Tilburg: De Anus Van Nederland
Debuut van René van Densen - in verhalen, gedichten, columns en opiniestukken vat hij zijn 2-jarige periode samen als Nachtburgemeester van Tilburg. Bovendien bevat dit boek getekende impressies van alle 125 cafés die er op dat moment waren.
Debuut van René van Densen - in verhalen, gedichten, columns en opiniestukken vat hij zijn 2-jarige periode samen als Nachtburgemeester van Tilburg. Bovendien bevat dit boek getekende impressies van alle 125 cafés die er op dat moment waren.
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
MIJMOIRES VAN EEN ONBEMINDE NACHTBURGEMEESTER
René van Densen
Tilburg:
de Anus
van Nederland
“Hij groeit nog wel over deze fase heen, heus.”
- MOEDER VAN RENÉ
Colofon
Eerste druk, December 2007
Copyright © 2007 René van Densen
Uitgegeven door: Uitgeverij Tillywood
Druk: Haletra
Omslagontwerp en vormgeving: Peter Lammers
Fotografische illustraties: SXC
Foto achterzijde: Joost van de Weghe
ISBN 978-90-812070-1-0
Met dank aan Troy, Cul de Sac, Wilbert van Herwijnen, de meelifters en proeflezers,
Tillywood, alle kroegen van Tilburg en mijn trouwe fiets.
Er zijn geen kroegeigenaren gedood voor het maken van dit boek. Enkel heel veel tijd.
Verscheidene teksten uit dit boek zijn – in gewijzigde vorm – eerder geplaatst op nachtburgemeesters.nl
en in het blad Tillywood.
www.tillywood.nl
Our accepting what we are must always inhibit our being what we ought to be. – John Fowles
VOOR TEUN DE CORTE
WEGGENOMEN MAAR NIET VERGETEN
Het kroegenboek van Tilburg anno 2007 is een eenmalige uitgave van
uitgeverij Tillywood, het gratis glossy Magazine van Tilburg.
“De Anus van Tilburg”. Steek ik hiermee mijn nek uit?? Misschien…. Maar
wie ben ik om te twijfelen aan de memoires van een Nachtburgemeester,
een man die het uitgaansleven van Tilburg als geen ander kent, en hiermee
een ode aan Tilburg brengt. Vandaar dat ik mijn medewerking heb
verleend om dit uniek en onafhankelijk initiatief te realiseren.
Gewapend met zijn tekeningen onder mijn arm ben ik alle kroegen afgegaan
om met hun medewerking dit boek uit te kunnen brengen. Zowel
de getekende café’s als ondergetekende hebben geen enkele invloed
uitgeoefend op de inhoud van dit boek. Speciaal wil ik de onderstaande
horecagelegenheden bedanken omdat ze, alvorens het kroegenboek
naar de drukker ging, 15 boeken hebben besteld. Dit project was zonder
hen niet gelukt………
Little Devil
Bet Kolen
Café de Paris
De Albatros
Hoppie
Stapperij de Korenbloem
Het Brouwerswapen
Café de Prins
Le Clochard
Burgemeester Jansen
’t Elfde Gebod De Boekanier
Bonne Auberge
Café de Korenbloem
De Tulp
Brandpunt
Zaal 16
Bolle
De Langeboom
De Plaats
De Feestboerderij
De Schuur
Weemoed
Drie Gezusters
013 De Nacht
De Koopman
De Kerktuin
Heuvel 15
Taverne
’t Buitenbeentje De Fijnproever
The Living
‘t Laar
Oase
de Componist
The Gillmore
Cul de Sac
De Buurvrouw
Clancy’s
De Wijn
‘t Vaticaan
Café Rosé
Café Babbus
De Heeren van Tilburg
Blitz
Boulevard Café
Polly Maggoo
Bosvreugd
Theseus
Dolfijn Bowling
The Case
De Lamme Goedzak
Saints Poolcenter
De Langerijt
Kandinsky
Lollipop
Sport-Inn
Havana
Voorwoord Angela Henkelman
Angela Henkelman
Uitgeverij Tillywood
5
Brief aan u, bij wijze van inleiding.
Als je me ziet zou je het niet zeggen. Een onopvallende nachtvlinder die aan de bar
hangt, bedachtzaam zijn drankje koestert en stilletjes geniet van de muziek, de kroeg
en de mensen. Maar ik ben één van de twee nachtburgemeesters van Tilburg.
Inleiding
Dit ben ik sinds 5 Augustus 2006. De avond van mijn achtentwintigste verjaardag werden
ik en mijn mede-nachtburgemeester Troy Titane, geïnaugureerd. Ingeaugureerd?
Hoe noem je zoiets? Hoe verbuig je de werkwoordsvorm van een nachtburgemeesterinauguratie
eigenlijk?
Enfin, dit is mijn boek. Tilburg: de Anus van Nederland. Een boek, geschapen uit een
ontembare liefde voor onze stad – onze aandoenlijk lelijke stad, zoals collega Troy het
af en toe vakkundig beknopt formuleert.
Ik daarentegen ben doorgaans langer van stof. Dus een Groot Dik Boek. Zodat ik wat
dingen kwijt kan, over deze stad, wiens chaotisch-lelijke schoonheid ik onophoudelijk
voor een wonderschoon homogeen mengsel blijf aanzien. Onterecht, misschien. Dat is
aan u, niet aan mij. Ik weet immers wat ik vind. U ongetwijfeld ook – dit is de stad van
de Kruikenzeikers en ook zonder kruik kunnen we er allemaal wel wat van.
Ik vertel u alles. Over Tilburg, over het nachtburgemeesterschap, over mijn belevenissen
en over andere markante Tilburgers die wellicht beter op hun plaats zouden zitten
in mijn functie dan ik. Ik deel met u, in alle bescheidenheid, een paar gedichten over
het nachtleven hier. En op de linkerpagina’s vindt u prenten van mijn hand – kroegtekeningen,
over en in de desbetreffende kroeg getekend. In een paar maanden tijd
heb ik gepoogd een moment-opname te maken van de Tilburgse nacht. Links dus de
kruiken, rechts het gezeik.
Lees het, lees het niet. Soms is het belangrijker iets gezegd te hebben dan dat er ook
nog eens een publiek voor is. Een boom in het bos moet toch vallen, of iemand nou
luistert of het geluid maakt of niet. Wat ik schrijf is dan ook voor Tilburgers bedoeld, en
voor niet-Tilburgers, voor mensen geïnteresseerd in het onderwerp nachtburgemeesterschap,
en voor hen die dat niet interesseert, voor iedereen en tegelijk eigenlijk voor
niemand.
Dus. Niet voor u. Maar voor mij. De Anus Van Nederland. Een boek druipend van de
arrogantie. Warme, dampende arrogantie die de sneeuw geel kleurt. Die, als u het boek
straks weer sluit, nog een beetje nadruppelt. Niet teveel schudden, straks denkt men
nog dat u ermee speelt.
Tilburg gezien vanuit een stille nachtvlinder met een officiële titelatuur aan zijn broek.
Die dat stille vlinder zijn even beu is. Dus zet u schrap. Of niet. Als ik u was had ik dit
boek niet gekocht hoor. Maar ja, als u dat wel gedaan heeft moet de aanschafprijs er
natuurlijk wel uit gehaald worden. En heerlijk als u het met dit boek oneens kunt zijn,
toch? Valt er weer lekker wat te zeiken in deze stad. Hou u niet in. Sterker nog, zoek mij
op in de kroeg en leef u uit. Ik hou uw kruk alvast warm.
René van Densen
Tilburg, 05/30/2007
7
Ik kruip in huiden
Ik kruip in die van jou
En terug in die van mij
Ik kruip in die van hem
En in die van haar
Ik kruip in de huid van een innig zoenend paar
Opeens ben ik in de lucht
Die mist tussen hun klevende lippen
Ik ben in de handen
over hun wederzijds gestreeld haar
Ik kruip in hun kloppende harten
Die branden in het vurig vervliegende nu
Ik kruip in de DJ
Die zelf het hardst danst op zijn muziek
En stiekem het dronken publiek verguist
Dat wars en dwars door het geniale plaatje dat hij draait heenzuipt
Ik kruip in de huid van de veertigplus vrouw
Die zich stil afvraagt of mannen nog naar haar lonken
En ik kruip in de jonge knullen die vergeefs
Haar aandacht proberen te krijgen
Ik kruip in de huid van het nerveuze jonge meisje
Dat zich afvraagt wanneer de laatste bus ook alweer rijdt
En in de dronken marokkaan die haar probeert te zeggen
Hij blijft lallen Meisje, Meisje, hee Meisje
Want haar naam heeft ze hem nooit toevertrouwd
Nachtgedicht 1
Ik kruip in het oudere echtpaar
Dat koppig jong doet en sierlijk danst
Op bonk bonk muziek
En hun nog oudere goede vriend
Die aan de bar zich afvraagt
Wat de jeugd van vandaag toch mankeert.
Ik kruip in de huid van een eenzame poëet die zich hetzelfde afvraagt.
En in een kunstenaar die,
verscholen achter een masker van zelfverzekerheid
Onzeker twijfelt of hij wel echt eigen kunst maakt.
Ik kruip in het barpersoneel dat de minuten telt tot sluiten
Luider wanneer een dronken korpsbal een veelvoud pilsjes eist
Zachter wanneer een vriendelijk gezicht opduikt om te bestellen
Maar onophoudelijk wordt er doorgeteld tot het einde.
Ik kruip in de huid van de zenuwpees
Die is gekomen op zoek naar een gevecht
Gewapend en wel
Dat hij uiteindelijk niet met zichzelf durft aan te gaan.
Ik kruip in de nimmer echt donkere Tilburgse nacht
Die binnen en buiten dit onder haar zachte deken verenigt
En geduldig en liefdevol toekijkt
Altijd al en altijd maar
En als ik niet uitkijk
Kruip ik nog in de huid van een nachtburgemeester.
9
Tilburg. Door uw ogen. Even ervanuitgaande dat u niet in deze stad woont.
En geen andere ongewone interesse heeft getoond in deze stad in het verleden.
Gewoon: stel, u bent gemiddeld Nederlander.
Zo zoiets al bestaat.
Tilburg. Voorheen bekend als industriestad. Met alle associaties van dien: de titel doet
onmiddellijk denken aan één grote schoorsteenbijeenkomst die de totale provincie in
donkergrijze mist onderdompelt. Met dobberende giftige vaten in de rivieren en vergrauwde,
armoedige mensen in smerige, gescheurde overalls op straat. Een titel waar
de gemeente nu een vervanger voor denkt te hebben gevonden: ‘cultuurstad’. Moet de
gemeente niet teveel doen, denken. Maar daar kom ik nog op terug.
De stad met die grappig genaamde universiteit: KUB - want de T van Tilburg staat
overal mooi behalve in die afkorting. Nu heet het gevalletje weer Tilburg University
omdat T.U. natuurlijk ook nergens anders gebruikt wordt, en zo blijft het kwakkelen
met die naam. Een universiteit die bovendien ver uit de stad ligt, helemaal in het westen
ervan. Een universiteit waar Lubbers nog even rondliep, en waar Guus Meeuwis z’n
studie toch maar niet heeft afgemaakt.
Stad van chaotisch lelijke achitectuur, waar oud en nieuw zonder zichtbaar patroon
door elkaar geplaatst zijn. Stad waar nu maandenlang een omheinde opengebroken
kliederboel u verwelkomt als u het station uitloopt, iets wat ooit een fatsoenlijke weg
schijnt te moeten worden. Stad waar meer en meer hoogbouw met hebberige, hoekige
vingers de macht over de skyline probeert te grijpen.
Tilburg door uw ogen
Stad van de maandelijkse kogel. Want laten we eerlijk zijn, komt Tilburg landelijk met
iets anders in de pers tegenwoordig? Enkel omdat onze politie zo trouw is met het
opsturen van haar persberichten heerst landelijk een hypocriete houding dat dit de
gevaarlijkste stad in het land zou zijn. Even voor het gemak het gegeven negerend dat
tegenover iedere kogel in Tilburg er talloze geschoten worden in een Amsterdam of
Rotterdam. Want dáár is het uiteraard de normaalste zaak van de wereld, enkel Tilburg
moeten we ons druk om maken. Slaapt u lekker verder.
Stad van de Rock Academy en Krezip (voorheen). Stad van 013. Stad van.... stad... van...
hm. Hier weet u het waarschijnlijk al niet meer, of wel?
Hier houdt het rijtje op. Hier staat Peter-Jan Rens vertwijfeld naar de panellisten te
kijken omdat zelfs de jury niet tot de tien associaties bij deze stad kan komen.
Stad waar we eigenlijk niet zoveel van weten, en eigenlijk ook niet zoveel willen weten?
Stad daar bij België in de buurt, helemaal onderaan de kaart? Stad die, als je je de kaart
van Nederland als een rechtopstaande leeuw voorstelt, inderdaad, de anus vormt?
Oh, hee, anus, natuurlijk: Gummbah. Gummbah komt ook uit Tilburg. En eh, eh... shit.
Dinges. Met die ene – oh nee, die komt daar niet vandaan.
Enneh – oh nee, die ook niet trouwens. Die kwam uit hoeheethetookalweer.
Het interesseert u waarschijnlijk ook niet echt. En dat is onterecht.
Laat me u vertellen waarom.
11
Knuppel. Hoenderhok. Aangenaam. U had elkander al ontmoet bij de titel van dit boek.
Of nee. Dat was een andere knuppel. Dit is een nieuwe.
Tilburg is de heftig bruisende oersoep van de landelijke culturele revoluties.
Tilburg
Ja, dat heb ik zojuist geschreven. Zomaar, daar had ik namelijk zin in.
Sta ik ook achter, zelfs - dus geen onzin maar een zin-zin.
Bruisende oersoep van landelijke culturele revoluties. Zozo.
Die Van Densen zegt daar wat. Mag wel eens een glaasje water achterover slaan want
volgens mij heeft-ie er al een paar teveel op. Bruisende oersoep, ga toch weg man.
Truus, steek het vuur maar aan want dit boek gaat echt nergens over.
’t Lijkt die zotte vent van een wethouder Backx wel.
Die blijft ook de hele tijd van die rare dingen zeggen. Kom nou, zeg.
Okee, het is een discussiepunt. Geef ik direct toe. Maar feit is dat hier over de afgelopen
paar decennia toch ontzettend veel initiatieven, bands, individuen en ideeën zijn opgestaan
die landelijk flinke impact hebben gehad. Waarschijnlijk meer dan u denkt.
Nee. Ga ik niet voorkauwen. U mag zelf onderzoeken hoeveel van de dingen die uw
culturele leven invullen, een Tilburgse start hebben meegekregen.
Zal u wellicht verbazen.
De ellende is alleen dat het altijd pas aandacht krijgt zodra het bijvoorbeeld in Nijmegen
op een podium staat. Of in Amsterdam in een expo-ruimte hangt.
Of in Rotterdam in een blaadje gepubliceerd wordt.
Ik hoor de Tilburgers denken: ja kunst, zo gaat het altijd. Tilburg hoort immers bij de
‘tweede Randstad’, het duo met Eindhoven waar laatstgenoemde ‘onze’ stad uit de Top
Vijf houdt. Tilburg kan nog zo trots roepen dat ze inmiddels 200.000 kruikenzeikers aan
boord heeft, we staan nog altijd op de zesde plek. En dat minderwaardigheidscomplexje
zorgt ervoor dat we in deze stad ook niet echt hoog mikken.
Dat we niet, vol van bravoure, iedere scheet die het nachtleven of het culturele circuit
laat, van de daken schreeuwen. Dat organisatoren hier al blij zijn als er op de dag van
een evenementje niet al te veel gekke dingen mis gaan, in plaats van dat ze heel Nederland
willen laten weten wat voor geweldigs ze neergezet hebben. Tilburg is, boven
alles, duidelijk geen Amsterdam. We dóen, en vervolgens zijn we niks dan bescheiden
erover.
Zo heeft Tilburg ook nog nooit eerder een officiële nachtburgemeester gehad.
Natuurlijk niet. Dat is allemaal maar overdreven dikdoenerij en waar is dat allemaal
voor nodig, wat hebben we eraan? Nee, we blijven liever in bescheiden kringetjes geniale
dingen doen en dan heerlijk klagen dat een Rotterdammer die later exact hetzelfde
trucje uithaalt, veel meer aandacht krijgt.
Bravoure, dat kunnen die andere steden wél goed. Niet alleen durven dóen, maar ook
volledig terecht trots erover dikdoen. Aan de grote klok hangen, in de schijnwerpers,
mensen laten weten wat er gebeurt. Moeten wij Tilbo’s eigenlijk ook eens meer gaan
doen. Om de Anus van Nederland beter belicht te krijgen.
13
Cabaretières moet je nooit serieus nemen, dat weet een kind. Karin Bruers komt tijdens
een politiek debat over de ‘sociale verkilling’ in de Nederlandse steden op het idee om
hip gevormde bankjes met kunst erop gedrukt te plaatsen. Want bankjes, daarmee
los je de verkilling op. Niet met ophouden de burger vanalles op te dringen en uit te
melken, nee, met kleurige bankjes.
Social Sofa’s
En welke gemeente stinkt er het eerst in? Jawel, juist het gemoedelijke, nog helemaal
niet zo vreselijk verkilde Tilburg, schaft de eerste duizend ontkillingsbankjes, inmiddels
hip Social Sofa’s genoemd, aan en houdt op een zaterdagochtend een aangekondigde
presentatie van de eerste 23 hufter-proof bankjes. In hartje zomer, wanneer de
behoefte om de maatschappij te verontkillen natuurlijk ontzettend hoog is.
Ik was van de partij, hoewel zo vroeg op de dag helemaal niets voor mij is. Nachtburgemeester,
immers. Maar bij dergelijke onzin wil ik ook best een ander geluid laten
klinken – dus toen het onduidelijke persbericht repte dat er ook een paar ‘demonstratiebankjes’
zouden zijn, stelde ik me daar zo bij voor dat deze bankjes bedoeld waren
om op, jawel, te demonstreren. Dus met megafoon en een paar koppen sterke koffie
achter de kiezen stond ik die middag mijn kans af te wachten om op de ceremonie in
te breken met een speciaal voor de gelegenheid geschreven tekst. Om te demonstreren.
Op demonstratiebankjes.
Mijn gelegenheid kwam niet. Wat ik eigenlijk verwacht had, zoals niet ongebruikelijk
bij dit soort trieste borrelgelegenheden van de gemeente, was dat Vreeman op een
podium lekker de popi-Rudi uit ging hangen met een handjevol publiek dat enkel
oog voor hem zou hebben, en dat de bankjes al kant en klaar tentoongesteld stonden,
onbewaakt. Maar er zwierf een enorme zwerm persmuskieten met camera’s omheen,
een flinke wolk overige geïnteresseerden, en er hing een zeil over de bankjes. Oftewel,
na het obligate praatje stond de hele mikmak bij de zeiltjes, en werd er direct al door
alle wijkvertegenwoordigers op gezeten.
Ik stond er nog even tussen om te zien of ik toch nog op het evenementje kon inbreken,
maar het voelde niet goed. De aanwezigen waren oprecht in hun nopjes met de
veelkleurige bankjes, en dan kun je nog zoveel geloven in het andere geluid dat je daar
wil laten klinken, maar je moet andermans lol niet onterecht gaan zitten vergallen.
Dus inderdaad, de bankjes bleken hufter-proof. Ik hufterde dus maar weg naar een
terrasje en dronk nog een paar kopjes koffie met bevriend gezelschap. Mijn grappig
én opruiend bedoelde tekst verdween in mijn binnenzak. Die tekst volgt nu alsnog.
En ik misbruik er expres de clichébeelden van andere steden zoals hun inwoners ons
ook nooit meer dan oppervlakkig leren kennen. Dus niet-Tilburgers, neem het niet té
serieus.
15
AMSTERDAM
Wie kijkt er beschaamder op het moment van herkenning in de bus
De hoer of de hoerenloper
ROTTERDAM
Vies, gevaarlijk, groots, modern, koud en dor
Nergens zo thuis als in Rotjekor
DEN HAAG
Stad achter duinen die nergens op lijkt
En ze rijden je zo dood als je niet uitkijkt
UTRECHT
D’n Top Vijf Plus Een
Henk Westbroek aan het roer en de Dom fier omhoog
Tweehonderdtachtigduizend bestuurders, allen aan de toog
EINDHOVEN
Graffitti bedekt overal deze stad vol met lichten
Waar dan ook geen zinnig woord over valt te dichten
EN DAN NOG TILBURG
Pak een sofa en komterbij
We zijn Eindhoven nog niet voorbij
Behalve met konkelende ambtenarij
En de maandelijkse schietpartij
Aandoenlijk lelijke stad, nee gij
Een lichtend slecht voorbeeld voor de maatschappij
De letter T rijdt weer een keer voorbij
Want die moet ons verenigen, vinden zij
En nu kleurige kunst voor de zitvlakpartij
Oh, wat zijn wij heden blij.
17
Onderbreking tijdens het schrijven van dit boek.
Dus direct bestraffen die hap.
Rrrrrrrrrrrrrringgggg telefoon.
René van Densen.
“Goedenavond meneer.
We zijn op zoek naar mensen tussen de tweeëntwintig en zesenveertig.
Bent u dat toevallig?”
Nee.
“Bent u ouder dan zesenveertig?”
Nee.
“Bent u jonger dan tweeëntwintig dan?”
Nee.
Telemarketeer 1
“Eh… maar net zei u dat u niet tussen de tweeëntwintig en zesenveertig was.”
Dat heb ik niet gezegd.
“Ik begrijp u niet.”
Dat valt te verwachten.
“Waarom zei u nee op die vraag?”
Je vroeg of ik dat toevallig was. Er is wat meer dan alleen toeval bij komen kijken.
“Oh, hahaha. Ja, ok. Maar goed, zou ik u –“
Ben jij een telemarketeer?
“Pardon?”
Hoor eens, billboard met hoofdtelefoon. Ik heb geen interesse.
“Maareh. U heeft nog niet eens gehoord waar dit over gaat.”
Klopt.
“Oké, dan gaat de hoofdprijs naar iemand anders.”
Ik hoop dat ze er heel gelukkig mee worden.
“Dag meneer.”
Klik.
19
Overdag
Staat Tilburg onder een douche
We worden uitgekleed
Geschoren tot onberispelijk
Maatschappelijk ideaal
Vervolgens overspoeld
Door van alles wat ons ‘schoon’ moet maken
Het sijpelt door ons haar en onze vingers
Het druppelt naast onze voeten
Het slijmt in een afvoerputje weg
Nachtgedicht 2
Dan de schuimende shampoo
Een keuze gemaakt uit een heel spectrum
Van shampoos gemaakt voor exact óns haar
De een wat exacter geprijsd dan de ander
En allen prikken ze in de ogen
Uiteindelijk de zeep
Overal waar je kijkt
Zeep die je uitdroogt
Zeep die dwars door je heen glibbert
Zeep dat de klok slaat
Hou het lang genoeg vol en je kunt
Wellicht nog afsluiten met een scheut ijskoud water
Die je weer even wakker schudt
Even herinnert dat je mens bent
Te laat
Nee
Geef mij maar de nacht
Vies, ontastbaar, ongeordend, onvoorspelbaar
Via geen afvoer te lozen
In geen vierkante, betegelde ruimte te vangen
Hier geen kraan en geen zeepbak
Wellicht een verdwaald scheermes
Maar een creditcard is immers ook goed
En geen felgekleurd douchegordijn
Maar een wolk voor de maan en de bodem van je glas.
21
“Hallo? Met Jille van der Veen.”
Dag, met René van Densen. Ik ben een van de twee nachtburgemeesters van Tilburg.
“Oh, hoi René.”
Hallo Jille. Ik bel omdat ik met een intiatief bezig men om alle nachtburgemeesters
van Nederland een beetje te verenigen. Zodat ze over hun eigen stad en hun eigen
bezigheden kunnen vertellen en zo. En ik wil jou graag vragen of je hieraan mee wil
werken.
“Oh, wat leuk! Maar het is wat vroeg op de dag - zei je nou dat jij zelf ook nachtburgemeester
was?”
Eh, ja, klopt.
“Van Tilburg joh? Geinig – ik had helemaal nog nooit van je gehoord man.”
Dat hoor ik de laatste tijd wel vaker, dus helemaal vreemd is dat nog niet. Ik ben het
ook pas sinds Augustus, hoor.
“Grappig, ik wist niet dat er meer waren. Ik dacht dat het alleen ik en Jules waren, zeg
maar. Nou ja, ik ben eigenlijk ook geen nachtburgemeester, hè. Ik heb mezelf meteen
tot ‘nachvorst’ uitgeroepen.”
Ja, ik had het gelezen. Was een lollige actie.
“Hoe ben jij het geworden?”
Ik ben, samen met mijn mede-nachtburgemeester, gekozen door een jury die gevormd
is door de vorige nachtburgemeester, Wilbert van Herwijnen. Die wou ermee
ophouden, namelijk. Dus tot en met 2008 zijn wij het nu.
Nog een telefoongesprek
“Oh? Interessant. Ja want ik ben gekozen in een online verkiezing, ik weet niet of je
ervan gehoord had? En ik ben gewoon gekozen omdat ik het grootste e-mail adressenbestand
had, joh.”
Hé, maar dat telt toch ook.
“Ja, nee, natuurlijk. Maar leuk man, de nachtburgemeester van Tilburg. Ik kom er zelf
trouwens ook regelmatig. De Voortuin, ken je dat?
Treden wel eens vrienden van me op.”
Jazeker, ik was er zondag nog. Leuke tent, lekker gevariëerd publiek, en de live optredens
op zondag zijn altijd de moeite waard. De jazzmuziek op maandagen trouwens
ook.
“Oh, dan komen we elkaar vast wel een keer tegen. Drinken we een pilsje of iets dergelijks.
Lijkt me leuk!”
We spreken elkaar! En ik mail je dan even over wat ik aan het opzetten ben
23
Wacht, ik loop op de feiten vooruit. En dat kan niet natuurlijk. Er moet wel een beetje
structuur in het boek zitten. Losse teksten en kroegprenten is één ding, maar een
beetje lijn erin houden hoort er ook bij. Anders wordt het een rommeltje.
Dus even terug naar het begin. Hoe ik nachtburgemeester ben geworden. Het exacte
hoe weet ik eigenlijk in alle eerlijkheid ook niet. Maar ik heb zo het gevoel dat het
te maken heeft met Op Verzoek van Ruud Vreeman. Een controversiëel boek, met
columns van mijn literair aangelegde nachtcollega Troy Titane, over films, cultuur, de
AIVD, negers, het leven en voorwaar, ook over Ruud Vreeman. Uitgegeven door cultuurportaal
TilburgZ punt nl.
Daar hoorde een feestje bij. November 2005, Paradox. “TilburgZ Columnisten-avond /
Circus Abraxas”.
Het eerste deel, de columnistenavond, bestond uit mannen van middelmatige leeftijd
die, in hun zondagse flanellen shirt gehuld, van uitgeprinte velletjes papier hun schrijfsels
oplazen.
Het Circus Abraxas-deel was daarentegen een bijna papierloze, absurdistische verzameling
waanzin, met jongleurs, jazz, Troy en cartoonist Bandirah als duivelse Abraxasgenootschap-leden
uitgedost tegen elkaar aan het schaken, een viking die kip stond te
eten, een bijbeunende reparateur die, in karakter, meer rookte dan dingen repareerde,
en meer van zulks geniaals bij elkaar gekwakt op één podium.
Ik mocht ook ‘iets’ doen. En omdat ik eigenlijk bij geen van beide feestjes écht betrokken
was, mocht ik in het midden. Als een bruggetje tussen de twee.
Wilbert van Herwijnen, latere juryvoorzitter in de verkiezing waar Troy en ik onze
nachttitels aan te danken hebben, en toenmalig nachtburgemeester, kreeg die avond
een kans om me in actie op een podium te zien.
Deze cultuurpaus en ik kenden elkaar al uit de tijd dat ik ClickBurg 2005, ’s werelds eerste
webcomics-beurs, op aan het zetten was, en 1 Mei eerder dat jaar heeft hij me als
organisator mogen aanschouwen. Oftewel van hot naar haar rennend, voor microfoons
getrokken worden door Jan en alleman die interviews wilden, enz.
Het ‘bruggetje’ vlak voor Circus Abraxas, dat was andere koek. In het geheel niet door
uitgeprinte vellen papier begeleid (ik was op de hoogte van die wellicht ongewoon
klinkende bijkomstigheid van podiumoptredens - het repeteren – en had dat ruim
voldoende gedaan om geen printjes bij me te hoeven dragen, immers: geen zakken in
een jurk) liep ik het podium op – in een jurk. Hilariteit voordat ik zelfs maar mijn verhaal
begon af te steken.
Het lange verhaal en het dragen van de jurk gingen over de grappenmakers die Troy
en Bandirah ook in het echt zijn. Dat ze me listig gefopt hadden om die jurk aan te
doen, want dat iedereen vermomd zou komen, en dat ik daarom opriep het boek, waar
de presentatie voor was, niet te kopen. Voor een podium-debuutje was het best een
geslaagde act.
Op verzoek van Ruud Vreeman
En verdomd: na de vijf minuten pauze die op mijn act volgden stond Van Herwijnen
op het podium, precies zo verkleed als ik in mijn act verzonnen had dat hij zou zijn. Het
publiek op te roepen om het boek toch maar wel te kopen. Sommige dingen verzin je
niet; Maar die avond was het allemaal uiterst magisch. Troy, Wilbert, ik – achteraf gezien
moest het haast wel uitpakken zoals het uitpakte.
25
Het was enige tijd later, ongeveer halverwege 2006. Ik liep op straat, midden in de
nacht, en had mezelf weer eens een flink stuk in de kraag gezopen. Mijn dronken slepende
vloeten struikelden over een rondslingerend blikje, en ik buitelde voorover.
“René? René, ik heb nieuws voor je.”
Ik krabbel wat versuft op en draai me om.
Tegen het licht van de maan en van de lantaarnpaal achter hem, zag ik het silhouet van
een man over me heen gebogen.
Om zijn reflecterende hoofd hing een hemels schijnsel.
“God?”
Maar neen, God draagt geen leren colbertjes. Deze man wel.
Het was Wilbert van Herwijnen die me omhoog hielp.
Met lieve, glinsterende pretoogjes keek hij me aan.
Zacht kneep zijn hand in mijn schouder, teder en liefdevol.
Verkozen
“Wat zou je zeggen als ik je vertel dat je mijn opvolger wordt?”
Opvolger? Wilbert, waar heb je het over?
“René, ik wil ermee ophouden. Ik wil geen nachtburgemeester meer zijn.
Mensen blijven me maar voor van alles vragen en ik moet elke avond maar weer voor
alles komen opdraven. Ik wil ook wel eens wat rust.
Dus ik wil de titel overdragen.”
Wat – ik, nachtburgemeester? Bedoel je dat?
Maar Wilbert, dat kan ik toch helemaal niet.
“Je hoeft het niet alleen te doen. Ik heb een jury samengesteld en we hebben allemaal
kandidaten uitvoerig bekeken. En we hebben jou en Troy Titane uitgekozen. Jullie
worden het met z’n tweeën. Troy kent de mensen, het culturele circuit, en hij heeft de
gedistingeerde bravoure die bij de rol past. Jij hebt de gedrevenheid, de werklust, en
het uithoudingsvermogen. Samen komen jullie er ongetwijfeld uit.”
Maar Wilbert toch. Dat gaat toch niet. Hoe kunnen we ooit jou vervangen?? Je bent
overal, je kent iedereen, je doet aan alles mee. Veel initiatieven heb je zelf opgestart,
zelfs 013 is in feite jouw kindje geweest. Weet je zeker dat je niet teveel witte wijn hebt
gedronken?
“Ook. Maar dat staat hier volstrekt los van, kan ik je verzekeren. Ik ben uiterst serieus: jij
en Troy gaan een duo-nachtburgemeesterschap vormen in Tilburg. Ik heb alle vertrouwen
in jullie beiden.”
Maar, maar. Wat houdt dat in dan? Per wanneer is dit? Hoe, wat – sorry, maar het duizelt
me een beetje. Je overvalt me nogal.
“In augustus wil ik de titel overdragen. Veilig vanaf een andere locatie – ik ben rond
die tijd op retraite in Salvador de Baia en zal jullie via satellietverbinding inaugureren.
Troy heb ik al ingelicht. Op zijn verzoek combineren we het met het jubileumfeest van
Probeersel.com, zodat jullie beiden het niet direct al te druk krijgen. Dus aan het eind
van die avond krijgen jullie de titel. Voor twee jaar, waarna je die weer aan een ander
moet overdragen.”
Ik had moeten weigeren. Maar hoe weiger je zoiets van zo’n charmante man?
Als je ook nog eens zo dronken bent als ik was? Geloof me, dat gaat niet.
27
De twijfel bleef knagen. Ik, nachtburgemeester? Ik ben een botte, clowneske boerenpummel
met weliswaar een licht filosofische inslag maar de levenservaring van een
eendagsvlieg. Wat weet ik nou helemaal van het nacht- en culturele leven van Tilburg,
een stad met zo’n rijke en zo geheime uitgaans- en optredenshistorie? Ik woon hier
amper een decennium en heb me een groot deel van die tijd flink beperkt tot mijn
stamkroeg.
Hoe moet ik daar in vredesnaam een gezicht, laat staan invulling en promotie, aan
geven?
Er waren al persberichten uitgezonden en zeker binnen het tilburgse werd er direct al
kritisch op gereageerd. Er waren ook al interviews. Altijd ik en Troy samen, daar stonden
we beiden op. Samen één front. Samen nachtburgemeester. En terwijl hij in beknopte
edoch goedgevulde zinnen de ene oneliner na de andere de interviews inknalde zat ik
wat stilletjes te twijfelknagen.
Twijfel
Wat doet een nachtburgemeester eigenlijk? Wat voor een nachtburgemeester heeft
Tilburg eigenlijk nodig? Heeft Tilburg er wel een nodig?
Zuipen, ja. In de kroegen zijn. Een aantal mensen zien een nachtburgemeester niet als
meer dan dat: iemand die je overal in het nachtleven ziet, die het centrum is van ieder
geanimeerd kroeggesprek, die een evenement of feestavond compleet maakt puur
door op te komen dagen. Die op de podiums klimt en lekker eigenzinnig zot doet. Een
feestbeest.
Wilbert is zo iemand die dat kan. Troy Titane ook. Ik wat minder. Ik luister doorgaans
meer. En ik probeer zinnige dingen te zeggen. Troy heeft daar geen last van. Troy houdt
ervan als u boos op hem wordt. In de interviews ook. Heeft hij het met stil plezier over
het instellen van een nachtklok voor dikke vrouwen. Zodat het nachtleven mooier
wordt.
Heeft hij het over herinvoeren van straatgevechten om het wijkgevoel te versterken.
Briljante uitspraak in het licht van alle Tilburg Trakteert / Verrijk Je Wijkactiviteiten die
de gemeente zo krampachtig ondersteunt. Heeft hij het over gesubsidieerde steungroepen
voor nachtblinde Marokkanen. Je zit naast zo iemand geïnterviewd te worden
en probeert vooral maar niet in lachen uit te barsten – briljant idiote voorstellen, die
stuk voor stuk ergens nog een beetje hout snijden ook.
Hilarisch, en natuurlijk ook nodig. Een nachtburgemeester hoort een beetje geliefd
en gehaat tegelijk te zijn. Maar als hij dat al voor zijn rekening neemt, wat blijft er dan
voor mij over? Restjes? Grappig proberen te zijn op die paar dagen in het jaar dat Troy
het daar te druk voor heeft? Hij rept tegen de journalist dat ik teveel enthousiasme en
energie heb en dat hij me regelmatig zal moeten afremmen. Voor de bestwil van mijzelf
en Tilburg. Ik beaam alles maar met een zo oprecht ogend gezicht, terwijl de twijfel
ondertussen van binnen harder en harder knaagt.
Een week voor de inauguratie zat ik met Wilbert in de kroeg. Ik weer goed dronken natuurlijk.
Wilbert minder want die stond op het punt om op zijn retraite te gaan. In een
impulsieve bui besluit ik deze aimabele man te vertellen dat ik ervan af wil zien. Dat ik
de titel wil weigeren. Dat ik gewoon niet met de inauguratie akkoord kan gaan.
Niet geheel onbegrijpend maar meewarig kijkt hij me aan. “Dat kun je Troy niet aandoen,
René. Niet zo kort voor de inauguratie. Geloof het of niet, hij heeft je nodig. Je
balanceert hem uit. Je bent de stem der rede naast zijn waanzin. Je bent de connectie
naar het volk waar hij er hoog bovenuit wil torenen. Je kúnt hem dit niet alleen laten
doen. Zie het desnoods een tijdje aan, tot een paar maanden na de inauguratie. Maar
laat Troy niet zitten. Laat mij niet zitten.”
Ik zuchtte. Klokte mijn drankje achterover. En tegen beter weten in heb ik daarna de rit
tot de inauguratie uitgezeten. Er was eenvoudigweg geen ontkomen meer aan.
29
Vijf Augustus 2006 kwam. Lustrumfeest van Probeersel.com. Speciaal voor die avond
hadden we maar een paar van mijn en Troy’s acts herschreven om al wat meer richting
nachtburgemeester-optredens te gaan.
Troy deed een new age mini-opera waarin hij Tilburg als de Stad Dis, de stad van pijn
uit Dante’s la Divina Commedia, uitbeeldde. Een krachtige performance waar de energie
met golven vanaf stroomde. Waarbij hij in een megafoon brulde en piepte en met
een scheermes in zijn arm sneed, begeleid door bevriende professionele muzikanten.
De messneden in zijn arm zijn later die week nog ontstoken geraakt maar het was het
allemaal waard.
Inauguratie
Ikzelf had een wat ingetogener optreden neergezet, als openingsact. Op een barkruk,
haar achterover gevet, geheel in het zwart gekleed en met zonnebril. Pretentieuze jazzmuziek
als achtergrond, Wynton Marsalis, The Death Of Jazz. En dan van een toiletrol
een tekst oplezen. Een aanklacht tegen slechte dichters, een beschrijving van die
gruwelijke culturele avondjes waar dan zo’n uitgenodigde dichter ongeïnteresseerd
gratis wijn zit te lurken met een bundeltje onder zijn arm geklemd, wachtend tot zijn
naam geroepen wordt. En dan zijn verplichte nummertje afdraait zonder enige achting
voor het publiek, meestal met een wereldvreemd brolgedicht. Dat wegens de culturele
getraindheid van het publiek met een geoefend pretentieus gezicht respectvol voor
lief wordt aangenomen. Gruwelijk vind ik die dichters, en dus zat ik er als een parodie
op Deelder himself mijn tekst op te rakelen. Heerlijk om te doen.
En toen was het zover. Middernacht. De satellietverbinding werd tot stand gebracht
met lichte opstartproblemen. Maar daar was dan toch Wilbert, die mij en Troy officieel
de titel overdroeg. Vervolgens kwam Cul de Sac-bedrijfsleider Jan Kinds met nog een
verrassing op de proppen: twee speciale nachtburgemeester-krukken die vanaf dan
in Cul de Sac te vinden zouden zijn. Speciale tronen, zetels voor onze uiterst gevleide
achterwerken. Applaus van het verzamelde publiek. Journalist na journalist die interviews
of foto’s wou. In de aanloop naar deze avond had ik het al druk genoeg gehad
met organisatorische details waardoor ik nu echt een beetje in een wazige roes zat,
dus het is allemaal een beetje aan me voorbij gegaan. Maar een paar van die verslagen
terugkijkend ben ik er goed mee weggekomen. Ik kreeg alleen wel enorme dorst, waar
een goede vriend perfect op insprong pal na de interviews door me een Dronken Vis
in de handen te drukken.
Dergelijke vrienden zijn goud waard. Zeker op zo’n moment.
En. Toen. Waren. We. Nachtburgemeesters.
Bizarre sensatie. We hielden ieder uiteraard ook een inaugurele rede. Ik een wat serieuzer
verhaaltje waar ik voorzichtig mijn twijfels uiteenzette maar toch de titel accepteerde.
Troy een gedicht. Een heerlijk gedicht.
Vooruit dan. Speciaal omdat u het bent. Omdat ik in de afgelopen pagina’s al wat meer
van u ben gaan houden. Doen we even Troy’s gedicht. Ja, eigenlijk zou ik het hele boek
volschrijven, maar één gastbijdrage mag best. Als Troy het goed vindt.
Troy, mag ik het gebruiken? Ja? Geweldig.
31
Schaduwen hebben we niet meer nodig
wij karikaturen van de nacht
wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen
geen verlangens meer te verhangen
geen dromen meer te vervangen
want wij
wij weten wie we niet zijn
wij weten wie we niet willen zijn
wij weten wie we nooit kunnen zijn
Schaduwen hebben we niet meer nodig
wij karikaturen van de nacht
wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen
geen verlangens meer te verhangen
geen dromen meer te vervangen
wij
karikaturen van de nacht
geven juist licht
aan hen die wel nog willen schijnen
geven juist licht
aan hen die wel nog bang zijn voor de pijnen
want wij
wij weten wie we niet zijn
wij weten wie we niet willen zijn
wij weten wie we nooit kunnen zijn
Schaduwen hebben we niet meer nodig
wij karikaturen van de nacht
wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen
geen verlangens meer te verhangen
geen dromen meer te vervangen
wij
karikaturen van de nacht
versturen hoopvolle boodschappen
zonder het zelf te beseffen
reflecteren onvervulde wensen
zonder het zelf te zien
Inaugurele rede troy titane
wij
karikaturen van de nacht
vormen een warm decor
voor de koude zielen van de hoop
voor de koude zielen van de hoop
want wij
karikaturen van de nacht
wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen
geen verlangens meer te verhangen
geen dromen meer te vervangen
wij
karikaturen van de nacht
wij zijn eigenlijk een beetje
dood
33
De journaliste van Omroep Brabant zei het nog. Tegen Troy. Na het interview dat we
op straat hielden. Waarin hij zijn standpunten nog een keer uiteen zette, met name de
avondklok voor dikke vrouwen. Nog na zwetend van zijn opera-optreden. En bloedend
van het zichzelf tijdens dat optreden gesneden hebben. Uitgelopen make-up. Leek mij
dat hij er niet uitzag als iemand wiens uitspraken je op dat moment al te serieus moet
nemen.
Naklank
Camera uit. “Nu willen we nog wat beelden schieten van dat jullie je allebei op diverse
terrasjes gaan voorstellen.”
Het is altijd zoiets. Afgrijselijk. De Brabantse pers. Zo kunstmatig. Eerste interview
dat ik ooit voor het ClickBurg-initiatief gaf: “Kun je anders even doen alsof je aan die
striptekening op je tekentafel werkt, voor de foto?” Tweede interview, na een opmerking
dat tegenstanders van webcomics zo snel roepen dat je ze niet op het toilet kunt
lezen: “Kun je anders niet even leuk op het toilet zitten en door een strip bladeren, dan
filmen we dat.” Ja, dit zit er achter die ‘leuke’ beelden die u in de krant en op TV ziet die
de Brabantse journaille produceert. Allemaal nep, geënsceneerd, toneelspel puur voor
het geinige plaatje. Schaam u, kijker, want deze mensen denken dat ze dit voor u doen.
Hou ze niet in die waan. En bespaar ons, geïnterviewden, deze ellende. Zeg ze gewoon
maar eens dat het niet hoeft. Dat een goed geschreven verhaal met voor de verandering
alleen maar kloppende feiten erin ook goede nieuwsverslaggeving is. Toe maar,
klimt u maar in de pen, stuur ze een brief.
Enfin. In de aanloop naar de inauguratie hadden we ook al, op mijn verzoek, geweigerd
nog een keer op te komen draven voor BD-TV, die filmpjes die op de website van
Brabants Dagblad gepubliceerd worden. Want ik zag de bui al hangen en moest echt
aan mijn optredens doorschrijven en repeteren. Geen tijd, en zéker geen zin om weer
allerlei stomme trucjes voor de cameralens uit te moeten halen. Maar nu we toch al
heel de avond absurdistische zotheid uitgehaald hadden, konden we hier net zo goed
maar aan meewerken. Dus wij terrasjes af, nepgesprekken aanknopen met snel door de
journaliste geïnstrueerde zatlappen. Vervolgens stonden er twee vrij mollige dames uit
het Noorden des lands pal achter ons. Ik hen uiteraard wel de hand schudden (om Troy
een beetje uit te lokken), hij uiteraard volstrekt weigeren, mét verklaring. Zij lachen, is
gefilmd en niet erin gemonteerd. Om Troy extra grof over te laten komen.
Camera uit. Teruglopend zei ze het dus. “Je beseft dat je hier heel veel woede mee op
je hals gaat halen, toch?” Troy knikte. “Maar dat is toch ook prima. Dan maak ik wat los.
Laat ze maar komen. Vrouwen hebben immers geen gevoel voor humor, dus die zullen
er massaal niets van snappen.”
Hij is de opvolgende dagen bestookt met e-mails, telefoontjes, woedende reacties op
bijna alle sites waar onze inauguratie als nieuws-item gepubliceerd was. Bestóókt. Hij
blij, want voor zijn gevoel had hij dus gelijk.
Nadeel is dat ik óók bestookt ben. Want één front, één nachtburgemeester met z’n
tweetjes. Maakt niet uit dat het helegaar mijn standpunt niet is, nee, ik kreeg ook de
wind van voren.
Een kroegkennis raakte met me aan de praat. Dat het goéd was dat ik nachtburgemeester
was, en dat ik dat serieus moest nemen. Maar dat ik Troy moest ‘lozen’. Want
dat die met ‘zijn hufterige gedrag jou helemaal omlaag gaat halen’.
Ik heb Troy zitten verdedigen. Geheel niet op de hoogte van alles dat nog zou volgen.
35
Amper een weekje na de inauguratie zit ik alweer in de vroege avond op het terras van
Cul de Sac in de warme zonsondergang te peinzen. Troy was vrij duidelijk geweest toen
ik hem eerder die week sprak: hij nam direct al even vrij. De storm rondom zijn boude
uitspraken uitzitten, zeg maar. Wachten tot de dikke vrouwen ophielden met zingen.
Ik daarentegen had het gevoel dat er dóórgewerkt moest worden. Als je toch met een
dergelijke titel behept wordt, moet je er iets mee, toch? En het was niet bepaald zo dat
het me aan ideeën ontbrak.
Één idee sprong er direct al uit. En klonk in mijn hoofd erg uitvoerbaar. En als iets dat
Tilburg landelijk wel met een unieke en positieve actie in het nieuws zou brengen. Een
bevriende barvrouwe van Cul de Sac schuift aan op het terras en ik grijns naar haar.
Kan ik even een idee pitchen?
“Oh nee he. Heb je je weer een stom idee in je hoofd gehaald?”
Ongetwijfeld. Okee, stel. Één avond.
Gewoon een reguliere stapavond in het weekend of zo.
“Okee.”
Alleen die avond wordt over de hele stad de muziek onderling uitgewisseld.
Dus DJ’s van de meest tegenovergestelde kroegen spelen in elkaars etablissement hun
muziek af.
“Eh....” De barvrouw kijkt me heel erg vertwijfeld aan.
Zeg maar zoals in Mark Twain. The Prince and the Pauper. Even over de hele stad de
muziek in andermans schoenen steken. En dan kijken of het publiek bij de kroeg blijft
of juist de muziek achterna gaat. Want we zitten hier veel te veel met kroegen die hun
hele identiteit ophangen aan de muziek die er gedraaid wordt.
“Ja okee. Maar dat kun je niet zomaar doen.”
Neenee, dat zeg ik ook niet. Dat wordt dan ook natuurlijk ruim van tevoren aangekondigd,
in de Uitloper en de krantjes en weetikwat. Als alle horeca en zelfs de gemeente
meedoet kunnen we het zelfs stadsbreed adverteren op posters of zo.
Dat is toch een geweldig idee, een unieke gebeurtenis? Een sociologisch experiment
zelfs, in weze.
Het eerste stomme plan
“Je krijgt echt nooit de kroegen zover dat ze meedoen hieraan.
Dan lopen ze omzet mis joh.”
Maar met die promotie weet dan toch het publiek ervan, en dan kan zo’n kroeg toch
nieuw publiek binnenkrijgen, dat dan ook eens weet hoe het daar is? Ik bedoel, het is
hier zo weinig avontuurlijk onder het kroegenvisiterend publiek. Al die honkvastigheid!
“Ik denk niet dat dit gaat lukken. Het klinkt leuk, maar de horeca werkt daar nooit aan
mee.”
Het is het proberen waard. Ik denk dat ik enkel het juiste praatje bij de juiste mensen
moet houden en dan krijgen we dat balletje wellicht aan het rollen.
Vol van jeugdige overmoedigheid drink ik mijn Dronken Vis en staar naar de zonsondergang,
heilig overtuigd van mijn gelijk.
37
Waar pitch je een stom idee waar de horeca van deze stad echt nooit aan mee gaan
werken? We hebben wat organisaties in de stad, maar het voor de hand liggendst is de
Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Tilburg, natuurlijk. Dacht ik. Vertegenwoordigers
van alle kroegen bij elkaar, ideaal om ineens aan hen allen het idee voor te leggen
en hopelijk direct erna een discussie hebben. Probleempje daarbij: de KHN-T kent mij
niet. Geen punt, ik zat nog in de overdrachtsfase dus nachtsecretaris Wilbert bracht me
vlot in contact met de voorzitter. Mailtje gestuurd, verzocht om eens bij een vergadering
aanwezig te kunnen zijn en mezelf voor te stellen. Rustig beginnen, immers.
En een heel lange tijd wachten later (paar maandjes – ik wou dat ik een grap maakte
maar het duurde echt zo lang) kwam er reactie. Uitnodiging om bij een vergadering
aanwezig te zijn. Om het nachtburgemeesterschap uit te leggen. Op een dinsdag, dus
dat betekent vrij nemen van mijn werk.
Als je het wilt hebben over onprettige gesprekken, dan was dit een prachtvoorbeeld.
Het was allereerst al ’s ochtends, en uiteraard had ik ervóór weer eens een wedstrijdje
gehouden tussen de nacht en het glas, wie van de twee het diepst kon gaan. De
ochtend is niet mijn ding, zal het ook nooit worden. Zonnebril op de kop en heel rustig
naar het pand van Stichting Stadskern afreizen.
Doorgewinterde kroegeigenaren zaten routineus en allang-wakker met elkaar te
praten terwijl ik binnenliep. Althans, een handjevol. Stel u hier geen volle zaal bij voor
– een gemiddeld barpersoneelsoverleg wordt talrijker bezocht. En ik zat er wel degelijk
als de vreemde eend in de bijt bij – zoals je als volslagen vreemde bij een tafeltje met
enkel ontzettend goede vrienden gaat staan op een feestje en dan volstrekt genegeerd
kunt worden. Goed. Vergadering start. En ik krijg meer en meer het idee dat ik als
een knulletje behandeld wordt.
Kan ik niet goed tegen. Of ik het nou ben of niet. Ik heb voldoende in mijn leven gedaan,
georganiseerd, opgestart, en ga maar door om op z’n minst een béétje voor vol
aangezien te mogen worden. Dus ik word al een beetje sjacherijnig.
Vervolgens speelt de voorzitter een persoonlijke kaart uit over tafel, dat hij eigenlijk
boos is dat de hele benoeming van het nachtburgemeesterschap buiten de KHN-T
om is gegaan. Dat ze er helemaal niet in betrokken zijn. Hoor es, niet mijn probleem, ik
kende de hele organisatie en de voorzitter niet eens voor ik de titel kreeg.
Of ik de rest van de vergadering dan in ieder geval mocht aanhoren? Nou, nee dus.
Want ik ben ‘geen lid’ van de KHN-T. Maakt niet uit dat het voor mij uiterst relevant kan
zijn om te horen wat er leeft onder de horeca hier, dat ik bovendien iets voor hen kan
betekenen. Nee, zonder pardon de vergadering uit.
Ok, ambitie
Ik had, in een intelligente bui – ze zijn spaarzaam, geef ik direct toe – een andere afspraak
erachteraan gepland. Met Ernest Potters van Ruimte-X. Ik leg later nog uit wie hij
is, wees niet bang. Nu hoeft u enkel te weten dat hij een fijne no-nonsense man is.
Hij hoort mijn gemopper over de eerdere vergadering aan en grinnikt een beetje. Hij
vertelt me dat ik me niet zo druk moet maken, want hij zit zelf – Ruimte-X is wel lid
van de KHN-T – wel eens bij die vergaderingen en weet waar ze over gaan. Verkeerd
geparkeerde fietsen. Verjaardags- of beterschapskaartjes voor leden van de vereniging.
