Scherpenheuvel: Straatnamen vertellen het verhaal
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Straatnamen
vertellen het verhaal
1
Colofon
Auteur
Lay-out
Ver. uitgever
Wettelijk depot
Jef Beutels
Gust Deflem
Erfgoed Scherpenheuvel vzw
Isabellaplein 15b
Francis Tielens
3270 Scherpenheuvel
D/2020/15057/01
©Teksten of foto’s uit deze uitgave mogen niet
verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden
door druk, fotokopie, microfilm of op welke andere
wijze ook, zonder voorafgaandelijke schriftelijke
toestemming van de auteurs.
Erfgoed Scherpenheuvel vzw streefde ernaar
de rechten op illustraties volgens de wettelijke
bepalingen te regelen. Wie meent rechten te
kunnen doen gelden, kan zich wenden tot Erfgoed
Scherpenheuvel vzw.
VOORWOORD
“Hodoniem” - uit het Grieks overgenomen - betekent
zoveel als straatnaam: het middel bij uitstek
om het netwerk van straten, lanen, wegen en dreven
van een gemeente of stad te benoemen.
Deze belangrijke naam geeft richting aan het
dagdagelijks leven, waarvan onze “thuis” de belangrijkste
baken is.
Scherpenheuvel, het bekendste bedevaartsoord
van België, kent al eeuwenlang een rijke geschiedenis.
En ook de straatnamen in ons “deurp” verwijzen
daarnaar. Tijdens je dwaaltocht door onze
straten, doorkruis je de historische 7-ster in het gezelschap
van aartshertogen, architecten of religieus
verantwoordelijken en wordt er verwezen naar
ons uitgebreid cultureel erfgoed, waartoe o.a. de
basiliek en het klooster behoren.
"Blijkbaar leefden ze verkeerd, het dorp werd
gemoderniseerd...“ En zo ook de straatnamen.
Hoe deze namen door de jaren heen “opgekalefaterd”
werden, wordt prachtig weergegeven
door Jef Beutels, gedreven lid van Erfgoed Scherpenheuvel
vzw. Zijn boek brengt een deel van het
verhaal van onze stad, geïllustreerd met unieke foto's
en afbeeldingen.
Met dankbaarheid en trots feliciteer ik auteur en
medewerkers van het boek voor deze bijzondere
uitgave. Scherpenheuvel, m'n deurp ... en dat ’t
nooit voorbij zou gaan !
Kris Peetermans,
eerste schepen stad Scherpenheuvel-Zichem
2
INLEIDING
Straatnamen vertellen het verhaal van een stad
Als je in een dorp of een stad rondwandelt en je
leest de naambordjes van de straten met namen
van personen of instellingen, van gebouwen of constructies,
namen die een functie weergeven, een
bepaalde eigenschap of een richting aanduiden,
dan ontplooit zich langzaam de geschiedenis van
de plaats die je bezoekt.
Ook in Scherpenheuvel is dit het geval. Een studie
van de straatnamen impliceert dus ook een
kleinschalige studie van de stad.
Toch kunnen we stellen dat Scherpenheuvel verschilt
van andere dorpen en steden. Een dorp of
een stad kent meestal een lange ontstaansgeschiedenis,
waarbij een beperkte bewoning stilaan uitgroeit
tot een groter geheel. Vaak liggen geografische
elementen, zoals de aanwezigheid van een
rivier, mee aan de basis van de geboorte van een
stad. Externe gebeurtenissen kunnen de groei, de
stilstand of het verval van een dorp of stad mee
bepalen.
Zo had het oude Zichem alles in zich om uit te
groeien tot een middelgrote provinciestad zoals
Diest of Aarschot. Toch beslist de geschiedenis er
anders over. Gelegen op een kruispunt van strijdende
legers, kent het vernieling en inkwartiering,
waardoor zijn groei gebroken wordt. In ditzelfde
Zichem wordt echter een nieuwe telg geboren:
Scherpenheuvel.
Lang voor de geboorte van de stad Scherpenheuvel
wordt het zaad gezaaid. De plaats op de heuvel
blijkt al lang voor de 17de eeuw een sacrale aantrekking
uit te oefenen op de mensen uit de omgeving.
