30.01.2013 Views

RAIL 2012-2016 - Arbeidsmarkt Limburg

RAIL 2012-2016 - Arbeidsmarkt Limburg

RAIL 2012-2016 - Arbeidsmarkt Limburg

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Samenvatting<br />

Inleiding<br />

<strong>RAIL</strong> (Regionale <strong>Arbeidsmarkt</strong> Informatie <strong>Limburg</strong>) is een initiatief van de partijen die invloed<br />

hebben op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en elkaar ontmoeten in het arbeidsmarktplatform<br />

VWL Samenwerkend <strong>Limburg</strong>: de zes centrumgemeenten Maastricht, Heerlen, Sittard-<br />

Geleen, Roermond, Venlo en Venray, de Provincie <strong>Limburg</strong>, UWV, Arcus College, Gilde Opleidingen,<br />

Citaverde College, Leeuwenborgh Opleidingen en het Technocentrum Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong>. De coördinatie en het formele opdrachtgeverschap berusten bij de Provincie <strong>Limburg</strong>.<br />

<strong>RAIL</strong> verschaft uitgangspunten voor de dialoog over de arbeidsmarktvraagstukken in<br />

<strong>Limburg</strong> en de verschillende deelgebieden (Noord, Midden en Zuid). Dit gebeurt aan de<br />

hand van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de actuele arbeidsmarktsituatie,<br />

betrouwbare prognoses en een gedegen analyse.<br />

Omgeving van de arbeidsmarkt<br />

De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt wordt beïnvloed door haar omgeving. Voor de regionale arbeidsmarkt<br />

zijn - naast de geografische ligging - vooral de factoren politiek/beleid, economie<br />

en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van belang. Daarnaast gaat het om arbeidsvoorwaarden<br />

en –omstandigheden in voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren in en het imago<br />

van de provincie.<br />

Geografische ligging<br />

Binnen Nederland is <strong>Limburg</strong> perifeer gelegen maar in Europees/Euregionaal verband<br />

juist centraal.<br />

Politieke en beleidsmatige ontwikkelingen<br />

In de Rijksbegroting voor <strong>2012</strong> wordt over de gehele linie fors bezuinigd. Als gevolg van<br />

de dubbele dip zullen in het voorjaar van <strong>2012</strong> aanvullende bezuinigingen volgen.<br />

Lagere overheden krijgen meer taken en minder geld. De financiële steun aan stadsregio’s<br />

(zoals Parkstad <strong>Limburg</strong>) worden stopgezet. De intramurale zorg krijgt geld voor<br />

extra personeel, maar tegelijkertijd wordt op andere delen van de zorg bezuinigd. Per<br />

saldo krijgt het onderwijs evenveel geld, maar er hebben wel verschuivingen plaats. Op<br />

sociale zekerheid en re-integratie wordt fors beknibbeld.<br />

De focus van het beleid van het ministerie van EL&I komt te liggen op tien nationale<br />

topsectoren. Het regionaal economisch beleid wordt afgeschaft en gedecentraliseerd.<br />

Wel krijgen onder meer Brainport Zuidoost-Nederland en Greenport Venlo voorrang bij<br />

bestedingen door het Rijk.<br />

Ambities van het topprioritair programma Brainport 2020 zijn onder meer dat Zuidoost-<br />

Nederland in 2020 in de top 5 van Europa en de top 10 van de wereld staat als kennisregio<br />

en bijna volledige werkgelegenheid heeft.<br />

Het economisch beleid van de Provincie <strong>Limburg</strong> haakt maximaal aan bij het nationale<br />

topsectorenbeleid en de Brainport 2020 agenda. Ambitie is de concurrentiekracht van<br />

<strong>Limburg</strong> te versterken. Daarbij zijn ondernemerschap en innovaties sleutelbegrippen en<br />

ligt het accent op de speerpuntsectoren Chemie/Materials, Life sciences & Health, Agrofood,<br />

Logistiek, Vrijetijdseconomie (inclusief retail), High tech systems, Financieeladministratief<br />

cluster en Nieuwe energie).<br />

Binnen de programmalijn Onderwijs en arbeidsmarkt stelt de Provincie zich ten doel dat:<br />

1) het aandeel hoger- en middelbaar opgeleiden in de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking in<br />

2015 op het landelijke gemiddelde ligt; 2) het aantal leerlingen/studenten in <strong>Limburg</strong><br />

dat kiest voor opleidingen (MBO, HBO en WO), gerelateerd aan de topsectoren, zorg en<br />

techniek in de coalitieperiode is toegenomen.<br />

1


Economische ontwikkelingen<br />

Over een langere periode beschouwd kent <strong>Limburg</strong> een relatief laag regionaal product en<br />

een lage economische groei. Tevens is de <strong>Limburg</strong>se economie nog steeds behoorlijk<br />

conjunctuurgevoelig.<br />

Innovatie is van groot belang voor toekomstige economische groei. Naar verhouding telt<br />

<strong>Limburg</strong> veel innovatieve banen. Op andere indicatoren voor het innovatieklimaat (opleidingsniveau,<br />

kenniswerkers en creatieve banen) scoort de provincie benedengemiddeld.<br />

Verhoudingsgewijs kent <strong>Limburg</strong> weinig beginnende ondernemers. Deels is dit het gevolg<br />

van een minder gunstig startersklimaat (in termen van innovatieklimaat, leeftijdsopbouw<br />

en sectorstructuur), deels ook van het ontmoedigen door het StartersCentrum <strong>Limburg</strong><br />

van minder geschikt geachte potentiële starters.<br />

Internationaal is de concurrentiepositie van <strong>Limburg</strong> goed. De provincie staat in de EU<br />

Regional Competiveness Index 2010 op plaats 16 van de 271 EU-regio’s.<br />

Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen<br />

<strong>Limburg</strong> heeft in de periode 2011-2025 te maken met een verdere krimp van de bevolking<br />

(-3,6%). Met name de potentiële beroepsbevolking daalt sterk (-13,9%). Het aandeel<br />

65-plussers in de totale bevolking neemt toe van 19% tot 27%. Het aandeel niet-westerse<br />

allochtonen bedraagt nu om en nabij 8% en zal niet veel stijgen.<br />

Vergeleken met andere regio’s is de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> op dit moment al sterk<br />

vergrijsd. Het aantal <strong>Limburg</strong>se ondernemers dat structureel vergrijzingsbeleid heeft<br />

dan wel dergelijk beleid aan het ontwikkelen is, groeit.<br />

Arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden<br />

De landelijke cao-loonontwikkeling is in een aantal voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren<br />

bovengemiddeld (zorg en financiële dienstverlening), maar blijft in andere relevante<br />

sectoren achter (landbouw, vervoer en communicatie en horeca).<br />

Werknemers in een aantal voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt belangrijke<br />

sectoren zijn in Nederland als geheel meer dan gemiddeld tevreden met de arbeidsinhoud-<br />

en omstandigheden (financiële dienstverlening, zorg en landbouw). Minder dan<br />

gemiddeld tevreden is men in de sectoren industrie, vervoer en communicatie en horeca.<br />

Imago van de provincie<br />

Het beeld dat niet-inwoners hebben van <strong>Limburg</strong> is positief te noemen. De provincie<br />

heeft onder de gemiddelde Nederlander een sterke reputatie. Men ziet de provincie in<br />

het algemeen als sympathiek, mooi en gezellig (maar ook als ver weg).<br />

Vrijwel alle inwoners zijn trots om inwoner van <strong>Limburg</strong> te zijn. Minder dan de helft ziet<br />

reden(en) om de provincie te verlaten. Meest genoemde reden om te vertrekken zijn de<br />

kansen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie vormt – naast criminaliteit – ook het<br />

belangrijkste zorgpunt voor burgers.<br />

In 2011 is <strong>Limburg</strong>, na Amsterdam, de populairste regio van Nederland voor buitenlandse<br />

investeerders. Pro’s in het vestigingsklimaat zijn vooral de Europees gezien gunstige ligging,<br />

de ruimte voor huisvesting en de aanwezigheid van internationale scholen. Minpunt<br />

is dat er naar verhouding veel verouderde bedrijventerreinen zijn.<br />

Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />

De vraag naar arbeid in <strong>Limburg</strong> bestaat uit twee componenten: de vervulde vraag ofwel de<br />

werkgelegenheid (uitgedrukt in het aantal arbeidsplaatsen) en de onvervulde vraag ofwel<br />

de openstaande vacatures. De toekomstige vraag naar nieuwkomers op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

is uit te drukken in het aantal baanopeningen<br />

Werkgelegenheidsstructuur<br />

In 2011 telt <strong>Limburg</strong> in totaal 528.000 bezette arbeidsplaatsen. De drie belangrijkste<br />

sectoren voor de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid zijn zorg, zakelijke dienstverlening en detailhandel.<br />

Een sterke vertegenwoordiging van de werkgelegenheid ten opzichte van Nederland<br />

is te zien in de landbouw en visserij, de industriële sectoren chemie, metaal en<br />

2


elektrotechniek en overige industrie, de commerciële sectoren detailhandel, horeca en<br />

transport en de niet-commerciële sector welzijn. De commerciële sector zakelijke<br />

dienstverlening springt er op dit punt in negatieve zin uit.<br />

Het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen), het middenbedrijf (10-99) en het grootbedrijf<br />

(100 of meer) zijn in 2011 goed voor respectievelijk 27%, 34% en 39% van de <strong>Limburg</strong>se<br />

werkgelegenheid. Daarmee wijkt de provincie niet of nauwelijks af van het landelijke<br />

beeld.<br />

In <strong>Limburg</strong> zijn veel mensen werkzaam in economisch-administratieve beroepen, technische<br />

en industriële beroepen en verzorgende en (para)medische beroepen. Vergeleken<br />

met land als geheel zijn in de provincie de economisch-administratieve beroepen ondervertegenwoordigd<br />

en de elementaire en niet-specialistische beroepen, de technische beroepen<br />

en de verzorgende en (para)medische beroepen iets oververtegenwoordigd.<br />

Van de werkenden in <strong>Limburg</strong> heeft ruim een derde een opleiding op MBO-niveau. Andere<br />

veel voorkomende opleidingsniveaus onder de werkenden zijn VMBO en HBO (beide<br />

ongeveer een vijfde van de werkenden). Vergeleken met Nederland zijn hoger opgeleiden<br />

(HBO en WO) in de provincie ondervertegenwoordigd. Zuid-<strong>Limburg</strong> kent naar verhouding<br />

meer hoger opgeleide werkenden dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />

Overall is in <strong>Limburg</strong> 15% van de werkzame personen 55-plusser tegenover landelijk 14%.<br />

De hoogste percentages in <strong>Limburg</strong> zijn te vinden in de sectoren onderwijs (24%) en<br />

landbouw en visserij (21%). De sectoren chemie, overige industrie en energie hebben elk<br />

een aandeel van 20% 55-plussers.<br />

<strong>Limburg</strong> telt in 2011 circa 46.420 vestigingen met slechts één werkzame persoon. Deels<br />

betreft het hier zzp‘ers, deels kan het ook om medewerkers van een grotere onderneming<br />

(bijvoorbeeld in de detailhandel) of franchisenemers gaan. Verder heeft <strong>Limburg</strong><br />

circa 18.828 vestigingen met twee tot en met vier werkzame personen. Ook deze groep<br />

zal een aantal zzp’ers tellen, waarbij bijvoorbeeld de partner ondersteunende werkzaamheden<br />

verricht.<br />

Bedrijvendynamiek<br />

De gemeente Maastricht telde in totaal in 2011 8.859 vestigingen. Dit is een groei van<br />

5,3% t.o.v. 2010. Het aantal arbeidsplaatsen groeide met 0,2% in 2011. De sectoren zorg<br />

en zakelijke dienstverlening kenden het grootste aantal arbeidsplaatsen.<br />

Het aantal vestigingen in de gemeente Heerlen is in 2011 met 2,7% gegroeid. De werkgelegenheid<br />

is in hetzelfde jaar met 0,3% gegroeid. De grootste procentuele groei in het<br />

aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector informatie en communicatie en de grootste<br />

afname in de sector energie.<br />

De gemeente Sittard-Geleen kende in 2011 een groei van het aantal vestigingen van<br />

4,8%. De werkgelegenheid daalde echter met 1,7%. De grootste werkgelegenheidsdaling<br />

vond plaats in de sector bank- en verzekeringswezen.<br />

Het aantal vestigingen in de gemeente Roermond is in 2011 met 3,9% gegroeid. De werkgelegenheid<br />

is hier met 1,0% gegroeid. De detailhandel is qua werkgelegenheid de belangrijkste<br />

sector voor de gemeente Roermond.<br />

In de gemeente Venlo steeg het aantal vestigingen met 3,6% in 2011 en de werkgelegenheid<br />

steeg met 0,8%. De sectoren zorg en metaal / elektrotechniek kennen het grootste<br />

aantal arbeidsplaatsen.<br />

De gemeente Venray kende een groei van 3,0% in het aantal vestigingen in 2011 en een<br />

groei van 2,6% in het aantal arbeidsplaatsen. De sector landbouw en visserij kent het<br />

grootste aantal vestigingen en de transportsector kent de meeste arbeidsplaatsen.<br />

