29.12.2012 Views

Bijlage 8 Ecologisch onderzoek Het Bossch - Gemeente Soest

Bijlage 8 Ecologisch onderzoek Het Bossch - Gemeente Soest

Bijlage 8 Ecologisch onderzoek Het Bossch - Gemeente Soest

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Tekst: H.J.V. van den Bijtel<br />

Fotografie H.J.V. van den Bijtel (HB), J. van der Greef (JG) &<br />

H. van de Vendel (HV)<br />

Beopublicatie: 200738<br />

September 2007<br />

Omslagfoto:<br />

Grote foto: kenmerkend beeld van Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong><br />

(HB)<br />

Inzet: ringslang (HB)<br />

Uilenkamp 22<br />

3972 XS Driebergen-Rijsenburg<br />

tel./fax 0343 – 521021<br />

e-mail h.j.v.vdbijtel@planet


Inhoudsopgave<br />

1 Inleiding 1<br />

1.1 Aanleiding 1<br />

1.2 De opdracht 1<br />

1.3 <strong>Het</strong> <strong>onderzoek</strong> 2<br />

1.4 Dit rapport 2<br />

2 Gebiedsbeschrijving 4<br />

2.1 Ligging en begrenzing 4<br />

2.2 Inrichting en gebruik 4<br />

2.3 Bodem 5<br />

2.4 Water 5<br />

2.5 Plangebied en de <strong>Ecologisch</strong>e Hoofdstructuur 5<br />

3 Bescherming van soorten en leefgebieden: wet- en regelgeving 6<br />

3.1 Bescherming van de wilde flora en fauna 6<br />

3.2 De Flora- en Faunawet en ruimtelijke ontwikkelingen 6<br />

3.2.1 De ontheffing 7<br />

3.3 De bescherming van de EHS in het Streekplan 8<br />

3.4 Verblijfsrecreatieterreinen en de EHS 10<br />

4 Resultaten van het <strong>onderzoek</strong> 13<br />

4.1 Vegetatie 13<br />

4.2 Flora 14<br />

4.3 Fauna 15<br />

4.3.1 Zoogdieren 15<br />

4.3.2 Vogels 16<br />

4.3.3 Reptielen en amfibieën 18<br />

4.3.4 Insecten 19<br />

5 De resultaten in het licht van wet- en regelgeving 22<br />

5.1 Beschermde soorten 22<br />

5.2 Effecten van de plannen op de aanwezige soorten 24<br />

5.3 Effecten van de plannen op de beschermde soorten 25<br />

5.4 Is een ontheffing nodig? 27<br />

5.5 Invloed van de plannen op de EHS 27<br />

5.5.1 Aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS 27<br />

5.5.2 Bijzondere ecologische kwaliteit 27<br />

5.5.3 Bijzondere soorten 28<br />

5.5.4 Essentiële verbindingen 28<br />

5.5.5 Samenvattend 29<br />

6 Maatregelen 30<br />

6.1 Maatregelen op de uitbreidingslocatie 30<br />

6.2 Maatregelen op het bestaande park 30<br />

6.3 Natuurwinst 31<br />

7 Conclusies 32<br />

7.1 Conclusies aangaande de Flora- en Faunawet 32<br />

7.2 Conclusies aangaande de bescherming van de EHS 32<br />

8 Geraadpleegde literatuur 33<br />

<strong>Bijlage</strong>


1 Inleiding<br />

1.1 Aanleiding<br />

Om ook in de toekomst een rendabele exploitatie van het bedrijf mogelijk te maken heeft de<br />

eigenaar van het Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> in <strong>Soest</strong> de wens te kennen gegeven het<br />

bestaande terrein te vergroten. Omdat de beoogde uitbreidingslocatie in de <strong>Ecologisch</strong>e<br />

Hoofdstructuur (EHS) ligt, is voor de planontwikkeling behoefte aan een ecologisch<br />

<strong>onderzoek</strong> waarvan de uitkomsten kunnen worden gebruikt voor een natuurtoets in het<br />

kader van de Flora- en Faunawet en een zogenaamde nee, tenzij-toets in het kader van het<br />

streekplan die verplicht is voor nieuwe ontwikkelingen in terreinen die zijn gelegen in of<br />

grenzen aan de EHS. De uitkomsten van het <strong>onderzoek</strong> en van beide toetsen kunnen<br />

bovendien worden gebruikt als bouwstenen voor een op te stellen ‘integraal plan’ waarin<br />

zowel de kwaliteitsslag voor de verblijfsrecreatie als die voor de natuur duidelijk wordt<br />

aangetoond.<br />

1.2 De opdracht<br />

In januari 2007 is door Van Gent Van der Reest Adviseurs in recreatiemanagement uit<br />

Apeldoorn, het bureau dat het gehele proces met betrekking tot het opstellen van het<br />

integrale plan begeleidt en coördineert, opdracht gegeven tot het uitvoeren van een<br />

ecologisch <strong>onderzoek</strong> op de gewenste uitbreidingslocatie en het huidige recreatiepark. Op<br />

basis van de uitkomsten van dit <strong>onderzoek</strong> zijn voor de uitbreidingslocatie een natuurtoets<br />

en een nee, tenzij-toets uitgevoerd en is een analyse gemaakt van de mogelijkheden tot het<br />

realiseren van natuurwinst.<br />

De uitbreidingslocatie voor Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> ligt in een productieperceel van douglasspar (HB)<br />

1


De natuurtoets moet antwoord geven op de volgende vragen:<br />

• Welke (leefgebieden van) beschermde soorten komen in en nabij het plangebied voor?<br />

Deze inventarisatiegegevens dienen geïnterpreteerd te worden met het oog op de<br />

bepalingen van de Flora- en Faunawet.<br />

• Heeft het plan significante negatieve gevolgen in de zin van de Flora- en Faunawet voor<br />

deze soorten en/of hun leefgebieden? Met andere woorden; moet er een ontheffing<br />

worden aangevraagd van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet? En als dat<br />

het geval is, kan redelijkerwijs worden verwacht dat die ontheffing ook wordt verleend?<br />

• Als er sprake is van maatregelen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen van de Flora-<br />

en Faunawet, welke randvoorwaarden moeten dan in acht worden genomen opdat<br />

redelijkerwijs ontheffing mogelijk is voor (streng) beschermde soorten?<br />

• Hoe kunnen ingrepen die schade opleveren aan beschermde soorten worden voorkomen,<br />

gemitigeerd of gecompenseerd? Moet en zo ja kan het plan worden aangepast opdat<br />

redelijkerwijs ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en Faunawet mogelijk is?<br />

De nee, tenzij-toets moet een antwoord geven op de vraag of de wezenlijke kenmerken of<br />

waarden van de uitbreidingslocatie door de uitbreiding significant worden aangetast. Tot de<br />

wezenlijke kenmerken of waarden worden de onderstaande aspecten gerekend:<br />

• kwaliteit van het ecosysteem<br />

• aaneengeslotenheid en robuustheid<br />

• bijzondere soorten<br />

• verbindingen<br />

In hoeverre deze wezenlijke kenmerken of waarden al dan niet significant worden aangetast,<br />

dient te worden getoetst aan onder andere de volgende punten (Provincie Utrecht 2005):<br />

• de bij het gebied behorende natuurdoelen en -kwaliteit (systemen en soorten)<br />

• geomorfologische en aardkundige waarden en processen<br />

• de waterhuishouding (grond- en oppervlaktewater)<br />

• de kwaliteit van bodem, water, lucht, rust, stilte, donkerte en openheid<br />

• de landschapsstructuur en belevingswaarde<br />

1.3 <strong>Het</strong> <strong>onderzoek</strong><br />

<strong>Het</strong> veld<strong>onderzoek</strong> is uitgevoerd in de periode eind maart – begin augustus. Tijdens de<br />

veldbezoeken zijn de volgende groepen onderzocht: vegetatie, flora, zoogdieren (inclusief<br />

vleermuizen), vogels, reptielen, amfibieën en enkele insectengroepen (dagvlinders,<br />

waterjuffers en libellen, sprinkhanen).<br />

1.4 Dit rapport<br />

In deze rapportage wordt allereerst een korte schets van het <strong>onderzoek</strong>sgebied gegeven<br />

(hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 wordt een samenvatting gegeven van de relevante wet- en<br />

regelgeving met betrekking tot de bescherming van soorten en leefgebieden. In hoofdstuk 4<br />

wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het veld<strong>onderzoek</strong>. In hoofdstuk 5 wordt<br />

allereerst een overzicht gegeven van de beschermde soorten, de Rode en Oranje Lijstsoorten.<br />

Vervolgens worden de plannen voor het recreatiepark besproken, worden de<br />

effecten op de aanwezige beschermde soorten geanalyseerd, wordt nagegaan of een<br />

ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd, en wordt een<br />

analyse gemaakt van de effecten van de plannen op de <strong>Ecologisch</strong>e Hoofdstructuur (EHS).<br />

In hoofdstuk 6 worden maatregelen voorgesteld die de nadelige effecten voor natuur kunnen<br />

beperken en worden de mogelijkheden om te komen tot natuurwinst geanalyseerd.<br />

2


2 Gebiedsbeschrijving<br />

2.1 Ligging en begrenzing<br />

Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> ligt in het centrale deel van de Utrechtse Heuvelrug, in het<br />

bosgebied tussen de Korte en Lange Duinen in de gemeente <strong>Soest</strong> (figuur 1). Op ongeveer<br />

tweehonderd meter naar het westen ligt de drukke <strong>Soest</strong>erbergse Weg met daarlangs de<br />

bebouwing van <strong>Soest</strong>duinen. Aan de noord- en oostzijde grenst het park aan de<br />

gemeentebossen van <strong>Soest</strong>, aan de zuidzijde aan de Monnikenboschweg en de spoorlijn<br />

Utrecht-Amersfoort. Aan de westzijde grenst het park aan een smalle bosstrook die het park<br />

scheidt van de <strong>Soest</strong>erbergse Weg.<br />

<strong>Het</strong> bestaande park heeft een oppervlak van ca. 3,4 ha; de uitbreidingslocatie heeft een<br />

oppervlak van ca. 1,5 ha.<br />

2.2 Inrichting en gebruik<br />

Op het bestaande park staan 5 huisjes/chalets en zijn 69 vaste standplaatsen voor<br />

stacaravans aanwezig. Rondom de huisjes liggen tuintjes. In enkele van deze tuintjes zijn<br />

vijvers aangelegd, waarvan sommige een heel natuurlijke inrichting hebben. De huisjes aan<br />

de zuidzijde van het gebied hebben smalle, diepe tuinen. <strong>Het</strong> gebied is ontsloten met enkele<br />

onverharde (gras)paden die verstevigd zijn met puin in de ondergrond. Parkeren vindt plaats<br />

op een tweetal parkeerplaatsen bij de ingang van het terrein.<br />

Verspreid over het park staan verschillende oude solitaire loof- en naaldbomen en<br />

boomgroepen en hier en daar zijn stukken van het oorspronkelijke bos behouden gebleven.<br />

Verder zijn er her en der groepen inheemse en uitheemse struiken aangeplant, deels in de<br />

vorm van heggen. Op een aantal plekken, verspreid over het park liggen enkele ongebruikte<br />

kavels die begroeid zijn met bloemrijk of heischraal grasland.<br />

Een structuurrijke tuin op Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> met veel uitheemse soorten (HV)<br />

4


De beoogde uitbreidingslocatie bestaat uit productiebos van douglasspar en lariks met enige<br />

bijmenging van loofhout (zomereik en ruwe berk) dat doorsneden wordt door enkele paden<br />

en een ruiterpad. De kruid- en de struiklaag zijn zeer matig ontwikkeld en zijn bovendien,<br />

getuige de vele storingsindicatoren, sterk verstoord.<br />

2.3 Bodem<br />

De gronden in de zuidelijke helft van het gebied worden bodemkundig gerekend tot de<br />

haarpodzolgronden in leemarm tot zwak lemig fijn zand, die in de noordelijke helft tot de<br />

duinvaaggronden in leemarm tot zwak lemig fijn zand (Stichting voor Bodemkartering 1981).<br />

Wat betreft hun geomorfologie worden de gronden gerekend tot de lage landduinen met<br />

bijbehorende vlakten en laagten (Stichting voor Bodemkartering 1982).<br />

2.4 Water<br />

<strong>Het</strong> <strong>onderzoek</strong>sterrein ligt in een infiltratiegebied waar neerslagwater wegzakt in de bodem<br />

(Eggels 1998). De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt tussen 80 en 140 cm onder het<br />

maaiveld; de gemiddeld laagste grondwaterstand ligt meer dan 120 cm onder maaiveld<br />