Waar het misschien eerst gaat om een “heilige
eik”, trekt later een beeldje van Onze-Lieve-Vrouw
de mensen naar de heuvel. Mensen leggen hun
verzuchtingen en verlangens aan de voeten van de
lievevrouw. Ironisch genoeg komen ook Alexander
Farnese en zijn leger bidden aan de voeten van Maria,
om succes af te smeken bij de belegering van
Zichem. Terwijl Zichem ten onder gaat aan de strijd
tussen protestanten en roomsgezinden, betekent
de contrareformatie de geboorte van Scherpenheuvel.
De landvoogden Albrecht en Isabella spelen
hierbij een hoofdrol.
De ontstaansgeschiedenis van Scherpenheuvel is
zeer intens. De kleine stad ontstaat als het ware uit
het niets. Vòòr 1600 staan er geen huizen op de
“scerpe heuvel” bij Zichem en in 1630 wordt het
eerste urbanisatieplan van Scherpenheuvel opgemaakt.
De kerk van Scherpenheuvel ontstaat dus niet
vanuit de bewoning op de heuvel. Het is echter
omgekeerd, en dat is toch wel uitzonderlijk. De zevenhoekige
constructie van de kerk waaiert verder
uit en bepaalt het strikte uiterlijk van de kleine stad.
Tot op vandaag is die unieke vorm nog duidelijk
herkenbaar. We moeten wachten tot de late 19de
en de 20ste eeuw, vooraleer we een duidelijke uitbreiding
zien buiten de oude stadscontouren.
Het urbanisatieplan uit 1630 vermeldt de eerste
inwoners van de stad. Het aantal straatnamen
is zeer beperkt. Naast drie straatnamen die een
richting aanduiden: rue de Sichem, rue de Dieste
en rue de Louvain, vinden we slechts twee andere
straataanduidingen, namelijk de rue de Chêne en
de rue de Wallon.
Langzaam groeit het aantal straten, maar de
grote explosie gebeurt pas in de 20ste eeuw, met
de verdere uitbreiding buiten de oude vesting van
Scherpenheuvel.
Als we de straatnamen nu bekijken kunnen we een
aantal categorieën onderscheiden:
straatnamen:
- in verband met een bepaalde eigenschap
- in verband met een functie of gebruik
- in verband met een gebouw
- met een natuurkundige verwijzing
- in verband met een specifieke ligging
- die een richting aangeven
- memorienamen (personen of instellingen)
De wijken die na WOII ontstaan op vroegere
bouw- en hooilandplaatsen, krijgen vaak fantasienamen:
namen van bloemen, bomen, werelddelen...
Bij de recente aanleg van straten wordt opnieuw
gezocht naar een naamgeving die aansluit bij het
verleden van de locatie.
Jef Beutels
3
Inhoudsopgave
Colofon, voorwoord.............................................. 2
Inleiding................................................................. 3
Inhoudstafel........................................................... 4
Albertus- en Isabellaplein...................................... 5
De aartshertogen Albrecht en Isabella............. 5
De jaarmarkt van Scherpenheuvel.................... 7
De jaarmarkt in Zichem..................................... 8
De kaarskatten................................................ 10
De kraampjes, een eeuwenoude traditie....... 15
Het oratorianenklooster................................. 16
Agterstraat.......................................................... 18
Kloosterstraat...................................................... 18
Elenstraat............................................................. 20
Johannes Cornelius Elen................................. 21
Koophandelstraat................................................ 23
Valleistraat........................................................... 25
Noorder- en Zuidervest....................................... 26
Scherpenheuvel: zevenhoekige stad.............. 29
Het eerste urbanisatieplan............................. 31
De kopergravures van C. Lauwers en Q Boel. . 33
Het bolwerk rond de stad............................... 36
De ontmanteling van de vesten..................... 39
Molenstraat.......................................................... 40
August Nihoulstraat............................................ 43
De armenzorg in Scherpenheuvel.................. 45
Michel Janssensstraat.......................................... 46
Heidestraat.......................................................... 48
De Heidestraat in de tweede wereldoorlog... 48
Stenenmolenstraat.............................................. 50
Rootstraat............................................................ 51
De familie Michiels in Scherpenheuvel........... 51
De Boriussen................................................... 52
Uitbouw van de firma
”Grandes Pépinières de Montaigu
Michiels Fréres”............................................ 54
Het kapelletje in de Rootstraat....................... 56
Basilieklaan - Leuvensestraat............................... 58
