Scherpenheuvel: Straatnamen vertellen het verhaal
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
HET ORATORIANENKLOOSTER
In 1610 wordt de parochie Scherpenheuvel
opgericht. Tot dan is Scherpenheuvel afhankelijk
van Zichem. De eerste pastoor wordt
Judocus Bouckaert. Hij is de stichter van de
congregatie van het oratorium. In 1621 vraagt
hij hiervoor toelating aan de aartsbisschop
van Mechelen. Op 12 maart 1624 wordt de
congregatie opgericht. Anders dan bij een
abdij- of kloostergemeenschap, die georganiseerd
worden volgens een bepaalde regel
en geleid door een abt (b.v. benedictijnen of
franciscanen), bestaat de gemeenschap van
oratorianen uit priesters die samen leven en
wonen en een zekere zelfstandigheid hebben,
maar toch afhankelijk blijven van het bisdom.
Kort na de erkenning van de congregatie
begint men met de bouw van het klooster,
dat deel uitmaakt van de vestingwerken van
Scherpenheuvel. Volgens de gravure van Sanderus
is het klooster een vrij sober vierkant
gebouw, bestaande uit drie vleugels met één verdieping.
De linkervleugel is bestemd voor de oratorianen,
terwijl de rechtervleugel volgens A. Boni voorbestemd is
als verblijfplaats voor de vorsten. In het midden tussen
beide vleugels wordt een huiskapel opgetrokken. Om
de kerk vlot te kunnen bereiken, maken de bouwmeesters
Frederik Kierurt en later Jacques Franquart, waarschijnlijk
onder de leiding van Wenceslas Cobergher,
een gewelfde galerij, die aan de voet van de heuvel
gedeeltelijk onder de grond verdwijnt en loodrecht uitgeeft
in de sacristie achter het hoofdaltaar.
Tijdens de Franse overheersing op het einde van de
18de eeuw worden alle kloosters afgeschaft. Vijf oratorianen
worden opgepakt. Proost Van Bael kan ontsnappen,
maar de anderen worden gedeporteerd naar een
Franse kolonie, waar zij de dood vinden. De gebouwen
en de resterende inboedel van het klooster worden
openbaar verkocht. Het grootste gedeelte wordt
afgebroken, waardoor nog slechts een klein stukje van
het eens zo mooie klooster overblijft. In de 20ste eeuw
wordt het gebruikt als boerderij en de bijhorende gronden
worden door de landbouwer bewerkt. Wanneer in
1972 de Mariahal wordt gebouwd, is de landbouwactiviteit
al verdwenen. Vandaag zijn er concrete plannen om
het resterende gebouw van het oratorianenklooster te
restaureren.
Balthazar Moretus geeft in zijn reisdagboek uit 1668
een mooie beschrijving van het klooster bij zijn bezoek
aan Scherpenheuvel.
“Naer dat onse devocie alhier ghehouden hadden,
gonck ick ende mon Frere Joannes besichtigen het
klooster van de paters van de Oratorie,
die de kerke administreeren ende
alhier een collegie hebben, daer deselve
paters de humaniora doceeren,
daer nu dit jaer maer omtrent de dertich
studenten in alles ghefrequenteert
hebben. Achter hun clooster welck
seer regulier ende seer schoon ghebout
is ende dat in veertich jaeren dat
sy alhier gheweest syn, hebben sy eenen
grooten ende schoonen hof ghelegd
tegen de vestingen, soo dat in
den selven comen 2 bolwercken ende
het bovenschreven horenwerck, beplant
met boschagie. In denselven syn
differente rijen van mastboomen als
van andre haegen van different gheboomt,
daar is notabel eenen vischput
in forme van bolwerck, daer veel
visch op bewaert wort ende oock een
capelleken, daer seer constigh uytgebelt wordt in was
de passie ons heeren. Dit in den hof gesien hebbende,
gingen met den portier lanckx eene groote gallerye onder
aerden inde sacristye van de kercke, staende onder
den toren selve...”
De vijver waarvan sprake in de tekst is ook nog zichtbaar
aanwezig achteraan tegen de rozenkransweg.
Boven: detail uit figuratief plan van C. Lauwers. 1661.
Foto pag. 17: het oratorianenklooster anno 2020
Bronvermelding
A. Boni: Scherpenheuvel; basiliek en gemeente in het kader van
de vaderlandse geschiedenis.1953. blz. 109 - 110; 163
16