En een heleboel loos beleidsgeneuzel dat zo welig tiert in semi-nutteloze, ‘officiële’
stichtingen en verenigingen. Veel vorm en weinig inhoud dus. Maar dat is op zich geen
ramp.
En niet de plek om mijn idee te pitchen. Ook een aantal andere organisaties bleken
niet de plek. Ik heb zo maandenlang mijn tijd verspild. Uiterst, uiterst irritant. En de
motivatie kwijt.
Het idee ligt momenteel in de ijskast. Ik gebruik het niet. Geen idee bij wie ik het moet
voorstellen. Dus als u trek heeft in de eer, gaat uw gang.
39
Hoi Jules, Lieve Jules,
Ik ben het, je tederbeminde René. Ik schrijf je in een melancholische bui. Om je te laten
weten hoe het met me is. Had ik je beloofd, toen je in Goirle kwam draaien. Op mijn territorium.
Dat van mij en Troy. Nachtburgemeester op andermans territorium. Kon niet,
he. Maar daar kwamen we gelukkig wel uit. Ik zit momenteel al rokend terug te denken
aan die lieflijke nacht die we gedeeld hebben. Want de nacht moet je delen. Ze mag
dan nog zo’n gewillige minnares zijn, haar liefde is onbeperkt en groeit zelfs alleen
maar wanneer je haar met anderen deelt.
Het gaat nog niet zo best met het nachtburgemeesterschap, lieve Jules. En nu geldt
het excuus dat ik nog maar pas de titel draag, niet meer. Augustus 2006 ligt alweer lang
achter ons, immers. Maar ik heb niet veel te doen in mijn functie. Ik loop de kroegen
en evenementen af, natuurlijk, maar ik heb nog niet veel kans gekregen om iets moois
neer te zetten. Om Tilburg te laten merken hoeveel ik van haar houd.
Want de Tilburgers kennen ons nog steeds niet. Ik zie je glimlachen en roepen dat wat
de boer niet kent enz. Maar zoals ik toen ook al zei, Tilburg is geen boerendorp. En ze
zijn hier niet zo dom als jij denkt. Heus niet. Ja, in het stadhuis hangen niet de felste
TL-buizen uit de doos. Vreeman doet wat dat betreft precies het omgekeerde van wat
ik doe. Hij wil Tilburg helemaal niet kennen, noch liefhebben. Hij staat boven Tilburg,
en desondanks, of misschien juist daarom, kent heel Tilburg hem. Maar hij is dagburgemeester.
Ik de nachtburgemeester. De halve dan, want we zijn natuurlijk met zijn
tweeën. Ik en Troy Titane.
De nacht is niet politiek, de nacht houdt van alles en iedereen en speelt niet met haar
macht. Dus de spelletjes van Vreeman zijn niets voor ons. We zouden ze ook niet willen.
Want we houden van deze stad. En van haar bewoners. De Tilburgers zijn mooi, Jules.
Nee, echt. Net als de stad zijn ze aandoenlijk lelijk, met hun zonnebankhuidjes en
kitscherige gouden kettingen. De corpsballen met hun scheve strikjes en drank-rode
wangen. De breezersletjes met hun ontblote navelpiercings en billen die over hun
broeksranden heenrollen. De vrouwen op leeftijd met hun scherpe tongval en halfgeblondeerd
stekeltjeshaar. Als je er oog voor hebt, is alles hier mooi. Soms zou ik wel
eens over straat willen lopen en gewoon iedereen die ik tegenkom omhelzen. Maar
dan denken ze natuurlijk weer dat ze gefouilleerd worden.
Brief aan een Collega
Ze lijken ons niet te willen, Jules. Nou is dit een stad waar iedereen zich nachtburgemeester
noemt. En wie zijn wij dat we boven hen kunnen staan? Wat maakt ons bijzonder
boven henzelf en de stad? Het antwoord is uiteraard eenvoudig, en exact hetzelfde
als wat jou bijzonder maakt: niets. Maar toch lukt jou dit wél. Kritiek glijdt van je af alsof
het regendruppels op je haarvet zijn. En in al je verloederde hardheid omhelst jouw
nachtvolk jou teder en lieflijk. Zoals je mij en Troy omhelsde, die nacht. En teder zoende.
Zoals je ons collegiaal liefdevol in je toeliet. Gaan we verder niet meer over praten. Blijft
tussen ons.
Maar toch, waarom houdt jouw eigenzinnige stad wél van jou, en de onze niet van
ons? Moeten we meer zoals jij zijn? Moeten we meer muziek draaien waar niemand
meer behoefte aan heeft? Moeten we met vet aangezet accent slappe, semi-geïmproviseerde
gedichten aan laten zwellen overal waar we komen?
Oh oer-nachtburgemeester, wat is het geheim? Hoe worden we wat we zijn? Hoe kunnen
we bovendien Tilburg cultureel binnen en buiten de stad op de kaart krijgen?
In afwachting van je antwoord en met warme herinneringen aan het ontbijtje dat je
me op bed bracht, wacht ik op u, u, mijn Jules.
41
Een tijdje geleden gooide mijn nachtkompaan (dit woord is half ontleend aan de
Univers, waarin ik als een kompaan van Troy werd bestempeld), de heer Titane, een
spreekwoordelijke knuppel in een eveneens niet al te letterlijk hoenderhok. Dat moet
af en toe. En daar ben ik zelf ook niet vies van. Met een tegelijk van de ironie (de CPNB
heeft daar een nieuw teken voor geïntroduceerd: ^) en toch ook niet geheel onware
woorden druipende tekst bombardeerde hij hofcartoonist Bandirah tot ijsbreker van
de Nieuwe Romantiek. In latere interviews trok hij zichzelf ook maar in de ijsbreker-rol,
waardoor dit een ijsbrekend duo werd.
Ja, de Romantiek. De Nieuwe Romantiek. ‘De subjectiviteit als oorsprong en fundament.’
Dat is geen kattenpis. Natuurlijk stuurt hij hiermee flink aan op een persoonlijkheidscultus.
Of poogt dat. Want het is een grote wassen neus als je het werk van
beide heren ernaast legt. Het hele betoog loopt daar, ondanks al haar argumenten,
toch hard op stuk. Want een ware Romanticus strijdt tegen de menselijke ratio. Beide
heren strijden vooral tegen het gebrek aan ratio. Tegen de - door Troy gecoinde term
– Unterschmutz. De door hen tegelijk bewonderde en verafschuwde enorme laag van
de bevolking die de middelklasse en wat zich ‘eronder’ bevindt zo rijkelijk bevolkt. In
hun ogen domme, volgzame, makke, vieze, bijna ongedierteachtige nutteloze mensen.
En die gruwel steken ze niet onder tafels of stoelen. Nee, die vatten ze meteen samen
met het betuttelende calvinisme dat ze ondertussen in de regeringskringen menen te
ontwaren. Het land gaat naar de verdommenis en voornamelijk omdat niemand meer
nadenkt en omdat het incasseringsvermogen van onze maatschappij hard achteruit
rent, menen ze.
Of vooral Troy dan, geef ik toe. Bandirah heeft altijd wat ondoorgrondelijkers gehad.
De oude Romantiek kenmerkte zich in de zoektocht naar zichzelf. Naar natuur, liefde,
vriendschap, dromerigheid, idealisme, afzetten tegen een maatschappelijk leven, naar
authenticiteit. Het zich bovendien fel verzetten tegen misstanden en dan natuurlijk
ook heerlijk baden in het gevoel een Authentiek Mens te zijn dat niet aan zelfverloochening
doet.
De nieuwe romantiek
Ach, ik ga er ook niet te diep op in ook – ik ben het in ieder geval met Troy eens op het
gebied dat u dit allemaal in de algemene vorming mee had moeten krijgen. Zo niet,
dan zoekt u het allemaal zelf maar op. En uit. Dan kunt u voordat u uw kennis op peil
brengt deze pagina wellicht beter overslaan.
Naar mijn mening is mijn nachtkompaan Troy en diens inktbroeder Bandirah, hoewel
absoluut met iets interessants, in het geheel niet bezig met een Nieuwe Romantiek.
Tenzij het Nieuwe hieraan is dat het niks van het Oude heeft.
In dat geval hoef ik deze nieuwerwetserige Romantiek niet. Nee, geen NuRom aan mijn
broek. Geef mij dan maar de oude. Want ik ben nog een Oude Romanticus. Die geniet
in de natuur, en zittend in de kroegen tussen de absoluut authentieke unterschmutz.
Die nog idealistisch ten strijde wil trekken tegen misstanden. Enzovoorts. En vooral, die
zelf authentiek wil zijn. En dat gaat me in dit boek nog niet zo goed af.
U denkt misschien van wel, maar gelooft u me. Bij ieder woord dat ik momenteel tik,
knaagt mijn geweten. Het voelt niet lekker, het voelt niet goed zo.
Op de volgende pagina, verklap ik alvast, ga ik me dan ook een klein beetje beroepen
op Multatuli.
Jaja, ik durf. Maar dat moet kunnen hè, tegenwoordig. In je eigen boek.
Kom, niet moeilijk doen nu. Niet sputteren.
Want Novalis zou tegenwoordig ook maar gewoon naar de blauwe bloem googelen.
43
‘’... Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlyke femelary!
Ik heb u geschapen ... ge zyt opgegroeid tot een monster onder myn pen ...
ik walg van myn eigen maaksel: stik in koffi en verdwyn!’’
Ja, ik maak het u niet makkelijk. Ken uw klassiekers. Of spiek om welke klassieker dit
ging op de vorige pagina. En schaam u dan een beetje dat u het niet wist. Want u wist
het niet, ik zag het wel.
De grap
Enfin. Ik grijp dus in. In mijn boek. In mijn schrijfsels. En heel ruim voor de laatste paar
pagina’s. Ik kan het niet meer aanzien, wat er op papier verschijnt. De waarheid nu. Ik
heb een moment van zwakte. Dus ik deel het met u – enkel en alleen met u, hè. Niet
doorvertellen wat ik u nu ga vertellen.
Mijn nachtburgemeesterschap in Tilburg is als een grap begonnen.
Het exacte verhaal? Op een avond stappen met Troy Titane buig ik me, half dronken,
over ons tafeltje naar hem toe en vraag hem over de redelijk luide muziek heen: “Hoe
word je eigenlijk nachtburgemeester??”
Troy kijkt me aan: “Weet ik veel. Gewoon een kwestie van een persbericht uitsturen,
den ik.”
Ik: “Zullen we dat eens doen?”
Het begon dus als een kwajongensstreek. Zo van “hi hi hi zouden ze erin trappen”.
Wilbert van Herwijnen werd erin betrokken omdat die ooit in een Utrechtse krant in
een rijtje van de landelijke nachtburgemeesters werd genoemd en dus min of meer
officiëel de titel had. En we mikten met de kwajongensstunt op 5 Augustus juist om
iets meer publiciteit aan het lustrumfeest van Probeersel.com mee te geven. En we
gniffelden in ons vuistje.
Maar toen begon het ons te lukken. En Troy vond het allemaal prima. Ik daarentegen
kreeg berouw. Ik besefte me plots dat deze grap nogal wat schade kon aanbrengen.
Aan de titel ‘nachtburgemeester’ in het algemeen. Aan het landelijke en culturele aanzien
van Tilburg. En aan een latere eventuele betere kandidaat die oprecht het nachtburgemeesterschap
zou willen opnemen, om dan te ontdekken dat echt niemand hem
of haar serieus zou kunnen nemen. Zo lollig leek het allemaal eigenlijk niet meer, toen
ik me dat bedacht. Dus ik heb écht met Wilbert gepraat over het weigeren van de titel.
Hij zei écht dat ik dat Troy niet kon aandoen, maar dan meer met betrekking tot de
stunt zelf.
Ik heb u dus ook een beetje bedot. Sorry. De rest van het boek, tot dusver, is wel waar.
Nee, wacht. De brief aan Jules Deelder natuurlijk ook niet. Dat was een ironisch bedoeld
stukje. Ik heb wél Jules kort aan de telefoon gehad voor nachtburgemeesters.nl,
maar de brief is pure onzin.
Ik schrijf dit nu omdat ik een authentieker boek wil. Ik wil eerlijker over dingen kunnen
schrijven. Maar ik wil ook lollige stukjes erin hebben. En columns citeren, die allen met
érg aangedikte ironie zijn geschreven. Ik moet dus iets hebben wat de twee uit elkaar
houdt. Zodat u weet waar u aan toe bent die pagina.
Wacht, hadden we dat gloednieuwe ironie-teken niet, van de CPNB? Als ik dat nou achter
iedere titel zet waar ik een beetje de clown uithang? Zodat u weet dat die pagina
met een flinke korrel zout genomen moet worden? Is dat iets?
Laten we dat afspreken. Als er achter een titel ‘^’ staat, weet u dus hoe laat het is.
45
Ik heb een tijdje in de stripwereld aangemodderd. Dat heeft u vast inmiddels al door –
u bent immers ook niet blind en hebt de tekeningen aan de linkerkant van de pagina’s
gezien. Ik ben niet zo’n tekenaar die eindeloos blijft perfectioneren tot het precies
technisch perfect is, ik zie het tekeningenmedium vooral als een soort taal waarmee je
dingen kunt communiceren. Ik kan dan ook bijna nooit iets uitleggen aan iemand zonder
er een viltje, post-itt of ander krabbelvriendelijk velletje papier bij te grijpen en het
al pratende in een paar lijnen visueel te maken. Een voorbeeld zegt meer dan duizend
woorden, zegt men altijd. Ik maak daar altijd een voorbeeld én duizend woorden van,
denk ik dan soms.
Wat me op een gegeven ogenblik begon te irriteren was de houding van sommige
Tilburgers en niet-Tilburgers (mooie indeling in twee groepen zo, niet?) dat er in Tilburg
niks te beleven zou zijn, en dat het uitgaansleven één grote eenheidsworst is. Dat
is zéker niet waar. Ja, als je – wat ook een van de voornaamste gedachten achter mijn
Eerste Grote Stomme Idee, de muziekuitwisselingsdag, was – alleen maar op dezelfde
kruk in dezelfde kroeg gaat zitten is Tilburg heel eentonig ja. Maar er is wel degelijk een
heleboel te doen – je moet het alleen wel willen opzoeken.
Er zijn er die het opzoeken. Hulde aan hen! Maar er zijn er makkelijk nog meer die het
niet doen. Ook zijn er genoeg mensen die niet in Tilburg uitgaan omdat ze denken
dat er niks voor hen te vinden is. Ik heb dat altijd onzin gevonden: wat je ook zoekt in
het uitgaansleven, het is hier wel te vinden. Ja oké, ik hoor ook de klachten dat er geen
rosse buurt is, en dat er geen échte house-tent is. Of dat sommige vinden dat er geen
écht jazz-café is, of dat reggae best een permanent onderdak ergens mag hebben
zonder al teveel soft- of harddrugs erbij. En ga zo maar door. Ja, zo lust ik er nog wel
een paar: de honderd procent ideale tent voor jouw wensen, kan ik je alvast vertellen,
bestaat niet in deze stad. Goede kans echter dat die in geen enkele stad in Nederland
te vinden is.
Wat niet betekent dat er niks bijzonders is dat niet zozeer op joúw, je reeds bekende,
smaak richt, maar gewoon allerlei bijzondere dingen neerzet. Wat je wellicht ook best
heel erg leuk zou kunnen vinden als je het eens zou uitproberen. Dus het Eerste Grote
Stomme Idee was vooral bedoeld om mensen eens iets anders te laten uitproberen,
kijken of er iets meer verkend werd buiten de honkvaste stapsmaak. En de wens om
zoiets te bereiken bleef jeuken. Tot er een Nieuw Groot Stom Idee in mijn hoofd schoot.
Wat als ik nou een impressie van alle kroegen zou tekenen? Één grote liefdesode aan
wat er in deze stad te beleven valt in het nachtleven, van de echte volkskroegen tot
de ruwste rocktent tot de volgeproptste tienerdisco. En zo duidelijk zou maken, met
tekst én beeld, wat er achter de horizon van het grijzemuizige draairadlopen in eigen
uitgaansdomein ligt. Dat ik als het ware als verkenner op pad ga en alles in kaart breng.
Een verdere aansporing om de tekeningen te doen kwam toen ik besloot te inventariseren
hoeveel (nachtlevens)kroegen we nou eigenlijk hebben hier. Want een aantal organisaties
hebben wel een lijstje, maar vrijwel niks zag er compleet uit. En ze bevatten
allemaal verschillende totale aantallen. Ik heb op een gegeven ogenblik maar een lijst
samengesteld uit de telefoongids, een lijst opgevraagd bij de Kamer van Koophandel,
een lijst van alle tapvergunningen voor na twaalven (makkelijk te verkrijgen informatie
met een beetje bluffen) en een verouderde ‘totaal’lijst van het internet. Kwam ik op
vierhonderd kroegen uit. Eerst een dagje flink met het web uitgezocht wat sowieso al
verdwenen was, waarna ik op honderdtachtig uitkwam. Tijd voor een momentopname,
dunkte me – voordat er nog meer verdwenen was!
Het was duidelijk: ik ging alle kroegen tekenen. Groot Stom Idee Twee.
Volstrekt stupide idee 2:
47kroegtekeningen
Bij het ambitieus beginnen aan een project als ‘tekeningen maken van alle kroegen
binnen de bebouwde-komgrenzen van (want nee, ik ga niet de hele gemeente meepikken,
de stád gaat het me om) Tilburg’ dwingt zich natuurlijk de vraag op: wat is een
kroeg? Reken ik bijvoorbeeld alleen de uitgaansgelegenheden in het centrum mee?
Of telt een wijkkroegje in een buitenwijk ook? En wat als een restaurant ook een bar
heeft? Of een hotel, of een bowlingzaal?
Eerlijk is eerlijk: ik heb eerst aangeklooid op de kroegen die ik echt kroegen vind en
waar ik vaak en graag kwam. Maar daarna werden deze vragen toch dringender. Als ik
een momentopname van het nachtleven wil maken, moet ik natuurlijk zo compleet
mogelijk zijn. Kijk, ik ben een kunstenaar. Ik wil eigenlijk lekker freewheelen. Maar ik wil
inderdaad toch wel compleet zijn. Dus alles wat ik kroeg noem, moet erin. En alles wat
ik niet kroeg noem, niet.
Ik heb uiteindelijk vier criteria gekozen om op te selecteren. Als een etablissement binnen
de bebouwde kom niet aan alle vier voldoet, tel ik het niet mee. Al het andere wel.
De criteria zijn geworden:
1) Er moet een bar aanwezig zijn. Als ik niet aan een bar kan zitten, met zo’n barkruk
en zo, wordt het toch echt moeilijk serieus te nemen als kroeg. Ja, je hebt
natuurlijk van die tafelkroegjes en zo, maar ik zeg: een kroeg zonder bar is geen
kroeg, sorry. Een neushoren zonder horen is ook een discutabel beest, laten we
wel wezen. Dit zorgt ervoor dat ik inderdaad de bowlinghal op de lijst moet
laten. En een aantal pool- en biljartcafés ook. Wat op zich niet geheel vreemd
is, want ik kan daar ook roken, drinken en praten zonder de bewuste sport te
beoefenen.
2) Je moet er minimaal een biertje kunnen bestellen.
Leuk als er toevallig in de stad een organische bar zou zijn, waar je allerlei
gezonde, niet-alcoholische grassap-mix’jes kunt drinken, of een heel fraai
gedecoreerde coffeeshop waar je een wijde keur aan frisdranken bij je jointje
kunt verorberen, maar dat is geen stappen in mijn wereld. Gezopen moet er,
verdomme! Neus omhoog en gerstenat de keel in!
3) Tsja, dan een puntje waarop een paar verder erg fijne kroegjes helaas van mijn
lijst af kukelden: ik ben een nachtburgemeester, dus wil ik ook ’s nachts stappen.
Ik wil dus het bier bestellen van puntje twee, kunnen doen na twaalven.
Minimaal één reguliere avond per week (of, bij gebrek aan überhaupt reguliere
openingsdagen, het meerendeel van opengestelde dagen). Als een kroeg als
reguliere sluitingstijdstip middernacht of vroeger heeft, of na middernacht geen
bestellen meer toelaat, valt het buiten mijn aandachtsgebied. Al kun je daarna
nog slechts vijf minuten bestellen, dat télt nog.
Dit heeft als gevolg dat ik bijvoorbeeld de erg sfeervolle kroeg Het Dorstige Hert
heb moeten schrappen, want die sluiten klokslag twaalf. Maar ook, praktisch
in mijn eigen straat, kroeg Het Wandelbos, die weliswaar wel eens na twaalven
vrolijk doorklokken, maar niet als reguliere openingstijden.
4) En tenslotte: vrije toegang (entree mag). Niks geen disputen of kroegen waar
enkel besloten feesten georganiseerd worden. Op de Heuvel zit Qwibus, een bar
met een prachtinterieur, echt. En het is echt ontzettend gezellig. Maar tenzij je
genodigd bent of zelf iets organiseert kom je er niet in. Neem ik dus niet mee.
De wetenschappelijke methode
That’s it. Ik heb alles van een heel lange lijst verwijderd dat niet hieraan voldeed, en de
rest heb ik uitgebeeld. Telkens in de betreffende kroeg zelf.
Als uw kroeg toch niet in dit boek voorkomt, heb ik nog nooit van u gehoord. Sorry.
Biertje?
49
Het is trouwens niet zo dat ik volstrekt stilgezeten heb in het eerste half jaar.
Ik ben voor een aantal initiatieven gevraagd. Ik had er wel oren naar, want ik wou
juist mijn creatieve vleugels wat meer uit gaan slaan, met wat podium-optredens en
improvisatiewerk.
Ik kan er heel kort over zijn. Dat half jaar heeft niks opgeleverd. Een aantal initiatieven
waren razend enthousiast: “Oh, absoluut, we gaan een hoop met jullie samenwerken!”
Een ander, evenzogroot deel had volstrekt lak aan ons. Beide groepen tot op heden
vrijwel niks meer van mogen horen.
We hebben in Tilburg een aantal “virtuele café’s”, zoals ik ze noem. Initiatieven als het
Politiek Café, het Milieucafé, sinds kort ook het Cultureel Café. Dat zijn geen locaties
maar thema-avonden die maandelijks georganiseerd worden, en die niet noodzakelijk
(maar gemakshalve meestal wel) aan één uitgaansgelegenheid gebonden zijn.
Het Politiek Café had mij uitgenodigd om als nachtburgemeester een paar minuten
commentaar op de gevoerde discussie te komen leveren. Wat ik uiteraard prima vond,
want dan kon ik improviserend als artiest iets korts doen. Precies wat ik wou!
Ergens in de communicatie met de organisator sloeg het verhaal een andere richting
in, en van de een op de andere e-mail was ik opeens van de hoofdsprekers. Ik had al
toegezegd, dus terugkrabbelen vond ik ook weer overtrokken, maar er is een groot verschil
tussen drie minuten een act opvoeren, of twee keer een uur één van de centrale
sprekers zijn.
In dit soort situaties wil ik nog wel eens een beetje narrig worden. Het was een pilotopname
voor TV, en ik had me een beetje ingelezen op Richard Engelfriet, die het
gesprek in het opgenomen gedeelte zou leiden. Richard is een zelfverklaard ‘debater’,
en ik ken dat soort types. Verder andermans indrukken lezen van zijn eerder optredens
bevestigden mijn vooroordeel: Richard is een wat hijgerige jager op sound bites, op
snelle uitspraken die alle diepgang missen maar lekker bekken. Zo iemand die je alleen
met volstrekt onverwachte uitspraken en acties uit het veld kunt slaan.
Ik heb een megafoon café Miller Time mee ingesmokkeld die avond. En zodra ik
de microfoon onder mijn neus gepropt kreeg, haalde ik die tevoorschijn, waarna ik
kalmpjes daarmee in de microfoon dichterlijke zinnetjes uitkraamde. Ergens heb ik
zelfs Jim Morrison geloof ik nog gequote. Ik weet dit niet zeker, want Politiek Café is
een sub-onderdeel van de organisatie met dezelfde naam die in Den Haag stoelt, en de
pilot-opname is daar in een kluis opgeborgen. Niemand weet of het nog ooit uitgezonden
wordt. De behandelde onderwerpen zijn inmiddels al beduidend minder actueel
geworden, dus zal wel niet.
Ook was ik gevraagd om het boek ‘Boerenbloed’ te presenteren. Door onze ‘cultuurmakelaar’
(ja, Tilburg heeft een functionaris met die titel). Ik had een weekje de tijd om
me voor te bereiden, en had een mooie act bedacht, waarbij ik alvast zélf Boerenbloed
zou presenteren. Dat had dan een fles met ‘Boerenbloed’ in Coca-cola-letters erop zijn,
gevuld met tomatensap. En dan zou ik ook nog een gele en witte vloeistof in flessen tevoorschijn
halen, wat dan uiteraard Boerenzweet en Boerentranen zouden zijn. Waarbij
ik Boerenzweet dan even zou openen om te ruiken, en dan concludeerde dat er klein
vergissinkje gemaakt was. Ik had voor ‘Boerenbloed’ bij een vriendin met een medische
achtergrond de totale samenstelling van gezond mensenbloed opgevraagd, voor bij
de ingrediënten op het label.
De avond ging uiteindelijk niet door omdat een van de fotografen toch voorkeur had
voor een andere presentator. De cultuurmakelaar heeft ook sindsdien niets meer van
zich laten horen.
En dan meteen maar een boek
Ik bedacht me, na het idee van de tekeningen, dat ik eigenlijk net zo goed meteen een
boek kon maken. Kon ik al die dingen kwijt die ik in die tijd geschreven en bedacht
had! Zoals een volstrekt onvoorleesbaar klaaggedicht. Dat u op de volgende bladzijde
vindt.
51
De waanzin: het ontstaan van stilstaan
In een stilstaande bus
Voetstaps niet vooruit
Bejaarden die gratis nergens heengaan
Zit Tering
Hoofdschuddend kijken ze dan maar naar
De randen van onze ronde weg
Die we sneller hadden kunnen lopen
Bijvoorbeeld, daar omheen
Tanden knarsen, hoofden fronsen
Naast ons rijdt een andere bus
In exact hetzelfde tempo
De andere richting in
Ik denk stil aan de goede
Vriend, lang niet gezien
Die ik zou ontmoeten
En die zal z’n bek nu houden op een terras
Klokt dus een bier alleen
Cityring rit, ik zing
Want wat een zit, tering
Een kwartier tussen twee busstops
Was die halte nog maar op de oude plek
Schoorvoette ik nou niet
Misschien niet, drank ziend
Woede verandert wel, denk ik
In ons hoofd geen valse banden
Dus voor anderen scheidt ons haast
Op de helft is wat
Omstanders geloofden
Een brommerrijder snelt voorbij
Gaat wat kopen dat is helder
Dat de weg onder onze banden
Waar velen als hij ooit in kuddes
Jaagden die nu eens extra
Luid door fietspad spoed
Dus in standstil geen zin
Kwamen we maar een ons aan.
53
Er was ook een tijdje na de inauguratie een speciale Johnny Cash avond in stamzuiplokaal
Cul de Sac. Met geprojecteerde foto’s van de man, een paar covernummers, countryliedjes,
en Frans van der Meer leefde zich uit met Liedjes Die Johnny Cash Geschreven
Had Kunnen Hebben. Een absoluut kwalitatieve avond en leuk om mee te maken.
Maar het toeval wou dat net een weekendje ervoor Frans en ik – beiden aangeschoten
– bekokstoofd hadden dat ik als zijnde de kersverse Nachtburgemeester, een rol
in zijn toenmalige optreden zou hebben. Als aankondiger of weetikwat. In ieder geval
was Frans dat toen op het podium weer straal vergeten. En ik hád toen wél toevallig
materiaal op zak om me even mee uit te leven. Gedichten die hun weg inmiddels dit
boek in gevonden hebben.
Frans had deze avond zich dat opeens herinnerd en besloot het goed te maken door
me nú als inleiding voor zijn act te vragen. Leuk, maar ditmaal had ik dus geheel geen
materiaal klaar. Ik ging snel aan de bar zitten met een bierviltje, een pen en een Dronken
Vis. En er kwam een wazig tekstje uit wat een beetje over Tilburg ging, een beetje
over en met verwijzingen naar Johnny Cash, en ik had toch maar tien minuten de tijd
dus ik stelde me ermee tevreden.
Die Johnny Die
Bij het schrijven dezes stuitte ik op dat viltje, toevallig. Dus als u het leuk vindt, hieronder
wat ik even ter plekke snel uit het hoofd poogde te leren (lukte niet) en toen
half voordroeg, half zong in de microfoon voordat Frans veel leukere dingen voor het
publiek ging doen.
There’s a man in the street
Holdin’ up his hand
Askin’ you to give what he
No longer can
And he’s yellin’ an’ screamin’hard
Right in your face
I want cash, I want cash,
I want cold hard cash
An’ he pulls out a knife
An’ gives you a gash
An’ he gets your wallet
And walks away from this place
But then he holds out hs hand again
and starts to cry
It burns, it burns,
It just won’t die
DIE, JOHNNY, DIE!!
55
Bij het langs de kroegen van Tilburg gaan voltrok zich vaak het volgende gesprek:
“Hé, gij. Mag ik wa vrage? Zeidde gij dieje ene nachtburregemeester?”
Ik kon alleen maar bevestigend, en met een bijna verontschuldigend glimlachje, knikken
op dit punt. We hádden in de kranten gestaan, en veel mensen wisten er toch wel
van.
“Oh. Ik dach da ik da wàr.” (We hebben met gemak honderd mensen in de stad die
zichzelf de nachtburgemeester achten.)
“Màr wè houdttat nou in, nachtburregemeester zèn?”
Wat houdt de rol van nachtburgemeester nou eigenlijk in? Een vraag die ik maandenlang
zelf heb proberen te beantwoorden, en die ik dus ook talloze keren gehoord heb.
Het makkelijkst is natuurlijk om naar de bron te gaan: Deelder.
Julius Antonius Erasmanius Deelderus is een charismatische persoonlijkheid, die een
goed feestje kan brouwen. Hij is een podiumbeest, een dwarse man, en iemand die
voor heel Nederland het gezicht van het Rotterdamse nachtleven is geworden.
Nou heb ik ook een aantal Rotterdamse vrinden, en van hen begreep ik dat hij binnen
zijn stadsgrenzen niet altijd evenveel indruk maakt als landelijk. Ze weten dat hij er is,
maar hij zet zich – nogmaals, zoals ik van hen begrepen heb, ik zou het eerlijk gezegd
niet weten – niet overdreven meer in om het nachtleven nieuwe grootse impulsen
te geven. Desondanks is hij ‘nachtburgemeester voor het leven’. Ik gun het hem, hoor,
maar mij lijkt dat de titel niet alleen eert wat je in het verleden hebt neergezet, maar
dat die je ook scherp moet houden.
Tilburg heeft een ontzettende hoeveelheid mensen die veel voor het kroegen- en
nachtleven hebben neergezet. In deze stad is het namelijk altijd zo dat de initiatieven
niet van ‘bovenaf’, van de gemeente, moesten komen, maar van ‘onderaf’, van het
volk zélf. De Kermis, Roze Maandag, Mundial, noem de initiatieven maar op en ze zijn
allereerst op eigen initiatief neergezet. Daarná gaat doorgaans de gemeente ermee
pronken, vaak het initiatief in kwestie dusdanig groot opblazend dat het voor de oorspronkelijke
doelgroep minder en minder leuk wordt. Als dergelijke prestaties in het
verleden zwaar genoeg tellen voor zo’n titel, hebben we hier ook inderdaad honderden
nachtburgemeesters.
Nachtburgemeester?
Het is méér dan veel zuipen, de evenementen en kroegen aflopen, af en toe op een
podium klimmen en ook af en toe iets organiseren. Een échte nachtburgemeester
heeft, naast een onontkoombare aanwezigheid, de taak om zijn stad binnen stads- en
landsgrenzen, in beeld te brengen en te houden. Hij - of zij - moet onstuitbaar zijn in
het nastreven van zijn doelen, en zeker niet schuw zijn om volstrekt onverkende paden
in te slaan. Als je dát voor je stad kunt betekenen, en kunt blijven betekenen, mag je
terecht bekend staan als het gezicht van het uitgaansleven.
Hij moet ook onafhankelijk zijn van zijn gemeentebestuur. Een nachtburgemeester is
er, wat mij betreft, voor het uitgaansvolk en de horeca (in die volgorde). En moet zich
vrij en kritisch kunnen inzetten voor alles wat met die doelgroep te maken heeft. Het
is een titel voor een vrijwillige pias die met een megafoon op de barricades revolutie
durft te brullen voor het nachtleven, en die bijna als een dorpsgek tekeer gaat tegen
alles dat zijn territorium bedreigt.
We hebben in Nederland minimaal acht nachtburgemeesters, mijzelf en Troy niet meegeteld
(kom ik op de volgende pagina op terug). Jules Deelder doet het landelijk qua
bekendheid goed. En de meesten van hen zijn in hun eigen kunst- of organiseerkringetje
best bekend te noemen. Maar heeft u van ze gehoord? En weet u de negen steden
te noemen waar een nachtburgemeester de scepter zwaait?
In een stad waar honderd nachtburgemeesters aan de toog over vroegere tijden
brallen, is er echter wel duidelijk plek voor één centraal gezicht van het nachtleven.
Honderd is.. tsja, gewoon verwarrend te veel.
57
Ik moet hier even héél duidelijk zijn. Ik en Troy Titane zijn geen nachtburgemeesters.
Het is allemaal met een grap begonnen, zoals ik al zei. En Troy is altijd in voor een grap,
dus die deed gretig mee. Maar voor hem was het vooral een gelegenheid om met een
paar muzikale vrienden en andere absurdisten een bizarre avond op een podium neer
te zetten, en daarna een paar grappige dingen in een TV-camera te zeggen. Daarna
was voor hem het nachtburgemeesterschap al voorbij. Hij verklaarde zich amper een
week later demissionair – weer een goede grap.
Ik had net voor het slagen van de grap spijt. Had ik al verteld. Spijt van de schade
die deze grap eigenlijk aanbrengt aan Tilburg, een wellicht later volgende serieuze
Tilburgse nachtburgemeester, en de landelijke waarde van die titel. Het is zeker geen
onoverkomelijke schade, maar we hebben de schade aangebracht. En ik heb daar
oprecht spijt van.
Ik ben ook géén nachtburgemeester. Ik heb wél sindsdien een oprechte poging
gedaan er een te wórden. Of liever gezegd: te laten zien dat een nachtburgemeester
in Tilburg toegevoegde waarde kan hebben. Of ik daar inmiddels in geslaagd ben, kan
ik eerlijk gezegd niet beantwoorden. Maar ik probeerde een soort silhouet in te vullen
van wat een nachtburgemeester zoal zou kunnen doen dat iets zou toevoegen hier.
Ik heb de ruimte voor een maandelijkse column in het kersverse, in de kroegen in het
centrum verspreidde, maandelijkse blad Tillywood weten te bemachtigen. En ik heb
dat trouw en eigenzinnig ingevuld tot dusver.
Ik & Troy Titane
Ik heb mijn schamele internet-programmeerkwaliteiten ingezet om een collectie
weblogs op te zetten, waar alle nachtburgemeesters van Nederland over hun stad, hun
werk en hun opvattingen kunnen schrijven. Ik heb zelfs op het moment van schrijven
de tot dusver trouwste hoeveelheid updates op het Tilburgse weblog. En ik probeer zo
goed en kwaad ik kan andere mensen zover te krijgen dat ze meeschrijven daar.
En ik ben met dit boek bezig geweest, dat alle kroegen van Tilburg, inclusief getekende
indruk, in kaart brengt. Dit zijn allemaal dingen die er niet waren toen we de titel
zogenaamd overgeërfd hadden. Een volgende nachtburgemeester mag hier zo van mij
verder mee door. Zo heeft die persoon toch een beetje een vliegende start.
En in alle eerlijkheid heb ik voornamelijk heel veel last van de titel gehad. Troy uiteindelijk
ook, juist omdat ik er zo serieus mee bezig bleef. We hebben een aantal conflicten
gehad, wat nooit prettig is tussen voorheen goede vrienden. Ik heb ook hem gepoogd
duidelijk te maken waarom ik de grap niet gewoon liet voor wat die was. Ik gelóóf in
een nachtburgemeester voor Tilburg. Maar ik bén het niet. Ik ben amper een interim
nachtburgervader.
Ik zou niks liever doen dan nu, hier direct, de titel aan een betere kandidaat overdragen.
Ik kan ook zo kandidaten genoeg bedenken die het veel beter zouden kunnen
invullen dan ik kan. U gelooft me niet? Ik kan zo twintig man bedenken die een betere
nachtburgemeester zouden zijn dan ik ooit kan worden. Ach, waarom daar ophouden?
Ik kan er zelfs makkelijk vijfentwintig bedenken!
Niet Troy. Niet ik. Maar vijfentwintig mensen die zozeer geschikt zijn, en op diverse
gebieden al hun sporen verdiend hebben én onvermoeibaar door blijven gaan. Voor
zichzelf, voor verschillende initiatieven, voor Tilburg. En die ook veel makkelijker en
geloofwaardiger de nachtketting zouden kunnen dragen. En ik ga ze zowaar maar op
een rijtje zetten ook.
59
Ik heb Angela leren kennen via een van mijn beste vrienden. Toevallig net na de eerder
genoemde pilot-opname van het Politiek Café. Het geval wil namelijk dat Miller Time
bier schenkt dat mij niet kan bekoren – de reguliere tapjes smaken waterig, en het
eerste fatsoenlijkere bier dat ze hebben is niet mijn favoriete soort witbier. Aangezien
mijn goede vriend als publiek was komen opdraven, besloten we getweeën na het
hele gebeuren snel door te stappen naar de Cul de Sac. Daar aangekomen – het was
nog wat vroeg op de avond – was de kroeg bijna uitgestorven.
Ik bestelde wat en mijn kameraad liep even naar het toilet. Hij kwam erg lang daarna
terug, grinnikend. “Die vrouw bij de gokautomaat wil met jou praten.”
Ehh, hoezo? “Nou, ik raakte zo een beetje met haar aan de praat,” – hij wil altijd graag
een leuk gesprekje aanknopen met een interessante vrouw – “en ergens in dat gesprek
heb ik gezegd dat jij nachtburgemeester bent.”
En jawel, kort daarop schoof Angela, een charmante, pittige dame, bij ons aan de bar
aan. Ze hoorde me eerst uitvoerig uit over wat het nachtburgemeesterschap inhield en
hoe ik dat geworden was (ik hield hierbij uiteraard toen nog het officiële verhaal aan,
dat Wilbert van Herwijnen ons gekozen had). Vervolgens bleek dat zij de uitgeefster
van Tillywood was, een nieuw onafhankelijk initiatief dat via de centrumkroegen gratis
verspreid werd. Ik had het eerste nummer gelezen, het tweede nummer was toen net
verschenen en had ik nog niet echt dieper ingekeken. Dus ter plekke moesten zowel ik
als mijn kameraad ook maar even zo eerlijk mogelijke feedback leveren – ach, met een
drankje erbij zijn wij al snel tot vanalles bereid.
Angela Henkelman
Een ambitieuze, no-nonsense vrouw die in twee uitgebrachte nummers al best een
kwalitatief blaadje bij elkaar gekregen heeft maar nog lang, lang, LANG niet tevreden
was. En tot op de dag van vandaag nog steeds niet tevreden is.
Uiteraard heb ik haar goed laten vollopen met drank en vervolgens een toezegging
losgepeuterd dat de nachtburgemeesters ook ieder nummer een paginaatje naar
eigen inzicht zouden moeten mogen vullen. Ze kwam coherent over toen ze hierop de
hand schudde, en mijn twee getuigen waren ook nog niet al te erg aan het wankelen,
dus hier komt ze ook niet meer onderuit.
Op Tilburgs gratis-blaadjes niveau is Tillywood een erg fijn maandblaadje, met veel
diverse onderwerpen, eigen content, oorspronkelijke benaderingen, en geheel op
eigen zak opgestart. Ze rent tegenwoordig vrijwel de hele dag overal rond – haar baan
bij de televiessie is even uit beeld geschoven – om adverteerders te vinden die kunnen
helpen dit veelgelezen blaadje drijvende te houden. Ze grijpt ook iedere gelegenheid,
iedere BN’er die ze ergens in het land aantreft, iedere talentvolle Tilbo aan om het blad
meer onder de aandacht te krijgen, en trekt zich met al haar 24/7 ook heel terecht
flauwekul-rotreacties erop erg aan. Tillywood, en wat ik dus wou zeggen, vooral Angela,
was d’n eerste die de Nachtburgemeesters actief ondersteunde en een podium gaf, op
de Cul de Sac na die de inauguratie actief faciliteerde. Het is dus ook toepasselijk dat ik
deze hardwerkende mensch in deze kroeg ontmoet heb.
De bijna onuitputtelijke schouders die ze onder dit initiatief waar ze in gelooft zet,
het gemak waarmee ze medewerking loskrijgt, de brede bekendheid die ze onder het
stappubliek inmiddels geniet, en hoe ongeremd ze best haar eigen persoonlijkheid in
het spotlicht wil zetten om haar doel een menselijk gezicht erbij te geven... Tilburg zou
het veel slechter kunnen stellen dan met zo’n nachtburgemeester.
Een of andere langharige, barhangende mopperkont bijvoorbeeld.
Met handschoentjes.
61
Cees van Raak is een rastilbo en bijna schokkend actief als dichter, publicist en
historicus. Hij specialiseert zich wellicht in het wat macabere gebied van het funaire
(denkt u aan begraafplaatsen en uitvaarten) maar ik ken hem niet anders dan halfweg
aangeschoten in de Voortuin. En bijna altijd verwikkeld in een, vaak interessante, felle
discussie over een breed scala aan onderwerpen met een gewapendbeton-gefundeerde
mening.
Ik was bij ons eerste echte gesprek al flink aangeschoten van het kroegtekenen in een
andere kroeg, waar ik na een geslaagde tekening flink door het aanwezige publiek getrakteerd
was geweest op gratis bier, en dat sla je natuurlijk niet zomaar af. Uiteindelijk
heb ik me met moeite ontworsteld aan de mensen in die getekende kroeg en haastte
me naar het optreden dat ik in de Voortuin nog graag had meegekregen. Te laat, het
was al voorbij – teken om het dan toch maar op nog wat meer zuipen te zetten. En
tijdens een praatje met Wilbert van Herwijnen werd ik zo aan Cees voorgesteld.
Cees van Raak
We zijn nog wat aan het babbelen geweest over de toegevoegde waarde van poëzie
- althans, ik wijdde ronduit uit over mijn mening op dit gebied. En nou is het riskant
genoeg om over het dichtersschap met een expert te lullen maar Van Raak bleek ook
nog eens een Duchamp-, De Bouvoir- en Sartre-kenner te zijn en laat ik net mijn bezopen
mond over half onthouden roddels over een liefdesdriehoek tussen die spelers
opengetrokken hebben.
Een felle discussie volgde, want Van Raak was er honderd procent van overtuigd dat
Marcel Duchamp nooit ook maar iets met Simone en Jean-Paul, laat staan met hun
meer en meer solipsistische huwelijk, te maken te hebben gehad. Waar hij goed gelijk
in kan hebben, want ik ben nog nooit een vreselijk enthousiast geschiedenisliefhebber
geweest en wist zelfs niet eens meer uit welke bron ik dit stukje kunstroddel ooit
opgevangen had.
Het was mijnerzijds bedoeld als illustratie van pretentieuze, het publiek volledig
negerende dichters die alleen maar woordgeile constructies aan het bouwen waren
of zelfs op Duchamp-niet-begrijpend kunstniveau een dadaïstische mind fuck met het
aanwezige publiek willen uithalen. Oftewel eerst volledig ongeïnteresseerd de gratis
wijn van zo’n avond waarop je uitgenodigd bent weglurken, en dan wanneer je naam
afgeroepen wordt, je inmiddels okselbezwete bundeltje, compleet met überburgergerlijke
post-it’s onder je arm uitplukken, plaatsnemen op je spotlamp-belichte kruk, en
mikken op de meest we-doen-alsof-we-het-allemaal-begrijpen-blik bij het geoefende
aanwezige publiek terwijl je schier willekeurige woorden in wat voor een gedicht moet
doorgaan afraffelt. Kijk, ik ben ook niet vies van een interessante dicht-constructie op
z’n tijd, en ik zal zeker nooit beweren een dichter (laat staan n’en goeje) te zijn, maar
ik vraag me maar al te vaak af wat publiek van dergelijke avonden bezielt om niet gewoon
met de beoordeling ‘brol’ een dergelijke pretender van het podium af te jouwen.
Cees heeft de roddel stellig naar het domein van schadelijke fictie verwezen, maar over
het verdere standpunt hebben we verder nog best prettig gekeuveld.
Van Raak is, kortom, een man met heldere ideeën die zorgt dat hij weet waarover hij
praat. Iemand die bovendien op een podium en in de kroeg een duidelijke aanwezigheid
heeft, en die zijn gram durft te halen wanneer hij zeker weet dat een ander
ongelijk heeft. Zijn staat van dienst is ook indrukwekkend, en hij heeft Tilburg en haar
cultuurcircuit altijd een warm doch kritisch hart toegedragen. Ik zou hem best wel
eens op de verbale vuist met een Deelder willen zien gaan. Alleen daarom is hij al een
geweldige kandidaat.
63
Cefas is, naar zijn eigen woorden, ‘een geboren entertainertje’. Maar dat is hij dan ook
écht.
Deze acteur, theatersporter, freelance entertainer, aspirant filmmaker, organisator, zelfs
promotor (en nee dat betekent niet ‘pro-motor’ als in hij is vóór motoren), loopt volop
de diverse kroegen, theaters en expositieruimtes af. In het artistieke circuit en in het
kroegpubliek een bekend gezicht.
En tref je hem aan de bar, dan kun je er even goed voor zitten. Misschien een barlampje
een beetje in zijn richting buigen. Want Cefas heeft ontzettend graag het podium. Hij
lééft ervoor om mensen een fijn gevoel te bezorgen.
Cefas Hoofs
Hij heeft ook altijd weer nieuwe wilde ideeën. Of het nu een groots opgezette reeks
themafeesten is in La Vida (het voormalige Noorderligt), of een korte film die hij wil
gaan maken, of een volledige heruitvinding van een theatershow-opzet, hij bruist en
vertelt honderduit. Begrijp me niet verkeerd, hij is ook prima in staat om te luisteren
naar anderen, en voelt meestal ook snel aan wat anderen tegen hem proberen te zeggen.
Cefas is zeker geen ego-tripper – juist die liefde voor anderen, dié maakt hem wat
hij is.
Zijn eenpersoonsbedrijfje Koertwa (fonetisch voor het Franse woord “courtois” oftewel
hoffelijk) biedt zijn talenten aan voor wie het maar wil. En het enige waar hij écht niet
voor in is, is iemand in de zeik zetten.
Daarentegen is een fijn gevoel bij anderen losmaken natuurlijk niet hetzelfde als ‘lief
zijn’ – als hij aanvoelt dat een kritische noot juist grotere wonderen zal verrichten,
neemt hij geen blad voor de mond en zegt hij waar het op staat. Bij mijn weten heeft
hij echter nog nooit iemand hiermee echt voor het hoofd gestoten. Cefas is, en hier
moet ik heel eerlijk zijn, beduidend geliefder dan ik met mijn vroegtijdig-ouwelullengekanker
en bot-eerlijke opmerkingen naar wildvreemden.
Met hippe hoeden, stijlvolle kledij, altijd een positieve en jeugdige uitstraling (de
goede man is toch een half decennium ouder dan ik ben) en tegelijkertijd een intelligent
en kritisch voorkomen – en een schijnbaar erg aantrekkelijk uiterlijk – zou hij als
gezicht van het uitgaansleven echt Tilburg als die van een hippe, frisse stad kunnen
neerzetten. Wat allicht beter is dan het imago van T-town als groezelige industriestad
met lage inkomens en provinciaal gekneuter. Bovendien zou hij als nachtburgemeester
allerlei experimentele, wilde, briljant gevonden manieren toepassen om Tilburg binnen
en buiten de stad ‘beter op de kaart te krijgen’.
Alleen kriebelt het bij mij een beetje met de gedachte aan zijn lieve, begrijpende
uitstraling. Cefas zou voor de rol een klein tikje harder mogen worden. Meer van zich
afbijten. Echt de rol van nachtburgemeester zich eigen moeten maken dus. Maar dat
vertrouw ik hem, als geboren acteur, eigenlijk ook wel toe – als hij het nut van die kant
van de rol ervan in ziet.
Anders zet-ie waarschijnlijk zijn hoedje scheef, doet iets koddigs, en vervolgt zijn
eigenzinnige eigen pad naar wat hij zelf wil doen.
65
Ernest Potters. Haat hem, houd van hem. Krijg nog geld van hem. U bent waarschijnlijk
niet de enige, al wordt de betalingsachterstand die Ruimte-X over de afgelopen jaren
heeft opgebouwd gestaag weggewerkt de laatste tijd. Maar ontken dat hij een flink
aantal unieke en waardevolle initiatieven en evenementen heeft neergezet in deze
stad en ik noem u glashard een leugenaar. Beticht hem bovendien van gebrek aan kennis
van het kunst- en cultuurcircuit in deze stad en uw journalistieke geloofwaardigheid
mag nooit meer ook maar een dubbeltje omzet draaien.
Ernest doet een aantal dingen ontzettend goed. Hij houdt in de gaten wat alles en
iedereen in de stad op cultureel gebied doet en vindt altijd een eigen, en vaak eigenzinnig
vernieuwende, manier om die dingen met elkaar te combineren. Hij weet organisatorische
hordes te nemen met een recht-door-zee-houding waar velen jaloers op
kunnen zijn. Met de botte bijl van gezond verstand hakt hij door iedere drempel heen
die op het pad naar zijn doel ligt. Hij houdt ook in de gaten wat voor ontwikkelingen
er, zowel cultureel als technologisch als maatschappelijk, zijn. En bovenal: hij houdt het
niet elitair, maar brouwt telkens opnieuw evenementjes die de anders zo massaschuwe
kunstscene dichter bij het gewone volk plaatst, en arrangeert zo bijzondere kennismakingen
tussen de twee.
Ernest Potters
Zijn grootste forte is het combineren van volksfeesten met obscure kunstactiviteiten.
Zo maakt hij tijdens de jaarlijkse kermis er ook telkens een aanvullend evenement
bij, dat publiekelijk toegankelijk is en één van de grootste onderdelen van de ‘kermis
achter de kermis’.
Want de Tilburgse Kermis is méér dan alleen een stad elf dagen omtoveren tot het
grootste straatpretpark in de Benelux. Een paar jaar geleden, tijdens een intensief
kermisavontuur waarbij ik met een groep andere striptekenaars samen poogde de
Tilburgse Kermis te ‘verstrippen’, een onderdeel van, jawel, Ernest’s “Kunst, Kitsch &
Kermis”-evenement, heb ik dat voor mezelf mogen ontdekken. Er worden door heel
de stad heen speciale optredens gehouden, in de fietsenkelder bij het stadhuis is een
historisch overzicht van de Kermis door de eeuwen heen, in de autoparkeergarage verderop
is tijdelijk een heuse dierentuin gehuisd, en ga zo maar door. Achter de kermis
ligt nog een andere kermis, die veel minder om het geraas, gegil en gerinkel gaat. En
Ruimte-X is daar een vaste medespeler in. En oogst iedere keer weer veel bekijks, ook
bij het reguliere kermispubliek.
Begrijp me niet verkeerd, Ernest is zeker geen heilige die op een voetstuk geplaatst
dient te worden. Hij is een volstrekte chaoot, met name op administratief gebied. Overleggen
met hem gaan negen van de tien keer óf niet door (en dan heb je mazzel als hij
afgebeld heeft), óf lopen uit en dan ben je ze zomaar lopend met hem op straat naar
zijn volgende overleg aan het houden.
Maar als je je daar overheen zet, en kijkt naar wat de man neerzet en waar hij toch de
hele dag door keihard voor ploetert.. En bovendien weet dat hij zijn vroegere fotografie
carrière ervoor aan de kant heeft geschoven... dan zeg ik wederom dat deze stad
daar best een goede nachtburgemeester aan zou kunnen hebben.
67
Componist, gitarist. Rock, bigband, vrije bijna absurdistische improvisaties. Frank gaat
op het podium helemaal los in wat hij doet, en als er even ruimte voor is, met veel
gevoel voor humor. Frank was mede verantwoordelijk voor de bizarre ‘mini-opera’ waar
mijn nachtcollega Troy zijn arm in opensneed. Ik heb Frank sindsdien eigenlijk ook pas
leren kennen.
Frank Crijns
Hij is daarentegen ook vaak in het nachtleven. Een echte barhanger, net als ik.