Leuvensestraat..................................................... 59
Stationsstraat....................................................... 59
Basilieklaan.......................................................... 61
Panorama historique....................................... 62
Schuurwaverstraat............................................... 64
Henri Adriaensstraat............................................ 65
Peggerstraat / Mannenberg................................ 67
Een velodroom in Scherpenheuvel................. 69
Drama’s op de Mannenberg tijdens de
tweede wereldoorlog.................................. 70
11 mei 1940 explosie op de Mannenberg..... 70
Oogstmaand 1944: beschieting door
twee Spitfires............................................... 72
Rozenkranslaan.................................................... 73
Gendarmeriestraat.............................................. 73
Jonghmansstraat................................................. 74
Rozenkranslaan.................................................... 74
Joannes Gregorius Jonghmans...................... 75
De rozenkransweg en -kerk............................ 77
Cobergerstraat - Veldstraat................................. 78
Veldstraat............................................................. 78
Cobergerstraat.................................................... 79
Wenseslas Coberger....................................... 79
Bouckaertstraat................................................... 81
Diestsestraat (Bergejacht)................................... 83
De stadt van Luyck.......................................... 83
Bij Dora van “de patee”
Drama’s op de Bergejacht.............................. 87
Brouwerijstraat.................................................... 89
Prattenborgstraat en -plein................................. 91
Op zoek op oude kaarten............................... 91
In de overlijdensakten van de gemeente....... 92
Het fonteintje.................................................. 93
Rozenstraat.......................................................... 95
De speelpleinen in de Rozenstraat................. 97
Van koningen en prinsen..................................... 98
Koning Albertstraat........................................ 99
Koningin Astridstraat...................................... 99
Koning Boudewijnstraat................................ 100
Prins Alexanderstraat.................................... 100
Nieuwe wijken................................................... 102
Stadsplan........................................................... 104
Overzicht straatnamen...................................... 105
Namenregister................................................... 107
Intekenlijst......................................................... 109
4
DE AARTSHERTOGEN
ALBRECHT EN ISABELLA
Het zal wel niemand verbazen dat de belangrijkste
straten in Scherpenheuvel, de zogenaamde eerste
ring, de namen hebben meegekregen van de landvoogden
die aan de stad het leven schonken. Infante
Clara Eugenia Isabella en aartshertog Albrecht van
Oostenrijk valt deze eer te beurt.
Aartshertog Albrecht wordt op 13 november 1559
in Neustadt geboren als zesde zoon van Maximiliaan
II van Oostenrijk en Maria, zuster van Philips II
van Spanje. Vanaf zijn elfde jaar verblijft hij in Madrid
aan het hof van zijn oom Philips II die later, door het
huwelijk met zijn zuster Anna, ook zijn schoonbroer
wordt. Als zijn broer Ernest van Oostenrijk overlijdt,
wordt Albrecht als gouverneur naar de Nederlanden
gezonden.
Infante Clara Eugenia Isabella, geboren op 12 augustus
1566, is een dochter uit het huwelijk van Philips
II en Elisabeth, dochter van de Franse koning Hendrik
II, die kort na haar geboorte overlijdt in 1568.
Op 6 mei 1598 scheidt Philips II de Nederlanden af
van Spanje en staat ze af aan Albrecht en Isabella, die
in datzelfde jaar met elkaar huwen. Koning Philips II is
dan al overleden en opgevolgd door Philips III, broer
van Isabella. Kort na hun huwelijk vertrekken Albrecht
en Isabella naar de Nederlanden.
In de Zuidelijke Nederlanden worden zij zeer geliefd
bij de bevolking. Het protestantse Noorden, dat
zich sinds lang afzet tegen het katholieke Spanje aanvaardt
hun gezag niet. Dit religieuze conflict wordt de
voedingsbodem voor het ontstaan van Scherpenheuvel
als “bolwerk” tegen het protestantisme.
Albrecht, die aanvankelijk weinig succes kent als
legeraanvoerder, slaagt er uiteindelijk in om het opstandige
Noorden enkele belangrijke nederlagen toe
te brengen. Op 20 september 1604 wordt Oostende,
na een langdurige en moeizame belegering, veroverd.