Samenvattend lieten alle zes gemeenten in 2011 een stijging van het aantal vestigingen<br />

zien. In Maastricht en Heerlen stabiliseerde het aantal arbeidplaatsen. In Sittard-Geleen<br />

was sprake van een daling, in Roermond en Venlo van een lichte stijging en in Venray<br />

van een substantiële toename van het aantal arbeidsplaatsen.<br />

Werkgelegenheidsontwikkeling<br />

De werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> bleef in de periode 1996-2011 structureel<br />

achter bij de landelijke ontwikkeling. Deels is dit een gevolg van de krimp van de bevolking,<br />

deels is het toe te schrijven aan de specifieke sectorale samenstelling van de<br />

werkgelegenheid.<br />

3


4<br />

De werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> neemt in <strong>2012</strong> af. Voor de jaren 2013-<strong>2016</strong> wordt weer<br />

een lichte werkgelegenheidsgroei voorzien. Per saldo neemt de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid<br />

in de periode 2011-<strong>2016</strong> naar verwachting toe met in totaal 0,8%. Groeisectoren in<br />

de provincie zijn in de periode <strong>2012</strong>-2013 vooral zorg, groothandel, welzijn en zakelijke<br />

dienstverlening. Sectoren die een werkgelegenheidsdaling laten zien zijn met name<br />

chemie, bouw en bouwinstallatie en informatie en communicatie. Groeisectoren in de<br />

periode 2014-<strong>2016</strong> zijn eveneens zorg, zakelijke dienstverlening en groothandel. Sectoren<br />

met de grootste werkgelegenheidsdaling in deze periode zijn energie, informatie en<br />

communicatie en overheid.<br />

Naast de topsectoren zijn nog twee sectoren waar de Provincie <strong>Limburg</strong> een rol voor<br />

zichzelf ziet weggelegd bij het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op<br />

de arbeidsmarkt, te weten de zorg en de techniek. Dit hoofdstuk bevat voor al deze sectoren<br />

nadere informatie over (trends en ontwikkelingen in) de werkgelegenheid.<br />

Vacatures<br />

In 2009 vertaalde de kredietcrisis zich in een daling van het aantal bij UWV gemelde<br />

vacatures in <strong>Limburg</strong> ten opzicht van het jaar daarvoor. De vacaturemarkt toonde in<br />

2010 weer herstel. Als gevolg van de eurocrisis is in 2011 echter weer een daling van het<br />

aantal bij UWV gemelde vacatures waarneembaar.<br />

De registratiecijfers van UWV weerspiegelen slechts een deel van de vacaturemarkt. Het<br />

jaarlijks vacatureonderzoek van UWV biedt – op basis van een enquête onder werkgevers<br />

wel inzicht in de vacaturetotalen. Dat levert voor 2011 een ander beeld op dan op basis<br />

van de registratiecijfers van UWV. In 2011 werden er in <strong>Limburg</strong> 40.000 vacatures vervuld,<br />

3% meer dan in 2010. Landelijk was dat jaar sprake van een daling van 6%.<br />

Opmerkelijk is dat in de in 2011 vervulde vacatures vrijwel geen vaste aanstellingen<br />

meer worden aangeboden.<br />

<strong>Limburg</strong> kent in vergelijking met Nederland veel vervulde vacatures in: a) agrarische<br />

sector; overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn; handel; industrie; b) het kleinbedrijf;<br />

c) agrarisch, productie-, transport-, onderwijzend en verzorgend en (para)medisch<br />

personeel; d) de lagere opleidingsniveaus (BO en VMBO) en de MBO-niveaus 3 en 4.<br />

Baanopeningen<br />

Het totaal aantal baanopeningen (uitbreidingsvraag plus vervangingsvraag) naar beroepsklasse<br />

bedraagt in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting 162.100 (31% van de<br />

werkgelegenheid in 2010). De baanopeningen zijn grotendeels toe te schrijven aan de<br />

vervangingsvraag; de provincie kent in de beschouwde periode slechts een lichte uitbreidingsvraag<br />

van in totaal ruim 6.500. Absoluut gezien ontstaan de meeste baanopeningen<br />

in de economisch-administratieve beroepen, elementaire- en niet specialistische<br />

beroepen, verzorgende en (para)medische beroepen en industrieberoepen. Procentueel<br />

gezien zijn de agrarische beroepen, transportberoepen, technische beroepen en elementaire<br />

en niet specialistische beroepen de beroepen met de meeste baanopeningen.<br />

Naar opleidingstype is het totaal aantal baanopeningen in <strong>Limburg</strong> in de periode 2011-<br />

<strong>2016</strong> lager (141.600). In absoluut opzicht ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />

MBO techniek, MBO economie, VMBO theoretische leerweg, VMBO techniek<br />

en HAVO/VWO. Procentueel ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />

WO medisch (49% van de werkgelegenheid in 2010), VMBO theoretische leerweg (35%) en<br />

VMBO verzorging (35%). Voor gediplomeerden van het VMBO vormen leerwerkbanen (BBL)<br />

binnen het MBO onderdeel van de baanopeningen.<br />

Aanbodzijde van de arbeidsmarkt<br />

Dit hoofdstuk stelt de aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt centraal. Aan de orde<br />

komen achtereenvolgens de beroepsbevolking, de reserves voor de arbeidsmarkt (i.e. uitkeringsgerechtigden,<br />

het niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod en arbeidsmigranten), de<br />

arbeidsmarktinstroom vanuit het onderwijs en de pendel.<br />

Beroepsbevolking


In 2010 telt de potentiële beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> 749.200 personen. Voor de periode<br />

2010-<strong>2016</strong> wordt – met name door de vergrijzing en ontgroening – een daling verwacht<br />

van in totaal 4,6%. Dat is substantieel meer dan de landelijke daling van 0,4%.<br />

De bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong> bedraagt in 2010 67% (tegenover 70% landelijk)<br />

en neemt nog steeds toe (zij het minder sterk dan in het verleden). Deze trend zet in de<br />

periode 2010-<strong>2016</strong> door. De stijging komt vooral voor rekening van vrouwen en ouderen.<br />

Het aandeel werknemers dat doorwerkt tot (na) hun 65 ste neemt toe.<br />

De ontwikkeling van de beroepsbevolking is de resultante van de ontwikkeling van de<br />

potentiële beroepsbevolking en de participatiegraad. In 2010 bedraagt de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking<br />

503.200 personen. Voor de jaren 2010-<strong>2016</strong> wordt een lichte daling verwacht<br />

van in totaal 0,5%, bij een landelijke stijging van 3,5%.<br />

De beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> is relatief sterk vergrijsd. Het opleidingsniveau neemt<br />

weliswaar toe, maar blijft nog steeds achter bij het landelijk gemiddelde. Tussen het<br />

opleidingsniveau van de beroepsbevolking en het door werkgevers gevraagde opleidingsniveau<br />

bestaat een mismatch.<br />

Reserves<br />

Wat de ontwikkeling van het aantal uitkeringsgerechtigden (WW, algemene bijstand en<br />

arbeidsongeschiktheid) betreft, volgt <strong>Limburg</strong> de landelijke trends. Als gevolg van de<br />

hogere werkloosheid ligt het aantal WW-uitkeringen hier wel op een hoger niveau dan<br />

landelijk. Een verdieping van de eurocrisis zal leiden tot een (verdere) toename van het<br />

aantal WW- en algemene bijstandsuitkeringen. Nieuwe wet- en regelgeving (WWNV en<br />

mogelijke wijzigingen in de WW) juist tot een afname.<br />

De groep niet-uitkeringsgerechtigden vormt ook voor <strong>Limburg</strong> een substantieel arbeidspotentieel.<br />

Dat geldt eveneens voor (tijdelijke) arbeidsmigranten, met name afkomstig<br />

uit Midden- en Oost-Europese landen. De verwachting dat de Polen na openstelling van<br />

de Duitse grenzen Nederland massaal de rug zouden toekeren, is vooralsnog niet uitgekomen.<br />

Als gevolg van de eurocrisis zoeken ook steeds meer Zuid-Europeanen (met name<br />

Spanjaarden) hier hun heil. Deels gaat het bij de laatste groep ook om hoger opgeleiden.<br />

Daarnaast zijn er in <strong>Limburg</strong> de nodige Aziatische kennismigranten. De wet- en regelgeving<br />

ten aanzien van kennismigratie is aangescherpt; dit vormt een belemmering voor de<br />

inzet van kennismigranten.<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

Het aantal in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige<br />

MBO-leerlingen is in 2010/2011 met 1,2% gestegen ten opzichte van het daaraan<br />

voorafgaande jaar. De stijging kwam voor rekening van de onderwijssector techniek; de<br />

overige onderwijssectoren lieten een lichte daling zien. De top vijf van MBO-clusters met<br />

de meeste leerlingen bestaat uit Welzijn, Economisch-administratief, Zorg, Installatie-,<br />

elektro- en metaaltechniek en Detailhandel. Het leeuwendeel van de <strong>Limburg</strong>se MBOleerlingen<br />

volgt een opleiding op niveau 3 of 4.<br />

Over een langere periode beschouwd, is in <strong>Limburg</strong> sprake van een daling van het aantal<br />

nieuwe voortijdig schoolverlaters. In het laatste peiljaar (2009/2010) is – tegen de landelijke<br />

trend in – echter weer een stijging te zien.<br />

Van het totaal aantal MBO-gediplomeerden in <strong>Limburg</strong> in het schooljaar 2009-2010 kwam<br />

om en nabij 60% beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De rest ging een vervolgopleiding<br />

doen in het MBO of stroomde door naar het HBO. Vergeleken met de lichting gediplomeerden<br />

van een jaar daalde de doorstroom naar het HBO.<br />

Ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar laat het aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige<br />

HBO-studenten in 2010/2011 een stijging en het aantal WO-studenten een daling zien.<br />

De <strong>Limburg</strong>se instellingen voor hoger onderwijs kennen naar verhouding veel buitenlandse<br />

studenten (vooral Duitsers en Belgen maar ook veel Aziaten).<br />

De arbeidsmarktinstroom (het aanbod van nieuwe arbeidskrachten vanuit het onderwijs)<br />

bedraagt op alle onderwijsniveaus samen in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting<br />

108.500 personen.<br />

Veel van de buitenlandse afgestudeerden verlaten na afronding van de studie <strong>Limburg</strong> en<br />

Nederland weer. Van een ‘brain drain’ van Nederlandse afgestudeerden uit <strong>Limburg</strong> lijkt<br />

geen sprake.<br />

5


Pendel<br />

Het aantal inwoners van <strong>Limburg</strong> dat buiten de provincie werkt, bedroeg in 2010 59.700<br />

personen. Daar stond een inkomende pendel van 40.200 personen tegenover, die niet in<br />

<strong>Limburg</strong> wonen maar er wel werken. Dit leverde <strong>Limburg</strong> in 2010 een negatief pendelsaldo<br />

van -19.500 personen op, circa 4% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>.<br />

De oorzaak is het negatieve pendelsaldo met de rest van Nederland (-34.400 personen),<br />

dat slechts gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een positief pendelsaldo met<br />

België (+12.400) en Duitsland (+2.500).<br />

Vermoedelijk is het Duitse arbeidsaanbod afgenomen als gevolg van de snel dalende<br />

werkloosheid in Duitsland. Belemmerende factor voor grensoverschrijdende arbeid vormen<br />

ook de bezuinigingen door de Nederlandse overheid op de Bureaus Belgische en<br />

Duitse Zaken.<br />

Confrontatie van vraag en aanbod<br />

Vaak sluiten in de praktijk vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet precies op elkaar aan,<br />

waardoor discrepanties ontstaan. Daarbij kan het zowel om knelpunten aan de vraagzijde<br />

(moeilijk vervulbare vacatures) als aan de aanbodzijde (werkloosheid) gaan. De toekomstige<br />

aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is te benaderen vanuit twee gezichtspunten,<br />

namelijk vanuit schoolverlaters (perspectief op baan) en vanuit werkgevers (personeelskrapte).<br />

Moeilijk vervulbare vacatures<br />

Landelijk bedroeg het aandeel (zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 19%, min of<br />

meer vergelijkbaar met het aandeel van 20% in 2010. In <strong>Limburg</strong> was het percentage<br />

(zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 hoger dan een jaar eerder (28% tegenover<br />

21%).<br />

Te verwachten is dat de <strong>Limburg</strong>se werkgevers de komende jaren als gevolg van het door<br />

vergrijzing en ontgroening dalend arbeidsaanbod meer moeite zullen krijgen met het<br />

vervullen van vacatures. Met name geldt dat voor de vraag naar middelbaar en hoger opgeleiden.<br />

Werkloosheid<br />

In <strong>Limburg</strong> is de werkloosheid hoger dan landelijk. De verschillen worden wel kleiner; de<br />

naar verhouding sterke mate van vergrijzing (grote vervangingsvraag) en krimp van de<br />

beroepsbevolking (minder arbeidsaanbod) hebben een dempend effect op de werkloosheid<br />

in <strong>Limburg</strong>. In 2011 bedroeg het NWW-percentage in <strong>Limburg</strong> 7,0% (34.900 nietwerkende<br />

werkzoekenden) tegenover landelijk 6,0%. Vergeleken met de provincie als<br />

geheel kende Zuid-<strong>Limburg</strong> een hoger NWW-percentage (8,3%), Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> juist lagere (6,0% en 5,0%).<br />