Met scherpe, humoristische opmerkingen hakt hij door alle flauwekul heen waar hij je
op betrapt. En gooit hij daar meteen een paar hilarisch dichterlijke volzinnen bij.
Ja, ik mag wel zeggen dat Frank voor mij inmiddels een graag geziene kroeggast is
geworden.
Hij is vooral ook dwars en doet alles desnoods zélf wel. Eens in de zoveel tijd brengt
hij weer eens een ceedeetje uit, met muziek precies zoals hij het wilde maken. Daar
wordt hij niet wereldberoemd mee, en daar wordt hij ook niet echt steenrijk van, maar
op creatief gebied doet hij niet aan concessies. En hij is al even streng naar anderen
die met hem op een concept meewerken, en jaagt achter hen aan als hij denkt dat het
nodig is. Mijn demissionaire nachtkompaan kan ervan meespreken, die heeft wekenlang,
verscheidene uren per dag, praktisch met de zweep eroverheen keihard moeten
repeteren. Voor een optreden wat voor veel aanschouwers wellicht maar een zooi
lawaaierige nonsens leek. Maar gelooft u mij maar dat er wérk in heeft gezeten, bloed
zweet en tranen. Gelooft u mij maar!
Frank heeft meer dan eens een vriendschappelijke buffer gespeeld in de – vele – tijden
dat het tussen mij en Troy niet boterde. Wanneer de wederzijdse verwachtingen
botsten, we elkaar helemaal spuugzat waren, dat soort situaties. Op die momenten was
Frank slechts een gratis biertje van me verwijderd, en altijd bereid om me eerst flink
te laten razen en dan vervolgens met een paar keiharde opmerkingen terug op de
grond te zetten.
Frank kan zuipen, spelen, doorzetten, dwars zijn, en hij kent alles en iedereen
zonder ook maar enige behoefte te hebben vriendschappen met ze te sluiten.
Hij weet wat hij wil en hij gaat ervoor. Als Belg geboren lijkt hij ook flink aan Tilburg
verknocht geraakt te zijn, maar tegelijkertijd kan hij op deze stad kankeren
alsof hij hier geboren en getogen is.
Hij is dwars, vernieuwend, en loopt niet op eierschalen, noch op geëikte paden.
Hij belichaamt welhaast het koppig bruisende van deze stad, hetgeen waardoor
ikzelf ook zo van Tilburg hou.
Met hem als nachtburgemeester weet je niet wat je moet verwachten. Maar wel
dat het bijzonder zal zijn, dat je het wellicht helemaal niet kunt begrijpen, en dat
het mogelijk ook ontzettend in je ziel zal snijden wanneer je het, het minst verwacht.
Hij is als een rotje dat je dan in de avontuurloze, gezapige vijver die een groot deel van
het Tilburgse publiek, en zelfs een deel van het culturele wereldje hier, uitmaakt, zou
kunnen gooien en dat dan de boel flink wakker schudt.
69
Frans kende ik eerst enkel via Ivo van Leeuwen. Ik was op bezoek en ook Frans kwam
langs. Hij haalde enthousiast een obscure videoband, ergens in Nijmegen gescoord, uit
zijn tas, waar een hilarische Tell-Sell achtige presentatie op stond van een bizar soort
muziekinstrument waar allerlei vrij trieste mensen wazige tonen en muziek uit toverden
en getuigden dat het hun leven veranderd had. Ik heb smakelijk meegelachen en
het was me direct helder dat Frans met een scherpzinnig gevoel voor humor gezegend
was.
U kent Frans het waarschijnlijkst van zijn poppenkastspel – binnen de Tilburgse
regionen oogst hij veel succes met de Ferry van de Zaande-optredens, erbuiten is hij
bekender van de Eefje Wentelteefje Roadshows. En de man kan nog schrijven ook!
Hij is mijn enige conculega bij Tillywood, als freelance columnist van humoristische
stukjes, en zijn columns schrijven mij moeiteloos onder tafel. Hij is bovendien nog van
wat zang- en muziektalent voorzien, en weet dus ogenschijnlijk moeiteloos en natuurlijk
overkomend een prima showtje weg te geven.
Het poppenkasttypetje Ferry van de Zaande vertolkt ook moeiteloos de ‘echte’ Tilburger.
Zowel in zijn Ferry-columns als achter de poppenkast beheerst Frans het Tilburgse
accent messcherp, iets wat ikzelf nog nooit onder de knie heb gekregen. In geschrift is
Ferry zelfs al bijna voor het Tilburgs wat Haagse Harry voor, tsja, het Haags accent is.
En door alles wat hij met Ferry neerzet schijnt een genadeloos kritische liefde voor
deze stad heen.
Frans van der Meer
Tilburg omarmt Ferry dan ook met warme armen. En terecht. Iets bescheidener succes
oogst Frans zélf met zijn wat persoonlijkere optredens, maar ook daarom staat hij
gretig bekend in de juiste kringen, die in drommen op komen draven.
Waarom schrijf ik hier nog? Maak die man nachtburgemeester en we zijn klaar!
Nou, dat wil zeggen... er kleven een maar ‘maren’ aan. En ik zou niet eerlijk zijn als ik
deze jongeman eerst ophemelde en dan vervolgens geen kanttekeningen zou plaatsen.
Zijn succes als artiest en schrijver gaat momenteel goed, iets te goed, waardoor hij
eigenlijk geen tijd zou hebben voor een dergelijke rol als scepterzwaaier van het
nachtleven. Daarnaast is hij niet altijd bepaald even geëngageerd te noemen – hij
neemt alles in de stad met een lollig lachje voor lief aan, de scherpe Ferry-parodie doet
daar niet veel aan af.
Maar het aller-allerbelangrijkste... in de stukjes van Ferry draaft kroegnaam na kroegnaam
op. Van kroegen die in het geheel niet bestaan in Tilburg. Dat is heus niet almaar
om niet bepaalde taptoko’s aan de niet altijd even frisse acties van heer Van de Zaande
zelf te koppelen. Nee, Frans ként gewoon niet alles. En wil ook niet alles kennen.
Dat is veel te veel werk en hij heeft zijn smaak in stamcafés allang op een rijtje.
Wat daarbuiten valt mag wat hem betreft daar ook buiten blijven liggen.
Een nachtburgemeester die niet ‘zijn’ nachtleven beter wil verkennen, dat kan natuurlijk
eigenlijk niet. Dan ben je geen haar beter dan de andere weinig avontuurlijke
centrumstappers die tussen hun huis en hun vaste staphonk heen en weer pendelen,
en als je niet beter dan hen bent, moet je niet zo’n titel dragen die suggereert dat je
dat wel bent. En Frans wil die titel dan ook helemaal niet, joh. Allemaal extra werk, en
gedoe, en onnodige aandacht naar hemzélf.
71
Guillermo
“Van Densen, Van Densen... ehh... luistere... Amsterdam. Utrecht. Arnhem. Tak, tak, tak!
Tilburg, ja, Tilburg heeft een rosse buurt nodig. Ik wil een Red Light District in deze stad.
Jajajajaja.”
Guillermo is, voor wie hem slechts oppervlakkig kent, een beetje een typetje. Met name
als hij wat gedronken heeft – dan gaat hij al snel praten in trefwoorden. Met de karakteristieke
“tak tak tak”s er tussendoor. Als u hem ooit hebt horen razen, dan weet u over
wie ik het hier heb, alleen al door die drie tak’s.
Maar Guillermo is een prachtmens wier persoonlijkheid ver voorbij de tak’s strekt.
Oorspronkelijk een Arubaan, is hij na een flink levenspad - dat u zelf maar eens met
een paar pilsjes uit hem moet zien te melken, want ik wil zeker niet teveel persoonlijke
gegevens over hem kwijt hier – in Tilburg beland. Hij heeft hier nog de tijden van De
Spoel, Swinge Bij Dinge en alle andere nachtlevenvoorvallen die ver voor mijn tijd
waren (maar waar een heleboel mensen nog volop over blijven doorpraten), actief
meegemaakt. Hij voelt zich door en door Tilburger en houdt van deze stad. Zoals het
een Tilburger betaamt houdt hij niet klakkeloos van deze stad maar blijft hij constant
allerlei verbeteringsvoorstellen roepen. En ze snijden nog hout ook!
Want, om bij bovenvermeld voorstel te blijven, prostitutie is niet weg uit Tilburg, ondanks
de keiharde aanpak die gemeente en politie erop neergehageld hebben.
Zoals bij zoveel zaken die streng verboden worden, is het gewoon wat meer uit het
zicht getreden, met alle criminele omlijstingen en overlast die bij dat duisterdere
gebied horen. Bovendien versterkt het het gevoel niet bij de Tilburgse burger, dat ze
in ’s lands Zesde Stad wonen, wanneer kleinere steden in het land wél tippelzones en
roderaam-buurten hebben. Een stad waar het zo hard weggebannen is kun je moeilijk
echt serieus nemen als zijnde een grote stad.
Tenminste eens een ander onderwerp dan hoe we het Heuvel centrumplein ontworpen
willen zien. En als burgemeester Vreeman zich toch zo nodig liberaal wil tonen
door een gelegaliseerde wietteelt op de agenda te plempen, is dit toch ook geen gek
topic.
Guillermo is ook een echte barhopper, die avontuurlijk in de Tilburgse nacht staat en
gerust nieuwe dingen gaat verkennen. Hij gaat enthousiast de optredens af, spreekt
met jan en alleman, speelt de kroegquizzen met verve mee. De mensen die hem het
beste kennen, zijn het allen eens dat hij een van de meest authentieke mannen is die
ze ooit ontmoet hebben. Guillermo speelt geen act, hij doet zich volstrekt niet voor als
iemand anders, alles aan hem is écht. Ook wanneer hij weer eens doordraaft in ambitieuze
argumentatie bij een krankzinnig standpunt.
73
Gummbah. Een van de bekendere strip- en cartoonmakers uit deze stad. Met een
eigenzinnig absurdisme dat zich ver, vér bevrijd heeft van zijn invloeden. Gummbah is
over het hele land bekend, en zijn grofpoëtische absurdisme heeft een enorme invloed.
Wat zeg je over zo’n man? De eerste keer dat ik hem ontmoette, hadden ik en mijn
kroeggezelschap eerlijk gezegd meer oog voor zijn enthousiast dansende vriendin. En
vroegen ons een beetje af wie toch die verlopen man was die er naast stond te wankelen.
Op een gegeven ogenblik plempte hij op het tafeltje achter mij zijn bips neer, en
vroeg me of hij een sigaret van me kon lenen. Hij mocht ‘m uiteraard best van mij houden.
Hij kijkt me dronken ontroerd aan en vraagt of ik niet moet dansen. Ik antwoordde
dat ik striptekenaar was en dat die vooral graag als veredelde muurbloempjes aan de
kant zitten en lachen om mensen die wél het lef hebben zich lichamelijk voor schut te
zetten. Hij lachen.
Ik draai me om naar mijn kameraden, waarvan een begint te twijfelen en zegt dat hij
hem ook ergens van herkent. Zo’n tekenaar, een vrij bekende geloofde hij. Ik trek een
beetje wit weg – ik was toen nog écht een no-name die nog bijna niks van belang had
gedaan. Bijna een decennium geleden, begrijpt u.
Dus ik draai me om, tik op zijn schouder (want de man was een beetje in een zatte
slaap aan het wegzakken) en vraag met een timide fanboy-stemmetje “Eh – bent u
Gummbah?”
Ja dus. Waarop ik verduidelijk dat ik ook tekende (tegenwoordig overkomt mij dit heel
af en toe en ik ben achteraf zo blij dat hij dronken was en het niet zo erg vond) en
hij ladderzat mij begon te omhelzen en uitroepen dat ‘wij tekenaars elkaar moeten
steunen’.
Gummbah
Ik heb hem ook een aantal keer zien optreden – nou ja, ik en vele anderen natuurlijk.
Hij vergezelde o.a. Hans Teeuwen op een TV-optreden, en zelf heeft hij een solo-act
die hij regelmatig afstoft, waarin hij uit ‘nooit verschenen boeken’ voorleest. Hilarisch
materiaal waar ik diep voor buig. Ik heb hem dezelfde act ook wel eens ladderzat zien
opvoeren, in een kleine theatertent in Arnhem. Dat was een nog veel apartere ervaring,
hoe hij echt door het materiaal heen ploeterde, regelmatig een zin niet uitgelezen
kreeg, en eerlijk zei dat hij dit een lange tijd geleden had geschreven en nu een beetje
belachelijk vond. De helft van het publiek vluchtte weg, de andere helft hing des te
gefascineerder aan zijn lippen. Zelfs in zijn minst heldere momenten heeft Gummbah
een aanwezigheid die boeit, wil ik eigenlijk vooral zeggen. Voordat het erop lijkt dat ik
vooral wil roddelen over zijn drinkgedrag. Want geloof me, daar valt bij mij ook wel een
anekdootje of honderd over op te rakelen.
Echter.
Gummbah drinkt niet meer. Ja, water. Kraanwater, want Tilburg heeft, zoals hij ook weet,
het lekkerste kraanwater van Nederland. Nee, echt, serieus.
Maar hij drinkt dus niet meer. Zijn werk is... veranderd. Op sommige punten veel beter
geworden, op andere punten weet ik nog niet goed wat ik ervan vind. Maar hij staat
dus helderder in het leven. Bescheidener ook. En toch vitaler.
Maar ja..
Een nachtburgemeester die niet drinkt?
Ik moest er toch even een kanttekening van maken hoor.
75
Twee dingen vooropgesteld.
Ik ben geen fan van Guus. Destijds vond ik ‘Het Is Een Nacht’, net als de rest van Nederland,
best een aardig liedje. De rest van de hits sindsdien deden me volstrekt niks.
In interviews zie ik een wat opgeblazen, arrogante kwal die rechtstreeks uit een van de
studentenkorpsen de studio ingezwalkt is en niks interessants te melden heeft maar
wel denkt dat-ie dat heeft. Tegenwoordig hoor ik vooral af en toe van hem van andere
mensen. Dat-ie even zijn gezinnetje ontsnapt was en ladderzat als een parodie op
zichzelf aan de toog zat en zwetste over dingen waar hij dacht iets van te weten.
Guus Meeuwis
Ik kén Guus ook niet. Dus deze mening is puur gebaseerd op wat ik hoor en wat ik via
de media tot me krijg. Het is vast een aardige vent als je ‘m beter leert kennen. Of misschien
ook niet. En ik heb me niet op de hoogte gehouden van zijn recente muzikale
prestaties dus ik baseer mijn mening over zijn werk echt enkel op de ‘hits’ van weleer.
Dat gezegd: Meeuwis doet het landelijk goed. En zelfs binnen de stad gooit hij hoge
ogen. Ik kan dus het stukje van deze pagina wat korter houden, want veel introductie
behoeft hij verder niet. Guus is een fenomeen binnen de landelijke levenslied-wereld.
Niet geheel mijn wereld, maar die van vele andere mensen wel. Hij weet het ook
duidelijk goed neer te zetten, want het hele Philips stadium als podium krijg ik niet
hoor. En vermoedelijk u ook niet. En u kunt cynisch zeggen dat we in Idols-tijden leven
en iedere poedel die drie noten kan uitpersen heet tegenwoordig een zangtalent,
dat is zo. Maar Guus Meeuwis’ bekendheid stamt nog van voor dat tijdperk, en houdt
ondanks de wildgroei aan no-talent dat marketingtechnisch tot fenomeen gebombardeerd
heeft, zijn harde werk succesvol vol. Daar heb ik respect voor.
Veel respect.
Hij houdt ook nog steeds hier en daar de vinger op de pols van het uitgaansleven en
voelt zich niet te goed om tussen de studenten – iets wat hij allang niet meer is omdatie
zonodig een keer achter de microfoon moest kruipen en het toen opeens heel hard
ging – tapbiertjes achterover te klokken en zowel zijn eigen liedjes als die van anderen
mee te lallen.
Guus is gewoon een iconisch figuur voor Tilburg – iets waar wij Tilburgers dagelijks
mee moeten zien te leven. Velen van ons hadden liever iemand anders op zijn niveau
van bekendheid gezien, maar het is nou eenmaal zo. En dus, zowel landelijk als binnen
de stad, zou hij een prima gezicht van het uitgaansleven kunnen zijn. Vooropgesteld
dat (nog) onbetaald werk, waarbij het belang van het uitgaanspubliek en niet van
hemzelf, en waarbij een zinnige mening op zijn tijd niet misstaat, hem wat lijkt. En hij
ook zijn gezicht durft te laten zien in iets minder studentikoze kroegen in de stad.
Waar niet iedereen op ‘kedengedeng’ zit te wachten.
77
De Tilburg Cowboys zijn een kustenaarscollectief in, tsja, Tilburg. En iedere keer zetten
ze op heel bijzondere wijze een gouden stunt neer. Zo hadden ze tijdens de Kermis een
kraampje waar je de voor veel munten verworven kermisprullaria kon ruilen als je het
bij nader inzien toch maar niks vond. Goud! Met kerst hadden ze een DVD samengesteld
met ‘tafelgenoten’, zodat je niet eenzaam of met vervelende mensen aan het
kerstmaal hoefde te zitten. Goud! De Sterrengalerij van onbekende douche-zangers,
goud! En ik kan eigenlijk net zo goed het hele collectief bestempelen als ‘betere nachtburgemeester
dan ik’, maar ik licht toch liever even Hans eruit.
Dat is zeker niks negatiefs naar de andere leden, die allen vanuit hun eigen discipline
even hard bijdragen aan dit collectief. Maar van hen ken ik eigenlijk alleen Hans
d’Olivat en Bart van Lisdonk uit de kroegwereld waarmee ik wil zeggen dat ik ze vaak
tegenkom. En Hans beduidend vaker dan Bart. Bart is een meesterlijk nonchalant
podiumdier, maar het is mijn rijtje namen en ik ben gewoon iedere keer heel erg onder
de indruk van Hans’ aanwezigheid, waar hij ook is. Bovendien – en ik ben momenteel
wegens lang werken aan dit boek een beetje uit de insider-kring dus ik kan hier onzin
uit lopen te kramen – dacht ik dat Bart inmiddels weer solo losgebroken was van de
Tilburg Cowboys. Hans daartegen cowboyt er nog volop op los.
Hans d’Olivat
Met dikke Elvis-bakkebaarden, een rockers-vetkuif op de kruin, en een echt hese
doorleefde, opper-Tilburgse stem die enthousiast zowel dronken brol als onnavolgbare
inzichtelijkheden uitkraamt, is Hans typisch zo’n middelpunt van een gezelschap in de
kroeg. Zo’n man waar je niet omheen kunt, en die iedereen kent.
Hans is echt een rock ’n roll rebel oude stempel, zo iemand waar je met bewondering
naar kijkt omdat het blijven hangen in oude idealen hem enkel siert.
Geboren als Rotterdammer is hem ook wat meer bravoure meegegeven dan de
gemiddelde Tilburgse artiest. Een volledig natuurlijke ‘hier ben ik en wat mot je nou’-
houding. En hoewel een ervaren artiest, is hij amper een decennium ouder dan ik, dus
die kan nog keihard tekeer gaan voor Tilburg.
Nee, wacht, weet je wat, ik bedenk me. Doe toch de hele Tilburg Cowboys maar.
De Tilburg Cowboys
De Tilburg Cowboys zijn een kustenaarscollectief in, tsja, Tilburg. En iedere keer zetten
ze op heel bijzondere wijze een gouden stunt neer. Zo hadden ze tijdens de Kermis een
kraampje waar je de voor veel munten verworven kermisprullaria kon ruilen als je het
bij nader inzien toch maar niks vond. Goud! Met kerst hadden ze een DVD samengesteld
met ‘tafelgenoten’, zodat je niet eenzaam of met vervelende mensen aan het
kerstmaal hoefde te zitten. Goud! De Sterrengalerij van onbekende douche-zangers,
goud! En ik kan eigenlijk net zo goed het hele collectief bestempelen als ‘betere nachtburgemeester
dan ik’.
Dus dat doe ik dan ook maar. Hey, het is mijn boek. En mijn lijstje.
79
Wat ik aldoor moest aanhoren tot, tsja, eigenlijk tot zelfs nu nog toe, is de hardnekkige
sporadische opmerking ‘Er is maar één nachtburgemeester in Tilburg en dat is Harry’.
Geen enkele andere naam wil er in, bij sommigen. Harry, dat is het helemaal, en alle
andere nachtburgemeesters zijn maar fakers. In mijn geval, zoals ik al eerder toegelicht
heb, niet onwaar.
Harry Boon
Nou is het dan ook wel zo dat vrijwel iedereen die vaak in Tilburg uitgaat, Harry kent.
Óf persoonlijk, óf van gezien hebben.
Je kijkt ook moeilijk over hem heen – een boom van een kerel, met een gezicht en
haardos die hard aan Steven ‘Aerosmith’ Tyler doet denken, een groenig kort bomberjack,
en wanneer hij maar de kans krijgt, een witbiertje in langwerpig matglas in de
hand. Steevast op de dansvloer te vinden, of anders luidkeels klagend buiten als hij een
kroeg niet binnen mag omdat die vol is. Om dan vervolgens weer laconiek een andere
kroeg in te lopen en zich daar prima te vermaken.
Harry dankt zijn bekendheid niet alleen aan dit typische voorkomen. Hij kent vele Tilburgers
nog uit de tijd dat het poppodium in Tilburg niet 013 in het centrum was, maar
Noorderligt in, tsja, centrum-noord. Wat nu La Vida heet. Hij verzorgde daar vaak licht
en geluid bij allerlei optredens, want dat is zijn vak. En bleef dan ook altijd enthousiast
plakken en met de rest van het publiek genieten.
Maar Harry is vooral ook heel sociaal en heel uitgesproken. En maar al te vaak ook heel
aangeschoten. Tsja, dan is het niet gek dat je bij een nachtburgemeester, oftewel het
gezicht van het uitgaansleven, snel aan deze reus van een kerel denkt.
En Harry zou een hele goeie zijn, want hij is dwars en schrikt niet snel van zijn mening
eerlijk en bot uiten terug. Ik stel me, terwijl ik dit intik, direct een interview in een TVprogramma
voor, waar Harry een glas water krijgt en sjacherijnig een stoel omtrapt,
wat woedende woorden uitroept en doodleuk wegstruint. Zonder een vraag beantwoord
te hebben. Op z’n minst erg vermakelijke televisie, toch?
Maar ja, daar krijg je het dus al. Het Tilburgse uitgaansleven buiten de stad promoten,
daar zal hij niet veel trek in hebben. Komen opdraven in functie, daar zal voor hem
ook snel de lol vanaf zijn. Harry is een rasechte stappert, en die moet je gewoon laten
stappen.
Op een avond dat ik wel heel veel bodems van bierflesjes nader bekeken had, raakte ik
met een al even beschonken Harry aan de praat. Ik vertelde hem dat voor velen hij, niet
ik, de echte nachtburgemeester was. Hij lachte. Hij begon over zijn verleden en waarvan
zoveel mensen hem kennen. Een snel door mij besteld witbiertje deed hem vrolijk
doorlullen, totdat hij besloot dat hij ook nog op de dansvloer wou gaan kijken.
Maar hij drukte me op het hart dat hij die hele titel niet wou hebben. Zeker niet als er
dingen als schrijven en actief promoten bij kwamen kijken.
“Nee hoor, hou die titel maar.”
En de ‘échte nachtburgemeester van Tilburg’ zwalkte de volle dansvloer op met zijn
witbiertje in langwerpig matglas.
81
Toen mijn stamkroeg Cul de Sac nog ZOAP heette (Zeer Open Asfalt Podium), raakte ik
er eens aan de praat met een postbode. De postbode bleek een fascinerende man om
naar te luisteren – met een karakteristiek uitgesproken stem en grote woordenschat,
plus een neiging om ouderwetse zinsconstructies uit zijn strot te laten rollen, kon deze
man ronduit vertellen over in de verste verte niet boeiende zaken, terwijl je aan zijn lippen
hing. Een paar uur lang ging het gesprek voort, ging over in een potje pool, totdat
hem ineens opviel dat ik een shirt droeg van een in Rotterdam gebaseerd stripblad. Ik,
verbaasd: “Jij KÉNT Zone5300??” Waarop hij droog antwoordde: “Kénnen? Ik heb erin
gestaan!” Het was mijn eerste, en ietwat beschamende, kennismaking met Ivo.
Later heeft hij na een flinke avond stappen ’s ochtends zijn werkgever gebeld: “Moet je
horen, dit is niks persoonlijks, maar jullie kunnen diep in de stront zakken met die post.”
Een flink fikse boete gewoon op de koop toe nemend, als – niet eenvoudig afbetaalde
– prijs voor zijn vrijheid.
Ivo is een stripmaker en kunstenaar die helaas geen denderende mainstream bekendheid
heeft. Hoe langer ik deze man inmiddels ken, hoe meer ik vind dat iederéén
hem zou moeten kennen. Of dat in ieder geval zijn werk veel meer succes zou mogen
oogsten dan het doet. Niet dat hij het momenteel slecht doet, want hij werkt er lekker
op los als één van de kunstenaars in ateliercomplex NS 16. En op de grafische school
gebruikt men zijn oudere werk als voorbeeld van vernieuwend gebruik van grafische
technieken.
Ivo van Leeuwen
Maar naast zijn beeldend kunstenaar zijn is Ivo – zeker in combinatie met zijn geniale
evenknie Steppie Lloyd Trumpstein – een hilarisch briljant humorist. Een van de geweldigste
creaties van hem en consorten was Powerstreelclub Goirke-Zuid: sporters in
felgele shirtjes, met een witte bivakmuts met lange blonde vlecht eraan en grote rode
zoenlippen erop getekend, en kermisknuffels als handschoenen, die op straat, op allerlei
evenementen, en zelfs in competitieverband het strelen tot een topsport verheffen.
Of een expositie van een aantal jaar geleden, waarbij hij allerlei wielrenners uit de Tour
de France over de totale route heen verspreid naschilderde – maar dan bij de etappe
waarop ze de schandaligste verliezers waren, waardoor de totale uitstalling van portretten
een soort ‘loser-kabinet’ werd. Ook was er jaren geleden landelijk veel te doen
over de Bond Tegen Humor, die actief streedt tegen overmatig vermaak omdat dat
schadelijk voor de gezondheid zou zijn – u raadt het al, ook daar zat hij mede achter.
En hij kan dus honderduit over alles en niks vertellen, terwijl een almaar groeiend
publiek ademloos toehoort. Ook in geschrift rolt de ene briljante vondst na de andere
op papier. En met de hoeveelheid tijd die hij toch wel graag ergens, in goed gezelschap
drinkend, doorbrengt, is hij een uiterst gezelschapsmens. Maar wat hem in mijn
ogen nog véél beter dan mijzelf geschikt maakt voor de rol van nachtburgemeester,
is dat toen we het er eens over gehad hebben (en hij aanvankelijk de titel zei nooit
te kunnen invullen, omdat hij vindt dat toch vooral ook een ceremoniële, charismatische,
onmiddellijk-het-feest-startend man in die schoenen moet staan en hij zowel
mij als hemzelf niet als zodanig beschouwt) hij het eventjes overwoog en direct al
kansen dacht te zien om het wellicht tot een op een of andere manier gesponsorde of
betaalde functie ‘op te tillen’.
Iets wat mij zéker nevernooit gaat lukken. Ik zeg, geef die man het podium en laat hem
los gaan.
83
Over wie Jan Kinds is, kan ik vrij kort zijn. Jan is de bedrijfsleider van Cul de Sac.
In feite een kroegbaas, dus, en dan ook nog eens van mijn stamkroeg. Ja, zo lusten we
er nog wel eentje, Van Densen. Slijmbal. Zit op gratis drankjes te azen zeker.
Maar hoewel Jan en ik goed met elkaar kunnen opschieten, heb ik over de jaren heen
veel kanten van hem mogen zien. Laat ik even voorop stellen: hij is niet overdreven
charismatisch. Jan is een kalme man, die van tijd tot tijd zich erg graag meer op de achtergrond
opstelt, en die zeker niet een iconisch uiterlijk á la een Deelder heeft. Hebben
we dat bezwaar alvast even gehad.
Jan Kinds
Dat gezegd: Jan presenteert, op een hele eigen, los nonchalante wijze, moeiteloos
een show aan elkaar. Voorbereid of onvoorbereid, dat maakt niet uit, zet hem op het
podium en hij gaat ontspannen de boel aan elkaar lullen. Hij presenteerde onze inauguratie,
en bij het gros van de evenementen die in zijn kroeg het podium danwel het
achterdeel van de danskuil opvullen, lijmt hij ook de hele boel vanachter de microfoon
aan elkaar. Met droge humor, een licht-jolige “geen flauwekul”-houding, en een
oprechte blik naar het publiek, stáát hij er telkens wel.
Als organisator, tsja, dat gaat uiteraard nog beter. Cul de Sac heeft over de jaren heen
echte topbands geboekt uit binnen- en buitenland, waar voldoende acts tussen zaten
waar zelfs 013 een beetje groen van wegtrok. De tent heeft bovendien een neus voor
goede bands ook vóórdat deze landelijke faam bereiken en dat is zeker niet allemaal
aan hem te danken, maar hij lúistert wel naar de tips die hij krijgt, en hij geeft ook zijn
personeel ruim de gelegenheid zelf bands te ritselen en met ideeën voor avonden te
komen. Zoals het bij een goede kroeg-bedrijfsleider hoort kent hij zijn installatie, de
mogelijkheden, de haalbaarheid, zaken waarmee rekening gehouden dient te horen,
enzovoorts, en hij gaat heel ver om dingen op een of andere manier, desnoods met
een compromis-oplossing, mogelijk te maken.
Tel daarbij op dat Cul de Sac niet alleen bandoptredens heeft maar ook jamsessies,
jaarlijks terugkerend De Avond Van De Korte Film, cabaret-achtige acts, en ga maar
door. Jan heeft zijn hart niet alleen bij de muziek liggen (maar wel een fors deel van
zijn hart) en verkent avontuurlijk wat er zoal nog meer bij ‘de Cul’ past. Zijn promotie
is goed geregeld, met eigen (en goeije!) poster-ontwerpers, goede connecties met
de Uitloper en andere adverteerkanalen, een up-to-date website (wat ook niet iedere
kroeg in deze stad heeft) en hij legt een werklust aan de dag waar menigeen – mijzelf
incluis – ‘u’ tegen mag zeggen.
En dan heeft-ie nog regelmatig tijd om lekker te stappen ook! Hij kent een flinke veelvoud
van de kroegen in deze stad, komt ook graag ergens anders, maar stapt uiteraard
ook net zo graag zijn eigen café weer binnen om daar met bevriend publiek te staan
keuvelen en een biertje te drinken.
De vraag echter: zou hij voor Tilburg willen doen wat hij voor zijn eigen kroeg al
full-time doet? Het is toch wel een flink grotere klus, en ik denk dat hij daar toch geen
trek in heeft, dat het erg ver staat van zijn eigen werkzaamheden en dat hij dan in een
maffe spagaat terecht komt.
Maar op het ‘willen’ na dus, zou ik deze kroegbaas moeiteloos nomineren.
En nou heb ik wel een gratis Dronken Vis verdiend, toch, Jan?
85
JP. Even kort ter introductie: u kent de strip Scribbly? Uit de gratis krant Metro? Ja? Nou,
JP is de maker. Hebben we dat alvast achter de rug, want zo graag praat hij er verder
niet over. Niet uit schaamte maar omdat alles en iedereen er telkens maar over begint.
En hij het toch ook vaak genoeg niét over strips wil hebben.
JP is een ontzettend veelzijdige jongeman. Hij vrijwilligt bij 013. Hij heeft ‘s lands eerste
– en bij vlagen hilarische - ‘slasherfilm’ getiteld “Woensdag” gemaakt (nou ja, hij en een
aantal anderen dan dus natuurlijk) waarin de deelnemers aan een realityshow opgejaagd
worden door een moordlustige maniak. De lijst van sponsors uit de Tilburgse
horeca-wereld liegt er niet om.
Ambitieus, landelijk bekend van zijn strip, en met niet onaardige connecties behept,
geef toe, dat is een sterk begin.
Jean-Paul is ook een van de rasechte stapperts die Ik ken. We delen weliswaar een
stamcafé en een favoriet drankje (beiden ‘had’ ik eerder, naah na na naah nah) maar
JP is absoluut niet onavontuurlijk te noemen wat betreft zijn duiksprongen in het
Tilburgse nachtleven.
Ook op een podium staat hij zijn mannetje. Hij oogste in het kleine Nederlandse stripwereldje
toch wel wat furore met zijn en Marc van Broekhoven’s act “De Ritmecomputermannekes”
waar ze een niet onaardig mopje muziek neerzetten met als centraal
onderdeel van de act dat een aantal PC’s, toetsenborden, beeldschermen en wat al niet
meer hardhandig naar de hardwarehemel geramd worden. Helaas is geloof ik inmiddels
het laatste optreden allang geweest en is het concept daarna definitief begraven.
Wellicht als we nou allemaal heel hard om de Ritmecomputermannekes roepen, dat ze
dan alsnog een optreden komen geven. Ritmecomputermannekes! Riiiitmecomputernannekesss!
Allemaal!
Jean-Paul Arends
JP is een echte allemansvriend, met een geweldig gevoel voor humor, die tegelijk wel
van dingen zegt waar het op staat, zéker als hij het er volstrekt mee oneens is. En als
‘import’, oftewel een niet bepaald ‘rasechte’ Tilburger (wat ik ook niet ben, sterker nog,
de meeste mensen op dit lijstje zijn het geloof ik niet), is hij erg dol op deze stad en op
het nachtleven en manifesteert zich moeiteloos als het middelpunt van menig feest.
Hij is alleen nogal een womaniser. Kijk, ik ben ook niet vies van een setje zachte en esthetisch
gecurvde vrouwelijke rondingen, en ook niet van een leuk avontuurtje op zijn
tijd. Maar er moet ook gewérkt worden, en daar zet ik wel eens mijn beduidend minder
talrijke kansen dan die van hem, voor opzij. Ik verdenk JP er wellicht te makkelijk van,
maar als ik oprecht moet inschatten dat hij nog iets voor het nachtburgemeesterschap
moest doen, of ergens moest komen opdraven, en er passeert toevallig een fijn
setje vrouwenbenen onder opdwarrelend kort rokje… tsja, dan moet Tilburg opeens
zichzelf maar even promoten.
Denk ik hoor. Zijn gedrag als goede kroegkennis in acht nemende. Ik kan het helemaal
mis hebben. Maar ondanks dat hij de titel vast een enorme eer zou vinden en er hard
voor zou werken, moeten aantrekkelijke jongedames dan even ver van hem vandaan
gehouden worden. Door een soort sex-bodyguard of zo.
Ik wil eventueel best dié rol op me nemen overigens. Alles voor Tilburg, toch?
87
Te pas en te onpas roep ik het: Ko de Laat is wat mij betreft de slechtste dichter van
deze stad. Een kalende man met bolle kop en aangedikt brabants accent, die jaarlijks
een nieuwe gedichtjesbundel verkoopt en eveneens te pas en te onpas voordraagt.
Gedichtjes die van de goedkope trucjes, flauwe woordspelerige ‘spitsvondigheden’,
quasi-filosofisch geneuzel en een volledig gebrek aan integer gevoel aan elkaar
hangen.
Begrijp me niet verkeerd: Ko is een erg verdienstelijk schrijver. Zijn columns zijn doorgaans
van vrij redelijke kwaliteit, en hij schrijft ook een reeks ‘Stadsgezichten’, kleine
prozaïsche tekstuele schetsjes van situaties die hem opvielen, waarbij telkens opmerkelijke
mensen centraal staan. Met name de Stadsgezichten zijn prachtig geschreven.
Ik heb hem dan ook al vaker gezegd dat-ie die wazige meuk die hij gedichten noemt,
maar moet vergeten, en zich zou moeten concentreren op die Stadsgezichten. Het in
weinig woorden, perfect lopende dialogen, en ijzersterke kenschetsen verwoordde
observeren dat hij in die stukjes tentoonstelt, is wat mij betreft zijn ware talent.
Ko de Laat
Ik vertelde eerder al over mijn kleine ‘drieluikje over slechte dichters’. Het eerste
element was dat ik in Brabant Literair in Juni 2006 mijn strippagina inrichtte als een
soort ouverture voor een vertelling van een fijne, culturele avond waar dan een brolschrijvende
dichter op komt dagen. In Augustus, tijdens de avond vóór de inauguratie,
werkte ik dat verder uit. De eerste twee delen van het drieluik waren dus het arrogante
commentaar op slechte dichters die het veel te hoog in de bol hebben gekregen, en
het publiek dat hen aanmoedigt in plaats van dat het ingrijpt en de slechte dichter
vertelt dat hij pure, dampende, kleverige, laffe brol schrijft.
Op De Avond Van De Blauwe Bloem, een cultureel avondje ter lancering van Troy
Titane’s uitgeverij, op 1 Maart 2007, sloot ik het drieluik af. Als een gefaalde nachtburgemeester
stond ik daar, in een goedkoop felblauw overhemd met daaronder het
nachtburgemeester-uniform. Vlassige baard (expres laten staan), vettig ongewassen
haar (ook expres). En slechte gedichten voorlezend op de gang en in de toiletten. Als
een volledig aan lager wal geraakte dorpsgek, zeg maar. Die keihard op zijn eigen
schreden terug heeft moeten komen. Het was uiteraard vooral bedoeld als zelfcommentaar,
want niet alleen had ik nog niet echt veel neergezet als nachtburgemeester
(ik heb al uitgelegd hoe dat zo kwam), maar een weergaloze dichter ben ik zelf nou
ook weer niet. Ik acht mezelf alleen béter omdat ik het idee heb in ieder geval wél mijn
gevoel in mijn teksten te gieten.
Enfin, het leek me ideaal om die avond Ko de Laat’s gedichten voor te lezen. Van Wilbert
van Herwijnen, die al jarenlang iedere Oktober trouw het bundeltje van dat jaar
aanschaft, heb ik de hele collectie mogen lenen. En wat bleek, tot mijn grote verrassing?
Ko was vroeger eigenlijk helemaal niet zo’n slechte dichter! Ja, ook toen zat er wel eens
een hilarisch goedkoop versje tussen, maar er droop echte emotie van de pagina’s
in de oudste bundels af. Wellicht was het het bier (want ik dronk nogal wat, over die
avond verspreid) maar ik vond het daadwerkelijk goéd wat ik las. Of in ieder geval niet
zo gruwelijk slecht als ik aanvankelijk dacht.
De man heeft een grote schare fans. Hij kán schrijven. Hij staat – toegegeven –
schroomloos voor het publiek te oreren, declameren, citeren en amuseren. Hij organiseert
ook gerust zijn eigen feestjes, en geeft zijn eigen bundels schijnbaar zelf uit. Hij
hoort dus in mijn rijtje. Wie had dat gedacht??
89
Ik geef heel vaak af op vrouwen. Ik sta er zelfs om bekend. Dat is niet vrouwonvriendelijk
of antifeministisch bedoeld, in tegendeel zelfs. Ik ben vrij feministisch opgevoed en
heb ook op latere leeftijd altijd geloofd dat vrouwen volstrekt gelijk zouden moeten
zijn aan mannen in onze maatschappij. Maar dat mes snijdt aan twee kanten natuurlijk.
De lakse, zelfs luie houding van maar al teveel jonge vrouwen vandaag de dag, dié
staat me enorm tegen. Moet je als man eens proberen, wachten om versierd te worden,
of zeggen dat je eigenlijk liever maar niet wilt werken. Er zijn heel zeldzame mannen
die ermee wegkomen, maar over het algemeen is de gelijkheid ver te zoeken. Niet
alleen de lusten, ook de lasten hè dames. En niet direct weer beginnen over hoe zwaar
het huishouden en moederschap en weetikwat is, want dat is zo’n dooddoener die
allang niet meer van deze tijd is, dat je net zo goed kunt gaan roepen dat God niet wil
dat je werkt. Allemaal flauwekul, want er valt prima een mouw aan zowel het huishouden
als ouderschap te passen – in de meeste gevallen zijn er immers twee volwassenen
in het huishouden. Gelijkheid moet van twee kanten komen.
Leechin Kok
Hardwerkende vrouwen die geen flauwekul dulden en gerust de mouwen opstropen
wanneer het nodig is, hebben dan ook mijn volste respect. Leechin (“Het klinkt chinees,
maar dat ben ik niet”) is zo’n hardwerkende vrouw.
Samen met Ernest Potters had ik in 2005 het kermis-verstrippen evenementje “Kermiscomics”
opgezet. Het jaar daarop was ik heel veel (onbetaalde want vrijwillige)
activiteiten aan het terugschroeven omdat ik me op een paar centrale bezigheden
wou concentreren. De tweede editie van de Kermiscomics organiseren, daar bedankte
ik dus voor. Leechin nam het estafettestokje grif over, en heeft er echt iets moois van
gemaakt door de striptekenaars samen te zetten met animatoren, en de Kermiscomicswebsite
te laten verzorgen door Tom “TilburgZ” Pijnenburg. Er zijn dat jaar wederom
prachtige dingen gemaakt. En de animatoren en striptekenaars hebben elkaar beter
leren kennen.
Leechin is full-time beeldend kunstenaar, animator en dus ook organisator. Ze richtte
o.a. het Brabantse-filmmakerscollectief “Dikke Boost” mee op, een collectief dat probeert
duidelijk te maken dat ook onder de grote rivieren veel film- en animatietalent
druk bezig is. Ik ben bij een avond van Dikke Boost aanwezig geweest (ik was uitgenodigd
omdat er nog steeds het misverstand heerst dat webcomics, die bewegende
plaatjes kúnnen hebben, ook onder animatie vallen, waar ik nog steeds van mening
ben dat het een volstrekt eigen medium is) en de opdrachtgevers van boven de
rivieren waren oprecht onder de indruk van wat ze allemaal voorgeschoteld kregen.
Nou wordt er ook regelmatig vergeten dat Eefje Wentelteefje, een van de grootste
VPRO-hits van de afgelopen jaren, ook vanuit deze regionen komt, dus wellicht was
men al onder de indruk dat er hier film- en animatiemensen wáren, maar ook sindsdien
timmert Dikke Boost flink aan de weg. En dat is niet in de laatste plaats door Leechin
Kok zelf.
Ze is vrolijk maar niet onkritisch, ze is qua uiterlijk zeker geen supermodel maar heeft
wel een heel eigen uitstraling, ze is een bekende in het kunstwereldje, is ambitieus, ze
werkt zich drie slagen in de rondte en heeft tegelijk er niks op tegen om regelmatig
eens een kroeg in te duiken. Voor de camera redt ze zich ook prima, wat bleek toen in
2006 Omroep Brabant de verschillende tekenaars en animatoren kwam interviewen.
En ze draagt de stad een warm hart toe.
Bovendien, met een beetje mazzel, ontpopt ze zich nog tot een rolmodel voor al die
luie vrouwen van tegenwoordig die zo bang zijn dat van een beetje werk hun nagels
breken.
91
Ivo van Leeuwen drukte me het nog op het hart bij de inauguratie: “Als je echt nachtburgemeester
wilt zijn, moet je écht ALLE evenementen aflopen, denk daaraan. Je mag
niks overslaan, René.” Ik heb dat nog even zo trouw mogelijk geprobeerd, maar het is
bijna niet te doen, zoveel als er hier georganiseerd wordt. Zeker niet als je er ook nog
een baan naast hebt.
Iemand die wel écht alles lijkt af te lopen, is nachtleven-fotograaf Marcel Mutsaers. Een
wat korte, soms verlegen overkomende jongeman, vaak gewapend met een reusachtige
camera. Hij legt alles via zijn reuzenlens vast: stripdanseressen, jazzoptredens,
absurdistische lezingen, poppenkastshows, noem maar op. En ook zonder camera is hij
nog op allerlei plekken te vinden in het woelige nachtleven van deze stad. Nou zijn er
wel meer kroegplakkers en nachtlevenfotografen in deze stad, maar Marcel is naar mijn
menig met afstand een van de beste. En hij doet het of hij nou betaald krijgt of niet.
Bij de eerste column van Tillywood (ja, daar vertel ik ook nog meer over) was Marcel
mijn ‘vaste’ fotograaf. Of dus eigenlijk de ‘hoffotograaf’. Ik zet hier ‘vaste’ tussen ‘aanhalingstekens’
omdat er ruim voor de tweede column een onenigheid tussen Marcel en
mij ontstond. Marcel was van mening dat ik het nachtburgemeesterschap – hij was een
van de weinige mensen die op de hoogte waren van het feit dat het allemaal maar als
grap ontstaan was – veel te serieus nam, en bovendien dat ik me veel te veel afzette
tegen, tsja, bijna alles. Met naar zijn idee nogal botte bewoordingen. En dus had hij niet
meer zo’n zin om zijn naam aan mijn activiteiten te verbinden. Iets wat ik dan natuurlijk
gewoon respecteer.
Marcel Mutsaers
En dan kunnen er nog zoveel fotografen in dit land zijn, zoek er maar eens een die
vrijwillig voor je column fotootjes van jou schiet. En het moet wel vrijwillig, want ik krijg
er zelf ook geen cent voor, hoor. Als ik ervoor kon betalen, zou ik het zó doen.
Dus de maanden erop was het behelpen met o.a. de uitgeefster zelf en haar camera, en
een goede vriendin met mijn eigen slappe excuus voor een veredelde webcam.
Op een dronken avond liep ik Marcel voor de zoveelste keer sinds onze ‘breuk’ tegen
het lijf, en verkondigde dat ik hem – en dan dus met name zijn kwalitatieve camerawerk,
want hemzelf had ik sindsdien vaak genoeg in allerlei gezellige settings
gesproken – enorm miste. Waarop hij de afgedrukte foto’s bekeek en zei dat als ik wou,
hij eventueel nog best wel één keer een foto wou schieten, omdat hij de huidige foto’s
toch echt niet vond ‘kunnen’.
Marcel heeft een tomeloze interesse in het nachtleven en loopt álle evenementen
af. Hij is oprecht, laat zich niet in met activiteiten die tegen zijn eigen (creatieve en
anderszins) geweten ingaan, drinkt ook graag een biertje op z’n tijd, is makkelijk in de
omgang en heeft een enorm talent om het Tilburgse nachtleven letterlijk in beeld te
brengen.
Hij is alleen wat mak, wat mild. Verwacht van hem niet snel dat hij enorme stofwolken
gaat opschoppen. Als ik zeg dat hij zich niet met gewetensbezwaren opleverende
zaken inlaat, bedoel ik dat hij zich dan vervolgens afzijdig houdt. Maar of dat dwarse
altijd maar goed is – als ik sommige van mijn eigen critici moet geloven, zou Marcel
eigenlijk een hele goeije zijn.
En dan staat het Tilburgse nachtleven in ieder geval netjes op de gevoelige plaat.
93
Nick is de voormalige (tweede) Stadsdichter van Tilburg. Frank van Pamelen heeft hem
inmiddels opgevolgd. En na een intensieve periode van twee jaar zou hij dus zomaar
eens in een zwart gat kunnen vallen.
Onze wethouder van Cultuur, Nick z’n baas dus eigenlijk over de afgelopen periode,
prijst Nick om de 19 stadsgedichten die hij geschreven heeft In die tijd. En voor het
jaarlijkse terugkerende evenement “De stadsdichter tracteert”, waarmee Nick zich
‘ontwikkelde tot een ware ambassadeur voor de letteren in de stad’. Dat is allemaal heel
mooi. Maar negentien gedichtjes en een evenementje is niet het enige dat je over de
man kunt zeggen.
Als het enkel een tweemalig evenementje en anderhalf dozijn stadsgedichten waren
geweest, was Nick vermoedelijk niet eens op mijn radar, en dus niet op dit lijstje opgedoken.
Er zijn er genoeg in deze stad die soortgelijke prestaties hebben neergezet. Nee,
het wordt interessanter als je kijkt wat Nick nog meer doet. Hij schrijft ook verhalen
(waaronder, tijdens zijn stadsdichterperiode, het 15-jarig jubileumboek van Roze Maandag)
en theaterteksten, hij is een begenadigd presentator die met flair en vlotgebekte
eigenzinnigheid zelfs in de meest kale showavond leven kan blazen, hij werkt graag
samen met musici en beeldende kunstenaars, en hij schijnt ook nog eens illustrator te
zijn.
Nick J. Swarth
Ook in de kroeg is hij een moeiteloos theatraal en elegant dwarse man, die bovendien
charismatisch opvalt – uiteraard mede te danken aan zijn onnavolgbare gezichtsuitdrukkingen
en stoer glimmend kale hoofd. Hij springt scherpzinnig vals om met
mensen waar hij geen boodschap aan heeft, schrikt er niet van terug om zijn mening
over allerlei zaken te ventileren, en iedereen kent hem.
Ik wil hiermee zeker niet afdoen aan het jaarlijkse Stadsdichter-Tracteert evenement,
noch aan zijn gedichten. Beide waren van een inspirerend en erg divers, experimenteel,
en zinneprikkelend niveau. Met het gevoel er dwars doorheen schreeuwend. Niet
zelden bovendien vergezeld van een briljant geschoten foto. Tsja, wat kan ik zeggen
– als nachtburgemeester voel ik me niet een klein beetje gefaald als ik zie wat Nick
maandelijks weer voor elkaar gebokst kreeg.
En dat is mijn punt. Swarth is zo ongeveer ‘klaar’. Nu moet hij weer gaan kijken wat hij
verder wil gaan doen. Maar iemand die zo fervent zijn liefde voor deze stad getoond
heeft, die zich uitgelaten heeft over de charme van het desolate, die een uitgesproken
en herkenbaar publiek figuur is geworden, die mag je eigenlijk niet de gelegenheid
geven om zich in de obscuriteit terug te laten verstoppen.
Tenzij hij dat wil, natuurlijk. Als hij per se kinderverhaaltjes wil schrijven in plaats
doorgaan met een toonaangevend persoon in de stad te zijn, zal ik de laatste zijn om
hem tegen te houden. Maar als iemand van de rol van nachtburgemeester veel meer
zou kunnen maken dan het nu is, met de juiste connecties, een reeds uitgesproken
visie op het nachtleven, gevoel voor het theatrale, en dan als extra uitdaging om écht
onafhankelijk van de gemeente los te gaan en deze stad naar eigen idee landelijk te
profileren, en bovendien op de barricades te gaan staan voor het stappubliek en het
cultuurwereldje In deze stad, dan is hij het wel.
95
Tot dusver heb ik vooral kandidaten op een rij gezet die hoge interesse en ervaring
hebben met het muziek- en/of kunstwereldje in deze stad. Maar laten we vooral niet
vergeten dat er ook een ontzettend groot deel van deze stad zich heel druk maakt
om het milieu en alle ijskoud ogende nieuw- en hoogbouw die wild om zich heen
grijpt in het straatbeeld. Nou heeft dat zo z’n reden, want veel van de mensen die zich
verzetten tegen de onverantwoorde boomomzagerij die de gemeente de laatste tijd
pleegt, die mijmeren over de tijd van de oude Lindenboom, en of het energiegebruik
en autoverkeer niet een tikje minder kan, zijn niet bepaald opvallende gezichten in het
nachtleven. En houden zich vaak ook meer bij hun obligatoire milieukerkje zonder de
blik naar andere wonderschone aspecten van ons Zesde Stadje Van ’T Land te wenden.
Paul van Est
Paul ‘Ecopaul’ van Est (drs. hoort er eigenlijk nog voor) is een grote uitzondering op
deze regel. Hoewel hij zich keihard inzet voor ecologische doelen en als milieueconoom
houdt hij zich ook met de wetenschappelijke kant van het verhaal bezig – de
raakvlakken tussen economie en duurzame ontwikkeling, en dan ook in praktische zin.
Dus hij maakt zich niet alleen maar druk om stadsbomen die het veld moeten ruimen,
maar hij gaat de samenwerking zo breed mogelijk aan met allerlei organisaties, de
gemeente, de politiek, en jawel, ook het culturele wereldje. Want Ecopaul boeit heus
niet alleen Duurzaam Tilburg en de flora- en faunacultuur, hij zet zich ook graag in voor
de menselijke cultuur, of dat nu vanuit enthousiaste jongeren komt of door ervaren
cultuurrotten uit het vak.
Met zijn charismatische uitstraling, lange haar in een staart, een soort kapiteinsjas aan,
en zijn ontzettend regelmatige aanwezigheid in de kroegen in deze stad, is het voor
mij een vanzelfsprekendheid om hem in dit rijtje te zetten. Paul heeft daarnaast een
scherp gevoel voor humor, een ontzettend brede interesse, en een soms eindeloos lijkende
hoeveelheid energie. Hij weet ook hoe hij promotioneel de aandacht op allerlei
zaken kan richten, en heeft heel eigenzinnige ideeën – plus een realistisch beeld van
hun haalbaarheid – over zowel het uitgaansleven als de milieukwesties in deze stad.