De aartshertogen, die in november 1603 voor
het eerst op bedevaart zijn op de “scherpe-heuvel”
bij Zichem, verlenen het bedeoord van Maria op 6 november
1605 dezelfde rechten als deze die Oostende
krijgt na de herovering op de protestanten.
Kort na het sluiten van het twaalfjarig bestand
met de Noordelijke Nederlanden op 9 april 1609
zijn de aartshertogen in Scherpenheuvel voor de
eerstesteenlegging van de koepelkerk, op 2 juli van
datzelfde jaar. Zij zullen tijdens hun verdere leven de
groei van de ontluikende stad op de voet blijven volgen
en ondersteunen.
Bronvermelding
A. Lantin: Scherpenheuvel oord van vrede, blz 28-36.
A. Boni: Scherpenheuvel; basiliek en gemeente in het kader van
de vaderlandse geschiedenis, blz.33 ev.
Hans Geybels: Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel in de
verbeelding, blz. 30-33.
Luc Duerloo en Marc Wingens: Scherpenheuvel, het Jeruzalem
van de lage landen, blz. 13-22.
Portret van Albrecht en Isabella, geschilderd in 1615
door Otto Van Veen (1565-1629),
leermeester van Rubens.
Afm: H 160 cm, B 81cm. Olieverf op paneel
Collectie: Gloucestershire, Engeland,
The Earl of Wemyss and March K.T
5
6
DE JAARMARKT VAN SCHERPENHEUVEL
Vandaag betekent de uitspraak “ik ga naar de markt
in Scherpenheuvel” dat men op zaterdagnamiddag
de wekelijkse markt bezoekt die opgesteld staat op
de Noorder- en Zuidervest.
De markt of “de met”, zoals een Scherpenheuvelaar
het zegt, verwees vroeger, en bij oudere inwoners
van onze stad ook vandaag nog, naar een andere locatie.
Het Albertus- en Isabellaplein werd vaak “de
markt” genoemd. Die naam vinden we ook terug op
oude prentkaarten.
Een marktgebeuren zoals we in de middeleeuwse
steden terugvinden, met zijn gilden en ambachten,
heeft Scherpenheuvel waarschijnlijk nooit gekend.
Het zogenaamde “kremersambacht” is misschien het
enige dat hier terug te vinden was. Deze “faiseurs de
rien, vendeurs de tout” of “makers van niets maar
verkopers van alles”, vallen buiten de traditionele
ambachten. Ze leggen zich niet toe op de productie
van goederen, maar verkopen wel alles wat maar
verkoopbaar is. Dit gaat van “traditionele goederen
van gewichte”, koopwaar die volgens gewicht wordt
verkocht, tot wapens, kookpotten en ander keukengerief.
Veel inwoners gaan, vanaf
het ontstaan van Scherpenheuvel,
waarschijnlijk
naar de wijd en zijd bekende
markt in Diest.
Naast de dagelijkse of
wekelijkse markt had iedere
zichzelf respecterende
stad, een jaarmarkt. Ook
Scherpenheuvel krijgt, in
tegenstelling tot Zichem,
zijn jaarmarkt.
De Raad van Brabant
verleent op 2 april 1657
een octrooi, waardoor de
datum van de jaarmarkt
wordt vastgelegd op zaterdag
voor beloken Pasen.
Ook de standplaatsen worden
aangeduid.
De graanmarkt krijgt
een plaats aangewezen
tussen “Het Gulden Vlies”
en de vijvers van de oratorianen. Het graan dat er
wordt verkocht, moet volgens de geldende maten
gewogen worden. Het vee staat tussen “Den Haan”
en “Het Gulden Cruys”. Varkens worden verkocht
voor “De Roscam” in de Agterstraat. Boter en kaas
mag aan de man gebracht worden tussen “De Wildeman”
en “Den Haan”. De markt is zogenaamd vrij,
maar toch zijn alle “ingezetenen” verplicht eraan mee
te werken. Doen ze dit niet, dan riskeren ze een boete
van 12 stuivers. Om klokslag 10 uur opent de markt.
Vòòr dit uur mag niemand iets kopen of verkopen.
De ordonnantie in verband met de instelling van
de jaarmarkt geeft ons dus ook de namen van een
aantal huizen in Scherpenheuvel ca. 1650, waarvan
sommige tot op vandaag bestaan.
Wanneer de Scherpenheuvelse jaarmarkt verdwenen
is, hebben we niet kunnen achterhalen.
