Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
STUDENTIKOOS
ONAFHANKELIJK
NEOHUMANISME
Liberaal feminisme
Gezondheidscrisis
Hans-Hermann Hoppe
Het liberale in verhalen
Hoe woke Homo’s dood
Tweede kwartaal 2024
Afzendadres - Verantwoordelijke uitgever
Michelle Keirsmaekers
Zwijnaardsesteenweg 307c, 9000 Gent
INHOUD
VISIE
OPINIE
13 Hans-Hermann Hoppe: Democracy a God that
failed?
Ralf Moerenhout
9 Straatstenen en goede bedoelingen, het liberaal
feminisme
Lucas Adriaenssens
VARIA
3 Voorwoord
4 Quote-pagina
5 Editoriaal
6 Bestuur
27 Kruiswoordraadsel
32 Ereleden
33 Schrijfkriebels?
41 Sponsor
21 Global health crisis :
Overheidsbeperkingen en de toekomst van de
volksgezondheid
Michelle Keirsmaekers
29 Hoe woke homo’s dood
Filip Kaźmierczak
34 Het liberale in verhalen
Robbe De Koster
Disclaimer: Alles wat in dit tijdschrift wordt gepubliceerd, vormt de persoonlijke mening van de auteur
van het desbetreffende artikel (tenzij anders vermeld). Geen van de hier geuite standpunten kan worden
toegerekend aan het LVSV Gent. De redactie kan niet aangesproken worden voor de publicatie van teksten
die volgens bepaalde opvattingen niet in overeenstemming zijn met liberale uitgangspunten.
REDACTIE
Hoofdredacteur: Robbe De Koster Redactie: Lucas Adriaenssens
Contact:
redactie@lvsvgent.be
2
Michelle Keirsmaekers
Voorzitter LVSV
Beste commilitones, vrienden van het liberalisme
Voorwoord
Ik groet jullie graag nog een laatste keer als
voorzitter van het Liberaal Vlaams
Studentenverbond Gent. Het einde van het
academiejaar is stilaan in zicht en zo ook het
einde van mijn 2-jarig voorzitterschap van ons
liberale verbond.
Voor een laatste keer schrijf ik mijn gedachten
neer en blik ik terug op niet enkel het
afgelopen academiejaar, maar ook de
afgelopen jaren als voorzitter. Ik kan niet
voldoende uitdrukken wat een eer het geweest
is om de afgelopen jaren mijzelf voorzitter te
hebben mogen noemen. Het is dan ook met
veel trots en voldoening dat ik op deze periode
zal terugkijken.
Graag reflecteer ik samen met jullie even terug
op de afgelopen jaren. Een herwaardering van
onze geschiedenis en appreciatie voor onze
vereniging zijn voor mij kernwaarden geweest
in mijn voorzitterschap. Maar meer dan dat, de
ontwikkeling en ideologische reis van alle
leden stonden centraal. Het LVSV Gent staat
nooit stil, altijd in beweging, dit door de
gedrevenheid van elk individu dat bij ons
binnenkomt en aantoont deel te willen
uitmaken van het verhaal dat wij brengen.
het resultaat van, consequent produceert het
LVSV Gent kritische geesten die hun plaats
vinden in deze maatschappij. De teksten die u
hierin zal lezen zijn daar het testament van.
Consequent zullen we dit blijven doen voor
alle jaren die nog zullen komen. Want dat is
het LVSV Gent.
Ik uit dus mijn dankbaarheid voor ieder die
daaraan heeft meegewerkt of een onderdeel
van is geweest. Ik uit mijn dank aan al het
engagement, alle debatten en discussies die
mijn eigen geest hebben verruimd.
Ik zal dan ook altijd door het leven gaan als
LVSV’er, want het LVSV heeft mij geleerd
nooit te vergeten dat ik liberaal ben. Want het
liberaal zijn leeft en door het LVSV Gent zal het
dan ook nooit sterven.
Libertas Vincit, Libertas Semper
woorden die ik nooit zal loslaten.
Michelle Keirsmaekers
Praeses L.V.S.V.—Gent
Ik ben trots op de verwezenlijkingen en de
activiteiten die we hebben kunnen organiseren.
Maar ik ben meer trots op de individuen
binnenin het LVSV Gent en de ontwikkeling
die ik heb gezien in ieder van hen. Niet alleen
dat, maar ik ben ook trots op de vriendschap
en vreugde die ik heb gevonden in LVSV Gent.
Ook deze editie van het Neohumanisme is hier
3
"Malo periculosam, libertatem quam quietam servitutem."
Thomas Jefferson
4
Robbe De Koster
Hoofdredacteur
Editoriaal
Beste lezer
We zijn er weer met een, relatief late, uitgave.
De tweede Neohumanisme van het jaar is hier.
We brengen jullie terug een nieuwe editie met
vijf artikelen om je avond mee te vullen. De
grote kwaliteit van de artikelen dreef ons in de
redactie om de cover van de Neohumanisme te
vernieuwen en een kruiswoordraadsel toe te
voegen. Lucas, Ralf, Michelle, Filip en ikzelf
hebben doorgeschreven om jullie nieuwe
informatie en inzichten te bieden. Deze
schrijvers zijn slechts enkele in de ellelange
traditie, die teruggaat naar de eerste
Neohumanisme, uitgegeven op 10 december
1936. U leest het goed: honderden liberalen
hebben sinds voor de Tweede Wereldoorlog
jaar na jaar bijgedragen aan het liberale
gedachtengoed. Elke liberaal die hier iets
neerschrijft, draagt bij tot het behouden van
oude liberale gedachten of het vormen van
nieuwe. Dat is iets waar wij, als LVSV’ers, trots
op kunnen zijn.
Feminisme veroverd al sinds de 20ste eeuw
meer en meer rechten voor de vrouw.
Stemrecht, recht om te werken, financiële
vrijheden, etc. Tegen deze onafhankelijkheid
komt er echter meer en meer tegenkanting, met
als perfecte voorbeeld de nieuwste trend:
tradwives. Vrouwen die liever huisvrouw
willen zijn en gerust afhankelijk willen zijn van
hun man. Lucas plaats deze trend in de juiste
context en zoekt naar een liberale positie in
deze problematiek.
Herman Hoppe, een controversiële liberale
denker. Hij behandelt Hoppers kijk op
democratie, monarchie, taxatie en veel meer.
Na dat artikel neemt Michelle ons mee op een
reis waarin ze de problemen en inefficienties in
de zorgsector onderzoekt. Als toekomstige
dierenarts is ze uitermate bekwaam om
hierover te spreken, sinds dierenzorg en
mensenzorg hun gelijkenissen hebben.
Na onze voorzitter heeft Filip ook iets te
zeggen. Sinds enkele jaren is er een toename
aan anti-homowetten in bepaalde delen van de
wereld. Sterker nog, het anti-homosentiment
groeit zelf in het progresieve Westen. Filip
zoekt de oorzaak hiervan in de
onderdrukkende golf van ‘’Wokism’’ die de
laatste paar jaren heerst en gaat in zijn artikel
verder in op deze uitleg.
Als laatste artikel neem ikzelf een verdere kijk
naar verhalen en vertel ik hoe deze ons
historisch hebben geholpen in onze strijd voor
het liberalisme en tegen tirannie.
Veel leesplezier gewenst
Robbe De Koster
Hoofdredacteur Neohumanisme
Hierna volgt een kolos van een artikel. Ralf
duikt hierin dieper in de filosofie van Hans-
5
Bestuur LVSV Gent 2023-2024
Voorzitter
Michelle
Keirsmaekers
Vice-voorzitter &
Politiek Secretaris
Dylan Galle
Politiek secretaris
Jens Van Mieghem
Sport + Penning
Siebe Heye
Hoofdredacteur
Robbe De Koster
Hoofdredacteur
Lucas Adriaenssens
Secretaris
Lennert Beuckelaere
PR
Dominika Nowicka
6
Bestuur LVSV Gent 2023-2024
Media & Sponsoring
Filip Kaźmierczak
Webmaster
Ralf Moerenhout
Activiteiten
Maxim Piers
Activiteiten
Ewoud Degrande
Peter
Max De Schryver
Aspirant
Rémy Deman
Aspirant
Kwinten
Schalenbourg
Aspirant
Camiel
Vandecavey
7
Bestuur LVSV Gent 2023-2024
Aspirant
Emiel Van Der
Slikke
8
Lucas Adriaenssens
Redacteur
Opinie
Straatstenen en goede bedoelingen, het
liberaal feminisme
Lucas Adriaenssens
Salutem lectori, het is weer een tijdje geleden
dat ik u een essay heb voorgelegd. De plicht
heeft er mij helaas van weerhouden om u
eerder te informeren over de nieuwste
kronkels van mijn warrige brein. Daar breng ik
bij deze graag verandering in. De concrete
aanleiding is een online clash tussen een
socialistische feministe en een aantal goed
bedoelende, maar gebrekkig geïnformeerde
liberalen. Die socialistische feministe, een
aanhanger van het intersectioneel feminisme,
durfde openlijk op Twitter te beweren dat de
liberaal feministische beweging schuld had in
de terugkeer van tradwives (traditional wives:
vrouw-aan-de-haard, red.). Dat konden onze
koene ridders niet zomaar laten voorbijgaan!
Welnu, maakt ze niet ergens een punt? Sta mij
toe – si placet – om u vanuit tocquevilliaans
perspectief mee te nemen in mijn
gedachtegangen over het liberaal feminisme en
de valkuil waar de beweging intrapt.
Daarvoor zal ik eerst twee begrippen moeten
verklaren: positieve vrijheid (alweer!) en mild
despotisme.
Positieve vrijheid
Laat ik beginnen bij het begrip dat ondertussen
al stilletjes aan mijn oren uitkomt: positieve
vrijheid. Positieve vrijheid is een controversieel
vrijheidsbegrip. De eerste criticus was de
bedenker Isaiah Berlin zelf in zijn Twee
opvattingen van vrijheid (1958). Positieve
vrijheid is een vrijheid tot iets - de
zwembandjes voor het individu, zo je wilt.
Volgens aanhangers van dit begrip kan een
persoon pas vrij zijn wanneer die de middelen
heeft om de keuzes te maken die die zou willen
maken. Indien je op papier vrij bent om een
volwaardig leven uit te bouwen, maar het je
ontbreekt aan bestaansmiddelen, ben je niet
écht vrij – aldus dezen.
Op het eerste zicht lijkt dat inderdaad een
logische redenering. Ik moet bekennen dat ook
ik lang deze gedachtegang kon volgen.
Waarom zijn dan zowel Isaiah Berlin als ikzelf
sceptisch? Iemand voorziet de zwembandjes
opdat ons vrije individu zou kunnen leren
zwemmen. Die iemand is in casu de overheid.
De immer welwillende overheid voorziet door
middel van tal van sociale projecten en leuke
attenties, die we allemaal kunnen samenvatten
onder de noemer van de welvaartstaat, de
9
middelen om het groeipotentieel van ons
individu te verwezenlijken. Wat nu als deze
persoon helemaal geen zin heeft om te leren
zwemmen? Wat nu als dit maximale potentieel
(een graadmeter die een overheid wel móét
hebben om de effectiviteit van zwembandjes
aan af te meten) niet overeenstemt met de
wensen, dromen en verlangens van dát
individu? Van een rozenstruik maak je geen
eik.
Kortom: Het positieve vrijheidsstreven nekt de
individuele vrijheid. Toch?
Mild despotisme
Isaiah Berlin was niet de eerste liberale denker
om op te merken dat de overheid soms al eens
de bal misslaat met haar sympathieke
welwillendheid. Ook Alexis de Tocqueville
merkt in Over de democratie in Amerika (1835-
1840) op dat sociale programma’s onwenselijke
neveneffecten kunnen voortbrengen voor het
individu in de samenleving, voor het individu
in een democratie. Zwembandjes zijn leuke
hulpmiddeltjes zolang ze effectief tot doel
hebben om te leren zwemmen; Tocqueville
merkt dat de bandjes echter nooit verdwijnen
en burgers met de bandjes blijven
ronddobberen. Sterker nog: op een bepaald
moment wil ons individu ook graag een
zwembril, zwemkussens … een boot. Maar
zelfstandig zwemmen? Aan zelfstandigheid,
daar denkt onze burger niet aan. Zo dooft het
idee van burgers om zelf nog iets te
ondernemen “geleidelijk uit en verzwakt hun
ziel, terwijl de gehoorzaamheid die slechts in
een klein aantal zeer ernstige, maar zeldzame
gevallen vereist is, het knechtschap slechts af
en toe aan het licht brengt en het alleen op
bepaalde mensen doet drukken (Tocqueville,
2019, p. 750)”; de overheid heeft toch de taak
om jou te helpen?