Voor <strong>2012</strong>-2013 wordt – als gevolg van de eurocrisis en de overheidsbezuinigingen – een<br />

werkloosheidsstijging verwacht. In de jaren daarna (2014-<strong>2016</strong>) leidt het verwachte economisch<br />

herstel weer tot een daling van het werkloosheidsniveau. Per saldo wordt voor<br />

<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> een NWW-percentage van 6,4% (ruim 32.000 niet werkende werkzoekenden)<br />

voorzien tegenover landelijk 5,7%. Zowel Noord- als Midden-<strong>Limburg</strong> scoren lager<br />

dan het provinciaal gemiddelde (respectievelijk 5,7% en 5,2%). Zuid-<strong>Limburg</strong> scoort<br />

nog steeds bovengemiddeld (7,2%), maar laat ten opzichte van 2011 wel een substantiële<br />

daling zien.<br />

In de prognoses is nog geen rekening gehouden met de precaire situatie bij en de mogelijke<br />

sluiting eind dit jaar van autofabriek NedCar in Born.<br />

Onder de werklozen in <strong>Limburg</strong> zijn jongeren wat minder sterk vertegenwoordigd dan<br />

landelijk. Naar verhouding kent <strong>Limburg</strong> veel oudere werklozen: van het bestand nietwerkende<br />

werkzoekenden is 41% 50 jaar of ouder (landelijk 36%). Is jeugdwerkloosheid<br />

vooral een conjunctureel probleem, de hoge werkloosheid onder ouderen heeft een<br />

structureel karakter. Ouderen worden minder snel werkloos dan jongeren, maar eenmaal<br />

werkloos komen ze moeilijk weer aan de slag. Daaraan ligt een complex van factoren ten<br />

grondslag (objectieve competenties en kenmerken, aannamebeleid van werkgevers,<br />

zoekgedrag van ouderen).<br />

6


Perspectief op baan<br />

Vergeleken met het land als geheel is op middellange termijn in <strong>Limburg</strong> het perspectief<br />

op een baan voor schoolverlaters op BO-niveau positiever, op VMBO- en MBO-niveau wat<br />

minder positief en op HBO-niveau min of meer vergelijkbaar. Tot <strong>2016</strong> zijn er in <strong>Limburg</strong><br />

tot en met het HBO-niveau de beste arbeidsmarktperspectieven (typering: goed) voor<br />

schoolverlaters van de volgende opleidingstypen: VMBO tl; MBO groen; VMBO, MBO en<br />

HBO techniek; HBO onderwijs; VMBO verzorging en HBO (para)medisch. Bij de goede perspectieven<br />

voor schoolverlaters van HBO onderwijs past de kanttekening dat in de betreffende<br />

analyses voor deze groep de gevolgen van de specifieke demografische ontwikkelingen<br />

voor de vraag naar onderwijs in <strong>Limburg</strong> niet zijn meegenomen. De naar<br />

verhouding slechtste arbeidsmarktperspectieven (typering: matig) zijn er in de provincie<br />

voor schoolverlaters van BO, HAVO/VWO, HBO economie en HBO sociaal-cultureel.<br />

De goede perspectieven voor de genoemde VMBO-opleidingstypen hebben voor een belangrijk<br />

deel betrekking op leerwerkbanen tijdens een vervolgopleiding binnen het MBO<br />

en banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.<br />

Van de 35 onderscheiden MBO-opleidingen scoren er in <strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />

18 goed, 9 redelijk, 5 matig en 3 slecht. De drie best scorende opleidingsrichtingen<br />

zijn MBO werktuigbouw en mechanische techniek, MBO elektrotechniek en MBO<br />

voeding, natuur en milieu. Ook de MBO-opleidingen laboratorium en procestechniek<br />

(voor een belangrijk deel gericht op de chemie) behoren tot de 10 opleidingen met de<br />

beste perspectieven. De drie slechtst scorende opleidingen zijn MBO beweging en therapie,<br />

MBO toerisme en recreatie en MBO operationele techniek.<br />

Op wetenschappelijk niveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer goede<br />

perspectieven zijn er voor WO medisch en goede perspectieven voor WO techniek.<br />

Personeelskrapte<br />

Vanuit het perspectief van werkgevers worden in <strong>Limburg</strong> op middellange termijn (op<br />

alle niveaus) voor meer beroepsgroepen knelpunten verwacht dan landelijk.<br />

In <strong>Limburg</strong> zijn op middellange termijn op elementair en lager beroepsniveau voor vrijwel<br />

alle beroepsgroepen grote knelpunten in de personeelsvoorziening te verwachten.<br />

Grotendeels gaat het hierbij om leerwerkbanen in het MBO. Verder is aan de onderkant<br />

van de arbeidsmarkt sprake van de nodige dynamiek (onder meer inzet van laagopgeleide<br />

tijdelijke arbeidsmigranten en “groenpluk”). Op middelbaar beroepsniveau gaat het<br />

om agrarische, technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële<br />

beroepsgroepen. Op hoger beroepsniveau worden de komende jaren zeer grote<br />

knelpunten in de personeelsvoorziening verwacht voor pedagogische en grote knelpunten<br />

voor technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en transportberoepen.<br />

Op wetenschappelijk beroepsniveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer<br />

grote knelpunten in de personeelsvoorziening worden voorzien voor de wetenschappelijke<br />

(para)medische beroepen en grote knelpunten voor de wetenschappelijke technische<br />

beroepen.<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom versus baanopeningen: verwachte tekorten<br />

Uitgaande van opleidingstype kent de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt in de periode tot en met<br />

<strong>2016</strong> ongeveer 142 duizend baanopeningen. Deze baanopeningen ontstaan vooral door<br />

vervangingsvraag, het vervangen van werknemers die vertrekken, bijvoorbeeld vanwege<br />

het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In dezelfde periode kent <strong>Limburg</strong> een<br />

instroom op de arbeidsmarkt van ongeveer 110 duizend personen. We kunnen dus stellen<br />

dat de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt tot en met <strong>2016</strong> zo’n 32.000 personen tekort komt.<br />

Vooral de techniek en de zorg zullen door deze tekorten worden getroffen. In de periode<br />

tot en met <strong>2016</strong> zal <strong>Limburg</strong> 12.500 gediplomeerde technici tekort komen. Grosso modo<br />

betekent dit een tekort dat jaarlijks oploopt met ongeveer 1.080 VMBO’ers, 720 MBO’ers<br />

en 360 HBO’ers. In deze periode groeit ook het tekort aan gediplomeerden in de zorg,<br />

specifiek op VMBO en HBO-niveau, tot 4.600. Dit betekent daarmee een tekort dat jaarlijks<br />

oploopt met ongeveer 600 VMBO’ers en 180 HBO’ers.<br />

Alternatief scenario<br />

7


8<br />

Naast het in dit rapport gebruikte basispad (‘doormodderscenario’) is voor de korte en<br />

middellange termijn een alternatief scenario doorgerekend dat uitgaat van een verdieping<br />

van de eurocrisis. Deze doorrekening laat zien dat de effecten aan de aanbodzijde<br />

van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt minder sterk zijn dan aan de vraagzijde. In de lage variant<br />

komt de werkloosheid in de provincie daarom zowel op korte als middellange termijn<br />

op een hoger niveau uit.<br />

Gezien de grote onzekerheden is in deze editie van <strong>RAIL</strong> afgezien van het doorrekenen<br />

van een lange termijn scenario (2020). De verwachting is dat de kraptes op de <strong>Limburg</strong>se<br />

arbeidsmarkt op lange termijn gaan toenemen. Precieze ontwikkelingen zijn op dit moment<br />

echter niet te geven.<br />

Trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

Dit hoofdstuk bevat een beschouwing van de belangrijkste trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />

Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de sectoren zorg en techniek.<br />

Een diagnose van de <strong>Limburg</strong>s arbeidsmarkt laat zien dat deze een groot aantal sterke<br />

en zwakke punten, kansen en bedreigingen kent. Dit onderstreept het belang van een<br />

actief arbeidsmarktbeleid.<br />

De demografische ontwikkeling kent twee kanten. Enerzijds is zonder immigratie bevolkingskrimp<br />

waarschijnlijk. Dit drukt het arbeidsaanbod. Anderzijds leidt het ook tot veranderingen<br />

in de samenstelling van de werkvloer (veel babyboomers stromen uit) en binnen<br />

de werkloosheid (ouderen worden minder snel werkloos, maar kennen een hoger<br />

langdurig werkloosheidsrisico).<br />

De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt kent trends van feminisering en individualisering (meer zzp).<br />

Van verkleuring is minder sprake. Ook werken ouderen langer door.<br />

<strong>Limburg</strong> profiteert van de gunstige ontwikkeling van de Duitse economie en van de grote<br />

aanwezigheid van de topsectoren. Bedrijfsopvolging blijft een probleem.<br />

Het kabinetsbeleid betekent de nodige veranderingen voor de arbeidsmarkt. Bezuinigingen<br />

treffen <strong>Limburg</strong> hard. Verder tikken de veranderingen in de sociale zekerheid door<br />

de grote aantallen WSW-ers extra hard aan. Ook zorg en onderwijs krijgen minder geld<br />

dan eerder voorzien.<br />

De upgrading van functies zet door. Het niveau van de uitvoerder wordt steeds meer<br />

niveau 4. Ook komt (nog) meer de nadruk op sociale vaardigheden.<br />

De vraag is wat er met de flexibilisering en de internationalisering van de arbeidsmarkt<br />

gebeurt. Flexibiliteit lijkt te groeien maar er zijn ook tegenbewegingen. De relatie van<br />

<strong>Limburg</strong> met de buurlanden ontwikkelt zich verder. De vraag is of er sprake is van verdere<br />

outsourcing van bedrijfsactiviteiten of dat juist het tegendeel (insourcing) geldt.<br />

De bedrijfsvloer gaat veranderen door de uitstroom van babyboomers. Jongeren hebben<br />

andere ideeën maar ook lekt kennis weg. Mogelijk gaan organisaties de wervingsstrategie<br />

verleggen naar ouderen.<br />

De druk op verhoging van de arbeidsproductiviteit blijft, bijvoorbeeld in de tuinbouw<br />

(wanneer de MOE-landers wegvallen), in de industrie (andere procesoperators nodig) en<br />

de zorg.<br />

Het personeelsbeleid krijgt meer aandacht binnen bedrijven en instellingen.<br />

Werving gebeurt in toenemende mate via internet en de sociale media. Ook samenwerking<br />

met andere partijen (in de branche, het onderwijs) is een goede strategie.<br />

De totale tekorten in de zorg zijn minder hoog dan eerder voorzien, maar op de niveaus<br />

4 en 5 en in mindere mate niveau 3 ontstaan wel belangrijke tekorten.<br />

Voor de ontwikkeling van de topsectoren in <strong>Limburg</strong> is van cruciaal belang dat er meer<br />

personeel voor de techniek (HTSM, chemie, logistiek, energie et cetera) beschikbaar<br />

komt. Vooral het tekort aan procesoperators niveau 4 kan fnuikend werken op de ontwikkeling.<br />

Oplossingsrichtingen<br />

Dit hoofdstuk beschrijft initiatieven en oplossingsrichtingen voor de discrepanties op de<br />

<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. De oplossingsrichtingen zijn daarbij geordend aan de hand van (de


kern en de vier kwadranten van) de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel: algemeen; onderwijs; werkenden;<br />

reserves; bedrijfsvoering. Kortheidshalve verwijzen we hier naar de betreffende paragrafen<br />

7.2 tot en met 7.6. Het overzicht is te beschouwen als een tool box en bevat zowel nieuwe<br />

als reeds bestaande oplossingsrichtingen. Laatstgenoemde zouden geïntensiveerd en/of<br />

breder toegepast kunnen worden.<br />

9


1 Inleiding<br />

1.1 Wat is <strong>RAIL</strong>?<br />

Achtergrond en opzet<br />

<strong>RAIL</strong> (Regionale <strong>Arbeidsmarkt</strong> Informatie <strong>Limburg</strong>) is een initiatief van de partijen die invloed<br />

hebben op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en elkaar ontmoeten in het arbeidsmarktplatform<br />

VWL Samenwerkend <strong>Limburg</strong>: de zes centrumgemeenten Maastricht, Heerlen, Sittard-<br />

Geleen, Roermond, Venlo en Venray, de Provincie <strong>Limburg</strong>, UWV, Arcus College, Gilde Opleidingen,<br />

Citaverde College, Leeuwenborgh Opleidingen en het Technocentrum Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong>. De coördinatie en het formele opdrachtgeverschap berusten bij de Provincie <strong>Limburg</strong>.<br />

<strong>RAIL</strong> verschaft uitgangspunten voor de dialoog over de arbeidsmarktvraagstukken in<br />