Deze jaarmarkt mag men niet verwarren met de
jaarlijkse markt naar aanleiding van “kaarskensprocessie”
die van in de 17de eeuw bestaat en in
2019 voor de 391ste keer uitging.
Bronvermelding
A. Boni: Scherpenheuvel; basiliek en gemeente in het kader van
de vaderlandse geschiedins.1953. blz. 105
Algemeen Rijksarchief: “Schepenboeken Scherpenheuvel” n°
1361 F°/ 153v° Resolutien ende Ordonantien, gemaeckt bij mijer,
borgemeester ende schepen der Stadt Scherpenheuvel (kopie in
het archief van de basiliek van Scherpenheuvel VIII)
Waanders / Diogenes i.s.m. de stad Leuven en de Katholieke
Universiteit Leuven: 2000 jaar Leuven en Oost Brabant deel 10
“Markten en winkels” blz. 236
G. Vinckier in Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Historische
stadskern van Zichem, Inventaris Onroerend Erfgoed.
7
DE JAARMARKT IN ZICHEM
Steden en gemeenten vonden het een eer, als ze
het recht kregen om een jaarmarkt te organiseren.
Het verleende een zekere prestige aan de stad en
was een impuls voor de plaatselijke handel. Het
is zeker dat Zichem in de middeleeuwen al een
jaarmarkt had. Documenten uit de 13de en 14de
eeuw laten hieromtrent geen twijfel bestaan. Na het
oorlogsgeweld in de 16de eeuw, waarbij een groot
gedeelte van de stad werd vernield en de bevolking
gedecimeerd, zat Zichem in zak en as. Waarschijnlijk
verloor het in deze periode zijn jaarmarkt. Om het
recht op een jaarmarkt te verkrijgen, bestond soms
een drukke briefwisseling. Ook Zichem dat door de
speling van de geschiedenis had moeten knokken
om te overleven en dat Scherpenheuvel, dat uit zijn
schoot ontstaan was, niet onder zijn bestuur had
kunnen houden, richtte zich ten tijde van keizerin
Maria-Theresia ca. 1750, tot de “Generale Staten
van Brabant” om opnieuw een jaarmarkt te mogen
oprichten. Misschien was Scherpenheuvel, dat
al een eeuw vroeger dit voorrecht verkreeg, een
doorn in het oog voor Zichem dat zijn “dochter”
had zien uitgroeien tot een welvarende kleine stad.
Het schrijven van de Zichemnaren begon met “Wij
Heeren van Sichem, vragen aan U lieden de toelating
om eene merckt te mogen oprichten”.
Dit nogal hooghartig toontje schoot bij de Staten
Generaal echter in het verkeerde keelgat. Hun
antwoord was dan ook ondubbelzinnig: “Als gij zijt
Heeren en wij lieden, dan zal de merkt van Sichem
nooit geschieden”.
Ed. V ve Vogels - Montaigu. Postkaart afgestempeld in 1907. Ed. V ve Van Kerkhoven. Postkaart afgestempeld in 1901.
8
Op dit deel van het Isabellaplein
bemerken we onder andere de huizen “By
den Suisse”, “In den Vlaamschen Leeuw”,
“Gulden Kop”. De eigenaars poseren
graag voor deze foto.
Ed. Stalmans-Adriaens.
Zicht op het Isabellaplein vanaf de Cobergerstraat, met de afspanning
“Den Spiegel” en het klooster van de ursulinen. Bemerk op
de hoek met de Rozenkranslaan de oude kapel, na de bouw van
de nieuwe aan de Kloosterstraat afgebroken en vervangen door
klaslokalen.
Edit. Thorez, Montaigu, ca 1900.
9
DE KAARSKATTEN
Scherpenheuvel + folkloristisch figuur
= ? Wanneer je deze vraag in een quiz
krijgt voorgeschoteld, is de kans groot
dat het juiste antwoord luidt: KAARS-
KAT. Ook in het boek “Enkele overleveringen
en gebruiken van Belgische
folklore”, in 1947 uitgegeven door
Côte d’Or en met kleurrijke chromo’s
als illustratie, vind je dit antwoord terug.
Wie zijn ze,
deze folkloristische figuren?