Alsof het nog niet erg genoeg is dat burgers het
afleren om zelfstandig oplossingen voor
problemen te zoeken, sijpelt ook het besef door
bij onze lieve overheid dat haar onderdanen
wel erg afhankelijk zijn, handtam gemaakt. Dat
is een voordeel dat de overheid niet zomaar uit
handen wil geven! Wat gebeurt nu wanneer
een aantal individuen furore beginnen maken
over een fiets? Nog voordat iemand de kans
heeft gehad om te leren fietsen, zal onze
overheid zijwieltjes voorzien. Maak je maar
geen zorgen! De lieve, milde overheid zorgt
wel dat je niet zal vallen:
“[De staatsmacht] zou op vaderlijk gezag lijken als
zij, evenals dat gezag, tot taak zou hebben de
mensen voor te bereiden op de volwassenheid,
maar zij probeert juist niets anders te doen dan hen
onherroepelijk in hun kindertijd vast te houden; zij
ziet graag dat de burgers genieten, mits zij alleen
maar aan genietingen denken. Zij werkt met
genoegen aan hun geluk, maar wil er de enige
vertegenwoordiger en de enige scheidsrechter van
zijn; zij biedt veiligheid, kent en regelt hun
behoeften, vergemakkelijkt hun genoegens (…);
waarom kan zij hun niet volledig de moeite van het
denken en de last van het leven besparen?
(Tocqueville, 2019, p. 748)”
Kortom: Mild despotisme is een toestand van
overheidspaternalisme waarin iedere vorm van
vrij initiatief van de burgerbevolking
overbodig is gemaakt en ook wordt
ontmoedigd om zo de eigen centrale macht te
kunnen behouden.
Waarom het liberaal
feminisme zich vergist
De liberaal feministische beweging heeft in de
meest zuivere vorm al een heleboel van haar
doeleinden bereikt: de wettelijke gelijkheid
10
tussen man en vrouw. Iedere rechtgeaarde
liberaal zal er zich dan ook in kunnen vinden
dat er van de overheid uit gelijkheid moet zijn
tussen ieder individu, man of vrouw of andere.
De liberale beweging laat het daar echter bij.
Eens vrij op papier, is het vrouwenprobleem
opgelost. Klaar.
Nu behoeft het weinig betoog om op te merken
dat het daarmee nog lang niet geklonken is. De
vrouw ondervindt nog steeds tal van nadelen in
de maatschappij, waaraan mannen niet worden
blootgesteld. Welke dan? Een voorbeeld:
Weinig werkgevers zullen vrouwen en mannen
verschillende lonen betalen voor hetzelfde
werk. Toch bestaat er een loonkloof. Wat is er
aan de hand?
Op papier iemand vrijmaken, maakt een
individu niet vrij. In Dansende beren (2018)
beschrijft de Poolse journalist Witold
Szabłowski de heimwee naar het communisme
in Oost-Europa. Die heimwee ontstaat niet
omdat Oost-Europeanen dachten dat het toen
beter leven was, helemaal niet, maar wel omdat
toen alles voor hen werd geregeld. Door de val
v an het communisme kwa m de
verantwoordelijkheid voor het eigen leven
plotsklaps op het bord van het individu terecht,
een individu dat nooit geleerd had om vrij te
zijn, een individu dat levenslang slachtoffer
was geweest van het (mild) despotisme. Of in
de woorden Alexis de Tocqueville (2019, p.
750): “Het is inderdaad moeilijk te begrijpen
hoe mensen die volledig hebben afgezien van
de gewoonte om zichzelf te leiden, erin zouden
kunnen slagen de juiste mensen te kiezen die
hen moeten leiden …” Vandaar ook dat Oost-
Europese landen, maar ook steeds vaker
westerse landen, afglijden in autoritaire
richting.
Hetzelfde is er aan de hand bij het liberaal
feminisme. Door plots met één pennenstreek de
gelijkheid tussen man of vrouw te garanderen,
heb je die gelijkheid niet zomaar gecreëerd. In
een samenleving die niet ontworpen is met de
gelijke vrouw in het achterhoofd, zal eerst een
culturele verandering moeten plaatsvinden in
de geesten van mannen en vrouwen vooraleer
de gelijkheid zal wortelen. Zolang dat niet
gebeurd is, zal ofwel de vrouw, zoals de Oost-
Europeaan, aan haar lot worden overgelaten
ofwel, zoals geheugenmetaal, terugspringen
naar een toestand vóór de gelijkmaking, die van
het patriarchaat. Daar vinden we dan
bijvoorbeeld een grote verklarende factor terug
voor de feitelijke kloof in het inkomen tussen
mannen en vrouwen: Vrouwen zullen nog
steeds vaker kiezen om deeltijds te werken, om
tijd door te brengen met de kinderen, dan
mannen. Waarom? Geheugenmetaal.
Een oplossing?
Wanneer we naar een maatschappij willen
evolueren waarin de gelijkheid tussen man en
vrouw geen dode letter blijft, zullen we er toch
rekening mee moeten houden dat we het
despotisme van de patriarchale structuren ook
progressief ontmantelen. Aldus Kruiter (2013)
vergelijkt Tocqueville het mild despotisme “met
een schoolmeester. (…) Het wil mensen helpen,
en mensen vragen de overheid ook om voor ze
te zorgen. Maar het is ook allesomvattend en
onvermijdelijk.”
Tegenover die visie op didactiek plaats ik, als
kersvers product van de lerarenopleiding, graag
de didacsche theorie van scaffolding: een methode
waarin een onderwijzer de lerende gaandeweg
minder ondersteuning aanbiedt om zowel de
leerstof te verwerken als het zelfstandige leerproces
aan te wakkeren. Door gaandeweg de posieve
vrijheid, die in de eerste plaats verantwoordelijk
was voor het desposme, weg te nemen, leren we
11
mensen om vrij en zelfstandig te zijn.
“De belangrijkste zorg voor een goede overheid
zou moeten zijn om mensen zich stukje bij beetje
te laten redden zonder overheid.” – Alexis de
Tocqueville
Conclusie
Omdat de liberale feminissche beweging in se
ophoudt te bestaan na een formele gelijkmaking,
creëert het een omgeving waarin het aantrekkelijk
is voor vele vrouwen om de vrijheid weer vrijwillig
af te staan en tradwives te worden. Dat is een vrije
keuze, wat we als liberalen moeten kunnen
respecteren, al moeten we het ook betreuren als
die keuze zou ingegeven zijn door een heimwee
naar het patriarchaat. Daarom had de opmerking
van de interseconele feministe op Twier een
grond van waarheid. Is het patriarchaat dan geen
vorm van mild desposme? Laten wij, liberalen, het
dan ook zo bestrijden.
Bronnen
Berlin, I. (2018). Twee opvattingen van vrijheid. Boom.
Kruiter, A. J. (2013). De actualiteit van het mild despotisme. In
P. De Hert, S. Somers, & A. Kinneging (Reds.), Tocqueville,
profeet van de moderne democratie (pp. 26–44). Lemniscaat.
Szabłowski, W. (2018). Dansende beren. Nieuw Amsterdam.
Tocqueville, A. (2019). Over de democratie in Amerika.
Lemniscaat.
12
Ralf Moerenhout
Webmaster
Visie
Hans-Hermann Hoppe: Democracy a God
that failed?
Ralf Moerenhout
Allereerst wil ik een korte introductie geven
waarom ik ‘Democracy a God that failed’ heb
gelezen. Daarna zal ik het kort hebben over de
auteur Hans-Hermann Hoppe en waarvoor hij
staat. De overgrote meerderheid zal dan gaan
over de kritieken op de democratie die Hoppe
uiteenzet. Ik heb de kritiekpunten gekozen die
voornamelijk onderbouwd zijn door data. In
alle gevallen heb ik Hoppe zijn bronnen na
proberen kijken, wat soms niet lukte. Bij die
onbeschikbare bronnen heb ik er dan zelf
opgezocht en zijn resultaten vergeleken met
die van andere studies. Bij sommige punten
heb ik ook zijn informatie verder uitgebreid
gezien deze niet representatief waren voor de
echte situatie. Soms is data ook in grafieken
weergegeven, wat Hoppe niet doet, om zo een
beter inzicht te krijgen in de trends die hij
probeert te bewijzen.
Het is altijd een meerwaarde om verschillende
standpunten te begrijpen en hun
onderbouwingen te bestuderen. Door kennis
van andere politieke stromingen, zelfs zo
extreem als communisten of fascisten, kan je
beter argumenteren tegen hun standpunten.
Door hun onderbouwingen te kennen kan je
die ook beter ondermijnen en duidelijk maken
waarom hun wereldbeeld niet functioneel is.
Het is voor diezelfde reden dat ik ‘Democracy
a God that failed’ ook wou lezen. Het is een
s t a n d p u n t , k o m e n d e v a n e e n
anarchokapitalist, vanuit een stroming die
weinig steun en verdedigers kent.
H a n s - H e r m a n n H o p p e i s e e n
anarchokapitalistische libertair. Ik zal hem en
zijn politieke voorkeuren proberen schetsen
aan de hand van verschillende standpunten.
Zo is zijn oppositie tegen de democratie de
meest opvallende binnen die kadering.
‘Democracy a God that failed’ moet dan ook
niet gelezen worden als een boek van een
monarchist, maar als een groep kritiekpunten
van de democratie die besproken worden en
vergeleken worden met een monarchie. Dit
doet Hoppe voornamelijk om de superioriteit
van een soort absoluut eigendomsrecht te
vergelijken met het systeem dat nu bestaat.
Hoe verder de lezer dan ook in het boek gaat,
hoe minder de monarchische staatsvorm
besproken wordt en hoe meer er vergeleken
wordt met een vrij systeem van associëren dat
absoluut is.
In dit boek vergelijkt hij dus wel de
democratische en monarchische systemen,
maar dit zijn niet zijn idealen. In plaats
daarvan zou hij liever de natiestaat afschaffen.
13
De basis waarmee gemeenschappen dan zullen
samenleven, moet wederzijdse samenwerking
zijn en gebaseerd zijn op de wil van degenen
die deel nemen in de gemeenschap. Volledige
exclusie van sommige groepen, personen of
meningen van een samenleving mag dus van
hem en vind hij zelfs goed, want dit geeft die
mensen hun absolute vrijheid en daartoe
migratiewetten omdat hij open immigratie ziet
als een geforceerde immigratie aangezien die
door de meerderheid van de bevolking van
vele landen ongewenst is. Verder ziet hij
migratie ook als diefstal omdat belastinggeld
gebruikt wordt om dit te kunnen betalen en
alle belastinggeld is gestolen van de belaste
“Instead of maintaining or even enhancing the value of
the government estate, as a private owner would tend to
do, a government's temporary caretaker will quickly use
up as much of the government resources as possible, for
what he does not consume now, he may never be able to
consume.”
Hans-Hermann Hoppe
hebben ze recht binnen hun grondgebied. Zo
zal een bedrijf of een persoon mensen kunnen
verbieden om op hun eigendom te komen
zoals ze dit zelf willen.
Hij gelooft wel dat vele bedrijven en personen
dit niet zullen doen aangezien een open markt
efficiënter is en voor hogere winsten zal
zorgen. In het geval dat segregeren van, voor
hen, ongewenste groepen zo belangrijk is dat
personen dit willen doen, moet dat volgens
hem wel toegelaten zijn. Hoppe wil ook dat
migratie volgens een ‘garantie’-methode gaat.
Als een persoon iemand anders in een
gemeenschap wil binnen brengen, zal die
persoon moeten garant staan voor alles wat de
migrant doet. Dat zou er volgens hem voor
zorgen dat enkel de beste mensen in de
samenleving worden bijgevoegd en dat geeft
de samenleving ook een verzekering omdat er
iemand is die vervolgd kan worden en die
gestraft kan worden.
In het geval van het nu bestaande
democratische systeem is hij voor strikte
persoon. Hij is dus duidelijk een controversieel
figuur met, voor veel mensen, extreme
standpunten. Nu wil ik het in dit artikel dus
niet hebben over zijn visie op de toekomst,
maar over de problemen die hij ziet in het
democratische stelsel.
Het eerste probleem dat Hoppe ziet is dat de
time-preference in een democratie hoger is dan
bij een monarchie. Eerst: het concept timepreference
oftewel tijdsvoorkeur, geeft weer of
mensen sparen voor iets in de toekomst of nu
willen consumeren. Een persoon die nu iets
consumeert in plaats van het te sparen heeft
dus een hoge time-preference. De reden
waarom deze tijdsvoorkeur bij democratieën
hoger is dan bij monarchieën is tweeledig.