(grondwatertrap VII).<br />

Van nature komt er geen oppervlaktewater in het gebied voor. <strong>Het</strong> enige water dat zich in<br />

het gebied bevindt, bestaat uit een aantal kunstmatige vijvers.<br />

2.5 Plangebied en de <strong>Ecologisch</strong>e Hoofdstructuur (EHS)<br />

Zowel het huidige recreatiepark als de uitbreidingslocatie zijn als ‘bestaande natuur’<br />

opgenomen binnen de groene contour (EHS; Provincie Utrecht 2004). Door de provincie<br />

Utrecht is aan beide terreinen, evenals aan de omringende bossen, het natuurdoeltype<br />

‘multifunctioneel bos met ontwikkelingsperspectief’ toegekend (Provincie Utrecht 2002). De<br />

aanduiding ‘met ontwikkelingsperspectief’ geeft aan dat deze bossen op basis van actuele of<br />

potentiële natuurwaarden of vanwege de strategische ligging in de EHS van veel belang zijn<br />

voor het ontwikkelen van hogere natuurwaarden. Deze waarden zou de provincie graag in de<br />

toekomst zien in meer op de natuurkwaliteit gericht bosbeheer (zo mogelijk ook deels als<br />

natuurbos) of heide- dan wel schraallandontwikkeling.<br />

5


3 Bescherming van soorten en leefgebieden: wet- en regelgeving<br />

3.1 Bescherming van de wilde flora en fauna<br />

De wilde flora en fauna worden beschermd door verschillende internationale en nationale<br />

verdragen, richtlijnen en wetten. De belangrijkste hiervan zijn de Vogelrichtlijn, de<br />

Habitatrichtlijn en de Flora- en Faunawet.<br />

De Vogelrichtlijn is een Europese richtlijn die bescherming biedt aan de inheemse wilde<br />

vogels en hun leefgebieden (middels de aanwijzing van Vogelrichtlijngebieden) binnen het<br />

grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie.<br />

De Habitatrichtlijn, eveneens een Europese richtlijn, biedt bescherming aan de leefgebieden<br />

van de wilde flora en fauna door de aanwijzing van zogeheten Habitatrichtlijngebieden en<br />

aan bepaalde individuele soorten. Deze soorten zijn ondergebracht in een aantal bijlagen<br />

waarvoor verschillende beschermingsregimes gelden. Voor soorten die zijn opgenomen in<br />

bijlage IV van de Habitatrichtlijn geldt het zwaarste beschermingsregime. Indien in een te<br />

ontwikkelen gebied een soort voorkomt die is opgenomen in bijlage IV, kan deze<br />

ontwikkeling alleen plaatshebben als voldaan wordt aan een aantal strikte voorwaarden.<br />

De Flora- en Faunawet is een Nederlandse wet waarin een aantal oude wetten (onder<br />

andere de Jachtwet, de Vogelwet en de Natuurbeschermingswet) is samengevoegd en<br />

waarin tevens belangrijke bepalingen uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn<br />

opgenomen. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de belangrijkste bepalingen<br />

van de Flora- en Faunawet.<br />

Rode en Oranje Lijst Naast deze wetten en richtlijnen waarin de bescherming van de<br />

inheemse wilde planten en dieren wordt geregeld, zijn ook de zogeheten Rode en Oranje<br />

Lijst nog van betekenis.<br />

Rode Lijsten zijn lijsten met soorten die in hun voortbestaan bedreigd worden en zijn een<br />

uitvloeisel van de Conventie van Bern uit 1982. Ze worden gezien als een belangrijk<br />

instrument voor soortbescherming. Soorten die op een Rode Lijst zijn opgenomen, zijn niet<br />

automatisch beschermd maar krijgen in het natuurbeleid wel extra aandacht. Ruimtelijke<br />

ontwikkelingen die gepland zijn in gebieden waar groeiplaatsen of leefgebieden van Rode<br />

Lijst-soorten aanwezig zijn, dienen zeer zorgvuldig te worden uitgevoerd.<br />

De Oranje Lijst is in feite een provinciale uitwerking van de landelijke Rode Lijsten. De<br />

provincie Utrecht onderscheidt in de lijst aandachtsoorten en prioritaire soorten. Prioritaire<br />

soorten zijn een selectie van aandachtsoorten waarvoor de provincie Utrecht een speciale<br />

verantwoordelijkheid heeft. Van de prioritaire soorten komt een belangrijk deel van de<br />

Nederlandse populatie in de provincie Utrecht voor.<br />

3.2 De Flora- en Faunawet en ruimtelijke ontwikkelingen<br />

In de Flora- en Faunawet zijn twee belangrijke principes vastgelegd en wel (1) dat dieren en<br />

planten ook beschermd dienen te worden omdat hun bestaan waardevol is en (2) dat een<br />

ieder de plicht heeft voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en<br />

planten en voor hun directe leefomgeving (zorgplichtbepaling). Hieruit voortvloeiende zijn in<br />

de wet verbodsbepalingen opgenomen. Hiervan zijn, zeker in relatie tot ruimtelijke<br />

ontwikkelingen, de verbodsbepalingen op handelingen die het voortbestaan van planten en<br />

dieren in gevaar kunnen brengen, de belangrijkste (zie kader).<br />

6


Verbodsbepalingen Flora- en Faunawet<br />

Bepalingen betreffende planten op de groeiplaats (artikel 8):<br />

• <strong>Het</strong> is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse soort, te plukken, te<br />

verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op<br />

enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen.<br />

Bepalingen betreffende dieren in hun natuurlijke leefomgeving (artikel 9 - 12):<br />

• <strong>Het</strong> is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort te doden, te<br />

verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.<br />

• <strong>Het</strong> is verboden dieren behorende tot een beschermde inheemse soort opzettelijk te<br />

verontrusten.<br />

• <strong>Het</strong> is verboden nesten, holen of andere voortplantingsplaatsen of vaste rust- of<br />

verblijfplaatsen van dieren behorende tot een beschermde inheemse soort te vernielen, uit te<br />

halen, weg te nemen of te verstoren.<br />

• <strong>Het</strong> is verboden eieren van dieren behorende tot een beschermde inheemse soort te zoeken,<br />

te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.<br />

Bij een ruimtelijke ingreep dient vooraf beoordeeld te worden welke negatieve gevolgen de<br />

ingreep zal hebben voor de eventueel aanwezige beschermde inheemse soorten. De<br />

verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de initiatiefnemer van het betreffende project.<br />

Bij de uitwerking van plannen of bij de planning van werkzaamheden is het van belang dat<br />

de volgende aspecten duidelijk worden:<br />

• Welke beschermde dier- en plantensoorten komen in en nabij het plangebied voor?<br />

• Leidt het realiseren van de plannen of de uitvoering van geplande werkzaamheden<br />

tot handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet<br />

betreffende planten op hun groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving?<br />

• Kunnen de plannen of de voorgenomen werkzaamheden zodanig aangepast worden<br />

dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden?<br />

• Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten<br />

ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en Faunawet) van de verbodsbepalingen<br />

betreffende planten op de groeiplaats of dieren in hun natuurlijke leefomgeving<br />

vereist?<br />

3.2.1 De ontheffing<br />

Indien de uitvoering van de plannen en werkzaamheden leidt tot handelingen die de Flora-<br />

en Faunawet verbiedt, dient hiervoor bij de Dienst Regelingen, de uitvoeringsinstantie van<br />

het Ministerie van LNV die hiermee belast is, een ontheffing te worden aangevraagd. Deze<br />

ontheffing dient te worden aangevraagd vóórdat met de daadwerkelijke uitvoering van de<br />

werkzaamheden wordt begonnen.<br />

Bij de beoordeling van ontheffingaanvragen wordt onderscheid gemaakt in vier categorieën<br />

van soorten:<br />

1. Soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en ingevolge artikel 75, vijfde<br />

lid, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bedreigde soorten. Ontheffing<br />

kan worden verleend, indien:<br />

• er geen andere bevredigende oplossing bestaat, en<br />

• er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip<br />

van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige<br />

effecten, en<br />

• er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van<br />

de soort.<br />

7


2. Soorten die niet zijn opgenomen in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en die niet<br />

ingevolge artikel 75, vijfde lid, bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen,<br />

met uitzondering van beschermde inheemse vogels. Ontheffing kan worden verleend,<br />

indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de<br />

soort.<br />

3. Beschermde inheemse vogels. De hier bedoelde dwingende redenen van groot<br />

openbaar belang kunnen geen grond zijn voor het verlenen van een ontheffing. De<br />

Europese Vogelrichtlijn staat dat niet toe.<br />

4. Voor meer algemene soorten zal een vrijstelling gelden. Dergelijke soorten mogen<br />

dan worden verstoord, verjaagd of verplaatst van plekken waar ruimtelijk wordt<br />

ingegrepen. Daarvoor is dan geen ontheffing vereist.<br />

In 2005 is de AmvB artikel 75, ook wel het Besluit Vrijstelling Beschermde Dier- en<br />

Plantensoorten, in werking getreden. Dit besluit voorziet in een aantal vrijstellingen, onder<br />

andere een vrijstelling voor het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en Faunawet<br />

voor beschermde soorten die algemeen voorkomen. In de toelichtende brochure op de<br />

‘AmvB art. 75’ (LNV 2005) is middels tabellen – die corresponderen met de bijlagen uit de<br />

AmvB – een handzaam overzicht gegeven van de beschermingsregimes die gelden voor de<br />

verschillende soorten.<br />

Voor veel voorkomende beschermde soorten, opgenomen in tabel 1, geldt een algemene<br />

vrijstelling, dat wil zeggen dat er voor deze soorten geen ontheffing van de Flora- en<br />

Faunawet behoeft te worden aangevraagd. Voor soorten uit tabel 2 geldt eveneens een<br />

algemene vrijstelling, mits de geplande werkzaamheden worden uitgevoerd conform<br />

bepaalde richtlijnen die zijn vastgelegd in een ministerieel goedgekeurde gedragscode. Voor<br />

soorten uit tabel 3 geldt in het geval van bestendig beheer, onderhoud en gebruik een<br />

vrijstelling mits er gewerkt wordt conform de richtlijnen van een ministerieel goedgekeurde<br />

gedragscode. In het geval men niet over een dergelijke gedragscode beschikt, dient een<br />

ontheffing van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd (NB. Dit geldt ook voor<br />

soorten uit tabel 2.). Is er sprake van een ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, waartoe de<br />

plannen voor Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> gerekend kunnen worden, in een gebied waar<br />

soorten uit tabel 3 voorkomen, dan is als overtreding van de verbodsbepalingen van de<br />

Flora- en Faunawet voorzien wordt, altijd een ontheffing nodig.<br />

De aanvraag van een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet dient<br />

vergezeld te gaan van een projectplan. In een projectplan moeten onder andere de<br />

uitkomsten van een recente inventarisatie van planten en dieren op de geplande locatie (een<br />

lijst met de aanwezige beschermde soorten, waarin is aangegeven op grond van welke<br />

wettelijke bepaling(en) deze soorten beschermd zijn), een beschrijving van de te verwachten<br />

schade aan de beschermde planten en dieren, een beschrijving hoe de schade tot een<br />

minimum beperkt kan worden, een planning van de uit te voeren werkzaamheden en een<br />

compensatieplan zijn opgenomen.<br />

3.3 De bescherming van de EHS in het Streekplan<br />

In het Streekplan 2005-2015 (Provincie Utrecht 2004) zijn de <strong>Ecologisch</strong>e Hoofdstructuur<br />

(inclusief gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet) en de Vogel- en<br />

Habitatrichtlijngebieden begrensd met een zogenoemde groene contour (figuur 2). Tot de<br />

EHS worden verschillende eenheden gerekend, waaronder bestaande natuur, nieuwe natuur<br />

(gerealiseerde en nog te realiseren natuurontwikkelingsgebieden), overige gebieden<br />

(agrarische gebieden met een hoge actuele en potentiële natuurwaarde) en ecologische<br />

verbindingszones.<br />

8


Figuur 2. Groene contour in de omgeving van het plangebied (bron: Provincie Utrecht<br />

2004; topografische ondergrond © Topografische Dienst Kadaster 2006)<br />

groen: bestaande natuur; lichtgeel: overig gebied<br />

het bestaande park is rood omlijnd, de uitbreidingslocatie is blauw omlijnd<br />

Ter bescherming van de gebieden binnen de groene contour is het ‘nee, tenzij’-regime van<br />

toepassing (zie kader) en kan op gebiedsniveau de saldobenadering worden toegepast.<br />

Nieuwe plannen, projecten of handelingen binnen en in de nabijheid van deze gebieden zijn niet<br />

toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten,<br />

tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang (het<br />

‘nee, tenzij’-regime).<br />

Tot de wezenlijke kenmerken of waarden worden de onderstaande aspecten gerekend:<br />

