met alternatieve investering<strong>en</strong> in het<br />

hed<strong>en</strong>: 3 er moet immers e<strong>en</strong> keuze word<strong>en</strong> gemaakt voor de meest zinvolle besteding.<br />

De relevante vraag is dan bij welke bestedingscategorie e<strong>en</strong> extra euro het<br />

meeste nut oplevert: bij besteding aan klimaatbeleid of aan iets anders? E<strong>en</strong> alternatieve<br />

keuze voor het disconto voor e<strong>en</strong> overheid is de verwachte economische<br />

groei voor de lange termijn, omdat die de groei van de belastinginkomst<strong>en</strong> bepaalt<br />

waaruit maatregel<strong>en</strong> te zijner tijd moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bekostigd. Sommig<strong>en</strong> argum<strong>en</strong>ter<strong>en</strong><br />

dat e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving in teg<strong>en</strong>stelling tot e<strong>en</strong> individu e<strong>en</strong> oneindige tijdshorizon<br />

heeft <strong>en</strong> daarom ge<strong>en</strong> tijdsprefer<strong>en</strong>tie zou hebb<strong>en</strong> – de empirie van<br />

overheidstekort<strong>en</strong> steunt die visie niet. Ook wordt bepleit voor milieurisico’s e<strong>en</strong><br />

laag of zelfs negatief disconto te kiez<strong>en</strong> (wstb 2004). Dat laat zi<strong>en</strong> dat het disconto<br />

niet onschuldig is: het disconto bepaalt wanneer de kost<strong>en</strong> gedrag<strong>en</strong> word<strong>en</strong>.<br />

Het voorgaande laat zi<strong>en</strong> dat er drie factor<strong>en</strong> door elkaar spel<strong>en</strong>: de tijdswaardering<br />

van geld <strong>en</strong> de waardering van risico, de vraag hoe de kost<strong>en</strong> verdeeld<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> huidige <strong>en</strong> toekomstige g<strong>en</strong>eraties <strong>en</strong> de vraag naar de<br />

relatieve prioriteit van toekomstige belang<strong>en</strong> (dat wil zegg<strong>en</strong> de prefer<strong>en</strong>ties van<br />

toekomstige g<strong>en</strong>eraties).<br />

Het disconto bestaat analytisch uit e<strong>en</strong> tijdsvoorkeur <strong>en</strong> e<strong>en</strong> risicopremie. De<br />

tijdsvoorkeur geeft aan dat we behoeft<strong>en</strong> liever nu dan later bevredigd zi<strong>en</strong>, de<br />

risicopremie dat met e<strong>en</strong> investering die pas over lange tijd r<strong>en</strong>deert, in de<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong>tijd nog van alles kan misgaan. 4 De risicopremie kan twee kant<strong>en</strong> opwerk<strong>en</strong>.<br />

Wie zich wil indekk<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> fal<strong>en</strong>de investering<strong>en</strong> zal e<strong>en</strong> verwacht r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<br />

eis<strong>en</strong> dat hoger is dan het risicovrije r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> dus de risicopremie<br />

optell<strong>en</strong> bij het risicovrije disconto. Wie zich daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> met investering<strong>en</strong> wil


indekk<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> mogelijke toekomstige schade zal juist de risicopremie aftrekk<strong>en</strong><br />

van het risicovrije disconto. De risicopremie wordt dan e<strong>en</strong> verzekeringspremie. 5<br />

E<strong>en</strong> laag disconto verleidt tot het vroegtijdig nem<strong>en</strong> van kost<strong>en</strong>, waardoor de<br />

verdeling <strong>tuss<strong>en</strong></strong> g<strong>en</strong>eraties via de keuze van het disconto kan word<strong>en</strong> beïnvloed.<br />

E<strong>en</strong> laag disconto geeft dus verdelingsprefer<strong>en</strong>ties weer, maar br<strong>en</strong>gt ook risico’s<br />

van niet-r<strong>en</strong>der<strong>en</strong>de investering<strong>en</strong> met zich mee, doordat het disconto niet meer<br />

kan word<strong>en</strong> gebruikt om aantrekkelijke van minder aantrekkelijke investering<strong>en</strong><br />

te onderscheid<strong>en</strong>. Toekomstige g<strong>en</strong>eraties zijn beter af met e<strong>en</strong> in hun og<strong>en</strong><br />

r<strong>en</strong>der<strong>en</strong>de investering ter waarde van 1 euro dan met e<strong>en</strong> grotere, maar in hun<br />

og<strong>en</strong> niet r<strong>en</strong>der<strong>en</strong>de investering. R<strong>en</strong>der<strong>en</strong>de investering<strong>en</strong> help<strong>en</strong> immers om<br />

toekomstige kost<strong>en</strong> te drag<strong>en</strong>. Maar ze zijn slechter af met in het geheel ge<strong>en</strong><br />

investering. In het rapport G<strong>en</strong>eratiebewust beleid (wrr 1999) heeft de raad<br />

uite<strong>en</strong>gezet dat er ge<strong>en</strong> e<strong>en</strong>duidige criteria zijn voor e<strong>en</strong> rechtvaardige last<strong>en</strong>verdeling<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> huidige <strong>en</strong> toekomstige g<strong>en</strong>eraties. Kort gezegd komt dit doordat<br />

aanvaarde rechtvaardigheidsbeginsel<strong>en</strong> zoals ‘gelijke monnik<strong>en</strong>, gelijke kapp<strong>en</strong>’<br />

niet van toepassing zijn, omdat de monnik<strong>en</strong> niet gelijk zijn. De situatie van<br />

toekomstige g<strong>en</strong>eraties verschilt in te veel opzicht<strong>en</strong> van die van de huidige<br />

(welvaartsniveau, ontwikkelingskans<strong>en</strong>, <strong>en</strong>zovoort). Daar komt nog bij dat we<br />

ook de prefer<strong>en</strong>ties van toekomstige g<strong>en</strong>eraties niet k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Die prefer<strong>en</strong>ties<br />

kunn<strong>en</strong> afwijk<strong>en</strong> van de onze, zodat naast de rechtvaardigheid <strong>en</strong> doelmatigheid<br />

van de verdeling ook de verdeling zelf onduidelijk is.<br />

De derde factor is de relatieve prioriteit van toekomstige belang<strong>en</strong>. Hier gaat het<br />

om (veronderstelde) prefer<strong>en</strong>ties van toekomstige g<strong>en</strong>eraties. Omdat die verwoord<br />

word<strong>en</strong> door led<strong>en</strong> van huidige g<strong>en</strong>eraties, kan m<strong>en</strong> dit ook zi<strong>en</strong> als het<br />

verdelingsvraagstuk in e<strong>en</strong> ander jasje. Er is niet noodzakelijk e<strong>en</strong> universeel<br />

disconto dat overal op van toepassing is. 6<br />

Bij de vaststelling van het disconto is de causaliteitsrichting ess<strong>en</strong>tieel: de voorkeur<br />

volgt niet uit het disconto, maar het disconto volgt uit de voorkeur. Dit geldt<br />

a fortiori op de lange termijn <strong>en</strong> bij onzekerheid. Het disconto is als revealed<br />

prefer<strong>en</strong>ce af te leid<strong>en</strong> uit de prijs die m<strong>en</strong> bereid is te betal<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> mogelijke<br />

schade op de lange termijn.<br />

Alle<strong>en</strong> door de vrag<strong>en</strong> naar verwacht r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> mate van risicoaversie, naar<br />

e<strong>en</strong> rechtvaardige interg<strong>en</strong>erationele verdeling <strong>en</strong> naar verander<strong>en</strong>de waardering<strong>en</strong><br />

apart te beantwoord<strong>en</strong> kan tot e<strong>en</strong> verstandige beleidskeuze word<strong>en</strong> gekom<strong>en</strong>.<br />

Wie zulke keuz<strong>en</strong> onderbouwt met modell<strong>en</strong> die discontovoet<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong><br />

welke e<strong>en</strong> am<strong>en</strong>dering zijn op het marktdisconto, volgt e<strong>en</strong> cirkelred<strong>en</strong>ering: de<br />

modeluitkomst volgt immers rechtstreeks uit het gekoz<strong>en</strong> disconto dat op zijn<br />

beurt de voorkeur<strong>en</strong> van de onderzoeker weerspiegelt. Het zijn de huidige deelnemers<br />

aan de beleidsdiscussies die hun voorkeur<strong>en</strong> via het instrum<strong>en</strong>t van het<br />

disconto projecter<strong>en</strong> op toekomstige g<strong>en</strong>eraties. Discontovoet<strong>en</strong> (<strong>en</strong> meer in het<br />

algeme<strong>en</strong> modelparameters) kunn<strong>en</strong> dus word<strong>en</strong> gebruikt om prefer<strong>en</strong>ties van de<br />

onderzoeker in de analyse in te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>.<br />

bijlage 1<br />

1<br />

241


1<br />

242<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geraadpleegde literatuur<br />

Bergh, J.C.J.M. van d<strong>en</strong> (2004) Optimal climate policy is a utopia: from quantitative to<br />

qualitative cost-b<strong>en</strong>efit analysis, Ecological economics 48: 385-393.<br />

Tol, R. (2005) The marginal damage costs of carbon dioxide emissions: an assessm<strong>en</strong>t of<br />

the uncertainties, Energy Policy 33: 2064-2074.<br />

Wet<strong>en</strong>schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (1999) G<strong>en</strong>eratiebewust beleid,<br />

Rapport<strong>en</strong> aan de regering nr. 55, D<strong>en</strong> Haag: Sdu Uitgevers.<br />

wstb (Water Sci<strong>en</strong>ce and Technology Board) (2004) Valuing Ecosystem Services: Toward<br />

Better Environm<strong>en</strong>tal Decision-Making, Washington, DC: The National Academies<br />

Press.


not<strong>en</strong><br />

1 Er is wel e<strong>en</strong> eindniveau van de invloed van de huidige emissie-impuls, zodat<br />

emissiereductie mede de maximale uitslag bepaalt; het dynamische klimaatsysteem<br />

k<strong>en</strong>t op zichzelf ge<strong>en</strong> stabiel eindniveau.<br />

2 Voor e<strong>en</strong> termijn van 50 jaar geldt: disconto 4 proc<strong>en</strong>t: factor 7; disconto 2<br />

proc<strong>en</strong>t: factor 2,7; disconto 1 proc<strong>en</strong>t: factor 1,6.<br />

3 Daarbij moet wel word<strong>en</strong> opgemerkt dat de maximale termijn voor marktr<strong>en</strong>te in<br />

de orde van 30 jaar ligt. Voor e<strong>en</strong> langere termijn bestaat ge<strong>en</strong> echte markt. Wel<br />

heeft de markt de neiging om voor de lange r<strong>en</strong>te juist e<strong>en</strong> hogere waarde overe<strong>en</strong><br />

te kom<strong>en</strong> dan voor de korte r<strong>en</strong>te.<br />

4 Het onderscheid is in de praktijk niet altijd helder, omdat tijdsvoorkeur deels<br />

sam<strong>en</strong>hangt met onzekerheid of de toekomst zich wel langs het verwachte pad<br />

ontrolt (zie het argum<strong>en</strong>t over de tijdsvoorkeur van sam<strong>en</strong>leving<strong>en</strong> hierbov<strong>en</strong>).<br />

E<strong>en</strong> veel gehanteerde maat voor de risicovrije tijdsvoorkeur is de nominale 10jaars<br />

r<strong>en</strong>te op staatsschuld verminderd met de verwachte inflatie (waarover<br />

onzekerheid bestaat).<br />

5 De verzekeringspremie is hier de meerprijs bov<strong>en</strong> de verwachtingswaarde van<br />

het risico die m<strong>en</strong> bereid is te betal<strong>en</strong> voor het mijd<strong>en</strong> van het risico. In het dagelijks<br />

spraakgebruik bestaat de verzekeringspremie uit de verwachtingswaarde,<br />

vermeerderd met de risicopremie.<br />

6 Stel dat in e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>voudige sam<strong>en</strong>leving slechts geld wordt uitgegev<strong>en</strong> aan de<br />

twee categorieën, milieu <strong>en</strong> infrastructuur. Wanneer iemand toekomstige<br />

milieuproblem<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> lager disconto waardeert dan toekomstige problem<strong>en</strong><br />

met de infrastructuur, dan is dat e<strong>en</strong> uitdrukking van het feit dat dieg<strong>en</strong>e nu meer<br />

dan volg<strong>en</strong>s de huidige bestedingsverhouding geld wil uitgev<strong>en</strong> voor toekomstig<br />

milieu dan voor toekomstige infrastructuur. De waarderingsverhouding <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

milieu <strong>en</strong> infrastructuur verandert zo in de tijd.<br />

bijlage 1<br />

1<br />

243


2<br />

244<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 2: het reductiepot<strong>en</strong>tieel van<br />

tr<strong>en</strong>dmatige verhoging van <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

1 inleiding<br />

Het <strong>en</strong>ergiegebruik zal naar verwachting over vijftig jaar, bij e<strong>en</strong> groei van het<br />

bbp tot 2050 met gemiddeld 3 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> e<strong>en</strong> afname van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit<br />

met 1,2/1,3 proc<strong>en</strong>t per jaar, bijna zijn verdubbeld. Die aannames lijk<strong>en</strong> redelijk<br />

(ipcc 2001; iea 2004). De historische daling van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit is 1 proc<strong>en</strong>t<br />

per jaar, <strong>en</strong> is t<strong>en</strong> dele te dank<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> niet-beïnvloedbaar structuureffect van<br />

zo’n 0,3-0,5 proc<strong>en</strong>t per jaar.<br />

In e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling zou dan het <strong>en</strong>ergiegebruik met 1,2 proc<strong>en</strong>t per jaar<br />

groei<strong>en</strong> <strong>en</strong> de co2-emissie, uitgaande van e<strong>en</strong> gelijkblijv<strong>en</strong>d aandeel ‘fossiel’ in de<br />

<strong>en</strong>ergiemix, met e<strong>en</strong>zelfde perc<strong>en</strong>tage. Bij e<strong>en</strong> efficiëntieverbetering t<strong>en</strong> opzichte<br />

van bau met 0,7 proc<strong>en</strong>t extra per jaar zou dat 0,5 proc<strong>en</strong>t zijn. In het eerste geval<br />

komt in 2050 de c-emissie op 11,6 gtc, dat is 5,2 gtc meer, <strong>en</strong> in het tweede geval<br />

op 8,2 gtc, dat is 1,8 gtc meer. Dat scheelt bijna 4 gtc in 2050. Neemt de int<strong>en</strong>siteit<br />

af met 2,2 proc<strong>en</strong>t, dan scheelt dat nog e<strong>en</strong>s 0,6 gtc.<br />

Het voorkom<strong>en</strong> van die verdubbeling van <strong>en</strong>ergiegebruik binn<strong>en</strong> vijftig jaar vergt<br />

extra beleid gericht op <strong>en</strong>ergie-efficiëntie. Is e<strong>en</strong> afname van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit<br />

met 2 proc<strong>en</strong>t of nog meer per jaar 1 in de periode tot 2050 haalbaar?<br />

Het huidige geringe <strong>en</strong>ergier<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t laat veel te w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> over<br />

Van het mondiale primaire <strong>en</strong>ergiegebruik gaat twee derde ‘verlor<strong>en</strong>’, in drie<br />

stapp<strong>en</strong> (Jochem 2002; 2004b):<br />

• Bij het omzett<strong>en</strong> van primaire in bruikbare <strong>en</strong>ergie gaat gemiddeld 25-30<br />

proc<strong>en</strong>t verlor<strong>en</strong>. In c<strong>en</strong>trales is bijvoorbeeld het mondiale r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<br />

gemiddeld 30 proc<strong>en</strong>t (iea 2004), daar is het verlies dus 60-70 proc<strong>en</strong>t.<br />

• Bij omzetting van beschikbare <strong>en</strong>ergie in het eindgebruik in di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> zoals<br />

verlichting <strong>en</strong> beweging gaat opnieuw gemiddeld e<strong>en</strong> derde verlor<strong>en</strong>; bij auto’s<br />

is dat zelfs bijna 80 proc<strong>en</strong>t (door warmteverlies, wrijving <strong>en</strong> dergelijke).<br />

• In het gebruik zelf wordt opnieuw gemiddeld 30-35 proc<strong>en</strong>t verlies geled<strong>en</strong>;<br />

geleverde warmte verdwijnt bijvoorbeeld door kier<strong>en</strong> <strong>en</strong> koudebrugg<strong>en</strong>.<br />

Zo te zi<strong>en</strong> is er op het gebied van efficiëntie nog zeer veel te bereik<strong>en</strong>. De doelstelling<br />

van Nederland, te wet<strong>en</strong> 1,3 proc<strong>en</strong>t per jaar, lijkt bescheid<strong>en</strong> in het licht van<br />

de World Energy Assessm<strong>en</strong>t, waarin in ons type land<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verbetering met<br />

gemiddeld 1,6 proc<strong>en</strong>t haalbaar moet zijn, <strong>en</strong> mondiaal zelfs 2 proc<strong>en</strong>t. 2 De afgelop<strong>en</strong><br />

dec<strong>en</strong>nia bleek echter dat e<strong>en</strong> verbetering met 2 proc<strong>en</strong>t gemiddeld per jaar<br />

verre van e<strong>en</strong>voudig te bereik<strong>en</strong> is, zeker niet over e<strong>en</strong> lange periode. Voor<br />

Nederland stelt het ecn dat tot 2020, zonder aanvull<strong>en</strong>d beleid, de efficiëntieverbetering<br />

zal blijv<strong>en</strong> stek<strong>en</strong> op maximaal 1 proc<strong>en</strong>t. Energiebesparing levert weliswaar<br />

dikwijls netto e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>besparing op, maar de meeste m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> organisa


ties zijn er gewoon niet ‘mee bezig’ omdat de <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong> nu e<strong>en</strong>maal e<strong>en</strong> laag<br />

aandeel hebb<strong>en</strong> in de totale kost<strong>en</strong>. 3 Bij huurwoning<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke speelt ook<br />

nog e<strong>en</strong>s mee dat de voordel<strong>en</strong> van die kost<strong>en</strong>besparing over het algeme<strong>en</strong> niet<br />

bij de eig<strong>en</strong>aar terechtkom<strong>en</strong>. En zo blijv<strong>en</strong> vele mogelijkhed<strong>en</strong> onb<strong>en</strong>ut.<br />

2 mogelijkhed<strong>en</strong> tot meer <strong>en</strong>ergie-efficiëntie in het<br />

eindgebruik<br />

Efficiëntieverbetering wordt voor e<strong>en</strong> groot deel gerealiseerd via geleidelijke<br />

p<strong>en</strong>etratie van nieuwe, efficiëntere apparatuur <strong>en</strong> kapitaalgoeder<strong>en</strong>. Ros<strong>en</strong>feld<br />

vond dat in de vs de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie van nieuwe equipm<strong>en</strong>t in de periode 1973<br />

tot midd<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> tachtig verbeterde met 5 proc<strong>en</strong>t per jaar, <strong>en</strong> mondiaal met 3,5<br />

proc<strong>en</strong>t (Blok 2004). Volg<strong>en</strong>s Blok (2004; 2005) kan in industrieën zoals<br />

papier/ijzer/staal/kunstmest met nu reeds beschikbare nieuwe technologie – die<br />

binn<strong>en</strong> vijfti<strong>en</strong> jaar alom geacht wordt concurrer<strong>en</strong>d te zijn – via stelselmatige<br />

vernieuwing van de kapitaalvoorraad de kloof <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de huidige meeste <strong>en</strong>ergieefficiënte<br />

techniek <strong>en</strong> het theoretisch minimum aan b<strong>en</strong>odigd <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

gehalveerd word<strong>en</strong>. Dat zou in die sector<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verbetering met 4,5<br />

proc<strong>en</strong>t gemiddeld per jaar. 4 Dat wordt uiteraard op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t<br />

minder, maar ook indi<strong>en</strong> na die vijfti<strong>en</strong> jaar ge<strong>en</strong> verdere verbetering bereikt zou<br />

word<strong>en</strong>, wordt tot 2050 toch e<strong>en</strong> verbetering van de efficiëntie in het gehele park<br />

bereikt met ruim 2 proc<strong>en</strong>t gemiddeld per jaar. Zou, zo rek<strong>en</strong>t Blok voor, e<strong>en</strong><br />

dergelijk tempo niet vijfti<strong>en</strong> maar dertig jaar volgehoud<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>,<br />

gevolgd door e<strong>en</strong> periode van stabilisatie van de efficiëntie, dan verbetert de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

van het park tot 2050 met gemiddeld 2,8 proc<strong>en</strong>t per jaar. 5<br />

De hier summier weergegev<strong>en</strong> exercitie van Blok br<strong>en</strong>gt hem tot de conclusie dat<br />

in ontwikkelde land<strong>en</strong> in de g<strong>en</strong>oemde sector<strong>en</strong> e<strong>en</strong> verbetering van de <strong>en</strong>ergieefficiëntie<br />

met 2 proc<strong>en</strong>t per jaar tot 2050 haalbaar is. Dat is exclusief de <strong>en</strong>ergiebesparing<br />

die via materiaalbesparing 6 bereikt kan word<strong>en</strong>. Gezi<strong>en</strong> de achterstand<br />

in Oost-Europa <strong>en</strong> elders zou het mondiale gemiddelde daar aanmerkelijk bov<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Dit veronderstelt wel dat de bereidheid bestaat tot subsidiër<strong>en</strong><br />

van het verschil met concurrer<strong>en</strong>de technologie door de overheid of<br />

vanuit het buit<strong>en</strong>land, zeker in de eerste ti<strong>en</strong> à vijfti<strong>en</strong> jaar.<br />

Dit soort stroomversnelling in de verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie van<br />

nieuwe apparat<strong>en</strong> heeft trouw<strong>en</strong>s pas na verloop van tijd e<strong>en</strong> goed merkbaar<br />

effect op de gemiddelde efficiëntie van het park van kapitaalgoeder<strong>en</strong> – het tempo<br />

waarin apparat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> is hier maatgev<strong>en</strong>d. Daarom is de optie<br />

‘stroomversnelling <strong>en</strong>ergie-efficiëntie’ vooral interessant voor de post-Kyotoperiode.<br />

Wel zij aangetek<strong>en</strong>d dat bewuste stroomversnelling in de efficiëntieverbetering<br />

duur is <strong>en</strong> niet zonder subsidie of ander overheidsingrijp<strong>en</strong> tot stand zal<br />

kom<strong>en</strong>.<br />

bijlage 2<br />

2<br />

245


2<br />

246<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Voorbeeld<strong>en</strong> van verbetering<strong>en</strong> in <strong>en</strong>ergie-eindgebruik in de consumptiesfeer<br />

Vervoer<br />

In land<strong>en</strong> als China <strong>en</strong> India groeit de vraag naar b<strong>en</strong>zine <strong>en</strong> diesel met 3 proc<strong>en</strong>t per jaar. Mondiaal<br />

groeit de vraag naar <strong>en</strong>ergie voor verkeer <strong>en</strong> vervoer veel minder: gemiddeld 0,9 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar; dat is veel minder sterk dan het bbp. In de weto-studie wordt verwacht dat die to<strong>en</strong>ame<br />

mondiaal geleidelijk verder daalt naar 0,7 proc<strong>en</strong>t per jaar.<br />

Het huidige gemiddelde b<strong>en</strong>zineverbruik in auto’s is ‘1 op 13’. Op termijn wordt ‘1 op 36’ mogelijk<br />

geacht. De Toyota Prius heeft al e<strong>en</strong> verbruik van ‘1 op 23’. E<strong>en</strong> studie in opdracht van het P<strong>en</strong>tagon<br />

stelt dat de efficiëntie van person<strong>en</strong>voertuig<strong>en</strong> met nu reeds beschikbare techniek<strong>en</strong> vrijwel kan<br />

word<strong>en</strong> verdubbeld door gebruik te mak<strong>en</strong> van moderne sam<strong>en</strong>gestelde of lichtgewicht stal<strong>en</strong><br />

material<strong>en</strong>. De extra kost<strong>en</strong> daarvan zoud<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> jaar of drie terugverdi<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> (Lovins et al.<br />

2004). Exxon me<strong>en</strong>t dat de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie in auto’s tot 70 proc<strong>en</strong>t beter kan. E<strong>en</strong> mit-studie<br />

(Weiss et al. 2000) acht e<strong>en</strong> tweemaal zo efficiënt voertuig binn<strong>en</strong> bereik. Shell stelt dat de traditionele<br />

auto, al dan niet hybride, e<strong>en</strong> derde van het huidige gemiddelde b<strong>en</strong>zinegebruik zal gaan verbruik<strong>en</strong>.<br />

7 Ook Blok me<strong>en</strong>t dat in de kom<strong>en</strong>de 20-30 jaar e<strong>en</strong> driemaal zo efficiënte auto mogelijk is.<br />

E<strong>en</strong> dergelijke ontwikkeling zou neerkom<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> efficiëntieverbetering tot 2050 met zo’n<br />

2,5 proc<strong>en</strong>t per jaar. Maar ook als het blijft bij e<strong>en</strong> verdubbeling van de efficiëntie bij voertuig<strong>en</strong>,<br />

dan zou dat, ceteris paribus, t<strong>en</strong> opzichte van bau ongeveer 1 gtc reductie in 2050 oplever<strong>en</strong>!<br />

Huishoudelijke apparat<strong>en</strong><br />

Koelkast<strong>en</strong>, vriezers, afwasmachines, airconditioners <strong>en</strong> dergelijke hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aandeel van 30<br />

proc<strong>en</strong>t van alle elektriciteitsgebruik in de oeso, <strong>en</strong> daarmee e<strong>en</strong> aandeel van 12 proc<strong>en</strong>t in de<br />

co2-emissies. Nieuwe apparat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> jaarlijks gemiddeld 1 proc<strong>en</strong>t efficiënter; dat kan naar<br />

2 proc<strong>en</strong>t per jaar (iea 2004). 8 Het iea stelt dat in de oeso-land<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> al via adequate normstelling<br />

die is afgestemd op ‘het goedkoopste apparaat in 2005 gerek<strong>en</strong>d over z’n lev<strong>en</strong>sduur’, e<strong>en</strong><br />

efficiëntieverbetering van het gehele ‘apparat<strong>en</strong>park’ mogelijk is met 25 proc<strong>en</strong>t in 2020. Dat is,<br />

binn<strong>en</strong> vijfti<strong>en</strong> jaar, 2 proc<strong>en</strong>t per jaar extra. 9 De extra kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> meer dan gecomp<strong>en</strong>seerd<br />

door besparing<strong>en</strong> in lev<strong>en</strong>sduur. Het iea becijferde dat in Europa elke langs deze weg bespaarde<br />

ton co2 de consum<strong>en</strong>t 170 euro zou bespar<strong>en</strong>.<br />

Energiegebruik in woning<strong>en</strong><br />

In Nederland nam in de periode 1990-2000 de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie in woning<strong>en</strong> toe met 5 proc<strong>en</strong>t.<br />

Met de huidige regelgeving wordt in nieuwe gebouw<strong>en</strong> e<strong>en</strong> reductie bereikt van gemiddeld meer<br />

dan 5 proc<strong>en</strong>t per jaar in de periode 1996-2006. Dat kan volg<strong>en</strong>s Blok voor de jar<strong>en</strong> daarna wel<br />

oplop<strong>en</strong> tot 7 proc<strong>en</strong>t per jaar, met name door besparing bij verwarming <strong>en</strong> apparat<strong>en</strong>/verlichting;<br />

sam<strong>en</strong> zijn deze goed voor 95 proc<strong>en</strong>t van de vraag naar <strong>en</strong>ergie vanuit gebouw<strong>en</strong>.<br />

Woning<strong>en</strong><br />

In 1975 werd voor verwarming gemiddeld 3100 kubieke meter gas per woning gebruikt; dat is<br />

inmiddels gedaald tot 2000 kubieke meter (–1,5% per jaar). Nieuwe woning<strong>en</strong> gebruik<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>woordig<br />

nog maar 1000 kubieke meter of minder; er zijn woning<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gebruik van 500<br />

kubieke meter, <strong>en</strong> woning<strong>en</strong> met nihil verbruik zijn binn<strong>en</strong> bereik door e<strong>en</strong> combinatie van<br />

nieuwe bouwmethod<strong>en</strong>, isolatiematerial<strong>en</strong> <strong>en</strong> warmteopslagsystem<strong>en</strong>. 10<br />

Ook bij bestaande woning<strong>en</strong> kan nog veel bereikt word<strong>en</strong>. Volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> studie van Ecofys (Peters


dorff et al. 2004) leidt de Europese ‘Energy Performance Buildings Directive’ voor de eu-15<br />

(geldig vanaf 2006 voor gebouw<strong>en</strong> die groter zijn dan 1000 vierkante meter; ook voor gebouw<strong>en</strong><br />

zodra ze r<strong>en</strong>ovatie ondergaan) tot e<strong>en</strong> zeer kost<strong>en</strong>effectieve vorm van mitigatie in de periode tot<br />

2010: e<strong>en</strong> reductie van de uitstoot met zo’n 5 proc<strong>en</strong>t plus e<strong>en</strong> nettokost<strong>en</strong>besparing op de <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong><br />

van 3,7 miljard euro. 11 Breidt m<strong>en</strong> de richtlijn uit naar álle gebouw<strong>en</strong> (alle nieuwbouw<br />

<strong>en</strong> verbouwingsproject<strong>en</strong>), dan zou op verwarming (isolatie, dubbel glas, betere ketels; exclusief<br />

fuel switch) netto veel meer bespaard kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>: 7,5 miljard euro in 2010, 13 miljard euro in<br />

2015 (het meeste daarvan in zuidelijke <strong>en</strong> gematigde zones). Dat geeft e<strong>en</strong> reductie van 70 mt in<br />

2010 (= 10%) <strong>en</strong> 119 mt co2 in 2015. 12 In kantor<strong>en</strong> zou op de lange termijn zo’n 90 proc<strong>en</strong>t besparing<br />

mogelijk zijn op het gebruik van <strong>en</strong>ergie voor verwarming. Gebouw<strong>en</strong> van voor 1973 – 60 proc<strong>en</strong>t<br />

van bestand – hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieel van 30 proc<strong>en</strong>t.<br />

3 elektriciteitsc<strong>en</strong>trales: naar e<strong>en</strong> hoger conversier<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<br />

13<br />

De elektriciteitssector heeft e<strong>en</strong> aandeel van ongeveer e<strong>en</strong> derde in het totale<br />

primaire <strong>en</strong>ergiegebruik; <strong>en</strong> dat aandeel groeit. Het aandeel in de mondiale co2emissies<br />

is nu 40 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> ook dat aandeel groeit in bau verder tot 44 proc<strong>en</strong>t<br />

in 203o (iea 2004). Kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> gas voorzi<strong>en</strong> in bau in driekwart van de groei. De<br />

co2-reductie die haalbaar is door efficiëntieverbetering in c<strong>en</strong>trales is vooral<br />

groot bij kol<strong>en</strong>; daar valt per e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong>ergie de meeste reductie te hal<strong>en</strong>. Welnu,<br />

kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales in ontwikkelingsland<strong>en</strong> emitter<strong>en</strong> per kWh 20 proc<strong>en</strong>t meer co2<br />

dan in de oeso; de gemiddelde efficiëntie van kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales in 2002 was daar 30<br />

proc<strong>en</strong>t (iea 2004) <strong>en</strong> in de oeso 36 proc<strong>en</strong>t.<br />

Verhoging van het gemiddeld r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van c<strong>en</strong>trales zal hoofdzakelijk z’n<br />

beslag moet<strong>en</strong> krijg<strong>en</strong> via vervangings- <strong>en</strong> uitbreidingsinvestering<strong>en</strong>. 14 Van alle<br />

huidige c<strong>en</strong>trales op de wereld is twee derde al meer dan twintig jaar oud; 15<br />

proc<strong>en</strong>t is zelfs meer dan veertig jaar oud.<br />

Het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van nieuwe kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales kan na 2020 minst<strong>en</strong>s 50 proc<strong>en</strong>t<br />

word<strong>en</strong> (iea 2004). Zo’n r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>tsverbetering van 30 proc<strong>en</strong>t naar 50 proc<strong>en</strong>t<br />

in 2040 zou e<strong>en</strong> daling betek<strong>en</strong><strong>en</strong> van het verlies in c<strong>en</strong>trales van 70 proc<strong>en</strong>t naar<br />

50 proc<strong>en</strong>t. Dat betek<strong>en</strong>t e<strong>en</strong> co2-reductie per kWh met 40 proc<strong>en</strong>t, per jaar 0,8<br />

proc<strong>en</strong>t ; dat zou e<strong>en</strong> besparing betek<strong>en</strong><strong>en</strong> op het totale primaire <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

van ongeveer o,2-0,3 proc<strong>en</strong>t per jaar, want de sector elektriciteit gebruikt e<strong>en</strong><br />

derde van de primaire <strong>en</strong>ergie. Dat zou zonder twijfel e<strong>en</strong> significante bijdrage<br />

zijn aan de beoogde <strong>en</strong>ergiebesparing van gemiddeld 2 proc<strong>en</strong>t per jaar. Toepassing<br />

van wkk in situaties waarin e<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectieve aanw<strong>en</strong>ding van de<br />

warmte is te vind<strong>en</strong>, zou nog e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> forse besparing – in de orde van 20 proc<strong>en</strong>t<br />

– op primaire brandstoff<strong>en</strong> oplever<strong>en</strong>.<br />

4 nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong> <strong>en</strong> synergie<br />

Verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie is de <strong>en</strong>ige mitigatieoptie die het hele spectrum<br />

van toepassing van fossiele <strong>en</strong>ergie dekt (opties als ccs, wind- <strong>en</strong> zonne-<br />

bijlage 2<br />

2<br />

247


2<br />

248<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

<strong>en</strong>ergie, kern<strong>en</strong>ergie, waterkracht <strong>en</strong> dergelijke zijn hoofdzakelijk toepasbaar in<br />

de elektriciteitssector). Maar dat is tegelijk ook e<strong>en</strong> zwak punt: er zijn duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong>-e<strong>en</strong><br />

mogelijkhed<strong>en</strong>.<br />

Energiezekerheid<br />

E<strong>en</strong> hogere efficiëntie betek<strong>en</strong>t dat er van de vraagzijde minder druk uitgaat op<br />

het <strong>en</strong>ergiesysteem, <strong>en</strong> dat vormt e<strong>en</strong> structurele bijdrage aan <strong>en</strong>ergiezekerheid –<br />

ev<strong>en</strong>veel als e<strong>en</strong> in omvang gelijkwaardig pot<strong>en</strong>tieel aan hernieuwbare <strong>en</strong>ergie<br />

zou do<strong>en</strong>.<br />

Milieuhygiëne<br />

Efficiënter gebruik van fossiele <strong>en</strong>ergie levert niet alle<strong>en</strong> e<strong>en</strong> bijdrage aan de<br />

reductie van co2-emissies, maar ook aan de vermindering van toxische emissies<br />

per e<strong>en</strong>heid <strong>en</strong>ergie.<br />

Synergie met andere opties voor co2-reductie<br />

Verhoging van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie vergt e<strong>en</strong> moderniseringsslag wat betreft<br />

apparatuur <strong>en</strong> kapitaalgoeder<strong>en</strong>. Zo’n investeringsslag in c<strong>en</strong>trales kan b<strong>en</strong>ut<br />

word<strong>en</strong> voor het aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong> van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die de toepassing van ccs mogelijk<br />

gaan mak<strong>en</strong>. In het verl<strong>en</strong>gde daarvan kunn<strong>en</strong> vervolg<strong>en</strong>s, althans bij de<br />

productie van synfuels in vergassingsc<strong>en</strong>trales, de toxische emissies in het transport<br />

<strong>en</strong>orm omlaag. 15<br />

En, meer in het algeme<strong>en</strong>: hoe hoger de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie, des te minder word<strong>en</strong><br />

de extra kost<strong>en</strong> gevoeld waarmee toepassing van duurdere c-neutrale <strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong><br />

in c<strong>en</strong>trales <strong>en</strong> voertuig<strong>en</strong> gepaard gaat.<br />

Hierbij moet m<strong>en</strong> wel bed<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dat efficiëntere conv<strong>en</strong>tionele c<strong>en</strong>trales de drempel<br />

voor invoering van met name wind- <strong>en</strong> zonne-<strong>en</strong>ergie beperk<strong>en</strong>. Daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong><br />

kan ccs juist beter toegepast word<strong>en</strong> bij efficiënte c<strong>en</strong>trales gebaseerd op vergassing;<br />

ook voor toepassing van biomassa lijkt zo’n verbetering alle<strong>en</strong> maar gunstig.<br />

5 conclusies met betrekking tot de optie ‘<strong>en</strong>ergieefficiëntie’<br />

Het voorgaande overzi<strong>en</strong>d lijkt het mogelijk om in de periode tot 2040-2050,<br />

door e<strong>en</strong> combinatie van efficiëntieverbetering in eindgebruik <strong>en</strong> in elektriciteitsopwekking,<br />

de tr<strong>en</strong>dmatige afname van de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit op te voer<strong>en</strong> tot<br />

gemiddeld 2 proc<strong>en</strong>t per jaar, zelfs in de oeso <strong>en</strong> zeker mondiaal. Daarmee lijkt<br />

de optie ‘beleidsint<strong>en</strong>sivering van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie’ e<strong>en</strong> zeer belangrijke<br />

bijdrage te kunn<strong>en</strong> lever<strong>en</strong> aan de tot 2050 b<strong>en</strong>odigde co2-reductie t<strong>en</strong> opzichte<br />

van bau. Bij het werk<strong>en</strong> aan deze optie hoeft in de meeste gevall<strong>en</strong> relatief weinig<br />

overhoop te word<strong>en</strong> gehaald.<br />

Belangrijk is dat de optie hand in hand gaat met het bevorder<strong>en</strong> van zekerheid in<br />

de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing <strong>en</strong> dat ze bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> voordel<strong>en</strong> biedt wat betreft milieuhygiëne:<br />

vermindering van toxische emissies per e<strong>en</strong>heid fossiele <strong>en</strong>ergie.<br />

Hoe hoger de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie in het eindgebruik, des te lager de drempels voor<br />

toepassing van duurdere c-neutrale <strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong>.


De sleutel voor het realiser<strong>en</strong> van het pot<strong>en</strong>tieel is dat bij investering<strong>en</strong> in nieuwe<br />

c<strong>en</strong>trales, apparat<strong>en</strong>, voertuig<strong>en</strong>, woning<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke gezorgd wordt voor<br />

efficiëntie, waar dat kan, <strong>en</strong> zeker in land<strong>en</strong> waar de efficiëntie zeer te w<strong>en</strong>s<strong>en</strong><br />

overlaat. De investeringsslag in c<strong>en</strong>trales kan hand in hand gaan met het aanbr<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

van voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> die ccs mogelijk moet<strong>en</strong> gaan mak<strong>en</strong>.<br />

bijlage 2<br />

2<br />

249


2<br />

250<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geraadpleegde literatuur<br />

Blok, K. (2004) Improving <strong>en</strong>ergy effici<strong>en</strong>cy by five perc<strong>en</strong>t and more, Journal of<br />

Industrial Ecology 8, 4: 87-98.<br />

Blok, K. (2005) Enhanced policies for the improvem<strong>en</strong>t of electricity effici<strong>en</strong>cies, Energy<br />

Policy 33: 1635-1641.<br />

Boonekamp, P.G.M., A. Gijs<strong>en</strong> <strong>en</strong> H.H.J. Vreuls (2004) Gerealiseerde <strong>en</strong>ergiebesparing<br />

1995-2002: Conform Protocol Monitoring Energiebesparing, ecn,<br />

www.ecn.nl/library/reports/2004/c04016.html.<br />

Celik, F., E.D. Larson <strong>en</strong> R.H. Williams (2004) Transportation fuel from coal with low<br />

co2 emissions, in: Proceedings of the 7th International Confer<strong>en</strong>ce on Gre<strong>en</strong>house<br />

Control Technologies. Vancouver, BC, Canada.<br />

ciab/iea (2005) Reducing Gre<strong>en</strong>house Gas Emissions. The Pot<strong>en</strong>tial of Coal, Paris.<br />

Dzioubinski, O. <strong>en</strong> R. Chipman (1999) United Nations Tr<strong>en</strong>ds in Consumption and Production,<br />

Household Energy Consumption, www.un.org/esa/sustdev/publications/<br />

esa99dp6.pdf.<br />

Jochem, E. et al. (2002) Analysis of Steps towards a 2000 Watt Society, Zürich: Novatlantis.<br />

Jochem, E. (2004a) r&dand Innovation Policy – Preconditions for Making Steps Towards<br />

a 2000 Watt/Cap Society, Energy and Environm<strong>en</strong>t 15, 2: 285-296.<br />

Jochem, E. (2004b) Energieeffizi<strong>en</strong>z, Eine national und international unbeachtete<br />

Chance, Internationale Politik 8: 39-47.<br />

iea (2004) World Energy Outlook 2004, Paris.<br />

ipcc (2001) Third Assessm<strong>en</strong>t Report (TAR), www.ipcc.ch/.<br />

Lovins, A.B., E.K. Datta, O.E. Bustnes, J.G. Koomey <strong>en</strong> N.J. Glasgow (2004) Winning the<br />

Oil Endgame, Rocky Mountain Institute.<br />

oecd/iea (2003) Cool Appliances – Policy Strategies for Energy Effici<strong>en</strong>t Homes, Paris.<br />

Petersdorff, C. et al. (2005) Mitigation of co2 emissions from the building stock, Keul<strong>en</strong>,<br />

Ecofys.www.ecofys.com/com/publications/reports_books.asp.<br />

Unander, F. (2001) Energy Indicators and Sustainable Developm<strong>en</strong>t, iea.<br />

Unander, F. <strong>en</strong> L. Schipper, Tr<strong>en</strong>ds in Energy Use and Effici<strong>en</strong>cy: on the Road from Kyoto.<br />

International Energy Ag<strong>en</strong>cy, www.eceee.org/library_links/ proceedings/1999/pdf99/Panel1/1-19.pdf.<br />

undp (2001) World Energy Assessm<strong>en</strong>t: Energy and the Chall<strong>en</strong>ge of Sustainability.<br />

Waart, A.S. van der, M. Mooij <strong>en</strong> K. Stap, Haalbaarheid aanscherping van de EPC-eis,<br />

www.ecofys.nl/nl/publicaties/Rapport<strong>en</strong>Boek<strong>en</strong>.htm.<br />

Weiss, M.A., J.B. Heywood, E.M. Drake, A. Schafer <strong>en</strong> F. AuYeung (2000) On the Road in<br />

2020: A life-cycle analysis of new automobile technologies, mit Energy Lab.<br />

Report, mit EL 00-003.<br />

World Energy Council (2003) Energy effici<strong>en</strong>cy policies and indicators, www.world<strong>en</strong>ergy.org/wec-geis/publications/reports/eepi/progress_achieved/<br />

progress_achieved.asp.<br />

Worrell, E. <strong>en</strong> G. Biermans, Move over! Stock turnover, retrofit and industrial Energy<br />

effici<strong>en</strong>cy, Energy Policy 33, 7: 949-962.


not<strong>en</strong><br />

1 De Algem<strong>en</strong>e Energieraad <strong>en</strong> de vrom-raad publiceerd<strong>en</strong> in december 2004 het<br />

advies ‘Energietransitie: klimaat voor nieuwe kans<strong>en</strong>’, waarin zij pleitt<strong>en</strong> voor<br />

e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiebesparingsdoel van 2 proc<strong>en</strong>t per jaar. De Tweede Kamer heeft<br />

onlangs de motie-Van der Ham/Spies aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> waarin de regering wordt<br />

verzocht de Nederlandse doelstelling voor <strong>en</strong>ergiebesparing te verhog<strong>en</strong> van 1,5<br />

proc<strong>en</strong>t per jaar in 2006 naar 2 proc<strong>en</strong>t vanaf 2010.<br />

2 World Energy Assessm<strong>en</strong>t 2001: in de industrieland<strong>en</strong> is de kom<strong>en</strong>de 20 jaar e<strong>en</strong><br />

kost<strong>en</strong>effectieve reductie mogelijk van ongeveer 25-35 proc<strong>en</strong>t, met name in<br />

gebouw<strong>en</strong>, industrie, vervoer, overheid <strong>en</strong> handelssector<strong>en</strong> (per jaar 1,6%). In<br />

transitie-economieën: 40 proc<strong>en</strong>t kost<strong>en</strong>effectief (2,3% per jaar); in de meeste<br />

ontwikkelingsland<strong>en</strong>: 30-45 proc<strong>en</strong>t.<br />

3 In oeso-land<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong> e<strong>en</strong> aandeel van minder dan 2 proc<strong>en</strong>t in<br />

de productiekost<strong>en</strong>; in huishoud<strong>en</strong>s gaat 5 proc<strong>en</strong>t van de besteding<strong>en</strong> op aan<br />

<strong>en</strong>ergie.<br />

4 Belangrijke aandachtspunt<strong>en</strong> zijn: procesintegratie wat betreft afval <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie/warmte;<br />

distributie via e-commerce <strong>en</strong> dergelijke.<br />

5 Toelichting op de berek<strong>en</strong>ing: stel de to<strong>en</strong>ame van equipm<strong>en</strong>t op 2 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar, met voor het grootste deel (80%) e<strong>en</strong> verbetering met 5 proc<strong>en</strong>t per jaar. Bij<br />

berek<strong>en</strong>ing van het totale <strong>en</strong>ergiegebruik is gewerkt met drie types qua lifetime<br />

<strong>en</strong> hun aandeel in het totale <strong>en</strong>ergiegebruik: vijfti<strong>en</strong> jaar lifetime voor auto’s <strong>en</strong><br />

huishoudelijke apparat<strong>en</strong> (goed voor 50% <strong>en</strong>ergiegebruik); dertig jaar voor grote<br />

industriële equipm<strong>en</strong>t, c<strong>en</strong>trales (25% <strong>en</strong>ergiegebruik); zestig jaar voor gebouw<strong>en</strong><br />

(25% <strong>en</strong>ergiegebruik).<br />

6 Onder andere: met behulp van nieuwe material<strong>en</strong>, miniaturisatie, materiaalherk<strong>en</strong>ning<br />

t<strong>en</strong> behoeve van scheiding, hergebruik van <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sieve material<strong>en</strong>.<br />

Materiaalvoorzi<strong>en</strong>ing heeft e<strong>en</strong> aandeel van ongeveer 7-10 proc<strong>en</strong>t van het<br />

<strong>en</strong>ergieverbruik op wereldschaal.<br />

7 Het technisch reductiepot<strong>en</strong>tieel is volg<strong>en</strong>s icarus 42 proc<strong>en</strong>t.<br />

8 Er is e<strong>en</strong> substantieel pot<strong>en</strong>tieel bij de stand-by-functie van apparat<strong>en</strong>, bij<br />

verlichting, warmwatervoorzi<strong>en</strong>ing, drogers, tv, ruimteverwarming.<br />

9 En 31,5 proc<strong>en</strong>t in 2030, exclusief de verder te verwacht<strong>en</strong> besparing<strong>en</strong>. In 2030<br />

komt dat in de oeso overe<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> mitigatie van co2 die gelijkstaat aan het van<br />

de weg hal<strong>en</strong> van 200 miljo<strong>en</strong> auto’s.<br />

10 Voor de vs is uitgezocht dat in nieuwe gebouw<strong>en</strong> 30-40 proc<strong>en</strong>t besparing<br />

mogelijk met nu reeds beschikbare techniek<strong>en</strong> (Pew Research C<strong>en</strong>ter,<br />

http://pewresearch.org/).<br />

11 Bij <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong> in 2002 voor gas, elektriciteit, olie, exclusief belasting, <strong>en</strong> prijsstijging<br />

met 1,5 proc<strong>en</strong>t per jaar. De jaarlijkse investeringskost<strong>en</strong> zijn in 2010<br />

bijna 4 miljard euro; <strong>en</strong>ergiebesparing levert in 2010 7,7 miljard euro op.<br />

12 Bij de huidige richtlijn is dat 82 mt co2; <strong>en</strong> indi<strong>en</strong> uitgebreid tot 200 vierkante<br />

meter: 151 mt co2. Wanneer deze isolatiemaatregel<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> verbouwingsproject<strong>en</strong><br />

om g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, is m<strong>en</strong> niet afhankelijk van het ritme van verbouwing<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> kan in dezelfde periode veel meer word<strong>en</strong> bereikt: zo’n 400 mt co2, dat is<br />

bijlage 2<br />

2<br />

251


2<br />

252<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

meer dan de helft van de huidige co2-uitstoot uit gebouw<strong>en</strong>. De jaarlijkse kost<strong>en</strong><br />

zijn dan echter veel hoger, namelijk 133 miljard euro, <strong>en</strong> overstijg<strong>en</strong> de jaarlijkse<br />

besparing op <strong>en</strong>ergiekost<strong>en</strong> met 33 miljard euro.<br />

13 Voor analyse <strong>en</strong> aanbeveling<strong>en</strong> Europa, zie ciab/iea 2005.<br />

14 Ook bij oude c<strong>en</strong>trales is met aanpassing<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectief e<strong>en</strong> flinke efficiëntieverbetering<br />

te bereik<strong>en</strong>.<br />

15 Als e<strong>en</strong> nieuwe b<strong>en</strong>zine-/hybride auto met e<strong>en</strong> verbruik van 3 liter per 100 kilometer<br />

gebruikmaakt van dme geproduceerd met ccs, geeft dat per kilometer<br />

(rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met alle indirecte <strong>en</strong>ergiegebruik bij het mak<strong>en</strong> van de brandstof)<br />

nog maar 27-36 proc<strong>en</strong>t van de emissies in vergelijking tot die van de<br />

huidige b<strong>en</strong>zineauto met e<strong>en</strong> verbruik van 7,9 liter per 100 kilometer (Celik et al.<br />

2004).


ijlage 3: carbon capture and storage<br />

1 inleiding<br />

Carbon capture and storage (ccs) bestaat uit drie techniek<strong>en</strong>: afvang, transport<br />

<strong>en</strong> opslag van co2. Met elk daarvan is vrij veel ervaring opgedaan, maar nog niet<br />

met e<strong>en</strong> aane<strong>en</strong>geslot<strong>en</strong> ket<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> veel grotere schaal. De hoeveelheid die al<br />

wordt opgevang<strong>en</strong> <strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> is nog gering: 10 mt (S<strong>en</strong>ior et al. 2004). Het<br />

duurt nog e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> voor de techniek geheel volwass<strong>en</strong> is.<br />

Het afvang<strong>en</strong> van co2<br />

Omdat afvang technisch <strong>en</strong> economisch alle<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectief mogelijk is bij<br />

installaties met e<strong>en</strong> sterk geconc<strong>en</strong>treerde uitstoot van co2 – <strong>en</strong> niet in voertuig<strong>en</strong><br />

of verwarmingsinstallaties, dat is 50 proc<strong>en</strong>t van het totaal – is m<strong>en</strong> aangewez<strong>en</strong><br />

op grote stationaire bronn<strong>en</strong>. Vooral de toepassing in nieuwe kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales<br />

lijkt belangrijk te word<strong>en</strong>, maar ook nieuwe gasc<strong>en</strong>trales, de ijzerstaalfabriek<strong>en</strong>,<br />

de petrochemie, papierindustrie, raffinaderij<strong>en</strong>, cem<strong>en</strong>tfabricage<br />

<strong>en</strong> olieraffinage kom<strong>en</strong> deels in aanmerking. 1 Per installatie is m<strong>en</strong> in staat 80-90<br />

proc<strong>en</strong>t van de co2 af te vang<strong>en</strong>. 2 Voor de afvang is extra <strong>en</strong>ergie nodig in de orde<br />

van 10-15 proc<strong>en</strong>t. 3 In 2007 moet de bouw van e<strong>en</strong> groot project (FutureG<strong>en</strong>) in<br />

de vs van start gaan voor cog<strong>en</strong>eratie van elektriciteit <strong>en</strong> waterstof. Er zijn ook<br />

project<strong>en</strong> gepland in Canada, Europa <strong>en</strong> Australië. Het iea telt 11 proefproject<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> 35 r&d-project<strong>en</strong> (iea 2004).<br />

Het transport van co2<br />

Het transport kan zowel via pijplijn<strong>en</strong> als per schip; beide techniek<strong>en</strong> zijn bek<strong>en</strong>d.<br />

De opslag van co2<br />

Opslag kan t<strong>en</strong> eerste in oude olie-, gas- <strong>en</strong> – lastiger – kol<strong>en</strong>lag<strong>en</strong>. Hiermee is<br />

ervaring opgedaan doordat m<strong>en</strong> co2 al langer injecteert in oude olielag<strong>en</strong> om zo<br />

e<strong>en</strong> deel van de achtergeblev<strong>en</strong> olie de bron uit te ‘blaz<strong>en</strong>’ (Enhanced Recovery);<br />

de co2 blijft achter. Het principe zou ook ingezet kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> t<strong>en</strong> behoeve<br />

van winning van methaan in kol<strong>en</strong>mijn<strong>en</strong>. Er zijn vele ti<strong>en</strong>tall<strong>en</strong> project<strong>en</strong>, deels<br />

in uitvoering. 4 E<strong>en</strong> tweede techniek richt zich op diep geleg<strong>en</strong> zoutwaterhoud<strong>en</strong>de<br />

lag<strong>en</strong> (aquifers). Voor de kust van Noorweg<strong>en</strong> loopt e<strong>en</strong> succesvol project<br />

waar sinds 1996 1 mt co2 per jaar wordt opgeslag<strong>en</strong>. Er is tot op hed<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> indicatie<br />

dat deze opslag problem<strong>en</strong> zou gev<strong>en</strong>. Geologische formaties zijn waarschijnlijk<br />

veiliger dan door de m<strong>en</strong>s gemaakte opslagplaats<strong>en</strong>; <strong>en</strong> lege gas- <strong>en</strong><br />

olieveld<strong>en</strong> zijn veiliger dan saline formaties. Olie <strong>en</strong> gas zijn immers miljo<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

jar<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> geweest. Veel onderzoek wordt gedaan naar mogelijke lekk<strong>en</strong>.<br />

Bij opslag van h2s (meer giftig <strong>en</strong> corroder<strong>en</strong>d dan co2) zijn al vijfti<strong>en</strong> jaar ge<strong>en</strong><br />

ongelukk<strong>en</strong> gebeurd.<br />

Het geologisch opslagpot<strong>en</strong>tieel<br />

Al met al lop<strong>en</strong> de schatting<strong>en</strong> van het geologisch opslagpot<strong>en</strong>tieel uite<strong>en</strong> van 135<br />

gtc tot 2700 gtc (exclusief ev<strong>en</strong>tuele opslag in ocean<strong>en</strong>, zie tekstbox 1). Ecofys<br />

bijlage 3<br />

3<br />

253


3<br />

254<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geeft als beste schatting rond 500 gtc. Het ipcc (2005) geeft e<strong>en</strong> geschat pot<strong>en</strong>tieel<br />

van minimaal 545 gtc tot duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> gtc in geologische formaties. Dat is<br />

minst<strong>en</strong>s 80 keer de huidige fossiele koolstofemissie per jaar. Omdat van de jaarlijkse<br />

fossiele emissie, zoals hierbov<strong>en</strong> bleek, slechts rond 30-40 proc<strong>en</strong>t kan<br />

word<strong>en</strong> afgevang<strong>en</strong>, kan m<strong>en</strong> met dit geologisch opslagpot<strong>en</strong>tieel nog heel, heel<br />

lang toe.<br />

Het pot<strong>en</strong>tieel van oude olielag<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke schat het iea (2004) op 250 gtc. 5<br />

Dat komt overe<strong>en</strong> met maar liefst 45 proc<strong>en</strong>t van de bau-emissies tot 2050. Het<br />

bewez<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieel van de olie- <strong>en</strong> gasreservoirs in de vs bedraagt 0,5 gtc per<br />

jaar voor e<strong>en</strong> periode van twintig tot vijftig jaar. Het mondiale pot<strong>en</strong>tieel in oude<br />

olielag<strong>en</strong> is niet gelijkmatig verdeeld; b<strong>en</strong>utting van verder geleg<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong> stuit<br />

op te hoge transportkost<strong>en</strong>. Het Noordzeebassin is e<strong>en</strong> belangrijke kandidaat,<br />

met mogelijkhed<strong>en</strong> voor extra olie- <strong>en</strong> gaswinning (Giel<strong>en</strong> 2003).<br />