Aan de ene kant heeft de monarch een
duidelijke reden om ver in de toekomst te
kijken. Het eigendom van een monarch zal
overgaan op zijn erfgenamen volgens een
duidelijk omschreven kader. Door deze situatie
zal deze op lange tot zeer lange termijn kunnen
14
kijken. Geld nu of winsten nu zijn nuttig, maar
vergroting van het vermogen kan de monarch
bekijken tot na zijn leven en voor het leven van
zijn erfgenamen. Vroeger gingen monarchen
projecten starten die pas rendabel zouden zijn
ver na hun eigen overlijden. Dit gaat dan niet
enkel over bouwprojecten, maar ook de doelen
van de staat en hoe de monarch zich gedraagt
tegenover de bevolking.
Bij de democratie komt een ander probleem
naar boven. Zoals de monarch op heel lange
termijn kan kijken, is dit voor politici
onmogelijk. De waarde van de staat is niet zijn
eigendom, maar iets dat voor een periode aan
hem onder hoede gegeven wordt om voor te
zorgen. Al het goede dat de politicus doet is
niet zijn winst na zijn ambtstermijn, maar
winst die een andere politici kan gebruiken om
zijn doelen na te streven. De enige winst die hij
kan maken, is tijdens zijn ambtstermijn of
winst die derden aan hem uitkeren omdat hij
corrupt was tijdens zijn termijn.
De enige reden die een politicus heeft om niet
corrupt te zijn of de waarde aan de overheid te
onttrekken en naar zichzelf te sturen, is zijn
moraal. Het is dus moeilijk om die verlokking
te weerstaan. Zeker wanneer de persoonlijke
winsten relatief gezien groot kunnen zijn voor
die politici, ook al zorgen deze winsten voor
een veel groter verlies in waarde voor de
overheid. Het langetermijndenken kan een
politicus zelfs moeilijk doen als hij zich sterk
houdt en trouw blijft aan zijn waarden want in
een volgend ambtstermijn zou iemand anders
al zijn toekomstwerk kunnen vernietigen en
teniet doen.
Een volgend probleem dat Hoppe bij
democratieën ziet, is hoeveel geld door de
overheden zelf wordt besteed. Bij de oude
monarchieën voor de Eerste Wereldoorlog
waren de overheidsuitgaven in percent van het
bbp minder dan 10%. Toen die monarchieën na
de Eerste Wereldoorlog veranderd zijn naar
democratieën, zijn die uitgaven fors gestegen.
Van die 10% naar ongeveer 20- 30% in de jaren
‘20 en ‘30. Die uitgaven zijn dan verder
gestegen tot ongeveer 50% in de jaren ‘70. Hier
zegt Hoppe wel bij dat een stijging van de
overheidsuitgaven in percent van het bbp ook
gebeurde bij de monarchieën, maar de stijging
was trager. Op welk punt deze stijging onder
de monarchen zou gestopt zijn, weet Hoppe
wel niet, dus de effectiviteit van dit standpunt
is zeker niet solide.
Verder wordt het aantal directe werknemers bij
de overheid ook groter. Onder het
monarchische systeem steeg dit, net zoals de
overheidsuitgaven, ook in de laatste
levensjaren van dit systeem. Het verschil met
democratie ligt dan ook weer in de schaal
waarop. Waar er bij de monarchieën
uitzonderlijk meer dan 3% van de werkzame
bevolking werkte voor de overheid, steeg dit
ook snel onder de democratieën. Van 3% rond
1900 naar 4-10% in de 1920’s en naar ongeveer
15% in de jaren ‘70. Bij de West-Europese
landen blijft dit aantal ongeveer hier, maar bij
sommige uitzonderingen kan dit veel hoger
zijn. In de Scandinavische landen werkt
ongeveer 25-30% van de werkzame bevolking
voor de overheid. Uitzonderingen in de andere
richting bestaan ook, zo werkt 5% van de
bevolking voor de overheid in Japan en Korea.
Wat ook nog sneller stijgt volgens Hoppe in
een democratie dan in een monarchie is de
nationale schuld, al toont hij dit wel op een
incorrecte manier. De nationale schuld steeg
ook in het monarchische systeem, maar
significant minder snel dan in het
democratische. In het Verenigd Koninkrijk was
15
deze schuld 76 miljoen pond in 1748 na de
Spaanse oorlog, 127 miljoen in 1763 na de
Zevenjarige oorlog, 232 miljoen in 1783 na de
Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en 900
miljoen in 1815 na de Napoleontische
oorlogen . Wat hier nog interessant is om op te
merken, volgens Hoppe is wat er met deze
schuld gebeurt in vredestijden. Monarchen, in
het algemeen, betalen hun schulden af. Zo
daalde de nationale schuld van het Verenigd
Koninkrijk tussen 1815 en 1914 van 900 tot
onder de 700 miljoen. Nieuwe deel hierna
In het nu bestaande democratische systeem
worden die schulden niet afbetaald, maar
worden ze enkel groter. Zo bedroeg de schuld
7,9 miljard in 1920, 8,3 miljard in 1938, 22,4
miljard in 1945, 34 miljard in 1970 tot 190
miljard in 1987.
In de VS stijgt die schuld op federaal niveau
ook constant. Die schuld was 25 miljard dollar
in 1919, 43 miljard in 1940, 270 miljard in 1946
tot 370 miljard in 1970. De stijging die hierna
kwam door de ontkoppeling van de dollar en
goud in 1971 is zelfs nog opmerkelijker. In 1979
was deze al 840 miljard, in 1985 1,8 triljoen, in
1988 2,5 triljoen, in 1992 3 triljoen en in 2000 6
triljoen.
Nu stijgen deze waarden duidelijk wel sneller
in het democratische systeem, maar die
hoeveelheid geld op zich zegt niet veel. Bij
figuur 1 heb ik daarom de nationale schuld van
zowel het Verenigd Koninkrijk als die van de
Verenigde Staten uitgezet in percentage ten
opzichte van het bbp op dat moment. Hierbij is
de explosie aan schulden in absolute termen
duidelijk niet correct om te gebruiken als
argument gezien dit eigenlijk geen abnormale
veranderingen zijn. De duidelijkste pieken die
plaatsvonden bij de democratieën, zijn de twee
wereldoorlogen en dat gaat in lijn met wat
Hoppe ook zegt. Schulden stijgen bij oorlogen
en dalen in vredestijden, al gebeurt dit bij
democratieën dus ook en niet enkel bij
monarchieën.
Figuur 1: Naonale schuld als % van het bbp
De logica waarom Hoppe denkt dat in een
democratie meer geleend zal worden, op zich
klinkt wel logisch. Terwijl een monarch of zijn
erfgenamen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor
de leningen die ze aangaan, is een tijdelijke
politici dat niet. Dat maakt het dus mogelijk
voor de machthebbers om risicovoller om te
gaan met kapitaal en ook om meer te lenen,
aangezien ze zelf niet verantwoordelijk zijn
voor falen op lange termijn. Het democratische
systeem bevat ook slechte voorbeelden, zoals
de snel stijgende schulden van councils in het
Verenigd Koninkrijk. Al is dit geen reden om
het volledige systeem te verwerpen.
Een volgend probleem is de interest op
leningen. Die was gestaag aan het dalen in het
Verenigd Koninkrijk van 7% in 1700 tot 2,5% in
1900. Na de eeuwwisseling is deze terug
gestegen en heeft de oude waarden zelfs
overschreden. In 1990 zat het Verenigd
Koninkrijk met een interest van 10,4%. Ook in
andere West-Europese landen veranderde de
interest gelijkaardig in dezelfde tijdsperiodes.
Enkel in de VS en Zweden is interest in de
jaren ‘50 lager geweest dan in de voorgaande
eeuw, maar die houdt niet aan en gaat later
16
mee omhoog later. In figuur 2 kan de evolutie
van interest in het VK en de VS gezien worden.
Wat hier opvalt in de data, is juist hoe snel die
stijgt in het tweede deel van de 20 ste eeuw.
Figuur 2: Interest op leningen per decennium
Nog een probleem van democratieën is de
inflatie en geldhoeveelheid. Onder de
monarchieën waren alle valuta’s nog gesteund
en gebonden aan goud of zilver. De macht om
uit het niet geld bij te maken, was te groot om
zelfs aan een monarch te geven. Zeker tijdens
oorlogen was dit een probleem. Een monarch
zou op korte termijn veel geld nodig hebben en
door minder edelmetaal in de nieuwe munten
te vermengen, kan een monarch het geld van
zijn onderdanen minder waard maken en
zichzelf verrijken. Die devaluaties gebeurden
zeker, maar dat was moeilijker dan vandaag.
Verder had een devaluatie van door
edelmetalen ondersteunde valuta’s ook minder
voordelen dan bij onze fiat-valuta’s. Wanneer
munten minder edelmetaal hadden, begonnen
handelaren de munten niet zodanig te
behandelen, maar werden deze gewogen om
zo te kunnen bepalen hoeveel ze wel degelijk
waard waren. Met een fiat-valuta is dit
probleem er helemaal niet en is het voor de
gewone man onmogelijk om onderscheid te
maken. Het vers gedrukt geld zal de waarde
van de hele munteenheid onmiddellijk
verminderen.
Tijdens oorlogen en andere rampen
devalueerden de monarchen hun valuta’s dus
wel en evenals tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Na de oorlog is deze overstap daarentegen niet
opnieuw gebeurd. De meeste landen lieten hun
gesteunde valuta’s vallen en verbonden deze
aan de pond of dollar. De pond was toen ook
nog verbonden aan de dollar en de dollar was
de enige grote munteenheid die gebonden was
aan de goudprijs. Wat er daarna dus gebeurde,
was inflatie van de dollar, doordat de binding
aan de goudprijs niet gehandhaafd werd,
inflatie van de pond op zichzelf en inflatie van
nationale valuta’s: overal inflatie die het
systeem onhoudbaar maakte. Daardoor is de
dollar ook afgestapt van de gouden standaard
in 1971.
Wat die overstap naar fiat-valuta’s dan heeft
gedaan, is inflatie en depreciatie een standaard
gemaakt. Inflatie heeft zijn voor- en nadelen,
waar ik nu niet op zal ingaan, maar dat inflatie
meer plaatsvindt sinds het einde van de
gouden standaard is wel degelijk een feit. Dat
de waarde van geld daalde, kan gezien worden
in figuur 3 en hier ook weer is die stijging nog
veel sterker nadat van de gouden standaard is
afgestapt (9 pp. 165-167). Belangrijk bij deze
dataset is dat het jaar 1930 aan 100 is
gelijkgesteld. Ook gebruikt deze de index voor
groothandelsgoederen, dus deze is niet
dezelfde als de consumentenindex al zien we
daar een gelijkaardige evolutie. De
consumentenindex steeg van 40 in 1971 naar
136 in 1991 in de VS, van 24 naar 157 in het VK,
van 30 naar 137 in Frankrijk en van 56 naar 116
in Duitsland.
17
degelijk gebeurt onder de democratieën.
Argumenteren tegen stemrecht voor iedereen is
ook complexer vanuit een absoluut
democratisch perspectief. Zo was het stemrecht
in de meeste Europese landen pas gegeven
vanaf 25 jaar. Er bestonden ook wel
uitzonderingen waar vanaf 21 jaar al gestemd
mocht worden, maar ook in de andere richting
waren uitschieters waarbij stemrecht pas aan
dertigjarigen werd gegeven.
Figuur 3: Index van groothandelsgoederen in de VS
Hoppe deelt ook mee dat tussen 1845 en 1918
de Britse geldhoeveelheid 6 maal zo groot was.
Daarna vergelijkt hij dit met de VS, wat al
incorrect is om te doen, waarbij de
geldhoeveelheid meer dan 64 keer zo groot was
geworden. Om dit beter in perspectief te
plaatsen, kan in figuur 4 de geldhoeveelheid in
de VS gezien worden als percentage van het
bbp.
Figuur 4: Geldhoeveelheid als % van het BBP in de VS
Wat Hoppe verder nog bij de democratie ziet
gebeuren, is een uitbreiding van het stemrecht.
Op zich klinkt universeel stemrecht niet slecht,
maar in zijn extremen brengt het duidelijk wel
nadelen met zich mee. Als het stemrecht zou
worden uitgebreid naar zesjarigen zouden hun
‘legitieme’ wensen om gratis frietjes en games
te mogen hebben door de overheid worden
ingewilligd, aangezien zij een groot en machtig
stemblok vormen die politici aan de macht kan
houden als zij hun wensen inwilligen.