• kwaliteit van het ecosysteem<br />

• aaneengeslotenheid en robuustheid<br />

• bijzondere soorten<br />

• verbindingen<br />

9


In hoeverre deze wezenlijke kenmerken of waarden al dan niet significant worden aangetast,<br />

dient te worden getoetst aan onder andere de volgende punten (Provincie Utrecht 2005):<br />

• de bij het gebied behorende natuurdoelen en -kwaliteit (systemen en soorten)<br />

• geomorfologische en aardkundige waarden en processen<br />

• de waterhuishouding (grond- en oppervlaktewater)<br />

• de kwaliteit van bodem, water, lucht, rust, stilte, donkerte en openheid<br />

• de landschapsstructuur en belevingswaarde<br />

Nadat de wezenlijke kenmerken of waarden van een terrein zijn geïdentificeerd, kan worden<br />

beoordeeld of een geplande ontwikkeling leidt tot een significante aantasting daarvan. In een<br />

toelichting van de provincie Utrecht (Provincie Utrecht 2005) op de toepassing van het ‘nee,<br />

tenzij’-regime worden enkele voorbeelden van een significante aantasting gegeven, waarvan<br />

er in het onderstaande drie worden geciteerd.<br />

• <strong>Het</strong> doorbreken van natuureenheden en de robuustheid van de EHS, ook gezien naar de<br />

toekomst.<br />

• <strong>Het</strong> onderbreken van migratie- en foerageerroutes van planten en dieren.<br />

• <strong>Het</strong> onderbreken van ecologische verbindingszones, vanwege de relatieve smalheid van<br />

deze zones is in beginsel elke onderbreking niet toelaatbaar. Ook de aantasting van een<br />

stapsteen in zo’n verbindingszone is een bedreiging voor het kunnen functioneren van de<br />

verbindingszone.<br />

Indien uit de analyse is gebleken dat er geen significante aantasting van wezenlijke<br />

kenmerken of waarden optreedt, dan kunnen de plannen worden uitgevoerd, mits de<br />

ruimtelijke afweging dat toestaat. Blijkt uit de analyse dat er wel een significante aantasting<br />

van wezenlijke kenmerken of waarden optreedt, dan dient er gezocht te worden naar<br />

alternatieven. Ontbreken die én kan aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van een<br />

reden van een groot openbaar belang, dan kunnen de plannen eveneens worden uitgevoerd<br />

mits er mitigerende maatregelen worden getroffen om de gevolgen voor natuur en landschap<br />

zoveel mogelijk te beperken. Volstaan de mitigerende maatregelen niet om de schade voor<br />

natuur en landschap te minimaliseren, dan is er de verplichting tot compensatie<br />

(compensatiebeginsel; Provincie Utrecht 2004). De uitvoering van de compensatie moet<br />

gewaarborgd zijn alvorens met de uitvoering van de plannen kan worden begonnen.<br />

3.4 Verblijfsrecreatieterreinen en de EHS<br />

De beoogde uitbreidingslocatie voor Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> is in het Streekplan (Provincie<br />

Utrecht 2004) aangeduid als landelijk gebied 3 en ligt in de <strong>Ecologisch</strong>e Hoofdstructuur en<br />

binnen de zogeheten groene contour. In principe betekent dit dat de plannen voor uitbreiding<br />

alleen kunnen worden uitgevoerd als wordt aangetoond dat de wezenlijke kenmerken of<br />

waarden van de gebieden binnen de groene contour niet significant worden aangetast.<br />

Voor verblijfsrecreatieve bedrijven op de Heuvelrug geldt in zoverre een uitzondering dat:<br />

(in gebieden met de bestemming landelijk gebied 3) nieuwvestiging en uitbreiding van<br />

recreatief-toeristische voorzieningen voor zowel dag- als verblijfsrecreatie mogelijk is als<br />

onderdeel van een integraal plan waaruit de ruimtelijke kwaliteitswinst (onder meer voor<br />

kernkwaliteiten landschap) blijkt; nieuwvestiging van verblijfsrecreatie op de Heuvelrug is niet<br />

toegestaan (Provincie Utrecht 2004).<br />

Inmiddels zijn de regels van het nee, tenzij-regime met betrekking tot uit- en inbreiding van<br />

verblijfsrecreatieterreinen nader uitgewerkt. Dit uitvoeringsbesluit (Provincie Utrecht 2007)<br />

gaat vooral in op de vraag wat wel en wat niet als significante aantasting moet worden<br />

aangemerkt. In het onderstaande zijn de belangrijkste punten van dit zogeheten B-stuk<br />

weergegeven, waarbij de cursief gezette teksten citaten zijn.<br />

10


De nadere uitwerking heeft geleid tot de volgende beslissingen:<br />

1. als niet-significant wordt in principe aangemerkt: intensivering van<br />

verblijfsrecreatieterreinen binnen de grenzen van het bestemmingsvlak van het terrein,<br />

mits een drietal randvoorwaarden in acht wordt genomen (ja mits-benadering);<br />

2. bij uitbreidingen van recreatie-inrichtingen buiten het bestemmingsvlak geldt de nee,<br />

tenzij-toets; er worden vier hoofdgroepen van wezenlijke waarden onderscheiden die<br />

niet mogen worden aangetast; deze waarden zullen door de provincie zo goed mogelijk<br />

worden omschreven en de beschikbare informatie hierover zal worden ontsloten; dat<br />

gebeurt door verwijzingen naar beleidskaarten en gegevensbestanden;<br />

3. daar waar niet onmiddellijk duidelijk is of er sprake is van significante aantasting,<br />

assisteert de provincie door middel van een quickscan, om te bepalen óf en zo ja welk<br />

ecologisch <strong>onderzoek</strong> nog nodig is; voor deze assistentie wordt een provinciaal “loket”<br />

ingericht, als vast aanspreekpunt voor gemeenten en initiatiefnemers;<br />

4. bij uitbreidingen buiten het bestemmingsvlak moeten altijd de mogelijkheden voor<br />

kwaliteitsverbetering voor de natuur worden geïnventariseerd en in de planvorming<br />

betrokken; de adviescommissie speelt hierin een centrale rol;<br />

5. daar waar kwaliteitsverbetering voor de natuur niet mogelijk blijkt kan de provincie in<br />

het uiterste geval grenzen stellen aan de oppervlakte van de uitbreiding.<br />

Ad 1. De randvoorwaarden waarnaar wordt verwezen, betreffen:<br />

• In een handvol, nader door ons te benoemen gevallen wordt het recreatieterrein dermate<br />

extensief gebruikt en is het tevens dermate strategisch gelegen binnen de EHS, dat bij<br />

intensivering van het terrein essentiële verbindingen binnen de EHS aangetast worden. In<br />

dergelijke gevallen is maatwerk op zijn plaats: door op een deel van het terrein de natuur<br />

meer ruimte te geven en op een ander deel van het terrein te verdichten, moet worden<br />

gezocht naar winst voor recreatie en natuur.<br />

• Voor ingrepen binnen de grenzen van het bestemmingsvlak is weliswaar geen uitgebreide<br />

EHS-toets nodig, maar gelden wel de eisen zoals bij elke ruimtelijke toets in het<br />

buitengebied: lokale natuurwaarden moeten worden geïnventariseerd en zo veel mogelijk<br />

worden beschermd (in nieuwe bestemmingsplannen bijvoorbeeld met een<br />

aanlegvergunningenstelsel).<br />

• Ondernemer en gemeente moeten aannemelijk kunnen maken, dat door intensivering geen<br />

aanmerkelijke vergroting van de externe verstoring optreedt, door toename van verkeer of<br />

betreding.<br />

Uiteraard geldt het bovenstaande alleen voor ruimtelijke ontwikkelingen die niet passen in het<br />

vigerende bestemmingsplan. Als dit wel het geval is, kan de ingreep altijd plaatsvinden. Bij<br />

afwijkingen van het bestemmingsplan binnen het bestemmingsvlak kan het bijvoorbeeld gaan<br />

om bouwen buiten het aangegeven bouwvlak, overschrijding van bebouwingspercentages of<br />

omzetting van staanplaatsen in vakantiehuisjes.<br />

Ad 2. Bij de genoemde vier hoofdgroepen gaat het om:<br />

• De aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit<br />

(bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen,<br />

zoals waardevolle oude boskernen).<br />

• Gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS.<br />

• De aanwezigheid van bijzondere soorten.<br />

• De aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).<br />

11


Als de EHS op één van deze vier hoofdpunten wordt aangetast, dan is er sprake van<br />

significante aantasting van de EHS en kan de ingreep niet plaatsvinden zoals beoogd. Er moet<br />

dan gekeken worden naar alternatieven.<br />

Deze vier hoofdaspecten moeten kenbaar gemaakt worden aan de hand van nadere,<br />

gedetailleerdere beoordelingscriteria. Bij de bijzondere soorten moet primair worden gedacht<br />

aan wettelijk beschermde soorten, secundair aan bedreigde soorten vermeld op de Rode Lijst<br />

(rijk) en Oranje Lijst (provincie).<br />

Ad 4. Over de mogelijkheden tot kwaliteitsverbetering voor de natuur wordt het volgende<br />

gezegd:<br />

<strong>Het</strong> streekplan schrijft voor (hoofdzonering landelijk gebied), dat bij uitbreiding van<br />

verblijfsrecreatie in landelijk gebied 4 een integraal plan moet worden opgesteld waaruit de<br />

kwaliteitswinst voor de natuur blijkt. Is die kwaliteitswinst voor de natuur nu een absolute<br />

voorwaarde, of vraagt het streekplan alleen om zo mogelijk die kwaliteitswinst te bereiken?<br />

De streekplantekst die specifiek ingaat op verblijfsrecreatie op de Heuvelrug, suggereert het<br />

laatste: “de mogelijk te behalen kwaliteitsverbetering voor natuur en landschap wordt<br />

meegenomen”. De werkgroep stelt dan ook voor het volgende uitgangspunt te hanteren: bij<br />

uitbreiding buiten de terreingrenzen moet altijd geprobeerd worden om ook kwaliteitswinst<br />

voor de natuur te bereiken, maar het is geen conditio sine qua non. Er moet rekening<br />

gehouden worden met wat een recreatieondernemer of gemeente aan natuurwinst kan<br />

realiseren.<br />

Bij die winst kan worden gedacht aan het saneren van storende functies (afsluiten wegen<br />

b.v.), aan het verbeteren van abiotische condities of aan inrichtingsmaatregelen die uitgaan<br />

boven datgene wat in het kader van een normaal, subsidiabel natuurbeheer mag worden<br />

verwacht. Ook natuurwinst binnen de grenzen van het recreatieterrein kan meetellen, mits<br />

deze voldoende is zeker gesteld. Die winst is vooral op de gemeenschappelijke, groene<br />

ruimten binnen de terreingrenzen nog mogelijk.<br />

Als bij uitbreiding per saldo geen natuurwinst kan worden geboekt, moet die uitbreiding<br />

natuurlijk in grootte beperkt blijven, ook al worden geen wezenlijke onderdelen van de EHS<br />

geschaad. De werkgroep stelt echter niet voor de maximale uitbreiding te kwantificeren in de<br />

vorm van een oppervlakte of percentage. Een dergelijke norm blijft willekeurig en wekt<br />

verkeerde suggesties. De één zal denken dat daarbeneden alles mag, de ander zal denken dat<br />

daarboven in ieder geval niets meer mag. Dat is beide niet wat we willen zeggen en het gaat<br />

ten koste van het uitgangspunt: bij uitbreidingen van recreatieterreinen moet eerst bezien<br />

worden of ook natuurwinst mogelijk is. Lukt dat niet, dan moet het verlies in ieder geval<br />

worden beperkt: zoek de minst kwetsbare locatie voor de uitbreiding en houdt de oppervlakte<br />

beperkt. Wat die oppervlakte dan nog mag zijn, dient per geval te worden beoordeeld, in<br />

proportie tot de omvang en de reële uitbreidingsbehoefte van het bedrijf.<br />

Wat de consequenties van een en ander zijn voor de gewenste uitbreiding van Recreatiepark<br />

<strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> komt in hoofdstuk 5 ter sprake.<br />

12


4 Resultaten van het <strong>onderzoek</strong><br />

4.1 Vegetatie<br />

De bosvegetaties van <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> kunnen op grond van de soorten in de kruid- en struiklaag<br />

vegetatiekundig gerekend worden tot het berken-zomereikenbos (Van der Werf 1991). Tot<br />

de soorten waaruit de vegetaties bestaan, behoren bochtige smele, gewone braam, pilzegge,<br />

trosvlier, wilde kamperfoelie en wilde lijsterbes. De boomlaag van de bosrestanten aan de<br />

westzijde van het bestaande park bestaat in hoofdzaak uit zomereik en grove den. Elders op<br />

het park komt in de boomlaag veel douglasspar en fijnspar voor. De boomlaag van de<br />

bossen op de uitbreidingslocaties bestaat geheel uit douglasspar en lariks met enige<br />

bijmenging van zomereik en ruwe berk. In de kruidlaag van deze bospercelen komen<br />

pleksgewijs veel storingsindicatoren voor, zoals geel nagelkruid, reuzenbalsemien en<br />

zevenblad.<br />

Op het bestaande park komen ook vrij veel grazige begroeiingen voor, in het bijzonder op<br />

en langs de graspaden, enkele veldjes en op ongebruikte kavels. Ten dele kunnen deze<br />

vegetaties gerekend worden tot het Verbond van Gewoon Struisgras Plantagini-Festucion<br />

