24.03.2023 Views

Tilburg: De Anus Van Nederland

Debuut van René van Densen - in verhalen, gedichten, columns en opiniestukken vat hij zijn 2-jarige periode samen als Nachtburgemeester van Tilburg. Bovendien bevat dit boek getekende impressies van alle 125 cafés die er op dat moment waren.

Debuut van René van Densen - in verhalen, gedichten, columns en opiniestukken vat hij zijn 2-jarige periode samen als Nachtburgemeester van Tilburg. Bovendien bevat dit boek getekende impressies van alle 125 cafés die er op dat moment waren.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

MIJMOIRES VAN EEN ONBEMINDE NACHTBURGEMEESTER

René van Densen

Tilburg:

de Anus

van Nederland

“Hij groeit nog wel over deze fase heen, heus.”

- MOEDER VAN RENÉ


Colofon

Eerste druk, December 2007

Copyright © 2007 René van Densen

Uitgegeven door: Uitgeverij Tillywood

Druk: Haletra

Omslagontwerp en vormgeving: Peter Lammers

Fotografische illustraties: SXC

Foto achterzijde: Joost van de Weghe

ISBN 978-90-812070-1-0

Met dank aan Troy, Cul de Sac, Wilbert van Herwijnen, de meelifters en proeflezers,

Tillywood, alle kroegen van Tilburg en mijn trouwe fiets.

Er zijn geen kroegeigenaren gedood voor het maken van dit boek. Enkel heel veel tijd.

Verscheidene teksten uit dit boek zijn – in gewijzigde vorm – eerder geplaatst op nachtburgemeesters.nl

en in het blad Tillywood.

www.tillywood.nl


Our accepting what we are must always inhibit our being what we ought to be. – John Fowles

VOOR TEUN DE CORTE

WEGGENOMEN MAAR NIET VERGETEN



Het kroegenboek van Tilburg anno 2007 is een eenmalige uitgave van

uitgeverij Tillywood, het gratis glossy Magazine van Tilburg.

“De Anus van Tilburg”. Steek ik hiermee mijn nek uit?? Misschien…. Maar

wie ben ik om te twijfelen aan de memoires van een Nachtburgemeester,

een man die het uitgaansleven van Tilburg als geen ander kent, en hiermee

een ode aan Tilburg brengt. Vandaar dat ik mijn medewerking heb

verleend om dit uniek en onafhankelijk initiatief te realiseren.

Gewapend met zijn tekeningen onder mijn arm ben ik alle kroegen afgegaan

om met hun medewerking dit boek uit te kunnen brengen. Zowel

de getekende café’s als ondergetekende hebben geen enkele invloed

uitgeoefend op de inhoud van dit boek. Speciaal wil ik de onderstaande

horecagelegenheden bedanken omdat ze, alvorens het kroegenboek

naar de drukker ging, 15 boeken hebben besteld. Dit project was zonder

hen niet gelukt………

Little Devil

Bet Kolen

Café de Paris

De Albatros

Hoppie

Stapperij de Korenbloem

Het Brouwerswapen

Café de Prins

Le Clochard

Burgemeester Jansen

’t Elfde Gebod De Boekanier

Bonne Auberge

Café de Korenbloem

De Tulp

Brandpunt

Zaal 16

Bolle

De Langeboom

De Plaats

De Feestboerderij

De Schuur

Weemoed

Drie Gezusters

013 De Nacht

De Koopman

De Kerktuin

Heuvel 15

Taverne

’t Buitenbeentje De Fijnproever

The Living

‘t Laar

Oase

de Componist

The Gillmore

Cul de Sac

De Buurvrouw

Clancy’s

De Wijn

‘t Vaticaan

Café Rosé

Café Babbus

De Heeren van Tilburg

Blitz

Boulevard Café

Polly Maggoo

Bosvreugd

Theseus

Dolfijn Bowling

The Case

De Lamme Goedzak

Saints Poolcenter

De Langerijt

Kandinsky

Lollipop

Sport-Inn

Havana

Voorwoord Angela Henkelman

Angela Henkelman

Uitgeverij Tillywood

5



Brief aan u, bij wijze van inleiding.

Als je me ziet zou je het niet zeggen. Een onopvallende nachtvlinder die aan de bar

hangt, bedachtzaam zijn drankje koestert en stilletjes geniet van de muziek, de kroeg

en de mensen. Maar ik ben één van de twee nachtburgemeesters van Tilburg.

Inleiding

Dit ben ik sinds 5 Augustus 2006. De avond van mijn achtentwintigste verjaardag werden

ik en mijn mede-nachtburgemeester Troy Titane, geïnaugureerd. Ingeaugureerd?

Hoe noem je zoiets? Hoe verbuig je de werkwoordsvorm van een nachtburgemeesterinauguratie

eigenlijk?

Enfin, dit is mijn boek. Tilburg: de Anus van Nederland. Een boek, geschapen uit een

ontembare liefde voor onze stad – onze aandoenlijk lelijke stad, zoals collega Troy het

af en toe vakkundig beknopt formuleert.

Ik daarentegen ben doorgaans langer van stof. Dus een Groot Dik Boek. Zodat ik wat

dingen kwijt kan, over deze stad, wiens chaotisch-lelijke schoonheid ik onophoudelijk

voor een wonderschoon homogeen mengsel blijf aanzien. Onterecht, misschien. Dat is

aan u, niet aan mij. Ik weet immers wat ik vind. U ongetwijfeld ook – dit is de stad van

de Kruikenzeikers en ook zonder kruik kunnen we er allemaal wel wat van.

Ik vertel u alles. Over Tilburg, over het nachtburgemeesterschap, over mijn belevenissen

en over andere markante Tilburgers die wellicht beter op hun plaats zouden zitten

in mijn functie dan ik. Ik deel met u, in alle bescheidenheid, een paar gedichten over

het nachtleven hier. En op de linkerpagina’s vindt u prenten van mijn hand – kroegtekeningen,

over en in de desbetreffende kroeg getekend. In een paar maanden tijd

heb ik gepoogd een moment-opname te maken van de Tilburgse nacht. Links dus de

kruiken, rechts het gezeik.

Lees het, lees het niet. Soms is het belangrijker iets gezegd te hebben dan dat er ook

nog eens een publiek voor is. Een boom in het bos moet toch vallen, of iemand nou

luistert of het geluid maakt of niet. Wat ik schrijf is dan ook voor Tilburgers bedoeld, en

voor niet-Tilburgers, voor mensen geïnteresseerd in het onderwerp nachtburgemeesterschap,

en voor hen die dat niet interesseert, voor iedereen en tegelijk eigenlijk voor

niemand.

Dus. Niet voor u. Maar voor mij. De Anus Van Nederland. Een boek druipend van de

arrogantie. Warme, dampende arrogantie die de sneeuw geel kleurt. Die, als u het boek

straks weer sluit, nog een beetje nadruppelt. Niet teveel schudden, straks denkt men

nog dat u ermee speelt.

Tilburg gezien vanuit een stille nachtvlinder met een officiële titelatuur aan zijn broek.

Die dat stille vlinder zijn even beu is. Dus zet u schrap. Of niet. Als ik u was had ik dit

boek niet gekocht hoor. Maar ja, als u dat wel gedaan heeft moet de aanschafprijs er

natuurlijk wel uit gehaald worden. En heerlijk als u het met dit boek oneens kunt zijn,

toch? Valt er weer lekker wat te zeiken in deze stad. Hou u niet in. Sterker nog, zoek mij

op in de kroeg en leef u uit. Ik hou uw kruk alvast warm.

René van Densen

Tilburg, 05/30/2007

7



Ik kruip in huiden

Ik kruip in die van jou

En terug in die van mij

Ik kruip in die van hem

En in die van haar

Ik kruip in de huid van een innig zoenend paar

Opeens ben ik in de lucht

Die mist tussen hun klevende lippen

Ik ben in de handen

over hun wederzijds gestreeld haar

Ik kruip in hun kloppende harten

Die branden in het vurig vervliegende nu

Ik kruip in de DJ

Die zelf het hardst danst op zijn muziek

En stiekem het dronken publiek verguist

Dat wars en dwars door het geniale plaatje dat hij draait heenzuipt

Ik kruip in de huid van de veertigplus vrouw

Die zich stil afvraagt of mannen nog naar haar lonken

En ik kruip in de jonge knullen die vergeefs

Haar aandacht proberen te krijgen

Ik kruip in de huid van het nerveuze jonge meisje

Dat zich afvraagt wanneer de laatste bus ook alweer rijdt

En in de dronken marokkaan die haar probeert te zeggen

Hij blijft lallen Meisje, Meisje, hee Meisje

Want haar naam heeft ze hem nooit toevertrouwd

Nachtgedicht 1

Ik kruip in het oudere echtpaar

Dat koppig jong doet en sierlijk danst

Op bonk bonk muziek

En hun nog oudere goede vriend

Die aan de bar zich afvraagt

Wat de jeugd van vandaag toch mankeert.

Ik kruip in de huid van een eenzame poëet die zich hetzelfde afvraagt.

En in een kunstenaar die,

verscholen achter een masker van zelfverzekerheid

Onzeker twijfelt of hij wel echt eigen kunst maakt.

Ik kruip in het barpersoneel dat de minuten telt tot sluiten

Luider wanneer een dronken korpsbal een veelvoud pilsjes eist

Zachter wanneer een vriendelijk gezicht opduikt om te bestellen

Maar onophoudelijk wordt er doorgeteld tot het einde.

Ik kruip in de huid van de zenuwpees

Die is gekomen op zoek naar een gevecht

Gewapend en wel

Dat hij uiteindelijk niet met zichzelf durft aan te gaan.

Ik kruip in de nimmer echt donkere Tilburgse nacht

Die binnen en buiten dit onder haar zachte deken verenigt

En geduldig en liefdevol toekijkt

Altijd al en altijd maar

En als ik niet uitkijk

Kruip ik nog in de huid van een nachtburgemeester.

9



Tilburg. Door uw ogen. Even ervanuitgaande dat u niet in deze stad woont.

En geen andere ongewone interesse heeft getoond in deze stad in het verleden.

Gewoon: stel, u bent gemiddeld Nederlander.

Zo zoiets al bestaat.

Tilburg. Voorheen bekend als industriestad. Met alle associaties van dien: de titel doet

onmiddellijk denken aan één grote schoorsteenbijeenkomst die de totale provincie in

donkergrijze mist onderdompelt. Met dobberende giftige vaten in de rivieren en vergrauwde,

armoedige mensen in smerige, gescheurde overalls op straat. Een titel waar

de gemeente nu een vervanger voor denkt te hebben gevonden: ‘cultuurstad’. Moet de

gemeente niet teveel doen, denken. Maar daar kom ik nog op terug.

De stad met die grappig genaamde universiteit: KUB - want de T van Tilburg staat

overal mooi behalve in die afkorting. Nu heet het gevalletje weer Tilburg University

omdat T.U. natuurlijk ook nergens anders gebruikt wordt, en zo blijft het kwakkelen

met die naam. Een universiteit die bovendien ver uit de stad ligt, helemaal in het westen

ervan. Een universiteit waar Lubbers nog even rondliep, en waar Guus Meeuwis z’n

studie toch maar niet heeft afgemaakt.

Stad van chaotisch lelijke achitectuur, waar oud en nieuw zonder zichtbaar patroon

door elkaar geplaatst zijn. Stad waar nu maandenlang een omheinde opengebroken

kliederboel u verwelkomt als u het station uitloopt, iets wat ooit een fatsoenlijke weg

schijnt te moeten worden. Stad waar meer en meer hoogbouw met hebberige, hoekige

vingers de macht over de skyline probeert te grijpen.

Tilburg door uw ogen

Stad van de maandelijkse kogel. Want laten we eerlijk zijn, komt Tilburg landelijk met

iets anders in de pers tegenwoordig? Enkel omdat onze politie zo trouw is met het

opsturen van haar persberichten heerst landelijk een hypocriete houding dat dit de

gevaarlijkste stad in het land zou zijn. Even voor het gemak het gegeven negerend dat

tegenover iedere kogel in Tilburg er talloze geschoten worden in een Amsterdam of

Rotterdam. Want dáár is het uiteraard de normaalste zaak van de wereld, enkel Tilburg

moeten we ons druk om maken. Slaapt u lekker verder.

Stad van de Rock Academy en Krezip (voorheen). Stad van 013. Stad van.... stad... van...

hm. Hier weet u het waarschijnlijk al niet meer, of wel?

Hier houdt het rijtje op. Hier staat Peter-Jan Rens vertwijfeld naar de panellisten te

kijken omdat zelfs de jury niet tot de tien associaties bij deze stad kan komen.

Stad waar we eigenlijk niet zoveel van weten, en eigenlijk ook niet zoveel willen weten?

Stad daar bij België in de buurt, helemaal onderaan de kaart? Stad die, als je je de kaart

van Nederland als een rechtopstaande leeuw voorstelt, inderdaad, de anus vormt?

Oh, hee, anus, natuurlijk: Gummbah. Gummbah komt ook uit Tilburg. En eh, eh... shit.

Dinges. Met die ene – oh nee, die komt daar niet vandaan.

Enneh – oh nee, die ook niet trouwens. Die kwam uit hoeheethetookalweer.

Het interesseert u waarschijnlijk ook niet echt. En dat is onterecht.

Laat me u vertellen waarom.

11



Knuppel. Hoenderhok. Aangenaam. U had elkander al ontmoet bij de titel van dit boek.

Of nee. Dat was een andere knuppel. Dit is een nieuwe.

Tilburg is de heftig bruisende oersoep van de landelijke culturele revoluties.

Tilburg

Ja, dat heb ik zojuist geschreven. Zomaar, daar had ik namelijk zin in.

Sta ik ook achter, zelfs - dus geen onzin maar een zin-zin.

Bruisende oersoep van landelijke culturele revoluties. Zozo.

Die Van Densen zegt daar wat. Mag wel eens een glaasje water achterover slaan want

volgens mij heeft-ie er al een paar teveel op. Bruisende oersoep, ga toch weg man.

Truus, steek het vuur maar aan want dit boek gaat echt nergens over.

’t Lijkt die zotte vent van een wethouder Backx wel.

Die blijft ook de hele tijd van die rare dingen zeggen. Kom nou, zeg.

Okee, het is een discussiepunt. Geef ik direct toe. Maar feit is dat hier over de afgelopen

paar decennia toch ontzettend veel initiatieven, bands, individuen en ideeën zijn opgestaan

die landelijk flinke impact hebben gehad. Waarschijnlijk meer dan u denkt.

Nee. Ga ik niet voorkauwen. U mag zelf onderzoeken hoeveel van de dingen die uw

culturele leven invullen, een Tilburgse start hebben meegekregen.

Zal u wellicht verbazen.

De ellende is alleen dat het altijd pas aandacht krijgt zodra het bijvoorbeeld in Nijmegen

op een podium staat. Of in Amsterdam in een expo-ruimte hangt.

Of in Rotterdam in een blaadje gepubliceerd wordt.

Ik hoor de Tilburgers denken: ja kunst, zo gaat het altijd. Tilburg hoort immers bij de

‘tweede Randstad’, het duo met Eindhoven waar laatstgenoemde ‘onze’ stad uit de Top

Vijf houdt. Tilburg kan nog zo trots roepen dat ze inmiddels 200.000 kruikenzeikers aan

boord heeft, we staan nog altijd op de zesde plek. En dat minderwaardigheidscomplexje

zorgt ervoor dat we in deze stad ook niet echt hoog mikken.

Dat we niet, vol van bravoure, iedere scheet die het nachtleven of het culturele circuit

laat, van de daken schreeuwen. Dat organisatoren hier al blij zijn als er op de dag van

een evenementje niet al te veel gekke dingen mis gaan, in plaats van dat ze heel Nederland

willen laten weten wat voor geweldigs ze neergezet hebben. Tilburg is, boven

alles, duidelijk geen Amsterdam. We dóen, en vervolgens zijn we niks dan bescheiden

erover.

Zo heeft Tilburg ook nog nooit eerder een officiële nachtburgemeester gehad.

Natuurlijk niet. Dat is allemaal maar overdreven dikdoenerij en waar is dat allemaal

voor nodig, wat hebben we eraan? Nee, we blijven liever in bescheiden kringetjes geniale

dingen doen en dan heerlijk klagen dat een Rotterdammer die later exact hetzelfde

trucje uithaalt, veel meer aandacht krijgt.

Bravoure, dat kunnen die andere steden wél goed. Niet alleen durven dóen, maar ook

volledig terecht trots erover dikdoen. Aan de grote klok hangen, in de schijnwerpers,

mensen laten weten wat er gebeurt. Moeten wij Tilbo’s eigenlijk ook eens meer gaan

doen. Om de Anus van Nederland beter belicht te krijgen.

13



Cabaretières moet je nooit serieus nemen, dat weet een kind. Karin Bruers komt tijdens

een politiek debat over de ‘sociale verkilling’ in de Nederlandse steden op het idee om

hip gevormde bankjes met kunst erop gedrukt te plaatsen. Want bankjes, daarmee

los je de verkilling op. Niet met ophouden de burger vanalles op te dringen en uit te

melken, nee, met kleurige bankjes.

Social Sofa’s

En welke gemeente stinkt er het eerst in? Jawel, juist het gemoedelijke, nog helemaal

niet zo vreselijk verkilde Tilburg, schaft de eerste duizend ontkillingsbankjes, inmiddels

hip Social Sofa’s genoemd, aan en houdt op een zaterdagochtend een aangekondigde

presentatie van de eerste 23 hufter-proof bankjes. In hartje zomer, wanneer de

behoefte om de maatschappij te verontkillen natuurlijk ontzettend hoog is.

Ik was van de partij, hoewel zo vroeg op de dag helemaal niets voor mij is. Nachtburgemeester,

immers. Maar bij dergelijke onzin wil ik ook best een ander geluid laten

klinken – dus toen het onduidelijke persbericht repte dat er ook een paar ‘demonstratiebankjes’

zouden zijn, stelde ik me daar zo bij voor dat deze bankjes bedoeld waren

om op, jawel, te demonstreren. Dus met megafoon en een paar koppen sterke koffie

achter de kiezen stond ik die middag mijn kans af te wachten om op de ceremonie in

te breken met een speciaal voor de gelegenheid geschreven tekst. Om te demonstreren.

Op demonstratiebankjes.

Mijn gelegenheid kwam niet. Wat ik eigenlijk verwacht had, zoals niet ongebruikelijk

bij dit soort trieste borrelgelegenheden van de gemeente, was dat Vreeman op een

podium lekker de popi-Rudi uit ging hangen met een handjevol publiek dat enkel

oog voor hem zou hebben, en dat de bankjes al kant en klaar tentoongesteld stonden,

onbewaakt. Maar er zwierf een enorme zwerm persmuskieten met camera’s omheen,

een flinke wolk overige geïnteresseerden, en er hing een zeil over de bankjes. Oftewel,

na het obligate praatje stond de hele mikmak bij de zeiltjes, en werd er direct al door

alle wijkvertegenwoordigers op gezeten.

Ik stond er nog even tussen om te zien of ik toch nog op het evenementje kon inbreken,

maar het voelde niet goed. De aanwezigen waren oprecht in hun nopjes met de

veelkleurige bankjes, en dan kun je nog zoveel geloven in het andere geluid dat je daar

wil laten klinken, maar je moet andermans lol niet onterecht gaan zitten vergallen.

Dus inderdaad, de bankjes bleken hufter-proof. Ik hufterde dus maar weg naar een

terrasje en dronk nog een paar kopjes koffie met bevriend gezelschap. Mijn grappig

én opruiend bedoelde tekst verdween in mijn binnenzak. Die tekst volgt nu alsnog.

En ik misbruik er expres de clichébeelden van andere steden zoals hun inwoners ons

ook nooit meer dan oppervlakkig leren kennen. Dus niet-Tilburgers, neem het niet té

serieus.

15



AMSTERDAM

Wie kijkt er beschaamder op het moment van herkenning in de bus

De hoer of de hoerenloper

ROTTERDAM

Vies, gevaarlijk, groots, modern, koud en dor

Nergens zo thuis als in Rotjekor

DEN HAAG

Stad achter duinen die nergens op lijkt

En ze rijden je zo dood als je niet uitkijkt

UTRECHT

D’n Top Vijf Plus Een

Henk Westbroek aan het roer en de Dom fier omhoog

Tweehonderdtachtigduizend bestuurders, allen aan de toog

EINDHOVEN

Graffitti bedekt overal deze stad vol met lichten

Waar dan ook geen zinnig woord over valt te dichten

EN DAN NOG TILBURG

Pak een sofa en komterbij

We zijn Eindhoven nog niet voorbij

Behalve met konkelende ambtenarij

En de maandelijkse schietpartij

Aandoenlijk lelijke stad, nee gij

Een lichtend slecht voorbeeld voor de maatschappij

De letter T rijdt weer een keer voorbij

Want die moet ons verenigen, vinden zij

En nu kleurige kunst voor de zitvlakpartij

Oh, wat zijn wij heden blij.

17



Onderbreking tijdens het schrijven van dit boek.

Dus direct bestraffen die hap.

Rrrrrrrrrrrrrringgggg telefoon.

René van Densen.

“Goedenavond meneer.

We zijn op zoek naar mensen tussen de tweeëntwintig en zesenveertig.

Bent u dat toevallig?”

Nee.

“Bent u ouder dan zesenveertig?”

Nee.

“Bent u jonger dan tweeëntwintig dan?”

Nee.

Telemarketeer 1

“Eh… maar net zei u dat u niet tussen de tweeëntwintig en zesenveertig was.”

Dat heb ik niet gezegd.

“Ik begrijp u niet.”

Dat valt te verwachten.

“Waarom zei u nee op die vraag?”

Je vroeg of ik dat toevallig was. Er is wat meer dan alleen toeval bij komen kijken.

“Oh, hahaha. Ja, ok. Maar goed, zou ik u –“

Ben jij een telemarketeer?

“Pardon?”

Hoor eens, billboard met hoofdtelefoon. Ik heb geen interesse.

“Maareh. U heeft nog niet eens gehoord waar dit over gaat.”

Klopt.

“Oké, dan gaat de hoofdprijs naar iemand anders.”

Ik hoop dat ze er heel gelukkig mee worden.

“Dag meneer.”

Klik.

19



Overdag

Staat Tilburg onder een douche

We worden uitgekleed

Geschoren tot onberispelijk

Maatschappelijk ideaal

Vervolgens overspoeld

Door van alles wat ons ‘schoon’ moet maken

Het sijpelt door ons haar en onze vingers

Het druppelt naast onze voeten

Het slijmt in een afvoerputje weg

Nachtgedicht 2

Dan de schuimende shampoo

Een keuze gemaakt uit een heel spectrum

Van shampoos gemaakt voor exact óns haar

De een wat exacter geprijsd dan de ander

En allen prikken ze in de ogen

Uiteindelijk de zeep

Overal waar je kijkt

Zeep die je uitdroogt

Zeep die dwars door je heen glibbert

Zeep dat de klok slaat

Hou het lang genoeg vol en je kunt

Wellicht nog afsluiten met een scheut ijskoud water

Die je weer even wakker schudt

Even herinnert dat je mens bent

Te laat

Nee

Geef mij maar de nacht

Vies, ontastbaar, ongeordend, onvoorspelbaar

Via geen afvoer te lozen

In geen vierkante, betegelde ruimte te vangen

Hier geen kraan en geen zeepbak

Wellicht een verdwaald scheermes

Maar een creditcard is immers ook goed

En geen felgekleurd douchegordijn

Maar een wolk voor de maan en de bodem van je glas.

21



“Hallo? Met Jille van der Veen.”

Dag, met René van Densen. Ik ben een van de twee nachtburgemeesters van Tilburg.

“Oh, hoi René.”

Hallo Jille. Ik bel omdat ik met een intiatief bezig men om alle nachtburgemeesters

van Nederland een beetje te verenigen. Zodat ze over hun eigen stad en hun eigen

bezigheden kunnen vertellen en zo. En ik wil jou graag vragen of je hieraan mee wil

werken.

“Oh, wat leuk! Maar het is wat vroeg op de dag - zei je nou dat jij zelf ook nachtburgemeester

was?”

Eh, ja, klopt.

“Van Tilburg joh? Geinig – ik had helemaal nog nooit van je gehoord man.”

Dat hoor ik de laatste tijd wel vaker, dus helemaal vreemd is dat nog niet. Ik ben het

ook pas sinds Augustus, hoor.

“Grappig, ik wist niet dat er meer waren. Ik dacht dat het alleen ik en Jules waren, zeg

maar. Nou ja, ik ben eigenlijk ook geen nachtburgemeester, hè. Ik heb mezelf meteen

tot ‘nachvorst’ uitgeroepen.”

Ja, ik had het gelezen. Was een lollige actie.

“Hoe ben jij het geworden?”

Ik ben, samen met mijn mede-nachtburgemeester, gekozen door een jury die gevormd

is door de vorige nachtburgemeester, Wilbert van Herwijnen. Die wou ermee

ophouden, namelijk. Dus tot en met 2008 zijn wij het nu.

Nog een telefoongesprek

“Oh? Interessant. Ja want ik ben gekozen in een online verkiezing, ik weet niet of je

ervan gehoord had? En ik ben gewoon gekozen omdat ik het grootste e-mail adressenbestand

had, joh.”

Hé, maar dat telt toch ook.

“Ja, nee, natuurlijk. Maar leuk man, de nachtburgemeester van Tilburg. Ik kom er zelf

trouwens ook regelmatig. De Voortuin, ken je dat?

Treden wel eens vrienden van me op.”

Jazeker, ik was er zondag nog. Leuke tent, lekker gevariëerd publiek, en de live optredens

op zondag zijn altijd de moeite waard. De jazzmuziek op maandagen trouwens

ook.

“Oh, dan komen we elkaar vast wel een keer tegen. Drinken we een pilsje of iets dergelijks.

Lijkt me leuk!”

We spreken elkaar! En ik mail je dan even over wat ik aan het opzetten ben

23



Wacht, ik loop op de feiten vooruit. En dat kan niet natuurlijk. Er moet wel een beetje

structuur in het boek zitten. Losse teksten en kroegprenten is één ding, maar een

beetje lijn erin houden hoort er ook bij. Anders wordt het een rommeltje.

Dus even terug naar het begin. Hoe ik nachtburgemeester ben geworden. Het exacte

hoe weet ik eigenlijk in alle eerlijkheid ook niet. Maar ik heb zo het gevoel dat het

te maken heeft met Op Verzoek van Ruud Vreeman. Een controversiëel boek, met

columns van mijn literair aangelegde nachtcollega Troy Titane, over films, cultuur, de

AIVD, negers, het leven en voorwaar, ook over Ruud Vreeman. Uitgegeven door cultuurportaal

TilburgZ punt nl.

Daar hoorde een feestje bij. November 2005, Paradox. “TilburgZ Columnisten-avond /

Circus Abraxas”.

Het eerste deel, de columnistenavond, bestond uit mannen van middelmatige leeftijd

die, in hun zondagse flanellen shirt gehuld, van uitgeprinte velletjes papier hun schrijfsels

oplazen.

Het Circus Abraxas-deel was daarentegen een bijna papierloze, absurdistische verzameling

waanzin, met jongleurs, jazz, Troy en cartoonist Bandirah als duivelse Abraxasgenootschap-leden

uitgedost tegen elkaar aan het schaken, een viking die kip stond te

eten, een bijbeunende reparateur die, in karakter, meer rookte dan dingen repareerde,

en meer van zulks geniaals bij elkaar gekwakt op één podium.

Ik mocht ook ‘iets’ doen. En omdat ik eigenlijk bij geen van beide feestjes écht betrokken

was, mocht ik in het midden. Als een bruggetje tussen de twee.

Wilbert van Herwijnen, latere juryvoorzitter in de verkiezing waar Troy en ik onze

nachttitels aan te danken hebben, en toenmalig nachtburgemeester, kreeg die avond

een kans om me in actie op een podium te zien.

Deze cultuurpaus en ik kenden elkaar al uit de tijd dat ik ClickBurg 2005, ’s werelds eerste

webcomics-beurs, op aan het zetten was, en 1 Mei eerder dat jaar heeft hij me als

organisator mogen aanschouwen. Oftewel van hot naar haar rennend, voor microfoons

getrokken worden door Jan en alleman die interviews wilden, enz.

Het ‘bruggetje’ vlak voor Circus Abraxas, dat was andere koek. In het geheel niet door

uitgeprinte vellen papier begeleid (ik was op de hoogte van die wellicht ongewoon

klinkende bijkomstigheid van podiumoptredens - het repeteren – en had dat ruim

voldoende gedaan om geen printjes bij me te hoeven dragen, immers: geen zakken in

een jurk) liep ik het podium op – in een jurk. Hilariteit voordat ik zelfs maar mijn verhaal

begon af te steken.

Het lange verhaal en het dragen van de jurk gingen over de grappenmakers die Troy

en Bandirah ook in het echt zijn. Dat ze me listig gefopt hadden om die jurk aan te

doen, want dat iedereen vermomd zou komen, en dat ik daarom opriep het boek, waar

de presentatie voor was, niet te kopen. Voor een podium-debuutje was het best een

geslaagde act.

Op verzoek van Ruud Vreeman

En verdomd: na de vijf minuten pauze die op mijn act volgden stond Van Herwijnen

op het podium, precies zo verkleed als ik in mijn act verzonnen had dat hij zou zijn. Het

publiek op te roepen om het boek toch maar wel te kopen. Sommige dingen verzin je

niet; Maar die avond was het allemaal uiterst magisch. Troy, Wilbert, ik – achteraf gezien

moest het haast wel uitpakken zoals het uitpakte.

25



Het was enige tijd later, ongeveer halverwege 2006. Ik liep op straat, midden in de

nacht, en had mezelf weer eens een flink stuk in de kraag gezopen. Mijn dronken slepende

vloeten struikelden over een rondslingerend blikje, en ik buitelde voorover.

“René? René, ik heb nieuws voor je.”

Ik krabbel wat versuft op en draai me om.

Tegen het licht van de maan en van de lantaarnpaal achter hem, zag ik het silhouet van

een man over me heen gebogen.

Om zijn reflecterende hoofd hing een hemels schijnsel.

“God?”

Maar neen, God draagt geen leren colbertjes. Deze man wel.

Het was Wilbert van Herwijnen die me omhoog hielp.

Met lieve, glinsterende pretoogjes keek hij me aan.

Zacht kneep zijn hand in mijn schouder, teder en liefdevol.

Verkozen

“Wat zou je zeggen als ik je vertel dat je mijn opvolger wordt?”

Opvolger? Wilbert, waar heb je het over?

“René, ik wil ermee ophouden. Ik wil geen nachtburgemeester meer zijn.

Mensen blijven me maar voor van alles vragen en ik moet elke avond maar weer voor

alles komen opdraven. Ik wil ook wel eens wat rust.

Dus ik wil de titel overdragen.”

Wat – ik, nachtburgemeester? Bedoel je dat?

Maar Wilbert, dat kan ik toch helemaal niet.

“Je hoeft het niet alleen te doen. Ik heb een jury samengesteld en we hebben allemaal

kandidaten uitvoerig bekeken. En we hebben jou en Troy Titane uitgekozen. Jullie

worden het met z’n tweeën. Troy kent de mensen, het culturele circuit, en hij heeft de

gedistingeerde bravoure die bij de rol past. Jij hebt de gedrevenheid, de werklust, en

het uithoudingsvermogen. Samen komen jullie er ongetwijfeld uit.”

Maar Wilbert toch. Dat gaat toch niet. Hoe kunnen we ooit jou vervangen?? Je bent

overal, je kent iedereen, je doet aan alles mee. Veel initiatieven heb je zelf opgestart,

zelfs 013 is in feite jouw kindje geweest. Weet je zeker dat je niet teveel witte wijn hebt

gedronken?

“Ook. Maar dat staat hier volstrekt los van, kan ik je verzekeren. Ik ben uiterst serieus: jij

en Troy gaan een duo-nachtburgemeesterschap vormen in Tilburg. Ik heb alle vertrouwen

in jullie beiden.”

Maar, maar. Wat houdt dat in dan? Per wanneer is dit? Hoe, wat – sorry, maar het duizelt

me een beetje. Je overvalt me nogal.

“In augustus wil ik de titel overdragen. Veilig vanaf een andere locatie – ik ben rond

die tijd op retraite in Salvador de Baia en zal jullie via satellietverbinding inaugureren.

Troy heb ik al ingelicht. Op zijn verzoek combineren we het met het jubileumfeest van

Probeersel.com, zodat jullie beiden het niet direct al te druk krijgen. Dus aan het eind

van die avond krijgen jullie de titel. Voor twee jaar, waarna je die weer aan een ander

moet overdragen.”

Ik had moeten weigeren. Maar hoe weiger je zoiets van zo’n charmante man?

Als je ook nog eens zo dronken bent als ik was? Geloof me, dat gaat niet.

27



De twijfel bleef knagen. Ik, nachtburgemeester? Ik ben een botte, clowneske boerenpummel

met weliswaar een licht filosofische inslag maar de levenservaring van een

eendagsvlieg. Wat weet ik nou helemaal van het nacht- en culturele leven van Tilburg,

een stad met zo’n rijke en zo geheime uitgaans- en optredenshistorie? Ik woon hier

amper een decennium en heb me een groot deel van die tijd flink beperkt tot mijn

stamkroeg.

Hoe moet ik daar in vredesnaam een gezicht, laat staan invulling en promotie, aan

geven?

Er waren al persberichten uitgezonden en zeker binnen het tilburgse werd er direct al

kritisch op gereageerd. Er waren ook al interviews. Altijd ik en Troy samen, daar stonden

we beiden op. Samen één front. Samen nachtburgemeester. En terwijl hij in beknopte

edoch goedgevulde zinnen de ene oneliner na de andere de interviews inknalde zat ik

wat stilletjes te twijfelknagen.

Twijfel

Wat doet een nachtburgemeester eigenlijk? Wat voor een nachtburgemeester heeft

Tilburg eigenlijk nodig? Heeft Tilburg er wel een nodig?

Zuipen, ja. In de kroegen zijn. Een aantal mensen zien een nachtburgemeester niet als

meer dan dat: iemand die je overal in het nachtleven ziet, die het centrum is van ieder

geanimeerd kroeggesprek, die een evenement of feestavond compleet maakt puur

door op te komen dagen. Die op de podiums klimt en lekker eigenzinnig zot doet. Een

feestbeest.

Wilbert is zo iemand die dat kan. Troy Titane ook. Ik wat minder. Ik luister doorgaans

meer. En ik probeer zinnige dingen te zeggen. Troy heeft daar geen last van. Troy houdt

ervan als u boos op hem wordt. In de interviews ook. Heeft hij het met stil plezier over

het instellen van een nachtklok voor dikke vrouwen. Zodat het nachtleven mooier

wordt.

Heeft hij het over herinvoeren van straatgevechten om het wijkgevoel te versterken.

Briljante uitspraak in het licht van alle Tilburg Trakteert / Verrijk Je Wijkactiviteiten die

de gemeente zo krampachtig ondersteunt. Heeft hij het over gesubsidieerde steungroepen

voor nachtblinde Marokkanen. Je zit naast zo iemand geïnterviewd te worden

en probeert vooral maar niet in lachen uit te barsten – briljant idiote voorstellen, die

stuk voor stuk ergens nog een beetje hout snijden ook.

Hilarisch, en natuurlijk ook nodig. Een nachtburgemeester hoort een beetje geliefd

en gehaat tegelijk te zijn. Maar als hij dat al voor zijn rekening neemt, wat blijft er dan

voor mij over? Restjes? Grappig proberen te zijn op die paar dagen in het jaar dat Troy

het daar te druk voor heeft? Hij rept tegen de journalist dat ik teveel enthousiasme en

energie heb en dat hij me regelmatig zal moeten afremmen. Voor de bestwil van mijzelf

en Tilburg. Ik beaam alles maar met een zo oprecht ogend gezicht, terwijl de twijfel

ondertussen van binnen harder en harder knaagt.

Een week voor de inauguratie zat ik met Wilbert in de kroeg. Ik weer goed dronken natuurlijk.

Wilbert minder want die stond op het punt om op zijn retraite te gaan. In een

impulsieve bui besluit ik deze aimabele man te vertellen dat ik ervan af wil zien. Dat ik

de titel wil weigeren. Dat ik gewoon niet met de inauguratie akkoord kan gaan.

Niet geheel onbegrijpend maar meewarig kijkt hij me aan. “Dat kun je Troy niet aandoen,

René. Niet zo kort voor de inauguratie. Geloof het of niet, hij heeft je nodig. Je

balanceert hem uit. Je bent de stem der rede naast zijn waanzin. Je bent de connectie

naar het volk waar hij er hoog bovenuit wil torenen. Je kúnt hem dit niet alleen laten

doen. Zie het desnoods een tijdje aan, tot een paar maanden na de inauguratie. Maar

laat Troy niet zitten. Laat mij niet zitten.”

Ik zuchtte. Klokte mijn drankje achterover. En tegen beter weten in heb ik daarna de rit

tot de inauguratie uitgezeten. Er was eenvoudigweg geen ontkomen meer aan.

29



Vijf Augustus 2006 kwam. Lustrumfeest van Probeersel.com. Speciaal voor die avond

hadden we maar een paar van mijn en Troy’s acts herschreven om al wat meer richting

nachtburgemeester-optredens te gaan.

Troy deed een new age mini-opera waarin hij Tilburg als de Stad Dis, de stad van pijn

uit Dante’s la Divina Commedia, uitbeeldde. Een krachtige performance waar de energie

met golven vanaf stroomde. Waarbij hij in een megafoon brulde en piepte en met

een scheermes in zijn arm sneed, begeleid door bevriende professionele muzikanten.

De messneden in zijn arm zijn later die week nog ontstoken geraakt maar het was het

allemaal waard.

Inauguratie

Ikzelf had een wat ingetogener optreden neergezet, als openingsact. Op een barkruk,

haar achterover gevet, geheel in het zwart gekleed en met zonnebril. Pretentieuze jazzmuziek

als achtergrond, Wynton Marsalis, The Death Of Jazz. En dan van een toiletrol

een tekst oplezen. Een aanklacht tegen slechte dichters, een beschrijving van die

gruwelijke culturele avondjes waar dan zo’n uitgenodigde dichter ongeïnteresseerd

gratis wijn zit te lurken met een bundeltje onder zijn arm geklemd, wachtend tot zijn

naam geroepen wordt. En dan zijn verplichte nummertje afdraait zonder enige achting

voor het publiek, meestal met een wereldvreemd brolgedicht. Dat wegens de culturele

getraindheid van het publiek met een geoefend pretentieus gezicht respectvol voor

lief wordt aangenomen. Gruwelijk vind ik die dichters, en dus zat ik er als een parodie

op Deelder himself mijn tekst op te rakelen. Heerlijk om te doen.

En toen was het zover. Middernacht. De satellietverbinding werd tot stand gebracht

met lichte opstartproblemen. Maar daar was dan toch Wilbert, die mij en Troy officieel

de titel overdroeg. Vervolgens kwam Cul de Sac-bedrijfsleider Jan Kinds met nog een

verrassing op de proppen: twee speciale nachtburgemeester-krukken die vanaf dan

in Cul de Sac te vinden zouden zijn. Speciale tronen, zetels voor onze uiterst gevleide

achterwerken. Applaus van het verzamelde publiek. Journalist na journalist die interviews

of foto’s wou. In de aanloop naar deze avond had ik het al druk genoeg gehad

met organisatorische details waardoor ik nu echt een beetje in een wazige roes zat,

dus het is allemaal een beetje aan me voorbij gegaan. Maar een paar van die verslagen

terugkijkend ben ik er goed mee weggekomen. Ik kreeg alleen wel enorme dorst, waar

een goede vriend perfect op insprong pal na de interviews door me een Dronken Vis

in de handen te drukken.

Dergelijke vrienden zijn goud waard. Zeker op zo’n moment.

En. Toen. Waren. We. Nachtburgemeesters.

Bizarre sensatie. We hielden ieder uiteraard ook een inaugurele rede. Ik een wat serieuzer

verhaaltje waar ik voorzichtig mijn twijfels uiteenzette maar toch de titel accepteerde.

Troy een gedicht. Een heerlijk gedicht.

Vooruit dan. Speciaal omdat u het bent. Omdat ik in de afgelopen pagina’s al wat meer

van u ben gaan houden. Doen we even Troy’s gedicht. Ja, eigenlijk zou ik het hele boek

volschrijven, maar één gastbijdrage mag best. Als Troy het goed vindt.

Troy, mag ik het gebruiken? Ja? Geweldig.

31



Schaduwen hebben we niet meer nodig

wij karikaturen van de nacht

wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen

geen verlangens meer te verhangen

geen dromen meer te vervangen

want wij

wij weten wie we niet zijn

wij weten wie we niet willen zijn

wij weten wie we nooit kunnen zijn

Schaduwen hebben we niet meer nodig

wij karikaturen van de nacht

wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen

geen verlangens meer te verhangen

geen dromen meer te vervangen

wij

karikaturen van de nacht

geven juist licht

aan hen die wel nog willen schijnen

geven juist licht

aan hen die wel nog bang zijn voor de pijnen

want wij

wij weten wie we niet zijn

wij weten wie we niet willen zijn

wij weten wie we nooit kunnen zijn

Schaduwen hebben we niet meer nodig

wij karikaturen van de nacht

wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen

geen verlangens meer te verhangen

geen dromen meer te vervangen

wij

karikaturen van de nacht

versturen hoopvolle boodschappen

zonder het zelf te beseffen

reflecteren onvervulde wensen

zonder het zelf te zien

Inaugurele rede troy titane

wij

karikaturen van de nacht

vormen een warm decor

voor de koude zielen van de hoop

voor de koude zielen van de hoop

want wij

karikaturen van de nacht

wij hoeven geen lichtstralen meer te vangen

geen verlangens meer te verhangen

geen dromen meer te vervangen

wij

karikaturen van de nacht

wij zijn eigenlijk een beetje

dood

33



De journaliste van Omroep Brabant zei het nog. Tegen Troy. Na het interview dat we

op straat hielden. Waarin hij zijn standpunten nog een keer uiteen zette, met name de

avondklok voor dikke vrouwen. Nog na zwetend van zijn opera-optreden. En bloedend

van het zichzelf tijdens dat optreden gesneden hebben. Uitgelopen make-up. Leek mij

dat hij er niet uitzag als iemand wiens uitspraken je op dat moment al te serieus moet

nemen.

Naklank

Camera uit. “Nu willen we nog wat beelden schieten van dat jullie je allebei op diverse

terrasjes gaan voorstellen.”

Het is altijd zoiets. Afgrijselijk. De Brabantse pers. Zo kunstmatig. Eerste interview

dat ik ooit voor het ClickBurg-initiatief gaf: “Kun je anders even doen alsof je aan die

striptekening op je tekentafel werkt, voor de foto?” Tweede interview, na een opmerking

dat tegenstanders van webcomics zo snel roepen dat je ze niet op het toilet kunt

lezen: “Kun je anders niet even leuk op het toilet zitten en door een strip bladeren, dan

filmen we dat.” Ja, dit zit er achter die ‘leuke’ beelden die u in de krant en op TV ziet die

de Brabantse journaille produceert. Allemaal nep, geënsceneerd, toneelspel puur voor

het geinige plaatje. Schaam u, kijker, want deze mensen denken dat ze dit voor u doen.

Hou ze niet in die waan. En bespaar ons, geïnterviewden, deze ellende. Zeg ze gewoon

maar eens dat het niet hoeft. Dat een goed geschreven verhaal met voor de verandering

alleen maar kloppende feiten erin ook goede nieuwsverslaggeving is. Toe maar,

klimt u maar in de pen, stuur ze een brief.

Enfin. In de aanloop naar de inauguratie hadden we ook al, op mijn verzoek, geweigerd

nog een keer op te komen draven voor BD-TV, die filmpjes die op de website van

Brabants Dagblad gepubliceerd worden. Want ik zag de bui al hangen en moest echt

aan mijn optredens doorschrijven en repeteren. Geen tijd, en zéker geen zin om weer

allerlei stomme trucjes voor de cameralens uit te moeten halen. Maar nu we toch al

heel de avond absurdistische zotheid uitgehaald hadden, konden we hier net zo goed

maar aan meewerken. Dus wij terrasjes af, nepgesprekken aanknopen met snel door de

journaliste geïnstrueerde zatlappen. Vervolgens stonden er twee vrij mollige dames uit

het Noorden des lands pal achter ons. Ik hen uiteraard wel de hand schudden (om Troy

een beetje uit te lokken), hij uiteraard volstrekt weigeren, mét verklaring. Zij lachen, is

gefilmd en niet erin gemonteerd. Om Troy extra grof over te laten komen.

Camera uit. Teruglopend zei ze het dus. “Je beseft dat je hier heel veel woede mee op

je hals gaat halen, toch?” Troy knikte. “Maar dat is toch ook prima. Dan maak ik wat los.

Laat ze maar komen. Vrouwen hebben immers geen gevoel voor humor, dus die zullen

er massaal niets van snappen.”

Hij is de opvolgende dagen bestookt met e-mails, telefoontjes, woedende reacties op

bijna alle sites waar onze inauguratie als nieuws-item gepubliceerd was. Bestóókt. Hij

blij, want voor zijn gevoel had hij dus gelijk.

Nadeel is dat ik óók bestookt ben. Want één front, één nachtburgemeester met z’n

tweetjes. Maakt niet uit dat het helegaar mijn standpunt niet is, nee, ik kreeg ook de

wind van voren.

Een kroegkennis raakte met me aan de praat. Dat het goéd was dat ik nachtburgemeester

was, en dat ik dat serieus moest nemen. Maar dat ik Troy moest ‘lozen’. Want

dat die met ‘zijn hufterige gedrag jou helemaal omlaag gaat halen’.

Ik heb Troy zitten verdedigen. Geheel niet op de hoogte van alles dat nog zou volgen.

35



Amper een weekje na de inauguratie zit ik alweer in de vroege avond op het terras van

Cul de Sac in de warme zonsondergang te peinzen. Troy was vrij duidelijk geweest toen

ik hem eerder die week sprak: hij nam direct al even vrij. De storm rondom zijn boude

uitspraken uitzitten, zeg maar. Wachten tot de dikke vrouwen ophielden met zingen.

Ik daarentegen had het gevoel dat er dóórgewerkt moest worden. Als je toch met een

dergelijke titel behept wordt, moet je er iets mee, toch? En het was niet bepaald zo dat

het me aan ideeën ontbrak.

Één idee sprong er direct al uit. En klonk in mijn hoofd erg uitvoerbaar. En als iets dat

Tilburg landelijk wel met een unieke en positieve actie in het nieuws zou brengen. Een

bevriende barvrouwe van Cul de Sac schuift aan op het terras en ik grijns naar haar.

Kan ik even een idee pitchen?

“Oh nee he. Heb je je weer een stom idee in je hoofd gehaald?”

Ongetwijfeld. Okee, stel. Één avond.

Gewoon een reguliere stapavond in het weekend of zo.

“Okee.”

Alleen die avond wordt over de hele stad de muziek onderling uitgewisseld.

Dus DJ’s van de meest tegenovergestelde kroegen spelen in elkaars etablissement hun

muziek af.

“Eh....” De barvrouw kijkt me heel erg vertwijfeld aan.

Zeg maar zoals in Mark Twain. The Prince and the Pauper. Even over de hele stad de

muziek in andermans schoenen steken. En dan kijken of het publiek bij de kroeg blijft

of juist de muziek achterna gaat. Want we zitten hier veel te veel met kroegen die hun

hele identiteit ophangen aan de muziek die er gedraaid wordt.

“Ja okee. Maar dat kun je niet zomaar doen.”

Neenee, dat zeg ik ook niet. Dat wordt dan ook natuurlijk ruim van tevoren aangekondigd,

in de Uitloper en de krantjes en weetikwat. Als alle horeca en zelfs de gemeente

meedoet kunnen we het zelfs stadsbreed adverteren op posters of zo.

Dat is toch een geweldig idee, een unieke gebeurtenis? Een sociologisch experiment

zelfs, in weze.

Het eerste stomme plan

“Je krijgt echt nooit de kroegen zover dat ze meedoen hieraan.

Dan lopen ze omzet mis joh.”

Maar met die promotie weet dan toch het publiek ervan, en dan kan zo’n kroeg toch

nieuw publiek binnenkrijgen, dat dan ook eens weet hoe het daar is? Ik bedoel, het is

hier zo weinig avontuurlijk onder het kroegenvisiterend publiek. Al die honkvastigheid!

“Ik denk niet dat dit gaat lukken. Het klinkt leuk, maar de horeca werkt daar nooit aan

mee.”

Het is het proberen waard. Ik denk dat ik enkel het juiste praatje bij de juiste mensen

moet houden en dan krijgen we dat balletje wellicht aan het rollen.

Vol van jeugdige overmoedigheid drink ik mijn Dronken Vis en staar naar de zonsondergang,

heilig overtuigd van mijn gelijk.

37



Waar pitch je een stom idee waar de horeca van deze stad echt nooit aan mee gaan

werken? We hebben wat organisaties in de stad, maar het voor de hand liggendst is de

Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Tilburg, natuurlijk. Dacht ik. Vertegenwoordigers

van alle kroegen bij elkaar, ideaal om ineens aan hen allen het idee voor te leggen

en hopelijk direct erna een discussie hebben. Probleempje daarbij: de KHN-T kent mij

niet. Geen punt, ik zat nog in de overdrachtsfase dus nachtsecretaris Wilbert bracht me

vlot in contact met de voorzitter. Mailtje gestuurd, verzocht om eens bij een vergadering

aanwezig te kunnen zijn en mezelf voor te stellen. Rustig beginnen, immers.

En een heel lange tijd wachten later (paar maandjes – ik wou dat ik een grap maakte

maar het duurde echt zo lang) kwam er reactie. Uitnodiging om bij een vergadering

aanwezig te zijn. Om het nachtburgemeesterschap uit te leggen. Op een dinsdag, dus

dat betekent vrij nemen van mijn werk.

Als je het wilt hebben over onprettige gesprekken, dan was dit een prachtvoorbeeld.

Het was allereerst al ’s ochtends, en uiteraard had ik ervóór weer eens een wedstrijdje

gehouden tussen de nacht en het glas, wie van de twee het diepst kon gaan. De

ochtend is niet mijn ding, zal het ook nooit worden. Zonnebril op de kop en heel rustig

naar het pand van Stichting Stadskern afreizen.

Doorgewinterde kroegeigenaren zaten routineus en allang-wakker met elkaar te

praten terwijl ik binnenliep. Althans, een handjevol. Stel u hier geen volle zaal bij voor

– een gemiddeld barpersoneelsoverleg wordt talrijker bezocht. En ik zat er wel degelijk

als de vreemde eend in de bijt bij – zoals je als volslagen vreemde bij een tafeltje met

enkel ontzettend goede vrienden gaat staan op een feestje en dan volstrekt genegeerd

kunt worden. Goed. Vergadering start. En ik krijg meer en meer het idee dat ik als

een knulletje behandeld wordt.

Kan ik niet goed tegen. Of ik het nou ben of niet. Ik heb voldoende in mijn leven gedaan,

georganiseerd, opgestart, en ga maar door om op z’n minst een béétje voor vol

aangezien te mogen worden. Dus ik word al een beetje sjacherijnig.

Vervolgens speelt de voorzitter een persoonlijke kaart uit over tafel, dat hij eigenlijk

boos is dat de hele benoeming van het nachtburgemeesterschap buiten de KHN-T

om is gegaan. Dat ze er helemaal niet in betrokken zijn. Hoor es, niet mijn probleem, ik

kende de hele organisatie en de voorzitter niet eens voor ik de titel kreeg.

Of ik de rest van de vergadering dan in ieder geval mocht aanhoren? Nou, nee dus.

Want ik ben ‘geen lid’ van de KHN-T. Maakt niet uit dat het voor mij uiterst relevant kan

zijn om te horen wat er leeft onder de horeca hier, dat ik bovendien iets voor hen kan

betekenen. Nee, zonder pardon de vergadering uit.

Ok, ambitie

Ik had, in een intelligente bui – ze zijn spaarzaam, geef ik direct toe – een andere afspraak

erachteraan gepland. Met Ernest Potters van Ruimte-X. Ik leg later nog uit wie hij

is, wees niet bang. Nu hoeft u enkel te weten dat hij een fijne no-nonsense man is.

Hij hoort mijn gemopper over de eerdere vergadering aan en grinnikt een beetje. Hij

vertelt me dat ik me niet zo druk moet maken, want hij zit zelf – Ruimte-X is wel lid

van de KHN-T – wel eens bij die vergaderingen en weet waar ze over gaan. Verkeerd

geparkeerde fietsen. Verjaardags- of beterschapskaartjes voor leden van de vereniging.