Diep geleg<strong>en</strong> zoutwaterhoud<strong>en</strong>de lag<strong>en</strong> (aquifers) zijn wel overal te vind<strong>en</strong>; het<br />

pot<strong>en</strong>tieel daarvan wordt geschat op 400-10.000 gt co2.<br />

Tekstbox 1 Andere mogelijkhed<strong>en</strong> voor opslag van co2<br />

1. Ocean<strong>en</strong><br />

Zo’n 80 proc<strong>en</strong>t van alle koolstofemissie komt op termijn, langs natuurlijke weg, vanuit de atmosfeer<br />

alsnog terecht in de ocean<strong>en</strong>. De opslagcapaciteit in zee is <strong>en</strong>orm, er zit al 40.000 gtc in de<br />

ocean<strong>en</strong>. Daarbij zinkt de 750 gtc die zal leid<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> verdubbeling van de koolstofconc<strong>en</strong>tratie<br />

in de atmosfeer op het eerste gezicht in het niet (Herzog <strong>en</strong> Golomb 2004). Er gaan dan ook stemm<strong>en</strong><br />

op om e<strong>en</strong> deel van de emissie te injecter<strong>en</strong> diep in de ocean<strong>en</strong>. Zou m<strong>en</strong> 300-400 gtc injecter<strong>en</strong>,<br />

dan zou de conc<strong>en</strong>tratie in de diepe oceaan to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> met 1 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> de zuurgraad met<br />

minder dan 0,1 e<strong>en</strong>heid. Bij injectie dieper dan 3000 meter wordt vloeibare co2 e<strong>en</strong> clatrate, e<strong>en</strong><br />

soort ijsklont die redelijk stabiel lijkt, maar zeker is dat niet. De London Conv<strong>en</strong>tion, de Ocean<br />

Dumping Act <strong>en</strong> de Clean Water Act mak<strong>en</strong> project<strong>en</strong> op dit gebied niet zomaar mogelijk. Milieugroep<strong>en</strong><br />

zijn vooralsnog teg<strong>en</strong>. Maar hoe dan ook zal sowieso ooit, geleidelijk 80 proc<strong>en</strong>t van de<br />

antropog<strong>en</strong>e co2 uiteindelijk in de oceaan terechtkom<strong>en</strong>.<br />

2. Langs chemische weg: de vorming van carbonates or bicarbonates<br />

Dit zijn stabiele product<strong>en</strong> die in de natuur ook gewoon voorkom<strong>en</strong>. Deze optie is vooralsnog<br />

duur.<br />

3. Direct uit de lucht hal<strong>en</strong><br />

Dit kan door lucht te leid<strong>en</strong> langs chemische absorb<strong>en</strong>t<strong>en</strong> (alkali-oplossing<strong>en</strong> of geactiveerde<br />

carbonsubstrat<strong>en</strong>). De huidige <strong>en</strong>ergie-infrastructuur hoeft dan niet belast te word<strong>en</strong> met afvanginstallaties.<br />

Er is weinig over bek<strong>en</strong>d.<br />

2 de kost<strong>en</strong> van ccs<br />

ccs-kost<strong>en</strong> bestaan gemiddeld voor zo’n 65 proc<strong>en</strong>t uit kost<strong>en</strong> voor afvang; de<br />

rest betreft transport <strong>en</strong> opslag, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de extra <strong>en</strong>ergie. De<br />

kost<strong>en</strong> hang<strong>en</strong> af van het type c<strong>en</strong>trale (afvang uit rookgas van gewone c<strong>en</strong>trales


is duur), de afstand van c<strong>en</strong>trale tot opslaglocatie, het type locatie (diepte; aan<br />

land of in zee; manier van opslag). tno/ecofys (H<strong>en</strong>driks et al. 2004) waarschuw<strong>en</strong><br />

dat kost<strong>en</strong>schatting<strong>en</strong> nog erg indicatief zijn vanwege het gebrek aan<br />

ervaring met echt grootschalige project<strong>en</strong>. Dit gezegd zijnde, schat m<strong>en</strong> dat ccs<br />

bij grootschalige toepassing naar schatting zeker 50 dollar per ton co2 gaat<br />

kost<strong>en</strong>, <strong>en</strong> afhankelijk van het type c<strong>en</strong>trale <strong>en</strong>zovoort kan dat oplop<strong>en</strong> tot 100<br />

dollar per ton co2 (iea 2004). Het ipcc (2005) geeft e<strong>en</strong> range van 0-40 dollar<br />

per ton co2 bij Enhanced Oil Recovery (eor) <strong>en</strong> 20-70 dollar per ton co2 voor<br />

opslag zonder eor. Dat is niet goedkoop, maar het maakt de combinatie<br />

‘kol<strong>en</strong>+ccs’ wel e<strong>en</strong> veel goedkopere mitigatieoptie dan de meeste hernieuwbare<br />

<strong>en</strong>ergietechniek<strong>en</strong> (Jochem 2004). M<strong>en</strong> lijkt het er ‘in het veld’ over e<strong>en</strong>s dat de<br />

kost<strong>en</strong> flink omlaag gaan als de praktijk goed op gang komt <strong>en</strong> schaal- <strong>en</strong> leereffect<strong>en</strong><br />

gaan optred<strong>en</strong>. Er word<strong>en</strong> voor 2030 bij kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales bedrag<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd<br />

van 25-50 dollar per ton (Giel<strong>en</strong> 2003) 6 of nog veel minder.<br />

De kost<strong>en</strong> van afvang per ton vermed<strong>en</strong> co2 lijk<strong>en</strong> in igcc-c<strong>en</strong>trales het laagst –<br />

zie tekstbox 2 (iea 2004; Jans<strong>en</strong> 2005). 7 Dit type c<strong>en</strong>trale is echter nog duur <strong>en</strong> er<br />

is weinig ervaring mee. De investering wordt door de financiële wereld als relatief<br />

risicovol beschouwd (Rubin et al. 2004). Bij gasc<strong>en</strong>trales zoud<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong><br />

oplop<strong>en</strong> tot 30-35 dollar per ton co2 (zie ook H<strong>en</strong>drik et al. 2004; S<strong>en</strong>ior et al.<br />

2004; Riahi et al. 2004). 8<br />

De opslagkost<strong>en</strong> zijn per saldo veruit het laagst bij eor, doordat vanwege de<br />

bat<strong>en</strong> soms zelfs per saldo winst kan word<strong>en</strong> geboekt.<br />

De prijs van elektriciteit bij nieuwe kol<strong>en</strong>- <strong>en</strong> gasc<strong>en</strong>trales zou vooralsnog stijg<strong>en</strong><br />

met 2-3 dollarc<strong>en</strong>t per kWh, maar in 2030 zou dat alweer gezakt zijn tot 1-2 dollarc<strong>en</strong>t<br />

per kWh of minder (zie ook tabel 1). 9<br />

Tabel 1 Elektriciteitsprijz<strong>en</strong> (in dollars per kWh)<br />

Tekstbox 2 ccs toegepast bij kol<strong>en</strong>vergassing<br />

Aardgasc<strong>en</strong>trale Poederkoolc<strong>en</strong>trale igcc-c<strong>en</strong>trale<br />

Zonder ccs 0,03 - 0,05 0,04 - 0,05 0,04 - 0,06<br />

Met ccs 0,04 - 0,08 0,06 - 0,10 0,05 - 0,09<br />

Met ccs <strong>en</strong> eor 0,04 - 0,07 0,05 - 0,08 0,04 - 0,07<br />

Bron: ipcc 2005: 15<br />

ccs kan vooral goed word<strong>en</strong> toegepast in c<strong>en</strong>trales waarin kol<strong>en</strong>vergassing wordt gebruikt (igccc<strong>en</strong>trales,<br />

dat staat voor Integrated Gasification Combined Cycle). Bij de vergassing kan co2<br />

word<strong>en</strong> afgezonderd <strong>en</strong> wordt ‘synthesegas’ geproduceerd, e<strong>en</strong> m<strong>en</strong>gsel van co <strong>en</strong> waterstofgas<br />

waarbij alle vervuiling is geëlimineerd. Die c<strong>en</strong>trales zijn relatief efficiënt10 <strong>en</strong> flexibel, want ook<br />

bijlage 3<br />

3<br />

255


3<br />

256<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

biomassa kan als feedstock b<strong>en</strong>ut word<strong>en</strong> in de te bedi<strong>en</strong><strong>en</strong> markt<strong>en</strong>. Het synthesegas is e<strong>en</strong><br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong>product waarmee zowel warmte <strong>en</strong> elektriciteit kan word<strong>en</strong> gemaakt alsook kunstmest <strong>en</strong><br />

andere chemicaliën of synthetische brandstoff<strong>en</strong> voor het verkeer: e<strong>en</strong> zeer schone diesel (met<br />

behulp van de zogehet<strong>en</strong> Fischer-Tropsch-techniek) of dme (dimethyl-ether). Die brandstoff<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> beide b<strong>en</strong>ut word<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> gewone dieselmotor (die is met e<strong>en</strong> r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 40-45%<br />

inher<strong>en</strong>t zuiniger dan de b<strong>en</strong>zinemotor). Met de vergassingstechniek heeft m<strong>en</strong> al dec<strong>en</strong>nialang<br />

ervaring; ze wordt teg<strong>en</strong>woordig steeds vaker toegepast bij het mak<strong>en</strong> van chemicaliën <strong>en</strong> bij olieraffinage<br />

in Zuid-Afrika, de vs, de eu <strong>en</strong> ook in China. 11<br />

3 het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van ccs<br />

Het economisch pot<strong>en</strong>tieel van ccs is kleiner dan het geologisch pot<strong>en</strong>tieel – niet<br />

zozeer omdat er dure of controversiële locaties nodig zijn, maar vanwege de<br />

afstand <strong>tuss<strong>en</strong></strong> opslag- <strong>en</strong> sommige emissielocaties. 12 Dit economisch pot<strong>en</strong>tieel<br />

is echter de eerstkom<strong>en</strong>de honderd jaar niet uitgeput (iea 2004; ipcc 2005).<br />

Het jaarlijks mitigatiepot<strong>en</strong>tieel is beperkt tot de emissie bij grote installaties; de<br />

optie is hoofdzakelijk toepasbaar in de sector elektriciteit, dan zou het maximumpot<strong>en</strong>tieel<br />

in 2050 4-5 gtc zijn. Dat is alle<strong>en</strong> haalbaar als álle fossiele c<strong>en</strong>trales in<br />

2050 zijn toegerust met ccs, <strong>en</strong> dat lukt uiteraard niet op zo’n korte termijn.<br />

Voor 2020 zull<strong>en</strong> er sowieso niet veel nieuwe c<strong>en</strong>trales of andere installaties mee<br />

uitgerust word<strong>en</strong>; m<strong>en</strong> verwacht namelijk dat de co2-prijs voorlopig op of nog<br />

onder de 25 dollar per ton co2 zal blijv<strong>en</strong>, <strong>en</strong> bij die prijs is ccs nog te duur<br />

(Giel<strong>en</strong> 2003). Toepassing op echt relevante schaal vergt e<strong>en</strong> prijs van 30 dollar<br />

per ton co2. Dat is naar huidige eu-maatstav<strong>en</strong> bijna efficiënt.<br />

De Deutsche Bank acht ccs inzetbaar vanaf 2020. Gaat de prijs voor co2 e<strong>en</strong>maal<br />

oplop<strong>en</strong>, dan zull<strong>en</strong> oudere c<strong>en</strong>trales sneller word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> <strong>en</strong> nieuwe<br />

geschikt gemaakt word<strong>en</strong> voor ccs (aanpassing van bestaande c<strong>en</strong>trales lijkt<br />

kostbaar). De piek van toepassing zou vall<strong>en</strong> in de tweede helft van deze eeuw.<br />

Daarna lijkt de beurt aan c-neutrale alternatiev<strong>en</strong>. Het iea me<strong>en</strong>t dat in 2030 1,2<br />

gtc <strong>en</strong> in 2050 al 2,1 gtc realiseerbaar is.<br />

Tekstbox 3 ccs-investering<strong>en</strong> nader uitgewerkt<br />

Als ccs zou word<strong>en</strong> toegepast bij 800 gw-kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales, of bij 1600 gw-aardgasc<strong>en</strong>trales, dan<br />

realiseert m<strong>en</strong> e<strong>en</strong> mitigatie van 1 gtc per jaar. 13 Zou m<strong>en</strong> zo’n 200 synfuels-fabriek<strong>en</strong> bouw<strong>en</strong> van<br />

het type <strong>en</strong> de omvang van de Sasol-plants die nu in Zuid-Afrika in bedrijf zijn, om daarmee uit<br />

kol<strong>en</strong> waterstof te mak<strong>en</strong> waarbij de waterstof elders als brandstof wordt gebruikt, dan is daarmee<br />

(mits ccs wordt toegepast) e<strong>en</strong> extra reductie t<strong>en</strong> opzichte van bau bereikbaar in de orde van 1<br />

gtc in 2050 (= 14% van de beoogde reductie), aldus Pacala <strong>en</strong> Socolow (2004).<br />

Er lijkt dus e<strong>en</strong> bijdrage mogelijk van 25-30 proc<strong>en</strong>t aan de voor 2050 beoogde<br />

halvering van de emissies in vergelijking tot bau. 14 Deze conclusie wordt door<br />

m<strong>en</strong>ig auteur gedeeld. Volg<strong>en</strong>s Dooley (2004) kan ccs tot 2100 30 proc<strong>en</strong>t van


alle kost<strong>en</strong>effectieve mitigatie t<strong>en</strong> opzichte van bau realiser<strong>en</strong>. Het iea komt tot<br />

e<strong>en</strong> schatting van 40 proc<strong>en</strong>t tot 2050 (zie figuur 1), <strong>en</strong> het ipcc (2005) houdt het<br />

op e<strong>en</strong> economisch pot<strong>en</strong>tieel van 15-55 proc<strong>en</strong>t van de cumulatieve mondiale<br />

mitigatie tot 2100 (60-600 gtc). Riahi et al. (2004) m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat ccs tot 2025<br />

vooral wordt toegepast in geïndustrialiseerde land<strong>en</strong> <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> 2050 ook voor de<br />

helft in ontwikkelingsland<strong>en</strong>.<br />

Dit perspectief is gebaseerd op e<strong>en</strong> start met ccs rond 2020; daartoe zoud<strong>en</strong><br />

vanaf hed<strong>en</strong> bij het bouw<strong>en</strong> van c<strong>en</strong>trales zo veel mogelijk voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> getroff<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> die het mogelijk mak<strong>en</strong> om te zijner tijd ccs toe te pass<strong>en</strong>.<br />

4 de betek<strong>en</strong>is van ccs voor de kost<strong>en</strong> van mondiaal<br />

mitigatiebeleid<br />

De kost<strong>en</strong>schatting<strong>en</strong> implicer<strong>en</strong> dat bij grootschalige toepassing van ccs in<br />

kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales de kost<strong>en</strong> van mondiale mitigatie in de jar<strong>en</strong> na 2020-2025 veel<br />

lager uit kunn<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> – rond e<strong>en</strong> derde – dan zonder die toepassing (Kuuskraa<br />

et al. 2004). In de iea-studie (2004a) wordt geschat dat het totale mitigatiepot<strong>en</strong>tieel<br />

tot het jaar 2050 bij e<strong>en</strong> marginale co2-prijs van bijvoorbeeld 100 dollar<br />

per ton in dat jaar, dankzij grootschalige toepassing van ccs, uitkomt op 1000 gt<br />

co2 (= 300 gtc). Daarbij zou ccs e<strong>en</strong> aandeel van zo’n 40 proc<strong>en</strong>t hebb<strong>en</strong>.<br />

Zónder ccs zou het reductiepot<strong>en</strong>tieel bij die prijs 800 gt co2 zijn (zie figuur 1).<br />

Figuur 1 Cumulatieve emissiereductie 2000-2050 als functie van de CO2-prijs<br />

Gt CO2<br />

1200<br />

1000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

0 25 50 75 100<br />

Bron: iea 2004a<br />

CO2-prijs ($ / tCO2)<br />

Totaal met CCS<br />

Totaal zonder CCS<br />

CCS<br />

bijlage 3<br />

3<br />

257


3<br />

258<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

5 beoordeling<br />

ccs kan qua pot<strong>en</strong>tieel al in de eerste helft van de 21ste eeuw e<strong>en</strong> belangrijke rol<br />

spel<strong>en</strong>.<br />

Het is e<strong>en</strong> optie die naar alle waarschijnlijkheid ess<strong>en</strong>tieel is om de kost<strong>en</strong> van<br />

mitigatiebeleid de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia binn<strong>en</strong> de perk<strong>en</strong> te houd<strong>en</strong>. De optie is op<br />

zich weliswaar niet goedkoop (onder meer t<strong>en</strong> gevolge van de extra <strong>en</strong>ergie die<br />

afvang <strong>en</strong> opslag kost), maar juist de combinatie ‘kol<strong>en</strong>+ccs’ is e<strong>en</strong> mitigatieoptie<br />

die aanmerkelijk goedkoper is dan de meeste hernieuwbare <strong>en</strong>ergietechniek<strong>en</strong>.<br />

Het wordt vaak als bezwaar gezi<strong>en</strong> dat deze optie e<strong>en</strong> typische <strong>en</strong>d-of-pipeaanpak<br />

is die weinig structureel lijkt <strong>en</strong> ook nog extra <strong>en</strong>ergie kost, die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong><br />

het ‘lev<strong>en</strong>’ van kol<strong>en</strong> als <strong>en</strong>ergiebron verl<strong>en</strong>gt <strong>en</strong> wat betreft mitigatie e<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>t<br />

is van de opties wind-, zonne- <strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie, want al deze opties zijn<br />

hoofdzakelijk toepasbaar in de sector elektriciteit. Maar deze bezwar<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong><br />

ook hun voordel<strong>en</strong>: m<strong>en</strong> hoeft weinig overhoop te hal<strong>en</strong> in het <strong>en</strong>ergiesysteem<br />

<strong>en</strong> m<strong>en</strong> kan er dus snel mee beginn<strong>en</strong>. En omdat het kol<strong>en</strong> acceptabel houdt in<br />

e<strong>en</strong> tijdperk van klimaatbeleid is deze optie erg belangrijk vanuit het oogpunt van<br />

<strong>en</strong>ergiezekerheid. 15 Het is e<strong>en</strong> illusie te m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat grote kol<strong>en</strong>economieën (e<strong>en</strong><br />

dozijn land<strong>en</strong> met twee derde van de wereldbevolking) kol<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> will<strong>en</strong><br />

opgev<strong>en</strong>. Het is noodzakelijk acceptabele vorm<strong>en</strong> van kol<strong>en</strong>exploitatie te vind<strong>en</strong>.<br />

Hoe groter de druk op het gebruik van fossiele brandstoff<strong>en</strong>, des te harder zal<br />

m<strong>en</strong> ccs nodig hebb<strong>en</strong> om de klimaatgevolg<strong>en</strong> beheersbaar te houd<strong>en</strong>. 16 Het<br />

eop-karakter is overig<strong>en</strong>s moeilijk e<strong>en</strong> serieus bezwaar te noem<strong>en</strong>. Het ccsprincipe<br />

impliceert dat uit de aardkorst wordt onttrokk<strong>en</strong> wat m<strong>en</strong> nuttig kan<br />

gebruik<strong>en</strong> (<strong>en</strong>ergie belichaamd in kol<strong>en</strong>, olie <strong>en</strong> gas), <strong>en</strong> de rest wordt weer netjes<br />

opgeborg<strong>en</strong> in die aardlag<strong>en</strong>. 17<br />

ccs vormt bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> e<strong>en</strong> goed koppel met vergassingstechnologie <strong>en</strong> is daardoor<br />

ge<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>t van biomassa, integ<strong>en</strong>deel. De combinatie vergassing + ccs<br />

maakt vrijwel c-neutrale elektriciteitsopwekking mogelijk, met bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> de<br />

mogelijkheid van bijstook van biomassa.<br />

Vergassingstechnologie is ook e<strong>en</strong> prima wegbereider voor de productie van zeer<br />

schone diesels (zie ook bijlage 5 over bio-<strong>en</strong>ergie) <strong>en</strong>/of voor de productie van<br />

brandstoff<strong>en</strong> op basis van biomassa. Vergassing van biomassa maakt in combinatie<br />

met ccs e<strong>en</strong> redelijk ‘duurzame’ productie van waterstof mogelijk die veel<br />

goedkoper is dan via gebruik van kern<strong>en</strong>ergie of hernieuwbare <strong>en</strong>ergie.<br />

En last but not least: de ccs-technologie is, in combinatie met grootschalige<br />

toepassing van biomassa in c<strong>en</strong>trales <strong>en</strong> dergelijke, de <strong>en</strong>ige optie waarbij<br />

eerder uitgestot<strong>en</strong> co2 uit de atmosfeer zelf verwijderd kan word<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> vroegtijdige<br />

ontwikkeling van ccs kan dus gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> vorm van risicoreductie.


Tekstbox 4 co2-opslag in Nederland<br />

Shell heeft berek<strong>en</strong>d dat de totale Nederlandse co2-emissie van 40 jaar kan word<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> in<br />

kol<strong>en</strong>lag<strong>en</strong>, 1 à 2 kilometer diep, in Limburg, de Peel, de Achterhoek <strong>en</strong> Zeeland. Daarbij kan<br />

bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> ook aardgas gewonn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>: 60 miljard kubieke meter (bewez<strong>en</strong>), 194 miljard<br />

kubieke meter (waarschijnlijk) <strong>en</strong> 518 miljard kubieke meter (mogelijk) bij het opslaan van respectievelijk<br />

0,3 gt co2, 1 gt co2 <strong>en</strong> 2,73 gt co2. De capaciteit in Nederlandse gasveld<strong>en</strong> wordt geschat<br />

op gt co2; er kom<strong>en</strong> meer veld<strong>en</strong> beschikbaar. In de kleine <strong>en</strong> middelgrote aardgasveld<strong>en</strong> van ons<br />

land kan sowieso al 1,6 gt co2 word<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong>. In waterdrag<strong>en</strong>de lag<strong>en</strong> dieper dan 750 meter<br />

zou e<strong>en</strong> capaciteit zijn van 1-40 gt co2 afhankelijk van eis<strong>en</strong> die m<strong>en</strong> stelt. De kost<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

geschat op 20-40 euro per ton co2, <strong>en</strong> in Zuid-Limburg op 50-55 euro per ton co2. Gaz de France<br />

voert e<strong>en</strong> project uit op het Nederlands deel van het contin<strong>en</strong>taal plat. Daar kom<strong>en</strong> de kost<strong>en</strong> op<br />

20-30 euro per ton co2, de bat<strong>en</strong> van extra aardgaswinning niet meegerek<strong>en</strong>d.<br />

(Schreurs 2001; Rogg<strong>en</strong> 2004; Shell-V<strong>en</strong>ster 2004)<br />

bijlage 3<br />

3<br />

259


3<br />

260<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geraadpleegde literatuur<br />

Akimoto, K. et al. (2004) Role of co2-sequestration by country for global warming mitigation<br />

after 2013, in: E.S. Rubin, D.W. Keith <strong>en</strong> C.F. Gilboy (eds.) Proceedings of 7th<br />

International Confer<strong>en</strong>ce on Gre<strong>en</strong>house Gas Control Technologies. Volume 1: Peer-<br />

Reviewed Papers and Pl<strong>en</strong>ary Pres<strong>en</strong>tations, iea Gre<strong>en</strong>house Gas Programme,<br />

Chelt<strong>en</strong>ham, uk, 2004; www.uregina.ca/ghgt7/PDF/papers/peer/203.pdf.<br />

Anderson, S.T. <strong>en</strong> R.G. Newell (2004) Prospects for Carbon Capture and Storage Technologies,<br />

Annual Review of Environm<strong>en</strong>t and Resources 29: 109-142.<br />

Bauer, N., O. Ed<strong>en</strong>hofer, H. Held <strong>en</strong> E. Kriegler (2004) Uncertainty of the Role of Carbon<br />

Capture And Sequestration Within Climate Change Mitigation Strategies, in: E.S.<br />

Rubin, D.W. Keith <strong>en</strong> C.F. Gilboy (eds.) Proceedings of 7th International Confer<strong>en</strong>ce<br />

on Gre<strong>en</strong>house Gas Control Technologies. Volume 1: Peer-Reviewed Papers<br />

and Pl<strong>en</strong>ary Pres<strong>en</strong>tations, iea Gre<strong>en</strong>house Gas Programme, Chelt<strong>en</strong>ham, uk;<br />

www.uregina.ca/ghgt7/PDF/papers/peer/120.pdf.<br />

B<strong>en</strong>son, S.M. (2005) Carbon Dioxide Capture and Storage in Underground Geologic<br />

Formations, Proceedings Workshop ‘the 10-50 Solution’, Pew C<strong>en</strong>ter on Global<br />

Climate Change and the National Commission on Energy Policy, www.<br />

pewclimate.org/docUploads/10-50_B<strong>en</strong>son.pdf.<br />

Bronske, K. <strong>en</strong> F. Viteri (2003) Power g<strong>en</strong>eration with 100%. carbon capture and sequestration,<br />

Alexandria, www.carbonsq.com/pdf/4D3.pdf.<br />

Burruss, R.C. (2005) Geological Sequestration of Carbon Dioxide in the Next 10 to 50 Years.<br />

An Energy Resource Perspective, www.pewclimate.org/docum<strong>en</strong>t.cfm?docum<strong>en</strong>tID=381.<br />

Celik, F., E.D. Larson <strong>en</strong> R.H. Williams (2004) Transportation fuel from coal with low<br />

co2 emissions, in: Proceedings of the 7th International Confer<strong>en</strong>ce on Gre<strong>en</strong>house<br />

Control Technologies. Vancouver, BC, Canada.<br />

ciab/iea (2005) Reducing Gre<strong>en</strong>house Gas Emissions. The Pot<strong>en</strong>tial of Coal, Parijs.<br />

Coninck, H.C. de, J.W. Dijkstra, D. Jans<strong>en</strong>, P. Lako (2005) Klimaatneutrale Elektriciteit <strong>en</strong><br />

de MEP – e<strong>en</strong> verk<strong>en</strong>ning naar de onr<strong>en</strong>dabele top van elektriciteit met co2-afvang<br />

<strong>en</strong> -opslag, ecn-c—05-033.<br />

Davis, J. (2005) Gasification and Capture and Storage: the Path Forward, www.pewclimate.org/docum<strong>en</strong>t.cfm?docum<strong>en</strong>tID=383.<br />

Dooley, J.J. (2004) Carbon Capture and Sequestration as a Means for Managing Carbon<br />

Dioxide Emissions, iea, www.iea.org/Textbase/work/2004/ zets/confer<strong>en</strong>ce/<br />

pres<strong>en</strong>tations/dooley.pdf.<br />

Dr<strong>en</strong>ckhahn, W., K. Riedle <strong>en</strong> P. Klüs<strong>en</strong>er (2004) Wege zum co2-emissionsfrei<strong>en</strong> fossilbefeuert<strong>en</strong><br />

Kraftwerk, Energiewirtschaftliche Tagesfrag<strong>en</strong> 54, 1/2.<br />

Edmonds, J.A., Climate Change and Energy Technologies (2004) Mitigation and Adaptation<br />

Strategies for Global Change 9: 391-416.<br />

European Communities (2004) co2 Capture and Storage Projects, Luxembourg.<br />

Giel<strong>en</strong>, D. (2003a) The <strong>en</strong>ergy policy consequ<strong>en</strong>ces of future CO2 capture and sequestration<br />

technologies, iea, www.resourcemodels.org/pap060503.pdf.<br />

Giel<strong>en</strong>, D. (2003b) The Future Role of CO2 Capture and Storage, iea/eet Working Paper.<br />

Parijs, library.iea.org.


Giel<strong>en</strong>, D. <strong>en</strong> J. Podkanski (2004) The Future Role of CO2 Capture in the Electricity Sector,<br />

iea, Parijs.<br />

Hawkins, D.G. (2005) Coal and Global Warming, Submission to S<strong>en</strong>ate Energy Committee.<br />

H<strong>en</strong>driks, C., W. Graus <strong>en</strong> W. van Berg<strong>en</strong> (2004) Global Carbon Dioxide Storage. Pot<strong>en</strong>tial<br />

and Costs, www.ecofys.com/com/publications/ docum<strong>en</strong>ts/GlobalCarbon-<br />

DioxideStorage.pdf.<br />

Herzog, H.J. <strong>en</strong> D. Golomb (2004) Carbon Capture and Storage from Fossil Fuel Use, in:<br />

C.J. Cleveland (ed.) Encyclopedia of Energy, 277-287, New York: Elsevier.<br />

iea (2004a) The Prospects for co2 Capture and Storage, Paris.<br />

iea (2004b) Working Party on Fossil Fuels/Coal Industry Advisory Board, Road<br />

Mapping Coal’s Future – Zero Emissions Technologies for Fossil Fuels, Paris.<br />

ipcc (2005) Special Report on Carbon Dioxide Capture and Storage, Summary for Policy<br />

Makers and Technical Summary, www.ipcc.ch.<br />

Jans<strong>en</strong>, D. (2005) Technologies and possibilities for co2 Capture & Storage, ecn-rx-05-<br />

071, www.ecn.nl/library/reports/2005/rx05071.html.<br />

Jochem, E. (2004) Weltweite Perspektiv<strong>en</strong> der Kohle – Klimabedrohung oder Entwarnung?,<br />

www.cepe.ch/staff/eberhard.htm, Münch<strong>en</strong>.<br />

Kallbekk<strong>en</strong>, S. <strong>en</strong> A. Torvanger (2004) Can geological carbon storage be competitive?<br />

CICERO Working Paper 05, www.accstrategy.org/prospectus.html.<br />

Kolshus, H.H. (2001) Carbon Sequestration in Sinks. An overview of pot<strong>en</strong>tial and costs,<br />

CICERO Working Paper 2001-11, Oslo.<br />

Kuuskraa, V., Ph. Dipietro, S. Klara <strong>en</strong> S. Forbes (2004) Future U.S. gre<strong>en</strong>house gas emission<br />

reduction sc<strong>en</strong>arios consist<strong>en</strong>t with atmospheric stabilization of conc<strong>en</strong>trations,<br />

www.uregina.ca/ghgt7/PDF/papers/nonpeer/506.pdf.<br />

Lackner, K.S. (2003) A Guide to Sequestration. Sci<strong>en</strong>ce Vol 300, 13 June 2003: 1677-1678<br />

Lako, P. (2004) Coal-fired power technologies, ecn-C—04-076<br />

Markewitz, P., D. Martins<strong>en</strong> <strong>en</strong> S. Vögele (2004) The future role of CO -capture as part of a<br />

German mitigation strategy, www.uregina.ca/ghgt7/PDF/<br />

ghgt7_programme_web.pdf.<br />

Matysek, A., M. Ford, G. Jakeman, R. Curtotti <strong>en</strong> K. Schneider (2005) Near zero emissions<br />

technologies, Canberra: Abare.<br />

McFarland, J.R., H.J. Herzog <strong>en</strong> H.D. Jacoby (2004) The future of coal in a carbon constrained<br />

world, www.carbonsq.com/pdf/3D1.pdf.<br />

Obersteiner, M., C. Azar, K. Möllerst<strong>en</strong> <strong>en</strong> K. Riahi (2002) Biomass Energy, Carbon Removal.<br />

and Perman<strong>en</strong>t Sequestration. A ‘Real Option’ for Managing Climate Risk,<br />

IIASA Interim Report IR-02-042, Lax<strong>en</strong>burg, www.iiasa.ac.at/Publications/<br />

Docum<strong>en</strong>ts/IR-02-042.pdf.<br />

Ohsumi, T. (2002) Ocean Storage, including costs and risks,<br />

arch.rivm.nl/<strong>en</strong>v/int/ipcc/docs/css2002/ccs02-05.pdf.<br />

Ormerod, W.G., P. Freund <strong>en</strong> A. Smith (1999) Ocean Storage of co2, iea, Parijs.<br />

Pacala, S. <strong>en</strong> R. Socolow (2004) Stabilization Wedges: Solving the Climate Problem for<br />

the Next 50 Years with Curr<strong>en</strong>t Technologies, Sci<strong>en</strong>ce, 305, 5686: 968-972.<br />

Pflüger, A. (2004) Making the Case for Zero Emissions Technologies. World Energy<br />

Demand, the Role of Fossil Fuels and the Need for ZETs, www.iea.org/Textbase/<br />

work/2004/zets/confer<strong>en</strong>ce/pres<strong>en</strong>tations/pfluger.pdf.<br />

bijlage 3<br />

3<br />

261


3<br />

262<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Philibert, C. <strong>en</strong> J. Podkanski (2005) Clean Coal Technologies, Case Study 4 van International<br />

Energy Technology Collaboration and Climate Change Mitigation,<br />

oecd/iea, Paris, www.oecd.org/dataoecd/22/38/34878689.pdf.<br />

Rhodes, J.S. <strong>en</strong> D.W. Keith. (2003) Biomass Energy with geological sequestration of co2:<br />

two for the price of one? 1371-1376, in: J. Gale <strong>en</strong> Y. Kaya (eds) Proceedings of the<br />

6th International Confer<strong>en</strong>ce on Gre<strong>en</strong>house Gas Control Technologies, Oxford<br />

uk: Pergamon.<br />

Riahi, K., E.S. Rubin, M.R. Taylor, L. Schratt<strong>en</strong>holzer <strong>en</strong> D. Hounshell (2004) Technological<br />

learning for carbon capture and sequestration technologies, Energy Economics<br />

26: 539-564.<br />

Rogg<strong>en</strong>, M. (2004) Opslag co2 technisch haalbaar, Energietechniek 7/8: 38-42.<br />

Rubin, E.S., A.B. Rao <strong>en</strong> C. Ch<strong>en</strong> (2004) Comparative assessm<strong>en</strong>ts of fossil fuel power<br />

plants with co2 capture and storage, in: E.S. Rubin, D.W. Keith and C.F. Gilboy<br />

(eds.) Proceedings of 7th International Confer<strong>en</strong>ce on Gre<strong>en</strong>house Gas Control<br />

Technologies. Volume 1: Peer-Reviewed Papers and Pl<strong>en</strong>ary Pres<strong>en</strong>tations, iea<br />

Gre<strong>en</strong>house Gas Programme, Chelt<strong>en</strong>ham, uk.<br />

Schreurs, H.C.E. (2001) Pot<strong>en</strong>tial for geological storage of co2 in the Netherlands,<br />

www.novem.nl/default.asp?docum<strong>en</strong>tId=15376.<br />

Sci<strong>en</strong>tific Committee on Oceanic Research, Watching Brief: Ocean Carbon Sequestration,<br />

Intergovernm<strong>en</strong>tal Oceanographic Commission UNESCO, oc.unesco.org/<br />

iocweb/co2panel/sequestration.htm<br />

S<strong>en</strong>ior, B., J. Adams, T. Espie <strong>en</strong> I. Wright, ‘Investigation of how Capture and Storage<br />

could Evolve As A Large Scale co2 Mitigation Option’, in: E.S. Rubin, D.W. Keith<br />

<strong>en</strong> C.F. Gilboy (eds.) Proceedings of 7th International Confer<strong>en</strong>ce on Gre<strong>en</strong>house<br />

Gas Control Technologies. Volume 1: Peer-Reviewed Papers and Pl<strong>en</strong>ary Pres<strong>en</strong>tations,<br />

iea Gre<strong>en</strong>house Gas Programme, www.uregina.ca/ghgt7/PDF/papers/<br />

peer/462.pdf, Chelt<strong>en</strong>ham.<br />

Shell-V<strong>en</strong>ster (2004) ‘co2 opberg<strong>en</strong> <strong>en</strong> tegelijk gas van ste<strong>en</strong>koollag<strong>en</strong> producer<strong>en</strong>,<br />

maart/april.<br />

Simbeck, D. (2004) co2 Capture Economics, www.pewclimate.org/docum<strong>en</strong>t.cfm?docum<strong>en</strong>tID=401.<br />

Socolow, R.H. (2002) The C<strong>en</strong>tury-Long Chall<strong>en</strong>ge of fossil-carbon Sequestration, Princeton<br />

Environm<strong>en</strong>tal Institute, www.princeton.edu/~cmi/research/<br />

Integration/Papers/c<strong>en</strong>tury-long.pdf.<br />

Socolow, R.H. (2005) Can We Bury Global Warming? Sci<strong>en</strong>tific American, July: 39-45.<br />

Uil, H. d<strong>en</strong>, R. van Ree, A. van der Drift <strong>en</strong> H. Boerrigter (2004) Duurzaam synthesegas:<br />

E<strong>en</strong> brug naar e<strong>en</strong> duurzame <strong>en</strong>ergie- <strong>en</strong> grondstoff<strong>en</strong>voorzi<strong>en</strong>ing, ecn, www.ecn.<br />

nl/library/reports/2004/c04015.html.<br />

Williams, R.H. (2004a) Coal and R<strong>en</strong>ewables in an Externality-Constrained Energy Economy:<br />

Competitive and Cooperative Strategies, Princeton University, www. nrel.<br />

gov/ncpv/thin_film/ docs/coal_wind_biomass_storage_options.pdf.<br />

Williams, R.H. (2004b) Crude Oil, Climate Change, Coal, Cane and Cars, www.nrel. gov/<br />

ncpv/thin_film/docs/ coal_biomass_williams_2004_negative_co2.pdf.<br />

Williams, R.H. (2001) Toward zero emissions from coal in China, Energy for Sustainable<br />

Developm<strong>en</strong>t, 4: 39-65.


Wise, M. <strong>en</strong> J. Dooley (2004) Modeling co2 Capture Effici<strong>en</strong>cy: Implications of Alternative<br />

Specifications, GTSP Working Paper 2004-11, www.pnl.gov/gtsp/docs/<br />

gtsp_2004_11_capture_effici<strong>en</strong>cy.pdf.<br />

bijlage 3<br />

3<br />

263


3<br />

264<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 Bij ammonia- <strong>en</strong> waterstofproductie is afvang geïntegreerd, dus zijn er weinig<br />

extra kost<strong>en</strong> (Herzog <strong>en</strong> Golomb 2004).<br />

2 Afvang kan ook na verbranding uit rookgass<strong>en</strong> via chemische absorptie of<br />

membran<strong>en</strong>. Dat is duurder.<br />

3 14-20 proc<strong>en</strong>t meer <strong>en</strong>ergiegebruik; dal<strong>en</strong>d naar 7-17 proc<strong>en</strong>t in 2012 (iea 2004).<br />

4 Ook pilotproject<strong>en</strong> voor ‘<strong>en</strong>hanced coal bed methane’ zijn bemoedig<strong>en</strong>d. E<strong>en</strong><br />

proef in Pol<strong>en</strong> liet zi<strong>en</strong> dat winning van methaan uit kol<strong>en</strong>mijn<strong>en</strong> via injectie<br />

mogelijk is, maar wel duur: 50 euro per ton co2. In Canada is het eor-project<br />

‘Weyburn’ succesvol geblek<strong>en</strong>: de olieopbr<strong>en</strong>gst verdubbelde.<br />

5 Zie ook Matysek et al. (2005). H<strong>en</strong>driks et al. (2004) kom<strong>en</strong> op 1662 gton co2: 93<br />

gtc O2 in uitgeputte olieveld<strong>en</strong> <strong>en</strong> 150 in bestaande olieveld<strong>en</strong>; 240 in uitgeputte<br />

gasveld<strong>en</strong>, 672 in bestaande; 268 koolbed-methaan; 240 in aquifers.<br />

6 Jans<strong>en</strong> (2005) geeft voor Nederland op: 10-55 euro; de marginale kost<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong><br />

over e<strong>en</strong> lang traject <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 25-40 euro.<br />

7 Bij nieuwe igcc-c<strong>en</strong>trales zijn de investeringskost<strong>en</strong>, ook met ccs, het laagst <strong>en</strong><br />

de elektriciteitskost<strong>en</strong> zijn dan zelfs concurrer<strong>en</strong>d in vergelijking tot sommige<br />

andere typ<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trales zonder ccs. Maar bij hoge gasprijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> lagere capaciteitsfactor<strong>en</strong><br />

wordt igcc toch goedkoper. igcc-c<strong>en</strong>trales gev<strong>en</strong> in de oeso tot 20<br />

proc<strong>en</strong>t hogere elektriciteitskost<strong>en</strong> dan de oude kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales. In China zou zo’n<br />

c<strong>en</strong>trale 30 proc<strong>en</strong>t duurder zijn dan e<strong>en</strong> poederkoolc<strong>en</strong>trale, daar wordt voorlopig<br />

alle<strong>en</strong> gewerkt aan e<strong>en</strong> demonstratiec<strong>en</strong>trale.<br />

8 Voor lagere schatting<strong>en</strong>, mede onder invloed van innovaties, zie bijvoorbeeld<br />

Anderson <strong>en</strong> Newell 2004, ook Matysek et al. 2005: 13-14. Gedacht wordt aan<br />

10 dollar per ton co2 bij igcc-c<strong>en</strong>trales <strong>en</strong> 20-30 dollar bij andere c<strong>en</strong>trales.<br />

De kostprijs van elektriciteit bij e<strong>en</strong> igcc-c<strong>en</strong>trale + ccs zou gaan naar 0,063<br />

dollar per kWh. Dat zou bij e<strong>en</strong> co2-prijs van 55 dollar per ton co2 concurrer<strong>en</strong>d<br />

zijn met de kostprijs van e<strong>en</strong> ngcc-c<strong>en</strong>trale zonder ccs; gerek<strong>en</strong>d is met e<strong>en</strong><br />

aardgasprijs van 6 dollar per gj.<br />

9 ecn (De Coninck et al. 2005) komt voor toepassing ccs bij kol<strong>en</strong> op e<strong>en</strong> onr<strong>en</strong>dabele<br />

top voor Nederland van <strong>en</strong>kele c<strong>en</strong>t<strong>en</strong> per kWh, afhankelijk van de brandstofprijs,<br />

de grootte van c<strong>en</strong>trale, afstand, <strong>en</strong>zovoort.<br />

10 Demonstratietyp<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van 42 proc<strong>en</strong>t, dat zou to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> tot<br />

bov<strong>en</strong> 50 proc<strong>en</strong>t (het r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t in conv<strong>en</strong>tionele kol<strong>en</strong>gestookte c<strong>en</strong>trales is<br />

30-35%). Moderne gasgestookte c<strong>en</strong>trales nader<strong>en</strong> ook 50 proc<strong>en</strong>t r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<br />

(iea 2004).<br />

11 In 2004: 61 gw in 2004, waarvan 24 gw voor chemie, 23 gw voor elektriciteit,<br />

14 gw voor synfuels. Feedstock: 27 gw olieresidu<strong>en</strong>; 27 gw kol<strong>en</strong>; 6 gw aardgas;<br />

1 gw biomassa. Uitbouwcapaciteit: 9 gw in China, 10 gw in Noord-Amerika,<br />

19 gw in West-Europa, 23 gw in de rest van de wereld.<br />

12 In Rusland ligt bijvoorbeeld e<strong>en</strong> groot deel van mondiale voorrad<strong>en</strong> gas, olie<br />

<strong>en</strong> kol<strong>en</strong> (respectievelijk 40%, 12% <strong>en</strong> 16%), maar 80 proc<strong>en</strong>t van de kol<strong>en</strong>bronn<strong>en</strong><br />

bevindt zich in het west<strong>en</strong> <strong>en</strong> oost<strong>en</strong> van Siberië, ver van consumptiegebied<strong>en</strong>.


13 Beide in de basislast, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met e<strong>en</strong> afvang van 85 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> met<br />

extra <strong>en</strong>ergie b<strong>en</strong>odigd voor ccs.<br />

14 Zie Giel<strong>en</strong> <strong>en</strong> Podkanski (2004), e<strong>en</strong> studie naar de keuze van e<strong>en</strong> optimale<br />

opwekkingstechniek onder bepaalde beperking<strong>en</strong> vanwege <strong>en</strong>ergie- <strong>en</strong> milieubeleid<br />

<strong>en</strong> concurr<strong>en</strong>tie van r<strong>en</strong>ewables <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-efficiëntie.<br />

15 Daar komt bij dat de optie vooral bruikbaar is in combinatie met vergassingstechnologie<br />

<strong>en</strong> die laatste technologie maakt het <strong>en</strong>ergiesysteem flexibeler wat betreft<br />

de te producer<strong>en</strong> eind<strong>en</strong>ergievorm<strong>en</strong>.<br />

16 Piebalgs: “The Commission sets the priorities for <strong>en</strong>ergy r&d, as: co2 capture<br />

and storage technologies, and clean coal technologies. Our ability to convince the<br />

developing world to address climate change will dep<strong>en</strong>d on our ability to demonstrate<br />

that technology exists and can be developed that will control emissions<br />

without significantly restraining growth. Giv<strong>en</strong> the indig<strong>en</strong>ous <strong>en</strong>ergy resources<br />

of China and India, capture and storage and clean coal must inevitably form a<br />

c<strong>en</strong>tral part of the answer to this chall<strong>en</strong>ge.”<br />

17 In vergelijking daarmee is de optie ‘opslag in bos’ eig<strong>en</strong>lijk veel minder structureel,<br />

want boss<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> elk mom<strong>en</strong>t weer gekapt word<strong>en</strong>.<br />

bijlage 3<br />

3<br />

265


4<br />

266<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 4: wind<strong>en</strong>ergie<br />

1 inleiding<br />

Windmol<strong>en</strong>s kunn<strong>en</strong> elektriciteit lever<strong>en</strong> zonder uitstoot van co2. 1 Deze optie<br />

zou relevant kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, ook al is ze alle<strong>en</strong> inzetbaar voor de opwekking van<br />

elektriciteit indi<strong>en</strong> ‘wind’ e<strong>en</strong> significant aandeel in de opwekking van elektriciteit<br />

kan lever<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> acceptabele kost<strong>en</strong> per e<strong>en</strong>heid vermed<strong>en</strong> co2 in vergelijking<br />

met andere opties. Hierover woedt e<strong>en</strong> heftig debat, 2 mede onder invloed<br />

van ervaring<strong>en</strong> in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> Noord-Duitsland, waar het aantal windmol<strong>en</strong>s<br />

rec<strong>en</strong>telijk sterk is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Belangrijke kwesties zijn de betrouwbaarheid<br />

van elektriciteitsleverantie (het waait lang niet altijd, <strong>en</strong> soms juist veel te<br />

hard), de mate waarin wind<strong>en</strong>ergie bijdraagt aan co2-mitigatie alsmede de kost<strong>en</strong><br />

(wind<strong>en</strong>ergie kost de staat veel geld; mede daardoor is zij vooral e<strong>en</strong> verschijnsel<br />

in land<strong>en</strong> van de oeso) <strong>en</strong> de landschappelijke effect<strong>en</strong>.<br />

2 het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van wind<strong>en</strong>ergie<br />

Het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van wind<strong>en</strong>ergie wordt met name bepaald door de mate<br />

waarin mol<strong>en</strong>s fossiele c<strong>en</strong>trales kunn<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong> <strong>en</strong> de mate waarin de dan<br />

nog rester<strong>en</strong>de fossiele c<strong>en</strong>trales per kWh extra co2 uitstot<strong>en</strong>, om de gevolg<strong>en</strong><br />

van de instabiele bijdrage van wind op te kunn<strong>en</strong> vang<strong>en</strong>.<br />

2.1 gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> aan de uitbreiding op land<br />

E<strong>en</strong> groot aandeel ‘wind’ vergt zeer veel windmol<strong>en</strong>s (elk met e<strong>en</strong> hoogte tot 150<br />

meter, wiek<strong>en</strong> meegerek<strong>en</strong>d; de dom te Keul<strong>en</strong> is 157 meter) <strong>en</strong> veel ruimte. 4 De<br />

landschappelijke effect<strong>en</strong> daarvan zijn zo groot dat plaatsing op land op veel<br />

maatschappelijk verzet stuit. In Nederland wordt maximaal 1500 mw op het land<br />

plaatsbaar geacht. Daarvoor zijn 1500 mol<strong>en</strong>s van 1 mw of 750 van 2 mw nodig,<br />

waarmee – bij e<strong>en</strong> load factor van 20 proc<strong>en</strong>t, zie hierna – e<strong>en</strong> jaarproductie geleverd<br />

kan word<strong>en</strong> vergelijkbaar met die van één c<strong>en</strong>trale van 300 mw, oftewel<br />

3 proc<strong>en</strong>t van de gevraagde elektriciteit in 2020, dat is 1 proc<strong>en</strong>t van de primaire<br />

<strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing in ons land (zie ook tekstbox 1). De mitigatiebijdrage van<br />

wind<strong>en</strong>ergie zal daarom hoofdzakelijk moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> van windmol<strong>en</strong>park<strong>en</strong> op<br />

zee.<br />

Tekstbox 1 Wind<strong>en</strong>ergie: <strong>en</strong>kele gegev<strong>en</strong>s<br />

Wind<strong>en</strong>ergie heeft de laatste dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> forse groei doorgemaakt, vooral in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong>,<br />

Duitsland <strong>en</strong> rec<strong>en</strong>ter ook Spanje. De techniek voorziet teg<strong>en</strong>woordig in ruim 1 proc<strong>en</strong>t van de<br />

mondiale elektriciteitsbehoefte <strong>en</strong> leidt tot e<strong>en</strong> besparing van e<strong>en</strong> 0,25 proc<strong>en</strong>t van het mondiale<br />

primaire brandstofverbruik. Nederland had tot voor kort het voornem<strong>en</strong> in 2020 6000 mw op<br />

zee <strong>en</strong> 1500 mw op land geplaatst te hebb<strong>en</strong>.