<strong>Limburg</strong> en de verschillende deelgebieden (Noord, Midden en Zuid). Dit gebeurt aan de<br />

hand van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de actuele arbeidsmarktsituatie,<br />

betrouwbare prognoses en een gedegen analyse. De grote winst van <strong>RAIL</strong> is de uniformiteit<br />

in arbeidsmarktdata en de onderliggende definities, de breedte en detaillering. Daardoor<br />

biedt <strong>RAIL</strong> een eenduidig beeld van de ontwikkeling van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt, dat<br />

kan dienen als uitgangspunt en basis voor beleidsontwikkeling door ‘de drie O’s’ (overheid,<br />

onderwijs en ondernemers).<br />

De uitvoering van <strong>RAIL</strong> is in handen van Etil en Research voor Beleid. Om de rapportage<br />

voor <strong>2012</strong> en de bijgehorende website www.railsite.nl samen te stellen, is beschikbare<br />

literatuur over de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt bestudeerd. Er hebben expertinterviews plaatsgehad<br />

met vertegenwoordigers van ‘de drie O’s’ in <strong>Limburg</strong>. 1 Kwantitatieve data zijn verzameld<br />

en geanalyseerd en er zijn prognoses van de arbeidsmarktontwikkelingen voor de<br />

middellange termijn opgesteld.<br />

Afbakening naar regio en tijd<br />

Als ruimtelijke aggregatieniveaus gebruikt <strong>RAIL</strong> - naast Nederland als referentiegebied - de<br />

provincie <strong>Limburg</strong>, drie deelgebieden (COROP’s) Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> en zeven<br />

<strong>Limburg</strong>se regio’s.<br />

Tabel 1.1 Indeling <strong>Limburg</strong> in deelgebieden, regio’s en gemeenten<br />

Deelgebieden<br />

(COROP)<br />

Regio Gemeenten (centrumgemeenten vetgedrukt)<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> Regio Venlo Beesel, Peel en Maas, Venlo<br />

Regio Venray Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Venray, Mook<br />

en Middelaar<br />

Midden-<strong>Limburg</strong> Regio Weert Nederweert, Weert<br />

Regio Roermond Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roermond,<br />

Roerdalen<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> Westelijke Mijnstreek Beek, Schinnen, Sittard-Geleen, Stein<br />

Parkstad <strong>Limburg</strong> Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf,<br />

Onderbanken, Nuth, Simpelveld, Voerendaal<br />

Maastricht & Mergelland Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Maastricht,<br />

Meerssen, Vaals, Valkenburg<br />

In (de database van) <strong>RAIL</strong> zijn (waar mogelijk) tijdreeksen opgenomen vanaf het jaar 1996.<br />

De prognoses hebben betrekking op de periode 2011-<strong>2016</strong>. Uitgangspunt voor de prognoses<br />

1 Een lijst van respondenten is te vinden in bijlage 6.<br />

12


vormt de Decemberraming 2011 van het CPB. 2 Voor een nadere beschrijving van de aannames<br />

en ontwikkelingen die aan de prognoses ten grondslag liggen, zij verwezen naar bijlage<br />

1 van dit rapport.<br />

1.2 Leeswijzer<br />

<strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> kent een systematische opbouw, die in de kern berust op het arbeidsmarktmodel<br />

uit bijlage 1. Onderstaande figuur geeft dit model globaal weer.<br />

Figuur 1.1 Conceptueel model voor de werking van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

Huidige<br />

personeelsbehoefte<br />

(vraag naar arbeid)<br />

Toekomstige<br />

personeelsbehoefte<br />

Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />

Beïnvloedende factoren (PESTLE)<br />

Stroommodel<br />

Confrontatie<br />

vraag en aanbod<br />

huidige<br />

situatie<br />

Discrepantiemodel<br />

Confrontatie<br />

vraag en aanbod<br />

toekomstige<br />

situatie<br />

Prognosemodel<br />

Oplossingenmodel<br />

Huidig beschikbaar<br />

menselijk kapitaal<br />

(aanbod van arbeid)<br />

Toekomstig<br />

beschikbaar<br />

menselijk kapitaal<br />

2 CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.<br />

13


Samengevat komen in dit model (in deze volgorde) de onderstaande onderdelen aan bod:<br />

14<br />

Beïnvloedende factoren. De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt staat niet op zichzelf. De werking<br />

van de arbeidsmarkt wordt beïnvloed door een aantal omgevingsvariabelen.<br />

Vraag- en aanbod. De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is een complex geheel van elkaar beïnvloedende<br />

factoren. Van belang zijn de omvang en kenmerken van vraag en aanbod. De<br />

vraag naar arbeid wordt onder meer bepaald door de productie van het bedrijfsleven en<br />

de publieke sector, de arbeidsproductiviteit en de arbeidsduur. De vraag naar arbeid<br />

vertaalt zich in werkgelegenheid (banen) en vacatures. Het aanbod van arbeid is afhankelijk<br />

van de omvang van de potentiële beroepsbevolking, het deel hiervan dat actief is<br />

op de arbeidsmarkt en de pendel (inclusief grensoverschrijdende pendel met België en<br />

Duitsland).<br />

Prognoses. Hier worden de verwachtingen bepaald ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen<br />

aan de vraag- en aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />

Discrepanties. Door vraag en aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt tegen elkaar af te<br />

zetten, wordt duidelijk waar mogelijk discrepanties zullen ontstaan. Dit geeft inzicht in<br />

zowel de perspectieven op een baan voor schoolverlaters als mogelijke knelpunten in de<br />

personeelsvoorziening voor werkgevers.<br />

Oplossingen. Wanneer duidelijk is waar zich mogelijke problemen voor kunnen gaan<br />

doen op de arbeidsmarkt is het nuttig om deze te koppelen aan mogelijke oplossingen.<br />

Dit laatste deel van het model richt zich op opties en instrumenten die de verschillende<br />

partijen op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt ter beschikking staan.<br />

Voorliggend rapport is eveneens opgebouwd aan de hand van het arbeidsmarktmodel:<br />

Hoofdstuk 2 beschrijft de omgeving van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: welke politieke/<br />

beleidsmatige, economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen zijn er op van<br />

invloed in de komende jaren? Wat zijn de arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden in de<br />

voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt belangrijkste sectoren? En hoe is het gesteld<br />

met het imago van de provincie?<br />

Hoofdstuk 3 gaat in op de vraagkant van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: hoe ontwikkelen<br />

zich het bedrijfsleven, de werkgelegenheid en de vacaturemarkt en welke baanopeningen<br />

ontstaan er in de toekomst?<br />

Hoofdstuk 4 belicht het aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: wat is de ontwikkeling<br />

van de beroepsbevolking, welk nieuw arbeidsaanbod komt er uit het onderwijs, welke<br />

reserves op de arbeidsmarkt zijn er beschikbaar en hoeveel arbeidsaanbod wint/verliest<br />

<strong>Limburg</strong> door pendel vanuit/naar de omringende regio’s?<br />

Hoofdstuk 5 confronteert vraag en aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt met elkaar.<br />

Het beschrijft eerst de gevolgen in termen van moeilijk vervulbare vacatures en werkloosheid.<br />

Daarna komt de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> op<br />

middellange termijn aan de orde: wat zijn de toekomstige perspectieven op een baan<br />

voor schoolverlaters en wat zijn de mogelijke knelpunten in de personeelsvoorziening<br />

voor werkgevers?<br />

Hoofdstuk 6 is vooral beschouwend van aard. Het bevat een analyse van sterkten en<br />

zwakten van en kansen en bedreigingen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en schetst de<br />

belangrijkste trends voor de toekomst. Bij het laatste gaat speciale aandacht uit naar de<br />

sectoren zorg en techniek.<br />

Ten slotte beschrijft hoofdstuk 7 oplossingsrichtingen voor de (huidige en toekomstige)<br />

discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />

Het rapport biedt vooral inzicht in de ontwikkelingen op provinciaal en COROP-niveau.<br />

Naast dit uitgebreide rapport is er een kortere publiekseditie (de Sprinter). Een database<br />

met gedetailleerde gegevens op regionaal en gemeentelijk niveau is te vinden op de website<br />

www.railsite.nl.


2 Omgeving van de arbeidsmarkt<br />

De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt wordt beïnvloed door haar omgeving. Voor de regionale arbeidsmarkt<br />

zijn - naast de geografische ligging - vooral de factoren politiek/beleid, economie<br />

en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van belang. Daarnaast gaat het om arbeidsvoorwaarden<br />

en –omstandigheden in voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren in en het imago<br />

van de provincie.<br />

2.1 Geografische ligging<br />

<strong>Limburg</strong> is een grensprovincie. Nationaal gezien betekent dat een perifere en dus in economisch<br />

opzicht minder gunstige ligging. Tegelijkertijd heeft de specifieke locatie van <strong>Limburg</strong><br />

ook voordelen. <strong>Limburg</strong> is Europees gezien veel centraler gelegen dan bijvoorbeeld de<br />

Randstad, waardoor (Midden- en Oost-)Europese afzetmarkten dichterbij zijn. Verder biedt<br />

de ligging van de provincie middenin de kennisintensieve toptechnologische regio Eindhoven<br />

Leuven Aachen triangle (ELAt) kansen voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt.<br />

Ook zijn er veel voorzieningen vlak over de grens (een technische universiteit, HSL-stations,<br />

interessante steden, consumenten, kunst) die bijna ‘gratis’ bij het <strong>Limburg</strong>s vestigingsklimaat<br />

zijn op te tellen. Ten slotte is vlak over de grens de nodige werkgelegenheid voor<br />

inwoners van <strong>Limburg</strong>. Omgekeerd kan de provincie gebruikmaken van het potentieel aan<br />

(studenten en) arbeidskrachten in de buurlanden. 3<br />

2.2 Politieke en beleidsmatige ontwikkelingen<br />

Landelijk beleid<br />

In de Rijksbegroting voor <strong>2012</strong> wordt over vrijwel de gehele linie fors bezuinigd. Een aantal<br />

maatregelen uit de begroting voor <strong>2012</strong> met betrekking tot de publieke sector, de (regionale)<br />

economie, het beroepsonderwijs en de sociale zekerheid 4 is van invloed op de <strong>Limburg</strong>se<br />

economie en arbeidsmarkt:<br />

16<br />

Het streven van het kabinet is naar een compacte, slagvaardige en dienstverlenende<br />

overheid. Er vindt decentralisatie van taken naar lagere overheden plaats. Tegelijkertijd<br />

krijgen provincies en gemeenten echter minder geld. Deelgemeenten en stadsdelen worden<br />

afgeschaft. De financiële steun aan stadsregio’s (zoals Parkstad <strong>Limburg</strong>) wordt<br />

stopgezet. Uit een inventarisatie van AbvaKabo FNV blijkt dat de komende jaren bij de<br />

33 <strong>Limburg</strong>se gemeenten opgeteld meer dan 1.000 banen verdwijnen. Dat komt neer op<br />

een tiende van het ambtenarencorps. 5 Ook semi-overheidsorganisaties zoals UWV moeten<br />

(verder) inkrimpen. <strong>Limburg</strong>se werkzoekenden kunnen straks alleen nog terecht bij<br />

UWV-kantoren in Heerlen en Venlo. De kantoren in Maastricht, Gulpen, Sittard, Roermond,<br />

Weert en Venray gaan zo goed als zeker dicht. Dat leidt uiterlijk in 2015 tot een<br />

personeelsreductie van 220 werknemers in <strong>Limburg</strong>. 6<br />

Het economisch beleid richt zich op versterking van de internationale positie van Nederland,<br />

investeringen in ondernemerschap en innovatie, bevordering van duurzame welvaart<br />

en toekomstbestendige landbouwproductie en energievoorziening. De focus van<br />

het beleid ligt op tien topsectoren (AgroFood, Tuinbouw, High Tech Systems & Materials,<br />

Energie, Logistiek, Creatieve Industrie, Life sciences, Chemie, Water en Hoofdkantoren).<br />

Voor deze sectoren zijn landelijk inmiddels Human Capital Agenda’s opgesteld. Het topsectorenbeleid<br />

van de provincie <strong>Limburg</strong> (zie hieronder) sluit aan bij het landelijke topsectorenbeleid.<br />

3 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0’.<br />

4 Rijksbegroting.nl; Beleidsagenda’s van de diverse ministeries.<br />

5 De grootste klappen vallen in Sittard-Geleen, waar tot 2015 ongeveer 300 voltijdbanen moeten<br />

verdwijnen. Venlo en Maastricht volgen op afstand: beide steden snijden bijna 150 functies weg.<br />

Naast de kabinetsbezuinigingen op onder meer sociale werkvoorziening, bijstand en jeugdzorg<br />

spelen hierbij overigens ook de bevolkingskrimp, de economische crisis, de automatisering en de<br />

steeds intensievere regionale samenwerking een rol. Zie: Artikel ‘Gemeenten: 1.000 banen weg’,<br />

IN: De <strong>Limburg</strong>er, 21 december 2011.<br />

6 Artikel ‘UWV naar twee kantoren’ OP: Samenvoordeklant.nl, 20 september 2011.


Het regionaal economisch beleid wordt geschrapt en gedecentraliseerd. Wel krijgen de<br />

mainports Schiphol en Rotterdam, de brainport Zuidoost-Nederland, de greenports<br />

(waaronder Venlo) en een aantal stedelijke regio’s voorrang bij bestedingen door het<br />

Rijk.<br />

De intramurale langdurige zorg (vooral verzorgings- en verpleeghuizen, deels geestelijke<br />

gezondheidszorg en gehandicaptenzorg) krijgt extra geld voor scholing van zittend personeel<br />

en het aantrekken van 12.000 fte extra. Tegelijkertijd wordt op delen van de zorg<br />