En een heleboel loos beleidsgeneuzel dat zo welig tiert in semi-nutteloze, ‘officiële’

stichtingen en verenigingen. Veel vorm en weinig inhoud dus. Maar dat is op zich geen

ramp.

En niet de plek om mijn idee te pitchen. Ook een aantal andere organisaties bleken

niet de plek. Ik heb zo maandenlang mijn tijd verspild. Uiterst, uiterst irritant. En de

motivatie kwijt.

Het idee ligt momenteel in de ijskast. Ik gebruik het niet. Geen idee bij wie ik het moet

voorstellen. Dus als u trek heeft in de eer, gaat uw gang.

39



Hoi Jules, Lieve Jules,

Ik ben het, je tederbeminde René. Ik schrijf je in een melancholische bui. Om je te laten

weten hoe het met me is. Had ik je beloofd, toen je in Goirle kwam draaien. Op mijn territorium.

Dat van mij en Troy. Nachtburgemeester op andermans territorium. Kon niet,

he. Maar daar kwamen we gelukkig wel uit. Ik zit momenteel al rokend terug te denken

aan die lieflijke nacht die we gedeeld hebben. Want de nacht moet je delen. Ze mag

dan nog zo’n gewillige minnares zijn, haar liefde is onbeperkt en groeit zelfs alleen

maar wanneer je haar met anderen deelt.

Het gaat nog niet zo best met het nachtburgemeesterschap, lieve Jules. En nu geldt

het excuus dat ik nog maar pas de titel draag, niet meer. Augustus 2006 ligt alweer lang

achter ons, immers. Maar ik heb niet veel te doen in mijn functie. Ik loop de kroegen

en evenementen af, natuurlijk, maar ik heb nog niet veel kans gekregen om iets moois

neer te zetten. Om Tilburg te laten merken hoeveel ik van haar houd.

Want de Tilburgers kennen ons nog steeds niet. Ik zie je glimlachen en roepen dat wat

de boer niet kent enz. Maar zoals ik toen ook al zei, Tilburg is geen boerendorp. En ze

zijn hier niet zo dom als jij denkt. Heus niet. Ja, in het stadhuis hangen niet de felste

TL-buizen uit de doos. Vreeman doet wat dat betreft precies het omgekeerde van wat

ik doe. Hij wil Tilburg helemaal niet kennen, noch liefhebben. Hij staat boven Tilburg,

en desondanks, of misschien juist daarom, kent heel Tilburg hem. Maar hij is dagburgemeester.

Ik de nachtburgemeester. De halve dan, want we zijn natuurlijk met zijn

tweeën. Ik en Troy Titane.

De nacht is niet politiek, de nacht houdt van alles en iedereen en speelt niet met haar

macht. Dus de spelletjes van Vreeman zijn niets voor ons. We zouden ze ook niet willen.

Want we houden van deze stad. En van haar bewoners. De Tilburgers zijn mooi, Jules.

Nee, echt. Net als de stad zijn ze aandoenlijk lelijk, met hun zonnebankhuidjes en

kitscherige gouden kettingen. De corpsballen met hun scheve strikjes en drank-rode

wangen. De breezersletjes met hun ontblote navelpiercings en billen die over hun

broeksranden heenrollen. De vrouwen op leeftijd met hun scherpe tongval en halfgeblondeerd

stekeltjeshaar. Als je er oog voor hebt, is alles hier mooi. Soms zou ik wel

eens over straat willen lopen en gewoon iedereen die ik tegenkom omhelzen. Maar

dan denken ze natuurlijk weer dat ze gefouilleerd worden.

Brief aan een Collega

Ze lijken ons niet te willen, Jules. Nou is dit een stad waar iedereen zich nachtburgemeester

noemt. En wie zijn wij dat we boven hen kunnen staan? Wat maakt ons bijzonder

boven henzelf en de stad? Het antwoord is uiteraard eenvoudig, en exact hetzelfde

als wat jou bijzonder maakt: niets. Maar toch lukt jou dit wél. Kritiek glijdt van je af alsof

het regendruppels op je haarvet zijn. En in al je verloederde hardheid omhelst jouw

nachtvolk jou teder en lieflijk. Zoals je mij en Troy omhelsde, die nacht. En teder zoende.

Zoals je ons collegiaal liefdevol in je toeliet. Gaan we verder niet meer over praten. Blijft

tussen ons.

Maar toch, waarom houdt jouw eigenzinnige stad wél van jou, en de onze niet van

ons? Moeten we meer zoals jij zijn? Moeten we meer muziek draaien waar niemand

meer behoefte aan heeft? Moeten we met vet aangezet accent slappe, semi-geïmproviseerde

gedichten aan laten zwellen overal waar we komen?

Oh oer-nachtburgemeester, wat is het geheim? Hoe worden we wat we zijn? Hoe kunnen

we bovendien Tilburg cultureel binnen en buiten de stad op de kaart krijgen?

In afwachting van je antwoord en met warme herinneringen aan het ontbijtje dat je

me op bed bracht, wacht ik op u, u, mijn Jules.

41



Een tijdje geleden gooide mijn nachtkompaan (dit woord is half ontleend aan de

Univers, waarin ik als een kompaan van Troy werd bestempeld), de heer Titane, een

spreekwoordelijke knuppel in een eveneens niet al te letterlijk hoenderhok. Dat moet

af en toe. En daar ben ik zelf ook niet vies van. Met een tegelijk van de ironie (de CPNB

heeft daar een nieuw teken voor geïntroduceerd: ^) en toch ook niet geheel onware

woorden druipende tekst bombardeerde hij hofcartoonist Bandirah tot ijsbreker van

de Nieuwe Romantiek. In latere interviews trok hij zichzelf ook maar in de ijsbreker-rol,

waardoor dit een ijsbrekend duo werd.

Ja, de Romantiek. De Nieuwe Romantiek. ‘De subjectiviteit als oorsprong en fundament.’

Dat is geen kattenpis. Natuurlijk stuurt hij hiermee flink aan op een persoonlijkheidscultus.

Of poogt dat. Want het is een grote wassen neus als je het werk van

beide heren ernaast legt. Het hele betoog loopt daar, ondanks al haar argumenten,

toch hard op stuk. Want een ware Romanticus strijdt tegen de menselijke ratio. Beide

heren strijden vooral tegen het gebrek aan ratio. Tegen de - door Troy gecoinde term

– Unterschmutz. De door hen tegelijk bewonderde en verafschuwde enorme laag van

de bevolking die de middelklasse en wat zich ‘eronder’ bevindt zo rijkelijk bevolkt. In

hun ogen domme, volgzame, makke, vieze, bijna ongedierteachtige nutteloze mensen.

En die gruwel steken ze niet onder tafels of stoelen. Nee, die vatten ze meteen samen

met het betuttelende calvinisme dat ze ondertussen in de regeringskringen menen te

ontwaren. Het land gaat naar de verdommenis en voornamelijk omdat niemand meer

nadenkt en omdat het incasseringsvermogen van onze maatschappij hard achteruit

rent, menen ze.

Of vooral Troy dan, geef ik toe. Bandirah heeft altijd wat ondoorgrondelijkers gehad.

De oude Romantiek kenmerkte zich in de zoektocht naar zichzelf. Naar natuur, liefde,

vriendschap, dromerigheid, idealisme, afzetten tegen een maatschappelijk leven, naar

authenticiteit. Het zich bovendien fel verzetten tegen misstanden en dan natuurlijk

ook heerlijk baden in het gevoel een Authentiek Mens te zijn dat niet aan zelfverloochening

doet.

De nieuwe romantiek

Ach, ik ga er ook niet te diep op in ook – ik ben het in ieder geval met Troy eens op het

gebied dat u dit allemaal in de algemene vorming mee had moeten krijgen. Zo niet,

dan zoekt u het allemaal zelf maar op. En uit. Dan kunt u voordat u uw kennis op peil

brengt deze pagina wellicht beter overslaan.

Naar mijn mening is mijn nachtkompaan Troy en diens inktbroeder Bandirah, hoewel

absoluut met iets interessants, in het geheel niet bezig met een Nieuwe Romantiek.

Tenzij het Nieuwe hieraan is dat het niks van het Oude heeft.

In dat geval hoef ik deze nieuwerwetserige Romantiek niet. Nee, geen NuRom aan mijn

broek. Geef mij dan maar de oude. Want ik ben nog een Oude Romanticus. Die geniet

in de natuur, en zittend in de kroegen tussen de absoluut authentieke unterschmutz.

Die nog idealistisch ten strijde wil trekken tegen misstanden. Enzovoorts. En vooral, die

zelf authentiek wil zijn. En dat gaat me in dit boek nog niet zo goed af.

U denkt misschien van wel, maar gelooft u me. Bij ieder woord dat ik momenteel tik,

knaagt mijn geweten. Het voelt niet lekker, het voelt niet goed zo.

Op de volgende pagina, verklap ik alvast, ga ik me dan ook een klein beetje beroepen

op Multatuli.

Jaja, ik durf. Maar dat moet kunnen hè, tegenwoordig. In je eigen boek.

Kom, niet moeilijk doen nu. Niet sputteren.

Want Novalis zou tegenwoordig ook maar gewoon naar de blauwe bloem googelen.

43



‘’... Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlyke femelary!

Ik heb u geschapen ... ge zyt opgegroeid tot een monster onder myn pen ...

ik walg van myn eigen maaksel: stik in koffi en verdwyn!’’

Ja, ik maak het u niet makkelijk. Ken uw klassiekers. Of spiek om welke klassieker dit

ging op de vorige pagina. En schaam u dan een beetje dat u het niet wist. Want u wist

het niet, ik zag het wel.

De grap

Enfin. Ik grijp dus in. In mijn boek. In mijn schrijfsels. En heel ruim voor de laatste paar

pagina’s. Ik kan het niet meer aanzien, wat er op papier verschijnt. De waarheid nu. Ik

heb een moment van zwakte. Dus ik deel het met u – enkel en alleen met u, hè. Niet

doorvertellen wat ik u nu ga vertellen.

Mijn nachtburgemeesterschap in Tilburg is als een grap begonnen.

Het exacte verhaal? Op een avond stappen met Troy Titane buig ik me, half dronken,

over ons tafeltje naar hem toe en vraag hem over de redelijk luide muziek heen: “Hoe

word je eigenlijk nachtburgemeester??”

Troy kijkt me aan: “Weet ik veel. Gewoon een kwestie van een persbericht uitsturen,

den ik.”

Ik: “Zullen we dat eens doen?”

Het begon dus als een kwajongensstreek. Zo van “hi hi hi zouden ze erin trappen”.

Wilbert van Herwijnen werd erin betrokken omdat die ooit in een Utrechtse krant in

een rijtje van de landelijke nachtburgemeesters werd genoemd en dus min of meer

officiëel de titel had. En we mikten met de kwajongensstunt op 5 Augustus juist om

iets meer publiciteit aan het lustrumfeest van Probeersel.com mee te geven. En we

gniffelden in ons vuistje.

Maar toen begon het ons te lukken. En Troy vond het allemaal prima. Ik daarentegen

kreeg berouw. Ik besefte me plots dat deze grap nogal wat schade kon aanbrengen.

Aan de titel ‘nachtburgemeester’ in het algemeen. Aan het landelijke en culturele aanzien

van Tilburg. En aan een latere eventuele betere kandidaat die oprecht het nachtburgemeesterschap

zou willen opnemen, om dan te ontdekken dat echt niemand hem

of haar serieus zou kunnen nemen. Zo lollig leek het allemaal eigenlijk niet meer, toen

ik me dat bedacht. Dus ik heb écht met Wilbert gepraat over het weigeren van de titel.

Hij zei écht dat ik dat Troy niet kon aandoen, maar dan meer met betrekking tot de

stunt zelf.

Ik heb u dus ook een beetje bedot. Sorry. De rest van het boek, tot dusver, is wel waar.

Nee, wacht. De brief aan Jules Deelder natuurlijk ook niet. Dat was een ironisch bedoeld

stukje. Ik heb wél Jules kort aan de telefoon gehad voor nachtburgemeesters.nl,

maar de brief is pure onzin.

Ik schrijf dit nu omdat ik een authentieker boek wil. Ik wil eerlijker over dingen kunnen

schrijven. Maar ik wil ook lollige stukjes erin hebben. En columns citeren, die allen met

érg aangedikte ironie zijn geschreven. Ik moet dus iets hebben wat de twee uit elkaar

houdt. Zodat u weet waar u aan toe bent die pagina.

Wacht, hadden we dat gloednieuwe ironie-teken niet, van de CPNB? Als ik dat nou achter

iedere titel zet waar ik een beetje de clown uithang? Zodat u weet dat die pagina

met een flinke korrel zout genomen moet worden? Is dat iets?

Laten we dat afspreken. Als er achter een titel ‘^’ staat, weet u dus hoe laat het is.

45



Ik heb een tijdje in de stripwereld aangemodderd. Dat heeft u vast inmiddels al door –

u bent immers ook niet blind en hebt de tekeningen aan de linkerkant van de pagina’s

gezien. Ik ben niet zo’n tekenaar die eindeloos blijft perfectioneren tot het precies

technisch perfect is, ik zie het tekeningenmedium vooral als een soort taal waarmee je

dingen kunt communiceren. Ik kan dan ook bijna nooit iets uitleggen aan iemand zonder

er een viltje, post-itt of ander krabbelvriendelijk velletje papier bij te grijpen en het

al pratende in een paar lijnen visueel te maken. Een voorbeeld zegt meer dan duizend

woorden, zegt men altijd. Ik maak daar altijd een voorbeeld én duizend woorden van,

denk ik dan soms.

Wat me op een gegeven ogenblik begon te irriteren was de houding van sommige

Tilburgers en niet-Tilburgers (mooie indeling in twee groepen zo, niet?) dat er in Tilburg

niks te beleven zou zijn, en dat het uitgaansleven één grote eenheidsworst is. Dat

is zéker niet waar. Ja, als je – wat ook een van de voornaamste gedachten achter mijn

Eerste Grote Stomme Idee, de muziekuitwisselingsdag, was – alleen maar op dezelfde

kruk in dezelfde kroeg gaat zitten is Tilburg heel eentonig ja. Maar er is wel degelijk een

heleboel te doen – je moet het alleen wel willen opzoeken.

Er zijn er die het opzoeken. Hulde aan hen! Maar er zijn er makkelijk nog meer die het

niet doen. Ook zijn er genoeg mensen die niet in Tilburg uitgaan omdat ze denken

dat er niks voor hen te vinden is. Ik heb dat altijd onzin gevonden: wat je ook zoekt in

het uitgaansleven, het is hier wel te vinden. Ja oké, ik hoor ook de klachten dat er geen

rosse buurt is, en dat er geen échte house-tent is. Of dat sommige vinden dat er geen

écht jazz-café is, of dat reggae best een permanent onderdak ergens mag hebben

zonder al teveel soft- of harddrugs erbij. En ga zo maar door. Ja, zo lust ik er nog wel

een paar: de honderd procent ideale tent voor jouw wensen, kan ik je alvast vertellen,

bestaat niet in deze stad. Goede kans echter dat die in geen enkele stad in Nederland

te vinden is.

Wat niet betekent dat er niks bijzonders is dat niet zozeer op joúw, je reeds bekende,

smaak richt, maar gewoon allerlei bijzondere dingen neerzet. Wat je wellicht ook best

heel erg leuk zou kunnen vinden als je het eens zou uitproberen. Dus het Eerste Grote

Stomme Idee was vooral bedoeld om mensen eens iets anders te laten uitproberen,

kijken of er iets meer verkend werd buiten de honkvaste stapsmaak. En de wens om

zoiets te bereiken bleef jeuken. Tot er een Nieuw Groot Stom Idee in mijn hoofd schoot.

Wat als ik nou een impressie van alle kroegen zou tekenen? Één grote liefdesode aan

wat er in deze stad te beleven valt in het nachtleven, van de echte volkskroegen tot

de ruwste rocktent tot de volgeproptste tienerdisco. En zo duidelijk zou maken, met

tekst én beeld, wat er achter de horizon van het grijzemuizige draairadlopen in eigen

uitgaansdomein ligt. Dat ik als het ware als verkenner op pad ga en alles in kaart breng.

Een verdere aansporing om de tekeningen te doen kwam toen ik besloot te inventariseren

hoeveel (nachtlevens)kroegen we nou eigenlijk hebben hier. Want een aantal organisaties

hebben wel een lijstje, maar vrijwel niks zag er compleet uit. En ze bevatten

allemaal verschillende totale aantallen. Ik heb op een gegeven ogenblik maar een lijst

samengesteld uit de telefoongids, een lijst opgevraagd bij de Kamer van Koophandel,

een lijst van alle tapvergunningen voor na twaalven (makkelijk te verkrijgen informatie

met een beetje bluffen) en een verouderde ‘totaal’lijst van het internet. Kwam ik op

vierhonderd kroegen uit. Eerst een dagje flink met het web uitgezocht wat sowieso al

verdwenen was, waarna ik op honderdtachtig uitkwam. Tijd voor een momentopname,

dunkte me – voordat er nog meer verdwenen was!

Het was duidelijk: ik ging alle kroegen tekenen. Groot Stom Idee Twee.

Volstrekt stupide idee 2:

47kroegtekeningen



Bij het ambitieus beginnen aan een project als ‘tekeningen maken van alle kroegen

binnen de bebouwde-komgrenzen van (want nee, ik ga niet de hele gemeente meepikken,

de stád gaat het me om) Tilburg’ dwingt zich natuurlijk de vraag op: wat is een

kroeg? Reken ik bijvoorbeeld alleen de uitgaansgelegenheden in het centrum mee?

Of telt een wijkkroegje in een buitenwijk ook? En wat als een restaurant ook een bar

heeft? Of een hotel, of een bowlingzaal?

Eerlijk is eerlijk: ik heb eerst aangeklooid op de kroegen die ik echt kroegen vind en

waar ik vaak en graag kwam. Maar daarna werden deze vragen toch dringender. Als ik

een momentopname van het nachtleven wil maken, moet ik natuurlijk zo compleet

mogelijk zijn. Kijk, ik ben een kunstenaar. Ik wil eigenlijk lekker freewheelen. Maar ik wil

inderdaad toch wel compleet zijn. Dus alles wat ik kroeg noem, moet erin. En alles wat

ik niet kroeg noem, niet.

Ik heb uiteindelijk vier criteria gekozen om op te selecteren. Als een etablissement binnen

de bebouwde kom niet aan alle vier voldoet, tel ik het niet mee. Al het andere wel.

De criteria zijn geworden:

1) Er moet een bar aanwezig zijn. Als ik niet aan een bar kan zitten, met zo’n barkruk

en zo, wordt het toch echt moeilijk serieus te nemen als kroeg. Ja, je hebt

natuurlijk van die tafelkroegjes en zo, maar ik zeg: een kroeg zonder bar is geen

kroeg, sorry. Een neushoren zonder horen is ook een discutabel beest, laten we

wel wezen. Dit zorgt ervoor dat ik inderdaad de bowlinghal op de lijst moet

laten. En een aantal pool- en biljartcafés ook. Wat op zich niet geheel vreemd

is, want ik kan daar ook roken, drinken en praten zonder de bewuste sport te

beoefenen.

2) Je moet er minimaal een biertje kunnen bestellen.

Leuk als er toevallig in de stad een organische bar zou zijn, waar je allerlei

gezonde, niet-alcoholische grassap-mix’jes kunt drinken, of een heel fraai

gedecoreerde coffeeshop waar je een wijde keur aan frisdranken bij je jointje

kunt verorberen, maar dat is geen stappen in mijn wereld. Gezopen moet er,

verdomme! Neus omhoog en gerstenat de keel in!

3) Tsja, dan een puntje waarop een paar verder erg fijne kroegjes helaas van mijn

lijst af kukelden: ik ben een nachtburgemeester, dus wil ik ook ’s nachts stappen.

Ik wil dus het bier bestellen van puntje twee, kunnen doen na twaalven.

Minimaal één reguliere avond per week (of, bij gebrek aan überhaupt reguliere

openingsdagen, het meerendeel van opengestelde dagen). Als een kroeg als

reguliere sluitingstijdstip middernacht of vroeger heeft, of na middernacht geen

bestellen meer toelaat, valt het buiten mijn aandachtsgebied. Al kun je daarna

nog slechts vijf minuten bestellen, dat télt nog.

Dit heeft als gevolg dat ik bijvoorbeeld de erg sfeervolle kroeg Het Dorstige Hert

heb moeten schrappen, want die sluiten klokslag twaalf. Maar ook, praktisch

in mijn eigen straat, kroeg Het Wandelbos, die weliswaar wel eens na twaalven

vrolijk doorklokken, maar niet als reguliere openingstijden.

4) En tenslotte: vrije toegang (entree mag). Niks geen disputen of kroegen waar

enkel besloten feesten georganiseerd worden. Op de Heuvel zit Qwibus, een bar

met een prachtinterieur, echt. En het is echt ontzettend gezellig. Maar tenzij je

genodigd bent of zelf iets organiseert kom je er niet in. Neem ik dus niet mee.

De wetenschappelijke methode

That’s it. Ik heb alles van een heel lange lijst verwijderd dat niet hieraan voldeed, en de

rest heb ik uitgebeeld. Telkens in de betreffende kroeg zelf.

Als uw kroeg toch niet in dit boek voorkomt, heb ik nog nooit van u gehoord. Sorry.

Biertje?

49



Het is trouwens niet zo dat ik volstrekt stilgezeten heb in het eerste half jaar.

Ik ben voor een aantal initiatieven gevraagd. Ik had er wel oren naar, want ik wou

juist mijn creatieve vleugels wat meer uit gaan slaan, met wat podium-optredens en

improvisatiewerk.

Ik kan er heel kort over zijn. Dat half jaar heeft niks opgeleverd. Een aantal initiatieven

waren razend enthousiast: “Oh, absoluut, we gaan een hoop met jullie samenwerken!”

Een ander, evenzogroot deel had volstrekt lak aan ons. Beide groepen tot op heden

vrijwel niks meer van mogen horen.

We hebben in Tilburg een aantal “virtuele café’s”, zoals ik ze noem. Initiatieven als het

Politiek Café, het Milieucafé, sinds kort ook het Cultureel Café. Dat zijn geen locaties

maar thema-avonden die maandelijks georganiseerd worden, en die niet noodzakelijk

(maar gemakshalve meestal wel) aan één uitgaansgelegenheid gebonden zijn.

Het Politiek Café had mij uitgenodigd om als nachtburgemeester een paar minuten

commentaar op de gevoerde discussie te komen leveren. Wat ik uiteraard prima vond,

want dan kon ik improviserend als artiest iets korts doen. Precies wat ik wou!

Ergens in de communicatie met de organisator sloeg het verhaal een andere richting

in, en van de een op de andere e-mail was ik opeens van de hoofdsprekers. Ik had al

toegezegd, dus terugkrabbelen vond ik ook weer overtrokken, maar er is een groot verschil

tussen drie minuten een act opvoeren, of twee keer een uur één van de centrale

sprekers zijn.

In dit soort situaties wil ik nog wel eens een beetje narrig worden. Het was een pilotopname

voor TV, en ik had me een beetje ingelezen op Richard Engelfriet, die het

gesprek in het opgenomen gedeelte zou leiden. Richard is een zelfverklaard ‘debater’,

en ik ken dat soort types. Verder andermans indrukken lezen van zijn eerder optredens

bevestigden mijn vooroordeel: Richard is een wat hijgerige jager op sound bites, op

snelle uitspraken die alle diepgang missen maar lekker bekken. Zo iemand die je alleen

met volstrekt onverwachte uitspraken en acties uit het veld kunt slaan.

Ik heb een megafoon café Miller Time mee ingesmokkeld die avond. En zodra ik

de microfoon onder mijn neus gepropt kreeg, haalde ik die tevoorschijn, waarna ik

kalmpjes daarmee in de microfoon dichterlijke zinnetjes uitkraamde. Ergens heb ik

zelfs Jim Morrison geloof ik nog gequote. Ik weet dit niet zeker, want Politiek Café is

een sub-onderdeel van de organisatie met dezelfde naam die in Den Haag stoelt, en de

pilot-opname is daar in een kluis opgeborgen. Niemand weet of het nog ooit uitgezonden

wordt. De behandelde onderwerpen zijn inmiddels al beduidend minder actueel

geworden, dus zal wel niet.

Ook was ik gevraagd om het boek ‘Boerenbloed’ te presenteren. Door onze ‘cultuurmakelaar’

(ja, Tilburg heeft een functionaris met die titel). Ik had een weekje de tijd om

me voor te bereiden, en had een mooie act bedacht, waarbij ik alvast zélf Boerenbloed

zou presenteren. Dat had dan een fles met ‘Boerenbloed’ in Coca-cola-letters erop zijn,

gevuld met tomatensap. En dan zou ik ook nog een gele en witte vloeistof in flessen tevoorschijn

halen, wat dan uiteraard Boerenzweet en Boerentranen zouden zijn. Waarbij

ik Boerenzweet dan even zou openen om te ruiken, en dan concludeerde dat er klein

vergissinkje gemaakt was. Ik had voor ‘Boerenbloed’ bij een vriendin met een medische

achtergrond de totale samenstelling van gezond mensenbloed opgevraagd, voor bij

de ingrediënten op het label.

De avond ging uiteindelijk niet door omdat een van de fotografen toch voorkeur had

voor een andere presentator. De cultuurmakelaar heeft ook sindsdien niets meer van

zich laten horen.

En dan meteen maar een boek

Ik bedacht me, na het idee van de tekeningen, dat ik eigenlijk net zo goed meteen een

boek kon maken. Kon ik al die dingen kwijt die ik in die tijd geschreven en bedacht

had! Zoals een volstrekt onvoorleesbaar klaaggedicht. Dat u op de volgende bladzijde

vindt.

51



De waanzin: het ontstaan van stilstaan

In een stilstaande bus

Voetstaps niet vooruit

Bejaarden die gratis nergens heengaan

Zit Tering

Hoofdschuddend kijken ze dan maar naar

De randen van onze ronde weg

Die we sneller hadden kunnen lopen

Bijvoorbeeld, daar omheen

Tanden knarsen, hoofden fronsen

Naast ons rijdt een andere bus

In exact hetzelfde tempo

De andere richting in

Ik denk stil aan de goede

Vriend, lang niet gezien

Die ik zou ontmoeten

En die zal z’n bek nu houden op een terras

Klokt dus een bier alleen

Cityring rit, ik zing

Want wat een zit, tering

Een kwartier tussen twee busstops

Was die halte nog maar op de oude plek

Schoorvoette ik nou niet

Misschien niet, drank ziend

Woede verandert wel, denk ik

In ons hoofd geen valse banden

Dus voor anderen scheidt ons haast

Op de helft is wat

Omstanders geloofden

Een brommerrijder snelt voorbij

Gaat wat kopen dat is helder

Dat de weg onder onze banden

Waar velen als hij ooit in kuddes

Jaagden die nu eens extra

Luid door fietspad spoed

Dus in standstil geen zin

Kwamen we maar een ons aan.

53



Er was ook een tijdje na de inauguratie een speciale Johnny Cash avond in stamzuiplokaal

Cul de Sac. Met geprojecteerde foto’s van de man, een paar covernummers, countryliedjes,

en Frans van der Meer leefde zich uit met Liedjes Die Johnny Cash Geschreven

Had Kunnen Hebben. Een absoluut kwalitatieve avond en leuk om mee te maken.

Maar het toeval wou dat net een weekendje ervoor Frans en ik – beiden aangeschoten

– bekokstoofd hadden dat ik als zijnde de kersverse Nachtburgemeester, een rol

in zijn toenmalige optreden zou hebben. Als aankondiger of weetikwat. In ieder geval

was Frans dat toen op het podium weer straal vergeten. En ik hád toen wél toevallig

materiaal op zak om me even mee uit te leven. Gedichten die hun weg inmiddels dit

boek in gevonden hebben.

Frans had deze avond zich dat opeens herinnerd en besloot het goed te maken door

me nú als inleiding voor zijn act te vragen. Leuk, maar ditmaal had ik dus geheel geen

materiaal klaar. Ik ging snel aan de bar zitten met een bierviltje, een pen en een Dronken

Vis. En er kwam een wazig tekstje uit wat een beetje over Tilburg ging, een beetje

over en met verwijzingen naar Johnny Cash, en ik had toch maar tien minuten de tijd

dus ik stelde me ermee tevreden.

Die Johnny Die

Bij het schrijven dezes stuitte ik op dat viltje, toevallig. Dus als u het leuk vindt, hieronder

wat ik even ter plekke snel uit het hoofd poogde te leren (lukte niet) en toen

half voordroeg, half zong in de microfoon voordat Frans veel leukere dingen voor het

publiek ging doen.

There’s a man in the street

Holdin’ up his hand

Askin’ you to give what he

No longer can

And he’s yellin’ an’ screamin’hard

Right in your face

I want cash, I want cash,

I want cold hard cash

An’ he pulls out a knife

An’ gives you a gash

An’ he gets your wallet

And walks away from this place

But then he holds out hs hand again

and starts to cry

It burns, it burns,

It just won’t die

DIE, JOHNNY, DIE!!

55



Bij het langs de kroegen van Tilburg gaan voltrok zich vaak het volgende gesprek:

“Hé, gij. Mag ik wa vrage? Zeidde gij dieje ene nachtburregemeester?”

Ik kon alleen maar bevestigend, en met een bijna verontschuldigend glimlachje, knikken

op dit punt. We hádden in de kranten gestaan, en veel mensen wisten er toch wel

van.

“Oh. Ik dach da ik da wàr.” (We hebben met gemak honderd mensen in de stad die

zichzelf de nachtburgemeester achten.)

“Màr wè houdttat nou in, nachtburregemeester zèn?”

Wat houdt de rol van nachtburgemeester nou eigenlijk in? Een vraag die ik maandenlang

zelf heb proberen te beantwoorden, en die ik dus ook talloze keren gehoord heb.

Het makkelijkst is natuurlijk om naar de bron te gaan: Deelder.

Julius Antonius Erasmanius Deelderus is een charismatische persoonlijkheid, die een

goed feestje kan brouwen. Hij is een podiumbeest, een dwarse man, en iemand die

voor heel Nederland het gezicht van het Rotterdamse nachtleven is geworden.

Nou heb ik ook een aantal Rotterdamse vrinden, en van hen begreep ik dat hij binnen

zijn stadsgrenzen niet altijd evenveel indruk maakt als landelijk. Ze weten dat hij er is,

maar hij zet zich – nogmaals, zoals ik van hen begrepen heb, ik zou het eerlijk gezegd

niet weten – niet overdreven meer in om het nachtleven nieuwe grootse impulsen

te geven. Desondanks is hij ‘nachtburgemeester voor het leven’. Ik gun het hem, hoor,

maar mij lijkt dat de titel niet alleen eert wat je in het verleden hebt neergezet, maar

dat die je ook scherp moet houden.

Tilburg heeft een ontzettende hoeveelheid mensen die veel voor het kroegen- en

nachtleven hebben neergezet. In deze stad is het namelijk altijd zo dat de initiatieven

niet van ‘bovenaf’, van de gemeente, moesten komen, maar van ‘onderaf’, van het

volk zélf. De Kermis, Roze Maandag, Mundial, noem de initiatieven maar op en ze zijn

allereerst op eigen initiatief neergezet. Daarná gaat doorgaans de gemeente ermee

pronken, vaak het initiatief in kwestie dusdanig groot opblazend dat het voor de oorspronkelijke

doelgroep minder en minder leuk wordt. Als dergelijke prestaties in het

verleden zwaar genoeg tellen voor zo’n titel, hebben we hier ook inderdaad honderden

nachtburgemeesters.

Nachtburgemeester?

Het is méér dan veel zuipen, de evenementen en kroegen aflopen, af en toe op een

podium klimmen en ook af en toe iets organiseren. Een échte nachtburgemeester

heeft, naast een onontkoombare aanwezigheid, de taak om zijn stad binnen stads- en

landsgrenzen, in beeld te brengen en te houden. Hij - of zij - moet onstuitbaar zijn in

het nastreven van zijn doelen, en zeker niet schuw zijn om volstrekt onverkende paden

in te slaan. Als je dát voor je stad kunt betekenen, en kunt blijven betekenen, mag je

terecht bekend staan als het gezicht van het uitgaansleven.

Hij moet ook onafhankelijk zijn van zijn gemeentebestuur. Een nachtburgemeester is

er, wat mij betreft, voor het uitgaansvolk en de horeca (in die volgorde). En moet zich

vrij en kritisch kunnen inzetten voor alles wat met die doelgroep te maken heeft. Het

is een titel voor een vrijwillige pias die met een megafoon op de barricades revolutie

durft te brullen voor het nachtleven, en die bijna als een dorpsgek tekeer gaat tegen

alles dat zijn territorium bedreigt.

We hebben in Nederland minimaal acht nachtburgemeesters, mijzelf en Troy niet meegeteld

(kom ik op de volgende pagina op terug). Jules Deelder doet het landelijk qua

bekendheid goed. En de meesten van hen zijn in hun eigen kunst- of organiseerkringetje

best bekend te noemen. Maar heeft u van ze gehoord? En weet u de negen steden

te noemen waar een nachtburgemeester de scepter zwaait?

In een stad waar honderd nachtburgemeesters aan de toog over vroegere tijden

brallen, is er echter wel duidelijk plek voor één centraal gezicht van het nachtleven.

Honderd is.. tsja, gewoon verwarrend te veel.

57



Ik moet hier even héél duidelijk zijn. Ik en Troy Titane zijn geen nachtburgemeesters.

Het is allemaal met een grap begonnen, zoals ik al zei. En Troy is altijd in voor een grap,

dus die deed gretig mee. Maar voor hem was het vooral een gelegenheid om met een

paar muzikale vrienden en andere absurdisten een bizarre avond op een podium neer

te zetten, en daarna een paar grappige dingen in een TV-camera te zeggen. Daarna

was voor hem het nachtburgemeesterschap al voorbij. Hij verklaarde zich amper een

week later demissionair – weer een goede grap.

Ik had net voor het slagen van de grap spijt. Had ik al verteld. Spijt van de schade

die deze grap eigenlijk aanbrengt aan Tilburg, een wellicht later volgende serieuze

Tilburgse nachtburgemeester, en de landelijke waarde van die titel. Het is zeker geen

onoverkomelijke schade, maar we hebben de schade aangebracht. En ik heb daar

oprecht spijt van.

Ik ben ook géén nachtburgemeester. Ik heb wél sindsdien een oprechte poging

gedaan er een te wórden. Of liever gezegd: te laten zien dat een nachtburgemeester

in Tilburg toegevoegde waarde kan hebben. Of ik daar inmiddels in geslaagd ben, kan

ik eerlijk gezegd niet beantwoorden. Maar ik probeerde een soort silhouet in te vullen

van wat een nachtburgemeester zoal zou kunnen doen dat iets zou toevoegen hier.

Ik heb de ruimte voor een maandelijkse column in het kersverse, in de kroegen in het

centrum verspreidde, maandelijkse blad Tillywood weten te bemachtigen. En ik heb

dat trouw en eigenzinnig ingevuld tot dusver.

Ik & Troy Titane

Ik heb mijn schamele internet-programmeerkwaliteiten ingezet om een collectie

weblogs op te zetten, waar alle nachtburgemeesters van Nederland over hun stad, hun

werk en hun opvattingen kunnen schrijven. Ik heb zelfs op het moment van schrijven

de tot dusver trouwste hoeveelheid updates op het Tilburgse weblog. En ik probeer zo

goed en kwaad ik kan andere mensen zover te krijgen dat ze meeschrijven daar.

En ik ben met dit boek bezig geweest, dat alle kroegen van Tilburg, inclusief getekende

indruk, in kaart brengt. Dit zijn allemaal dingen die er niet waren toen we de titel

zogenaamd overgeërfd hadden. Een volgende nachtburgemeester mag hier zo van mij

verder mee door. Zo heeft die persoon toch een beetje een vliegende start.

En in alle eerlijkheid heb ik voornamelijk heel veel last van de titel gehad. Troy uiteindelijk

ook, juist omdat ik er zo serieus mee bezig bleef. We hebben een aantal conflicten

gehad, wat nooit prettig is tussen voorheen goede vrienden. Ik heb ook hem gepoogd

duidelijk te maken waarom ik de grap niet gewoon liet voor wat die was. Ik gelóóf in

een nachtburgemeester voor Tilburg. Maar ik bén het niet. Ik ben amper een interim

nachtburgervader.

Ik zou niks liever doen dan nu, hier direct, de titel aan een betere kandidaat overdragen.

Ik kan ook zo kandidaten genoeg bedenken die het veel beter zouden kunnen

invullen dan ik kan. U gelooft me niet? Ik kan zo twintig man bedenken die een betere

nachtburgemeester zouden zijn dan ik ooit kan worden. Ach, waarom daar ophouden?

Ik kan er zelfs makkelijk vijfentwintig bedenken!

Niet Troy. Niet ik. Maar vijfentwintig mensen die zozeer geschikt zijn, en op diverse

gebieden al hun sporen verdiend hebben én onvermoeibaar door blijven gaan. Voor

zichzelf, voor verschillende initiatieven, voor Tilburg. En die ook veel makkelijker en

geloofwaardiger de nachtketting zouden kunnen dragen. En ik ga ze zowaar maar op

een rijtje zetten ook.

59



Ik heb Angela leren kennen via een van mijn beste vrienden. Toevallig net na de eerder

genoemde pilot-opname van het Politiek Café. Het geval wil namelijk dat Miller Time

bier schenkt dat mij niet kan bekoren – de reguliere tapjes smaken waterig, en het

eerste fatsoenlijkere bier dat ze hebben is niet mijn favoriete soort witbier. Aangezien

mijn goede vriend als publiek was komen opdraven, besloten we getweeën na het

hele gebeuren snel door te stappen naar de Cul de Sac. Daar aangekomen – het was

nog wat vroeg op de avond – was de kroeg bijna uitgestorven.

Ik bestelde wat en mijn kameraad liep even naar het toilet. Hij kwam erg lang daarna

terug, grinnikend. “Die vrouw bij de gokautomaat wil met jou praten.”

Ehh, hoezo? “Nou, ik raakte zo een beetje met haar aan de praat,” – hij wil altijd graag

een leuk gesprekje aanknopen met een interessante vrouw – “en ergens in dat gesprek

heb ik gezegd dat jij nachtburgemeester bent.”

En jawel, kort daarop schoof Angela, een charmante, pittige dame, bij ons aan de bar

aan. Ze hoorde me eerst uitvoerig uit over wat het nachtburgemeesterschap inhield en

hoe ik dat geworden was (ik hield hierbij uiteraard toen nog het officiële verhaal aan,

dat Wilbert van Herwijnen ons gekozen had). Vervolgens bleek dat zij de uitgeefster

van Tillywood was, een nieuw onafhankelijk initiatief dat via de centrumkroegen gratis

verspreid werd. Ik had het eerste nummer gelezen, het tweede nummer was toen net

verschenen en had ik nog niet echt dieper ingekeken. Dus ter plekke moesten zowel ik

als mijn kameraad ook maar even zo eerlijk mogelijke feedback leveren – ach, met een

drankje erbij zijn wij al snel tot vanalles bereid.

Angela Henkelman

Een ambitieuze, no-nonsense vrouw die in twee uitgebrachte nummers al best een

kwalitatief blaadje bij elkaar gekregen heeft maar nog lang, lang, LANG niet tevreden

was. En tot op de dag van vandaag nog steeds niet tevreden is.

Uiteraard heb ik haar goed laten vollopen met drank en vervolgens een toezegging

losgepeuterd dat de nachtburgemeesters ook ieder nummer een paginaatje naar

eigen inzicht zouden moeten mogen vullen. Ze kwam coherent over toen ze hierop de

hand schudde, en mijn twee getuigen waren ook nog niet al te erg aan het wankelen,

dus hier komt ze ook niet meer onderuit.

Op Tilburgs gratis-blaadjes niveau is Tillywood een erg fijn maandblaadje, met veel

diverse onderwerpen, eigen content, oorspronkelijke benaderingen, en geheel op

eigen zak opgestart. Ze rent tegenwoordig vrijwel de hele dag overal rond – haar baan

bij de televiessie is even uit beeld geschoven – om adverteerders te vinden die kunnen

helpen dit veelgelezen blaadje drijvende te houden. Ze grijpt ook iedere gelegenheid,

iedere BN’er die ze ergens in het land aantreft, iedere talentvolle Tilbo aan om het blad

meer onder de aandacht te krijgen, en trekt zich met al haar 24/7 ook heel terecht

flauwekul-rotreacties erop erg aan. Tillywood, en wat ik dus wou zeggen, vooral Angela,

was d’n eerste die de Nachtburgemeesters actief ondersteunde en een podium gaf, op

de Cul de Sac na die de inauguratie actief faciliteerde. Het is dus ook toepasselijk dat ik

deze hardwerkende mensch in deze kroeg ontmoet heb.

De bijna onuitputtelijke schouders die ze onder dit initiatief waar ze in gelooft zet,

het gemak waarmee ze medewerking loskrijgt, de brede bekendheid die ze onder het

stappubliek inmiddels geniet, en hoe ongeremd ze best haar eigen persoonlijkheid in

het spotlicht wil zetten om haar doel een menselijk gezicht erbij te geven... Tilburg zou

het veel slechter kunnen stellen dan met zo’n nachtburgemeester.

Een of andere langharige, barhangende mopperkont bijvoorbeeld.

Met handschoentjes.

61



Cees van Raak is een rastilbo en bijna schokkend actief als dichter, publicist en

historicus. Hij specialiseert zich wellicht in het wat macabere gebied van het funaire

(denkt u aan begraafplaatsen en uitvaarten) maar ik ken hem niet anders dan halfweg

aangeschoten in de Voortuin. En bijna altijd verwikkeld in een, vaak interessante, felle

discussie over een breed scala aan onderwerpen met een gewapendbeton-gefundeerde

mening.

Ik was bij ons eerste echte gesprek al flink aangeschoten van het kroegtekenen in een

andere kroeg, waar ik na een geslaagde tekening flink door het aanwezige publiek getrakteerd

was geweest op gratis bier, en dat sla je natuurlijk niet zomaar af. Uiteindelijk

heb ik me met moeite ontworsteld aan de mensen in die getekende kroeg en haastte

me naar het optreden dat ik in de Voortuin nog graag had meegekregen. Te laat, het

was al voorbij – teken om het dan toch maar op nog wat meer zuipen te zetten. En

tijdens een praatje met Wilbert van Herwijnen werd ik zo aan Cees voorgesteld.

Cees van Raak

We zijn nog wat aan het babbelen geweest over de toegevoegde waarde van poëzie

- althans, ik wijdde ronduit uit over mijn mening op dit gebied. En nou is het riskant

genoeg om over het dichtersschap met een expert te lullen maar Van Raak bleek ook

nog eens een Duchamp-, De Bouvoir- en Sartre-kenner te zijn en laat ik net mijn bezopen

mond over half onthouden roddels over een liefdesdriehoek tussen die spelers

opengetrokken hebben.

Een felle discussie volgde, want Van Raak was er honderd procent van overtuigd dat

Marcel Duchamp nooit ook maar iets met Simone en Jean-Paul, laat staan met hun

meer en meer solipsistische huwelijk, te maken te hebben gehad. Waar hij goed gelijk

in kan hebben, want ik ben nog nooit een vreselijk enthousiast geschiedenisliefhebber

geweest en wist zelfs niet eens meer uit welke bron ik dit stukje kunstroddel ooit

opgevangen had.

Het was mijnerzijds bedoeld als illustratie van pretentieuze, het publiek volledig

negerende dichters die alleen maar woordgeile constructies aan het bouwen waren

of zelfs op Duchamp-niet-begrijpend kunstniveau een dadaïstische mind fuck met het

aanwezige publiek willen uithalen. Oftewel eerst volledig ongeïnteresseerd de gratis

wijn van zo’n avond waarop je uitgenodigd bent weglurken, en dan wanneer je naam

afgeroepen wordt, je inmiddels okselbezwete bundeltje, compleet met überburgergerlijke

post-it’s onder je arm uitplukken, plaatsnemen op je spotlamp-belichte kruk, en

mikken op de meest we-doen-alsof-we-het-allemaal-begrijpen-blik bij het geoefende

aanwezige publiek terwijl je schier willekeurige woorden in wat voor een gedicht moet

doorgaan afraffelt. Kijk, ik ben ook niet vies van een interessante dicht-constructie op

z’n tijd, en ik zal zeker nooit beweren een dichter (laat staan n’en goeje) te zijn, maar

ik vraag me maar al te vaak af wat publiek van dergelijke avonden bezielt om niet gewoon

met de beoordeling ‘brol’ een dergelijke pretender van het podium af te jouwen.

Cees heeft de roddel stellig naar het domein van schadelijke fictie verwezen, maar over

het verdere standpunt hebben we verder nog best prettig gekeuveld.

Van Raak is, kortom, een man met heldere ideeën die zorgt dat hij weet waarover hij

praat. Iemand die bovendien op een podium en in de kroeg een duidelijke aanwezigheid

heeft, en die zijn gram durft te halen wanneer hij zeker weet dat een ander

ongelijk heeft. Zijn staat van dienst is ook indrukwekkend, en hij heeft Tilburg en haar

cultuurcircuit altijd een warm doch kritisch hart toegedragen. Ik zou hem best wel

eens op de verbale vuist met een Deelder willen zien gaan. Alleen daarom is hij al een

geweldige kandidaat.

63



Cefas is, naar zijn eigen woorden, ‘een geboren entertainertje’. Maar dat is hij dan ook

écht.

Deze acteur, theatersporter, freelance entertainer, aspirant filmmaker, organisator, zelfs

promotor (en nee dat betekent niet ‘pro-motor’ als in hij is vóór motoren), loopt volop

de diverse kroegen, theaters en expositieruimtes af. In het artistieke circuit en in het

kroegpubliek een bekend gezicht.

En tref je hem aan de bar, dan kun je er even goed voor zitten. Misschien een barlampje

een beetje in zijn richting buigen. Want Cefas heeft ontzettend graag het podium. Hij

lééft ervoor om mensen een fijn gevoel te bezorgen.

Cefas Hoofs

Hij heeft ook altijd weer nieuwe wilde ideeën. Of het nu een groots opgezette reeks

themafeesten is in La Vida (het voormalige Noorderligt), of een korte film die hij wil

gaan maken, of een volledige heruitvinding van een theatershow-opzet, hij bruist en

vertelt honderduit. Begrijp me niet verkeerd, hij is ook prima in staat om te luisteren

naar anderen, en voelt meestal ook snel aan wat anderen tegen hem proberen te zeggen.

Cefas is zeker geen ego-tripper – juist die liefde voor anderen, dié maakt hem wat

hij is.

Zijn eenpersoonsbedrijfje Koertwa (fonetisch voor het Franse woord “courtois” oftewel

hoffelijk) biedt zijn talenten aan voor wie het maar wil. En het enige waar hij écht niet

voor in is, is iemand in de zeik zetten.

Daarentegen is een fijn gevoel bij anderen losmaken natuurlijk niet hetzelfde als ‘lief

zijn’ – als hij aanvoelt dat een kritische noot juist grotere wonderen zal verrichten,

neemt hij geen blad voor de mond en zegt hij waar het op staat. Bij mijn weten heeft

hij echter nog nooit iemand hiermee echt voor het hoofd gestoten. Cefas is, en hier

moet ik heel eerlijk zijn, beduidend geliefder dan ik met mijn vroegtijdig-ouwelullengekanker

en bot-eerlijke opmerkingen naar wildvreemden.

Met hippe hoeden, stijlvolle kledij, altijd een positieve en jeugdige uitstraling (de

goede man is toch een half decennium ouder dan ik ben) en tegelijkertijd een intelligent

en kritisch voorkomen – en een schijnbaar erg aantrekkelijk uiterlijk – zou hij als

gezicht van het uitgaansleven echt Tilburg als die van een hippe, frisse stad kunnen

neerzetten. Wat allicht beter is dan het imago van T-town als groezelige industriestad

met lage inkomens en provinciaal gekneuter. Bovendien zou hij als nachtburgemeester

allerlei experimentele, wilde, briljant gevonden manieren toepassen om Tilburg binnen

en buiten de stad ‘beter op de kaart te krijgen’.

Alleen kriebelt het bij mij een beetje met de gedachte aan zijn lieve, begrijpende

uitstraling. Cefas zou voor de rol een klein tikje harder mogen worden. Meer van zich

afbijten. Echt de rol van nachtburgemeester zich eigen moeten maken dus. Maar dat

vertrouw ik hem, als geboren acteur, eigenlijk ook wel toe – als hij het nut van die kant

van de rol ervan in ziet.

Anders zet-ie waarschijnlijk zijn hoedje scheef, doet iets koddigs, en vervolgt zijn

eigenzinnige eigen pad naar wat hij zelf wil doen.

65



Ernest Potters. Haat hem, houd van hem. Krijg nog geld van hem. U bent waarschijnlijk

niet de enige, al wordt de betalingsachterstand die Ruimte-X over de afgelopen jaren

heeft opgebouwd gestaag weggewerkt de laatste tijd. Maar ontken dat hij een flink

aantal unieke en waardevolle initiatieven en evenementen heeft neergezet in deze

stad en ik noem u glashard een leugenaar. Beticht hem bovendien van gebrek aan kennis

van het kunst- en cultuurcircuit in deze stad en uw journalistieke geloofwaardigheid

mag nooit meer ook maar een dubbeltje omzet draaien.

Ernest doet een aantal dingen ontzettend goed. Hij houdt in de gaten wat alles en

iedereen in de stad op cultureel gebied doet en vindt altijd een eigen, en vaak eigenzinnig

vernieuwende, manier om die dingen met elkaar te combineren. Hij weet organisatorische

hordes te nemen met een recht-door-zee-houding waar velen jaloers op

kunnen zijn. Met de botte bijl van gezond verstand hakt hij door iedere drempel heen

die op het pad naar zijn doel ligt. Hij houdt ook in de gaten wat voor ontwikkelingen

er, zowel cultureel als technologisch als maatschappelijk, zijn. En bovenal: hij houdt het

niet elitair, maar brouwt telkens opnieuw evenementjes die de anders zo massaschuwe

kunstscene dichter bij het gewone volk plaatst, en arrangeert zo bijzondere kennismakingen

tussen de twee.

Ernest Potters

Zijn grootste forte is het combineren van volksfeesten met obscure kunstactiviteiten.

Zo maakt hij tijdens de jaarlijkse kermis er ook telkens een aanvullend evenement

bij, dat publiekelijk toegankelijk is en één van de grootste onderdelen van de ‘kermis

achter de kermis’.

Want de Tilburgse Kermis is méér dan alleen een stad elf dagen omtoveren tot het

grootste straatpretpark in de Benelux. Een paar jaar geleden, tijdens een intensief

kermisavontuur waarbij ik met een groep andere striptekenaars samen poogde de

Tilburgse Kermis te ‘verstrippen’, een onderdeel van, jawel, Ernest’s “Kunst, Kitsch &

Kermis”-evenement, heb ik dat voor mezelf mogen ontdekken. Er worden door heel

de stad heen speciale optredens gehouden, in de fietsenkelder bij het stadhuis is een

historisch overzicht van de Kermis door de eeuwen heen, in de autoparkeergarage verderop

is tijdelijk een heuse dierentuin gehuisd, en ga zo maar door. Achter de kermis

ligt nog een andere kermis, die veel minder om het geraas, gegil en gerinkel gaat. En

Ruimte-X is daar een vaste medespeler in. En oogst iedere keer weer veel bekijks, ook

bij het reguliere kermispubliek.

Begrijp me niet verkeerd, Ernest is zeker geen heilige die op een voetstuk geplaatst

dient te worden. Hij is een volstrekte chaoot, met name op administratief gebied. Overleggen

met hem gaan negen van de tien keer óf niet door (en dan heb je mazzel als hij

afgebeld heeft), óf lopen uit en dan ben je ze zomaar lopend met hem op straat naar

zijn volgende overleg aan het houden.

Maar als je je daar overheen zet, en kijkt naar wat de man neerzet en waar hij toch de

hele dag door keihard voor ploetert.. En bovendien weet dat hij zijn vroegere fotografie

carrière ervoor aan de kant heeft geschoven... dan zeg ik wederom dat deze stad

daar best een goede nachtburgemeester aan zou kunnen hebben.

67



Componist, gitarist. Rock, bigband, vrije bijna absurdistische improvisaties. Frank gaat

op het podium helemaal los in wat hij doet, en als er even ruimte voor is, met veel

gevoel voor humor. Frank was mede verantwoordelijk voor de bizarre ‘mini-opera’ waar

mijn nachtcollega Troy zijn arm in opensneed. Ik heb Frank sindsdien eigenlijk ook pas

leren kennen.

Frank Crijns

Hij is daarentegen ook vaak in het nachtleven. Een echte barhanger, net als ik.