Het uitbreiden van stemrecht is ook iets dat wel
Nu is de stemgerechtigde leeftijd in deze
landen al op 18 beland en daalt nog steeds
verder naar 16, zoals hier in België ook al kan
gezien worden. Behalve het afschaffen van
leeftijdsverwachtingen zijn ook andere criteria
verwijderd. Waar eerst enkel de rijksten konden
stemmen of de waarde van een stem afhankelijk
was van het inkomen van een persoon, doet dit
er nu helemaal niet meer toe. Verder doet het er
zelfs niet toe of een persoon belastingen betaalt
of niet, stemrecht krijgt deze persoon sowieso.
Waar de Amerikanen ooit hun vrijheid wilden
verkrijgen omdat zij belast werden, maar niet
gerepresenteerd (“No taxation without
representation,” n.v.d.r.), krijgen we nu het
exact omgekeerde. Mensen worden
gerepresenteerd en hebben het recht om te
stemmen, ook al worden ze niet belast.
“
James Otis of Massachusetts – Rights of British Colonies Asserted
Nog een probleem voor deze verdere
democratisering kan geografische uitbreiding
zijn. Door het toetreden van Oost-Europese
landen aan de EU worden de stemmen van de
lokale burgers minder waard. Dit gebeurt
doordat grotere landen zoals Frankrijk,
Duitsland en Spanje tezamen vele malen
grotere bevolkingen hebben dan kleinere
landen waardoor de wensen van grote landen
door het systeem kunnen geforceerd worden. In
18
de kleinere landen hebben de mensen dus geen
zeggenschap over wat er gebeurt en wat er
voor hen wordt beslist.
Hoppe trekt dit door tot het ultieme voorbeeld.
probleem is de hoeveelheid wetten. Als
voorbeeld neemt Hoppe hier de ‘Code of
Federal Regulations’. Om er nog even bij te
zetten hoe die is geëvolueerd, kan naar figuur
5 gekeken worden hoe veel pagina’s deze
“the very act of taxing, exercised over those who are not
represented, appears to me to be depriving them of one of
their most essential rights as freemen; and if continued,
seems to be in effect an entire disfranchisement of every
civil right.”
Hans-Hermann Hoppe
Als er een werelddemocratie zou zijn, hoe zou
deze er dan uit zien? Waarschijnlijk een
Chinees-Indische coalitie aan de macht. Wat
zou deze coalitie dan vanzelf concluderen? Dat
het Westen veel te rijk is en de rest van de
wereld uitbuit. Daarom zouden zij dus
proberen om het Westen zwaarder te belasten
en hun eigen landen voordelen te geven.
Dit op het internationale niveau bekeken
voorbeeld gaat ook op in kleinere
democratieën. Zo zullen in België vanzelf veel
mensen stemmen op partijen die de
welvaartstaat absoluut steunen en nog willen
uitbreiden gewoonweg omdat veel mensen
hier al uitvoerig gebruik of misbruik van
maken voor eigengewin. Dit voordeel willen
die personen nooit afgeven en maakt het dus
dat een land in een neerwaartse spiraal raakt.
Eerste maatregelen kunnen altruïstisch zijn,
maar hoe meer mensen afhankelijk zijn van het
bestaande systeem, hoe meer ze gedwongen
vóór het systeem zijn om die levenshouding te
kunnen verderzetten.
Wat democratieën nog hebben gedaan dat
Hoppe nadelig vindt, heeft te maken met de
rechtspraak en de wetgeving. Een eerste
bevat. De inhoud van deze pagina’s is mogelijk
nog interessanter. Zo goed als elk element van
iemands bestaan en wat deze moet doen en
laten, wordt hierin gereguleerd. Van de
productie van groenten en fruit, tot de correcte
labels voor kledij, hoe wat een waar
parachutespringen, seksuele misdrijven
specifiek op de campus van universiteiten, de
juiste manier om uienringen te frituren en de
productie van staal, wetgeving voor speciale
g r o e p e n , w e t g e v i n g v o o r
overheidsmedewerkers en exacte belastingen
voor elke mogelijke situatie.
Figuur 5: Aantal pagina's in de Code of Federal Regulaons doorheen
de jd
Hoppe schrijft deze explosie toe aan
verschillende factoren, maar de meest directe is
dat een monarch nooit zulke wetten zou willen
maken. Dat omdat hijzelf ook wordt beperkt
19
door de wetten die hij maakt. Ook al stonden
monarchen boven de wetten die zij zelf
maakten, en waren zij de enige die deze af en
toe schonden, was dit toch niet iets dat zomaar
kon. Het aantal afgezette of geëxecuteerde
monarchen toont dit wel aan. Als een monarch
te ver ging, dan gingen zijn onderdanen, en
zeker de elite, dat niet accepteren. Verder zou
de opvolging van die wetten ook zijn
verantwoordelijkheid zijn en zou een enorme
moeite voor hem betekenen.
probleem zullen proberen uitbuiten om hun
eigen visie te versterken. Zij zullen overdrijven,
zij zullen data weergeven op manieren die het
voordeligste zijn voor zichzelf.
Het is dus ook belangrijk om zelf nog te
controleren waar die data vandaan komen en
of zij feitelijk wel de realiteit aantonen. Meer
kan ik iemand ook niet aanbevelen: lees,
onderzoek en controleer wat je leest. Op die
manier kan je verschillende perspectieven
kennen en zien hoe een andere weergave de
realiteit volledig kan vertekenen.
Dat is niet het geval voor verkozen politici.
Alle wetten die zij maken, moet iemand anders
handhaven. De kosten voor handhaving
belandt niet op hun schouders. Al helemaal
niet als men weet dat politici hun loon betaald
wordt met belastinggeld. Als de wetten slecht
zijn en het volk ongelukkig wordt, dan zullen
zij gewoon hun functie verliezen na de
volgende stemming. Alle ongeluk die zij
creëren door slechte wetten of corruptie in te
voeren, wordt hun niet ten laste gelegd.
De kritiekpunten die ik hier besproken heb,
zijn niet alle punten die Hoppe heeft
besproken. Het boek verandert ook
halverwege van een vergelijking tussen een
monarchie en een democratie in kritiekpunten
op de democratie en de voordelen van een
anarchokapitalistische samenleving. Ook heb
ik de meer onderbouwde standpunten
geselecteerd, omdat ik die met kwantitatieve
data kan onderbouwen en vergelijken. Hij
geeft dus ook nog veel meer anekdotische
voorbeelden en logische standpunten, al
onderbouwt hij die minder goed.
Vind ik dit nu zelf genoeg redenen om de
democratie omver te werpen? Niet direct, maar
wat ik er wel nuttig aan vind zijn de kritieken
die hij bespreekt. Ja, er zijn duidelijke
problemen met de democratie in zijn huidige
vorm en die bespreken en verduidelijken, is
belangrijk. Soms moet er in de rand van de
politiek gekeken worden, naar de meest
kritische mensen omdat zij elk kleinste
20
Michelle Keirsmaekers
Voorzitter
Opinie
Global health crisis : Overheidsbeperkingen
en de toekomst van de volksgezondheid
Michelle Keirsmaekers
Global Health Crisis ?
In een tijd waarin de gezondheidszorg en
geneeskunde steeds ingewikkelder worden,
staan we voor een nieuwe uitdaging, een
zogenaamde ‘Global Health Crisis’. Het is
verontrustend om te zien hoe de kwaliteit van
patiëntenzorg afneemt en het vertrouwen in
traditionele geneeskunde wankelt. Hoewel
verschillende factoren hieraan bijdragen, blijft
het tekort aan gezondheidsprofessionals,
voortkomend uit massale overheidscontrole en
beperkingen voor zowel aspirant- als
werkende artsen en dierenartsen, een
onderbelicht aspect.
Dit artikel richt zich op de verschillende
vormen van overheidscontrole die hebben
geleid tot een hardnekkig tekort aan
gezondheidsmedewerkers, een probleem dat
deel uitmaakt van een bredere naar mijn eigen
zeggen ‘Global Health Crisis’. Niet alleen
artsen, maar ook toekomstige dierenartsen
worden beïnvloed door de invoering van
toelatingsexamens en bijbehorende
beperkingen, waardoor een tekort aan
professionals dreigt, die een cruciale rol spelen
in het beschermen van onze volksgezondheid.
Voordat we verder ingaan op mogelijke
oplossingen, is het belangrijk om te
benadrukken dat deze tekst niet bedoeld is als
kritiek op het goede werk dat
gezondheidsmedewerkers zoals artsen
dagelijks verrichten. Ik erken hun toewijding
en inzet. Het is eerder het systeem dat hen
"The government lacks the expertise to effectively manage
and plan in healthcare. The market can better respond to
the needs and preferences of individuals."
F.A.Hayek
21
tekortdoet en niet de mogelijkheid biedt om de
kwaliteitsvolle gezondheidszorg te bieden die
ze nastreven.
Overheidsbeperkingen als
vorm van marktcontrole
Toelatingsexamens
Het tekort aan medisch personeel in
ziekenhuizen en andere sectoren die bijdragen
aan de volksgezondheid vormen momenteel
een van de meest prangende problemen in de
gezondheidszorg. Deze situatie wordt deels
veroorzaakt door het toelatingsexamen en de
bijbehorende quota die door de Belgische
overheid, in samenwerking met de Orde der
Geneesheren, zijn opgelegd.
Het toelatingsexamen beïnvloedt en regelt het
aantal artsen dat actief betrokken kan zijn bij
de markt. Toch lijkt het oorspronkelijke doel
waarmee deze beperking is ingevoerd, in de
moderne samenleving niet meer haalbaar. Er
werd verwacht dat een beperktere toegang tot
artsen het aantal consultaties zou verminderen
en de algemene gezondheidskosten zou
verlagen. Dit is echter niet het geval, omdat
artsen de vraag naar hun diensten niet kunnen
volgen, wat leidt tot een langdurig tekort aan
artsen.
Het toelatingsexamen weerhoudt potentiële
studenten ervan om te beginnen aan de studie,
ofwel omdat ze de vereiste leerstof niet
beheersen, of omdat ze niet tot de beste
studenten behoren die het examen hebben
afgelegd en dus niet in aanmerking komen
voor het aantal studieplaatsen. Dit geldt niet
alleen voor toekomstige artsen, maar ook voor
aspirant-dierenartsen vanaf het academiejaar
2023-2024. Ze moeten een toelatingsexamen
afleggen en zich kwalificeren in een selecte
groep, vergelijkbaar met de situatie voor
tandartsen en artsen.
Hoewel het toelatingsexamen bedoeld is om
ervoor te zorgen dat alleen bekwame
studententoegang krijgen tot de opleidingen,
kan de relevantie ervan betwist worden als het
gaat om het beoordelen van de daadwerkelijke
capaciteiten van studenten gedurende hun
opleiding.
Het beperken van het aantal studenten dat
toegang heeft tot gezondheidsopleidingen,
zoals geneeskunde en diergeneeskunde, kan de
volksgezondheid indirect schaden. Het gebrek
aan gekwalificeerde professionals kan leiden
tot langere wachttijden voor patiënten, minder
toegang tot zorg en een slechte algehele
gezondheidszorg. Op het gebied van
diergeneeskunde is het duidelijk dat steeds
minder afgestudeerde dierenartsen kiezen om
praktijkdierenartsen te worden, en ook
beroepen waarbij dierenartsen essentieel zijn
voor het behoud van de voedselketen lijken in
gevaar te komen. Al deze beroepen zijn
essentieel om de volksgezondheid te
behouden. Een tekort in deze beroepen zal
enkel versterkt worden door het de invoering
van deze toelatingsexamens.
Daarom is het belangrijk om de impact van
deze beperkingen op de gezondheidszorg en
de volksgezondheid zorgvuldig te overwegen
en te blijven zoeken naar oplossingen die een
evenwicht vinden tussen de behoefte aan
gekwalificeerd personeel en de noodzaak om
de kwaliteit en toegankelijkheid van de
gezondheidszorg te waarborgen. Maar door
het invoeren van de beperkingen die de
overheid vandaag de dag hanteert, zijn er
onvoorziene gevolgen die een reële dreiging
kunnen vormen voor de gezondheidszorg.
22
Beperking op RIZIVnummers
Niet alleen worden er beperkingen opgelegd
onder de vorm van een toelatingsexamen, ook
kampen artsen met een tweede vorm van
overheidsbeperking. De overheid hanteert
strikte beperkingen met betrekking tot het
aantal RIZIV-nummers dat aan artsen wordt
toegekend, wat een aanzienlijke impact heeft op
de gezondheidszorgsector in het land. Het
R i j k s i n s t i t u u t v o o r Z i e k t e - e n
Invaliditeitsverzekering (RIZIV) is belast met
het toekennen en beheren van deze
identificatienummers, die essentieel zijn voor
artsen om medische diensten te verlenen en
vergoedingen te ontvangen van het
ziekenfonds.