(zoals de extramurale geestelijke gezondheidszorg en welzijn, jeugdzorg en kinderopvang)<br />

flink bezuinigd. Verder vindt een verschuiving plaats van de AWBZ naar de WMO.<br />

Burgers gaan een groter deel van de (financiële) zorgrisico’s dragen.<br />

Op onderwijs wordt per saldo niet bezuinigd; wel vinden verschuivingen plaats. Het Actieplan<br />

Focus op Vakmanschap moet de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het MBO vergroten.<br />

De regeling Stagebox voor beroepsonderwijs - bedoeld om stage- en simulatieplekken<br />

te creëren voor moeilijk plaatsbare deelnemers - wordt verlengd. Via regionale<br />

pilots wordt de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt verbeterd. 7 Er komt meer aandacht<br />

voor macrodoelmatigheid van opleidingen: de aansluiting van het opleidingenaanbod op<br />

de regionale (arbeidsmarkt) omstandigheden. In het HBO en WO wordt extra geïnvesteerd<br />

in onderwijs en begeleiding. Het geld daarvoor wordt grotendeels bij studenten<br />

‘weggehaald’ (sociaal leenstelsel in masterfase, maatregelen langstudeerders).<br />

Het kabinet wil de duur van MBO-4 opleidingen in principe terugbrengen naar 3 jaar. Dat<br />

kan problemen opleveren, met name in de aansluiting met het HBO. Een deel van de opleidingen<br />

blijft wel vierjarig.<br />

Op 1 januari 2013 treedt de Wet Werken naar Vermogen in werking, waarin de WWB en<br />

delen van de Wajong en WSW worden samengevoegd. Dit heeft grote gevolgen voor de<br />

onderkant van de arbeidsmarkt. Een deel van de WSW-ers en Wajongers zal in de bijstand<br />

terechtkomen; een ander deel komt helemaal niet meer voor een uitkering in<br />

aanmerking. Gemeenten zullen slechts een beperkt deel van deze groep kunnen toeleiden<br />

naar regulier werk. Ook bestaat het gevaar dat SW-bedrijven failliet gaan.<br />

De verplichtingen voor uitkeringsgerechtigden worden aangescherpt. Ook krijgen werkzoekenden<br />

zelf meer verantwoordelijkheid voor het vinden van een baan; de persoonlijke<br />

dienstverlening van UWV wordt grotendeels teruggeschaald naar online dienstverlening.<br />

De re-integratiebudgetten voor gemeenten en UWV worden fors verlaagd. Met dit<br />

alles nemen de kansen op succesvolle herplaatsing van (minder kansrijke groepen) werkzoekenden<br />

sterk af.<br />

Als gevolg van de dubbele dip zullen in het voorjaar van <strong>2012</strong> aanvullende bezuinigingen<br />

volgen.<br />

Beleid voor Zuidoost-Nederland<br />

In opdracht van het ministerie van EL&I is een samenhangende en integrale visie, strategie<br />

en uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de economie en arbeidsmarkt in Zuidoost-Nederland<br />

opgesteld: Brainport 2020. Zuidoost-Nederland blinkt nu al uit in zeven van<br />

de tien bovengenoemde topsectoren: chemie, energie, life sciences, creatieve industrie,<br />

hightech, agrofood en tuinbouw. De ambities van Brainport 2020 zijn dat Zuidoost Nederland<br />

in 2020:<br />

in de top 5 van Europa en de top 10 van de wereld staat als kennisregio<br />

40 miljard extra heeft toegevoegd aan het bruto binnenlands product (bbp)<br />

een economische groei heeft van 3 procent (bijna twee maal zo snel als landelijk)<br />

drie grootschalige technologische proeftuinen herbergt (voor eHealth, slimme voertuigmobiliteit<br />

en (decentrale) duurzame energieopwekking)<br />

bijna volledige werkgelegenheid heeft.<br />

Deze ambities voor Zuidoost-Nederland zijn te realiseren door de bestaande topsectoren<br />

verder te versterken en op zoek te gaan naar nieuwe, duurzame markten. Het uitvoerings-<br />

7 Relevant in dit verband is ook het fonds voor de totstandkoming van maximaal negen Centres of<br />

Expertise (HBO) en zestien Centra voor Innovatief Vakmanschap (MBO), waarin onderwijsinstellingen<br />

nauw samenwerken met innovatieve bedrijven.<br />

17


programma van Brainport 2020 omvat ruim zeventig acties in vijf domeinen (arbeidsmarkt,<br />

technologie, bedrijvigheid, voorzieningen, organisatie en internationale samenwerking). 8<br />

Provinciaal beleid<br />

Het huidige bestuur van de Provincie <strong>Limburg</strong> wordt gevormd door PVV, VVD en CDA. De<br />

ambitie van de Provincie op economisch gebied is in de coalitieperiode 2011-2015 een concrete<br />

bijdrage te leveren aan de versterking van het <strong>Limburg</strong>se vestigingsklimaat. Dit wil<br />

men bereiken door de <strong>Limburg</strong>se concurrentiekracht 9 centraal te stellen en daardoor actief<br />

bij te dragen aande doelstellingen van Brainport 2020. Het <strong>Limburg</strong>se programma Economie<br />

& Concurrentiekracht kent vier programmalijnen langs welke men de Brainport 2020 -<br />

ambitie verder wil uitbouwen:<br />

18<br />

Investerings- en exportbevordering<br />

Innovatiekracht en topsectoren in <strong>Limburg</strong> (Chemie & Materials; Life sciences & Health;<br />

Agrofood; Logistiek; Retail & Toerisme; Hightech systems; Financieel-administratief cluster;<br />

Nieuwe Energie)<br />

<strong>Limburg</strong> een sterk merk<br />

Onderwijs en arbeidsmarkt.<br />

Elk van deze vier programmalijnen is voorzien van een meerjarige doelstelling, conform de<br />

Programmabegroting <strong>2012</strong>. De doelstelling voor de programmalijn Onderwijs en arbeidsmarkt<br />

is het realiseren van een betere match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt,<br />

zowel op korte als middellange termijn, in vier topsectoren Life Sciences & Health, Agrofood,<br />

Chemie & Materialen en Logistiek alsmede in de zorg en de techniek. De Provincie<br />

stelt zich hierbij ten doel dat:<br />

het aandeel hoger- en middelbaar opgeleiden in de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking in 2015<br />

op het landelijke gemiddelde ligt;<br />

het aantal leerlingen/studenten in <strong>Limburg</strong> dat kiest voor opleidingen (MBO, HBO en<br />

WO), gerelateerd aan de topsectoren, zorg en techniek is toegenomen.<br />

Aan het realiseren van deze doelstellingen wil de Provincie op drie manieren een bijdrage<br />

leveren:<br />

Opstellen van Human Capital Agenda’s (HCA’s) voor de <strong>Limburg</strong>se topsectoren.<br />

Programmatisch (vraaggericht) toeleiden en ontwikkelen van het arbeidsaanbod<br />

Faciliteren van grensoverschrijdende arbeid. 10<br />

2.3 Economische ontwikkelingen<br />

Conjunctuur<br />

In de Regio Top 40 - een lijst waarin de Rabobank op basis van een aantal indicatoren de<br />

veertig COROP-regio’s in Nederland rangschikt op economische prestatie – is Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

in 2010 de sterkste stijger (plaats 6 tegenover plaats 40 in 2009). Ook Midden-<strong>Limburg</strong> stijgt<br />

in 2010 sterk (van 38 naar 10). Noord-<strong>Limburg</strong> laat juist een omgekeerde beweging zien<br />

(van 5 naar 34). Een verklaring voor de zeer forse stijging van Zuid-<strong>Limburg</strong> is de naar verhouding<br />

sterke afhankelijkheid van de regio van de conjunctuurgevoelige (chemische)<br />

8<br />

Brainport Development NV (2011), ‘Brainport 2020. Top economy, smart society. Visie, strategie<br />

en uitvoering’.<br />

9<br />

‘Concurrentiekracht’ is het vermogen van de regio en/of bedrijf om concurrerend te blijven in<br />

een dynamische wereldeconomie, en is het sleutelbegrip van het programma. Zo is het ‘verdienvermogen’,<br />

een ander sleutelbegrip binnen dit programma, voor de toekomst op peil te houden.<br />

Daarbij gaat het niet alleen over het grote bedrijfsleven en de kennisinstellingen, maar zeker ook<br />

het midden- en kleinbedrijf en de regio als sterk merk spelen een cruciale rol.<br />

10<br />

PVV, CDA en VVD (2011), ‘Coalitieakkoord 2011 – 2015. Meer <strong>Limburg</strong>, minder overheid’; Provincie<br />

<strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />

Economie & Concurrentiekracht’.


industrie. 11 Overigens vertalen gunstige ontwikkelingen (lees: winsten) in de (chemische)<br />

industrie zich eerder in een snelle ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit dan in werkgelegenheidsgroei.<br />

Die is eerder negatief. 12<br />

De economische groei in <strong>Limburg</strong> als geheel hield in 2010 min of meer gelijke tred met de<br />

landelijke ontwikkeling (1,7% tegenover 1,8%). Volgens regionale ramingen van ING - nog<br />

gebaseerd op de Decemberraming 2011 van het CPB - blijft de groei in de provincie in 2011<br />

achter bij de landelijke ontwikkeling (0,8% tegenover 1,2%) en is de krimp in <strong>2012</strong> sterker<br />

dan in het land als geheel (-1,1% procent tegenover -0,8%). 13 In het Centraal Economisch<br />

Plan (CEP) <strong>2012</strong> gaat het CPB ervan uit dat de Nederlandse economie zich in <strong>2012</strong> ten opzichte<br />

van de raming van december 2011 slechter ontwikkelt. De belangrijkste oorzaak<br />

daarvan is gelegen in de ongunstige ontwikkeling van de economie in het vierde kwartaal<br />

van 2011. De Nederlandse economie trekt na <strong>2012</strong> wel aan, te beginnen met een groei van<br />

het bbp van 1¼% in 2013. Als gekeken wordt naar de gehele kabinetsperiode (2011-2015)<br />

dan komt de gemiddelde economische groei naar verwachting uit op 1%, terwijl er bij de<br />

start van het kabinet Rutte in 2010 met 1¼% werd gerekend. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt<br />

door de recessie van eind 2011-begin <strong>2012</strong>. 14 De huidige crisis brengt - ook voor de<br />

<strong>Limburg</strong>se economie - veel onzekerheid en daarmee een afwachtende houding van bedrijven<br />

met zich mee.<br />

Innovatie- en startersklimaat<br />

Innovatie is van groot belang voor toekomstige economische groei. ING brengt het innovatiepotentieel<br />

van de Nederlandse provincies in kaart op basis van 4 indicatoren: het opleidingsniveau<br />

van de beroepsbevolking, het aantal hoog opgeleide kenniswerkers, het aantal<br />

creatieve banen en het aantal innovatieve banen. Onder creatieve werkgelegenheid vallen<br />

banen op het gebied van vormgeving en architectuur, muziek, reclame, radio, tv en softwareontwikkeling.<br />

Tot de innovatieve werkgelegenheid worden vooral banen in de industrie,<br />

maar ook in de groothandel en financiële dienstverlening gerekend.<br />

Tabel 2.1 Ranking innovatiepotentieel <strong>Limburg</strong> per indicator en totaal<br />

Opleidingsniveauberoepsbevolking<br />

Aantal hoogopgeleide<br />

kenniswerkers<br />

Aantal creatieve<br />

banen<br />

Aantal innovatieve<br />

banen<br />

Totaal<br />

innovatiepotentieel<br />

Positie op<br />

ranglijst provincies<br />

11 10 9 3 9<br />

Bron: ING Economisch Bureau (2011), ‘Stad biedt beste klimaat voor innovaties. Kwartaalbericht<br />

Regio's augustus 2011’.<br />

<strong>Limburg</strong> staat in de top drie van provincies met het hoogste aandeel innovatieve banen.<br />

Ook de afzonderlijke regio’s (Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>) scoren op dit punt goed. Op<br />

de andere drie indicatoren en overall gezien scoort <strong>Limburg</strong> benedengemiddeld. Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong> komt daarbij overigens beter uit de bus dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. Voor een<br />

belangrijk deel is dit te verklaren door de verstedelijkingsgraad. Provincies/ regio’s met<br />

grote stedelijke gebieden kennen doorgaans een hoger opleidingsniveau, meer kenniswerkers<br />

en meer creatieve en innovatieve banen dan minder sterk verstedelijkte provincies. 15<br />

Met betrekking tot het innovatieklimaat in <strong>Limburg</strong> is verder nog te wijzen op de naar verhouding<br />

snelle groei van de private R&D, de hoge R&D-uitgaven door bedrijven en het groot<br />

aantal patentaanvragen. Daar staat tegenover dat het omzetaandeel van innovaties achter-<br />

11<br />

Rabobank (2011), ‘De Regio Top 40. Economisch presteren van het regionale bedrijfsleven in<br />

2010’.<br />

12<br />

Zie ook: CPB (2011), ‘Macro Economische Verkenning <strong>2012</strong>’.<br />

13<br />

ING Economisch Bureau (<strong>2012</strong>) ‘Kleine provincies afhankelijk van export. Kwartaalbericht Regio’s<br />

Februari <strong>2012</strong>’; CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.<br />

14<br />

CPB (<strong>2012</strong>), ‘Centraal Economisch Plan <strong>2012</strong>’.<br />