Met scherpe, humoristische opmerkingen hakt hij door alle flauwekul heen waar hij je

op betrapt. En gooit hij daar meteen een paar hilarisch dichterlijke volzinnen bij.

Ja, ik mag wel zeggen dat Frank voor mij inmiddels een graag geziene kroeggast is

geworden.

Hij is vooral ook dwars en doet alles desnoods zélf wel. Eens in de zoveel tijd brengt

hij weer eens een ceedeetje uit, met muziek precies zoals hij het wilde maken. Daar

wordt hij niet wereldberoemd mee, en daar wordt hij ook niet echt steenrijk van, maar

op creatief gebied doet hij niet aan concessies. En hij is al even streng naar anderen

die met hem op een concept meewerken, en jaagt achter hen aan als hij denkt dat het

nodig is. Mijn demissionaire nachtkompaan kan ervan meespreken, die heeft wekenlang,

verscheidene uren per dag, praktisch met de zweep eroverheen keihard moeten

repeteren. Voor een optreden wat voor veel aanschouwers wellicht maar een zooi

lawaaierige nonsens leek. Maar gelooft u mij maar dat er wérk in heeft gezeten, bloed

zweet en tranen. Gelooft u mij maar!

Frank heeft meer dan eens een vriendschappelijke buffer gespeeld in de – vele – tijden

dat het tussen mij en Troy niet boterde. Wanneer de wederzijdse verwachtingen

botsten, we elkaar helemaal spuugzat waren, dat soort situaties. Op die momenten was

Frank slechts een gratis biertje van me verwijderd, en altijd bereid om me eerst flink

te laten razen en dan vervolgens met een paar keiharde opmerkingen terug op de

grond te zetten.

Frank kan zuipen, spelen, doorzetten, dwars zijn, en hij kent alles en iedereen

zonder ook maar enige behoefte te hebben vriendschappen met ze te sluiten.

Hij weet wat hij wil en hij gaat ervoor. Als Belg geboren lijkt hij ook flink aan Tilburg

verknocht geraakt te zijn, maar tegelijkertijd kan hij op deze stad kankeren

alsof hij hier geboren en getogen is.

Hij is dwars, vernieuwend, en loopt niet op eierschalen, noch op geëikte paden.

Hij belichaamt welhaast het koppig bruisende van deze stad, hetgeen waardoor

ikzelf ook zo van Tilburg hou.

Met hem als nachtburgemeester weet je niet wat je moet verwachten. Maar wel

dat het bijzonder zal zijn, dat je het wellicht helemaal niet kunt begrijpen, en dat

het mogelijk ook ontzettend in je ziel zal snijden wanneer je het, het minst verwacht.

Hij is als een rotje dat je dan in de avontuurloze, gezapige vijver die een groot deel van

het Tilburgse publiek, en zelfs een deel van het culturele wereldje hier, uitmaakt, zou

kunnen gooien en dat dan de boel flink wakker schudt.

69



Frans kende ik eerst enkel via Ivo van Leeuwen. Ik was op bezoek en ook Frans kwam

langs. Hij haalde enthousiast een obscure videoband, ergens in Nijmegen gescoord, uit

zijn tas, waar een hilarische Tell-Sell achtige presentatie op stond van een bizar soort

muziekinstrument waar allerlei vrij trieste mensen wazige tonen en muziek uit toverden

en getuigden dat het hun leven veranderd had. Ik heb smakelijk meegelachen en

het was me direct helder dat Frans met een scherpzinnig gevoel voor humor gezegend

was.

U kent Frans het waarschijnlijkst van zijn poppenkastspel – binnen de Tilburgse

regionen oogst hij veel succes met de Ferry van de Zaande-optredens, erbuiten is hij

bekender van de Eefje Wentelteefje Roadshows. En de man kan nog schrijven ook!

Hij is mijn enige conculega bij Tillywood, als freelance columnist van humoristische

stukjes, en zijn columns schrijven mij moeiteloos onder tafel. Hij is bovendien nog van

wat zang- en muziektalent voorzien, en weet dus ogenschijnlijk moeiteloos en natuurlijk

overkomend een prima showtje weg te geven.

Het poppenkasttypetje Ferry van de Zaande vertolkt ook moeiteloos de ‘echte’ Tilburger.

Zowel in zijn Ferry-columns als achter de poppenkast beheerst Frans het Tilburgse

accent messcherp, iets wat ikzelf nog nooit onder de knie heb gekregen. In geschrift is

Ferry zelfs al bijna voor het Tilburgs wat Haagse Harry voor, tsja, het Haags accent is.

En door alles wat hij met Ferry neerzet schijnt een genadeloos kritische liefde voor

deze stad heen.

Frans van der Meer

Tilburg omarmt Ferry dan ook met warme armen. En terecht. Iets bescheidener succes

oogst Frans zélf met zijn wat persoonlijkere optredens, maar ook daarom staat hij

gretig bekend in de juiste kringen, die in drommen op komen draven.

Waarom schrijf ik hier nog? Maak die man nachtburgemeester en we zijn klaar!

Nou, dat wil zeggen... er kleven een maar ‘maren’ aan. En ik zou niet eerlijk zijn als ik

deze jongeman eerst ophemelde en dan vervolgens geen kanttekeningen zou plaatsen.

Zijn succes als artiest en schrijver gaat momenteel goed, iets te goed, waardoor hij

eigenlijk geen tijd zou hebben voor een dergelijke rol als scepterzwaaier van het

nachtleven. Daarnaast is hij niet altijd bepaald even geëngageerd te noemen – hij

neemt alles in de stad met een lollig lachje voor lief aan, de scherpe Ferry-parodie doet

daar niet veel aan af.

Maar het aller-allerbelangrijkste... in de stukjes van Ferry draaft kroegnaam na kroegnaam

op. Van kroegen die in het geheel niet bestaan in Tilburg. Dat is heus niet almaar

om niet bepaalde taptoko’s aan de niet altijd even frisse acties van heer Van de Zaande

zelf te koppelen. Nee, Frans ként gewoon niet alles. En wil ook niet alles kennen.

Dat is veel te veel werk en hij heeft zijn smaak in stamcafés allang op een rijtje.

Wat daarbuiten valt mag wat hem betreft daar ook buiten blijven liggen.

Een nachtburgemeester die niet ‘zijn’ nachtleven beter wil verkennen, dat kan natuurlijk

eigenlijk niet. Dan ben je geen haar beter dan de andere weinig avontuurlijke

centrumstappers die tussen hun huis en hun vaste staphonk heen en weer pendelen,

en als je niet beter dan hen bent, moet je niet zo’n titel dragen die suggereert dat je

dat wel bent. En Frans wil die titel dan ook helemaal niet, joh. Allemaal extra werk, en

gedoe, en onnodige aandacht naar hemzélf.

71



Guillermo

“Van Densen, Van Densen... ehh... luistere... Amsterdam. Utrecht. Arnhem. Tak, tak, tak!

Tilburg, ja, Tilburg heeft een rosse buurt nodig. Ik wil een Red Light District in deze stad.

Jajajajaja.”

Guillermo is, voor wie hem slechts oppervlakkig kent, een beetje een typetje. Met name

als hij wat gedronken heeft – dan gaat hij al snel praten in trefwoorden. Met de karakteristieke

“tak tak tak”s er tussendoor. Als u hem ooit hebt horen razen, dan weet u over

wie ik het hier heb, alleen al door die drie tak’s.

Maar Guillermo is een prachtmens wier persoonlijkheid ver voorbij de tak’s strekt.

Oorspronkelijk een Arubaan, is hij na een flink levenspad - dat u zelf maar eens met

een paar pilsjes uit hem moet zien te melken, want ik wil zeker niet teveel persoonlijke

gegevens over hem kwijt hier – in Tilburg beland. Hij heeft hier nog de tijden van De

Spoel, Swinge Bij Dinge en alle andere nachtlevenvoorvallen die ver voor mijn tijd

waren (maar waar een heleboel mensen nog volop over blijven doorpraten), actief

meegemaakt. Hij voelt zich door en door Tilburger en houdt van deze stad. Zoals het

een Tilburger betaamt houdt hij niet klakkeloos van deze stad maar blijft hij constant

allerlei verbeteringsvoorstellen roepen. En ze snijden nog hout ook!

Want, om bij bovenvermeld voorstel te blijven, prostitutie is niet weg uit Tilburg, ondanks

de keiharde aanpak die gemeente en politie erop neergehageld hebben.

Zoals bij zoveel zaken die streng verboden worden, is het gewoon wat meer uit het

zicht getreden, met alle criminele omlijstingen en overlast die bij dat duisterdere

gebied horen. Bovendien versterkt het het gevoel niet bij de Tilburgse burger, dat ze

in ’s lands Zesde Stad wonen, wanneer kleinere steden in het land wél tippelzones en

roderaam-buurten hebben. Een stad waar het zo hard weggebannen is kun je moeilijk

echt serieus nemen als zijnde een grote stad.

Tenminste eens een ander onderwerp dan hoe we het Heuvel centrumplein ontworpen

willen zien. En als burgemeester Vreeman zich toch zo nodig liberaal wil tonen

door een gelegaliseerde wietteelt op de agenda te plempen, is dit toch ook geen gek

topic.

Guillermo is ook een echte barhopper, die avontuurlijk in de Tilburgse nacht staat en

gerust nieuwe dingen gaat verkennen. Hij gaat enthousiast de optredens af, spreekt

met jan en alleman, speelt de kroegquizzen met verve mee. De mensen die hem het

beste kennen, zijn het allen eens dat hij een van de meest authentieke mannen is die

ze ooit ontmoet hebben. Guillermo speelt geen act, hij doet zich volstrekt niet voor als

iemand anders, alles aan hem is écht. Ook wanneer hij weer eens doordraaft in ambitieuze

argumentatie bij een krankzinnig standpunt.

73



Gummbah. Een van de bekendere strip- en cartoonmakers uit deze stad. Met een

eigenzinnig absurdisme dat zich ver, vér bevrijd heeft van zijn invloeden. Gummbah is

over het hele land bekend, en zijn grofpoëtische absurdisme heeft een enorme invloed.

Wat zeg je over zo’n man? De eerste keer dat ik hem ontmoette, hadden ik en mijn

kroeggezelschap eerlijk gezegd meer oog voor zijn enthousiast dansende vriendin. En

vroegen ons een beetje af wie toch die verlopen man was die er naast stond te wankelen.

Op een gegeven ogenblik plempte hij op het tafeltje achter mij zijn bips neer, en

vroeg me of hij een sigaret van me kon lenen. Hij mocht ‘m uiteraard best van mij houden.

Hij kijkt me dronken ontroerd aan en vraagt of ik niet moet dansen. Ik antwoordde

dat ik striptekenaar was en dat die vooral graag als veredelde muurbloempjes aan de

kant zitten en lachen om mensen die wél het lef hebben zich lichamelijk voor schut te

zetten. Hij lachen.

Ik draai me om naar mijn kameraden, waarvan een begint te twijfelen en zegt dat hij

hem ook ergens van herkent. Zo’n tekenaar, een vrij bekende geloofde hij. Ik trek een

beetje wit weg – ik was toen nog écht een no-name die nog bijna niks van belang had

gedaan. Bijna een decennium geleden, begrijpt u.

Dus ik draai me om, tik op zijn schouder (want de man was een beetje in een zatte

slaap aan het wegzakken) en vraag met een timide fanboy-stemmetje “Eh – bent u

Gummbah?”

Ja dus. Waarop ik verduidelijk dat ik ook tekende (tegenwoordig overkomt mij dit heel

af en toe en ik ben achteraf zo blij dat hij dronken was en het niet zo erg vond) en

hij ladderzat mij begon te omhelzen en uitroepen dat ‘wij tekenaars elkaar moeten

steunen’.

Gummbah

Ik heb hem ook een aantal keer zien optreden – nou ja, ik en vele anderen natuurlijk.

Hij vergezelde o.a. Hans Teeuwen op een TV-optreden, en zelf heeft hij een solo-act

die hij regelmatig afstoft, waarin hij uit ‘nooit verschenen boeken’ voorleest. Hilarisch

materiaal waar ik diep voor buig. Ik heb hem dezelfde act ook wel eens ladderzat zien

opvoeren, in een kleine theatertent in Arnhem. Dat was een nog veel apartere ervaring,

hoe hij echt door het materiaal heen ploeterde, regelmatig een zin niet uitgelezen

kreeg, en eerlijk zei dat hij dit een lange tijd geleden had geschreven en nu een beetje

belachelijk vond. De helft van het publiek vluchtte weg, de andere helft hing des te

gefascineerder aan zijn lippen. Zelfs in zijn minst heldere momenten heeft Gummbah

een aanwezigheid die boeit, wil ik eigenlijk vooral zeggen. Voordat het erop lijkt dat ik

vooral wil roddelen over zijn drinkgedrag. Want geloof me, daar valt bij mij ook wel een

anekdootje of honderd over op te rakelen.

Echter.

Gummbah drinkt niet meer. Ja, water. Kraanwater, want Tilburg heeft, zoals hij ook weet,

het lekkerste kraanwater van Nederland. Nee, echt, serieus.

Maar hij drinkt dus niet meer. Zijn werk is... veranderd. Op sommige punten veel beter

geworden, op andere punten weet ik nog niet goed wat ik ervan vind. Maar hij staat

dus helderder in het leven. Bescheidener ook. En toch vitaler.

Maar ja..

Een nachtburgemeester die niet drinkt?

Ik moest er toch even een kanttekening van maken hoor.

75



Twee dingen vooropgesteld.

Ik ben geen fan van Guus. Destijds vond ik ‘Het Is Een Nacht’, net als de rest van Nederland,

best een aardig liedje. De rest van de hits sindsdien deden me volstrekt niks.

In interviews zie ik een wat opgeblazen, arrogante kwal die rechtstreeks uit een van de

studentenkorpsen de studio ingezwalkt is en niks interessants te melden heeft maar

wel denkt dat-ie dat heeft. Tegenwoordig hoor ik vooral af en toe van hem van andere

mensen. Dat-ie even zijn gezinnetje ontsnapt was en ladderzat als een parodie op

zichzelf aan de toog zat en zwetste over dingen waar hij dacht iets van te weten.

Guus Meeuwis

Ik kén Guus ook niet. Dus deze mening is puur gebaseerd op wat ik hoor en wat ik via

de media tot me krijg. Het is vast een aardige vent als je ‘m beter leert kennen. Of misschien

ook niet. En ik heb me niet op de hoogte gehouden van zijn recente muzikale

prestaties dus ik baseer mijn mening over zijn werk echt enkel op de ‘hits’ van weleer.

Dat gezegd: Meeuwis doet het landelijk goed. En zelfs binnen de stad gooit hij hoge

ogen. Ik kan dus het stukje van deze pagina wat korter houden, want veel introductie

behoeft hij verder niet. Guus is een fenomeen binnen de landelijke levenslied-wereld.

Niet geheel mijn wereld, maar die van vele andere mensen wel. Hij weet het ook

duidelijk goed neer te zetten, want het hele Philips stadium als podium krijg ik niet

hoor. En vermoedelijk u ook niet. En u kunt cynisch zeggen dat we in Idols-tijden leven

en iedere poedel die drie noten kan uitpersen heet tegenwoordig een zangtalent,

dat is zo. Maar Guus Meeuwis’ bekendheid stamt nog van voor dat tijdperk, en houdt

ondanks de wildgroei aan no-talent dat marketingtechnisch tot fenomeen gebombardeerd

heeft, zijn harde werk succesvol vol. Daar heb ik respect voor.

Veel respect.

Hij houdt ook nog steeds hier en daar de vinger op de pols van het uitgaansleven en

voelt zich niet te goed om tussen de studenten – iets wat hij allang niet meer is omdatie

zonodig een keer achter de microfoon moest kruipen en het toen opeens heel hard

ging – tapbiertjes achterover te klokken en zowel zijn eigen liedjes als die van anderen

mee te lallen.

Guus is gewoon een iconisch figuur voor Tilburg – iets waar wij Tilburgers dagelijks

mee moeten zien te leven. Velen van ons hadden liever iemand anders op zijn niveau

van bekendheid gezien, maar het is nou eenmaal zo. En dus, zowel landelijk als binnen

de stad, zou hij een prima gezicht van het uitgaansleven kunnen zijn. Vooropgesteld

dat (nog) onbetaald werk, waarbij het belang van het uitgaanspubliek en niet van

hemzelf, en waarbij een zinnige mening op zijn tijd niet misstaat, hem wat lijkt. En hij

ook zijn gezicht durft te laten zien in iets minder studentikoze kroegen in de stad.

Waar niet iedereen op ‘kedengedeng’ zit te wachten.

77



De Tilburg Cowboys zijn een kustenaarscollectief in, tsja, Tilburg. En iedere keer zetten

ze op heel bijzondere wijze een gouden stunt neer. Zo hadden ze tijdens de Kermis een

kraampje waar je de voor veel munten verworven kermisprullaria kon ruilen als je het

bij nader inzien toch maar niks vond. Goud! Met kerst hadden ze een DVD samengesteld

met ‘tafelgenoten’, zodat je niet eenzaam of met vervelende mensen aan het

kerstmaal hoefde te zitten. Goud! De Sterrengalerij van onbekende douche-zangers,

goud! En ik kan eigenlijk net zo goed het hele collectief bestempelen als ‘betere nachtburgemeester

dan ik’, maar ik licht toch liever even Hans eruit.

Dat is zeker niks negatiefs naar de andere leden, die allen vanuit hun eigen discipline

even hard bijdragen aan dit collectief. Maar van hen ken ik eigenlijk alleen Hans

d’Olivat en Bart van Lisdonk uit de kroegwereld waarmee ik wil zeggen dat ik ze vaak

tegenkom. En Hans beduidend vaker dan Bart. Bart is een meesterlijk nonchalant

podiumdier, maar het is mijn rijtje namen en ik ben gewoon iedere keer heel erg onder

de indruk van Hans’ aanwezigheid, waar hij ook is. Bovendien – en ik ben momenteel

wegens lang werken aan dit boek een beetje uit de insider-kring dus ik kan hier onzin

uit lopen te kramen – dacht ik dat Bart inmiddels weer solo losgebroken was van de

Tilburg Cowboys. Hans daartegen cowboyt er nog volop op los.

Hans d’Olivat

Met dikke Elvis-bakkebaarden, een rockers-vetkuif op de kruin, en een echt hese

doorleefde, opper-Tilburgse stem die enthousiast zowel dronken brol als onnavolgbare

inzichtelijkheden uitkraamt, is Hans typisch zo’n middelpunt van een gezelschap in de

kroeg. Zo’n man waar je niet omheen kunt, en die iedereen kent.

Hans is echt een rock ’n roll rebel oude stempel, zo iemand waar je met bewondering

naar kijkt omdat het blijven hangen in oude idealen hem enkel siert.

Geboren als Rotterdammer is hem ook wat meer bravoure meegegeven dan de

gemiddelde Tilburgse artiest. Een volledig natuurlijke ‘hier ben ik en wat mot je nou’-

houding. En hoewel een ervaren artiest, is hij amper een decennium ouder dan ik, dus

die kan nog keihard tekeer gaan voor Tilburg.

Nee, wacht, weet je wat, ik bedenk me. Doe toch de hele Tilburg Cowboys maar.

De Tilburg Cowboys

De Tilburg Cowboys zijn een kustenaarscollectief in, tsja, Tilburg. En iedere keer zetten

ze op heel bijzondere wijze een gouden stunt neer. Zo hadden ze tijdens de Kermis een

kraampje waar je de voor veel munten verworven kermisprullaria kon ruilen als je het

bij nader inzien toch maar niks vond. Goud! Met kerst hadden ze een DVD samengesteld

met ‘tafelgenoten’, zodat je niet eenzaam of met vervelende mensen aan het

kerstmaal hoefde te zitten. Goud! De Sterrengalerij van onbekende douche-zangers,

goud! En ik kan eigenlijk net zo goed het hele collectief bestempelen als ‘betere nachtburgemeester

dan ik’.

Dus dat doe ik dan ook maar. Hey, het is mijn boek. En mijn lijstje.

79



Wat ik aldoor moest aanhoren tot, tsja, eigenlijk tot zelfs nu nog toe, is de hardnekkige

sporadische opmerking ‘Er is maar één nachtburgemeester in Tilburg en dat is Harry’.

Geen enkele andere naam wil er in, bij sommigen. Harry, dat is het helemaal, en alle

andere nachtburgemeesters zijn maar fakers. In mijn geval, zoals ik al eerder toegelicht

heb, niet onwaar.

Harry Boon

Nou is het dan ook wel zo dat vrijwel iedereen die vaak in Tilburg uitgaat, Harry kent.

Óf persoonlijk, óf van gezien hebben.

Je kijkt ook moeilijk over hem heen – een boom van een kerel, met een gezicht en

haardos die hard aan Steven ‘Aerosmith’ Tyler doet denken, een groenig kort bomberjack,

en wanneer hij maar de kans krijgt, een witbiertje in langwerpig matglas in de

hand. Steevast op de dansvloer te vinden, of anders luidkeels klagend buiten als hij een

kroeg niet binnen mag omdat die vol is. Om dan vervolgens weer laconiek een andere

kroeg in te lopen en zich daar prima te vermaken.

Harry dankt zijn bekendheid niet alleen aan dit typische voorkomen. Hij kent vele Tilburgers

nog uit de tijd dat het poppodium in Tilburg niet 013 in het centrum was, maar

Noorderligt in, tsja, centrum-noord. Wat nu La Vida heet. Hij verzorgde daar vaak licht

en geluid bij allerlei optredens, want dat is zijn vak. En bleef dan ook altijd enthousiast

plakken en met de rest van het publiek genieten.

Maar Harry is vooral ook heel sociaal en heel uitgesproken. En maar al te vaak ook heel

aangeschoten. Tsja, dan is het niet gek dat je bij een nachtburgemeester, oftewel het

gezicht van het uitgaansleven, snel aan deze reus van een kerel denkt.

En Harry zou een hele goeie zijn, want hij is dwars en schrikt niet snel van zijn mening

eerlijk en bot uiten terug. Ik stel me, terwijl ik dit intik, direct een interview in een TVprogramma

voor, waar Harry een glas water krijgt en sjacherijnig een stoel omtrapt,

wat woedende woorden uitroept en doodleuk wegstruint. Zonder een vraag beantwoord

te hebben. Op z’n minst erg vermakelijke televisie, toch?

Maar ja, daar krijg je het dus al. Het Tilburgse uitgaansleven buiten de stad promoten,

daar zal hij niet veel trek in hebben. Komen opdraven in functie, daar zal voor hem

ook snel de lol vanaf zijn. Harry is een rasechte stappert, en die moet je gewoon laten

stappen.

Op een avond dat ik wel heel veel bodems van bierflesjes nader bekeken had, raakte ik

met een al even beschonken Harry aan de praat. Ik vertelde hem dat voor velen hij, niet

ik, de echte nachtburgemeester was. Hij lachte. Hij begon over zijn verleden en waarvan

zoveel mensen hem kennen. Een snel door mij besteld witbiertje deed hem vrolijk

doorlullen, totdat hij besloot dat hij ook nog op de dansvloer wou gaan kijken.

Maar hij drukte me op het hart dat hij die hele titel niet wou hebben. Zeker niet als er

dingen als schrijven en actief promoten bij kwamen kijken.

“Nee hoor, hou die titel maar.”

En de ‘échte nachtburgemeester van Tilburg’ zwalkte de volle dansvloer op met zijn

witbiertje in langwerpig matglas.

81



Toen mijn stamkroeg Cul de Sac nog ZOAP heette (Zeer Open Asfalt Podium), raakte ik

er eens aan de praat met een postbode. De postbode bleek een fascinerende man om

naar te luisteren – met een karakteristiek uitgesproken stem en grote woordenschat,

plus een neiging om ouderwetse zinsconstructies uit zijn strot te laten rollen, kon deze

man ronduit vertellen over in de verste verte niet boeiende zaken, terwijl je aan zijn lippen

hing. Een paar uur lang ging het gesprek voort, ging over in een potje pool, totdat

hem ineens opviel dat ik een shirt droeg van een in Rotterdam gebaseerd stripblad. Ik,

verbaasd: “Jij KÉNT Zone5300??” Waarop hij droog antwoordde: “Kénnen? Ik heb erin

gestaan!” Het was mijn eerste, en ietwat beschamende, kennismaking met Ivo.

Later heeft hij na een flinke avond stappen ’s ochtends zijn werkgever gebeld: “Moet je

horen, dit is niks persoonlijks, maar jullie kunnen diep in de stront zakken met die post.”

Een flink fikse boete gewoon op de koop toe nemend, als – niet eenvoudig afbetaalde

– prijs voor zijn vrijheid.

Ivo is een stripmaker en kunstenaar die helaas geen denderende mainstream bekendheid

heeft. Hoe langer ik deze man inmiddels ken, hoe meer ik vind dat iederéén

hem zou moeten kennen. Of dat in ieder geval zijn werk veel meer succes zou mogen

oogsten dan het doet. Niet dat hij het momenteel slecht doet, want hij werkt er lekker

op los als één van de kunstenaars in ateliercomplex NS 16. En op de grafische school

gebruikt men zijn oudere werk als voorbeeld van vernieuwend gebruik van grafische

technieken.

Ivo van Leeuwen

Maar naast zijn beeldend kunstenaar zijn is Ivo – zeker in combinatie met zijn geniale

evenknie Steppie Lloyd Trumpstein – een hilarisch briljant humorist. Een van de geweldigste

creaties van hem en consorten was Powerstreelclub Goirke-Zuid: sporters in

felgele shirtjes, met een witte bivakmuts met lange blonde vlecht eraan en grote rode

zoenlippen erop getekend, en kermisknuffels als handschoenen, die op straat, op allerlei

evenementen, en zelfs in competitieverband het strelen tot een topsport verheffen.

Of een expositie van een aantal jaar geleden, waarbij hij allerlei wielrenners uit de Tour

de France over de totale route heen verspreid naschilderde – maar dan bij de etappe

waarop ze de schandaligste verliezers waren, waardoor de totale uitstalling van portretten

een soort ‘loser-kabinet’ werd. Ook was er jaren geleden landelijk veel te doen

over de Bond Tegen Humor, die actief streedt tegen overmatig vermaak omdat dat

schadelijk voor de gezondheid zou zijn – u raadt het al, ook daar zat hij mede achter.

En hij kan dus honderduit over alles en niks vertellen, terwijl een almaar groeiend

publiek ademloos toehoort. Ook in geschrift rolt de ene briljante vondst na de andere

op papier. En met de hoeveelheid tijd die hij toch wel graag ergens, in goed gezelschap

drinkend, doorbrengt, is hij een uiterst gezelschapsmens. Maar wat hem in mijn

ogen nog véél beter dan mijzelf geschikt maakt voor de rol van nachtburgemeester,

is dat toen we het er eens over gehad hebben (en hij aanvankelijk de titel zei nooit

te kunnen invullen, omdat hij vindt dat toch vooral ook een ceremoniële, charismatische,

onmiddellijk-het-feest-startend man in die schoenen moet staan en hij zowel

mij als hemzelf niet als zodanig beschouwt) hij het eventjes overwoog en direct al

kansen dacht te zien om het wellicht tot een op een of andere manier gesponsorde of

betaalde functie ‘op te tillen’.

Iets wat mij zéker nevernooit gaat lukken. Ik zeg, geef die man het podium en laat hem

los gaan.

83



Over wie Jan Kinds is, kan ik vrij kort zijn. Jan is de bedrijfsleider van Cul de Sac.

In feite een kroegbaas, dus, en dan ook nog eens van mijn stamkroeg. Ja, zo lusten we

er nog wel eentje, Van Densen. Slijmbal. Zit op gratis drankjes te azen zeker.

Maar hoewel Jan en ik goed met elkaar kunnen opschieten, heb ik over de jaren heen

veel kanten van hem mogen zien. Laat ik even voorop stellen: hij is niet overdreven

charismatisch. Jan is een kalme man, die van tijd tot tijd zich erg graag meer op de achtergrond

opstelt, en die zeker niet een iconisch uiterlijk á la een Deelder heeft. Hebben

we dat bezwaar alvast even gehad.

Jan Kinds

Dat gezegd: Jan presenteert, op een hele eigen, los nonchalante wijze, moeiteloos

een show aan elkaar. Voorbereid of onvoorbereid, dat maakt niet uit, zet hem op het

podium en hij gaat ontspannen de boel aan elkaar lullen. Hij presenteerde onze inauguratie,

en bij het gros van de evenementen die in zijn kroeg het podium danwel het

achterdeel van de danskuil opvullen, lijmt hij ook de hele boel vanachter de microfoon

aan elkaar. Met droge humor, een licht-jolige “geen flauwekul”-houding, en een

oprechte blik naar het publiek, stáát hij er telkens wel.

Als organisator, tsja, dat gaat uiteraard nog beter. Cul de Sac heeft over de jaren heen

echte topbands geboekt uit binnen- en buitenland, waar voldoende acts tussen zaten

waar zelfs 013 een beetje groen van wegtrok. De tent heeft bovendien een neus voor

goede bands ook vóórdat deze landelijke faam bereiken en dat is zeker niet allemaal

aan hem te danken, maar hij lúistert wel naar de tips die hij krijgt, en hij geeft ook zijn

personeel ruim de gelegenheid zelf bands te ritselen en met ideeën voor avonden te

komen. Zoals het bij een goede kroeg-bedrijfsleider hoort kent hij zijn installatie, de

mogelijkheden, de haalbaarheid, zaken waarmee rekening gehouden dient te horen,

enzovoorts, en hij gaat heel ver om dingen op een of andere manier, desnoods met

een compromis-oplossing, mogelijk te maken.

Tel daarbij op dat Cul de Sac niet alleen bandoptredens heeft maar ook jamsessies,

jaarlijks terugkerend De Avond Van De Korte Film, cabaret-achtige acts, en ga maar

door. Jan heeft zijn hart niet alleen bij de muziek liggen (maar wel een fors deel van

zijn hart) en verkent avontuurlijk wat er zoal nog meer bij ‘de Cul’ past. Zijn promotie

is goed geregeld, met eigen (en goeije!) poster-ontwerpers, goede connecties met

de Uitloper en andere adverteerkanalen, een up-to-date website (wat ook niet iedere

kroeg in deze stad heeft) en hij legt een werklust aan de dag waar menigeen – mijzelf

incluis – ‘u’ tegen mag zeggen.

En dan heeft-ie nog regelmatig tijd om lekker te stappen ook! Hij kent een flinke veelvoud

van de kroegen in deze stad, komt ook graag ergens anders, maar stapt uiteraard

ook net zo graag zijn eigen café weer binnen om daar met bevriend publiek te staan

keuvelen en een biertje te drinken.

De vraag echter: zou hij voor Tilburg willen doen wat hij voor zijn eigen kroeg al

full-time doet? Het is toch wel een flink grotere klus, en ik denk dat hij daar toch geen

trek in heeft, dat het erg ver staat van zijn eigen werkzaamheden en dat hij dan in een

maffe spagaat terecht komt.

Maar op het ‘willen’ na dus, zou ik deze kroegbaas moeiteloos nomineren.

En nou heb ik wel een gratis Dronken Vis verdiend, toch, Jan?

85



JP. Even kort ter introductie: u kent de strip Scribbly? Uit de gratis krant Metro? Ja? Nou,

JP is de maker. Hebben we dat alvast achter de rug, want zo graag praat hij er verder

niet over. Niet uit schaamte maar omdat alles en iedereen er telkens maar over begint.

En hij het toch ook vaak genoeg niét over strips wil hebben.

JP is een ontzettend veelzijdige jongeman. Hij vrijwilligt bij 013. Hij heeft ‘s lands eerste

– en bij vlagen hilarische - ‘slasherfilm’ getiteld “Woensdag” gemaakt (nou ja, hij en een

aantal anderen dan dus natuurlijk) waarin de deelnemers aan een realityshow opgejaagd

worden door een moordlustige maniak. De lijst van sponsors uit de Tilburgse

horeca-wereld liegt er niet om.

Ambitieus, landelijk bekend van zijn strip, en met niet onaardige connecties behept,

geef toe, dat is een sterk begin.

Jean-Paul is ook een van de rasechte stapperts die Ik ken. We delen weliswaar een

stamcafé en een favoriet drankje (beiden ‘had’ ik eerder, naah na na naah nah) maar

JP is absoluut niet onavontuurlijk te noemen wat betreft zijn duiksprongen in het

Tilburgse nachtleven.

Ook op een podium staat hij zijn mannetje. Hij oogste in het kleine Nederlandse stripwereldje

toch wel wat furore met zijn en Marc van Broekhoven’s act “De Ritmecomputermannekes”

waar ze een niet onaardig mopje muziek neerzetten met als centraal

onderdeel van de act dat een aantal PC’s, toetsenborden, beeldschermen en wat al niet

meer hardhandig naar de hardwarehemel geramd worden. Helaas is geloof ik inmiddels

het laatste optreden allang geweest en is het concept daarna definitief begraven.

Wellicht als we nou allemaal heel hard om de Ritmecomputermannekes roepen, dat ze

dan alsnog een optreden komen geven. Ritmecomputermannekes! Riiiitmecomputernannekesss!

Allemaal!

Jean-Paul Arends

JP is een echte allemansvriend, met een geweldig gevoel voor humor, die tegelijk wel

van dingen zegt waar het op staat, zéker als hij het er volstrekt mee oneens is. En als

‘import’, oftewel een niet bepaald ‘rasechte’ Tilburger (wat ik ook niet ben, sterker nog,

de meeste mensen op dit lijstje zijn het geloof ik niet), is hij erg dol op deze stad en op

het nachtleven en manifesteert zich moeiteloos als het middelpunt van menig feest.

Hij is alleen nogal een womaniser. Kijk, ik ben ook niet vies van een setje zachte en esthetisch

gecurvde vrouwelijke rondingen, en ook niet van een leuk avontuurtje op zijn

tijd. Maar er moet ook gewérkt worden, en daar zet ik wel eens mijn beduidend minder

talrijke kansen dan die van hem, voor opzij. Ik verdenk JP er wellicht te makkelijk van,

maar als ik oprecht moet inschatten dat hij nog iets voor het nachtburgemeesterschap

moest doen, of ergens moest komen opdraven, en er passeert toevallig een fijn

setje vrouwenbenen onder opdwarrelend kort rokje… tsja, dan moet Tilburg opeens

zichzelf maar even promoten.

Denk ik hoor. Zijn gedrag als goede kroegkennis in acht nemende. Ik kan het helemaal

mis hebben. Maar ondanks dat hij de titel vast een enorme eer zou vinden en er hard

voor zou werken, moeten aantrekkelijke jongedames dan even ver van hem vandaan

gehouden worden. Door een soort sex-bodyguard of zo.

Ik wil eventueel best dié rol op me nemen overigens. Alles voor Tilburg, toch?

87



Te pas en te onpas roep ik het: Ko de Laat is wat mij betreft de slechtste dichter van

deze stad. Een kalende man met bolle kop en aangedikt brabants accent, die jaarlijks

een nieuwe gedichtjesbundel verkoopt en eveneens te pas en te onpas voordraagt.

Gedichtjes die van de goedkope trucjes, flauwe woordspelerige ‘spitsvondigheden’,

quasi-filosofisch geneuzel en een volledig gebrek aan integer gevoel aan elkaar

hangen.

Begrijp me niet verkeerd: Ko is een erg verdienstelijk schrijver. Zijn columns zijn doorgaans

van vrij redelijke kwaliteit, en hij schrijft ook een reeks ‘Stadsgezichten’, kleine

prozaïsche tekstuele schetsjes van situaties die hem opvielen, waarbij telkens opmerkelijke

mensen centraal staan. Met name de Stadsgezichten zijn prachtig geschreven.

Ik heb hem dan ook al vaker gezegd dat-ie die wazige meuk die hij gedichten noemt,

maar moet vergeten, en zich zou moeten concentreren op die Stadsgezichten. Het in

weinig woorden, perfect lopende dialogen, en ijzersterke kenschetsen verwoordde

observeren dat hij in die stukjes tentoonstelt, is wat mij betreft zijn ware talent.

Ko de Laat

Ik vertelde eerder al over mijn kleine ‘drieluikje over slechte dichters’. Het eerste

element was dat ik in Brabant Literair in Juni 2006 mijn strippagina inrichtte als een

soort ouverture voor een vertelling van een fijne, culturele avond waar dan een brolschrijvende

dichter op komt dagen. In Augustus, tijdens de avond vóór de inauguratie,

werkte ik dat verder uit. De eerste twee delen van het drieluik waren dus het arrogante

commentaar op slechte dichters die het veel te hoog in de bol hebben gekregen, en

het publiek dat hen aanmoedigt in plaats van dat het ingrijpt en de slechte dichter

vertelt dat hij pure, dampende, kleverige, laffe brol schrijft.

Op De Avond Van De Blauwe Bloem, een cultureel avondje ter lancering van Troy

Titane’s uitgeverij, op 1 Maart 2007, sloot ik het drieluik af. Als een gefaalde nachtburgemeester

stond ik daar, in een goedkoop felblauw overhemd met daaronder het

nachtburgemeester-uniform. Vlassige baard (expres laten staan), vettig ongewassen

haar (ook expres). En slechte gedichten voorlezend op de gang en in de toiletten. Als

een volledig aan lager wal geraakte dorpsgek, zeg maar. Die keihard op zijn eigen

schreden terug heeft moeten komen. Het was uiteraard vooral bedoeld als zelfcommentaar,

want niet alleen had ik nog niet echt veel neergezet als nachtburgemeester

(ik heb al uitgelegd hoe dat zo kwam), maar een weergaloze dichter ben ik zelf nou

ook weer niet. Ik acht mezelf alleen béter omdat ik het idee heb in ieder geval wél mijn

gevoel in mijn teksten te gieten.

Enfin, het leek me ideaal om die avond Ko de Laat’s gedichten voor te lezen. Van Wilbert

van Herwijnen, die al jarenlang iedere Oktober trouw het bundeltje van dat jaar

aanschaft, heb ik de hele collectie mogen lenen. En wat bleek, tot mijn grote verrassing?

Ko was vroeger eigenlijk helemaal niet zo’n slechte dichter! Ja, ook toen zat er wel eens

een hilarisch goedkoop versje tussen, maar er droop echte emotie van de pagina’s

in de oudste bundels af. Wellicht was het het bier (want ik dronk nogal wat, over die

avond verspreid) maar ik vond het daadwerkelijk goéd wat ik las. Of in ieder geval niet

zo gruwelijk slecht als ik aanvankelijk dacht.

De man heeft een grote schare fans. Hij kán schrijven. Hij staat – toegegeven –

schroomloos voor het publiek te oreren, declameren, citeren en amuseren. Hij organiseert

ook gerust zijn eigen feestjes, en geeft zijn eigen bundels schijnbaar zelf uit. Hij

hoort dus in mijn rijtje. Wie had dat gedacht??

89



Ik geef heel vaak af op vrouwen. Ik sta er zelfs om bekend. Dat is niet vrouwonvriendelijk

of antifeministisch bedoeld, in tegendeel zelfs. Ik ben vrij feministisch opgevoed en

heb ook op latere leeftijd altijd geloofd dat vrouwen volstrekt gelijk zouden moeten

zijn aan mannen in onze maatschappij. Maar dat mes snijdt aan twee kanten natuurlijk.

De lakse, zelfs luie houding van maar al teveel jonge vrouwen vandaag de dag, dié

staat me enorm tegen. Moet je als man eens proberen, wachten om versierd te worden,

of zeggen dat je eigenlijk liever maar niet wilt werken. Er zijn heel zeldzame mannen

die ermee wegkomen, maar over het algemeen is de gelijkheid ver te zoeken. Niet

alleen de lusten, ook de lasten hè dames. En niet direct weer beginnen over hoe zwaar

het huishouden en moederschap en weetikwat is, want dat is zo’n dooddoener die

allang niet meer van deze tijd is, dat je net zo goed kunt gaan roepen dat God niet wil

dat je werkt. Allemaal flauwekul, want er valt prima een mouw aan zowel het huishouden

als ouderschap te passen – in de meeste gevallen zijn er immers twee volwassenen

in het huishouden. Gelijkheid moet van twee kanten komen.

Leechin Kok

Hardwerkende vrouwen die geen flauwekul dulden en gerust de mouwen opstropen

wanneer het nodig is, hebben dan ook mijn volste respect. Leechin (“Het klinkt chinees,

maar dat ben ik niet”) is zo’n hardwerkende vrouw.

Samen met Ernest Potters had ik in 2005 het kermis-verstrippen evenementje “Kermiscomics”

opgezet. Het jaar daarop was ik heel veel (onbetaalde want vrijwillige)

activiteiten aan het terugschroeven omdat ik me op een paar centrale bezigheden

wou concentreren. De tweede editie van de Kermiscomics organiseren, daar bedankte

ik dus voor. Leechin nam het estafettestokje grif over, en heeft er echt iets moois van

gemaakt door de striptekenaars samen te zetten met animatoren, en de Kermiscomicswebsite

te laten verzorgen door Tom “TilburgZ” Pijnenburg. Er zijn dat jaar wederom

prachtige dingen gemaakt. En de animatoren en striptekenaars hebben elkaar beter

leren kennen.

Leechin is full-time beeldend kunstenaar, animator en dus ook organisator. Ze richtte

o.a. het Brabantse-filmmakerscollectief “Dikke Boost” mee op, een collectief dat probeert

duidelijk te maken dat ook onder de grote rivieren veel film- en animatietalent

druk bezig is. Ik ben bij een avond van Dikke Boost aanwezig geweest (ik was uitgenodigd

omdat er nog steeds het misverstand heerst dat webcomics, die bewegende

plaatjes kúnnen hebben, ook onder animatie vallen, waar ik nog steeds van mening

ben dat het een volstrekt eigen medium is) en de opdrachtgevers van boven de

rivieren waren oprecht onder de indruk van wat ze allemaal voorgeschoteld kregen.

Nou wordt er ook regelmatig vergeten dat Eefje Wentelteefje, een van de grootste

VPRO-hits van de afgelopen jaren, ook vanuit deze regionen komt, dus wellicht was

men al onder de indruk dat er hier film- en animatiemensen wáren, maar ook sindsdien

timmert Dikke Boost flink aan de weg. En dat is niet in de laatste plaats door Leechin

Kok zelf.

Ze is vrolijk maar niet onkritisch, ze is qua uiterlijk zeker geen supermodel maar heeft

wel een heel eigen uitstraling, ze is een bekende in het kunstwereldje, is ambitieus, ze

werkt zich drie slagen in de rondte en heeft tegelijk er niks op tegen om regelmatig

eens een kroeg in te duiken. Voor de camera redt ze zich ook prima, wat bleek toen in

2006 Omroep Brabant de verschillende tekenaars en animatoren kwam interviewen.

En ze draagt de stad een warm hart toe.

Bovendien, met een beetje mazzel, ontpopt ze zich nog tot een rolmodel voor al die

luie vrouwen van tegenwoordig die zo bang zijn dat van een beetje werk hun nagels

breken.

91



Ivo van Leeuwen drukte me het nog op het hart bij de inauguratie: “Als je echt nachtburgemeester

wilt zijn, moet je écht ALLE evenementen aflopen, denk daaraan. Je mag

niks overslaan, René.” Ik heb dat nog even zo trouw mogelijk geprobeerd, maar het is

bijna niet te doen, zoveel als er hier georganiseerd wordt. Zeker niet als je er ook nog

een baan naast hebt.

Iemand die wel écht alles lijkt af te lopen, is nachtleven-fotograaf Marcel Mutsaers. Een

wat korte, soms verlegen overkomende jongeman, vaak gewapend met een reusachtige

camera. Hij legt alles via zijn reuzenlens vast: stripdanseressen, jazzoptredens,

absurdistische lezingen, poppenkastshows, noem maar op. En ook zonder camera is hij

nog op allerlei plekken te vinden in het woelige nachtleven van deze stad. Nou zijn er

wel meer kroegplakkers en nachtlevenfotografen in deze stad, maar Marcel is naar mijn

menig met afstand een van de beste. En hij doet het of hij nou betaald krijgt of niet.

Bij de eerste column van Tillywood (ja, daar vertel ik ook nog meer over) was Marcel

mijn ‘vaste’ fotograaf. Of dus eigenlijk de ‘hoffotograaf’. Ik zet hier ‘vaste’ tussen ‘aanhalingstekens’

omdat er ruim voor de tweede column een onenigheid tussen Marcel en

mij ontstond. Marcel was van mening dat ik het nachtburgemeesterschap – hij was een

van de weinige mensen die op de hoogte waren van het feit dat het allemaal maar als

grap ontstaan was – veel te serieus nam, en bovendien dat ik me veel te veel afzette

tegen, tsja, bijna alles. Met naar zijn idee nogal botte bewoordingen. En dus had hij niet

meer zo’n zin om zijn naam aan mijn activiteiten te verbinden. Iets wat ik dan natuurlijk

gewoon respecteer.

Marcel Mutsaers

En dan kunnen er nog zoveel fotografen in dit land zijn, zoek er maar eens een die

vrijwillig voor je column fotootjes van jou schiet. En het moet wel vrijwillig, want ik krijg

er zelf ook geen cent voor, hoor. Als ik ervoor kon betalen, zou ik het zó doen.

Dus de maanden erop was het behelpen met o.a. de uitgeefster zelf en haar camera, en

een goede vriendin met mijn eigen slappe excuus voor een veredelde webcam.

Op een dronken avond liep ik Marcel voor de zoveelste keer sinds onze ‘breuk’ tegen

het lijf, en verkondigde dat ik hem – en dan dus met name zijn kwalitatieve camerawerk,

want hemzelf had ik sindsdien vaak genoeg in allerlei gezellige settings

gesproken – enorm miste. Waarop hij de afgedrukte foto’s bekeek en zei dat als ik wou,

hij eventueel nog best wel één keer een foto wou schieten, omdat hij de huidige foto’s

toch echt niet vond ‘kunnen’.

Marcel heeft een tomeloze interesse in het nachtleven en loopt álle evenementen

af. Hij is oprecht, laat zich niet in met activiteiten die tegen zijn eigen (creatieve en

anderszins) geweten ingaan, drinkt ook graag een biertje op z’n tijd, is makkelijk in de

omgang en heeft een enorm talent om het Tilburgse nachtleven letterlijk in beeld te

brengen.

Hij is alleen wat mak, wat mild. Verwacht van hem niet snel dat hij enorme stofwolken

gaat opschoppen. Als ik zeg dat hij zich niet met gewetensbezwaren opleverende

zaken inlaat, bedoel ik dat hij zich dan vervolgens afzijdig houdt. Maar of dat dwarse

altijd maar goed is – als ik sommige van mijn eigen critici moet geloven, zou Marcel

eigenlijk een hele goeije zijn.

En dan staat het Tilburgse nachtleven in ieder geval netjes op de gevoelige plaat.

93



Nick is de voormalige (tweede) Stadsdichter van Tilburg. Frank van Pamelen heeft hem

inmiddels opgevolgd. En na een intensieve periode van twee jaar zou hij dus zomaar

eens in een zwart gat kunnen vallen.

Onze wethouder van Cultuur, Nick z’n baas dus eigenlijk over de afgelopen periode,

prijst Nick om de 19 stadsgedichten die hij geschreven heeft In die tijd. En voor het

jaarlijkse terugkerende evenement “De stadsdichter tracteert”, waarmee Nick zich

‘ontwikkelde tot een ware ambassadeur voor de letteren in de stad’. Dat is allemaal heel

mooi. Maar negentien gedichtjes en een evenementje is niet het enige dat je over de

man kunt zeggen.

Als het enkel een tweemalig evenementje en anderhalf dozijn stadsgedichten waren

geweest, was Nick vermoedelijk niet eens op mijn radar, en dus niet op dit lijstje opgedoken.

Er zijn er genoeg in deze stad die soortgelijke prestaties hebben neergezet. Nee,

het wordt interessanter als je kijkt wat Nick nog meer doet. Hij schrijft ook verhalen

(waaronder, tijdens zijn stadsdichterperiode, het 15-jarig jubileumboek van Roze Maandag)

en theaterteksten, hij is een begenadigd presentator die met flair en vlotgebekte

eigenzinnigheid zelfs in de meest kale showavond leven kan blazen, hij werkt graag

samen met musici en beeldende kunstenaars, en hij schijnt ook nog eens illustrator te

zijn.

Nick J. Swarth

Ook in de kroeg is hij een moeiteloos theatraal en elegant dwarse man, die bovendien

charismatisch opvalt – uiteraard mede te danken aan zijn onnavolgbare gezichtsuitdrukkingen

en stoer glimmend kale hoofd. Hij springt scherpzinnig vals om met

mensen waar hij geen boodschap aan heeft, schrikt er niet van terug om zijn mening

over allerlei zaken te ventileren, en iedereen kent hem.

Ik wil hiermee zeker niet afdoen aan het jaarlijkse Stadsdichter-Tracteert evenement,

noch aan zijn gedichten. Beide waren van een inspirerend en erg divers, experimenteel,

en zinneprikkelend niveau. Met het gevoel er dwars doorheen schreeuwend. Niet

zelden bovendien vergezeld van een briljant geschoten foto. Tsja, wat kan ik zeggen

– als nachtburgemeester voel ik me niet een klein beetje gefaald als ik zie wat Nick

maandelijks weer voor elkaar gebokst kreeg.

En dat is mijn punt. Swarth is zo ongeveer ‘klaar’. Nu moet hij weer gaan kijken wat hij

verder wil gaan doen. Maar iemand die zo fervent zijn liefde voor deze stad getoond

heeft, die zich uitgelaten heeft over de charme van het desolate, die een uitgesproken

en herkenbaar publiek figuur is geworden, die mag je eigenlijk niet de gelegenheid

geven om zich in de obscuriteit terug te laten verstoppen.

Tenzij hij dat wil, natuurlijk. Als hij per se kinderverhaaltjes wil schrijven in plaats

doorgaan met een toonaangevend persoon in de stad te zijn, zal ik de laatste zijn om

hem tegen te houden. Maar als iemand van de rol van nachtburgemeester veel meer

zou kunnen maken dan het nu is, met de juiste connecties, een reeds uitgesproken

visie op het nachtleven, gevoel voor het theatrale, en dan als extra uitdaging om écht

onafhankelijk van de gemeente los te gaan en deze stad naar eigen idee landelijk te

profileren, en bovendien op de barricades te gaan staan voor het stappubliek en het

cultuurwereldje In deze stad, dan is hij het wel.

95



Tot dusver heb ik vooral kandidaten op een rij gezet die hoge interesse en ervaring

hebben met het muziek- en/of kunstwereldje in deze stad. Maar laten we vooral niet

vergeten dat er ook een ontzettend groot deel van deze stad zich heel druk maakt

om het milieu en alle ijskoud ogende nieuw- en hoogbouw die wild om zich heen

grijpt in het straatbeeld. Nou heeft dat zo z’n reden, want veel van de mensen die zich

verzetten tegen de onverantwoorde boomomzagerij die de gemeente de laatste tijd

pleegt, die mijmeren over de tijd van de oude Lindenboom, en of het energiegebruik

en autoverkeer niet een tikje minder kan, zijn niet bepaald opvallende gezichten in het

nachtleven. En houden zich vaak ook meer bij hun obligatoire milieukerkje zonder de

blik naar andere wonderschone aspecten van ons Zesde Stadje Van ’T Land te wenden.

Paul van Est

Paul ‘Ecopaul’ van Est (drs. hoort er eigenlijk nog voor) is een grote uitzondering op

deze regel. Hoewel hij zich keihard inzet voor ecologische doelen en als milieueconoom

houdt hij zich ook met de wetenschappelijke kant van het verhaal bezig – de

raakvlakken tussen economie en duurzame ontwikkeling, en dan ook in praktische zin.

Dus hij maakt zich niet alleen maar druk om stadsbomen die het veld moeten ruimen,

maar hij gaat de samenwerking zo breed mogelijk aan met allerlei organisaties, de

gemeente, de politiek, en jawel, ook het culturele wereldje. Want Ecopaul boeit heus

niet alleen Duurzaam Tilburg en de flora- en faunacultuur, hij zet zich ook graag in voor

de menselijke cultuur, of dat nu vanuit enthousiaste jongeren komt of door ervaren

cultuurrotten uit het vak.

Met zijn charismatische uitstraling, lange haar in een staart, een soort kapiteinsjas aan,

en zijn ontzettend regelmatige aanwezigheid in de kroegen in deze stad, is het voor

mij een vanzelfsprekendheid om hem in dit rijtje te zetten. Paul heeft daarnaast een

scherp gevoel voor humor, een ontzettend brede interesse, en een soms eindeloos lijkende

hoeveelheid energie. Hij weet ook hoe hij promotioneel de aandacht op allerlei

zaken kan richten, en heeft heel eigenzinnige ideeën – plus een realistisch beeld van

hun haalbaarheid – over zowel het uitgaansleven als de milieukwesties in deze stad.