De beperkingen op het aantal RIZIV-nummers
hebben verschillende gevolgen. Allereerst
creëert het een beperkte toegang tot medische
zorg, vooral in regio's waar er al een tekort aan
artsen is. Dit kan leiden tot langere wachttijden
voor patiënten die dringende medische zorg
nodig hebben en kan de algehele kwaliteit van
de gezondheidszorg in gevaar brengen.
Bovendien legt deze beperking ook
belemmeringen op aan artsen die hun praktijk
willen starten of uitbreiden. Nieuwe artsen die
de arbeidsmarkt betreden, kunnen
geconfronteerd worden met complexe
procedures en lange wachttijden voordat ze een
RIZIV-nummer verkrijgen, waardoor hun
professionele ontwikkeling wordt belemmerd.
De rol van de Orde der Geneesheren in deze
kwestie is van cruciaal belang. De Orde der
Geneesheren is belast met het reguleren van de
medische beroepspraktijk en het waarborgen
van de kwaliteit van de gezondheidszorg in
België. Hoewel de Orde geen directe controle
heeft over het toekennen van RIZIV-nummers,
speelt ze wel een rol in het adviseren van de
overheid over de behoeften en uitdagingen
binnen de medische sector. Men kan zich de
vraag stellen in hoever de orde dan geen
verantwoordelijkheid heeft tot het inzien van
de problematieken en deze mee op te lossen.
One health quid?
Om de ernst van dit probleem te begrijpen en
waarom ik dit een ‘global health crisis’ wens te
noemen, moet er gekeken worden vanuit het
“One health”-principe. "One Health" is een
benadering die erkent dat de gezondheid van
mensen, dieren en het milieu nauw met elkaar
verbonden zijn en elkaar wederzijds
beïnvloeden. Deze benadering van gezondheid
erkent dat ziekten niet stoppen bij de grenzen
tussen soorten, en dat het begrijpen van en
reageren op gezondheidsproblemen bij dieren,
mensen en ecosystemen onlosmakelijk met
elkaar verbonden zijn.
Een tekort aan artsen en dierenartsen heeft
belangrijke implicaties voor het concept van
One Health. Ten eerste kan een gebrek aan
medische professionals de capaciteit om ziekten
te diagnosticeren en behandelen verminderen,
zowel bij mensen als bij dieren. Dit kan leiden
tot verhoogde ziektelast bij zowel mens als dier.
Bovendien kan een structureel tekort in
bovenstaande beroepen de monitoring en het
beheer van ziekte-uitbraken bemoeilijken.
Snelle detectie en reactie op ziekte-uitbraken
zijn essentieel om de verspreiding van
infectieziekten te beperken en de
volksgezondheid te beschermen. Een gebrek
aan personeel kan echter leiden tot
vertragingen bij het identificeren ziektes en het
implementeren van passende maatregelen.
Daarnaast zal ook de capaciteit om onderzoek
23
te doen naar opkomende ziekten en
gezondheidsproblemen verminderen.
Onderzoek naar infectieziekten, antimicrobiële
resistentie, voedselveiligheid en andere
aspecten van One Health vereist een
multidisciplinaire aanpak waarbij zowel artsen
als dierenartsen betrokken zijn. Een tekort aan
deze mensen kan de vooruitgang op het gebied
van onderzoek en innovatie belemmeren,
waardoor de capaciteit om nieuwe en
opkomende gezondheidsbedreigingen aan te
pakken wordt beperkt.
Ten slotte kan het tekort de veerkracht van
gezondheidssystemen ondermijnen. Een
gebrek aan juist opgeleide mensen kan leiden
tot overbelasting van gezondheidswerkers die
er wel zijn, wat kan leiden tot verminderde
kwaliteit van zorg. Dit kan op zijn beurt de
capaciteit van de correcte instanties om te
reageren op noodsituaties en de uitoefening
algemene gezondheidszorg, verder
verzwakken.
In essentie kan een tekort aan artsen en
dierenartsen ernstige gevolgen hebben voor de
gezondheid van zowel mens als dier, en voor
de algehele weerbaarheid van de
gezondheidssystemen. Dit benadrukt het
belang van voldoende capaciteit en middelen
voor de mensen in deze beroepen om effectief
te kunnen reageren op de complexe
uitdagingen waarmee de gezondheidszorg
wordt geconfronteerd, en om de principes van
One Health in praktijk te brengen.
Specialiseren van de
g e z o n d h e i d s z o r g a l s
onderdeel van een oplossing
Wat is dan wel de toekomst in de geneeskunde
en de diergeneeskunde? Alle antwoorden kan
ik u niet geven, al kan ik wel conclusies
trekken. Het toelaten van meer opgeleide
professionals die niet noodzakelijkerwijs het
traditionele diploma van arts of dierenarts
hebben, maar die wel specifieke taken kunnen
overnemen in deze sectoren zou kunnen
helpen om de druk op de bestaande medische
en diergeneeskundige professionals te
verlichten en tegelijkertijd de kwaliteit en
toegankelijkheid van de gezondheidszorg te
verbeteren.
Het is zo dat vandaag de dag de geneeskunde
hier verder in staat dan de diergeneeskunde.
Wettelijk gezien is er geen invulling van een
‘diergeneeskundige helper’ zoals deze wel
opduikt in de wet. Door dergelijke mensen
(zoals verpleegkundig specialisten en
paraveterinairen) in sectoren zoals de
diergeneeskunde en de geneeskunde toe te
staan, kunnen artsen en dierenartsen zich
concentreren op meer complexe medische en
diergeneeskundige taken door dan bepaalde
taken aan deze professionals te delegeren. Dit
kan artsen en dierenartsen in staat stellen meer
tijd te besteden aan diagnostiek, behandeling
en zorgcoördinatie.
Bovendien kan het toelaten van meer opgeleide
professionals uit verschillende disciplines de
concurrentie vergroten en innovatie
stimuleren. Door een meer divers
personeelsbestand toe te staan, kunnen nieuwe
ideeën en b enader i ngen worden
geïntroduceerd, wat kan leiden tot verbeterde
zorgpraktijken en betere resultaten voor
patiënten en dieren. Door meer mensen toe te
laten in deze sectoren werk je niet enkel een
tekort weg van personeel, maar je laat toe dat
er meer ruimte is voor marktcompetitie. Deze
competitie kan betere arbeidsvoorwaarden en
lonen tot gevolg hebben.
24
Dit idee gelooft ook in individuele
verantwoordelijkheid en erkent dat patiënten
en zorgverleners keuzevrijheid moeten hebben.
Patiënten kunnen meer controle krijgen over
h u n e i g e n g e z o n d h e i d s z o r g e n
diergeneeskundige behoeften door meer ruimte
te geven voor verschillende soorten
z o r g v e r l e n e r s e n a l t e r n a t i e v e
behandelingsmethoden.
Tot slot kan het toelaten van meer opgeleide
professionals met gespecialiseerde training
leiden tot een efficiëntere en goedkopere
gezondheidszorg en diergeneeskunde.
Zorgkosten kunnen worden verlaagd zonder
kwaliteit te verliezen door taken aan
gekwalificeerde professionals toe te wijzen met
lagere opleidingskosten.
Het is belangrijk om hierbij te vermelden dat de
bescherming van beroepen zoals dierenarts en
arts hier niet onder zou moeten lijden. Het gaat
niet over het delegeren van het volledige
beroep aan andere opgeleide professionals,
maar om taken waarvoor opgeleide artsen en
dierenartsen simpelweg overgekwalificeerd
voor zijn. Administratie en medische taken
zoals bloednames, vaccins zetten en basis
verzorging van patiënten zou je zo kunnen
overlaten aan andere opgeleide professionals;
waardoor je deze beroepen verlicht en evoor
zorgt dat artsen en dierenartsen meer tijd
hebben om zich bezig te houden met de
essentie van hun beroep.
Conclusie
In het licht van het toenemende tekort aan
artsen en de opkomende dreiging van een
dierenartsentekort, veroorzaakt door
toelatingsexamens en overheidsbeperkingen, is
het van vitaal belang om een oplossing te
vinden die efficiënte en kwalitatieve
gezondheidszorg waarborgt.
Een mogelijke oplossing is het bevorderen van
concurrentie en het wegnemen van barrières
voor de toegang tot het beroep van arts en
dierenarts. Dit kan worden bereikt door het
door het geheel afschaffen van deze
toelatingsexamens of alleszins door het
verwijderen van de opgelegde quota’s die
gepaard gaan met het examen. Door de toegang
tot medische en diergeneeskundige opleidingen
te vergemakkelijken, kunnen meer
gekwalificeerde mensen de markt betreden en
het tekort aan medisch personeel verminderen.
Daarnaast kan het stimuleren van privatisering
en het bevorderen van particulier
ondernemerschap in de gezondheidszorg en
diergeneeskunde helpen om de concurrentie te
vergroten en de efficiëntie te verbeteren. Door
de nadruk te leggen op marktmechanismen
kunnen innovatie en kwaliteit worden
gestimuleerd, terwijl de kosten onder controle
blijven. Een ander aspect is het bevorderen van
individuele verantwoordelijkheid en
keuzevrijheid. Dit wordt momenteel beperkt
door het opleggen van maatregelen zoals
toelatingsexamens.
Bovendien is het belangrijk om te investeren in
de ontwikkeling van technologische
oplossingen die de toegang tot
gezondheidszorg en diergeneeskundige zorg
kunnen verbeteren, zoals telemedicine en e-
healthplatforms en door niet stil te staan in
wetgeving die zou toelaten dat deze beroepen
zich verder zouden kunnen evolueren. Deze
innovaties kunnen niet alleen de toegang tot
zorg vergroten, maar ook de efficiëntie en
kwaliteit van de dienstverlening verbeteren.
Het is duidelijk dat de voortdurende inmenging
van de overheid deze beroepen onder grote
druk heeft gezet. Het onzorgvuldig opleggen
25
van dergelijke maatregelen heeft
onvoorspelbare gevolgen veroorzaakt,
waardoor de maatregelen alleen het
omgekeerde hebben bereikt van hun originele
doel. Het terugdraaien v an de
toelatingsexamens zou dan ook wel eens een
cruciaal onderdeel kunnen vormen in het
oplossen van deze problematieken.
"The introduction of a free-market system in healthcare
would lead to competition, innovation, and lower costs,
thereby improving access to quality care for everyone."
Milton Friedman
26
Het liberale kruiswoordraadsel
Verticaal (te vinden in artikelen):
Horizontaal (Algemene kennis):
1) Eén oplossing om de druk op bestaande
medische professionals te verlichten.
5) Een Afrikaans land die in 2022 nieuwe
anti-homo wetten stemde.
8) Een slag in Wereld Oorlog II waarin
600.000 slachtoffers vielen.
9) Een edelmetaal die door vele landen tot
de 20 ste eeuw gebruikt werd als standaard
om de waarde van geld te bepalen.
10) Filosoof die het mild despotisme
aankaart.
11) Een genocide in de 20 ste eeuw die
voornamelijk gebruik maakte van
hongersnood als wapen.
13) Job die de filosoof uit vraag 10
vergelijkt met het mild despotisme.
2) Eén van de grondleggers van het
liberalisme in de 17 de eeuw.
3) Persoon die de term ’’anarchokapitalisme’’
voor het eerst gebruikte.
4) Auteur van het boek ‘’The End of
History and the Last Man.’’
6) ‘’There is no such thing as a free….’’
7) ‘’Power corrupts and absolute power
corrupts…’’
8) Liberale economische school vernoemd
naar een Europees land.
27
Antwoordenblad
Horizontaal
2) Locke
3) Rothbard
4) Fukuyama
6) Meal
7) Absolutely
8) Oostenrijkse
Verticaal
1) Specialiseren
5) Uganda
8)Passendale
9) Goud
10) Tocqueville
11) Holodomer
13) Leerkracht
28
Filip Kaźmierczak
Media & sponsoring
Opinie
Hoe woke homo’s dood
Filip Kaźmierczak
Iedereen kent wel iemand, direct of indirect,
die niet heteroseksueel is. Homo zijn is ook
geen taboe meer zoals vroeger en zowel
mannen als vrouwen hebben de neiging om er
sneller voor uit te komen. In de laatste twee
decennia is veel vooruitgang geboekt op vlak
van liberalisering van rechten die de gelijkheid
tussen hetero- en homoseksuelen bevorderen.
Bijvoorbeeld het recht om te huwen met
personen van hetzelfde geslacht of de
mogelijkheid tot adoptie voor ouders van
hetzelfde geslacht zijn genormaliseerd en
geïntegreerd in onze open samenleving. Zelfs
degenen die zich niet per se scharen achter de
idealen van gelijk huwelijk of sympathie voor
homoseksuelen, laten anderen met rust, iets
wat niet in elk land het geval is. Landen waarin
de publieke opinie vaak geleid wordt door
politici, regerings- of religieuze leiders die zich
kanten tegen het idee om homo’s gelijke
rechten te bieden of een zekere erkenning te
geven van medeburger van het land waar ze
van houden of voor opkomen.