Daarnaast is hij met het meerendeel van de kroegen wel bekend, en is hij erg goed op
de hoogte van wat er zich allemaal in deze stad afgespeeld heeft in het verleden.
De vraag die blijft staan is of hij het er wel bij zou kunnen hebben, het nachtburgemeesterschap.
Volgens mij komt hij nu al bijna niet meer aan slapen toe. En het zal toch
echt nieuwe, aanvullende activiteiten van hem eisen.
Als er tegenover zou staan dat hij overal gratis zou kunnen drinken, denk ik dat hij er
wel voor te porren zal zijn. En kom, kroegen, dat zou een kleine investering zijn voor
een echt goede, gedreven, en vakbekwame nachtlevenkampioen. Die zowel de centrumkroegen
als de buitenkroegen ook in een eigen ecologisch systeem kan zien, en
daar zich ook graag voor inzet.
97
Ik sprak hem pas voor het eerst in café Bierings. Hij zat daar al flink aangeschoten aan
de bar, en herkende mij. Ik herkende zijn gezicht wel, maar wist echt niet meer waarvan.
Ik weet het op de dag van vandaag nog niet, om heel eerlijk te zijn. Maar dat gaf ik
uiteraard niet toe.
“Ik ken jou,” sprak hij enthousiast. Ik jou ook, antwoordde ik. “Ziedde nou wel, zelfs hier,
zelfs hier kenne ze me,” roept hij naar de barman. “Hij-hij zeej dattie mèn kende, en dat
klopt, ’t Rooij Manneke, ik heb hem hem ook vaak in het centrum gezien, ’t Rooij Manneke,
en ze onthouwe het toch hè, ’t Rooij Manneke, ’t Rooij Manneke.”
Ik dacht even dat hij mij bedoelde, dus ik inspecteerde even snel mijn kleren om te zien
of ik per ongeluk dat éne rode shirt aanhad dat ik bezit. Toen bleek dat ik weer eens geheel
zwart gekleed was, ging ik er dan maar een beetje van uit dat het een uitdrukking
was voor iets dat ik in zijn ogen was.
Hij begon honderduit te vertellen dat hij een disco-avond hier ging organiseren, en dat
dan de opbrengst naar het Ronald McDonald-huis ging.
En almaar tussendoor: “’t Rooij Manneke, ’t Rooij Manneke”. Het begon me langzaam
te dagen dat hij zichzelf bedoelde, dat hij ’t Rooij Manneke was. En omdat ik een
disco-avond voor het Ronald McDonald wel een nobel streven zei, antwoordde ik dat
ik er uiteraard zou zijn. “Niks er zijn, kaartjes moet je kopen, ’t Rooij Manneke, kaartjes
voor entree want die opbrengst gaat naar het Ronald McDonald huis, heb ik geregeld,
’t Rooij Manneke.” Ja, uiteraard zou ik kaartjes kopen. Naar de barman: “Verdomme, ik
moet gewoon nu al kaartjes hebben, iedereen wil ze kopen, ’t Rooij Manneke, zie je
maar weer hè, dat wordt hier volle bak. En eerste consumptie wordt dan gratis, hè, dat
had je beloofd. Verdomme, ik ga morgen kaartjes regelen, dan kom ik ze langsbrengen.
Of nee wacht, later deze week, morgen kan niet.”
Hij blijft vervolgens keer op keer dezelfde dingen herhalen, Ronald McDonald huis,
eerste consumptie gratis, ’t Rooij Manneke, ’t Rooij Manneke. En dat hij het toch maar
weer geregeld had hè, terwijl hij een dakloze was en telkens naar Breda moest. Verder
vertelde hij honderduit dat hij zong, jongleerde, entertainde, plaatjes draaide, tsja,
eigenlijk bijna alles wel.
‘t Rooij Manneke
Nadat hij uiteindelijk flink bezopen de tent had verlaten en ik al begrepen had dat van
tekenen die avond niks meer zou komen, vroeg ik maar aan de barman wanneer hij
dacht dat de kaartjes te koop zouden zijn. “Week of twee,” antwoordde hij.
Ik sprak een paar dagen later een goede vriendin, met de bedoeling haar dan maar
naar die disco-avond mee te slepen. Twee kaartjes voor het goede doel kopen had ik
geen probleem mee, maar om nou de hele avond met ’t Rooij Manneke te gaan staan
praten (want Bierings is een van de café’s waar ik niet overdreven veel mensen ken,
verder) vond ik ook weer zoiets. En ik laat de hele anekdote rondom ’t Rooij Manneke
passeren. “Oh, heb je hem ontmoet?!” roept ze enthousiast uit. “Ik zie hem ook altijd
overal, en dan doet-ie bijvoorbeeld een goocheltruc of hij zingt wat – echt een heel
grappige man.”
Twee weken later liep ik nogmaals Bierings binnen. Ik kijk de barman aan en vraag hem
of de kaartjes inmiddels al te koop waren. “Het gaat niet door,” vertelt hij me hoofdschuddend.
99
Tom Pijnenburg is de oprichter en webmaster van het online ‘cultuurportaal’ TilburgZ.
Daar ziet u wat hij het beste doet: alles en iedereen zover weten te krijgen dat ze
content aanleveren voor zijn site. Hij heeft politici die zich daar over actuele kwesties
– en uiteraard elkaar - uitlaten, hij heeft een biologische weblogger, hij heeft columnisten
op een breed scala aan onderwerpen, hij heeft dichters (waaronder de eerste en
tweede stadsdichter), journalisten, nieuws op cultureel en gemeentelijk gebied, een
moeder die over het ouderschap schrijft, Ko de Laat’s Stadsgezichten, er zijn filmpjes,
de Kermiscomics van 2006 staan daar terug te vinden, absurdist Bandirah plaatst er zijn
cartoons, de organisatoren van het Milieucafé schrijven er daar op los, en zelf schrijft
Tom over technologische zaken.
Tom Pijnenburg
Met zijn mediabedrijfje produceert hij ook filmpjes en live uitzendingen via internet
voor allerlei initiatieven, is hij bovendien een verdienstelijk fotograaf, en verzorgt hij,
tsja... eigenlijk vanalles. Ook mij als nachtburgemeester heeft hij gepoogd te ronselen
voor een regelmatige bijdrage. Dat heb ik tot dusver beperkt tot een paar ingezonden
teksten.
Tom’s ideaal is dat alles wat er toe doet in Tilburg, bij TilburgZ tot uiting gekomen
wordt. Op menig evenement klampt hij dan ook interessante mensen uit de Tilburgse
gemeenschap aan om ze zover te krijgen dat ook zij bij TilburgZ aan de slag gaan.
En het moet gezegd worden, hij heeft een fiks diverse menigte bijdragers aan boord
weten te krijgen.
Zo loopt hij alles af en is hij inmiddels een bekend gezicht geworden in het nachtleven.
Promotioneel gaat hem ook zijn doelstelling niet slecht af, want zijn cultuurportaal
kan inmiddels al op een groot aantal lezers rekenen, die ook enthousiast en scherp
reageren op wat er allemaal geschreven wordt.
Door alles bijeen te brengen op één plek is er hier en daar ook kruisbestuiving
ontstaan. En, belangrijker, zijn velen veel beter op de hoogte van wat er zich allemaal
afspeelt op allerlei gebieden binnen deze stad. Tilburg blinkt niet vreselijk uit in
heldere informatievoorziening binnen en buiten de stad, en daarom zijn meer en meer
initiatieven de laatste jaren bezig met daar dan zelf maar een oplossing voor pogen te
bieden. De Uitloper is natuurlijk een gouden voorbeeld, maar TilburgZ mag zich ook
hieronder rekenen. Veertjes op een nauwe, warme plek dus. En een plekje op de lijst
van ‘betere nachtburgemeester dan de huidige die het puur voor de grap is geworden’.
101
Je hoeft alleen maar even goed rond te kijken in een kroeg om te weten of Warner er
die avond geweest is. Een in allerlei origami-vormen gevouwen flyer verraadt hem feilloos.
Of het nou een vierkant soort trechtertje is, of een harmonica-constructie, Warner
verveelt zich soms nogal snel en dan ondergaat een willekeurig stukje gratis drukwerk
in zijn vingers een flink staaltje onbestemd vouwwerk.
Dat is niet waarom ik Warner op de lijst heb staan, natuurlijk. Origami is leuk maar je
zet er het nachtleven van Tilburg niet mee op de kaart, zelfs niet op een opgevouwde
kaart.
Wie is Warner Peet? Warner is werkzaam als webdesigner, marketingman, vormgever,
kortom hij promoot sowieso al vakmatig erop los. Dus het vakmanschap en de ervaring
zit er wat dat betreft alvast in.
Warner Peet
Maar ik ken Warner vooral als een ontzettend scherpzinnige, kritische man die dingen
heel snel ziet voor wat ze zijn. Een boomlange man die stilletjes luistert en dan opeens
messcherp samenvat wat er eigenlijk écht gezegd is. Hij kan ook feilloos analyseren
wat er beter kan in iemands prestaties, en dat doet hij dan ook vaak. Nooit om iemand
tegen het hoofd te stoten, integendeel zelfs, hij ziet niets liever dan dat mensen het
meeste uit zichzelf halen.
Dat heeft hij ook bij mij geflikt. Eerst heeft hij zich uitvoerig in mijn tekenwerk verdiept,
waar hij in een later gesprek op terugkwam. En hij wist precies waar het bij mij aan
schort: ik ga telkens maar niet écht los, ik blijf een beetje op een koers ergens tussen
eigenzinnige botheid en publieksvriendelijk in, doorvaren. Dus gaf hij vooral, na het
niet onvleiende commentaar dat wat ik maakte best aardig was (ik ben snel gevleid, als
iemand al de moeite heeft genomen alles wat ik gemaakt heb tot zich te nemen ben
ik al snel heel erg open – het ego wil ook wat, tenslotte) als reactie dat hij zo graag zou
willen zien dat ik veel meer de boel los zou laten en echt zou gaan vlammen.
Dus hier krijg je ‘m terug, Warner. Ik wil jou ook wel eens helemaal los zien gaan. Je kent
de stad, en je houdt ervan. Je loopt alles af. Ja, je drinkt spaatjes – dat is dan een beetje
jammer bij een nachtburgemeester. Maar je weet anderen te inspireren om een paar
versnellingen hoger te schakelen en meer uit zichzelf te halen, en dat is ook iets wat
Tilburg goed kan gebruiken. En je hebt je volstrekt ongewone naam ook mee. En het is
duidelijk dat je je toch best verveelt met het gebrek aan vuur in deze stad – er ís geen
gebrek aan vuur, maar het wil maar niet hard genoeg vlammen naar jouw idee. Dus
blaas dat vuur aan!
Kom achter dat kroegtafeltje vol met verminkte reclameflyers in allerlei creatieve vormen
uit en laat ons eens zien hoe jij bent als je alle remmen losgooit.
Ik wil het zien! Ik wil zien dat je heel Nederland op haar voegen laat trillen, laat voélen
dat Tilburg bestaat. Je krijgt ongetwijfeld moeiteloos allerlei mensen achter je, dus zet
iets groots op poten waarbij we eens laten zien wat we kunnen. Wees onze kapitein,
stuur ons de juiste richting in, laat de piratenvlag wapperen!
Plus, als iemand ooit origami seksspeeltjes gaat uitvinden, ben jij het waarschijnlijk wel.
Tilburg kan om een slechtere vondst landelijk bekend staan, vind ik.
103
Wesley is de held van wat in Tilburg, soms oneerbiedig, ‘het volkse deel’ genoemd
wordt. Deze oertilburgse zanger van het levenslied geniet landelijke en vooral ook
stadsbrede bekendheid, en heeft een fikse schare fans. Uiteraard dweept hij welwillend
met het imago dat hij ondanks alles “toch zo’n normale jongen is gebleven”. Ik ben
geen fan van Wesley, maar ik kan met groot respect luisteren naar mensen die dat wel
zijn. Want hij geeft veel mensen iets heel moois, naar het schijnt. Het zal gewoon niet
aan mij besteed zijn.
Wesley
Maar net als Guus Meeuwis is Wesley ook een echte showman, die gewoon heel goed
met zijn bekendheid omspringt. Hij is al ambassadeur van de Tilburgse musea gemaakt
– sorry, maar daar heb ik een beetje om zitten gniffelen toen ik het las. Een publiciteitsstunt
uiteraard, om de musea ook weer wat geliefder te krijgen onder een deel van het
Tilburgse volk waarvan het idee heerst dat die ze niet vaak bezoeken. Maar wel een
goede publiciteitsstunt, serieus uitgevoerd, en er zijn wellicht ook meer mensen die
écht normaal nooit een museum bezocht hadden – wegens een omgekeerd vooroordeel
dat dat voor omhooggevallen, elitaire, hoogopgeleide mensen wiens stront naar
eigen idee niet stinkt – eens een kijkje komen plegen. Weet ik niet. Ik weet heel wat
dingen niet. Betekent niet dat ik geen mening erover kan hebben, maar die is in ieder
geval nergens op gebaseerd.
Ook mijn mening over Wesley is nergens op gebaseerd. Ja, hooguit op de weinige
muziek van hem die ik gehoord heb. Is niet mijn ding. En gebaseerd op elkaar tegensprekende
interviews die ik toevallig meegekregen heb. De ene journalist weet Wesley
te laten zeggen dat hij graag in de echte volkscafé’s komt en nog altijd zijn vaste
stamkroegen afloopt, terwijl het andere blaadje hem citeert wanneer hij zegt dat hij
het veel te druk heeft om nog uit te gaan en dat-ie dus nooit meer in het nachtleven
komt. Ik zal het maar op het midden tussen de twee houden: hij gaat ongetwijfeld zo
af en toe wel eens een pintje pakken. En zijn faam is nog niet van het niveau dat er
bodyguards om hem heen moeten staan om de gillende meisjes van hem af te slaan,
of dat hij met een hoed en donkere zonnebril in een stil hoekje moet gaan zitten om
geen aandacht te krijgen.
Wesley oogt als een rastilburger. Zijn blonde stekelhaar oogt Tilburgs, de lichte blosjes
op zijn wangen ogen Tilboos. Met zijn gewonejongencharme krijgt hij moeiteloos een
fors deel van Tilburg op zijn hand. Hij is een professioneel performer, dus een feestje
brouwen kan-ie, en hij zal moeiteloos anderen aan het organiseren kunnen zetten.
Hij spreekt zich ook aldoor lovend uit op één van de grootste festivals in Tilburg, het
Festival van het Levenslied – ja, nogal wiedes natuurlijk, dat is zijn vakgebied, maar toch
– en zou graag zien dat er meer soortgelijke evenementen plaatsvonden hier.
Als iemand als Wesley zich zou uitlaten over wat er zoal hier op het gebied van minder
volkse muziek, buitennissige kunst, en met iets minder levenslied bezaaid nachtleven
te beleven valt, zouden velen waarschijnlijk luisteren. En wat meer komen verkennen
of het iets voor hen is. Het lijkt misschien eng, want er is toch een gevoelsmatige
scheiding tussen de volkskroegen en het ‘centrumvolk’, maar we zijn allemaal gewoon
normale mensen, toch? En anderzijds, als ‘volks’ Tilburg met een open houding komt
kijken, is het ‘centrumvolk’ toch ook niet te beroerd om wat meer in de buitenkroegwereld
rond te lopen?
Dat zou een prachtboodschap zijn. Een prachtgeschenk aan de stad ook. Ik zou spontaan
meer bewondering krijgen voor deze altijd gewoon gebleven jongen.
105
El Capo. Witte wijn met ijs. Lederen colbertje met matchende stropdas. Waar hij binnenloopt,
wordt hij onmiddellijk warm begroet. Zelfs nu hij het rustiger aan aan het doen
is, is Wilbert van Herwijnen nog steeds een betere nachtburgemeester dan ik ben. Dat
is ook makkelijker als je ’t al zeven jaar bent, natuurlijk. Hij zal ook niet ijzersterk begonnen
zijn. Denk ik. Ik kende Wilbert destijds nog helemaal niet, dus dat weet ik niet.
Wilbert is vooral bekend als de voormalige wethouder van Cultuur. Vanuit die rol was
hij mede verantwoordelijk voor het totstandbrengen van het poppodium 013. Hij is
ook – en dat wél nog steeds – voorzitter van stichting Roze Maandag.
Wilbert wordt ook wel eens de Cultuurpaus genoemd. Dat is niet alleen te danken aan
het feit dat zijn kruin nogal aan de kalende kant is, of aan het feit dat hij vrij gelovig
is. De bijnaam is veel meer afkomstig van zijn nimmer aflatende interesse in alles wat
bruist in deze stad. Hij probeert zoveel mogelijk optredens mee te krijgen, loopt alle
cultuurroutes mee, ontmoet altijd graag nieuwe kunstenaars en musici, geeft zijn ogen
gretig de kost op menige expositie, laat toneelstuk na absurdistische voorstelling over
zich heenkomen, en waar hij ook komt, hij kent er bijna iedereen.
Hij is ook nooit te beroerd om op het podium te staan wanneer het hem gevraagd
wordt. Ik heb hem gezien in een volstrekt belachelijk kostuum en overduidelijke pruik,
als hoofdsponsor van een Powerstreel-competitie. Eelco Peelko van Peelko Pekelvlees,
in welke hoedanigheid Wilbert, volledig in rol, ook te pas en te onpas zijn eigen vleesproducten
– echte vleesproducten, niks pervers, viespeuk – aanprees tussen de powerstreel-rondes
door. Ik heb hem ook serieus maar met een even theatrale houding
diverse andere shows zien presenteren. In een rood circusdompteurs-kostuum met
al even knalrode hoge hoed volgde hij mijn eigen act-in-jurk op en improviseerde hij
direct dat de boycott waar ik in mijn stukje toe opgeroepen had, nergens voor nodig
was. Ook bij de inauguratie-interviews wanneer hij toevallig erbij in de buurt was en
we hem erbij betrokken, verkondigde hij met een stalen gezicht wat onze kwaliteiten
waren waardoor we boven de overige kandidaten uitstaken naar zijn idee.
Wilbert van Herwijnen
Hij doet nog iets wat je mij nooit zult zien doen: dansen. Paar witte wijntjes met ijs
achterovergeklokt en hop, daar gaat Wilbert, zich uitleven op de dansvloer. Hij geniet
dan de mensen om zich heen, flirt met mooie jongens, laat zich gaan op de muziek. En
wanneer hij dan weer de dansvloer verlaat of even aan de kant rustig wat gaat drinken,
raakt hij direct in gesprek met allerlei mensen die hem kennen.
Als hij toch zo’n natuurlijke nachtheerser is, waarom ging hij dan akkoord met de hele
grap? Ik denk dat hij onder andere het idee had dat Troy en ik de boel flink gingen
opschudden, echt grootse dingen zouden gaan neerzetten. In welk geval hij er zeker
geen moeite mee had om een stap opzij te doen en ons onze gang te laten gaan. Maar
vooral zal meegeteld hebben dat hij ook buiten het nachtleven een ontzettend drukke
baan heeft, en zeven jaar lang eigenlijk bijna geen sociaal leven meer had buiten de
kroegen en evenementen.
Hij is ontzettend blij met dat hij het wat rustiger aan kon doen. Maar hij kan het
tegelijkertijd niet laten om toch nog zoveel mogelijk te bezoeken. Dat komt niet omdat
hij vindt dat hij het moet, vanuit een rol die hem op het lijf gegroeid is of zo. Dat komt
omdat hij het allemaal wil zién. Voor veel Tilburgers is Wilbert daarom nog altijd de
nachtburgemeester. Meer zo dan ik ooit zal worden, vermoed ik. En blij toe, want bij
hem is het nooit om een grap gegaan.
107
Ik hou ermee op, ik vind dit geen leuk spelletje meer. Zjef Naaijkens is namelijk nóg
een man die qua prestaties, humor, bekendheid, inzet, organisatietalent, podiumgemakzucht,
inzicht en scherpzinnig commentaar mij ver achter zich laat. Nee, kom,
vijfentwintig man die mij op allerlei fronten keihard verslaan.. Er was een tijd dat dat
mij zou inspireren om harder te werken en de beste te willen worden, maar het begint
nu deprimerend te worden hoor. Ik stop nu gewoon even met schrijven, potverdorie.
Even in de tuin, in het avondzonnetje, een drankje achteroverklokken en roken. Wacht
u hier maar. Als u zich verveelt kijkt u nog maar even opnieuw de kroegtekeningen
door. Ik heb er even genoeg van.
Zjef Naaijkens
Goed, dat was even nodig. Sigaretje en een glaasje whisky. Ik kan er weer even wat
beter tegen. Hopelijk heeft u niet al te lang hoeven wachten? Viel het mee? Ah, ik ben
blij om het te horen.
Goed. Zjef Naaijkens. Prachtnaam. Scherpe schrijver. Ook een beetje cabaretier. Draagt
zijn teksten prima voor. Organiseert van tijd tot tijd een fijn avondje met andere grappenmakers,
waar half Tilburg voor uitloopt. Heeft overal een mening over, en hoewel
die altijd lollig overkomt, snijdt-ie van tijd tot tijd nog hout ook. Fijne man om mee te
praten ook. Verkoopt geen nonsens als je hem gewoon persoonlijk spreekt. Stedelijk
ook erg bekend. Vet Tilburgs accent en goed op de hoogte van alles wat er hier leeft.
Nee.
Ik heb er weer geen zin meer in. Moet u eens voorstellen dat u moest schrijven wie veel
beter uw werk doen. Wordt u ook niet vrolijk van. Gaat u ook niet van neuriën. Ratelen
uw vingers ook niet kwiek en opgewekt over het toetsenbord heen. En het ergste is, na
deze vijfentwintig kan ik er zo wéér vijfentwintig bedenken, hoor. En daarna nog een
keer. Is het boek zo vol. Maar dan zit ik wel na iedere pagina depressief in de tuin boven
een whisky te zuchten.
Stom Tilburg ook.
Met al hun nachtburgemeesters.
Goed.
Ik neem er nog ééntje.
En dan gaan we het eens over wat andere dingen hebben.
Sociale cohesie. Bierprijscorruptie. Het hele kroegtekenproject. Gesprekken in de kroeg.
Vanalles, maar niet meer over andere geweldige Tilburgers die zó de titel over zouden
mogen nemen.
109
In de film Shaun of the Dead verschuilen de hoofdrolspelers, op de vlucht voor talloze
zombies, zich in hun stamkroeg. Afgezien van het feit dat de film één groot eerbewijs
aan Dawn of the Dead is, vraag ik me toch onwillekeurig af of het de bedoeling was
een soort sociaal commentaar op de verkilde, gehersenspoelde, meer en meer vreugdeloze
maatschappij te leveren, waarin de stamkroeg de laatste toevlucht is voor hen
die hier niet aan toe willen geven. Zo heb ik namelijk de film wel geïnterpreteerd.
Ik zie de kroeg als een van de laatste bastions van sociale cohesie. Moeilijke term,
excuses daarvoor. Ik bedoel ermee dat je daar nog in vrijheid bij elkaar kunt komen,
nieuwe mensen kunt ontmoeten en alle onderwerpen nog gewoon bespreekbaar zijn.
Wie kent tegenwoordig de mensen uit zijn straat nog echt? Wie spreekt nog mensen
in de trein, bus , bij de bushalte of op het perron? In een winkel of supermarkt, op uw
werk, wandelend met uw hondje langs het kanaal? En als u dat al doet, gaat dat verder
dan een “Goedenavond” en een opmerking over het weer?
Nederland vereenzaamt – toegegeven, vooral autochtoon Nederland dan. We worden
door de media, reclame en de politiek voor alles en iedereen bang gemaakt. Allochtonen,
jeugd, criminaliteit, gevaar voor geweldplegingen, computervirussen, rokers,
spook- en hardrijders, enge ziektes, terrorisme, rare politici die vlot vergeleken worden
met nazi’s, America en haar oorlogzucht, kanker, broeikaseffect, verloedering van ons
cultureel erfgoed, volstrekt idiote wetgeving met verwarrende regels, u hoeft maar een
televisie aan te zetten of een krant te lezen en u wordt vanzelf in uw schulp gejaagd.
Als je het allemaal serieus genoeg neemt trek je je helemaal terug in je eigen huis en
in een leventje met slechts een paar vertrouwde goede vrienden. Voelt u zich nog
Nederlander? Lid van een land, een maatschappij, een volwaardig en serieus genomen
burger in een democratisch systeem?
Sociale cohesie^
Democratie is meer dan enkel eens in de zoveel tijd heen en weer naar de stembus
lopen. Vrijheid van meningsuiting is niet alleen belangrijk om de onderwerpen en
ongezonde plekken die leven in een maatschappij aan te kunnen duiden, het is ook
belangrijk om de burger zich echt een burger te laten voelen. Als dat weggenomen
wordt, is de burger niks anders meer dan een netjes de regels volgend, trouw consumerend,
geen opschuddende meningen uitend, en verder eenzaam in zijn eigen huis,
in een hokje dus, zittend radertje in het geheel. Dan leeft heel Nederland straks in
angst stilletjes hun levens uit, voorzichtig vooral maar geen golven veroorzakend. Want
straks slaat hun heel eenzame roeibootje, wat hun leven dan nog voorstelt, nog om en
dan is er echt niks meer.
In de kroeg voel ik die nijpende vereenzaming van de maatschappij niet meer. Dan
spreek ik met allerlei mensen over wat we maar willen, dan stellen we maatschappelijke
kwesties aan de kaak, dan kramen we ook gerust ongeremd volstrekte onzin uit.
Met een biertje en wat aardige muziek erbij voel je je weer even mens. Ontsnap je even
aan dat hokje dat kleiner en kleiner lijkt te worden. Pas in een kroeg voel ik me weer
volwaardig, een lid van de maatschappij. Daar zijn de mensen ook gewoon weer mooi
en geen mogelijke griezelige bedreiging. En daar ontmoet ik volstrekte vreemden
waar allerlei moois uit zou kunnen komen. Mensen die niet exact dezelfde baan als ik
hebben, die niet uit mijn straat of dezelfde stad komen, die niet dezelfde interesses
hebben, maar die altijd in zijn voor een drankje en een gesprekje. En die dus mijn leven
verrijken.
111
Segregatie.
Immigratie.
Abortusboot.
Theïstische moraliteit.
Zeespiegel.
Biertje?
Biertje.
Overgewicht.
Overbevissing.
Chemofobie.
Apologisme.
Onderwijscrisis.
Biertje?
Biertje.
Drugsmisdaadbestrijding. Durex.
Canon. Fatwa.
Volwaardkip.
Klimaatkoning.
Borrelwoorden
Biertje?
Biertje.
Kunsthandel.
Irak.
Normenwaarde. Waardenormen.
Westpoint.
Idols.
Biertje?
Biertje.
Raamambtenaar.
Hedonisme.
Conservatisme.
Pedopartij.
Weblogs.
Biertje?
Biertje.
Romantiek.
Trein.
Verlichting.
Spaarlamp.
Döner.
Nachtbussen.
Biertje?
Laatste ronde.
113
“Look, dis maai dotter. My dotter, dis.” Ze opent haar portemonnee en toont mij twee
foto’s van een ruwweg achtjarig meisje, met liefde in de speciale fotovakjes gestoken.
Een traan breekt door de barrière van dapperheid en biggelt over haar wang.
Wacht, eerst vanaf het begin.
Vandaag was ronduit een kutdag. Het was koud, treinvertraging, ook de terugreis niet
optimaal (ietsje minder koud). Vervolgens stond ik rond elf uur thuis voor de keuze. Óf
lekker naar bed, óf met het fietsje op pad om een kroeg te tekenen. Prioriteit is prioriteit,
dus reed ik de scherp koude nacht in.
Alle kroegen op mijn lijst waren óf onverwacht stampensvol (op een dinsdag!) of
gewoon gesloten. Uiteindelijk heb ik café Jack’s uitgebeeld en droop ik af naar de
stamkroeg. Daar aangekomen bleek ik precies een dansoptreden (zeldzaam in de Cul
de Sac) van vrienden gemist te hebben, dat ik wel had willen zien. Vervolgens raak ik
aan de praat met een maat die momenteel flinke sores heeft. Uiteindelijk in een heel
zwarte bui mijn drankje opgedronken. Om één uur besloot ik dan ook om de avond
maar te beëindigen en naar huis te fietsen.
De avond was nog kouder, zowaar zelfs mistig, en guur geworden. Dus onderweg
kwam ik langs Het Gerucht en besloot in deze laatste-kroeg-voor-de-rest-van-defietstocht
nog even een beetje warmte en één laatste pilsje mee te pakken. De altijd
erg vriendelijke barman was eigenlijk al zo’n beetje aan het schoonmaken maar ik
kwam nog met één pilsje weg. Ik ging aan de bar zitten en besloot dat mijn vingers
ontdooien geen slechte beslissing was.
Kort na mij verscheen een andere gedaante in de deuropening, een vrouwpersoon
die blijkbaar moeite met de deur had. Hoffelijk opgevoed besloot ik deze maar even
te openen. Een wat aangeschoten vrouw van middelbare leeftijd loopt, ogenschijnlijk
optimistisch gestemd, binnen en probeert ook nog een bier te bestellen. De barman
vertelt haar in gebaar en Engelse tekst dat hij echt niets meer schenkt, waarbij over
haar gezicht een aandoenlijke vermoeidheid uitstrekt. Ze gaat teneergeslagen op de
kruk naast mij zitten, terwijl ik met een heel licht schuldgevoel van mijn eigen pilsje
drink.
“Joe loek laaik John Lennon,” zegt ze tegen me in bijna balkisch klinkend gebrekkig
Engels. Ik glimlach wat, ik ben wel met erger vergeleken. “Joe doe! Joe look juzz laaik
him. Ohhh... no bier. NO bier. Issa not good-eh. No bier.”
Ik vertel haar dat café Boulevard dichtbij nog open was. Ze gaat echter al brabbelend
in haar goedkoop ogende handtas frummelen. Dus ik zeg maar optimistisch dat het
binnen in ieder geval warm is, dat ze even wat kan opwarmen.
Even in perspectief
Ze steekt van wal met een heel verhaal, en blijkt erger aangeschoten én aangedaan
dan ze leek, waardoor het een heel verwarrend relaas werd. Uit haar portemonnee
toont ze mij haar paspoort, wat ‘ze’, wie ‘ze’ ook mogen zijn, blijkbaar niet geldig
vonden. Ze heeft het over dat ze ‘terug naar huis’ moet en haar dochter, ‘maai dotter’,
mee wil hebben. Maar mag niet, blijkbaar. Dochterlief moet bij haar man blijven, die
wel in dit land mag blijven. En zij verzekert mij dat de dochter met haar mee wil, maar
dat ‘ze’ zeggen dat dat niet mag, zelfs dat dat haar dochter niet is. “But houw ken bie
sjie no maai dotter, sjie alwees maai dotter. End aai her modder.” Ze wrijft onwillekeurig
over haar buik in een herinnering aan een zwangerschap. “Nou aai hef toe go and sjie
no ken kom wif mie. Sjie zee, modder, modder, aai wont kom wif joe, but dey zee aai
kreezie. Aai not kreezie, hie kreezie. Hie bad man. Wery bad man.”
115
Het verhaal puzzelt zich langzaamaan bij elkaar: ze moet terug naar Brazilië binnen
korte tijd, er is een scheiding tussen haar en haar man plaatsgevonden, en hoewel zij
altijd een goede vrouw is geweest volgens haar relaas, was hij altijd een uiterst slechte
man. Slaan, dreigen, haar slecht behandelen en alles. En dochterlief mag niet met haar
mee maar moet bij hem blijven. Ze frommelt met een NS reisplan-uitdraai, voor zover
ik kan bepalen moet ze morgen een treinreis maken. Wellicht rechtstreeks ‘s ochtends
al. Wellicht heeft ze nergens anders om te zijn behalve de gure vrieskou buiten, of
de korte momenten dat ze momenteel nog in enkele van de langzaamaan allemaal
sluitende kroegen kan verblijven. Eerlijkheid gebied me dat ik het niet weet, hoe meer
ze vertelt, hoe emotioneler ze wordt en hoe verwarrender het verhaal.
Plots kijkt ze me met een mengeling van woede, frustratie en puur, ongelogen verdriet
aan - “End he wont toe meek seks wif her.” Ik heb inmiddels mijn biertje al aan haar
afgestaan dus hier zakt echt de moed in mijn schoenen. Ze begint te vertellen dat de
dochter - de portemonnee met foto komt nog een keer tevoorschijn - niet wil maar de
vader wel, en of het al plaats heeft gevonden of niet is me niet helemaal duidelijk. Maar
ze vertelt dat ze ook de politie alles verteld heeft en dat het niks mocht baten. Maar
dat ze zal vechten voor haar dochter, tot de laatste snik, zoveel drukt ze me wel op haar
hart. En dat de vader toch echt met zijn tengels van de dochter af gaat blijven. Ze zit
meer en meer te huilen boven haar biertje.
Ik trek het niet meer. Ik moet de laffe uitweg kiezen en de barman met het probleem
opzadelen, want het wordt teveel. Ik kan geen woord meer over de schijnbare incestverkrachtingen,
uitzettingsprocedures, volstrekte tegenwerking en zelfs practisch
gekverklaringen van de authoriteiten naar deze vrouw, en al het andere leed, aanhoren.
Ik wens haar veel geluk - ze schudt haar hoofd, ‘no, no, aai no nied luck’ - en omhels
haar.
Even in perspectief (vervolg)
Vervolgens moet ik de deur uit, ik móet weg. De buitenlucht klapt ijskoud in mijn
gezicht maar verwijdert wel het beklemmende gevoel dat binnen het pand mijn keel
begon dicht te knijpen.
De buitenlucht is nog mistiger en nog guurder koud geworden. En eigenlijk lijkt heel
Tilburg, heel Nederland, opeens ontzettend koud. Ijskoud, kil, gevoelloos, doods. Ik voel
de kou wel, onderweg naar huis, maar het deert me veel minder opeens. Het is gewoon
allemaal niet zo erg vandaag als dat het eerder vanavond leek. Als ik maar thuiskom. En
even heel diep onder de dekens kan kruipen.
Soms kan zelfs Tilburg, die gemoedelijke bourgondische stad in het Zuiden, heel koud
zijn.
117
Hoe ik mijn eigen column in het blad Tillywood losgepeuterd had gekregen, heb ik al
verteld.
Tillywood
Het kostte veel moeite om met Troy te soebatten over wat we met de column zouden
gaan doen. Ik dacht hem een plezier te doen met de vrijwel ongecensureerde schrijfruimte
die ik bemachtigd had. Troy had immers literaire plannen met het nachtburgemeesterschap,
althans in het begin. Vóór de inauguratie. Niets zei me destijds dat
hij er direct na het ontvangen van de titel alweer mee wou kappen. Bleek daarna pas.
Toen hij met zijn eigen uitgeverij aan de gang ging. Schrijven. Vormgeven. Gedoe met
eindredactie, drukkerij, distributeur. Voorbereidingen voor boekpresentatie. Dat soort
gedoe. Drukdrukdrukdruk.
Enfin. Toch een avondje kunnen prikken om te beslissen wat we gingen doen. Kort dag,
deadline was amper een paar dagen later geloof ik. Afgesproken bij een jazz-optreden
in Paradox. Slecht optreden, lawaaierig en irritatie opwekkend. Dus wij babbelen in de
gang. Kwam niet direct veel uit. Doorgegaan naar de Voortuin. Was druk, dus door naar
de Cul de Sac. Troy raakte direct aan de praat met diverse goede vrienden die er toevallig
ook waren. Ik, stilletjes wat boos, boven mijn Dronken Vis knarsentanden. Met wat
eigen vrienden zitten praten. En toen was ik het beu. Ik schoof bij Troy aan en drong
extra aan dat we het over die column moesten hebben. Vierhonderd woorden had ik
gekregen, en ruimte voor een foto. Eerste struikelblok meteen al : Troy wou niet meer
op de foto. Hij wou niet fysiek geassocieerd worden met het nachtburgemeesterschap.
Dat zijn pseudoniem zo bekend stond was al erg genoeg. Dus hij weet Marcel Mutsaers
en mij zover te krijgen – Troy kan heel overtuigend zijn als hij werk wil afschuiven – dat
we dan maar een stand-in voor hem op de foto zetten naast mij. Met een bordje op de
rug ‘Troy Titane’. Warner Peet zat toevallig ook aan het tafeltje, dus Troy ‘regelde’ meteen
maar even dat die de eerste stand-in zou zijn.
Goed. Dan maar de inhoud besproken. We waren het allebei eens dat het een introductie-column
moest zijn. Wie we eigenlijk waren, want veel van de lezers zouden dat
vast nog niet weten. En natuurlijk over Troy zijn uitgeverij vertellen, want dit zou het
laatste nummer zijn voor zijn grote boekpresentatie. Moesten we gebruik van maken
natuurlijk. Ik iets blijer, de belangrijke punten waren afgetikt.
De volgende dag kreeg ik van hem ‘zijn helft’ van de column. Ik las niks wat we afgesproken
hadden. Het was een soort ingezonden brief, zoals je die in de kranten ziet.
Hij klaagde over de portier bij de Cul de Sac, die hem niet meer terug naar binnen liet
ondanks dat zijn spullen daar lagen. En hoe technocratisch alles geworden was. En hoe
boos hij daarover was. Dus ik terugmailen. Troy, dit hadden we niet afgesproken. Hij
stuurt een reply. Hij was benieuwd naar mijn voorzet. Diepe zucht. Ik mocht de totale
tekst dus gaan brouwen, zoveel was duidelijk. Boos ijsberen in mijn woonkamer. En
toen uiteindelijk een manier gevonden om alles wat we besproken hadden, én het
kernpunt van zijn ingezonden tekst, met elkaar te verenigen. En nog een geinig stukje
ervan gebrouwd ook.
119
Cherchez le Troy.
Ik ben mijn mede-nachtburgemeester kwijt, mensen. Na maandenlang prettig samenwerken
was hij plots van de aardbodem verdwenen.
En de keren dat hij terug opdook sprak de waanzin en woede uit zijn ogen. Waar hij
geweest was, wou hij niet zeggen. In onduidelijke frasen bleeft hij spreken over een
blauwe bloem, een blauwe bloem. En over een plek genaamd Gruisland. En alsmaar
die blauwe bloem, blauwe bloem. Dat ‘de bloem de emblemata verslindt’ en meer van
zulks mysterieus. En woede. Woede! Schreeuwen en stampen. De woede vloeide in
overweldigende energie-golven uit deze anders zo beminnelijke man. Hij wou niet
zeggen wat deze woede voedde.
En toen was hij weg.
Een paar maanden terug kreeg ik van hem een nog woedendere email. Over het Tilburgse
nachtleven en hoe de portiers van verscheidene kroegen arrogant, onredelijk,
dom en technocratisch zijn. Dat zij meer nog dan de hedendaagse politiek zo vasthouden
aan het idee dat regeltjes regeltjes zijn. Hij had een aanvaring gehad. En de portier
in kwestie verbaal en lichamelijk met de grond gelijk gemaakt.
Gevolg: een kroegverbod– notabene bij de Cul de Sac, de kroeg waar tijdens onze
inauguratie de speciale nachtburgemeesterskrukken waren geplaatst. De thuiskroeg
van onze titel.
Blamage, uiteraard. Bond der Nachtburgemeesters woedend. Verhoring, schorsing. Troy
moet een deel van zijn titel inleveren. Troy Titane, de Tilburgse cultuurreus, de Koning
van Tilburg Noord, de legendarische minnaar bezongen in veel lokale volksliederen
– deze Troy is sindsdien demissionair nachtburgemeester. Het zal je maar gebeuren,
maar ja, de Bond is streng. Je mag niet zomaar alles meer tegenwoordig. Als nachtburgemeester.
Kom nou, dat zou te gek worden. Zeggen ze. Ben ik het niet mee eens.
Column Februari 2007^
Enfin. Troy. Demissionair. Eerste keer ooit dat de Bond zo’n zware straf uitdeelde. Schrikken.
Feitelijk ben ik nu opeens dé nachtburgemeester geworden door deze penitentie.
Dat is veel verantwoordelijkheid voor een jonge knaap in zijn eentje. Troy mag zelfs
niet meer met mij op de foto’s.
We laten deze beslissing van de Bond niet over onze kant gaan, uiteraard. Kom zeg,
wat is anders de volgende stap? Een verplichte coupe, alle nachtburgemeesters van dit
kikkerlandje dezelfde vetlokken achterover? Niet op mijn kruin. Dus. Vanaf deze maand
in Tillywood, ik én Troy op de foto.
En als verdere reactie... ach nee. Dat moet u zelf komen zien. 1 Maart. Paradox. Lancering
van een boek van Troy, samen met onze hoftekenaar Bandirah. Ik ben er ook. U
merkt wel wat we daar gaan doen. De Bond ook. Zie u daar. En oh ja, bezoek de site
www.deblauwebloem.nl!
René van Densen
Nachtburgemeester
Troy Titane
Demissionair
nachtburgemeester
121
Ik had geen boek met losse teksten moeten maken, besef ik me nu. Als dit een roman
was geweest – tenminste, een Nederlandse roman – dan werd er nu onderhand flink
van bil gegaan. Nee, serieus, dan werden nu gratuit een paar hoofdstukken even goed
aan elkaar geneukt. Maar nee hoor. Geen heftige literaire seks voor de nachtburgemeester.
Wat? Wist u niet dat er in ’s lands literatuur flink op los geketst werd? U leest te weinig!
Bloggen
Zo, dat was mijn cadeautje aan alle schrijvers met dalende verkoopcijfers in dit land.
Over schrijvende collega’s gesproken, weet u nog dat ik zo geheimzinnig deed over
iets dat ik aan het oprichten was? Nee? Bij de les blijven, alstublieft.
Een van de vragen waar lokale cultuurpaus en onze heuseigene benoemert Wilbert
van Herwijnen geen antwoord op had, is de vraag die iederéén stelt: Wat doet een
nachtburgemeester nou eigenlijk?
In een grappige column van Chiel van Zelst – nachtburgemeester van Amsterdam
- wordt door een bezoeker tegen de nachtburgemeester geroepen: “Weet ik het? Jij
bent toch verdomme de nachtburgemeester! Regel het even voor me!”
Ik moest er erg om grinniken, want het deed me denken aan het meisje uit het Omroep
Brabant verslag dat blij was dat er nachtburgemeesters in Tilburg waren want dan
zorgden die wel even voor meer blauw op straat.
Hoe dan ook, alles en iedereen heeft een mening over het nachtburgemeesterschap.
Een nachtburgemeester moet in evenementjes meelopen, het nachtleven ‘op de
kaart zetten’ (oké, technisch gezien was die van onszelf ), aan de bar leuteren, de boel
opschudden, opkomen voor de horeca, maar ook durven kritische noten te plaatsen bij
populaire evenementen of zelfs zijn eigen stad ronduit kut noemen. Hij hoort volgens
sommigen toeristen de weg te kunnen wijzen, volgens anderen juist de toeristen te
verjagen. Hij hoort overal aanwezig te zijn en tegelijkertijd selectief te zijn in wat hij
bezoekt want anders wordt hij ‘gewoon’ weer een ordinaire kroegtijger. Bij het juiste
alcoholpromillage vinden mensen al snel dat een nachtburgemeester ook moet zorgen
voor gratis drank, verruiming van openingstijden, een hoerenbuurt, en noem maar
op. En als het even kan moet een nachtburgemeester zijn ‘dagcollega’ maar een keer
‘ontslaan’. Die laatste hoor ik héél vaak, zelf.
Mijn idee om één site op te richten met weblogs voor alle nachtburgemeesters was
niet om hen uit de donkere steegjes en bruine kroegen te plukken en achter een
beeldscherm neer te zetten. Een nachtburgemeester hóórt in het nachtleven te staan.
Maar dan ook een beetje verslag doen van tijd tot tijd, en bijvoorbeeld een bevriend
computermanneke die teksten online laten zetten, dat mag toch naar mijn idee wel
gevraagd worden. En als ze allen hun beste beentje voor zouden zetten, zou er misschien
de culturele rijkheid van Nederland op een bijzondere manier getoond worden.
Misschien leren we zelfs wel iets van elkaar. Want heeft de oernachtburgemeester zelf
eigenlijk nog wel een functie-omschrijving paraat?
Maar na de eerste drie maanden blijken het vrijwel allemaal luie donders en ben ik
bijna de enige die nog wat schrijft. Dat zeg ik niet om de eigen loftrompet te luiden
of zielig eenzaam te doen, welnee. Ik ben al blij dat ik ergens mijn woordjes kwijt kan
zonder dat iemand ingrijpt. Maar de vraag blijft: wat doét een nachtburgemeester
eigenlijk? En waar hebben die andere luiwammesen het zo druk mee dat ze niet af en
toe iets over hun bezigheden kunnen plaatsen?
123
Achteraf viel het uiteraard te verwachten. Maar als je lang genoeg tussen de Tilburgers
vertoeft, raak je verwend. En gewend. Aan een vooruitstrevende gewoon-doen-mentaliteit.
Aan no nonsense overleggen. Aan spijkers met koppen slaan.
Dus. Ik en Troy, in onze bevlogen, jeugdige naïviteit, roepen een nachtburgemeestersbijeenkomst
af. Op de meest neutrale grond die we konden vinden, Tilburg uiteraard.
Gelukkig voelden we het al wel een béétje aankomen, dus het moest in een ruimte
waar wat stuk mocht, waar ruwer gedrag geen ramp is. De nachtburgemeesters van
Nederland tezamen in Extase. Je had het moeten zien om te geloven.
De gelegenheid? Afdeling Tilburg – wij dus – had het voortouw genomen en een collectie
weblogjes opgezet. Voor iedere stad met een nachtburgemeester eentje. Waar ze
zelf het ontwerp van konden aanpassen, ook eigen medewerkers toegang toe konden
geven, en zo voort. Het nachtburgemeesterschap in de digitale openheid, plus het
culturele leven van iedere stad beschreven vanuit persoonlijk perspectief van degene
die er het dichtst op staat. Ons leek het een wereld-idee. Nou, we hebben het geweten.
Column Maart 2007^
Deelder ging direct op de vuist met amsterdammer Chiel van Zelst om voetbaltechnische
redenen. Utrechter Henk Westbroek zat verveeld naar het akkefietje te kijken
vanachter meegebrachte flesjes minidrink. Mede-utrechter Cees van Leeuwen nam
eerst het dranklokaal goed in zich op, inschattend wat voor bluesevenement hier neergezet
kan worden, alvorens licht aangeschoten met Henk te discussiëren over wie van
hen twee nu eigenlijk de scepter over de Domstad zwaaide. Hilversummer Maikel Muis
kwam met een grote patsermobiel aanrijden en liep abusievelijk de Zino binnen. Een
woordenwisseling en knokpartij later schijnt hij door de politie te zijn afgevoerd. Haagse
nachtvorst Jille van der Veen en zeistenaar Henjo Hekman zaten uitvoerig te praten
over hun muziekoptredens en halfslachtige plannen te smeden om eens te ‘jammen’.
Schiedammer Harr Wiegman zat ondertussen olijke cartoontjes te maken over deze
voorvalsels. Leidse nachtburgemeesteres Marjo Heemskerk liet telefonisch weten dat
ze nog niet wist wat ze aan zou trekken en dus later zou komen. Achteraf zou ze tot in
de late avonduren besluiteloos voor die kast blijven staan, waarna ze maar een fles rosé
heeft opengetrokken. Alle overige nachtburgemeesters lieten verstek gaan.
En wij, de Tilburgse vertegenwoordigers? Wij waren uiteraard allang klaar. En we waren
reeds actuele berichten aan het plaatsen. Maar eigenlijk wilden we wachten tot alle
nachtburgemeesters mee gingen doen –wat nu nog wel een tijd bleek te gaan duren.
Dus hebben we nu de site maar gelanceerd. En hopelijk volgen de anderen ook nog
wel. Dus kijk op www.nachtburgemeesters.nl. Een onvervalst Tilburgs initiatief.
René van Densen
Nachtburgemeester
Troy Titane
Demissionair
Nachtburgemeester
125
Terwijl half Nederland opnieuw massaal de supermarkten bestormt voor de tweede
feestdagen-hamstering van al het eet- en drinkbaars dat ze hun familie en andere gasten
op die paar avondjes rijkelijk door de strot kunnen duwen, zit ik kalmpjes de laatste
paar werkdagen van het jaar uit en maak me eigenlijk nergens echt druk om.
Nieuwjaar is geen wereldschokkend evenement in mijn leven, nooit geweest en vermoedelijk
zal het dat ook nooit worden. Leuk? Dat dan weer wel. Niet om het vuurwerk,
niet om de familie, niet om de bordspelletjes of het gourmetten. Niks van dat alles aan
deze jongen zijn broek - als traditioneel feestdagontduiker breng ik ook de laatste en
eerste dag op een barkruk door.
Voor wie bij die inleiding het woord ‘ongezellig’ al in de mond waagt te nemen, even
twee relevante gegevens. Allereerst is dit de immer cultureel bruisende stad Tilburg
- ja, dat stukje Nederland dat op de kaart de aars van het land lijkt voor te stellen. Randstadbewoners
kunnen zich moeilijk voorstellen dat er buiten hun leefgebied meer dan
polder en heikneuters is, maar Tilburg heeft zich in een handjevol decennia ontwikkeld
tot een heuse stad met vibrant en veelzijdig kroegencircuit, theaters, bioscopen, een
schokkende hoeveelheid live bandoptredens, creatieve en culturele uitspattingen op
iedere straathoek, en dat alles zonder de gemoedelijkheid te verliezen.
Vergeet wat je in de kranten leest over die ene kogel die maandelijks geschoten wordt,
geweldplegingen heb je in elke zichzelf respecterende stad en daar doe je niks aan.
Statistisch gezien doet deze zesde-grootste-stad van Nederland het eigenlijk zelfs niet
eens zo griezelig slecht op dat vlak, dus die overtrokken aandacht voor dat marginale
misdaadcijfer heb ik nooit begrepen. Die berichten gaan niet over de stad die ik ken en
liefheb, ze verhalen over een bijna mythisch Gomorra waar het bloed je over de stadsgrenzen
al tegemoet gutst als je het in je zondige hoofd haalt dit hellegat te bezoeken.
Tilburg kent een Bourgondische doch frisse gemoedelijkheid die je nooit zult ervaren
als je je door deze angst ervan afzijdig zal houden. Vergeet ook de chaotisch, en door
veel buitenstaanders als lelijk bestempelde architectonische uitstraling van deze
stad. Het enige dat de skyline alhier je zou moeten vertellen is dat je alles wat je maar
zoekt hier kunt vinden, zij het dat we alles op heel eigen manier ordenen. En als je het
uiterlijk van deze stad echt niets prettigs vindt uitstralen: het nachtleven speelt zich
hier ook voor een groot deel binnenskroegs af, van waaruit je weinig meekrijgt van het
straatbeeld.
Sommige kroegen bezoek ik al zo lang dat het aldaar vertoeven als mijn woonkamer
aanvoelt. Wellicht is het niet voor iedereen weggelegd, maar ik voel me eerder thuis in
een goedgevoeld café waar gerstenat en andere brouwsels rijkelijk vloeien, dan op een
bank voor de buis met een TV-maaltijd op schoot. Als een echt nachtbraker ben ik er
dus niets rouwig om als ik het nieuwe jaar pas mag ontwaren bij sluitingstijd van mijn
stamkroeg ergens ‘s ochtends laat.
Dan nog het andere gegeven: op de plekken waar ik het liefst uitga, gebeurt bijna altijd
wel van alles onverwachts. In een gezelschap vol (aspirant en professionele) schrijvers,
dichters, filosofen, musici, schilders, zuiplappen, filmmakers, echtparen die hun wilde
haren nog niet kwijt zijn, hele ladingen aantrekkelijke studentes en mystieke vrijgevochten
vrouwen met wat meer levenservaring, passionaire absurdisten en watalnietmeer,
is het verdomd moeilijk om in een sleur te geraken.
Dus, heren en dames die hun mening over ons nieuwjaars-kroegtijgers al klaar hadden,
wees eens eerlijk tegen uzelf op de laatste momenten van dit jaar. Terwijl u uw
soepstengel in de kaasfondue dompelt of het ijzerdraad rond de kurk van die ene
champagnefles alvast wat losdraait. Terwijl u op straat, temidden van tientallen andere
buurmannen in hun eigen tuintjes, met de sigaret bij de vuurpijlen klaarstaat. Terwijl u
de obligate oudejaarsconference weer heeft afgekeken en het aftellen op TV is begonnen.
Terwijl uw schoonmoeder nog even de belippenstifte mond vult met een braaf
hapje van de schaal op tafel. Wees eerlijk. Heeft u dit niet al een paar keer eerder exact
zo meegemaakt? Is het niet weer meer van hetzelfde dit jaar? Kunt u eigenlijk stiekem
zelfs de volgorde al voorspellen van de mensen die u nieuwjaarszoenen en -handen
gaan geven?