(Schaminée et al. 1996). Graslanden van dit type komen voor op droge, kalkarme zandgrond<br />

en kunnen zeer bloemrijk zijn. Ze bestaan onder andere uit gestreepte witbol, gewone<br />

brunel, gewone ereprijs, gewoon struisgras, gewoon biggenkruid, gewoon duizendblad,<br />

kleine leeuwentand, madeliefje, rood zwenkgras, schapenzuring en veldbeemdgras. Op een<br />

aantal plekken komen zeer schrale graslandvegetaties voor die gerekend kunnen worden<br />

tot het Dwerghaver-verbond Thero-Airion en onder andere bestaan uit soorten als<br />

eenjarige hardbloem, hazenpootje, klein vogelpootje, kleine leeuwentand, muizenoor,<br />

oranje havikskruid, rode schijnspurrie, vroege haver en zilverhaver. Hier en daar komen in<br />

deze begroeiingen ook brem en struikheide voor.<br />

Een grazige vegetatie langs de rand van een bosrestant met onder andere gewoon struisgras, gewoon<br />

biggenkruid, pilzegge en struikheide (HB)<br />

13


4.2 Flora<br />

In het gebied zijn, inclusief verwilderde uitheemse struiken en kruiden, 209 plantensoorten<br />

aangetroffen (bijlage 1). In het park zijn 182 soorten vastgesteld, op de uitbreidingslocatie<br />

96.<br />

14<br />

Van het hazenpootje zijn op het<br />

bestaande park twee groeiplaatsen<br />

vastgesteld (HB)<br />

Op de uitbreidingslocatie zijn één beschermde soort, de kleine maagdenpalm, en één Rode<br />

Lijst-soort, de valse kamille, aangetroffen. Daarnaast zijn er nog zes Oranje Lijst-soorten<br />

vastgesteld (tabel 1). Op het recreatiepark zijn vijf beschermde soorten, één Rode Lijst-soort<br />

en 16 Oranje Lijst-soorten aangetroffen (tabel 1).<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Park Uitbreiding Rode Lijst Oranje Lijst F&F<br />

Bergbasterdwederik Epilobium montanum 1 KW<br />

Boerenkrokus Crocus tommasinianus 1 GE<br />

Bosaardbei Fragaria vesca 1 GE KW<br />

Brede wespenorchis Epipactis helleborine 1 1<br />

Driekleurig viooltje Viola tricolor 1 GE<br />

Gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum 1 GE 1<br />

Gewoon sneeuwklokje Galanthus nivalis 1 GE<br />

Hondspeterselie Aethusa cynapium 1 KW<br />

Kleine brandnetel Urtica urens 1 1 GE<br />

Kleine duizendknoop Persicaria minor 1 KW<br />

Kleine maagdenpalm Vinca minor 1 1 KW 1<br />

Kruipend zenegroen Ajuga reptans 1 GE<br />

Maarts viooltje Viola odorata 1 GE<br />

Muursla Mycelis muralis 1 1 KW<br />

Prachtklokje Campanula persicifolia 1 KW 2<br />

Ruig klokje Campanula trachelium 1 2<br />

Stalkaars Verbascum densiflorum 1 GE<br />

Valse kamille Anthemis arvensis 1 KW BE<br />

Vroegeling Erophila vema 1 GE<br />

Zandpaardenbloem Taraxacum laevigatum 1 GE<br />

Zwaluwtong Fallopia convolvulus 1 GE<br />

Tabel 1. Vastgestelde beschermde plantensoorten, Rode Lijst- en Oranje Lijst-soorten<br />

Als in de kolom Park of Uitbreiding een 1 staat, is de betreffende soort daar aangetroffen. De<br />

soorten waarbij in de kolom F&F een cijfer staat, zijn beschermd krachtens de Flora- en Faunawet;<br />

het cijfer verwijst naar de tabel (toelichtende brochure; LNV 2005) waarin ze zijn opgenomen en<br />

daarmee naar de striktheid van de bescherming. De soorten waarbij in de kolommen Rode Lijst of<br />

Oranje Lijst de afkorting GE (gevoelig), KW (kwetsbaar) of BE (bedreigd) staat, zijn opgenomen in<br />

deze lijsten. De aanduidingen gevoelig en kwetsbaar verwijzen naar de mate van bedreiging.


4.3 Fauna<br />

4.3.1 Zoogdieren<br />

In tabel 2 is een overzicht gegeven van de zoogdieren die in het totale <strong>onderzoek</strong>sgebied<br />

zijn aangetroffen.<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam<br />

Gewone baardvleermuis Myotis mystacinus<br />

Boommarter Martes martes<br />

Bunzing Mustela putorius<br />

Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus<br />

Eekhoorn Sciurus vulgaris<br />

Egel Erinaceus europaeus<br />

Gewone/tweekleurige bosspitsmuis Sorex araneus/coronatus<br />

Huisspitsmuis Crocidura russula<br />

Konijn Oryctolagus cuniculus<br />

Laatvlieger Eptesicus serotinus<br />

Mol Talpa europaea<br />

Ree Capreolus capreolus<br />

Rosse vleermuis Nyctalus noctula<br />

Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus<br />

Vos Vulpes vulpes<br />

Tabel 2. Vastgestelde zoogdieren<br />

Alle waargenomen zoogdieren zijn beschermd. De meeste soorten vallen onder de algemene<br />

vrijstellingsregeling van de AmvB artikel 75. Zes van de vastgestelde soorten genieten een<br />

striktere bescherming, te weten de vleermuizen (gewone baardvleermuis, gewone<br />

dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis), boommarter en eekhoorn.<br />

15<br />

Voor egels vormt het park een heel<br />

geschikt leefgebied (HB)<br />

Van de strenger beschermde soorten zijn boommarter en eekhoorn alleen vastgesteld op het<br />

recreatiepark. De boommarter is door een van de bewoners van het park enkele malen<br />

gezien aan de zuidwestkant van het park. <strong>Het</strong> gaat hierbij naar alle waarschijnlijkheid om<br />

een jagend dier. Er zijn op het terrein immers vrijwel geen bomen met holten die als<br />

(tijdelijke) verblijfplaats gebruikt kunnen worden. <strong>Het</strong> is overigens aannemelijk dat de soort<br />

nu en dan ook op de uitbreidingslocatie zal jagen, ook al is hij hier niet vastgesteld. Ook van<br />

de eekhoorn zijn alleen (sporen van) foeragerende individuen gezien. Noch in het park noch


op de uitbreidingslocatie zijn nesten aangetroffen. Dat was wel het geval in het<br />

aangrenzende bos aan de oostzijde van het park. Van de vleermuizen die het strengst<br />

beschermd zijn, zijn gewone dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis alleen op het<br />

park waargenomen. De gewone baardvleermuis is zowel op het park als op de<br />

uitbreidingslocatie vastgesteld. <strong>Het</strong> ging hierbij om een dier dat aan het jagen was boven<br />

een van de paden. In de zin van de Flora- en Faunawet kan dit jachtgebied niet worden<br />

opgevat als een vaste verblijfplaats.<br />

4.3.2 Vogels<br />

In totaal zijn er 52 vogelsoorten vastgesteld (tabel 3) in het gebied waargenomen. In het<br />

recreatiepark zijn van ten minste 41 soorten territoria vastgesteld, op de uitbreidingslocatie<br />

van 30 soorten. Behalve broedvogels zijn er 10 soorten waargenomen die alleen in het<br />

gebied foerageren of rusten.<br />

Alle Nederlandse (broed)vogels zijn beschermd krachtens de Vogelrichtlijn en de Flora- en<br />

Faunawet. Van de broedvogels die in het gebied zijn waargenomen, zijn er vier opgenomen<br />

op de Rode Lijst, te weten grauwe vliegenvanger, groene specht, matkop en ransuil. Van de<br />

soorten die alleen in het gebied (park en uitbreiding) foerageren en rusten, zijn er drie<br />

opgenomen op de Rode Lijst, te weten boerenzwaluw, huiszwaluw en kramsvogel. Eén soort,<br />

de groene specht, is opgenomen op de Oranje Lijst. Alle soorten komen in de directe en de<br />

wijdere omgeving van het plangebied (vrij) algemeen voor.<br />

De kuifmees is zowel op het bestaande park als op de uitbreidingslocatie een algemene soort, waarvan op de<br />

uitbreiding enkele nesten werden gevonden in krakkemikkige berken (HB)<br />

16


Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Status<br />

Appelvink Coccothraustes coccothraustes b<br />

Boerenzwaluw Hirundo rustica f<br />

Bonte vliegenvanger Ficedula hypoleuca b<br />

Boomklever Sitta europaea b<br />

Boomkruiper Certhia brachydactyla b<br />

Bosuil Strix aluco b<br />

Braamsluiper Sylvia curruca b<br />

Buizerd Buteo buteo b<br />

Ekster Pica pica b<br />

Fitis Phylloscopus trochilus b<br />

Gaai Garrulus glandarius b<br />

Gierzwaluw Apus apus f<br />

Glanskop Parus palustris b<br />

Goudhaantje Regulus regulus b<br />

Goudvink Pyrrhula pyrrhula b<br />

Grauwe vliegenvanger Muscicapa striata b<br />

Groene specht Picus viridis b<br />

Groenling Chloris chloris b<br />

Grote bonte specht Dendrocopos major b<br />

Grote lijster Turdus viscivorus b<br />

Havik Accipiter gentilis f<br />

Heggenmus Prunella modularis b<br />

Holenduif Columba oenas b<br />

Houtduif Columba palumbus b<br />

Huiszwaluw Delichon urbica f<br />

Kauw Corvus monedula f<br />

Keep Fringilla montifringilla f<br />

Kleine bonte specht Dendrocopos minor b<br />

Koolmees Parus major b<br />

Koperwiek Turdus iliacus f<br />

Kramsvogel Turdus pilaris f<br />

Kruisbek Loxia curvirostra b<br />

Kuifmees Parus cristatus b<br />

Matkop Parus montanus b<br />

Merel Turdus merula b<br />

Pimpelmees Parus caeruleus b<br />

Putter Carduelis carduelis b<br />

Ransuil Asio otus b<br />

Roodborst Erithacus rubecula b<br />

Sijs Carduelis spinus f<br />

Sperwer Accipiter nisus f<br />

Spreeuw Sturnus vulgaris b<br />

Staartmees Aegithalos caudatus b<br />

Tjiftjaf Phylloscopus collybita b<br />

Turkse tortel Streptopelia decaocto b<br />

Vink Fringilla coelebs b<br />

Vuurgoudhaantje Regulus ignicapillus b<br />

Winterkoning Troglodytes troglodytes b<br />

Zanglijster Turdus philomelos b<br />

Zwarte kraai Corvus corone b<br />

Zwarte mees Parus ater b<br />

Zwartkop Sylvia atricapilla b<br />

Tabel 3. Vastgestelde (broed)vogelsoorten<br />

In de kolom Status is met een ‘b’ aangegeven of de soort broedt dan wel alleen in het gebied<br />

foerageert (f) of rust<br />

17


4.3.3 Reptielen en amfibieën<br />

Er zijn in het <strong>onderzoek</strong>sgebied drie soorten reptielen waargenomen: hazelworm,<br />

levendbarende hagedis en ringslang. Alle drie de soorten zijn alleen vastgesteld op het<br />

bestaande recreatiepark, maar zullen naar alle waarschijnlijkheid ook voorkomen op de<br />

uitbreidingslocatie. De ringslangen in het gebied houden zich veelvuldig op in de op het<br />

terrein aanwezige waterputten en rond de vijvers. De soort plant zich er mogelijk ook voort<br />

in een grote blad-/composthoop aan de zuidkant van het terrein.<br />

Jonge ringslang in een van de waterputten op Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> (HB)<br />

Alle vastgestelde reptielen zijn beschermd. Hazelworm en ringslang zijn ondergebracht in<br />

tabel 3 (strengste beschermingscategorie) van de ‘AmvB art. 75’ (Toelichtende brochure,<br />