2.2 in welke mate kan wind<strong>en</strong>ergie fossiele c<strong>en</strong>trales vervang<strong>en</strong>?<br />

De productie van windelektriciteit vertoont heftige fluctuaties – per dag, per<br />

week, per seizo<strong>en</strong> – veel meer nog dan de wind zelf. Vaak waait het niet of nauwelijks.<br />

Bij windkracht 3 tot 4 begint e<strong>en</strong> mol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> beetje stroom op te wekk<strong>en</strong>. Bij<br />

to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de wind neemt de elektriciteitsproductie meer dan ev<strong>en</strong>redig toe, met<br />

de ‘macht drie’. Bij windkracht 10 of meer word<strong>en</strong> de mol<strong>en</strong>s stilgezet, om overbelasting<br />

van de turbine te voorkom<strong>en</strong>. Hierdoor ligt het effectief vermog<strong>en</strong> per<br />

jaar ver onder het geïnstalleerd vermog<strong>en</strong> van de windturbines. Deze zogehet<strong>en</strong><br />

load factor ligt in Europa op land op zo’n 20 proc<strong>en</strong>t van het opgesteld vermog<strong>en</strong>.<br />

In Nederland is dat, afhankelijk van de standplaats, 18-25 proc<strong>en</strong>t. Voor wind op<br />

zee, waarmee nog nauwelijks ervaring is opgedaan, hoopt m<strong>en</strong> op 30 proc<strong>en</strong>t of<br />

meer (zie ook tekstbox 2). 5<br />

Tekstbox 2 Spreiding van wind<strong>en</strong>ergie?<br />

Bij e<strong>en</strong> sterkere geografische spreiding van windmol<strong>en</strong>s kunn<strong>en</strong> fluctuaties in wind elkaar tot op<br />

zekere hoogte comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>. Dan zou de behoefte aan reservecapaciteit lager zijn. Maar er zijn niet<br />

zo heel veel echt goede locaties voor windmol<strong>en</strong>s.<br />

Het waait gemiddeld meer op zee dan op land, <strong>en</strong> meer in de kustgebied<strong>en</strong> dan landinwaarts. De<br />

gebied<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> groot aanbod van wind zijn geconc<strong>en</strong>treerd op specifieke plekk<strong>en</strong>. In land<strong>en</strong> als<br />

Groot-Brittannië <strong>en</strong> Ierland zijn de windpatron<strong>en</strong> relatief uniform; dat geldt ook voor Scandinavië<br />

<strong>en</strong> Noord-Duitsland. Voor het comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong> van fluctuaties zou de elektriciteit daarom van erg<br />

ver moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. De capaciteit van de hoofdkabels die de nationale nett<strong>en</strong> verbind<strong>en</strong> is echter<br />

nu al overbelast. En naarmate in elk van die land<strong>en</strong> het aandeel van wind groter wordt, kom<strong>en</strong> de<br />

problem<strong>en</strong> weer terug; m<strong>en</strong> moet rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong> met vergelijkbare windkracht over grote<br />

gebied<strong>en</strong>.<br />

Dat effectief vermog<strong>en</strong> is e<strong>en</strong> gemiddelde. Windpark<strong>en</strong> in Europa draai<strong>en</strong> twee<br />

derde van het jaar onder die 20 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> e<strong>en</strong> derde van het jaar onder de 10<br />

proc<strong>en</strong>t (ucte 2005). 6 In period<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> hoge <strong>en</strong>ergievraag (koude- of hittegolf)<br />

is er vaak weinig wind. Om e<strong>en</strong> tekortschiet<strong>en</strong>d aanbod op piekur<strong>en</strong> of<br />

uitval van hele windmol<strong>en</strong>park<strong>en</strong> (bij windkracht 3 of lager) op te kunn<strong>en</strong><br />

vang<strong>en</strong>, moet er betrouwbare reservecapaciteit achter de hand zijn.<br />

Om de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing te kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong><br />

garander<strong>en</strong>, wordt in de literatuur t<strong>en</strong> eerste als vuistregel aangehoud<strong>en</strong> dat –<br />

zolang er ge<strong>en</strong> geschikte vorm van opslag van elektrische <strong>en</strong>ergie is gevond<strong>en</strong>, zie<br />

tekstbox 3 – het aandeel van wind<strong>en</strong>ergie in het elektriciteitssysteem niet bov<strong>en</strong><br />

20-25 proc<strong>en</strong>t kan uitstijg<strong>en</strong>. Regionaal kan dat uiteraard meer zijn, zolang er<br />

voldo<strong>en</strong>de beroep gedaan kan word<strong>en</strong> op import/export van elektriciteit<br />

van/naar omligg<strong>en</strong>de gebied<strong>en</strong> (vergelijk D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> in de regio<br />

Scandinavië/Noord-Duitsland).<br />

bijlage 4<br />

4<br />

267


4<br />

268<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tekstbox 3 Opslag van opgewekte elektriciteit?<br />

Voor opslag van met wind opgewekte <strong>en</strong>ergie circuler<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele mogelijkhed<strong>en</strong>: opslag van elektriciteit<br />

in batterij<strong>en</strong>; productie <strong>en</strong> ondergrondse opslag van gecomprimeerde lucht of verzadigde<br />

stoom; het pomp<strong>en</strong> van water in bekk<strong>en</strong>s om op e<strong>en</strong> geschikt mom<strong>en</strong>t waterkracht te producer<strong>en</strong>;<br />

het producer<strong>en</strong> van waterstof om naderhand daarmee weer elektriciteit te producer<strong>en</strong>. Al deze<br />

opties gaan gepaard met conversieverliez<strong>en</strong> <strong>en</strong> extra kost<strong>en</strong>. De eerste drie hebb<strong>en</strong> beperkte capaciteit,<br />

<strong>en</strong> grootschalige efficiënte toepassing van waterstof is vooralsnog toekomstmuziek.<br />

In welke mate kan e<strong>en</strong> dergelijk aandeel van ‘wind’ fossiele c<strong>en</strong>trales verdring<strong>en</strong>?<br />

Slechts e<strong>en</strong> deel van het gemiddeld effectief windvermog<strong>en</strong> telt mee bij de capaciteit<br />

die m<strong>en</strong> in het gehele systeem in tijd<strong>en</strong> van piekvraag beschikbaar moet hebb<strong>en</strong>.<br />

Dit deel is kleiner naarmate het aandeel van wind in de totale elektriciteitsproductie<br />

groter is, want dan nem<strong>en</strong> de pot<strong>en</strong>tiële schommeling<strong>en</strong> in het systeem<br />

toe (het aandeel van conv<strong>en</strong>tionele c<strong>en</strong>trales is dan immers nav<strong>en</strong>ant kleiner). E<strong>en</strong><br />

kleiner deel van het effectief vermog<strong>en</strong> kan dan als ‘zeker’ beschouwd word<strong>en</strong>. 7<br />

Teg<strong>en</strong> deze achtergrond wordt vervolg<strong>en</strong>s in de verschill<strong>en</strong>de studies de b<strong>en</strong>odigde<br />

reservecapaciteit bij e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> p<strong>en</strong>etratie van wind verschill<strong>en</strong>d berek<strong>en</strong>d.<br />

De cpb-studie komt voor 2020, bij e<strong>en</strong> aandeel van wind van circa 15<br />

proc<strong>en</strong>t op e<strong>en</strong> capaciteitsfactor rond de 20 proc<strong>en</strong>t van het geïnstalleerd vermog<strong>en</strong>.<br />

8 De rec<strong>en</strong>te, in Duitsland gezaghebb<strong>en</strong>de d<strong>en</strong>a-studie (2005) concludeert<br />

dat de in Duitsland beoogde uitbouw van wind<strong>en</strong>ergie uitkomt op slechts 6<br />

proc<strong>en</strong>t. Per 6000 mw kan dan één kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trale van 360 mw wegvall<strong>en</strong>. So<strong>en</strong>s<br />

(2005) concludeert in zijn dissertatie dat in België de capaciteitsfactor bij e<strong>en</strong><br />

geïnstalleerd vermog<strong>en</strong> van 5000 mw zou dal<strong>en</strong> tot onder de 10 proc<strong>en</strong>t. Voss<br />

(2003) spreekt over e<strong>en</strong> ‘capaciteitskrediet’ van 10-13 proc<strong>en</strong>t van de geïnstalleerde<br />

onshore-windmol<strong>en</strong>capaciteit <strong>en</strong> 16-20 proc<strong>en</strong>t van de offshore-capaciteit.<br />

De conclusie moet zijn dat windmol<strong>en</strong>park<strong>en</strong> fossiele c<strong>en</strong>trales slechts met e<strong>en</strong><br />

fractie van het geïnstalleerd vermog<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>, <strong>en</strong> die fractie neemt af<br />

naarmate het aandeel van wind to<strong>en</strong>eemt (zie onder meer Schultz et al. 2004;<br />

ucte 2005; So<strong>en</strong>s 2005; White 2004; Liu et al. 2005; Pitt et al. 2005; Ilex Energy<br />

Consulting 2002; e-on 2004; Alt 2005; Eirgrid 2004; Royal Academy of Engineering<br />

2004; Verrips et al. 2005).<br />

De conclusie is (a) dat het pot<strong>en</strong>tieel van wind de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia beperkt is<br />

tot zo’n 20 proc<strong>en</strong>t van de op te wekk<strong>en</strong> elektriciteit; dat is 6-7 proc<strong>en</strong>t van de<br />

primaire <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing; <strong>en</strong> (b) dat de mate waarin daarmee fossiele <strong>en</strong>ergiec<strong>en</strong>trales<br />

word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>, daar nog belangrijk onder blijft.<br />

2.3 het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van wind<strong>en</strong>ergie<br />

Als het aandeel van wind<strong>en</strong>ergie beperkt moet blijv<strong>en</strong> tot hooguit 20-25 proc<strong>en</strong>t<br />

van de elektriciteit, dan is dat ook het maximum voor de bijdrage aan de co2reductie<br />

in de elektriciteitssector. Dat komt neer op maximaal 6-7 proc<strong>en</strong>t van de


totale co2-emissie, want elektriciteit heeft teg<strong>en</strong>woordig in de eu e<strong>en</strong> aandeel in<br />

de co2-emissies van rond 33 proc<strong>en</strong>t (mondiaal 40%). Dit bescheid<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tieel<br />

wordt nog minder (zie de eerder in deze paragraaf aangehaalde literatuur) 9 als<br />

m<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>ing houdt met (a) het fossiele brandstofverbruik in de conv<strong>en</strong>tionele,<br />

draai<strong>en</strong>de ‘stand-by-reserve’; (b) de extra co2-uitstoot per kWh die ontstaat door<br />

de inefficiëntie waarmee comp<strong>en</strong>ser<strong>en</strong>de elektriciteitsopwekking nodig is; <strong>en</strong> (c)<br />

het verlies van e<strong>en</strong> deel van de opgewekte windelektriciteit tijd<strong>en</strong>s het transport,<br />

want goede windlocaties zijn meestal ver verwijderd van de eindbestemming<strong>en</strong>.<br />

Ook is van belang op te merk<strong>en</strong> dat de bijdrage van elk extra windpark aan de<br />

beperking van de co2-uitstoot afneemt naarmate de elektriciteit die in het rester<strong>en</strong>de<br />

park van kol<strong>en</strong>- <strong>en</strong> gasc<strong>en</strong>trales wordt opgewekt, inmiddels minder koolstofint<strong>en</strong>sief<br />

is geword<strong>en</strong> dankzij hogere efficiëntie (zie bijlage 2), door bijstok<strong>en</strong><br />

van biomassa <strong>en</strong> dergelijke (Schultz et al. 2004; K<strong>en</strong>nedy 2005). En dat het rester<strong>en</strong>d<br />

park efficiënter wordt, is voor e<strong>en</strong> effectief klimaatbeleid e<strong>en</strong> conditio sine<br />

qua non gezi<strong>en</strong> de omvang van de mitigatie-uitdaging (zie hoofdstuk 4). Al met al<br />

zal het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van wind<strong>en</strong>ergie de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia eerder onder<br />

dan bov<strong>en</strong> 5 proc<strong>en</strong>t van de jaarlijkse co2-emissie zijn.<br />

3 de kost<strong>en</strong>effectiviteit van co2-mitigatie via<br />

wind<strong>en</strong>ergie<br />

3.1 uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de schatting<strong>en</strong> van de elektriciteit opgewekt met<br />

windmol<strong>en</strong>s<br />

De kost<strong>en</strong>(schatting<strong>en</strong>) per kWh van windelektriciteit lop<strong>en</strong> sterk uite<strong>en</strong>. De <strong>en</strong>e<br />

bron geeft 5-6 euroc<strong>en</strong>t per kWh op e<strong>en</strong> goede kustlocatie <strong>en</strong> landinwaarts tot<br />

8 euroc<strong>en</strong>t; de andere 9-12 euroc<strong>en</strong>t per kWh. Maar er zijn ook schatting<strong>en</strong> tot<br />

3-4 euroc<strong>en</strong>t per kWh, bijna gelijk aan de kostprijs van conv<strong>en</strong>tioneel opgewekte<br />

elektriciteit (zie tekstbox 4). Die verschill<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> vooral door (a) de grote<br />

verschill<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> locaties qua windaanbod <strong>en</strong> afstand tot de c<strong>en</strong>tra van elektriciteitsgebruik;<br />

goede locaties zijn er in bepaalde del<strong>en</strong> van de zeeën, de kuststrok<strong>en</strong>,<br />

de Great Plains (vs) <strong>en</strong> dergelijke; <strong>en</strong> (b) het verschil in investeringskost<strong>en</strong><br />

op land in vergelijking tot de zee. 10<br />

Tekstbox 4 Actuele cijfers over de kost<strong>en</strong> van wind<strong>en</strong>ergie<br />

In Nederland bedraagt volg<strong>en</strong>s de overheid (lees het ecn) de kostprijs op land 9-10 c<strong>en</strong>t <strong>en</strong> op zee<br />

12 c<strong>en</strong>t per kWh (Kooijman <strong>en</strong> Van Sambeek 2003). 11 In Duitsland wordt 6-9 c<strong>en</strong>t per kWh aan<br />

steun betaald voor onshore <strong>en</strong> 9c per kWh offland (Alt 2005). In Engeland wordt gesprok<strong>en</strong> over<br />

onshore 5,5 euroc<strong>en</strong>t per kWh <strong>en</strong> offshore 8,2 per kWh (Royal Academy of Engineering 2004);<br />

inclusief de systeemkost<strong>en</strong> 8,1 respectievelijk 10,8. De cijfers voor offshore zoud<strong>en</strong> in Engeland<br />

hoger zijn: 12 euroc<strong>en</strong>t per kWh. Het iea noemt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 3,5 <strong>en</strong> 6 dollarc<strong>en</strong>t per kWh, maar wijst<br />

erop dat ook 9,5 dollarc<strong>en</strong>t per mwh mogelijk is. Voss (2003) noemt 8-13 c<strong>en</strong>t per kWh exclusief<br />

systeemkost<strong>en</strong>. In de studie van ewi/rwi wordt 9 c<strong>en</strong>t per kWh opgegev<strong>en</strong>.<br />

Ter vergelijking: in aardgasc<strong>en</strong>trales is de kostprijs voor elektriciteit 3 c<strong>en</strong>t per kWh.<br />

bijlage 4<br />

4<br />

269


4<br />

270<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Hieruit blijkt dat windelektriciteit vanaf de meeste locaties vooralsnog bepaald<br />

niet goedkoop is. 12<br />

3.2 externe kost<strong>en</strong> voor milieu, natuur <strong>en</strong> landschap<br />

Voor e<strong>en</strong> beoordeling van de kost<strong>en</strong> van wind<strong>en</strong>ergie zijn ook de externe kost<strong>en</strong><br />

van zowel conv<strong>en</strong>tionele als wind<strong>en</strong>ergie van belang. De externe kost<strong>en</strong> van<br />

fossiele elektriciteit door emissies waaronder co2 zijn voor de huidige g<strong>en</strong>eratie<br />

kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales in Nederland (zonder ccs) berek<strong>en</strong>d op 3 tot 4 euroc<strong>en</strong>t per kWh, 13<br />

maar dat zou bij moderne c<strong>en</strong>trales uiteraard veel lager uitvall<strong>en</strong>. Bij wind<strong>en</strong>ergie<br />

zijn er nauwelijks emissies, maar wel aanzi<strong>en</strong>lijke hinder- <strong>en</strong> landschapseffect<strong>en</strong><br />

waarvoor ge<strong>en</strong> aanvaarde kost<strong>en</strong>raming<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> die wel het pot<strong>en</strong>tieel op land<br />

zeer beperkt mak<strong>en</strong>.<br />

3.3 de te verwacht<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>daling onder invloed van schaal- <strong>en</strong><br />

leereffect<strong>en</strong><br />

De prijs van windturbines daalde van 1400 euro per kWh in 1990 naar 830 euro<br />

in 2004. E<strong>en</strong> groot deel van die daling deed zich voor in periode 1990-1994, <strong>en</strong> er<br />

is al e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> e<strong>en</strong> vertraging te zi<strong>en</strong> in de kost<strong>en</strong>daling per e<strong>en</strong>heid (Alt<br />

2005). De leer- <strong>en</strong> schaaleffect<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> voor de verschill<strong>en</strong>de compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> van<br />

de kostprijs uite<strong>en</strong>. De aerodynamica <strong>en</strong> turbinetechniek zoud<strong>en</strong> inmiddels vrijwel<br />

uitontwikkeld zijn. Ook komt er e<strong>en</strong> eind aan de mogelijkheid grotere windmol<strong>en</strong>s<br />

te bouw<strong>en</strong>. Of m<strong>en</strong> van de overige kost<strong>en</strong> (montage, civiele techniek op<br />

zee, kabelnett<strong>en</strong>) langdurig belangrijke kost<strong>en</strong>reducties mag verwacht<strong>en</strong>, lijkt<br />

betwistbaar. 14 Hoewel er ongetwijfeld kost<strong>en</strong>daling<strong>en</strong> door leer- <strong>en</strong> schaaleffect<strong>en</strong><br />

zijn te verwacht<strong>en</strong>, zal dat niet in dal<strong>en</strong>d tempo gaan. 15 Daar staat teg<strong>en</strong>over<br />

dat er op land weinig goede locaties wat betreft windaanbod <strong>en</strong> maatschappelijk<br />

draagvlak rester<strong>en</strong>, waardoor m<strong>en</strong> voor uitbouw van wind<strong>en</strong>ergie is aangewez<strong>en</strong><br />

op de relatief dure offshore-locaties. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d aandeel<br />

van wind ook de systeemkost<strong>en</strong> (zie paragraaf 2 <strong>en</strong> 3.4). Overig<strong>en</strong>s moet de te<br />

verwacht<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>ontwikkeling bij wind word<strong>en</strong> vergelek<strong>en</strong> met die bij andere<br />

mitigatieopties.<br />

3.4 de to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de systeemkost<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> significant aandeel van<br />

wind<br />

In veel publicaties wordt niet of nauwelijks rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met systeemkost<strong>en</strong>,<br />

die wanneer wind<strong>en</strong>ergie e<strong>en</strong> substantieel aandeel begint te krijg<strong>en</strong>, aan<br />

wind<strong>en</strong>ergie moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegerek<strong>en</strong>d. 16 De afgelop<strong>en</strong> jar<strong>en</strong> is duidelijk<br />

geword<strong>en</strong> dat deze kost<strong>en</strong> substantieel zijn (White 2004; Strbac 2004; Royal<br />

Academy of Engineering 2004; Liu et al. 2005, Beckman 2005; Ilex Energy<br />

Consulting 2002; Liik et al. 2005; Schultz et al. 2004). Het gaat om de volg<strong>en</strong>de<br />

kost<strong>en</strong>post<strong>en</strong>.


T<strong>en</strong> eerste de kapitaalslast<strong>en</strong> van (a) extra netinfrastructuur (goede locaties voor<br />

windpark<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong> vaak ver van gebruiksc<strong>en</strong>tra; er moet dan extra infrastructuur<br />

word<strong>en</strong> aangelegd voor transport van elektriciteit) <strong>en</strong> (b) het aanhoud<strong>en</strong> van<br />

conv<strong>en</strong>tionele reservecapaciteit (zie paragraaf 2).<br />

T<strong>en</strong> tweede gaat het om extra variabele kost<strong>en</strong> die elders in het systeem gemaakt<br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. In het elektriciteitsnet moet het <strong>en</strong>ergieaanbod van seconde tot<br />

seconde exact zijn afgestemd op de vraag. De schommeling<strong>en</strong> van wind (per<br />

minuut, uur <strong>en</strong> etmaal), die bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> lastig te voorspell<strong>en</strong> zijn, verg<strong>en</strong> dat e<strong>en</strong><br />

deel van de reservecapaciteit op afroep beschikbaar moet zijn om direct de rol van<br />

wind te kunn<strong>en</strong> overnem<strong>en</strong>. Deze spinning reserve betek<strong>en</strong>t draai<strong>en</strong>de fossiele<br />

c<strong>en</strong>trales. Omgekeerd, als het aanbod van windelektriciteit juist to<strong>en</strong>eemt op<br />

mom<strong>en</strong>t<strong>en</strong> dat de vraag daarbij achterblijft of afneemt, moet<strong>en</strong> de gewone c<strong>en</strong>trales<br />

op e<strong>en</strong> lager pitje gaan draai<strong>en</strong>, want netbeheerders zijn verplicht om windelektriciteit<br />

af te nem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> opslag van elektriciteit is niet mogelijk (zie tekstbox<br />

3). Dit alles leidt zowel tot variabele kost<strong>en</strong> voor het gedeeltelijk draai<strong>en</strong>d houd<strong>en</strong><br />

van de reservecapaciteit (de spinning reserve) als tot extra kost<strong>en</strong> verbond<strong>en</strong> aan<br />

het geringere r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t van de back-upcapaciteit doordat die met wissel<strong>en</strong>d<br />

vermog<strong>en</strong> 17 moet draai<strong>en</strong>.<br />

Voor deze systeemkost<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in de hier geraadpleegde literatuur bedrag<strong>en</strong><br />

g<strong>en</strong>oemd van 0,3-0,4 c<strong>en</strong>t tot 2,4 euroc<strong>en</strong>t per kWh.<br />

3.5 de lage kost<strong>en</strong>effectiviteit van mitigatie met behulp van<br />

wind<strong>en</strong>ergie<br />

De voorgaande paragraf<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot de conclusie dat de kostprijs van wind<strong>en</strong>ergie<br />

per kWh vooralsnog e<strong>en</strong> factor 1,5-3 zo hoog is als de gemiddelde kostprijs via<br />

conv<strong>en</strong>tionele c<strong>en</strong>trales. De optie wind wordt dan ook tot op hed<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> gekoz<strong>en</strong><br />

bij de gratie van e<strong>en</strong> zeer forse specifieke ondersteuning door overhed<strong>en</strong> (zie<br />

onder ander<strong>en</strong> Michaelowa 2005; Brandt <strong>en</strong> Sv<strong>en</strong>ds<strong>en</strong> 2004; Schultz et al. 2004).<br />

E<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijk hogere olieprijs zorgt uiteraard voor e<strong>en</strong> ander beeld, maar daarvan<br />

zull<strong>en</strong> ook andere opties voor mitigatie in de sector elektriciteit profiter<strong>en</strong>,<br />

zoals moderne kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales inclusief ccs, de inzet van gas, biomassa <strong>en</strong>/of<br />

kern<strong>en</strong>ergie.<br />

Gezi<strong>en</strong> de verschill<strong>en</strong> in berek<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong> van wind<strong>en</strong>ergie word<strong>en</strong> ook de<br />

kost<strong>en</strong> per ton vermed<strong>en</strong> co2 verschill<strong>en</strong>d ingeschat. Maar de cijfers <strong>en</strong> de schatting<strong>en</strong><br />

voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia gev<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> aanleiding tot groot optimisme, 18 te<br />

meer omdat die kost<strong>en</strong>effectiviteit onder druk komt te staan als wind in de plaats<br />

komt van c<strong>en</strong>trales met e<strong>en</strong> hoger <strong>en</strong>ergetisch r<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t <strong>en</strong>/of meer gebruik van<br />

gas <strong>en</strong> biomassa (zie paragraaf 2.2).<br />

Deze geforceerde uitbouw van wind levert weliswaar mitigatie in de elektriciteitsopwekking<br />

op (in afnem<strong>en</strong>de mate, want als verouderde c<strong>en</strong>trales vervang<strong>en</strong><br />

zijn, verdringt wind vooral relatief efficiënte c<strong>en</strong>trales), 19 maar tegelijk blijv<strong>en</strong><br />

veel goedkopere mogelijkhed<strong>en</strong> in andere sector<strong>en</strong> <strong>en</strong> land<strong>en</strong> onb<strong>en</strong>ut. Die goed-<br />

bijlage 4<br />

4<br />

271


4<br />

272<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

kopere mogelijkhed<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> ooit ook aan de beurt, <strong>en</strong> daarom is deze geforceerde<br />

uitbouw van wind vanuit de optiek van het mitigatiebeleid weggegooid<br />

geld (Schultz et al. 2004; Wiss<strong>en</strong>schaftlich<strong>en</strong> Beirat 2004; Verrips et al. 2005;<br />

Beckman 2005). 20 Het cpb schat dat de Nederlandse plann<strong>en</strong> voor het bouw<strong>en</strong><br />

van 6000 mw aan windmol<strong>en</strong>s in zee 3,4-6 miljard euro meer kost<strong>en</strong> dan oplever<strong>en</strong>,<br />

rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met indirecte effect<strong>en</strong> zoals milieuwinst. 21<br />

4 beoordeling<br />

Anno 2006 kan wind<strong>en</strong>ergie moeilijk gezi<strong>en</strong> word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> voor de kom<strong>en</strong>de<br />

30-40 jaar veelbelov<strong>en</strong>de mitigatieoptie. Het maximale mondiale pot<strong>en</strong>tieel is<br />

relatief gering, t<strong>en</strong> gevolge van het fluctuer<strong>en</strong>d windaanbod <strong>en</strong> de eis<strong>en</strong> die in de<br />

moderne sam<strong>en</strong>leving aan de betrouwbaarheid van het elektriciteitssysteem<br />

word<strong>en</strong> gesteld. Van het beperkte pot<strong>en</strong>tieel zal, omdat wind e<strong>en</strong> dure optie is,<br />

hooguit e<strong>en</strong> klein deel b<strong>en</strong>ut gaan word<strong>en</strong>, voornamelijk in rijke land<strong>en</strong>. Plaatsing<br />

van mol<strong>en</strong>s op land roept veel verzet op. E<strong>en</strong> significante inzet van wind<strong>en</strong>ergie<br />

zal het moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> van relatief dure windpark<strong>en</strong> op zee <strong>en</strong> gaat<br />

bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> gepaard met to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de systeemkost<strong>en</strong> waaronder het invester<strong>en</strong> in<br />

de b<strong>en</strong>odigde conv<strong>en</strong>tionele reservecapaciteit.<br />

Wind<strong>en</strong>ergie scoort niet goed wat betreft synergie met andere opties. Integ<strong>en</strong>deel:<br />

het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> de kost<strong>en</strong>effectiviteit ondervind<strong>en</strong> negatieve<br />

effect<strong>en</strong> van to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de efficiëntie <strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de koolstofint<strong>en</strong>siteit in het<br />

conv<strong>en</strong>tionele park. Wel heeft e<strong>en</strong> groter aandeel wind e<strong>en</strong> gunstig effect op de<br />

<strong>en</strong>ergiezekerheid. De betek<strong>en</strong>is daarvan is echter beperkt: de huidige afhankelijkheid<br />

van olie treft vooral de transportsector <strong>en</strong> die heeft weinig aan wind<strong>en</strong>ergie;<br />

de overige fossiele brandstoff<strong>en</strong> rak<strong>en</strong> in ge<strong>en</strong> eeuw<strong>en</strong> uitgeput. De bestrijding<br />

van overige vorm<strong>en</strong> van luchtverontreiniging blijkt met <strong>en</strong>d-of-pipe-voorzi<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

zeer succesvol, <strong>en</strong> dat teg<strong>en</strong> veel lagere kost<strong>en</strong> dan wind<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> dergelijke.<br />

De kans dat m<strong>en</strong> met wind e<strong>en</strong> ‘winner’ heeft geselecteerd, lijkt dan ook gering<br />

(ook al kan wind<strong>en</strong>ergie op kleinere schaal, in bijzondere situaties – bijvoorbeeld<br />

in afgeleg<strong>en</strong> gebied<strong>en</strong> waar ge<strong>en</strong> netinfrastructuur is – e<strong>en</strong> zeer nuttige functie<br />

vervull<strong>en</strong>). 22 Het besluit om nu reeds teg<strong>en</strong> hoge kost<strong>en</strong> te invester<strong>en</strong> in grootschalige<br />

toepassing van wind lijkt e<strong>en</strong> voorbeeld van overhaaste technology push<br />

(Bower 2003; Keay 2005; Verrips et al. 2005: 16). Andere opties, zoals efficiëntere<br />

conv<strong>en</strong>tionele c<strong>en</strong>trales, toepassing daarin van ccs, e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>d aandeel van<br />

gas <strong>en</strong>/of kern<strong>en</strong>ergie; gebruik van cellulosehoud<strong>en</strong>de biomassa, het teg<strong>en</strong>gaan<br />

ontbossing <strong>en</strong> de reductie van methaan (zie paragraaf 3 <strong>en</strong> de overige bijlag<strong>en</strong>)<br />

hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> groter pot<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> lijk<strong>en</strong> minder kostbaar.


geraadpleegde literatuur<br />

Alt, H. (2005) The economics of wind <strong>en</strong>ergy within the g<strong>en</strong>eration mix, International<br />

Journal of Energy Technology and Policy 3, 1/2: 158-182,<br />

www.countryguardian.net.<br />

Auer, H. (2004) Modeling system operation cost and grid ext<strong>en</strong>sion cost for differ<strong>en</strong>t wind<br />

p<strong>en</strong>etrations based on Gre<strong>en</strong>Net, iea Workshop Wind Integration, 2004 Gre<strong>en</strong>-<br />

Net www.iea.org/dbtw-wpd/textbase/work/2004/nea/auer.pdf<br />

Beckman, K. (2005) Miljard<strong>en</strong>steun voor windmol<strong>en</strong>s slecht besteed, Het Financieele<br />

Dagblad, 28 september.<br />

Beursk<strong>en</strong>s, M. (2004) Wind<strong>en</strong>ergie, in: Energieopties voor de 21e eeuw, Wiardi Beckman<br />

Stichting, www.wbst.nl/r<strong>en</strong>derer.do/clearState/true/m<strong>en</strong>uId/143974/return-<br />

Page/21915.<br />

Bower, J. (2003) uk Offshore wind g<strong>en</strong>eration capacity: a return to picking winners?, Oxford.<br />

Brandt, U.S. <strong>en</strong> G.T. Sv<strong>en</strong>ds<strong>en</strong> (2004) Fighting Windmills: The Coalition of Industrialists<br />

and Environm<strong>en</strong>talists in the Climate Change Issue, International Environm<strong>en</strong>tal<br />

Agreem<strong>en</strong>ts: Politics, Law and Economics 4: 327-337.<br />

DeCarolis, J. <strong>en</strong> D. Keith (2005) The economics of large-scale wind power in a carbon<br />

constrained world, Energy Policy in press.<br />

Deutsch<strong>en</strong> Energie-Ag<strong>en</strong>tur (2005) Energiewirtschaftliche Planung für die Netzintegration<br />

von Wind<strong>en</strong>ergie in Deutschland an Land und Offshore (d<strong>en</strong>a-Netzstudie),<br />

www.deutsche-<strong>en</strong>ergie-ag<strong>en</strong>tur.de/page/index.php?id=2764&type=5.<br />

Eirgrid (2004) Impact of Wind Power G<strong>en</strong>eration in Ireland on the Operation of Conv<strong>en</strong>tional<br />

Plant and the Economic Implications, www.eirgrid.com/EirGridPortal/<br />

uploads/ Publications/Wind%20Impact%20Study%20-%20main%20report.pdf.<br />

E-ON Netz (2004) E-ON Wind Report 2004, www.<strong>en</strong>ergybulletin.net/3424.html.<br />

Schwankhaus, D. (2004) Success of Wind Power – a question of state and federal subsidies?<br />

Ernst & Young, www.ey.com/.../$file/Success%20of%20Wind%20Power_<br />

A%20Question%20of%20State%20and%20Federal%20subsidies.pdf.<br />

Holttin<strong>en</strong>, H. <strong>en</strong> R. Hirvon<strong>en</strong> (2005) Power System Requirem<strong>en</strong>ts for Wind Power.<br />

Chapter 8 in: Wind Power in Power Systems, Ackermann (ed.), Wiley & Sons Ltd.<br />

House of Lords – Intermitt<strong>en</strong>cy and security of supply; Chapter 7 in: Sci<strong>en</strong>ce and Technology<br />

– Fourth Report, www.publications.parliam<strong>en</strong>t.uk/ pa/ld200304/ldselect/<br />

ldsctech/126/12609.htm.<br />

iea (2005a) Offshore Wind Experi<strong>en</strong>ces, Paris, www.iea.org/textbase/papers/2005/offshore.pdf.<br />

iea (2005b) Variability of Wind Power and other R<strong>en</strong>ewables, Paris, www.iea.org/textbase/papers/2005/variability.pdf.<br />

Ilex Energy Consulting <strong>en</strong> G. Strbac (2002) Quantifying the system costs of additional r<strong>en</strong>ewables<br />

in 2020, www.dti.gov.uk/<strong>en</strong>ergy/developep/080scar_report_v2_0. pdf.<br />

Justus, D. (2005) Wind Power Integration into Electricity Systems, Organisation for Economic<br />

Cooperation and Developm<strong>en</strong>t (2005) C0M/ENV/EPOC/iea/SLT,<br />

www.oecd.org/dataoecd/22/37/34878740.pdf.<br />

Keay, M. (2005) Wind Power in the uk: Has the Sustainable Developm<strong>en</strong>t Commission Got<br />

it Right?, Oxford Institute for Energy Studies.<br />

bijlage 4<br />

4<br />

273


4<br />

274<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

K<strong>en</strong>nedy, S. (2005) Wind power planning: assessing long-term costs and b<strong>en</strong>efits, Energy<br />

Policy 33: 1661-1675.<br />

Keuss<strong>en</strong>, U., C. Schneller <strong>en</strong> W. Winter (2005) Ergebnisse und Konsequ<strong>en</strong>z<strong>en</strong> der ‘D<strong>en</strong>a-<br />

Netzstudie’, Energiewirtschaftliche Tagesfrag<strong>en</strong> 55, 4: 258-261.<br />

KIVI (2002) Wind<strong>en</strong>ergie. Resultat<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> debat <strong>tuss<strong>en</strong></strong> voor- <strong>en</strong> teg<strong>en</strong>standers van<br />

wind<strong>en</strong>ergie, www.ing<strong>en</strong>ieurs.net/Resource.phx/ sig/sig-<strong>en</strong>ergie/wind<strong>en</strong>ergie.htx.<br />

Kooijman, H.J.T. <strong>en</strong> E.J.W. van Sambeek (2003) Kost<strong>en</strong> Duurzame Elektriciteit, Wind<strong>en</strong>ergie<br />

op Zee, ecn.<br />

Liik, O., R. Oidram, M. Keel <strong>en</strong> M. Landsberg (2005) A New Method for Estimation of Fuel<br />

Savings by Wind Energy and its Impact on Power systems Planning, pakri.infoweb.ee/admin/files/ettekanne1.pdf,<br />

Tallinn.<br />

Lind<strong>en</strong>berger, D. (2004) Costs of integrating wind <strong>en</strong>ergy in Germanv, iea Workshop May<br />

2004, www.iea.org/textbase/work/2004/nea/lind<strong>en</strong>berger.pdf.<br />

Liu, J., G.C. van Koot<strong>en</strong> <strong>en</strong> L. Pitt (2005) Integrating Wind Power in Electricity Grids: An<br />

Economic Analysis, http://repa.econ.uvic.ca/publications.htm, REPA.<br />

Michaelowa, A. (2005) The German Wind Energy Lobby: How to Successfully Promote<br />

Costly Technological Change, European Environm<strong>en</strong>t 15, 3: 192-199, www.<br />

hwwa.de/Forschung/Klimapolitik/docs/2005/Publ/Michaelowa_German_<br />

Wind_Energy.pdf.<br />

Pitt, L., G.C. van Koot<strong>en</strong>, Love <strong>en</strong> Djilali, Utility-scale Wind Power: Impacts of Increased<br />

P<strong>en</strong>etration. Working Paper 2005–02, REPA Research Group, University of<br />

Victoria http://repa.econ.uvic.ca/publications.htm.<br />

Rabl, A. (2002) The ExternE Project of the EU, www.netl.doe.gov/publications/proceedings/03/valuing-ext/abstracts/Rabl.pdf.<br />

Ros<strong>en</strong>bloom, E. (2005) A Problem With Wind Power, www.aweo.org/problemwithwind.html.<br />

Royal Academy of Engineering (2004) The Costs of G<strong>en</strong>erating Electricity, www.ra<strong>en</strong>g.<br />

org.uk.<br />

Sambeek, E.J.W. van et al. (2003) Onr<strong>en</strong>dabele topp<strong>en</strong> van duurzame elektriciteitsopties,<br />

ecn.<br />

Schultz, W. et al. (2004) Gesamtwirtschaftliche, sektorale und ökologische Auswirkung<strong>en</strong><br />

des Erneuerbare Energi<strong>en</strong> Gesetzes (EEG); Gutacht<strong>en</strong> im Auftrag des Bundesministeriums<br />

für Wirtschaft und Arbeit (BMWA). ewi Köln, IE; RWI<br />

www.uni-koeln.de/wiso-fak/<strong>en</strong>ergie/ Veroeff<strong>en</strong>tlichung<strong>en</strong>/pdf/Auswirkung<strong>en</strong>_EEG.pdf.<br />

Shakoor, A. <strong>en</strong> G. Strbac (2004) Impact of intermittant r<strong>en</strong>ewable g<strong>en</strong>eration on system<br />

security, iee.<br />

Sharman, H. (2003) Danish lessons. The dash for wind. West D<strong>en</strong>mark’s Experi<strong>en</strong>ce and<br />

uk’s <strong>en</strong>ergy aspirations, www.countryguardian.net.<br />

So<strong>en</strong>s, J. (2005) Impact of wind <strong>en</strong>ergy in a future power grid, Leuv<strong>en</strong>.<br />

Strbac, G. (2004) Quantifying the System Costs of additional r<strong>en</strong>ewables in the uk, iea.<br />

Teyss<strong>en</strong>, J. <strong>en</strong> M. Fuchs (2005) E.ON Wind Report 2005, v<strong>en</strong>tdecolere.org/archives/<br />

doc_refer<strong>en</strong>ce/eon%202005%20Report.pdf.<br />

ucte (Union for the Co-ordination of Transmission of Electricity) (2005) Integrating<br />

wind power in the European power systems – prerequisites for succesful and orga


nic growth, www.ucte.org/pdf/publications/ 2004/ucte-position-on-windpower.pdf.<br />

Verrips, A., H. de Vries, A. Seebregts <strong>en</strong> M. Lijes<strong>en</strong> (2005) Wind<strong>en</strong>ergie op de Noordzee,<br />

cpb, E<strong>en</strong> maatschappelijke kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse, www.cpb.nl/nl/pub/<br />

cpbreeks<strong>en</strong>/bijzonder/57/bijz57.pdf, D<strong>en</strong> Haag.<br />

Verwer, J. (2003) M<strong>en</strong> kan de Euro maar e<strong>en</strong> keer uitgev<strong>en</strong>, Ruimte in debat 04-2003.<br />

Voss, A. (2003) Wind<strong>en</strong>ergie – Entwicklung<strong>en</strong>. Erwartung<strong>en</strong> und <strong>en</strong>ergiewirtschaftliche<br />

Einordnung, Stuttgart: Institut für Energiewirtschaft und Rationelle Energieanw<strong>en</strong>dung<br />

(ier), www.<strong>en</strong>ergie-fakt<strong>en</strong>.de/pdf/voss-wind<strong>en</strong>ergie.pdf.<br />

White, D. (2004) Reduction in Carbon Dioxide Emissions: Estimating the Pot<strong>en</strong>tial Contribution<br />

from Wind Power, www.countryguardian.net.<br />

Winter, W. (2005) Network Planning, Windpower integration into the transmission<br />

system, E.ON Netz GmbH, www.iea.org/textbase/work/2004/nea/winter.pdf.<br />

Wiss<strong>en</strong>schaftlich<strong>en</strong> Beirat beim Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeid, Keul<strong>en</strong><br />

2004, Gutacht<strong>en</strong>: Zur Förderung erneuerbar<strong>en</strong> Energi<strong>en</strong>,<br />

www.sfv.de/lokal/mails/wvf/zukunftd.htm.<br />

bijlage 4<br />

4<br />

275


4<br />

276<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 Met uitzondering van de fossiele <strong>en</strong>ergie die is aangew<strong>en</strong>d voor de plaatsing van<br />

die mol<strong>en</strong>s.<br />

2 Zie voor Nederland bijvoorbeeld kivi 2002.<br />

3 Het aandeel wind zou in D<strong>en</strong>emark<strong>en</strong> gesteg<strong>en</strong> zijn tot 20 proc<strong>en</strong>t van de elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing;<br />

maar m<strong>en</strong> moet daar e<strong>en</strong> groot deel van de jaarlijks geproduceerde<br />

wind<strong>en</strong>ergie exporter<strong>en</strong> naar Noorweg<strong>en</strong> (deels teg<strong>en</strong> zeer lage vergoeding)<br />

<strong>en</strong> omgekeerd als wind het laat afwet<strong>en</strong> elektriciteit importer<strong>en</strong> (zie onder<br />

meer White 2004; Sharman 2003; Liik et al. 2005).<br />

4 De mol<strong>en</strong>s moet<strong>en</strong> geplaatst zijn op e<strong>en</strong> onderlinge afstand van minst<strong>en</strong>s<br />

zesmaal de diameter van de rotorblad<strong>en</strong>. De bebouwing moet op 500 meter<br />

afstand blijv<strong>en</strong> in verband met geluidshinder <strong>en</strong> slagschaduw bij lage zon.<br />

5 Overig<strong>en</strong>s ligt het windaanbod in ons land de laatste jar<strong>en</strong> zo’n 20 proc<strong>en</strong>t onder<br />

het langjarig gemiddelde. Zet die tr<strong>en</strong>d zich door, dan wordt de load factor (nog)<br />

geringer.<br />

6 De ervaring in Noord-Duitsland is dat bij piekperiod<strong>en</strong> windturbines nauwelijks<br />

bijdrag<strong>en</strong> (E.ON 2004; Teyss<strong>en</strong> <strong>en</strong> Fuchs 2005; Alt 2005). Windpark<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

aandeel van 10 proc<strong>en</strong>t in de totale capaciteit kunn<strong>en</strong> in piektijd<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>vall<strong>en</strong>d<br />

met windstilte hooguit 5 proc<strong>en</strong>t van die capaciteit lever<strong>en</strong>, dus hooguit 0,5<br />

proc<strong>en</strong>t van de totale piekbehoefte (Alt 2005).<br />

7 Zie ook Verrips et al. 2005: 70-71. “De ‘capacity credit’ van e<strong>en</strong> windpark daalt<br />

van 98 proc<strong>en</strong>t van e<strong>en</strong> load factor (bij e<strong>en</strong> zeer klein aandeel wind) naar circa 50<br />

proc<strong>en</strong>t van de ‘load factor’ als de opgestelde windcapaciteit 40 proc<strong>en</strong>t van de<br />

totale capaciteit uitmaakt.”<br />

8 Verrips et al. 2005: 69-70.<br />

9 Hierdoor zou volg<strong>en</strong>s So<strong>en</strong>s de maximale co2-reductie in België beperkt zijn tot<br />

2-4 proc<strong>en</strong>t van de emissies in de Belgische elektriciteitssector. Dat maximum<br />

wordt bereikt bij e<strong>en</strong> vrij lage p<strong>en</strong>etratie van wind<strong>en</strong>ergie, in België in de orde<br />

van 700 mw; dat is e<strong>en</strong> geïnstalleerd vermog<strong>en</strong> van rond 5 proc<strong>en</strong>t van het totale<br />

parkvermog<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> hogere p<strong>en</strong>etratiegraad resulteert niet in meer co2-mitigatie,<br />

omdat het behoud van betrouwbaarheid gepaard gaat met te veel extra emissies<br />

(So<strong>en</strong>s 2005: 163).<br />

10 E<strong>en</strong> windmol<strong>en</strong>park vergt ge<strong>en</strong> brandstofkost<strong>en</strong>, maar wel hoge investering<strong>en</strong>.<br />

Die zijn per kW offshore 1,5 maal zo hoog als onshore, <strong>en</strong> onshore is tweemaal zo<br />

duur als Combined Cycle Gas Turbine (ccgt) (load factor 85-90%).<br />

11 Wind op land heeft volg<strong>en</strong>s het ecn e<strong>en</strong> onr<strong>en</strong>dabele top van 7,8 c<strong>en</strong>t, <strong>en</strong> wind<br />

op zee van 9,7 c<strong>en</strong>t. Windleveranciers ontvang<strong>en</strong> sowieso de gewone stroomprijs<br />

van 2,7 c<strong>en</strong>t.<br />

12 Sommige auteurs m<strong>en</strong><strong>en</strong> dat aangezi<strong>en</strong> levering van windelektriciteit alle<strong>en</strong><br />

dankzij de reservecapaciteit gegarandeerd is, de prijs van de wind<strong>en</strong>ergie pas<br />

concurrer<strong>en</strong>d is als hij gedaald is tot alle<strong>en</strong> het variabele deel van de prijs van<br />

vervang<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergie.<br />

13 Gasc<strong>en</strong>trales: 1-2 euroc<strong>en</strong>t per kWh, kern<strong>en</strong>ergie 0,7 c<strong>en</strong>t (Rabl 2002).<br />

14 Zie ook Verrips 2005: 33 e.v., zij het voor e<strong>en</strong> iets andere inschatting.


15 De vuistregel dat verdubbeling van het geïnstalleerd vermog<strong>en</strong> leidt tot afname<br />

van de kost<strong>en</strong> met 10 proc<strong>en</strong>t impliceert dat de kost<strong>en</strong>reductie in de tijd afneemt,<br />

want het kost steeds meer tijd e<strong>en</strong> verdubbeling te bereik<strong>en</strong>, Verrips 2005: 32.<br />

16 In de oudere literatuur werd<strong>en</strong> deze kost<strong>en</strong> vaak niet meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>; <strong>en</strong> in de meer<br />

rec<strong>en</strong>te literatuur word<strong>en</strong> ze soms omgeslag<strong>en</strong> over alle elektriciteit.<br />

17 Waaronder dure ad-hocinkoop van <strong>en</strong>ergie; hogere kost<strong>en</strong> netbeheer; snellere<br />

slijtage van reservecapaciteit; <strong>en</strong>ergieverlies door elektriciteitstransport over<br />

relatief lange afstand<strong>en</strong>.<br />

18 In de d<strong>en</strong>a-studie (2005): 95-168 euro per ton co2 tot 2007. Specifiek voor<br />

offshore word<strong>en</strong> bedrag<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd van 60-70 euro per ton co2. Voss (2003)<br />

geeft op: 85-170 euro per ton co2. Andere bronn<strong>en</strong> noem<strong>en</strong> nog aanzi<strong>en</strong>lijk<br />

hogere bedrag<strong>en</strong>. De d<strong>en</strong>a-studie spreekt van e<strong>en</strong> mogelijke daling tot 44-77<br />

euro per ton co2 in 2015.<br />

19 Zie Schultz et al. (2004). In 2004-2010 daalt het gecumuleerd primair <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

van 4800 PJ tot 4000 PJ; zet m<strong>en</strong> in Duitsland de beoogde verdubbeling<br />

van het aandeel hernieuwbaar door, dan daalt dat gebruik nauwelijks extra tot<br />

3900 PJ <strong>en</strong> nem<strong>en</strong> de co2-emissies nauwelijks extra af. Tuss<strong>en</strong> 2006-2010 stabiliseert<br />

de co2-emissie ondanks e<strong>en</strong> extra input wind.<br />

20 Tot deze conclusie kom<strong>en</strong> ook de auteurs van het cpb-rapport in Het Financieele<br />

Dagblad (Beckman 2005): “Het aanlegg<strong>en</strong> van windmol<strong>en</strong>s op zee doet de vraag<br />

naar co2-recht<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>, omdat je voor wind<strong>en</strong>ergie ge<strong>en</strong> recht<strong>en</strong> hoeft te<br />

kop<strong>en</strong>. Daardoor daalt de prijs, waardoor andere mogelijkhed<strong>en</strong> om co2-uitstoot<br />

terug te dring<strong>en</strong>, bijvoorbeeld door <strong>en</strong>ergiebesparing, word<strong>en</strong> verdrong<strong>en</strong>. Per<br />

saldo levert de subsidiëring van windmol<strong>en</strong>s dus niet minder co2-uitstoot op.<br />

Dat Brinkhorst toch doorgaat met het ondersteun<strong>en</strong> van windmol<strong>en</strong>s op zee,<br />

heeft mede te mak<strong>en</strong> met de eu-doelstelling voor duurzame <strong>en</strong>ergie waar Nederland<br />

aan moet voldo<strong>en</strong>. (…) Het is vreemd dat de eu-lidstat<strong>en</strong> zich vastpinn<strong>en</strong> op<br />

zo’n doelstelling, terwijl het emissiehandelssysteem al e<strong>en</strong> plafond oplegt.”<br />

21 De rec<strong>en</strong>te cpb-studie (Verrips et al. 2005) beperkt zich tot maatschappelijke<br />

kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> van windpark<strong>en</strong> op de Noordzee, beoordeeld vanuit Nederlandse<br />

(niet-mondiale) optiek. Daarbij bleef het maximaal pot<strong>en</strong>tieel vanuit oogpunt<br />

van bijvoorbeeld betrouwbaarheid buit<strong>en</strong> beschouwing, ev<strong>en</strong>als e<strong>en</strong> vergelijking<br />

qua pot<strong>en</strong>tieel <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>effectiviteit met verschill<strong>en</strong>de in ontwikkeling zijnde<br />

alternatiev<strong>en</strong> zoals kol<strong>en</strong> + ccs, <strong>en</strong> het matig<strong>en</strong>d effect van toepassing daarvan op<br />

de co2-mitigatieprijs. Desalniettemin komt ook deze studie tot de conclusie dat<br />

Nederland, zolang m<strong>en</strong> gehoud<strong>en</strong> is aan de Europese doelstelling op het vlak van<br />

duurzame <strong>en</strong>ergie, zich moet beperk<strong>en</strong> tot e<strong>en</strong> beperkte gefaseerde opbouw van<br />

windcapaciteit (het profiteert dan van de te verwacht<strong>en</strong> geleidelijke kost<strong>en</strong>daling<br />

van turbineplaatsing <strong>en</strong> – indi<strong>en</strong> het komt tot string<strong>en</strong>t Europees klimaatbeleid –<br />

de oplop<strong>en</strong>de prijz<strong>en</strong> voor co2-emissierecht<strong>en</strong>; <strong>en</strong> van de mogelijk stijg<strong>en</strong>de olieprijz<strong>en</strong>).<br />

In Het Financieele Dagblad voegt m<strong>en</strong> daaraan toe: “Zo’n gefaseerde<br />

aanpak is misschi<strong>en</strong> het beste gegev<strong>en</strong> de eu-doelstelling<strong>en</strong> die er zijn op dit<br />

gebied. Maar op basis van de kost<strong>en</strong> <strong>en</strong> bat<strong>en</strong> ligt uitstel meer voor de hand dan<br />

e<strong>en</strong> gefaseerde ontwikkeling” (Beckman 2005).<br />

22 Bijvoorbeeld bij productie van kunstmest, drinkwaterwinning uit zeewater, of<br />

andere zak<strong>en</strong> waarbij voorraadvorming mogelijk is.<br />

bijlage 4<br />

4<br />

277


5<br />

278<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 5: gebruik van biomassa in de<br />

<strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing<br />

Biomassa kan in principe b<strong>en</strong>ut word<strong>en</strong> als klimaatneutrale brandstof (Wijbrans<br />

2004; Sheehan 2004; Sims 2004; Sims et al. 2003) voor met name elektriciteitsopwekking<br />

<strong>en</strong>/of transport. De koolstof die erin is opgeslag<strong>en</strong> komt bij verbranding<br />

weliswaar vrij als co2, maar bij heraanplant wordt weer co2 opg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (zie<br />

ook bijlage 7).<br />

Tekstbox 1 Huidig gebruik van biomassa<br />

Het aandeel van biomassa ligt in de industriële land<strong>en</strong> rond 10 proc<strong>en</strong>t <strong>en</strong> mondiaal rond 14<br />

proc<strong>en</strong>t. Meer dan de helft is traditionele biomassa (sprokkelhout, mest <strong>en</strong> dergelijke – voor kok<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> stok<strong>en</strong> – wordt vooral gebruikt in de derde wereld; doorgaans zeer inefficiënt <strong>en</strong> binn<strong>en</strong>shuis<br />

met extreme luchtverontreiniging). Daar is e<strong>en</strong> wereld te winn<strong>en</strong> aan efficiëntie <strong>en</strong> gezondheid.<br />

Zolang fossiele brandstoff<strong>en</strong> goedkoop zijn, blijft biomassa weinig aantrekkelijk. In oeso-land<strong>en</strong><br />

wordt biomassa vooralsnog vooral gebruikt in de elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing via bijstok<strong>en</strong> van residu<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> afval uit de land- <strong>en</strong> bosbouw <strong>en</strong> de houtindustrie in aangepaste kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales die goeddeels<br />

afgeschrev<strong>en</strong> zijn. 1 Waar goedkope residu<strong>en</strong> beschikbaar zijn, is die biomassa concurrer<strong>en</strong>d.<br />

De techniek is rijp, efficiënt <strong>en</strong> betrouwbaar, <strong>en</strong> de investeringskost<strong>en</strong> zijn gering; 2 maar het<br />

pot<strong>en</strong>tieel is ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s gering.<br />

1 verbouw van gewass<strong>en</strong> voor <strong>en</strong>ergie: concurr<strong>en</strong>tie<br />

met voedselproductie?<br />

Vaak wordt gedacht dat het pot<strong>en</strong>tieel van biomassa beperkt is, omdat vruchtbare<br />

grond nodig is voor voedselproductie voor de sterk groei<strong>en</strong>de wereldbevolking,<br />

ook bij hogere landbouwproductiviteit in Oost-Europa <strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong>.<br />

3 Voor zover dit punt ter zake is (zie echter onder meer Victor 2003), raakt het<br />

met name het gebruik van e<strong>en</strong>jarige <strong>en</strong>ergiegewass<strong>en</strong> zoals graan, koolzaad <strong>en</strong><br />

suikerriet, want die hebb<strong>en</strong> grond van goede kwaliteit nodig. 4 Echter, dankzij<br />

onlangs beschikbaar gekom<strong>en</strong> techniek<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>woordig ook residu<strong>en</strong><br />

van land- <strong>en</strong> bosbouw <strong>en</strong> meerjarige houthoud<strong>en</strong>de gewass<strong>en</strong> zoals grass<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bom<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt. Die vorm<strong>en</strong> van biomassa (m<strong>en</strong> spreekt van de ‘tweede<br />

g<strong>en</strong>eratie’) concurrer<strong>en</strong> niet of nauwelijks met voedselgewass<strong>en</strong>, want ze groei<strong>en</strong><br />

op allerlei grond<strong>en</strong>, ook marginale (Faaij et al. 2000; Moreira 2005; Faaij et al.<br />

2004; Faaij 2005). Ze leid<strong>en</strong> daar bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> tot verbetering van de bodemkwaliteit.<br />

En op deze aarde is er veel grond die niet geschikt is voor landbouw; e<strong>en</strong><br />

deel van de trop<strong>en</strong> is niet geschikt, e<strong>en</strong> groot deel van het bosareaal op het noordelijk<br />

halfrond ev<strong>en</strong>min. 5 Op gedegradeerde grond zijn plantages zelfs vaak de<br />

<strong>en</strong>ige goede optie (Faaij 2005; Azar et al. 2001; Moreira 2005; Read 2005). E<strong>en</strong><br />

extra voordeel is dat hierdoor de prijz<strong>en</strong> van biomassa relatief laag blijv<strong>en</strong>.<br />

Snel groei<strong>en</strong>de bom<strong>en</strong> als wilg <strong>en</strong> eucalyptus, <strong>en</strong> bepaalde grass<strong>en</strong> (switchgras)<br />

– die al word<strong>en</strong> aangeduid met <strong>en</strong>ergy crops – gev<strong>en</strong> de meeste biomassa per


hectare, <strong>en</strong> al helemaal na aftrek van de fossiele <strong>en</strong>ergie die in het voor- <strong>en</strong> natraject<br />

moet word<strong>en</strong> ingezet (Sheehan 2004; Tampier 2004). Biomassa op basis van<br />

<strong>en</strong>ergieteelt bevat weinig tot ge<strong>en</strong> schadelijke compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, <strong>en</strong> meerjarige <strong>en</strong>ergiegewass<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> al helemaal e<strong>en</strong> lage milieu-impact (Bau<strong>en</strong> et al. 2004).<br />

2 biomassa <strong>en</strong> vergassingstechnologie<br />

Biomassa is – in vergelijking met andere hernieuwbare bronn<strong>en</strong> zoals wind- <strong>en</strong><br />

zonne-<strong>en</strong>ergie – goed integreerbaar in het bestaande <strong>en</strong>ergiesysteem. T<strong>en</strong> eerste is<br />

biomassa chemisch sterk verwant met fossiele brandstoff<strong>en</strong> (het gaat in beide<br />

gevall<strong>en</strong> om koolwaterstoff<strong>en</strong>), zodat de gangbare techniek<strong>en</strong> in het <strong>en</strong>ergiesysteem<br />

er in principe goed mee overweg kunn<strong>en</strong>. Zo kan m<strong>en</strong> b<strong>en</strong>zine m<strong>en</strong>g<strong>en</strong><br />

met bio-ethanol, <strong>en</strong> diesel met biodiesel; 6 in kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales kan m<strong>en</strong> biomassa<br />

bijstok<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tweede is het aanbod van biomassa goed stuurbaar. En t<strong>en</strong> derde<br />

zijn er nieuwe (bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> efficiënte) conversietechniek<strong>en</strong> beschikbaar gekom<strong>en</strong>,<br />

waardoor ook cellulose houd<strong>en</strong>de vorm<strong>en</strong> van biomassa kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut:<br />

de vergassingstechnologie (bruikbaar voor zowel kol<strong>en</strong> als voor e<strong>en</strong> combinatie<br />

van kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> biomassa; of alle<strong>en</strong> voor biomassa) <strong>en</strong> hydrolyse (Larson <strong>en</strong> Kartha<br />

2000; Boerrigter <strong>en</strong> Zwart 2004; Jans<strong>en</strong> 2004; Boerrigter <strong>en</strong> Van der Drift 2004;<br />

D<strong>en</strong> Uil et al. 2004; Yamashita <strong>en</strong> Barreto 2005). Voor meer informatie over de<br />

vergassingstechnologie: zie bijlage 3.<br />

De combinatie van biomassa <strong>en</strong> vergassing kan drie belangrijke voordel<strong>en</strong> gev<strong>en</strong>:<br />

• Deze combinatie maakt het <strong>en</strong>ergiesysteem meer flexibel, zowel aan de inputzijde<br />

(vergassing is bruikbaar voor kol<strong>en</strong>; voor e<strong>en</strong> combinatie daarvan met<br />

biomassa; of alle<strong>en</strong> voor biomassa) als aan de outputzijde, want het syngas is<br />

e<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong>product dat kan word<strong>en</strong> omgezet in elektriciteit, synthetisch<br />

aardgas, warmte, basis- <strong>en</strong> fijnchemicaliën; <strong>en</strong> dat ook kan word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut<br />

word<strong>en</strong> voor productie van waterstof.<br />

• Vergassingstechnologie maakt het gemakkelijk e<strong>en</strong> flink deel van de co2 af te<br />

vang<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> relatief lage kost<strong>en</strong>. En bij de combinatie van biomassa <strong>en</strong> ccs<br />

wordt zelfs co2 onttrokk<strong>en</strong> aan de atmosfeer, <strong>en</strong> zo wordt het in principe<br />

mogelijk de conc<strong>en</strong>tratie co2 weer omlaag te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> (Obersteiner et al. 2002;<br />

Audus <strong>en</strong> Freund 2004; Read <strong>en</strong> Lermit 2003; Read 2005). Helaas is deze optie<br />

vooralsnog duur, 7 maar het is uit e<strong>en</strong> oogpunt van risicobeheersing aan te<br />

rad<strong>en</strong> die technologie achter de hand te hebb<strong>en</strong> door nu al te beginn<strong>en</strong> met de<br />

tijdrov<strong>en</strong>de opbouw van biomassaplantages <strong>en</strong> herbebossing.<br />

• Van groot belang is dat deze combinatie – voorlopig als <strong>en</strong>ige naast ethanol op<br />

basis van suikerriet – e<strong>en</strong> mondiaal relevante bijdrage kan lever<strong>en</strong> aan cneutrale<br />

transportbrandstoff<strong>en</strong> (iea 2004; Fulton 2005; Williams 2004; Fiedler<br />

2005). Het bij vergassing geproduceerde ‘syngas’ kan word<strong>en</strong> omgezet in<br />

zeer schone vloeibare brandstoff<strong>en</strong> voor transport (ethanol, methanol, diesel,<br />

Fischer-Tropsch-diesel, dme); in dat geval komt alsnog e<strong>en</strong> deel van de koolstof<br />

in de brandstof. Niettemin zijn – als voor de productie van syngas<br />

biomassa is b<strong>en</strong>ut – de geproduceerde brandstoff<strong>en</strong> c-neutraal.<br />

bijlage 5<br />

5<br />

279


5<br />

280<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

3 mitigatiepot<strong>en</strong>tieel<br />

De vergassingstechnologie maakt het mogelijk cellulosehoud<strong>en</strong>de biomassa te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>.<br />

De verbouw daarvan geeft, zoals gezegd, veel minder concurr<strong>en</strong>tie met<br />

voedselproductie. Het aandeel van biomassa in het primaire <strong>en</strong>ergiegebruik kan –<br />

residu<strong>en</strong> van land- <strong>en</strong> bosbouw <strong>en</strong> organisch afval meegerek<strong>en</strong>d – geleidelijk oplop<strong>en</strong><br />

tot 200-300 ej in 2050, 8 zeg 250 ej (Berndes et al. 2003; Moreira 2004; Faaij<br />