Daarnaast is hij met het meerendeel van de kroegen wel bekend, en is hij erg goed op

de hoogte van wat er zich allemaal in deze stad afgespeeld heeft in het verleden.

De vraag die blijft staan is of hij het er wel bij zou kunnen hebben, het nachtburgemeesterschap.

Volgens mij komt hij nu al bijna niet meer aan slapen toe. En het zal toch

echt nieuwe, aanvullende activiteiten van hem eisen.

Als er tegenover zou staan dat hij overal gratis zou kunnen drinken, denk ik dat hij er

wel voor te porren zal zijn. En kom, kroegen, dat zou een kleine investering zijn voor

een echt goede, gedreven, en vakbekwame nachtlevenkampioen. Die zowel de centrumkroegen

als de buitenkroegen ook in een eigen ecologisch systeem kan zien, en

daar zich ook graag voor inzet.

97



Ik sprak hem pas voor het eerst in café Bierings. Hij zat daar al flink aangeschoten aan

de bar, en herkende mij. Ik herkende zijn gezicht wel, maar wist echt niet meer waarvan.

Ik weet het op de dag van vandaag nog niet, om heel eerlijk te zijn. Maar dat gaf ik

uiteraard niet toe.

“Ik ken jou,” sprak hij enthousiast. Ik jou ook, antwoordde ik. “Ziedde nou wel, zelfs hier,

zelfs hier kenne ze me,” roept hij naar de barman. “Hij-hij zeej dattie mèn kende, en dat

klopt, ’t Rooij Manneke, ik heb hem hem ook vaak in het centrum gezien, ’t Rooij Manneke,

en ze onthouwe het toch hè, ’t Rooij Manneke, ’t Rooij Manneke.”

Ik dacht even dat hij mij bedoelde, dus ik inspecteerde even snel mijn kleren om te zien

of ik per ongeluk dat éne rode shirt aanhad dat ik bezit. Toen bleek dat ik weer eens geheel

zwart gekleed was, ging ik er dan maar een beetje van uit dat het een uitdrukking

was voor iets dat ik in zijn ogen was.

Hij begon honderduit te vertellen dat hij een disco-avond hier ging organiseren, en dat

dan de opbrengst naar het Ronald McDonald-huis ging.

En almaar tussendoor: “’t Rooij Manneke, ’t Rooij Manneke”. Het begon me langzaam

te dagen dat hij zichzelf bedoelde, dat hij ’t Rooij Manneke was. En omdat ik een

disco-avond voor het Ronald McDonald wel een nobel streven zei, antwoordde ik dat

ik er uiteraard zou zijn. “Niks er zijn, kaartjes moet je kopen, ’t Rooij Manneke, kaartjes

voor entree want die opbrengst gaat naar het Ronald McDonald huis, heb ik geregeld,

’t Rooij Manneke.” Ja, uiteraard zou ik kaartjes kopen. Naar de barman: “Verdomme, ik

moet gewoon nu al kaartjes hebben, iedereen wil ze kopen, ’t Rooij Manneke, zie je

maar weer hè, dat wordt hier volle bak. En eerste consumptie wordt dan gratis, hè, dat

had je beloofd. Verdomme, ik ga morgen kaartjes regelen, dan kom ik ze langsbrengen.

Of nee wacht, later deze week, morgen kan niet.”

Hij blijft vervolgens keer op keer dezelfde dingen herhalen, Ronald McDonald huis,

eerste consumptie gratis, ’t Rooij Manneke, ’t Rooij Manneke. En dat hij het toch maar

weer geregeld had hè, terwijl hij een dakloze was en telkens naar Breda moest. Verder

vertelde hij honderduit dat hij zong, jongleerde, entertainde, plaatjes draaide, tsja,

eigenlijk bijna alles wel.

‘t Rooij Manneke

Nadat hij uiteindelijk flink bezopen de tent had verlaten en ik al begrepen had dat van

tekenen die avond niks meer zou komen, vroeg ik maar aan de barman wanneer hij

dacht dat de kaartjes te koop zouden zijn. “Week of twee,” antwoordde hij.

Ik sprak een paar dagen later een goede vriendin, met de bedoeling haar dan maar

naar die disco-avond mee te slepen. Twee kaartjes voor het goede doel kopen had ik

geen probleem mee, maar om nou de hele avond met ’t Rooij Manneke te gaan staan

praten (want Bierings is een van de café’s waar ik niet overdreven veel mensen ken,

verder) vond ik ook weer zoiets. En ik laat de hele anekdote rondom ’t Rooij Manneke

passeren. “Oh, heb je hem ontmoet?!” roept ze enthousiast uit. “Ik zie hem ook altijd

overal, en dan doet-ie bijvoorbeeld een goocheltruc of hij zingt wat – echt een heel

grappige man.”

Twee weken later liep ik nogmaals Bierings binnen. Ik kijk de barman aan en vraag hem

of de kaartjes inmiddels al te koop waren. “Het gaat niet door,” vertelt hij me hoofdschuddend.

99



Tom Pijnenburg is de oprichter en webmaster van het online ‘cultuurportaal’ TilburgZ.

Daar ziet u wat hij het beste doet: alles en iedereen zover weten te krijgen dat ze

content aanleveren voor zijn site. Hij heeft politici die zich daar over actuele kwesties

– en uiteraard elkaar - uitlaten, hij heeft een biologische weblogger, hij heeft columnisten

op een breed scala aan onderwerpen, hij heeft dichters (waaronder de eerste en

tweede stadsdichter), journalisten, nieuws op cultureel en gemeentelijk gebied, een

moeder die over het ouderschap schrijft, Ko de Laat’s Stadsgezichten, er zijn filmpjes,

de Kermiscomics van 2006 staan daar terug te vinden, absurdist Bandirah plaatst er zijn

cartoons, de organisatoren van het Milieucafé schrijven er daar op los, en zelf schrijft

Tom over technologische zaken.

Tom Pijnenburg

Met zijn mediabedrijfje produceert hij ook filmpjes en live uitzendingen via internet

voor allerlei initiatieven, is hij bovendien een verdienstelijk fotograaf, en verzorgt hij,

tsja... eigenlijk vanalles. Ook mij als nachtburgemeester heeft hij gepoogd te ronselen

voor een regelmatige bijdrage. Dat heb ik tot dusver beperkt tot een paar ingezonden

teksten.

Tom’s ideaal is dat alles wat er toe doet in Tilburg, bij TilburgZ tot uiting gekomen

wordt. Op menig evenement klampt hij dan ook interessante mensen uit de Tilburgse

gemeenschap aan om ze zover te krijgen dat ook zij bij TilburgZ aan de slag gaan.

En het moet gezegd worden, hij heeft een fiks diverse menigte bijdragers aan boord

weten te krijgen.

Zo loopt hij alles af en is hij inmiddels een bekend gezicht geworden in het nachtleven.

Promotioneel gaat hem ook zijn doelstelling niet slecht af, want zijn cultuurportaal

kan inmiddels al op een groot aantal lezers rekenen, die ook enthousiast en scherp

reageren op wat er allemaal geschreven wordt.

Door alles bijeen te brengen op één plek is er hier en daar ook kruisbestuiving

ontstaan. En, belangrijker, zijn velen veel beter op de hoogte van wat er zich allemaal

afspeelt op allerlei gebieden binnen deze stad. Tilburg blinkt niet vreselijk uit in

heldere informatievoorziening binnen en buiten de stad, en daarom zijn meer en meer

initiatieven de laatste jaren bezig met daar dan zelf maar een oplossing voor pogen te

bieden. De Uitloper is natuurlijk een gouden voorbeeld, maar TilburgZ mag zich ook

hieronder rekenen. Veertjes op een nauwe, warme plek dus. En een plekje op de lijst

van ‘betere nachtburgemeester dan de huidige die het puur voor de grap is geworden’.

101



Je hoeft alleen maar even goed rond te kijken in een kroeg om te weten of Warner er

die avond geweest is. Een in allerlei origami-vormen gevouwen flyer verraadt hem feilloos.

Of het nou een vierkant soort trechtertje is, of een harmonica-constructie, Warner

verveelt zich soms nogal snel en dan ondergaat een willekeurig stukje gratis drukwerk

in zijn vingers een flink staaltje onbestemd vouwwerk.

Dat is niet waarom ik Warner op de lijst heb staan, natuurlijk. Origami is leuk maar je

zet er het nachtleven van Tilburg niet mee op de kaart, zelfs niet op een opgevouwde

kaart.

Wie is Warner Peet? Warner is werkzaam als webdesigner, marketingman, vormgever,

kortom hij promoot sowieso al vakmatig erop los. Dus het vakmanschap en de ervaring

zit er wat dat betreft alvast in.

Warner Peet

Maar ik ken Warner vooral als een ontzettend scherpzinnige, kritische man die dingen

heel snel ziet voor wat ze zijn. Een boomlange man die stilletjes luistert en dan opeens

messcherp samenvat wat er eigenlijk écht gezegd is. Hij kan ook feilloos analyseren

wat er beter kan in iemands prestaties, en dat doet hij dan ook vaak. Nooit om iemand

tegen het hoofd te stoten, integendeel zelfs, hij ziet niets liever dan dat mensen het

meeste uit zichzelf halen.

Dat heeft hij ook bij mij geflikt. Eerst heeft hij zich uitvoerig in mijn tekenwerk verdiept,

waar hij in een later gesprek op terugkwam. En hij wist precies waar het bij mij aan

schort: ik ga telkens maar niet écht los, ik blijf een beetje op een koers ergens tussen

eigenzinnige botheid en publieksvriendelijk in, doorvaren. Dus gaf hij vooral, na het

niet onvleiende commentaar dat wat ik maakte best aardig was (ik ben snel gevleid, als

iemand al de moeite heeft genomen alles wat ik gemaakt heb tot zich te nemen ben

ik al snel heel erg open – het ego wil ook wat, tenslotte) als reactie dat hij zo graag zou

willen zien dat ik veel meer de boel los zou laten en echt zou gaan vlammen.

Dus hier krijg je ‘m terug, Warner. Ik wil jou ook wel eens helemaal los zien gaan. Je kent

de stad, en je houdt ervan. Je loopt alles af. Ja, je drinkt spaatjes – dat is dan een beetje

jammer bij een nachtburgemeester. Maar je weet anderen te inspireren om een paar

versnellingen hoger te schakelen en meer uit zichzelf te halen, en dat is ook iets wat

Tilburg goed kan gebruiken. En je hebt je volstrekt ongewone naam ook mee. En het is

duidelijk dat je je toch best verveelt met het gebrek aan vuur in deze stad – er ís geen

gebrek aan vuur, maar het wil maar niet hard genoeg vlammen naar jouw idee. Dus

blaas dat vuur aan!

Kom achter dat kroegtafeltje vol met verminkte reclameflyers in allerlei creatieve vormen

uit en laat ons eens zien hoe jij bent als je alle remmen losgooit.

Ik wil het zien! Ik wil zien dat je heel Nederland op haar voegen laat trillen, laat voélen

dat Tilburg bestaat. Je krijgt ongetwijfeld moeiteloos allerlei mensen achter je, dus zet

iets groots op poten waarbij we eens laten zien wat we kunnen. Wees onze kapitein,

stuur ons de juiste richting in, laat de piratenvlag wapperen!

Plus, als iemand ooit origami seksspeeltjes gaat uitvinden, ben jij het waarschijnlijk wel.

Tilburg kan om een slechtere vondst landelijk bekend staan, vind ik.

103



Wesley is de held van wat in Tilburg, soms oneerbiedig, ‘het volkse deel’ genoemd

wordt. Deze oertilburgse zanger van het levenslied geniet landelijke en vooral ook

stadsbrede bekendheid, en heeft een fikse schare fans. Uiteraard dweept hij welwillend

met het imago dat hij ondanks alles “toch zo’n normale jongen is gebleven”. Ik ben

geen fan van Wesley, maar ik kan met groot respect luisteren naar mensen die dat wel

zijn. Want hij geeft veel mensen iets heel moois, naar het schijnt. Het zal gewoon niet

aan mij besteed zijn.

Wesley

Maar net als Guus Meeuwis is Wesley ook een echte showman, die gewoon heel goed

met zijn bekendheid omspringt. Hij is al ambassadeur van de Tilburgse musea gemaakt

– sorry, maar daar heb ik een beetje om zitten gniffelen toen ik het las. Een publiciteitsstunt

uiteraard, om de musea ook weer wat geliefder te krijgen onder een deel van het

Tilburgse volk waarvan het idee heerst dat die ze niet vaak bezoeken. Maar wel een

goede publiciteitsstunt, serieus uitgevoerd, en er zijn wellicht ook meer mensen die

écht normaal nooit een museum bezocht hadden – wegens een omgekeerd vooroordeel

dat dat voor omhooggevallen, elitaire, hoogopgeleide mensen wiens stront naar

eigen idee niet stinkt – eens een kijkje komen plegen. Weet ik niet. Ik weet heel wat

dingen niet. Betekent niet dat ik geen mening erover kan hebben, maar die is in ieder

geval nergens op gebaseerd.

Ook mijn mening over Wesley is nergens op gebaseerd. Ja, hooguit op de weinige

muziek van hem die ik gehoord heb. Is niet mijn ding. En gebaseerd op elkaar tegensprekende

interviews die ik toevallig meegekregen heb. De ene journalist weet Wesley

te laten zeggen dat hij graag in de echte volkscafé’s komt en nog altijd zijn vaste

stamkroegen afloopt, terwijl het andere blaadje hem citeert wanneer hij zegt dat hij

het veel te druk heeft om nog uit te gaan en dat-ie dus nooit meer in het nachtleven

komt. Ik zal het maar op het midden tussen de twee houden: hij gaat ongetwijfeld zo

af en toe wel eens een pintje pakken. En zijn faam is nog niet van het niveau dat er

bodyguards om hem heen moeten staan om de gillende meisjes van hem af te slaan,

of dat hij met een hoed en donkere zonnebril in een stil hoekje moet gaan zitten om

geen aandacht te krijgen.

Wesley oogt als een rastilburger. Zijn blonde stekelhaar oogt Tilburgs, de lichte blosjes

op zijn wangen ogen Tilboos. Met zijn gewonejongencharme krijgt hij moeiteloos een

fors deel van Tilburg op zijn hand. Hij is een professioneel performer, dus een feestje

brouwen kan-ie, en hij zal moeiteloos anderen aan het organiseren kunnen zetten.

Hij spreekt zich ook aldoor lovend uit op één van de grootste festivals in Tilburg, het

Festival van het Levenslied – ja, nogal wiedes natuurlijk, dat is zijn vakgebied, maar toch

– en zou graag zien dat er meer soortgelijke evenementen plaatsvonden hier.

Als iemand als Wesley zich zou uitlaten over wat er zoal hier op het gebied van minder

volkse muziek, buitennissige kunst, en met iets minder levenslied bezaaid nachtleven

te beleven valt, zouden velen waarschijnlijk luisteren. En wat meer komen verkennen

of het iets voor hen is. Het lijkt misschien eng, want er is toch een gevoelsmatige

scheiding tussen de volkskroegen en het ‘centrumvolk’, maar we zijn allemaal gewoon

normale mensen, toch? En anderzijds, als ‘volks’ Tilburg met een open houding komt

kijken, is het ‘centrumvolk’ toch ook niet te beroerd om wat meer in de buitenkroegwereld

rond te lopen?

Dat zou een prachtboodschap zijn. Een prachtgeschenk aan de stad ook. Ik zou spontaan

meer bewondering krijgen voor deze altijd gewoon gebleven jongen.

105



El Capo. Witte wijn met ijs. Lederen colbertje met matchende stropdas. Waar hij binnenloopt,

wordt hij onmiddellijk warm begroet. Zelfs nu hij het rustiger aan aan het doen

is, is Wilbert van Herwijnen nog steeds een betere nachtburgemeester dan ik ben. Dat

is ook makkelijker als je ’t al zeven jaar bent, natuurlijk. Hij zal ook niet ijzersterk begonnen

zijn. Denk ik. Ik kende Wilbert destijds nog helemaal niet, dus dat weet ik niet.

Wilbert is vooral bekend als de voormalige wethouder van Cultuur. Vanuit die rol was

hij mede verantwoordelijk voor het totstandbrengen van het poppodium 013. Hij is

ook – en dat wél nog steeds – voorzitter van stichting Roze Maandag.

Wilbert wordt ook wel eens de Cultuurpaus genoemd. Dat is niet alleen te danken aan

het feit dat zijn kruin nogal aan de kalende kant is, of aan het feit dat hij vrij gelovig

is. De bijnaam is veel meer afkomstig van zijn nimmer aflatende interesse in alles wat

bruist in deze stad. Hij probeert zoveel mogelijk optredens mee te krijgen, loopt alle

cultuurroutes mee, ontmoet altijd graag nieuwe kunstenaars en musici, geeft zijn ogen

gretig de kost op menige expositie, laat toneelstuk na absurdistische voorstelling over

zich heenkomen, en waar hij ook komt, hij kent er bijna iedereen.

Hij is ook nooit te beroerd om op het podium te staan wanneer het hem gevraagd

wordt. Ik heb hem gezien in een volstrekt belachelijk kostuum en overduidelijke pruik,

als hoofdsponsor van een Powerstreel-competitie. Eelco Peelko van Peelko Pekelvlees,

in welke hoedanigheid Wilbert, volledig in rol, ook te pas en te onpas zijn eigen vleesproducten

– echte vleesproducten, niks pervers, viespeuk – aanprees tussen de powerstreel-rondes

door. Ik heb hem ook serieus maar met een even theatrale houding

diverse andere shows zien presenteren. In een rood circusdompteurs-kostuum met

al even knalrode hoge hoed volgde hij mijn eigen act-in-jurk op en improviseerde hij

direct dat de boycott waar ik in mijn stukje toe opgeroepen had, nergens voor nodig

was. Ook bij de inauguratie-interviews wanneer hij toevallig erbij in de buurt was en

we hem erbij betrokken, verkondigde hij met een stalen gezicht wat onze kwaliteiten

waren waardoor we boven de overige kandidaten uitstaken naar zijn idee.

Wilbert van Herwijnen

Hij doet nog iets wat je mij nooit zult zien doen: dansen. Paar witte wijntjes met ijs

achterovergeklokt en hop, daar gaat Wilbert, zich uitleven op de dansvloer. Hij geniet

dan de mensen om zich heen, flirt met mooie jongens, laat zich gaan op de muziek. En

wanneer hij dan weer de dansvloer verlaat of even aan de kant rustig wat gaat drinken,

raakt hij direct in gesprek met allerlei mensen die hem kennen.

Als hij toch zo’n natuurlijke nachtheerser is, waarom ging hij dan akkoord met de hele

grap? Ik denk dat hij onder andere het idee had dat Troy en ik de boel flink gingen

opschudden, echt grootse dingen zouden gaan neerzetten. In welk geval hij er zeker

geen moeite mee had om een stap opzij te doen en ons onze gang te laten gaan. Maar

vooral zal meegeteld hebben dat hij ook buiten het nachtleven een ontzettend drukke

baan heeft, en zeven jaar lang eigenlijk bijna geen sociaal leven meer had buiten de

kroegen en evenementen.

Hij is ontzettend blij met dat hij het wat rustiger aan kon doen. Maar hij kan het

tegelijkertijd niet laten om toch nog zoveel mogelijk te bezoeken. Dat komt niet omdat

hij vindt dat hij het moet, vanuit een rol die hem op het lijf gegroeid is of zo. Dat komt

omdat hij het allemaal wil zién. Voor veel Tilburgers is Wilbert daarom nog altijd de

nachtburgemeester. Meer zo dan ik ooit zal worden, vermoed ik. En blij toe, want bij

hem is het nooit om een grap gegaan.

107



Ik hou ermee op, ik vind dit geen leuk spelletje meer. Zjef Naaijkens is namelijk nóg

een man die qua prestaties, humor, bekendheid, inzet, organisatietalent, podiumgemakzucht,

inzicht en scherpzinnig commentaar mij ver achter zich laat. Nee, kom,

vijfentwintig man die mij op allerlei fronten keihard verslaan.. Er was een tijd dat dat

mij zou inspireren om harder te werken en de beste te willen worden, maar het begint

nu deprimerend te worden hoor. Ik stop nu gewoon even met schrijven, potverdorie.

Even in de tuin, in het avondzonnetje, een drankje achteroverklokken en roken. Wacht

u hier maar. Als u zich verveelt kijkt u nog maar even opnieuw de kroegtekeningen

door. Ik heb er even genoeg van.

Zjef Naaijkens

Goed, dat was even nodig. Sigaretje en een glaasje whisky. Ik kan er weer even wat

beter tegen. Hopelijk heeft u niet al te lang hoeven wachten? Viel het mee? Ah, ik ben

blij om het te horen.

Goed. Zjef Naaijkens. Prachtnaam. Scherpe schrijver. Ook een beetje cabaretier. Draagt

zijn teksten prima voor. Organiseert van tijd tot tijd een fijn avondje met andere grappenmakers,

waar half Tilburg voor uitloopt. Heeft overal een mening over, en hoewel

die altijd lollig overkomt, snijdt-ie van tijd tot tijd nog hout ook. Fijne man om mee te

praten ook. Verkoopt geen nonsens als je hem gewoon persoonlijk spreekt. Stedelijk

ook erg bekend. Vet Tilburgs accent en goed op de hoogte van alles wat er hier leeft.

Nee.

Ik heb er weer geen zin meer in. Moet u eens voorstellen dat u moest schrijven wie veel

beter uw werk doen. Wordt u ook niet vrolijk van. Gaat u ook niet van neuriën. Ratelen

uw vingers ook niet kwiek en opgewekt over het toetsenbord heen. En het ergste is, na

deze vijfentwintig kan ik er zo wéér vijfentwintig bedenken, hoor. En daarna nog een

keer. Is het boek zo vol. Maar dan zit ik wel na iedere pagina depressief in de tuin boven

een whisky te zuchten.

Stom Tilburg ook.

Met al hun nachtburgemeesters.

Goed.

Ik neem er nog ééntje.

En dan gaan we het eens over wat andere dingen hebben.

Sociale cohesie. Bierprijscorruptie. Het hele kroegtekenproject. Gesprekken in de kroeg.

Vanalles, maar niet meer over andere geweldige Tilburgers die zó de titel over zouden

mogen nemen.

109



In de film Shaun of the Dead verschuilen de hoofdrolspelers, op de vlucht voor talloze

zombies, zich in hun stamkroeg. Afgezien van het feit dat de film één groot eerbewijs

aan Dawn of the Dead is, vraag ik me toch onwillekeurig af of het de bedoeling was

een soort sociaal commentaar op de verkilde, gehersenspoelde, meer en meer vreugdeloze

maatschappij te leveren, waarin de stamkroeg de laatste toevlucht is voor hen

die hier niet aan toe willen geven. Zo heb ik namelijk de film wel geïnterpreteerd.

Ik zie de kroeg als een van de laatste bastions van sociale cohesie. Moeilijke term,

excuses daarvoor. Ik bedoel ermee dat je daar nog in vrijheid bij elkaar kunt komen,

nieuwe mensen kunt ontmoeten en alle onderwerpen nog gewoon bespreekbaar zijn.

Wie kent tegenwoordig de mensen uit zijn straat nog echt? Wie spreekt nog mensen

in de trein, bus , bij de bushalte of op het perron? In een winkel of supermarkt, op uw

werk, wandelend met uw hondje langs het kanaal? En als u dat al doet, gaat dat verder

dan een “Goedenavond” en een opmerking over het weer?

Nederland vereenzaamt – toegegeven, vooral autochtoon Nederland dan. We worden

door de media, reclame en de politiek voor alles en iedereen bang gemaakt. Allochtonen,

jeugd, criminaliteit, gevaar voor geweldplegingen, computervirussen, rokers,

spook- en hardrijders, enge ziektes, terrorisme, rare politici die vlot vergeleken worden

met nazi’s, America en haar oorlogzucht, kanker, broeikaseffect, verloedering van ons

cultureel erfgoed, volstrekt idiote wetgeving met verwarrende regels, u hoeft maar een

televisie aan te zetten of een krant te lezen en u wordt vanzelf in uw schulp gejaagd.

Als je het allemaal serieus genoeg neemt trek je je helemaal terug in je eigen huis en

in een leventje met slechts een paar vertrouwde goede vrienden. Voelt u zich nog

Nederlander? Lid van een land, een maatschappij, een volwaardig en serieus genomen

burger in een democratisch systeem?

Sociale cohesie^

Democratie is meer dan enkel eens in de zoveel tijd heen en weer naar de stembus

lopen. Vrijheid van meningsuiting is niet alleen belangrijk om de onderwerpen en

ongezonde plekken die leven in een maatschappij aan te kunnen duiden, het is ook

belangrijk om de burger zich echt een burger te laten voelen. Als dat weggenomen

wordt, is de burger niks anders meer dan een netjes de regels volgend, trouw consumerend,

geen opschuddende meningen uitend, en verder eenzaam in zijn eigen huis,

in een hokje dus, zittend radertje in het geheel. Dan leeft heel Nederland straks in

angst stilletjes hun levens uit, voorzichtig vooral maar geen golven veroorzakend. Want

straks slaat hun heel eenzame roeibootje, wat hun leven dan nog voorstelt, nog om en

dan is er echt niks meer.

In de kroeg voel ik die nijpende vereenzaming van de maatschappij niet meer. Dan

spreek ik met allerlei mensen over wat we maar willen, dan stellen we maatschappelijke

kwesties aan de kaak, dan kramen we ook gerust ongeremd volstrekte onzin uit.

Met een biertje en wat aardige muziek erbij voel je je weer even mens. Ontsnap je even

aan dat hokje dat kleiner en kleiner lijkt te worden. Pas in een kroeg voel ik me weer

volwaardig, een lid van de maatschappij. Daar zijn de mensen ook gewoon weer mooi

en geen mogelijke griezelige bedreiging. En daar ontmoet ik volstrekte vreemden

waar allerlei moois uit zou kunnen komen. Mensen die niet exact dezelfde baan als ik

hebben, die niet uit mijn straat of dezelfde stad komen, die niet dezelfde interesses

hebben, maar die altijd in zijn voor een drankje en een gesprekje. En die dus mijn leven

verrijken.

111



Segregatie.

Immigratie.

Abortusboot.

Theïstische moraliteit.

Zeespiegel.

Biertje?

Biertje.

Overgewicht.

Overbevissing.

Chemofobie.

Apologisme.

Onderwijscrisis.

Biertje?

Biertje.

Drugsmisdaadbestrijding. Durex.

Canon. Fatwa.

Volwaardkip.

Klimaatkoning.

Borrelwoorden

Biertje?

Biertje.

Kunsthandel.

Irak.

Normenwaarde. Waardenormen.

Westpoint.

Idols.

Biertje?

Biertje.

Raamambtenaar.

Hedonisme.

Conservatisme.

Pedopartij.

Weblogs.

Biertje?

Biertje.

Romantiek.

Trein.

Verlichting.

Spaarlamp.

Döner.

Nachtbussen.

Biertje?

Laatste ronde.

113



“Look, dis maai dotter. My dotter, dis.” Ze opent haar portemonnee en toont mij twee

foto’s van een ruwweg achtjarig meisje, met liefde in de speciale fotovakjes gestoken.

Een traan breekt door de barrière van dapperheid en biggelt over haar wang.

Wacht, eerst vanaf het begin.

Vandaag was ronduit een kutdag. Het was koud, treinvertraging, ook de terugreis niet

optimaal (ietsje minder koud). Vervolgens stond ik rond elf uur thuis voor de keuze. Óf

lekker naar bed, óf met het fietsje op pad om een kroeg te tekenen. Prioriteit is prioriteit,

dus reed ik de scherp koude nacht in.

Alle kroegen op mijn lijst waren óf onverwacht stampensvol (op een dinsdag!) of

gewoon gesloten. Uiteindelijk heb ik café Jack’s uitgebeeld en droop ik af naar de

stamkroeg. Daar aangekomen bleek ik precies een dansoptreden (zeldzaam in de Cul

de Sac) van vrienden gemist te hebben, dat ik wel had willen zien. Vervolgens raak ik

aan de praat met een maat die momenteel flinke sores heeft. Uiteindelijk in een heel

zwarte bui mijn drankje opgedronken. Om één uur besloot ik dan ook om de avond

maar te beëindigen en naar huis te fietsen.

De avond was nog kouder, zowaar zelfs mistig, en guur geworden. Dus onderweg

kwam ik langs Het Gerucht en besloot in deze laatste-kroeg-voor-de-rest-van-defietstocht

nog even een beetje warmte en één laatste pilsje mee te pakken. De altijd

erg vriendelijke barman was eigenlijk al zo’n beetje aan het schoonmaken maar ik

kwam nog met één pilsje weg. Ik ging aan de bar zitten en besloot dat mijn vingers

ontdooien geen slechte beslissing was.

Kort na mij verscheen een andere gedaante in de deuropening, een vrouwpersoon

die blijkbaar moeite met de deur had. Hoffelijk opgevoed besloot ik deze maar even

te openen. Een wat aangeschoten vrouw van middelbare leeftijd loopt, ogenschijnlijk

optimistisch gestemd, binnen en probeert ook nog een bier te bestellen. De barman

vertelt haar in gebaar en Engelse tekst dat hij echt niets meer schenkt, waarbij over

haar gezicht een aandoenlijke vermoeidheid uitstrekt. Ze gaat teneergeslagen op de

kruk naast mij zitten, terwijl ik met een heel licht schuldgevoel van mijn eigen pilsje

drink.

“Joe loek laaik John Lennon,” zegt ze tegen me in bijna balkisch klinkend gebrekkig

Engels. Ik glimlach wat, ik ben wel met erger vergeleken. “Joe doe! Joe look juzz laaik

him. Ohhh... no bier. NO bier. Issa not good-eh. No bier.”

Ik vertel haar dat café Boulevard dichtbij nog open was. Ze gaat echter al brabbelend

in haar goedkoop ogende handtas frummelen. Dus ik zeg maar optimistisch dat het

binnen in ieder geval warm is, dat ze even wat kan opwarmen.

Even in perspectief

Ze steekt van wal met een heel verhaal, en blijkt erger aangeschoten én aangedaan

dan ze leek, waardoor het een heel verwarrend relaas werd. Uit haar portemonnee

toont ze mij haar paspoort, wat ‘ze’, wie ‘ze’ ook mogen zijn, blijkbaar niet geldig

vonden. Ze heeft het over dat ze ‘terug naar huis’ moet en haar dochter, ‘maai dotter’,

mee wil hebben. Maar mag niet, blijkbaar. Dochterlief moet bij haar man blijven, die

wel in dit land mag blijven. En zij verzekert mij dat de dochter met haar mee wil, maar

dat ‘ze’ zeggen dat dat niet mag, zelfs dat dat haar dochter niet is. “But houw ken bie

sjie no maai dotter, sjie alwees maai dotter. End aai her modder.” Ze wrijft onwillekeurig

over haar buik in een herinnering aan een zwangerschap. “Nou aai hef toe go and sjie

no ken kom wif mie. Sjie zee, modder, modder, aai wont kom wif joe, but dey zee aai

kreezie. Aai not kreezie, hie kreezie. Hie bad man. Wery bad man.”

115



Het verhaal puzzelt zich langzaamaan bij elkaar: ze moet terug naar Brazilië binnen

korte tijd, er is een scheiding tussen haar en haar man plaatsgevonden, en hoewel zij

altijd een goede vrouw is geweest volgens haar relaas, was hij altijd een uiterst slechte

man. Slaan, dreigen, haar slecht behandelen en alles. En dochterlief mag niet met haar

mee maar moet bij hem blijven. Ze frommelt met een NS reisplan-uitdraai, voor zover

ik kan bepalen moet ze morgen een treinreis maken. Wellicht rechtstreeks ‘s ochtends

al. Wellicht heeft ze nergens anders om te zijn behalve de gure vrieskou buiten, of

de korte momenten dat ze momenteel nog in enkele van de langzaamaan allemaal

sluitende kroegen kan verblijven. Eerlijkheid gebied me dat ik het niet weet, hoe meer

ze vertelt, hoe emotioneler ze wordt en hoe verwarrender het verhaal.

Plots kijkt ze me met een mengeling van woede, frustratie en puur, ongelogen verdriet

aan - “End he wont toe meek seks wif her.” Ik heb inmiddels mijn biertje al aan haar

afgestaan dus hier zakt echt de moed in mijn schoenen. Ze begint te vertellen dat de

dochter - de portemonnee met foto komt nog een keer tevoorschijn - niet wil maar de

vader wel, en of het al plaats heeft gevonden of niet is me niet helemaal duidelijk. Maar

ze vertelt dat ze ook de politie alles verteld heeft en dat het niks mocht baten. Maar

dat ze zal vechten voor haar dochter, tot de laatste snik, zoveel drukt ze me wel op haar

hart. En dat de vader toch echt met zijn tengels van de dochter af gaat blijven. Ze zit

meer en meer te huilen boven haar biertje.

Ik trek het niet meer. Ik moet de laffe uitweg kiezen en de barman met het probleem

opzadelen, want het wordt teveel. Ik kan geen woord meer over de schijnbare incestverkrachtingen,

uitzettingsprocedures, volstrekte tegenwerking en zelfs practisch

gekverklaringen van de authoriteiten naar deze vrouw, en al het andere leed, aanhoren.

Ik wens haar veel geluk - ze schudt haar hoofd, ‘no, no, aai no nied luck’ - en omhels

haar.

Even in perspectief (vervolg)

Vervolgens moet ik de deur uit, ik móet weg. De buitenlucht klapt ijskoud in mijn

gezicht maar verwijdert wel het beklemmende gevoel dat binnen het pand mijn keel

begon dicht te knijpen.

De buitenlucht is nog mistiger en nog guurder koud geworden. En eigenlijk lijkt heel

Tilburg, heel Nederland, opeens ontzettend koud. Ijskoud, kil, gevoelloos, doods. Ik voel

de kou wel, onderweg naar huis, maar het deert me veel minder opeens. Het is gewoon

allemaal niet zo erg vandaag als dat het eerder vanavond leek. Als ik maar thuiskom. En

even heel diep onder de dekens kan kruipen.

Soms kan zelfs Tilburg, die gemoedelijke bourgondische stad in het Zuiden, heel koud

zijn.

117



Hoe ik mijn eigen column in het blad Tillywood losgepeuterd had gekregen, heb ik al

verteld.

Tillywood

Het kostte veel moeite om met Troy te soebatten over wat we met de column zouden

gaan doen. Ik dacht hem een plezier te doen met de vrijwel ongecensureerde schrijfruimte

die ik bemachtigd had. Troy had immers literaire plannen met het nachtburgemeesterschap,

althans in het begin. Vóór de inauguratie. Niets zei me destijds dat

hij er direct na het ontvangen van de titel alweer mee wou kappen. Bleek daarna pas.

Toen hij met zijn eigen uitgeverij aan de gang ging. Schrijven. Vormgeven. Gedoe met

eindredactie, drukkerij, distributeur. Voorbereidingen voor boekpresentatie. Dat soort

gedoe. Drukdrukdrukdruk.

Enfin. Toch een avondje kunnen prikken om te beslissen wat we gingen doen. Kort dag,

deadline was amper een paar dagen later geloof ik. Afgesproken bij een jazz-optreden

in Paradox. Slecht optreden, lawaaierig en irritatie opwekkend. Dus wij babbelen in de

gang. Kwam niet direct veel uit. Doorgegaan naar de Voortuin. Was druk, dus door naar

de Cul de Sac. Troy raakte direct aan de praat met diverse goede vrienden die er toevallig

ook waren. Ik, stilletjes wat boos, boven mijn Dronken Vis knarsentanden. Met wat

eigen vrienden zitten praten. En toen was ik het beu. Ik schoof bij Troy aan en drong

extra aan dat we het over die column moesten hebben. Vierhonderd woorden had ik

gekregen, en ruimte voor een foto. Eerste struikelblok meteen al : Troy wou niet meer

op de foto. Hij wou niet fysiek geassocieerd worden met het nachtburgemeesterschap.

Dat zijn pseudoniem zo bekend stond was al erg genoeg. Dus hij weet Marcel Mutsaers

en mij zover te krijgen – Troy kan heel overtuigend zijn als hij werk wil afschuiven – dat

we dan maar een stand-in voor hem op de foto zetten naast mij. Met een bordje op de

rug ‘Troy Titane’. Warner Peet zat toevallig ook aan het tafeltje, dus Troy ‘regelde’ meteen

maar even dat die de eerste stand-in zou zijn.

Goed. Dan maar de inhoud besproken. We waren het allebei eens dat het een introductie-column

moest zijn. Wie we eigenlijk waren, want veel van de lezers zouden dat

vast nog niet weten. En natuurlijk over Troy zijn uitgeverij vertellen, want dit zou het

laatste nummer zijn voor zijn grote boekpresentatie. Moesten we gebruik van maken

natuurlijk. Ik iets blijer, de belangrijke punten waren afgetikt.

De volgende dag kreeg ik van hem ‘zijn helft’ van de column. Ik las niks wat we afgesproken

hadden. Het was een soort ingezonden brief, zoals je die in de kranten ziet.

Hij klaagde over de portier bij de Cul de Sac, die hem niet meer terug naar binnen liet

ondanks dat zijn spullen daar lagen. En hoe technocratisch alles geworden was. En hoe

boos hij daarover was. Dus ik terugmailen. Troy, dit hadden we niet afgesproken. Hij

stuurt een reply. Hij was benieuwd naar mijn voorzet. Diepe zucht. Ik mocht de totale

tekst dus gaan brouwen, zoveel was duidelijk. Boos ijsberen in mijn woonkamer. En

toen uiteindelijk een manier gevonden om alles wat we besproken hadden, én het

kernpunt van zijn ingezonden tekst, met elkaar te verenigen. En nog een geinig stukje

ervan gebrouwd ook.

119



Cherchez le Troy.

Ik ben mijn mede-nachtburgemeester kwijt, mensen. Na maandenlang prettig samenwerken

was hij plots van de aardbodem verdwenen.

En de keren dat hij terug opdook sprak de waanzin en woede uit zijn ogen. Waar hij

geweest was, wou hij niet zeggen. In onduidelijke frasen bleeft hij spreken over een

blauwe bloem, een blauwe bloem. En over een plek genaamd Gruisland. En alsmaar

die blauwe bloem, blauwe bloem. Dat ‘de bloem de emblemata verslindt’ en meer van

zulks mysterieus. En woede. Woede! Schreeuwen en stampen. De woede vloeide in

overweldigende energie-golven uit deze anders zo beminnelijke man. Hij wou niet

zeggen wat deze woede voedde.

En toen was hij weg.

Een paar maanden terug kreeg ik van hem een nog woedendere email. Over het Tilburgse

nachtleven en hoe de portiers van verscheidene kroegen arrogant, onredelijk,

dom en technocratisch zijn. Dat zij meer nog dan de hedendaagse politiek zo vasthouden

aan het idee dat regeltjes regeltjes zijn. Hij had een aanvaring gehad. En de portier

in kwestie verbaal en lichamelijk met de grond gelijk gemaakt.

Gevolg: een kroegverbod– notabene bij de Cul de Sac, de kroeg waar tijdens onze

inauguratie de speciale nachtburgemeesterskrukken waren geplaatst. De thuiskroeg

van onze titel.

Blamage, uiteraard. Bond der Nachtburgemeesters woedend. Verhoring, schorsing. Troy

moet een deel van zijn titel inleveren. Troy Titane, de Tilburgse cultuurreus, de Koning

van Tilburg Noord, de legendarische minnaar bezongen in veel lokale volksliederen

– deze Troy is sindsdien demissionair nachtburgemeester. Het zal je maar gebeuren,

maar ja, de Bond is streng. Je mag niet zomaar alles meer tegenwoordig. Als nachtburgemeester.

Kom nou, dat zou te gek worden. Zeggen ze. Ben ik het niet mee eens.

Column Februari 2007^

Enfin. Troy. Demissionair. Eerste keer ooit dat de Bond zo’n zware straf uitdeelde. Schrikken.

Feitelijk ben ik nu opeens dé nachtburgemeester geworden door deze penitentie.

Dat is veel verantwoordelijkheid voor een jonge knaap in zijn eentje. Troy mag zelfs

niet meer met mij op de foto’s.

We laten deze beslissing van de Bond niet over onze kant gaan, uiteraard. Kom zeg,

wat is anders de volgende stap? Een verplichte coupe, alle nachtburgemeesters van dit

kikkerlandje dezelfde vetlokken achterover? Niet op mijn kruin. Dus. Vanaf deze maand

in Tillywood, ik én Troy op de foto.

En als verdere reactie... ach nee. Dat moet u zelf komen zien. 1 Maart. Paradox. Lancering

van een boek van Troy, samen met onze hoftekenaar Bandirah. Ik ben er ook. U

merkt wel wat we daar gaan doen. De Bond ook. Zie u daar. En oh ja, bezoek de site

www.deblauwebloem.nl!

René van Densen

Nachtburgemeester

Troy Titane

Demissionair

nachtburgemeester

121



Ik had geen boek met losse teksten moeten maken, besef ik me nu. Als dit een roman

was geweest – tenminste, een Nederlandse roman – dan werd er nu onderhand flink

van bil gegaan. Nee, serieus, dan werden nu gratuit een paar hoofdstukken even goed

aan elkaar geneukt. Maar nee hoor. Geen heftige literaire seks voor de nachtburgemeester.

Wat? Wist u niet dat er in ’s lands literatuur flink op los geketst werd? U leest te weinig!

Bloggen

Zo, dat was mijn cadeautje aan alle schrijvers met dalende verkoopcijfers in dit land.

Over schrijvende collega’s gesproken, weet u nog dat ik zo geheimzinnig deed over

iets dat ik aan het oprichten was? Nee? Bij de les blijven, alstublieft.

Een van de vragen waar lokale cultuurpaus en onze heuseigene benoemert Wilbert

van Herwijnen geen antwoord op had, is de vraag die iederéén stelt: Wat doet een

nachtburgemeester nou eigenlijk?

In een grappige column van Chiel van Zelst – nachtburgemeester van Amsterdam

- wordt door een bezoeker tegen de nachtburgemeester geroepen: “Weet ik het? Jij

bent toch verdomme de nachtburgemeester! Regel het even voor me!”

Ik moest er erg om grinniken, want het deed me denken aan het meisje uit het Omroep

Brabant verslag dat blij was dat er nachtburgemeesters in Tilburg waren want dan

zorgden die wel even voor meer blauw op straat.

Hoe dan ook, alles en iedereen heeft een mening over het nachtburgemeesterschap.

Een nachtburgemeester moet in evenementjes meelopen, het nachtleven ‘op de

kaart zetten’ (oké, technisch gezien was die van onszelf ), aan de bar leuteren, de boel

opschudden, opkomen voor de horeca, maar ook durven kritische noten te plaatsen bij

populaire evenementen of zelfs zijn eigen stad ronduit kut noemen. Hij hoort volgens

sommigen toeristen de weg te kunnen wijzen, volgens anderen juist de toeristen te

verjagen. Hij hoort overal aanwezig te zijn en tegelijkertijd selectief te zijn in wat hij

bezoekt want anders wordt hij ‘gewoon’ weer een ordinaire kroegtijger. Bij het juiste

alcoholpromillage vinden mensen al snel dat een nachtburgemeester ook moet zorgen

voor gratis drank, verruiming van openingstijden, een hoerenbuurt, en noem maar

op. En als het even kan moet een nachtburgemeester zijn ‘dagcollega’ maar een keer

‘ontslaan’. Die laatste hoor ik héél vaak, zelf.

Mijn idee om één site op te richten met weblogs voor alle nachtburgemeesters was

niet om hen uit de donkere steegjes en bruine kroegen te plukken en achter een

beeldscherm neer te zetten. Een nachtburgemeester hóórt in het nachtleven te staan.

Maar dan ook een beetje verslag doen van tijd tot tijd, en bijvoorbeeld een bevriend

computermanneke die teksten online laten zetten, dat mag toch naar mijn idee wel

gevraagd worden. En als ze allen hun beste beentje voor zouden zetten, zou er misschien

de culturele rijkheid van Nederland op een bijzondere manier getoond worden.

Misschien leren we zelfs wel iets van elkaar. Want heeft de oernachtburgemeester zelf

eigenlijk nog wel een functie-omschrijving paraat?

Maar na de eerste drie maanden blijken het vrijwel allemaal luie donders en ben ik

bijna de enige die nog wat schrijft. Dat zeg ik niet om de eigen loftrompet te luiden

of zielig eenzaam te doen, welnee. Ik ben al blij dat ik ergens mijn woordjes kwijt kan

zonder dat iemand ingrijpt. Maar de vraag blijft: wat doét een nachtburgemeester

eigenlijk? En waar hebben die andere luiwammesen het zo druk mee dat ze niet af en

toe iets over hun bezigheden kunnen plaatsen?

123



Achteraf viel het uiteraard te verwachten. Maar als je lang genoeg tussen de Tilburgers

vertoeft, raak je verwend. En gewend. Aan een vooruitstrevende gewoon-doen-mentaliteit.

Aan no nonsense overleggen. Aan spijkers met koppen slaan.

Dus. Ik en Troy, in onze bevlogen, jeugdige naïviteit, roepen een nachtburgemeestersbijeenkomst

af. Op de meest neutrale grond die we konden vinden, Tilburg uiteraard.

Gelukkig voelden we het al wel een béétje aankomen, dus het moest in een ruimte

waar wat stuk mocht, waar ruwer gedrag geen ramp is. De nachtburgemeesters van

Nederland tezamen in Extase. Je had het moeten zien om te geloven.

De gelegenheid? Afdeling Tilburg – wij dus – had het voortouw genomen en een collectie

weblogjes opgezet. Voor iedere stad met een nachtburgemeester eentje. Waar ze

zelf het ontwerp van konden aanpassen, ook eigen medewerkers toegang toe konden

geven, en zo voort. Het nachtburgemeesterschap in de digitale openheid, plus het

culturele leven van iedere stad beschreven vanuit persoonlijk perspectief van degene

die er het dichtst op staat. Ons leek het een wereld-idee. Nou, we hebben het geweten.

Column Maart 2007^

Deelder ging direct op de vuist met amsterdammer Chiel van Zelst om voetbaltechnische

redenen. Utrechter Henk Westbroek zat verveeld naar het akkefietje te kijken

vanachter meegebrachte flesjes minidrink. Mede-utrechter Cees van Leeuwen nam

eerst het dranklokaal goed in zich op, inschattend wat voor bluesevenement hier neergezet

kan worden, alvorens licht aangeschoten met Henk te discussiëren over wie van

hen twee nu eigenlijk de scepter over de Domstad zwaaide. Hilversummer Maikel Muis

kwam met een grote patsermobiel aanrijden en liep abusievelijk de Zino binnen. Een

woordenwisseling en knokpartij later schijnt hij door de politie te zijn afgevoerd. Haagse

nachtvorst Jille van der Veen en zeistenaar Henjo Hekman zaten uitvoerig te praten

over hun muziekoptredens en halfslachtige plannen te smeden om eens te ‘jammen’.

Schiedammer Harr Wiegman zat ondertussen olijke cartoontjes te maken over deze

voorvalsels. Leidse nachtburgemeesteres Marjo Heemskerk liet telefonisch weten dat

ze nog niet wist wat ze aan zou trekken en dus later zou komen. Achteraf zou ze tot in

de late avonduren besluiteloos voor die kast blijven staan, waarna ze maar een fles rosé

heeft opengetrokken. Alle overige nachtburgemeesters lieten verstek gaan.

En wij, de Tilburgse vertegenwoordigers? Wij waren uiteraard allang klaar. En we waren

reeds actuele berichten aan het plaatsen. Maar eigenlijk wilden we wachten tot alle

nachtburgemeesters mee gingen doen –wat nu nog wel een tijd bleek te gaan duren.

Dus hebben we nu de site maar gelanceerd. En hopelijk volgen de anderen ook nog

wel. Dus kijk op www.nachtburgemeesters.nl. Een onvervalst Tilburgs initiatief.

René van Densen

Nachtburgemeester

Troy Titane

Demissionair

Nachtburgemeester

125



Terwijl half Nederland opnieuw massaal de supermarkten bestormt voor de tweede

feestdagen-hamstering van al het eet- en drinkbaars dat ze hun familie en andere gasten

op die paar avondjes rijkelijk door de strot kunnen duwen, zit ik kalmpjes de laatste

paar werkdagen van het jaar uit en maak me eigenlijk nergens echt druk om.

Nieuwjaar is geen wereldschokkend evenement in mijn leven, nooit geweest en vermoedelijk

zal het dat ook nooit worden. Leuk? Dat dan weer wel. Niet om het vuurwerk,

niet om de familie, niet om de bordspelletjes of het gourmetten. Niks van dat alles aan

deze jongen zijn broek - als traditioneel feestdagontduiker breng ik ook de laatste en

eerste dag op een barkruk door.

Voor wie bij die inleiding het woord ‘ongezellig’ al in de mond waagt te nemen, even

twee relevante gegevens. Allereerst is dit de immer cultureel bruisende stad Tilburg

- ja, dat stukje Nederland dat op de kaart de aars van het land lijkt voor te stellen. Randstadbewoners

kunnen zich moeilijk voorstellen dat er buiten hun leefgebied meer dan

polder en heikneuters is, maar Tilburg heeft zich in een handjevol decennia ontwikkeld

tot een heuse stad met vibrant en veelzijdig kroegencircuit, theaters, bioscopen, een

schokkende hoeveelheid live bandoptredens, creatieve en culturele uitspattingen op

iedere straathoek, en dat alles zonder de gemoedelijkheid te verliezen.

Vergeet wat je in de kranten leest over die ene kogel die maandelijks geschoten wordt,

geweldplegingen heb je in elke zichzelf respecterende stad en daar doe je niks aan.

Statistisch gezien doet deze zesde-grootste-stad van Nederland het eigenlijk zelfs niet

eens zo griezelig slecht op dat vlak, dus die overtrokken aandacht voor dat marginale

misdaadcijfer heb ik nooit begrepen. Die berichten gaan niet over de stad die ik ken en

liefheb, ze verhalen over een bijna mythisch Gomorra waar het bloed je over de stadsgrenzen

al tegemoet gutst als je het in je zondige hoofd haalt dit hellegat te bezoeken.

Tilburg kent een Bourgondische doch frisse gemoedelijkheid die je nooit zult ervaren

als je je door deze angst ervan afzijdig zal houden. Vergeet ook de chaotisch, en door

veel buitenstaanders als lelijk bestempelde architectonische uitstraling van deze

stad. Het enige dat de skyline alhier je zou moeten vertellen is dat je alles wat je maar

zoekt hier kunt vinden, zij het dat we alles op heel eigen manier ordenen. En als je het

uiterlijk van deze stad echt niets prettigs vindt uitstralen: het nachtleven speelt zich

hier ook voor een groot deel binnenskroegs af, van waaruit je weinig meekrijgt van het

straatbeeld.

Sommige kroegen bezoek ik al zo lang dat het aldaar vertoeven als mijn woonkamer

aanvoelt. Wellicht is het niet voor iedereen weggelegd, maar ik voel me eerder thuis in

een goedgevoeld café waar gerstenat en andere brouwsels rijkelijk vloeien, dan op een

bank voor de buis met een TV-maaltijd op schoot. Als een echt nachtbraker ben ik er

dus niets rouwig om als ik het nieuwe jaar pas mag ontwaren bij sluitingstijd van mijn

stamkroeg ergens ‘s ochtends laat.

Dan nog het andere gegeven: op de plekken waar ik het liefst uitga, gebeurt bijna altijd

wel van alles onverwachts. In een gezelschap vol (aspirant en professionele) schrijvers,

dichters, filosofen, musici, schilders, zuiplappen, filmmakers, echtparen die hun wilde

haren nog niet kwijt zijn, hele ladingen aantrekkelijke studentes en mystieke vrijgevochten

vrouwen met wat meer levenservaring, passionaire absurdisten en watalnietmeer,

is het verdomd moeilijk om in een sleur te geraken.

Dus, heren en dames die hun mening over ons nieuwjaars-kroegtijgers al klaar hadden,

wees eens eerlijk tegen uzelf op de laatste momenten van dit jaar. Terwijl u uw

soepstengel in de kaasfondue dompelt of het ijzerdraad rond de kurk van die ene

champagnefles alvast wat losdraait. Terwijl u op straat, temidden van tientallen andere

buurmannen in hun eigen tuintjes, met de sigaret bij de vuurpijlen klaarstaat. Terwijl u

de obligate oudejaarsconference weer heeft afgekeken en het aftellen op TV is begonnen.

Terwijl uw schoonmoeder nog even de belippenstifte mond vult met een braaf

hapje van de schaal op tafel. Wees eerlijk. Heeft u dit niet al een paar keer eerder exact

zo meegemaakt? Is het niet weer meer van hetzelfde dit jaar? Kunt u eigenlijk stiekem

zelfs de volgorde al voorspellen van de mensen die u nieuwjaarszoenen en -handen

gaan geven?