LNV 2005). De levendbarende hagedis is ingedeeld in bijlage 2. Hazelworm en ringslang zijn<br />

beide opgenomen op de Rode en Oranje Lijst. De levendbarende hagedis is alleen<br />

opgenomen op de Oranje Lijst.<br />

In het <strong>onderzoek</strong>sgebied zijn tevens vier soorten amfibieën vastgesteld: kleine<br />

watersalamander, gewone pad, bruine kikker en middelste groene kikker. De meeste<br />

amfibieën zijn waargenomen in en rond de vijvers op het park. Alleen de gewone pad is ook<br />

gezien op de uitbreidingslocatie.<br />

De vastgestelde amfibieën zijn beschermd krachtens de Flora- en Faunawet, maar vallen<br />

onder de algemene vrijstellingsregeling van de ‘AmvB art. 75’ (Toelichtende brochure, LNV<br />

2005).<br />

18


Nederlandse naam Wetenschappelijke naam<br />

Reptielen<br />

Hazelworm Anguis fragilis<br />

Levendbarende hagedis Lacerta vivipara<br />

Ringslang Natrix natrix<br />

Amfibieën<br />

Kleine watersalamander Triturus vulgaris<br />

Gewone pad Bufo bufo<br />

Bruine kikker Rana temporaria<br />

Middelste groene kikker Rana klepton esculenta<br />

Tabel 4. Vastgestelde reptielen en amfibieën<br />

4.3.4 Insecten<br />

Dagvlinders Er zijn in het gebied 16 soorten dagvlinders vastgesteld (tabel 5). Deels gaat om<br />

soorten die vooral worden aangetroffen in bossen en langs bosranden (bont zandoogje,<br />

boomblauwtje, citroenvlinder, eikenpage en groot dikkopje), deels om soorten die een<br />

voorkeur hebben voor bloemrijke graslanden en ruigten (bruin zandoogje en kleine<br />

vuurvlinder). Ook komt de heivlinder, een soort van heischrale graslanden, heiden en<br />

stuifzanden, op het terrein voor. De overige vastgestelde soorten kunnen in allerlei<br />

terreintypen worden aangetroffen.<br />

Geen van de vastgestelde dagvlinders is beschermd. Wel staat de heivlinder op de Rode en<br />

Oranje Lijst. Deze soort is net als de meeste vlinders alleen waargenomen op het bestaande<br />

recreatiepark.<br />

De heivlinder was waar te nemen op één plek in het hart van het recreatiepark (HB)<br />

19


Waterjuffers en libellen In het gebied zijn 12 soorten waterjuffers en libellen waargenomen<br />

(tabel 5). De meeste individuen zijn gezien in de nabijheid van de vijvers in de tuintjes.<br />

Geen van de waargenomen soorten is beschermd. Wel is de grote keizerlibel als<br />

aandachtsoort opgenomen op de Oranje Lijst.<br />

20<br />

Rond de vijvertjes in de tuinen<br />

waren veel vuurjuffers aanwezig<br />

(HB)<br />

Sprinkhanen Er zijn in het <strong>onderzoek</strong>sgebied 6 soorten sprinkhanen waargenomen. <strong>Het</strong> zijn<br />

alle algemene soorten die noch beschermd zijn, noch zijn opgenomen op de Rode of Oranje<br />

Lijst.<br />

.<br />

Van de kustsprinkhaan zijn kleine<br />

aantallen waargenomen aan de<br />

zuidkant van het terrein (HB)


Nederlandse naam Wetenschappelijke naam<br />

Dagvlinders<br />

Atalanta Vanessa atalanta<br />

Bont zandoogje Pararge aegeria<br />

Boomblauwtje Celastrina argiolus<br />

Bruin zandoogje Maniola jurtina<br />

Citroenvlinder Gonepteryx rhamni<br />

Dagpauwoog Inachis io<br />

Distelvlinder Vanessa cardui<br />

Eikenpage Neozephyrus quercus<br />

Gehakkelde aurelia Polygonia c-album<br />

Groot dikkopje Ochlodes faunus<br />

Groot koolwitje Pieris brassicae<br />

Heivlinder Hipparchia semele<br />

Klein geaderd witje Pieris napi<br />

Klein koolwitje Pieris rapae<br />

Kleine vos Aglais urticae<br />

Kleine vuurvlinder Lycaena phlaeas<br />

Waterjuffers en libellen<br />

Azuurwaterjuffer Coenagrion puella<br />

Blauwe glazenmaker Aeshna cyanea<br />

Bruine glazenmaker Aeshna grandis<br />

Bruinrode heidelibel Sympetrum striolatum<br />

Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum<br />

Grote keizerlibel Anax imperator<br />

Houtpantserjuffer Lestes viridis<br />

Lantaarntje Ischnura elegans<br />

Paardenbijter Aeshna mixta<br />

Smaragdlibel Cordulia aenea<br />

Steenrode heidelibel Sympetrum vulgatum<br />

Vuurjuffer Pyrrhosoma nymphula<br />

Sprinkhanen<br />

Boskrekel Nemobius sylvestris<br />

Bruine sprinkhaan Chorthippus brunneus<br />

Gewoon doorntje Tetrix undulata<br />

Kustsprinkhaan Chorthippus albomarginatus<br />

Ratelaar Chorthippus biguttulus<br />

Struiksprinkhaan Leptophyes punctatissima<br />

Tabel 5. Vastgestelde insecten<br />

21


5 De resultaten in het licht van wet- en regelgeving<br />

Zowel de natuurtoets als de nee, tenzij-toets heeft uitsluitend betrekking op de<br />

uitbreidingslocatie.<br />

5.1 Beschermde soorten<br />

In tabel 6 is een overzicht gegeven van de soorten die op de uitbreidingslocatie zijn<br />

vastgesteld en die op basis van de huidige wet- en regelgeving zijn beschermd. In de tabel is<br />

aangegeven krachtens welke wet of richtlijn de soorten bescherming genieten en in welke<br />

tabel van de ‘AmvB art. 75’ ze zijn opgenomen.<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Vogelrichtlijn<br />

Planten<br />

Hondspeterselie Aethusa cynapium<br />

Kleine brandnetel Urtica urens<br />

Kleine maagdenpalm Vinca minor<br />

Muursla Mycelis muralis<br />

Valse kamille Anthemis arvensis<br />

Zwaluwtong Fallopia convolvulus<br />

Zoogdieren<br />

Gewone baardvleermuis Myotis mystacinus<br />

Boommarter Martes martes<br />

Bunzing Mustela putorius<br />

Egel Erinaceus europaeus<br />

Gewone/tweekleurige bosspitsmuis Sorex araneus/coronatus<br />

Konijn Oryctolagus cuniculus<br />

Mol Talpa europaea<br />

Ree Capreolus capreolus<br />

Rosse woelmuis Clethrionomys glareolus<br />

Vos Vulpes vulpes<br />

Vogels<br />

Appelvink Coccothraustes coccothraustes<br />

Boomkruiper Certhia brachydactyla<br />

Bosuil Strix aluco<br />

Buizerd Buteo buteo<br />

Ekster Pica pica<br />

Gaai Garrulus glandarius<br />

Glanskop Parus palustris<br />

Goudhaantje Regulus regulus<br />

Goudvink Pyrrhula pyrrhula<br />

Groene specht Picus viridis<br />

Grote bonte specht Dendrocopos major<br />

Grote lijster Turdus viscivorus<br />

Houtduif Columba palumbus<br />

Kleine bonte specht Dendrocopos minor<br />

Koolmees Parus major<br />

Kuifmees Parus cristatus<br />

Matkop Parus montanus<br />

Merel Turdus merula<br />

Pimpelmees Parus caeruleus<br />

Putter Carduelis carduelis<br />

Ransuil Asio otus<br />

Roodborst Erithacus rubecula<br />

Tjiftjaf Phylloscopus collybita<br />

22<br />

Habitatrichtlijn <strong>Bijlage</strong> 2<br />

Habitatrichtlijn <strong>Bijlage</strong> 4<br />

Flora- & Faunawet<br />

AmvB tabel 1<br />

AmvB tabel 2<br />

AmvB tabel 3<br />

Rode Lijst<br />

Oranje Lijst


Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Vogelrichtlijn<br />

Vogels (vervolg)<br />

Vink Fringilla coelebs<br />

Vuurgoudhaantje Regulus ignicapillus<br />

Winterkoning Troglodytes troglodytes<br />

Zanglijster Turdus philomelos<br />

Zwarte kraai Corvus corone<br />

Zwarte mees Parus ater<br />

Zwartkop Sylvia atricapilla<br />

Amfibieën<br />

Gewone pad Bufo bufo<br />

Tabel 6. Beschermde soorten<br />

Met een gekleurd vlakje is aangegeven krachtens welke wettelijke regeling een soort beschermd is;<br />

met een blauw vlakje of de soort beschermd is krachtens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of Flora- en<br />

Faunawet; met een groen vlakje in welke tabel van de ‘AmvB art. 75’ (Toelichtende brochure; LNV<br />

2005) een soort is opgenomen, met een rood vlakje of een soort op de Rode Lijst staat en met een<br />

oranje vlakje of de soort op de Oranje Lijst is opgenomen<br />

Uit de tabel blijkt dat twee van de vastgestelde beschermde soorten – boommarter en<br />

gewone baardvleermuis – zijn opgenomen in tabel 3 van de ‘AmvB art. 75’ (Toelichtende<br />

brochure; LNV 2005). De gewone baardvleermuis is tevens opgenomen in bijlage IV van de<br />

Habitatrichtlijn. De bescherming van deze soorten heeft een Europees rechtelijke grondslag<br />

en hiervoor geldt dan ook het strengste beschermingsregime. Ook voor de boommarter geldt<br />

het zwaarste beschermingsregime, al is die niet opgenomen in bijlage IV van de<br />

Habitatrichtlijn. Daarnaast komen er op de uitbreidingslocatie 30 broedvogelsoorten voor die<br />

bescherming genieten krachtens de Vogelrichtlijn.<br />

23<br />

Habitatrichtlijn <strong>Bijlage</strong> 2<br />

Habitatrichtlijn <strong>Bijlage</strong> 4<br />

Flora- & Faunawet<br />

AmvB tabel 1<br />

AmvB tabel 2<br />

AmvB tabel 3<br />

Rode Lijst<br />

Oranje Lijst


5.2 Effecten van de plannen op de aanwezige soorten<br />

Vooraleer een beoordeling van de effecten op flora en fauna te kunnen maken, is het<br />

noodzakelijk inzicht te hebben in de inhoud van de plannen. De belangrijkste onderdelen van<br />

de plannen zijn:<br />

• het extensiveren en herstructureren van het huidige park<br />

• het vervangen van de chaletcaravans door 68 ecohuisjes met vegetatiedaken<br />

• de bouw van twee trekkershutten ten behoeve van passanten en schoolgroepen<br />

• de aanleg van een trekkersveld met 15 passantenplaatsen voor passanten en<br />

schoolgroepen<br />

• de bouw van een toiletgebouw voor toeristische kampeerders<br />

• de bouw van een nieuwe receptie<br />

• uitbreiding van de parkeercapaciteit<br />

• de aanleg van een groenwal langs de zuidkant van het terrein om de geluidsoverlast van<br />

het spoor tegen te gaan<br />

Stacaravans op Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> (HV)<br />

De plannen worden gemotiveerd vanuit de wens meer ruimte te creëren per eenheid<br />

(grotere standplaatsen) en te komen tot meer diversiteit in het aanbod aan voorzieningen.<br />

Voorop staat echter dat het een kleinschalig bedrijf moet blijven met een auto- en asfaltvrij<br />

terrein.<br />

24


De uitbreiding van het terrein zal in algemene termen de volgende nadelige effecten op de<br />

aanwezige beschermde en niet-beschermde soorten kunnen hebben:<br />

• verlies aan leefgebied, foerageergebied en/of voortplantingsmogelijkheden, en<br />

• achteruitgang van de kwaliteit van het leefgebied als gevolg van een toename van de<br />

verstoring door menselijke aanwezigheid en activiteit.<br />

5.3 Effecten van de plannen op de beschermde soorten<br />

Op de uitbreidingslocatie komen naast broedvogels twee strikt beschermde soorten voor, te<br />

weten gewone baardvleermuis en boommarter. Als uitvoering van de plannen met<br />

betrekking tot deze soorten naar verwachting zal leiden tot overtreding van de<br />

verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet, zal een ontheffing moeten worden<br />

aangevraagd. Voor overige beschermde soorten die zijn aangetroffen, is de algemene<br />

vrijstellingsregeling van toepassing die is opgenomen in de AmvB art. 75 (tabel 6).<br />