Nieuwjaar in de Kroeg^
127
Soms hè, soms moet het gewoon even. Dan laten we het gebied van de nacht voor wat
het is en moeien we ons met het politieke. Liever niet, want dat gebied heeft altijd zo
zijn vieze bijsmaken (heren in gezachtshebbende zetels doen het immers nooit goed,
zo hebben ook wij rodekrukkenzitters inmiddels geleerd, ook bij uitblijven van ook
maar enige politieke standpunten) maar zoals gezegd, soms moet het. Dus op het gevaar
af dat ik onder de duiven van het geherdoorstartteherverbouwdeheropgerichte
en altijd even smakelijk weglezende TilburgZeikt zit te schieten: mijn oog viel op een
persberichtje.
“Gemeente steunt culturele broedplaatsen” - allereerst, gatverdamme, wie in de
gemeente heeft bij dit persbericht zo schaamteloos leentjebuur zitten spelen bij
nachtburgemeester-van-een-ander-stadje Chiel van Zelst?? Broedplaatsen, alsof
in Tilburg de kunst over één kam te scheren is met halfuitgestorven ooievaars en
roodbruinzilvergestippelde sperwerbuizerds of ander gevederd gespuis dat maar
niet aan de geïndustrialiseerde mensenwereld wil wennen en in een eigen groenstekkie
beschermd moet worden omdat het anders uitsterft. Kunst vind je hier op iedere
straathoek, in iedere kroeg, er zijn teveel kunstenaars zou je haast zeggen. Als ze al met
vogels vergeleken kunnen worden zijn het eerder stadsduiven in het Tilburgse, met de
prettigere bijkomstigheid dat het schijten op gevestigde publieke kunst in ieder geval
door de Tilbohièmes eerder verbaal dan letterlijk plaatsvindt. “Ik ben kunstenaar.” “Oh.
Jij ook al.” is een veelgehoord vroeggestorven dialoog in het uitgaanscircuit, zo erg
al dat de term meestal al op het aandachtsgebied toegespitst wordt: “Ik ben visueel
conceptualist” of weetikwat.
Nee, BROEDEN is het probleem niet. Exposeren, daar zit ‘m de kneep. Het Publiek moet
tenslotte ook af en toe wat van al het fraais, dwars en absurds onder ogen kunnen krijgen.
En dat ‘m daar de kneep zit is WEDEROM niet omdat de heren en dames kunstenaars
niet willen of als wereldvreemde zuidoostaziëspechten hun kunst in exclusiviteit
willen verstoppen van Het Publiek. Podia staan over de hele stad op, in krakersruimtes,
in kroegen, in publieke ruimtes, in samenwerkingsverbanden, in nieuwe galerijen, je
moet wel stekeblind zijn als je in deze stad nergens iets kunstzinnigs kunt aantreffen.
En jarenlang heeft het culturele circuit, met als een van de harde voorvechters de
charmante, gedreven maar helaas vaak organisatorisch en administratief volledig raschaoot
Ernest Potters met lede ogen in deze stad moeten aanzien hoe de gemeente
systematisch oostindisch blind bleef voor de meest vooruitstrevende, spraakmakende,
nieuwswaardige initiatieven die zichzelf telkens opnieuw maar moesten zien te
financieren terwijl het cultuurpotje in de meest kansloze ideetjes-van-buiten-de-stad
leeggegoten werd.
Oké, nuancering, het was wellicht minder systematisch dan ik het hier doe voorkomen,
maar heer Backx is toch al een paar jaar het karikaturale stereotype wethouder-metschaar
aan het worden geraakt die almaar bij deze initiatieven die hij niet in het minst
geholpen heeft kwam opdraven om braaf allerlei gratis eindproducten in ontvangst te
nemen en zachtjes het schaamrood op de wangen weg te slikken met gratis aan hem
verstrekte drank. En als ik het bericht goed lees heeft hij nog steeds niets geleerd van
de in het verleden gehaalde resultaten: er wordt nu BEKEKEN waar het geld heen moet.
Ehhhh ja? Is dat niet gewoon zijn werk? Doettie dat niet het hele jaar door? Samen met
zo’n commissietje en weetikveel hoeveel ambtenaren? Is dit nieuws?
Stop met dat blindstaren op het BROEDEN, mijn god. Investeer eens in de STAD, in wat
daar LEEFT. Wat daar GEBEURT. Wat reeds UITGEBROED is. En in de nesten waar dit alles
allang hongerig om zich heen zit te happen.
Broedplaatsen^
Goed, dat moest ik toch echt even kwijt. Hierna schrijf ik wel weer iets over mezelf
klemzuipen hoor. Zeker als er meer van dit soort berichten uitgezonden worden in een
opzichtige poging van de gemeente om nog even het jaar uit te ‘positief geluid’en.
Want van dit soort persberichtschrijvers-werkverschaffende lulkoek krijg ik echt ontzettende
dorst.
129
“Doede gij dat nou overal, die kroegen tekenen?” vroeg een nieuwsgierige man me in
een vrij kalm volkskroegje. Ik kon niet anders dan beamen – ik had hem net uitgelegd
dat ik zat te tekenen voor dit kroegenboek. Zoals wel vaker volgde toen een opsomming
van kroegennamen met de vraag of ik daar ook al getekend had. Sommigen wel,
sommigen niet.
Ik liep inmiddels al een tijdje rond met een uitgeprintte lijst van de kroegen op zak.
Waar ik getekend had, daar stond een streep doorheen. Ik toonde de man de lijst.
Hij wees op een kroeg die voornamelijk allochtoon publiek had. “Doede gij die Turkse
kroegen ook, nee toch zeker?”
Turkse kroegjes
Ik snap helemaal niets van die houding. Ik dat al hem vaker tegengekomen in het
verder best tolerante Tilburgse kroegenpubliek. Een kroeg is een kroeg is een kroeg.
En overal is het best gezellig, als je maar openstaat. Dat geldt voor de disco’s, dat geldt
voor de studentenkroegen, dat geldt voor de kleine oude kroegjes met kleedjes op
tafel. En de zogenaamde Turkse kroegjes zijn zeker geen uitzondering. Het is hooguit
soms een beetje anders. Nou ja, anders…
Toen ik in Rixy ging tekenen, trad er weliswaar een Turkse muzikant op. Maar verder
was het gewoon een danstent met een live optreden. Een andere keer heb ik daar
met personeel en andere aardige mensen uitgebreid zitten babbelen totdat een paar
wulpse jongedames voor hun eigen lol met de danspaal achterin gingen spelen. Ik besloot
maar even een andere tent op te zoeken want de bloedstroom ging de verkeerde
kant op zeg maar. In een andere tent zaten de klanten rustig met elkaar te kaarten en
over het weer te babbelen.
Sato heeft zo af en toe wel eens een avond met buikdanseressen. En toen ik daar met
mijn tekening klaar was, begon het personeel toevallig net aan een spontane Turkse
dans. Ik heb mee zitten klappen – de sfeer was helemaal prima die avond.
In sommige kroegen dacht ik een paar ietwat verontwaardigde blikken te ontvangen,
alsof het een misdaad was om als blanke Nederlander daar binnen te lopen. Maar
dat was in mijn hoofd – ongetwijfeld mede gevoed door de media en de vooroordelen
waar je de hele tijd tegenaan loopt. Dezelfde vooroordelen die vast ook wel een
schuine blik of twee daadwerkelijk écht veroorzaakten, maar zeker niet zo erg als ik
dacht te voelen dat het was.
Het hielp me wellicht dat ik kwam tekenen. Zodra je een vel papier tevoorschijn trekt
en gaat krabbelen, heb je iedereens aandacht opeens. Men komt nieuwsgierig kijken
wat je nou aan het doen bent, en als het er ook nog eens een beetje aardig uitziet
wat je aan het doen bent, ben je opeens een soort held van de avond. Gratis biertjes,
iedereen die met je wil praten om te vragen waar dit nou allemaal voor was, en ga zo
maar door. Wat ik precies hetzelfde in de andere kroegen in de stad ook vaak genoeg
meemaakte.
Het enige dat ze daar nooit vroegen was: “Je doet toch zeker die blanke Nederlandse
kroegen niet óók, of wel soms?”
131
Begrijp me niet verkeerd, ik wist van tevoren dat het tekenen in de kroegen tijdens
Carnaval waarschijnlijk best onwaarschijnlijk zou zijn. Wegens drukte, wegens het feit
dat de kroegen zichzelf niet zouden zijn en ik dus niet echt de ‘ziel’ zou kunnen vangen.
In de woorden van sommige niet zo optimistische kroegkennissen: “Dat kun je wel vergeten
ja. Als je slim bent sla je heel Carnaval gewoon over en ga je daarna weer door.”
Maar ja, ik ben koppig hè. Dus ik probeerde toch heel hard zoveel mogelijk kroegen
toch nog op papier te zetten. Dus flink op pad, flinke afstanden afleggen. Drukdrukdruk.
Het hele project lang ging ‘de knop om’ zodra ik van mijn werk thuiskwam of
zodra het weekend was: ik las geen kranten meer, ik keek geen TV, nee, ik was aan het
schrijven of op pad om te tekenen. De rest van de wereld bestond een vrij lange tijd
alleen tijdens werkuren en tijdens rondslingerende krantjes doorlezen in de trein.
Carnaval 2007
Bij hoge uitzondering had ik een sociale verplichting die toch maar even voorging op
dit project. Onderweg naar een goede kennis in Rotterdam, vergezeld door een wederzijds
bevriend echtpaar, werd me ineens door de vrouw van het stel verteld dat er een
lijk gevonden was in een kroeg op de Spoorlaan. Ik knipperde met mijn ogen – er IS
maar één kroeg op de Spoorlaan, dat is gay café Schwoell. Er zijn wel een paar restaurantjes
en hotelletjes waar je ook een drankje kunt pakken, bedoelde ze dat wellicht?
Nee, Schwoell klonk wel ongeveer juist. Het scheen de eigenaar te zijn, volgens haar.
Ik had toen, zoals zovelen, Teun de Korte nog recent gesproken. Van alle mensen die ik
in het Tilburgse nachtleven ontmoet heb sinds Augustus was hij een van de warmste,
oprechtste en meest idealistische personen. Hij had oprechte ambitieuze plannen voor
allerlei feesten in café Schwoell, feesten die zelfs mij als heteroseksueel geweldig in de
oren klonken. Ik vroeg hem destijds me een beetje te helpen bij mijn tekening door
me te vertellen wat hij zelf nou precies voor gevoel had bij de kroeg. Hij keek me mysterieus
glimlachend aan en weigerde: “Dat moet je gewoon zelf ervaren.” En dat heb ik
naar mijn gevoel sindsdien wel een beetje, en zelfs met plezier, gedaan.
Ik kon het dus niet geloven. ‘s Avonds heb ik een kroegtekening gemaakt in een
buitencentrumse locatie, waarna ik besloot ook even langs Schwoell te gaan checken
of het echt zo was. Maar het was zo belachelijk druk met dronken volk op de Spoorlaan
dat ik enkel kon zien dat de tent dicht was en dat om er dichterbij te komen ik toch wel
een klein godswonder nodig had. Dus zondag ging ik er alsnog maar langs.
Mezelf en de fiets tussen allerlei dronken mongolen van alle leeftijdsgroepen en de
omhekte modderpoel die de Spoorlaan momenteel moet voorstellen gewurmd. Ondertussen
kón ik het maar niet geloven. Dus in mijn hoofd was de kroeg gewoon open.
Ik kon het me gewoon niet anders voorstellen. Het kón niet kloppen. En zou ik binnenlopen,
en tot mijn grote opluchting gewoon Teun ontwaren achter de toog. En een
pilsje drinken op de schrik. Hell, ik zou zelfs met liefde een rondje voor de zaak geven.
Het wederom gesloten rolluik kwam al lopend in zicht en pal ernaast hing een foto van
Teun met een paar bossen bloemen erboven. Het was godverdomme gewoon wáár.
Een echtpaar met twee kinderen liep voorbij. De kinderen floten luidruchtig op fluitjes,
maar ok, het zijn kinderen. De ouders zeiden in één adem, kijkend naar de foto en de
bloemen: “Oh ja, daar heb ik van gehoord. Verschrikkelijk zeg. Naar welke kroeg gaan
we nu door?”
133
Het is op het moment van schrijven nog altijd niet helemaal duidelijk wat er gebeurd
is bij Schwoell. Wel ligt het vermoeden heel sterk bij een roofmoord. Een ontzettend
gewelddadige zelfs. En er is iemand opgepakt. Een gokker, die als een na laatste in de
kroeg zat. Daarna is als laatste klant Wilbert van Herwijnen vertrokken, een van Teun’s
beste vrienden en volstrekt zeker niét de dader. Ik heb Wilbert de weken erna af en toe
in de kroeg gezien. Hij was een emotioneel wrak, helemaal kapot van wat er gebeurd
was. En hij was niet de enige. Ontzettend veel mensen die ik ken waren helemaal
ondersteboven van wat er gebeurd was.
Ik? Ik ook. Maar erger nog: ik was woédend. WOEDEND. Dat het gebeurd was, allereerst.
Maar erger nog, dat Tilburg er voor mijn gevoel geen seconde bij stil heeft gestaan.
Misschien is het omdat ik in een kleiner dorp opgegroeid ben. Als daar zoiets gebeurd
was, was Carnaval voor dat jaar voorbij. Einde, over – dan had sowieso niemand, het
publiek incluis, meer zin om nog aan dat stomme feest mee te doen.
Het Tilburgse Carnaval anno 2007 was groots en onmenselijk. De straten lagen bezaaid
met makkelijk een kwart meter plakkerige en plastic rotzooi. Bekers, drank, kots,
carnavalskledingsstukken. Ik sleepte teneergeslagen mijn fiets er doorheen. Ik zag een
zoveelste ambulance gevaarlijk eroverheen glibberen met achterin weer een meisje
dat met zware alcoholvergiftiging afgevoerd werd. Ik zag de kroegen die zo bomvol
waren dat je niet eens echt naar binnen kon. Ik heb zelfs geprobeerd hier en daar naar
binnen te gaan. Tien minuten om twee meter af te leggen, en dan kun je niet voor- of
achteruit meer en zitten irritant dronken, zweterige en lallende mensen tegen je aan te
wrijven en duwen.
Ik was het Carnaval in gegaan omdat ik enerzijds wou kijken of ik escapistisch de brute
moord achter me kon laten. Misschien met genoeg verwaterd bier. Of met voldoende
volstrekt stompzinnige feestmuziek en een uitgelaten menigte. En anderzijds, omdat ik
hoopte dat er bij de ‘Schwoellmoord’ stilgestaan werd.
Stilstaan bij Teun
Ik heb niets meegekregen. Het publiek kan ik het maar beperkt kwalijk nemen. Als er
feest in een tent is, ga je niet als enige spelbreker in proberen te grijpen om ergens bij
stil te staan. Maar de Carnavalsverenigingen en de horeca, die hebben me diep teleur
gesteld.
De gay café’s in Tilburg hebben maandag schijnbaar uit solidariteit hun deuren
gesloten. Niet genoeg. Dit was geen aanslag op een gay café, dit was een aanslag op
gewoon een Tilburgs café dat aan Carnaval zou meedoen. Een van de carnavalswagens
heeft drie minuten met de muziek uit stilgestaan voor Schwoell. Niet genoeg. De
hele tocht had die drie minuten moeten nemen. Een optredende zanger heeft bij zijn
laatste optreden op dinsdag er even uitgebreid aandacht aan besteed. Niet genoeg.
Stadsbreed had er een moment van stilte moeten zijn geweest. Desnoods vijf seconden,
maar dan wél over de héle stad. Verlies je geen sfeer en geen omzet op. Was een
kleine moeite geweest. Is niet gedaan.
Ik ben kots- en kotsmisselijk van Carnaval 2007 geworden. Zelfs tijdens de Kermis had
men hierbij stilgestaan. Maar tijdens Carnaval kan het schijnbaar niet. En iedereen had
zo zijn eigen argumenten waarom niet. Het was nog te vers, te kort geleden gebeurd,
men wist helemaal niet waaróm die moord gepleegd was. Of dat je niet kunt verwachten
van de mensen dat ze hier alles maar voor aflasten. En ga maar door – allemaal
flauwekulargumenten.
Je staat stil bij zoiets om een signaal af te geven. Dat dit niet normaal is.
Tijdens Carnaval 2007 in Tilburg was het doodsteken van een kroegeigenaar schijnbaar
wél volstrekt normaal. Ik wil dat feest nooit meer zó meemaken.
135
Ik kreeg geen lijn meer op papier. Ik wou het niet eens meer. Ik kon geen kroeg meer
zien.
Voor het eerst in negen jaar (zolang woon ik hier pas – ja, ‘pas’) was ik niet meer verliefd
op deze stad. De eerste nacht die ik ooit in Tilburg doorbracht, is mijn fiets gejat. Ik
heb sindsdien ook in een paar knokpartijen gezeten, en een schietpartij in de rij voor
de Nacht heeft plaatsgevonden luttele minuten nadat ik met mijn huisgenoot uit die
rij weggelopen zijn om toch maar een taxi naar huis te nemen omdat het allemaal zo
lang duurde. Sommige van de mooiste plekken van Tilburg hebben plaatsgemaakt
voor foeilelijke hoogbouw. Desondanks ben ik altijd van deze stad blijven houden, ben
ik altijd de mooie kanten blijven zien. Tijdens en na Carnaval lukte me dat niet meer.
Ik voelde me vooral ook heel erg machteloos. Leuk, een boekje schrijven met wat teksten
en tekeningen erin – wat maakte dát nou helemaal uit? Al die rouwende mensen
in mijn vriendenkring, dat deprimerende gesloten rolluik bij Schwoell met Teun’s foto
ernaast en bossen bloemen erboven. Ik wou iets dóen, iets dat er toe deed. Maar wat
kún je doen?
Prins Carnaval
Voor de rouwende goede vrienden een luisterend oor en een schouder om op te huilen
zijn wanneer nodig, natuurlijk. Zelf ook een roos neerleggen boven Teun’s foto. Een
boos stuk geschreven hebben. Boze discussies voeren in de kroegen om vooral maar
te zorgen dat de mensen weten wat er gebeurd is. En dat je het zelf niet vergeet. Die
dingen dééd ik wel. Maar het leek zo weinig.
Gefrustreerd heb ik, dronken, mijn vuist door een leeg flesje bier heen geboord. Hielp
niet. Mijn duim bloeden en de knokkel van mijn middelvinger sindsdien permanent
gezwollen.
Een goede vriend stelde voor om anders het boek aan Teun op te dragen. En in het
boek te vertellen wat er gebeurd is, zodat dat bewaard zou blijven. Ik heb dus tot
het eind de kroegtekeningen afgemaakt, maar de echte lol in het tekenen die ik tot
dan toe regelmatig gevoeld heb, was weg. En de tekening van Schwoell staat op de
volgende pagina als enige op een rechterkant. Want ondanks dat de kroeg drie weken
heropend is geweest door Teun zijn zoon, is hij nu definitief dicht. Verhuurder z’n
schuld, schijnt.
Ik zat een tijdje na Carnaval in het Uilenest. Een paar krukken naast mij zat Joost d’en
Erste, Prins Carnaval van dat jaar. In zijn gewone burgerkloffie, uiteraard. Ik had zin om
hem woedend aan te spreken. Tenslotte was hij die paar dagen Carnaval eigenlijk de
nachtburgemeester geweest. Hij had aandacht moeten besteden aan wat er gebeurd
was.
Joost zat vooral het ene na het andere opgewarmde flesje schrobbelèr weg te werken.
De flesjes die over waren van Carnaval. Met zijn beeltenis erop. En tegen iedereen,
ongeacht of ze het wilden horen, dronken brabbelen dat hij dat was. Op het flesje.
Kijkend naar deze man smolt ik. Het had zoiets triests, zoiets krachtigs van vergane
glorie die in warme, troostende slokjes de keel in weggegoten werd... Hoe kon ik in vredesnaam
boos worden op deze man? Ik heb hem uiteindelijk op nog een paar flesjes
getrakteerd. En ben daarna in een erg stille bui de Tilburgse nacht in gelopen.
Teun, dit boek is opgedragen aan jou. Dat het Tilburgse nachtleven weet wat hen
ontnomen is. En dat ze het hopelijk nooit meer zullen vergeten. Het was het minste dat
ik kon doen.
137
IN MEMORIAM: SCHWOELL
IN MEMORIAM: SCHWOELL
Mijn excuses.
Uit je verontwaardiging
Maakte ik op dat ze
Nodig zijn
Dus bied ik je ze bij deze aan
Met gratis verontschuldigingen erbij.
Al moet ik eerlijk zeggen
Dat ik niet goed begrijp
Waar ik excuses voor aanbied
Aangezien ik niet weet wat ik fout deed.
Maar ik geef ook grif toe
Dat ik momenteel sowiesowieso
Niet zo opvallend veel
Meer begrijp.
Ja, mijn hand sloeg jouw billen
Niet hard, niet langdurig, niets dan speels
Hij greep kneep vergreep noch begreep
Hij had amper een vlieg van je bil kunnen slaan
Nee
Niet dat die daar zitten
Je begrijpt me verkeerd
Of ik verkeer in ander onbegrip
Want ik mag dit blijkbaar niet
Maar die andere mannen dan
Die ik het pal voor mijn neus wel zag mogen doen
Begrijp je hen dan wel soms
Druk ik me verkeerd uit wellicht
Ik ben ook geen sigaret
Ik zet mezelf niet in vuur en vlam voor jou
Ik poog niet je aandacht te trekken met
Kleurige bochtige blauwe rookpluimen
Excuses, ook een nachtgedicht
Het zag er prettig uit om te doen
En de daad zelf voelde niet fout
Zoek er nou niet achter wat die
Kopieën van kopieën van on originele mannen
Met zoiets bedoelen
Zie je, ik huil met mijn handen
Als ik de troost zoek in de drank
Mijn traan biggelde even zacht
Over jouw wangen.
141
Een hele lange tijd liep ik nogal teneergeslagen in het nachtleven rond. Als ik het even
kon laten, liet ik het uitgaanswereldje ook even voor wat het was. Ik begon weliswaar
langzaamaan weer mooie dingen te zien en mijn liefde voor de stad kwam stukje bij
beetje weer terug. Maar de vaart en het enthousiasme waren uit het kroegtekenproject
verdwenen.
Ik zoop heel veel. Veel kroegen moest ik meerdere keren bezoeken omdat ik eerst
van het nare gevoel af moest voordat ik de schoonheid en de ziel van ieder van deze
dranklokalen kon inzien. Het ‘incident’ – een zachte manier van zeggen dat een kroeg
vermoord is – was ook overal nog flink het onderwerp van gesprek. Dat was deprimerend
maar ook goed. Want nee, de Tilburgers vonden het allerminst normaal.
In de kroegen die ik bezocht vonden de klanten en het personeel het uiteraard ook
allemaal heel erg wat er gebeurd is. Het kroegpersoneel had ook vaak nog wat extra
angst te pakken. Het doet je toch beseffen hoe onbeschermd je er staat – immers,
er hoeft maar één gek binnen te lopen op een rustig moment en dan kan er vanalles
gebeuren. Een bizar gevoel, voor iedereen. Want een kroeg hoort een plek te zijn
waar je even alles van je af kunt zetten. Niet een plek waar je angstig over je schouder
gaat zitten kijken naar iedereen die binnenloopt. In een kroeg werken, met name een
buitenkroegje, werd opeens heel eenzaam en griezelig werk.
En voor mijzelf aldoor hetzelfde gedoe: dat ik nachtburgemeester was en daarom
kwam tekenen. Een rol die viezer en viezer begon te smaken tegen mijn gehemelte –
hoeveel koud bier ik er ook achteraan goot. Dat het allemaal oorspronkelijk maar een
grap was, woog nu extra zwaar. Ik voelde me een rasechte charlatan, ik had helemaal
geen zin meer in het project maar wist wél donders goed waarom ik het moest afmaken.
Op de momenten dat ik nachtburgemeester speelde om antwoord te geven op
de vragen, was het alsof ik er zelf naast stond en een beetje deemoedig toekeek op
een tragisch nep-personage. Eigenlijk wou ik alleen nog maar thuis onder de dekens
kruipen en er niet meer onderuit komen. Iets dat ik minimaal één dag tijdens Carnaval
trouwens ook daadwerkelijk gedaan had.
Alles komt goed?
Voor het weblog wou ik ten tijde van de heropening van Schwoell een foto schieten.
Want op het gesloten rolluik was inmiddels een spreuk gespoten die rechtstreeks van
Teun had kunnen afkomen: “Alles Komt Goed”. De spreuk ontroerde me. Dus dat moest
eigenlijk wel even vastgelegd worden, zodat ik het kon delen met anderen.
Vanaf de linkerkant van de weg was het te donker, en op de stoep aan de rechterkant
was het te dichtbij. Ik moest dus de bouwplaats op, waar de Spoorlaan één grote
zandbak was geworden. Even snel mijn fiets geparkeerd – want er moest nog minimaal
één tekening gemaakt worden die avond – en de foto geschoten. Om er toen achter
te komen dat ik de fietssleutel ergens in het zand kwijtgeraakt was. In een vrij fors stuk
dat ik gelopen had en dat vol band- en laarsafdrukken zat.
Ik heb drie kwartier lopen zoeken in het donker. Meerdere keren ook mijn broekzakken
en mijn tas gecontroleerd, waar ik de camera in teruggestoken had. Ik trok het niet
meer, ik wou ter plekke in het zand gaan liggen en daar sterven. De sleutel was kwijt
en zou de volgende dag onder een vrachtwagenwiel diep begraven worden onder het
toekomstige wegdek. Het boek was verdoemd, het nachtburgemeesterschap gefaald,
ik stortte even helemaal in. Teun had ongelijk, zo leek het: Alles kwam helemaal niet
meer goed.
U leest nu dit boek. De fietssleutel heb ik ook nog teruggevonden. Een aantal dingen
zijn goedgekomen. Hou dus vol, het boek wordt heus weer leuker. Even nog hier
doorheen.
143
Te diep
“Waar gaat dit biertje over?”
Vroeg ze, toen ze zag dat het flesje mijn onverdeelde aandacht had.
Ik grijns een lede zuipschuitgrijns.
“Over Art without a Heart, meisje.
Over langgerekte schijn.
Over de tandpastaglimlach.
De clown met zijn levertraan.
Over de lege maskers waar bijna alle grote kunst uiteindelijk over gaat.
Over lange periodes van je echte gezicht niet kunnen tonen, en daardoor ook niet
meer weten hoe het eruit ziet.
Over het dolende flirten met rock bottom, dat we uitgaan noemen.
Over de vrijwillige vergifinname om de zoektocht verder te vertroebelen.
Over de spelletjes. De schijnbewegingen. De territoriale geldingsdrang.
De afleidingsmanoeuvrerende schaduwsilhouetten. De paringsdanspassen.
Over het kostuum dat de faciliteiten dragen.
De franje. De muziek. Het glashard ontkennen van het zoekende.
De creatieve namen en smaakjes die het vergif tot een duizendkoppig monster maken
waarvan moeiteloos iedere kop een eigen identiteit voorwendt.
De leugen dat deze lokalen geen middel maar doel zijn, en de leegheid van het bestaan
en de beurs van de zombies die de leugen als zoete koek geslikt hebben.
Over dat de klant zogenaamd koning is maar wel eentje die accijns betaalt.
Maar meer nog gaat het over de kwijtgeraakte connectie.
Met een wereld vol mensen die hier hun leven ingewikkelder komen maken dan het
feitelijk is. En die alles en iedereen moeilijker maken dan ze feitelijk zijn.
Mensen die ook in één boom nog steeds een bos proberen te herkennen.
Dit gebottelde gerstenat gaat over de ketenende ketting op mijn borst.
De druk om doorlopend een symbool te zijn in plaats van een mens.
De eenzame plek in de coulissen van mijn ziel.
Daar gaat-ie over.”
“Waarom kun je niet jezelf zijn?”
“Gaat niet meer.
Ik weet niet meer hoe.
De weg terug is foetsie.”
Ze zette nog een biertje voor me neer.
“Hier dan.
Hopelijk gaat deze ergens anders over.”
145
Een erg zonnige zondag – vroeg voor de tijd van het jaar – parkeerde ik mijn fiets ‘s
middags tegenover café Replay om daar te gaan tekenen. Ik was er al eerder geweest,
ook daadwerkelijk ‘s avonds, dus ik had het gevoel dat ik wel wist hoe de tent was in de
meer nachtelijke uurtjes.
Binnenlopend breek ik bijna mijn nek over een kinderveiligheidshekje. Niet gezien omdat
ik mijn zonnebril nog ophad. Ik heb sinds mijn eigen jeugd geen dergelijke hekjes
gezien, dus al frunnikend kwam ik er niet uit. De eigenaar snelde toe en opende het
hekje, om het pal achter me weer te sluiten. Hun kind was enthousiast in de kroeg aan
het rondrennen, vandaar. En Replay ligt pal aan een van de drukkere centrumstraten,
dus het risico dat de jonge nakomeling de straat oprende en dan een uitstekende test
voor ABS of schokbrekers van een passerende auto zou vormen, was reëel.
In de Replay
Replay lijkt, als je er toevallig voor het eerst binnenloopt, wellicht niet zo heel bijzonder.
Een niet zo groot kroegje, kort barretje met blauwig neonschijnsel achter de drankflessen,
een zittafeltje achterin, dartborden, een heleboel bordspelletjes. Bij een eerder
bezoek had de barman me al ronduit trots zitten vertellen dat de nootjes op de bar
vers van de markt waren.
Ook de muziek-collectie brengt fonkelingen van trots in zijn ogen. De meeste verzoekjes,
hoe obscuur ook, tovert hij uit de hoge hoed, en als ze het zowaar een keer niet nú
hebben, krijg je het bij een volgend bezoek te horen.
Wegens het rondrennend kind was er beperkte rookgelegenheid. De barman had
één asbak aan het eind van de bar neergezet, zodat hijzelf ook kon roken, en dat was
bij deze de huidige rookplek. Terwijl het echtpaar en het overactieve kind aan hun
avondeten begonnen aan de zittafel achterin, rookte en dronk ik rustig wat en zette de
eerste lijnen op papier.
Nadat ze uitgegeten waren, hingen zowel de barman als zijn vrouw vrolijk pratend wat
met me rond terwijl ik de tekening afmaakte. Een paar vaste klanten liepen binnen
en struikelden ook bijna over het hekje. Terwijl ze gingen zitten aan de bar vielen hen
uiteraard mijn tekenbezigheden op. Zoals wel vaker werden er allerlei vragen op me
afgevuurd – en een aantal complimenten. Om niet teveel gestoord te worden terwijl ik
teken, had ik ook uitgeprinte eerdere tekeningen bij me, die men dan kan doorkijken.
Grote hilariteit brak los onder het gezelschap toen iemand in één van de tekeningen
herkend werd als kroegkennis. De dame in kwestie werd zelfs even met het mobieltje
gebeld, dat er ‘hier’ iets was dat ze moest zien.
Nadat de tekening af was, werd ik bovendien nog even in het herentoilet rondgeleid
(“Qua oppervlakte het grootste herentoilet in de stad!”), werd uitgebreid verteld over
welke soorten spelletjes er zoal sinds de oprichting in de kroeg aangekocht waren en
wat voor succes die hadden onder het publiek én de barvrouwe, de spelletjesfreak van
de twee, over de grote graffititekening in opdracht die op de buitenzijmuur staat, en
ga zo maar door. Ik kreeg bovendien biertje na biertje getrakteerd, tot ik echt moest
afslaan omdat ik alweer een halve dag daar was blijven zitten en de werkdag er nog
niet op zat. Met wat pijn in het hart ontrukte ik me aan het gezelschap en de kroeg en
liep ik de buitenlucht weer in.
147
De maansverduistering van een zaterdagnacht eerder dit jaar. Hebt-u-em gezien?
Ik wel. Ik heb in de voor de tijd van het jaar niet koude nacht, met overigens ook
opvallend weinig regenbewolking, naar de verduistering van de daarvoor nog fel
schijnende volle maan staan kijken. Pal op de Korte Heuvel, op het pleintje tegenover
mijn stamkroeg.
Ik was niet alleen: twee kroegkennissen stonden naast me te blauwbekken (niks
gewend) en op hun geheel eigen wijze van het natuurfenomeen te genieten. “Hee!
Meisjes! Willen jullie met ons naar de maansverduistering kijken?” “Kom jij me even
warm houden terwijl we wachten tot de maan uit is?” Vooral geïrriteerde blikken waren
hun deel, met hooguit hier en daar een gevat rotantwoord als enige oogst.
Op de hoek stonden aangeschoten knapen te roepen om kaartjes voor het maandelijke
013-feest LOOS, die weer zoals gewoonlijk al bij de opening van het loket
uitverkocht waren. Al snel ontpopten ze zichzelf zelfs tot bemiddelaars tussen mensen
die ook kaartjes wilden bemachtigen en mensen die kaartjes over hadden. Want het
leuk begonnen evenementje is nu iets krankzinnigs geworden. Om één uitverkochte
aanbieder te citeren: “Joh ik heb mijn extra kaartje net voor veertig euro aan een kerel
verkocht. Zo moet je dat doen he, altijd twee kaartjes kopen, een voor jezelf en een
om te verkopen, dan heb je de hele avond gratis je drinken!” (Gedachte in mijn hoofd:
totdat je daar die kerel tegen het lijf loopt die jouw kaartje voor veertig euro heeft
overgenomen, natuurlijk. En die dan misschien een beetje verontwaardigd zal zijn
dat je zijn veel teveel bestede geld uiterst vrolijk aan het wegklokken bent. Niet dat er
dan iets zal gebeuren, want er heerst een vrij strikt no-nonsense beleid in 013 en de
bezoekers weten dat.)
Nachtverduistering
Vervolgens gaven ze de kaartjesjacht maar even op en voegden zich bij ons maantoeschouwers-gezelschap.
Ruim een half uur moeten we daar hebben gestaan, van dat
de maan al half afgesneden was tot het laatste blurretje licht bovenop. Hele drommen
schaarsgeklede meisjes en dronken kerels liepen voor en achter ons langs voorbij,
gedreven onderweg naar een volgende locatie om hun consumptief uitgaansavondje
voort te zetten, zonder enig acht te slaan op wat er gratis boven hun hoofden vertoond
werd. Hooguit een paar keken al lopend halfslachtig met ons mee “Oh ja, dat was toch
die verduistering? Ik zie niks hoor.” “Wat werd er nou eigenlijk ook alweer verduisterd,
was dat nou de zon?” “Ach, ik kijk het vannacht wel terug op internet.”
Ook mijn gezelschap droop voor het laatste streepje licht weg was, af. De maan kleurde
donkerrood onder het fel schijnende bovenlijntje dat meer en meer een puntje en
toen een vaag schijnseltje werd en toen was het allemaal zwart, weg. Ik rookte nog
een sigaretje en begaf me daarna ook weer onder het scheutig geld spenderende
uitgaansleven.
149
Wellicht wek ik tot dusver de indruk dat de lijst van kroegen een vrij statisch document
was. Waar gewoon een stel dingen op een rij stonden die ik af moest gaan, en wanneer
ik er getekend had, een streep doorheen zette en naar de volgende doorging. Dus dat
het gewoon lopende-bandwerk was.
Zo ging het dus helemaal niet.
Ik begon met zo’n honderdtachtig kroegen op de lijst. Zoals u zelf al hebt kunnen zien
zijn het er iets minder gebleken. De criteria waaraan een kroeg moet voldoen om op
mijn lijst te blijven staan – de ‘wetenschappelijke methode’– zorgde ervoor dat ik een
flink aantal etablissementen kon wegkrassen. Maar er kwamen er ook absoluut telkens
weer bij. En ik durf zelfs te vermoeden dat de lijst die ik nu heb, nog steeds niet helemaal
klopt, maar ik heb het er – deels uit zelfbescherming, deels omdat het boek toch
een keer afmoest en voordat je ’t weet zijn er weer een stel reeds getekende kroegen
gesloten of van eigenaar en naam gewisseld – uiteindelijk maar bij gehouden toen ik
bij de laatste kroeg op mijn lijst aangekomen was.
Reeds gesloten kroegen heropenden doodleuk weer nadat ik ze al van de lijst gehaald
had. Sommige kroegen stonden nog niet eens op mijn lijst, maar kreeg ik als ‘tip’ mee
in een andere kroeg. Want zodra je een boude uitspraak doet als ‘ik ben alle kroegen
van Tilburg aan het tekenen’, haalt iedere kroegtijger een mentaal lijstje tevoorschijn
van alles wat hij of zij kent en begint vragend op te sommen. Meestal kon ik gewoon
antwoorden dat ik er al getekend had, of dat die kroeg inderdaad nog op de lijst stond,
maar ook vaak genoeg werd er iets genoemd dat ergens in een wijkje weggestopt zat
en niet eens in het telefoonboek of ergens anders vermeld stond.
Kroegenlijst
Van tijd tot tijd zakte de moed wel eens in mijn schoenen. En het schrijfwerk schoot
ook niet op, want hoe kon ik immers weten wat ik allemaal in dit boek aan onderwerpen
kwijt kon, als ik niet eens wist hoeveel pagina’s tekeningen er zouden komen? Verscheidene
avonden ging ik dan ook op pad zonder de bedoeling tekeningen te maken,
maar enkel om nog niet verkende kroegen langs te gaan. Om te kijken of ze wel op
mijn lijst hoorden, en zo ja, wat voor soort tent het zoal was. Er bleken veel coffeeshops
op de lijst te staan, vermoedelijk afkomstig van de oude internet-lijst. Die konden er zo
vanaf, want daar mogen ze geen alcoholische versnaperingen schenken. Soms reed ik
op dergelijke avonden via bepaalde wijkjes waar ik nog nooit geweest was en zag ik
daar zelf juist weer een kroeg die niet op het velletje papier in mijn binnenzak stond.
In de hilarische TV-serie “My Name Is Earl” heeft Earl, de hoofdpersoon, een lijstje van
alle slechte dingen die hij in zijn leven heeft gedaan, en probeert hij ze een voor een
goed te maken. Waarna hij ze weg kan strepen. Soms komt er iets bij, soms gaat er iets
af, soms komt er iets terug op de lijst wat er al vanaf was. Er lijkt maar geen einde aan te
komen, en de lijst zelf wordt dan het hogere doel waarom je maar door blijft zetten. Dit
was míjn lijst. In zekere zin mijn eigen boetedoening ook, voor de grap die ik uitgehaald
had.
Sommige mensen vroegen wel eens of, als ik uiteindelijk klaar zou zijn met het boek,
ik misschien hetzelfde in een andere stad zou gaan doen. Ja, dank je de koekkoek. Dat
doet de nachtburgemeester van die plaats lekker zelf maar.
151
Bij het maken van het meerendeel van de tekeningen was ik nogal solo aan het werk.
Natuurlijk had ik regelmatig wat aanspraak van barpersoneel of andere kroegtijgers,
die altijd wilden weten wat ik aan het doen was en zo hier en daar eens een pilsje
trakteerden. Ik drink niet veel bij het tekenen, echter. In de paar uur die een tekening
kost – dat is dus vanaf het moment dat ik weet wát ik op papier ga zetten tot het eindresultaat
– heb ik bij voorkeur een flesje bier naast het tekenblok (flesjes vallen minder
makkelijk om dan bierglazen) en op het moment dat ik klaar ben is dat flesje meestal
nog lang niet leeg. Ik neem tussendoor een paar slokjes en daar blijft het eigenlijk bij.
Veel te geconcentreerd op de tekening zelf.
Meelifters
Het is geen vreselijk interessante bezigheid om de hele tijd naar te gaan zitten kijken,
dus het is ook niet vreemd dat ik het meerendeel van de tijd in mijn eentje op pad
was. Ik wou ook liever mijn vrienden niet aandoen dat ze met me op stap gaan naar
kroegen die ze meestal niet eens kennen, om dan zichzelf te moeten vermaken terwijl
ik daar urenlang zit te krabbelen. En vóór het tekenen zit ik heel erg rond te spieden,
indrukken op te doen, en zo te bepalen wát ik ga tekenen. Pas na het tekenen gaat dus
het biertje op, een sigaret aan, en ben ik weer gezellig aanspreekbaar.
Ik héb wel gezelschap gehad hier en daar. Guillermo, genoemd in het rijtje van mensen
die betere nachtburgemeesters dan ikzelf zouden zijn, heeft me vergezeld in De Plaats.
Als die tekening er wat aan de slordige kant uitziet komt dat onder andere omdat hij
me eerst flink liet vollopen met drank, en vervolgens flink aan het vertellen ging over
de Tilburgse kroegen, de muziek die speelde, vanalles. Ik luister heus wel, verzekerde
ik hem steeds, want dat was ook zo. Ik kan me namelijk prima concentreren op een
tekenening en ondertussen luisteren naar een gesprek – en zelfs het gesprek gewoon
meevoeren. Daardoor aangemoedigd, liet hij nog meer drank aanrukken door de
barman, wat er uiteraard voor zorgde dat ik alleen maar verder aangeschoten en met
nog iets meer gehaaste lijnen de tekening probeerde af te maken voordat er een hele
colonne bierflesjes mijn tekenblok zou omsingelen. Dit is zeker geen beschuldiging:
het was erg gezellig en tegen gratis drank zeg ik nooit nee.
Een aantal andere vrienden hebben me hier en daar wel eens vergezeld, want alleen
is ook maar alleen. Soms tracteerde ik hen dan maar zoveel mogelijk uit een soort
schuldgevoel dat ik zo’n suf gezelschap vormde. Niet dat iemand ooit geklaagd heeft.
Bevriend striptekenaar Michiel van de Pol had op een goede avond de opdracht te verrichten
dat hij iemand moest vergezellen die met een ongewone en arbeidsintensieve
activiteit bezig was, en dan een verslagje moest optekenen. Hij dacht de makkelijke
route te kiezen door mij te vergezellen. Nou, hij heeft het geweten – twee achtereenvolgende
kroegen heb ik hem meegesleept. De eerste, het Uilenest, vormde een uiterst
luxe tekensituatie (vrijwel leeg, goede verlichting, tafeltjes waaraan getekend kan
worden, en een naam en interieur die makkelijk bij elkaar passen) de tweede was Café
Hoegaarden, en dat was iets minder tekenvriendelijk. De Talk Of The Town-disco avond
was in volle gang - maar zonder volle zaal, er stond hooguit twintig man binnen denk
ik - en dat betekende zwaaiende flitslampen, slecht licht, harde muziek, bier met plastic
muntjes kopen, geen tafel om aan te tekenen maar gewoon op de bar, en eigenlijk
was de beperkte drukte op zich daartussen nog een pluspuntje. Ware het niet dat men
daarom de avond ook vervroegd - vijf over tien, geloof ik - beëindigde en we zacht
doch helder aangespoord werden op te krassen. Terwijl ik één-derde van de tekening
af had.
Ja, dit komt voor, Michiel.
153
De allereerste kroegtekening die ik maakte was, in tegenstelling tot de volgorde in dit
boek, in de Cul de Sac. Ik zat immers nog te spelen met hoe ik dit project überhaupt
zou gaan aanpakken, en de veiligste plek om te kijken of ik wel in een kroeg zou
kúnnen tekenen was mijn eigen vertrouwde taptehuis. Dat ging niet onaardig, al zou
ik gedurende het project minder en minder tekst in de tekeningen zetten, gewoon
omdat veel tekst een beetje een puinhoop is om te zien.
In die eerste tekeningen was ik nog aan het zoeken hoe ik alles zou ‘zeggen’. Hoe de
pagina’s ongeveer ingedeeld zouden worden, wat voor tekst erin zou komen, of ik echt
de kroeg zélf qua interieur zou natekenen of een soort abstracte voorstelling ervan.
Dat laatste heb ik gedurende het hele project per kroeg maar beslist, maar verder krijg
je er op een gegeven ogenblik een beetje handigheid in. Blij toe, want de eerste zes
tekeningen zijn uiteindelijk in twee maanden tijd gemaakt – op een totaalaantal van
bijna honderddertig kroegen zou dat nogal een langdurig project zijn geworden. En
het moet niet te lang duren hè, want dan gaat het op werk lijken en wordt mijn biertje
warm.
De aanpak
Mocht u willen weten hoe ik bij de tekeningen te werk ging zal ik u dat nu vertellen.
Mocht het u volstrekt niet boeien, blader dan vrolijk verder. Lezen is een interactieve
bezigheid immers, een waarbij u zelf ook de vrijheid heeft het geschrevene tot u te
nemen of gewoon te negeren.
Het eerste waarop ik let als ik binnenkom, is of er een plek is met voldoende licht om
een beetje te kunnen zien wat ik zit te tekenen. Vervolgens of ik het logo van de kroeg
ergens zie. Op een ruit die duidelijk zichtbaar is vanaf de tekenplek, of aan de muur,
of op een oude foto aan de muur, of op een poster of een luciferdoosje of weetikwat.
Zo niet dan vraag ik het barpersoneel om iets met het logo. In een paar gevallen heb
ik buiten eerst het logo van de gevel nagetekend om daarna binnen door te tekenen.
Heel soms heeft een kroeg gewoon geen logo.en heb ik maar wat geïmproviseerd, met
afwisselend resultaat. Hoe dan ook.. eerst zet ik de buitenste kaderlijnen op papier, dan
nummer ik de tekening en zet de datum erop, en dan komt het logo. Het logo is immers
een belangrijk deel van de uitstraling, en de lettertypes daarvan zijn vaak expres
uitgekozen om een beetje aan te geven hoe de kroeg is.
Maar al te vaak neem ik daarna wat slokken van mijn biertje en rook ik een sigaret terwijl
ik nog een keer mijn ogen laat dwalen over alle elementen in de kroeg die indruk
op me hebben gemaakt. Indrukken dat dingen uniek zijn en je ze nergens anders ziet.
Indrukken dat dingen soms juist wel veel voorkomen maar hier heel typisch zijn. Ik
gooi, zo rondkijkend, alles weg wat in mijn hoofd niet ‘past’. Dan kijk ik of ik daar een
geheel van kan brouwen. En haal ik de dop weer van mijn fineliner af. Ik schrijf de tekst
op, maak de tekstblokken er rondomheen, en daarna ga ik de tekening maken.
Ik schets in het geheel niet. Alles wat u hier ziet, is rechtstreeks op papier gezet. In die
kroeg, over die kroeg. In een paar kroegen heb ik de tekening niet kunnen afmaken,
omdat ze vroeger sloten bijvoorbeeld. Maar dan zorgde ik altijd dat in ieder geval de
lijntekening af was en er enkel nog wat zwartvlakken te vullen waren. Dat doet immers
niks meer af aan het gevoel dat je op papier probeert te vangen en kun je dus prima
thuis of ergens anders afmaken. Sommige kroegen heb ik net iets te dronken op papier
gezet waardoor ik bijvoorbeeld de naam, het logo een beetje fout gespeld heb. Dus nu
weet u het. Dat is nou de magie van de kroegtekeningen in dit boek. Gewoon banaal
krabbelwerk.
155
“Hey maar jij bent echt de nachtburgemeester dus. Ik heb het inmiddels ergens gelezen
– sorry nog voor het gegein de vorige keer, ik dacht dat je een grap maakte.”
Ik mag ‘Barbapapa’ van Le Clochard langzaamaan meer en meer. Goeije kerel waar een
leuk gesprekje mee te voeren valt. Dat-ie de vorige keer dat ik er was – met bijval van
een vaste klant – riep dat hij en niet ik de nachtburgemeester was, soît. Ik kon er goed
om lachen. En dus babbel ik vaker en vaker met de goede man.
Jolige kerel, die tegelijkertijd keihard zegt waar het op staat.
We raken wat aan de praat over de horecabeleiden in de stad. Het is rustig, dus dan
is het makkelijker zo’n gesprek te voeren. Barbapapa is ontevreden, en terecht. Als hij
nou de eerste was die ik erover hoorde, zou ik denken ‘wat een ouwe zeur’ maar de
gemeente maakt het horeca-ondernemers momenteel allesbehalve makkelijk.
Overal in de stad hoor je het – als je je oor te luisteren legt, uiteraard. En tsja, ik probeer
een goede nachtburgemeester te zijn dus dat doe ik dan ook. De horeca-ondernemers
voelen zich meer en meer weggepest door een uit de hand lopende wildgroei aan opgelegde
regeltjes, beperkingen, wetten, belastingen en ga maar door. “Het is gewoon
niet leuk meer om horeca ondernemer te zijn.”
Al jaren hoor ik de meest belachelijke dingen – ook al voordat ik mezelf met deze
titelatuur opzadelde. Zo was er ooit een soort ‘two strikes’-beleid voor terrasstoeltjes.
De Korte Heuvel is, net als de totale Heuvel eigenlijk, een beetje stoeploos geraakt
waardoor ‘de weg’ (het fietspad naar mijn idee) gelijk staat met de ‘stoep’, althans, aan
de rechterkant. Omdat die arme fietsertjes toch maar een meter of vijf de ruimte hebben
om te rijden, werden horeca-zaken die hun terrasstoeltjes ‘over de lijn’ (knappe
jongen trouwens die lijn kan identificeren) zetten, keihard afgestraft. Als in: één keer
waarschuwing, tweede keer enorm belachelijke boete. Aangezien de ondernemers zélf
dit sowieso doorgaans niet doen maar de klanten op het terras, dwing je daarmee de
kroegeigenaar een soort terraspolitieagentje neer te zetten die de hele tijd oplet of die
stoute consumenten niet hun stoelpootje een centimeter op het fietspaadje zetten.
Horeca onderschatting
Nieuwe horeca-ondernemers worden doorgezaagd, doorgelicht, kortom belachelijk
uitvoerig gescreend, ook als het gewoon een overdracht van een oud kroegeigenaarechtpaar
is dat hun zaak aan familieleden door wil geven. Buitenkroegjes die net een
paar minuten na sluitingstijd nog een paar plakkende klanten binnen hebben, kunnen
verwachten dat de politie er op de minuut nauwkeurig langs patrouilleert. Sinds 013
een paar jaar geleden enkele maanden dicht ging, dienen de meeste kroegen in het
centrumgebied opeens een portier (of een medewerker die die rol dan maar vervult)
te hebben. In de meeste gevallen staan die mannen in hun oortjes ‘ik zie ik zie wat jij
niet ziet’ met collega’s te spelen, of hele goeije halen zo hier en daar nog eens wat lege
glazen op in de kroeg. De slechte die spelen kleine machtsspelletjes met het uitgaanspubliek.
Alles voor de vrede en veiligheid, toch?
Als je je stamkroeg of andere dranklokalen goed waardeert, laat dat dan ook regelmatig
eens een keer merken naar het personeel en de man of vrouw aan het hoofd van
het hele boeltje. Want zowel vanuit de gemeente, als vanuit de brouwerijen die vaak
de eigenlijke bezitters van hun kroegen zijn, liggen ze flink onder vuur. Degenen die
er al lang zitten, redden zich inmiddels prima, en hanteren vaak een heel vriendelijk
onderling behulpzaam beleid – als de ene kroeg wat voorraad tekort komt of op een
andere manier hulp kan gebruiken die jij makkelijk kunt missen, dan doe je iets voor ze,
en omgekeerd. De nieuwe ondernemers moeten niet alleen die plaats in dat – verder
best verwelkomende - wereldje nog zien te veroveren en hun kroeg zien te lanceren,
maar moeten dus ook nog over een enorme drempel heen. Nee – het is allang niet leuk
meer om een kroeg te runnen. Hulde dus.
157
Op de vraag of partyboot De Albatros nog wel eens vrij toegankelijk was, antwoordde
een flink met witte wijn en bijbehorende ijsblokjes beschonken Wilbert van Herwijnen
dat het daar sowieso één zaterdag in de maand een topfeest was. Africa Night, waar
hij ook zelf vaker naartoe geweest was. Met een paar onbeheerste spuugdruppeltjes
in het rond vliegend, drong hij erop aan dat ik er minimaal één keer bij geweest had
moeten zijn.
Nou is een titel als “Africa Night” niet echt bemoedigend. De stad wemelt van de exotische
“Nights” – Carribean Night, Salsa Night, noemt u maar op. En meestal zijn het niet
meer dan DJ-avondjes met toepasselijke muziek en een hoop brave Brabantse blanken
die hun best doen om het te laten lijken alsof ze kunnen dansen. Dat dan ook nog eens
in een feestboot voelde onmiddellijk erg claustrofobisch aan. Maar ik is de kwaaijste
niet, en Wilbert verzekerde me dat er échte afrikaanse bandjes optraden enz., dus
vooruit. Ik besloot eens uit te vinden wanneer dit dan zou plaatsvinden.