2005; Hoogwijk et al. 2005). Daarop afgaand, <strong>en</strong> voorbijgaand aan schatting<strong>en</strong> die<br />

nog veel hoger uitkom<strong>en</strong>, 9 kan dan het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van biomassa t<strong>en</strong> behoeve<br />

van de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing, rek<strong>en</strong>ing houd<strong>en</strong>d met de fossiele <strong>en</strong>ergie b<strong>en</strong>odigd<br />

voor de productie van die biomassa, geschat word<strong>en</strong> op 2-3 gtc in 2050.<br />

Biomassa zou zelfs in zo’n 40-50 proc<strong>en</strong>t van de <strong>en</strong>ergiebehoefte kunn<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong><br />

als de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit met 2 proc<strong>en</strong>t zou afnem<strong>en</strong>, zodat het <strong>en</strong>ergiegebruik<br />

niet, zoals in bau, groeit van de huidige 420 ej per jaar tot zo’n 1000 ej in<br />

2050, maar slechts tot rond 550 ej (zie bijlage 2); in dat geval zou het pot<strong>en</strong>tieel<br />

van 2-3 gtc e<strong>en</strong> aandeel in de koolstofemissie van 2050 betek<strong>en</strong><strong>en</strong> van rond 30-<br />

40 proc<strong>en</strong>t.<br />

Het uiteindelijke technisch pot<strong>en</strong>tieel is veel groter, ook zonder de wereldvoedselproductie<br />

in gevaar te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> (de landbouwproductie kan zonder extra grond<br />

voldo<strong>en</strong>de groei<strong>en</strong> bij e<strong>en</strong> te verwacht<strong>en</strong> gestage groei van de landbouwproductie<br />

per hectare met mondiaal gemiddeld 1,6-1,8 proc<strong>en</strong>t per jaar): meer dan 800-<br />

1000 ej per jaar, waarvan e<strong>en</strong> groot deel teg<strong>en</strong> lage kost<strong>en</strong> van 2 dollar per gj<br />

beschikbaar kan kom<strong>en</strong> (Moreira 2004; Faaij 2005). 10<br />

Tekstbox 2 Bosbouw als bron van biomassa<br />

Hout <strong>en</strong> houtproduct<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op de wereldmarkt vooral verhandeld <strong>tuss<strong>en</strong></strong> industriële land<strong>en</strong>:<br />

80 proc<strong>en</strong>t van de totale export<strong>en</strong> <strong>en</strong> 90 proc<strong>en</strong>t van de totale import<strong>en</strong>. De import<strong>en</strong> van de oeso<br />

nem<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s de kom<strong>en</strong>de 20 jaar toe met naar schatting 200 proc<strong>en</strong>t, met name naar Japan.<br />

De houtoogst (= de vraag naar primair hout) bleef de laatste dec<strong>en</strong>nia sterk achter bij de jaarlijkse<br />

aangroei in de boss<strong>en</strong>: hij bedroeg slechts 50 proc<strong>en</strong>t van de to<strong>en</strong>ame van de totale houtconsumptie,<br />

zowel in de oeso als in de rest van de wereld. In de oeso is de efficiëntie bij houtverwerking<br />

<strong>en</strong> toepassing sterk toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, ev<strong>en</strong>als de recycling <strong>en</strong> het hergebruik van houtafval. Mom<strong>en</strong>teel<br />

wordt in de oeso 55-60 proc<strong>en</strong>t van jaarlijkse bosaangroei geoogst. Het aantal hectares bos in<br />

de oeso is toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Ook nam de hoeveelheid bom<strong>en</strong> per hectare merkbaar toe, hoewel m<strong>en</strong><br />

nog maar net begonn<strong>en</strong> met int<strong>en</strong>siveringsgericht bosbeheer <strong>en</strong> plantages met hoge opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>.<br />

Bosbouw levert bij weinig zorg over de reg<strong>en</strong>eratie van bom<strong>en</strong> slechts 2 kubieke meter hout per<br />

hectare per jaar.<br />

Duurzaam beheer van natuurbos<br />

Volg<strong>en</strong>s de fao is selectieve houtkap heel goed te do<strong>en</strong> op duurzame wijze, zonder verlies van<br />

herstelvermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonder dat er bos verlor<strong>en</strong> gaat; zodanig dat bodem, water <strong>en</strong> biodiversiteit


voldo<strong>en</strong>de word<strong>en</strong> beschermd. “Als boss<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> inkom<strong>en</strong> g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> is er de neiging om de grond<br />

te gaan aanw<strong>en</strong>d<strong>en</strong> voor andere bestemming<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat [is] meestal veel erger dan selectieve houtkap,<br />

mits daarbij de juiste techniek<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt.” 11<br />

Plantageboss<strong>en</strong><br />

In geval van plantages <strong>en</strong> versnelde boomgroei is e<strong>en</strong> hoge productiviteit per hectare mogelijk.<br />

Plantages in Brazilië, Chili <strong>en</strong> Nieuw-Zeeland hal<strong>en</strong> opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> van meer dan 20 kubieke meter<br />

per hectare per jaar. Nu al komt meer dan 20 proc<strong>en</strong>t van het primaire hout uit boss<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

opbr<strong>en</strong>gst van meer dan 7 kubieke meter per hectare per jaar. Bij e<strong>en</strong> mondiale stijging van de<br />

opbr<strong>en</strong>gst met 2 proc<strong>en</strong>t per jaar zal de productie teg<strong>en</strong> 2050 op kunn<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> tot gemiddeld zo’n<br />

5 kubieke meter per hectare per jaar. Met eucalyp<strong>tuss<strong>en</strong></strong> in Brazilië <strong>en</strong> populier<strong>en</strong> in Brits Colombia<br />

is meer dan 40 kubieke meter per hectare per jaar haalbaar (Ravindrath <strong>en</strong> Hall 1996). En dan<br />

zijn er ook nog perspectiev<strong>en</strong> van toepassing van biotechnologie in de bosbouw (Victor 2003).<br />

Plantageboss<strong>en</strong> producer<strong>en</strong> per hectare 5 tot 100 keer zo veel hout als kan word<strong>en</strong> bereikt in de<br />

meeste boss<strong>en</strong> in gematigde zones. “The world’s curr<strong>en</strong>t industrial wood consumption requirem<strong>en</strong>ts<br />

could be produced on about 500 million acres of good forestland, an area only about<br />

5 perc<strong>en</strong>t of the world’s curr<strong>en</strong>t forestland.” In Arg<strong>en</strong>tinië wordt bijvoorbeeld 60 proc<strong>en</strong>t van het<br />

hout geproduceerd in plantages die slechts 2,2 proc<strong>en</strong>t van het totale bosareaal in dat land uitmak<strong>en</strong>.<br />

Plantageboss<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> deel uit van het bosareaal12 <strong>en</strong> zijn ge<strong>en</strong> oorzaak van ontbossing.<br />

Integ<strong>en</strong>deel: t<strong>en</strong> eerste zijn de meeste plantages gevestigd op andere grond dan bosgrond: op<br />

kapvlaktes die braak lag<strong>en</strong> of op bosgrond die door onduurzame vorm<strong>en</strong> van logging erg beschadigd<br />

was. Het komt niet vaak voor dat natuurbos is gekapt om plantages te kunn<strong>en</strong> vestig<strong>en</strong>. En<br />

t<strong>en</strong> tweede: ze verminder<strong>en</strong> de druk op de rest van de boss<strong>en</strong>.<br />

De oppervlakte aan plantagebos neemt toe met gemiddeld 3,1 miljo<strong>en</strong> hectare per jaar, de helft<br />

door aanplant van nieuw bos; de helft door vervanging van natuurlijk bos. In de oeso betreft het 1<br />

proc<strong>en</strong>t van het bosareaal. Bij het huidige tempo van plantagevestiging zou in 2050 de helft van de<br />

houtvraag vanuit plantages bedi<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> de rest uit het uitdunn<strong>en</strong> van ‘natuurlijke’<br />

boss<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke (logging). Dan zou de vraag naar bosareaal kunn<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong> tot slechts 12<br />

proc<strong>en</strong>t van alle boss<strong>en</strong>. M<strong>en</strong> werkt vooral met snel groei<strong>en</strong>de boomsoort<strong>en</strong>. De opbr<strong>en</strong>gst van<br />

plantages wordt gebruikt als constructiemateraal <strong>en</strong> voor de papierindustrie, maar kan ook b<strong>en</strong>ut<br />

word<strong>en</strong> voor bio-<strong>en</strong>ergie. Zo wordt dit type bos e<strong>en</strong> hulpbron waarbij m<strong>en</strong> de natuur laat werk<strong>en</strong><br />

om <strong>en</strong>ergie beschikbaar te krijg<strong>en</strong> (vgl. mol<strong>en</strong>s), zodat de afhankelijkheid van ‘fossiele <strong>en</strong>ergie’<br />

minder wordt.<br />

Pakt m<strong>en</strong> herbebossing <strong>en</strong> plantages goed aan – waaronder recycling van nutriënt<strong>en</strong> door het<br />

b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong> van de as13 <strong>en</strong> duurzame method<strong>en</strong> van verbouw –, dan treedt bodemherstel op, neemt<br />

het waterbuffer<strong>en</strong>d vermog<strong>en</strong> van de bodem toe <strong>en</strong> wordt erosie teg<strong>en</strong>gegaan. Ook wordt werkgeleg<strong>en</strong>heid<br />

in landelijke gebied<strong>en</strong> bevorderd (de werkgeleg<strong>en</strong>heid in bosplantages is vele mal<strong>en</strong><br />

hoger dan die bij veeboer<strong>en</strong>).<br />

Biomassa kan dus e<strong>en</strong> grote bijdrage lever<strong>en</strong> aan de toekomstige mondiale <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing<br />

<strong>en</strong> daarmee aan mitigatie. Het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel wordt bepaald<br />

door de voor <strong>en</strong>ergie bruikbare opbr<strong>en</strong>gst per hectare (na aftrek van de fossiele<br />

<strong>en</strong>ergie die in het voor- <strong>en</strong> natraject moet word<strong>en</strong> ingezet, hetge<strong>en</strong> vooral bij de<br />

bijlage 5<br />

5<br />

281


5<br />

282<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

g<strong>en</strong>oemde houtachtige gewass<strong>en</strong> <strong>en</strong> grass<strong>en</strong> zeer gunstig is), <strong>en</strong> die is mede<br />

afhankelijk van de vraag of het om plantages gaat <strong>en</strong> van de beschikbare conversietechniek<strong>en</strong><br />

(Tampier et al. 2004). De ontwikkeling in die richting lijkt binn<strong>en</strong><br />

relatief korte tijd opportuun. Dankzij de g<strong>en</strong>oemde technische ontwikkeling<strong>en</strong><br />

lijkt bio-elektriciteitsopwekking binn<strong>en</strong> 5-10 jaar <strong>en</strong> biobrandstoff<strong>en</strong> binn<strong>en</strong><br />

10-15 jaar concurrer<strong>en</strong>d te kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> in veel gebied<strong>en</strong> in de wereld, mede<br />

onder invloed van de huidige ontwikkeling van de olieprijs (Faaij 2005). Technologische<br />

ontwikkeling in aanvoerket<strong>en</strong>s over grote afstand<strong>en</strong> kan de concurr<strong>en</strong>tiepositie<br />

van bio-<strong>en</strong>ergie verder verhog<strong>en</strong>. Bio-<strong>en</strong>ergie door vergassing is in eu<br />

<strong>en</strong> vs op d<strong>en</strong> duur veel goedkoper dan graanethanol.<br />

4 kost<strong>en</strong><br />

Biomassaresidu<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> in oeso-land<strong>en</strong> minder dan circa 2,5-3 euro per gj.<br />

Voor afval dat de aanbieders kwijt moet<strong>en</strong>, hoeft weinig tot niets betaald te<br />

word<strong>en</strong>. Ter vergelijking: in de oeso is de importprijs voor kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> aardgas<br />

respectievelijk 1,6 euro per gj <strong>en</strong> 1,5-3 euro per gj. Energiegewass<strong>en</strong> kost<strong>en</strong> in<br />

Noord-Amerika <strong>en</strong> Europa teg<strong>en</strong>woordig 3-4 euro per gj. Dat zou kunn<strong>en</strong> dal<strong>en</strong><br />

tot 2-2,5 euro per gj door opbr<strong>en</strong>gststijging, ervaring, verbetering in infrastructuur<br />

<strong>en</strong> logistiek (Faaij 2005). Zo kost<strong>en</strong> houtsnippers in Finland, met z’n vele<br />

bosbouw, minder dan 2 euro per gj (na transport van 100 kilometer); in Brazilië<br />

circa 1,5-2 euro per gj (Wijbrans 2004). Voor import<strong>en</strong> van biomassa op grote<br />

schaal zou e<strong>en</strong> prijs van 3,6 euro per gj realistisch zijn (door e<strong>en</strong> relatief lage<br />

<strong>en</strong>ergiedichtheid zijn de transportkost<strong>en</strong> relatief hoog; na voorbehandeling –<br />

drog<strong>en</strong>, versnipper<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke, ev<strong>en</strong>tueel vergass<strong>en</strong> – is langeafstandsvervoer<br />

per schip mogelijk).<br />

Bio-<strong>en</strong>ergie in het verkeer<br />

In de sector verkeer is – vooralsnog – het <strong>en</strong>ige serieuze c-neutrale alternatief:<br />

biodiesel, gemaakt van suiker, zetmeel, oliezad<strong>en</strong>-‘ethanol’ <strong>en</strong> vooral ethanol. De<br />

co2-reductie zou well-to-wheel 20 tot 50 proc<strong>en</strong>t t<strong>en</strong> opzichte van b<strong>en</strong>zine zijn.<br />

Vooral de productie van ethanol uit suikerriet is in tropische gebied<strong>en</strong> met goede<br />

grond zeer goed mogelijk, zo is in Brazilië is geblek<strong>en</strong>. Daar zijn de productiekost<strong>en</strong><br />

gestaag gedaald. Ethanol is in Brazilië bijna concurrer<strong>en</strong>d geword<strong>en</strong> met<br />

b<strong>en</strong>zine 14 (zoveel te meer bij de rec<strong>en</strong>t gesteg<strong>en</strong> olieprijz<strong>en</strong>) <strong>en</strong> wordt er niet<br />

langer gesubsidieerd. Door betere landbouwtechniek<strong>en</strong> <strong>en</strong> het gebruik van residu<strong>en</strong><br />

van de rietsuikerproductie door c<strong>en</strong>trales met vergassingstechnologie of<br />

hydrolysetechniek<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> de resultat<strong>en</strong> nog beter word<strong>en</strong>. Het succes van<br />

Brazilië is herhaalbaar in andere gebied<strong>en</strong> waar vergelijkbare omstandighed<strong>en</strong><br />

geld<strong>en</strong>.<br />

In gematigde klimaatzones hebb<strong>en</strong> brandstoff<strong>en</strong> uit zetmeel, graan, suikergewass<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> koolzaad veel minder perspectief. 15 In de vs, Canada of de eu zijn de<br />

productiekost<strong>en</strong> van conv<strong>en</strong>tionele ethanol <strong>en</strong> biodiesel 2-3 keer zo hoog als de<br />

productiekost<strong>en</strong> van b<strong>en</strong>zine <strong>en</strong> diesel, althans bij e<strong>en</strong> olieprijs van 30 dollar per<br />

vat. De techniek<strong>en</strong> zijn rijp, dus deze biobrandstoff<strong>en</strong> word<strong>en</strong> pas bij langdurig


hoge olieprijz<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> pittige co2-prijs echt interessant. Meer perspectief is er<br />

voor het gebruik van switchgrass <strong>en</strong> cellulosehoud<strong>en</strong>de biomassa (iea 2004;<br />

Fiedler 2005) die gebruikt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voor de productie van ethanol (met<br />

e<strong>en</strong> pot<strong>en</strong>tiële omvang van 15-25 proc<strong>en</strong>t van de huidige vs-olieconsumptie) of<br />

Fischer-Tropsch-brandstoff<strong>en</strong> dankzij nieuwe techniek<strong>en</strong> zoals pyrolose respectievelijk<br />

vergassing van biomassa. ft-diesel zou omgerek<strong>en</strong>d per vat 10 dollar<br />

duurder zijn dan de huidige diesel. 16 De kostprijs lijkt uit te kom<strong>en</strong> op zo’n 40<br />

c<strong>en</strong>t per liter, 17 met zicht op verlaging tot 30 c<strong>en</strong>t.<br />

In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t iea-rapport (2004) wordt geschat dat biobrandstoff<strong>en</strong> al in 2010<br />

e<strong>en</strong> aandeel van 5 proc<strong>en</strong>t mondiaal kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>, dat in de periode 2050-2100<br />

kan uitgroei<strong>en</strong> tot meer dan 50 proc<strong>en</strong>t van het dan sterk gesteg<strong>en</strong> totale gebruik.<br />

Het voordeel van transportbrandstof geheel of gedeeltelijk op basis van biomassa<br />

is dat er ge<strong>en</strong> nieuwe infrastructuur <strong>en</strong> ge<strong>en</strong> extra raffinagecapaciteit b<strong>en</strong>odigd is.<br />

Bio-elektriciteit<br />

Bio-elektriciteit kost 0,01-0,04 euro per kWh meer dan gewone elektriciteit.<br />

Op dit mom<strong>en</strong>t gaat het vooral om het bijstok<strong>en</strong> van goedkope biomassa<br />

(residu<strong>en</strong>, organisch afval) in kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales. Voor e<strong>en</strong> bigcc zou de elektriciteitsprijs<br />

uitkom<strong>en</strong> op 0,05-0,06 euro per kWh (Faaij). 18 Bij de huidige olieprijs<br />

van 50 à 60 dollar per vat, mits langdurig, maakt grootschalige introductie van<br />

biosynthesegas e<strong>en</strong> kans. 19 Zou de prijs van co2 oplop<strong>en</strong> naar 100 dollar per ton,<br />

dan wordt e<strong>en</strong> bigcc c<strong>en</strong>trale concurrer<strong>en</strong>d met e<strong>en</strong> gewone kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trale.<br />

5 synergie <strong>en</strong> co-b<strong>en</strong>efits<br />

De optie ‘bio-<strong>en</strong>ergie met behulp van plantages’ versterkt in feite de optie<br />

‘gebruik van bos voor c-opslag via fotosynthese’. Dergelijke plantages vorm<strong>en</strong> in<br />

principe e<strong>en</strong> bescherming voor de gewone boss<strong>en</strong> (ipcc 2001). En als voor<br />

biomassa extra areaal wordt beplant, vindt dankzij de opslag van koolstof extra<br />

mitigatie plaats, naast de mitigatie dankzij het gebruik voor bio-<strong>en</strong>ergie. Overig<strong>en</strong>s<br />

wordt door het voortdur<strong>en</strong>d oogst<strong>en</strong> van hout voor bio-<strong>en</strong>ergie de maximale<br />

bijdrage van de sink-functie van het bos wat lager.<br />

Energiezekerheid<br />

De optie biomassa vermindert de afhankelijkheid van fossiele <strong>en</strong>ergie. Hoe meer<br />

geschikt bos voor <strong>en</strong>ergiegebruik, des te groter de buffervoorraad die beschikbaar<br />

is voor het substituer<strong>en</strong> van fossiele brandstoff<strong>en</strong> (Read <strong>en</strong> Lermit 2003).<br />

Milieuhygiëne<br />

Biomassa op basis van <strong>en</strong>ergieteelt bevat weinig schadelijke compon<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

teelt kan ter plaatse ook leid<strong>en</strong> tot verbetering van de bodemkwaliteit. Meerjarige<br />

<strong>en</strong>ergiegewass<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> zeer lage milieu-impact. Ook ethanol <strong>en</strong> biodiesel<br />

scor<strong>en</strong> relatief goed qua milieuhygiëne. Milieuhygiënisch het minst gunstig is het<br />

gebruik van afval; maar ook dat is, bij toepassing in plaats van kol<strong>en</strong> per saldo<br />

bijlage 5<br />

5<br />

283


5<br />

284<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

gunstig <strong>en</strong> het reduceert de afvalberg; <strong>en</strong> bij vergassing kunn<strong>en</strong> verzur<strong>en</strong>de <strong>en</strong><br />

verontreinig<strong>en</strong>de stoff<strong>en</strong> al in het vergassingsproces word<strong>en</strong> verwijderd.<br />

Relevantie voor ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

Energieplantages word<strong>en</strong> vooral in de trop<strong>en</strong> belangrijk, daar is de opbr<strong>en</strong>gst veel<br />

hoger dan van gewone boss<strong>en</strong>. Daar komt bij dat grote del<strong>en</strong> in de trop<strong>en</strong> niet<br />

geschikt zijn voor landbouw, wel voor bos (Faaij 2005). Biomassa biedt ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

perspectief (Volk et al. 2004; Read 2005; Sims 2004) op: (a) minder<br />

afhankelijkheid van import fossiele brandstof; (b) export van biob<strong>en</strong>zine <strong>en</strong><br />

biodiesel; (c) zicht op kleinschalige vorm<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing; <strong>en</strong> (d)<br />

impuls<strong>en</strong> op het platteland doordat de werkgeleg<strong>en</strong>heid in bosbouwplantages in<br />

vergelijking tot veeteelt erg hoog is. Maar dan is e<strong>en</strong> grootschalig programma van<br />

dec<strong>en</strong>nialang volgehoud<strong>en</strong> land use change nodig: investering<strong>en</strong> in agrarisch<br />

grondgebruik <strong>en</strong> het verbeter<strong>en</strong> van de landbouwproductiviteit (Read <strong>en</strong> Lermit<br />

2003; Read 2005). Veelbelov<strong>en</strong>de regio’s zijn Latijns-Amerika, Sub-Sahara<br />

Afrika, Oost-Europa <strong>en</strong> op lange termijn ook Oceanië <strong>en</strong> Oost- <strong>en</strong> Noordoost-<br />

Azië, als de bevolkingsgroei daar over de top is. In hoeverre <strong>en</strong> hoe snel dat mogelijk<br />

is, is nog e<strong>en</strong> op<strong>en</strong> vraag.<br />

6 conclusie<br />

Het ziet ernaar uit dat deze optie dankzij het gebruik van cellulosehoud<strong>en</strong>de<br />

<strong>en</strong>ergy crops <strong>en</strong> bepaalde grass<strong>en</strong> reeds in de eerste helft van deze eeuw e<strong>en</strong> significant<br />

mitigatiepot<strong>en</strong>tieel heeft. Biomassa lijkt, uitgaande van e<strong>en</strong> sterke verhoging<br />

van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie (zie bijlage 2), sam<strong>en</strong> met fossiele <strong>en</strong>ergie + ccs<br />

(zie bijlage 3) de rugg<strong>en</strong>graat te kunn<strong>en</strong> gaan vorm<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiesysteem<br />

met veel meer <strong>en</strong>ergiezekerheid <strong>en</strong> relatief lage co2-emissie (Smith 2004; Faaij<br />

2005; Sims 2004; iea 2004; Volk et al. 2004; Bustnes et al. 2004).


geraadpleegde literatuur<br />

Agterberg, A. <strong>en</strong> A. Faaij, Biotrade: international trade in r<strong>en</strong>ewable <strong>en</strong>ergy from biomass,<br />

www.chem.uu.nl/nws/www/publica/98040.pdf.<br />

Audus, H. <strong>en</strong> P. Freund (2004) Climate Change mitigation by biomass gasification<br />

combined with co2 Capture and Storage, www.uregina.ca/ghgt7 PDF/papers/<br />

peer/440.pdf.<br />

Auer, J. (2005) Bio-<strong>en</strong>ergies after the petroleum age, in: Deutsche Bank Research, Curr<strong>en</strong>t<br />

Issues, Energy Special, August.<br />

Azar, C., K. Lindgr<strong>en</strong> <strong>en</strong> T. Persson (2001) Carbon sequestration from fossil fuels and<br />

biomass – long-term pot<strong>en</strong>tials, in: Lygnfelt, Proceedings from carbon<br />

sequestration symposium at Chalmers Oct 26, www.<strong>en</strong>tek.chalmers.se~anly/<br />

symp/symp2001.html.<br />

Bau<strong>en</strong>, A., J. Woods <strong>en</strong> R. Hailes (2004) Biopowerswitch – A Biomass Blueprint to Meet<br />

15 proc<strong>en</strong>t of oecd Electricity Demand by 2020, http://assets.panda.org/<br />

downloads/biomassreportfinal.pdf.<br />

Berndes, G., M. Hoogwijk <strong>en</strong> R. van d<strong>en</strong> Broek (2003) The contribution of biomass in the<br />

future global <strong>en</strong>ergy supply: a review of 17 studies, Biomass and Bio<strong>en</strong>ergy 25,<br />

1: 1-28.<br />

Boerrigter, H. <strong>en</strong> A. van der Drift (2004) Large-scale production of Fischer-Tropsch diesel<br />

from biomass, www.ecn.nl/docs/library/report/2004/rx04119.pdf.<br />

Boerrigter, H. <strong>en</strong> R.W.R. Zwart (2004) High effici<strong>en</strong>cy co-production of Fischer-Tropsch<br />

transportation fuels and Substitute Natural Gasform biomass, ecn.<br />

Brown, S., I Swingland, R. Hanbury-T<strong>en</strong>ison, G. Prance <strong>en</strong> N. Myers (2001) Carbon Sinks<br />

for Abating Climate Change: Can They Work? www2.essex.ac.uk/ces/researchprogrammes/cesoccasionalpapers/additionalpaper.pdf.<br />

Bustnes, O.E., E.K. Datta, J.G. Koomey, N.J. Glasgow <strong>en</strong> A.B. Lovins, Biofuels and biomaterials,<br />

Chapter 18 van de Technical Annex bij het rapport Winning the Oil End<br />

Game, www.oil<strong>en</strong>dgame.org.<br />

Council for Agricultural Sci<strong>en</strong>ce and Technology (2004) Bio<strong>en</strong>ergy: Pointing to the<br />

Future. Issue Paper nov., www.cast-sci<strong>en</strong>ce.org/cast/src/onliner<strong>en</strong>ewelbasket.<br />

php.<br />

DeFries, R.S., R.A. Houghton, M.C. Hans<strong>en</strong>, C.B. Field, D. Skole <strong>en</strong> J. Townsh<strong>en</strong>d (2002)<br />

Carbon emissions from tropical deforestation and regrowth based on satellite<br />

observations for the 1980s and 1990s, www.pnas.org/cgi/cont<strong>en</strong>t/full/99/22/<br />

14256.<br />

Dornburg, V. (2004) Multifunctionele biomass systems: sam<strong>en</strong>vatting <strong>en</strong> conclusies, proefschrift<br />

Utrecht, www.chem.uu.nl/nws/www/publica/e2004-110.pdf.<br />

Economist Special Report (2005) Stirrings in the corn fields, 12-05.<br />

European Union, Advisory Committee for Forestry and Forest-based industries,<br />

Compreh<strong>en</strong>sive Report on the role of forest products for Climate change<br />

mitigation’, Enterprise Dg Unit E., Forest-Based Industries, http://europa.eu.<br />

int/comm/<strong>en</strong>terprise/forest_based/312_<strong>en</strong>.html.<br />

Faaij, A. (2005) Modern biomass conversion technologies, www.accstrategy.org/simiti/<br />

Faaij.pdf.<br />

bijlage 5<br />

5<br />

285


5<br />

286<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Faaij, A., R. van d<strong>en</strong> Broek, E. Lys<strong>en</strong>, D. Giel<strong>en</strong>, M. Hoogwijk <strong>en</strong> J. Wolf (2000) Synthesis<br />

of GRAIN: Beschikbaarheid biomassa voor <strong>en</strong>ergieopwekking, www.s<strong>en</strong>ternovem.nl/mmfiles/<br />

113986_2EWAB-0027_tcm24-73109.pdf.<br />

Faaij, A., S. Schöne <strong>en</strong> C. Daey Ouw<strong>en</strong>s (2004) Transitie biomassa: doodlop<strong>en</strong>d pad?<br />

Strom<strong>en</strong>, 30 januari.<br />

Fiedler, J. (2005) Growing Energy – how Biofuels can help <strong>en</strong>d America’s Oil Dep<strong>en</strong>d<strong>en</strong>ce,<br />

http://soilcarbonc<strong>en</strong>ter.k-state.edu/confer<strong>en</strong>ce/carbon2/Fiedler1_Baltimore_05.pdf.<br />

Fulton, L. (2005) Biofuels for Transport: a viable alternative? oecd Observer,<br />

www.oecdobserver.org/news/fullstory.php/ aid/1647/Biofuels_for_transport.html.<br />

Hoogwijk, M., A. Faaij, B. Eickhout, B. de Vries <strong>en</strong> W. Turk<strong>en</strong>burg (2005) Pot<strong>en</strong>tial of<br />

biomass <strong>en</strong>ergy out to 2100, for four ipcc sres land-use sc<strong>en</strong>arios, Biomass and<br />

Bio<strong>en</strong>ergy 29, 4: 225-257.<br />

iea (2004) Biofuels for Transport – An International Perspective, executive summary,<br />

www.iea.org/textbase/publications/free_all.asp.<br />

ipcc (2001) Third Assessm<strong>en</strong>t Report (TAR), www.ipcc.ch.<br />

Jackson, R.B. <strong>en</strong> W.H. Schlesinger (2004) Curbing the us carbon deficit, www.biology.<br />

duke.edu/jackson/pnas04.pdf.<br />

Jans<strong>en</strong>, P. (2004) Innovative biofuel production processes: Fischer-Tropsch synthesis and<br />

Hydro Thermal Upgrading, tno.<br />

Jorg<strong>en</strong>s<strong>en</strong>, K. <strong>en</strong> A. van Dijk, Overview of biomass for power g<strong>en</strong>eration in Europe ecn,<br />

www.ec-asean-gre<strong>en</strong>ippnetwork.net/docum<strong>en</strong>ts/tobedownloaded/knowledgemaps/KM_overview_biomass_power_Europe.pdf.<br />

Larson, D. <strong>en</strong> S. Kartha (2000) Expanding roles for modernized biomass <strong>en</strong>ergy. Energy<br />

for Sustainable Developm<strong>en</strong>t IV: 15-25, www.princeton.edu/~<strong>en</strong>ergy/publications/<br />

pdf/2000/Larson_00_ESD_Expanding_roles_for_biomass.pdf.<br />

Moreira, J.R. (2005) Global Biomass Energy Pot<strong>en</strong>tial, www.accstrategy.org/simiti/<br />

moreira.pdf.<br />

Obersteiner, M., Ch. Azar, K. Möllerst<strong>en</strong> <strong>en</strong> K. Riahi (2002) Biomass Energy, Carbon<br />

Removal and Perman<strong>en</strong>t Sequestration – A ‘Real Option’ for Managing Climate<br />

Risk, Lax<strong>en</strong>burg.<br />

Parris, K. (2004) Lessons from the oecd workshop on biomass and agriculture, oecd<br />

2004, http://webdomino1.oecd.org/comnet/agr/BiomassAg.nsf.<br />

Project group for Biomass Transition, Biomass (2004) Gre<strong>en</strong> tool for <strong>en</strong>ergy transition in<br />

the Netherlands, Ministry of Economic Affairs, www.s<strong>en</strong>ternovem.nl/mmfiles/113526_tcm24-124310.pdf.<br />

Ravindranath, N.H. <strong>en</strong> D.O. Hall (1996) Estimates of feasible productivities of short rotation<br />

tropical forestry plantations, Energy for Sustainable Developm<strong>en</strong>t ii, 5,<br />

www.ieiglobal.org/ESDVol2No5/forestryproductivity.pdf.<br />

Read, P. (2005) Carbon cycle managem<strong>en</strong>t with increased photo-synthesis and long-term<br />

sinks, Introduction and Summary Conclusions from an Expert Workshop, www.<br />

rsnz.org/topics/<strong>en</strong>ergy/ccmgmt.php.<br />

Read, P. <strong>en</strong> J. Lermit (2003) Bio-Energy with Carbon Storage (BECS): a Sequ<strong>en</strong>tial Decision<br />

Approach to the threat of Abrupt Climate Change, www.accstrategy.org/workingpapers/lermitreadBECS.pdf.


Sims, R.E.H. (2004) The Triple Bottom Line B<strong>en</strong>efits of Bio<strong>en</strong>ergy for the Community, in:<br />

R.E.H. Sims (ed.) The Brilliance of Bio<strong>en</strong>ergy – Environm<strong>en</strong>tally Sound Technologies<br />

or not?, www.world-council-for-r<strong>en</strong>ewable-<strong>en</strong>ergy.org/downloads/wcresims.pdf.<br />

Sims, R.E.H., H.H. Rogner <strong>en</strong> K. Gregory (2003) Carbon emission and mitigation cost<br />

comparisons betwe<strong>en</strong> fossil fuel, nuclear and r<strong>en</strong>ewable <strong>en</strong>ergy resources for<br />

electricity g<strong>en</strong>eration, Energy Policy 31, 13: 1315-1326.<br />

Sheehan, J. (2004) Sustainable Biomass: a systems view, www.nrel.gov/docs/g<strong>en</strong>/fy04/<br />

36831j.pdf.<br />

Tampier, M. (2004) Best uses of biomass: Comparing lifecycle data and maximising ghg<br />

emission reductions from biomass, Refocus 5, 5: 22-25.<br />

Tampier, M., D. Smith, E. Bibeau <strong>en</strong> P.A. Beauchemin (2004) Id<strong>en</strong>tifying <strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tally<br />

preferable uses for biomass resources, www.cec.org/pubs_docs/docum<strong>en</strong>ts/<br />

index.cfm?varlan=<strong>en</strong>glish&id=1561, Vancouver.<br />

Uil, H. d<strong>en</strong>, R. van Ree, A. van der Drift <strong>en</strong> H. Boerrigter (2004) Duurzaam synthesegas:<br />

E<strong>en</strong> brug naar e<strong>en</strong> duurzame <strong>en</strong>ergie- <strong>en</strong> grondstoff<strong>en</strong>voorzi<strong>en</strong>ing, ecn,<br />

www.ecn.nl/library/reports/2004/c04015.html.<br />

Victor, D. (2003) Forest plantations and a vision for restoring the forests, Wellington.<br />

Volk, T.A., T. Verwijst, P.J. Tharakan, L.P. Abrahamson <strong>en</strong> E.H. White (2004) Growing<br />

fuel: a sustainability assessm<strong>en</strong>t of willow biomass crops, Frontiers in Ecology<br />

and the Environm<strong>en</strong>t 2, 8: 411-418, www.esajournals.org/pdfserv/i1540-9295-<br />

002-08-0411.pdf.<br />

Wakker, A., R. Egging, E. van Thuijl, X. van Tilburg, E.P. Deurwaarder, T.J. de Lange,<br />

G. Berndes <strong>en</strong> J. Hansson (2005) Biofuel and Bio<strong>en</strong>ergy implem<strong>en</strong>tation sc<strong>en</strong>arios;<br />

Final report of VIEWLS WP5, www.ecn.nl/library/reports/2005/rx05141.html.<br />

Williams, R.H. (2004) Crude Oil, Climate Change, Coal, Cane and Cars, www.nrel.gov/<br />

ncpv/thin_film/docs/coal_biomass_williams_2004_negative_co2.pdf.<br />

Wijbrans, R. (2004) Energie uit biomassa, in: WBS, Energieopties voor de 21e eeuw,<br />

www.<strong>en</strong>ergieopties.wbs.nl.<br />

Yamashita, K. <strong>en</strong> L. Barreto (2004) Biomass Gasification For Co-production of Fischer-<br />

Tropsch. Liquids and electricity.<br />

bijlage 5<br />

5<br />

287


5<br />

288<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 Specifieke biomassac<strong>en</strong>trales zijn nu nog doorgaans vrij klein (25-60 mwe) <strong>en</strong><br />

niet zo efficiënt.<br />

2 Ook wint m<strong>en</strong> elektriciteit uit riool- <strong>en</strong> stortgas; zo wordt ook emissie van<br />

methaan voorkom<strong>en</strong>; <strong>en</strong> met behulp van rioolslib of ferm<strong>en</strong>tatie van suikerhoud<strong>en</strong>de<br />

biomassa <strong>en</strong> vergisting. Zie de bijlage over methaan.<br />

3 Read (2005) stelt dat er niet zozeer e<strong>en</strong> tekort is aan grond voor boss<strong>en</strong> <strong>en</strong> plantages<br />

van snelgroei<strong>en</strong>de gewass<strong>en</strong> zoals suikerriet, maar aan investering<strong>en</strong> in<br />

grond, met name in ontwikkelingsland<strong>en</strong>. “Water is e<strong>en</strong> groter knelpunt.”<br />

4 En ze gebruik<strong>en</strong> per e<strong>en</strong>heid product relatief veel kunstmest <strong>en</strong> agrochemicaliën.<br />

5 Er is nu 2 miljard hectare grasland <strong>en</strong> op<strong>en</strong> woodland <strong>en</strong> 1,5 miljard hectare die<br />

ooit gecultiveerd werd. In de eu wordt bijvoorbeeld 15 proc<strong>en</strong>t van het agrarisch<br />

grondgebied niet meer gebruikt voor voedselproductie.<br />

6 Biodiesel kan m<strong>en</strong> teg<strong>en</strong>woordig bijm<strong>en</strong>g<strong>en</strong> tot 20 proc<strong>en</strong>t; dat perc<strong>en</strong>tage kan in<br />

principe gebracht word<strong>en</strong> op 100 proc<strong>en</strong>t. Ethanol kan in gewone b<strong>en</strong>zinevoertuig<strong>en</strong><br />

tot 10 proc<strong>en</strong>t word<strong>en</strong> bijgem<strong>en</strong>gd <strong>en</strong> met kleine aanpassing<strong>en</strong> tot veel<br />

hogere perc<strong>en</strong>tages.<br />

7 Het is overig<strong>en</strong>s vooralsnog kost<strong>en</strong>effectiever om te invester<strong>en</strong> in ccs in meer<br />

nieuwe kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales dan bigcc-c<strong>en</strong>trales te voorzi<strong>en</strong> van ccs (Audus <strong>en</strong><br />

Freund 2004).<br />

8 De schatting<strong>en</strong> over het pot<strong>en</strong>tieel bosareaal lop<strong>en</strong> uite<strong>en</strong> van 0,3 tot 1,3 gha.<br />

ipcc komt op 1,2 gha (pot<strong>en</strong>tieel areaal voor gewass<strong>en</strong> 2,5 gha; daarvan is in<br />

gebruik 0,9 gha voor voedselproductie <strong>en</strong> is nog 0,4 gha nodig in verband met de<br />

mondiale bevolkingsgroei, met e<strong>en</strong> piek in 2050). E<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te berek<strong>en</strong>ing van<br />

Moreira komt uit op 1,5 gha areaal (bij strikte criteria is het beschikbaar mondiaal<br />

areaal voor rainfed landbouw: 2,95 gha. Daarvan wordt nu gebruikt: 1,46 (38%).<br />

9 Volg<strong>en</strong>s Moreira zou de b<strong>en</strong>utting van 20 proc<strong>en</strong>t van het tropisch akkerland – op<br />

de wijze zoals nu gebruikt wordt voor de productie van rietsuiker <strong>en</strong> de conversie<br />

ervan in ethanol plus elektriciteit, met e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteit gelijk aan wat in Brazilië al<br />

normaal is <strong>en</strong> met e<strong>en</strong> normale verdere to<strong>en</strong>ame van de productiviteit –<br />

voldo<strong>en</strong>de zijn om in 2050 tot 400 ej te producer<strong>en</strong>; daarbij is het pot<strong>en</strong>tieel dat<br />

aan <strong>en</strong>ergiebosplantages kan word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong>, niet meegeteld.<br />

10 Alle<strong>en</strong> al op grond die niet langer voor agrarische doel<strong>en</strong> wordt gebruikt zou in<br />

2050 biomassa met e<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergiewaarde van 400 ej produceerbaar zijn; na conversie<br />

in nuttige <strong>en</strong>ergie: 225 ej in 2050.<br />

11 “Assessm<strong>en</strong>ts before and after harvesting, careful construction and maint<strong>en</strong>ance<br />

of forest roads, and cutting down trees at a certain direction.”<br />

12 Hierbij rek<strong>en</strong><strong>en</strong> we palmolieplantages, rubber, kokosnot<strong>en</strong>, fruitbom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke<br />

niet mee, die vall<strong>en</strong> onder ‘landbouw’.<br />

13 “The charcoal retains water and nutri<strong>en</strong>ts, providing a [base] for fungal and<br />

microbial activity ess<strong>en</strong>tial for fertility” (Read 2005). Vergelijk ook de ‘zwarte<br />

grond’ in het Amazonegebied, waar eeuw<strong>en</strong>lang koolstof <strong>en</strong> mineral<strong>en</strong> in de<br />

bodem zijn teruggestopt <strong>en</strong> waar de grond buit<strong>en</strong>gewoon vruchtbaar is. In<br />

Canada is e<strong>en</strong> techniek ontwikkeld “to make new soil with an overlay of ‘ramial’


wood chips (...) from the twigs and small branches of deciduous trees, gets brok<strong>en</strong><br />

down by naturally occurring white fungi – the carbon cont<strong>en</strong>t gets mineralised in<br />

new soil.”<br />

14 Ethanol in Brazilië kost extra 0,03-0,13 dollar per b<strong>en</strong>zine-equival<strong>en</strong>te liter<br />

(hierin is rek<strong>en</strong>ing gehoud<strong>en</strong> met lagere <strong>en</strong>ergie-inhoud). Dat br<strong>en</strong>gt de mitigatiekost<strong>en</strong><br />

op 20-60 dollar per ton co2-equival<strong>en</strong>t.<br />

15 Ethanol op basis van gran<strong>en</strong>: voor 5-6 proc<strong>en</strong>t van de b<strong>en</strong>zine is al 15-20 proc<strong>en</strong>t<br />

van e<strong>en</strong> areaal nodig. Bij oliehoud<strong>en</strong>de zad<strong>en</strong> is de opbr<strong>en</strong>gst per hectare lager <strong>en</strong><br />

er is niet veel land voor geschikt. Met afvalolie kan hooguit 2 proc<strong>en</strong>t dieselbehoefte<br />

gedekt word<strong>en</strong>.<br />

16 Olie wordt structureel duurder; bij e<strong>en</strong> structurele olieprijs hoger dan 25 dollar<br />

per vat gaat het lon<strong>en</strong>. Alternatiev<strong>en</strong> zijn echter veel duurder. Hybrid<strong>en</strong>: vergelijkbaar<br />

met dieselprijs van 179 dollar per vat; ethanol: 137 dollar per vat; waterstof<br />

voor brandstofcelvoertuig<strong>en</strong>, gebaseerd op elektrolyse van water met behulp<br />

van wind<strong>en</strong>ergie: 343 dollar per vat.<br />

17 Gewone dieselprijs; de prijs aan de pomp zou veel minder verschill<strong>en</strong>: 82 c<strong>en</strong>t<br />

versus 110.<br />

18 Faaij kwam voor biomassa uit Zwed<strong>en</strong> uit op 6 ecu-c<strong>en</strong>t per kWh in 2010 in<br />

Rotterdam. Lagere schatting<strong>en</strong> gaan uit van hogere conversier<strong>en</strong>dem<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

goed ontwikkelde infrastructuur voor productie <strong>en</strong> transport van biomassa.<br />

19 Vergelijk bijvoorbeeld de kost<strong>en</strong> van igcc met ccs: 0,073 euro per kWh (Audus<br />

<strong>en</strong> Freund 2004).<br />

bijlage 5<br />

5<br />

289


6<br />

290<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 6: nucleaire <strong>en</strong>ergie<br />

1 inleiding<br />

Kern<strong>en</strong>ergie g<strong>en</strong>ereert (vrijwel) ge<strong>en</strong> co2 <strong>en</strong> ev<strong>en</strong>min obg’s. Daarmee is zij e<strong>en</strong><br />

optie voor de wereldklimaatstrategie die serieus di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> geanalyseerd.<br />

Zij wordt overig<strong>en</strong>s niet tot de ‘hernieuwbare <strong>en</strong>ergie’ gerek<strong>en</strong>d, omdat uranium<br />

als grondstof wordt gebruikt <strong>en</strong> die voorraad is eindig. M<strong>en</strong> kan ook thorium<br />

b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>, maar daar geldt hetzelfde voor. Op de zeer lange termijn vormt kern<strong>en</strong>ergie<br />

dus ge<strong>en</strong> duurzame oplossing, wel zou ze kunn<strong>en</strong> di<strong>en</strong><strong>en</strong> als e<strong>en</strong> van de<br />

opties in e<strong>en</strong> vrij lange interimperiode van (zeg) vijftig tot tachtig jaar, wellicht<br />

zelfs langer. E<strong>en</strong> beperkt nadeel is dat uranium- <strong>en</strong> thoriumwinning mom<strong>en</strong>teel<br />

nog negatieve milieueffect<strong>en</strong> heeft, die verminderd zoud<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> via<br />

internalisering middels reguler<strong>en</strong>de heffing<strong>en</strong>.<br />

Deze bijlage bespreekt e<strong>en</strong> aantal aspect<strong>en</strong> van kern<strong>en</strong>ergie als optie voor<br />

klimaatbeleid in de wereld, met tev<strong>en</strong>s <strong>en</strong>kele kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> voor Europa <strong>en</strong><br />

Nederland. Eerst zal word<strong>en</strong> ingegaan op het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van deze optie<br />

tot ongeveer 2050, mede bepaald door de investeringsbereidheid <strong>en</strong> diverse randvoorwaard<strong>en</strong>.<br />

Vervolg<strong>en</strong>s word<strong>en</strong> kort drie aspect<strong>en</strong> van het veiligheidsprobleem<br />

behandeld: reactorveiligheid, afvalveiligheid <strong>en</strong> proliferatie <strong>en</strong> terrorisme. De<br />

economische toets wordt sam<strong>en</strong>gevat in paragraaf 4. De slotparagraaf bespreekt<br />

de grote, hoewel wissel<strong>en</strong>de gevoelighed<strong>en</strong> rondom deze optie. Daarbij gaat het<br />

over percepties (<strong>en</strong> de beleidsconsequ<strong>en</strong>ties die deze kunn<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>), de Europese<br />

<strong>en</strong> Nederlandse beleidscontext (die wemelt van taboes <strong>en</strong> inconsist<strong>en</strong>ties)<br />

<strong>en</strong> de snel in belang to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de doelstelling van <strong>en</strong>ergiezekerheid (die in<br />

Europa, <strong>en</strong> nog meer in Nederland om begrijpelijke red<strong>en</strong><strong>en</strong>, wel bek<strong>en</strong>d was,<br />

maar desondanks is g<strong>en</strong>egeerd). Niet verget<strong>en</strong> moet word<strong>en</strong> dat, gezi<strong>en</strong> het<br />

wereldwijde karakter van het klimaatprobleem, uiteindelijk kern<strong>en</strong>ergie in e<strong>en</strong><br />

mondiale mitigatiestrategie beoordeeld di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong>.<br />

2 mitigatiepot<strong>en</strong>tieel tot 2050<br />

In 2004 stond<strong>en</strong> er wereldwijd 440 kernc<strong>en</strong>trales <strong>en</strong> war<strong>en</strong> er 31 in aanbouw.<br />

Deze c<strong>en</strong>trales producer<strong>en</strong> zo’n 367 gw aan elektriciteit, wat neerkomt op 16<br />

proc<strong>en</strong>t van de mondiale elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing, die weer zo’n 6 proc<strong>en</strong>t<br />

bedraagt van de primaire <strong>en</strong>ergie. Pas rec<strong>en</strong>telijk is de aangroei van het aantal<br />

c<strong>en</strong>trales (iets) versneld. De red<strong>en</strong> dat het aandeel van kern<strong>en</strong>ergie toch redelijk<br />

constant is geblev<strong>en</strong> (bij de snel stijg<strong>en</strong>de elektriciteitsvraag), is geleg<strong>en</strong> in de<br />

toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> productiviteit: e<strong>en</strong> load factor-verbetering van 71 proc<strong>en</strong>t in 1990<br />

naar 84 proc<strong>en</strong>t in 2002 (wano 2003). Deze elektriciteitsproductie vermijdt zo’n<br />

600 mt co2 indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> veronderstelt dat de huidige <strong>en</strong>ergiemix zou word<strong>en</strong><br />

toegepast voor de vervang<strong>en</strong>de niet-nucleaire productie.<br />

Om het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel over vijftig jaar <strong>en</strong>igszins te kunn<strong>en</strong> inschatt<strong>en</strong>, kan<br />

m<strong>en</strong> ofwel e<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ariob<strong>en</strong>adering kiez<strong>en</strong> ofwel aan vorm<strong>en</strong> van extrapolatie


do<strong>en</strong>. Het iea (2004) heeft uitvoerige informatie van investeringsplann<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

ontmanteling verzameld, waardoor e<strong>en</strong> inschatting tot 2025 <strong>en</strong>ig realiteitsgehalte<br />

k<strong>en</strong>t. De uitkomst is e<strong>en</strong> stijging van de capaciteit tot ongeveer 410 gw in 2015 <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> daling daarna tot 385 gw. Dit zou e<strong>en</strong> daling van het nucleaire aandeel betek<strong>en</strong><strong>en</strong><br />

van 16 proc<strong>en</strong>t tot ongeveer 12 proc<strong>en</strong>t weg<strong>en</strong>s de snelle stijging van de<br />

wereldvraag naar elektriciteit. Extrapolatie tot 2050 is, voor zover bek<strong>en</strong>d, niet<br />

beschikbaar, omdat op langere termijn relatieve prijz<strong>en</strong> <strong>en</strong> publieke percepties,<br />

als hoofddeterminant<strong>en</strong> voor grootschalige investering<strong>en</strong> in de nucleaire sector,<br />

gewoonweg niet te extrapoler<strong>en</strong> zijn.<br />

Het iaea (2005) heeft e<strong>en</strong> iets optimistischere prognose <strong>en</strong> ziet (in 2020) e<strong>en</strong><br />

aandeel van 17 proc<strong>en</strong>t in elektriciteit. Zoals verderop duidelijk zal word<strong>en</strong>, zijn er<br />

zowel economische als niet-economische obstakels voor e<strong>en</strong> wereldwijde nucleaire<br />

strategie. Immers, indi<strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie strikt <strong>en</strong> alle<strong>en</strong> beoordeeld wordt naar<br />

het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel (in term<strong>en</strong> van vermed<strong>en</strong> co2 per e<strong>en</strong>heid inkom<strong>en</strong>) laat<br />

het Third Assessm<strong>en</strong>t Rapport van ipcc (2001, tabel 3.35c <strong>en</strong> d) overduidelijk zi<strong>en</strong><br />

dat kern<strong>en</strong>ergie veruit het effectiefst is in vergelijking met de serieuze alternatiev<strong>en</strong><br />

van de minst vervuil<strong>en</strong>de conv<strong>en</strong>tionele c<strong>en</strong>trale (qua co2), namelijk e<strong>en</strong><br />

ccgt-variant. Voor Annex I-land<strong>en</strong> kan nucleair (in 2020) ongeveer 181 mtc<br />

(extra) vermijd<strong>en</strong>, 1 terwijl ccs (bij e<strong>en</strong> ccgt-c<strong>en</strong>trale) hooguit aan 50 mtc komt<br />

<strong>en</strong> wind aan 61 mtc. Ook bij ontwikkelingsland<strong>en</strong> blijkt kern<strong>en</strong>ergie het effectiefst<br />

in mitigatie. Hydro-, zonne-<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> andere alternatiev<strong>en</strong> scor<strong>en</strong> zeer<br />

laag. De Annex I-land<strong>en</strong>, die Kyoto geratificeerd hebb<strong>en</strong>, kunn<strong>en</strong> overig<strong>en</strong>s ge<strong>en</strong><br />

ji of cdm gebruik<strong>en</strong> voor co2-mitigatie door kern<strong>en</strong>ergie voor de verwez<strong>en</strong>lijking<br />

van de doelstelling<strong>en</strong> van Kyoto (cop-6, Bonn). In het licht van de onbetwiste<br />

effectiviteit in mitigatie kan deze uitsluiting op zijn minst niet goed begrep<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong>, zo niet als irrationeel word<strong>en</strong> beschouwd.<br />

Op sc<strong>en</strong>ario’s kan in deze korte bijlage niet word<strong>en</strong> ingegaan, met één uitzondering.<br />

In e<strong>en</strong> rapport dat veel aandacht heeft getrokk<strong>en</strong>, heeft mit (2003) e<strong>en</strong><br />

uitvoerige exercitie gedaan omtr<strong>en</strong>t de mogelijkheid om in 2050 e<strong>en</strong> wereldcapaciteit<br />

van 1000 gw aan kern<strong>en</strong>ergie te verkrijg<strong>en</strong>, ongeveer e<strong>en</strong> verdrievoudiging<br />

van het huidige vermog<strong>en</strong>. Aangezi<strong>en</strong> c<strong>en</strong>trales ook moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vervang<strong>en</strong>,<br />

zou dit e<strong>en</strong> geweldig bouwprogramma implicer<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> gemiddeld tempo van<br />

zeker 25 c<strong>en</strong>trales (van 1 gw) per jaar, te beginn<strong>en</strong> vanaf ongeveer 2015. Zelfs dan<br />

zou, in het licht van de verwachte onstuimige groei in de elektriciteitsvraag, het<br />

nucleaire aandeel slechts licht stijg<strong>en</strong>. De absolute mitigatie in mt co2 zou<br />

uiteraard zeer fors verbeter<strong>en</strong>. Het rapport acht dit alle<strong>en</strong> d<strong>en</strong>kbaar indi<strong>en</strong> de<br />

marktsector serieus geïnteresseerd raakt in kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> de exercitie gaat<br />

vervolg<strong>en</strong>s systematisch alle mogelijkhed<strong>en</strong> af om (economische <strong>en</strong> niet-economische)<br />

obstakels te verminder<strong>en</strong> of verwijder<strong>en</strong> die dat in de weg zoud<strong>en</strong> staan.<br />

Onze gesprekk<strong>en</strong> met deskundig<strong>en</strong> liet<strong>en</strong> weinig twijfel dat mom<strong>en</strong>teel dit<br />

sc<strong>en</strong>ario uitermate onwaarschijnlijk is.<br />

Eig<strong>en</strong>lijk kan het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel niet goed word<strong>en</strong> ingeschat indi<strong>en</strong> kwesties<br />

van veiligheid, percepties <strong>en</strong> relatieve prijz<strong>en</strong> (dus het concurr<strong>en</strong>tievermog<strong>en</strong><br />

bijlage 6<br />

6<br />

291


6<br />

292<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

van nieuwe kernc<strong>en</strong>trales) niet integraal in de analyse word<strong>en</strong> meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Op<br />

al deze terrein<strong>en</strong> is er beweging, waarop nog zal word<strong>en</strong> ingegaan.<br />

T<strong>en</strong> slotte wordt het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel de eerste 6 à 8 dec<strong>en</strong>nia niet bedreigd<br />

door de voorraad uranium of thorium. Uit iaea, Technological Review, 2004<br />

blijkt dat in het meest restrictieve geval (de e<strong>en</strong>malige brandstofcyclus in e<strong>en</strong><br />

light water-reactor) nog voor 85 jaar uranium beschikbaar is op basis van aangetoonde<br />

voorrad<strong>en</strong>. Er zijn echter goede red<strong>en</strong><strong>en</strong> om veel grotere voorrad<strong>en</strong> te<br />

veronderstell<strong>en</strong> (die verdrievoudig<strong>en</strong> dit aantal jar<strong>en</strong>) <strong>en</strong> er bestaan tev<strong>en</strong>s<br />

onconv<strong>en</strong>tionele voorrad<strong>en</strong>. Zonder die laatste mee te tell<strong>en</strong> <strong>en</strong> zonder thorium<br />

(waar India grote voorrad<strong>en</strong> van heeft, maar tegelijkertijd problem<strong>en</strong> ondervindt<br />

met c<strong>en</strong>trales gebaseerd op deze brandstof) is er deze eeuw ge<strong>en</strong> inputprobleem<br />

te verwacht<strong>en</strong>. In beginsel kan kern<strong>en</strong>ergie dus di<strong>en</strong><strong>en</strong> als hedging-optie in e<strong>en</strong><br />

lang transitieproces naar duurzame koolstofvrije <strong>en</strong>ergie.<br />

3 veiligheid<br />

3.1 reactorveiligheid<br />

De bestaande voorraad kernc<strong>en</strong>trales in de wereld opereert op e<strong>en</strong> hoog veiligheidsniveau.<br />