In het onderstaande wordt voor de drie strikter beschermde soorten en voor vogels<br />

nagegaan, in hoeverre realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot overtreding van de<br />

verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet (hoofdstuk 3).<br />

Van de gewone baardvleermuis is alleen een jagend dier waargenomen. Vaste<br />

verblijfplaatsen van deze soort die zich zowel in bomen als in gebouwen kunnen bevinden,<br />

zijn niet vastgesteld. Op de uitbreidingslocatie staan alleen enkele dunne berken met holten<br />

die als verblijfplaats voor deze soort minder geschikt lijken. <strong>Het</strong> is echter van belang dat voor<br />

uitvoering van de werkzaamheden deze bomen geïnspecteerd worden op de mogelijke<br />

aanwezigheid van vleermuizen, dan wel deze bomen te sparen.<br />

Realisatie van de plannen voor uitbreiding van Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> kan voor deze<br />

soorten de volgende effecten hebben:<br />

Uitvoeringsfase: verstoring en vernietiging van het foerageergebied door werkzaamheden.<br />

Na realisatie: permanent verdwijnen van foerageergebied en afname van de kwaliteit<br />

van de resterende foerageergebieden door verstoring (licht).<br />

Omdat er op de uitbreidingslocatie geen vaste verblijfplaatsen voorkomen, zal uitvoering van<br />

de plannen naar verwachting niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de<br />

Flora- en Faunawet. Voor gewone baardvleermuis behoeft in de huidige situatie derhalve<br />

geen ontheffing te worden aangevraagd.<br />

De boommarter gebruikt de uitbreidingslocatie, net als het bestaande recreatiepark naar alle<br />

waarschijnlijkheid alleen om te jagen. Er komen geen geschikte bomen met holten of oude<br />

roofvogelnesten voor die dienst kunnen doen als (tijdelijke) verblijfplaats.<br />

Realisatie van de plannen zal voor deze soort de volgende effecten hebben:<br />

Uitvoeringsfase: tijdelijke verstoring van de foerageergebieden door werkzaamheden.<br />

Na realisatie: afname van het oppervlak en een permanente verandering van de aard<br />

van de foerageergebieden.<br />

<strong>Het</strong> is wenselijk voorafgaand aan de werkzaamheden op de uitbreidingslocatie bomen die<br />

gekapt gaan worden te inspecteren op de aanwezigheid van mogelijke verblijfplaatsen van<br />

boommarters. Mochten deze worden aangetroffen, dan zullen deze moeten worden ontzien.<br />

25


De boommarter is alleen waargenomen op het recreatiepark maar gebruikt vermoedelijk het gehele terrein,<br />

inclusief de uitbreidingslocatie, om te jagen (JG)<br />

Op de uitbreidingslocatie komen ten minste 30 vogelsoorten als broedvogel voor. Alle<br />

(broed)vogels zijn beschermd krachtens de Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet.<br />

Overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet (en Vogelrichtlijn) kan<br />

worden voorkomen door de werkzaamheden, die sterk ingrijpen op het terrein (kappen<br />

bomen, rooien struiken, etc.) en tot overtreding kunnen leiden, uit te voeren in een periode<br />

waarin de kans op het verstoren van nesten en het beschadigen of vernielen van eieren zo<br />

klein mogelijk is. In de praktijk houdt dit in dat deze werkzaamheden buiten de broedtijd<br />

(1 maart – 15 juli) dienen te worden uitgevoerd.<br />

Realisatie van de plannen zal voor vogels de volgende effecten hebben:<br />

Uitvoeringsfase: tijdelijke verstoring en vernietiging van het leefgebied door de<br />

bouwwerkzaamheden.<br />

Na realisatie: permanent verlies van geschikt leef- en foerageergebied door de<br />

bebouwing.<br />

Op de uitbreidingslocatie zijn geen verblijfplaatsen vastgesteld van soorten die jaarrond van<br />

vaste verblijfplaatsen gebruikmaken (roofvogels, spechten, uilen). Dit betekent dat als de<br />

werkzaamheden buiten de broedtijd worden uitgevoerd, voor vogels geen ontheffing van de<br />

verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet behoeft te worden aangevraagd. Wel is het<br />

zaak voor aanvang van de werkzaamheden de locaties waar deze zullen plaatsvinden, te<br />

<strong>onderzoek</strong>en op de aanwezigheid van nestelende vogels, ook als deze plaatsvinden buiten de<br />

(aangegeven) broedtijd. Mochten er nesten worden aangetroffen, dan dienen de<br />

werkzaamheden te worden uitgesteld tot de vogels het nest of de nesten verlaten hebben.<br />

26


5.4 Is een ontheffing nodig?<br />

Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat realisatie van de plannen in de huidige situatie<br />

naar verwachting niet zal leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en<br />

Faunawet met betrekking tot de vastgestelde beschermde soorten. Voor de uitbreiding van<br />

Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> behoeft derhalve geen ontheffing van de verbodsbepalingen te<br />

worden aangevraagd. Er wordt echter wel met nadruk op gewezen dat de uitkomsten van<br />

deze natuurtoets op basis van de huidige situatie, op het moment dat daadwerkelijk met de<br />

realisatie van plannen begonnen wordt naar alle waarschijnlijkheid niet meer geldig zullen<br />

zijn. Immers, de herstructurering van het park zal niet in één keer worden uitgevoerd maar<br />

geleidelijk over een periode van jaren zijn beslag moeten krijgen en in een dergelijk<br />

tijdsbestek kan er met betrekking tot de aanwezigheid van beschermde soorten veel<br />

veranderen. Daar komt nog bij dat ook een aantal ingrepen op het bestaande park, die niet<br />

in deze toets zijn meegenomen, getoetst moeten worden op hun gevolgen voor beschermde<br />

soorten.<br />

5.5 Invloed van de plannen op de EHS<br />

In hoofdstuk 3 is een overzicht gegeven van de wet- en regelgeving met betrekking tot de<br />

bescherming van de EHS en is ingegaan op de ruimte die er wordt geboden aan de<br />

ontwikkeling van verblijfsrecreatieterreinen.<br />

De belangrijkste vraag die met betrekking tot de uitbreiding beantwoord moet worden, is of<br />

die leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het<br />

gebied. Tot de wezenlijke waarden en kenmerken worden gerekend:<br />

• gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS<br />

• de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang<br />

abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude<br />

boskernen)<br />

• de aanwezigheid van bijzondere soorten<br />

• de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes)<br />

In de volgende paragrafen wordt voor deze vier aspecten nagegaan of er sprake is van een<br />

significante aantasting.<br />

5.5.1 Aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS<br />

De uitbreidingslocatie ligt binnen de EHS. De feitelijke uitbreiding zal een oppervlakte van ca.<br />

1,5 ha beslaan die aan de EHS onttrokken wordt. Dit vormt een aantasting van de<br />

aaneengeslotenheid en de robuustheid van de EHS. Gezien de relatief geringe oppervlakte,<br />

de ligging van het perceel – een uitloper van het bos die ‘doodloopt’ op de spoorlijn Utrecht-<br />

Amersfoort, en bebouwing van <strong>Soest</strong>duinen en de drukke <strong>Soest</strong>erbergse Weg – de beperkte<br />

ecologische betekenis (productieperceel van douglasspar), het huidige gebruik en het feit dat<br />

de uitbreiding zo zal worden ingericht en vormgegeven dat deze voor de aanwezige<br />

bijzondere soorten niet volledig ongeschikt wordt, kan deze aantasting van de<br />

aaneengeslotenheid en robuustheid van de EHS als niet-significant worden beoordeeld.<br />

5.5.2 Bijzondere ecologische kwaliteit<br />

<strong>Het</strong> bos op de uitbreidingslocatie is van een doorsnee-kwaliteit en de abiotische<br />

omstandigheden zijn niet van dien aard dat hier op termijn de ontwikkeling van heel<br />

bijzondere ecologische kwaliteiten (bosvegetaties en –gemeenschappen) te verwachten is.<br />

De uitbreiding zal dan ook niet leiden tot een (significante) aantasting van bijzondere<br />

ecologische kwaliteiten.<br />

27


5.5.3 Bijzondere soorten<br />

Op de uitbreidingslocatie komen diverse bijzondere soorten voor (beschermde soorten,<br />

soorten van de Rode en/of Oranje Lijst, zie tabel 6). Omdat bij de uitbreiding brede stroken<br />

bos en bosgroepen behouden zullen blijven (en versterkt zullen worden), zullen er naar<br />

verwachting geen bijzondere soorten verdwijnen. Door het aanleggen van een aantal<br />

ecologische stroken door het gehele heringerichte terrein (inclusief de uitbreiding) en de<br />

aanleg van twee tot drie grote vijvers met natuurlijke oevers zullen daarentegen voor een<br />

aantal soorten die nu op de uitbreidingslocatie ontbreken, zoals ringslang, hazelworm en<br />

vlinders van bosrandmilieus en bloemrijke vegetaties, nieuwe mogelijkheden ontstaan.<br />

Op grond van de bovenstaande overwegingen wordt dan ook geconcludeerd dat realisatie<br />

van de uitbreidingsplannen voor Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> naar verwachting geen significant<br />

negatief effect zal hebben op de aanwezige (deel)populaties van bijzondere soorten.<br />

5.5.4 Essentiële verbindingen<br />

<strong>Het</strong> plangebied ligt in een boscomplex dat de verbinding vormt tussen de natuurgebieden<br />

van de Korte Duinen en de Lange Duinen (figuur 3). In het kader van het herstel van deze<br />

verbinding is enkele jaren geleden het ziekenhuis Zonnegloren gesaneerd.<br />

Figuur 3. De ligging van het plangebied ten opzichte van de verbinding (rode gearceerde<br />

pijl) tussen de Korte Duinen en de Lange Duinen<br />

het bestaande park is rood omlijnd, de uitbreidingslocatie blauw<br />

Schaal topografische kaart 1 : 15.000<br />

© Dienst voor het kadaster en openbare registers, Apeldoorn<br />

<strong>Het</strong> plangebied ligt enigszins aan de periferie van deze verbinding in een bosuitloper die min<br />

of meer doorloopt op de bebouwing van <strong>Soest</strong>duinen, de <strong>Soest</strong>erbergse Weg en de spoorlijn<br />

Utrecht-Amersfoort, waarvan de bermen voor soorten van droge, schrale milieus juist weer<br />

een oost-west-verbinding vormen. De gewenste uitbreiding van Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong><br />

lijkt derhalve niet te leiden tot een significante aantasting van de functionaliteit van de<br />

28


verbinding tussen de Korte en Lange Duinen. <strong>Het</strong> bos waarin de uitbreidingslocatie is<br />

gesitueerd, heeft voor zover kon worden vastgesteld geen functie als migratie- of<br />

foerageerroute.<br />

Een en ander leidt dan ook tot de conclusie dat de uitbreiding van Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong><br />

geen significante aantasting van essentiële verbindingen tot gevolg zal hebben.<br />

Doorkijkje vanaf het bestaande park naar de beoogde uitbreidingslocatie (HB)<br />

5.5.5 Samenvattend<br />

Realisatie van de uitbreidingsplannen voor Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> zal, ervan uitgaande dat<br />

de voorgestelde (inrichtings)maatregelen (zie hoofdstuk 6) worden uitgevoerd, naar alle<br />

waarschijnlijkheid niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke waarden en<br />

kenmerken van het plangebied.<br />

29


6 Maatregelen<br />

Ter behoud en versterking van de aanwezige natuurwaarden kan zowel op de<br />

uitbreidingslocatie als op het bestaande park een aantal maatregelen worden getroffen. Deze<br />

maatregelen kunnen voor een deel tevens leiden tot natuurwinst (zie paragraaf 6.3).<br />

6.1 Maatregelen op de uitbreidingslocatie<br />

• <strong>Het</strong> boskarakter van het perceel wordt zoveel mogelijk gehandhaafd door een zodanige<br />

inrichting te realiseren dat bosstroken en forse boomgroepen gespaard kunnen worden.<br />

Deze bosstroken en boomgroepen kunnen geleidelijk wel worden omgevormd naar een<br />

natuurlijker bos met meer inheemse (loof)houtsoorten.<br />

• De te aan te leggen ecologische stroken (zie paragraaf 6.3) worden doorgetrokken tot<br />

op de uitbreidingslocatie.<br />

• Rond de huisjes op de uitbreidingslocatie wordt de aanleg van tuintjes niet toegestaan.<br />

• Langs de randen van de open plekken rond huisjes worden zomen heischraal grasland,<br />

bloemrijk grasland en/of bloemrijke ruigte ontwikkeld en als zodanig beheerd.<br />