Waar veel mensen samenstromen, ontstaat
de drang om een graantje mee te
pikken van de noodzakelijke uitgaven
of giften die daarmee gepaard gaan.
Hier was en is Scherpenheuvel geen
uitzondering op. Al in de 17de eeuw
moet de kerkelijke leiding proberen
om de zakelijke aangelegenheden buiten
de besloten tuin te houden. Zelfs
de burgerlijke overheid moet hen daar
Foto boven: kaarskatten aan het puthuis.
Ed. Stalmans-Adriaens. 1913.
(privé-verzameling)
Foto onder: kaarsenverkoopsters vooraan
op de kerkweg. (privé-verzameling)
in bijspringen. De kramen die gedurende
meer dan 350 jaar de omheining
rond het kerkdomein volledig inpalmden,
zijn hier een bewijs van.
Het bedevaartgebeuren en het
branden en offeren van kaarsen zijn
ook onlosmakelijk met elkaar verbonden.
En wie kaarsen wil offeren moet
ze ook kunnen kopen.
Onze kaarskatten moeten in dit
kader gezien worden. Zoals pastoor
Pallemaerts in 1924 al aanhaalt, is het
niet te achterhalen, wanneer ze in het
straatbeeld verschijnen, maar het moet
zeker al in de 18de eeuw geweest zijn.
Ze hebben alleszins hun stempel gedrukt,
en wel zo duidelijk dat er de
bijnaam “kaarskat” is uit ontstaan voor
de inwoners van Scherpenheuvel.
Wie zijn deze vrouwen met hun
zwarte mantelkap, die menig pastoor
grijze haren bezorgden en die vaak afgeschilderd
worden als vuil en slordig
geklede oude vrouwtjes die de bedevaarders
lastig vallen? Het antwoord
zal niet eenduidig zijn, maar toch zijn
er enkele kenmerkende dingen. Vaak
gaat het om ongehuwde oudere vrouwen
of weduwen, die door hun sociale
positie moeten knokken om te overleven.
Als men foto’s uit het begin van
de 20ste eeuw bekijkt, merkt men dat
het zeker geen welstellende mensen
zijn. Hun arbeid zorgt niet voor een
rijkelijk leven, maar maakt het hun
mogelijk om te overleven. Maar in de
drang om hun graantje mee te pikken,
zijn ze blijkbaar soms wat overijverig
10
en opdringerig.
E.H. Goyens, tussen 1902 en 1961 in
de parochie actief als onderpastoor en
rector van de ursulinen, schrijft over
hen in zijn nota’s: “Toen ik in 1902
in Scherpenheuvel kwam waren de
Keerskatten in volle zwier; langs beide
kanten van de grote dreef (kerkplein)
stonden 4 of 5 tafels met pakken of
kassen kaarsen voorzien waarachter
ene oude vrouw, gewoonlijk met
kapmantel gekleed, om hun waar
aan te bieden aan de bedevaarders.
Ze namen ook geld aan om de kruiswegen
te doen of missen te horen,
ja zelfs namen zij van tijd missen
aan om in de sacristie af te geven.
In dien tijd dus ging alles in vollen
vertrouwen. ’s Avonds wierden tafels
en stoel tussen de boomen geplaatst.
Kaarsen werden mee naar
huis genomen”. Verder schrijft hij:
“De kaarskatten, om hunnen waar
aan de man te brengen, vielen de
bedevaarders dikwijls lastig. De
orde voor de kerk werd verstoord,
ja dikwijls zelfs kwam het tot ruzie”.
In 1924, er zijn dan 12 kaarskatten
actief, besluit pastoor Pallemaerts in
te grijpen. Hij beslist om geen nieuwe
verkoopster meer toe te laten,
om door natuurlijke afvloeiing, zoals
men vandaag zo mooi zegt, de zaak
uit te laten doven.
Op 2 juli 1960 overlijdt Dorothea
Nijs (°11 juli 1872), de laatste echte
kaarskat van Scherpenheuvel.
Daarmee is de kaarsenverkoop
natuurlijk niet ten einde. Tot voor
kort werden, naar aanleiding van de
jaarlijkse kaarskensprocessie, door
“pop-up”-verkopers kaarsen aan de
man gebracht. En vandaag worden er
in het bedevaartsoord misschien meer
kaarsen gebrand dan ooit tevoren.