Dat moet m<strong>en</strong> ook eis<strong>en</strong>, natuurlijk. De kans op e<strong>en</strong> ongeluk van<br />

ernstige aard is zeer gering in alle ‘westerse’ tweede g<strong>en</strong>eratie reactortyp<strong>en</strong> <strong>en</strong> de<br />

veiligheid is significant verbeterd bij de kernc<strong>en</strong>trales in het voormalige Oostblok<br />

(iaea 2005). Trouw<strong>en</strong>s, verschill<strong>en</strong>de kernc<strong>en</strong>trales van Russische makelij (zoals<br />

de vver-types van twee g<strong>en</strong>eraties alsmede het rbmk-type dat onder andere in<br />

Tsjernobyl werd gebruikt) zijn inmiddels geslot<strong>en</strong> of zelfs ontmanteld of word<strong>en</strong><br />

beëindigd in e<strong>en</strong> programma over e<strong>en</strong> langere periode. Zo is de Ignalia in Litouw<strong>en</strong><br />

in 2005 geslot<strong>en</strong> <strong>en</strong> e<strong>en</strong> tweede c<strong>en</strong>trale volgt in 2009, ondanks door het<br />

iaea begeleide verbetering<strong>en</strong> in de jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig. De risicoanalyses in de nucleaire<br />

industrie gev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> jaarlijkse kans op e<strong>en</strong> zwaar ongeluk (core meltdown)<br />

variër<strong>en</strong>d van 1 x 10 -4 voor nog e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele reactor in de vs (zoals Zion) <strong>en</strong><br />

(meestal) 1 x 10 -5 <strong>en</strong> steeds vaker 1 x 10 -6 . Deze verschuiving<strong>en</strong> zijn het resultaat<br />

van verdere verbetering<strong>en</strong> in de tweede g<strong>en</strong>eratie. De verbetering is ook nodig,<br />

want bij e<strong>en</strong> to<strong>en</strong>ame van het aantal c<strong>en</strong>trales stijgt de kans op e<strong>en</strong> ongeluk in e<strong>en</strong><br />

van de c<strong>en</strong>trales ev<strong>en</strong>redig. Hoewel deze risicoanalyses buit<strong>en</strong>gewoon moeilijk<br />

effectief over te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong> zijn (het zegt de m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> weinig, dit soort kansberek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>,<br />

al zijn ze uiteraard onontbeerlijk voor objectieve meting <strong>en</strong> toezicht),<br />

komt het erop neer dat de verbeterde tweede g<strong>en</strong>eratie lagere risico’s k<strong>en</strong>t dan<br />

welke andere tak van de <strong>en</strong>ergiesector.<br />

Nadere verbetering<strong>en</strong> zijn nodig om rester<strong>en</strong>de zwakke plekk<strong>en</strong> te verwijder<strong>en</strong>,<br />

maar bov<strong>en</strong>al om twee andere red<strong>en</strong><strong>en</strong>: het uitschakel<strong>en</strong> van de m<strong>en</strong>selijke factor<br />

in het meest gevaarlijke deel van de reactor <strong>en</strong> het wijzig<strong>en</strong> van de uiterst sceptische<br />

percepties van de op<strong>en</strong>bare m<strong>en</strong>ing. Derde g<strong>en</strong>eratie reactor<strong>en</strong> (zoals de<br />

Pebble-reactor, in experim<strong>en</strong>tele fase in Zuid-Afrika) tracht<strong>en</strong> wat wordt<br />

g<strong>en</strong>oemd ‘inher<strong>en</strong>t veilig’ te zijn. Dat wil zegg<strong>en</strong>: mocht er al ooit e<strong>en</strong> oververhit


ting in de kern van de reactor plaatsvind<strong>en</strong>, dan schakelt de reactor zichzelf uit.<br />

Nog verder gaat e<strong>en</strong> tweetal programma’s voor vierde g<strong>en</strong>eratie kernreactors: het<br />

vierde g<strong>en</strong>eratie programma dat e<strong>en</strong> sam<strong>en</strong>werkingsverband behelst van onder<br />

andere de vs <strong>en</strong> de eu (<strong>en</strong> andere land<strong>en</strong>) met e<strong>en</strong> tijdshorizon van ongeveer 25-<br />

30 jaar <strong>en</strong> het iaea-langetermijnproject waar Nederland zelf aan deelneemt. De<br />

eis<strong>en</strong> die het vierde g<strong>en</strong>eratie programma zichzelf oplegt zijn zeer hoog <strong>en</strong> betreff<strong>en</strong><br />

duurzaamheid (met name wat betreft afval), concurr<strong>en</strong>tievermog<strong>en</strong> <strong>en</strong> verlaging<br />

van de financiële risico’s, nog hogere veiligheidseis<strong>en</strong> <strong>en</strong> opties om het<br />

bijzonder onaantrekkelijk te mak<strong>en</strong> voor terroristische aanslag<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of misbruik<br />

voor wap<strong>en</strong>s. Het is mom<strong>en</strong>teel te vroeg om uitsprak<strong>en</strong> te do<strong>en</strong> over de verwez<strong>en</strong>lijking<br />

van deze gew<strong>en</strong>ste innovaties. Wel is duidelijk dat reactorveiligheid<br />

e<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>de zorg is, des te meer wanneer derde g<strong>en</strong>eratie reactor<strong>en</strong> in gebruik<br />

g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Strikte <strong>en</strong> regelmatige controles <strong>en</strong> volstrekte op<strong>en</strong>heid<br />

pass<strong>en</strong> daarbij. 2<br />

In e<strong>en</strong> correcte veiligheidsanalyse di<strong>en</strong>t veiligheid ook relatief t<strong>en</strong> opzichte van<br />

alternatieve aanw<strong>en</strong>ding van middel<strong>en</strong> in de maatschappij te word<strong>en</strong> beschouwd.<br />

Dat wil bijvoorbeeld zegg<strong>en</strong> dat, met dezelfde bedrag<strong>en</strong> die m<strong>en</strong> wil uittrekk<strong>en</strong><br />

voor e<strong>en</strong> marginale verbetering van veiligheid bij al veilige reactor<strong>en</strong>, veel meer<br />

dod<strong>en</strong> <strong>en</strong> gewond<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> indi<strong>en</strong> deze elders zoud<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> geïnvesteerd (hetzij overstromingsrisico, verkeer, <strong>en</strong>zovoort). De keuze<br />

om toch te invester<strong>en</strong> in de veiligheid in de nucleaire sector kan dan alle<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> verklaard uit percepties. In e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t deskundig<strong>en</strong>debat georganiseerd<br />

door het Rath<strong>en</strong>au Instituut (Rath<strong>en</strong>au 2005) werd door sommig<strong>en</strong> zelfs<br />

verklaard dat veiligheid in de kern<strong>en</strong>ergie niet met waarschijnlijkheidsberek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong><br />

mag word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>aderd! Echter, m<strong>en</strong> kan geld maar e<strong>en</strong>maal uitgev<strong>en</strong>; hoe<br />

kunn<strong>en</strong> dan verstandige keuzes word<strong>en</strong> gemaakt voor e<strong>en</strong> (wellicht duur) effectief<br />

klimaatbeleid?<br />

3.2 nucleair afval<br />

Blijk<strong>en</strong>s tal van opinieonderzoek<strong>en</strong> ligt het afvalprobleem aanmerkelijk gevoeliger<br />

dan de reactorveiligheid. In dit beknopte bestek gaat het om twee problem<strong>en</strong>:<br />

de keuze <strong>tuss<strong>en</strong></strong> oppervlakteopslag <strong>en</strong> geologische opslag, <strong>en</strong> de extreem lange<br />

duur van door afval geëmitteerde straling. Er is in theorie wel e<strong>en</strong> verband <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

deze twee. Immers, zou de stralingsduur teruggebracht kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> tot (zeg)<br />

e<strong>en</strong> of twee g<strong>en</strong>eraties in plaats van duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong>, soms ti<strong>en</strong>duiz<strong>en</strong>d<strong>en</strong> jar<strong>en</strong>, dan<br />

wordt de keuze <strong>tuss<strong>en</strong></strong> oppervlakte- <strong>en</strong> geologische opslag ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong>voudiger.<br />

Bij de zogehet<strong>en</strong> transmutatietechniek word<strong>en</strong> langlev<strong>en</strong>de nuclid<strong>en</strong> naar kortlev<strong>en</strong>de<br />

nuclid<strong>en</strong> omgevormd <strong>en</strong> in e<strong>en</strong> aantal gevall<strong>en</strong> kan daarmee de lev<strong>en</strong>sduur<br />

van radioactief afval met e<strong>en</strong> factor duiz<strong>en</strong>d word<strong>en</strong> teruggebracht. Desondanks<br />

resteert dan altijd nog stralingsgevaar voor zeker ti<strong>en</strong> g<strong>en</strong>eraties, oplop<strong>en</strong>d tot<br />

wel duiz<strong>en</strong>d jaar. De techniek is bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> duur. Zolang de verkorting van de<br />

stralingsduur niet nog radicaler kan, zal de kwestie van de opslag niet uit de weg<br />

gegaan kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. Toch do<strong>en</strong> overhed<strong>en</strong> in Europa dat laatste allemaal. De<br />

Europese Commissie heeft voorgesteld om uiterlijk in 2018 definitieve (dus<br />

bijlage 6<br />

6<br />

293


6<br />

294<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geologische) met opslag aan te vang<strong>en</strong> in alle lidstat<strong>en</strong> die radioactief afval (nu<br />

nog) tijdelijk hebb<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong>. Er is echter veel verzet, vooral door lokale<br />

geme<strong>en</strong>schapp<strong>en</strong> die e<strong>en</strong> kans mak<strong>en</strong> ‘uitverkor<strong>en</strong>’ te word<strong>en</strong>. De vs hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong><br />

beginselbesluit g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> om binn<strong>en</strong>kort in Yucca Mountain met zeer diepe<br />

geologische opslag te beginn<strong>en</strong>.<br />

Volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> vergelijk<strong>en</strong>de analyse in iaea (2003) is geologische opslag de beste<br />

optie. Geologische opslag (in diepe klei-, zout- of granietlag<strong>en</strong>) is geschikter dan<br />

oppervlakteopslag uit e<strong>en</strong> oogpunt van veiligheid (<strong>en</strong> dat zonder <strong>en</strong>ige m<strong>en</strong>selijke<br />

factor na inbr<strong>en</strong>ging), vereist ge<strong>en</strong> onderhoud, hoeft niet over vele g<strong>en</strong>eraties<br />

in elk detail te word<strong>en</strong> overgedrag<strong>en</strong> (hetge<strong>en</strong> op d<strong>en</strong> duur tot informatiefout<strong>en</strong><br />

kan leid<strong>en</strong>) <strong>en</strong> sluit elke terroristische aanslag uit. In term<strong>en</strong> van kost<strong>en</strong> gaat<br />

het om hoge variabele kost<strong>en</strong> voor oppervlakteopslag versus hoge kapitaalkost<strong>en</strong><br />

voor ondergrondse opslag. Niettemin is er veel verzet teg<strong>en</strong> perman<strong>en</strong>te opslag.<br />

Klaarblijkelijk beschouw<strong>en</strong> vel<strong>en</strong> oppervlakteopslag als e<strong>en</strong> logisch onderdeel<br />

van e<strong>en</strong> kernreactor (<strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong>, ondanks alles, dat toch meer dan perman<strong>en</strong>t,<br />

diep opslaan). In feite w<strong>en</strong>st m<strong>en</strong> dat afval daar te lat<strong>en</strong>, want ook teg<strong>en</strong><br />

afvaltransport bestaat veel verzet (hoewel dat ook met opwerk<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> heeft,<br />

wat bij perman<strong>en</strong>te opslag niet aan de orde zou zijn).<br />

De hoeveelheid radioactief afval met langdurige straling is beperkt. Al het afval<br />

dat de nucleaire sector in de hele wereld in ruim vier dec<strong>en</strong>nia heeft geproduceerd<br />

(40.000 metrieke ton) past in e<strong>en</strong> ruimte van e<strong>en</strong> voetbalveld met e<strong>en</strong> diepte van<br />

vier meter. Zou m<strong>en</strong> op meer kern<strong>en</strong>ergie inzett<strong>en</strong> voor (zeg) 60-80 jaar, dan zou<br />

wellicht nog e<strong>en</strong>s viermaal deze hoeveelheid moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong> (de<br />

hoeveelheid hangt overig<strong>en</strong>s wel af van de gekoz<strong>en</strong> techniek, want kweekreactors<br />

g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong> minder afval). Afhankelijk van hoe ver m<strong>en</strong> wil gaan met het ruimtegebruik<br />

voor perman<strong>en</strong>te opslag, is het moeilijk voor te stell<strong>en</strong> dat dit onoplosbaar<br />

zou zijn.<br />

3.3 proliferatie <strong>en</strong> terrorisme<br />

De wereldconfer<strong>en</strong>tie ter verbetering van het non-proliferatieverdrag in mei<br />

2005 is in feite op e<strong>en</strong> mislukking uitgelop<strong>en</strong>. Dit heeft onder andere te mak<strong>en</strong><br />

met de relatief geringe disciplines die de vijf kernmog<strong>en</strong>dhed<strong>en</strong> zichzelf tot nu<br />

toe hebb<strong>en</strong> opgelegd, het blijv<strong>en</strong> weiger<strong>en</strong> om toe te tred<strong>en</strong> tot het verdrag door<br />

sommige land<strong>en</strong>, recalcitrant gedrag door e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel npv-lid (nu Iran) <strong>en</strong> <strong>en</strong>kele<br />

zwakhed<strong>en</strong> in dit verdrag die niet zijn verholp<strong>en</strong>. Daarnaast is er nog steeds de<br />

vrees dat omkoping, diefstal (bijvoorbeeld in Rusland van oude voorrad<strong>en</strong>), het<br />

te gelde mak<strong>en</strong> van expertise (de beruchte praktijk<strong>en</strong> van Dr. Khan) <strong>en</strong> spionage<br />

toch tot proliferatie kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. Proliferatie slaat op kernwap<strong>en</strong>s <strong>en</strong> niet op<br />

vreedzaam gebruik van kern<strong>en</strong>ergie (maar dan met op<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> onafhankelijke<br />

inspecties).<br />

Het verband <strong>tuss<strong>en</strong></strong> deze twee heeft te mak<strong>en</strong> met het opwerk<strong>en</strong> van splijtstof<br />

(gewone uranium) tot hoogverrijkt uranium (93% U-235 in plaats van 4%) of


plutonium, maar dan met e<strong>en</strong> andere sam<strong>en</strong>stelling (voor kernwap<strong>en</strong>s nag<strong>en</strong>oeg<br />

ge<strong>en</strong> zwaardere Pu-isotop<strong>en</strong>) (zie voor details Rath<strong>en</strong>au 2004 <strong>en</strong> iaea<br />

2005). Daarom pleit<strong>en</strong> de vs teg<strong>en</strong> het opwerk<strong>en</strong> van uranium (bijvoorbeeld<br />

kweekreactor<strong>en</strong>), aangezi<strong>en</strong> dit de drempel voor terrorist<strong>en</strong> om e<strong>en</strong> kernbom te<br />

mak<strong>en</strong> zou verlag<strong>en</strong>. Dit argum<strong>en</strong>t is niet sterk, om e<strong>en</strong> serie van red<strong>en</strong><strong>en</strong> die<br />

hier niet uitgewerkt kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> (zoals het niet-lineaire karakter van opwerking,<br />

misbruik van bestaande civiele infrastructuur, het bestaan van researchreactor<strong>en</strong><br />

– die tot 20 proc<strong>en</strong>t opwerk<strong>en</strong> – <strong>en</strong> het technisch niet al te lastige van<br />

opwerking op zich).<br />

Indi<strong>en</strong> terrorist<strong>en</strong> zich zoud<strong>en</strong> interesser<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> directe aanslag op e<strong>en</strong><br />

c<strong>en</strong>trale, is de kans op fatale schade aan de reactor gering (reactors zijn extreem<br />

solide gebouwd). Anders ligt het wellicht in het geval van e<strong>en</strong> bom op opgeslag<strong>en</strong><br />

afval naast de c<strong>en</strong>trale. Het stel<strong>en</strong> van afval om e<strong>en</strong> ‘vuile’ bom te mak<strong>en</strong> is uitgeslot<strong>en</strong><br />

weg<strong>en</strong>s het stralingsgevaar, t<strong>en</strong>zij m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zich bewust opoffer<strong>en</strong>, maar<br />

zelfs dan is het vervoersprobleem nauwelijks oplosbaar.<br />

Alles bije<strong>en</strong> is het duidelijk dat er gevar<strong>en</strong> zijn die eig<strong>en</strong>lijk niet geheel uit te sluit<strong>en</strong><br />

zijn. De vraag is echter of deze gevar<strong>en</strong> daadwerkelijk e<strong>en</strong> functie zijn van e<strong>en</strong><br />

ruimere toepassing van civiele kern<strong>en</strong>ergie in de toekomst. Waarschijnlijk is dit<br />

nauwelijks of niet het geval.<br />

4 economische toets<br />

De hoofdvraag is of kern<strong>en</strong>ergie lev<strong>en</strong>svatbaar is als private leverancier van elektriciteit<br />

<strong>en</strong>, mocht dat niet het geval zijn, wat de sam<strong>en</strong>leving ervoor over zou<br />

moet<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> om kern<strong>en</strong>ergie in te zett<strong>en</strong> voor co2-mitigatie. Het blijkt dat, tot<br />

nu toe, kapitaalverschaffers niet geïnteresseerd zijn in kern<strong>en</strong>ergie als marktproduct.<br />

Weliswaar zijn in de vs veel c<strong>en</strong>trales privaat bezit, maar deze hebb<strong>en</strong> allerlei<br />

vorm<strong>en</strong> van subsidies of risicodekking of hadd<strong>en</strong> die voor verzonk<strong>en</strong> kost<strong>en</strong>.<br />

Ook de aansprakelijkheid is, zowel in Europa als de vs, beperkt tot e<strong>en</strong> maximum,<br />

aangezi<strong>en</strong> nucleaire ramp<strong>en</strong> niet verzekerbaar zijn. Ook in de vs staan<br />

investeerders niet te trappel<strong>en</strong> om in deze sector in te stapp<strong>en</strong>. De belangrijkste<br />

(maar zeker niet <strong>en</strong>ige) red<strong>en</strong> is dat de initiële kapitaalsinvestering veel hoger is<br />

dan bij kol<strong>en</strong>- of gasc<strong>en</strong>trales, zodat het veel langer duurt voordat m<strong>en</strong> aan de<br />

investering begint te verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Wel blijkt uit mit (2003) dat deze initiële<br />

investering fors gereduceerd kan word<strong>en</strong> door in serie te bouw<strong>en</strong> op basis van<br />

standaardontwerp<strong>en</strong> (zoals in Frankrijk is geschied maar, vreemd g<strong>en</strong>oeg, niet in<br />

de vs). Zou m<strong>en</strong> over deze investeringsdrempel he<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> stapp<strong>en</strong>, dan heeft<br />

kern<strong>en</strong>ergie voordel<strong>en</strong>, zoals het geringe aandeel (10-15%) van de brandstofkost<strong>en</strong><br />

in de kostprijs van de elektriciteit, vergelek<strong>en</strong> met ongeveer twee derde bij gas.<br />

De kwetsbaarheid voor prijsschommeling<strong>en</strong> bij gas is daarmee groot <strong>en</strong> die voor<br />

kern<strong>en</strong>ergie klein (bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> schommel<strong>en</strong> gasprijz<strong>en</strong> met die van olie mee,<br />

terwijl uraniumprijz<strong>en</strong> veel stabieler zijn). Tabel 1 geeft e<strong>en</strong> beeld van de opbouw<br />

van de elektriciteitskost<strong>en</strong> van kern<strong>en</strong>ergie in zes land<strong>en</strong>.<br />

bijlage 6<br />

6<br />

295


6<br />

296<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tabel 1 Elektriciteitskost<strong>en</strong> van kern<strong>en</strong>ergie<br />

Land Disconto Investering Lop<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong> Brandstof Kost<strong>en</strong> elektra<br />

<strong>en</strong> onderhoud (dollarc<strong>en</strong>t per<br />

(%) (%) (%) (%) kWh)<br />

Canada 5 67 24 9 2,5<br />

10 79 15 6 4,0<br />

Frankrijk 5 54 21 25 3,2<br />

10 70 14 16 4,9<br />

Korea 5 55 31 14 3,1<br />

10 71 20 9 4,8<br />

Spanje 5 54 20 26 4,1<br />

10 70 13 17 6,4<br />

Turkije 5 61 26 14 3,3<br />

10 75 17 9 5,2<br />

Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> 5 55 27 19 3,3<br />

10 68 19 13 4,6<br />

Bron: Tarjanne <strong>en</strong> Luostarin<strong>en</strong> (2003)<br />

Omdat de initiële investeringskost<strong>en</strong> zo <strong>en</strong>orm zijn (d<strong>en</strong>k aan 2 miljard euro voor<br />

1 gw), speelt de discontovoet e<strong>en</strong> belangrijke rol. E<strong>en</strong> discontovoet van 10proc<strong>en</strong>t<br />

wordt teg<strong>en</strong>woordig als te hoog bestempeld. Verder zijn de kost<strong>en</strong> van ontmanteling<br />

(ruwweg e<strong>en</strong> vierde van de bouwkost<strong>en</strong>) e<strong>en</strong> wissel<strong>en</strong>de factor, omdat de<br />

eis<strong>en</strong> hierbij sterk verschill<strong>en</strong> van land tot land. Bij e<strong>en</strong> lage discontovoet kunn<strong>en</strong><br />

ontmantelingskost<strong>en</strong> die vanaf het begin zijn meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> tot 3 proc<strong>en</strong>t van de<br />

kostprijs bedrag<strong>en</strong>. De economische toets wordt gunstig beïnvloed door twee<br />

rec<strong>en</strong>te verbetering<strong>en</strong>, namelijk de productiviteit per jaar (in Finland haalt m<strong>en</strong> al<br />

load factors van 90%) <strong>en</strong> de steeds langere lev<strong>en</strong>sduur (60 jaar wordt gewoon, dit<br />

is beduid<strong>en</strong>d langer dan gas- of kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales).<br />

Uiteindelijk wordt de concurr<strong>en</strong>tiepositie bepaald door de directe kost<strong>en</strong> per<br />

kilowattuur. Indi<strong>en</strong> kern<strong>en</strong>ergie aan e<strong>en</strong> prijs van iets b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> 4 euroc<strong>en</strong>t per<br />

kWh kan gerak<strong>en</strong>, is zij concurrer<strong>en</strong>d met gas. Empirische studies lop<strong>en</strong> nogal<br />

uite<strong>en</strong>, omdat lev<strong>en</strong>sduur, discontovoet, load factors <strong>en</strong> ontmanteling ongelijk<br />

b<strong>en</strong>aderd word<strong>en</strong>. In de mit-studie (2003) bijvoorbeeld is de lev<strong>en</strong>sduur veertig<br />

jaar (dat lijkt te kort <strong>en</strong> drijft daarmee de prijs op), de load factor 85 proc<strong>en</strong>t, <strong>en</strong><br />

wordt verondersteld dat in de toekomst in serie wordt gebouwd (in hun studie<br />

met vele reactors te bouw<strong>en</strong> per jaar voor vele jar<strong>en</strong> is dat ess<strong>en</strong>tieel). Toch is dan<br />

nog e<strong>en</strong> koolstofprijs van 50 dollar per ton c nodig om concurrer<strong>en</strong>d te word<strong>en</strong><br />

met gas op 4 (dollar)c<strong>en</strong>t. Andere studies (oecd 1998; University of Chicago<br />

2004; <strong>en</strong> Tarjanne <strong>en</strong> Luostarin<strong>en</strong> 2003) lever<strong>en</strong> wissel<strong>en</strong>de resultat<strong>en</strong> op. De<br />

Chicago-studie laat goed zi<strong>en</strong> dat schaal <strong>en</strong> standaardisatie zeer forse besparing<strong>en</strong><br />

oplever<strong>en</strong>; bij zestig jaar lev<strong>en</strong>sduur is nucleaire <strong>en</strong>ergie concurrer<strong>en</strong>d met gas.


De indirecte (of externe) kost<strong>en</strong> van kern<strong>en</strong>ergie (met betrekking tot milieu,<br />

gezondheid) zijn laag. Neemt m<strong>en</strong> deze mee in de economische toets (hetge<strong>en</strong> op<br />

basis van marktfal<strong>en</strong> inderdaad zou moet<strong>en</strong>), dan wordt nucleaire <strong>en</strong>ergie mete<strong>en</strong><br />

concurrer<strong>en</strong>d met kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> olie, ev<strong>en</strong>als in de meeste gevall<strong>en</strong> met gas (Externe E<br />

European Commission 2003). Neemt m<strong>en</strong> directe <strong>en</strong> externe kost<strong>en</strong> tezam<strong>en</strong>,<br />

dan is opnieuw onduidelijk waarom kern<strong>en</strong>ergie is uitgeslot<strong>en</strong> van het gebruik<br />

van ji <strong>en</strong> cdm in het Kyoto-protocol.<br />

T<strong>en</strong> slotte zijn er andere maatschappelijke bat<strong>en</strong> zoals <strong>en</strong>ergiezekerheid die niet<br />

in de private prijs van elektriciteit zijn verdisconteerd.<br />

5 evaluatie van kern<strong>en</strong>ergie als mitigatieoptie<br />

In vergelijk<strong>en</strong>de zin met alternatieve <strong>en</strong>ergie (die weinig of ge<strong>en</strong> koolstofuitstoot<br />

met zich meebr<strong>en</strong>gt) is kern<strong>en</strong>ergie voor vele dec<strong>en</strong>nia e<strong>en</strong> zeer effectieve mitigatieoptie<br />

in e<strong>en</strong> wereldklimaatstrategie. Hoeveel extra mitigatie tot 2050 zou<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bereikt, is echter zo afhankelijk van percepties <strong>en</strong> overheidsgaranties<br />

dat hierover nu moeilijk harde uitsprak<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedaan. De<br />

veiligheidsrisico’s lijk<strong>en</strong> steeds beter beheersbaar voor de reactor zelf, maar nog<br />

steeds problematisch voor radioactief afval. Perman<strong>en</strong>te opslag van afval stuit op<br />

percepties die ertoe leid<strong>en</strong> dat tijdelijke oppervlakteopslag (die <strong>en</strong>ige kwetsbaarhed<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>t) toch de voorkeur verdi<strong>en</strong>t. Veel lastiger is het de risico’s in te schatt<strong>en</strong><br />

van proliferatie <strong>en</strong> terrorisme, omdat bijna ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele veronderstelling<br />

volmaakt waterdicht is. Dit betek<strong>en</strong>t weliswaar niet dat het ontber<strong>en</strong> van waarschijnlijkhed<strong>en</strong><br />

de risico’s groter maakt, wel dat het rationeel weerlegg<strong>en</strong> van<br />

allerlei onbestemde gevoel<strong>en</strong>s, die soms de kop opstek<strong>en</strong>, onmogelijk wordt. De<br />

economische mogelijkhed<strong>en</strong> om kern<strong>en</strong>ergie concurrer<strong>en</strong>d te producer<strong>en</strong> nem<strong>en</strong><br />

toe door onder andere schaal <strong>en</strong> standaardisatie, productiviteitsverbetering<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

langere lev<strong>en</strong>sduur. In het kader van e<strong>en</strong> consist<strong>en</strong>te klimaatstrategie (die<br />

bijvoorbeeld e<strong>en</strong> koolstofbelasting of handel in emissierecht<strong>en</strong> impliceert, naast<br />

e<strong>en</strong> correcte inschatting van de kost<strong>en</strong> van gezondheidsrisico’s) zal kern<strong>en</strong>ergie<br />

vrijwel altijd concurrer<strong>en</strong>d kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> met gas, <strong>en</strong> zeker met kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> olie<br />

of, des te meer, hernieuwbare <strong>en</strong>ergie (behalve hydro, maar die valt lastig uit te<br />

breid<strong>en</strong>).<br />

Gezi<strong>en</strong> dit pot<strong>en</strong>tieel kan de grote aarzeling omtr<strong>en</strong>t kern<strong>en</strong>ergie alle<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

teruggevoerd op percepties. Gevoelighed<strong>en</strong> over afval <strong>en</strong> terrorisme blijv<strong>en</strong><br />

groot, die over reactorveiligheid nem<strong>en</strong> af, maar zijn zeker niet verdw<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

Kleine incid<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, lekkages of kritische rapportages ondermijn<strong>en</strong> het vertrouw<strong>en</strong><br />

bij het grote publiek onmiddellijk, al is dat veel minder het geval in Azië dan in<br />

Europa <strong>en</strong> de vs. Percepties leid<strong>en</strong> tot politieke druk <strong>en</strong> dat leidt weer tot nadere<br />

aanscherping<strong>en</strong> die eerder maatschappelijk dan technisch bepaald zijn. Hoewel<br />

euratom in 1957 juist is opgericht om kern<strong>en</strong>ergie in de eu te bevorder<strong>en</strong>, is dit<br />

nooit goed van de grond gekom<strong>en</strong>. De land<strong>en</strong> in de Unie verton<strong>en</strong> alle schakering<strong>en</strong>,<br />

van ge<strong>en</strong> nucleaire activiteit<strong>en</strong> tot het hoogste aandeel van kern<strong>en</strong>ergie in de<br />

elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing in de wereld (Frankrijk). In de Unie zijn er land<strong>en</strong> die<br />

afbouw<strong>en</strong> (of althans zegg<strong>en</strong> dat te do<strong>en</strong>) naast land<strong>en</strong> die nieuwe c<strong>en</strong>trales<br />

bijlage 6<br />

6<br />

297


6<br />

298<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bouw<strong>en</strong>, zoals de Tsjechische Republiek, Finland – geheel privaat! – <strong>en</strong> Frankrijk,<br />

terwijl het vk e<strong>en</strong> nieuwe nucleaire strategie wil opzett<strong>en</strong>. De lidstat<strong>en</strong> misbruik<strong>en</strong><br />

wat zij noem<strong>en</strong> ‘subsidiariteit’ om volstrekt gerechtvaardigde hoge (eu-)minimumveiligheidseis<strong>en</strong><br />

te blokker<strong>en</strong> <strong>en</strong> in te ruil<strong>en</strong> voor vrijwillige iaea-norm<strong>en</strong>.<br />

Ook bestaan er (nog) ge<strong>en</strong> eu-richtsnoer<strong>en</strong> over ‘ontmanteling’, hetge<strong>en</strong> de<br />

transparantie over kostprijz<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> geliberaliseerde markt onmogelijk maakt.<br />

Waarom de eu als leider van de Kyoto-land<strong>en</strong> die mitigatieverplichting<strong>en</strong> op zich<br />

hebb<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, kern<strong>en</strong>ergie zonder meer van de mitigatieopties heeft uitgeslot<strong>en</strong>,<br />

is behalve inconsist<strong>en</strong>t ook duister.<br />

Kern<strong>en</strong>ergie zal aan mitigatie bijdrag<strong>en</strong> op wereldniveau, omdat in Azië <strong>en</strong><br />

wellicht elders c<strong>en</strong>trales zull<strong>en</strong> word<strong>en</strong> bijgebouwd <strong>en</strong> de lev<strong>en</strong>sduur van vele<br />

bestaande c<strong>en</strong>trales opgerekt zal word<strong>en</strong>. De eu-strategie, die overig<strong>en</strong>s hoofdzakelijk<br />

op land<strong>en</strong>niveau wordt beslist op dit punt, zal hier weinig toe do<strong>en</strong>, laat<br />

staan e<strong>en</strong> ev<strong>en</strong>tuele Nederlandse uitbreiding van het aantal kernc<strong>en</strong>trales. Tot nu<br />

toe heeft het broeikaseffect in de politieke praktijk niet als gewichtig argum<strong>en</strong>t<br />

gefungeerd om kern<strong>en</strong>ergie positiever te bekijk<strong>en</strong>. Hoewel in Europa e<strong>en</strong><br />

verschuiving te zi<strong>en</strong> is in bijvoorbeeld het vk <strong>en</strong> nu ook Nederland. De tot nu toe<br />

zwakke verbinding <strong>tuss<strong>en</strong></strong> kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> klimaatbeleid kan overig<strong>en</strong>s spoedig<br />

versterkt word<strong>en</strong>, maar dan in e<strong>en</strong> andere red<strong>en</strong>ering. Die red<strong>en</strong>ering vangt aan<br />

bij het belang van <strong>en</strong>ergiezekerheid die tot op hed<strong>en</strong> (<strong>en</strong> zelfs voor dec<strong>en</strong>nia geëxtrapoleerd)<br />

nogal zorgeloos is g<strong>en</strong>egeerd. Het is moeilijk voorstelbaar dat Europa,<br />

hard op weg naar afhankelijkhed<strong>en</strong> in de orde van 70 proc<strong>en</strong>t tot zelfs 90 proc<strong>en</strong>t,<br />

het gewicht van deze doelstelling niet zeer fors zal opschroev<strong>en</strong>. Dit kan het<br />

gevolg zijn van toeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> strategisch besef, van ev<strong>en</strong>tuele prijsstijging<strong>en</strong> of<br />

schommeling<strong>en</strong> of van chicanes door verre leveranciers – of alle drie, om het over<br />

politiek misbruik van machtsposities maar niet te hebb<strong>en</strong>. Daarbij kunn<strong>en</strong> de<br />

klimaatbat<strong>en</strong> dan als nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong> word<strong>en</strong> beschouwd. De vraag is vervolg<strong>en</strong>s of<br />

percepties ook het nastrev<strong>en</strong> van <strong>en</strong>ergiezekerheid met onder andere e<strong>en</strong> grotere<br />

nadruk op kern<strong>en</strong>ergie zull<strong>en</strong> bemoeilijk<strong>en</strong>.


geraadpleegde literatuur<br />

Alic, J., D. Mowery <strong>en</strong> E. Rubin (2003) US technology and innovation policies, lessons for<br />

climate change, PEW C<strong>en</strong>ter on Global Climate Change, Washington D.C.<br />

Beursk<strong>en</strong>s, M., H. de Coninck <strong>en</strong> E. Boeker (2004) Energieopties voor de 21e eeuw, Amsterdam,<br />

W. Beckman Stichting.<br />

Blyth, W. <strong>en</strong> N. Lefevre (2004) Energy security and climate change policy interactions, an<br />

assessm<strong>en</strong>t framework, Paris: iea.<br />

Boeker, E. (2005) Kern<strong>en</strong>ergie, wat moet<strong>en</strong> we er mee?, docum<strong>en</strong>t voor WRR-expert<br />

workshop (ongepubliceerd).<br />

Bruggink, J. <strong>en</strong> B. van der Zwaan (2001) The role of nuclear <strong>en</strong>ergy in establishing sustainable<br />

<strong>en</strong>ergy paths, Pett<strong>en</strong>/Amsterdam: ECN & IVM.<br />

Comby, B. (2001) Environm<strong>en</strong>talists for nuclear <strong>en</strong>ergy, Paris: TNR editions.<br />

Council of the EU (2004) Revisions of draft directive based on Commission proposal on the<br />

safety of nuclear installations (as COM (2003) 32 of 30 January 2003) and of the<br />

draft directive on the managem<strong>en</strong>t of sp<strong>en</strong>t nuclear fuel and radioactive waste<br />

(as in, idem), 30 January 2004, no. 5585/04 (ATO 9; ENER 20; ENV 40).<br />

European Commission (2003) External Costs; research results on socio-<strong>en</strong>vironm<strong>en</strong>tal<br />

damages due to electricity and transport, ExternE.<br />

European Commission (2004) Am<strong>en</strong>ded proposal for a Council directive (euratom)<br />

laying down the basic obligations and g<strong>en</strong>eral principals on the safety of nuclear<br />

installations; am<strong>en</strong>ded proposal (idem) on the safe managem<strong>en</strong>t of sp<strong>en</strong>t nuclear<br />

fuel and radioactive waste, COM (2004) 526 of 8 September 2004.<br />

European Commission (2004) Report on the use of financial resources earmarked for the<br />

decommissioning of nuclear power plants, COM (2004) 719 of 26 october 2004.<br />

Hoyos Perez, J. (2003) A European perspective on the funding of decommissioning and<br />

related activities of the <strong>en</strong>d of the nuclear cycle, European Commission, paper for<br />

the nea seminar on decommissioning in Tarragone.<br />

iaea (2001) Analysis of Uranium supply to 2050, W<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

iaea (2003) The long-term storage of radioactive waste: safety and sustainability, a position<br />

paper of international experts, W<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

iaea (2004) Nuclear Technology Review, W<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

iaea (2005) Nuclear Safety Review for the year 2004, W<strong>en</strong><strong>en</strong>.<br />

iea (2004) World Energy Outlook, Paris, IAE/OECD.<br />

ipcc (2001) Third Assessm<strong>en</strong>t Report (TAR).<br />

Kessels, J. <strong>en</strong> S. Bakker (2005) ESCAPE, <strong>en</strong>ergy security & climate policy evaluation,<br />

Pett<strong>en</strong>: ECN.<br />

Lempert, R., S. Popper, S. Resetar <strong>en</strong> S. Hart (2002) Capital cycles and the timing of<br />

climate change policy, PEW C<strong>en</strong>ter on Global Climate Change, Washington<br />

D.C.<br />

McGuire, M. (2005) The rise and the fall of the NPT, an opportunity for Britain, International<br />

Affairs 81, 1: 115-140.<br />

mit (2003) The future of nuclear power, study group co-chaired by John Deutsch<br />

& Ernest Moniz, Cambridge (USA).<br />

nea (2003) Nuclear electricity g<strong>en</strong>eration: what are the external costs?, Paris, nea.<br />

bijlage 6<br />

6<br />

299


6<br />

300<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

NRC Handelsblad (2003) Thema Kern<strong>en</strong>ergie, blz. 46-48, bijlage week<strong>en</strong>d 15/16 februari<br />

2003.<br />

Rath<strong>en</strong>au Instituut (2005) Verslag bije<strong>en</strong>komst over Kern<strong>en</strong>ergie in Nederland, op<br />

www.rath<strong>en</strong>au.nl.<br />

Samore, G., B. Tertrais <strong>en</strong> V. Orlov (2005) The future of the nuclear proliferation regime,<br />

Working Paper, no. 12, European Security Forum, april.<br />

Slingerland, S.O. Bello, M. Davidson, K. van Loo, F. Rooij<strong>en</strong>s, M. Sev<strong>en</strong>ster <strong>en</strong> CE (2004)<br />

Het nucleaire landschap, verk<strong>en</strong>ning van feit<strong>en</strong> <strong>en</strong> m<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> over kern<strong>en</strong>ergie,<br />

april, D<strong>en</strong> Haag: Rath<strong>en</strong>au Instituut.<br />

Sokolov, Y., A. Omoto, J. Kupitz <strong>en</strong> F. Depisch (2005) The iaea international project on<br />

innovative nuclear reactors and fuel cycles (INPRO): status and outlook, paper<br />

confer<strong>en</strong>ce on nuclear <strong>en</strong>gineering, Peking, 16 – 20 mei, 2005.<br />

Stichting Natuur <strong>en</strong> Milieu, Gre<strong>en</strong>peace Nederland, Ver<strong>en</strong>iging Milieudef<strong>en</strong>sie, de 12<br />

provinciale Milieufederaties <strong>en</strong> WISE (2005) Kern<strong>en</strong>ergie, niet do<strong>en</strong>, maart 2006.<br />

Tarjanne, R. <strong>en</strong> K. Luostarin<strong>en</strong> (2003) Competitiv<strong>en</strong>ess comparison of the electricity<br />

production alternatives, Lappe<strong>en</strong>ranta University of Technology, Research<br />

Report EN B-156.<br />

Taylor, D. (2003) Radioactive waste managem<strong>en</strong>t and early decommissioning of nuclear<br />

facilities in the candidate countries, European Commission, speech, February.<br />

Taylor, D. (2004) Radioactive waste managem<strong>en</strong>t and decommissioning in an <strong>en</strong>larged<br />

EU, Brussels, European Commission (Euratom), speech, April.<br />

University of Chicago (2004) The economic future of nuclear power, Chicago.<br />

Viscusi, W.K. <strong>en</strong> R. Zeckhauser (2005) The perception and valuation of the risks of climate<br />

change: a rational and behavioral bl<strong>en</strong>d, Washington D.C., AEI-Brookings C<strong>en</strong>ter<br />

for Regulatory Studies, Working Paper 05–35, December.<br />

WNA (2004) The economics of nuclear power, September, World Nuclear Association<br />

(www.world-nuclear.org).


not<strong>en</strong><br />

1 De veronderstelling is dat te sluit<strong>en</strong> of nieuw geplande c<strong>en</strong>trales op gas of kol<strong>en</strong><br />

basis door kernc<strong>en</strong>trales vervang<strong>en</strong> zoud<strong>en</strong> word<strong>en</strong>, dan wel door de alternatiev<strong>en</strong>.<br />

2 Het is dan ook uiterst bed<strong>en</strong>kelijk dat onder andere Duitsland <strong>en</strong> het vk zich<br />

heftig hebb<strong>en</strong> verzet teg<strong>en</strong> de gerechtvaardigde voorstell<strong>en</strong> van de Europese<br />

Commissie om gezam<strong>en</strong>lijke (hoge) minimumnorm<strong>en</strong> voor nucleaire veiligheid,<br />

bov<strong>en</strong> op de huidige partiële norm<strong>en</strong>, in de eu in te voer<strong>en</strong>. De gr<strong>en</strong>soverschrijd<strong>en</strong>de<br />

effect<strong>en</strong> waar deze norm<strong>en</strong> voor (of liever, teg<strong>en</strong>) bedoeld zijn, staan ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele twijfel toe over e<strong>en</strong> hoog minimumniveau voor all<strong>en</strong> <strong>en</strong> strikte c<strong>en</strong>trale<br />

controles gezi<strong>en</strong> het belang voor all<strong>en</strong>. Zie het zogehet<strong>en</strong> nuclear package van 28<br />

oktober 2004 <strong>en</strong> com (2004) 526.<br />

bijlage 6<br />

6<br />

301


7<br />

302<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 7: extra opslag van koolstof door<br />

fotosynthese, met name in boss<strong>en</strong><br />

1 inleiding<br />

Opslag door fotosynthese is e<strong>en</strong> verzameling van e<strong>en</strong> viertal mitigatieopties:<br />

• het teg<strong>en</strong>gaan van ontbossing;<br />

• het plant<strong>en</strong> van nieuw bos;<br />

• het gebruik van hout als constructiemateriaal;<br />

• het bevorder<strong>en</strong> van akkerbouw zonder ploeg<strong>en</strong>.<br />

Drie van de opties hebb<strong>en</strong> te mak<strong>en</strong> met bos. Boss<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong> opslagplaats van<br />

koolstof, 1 ze vorm<strong>en</strong> het grootste deel van de terrestrial sink (zie paragraaf 4.3).<br />

Bom<strong>en</strong> hal<strong>en</strong> de koolstof die ze voor hun groei nodig hebb<strong>en</strong> uit de lucht.<br />

Volgroeide bom<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> per saldo ge<strong>en</strong> koolstof meer op. Bij het sterv<strong>en</strong> of<br />

kapp<strong>en</strong> van bom<strong>en</strong> gaat het omgekeerd: de opgeslag<strong>en</strong> koolstof komt vroeg of laat<br />

door vertering of verbranding in de atmosfeer terecht. Zolang de op<strong>en</strong>gevall<strong>en</strong><br />

plaats in het bos weer wordt bezet door nieuwe bom<strong>en</strong>, blijft uiteindelijk de<br />

opgeslag<strong>en</strong> hoeveelheid koolstof gelijk. Neemt de hoeveelheid bos toe, dan wordt<br />

per saldo meer koolstof onttrokk<strong>en</strong> aan de atmosfeer. Neemt de hoeveelheid bos<br />

af, dan komt er extra koolstof in de atmosfeer.<br />

2 omvang van ontbossing<br />

Het valt niet mee hier e<strong>en</strong> scherp beeld van te krijg<strong>en</strong>. Over het algeme<strong>en</strong> wordt<br />

uit de publicaties over dit onderwerp niet helder of m<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> doelt op effect<strong>en</strong><br />

van ontbossing of op alle effect<strong>en</strong> van land use change; of m<strong>en</strong> dan doelt op de<br />

mondiale ontbossing of alle<strong>en</strong> in de trop<strong>en</strong> <strong>en</strong> of het daarbij gaat om het saldo<br />

(netto-ontbossing na aftrek van herbebossing; <strong>en</strong> als het opgegev<strong>en</strong> cijfer e<strong>en</strong><br />

saldo betreft: of m<strong>en</strong> dan alle<strong>en</strong> de herbebossing in het Zuid<strong>en</strong> ervan aftrekt of<br />

ook die in het Noord<strong>en</strong>; ook wordt vaak niet aangegev<strong>en</strong> hoeveel de herbebossing<br />

bedraagt, <strong>en</strong>zovoort).<br />

Doorgaans wordt gesteld dat ontbossing e<strong>en</strong> c-emissie met zich meebr<strong>en</strong>gt van 1-<br />

2 gtc per jaar; ook 1,6 gtc komt m<strong>en</strong> vaak teg<strong>en</strong>, terwijl rec<strong>en</strong>t satellietonderzoek<br />

duidt op 0,9 gtc. Volg<strong>en</strong>s de meest rec<strong>en</strong>te rapportage, van de fao (december<br />

2005), leidt de mondiale ontbossing – na aftrek van herbebossing in Noord <strong>en</strong> in<br />

Zuid – tot e<strong>en</strong> emissie van 1,1 gtc. Uit de daarbij gepres<strong>en</strong>teerde grafiek<strong>en</strong> valt af<br />

te leid<strong>en</strong> dat de ontbossing in de trop<strong>en</strong>, inclusief plantages <strong>en</strong> herbebossing, e<strong>en</strong><br />

emissie geeft van rond de 1,3 gtc per jaar, <strong>en</strong> bruto van 1,5-1,6 gtc (fao 2005). 2<br />

Dat is zo’n 20 proc<strong>en</strong>t van alle co2-emissies.


Tekstbox 1 De k<strong>en</strong>nelijke relevantie van absorptie van koolstof op het land<br />

De historische bijdrage is groot<br />

Rond 1700 was van het mondiale bosareaal 7 proc<strong>en</strong>t verlor<strong>en</strong> gegaan. Sindsdi<strong>en</strong> is het mondiale<br />

bosareaal met zo’n 15-18 proc<strong>en</strong>t gereduceerd, aldus het overzicht van Williams (2000). 3 Die<br />

ontbossing heeft, sinds 1850 tot 2000, naar schatting e<strong>en</strong> bijdrage aan de to<strong>en</strong>ame van co2 in de<br />

atmosfeer gehad van 45 proc<strong>en</strong>t.<br />

E<strong>en</strong> rek<strong>en</strong>voorbeeld<br />

De jaarlijkse absorptie van koolstof op het land is mondiaal 60 gton per jaar (bij e<strong>en</strong> totaal reservoir<br />

van 600 gton in vegetatie <strong>en</strong> 1600 in de bodem). Indi<strong>en</strong> dat verhoogd zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong><br />

(door herbebossing/verdicht<strong>en</strong> van bos, andere landbouwpraktijk<strong>en</strong>, 4 <strong>en</strong> door gebruik van hout<br />

in duurzame product<strong>en</strong> <strong>en</strong> voor bio-<strong>en</strong>ergie) met 2 proc<strong>en</strong>t per jaar, dan betek<strong>en</strong>t dat e<strong>en</strong> extra<br />

jaarlijkse opname van 1,2 gton. Dat is 35 proc<strong>en</strong>t van de hoeveelheid koolstof die nu jaarlijks in de<br />

atmosfeer accumuleert. Om via fossiele emissiereductie e<strong>en</strong> gelijk effect te bereik<strong>en</strong>, zou het<br />

mondiale emissi<strong>en</strong>iveau maar liefst 35 proc<strong>en</strong>t lager moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> te ligg<strong>en</strong>. 5<br />

E<strong>en</strong> voorbeeld uit de praktijk<br />

Volg<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>t onderzoek (Cicero) wordt in Noorweg<strong>en</strong> rond 40 proc<strong>en</strong>t van de broeikasemissies<br />

gecomp<strong>en</strong>seerd door extra bom<strong>en</strong>, vooral dankzij verandering<strong>en</strong> in bosbouwpraktijk<strong>en</strong>,<br />

maar ook door omzetting van grasland in bos <strong>en</strong> extra aangroei dankzij de klimaatverandering zelf<br />

(slechts e<strong>en</strong> klein deel hiervan valt onder de regels van Kyoto).<br />

3 achtergrond<strong>en</strong> van ontbossing<br />

Zeker twee derde van alle ontbossing is toe te schrijv<strong>en</strong> aan het omzett<strong>en</strong> van<br />

bos- in landbouwgrond. Veruit dominant daarbij is slash-and-burn door de<br />

armste boer<strong>en</strong> 6 – die hoofdzakelijk subsist<strong>en</strong>tielandbouw bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> de veld<strong>en</strong><br />

vaak al na 2-3 jaar weer moet<strong>en</strong> opgev<strong>en</strong>, waardoor er steeds weer nieuw areaal<br />

nodig is (Roper <strong>en</strong> Roberts 1999; fao 2003). De fao schat het belang daarvan op<br />

zo’n 90 proc<strong>en</strong>t. De belangrijkste andere factor<strong>en</strong> zijn de omzetting van bosgrond<br />

in grond voor commerciële landbouw: suiker, palmolie, rubber, koffie, cacao,<br />

banan<strong>en</strong>, citrusvrucht<strong>en</strong> (Roper <strong>en</strong> Roberts 1999). Zo is in Indonesië het areaal<br />

aan palmolieplantages <strong>en</strong>orm gesteg<strong>en</strong> in de laatste vijfti<strong>en</strong> jaar. De belangrijkste<br />

drijfkracht achter de groei van hout- <strong>en</strong>/of landbouw of – in Latijns-Amerika –<br />

veeteelt was de groei van de nationale markt, <strong>en</strong> niet of nauwelijks de wereldmarkt;<br />

7 met uitzondering van Brazilië – daar zou sinds eind jar<strong>en</strong> neg<strong>en</strong>tig e<strong>en</strong><br />

sterke stijging van de vleesexport e<strong>en</strong> belangrijke rol spel<strong>en</strong>. In Afrika is graz<strong>en</strong>d<br />

vee in gebied<strong>en</strong> met droge boss<strong>en</strong> <strong>en</strong> savann<strong>en</strong> e<strong>en</strong> belangrijke factor. Ook speelt<br />

oprukk<strong>en</strong>de verstedelijking e<strong>en</strong> rol; niet-duurzame houtkap om aan hout te<br />

kom<strong>en</strong>; waterkracht; mijnbouw <strong>en</strong> oliewinning; <strong>en</strong> bosbrand<strong>en</strong> 8 (Roper <strong>en</strong><br />

Roberts 1999; Brown et al., Malhi, Meir, Brown 2002). 9<br />

bijlage 7<br />

7<br />

303


7<br />

304<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Tekstbox 2 Vaak g<strong>en</strong>oemde zondebokk<strong>en</strong> voor ontbossing<br />

Houtsprokkel: bijna 3 miljard m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> zijn voor hun <strong>en</strong>ergie daarop aangewez<strong>en</strong>; sprokkel<strong>en</strong> leidt<br />

niet tot verdwijning, maar wel tot verarming van bos.<br />

Logging (kap van waardevolle bom<strong>en</strong>) leidt tot degradatie van het woud, maar is ge<strong>en</strong> directe<br />

oorzaak van ontbossing. De int<strong>en</strong>siteit is vooral hoog in Zuidoost-Azië. Ontbossing komt eerder<br />

door e<strong>en</strong> gebrek aan vraag naar hout, waardoor m<strong>en</strong> met bosbouw onvoldo<strong>en</strong>de opbr<strong>en</strong>gst kan<br />

realiser<strong>en</strong>.<br />

Plantages, met name t<strong>en</strong> behoeve van de papierindustrie. Die spel<strong>en</strong> juist géén rol in ontbossing.<br />

Integ<strong>en</strong>deel, plantagebouw kan juist bijdrag<strong>en</strong> aan zorgvuldiger bosbeheer, waardoor roofbouw<br />

op bestaande boss<strong>en</strong> voorkom<strong>en</strong> wordt.<br />

4 tr<strong>en</strong>ds in ont- <strong>en</strong> herbebossing<br />

Al eeuw<strong>en</strong>lang is e<strong>en</strong> proces van ontbossing door boskap <strong>en</strong> -brand<strong>en</strong> gaande,<br />

waarbij het hout <strong>en</strong> de vrijkom<strong>en</strong>de grond voor andere doel<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gebruikt.<br />

In rijkere land<strong>en</strong> neemt het bosareaal sinds e<strong>en</strong> jaar of veertig toe, in sommige<br />

land<strong>en</strong> al veel langer. Maar in ontwikkelingsland<strong>en</strong> is het proces nog volop<br />

gaande, vooral in Afrika <strong>en</strong> Zuid-Amerika.<br />

Het verlies aan tropisch woud kan geschat word<strong>en</strong> op zo’n 0,45-0,7 proc<strong>en</strong>t per<br />

jaar (fao). Het proces van ontbossing vertraagt de laatste vijfti<strong>en</strong> jaar <strong>en</strong>igszins.<br />

In de periode 1990-2000 bedroeg de ontbossing per jaar bruto 0,38 proc<strong>en</strong>t van<br />

het totale mondiale bosoppervlak, <strong>en</strong> netto 0,22 proc<strong>en</strong>t (fao 2003). 10 Dat was al<br />

iets minder dan in de periode 1980-1990. Van 2000 tot 2005 was dat significant<br />

gedaald naar 7,34 miljo<strong>en</strong> hectare per jaar. De netto-ontbossing bedraagt nu<br />

volg<strong>en</strong>s de fao 0,18 proc<strong>en</strong>t per jaar (fao 2005).<br />

De meeste ontbossing voltrekt zich in e<strong>en</strong> beperkt aantal land<strong>en</strong>. Daar ligt het<br />

tempo hoog: er zijn gebied<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> tempo van 2,5 proc<strong>en</strong>t of meer per jaar (tot<br />

4% per jaar in del<strong>en</strong> van het Amazonegebied, 4,7% in Madagaskar, 3,2-5,9% in de<br />

binn<strong>en</strong>land<strong>en</strong> van Sumatra. Brazilië rapporteert e<strong>en</strong> afname van de ontbossing in<br />

het Amazonegebied met 50 proc<strong>en</strong>t in het laatste jaar (Roper <strong>en</strong> Roberts 1999;<br />

fao 2005).<br />

Verwacht mag word<strong>en</strong> dat in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling de trage, maar gestage daling<br />

van het ontbossingtempo zal doorgaan. In bijna alle ipcc-sc<strong>en</strong>ario’s verwacht<br />

m<strong>en</strong> dat er in 2100 mondiaal meer bos zal zijn. De ervaring leert namelijk dat bij<br />

e<strong>en</strong> stijg<strong>en</strong>d inkom<strong>en</strong> per hoofd er in elk land e<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t komt waarbij m<strong>en</strong><br />

voor laag-productieve landbouw ge<strong>en</strong> boss<strong>en</strong> meer kapt (Meyer et al. 2003). Zou<br />

de dal<strong>en</strong>de tr<strong>en</strong>d zich in e<strong>en</strong> bau-ontwikkeling doorzett<strong>en</strong>, dan zal in 2050 het<br />

jaarlijks verlies aan bos de helft zijn van nu (Pacala <strong>en</strong> Socolow 2004). De daarmee<br />

verbond<strong>en</strong> c-emissie zou dan dal<strong>en</strong> van de huidige 1,1 gtc per jaar tot 0,5<br />

gton per jaar.