Toch valt het ook in onze samenleving niet te
onderschatten dat de verdraagzaamheid
barsten begint te vertonen, zowel vanuit
politieke als maatschappelijke hoek. Vaak
horen we dan opmerkingen als “we willen
onze kinderen beschermen” of “onze cultuur
strookt niet met hun waarden”. Welke
waarden zijn dat dan wel? Politici die zich
vaak scharen achter deze opmerkingen
noemen zich aanhangers van het nationalisme,
simpelweg uitgelegd door de Van Dale als
“voorliefde voor het eigen volk”, maar
paradoxaal zien ze anders geaarden niet als
‘eigen volk’ en misschien nog sterker, als een
bedreiging voor het ‘eigen volk’?
Maar dit terzijde. Ik wil liever stilstaan bij
datgene wat hiervoor geschreven werd: hun
waarden. Wat zijn ‘de waarden’ van
homoseksuelen? Als homo kan ik daar zelf
geen duidelijk antwoord op geven, aangezien
mijn waarden eigen zijn aan mij als persoon en
niet veralgemeend kunnen worden tot die van
eender welke man of vrouw die op hetzelfde
geslacht valt.
De kaping
Ik denk dat de manier waarop de laatste
jaren met de zogenaamde ‘homoe
m a n c i p a t i e ’ o f e e n d e r w e l k e
emancipatie in westerse landen wordt
omgegaan, vaak onderbelicht blijft. De
laatste jaren zien we een zekere kaping
van die emancipatie door een ideologie,
filosofie of denkwijze die als doel heeft
de westerse manier van leven te breken.
Ze doen dit het liefst in de richting van
een marxistische utopie waar ‘feministen’
en de LGBTQAI….-beweging heersen en
29
spuwen op alles wat heteroseksueel is of
wat enige trots opwekt voor het vrije
westen of de westerse manier van leven.
Simpelweg: het ‘wokisme’. Een ideologie
die haar weg gevonden heeft van over de
oceaan tot in Europa en eigenlijk een
vermomd marxisme 2.0 is.
Een ideologie die eerst begonnen is met het
Zwarte Piet-thema, om vervolgens het
transgender-thema te kapen met het idee dat
het in plaats van gelijkheid een bevoorrechting
nodig én zelfs verdient heeft, om welke reden
dan ook. Vervolgens was het de beurt aan de
homoseksuelen. Let op dat ‘de’ geen enkele
aanwijzing heeft op een homogenisering van
alle homoseksuele mannen en vrouwen die elk
anders zijn en elk een andere visie hebben op
wat gelijkheid is, even verschillend als eender
welke man of vrouw op aarde. Het wokisme
schept het idee dat dé homoseksuelen een
onderdrukte en benadeelde groep zijn die
geëmancipeerd moéten worden, ten koste van
heel veel mannen en vrouwen die daar niet om
vragen noch zin hebben om als paradepaardje
misbruikt te worden voor andermans doelen.
Het is begonnen met infiltraties in publieke
ruimtes als onderwijs, politieke partijen en
gelijkerechtenorganisaties. Daar zijn wokisten
goed vertegenwoordigd in verschillende
takken van onze samenleving en lobbyen ze
voor een marxistische samenleving
gedomineerd door alles wat anti-westers is,
volgens hen een ‘afstapping van het hokjesdenken’.
Een hokjes-denken dat, ironisch
genoeg, door diezelfde groep ingevoerd wordt
met alle gevolgen van dien.
Betekent wokisme dan
homofobie?
Maar wat heeft het een met het ander te
maken? Wat heeft het wokisme met homofobie
te maken en is dat niet waar ze tegen willen
strijden? Decennialang hebben individuen uit
verschillende hoeken van het politiek spectrum
het voortouw genomen in de emancipatie van
vrouwen en homo’s. Niet altijd met even groot
succes, maar men zag dat je niet per se een
strikt progressieve persoon moest zijn om het
idee van individuele vrijheden te respecteren.
Dit uit zich goed in de manier hoe vele
conservatieve regeringen en politici een lakser
beleid voerden of mee instemden in die
thema’s en vaak die thema’s ook konden
liberaliseren. Denk maar aan de conservatieve
partijen in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland,
Griekenland, maar ook in België waar
conservatieve partijen als CD&V of de N-VA
instemden met de mogelijkheid tot een
wettelijk kader rond homoseksuele relaties. Dit
was daarom niet per sé omdat ze de
emancipatoren van homo’s wilden zijn, maar
omdat ze geen reden zagen dat een overheid
zich moest bemoeien in het privéleven van
haar burgers. Zelfs in landen waar die
emancipatie nog niet heeft kunnen
plaatsvinden, door verschillende redenen, lag
men hier niet wakker van en ging de politieke
klasse zich niet bezighouden met het afbreken
van andere individuen omdat ze anders waren
dan zijzelf. Voorbeelden hiervan bevinden zich
vooral in Oost- en Centraal Europa, een regio
waar – ondanks vaak weinig wettelijke kaders
rond dit thema – tot een decennia geleden men
weinig tot geen groot probleem maakte van
homoseksuelen. Het was gewoon een
onderwerp die niemand ging opblazen.
Dit veranderde echter sinds het wokisme zich
meer begon te wortelen in onze samenleving.
We zien een stijging van homofoob sentiment
en een terugkeer van anti-transgender- en antihomo-wetten.
Verder begint de publieke opinie
zich kritischer op te stellen tegenover andere
vormen van sociale tolerantie. Dit als reactie op
het wokisme die elke vooruitgang in vraag stelt
en verdere eisen maakt die onze manier van
leven aantast. Denk maar aan de anti-homo
wetgevingen in Rusland (2013 en 2023) of
Uganda (2022) die gerechtvaardigd zijn door
het wokisme, of de vele negatieve
30
opmerkingen door Vlaamse politici als Dries
van Langenhove die de regenboogvlag
‘pedofiel’ noemen en hun algemeen kritische
houding tegen homo’s. Ook Hongarije is hier
een voorbeeld van, waar – ondanks het feit dat
wettelijk samenwonen al sinds 2009 legaal is –
een zeker afkeer de laatste jaren begint op te
komen en wetgevingen ontstaan die ‘kinderen
moeten beschermen’ in vorm van het bannen
van boeken met homoseksuele personages voor
minderjarigen (2021). Een zeer jammerlijk
gegeven, gezien elk individu gelijkwaardig is in
zijn of haar recht en een overheid zich
allesbehalve zou moeten bemoeien met het feit
wat haar bevolking gelukkig maakt, welke weg
zij dan ook willen inslaan in hun leven.
Voor mij was het altijd glashelder: de
liberalisering van het huwelijksrecht voor
homoseksuele koppels moet niet gezien worden
als een gunst door de overheid of gevoel van
superioriteit door de beleidsmakers. De
liberalisering is een feit dat de overheid zich
niet mag of kan bemoeien met liefde of
persoonlijke keuzes die derden niets toe doen
noch ze schaden.
De dubbele gelijkheid
dient niemand.
Wat de waarden van homo’s zijn en of die al
dan niet stroken met Europese culturen is een
verkeerde vraag. Een betere zou zijn of
marxistische en wokistische waarden stroken
met de Europese cultuur, waarop het antwoord
een korte ‘nee’ is. Het toenemend homofoob
sentiment schaadt de vrije individuen die niets
te maken willen hebben met het wokisme, maar
toch gegijzeld worden in een ideologie die de
vooruitgang, geboekt door progressieven en
liberalen, door hun dubbele standaarden zullen
vernietigen.
Wat homo’s willen is acceptatie, een leven
kunnen leiden als eender welk persoon.
Homo’s hebben dromen en ambities, net als
andere individuen, maar die dromen en
ambities houden niet in dat zij in een homogeen
hokje geduwd moeten worden. Een
slachtoffersticker op hun voorhoofd plakken
31
die hen vervolgens het voorrecht op alles zou
moeten geven, zorgt enkel maar voor een
Calimero-complex. Of erger nog, een
neerwaartse spiraal met toenemende
homofobie, verregaandere promotie van nietnoodzakelijke
voorrechten, met misschien een
superioriteitscomplex.
Bevoorrechting is geen gelijkheid, discriminatie
is geen gelijkheid, mensen lastigvallen in naam
van gelijkheid, is geen gelijkheid. Daarom
wordt het tijd om zich daartegen te verzetten,
weliswaar niet op een gewelddadige manier
opkomen voor gelijkheid, al zeker niet voor
bevoorrechting. Stoppen met de betutteling
door instellingen die bijna dagelijks met nieuwe
quota’s komen die stroken met het gelobby van
woke. Laat elk individu zijn of haar leven
leiden met gelijkwaardig respect, enkel zo
kunnen we terug vooruitgang bieden en onze
samenleving open en minder gepolariseerd
krijgen. Woke is er nu eenmaal niet voor
gelijkheid of respect, net zoals liberalisering er
niet is voor ongelijke rechten. In de
samenleving van vandaag moet je je gevechten
kiezen.
Leef en laat leven. Maar laat woke je niet
doden.
Ereleden LVSV Gent 2023-2024
Herman De Croo
Oud partijvoorzitter Open Vld
Pieter Coene
Oud-bestuurslid LVSV Gent
Louis Bril en Monique Siron
Open VLD-politicus
Egbert Lachaert
Open VLD-politicus
Marc De Pauw
Oud burgemeester Destelbergen
Wannes Verstraete
Oud-Bestuurslid LVSV Gent
Lawrence Vanhove
Oud-Voorzitter LVSV Gent
Elisabeth Matthys
Oud-bestuurslid LVSV Gent
Ellen Van De Steen
Oud-bestuurslid LVSV Gent
Sam Ampe
Claire Tillekaerts
Oud-Voorzitter LVSV Gent
Marc De Vos
Oud-voorzitter LVSV Gent
Decaan Macquarie University in Sydney
Filip Batselé
Oud-bestuurslid LVSV Gent
Karel De Gucht en Mireille Schreurs
Oud-Europees Commissaris voor België
Christophe Peeters
Gemeenteraadslid Stad Gent
Timon Lesage
Oud-bestuurslid LVSV Gent
Andreas Van Paemel
Oud-Voorzitter LVSV Gent
Bart Somers
Open VLD-politicus
Ward Claerhout
Oud-bestuurslid LVSV Gent
Stephanie D’Hose
Voorzitter van de Senaat van België
Maarten De Bousser
Oud-bestuurslid LVSV Gent
Erwin Devriendt
Oud-Voorzitter LVSV Gent
Boudewijn Bouckaert
Prof. Dr. em. Universiteit Gent
Oud-voorzitter Libera!
32
33
Robbe De Koster-
Hoofdredacteur
Opinie
Het liberale in verhalen
Robbe De Koster
Laat me dit artikel beginnen met een verzoek.
Probeer jullie even iets voor te stellen. Het is
1942, Italië heeft al beter dagen gezien. Jij en
één van je ouders zitten in de zetel, ergens niet
ver van Toscane. Een mooie boerenweide voor
de ruit en in de verte zien jullie twee
legerwagens, ogenschijnlijk achtergelaten. Jij
en je ouder knipogen naar elkaar en sluipen
naar buiten met een uitvouwbare spijker, een
soort zakmes met een cilindervormig lemmet
dat eindigt op een scherpe punt. Je vindt de
legerwagens, tijdelijk achtergelaten terwijl de
soldaten ergens mee bezig zijn, en prikt de
banden lek. Jouw ouder stript snel enkele
metalen van de wagens om later te verkopen,
voor jullie snel naar huis rennen. Thuis zit de
gehele familie rond de tafel. Jullie eten simpel
brood met goedkope wijn, heffen een glas en
beginnen te zingen. “Una mattina mi sono
alzato, o bella, ciao! bella, ciao! bella, ciao, ciao,
ciao! Una mattina mi sono alzato, e ho trovato
l'invasor. O partigiano, portami via, o bella,
ciao! bella, ciao! bella, ciao, ciao, ciao! O
partigiano, portami via, ché mi sento di morir.”
Het is tegenwoordig een beetje een achterhaald
lied, na de uitgemolken serie op Netflix die dit
lied als hoofdthema neemt, maar toch is het
nog historisch significant. Het inlevingsproject
dat ik jullie voorstelde is fictief, maar
gelijkaardige situaties hebben ongetwijfeld
plaatsgevonden. Zelfs mijn overgrootvader
stripte metalen van legerwagens, en het liedje
dat werd gezongen in mijn voorbeeld is wel
degelijk een bekend verzetslied, gebruikt door
de Italiaanse partizanen. Het is een soort
verhaal dat zij gebruiken om zichzelf te
motiveren. Een verhaal, dat zonder coördinatie
verspreidde door het land en diende als
middel tot strijd. Een middel tegen het
fascisme. Een verhaal.