Nieuwjaar in de Kroeg^

127



Soms hè, soms moet het gewoon even. Dan laten we het gebied van de nacht voor wat

het is en moeien we ons met het politieke. Liever niet, want dat gebied heeft altijd zo

zijn vieze bijsmaken (heren in gezachtshebbende zetels doen het immers nooit goed,

zo hebben ook wij rodekrukkenzitters inmiddels geleerd, ook bij uitblijven van ook

maar enige politieke standpunten) maar zoals gezegd, soms moet het. Dus op het gevaar

af dat ik onder de duiven van het geherdoorstartteherverbouwdeheropgerichte

en altijd even smakelijk weglezende TilburgZeikt zit te schieten: mijn oog viel op een

persberichtje.

“Gemeente steunt culturele broedplaatsen” - allereerst, gatverdamme, wie in de

gemeente heeft bij dit persbericht zo schaamteloos leentjebuur zitten spelen bij

nachtburgemeester-van-een-ander-stadje Chiel van Zelst?? Broedplaatsen, alsof

in Tilburg de kunst over één kam te scheren is met halfuitgestorven ooievaars en

roodbruinzilvergestippelde sperwerbuizerds of ander gevederd gespuis dat maar

niet aan de geïndustrialiseerde mensenwereld wil wennen en in een eigen groenstekkie

beschermd moet worden omdat het anders uitsterft. Kunst vind je hier op iedere

straathoek, in iedere kroeg, er zijn teveel kunstenaars zou je haast zeggen. Als ze al met

vogels vergeleken kunnen worden zijn het eerder stadsduiven in het Tilburgse, met de

prettigere bijkomstigheid dat het schijten op gevestigde publieke kunst in ieder geval

door de Tilbohièmes eerder verbaal dan letterlijk plaatsvindt. “Ik ben kunstenaar.” “Oh.

Jij ook al.” is een veelgehoord vroeggestorven dialoog in het uitgaanscircuit, zo erg

al dat de term meestal al op het aandachtsgebied toegespitst wordt: “Ik ben visueel

conceptualist” of weetikwat.

Nee, BROEDEN is het probleem niet. Exposeren, daar zit ‘m de kneep. Het Publiek moet

tenslotte ook af en toe wat van al het fraais, dwars en absurds onder ogen kunnen krijgen.

En dat ‘m daar de kneep zit is WEDEROM niet omdat de heren en dames kunstenaars

niet willen of als wereldvreemde zuidoostaziëspechten hun kunst in exclusiviteit

willen verstoppen van Het Publiek. Podia staan over de hele stad op, in krakersruimtes,

in kroegen, in publieke ruimtes, in samenwerkingsverbanden, in nieuwe galerijen, je

moet wel stekeblind zijn als je in deze stad nergens iets kunstzinnigs kunt aantreffen.

En jarenlang heeft het culturele circuit, met als een van de harde voorvechters de

charmante, gedreven maar helaas vaak organisatorisch en administratief volledig raschaoot

Ernest Potters met lede ogen in deze stad moeten aanzien hoe de gemeente

systematisch oostindisch blind bleef voor de meest vooruitstrevende, spraakmakende,

nieuwswaardige initiatieven die zichzelf telkens opnieuw maar moesten zien te

financieren terwijl het cultuurpotje in de meest kansloze ideetjes-van-buiten-de-stad

leeggegoten werd.

Oké, nuancering, het was wellicht minder systematisch dan ik het hier doe voorkomen,

maar heer Backx is toch al een paar jaar het karikaturale stereotype wethouder-metschaar

aan het worden geraakt die almaar bij deze initiatieven die hij niet in het minst

geholpen heeft kwam opdraven om braaf allerlei gratis eindproducten in ontvangst te

nemen en zachtjes het schaamrood op de wangen weg te slikken met gratis aan hem

verstrekte drank. En als ik het bericht goed lees heeft hij nog steeds niets geleerd van

de in het verleden gehaalde resultaten: er wordt nu BEKEKEN waar het geld heen moet.

Ehhhh ja? Is dat niet gewoon zijn werk? Doettie dat niet het hele jaar door? Samen met

zo’n commissietje en weetikveel hoeveel ambtenaren? Is dit nieuws?

Stop met dat blindstaren op het BROEDEN, mijn god. Investeer eens in de STAD, in wat

daar LEEFT. Wat daar GEBEURT. Wat reeds UITGEBROED is. En in de nesten waar dit alles

allang hongerig om zich heen zit te happen.

Broedplaatsen^

Goed, dat moest ik toch echt even kwijt. Hierna schrijf ik wel weer iets over mezelf

klemzuipen hoor. Zeker als er meer van dit soort berichten uitgezonden worden in een

opzichtige poging van de gemeente om nog even het jaar uit te ‘positief geluid’en.

Want van dit soort persberichtschrijvers-werkverschaffende lulkoek krijg ik echt ontzettende

dorst.

129



“Doede gij dat nou overal, die kroegen tekenen?” vroeg een nieuwsgierige man me in

een vrij kalm volkskroegje. Ik kon niet anders dan beamen – ik had hem net uitgelegd

dat ik zat te tekenen voor dit kroegenboek. Zoals wel vaker volgde toen een opsomming

van kroegennamen met de vraag of ik daar ook al getekend had. Sommigen wel,

sommigen niet.

Ik liep inmiddels al een tijdje rond met een uitgeprintte lijst van de kroegen op zak.

Waar ik getekend had, daar stond een streep doorheen. Ik toonde de man de lijst.

Hij wees op een kroeg die voornamelijk allochtoon publiek had. “Doede gij die Turkse

kroegen ook, nee toch zeker?”

Turkse kroegjes

Ik snap helemaal niets van die houding. Ik dat al hem vaker tegengekomen in het

verder best tolerante Tilburgse kroegenpubliek. Een kroeg is een kroeg is een kroeg.

En overal is het best gezellig, als je maar openstaat. Dat geldt voor de disco’s, dat geldt

voor de studentenkroegen, dat geldt voor de kleine oude kroegjes met kleedjes op

tafel. En de zogenaamde Turkse kroegjes zijn zeker geen uitzondering. Het is hooguit

soms een beetje anders. Nou ja, anders…

Toen ik in Rixy ging tekenen, trad er weliswaar een Turkse muzikant op. Maar verder

was het gewoon een danstent met een live optreden. Een andere keer heb ik daar

met personeel en andere aardige mensen uitgebreid zitten babbelen totdat een paar

wulpse jongedames voor hun eigen lol met de danspaal achterin gingen spelen. Ik besloot

maar even een andere tent op te zoeken want de bloedstroom ging de verkeerde

kant op zeg maar. In een andere tent zaten de klanten rustig met elkaar te kaarten en

over het weer te babbelen.

Sato heeft zo af en toe wel eens een avond met buikdanseressen. En toen ik daar met

mijn tekening klaar was, begon het personeel toevallig net aan een spontane Turkse

dans. Ik heb mee zitten klappen – de sfeer was helemaal prima die avond.

In sommige kroegen dacht ik een paar ietwat verontwaardigde blikken te ontvangen,

alsof het een misdaad was om als blanke Nederlander daar binnen te lopen. Maar

dat was in mijn hoofd – ongetwijfeld mede gevoed door de media en de vooroordelen

waar je de hele tijd tegenaan loopt. Dezelfde vooroordelen die vast ook wel een

schuine blik of twee daadwerkelijk écht veroorzaakten, maar zeker niet zo erg als ik

dacht te voelen dat het was.

Het hielp me wellicht dat ik kwam tekenen. Zodra je een vel papier tevoorschijn trekt

en gaat krabbelen, heb je iedereens aandacht opeens. Men komt nieuwsgierig kijken

wat je nou aan het doen bent, en als het er ook nog eens een beetje aardig uitziet

wat je aan het doen bent, ben je opeens een soort held van de avond. Gratis biertjes,

iedereen die met je wil praten om te vragen waar dit nou allemaal voor was, en ga zo

maar door. Wat ik precies hetzelfde in de andere kroegen in de stad ook vaak genoeg

meemaakte.

Het enige dat ze daar nooit vroegen was: “Je doet toch zeker die blanke Nederlandse

kroegen niet óók, of wel soms?”

131



Begrijp me niet verkeerd, ik wist van tevoren dat het tekenen in de kroegen tijdens

Carnaval waarschijnlijk best onwaarschijnlijk zou zijn. Wegens drukte, wegens het feit

dat de kroegen zichzelf niet zouden zijn en ik dus niet echt de ‘ziel’ zou kunnen vangen.

In de woorden van sommige niet zo optimistische kroegkennissen: “Dat kun je wel vergeten

ja. Als je slim bent sla je heel Carnaval gewoon over en ga je daarna weer door.”

Maar ja, ik ben koppig hè. Dus ik probeerde toch heel hard zoveel mogelijk kroegen

toch nog op papier te zetten. Dus flink op pad, flinke afstanden afleggen. Drukdrukdruk.

Het hele project lang ging ‘de knop om’ zodra ik van mijn werk thuiskwam of

zodra het weekend was: ik las geen kranten meer, ik keek geen TV, nee, ik was aan het

schrijven of op pad om te tekenen. De rest van de wereld bestond een vrij lange tijd

alleen tijdens werkuren en tijdens rondslingerende krantjes doorlezen in de trein.

Carnaval 2007

Bij hoge uitzondering had ik een sociale verplichting die toch maar even voorging op

dit project. Onderweg naar een goede kennis in Rotterdam, vergezeld door een wederzijds

bevriend echtpaar, werd me ineens door de vrouw van het stel verteld dat er een

lijk gevonden was in een kroeg op de Spoorlaan. Ik knipperde met mijn ogen – er IS

maar één kroeg op de Spoorlaan, dat is gay café Schwoell. Er zijn wel een paar restaurantjes

en hotelletjes waar je ook een drankje kunt pakken, bedoelde ze dat wellicht?

Nee, Schwoell klonk wel ongeveer juist. Het scheen de eigenaar te zijn, volgens haar.

Ik had toen, zoals zovelen, Teun de Korte nog recent gesproken. Van alle mensen die ik

in het Tilburgse nachtleven ontmoet heb sinds Augustus was hij een van de warmste,

oprechtste en meest idealistische personen. Hij had oprechte ambitieuze plannen voor

allerlei feesten in café Schwoell, feesten die zelfs mij als heteroseksueel geweldig in de

oren klonken. Ik vroeg hem destijds me een beetje te helpen bij mijn tekening door

me te vertellen wat hij zelf nou precies voor gevoel had bij de kroeg. Hij keek me mysterieus

glimlachend aan en weigerde: “Dat moet je gewoon zelf ervaren.” En dat heb ik

naar mijn gevoel sindsdien wel een beetje, en zelfs met plezier, gedaan.

Ik kon het dus niet geloven. ‘s Avonds heb ik een kroegtekening gemaakt in een

buitencentrumse locatie, waarna ik besloot ook even langs Schwoell te gaan checken

of het echt zo was. Maar het was zo belachelijk druk met dronken volk op de Spoorlaan

dat ik enkel kon zien dat de tent dicht was en dat om er dichterbij te komen ik toch wel

een klein godswonder nodig had. Dus zondag ging ik er alsnog maar langs.

Mezelf en de fiets tussen allerlei dronken mongolen van alle leeftijdsgroepen en de

omhekte modderpoel die de Spoorlaan momenteel moet voorstellen gewurmd. Ondertussen

kón ik het maar niet geloven. Dus in mijn hoofd was de kroeg gewoon open.

Ik kon het me gewoon niet anders voorstellen. Het kón niet kloppen. En zou ik binnenlopen,

en tot mijn grote opluchting gewoon Teun ontwaren achter de toog. En een

pilsje drinken op de schrik. Hell, ik zou zelfs met liefde een rondje voor de zaak geven.

Het wederom gesloten rolluik kwam al lopend in zicht en pal ernaast hing een foto van

Teun met een paar bossen bloemen erboven. Het was godverdomme gewoon wáár.

Een echtpaar met twee kinderen liep voorbij. De kinderen floten luidruchtig op fluitjes,

maar ok, het zijn kinderen. De ouders zeiden in één adem, kijkend naar de foto en de

bloemen: “Oh ja, daar heb ik van gehoord. Verschrikkelijk zeg. Naar welke kroeg gaan

we nu door?”

133



Het is op het moment van schrijven nog altijd niet helemaal duidelijk wat er gebeurd

is bij Schwoell. Wel ligt het vermoeden heel sterk bij een roofmoord. Een ontzettend

gewelddadige zelfs. En er is iemand opgepakt. Een gokker, die als een na laatste in de

kroeg zat. Daarna is als laatste klant Wilbert van Herwijnen vertrokken, een van Teun’s

beste vrienden en volstrekt zeker niét de dader. Ik heb Wilbert de weken erna af en toe

in de kroeg gezien. Hij was een emotioneel wrak, helemaal kapot van wat er gebeurd

was. En hij was niet de enige. Ontzettend veel mensen die ik ken waren helemaal

ondersteboven van wat er gebeurd was.

Ik? Ik ook. Maar erger nog: ik was woédend. WOEDEND. Dat het gebeurd was, allereerst.

Maar erger nog, dat Tilburg er voor mijn gevoel geen seconde bij stil heeft gestaan.

Misschien is het omdat ik in een kleiner dorp opgegroeid ben. Als daar zoiets gebeurd

was, was Carnaval voor dat jaar voorbij. Einde, over – dan had sowieso niemand, het

publiek incluis, meer zin om nog aan dat stomme feest mee te doen.

Het Tilburgse Carnaval anno 2007 was groots en onmenselijk. De straten lagen bezaaid

met makkelijk een kwart meter plakkerige en plastic rotzooi. Bekers, drank, kots,

carnavalskledingsstukken. Ik sleepte teneergeslagen mijn fiets er doorheen. Ik zag een

zoveelste ambulance gevaarlijk eroverheen glibberen met achterin weer een meisje

dat met zware alcoholvergiftiging afgevoerd werd. Ik zag de kroegen die zo bomvol

waren dat je niet eens echt naar binnen kon. Ik heb zelfs geprobeerd hier en daar naar

binnen te gaan. Tien minuten om twee meter af te leggen, en dan kun je niet voor- of

achteruit meer en zitten irritant dronken, zweterige en lallende mensen tegen je aan te

wrijven en duwen.

Ik was het Carnaval in gegaan omdat ik enerzijds wou kijken of ik escapistisch de brute

moord achter me kon laten. Misschien met genoeg verwaterd bier. Of met voldoende

volstrekt stompzinnige feestmuziek en een uitgelaten menigte. En anderzijds, omdat ik

hoopte dat er bij de ‘Schwoellmoord’ stilgestaan werd.

Stilstaan bij Teun

Ik heb niets meegekregen. Het publiek kan ik het maar beperkt kwalijk nemen. Als er

feest in een tent is, ga je niet als enige spelbreker in proberen te grijpen om ergens bij

stil te staan. Maar de Carnavalsverenigingen en de horeca, die hebben me diep teleur

gesteld.

De gay café’s in Tilburg hebben maandag schijnbaar uit solidariteit hun deuren

gesloten. Niet genoeg. Dit was geen aanslag op een gay café, dit was een aanslag op

gewoon een Tilburgs café dat aan Carnaval zou meedoen. Een van de carnavalswagens

heeft drie minuten met de muziek uit stilgestaan voor Schwoell. Niet genoeg. De

hele tocht had die drie minuten moeten nemen. Een optredende zanger heeft bij zijn

laatste optreden op dinsdag er even uitgebreid aandacht aan besteed. Niet genoeg.

Stadsbreed had er een moment van stilte moeten zijn geweest. Desnoods vijf seconden,

maar dan wél over de héle stad. Verlies je geen sfeer en geen omzet op. Was een

kleine moeite geweest. Is niet gedaan.

Ik ben kots- en kotsmisselijk van Carnaval 2007 geworden. Zelfs tijdens de Kermis had

men hierbij stilgestaan. Maar tijdens Carnaval kan het schijnbaar niet. En iedereen had

zo zijn eigen argumenten waarom niet. Het was nog te vers, te kort geleden gebeurd,

men wist helemaal niet waaróm die moord gepleegd was. Of dat je niet kunt verwachten

van de mensen dat ze hier alles maar voor aflasten. En ga maar door – allemaal

flauwekulargumenten.

Je staat stil bij zoiets om een signaal af te geven. Dat dit niet normaal is.

Tijdens Carnaval 2007 in Tilburg was het doodsteken van een kroegeigenaar schijnbaar

wél volstrekt normaal. Ik wil dat feest nooit meer zó meemaken.

135



Ik kreeg geen lijn meer op papier. Ik wou het niet eens meer. Ik kon geen kroeg meer

zien.

Voor het eerst in negen jaar (zolang woon ik hier pas – ja, ‘pas’) was ik niet meer verliefd

op deze stad. De eerste nacht die ik ooit in Tilburg doorbracht, is mijn fiets gejat. Ik

heb sindsdien ook in een paar knokpartijen gezeten, en een schietpartij in de rij voor

de Nacht heeft plaatsgevonden luttele minuten nadat ik met mijn huisgenoot uit die

rij weggelopen zijn om toch maar een taxi naar huis te nemen omdat het allemaal zo

lang duurde. Sommige van de mooiste plekken van Tilburg hebben plaatsgemaakt

voor foeilelijke hoogbouw. Desondanks ben ik altijd van deze stad blijven houden, ben

ik altijd de mooie kanten blijven zien. Tijdens en na Carnaval lukte me dat niet meer.

Ik voelde me vooral ook heel erg machteloos. Leuk, een boekje schrijven met wat teksten

en tekeningen erin – wat maakte dát nou helemaal uit? Al die rouwende mensen

in mijn vriendenkring, dat deprimerende gesloten rolluik bij Schwoell met Teun’s foto

ernaast en bossen bloemen erboven. Ik wou iets dóen, iets dat er toe deed. Maar wat

kún je doen?

Prins Carnaval

Voor de rouwende goede vrienden een luisterend oor en een schouder om op te huilen

zijn wanneer nodig, natuurlijk. Zelf ook een roos neerleggen boven Teun’s foto. Een

boos stuk geschreven hebben. Boze discussies voeren in de kroegen om vooral maar

te zorgen dat de mensen weten wat er gebeurd is. En dat je het zelf niet vergeet. Die

dingen dééd ik wel. Maar het leek zo weinig.

Gefrustreerd heb ik, dronken, mijn vuist door een leeg flesje bier heen geboord. Hielp

niet. Mijn duim bloeden en de knokkel van mijn middelvinger sindsdien permanent

gezwollen.

Een goede vriend stelde voor om anders het boek aan Teun op te dragen. En in het

boek te vertellen wat er gebeurd is, zodat dat bewaard zou blijven. Ik heb dus tot

het eind de kroegtekeningen afgemaakt, maar de echte lol in het tekenen die ik tot

dan toe regelmatig gevoeld heb, was weg. En de tekening van Schwoell staat op de

volgende pagina als enige op een rechterkant. Want ondanks dat de kroeg drie weken

heropend is geweest door Teun zijn zoon, is hij nu definitief dicht. Verhuurder z’n

schuld, schijnt.

Ik zat een tijdje na Carnaval in het Uilenest. Een paar krukken naast mij zat Joost d’en

Erste, Prins Carnaval van dat jaar. In zijn gewone burgerkloffie, uiteraard. Ik had zin om

hem woedend aan te spreken. Tenslotte was hij die paar dagen Carnaval eigenlijk de

nachtburgemeester geweest. Hij had aandacht moeten besteden aan wat er gebeurd

was.

Joost zat vooral het ene na het andere opgewarmde flesje schrobbelèr weg te werken.

De flesjes die over waren van Carnaval. Met zijn beeltenis erop. En tegen iedereen,

ongeacht of ze het wilden horen, dronken brabbelen dat hij dat was. Op het flesje.

Kijkend naar deze man smolt ik. Het had zoiets triests, zoiets krachtigs van vergane

glorie die in warme, troostende slokjes de keel in weggegoten werd... Hoe kon ik in vredesnaam

boos worden op deze man? Ik heb hem uiteindelijk op nog een paar flesjes

getrakteerd. En ben daarna in een erg stille bui de Tilburgse nacht in gelopen.

Teun, dit boek is opgedragen aan jou. Dat het Tilburgse nachtleven weet wat hen

ontnomen is. En dat ze het hopelijk nooit meer zullen vergeten. Het was het minste dat

ik kon doen.

137



IN MEMORIAM: SCHWOELL

IN MEMORIAM: SCHWOELL



Mijn excuses.

Uit je verontwaardiging

Maakte ik op dat ze

Nodig zijn

Dus bied ik je ze bij deze aan

Met gratis verontschuldigingen erbij.

Al moet ik eerlijk zeggen

Dat ik niet goed begrijp

Waar ik excuses voor aanbied

Aangezien ik niet weet wat ik fout deed.

Maar ik geef ook grif toe

Dat ik momenteel sowiesowieso

Niet zo opvallend veel

Meer begrijp.

Ja, mijn hand sloeg jouw billen

Niet hard, niet langdurig, niets dan speels

Hij greep kneep vergreep noch begreep

Hij had amper een vlieg van je bil kunnen slaan

Nee

Niet dat die daar zitten

Je begrijpt me verkeerd

Of ik verkeer in ander onbegrip

Want ik mag dit blijkbaar niet

Maar die andere mannen dan

Die ik het pal voor mijn neus wel zag mogen doen

Begrijp je hen dan wel soms

Druk ik me verkeerd uit wellicht

Ik ben ook geen sigaret

Ik zet mezelf niet in vuur en vlam voor jou

Ik poog niet je aandacht te trekken met

Kleurige bochtige blauwe rookpluimen

Excuses, ook een nachtgedicht

Het zag er prettig uit om te doen

En de daad zelf voelde niet fout

Zoek er nou niet achter wat die

Kopieën van kopieën van on originele mannen

Met zoiets bedoelen

Zie je, ik huil met mijn handen

Als ik de troost zoek in de drank

Mijn traan biggelde even zacht

Over jouw wangen.

141



Een hele lange tijd liep ik nogal teneergeslagen in het nachtleven rond. Als ik het even

kon laten, liet ik het uitgaanswereldje ook even voor wat het was. Ik begon weliswaar

langzaamaan weer mooie dingen te zien en mijn liefde voor de stad kwam stukje bij

beetje weer terug. Maar de vaart en het enthousiasme waren uit het kroegtekenproject

verdwenen.

Ik zoop heel veel. Veel kroegen moest ik meerdere keren bezoeken omdat ik eerst

van het nare gevoel af moest voordat ik de schoonheid en de ziel van ieder van deze

dranklokalen kon inzien. Het ‘incident’ – een zachte manier van zeggen dat een kroeg

vermoord is – was ook overal nog flink het onderwerp van gesprek. Dat was deprimerend

maar ook goed. Want nee, de Tilburgers vonden het allerminst normaal.

In de kroegen die ik bezocht vonden de klanten en het personeel het uiteraard ook

allemaal heel erg wat er gebeurd is. Het kroegpersoneel had ook vaak nog wat extra

angst te pakken. Het doet je toch beseffen hoe onbeschermd je er staat – immers,

er hoeft maar één gek binnen te lopen op een rustig moment en dan kan er vanalles

gebeuren. Een bizar gevoel, voor iedereen. Want een kroeg hoort een plek te zijn

waar je even alles van je af kunt zetten. Niet een plek waar je angstig over je schouder

gaat zitten kijken naar iedereen die binnenloopt. In een kroeg werken, met name een

buitenkroegje, werd opeens heel eenzaam en griezelig werk.

En voor mijzelf aldoor hetzelfde gedoe: dat ik nachtburgemeester was en daarom

kwam tekenen. Een rol die viezer en viezer begon te smaken tegen mijn gehemelte –

hoeveel koud bier ik er ook achteraan goot. Dat het allemaal oorspronkelijk maar een

grap was, woog nu extra zwaar. Ik voelde me een rasechte charlatan, ik had helemaal

geen zin meer in het project maar wist wél donders goed waarom ik het moest afmaken.

Op de momenten dat ik nachtburgemeester speelde om antwoord te geven op

de vragen, was het alsof ik er zelf naast stond en een beetje deemoedig toekeek op

een tragisch nep-personage. Eigenlijk wou ik alleen nog maar thuis onder de dekens

kruipen en er niet meer onderuit komen. Iets dat ik minimaal één dag tijdens Carnaval

trouwens ook daadwerkelijk gedaan had.

Alles komt goed?

Voor het weblog wou ik ten tijde van de heropening van Schwoell een foto schieten.

Want op het gesloten rolluik was inmiddels een spreuk gespoten die rechtstreeks van

Teun had kunnen afkomen: “Alles Komt Goed”. De spreuk ontroerde me. Dus dat moest

eigenlijk wel even vastgelegd worden, zodat ik het kon delen met anderen.

Vanaf de linkerkant van de weg was het te donker, en op de stoep aan de rechterkant

was het te dichtbij. Ik moest dus de bouwplaats op, waar de Spoorlaan één grote

zandbak was geworden. Even snel mijn fiets geparkeerd – want er moest nog minimaal

één tekening gemaakt worden die avond – en de foto geschoten. Om er toen achter

te komen dat ik de fietssleutel ergens in het zand kwijtgeraakt was. In een vrij fors stuk

dat ik gelopen had en dat vol band- en laarsafdrukken zat.

Ik heb drie kwartier lopen zoeken in het donker. Meerdere keren ook mijn broekzakken

en mijn tas gecontroleerd, waar ik de camera in teruggestoken had. Ik trok het niet

meer, ik wou ter plekke in het zand gaan liggen en daar sterven. De sleutel was kwijt

en zou de volgende dag onder een vrachtwagenwiel diep begraven worden onder het

toekomstige wegdek. Het boek was verdoemd, het nachtburgemeesterschap gefaald,

ik stortte even helemaal in. Teun had ongelijk, zo leek het: Alles kwam helemaal niet

meer goed.

U leest nu dit boek. De fietssleutel heb ik ook nog teruggevonden. Een aantal dingen

zijn goedgekomen. Hou dus vol, het boek wordt heus weer leuker. Even nog hier

doorheen.

143



Te diep

“Waar gaat dit biertje over?”

Vroeg ze, toen ze zag dat het flesje mijn onverdeelde aandacht had.

Ik grijns een lede zuipschuitgrijns.

“Over Art without a Heart, meisje.

Over langgerekte schijn.

Over de tandpastaglimlach.

De clown met zijn levertraan.

Over de lege maskers waar bijna alle grote kunst uiteindelijk over gaat.

Over lange periodes van je echte gezicht niet kunnen tonen, en daardoor ook niet

meer weten hoe het eruit ziet.

Over het dolende flirten met rock bottom, dat we uitgaan noemen.

Over de vrijwillige vergifinname om de zoektocht verder te vertroebelen.

Over de spelletjes. De schijnbewegingen. De territoriale geldingsdrang.

De afleidingsmanoeuvrerende schaduwsilhouetten. De paringsdanspassen.

Over het kostuum dat de faciliteiten dragen.

De franje. De muziek. Het glashard ontkennen van het zoekende.

De creatieve namen en smaakjes die het vergif tot een duizendkoppig monster maken

waarvan moeiteloos iedere kop een eigen identiteit voorwendt.

De leugen dat deze lokalen geen middel maar doel zijn, en de leegheid van het bestaan

en de beurs van de zombies die de leugen als zoete koek geslikt hebben.

Over dat de klant zogenaamd koning is maar wel eentje die accijns betaalt.

Maar meer nog gaat het over de kwijtgeraakte connectie.

Met een wereld vol mensen die hier hun leven ingewikkelder komen maken dan het

feitelijk is. En die alles en iedereen moeilijker maken dan ze feitelijk zijn.

Mensen die ook in één boom nog steeds een bos proberen te herkennen.

Dit gebottelde gerstenat gaat over de ketenende ketting op mijn borst.

De druk om doorlopend een symbool te zijn in plaats van een mens.

De eenzame plek in de coulissen van mijn ziel.

Daar gaat-ie over.”

“Waarom kun je niet jezelf zijn?”

“Gaat niet meer.

Ik weet niet meer hoe.

De weg terug is foetsie.”

Ze zette nog een biertje voor me neer.

“Hier dan.

Hopelijk gaat deze ergens anders over.”

145



Een erg zonnige zondag – vroeg voor de tijd van het jaar – parkeerde ik mijn fiets ‘s

middags tegenover café Replay om daar te gaan tekenen. Ik was er al eerder geweest,

ook daadwerkelijk ‘s avonds, dus ik had het gevoel dat ik wel wist hoe de tent was in de

meer nachtelijke uurtjes.

Binnenlopend breek ik bijna mijn nek over een kinderveiligheidshekje. Niet gezien omdat

ik mijn zonnebril nog ophad. Ik heb sinds mijn eigen jeugd geen dergelijke hekjes

gezien, dus al frunnikend kwam ik er niet uit. De eigenaar snelde toe en opende het

hekje, om het pal achter me weer te sluiten. Hun kind was enthousiast in de kroeg aan

het rondrennen, vandaar. En Replay ligt pal aan een van de drukkere centrumstraten,

dus het risico dat de jonge nakomeling de straat oprende en dan een uitstekende test

voor ABS of schokbrekers van een passerende auto zou vormen, was reëel.

In de Replay

Replay lijkt, als je er toevallig voor het eerst binnenloopt, wellicht niet zo heel bijzonder.

Een niet zo groot kroegje, kort barretje met blauwig neonschijnsel achter de drankflessen,

een zittafeltje achterin, dartborden, een heleboel bordspelletjes. Bij een eerder

bezoek had de barman me al ronduit trots zitten vertellen dat de nootjes op de bar

vers van de markt waren.

Ook de muziek-collectie brengt fonkelingen van trots in zijn ogen. De meeste verzoekjes,

hoe obscuur ook, tovert hij uit de hoge hoed, en als ze het zowaar een keer niet nú

hebben, krijg je het bij een volgend bezoek te horen.

Wegens het rondrennend kind was er beperkte rookgelegenheid. De barman had

één asbak aan het eind van de bar neergezet, zodat hijzelf ook kon roken, en dat was

bij deze de huidige rookplek. Terwijl het echtpaar en het overactieve kind aan hun

avondeten begonnen aan de zittafel achterin, rookte en dronk ik rustig wat en zette de

eerste lijnen op papier.

Nadat ze uitgegeten waren, hingen zowel de barman als zijn vrouw vrolijk pratend wat

met me rond terwijl ik de tekening afmaakte. Een paar vaste klanten liepen binnen

en struikelden ook bijna over het hekje. Terwijl ze gingen zitten aan de bar vielen hen

uiteraard mijn tekenbezigheden op. Zoals wel vaker werden er allerlei vragen op me

afgevuurd – en een aantal complimenten. Om niet teveel gestoord te worden terwijl ik

teken, had ik ook uitgeprinte eerdere tekeningen bij me, die men dan kan doorkijken.

Grote hilariteit brak los onder het gezelschap toen iemand in één van de tekeningen

herkend werd als kroegkennis. De dame in kwestie werd zelfs even met het mobieltje

gebeld, dat er ‘hier’ iets was dat ze moest zien.

Nadat de tekening af was, werd ik bovendien nog even in het herentoilet rondgeleid

(“Qua oppervlakte het grootste herentoilet in de stad!”), werd uitgebreid verteld over

welke soorten spelletjes er zoal sinds de oprichting in de kroeg aangekocht waren en

wat voor succes die hadden onder het publiek én de barvrouwe, de spelletjesfreak van

de twee, over de grote graffititekening in opdracht die op de buitenzijmuur staat, en

ga zo maar door. Ik kreeg bovendien biertje na biertje getrakteerd, tot ik echt moest

afslaan omdat ik alweer een halve dag daar was blijven zitten en de werkdag er nog

niet op zat. Met wat pijn in het hart ontrukte ik me aan het gezelschap en de kroeg en

liep ik de buitenlucht weer in.

147



De maansverduistering van een zaterdagnacht eerder dit jaar. Hebt-u-em gezien?

Ik wel. Ik heb in de voor de tijd van het jaar niet koude nacht, met overigens ook

opvallend weinig regenbewolking, naar de verduistering van de daarvoor nog fel

schijnende volle maan staan kijken. Pal op de Korte Heuvel, op het pleintje tegenover

mijn stamkroeg.

Ik was niet alleen: twee kroegkennissen stonden naast me te blauwbekken (niks

gewend) en op hun geheel eigen wijze van het natuurfenomeen te genieten. “Hee!

Meisjes! Willen jullie met ons naar de maansverduistering kijken?” “Kom jij me even

warm houden terwijl we wachten tot de maan uit is?” Vooral geïrriteerde blikken waren

hun deel, met hooguit hier en daar een gevat rotantwoord als enige oogst.

Op de hoek stonden aangeschoten knapen te roepen om kaartjes voor het maandelijke

013-feest LOOS, die weer zoals gewoonlijk al bij de opening van het loket

uitverkocht waren. Al snel ontpopten ze zichzelf zelfs tot bemiddelaars tussen mensen

die ook kaartjes wilden bemachtigen en mensen die kaartjes over hadden. Want het

leuk begonnen evenementje is nu iets krankzinnigs geworden. Om één uitverkochte

aanbieder te citeren: “Joh ik heb mijn extra kaartje net voor veertig euro aan een kerel

verkocht. Zo moet je dat doen he, altijd twee kaartjes kopen, een voor jezelf en een

om te verkopen, dan heb je de hele avond gratis je drinken!” (Gedachte in mijn hoofd:

totdat je daar die kerel tegen het lijf loopt die jouw kaartje voor veertig euro heeft

overgenomen, natuurlijk. En die dan misschien een beetje verontwaardigd zal zijn

dat je zijn veel teveel bestede geld uiterst vrolijk aan het wegklokken bent. Niet dat er

dan iets zal gebeuren, want er heerst een vrij strikt no-nonsense beleid in 013 en de

bezoekers weten dat.)

Nachtverduistering

Vervolgens gaven ze de kaartjesjacht maar even op en voegden zich bij ons maantoeschouwers-gezelschap.

Ruim een half uur moeten we daar hebben gestaan, van dat

de maan al half afgesneden was tot het laatste blurretje licht bovenop. Hele drommen

schaarsgeklede meisjes en dronken kerels liepen voor en achter ons langs voorbij,

gedreven onderweg naar een volgende locatie om hun consumptief uitgaansavondje

voort te zetten, zonder enig acht te slaan op wat er gratis boven hun hoofden vertoond

werd. Hooguit een paar keken al lopend halfslachtig met ons mee “Oh ja, dat was toch

die verduistering? Ik zie niks hoor.” “Wat werd er nou eigenlijk ook alweer verduisterd,

was dat nou de zon?” “Ach, ik kijk het vannacht wel terug op internet.”

Ook mijn gezelschap droop voor het laatste streepje licht weg was, af. De maan kleurde

donkerrood onder het fel schijnende bovenlijntje dat meer en meer een puntje en

toen een vaag schijnseltje werd en toen was het allemaal zwart, weg. Ik rookte nog

een sigaretje en begaf me daarna ook weer onder het scheutig geld spenderende

uitgaansleven.

149



Wellicht wek ik tot dusver de indruk dat de lijst van kroegen een vrij statisch document

was. Waar gewoon een stel dingen op een rij stonden die ik af moest gaan, en wanneer

ik er getekend had, een streep doorheen zette en naar de volgende doorging. Dus dat

het gewoon lopende-bandwerk was.

Zo ging het dus helemaal niet.

Ik begon met zo’n honderdtachtig kroegen op de lijst. Zoals u zelf al hebt kunnen zien

zijn het er iets minder gebleken. De criteria waaraan een kroeg moet voldoen om op

mijn lijst te blijven staan – de ‘wetenschappelijke methode’– zorgde ervoor dat ik een

flink aantal etablissementen kon wegkrassen. Maar er kwamen er ook absoluut telkens

weer bij. En ik durf zelfs te vermoeden dat de lijst die ik nu heb, nog steeds niet helemaal

klopt, maar ik heb het er – deels uit zelfbescherming, deels omdat het boek toch

een keer afmoest en voordat je ’t weet zijn er weer een stel reeds getekende kroegen

gesloten of van eigenaar en naam gewisseld – uiteindelijk maar bij gehouden toen ik

bij de laatste kroeg op mijn lijst aangekomen was.

Reeds gesloten kroegen heropenden doodleuk weer nadat ik ze al van de lijst gehaald

had. Sommige kroegen stonden nog niet eens op mijn lijst, maar kreeg ik als ‘tip’ mee

in een andere kroeg. Want zodra je een boude uitspraak doet als ‘ik ben alle kroegen

van Tilburg aan het tekenen’, haalt iedere kroegtijger een mentaal lijstje tevoorschijn

van alles wat hij of zij kent en begint vragend op te sommen. Meestal kon ik gewoon

antwoorden dat ik er al getekend had, of dat die kroeg inderdaad nog op de lijst stond,

maar ook vaak genoeg werd er iets genoemd dat ergens in een wijkje weggestopt zat

en niet eens in het telefoonboek of ergens anders vermeld stond.

Kroegenlijst

Van tijd tot tijd zakte de moed wel eens in mijn schoenen. En het schrijfwerk schoot

ook niet op, want hoe kon ik immers weten wat ik allemaal in dit boek aan onderwerpen

kwijt kon, als ik niet eens wist hoeveel pagina’s tekeningen er zouden komen? Verscheidene

avonden ging ik dan ook op pad zonder de bedoeling tekeningen te maken,

maar enkel om nog niet verkende kroegen langs te gaan. Om te kijken of ze wel op

mijn lijst hoorden, en zo ja, wat voor soort tent het zoal was. Er bleken veel coffeeshops

op de lijst te staan, vermoedelijk afkomstig van de oude internet-lijst. Die konden er zo

vanaf, want daar mogen ze geen alcoholische versnaperingen schenken. Soms reed ik

op dergelijke avonden via bepaalde wijkjes waar ik nog nooit geweest was en zag ik

daar zelf juist weer een kroeg die niet op het velletje papier in mijn binnenzak stond.

In de hilarische TV-serie “My Name Is Earl” heeft Earl, de hoofdpersoon, een lijstje van

alle slechte dingen die hij in zijn leven heeft gedaan, en probeert hij ze een voor een

goed te maken. Waarna hij ze weg kan strepen. Soms komt er iets bij, soms gaat er iets

af, soms komt er iets terug op de lijst wat er al vanaf was. Er lijkt maar geen einde aan te

komen, en de lijst zelf wordt dan het hogere doel waarom je maar door blijft zetten. Dit

was míjn lijst. In zekere zin mijn eigen boetedoening ook, voor de grap die ik uitgehaald

had.

Sommige mensen vroegen wel eens of, als ik uiteindelijk klaar zou zijn met het boek,

ik misschien hetzelfde in een andere stad zou gaan doen. Ja, dank je de koekkoek. Dat

doet de nachtburgemeester van die plaats lekker zelf maar.

151



Bij het maken van het meerendeel van de tekeningen was ik nogal solo aan het werk.

Natuurlijk had ik regelmatig wat aanspraak van barpersoneel of andere kroegtijgers,

die altijd wilden weten wat ik aan het doen was en zo hier en daar eens een pilsje

trakteerden. Ik drink niet veel bij het tekenen, echter. In de paar uur die een tekening

kost – dat is dus vanaf het moment dat ik weet wát ik op papier ga zetten tot het eindresultaat

– heb ik bij voorkeur een flesje bier naast het tekenblok (flesjes vallen minder

makkelijk om dan bierglazen) en op het moment dat ik klaar ben is dat flesje meestal

nog lang niet leeg. Ik neem tussendoor een paar slokjes en daar blijft het eigenlijk bij.

Veel te geconcentreerd op de tekening zelf.

Meelifters

Het is geen vreselijk interessante bezigheid om de hele tijd naar te gaan zitten kijken,

dus het is ook niet vreemd dat ik het meerendeel van de tijd in mijn eentje op pad

was. Ik wou ook liever mijn vrienden niet aandoen dat ze met me op stap gaan naar

kroegen die ze meestal niet eens kennen, om dan zichzelf te moeten vermaken terwijl

ik daar urenlang zit te krabbelen. En vóór het tekenen zit ik heel erg rond te spieden,

indrukken op te doen, en zo te bepalen wát ik ga tekenen. Pas na het tekenen gaat dus

het biertje op, een sigaret aan, en ben ik weer gezellig aanspreekbaar.

Ik héb wel gezelschap gehad hier en daar. Guillermo, genoemd in het rijtje van mensen

die betere nachtburgemeesters dan ikzelf zouden zijn, heeft me vergezeld in De Plaats.

Als die tekening er wat aan de slordige kant uitziet komt dat onder andere omdat hij

me eerst flink liet vollopen met drank, en vervolgens flink aan het vertellen ging over

de Tilburgse kroegen, de muziek die speelde, vanalles. Ik luister heus wel, verzekerde

ik hem steeds, want dat was ook zo. Ik kan me namelijk prima concentreren op een

tekenening en ondertussen luisteren naar een gesprek – en zelfs het gesprek gewoon

meevoeren. Daardoor aangemoedigd, liet hij nog meer drank aanrukken door de

barman, wat er uiteraard voor zorgde dat ik alleen maar verder aangeschoten en met

nog iets meer gehaaste lijnen de tekening probeerde af te maken voordat er een hele

colonne bierflesjes mijn tekenblok zou omsingelen. Dit is zeker geen beschuldiging:

het was erg gezellig en tegen gratis drank zeg ik nooit nee.

Een aantal andere vrienden hebben me hier en daar wel eens vergezeld, want alleen

is ook maar alleen. Soms tracteerde ik hen dan maar zoveel mogelijk uit een soort

schuldgevoel dat ik zo’n suf gezelschap vormde. Niet dat iemand ooit geklaagd heeft.

Bevriend striptekenaar Michiel van de Pol had op een goede avond de opdracht te verrichten

dat hij iemand moest vergezellen die met een ongewone en arbeidsintensieve

activiteit bezig was, en dan een verslagje moest optekenen. Hij dacht de makkelijke

route te kiezen door mij te vergezellen. Nou, hij heeft het geweten – twee achtereenvolgende

kroegen heb ik hem meegesleept. De eerste, het Uilenest, vormde een uiterst

luxe tekensituatie (vrijwel leeg, goede verlichting, tafeltjes waaraan getekend kan

worden, en een naam en interieur die makkelijk bij elkaar passen) de tweede was Café

Hoegaarden, en dat was iets minder tekenvriendelijk. De Talk Of The Town-disco avond

was in volle gang - maar zonder volle zaal, er stond hooguit twintig man binnen denk

ik - en dat betekende zwaaiende flitslampen, slecht licht, harde muziek, bier met plastic

muntjes kopen, geen tafel om aan te tekenen maar gewoon op de bar, en eigenlijk

was de beperkte drukte op zich daartussen nog een pluspuntje. Ware het niet dat men

daarom de avond ook vervroegd - vijf over tien, geloof ik - beëindigde en we zacht

doch helder aangespoord werden op te krassen. Terwijl ik één-derde van de tekening

af had.

Ja, dit komt voor, Michiel.

153



De allereerste kroegtekening die ik maakte was, in tegenstelling tot de volgorde in dit

boek, in de Cul de Sac. Ik zat immers nog te spelen met hoe ik dit project überhaupt

zou gaan aanpakken, en de veiligste plek om te kijken of ik wel in een kroeg zou

kúnnen tekenen was mijn eigen vertrouwde taptehuis. Dat ging niet onaardig, al zou

ik gedurende het project minder en minder tekst in de tekeningen zetten, gewoon

omdat veel tekst een beetje een puinhoop is om te zien.

In die eerste tekeningen was ik nog aan het zoeken hoe ik alles zou ‘zeggen’. Hoe de

pagina’s ongeveer ingedeeld zouden worden, wat voor tekst erin zou komen, of ik echt

de kroeg zélf qua interieur zou natekenen of een soort abstracte voorstelling ervan.

Dat laatste heb ik gedurende het hele project per kroeg maar beslist, maar verder krijg

je er op een gegeven ogenblik een beetje handigheid in. Blij toe, want de eerste zes

tekeningen zijn uiteindelijk in twee maanden tijd gemaakt – op een totaalaantal van

bijna honderddertig kroegen zou dat nogal een langdurig project zijn geworden. En

het moet niet te lang duren hè, want dan gaat het op werk lijken en wordt mijn biertje

warm.

De aanpak

Mocht u willen weten hoe ik bij de tekeningen te werk ging zal ik u dat nu vertellen.

Mocht het u volstrekt niet boeien, blader dan vrolijk verder. Lezen is een interactieve

bezigheid immers, een waarbij u zelf ook de vrijheid heeft het geschrevene tot u te

nemen of gewoon te negeren.

Het eerste waarop ik let als ik binnenkom, is of er een plek is met voldoende licht om

een beetje te kunnen zien wat ik zit te tekenen. Vervolgens of ik het logo van de kroeg

ergens zie. Op een ruit die duidelijk zichtbaar is vanaf de tekenplek, of aan de muur,

of op een oude foto aan de muur, of op een poster of een luciferdoosje of weetikwat.

Zo niet dan vraag ik het barpersoneel om iets met het logo. In een paar gevallen heb

ik buiten eerst het logo van de gevel nagetekend om daarna binnen door te tekenen.

Heel soms heeft een kroeg gewoon geen logo.en heb ik maar wat geïmproviseerd, met

afwisselend resultaat. Hoe dan ook.. eerst zet ik de buitenste kaderlijnen op papier, dan

nummer ik de tekening en zet de datum erop, en dan komt het logo. Het logo is immers

een belangrijk deel van de uitstraling, en de lettertypes daarvan zijn vaak expres

uitgekozen om een beetje aan te geven hoe de kroeg is.

Maar al te vaak neem ik daarna wat slokken van mijn biertje en rook ik een sigaret terwijl

ik nog een keer mijn ogen laat dwalen over alle elementen in de kroeg die indruk

op me hebben gemaakt. Indrukken dat dingen uniek zijn en je ze nergens anders ziet.

Indrukken dat dingen soms juist wel veel voorkomen maar hier heel typisch zijn. Ik

gooi, zo rondkijkend, alles weg wat in mijn hoofd niet ‘past’. Dan kijk ik of ik daar een

geheel van kan brouwen. En haal ik de dop weer van mijn fineliner af. Ik schrijf de tekst

op, maak de tekstblokken er rondomheen, en daarna ga ik de tekening maken.

Ik schets in het geheel niet. Alles wat u hier ziet, is rechtstreeks op papier gezet. In die

kroeg, over die kroeg. In een paar kroegen heb ik de tekening niet kunnen afmaken,

omdat ze vroeger sloten bijvoorbeeld. Maar dan zorgde ik altijd dat in ieder geval de

lijntekening af was en er enkel nog wat zwartvlakken te vullen waren. Dat doet immers

niks meer af aan het gevoel dat je op papier probeert te vangen en kun je dus prima

thuis of ergens anders afmaken. Sommige kroegen heb ik net iets te dronken op papier

gezet waardoor ik bijvoorbeeld de naam, het logo een beetje fout gespeld heb. Dus nu

weet u het. Dat is nou de magie van de kroegtekeningen in dit boek. Gewoon banaal

krabbelwerk.

155



“Hey maar jij bent echt de nachtburgemeester dus. Ik heb het inmiddels ergens gelezen

– sorry nog voor het gegein de vorige keer, ik dacht dat je een grap maakte.”

Ik mag ‘Barbapapa’ van Le Clochard langzaamaan meer en meer. Goeije kerel waar een

leuk gesprekje mee te voeren valt. Dat-ie de vorige keer dat ik er was – met bijval van

een vaste klant – riep dat hij en niet ik de nachtburgemeester was, soît. Ik kon er goed

om lachen. En dus babbel ik vaker en vaker met de goede man.

Jolige kerel, die tegelijkertijd keihard zegt waar het op staat.

We raken wat aan de praat over de horecabeleiden in de stad. Het is rustig, dus dan

is het makkelijker zo’n gesprek te voeren. Barbapapa is ontevreden, en terecht. Als hij

nou de eerste was die ik erover hoorde, zou ik denken ‘wat een ouwe zeur’ maar de

gemeente maakt het horeca-ondernemers momenteel allesbehalve makkelijk.

Overal in de stad hoor je het – als je je oor te luisteren legt, uiteraard. En tsja, ik probeer

een goede nachtburgemeester te zijn dus dat doe ik dan ook. De horeca-ondernemers

voelen zich meer en meer weggepest door een uit de hand lopende wildgroei aan opgelegde

regeltjes, beperkingen, wetten, belastingen en ga maar door. “Het is gewoon

niet leuk meer om horeca ondernemer te zijn.”

Al jaren hoor ik de meest belachelijke dingen – ook al voordat ik mezelf met deze

titelatuur opzadelde. Zo was er ooit een soort ‘two strikes’-beleid voor terrasstoeltjes.

De Korte Heuvel is, net als de totale Heuvel eigenlijk, een beetje stoeploos geraakt

waardoor ‘de weg’ (het fietspad naar mijn idee) gelijk staat met de ‘stoep’, althans, aan

de rechterkant. Omdat die arme fietsertjes toch maar een meter of vijf de ruimte hebben

om te rijden, werden horeca-zaken die hun terrasstoeltjes ‘over de lijn’ (knappe

jongen trouwens die lijn kan identificeren) zetten, keihard afgestraft. Als in: één keer

waarschuwing, tweede keer enorm belachelijke boete. Aangezien de ondernemers zélf

dit sowieso doorgaans niet doen maar de klanten op het terras, dwing je daarmee de

kroegeigenaar een soort terraspolitieagentje neer te zetten die de hele tijd oplet of die

stoute consumenten niet hun stoelpootje een centimeter op het fietspaadje zetten.

Horeca onderschatting

Nieuwe horeca-ondernemers worden doorgezaagd, doorgelicht, kortom belachelijk

uitvoerig gescreend, ook als het gewoon een overdracht van een oud kroegeigenaarechtpaar

is dat hun zaak aan familieleden door wil geven. Buitenkroegjes die net een

paar minuten na sluitingstijd nog een paar plakkende klanten binnen hebben, kunnen

verwachten dat de politie er op de minuut nauwkeurig langs patrouilleert. Sinds 013

een paar jaar geleden enkele maanden dicht ging, dienen de meeste kroegen in het

centrumgebied opeens een portier (of een medewerker die die rol dan maar vervult)

te hebben. In de meeste gevallen staan die mannen in hun oortjes ‘ik zie ik zie wat jij

niet ziet’ met collega’s te spelen, of hele goeije halen zo hier en daar nog eens wat lege

glazen op in de kroeg. De slechte die spelen kleine machtsspelletjes met het uitgaanspubliek.

Alles voor de vrede en veiligheid, toch?

Als je je stamkroeg of andere dranklokalen goed waardeert, laat dat dan ook regelmatig

eens een keer merken naar het personeel en de man of vrouw aan het hoofd van

het hele boeltje. Want zowel vanuit de gemeente, als vanuit de brouwerijen die vaak

de eigenlijke bezitters van hun kroegen zijn, liggen ze flink onder vuur. Degenen die

er al lang zitten, redden zich inmiddels prima, en hanteren vaak een heel vriendelijk

onderling behulpzaam beleid – als de ene kroeg wat voorraad tekort komt of op een

andere manier hulp kan gebruiken die jij makkelijk kunt missen, dan doe je iets voor ze,

en omgekeerd. De nieuwe ondernemers moeten niet alleen die plaats in dat – verder

best verwelkomende - wereldje nog zien te veroveren en hun kroeg zien te lanceren,

maar moeten dus ook nog over een enorme drempel heen. Nee – het is allang niet leuk

meer om een kroeg te runnen. Hulde dus.

157



Op de vraag of partyboot De Albatros nog wel eens vrij toegankelijk was, antwoordde

een flink met witte wijn en bijbehorende ijsblokjes beschonken Wilbert van Herwijnen

dat het daar sowieso één zaterdag in de maand een topfeest was. Africa Night, waar

hij ook zelf vaker naartoe geweest was. Met een paar onbeheerste spuugdruppeltjes

in het rond vliegend, drong hij erop aan dat ik er minimaal één keer bij geweest had

moeten zijn.

Nou is een titel als “Africa Night” niet echt bemoedigend. De stad wemelt van de exotische

“Nights” – Carribean Night, Salsa Night, noemt u maar op. En meestal zijn het niet

meer dan DJ-avondjes met toepasselijke muziek en een hoop brave Brabantse blanken

die hun best doen om het te laten lijken alsof ze kunnen dansen. Dat dan ook nog eens

in een feestboot voelde onmiddellijk erg claustrofobisch aan. Maar ik is de kwaaijste

niet, en Wilbert verzekerde me dat er échte afrikaanse bandjes optraden enz., dus

vooruit. Ik besloot eens uit te vinden wanneer dit dan zou plaatsvinden.