5 het mitigatiepot<strong>en</strong>tieel van natuurlijke opslag, met<br />

name in bos <strong>en</strong> hout<br />

Het ipcc (2001) me<strong>en</strong>t dat <strong>tuss<strong>en</strong></strong> 1995 <strong>en</strong> 2050 het pot<strong>en</strong>tieel 1,1-1,6 gtc per jaar<br />

bedraagt. De fao (2005) schat dat boss<strong>en</strong> voor de kom<strong>en</strong>de vijftig jaar tot 15<br />

proc<strong>en</strong>t van c-emissies kunn<strong>en</strong> wegnem<strong>en</strong>. Pacala <strong>en</strong> Socolow (2004) schatt<strong>en</strong><br />

het totale mondiaal pot<strong>en</strong>tieel van <strong>en</strong>erzijds het teg<strong>en</strong>gaan van ontbossing <strong>en</strong><br />

anderzijds het bevorder<strong>en</strong> van herbebossing <strong>en</strong> dergelijke tot 2050 op 2 gtc,<br />

waarvan ongeveer 80 proc<strong>en</strong>t in trop<strong>en</strong>. 11 Het veiligstell<strong>en</strong> van voldo<strong>en</strong>de<br />

wereldvoedselproductie bij e<strong>en</strong> groei<strong>en</strong>de wereldbevolking werpt hierbij ge<strong>en</strong><br />

wez<strong>en</strong>lijke barrière op: de landbouwproductie kan voldo<strong>en</strong>de groei<strong>en</strong>, mits e<strong>en</strong><br />

gestage groei van de productie per hectare kan word<strong>en</strong> gerealiseerd met bijvoorbeeld<br />

mondiaal gemiddeld 1,6-1,8 proc<strong>en</strong>t per jaar zonder extra grond (Ausubel<br />

2002). Voor e<strong>en</strong> nadere argum<strong>en</strong>tatie zie bijlage 5 over bio-<strong>en</strong>ergie. 12<br />

Hiermee is het pot<strong>en</strong>tieel van natuurlijke koolstofopslag niet uitgeput. Bov<strong>en</strong>staande<br />

cijfers gev<strong>en</strong> namelijk e<strong>en</strong> schatting voor de twee eerste manier<strong>en</strong><br />

waarop mitigatie door natuurlijke koolstofopslag kan plaatsvind<strong>en</strong>: (a) minder<br />

ontbossing <strong>en</strong> (b) herbebossing. Er zijn echter nóg twee opties: (c) meer gebruik<br />

van hout als constructiemateriaal <strong>en</strong> (d) verandering<strong>en</strong> in akkerbouw. Er volgt nu<br />

e<strong>en</strong> meer gedetailleerde weergave van het pot<strong>en</strong>tieel.<br />

Het afremm<strong>en</strong> van ontbossing<br />

Deskundig<strong>en</strong> acht<strong>en</strong> het mogelijk de vertraging in ontbossing in e<strong>en</strong> stroomversnelling<br />

te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, zodanig dat het proces rond 2050 tot staan is gebracht. Dat<br />

zou e<strong>en</strong> afname van de c-emissie betek<strong>en</strong><strong>en</strong> t<strong>en</strong> opzichte van bau met 0,5-0,6<br />

gtc. Om de druk op boss<strong>en</strong> te verminder<strong>en</strong> is de uitbreiding van het aantal plantages<br />

nodig <strong>en</strong> moet veel geïnvesteerd word<strong>en</strong> in agrarische ontwikkeling (zie<br />

ook paragraaf 7 van deze bijlage).<br />

Aangroei van bos qua areaal <strong>en</strong> dichtheid<br />

Hoe meer bom<strong>en</strong> wortel schiet<strong>en</strong>, hoe meer koolstof wordt onttrokk<strong>en</strong> aan de<br />

atmosfeer. Voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia is er nog veel grond die voor weinig anders<br />

geschikt is dan voor bos. Mitigatie is dus gedi<strong>en</strong>d met herbebossing van kapvlaktes,<br />

aanleg van nieuwe boss<strong>en</strong> bijvoorbeeld op vrijkom<strong>en</strong>de landbouwgrond elders,<br />

beter bosbeheer (reg<strong>en</strong>eratie, meer bom<strong>en</strong> per hectare, minder afval bij houtkap),<br />

agroforestry, plantages <strong>en</strong> ruimte gev<strong>en</strong> voor natuurlijke aanwas. Pacala <strong>en</strong><br />

Socolow schatt<strong>en</strong> het mondiale pot<strong>en</strong>tieel voor de kom<strong>en</strong>de vijftig jaar op 30-40<br />

gtc tot 2050, dat is teg<strong>en</strong> die tijd zo’n 1-1,5 gtc gemiddeld per jaar. Daarvan:<br />

• 12-13 gton extra in de gematigde klimaatzone, op 400 Mha: dat is 0,5 gtc per<br />

jaar in 2050;<br />

• 12-13 gton in de trop<strong>en</strong>, op e<strong>en</strong> kleiner oppervlak (mede door snellere groei,<br />

andere soort<strong>en</strong>, hogere bom<strong>en</strong> <strong>en</strong> dergelijke): 0,5 gtc per jaar;<br />

• 13 gton nieuwe plantages plus op nu nog onbeboste grond op 300 Mha (dit is<br />

5 x zo veel als de huidige 61 Mha aan plantages). De huidige mate van expansie<br />

van plantages levert e<strong>en</strong> opslag op van 0,2 gtc op per jaar.<br />

bijlage 7<br />

7<br />

305


7<br />

306<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Andere landbouwpraktijk<strong>en</strong><br />

Minder traditioneel ploeg<strong>en</strong>, meer zogehet<strong>en</strong> conservation tillage 13 heeft, zo is<br />

geblek<strong>en</strong>, e<strong>en</strong> belangrijk pot<strong>en</strong>tieel. Pacala <strong>en</strong> Socolow schatt<strong>en</strong> het pot<strong>en</strong>tieel op<br />

20-30 gton tot 2050, dat is gemiddeld 0,5-1 gton per jaar.<br />

Gebruik van hout als constructiemateriaal<br />

Hout is e<strong>en</strong> hernieuwbaar materiaal waarvan het gebruik e<strong>en</strong> dubbel effect heeft<br />

op mitigatie. T<strong>en</strong> eerste: hoe meer hout in gebruik is, des te meer koolstof er is<br />

opgeslag<strong>en</strong>. Afvalhout blijkt op stortplaats<strong>en</strong> heel traag verteerd te word<strong>en</strong>, veel<br />

trager dan tot voor kort werd gedacht (Gardner et al. 2002). Wordt afvalhout<br />

verbrand, dan komt de koolstof vrij, maar als die verbranding plaatsvindt in het<br />

kader van de <strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing, dan fungeert dat afvalhout als c-neutrale bio<strong>en</strong>ergie.<br />

T<strong>en</strong> tweede: hout als materiaal beschikbaar krijg<strong>en</strong> is zeer veel minder<br />

<strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>sief dan material<strong>en</strong> zoals staal, aluminium, cem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> dergelijke<br />

(Macque<strong>en</strong> et al. 2004; Bowyer et al.). 14 Dit type overweging<strong>en</strong> speelt echter in de<br />

bedrijfspraktijk bij de keuze van material<strong>en</strong> pas e<strong>en</strong> rol wanneer de koolstofprijs<br />

gaat doorwerk<strong>en</strong> in de prijs van staal, beton, cem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> aluminium.<br />

Deze vorm van mitigatie door opslag wijkt in zoverre af van de andere drie<br />

vorm<strong>en</strong> van sinks dat uit volgroeide boss<strong>en</strong> <strong>en</strong> plantages e<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>de<br />

stroom van hout gehaald kan word<strong>en</strong>.<br />

De totale gemiddelde jaarlijkse sink van deze vier opties kan in 2050 e<strong>en</strong> omvang<br />

bereikt hebb<strong>en</strong> van 2,5-3,0 gtc (Socolow): ruim e<strong>en</strong> derde van de te realiser<strong>en</strong><br />

reducties. 15<br />

Kost<strong>en</strong> van opslag in bos<br />

Tropische bosbouw is e<strong>en</strong> vrij goedkope optie: m<strong>en</strong> schat dat de kost<strong>en</strong> lop<strong>en</strong> van<br />

3-35 dollar per ton co2; <strong>en</strong> dat zónder rek<strong>en</strong>ing te houd<strong>en</strong> met de bat<strong>en</strong> van de<br />

houtopbr<strong>en</strong>gst (Sedjo 2001). Indi<strong>en</strong> m<strong>en</strong> erin zou slag<strong>en</strong> om de handel in emissierecht<strong>en</strong><br />

uit te breid<strong>en</strong> tot deze vorm van co2-reductie, dan zal dat zonder twijfel<br />

e<strong>en</strong> sterke stimulans betek<strong>en</strong><strong>en</strong>. Tot dat mom<strong>en</strong>t zou eig<strong>en</strong>lijk voorkom<strong>en</strong><br />

moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> dat bosgrond b<strong>en</strong>ut wordt voor doeleind<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> waarde<br />

onder ‘die’ co2-prijs (Sedjo 2001).<br />

6 het zwakke punt van opslag in bos<br />

Als m<strong>en</strong> deze optie gaat inzett<strong>en</strong>, dan moet m<strong>en</strong> goed wet<strong>en</strong> waar m<strong>en</strong> aan<br />

begint. De bom<strong>en</strong> ‘groei<strong>en</strong> niet tot in de hemel’. Op e<strong>en</strong> gegev<strong>en</strong> mom<strong>en</strong>t is elk<br />

bos volgroeid <strong>en</strong> is er ge<strong>en</strong> ruimte voor nog meer boss<strong>en</strong>. Dan is het met deze<br />

optie echt ‘op’, veel meer dan wat als het maximumaantal windmol<strong>en</strong>s of<br />

biomassac<strong>en</strong>trales (met hun eig<strong>en</strong> sink in de vorm van plantages) is bereikt.<br />

Windmol<strong>en</strong>s <strong>en</strong> c<strong>en</strong>trales blijv<strong>en</strong> co2-emissies voorkom<strong>en</strong>, ook als er ge<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong>kele meer bij geplaatst kan word<strong>en</strong> – jaar in jaar uit, zolang ze draai<strong>en</strong> <strong>en</strong> tijdig<br />

vervang<strong>en</strong> word<strong>en</strong>. En word<strong>en</strong> ze afgedankt, dan word<strong>en</strong> de eerder vermed<strong>en</strong><br />

emissies niet later alsnog uitgestot<strong>en</strong>. Is daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> het maximale bosareaal<br />

bereikt <strong>en</strong> zijn de desbetreff<strong>en</strong>de boss<strong>en</strong> volgroeid, dan nadert de jaarlijkse


absorptie zélf aan nul. De optie ‘fotosynthese’ draagt dan vrijwel niets meer bij<br />

aan mitigatie (<strong>en</strong> mocht het bos ooit gekapt word<strong>en</strong>, dan komt zelfs de eerder<br />

opgeslag<strong>en</strong> co2 alsnog vrij).<br />

Om deze terugval in mitigatie te voorkom<strong>en</strong> moet m<strong>en</strong> ervoor zorg<strong>en</strong> dat de<br />

mitiger<strong>en</strong>de rol tijdig kan word<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door andere opties. En wil m<strong>en</strong><br />

er zeker van zijn dat die emissie blijv<strong>en</strong>d vermed<strong>en</strong> wordt, dan moet langs juridische<br />

of economische weg erin word<strong>en</strong> voorzi<strong>en</strong> dat kap alle<strong>en</strong> plaatsvindt als de<br />

daarmee verbond<strong>en</strong> c-emissie elders gecomp<strong>en</strong>seerd wordt. Deze punt<strong>en</strong> zijn<br />

alle<strong>en</strong> relevant voor opslag in bos, niet voor opslag in hout als constructiemateriaal<br />

(zoals gezegd: uit volgroeide boss<strong>en</strong> <strong>en</strong> plantages kan immers e<strong>en</strong> voortdur<strong>en</strong>de<br />

stroom van hout gehaald word<strong>en</strong>).<br />

7 dwarsverband<strong>en</strong><br />

De optie ‘teg<strong>en</strong>gaan van ontbossing’ is nauw verbond<strong>en</strong> met ‘onderontwikkeling’.<br />

Het werk<strong>en</strong> aan deze optie moet dus onderdeel zijn van e<strong>en</strong> breder beleid<br />

gericht op sociale <strong>en</strong> economische ontwikkeling. Sterker, omdat de ‘marginale’<br />

landbouw juist bedrev<strong>en</strong> wordt op subsist<strong>en</strong>ti<strong>en</strong>iveau, dus door ‘gemarginaliseerd<strong>en</strong>’<br />

in die sam<strong>en</strong>leving<strong>en</strong>, kan deze optie alle<strong>en</strong> slag<strong>en</strong> als ze hand in hand<br />

gaat met bijdrag<strong>en</strong> aan de lokaal-regionale ontwikkeling. Om te voorkom<strong>en</strong> dat<br />

telk<strong>en</strong>s weer akkers gevestigd word<strong>en</strong> op grond die daar nauwelijks geschikt voor<br />

is, is minimaal nodig dat de bestaande landbouwgrond e<strong>en</strong> hogere opbr<strong>en</strong>gst per<br />

hectare g<strong>en</strong>ereert. De bosbouw kan bijdrag<strong>en</strong> aan lokale werkgeleg<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> het<br />

voorkom<strong>en</strong> van vernietiging van lokale hulpbronn<strong>en</strong> in de vorm van niet-duurzame<br />

houtkap t<strong>en</strong> behoeve van niet-duurzame landbouw. Voorwaard<strong>en</strong> zijn e<strong>en</strong><br />

hogere opbr<strong>en</strong>gst per hectare voor de bestaande landbouwgrond alsmede e<strong>en</strong><br />

grotere, stabielere markt voor hout (vooral te betrekk<strong>en</strong> van plantages) <strong>en</strong> voor<br />

koolstofopslag. 16 Het teg<strong>en</strong>gaan van ontbossing draagt bij aan het behoud van<br />

landschappelijke waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> de vele andere ecologische di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> die het tropisch<br />

woud vervult.<br />

Synergie met andere opties<br />

Het koester<strong>en</strong> <strong>en</strong> do<strong>en</strong> to<strong>en</strong>em<strong>en</strong> van bos biedt mogelijkhed<strong>en</strong> voor duurzame<br />

substitutie van fossiele <strong>en</strong>ergie. T<strong>en</strong> eerste voor zover hout b<strong>en</strong>ut wordt als<br />

constructiemateriaal, aangezi<strong>en</strong> voor de fabricage van andere material<strong>en</strong> zoals<br />

beton, plastics, staal, aluminium <strong>en</strong> dergelijke relatief veel fossiele <strong>en</strong>ergie nodig<br />

is. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> is er ook nog e<strong>en</strong>s koolstof in opgeslag<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> tweede: hout, met<br />

name van plantages (<strong>en</strong> houtafval van bosbouw <strong>en</strong> dergelijke), zal de belangrijkste<br />

leverancier zijn voor de optie ‘bio-<strong>en</strong>ergie’ (zie verder bijlage 5 over<br />

biomassa).<br />

8 conclusie<br />

Het bevorder<strong>en</strong> van de opslag van koolstof op land – door het teg<strong>en</strong>gaan van<br />

ontbossing, het zorg<strong>en</strong> voor nieuw bos, het bevorder<strong>en</strong> van akkerbouw zonder<br />

bijlage 7<br />

7<br />

307


7<br />

308<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

ploeg<strong>en</strong> – <strong>en</strong> het gebruik van hout als constructiemateriaal, heeft e<strong>en</strong> geschat<br />

pot<strong>en</strong>tieel dat op kan lop<strong>en</strong> tot 2-3 gtc per jaar. Maar later deze eeuw zull<strong>en</strong> de<br />

opties (met uitzondering van opslag in hout als constructiemateriaal) onvermijdelijk<br />

sterk terugvall<strong>en</strong> tot bijna 0 gtc. Deze opties verg<strong>en</strong> echter nauwelijks of<br />

ge<strong>en</strong> technologische innovatie, zijn direct ‘inzetbaar’, scor<strong>en</strong> uit oogpunt van<br />

kost<strong>en</strong>effectiviteit over het algeme<strong>en</strong> goed tot zeer goed <strong>en</strong> zijn dus juist bruikbaar<br />

in de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia. Bij succesvol beleid zal na e<strong>en</strong> aantal dec<strong>en</strong>nia<br />

de mitigatierol moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> overg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> door andere opties, als m<strong>en</strong> terugval<br />

wil voorkom<strong>en</strong>.


geraadpleegde literatuur<br />

Ausubel, J.H. (2002) On Sparing Farmland and Spreading Forest, in: T. Clark <strong>en</strong><br />

R. Staebler, (eds.), Forestry at the Great Divide: Proceedings of the Society of<br />

American Foresters 2001 Conv<strong>en</strong>tion: 127-138.<br />

B<strong>en</strong>ítez, P.C., I. McCallum, M. Obersteiner <strong>en</strong> Y. Yamagata (2004) Global Supply for<br />

Carbon Sequestration: Id<strong>en</strong>tifying Least-Cost Afforestation Sites under Country<br />

Risk Considerations, IIASA Interim Report IR-04-022, Lax<strong>en</strong>burg, Austria.<br />

www.iiasa.ac.at/Publications/Docum<strong>en</strong>ts/IR-04-022.pdf.<br />

Bernacchi, C.J., S.E. Hollinger <strong>en</strong> T. Meyers (2005) The conversion of the corn/soybean<br />

ecosystem to no-till agriculture may result in a carbon sink, Global Change<br />

Biology 11, 11: 1867-1872.<br />

Bowyer, Jim L. <strong>en</strong> Ruth L. Smith (1999) Opportunities for Mitigating Carbon Emissions<br />

through Forestry Activities, www.winrock.org/reep/Opportun_carbon.html.<br />

Brown, S., I. Swingland, R. Hanbury-T<strong>en</strong>ison, G. Prance <strong>en</strong> N. Myers, Carbon Sinks for<br />

Abating Climate Change: Can They Work? www2.essex.ac.uk/ces/Research<br />

Programmes/ CESOccasionalPapers/AdditionalPaper.pdf.<br />

Contreras-Hermosilla, A. (2000) The Underlying Causes of Forest Decline, C<strong>en</strong>tre for<br />

International Forestry Research, Occasional paper 30, www.cifor.cgiar.org/<br />

publications/pdf_files/OccPapers/OP-030.pdf.<br />

Cossalter, C. <strong>en</strong> Ch. Pye-Smith (2003) Fast-Wood Forestry. Myths and Realities, C<strong>en</strong>tre for<br />

International Forestry Reseacrh, Jakarta www.cifor.cgiar.org.<br />

DeFries, R.S. (2002) Carbon Emissions from tropical deforestation and regrowth based<br />

on satellite observations for the 1980s and 1990s, Proceedings National Academy<br />

of Sci<strong>en</strong>ce 99, 22: 14256-14261.<br />

Driel, P. van (2004) De boss<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> eeuwig zing<strong>en</strong>. E<strong>en</strong> verk<strong>en</strong>ning van het ontbossingsdrama<br />

t<strong>en</strong> behoeve van de vrom-raad, D<strong>en</strong> Haag.<br />

fao (2005) Global Forest Resource Assessm<strong>en</strong>t, fao, www.fao.org.<br />

fao (2003) State of the World’s Forests 2003, Part 1, The situation and rec<strong>en</strong>t developm<strong>en</strong>ts<br />

in the forest sector, www.fao.org/docum<strong>en</strong>ts/show_cdr.asp?url_file=/DOCREP/<br />

005/Y7581E/Y7581E00.HTM.<br />

Gardner, W.D. et al. (2002) Decomposition of wood products in the Lucas Heights Landfill<br />

Facility, www.gre<strong>en</strong>house.crc.org.au/ecarbon/<strong>en</strong>ews/gardner.pdf.<br />

Leach, M. <strong>en</strong> J. Fairhead (1998) Reframing Deforestation: Global Analysis and Local<br />

Realities – Studies in West Africa, London: Routledge.<br />

Leach, M. <strong>en</strong> J. Fairhead (2000) Chall<strong>en</strong>ging neo-malthusian deforestation analyses in<br />

West Africa’s dynamic forest landscapes, Population and Developm<strong>en</strong>t Review,<br />

www.ids.ac.uk/ids/KNOTS/publications/leach.html.<br />

Macque<strong>en</strong>, D., J. Mayers <strong>en</strong> H. Reid (2004) Could wood combat climate change?, London,<br />

www.iied.org/pubs/display.php?n=8&%20l=14&a=D%20Macque<strong>en</strong>&x=Y.<br />

Malhi, Y., P. Meir <strong>en</strong> S. Brown (2002) Forests, carbon and Global climate, Physical and<br />

Engineering Sci<strong>en</strong>ces 360: 1567-1591.<br />

Martinez, K.E., E.M. Cr<strong>en</strong>shaw <strong>en</strong> J.C. J<strong>en</strong>kins (2002) Deforestation and the Environm<strong>en</strong>tal<br />

Kuznets Curve: A Cross-National Investigation of Interv<strong>en</strong>ing Mechanisms,<br />

Social Sci<strong>en</strong>ce Quarterly 83: 226-243.<br />

bijlage 7<br />

7<br />

309


7<br />

310<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Meyer, A.L., G. Cornelis van Koot<strong>en</strong> <strong>en</strong> S<strong>en</strong> Wang (2003) Institutional, Social and Economic<br />

Roots of Deforestation: Further Evid<strong>en</strong>ce of an Environm<strong>en</strong>tal Kuznets Relation?<br />

smealsearch.psu.edu/71049.html.<br />

Niles, J., O.S. Brown, J. Pretty, A. Ball <strong>en</strong> J. Fay (2001) Pot<strong>en</strong>tial Carbon Mitigation and<br />

Income in Developing Countries from Changes in Use and Managem<strong>en</strong>t of Agricultural<br />

and Forest Lands, C<strong>en</strong>tre for Environm<strong>en</strong>t and Society, Occasional Paper<br />

2001-04, Essex, www2.essex.ac.uk/ces/ResearchProgrammes/CESOccasional-<br />

Papers/OccPaper2001-4.pdf.<br />

Roper, J. <strong>en</strong> R.W. Roberts (1999) Deforestation: Tropical Forests in Decline, Forestry<br />

Advisers Network (cfan) of the Canadian International Developm<strong>en</strong>t Ag<strong>en</strong>cy<br />

(cida), www.rcfa-cfan.org/<strong>en</strong>glish/issues.12.html.<br />

Roper, J. (2001) Tropical Forests and Climate Change, Forestry Advisers Network (cfan)<br />

of the Canadian International Developm<strong>en</strong>t Ag<strong>en</strong>cy (cida), www.rcfa-cfan.org/<br />

<strong>en</strong>glish/issues.13.html.<br />

Stavins, R.N. <strong>en</strong> K.R. Richards, The Cost of us Forestbased Carbon Sequestration, www.<br />

pewclimate.org/global-warming-in-depth/all_reports/carbon_sequestration/<br />

index.cfm.<br />

Sedjo, R., B. Sohng<strong>en</strong> <strong>en</strong> R. M<strong>en</strong>delsohn (2001) Estimating Carbon Supply Curves for<br />

Global Forets and Other Land Uses, RFF Discussion Paper Washington.<br />

Sedjo, R.A. Forest ‘Sinks’ as Tool for Climate-Change Policymaking www.rff.org/Docum<strong>en</strong>ts/RFF-Resources-143-forestsinks.pdf.<br />

Sedjo, R.A. Forest Carbon Sequestration: Some Issues for Forest Investm<strong>en</strong>ts. RFF<br />

Washington Aug 2001 www.rff.org/Docum<strong>en</strong>ts/RFF-DP-01-34.pdf.<br />

Skog, K.E. (2000) Carbon Sequestration in Wood and Paper Products, usda Forest<br />

Service, www.fpl.fs.fed.us/documnts/pdf2000/skog00b.pdf<br />

Victor, D.G. <strong>en</strong> J. H. Ausubel (2000) Restoring the Forests, Foreign Affairs 79, 6: 127-144.<br />

Williams, M. (2000) On Dark ages and dark areas: global deforestation in the deep past<br />

Journal of Historical Geography 26, 1: 28-46.


not<strong>en</strong><br />

1 Zowel bov<strong>en</strong>- als ondergronds. Wordt bos omgezet in jaarlijks omgeploegd<br />

akkerland, dan leidt dat tot verlies van gemiddeld e<strong>en</strong> derde van de koolstof in de<br />

bodem (<strong>en</strong> van de helft als er voorhe<strong>en</strong> grasland of weidegebied was). Bij omzetting<br />

in grasland kan de koolstof in de bodem iets to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

Boss<strong>en</strong> beslaan mondiaal ruim 3,8 miljard hectare grond, waarvan 1,5 miljard<br />

hectare in de trop<strong>en</strong>. De tropische boss<strong>en</strong> bevatt<strong>en</strong> 1200 gtc; per ha: 120-165 ton<br />

c in de bom<strong>en</strong> <strong>en</strong> 83-150 ton c in de eerste meter van de bodemlaag. De totale<br />

c-voorraad in ecosystem<strong>en</strong> op land bevatt<strong>en</strong> 2200 gt (fao 2001).<br />

2 Cijfers voor de trop<strong>en</strong> in 1990: Zuidoost-Azië 0,76 gton; Latijns-Amerika 0,32<br />

gton; Afrika 0,34 gton. Opgeteld 1,4 gtc (Malhi et al. 2002).<br />

3 Van het oorspronkelijk tropisch woud is volg<strong>en</strong>s de iucn nog 80 proc<strong>en</strong>t over.<br />

NB: in deze schatting<strong>en</strong> zijn studies zoals die van Leach <strong>en</strong> Fairhead (1998; 2000)<br />

niet verwerkt. Zij concluder<strong>en</strong> dat de mate van ontbossing voor e<strong>en</strong> aantal Afrikaanse<br />

land<strong>en</strong> sinds 1900 sterk is overschat.<br />

4 Het niet langer beploeg<strong>en</strong> van akkers lijkt e<strong>en</strong> significant pot<strong>en</strong>tieel aan c-opslag<br />

te hebb<strong>en</strong>. Dat is rec<strong>en</strong>telijk bevestigd in onderzoek in vs (Bernacchi, Hollinger,<br />

Meyers) voor kor<strong>en</strong> <strong>en</strong> soja.<br />

5 Van de 6,4 gtc co2-emissies komt ruwweg de helft terecht in de atmosfeer (zie<br />

hoofdstuk 4 <strong>en</strong> bijlage 1). E<strong>en</strong> afname van emissie met 2,4 gtc zorgt dan voor<br />

beperking van wat in atmosfeer komt met 1,2 gtc. Dat is 35 proc<strong>en</strong>t van de<br />

huidige jaarlijkse c-to<strong>en</strong>ame in de atmosfeer.<br />

6 Arm<strong>en</strong> trekk<strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> naar de stad, maar ook naar de bosrand. En: individuele<br />

stukjes land word<strong>en</strong> door overerving steeds kleiner. Meestal is er ge<strong>en</strong> formele<br />

eig<strong>en</strong>domstitel. Zonder garantie dat het land van h<strong>en</strong> zal blijv<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> die<br />

boer<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kele prikkel om de grond productiever te mak<strong>en</strong>.<br />

7 Ongeveer 25 proc<strong>en</strong>t van de mondiale houtnijverheidsproductie – gezaagd hout,<br />

panel<strong>en</strong>, houtpulp, papier – komt uit ontwikkelingsland<strong>en</strong>. Van de top-10-land<strong>en</strong><br />

qua ontbossing (1995) werd in Indonesië, Maleisië <strong>en</strong> Birma meer dan 50 proc<strong>en</strong>t<br />

van de totale productie geëxporteerd. In Brazilië, Mexico <strong>en</strong> Thailand slechts 10<br />

proc<strong>en</strong>t, in Kongo, Bolivia, V<strong>en</strong>ezuela <strong>en</strong> Soedan was de export verwaarloosbaar.<br />

In de meeste Aziatische land<strong>en</strong> die met ontbossing kamp<strong>en</strong> is rijst ge<strong>en</strong> exportproduct.<br />

Dat in Brazilië de ontbossing sterk to<strong>en</strong>am in de periode dat ook de<br />

vleesproductie sterk to<strong>en</strong>am, kwam aanvankelijk vooral door de stijg<strong>en</strong>de vraag<br />

in Brazilië zelf.<br />

8 NB: bij afname van de bosbrand<strong>en</strong> neemt ook de emissie van het krachtige broeikasgas<br />

n2o af (Roper <strong>en</strong> Roberts 1999).<br />

9 Afhankelijk van wat er met dat hout gebeurt leidt dit ook tot emissie in de atmosfeer.<br />

10 De fao heeft die cijfers inmiddels iets naar b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> bijgesteld: de afname in de<br />

periode 1990-2000 was niet 9,4 miljo<strong>en</strong>, maar 8,9 miljo<strong>en</strong> hectare per jaar.<br />

11 Als de prijs voor c-emissie groot g<strong>en</strong>oeg is om de omzetting van bos in landbouwgrond<br />

te voorkom<strong>en</strong>, zal de meeste opslag plaatsvind<strong>en</strong> in Zuid-Amerika,<br />

Afrika <strong>en</strong> Pacific-Azië (Sedjo). In 2010 zal daar meer dan de helft van de opslag<br />

bijlage 7<br />

311<br />

7


7<br />

312<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

plaatsvind<strong>en</strong>; e<strong>en</strong> kwart in de regio van de vroegere Sovjet-Unie.<br />

12 De schatting<strong>en</strong> over het pot<strong>en</strong>tieel bosareaal lop<strong>en</strong> uite<strong>en</strong> van 0,3 tot 1,3 gha.<br />

ipcc komt op 1,2 gha: (pot<strong>en</strong>tieel areaal voor gewass<strong>en</strong> 2,5 gha; daarvan is in<br />

gebruik 0,9 gha voor voedselproductie <strong>en</strong> is nog 0,4 gha nodig in verband met de<br />

mondiale bevolkingsgroei, met e<strong>en</strong> piek in 2050). E<strong>en</strong> rec<strong>en</strong>te berek<strong>en</strong>ing van<br />

Moreira komt uit op 1,5 gha areaal (bij strikte criteria is het beschikbaar mondiaal<br />

areaal voor rainfed landbouw: 2,95 gha). Daarvan wordt nu gebruikt: 1,46 gha<br />

(38%).<br />

13 Door verkorting van de periode van braak ligg<strong>en</strong> <strong>en</strong> minder beluchting van de<br />

bodem kan in landbouwgrond 0,3-0,6 ton per hectare per jaar in <strong>en</strong>kele dec<strong>en</strong>nia<br />

gemiddeld meer koolstofopslag word<strong>en</strong> opgeslag<strong>en</strong>.<br />

14 Dat kan per e<strong>en</strong>heid e<strong>en</strong> factor 200-1500 qua c-emissie schel<strong>en</strong>; zie Bowyer et al.<br />

1999.<br />

15 Reid komt op 110 Gt in 50-100 jaar. ipcc: 126 Gt co2. Malhi, Meir, Brown (2002)<br />

totaal: 75 gton-100 gton: zie tabel. Zie ook Brown c.s. voor e<strong>en</strong> studie naar het<br />

pot<strong>en</strong>tieel in e<strong>en</strong> aantal land<strong>en</strong>.<br />

16 Als ge<strong>en</strong> waarde aan c-opslag in bos wordt toegek<strong>en</strong>d, zou biomassagebruik<br />

kunn<strong>en</strong> leid<strong>en</strong> tot ontbossing.


ijlage 8: reductie van antropog<strong>en</strong>e<br />

methaanemissies<br />

1 inleiding<br />

Methaan (ch4) heeft met 65 proc<strong>en</strong>t veruit het grootste aandeel in de obg (1,8<br />

gtc-eq). Methaan heeft e<strong>en</strong> relatief korte verblijftijd in de atmosfeer, 1 gemiddeld<br />

12 jaar, maar in die korte tijd heeft het e<strong>en</strong> hevig opwarm<strong>en</strong>d effect: e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>malige<br />

emissie van één kilo methaan heeft in vergelijking met e<strong>en</strong> e<strong>en</strong>malige emissie<br />

van één kilo co2 na twintig jaar 56 keer zo veel effect op de opwarming. Na<br />

honderd jaar is het effect van die kilo methaan nog altijd 23 keer zo hoog als dat<br />

van e<strong>en</strong> kilo co2, terwijl de verblijftijd van e<strong>en</strong> kilo co2 gemiddeld meer dan<br />

honderd jaar is. Methaanemissies drag<strong>en</strong> volg<strong>en</strong>s het ipcc rond 20 proc<strong>en</strong>t bij<br />

aan het antropog<strong>en</strong>e broeikaseffect, ander<strong>en</strong> schatt<strong>en</strong> die bijdrage hoger. Het<br />

cumulatief opwarmingseffect na honderd jaar voortgaande emissie van methaan<br />

wordt geschat op 40 maal dat van e<strong>en</strong> constante emissie van e<strong>en</strong> gelijke hoeveelheid<br />

co2. 2 Gelukkig zijn de methaanemissies in omvang slechts e<strong>en</strong> fractie van<br />

de co2-emissies.<br />

ch4 is chemisch id<strong>en</strong>tiek aan aardgas, het wordt bij verbranding omgezet in co2<br />

<strong>en</strong> daarmee verdwijnt 95 proc<strong>en</strong>t van het opwarmingspot<strong>en</strong>tieel.<br />

De methaanconc<strong>en</strong>tratie in de atmosfeer is de laatste eeuw<strong>en</strong> meer dan verdubbeld,<br />

van 700 ppb in 1750 tot 1750 ppb in 2000, doordat de absorptie in sinks de<br />

emissie (die voor zo’n 60% antropoge<strong>en</strong> is) niet kon bijhoud<strong>en</strong>. 3<br />

De to<strong>en</strong>ame van de conc<strong>en</strong>tratie in de atmosfeer is eind vorige eeuw vertraagd<br />

(epa); de emissies lijk<strong>en</strong> al e<strong>en</strong> aantal jar<strong>en</strong> gestabiliseerd te zijn. Toch gaat het<br />

ipcc (2001) vooralsnog uit van groei voor de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia. Wat de tr<strong>en</strong>d<br />

zal word<strong>en</strong> is nog niet met zekerheid te zegg<strong>en</strong>, onder meer omdat er methaan<br />

kan vrijkom<strong>en</strong> als de to<strong>en</strong>dra’s op het noordelijk halfrond zoud<strong>en</strong> ontdooi<strong>en</strong><br />

(Pearce 2005). In de oeso zoud<strong>en</strong> de emissies van 1995-2010 afnem<strong>en</strong> met<br />

gemiddeld 0,8 proc<strong>en</strong>t per jaar <strong>en</strong> 13 proc<strong>en</strong>t in totaal (pew). In de vs werkt de<br />

epa sam<strong>en</strong> met bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> overhed<strong>en</strong> in programma’s op basis van vrijwilligheid<br />

om kost<strong>en</strong>effectieve reducties te realiser<strong>en</strong>. De emissies in de vs war<strong>en</strong> in<br />

2001 5 proc<strong>en</strong>t lager dan in 1990. De epa verwacht dat de emissies b<strong>en</strong>ed<strong>en</strong> dat<br />

peil zull<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>.<br />

Tekstbox 1 De bijdrage van methaan is mogelijk groter<br />

De gebruikelijke berek<strong>en</strong>ing van de bijdrage van methaan is gebaseerd op de conc<strong>en</strong>traties in de<br />

atmosfeer. Methaan is echter chemisch actief vanaf het mom<strong>en</strong>t van emissie <strong>en</strong> draagt bij aan de<br />

vorming van troposferische ozon, <strong>en</strong> dat heeft ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> opwarmingseffect. Dat effect zou dus<br />

t<strong>en</strong> dele moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> toegeschrev<strong>en</strong> aan methaan. De wijze van berek<strong>en</strong><strong>en</strong> die het ipcc heeft<br />

gehanteerd leidt dus mogelijk tot e<strong>en</strong> onderschatting van de rol van methaanemissies.<br />

bijlage 8<br />

8<br />

313


8<br />

314<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

Houdt m<strong>en</strong> daarmee rek<strong>en</strong>ing, dan zou volg<strong>en</strong>s Shindell, onderzoeker bij NASA, het effect van<br />

methaan sinds 1750 tot hed<strong>en</strong> tot tweemaal zo groot kunn<strong>en</strong> zijn <strong>en</strong> zou mitigatie van methaan<br />

erg relevant zijn (NASA 2005).<br />

Zo’n 40 proc<strong>en</strong>t van de emissie komt uit natuurlijke bronn<strong>en</strong>: wetlands, gashydrat<strong>en</strong>,<br />

permafrost <strong>en</strong> termiet<strong>en</strong>. Rond 60 proc<strong>en</strong>t van de emissies komt uit<br />

antropog<strong>en</strong>e bronn<strong>en</strong> (ipcc 2001). Van die antropog<strong>en</strong>e emissies komt bijna<br />

50 proc<strong>en</strong>t uit slechts vijf land<strong>en</strong>: China (kol<strong>en</strong>/rijst), Rusland (gas/olie), India<br />

(rijst <strong>en</strong> vee), de Ver<strong>en</strong>igde Stat<strong>en</strong> (vuilstort) <strong>en</strong> Brazilië. Tot voor kort war<strong>en</strong> er<br />

maar weinig prikkels om methaanemissies te reducer<strong>en</strong>. Ook in de mijnbouw<br />

werd methaan niet gezi<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> relevante <strong>en</strong>ergiebron.<br />

2 antropog<strong>en</strong>e bronn<strong>en</strong> 4<br />

a. Landbouw heeft het grootste aandeel: rond de 50 proc<strong>en</strong>t, waarvan 32 proc<strong>en</strong>t<br />

via de veestapel, met name herkauwers. Voorts rijstteelt (12%), hoofdzakelijk<br />

uit natte rijstveld<strong>en</strong>. En mest, in de orde van 4 proc<strong>en</strong>t.<br />

b. Energiesector. De winning <strong>en</strong> transport van fossiele brandstoff<strong>en</strong> heeft<br />

e<strong>en</strong> aandeel van naar schatting 27 proc<strong>en</strong>t, dat als volgt kan word<strong>en</strong> uitgesplitst:<br />

• Olie/gas: 19 proc<strong>en</strong>t, door het affakkel<strong>en</strong> bij olieproductie, gebruik van<br />

aardgas om pijpleiding<strong>en</strong> schoon te mak<strong>en</strong>, <strong>en</strong> lekk<strong>en</strong>. De tr<strong>en</strong>d is e<strong>en</strong><br />

to<strong>en</strong>ame door groei<strong>en</strong>de gasproductie <strong>en</strong> grotere afstand per pijpleiding.<br />

De helft van de emissies in deze sector komt uit de voormalige ussr.<br />

Het Midd<strong>en</strong>-Oost<strong>en</strong> heeft e<strong>en</strong> aandeel van 12 proc<strong>en</strong>t; Noord-Amerika:<br />

10 proc<strong>en</strong>t; Zuid-Amerika: 6 proc<strong>en</strong>t; Afrika: 8 proc<strong>en</strong>t. Azië: slechts<br />

4 proc<strong>en</strong>t, Europa: 6 proc<strong>en</strong>t, China/Pacific: 1 proc<strong>en</strong>t.<br />

• Kol<strong>en</strong>winning: 9 proc<strong>en</strong>t, hoofdzakelijk in ondergrondse mijnbouw in<br />

Rusland, China <strong>en</strong> de vs.<br />

c. Afvalsector: vuilstort <strong>en</strong> rioolslib, met e<strong>en</strong> aandeel van 20 proc<strong>en</strong>t. Daarvan<br />

heeft vuilstort het grootste deel: 10-15 proc<strong>en</strong>t. Methaan wordt gevormd bij<br />

anaerobe afbraak onder invloed van bepaalde method<strong>en</strong> van stort<strong>en</strong>. Uiteraard<br />

speelt ook de sam<strong>en</strong>stelling van het afval e<strong>en</strong> rol. Bij zuiveringsslib gaat het<br />

vooral om industrieel afval, vooral voedingsindustrie, pulp/papier <strong>en</strong> chemische<br />

industrie. De emissie is hoger in ontwikkelde land<strong>en</strong> vanwege de hoge<br />

conc<strong>en</strong>tratie van afval op stortplaats<strong>en</strong>, <strong>en</strong> daarin e<strong>en</strong> groter aandeel van<br />

afbreekbaar c-houd<strong>en</strong>d afval (relatief veel papier). In de eu ging het in 1990<br />

om bijna 4 proc<strong>en</strong>t van alle eu broeikasgasemissies. Echter, de kom<strong>en</strong>de<br />

dec<strong>en</strong>nia neemt in ontwikkelingsland<strong>en</strong> in bau de emissie vanuit vuilstort<br />

sterk toe, met name door de snelle verstedelijking.<br />

d. Onvolledige verbranding van biomassa (dat geeft direct emissies van methaan<br />

<strong>en</strong> kan ook de mogelijkheid van de bodem reducer<strong>en</strong> om als e<strong>en</strong> sink te functioner<strong>en</strong>).<br />

Het probleem zit vooral in de grootschalige destructie van bosgebied<strong>en</strong><br />

voor cash crop-landbouw <strong>en</strong> verstedelijking. Andere bronn<strong>en</strong>: verbrand<strong>en</strong><br />

van landbouwafval <strong>en</strong> van hout voor verwarming <strong>en</strong> kok<strong>en</strong>, <strong>en</strong> houtskoolpro


ductie. Ook savann<strong>en</strong> word<strong>en</strong> vaak elke paar jaar in brand gestok<strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

behoeve van de reg<strong>en</strong>eratie van vegetatie.<br />

Tekstbox 2 Stuwmer<strong>en</strong> <strong>en</strong> methaanemissies<br />

E<strong>en</strong> bron van methaanemissies die tot op hed<strong>en</strong> over het hoofd is gezi<strong>en</strong>, wordt gevormd door<br />

stuwmer<strong>en</strong>. Stuwmer<strong>en</strong> producer<strong>en</strong> significante hoeveelhed<strong>en</strong> co2 <strong>en</strong> methaan t<strong>en</strong> gevolge van<br />

rottingsprocess<strong>en</strong> onder invloed van wissel<strong>en</strong>de waterstand<strong>en</strong>, soms zelfs meer dan c<strong>en</strong>trales die<br />

draai<strong>en</strong> op fossiele brandstof (Graham-Rowe 2005; McCully 2002). Deze bericht<strong>en</strong> vrag<strong>en</strong> om e<strong>en</strong><br />

herwaardering van de mitigatieoptie ‘waterkracht’.<br />

3 mitigatiekost<strong>en</strong><br />

De emissies zoud<strong>en</strong> bij veel van de bronn<strong>en</strong> met 20-40 proc<strong>en</strong>t verminderd<br />

kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> teg<strong>en</strong> relatief lage kost<strong>en</strong>, met name door transfer van best practice<br />

technology <strong>en</strong> van expertise, vooral bij vuilstort <strong>en</strong> verwerking van zuiveringsslib<br />

(iea 1998).<br />

Methaan is e<strong>en</strong> schone brandstof; het gebruik kan e<strong>en</strong> inkomst<strong>en</strong>bron vorm<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> forse verbetering betek<strong>en</strong><strong>en</strong> van de leefkwaliteit in dorp<strong>en</strong> <strong>en</strong> sted<strong>en</strong>. Maar<br />

van techniek<strong>en</strong> om methaan op te vang<strong>en</strong> <strong>en</strong> van mogelijkhed<strong>en</strong> om het winstgev<strong>en</strong>d<br />

te b<strong>en</strong>utt<strong>en</strong>, is m<strong>en</strong>, vooral in ontwikkelingsland<strong>en</strong>, vaak niet goed op de<br />

hoogte. Ook ontbreekt het in veel land<strong>en</strong> aan goed functioner<strong>en</strong>de <strong>en</strong>ergiemarkt<strong>en</strong><br />

of zijn geme<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> nutsbedrijv<strong>en</strong> financieel niet in staat investeerders aan<br />

te trekk<strong>en</strong>. In de mijnbouw kan afvang<strong>en</strong> van methaan bijdrag<strong>en</strong> aan vermindering<br />

van het explosiegevaar.<br />

Tabel 1 Bronn<strong>en</strong> van methaanemissies (in gg ch4)<br />

Mondiaal 2000 2010 Aandeel in Groei Aandeel ontwikkelings-<br />

2000 2000-2010 land<strong>en</strong><br />

Energiesector 00028% 2000 2010<br />

olie <strong>en</strong> gas 050994 063113 020% 23% 37% 47%<br />

kol<strong>en</strong> 021715 025139 008% 30% 52% 59%<br />

Landbouw 00 >50%<br />

herkauwers 083900 098700 032% 17% 70% 64%<br />

rijst 032021 034509 012% 06% 93% 93%<br />

mest 010273 011378 004% 10%<br />

verbrand<strong>en</strong> biomassa 004%<br />

Afvalsector 00023%<br />

afvalstort 039055 044197 015% 16% 40% 46%<br />

rioolslib 022023 023590 008% 07% 92%<br />

Totaal 259981 300626 100% 15%<br />

Bron: Scheehle (2002), bewerking wrr<br />

bijlage 8<br />

8<br />

315


8<br />

316<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

4 opties voor reductie van methaanemissies<br />

Energiesector<br />

In de gas- <strong>en</strong> olie-industrie zijn met de huidige technologie de emissies met zo’n<br />

80 proc<strong>en</strong>t te verminder<strong>en</strong>, voor zeker de helft met maatregel<strong>en</strong> waar de<br />

industrie financieel beter van wordt, <strong>en</strong> met als nev<strong>en</strong>bat<strong>en</strong>: veiligheid <strong>en</strong><br />

vervanging van oude system<strong>en</strong>. In de kol<strong>en</strong>industrie kan 50-70 proc<strong>en</strong>t van de<br />

methaan word<strong>en</strong> opgevang<strong>en</strong>; daarvan kan de helft word<strong>en</strong> b<strong>en</strong>ut <strong>en</strong> de rest afgefakkeld.<br />

Omdat de kol<strong>en</strong>productie e<strong>en</strong> industrie met lage marges is, zou de financiering<br />

wel e<strong>en</strong> probleem zijn. Kost<strong>en</strong>: van minder dan 100 dollar per ton tot<br />

meer dan 350 dollar per ton, niet meegerek<strong>en</strong>d de b<strong>en</strong>utting van methaan als<br />

brandstof.<br />

Herkauw<strong>en</strong>d vee<br />

Voor vermindering van de methaanproductie in de maag van herkauwers is e<strong>en</strong><br />

aantal opties mogelijk. Deze zijn echter allemaal in e<strong>en</strong> eerste fase van ontwikkeling,<br />

<strong>en</strong> er is dus nog e<strong>en</strong> hele ontwikkelingsweg te gaan. M<strong>en</strong> werkt onder meer<br />

aan:<br />

(a) verandering van de voedersam<strong>en</strong>stelling: methaanreductie zou mogelijk zijn<br />

tot 75 proc<strong>en</strong>t, terwijl tegelijk de productiviteit stijgt;<br />

(b) poging<strong>en</strong> om via fokk<strong>en</strong> verbetering te bereik<strong>en</strong>;<br />

(c) door toedi<strong>en</strong><strong>en</strong> van bepaalde biologisch of chemische middel<strong>en</strong> via het voer.<br />

Langs die weg zoud<strong>en</strong> bij schap<strong>en</strong> reducties haalbaar zijn tot 20 proc<strong>en</strong>t.<br />

Helaas kan dit alle<strong>en</strong> bij vee op stal, <strong>en</strong> dus zeld<strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong>.<br />

De kost<strong>en</strong> bij herkauwers zijn relatief hoog.<br />

Rijst<br />

Ook hier is nog veel in ontwikkeling. E<strong>en</strong> flinke reductie, tot 40 proc<strong>en</strong>t in 2020,<br />

is niet onmogelijk, maar is wel sterk afhankelijk van het draagvlak voor de maatregel<strong>en</strong>,<br />

<strong>en</strong> daarvoor is minimaal vereist dat methaanreductie niet t<strong>en</strong> koste gaat<br />

van de rijstopbr<strong>en</strong>gst. Zo zou door zorgvuldige selectie <strong>en</strong> e<strong>en</strong> geïntegreerde<br />

b<strong>en</strong>adering wat betreft irrigatie <strong>en</strong> bemesting e<strong>en</strong> reductie met 20-30 proc<strong>en</strong>t<br />

mogelijk zijn. Periodiek bevloei<strong>en</strong> om de 3-5 dag<strong>en</strong> zou de methaanemissies do<strong>en</strong><br />

verminder<strong>en</strong> tot 50 proc<strong>en</strong>t. De rijstproductie wordt meer water-effici<strong>en</strong>t, maar<br />

er is e<strong>en</strong> goede irrigatie-infrastructuur nodig <strong>en</strong> dat is relatief duur, de leefwijze<br />

ter plekke wordt beïnvloed <strong>en</strong> er is meer anorganische bemesting <strong>en</strong> emissie van<br />

n2o. Er zijn rijstsoort<strong>en</strong> die onder minder natte condities kunn<strong>en</strong> groei<strong>en</strong> (met<br />

e<strong>en</strong> forse reductie van methaanemissie) zonder opbr<strong>en</strong>gstverlies. Voorts mak<strong>en</strong><br />

verbeterde rijstsoort<strong>en</strong> veel meer opbr<strong>en</strong>gst per hectare mogelijk <strong>en</strong> kan de<br />

rijstopbr<strong>en</strong>gst gelijk blijv<strong>en</strong> zonder to<strong>en</strong>ame van natte rijstveld<strong>en</strong>. De kost<strong>en</strong> van<br />

t<strong>en</strong> minste e<strong>en</strong> deel van de opties zijn relatief laag (vanaf 5 dollar per ton), zeker<br />

als de opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong> omhooggaan. ‘Droge’ rijst produceert nauwelijks methaan,<br />

maar de opbr<strong>en</strong>gst per hectare is veel lager <strong>en</strong> deze rijstteelt heeft slechts e<strong>en</strong><br />

aandeel van 10 proc<strong>en</strong>t in de totale rijstproductie.


Mest<br />

In ontwikkelingsland<strong>en</strong> is composter<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitrijd<strong>en</strong> over land het meest<br />

gebruikt, of kleinschalige anaerobe vertering sam<strong>en</strong> met huisvuil. Mest wordt<br />

ook in koekvorm als <strong>en</strong>ergiedrager gebruikt, met betrekkelijk lage methaanemissies<br />

in vergelijking tot andere brandstoff<strong>en</strong>. Opties: methaan opvang<strong>en</strong> (‘biogas’)<br />

<strong>en</strong> affakkel<strong>en</strong> (= omzetting in co2) of gebruik<strong>en</strong> als brandstof. Het is relatief duur:<br />

ongeveer 260 dollar per ton methaan, maar gebruik als brandstof voor kost<strong>en</strong>reductie<br />

is mogelijk. Ook e<strong>en</strong> combinatie met rioolslib zou voor lagere kost<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> zorg<strong>en</strong>.<br />

Afvalsector: vuilstort <strong>en</strong> rioolslib<br />

Bij vuilstort moet met goed geregelde sites, verbeterde zuurstoftoevoer op de<br />

vuilstortplaats, plus opvang<strong>en</strong> <strong>en</strong> affakkel<strong>en</strong> van methaangas (waardoor ge<strong>en</strong><br />

ch4 maar co2 wordt geëmitteerd) – of, beter nog, die als <strong>en</strong>ergiebron gebruik<strong>en</strong> –<br />

zeker 70 proc<strong>en</strong>t reductie te hal<strong>en</strong> zijn. Het afzonder<strong>en</strong> van bioafval <strong>en</strong> composter<strong>en</strong><br />

of verbrand<strong>en</strong> is vanwege de kost<strong>en</strong> in ontwikkelingsland<strong>en</strong> voorlopig niet<br />

haalbaar. De kost<strong>en</strong> van afvang <strong>en</strong> affakkel<strong>en</strong> zijn dikwijls beperkt: 31-60 dollar<br />

per ton. Maar afhankelijk van de omstandighed<strong>en</strong> kan het sterk oplop<strong>en</strong>, tot 1500<br />

dollar per ton methaan, exclusief opbr<strong>en</strong>gst<strong>en</strong>. Veel hangt dan af van de vraag of<br />

methaan b<strong>en</strong>ut kan word<strong>en</strong> voor met name elektriciteitsopwekking.<br />

Composter<strong>en</strong> is ook e<strong>en</strong> optie, maar dat kost ruimte.<br />

bijlage 8<br />

8<br />

317


8<br />

318<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geraadpleegde literatuur<br />

Eickhout, B., M.G.J. d<strong>en</strong> Elz<strong>en</strong> <strong>en</strong> D.P. van Vuur<strong>en</strong> (2003) Multi-gas emission profiles for<br />

stabilising gre<strong>en</strong>house gas conc<strong>en</strong>trations: emission implications of limiting global<br />

temperature increase to 2 degrees c<strong>en</strong>tigrade, rivm Bilthov<strong>en</strong>,<br />

www.rivm.nl/bibliotheek/rapport<strong>en</strong>/728001026.html.<br />

epa (Environm<strong>en</strong>tal Protection Ag<strong>en</strong>cy usa) Non-co2 Cases, www.epa.gov/nonco2/ <strong>en</strong>:<br />

www.epa.gov/nonco2/econ-inv/international.html; Methane: Sources and<br />

Emissions, www.epa.gov/methane/index.html; www.epa.gov/methane/<br />

sources.html, <strong>en</strong> www.epa.gov/methane/sci<strong>en</strong>tific.html.<br />

Etiope, G. (2004) Geologic Emissions of Methane, the missing source in the atmospheric<br />

methane budget, Atmospheric Environm<strong>en</strong>t 38: 3099-3100.<br />

Giel<strong>en</strong>, D. <strong>en</strong> T. Kram (1998) The role of non-co2 gre<strong>en</strong>house gases in meeting kyoto<br />

targets, ecn-policy studies, www.<strong>en</strong>ergytransition.info/matter/publications/<br />

model.html.<br />

Godal, O. <strong>en</strong> J. Fuglestvedt (2000) GWP’s and Lack of Equival<strong>en</strong>ce: are Gre<strong>en</strong>house Gases<br />

Comparable?, Cicerone 1/2000, Oslo www.cicero.uio.no/media/559.pdf.<br />

Godal, O. <strong>en</strong> J. Fuglestvedt (2001) Does the choice of metric affect abatem<strong>en</strong>t strategy?,<br />

www.cicero.uio.no/media/1726.pdf.<br />

Graham-Rowe, D. (2005) Hydroelectric power’s dirty secret revealed, New Sci<strong>en</strong>tist 4,<br />

www.newsci<strong>en</strong>tist.com/article.ns?id=dn7046.<br />

Hans<strong>en</strong>, J. (2005) Defusing the Global Warming Time Bomb, http://geography.berkeley.<br />

edu/ProgramCourses/CoursePagesFA2005/Geog40/DefusingGlobal<br />

Warming.pdf.<br />

ipcc (2001) Sources and Sinks of Methane, hoofdstuk 1.2.2 in: ipcc Special Report on<br />

Land Use, Land-Use Change And Forestry, www.grida.no/climate/ipcc/<br />

land_use/022.htm.<br />

Isaks<strong>en</strong>, I. (2000) The atmospheric sink of methane, www.igac.noaa.gov/newsletter/<br />

igac21/methane_sink.html.<br />

Jacoby, H.D. (2004) Methane Sci<strong>en</strong>ce and Policy, www.methanetomarkets.org/<br />

ev<strong>en</strong>ts/2005/all/docs/jacoby.pdf.<br />

Kets, W. <strong>en</strong> G. Verweij (2005) Non-co2 Gre<strong>en</strong>house gases – all gases count, cpb, D<strong>en</strong><br />

Haag, Discussion Paper nr. 44.<br />

McCully, P. (2002) Gas Emissions from Dams; flooding the land, warming the earth,<br />

www.irn.org/programs/gre<strong>en</strong>house/pdf/2002ghreport.pdf.<br />

Manne, A.S. <strong>en</strong> R.G. Richels (2000) A Multi-Gas Approach to Climate Policy–with and<br />

without GWPs, feem Working Paper 44.<br />

Moore, S., P. Freund, P. Riemer <strong>en</strong> A. Smith (1998) Abatem<strong>en</strong>t of Methane Emissions, iea<br />

Gre<strong>en</strong>house Gas r&d Programme.<br />

nasa News Archive, Methane’s Impacts On Climate Change May Be Twice Previous Estimates,<br />

www.nasa.gov/c<strong>en</strong>ters/goddard/news/topstory/2005/methane. html.<br />

Pearce, F. (2005) Climate warning as Siberia melts, NewSci<strong>en</strong>tist.com news service, 11<br />

August, www.newsci<strong>en</strong>tist.com/article.ns?id=mg18725124.500.<br />

pew, Global Warming Basics – facts and figures, www.pewclimate.org/global-warmingbasics/facts_and_figures/regdist.cfm.