Illustraties uit ‘Enkele overleveringen en gebruiken van Belgische
folklore’, in 1947 uitgegeven door Côte d’Or.
Boven: kaarskatten verkopen kaarsen aan de basiliek.
Links: vrouw steekt kaarsen aan bij passage van de
kaarskensprocessie.
11
12
Panorama op Albertus- en Isabellaplein vanop de basiliek.
Ed. Sieben Frères. 1902.
Foto blz. 12: “De “keerskens”vrouwen van Scherpenheuvel (België) genieten een folkloristische
reputatie, temeer daar het plaatsje bekend is door de historische keerskens processie, welke
telkenjare om Allerzielen rondtrekt. Enkele typen zoals ze op de hoeken der straten zijn gezeten.”
13
14
DE KRAAMPJES, EEN EEUWENOUDE TRADITIE IN SCHERPENHEUVEL
Het straatbeeld van het huidige Albertus-
en Isabellaplein wordt al van in
de 17de eeuw mee bepaald door de
kraampjes met etenswaren, devotionalia
en speelgoed. Het succes van de
bedevaartplaats met zijn grote volkstoeloop
zorgt er al in de 17de eeuw
voor dat een gedeelte van de inwoners
hun inkomsten genereren uit de
handel, gericht op de pelgrims. De bezoekers,
die vaak een lange voettocht
achter de rug hebben, moeten een
onderkomen vinden voor de nacht,
vooraleer de terugtocht aan te vatten.
Pag. 14: litho J.B. Gratry: de kerk vanaf het zuidwesten. Bemerk op de voorgrond het eenvoudig
puthuisje en de kramen. Ca. 1850. © Archief basiliek.
Foto onder: Ed. V ve Vogels - Montaigu. DVD 11800. 1905.
Soms blijft men zelfs enkele dagen ter
plaatse. Ook voor voedsel en drank
wordt gezorgd.
Om een wildgroei van deze kramerij
tegen te gaan en ze buiten het
kerkdomein te houden, wordt bij akte
van 17 juni 1630 door de infante Isabella
al bepaald dat winkels en kramen
zich alleen mogen opstellen op de
plaatsen die door de wethouders van
Scherpenheuvel zullen aangewezen
worden. Wie zich hier niet aan houdt,
zal zijn waren verbeurd verklaard zien.
In de 17de eeuw wordt dit
voorschrift redelijk goed
nageleefd. De drang naar
inkomsten leidt er in de
18de eeuw echter toe, dat
deze voorschriften met
voeten worden getreden.
Zo wordt de weg tot aan
de kerk ingenomen door
opdringerige verkopers
die de bedevaarders lastig
vallen. De wethouders treden
heel laks op, zodat de
oratorianen, die de geestelijke
zorg dragen, herhaaldelijk
bij de overheid
moeten protesteren tegen
deze gang van zake.
In 1717 trekt de proost
van de oratorianen nog
maar eens naar het Hof
van Brabant om de wantoestanden aan
te klagen. Hij geeft zelf aan op welke
plaatsen de kramerij het best zou kunnen
gebeuren, zonder het religieuze
karakter van het bedevaartgebeuren te
verstoren. Het Hof van Brabant geeft
de paters gelijk en bekrachtigt een eerder
vonnis uit 1702, waarbij de plaatsen
worden aangeduid: "te weten van de
rechte zijde tot over het huys van Nikolaas
Neuckens ende van de slincke
zijde tot aen den hoeck tegenover den
huyze genaemt Den Engel". Bij overtreding
wordt een boete opgelegd van 6
gulden.
Deze uitspraak wordt op 15 november
1724 hernieuwd. De handelskoorts
blijft dus verder bestaan, waardoor
proost Jan Baptist Govaerts opnieuw
een beroep doet op de hogere overheid.
Hij schrijft dat de kramers, meestal
jonge dochters en vrouwen met
"keersen, broodt, koeken, brandewijn,
toeback of ander diergelycke" de weg
voor de bedevaarders versperren tot
aan de ingang van de kerk.
Vanaf de regeringsperiode van Maria
Theresia van Oostenrijk (1740-1780)
lijken de problemen zich langzaam op
te lossen.
Prentkaarten uit het begin van de
20ste eeuw laten ons duidelijk zien dat
de kramen in deze periode nog talrijk
aanwezig zijn.