Het kostte me niet veel moeite om te weten te komen dat De Albatros al een tijdje de

vaste locatie voor dit evenement niet meer was. “Bosvreugd heeft het overgenomen.”

Nou ligt het prettige, tegendraadse boskroegje Bosvreugd redelijk in de buurt van mijn

woning, dus ondanks dat de lijst kroegen meer en meer kromp en deze Africa Night

slechts maandelijks plaatsvond, was het mij prima te wachten tot de volgende editie,

voordat ik dan in Bosvreugd ging tekenen. Twee vliegen in één klap, dat idee.

Africa Night

Hoe ontspannen en los het er aan toe gaat werd o.a. geïllustreerd door het feit dat ik

de hele avond daarbinnen heb gezeten zonder dat iemand me om de entree lastig viel.

Ik raakte met de barman en een uitbundige vaste klant aan de praat. Over vroegere

tijden en huidige tijden, over de jeugd, over de oprukkende burgerlijke braafheid en

betutteling van de regering. Een fijn gesprek, dus. Er werd rustigaan geblowd, de overgevlogen

afrikaanse band was aan het soundchecken, en heel rustigaan verzamelde

zich meer en meer publiek. Ik was wat aan de vroege kant, dat was ook wel duidelijk.

Het publiek laat zich – eigenlijk niet echt verrassend – het beste omschrijven als

‘Festival Mundial publiek’. Als er al zoiets bestaat, want zowel deze avond als het festival

waar ik aan refereer wemelen van de diversiteit. Ik bedoel dan ook júist die diversiteit,

en een tomeloze culturele interesse.

Ik hopte zo wat in de kroeg heen en weer om verschillende onderdelen van de decoratie

in één prent te kunnen verenigen. De kroegeigenaar, die ik al een paar keer eerder

gesproken had, repte tegen eenieder die zich afvroeg wat ik aan het doen was, over het

boek en de kroegtekeningen. Allemaal positieve reacties, en ook met hem heb ik nog

even een beetje doorgeboomd. Een heerlijk ontspannen plek, waar alle krampachtigheid

van sommige andere kroegen – wegens alle beleidsregeltjes die zoveel lol uit een

café kunnen persen – ver, ver te zoeken was. Hij wist me ook te vertellen dat de bezoekersaantallen

sinds de ‘overname’ van het evenement bijna exponentiëel toegenomen

waren. Met trots, natuurlijk.

Bij het verlaten van de tent trok ik uiteraard even aan de mouw van de kassamevrouw

en betaalde voor een kaartje. Ja, ik ging dan wel weg en zou niet in de gelegenheid

zijn terug te komen omdat ik de halve stad nog over moest, maar de entreeprijs zorgt

ervoor dat dit evenement voort blijft bestaan, dus mijn bijdrage hóórt erbij.

Voor de zoveelste keer moest ik er ergens vandoor voordat het écht leuk werd. Maar ik

kom spoedig weer terug. Want godverdomme, ik wil die Africa Night nu ook wel eens

in vol ornaat zien.

159



De Nacht. Onze lokale paaldanseressenclub. In de volksmond: “De Tietenbar”. Pal achter

mijn stamkroeg gelegen, zal het u wellicht niet verbazen dat ik er wel vaker binnengelopen

ben. Entree is zestien euro, maar daarmee betaalt u gewoon voor vier heel dure

biertjes van vier euro elk. Want ook als u later die nacht muntjes bijhaalt, kosten ze vier

euro ‘t stuk.

Ik heb eens aan een goede vriend die de tent niet kent, proberen uit te leggen dat

er – generaliserend – drie soorten publiek is binnen De Nacht. Je hebt de doorstappers,

mensen die de sluitingstijden gewoon nét iets te vroeg vinden en nog even een

paar biertjes meer willen pakken voordat de tocht huiswaarts aangevangen dient te

worden. Je hebt er de romeo’s – ik wil niet discrimineren, maar over het algemeen zijn

dit toch allochtoontjes – die alles en iedereen met borsten proberen te versieren. En je

hebt de tepellikkers, de mannen die vooral zoiets hebben van “Jaaaaaaaaaaa tieten!!”

en zich de spuitbusslagroom op de ontblote borsten goed laten smaken omdat ze dit

elders wellicht minder makkelijk voor elkaar kunnen krijgen. Dit zijn niet noodzakelijk

lelijke mannen, maar bijvoorbeeld ook mannen die de hele frustrerende heisa van het

versieren in de moderne maatschappij maar hebben gelaten voor wat het is.

Ik? Ik kom er omdat ik enorm van mensen geniet. Ik zit daar dan ook vaker op het

publiek te letten dan op de tits & ass die zich rond de danspaal kronkelen en op

de plafondschommel heen en weer zwaaien. Fraaie exemplaren wil ik ook nog wel

wat aandacht gunnen, maar over het algemeen vind ik het publiek daar ontzettend

fascinerend om te zien. Binnen die drie groepen zijn er namelijk allemaal variaties

en niveau’s en ieder mens daar heeft duidelijk een eigen verhaal. Maar ik weet dus

inmiddels hoe het er daar aan toegaat, en ik heb ook al vanalles er mee gemaakt. Van

ladderzatte jongedames die dáár hun vrijgezellenavond aan het vieren waren, tot ruzie

met een irritante eikel die een goede vriendin van mij met niet on indrukwekkende

cupmaat lastigviel, en zelfs nachtburgemeesterbenoemer-en-voorzitter-van-Stichting-

Roze-Maandag Wilbert staat er wel eens met zijn witte wijn met ijs. Wellicht niet geheel

onbegrijpelijk, want hoewel de tent drááit om vrouwelijk schoon zijn er natuurlijk

opvallend veel meer mannen te bewonderen.

Tekenen in de Nacht

Tekenen daar lag heikel. Tassen en jassen worden verplicht in de garderobe geplaatst

en iedereen wordt altijd uitgebreid gefouilleerd door de potige portiers. Bovendien

vinden niet alle klanten het tof, wellicht omdat ze bang zijn dat ik hén ga tekenen Ik

had dus een voet tussen de deur nodig. Gelukkig kende ik de voormalige manager nog

van ooit gesproken, en hij sprak met mij af dat hij me na Carnaval zou bellen voor een

afspraak.

Ik heb erg lang gewacht en uiteindelijk ben ik zelf op de gok bij de tent gaan aankloppen

voor openingstijd. Portier deed open, en vervolgens heel erg moeilijk. De hele man

waar ik mee afgesproken had werkte er niet meer, dus vroeg ik of ik de huidige baas

kon spreken. Ik moest in het hoekje naast de deur wachten alsof ik straf op school had.

De baas kwam eraan, ik legde uit waar ik mee bezig was en dat De Nacht toch ook wel

echt in het boek moest. Hij vond het prima. Ik kon doorlopen inclusief tas én handschoenen

– mijn jas moest ik wél even inchecken.

Ik kreeg gratis biertjes, het barpersoneel en de portiers hingen ontspannen wat met

elkaar en mij rond, en ik tekende er vrolijk op los. Maar er werd dus niet opgetreden en

dus is de hele tekening links fictie, niet wat ik daadwerkelijk zag.

Wat wél gebeurde was dat zich nog omkledende stripsters even mee kwamen kijken.

Warme borsten tegen mijn rug terwijl ze vol bewondering de lijnvoering op papier

over mijn schouder volgden. Eerlijk is eerlijk: ik heb aan deze tekening nog meer lol

beleefd dan ik ooit tijdens openingstijden heb gehad.

161



Kijk, ik dacht toch al niet echt het boek geheim te kunnen houden. Met kleine stukjes

en beetjes had ik op het nachtburgemeesters-webblog al over het ‘geheime kroegtekeningenproject’

gerept, en ook in de kroegen liet ik me tegen nieuwsgierige zielen

voorzichtig uit over de geplande bundeling van de tekeningen. Ik wou vooral niet

teveel prijs geven, want het is nogal een ambitieus project geweest en ik wist niet eens

of ik het allemaal wel af zou krijgen.

De gesprekken met mijn zelf-demissionair-verklaarde medenachtburgemeester Troy

Titane gingen aldoor heel prettig. Hij had het druk met het oprichten van zijn uitgeverij,

De Blauwe Bloem, en de eerste uitgave daarvan. Maar desondanks kwam ik hem

toch af en toe tegen in het nachtleven en dan overlegden we een beetje. Of probeerden

dat, tenminste. Meestal was er nogal wat drank bij gemoeid, dus het ging heel los

en gemoedelijk. Maar dat het boek bij De Blauwe Bloem uitgegeven zou worden, stond

aldoor als een paal boven water. Gaf me een prettig gevoel, want Troy heeft goede

mensen om hem heen die er een mooi boek van zouden maken. Hoefde ik me alleen

maar op de inhoud te concentreren – alsof dat ook niet voldoende werk was.

We hadden het ook over het nachtburgemeesterschap. Hij wilde er helemaal niet meer

mee geassocieerd worden. Dat ik ermee doorging, vond hij prima, maar ik moest hem

er buiten laten. Hij was dan ook sjacherijnig geworden toen ik hem wat woorden in de

mond legde bij het persbericht over nachtburgemeesters.nl, maar ja, dat is een truc die

hij ook om de haverklap bij allerlei publieke figuren uithaalt en zo wist hij ook eens hoe

het was.

Boek uitgelekt

Ik op mijn beurt had aanvankelijk krankzinnige plannen om het nachtburgemeesterschap

als een soort spel uit te spelen. Dus dat ik eerst de maandelijkse column, het

weblog en het boek in het eerste jaar opleverde, en daarna meer en meer krankzinnige

dingen zou neerzetten die mensen woedend op mij zouden maken. Het idee erachter

was dat men door zou krijgen dat een nachtburgemeester een relevante rol in de stad

kon hebben, maar dat ik het toch echt niet was. Dus dan zou Troy weer terug in het

verhaal stappen, zogenaamd ingrijpen, en een nieuwe nachtburgemeester helpen

kiezen. “Want ik ben demissionair geraakt en mijn collega is knettergek geworden.” Het

had zo mooi kunnen zijn.

Ware het niet dat dichtersmagazine Meander hem in Januari 2007 tot Dichter van de

Maand uitriep en interviewde. En in dat interview gaf Troy openlijk toe dat het hele

nachtburgemeesterschap een grap was. Een flinke ondermijning van mijn harde werk,

daardoor. En één van vele redenen waarom ik in dit boek maar besloot eerlijk ervoor

uit te komen. Want alles wat Troy sindsdien heeft gedaan, heeft de pers aan het zoeken

op internet gekregen, waarbij keer op keer de grap aangehaald werd. Hoe kon ik nog

ooit een serieuze nachtburgemeester neerzetten met dat zwaard van Damocles boven

mijn hoofd? Ik heb het op het weblog nog als een rancuneuze actie naar het nachtburgemeesterschap

zelf proberen te verkopen, omdat Troy zogenaamd boos was dat-ie

demissionair geraakt was. Maar niks hoor, de pers had de uitspraak te pakken als een

smakelijke kluif en herkauwde ‘m keer op keer.

Bij de lancering van het eerste boek van De Blauwe Bloem werd ook opeens over mijn

boek gerept. Dwars tegen mijn bedoelingen om de boel stil te houden in. Het zou niet

de laatste keer zijn dat Troy en ik op gespannen voet met elkaar stonden, ook. Maar

het was dus nu hoog tijd geworden open kaart te spelen en bekend te maken dat het

boek er aan kwam.

163



Gaan we weer. Boze br^ef van de Bond van Nachtburgemeesters op de mat. Hoop

blabla, en dan e^ndel^jk de kern van de zaak. One^gel^jk gebru^k van l^tera^re

hulpm^ddelen en per d^rect stoppe daarmee op straffe van schors^ng anders. Waar

maakten ze z^ch druk om vraagt u? Om het boek waar ^k mee bez^g ben.

Jazeker, een heus boek. Ben ^k aan het maken. Hoop ^k tegen de t^jd dat u d^t leest

al mee klaar te z^jn zelfs. Het moet wel leuk bl^jven he, anders gaat het nog op werk

l^jken en dan wordt m^jn b^ertje lauw.

Hm? Wat zegt u? Waar het boek over gaat? Over u, natuurl^jk. Nee, echt. Over u, u

d^e d^t nu leest. Ja, u ja. N^et verbaasd achterom k^jken of ^k n^et ^emand achter u

bedoel. U spec^f^ek ja.

^k ben u al maanden aan het volgen, overal waar u gaat. ^k weet wat u g^steren voor

f^lm heeft z^tten k^jken, ^k heb u^tvoer^g ^n uw afval z^tten wroeten, ^k heb u b^j

uw nachtel^jke wandel^ngen st^lletjes doch volhardend gevolgd.

Column April 2007^

En oh oh oh wat ^k daar toch allemaal te weten ben gekomen. Ja, dat weet u ook wel.

En daar ga ^k dus een boekje over open doen. Of dat heb ^k al gedaan dus wanneer u

d^t leest.

Nee hoor. Hahahaha. Dat was natuurl^jk allemaal maar een grapje. Het boek gaat wel

over u, maar dan anders. Het gaat over het nachtleven ^n deze stad, en over het nachtburgemeesterschap

en zo. Met allemaal teken^ngen d^e ^k ^n alle kroegen gemaakt

heb. Ja, álle kroegen. Ja, zelfs ^n de Ph^l^p, u leest het goed. Nee, het gaat dus n^et over

u zelf. Hahahaha. Een Apr^l!

Enf^n. ^n m^jn boek ben ^k nogal eerl^jk over wat er ^n deze stad gebeurt. En na het

lezen van de eerste kladvers^e geloofde de Bond er echt geen ene bal van. Dat kan allemaal

noo^t ^n één stad afspelen, beweren ze. Ze kennen T^lburg n^et zo goed. M^jn

T^lburg. Uw T^lburg. Het T^lburg van Wesley, Ruud Vreeman, Ko de Laat, M^ller T^me,

w^lde Afr^kaanse feesten ^n het Wandelbos. Maar ook van bloed^ge kroegmoorden,

b^erpr^jscorrupt^e, en ga zo maar door. Geloven ze n^et ^n.

Dus ze vermoeden dat ^k het allemaal heel erg ^ron^sch bedoel. U weet wel, d^e

st^jlvorm d^e vaak voor humor gebru^kt wordt. Terw^jl ^edereen d^e me beter kent

weet dat ^k een humorloze zu^plap ben. Dus of ^k het fonkeln^euwe ^ron^e-teken (^)

maar wat meer w^l gebru^ken.

Nou, dan gaan ze dat weten ook.

René van Densen

Nachtburgemeester

Troy T^tane

Dem^ss^ona^r

nachtburgemeester

165



Tilburg had zeven jaar lang Johan Stekelenburg als burgemeester. Hoewel hij ook

geen heilige was en een aantal beslissingen heeft genomen waar best wat mensen het

heftig mee oneens waren. Maar Stekelenburg was open en oprecht naar de burgers

toe, was regelmatig in de kroegen te vinden, luisterde naar wat daar gezegd werd en

schrok zeker niet terug van wat gezelligheid. Dr. Ruud L. Vreeman is nu een jaartje of

drie zijn opvolger, nadat Stekelenburg aan slokdarmkanker overleed. En dat Stekelenburg

moeilijk te vullen schoenen heeft nagelaten, voelt Vreeman volgens mij om de

haverklap. Want hij wordt doorlopend met zijn voorganger vergeleken.

Althans, áls hij het al voelt. Want uit heel weinig blijkt dat hij zich iets aantrekt van de

Tilburgers. Als hij al in het uitgaansleven te signaleren valt, is het meestal wegens officiële

redenen en doorgaans omringd door een hele colonne wethouders. Voor zover

ik weet dan hè. En de nachtburgemeester zou het moeten weten, toch?

Er zijn een paar dingen over Vreeman bekend die op papier niet onaardig staan als

burgemeester van een grote, bruisende, maar vooral ook dwarse stad. Hij heeft tweemaal

tijdens militaire dienst een meerdere beledigd en de bijbehorende tijd in het

cachot doorgebracht. Hij was in zijn tijd in de PVDA Tweede Kamer ook de enige die

tégen de privatisering van de ziektewet stemde. De eerste indruk is dus dat ‘t om een

goeije vent gaat.

Ik laat me weinig tot niet over politieke onderwerpen uit. Mijn gebied niet. Weet ik ook

veel te weinig van. En wanneer er binnen het nachtleven dingen verstoord worden

door ‘de gemeente’, is het niet noodzakelijk Vreeman die ‘t gedaan heeft, laten we dat

niet vergeten. Hij is niet het hoofd van de gemeente, dat is de gemeenteraad. Hij is

wél voorzitter van deze raad, en vormt ook met de wethouders het dagelijks bestuur

van de gemeente. Ingewikkelde boel, maar de politieke systemen in dit land zijn dan

ook nog nooit aan mij besteed geweest – maakt niet uit hoe vaak men ze mij heeft

proberen uit te leggen.

Ruud Vreeman^

Ik ken de man niet. Stekelenburg heb ik indertijd wel eens een paar keer in een kroeg

gesproken. Vreeman nog nooit. Ik lees af en toe interviews met hem in diverse blaadjes

– doorgaans weinig kritische interviews. Met een foto van hem erbij met een elektrische

gitaar of zo. Tenenkrommend. En dan verkondigt hij weer eens dat hij van Tilburg

houdt. Maar dan praat hij over deze stad in termen waar je een ongemakkelijk gevoel

bij krijgt – alsof hij het helemaal niet over deze stad heeft maar over een heel andere

stad. Of op z’n best een soort herinterpretatie van deze stad, zoals geen ander de stad

ooit gezien heeft.

Is Ruud Vreeman een dromer? Je zou het haast denken. Een man die in de stad rondkijkt

en overal potentie ziet – niet ziet wat er is, maar wat het zomaar eens zou kunnen

worden. De man heeft nogal een verleden waarbij hij in veel steden op allerlei vlakken

actief is geweest, misschien dat hij wat hij daar zo mooi vond, hier wil zien. Uit een

soort nostalgie. Of uit een idee dat die zaken zó positief en universeel waren dat deze

stad er ook alleen maar beter op kon worden. Of misschien wordt hij bij bijeenkomsten

van burgemeesters – die hebben ze vast wel eens – een beetje gepest dat hij aan het

roer van dat lelijke Tilburg staat. En dat-ie dan gaat reppen over wat er allemaal gaat

veranderen. Als een soort prestige-kwestie of zo. Dat er weer een paar mooie moderne

kunstbeelden, als ‘t even kan niet van een lokaal kunsttalent (ongeacht dat we hier

nogal wat internationaal bekende kunstenaars hebben) maar door een kunstemaker

uit een van de andere grote steden gemaakt. En recordbrekende hoogbouw. En cultuurpaleizen

die praktisch de hele provincie zouden kunnen bedienen.

Ik sta altijd een beetje dubbel tegenover de dingen die hij zegt over deze stad. Ga ik

even wat dieper op in. Daarná gaan we weer wat meer van de politiek af hoor. Wees

niet bang.

167



“Bende gij van de geminte?” is een vraag die ik ook ontzettend vaak heb moeten

beantwoorden. Mensen, nee: ik ben niet van de gemeente. U weet inmiddels dat ik van

niets of niemand ben, zelfs. Maar een nachtburgemeester is geen gemeente-functionaris,

zeker niet in deze stad. De belachelijke interpretaties van stappubliek ten tijde van

de inauguratie, dat ik en Troy dan wel even zouden gaan zorgen voor meer politietoezicht

bij het stappen en weetikwat, hebben ons dan ook flink aan het lachen gekregen.

Ik ving ook van een goede vriend op dat-ie toevallig een bevriende horecabaas in de

Tillywood zag lezen – de column over Nachtburgmeesters.nl van Maart – en boos zijn

hoofd zag schudden “Wat een onzin, en dat allemaal van onze dure belastingcenten

weer zeker.” Hilarisch!

Nee, we hebben geen banden met de gemeente, en als u het mij vraagt zou een nachtburgemeester

dat ook nooit moeten hebben, om zo vrij mogelijk te kunnen opereren.

De neiging, als de gemeente dit ambt sponsort, om de hand te bijten die voedt, is natuurlijk

direct iets kleiner. En bovendien, hoe kunnen ooit de horeca en het stappubliek

het gevoel krijgen dat je er voor hén bent, als je op de loonlijst van Vreeman staat?

Ik weet niet wat Vreeman denkt, maar onder ‘mijn’ burgers is hij niet geliefd. Dat komt

mede omdat de acties die de gemeente uitvoert, uiteraard gesymboliseerd worden

door zijn persoon. Wellicht zouden ze niks tegen de man zélf hebben, maar hij is het

gezicht van het gemeentebestuur en dat handelt niet zo fijn naar het stappubliek en

de kroegen toe.

Het aantal kroegen in deze stad is in een paar jaar tijd ontzettend ruim gehalveerd, en

dat is heus niet omdat er niet meer gestapt wordt en ze dus allemaal maar over de kop

gaan.

Anti Vreeman^

Persoonlijk ben ik het kwaadst geweest om de hele toestanden rondom de Bibob-wet.

Ja, ik weet het, lollige naam. Maar met die landelijke wet – en uiteraard een speciale

gemeentelijke commissie ervoor in het leven geroepen – heeft Vreeman toch wel een

ultieme stok om de horeca mee te slaan. Bibob staat voor de ‘Wet bevordering integriteitsbeoordelingen

door het openbaar bestuur’, die is ingevoerd om te voorkomen

dat in de horeca zwart geld wordt witgewassen of criminaliteit wordt gepleegd. Met

die wet mag het college van burgemeesters en wethouders horeca-vergunningen

intrekken als ze alleen al besluiten dat er gevaar is dat die vergunningen mede worden

gebruikt om strafbare feiten te plegen. Hoe vergezocht ze te werk kunnen gaan, is

aangetoond met drie kroegen die hierop aangepakt zijn: Langerijt, ‘t Verschil en de Fun

Factory. Langerijt en ‘t Verschil vallen onder hetzelfde eigenaarschap, en hoewel ik het

naadje van de kous niet weet, meldde een kroegroddel dat de boel dicht moest omdat

de moeder van de uitbater connecties had in het mariuana-circuit. U weet wel, dat

circuit dat wiet teelt zodat de coffeeshops waar we in dit land zo trots op zijn, waren

hebben om te verkopen. Dat ze niet mogen inkopen en dat de leveranciers niet mogen

kweken. Oftewel het circuit waar op magische wijze de wiet en hasj vandaan komt die

in de shop in de schappen ligt. Enfin – zonder pardon, dicht. Hoppa. Maandje of twee

de tijd en dan moest alles uit zijn. Personeel en klandizie op straat want mamma van de

opperbaas kent een paar kwekers. Eenzelfde soort belachelijke toestand bij de Fun Factory:

in December 2006 treft men daar een wietzolder boven aan en rolt ‘m helemaal

op. Ruim twee maanden later moet opeens de Fun Factory, specifiek zo rond Carnaval,

dicht. Want met die zolder is er mogelijk met bedrading geknoeid en dus brandgevaar.

Vreeman denkt immers alleen aan al die dansende tieners. En dáárom moet per

sé met Carnaval de boel dicht. Niet omdat ze dan bijna één-vijfde van hun jaaromzet

mislopen, nee, dat heeft er niks mee te maken. En nog iets: Verschil en Langerijt – buitenkroegen

- permanent dicht wegens connecties, Fun Factory één week wegens een

daadwerkelijk gevonden wietzolder. Ben ik de enige die het raar vindt? Nee dus. Want

de rechter deed in beide gevallen uitspraak dat ‘t allemaal nergens over ging. Alleen

heeft de gemeente hun spierenballen-rollende persberichten over het sluiten van

Langerijt en het Verschil gerectificeerd? Dat dan weer niet hè. U vindt het niet krom?

169



Ik snap het allemaal best. Wat Vreeman doet. Waarom de buitenkroegjes zoveel harder

aangepakt worden op alles waar ze maar op gepakt kunnen worden. Een iets te hard

kuchje op de verkeerde toonhoogte is al voldoende, zo ongeveer. En waarom de binnenkroegjes

toch met veel meer wegkomen, en als ze al op iets gepakt worden, ze er

met een tik op de vingers vanaf komen. Vreeman wil helemaal geen buitenkroegjes.

Vreeman heeft, zoals ik al eerder suggereerde, volgens mij een Groot Plan met het Tilburgse

uitgaansleven. Dat idee drong zich in mijn hoofd aan toen ik wat persberichten

op een rij ging leggen.

De bierprijzen in het centrum gaan klakkeloos, onder invloed van de brouwerijen, u

heeft het vast inmiddels al in de kranten gelezen – ik kom hier nog op terug - hoger

en hoger omhoog en de horecavereniging zegt daar netjes ja en amen op. Er is een

grootse Cityring aangelegd zodat rijden door en rondom het centrum beter gefaciliteerd

wordt. Er worden grote hoeveelheden miljoenen aan de NS gegeven zodat er in

2008 nachttreinen zouden moeten gaan komen (waarna de NS zelf in een persbericht

met dit idee is gaan pronken, ‘nachttreinen in Brabant’). Een enorm stap- en shopcomplex

wordt er neergezet op het Pieter Vreedeplein. Het Heuvelplein moet helemaal

hervormgegeven worden. Het Patronaat is terug, na jarenlang gesloten wegens

faillissement, en dient een vergunning in om tot zes uur open te mogen blijven, iets

wat verder alleen de Nacht heeft gekregen. Vreeman zegt openlijk in de media dat dat

zou moeten kunnen. Wat ik minder snap is dat Ruud en de horecavereniging allemaal

krankzinnige eisen stellen aan de vergunning, maar daar komen ze misschien nog van

terug. En dan gaan er meer kroegen in de stad azen op die late openingstijden.

Geloof me nou. Tilburg wordt zowaar nog een stapstad. En dat is ook goed voor Club

Vreeman, want meer inkomsten via de zojuist verhoogde accijnzen, via inkomstenbelasting

over het langer werkende kroegpersoneel, de openbaarvervoersmedewerkers,

uiteraard huurverhogingen van de centrum-kroegpanden (want kunnen meer omzet

draaien en zijn dus meer waard) en ja, dan kunnen er meteen wel weer allerlei prestigieuze

kunstobjecten en evenementjes van af. Ik klaag ondertussen ook niet. Meer

nachtleven voor de nachtburgemeester.

Alleen... waarom moet dat per se ten koste van de buitenkroegjes? Dáár knelt voor

mij de schoen héél pijnlijk nauw. Wil Vreeman het centrum van Tilburg als een soort

reservaat voor stappers inrichten, waar alleen de mensen die wél meer dan twee

euri per biertje kunnen betalen terecht kunnen, en zodat dan de politie alleen dáár ‘s

nachts hoeft te patrouilleren? Dat is belachelijk en dan ga je voorbij aan hoe Tilburg in

elkaar zit. Het is weliswaar fraai te verkopen naar mensen buiten Tilburg toe, want een

overzichtelijke stapstad waar alles in het centrum zit, dat toerist lekker. Geef ik zo toe.

Maar je gaat ondertussen voorbij aan wat er allemaal in de buitenwijken zit. Kroegen

met zoveel Tilburgse historie, die zoveel belangrijke rollen hebben gespeeld in het

Tilburg waar Ruud nu op de troon zit, en waar zoveel divers te beleven valt.

Staptoekomstig Tilburg^

Ach, ik hoef het niet echt toe te lichten ook. Ik heb ze getekend. U kunt dus zelf op

verkenning binnen én buiten het centrum. Ik ga daarmee dwars tegen Vreeman’s

toekomstplannen in. Of, als hij het toch voor elkaar gebokst krijgt, zijn hierdoor in ieder

geval de kroegen die er nú zijn, niet vergeten. Niet zoals de ruim tweehonderd kroegen

die stilletjes en bijna naamloos verdwenen zijn uit het straatbeeld over de afgelopen

paar jaar.

Vreeman heeft ook met zijn bestuurclubje Tilburg weer een paar heerlijke brol-slogans

opgeplakt de afgelopen jaren. “Cultuurstad”, en “Tilburg laat ‘t zien!” – ik zou zó graag

hun gezicht zien wanneer ze voor het eerst de titel van dit boek horen.

171



Nog eventjes terug naar die Bibob wet hoor. Ja, sorry, maar mijn broek zakt er gewoon

écht van af. Bij de minste verdenking dat er misschien criminele activiteiten verbonden

zijn aan een horecatent, kan de boel opgedoekt worden. Daar komt die wet op neer.

Bibob^

Het is niet alsof de criminele activiteiten op zichzelf niet strafbaar zijn, toch? Daar zijn

toch al wetten tegen? Hebben we echt een wet nodig om bij vermoedens al in te kunnen

grijpen? Is het in dit land niet zo dat men onschuldig is tot schuld bewezen is?

Kijk, je hebt overal rotte appels. Dat is zo in de horeca. Dat is zo in het stappubliek. Dat

is onder allochtonen én autochtonen. Dat is zo onder uitkeringsgerechtigden. Dat is

onder drugsgebruikers. Dat is binnen religieuze groeperingen zo. Het is onder uw buren

waarschijnlijk zo. Het is zelfs onder kunstenaars zo. En dat is ook zo onder de politie,

portiers, en politici. Zet genoeg mensen bij elkaar en er zitten rotte appels tussen. Kom

op, dat weet een kind. Zéker een kind.

De horeca, álle horeca in deze stad, faciliteert het uitgaansleven. Daar mag je voor in je

handen wrijven want een lolletje is het niet, zoals ik al eerder schreef. Maar er zijn nog

altijd mensen die het doén. Zonder horeca geen uitgaansleven en zonder uitgaansleven

een sneller en sneller vereenzamende maatschappij. En met vereenzaming verlies

je de binding met de staat, met het rechtssysteem, met respect voor elkaar en elkaars

leven, verlies je de hele democratie. Ik chargeer een beetje in deze stappen, want de

horeca is niet het állerlaatste bastion tussen ons en vereenzaamde anarchie, maar

onderschat ook niet hoeveel goeds nog van het uitgaansleven komt.

We leven in snel verconservativerende tijden. Alles beweegt naar stoïcijnse principes.

Er mag minder en minder, en we worden banger en banger gemaakt, en meer en meer

dingen die voorheen normaal gevonden worden zijn keihard taboe aan het worden.

De vrijheid van meningsuiting wordt al genoeg door angst beperkt. De milieuprekers

zitten ook weer het aankomende einde van de wereld aan te kondigen tenzij u op

spaarlampjes overstapt. Dienstverlenende bedrijven nemen u allang niet meer serieus

in hun dienstverlening, enkel wat resultaten in rapportjes zeggen, niet of u zelf iets met

hen en hun service opschiet. Alles moet meer en meer in hokjes en volgens procedures.

In deze wereld vind ik het heerlijk dat er nog horeca is.

Dus ja, er zijn vast een paar rotte appels onder. En nee, die zullen nooit weggaan want

dat is van alle tijden. Door de boel zo keihard aan te pakken en met een gloednieuwe

stok te slaan op alles wat maar mógelijk rottigheid zou kunnen veroorzaken, maak je

het de goeijen alleen maar moeilijker. Tot die het niet meer trekken en een ander vak

kiezen. En je het onmogelijk hebt gemaakt voor anderen om in hun plaats te komen.

Dus, dames en heren politici, is dit Bibob-wetje nou echt nódig? En Vreeman en consorten,

moet hiermee iedere vergezochte wietconnectie zó hard aangepakt worden?

Zeker gezien jullie eigen mediastunt dat er een gemeente-plantage zou moeten

komen, wat kansloos gepapagaai was van wat de burgemeester van Maastricht al jaren

geleden probeerde voor elkaar te boksen? Ik kán gewoon niet de enige zijn die zoveel

moeite met dit principe heeft.

Ik denk dat ik hier hetzelfde probeer te zeggen als bij de toekomstplannen met het

stapcircuit in deze stad: pas toch alsjeblieft op dat je niet het kind met het badwater op

straat gooit. Geeft namelijk heel lelijke vlekken op het asfalt.

173



“Hoor es, iedereen wist al lang dat het ongezond was. Maar als je de straat oploopt

adem je ook vanalles in wat ontzettend slecht voor je is. En zo is het allemaal wat.”

De mening van de kroegbaas van Replay over de sigaret die hij oprookte net buiten

bereik van zijn rondrennend nageslacht, is een bekende. We kennen allemaal de

argumenten van rokers wel. Ik nog beter, want ik bén er een. En we weten ook allemaal

dat niet-rokers al die argumenten moeiteloos kunnen weerleggen. Dat weet ik ook

prima, want ik wás er een. Lang verhaal, ga ik niet verder op in. Laat ik volstaan met te

zeggen dat ik begon met roken op volstrekt eigen beslissing en erg late leeftijd, en dat

het mijn geestesgesteldheid wonderen heeft gedaan. Dat mijn lichaam erdoor aftakelt

neem ik op de koop toe – dat doet het onder invloed van alcohol, teveel zonlicht, te

weinig zonlicht, lange werkdagen, korte nachten, ongezond vet eten enz. ook, en daar

trek ik me ook weinig van aan. Een pagina gewijd aan het verdedigen van de rokers in

dit land komt dan ook wellicht een beetje bevooroordeeld over, omdat ik roker bén,

maar zoals gezegd, ik ben ook anti-roker geweest en het gaat me dus helemaal niet om

mijn ‘recht om te roken’ – een recht dat, inderdaad, niet bestaat.

Roken^

Een paar jaar geleden was er een grootse campagne “Roken? Dat lossen we samen wel

op.” Kort erop waren er een paar rokende pestkoppen –overal zitten wel rotte appels

tussen zei ik al – die een niet-rokende dame bij de Postbank lastigvielen omdat ze

klaagde over de rookoverlast. Zij stapte naar de rechter, de rechter hamerde dat ze wel

degelijk recht had op een rookvrije werkplek, en voordat je abracadabraweereenkonijnuitdehoed

kon zeggen was de jacht op rokers geopend. Wat jarenlang prima was,

en in niet eens een al te ver geleden tijd als een soort inwijdingsritueel van vader op

zoon overging, was nu erger dan moord of verkrachting en moest koste wat kost overal

verbannen worden.

Prijzen en accijnzen flink omhoog. Reusachtige waarschuwingslabels op de pakjes

voor de slechtziende roker. Agecoin-systemen bij de automaten. Groots opgezette

stop-met-roken campagnes. Werknemers het traditioneel slechts af en toe gezonde

Nederlandse weer injagen met hun saffies omdat een rookplek nou eenmaal duur is

om in te richten. Ook de pers werkt enthousiast mee om rokers het ultieme pariagevoel

te bezorgen.

Er zijn zoveel activiteiten die ‘de ziektekostenbelastingbetaler geld kosten’. Heeft u zelf

de onderzoeken gepleegd waaruit zogenaamd blijkt dat de hoogste kosten van rokers

afkomstig zijn? Heeft u zelf de medische vakbladen erop nageslagen om het laatste

nieuws te leren welke ziektes en vormen van kanker nu 100% zéker wel door roken

veroorzaakt worden en welke niet? Zo nee – waar baseert u uw enorme woede dan

toch op?

In de documentaire “Supersize Me” zat een prachtanekdote. Van een man die gadesloeg

hoe een roker uitgekafferd werd door een kennis aan tafel omdat-ie wel eens

aan een peukje lurkte, en die het maar gelaten over zich heen liet komen en zelfs in de

verdediging schoot. En de gedachte dat exact dezelfde punten bij een persoon met

overgewicht gemaakt kunnen worden, maar hoe maatschappelijk onacceptabel dát

zou zijn om te doen.

De meeste rokers zijn geen asocialen die erop uit zijn uw leven letterlijk te verzieken.

We houden zoveel mogelijk rekening met anderen en proberen onze gewoonte ver

buiten overlastveroorzakende perken te houden. Het rookverbod in de horeca zal

er zodirect ook wel met minimale weerstand zal komen. Hooguit, zoals al geopperd

lijkt te zijn, met in sommige café’s een rookruimte waar niet bediend wordt. Zodat de

rokers niet allemaal op straat hoeven staan met hun pilsje. Rokers zullen het wederom

pikken, als de paria’s die ze geworden zijn. Ik vraag u: waar is ‘we lossen het samen wel

op’ heen verdwenen?

175



Ik liep mijn stamkroeg in. Het viel direct op dat er een paar deuren wagenwijd open

stonden, de asbakken niet op de bar, en dat verscheidene mensen buiten rondhingen.

Ook stonden er veel mensen achterin de zaak verzameld. Een snelle navraag helderde

de boel op: een van de personeelsleden was vader geworden en er was een speciaal

soort-van-feestje even in de zaak, en daardoor ook even een rookverbod. Kijk, dat is

een prima reden om buiten je saffie pas aan te steken, dat er een pasgeboren stukje

mens trots door de ouders aan kennissen getoond wordt dat nog ver van sigarettenrook

gehouden dient te worden.

Geen punt dus – de kersverse vader gefeliciteerd, gastenboek getekend, en rustig met

mijn Dronken Vis naar buiten. Een stel medewerkers van 013 die ik toen nog niet kende

– maar inmiddels een paar wel béter wegens vaak in het nachtleven tegenkomen –

stonden daar ook bij een leuntafeltje aan hun brandende tabaksstaafjes te puffen, en

we raakten zo een beetje aan de praat. Gezellig, paar rondjes, leuke gesprekken, prima

zo.

Neonazi’s

Schuin tegenover de Cul de Sac is de weg naar de 013. Het is eigenlijk meer een heel

breed pad. Uit dat pad komt ineens, uit het niets, een hele wolk brullende mensen

gestormd! In één rennende zwerm stormen ze achter een jonge kerel aan, die ze

uiteindelijk in de vaart dwars door de glazen deur van een makelaarskantoor rammen.

Kletterdekleng! Één seconde lang kun je je ogen niet geloven, maar de eensgezindheid

aan onze tafel was direct duidelijk: allen stormden we erop af om te zien of we het

slachtoffer konden assisteren tegen deze belachelijke overmacht. Voordat ik pal tussen

de wolk sprong en ongetwijfeld een flink pak rammel had gekregen, trok één van mijn

tafelgenoten me iets achteruit en maakte snel duidelijk dat we eerst even moesten kijken

wat er aan de hand was en er dán pas tussen moesten springen. Ben ik nog steeds

dankbaar om, want hij had gelijk.

De wolk stoof vrij snel weer uiteen: het alarm van de makelaarszaak was afgegaan, de

deur was wat smal zodat hooguit een paar mensen er tegelijkertijd doorheen konden

springen, en het feit dat vijf volslagen vreemden zónder bomber jack er ook nog eens

tussen sprongen – de moed schoot snel in hun schoenen en ze kozen eieren voor hun

geld. Binnen was één vent nog wel flink aan het slaan op het slachtoffer, maar twee

vriendinnen sprongen ook door de deuropening en begonnen histerisch aan hem

te trekken en vanalles te gillen. Dat werkt doorgaans beter dan een stel wildvreemde

kerels die zich er tegenaan bemoeien, dus was er geen noodzaak ook nog naar binnen

te springen. De dader werd uiteindelijk door de dames snel terug naar 013 gevoerd,

het slachtoffer maakte zich in een volstrekt andere richting uit de voeten nadat hem

verteld werd door de dames dat ‘ze’ hem nu waarschijnlijk bij zijn auto stonden op te

wachten. Al met al een bizarre toestand. Hij heeft op zich geluk gehad: de woedende

wolk had hem flink verrot kunnen schoppen als hij vóór de makelaarsdeur gestruikeld

was, en het glas van de ruit had hem ook blijkbaar niet erg beschadigd.

De politie was snel ter plaatse en ook de glazenzetter verving snel de scherven door

een noodruit. Als buitenrokers waren we bijna de enige getuigen geweest, dus ons

werd ook nog wat gevraagd voor het verslag. Één van de tafelgenoten ging voor de

rest van het 013-gezelschap ook nog even bij zijn werkgever navragen wat er gebeurd

was en kwam later met die informatie nog even terug. Alles bij elkaar puzzelend was er

in 013 een dansfeest geweest van het kaliber dat bekend staat om veel neonazi’s aan

te trekken, en die stonden massaal op een gegeven ogenblik de Hitlergroet te brengen.

Toen één ervan bij de leiding van 013 aan kwam geven dat ze dat aan het doen

waren, pikte de rest dat niet van hem. En aangezien in 013 een uiterst streng beleid op

rotzooischoppen heerst, zijn ze dus met een grote groep de ruzie buiten gaan maken

en hebben ze hem door de ruit geramd.

In ongeveer een decennium Tilburgs nachtleven heb ik best wel eens wat knokpartijtjes

en andere rotzooi gezien, maar nog nooit iets zo groots en georganiseerd. Ik ben

echt geschrokken. En dan blijven mensen erbij dat rokers zo vreselijk link zijn.

177



De toekomst van de horeca? “CDA, PvdA en ChristenUnie willen de komende vier

jaar 1,3 miljard euro uittrekken voor de verbetering van de koopkracht. Met dat geld

worden onder meer de kinderbijslag, de huur- en de zorgtoeslag verhoogd.” Maar via

wélke regeerpunten?

- De accijns op alcohol en tabak gaat omhoog

- In overleg met de branche wordt gewerkt aan een rookvrije horeca

Ik hoop dat u genoten heeft van uw uitgaansleven, want ik voorspel u dat het er niet

leuker op wordt. De horeca-ondernemers zit het vaak ook al tot hier (beeld u hier in dat

ik mijn hand horizontaal vlak, ongeveer drie centimeter boven mijn kruin houd) met

alle krankzinnigmakende gemeentelijke en landelijke wetten, verplichtingen, verboden

en watalnietmeer. Als dan vervolgens het groepje Braafste Jongens Van De Klas dat

nu voor een regering zal moeten doorgaan dit soort signalen gaat afgeven, dat - en

zo’nzelfde signaal lijkt af en toe ook van onze eigen dag-burgervader af te komen - ze

eigenlijk al dat verderfelijke kroegengeloop liever uit de maatschappij willen hebben,

dan zou je als klánt op een gegeven ogenblik ook gaan denken van ‘nahja laat maar,

thuiszitten met een kratje bier en een paar goede vrienden is ook goed’.

Let op mijn woorden: de horeca-onderneming van de toekomst, als we deze koers blijven

varen, wordt een door enkele tientallen accountans gerunde, ieder uur compleet

opnieuw schoongeboende, van rookalarmen en krachtige afzuigsystemen voorziene

ruimte.

Waar iedereen een enkele pagina’s tellende gedragscode moet ondertekenen alvorens

binnen te treden, waar in iedere hoek security camera’s hangen en - uiteraard - waar,

om dit alles te kunnen bekostigen een biertje zo’n vijftig euro kost. Sterkere drank

behoort tegen die tijd voorgoed tot het verleden, het fenomeen rokers is een vergeten

schim geworden en door sommigen zelfs als fictie, een fabeltje bestempeld, want

vrijwillig een paria zijn, wie doet dat nou. Uiteraard worden alle gevoerde gesprekken

gemonitord op potentiële subversieve onderwerpen of gegevens die kunnen helpen

in de eeuwigdurende strijd tegen terrorisme, piraterij, radicalisatie en - om dit rijtje

‘enge mannen-associaties opwekkende woorden’ compleet te maken - marihuana. Omdat

het gemonitord wordt door Defensie ben je vrijwel zeker dat wat je zegt straks op

eBay of in een heel openbare vuilnisbak terug is te vinden, dus niemand zegt meer iets.

Iedereen in de tent zit ver uit elkaar (want de persoon naast je zou zomaar een gevaarlijke

gek kunnen zijn), koestert dat éne biertje dat er deze maand vanaf kan, en SMS’st

zich suf naar allerlei vrienden en vriendinnen wanneer ze weer eens bij jou thuis op

bezoek komen. Achterin, in een donkerder hoekje omdat de TL-buis daar kapot is en

niemand ‘m durft te verwisselen, zit een oude man onverbeterlijk en ziedend dingen te

roepen over vroeger, toen het nog gezellig was. Toen uitgaan geen elitair privilege was

waar de gewone burgerman hard voor moest sparen, maar toen dat nog een van de

zaken was die het leven leuk hielden.

Oh, en de vliegende auto is er dan ook nog steeds niet.

Café toekomst^

Ik vertelde een goede vriend van dit toekomstbeeld. Hij schudde zijn hoofd. “Nee, de

toekomst van de horeca is dat jan en alleman onderin mijn huis komt zuipen en roken,

evenals bij honderden andere dan opstaande illegale cafeetjes.” Misschien heeft hij

gelijk. Op een gegeven ogenblik pikt het publiek de doorgevoerde aanvallen op hun

uitgaansleven niet meer, maar zal toch het uitgaansleven niet willen laten schieten, dus

dan wordt het buitenlegale gebied interessanter.

En tsja, de enige ondernemers die nu nog enthousiast in de reguliere horeca stappen

zijn allochtonen – wat de volksmond ‘Turkenkroegjes’ noemt. Die komen momenteel

flink opzetten, en hoewel ik dat zelf dus enkel een goede zaak vind (zie eerder in dit

boek) zijn er nog vooroordelen genoeg te overwinnen voordat veel andere autochtonen

daar ook lekker gaan stappen. De toekomst van het stappen?

Eerlijk, ik weet het niet.

179



Het blazen

van

rookcirkels

is nu al

bijna

onmogelijk

Het volk

in

de volle kroeg

verstrooit met

beweging

mijn vorm

In rook op

Spoedig sterft

deze

aloude kroegkunstvorm

voorgoed

vergeten uit

Ik kijk

de

misvormde kring

die verdunt

in

de plafondkleur

mistroostig na

En

rouw om een talent

dat ik

wellicht

nooit kan beteugelen

De tijdsgeest

is

momenteel kil

en ronde

vormen

niet gunstig gezind.

181



Nóg een onderbreking in dit boek. Billenkoek lijkt me op z’n plaats.

Een vrouwenstem ditmaal.

Rrrrrrrrrrrrrringgggg telefoon.

René van Densen.

“Goedenavond meneer. Volgens onze gegevens heeft u momenteel een KPN abonnement,

klopt dat?”

Ik geloof niet dat dat u aangaat als ik niet weet wie u bent.

“Nou, ik ben iemand die u een veel goedkoper belabonnement kan aanbieden.

Heeft u hier eventueel interesse in?”

Nee.

“Mag ik vragen waarom niet?”

Telemarketeer 2

Ja.

“Eh… En zou u daar dan eventueel antwoord op kunnen geven?”

Ja.

“Ok... zou ik dat antwoord ook mogen horen wellicht?”

Er zijn bij mijn weten geen wetten tegen.

“Waarom heeft u geen interesse in tot wel dertig procent goedkoper bellen meneer?”

Ah, we gaan het hypothetische vlak uit inmiddels.

“Het hyp-.... Ja, klopt *hi hi hi* Maar waarom heeft u dan dus geen interesse?“

Dat heb ik gewoon niet.

“Gewoon?”

Ja, gewoon.

“Okee, dan weet ik voldoende.

Dank u voor het te woord staan meneer, en een prettige avond nog.”

Ja, jij ook hè.

“Dag meneer.”

Dag mejuffrouw.

Klik.

183



Ik was amper een weekje nachtburgemeester, of in De Voortuin gingen een paar lieftallige

dames aan de slag met paperclips en bierviltjes. Ze maakten zo een nachtburgemeester-ketting

(die ik nog steeds bewaar trouwens) waarop de dagen van de week

waren aangegeven en in welk dranklokaal ik me dan zou moeten bevinden. Hoewel

een charmant gebaar was dit stapschema echter verre van spectaculair: het waren

dooddoeners qua soortgelijke kroegen, en nog op erg rustige, suffe avonden ook. Nee,

dat kan beter.

En dus hier nu mijn huidige stapschema. Ik ben er lang niet altijd even trouw aan, maar

het geeft inzicht in wat er waar in Tilburg te beleven valt door de week. ’t Is uiteraard

allemaal wel naar mijn smaak, dus dat u het wellicht niks vindt, daar trek ik me helegaar

niks van aan.

Maandag

Tja, maandag moet je in de Voortuin zijn (zolang ’t er nog is want in Januari verandert

er een heleboel daar). ’s Avonds is daar live jazz, met iedere keer weer andere samenstellingen.

Prettige muziek, cultureel publiek, fijn vertoeven. Goeije sjit.

Stapschema

Dinsdag

De Lamme Goedzak heeft lollige en erg drukke studenten-dansavonden, vaak genoeg

met een verkleedthema. Beide verdiepingen worden opengegooid en staan dan

bomvol met jonge dronken studentjes. Cul de Sac heeft sinds kort‘ArtMeets’, allerlei

kunstvormen en kroeg gecombineerd in prima mini-evenementjes. Allebei leuk.

Woensdag

’s Nachts kun je in de Extase tot laat – of eigenlijk ‘vroeg’ doorfeesten op muziek van

de 80ies en 90ies. Wel vóór drie uur binnen zijn, natuurlijk. De echte sluitingstijd ken ik

niet, volgens mij gaan ze door tot ze denken dat het publiek geen geld meer heeft.

Donderdag

De échte studenten-stapavond, maar ik zit zelf op donderdagen het liefst in de Cul de

Sac, aangezien daar bijna altijd wel een live band speelt, of in Paradox, waar afwisselend

live muziek of een speciale thema-avond is. Lambiek heeft ook vaak wat leuks.

Vrijdag

Vrijdag wemelt het stadsbreed van de activiteit. La Vida heeft maandelijks een Superswing-avond.

De disco’s wemelen weer van schaarsgeklede meiskes. Vrijdagen zwerf ik

graag wat doelloos rond en laat me gewoon verrassen.

Zaterdag

Sato heeft live muziek en van tijd tot tijd buikdanseressen. Live roots, blues, swing of

soul in De Schouw. Eens per maand is er LOOS in 013, maar daar ben ik nog steeds niet

heen geweest (steeds uitverkocht). Ook eens per maand: Africa Night in Bosvreugd.

Meesters gaat extra lang (tot 2:00) door, met live jazz. En tsja, op zaterdagavond is er

vrijwel overal wel wat te doen, natuurlijk.

Zondag

Zondagmiddag is er regelmatig ‘wat’ te doen in Hoegaarden, maar dat is wat vroeg

voor mij. Soms ook wel eens wat in het Buitenbeentje. In De Plaats is er meestal live

muziek, waarna dat publiek later die avond in de Voortuin opduikt voor de live band

die er dan speelt. Van Salsa tot rock-covers tot Beatles-tributes tot feestmuziek, je weet

nooit helemaal wat je kunt verwachten. Héél soms is het niet zo best, maar over het

algemeen boeken ze daar erg prettige bandjes. Dezelfde wekelijkse gezichten duiken

weer op, en onverwoestbare krasse knar Sjors danst op onnavolgbaar eigen wijze de

nacht weg. En zo is het cirkeltje weer rond.

185



De KUT, sorry, KUB, sorry Tilburg University heeft een wekelijks krantje, Univers. Dat

wist ik nog van toen ik zelf daar rondliep, en als zodanig wist ik ook dat die jaarlijks

een overzichtje van enkele staplocaties publiceren. In Augustus, net wanneer dus een

nieuwe lichting studenten voorzichtig de eerste schreden in de stad zet. Kan meteen

de StuFi van die maand er alvast doorheen, met een papieren stapgids onder de oksel.

Toen in 2006, drie weken na onze inauguratie, de achtste editie van de ‘staalkaart van

de nacht’ verscheen, waren de criticasters op TilburgZeikt er natuurlijk weer als de kippen

bij om het nieuwe nachtburgemeesterduo een stootje onder de gordel te geven.

Dat ze dachten dat we eindelijk iets van ons zouden laten horen maar dat ’t toch het

persberichtje van de Univers over deze achtste editie bleek te zijn. Ach, het houdt ze

van de straat, denk je dan maar bij jezelf. Maar enfin, de uitgaansgids in de Univers.

Kijk, ze nemen ook de eetcafés, winkels en boekhandels mee, dus in dat opzicht is ’t

hele andere koek dan wat er in dit boek uiteengezet wordt. En ze hebben geen gekke

regel dat de ‘nacht’ pas na middernacht begint dus kunnen wat breder kijken. De café’s

en disco’s (ze hanteren geen filosofisch punt over wanneer iets nou een café is of niet,

maar gewoon de gangbare termen) worden allen best kritisch, en zelfs best lollig

beschreven. Dat is allemaal prima dus, en als introductie op Tilburg is het geen slechte

aanzet.

Ik ben wel eens met een eindredactrice die een beetje de scepter zwaait over deze

rubriek, in het Tilburgse nachtleven aan de praat geraakt. Grote interesse in mijn kroegenlijst,

uiteraard, en Ingrid gaf ook al aan dat ze het centrumcircuit een beetje zat was

qua kopij voor de jaarlijkse staptiprubriek. Ze wou wat meer ‘off road’, en hee, daar was

ik net, al tekenend, flink aan het rondkarren.