15<br />

ING Economisch Bureau (2011), ‘Stad biedt beste klimaat voor innovaties. Kwartaalbericht Regio's<br />

augustus 2011’.<br />

19


lijft en er relatief weinig startende bedrijven zijn (zie ook hieronder). Ook bestaat het<br />

gevaar van afnemend innovatievermogen door het wegtrekken van jonge hoger opgeleiden.<br />

16<br />

Indicatoren voor het startersklimaat in een regio zijn - naast het innovatieklimaat - het<br />

aandeel 25-45 jarigen in de potentiële beroepsbevolking en de relatieve omvang van de<br />

zakelijke dienstverlening (een sector met naar verhouding veel beginnende ondernemers).<br />

Met name Noord-<strong>Limburg</strong> scoort op de combinatie van genoemde indicatoren benedengemiddeld.<br />

Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn middenmoters. Per saldo is het startersklimaat in de<br />

provincie niet zo gunstig.<br />

Naar verwachting zullen in 2011 in <strong>Limburg</strong> 7.000 nieuwe ondernemingen ontstaan. Daarmee<br />

bedraagt het aantal starters per 10.000 mensen van de potentiële beroepsbevolking<br />

86, de laagste score van alle provincies. 17 De verwachting is dat als gevolg van de minder<br />

gunstige economische ontwikkeling het aantal starters in <strong>2012</strong> – ook in <strong>Limburg</strong> - licht zal<br />

dalen. 18 Op de bedrijvendynamiek in <strong>Limburg</strong> gaat paragraaf 3.1.3 nader in.<br />

Een verklaring voor het naar verhouding lage aantal starters in <strong>Limburg</strong> is dat - naar eigen<br />

zeggen - het StartersCentrum <strong>Limburg</strong> meer dan starterscentra elders in het land zijn best<br />

doet minder geschikt geachte potentiële starters te ontmoedigen. Dat bespaart deze groep<br />

een heleboel (financiële en psychische) ellende als het misgaat. Verhoudingsgewijs heeft<br />

<strong>Limburg</strong> daardoor ook weinig afhakers onder de starters. En degenen die wel doorgaan,<br />

doen het beter.<br />

Internationale concurrentiepositie<br />

Internationaal gezien is de concurrentiepositie van <strong>Limburg</strong> goed. In de EU Regional Competiveness<br />

Index 2010 staat de provincie op plaats 16 van de 271 onderscheiden EU-regio’s.<br />

<strong>Limburg</strong> scoort in deze ranglijst vooral goed op het gebied van innovatie, infrastructuur,<br />

economische stabiliteit en kwaliteit van de beroepsbevolking. 19<br />

2.4 Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen<br />

Demografische ontwikkelingen<br />

Belangrijke demografische ontwikkelingen zijn bevolkingsdaling, vergrijzing en verkleuring.<br />

Tabel 2.2 toont allereerst de verwachte ontwikkeling van de bevolking in (de drie deelgebieden<br />

van) <strong>Limburg</strong>.<br />

Tabel 2.2 Bevolking <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2000-2040 (peildatum 1 januari)<br />

20<br />

2000 2011 <strong>2016</strong> 2020 2025 2040 Mutatie<br />

2011-<br />

2025<br />

in %<br />

Mutatie<br />

2011-<br />

2040<br />

in %<br />

<strong>Limburg</strong> 1.141.192 1.122.631 1.114.200 1.102.000 1.083.900 988.400 -3,6% -13,6%<br />

N-<strong>Limburg</strong> 273.000 280.056 281.800 281.600 280.700 268.000 0,2% -4,5%<br />

M-<strong>Limburg</strong> 232.391 235.268 235.200 234.200 232.000 215.000 -1,4% -9,4%<br />

Z-<strong>Limburg</strong> 635.801 607.307 597.200 586.200 571.200 505.400 -6,3% -20,2%<br />

Bron: Progneff, Etil/Research voor Beleid.<br />

16 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0. SWOT-analyse’.<br />

17 ING Economisch Bureau (2011), ‘Lichte daling aantal starters in <strong>2012</strong>. Startersklimaat verschilt<br />

sterk per regio. Kwartaalbericht Starters’.<br />

18 ING Economisch Bureau (2011), ‘Lichte daling aantal starters in <strong>2012</strong>. Startersklimaat verschilt<br />

sterk per regio. Kwartaalbericht Starters’.<br />

19 JRC-IPSC (2010), ‘EU Regional Competiveness Index 2010’.


Volgens prognoses van Etil op basis van Progneff 2011 krimpt de bevolking van <strong>Limburg</strong><br />

tussen 2011 en 2025 met 3,6% (van 1.122.600 tot 1.083.900). De krimp is in deze periode<br />

met name sterk in Zuid-<strong>Limburg</strong> (-6,3%). Ook Midden-<strong>Limburg</strong> laat een daling zien (-1,4%).<br />

In Noord-<strong>Limburg</strong> is min of meer sprake van stabilisatie. De potentiële beroepsbevolking<br />

van <strong>Limburg</strong> (i.e. alle 15- tot 65-jarigen) daalt in dezelfde periode met 13,9% (van 747.800<br />

tot 643.800). Landelijk neemt de potentiële beroepsbevolking eveneens af, maar stijgt het<br />

totale inwonertal de komende vijftien jaar nog. 20<br />

Figuur 2.1 Ontwikkeling demografische componenten <strong>Limburg</strong> 1996-2040 (in aantallen)<br />

Bron: Progneff, Etil/Research voor Beleid.<br />

Figuur 2.1 toont de (verwachte) ontwikkeling van de demografische componenten in <strong>Limburg</strong>.<br />

<strong>Limburg</strong> heeft vanaf 2004 te maken met een structureel sterfteoverschot (de natuurlijke<br />

aanwas is negatief). Het sterfteoverschot stijgt in de periode 2011-2040 jaar op jaar<br />

en bedraagt in 2040 naar verwachting ongeveer 8.000 personen. Het binnenlands migratiesaldo<br />

is ook structureel negatief. In de periode 1996-2010 ging het gemiddeld om bijna -<br />

1200 personen. De verwachting is dat het binnenlandse migratiesaldo op termijn iets minder<br />

negatief wordt.<br />

Bij de figuur is verder nog het volgende op te merken:<br />

CBS/PBL veronderstellen in hun nieuwe prognoses dat de komende decennia landelijke<br />

gemeenten per saldo inwoners verliezen aan stedelijke gemeenten. Het betreft dan met<br />

20 De bevolkingsprognoses van Etil zijn te vinden op vanmeernaarbeter.nl. CBS/PBL komen in hun<br />

prognoses voor <strong>Limburg</strong> uit op een minder sterke krimp van de (potentiële beroeps)bevolking. Zie:<br />

CBS en PBL (2011), ‘Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011–2040: sterke regionale<br />

contrasten’. Een mogelijke verklaring voor de verschillen tussen de beide bevolkingsprognoses<br />

vormen de veronderstellingen over migratie. In de CBS/PBL-methodiek worden migranten aan vestigingsgemeenten<br />

toegewezen op basis van bekende woningbouwplannen en wordt de vraag naar<br />

woonruimte in overeenstemming gebracht met het aanbod van woningen. Deze woningbouwplannen<br />

stellen een bovengrens aan de groeicapaciteit van een gemeente. In het model van Etil wordt<br />

daarentegen bij het prognosticeren van de toekomstige migratie uitgegaan van de ontwikkelingen<br />

van de gemeentelijke migratiesaldi in het verleden. Kortom, het CBS/PBL gaat er vanuit dat de<br />

bevolkingsontwikkeling de woningbouw volgt, terwijl Etil veronderstelt dat de woningbouw wordt<br />

bepaald door de bevolkingsontwikkeling. Voor de Randstad is de CBS/PBL-aanname wellicht gerechtvaardigd,<br />

maar niet voor regio’s die langzaam groeien of krimpen.<br />

21


22<br />

name jongeren die veelal naar matig stedelijke gemeenten verhuizen. 21 Binnen <strong>Limburg</strong><br />

lijkt in 2010 van een dergelijke trend nog niet sprake. Uitzondering hierop is de centrumgemeente<br />

Roermond die per saldo aanzienlijke aantallen inwoners ontvangt van een<br />

groot aantal <strong>Limburg</strong>se gemeenten, maar vooral van de omliggende gemeenten. Een verklaring<br />

hiervoor lijkt te liggen in het gereedkomen van woningen in de nieuwe Roermondse<br />

woonwijk Oolderveste. Voor de centrumgemeente Maastricht is in 2010 evenwel<br />

een andere ontwikkeling zichtbaar. Deze gemeente verliest per saldo inwoners aan Eijsden-Margraten<br />

(128), Heerlen (71), Meerssen (37) en Stein (24). Ook voor de andere centrumgemeenten<br />

in <strong>Limburg</strong> lijkt van de door VBS/PBL veronderstelde ontwikkeling nog<br />

geen sprake te zijn.<br />

Tegenover een toenemend sterfteoverschot en een negatief binnenlands migratiesaldo<br />

staat in de periode 2011-2040 een positief buitenlands migratiesaldo. Hoewel het buitenlands<br />

migratiesaldo van <strong>Limburg</strong> in de periode 2002-2007 negatief was, is de gemiddelde<br />

trend over de afgelopen 15 jaar positief. Opvallend is de sterke stijging van het buitenlandse<br />

migratiesaldo in de afgelopen drie jaar. Mogelijke verklaringen voor deze ontwikkeling<br />

zijn de toename van het aantal buitenlandse studenten (zie ook paragraaf 4.3.4)<br />

een betere registratie van de buitenlandse studenten als gevolg van wijzigingen in de regels<br />

voor het wettelijk collegegeld 22 , een toename van het aantal arbeidsmigranten uit<br />

Midden- en Oost-Europa en administratieve correcties van gemeenten. In het prognosemodel<br />

van Etil wordt bij de berekening van het buitenlands migratiesaldo voor de korte<br />

termijn aangesloten bij het actuele saldo en tendeert het buitenlands migratiesaldo<br />

op de lange termijn naar een evenwichtsniveau. Hierdoor komt het toekomstige buitenlandse<br />

migratiesaldo op een beduidend lager niveau te liggen dan het huidige niveau. 23<br />

Per saldo blijft de <strong>Limburg</strong>se bevolking dalen aangezien het sterfteoverschot blijft toenemen<br />

en het effect van het totale migratiesaldo op de bevolkingsontwikkeling in <strong>Limburg</strong><br />

minimaal is. De komende jaren versnelt de vergrijzing van de bevolking als gevolg<br />

van het toetreden van de naoorlogse babyboomgeneraties tot de leeftijdsklasse van 65<br />

jaar en ouder. Het aantal 65-plussers stijgt overal, maar in de periferie sterker dan in de<br />

meer verstedelijkte regio’s. In 2011 is in <strong>Limburg</strong> 19% van de bevolking 65 jaar of ouder.<br />

In 2025 zal dat aandeel volgens de prognoses van Etil zijn opgelopen tot 27%.<br />

Figuur 2.2 geeft voor het jaar 2010 per arbeidsmarktregio de verhouding weer tussen de<br />

leeftijdsgroep van 50-65 jaar (de groep die de komende jaren de arbeidsmarkt verlaat) en<br />

de leeftijdsgroep van 0-15 jaar (de groep die daar voor in de plaats komt). Dit ratiogetal is<br />

een maatstaf voor de vergrijzing van de arbeidsmarkt.<br />

21<br />

Artikel ‘Een op drie gemeenten wacht bevolkingskrimp van meer dan 2,5 procent’, Webmagazine<br />

CBS Statline, 15 december 2011.<br />

22<br />

Met ingang van het studiejaar 2010/2011 zijn de regels voor het wettelijk collegegeld gewijzigd.<br />

Het wettelijk collegegeldtarief geldt vanaf dit studiejaar alleen voor studenten die woonachtig<br />

zijn in Nederland, België, Luxemburg, of één van de Duitse Bondsstaten Noord-Rijnland-<br />

Westfalen, Nedersaksen of Bremen. Wie niet staat ingeschreven in dit gebied dient instellingscollegegeld<br />

te betalen dat voor de Universiteit Maastricht substantieel hoger is dan het wettelijk collegegeldtarief.<br />

Dit heeft er waarschijnlijk toe geleid dat reguliere buitenlandse studenten zich vaker<br />

dan voorheen hebben laten inschrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de<br />

Gemeente Maastricht.<br />

23<br />

Het buitenlands migratiesaldo van <strong>Limburg</strong> laat in de periode 1996-2010 een periodiek patroon<br />

zien. In de periode 2008-2010 is per saldo sprake van een forse toestroom van buitenlandse studenten<br />

en arbeidsmigranten. Ook de voorlopige cijfers over 2011 wijzen in deze richting. In het<br />

prognosemodel wordt verondersteld dat de groei van het buitenlandse migratiesaldo niet blijvend<br />

is. Immers, een groot deel van de buitenlandse studenten vertrekt na afstuderen weer uit Nederland<br />

en de toestroom van arbeidsmigranten wordt beperkt door de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt<br />

en remigratie. Door voor de lange termijn aan te sluiten bij een evenwichtsniveau, wordt<br />

de jaar-op-jaar foutenmarge beperkt. Het evenwichtsniveau wordt vanuit het gemeentelijk niveau<br />

opgebouwd door het gemiddelde aandeel van de gemeentelijke migratiesaldi in het totale buitenlandse<br />

migratiesaldo te berekenen op basis van de gerealiseerde gegevens vanaf het jaar 1996.