Het kostte me niet veel moeite om te weten te komen dat De Albatros al een tijdje de
vaste locatie voor dit evenement niet meer was. “Bosvreugd heeft het overgenomen.”
Nou ligt het prettige, tegendraadse boskroegje Bosvreugd redelijk in de buurt van mijn
woning, dus ondanks dat de lijst kroegen meer en meer kromp en deze Africa Night
slechts maandelijks plaatsvond, was het mij prima te wachten tot de volgende editie,
voordat ik dan in Bosvreugd ging tekenen. Twee vliegen in één klap, dat idee.
Africa Night
Hoe ontspannen en los het er aan toe gaat werd o.a. geïllustreerd door het feit dat ik
de hele avond daarbinnen heb gezeten zonder dat iemand me om de entree lastig viel.
Ik raakte met de barman en een uitbundige vaste klant aan de praat. Over vroegere
tijden en huidige tijden, over de jeugd, over de oprukkende burgerlijke braafheid en
betutteling van de regering. Een fijn gesprek, dus. Er werd rustigaan geblowd, de overgevlogen
afrikaanse band was aan het soundchecken, en heel rustigaan verzamelde
zich meer en meer publiek. Ik was wat aan de vroege kant, dat was ook wel duidelijk.
Het publiek laat zich – eigenlijk niet echt verrassend – het beste omschrijven als
‘Festival Mundial publiek’. Als er al zoiets bestaat, want zowel deze avond als het festival
waar ik aan refereer wemelen van de diversiteit. Ik bedoel dan ook júist die diversiteit,
en een tomeloze culturele interesse.
Ik hopte zo wat in de kroeg heen en weer om verschillende onderdelen van de decoratie
in één prent te kunnen verenigen. De kroegeigenaar, die ik al een paar keer eerder
gesproken had, repte tegen eenieder die zich afvroeg wat ik aan het doen was, over het
boek en de kroegtekeningen. Allemaal positieve reacties, en ook met hem heb ik nog
even een beetje doorgeboomd. Een heerlijk ontspannen plek, waar alle krampachtigheid
van sommige andere kroegen – wegens alle beleidsregeltjes die zoveel lol uit een
café kunnen persen – ver, ver te zoeken was. Hij wist me ook te vertellen dat de bezoekersaantallen
sinds de ‘overname’ van het evenement bijna exponentiëel toegenomen
waren. Met trots, natuurlijk.
Bij het verlaten van de tent trok ik uiteraard even aan de mouw van de kassamevrouw
en betaalde voor een kaartje. Ja, ik ging dan wel weg en zou niet in de gelegenheid
zijn terug te komen omdat ik de halve stad nog over moest, maar de entreeprijs zorgt
ervoor dat dit evenement voort blijft bestaan, dus mijn bijdrage hóórt erbij.
Voor de zoveelste keer moest ik er ergens vandoor voordat het écht leuk werd. Maar ik
kom spoedig weer terug. Want godverdomme, ik wil die Africa Night nu ook wel eens
in vol ornaat zien.
159
De Nacht. Onze lokale paaldanseressenclub. In de volksmond: “De Tietenbar”. Pal achter
mijn stamkroeg gelegen, zal het u wellicht niet verbazen dat ik er wel vaker binnengelopen
ben. Entree is zestien euro, maar daarmee betaalt u gewoon voor vier heel dure
biertjes van vier euro elk. Want ook als u later die nacht muntjes bijhaalt, kosten ze vier
euro ‘t stuk.
Ik heb eens aan een goede vriend die de tent niet kent, proberen uit te leggen dat
er – generaliserend – drie soorten publiek is binnen De Nacht. Je hebt de doorstappers,
mensen die de sluitingstijden gewoon nét iets te vroeg vinden en nog even een
paar biertjes meer willen pakken voordat de tocht huiswaarts aangevangen dient te
worden. Je hebt er de romeo’s – ik wil niet discrimineren, maar over het algemeen zijn
dit toch allochtoontjes – die alles en iedereen met borsten proberen te versieren. En je
hebt de tepellikkers, de mannen die vooral zoiets hebben van “Jaaaaaaaaaaa tieten!!”
en zich de spuitbusslagroom op de ontblote borsten goed laten smaken omdat ze dit
elders wellicht minder makkelijk voor elkaar kunnen krijgen. Dit zijn niet noodzakelijk
lelijke mannen, maar bijvoorbeeld ook mannen die de hele frustrerende heisa van het
versieren in de moderne maatschappij maar hebben gelaten voor wat het is.
Ik? Ik kom er omdat ik enorm van mensen geniet. Ik zit daar dan ook vaker op het
publiek te letten dan op de tits & ass die zich rond de danspaal kronkelen en op
de plafondschommel heen en weer zwaaien. Fraaie exemplaren wil ik ook nog wel
wat aandacht gunnen, maar over het algemeen vind ik het publiek daar ontzettend
fascinerend om te zien. Binnen die drie groepen zijn er namelijk allemaal variaties
en niveau’s en ieder mens daar heeft duidelijk een eigen verhaal. Maar ik weet dus
inmiddels hoe het er daar aan toegaat, en ik heb ook al vanalles er mee gemaakt. Van
ladderzatte jongedames die dáár hun vrijgezellenavond aan het vieren waren, tot ruzie
met een irritante eikel die een goede vriendin van mij met niet on indrukwekkende
cupmaat lastigviel, en zelfs nachtburgemeesterbenoemer-en-voorzitter-van-Stichting-
Roze-Maandag Wilbert staat er wel eens met zijn witte wijn met ijs. Wellicht niet geheel
onbegrijpelijk, want hoewel de tent drááit om vrouwelijk schoon zijn er natuurlijk
opvallend veel meer mannen te bewonderen.
Tekenen in de Nacht
Tekenen daar lag heikel. Tassen en jassen worden verplicht in de garderobe geplaatst
en iedereen wordt altijd uitgebreid gefouilleerd door de potige portiers. Bovendien
vinden niet alle klanten het tof, wellicht omdat ze bang zijn dat ik hén ga tekenen Ik
had dus een voet tussen de deur nodig. Gelukkig kende ik de voormalige manager nog
van ooit gesproken, en hij sprak met mij af dat hij me na Carnaval zou bellen voor een
afspraak.
Ik heb erg lang gewacht en uiteindelijk ben ik zelf op de gok bij de tent gaan aankloppen
voor openingstijd. Portier deed open, en vervolgens heel erg moeilijk. De hele man
waar ik mee afgesproken had werkte er niet meer, dus vroeg ik of ik de huidige baas
kon spreken. Ik moest in het hoekje naast de deur wachten alsof ik straf op school had.
De baas kwam eraan, ik legde uit waar ik mee bezig was en dat De Nacht toch ook wel
echt in het boek moest. Hij vond het prima. Ik kon doorlopen inclusief tas én handschoenen
– mijn jas moest ik wél even inchecken.
Ik kreeg gratis biertjes, het barpersoneel en de portiers hingen ontspannen wat met
elkaar en mij rond, en ik tekende er vrolijk op los. Maar er werd dus niet opgetreden en
dus is de hele tekening links fictie, niet wat ik daadwerkelijk zag.
Wat wél gebeurde was dat zich nog omkledende stripsters even mee kwamen kijken.
Warme borsten tegen mijn rug terwijl ze vol bewondering de lijnvoering op papier
over mijn schouder volgden. Eerlijk is eerlijk: ik heb aan deze tekening nog meer lol
beleefd dan ik ooit tijdens openingstijden heb gehad.
161
Kijk, ik dacht toch al niet echt het boek geheim te kunnen houden. Met kleine stukjes
en beetjes had ik op het nachtburgemeesters-webblog al over het ‘geheime kroegtekeningenproject’
gerept, en ook in de kroegen liet ik me tegen nieuwsgierige zielen
voorzichtig uit over de geplande bundeling van de tekeningen. Ik wou vooral niet
teveel prijs geven, want het is nogal een ambitieus project geweest en ik wist niet eens
of ik het allemaal wel af zou krijgen.
De gesprekken met mijn zelf-demissionair-verklaarde medenachtburgemeester Troy
Titane gingen aldoor heel prettig. Hij had het druk met het oprichten van zijn uitgeverij,
De Blauwe Bloem, en de eerste uitgave daarvan. Maar desondanks kwam ik hem
toch af en toe tegen in het nachtleven en dan overlegden we een beetje. Of probeerden
dat, tenminste. Meestal was er nogal wat drank bij gemoeid, dus het ging heel los
en gemoedelijk. Maar dat het boek bij De Blauwe Bloem uitgegeven zou worden, stond
aldoor als een paal boven water. Gaf me een prettig gevoel, want Troy heeft goede
mensen om hem heen die er een mooi boek van zouden maken. Hoefde ik me alleen
maar op de inhoud te concentreren – alsof dat ook niet voldoende werk was.
We hadden het ook over het nachtburgemeesterschap. Hij wilde er helemaal niet meer
mee geassocieerd worden. Dat ik ermee doorging, vond hij prima, maar ik moest hem
er buiten laten. Hij was dan ook sjacherijnig geworden toen ik hem wat woorden in de
mond legde bij het persbericht over nachtburgemeesters.nl, maar ja, dat is een truc die
hij ook om de haverklap bij allerlei publieke figuren uithaalt en zo wist hij ook eens hoe
het was.
Boek uitgelekt
Ik op mijn beurt had aanvankelijk krankzinnige plannen om het nachtburgemeesterschap
als een soort spel uit te spelen. Dus dat ik eerst de maandelijkse column, het
weblog en het boek in het eerste jaar opleverde, en daarna meer en meer krankzinnige
dingen zou neerzetten die mensen woedend op mij zouden maken. Het idee erachter
was dat men door zou krijgen dat een nachtburgemeester een relevante rol in de stad
kon hebben, maar dat ik het toch echt niet was. Dus dan zou Troy weer terug in het
verhaal stappen, zogenaamd ingrijpen, en een nieuwe nachtburgemeester helpen
kiezen. “Want ik ben demissionair geraakt en mijn collega is knettergek geworden.” Het
had zo mooi kunnen zijn.
Ware het niet dat dichtersmagazine Meander hem in Januari 2007 tot Dichter van de
Maand uitriep en interviewde. En in dat interview gaf Troy openlijk toe dat het hele
nachtburgemeesterschap een grap was. Een flinke ondermijning van mijn harde werk,
daardoor. En één van vele redenen waarom ik in dit boek maar besloot eerlijk ervoor
uit te komen. Want alles wat Troy sindsdien heeft gedaan, heeft de pers aan het zoeken
op internet gekregen, waarbij keer op keer de grap aangehaald werd. Hoe kon ik nog
ooit een serieuze nachtburgemeester neerzetten met dat zwaard van Damocles boven
mijn hoofd? Ik heb het op het weblog nog als een rancuneuze actie naar het nachtburgemeesterschap
zelf proberen te verkopen, omdat Troy zogenaamd boos was dat-ie
demissionair geraakt was. Maar niks hoor, de pers had de uitspraak te pakken als een
smakelijke kluif en herkauwde ‘m keer op keer.
Bij de lancering van het eerste boek van De Blauwe Bloem werd ook opeens over mijn
boek gerept. Dwars tegen mijn bedoelingen om de boel stil te houden in. Het zou niet
de laatste keer zijn dat Troy en ik op gespannen voet met elkaar stonden, ook. Maar
het was dus nu hoog tijd geworden open kaart te spelen en bekend te maken dat het
boek er aan kwam.
163
Gaan we weer. Boze br^ef van de Bond van Nachtburgemeesters op de mat. Hoop
blabla, en dan e^ndel^jk de kern van de zaak. One^gel^jk gebru^k van l^tera^re
hulpm^ddelen en per d^rect stoppe daarmee op straffe van schors^ng anders. Waar
maakten ze z^ch druk om vraagt u? Om het boek waar ^k mee bez^g ben.
Jazeker, een heus boek. Ben ^k aan het maken. Hoop ^k tegen de t^jd dat u d^t leest
al mee klaar te z^jn zelfs. Het moet wel leuk bl^jven he, anders gaat het nog op werk
l^jken en dan wordt m^jn b^ertje lauw.
Hm? Wat zegt u? Waar het boek over gaat? Over u, natuurl^jk. Nee, echt. Over u, u
d^e d^t nu leest. Ja, u ja. N^et verbaasd achterom k^jken of ^k n^et ^emand achter u
bedoel. U spec^f^ek ja.
^k ben u al maanden aan het volgen, overal waar u gaat. ^k weet wat u g^steren voor
f^lm heeft z^tten k^jken, ^k heb u^tvoer^g ^n uw afval z^tten wroeten, ^k heb u b^j
uw nachtel^jke wandel^ngen st^lletjes doch volhardend gevolgd.
Column April 2007^
En oh oh oh wat ^k daar toch allemaal te weten ben gekomen. Ja, dat weet u ook wel.
En daar ga ^k dus een boekje over open doen. Of dat heb ^k al gedaan dus wanneer u
d^t leest.
Nee hoor. Hahahaha. Dat was natuurl^jk allemaal maar een grapje. Het boek gaat wel
over u, maar dan anders. Het gaat over het nachtleven ^n deze stad, en over het nachtburgemeesterschap
en zo. Met allemaal teken^ngen d^e ^k ^n alle kroegen gemaakt
heb. Ja, álle kroegen. Ja, zelfs ^n de Ph^l^p, u leest het goed. Nee, het gaat dus n^et over
u zelf. Hahahaha. Een Apr^l!
Enf^n. ^n m^jn boek ben ^k nogal eerl^jk over wat er ^n deze stad gebeurt. En na het
lezen van de eerste kladvers^e geloofde de Bond er echt geen ene bal van. Dat kan allemaal
noo^t ^n één stad afspelen, beweren ze. Ze kennen T^lburg n^et zo goed. M^jn
T^lburg. Uw T^lburg. Het T^lburg van Wesley, Ruud Vreeman, Ko de Laat, M^ller T^me,
w^lde Afr^kaanse feesten ^n het Wandelbos. Maar ook van bloed^ge kroegmoorden,
b^erpr^jscorrupt^e, en ga zo maar door. Geloven ze n^et ^n.
Dus ze vermoeden dat ^k het allemaal heel erg ^ron^sch bedoel. U weet wel, d^e
st^jlvorm d^e vaak voor humor gebru^kt wordt. Terw^jl ^edereen d^e me beter kent
weet dat ^k een humorloze zu^plap ben. Dus of ^k het fonkeln^euwe ^ron^e-teken (^)
maar wat meer w^l gebru^ken.
Nou, dan gaan ze dat weten ook.
René van Densen
Nachtburgemeester
Troy T^tane
Dem^ss^ona^r
nachtburgemeester
165
Tilburg had zeven jaar lang Johan Stekelenburg als burgemeester. Hoewel hij ook
geen heilige was en een aantal beslissingen heeft genomen waar best wat mensen het
heftig mee oneens waren. Maar Stekelenburg was open en oprecht naar de burgers
toe, was regelmatig in de kroegen te vinden, luisterde naar wat daar gezegd werd en
schrok zeker niet terug van wat gezelligheid. Dr. Ruud L. Vreeman is nu een jaartje of
drie zijn opvolger, nadat Stekelenburg aan slokdarmkanker overleed. En dat Stekelenburg
moeilijk te vullen schoenen heeft nagelaten, voelt Vreeman volgens mij om de
haverklap. Want hij wordt doorlopend met zijn voorganger vergeleken.
Althans, áls hij het al voelt. Want uit heel weinig blijkt dat hij zich iets aantrekt van de
Tilburgers. Als hij al in het uitgaansleven te signaleren valt, is het meestal wegens officiële
redenen en doorgaans omringd door een hele colonne wethouders. Voor zover
ik weet dan hè. En de nachtburgemeester zou het moeten weten, toch?
Er zijn een paar dingen over Vreeman bekend die op papier niet onaardig staan als
burgemeester van een grote, bruisende, maar vooral ook dwarse stad. Hij heeft tweemaal
tijdens militaire dienst een meerdere beledigd en de bijbehorende tijd in het
cachot doorgebracht. Hij was in zijn tijd in de PVDA Tweede Kamer ook de enige die
tégen de privatisering van de ziektewet stemde. De eerste indruk is dus dat ‘t om een
goeije vent gaat.
Ik laat me weinig tot niet over politieke onderwerpen uit. Mijn gebied niet. Weet ik ook
veel te weinig van. En wanneer er binnen het nachtleven dingen verstoord worden
door ‘de gemeente’, is het niet noodzakelijk Vreeman die ‘t gedaan heeft, laten we dat
niet vergeten. Hij is niet het hoofd van de gemeente, dat is de gemeenteraad. Hij is
wél voorzitter van deze raad, en vormt ook met de wethouders het dagelijks bestuur
van de gemeente. Ingewikkelde boel, maar de politieke systemen in dit land zijn dan
ook nog nooit aan mij besteed geweest – maakt niet uit hoe vaak men ze mij heeft
proberen uit te leggen.
Ruud Vreeman^
Ik ken de man niet. Stekelenburg heb ik indertijd wel eens een paar keer in een kroeg
gesproken. Vreeman nog nooit. Ik lees af en toe interviews met hem in diverse blaadjes
– doorgaans weinig kritische interviews. Met een foto van hem erbij met een elektrische
gitaar of zo. Tenenkrommend. En dan verkondigt hij weer eens dat hij van Tilburg
houdt. Maar dan praat hij over deze stad in termen waar je een ongemakkelijk gevoel
bij krijgt – alsof hij het helemaal niet over deze stad heeft maar over een heel andere
stad. Of op z’n best een soort herinterpretatie van deze stad, zoals geen ander de stad
ooit gezien heeft.
Is Ruud Vreeman een dromer? Je zou het haast denken. Een man die in de stad rondkijkt
en overal potentie ziet – niet ziet wat er is, maar wat het zomaar eens zou kunnen
worden. De man heeft nogal een verleden waarbij hij in veel steden op allerlei vlakken
actief is geweest, misschien dat hij wat hij daar zo mooi vond, hier wil zien. Uit een
soort nostalgie. Of uit een idee dat die zaken zó positief en universeel waren dat deze
stad er ook alleen maar beter op kon worden. Of misschien wordt hij bij bijeenkomsten
van burgemeesters – die hebben ze vast wel eens – een beetje gepest dat hij aan het
roer van dat lelijke Tilburg staat. En dat-ie dan gaat reppen over wat er allemaal gaat
veranderen. Als een soort prestige-kwestie of zo. Dat er weer een paar mooie moderne
kunstbeelden, als ‘t even kan niet van een lokaal kunsttalent (ongeacht dat we hier
nogal wat internationaal bekende kunstenaars hebben) maar door een kunstemaker
uit een van de andere grote steden gemaakt. En recordbrekende hoogbouw. En cultuurpaleizen
die praktisch de hele provincie zouden kunnen bedienen.
Ik sta altijd een beetje dubbel tegenover de dingen die hij zegt over deze stad. Ga ik
even wat dieper op in. Daarná gaan we weer wat meer van de politiek af hoor. Wees
niet bang.
167
“Bende gij van de geminte?” is een vraag die ik ook ontzettend vaak heb moeten
beantwoorden. Mensen, nee: ik ben niet van de gemeente. U weet inmiddels dat ik van
niets of niemand ben, zelfs. Maar een nachtburgemeester is geen gemeente-functionaris,
zeker niet in deze stad. De belachelijke interpretaties van stappubliek ten tijde van
de inauguratie, dat ik en Troy dan wel even zouden gaan zorgen voor meer politietoezicht
bij het stappen en weetikwat, hebben ons dan ook flink aan het lachen gekregen.
Ik ving ook van een goede vriend op dat-ie toevallig een bevriende horecabaas in de
Tillywood zag lezen – de column over Nachtburgmeesters.nl van Maart – en boos zijn
hoofd zag schudden “Wat een onzin, en dat allemaal van onze dure belastingcenten
weer zeker.” Hilarisch!
Nee, we hebben geen banden met de gemeente, en als u het mij vraagt zou een nachtburgemeester
dat ook nooit moeten hebben, om zo vrij mogelijk te kunnen opereren.
De neiging, als de gemeente dit ambt sponsort, om de hand te bijten die voedt, is natuurlijk
direct iets kleiner. En bovendien, hoe kunnen ooit de horeca en het stappubliek
het gevoel krijgen dat je er voor hén bent, als je op de loonlijst van Vreeman staat?
Ik weet niet wat Vreeman denkt, maar onder ‘mijn’ burgers is hij niet geliefd. Dat komt
mede omdat de acties die de gemeente uitvoert, uiteraard gesymboliseerd worden
door zijn persoon. Wellicht zouden ze niks tegen de man zélf hebben, maar hij is het
gezicht van het gemeentebestuur en dat handelt niet zo fijn naar het stappubliek en
de kroegen toe.
Het aantal kroegen in deze stad is in een paar jaar tijd ontzettend ruim gehalveerd, en
dat is heus niet omdat er niet meer gestapt wordt en ze dus allemaal maar over de kop
gaan.
Anti Vreeman^
Persoonlijk ben ik het kwaadst geweest om de hele toestanden rondom de Bibob-wet.
Ja, ik weet het, lollige naam. Maar met die landelijke wet – en uiteraard een speciale
gemeentelijke commissie ervoor in het leven geroepen – heeft Vreeman toch wel een
ultieme stok om de horeca mee te slaan. Bibob staat voor de ‘Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur’, die is ingevoerd om te voorkomen
dat in de horeca zwart geld wordt witgewassen of criminaliteit wordt gepleegd. Met
die wet mag het college van burgemeesters en wethouders horeca-vergunningen
intrekken als ze alleen al besluiten dat er gevaar is dat die vergunningen mede worden
gebruikt om strafbare feiten te plegen. Hoe vergezocht ze te werk kunnen gaan, is
aangetoond met drie kroegen die hierop aangepakt zijn: Langerijt, ‘t Verschil en de Fun
Factory. Langerijt en ‘t Verschil vallen onder hetzelfde eigenaarschap, en hoewel ik het
naadje van de kous niet weet, meldde een kroegroddel dat de boel dicht moest omdat
de moeder van de uitbater connecties had in het mariuana-circuit. U weet wel, dat
circuit dat wiet teelt zodat de coffeeshops waar we in dit land zo trots op zijn, waren
hebben om te verkopen. Dat ze niet mogen inkopen en dat de leveranciers niet mogen
kweken. Oftewel het circuit waar op magische wijze de wiet en hasj vandaan komt die
in de shop in de schappen ligt. Enfin – zonder pardon, dicht. Hoppa. Maandje of twee
de tijd en dan moest alles uit zijn. Personeel en klandizie op straat want mamma van de
opperbaas kent een paar kwekers. Eenzelfde soort belachelijke toestand bij de Fun Factory:
in December 2006 treft men daar een wietzolder boven aan en rolt ‘m helemaal
op. Ruim twee maanden later moet opeens de Fun Factory, specifiek zo rond Carnaval,
dicht. Want met die zolder is er mogelijk met bedrading geknoeid en dus brandgevaar.
Vreeman denkt immers alleen aan al die dansende tieners. En dáárom moet per
sé met Carnaval de boel dicht. Niet omdat ze dan bijna één-vijfde van hun jaaromzet
mislopen, nee, dat heeft er niks mee te maken. En nog iets: Verschil en Langerijt – buitenkroegen
- permanent dicht wegens connecties, Fun Factory één week wegens een
daadwerkelijk gevonden wietzolder. Ben ik de enige die het raar vindt? Nee dus. Want
de rechter deed in beide gevallen uitspraak dat ‘t allemaal nergens over ging. Alleen
heeft de gemeente hun spierenballen-rollende persberichten over het sluiten van
Langerijt en het Verschil gerectificeerd? Dat dan weer niet hè. U vindt het niet krom?
169
Ik snap het allemaal best. Wat Vreeman doet. Waarom de buitenkroegjes zoveel harder
aangepakt worden op alles waar ze maar op gepakt kunnen worden. Een iets te hard
kuchje op de verkeerde toonhoogte is al voldoende, zo ongeveer. En waarom de binnenkroegjes
toch met veel meer wegkomen, en als ze al op iets gepakt worden, ze er
met een tik op de vingers vanaf komen. Vreeman wil helemaal geen buitenkroegjes.
Vreeman heeft, zoals ik al eerder suggereerde, volgens mij een Groot Plan met het Tilburgse
uitgaansleven. Dat idee drong zich in mijn hoofd aan toen ik wat persberichten
op een rij ging leggen.
De bierprijzen in het centrum gaan klakkeloos, onder invloed van de brouwerijen, u
heeft het vast inmiddels al in de kranten gelezen – ik kom hier nog op terug - hoger
en hoger omhoog en de horecavereniging zegt daar netjes ja en amen op. Er is een
grootse Cityring aangelegd zodat rijden door en rondom het centrum beter gefaciliteerd
wordt. Er worden grote hoeveelheden miljoenen aan de NS gegeven zodat er in
2008 nachttreinen zouden moeten gaan komen (waarna de NS zelf in een persbericht
met dit idee is gaan pronken, ‘nachttreinen in Brabant’). Een enorm stap- en shopcomplex
wordt er neergezet op het Pieter Vreedeplein. Het Heuvelplein moet helemaal
hervormgegeven worden. Het Patronaat is terug, na jarenlang gesloten wegens
faillissement, en dient een vergunning in om tot zes uur open te mogen blijven, iets
wat verder alleen de Nacht heeft gekregen. Vreeman zegt openlijk in de media dat dat
zou moeten kunnen. Wat ik minder snap is dat Ruud en de horecavereniging allemaal
krankzinnige eisen stellen aan de vergunning, maar daar komen ze misschien nog van
terug. En dan gaan er meer kroegen in de stad azen op die late openingstijden.
Geloof me nou. Tilburg wordt zowaar nog een stapstad. En dat is ook goed voor Club
Vreeman, want meer inkomsten via de zojuist verhoogde accijnzen, via inkomstenbelasting
over het langer werkende kroegpersoneel, de openbaarvervoersmedewerkers,
uiteraard huurverhogingen van de centrum-kroegpanden (want kunnen meer omzet
draaien en zijn dus meer waard) en ja, dan kunnen er meteen wel weer allerlei prestigieuze
kunstobjecten en evenementjes van af. Ik klaag ondertussen ook niet. Meer
nachtleven voor de nachtburgemeester.
Alleen... waarom moet dat per se ten koste van de buitenkroegjes? Dáár knelt voor
mij de schoen héél pijnlijk nauw. Wil Vreeman het centrum van Tilburg als een soort
reservaat voor stappers inrichten, waar alleen de mensen die wél meer dan twee
euri per biertje kunnen betalen terecht kunnen, en zodat dan de politie alleen dáár ‘s
nachts hoeft te patrouilleren? Dat is belachelijk en dan ga je voorbij aan hoe Tilburg in
elkaar zit. Het is weliswaar fraai te verkopen naar mensen buiten Tilburg toe, want een
overzichtelijke stapstad waar alles in het centrum zit, dat toerist lekker. Geef ik zo toe.
Maar je gaat ondertussen voorbij aan wat er allemaal in de buitenwijken zit. Kroegen
met zoveel Tilburgse historie, die zoveel belangrijke rollen hebben gespeeld in het
Tilburg waar Ruud nu op de troon zit, en waar zoveel divers te beleven valt.
Staptoekomstig Tilburg^
Ach, ik hoef het niet echt toe te lichten ook. Ik heb ze getekend. U kunt dus zelf op
verkenning binnen én buiten het centrum. Ik ga daarmee dwars tegen Vreeman’s
toekomstplannen in. Of, als hij het toch voor elkaar gebokst krijgt, zijn hierdoor in ieder
geval de kroegen die er nú zijn, niet vergeten. Niet zoals de ruim tweehonderd kroegen
die stilletjes en bijna naamloos verdwenen zijn uit het straatbeeld over de afgelopen
paar jaar.
Vreeman heeft ook met zijn bestuurclubje Tilburg weer een paar heerlijke brol-slogans
opgeplakt de afgelopen jaren. “Cultuurstad”, en “Tilburg laat ‘t zien!” – ik zou zó graag
hun gezicht zien wanneer ze voor het eerst de titel van dit boek horen.
171
Nog eventjes terug naar die Bibob wet hoor. Ja, sorry, maar mijn broek zakt er gewoon
écht van af. Bij de minste verdenking dat er misschien criminele activiteiten verbonden
zijn aan een horecatent, kan de boel opgedoekt worden. Daar komt die wet op neer.
Bibob^
Het is niet alsof de criminele activiteiten op zichzelf niet strafbaar zijn, toch? Daar zijn
toch al wetten tegen? Hebben we echt een wet nodig om bij vermoedens al in te kunnen
grijpen? Is het in dit land niet zo dat men onschuldig is tot schuld bewezen is?
Kijk, je hebt overal rotte appels. Dat is zo in de horeca. Dat is zo in het stappubliek. Dat
is onder allochtonen én autochtonen. Dat is zo onder uitkeringsgerechtigden. Dat is
onder drugsgebruikers. Dat is binnen religieuze groeperingen zo. Het is onder uw buren
waarschijnlijk zo. Het is zelfs onder kunstenaars zo. En dat is ook zo onder de politie,
portiers, en politici. Zet genoeg mensen bij elkaar en er zitten rotte appels tussen. Kom
op, dat weet een kind. Zéker een kind.
De horeca, álle horeca in deze stad, faciliteert het uitgaansleven. Daar mag je voor in je
handen wrijven want een lolletje is het niet, zoals ik al eerder schreef. Maar er zijn nog
altijd mensen die het doén. Zonder horeca geen uitgaansleven en zonder uitgaansleven
een sneller en sneller vereenzamende maatschappij. En met vereenzaming verlies
je de binding met de staat, met het rechtssysteem, met respect voor elkaar en elkaars
leven, verlies je de hele democratie. Ik chargeer een beetje in deze stappen, want de
horeca is niet het állerlaatste bastion tussen ons en vereenzaamde anarchie, maar
onderschat ook niet hoeveel goeds nog van het uitgaansleven komt.
We leven in snel verconservativerende tijden. Alles beweegt naar stoïcijnse principes.
Er mag minder en minder, en we worden banger en banger gemaakt, en meer en meer
dingen die voorheen normaal gevonden worden zijn keihard taboe aan het worden.
De vrijheid van meningsuiting wordt al genoeg door angst beperkt. De milieuprekers
zitten ook weer het aankomende einde van de wereld aan te kondigen tenzij u op
spaarlampjes overstapt. Dienstverlenende bedrijven nemen u allang niet meer serieus
in hun dienstverlening, enkel wat resultaten in rapportjes zeggen, niet of u zelf iets met
hen en hun service opschiet. Alles moet meer en meer in hokjes en volgens procedures.
In deze wereld vind ik het heerlijk dat er nog horeca is.
Dus ja, er zijn vast een paar rotte appels onder. En nee, die zullen nooit weggaan want
dat is van alle tijden. Door de boel zo keihard aan te pakken en met een gloednieuwe
stok te slaan op alles wat maar mógelijk rottigheid zou kunnen veroorzaken, maak je
het de goeijen alleen maar moeilijker. Tot die het niet meer trekken en een ander vak
kiezen. En je het onmogelijk hebt gemaakt voor anderen om in hun plaats te komen.
Dus, dames en heren politici, is dit Bibob-wetje nou echt nódig? En Vreeman en consorten,
moet hiermee iedere vergezochte wietconnectie zó hard aangepakt worden?
Zeker gezien jullie eigen mediastunt dat er een gemeente-plantage zou moeten
komen, wat kansloos gepapagaai was van wat de burgemeester van Maastricht al jaren
geleden probeerde voor elkaar te boksen? Ik kán gewoon niet de enige zijn die zoveel
moeite met dit principe heeft.
Ik denk dat ik hier hetzelfde probeer te zeggen als bij de toekomstplannen met het
stapcircuit in deze stad: pas toch alsjeblieft op dat je niet het kind met het badwater op
straat gooit. Geeft namelijk heel lelijke vlekken op het asfalt.
173
“Hoor es, iedereen wist al lang dat het ongezond was. Maar als je de straat oploopt
adem je ook vanalles in wat ontzettend slecht voor je is. En zo is het allemaal wat.”
De mening van de kroegbaas van Replay over de sigaret die hij oprookte net buiten
bereik van zijn rondrennend nageslacht, is een bekende. We kennen allemaal de
argumenten van rokers wel. Ik nog beter, want ik bén er een. En we weten ook allemaal
dat niet-rokers al die argumenten moeiteloos kunnen weerleggen. Dat weet ik ook
prima, want ik wás er een. Lang verhaal, ga ik niet verder op in. Laat ik volstaan met te
zeggen dat ik begon met roken op volstrekt eigen beslissing en erg late leeftijd, en dat
het mijn geestesgesteldheid wonderen heeft gedaan. Dat mijn lichaam erdoor aftakelt
neem ik op de koop toe – dat doet het onder invloed van alcohol, teveel zonlicht, te
weinig zonlicht, lange werkdagen, korte nachten, ongezond vet eten enz. ook, en daar
trek ik me ook weinig van aan. Een pagina gewijd aan het verdedigen van de rokers in
dit land komt dan ook wellicht een beetje bevooroordeeld over, omdat ik roker bén,
maar zoals gezegd, ik ben ook anti-roker geweest en het gaat me dus helemaal niet om
mijn ‘recht om te roken’ – een recht dat, inderdaad, niet bestaat.
Roken^
Een paar jaar geleden was er een grootse campagne “Roken? Dat lossen we samen wel
op.” Kort erop waren er een paar rokende pestkoppen –overal zitten wel rotte appels
tussen zei ik al – die een niet-rokende dame bij de Postbank lastigvielen omdat ze
klaagde over de rookoverlast. Zij stapte naar de rechter, de rechter hamerde dat ze wel
degelijk recht had op een rookvrije werkplek, en voordat je abracadabraweereenkonijnuitdehoed
kon zeggen was de jacht op rokers geopend. Wat jarenlang prima was,
en in niet eens een al te ver geleden tijd als een soort inwijdingsritueel van vader op
zoon overging, was nu erger dan moord of verkrachting en moest koste wat kost overal
verbannen worden.
Prijzen en accijnzen flink omhoog. Reusachtige waarschuwingslabels op de pakjes
voor de slechtziende roker. Agecoin-systemen bij de automaten. Groots opgezette
stop-met-roken campagnes. Werknemers het traditioneel slechts af en toe gezonde
Nederlandse weer injagen met hun saffies omdat een rookplek nou eenmaal duur is
om in te richten. Ook de pers werkt enthousiast mee om rokers het ultieme pariagevoel
te bezorgen.
Er zijn zoveel activiteiten die ‘de ziektekostenbelastingbetaler geld kosten’. Heeft u zelf
de onderzoeken gepleegd waaruit zogenaamd blijkt dat de hoogste kosten van rokers
afkomstig zijn? Heeft u zelf de medische vakbladen erop nageslagen om het laatste
nieuws te leren welke ziektes en vormen van kanker nu 100% zéker wel door roken
veroorzaakt worden en welke niet? Zo nee – waar baseert u uw enorme woede dan
toch op?
In de documentaire “Supersize Me” zat een prachtanekdote. Van een man die gadesloeg
hoe een roker uitgekafferd werd door een kennis aan tafel omdat-ie wel eens
aan een peukje lurkte, en die het maar gelaten over zich heen liet komen en zelfs in de
verdediging schoot. En de gedachte dat exact dezelfde punten bij een persoon met
overgewicht gemaakt kunnen worden, maar hoe maatschappelijk onacceptabel dát
zou zijn om te doen.
De meeste rokers zijn geen asocialen die erop uit zijn uw leven letterlijk te verzieken.
We houden zoveel mogelijk rekening met anderen en proberen onze gewoonte ver
buiten overlastveroorzakende perken te houden. Het rookverbod in de horeca zal
er zodirect ook wel met minimale weerstand zal komen. Hooguit, zoals al geopperd
lijkt te zijn, met in sommige café’s een rookruimte waar niet bediend wordt. Zodat de
rokers niet allemaal op straat hoeven staan met hun pilsje. Rokers zullen het wederom
pikken, als de paria’s die ze geworden zijn. Ik vraag u: waar is ‘we lossen het samen wel
op’ heen verdwenen?
175
Ik liep mijn stamkroeg in. Het viel direct op dat er een paar deuren wagenwijd open
stonden, de asbakken niet op de bar, en dat verscheidene mensen buiten rondhingen.
Ook stonden er veel mensen achterin de zaak verzameld. Een snelle navraag helderde
de boel op: een van de personeelsleden was vader geworden en er was een speciaal
soort-van-feestje even in de zaak, en daardoor ook even een rookverbod. Kijk, dat is
een prima reden om buiten je saffie pas aan te steken, dat er een pasgeboren stukje
mens trots door de ouders aan kennissen getoond wordt dat nog ver van sigarettenrook
gehouden dient te worden.
Geen punt dus – de kersverse vader gefeliciteerd, gastenboek getekend, en rustig met
mijn Dronken Vis naar buiten. Een stel medewerkers van 013 die ik toen nog niet kende
– maar inmiddels een paar wel béter wegens vaak in het nachtleven tegenkomen –
stonden daar ook bij een leuntafeltje aan hun brandende tabaksstaafjes te puffen, en
we raakten zo een beetje aan de praat. Gezellig, paar rondjes, leuke gesprekken, prima
zo.
Neonazi’s
Schuin tegenover de Cul de Sac is de weg naar de 013. Het is eigenlijk meer een heel
breed pad. Uit dat pad komt ineens, uit het niets, een hele wolk brullende mensen
gestormd! In één rennende zwerm stormen ze achter een jonge kerel aan, die ze
uiteindelijk in de vaart dwars door de glazen deur van een makelaarskantoor rammen.
Kletterdekleng! Één seconde lang kun je je ogen niet geloven, maar de eensgezindheid
aan onze tafel was direct duidelijk: allen stormden we erop af om te zien of we het
slachtoffer konden assisteren tegen deze belachelijke overmacht. Voordat ik pal tussen
de wolk sprong en ongetwijfeld een flink pak rammel had gekregen, trok één van mijn
tafelgenoten me iets achteruit en maakte snel duidelijk dat we eerst even moesten kijken
wat er aan de hand was en er dán pas tussen moesten springen. Ben ik nog steeds
dankbaar om, want hij had gelijk.
De wolk stoof vrij snel weer uiteen: het alarm van de makelaarszaak was afgegaan, de
deur was wat smal zodat hooguit een paar mensen er tegelijkertijd doorheen konden
springen, en het feit dat vijf volslagen vreemden zónder bomber jack er ook nog eens
tussen sprongen – de moed schoot snel in hun schoenen en ze kozen eieren voor hun
geld. Binnen was één vent nog wel flink aan het slaan op het slachtoffer, maar twee
vriendinnen sprongen ook door de deuropening en begonnen histerisch aan hem
te trekken en vanalles te gillen. Dat werkt doorgaans beter dan een stel wildvreemde
kerels die zich er tegenaan bemoeien, dus was er geen noodzaak ook nog naar binnen
te springen. De dader werd uiteindelijk door de dames snel terug naar 013 gevoerd,
het slachtoffer maakte zich in een volstrekt andere richting uit de voeten nadat hem
verteld werd door de dames dat ‘ze’ hem nu waarschijnlijk bij zijn auto stonden op te
wachten. Al met al een bizarre toestand. Hij heeft op zich geluk gehad: de woedende
wolk had hem flink verrot kunnen schoppen als hij vóór de makelaarsdeur gestruikeld
was, en het glas van de ruit had hem ook blijkbaar niet erg beschadigd.
De politie was snel ter plaatse en ook de glazenzetter verving snel de scherven door
een noodruit. Als buitenrokers waren we bijna de enige getuigen geweest, dus ons
werd ook nog wat gevraagd voor het verslag. Één van de tafelgenoten ging voor de
rest van het 013-gezelschap ook nog even bij zijn werkgever navragen wat er gebeurd
was en kwam later met die informatie nog even terug. Alles bij elkaar puzzelend was er
in 013 een dansfeest geweest van het kaliber dat bekend staat om veel neonazi’s aan
te trekken, en die stonden massaal op een gegeven ogenblik de Hitlergroet te brengen.
Toen één ervan bij de leiding van 013 aan kwam geven dat ze dat aan het doen
waren, pikte de rest dat niet van hem. En aangezien in 013 een uiterst streng beleid op
rotzooischoppen heerst, zijn ze dus met een grote groep de ruzie buiten gaan maken
en hebben ze hem door de ruit geramd.
In ongeveer een decennium Tilburgs nachtleven heb ik best wel eens wat knokpartijtjes
en andere rotzooi gezien, maar nog nooit iets zo groots en georganiseerd. Ik ben
echt geschrokken. En dan blijven mensen erbij dat rokers zo vreselijk link zijn.
177
De toekomst van de horeca? “CDA, PvdA en ChristenUnie willen de komende vier
jaar 1,3 miljard euro uittrekken voor de verbetering van de koopkracht. Met dat geld
worden onder meer de kinderbijslag, de huur- en de zorgtoeslag verhoogd.” Maar via
wélke regeerpunten?
- De accijns op alcohol en tabak gaat omhoog
- In overleg met de branche wordt gewerkt aan een rookvrije horeca
Ik hoop dat u genoten heeft van uw uitgaansleven, want ik voorspel u dat het er niet
leuker op wordt. De horeca-ondernemers zit het vaak ook al tot hier (beeld u hier in dat
ik mijn hand horizontaal vlak, ongeveer drie centimeter boven mijn kruin houd) met
alle krankzinnigmakende gemeentelijke en landelijke wetten, verplichtingen, verboden
en watalnietmeer. Als dan vervolgens het groepje Braafste Jongens Van De Klas dat
nu voor een regering zal moeten doorgaan dit soort signalen gaat afgeven, dat - en
zo’nzelfde signaal lijkt af en toe ook van onze eigen dag-burgervader af te komen - ze
eigenlijk al dat verderfelijke kroegengeloop liever uit de maatschappij willen hebben,
dan zou je als klánt op een gegeven ogenblik ook gaan denken van ‘nahja laat maar,
thuiszitten met een kratje bier en een paar goede vrienden is ook goed’.
Let op mijn woorden: de horeca-onderneming van de toekomst, als we deze koers blijven
varen, wordt een door enkele tientallen accountans gerunde, ieder uur compleet
opnieuw schoongeboende, van rookalarmen en krachtige afzuigsystemen voorziene
ruimte.
Waar iedereen een enkele pagina’s tellende gedragscode moet ondertekenen alvorens
binnen te treden, waar in iedere hoek security camera’s hangen en - uiteraard - waar,
om dit alles te kunnen bekostigen een biertje zo’n vijftig euro kost. Sterkere drank
behoort tegen die tijd voorgoed tot het verleden, het fenomeen rokers is een vergeten
schim geworden en door sommigen zelfs als fictie, een fabeltje bestempeld, want
vrijwillig een paria zijn, wie doet dat nou. Uiteraard worden alle gevoerde gesprekken
gemonitord op potentiële subversieve onderwerpen of gegevens die kunnen helpen
in de eeuwigdurende strijd tegen terrorisme, piraterij, radicalisatie en - om dit rijtje
‘enge mannen-associaties opwekkende woorden’ compleet te maken - marihuana. Omdat
het gemonitord wordt door Defensie ben je vrijwel zeker dat wat je zegt straks op
eBay of in een heel openbare vuilnisbak terug is te vinden, dus niemand zegt meer iets.
Iedereen in de tent zit ver uit elkaar (want de persoon naast je zou zomaar een gevaarlijke
gek kunnen zijn), koestert dat éne biertje dat er deze maand vanaf kan, en SMS’st
zich suf naar allerlei vrienden en vriendinnen wanneer ze weer eens bij jou thuis op
bezoek komen. Achterin, in een donkerder hoekje omdat de TL-buis daar kapot is en
niemand ‘m durft te verwisselen, zit een oude man onverbeterlijk en ziedend dingen te
roepen over vroeger, toen het nog gezellig was. Toen uitgaan geen elitair privilege was
waar de gewone burgerman hard voor moest sparen, maar toen dat nog een van de
zaken was die het leven leuk hielden.
Oh, en de vliegende auto is er dan ook nog steeds niet.
Café toekomst^
Ik vertelde een goede vriend van dit toekomstbeeld. Hij schudde zijn hoofd. “Nee, de
toekomst van de horeca is dat jan en alleman onderin mijn huis komt zuipen en roken,
evenals bij honderden andere dan opstaande illegale cafeetjes.” Misschien heeft hij
gelijk. Op een gegeven ogenblik pikt het publiek de doorgevoerde aanvallen op hun
uitgaansleven niet meer, maar zal toch het uitgaansleven niet willen laten schieten, dus
dan wordt het buitenlegale gebied interessanter.
En tsja, de enige ondernemers die nu nog enthousiast in de reguliere horeca stappen
zijn allochtonen – wat de volksmond ‘Turkenkroegjes’ noemt. Die komen momenteel
flink opzetten, en hoewel ik dat zelf dus enkel een goede zaak vind (zie eerder in dit
boek) zijn er nog vooroordelen genoeg te overwinnen voordat veel andere autochtonen
daar ook lekker gaan stappen. De toekomst van het stappen?
Eerlijk, ik weet het niet.
179
Het blazen
van
rookcirkels
is nu al
bijna
onmogelijk
Het volk
in
de volle kroeg
verstrooit met
beweging
mijn vorm
In rook op
Spoedig sterft
deze
aloude kroegkunstvorm
voorgoed
vergeten uit
Ik kijk
de
misvormde kring
die verdunt
in
de plafondkleur
mistroostig na
En
rouw om een talent
dat ik
wellicht
nooit kan beteugelen
De tijdsgeest
is
momenteel kil
en ronde
vormen
niet gunstig gezind.
181
Nóg een onderbreking in dit boek. Billenkoek lijkt me op z’n plaats.
Een vrouwenstem ditmaal.
Rrrrrrrrrrrrrringgggg telefoon.
René van Densen.
“Goedenavond meneer. Volgens onze gegevens heeft u momenteel een KPN abonnement,
klopt dat?”
Ik geloof niet dat dat u aangaat als ik niet weet wie u bent.
“Nou, ik ben iemand die u een veel goedkoper belabonnement kan aanbieden.
Heeft u hier eventueel interesse in?”
Nee.
“Mag ik vragen waarom niet?”
Telemarketeer 2
Ja.
“Eh… En zou u daar dan eventueel antwoord op kunnen geven?”
Ja.
“Ok... zou ik dat antwoord ook mogen horen wellicht?”
Er zijn bij mijn weten geen wetten tegen.
“Waarom heeft u geen interesse in tot wel dertig procent goedkoper bellen meneer?”
Ah, we gaan het hypothetische vlak uit inmiddels.
“Het hyp-.... Ja, klopt *hi hi hi* Maar waarom heeft u dan dus geen interesse?“
Dat heb ik gewoon niet.
“Gewoon?”
Ja, gewoon.
“Okee, dan weet ik voldoende.
Dank u voor het te woord staan meneer, en een prettige avond nog.”
Ja, jij ook hè.
“Dag meneer.”
Dag mejuffrouw.
Klik.
183
Ik was amper een weekje nachtburgemeester, of in De Voortuin gingen een paar lieftallige
dames aan de slag met paperclips en bierviltjes. Ze maakten zo een nachtburgemeester-ketting
(die ik nog steeds bewaar trouwens) waarop de dagen van de week
waren aangegeven en in welk dranklokaal ik me dan zou moeten bevinden. Hoewel
een charmant gebaar was dit stapschema echter verre van spectaculair: het waren
dooddoeners qua soortgelijke kroegen, en nog op erg rustige, suffe avonden ook. Nee,
dat kan beter.
En dus hier nu mijn huidige stapschema. Ik ben er lang niet altijd even trouw aan, maar
het geeft inzicht in wat er waar in Tilburg te beleven valt door de week. ’t Is uiteraard
allemaal wel naar mijn smaak, dus dat u het wellicht niks vindt, daar trek ik me helegaar
niks van aan.
Maandag
Tja, maandag moet je in de Voortuin zijn (zolang ’t er nog is want in Januari verandert
er een heleboel daar). ’s Avonds is daar live jazz, met iedere keer weer andere samenstellingen.
Prettige muziek, cultureel publiek, fijn vertoeven. Goeije sjit.
Stapschema
Dinsdag
De Lamme Goedzak heeft lollige en erg drukke studenten-dansavonden, vaak genoeg
met een verkleedthema. Beide verdiepingen worden opengegooid en staan dan
bomvol met jonge dronken studentjes. Cul de Sac heeft sinds kort‘ArtMeets’, allerlei
kunstvormen en kroeg gecombineerd in prima mini-evenementjes. Allebei leuk.
Woensdag
’s Nachts kun je in de Extase tot laat – of eigenlijk ‘vroeg’ doorfeesten op muziek van
de 80ies en 90ies. Wel vóór drie uur binnen zijn, natuurlijk. De echte sluitingstijd ken ik
niet, volgens mij gaan ze door tot ze denken dat het publiek geen geld meer heeft.
Donderdag
De échte studenten-stapavond, maar ik zit zelf op donderdagen het liefst in de Cul de
Sac, aangezien daar bijna altijd wel een live band speelt, of in Paradox, waar afwisselend
live muziek of een speciale thema-avond is. Lambiek heeft ook vaak wat leuks.
Vrijdag
Vrijdag wemelt het stadsbreed van de activiteit. La Vida heeft maandelijks een Superswing-avond.
De disco’s wemelen weer van schaarsgeklede meiskes. Vrijdagen zwerf ik
graag wat doelloos rond en laat me gewoon verrassen.
Zaterdag
Sato heeft live muziek en van tijd tot tijd buikdanseressen. Live roots, blues, swing of
soul in De Schouw. Eens per maand is er LOOS in 013, maar daar ben ik nog steeds niet
heen geweest (steeds uitverkocht). Ook eens per maand: Africa Night in Bosvreugd.
Meesters gaat extra lang (tot 2:00) door, met live jazz. En tsja, op zaterdagavond is er
vrijwel overal wel wat te doen, natuurlijk.
Zondag
Zondagmiddag is er regelmatig ‘wat’ te doen in Hoegaarden, maar dat is wat vroeg
voor mij. Soms ook wel eens wat in het Buitenbeentje. In De Plaats is er meestal live
muziek, waarna dat publiek later die avond in de Voortuin opduikt voor de live band
die er dan speelt. Van Salsa tot rock-covers tot Beatles-tributes tot feestmuziek, je weet
nooit helemaal wat je kunt verwachten. Héél soms is het niet zo best, maar over het
algemeen boeken ze daar erg prettige bandjes. Dezelfde wekelijkse gezichten duiken
weer op, en onverwoestbare krasse knar Sjors danst op onnavolgbaar eigen wijze de
nacht weg. En zo is het cirkeltje weer rond.
185
De KUT, sorry, KUB, sorry Tilburg University heeft een wekelijks krantje, Univers. Dat
wist ik nog van toen ik zelf daar rondliep, en als zodanig wist ik ook dat die jaarlijks
een overzichtje van enkele staplocaties publiceren. In Augustus, net wanneer dus een
nieuwe lichting studenten voorzichtig de eerste schreden in de stad zet. Kan meteen
de StuFi van die maand er alvast doorheen, met een papieren stapgids onder de oksel.
Toen in 2006, drie weken na onze inauguratie, de achtste editie van de ‘staalkaart van
de nacht’ verscheen, waren de criticasters op TilburgZeikt er natuurlijk weer als de kippen
bij om het nieuwe nachtburgemeesterduo een stootje onder de gordel te geven.
Dat ze dachten dat we eindelijk iets van ons zouden laten horen maar dat ’t toch het
persberichtje van de Univers over deze achtste editie bleek te zijn. Ach, het houdt ze
van de straat, denk je dan maar bij jezelf. Maar enfin, de uitgaansgids in de Univers.
Kijk, ze nemen ook de eetcafés, winkels en boekhandels mee, dus in dat opzicht is ’t
hele andere koek dan wat er in dit boek uiteengezet wordt. En ze hebben geen gekke
regel dat de ‘nacht’ pas na middernacht begint dus kunnen wat breder kijken. De café’s
en disco’s (ze hanteren geen filosofisch punt over wanneer iets nou een café is of niet,
maar gewoon de gangbare termen) worden allen best kritisch, en zelfs best lollig
beschreven. Dat is allemaal prima dus, en als introductie op Tilburg is het geen slechte
aanzet.
Ik ben wel eens met een eindredactrice die een beetje de scepter zwaait over deze
rubriek, in het Tilburgse nachtleven aan de praat geraakt. Grote interesse in mijn kroegenlijst,
uiteraard, en Ingrid gaf ook al aan dat ze het centrumcircuit een beetje zat was
qua kopij voor de jaarlijkse staptiprubriek. Ze wou wat meer ‘off road’, en hee, daar was
ik net, al tekenend, flink aan het rondkarren.