• De uitbreiding wordt ontsloten middels brede graspaden die aansluiten op de graspaden<br />

op het bestaande terrein en die op dezelfde wijze worden beheerd.<br />

• Tussen de open terreindelen en de resterende boselementen worden geleidelijke<br />

overgangen met struikgewas (mantels) ontwikkeld.<br />

6.2 Maatregelen op het bestaande park<br />

• <strong>Het</strong> grondgebruik wordt zodanig geëxtensiveerd dat er grotere kavels ontstaan en er<br />

mogelijkheden ontstaan om stukjes ongebruikt te laten.<br />

• De ongebruikte stukjes worden ontwikkeld tot en beheerd als droog bloemrijk/heischraal<br />

grasland (één- tot tweemaal per jaar maaien en maaisel afvoeren). Deze maatregel kan<br />

ten goede komen aan hazelworm, levendbarende hagedis, ringslang en verschillende<br />

soorten insecten.<br />

• Op het terrein wordt een ‘groene dooradering’ gerealiseerd middels enkele ecologische<br />

stroken bloemrijk/heischraal grasland met struweelgroepen en boomgroepen. Deze<br />

maatregel kan vooral ten goede komen aan hazelworm, levendbarende hagedis,<br />

ringslang en verschillende soorten insecten.<br />

• De graspaden waarmee het terrein ontsloten wordt, worden gehandhaafd en krijgen<br />

door een aanpassing van het maaibeheer (extensiever) een functie in de groene<br />

dooradering.<br />

• In de ecologische stroken worden twee tot drie grote vijvers met brede natuurlijk<br />

ingerichte oeverstroken aangelegd. Deze maatregel zal vooral ten goede komen aan<br />

ringslang en amfibieën.<br />

• De bosrestanten die op het terrein aanwezig zijn, onder andere enkele groepen oudere<br />

grove dennen, worden bij de herinrichting van het terrein gespaard. De ondergroei in<br />

deze bosgroepen wordt niet of slechts eenmaal per jaar gemaaid (september).<br />

• De uitheemse struiken worden geleidelijk vervangen door inheemse soorten.<br />

• De aanwezige tuintjes worden bij de herinrichting van het park geleidelijk gesaneerd. In<br />

enkele tuinen zijn vijvers aanwezig met een heel natuurlijke inrichting. Deze worden bij<br />

de sanering gespaard of, indien noodzakelijk, pas verwijderd nadat de nieuwe grote<br />

vijvers zijn aangelegd.<br />

• In de ecologische stroken wordt een aantal broeihopen voor ringslangen aangelegd.<br />

Gelet op de huidige verspreiding van de soort op het terrein worden deze in eerste<br />

instantie geconcentreerd in het zuidoosten van het gebied.<br />

30


• De vegetatiedaken van de nieuw te bouwen huisjes worden ingezaaid met een<br />

zorgvuldig geselecteerd mengsel van inheemse, streekeigen soorten. De huisjes worden<br />

zo georiënteerd dat de daken (en de vegetatie) optimaal bezond zijn.<br />

• De aan te brengen groenwal langs de zuidrand van het terrein wordt beplant met<br />

inheemse, streekeigen bomen en struiken. Op de zuidhelling van de wal (langs de weg)<br />

kan eventueel heischraal grasland of heide worden ontwikkeld. Voor de aanleg van de<br />

wal wordt onbemeste grond, bij voorkeur uit de omgeving, gebruikt.<br />

• Eventueel aan te brengen verlichting wordt voorzien van bewegingssensoren, zodat de<br />

brandduur zoveel mogelijk wordt beperkt.<br />

<strong>Het</strong> aspect van een droog bloemrijk grasland met gewone ereprijs en knolboterbloem rond eind april (HB)<br />

6.3 Natuurwinst<br />

De bovenstaande maatregelen kunnen er voor wat betreft de uitbreidingslocatie voor zorg<br />

dragen dat de nadelige gevolgen voor de natuur beperkt blijven (waarbij de huidige situatie<br />

als referentie geldt) en kunnen voor sommige soorten van open grazige milieus en<br />

bosranden zelfs nieuwe mogelijkheden scheppen.<br />

De maatregelen die worden voorgesteld voor het bestaande park kunnen gunstige effecten<br />

hebben voor soorten van meer open, grazige milieus, ruigten en struwelen, zoals ringslang,<br />

hazelworm en verschillende soorten insecten, in het bijzonder dagvlinders en sprinkhanen.<br />

Tegelijkertijd zullen de omstandigheden voor de soorten die aan parkachtig bos gebonden<br />

zijn, door het handhaven van de aanwezige bosrestanten niet verslechteren.<br />

31


7 Conclusies<br />

7.1 Conclusies aangaande de Flora- en Faunawet<br />

• In totaal zijn er op de uitbreidingslocatie 42 beschermde soorten aangetroffen: 1 plant,<br />

10 soorten zoogdieren, 30 vogelsoorten en 1 soort amfibie.<br />

• Van deze 42 soorten genieten vogels, boommarter en gewone baardvleermuis een<br />

striktere bescherming.<br />

• De uitbreidingsplannen voor Recreatiepark <strong>Het</strong> <strong>Bossch</strong> zijn te karakteriseren als een<br />

ruimtelijke ontwikkeling.<br />

• Realisatie van de uitbreidingsplannen zal naar verwachting niet leiden tot overtredingen<br />

van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet. Er behoeft dan ook geen<br />

ontheffing te worden aangevraagd.<br />

• Indien de uitvoering van de plannen nog jaren op zich laat wachten, zal te zijner tijd een<br />

nieuwe beoordeling moeten worden gemaakt van de noodzaak tot het aanvragen van<br />

een ontheffing.<br />

7.2 Conclusies aangaande de bescherming van de EHS<br />

• <strong>Het</strong> plangebied ligt in de <strong>Ecologisch</strong>e Hoofdstructuur.<br />

• <strong>Het</strong> Streekplan (Provincie Utrecht 2004) schrijft voor dat bij plannen voor gebieden<br />

binnen en in de nabijheid van de groene contour vooraf dient te worden nagegaan of de<br />

plannen leiden tot een significante aantasting van wezenlijke waarden en kenmerken.<br />

• Onder de wezenlijke waarden en kenmerken van een gebied worden verstaan:<br />

o De aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit<br />

o Gebieden die bepalend zijn voor de aaneengeslotenheid en robuustheid van<br />

de EHS<br />

o De aanwezigheid van bijzondere soorten<br />

o De aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en<br />

migratieroutes)<br />

• Bovenstaande wezenlijke waarden en kenmerken worden door de uitbreidingsplannen<br />

naar verwachting niet-significant aangetast.<br />

• Door het treffen van specifieke inrichtingsmaatregelen kunnen de nadelige effecten van<br />

de uitbreiding voor de natuur worden beperkt en kunnen voor bepaalde soorten nieuwe<br />

mogelijkheden worden gecreëerd.<br />

• Door het treffen van bepaalde inrichtingsmaatregelen kan op het bestaande park een<br />

natuurwinst worden geboekt, die vooral ten goede zal komen aan soorten van droog<br />

(hei)schraal grasland, ruigten en struwelen, zoals ringslang, hazelworm, levendbarende<br />

hagedis en verschillende soorten insecten.<br />

32


8 Geraadpleegde literatuur<br />

Backes, Ch.W., P.J.J. van Buuren & A.A. Freriks 2004. Hoofdlijnen natuurbeschermingsrecht.<br />

Sdu Uitgevers bv., Den Haag.<br />

Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff 2001.<br />

Handboek Natuurdoeltypen, Rapport Expertisecentrum LNV nr. 2001/020, Wageningen.<br />

Beenen, R. (red.) 1998. Werkdocument Soortenbeleid, onderdeel fauna. Provincie Utrecht, Utrecht.<br />

Beenen, R., E. van den Dool & W. Timmers 2002. Werkdocument Soortenbeleid, onderdeel flora.<br />

Provincie Utrecht, Utrecht.<br />

Beusekom, R. van, et al. [red.] 2005. Rode Lijst van de Nederlandse Broedvogels. Tirion Uitgevers<br />

B.V. Baarn.<br />

Eggels G. 1998. <strong>Het</strong> Amsterdam-Rijnkanaal en de verdroging. TU Delft.<br />

Hom, C.C., P.H.C. Lina, G. van Ommering, R.C.M. Creemers & H.J.R. Lenders 1996. Bedreigde en<br />

kwetsbare reptielen en amfibieën in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC<br />

Natuurbeheer nr. 25. IKC, Wageningen.<br />

Limpens, H., K. Mostert & W. Bongers (red.) 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen. Onderzoek<br />

naar verspreiding en ecologie. KNNV-Uitgeverij, Utrecht.<br />

Lina, P.H.C. en G. van Ommering 1996. Bedreigde en kwetsbare vogels in Nederland. Toelichting op<br />

de Rode Lijst. Rapport IKC-Natuurbeheer nr. 21. IKC, Wageningen.<br />

Meijden, R. van der, B. Odé, C.L.G. Groen, J.P.M. Witte & D. Bal 2000. Bedreigde en kwetsbare<br />

vaatplanten in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Gorteria 26(4):<br />

85-208.<br />

Ministerie van LNV 2000. Bescherming van planten en dieren. Over de Flora- en Faunawet. Brochure<br />

nr. 03. Ministerie van LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2002a. Ter bescherming van onvervangbare flora en fauna. Algemene toelichting<br />

op de Flora- en Faunawet. Ministerie van LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2002b. Soortbescherming bij ruimtelijke ingrepen en dergelijke. Over de Flora- en<br />

Faunawet in Nederland. Ministerie van LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ministerie van LNV 2005. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde planten en<br />

dieren. De Flora- en Faunawet in de praktijk; informatie over vrijstellingen, ontheffingen en<br />

gedragscodes. Ministerie van LNV, ’s Gravenhage.<br />

Ommering, G. van, I. van Halder, C.A.M. van Zwaay & I. Wynhoff 1995. Bedreigde en kwetsbare<br />

dagvlinders in Nederland. Toelichting op de Rode Lijst. Rapport IKC-Natuurbeheer nr. 18, IKC,<br />

Wageningen.<br />

Provincie Utrecht 1992. Beleidsplan Natuur en Landschap Provincie Utrecht (BNLU). Rapport, Utrecht.<br />

Provincie Utrecht 1993. Werkdocument <strong>Ecologisch</strong>e Verbindingszones. Rapport, Utrecht.<br />

Provincie Utrecht 2002a. Utrechtse Natuurdoeltypen. Rapport, Utrecht.<br />

Provincie Utrecht 2002b. Natuurgebiedsplan Utrechtse Heuvelrug. Rapport, Utrecht.<br />

Provincie Utrecht 2004. Streekplan 2005-2015. Rapport, Utrecht.<br />

Provincie Utrecht 2005a. Handleiding bestemmingsplannen 2005 (concept). Rapport, Utrecht.<br />

Provincie Utrecht 2005b. Inhoud <strong>onderzoek</strong> door initiatiefnemer naar significante aantasting van<br />

wezenlijke kenmerken of waarden van de EHS (concept). Notitie, Utrecht.<br />

Provincie Utrecht 2007. Uitwerking ruimtelijk beleid verblijfsrecreatie binnen de EHS (Heuvelrug).<br />

B-stuk. Notitie, Utrecht.<br />

Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda 1995. De vegetatie van Nederland. Deel 2.<br />

Plantengemeenschappen van wateren, moerassen en natte heiden. Opulus Press,<br />

Uppsala/Leiden.<br />

33


Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda 1996. De vegetatie van Nederland. Deel 3.<br />

Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus Press,<br />

Uppsala/Leiden.<br />

Schaminée, J.H.J., E.J. Weeda & V. Westhoff 1998. De vegetatie van Nederland. Deel 4.<br />

Plantengemeenschappen van de kust en van binnenlandse pioniermilieus. Opulus Press,<br />

Uppsala/Leiden.<br />

Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée & P.W.F.M. Hommel 1999. De vegetatie van Nederland. Deel 5.<br />

Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen. Opulus Press, Uppsala/Leiden.<br />

Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) 1981. Bodemkaart van Nederland. Wageningen.<br />

Stichting voor Bodemkartering (Stiboka) 1982. Geomorfologische kaart van Nederland. Wageningen.<br />

Werf, S. van der 1991. Natuurbeheer in Nederland, deel 5. Bosgemeenschappen. Pudoc, Wageningen.<br />

34


<strong>Bijlage</strong> 1. Vastgestelde plantensoorten<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Oranje Lijst F&F Park Uitbreiding<br />