Figuur 2.2 Aantal 50-65 jarigen per 0-15 jarige naar arbeidsmarktregio, 2010<br />

Bron: UWV (2011), ‘Vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt. <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />

en Zuid-<strong>Limburg</strong>’.<br />

Zowel in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> als in Zuid-<strong>Limburg</strong> is de arbeidsmarkt zeer sterk vergrijsd.<br />

Sectoraal gezien bestaan verschillen in vergrijzing en het effect daarvan op de regionale<br />

arbeidsmarkt. Naar verhouding sterk vergrijsde sectoren kunnen regionaal over- dan<br />

wel ondervertegenwoordigd zijn. In het eerste geval heeft de vergrijzing meer impact op<br />

de arbeidsmarkt (in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> geldt dat bijvoorbeeld voor de sectoren<br />

industrie en vervoer, in Zuid-<strong>Limburg</strong> voor industrie en zorg en welzijn). In het tweede<br />

geval is de impact duidelijk minder (voor Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> gaat het dan om de<br />

sectoren zorg en welzijn, overheid en onderwijs, in Zuid-<strong>Limburg</strong> betreft het overheid en<br />

onderwijs). 24 Op de vergrijzing naar sector wordt in paragraaf 3.1.3 nader ingegaan.<br />

Van de <strong>Limburg</strong>se ondernemers met personeel heeft in 2011 70% medewerkers van 55 jaar<br />

of ouder in dienst, tegenover 56% in 2005. Ten opzichte van het laatstgenoemde jaar besteden<br />

ondernemers nu ook meer aandacht aan vergrijzing. Het aantal ondernemers dat<br />

structureel bezig is met het ontwikkelen van vergrijzingsbeleid of al duidelijk beleid op dit<br />

gebied heeft, is gegroeid van 9% naar 15%). 25<br />

Het aantal allochtonen in Nederland stijgt de komende jaren nog fors. Allochtonen zullen<br />

vrij sterk geconcentreerd blijven in de Randstad. In 2010 is in <strong>Limburg</strong> minder dan 7,5% van<br />

de bevolking niet-westers allochtoon. Volgens de prognoses van het CBS/PBL zal dat percentage<br />

in 2025 ergens tussen de 7,5 en 10% liggen. Landelijk wordt in deze periode een<br />

toename voorzien van 11 procent in 2010 naar 14% in 2025. De bevolking van de Randstad<br />

zal in 2025 naar verwachting voor 15% of meer uit niet-westerse allochtonen bestaan. 26<br />

Sociaal-culturele identiteit en sociale samenhang<br />

De uitgesproken eigen <strong>Limburg</strong>se identiteit en de traditioneel sterke verbondenheid rond<br />

de lokale gemeenschap verminderen. De groep intensief aan oude sociale patronen gebonden<br />

autochtone <strong>Limburg</strong>ers wordt snel kleiner. Traditionele verenigingen en instituten zoals<br />

de kerk hebben in <strong>Limburg</strong> te maken met een verouderend en teruglopend leden- en bezoekersbestand.<br />

Enerzijds bieden deze veranderingen kansen nieuw sociaal ‘weefsel’ te<br />

laten groeien, passend bij de moderne <strong>Limburg</strong>se maatschappij. Anderzijds heeft een deel<br />

van de bevolking, moeite aan te haken bij de nieuwe ontwikkelingen. Dat geeft een gevoel<br />

24<br />

UWV (2011), ‘Vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt. <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio’s Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>’.<br />

25<br />

Persbericht Flycatcher, 19 april 2011.<br />

26<br />

CBS en PBL (2011), ‘Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011–2040: sterke regionale<br />

contrasten’.<br />

23


van verlies en leidt her en der zelfs tot sociale ontwrichting. Knelpunten rond thema’s als<br />

veiligheid, gezondheid, werkloosheid en vereenzaming, concentreren zich in specifieke<br />

wijken van <strong>Limburg</strong>se steden (vooral in Zuid <strong>Limburg</strong>) en in delen van het platteland. 27<br />

2.5 Arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden in sectoren<br />

Arbeidsvoorwaarden, -inhoud en -omstandigheden verschillen niet zozeer regionaal als wel<br />

sectoraal. Aangezien de sectorale samenstelling van de werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> afwijkt<br />

van die in Nederland, zijn op dit punt – zij het indirect – wel regionale verschillen aan te<br />

wijzen.<br />

Belangrijke sectoren voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt zijn: AgroFood; Industrie<br />

(met name chemie); Transport en logistiek; Horeca en recreatie; Financiële dienstverlening;<br />

Gezondheidszorg.<br />

Arbeidsvoorwaarden<br />

In 2010 lagen de Nederlandse cao-lonen gemiddeld 27% hoger dan in 2000. In de voor <strong>Limburg</strong><br />

meest relevante sectoren is op nationaal niveau de loonontwikkeling in de zorg en<br />

financiële dienstverlening duidelijk bovengemiddeld (beide +3,5 procentpunt). In de industrie<br />

zijn de lonen iets en in de sectoren landbouw, vervoer & communicatie en horeca substantieel<br />

achtergebleven bij de gemiddelde Nederlandse loonontwikkeling (respectievelijk -<br />

0,4, -3,4, -4,1 en -6,0 procentpunt). 28<br />

Arbeidsinhoud en –omstandigheden<br />

Van de Nederlandse werknemers is in 2010 gemiddeld 77,2% tevreden met de arbeidsomstandigheden.<br />

In de voor <strong>Limburg</strong> belangrijkste sectoren is het beeld voor 2010 als volgt:<br />

24<br />

Landelijk gezien is de tevredenheid met de arbeidsomstandigheden onder werknemers in<br />

de zorg en de landbouw iets en die onder werknemers in de financiële dienstverlening<br />

beduidend groter dan gemiddeld (respectievelijk +1,7, +1.9 en +4,9 procentpunt).<br />

Werknemers in de industriesector zijn landelijk gezien iets en die in de sectoren vervoer<br />

& communicatie en horeca duidelijk minder tevreden met de arbeidsomstandigheden<br />

dan gemiddeld (respectievelijk -2,6, -3,7 en -3,9 procentpunt). Deze sectoren blijven<br />

zoals boven aangegeven ook achter bij de gemiddelde loonontwikkeling.<br />

27 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0’.<br />

28 CBS Statline.


Figuur 2.3 Percentage werknemers dat (zeer) tevreden is met de arbeidsomstandigheden<br />

respectievelijk het werk dat men verricht, naar sector, Nederland, 2010<br />

Cultuur & ov. dienstverlening<br />

Gezondheids- en welzijnszorg<br />

Onderwijs<br />

Openb. bestuur & overheidsdiensten<br />

Zakelijke dienstverlening<br />

Financiële dienstverlening<br />

Vervoer en communicatie<br />

Horeca<br />

Handel<br />

Bouwnijverheid<br />

Industrie<br />

Landbouw en visserij<br />

Totaal alle sectoren<br />

77%<br />

76%<br />

76%<br />

74%<br />

75%<br />

73%<br />

76%<br />

75%<br />

79%<br />

77%<br />

76%<br />

75%<br />

80%<br />

78%<br />

83%<br />

79%<br />

83%<br />

79%<br />

81%<br />

79%<br />

79%<br />

77%<br />

82%<br />

84%<br />

81%<br />

82%<br />

50% 60% 70% 80% 90% 100%<br />

(Zeer) tevreden met werk (Zeer) tevreden met arbeidsomstandigheden.<br />

Bron: CBS Statline (NEA 2010)<br />

Over het algemeen zijn de Nederlandse werknemers iets vaker tevreden met het werk dat<br />

men verricht dan met de arbeidsomstandigheden. Gemiddeld is in 2010 het percentage<br />

Nederlandse werknemers dat op dit punt zegt (zeer) tevreden te zijn 78,8%. Voor de voor<br />

<strong>Limburg</strong> belangrijkste sectoren zijn de resultaten als volgt:<br />

In de landbouw, financiële dienstverlening en met name in de zorg is men meer dan<br />

gemiddeld tevreden met de werkzaamheden (+1,7, +1,9 en +4 procentpunt).<br />

Naar verhouding minder tevreden met het werk zijn werknemers in de sectoren industrie,<br />

vervoer en communicatie & horeca (respectievelijk -2,4, -2,7 en -4,2 procentpunt).<br />

25


2.6 Imago van de provincie<br />

Van belang voor het boeien en binden van (potentiële) werknemers en werkgevers is het<br />

imago van de provincie <strong>Limburg</strong>. Daarbij gaat om zaken als woon-, werk- en leefklimaat<br />

respectievelijk vestigingsklimaat.<br />

Beeldvorming niet-inwoners<br />

Het beeld dat niet-inwoners van <strong>Limburg</strong> hebben is positief te noemen. Zo waarderen in<br />

een imago-onderzoek in opdracht van de samenwerkende VVV’s bezoekers, ex-bezoekers en<br />

niet-bezoekers <strong>Limburg</strong> als vakantiebestemming in 2010 gemiddeld met respectievelijk het<br />

rapportcijfer 8,1, 7,5 en 6,7. Gevraagd naar welke kwalificaties het best bij <strong>Limburg</strong> passen,<br />

noemen alle drie doelgroepen het vaakst: gezellig, ver weg en mooi. 29 Uit het Steden<br />

& Streken Merkenonderzoek onder een doorsnee van de Nederlandse bevolking komt <strong>Limburg</strong><br />

in 2011 naar voren als de provincie met de sterkste reputatie. Van alle provincies ziet<br />

de gemiddelde Nederlander <strong>Limburg</strong> als de sympathiekste. Met name de <strong>Limburg</strong>se horeca,<br />

de sfeer en de natuur stelt men op prijs. In de ranglijsten van streken en grote steden met<br />

de sterkste reputatie bekleden Zuid-<strong>Limburg</strong> (na de Veluwe) en Maastricht (na Amsterdam)<br />

een tweede plaats. Wat sfeer betreft, scoort van alle grote steden Maastricht het hoogst. 30<br />

Beleving inwoners<br />

Vrijwel alle burgers geven in 2011 in het Bevolkingsonderzoek <strong>Limburg</strong> aan er trots op te<br />

zijn een inwoner van <strong>Limburg</strong> te zijn. Redenen om in de provincie te blijven, zijn de <strong>Limburg</strong>se<br />

afkomst, het landschap, de woonomgeving, de sociale banden die men heeft en de<br />

<strong>Limburg</strong>se eigenheid. Minder dan de helft ziet reden(en) <strong>Limburg</strong> te verlaten. Meest genoemde<br />

reden door deze groep zijn de kansen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie<br />

vormt, naast criminaliteit, ook het belangrijkste zorgpunt voor burgers. Bijna viervijfde van<br />

de burgers maakt zich zorgen over de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en dit aantal is gestegen ten<br />

opzichte van 2008. De burger ziet werkgelegenheid dan ook als een van de belangrijkste<br />

aandachtsvelden van de Provincie <strong>Limburg</strong>. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat<br />

helft van de burgers <strong>Limburg</strong> aantrekkelijk genoeg vindt voor jongeren om zich er te vestigen.<br />

Daarnaast vinden steeds meer burgers dat er voldoende geschikte woningen voor jongeren<br />

en ouderen zijn. 31<br />

Vestigingsklimaat bedrijven<br />

De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) van het ministerie van EL&I en de regionale<br />

investeringsmaatschappij (LIOF) proberen buitenlandse bedrijven over te halen voor<br />

Nederland respectievelijk <strong>Limburg</strong> te kiezen. In 2011 hebben vijftien buitenlandse bedrijven<br />

ervoor gekozen om investeringen te doen in <strong>Limburg</strong> (in nieuwe vestigingen dan wel<br />

uitbreiding van bestaande vestigingen). Daarmee is <strong>Limburg</strong>, na Amsterdam, de populairste<br />

regio van Nederland voor buitenlandse investeerders. Met name het gunstige belastingklimaat<br />

en lagere arbeidskosten voor buitenlandse kenniswerkers maken Nederland aantrekkelijk<br />

als vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven. Voor <strong>Limburg</strong> komt daar een – Europees<br />

gezien - gunstige geografische ligging bij. Bovendien is er hier veel ruimte voor huisvesting<br />

en zijn er internationale scholen. 32 Minpunt van het <strong>Limburg</strong>se vestigingsklimaat is<br />

dat er naar verhouding veel verouderde bedrijventerreinen zijn. 33<br />

29 Grontmij (2010), ‘Imago-onderzoek <strong>Limburg</strong> 2010. <strong>Limburg</strong>: Gezellig en ‘sjoen’’.<br />

30 Hendrik Beerda Brand Consultancy (2011), ‘Steden & Streken Merkenonderzoek’.<br />

31 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘Bevolkingsonderzoek <strong>Limburg</strong> 2011’.<br />

32 Onder meer Sabic (petrochemie), Helly Hansen (kleding), Abott (geneesmiddelen), Automotive<br />

Components en de grafische bedrijven Gotprint en Firhouse doen in 2011 investeringen in <strong>Limburg</strong>.<br />