Waarom ben ik liberaal? Ik kan een hele lijst
redenen afratelen, maar waarom geloof ik in
die redenen? Waar komt mijn afkeer van nonconsensueel
geweld vandaan? Waar ontstond
mijn lust om van het leven te genieten, op
manieren die ik zelf bepaal? Een psycholoog
zou me misschien de redenen kunnen noemen,
maar ik denk graag dat het komt door de
verhalen die ik als jeugdige jongen verorberde.
Ik keek al naar Star Wars voordat ik kon lezen,
dus kon ik de ondertitelingen niet ontcijferen,
maar zelf toen ik mijn eigen verhaal eraan
naaide, bleven twee constanten: mensen
vechten voor vrijheid en hebben een
wantrouwen voor macht. Hier begon mijn
liberalisme, en niemand kan mij iets anders
wijsmaken. Nature/nurture-debat? Nog nooit
van gehoord. Daarom wil ik in onderstaand
artikel enkele vormen van verhalen ontleden,
enkele historische voorbeelden geven van hoe
ze vasthangen aan het liberalisme en waarom
ik ze zo belangrijk vind. Veel leesplezier.
Liederen
“Bella ciao, bella ciao.” We vermeldden het al
even. Als verhalen verschillende soorten
stoffen zijn in het bloed van het ideologische
34
lichaam, zijn liederen de adrenaline. Ze zetten
aan tot actie en geven energie aan degene die
het nodig heeft. “Wade in the water, God’s
gonna trouble the water,” kon honderden jaren
geleden gehoord worden rond de katoenvelden
van de Verenigde Staten. Het waren de slaven,
die liederen gebruikten om een rechte rug te
houden in alle horror. Enkele jaren later werd
dit lied gezongen toen ze de ondergrondse
spoorwegen gebruikten om te ontsnappen naar
staten, waarin de slavernij was afgeschaft. De
liederen van de ondergrondse spoorwegen
hadden een ander, vrij uitzonderlijk, nut. Het
verspreiden van gecodeerde informatie.
“Follow the drinkin’ gourd. For the old man is
comin' just to carry you to freedom. Follow the
drinkin' gourd. When the sun comes back, and
the first quail calls. Follow the drinkin' gourd.”
Kunnen jullie het al ontcijferen? De “drinkin’
gourd” is een synoniem voor de Grote Beer, en
de staten in het Noorden waren vrije staten.
Zolang ze de Grote Beer of “drinkin’ gourd”
bleven volgen, vonden ze ooit de vrijheid.
De Verenigde Staten, uiteraard, begonnen pas
echt vorm te krijgen in de jaren ‘70 en ‘80 van
de 18 de eeuw. Het was een gruwelijkere oorlog
dan sommige Europeanen nu beseffen, toch
zeker voor die tijd. George Washington moest
zo ver terugtrekken, door sneeuw en vorst, dat
vele soldaten kleren en schoenen verloren aan
slijtage. Op een bepaald punt lieten ze een
karmozijnen spoor achter waar ze liepen. Vele
mannen vroren dood, anderen verhongerden
én tussen de sneeuw, opengereten voeten,
huilende magen en kapotgevroren handen kon
één enkel lied gehoord worden: “Yankee
Doodle went to town, riding on a Pony, stuck a
feather in his hat and called it macaroni.” Wat
een fantasie. “Yankee doodle” was een bijnaam
die de Britten in dit lied gebruikten om de
Amerikanen te beledigen als idioten. Toen ze
door de steden Lexington en Concord liepen,
provoceerden ze de lokale bevolking door het
lied te zingen. De Amerikanen overvielen hen
op hun weg terug naar Boston, en zongen het
lied terug als ironische wraak terwijl de Britse
soldaten vluchtten. Kort hierna verspreidde het
lied zich doorheen de bloeiende Amerikaanse
militie, nog voor het een echt leger kon
genoemd worden.
We zijn nog net niet klaar met het Amerikaanse
continent. Wie kan er nu het meest gevreesde
oorlogslied van allemaal vergeten? Lief klein
konijntje … wacht. Dus, uiteraard zongen de
Amerikanen nooit het lied het beroemde
Nederlandstalige lied over een koddig
konijntje, maar ze gebruikten wel het deuntje
voordat het hier bekend werd. Tijdens de jaren
‘60 van de 19 de eeuw besloten de Noordelijke
staten eindelijk hun been stijf te houden over
slavernij. Het moest stoppen. Al snel volgde
oorlog toen de Zuiderse staten het hier niet mee
eens waren. Rassenrelaties waren nog steeds
gespannen, ook in het relatief vooruitstrevende
Noorden. Veel blanke soldaten hadden een
probleem met het helpen van zwarte slaven in
een andere staat. In zo’n situatie worden de
gemoederen, net zoals de schoenen tijdens het
marcheren, vrij zwaar. Vrienden stierven voor
vreemdelingen, die door de meeste soldaten
niet eens als volwaardige mensen werden
aangezien. Zelf de president van Amerika, die
zich volledig achter de oorlog schaarde,
gebruikte deze motivering voor de bevrijding
tijdens een Senaatsverkiezing in een
Noordelijke staat: “I agree with judge Douglas
he is not my equal in many respects – certainly
not in color, perhaps not in moral or intellectual
endowment. But in the right to eat the bread,
without leave of anybody else, which his own
hand earns, he is my equal and the equal of
Judge Douglas, and the equal of every living
man." Het tweede deel van die zin is een mooi
sentiment, maar het eerste is verachtelijk. Toch
konden de soldaten door modder marcheren
om hun medemens te bevrijden. Velen wilden
gewoon de Verenigde Staten samenhouden,
maar toch klinkt er hoop voor de vrijen in hun
muziek. “Battle hymn of the republic” is een
mooi voorbeeld (ons “lief klein konijntje” van
eerder). Jullie kunnen nu nog het deuntje
neuriën indien jullie me niet geloven, maar een
stuk van de tekst geef ik jullie: “Mine eyes have
seen the glory of the coming of the Lord. He is
trampling out the vintage where the grapes of
wrath are stored. He hath loosed the fateful
35
lightning of His terrible swift sword. His truth
is marching on. Glory, Glory, hallelujah! Glory,
glory, hallelujah! Glory, glory, hallelujah! His
truth is marching on.” Toen de soldaten pijn in
de rug hadden, doorweekte voeten, en niets
dan heimwee voelden naar hun familie die
honderden kilometers verder leefden, klonk dit
lied. Het doet beroep op God, pure adrenaline
voor het grotendeels protestantse leger. De
extase kwam naar het einde van het lied toe,
toen ze gezamenlijk zongen “As He died to
make men holy, let us die to make men free,
while God is marching on.” Ze vergelijken de
offers die ze maken voor de vrijheid van
anderen met de offers die hun messias maakte
om voor elke christene de poorten van de
hemel te openen. Dat houdt de benen sterk.
Het is tijd om naar Europa te verhuizen, een
beetje dichter bij huis. Ergens in de vroege 16 de
eeuw in Centraal-Europa kan een historisch
getik gehoord worden waar Maarten Luther 95
neergeschreven kritieken aan de deur van een
kerk in Wittenberg laat spijkeren. We weten
allemaal aan wie deze kritieken geadresseerd
waren. Meerdere augustijnse monniken zijn
het eens met Luther, en verkondigen dit luid
en duidelijk. Twee ervan, Jan van Essen en
Hendrik Vos, werden door de raad van
Brabant veroordeeld en in Brussel op de
brandstapel gelegd. Dit doet Maarten Luther
verdriet aan. Twee mensen die zijn woord
verkondigden stierven een vreselijke dood.
Dus hij componeert een lied. “een nieuwe liedt
wy heuen an” ontstond uit zijn smart. “Eyn
newes lyed wyr heben an, das wald got unser
herre, Zu singen was Gott hat gethan zu
seynem lob und ehre. Zu Brüssel in dem
niederlandt woll durch zwen iunge knaben.
Hat er seyn wunder macht bekandt, die er mit
seynen gaben so reychlich hatt gezyret.” Voor
de mensen die geen oud Duits kennen, dit lied
is een lofzang op God, waarin Maarten Luther
beweertdat God zijn wonder bekend maakt in
de executie van deze twee jongeren. Ze waren
niet de laatsten. Door vele hagenpreken, een
beeldenstorm en nieuwe lutheraanse liederen
groeit de protestantse beweging in de
Nederlanden. De Katholieke Kerk wordt
kwaad, Karel V wordt kwaad, drie generaties
aan Filipen worden kwaad en een Tachtigjarige
Oorlog volgt. De Spanjaarden vechten tegen de
opstandige Nederlanders, oftewel de geuzen.
Bij elke goede oorlog horen liederen, en
geuzenliederen zijn er genoeg. Muziek met
stoutmoedige teksten die Alva of Filips
beledigen, medegeuzen een hart onder de riem
proberen te steken of oproepen tot verdere
rebellie. Eén van deze liederen: “De Prince van
Oraengien ten tweeden mael wederom int Lant
comende” durfde zelf oproepen tot het
omverstoten van Alva, een man die
verantwoordelijk was voor duizenden doden
door het oprichten van de Bloedraad, of de
Raad der Beroerten. “Stelt u nu op de voet:
treckt de coemste des Princen vriendelick te
ghemoet; stelt u met zijn banieren elck als een
trouwe man; doet helpen verlogieren duck
Dalve den tyran.” De prins waarover
gesproken wordt in dit rijmpje, is Willem van
Oranje. Na vele liederen, en vele geuzen die de
prinselijke banieren tegemoet kwamen, kon de
nieuwe Nederlandse republiek eindelijk de
V r e d e v a n M ü n s t e r a f d w i n g e n .
Omstandigheden waren niet gunstig voor de
Spanjaarden, en beweren dat de geuzen
eigenhandig de Spanjaarden tot overgave
dwongen is veel gezegd, maar deze
stadsmensen en boeren vochten tegen een leger
met een koninklijke schatkist en hielden het 82
jaar uit. In contrast, onze Belgische oudstrijders
uit de Tweede Wereldoorlog, dappere
helden, hielden achttien dagen een geweer in
hun handen vooraleer Leopold III zich overgaf.
We zullen nooit weten in welke mate deze
liederen een impact hadden op de gemoederen
van de geuzen, maar toch is het leuk om enkele
burgers buiten de stadsmuren in te beelden, al
zingend en drinkend en lachend. De liederen
moeten wel een beetje geholpen hebben.
En laten we niet vergeten dat wij, België, zijn
o n t s t a a n d o o r m u z i e k . H e t
onafhankelijkheidsverhaal van België dat wij
allemaal leren op school is zo’n goed concept
voor een musical dat ik verbaasd ben dat Gert
Verhulst nog niets heeft proberen ineensteken.
De Zuidelijke Nederlanden hadden voldoende
36
grieven tegenover de overheid. Ze werden
ondervertegenwoordigd, katholieke scholen
werden belemmerd en het handeldrijvende
Noorden werd economisch bevoordeeld
tegenover het industriële Zuiden. Maar grieven
zijn niet genoeg om tot actie te komen, je hebt
nog één element nodig. Adrenaline. In de
Muntschouwburg in Brussel speelde het lied,
en de mensen die buitenstonden, zwetend
onder een augustuszon, hoorden de tekst
“Amour sacré de la patrie, rends-nous l’audace
et la fierté; A mon pays je dois la vie. Il me
devra sa liberté.” De kreet voor vrijheid klonk
duidelijk. De toekomstige Belgen kregen een
goede stoot adrenaline. Het negeren van de
persvrijheid, de macht van de koning, de
verdrukking van het katholicisme, ze waren het
beu. Ze vernielden Hollandse eigendommen,
verfden slogans op de muur, en jaagden de
Hollanders uit Brussel. Sommigen deden dit al
zingend. Naar mijn mening zou dit een betere
musical kunnen zijn dan Les Misérables. Als
Hamilton het kan, kan Louis de Potter het ook.
Geschiedenis
Adrenaline is niet het enige dat we nodig
hebben. Zelfs wanneer iemand zou kunnen
overleven met adrenaline als enige hormoon,
zouden ze al snel ten onder gaan aan hun eigen
acties. Sommige daden zijn nu immers dom.
Gelukkig hebben we ook verhalen om dit te
melden. Vele verhalen geven waarschuwingen,
van de Griekse Icarus tot Roodkapje, maar het
soort verhaal dat hier het meest bekend om
staat zijn geschiedenisverhalen. “We moeten uit
de geschiedenis leren,” je hoort het in de
politiek, van ouders, of zelfs van vrienden in de
vorm van relatieadvies. Eén van de bekendste
voorbeelden zijn de verhalen over autoritaire
regimes.