Aalbes Ribes rubrum 1<br />

Akkerdistel Cirsium arvense 1<br />

Akkerkool Lapsana communis 1 1<br />

Akkervergeet-mij-nietje Myosotis arvensis 1 1<br />

Akkerviooltje Viola arvensis 1<br />

Amerikaans krentenboompje Amelanchier lamarckii 1<br />

Amerikaanse eik Quercus rubra 1 1<br />

Amerikaanse vogelkers Prunus serotina 1 1<br />

Beklierde duizendknoop Persicaria lapathifolia 1<br />

Bergbasterdwederik Epilobium montanum KW 1<br />

Beuk Fagus sylvatica 1 1<br />

Bijvoet Artemisia vulgaris 1<br />

Bitterzoet Solanum dulcamara 1<br />

Bleke klaproos Papaver dubium 1<br />

Bloedooievaarsbek Geranium sanguineum 1<br />

Bochtige smele Deschampsia flexuosa 1 1<br />

Boerenjasmijn Philadelphus spec. 1<br />

Boerenkrokus Crocus tommasinianus GE 1<br />

Bosaardbei Fragaria vesca GE KW 1<br />

Bosandoorn Stachys sylvatica 1<br />

Boskruiskruid Senecio sylvaticus 1<br />

Bosveldkers Cardamine flexuosa 1 1<br />

Boswilg Salix caprea 1<br />

Brede stekelvaren Dryopteris dilatata 1 1<br />

Brede wespenorchis Epipactis helleborine 1 1<br />

Brem Cytisus scoparius 1<br />

Canadese fijnstraal Conyza canadensis 1 1<br />

Cipreswolfsmelk Euphorbia cyparissias 1<br />

Citroenmelisse Melissa officinalis 1<br />

Dagkoekoeksbloem Silene dioica 1 1<br />

Douglasspar Pseudotsuga menziesii 1<br />

Driekleurig viooltje Viola tricolor GE 1<br />

Drienerfmuur Moehringia trinervia 1 1<br />

Duinriet Calamagrostis epigejos 1<br />

Echte valeriaan Valeriana officinalis 1<br />

Eenstijlige meidoom Crataegus monogyna 1<br />

Engels raaigras Lolium perenne 1<br />

Fijn schapengras Festuca filiformis 1<br />

Fijnspar Picea abies 1<br />

Fluitenkruid Anthriscus sylvestris 1 1<br />

Framboos Rubus idaeus 1 1<br />

Geel nagelkruid Geum urbanum 1<br />

Gekroesde melkdistel Sonchus asper 1<br />

Gele dovenetel Lamiastrum galeobdolon 1<br />

Gestreepte witbol Holcus lanatus 1<br />

Gevlekte dovenetel Lamium maculatum 1<br />

Gewone berenklauw Heracleum sphondylium 1<br />

Gewone braam Rubus fruticosus 1 1<br />

Gewone brunel Prunella vulgaris 1<br />

Gewone ereprijs Veronica chamaedrys 1<br />

Gewone esdoorn Acer pseudoplatanus 1<br />

Gewone hennepnetel Galeopsis tetrahit 1 1<br />

Gewone hoornbloem Cerastium f. vulgare 1<br />

Gewone klit Arctium minus 1<br />

Gewone melkdistel Sonchus oleraceus 1 1<br />

Gewone paardenbloem Taraxacum officinale 1 1<br />

Gewone raket Sisymbrium officinale 1 1<br />

Gewone reigersbek Erodium cicutarium cicutarium 1<br />

Gewone rolklaver Lotus c. corniculatus 1<br />

Gewone salomonszegel Polygonatum multiflorum 1<br />

Gewone spurrie Spergula arvensis 1<br />

Gewone steenraket Erysimum cheiranthoides 1 1<br />

35


<strong>Bijlage</strong> 1. Vastgestelde plantensoorten (vervolg)<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Oranje Lijst F&F Park Uitbreiding<br />

Gewone veldbies Luzula campestris 1<br />

Gewone vlier Sambucus nigra 1 1<br />

Gewone vogelmelk Ornithogalum umbellatum GE 1 1<br />

Gewoon biggenkruid Hypochaeris radicata 1<br />

Gewoon duizendblad Achillea millefolium 1<br />

Gewoon herderstasje Capsella bursa-pastoris 1<br />

Gewoon reukgras Anthoxanthum odoratum 1<br />

Gewoon sneeuwklokje Galanthus nivalis GE 1<br />

Gewoon speenkruid Ranunculus ficaria bulbilifer 1 1<br />

Gewoon struisgras Agrostis capillaris 1 1<br />

Gewoon varkensgras Polygonum aviculare 1 1<br />

Gewoon vingerhoedskruid Digitalis purpurea 1 1<br />

Glad vingergras Digitaria ischaemum 1<br />

Gladde witbol Holcus mollis 1<br />

Grote brandnetel Urtica dioica 1<br />

Grote teunisbloem Oenothera erythrosepala 1<br />

Grote weegbree Plantago major major 1 1<br />

Grove den Pinus sylvestris 1<br />

Grove varkenskers Coronopus squamatus 1<br />

Haagbeuk Carpinus betulus 1<br />

Haagwinde Calystegia sepium 1 1<br />

Hanenpoot Echinochloa crus-galli 1<br />

Harig knopkruid Galinsoga quadriradiata 1<br />

Hazenpootje Trifolium arvense 1<br />

Hondsdraf Glechoma hederacea 1 1<br />

Hondspeterselie Aethusa cynapium KW 1<br />

Hulst Ilex aquifolium 1 1<br />

IJle dravik Anisantha sterilis 1<br />

Jakobskruiskruid Senecio jacobaea 1<br />

Japanse larix Larix kaempferi 1<br />

Judaspenning Lunaria annua 1<br />

Kaal knopkruid Galinsoga parviflora 1 1<br />

Kikkerbeet Hydrocharis morsus-ranae 1<br />

Kleefkruid Galium aparine 1 1<br />

Klein hoefblad Tussilago farfara 1<br />

Klein kroos Lemna minor 1<br />

Klein kruiskruid Senecio vulgaris 1<br />

Klein springzaad Impatiens parviflora 1 1<br />

Klein streepzaad Crepis capillaris 1<br />

Klein vogelpootje Ornithopus perpusillus 1<br />

Kleine brandnetel Urtica urens GE 1 1<br />

Kleine duizendknoop Persicaria minor KW 1<br />

Kleine klaver Trifolium dubium 1<br />

Kleine leeuwenklauw Aphanes inexpectata 1<br />

Kleine leeuwentand Leontodon saxatilis 1<br />

Kleine maagdenpalm Vinca minor KW 1 1 1<br />

Kleine ooievaarsbek Geranium pusilIum 1<br />

Kleine veldkers Cardamine hirsuta 1 1<br />

Klimop Hedera helix 1 1<br />

Kluwenhoornbloem Cerastium glomeratum 1<br />

Knolboterbloem Ranunculus bulbosus 1<br />

Knopig helmkruid Scrophularia nodosa 1 1<br />

Kropaar Dactylis glomerata 1 1<br />

Kruipend zenegroen Ajuga reptans GE 1<br />

Kruipende boterbloem Ranunculus repens 1 1<br />

Krulzuring Rumex crispus 1<br />

Kweek Elytrigia repens 1<br />

Late guldenroede Solidago gigantea 1<br />

Lelietje-van-dalen Convallaria majalis 1<br />

Liggend walstro Galium saxatile 1 1<br />

Liggende vetmuur Sagina procumbens 1 1<br />

Look-zonder-look Alliaria petiolata 1 1<br />

36


<strong>Bijlage</strong> 1. Vastgestelde plantensoorten (vervolg)<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Oranje Lijst F&F Park Uitbreiding<br />

Maarts viooltje Viola odorata GE 1<br />

Madeliefje Bellis perennis 1<br />

Mannetjesereprijs Veronica officinalis 1<br />

Melganzenvoet Chenopodium album 1<br />

Middelste teunisbloem Oenothera biennis 1<br />

Moederkruid Tanacetum parthenium 1<br />

Moerasdroogbloem Gnaphalium uliginosum 1 1<br />

Muizenoor Hieracium piloselia 1<br />

Muursla Mycelis muralis KW 1 1<br />

Oranje havikskruid Hieracium aurantiacum 1<br />

Eenjarige hardbloem Scleranthus annuus 1<br />

Paarse dovenetel Lamium purpureum 1 1<br />

Perzikkruid Persicaria maculosa 1<br />

Pijpenstrootje Molinia caerulea 1 1<br />

Pilzegge Carex pilulifera 1 1<br />

Pinksterbloem Cardamine pratensis 1 1<br />

Pitrus Juncus effusus 1<br />

Plat beemdgras Poa compressa 1<br />

Prachtklokje Campanula persicifolia KW 2 1<br />

Pulmonaria saccharata 1<br />

Puntwederik Lysimachia punctata 1<br />

Rankende helmbloem Ceratocapnos claviculata 1 1<br />

Reuzenbalsemien Impatiens glandulifera 1<br />

Reuzenzilverspar Abies grandis 1<br />

Ridderzuring Rumex obtusifolius 1 1<br />

Robertskruid Geranium robertianum 1 1<br />

Robinia Robinia pseudoacacia 1<br />

Rode klaver Trifolium pratense 1<br />

Rode schijnspurrie Spergularia rubra 1<br />

Rood zwenkgras Festuca rubra 1<br />

Roze winterpostelein Claytonia sibirica 1<br />

Ruig klokje Campanula trachelium 2 1<br />

Ruw beemdgras Poa trivialis 1 1<br />

Ruwe berk Betula pendula 1 1<br />

Schapenzuring Rumex acetoselIa 1 1<br />

Scherpe boterbloem Ranunculus acris 1<br />

Schijnaardbei Potentilla indica 1<br />

Sint-Janskruid Hypericum perforatum 1 1<br />

Sleedoom Prunus spinosa 1<br />

Smalle weegbree Plantago lanceolata 1<br />

Smalle wikke Vicia sativa nigra 1<br />

Sneeuwbes Symphoricarpos albus 1<br />

Speerdistel Cirsium vulgare 1<br />

Sporkehout Rhamnus frangula 1 1<br />

Stalkaars Verbascum densiflorum GE 1<br />

Stijf havikskruid Hieracium laevigatum 1<br />

Stijve klaverzuring Oxalis fontana 1 1<br />

Stinkende gouwe Chelidonium majus 1 1<br />

Straatgras Poa annua 1<br />

Struikhei Calluna vulgaris 1<br />

Taxus Taxus baccata 1 1<br />

Theeboompje Spiraea salicifolia 1<br />

Tijmereprijs Veronica serpyllifolia 1 1<br />

Tranend hartje Dicentra formosa 1<br />

Trekrus Juncus squarrosus 1<br />

Trosvlier Sambucus racemosa 1<br />

Valse kamille Anthemis arvensis KW BE 1<br />

Veelbloemige veldbies Luzula multiflora 1<br />

Veelkleurig vergeet-mij-nietje Myosotis discolor 1<br />

Veldbeemdgras Poa pratensis 1<br />

Veldereprijs Veronica arvensis 1<br />

Veldzuring Rumex acetosa 1<br />

37


<strong>Bijlage</strong> 1. Vastgestelde plantensoorten (vervolg)<br />

Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Rode Lijst Oranje Lijst F&F Park Uitbreiding<br />

Vertakte leeuwentand Leontodon autumnalis 1<br />

Viltige basterdwederik Epilobium parvillorum 1 1<br />

Vogelkers Prunus padus 1 1<br />

Vogelmuur SteIlaria media 1 1<br />

Vroege haver Aira praecox 1<br />

Vroegeling Erophila vema GE 1<br />

Waterpeper Persicaria hydropiper 1 1<br />

Wijfjesvaren Athyrium tilix-femina 1<br />

Wilde kamperfoelie Lonicera periclymenum 1<br />

Wilde kardinaalsmuts Euonymus europaeus 1<br />

Wilde lijsterbes Sorbus aucuparia 1 1<br />

Wilgenroosje Chamerion angustifolium 1 1<br />

Winterlinde Tilia cordata 1 1<br />

Witte klaver Trifolium repens 1<br />

Zachte ooievaarsbek Geranium molle 1<br />

Zandpaardenbloem Taraxacum laevigatum GE 1<br />

Zandraket Arabidopsis thaliana 1<br />

Zandwolfsmelk Euphorbia seguieriana 1<br />

Zevenblad Aegopodium podagraria 1 1<br />

Zilverhaver Aira caryophyllea 1<br />

Zomereik Quercus robur 1 1<br />

Zwaluwtong Fallopia convolvulus GE 1<br />

Zwarte nachtschade Solanum nigrum nigrum 1 1<br />

Als in de kolom Park of Uitbreiding een 1 staat, dan is de betreffende soort daar aangetroffen.<br />

De soorten waarbij in de kolom F&F een cijfer staat, zijn beschermd krachtens de Flora- en Faunawet; het cijfer<br />

verwijst naar de tabel (toelichtende brochure; LNV 2005) waarin ze zijn opgenomen en daarmee naar de<br />

striktheid van de bescherming. De soorten waarbij in de kolommen Rode Lijst of Oranje Lijst de afkorting GE<br />

(gevoelig) of KW (kwetsbaar) staat, zijn opgenomen in deze lijsten. De aanduidingen gevoelig en kwetsbaar<br />

verwijzen naar de mate van bedreiging.<br />

38

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!