Ik heb er niet vreselijk veel vertrouwen in. Ze is een goede en ambitieuze meid – en

heeft daarmee mijn respect – maar al snel volgde gewauwel over budgettaire ruimte

en zo. Sorry hoor, budgettaire ruimte? Ik heb dit boek ook op eigen zak zitten maken,

alle stap-uitjes waren op mijn kosten tot dusver. Natuurlijk hoop ik een beetje van die

investering terug te zien (daar zijn wel een paar duizend euro in gestoken, gelooft u

mij maar), maar het belangrijkste was dat dit boek er zou komen. En dan mag dat best

wat kosten. Met een hele redactie dan maar de bierbudgetten van de komende maand

of twee maanden bij elkaar leggen en een handvol schrijvers erop uitsturen om het

centrum even te laten voor wat het is en een wijkkroeg-safari te ondernemen, zorgt

dat je vast al een heel eind komt.

Ze wou graag mee naar een paar kroegen waar ze zelf anders nooit zomaar binnengelopen

was – als vrouw, bedoelde ze. Dan heb je het dus over antilliaanse kroegen

of een kroeg in Noord, plekken waar de reputaties van de dranklokalen, niet geheel

terecht, niet zo best zijn.

Maar aangezien ik nogal impulsief en geleid door onbekende openingstijden de lijst

afwerkte kon ik dat niet lang van tevoren aangeven. Ik heb wel netjes gemaild op de

dagen dat ik kroegen waar zij meer in geïnteresseerd was, afging, maar er waren iedere

keer andere sociale verplichtingen tussen.

Staalkaart van de nacht^

Univers, beetje beter je best doen. Niet zeuren en een beetje risico durven nemen.

Je bent tenslotte de verkenners voor een nieuwe lichting stappers. Ik heb met dit boek

alvast het goede voorbeeld gegeven, loop zelf ook eens wat van die kroegen langs.

Valt allemaal best mee hoor. Beste beentje voor en lekker ‘off road’, de paden op, de

wijkjes in.

187



Nou, daar gaat weer een bladzijde uit mijn boek. Was ik van plan uitgebreid te schrijven

over de bierprijscorruptie waar menig kroegeigenaar toch wel dingen tegen me over

verteld heeft, komt ineens het hele land er achter. De journalisten waren weer dapper

hun boekjes aan het opendoen over de kwestie, want als er één krant over de dam is,

struikelt de rest over elkaar heen om ook maar eens alles te melden wat ze aldoor al

wisten maar niet wisten dat ‘t gezegd mocht worden. Er was ook al een paar dagen

geen mediacircusje meer, dus verhaaltjes over de prijs van de pilsjes spreekt bijna

iedere Hollander wel aan.

Goed, wat was de kwestie eigenlijk ook alweer ? Een maandje na het nieuws over accijnsverhogingen

kwam Brabants Dagblad met een rechtstreeks papagaaistukje van

wat de Horecavereniging afdeling Tilburg hen vertelde: Bier moest meer dan 2 euro

gaan kosten want “De gerstoogst valt wereldwijd tegen”.

Als je - zoals sommigen onder ons die met een boek bezig waren in die periode - flink

wat meer buiten het centrumgebied aan het stappen gaat, hoor je toch wat anders.

Zéker van de kroegen die eigen baas zijn en niet (‘stiekem’) van een brouwerij, zoals in

het centrum wel vaak het geval is. In het ‘buitenkroegjesgebied’ is dan ook een pilsje

gewoon nog goed te betalen. U had het ook aan uw gerstennat gevoeld: hier is iets

raars aan de hand.

Ik zet hier geen ‘wie was er het eerst mee’ op een rij want ik ben geen journalist en mij

boeit het niet. Maar wat door kroegeigenaren over de hele stad al tegen me verteld

was, en ik dus ook hier wou schrijven, stond doodleuk opeens in de krant. Dat brouwerijen

inderdaad ontzettend vaak zowel financier als pandeigenaar als leverancier

zijn van kroegen. En natuurlijk die macht die daarmee over dat cafeetje gekocht is,

uitbuiten. Dus kroegen die van de brouwerijen zijn hebben geen keuze qua inkoop en

moéten daarom wel dure biertjes kopen en dus ook verkopen.

De gezapige Horecavereniging, die alles al jarenlang over zich heen lieten komen

(terwijl je juist van hén zou mogen verwachten dat ze gezamenlijk en publiekelijk aan

de alarmbel gaan ringelen), gingen toch ineens - schijnheilig - roepen om bierprijsverlaging.

Maar ja, maar deze boetes gaan juist zorgen dat de consument maar weer mag

betalen. U voelt ‘m al, de boetes gaan – na een bevriesperiode op de rekening waar al

miljarden vaststaan, want er is alweer bezwaar tegen aangetekend - óf naar Den Haag

voor een paar leuke JSF’jes, óf naar Brussel waar, tsja, ze uiteindelijk wel weer bij de

brouwer terug zullen komen via de luxe lunches daar. Nee, de KHV, daar reken ik even

niet op wat betreft het bierprijsbelang van ons stappers beschermen. En van de consumentenbond

verwacht ik hooguit nóg een paar boude uitspraken in de pers. Noem

me een media-pessimist, zo u wil. Het circus is alweer uitgespeeld zonder merkbaar

resultaat aan de toog.

Bierprijscorruptie^

De boetes werden nog even op een rij gezet, er werden een paar filmpjes geschoten.

Heineken was zogenaamd de hardst gemepte, alhoewel er ook door sommigen heel

terecht deze uitspraak in perspectief tot de jaarwinsten, waar juist Bavaria veel hardere

klappen blijkt te krijgen. Met een niet vreselijk vergezocht conspiracy theory’tje dat er

aandeelhouders-belangen op de achtergrond spelen. Ik heb geen idee, maar weet wel

dat aandeelportefeuilles vaker een belangrijke achtergrondrol spelen in het nieuws

dat we te horen krijgen dan u waarschijnlijk denkt. De Volkskrant:

Dat er prijsafspraken worden gemaakt in de biersector is algemeen bekend, zegt

Olm-eigenaar Mark Schneider (ex-Heineken) vandaag onomwonden op de voorpagina

van de Volkskrant. “De brouwerijen verhogen de prijzen jaarlijks met eenzelfde

percentage. Cafés betalen daardoor ongeveer twee keer zoveel voor hun bier als

consumenten in de supermarkt. Elk jaar verhoogde een andere brouwerij als eerste de

prijzen, om net te doen of ze geen prijsafspraken maakten.”

En zoals in de verwachting lag, geeft Schneider ook nog aan dat de samenwerkende

uitpersing van kroegpubliek hier absoluut niet mee van de baan is. Er zijn hooguit weer

wat meer krantjes verkocht. Om aan de bar te lezen. Met een biertje erbij. Als u het kunt

betalen

189



Wat een hoop gezeik in dit boek tot dusver, hè. Tsja, Tilburgers zijn ontzettende zeikers,

we hebben er zelfs de bijnaam van. En blij toe.

Haagse nachburgemeester / nachtvorst Jille van der Veen heeft eens een interessant

stukje geschreven over kankeren. Dat is wat men in Den Haag namelijk doet. Kankeren

houdt in dat je klaagt over vanalles en daarmee verkapt eigenlijk zit op te scheppen,

zelfs eigenlijk toont dat je hartstikke trots bent. Waarmee kankeren eigenlijk kankeren

om het kankeren wordt. Een soort volkssport, eigenlijk.

In Tilburg is het anders. Tilburgers kunnen er ook wat van, maar die doen niet aan

kankeren. Ook niet aan het veel zwakkere en conformerende mopperen. Het zelfmedelijdende

klagen is ook niet de Tilbo eigen. Nee, wij zeiken. En Jille’s observatie deed mij

iets over het zeiken beseffen.

Kruikenzeiken^

Als een Tilburger zeikt, en om flauw geginnegap te voorkomen bedoel ik hier dus niet

het letterlijke zeiken met de goudgele klaterstraal maar een fel uithalende woordenbrij

die keihard, en doorgaans flink overtrokken, misstanden aan de kaak probeert te

stellen, dan doet hij of zij dat uit liefde. Ja, dat klikt raar, maar laat me even uitpraten.

Nee, shh. Niet tegensputteren. Sputteren, ook zoiets dat Tilburgers niet doen, trouwens.

Evenals emmeren, eikelen, zeuren, knorren en brommen. Tilburgers zeiken in warme,

liefdevolle stralen met een keihard scherpe geur die flink bijt.

Als een Tilburger zeikt, dan is er een discrepantie – sorry, moeilijk woord, dan is er een

verschil, een tegenspraak – met hoe Tilburg in zijn of haar hoofd is. Dan is er iets in het

kleine universum Tilburg, dochter van dorpen, dwarse stad met bourgondische ziel,

dat niet strookt met hun beeld ervan. Dan zien ze even een kant van Tilburg die niet zo

mooi is als in hun ideaalbeeld ervan wél het geval is. En dat jeukt, nee, dat stéékt zelfs.

Een Tilburger wil niks liever dan dat er niks meer te zeiken valt. Een heel onhollandse

houding, dat besef ik me, maar ik denk dat er toch wel een kern van waarheid in schuilt.

Want zeiken is hier productief bedoeld. Als ergens over gezeken wordt, verdient dat

punt verbetering. Dan moet ernaar gekeken worden. Wordt eigenlijk gevraagd of

iemand even flink met de poetsdoek erover kan, zodat het weer glimt.

Nee, dat zeiken houdt nooit op. Zeker niet in een stad die zich zo hard in allerlei

richtingen ontwikkelt. Maar de boel wordt dus oprecht en zeer kritisch gevold. Want

Tilburgers houden van deze stad. Met hart en ziel. En een goedgevulde blaas. En dat is

geen onkritische liefde, want die trots moet wel een beetje in de werkelijkheid geworteld

zijn. Dus alles waar ze net even wat minder trots op kunnen zijn, daar zul je ze over

horen. Dingen die fout gaan. Dingen die spuuglelijk zijn. Dingen die corrupt zijn. En,

niet in de laatste plaats, dingen die de Gewone Man treffen – ongeacht of ze dat zelf

zijn of niet.

Er werd mij destijds door een journalist van Brabants Dagblad gevraagd of ik ermee zat

dat ik en Troy kritisch gevold zouden worden. Welnee, laat ons Kruikenzeikers zeiken,

graag zelfs.

191



Ik raakte met de oude man in mijn stamkroeg aan de praat. Hij had al flink wat op en

begon hard uit te vallen over dingen die hem niet zinden in het centrum.

“[tekst verwijderd]”

Vind u dat echt over 013, ja? Dat het een gemeentelijke schande is vergeleken met wat

Noorderligt ooit was?

“[tekst verwijderd]”

Zou ik mogen vragen of ik uw mening mag citeren?

“[tekst verwijderd]”

Nou, ik ben met een boek bezig over het Tilburgse nachtleven, en daar probeer ik

zoveel mogelijk standpunten, niet alleen die van mezelf, aan het woord te laten. En wat

u zojuist zei over 013 klinkt als een mooi aanvullend standpunt

“[tekst verwijderd]”

Okee, als u dat niet wilt, dan doe ik het niet.

Zeiken over 013^

“[tekst verwijderd]”

Nee, u heeft net zelf gezegd dat u het niet wilt. Dus dan doe ik het niet.

“[tekst verwijderd]”

Nou meneer, die persoonlijke aanval is nergens voor nodig. Ik zei al dat ik uw woorden

niet zou gebruiken. Daar is niet bij nodig dat u dan maar ervan uit gaat dat ik geen

recht van spreken heb omdat ik er niks van weet. U weet niks over mij.

“[tekst verwijderd]”

Okee, dan hou ik het gesprek er hier bij. Ja nee, sorry, u valt mij aan, ervan uitgaande

dat ik niks heb meegemaakt en niks weet, zonder dat u dat zelf weet. Dat hoef ik niet

te pikken.

“[tekst verwijderd]”

Oppassen met wat ik in mijn boek zeg? We hebben toch vrijheid van meningsuiting in

dit land? Ik ben zeer zeker niet van plan op te passen met wat ik schrijf.

“[tekst verwijderd]”

Ze doen maar. Als mensen problemen hebben met wat ik zeg, zoeken ze me maar op

en vertellen ze me dat zelf maar. Ik ben niet moeilijk te vinden en altijd in voor een

eerlijke discussie. Dus nee, ik ben niet bang wat het op kan leveren.

“[tekst verwijderd]”

Nee, meneer, ik had beloofd uw woorden niet te gebruiken. Dat doe ik dus ook niet.

Beloofd. U zult geen enkel woord van uzelf in mijn boek aantreffen. Ik zweer het.

Biertje?

193



De laatste tekening was net gemaakt. Ik zap een beetje voor- en achteruit, zoals u

wellicht inmiddels doorhad, in een heel intensieve en verwarrende periode, om de

belangrijkste momenten eruit te proberen te lichten, en tevens een beetje de onderwerpen

bij elkaar te houden. Keuzes. Bovendien zit alles in mijn hoofd ook al niet meer

chronologisch.

Goed. Ik ben naar huis aan het fietsen. Na de tekening bij de Sport Inn op papier gezet

te hebben. De eigenaar zei nog dat-ie ook nog een kroeg in het Willem II stadium had,

die op mijn lijst hoorde, maar dat die vrijwel identiek was. En ik was al een paar keer

in dat gebied in Tilburg Zuid geweest zonder een kroeg te kunnen vinden, dus een

vrijwel hetzelfde soort kroeg van dezelfde eigenaar nog even achteraan in het boek

erbij zetten, vond ik echt een beetje balen. Hij vond ‘t ook niet écht nodig, dus heb ik

daar gesmokkeld. De lijst was op, ik was klaar. Ik heb onderweg naar huis, al fietsend,

gezóngen.

Ik kom midden in de nacht thuis om te scannen. Eerst even mail checken. Mail van Troy,

mijn toekomstige uitgever. Of ik van de tekst kon opsturen wat ik al had. Zodat hij kon

kijken of het aansloot bij wat hij met De Blauwe Bloem wil.

Weg goede bui. Keiharde knoop in de maag. Na maandenlang praten over het boek

alsof het er gewoon zou komen, mag ik nu opeens, na maandenlang ploeteren op de

tekeningen, auditie komen doen of ‘t allemaal wel goed genoeg is? En dat terwijl heer

Titane prima wist – want ik spreek hem zo af en toe nog wel eens in het nachtleven –

dat de teksten even iets meer naar achteren geschoven waren zodat de tekeningen

ineens afgemaakt konden worden. Ik had dus helemaal nog niet zoveel, en zou juist nú

flink gaan schrijven.

Zo beschaafd mogelijke mail teruggestuurd. Met boek voor zover nu af. En waarom nu,

en wat wil De Blauwe Bloem dan, want ik heb nog bijna niks geschreven en dan kan

ik daar rekening mee houden. Geen antwoord voor een week. Geen regel geschreven

dus ook. Nog maar eens gemaild. Troy kwam uiteindelijk terug met reacties. Dat hij het

wel zou lezen wanneer het af was. Dat ik niet moest treuren en zeuren maar schrijven.

Dat hij ervan uitging dat ik genoeg in dit boek geloofde om het gewoon af te maken,

ongeacht wie het zou gaan uitgeven, en dat een uitgever altijd wel gevonden kon

worden.

Gedoe met de uitgever

Ik was het spuugzat. Ik wou het hele boek wegsodemieteren. U moet begrijpen dat zoals

ik momenteel overkom, toen niet aan de orde was. Het kroegtekenen was slópend.

En na dat alles was het misschien allemaal voor niks. Ik wou eigenlijk geen andere

uitgever. Daar was het niet oorspronkelijk voor bedoeld. Het hele idee was van begin af

aan verbonden met De Blauwe Bloem. Dus dit was echt kutzooi.

Ik sprak Troy kort erop in Paradox. Milieucafé, Hans Dorrestijn was te gast. Troy had

geen heldere antwoorden waarom zijn houding ten opzichte van dit project was

veranderd. Sprak in vage termen over dat hij werd aangesproken over hoe ik me als

nachtburgemeester manifesteerde. Door wie dan en op welke manier manifesteer

ik me dat dat die persoon of personen zo stoort? Geen antwoord, het was meer een

gevoelskwestie of zoiets. Maar het was verder wel allemaal prima dat ik het deed. Hij

wou er zelf gewoon niet meer mee geassocieerd worden. En wederom de onzin over

dat dat boek er toch ‘gewoon’ wel zou komen. Ik van binnen woedend.

Het is uiteindelijk goed gekomen – uiteraard, anders las u dit nu niet. Maar niet met de

Blauwe Bloem. Ik voelde me flink genaaid. En de lol was nóg meer van de grap af.

195



“Ik kan heel kort zijn: we zijn uiterst ontevreden.”

Na het eerste halfjaar van ons nachtburgemeesterschap werd het blijkbaar tijd voor

een beoordelingsgesprek. Als enige overgebleven actieve titeldrager hoefde alleen

ik te komen opdraven. Aangezien gemeente Tilburg nog steeds niet de nachttreinen

voor elkaar heeft gekregen, mocht ik een declarabel taxi-ritje naar het hoofdkantoor

van de Nachtburgemeesters-bond maken. Want ook de Bond werkt in de donkere

uurtjes.

Na even wachten in de overigens erg luxueuze lobby bij de receptie, mocht ik met de

lift naar de dertiende verdieping. Spreekkamer 4, de “Rockin’ Louis” zaal. Sjacherijnige

man in onberispelijk zwart pak tegenover me. Dossiermapje voor zijn neus. Ik mocht er

niet roken.

Dit werd geen lollig gesprek, voelde ik al aankomen.

Eerst kreeg ik positieve feedback. Dat de nachtburgemeesters-site in principe een goed

initiatief was, dat mijn enthousiaste bloggen daar niet onopgemerkt was gebleven, en

hoe jammer het was dat andere landelijke nachtburgemeesters nog niet echt op gang

kwamen. Het kroegentekenen voor het nachtburgemeester-boek werd ook geprezen.

Goed, dat waren veren die ik op een warm donker plekje kon opbergen.

Column Mei 2007^

Ik werd flink gekraakt op het almaar vermelden van mijn demissionaire collega. Mocht

niet meer. Écht niet meer. Tilburg moest het met mij alleen doen, en daar mocht ik geen

verwarring over laten bestaan. Een serieuze berisping aan mijn broek – men krijgt mij

niet vlot aan het slikken, maar mijn ogen knipperden wel even.

Het gestunt met de foto’s bij deze column werd ook niet gewaardeerd, maar voorlopig

nog gedoogd. Voorlopig. Strenge blik.

Toen kwam het zwaarste kritiekpunt op tafel: “We vinden dat je te weinig applaudisseert.”

Mijn mond viel open. “We hebben de afgelopen maand in totaal slechts 287 klapbewegingen

geregistreerd, een gemiddelde van vier komma zestien klap per optreden.”

Naarstig groef ik in mijn geheugen, tot ik me plots besefte inderdaad recent een man

met een tellerapparaatje bij bezochte evenementen gespot te hebben in het publiek.

Aldoor strak op mij lettend.

Verdomme, wat zijn ze scherp ! En per optreden, dus dat ik druk was is geen argument.

“We leven in tijden van applausinflatie, Van Densen. Het doorsnee publiek klapt,

getraind door commerciële televisie, klakkeloos op de juiste momenten en bijna altijd

even lang. De individuele, waarderende handklap heeft hierdoor aan waarde ingeboet.

Je kunt als nachtburgemeester niet meer in je openlijke prijzing volstaan met nonchalante

klapjes. Het evenementenseizoen breekt weer aan in Tilburg, ik ga ervan uit dat je

dit punt actief verbetert.”

Dus als u me van de zomer ziet klappen bij de botsautootjes weet u waarom.

René van Densen

Nachtburgemeester van Tilburg

197



De Anus van Nederland, zo leg ik al jaren aan Britten, Amerikanen, minder geografisch

onderlegde Nederlanders en verder wie het maar wil horen, uit waar Tilburg ligt. Onderaan,

tussen de twee benen van het land.

Toen ik met dit boek begon, had ik een aantal werktitels. Flauwekultitels, puur bedoeld

om te provoceren, zonder inhoud. Ik dacht nog bij mezelf: dat lul ik wel weer recht,

ergens in het boek leg ik de titel uit en dan is het weer in orde.

Aangezien ik nogal impulsief kan zijn, is die werktitel sinds het begin nogal vaak veranderd.

Tot ik op een gegeven ogenblik ‘De Anus van Nederland‘ koos. Het schoot in mijn

hoofd, en onmiddellijk had ik dat gevoel dat ik af en toe krijg: Ja, ja dat moét.

Een gevoel dat ik altijd trouw opvolg – soms is het een volstrekt stom idee, héél soms is

het een heel goed idee. Maar als het moét, dan moet het.

Wanneer ik ergens met iemand over het boek sprak, peilde ik altijd uiteraard even

voorzichtig of die persoon een beetje gevoel voor humor had voordat ik de titel uitsprak.

Want ik heb er al boze reacties op gehad hier en daar. En dat is prima. Want dat

is dus dat gezeik met het hart op de juiste plek, zoals ik al uitlegde. Die mensen vinden

het hier helemaal niet De Anus van Nederland. En dat is hun goed recht.

Ik heb deze titel voor een aantal erg goede redenen behouden. Want wat mij betreft is

Tilburg momenteel De Anus van Nederland. Kijk, dat geografische, daar valt niet veel

aan te doen, of we zouden ineens bij België ingelijfd moeten worden. Betere belastingen,

fijner volk, meer aandacht voor wat er binnen Tilburg gebeurt en een veel fijner

kroegenbeleid: het zou nog niet eens zo’n slecht idee zijn. Maar dat terzijde. Geografisch:

soît, daar komen we voorlopig niet meer vanaf.

De gay scene zal misschien ook enthousiast met deze titel dwepen, want het is hier

eigenlijk best goed vertoeven voor homo’s. Een gruwelijke roofmoord daar gelaten

dan. Stichting Roze Maandag, een aantal fijne gay café’s, speciale themafeesten over de

hele stad, Tilburg is zo erg nog niet. Maar daar doel ik met de titel niet eens op.

De Anus van Nederland

De belangrijkste twee redenen zijn dat enerzijds de culturele schijnwerper van Nederland

gewoon weigert te schijnen op deze ‘polderstad’. Ja, het verandert langzaamaan

een beetje, maar het blijft beperkt tot kennerskringetjes.

De tweede reden hangt daarmee samen. Naar mijn idee hebben we hier – naast het

typische gezeik van de Tilburger – een soort open-gesloten houding. We voelen ons

niks beter dan een ander en daarom is iedereen welkom, wordt iedere buitenstaander

moeiteloos geaccepteerd, staan ervaren kunstenaars open en gemoedelijk met jongere,

groene generaties te praten, ga maar door. En dat is prima. Dat is die gemoedelijke

openheid die we hier hebben en dat mag zo blijven. Maar de gesloten kant die

daaruit voortkomt, de keerzijde van de medaille zeg maar, is dat teveel organisatoren

ook niets laten weten over wat ze neerzetten. Ja, in hun eigen kleine cirkels, waar dan

ook de meesten van wel komen kijken. Maar een fatsoenlijk persbericht naar de lokale

én landelijke media lijkt een beetje overdreven voor teveel mensen. Is het niet, hoor –

gewoon opsturen. Perslijst, op tijd opsturen, beetje je promotie goed regelen.

Wat mij betreft mogen we dáár best vanaf, van die bescheidenheid. Maar hoe? Misschien

helpt het als we wat trotser zijn op onze stad. Als er een lied is of zo. Misschien

zelfs een hele musical of weetikwat.

Even voor de grap een versie van mij... en daarna een nachtlied door Troy. Want dat

had-ie beloofd bij de inauguratie. Dus dat had u nog tegoed.

199



Vrij naar “America” door Leonard Bernstein & Stephen Sondheim

RUUD Rotterdam,

Jij prachtige stad...

Haven voor moderne hoogbouw.

Altijd modern en cultureel,

Altijd in groei en zo fideel...

PEERKE Rotterdam . . .

Jij goor giftig vat . . .

We moeten niks hebben van jou.

Bommen waren je deel,

Nu heeft het niet meer zoveel...

Met je stalen en glazen bouw,

Ben je neonkleur en toch grauw,

Jagen ze dealers bij het station weg.

Heeft men wat verderop daardoor pech.

Prachtige stad, ga toch gauw weg!

TILBO’S Ik ben zo blij dat ik Tilbo ben!

O.K. ben jij als je Tilbo bent!

Iedereen blij als je Tilbo’s kent

Allemaal Tilbo’s hier in de tent!

RUUD En ik kijk ook graag naar Amsterdam.

PEERKE Zij ook, of althans naar hun navels dan.

RUUD En vergeet ook nog Den Haag niet.

PEERKE

ALLEN

RUUD

PEERKE

RUUD

PEERKE

ALLEN

RUUD

PEERKE

RUUD

PEERKE

ALLEN

RUUD

PEERKE

RUUD

PEERKE

Maar een eigenst paleis hedde daar toch niet!

Auto verdwalen in Tilburg ja,

’t Bier smaakt hier prima in Chillburg ja,

Peerke is heilig in Tilburg ja,

Vreeman die snapt niks van Tilburg ja!

Prachtig die Eindhovense graffiti man.

Voor een vriendenprijs taggen we jouw huis dan?

Met wat hoogbouw wordt Tilburg eindelijk stad.

En meer en meer erfgoed ruimt het pad?

Weg met de Stadsheer in Tilburg ja,

Geen Pieter Vreedeplein in Tilburg ja;

Blijf van de bomen van Tilburg ja

Westpoint boeit ons niks in Tilburg ja!

Ik heb een heel ambitieus stadsplan.

Heet zakkenvullen nu een plan dan?

Cityring, Social Sofa, en cultuur.

Weggeske, bènkske, Wesley, ’t hoeft toch niet duur?

Bende nou himmul van de pot g’rukt!

Straks maakt-e alles hier nog eens stuk!

Laat ons met rust gekke burgerpapa,

Tengels af van de buitenkroegjes ja!

Als ik ooit ik terug ga naar Zaandam.

Liever vandaag dan morgen dan!

Herkent men mij daar als groot man!

Welnu verdomme gek gá dan!

WestPoint Story

201



Nachtlied Troy Titane

Kijk ze gaan, zo lieflijk schrijden,

hot-se-bot-se op de begaanbare paden -

hoe fleurig en hoe florissant

de meibloesem van hun verlangen

O, o, wat een pracht en een praal

vergezelt hun onrustige waden

door glans en ontluikende geleikunsten,

zie het kleurenpallet op hun wangen

En nu maar hopen op onduidelijkheid,

op niet al te concrete daden,

want nachtblindheid voert de boventoon

in hun bovenwereldse gezangen

Laten we bidden, nee keihard eisen

dat al onze onvrijwillige lentezaden

hun omweg weten te vinden,

zich niet door de wind laten vangen

203



Ik had net de tekening bij Babbus afgerond, en zat wat na te babbelen met de barman

en een aan de bar hangende kerel. Hij was zelf werkzaam bij Kandinsky en had een

klein weekje eerder mij in die tent aan het werk gezien.

Tot dusver geen ongewone situatie. Ook de kritiek dat een jong groentje als ik toch

geen nachtburgemeester was, hoorde er uiteraard bij. Al viel het mee – tussen de ene

studentvriendelijke kroeg en de andere was er op zich in ieder geval begrip dat ook

jongere mensen wel eens wat kunnen presteren. Maar de Kandinsky-barman was niet

overtuigd dat ik snapte hoe Tilburg in elkaar zat. Misschien terecht.

Ik weidde dus uit over het gebrek aan bombastische inslag dat Tilburgers hebben.

Hij vond niet dat je dat moest proberen te veranderen. Ja, we hebben hier best leuke

dingen, maar het zit niet in de aard van de Tilburger om zich op de borst te kloppen en

dat moet je ze ook niet proberen te dwingen te doen. Ik wierp tegen dat ik helemaal

niemand tot iets probeer te dwingen, hooguit wakker te schudden dat dat best een

keer mág in de hoop dat er dan ook een paar dat gaan doen. Zeker met zoveel chaotisch

ogende maar homogeen aanvoelende diversiteit op alle gebieden.

“Van Densen... weet je wat écht de kern van Tilburg is?”

Ik had zo’n gevoel dat hij het me toch wel zou gaan vertellen dus schudde ik maar nee.

“De middelmaat. We hebben hier de grootst vertegenwoordigde middelmaat van heel

het land. Weinig rijke elite, en ook best weinig armoede. En een heel, heel breed grijs

deel ertussen met niet al te veel variatie.”

Flauwekul. De stad bruist en wemelt van de tegenstellingen.

“Ja, jij hebt het de hele tijd over het cultureel gebied. Ik heb het puur over de economische

verdeling. We hebben hier gewoon over de middenklasse, en die is hier ontzettend

rijkelijk aanwezig. Dat ben je toch met me eens, of niet?”

Grootste middelmaat

Kijk, dát zou ik dan weer niet weten. Interesseert me namelijk niet zo, wat mensen

verdienen. Dus daar heb ik me nooit in verdiept. Je zal wel gelijk hebben.

“Weet je nou waarom dat zo typerend is voor Tilburg?”

Nee, maar ook dat ga je me vast nu wel vertellen.

“Dit is de ultieme uitprobeerstad van het land. Daarom wordt alles chaotisch door

elkaar gebouwd, daarom vind je hier zoveel verschillende soorten kunst en muziek,

daarom vind je hier al die wildgroei aan soorten kroegen. En tegelijkertijd zit niets vastgeworteld

genoeg om er effectief uit te springen. Deze stad is een heerlijk onderzoeksoord

voor marketeers – als het werkt in Tilburg, werkt het overal.”

Ik begon te zien wat hij bedoelde. We hebben allerlei wazige prototypes oversteek- en

stoplichtprototypes, we hebben inderdaad eenmalige primeurs op allerlei gebieden,

inclusief architectonisch – maar de grootste middelmaat, en dat dat nou de kern van

Tilburg is?

Zelfverzekerd nam de man nog een flinke slok van zijn biertje. Inmiddels kan ik het

tegenwerpen. Met die economische middelmaat valt het reuze tegen, zeker in de

buitenwijken. Dat weet je als je het totale kroegencircuit afloopt.

Maar ja, dan moet je dat wel willen. En je niet in grijzemuizige veilige visies wentelen.

De grootste middelmaat zit tussen de oren van mensen die dat beweren.

205



Er is sinds een tijdje een vierde studentenvereniging actief in de stad. Die zich duidelijk

wil profileren met bestaansrecht naast ballenclub Olof, het meer filosofisch-vrije zuipclubje

Plato en roeivereniging Vidar. Geheel in stijl is de naam van de vierde musketier

gekozen: D’Artagnan. En feestjes brouwen kunnen ze. Het grootste feestje, dat ook

landelijke media-aandacht kreeg (bravo!!) was een ambitieus opgezette recordpoging

vuurspuwen.

Het hele heuvelplein was afgezet. Overdag werden deelnemers gerekruteerd uit het

passerende publiek, die versneld even een cursusje kregen van ervaren professionele

vuurspuwers. Ook meer ervaren vuurspuwers moesten de workshop volgen, want er

waren ook speciale veiligheidsvoorschriften die gevolgd moesten worden in deze

situatie.

Ik grapte op het nachtburgemeesters-weblog nog even dat ze op moesten passen

voor de kerk. Want de heuvelkerk staat, mocht u het niet weten, pal tegenover het

plein, en eerder die week was er elders in de stad een kerk flink afgebrand onder

onduidelijke omstandigheden. Boze tongen beweren momenteel dat het zeker brandstichting

was maar dat de politie om een of andere reden geen onderzoek instelt. Maar

dat terzijde.

Het vorige record stond op zeventig oliespouwers die in het Engelse Stonehenge

tegelijkertijd de vlam in de pan bliezen. D’Artagnan mikte daar ruim overheen, met de

bedoeling dat er honderdvijftig steekvlammen tegelijk de lucht in zouden gaan. Maar

ja, organiseer dat maar eens ter plekke, volledig afhankelijk van hoeveel voorbijlopende

deelnemers je op kunt trommelen die best met wat vuurspuug-olie willen gorgelen.

Ik was er uiteraard bij. Zoiets wil ik niet missen. Met mijn goedkope digitale cameraatje

schoot ik wat fotootjes van de voorbereidingen. Een grote brandweerwagen was

opgetrommeld, maar niets aan het hele evenement had de bangige beveiliging die je

zou verwachten – op en rondom de wagen werd opzwepende muziek uit grote boxen

gedreund, een prima presentator lulde het hele boeltje aan elkaar, en de deelnemers

hadden duidelijk lol in de workshops, hoewel ondertussen uiteraard de voorschriften

wel serieus nemend.

Net voor achten werd eenieder opgeroepen zich te verzamelen. In een ruime opstelling

stonden de deelnemers met hun fakkels en spaflesje olie klaar, er werd afgeteld,

en ik ging klaarzitten op een fijne positie met het cameraatje. Want wie dicht bij het

vuur zit, enzovoorts. Nou is het niet het meest geavanceerde fotoschiet-machientje ter

wereld, dus het was een enorme gok of ik de enorme gelijktijdige vlam op de kiek zou

krijgen. Achteraf bedacht ik me pas dat het ding ook nog een stand heeft waarmee ik

filmpjes kan opnemen, maar ja, op het moment zelf was me dat even ontschoten.

Wereldrecord vuurspuwen

Acht uur. Aftellen. En de vlam erin! Ik zie het schermpje van mijn camera helemaal wit

worden en denk nog, verdomme, overbelicht, niet gelukt. Thuis bleek het reuze mee

te vallen en was het nog best een aardige foto ook. Maar het is dus gelukt! Geen honderdvijftig

maar wel honderdtien (volgens D’Artagnan zelf dan, in een interview had

de aanwezige notaris het over honderdvijftien, maar op bijna anderhalf keer zoveel

maakt vijf man ook niet vreselijk veel meer uit) en uiteraard ook erna flink feest in de

tent. Trommels, vuurjongleurs, nog wat nablazende vuurspugers, en later die avond

een flink feest in het nabijgelegen Costa. Mijn complimenten voor een uitmuntend

georganiseerd evenement.

Breed uitgemeten op de voorpagina’s van bijna alle landelijke kranten wist even heel

Nederland het: in Tilburg brandt het vuur van de geestdrift. Wat nou grijze middelmaat?

We kúnnen best vlammen, als we maar willen.

207



Nou, zaterdag 24 Maart was het weer zover, de zomertijd ging in. De klok een uur

vooruit om drie uur. En jawel, van stadpapa Vreeman mocht de horeca niet ‘langer’

open. Niks langer, ‘langer’ is flauwekul: dat was gewoon nog reguliere staptijd voor het

uitgaanspubliek, dat hier een uur kwijtraakte. De horeca en de stappers wilden gisteren

wel. Maar moch nie he.

Afgrijselijk hoe ver die betutteling gaat. Onze burgemeester blijft maar beslissen wat

we wel en niet mogen als we er even uit willen na een lange werkweek.

Zomertijd^

Op deze koers doorvarend zijn er straks nog regeltjes hoe u precies uw - duurder en

duurder betaalde - pilsje naar uw mond dient te heffen. Wat u wel en niet op bierviltjes

mag noteren, en met welke kleur pen. Welk maximaal volume individueel gelal of

aangeschoten kroegzangkunsten in ieder etablissement niet mogen passeren. Precies

hoe krom het straaltje moet zijn als u in het urinoir weer ruimte voor het volgende

gerstenat aan het maken bent. U lacht, maar het lijkt er soms wel op dat we die kant op

gaan.

Ruud – mag ik je Ruud noemen? Nee? Doe ik toch.

Ruud, laat die halsband die je horeca aangeschoven hebt een béétje losser. Het is

allemaal geen kwaaie boel hoor, en de meeste horeca volgt al vrij strak je beslissingen

op, of ze het er nou mee eens zijn of niet. Dus laat ietsje meer de boel de boel. Ietsje

minder controle - ik besef me dat je blauwe mannetjes – de straatsmurfjes met die

olijke fluitjes tussen de lippen, en met fietsjes, autootjes en zelfs paardjes - ook iets te

doen moeten hebben ‘s nachts om een beetje de kosten te verantwoorden, maar valt

daar echt niks anders voor te vinden?

Geloof me nou, de meeste horeca beperkt zelf haar overlast wel. Want geen enkele

kroegbaas mikt doelbewust op herrieschopperij die de brave burgers in het centrum

‘s nachts wakker maakt. Weet je waar die overlast vandaan komt ? Van het publiek dat

plots een uur eerder, onverwacht, de straat op gedreven wordt. Zonder pardon, door

de security mannen met de ‘V’ op hun borst.

Publiek dat hierdoor zo argeloos overvallen wordt dat het besef dat ook de nachtbus

De Nightliner al weggereden is inmiddels daar korte tijd later pas op volgt. Of publiek

dat die nachtbus nog net had kunnen halen maar niet weet waar deze wegens allerlei

verbouwingen en andere wijzigingen nu weer haar halte heeft. Dat veel en veel te

talrijk is voor dat handjevol taxi’s dat maar ingezet mag worden. En waar een fors deel

dan maar in de rij gaat staan voor onze nachtclub om nog even een laatste pilsje te

kunnen drinken - dan maar met paaldansende dames.

En zo wachtende op óf een taxi óf tot de V-mannen bij De Nacht hen al dan niet binnenlaten,

de pliessie lekker blauw op straat ziet zijn. Zij wel.

Ja, dat kan zomaar wat irritatie oproepen, dat snap ik dan best.

Snap jij dat zelf nou echt niet, Ruud ?

209



Och, ja – Jeto. Dat was ook een gedoe zeg.

Ik ving het op in café Bierings en heb het toen nagevraagd. Inderdaad: Jeto zou mogelijk

gaan sluiten. Schijnbaar gedoe met forse schulden maar op een of andere wijze kon

toch een rechter beslissen of ze zouden sluiten of niet. Wat er nou precies is geweest,

weet ik niet, maar ‚de grootste pool- en dartzaal van de regio’ zou dus mogelijk van

mijn kroegenlijstje verdwijnen.

Ik heb even in dubio gestaan. Een goede nachtburgemeester hoort aan de spreekwoordelijke

alarmbel te trekken om actie te mobiliseren bij zoiets, leek me. Maar

tegelijkertijd: als Jeto zou sluiten, zou dat weer één kroegtekening minder zijn om te

maken. Het klinkt misschien cru, maar iedere tekening die niet hoefde maakte een

hoop verschil voor mij uit inmiddels, na maandenlang dagelijks erop uit te zijn gegaan.

Ik trok toch aan de bel. Bescheiden, maar toch. Oproep op het blog en ook ingestuurd

naar TilburgZ. Mijn voornaamste argument voor de oproep, en daar sta ik nog steeds

volledig achter: “De marktwerking beperkt onze keuzevrijheid toch al veel te vaak, van

de privatisering van de treinen tot het verdwijnen van de Edah in het straatbeeld, dus”.

Ik ben blij dat tenten als Jeto er in het buiten-centrum-heuvelgebied zijn, en zo het

stappend publiek meer keuze bieden dan het mega-super-geweldig-fantastische

centrum met Cityring, nachtlijnen en overmatig politietoezicht. Gewoon, omdat u

ook wel eens niét daar zou willen stappen, iets anders zou willen uitproberen. En de

‘buitenkroegen’ vrezen toch al voldoende voor hun voortbestaan onder het huidige

stadsbestuur, kabinet en economische klimaat.

Jeto blijft open^

De keuzevrijheid van het stappubliek kraaide uiteindelijk (voorlopige) victorie over de

marktwerking: de rechter - mogelijk dezelfde die Langerijt, ‘t Verschil en de Fun Factory

gewoon openhield tegen de zin van ons gemeentehoofd in - besloot dat tot 2008

Jeto in ieder geval open mag blijven. Daarmee was haar toekomst natuurlijk allerminst

zeker gesteld, maar dat valt tegenwoordig over bijna elke kroeg wel te zeggen.

Ik had als tegenprestatie beloofd aan te kondigen wanneer ik er live zou gaan zitten

tekenen. Dus mensen die zin hadden konden zich vergapen aan de kroegtenening, of

mij proberen af te leiden, of de tekening komen verscheuren of erop spugen, plassen,

wat ze maar wilden.

Om tien uur, het aangekondigde tijdstip, had ik één persoon ‘eigen’ publiek. Plus een

stel nieuwsgierige blikken van personeel en poolbiljartend publiek. Voordat u dit als

triest bestempelt, hoe rustiger het is hoe fijner het voor de tekenaar zelf is hè. Die

tekening kwam dus rustigjes in orde – het resultaat staat hier links.

Mijn ene persoon publiek, een goede vriendin die mijn zelfverklaarde stalkster is, wou

ook nog een borst gesigneerd hebben en dat was ook niet onprettig om te doen.

En het was qua publiek daar best druk. Sterker nog, ze kwamen een keu of wat te kort.

Onwillekeurig moest ik glimlachen omdat het publiek aan de toog dat nu niet aan een

pooltafel kon spelen, ironisch genoeg wél en niét de keus had.

(Voetnoot: Jeto was amper een maand later alsnog gesloten wegens geen geld meer

maar is inmiddels overgenomen door conculega Saints en weer volop in business.)

211



Ik heb al sinds kinds af aan de gewoonte om mijn fietsen een naam te geven, en als

bijna-dertiger is die gewoonte nog nooit weggegaan. Mijn meest trouwe Partner in

Crime in het hele nachtburgemeesterschap heeft daardoor ook een naam gekregen.

Ik noem dit afgeragde Batavusje ‘Scalpel Wheels’. Ik heb deze fiets noodgedwongen

aangeschafd op de dag van de inauguratie - oftewel: 5 Augustus 2006. Ik zat die dag

zonder fiets, omdat ik de andere fietsen in mijn ‘stal’ echt flink verwaarloosd had waardoor

ze allemaal met platte banden zaten. Aangezien er echt flink wat fietswerk bij

het organiseren van die avond kwam kijken trok ik erop uit, samen met een bevriende

cartoonist die ook een rol zou spelen in de activiteiten.

Onder zijn leedzame ogen in zijn deemoedig neeschuddend hoofd schafte ik uit pure

nood een Batavusje hybride aan, waarvan de fietsenmaker al zei ‘als je er niet teveel

van verwacht is het op zich nog geeneens een slechte fiets’.

Enfin, die dag en de week erop merkte ik hoe ontzettend lekker dit fietsje reed. Hij

sneed me door allerlei menigtes, in grote groepen geparkeerde fietsen, en dronken

Heuvelgangers heen. De naam Scalpel Wheels – geen overdreven flitsende naam maar

uiterst passend – was dan ook snel gekozen.

Scalpel Wheels

Toen ik uiteindelijk de afgeragde bandjes lek reed na iets meer dan een week, aarzelde

ik dan ook niet maar parkeerde ‘m bij een fietsenmaker met de opdracht “ik heb geld,

fix alles aan dit ding wat je maar kunt vinden.”

Dat deed-ie, en vervijfvoudigde daarmee de kosten van het tweewiel, vergeleken met

de oorspronkelijke aanschafprijs. Maar een flinke tijd lang - bijna een jaar - heeft dit

bakkie me bijna iedere dag en nacht trouw door half Tilburg gesleept, een paar terugkerende

kleine mankementen daar gelaten.

Toen begonnen de zwaardere euvels op te treden. Het spatbord aan de achterkant,

waar al met een revetje de boel beter vastgezet was, besloot één groot doorgeroest

gat te hebben waar de schroef met moer en revet gewoon maar doorheen hing te

bungelen. Met enorm strak aangetrokken broekelastiek – tsja, het was zaterdagnacht

dus geen fietsenmaker meer open en ik had niks anders geschikts liggen – heb ik toen

de boel aan elkaar.

Onderweg naar een fotoschiet-gelegenheid voor een van de Tillywood-columns

draaide ik een weg in en KLETS KLEDDER KLENG KLENG. Geen beweging meer voor- of

achteruit mogelijk, en de ketting sleept vrolijk over de grond. Het euvel was eenvoudig

te zien: de achterderailleur besloot de geest te geven. Stukjes tandwiel waren er vanaf

gesprongen, het ding zelf had zich in drie, vier bochten verwrongen, en het geheel was

ook nog eens tussen de spaken ingesprongen. Duidelijk: fiets is dood. Ditmaal was de

fietsenmaker nog wel open, dus te voet heb ik het wrak daar maar heen gesleept.

Ik heb ‘m inmiddels al weer een tijdje terug. Nieuwe derailleur. Werkt niet lekker. Het

ding rijdt onstabiel, de ketting slaat over bij het minste beetje spanning dat de trappers

erop zetten. Er is nadien nog veel meer aan vervangen zelfs. De hele ziel is eruit.

Scalpel Wheels is bezweken onder de druk van het kroegtekenproject. Ik noem ‘m nu

FrankenWheels.

Het boek heeft één slachtoffer gemaakt dus. U denkt wellicht, het is maar een fiets.

Maar als u er dagelijks op uit zou moeten naar allerlei uithoeken van een stad met

tweehonderdduizend inwoners, wordt een trouw stalen ros opeens heel belangrijk. En

als die na een serieus mankement nog maar als de schaduw van zichzelf aanvoelt, is

dat treurig. Oud dingetje van het kaliber zoals ze niet meer gemaakt worden. Maar zelfs

zo’n krasse knar is niet tegen het nachtburgemeesterschap opgewassen.

213



Heren, overigens. Even tussendoor. Gebruik alsjeblieft nóóit meer een van de volgende

versierzinnen. Doe de vrouwen van de wereld, en de toehorende mannen verderop

aan de bar een lol. Ik weet waar ik over praat.

- Deed het pijn? “Deed wát pijn?” Toen je uit de hemel viel?

- Bel de Paus! Ik geloof dat de hemel een engel mist!

- Zou ik even een kwartje kunnen lenen om mijn moeder te bellen dat ik het

meisje van mijn dromen ontmoet heb?

- Ik ben mijn telefoonnummer vergeten, mag ik die van jou?

- Word je nooit moe van zo mooi zijn?

- Is deze kruk bezet? [ja/nee] En jij?

- Is het hier nou zo heet of ligt dat aan jou?

- Geef jij volslagen vreemden wel eens een pijpbeurt? Nee? Ik wil me even

voorstellen.

Versierzinnen^

- Geloof je in liefde op het eerste gezicht of moet ik nog een keer voorbij

lopen?

- Ik ben een orgaandonor, heb je toevallig iets nodig?

- Heb je wel eens een penis van 25 cm gezien? Nee? Ik ook niet.

- Slaap je op je buik? Nee? Mag ik dat dan?

- Hoi. Ik was je net met mijn ogen aan het uitkleden toen ik me besefte dat

dat veel leuker zou zijn met mijn handen.

- Jouw jurk past echt perfect bij mijn tapijt….

- Al die prachtige bochten, en ik zonder remmen.

- Openingszin.. jij hebt een opening, ik heb zin.

- Jij. Ik. Handboeien. Slagroom. Vragen?

- Dus jij bent een meisje huh?

- Mag ik een foto van jou zodat ik Sinterklaas kan vertellen wat ik wil?

- Oh sorry, ik dacht dat dat een braille naambordje was.

- [Lik je vinger en veeg af op mevrouw haar shirt]

Kom, laten we die natte kleren uittrekken.

- Hoi, heb je zin in sex en dan pizza? [Nee] Oh, hou je niet van pizza?

- Nou, met welk stel lippen zullen we beginnen?

215



1 Maart 2007. Avond van de Blauwe Bloem. Presentatie van het eerste boek van de

kersverse uitgeverij van Troy Titane. Geen onaardige opkomst.

“Ik hoop dan ook oprecht dat het een klote avond wordt!!!” Zo schreef Tom ‘TilburgZ’

Pijnenburg in zijn die avond opgelezen speech. “Hij kan tevreden zijn en hoeft niets

meer te krijgen,” zou Boudewijn de Groot antwoorden alst-ie-daar trek in had, “dat wil

zeggen: Hij heeft toch gelijk gehad.” Ik kan beamen dat het absurdisten-duo Bandirah

en Troy Titane ditmaal zelf de deksel op de neus kreeg.

Ikzelf was aan het voorlezen bij de deur uit Ko de Laat’s verzamelde werk (filevorming

tot gevolg, van tijd tot tijd) en op de toiletten (mooiste reactie: “Dat doe je goed man,

heb je dit vaker gedaan ?” “Neenee, dit is mijn debuut als toiletlezer”).

Vervolgens mocht ik ook op het podium nog iets doen. Ik had alvast bekeken welke

andere optredens er zouden zijn. Allemáál wazige, absurde acts op het podium!

Dan ga je nadenken: Wat kun je doen dat dáár nog tussenuitspringt? Niét op het

podium staan! Met een mobiele microfoon en een exemplaar van het boekje - want

het wordt zachtjesaan traditie dat ik als een van de weinigen ‘iets’ doe met het boek

dat die avond gepresenteerd wordt - toog ik dus het publiek in en terroriseerde ik het

met allerlei vragen.

En of ze een zin uit het boekje voorlazen, waarna ik dan vroeg waar ze dachten dat die

zin over ging. Dit als een soort liefdesvrucht van Henny Huisman en Ruud Vreeman.

Prachtig werd het toen notabene absurdist Bandirah mij de microfoon ontnam om mij

terug naar het podium te sommeren (niet afgesproken) omdat het publiek zogenaamd

aan het wegvluchten was en buiten allerlei sloopactiviteiten ondernam (“Als iemand

hier een grijze Opel heeft dan heb ik slecht nieuws voor u“).

Toen ik op het podium alsnog een daar zittende fotograaf ook een zin uit het boekje

voorlegde, werd ik zelfs door een paar man van het podium afge-boe’d. Heerlijk!

Dit was precies de bedoeling. Ik wou eruit springen met mijn act, een volstrekt gefaalde

nachtburgemeester neerzetten. Voor de zoveelste keer namelijk in het totale

traject wou ik de boel aan de wilgen hangen. Ik was het spuugzat en wou niet anders

meer te boek staan dan een gefaalde gek. Zodat ik kon stóppen.

Ik was helaas lang niet de enige act waarbij ge-boe’d werd. De act met het absurdistenduo

en Ferry van de Zaande ging ook geheel de mist in toen het duo de ‘vierde muur’

doorbrak en heel de act, sprekend naar het publiek en naar Frans van der Meer, ter

plekke maar stopzette.

In de omkleedruimte, waar ik me inmiddels ook maar teruggetrokken had aangezien

mijn stem ver aan gort ging na bijna drie uur non-stop voorlezen, gaven ze aan alles

deze avond ‘volstrekt kut’ te vinden. Een goede vriend van me zou later de avond omschrijven

als ‘een soort familiefeestje’, wat een begrijpelijk gevoel was. Er was allereerst

zó veel absurdisme bij elkaar geplaatst dat het ondoelmatig absurd werd, en door de

entreeprijs waren er voornamelijk insiders en fans aanwezig, waar dus niet veel aan te

choqueren viel. Vrijwel alle acts faalden gruwelijk, al had dat ergens iets moois.

Avond van De Blauwe Bloem^

In mijn exemplaar van het boekje signeerde Troy Titane: “Dank voor het delen van de

misère!” waar Bandirah op aanvulde “en wat was je goed!”. Overigens ben ik ‘s nachts

nog ontzettend misselijk geworden en heb de vrijdag maar grotendeels overgeslagen.

Ik begreep dat minimaal één ander lid van de organisatie hetzelfde lot is ontvallen, wat

mijn vermoeden legt bij de chinees die de catering vooraf verzorgde. Want ongewoon

veel gedronken is er ook weer niet.

Al met al is het dus echt een kotsavond geworden.

217



De spanningen tossen mij en zelf-demissionair-verklaarde nachtcollega Troy liepen op

tot een hoogtepunt. Hij was woedend geworden omdat ik mijn bijdrage aan De Avond

Van De Blauwe Bloem, naar zijn idee, opzettelijk verknald had. Hij wist zelfs het falen

van de avond in mijn schoenen te schuiven, alsof mijn act definitief de sfeer onder het

publiek verziekt had, en wat de rest van de podiumartiesten ook probeerde, ze kregen

het niet meer recht. Flauwekul, want er was zoveel geflopt die avond dat mijn optreden

er niets meer aan afdeed. Één van de artiesten was zelfs woedend weggelopen na zijn

optreden.

De weinige keren dat ik hem sprak, bleef hij terugkomen op hoe ik me manifesteerde

als nachtburgemeester. Benadrukkend dat ik een soort van dorpsgek aan het worden

was. Alsof ik dat zelf niet mocht bepalen. Ik was zijn steun definitief kwijt, zoveel was

duidelijk.

Troy boos

Ik wou echt alleen nog maar onder de dekens kruipen en het hele boek vergeten. Laat

het hele Tilburgse nachtleven maar naar de hel lopen. Het kon me niet meer schelen.