15
HET ORATORIANENKLOOSTER
In 1610 wordt de parochie Scherpenheuvel
opgericht. Tot dan is Scherpenheuvel afhankelijk
van Zichem. De eerste pastoor wordt
Judocus Bouckaert. Hij is de stichter van de
congregatie van het oratorium. In 1621 vraagt
hij hiervoor toelating aan de aartsbisschop
van Mechelen. Op 12 maart 1624 wordt de
congregatie opgericht. Anders dan bij een
abdij- of kloostergemeenschap, die georganiseerd
worden volgens een bepaalde regel
en geleid door een abt (b.v. benedictijnen of
franciscanen), bestaat de gemeenschap van
oratorianen uit priesters die samen leven en
wonen en een zekere zelfstandigheid hebben,
maar toch afhankelijk blijven van het bisdom.
Kort na de erkenning van de congregatie
begint men met de bouw van het klooster,
dat deel uitmaakt van de vestingwerken van
Scherpenheuvel. Volgens de gravure van Sanderus
is het klooster een vrij sober vierkant
gebouw, bestaande uit drie vleugels met één verdieping.
De linkervleugel is bestemd voor de oratorianen,
terwijl de rechtervleugel volgens A. Boni voorbestemd is
als verblijfplaats voor de vorsten. In het midden tussen
beide vleugels wordt een huiskapel opgetrokken. Om
de kerk vlot te kunnen bereiken, maken de bouwmeesters
Frederik Kierurt en later Jacques Franquart, waarschijnlijk
onder de leiding van Wenceslas Cobergher,
een gewelfde galerij, die aan de voet van de heuvel
gedeeltelijk onder de grond verdwijnt en loodrecht uitgeeft
in de sacristie achter het hoofdaltaar.
Tijdens de Franse overheersing op het einde van de
18de eeuw worden alle kloosters afgeschaft. Vijf oratorianen
worden opgepakt. Proost Van Bael kan ontsnappen,
maar de anderen worden gedeporteerd naar een
Franse kolonie, waar zij de dood vinden. De gebouwen
en de resterende inboedel van het klooster worden
openbaar verkocht. Het grootste gedeelte wordt
afgebroken, waardoor nog slechts een klein stukje van
het eens zo mooie klooster overblijft. In de 20ste eeuw
wordt het gebruikt als boerderij en de bijhorende gronden
worden door de landbouwer bewerkt. Wanneer in
1972 de Mariahal wordt gebouwd, is de landbouwactiviteit
al verdwenen. Vandaag zijn er concrete plannen om
het resterende gebouw van het oratorianenklooster te
restaureren.
Balthazar Moretus geeft in zijn reisdagboek uit 1668
een mooie beschrijving van het klooster bij zijn bezoek
aan Scherpenheuvel.
“Naer dat onse devocie alhier ghehouden hadden,
gonck ick ende mon Frere Joannes besichtigen het
klooster van de paters van de Oratorie,
die de kerke administreeren ende
alhier een collegie hebben, daer deselve
paters de humaniora doceeren,
daer nu dit jaer maer omtrent de dertich
studenten in alles ghefrequenteert
hebben. Achter hun clooster welck
seer regulier ende seer schoon ghebout
is ende dat in veertich jaeren dat
sy alhier gheweest syn, hebben sy eenen
grooten ende schoonen hof ghelegd
tegen de vestingen, soo dat in
den selven comen 2 bolwercken ende
het bovenschreven horenwerck, beplant
met boschagie. In denselven syn
differente rijen van mastboomen als
van andre haegen van different gheboomt,
daar is notabel eenen vischput
in forme van bolwerck, daer veel
visch op bewaert wort ende oock een
capelleken, daer seer constigh uytgebelt wordt in was
de passie ons heeren. Dit in den hof gesien hebbende,
gingen met den portier lanckx eene groote gallerye onder
aerden inde sacristye van de kercke, staende onder
den toren selve...”
De vijver waarvan sprake in de tekst is ook nog zichtbaar
aanwezig achteraan tegen de rozenkransweg.
Boven: detail uit figuratief plan van C. Lauwers. 1661.
Foto pag. 17: het oratorianenklooster anno 2020
Bronvermelding
A. Boni: Scherpenheuvel; basiliek en gemeente in het kader van
de vaderlandse geschiedenis.1953. blz. 109 - 110; 163
16