Reilly, J., N. Sarofim, S. Paltsev <strong>en</strong> R.G. Prinn (2004) The Role of Non-co2 Gre<strong>en</strong>house<br />

Gases in Climate Policy, mit Joint Program on the Sci<strong>en</strong>ce and Policy of Global<br />

Change, Report 114, web.mit.edu/globalchange/www/mitJPSPGC_Rpt114.pdf.<br />

Reilly, J.M., H.D. Jacoby <strong>en</strong> R.G. Prinn (2003) Multi-Gas Contributors to Global Climate<br />

Change: Climate Impacts and Mitigation Costs of Non-co2 Gases, pew C<strong>en</strong>ter on<br />

Global Climate Change, www.pewclimate.org/global-warming-in-depth/<br />

all_reports/multi_gas_contributors/index.cfm.<br />

Scheehle, E. (2001) Emissions and Projections of Non-co2 Gre<strong>en</strong>house Gases for Developing<br />

Countries: 1990-2020, Draft, www.epa.gov/nonco2/econ-inv/international.html.<br />

Scheehle, E. (2002) Non-co2 Gre<strong>en</strong>house Gas Emissions from Developed Countries: 1990-<br />

2010, Updated February, www.epa.gov/nonco2/econ-inv/international.html.<br />

Tol, R.S., R. J. Heintz <strong>en</strong> P.E.M. Lammers (2002) Methane Emission Reduction: An Application<br />

Of Fund, www.uni-hamburg.de/Wiss/FB/15/Sustainability/ccmethane.pdf.<br />

bijlage 8<br />

8<br />

319


8<br />

320<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

not<strong>en</strong><br />

1 HFC’s hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> nog kortere verblijftijd, maar deze gass<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> e<strong>en</strong> veel kleiner<br />

aandeel in de klimaatproblematiek.<br />

2 Calculatie Philip Raphals (Helios C<strong>en</strong>tre Montreal) geciteerd in P. McCully, International<br />

Rivers Network: Gre<strong>en</strong>house Gas Emissions from Dams.<br />

3 Bron: eu Strategy paper for reducing methane emissions (com(96)557 final).<br />

4 Bron: epa-website; Scheehle 2001; 2002.


ijlage 9: belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> klimaatbeleid van<br />

de ver<strong>en</strong>igde stat<strong>en</strong><br />

Eerst zal aandacht word<strong>en</strong> geschonk<strong>en</strong> aan <strong>en</strong>kele structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de<br />

Amerikaanse economie <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving, die ongetwijfeld voor de kom<strong>en</strong>de e<strong>en</strong><br />

of twee g<strong>en</strong>eraties de (netto-)emissies van ghg’s zwaarweg<strong>en</strong>d zull<strong>en</strong> (blijv<strong>en</strong>)<br />

beïnvloed<strong>en</strong>. Hoe m<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>tele belang<strong>en</strong> ook definieert, deze aspect<strong>en</strong><br />

behor<strong>en</strong> er zeker bij. Vervolg<strong>en</strong>s wordt e<strong>en</strong> aantal andere aspect<strong>en</strong> van uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de<br />

aard kort besprok<strong>en</strong>, die vermoedelijk ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s e<strong>en</strong> langdurige invloed op<br />

het vs-klimaatbeleid zull<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Op deze punt<strong>en</strong> is wijziging of<br />

beleidsomkering eerder d<strong>en</strong>kbaar dan bij de structurele kernmerk<strong>en</strong>, alle<strong>en</strong> lijkt<br />

het onmogelijk nu te voorzi<strong>en</strong> of <strong>en</strong> wanneer zoiets zou (kunn<strong>en</strong>) gebeur<strong>en</strong>.<br />

Daarna wordt het huidige vs-klimaatbeleid sam<strong>en</strong>gevat. Daarbij zal blijk<strong>en</strong> dat de<br />

positionering van de regering-Bush slechts in beperkte mate afwijkt van eerdere<br />

regering<strong>en</strong> – bov<strong>en</strong>al weg<strong>en</strong>s de geringe speelruimte die er bestaat voor grondige<br />

beleidswijziging – <strong>en</strong> dat m<strong>en</strong> de verklaring van de soms felle retoriek van andere<br />

land<strong>en</strong> over dit vs-beleid eerder in de stijl dan in de materiële inhoud van het<br />

beleid kan vind<strong>en</strong>. T<strong>en</strong> slotte wordt ingegaan op het alternatieve beleidssc<strong>en</strong>ario<br />

van het iea voor de vs voor 2030, omdat dit sc<strong>en</strong>ario e<strong>en</strong> door uitgebreide consultatie<br />

redelijk betrouwbaar inzicht geeft over de pot<strong>en</strong>tie van allerlei beleidsinitiatiev<strong>en</strong><br />

die kans van slag<strong>en</strong> mak<strong>en</strong> in de vs.<br />

1 structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> als fundam<strong>en</strong>tele belang<strong>en</strong><br />

van de vs<br />

Uit tabel 5.1 blijkt reeds dat de vs structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> van de economie <strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>leving k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> die beduid<strong>en</strong>d afwijk<strong>en</strong> van wat (bijvoorbeeld) in Europa<br />

geldt. Bij de vs gaat het bov<strong>en</strong>al om co2-uitstoot <strong>en</strong> het drieluik ‘kol<strong>en</strong>/nucleair/vervoer’<br />

staat daarbij c<strong>en</strong>traal, met <strong>en</strong>ige aandacht voor landbouw <strong>en</strong> bebossing<br />

op de achterhand. In dit korte bestek zull<strong>en</strong> we ons tot deze vier aspect<strong>en</strong><br />

beperk<strong>en</strong>.<br />

Kol<strong>en</strong><br />

Er zijn zo’n 25 stat<strong>en</strong> in de vs waar kol<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gedolv<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> politieke<br />

besluitvorming over drastische mitigatie met betrekking tot kol<strong>en</strong>gebruik (hetzij<br />

via belasting<strong>en</strong>, hetzij via strikte regulering) buit<strong>en</strong>gewoon lastig maakt, nog los<br />

van de aantrekkelijke relatieve prijz<strong>en</strong> (zonder internalisatie van uitstoot) reeds<br />

voor de rec<strong>en</strong>te olieprijspiek, laat staan hed<strong>en</strong> t<strong>en</strong> dage. Niet minder dan de helft<br />

van de elektriciteit in de vs wordt met behulp van kol<strong>en</strong> opgewekt. De vs hebb<strong>en</strong><br />

zeer grote <strong>en</strong> vaak gemakkelijk te delv<strong>en</strong> kol<strong>en</strong>voorrad<strong>en</strong> voor misschi<strong>en</strong> wel 200<br />

jaar. Aangezi<strong>en</strong> kol<strong>en</strong> e<strong>en</strong> grote <strong>en</strong> directe invloed op het plaatselijke leefmilieu<br />

hebb<strong>en</strong>, zijn reeds tal van maatregel<strong>en</strong> g<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (vooral teg<strong>en</strong> so2). De kwestie is<br />

nu of, hoe snel <strong>en</strong> teg<strong>en</strong> welke kost<strong>en</strong> zowel bestaande als nieuwe kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales<br />

op ccs kunn<strong>en</strong> overgaan <strong>en</strong> welke (effectieve) prikkels de federale regering (of<br />

ev<strong>en</strong>tueel op statelijk niveau) bereid is te verschaff<strong>en</strong>. Hoofdstuk 4 laat zi<strong>en</strong> dat<br />

deze kost<strong>en</strong> bij nieuwe c<strong>en</strong>trales veel lager ligg<strong>en</strong>, althans indi<strong>en</strong> vergassing als<br />

bijlage 9<br />

9<br />

321


9<br />

322<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

technologie wordt ingebouwd. Dit moet welhaast betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de vs, met tal<br />

van bestaande c<strong>en</strong>trales met e<strong>en</strong> lange lev<strong>en</strong>sduur, ccs langs de lijn<strong>en</strong> der geleidelijkheid<br />

bij kol<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> (will<strong>en</strong>) invoer<strong>en</strong>, <strong>en</strong> dat nog alle<strong>en</strong> in e<strong>en</strong> sc<strong>en</strong>ario<br />

waarbij de concurr<strong>en</strong>tiepositie niet of nauwelijks wordt aangetast. Die geleidelijkheid<br />

zal waarschijnlijk gebaseerd zijn op de langetermijninvesteringscyclus<br />

voor dit soort c<strong>en</strong>trales. Er heeft weliswaar e<strong>en</strong> beperkte kol<strong>en</strong>/gas-substitutie<br />

plaatsgevond<strong>en</strong> in de vs, maar bij hoge olie- (<strong>en</strong> daarmee gas)prijz<strong>en</strong> zal dit<br />

proces stagner<strong>en</strong> of eerder omker<strong>en</strong>. Kol<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> constante factor in de<br />

<strong>en</strong>ergievoorzi<strong>en</strong>ing voor vele dec<strong>en</strong>nia <strong>en</strong> de relevante beleidsvraag is dus of<br />

internalisatie <strong>en</strong>/of technologie (vooral ccs) e<strong>en</strong> belangrijke rol in het Amerikaanse<br />

klimaatbeleid zull<strong>en</strong> gaan spel<strong>en</strong>. Verder vormt de afnem<strong>en</strong>de externe<br />

voorzi<strong>en</strong>ingszekerheid van de vs e<strong>en</strong> bron van zorg <strong>en</strong> dit vertaalt zich in e<strong>en</strong><br />

gunstig beleidsklimaat voor blijv<strong>en</strong>d kol<strong>en</strong>gebruik.<br />

Nucleaire <strong>en</strong>ergie<br />

E<strong>en</strong> vijfde van de elektriciteit in de vs is afkomstig van kern<strong>en</strong>ergie. Het aantal<br />

c<strong>en</strong>trales neemt niet meer toe sinds bijna 25 jaar <strong>en</strong> de regering-Bush heeft alle<strong>en</strong><br />

e<strong>en</strong> voor waterstofaanmaak geschikte, moderne c<strong>en</strong>trale toegezegd. Wel heeft<br />

het ratjetoe van allerlei uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de modell<strong>en</strong> <strong>en</strong> methodes (dat elk schaalvoordeel<br />

<strong>en</strong> veel leereffect<strong>en</strong> onmogelijk maakte) grot<strong>en</strong>deels plaatsgemaakt voor<br />

verdere standaardisatie, consolidatie <strong>en</strong> efficiëntiewinst<strong>en</strong> via privatisering <strong>en</strong><br />

grotere concernvorming; aanzi<strong>en</strong>lijke productiviteitsverbetering is het gevolg<br />

(mit 2003). 1 Niettemin blijft de steun fors <strong>en</strong> vrijwel alle r&d is (nog) publiek.<br />

Ook in de vs zijn de <strong>en</strong>orme kapitaalsinvestering<strong>en</strong> voordat m<strong>en</strong> met de productie<br />

aanvangt het belangrijkste struikelblok voor private toetreding tot de markt, al<br />

lijkt ook de prijs per kWh nog steeds niet concurrer<strong>en</strong>d vergelek<strong>en</strong> met kol<strong>en</strong>- <strong>en</strong><br />

gasinstallaties. Zonder internalisatiebeleid (bijvoorbeeld door belasting<strong>en</strong> op co2<br />

of anderszins) zal dat voorlopig niet verbeter<strong>en</strong>. Alle<strong>en</strong> de huidige piekprijz<strong>en</strong><br />

van olie <strong>en</strong> gas zoud<strong>en</strong> – mits blijv<strong>en</strong>d – kern<strong>en</strong>ergie wel concurrer<strong>en</strong>d mak<strong>en</strong>. De<br />

vs hebb<strong>en</strong> beperkte voorrad<strong>en</strong> uranium, maar er is wel e<strong>en</strong> goed gespreid aanbod<br />

in de wereld.<br />

Vervoer<br />

De vs zijn e<strong>en</strong> auto-economie, al is het (kleine) aandeel van de luchtvaart groter<br />

dan in bijvoorbeeld Europa <strong>en</strong> is vrachtvervoer over het spoor veel efficiënter <strong>en</strong><br />

int<strong>en</strong>siever dan in Europa (althans Oost-West). De vervoerssector (die vrijwel<br />

uitsluit<strong>en</strong>d olie verbruikt) consumeert meer <strong>en</strong>ergie dan de industrie (!) <strong>en</strong> in het<br />

refer<strong>en</strong>tiesc<strong>en</strong>ario van het iea 2 stijgt deze consumptie met 1,3 proc<strong>en</strong>t per jaar<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> 2002 <strong>en</strong> 2030, sneller dan de industrie of de krachtc<strong>en</strong>trales. In term<strong>en</strong> van<br />

co2-emissies is het verschil <strong>tuss<strong>en</strong></strong> industrie <strong>en</strong> vervoer nog scherper, omdat de<br />

industrie (klaarblijkelijk) in staat is effectiever te mitiger<strong>en</strong>, met e<strong>en</strong> stijging van<br />

emissies per jaar van 0,6 proc<strong>en</strong>t (over 2002-2030) teg<strong>en</strong> 1,3 proc<strong>en</strong>t per jaar voor<br />

het vervoer. Bij dit alles moet ook bedacht word<strong>en</strong> dat de huidige uitgangspositie<br />

van de vs reeds beduid<strong>en</strong>d ongunstiger is dan in bijvoorbeeld Europa of Japan:<br />

auto’s stot<strong>en</strong> meer uit, onder andere weg<strong>en</strong>s veel groter brandstofverbruik, <strong>en</strong> het<br />

gebruik van het op<strong>en</strong>baar vervoer is geringer. Er bestaat e<strong>en</strong> kip-<strong>en</strong>-ei-beleids


probleem aangezi<strong>en</strong> de autogew<strong>en</strong>ning (-verslaving?) buit<strong>en</strong> de grootste sted<strong>en</strong><br />

sam<strong>en</strong>valt met de afwezigheid van op<strong>en</strong>baar vervoer, terwijl veel Amerikan<strong>en</strong><br />

nog steeds de opvatting huldig<strong>en</strong> dat relatief grote auto’s ook veiliger zijn. In e<strong>en</strong><br />

dergelijke situatie is het politiek nag<strong>en</strong>oeg ondo<strong>en</strong>lijk om tot forse accijnsverhoging<br />

over te gaan <strong>en</strong>/of om ‘zware’ auto’s extra te belast<strong>en</strong>. De typische gas guzzlers<br />

zijn veel goedkoper dan bijvoorbeeld kwalitatief betere <strong>en</strong> compactere auto’s<br />

van het Europese of Japanse type, die inmiddels ook door Amerikaanse bedrijv<strong>en</strong><br />

op grote schaal word<strong>en</strong> verkocht. De opkomst van de suv’s lijkt minder verstor<strong>en</strong>d<br />

dan m<strong>en</strong> zou d<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, omdat deze voor Amerikaanse norm<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> extreem<br />

verbruik k<strong>en</strong>n<strong>en</strong> (behalve de allergrootste). Het is dan ook zeer relevant om de<br />

marktreacties in de vs op de huidige piekprijz<strong>en</strong> van b<strong>en</strong>zine te bestuder<strong>en</strong>, want<br />

dit verschaft eig<strong>en</strong>lijk e<strong>en</strong> soort laboratoriumtest over de te verwacht<strong>en</strong> effect<strong>en</strong><br />

van internalisatiebeleid in de vs dat politiek zo gevoelig ligt. De verwachting is<br />

dat piekprijz<strong>en</strong> (dat wil zegg<strong>en</strong> ver bov<strong>en</strong> de opec-norm van maximaal 30 dollar<br />

per vat) jar<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> aanhoud<strong>en</strong> <strong>en</strong> dat zal ongetwijfeld krachtige verschuiving<strong>en</strong><br />

in de autoaankoop <strong>en</strong> het verbruik tot gevolg hebb<strong>en</strong>.<br />

Dit levert de politiek signal<strong>en</strong> op over de haalbaarheid <strong>en</strong> kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyse<br />

van internalisatiebeleid. Tot nu toe hebb<strong>en</strong> de vs (soms geleid door de staat Californië)<br />

hoofdzakelijk regulering aangew<strong>en</strong>d die de kost<strong>en</strong> voor consum<strong>en</strong>t <strong>en</strong><br />

bedrijfslev<strong>en</strong> betrekkelijk onduidelijk houd<strong>en</strong>. Het idee kan als ‘technologische<br />

vooruitgang’ verkocht word<strong>en</strong> <strong>en</strong> ligt politiek iets minder lastig. De caf<strong>en</strong>orm<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> geleidelijk strakkere federale wetgeving over de efficiëntie van autobrandstof<br />

zijn vrijwel zeker ‘duur’ <strong>en</strong> inefficiënt vergelek<strong>en</strong> met prijsgerichte<br />

maatregel<strong>en</strong> als accijnz<strong>en</strong> of e<strong>en</strong> koolstofbelasting, maar deze kost<strong>en</strong> zijn minder<br />

zichtbaar. In die zin is de aankondiging van presid<strong>en</strong>t Bush dat rond 2017 waterstofauto’s<br />

in de vs het van verbrandingsmotor<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> overnem<strong>en</strong> e<strong>en</strong> b<strong>en</strong>adering<br />

die in het verl<strong>en</strong>gde ligt van wat Amerikaanse burgers (<strong>en</strong> de auto-industrie)<br />

graag hor<strong>en</strong>: nulemissie, met e<strong>en</strong> nieuwe technologie, gegev<strong>en</strong> e<strong>en</strong> ruime<br />

ontwikkelingstijd.<br />

Landbouw <strong>en</strong> boss<strong>en</strong><br />

Het landbouw- <strong>en</strong> bosareaal van de vs is nogal groot <strong>en</strong> biedt e<strong>en</strong> tweetal mogelijkhed<strong>en</strong>:<br />

verdere bebossing <strong>en</strong> bewuste bevordering van biomassa als marktgerichte<br />

agrarische activiteit. Volg<strong>en</strong>s vs-toponderhandelaar Harlan Watson, sprek<strong>en</strong>d<br />

in Bonn voor de cop op 16 mei 2005, geeft de huidige regering- prikkels<br />

voor “carbon sequestration on America’s farms and forests”. Daarbij vermeldt hij<br />

dat, onder de 2002 us Farm Bill, e<strong>en</strong> totaal van 47 miljard dollar (sic!) aan<br />

“conservation measures on its farms and forest lands” in de loop van het<br />

kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nium zal word<strong>en</strong> ‘geïnvesteerd’. Deze opmerking roept allerlei<br />

vrag<strong>en</strong> op: (1) is invester<strong>en</strong> alle<strong>en</strong> overheidssubsidie of moet<strong>en</strong> co-financiering <strong>en</strong><br />

investering door boer<strong>en</strong> erbij opgeteld word<strong>en</strong> (<strong>en</strong> do<strong>en</strong> die dat dan ook)?; (2) het<br />

bedrag is ongeveer ev<strong>en</strong> groot als ti<strong>en</strong> jaar besteding aan klimaatwet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong><br />

waarneming plus technologieprogramma’s (mom<strong>en</strong>teel zo’n 5 miljard dollar per<br />

jaar) <strong>en</strong> dat is hét speerpunt van het vs-klimaatbeleid – dit doet bevroed<strong>en</strong> dat die<br />

47 miljard dollar niet louter biomassa <strong>en</strong> bebossing betreft; (3) volg<strong>en</strong>s Watson<br />

bijlage 9<br />

9<br />

323


9<br />

324<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

zoud<strong>en</strong> deze prikkels teg<strong>en</strong> 2012 e<strong>en</strong> jaarlijkse afvang van co2 van 12 miljo<strong>en</strong><br />

kubieke meter oplever<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> e<strong>en</strong> betrekkelijk lage ‘productiviteit’ van deze<br />

grote subsidies zou betek<strong>en</strong><strong>en</strong>. De boer<strong>en</strong>lobby’s in de vs zijn krachtig <strong>en</strong> het is<br />

zeer wel d<strong>en</strong>kbaar dat de ommekeer van de 1996 Farm Bill (die tal van subsidies<br />

afschafte <strong>en</strong> verminderde) die al onder Clinton begon e<strong>en</strong> nieuwe <strong>en</strong> versluierde<br />

vorm van prikkels voor biomassa heeft aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. Massaproductie van<br />

bijvoorbeeld maïs <strong>en</strong> soja levert veel ‘biomassa’ op.<br />

Andere belang<strong>en</strong> voor de positionering van de vs<br />

Tracht m<strong>en</strong> ‘andere’ belang<strong>en</strong> in kaart te br<strong>en</strong>g<strong>en</strong>, dan is het beeld niet altijd ev<strong>en</strong><br />

helder; soms ontwaart m<strong>en</strong> allerlei teg<strong>en</strong>strijdighed<strong>en</strong> <strong>en</strong>/of teg<strong>en</strong>overgestelde<br />

voorkeur<strong>en</strong>. Zo bijzonder is dat natuurlijk niet, het komt in vrijwel alle land<strong>en</strong> ter<br />

wereld voor. De volg<strong>en</strong>de bloemlezing is hopelijk zo afstandelijk mogelijk gehoud<strong>en</strong>,<br />

maar kan niet uitputt<strong>en</strong>d zijn. Weging van de diverse punt<strong>en</strong> is te politiek <strong>en</strong><br />

trouw<strong>en</strong>s ook veranderlijk <strong>en</strong> wordt dus achterwege gelat<strong>en</strong>.<br />

T<strong>en</strong> eerste: het Amerikaanse volk blijkt zeker niet onverschillig over klimaatwijziging<br />

<strong>en</strong> ghg’s. Tjernshaug<strong>en</strong> (2005) citeert diverse studies die hier uitgebreid<br />

op ingaan <strong>en</strong> bijvoorbeeld in term<strong>en</strong> van ‘waardering’ van milieukwesties als<br />

deze ge<strong>en</strong> fundam<strong>en</strong>teel verschil onderk<strong>en</strong>n<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de vs <strong>en</strong> Europa. Verschill<strong>en</strong><br />

ontstaan eerder door onderscheid<strong>en</strong> politieke cultur<strong>en</strong> (bijvoorbeeld ge<strong>en</strong><br />

gro<strong>en</strong>e partij<strong>en</strong> in de vs; veel meer weerstand teg<strong>en</strong> belasting<strong>en</strong>, direct of indirect)<br />

<strong>en</strong> e<strong>en</strong> geringere bereidheid hoge kost<strong>en</strong> te drag<strong>en</strong> van mitigatie. The Economist<br />

(2005) wijst ook op de noodzaak voor de regering-Bush om <strong>en</strong>erzijds actief<br />

klimaatbeleid te voer<strong>en</strong> – het Congres w<strong>en</strong>st dat – <strong>en</strong> tegelijkertijd de kost<strong>en</strong><br />

miniem te houd<strong>en</strong>, iets wat het Congres ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s vereist (zie hierna).<br />

T<strong>en</strong> tweede: er zijn feitelijke grond<strong>en</strong> aan te wijz<strong>en</strong> die met deze algem<strong>en</strong>e voorkeur<strong>en</strong><br />

strok<strong>en</strong>. Zo zijn de vs effectief geblek<strong>en</strong> in so2-bestrijding (onder andere<br />

met e<strong>en</strong> handelssysteem vanaf 1990) <strong>en</strong> heeft het land (mede)leiderschap<br />

betoond bij de ozonbestrijding onder Montreal, inclusief overdracht<strong>en</strong> aan arme<br />

land<strong>en</strong> om hun kost<strong>en</strong> te dekk<strong>en</strong>. Verder is de steun voor de unfccc consist<strong>en</strong>t,<br />

heeft presid<strong>en</strong>t Bush (na aanvankelijke aarzeling) erk<strong>en</strong>d dat opwarming in ieder<br />

geval t<strong>en</strong> dele door de m<strong>en</strong>s wordt veroorzaakt, <strong>en</strong> voert de regering e<strong>en</strong> agressief<br />

beleid om de onzekerheid van waarneming <strong>en</strong> wet<strong>en</strong>schappelijke k<strong>en</strong>nis te<br />

verminder<strong>en</strong> (met jaarbudgett<strong>en</strong> van zo’n 2 miljard dollar).<br />

T<strong>en</strong> derde: zoomt m<strong>en</strong> in op ‘het’ vs-beleid, dan wordt het beeld diffuser. E<strong>en</strong><br />

grondbeginsel van vrijwel elk Amerikaans beleid <strong>en</strong> dus ook klimaatbeleid is<br />

spreiding van macht <strong>en</strong> checks and balances. Op twee onderdel<strong>en</strong> komt dit tot<br />

uiting. Als eerste in de verschill<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het federale niveau <strong>en</strong> de stat<strong>en</strong>,<br />

alsmede <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de stat<strong>en</strong> onderling. Aan de oost- <strong>en</strong> westkust zijn er stat<strong>en</strong> die<br />

e<strong>en</strong> verdergaand klimaatbeleid voer<strong>en</strong> <strong>en</strong> zelfs e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem will<strong>en</strong><br />

opzett<strong>en</strong>, met elkaar (neg<strong>en</strong> stat<strong>en</strong>) <strong>en</strong> bijvoorbeeld met provincies in Oost-<br />

Canada. Verder is er de machtsspreiding op het federale niveau, zowel <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

allerlei ministeries als <strong>tuss<strong>en</strong></strong> deze <strong>en</strong> federale ag<strong>en</strong>tschapp<strong>en</strong>.


T<strong>en</strong> vierde: het federale Congres heeft op e<strong>en</strong> kardinaal punt het klimaatbeleid<br />

voor vele jar<strong>en</strong> als het ware in de tang g<strong>en</strong>om<strong>en</strong>. In 1997 is de Bird/Hagel-resolutie<br />

aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> met 95 teg<strong>en</strong> nul (!) stemm<strong>en</strong> <strong>en</strong> deze kan gevoeglijk beschouwd<br />

word<strong>en</strong> als e<strong>en</strong> hoekste<strong>en</strong> van elke positionering van het vs-klimaatbeleid voor<br />

de kom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia. In feite verklaart de S<strong>en</strong>aat zich voorstander van klimaatbeleid<br />

(hier bov<strong>en</strong>al mitigatie), zij het onder twee harde voorwaard<strong>en</strong> <strong>en</strong> het zijn<br />

die voorwaard<strong>en</strong> die doorslaggev<strong>en</strong>d zull<strong>en</strong> zijn bij elke poging de vs bij post-<br />

Kyoto-onderhandeling<strong>en</strong> te betrekk<strong>en</strong>. De eerste voorwaarde is dat “no substantial<br />

harm to the us economy” mag optred<strong>en</strong> <strong>en</strong> gezi<strong>en</strong> het bov<strong>en</strong>staande kan dat<br />

voorlopig als restrictief word<strong>en</strong> uitgelegd. De tweede voorwaarde betreft de notie<br />

dat álle unfccc-land<strong>en</strong> (uiteindelijk, maar wel vastgelegd) aan mitigatieverplichting<strong>en</strong><br />

di<strong>en</strong><strong>en</strong> te voldo<strong>en</strong> voordat de vs zichzelf ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s internationaal<br />

verplicht<strong>en</strong>. Wat na de overe<strong>en</strong>komst van het Kyoto-protocol in Europa <strong>en</strong> Japan<br />

veelal als e<strong>en</strong> non-cooperative game van de vs werd uitgelegd, is dus niets meer<br />

dan e<strong>en</strong> regelrecht gevolg van deze unanieme resolutie. Clinton heeft Kyoto nooit<br />

formeel aan het Congres voorgelegd <strong>en</strong> Bush heeft het expliciet geweigerd; het<br />

onderscheid in stijl verhult de congru<strong>en</strong>tie van de inhoudelijke red<strong>en</strong>. Na de regering-Bush<br />

zal het voorlopig niet anders zijn.<br />

T<strong>en</strong> vijfde: hoewel lastig precies te duid<strong>en</strong> zijn er aanwijzing<strong>en</strong> dat de vs e<strong>en</strong> relatief<br />

groot belang hecht<strong>en</strong> aan ‘aanpassing’, omdat zij d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> dit goed (goedkoop?)<br />

te kunn<strong>en</strong> betal<strong>en</strong>. De vs zijn op dit punt onvergelijkbaar met Nederland. De heer<br />

Watson zei hierover in Bu<strong>en</strong>os Aires op 3 december 2004 (cop-9): “The us is blessed<br />

<strong>en</strong>ough to have a rather robust adaptive capacity.” Het spreekt vanzelf dat deze<br />

perceptie e<strong>en</strong> invloed heeft op de onderhandelingspositie die de vs innem<strong>en</strong>.<br />

Tot slot: de vs zijn, wellicht nog meer dan andere land<strong>en</strong>, die immers ge<strong>en</strong> supermacht<br />

zijn, beducht voor te grote importafhankelijkheid van <strong>en</strong>ergie. Het doel<br />

van externe security of supply staat echter onder grote druk. Het iea verwacht in<br />

het refer<strong>en</strong>tiesc<strong>en</strong>ario voor 2030 dat de netto-invoer van het totale <strong>en</strong>ergieverbruik<br />

verdubbelt van 14 proc<strong>en</strong>t (2002) naar 27 proc<strong>en</strong>t (2030). Tot welke beleidsreactie<br />

op lange termijn dit zal leid<strong>en</strong> is verre van duidelijk. Het kan co-b<strong>en</strong>efits<br />

voor klimaatbeleid oplever<strong>en</strong> (bijvoorbeeld meer nucleair, toch hogere accijnz<strong>en</strong><br />

op b<strong>en</strong>zine, meer nadruk op biomassa uit eig<strong>en</strong> land, <strong>en</strong>zovoort), maar ev<strong>en</strong>goed<br />

is het mogelijk dat versneld naar inheemse olie wordt geboord, dan wel kol<strong>en</strong><br />

word<strong>en</strong> verbruikt of beide. Verder di<strong>en</strong>t de prijsontwikkeling op de wereldmarkt<br />

in de beschouwing te word<strong>en</strong> betrokk<strong>en</strong>. Deze zal, zonder grote structurele<br />

verandering<strong>en</strong> aan de vraagkant, de concurr<strong>en</strong>tiepositie van inheems aanbod van<br />

nucleair <strong>en</strong> kol<strong>en</strong> verbeter<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> als feedback wederom de invoerafhankelijkheid<br />

zou kunn<strong>en</strong> verminder<strong>en</strong> (maar niet voor vervoer). Die structurele<br />

verandering<strong>en</strong> in met name het vervoer zull<strong>en</strong> door langdurig hoge olie- <strong>en</strong><br />

gasprijz<strong>en</strong> word<strong>en</strong> gestimuleerd, voorafgegaan door e<strong>en</strong> grotere nadruk op de<br />

ontwikkeling van nieuwe technologieën zoals de waterstofauto. Hoeveel versnelling<br />

in die ontwikkeling mogelijk is, zal van groot belang zijn voor de security of<br />

supply van de vs, <strong>en</strong> niet alle<strong>en</strong> van de vs, vooral indi<strong>en</strong> waterstof gemaakt kan<br />

word<strong>en</strong> met kol<strong>en</strong>-plus- ccs of met nucleaire <strong>en</strong>ergie.<br />

bijlage 9<br />

9<br />

325


9<br />

326<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

2 het huidige klimaatbeleid van de vs<br />

Beleidsfilosofie <strong>en</strong> hoofdaspect<strong>en</strong><br />

De beleidsfilosofie van het Amerikaanse klimaatbeleid steunt op vijf uitgangspunt<strong>en</strong><br />

(Watson 2005):<br />

• Het klimaatbeleid is geïntegreerd in de bredere context van de ontwikkelingsag<strong>en</strong>da;<br />

voor de vs betek<strong>en</strong>t dat tev<strong>en</strong>s armoedevermindering, rechtsstatelijkheid<br />

(rule of law), invester<strong>en</strong> in m<strong>en</strong>s<strong>en</strong> <strong>en</strong> stabiele economische instituties.<br />

• Er is steun voor het unfccc <strong>en</strong> de activiteit<strong>en</strong> daarbinn<strong>en</strong>.<br />

• Beleidsacties op korte termijn zijn te combiner<strong>en</strong> met handhaving van de<br />

economische groei in de wereld.<br />

• Het klimaatbeleid is e<strong>en</strong> kwestie van voortdur<strong>en</strong>de inspanning van alle land<strong>en</strong><br />

over vele g<strong>en</strong>eraties.<br />

• M<strong>en</strong> streeft naar bevordering van de klimaatwet<strong>en</strong>schap <strong>en</strong> van transities door<br />

nieuwe <strong>en</strong>ergietechnologieën.<br />

Het feitelijke beleid van de huidige administratie valt in drie del<strong>en</strong> uite<strong>en</strong>:<br />

(1) Mitigatie op basis van e<strong>en</strong> int<strong>en</strong>siteitsdoel. Er is ge<strong>en</strong> absolute reductie van<br />

ghg’s als groep, maar e<strong>en</strong> 18%-reductie van de ghg-uitstoot per e<strong>en</strong>heid economische<br />

activiteit in de periode 2002-2012. Dit betek<strong>en</strong>t in de praktijk dat de emissies<br />

in beperktere mate to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>. Verder wordt het idee van Kyoto losgelat<strong>en</strong> dat<br />

m<strong>en</strong> refereert aan de uitstoot van 1990, waardoor in 2012 de feitelijke ghg-emissies<br />

van de vs ver bov<strong>en</strong> die van 1990 zull<strong>en</strong> ligg<strong>en</strong>, bov<strong>en</strong>al door economische<br />

groei <strong>en</strong> bevolkingsto<strong>en</strong>ame. Het int<strong>en</strong>siteitsdoel zal over deze ti<strong>en</strong> jaar voorkom<strong>en</strong><br />

dat zo’n 500 miljo<strong>en</strong> kubieke meter (in koolstofequival<strong>en</strong>t<strong>en</strong>) de lucht<br />

ingaan.<br />

(2) E<strong>en</strong> uitgebreid wet<strong>en</strong>schaps- <strong>en</strong> technologieprogramma. Er is zo’n 2 miljard<br />

dollar jaarlijks beschikbaar voor klimaatwet<strong>en</strong>schap (zie www.climatesci<strong>en</strong>ce.gov<br />

voor details), te bested<strong>en</strong> aan k<strong>en</strong>nisvergaring inclusief kwantificering, de<br />

vermindering van onzekerheid in klimaatprojecties, beter begrip van kwetsbaarhed<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> aanpasbaarheid van natuurlijke <strong>en</strong> m<strong>en</strong>selijke ecosystem<strong>en</strong>, <strong>en</strong> t<strong>en</strong><br />

slotte onderzoek naar risicobeheer <strong>en</strong> nieuwe mogelijkhed<strong>en</strong>. Investering<strong>en</strong> in tal<br />

van geavanceerde waarnemingstations zijn onderdeel van dit programma. Veel<br />

van deze aspect<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> het karakter van e<strong>en</strong> mondiaal publiek goed.<br />

Zo’n 3 miljard dollar wordt jaarlijks besteed aan e<strong>en</strong> <strong>ambitie</strong>us technologieprogramma<br />

op zesti<strong>en</strong> terrein<strong>en</strong>, met <strong>en</strong>ige overlap met het wet<strong>en</strong>schapsprogramma.<br />

Opvall<strong>en</strong>de onderdel<strong>en</strong> zijn ccs, kern<strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> kernfusie, waterstof,<br />

r<strong>en</strong>ewables <strong>en</strong> weinig onderzochte vorm<strong>en</strong> van co2-absorptie zoals door ocean<strong>en</strong>;<br />

ook obg’s hebb<strong>en</strong> de aandacht, vooral methaan.<br />

(3) Internationale sam<strong>en</strong>werking. In retoriek wordt zij op de bredere ontwikkelingsag<strong>en</strong>da<br />

gestoeld, maar in de praktijk komt zij vooral neer op het ondersteun<strong>en</strong><br />

van economische groei (bijvoorbeeld “larger and more urg<strong>en</strong>t societal need<br />

for increased <strong>en</strong>ergy resources to fuel economic growth”, cursief in origineel) <strong>en</strong>


zes internationale technologieprogramma’s die geheel aansluit<strong>en</strong> bij de vsprogramma’s<br />

zoals over ccs, waterstof, vierde g<strong>en</strong>eratie nucleair, methaan, kernfusie<br />

(iter) <strong>en</strong> de Group on Earth Observations; de eu is in alle zes betrokk<strong>en</strong>.<br />

Dit beleid staat buit<strong>en</strong> Kyoto dat door presid<strong>en</strong>t Bush in 2002 formeel is afgewez<strong>en</strong>.<br />

De sam<strong>en</strong>werking die de vs zoek<strong>en</strong>, bestaat dus uit onderhandeling<strong>en</strong> in de<br />

cop van de unfccc (maar niet gericht op Kyoto), de zes internationale technologiepartnerships<br />

<strong>en</strong> bilaterale ad-hocovere<strong>en</strong>komst<strong>en</strong>, met name met land<strong>en</strong> die<br />

of ge<strong>en</strong> Kyoto-verplichting<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> (al hebb<strong>en</strong> ze formeel getek<strong>en</strong>d) of deze<br />

hebb<strong>en</strong> afgewez<strong>en</strong>. Rec<strong>en</strong>telijk is e<strong>en</strong> overe<strong>en</strong>komst met land<strong>en</strong> als India, China<br />

<strong>en</strong> Australië getek<strong>en</strong>d. In de G-8 van juli 2005 hebb<strong>en</strong> de vs niet aan de internationale<br />

druk toegegev<strong>en</strong> om dit beleid bij te stell<strong>en</strong>.<br />

Nadere kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> bij het vs-beleid<br />

De hiernavolg<strong>en</strong>de kanttek<strong>en</strong>ing<strong>en</strong> zijn niet bedoeld als e<strong>en</strong> beoordeling, maar als<br />

e<strong>en</strong> selectie van annotaties die de lezer help<strong>en</strong> zelf tot e<strong>en</strong> oordeel te kom<strong>en</strong>. E<strong>en</strong><br />

beoordeling van het vs-klimaatbeleid ligt niet alle<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> het bestek van deze<br />

bijlage, zij zou ook e<strong>en</strong> kader vrag<strong>en</strong> alsmede e<strong>en</strong> veel grotere detaillering van de<br />

maatregel<strong>en</strong> <strong>en</strong> de literatuur erover. Op e<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel punt is niettemin e<strong>en</strong> kanttek<strong>en</strong>ing<br />

nodig, omdat de officiële sam<strong>en</strong>vatting van het beleid, zoals bov<strong>en</strong> geparafraseerd,<br />

saillante aspect<strong>en</strong> tot de details rek<strong>en</strong>t <strong>en</strong> omdat het verschil met Europa<br />

niet steeds ev<strong>en</strong> duidelijk is.<br />

Het int<strong>en</strong>siteitsdoel van 18 proc<strong>en</strong>t vermindering van de ghg-int<strong>en</strong>siteit over<br />

ti<strong>en</strong> jaar k<strong>en</strong>t relatief zwakke instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>, voornamelijk vrijwillig aan te gane<br />

verplichting<strong>en</strong> in de marktsector, zonder <strong>en</strong>ige sanctie of verplichte investering.<br />

Tjernshaug<strong>en</strong> (2005) vermeldt dat het bedrijfslev<strong>en</strong> weliswaar e<strong>en</strong> serie vrijwillige<br />

‘verplichting<strong>en</strong>’ is aangegaan, maar deze ligg<strong>en</strong> onder het voor het doel<br />

vereiste niveau van <strong>ambitie</strong>. Er zijn ge<strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die deze quasi-conv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

uiteindelijk kunn<strong>en</strong> afdwing<strong>en</strong>. Tegelijk di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> vermeld dat de<br />

ferv<strong>en</strong>te antiklimaatbeleidlobby van het bedrijfslev<strong>en</strong> die achter de Bird/Hagelwet<br />

van 1997 zat, uite<strong>en</strong>gevall<strong>en</strong> is. E<strong>en</strong> aantal vs-multinationals is <strong>en</strong>igszins<br />

‘om’ <strong>en</strong> heeft inmiddels zelfopgelegde doel<strong>en</strong> aangekondigd (nota b<strong>en</strong>e, geholp<strong>en</strong><br />

door de private Chicago Climate Exchange waar m<strong>en</strong> zelfs in credits kan handel<strong>en</strong>).<br />

Het Congres w<strong>en</strong>st ook ge<strong>en</strong> dwing<strong>en</strong>de maatregel<strong>en</strong>, al bracht de Liebermann/McCain<br />

Climate Stewardship Act het in oktober 2003 nog ver. Deze<br />

ontwerpwet confronteerde de S<strong>en</strong>aat <strong>en</strong> het Huis voor het eerst met bind<strong>en</strong>de<br />

emissiedoel<strong>en</strong> 3 <strong>en</strong> zou e<strong>en</strong> juridische basis hebb<strong>en</strong> gelegd voor e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem.<br />

De afwijzing in de S<strong>en</strong>aat met 55 teg<strong>en</strong> 43 stemm<strong>en</strong> liep niet langs<br />

partijlijn<strong>en</strong> (McCain is bijvoorbeeld republikein). In het Huis was de meerderheid<br />

teg<strong>en</strong>, overig<strong>en</strong>s veel ruimer. Brewer (2005) heeft de wat hij noemt zich verbred<strong>en</strong>de<br />

kloof <strong>tuss<strong>en</strong></strong> e<strong>en</strong> tweepartij<strong>en</strong>coalitie in het Congres <strong>en</strong> de regering-Bush<br />

met betrekking tot klimaatbeleid bestudeerd aan de hand van de federale begrotingsdebatt<strong>en</strong>.<br />

In 2004 heeft het Congres e<strong>en</strong> zeer forse (63%) verhoging van de<br />

bijlage 9<br />

9<br />

327


9<br />

328<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

klimaattechnologiebudgett<strong>en</strong> aan de presid<strong>en</strong>t opgelegd. Voor 2006 heeft de<br />

administratie beperkte besnoeiing<strong>en</strong> op klimaatuitgav<strong>en</strong> voorgesteld (zelfs 19%<br />

op de internationale programma’s), maar deze word<strong>en</strong> niet verklaard door de<br />

w<strong>en</strong>s het tekort te verminder<strong>en</strong>, want dat neemt in de voorstell<strong>en</strong> nog toe; het<br />

gaat dus om andere prioriteit<strong>en</strong>. Daar staat overig<strong>en</strong>s wel e<strong>en</strong> aspect teg<strong>en</strong>over<br />

dat in de officiële (korte) versie van het klimaatbeleid buit<strong>en</strong> beeld blijft: voor<br />

hybride auto’s wordt de belastingaftrek verdrievoudigd, t<strong>en</strong> koste van tax credits<br />

voor wind, biomassa <strong>en</strong> warmtekrachtkoppeling. Volg<strong>en</strong>s Brewer isoleert de<br />

federale administratie zich verder van “the new climate change cons<strong>en</strong>sus” in de<br />

vs.<br />

Op statelijk niveau is het interessant om de noordoostelijke stat<strong>en</strong> te volg<strong>en</strong> in<br />

hun ontwikkeling van e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem (dat uiteraard absolute emissiedoel<strong>en</strong><br />

vereist) tezam<strong>en</strong> met de Oost-Canadese provincies. Californië<br />

vertrouwt wederom op zijn traditie van straffere regels, met name voor auto’s.<br />

De uitgevaardigde emissiestandaard voor 2009 zou teg<strong>en</strong> 2016 de uitstoot van<br />

auto’s met 30 proc<strong>en</strong>t terugdring<strong>en</strong>. Het juridisch gevecht dat hierover ontstaat<br />

(Tjernshaug<strong>en</strong> 2005) draait om de vraag of deze norm e<strong>en</strong> efficiënti<strong>en</strong>orm voor<br />

brandstof is (e<strong>en</strong> federale compet<strong>en</strong>tie), dan wel e<strong>en</strong> luchtvervuilingskwestie<br />

(waarvoor stat<strong>en</strong> compet<strong>en</strong>t zijn). De noordoostelijke stat<strong>en</strong> <strong>en</strong> Canada will<strong>en</strong><br />

zich bij deze norm aansluit<strong>en</strong>, hetge<strong>en</strong> in de markt zal betek<strong>en</strong><strong>en</strong> dat de autoindustrie<br />

zich voor geheel Noord-Amerika zal aanpass<strong>en</strong>. Op die manier zou het<br />

federale int<strong>en</strong>siteitsdoel dichterbij kom<strong>en</strong> zonder <strong>en</strong>ige federale actie op dit punt.<br />

T<strong>en</strong> slotte di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> gewez<strong>en</strong> op het contrast in instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> het<br />

Europese <strong>en</strong> Amerikaanse beleid, <strong>en</strong> dit niet zonder ironie. Tijd<strong>en</strong>s de Kyotoonderhandeling<strong>en</strong><br />

hebb<strong>en</strong> de vs zich krachtig ingezet om e<strong>en</strong> emissiehandelssysteem<br />

aanvaard te krijg<strong>en</strong>, to<strong>en</strong> nog oproei<strong>en</strong>d teg<strong>en</strong> wijdverbreide achterdocht<br />

onder de andere land<strong>en</strong>. Inmiddels heeft de Unie zo’n systeem opgezet <strong>en</strong> zull<strong>en</strong><br />

de eu <strong>en</strong> Japan, gevolgd door ander<strong>en</strong> vanaf 2008 ook internationaal gaan handel<strong>en</strong>.<br />

Het allesoverheers<strong>en</strong>de motief voor de vs was kost<strong>en</strong>efficiëntie. Door Kyoto<br />

af te wijz<strong>en</strong> is het nog niet onmogelijk in de vs e<strong>en</strong> eig<strong>en</strong> handelssysteem op te<br />

zett<strong>en</strong>, maar politiek lijkt dit vooralsnog onhaalbaar gezi<strong>en</strong> de onverbiddelijke<br />

afwijzing van Kyoto. Onderhandelaar Watson bezigt term<strong>en</strong> als zou Kyoto “a<br />

devastating impact on our economy” hebb<strong>en</strong>, alsmede “a number of … flaws” <strong>en</strong><br />

is het gewoon “a non-starter”. Daarmee dwing<strong>en</strong> de vs zich in e<strong>en</strong> positie waarin<br />

zij, áls Amerika effectieve maatregel<strong>en</strong> wil nem<strong>en</strong> op relatief korte termijn,<br />

vrijwel zeker op dure, inefficiënte maatregel<strong>en</strong> zull<strong>en</strong> terugvall<strong>en</strong>. De caf<strong>en</strong>orm<strong>en</strong>,<br />

het weiger<strong>en</strong> van accijnsverhoging<strong>en</strong>, de nieuwe norm<strong>en</strong> in Californië<br />

<strong>en</strong> andere regulering zijn precies beleidsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> die de vs op basis van<br />

kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>argum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> eerder bestred<strong>en</strong>. In Europa daar<strong>en</strong>teg<strong>en</strong> wordt teg<strong>en</strong>woordig<br />

veel rationeler naar kost<strong>en</strong>effectiviteit gekek<strong>en</strong>, terwijl prijsinstrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> accijnz<strong>en</strong> ge<strong>en</strong> taboes vorm<strong>en</strong>. Het handelssysteem werkt. Waar Europa<br />

met de vs op statelijk niveau <strong>en</strong>igszins overe<strong>en</strong>komt, zijn de r<strong>en</strong>ewables-portefeuilles<br />

waarbij kost<strong>en</strong>-bat<strong>en</strong>analyses ondergeschikt zijn <strong>en</strong> m<strong>en</strong> vertrouwt op<br />

dal<strong>en</strong>de kost<strong>en</strong> in de toekomst juist vanwege de to<strong>en</strong>ame van het aandeel. Op


federaal niveau hebb<strong>en</strong> de vs ge<strong>en</strong> r<strong>en</strong>ewables-portefeuilles, alle<strong>en</strong> heel beperkte<br />

belastingaftrek.<br />

3 het alternatieve vs-klimaatbeleid volg<strong>en</strong>s het iea<br />

Het iea heeft in de World Energy Outlook 2004 alternatieve beleidssc<strong>en</strong>ario’s<br />

opgesteld voor alle belangrijke spelers (zie tabel 5.1 <strong>en</strong> hoofdstuk 4). Zo’n beleidssc<strong>en</strong>ario<br />

wordt gedefinieerd als voorg<strong>en</strong>om<strong>en</strong> beleid dat nog niet is ingevoerd (<strong>en</strong><br />

dus niet in het refer<strong>en</strong>tiesc<strong>en</strong>ario zit), alsmede beleid dat redelijkerwijs in de<br />

nabije toekomst verwacht kan word<strong>en</strong> op basis van uitvoerige consultatie <strong>en</strong><br />

verklaarde beleidsstrategieën. Het vs-sc<strong>en</strong>ario geeft aldus <strong>en</strong>ig inzicht in wat<br />

voor beleid voor de vs tot 2030 verwacht zou kunn<strong>en</strong> word<strong>en</strong> op basis van de<br />

beschikbare huidige k<strong>en</strong>nis.<br />

Voor de elektriciteitssector zoud<strong>en</strong> alsnog r<strong>en</strong>ewables portfolio standards <strong>en</strong><br />

andere maatregel<strong>en</strong> ter bevordering van r<strong>en</strong>ewables voor elektriciteitsopwekking<br />

word<strong>en</strong> aang<strong>en</strong>om<strong>en</strong> (waaronder wkk <strong>en</strong> brandstofcell<strong>en</strong>). Voor het vervoer<br />

verwacht m<strong>en</strong> straffere brandstofnorm<strong>en</strong> voor efficiëntie <strong>en</strong> bevordering van<br />

alternatieve autobrandstof (door r&d <strong>en</strong> belastingaftrek) <strong>en</strong> van hybride auto’s.<br />

Dat laatste lijkt inmiddels in gang gezet, als vermeld. Voor de industrie word<strong>en</strong><br />

nieuwe technische norm<strong>en</strong> voor motor<strong>en</strong> ingevoerd, slag<strong>en</strong> de vrijwillige quasiconv<strong>en</strong>ant<strong>en</strong><br />

die de <strong>en</strong>ergie-int<strong>en</strong>siteit verlag<strong>en</strong>, word<strong>en</strong> prikkels ingevoerd voor<br />

investering<strong>en</strong> in efficiënte technologieën (zoals belastingaftrek <strong>en</strong> lager<strong>en</strong>tel<strong>en</strong>ing<strong>en</strong>)<br />

<strong>en</strong> kom<strong>en</strong> meer r&d-fonds<strong>en</strong> beschikbaar ter verbetering van de effici<strong>en</strong>tie<br />

van machines <strong>en</strong> instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong>. Voor de bebouwde omgeving wordt<br />

gedacht aan allerlei <strong>en</strong>ergie-efficiëntieverbetering<strong>en</strong> van huiz<strong>en</strong> <strong>en</strong> complex<strong>en</strong><br />

(waaronder straffere regels, efficiëntie voor tal van apparat<strong>en</strong>, zonneverwarming<br />

van water).<br />

Uit deze opsomming wordt duidelijk dat vele maatregel<strong>en</strong> die in Europa opgeld<br />

do<strong>en</strong>, vooral in de vorm van prikkels, ook in de vs word<strong>en</strong> overwog<strong>en</strong>. Desondanks<br />

is het opvall<strong>en</strong>d wat in dit sc<strong>en</strong>ario ontbreekt: ge<strong>en</strong> <strong>en</strong>kel koolstofplafond,<br />

al of niet met e<strong>en</strong> handelssysteem, wordt meeg<strong>en</strong>om<strong>en</strong>, landbouw <strong>en</strong> bebossing<br />

word<strong>en</strong> niet e<strong>en</strong>s g<strong>en</strong>oemd (hoewel biomassa als biofuels wel bevorderd wordt)<br />

<strong>en</strong> speciale maatregel<strong>en</strong> met betrekking tot kol<strong>en</strong> (bijvoorbeeld ccs) of e<strong>en</strong> initiatief<br />

omtr<strong>en</strong>t nucleair blijv<strong>en</strong> buit<strong>en</strong> beeld. Dit bevestigt de beschrijving van de<br />

strategie van de vs als hoofdzakelijk gericht op liefst marktgedrev<strong>en</strong> <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

(die de int<strong>en</strong>siteitsreductie vooral moet hal<strong>en</strong>) <strong>en</strong> de op de lange termijn<br />

gerichte technologieprogramma’s (die in dit alternatieve sc<strong>en</strong>ario klaarblijkelijk<br />

nog weinig resultaat hebb<strong>en</strong> opgeleverd). De sterke daling van het kol<strong>en</strong>verbruik<br />

is dan ook uit deze lijst van maatregel<strong>en</strong> niet goed te bevatt<strong>en</strong>, behalve indi<strong>en</strong><br />

m<strong>en</strong> dit koppelt aan e<strong>en</strong> lager elektriciteitsverbruik (dan in het refer<strong>en</strong>tiesc<strong>en</strong>ario).<br />

bijlage 9<br />

9<br />

329


9<br />

330<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geraadpleegde literatuur<br />

Brewer, T. (2005) Climate change in the US governm<strong>en</strong>t budget, CEPS, CEPS Policy Brief<br />

no. 77, July.<br />

iea (2004) World Energy Outlook 2004, Paris.<br />

mit (2003) The future of nuclear power, study group co-chaired by John Deutsch &<br />

Ernest Moniz, Cambridge (USA).<br />

Tjernshaug<strong>en</strong>, A. (2005) US participation in future climate agreem<strong>en</strong>ts, an assessm<strong>en</strong>t,<br />

January, CICERO (Oslo), Policy Note 2005-01, www.cicero.uio.no.


not<strong>en</strong><br />

1 Zie bijvoorbeeld The Economist, 9 juli 2005: 48-50.<br />

2 Zie iea (2004), Annex A: 442-443.<br />

3 Namelijk emissie in 2010 op 2000-niveau, per sector, <strong>en</strong> dat voor 85 proc<strong>en</strong>t van<br />

alle vs-ghg-emissies – zie www.pewclimate.org/policy_c<strong>en</strong>ter/analyses/<br />

s_139_summary.cfm.<br />

bijlage 9<br />

9<br />

331


10<br />

332<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 10: belang<strong>en</strong> <strong>en</strong> klimaatbeleid van<br />

china<br />

China zal dit jaar of volg<strong>en</strong>d jaar de eu-25 passer<strong>en</strong> op de ranglijst van (absolute)<br />

co2-vervuilers <strong>en</strong> tweede word<strong>en</strong>, na de vs. Terwijl China in 2002 zo’n 14<br />

proc<strong>en</strong>t aandeel had in wereldwijde co2-emissies, zal dat in 2030 rond 19 proc<strong>en</strong>t<br />

bedrag<strong>en</strong>. Deze 19 proc<strong>en</strong>t is dan gemet<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> veel groter totaal. Daarom<br />

alle<strong>en</strong> al is het onontbeerlijk de Chinese belang<strong>en</strong> te begrijp<strong>en</strong> <strong>en</strong> zijn bestaande<br />

klimaatbeleid te k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>. Ongeveer dezelfde indeling zal word<strong>en</strong> aangehoud<strong>en</strong> als<br />

in bijlage 9 over de vs-belang<strong>en</strong>. Na e<strong>en</strong> korte analyse van structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong><br />

van de Chinese economie <strong>en</strong> sam<strong>en</strong>leving (<strong>en</strong> in dit bijzondere geval ook de<br />

dynamiek ervan) wordt het Chinese klimaatbeleid <strong>en</strong> vooral ander beleid dat voor<br />

het klimaat gunstige bijeffect<strong>en</strong> heeft, uite<strong>en</strong>gezet. Dit klimaatbeleid is nog volop<br />

in ontwikkeling <strong>en</strong> <strong>en</strong>ige behoedzaamheid is dan ook gepast. Opnieuw eindig<strong>en</strong><br />

we het alternatieve klimaatbeleid tot 2030 volg<strong>en</strong>s het iea.<br />

1 structurele k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> als fundam<strong>en</strong>tele belang<strong>en</strong><br />

van china<br />

China heeft, als ontwikkelingsland maar ook als kol<strong>en</strong>economie, structurele<br />

k<strong>en</strong>merk<strong>en</strong> die verregaand afwijk<strong>en</strong> van de Europese, maar al ev<strong>en</strong>zeer van de<br />