Ik ben flink dronken geweest in die paar weken. Zelfs het feit dat het boek voor Teun

doorgezet zou moeten worden, kon me niets meer schelen. Ik was het allemaal spuugzat.

Vooral het personage ‘nachtburgemeester’ dat een heel eigen leven aan het leiden

was gegaan.

Ondertussen trof ik meer en meer mensen in de kroegen die met het boek óf de presentatie

aan de haal wilden gaan. Mensen die wel geïnteresseerde uitgevers kenden

– alsof een uitgever mijn stijlloze gezever over de gemeente en het nachtleven zou

boeien. En een presentatie, wat zou ik dáár in godsnaam nog moeten doen? Ik had

toch alles onderhand al gezegd in de pagina’s van mijn boek? Laat staan dat ik me druk

ga maken wáár ik het zou moeten houden?

Degenen voor wie ik het werk aan het verrichten was, wilden het eindresultaat niet

meer. Allerlei anderen zaten als een soort gieren te azen op wat ik neerzette. Ik wens

niemand deze situatie toe, want bij iedere lijn die ik op papier zette, iedere letter die ik

intikte voor het boek, kwam dat nare gevoel opzetten. Ik had eigen geld en ontzettend

veel tijd gestoken in iets waar ik langzaamaan niks meer mee te maken wou hebben.

Een presentatie? Van dit gedrocht? Wie met ook maar enig gezond verstand zou aan

zoiets wíllen?

Toen Troy echter ook nog in mijn gezicht wierp dat ik aanvankelijk gezegd had 1 April

alles af te hebben en dat ik dat niet nagekomen was, knapte er iets. Vertraging overkomt

de besten wel eens, en als ik toch eens terug zou gaan tellen hoeveel afspraken

over dit boek van zijn kant er niet nagekomen waren, die bovendien erg relevant

waren voor wat ik zou schrijven, dan kwam hij toch wel als opperhypocriet uit de bus.

Ik was woedend. Ik wou nog maar één ding: het boek zo snel mogelijk af schrijven,

en dan in zijn gezicht werpen: “Hier. Af. Veel plezier ermee.” Eindelijk een einde aan

dit godvergeten rotproject. Een einde ook aan de zoektocht naar identiteit die mijn

uniformdragende alterego ‘de nachtburgemeester’ steeds verder doorzette. Weer tijd

hebben voor talloze andere dingen die ik eigenlijk toch echt ook moest doen. En weer

voor de lol uit gaan.

Die avond schreef ik dertien bladzijden. Uiteindelijk heb ik de bulk van dit boek in

iets meer dan drie weken geschreven. Het is een puinhoop dus, maar wel een pure

puinhoop.

219



Op een avond liep ik een kroegbekende uit Clancy’s, met een maat van hem tegen het

lijf op het Heuvelplein. Hij stelt mij enthousiast voor aan zijn goede vriend, die ook meteen

van te horen kreeg dat ik de nachtburgemeester was. Ik haalde maar een beetje

schaapachtig mijn schouders op, met een sterk ‘oh nee niet weer’-gevoel van binnen.

Het interesseerde de jonge knaap, afkomstig uit buurdorp Goirle, mateloos. Eerst dacht

hij – zoals zovelen – dat hij voor het lapje gehouden werd, maar zijn vriend verzekerde

hem dat ik toch écht de nachtburgemeester was. Dus hij vroeg honderduit hoe je dat

nou wordt. Ik zag het personage ‘Nachtburgemeester René’ weer in mijn plaats stappen,

alsof mijn handen, mond, hele lichaam gegijzeld werden door een fictief wezen en

ik er maar een beetje bij stond en ernaar keek. Daar ging hij weer, het verhaal oprakelend

van dat ik en Troy door Wilbert verkozen waren. Bla bla bla.

Opeens was ik het beu. Er was niet veel volk op de been op dat moment dus ik besloot

uit de school te klappen. Weg met Nachtburgemeester René, gedaan nu, over, uit. Ik

stapte terug in mezelf en zei: “Kunnen jullie een geheim bewaren? Het is allemaal

flauwekul. Weet je hoe ik nachtburgemeester ben geworden? Als grap, gewoon door

een persbericht te sturen.”

“Ja, écht?” De jongens schoten hard in de lag en de meligheid sloeg op mij over zodat

ik ook stond te lachen. Even luchtte het enorm op – de waanzin van de kroegtekeningen

en het weblog en alle gesprekken die het nachtburgemeesterpersonage gevoerd

had, alles viel even van me af.

“Dat ga ik ook doen, man,” riep de Goirlenaar. “Ik ga mezelf ook gewoon nachtburgemeester

van Goirle kronen.”

“Ja, ho ho,” zei zijn vriend, “Goirle is eigenlijk ook gemeente Tilburg hè dus dat is ook

van hem hier.” Ik schudde meteen mijn hoofd: “Nee hoor, Tilburg is Tilburg, wat Udenhout

en Goirle en weetikveelwat doen moeten ze zelf weten. Ik ben nachtburgemeester

van déze stad, dus Goirle kan best een eigen nachtburgemeester worden. Sterker

nog, laat iedere stad maar een nachtburgemeester hebben.”

“Zie je wel,” zei de Goirlenaar, “ik ga gewoon mezelf als nachtburgemeester uitroepen.”

Ik benadrukte wel even dat hij zijn geloofwaardigheid wel mee moest hebben natuurlijk,

omdat anders de titel schade leed en nergens meer op sloeg. En dat hij dus een

officiële inauguratie moest zien te regelen in een publieke plaats. Maar dat als dat hem

zou lukken, hij me gewoon even moest mailen en dan voegde ik een weblog voor Goirle

toe op nachtburgemeesters.nl. Ik bedoel, Zeist heeft zelfs een nachtburgemeester,

dus waarom zou er geen voor Goirle kunnen? Maar dan diende hij ook wel écht over

het nachtleven in Goirle te schrijven, en dus echt in beeld te brengen wat er zoal leeft

daar. Hij knikte met een wat serieuzer gezicht.

Nachtburgemeester van Goirle

Ik kreeg later nog een mailtje van hem. Of ik een keer een boompje met hem wou opzetten

over hoe we dit zouden gaan doen. Ik mailde terug dat ik het druk had met het

boek maar dat ik daarna best mee wou denken. Dit was voordat ik besloot in dit boek

er eerlijk voor uit te komen hoe het allemaal zit. Toen het personage Nachtburgemeester

René nog op het toetsenbord zat te ratelen.

Met alle toestanden die er sindsdien geweest zijn, kan ik nog maar één ding zeggen

tegen de jonge knaap: doe het niet. Weet in godsnaam waar je aan begint, en doe het

gewoon niét. Alleen een volslagen gek zou aan deze waanzin beginnen. Jules Deelder

heeft een monster geschapen toen hij de titel in het leven riep. Een rol die zoveel

verwachtingen schept en daardoor zo veel druk met zich meebrengt als je ‘m serieus

neemt, dat je ‘m beter kunt vermijden.

221



Een nieuw ‘virtueel café’ is in het leven geroepen in Tilburg. Naast het Politiek Café en

het Milieucafé is er sinds de laatste zondag van April nu ook het Cultureel Café. Het

speelde zich af in theater Zaal 16 op het godsgruwelijk vroege middaguur, van twaalf

tot twee. Ik heb het voor elkaar gekregen om me niet te verslapen en op tijd te komen

opdagen, wat op de vroege zondagmiddag voor mij praktisch een wonder is.

Ik moést wel gaan. Troy Titane zou er optreden, en na alle weerstand om niet meer met

de titel geassocieerd te worden zou hij daar dan – lichtjes hypocriet – toch als demissionair

nachtburgemeester zitten. En ik moet eerlijk toegeven, wannéér Troy optreedt,

maakt hij er meestal ook wel wat bijzonders van. Dus ik kwam toch maar opdraven.

De caféruimte wemelde van de bekende gezichten uit het culturele wereldje, en als

eerste optreden stond een rapper genaamd MC Drama met zijn twee zoontjes op het

podium te verkondigen “I love hiphop”. Oh god, dacht ik, dit wordt wéér zo’n familiebijeenkomstachtig

feestje, en ik ging maar aan het bier.

Het viel allemaal reuze mee. MC Drama werd gedurende zijn paar optredens die

middag steeds beter te genieten, een bevriende klassiek zangeres stond het culturele

gevoel goed neer te zetten, de presentatie was in uiterst goede handen, er waren

zowaar zelfs een paar zinnige onderwerpen die net diepgaand genoeg behandeld

werden zonder al teveel flauwekul-poespas, en de culturele kennisquiz die tussendoor

gehouden werd was ook vermakelijk en van een vrij goed niveau. Er werd wel veel spot

gedreven met Ko de Laat, o.a. in navolging van Troy’s optreden, maar voor een eerste

editie was dit een heel aardig evenementje dat de andere virtuele cafés best ver acher

zich liet. En vanaf een eerste editie kan nog alle richtingen in gegroeid worden, uiteraard,

dus ik ga dit trouwer volgen denk ik.

Cultureel Café

Troy’s optreden was prima en is sindsdien vast onderdeel van de show. Hij verkondigde

dat, na twintig jaar in deze stad gewoond te hebben en zich flink verdiept te hebben in

het culturele aanbod alhier, hij wel een beetje als een expert gezien mocht worden. Om

dat te illustreren had hij recente krantenberichten verzameld die het diverse spectrum

aan cultuuraanbod goed in beeld brachten. Uiteraard volgden toen berichtjes over een

experiment met roeibootjes in de Piushaven op moederdag, waar voorzichtig begonnen

werd met drie roeibootjes, en als het een succes zou blijken zouden waterfietsen

ook een optie kunnen worden; de ridderlintjes die de Koningin had uitgedeeld en voor

welke prestaties, o.a. voorzitter van de bowlingvereniging, 20 jaar lid zijn van de reumapatientenvereniging,

enzovoorts, “Dus nu weet u wat u moet doen om aan een lintje te

komen”; een uitgelekt vertrouwelijk juryrapport waarin Ko de Laat als zekere opvolger

van Nick J. Swarth als stadsdichter uit de bus kwam, enzovoorts. Hilariteit alom, want de

valsenichterigheid naar de kneuterige dorpsmentaliteit in Tilburg was messcherp. Tilburg

werd duidelijk afgeschilderd als een fantasieloos boerengat dat enkel burgerlijke

volksevenementen te bieden had.

Ik ben flink aangeschoten geraakt. Ik had eigenlijk die middag/avond mijn boek willen

afschrijven, maar ik bleef maar biertjes achterover klokken met de rest van het naplakkend

gezelschap. Er werd naar voetbaluitslagen geluisterd en over loze zaken geluld,

zoals het hoort op een zondagmiddag. Uiteindelijk ging ik maar mee terug naar binnen

naar een voorstelling in de theaterzaal, waar ik werkelijk niks van begreep omdat

ik al een beetje van de kaart aan het raken was. Ik besloot mijn biertje te laten voor wat

het was en naar huis te gaan, schrijven. Laat op de middag belandde ik zo thuis en ‘s

nachts schrok ik wakker, merkend dat ik in bed gekropen was. Ach, veel beters had mijn

zondag waarschijnlijk toch niet meer geboden, dus ik heb maar lekker doorgeslapen.

223



“Het corps werd in 1896 opgericht, en is dan ook een van de oudste

profcorpsen van Nederland.”

Altijd fijn om te lezen, de jaarrapportage van het Tilburgse politiecorps. Met de

privatiseerlust van onze regering hadden ze zich een paar jaar terug al voorbereid en

begonnen ze met deze overzichtrapporten. Voor het geval dat ook zij zich tegenover

aandeelhouders moeten gaan verantwoorden. Gelukkig is het (nog) niet zover en kan

ik, genietend van een pilsje in de uitklapstoel in een zonovergoten tuin, genieten van

de prestaties van een integer corps waar ik graag mee samenwerk. Al moet ik zeggen

dat dit jaar het rapport wat commerciëlere kantjes had.

Over de kwestie waar ze uit moesten spelen tegen Rotterdam hebben we het verder

niet meer. Een beschamende wedstrijd, waar helaas geen winst behaald werd, ondanks

de flinke inzet die getoond werd.

Aan de aanvallers heeft het zeker niet gelegen. Agent Hadouir heeft in December nog

een topmaand gehad met het oprollen van wietzolders. Officier Bobson scoorde in één

avond een recordaantal fietslichtbekeuringen. En sergeant Poepon hield moeiteloos

alle roodlichtrijders bij en aan. Hulde ! Tel daarbij op de strategische samenscholingsen

genotsmiddelenverbodgebieden die politiechef van Wijk netjes in kaart bracht en

dan was het zeker geen slecht jaar.

Het is niet allemaal even goed gegaan natuurlijk. Agent Aerts, die het archief van in

beslag genomen middelen bewaakt, is op de vingers getikt voor verkoop van niet

geheel van privé-gegevens gewiste computerhardware. Maar als ex-Rotterdammer

kunnen we dat bij hem door de vingers zien, daar hanteren ze nou eenmaal andere

regels. Straatverdedigers van der Struijk en Hermans kregen zeer terechte rode kaarten

voor een penalty jegens een fietsende filosofiestudent. Jammer dat de scheids het veel

te laat zag.

Column Juni 2007^

Er wordt gerept over transferbedragen, daar wordt het al wat commerciëler. Met name

de bureau-agenten zagen wat veranderingen plaatsvinden. Zo is agent Assou-Ekotto

is naar een Belgisch politiekorps vertrokken, en verhoorspecialist Redan versterkt

momenteel een Engels hooligans-bestrijdingscorps. Maar hoewel we deze topmensen

graag hadden behouden, moeten deze harde werkers soms ook aan hun carrièretoekomst

denken natuurlijk, en het is fijn dat onze mensen zo gewild zijn in het buitenland.

Ik kan hier enkel nog met gepaste trots het corpslied bij aanheffen uiteraard.

Dus vooruit, even onze trots tonen, mensen. Zingt u uit volle borst met me mee ?

Hup Tilburgse pliesie stoere kerels

Trots van het ambtelijk legioen.

Denk aan je roem en glorie

Denk aan je vervroegd pensioen.

´t blauw onzer vad´ren

Kleurt de uniformen zo goed.

Het geeft te allen tijde

Stappers leeuwenmoed.

René van Densen

Nachtburgemeester van Tilburg

225



Ik ben het beu ik ben het zat ik kap er mee ik heb het gehad ik wil niet meer ik wil hier

weg en wie dat niet bevalt die heeft dan pech dit stomme boek maak ik nooit meer

af het moet dood, weg, ik wil er van af dag en nacht schrijf ik maar door ik weet allang

niet meer waarvoor ik wil weer terug naar minder druk naar gewoon wat drinken

en zitten op een kruk naar gewoon met vrienden en wat gerstenat toen ik het niet

constant over dit kloteboek had een nachtburgemeester een oerstom plan dat krijg

je nou dat komt er nou van gevangen zit ik in een beklemmende rol en gedwongen

te schrijven niks dan brol tikketikketik blad na blad want het moet nou eenmaal vol

dus dan krijg je dat ik kan alleen maar denken aan die ene film u kent hem wel met All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play makes Jack a dull boy All

work and no play makes Jack a dull boy All work and no play.

Het allerlaatste nachtgedicht

227



Natuurlijk doe ik het mezelf aan. Dat is het ergste van de hele zaak nog. Ik had ook

gewoon kunnen kiezen de grap een grap te laten. De boel schouderophalend te laten

voor wat het is. Zelfs tijdens het tekenen van de kroegen had ik er ook gewoon mee

kunnen kappen. Wellicht een paar van de tekeningen verkocht en daar dan weer wat

van mijn eigen stapbudget mee terugverdiend. Zeker toen niet eens helder was of dit

boek wel ooit uitgegeven zou worden. Maar om een of andere reden kan het niet.

Eenzaamheid

Ik zou kunnen zeggen dat het uit angst voor mijn reputatie is. Maar dat is flauwekul,

daar heb ik me nog nooit druk om gemaakt. Dus als ik de handdoek in de ring zou

gooien mogen mensen daarvan vinden wat ze willen. Ik zou ook kunnen zeggen dat

het uit woede naar Troy is, maar die woede is allang weer voorbij. Ik zou kunnen zeggen

dat ik het voor Teun af moet maken, of om een andere idealistische reden, maar

dat is het ook niet. En het mag inmiddels duidelijk zijn dat ik het ook niet doe om de

eer van de titel nachtburgemeester, want als ik morgen die titel aan een ander kon

overdragen, zou ik vragen waarom het vandaag niet kon.

Het is gewoon het stompzinnige gegeven dat ik mezelf in dit project vastgebeten heb

en dan rijd ik het ook tot het einde uit ook. Ik ben niet zoals in die oude mop met die

gevangenen die uitbreken door over honderd muren te klimmen.

(Bij de negenennegentigste muur zegt een van de twee “Ik kan niet meer verder, ik ben

te moe.” Waarop de ander teleurgesteld zegt, “Okee, vooruit dan maar, dan gaan we

terug.” U kent ‘m wel.)

Het hele project is vooral heel eenzaam geweest. Ondanks de vele mensen die je in de

kroegen ontmoet, ondanks de meeliftende toeschouwers die mee een paar kroegen

afgaan om je te zien tekenen. Ondanks alles heb ik me nog nooit zo eenzaam gevoeld.

Dag in dag uit naar de kroegen, produceren. Ploeteren. Maanden en maanden niks anders

in je hoofd dan het boek. Geen ander onderwerp meer kunnen aanwenden naar

vrienden en kennissen, die het onderhand spuugzat zijn om aan te horen.

Het leek zo’n goed idee toen ik eraan begon. Een plek waar ik al mijn ideeën, indrukken,

ongebruikt creatief materiaal, enzovoorts in kwijt zou kunnen. En zo begon het ook

echt. Maar het slopende ritme, de moord in Schwoell, de conflicten met Troy, en een

groeiende aversie jegens het nachtburgemeesterpersonage dat me meer en meer van

mezelf vervreemde, heeft alle lol eruit geperst. En nu zit ik de bladzijden van dit boek

vol te klagen over hoe eenzaam het allemaal was.

Maar dat was het wel. Ik kan het moeilijk ontkennen. En ik zal blij zijn als het allemaal af

is. Ik weet niet eens meer of ik nog wel wil dat het uitgegeven wordt. Het belangrijkste

momenteel lijkt te zijn om het boek gewoon maar af te hebben. Doet er allemaal niet

meer zo toe momenteel. Ik wil van dat naargeestige gevoel af dat ik krijg iedere keer

als ik me bedenk dat ik weer aan dit boek zou moeten werken.

Hoog tijd om er vanaf te komen. Alleen is maar alleen is maar alleen.

Gaan alle boekschrijvers door deze eenzaamheid heen?

229



Wat mij groot maakt is wat Tilburg groot maakt: niets. In een vlaag van cultuurpessimisme

kun je niet anders oordelen. Ik zit hier ’s ochtends aan het bier, ‘schrijversontbijt’

zoals ik het inmiddels noem. Gewoon maar te ratelen op de toetsen. Voor een boek.

Nee, niet eens een boek. Het is letters op een beeldscherm die verschijnen bij ieder

meer en meer irritant tikgeluid.

Dronken Vis

Ik ben gewoon maar een dwaze knul die een stom grapje uithaalde en het nu recht

probeert te zetten. In de Stad van zeventig nachtburgemeesters. En niemand die het

werk wil doen. Niemand die alles durft te verenigen. Niemand die binnen en buiten de

stad alles uit durft te dragen. Niemand die zijn nek uitsteekt. De eer van de titel zelf wil

men wel, maar als er werk bij komt is het opeens weer prima dat ik die rol invul. Want

hoge bomen. Enzovoorts.

Ooit was ik gewoon maar een nachtvlinder de stil in een hoek zat. Die het allemaal best

vond om zijn drankje te drinken en het daarbij te houden.

Oh wacht. Dát maakt me nog een beetje bijzonder. En ik kan het net zo goed maar vermelden

ook. Ik heb het tenslotte over vrijwel alles gehad, waarom daar dan niet over?

Over de Dronken Vis. Mijn drankje. U wist het inmiddels al. Maar wat is de Dronken Vis?

Whisky Liptonice. Nee, echt. In een Liptonice glas. Met de whisky in een shotglaasje.

Erin. Niet ondersteboven zoals bij een duikboot, maar rechtop. Is ideaal. Dan kun je zelf

je smaak bepalen namelijk. Van de eerste paar slokken. Als je die sterk smakend wil,

drink je gewoon zó een slok. Als je die zachter wilt, kun je alvast een beetje mengen

door het glas wat te kantelen.

De Dronken Vis. Staat alleen in de Cul de Sac op de kaart. Al negen jaar. Populair

drankje. Compliment van Johnny Walker gekregen dat die mix daar bestond. Ik heb

‘m geïntroduceerd. Niet uitgevonden, dat was een vriend van mij. Hooguit heb ik de

huidige vorm uitgevonden, maar zelfs dat per ongeluk.

De eerste keer dat ik er binnenliep heette het nog ZOAP. Mooie meid achter de bar. Ik

probeerde nonchalant te blijven. Dronken Vis, graag. Een wat? Ja, een whisky Liptonice

dus. Zij schenkt. Een Liptonice en een shotglas whisky. Neenee. De whisky moet IN de

Liptonice. Zij houdt het shotglaasje boven het Liptonice glas. Zo? Ik denk, mooie meid,

geen nee zeggen, ja zo. En zit aan de bar. Te kijken naar wat ik nou weer heb besteld.

Proberen. Beviel goed. Zo gebleven. En een cultfenomeentje in die bar geworden.

Een stom idee dat goed uitpakte. Kan dus ook, soms.

Ok, flauwekul René. Niet je drankje gaan vergelijken met een stomme dronken grap.

Het zijn volstrekt andere dingen. Het een leidt hooguit tot het andere.

Ik heb al lang geen Dronken Vis meer op. Ik kan er wel een gebruiken.

Want dat schrijversontbijt gist zo na in mijn maag.

Heeft Deelder een eigen drankje eigenlijk?

231



Hij had destijds geen hoge pet van me op. Toen ik hem voor het eerst sprak. Hans,

binnenstadsmanager, van de Stadskern. Ik had me voorgesteld. Troy wou niet mee, had

het druk. Dus ik in mijn eentje. Hans schudt de hand. “Zo, dus jij bent de nachtburgemeester?”

Hij liet zien wat Stadskern deed. Een soort afsplitsing van de gemeente, waar het

cameratoezicht gehouden wordt, waar een vergaderzaal is waar o.a. de Horecavereniging

vergadert. De Stadskern bemiddelt ook bij conflicten, tussen horeca bijvoorbeeld,

en dan niet bemoeizuchtig maar gewoon door de vergaderruimte te bieden en het

gesprek te begeleiden. Geen politieagentje spelen dus maar gewoon vergadertijgeren.

Stadskern

Hij zou me wel eens wat tips sturen van wat hij zoal opving of wist dat er speelde.

“Maar dan verwacht ik wel dat je gaat zingen voor je geld.” En na ons overlegje – nou

ja, wederzijdse kennismaking is misschien beter omschreven, en niet eens een hele

positieve dus eigenlijk – kuierde hij, rustig rokend, de stad in. Mooie baan. Tenminste

geen raamambtenaar, eerder een wandelambtenaar.

Maanden later kwam ik hem weer tegen. In mijn stamkroeg. In gesprek met Paul van

Est, allebei redelijk beschonken. Hij herkende me wel. “Hoe gaat het nu?” vroeg hij. Paul

was me voor en begon over mijn boek te praten, en over de tekeningen. “Heb je er

toevallig ook een paar bij je, dat Hans ze misschien kan zien?” Tsja, zoals gebruikelijk

had ik mijn uitprintjes wel in mijn tas zitten, dus al snel zat Hans over een selectie van

de tekeningen gebogen.

Uiteraard vulde ik aan dat de website opgezet was, en de maandelijkse column in

Tillywood werd ook even vermeld. Maar met name de tekeningen interesseerden hem

danig.

“Bravo. Ik zal heel eerlijk zijn, toen ik je destijds voor het eerst ontmoette, had ik geen

erg positieve indruk van je. Ik dacht, daar horen we nooit meer iets van.”

Ik antwoordde meteen scherp: “Tsja, van jou heb ik ook niks meer gehoord, terwijl je

me nog tips zou sturen. Op voorwaarde dat ik wel zou zingen voor mijn geld. Nou, zoals

je ziet ben ik aan het zingen. Maar jouw deel van de afspraak gaat minder, hè?”

Hans keek me even verbijsterd aan. En barstte in lachen uit.

“Doe die jongen nog een drankje.”

De barman schudde met zijn hoofd. “Laatste ronde is geweest, heren.”

We verlieten de bar. Hans liep naar zijn woning dichtbij. Hoorde me eerst nog even opnieuw

uit over de nachtburgemeesterssite. “Wat was het adres nog een keer?” Hoewel

het niet echt ingewikkeld te onthouden was, herhaalde ik het nog maar een keer. De

man was flink beschonken immers, daar moet je rekening mee houden hè.

“Ik ga zo eens kijken. Stuur ik ook meteen een reactie. Ik ben benieuwd!”

Nooit meer iets van gehoord.

233



Terwijl ik dit tik klinkt uit de boxen The Majesty of the Blues. Wynton Marsalis. De inleiding,

The Death of Jazz, is wat ik speelde bij mijn act op de avond van de inauguratie.

De cirkel is rond.

De priester steekt van wal. Hij begint te preken over nobility. De diepbruine stem

vangt aan: “Though we are told to mourn it, we must know that it was a noble sound. It

had majesty. Yes, it was majestic. Deep down in the soul of it all. The notes themselves

provide a level of revelation you can only expect of great art. It formed a bridge – that’s

right, a bridge. A bridge that stretched from the realm of dreams to the highways and

byways and thoroughfares and back roads of action. To be even more precise, let me

say that this sound was itself an action. Like a knight wrapped in the glistening armor

of invention, of creativity of integrity of grace, of sophistication, of SOUL, this sound

took the field.”

Een lange, vurige preek over de authenticiteit van ware kunst vangt aan. Maar meer

nog, de valsheid van draken die zichzelf als groots beschouwen en nobele geluiden

proberen te begraven. Is geen markt voor. Valt niet te verkopen op de globale veiling

die de muziekwereld is geworden. Heerlijke tekst. Even weet ik weer waarom ik dit

deed. Gewoon. Omdat het moet.

Buiten op de stoep ligt een kat in de zon. Te genieten. Gewoon, een kat te zijn. Ik sta rokend

uit mijn raam naar het beest te kijken. De pluimen kronkelen zich omhoog vanaf

het brandende uiteinde van mijn sigaret.

En ik besef me plots dat dat het punt is. Een nachtburgemeester word je niet. Een

nachtburgemeester ben je niet met hard werken. Een nachtburgemeester bén je.

Men had aldoor gelijk. En alle activiteiten die erbij horen, dat zijn gewoon misplaatste

verwachtingen die men koestert bij een man – of vrouw – die met de titel opgezadeld

is. Waar een echte nachtburgemeester zich niks van aantrekt. Die doet gewoon wat hij

– of zij – vindt dat-ie moet doen. Moeilijker wordt het niet.

En Tilburg heeft wellicht ook geen nachtburgemeester nodig. Of wel. Maar dat is niet

aan mij. Dat moet de stad voor zichzelf uitmaken. Je kunt een stad geen nachtburgemeester

opdringen. Een stad moet zelf blij zijn dat je er bent, en de dingen die je voor

de stad doet waarderen als het cadeau dat het is. Als de stad dat niet doet, zal ze jou

ook nooit als nachtburgemeester accepteren. En als zij je wel als nachtburgemeester

kan accepteren, bezorgt ze je zelf die titel wel.

The Majesty of the Blues

De kat likt zichzelf, met genietend gesloten ogen. De schaduw onder hem beweegt

in ronde vormen mee op en neer. En achter de kat zie ik het opeens. In de tuin. Tussen

allerlei andere planten.

Een blauwe bloem.

The Majesty of the Blues is inmiddels de preek voorbij. Een feestelijk derde deel vangt

aan. Ik leun achterover en geniet van mijn sigaret. En besluit meer te zíjn. En minder te

wórden.

A noble sound is a mighty thing. It can mess around and end up swinging low and swinging

high and flapping its wings in a rhythm that might swoop up over the limitations

imposed by the dreams of dragons.

235



In het begin schiep God de botsautootjes en de carrousel. De kermisroute was nog kaal

en rustig, en opbouwwagens stonden over de hele Cityring, maar God zwaaide vrolijk

vanaf een draaimolenpaardje.

God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er waren talloze lampjes. God zag dat het licht goed

was, en Hij besloot het licht in de duisternis te laten schijnen. De duisternis noemde

Hij nacht en Hij stelde er een burgemeester voor aan. Het werd avond en het werd

morgen. Dag een.

God sprak: “Er moet een reuzenrad zijn.” En zo gebeurde het. Het reuzenrad reikte tot

de hemel. Hij was nog niet voldaan. “Er moet een zweefmolen zijn. En een waterattractie.

En suikerspinnen, en, en,...” En hop ! Flitsende lampjes, bonkende geluidsinstallaties

en wild rondzwaaiende attracties overal ! Maar God was nog niet klaar. “Laat er publiek

zijn.” En plots wemelden de attracties met vrolijk gillende mensen. God rustte tevreden.

Dag twee.

De derde dag sliep Hij eens flink uit. Het was tenslotte Zondag en dat was Zijn dag. De

mensenkinderen vonden het prima en dolden er op los in zijn Kermisparadijs.

God draaide zich nog eens om en versliep de hele dag.

Column Juli 2007^

De vierde dag wreef God zich verbaasd in Zijn oogjes. Wat was er opeens gebeurd ?

Zijn schepping was helemaal uit de hand gelopen ! Er waren opeens honderdduizenden,

nee, miljoenen mensen ! En wat waren ze raar uitgedost ! En ze hadden sex met

hun eigen geslacht ! Maar God zag dat het allemaal vol liefde was en kneep een oogje

toe. Met Zijn andere oogje spiekte hij naar het spektakel beneden.

Op de vijfde dag brachten allemaal mensen hun eigen attracties mee. In grote getale

rolde ze met stoelen op wieltjes door de straten. Maar de sfeer bleef goed en God

genoot van Zijn uitzicht, daarboven op de VIP-wolk.

Zo zag Hij de dag erop volop vrolijk verklede kindjes. De zesde dag gluurde Hij stiekem

naar volronde borsten in natte T-shirts. Ja, deze schepping was een goed idee geweest,

al zei Hij het zelf.

Toch begon er wat te knagen. Er waren allemaal grauwe mannetjes de letter ‘T’ op Zijn

schepping aan het plakken. En in hun broekzakken stopten ze geld van het pretmakend

publiek, potdorie ! God keek het nog een paar dagen aan, maar de mannetjes

waren zelfs aan het doen alsof zij het kermisparadijs hadden geschapen. God was het

spuugzat. Met spectaculaire knallen beëindigde hij het paradijs. Alles moest weg. Álles !

Nou vooruit dan, de nachtburgemeester mocht nog even blijven.

Was getekend,

René van Densen

Nachtburgemeester van Tilburg.

237



Ik heb niet echt onthouden wat de dokter zei dat het was. Het klonk ingewikkeld en

het had onder andere iets met stress te maken.

Het is hier in ieder geval rustig. Ik slaap nog steeds heel slecht, maar beter. De dokter

zegt dat dat ook de oorzaak was van alles wat er gebeurd is. Te weinig slaap, te veel

aan allerlei dingen gewerkt, resultaat: stress. Veel te lang mee rondgelopen en dan

gebeuren er gekke dingen hè.

Dus de dokter allemaal vragen stellen. Waar ik het dan zo druk mee heb gehad. En ik

antwoorden. Het evenementen-seizoen. Het kroegenboek. Vierendertig wijkdichters

die Tilburg er zomaar bijkreeg. Het is een drukke zomer geweest voor uw nachtburgemeester.

En ik ben maar de helft van een duo – een duo dat uiteindelijk nooit samen

geregeerd heeft over de Tilburgse nacht, want Troy Titane, mijn collega-nachtburgemeester,

is bijna direct na indiensttreding al demissionair geraakt.

De dokter vroeg door over Troy. Meer en meer wou hij weten. Dus ik vertel het hele verhaal

nogmaals vanaf het begin. Hoe we samen in Augustus 2006 nachtburgemeester

werden van deze stad. Hoe een ruzie met een portier hem zijn titel kostte. Enzovoorts.

En diepere en diepere fronsen kwamen in het voorhoofd van de dokter. “Meneer Van

Densen,” zei-ie, “Meneer Van Densen, ik vrees dat ik heel slecht en beangstigend nieuws

voor u heb.” Ik grapte nog even dat hij me ‘Meneer’ noemde maar de dokter keek heel

serieus en ik hield me dus maar even gedeisd.

“Troy Titane bestaat niet, meneer Van Densen. Hij is niet echt. U heeft hem verzonnen.”

Ik moet hem heel ongelovig hebben aangestaard, want hij vervolgde: “Hij komt voort

uit uw verbeelding, net als het nachtburgemeesterschap. Net als het kroegenboek. Er

is geen Troy Titane. Troy Titane is een manifestatie van uzelf. U bent zelf Troy Titane,

begrijpt u wat ik zeg ?”

Ik kon het niet geloven, maar het is schijnbaar echt waar. Er is nooit een Troy Titane geweest.

Er is geen nachtburgemeesterschap. Het was een soort droom, verbeelding. Allemaal

fictie. Nooit echt gebeurd. Geen honderdvijfentwintig kroegen waar ik heb zitten

tekenen. Geen evenementenseizoen waar ik zoveel mogelijk probeerde mee te krijgen.

Zelfs deze column is niet echt. Misschien verzin ik u nu wel. Wie zal het zeggen ?

Het bevalt me hier wel. Af en toe loop ik in de grote tuin in het herfstzonnetje. De

eekhoorns zijn al aan het rondrennen, op zoek naar de eerste eikenvruchten. En straks

om zes uur is er tapiocapudding. Hele hele lekkere tapiocapudding.

Tenslotte... Column September 2007^

René van Densen

Nachtburgemeesters.nl

239



- 013 pag. 192

Veemarktstraat 44, 5038CV

http://www.013web.nl

- 7, 8 & 9 pag. 16

Heuvel 7-8-9, 5038CN

http://www.8en9.nl

- Abu Simbel pag. 186

Verdiplein 109, 5049NR

- De Albatros pag. 202

Piushaven 1, 5017AN

http://www.partycentrumdealbatros.nl

- Alt-Wien pag. 216

Wilhelminapark 40, 5041EC

http://www.deheerenvantilburg.nl/alt_wien.php

- Babbus pag. 28

Heuvel 46, 5038CS

http://www.babbus.nl

- Baros pag. 240

Leonard van Vechelstraat 53, 5014HD

- De Bastille (Hotel Mercure) pag. 62

Heuvelpoort 300, 5038 DT

http://www.mercure-tilburg.nl

- Bet Kolen pag. 200

Broekhovenseweg 111, 5021LC

http://www.betkolen.nl

Nachtleven-index

- Bierings pag. 44

Goirkestraat 50, 5046GL

http://www.cafebierings.info

- Blitz pag. 214

Heuvelring 116, 5038CL

http://www.theblitz.nl

- Bourbon Street pag. 8

Beukenstraat 40, 5038MA

- De Boekanier pag. 154

Stadhuisstraat 11, 5038XZ

http://www.cafedeboekanier.nl

- Boerke Mutsaers pag. 20

Vijverlaan 2, 5042PZ

http://www.boerkemutsaers.nl

- Bolle pag. 148

Piusplein 8, 5038WL

http:// www.cafe-bolle.nl

- Bonne Auberge pag. 68

Trouwlaan 187, 5021 WG

- Boogie Wonderland pag. 36

Piusplein 6A, 5038WL

http://www.boogie-wonderland.nl/

- Bosvreugd pag. 158

Reeshofdijk 12, 5044VB

http://www.bosvreugd.nl

241



- Boulevard Café pag. 100

Noordstraat 51, 5038EG

http://www.boulevard-cafe.nl

- Brandpunt pag. 234

Piusplein 7, 5038WL

http://www.cafebrandpunt.nl

- Het Bruin Kaffee pag. 46

Piusplein 5, 5038WL

- Het Brouwerswapen pag. 254

Bisschop Zwijsenstraat 55, 5038VA

- ‘t Buitenbeentje pag. 72

Heuvel 15, 5038CN

http://www.kafeebuitenbeentje.nl

- Burgemeester Jansen pag. 40

Piushaven 22, 5017AN

http://www.burgemeesterjansen.nl

- De Buurvrouw pag. 86

Paleisring 17, 5038WD

http://www.cafedebuurvrouw.nl

- La Cabaña pag. 180

Academielaan 73, 5037EV

http://www.lacabanatilburg.nl

- The Case pag. 102

Paleisring 19, 5038WD

- City Bar pag. 112

Bisschop Zwijsenstraat 45, 5038VA

Nachtleven-index

- Clancy’s / The Three Swallows pag. 220

Heuvel 44/45, 5038CS

- Le Clochard pag. 98

Heuvel 16, 5038CN

http://www.leclochard.nl

- De Componist pag. 32

Leharstraat 113, 5011KB

- Costa pag. 182

Heuvelring 37, 5038CJ

http://www.gallerytilburg.nl

- Cul de Sac pag. 84

Heuvel 48, 5038CS

http://www.culdesac.nl

- Dolfijn Bowling Tilburg pag. 48

Ringbaan Oost 2a, 5013CA

http://tilburg.dolfijnbowling.nl

- De Drie Gezusters pag. 52

Piusplein 10-11, 5038WL

http:// www.driegezusters-tilburg.nl

- Het Elfde Gebod pag. 26

Paleisring 23, 5038WD

- Extase pag. 124

Heuvelring 112, 5038CL

http://www.cafe-extase.nl

243



- De Feestboerderij pag. 204

Paleisring 7, 5038WD

http://www.cafedefeestboerderij.nl

- De Fijnproever pag. 106

Bredaseweg 84, 5038NH

http://www.defijnproever.nl

- Friends pag. 218

Hasseltstraat 213, 5046LL

- Fun Factory pag. 172

Heuvelring 45, 5038CJ

http://www.thefunfactory.nl

- Gaudi Lounge/Club Gaudi pag. 60

Heuvelring 51, 5038CJ

http://www.clubgaudi.nl

- Het Gerucht pag. 114

Gasthuisring 61-63, 5041DR

- The Gillmore pag. 96

Julianapark 23, 5046GB

- The Golden Lantern pag. 198

Tartinistraat 43, 5049CT

- Hall of Fame pag. 128

St.Ceciliastr. 23, 5038HA

http://www.dehalloffame.nl

- Havana pag. 94

Heuvel 22, 5038CP

http://www.havana-tilburg.nl

Nachtleven-index

- De Heeren van Tilburg pag. 24

Stadhuisstraat 21, 5038XZ

http://www.deheerenvantilburg.nl

- Heuvel 15 pag. 88

Heuvel 15, 5038CN

http://www.heuvel15.nl

- Den Hoefakker pag. 238

Koestraat 39, 5014EA

- Hoegaarden pag. 38

Piusplein 2, 5038WL

http://www.hoegaarden-tilburg.nl

- House of Billiards pag. 232

Koestraat 144 5014EG

http://www.houseofbilliards.nl

- Hoppie pag. 162

Piusplein 3, 5038WL

http://www.cafehoppie.nl

- Jack’s pag. 166

Tuinstraat 81, 5038DB

http://www.cafejacks.nl

- Jeto pag. 210

Prof. Romeinstraat 17, 5013BX

http://www.jeto.nl

- Joey’s pag. 196

Koestraat 33, 5014EA

http://www.cafejoeys.nl

245



- Kandinsky pag. 226

Telegraafstraat 58, 5038BM

http://www.biercafe-kandinsky.nl

- Cafe Karel pag. 138

Heuvel 24, 5038CP

http://www.cafekarel.nl

- De Kauw pag. 116

Besterdring 109, 5014HJ

- De Kerktuin pag. 142

Heuvelring 120, 5038CL

http://www.dekerktuin.nl

- De Kievitshoeve pag. 246

Nijkerkstraat 1 5045 MC

http://www.dekievitshoeve.nl

- De Koopman pag. 188

Pieter Postplein 1, 5041KH

http://members.home.nl/dekoopman

- Korenbloem pag. 230

Staringstraat 1 5025TV

- Tapperij De Korenbloem pag. 228

Bredaseweg 261, 5037LA

- ’t Laar pag. 224

Laarstraat 44, 5025VK

- Lambiek pag. 176

Wilhelminapark 66, 5041ED

http://www.kaffeelambiek.nl

Nachtleven-index

- De Lamme Goedzak pag. 92

Heuvelring 104, 5038CL

- Langeboom pag. 118

Nieuwlandstraat 1, 5038SL

http://www.langeboom.nl

- Langerijt pag. 168

Lourdesstraat 5, 5017AH

- The Legends pag. 58

Heuvelring 126, 5038CL

http://www.barthelegends.nl

- The Lime pag. 10

Heuvel 425038CS

- Little Devil pag. 54

Stationsstraat 27, 5038EA

http://www. littledevil.nl

- De Living (Anvers) pag.126

Oude Markt 14, 5038TJ

http://www.oudemarkt.nl

- De Lollipop pag. 194

Paleisring 25, 5038WD

http://www.delollipop.nl

- Tapas bar Mañana pag. 122

Zwaanstraat 18, 5038BZ

- Marktzicht pag. 178

Kruisstraat 46, 5014HV

247



- Meesters pag. 30

Monumentstraat 6, 5038AR

- Miller Time pag. 50

Piusplein 6, 5038 WL

http://www.miller-time.nl

- Nachtclub De Nacht pag. 160

Heuvel 47B, 5038CS

http://www.de-nacht.nl

- NS 16 pag. 82

NS Plein 16, 5014DA

- Oase pag. 73

Zevenheuvelenweg 30 5048AN

- Of-Laz pag. 74

Tuinstraat 59, 5038DB

- Paradox pag. 156

Telegraafstraat 62, 5038 BM

http://www.paradoxtilburg.nl

- De Paris pag. 190

Emmastraat 1A, 5038WB

- Philip pag. 164

Heuvel 38, 5038CP

http://www.cafephilip.nl

- Pitstop pag. 18

Piusstraat 4, 5038WS

Nachtleven-index

- De Plaats pag. 152

Piusplein 61, 5038WP

http://www.deplaats.nl

- Polly Maggoo pag. 90

Heuvel 10, 5038CN

http://www.pollymaggoo.nl

- De Prins pag. 136

Paleisring 15, 5038WD

http://www.deprinsvan.nl

- Replay pag. 146

Piusstraat 411, 5021JB

- Riddershof pag. 212

Leharstraat 110, 5011KD

- Dance Café Rixy pag. 206

Korte Nieuwstraat 1, 5014HA

http://www.clubrixy.nl

- De Roemer pag. 34

Molenbochtstraat 65, 5014EN

http://www.cafezaalderoemer.nl

- Rosé pag. 134

Stadhuisstraat 17, 5038XZ

http:// www.cafe-rose.nl

- Route 58 pag. 250

Veldhovenring 2, 5041BC

- Ruimte-X pag. 61

Telexstraat 4a 5036DJ

http://www.ruimte-x.nl

249



- Saints Poolcenter pag. 140

Heuvelring 144A, 5038CL

http://www.saints.nl

- Sato pag. 130

Besterdplein 36, 5014HP

- Samata Bar pag. 174

Bredaseweg 47, 5038NH

- S.C. ’t Zand pag. 248

Bijsterveldenlaan 1, 5045ZZ

- De Schouw pag. 12

Schouwburgring 190, 5038TM

http://www.plezanterijdeschouw.nl

- De Schuur pag. 184

Heuvelring 114, 5038CL

- Schwoell pag. 139

Spoorlaan 318, 5038CC

http://www.schwoell.nl

- Sport-Inn pag. 252

Dongewijkdreef 40, 5045NH

http://www.sportinnreeshof.nl

- Stoffel pag. 150

Heuvel 13, 5038CN

http://www.stoffel.nl

- Taverne pag. 244

Bredaseweg 68, 5038NH

http://www.taverne.tk

Nachtleven-index

- Theseus pag. 144

Bredaseweg 167, 5038ND

- De Triangel pag. 110

Lanciersstraat 70, 5017CT

- Tribunaal pag. 108

Heuvel 14, 5038CN

http://www.tribunaal.nl

- De Troubadour pag. 64

Capucijnenstraat 54, 5025LG

- De Tulp pag. 42

Thomas van Aquinostraat 59, 5042HA

- ‘t Uilenest pag. 104

Koestraat 125, 5014EC

- Club Uit pag. 170

Heuvel 18, 5038CN

http://www.cafeuit.nl

- Van den Brekel pag. 236

Hoefstraat 166, 5014NN

- Van Horen Zeggen pag. 76

Stadhuisstraat 15, 5038XZ

http://www.cafevanhorenzeggen.nl

- ‘t Vaticaan pag. 56

Heuvel 2, 5038CN

http://www.cafevaticaan.nl

251



- La Vida pag. 80

Veldhovenring 29, 5041BA

http://www.la-vida.nl

- Villa Fiësta pag. 208

Heuvelring 94, 5038CL

http://www.villafiesta.nl

- De Voortuin pag. 23

Tuinstraat 4, 5038DC

http://www.cafedevoortuin.nl

- Het Wapen van Tilburg pag. 70

Spoorlaan 362, 5038CD

http://www.hetwapenvantilburg.nl

- Weemoed pag. 14

Heuvel 12, 5038CN

- De Wijn pag. 132

Stadhuisstraat 19, 5038XZ

http://www.dewijn.nl

- Zaal 16 pag. 222

Carre 16, 5017JE

http://www.theater-zaal16.nl

- De Zeven Geitjes pag. 242

Reeshofdijk 18, 5044VB

http://www.zevengeitjes.nl

- Zino pag. 120

Heuvelring 94, 5038CL

http://www.zino.nl

Nachtleven-index

253



Colofon 2

Voorwoord Angela Henkelman 5

Inleiding 7

Nachtgedicht 1 9

Tilburg door uw ogen 11

Tilburg 13

Social Sofa’s 15

D’n Top Vijf Plus Een 17

Telemarketeer 1 19

Nachtgedicht 2 21

Nog een telefoongesprek 23

Op verzoek van Ruud Vreeman 25

Verkozen 27

Twijfel 29

Inauguratie 31

Inaugurele rede troy titane 33

Naklank 35

Het eerste stomme plan 37

Ok, ambitie 39

Brief aan een Collega 41

De nieuwe romantiek 43

De grap 45

Volstrekt stupide idee 2: 47

kroegtekeningen 47

De wetenschappelijke methode 49

En dan meteen maar een boek 51

Zit Tering 53

Die Johnny Die 55

Nachtburgemeester? 57

Ik & Troy Titane 59

Angela Henkelman 61

Cees van Raak 63

Cefas Hoofs 65

Ernest Potters 67

Frank Crijns 69

Frans van der Meer 71

Guillermo 73

Gummbah 75

Guus Meeuwis 77

Hans d’Olivat 79

Harry Boon 81

Ivo van Leeuwen 83

Jan Kinds 85

Jean-Paul Arends 87

Ko de Laat 89

Leechin Kok 91

Marcel Mutsaers 93

Nick J. Swarth 95

Paul van Est 97

‘t Rooij Manneke 99

Tom Pijnenburg 101

Warner Peet 103

Wesley 105

Wilbert van Herwijnen 107

Zjef Naaijkens 109

Sociale cohesie^ 111

Borrelwoorden 113

Even in perspectief 115

Even in perspectief (vervolg) 117

Tillywood 119

Column Februari 2007^ 121

Bloggen 123

Column Maart 2007^ 125

Nieuwjaar in de Kroeg^ 127

Broedplaatsen^ 129

Turkse kroegjes 131

Carnaval 2007 133

Stilstaan bij Teun 135

Prins Carnaval 137

Excuses, ook een nachtgedicht 141

Alles komt goed? 143

Te diep 145

In de Replay 147

Nachtverduistering 149

Kroegenlijst 151

Meelifters 153

De aanpak 155

Horeca onderschatting 157

Africa Night 159

Tekenen in de Nacht 161

Boek uitgelekt 163

Column April 2007^ 165

Ruud Vreeman^ 167

Anti Vreeman^ 169

Staptoekomstig Tilburg^ 171

Bibob^ 173

Roken^ 175

Neonazi’s 177

Café toekomst^ 179

In rook op 181

Telemarketeer 2 183

Stapschema 185

Staalkaart van de nacht^ 187

Bierprijscorruptie^ 189

Kruikenzeiken^ 191

Zeiken over 013^ 193

Gedoe met de uitgever 195

Column Mei 2007^ 197

De Anus van Nederland 199

WestPoint Story 201

Nachtlied Troy Titane 203

Grootste middelmaat 205

Wereldrecord vuurspuwen 207

Zomertijd^ 209

Jeto blijft open^ 211

Scalpel Wheels 213

Versierzinnen^ 215

Avond van De Blauwe Bloem^ 217

Troy boos 219

Nachtburgemeester van Goirle 221

Cultureel Café 223

Column Juni 2007^ 225

Het allerlaatste nachtgedicht 227

Eenzaamheid 229

Dronken Vis 231

Stadskern 233

The Majesty of the Blues 235

Column Juli 2007^ 237

Column September 2007^ 239

Index

255


Addendum

Toen dit boek verscheen, eind 2007, is er nog maandenlang werk

aan voorafgegaan. Niet alleen werk, maar ook discussies. Iets dat

Tilburg: De Anus Van Nederland u niet vertelt over de genoemde

stad: een veelvoud van cafés zijn in handen van een zeer select

groepje ondernemers. De machtigere kroegeigenaren, zo u wilt.

Het boek is uitgegeven bij uitgeverij Tillywood, en zoals

beschreven op voorgaande bladzijden, geven zij eerst en vooral het

blad Tillywood uit. Dit is natuurlijk afhankelijk van adverteerders.

Het geval wou dat, ondanks vrijheid van meningsuiting, een aantal

kroegeigenaren het oneens waren met mijn (eerlijke) getekende

impressie van hun café. Uiteraard vooral bedrijfsleiders, met

marketingstrategieën, enzovoorts. Er werd druk uitgeoefend op

mijn uitgeefster, dat er een aantal adverteerders zouden wegvallen

als de tekeningen in toenmalige vorm in deze boekvorm uitgegeven

zouden worden. Daarop hebben zij en ik de kwestie besproken.

Ik hield aanvankelijk voet bij stuk, en beargumenteerde zelfs dat

we anders maar van het boek moesten afzien. De kunst en het

vrije woord stond wat mij betreft voorop. Mijn uitgeefster geloofde

nog steeds in het boek en stond dus op een oplossing. We sloten

een compromis: de twee ‘machtigste’ cafés van de stad zou ik

hertekenen. Naar de wens van die vermalijde bedrijfsleiders.

Bij het hertekenen liet ik personeel en klandizie, die geïnteresseerd

kwamen kijken, ook de originele tekening zien. Iedereen was het

erover eens dat de oorspronkelijke tekening/tekst beter het café

typeert dan de hertekening. Het boek verscheen uiteindelijk met

de ‘valse’ tekeningen van Café Bolle (pagina 148) en Brandpunt

(pagina 234). Uit dwarsigheid gaf ik bij de verkoop op de

presentatiedagen van het boek, kopiëen van de oorspronkelijke

tekeningen erbij. Gelukkig, want zo zijn ze bewaard gebleven.

In deze webversie heb ik de tekeningen vervangen door de originele

versies. Voor de volledigheid vindt u hierna de twee hertekeningen.

Maar neemt u maar van mij aan: ze doen de cafés echt geen recht.

René van Densen, Tilburg, 5 maart 2014




René op Facebook

www.facebook.com/fanpagina.rene.van.densen


In prent en beeld vertelt de debuterende René van Densen

(1978) over zijn ervaringen in het Tilburgse nachtleven nadat hij

met de titel ‘nachtburgemeester’ opgezadeld raakt.

Hij schetst een overzicht van de Tilburgse kroegen, serveert

anekdotes, speelt felle kritische noten en zoekt ondertussen naar

wat een nachtburgemeester nu eigenlijk is.

Een boek dat u dus beter niet kunt lezen.

“Nachtburgemeester, u bent een aperte leugenaar.

Moge de moslims uw moeder verkrachten…

En uw zus erbij!”

- LOUIS KOUWENHOVEN

“Rocky Balboa is een film waar de nostalgie van afdruipt.”

- MICHAEL MINNEBOO

“Troy Titane betreedt moedwillig de grenzen van humor,

verwachting en goede smaak. Of juist slechte smaak.”

- JEROEN MIRCK, ADFOBLOG.NL

“René, ik kan weer niet uploaden, kun jij even kijken?”

- MICHIEL VAN DE POL

bezoek ook...

www.nachtburgemeesters.nl

www.kutbinnenlanders.nl

Uitgever: Tillywood

www.tillywood.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!