Ik heb er niet vreselijk veel vertrouwen in. Ze is een goede en ambitieuze meid – en
heeft daarmee mijn respect – maar al snel volgde gewauwel over budgettaire ruimte
en zo. Sorry hoor, budgettaire ruimte? Ik heb dit boek ook op eigen zak zitten maken,
alle stap-uitjes waren op mijn kosten tot dusver. Natuurlijk hoop ik een beetje van die
investering terug te zien (daar zijn wel een paar duizend euro in gestoken, gelooft u
mij maar), maar het belangrijkste was dat dit boek er zou komen. En dan mag dat best
wat kosten. Met een hele redactie dan maar de bierbudgetten van de komende maand
of twee maanden bij elkaar leggen en een handvol schrijvers erop uitsturen om het
centrum even te laten voor wat het is en een wijkkroeg-safari te ondernemen, zorgt
dat je vast al een heel eind komt.
Ze wou graag mee naar een paar kroegen waar ze zelf anders nooit zomaar binnengelopen
was – als vrouw, bedoelde ze. Dan heb je het dus over antilliaanse kroegen
of een kroeg in Noord, plekken waar de reputaties van de dranklokalen, niet geheel
terecht, niet zo best zijn.
Maar aangezien ik nogal impulsief en geleid door onbekende openingstijden de lijst
afwerkte kon ik dat niet lang van tevoren aangeven. Ik heb wel netjes gemaild op de
dagen dat ik kroegen waar zij meer in geïnteresseerd was, afging, maar er waren iedere
keer andere sociale verplichtingen tussen.
Staalkaart van de nacht^
Univers, beetje beter je best doen. Niet zeuren en een beetje risico durven nemen.
Je bent tenslotte de verkenners voor een nieuwe lichting stappers. Ik heb met dit boek
alvast het goede voorbeeld gegeven, loop zelf ook eens wat van die kroegen langs.
Valt allemaal best mee hoor. Beste beentje voor en lekker ‘off road’, de paden op, de
wijkjes in.
187
Nou, daar gaat weer een bladzijde uit mijn boek. Was ik van plan uitgebreid te schrijven
over de bierprijscorruptie waar menig kroegeigenaar toch wel dingen tegen me over
verteld heeft, komt ineens het hele land er achter. De journalisten waren weer dapper
hun boekjes aan het opendoen over de kwestie, want als er één krant over de dam is,
struikelt de rest over elkaar heen om ook maar eens alles te melden wat ze aldoor al
wisten maar niet wisten dat ‘t gezegd mocht worden. Er was ook al een paar dagen
geen mediacircusje meer, dus verhaaltjes over de prijs van de pilsjes spreekt bijna
iedere Hollander wel aan.
Goed, wat was de kwestie eigenlijk ook alweer ? Een maandje na het nieuws over accijnsverhogingen
kwam Brabants Dagblad met een rechtstreeks papagaaistukje van
wat de Horecavereniging afdeling Tilburg hen vertelde: Bier moest meer dan 2 euro
gaan kosten want “De gerstoogst valt wereldwijd tegen”.
Als je - zoals sommigen onder ons die met een boek bezig waren in die periode - flink
wat meer buiten het centrumgebied aan het stappen gaat, hoor je toch wat anders.
Zéker van de kroegen die eigen baas zijn en niet (‘stiekem’) van een brouwerij, zoals in
het centrum wel vaak het geval is. In het ‘buitenkroegjesgebied’ is dan ook een pilsje
gewoon nog goed te betalen. U had het ook aan uw gerstennat gevoeld: hier is iets
raars aan de hand.
Ik zet hier geen ‘wie was er het eerst mee’ op een rij want ik ben geen journalist en mij
boeit het niet. Maar wat door kroegeigenaren over de hele stad al tegen me verteld
was, en ik dus ook hier wou schrijven, stond doodleuk opeens in de krant. Dat brouwerijen
inderdaad ontzettend vaak zowel financier als pandeigenaar als leverancier
zijn van kroegen. En natuurlijk die macht die daarmee over dat cafeetje gekocht is,
uitbuiten. Dus kroegen die van de brouwerijen zijn hebben geen keuze qua inkoop en
moéten daarom wel dure biertjes kopen en dus ook verkopen.
De gezapige Horecavereniging, die alles al jarenlang over zich heen lieten komen
(terwijl je juist van hén zou mogen verwachten dat ze gezamenlijk en publiekelijk aan
de alarmbel gaan ringelen), gingen toch ineens - schijnheilig - roepen om bierprijsverlaging.
Maar ja, maar deze boetes gaan juist zorgen dat de consument maar weer mag
betalen. U voelt ‘m al, de boetes gaan – na een bevriesperiode op de rekening waar al
miljarden vaststaan, want er is alweer bezwaar tegen aangetekend - óf naar Den Haag
voor een paar leuke JSF’jes, óf naar Brussel waar, tsja, ze uiteindelijk wel weer bij de
brouwer terug zullen komen via de luxe lunches daar. Nee, de KHV, daar reken ik even
niet op wat betreft het bierprijsbelang van ons stappers beschermen. En van de consumentenbond
verwacht ik hooguit nóg een paar boude uitspraken in de pers. Noem
me een media-pessimist, zo u wil. Het circus is alweer uitgespeeld zonder merkbaar
resultaat aan de toog.
Bierprijscorruptie^
De boetes werden nog even op een rij gezet, er werden een paar filmpjes geschoten.
Heineken was zogenaamd de hardst gemepte, alhoewel er ook door sommigen heel
terecht deze uitspraak in perspectief tot de jaarwinsten, waar juist Bavaria veel hardere
klappen blijkt te krijgen. Met een niet vreselijk vergezocht conspiracy theory’tje dat er
aandeelhouders-belangen op de achtergrond spelen. Ik heb geen idee, maar weet wel
dat aandeelportefeuilles vaker een belangrijke achtergrondrol spelen in het nieuws
dat we te horen krijgen dan u waarschijnlijk denkt. De Volkskrant:
Dat er prijsafspraken worden gemaakt in de biersector is algemeen bekend, zegt
Olm-eigenaar Mark Schneider (ex-Heineken) vandaag onomwonden op de voorpagina
van de Volkskrant. “De brouwerijen verhogen de prijzen jaarlijks met eenzelfde
percentage. Cafés betalen daardoor ongeveer twee keer zoveel voor hun bier als
consumenten in de supermarkt. Elk jaar verhoogde een andere brouwerij als eerste de
prijzen, om net te doen of ze geen prijsafspraken maakten.”
En zoals in de verwachting lag, geeft Schneider ook nog aan dat de samenwerkende
uitpersing van kroegpubliek hier absoluut niet mee van de baan is. Er zijn hooguit weer
wat meer krantjes verkocht. Om aan de bar te lezen. Met een biertje erbij. Als u het kunt
betalen
189
Wat een hoop gezeik in dit boek tot dusver, hè. Tsja, Tilburgers zijn ontzettende zeikers,
we hebben er zelfs de bijnaam van. En blij toe.
Haagse nachburgemeester / nachtvorst Jille van der Veen heeft eens een interessant
stukje geschreven over kankeren. Dat is wat men in Den Haag namelijk doet. Kankeren
houdt in dat je klaagt over vanalles en daarmee verkapt eigenlijk zit op te scheppen,
zelfs eigenlijk toont dat je hartstikke trots bent. Waarmee kankeren eigenlijk kankeren
om het kankeren wordt. Een soort volkssport, eigenlijk.
In Tilburg is het anders. Tilburgers kunnen er ook wat van, maar die doen niet aan
kankeren. Ook niet aan het veel zwakkere en conformerende mopperen. Het zelfmedelijdende
klagen is ook niet de Tilbo eigen. Nee, wij zeiken. En Jille’s observatie deed mij
iets over het zeiken beseffen.
Kruikenzeiken^
Als een Tilburger zeikt, en om flauw geginnegap te voorkomen bedoel ik hier dus niet
het letterlijke zeiken met de goudgele klaterstraal maar een fel uithalende woordenbrij
die keihard, en doorgaans flink overtrokken, misstanden aan de kaak probeert te
stellen, dan doet hij of zij dat uit liefde. Ja, dat klikt raar, maar laat me even uitpraten.
Nee, shh. Niet tegensputteren. Sputteren, ook zoiets dat Tilburgers niet doen, trouwens.
Evenals emmeren, eikelen, zeuren, knorren en brommen. Tilburgers zeiken in warme,
liefdevolle stralen met een keihard scherpe geur die flink bijt.
Als een Tilburger zeikt, dan is er een discrepantie – sorry, moeilijk woord, dan is er een
verschil, een tegenspraak – met hoe Tilburg in zijn of haar hoofd is. Dan is er iets in het
kleine universum Tilburg, dochter van dorpen, dwarse stad met bourgondische ziel,
dat niet strookt met hun beeld ervan. Dan zien ze even een kant van Tilburg die niet zo
mooi is als in hun ideaalbeeld ervan wél het geval is. En dat jeukt, nee, dat stéékt zelfs.
Een Tilburger wil niks liever dan dat er niks meer te zeiken valt. Een heel onhollandse
houding, dat besef ik me, maar ik denk dat er toch wel een kern van waarheid in schuilt.
Want zeiken is hier productief bedoeld. Als ergens over gezeken wordt, verdient dat
punt verbetering. Dan moet ernaar gekeken worden. Wordt eigenlijk gevraagd of
iemand even flink met de poetsdoek erover kan, zodat het weer glimt.
Nee, dat zeiken houdt nooit op. Zeker niet in een stad die zich zo hard in allerlei
richtingen ontwikkelt. Maar de boel wordt dus oprecht en zeer kritisch gevold. Want
Tilburgers houden van deze stad. Met hart en ziel. En een goedgevulde blaas. En dat is
geen onkritische liefde, want die trots moet wel een beetje in de werkelijkheid geworteld
zijn. Dus alles waar ze net even wat minder trots op kunnen zijn, daar zul je ze over
horen. Dingen die fout gaan. Dingen die spuuglelijk zijn. Dingen die corrupt zijn. En,
niet in de laatste plaats, dingen die de Gewone Man treffen – ongeacht of ze dat zelf
zijn of niet.
Er werd mij destijds door een journalist van Brabants Dagblad gevraagd of ik ermee zat
dat ik en Troy kritisch gevold zouden worden. Welnee, laat ons Kruikenzeikers zeiken,
graag zelfs.
191
Ik raakte met de oude man in mijn stamkroeg aan de praat. Hij had al flink wat op en
begon hard uit te vallen over dingen die hem niet zinden in het centrum.
“[tekst verwijderd]”
Vind u dat echt over 013, ja? Dat het een gemeentelijke schande is vergeleken met wat
Noorderligt ooit was?
“[tekst verwijderd]”
Zou ik mogen vragen of ik uw mening mag citeren?
“[tekst verwijderd]”
Nou, ik ben met een boek bezig over het Tilburgse nachtleven, en daar probeer ik
zoveel mogelijk standpunten, niet alleen die van mezelf, aan het woord te laten. En wat
u zojuist zei over 013 klinkt als een mooi aanvullend standpunt
“[tekst verwijderd]”
Okee, als u dat niet wilt, dan doe ik het niet.
Zeiken over 013^
“[tekst verwijderd]”
Nee, u heeft net zelf gezegd dat u het niet wilt. Dus dan doe ik het niet.
“[tekst verwijderd]”
Nou meneer, die persoonlijke aanval is nergens voor nodig. Ik zei al dat ik uw woorden
niet zou gebruiken. Daar is niet bij nodig dat u dan maar ervan uit gaat dat ik geen
recht van spreken heb omdat ik er niks van weet. U weet niks over mij.
“[tekst verwijderd]”
Okee, dan hou ik het gesprek er hier bij. Ja nee, sorry, u valt mij aan, ervan uitgaande
dat ik niks heb meegemaakt en niks weet, zonder dat u dat zelf weet. Dat hoef ik niet
te pikken.
“[tekst verwijderd]”
Oppassen met wat ik in mijn boek zeg? We hebben toch vrijheid van meningsuiting in
dit land? Ik ben zeer zeker niet van plan op te passen met wat ik schrijf.
“[tekst verwijderd]”
Ze doen maar. Als mensen problemen hebben met wat ik zeg, zoeken ze me maar op
en vertellen ze me dat zelf maar. Ik ben niet moeilijk te vinden en altijd in voor een
eerlijke discussie. Dus nee, ik ben niet bang wat het op kan leveren.
“[tekst verwijderd]”
Nee, meneer, ik had beloofd uw woorden niet te gebruiken. Dat doe ik dus ook niet.
Beloofd. U zult geen enkel woord van uzelf in mijn boek aantreffen. Ik zweer het.
Biertje?
193
De laatste tekening was net gemaakt. Ik zap een beetje voor- en achteruit, zoals u
wellicht inmiddels doorhad, in een heel intensieve en verwarrende periode, om de
belangrijkste momenten eruit te proberen te lichten, en tevens een beetje de onderwerpen
bij elkaar te houden. Keuzes. Bovendien zit alles in mijn hoofd ook al niet meer
chronologisch.
Goed. Ik ben naar huis aan het fietsen. Na de tekening bij de Sport Inn op papier gezet
te hebben. De eigenaar zei nog dat-ie ook nog een kroeg in het Willem II stadium had,
die op mijn lijst hoorde, maar dat die vrijwel identiek was. En ik was al een paar keer
in dat gebied in Tilburg Zuid geweest zonder een kroeg te kunnen vinden, dus een
vrijwel hetzelfde soort kroeg van dezelfde eigenaar nog even achteraan in het boek
erbij zetten, vond ik echt een beetje balen. Hij vond ‘t ook niet écht nodig, dus heb ik
daar gesmokkeld. De lijst was op, ik was klaar. Ik heb onderweg naar huis, al fietsend,
gezóngen.
Ik kom midden in de nacht thuis om te scannen. Eerst even mail checken. Mail van Troy,
mijn toekomstige uitgever. Of ik van de tekst kon opsturen wat ik al had. Zodat hij kon
kijken of het aansloot bij wat hij met De Blauwe Bloem wil.
Weg goede bui. Keiharde knoop in de maag. Na maandenlang praten over het boek
alsof het er gewoon zou komen, mag ik nu opeens, na maandenlang ploeteren op de
tekeningen, auditie komen doen of ‘t allemaal wel goed genoeg is? En dat terwijl heer
Titane prima wist – want ik spreek hem zo af en toe nog wel eens in het nachtleven –
dat de teksten even iets meer naar achteren geschoven waren zodat de tekeningen
ineens afgemaakt konden worden. Ik had dus helemaal nog niet zoveel, en zou juist nú
flink gaan schrijven.
Zo beschaafd mogelijke mail teruggestuurd. Met boek voor zover nu af. En waarom nu,
en wat wil De Blauwe Bloem dan, want ik heb nog bijna niks geschreven en dan kan
ik daar rekening mee houden. Geen antwoord voor een week. Geen regel geschreven
dus ook. Nog maar eens gemaild. Troy kwam uiteindelijk terug met reacties. Dat hij het
wel zou lezen wanneer het af was. Dat ik niet moest treuren en zeuren maar schrijven.
Dat hij ervan uitging dat ik genoeg in dit boek geloofde om het gewoon af te maken,
ongeacht wie het zou gaan uitgeven, en dat een uitgever altijd wel gevonden kon
worden.
Gedoe met de uitgever
Ik was het spuugzat. Ik wou het hele boek wegsodemieteren. U moet begrijpen dat zoals
ik momenteel overkom, toen niet aan de orde was. Het kroegtekenen was slópend.
En na dat alles was het misschien allemaal voor niks. Ik wou eigenlijk geen andere
uitgever. Daar was het niet oorspronkelijk voor bedoeld. Het hele idee was van begin af
aan verbonden met De Blauwe Bloem. Dus dit was echt kutzooi.
Ik sprak Troy kort erop in Paradox. Milieucafé, Hans Dorrestijn was te gast. Troy had
geen heldere antwoorden waarom zijn houding ten opzichte van dit project was
veranderd. Sprak in vage termen over dat hij werd aangesproken over hoe ik me als
nachtburgemeester manifesteerde. Door wie dan en op welke manier manifesteer
ik me dat dat die persoon of personen zo stoort? Geen antwoord, het was meer een
gevoelskwestie of zoiets. Maar het was verder wel allemaal prima dat ik het deed. Hij
wou er zelf gewoon niet meer mee geassocieerd worden. En wederom de onzin over
dat dat boek er toch ‘gewoon’ wel zou komen. Ik van binnen woedend.
Het is uiteindelijk goed gekomen – uiteraard, anders las u dit nu niet. Maar niet met de
Blauwe Bloem. Ik voelde me flink genaaid. En de lol was nóg meer van de grap af.
195
“Ik kan heel kort zijn: we zijn uiterst ontevreden.”
Na het eerste halfjaar van ons nachtburgemeesterschap werd het blijkbaar tijd voor
een beoordelingsgesprek. Als enige overgebleven actieve titeldrager hoefde alleen
ik te komen opdraven. Aangezien gemeente Tilburg nog steeds niet de nachttreinen
voor elkaar heeft gekregen, mocht ik een declarabel taxi-ritje naar het hoofdkantoor
van de Nachtburgemeesters-bond maken. Want ook de Bond werkt in de donkere
uurtjes.
Na even wachten in de overigens erg luxueuze lobby bij de receptie, mocht ik met de
lift naar de dertiende verdieping. Spreekkamer 4, de “Rockin’ Louis” zaal. Sjacherijnige
man in onberispelijk zwart pak tegenover me. Dossiermapje voor zijn neus. Ik mocht er
niet roken.
Dit werd geen lollig gesprek, voelde ik al aankomen.
Eerst kreeg ik positieve feedback. Dat de nachtburgemeesters-site in principe een goed
initiatief was, dat mijn enthousiaste bloggen daar niet onopgemerkt was gebleven, en
hoe jammer het was dat andere landelijke nachtburgemeesters nog niet echt op gang
kwamen. Het kroegentekenen voor het nachtburgemeester-boek werd ook geprezen.
Goed, dat waren veren die ik op een warm donker plekje kon opbergen.
Column Mei 2007^
Ik werd flink gekraakt op het almaar vermelden van mijn demissionaire collega. Mocht
niet meer. Écht niet meer. Tilburg moest het met mij alleen doen, en daar mocht ik geen
verwarring over laten bestaan. Een serieuze berisping aan mijn broek – men krijgt mij
niet vlot aan het slikken, maar mijn ogen knipperden wel even.
Het gestunt met de foto’s bij deze column werd ook niet gewaardeerd, maar voorlopig
nog gedoogd. Voorlopig. Strenge blik.
Toen kwam het zwaarste kritiekpunt op tafel: “We vinden dat je te weinig applaudisseert.”
Mijn mond viel open. “We hebben de afgelopen maand in totaal slechts 287 klapbewegingen
geregistreerd, een gemiddelde van vier komma zestien klap per optreden.”
Naarstig groef ik in mijn geheugen, tot ik me plots besefte inderdaad recent een man
met een tellerapparaatje bij bezochte evenementen gespot te hebben in het publiek.
Aldoor strak op mij lettend.
Verdomme, wat zijn ze scherp ! En per optreden, dus dat ik druk was is geen argument.
“We leven in tijden van applausinflatie, Van Densen. Het doorsnee publiek klapt,
getraind door commerciële televisie, klakkeloos op de juiste momenten en bijna altijd
even lang. De individuele, waarderende handklap heeft hierdoor aan waarde ingeboet.
Je kunt als nachtburgemeester niet meer in je openlijke prijzing volstaan met nonchalante
klapjes. Het evenementenseizoen breekt weer aan in Tilburg, ik ga ervan uit dat je
dit punt actief verbetert.”
Dus als u me van de zomer ziet klappen bij de botsautootjes weet u waarom.
René van Densen
Nachtburgemeester van Tilburg
197
De Anus van Nederland, zo leg ik al jaren aan Britten, Amerikanen, minder geografisch
onderlegde Nederlanders en verder wie het maar wil horen, uit waar Tilburg ligt. Onderaan,
tussen de twee benen van het land.
Toen ik met dit boek begon, had ik een aantal werktitels. Flauwekultitels, puur bedoeld
om te provoceren, zonder inhoud. Ik dacht nog bij mezelf: dat lul ik wel weer recht,
ergens in het boek leg ik de titel uit en dan is het weer in orde.
Aangezien ik nogal impulsief kan zijn, is die werktitel sinds het begin nogal vaak veranderd.
Tot ik op een gegeven ogenblik ‘De Anus van Nederland‘ koos. Het schoot in mijn
hoofd, en onmiddellijk had ik dat gevoel dat ik af en toe krijg: Ja, ja dat moét.
Een gevoel dat ik altijd trouw opvolg – soms is het een volstrekt stom idee, héél soms is
het een heel goed idee. Maar als het moét, dan moet het.
Wanneer ik ergens met iemand over het boek sprak, peilde ik altijd uiteraard even
voorzichtig of die persoon een beetje gevoel voor humor had voordat ik de titel uitsprak.
Want ik heb er al boze reacties op gehad hier en daar. En dat is prima. Want dat
is dus dat gezeik met het hart op de juiste plek, zoals ik al uitlegde. Die mensen vinden
het hier helemaal niet De Anus van Nederland. En dat is hun goed recht.
Ik heb deze titel voor een aantal erg goede redenen behouden. Want wat mij betreft is
Tilburg momenteel De Anus van Nederland. Kijk, dat geografische, daar valt niet veel
aan te doen, of we zouden ineens bij België ingelijfd moeten worden. Betere belastingen,
fijner volk, meer aandacht voor wat er binnen Tilburg gebeurt en een veel fijner
kroegenbeleid: het zou nog niet eens zo’n slecht idee zijn. Maar dat terzijde. Geografisch:
soît, daar komen we voorlopig niet meer vanaf.
De gay scene zal misschien ook enthousiast met deze titel dwepen, want het is hier
eigenlijk best goed vertoeven voor homo’s. Een gruwelijke roofmoord daar gelaten
dan. Stichting Roze Maandag, een aantal fijne gay café’s, speciale themafeesten over de
hele stad, Tilburg is zo erg nog niet. Maar daar doel ik met de titel niet eens op.
De Anus van Nederland
De belangrijkste twee redenen zijn dat enerzijds de culturele schijnwerper van Nederland
gewoon weigert te schijnen op deze ‘polderstad’. Ja, het verandert langzaamaan
een beetje, maar het blijft beperkt tot kennerskringetjes.
De tweede reden hangt daarmee samen. Naar mijn idee hebben we hier – naast het
typische gezeik van de Tilburger – een soort open-gesloten houding. We voelen ons
niks beter dan een ander en daarom is iedereen welkom, wordt iedere buitenstaander
moeiteloos geaccepteerd, staan ervaren kunstenaars open en gemoedelijk met jongere,
groene generaties te praten, ga maar door. En dat is prima. Dat is die gemoedelijke
openheid die we hier hebben en dat mag zo blijven. Maar de gesloten kant die
daaruit voortkomt, de keerzijde van de medaille zeg maar, is dat teveel organisatoren
ook niets laten weten over wat ze neerzetten. Ja, in hun eigen kleine cirkels, waar dan
ook de meesten van wel komen kijken. Maar een fatsoenlijk persbericht naar de lokale
én landelijke media lijkt een beetje overdreven voor teveel mensen. Is het niet, hoor –
gewoon opsturen. Perslijst, op tijd opsturen, beetje je promotie goed regelen.
Wat mij betreft mogen we dáár best vanaf, van die bescheidenheid. Maar hoe? Misschien
helpt het als we wat trotser zijn op onze stad. Als er een lied is of zo. Misschien
zelfs een hele musical of weetikwat.
Even voor de grap een versie van mij... en daarna een nachtlied door Troy. Want dat
had-ie beloofd bij de inauguratie. Dus dat had u nog tegoed.
199
Vrij naar “America” door Leonard Bernstein & Stephen Sondheim
RUUD Rotterdam,
Jij prachtige stad...
Haven voor moderne hoogbouw.
Altijd modern en cultureel,
Altijd in groei en zo fideel...
PEERKE Rotterdam . . .
Jij goor giftig vat . . .
We moeten niks hebben van jou.
Bommen waren je deel,
Nu heeft het niet meer zoveel...
Met je stalen en glazen bouw,
Ben je neonkleur en toch grauw,
Jagen ze dealers bij het station weg.
Heeft men wat verderop daardoor pech.
Prachtige stad, ga toch gauw weg!
TILBO’S Ik ben zo blij dat ik Tilbo ben!
O.K. ben jij als je Tilbo bent!
Iedereen blij als je Tilbo’s kent
Allemaal Tilbo’s hier in de tent!
RUUD En ik kijk ook graag naar Amsterdam.
PEERKE Zij ook, of althans naar hun navels dan.
RUUD En vergeet ook nog Den Haag niet.
PEERKE
ALLEN
RUUD
PEERKE
RUUD
PEERKE
ALLEN
RUUD
PEERKE
RUUD
PEERKE
ALLEN
RUUD
PEERKE
RUUD
PEERKE
Maar een eigenst paleis hedde daar toch niet!
Auto verdwalen in Tilburg ja,
’t Bier smaakt hier prima in Chillburg ja,
Peerke is heilig in Tilburg ja,
Vreeman die snapt niks van Tilburg ja!
Prachtig die Eindhovense graffiti man.
Voor een vriendenprijs taggen we jouw huis dan?
Met wat hoogbouw wordt Tilburg eindelijk stad.
En meer en meer erfgoed ruimt het pad?
Weg met de Stadsheer in Tilburg ja,
Geen Pieter Vreedeplein in Tilburg ja;
Blijf van de bomen van Tilburg ja
Westpoint boeit ons niks in Tilburg ja!
Ik heb een heel ambitieus stadsplan.
Heet zakkenvullen nu een plan dan?
Cityring, Social Sofa, en cultuur.
Weggeske, bènkske, Wesley, ’t hoeft toch niet duur?
Bende nou himmul van de pot g’rukt!
Straks maakt-e alles hier nog eens stuk!
Laat ons met rust gekke burgerpapa,
Tengels af van de buitenkroegjes ja!
Als ik ooit ik terug ga naar Zaandam.
Liever vandaag dan morgen dan!
Herkent men mij daar als groot man!
Welnu verdomme gek gá dan!
WestPoint Story
201
Nachtlied Troy Titane
Kijk ze gaan, zo lieflijk schrijden,
hot-se-bot-se op de begaanbare paden -
hoe fleurig en hoe florissant
de meibloesem van hun verlangen
O, o, wat een pracht en een praal
vergezelt hun onrustige waden
door glans en ontluikende geleikunsten,
zie het kleurenpallet op hun wangen
En nu maar hopen op onduidelijkheid,
op niet al te concrete daden,
want nachtblindheid voert de boventoon
in hun bovenwereldse gezangen
Laten we bidden, nee keihard eisen
dat al onze onvrijwillige lentezaden
hun omweg weten te vinden,
zich niet door de wind laten vangen
203
Ik had net de tekening bij Babbus afgerond, en zat wat na te babbelen met de barman
en een aan de bar hangende kerel. Hij was zelf werkzaam bij Kandinsky en had een
klein weekje eerder mij in die tent aan het werk gezien.
Tot dusver geen ongewone situatie. Ook de kritiek dat een jong groentje als ik toch
geen nachtburgemeester was, hoorde er uiteraard bij. Al viel het mee – tussen de ene
studentvriendelijke kroeg en de andere was er op zich in ieder geval begrip dat ook
jongere mensen wel eens wat kunnen presteren. Maar de Kandinsky-barman was niet
overtuigd dat ik snapte hoe Tilburg in elkaar zat. Misschien terecht.
Ik weidde dus uit over het gebrek aan bombastische inslag dat Tilburgers hebben.
Hij vond niet dat je dat moest proberen te veranderen. Ja, we hebben hier best leuke
dingen, maar het zit niet in de aard van de Tilburger om zich op de borst te kloppen en
dat moet je ze ook niet proberen te dwingen te doen. Ik wierp tegen dat ik helemaal
niemand tot iets probeer te dwingen, hooguit wakker te schudden dat dat best een
keer mág in de hoop dat er dan ook een paar dat gaan doen. Zeker met zoveel chaotisch
ogende maar homogeen aanvoelende diversiteit op alle gebieden.
“Van Densen... weet je wat écht de kern van Tilburg is?”
Ik had zo’n gevoel dat hij het me toch wel zou gaan vertellen dus schudde ik maar nee.
“De middelmaat. We hebben hier de grootst vertegenwoordigde middelmaat van heel
het land. Weinig rijke elite, en ook best weinig armoede. En een heel, heel breed grijs
deel ertussen met niet al te veel variatie.”
Flauwekul. De stad bruist en wemelt van de tegenstellingen.
“Ja, jij hebt het de hele tijd over het cultureel gebied. Ik heb het puur over de economische
verdeling. We hebben hier gewoon over de middenklasse, en die is hier ontzettend
rijkelijk aanwezig. Dat ben je toch met me eens, of niet?”
Grootste middelmaat
Kijk, dát zou ik dan weer niet weten. Interesseert me namelijk niet zo, wat mensen
verdienen. Dus daar heb ik me nooit in verdiept. Je zal wel gelijk hebben.
“Weet je nou waarom dat zo typerend is voor Tilburg?”
Nee, maar ook dat ga je me vast nu wel vertellen.
“Dit is de ultieme uitprobeerstad van het land. Daarom wordt alles chaotisch door
elkaar gebouwd, daarom vind je hier zoveel verschillende soorten kunst en muziek,
daarom vind je hier al die wildgroei aan soorten kroegen. En tegelijkertijd zit niets vastgeworteld
genoeg om er effectief uit te springen. Deze stad is een heerlijk onderzoeksoord
voor marketeers – als het werkt in Tilburg, werkt het overal.”
Ik begon te zien wat hij bedoelde. We hebben allerlei wazige prototypes oversteek- en
stoplichtprototypes, we hebben inderdaad eenmalige primeurs op allerlei gebieden,
inclusief architectonisch – maar de grootste middelmaat, en dat dat nou de kern van
Tilburg is?
Zelfverzekerd nam de man nog een flinke slok van zijn biertje. Inmiddels kan ik het
tegenwerpen. Met die economische middelmaat valt het reuze tegen, zeker in de
buitenwijken. Dat weet je als je het totale kroegencircuit afloopt.
Maar ja, dan moet je dat wel willen. En je niet in grijzemuizige veilige visies wentelen.
De grootste middelmaat zit tussen de oren van mensen die dat beweren.
205
Er is sinds een tijdje een vierde studentenvereniging actief in de stad. Die zich duidelijk
wil profileren met bestaansrecht naast ballenclub Olof, het meer filosofisch-vrije zuipclubje
Plato en roeivereniging Vidar. Geheel in stijl is de naam van de vierde musketier
gekozen: D’Artagnan. En feestjes brouwen kunnen ze. Het grootste feestje, dat ook
landelijke media-aandacht kreeg (bravo!!) was een ambitieus opgezette recordpoging
vuurspuwen.
Het hele heuvelplein was afgezet. Overdag werden deelnemers gerekruteerd uit het
passerende publiek, die versneld even een cursusje kregen van ervaren professionele
vuurspuwers. Ook meer ervaren vuurspuwers moesten de workshop volgen, want er
waren ook speciale veiligheidsvoorschriften die gevolgd moesten worden in deze
situatie.
Ik grapte op het nachtburgemeesters-weblog nog even dat ze op moesten passen
voor de kerk. Want de heuvelkerk staat, mocht u het niet weten, pal tegenover het
plein, en eerder die week was er elders in de stad een kerk flink afgebrand onder
onduidelijke omstandigheden. Boze tongen beweren momenteel dat het zeker brandstichting
was maar dat de politie om een of andere reden geen onderzoek instelt. Maar
dat terzijde.
Het vorige record stond op zeventig oliespouwers die in het Engelse Stonehenge
tegelijkertijd de vlam in de pan bliezen. D’Artagnan mikte daar ruim overheen, met de
bedoeling dat er honderdvijftig steekvlammen tegelijk de lucht in zouden gaan. Maar
ja, organiseer dat maar eens ter plekke, volledig afhankelijk van hoeveel voorbijlopende
deelnemers je op kunt trommelen die best met wat vuurspuug-olie willen gorgelen.
Ik was er uiteraard bij. Zoiets wil ik niet missen. Met mijn goedkope digitale cameraatje
schoot ik wat fotootjes van de voorbereidingen. Een grote brandweerwagen was
opgetrommeld, maar niets aan het hele evenement had de bangige beveiliging die je
zou verwachten – op en rondom de wagen werd opzwepende muziek uit grote boxen
gedreund, een prima presentator lulde het hele boeltje aan elkaar, en de deelnemers
hadden duidelijk lol in de workshops, hoewel ondertussen uiteraard de voorschriften
wel serieus nemend.
Net voor achten werd eenieder opgeroepen zich te verzamelen. In een ruime opstelling
stonden de deelnemers met hun fakkels en spaflesje olie klaar, er werd afgeteld,
en ik ging klaarzitten op een fijne positie met het cameraatje. Want wie dicht bij het
vuur zit, enzovoorts. Nou is het niet het meest geavanceerde fotoschiet-machientje ter
wereld, dus het was een enorme gok of ik de enorme gelijktijdige vlam op de kiek zou
krijgen. Achteraf bedacht ik me pas dat het ding ook nog een stand heeft waarmee ik
filmpjes kan opnemen, maar ja, op het moment zelf was me dat even ontschoten.
Wereldrecord vuurspuwen
Acht uur. Aftellen. En de vlam erin! Ik zie het schermpje van mijn camera helemaal wit
worden en denk nog, verdomme, overbelicht, niet gelukt. Thuis bleek het reuze mee
te vallen en was het nog best een aardige foto ook. Maar het is dus gelukt! Geen honderdvijftig
maar wel honderdtien (volgens D’Artagnan zelf dan, in een interview had
de aanwezige notaris het over honderdvijftien, maar op bijna anderhalf keer zoveel
maakt vijf man ook niet vreselijk veel meer uit) en uiteraard ook erna flink feest in de
tent. Trommels, vuurjongleurs, nog wat nablazende vuurspugers, en later die avond
een flink feest in het nabijgelegen Costa. Mijn complimenten voor een uitmuntend
georganiseerd evenement.
Breed uitgemeten op de voorpagina’s van bijna alle landelijke kranten wist even heel
Nederland het: in Tilburg brandt het vuur van de geestdrift. Wat nou grijze middelmaat?
We kúnnen best vlammen, als we maar willen.
207
Nou, zaterdag 24 Maart was het weer zover, de zomertijd ging in. De klok een uur
vooruit om drie uur. En jawel, van stadpapa Vreeman mocht de horeca niet ‘langer’
open. Niks langer, ‘langer’ is flauwekul: dat was gewoon nog reguliere staptijd voor het
uitgaanspubliek, dat hier een uur kwijtraakte. De horeca en de stappers wilden gisteren
wel. Maar moch nie he.
Afgrijselijk hoe ver die betutteling gaat. Onze burgemeester blijft maar beslissen wat
we wel en niet mogen als we er even uit willen na een lange werkweek.
Zomertijd^
Op deze koers doorvarend zijn er straks nog regeltjes hoe u precies uw - duurder en
duurder betaalde - pilsje naar uw mond dient te heffen. Wat u wel en niet op bierviltjes
mag noteren, en met welke kleur pen. Welk maximaal volume individueel gelal of
aangeschoten kroegzangkunsten in ieder etablissement niet mogen passeren. Precies
hoe krom het straaltje moet zijn als u in het urinoir weer ruimte voor het volgende
gerstenat aan het maken bent. U lacht, maar het lijkt er soms wel op dat we die kant op
gaan.
Ruud – mag ik je Ruud noemen? Nee? Doe ik toch.
Ruud, laat die halsband die je horeca aangeschoven hebt een béétje losser. Het is
allemaal geen kwaaie boel hoor, en de meeste horeca volgt al vrij strak je beslissingen
op, of ze het er nou mee eens zijn of niet. Dus laat ietsje meer de boel de boel. Ietsje
minder controle - ik besef me dat je blauwe mannetjes – de straatsmurfjes met die
olijke fluitjes tussen de lippen, en met fietsjes, autootjes en zelfs paardjes - ook iets te
doen moeten hebben ‘s nachts om een beetje de kosten te verantwoorden, maar valt
daar echt niks anders voor te vinden?
Geloof me nou, de meeste horeca beperkt zelf haar overlast wel. Want geen enkele
kroegbaas mikt doelbewust op herrieschopperij die de brave burgers in het centrum
‘s nachts wakker maakt. Weet je waar die overlast vandaan komt ? Van het publiek dat
plots een uur eerder, onverwacht, de straat op gedreven wordt. Zonder pardon, door
de security mannen met de ‘V’ op hun borst.
Publiek dat hierdoor zo argeloos overvallen wordt dat het besef dat ook de nachtbus
De Nightliner al weggereden is inmiddels daar korte tijd later pas op volgt. Of publiek
dat die nachtbus nog net had kunnen halen maar niet weet waar deze wegens allerlei
verbouwingen en andere wijzigingen nu weer haar halte heeft. Dat veel en veel te
talrijk is voor dat handjevol taxi’s dat maar ingezet mag worden. En waar een fors deel
dan maar in de rij gaat staan voor onze nachtclub om nog even een laatste pilsje te
kunnen drinken - dan maar met paaldansende dames.
En zo wachtende op óf een taxi óf tot de V-mannen bij De Nacht hen al dan niet binnenlaten,
de pliessie lekker blauw op straat ziet zijn. Zij wel.
Ja, dat kan zomaar wat irritatie oproepen, dat snap ik dan best.
Snap jij dat zelf nou echt niet, Ruud ?
209
Och, ja – Jeto. Dat was ook een gedoe zeg.
Ik ving het op in café Bierings en heb het toen nagevraagd. Inderdaad: Jeto zou mogelijk
gaan sluiten. Schijnbaar gedoe met forse schulden maar op een of andere wijze kon
toch een rechter beslissen of ze zouden sluiten of niet. Wat er nou precies is geweest,
weet ik niet, maar ‚de grootste pool- en dartzaal van de regio’ zou dus mogelijk van
mijn kroegenlijstje verdwijnen.
Ik heb even in dubio gestaan. Een goede nachtburgemeester hoort aan de spreekwoordelijke
alarmbel te trekken om actie te mobiliseren bij zoiets, leek me. Maar
tegelijkertijd: als Jeto zou sluiten, zou dat weer één kroegtekening minder zijn om te
maken. Het klinkt misschien cru, maar iedere tekening die niet hoefde maakte een
hoop verschil voor mij uit inmiddels, na maandenlang dagelijks erop uit te zijn gegaan.
Ik trok toch aan de bel. Bescheiden, maar toch. Oproep op het blog en ook ingestuurd
naar TilburgZ. Mijn voornaamste argument voor de oproep, en daar sta ik nog steeds
volledig achter: “De marktwerking beperkt onze keuzevrijheid toch al veel te vaak, van
de privatisering van de treinen tot het verdwijnen van de Edah in het straatbeeld, dus”.
Ik ben blij dat tenten als Jeto er in het buiten-centrum-heuvelgebied zijn, en zo het
stappend publiek meer keuze bieden dan het mega-super-geweldig-fantastische
centrum met Cityring, nachtlijnen en overmatig politietoezicht. Gewoon, omdat u
ook wel eens niét daar zou willen stappen, iets anders zou willen uitproberen. En de
‘buitenkroegen’ vrezen toch al voldoende voor hun voortbestaan onder het huidige
stadsbestuur, kabinet en economische klimaat.
Jeto blijft open^
De keuzevrijheid van het stappubliek kraaide uiteindelijk (voorlopige) victorie over de
marktwerking: de rechter - mogelijk dezelfde die Langerijt, ‘t Verschil en de Fun Factory
gewoon openhield tegen de zin van ons gemeentehoofd in - besloot dat tot 2008
Jeto in ieder geval open mag blijven. Daarmee was haar toekomst natuurlijk allerminst
zeker gesteld, maar dat valt tegenwoordig over bijna elke kroeg wel te zeggen.
Ik had als tegenprestatie beloofd aan te kondigen wanneer ik er live zou gaan zitten
tekenen. Dus mensen die zin hadden konden zich vergapen aan de kroegtenening, of
mij proberen af te leiden, of de tekening komen verscheuren of erop spugen, plassen,
wat ze maar wilden.
Om tien uur, het aangekondigde tijdstip, had ik één persoon ‘eigen’ publiek. Plus een
stel nieuwsgierige blikken van personeel en poolbiljartend publiek. Voordat u dit als
triest bestempelt, hoe rustiger het is hoe fijner het voor de tekenaar zelf is hè. Die
tekening kwam dus rustigjes in orde – het resultaat staat hier links.
Mijn ene persoon publiek, een goede vriendin die mijn zelfverklaarde stalkster is, wou
ook nog een borst gesigneerd hebben en dat was ook niet onprettig om te doen.
En het was qua publiek daar best druk. Sterker nog, ze kwamen een keu of wat te kort.
Onwillekeurig moest ik glimlachen omdat het publiek aan de toog dat nu niet aan een
pooltafel kon spelen, ironisch genoeg wél en niét de keus had.
(Voetnoot: Jeto was amper een maand later alsnog gesloten wegens geen geld meer
maar is inmiddels overgenomen door conculega Saints en weer volop in business.)
211
Ik heb al sinds kinds af aan de gewoonte om mijn fietsen een naam te geven, en als
bijna-dertiger is die gewoonte nog nooit weggegaan. Mijn meest trouwe Partner in
Crime in het hele nachtburgemeesterschap heeft daardoor ook een naam gekregen.
Ik noem dit afgeragde Batavusje ‘Scalpel Wheels’. Ik heb deze fiets noodgedwongen
aangeschafd op de dag van de inauguratie - oftewel: 5 Augustus 2006. Ik zat die dag
zonder fiets, omdat ik de andere fietsen in mijn ‘stal’ echt flink verwaarloosd had waardoor
ze allemaal met platte banden zaten. Aangezien er echt flink wat fietswerk bij
het organiseren van die avond kwam kijken trok ik erop uit, samen met een bevriende
cartoonist die ook een rol zou spelen in de activiteiten.
Onder zijn leedzame ogen in zijn deemoedig neeschuddend hoofd schafte ik uit pure
nood een Batavusje hybride aan, waarvan de fietsenmaker al zei ‘als je er niet teveel
van verwacht is het op zich nog geeneens een slechte fiets’.
Enfin, die dag en de week erop merkte ik hoe ontzettend lekker dit fietsje reed. Hij
sneed me door allerlei menigtes, in grote groepen geparkeerde fietsen, en dronken
Heuvelgangers heen. De naam Scalpel Wheels – geen overdreven flitsende naam maar
uiterst passend – was dan ook snel gekozen.
Scalpel Wheels
Toen ik uiteindelijk de afgeragde bandjes lek reed na iets meer dan een week, aarzelde
ik dan ook niet maar parkeerde ‘m bij een fietsenmaker met de opdracht “ik heb geld,
fix alles aan dit ding wat je maar kunt vinden.”
Dat deed-ie, en vervijfvoudigde daarmee de kosten van het tweewiel, vergeleken met
de oorspronkelijke aanschafprijs. Maar een flinke tijd lang - bijna een jaar - heeft dit
bakkie me bijna iedere dag en nacht trouw door half Tilburg gesleept, een paar terugkerende
kleine mankementen daar gelaten.
Toen begonnen de zwaardere euvels op te treden. Het spatbord aan de achterkant,
waar al met een revetje de boel beter vastgezet was, besloot één groot doorgeroest
gat te hebben waar de schroef met moer en revet gewoon maar doorheen hing te
bungelen. Met enorm strak aangetrokken broekelastiek – tsja, het was zaterdagnacht
dus geen fietsenmaker meer open en ik had niks anders geschikts liggen – heb ik toen
de boel aan elkaar.
Onderweg naar een fotoschiet-gelegenheid voor een van de Tillywood-columns
draaide ik een weg in en KLETS KLEDDER KLENG KLENG. Geen beweging meer voor- of
achteruit mogelijk, en de ketting sleept vrolijk over de grond. Het euvel was eenvoudig
te zien: de achterderailleur besloot de geest te geven. Stukjes tandwiel waren er vanaf
gesprongen, het ding zelf had zich in drie, vier bochten verwrongen, en het geheel was
ook nog eens tussen de spaken ingesprongen. Duidelijk: fiets is dood. Ditmaal was de
fietsenmaker nog wel open, dus te voet heb ik het wrak daar maar heen gesleept.
Ik heb ‘m inmiddels al weer een tijdje terug. Nieuwe derailleur. Werkt niet lekker. Het
ding rijdt onstabiel, de ketting slaat over bij het minste beetje spanning dat de trappers
erop zetten. Er is nadien nog veel meer aan vervangen zelfs. De hele ziel is eruit.
Scalpel Wheels is bezweken onder de druk van het kroegtekenproject. Ik noem ‘m nu
FrankenWheels.
Het boek heeft één slachtoffer gemaakt dus. U denkt wellicht, het is maar een fiets.
Maar als u er dagelijks op uit zou moeten naar allerlei uithoeken van een stad met
tweehonderdduizend inwoners, wordt een trouw stalen ros opeens heel belangrijk. En
als die na een serieus mankement nog maar als de schaduw van zichzelf aanvoelt, is
dat treurig. Oud dingetje van het kaliber zoals ze niet meer gemaakt worden. Maar zelfs
zo’n krasse knar is niet tegen het nachtburgemeesterschap opgewassen.
213
Heren, overigens. Even tussendoor. Gebruik alsjeblieft nóóit meer een van de volgende
versierzinnen. Doe de vrouwen van de wereld, en de toehorende mannen verderop
aan de bar een lol. Ik weet waar ik over praat.
- Deed het pijn? “Deed wát pijn?” Toen je uit de hemel viel?
- Bel de Paus! Ik geloof dat de hemel een engel mist!
- Zou ik even een kwartje kunnen lenen om mijn moeder te bellen dat ik het
meisje van mijn dromen ontmoet heb?
- Ik ben mijn telefoonnummer vergeten, mag ik die van jou?
- Word je nooit moe van zo mooi zijn?
- Is deze kruk bezet? [ja/nee] En jij?
- Is het hier nou zo heet of ligt dat aan jou?
- Geef jij volslagen vreemden wel eens een pijpbeurt? Nee? Ik wil me even
voorstellen.
Versierzinnen^
- Geloof je in liefde op het eerste gezicht of moet ik nog een keer voorbij
lopen?
- Ik ben een orgaandonor, heb je toevallig iets nodig?
- Heb je wel eens een penis van 25 cm gezien? Nee? Ik ook niet.
- Slaap je op je buik? Nee? Mag ik dat dan?
- Hoi. Ik was je net met mijn ogen aan het uitkleden toen ik me besefte dat
dat veel leuker zou zijn met mijn handen.
- Jouw jurk past echt perfect bij mijn tapijt….
- Al die prachtige bochten, en ik zonder remmen.
- Openingszin.. jij hebt een opening, ik heb zin.
- Jij. Ik. Handboeien. Slagroom. Vragen?
- Dus jij bent een meisje huh?
- Mag ik een foto van jou zodat ik Sinterklaas kan vertellen wat ik wil?
- Oh sorry, ik dacht dat dat een braille naambordje was.
- [Lik je vinger en veeg af op mevrouw haar shirt]
Kom, laten we die natte kleren uittrekken.
- Hoi, heb je zin in sex en dan pizza? [Nee] Oh, hou je niet van pizza?
- Nou, met welk stel lippen zullen we beginnen?
215
1 Maart 2007. Avond van de Blauwe Bloem. Presentatie van het eerste boek van de
kersverse uitgeverij van Troy Titane. Geen onaardige opkomst.
“Ik hoop dan ook oprecht dat het een klote avond wordt!!!” Zo schreef Tom ‘TilburgZ’
Pijnenburg in zijn die avond opgelezen speech. “Hij kan tevreden zijn en hoeft niets
meer te krijgen,” zou Boudewijn de Groot antwoorden alst-ie-daar trek in had, “dat wil
zeggen: Hij heeft toch gelijk gehad.” Ik kan beamen dat het absurdisten-duo Bandirah
en Troy Titane ditmaal zelf de deksel op de neus kreeg.
Ikzelf was aan het voorlezen bij de deur uit Ko de Laat’s verzamelde werk (filevorming
tot gevolg, van tijd tot tijd) en op de toiletten (mooiste reactie: “Dat doe je goed man,
heb je dit vaker gedaan ?” “Neenee, dit is mijn debuut als toiletlezer”).
Vervolgens mocht ik ook op het podium nog iets doen. Ik had alvast bekeken welke
andere optredens er zouden zijn. Allemáál wazige, absurde acts op het podium!
Dan ga je nadenken: Wat kun je doen dat dáár nog tussenuitspringt? Niét op het
podium staan! Met een mobiele microfoon en een exemplaar van het boekje - want
het wordt zachtjesaan traditie dat ik als een van de weinigen ‘iets’ doe met het boek
dat die avond gepresenteerd wordt - toog ik dus het publiek in en terroriseerde ik het
met allerlei vragen.
En of ze een zin uit het boekje voorlazen, waarna ik dan vroeg waar ze dachten dat die
zin over ging. Dit als een soort liefdesvrucht van Henny Huisman en Ruud Vreeman.
Prachtig werd het toen notabene absurdist Bandirah mij de microfoon ontnam om mij
terug naar het podium te sommeren (niet afgesproken) omdat het publiek zogenaamd
aan het wegvluchten was en buiten allerlei sloopactiviteiten ondernam (“Als iemand
hier een grijze Opel heeft dan heb ik slecht nieuws voor u“).
Toen ik op het podium alsnog een daar zittende fotograaf ook een zin uit het boekje
voorlegde, werd ik zelfs door een paar man van het podium afge-boe’d. Heerlijk!
Dit was precies de bedoeling. Ik wou eruit springen met mijn act, een volstrekt gefaalde
nachtburgemeester neerzetten. Voor de zoveelste keer namelijk in het totale
traject wou ik de boel aan de wilgen hangen. Ik was het spuugzat en wou niet anders
meer te boek staan dan een gefaalde gek. Zodat ik kon stóppen.
Ik was helaas lang niet de enige act waarbij ge-boe’d werd. De act met het absurdistenduo
en Ferry van de Zaande ging ook geheel de mist in toen het duo de ‘vierde muur’
doorbrak en heel de act, sprekend naar het publiek en naar Frans van der Meer, ter
plekke maar stopzette.
In de omkleedruimte, waar ik me inmiddels ook maar teruggetrokken had aangezien
mijn stem ver aan gort ging na bijna drie uur non-stop voorlezen, gaven ze aan alles
deze avond ‘volstrekt kut’ te vinden. Een goede vriend van me zou later de avond omschrijven
als ‘een soort familiefeestje’, wat een begrijpelijk gevoel was. Er was allereerst
zó veel absurdisme bij elkaar geplaatst dat het ondoelmatig absurd werd, en door de
entreeprijs waren er voornamelijk insiders en fans aanwezig, waar dus niet veel aan te
choqueren viel. Vrijwel alle acts faalden gruwelijk, al had dat ergens iets moois.
Avond van De Blauwe Bloem^
In mijn exemplaar van het boekje signeerde Troy Titane: “Dank voor het delen van de
misère!” waar Bandirah op aanvulde “en wat was je goed!”. Overigens ben ik ‘s nachts
nog ontzettend misselijk geworden en heb de vrijdag maar grotendeels overgeslagen.
Ik begreep dat minimaal één ander lid van de organisatie hetzelfde lot is ontvallen, wat
mijn vermoeden legt bij de chinees die de catering vooraf verzorgde. Want ongewoon
veel gedronken is er ook weer niet.
Al met al is het dus echt een kotsavond geworden.
217
De spanningen tossen mij en zelf-demissionair-verklaarde nachtcollega Troy liepen op
tot een hoogtepunt. Hij was woedend geworden omdat ik mijn bijdrage aan De Avond
Van De Blauwe Bloem, naar zijn idee, opzettelijk verknald had. Hij wist zelfs het falen
van de avond in mijn schoenen te schuiven, alsof mijn act definitief de sfeer onder het
publiek verziekt had, en wat de rest van de podiumartiesten ook probeerde, ze kregen
het niet meer recht. Flauwekul, want er was zoveel geflopt die avond dat mijn optreden
er niets meer aan afdeed. Één van de artiesten was zelfs woedend weggelopen na zijn
optreden.
De weinige keren dat ik hem sprak, bleef hij terugkomen op hoe ik me manifesteerde
als nachtburgemeester. Benadrukkend dat ik een soort van dorpsgek aan het worden
was. Alsof ik dat zelf niet mocht bepalen. Ik was zijn steun definitief kwijt, zoveel was
duidelijk.
Troy boos
Ik wou echt alleen nog maar onder de dekens kruipen en het hele boek vergeten. Laat
het hele Tilburgse nachtleven maar naar de hel lopen. Het kon me niet meer schelen.
