Reader bestuursrecht blok 1.2
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
HBO-Rechten / SJD
Bestuursrecht
Blok 1.2, studiejaar 1, Cursusjaar 2020/2021
Auteur: Jonathan Mavanga
Alle rechten voorbehouden.
Niets uit
deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaa
kt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door printouts,
kopieën, of op welke manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
1. Inleiding
1.1 Centrale vragen van bestuursrecht
Bestuursrecht gaat in de essentie over:
• Het instrumentarium van het overheidsbestuur, waarmee het bestuurt;
• De normen voor het overheidsbestuur, die bij het besturen in acht moeten worden
genomen;
• De (rechtsbeschermings)mogelijkheden voor betrokkenen om zich tegen het
overheidsbestuur te verzetten
Het bestuursrecht gaat over de actieve bemoeienis van de overheid met de samenleving.
Deze vragen fungeren min of meer als richtinggevend kader voor een bestuursrechtonderwijs dat
niet alleen gericht is op het verwerven van kennis van en inzicht in bestuursrechtelijke thema’s en
discussies, maar ook op het ontwikkelen van een kritische houding ten aanzien daarvan;
• Waarom is overheidsbestuur nodig?
• Aangenomen dat overheidsbestuur noodzakelijk is en in een behoefte voorziet, waarom zijn
er dan aparte regels van bestuursrecht in het leven geroepen, en is niet volstaan met regels
van privaatrecht en strafrecht?
• Op welke terreinen treedt de overheid op, en hoe?
• Hoe wordt de kwaliteit van het overheidsbestuur gewaarborgd?
1.1.1 Waarom is overheidsbestuur nodig?
Er zijn in elke samenleving zaken die als zo essentieel worden gezien dat men de behartiging ervan
niet aan particulieren of organisaties buiten de overheid heeft durven toevertrouwen, omdat
aannemelijk of mogelijk is dat deze onvoldoende gezag en macht bezitten of het eigen belang laten
voorgaan op meer algemene belangen.
Hieruit kan worden afgeleid dat het bestaan van een overheid en van overheidsbestuur tot op zekere
hoogte noodzakelijk is.
Denk aan optreden tegen ongewenste of illegale situaties of het handhaven van de openbare orde.
Dus het is duidelijk dat er (actieve) bemoeienis van de overheid wordt verwacht.
Nachtwakerstaat (de klassiek liberale rechtsstaat in de eerste helft van de 19 e eeuw): de rol van de
overheid was grotendeels beperkt tot het terrein van de openbare orde, de defensie en de
buitenlandse betrekkingen. Er was sprake van een minimale overheid.
Nu de tijd is er enerzijds een fysieke beperking aan wat de overheid kan. De beperking heeft
betrekking op de beschikbaarheid van voldoende middelen om te kunnen optreden. Door nieuwe
beleidsterreinen is de vraag om overheidsinterventie ontstaan (denk aan ruimtelijke ordening,
natuurbescherming, milieubescherming, marktregulering, sociale zekerheid, economische ordening,
telecommunicatie en ‘meekijken tot achter de voordeur’). Hierdoor moeten andere terreinen het
stellen met ‘minder overheid’.
Anderzijds is het optreden van overheidsorganen steeds vaker onder vuur komen te liggen. Het gaat
dan niet om de middelen, maar om de doelen die worden nagestreefd. Wat de een als een typische
overheidstaak beschouwt, ervaart de ander als een inbreuk op zijn vrijheid en daarmee als
ongewenste overheidsinterventie.
1.1.2 Waarom zijn er aparte regels van bestuursrecht?
Art 2:5 BW: rechtspersonen hebben dezelfde privaatrechtelijke bevoegdheden als natuurlijke
personen
De belangrijkste openbare lichamen, zoals de Staat, de provincies, de gemeenten en de
waterschappen rechtspersoonlijkheid bezitten (art. 2:1 lid 1 BW), beschikken deze lichamen over de
normale privaatrechtelijke bevoegdheden en rechten. En daar maken zij ook vaak gebruik van in de
praktijk. (denk aan overeenkomst van de koop van een computer voor de overheidsdienst of het
verhuren of verpachten van overheidsgrond of -gebouwen).
Ook strafrechtelijke bepalingen kunnen van toepassing worden verklaard op overtreding van
bestuursrechtelijke voorschriften (art. 91 Sr).
Toch lenen zowel privaatrechtelijke als strafrechtelijke bepalingen zich slechts in geringe mate voor
het normeren van bestuursrechtelijke verhoudingen. Privaatrechtelijke bepalingen heeft die
beperkte toepasbaarheid vooral omdat zij vaak eenzijdig vaststellen wat rechtens is (en in het kader
daarvan de rechtspositie van burgers eenzijdig vaststellen).
Eenzijdig vaststellen door de overheid = ‘verticaal’ overheidsbestuur
De eenzijdigheid van een groot deel van het overheidshandelen hangt samen met het uitganspunt
dat overheidsorganen geen eigen belangen hebben, maar uitsluitend handelen in het algemeen
belang. Een ander verschil ten opzichte van het privaatrecht is dat in het bestuursrecht, naast de
feiten en het recht, bestuursorganen bij de uitoefening van hun taken het algemeen belang tegen
andere belangen afweegt.
De trias politica is van grotere betekenis in het bestuursrecht in tegenstelling tot het privaatrecht.
Privaatrechtelijke regels gaan in beginsel uit van gelijkwaardige partijen die over en weer vrij zijn hun
eigen belangen te behartigen. Dit is niet het geval in het bestuursrecht.
Ook strafrechtelijke regels komen niet vaak voor in het bestuursrecht. Strafrecht is namelijk meer
gericht op het bestraffen van de dader en bestuursrecht is veel meer gericht op het bereiken of
herstellen van de legale situatie. In het bestuursrecht gaat de voorkeur liever naar herstelsancties
dan bestraffende sanctie (zoals de bestuurlijke boete).
Strafrecht houdt zich met name bezig met het ‘inprenten’ van normen, terwijl het bestuursrecht zich
bezig houdt met het stellen van normen om zaken te reguleren of in goede banen te leiden.
Strafrechtelijke normen zijn onvoorwaardelijk geformuleerd in de vorm van absolute geboden of
verboden. Bestuursrechtelijke normen zijn (als ze een verbod inhouden) voorwaardelijk
geformuleerd; iets is verboden tenzij vergunning of ontheffing wordt verleend.
De handhaving van de strafrechtelijke normen ligt in handen van de politie, het OM en de rechter. De
vervolging (incl. de vraag of wordt vervolgd) loopt via het OM, terwijl de rechter de op te leggen straf
bepaalt.
De handhaving van de bestuursrechtelijke normen ligt voor zowel, de vraag of wordt opgetreden als
voor de vraag welke sanctie wordt opgelegd, in handen van het bestuur. De rechter kan wel de
rechtmatigheid controleren.