Weinigen denken vandaag nog dat het een
goed idee is om alle macht bij één enkele
persoon te leggen. Hoe groot de frustraties in
de Belgische politiek ook worden, hoe zwak de
leiders soms lijken, toch zijn de supporters van
een dictatuur een overgrote minderheid. Hoe
komt dat? Lessen politicologie worden niet
door iedereen in België gevolgd en slechts
37
enkelen in de bevolking zouden logisch kunnen
uitleggen waarom een dictator nu echt zo slecht
is. Toch niet goed genoeg om een gemeten
argument te vormen tegen iemand die prodictatuur
is. De reden dat iedereen het toch
weet zijn de verhalen die we hebben. Anne
Frank, een jong meisje, moest zich op zolder
verstoppen om te overleven. Buiten klonken
Duitse soldaten en zij zat vast op een klein
kamertje, met de kennis dat elke Duitse stem
toebehoorde aan een vijand die haar wou
uitroeien. De vijand won deze kleine slag. Anne
Frank stierf in een concentratiekamp aan tyfus,
v e r o o r z a a k t d o o r d e v r e s e l i j k e
levensomstandigheden. Zoals Anne Frank zijn
er miljoenen. Onze eigen Frans De Hondt kreeg
Duitsers aan zijn deur, maar hij antwoordde
dapper: “Ik ben liberaal en ik ben Vlaams,”
waarna hij uit zijn huis werd gesleept en
vermoord werd in een concentratiekamp.
Misschien zou er sowieso oorlog zijn
uitgebroken, misschien zouden er vele
burgerdoden zijn gevallen, maar zonder een
kwaadaardige man met gecentraliseerde macht
hadden minstens miljoenen mensen nog
geleefd.
Ikzelf groeide op met verhalen over de slag bij
Passendale, één van de meest gruwelijke slagen
van de Eerste Wereldoorlog. Voor de mensen
die niet bekend zijn met de beroemde gevecht,
hier even een samenvatting: hel. Gemiddeld
genomen vielen er twaalf slachtoffers per
minuut, oftewel bijna 600.000 over de loop van
drie maanden, één week en enkele dagen. In
een klein semester vielen meer doden dan er
vandaag de dag Belgen studeren in het hoger
onderwijs. De mensen die het overleefden
konden hun in dit opzicht – en enkel in dít
opzicht – gelukkig prijzen. Deze soldaten
bevonden zich maandenlang in een slagveld
zoals afgebeeld in de ergste oorlogsfilms.
Modder was niet uitgesloten, waardoor
meerdere mensen trenchfoot ontwikkelden, een
misvorming in de voet veroorzaakt door
waterschade. Tenen groeien van de voet af en
worden zwart, vel scheurt bij de minste
aanraking en amputatie was vaak noodzakelijk.
Door de zware artillerie werd Passendale een
landschap van kraters. Door oneffenheden en
modder werd het een zelfmoordmissie om de
tegenstander aan te vallen. Duizenden soldaten
werden omvergeschoten zonder ook maar één
loopgraaf in te nemen, zonder belangrijk
geschut uit te schakelen, zonder iets te
bereiken. Vaak werd je naar het front gestuurd
met dorpsgenoten. Kijk nu even weg van dit
artikel en zoek rondom jullie naar mensen,
familie, vrienden. In de tijd dat u dit artikel
leest zouden er al honderd jongemannen zijn
gestorven. Honderd mensen, elk met geliefden
die om hen rouwden. Iemand die dit artikel
leest moet ooit eens een vriend hebben
geholpen die aan zelfmoord dacht, of een
ambulance hebben gebeld, of een ongemerkt
effect gehad hebben op een kameraad dat zijn
leven uiteindelijk redde. Zonder minstens één
van onze lezers zou een ander persoon ook zijn
gestorven. Ik zeg dit met vertrouwen, en geen
600.000 mensen lezen dit blad. Misschien
hadden deze mensen iets belangrijks kunnen
uitvinden, of een wereld veranderend gedicht
kunnen schrijven. Wilfred Owen kan niet de
enige zijn. We gaven dit allemaal op, voor wat?
Acht kilometer. De geallieerden wonnen
slechts dit, in ruil voor de levens die ze
verloren. Ruwweg vier minuten rijden op de
snelweg, en je doorkruist dezelfde afstand
waarvoor meer dan drie maanden gevochten
werd. Passendale was geen belangrijk
strategisch punt, noch was het een groot
gebied. Het was simpelweg een gevecht, een
horror en nu een verhaal. Oorlog is hel, en
nooit mag er licht over gesproken worden.
Dulce et deorum est pro patria mori.
Uiteraard moet ik nog één voorbeeld geven,
het meest beroemde voorbeeld in liberale
kringen: communisme. Het artikel is al lang,
dus moet ik één van de vreselijke
communistische overheden kiezen als een kind
met één euro in een enorme en lugubere
snoepwinkel. Hoe graag ik ook de Rode Khmer
zou behandelen, hebben we in de eerste alinea
rond geschiedenis al gelijkaardige horror
besproken: één gek die andere ideologische
actoren in zijn bevolking ophitst om gruwelen
te begaan tegenover anderen. Ander systeem,
zelfde verhaal. Nu neem ik liever de kans om
een economische les te leren uit het verhaal
van de Holodomor. De Sovjet-Unie werd
officieel opgericht in december 1922. Waar
andere staten op traditie en verlichting
steunden, koos de Unie het marxisme als basis,
later uitgewerkt in verschillende vormen als
leninisme en stalinisme. De overheid besloot
om land te collectiviseren, net zoals industrie.
Kleine boerderijen werden samengevoegd in
grotere ondernemingen in handen van de staat,
vaak door gebruik van geweld. De bevolking
met de meeste boeren toonde uiteraard meer
verzet, in dit geval de Oekraïners. Snel na de
collectivisatie brak hongersnood uit door het
vreselijke economische systeem. Zonder
handel bleef er slechts één groep mensen over
met de macht om te beslissen waar het voedsel
naartoe ging: de Communistische Partij. Het
opstandige gebied Oekraïne werd leeggeroofd
en goed in de gaten gehouden. Bijna niets bleef
over: boeren die hun eigen voedsel wilden
telen om zelf op te eten, waren verraders en
werden vervolgd. De jaren 1932 en 1933 zagen
tussen de 3,5 en de 7 miljoen hongerdoden in
Oekraïne, waarna de overheid eindelijk het
toegewezen eten aan dit verhongerde volk
verdubbelde. De Holocaust bracht 6 miljoen
joden de dood, en het kostte een gelijk aantal
slachtoffers om de aandacht van de
Communistische Partij te verdienen. Sommige
historici zien dit evenement als een
moedwillige uithongering van een opstandig
volk, anderen zien dit slechts als één van de
grootste economische fouten ooit begaan. Geen
van de twee biedt rust aan de miljoenen doden.
Fictie
Lessen binnen een klaslokaal zijn saai, maar
een les leren in de praktijk vergt vaak een
pijnlijke fout. Lessen die door de eeuwen heen
klinken hangen dan ook samen met fouten die
door de eeuwen zullen worden gevoeld. Een
grimmig punt om een artikel mee af te sluiten,
dus wou ik nog even naar een ander soort
verhalen kijken: fictie. Dit heeft vele nutten.
Een goed fictieverhaal kan adrenaline geven of
ons een les leren, maar het kan ons ook
38
filosofisch aanscherpen, of ons doen genieten
van de kunst zoals een schilderij dat zou doen.
Deze laatste twee zal ik allemaal bespreken.
Om te beginnen behandelen we enkele fictie
verhalen die ons filosofisch aanscherpen.
Enkele zijn zeer uitgesproken: 1984 van George
Orwell vraagt duidelijk om stil te staan bij zijn
thema’s. Hierin werkt een jongeman in een
soort censuurbureau, waar hij geschiedenis
herschrijft voor de overheid. Ondanks dat hij de
leugens zelf schrijft, krijg je in het begin van het
verhaal het idee dat de man, Winston genaamd,
in zijn eigen aanpassingen gelooft. Mensen
doen zo vaak alsof ze de leugens van de
overheid geloven, dat ze de facto de waarheid
niet meer zien. De waarheid vervaagt. Big
Brother ziet alles, maar heeft zogezegd het beste
met iedereen voor. Uiteindelijk vindt Winston
een boekje van een politieke tegenstander van
de staat, wat hem op een revolutionair pad
brengt. Tenminste, als het revolutionair is om
een boek te lezen. Het verhaal en de auteur
vragen expliciet om stil te staan bij de effecten
van een autoritaire overheid, van misinformatie
opgelegd door een staat, en van het beperken
van de vrijheid van meningsuiting. Andere
verhalen vragen minder expliciet om stil te
staan bij filosofische concepten. “Power
corrupts, and absolute power corrupts
absolutely.” De quote van Lord Acton is één
van de meest populaire liberale slagzinnen,
maar ook één van de meest populaire
onderwerpen voor verhalen. Twee van de
grootste verhalen van onze tijd, The Lord of The
Rings en Star Wars, spenderen allebei een groot
deel van hun plot om de gevaren van macht uit
te leggen. The Lord of The Rings is een duidelijk
voorbeeld. Een klein, mensachtig wezentje
genaamd Frodo, erft een ring van zijn oom. De
ring lijkt magisch, het maakt hem immers
onzichtbaar als hij hem aandoet, maar eigenlijk
doet het veel meer. Het vermeerdert de kracht
van de persoon die ze draagt. Deze zijn vrij
klein bij Frodo, maar groter bij andere machtige
wezens die in Midden-Aarde ronddwalen. Eén
hiervan, Sauron, maakte de ring zodat hij de
wereld zou kunnen veroveren, maar verloor ze
honderden jaren eerder. Frodo moet nu de ring
naar een vulkaan dragen om hem te
vernietigen. Elke stap wordt hij meer en meer
verleid door de macht van de ring, en enkel de
sterksten van wil kunnen het kleine juweeltje
afwijzen. Zal hij ze houden, en ze ongewild
naar Sauron brengen, of zou hij de temptatie
kunnen weerstaan tot zijn reis naar de vulkaan
compleet is? Het verhaal vraagt nooit de
aandacht voor een filosofisch concept, maar
draait vrij duidelijk rond de verleiding van
grote macht, hoe goede mensen hierdoor
gecorrumpeerd kunnen worden, en hoe macht
altijd terechtkomt in de handen van zij die ze
het meest zullen gebruiken/misbruiken.
Tot nu toe heb ik enkel economisch en politiek
gepraat. Maar vrijheid is nutteloos als je er niets
mee kan doen. De vrijheid om een mooi leven
na te jagen slaat ook op het genieten van kunst.
Dit is voor zeer persoonlijk. The Godfather, The
Good, The Bad and The Ugly, Dune, Wheel of Time,
iedereen heeft een andere favoriet. Waar ik het
meest van geniet, is van Star Wars. Het
behandelt ook de corrumperende elementen
van macht. De Force, een soort magie gebruikt
door de jedi, moet strikt onder controle
gehouden worden. De Force brengt macht met
zich mee, en deze kan gebruikt worden voor
het goede, maar indien ze te snel gebruikt
wordt voor eigen gewin of uit reactie op
impulsieve emoties, vreet het de ziel van de jedi
aan die het gebruiken, en verleidt het hen tot
meer kwaadaardig gebruik ervan. Het hele
verhaal gaat om een strijd tegen een fascistische
overheid die zijn burgers onderdrukt met
behulp van stormtroepen. Er zijn subtielere
verhalen. Vele verhalen tonen minder inherente
fouten dan Star Wars, maar toch doet het iets
met mij. Als het fascistische keizerrijk wordt
verslagen, en onze helden dit vieren door te
dansen in de bomen, terwijl de geesten van
gestorven helden hun glimlachend aankijken,
word ik blij. De spanning is spannend, de
plottwisten zijn onverwacht voor zij die alsnog
aan spoilers hebben weten te ontsnappen, en
het einde geeft me vreugde en hoop.
Verhalen doen veel. Ze informeren ons,
waarschuwen ons, zetten ons aan tot denken en
maken ons blij. Verhalen zijn zowel deel van
39
het spinnewiel als de draad die de
geschiedenis spint. Ze helpen met de
ontwikkeling van jong en oud, impliciet en
expliciet, in alle media die een mens zich kan
inbeelden. Maar we kunnen niet altijd serieus
zijn, gewaarschuwd worden, tot filosofische
overwegingengedwongen worden, geduwd
worden om actie te ondernemen. Soms moeten
we gewoon zitten en blij worden. Ook daar
vinden verhalen mooi hun plaats.
40
41
42
43
44