Amerikaanse economie. Bij China gaat het vooral om kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> hoe zowel zwavel<br />

als co2-emissies te mitiger<strong>en</strong>. Vervoer wordt pas geleidelijk van belang <strong>en</strong> het<br />

olieverbruik zal dan ook in die mate to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

Kol<strong>en</strong><br />

Met e<strong>en</strong> aandeel van ruim 57 proc<strong>en</strong>t in 2002 zijn kol<strong>en</strong> dominant in het Chinese<br />

<strong>en</strong>ergieverbruik. En ze zull<strong>en</strong> dat blijv<strong>en</strong>, zeker in de elektriciteitsvoorzi<strong>en</strong>ing.<br />

China heeft zeer grote voorrad<strong>en</strong> <strong>en</strong> kol<strong>en</strong> zijn goedkoop, zij het dat de f<strong>en</strong>om<strong>en</strong>ale<br />

groei geleid heeft tot e<strong>en</strong> overvraag aan kol<strong>en</strong> (<strong>en</strong> e<strong>en</strong> overbelasting van de<br />

bestaande spoorvrachtinfrastructuur) <strong>en</strong> dus tot prijsstijging<strong>en</strong> <strong>en</strong> stroomuitval.<br />

Niettemin is China zich t<strong>en</strong> zeerste bewust geword<strong>en</strong> van minst<strong>en</strong>s twee nadel<strong>en</strong><br />

van kol<strong>en</strong>: het lokale leefmilieu wordt erdoor verpest <strong>en</strong> de veiligheid in tal van<br />

mijn<strong>en</strong> is zo bedroev<strong>en</strong>d dat deze aanbodbronn<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> word<strong>en</strong> geslot<strong>en</strong> of<br />

drastisch verbeterd. Voor zover maatregel<strong>en</strong> t<strong>en</strong> gunste van het lokale leefmilieu<br />

bestaan uit het vervang<strong>en</strong> van kol<strong>en</strong> door bijvoorbeeld gas (uit West-China) of<br />

lng (uit Indonesië) zijn de klimaatbat<strong>en</strong> evid<strong>en</strong>t. China blijkt zeer geïnteresseerd<br />

in ccs <strong>en</strong> zoekt sam<strong>en</strong>werking met onder andere de vs op dit terrein. Experim<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

met vorm<strong>en</strong> van ccs <strong>en</strong> nieuwe investering<strong>en</strong> in kol<strong>en</strong>vergassing (dat ccs<br />

gemakkelijker <strong>en</strong> goedkoop maakt) staan daarbij voorop. China wil weliswaar het<br />

aandeel van kol<strong>en</strong> <strong>en</strong>igszins terugdring<strong>en</strong>, maar de eerstkom<strong>en</strong>de dec<strong>en</strong>nia zal<br />

het absolute verbruik ongetwijfeld nog fors to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>.<br />

Verder heeft China grote zorg<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de snel to<strong>en</strong>em<strong>en</strong>de afhankelijkheid van<br />

ingevoerde <strong>en</strong>ergie, <strong>en</strong> kol<strong>en</strong> vorm<strong>en</strong> e<strong>en</strong> krachtige natuurlijke rem op deze<br />

tr<strong>en</strong>d. T<strong>en</strong> slotte zijn hoge olie- <strong>en</strong> gasprijz<strong>en</strong> ook voor China e<strong>en</strong> onweerstaanbare<br />

verzoeking ge<strong>en</strong> (directe) kol<strong>en</strong>substitutie toe te pass<strong>en</strong>. Uit dit alles volgt


dat, welke coördinatie m<strong>en</strong> mondiaal of bilateraal met China ook zou w<strong>en</strong>s<strong>en</strong> te<br />

bereik<strong>en</strong>, het kol<strong>en</strong>probleem voor de mitigatie allesoverheers<strong>en</strong>d zal blijv<strong>en</strong>.<br />

Kol<strong>en</strong>substitutie<br />

China tracht al vele jar<strong>en</strong> andere <strong>en</strong>ergiebronn<strong>en</strong> aan te bor<strong>en</strong> of te ontwikkel<strong>en</strong>.<br />

Vooral grote hydroproject<strong>en</strong> (zoals de Drieklov<strong>en</strong>dam, die 18 gw aan elektriciteit<br />

moet lever<strong>en</strong> <strong>en</strong> tegelijk de Yangtze-rivier beheersbaar di<strong>en</strong>t te mak<strong>en</strong>), snelle<br />

ontwikkeling van aardgas, e<strong>en</strong> beperkte mate van r<strong>en</strong>ewables <strong>en</strong> veel meer kern<strong>en</strong>ergie<br />

vorm<strong>en</strong> het resultaat van diversificatie die zeker klimaatbat<strong>en</strong> zal oplever<strong>en</strong>.<br />

Niettemin is de Chinese groei zo stormachtig dat de project<strong>en</strong> het kol<strong>en</strong>aandeel<br />

nauwelijks kunn<strong>en</strong> terugdring<strong>en</strong>. Elk jaar tot 2030 zal China zo’n 30 gw aan<br />

elektriciteit extra (!) nodig hebb<strong>en</strong>, bijna twee keer de Drieklov<strong>en</strong>dam per jaar.<br />

De verwachting dat, in 2030, de (non-hydro) r<strong>en</strong>ewables 38 gw zull<strong>en</strong> producer<strong>en</strong>,<br />

moet in dat licht word<strong>en</strong> gezi<strong>en</strong>. De poging<strong>en</strong> om tot herbebossing over te<br />

gaan leid<strong>en</strong> tot nettotoevoeging van areaal, maar de total<strong>en</strong> zijn (relatief) gering.<br />

Industrie versus vervoer<br />

E<strong>en</strong> dramatisch verschil <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de eu <strong>en</strong> de vs <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> China anderzijds is de<br />

geringe betek<strong>en</strong>is van het vervoer in de netto-uitstoot van ghg’s <strong>en</strong> de dominante<br />

positie van de industrie bij het verbruik van <strong>en</strong>ergie <strong>en</strong> de co2-uitstoot. In<br />

1998 werd 75 proc<strong>en</strong>t van de co2-uitstoot in China door de industrie veroorzaakt<br />

<strong>en</strong> slechts 9 proc<strong>en</strong>t door het vervoer (deels via de vraag naar elektriciteit)<br />

(Chandler et al. 2002: 14). Door de overweg<strong>en</strong>d op de industrie gebaseerde<br />

economische ontwikkeling van China zal dat aandeel niet veel dal<strong>en</strong>, terwijl het<br />

(auto)vervoer zal exploder<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee de emissies. De Europese <strong>en</strong> Amerikaanse<br />

industrie hebb<strong>en</strong> inmiddels veel mitigatie bereikt via grotere efficiëntie,<br />

nieuwe technologie <strong>en</strong> <strong>en</strong>d-of-pipe-oplossing<strong>en</strong>. In China zal nog dec<strong>en</strong>nialang<br />

e<strong>en</strong> inhaalproces plaatsvind<strong>en</strong>, waarbij vooral de staatsonderneming<strong>en</strong> geprikkeld<br />

word<strong>en</strong> tot grotere efficiëntie die meestal ook <strong>en</strong>ergie-efficiëntie inhoudt. In<br />

het vervoer zijn inmiddels brandstofnorm<strong>en</strong> ingevoerd die, qua striktheid, het<br />

midd<strong>en</strong> houd<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong> de Amerikaanse <strong>en</strong> de (str<strong>en</strong>gere) eu-norm<strong>en</strong>, waardoor<br />

ook de co2-emissies zull<strong>en</strong> afnem<strong>en</strong>. Stadsvervoer in de zeer grote sted<strong>en</strong> schakelt<br />

mom<strong>en</strong>teel om op aardgasbuss<strong>en</strong>.<br />

Biomassa<br />

China mag dan e<strong>en</strong> snel industrialiser<strong>en</strong>d land zijn, eig<strong>en</strong>lijk is het nog steeds e<strong>en</strong><br />

rurale maatschappij. Waarschijnlijk is nog de helft van de werkzame bevolking<br />

actief op het land, al neemt dit aandeel snel af. Dat verklaart ook het aandeel van<br />

17 proc<strong>en</strong>t van de primaire <strong>en</strong>ergie voor biomassa, die e<strong>en</strong> gevolg is van onderontwikkeling.<br />

In 2030 verwacht het iea altijd nog e<strong>en</strong> aandeel van 9 proc<strong>en</strong>t.<br />

Vergrijzing<br />

De onstuimige groei van China doet vel<strong>en</strong> verget<strong>en</strong> dat op de langere termijn, die<br />

nou e<strong>en</strong>maal relevant is voor klimaatbeleid, China e<strong>en</strong> <strong>en</strong>orm vergrijzingsprobleem<br />

k<strong>en</strong>t als resultante van e<strong>en</strong> langdurig beleid om slechts één kind per gezin<br />

te krijg<strong>en</strong>. Bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> dreigt het natuurlijke ev<strong>en</strong>wicht <strong>tuss<strong>en</strong></strong> vrouw<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

bijlage 10<br />

10<br />

333


10<br />

334<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

mann<strong>en</strong> verstoord te word<strong>en</strong> met e<strong>en</strong> groot mann<strong>en</strong>overschot. Deze tr<strong>en</strong>d heeft<br />

echter wel e<strong>en</strong> aanzi<strong>en</strong>lijke co-b<strong>en</strong>efit voor het klimaat! Chandler et al. (2002)<br />

schatt<strong>en</strong> dat alle<strong>en</strong> al de afremming van de bevolking tot 2000 zo’n 150 miljo<strong>en</strong><br />

ton koolstof heeft ‘gemitigeerd’ (per jaar).<br />

2 het huidige klimaatbeleid van china<br />

China heeft het unfccc-verdrag <strong>en</strong> het Kyoto-protocol geratificeerd. Overig<strong>en</strong>s<br />

legt Kyoto aan China ge<strong>en</strong> kwantitatieve verplichting<strong>en</strong> op. Dit kan echter niet<br />

uitgelegd word<strong>en</strong> als zou China ge<strong>en</strong> klimaatbeleid hebb<strong>en</strong>. Dit beleid bestaat op<br />

sommige onderdel<strong>en</strong> reeds geruime tijd <strong>en</strong> e<strong>en</strong> algem<strong>en</strong>e strategie krijgt steeds<br />

duidelijke contour<strong>en</strong>.<br />

De volg<strong>en</strong>de onderdel<strong>en</strong> van dit beleid zijn onomstred<strong>en</strong>:<br />

• De prioriteit ligt op (hoge) economische groei.<br />

• China is bereid geblek<strong>en</strong> fors te invester<strong>en</strong> in no regret-beleid van allerlei<br />

aard, bov<strong>en</strong>al <strong>en</strong>ergie-efficiëntie, schone(re) <strong>en</strong>ergie voor het lokale leefmilieu,<br />

r<strong>en</strong>ewables <strong>en</strong> hydro <strong>en</strong> herbebossing.<br />

• Externe <strong>en</strong>ergiezekerheid is e<strong>en</strong> hoofdpunt van beleid in China, gezi<strong>en</strong> de<br />

verwachte olie-invoer als aandeel in het binn<strong>en</strong>landse olieverbruik; ook de<br />

gasinvoer neemt toe, zij het in geringere mate omdat China e<strong>en</strong> aantal<br />

gasvondst<strong>en</strong> heeft gedaan.<br />

• Marktconform beleid wordt geacht zowel de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie als het klimaat<br />

te di<strong>en</strong><strong>en</strong> <strong>en</strong> de effect<strong>en</strong> daarvan zijn (nog) krachtig weg<strong>en</strong>s de lange nasleep<br />

van de aanvankelijk zo strikt geleide economie.<br />

• M<strong>en</strong> poogt het beginsel dat de vervuiler betaalt in te voer<strong>en</strong>, teg<strong>en</strong> alle weerstand<br />

in; hierbij speelt het probleem dat wat als milieubeleid kan word<strong>en</strong> gekarakteriseerd<br />

lang niet altijd c<strong>en</strong>traal kan word<strong>en</strong> gestuurd, naast wijdverbreide<br />

corruptie op lokaal niveau.<br />

Zoals tabel 5.1 laat zi<strong>en</strong> is de jaarlijkse verbetering van de <strong>en</strong>ergie-efficiëntie van<br />

China niet minder dan 1,5 proc<strong>en</strong>t. Dit is ongewoon hoog voor e<strong>en</strong> zich snel<br />

ontwikkel<strong>en</strong>d land (al haalt India dit ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s, weliswaar met e<strong>en</strong> groter di<strong>en</strong>st<strong>en</strong>aandeel).<br />

Dit is het gevolg van allerlei direct <strong>en</strong> indirect beleid. De wet op<br />

<strong>en</strong>ergiebesparing van 1998 bevat tal van maatregel<strong>en</strong> die <strong>en</strong>ergieverspilling<br />

teg<strong>en</strong>gaan <strong>en</strong> de modernisering van machines <strong>en</strong> <strong>en</strong>ergieverbruik van industrieën<br />

bevorder<strong>en</strong>. Ook kol<strong>en</strong> <strong>en</strong> andere <strong>en</strong>ergiesubsidies zijn verminderd of afgeschaft.<br />

Maar indirect beleid is vermoedelijk van groter belang. Daarbij moet m<strong>en</strong> vooral<br />

d<strong>en</strong>k<strong>en</strong> aan de afremming van de bevolkingsgroei, de geleidelijke overgang naar<br />

e<strong>en</strong> markteconomie voor de staatsbedrijv<strong>en</strong>, het belang van <strong>en</strong>ergie-efficiëntie<br />

voor de private bedrijv<strong>en</strong> <strong>en</strong> hun concurr<strong>en</strong>tiepositie (dus via diffusie) <strong>en</strong> het<br />

meelift<strong>en</strong> op de investering<strong>en</strong> van multinationals die doorgaans veel minder<br />

emissies g<strong>en</strong>erer<strong>en</strong>.<br />

Netto-emissies van China word<strong>en</strong> tev<strong>en</strong>s beïnvloed door agressief no regretbeleid<br />

in vele sted<strong>en</strong>, zoals substitutie naar lagekoolstofbrandstoff<strong>en</strong> (bijvoor


eeld van kol<strong>en</strong> naar gas), technische norm<strong>en</strong> voor autobrandstofverbruik, <strong>en</strong>zovoort.<br />

Daarbij is bijvoorbeeld e<strong>en</strong> belasting op hoogzwavelige kol<strong>en</strong> ingevoerd <strong>en</strong><br />

zijn hier <strong>en</strong> daar ‘kol<strong>en</strong>vrije zones’ ontstaan door regulering.<br />

Twee andere vorm<strong>en</strong> van direct klimaatbeleid zijn e<strong>en</strong> langzame groei van het<br />

aandeel ‘schone <strong>en</strong>ergie’ (wind, zon, hydro <strong>en</strong> nucleair) <strong>en</strong> de steeds int<strong>en</strong>sievere<br />

sam<strong>en</strong>werking met de vs <strong>en</strong>, in zwakkere mate, de eu voor de ontwikkeling van<br />

nieuwe technologie zoals ccs, nucleair <strong>en</strong> waterstof.<br />

3 het alternatieve chinese klimaatbeleid volg<strong>en</strong>s het<br />

iea<br />

China is inmiddels e<strong>en</strong> (zij het ‘duale’) gevorderde ontwikkelingseconomie,<br />

(grot<strong>en</strong>deels) volg<strong>en</strong>s marktprincipes. Het alternatieve iea-sc<strong>en</strong>ario laat e<strong>en</strong><br />

breed scala aan direct <strong>en</strong> indirect klimaatbeleid zi<strong>en</strong>, met de hoogste co2uitstootvermindering<br />

(vergelek<strong>en</strong> met bau) in 2030 van alle acht land<strong>en</strong> in tabel<br />

5.1 (namelijk 21%). Dat China onder Kyoto ge<strong>en</strong> kwantitatieve verplichting<strong>en</strong><br />

k<strong>en</strong>t, betek<strong>en</strong>t dus helemaal niet dat het land ge<strong>en</strong> of alle<strong>en</strong> symbolisch klimaatbeleid<br />

zou voer<strong>en</strong>.<br />

Voor de elektriciteitssector wordt zowel e<strong>en</strong> efficiëntieverbetering van kol<strong>en</strong>c<strong>en</strong>trales<br />

(door vervangingsinvestering<strong>en</strong>) verwacht als subsidies (ev<strong>en</strong>tueel via<br />

belasting<strong>en</strong>) voor substitutie van kol<strong>en</strong> door r<strong>en</strong>ewables of gas. De overheid<br />

bevordert expliciet <strong>en</strong> in hoog tempo de sector kern<strong>en</strong>ergie. Voor de vervoerssector<br />

word<strong>en</strong> later nog strakkere norm<strong>en</strong> voor auto’s verwacht, e<strong>en</strong> bevordering<br />

van ‘gro<strong>en</strong>e’ auto’s door belastingfaciliteit<strong>en</strong> <strong>en</strong> onderzoek <strong>en</strong> e<strong>en</strong> veel grotere<br />

nadruk op op<strong>en</strong>baar stadsvervoer. De industrie, die e<strong>en</strong> groot aandeel heeft in het<br />

<strong>en</strong>ergieverbruik, ook in 2030, is inmiddels zo marktconform (behalve bij<br />

sommige staatsbedrijv<strong>en</strong>) dat additionele maatregel<strong>en</strong> vooral van direct beleid<br />

zull<strong>en</strong> moet<strong>en</strong> kom<strong>en</strong>. Het iea verwacht direct beleid in de vorm van efficiënti<strong>en</strong>orm<strong>en</strong><br />

voor machines, motor<strong>en</strong> <strong>en</strong> pomp<strong>en</strong>, belastingfaciliteit<strong>en</strong> voor investering<strong>en</strong><br />

in nieuwe technologieën <strong>en</strong> beperking<strong>en</strong> op het gebruik van kol<strong>en</strong>. Voor<br />

de bebouwde omgeving word<strong>en</strong> bouwvoorschrift<strong>en</strong> gewijzigd met het oog op<br />

<strong>en</strong>ergiebesparing, wordt <strong>en</strong>ergie-etikettering van apparat<strong>en</strong> verplicht <strong>en</strong> volg<strong>en</strong><br />

minimumnorm<strong>en</strong> voor allerlei apparatuur. Tev<strong>en</strong>s wordt e<strong>en</strong> ‘gro<strong>en</strong> licht’programma<br />

geïntroduceerd voor efficiëntere belichting.<br />

Hierbij di<strong>en</strong>t te word<strong>en</strong> aangetek<strong>en</strong>d dat in China wel degelijk nog tal van marktverstor<strong>en</strong>de<br />

praktijk<strong>en</strong> zijn blijv<strong>en</strong> bestaan die di<strong>en</strong><strong>en</strong> te word<strong>en</strong> opgehev<strong>en</strong>, met<br />

indirecte bat<strong>en</strong> voor het klimaat. Hervorming<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong> dus e<strong>en</strong> belangrijk<br />

onderdeel van ‘klimaatbeleid’. Verder is het lastig e<strong>en</strong> goed beeld te krijg<strong>en</strong> van de<br />

feitelijke afdwinging van wett<strong>en</strong>, met name c<strong>en</strong>trale wetgeving.<br />

bijlage 10<br />

10<br />

335


10<br />

336<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

geraadpleegde literatuur<br />

Chandler, W., R. Schaeffer, D. Zhou, P. Shukla, F. Tudela, O. Davodson <strong>en</strong> S. Alman-<br />

Atamer (2002) Climate change mitigation in developing countries, Washington<br />

D.C., Pew C<strong>en</strong>ter, www.pewclimate.org.


ijlage 11: de unfccc<br />

Beginsel<strong>en</strong>/<br />

doelstelling<strong>en</strong>/<br />

verplichting<strong>en</strong><br />

‘Uiteindelijke doel’<br />

(art. 2)<br />

Beginsel<strong>en</strong><br />

1 Billijkheid<br />

- verantwoordelijkheid<br />

- vermog<strong>en</strong><br />

- behoefte <strong>en</strong> mogelijkhed<strong>en</strong><br />

2 Milieueffectiviteit<br />

- voorzorgsbeginsel<br />

3 Economisch<br />

- kost<strong>en</strong>effectiviteit<br />

Concept<strong>en</strong>/<br />

sleutelwoord<strong>en</strong><br />

stabilisatie van ghg-conc<strong>en</strong>tratie<br />

veilig niveau<br />

zo langzaam dat ecosystem<strong>en</strong><br />

zich natuurlijk kunn<strong>en</strong><br />

aanpass<strong>en</strong><br />

vervuiler betaalt<br />

(‘ability to pay’)<br />

kwetsbaarhed<strong>en</strong><br />

(zie doel, bov<strong>en</strong>)<br />

(conv<strong>en</strong>tionele def.)<br />

Bewoording<strong>en</strong><br />

unfccc<br />

‘level that would prev<strong>en</strong>t<br />

dangerous anthropog<strong>en</strong>ic<br />

interfer<strong>en</strong>ce with the climate<br />

system’<br />

‘time-frame suffici<strong>en</strong>t to allow<br />

ecosystems to naturally<br />

adapt to climate change’<br />

equity (art. 3.1)<br />

‘common but differ<strong>en</strong>tiated<br />

responsibilities’<br />

‘respective capabilities’<br />

‘specific needs and special<br />

circumstances of developing<br />

country Parties, especially<br />

those that are particularly<br />

vulnerable… and…<br />

bear a disproportionate or<br />

abnormal burd<strong>en</strong> under<br />

the Conv<strong>en</strong>tion’ (art. 3.2)<br />

minst ontwikkelde land<strong>en</strong><br />

alle<strong>en</strong> g<strong>en</strong>oemd (art. 4.9)<br />

ook ‘for the b<strong>en</strong>efit of pres<strong>en</strong>t<br />

and future g<strong>en</strong>erations’<br />

(art. 3.1)<br />

‘take precautionary measures<br />

to anticipate, prev<strong>en</strong>t<br />

or minimize the causes of<br />

climate change and mitigate<br />

its effects. Where<br />

there are threats of serious<br />

or irreversible damages,<br />

lack of full sci<strong>en</strong>tific certainty<br />

should not be used as a<br />

reason for postponing<br />

measures…’<br />

‘cost effective so as to <strong>en</strong>sure<br />

global b<strong>en</strong>efits at the<br />

lowest possible costs’<br />

‘comprise all sectors’<br />

Opmerking<strong>en</strong><br />

interpretatie kan op velerlei<br />

wijz<strong>en</strong><br />

zie hoofdstuk 2<br />

kernstuk unfccc<br />

domineert Kyoto-protocol<br />

art. 4.8 bevat e<strong>en</strong> (te?) lange<br />

lijst van ontwikkelingsland<strong>en</strong><br />

met ‘specific needs<br />

and special circumstances’<br />

of met ‘an abnormal burd<strong>en</strong>’;<br />

eerste 2(small islands,<br />

low-lying coastal areas) ligg<strong>en</strong><br />

voor de hand, maar verder<br />

e<strong>en</strong> ‘op<strong>en</strong>-einde’-opsomming,<br />

tot ‘land-locked<br />

and transit’-land<strong>en</strong> aan toe<br />

(blijft altijd lastig; er is natuurlijk<br />

niet zoiets als ‘full<br />

sci<strong>en</strong>tific certainty’; zelfs de<br />

mate van onzekerheid k<strong>en</strong>n<strong>en</strong>,<br />

is niet goed mogelijk,<br />

hier; dus, de geest van dit<br />

beginsel is duidelijk, de rekbaarheid<br />

schept onduidelijkheid)<br />

tekst correct <strong>en</strong> helder; land<strong>en</strong><br />

zijn echter soeverein<br />

(zie 9de alinea van de preambule)<br />

<strong>en</strong> de vraag is of deze<br />

clausule afdwingbaar is,<br />

ook gezi<strong>en</strong> langere period<strong>en</strong><br />

(bijvoorbeeld art. 3.1)<br />

bijlage 11<br />

11<br />

337


11<br />

338<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 11: vervolg unfccc<br />

Beginsel<strong>en</strong>/<br />

doelstelling<strong>en</strong>/<br />

verplichting<strong>en</strong><br />

- groei helpt klimaatbeleid<br />

- ge<strong>en</strong> nieuwe handelsbarrières<br />

Verplichting<strong>en</strong><br />

1 Rapportage<br />

- nationale meting<strong>en</strong> ghg<br />

- mitigatieprogramma’s<br />

- ‘nationale mededeling<strong>en</strong>’<br />

2 Evaluatie<br />

3 Fonds<strong>en</strong><br />

4 Technologieoverdracht<br />

5 Voorwaardelijkheid<br />

van niet Annex I-actie<br />

Concept<strong>en</strong>/<br />

sleutelwoord<strong>en</strong><br />

op<strong>en</strong>, internationaal economisch<br />

systeem bevordert<br />

groei, hetge<strong>en</strong> het vermog<strong>en</strong><br />

om klimaatbeleid te<br />

voer<strong>en</strong> vergroot<br />

gatt-compatibel<br />

(wel onder<br />

‘differ<strong>en</strong>tiation’)<br />

(inv<strong>en</strong>tories)<br />

(national communications)<br />

(verificatie, informatie, discussie,<br />

consultatie <strong>en</strong> aanbeveling<br />

voor correctie)<br />

alle rapportage te betal<strong>en</strong><br />

door Annex I<br />

(plus) (steun)<br />

privaat of publiek?<br />

(wederzijdse ‘houdgreep’)<br />

Bewoording<strong>en</strong><br />

unfccc<br />

‘a supportive and op<strong>en</strong> international<br />

economic system…<br />

<strong>en</strong>abling them better<br />

to address… climate<br />

change’<br />

‘not … a means of arbitrary<br />

or unjustifiable discrimination<br />

or a disguised restriction<br />

on international trade’<br />

‘commitm<strong>en</strong>ts’<br />

(art. 4)<br />

(art. 4.1 <strong>en</strong> art. 12)<br />

(art. 4.2 <strong>en</strong> art. 7.2)<br />

‘The cop, as the supreme<br />

body…, shall keep under<br />

regular review the implem<strong>en</strong>tation<br />

of the Conv<strong>en</strong>tion…<br />

and shall make,<br />

within its mandate, the<br />

decisions necessary to<br />

promote the effective<br />

implem<strong>en</strong>tations…’<br />

(zie ook art. 4.7)<br />

‘full costs (for inv<strong>en</strong>tory<br />

reports of developing<br />

countries)’<br />

‘full increm<strong>en</strong>tal costs of<br />

implem<strong>en</strong>ting measures’<br />

‘developing countries…<br />

particularly vulnerable’<br />

‘take all practicable steps’<br />

‘… developing country<br />

Parties… commitm<strong>en</strong>ts…<br />

dep<strong>en</strong>d on effective<br />

implem<strong>en</strong>tation by<br />

developed…’<br />

Opmerking<strong>en</strong><br />

groei wordt omschrev<strong>en</strong><br />

als ‘duurzame ontwikkeling’<br />

(gatt-bewoording<strong>en</strong>)<br />

differ<strong>en</strong>tiatie gaat hier heel<br />

ver; ge<strong>en</strong> ‘inv<strong>en</strong>tory’ verplichting<strong>en</strong><br />

voor non-Annex<br />

I; nationale mededeling<strong>en</strong><br />

van arme land<strong>en</strong> alle<strong>en</strong><br />

met behulp van fonds<strong>en</strong>;<br />

ge<strong>en</strong> sancties voor nonrapportage,<br />

wel bij Kyotoprotocol,<br />

later<br />

uitgebreide/gedetailleerde<br />

artikel<strong>en</strong> waar weinig (art.<br />

4.2 wel <strong>en</strong>igszins) of niets<br />

(art. 7.2) van terechtkomt.<br />

Ligt deels aan patstelling<br />

<strong>tuss<strong>en</strong></strong> ‘arm’ <strong>en</strong> Annex I.<br />

Maakt unfccc ongeloofwaardig.<br />

(art. 4.3 / 4.4)<br />

gaat over aanpassingskost<strong>en</strong><br />

tekst lijkt gematigd maar<br />

ligt heel gevoelig; private<br />

overdracht wordt gezi<strong>en</strong><br />

als te weinig <strong>en</strong> onvoorspelbaar<br />

hoofdprobleem:<br />

beide vereis<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oordeel<br />

dat in feite door strategie<br />

<strong>en</strong> onderhandeling<strong>en</strong><br />

wordt bepaald (<strong>en</strong> ‘dispute<br />

settlem<strong>en</strong>t’ in art. 14 is veel<br />

te zwak)


ijlage 11: vervolg unfccc<br />

Beginsel<strong>en</strong>/<br />

doelstelling<strong>en</strong>/<br />

verplichting<strong>en</strong><br />

5 Voorwaardelijkheid<br />

van niet Annex I-actie<br />

6 opec-comp<strong>en</strong>satie?<br />

7 Research, waarneming,<br />

training, etc.<br />

Conflictbeslechting<br />

Tuss<strong>en</strong> partij<strong>en</strong> (2 of meer)<br />

Terugtrekking<br />

Concept<strong>en</strong>/<br />

sleutelwoord<strong>en</strong><br />

(wederzijdse ‘houdgreep’)<br />

(maas in de wet)<br />

olie <strong>en</strong> andere fossielproducer<strong>en</strong>de<br />

land<strong>en</strong> kunn<strong>en</strong><br />

niet gemakkelijk hun structuur<br />

wijzing<strong>en</strong>; extra steun<br />

door:<br />

- onderhandeling<br />

- andere vreedzame methode,<br />

onderling overe<strong>en</strong><br />

te kom<strong>en</strong><br />

- arbitrage (cop stelt regels<br />

vast)<br />

- bij voorbaat bind<strong>en</strong>de uitspraak<br />

icj in D<strong>en</strong> Haag<br />

(uit verdrag + protocoll<strong>en</strong>)<br />

Bewoording<strong>en</strong><br />

unfccc<br />

‘… developing country<br />

Parties… commitm<strong>en</strong>ts…<br />

dep<strong>en</strong>d on effective<br />

implem<strong>en</strong>tation by<br />

developed…’<br />

‘developm<strong>en</strong>t and poverty<br />

eradication are the first and<br />

overriding priorities of the<br />

developing … ‘<br />

‘such Parties have serious<br />

difficulties in switching to<br />

alternatives’ (art. 4.10)<br />

(zie ook art. 4.8.4)<br />

(art. 5 <strong>en</strong> 6)<br />

‘Parties concerned shall<br />

seek a settlem<strong>en</strong>t of the<br />

dispute though negotiation<br />

or any other peaceful means<br />

of their own choice’<br />

(art. 14.1)<br />

(art. 25)<br />

Opmerking<strong>en</strong><br />

(hoofdprobleem:<br />

beide vereis<strong>en</strong> e<strong>en</strong> oordeel<br />

dat in feite door strategie<br />

<strong>en</strong> onderhandeling<strong>en</strong><br />

wordt bepaald (<strong>en</strong> ‘dispute<br />

settlem<strong>en</strong>t’ in art. 14 is veel<br />

te zwak)<br />

wordt vaak als e<strong>en</strong> ‘gifpil’<br />

beschouwd; opec vreest<br />

anti-fossielmaatregel<strong>en</strong>;<br />

Annex I will<strong>en</strong> aan deze<br />

clausule ge<strong>en</strong> waarde hecht<strong>en</strong><br />

minder controversieel, veel<br />

gebeurt unilateraal, bilateraal<br />

<strong>en</strong> multilateraal<br />

aangezi<strong>en</strong> de Conv<strong>en</strong>tie,<br />

zeker de cop, met unanimiteit<br />

werkt, kan e<strong>en</strong> zo<br />

zwakke vorm van geschilbeslechting<br />

nauwelijks of<br />

ge<strong>en</strong> betek<strong>en</strong>is krijg<strong>en</strong>; vrijwel<br />

alles blijft ‘onderhandelbaar’;<br />

verder is wel e<strong>en</strong><br />

‘verzo<strong>en</strong>ingsprocedure’<br />

voorzi<strong>en</strong> in art. 14.6<br />

e<strong>en</strong> jaar na notificatie<br />

bijlage 11<br />

11<br />

339


12<br />

340<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

bijlage 12: klimaatbeleid <strong>en</strong> wtodisciplines<br />

Deze bijlage sluit aan op tekstbox 5.3, waarin uitsluit<strong>en</strong>d handelssancties word<strong>en</strong><br />

besprok<strong>en</strong>. Hieronder volg<strong>en</strong> nog vier aspect<strong>en</strong> die wto-disciplines aangaan:<br />

ver<strong>en</strong>igbaarheid van milieuverdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wto, onderscheid <strong>tuss<strong>en</strong></strong> product<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> de wijze van voortbr<strong>en</strong>ging anderzijds, koolstofbelasting<br />

<strong>en</strong> etikettering.<br />

Bij de ver<strong>en</strong>igbaarheid van milieuverdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong> de wto gaat het met name om de<br />

zogehet<strong>en</strong> specific trade obligations (sto’s) van die verdrag<strong>en</strong>. Die bestaan uit<br />

vier typ<strong>en</strong> maatregel<strong>en</strong>: import-/exportverbod<strong>en</strong>, import-/exportlic<strong>en</strong>ties, notificatieverplichting<strong>en</strong><br />

<strong>en</strong> verpakkings- <strong>en</strong> etiketteringsregels. Hoe lastig deze<br />

kwesties kunn<strong>en</strong> zijn, is geblek<strong>en</strong> uit het m<strong>en</strong>ingsverschil dat rees <strong>tuss<strong>en</strong></strong> Chili<br />

<strong>en</strong> de eu over zwaardvis gevang<strong>en</strong> in de zuidelijke Pacific: de eu maakte het<br />

aanhangig in de wto <strong>en</strong> Chili bij het tribunaal voor de ‘law of the sea’ (itlos).<br />

Het conflict is uiteindelijk in der minne geschikt. Sinds 2001 wordt er in het<br />

kader van Doha onderhandeld over de ver<strong>en</strong>igbaarheid van milieuverdrag<strong>en</strong> <strong>en</strong><br />

de wto, maar deze zijn niet veel verder gekom<strong>en</strong> dan uitwisseling van definitiekwesties.<br />

Het zoek<strong>en</strong> naar ‘beginsel<strong>en</strong> <strong>en</strong> parameters’ zoals het wordt aangeduid,<br />

is nog nauwelijks aangevang<strong>en</strong>.<br />

Het onderscheid <strong>tuss<strong>en</strong></strong> product<strong>en</strong> <strong>en</strong> di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> <strong>en</strong>erzijds <strong>en</strong> de wijze van voortbr<strong>en</strong>ging<br />

anderzijds is cruciaal voor allerlei concrete aspect<strong>en</strong> van klimaatbeleid.<br />

Dat kan te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> met concurr<strong>en</strong>tievervalsing door het oplegg<strong>en</strong> (of juist<br />

niet oplegg<strong>en</strong>) van uite<strong>en</strong>lop<strong>en</strong>de regels die met efficiëntie van e<strong>en</strong> bedrijf niets<br />

te mak<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong>. Elders in dit rapport bepleit<strong>en</strong> wij dat, waar mogelijk, sectorale<br />

standaard<strong>en</strong> of afsprak<strong>en</strong> in de wereldmarkt e<strong>en</strong> geschikte oplossing zoud<strong>en</strong><br />

kunn<strong>en</strong> bied<strong>en</strong>. Maar het overe<strong>en</strong>kom<strong>en</strong> zelf wordt besliss<strong>en</strong>d beïnvloed door de<br />

omvatt<strong>en</strong>dheid van de coalitie <strong>en</strong> het discipliner<strong>en</strong> of anderszins marginaal<br />

houd<strong>en</strong> van free riders of van ‘lekk<strong>en</strong>’. Mocht de sector om ondersteun<strong>en</strong>de regelgeving<br />

vrag<strong>en</strong>, dan bestaat de kans dat de wto zich gedwong<strong>en</strong> zou zi<strong>en</strong><br />

(bijvoorbeeld via e<strong>en</strong> casus) die regels als niet met de wto ver<strong>en</strong>igbaar te verklar<strong>en</strong>.<br />

De arme land<strong>en</strong> zijn uiterst sceptisch over het afwijk<strong>en</strong> van het like productsdogma.<br />

Zij vrez<strong>en</strong> dat de npr-ppm’s (non-product-related processes and production<br />

methods, dat wil zegg<strong>en</strong> voortbr<strong>en</strong>gingswijz<strong>en</strong> die ge<strong>en</strong> spor<strong>en</strong> in het<br />

product achterlat<strong>en</strong>; het product is dus niet herk<strong>en</strong>baar als e<strong>en</strong> ‘ander’ product of<br />

als variatie van dat product) e<strong>en</strong> nieuwe vorm van protectionisme behelz<strong>en</strong>. In de<br />

economie valt die vrees te begrijp<strong>en</strong>, immers, in de strategie van raising rivals’<br />

costs is het zaak de vaste kost<strong>en</strong> van de lageprijstoetreder tot de markt te do<strong>en</strong><br />

verhog<strong>en</strong> <strong>en</strong> npr-ppm’s zijn daar e<strong>en</strong> geschikt middel voor, dat aangemerkt kan<br />

word<strong>en</strong> als zijnde in het ‘algem<strong>en</strong>e belang’.<br />

Deze lastige kwestie speelt ev<strong>en</strong>e<strong>en</strong>s voor indirecte belasting<strong>en</strong> <strong>en</strong> daarmee ook<br />

voor reguler<strong>en</strong>de heffing<strong>en</strong>. Voor zover niet e<strong>en</strong> Kyoto-b<strong>en</strong>adering van verhandelbare<br />

emissierecht<strong>en</strong> wordt gevolgd maar wel e<strong>en</strong> reguler<strong>en</strong>de of andere heffing


op inputs bij de voortbr<strong>en</strong>ging van product<strong>en</strong> of di<strong>en</strong>st<strong>en</strong> (onder andere vervoer),<br />

komt het onderscheid <strong>tuss<strong>en</strong></strong> product <strong>en</strong> voortbr<strong>en</strong>ging (process) terug. Belasting<br />

op product<strong>en</strong> kan, mits ge<strong>en</strong> onderscheid wordt gemaakt <strong>tuss<strong>en</strong></strong> binn<strong>en</strong>landse<br />

<strong>en</strong> ingevoerde product<strong>en</strong>, gehev<strong>en</strong> word<strong>en</strong> <strong>en</strong> border tax agreem<strong>en</strong>ts zijn daarbij<br />

aan bepaalde gatt-regels gebond<strong>en</strong>. Maar e<strong>en</strong> border tax agreem<strong>en</strong>t is niet gattver<strong>en</strong>igbaar<br />

indi<strong>en</strong> belasting aan de gr<strong>en</strong>s wordt verev<strong>en</strong>d over e<strong>en</strong> input van e<strong>en</strong><br />

product, zoals de <strong>en</strong>ergie of (bijvoorbeeld) het koolstofverbruik bij de voortbr<strong>en</strong>ging.<br />

Bij <strong>en</strong>ergie slurp<strong>en</strong>de bedrijfstakk<strong>en</strong> zoals aluminium, staal, bulkchemie,<br />

cem<strong>en</strong>t <strong>en</strong> papier kan dat tot grote gevoelighed<strong>en</strong> leid<strong>en</strong>. De cte heeft belasting<strong>en</strong><br />

wel op het officiële programma staan (sinds Marrakesh, 1994), maar geeft ze<br />

ge<strong>en</strong> voorrang. Bij e<strong>en</strong> ware wereldkoolstofmarkt à la Kyoto zou dit probleem<br />

niet of slechts in zeer geringe mate (voor aspect<strong>en</strong> waarvoor die markt ongeschikt<br />

is) bestaan. Nog ingewikkelder wordt het indi<strong>en</strong> (zoals Canada overweegt)<br />

schaarste (uitgedrukt in de prijs) bij verhandelbare recht<strong>en</strong> aan e<strong>en</strong> maximum<br />

wordt gebond<strong>en</strong>; immers, dit is economisch equival<strong>en</strong>t aan e<strong>en</strong> koolstofbelasting.<br />

T<strong>en</strong> slotte wordt etikettering in klimaatkwesties steeds belangrijker. Het standpunt<br />

van arme land<strong>en</strong> komt erop neer dat etikett<strong>en</strong> die like products in categorieën<br />

verdel<strong>en</strong>, niet met de wto ver<strong>en</strong>igbaar zijn. Door die etikett<strong>en</strong> word<strong>en</strong> die<br />

product<strong>en</strong> immers ‘anders’, niet meer ‘overe<strong>en</strong>komstig’. Toch ziet m<strong>en</strong> wel in dat<br />

etikett<strong>en</strong> veelal efficiënter zijn dan regelgeving (weg<strong>en</strong>s hun marktconformiteit)<br />

<strong>en</strong> nuttige informatie kunn<strong>en</strong> gev<strong>en</strong> (al is er e<strong>en</strong> terechte vrees voor e<strong>en</strong> proliferatie<br />

van etikett<strong>en</strong> die het nut ervan juist weer ondermijn<strong>en</strong>). In de cte verlaat m<strong>en</strong><br />

zich in sterke mate op de tbt gatt-overe<strong>en</strong>komst (over het voorkom<strong>en</strong> van<br />

technische handelsbelemmering<strong>en</strong>), omdat die ev<strong>en</strong>wichtig is opgesteld <strong>en</strong><br />

bov<strong>en</strong>di<strong>en</strong> prikkels verschaft voor wederzijdse erk<strong>en</strong>ning, equival<strong>en</strong>tie <strong>en</strong><br />

harmonisatie op vrijwillige basis. Verder is tbt uitdrukkelijk verbond<strong>en</strong> met e<strong>en</strong><br />

Standaardisatie Code, die veel arbitraire of ongerechtvaardigde praktijk<strong>en</strong> kan<br />

voorkom<strong>en</strong>.<br />

BIJLAGE 12<br />

12<br />

341


342<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong>


apport<strong>en</strong> aan de regering<br />

Eerste raadsperiode (1972-1977)<br />

1 Europese Unie<br />

2 Structuur van de Nederlandse economie<br />

3 Energiebeleid<br />

Gebundeld in één publicatie (1974)<br />

4 Milieubeleid (1974)<br />

5 Bevolkingsgroei (1974)<br />

6 De organisatie van het op<strong>en</strong>baar bestuur (1975)<br />

7 Buit<strong>en</strong>landse invloed<strong>en</strong> op Nederland: Internationale migratie (1976)<br />

8 Buit<strong>en</strong>landse invloed<strong>en</strong> op Nederland: Beschikbaarheid van wet<strong>en</strong>schappelijke <strong>en</strong> technische k<strong>en</strong>nis (1976)<br />

9 Comm<strong>en</strong>taar op de Discussi<strong>en</strong>ota Sectorrad<strong>en</strong> (1976)<br />

10 Comm<strong>en</strong>taar op de nota Contour<strong>en</strong> van e<strong>en</strong> toekomstig onderwijsbestel (1976)<br />

11 Overzicht externe adviesorgan<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid (1976)<br />

12 Externe adviesorgan<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid (1976)<br />

13 Mak<strong>en</strong> wij er werk van? Verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> omtr<strong>en</strong>t de verhouding <strong>tuss<strong>en</strong></strong> actiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> niet-actiev<strong>en</strong> (1977)<br />

14 Interne adviesorgan<strong>en</strong> van de c<strong>en</strong>trale overheid (1977)<br />

15 De kom<strong>en</strong>de vijf<strong>en</strong>twintig jaar – E<strong>en</strong> toekomstverk<strong>en</strong>ning voor Nederland (1977)<br />

16 Over sociale ongelijkheid – E<strong>en</strong> beleidsgerichte probleemverk<strong>en</strong>ning (1977)<br />

17<br />

Tweede raadsperiode (1978-1982)<br />

Etnische minderhed<strong>en</strong> (1979)<br />

A. Rapport aan de Regering<br />

B. Naar e<strong>en</strong> algeme<strong>en</strong> etnisch minderhed<strong>en</strong>beleid?<br />

18 Plaats <strong>en</strong> toekomst van de Nederlandse industrie (1980)<br />

19 Beleidsgerichte toekomstverk<strong>en</strong>ning<br />

Deel 1: E<strong>en</strong> poging tot uitlokking (1980)<br />

20 Democratie <strong>en</strong> geweld. Probleemanalyse naar aanleiding van de gebeurt<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> in Amsterdam op 30 april 1980<br />

21 Vernieuwing<strong>en</strong> in het arbeidsbestel (1981)<br />

22 Herwaardering van welzijnsbeleid (1982)<br />

23 Onder invloed van Duitsland. E<strong>en</strong> onderzoek naar gevoeligheid <strong>en</strong> kwetsbaarheid in de betrekking<strong>en</strong> <strong>tuss<strong>en</strong></strong><br />

Nederland <strong>en</strong> de Bondsrepubliek (1982)<br />

24 Sam<strong>en</strong>hang<strong>en</strong>d mediabeleid (1982)<br />

25<br />

Derde raadsperiode (1983-1987)<br />

Beleidsgerichte toekomstverk<strong>en</strong>ning<br />

Deel 2: E<strong>en</strong> verruiming van perspectief (1983)<br />

26 Waarborg<strong>en</strong> voor zekerheid. E<strong>en</strong> nieuw stelsel van sociale zekerheid in hoofdlijn<strong>en</strong> (1985)<br />

27 Basisvorming in het onderwijs (1986)<br />

28 De onvoltooide Europese integratie (1986)<br />

29 Ruimte voor groei. Kans<strong>en</strong> <strong>en</strong> bedreiging<strong>en</strong> voor de Nederlandse economie in de kom<strong>en</strong>de ti<strong>en</strong> jaar (1987)<br />

30 Op maat van het midd<strong>en</strong>- <strong>en</strong> kleinbedrijf (1987)<br />

Deel 1: Rapport aan de Regering<br />

Deel 2: Pre-adviez<strong>en</strong><br />

31 Cultuur zonder gr<strong>en</strong>z<strong>en</strong> (1987)<br />

rapport<strong>en</strong> aan de regering<br />

343


344<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

32 De financiering van de Europese Geme<strong>en</strong>schap. E<strong>en</strong> interimrapport (1987)<br />

33 Activer<strong>en</strong>d arbeidsmarktbeleid (1987)<br />

34 Overheid <strong>en</strong> toekomstonderzoek. E<strong>en</strong> inv<strong>en</strong>tarisatie (1988)<br />

35<br />

Vierde raadsperiode (1988-1992)<br />

Rechtshandhaving (1988)<br />

36 Allochton<strong>en</strong>beleid (1989)<br />

37 Van de stad <strong>en</strong> de rand (1990)<br />

38 E<strong>en</strong> werk<strong>en</strong>d perspectief. Arbeidsparticipatie in de jar<strong>en</strong> ’90 (1990)<br />

39 Technologie <strong>en</strong> overheid (1990)<br />

40 De onderwijsverzorging in de toekomst (1991)<br />

41 Milieubeleid. Strategie, instrum<strong>en</strong>t<strong>en</strong> <strong>en</strong> handhaafbaarheid (1992)<br />

42 Grond voor keuz<strong>en</strong>. Vier perspectiev<strong>en</strong> voor de landelijke gebied<strong>en</strong> in de Europese Geme<strong>en</strong>schap (1992)<br />

43 Ouder<strong>en</strong> voor ouder<strong>en</strong>. Demografische ontwikkeling<strong>en</strong> <strong>en</strong> beleid (1993)<br />

44<br />

Vijfde raadsperiode (1993-1997)<br />

Duurzame risico’s. E<strong>en</strong> blijv<strong>en</strong>d gegev<strong>en</strong> (1994)<br />

45 Belang <strong>en</strong> beleid. Naar e<strong>en</strong> verantwoorde uitvoering van de werknemersverzekering<strong>en</strong> (1994)<br />

46 Besluit<strong>en</strong> over grote project<strong>en</strong> (1994)<br />

47 Hoger onderwijs in fas<strong>en</strong> (1995)<br />

48 Stabiliteit <strong>en</strong> veiligheid in Europa. Het verander<strong>en</strong>de kracht<strong>en</strong>veld voor het buit<strong>en</strong>lands beleid (1995)<br />

49 Orde in het binn<strong>en</strong>lands bestuur (1995)<br />

50 Tweedeling in perspectief (1996)<br />

51 Van verdel<strong>en</strong> naar verdi<strong>en</strong><strong>en</strong>. Afweging<strong>en</strong> voor de sociale zekerheid in de 21e eeuw (1997)<br />

52 Volksgezondheidszorg (1997)<br />

53 Ruimtelijke-ontwikkelingspolitiek (1998)<br />

54 Staat zonder land. E<strong>en</strong> verk<strong>en</strong>ning van bestuurlijke gevolg<strong>en</strong> van informatie- <strong>en</strong> communicatietechnologie (1998)<br />

55<br />

Zesde raadsperiode (1998-2002)<br />

G<strong>en</strong>eratiebewust beleid (1999)<br />

56 Het borg<strong>en</strong> van publiek belang (2000)<br />

57 Doorgroei van arbeidsparticipatie (2000)<br />

58 Ontwikkelingsbeleid <strong>en</strong> goed bestuur (2001)<br />

59 Naar e<strong>en</strong> Europabrede Unie (2001)<br />

60 Nederland als immigratiesam<strong>en</strong>leving (2001)<br />

61 Van oude <strong>en</strong> nieuwe k<strong>en</strong>nis. De gevolg<strong>en</strong> van ict voor het k<strong>en</strong>nisbeleid (2002)<br />

62 Duurzame ontwikkeling. Bestuurlijke voorwaard<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> mobiliser<strong>en</strong>d beleid (2002)<br />

63 De toekomst van de nationale rechtsstaat (2002)<br />

64 Besliss<strong>en</strong> over biotechnologie (2003)<br />

65 Slagvaardigheid in de Europabrede Unie (2003)<br />

66 Nederland handelsland. Het perspectief van de transactiekost<strong>en</strong> (2003)<br />

67 Naar nieuwe weg<strong>en</strong> in het milieubeleid (2003)


68<br />

Zev<strong>en</strong>de raadsperiode (2003-2007)<br />

Waard<strong>en</strong>, norm<strong>en</strong> <strong>en</strong> de last van het gedrag (2003)<br />

69 De Europese Unie, Turkije <strong>en</strong> de islam (2004)<br />

70 Bewijz<strong>en</strong> van goede di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing (2004)<br />

71 Focus op functies. Uitdaging<strong>en</strong> voor e<strong>en</strong> toekomstbest<strong>en</strong>dig mediabeleid (2005)<br />

72 Vertrouw<strong>en</strong> in de buurt (2005)<br />

73 Dynamiek in islamitisch activisme. Aanknopingspunt<strong>en</strong> voor democratisering <strong>en</strong> m<strong>en</strong>s<strong>en</strong>recht<strong>en</strong> (2006)<br />

rapport<strong>en</strong> aan de regering<br />

Rapport<strong>en</strong> aan de Regering nrs 1 t/m 67 <strong>en</strong> publicaties in de reeks Voorstudies <strong>en</strong> achtergrond<strong>en</strong> zijn niet meer leverbaar.<br />

Alle studies van de wrr zijn beschikbaar via de website www.wrr.nl.<br />

Rapport<strong>en</strong> aan de Regering nrs 68 t/m 73 zijn verkrijgbaar in de boekhandel of via Amsterdam University Press,<br />

Prins<strong>en</strong>gracht 747-751, 1017 JX Amsterdam (www.aup.nl).<br />

345


346<br />

klimaatstrategie – <strong>tuss<strong>en</strong></strong> <strong>ambitie</strong> <strong>en</strong> <strong>realisme</strong><br />

verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong><br />

Zev<strong>en</strong>de raadsperiode (2003-2007)<br />

1 Jacques Pelkmans, Monika Sie Dhian Ho <strong>en</strong> Bas Limonard (red.) (2003) Nederland <strong>en</strong> de Europese grondwet<br />

2 P.T. de Beer <strong>en</strong> C.J.M. Schuyt (red.) (2004) Bijdrag<strong>en</strong> aan waard<strong>en</strong> <strong>en</strong> norm<strong>en</strong><br />

3 G. van d<strong>en</strong> Brink (2004) Schets van e<strong>en</strong> beschavingsoff<strong>en</strong>sief. Over norm<strong>en</strong>, normaliteit <strong>en</strong> normalisatie in<br />

Nederland<br />

4 E.R. Engel<strong>en</strong> <strong>en</strong> M. Sie Dhian Ho (red.) (2004) De staat van de democratie. Democratie voorbij de staat<br />

5 P.A. van der Duin, C.A. Hazeu, P. Rademaker <strong>en</strong> I.J. Schoon<strong>en</strong>boom (red.) (2004) Vijf<strong>en</strong>twintig jaar later.<br />

De Toekomstverk<strong>en</strong>ning van de wrr uit 1977 als leerproces<br />

6 H. Dijstelbloem, P.L. Meurs <strong>en</strong> E.K. Schrijvers (red.) (2004) Maatschappelijke di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing. E<strong>en</strong> onderzoek<br />

naar vijf sector<strong>en</strong><br />

7 W.B.H.J. van de Donk, D.W.J. Broeders <strong>en</strong> F.J.P. Hoefnagel (red.) (2005) Tr<strong>en</strong>ds in het medialandschap.<br />

Vier verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong><br />

8 G. Engbers<strong>en</strong>, E. Snel <strong>en</strong> A. Weltevrede (2005) Sociale herovering in Amsterdam <strong>en</strong> Rotterdam.<br />

Eén verhaal over twee wijk<strong>en</strong><br />

9 D.J. Wolfson (2005) Transactie als bestuurlijke vernieuwing. Op zoek naar sam<strong>en</strong>hang in beleid <strong>en</strong> uitvoering<br />

10 Nasr Abu Zayd (2006) Reformation of Islamic Thought. A Critical Historical Analysis<br />

11 J.M. Otto (2006) Sharia <strong>en</strong> nationaal recht. Rechtssystem<strong>en</strong> in moslimland<strong>en</strong> tusss<strong>en</strong> traditie, politiek <strong>en</strong> rechtsstaat<br />

Alle Verk<strong>en</strong>ning<strong>en</strong> zijn verkrijgbaar in de boekhandel of via Amsterdam University Press, Prins<strong>en</strong>gracht 747-751,<br />

1017 JX Amsterdam (www.aup.nl).


webpublicaties<br />

WP 01<br />

Zev<strong>en</strong>de raadsperiode (2003-2007)<br />

Opvoeding, onderwijs <strong>en</strong> jeugdbeleid in het algeme<strong>en</strong> belang<br />

WP 02 Ruimte voor goed bestuur: <strong>tuss<strong>en</strong></strong> prestatie, proces <strong>en</strong> principe<br />

WP 03 Less<strong>en</strong> uit corporate governance <strong>en</strong> maatschappelijk verantwoord ondernem<strong>en</strong><br />

WP 04 Regulering van het bestuur van maatschappelijke di<strong>en</strong>stverl<strong>en</strong>ing: e<strong>en</strong>heid in verscheid<strong>en</strong>heid<br />

WP 05 E<strong>en</strong> schets van het Europese mediabeleid<br />

WP 06 De regulering van media in internationaal perspectief<br />

WP 07 Beleid inzake media, cultuur <strong>en</strong> kwaliteit: <strong>en</strong>kele overweging<strong>en</strong><br />

WP 08 Geschied<strong>en</strong>is van het Nederlands inhoudelijk mediabeleid<br />

WP 09 Buurtinitiatiev<strong>en</strong> <strong>en</strong> buurtbeleid in Nederland anno 2004: analyse van e<strong>en</strong> veldonderzoek van 28 casuss<strong>en</strong><br />

WP 10 Geestelijke gezondheid van adolesc<strong>en</strong>t<strong>en</strong>: e<strong>en</strong> voorstudie<br />

WP 11 De transitie naar volwass<strong>en</strong>heid <strong>en</strong> de rol van het overheidsbeleid: e<strong>en</strong> vergelijking van insitutionele arrangem<strong>en</strong>t<strong>en</strong><br />

in Nederland, Zwed<strong>en</strong>, Groot-Brittanië <strong>en</strong> Spanje<br />

WP 12 Klassieke sharia <strong>en</strong> vernieuwing<br />

WP 13 Sharia <strong>en</strong> nationaal recht in twaalf moslimland<strong>en</strong><br />

webpublicaties<br />

347

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!