Ik ben flink dronken geweest in die paar weken. Zelfs het feit dat het boek voor Teun
doorgezet zou moeten worden, kon me niets meer schelen. Ik was het allemaal spuugzat.
Vooral het personage ‘nachtburgemeester’ dat een heel eigen leven aan het leiden
was gegaan.
Ondertussen trof ik meer en meer mensen in de kroegen die met het boek óf de presentatie
aan de haal wilden gaan. Mensen die wel geïnteresseerde uitgevers kenden
– alsof een uitgever mijn stijlloze gezever over de gemeente en het nachtleven zou
boeien. En een presentatie, wat zou ik dáár in godsnaam nog moeten doen? Ik had
toch alles onderhand al gezegd in de pagina’s van mijn boek? Laat staan dat ik me druk
ga maken wáár ik het zou moeten houden?
Degenen voor wie ik het werk aan het verrichten was, wilden het eindresultaat niet
meer. Allerlei anderen zaten als een soort gieren te azen op wat ik neerzette. Ik wens
niemand deze situatie toe, want bij iedere lijn die ik op papier zette, iedere letter die ik
intikte voor het boek, kwam dat nare gevoel opzetten. Ik had eigen geld en ontzettend
veel tijd gestoken in iets waar ik langzaamaan niks meer mee te maken wou hebben.
Een presentatie? Van dit gedrocht? Wie met ook maar enig gezond verstand zou aan
zoiets wíllen?
Toen Troy echter ook nog in mijn gezicht wierp dat ik aanvankelijk gezegd had 1 April
alles af te hebben en dat ik dat niet nagekomen was, knapte er iets. Vertraging overkomt
de besten wel eens, en als ik toch eens terug zou gaan tellen hoeveel afspraken
over dit boek van zijn kant er niet nagekomen waren, die bovendien erg relevant
waren voor wat ik zou schrijven, dan kwam hij toch wel als opperhypocriet uit de bus.
Ik was woedend. Ik wou nog maar één ding: het boek zo snel mogelijk af schrijven,
en dan in zijn gezicht werpen: “Hier. Af. Veel plezier ermee.” Eindelijk een einde aan
dit godvergeten rotproject. Een einde ook aan de zoektocht naar identiteit die mijn
uniformdragende alterego ‘de nachtburgemeester’ steeds verder doorzette. Weer tijd
hebben voor talloze andere dingen die ik eigenlijk toch echt ook moest doen. En weer
voor de lol uit gaan.
Die avond schreef ik dertien bladzijden. Uiteindelijk heb ik de bulk van dit boek in
iets meer dan drie weken geschreven. Het is een puinhoop dus, maar wel een pure
puinhoop.
219
Op een avond liep ik een kroegbekende uit Clancy’s, met een maat van hem tegen het
lijf op het Heuvelplein. Hij stelt mij enthousiast voor aan zijn goede vriend, die ook meteen
van te horen kreeg dat ik de nachtburgemeester was. Ik haalde maar een beetje
schaapachtig mijn schouders op, met een sterk ‘oh nee niet weer’-gevoel van binnen.
Het interesseerde de jonge knaap, afkomstig uit buurdorp Goirle, mateloos. Eerst dacht
hij – zoals zovelen – dat hij voor het lapje gehouden werd, maar zijn vriend verzekerde
hem dat ik toch écht de nachtburgemeester was. Dus hij vroeg honderduit hoe je dat
nou wordt. Ik zag het personage ‘Nachtburgemeester René’ weer in mijn plaats stappen,
alsof mijn handen, mond, hele lichaam gegijzeld werden door een fictief wezen en
ik er maar een beetje bij stond en ernaar keek. Daar ging hij weer, het verhaal oprakelend
van dat ik en Troy door Wilbert verkozen waren. Bla bla bla.
Opeens was ik het beu. Er was niet veel volk op de been op dat moment dus ik besloot
uit de school te klappen. Weg met Nachtburgemeester René, gedaan nu, over, uit. Ik
stapte terug in mezelf en zei: “Kunnen jullie een geheim bewaren? Het is allemaal
flauwekul. Weet je hoe ik nachtburgemeester ben geworden? Als grap, gewoon door
een persbericht te sturen.”
“Ja, écht?” De jongens schoten hard in de lag en de meligheid sloeg op mij over zodat
ik ook stond te lachen. Even luchtte het enorm op – de waanzin van de kroegtekeningen
en het weblog en alle gesprekken die het nachtburgemeesterpersonage gevoerd
had, alles viel even van me af.
“Dat ga ik ook doen, man,” riep de Goirlenaar. “Ik ga mezelf ook gewoon nachtburgemeester
van Goirle kronen.”
“Ja, ho ho,” zei zijn vriend, “Goirle is eigenlijk ook gemeente Tilburg hè dus dat is ook
van hem hier.” Ik schudde meteen mijn hoofd: “Nee hoor, Tilburg is Tilburg, wat Udenhout
en Goirle en weetikveelwat doen moeten ze zelf weten. Ik ben nachtburgemeester
van déze stad, dus Goirle kan best een eigen nachtburgemeester worden. Sterker
nog, laat iedere stad maar een nachtburgemeester hebben.”
“Zie je wel,” zei de Goirlenaar, “ik ga gewoon mezelf als nachtburgemeester uitroepen.”
Ik benadrukte wel even dat hij zijn geloofwaardigheid wel mee moest hebben natuurlijk,
omdat anders de titel schade leed en nergens meer op sloeg. En dat hij dus een
officiële inauguratie moest zien te regelen in een publieke plaats. Maar dat als dat hem
zou lukken, hij me gewoon even moest mailen en dan voegde ik een weblog voor Goirle
toe op nachtburgemeesters.nl. Ik bedoel, Zeist heeft zelfs een nachtburgemeester,
dus waarom zou er geen voor Goirle kunnen? Maar dan diende hij ook wel écht over
het nachtleven in Goirle te schrijven, en dus echt in beeld te brengen wat er zoal leeft
daar. Hij knikte met een wat serieuzer gezicht.
Nachtburgemeester van Goirle
Ik kreeg later nog een mailtje van hem. Of ik een keer een boompje met hem wou opzetten
over hoe we dit zouden gaan doen. Ik mailde terug dat ik het druk had met het
boek maar dat ik daarna best mee wou denken. Dit was voordat ik besloot in dit boek
er eerlijk voor uit te komen hoe het allemaal zit. Toen het personage Nachtburgemeester
René nog op het toetsenbord zat te ratelen.
Met alle toestanden die er sindsdien geweest zijn, kan ik nog maar één ding zeggen
tegen de jonge knaap: doe het niet. Weet in godsnaam waar je aan begint, en doe het
gewoon niét. Alleen een volslagen gek zou aan deze waanzin beginnen. Jules Deelder
heeft een monster geschapen toen hij de titel in het leven riep. Een rol die zoveel
verwachtingen schept en daardoor zo veel druk met zich meebrengt als je ‘m serieus
neemt, dat je ‘m beter kunt vermijden.
221
Een nieuw ‘virtueel café’ is in het leven geroepen in Tilburg. Naast het Politiek Café en
het Milieucafé is er sinds de laatste zondag van April nu ook het Cultureel Café. Het
speelde zich af in theater Zaal 16 op het godsgruwelijk vroege middaguur, van twaalf
tot twee. Ik heb het voor elkaar gekregen om me niet te verslapen en op tijd te komen
opdagen, wat op de vroege zondagmiddag voor mij praktisch een wonder is.
Ik moést wel gaan. Troy Titane zou er optreden, en na alle weerstand om niet meer met
de titel geassocieerd te worden zou hij daar dan – lichtjes hypocriet – toch als demissionair
nachtburgemeester zitten. En ik moet eerlijk toegeven, wannéér Troy optreedt,
maakt hij er meestal ook wel wat bijzonders van. Dus ik kwam toch maar opdraven.
De caféruimte wemelde van de bekende gezichten uit het culturele wereldje, en als
eerste optreden stond een rapper genaamd MC Drama met zijn twee zoontjes op het
podium te verkondigen “I love hiphop”. Oh god, dacht ik, dit wordt wéér zo’n familiebijeenkomstachtig
feestje, en ik ging maar aan het bier.
Het viel allemaal reuze mee. MC Drama werd gedurende zijn paar optredens die
middag steeds beter te genieten, een bevriende klassiek zangeres stond het culturele
gevoel goed neer te zetten, de presentatie was in uiterst goede handen, er waren
zowaar zelfs een paar zinnige onderwerpen die net diepgaand genoeg behandeld
werden zonder al teveel flauwekul-poespas, en de culturele kennisquiz die tussendoor
gehouden werd was ook vermakelijk en van een vrij goed niveau. Er werd wel veel spot
gedreven met Ko de Laat, o.a. in navolging van Troy’s optreden, maar voor een eerste
editie was dit een heel aardig evenementje dat de andere virtuele cafés best ver acher
zich liet. En vanaf een eerste editie kan nog alle richtingen in gegroeid worden, uiteraard,
dus ik ga dit trouwer volgen denk ik.
Cultureel Café
Troy’s optreden was prima en is sindsdien vast onderdeel van de show. Hij verkondigde
dat, na twintig jaar in deze stad gewoond te hebben en zich flink verdiept te hebben in
het culturele aanbod alhier, hij wel een beetje als een expert gezien mocht worden. Om
dat te illustreren had hij recente krantenberichten verzameld die het diverse spectrum
aan cultuuraanbod goed in beeld brachten. Uiteraard volgden toen berichtjes over een
experiment met roeibootjes in de Piushaven op moederdag, waar voorzichtig begonnen
werd met drie roeibootjes, en als het een succes zou blijken zouden waterfietsen
ook een optie kunnen worden; de ridderlintjes die de Koningin had uitgedeeld en voor
welke prestaties, o.a. voorzitter van de bowlingvereniging, 20 jaar lid zijn van de reumapatientenvereniging,
enzovoorts, “Dus nu weet u wat u moet doen om aan een lintje te
komen”; een uitgelekt vertrouwelijk juryrapport waarin Ko de Laat als zekere opvolger
van Nick J. Swarth als stadsdichter uit de bus kwam, enzovoorts. Hilariteit alom, want de
valsenichterigheid naar de kneuterige dorpsmentaliteit in Tilburg was messcherp. Tilburg
werd duidelijk afgeschilderd als een fantasieloos boerengat dat enkel burgerlijke
volksevenementen te bieden had.
Ik ben flink aangeschoten geraakt. Ik had eigenlijk die middag/avond mijn boek willen
afschrijven, maar ik bleef maar biertjes achterover klokken met de rest van het naplakkend
gezelschap. Er werd naar voetbaluitslagen geluisterd en over loze zaken geluld,
zoals het hoort op een zondagmiddag. Uiteindelijk ging ik maar mee terug naar binnen
naar een voorstelling in de theaterzaal, waar ik werkelijk niks van begreep omdat
ik al een beetje van de kaart aan het raken was. Ik besloot mijn biertje te laten voor wat
het was en naar huis te gaan, schrijven. Laat op de middag belandde ik zo thuis en ‘s
nachts schrok ik wakker, merkend dat ik in bed gekropen was. Ach, veel beters had mijn
zondag waarschijnlijk toch niet meer geboden, dus ik heb maar lekker doorgeslapen.
223
“Het corps werd in 1896 opgericht, en is dan ook een van de oudste
profcorpsen van Nederland.”
Altijd fijn om te lezen, de jaarrapportage van het Tilburgse politiecorps. Met de
privatiseerlust van onze regering hadden ze zich een paar jaar terug al voorbereid en
begonnen ze met deze overzichtrapporten. Voor het geval dat ook zij zich tegenover
aandeelhouders moeten gaan verantwoorden. Gelukkig is het (nog) niet zover en kan
ik, genietend van een pilsje in de uitklapstoel in een zonovergoten tuin, genieten van
de prestaties van een integer corps waar ik graag mee samenwerk. Al moet ik zeggen
dat dit jaar het rapport wat commerciëlere kantjes had.
Over de kwestie waar ze uit moesten spelen tegen Rotterdam hebben we het verder
niet meer. Een beschamende wedstrijd, waar helaas geen winst behaald werd, ondanks
de flinke inzet die getoond werd.
Aan de aanvallers heeft het zeker niet gelegen. Agent Hadouir heeft in December nog
een topmaand gehad met het oprollen van wietzolders. Officier Bobson scoorde in één
avond een recordaantal fietslichtbekeuringen. En sergeant Poepon hield moeiteloos
alle roodlichtrijders bij en aan. Hulde ! Tel daarbij op de strategische samenscholingsen
genotsmiddelenverbodgebieden die politiechef van Wijk netjes in kaart bracht en
dan was het zeker geen slecht jaar.
Het is niet allemaal even goed gegaan natuurlijk. Agent Aerts, die het archief van in
beslag genomen middelen bewaakt, is op de vingers getikt voor verkoop van niet
geheel van privé-gegevens gewiste computerhardware. Maar als ex-Rotterdammer
kunnen we dat bij hem door de vingers zien, daar hanteren ze nou eenmaal andere
regels. Straatverdedigers van der Struijk en Hermans kregen zeer terechte rode kaarten
voor een penalty jegens een fietsende filosofiestudent. Jammer dat de scheids het veel
te laat zag.
Column Juni 2007^
Er wordt gerept over transferbedragen, daar wordt het al wat commerciëler. Met name
de bureau-agenten zagen wat veranderingen plaatsvinden. Zo is agent Assou-Ekotto
is naar een Belgisch politiekorps vertrokken, en verhoorspecialist Redan versterkt
momenteel een Engels hooligans-bestrijdingscorps. Maar hoewel we deze topmensen
graag hadden behouden, moeten deze harde werkers soms ook aan hun carrièretoekomst
denken natuurlijk, en het is fijn dat onze mensen zo gewild zijn in het buitenland.
Ik kan hier enkel nog met gepaste trots het corpslied bij aanheffen uiteraard.
Dus vooruit, even onze trots tonen, mensen. Zingt u uit volle borst met me mee ?
Hup Tilburgse pliesie stoere kerels
Trots van het ambtelijk legioen.
Denk aan je roem en glorie
Denk aan je vervroegd pensioen.
´t blauw onzer vad´ren
Kleurt de uniformen zo goed.
Het geeft te allen tijde
Stappers leeuwenmoed.
René van Densen
Nachtburgemeester van Tilburg
225
Ik ben het beu ik ben het zat ik kap er mee ik heb het gehad ik wil niet meer ik wil hier
weg en wie dat niet bevalt die heeft dan pech dit stomme boek maak ik nooit meer
af het moet dood, weg, ik wil er van af dag en nacht schrijf ik maar door ik weet allang
niet meer waarvoor ik wil weer terug naar minder druk naar gewoon wat drinken
en zitten op een kruk naar gewoon met vrienden en wat gerstenat toen ik het niet
constant over dit kloteboek had een nachtburgemeester een oerstom plan dat krijg
je nou dat komt er nou van gevangen zit ik in een beklemmende rol en gedwongen
te schrijven niks dan brol tikketikketik blad na blad want het moet nou eenmaal vol
dus dan krijg je dat ik kan alleen maar denken aan die ene film u kent hem wel met All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All
work and no play makes Jack a dull boy All work and no play.
Het allerlaatste nachtgedicht
227
Natuurlijk doe ik het mezelf aan. Dat is het ergste van de hele zaak nog. Ik had ook
gewoon kunnen kiezen de grap een grap te laten. De boel schouderophalend te laten
voor wat het is. Zelfs tijdens het tekenen van de kroegen had ik er ook gewoon mee
kunnen kappen. Wellicht een paar van de tekeningen verkocht en daar dan weer wat
van mijn eigen stapbudget mee terugverdiend. Zeker toen niet eens helder was of dit
boek wel ooit uitgegeven zou worden. Maar om een of andere reden kan het niet.
Eenzaamheid
Ik zou kunnen zeggen dat het uit angst voor mijn reputatie is. Maar dat is flauwekul,
daar heb ik me nog nooit druk om gemaakt. Dus als ik de handdoek in de ring zou
gooien mogen mensen daarvan vinden wat ze willen. Ik zou ook kunnen zeggen dat
het uit woede naar Troy is, maar die woede is allang weer voorbij. Ik zou kunnen zeggen
dat ik het voor Teun af moet maken, of om een andere idealistische reden, maar
dat is het ook niet. En het mag inmiddels duidelijk zijn dat ik het ook niet doe om de
eer van de titel nachtburgemeester, want als ik morgen die titel aan een ander kon
overdragen, zou ik vragen waarom het vandaag niet kon.
Het is gewoon het stompzinnige gegeven dat ik mezelf in dit project vastgebeten heb
en dan rijd ik het ook tot het einde uit ook. Ik ben niet zoals in die oude mop met die
gevangenen die uitbreken door over honderd muren te klimmen.
(Bij de negenennegentigste muur zegt een van de twee “Ik kan niet meer verder, ik ben
te moe.” Waarop de ander teleurgesteld zegt, “Okee, vooruit dan maar, dan gaan we
terug.” U kent ‘m wel.)
Het hele project is vooral heel eenzaam geweest. Ondanks de vele mensen die je in de
kroegen ontmoet, ondanks de meeliftende toeschouwers die mee een paar kroegen
afgaan om je te zien tekenen. Ondanks alles heb ik me nog nooit zo eenzaam gevoeld.
Dag in dag uit naar de kroegen, produceren. Ploeteren. Maanden en maanden niks anders
in je hoofd dan het boek. Geen ander onderwerp meer kunnen aanwenden naar
vrienden en kennissen, die het onderhand spuugzat zijn om aan te horen.
Het leek zo’n goed idee toen ik eraan begon. Een plek waar ik al mijn ideeën, indrukken,
ongebruikt creatief materiaal, enzovoorts in kwijt zou kunnen. En zo begon het ook
echt. Maar het slopende ritme, de moord in Schwoell, de conflicten met Troy, en een
groeiende aversie jegens het nachtburgemeesterpersonage dat me meer en meer van
mezelf vervreemde, heeft alle lol eruit geperst. En nu zit ik de bladzijden van dit boek
vol te klagen over hoe eenzaam het allemaal was.
Maar dat was het wel. Ik kan het moeilijk ontkennen. En ik zal blij zijn als het allemaal af
is. Ik weet niet eens meer of ik nog wel wil dat het uitgegeven wordt. Het belangrijkste
momenteel lijkt te zijn om het boek gewoon maar af te hebben. Doet er allemaal niet
meer zo toe momenteel. Ik wil van dat naargeestige gevoel af dat ik krijg iedere keer
als ik me bedenk dat ik weer aan dit boek zou moeten werken.
Hoog tijd om er vanaf te komen. Alleen is maar alleen is maar alleen.
Gaan alle boekschrijvers door deze eenzaamheid heen?
229
Wat mij groot maakt is wat Tilburg groot maakt: niets. In een vlaag van cultuurpessimisme
kun je niet anders oordelen. Ik zit hier ’s ochtends aan het bier, ‘schrijversontbijt’
zoals ik het inmiddels noem. Gewoon maar te ratelen op de toetsen. Voor een boek.
Nee, niet eens een boek. Het is letters op een beeldscherm die verschijnen bij ieder
meer en meer irritant tikgeluid.
Dronken Vis
Ik ben gewoon maar een dwaze knul die een stom grapje uithaalde en het nu recht
probeert te zetten. In de Stad van zeventig nachtburgemeesters. En niemand die het
werk wil doen. Niemand die alles durft te verenigen. Niemand die binnen en buiten de
stad alles uit durft te dragen. Niemand die zijn nek uitsteekt. De eer van de titel zelf wil
men wel, maar als er werk bij komt is het opeens weer prima dat ik die rol invul. Want
hoge bomen. Enzovoorts.
Ooit was ik gewoon maar een nachtvlinder de stil in een hoek zat. Die het allemaal best
vond om zijn drankje te drinken en het daarbij te houden.
Oh wacht. Dát maakt me nog een beetje bijzonder. En ik kan het net zo goed maar vermelden
ook. Ik heb het tenslotte over vrijwel alles gehad, waarom daar dan niet over?
Over de Dronken Vis. Mijn drankje. U wist het inmiddels al. Maar wat is de Dronken Vis?
Whisky Liptonice. Nee, echt. In een Liptonice glas. Met de whisky in een shotglaasje.
Erin. Niet ondersteboven zoals bij een duikboot, maar rechtop. Is ideaal. Dan kun je zelf
je smaak bepalen namelijk. Van de eerste paar slokken. Als je die sterk smakend wil,
drink je gewoon zó een slok. Als je die zachter wilt, kun je alvast een beetje mengen
door het glas wat te kantelen.
De Dronken Vis. Staat alleen in de Cul de Sac op de kaart. Al negen jaar. Populair
drankje. Compliment van Johnny Walker gekregen dat die mix daar bestond. Ik heb
‘m geïntroduceerd. Niet uitgevonden, dat was een vriend van mij. Hooguit heb ik de
huidige vorm uitgevonden, maar zelfs dat per ongeluk.
De eerste keer dat ik er binnenliep heette het nog ZOAP. Mooie meid achter de bar. Ik
probeerde nonchalant te blijven. Dronken Vis, graag. Een wat? Ja, een whisky Liptonice
dus. Zij schenkt. Een Liptonice en een shotglas whisky. Neenee. De whisky moet IN de
Liptonice. Zij houdt het shotglaasje boven het Liptonice glas. Zo? Ik denk, mooie meid,
geen nee zeggen, ja zo. En zit aan de bar. Te kijken naar wat ik nou weer heb besteld.
Proberen. Beviel goed. Zo gebleven. En een cultfenomeentje in die bar geworden.
Een stom idee dat goed uitpakte. Kan dus ook, soms.
Ok, flauwekul René. Niet je drankje gaan vergelijken met een stomme dronken grap.
Het zijn volstrekt andere dingen. Het een leidt hooguit tot het andere.
Ik heb al lang geen Dronken Vis meer op. Ik kan er wel een gebruiken.
Want dat schrijversontbijt gist zo na in mijn maag.
Heeft Deelder een eigen drankje eigenlijk?
231
Hij had destijds geen hoge pet van me op. Toen ik hem voor het eerst sprak. Hans,
binnenstadsmanager, van de Stadskern. Ik had me voorgesteld. Troy wou niet mee, had
het druk. Dus ik in mijn eentje. Hans schudt de hand. “Zo, dus jij bent de nachtburgemeester?”
Hij liet zien wat Stadskern deed. Een soort afsplitsing van de gemeente, waar het
cameratoezicht gehouden wordt, waar een vergaderzaal is waar o.a. de Horecavereniging
vergadert. De Stadskern bemiddelt ook bij conflicten, tussen horeca bijvoorbeeld,
en dan niet bemoeizuchtig maar gewoon door de vergaderruimte te bieden en het
gesprek te begeleiden. Geen politieagentje spelen dus maar gewoon vergadertijgeren.
Stadskern
Hij zou me wel eens wat tips sturen van wat hij zoal opving of wist dat er speelde.
“Maar dan verwacht ik wel dat je gaat zingen voor je geld.” En na ons overlegje – nou
ja, wederzijdse kennismaking is misschien beter omschreven, en niet eens een hele
positieve dus eigenlijk – kuierde hij, rustig rokend, de stad in. Mooie baan. Tenminste
geen raamambtenaar, eerder een wandelambtenaar.
Maanden later kwam ik hem weer tegen. In mijn stamkroeg. In gesprek met Paul van
Est, allebei redelijk beschonken. Hij herkende me wel. “Hoe gaat het nu?” vroeg hij. Paul
was me voor en begon over mijn boek te praten, en over de tekeningen. “Heb je er
toevallig ook een paar bij je, dat Hans ze misschien kan zien?” Tsja, zoals gebruikelijk
had ik mijn uitprintjes wel in mijn tas zitten, dus al snel zat Hans over een selectie van
de tekeningen gebogen.
Uiteraard vulde ik aan dat de website opgezet was, en de maandelijkse column in
Tillywood werd ook even vermeld. Maar met name de tekeningen interesseerden hem
danig.
“Bravo. Ik zal heel eerlijk zijn, toen ik je destijds voor het eerst ontmoette, had ik geen
erg positieve indruk van je. Ik dacht, daar horen we nooit meer iets van.”
Ik antwoordde meteen scherp: “Tsja, van jou heb ik ook niks meer gehoord, terwijl je
me nog tips zou sturen. Op voorwaarde dat ik wel zou zingen voor mijn geld. Nou, zoals
je ziet ben ik aan het zingen. Maar jouw deel van de afspraak gaat minder, hè?”
Hans keek me even verbijsterd aan. En barstte in lachen uit.
“Doe die jongen nog een drankje.”
De barman schudde met zijn hoofd. “Laatste ronde is geweest, heren.”
We verlieten de bar. Hans liep naar zijn woning dichtbij. Hoorde me eerst nog even opnieuw
uit over de nachtburgemeesterssite. “Wat was het adres nog een keer?” Hoewel
het niet echt ingewikkeld te onthouden was, herhaalde ik het nog maar een keer. De
man was flink beschonken immers, daar moet je rekening mee houden hè.
“Ik ga zo eens kijken. Stuur ik ook meteen een reactie. Ik ben benieuwd!”
Nooit meer iets van gehoord.
233
Terwijl ik dit tik klinkt uit de boxen The Majesty of the Blues. Wynton Marsalis. De inleiding,
The Death of Jazz, is wat ik speelde bij mijn act op de avond van de inauguratie.
De cirkel is rond.
De priester steekt van wal. Hij begint te preken over nobility. De diepbruine stem
vangt aan: “Though we are told to mourn it, we must know that it was a noble sound. It
had majesty. Yes, it was majestic. Deep down in the soul of it all. The notes themselves
provide a level of revelation you can only expect of great art. It formed a bridge – that’s
right, a bridge. A bridge that stretched from the realm of dreams to the highways and
byways and thoroughfares and back roads of action. To be even more precise, let me
say that this sound was itself an action. Like a knight wrapped in the glistening armor
of invention, of creativity of integrity of grace, of sophistication, of SOUL, this sound
took the field.”
Een lange, vurige preek over de authenticiteit van ware kunst vangt aan. Maar meer
nog, de valsheid van draken die zichzelf als groots beschouwen en nobele geluiden
proberen te begraven. Is geen markt voor. Valt niet te verkopen op de globale veiling
die de muziekwereld is geworden. Heerlijke tekst. Even weet ik weer waarom ik dit
deed. Gewoon. Omdat het moet.
Buiten op de stoep ligt een kat in de zon. Te genieten. Gewoon, een kat te zijn. Ik sta rokend
uit mijn raam naar het beest te kijken. De pluimen kronkelen zich omhoog vanaf
het brandende uiteinde van mijn sigaret.
En ik besef me plots dat dat het punt is. Een nachtburgemeester word je niet. Een
nachtburgemeester ben je niet met hard werken. Een nachtburgemeester bén je.
Men had aldoor gelijk. En alle activiteiten die erbij horen, dat zijn gewoon misplaatste
verwachtingen die men koestert bij een man – of vrouw – die met de titel opgezadeld
is. Waar een echte nachtburgemeester zich niks van aantrekt. Die doet gewoon wat hij
– of zij – vindt dat-ie moet doen. Moeilijker wordt het niet.
En Tilburg heeft wellicht ook geen nachtburgemeester nodig. Of wel. Maar dat is niet
aan mij. Dat moet de stad voor zichzelf uitmaken. Je kunt een stad geen nachtburgemeester
opdringen. Een stad moet zelf blij zijn dat je er bent, en de dingen die je voor
de stad doet waarderen als het cadeau dat het is. Als de stad dat niet doet, zal ze jou
ook nooit als nachtburgemeester accepteren. En als zij je wel als nachtburgemeester
kan accepteren, bezorgt ze je zelf die titel wel.
The Majesty of the Blues
De kat likt zichzelf, met genietend gesloten ogen. De schaduw onder hem beweegt
in ronde vormen mee op en neer. En achter de kat zie ik het opeens. In de tuin. Tussen
allerlei andere planten.
Een blauwe bloem.
The Majesty of the Blues is inmiddels de preek voorbij. Een feestelijk derde deel vangt
aan. Ik leun achterover en geniet van mijn sigaret. En besluit meer te zíjn. En minder te
wórden.
A noble sound is a mighty thing. It can mess around and end up swinging low and swinging
high and flapping its wings in a rhythm that might swoop up over the limitations
imposed by the dreams of dragons.
235
In het begin schiep God de botsautootjes en de carrousel. De kermisroute was nog kaal
en rustig, en opbouwwagens stonden over de hele Cityring, maar God zwaaide vrolijk
vanaf een draaimolenpaardje.
God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er waren talloze lampjes. God zag dat het licht goed
was, en Hij besloot het licht in de duisternis te laten schijnen. De duisternis noemde
Hij nacht en Hij stelde er een burgemeester voor aan. Het werd avond en het werd
morgen. Dag een.
God sprak: “Er moet een reuzenrad zijn.” En zo gebeurde het. Het reuzenrad reikte tot
de hemel. Hij was nog niet voldaan. “Er moet een zweefmolen zijn. En een waterattractie.
En suikerspinnen, en, en,...” En hop ! Flitsende lampjes, bonkende geluidsinstallaties
en wild rondzwaaiende attracties overal ! Maar God was nog niet klaar. “Laat er publiek
zijn.” En plots wemelden de attracties met vrolijk gillende mensen. God rustte tevreden.
Dag twee.
De derde dag sliep Hij eens flink uit. Het was tenslotte Zondag en dat was Zijn dag. De
mensenkinderen vonden het prima en dolden er op los in zijn Kermisparadijs.
God draaide zich nog eens om en versliep de hele dag.
Column Juli 2007^
De vierde dag wreef God zich verbaasd in Zijn oogjes. Wat was er opeens gebeurd ?
Zijn schepping was helemaal uit de hand gelopen ! Er waren opeens honderdduizenden,
nee, miljoenen mensen ! En wat waren ze raar uitgedost ! En ze hadden sex met
hun eigen geslacht ! Maar God zag dat het allemaal vol liefde was en kneep een oogje
toe. Met Zijn andere oogje spiekte hij naar het spektakel beneden.
Op de vijfde dag brachten allemaal mensen hun eigen attracties mee. In grote getale
rolde ze met stoelen op wieltjes door de straten. Maar de sfeer bleef goed en God
genoot van Zijn uitzicht, daarboven op de VIP-wolk.
Zo zag Hij de dag erop volop vrolijk verklede kindjes. De zesde dag gluurde Hij stiekem
naar volronde borsten in natte T-shirts. Ja, deze schepping was een goed idee geweest,
al zei Hij het zelf.
Toch begon er wat te knagen. Er waren allemaal grauwe mannetjes de letter ‘T’ op Zijn
schepping aan het plakken. En in hun broekzakken stopten ze geld van het pretmakend
publiek, potdorie ! God keek het nog een paar dagen aan, maar de mannetjes
waren zelfs aan het doen alsof zij het kermisparadijs hadden geschapen. God was het
spuugzat. Met spectaculaire knallen beëindigde hij het paradijs. Alles moest weg. Álles !
Nou vooruit dan, de nachtburgemeester mocht nog even blijven.
Was getekend,
René van Densen
Nachtburgemeester van Tilburg.
237
Ik heb niet echt onthouden wat de dokter zei dat het was. Het klonk ingewikkeld en
het had onder andere iets met stress te maken.
Het is hier in ieder geval rustig. Ik slaap nog steeds heel slecht, maar beter. De dokter
zegt dat dat ook de oorzaak was van alles wat er gebeurd is. Te weinig slaap, te veel
aan allerlei dingen gewerkt, resultaat: stress. Veel te lang mee rondgelopen en dan
gebeuren er gekke dingen hè.
Dus de dokter allemaal vragen stellen. Waar ik het dan zo druk mee heb gehad. En ik
antwoorden. Het evenementen-seizoen. Het kroegenboek. Vierendertig wijkdichters
die Tilburg er zomaar bijkreeg. Het is een drukke zomer geweest voor uw nachtburgemeester.
En ik ben maar de helft van een duo – een duo dat uiteindelijk nooit samen
geregeerd heeft over de Tilburgse nacht, want Troy Titane, mijn collega-nachtburgemeester,
is bijna direct na indiensttreding al demissionair geraakt.
De dokter vroeg door over Troy. Meer en meer wou hij weten. Dus ik vertel het hele verhaal
nogmaals vanaf het begin. Hoe we samen in Augustus 2006 nachtburgemeester
werden van deze stad. Hoe een ruzie met een portier hem zijn titel kostte. Enzovoorts.
En diepere en diepere fronsen kwamen in het voorhoofd van de dokter. “Meneer Van
Densen,” zei-ie, “Meneer Van Densen, ik vrees dat ik heel slecht en beangstigend nieuws
voor u heb.” Ik grapte nog even dat hij me ‘Meneer’ noemde maar de dokter keek heel
serieus en ik hield me dus maar even gedeisd.
“Troy Titane bestaat niet, meneer Van Densen. Hij is niet echt. U heeft hem verzonnen.”
Ik moet hem heel ongelovig hebben aangestaard, want hij vervolgde: “Hij komt voort
uit uw verbeelding, net als het nachtburgemeesterschap. Net als het kroegenboek. Er
is geen Troy Titane. Troy Titane is een manifestatie van uzelf. U bent zelf Troy Titane,
begrijpt u wat ik zeg ?”
Ik kon het niet geloven, maar het is schijnbaar echt waar. Er is nooit een Troy Titane geweest.
Er is geen nachtburgemeesterschap. Het was een soort droom, verbeelding. Allemaal
fictie. Nooit echt gebeurd. Geen honderdvijfentwintig kroegen waar ik heb zitten
tekenen. Geen evenementenseizoen waar ik zoveel mogelijk probeerde mee te krijgen.
Zelfs deze column is niet echt. Misschien verzin ik u nu wel. Wie zal het zeggen ?
Het bevalt me hier wel. Af en toe loop ik in de grote tuin in het herfstzonnetje. De
eekhoorns zijn al aan het rondrennen, op zoek naar de eerste eikenvruchten. En straks
om zes uur is er tapiocapudding. Hele hele lekkere tapiocapudding.
Tenslotte... Column September 2007^
René van Densen
Nachtburgemeesters.nl
239
- 013 pag. 192
Veemarktstraat 44, 5038CV
http://www.013web.nl
- 7, 8 & 9 pag. 16
Heuvel 7-8-9, 5038CN
http://www.8en9.nl
- Abu Simbel pag. 186
Verdiplein 109, 5049NR
- De Albatros pag. 202
Piushaven 1, 5017AN
http://www.partycentrumdealbatros.nl
- Alt-Wien pag. 216
Wilhelminapark 40, 5041EC
http://www.deheerenvantilburg.nl/alt_wien.php
- Babbus pag. 28
Heuvel 46, 5038CS
http://www.babbus.nl
- Baros pag. 240
Leonard van Vechelstraat 53, 5014HD
- De Bastille (Hotel Mercure) pag. 62
Heuvelpoort 300, 5038 DT
http://www.mercure-tilburg.nl
- Bet Kolen pag. 200
Broekhovenseweg 111, 5021LC
http://www.betkolen.nl
Nachtleven-index
- Bierings pag. 44
Goirkestraat 50, 5046GL
http://www.cafebierings.info
- Blitz pag. 214
Heuvelring 116, 5038CL
http://www.theblitz.nl
- Bourbon Street pag. 8
Beukenstraat 40, 5038MA
- De Boekanier pag. 154
Stadhuisstraat 11, 5038XZ
http://www.cafedeboekanier.nl
- Boerke Mutsaers pag. 20
Vijverlaan 2, 5042PZ
http://www.boerkemutsaers.nl
- Bolle pag. 148
Piusplein 8, 5038WL
http:// www.cafe-bolle.nl
- Bonne Auberge pag. 68
Trouwlaan 187, 5021 WG
- Boogie Wonderland pag. 36
Piusplein 6A, 5038WL
http://www.boogie-wonderland.nl/
- Bosvreugd pag. 158
Reeshofdijk 12, 5044VB
http://www.bosvreugd.nl
241
- Boulevard Café pag. 100
Noordstraat 51, 5038EG
http://www.boulevard-cafe.nl
- Brandpunt pag. 234
Piusplein 7, 5038WL
http://www.cafebrandpunt.nl
- Het Bruin Kaffee pag. 46
Piusplein 5, 5038WL
- Het Brouwerswapen pag. 254
Bisschop Zwijsenstraat 55, 5038VA
- ‘t Buitenbeentje pag. 72
Heuvel 15, 5038CN
http://www.kafeebuitenbeentje.nl
- Burgemeester Jansen pag. 40
Piushaven 22, 5017AN
http://www.burgemeesterjansen.nl
- De Buurvrouw pag. 86
Paleisring 17, 5038WD
http://www.cafedebuurvrouw.nl
- La Cabaña pag. 180
Academielaan 73, 5037EV
http://www.lacabanatilburg.nl
- The Case pag. 102
Paleisring 19, 5038WD
- City Bar pag. 112
Bisschop Zwijsenstraat 45, 5038VA
Nachtleven-index
- Clancy’s / The Three Swallows pag. 220
Heuvel 44/45, 5038CS
- Le Clochard pag. 98
Heuvel 16, 5038CN
http://www.leclochard.nl
- De Componist pag. 32
Leharstraat 113, 5011KB
- Costa pag. 182
Heuvelring 37, 5038CJ
http://www.gallerytilburg.nl
- Cul de Sac pag. 84
Heuvel 48, 5038CS
http://www.culdesac.nl
- Dolfijn Bowling Tilburg pag. 48
Ringbaan Oost 2a, 5013CA
http://tilburg.dolfijnbowling.nl
- De Drie Gezusters pag. 52
Piusplein 10-11, 5038WL
http:// www.driegezusters-tilburg.nl
- Het Elfde Gebod pag. 26
Paleisring 23, 5038WD
- Extase pag. 124
Heuvelring 112, 5038CL
http://www.cafe-extase.nl
243
- De Feestboerderij pag. 204
Paleisring 7, 5038WD
http://www.cafedefeestboerderij.nl
- De Fijnproever pag. 106
Bredaseweg 84, 5038NH
http://www.defijnproever.nl
- Friends pag. 218
Hasseltstraat 213, 5046LL
- Fun Factory pag. 172
Heuvelring 45, 5038CJ
http://www.thefunfactory.nl
- Gaudi Lounge/Club Gaudi pag. 60
Heuvelring 51, 5038CJ
http://www.clubgaudi.nl
- Het Gerucht pag. 114
Gasthuisring 61-63, 5041DR
- The Gillmore pag. 96
Julianapark 23, 5046GB
- The Golden Lantern pag. 198
Tartinistraat 43, 5049CT
- Hall of Fame pag. 128
St.Ceciliastr. 23, 5038HA
http://www.dehalloffame.nl
- Havana pag. 94
Heuvel 22, 5038CP
http://www.havana-tilburg.nl
Nachtleven-index
- De Heeren van Tilburg pag. 24
Stadhuisstraat 21, 5038XZ
http://www.deheerenvantilburg.nl
- Heuvel 15 pag. 88
Heuvel 15, 5038CN
http://www.heuvel15.nl
- Den Hoefakker pag. 238
Koestraat 39, 5014EA
- Hoegaarden pag. 38
Piusplein 2, 5038WL
http://www.hoegaarden-tilburg.nl
- House of Billiards pag. 232
Koestraat 144 5014EG
http://www.houseofbilliards.nl
- Hoppie pag. 162
Piusplein 3, 5038WL
http://www.cafehoppie.nl
- Jack’s pag. 166
Tuinstraat 81, 5038DB
http://www.cafejacks.nl
- Jeto pag. 210
Prof. Romeinstraat 17, 5013BX
http://www.jeto.nl
- Joey’s pag. 196
Koestraat 33, 5014EA
http://www.cafejoeys.nl
245
- Kandinsky pag. 226
Telegraafstraat 58, 5038BM
http://www.biercafe-kandinsky.nl
- Cafe Karel pag. 138
Heuvel 24, 5038CP
http://www.cafekarel.nl
- De Kauw pag. 116
Besterdring 109, 5014HJ
- De Kerktuin pag. 142
Heuvelring 120, 5038CL
http://www.dekerktuin.nl
- De Kievitshoeve pag. 246
Nijkerkstraat 1 5045 MC
http://www.dekievitshoeve.nl
- De Koopman pag. 188
Pieter Postplein 1, 5041KH
http://members.home.nl/dekoopman
- Korenbloem pag. 230
Staringstraat 1 5025TV
- Tapperij De Korenbloem pag. 228
Bredaseweg 261, 5037LA
- ’t Laar pag. 224
Laarstraat 44, 5025VK
- Lambiek pag. 176
Wilhelminapark 66, 5041ED
http://www.kaffeelambiek.nl
Nachtleven-index
- De Lamme Goedzak pag. 92
Heuvelring 104, 5038CL
- Langeboom pag. 118
Nieuwlandstraat 1, 5038SL
http://www.langeboom.nl
- Langerijt pag. 168
Lourdesstraat 5, 5017AH
- The Legends pag. 58
Heuvelring 126, 5038CL
http://www.barthelegends.nl
- The Lime pag. 10
Heuvel 425038CS
- Little Devil pag. 54
Stationsstraat 27, 5038EA
http://www. littledevil.nl
- De Living (Anvers) pag.126
Oude Markt 14, 5038TJ
http://www.oudemarkt.nl
- De Lollipop pag. 194
Paleisring 25, 5038WD
http://www.delollipop.nl
- Tapas bar Mañana pag. 122
Zwaanstraat 18, 5038BZ
- Marktzicht pag. 178
Kruisstraat 46, 5014HV
247
- Meesters pag. 30
Monumentstraat 6, 5038AR
- Miller Time pag. 50
Piusplein 6, 5038 WL
http://www.miller-time.nl
- Nachtclub De Nacht pag. 160
Heuvel 47B, 5038CS
http://www.de-nacht.nl
- NS 16 pag. 82
NS Plein 16, 5014DA
- Oase pag. 73
Zevenheuvelenweg 30 5048AN
- Of-Laz pag. 74
Tuinstraat 59, 5038DB
- Paradox pag. 156
Telegraafstraat 62, 5038 BM
http://www.paradoxtilburg.nl
- De Paris pag. 190
Emmastraat 1A, 5038WB
- Philip pag. 164
Heuvel 38, 5038CP
http://www.cafephilip.nl
- Pitstop pag. 18
Piusstraat 4, 5038WS
Nachtleven-index
- De Plaats pag. 152
Piusplein 61, 5038WP
http://www.deplaats.nl
- Polly Maggoo pag. 90
Heuvel 10, 5038CN
http://www.pollymaggoo.nl
- De Prins pag. 136
Paleisring 15, 5038WD
http://www.deprinsvan.nl
- Replay pag. 146
Piusstraat 411, 5021JB
- Riddershof pag. 212
Leharstraat 110, 5011KD
- Dance Café Rixy pag. 206
Korte Nieuwstraat 1, 5014HA
http://www.clubrixy.nl
- De Roemer pag. 34
Molenbochtstraat 65, 5014EN
http://www.cafezaalderoemer.nl
- Rosé pag. 134
Stadhuisstraat 17, 5038XZ
http:// www.cafe-rose.nl
- Route 58 pag. 250
Veldhovenring 2, 5041BC
- Ruimte-X pag. 61
Telexstraat 4a 5036DJ
http://www.ruimte-x.nl
249
- Saints Poolcenter pag. 140
Heuvelring 144A, 5038CL
http://www.saints.nl
- Sato pag. 130
Besterdplein 36, 5014HP
- Samata Bar pag. 174
Bredaseweg 47, 5038NH
- S.C. ’t Zand pag. 248
Bijsterveldenlaan 1, 5045ZZ
- De Schouw pag. 12
Schouwburgring 190, 5038TM
http://www.plezanterijdeschouw.nl
- De Schuur pag. 184
Heuvelring 114, 5038CL
- Schwoell pag. 139
Spoorlaan 318, 5038CC
http://www.schwoell.nl
- Sport-Inn pag. 252
Dongewijkdreef 40, 5045NH
http://www.sportinnreeshof.nl
- Stoffel pag. 150
Heuvel 13, 5038CN
http://www.stoffel.nl
- Taverne pag. 244
Bredaseweg 68, 5038NH
http://www.taverne.tk
Nachtleven-index
- Theseus pag. 144
Bredaseweg 167, 5038ND
- De Triangel pag. 110
Lanciersstraat 70, 5017CT
- Tribunaal pag. 108
Heuvel 14, 5038CN
http://www.tribunaal.nl
- De Troubadour pag. 64
Capucijnenstraat 54, 5025LG
- De Tulp pag. 42
Thomas van Aquinostraat 59, 5042HA
- ‘t Uilenest pag. 104
Koestraat 125, 5014EC
- Club Uit pag. 170
Heuvel 18, 5038CN
http://www.cafeuit.nl
- Van den Brekel pag. 236
Hoefstraat 166, 5014NN
- Van Horen Zeggen pag. 76
Stadhuisstraat 15, 5038XZ
http://www.cafevanhorenzeggen.nl
- ‘t Vaticaan pag. 56
Heuvel 2, 5038CN
http://www.cafevaticaan.nl
251
- La Vida pag. 80
Veldhovenring 29, 5041BA
http://www.la-vida.nl
- Villa Fiësta pag. 208
Heuvelring 94, 5038CL
http://www.villafiesta.nl
- De Voortuin pag. 23
Tuinstraat 4, 5038DC
http://www.cafedevoortuin.nl
- Het Wapen van Tilburg pag. 70
Spoorlaan 362, 5038CD
http://www.hetwapenvantilburg.nl
- Weemoed pag. 14
Heuvel 12, 5038CN
- De Wijn pag. 132
Stadhuisstraat 19, 5038XZ
http://www.dewijn.nl
- Zaal 16 pag. 222
Carre 16, 5017JE
http://www.theater-zaal16.nl
- De Zeven Geitjes pag. 242
Reeshofdijk 18, 5044VB
http://www.zevengeitjes.nl
- Zino pag. 120
Heuvelring 94, 5038CL
http://www.zino.nl
Nachtleven-index
253
Colofon 2
Voorwoord Angela Henkelman 5
Inleiding 7
Nachtgedicht 1 9
Tilburg door uw ogen 11
Tilburg 13
Social Sofa’s 15
D’n Top Vijf Plus Een 17
Telemarketeer 1 19
Nachtgedicht 2 21
Nog een telefoongesprek 23
Op verzoek van Ruud Vreeman 25
Verkozen 27
Twijfel 29
Inauguratie 31
Inaugurele rede troy titane 33
Naklank 35
Het eerste stomme plan 37
Ok, ambitie 39
Brief aan een Collega 41
De nieuwe romantiek 43
De grap 45
Volstrekt stupide idee 2: 47
kroegtekeningen 47
De wetenschappelijke methode 49
En dan meteen maar een boek 51
Zit Tering 53
Die Johnny Die 55
Nachtburgemeester? 57
Ik & Troy Titane 59
Angela Henkelman 61
Cees van Raak 63
Cefas Hoofs 65
Ernest Potters 67
Frank Crijns 69
Frans van der Meer 71
Guillermo 73
Gummbah 75
Guus Meeuwis 77
Hans d’Olivat 79
Harry Boon 81
Ivo van Leeuwen 83
Jan Kinds 85
Jean-Paul Arends 87
Ko de Laat 89
Leechin Kok 91
Marcel Mutsaers 93
Nick J. Swarth 95
Paul van Est 97
‘t Rooij Manneke 99
Tom Pijnenburg 101
Warner Peet 103
Wesley 105
Wilbert van Herwijnen 107
Zjef Naaijkens 109
Sociale cohesie^ 111
Borrelwoorden 113
Even in perspectief 115
Even in perspectief (vervolg) 117
Tillywood 119
Column Februari 2007^ 121
Bloggen 123
Column Maart 2007^ 125
Nieuwjaar in de Kroeg^ 127
Broedplaatsen^ 129
Turkse kroegjes 131
Carnaval 2007 133
Stilstaan bij Teun 135
Prins Carnaval 137
Excuses, ook een nachtgedicht 141
Alles komt goed? 143
Te diep 145
In de Replay 147
Nachtverduistering 149
Kroegenlijst 151
Meelifters 153
De aanpak 155
Horeca onderschatting 157
Africa Night 159
Tekenen in de Nacht 161
Boek uitgelekt 163
Column April 2007^ 165
Ruud Vreeman^ 167
Anti Vreeman^ 169
Staptoekomstig Tilburg^ 171
Bibob^ 173
Roken^ 175
Neonazi’s 177
Café toekomst^ 179
In rook op 181
Telemarketeer 2 183
Stapschema 185
Staalkaart van de nacht^ 187
Bierprijscorruptie^ 189
Kruikenzeiken^ 191
Zeiken over 013^ 193
Gedoe met de uitgever 195
Column Mei 2007^ 197
De Anus van Nederland 199
WestPoint Story 201
Nachtlied Troy Titane 203
Grootste middelmaat 205
Wereldrecord vuurspuwen 207
Zomertijd^ 209
Jeto blijft open^ 211
Scalpel Wheels 213
Versierzinnen^ 215
Avond van De Blauwe Bloem^ 217
Troy boos 219
Nachtburgemeester van Goirle 221
Cultureel Café 223
Column Juni 2007^ 225
Het allerlaatste nachtgedicht 227
Eenzaamheid 229
Dronken Vis 231
Stadskern 233
The Majesty of the Blues 235
Column Juli 2007^ 237
Column September 2007^ 239
Index
255
Addendum
Toen dit boek verscheen, eind 2007, is er nog maandenlang werk
aan voorafgegaan. Niet alleen werk, maar ook discussies. Iets dat
Tilburg: De Anus Van Nederland u niet vertelt over de genoemde
stad: een veelvoud van cafés zijn in handen van een zeer select
groepje ondernemers. De machtigere kroegeigenaren, zo u wilt.
Het boek is uitgegeven bij uitgeverij Tillywood, en zoals
beschreven op voorgaande bladzijden, geven zij eerst en vooral het
blad Tillywood uit. Dit is natuurlijk afhankelijk van adverteerders.
Het geval wou dat, ondanks vrijheid van meningsuiting, een aantal
kroegeigenaren het oneens waren met mijn (eerlijke) getekende
impressie van hun café. Uiteraard vooral bedrijfsleiders, met
marketingstrategieën, enzovoorts. Er werd druk uitgeoefend op
mijn uitgeefster, dat er een aantal adverteerders zouden wegvallen
als de tekeningen in toenmalige vorm in deze boekvorm uitgegeven
zouden worden. Daarop hebben zij en ik de kwestie besproken.
Ik hield aanvankelijk voet bij stuk, en beargumenteerde zelfs dat
we anders maar van het boek moesten afzien. De kunst en het
vrije woord stond wat mij betreft voorop. Mijn uitgeefster geloofde
nog steeds in het boek en stond dus op een oplossing. We sloten
een compromis: de twee ‘machtigste’ cafés van de stad zou ik
hertekenen. Naar de wens van die vermalijde bedrijfsleiders.
Bij het hertekenen liet ik personeel en klandizie, die geïnteresseerd
kwamen kijken, ook de originele tekening zien. Iedereen was het
erover eens dat de oorspronkelijke tekening/tekst beter het café
typeert dan de hertekening. Het boek verscheen uiteindelijk met
de ‘valse’ tekeningen van Café Bolle (pagina 148) en Brandpunt
(pagina 234). Uit dwarsigheid gaf ik bij de verkoop op de
presentatiedagen van het boek, kopiëen van de oorspronkelijke
tekeningen erbij. Gelukkig, want zo zijn ze bewaard gebleven.
In deze webversie heb ik de tekeningen vervangen door de originele
versies. Voor de volledigheid vindt u hierna de twee hertekeningen.
Maar neemt u maar van mij aan: ze doen de cafés echt geen recht.
René van Densen, Tilburg, 5 maart 2014
René op Facebook
www.facebook.com/fanpagina.rene.van.densen
In prent en beeld vertelt de debuterende René van Densen
(1978) over zijn ervaringen in het Tilburgse nachtleven nadat hij
met de titel ‘nachtburgemeester’ opgezadeld raakt.
Hij schetst een overzicht van de Tilburgse kroegen, serveert
anekdotes, speelt felle kritische noten en zoekt ondertussen naar
wat een nachtburgemeester nu eigenlijk is.
Een boek dat u dus beter niet kunt lezen.
“Nachtburgemeester, u bent een aperte leugenaar.
Moge de moslims uw moeder verkrachten…
En uw zus erbij!”
- LOUIS KOUWENHOVEN
“Rocky Balboa is een film waar de nostalgie van afdruipt.”
- MICHAEL MINNEBOO
“Troy Titane betreedt moedwillig de grenzen van humor,
verwachting en goede smaak. Of juist slechte smaak.”
- JEROEN MIRCK, ADFOBLOG.NL
“René, ik kan weer niet uploaden, kun jij even kijken?”
- MICHIEL VAN DE POL
bezoek ook...
www.nachtburgemeesters.nl
www.kutbinnenlanders.nl
Uitgever: Tillywood
www.tillywood.nl