Dankzij betreffende vijftien investeringsprojecten ter waarde van € 100 miljoen neemt het<br />

aantal arbeidsplaatsen in de provincie toe met 750. Zie: Artikel ‘<strong>Limburg</strong> in trek bij bedrijven’,<br />

IN: De <strong>Limburg</strong>er, 1 november 2011.<br />

33 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0. SWOT-analyse’.<br />

26


2.7 Resumé<br />

Geografische ligging<br />

Binnen Nederland is <strong>Limburg</strong> perifeer gelegen maar in Europees/Euregionaal verband<br />

juist centraal.<br />

Politieke en beleidsmatige ontwikkelingen<br />

In de Rijksbegroting voor <strong>2012</strong> wordt over de gehele linie fors bezuinigd. Als gevolg van<br />

de dubbele dip zullen in het voorjaar van <strong>2012</strong> aanvullende bezuinigingen volgen.<br />

Lagere overheden krijgen meer taken en minder geld. De financiële steun aan stadsregio’s<br />

(zoals Parkstad <strong>Limburg</strong>) worden stopgezet. De intramurale zorg krijgt geld voor<br />

extra personeel, maar tegelijkertijd wordt op andere delen van de zorg bezuinigd. Per<br />

saldo krijgt het onderwijs evenveel geld, maar er hebben wel verschuivingen plaats. Op<br />

sociale zekerheid en re-integratie wordt fors beknibbeld.<br />

De focus van het beleid van het ministerie van EL&I komt te liggen op tien nationale<br />

topsectoren. Het regionaal economisch beleid wordt afgeschaft en gedecentraliseerd.<br />

Wel krijgen onder meer Brainport Zuidoost-Nederland en Greenport Venlo voorrang bij<br />

bestedingen door het Rijk.<br />

Ambities van het topprioritair programma Brainport 2020 zijn onder meer dat Zuidoost-<br />

Nederland in 2020 in de top 5 van Europa en de top 10 van de wereld staat als kennisregio<br />

en bijna volledige werkgelegenheid heeft.<br />

Het economisch beleid van de Provincie <strong>Limburg</strong> haakt maximaal aan bij het nationale<br />

topsectorenbeleid en de Brainport 2020 agenda. Ambitie is de concurrentiekracht van<br />

<strong>Limburg</strong> te versterken. Daarbij zijn ondernemerschap en innovaties sleutelbegrippen en<br />

ligt het accent op de speerpuntsectoren Chemie/Materials, Life sciences & Health, Agrofood,<br />

Logistiek, Vrijetijdseconomie (inclusief retail), High tech systems, Financieeladministratief<br />

cluster en Nieuwe energie).<br />

Binnen de programmalijn Onderwijs en arbeidsmarkt stelt de Provincie zich ten doel dat:<br />

1) het aandeel hoger- en middelbaar opgeleiden in de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking in<br />

2015 op het landelijke gemiddelde ligt; 2) het aantal leerlingen/studenten in <strong>Limburg</strong><br />

dat kiest voor opleidingen (MBO, HBO en WO), gerelateerd aan de topsectoren, zorg en<br />

techniek in de coalitieperiode is toegenomen.<br />

Economische ontwikkelingen<br />

Over een langere periode beschouwd kent <strong>Limburg</strong> een relatief laag regionaal product en<br />

een lage economische groei. Tevens is de <strong>Limburg</strong>se economie nog steeds behoorlijk<br />

conjunctuurgevoelig.<br />

Innovatie is van groot belang voor toekomstige economische groei. Naar verhouding telt<br />

<strong>Limburg</strong> veel innovatieve banen. Op andere indicatoren voor het innovatieklimaat (opleidingsniveau,<br />

kenniswerkers en creatieve banen) scoort de provincie benedengemiddeld.<br />

Verhoudingsgewijs kent <strong>Limburg</strong> weinig beginnende ondernemers. Deels is dit het gevolg<br />

van een minder gunstig startersklimaat (in termen van innovatieklimaat, leeftijdsopbouw<br />

en sectorstructuur), deels ook van het ontmoedigen door het StartersCentrum <strong>Limburg</strong><br />

van minder geschikt geachte potentiële starters.<br />

Internationaal is de concurrentiepositie van <strong>Limburg</strong> goed. De provincie staat in de EU<br />

Regional Competiveness Index 2010 op plaats 16 van de 271 EU-regio’s.<br />

Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen<br />

<strong>Limburg</strong> heeft in de periode 2011-2025 te maken met een verdere krimp van de bevolking<br />

(-3,6%). Met name de potentiële beroepsbevolking daalt sterk (-13,9%). Het aandeel<br />

65-plussers in de totale bevolking neemt toe van 19% tot 27%. Het aandeel niet-westerse<br />

allochtonen bedraagt nu om en nabij 8% en zal niet veel stijgen.<br />

Vergeleken met andere regio’s is de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> op dit moment al sterk<br />

vergrijsd. Het aantal <strong>Limburg</strong>se ondernemers dat structureel vergrijzingsbeleid heeft<br />

dan wel dergelijk beleid aan het ontwikkelen is, groeit.<br />

27


Arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden<br />

De landelijke cao-loonontwikkeling is in een aantal voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren<br />

bovengemiddeld (zorg en financiële dienstverlening), maar blijft in andere relevante<br />

sectoren achter (landbouw, vervoer en communicatie en horeca).<br />

Werknemers in een aantal voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt belangrijke<br />

sectoren zijn in Nederland als geheel meer dan gemiddeld tevreden met de arbeidsinhoud-<br />

en omstandigheden (financiële dienstverlening, zorg en landbouw). Minder dan<br />

gemiddeld tevreden is men in de sectoren industrie, vervoer en communicatie en horeca.<br />

Imago van de provincie<br />

Het beeld dat niet-inwoners hebben van <strong>Limburg</strong> is positief te noemen. De provincie<br />

heeft onder de gemiddelde Nederlander een sterke reputatie. Men ziet de provincie in<br />

het algemeen als sympathiek, mooi en gezellig (maar ook als ver weg).<br />

Vrijwel alle inwoners zijn trots om inwoner van <strong>Limburg</strong> te zijn. Minder dan de helft ziet<br />

reden(en) om de provincie te verlaten. Meest genoemde reden om te vertrekken zijn de<br />

kansen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie vormt – naast criminaliteit – ook het<br />

belangrijkste zorgpunt voor burgers.<br />

In 2011 is <strong>Limburg</strong>, na Amsterdam, de populairste regio van Nederland voor buitenlandse<br />

investeerders. Pro’s in het vestigingsklimaat zijn vooral de Europees gezien gunstige ligging,<br />

de ruimte voor huisvesting en de aanwezigheid van internationale scholen. Minpunt<br />

is dat er naar verhouding veel verouderde bedrijventerreinen zijn.<br />

28


3 Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />

De vraag naar arbeid in <strong>Limburg</strong> bestaat uit twee componenten: de vervulde vraag ofwel de<br />

werkgelegenheid (uitgedrukt in het aantal arbeidsplaatsen) en de onvervulde vraag ofwel<br />

de openstaande vacatures. Dit hoofdstuk beschrijft eerst de werkgelegenheid (paragraaf<br />

3.1), daarna de vacaturemarkt (paragraaf 3.2) en tot slot de toekomstige vraag naar nieuwkomers<br />

op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt, uitgedrukt in het aantal baanopeningen (paragraaf<br />

3.3).<br />

3.1 Werkgelegenheid<br />

Werkgelegenheid is te definiëren als de totale vraag naar de productiefactor arbeid. Deze<br />

is onder meer uit te drukken in het aantal arbeidsjaren (arbeidsvolume), werkzame personen<br />

of bezette arbeidsplaatsen. Een werkzaam persoon kan fulltime of parttime werken<br />

en/of één of meer arbeidsplaatsen bezetten. Indien niet anders vermeld, gaat het in dit<br />

rapport bij werkgelegenheid om het aantal bezette arbeidsplaatsen van minimaal één uur<br />

per week (inclusief arbeidsplaatsen bezet door zelfstandigen).<br />

Deze paragraaf gaat eerst in op de werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> in de afgelopen<br />

jaren, waarna een beschrijving volgt van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheidsstructuur (i.e.<br />

de samenstelling van de werkgelegenheid naar sector, grootteklasse, beroepsklasse, opleidingsniveau<br />

en leeftijd) anno 2011. Daarna komt de in de periode 2011-<strong>2016</strong> te verwachten<br />

werkgelegenheidsontwikkeling (totaal en naar sector) in <strong>Limburg</strong> aan de orde.<br />

Ten tijde van het opstellen van dit rapport was op basis van het Vestigingen Register <strong>Limburg</strong><br />

(VRL) de gerealiseerde werkgelegenheidsontwikkeling (totaal en naar sector) in 2011<br />

voor <strong>Limburg</strong> reeds bekend. Voor Nederland als geheel was dit echter niet het geval. De<br />

nationale werkgelegenheidscijfers voor 2011 in deze paragraaf betreffen daarom prognoses.<br />

3.1.1 Werkgelegenheidsontwikkeling in de afgelopen jaren<br />

Figuur 3.1 toont de werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />

in de periode 1996-2011.<br />

Figuur 3.1 Werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />

1996-2011(indexcijfers; 1996=100)<br />

130<br />

125<br />

120<br />

115<br />

110<br />

105<br />

100<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

De werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> bleef in periode 1996-2011 in relatief opzicht<br />

achter bij de landelijke ontwikkeling. In versterkte mate gold dat voor Zuid-<strong>Limburg</strong>. Deels<br />

29


is dit een gevolg van de krimp van de bevolking, deels is het toe te schrijven aan de specifieke<br />

sectorale samenstelling van de werkgelegenheid in de provincie.<br />

Figuur 3.2 laat de ontwikkeling van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid in de periode 1996-2011<br />

zien naar sector. Voor de overzichtelijkheid is de figuur in drieën geknipt: de zogenaamde<br />

‘harde’ sectoren (landbouw en industriële sectoren), de commerciële dienstverlening en de<br />

niet-commerciële dienstverlening.<br />

Figuur 3.2 Werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> naar sector, 1996-2011<br />

60.000<br />

50.000<br />

40.000<br />

30.000<br />

20.000<br />

10.000<br />

30<br />

0<br />

60.000<br />

50.000<br />

40.000<br />

30.000<br />

20.000<br />

10.000<br />

0<br />

44.291<br />

37.088<br />

27.059<br />

24.497<br />

16.902<br />

7.221 5.498<br />

5.636 5.252<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

46.345<br />

36.060<br />

23.240<br />

22.571<br />

19.215<br />

11.765<br />

Landbouw en visserij Voeding Chemie<br />

Metaal en electrotechniek Overige industrie Energie<br />

Bouw en bouwinstallatie<br />

29.486<br />

29.190<br />

25.278<br />

20.113<br />

13.011<br />

55.741<br />

29.039<br />

28.645<br />

27.558<br />

11.111<br />

10.965<br />

7.608 8.681<br />

5.423<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Groothandel en handelsbemiddeling Detailhandel (niet in auto's)<br />

Handel in en reparaties van auto's e.d Logies-, maaltijd- en drankverstrekking<br />

Vervoer en opslag Informatie en communicatie<br />

Bank- en verzekeringswezen Zakelijke dienstverlening<br />

56.000


80.000<br />

70.000<br />

60.000<br />

50.000<br />

40.000<br />

30.000<br />

20.000<br />

10.000<br />

0<br />

45.222<br />

25.881 26.909<br />

25.567<br />

15.915<br />

13.150<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />

Overheid Onderwijs Zorg Welzijn Cultuur, sport, recreatie en overige dienstverlening<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

Net als in Nederland als geheel is ook in <strong>Limburg</strong> sprake van verdienstelijking van de economie.<br />

In de periode 1996-2011 is het aandeel van de agrarische sector en de industriële<br />

sectoren in de totale regionale werkgelegenheid afgenomen. Daarentegen nam het werkgelegenheidsaandeel<br />

van de commerciële en niet-commerciële diensten toe. De <strong>Limburg</strong>se<br />

economie is vooral door de toename van de werkgelegenheid in de niet-commerciële<br />

dienstverlening een stuk minder conjunctuurgevoelig geworden. De volgende paragraaf laat<br />

echter zien dat de industrie in <strong>Limburg</strong> anno 2011 nog steeds relatief sterk vertegenwoordigd<br />

is. Ook de transportsector is een belangrijke werkgever binnen de provincie. Daardoor<br />

blijft <strong>Limburg</strong>, vergeleken met het land als geheel, relatief conjunctuurgevoelig. Daarbij<br />

past de kanttekening dat gevoeligheid voor de conjunctuur niet alles zegt over werkgelegenheidsontwikkeling.<br />

Ook in minder conjunctuurgevoelige en conjunctuurneutrale sectoren<br />

kunnen als gevolg van bezuinigingen klappen vallen.<br />

3.1.2 Huidige werkgelegenheidsstructuur<br />

Werkgelegenheid naar sector<br />

De werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> is in 2011 met 4% toegenomen ten opzichte van het daaraan<br />

voorafgaande jaar. Telde <strong>Limburg</strong> in 2010 nog een kleine 526.000 bezette arbeidsplaatsen,<br />

in 2011 zijn dit er ruim 528.00. Daarvan neemt Zuid-<strong>Limburg</strong> de helft (277.000) voor zijn<br />

rekening. De deelgebieen Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> zijn goed voor 141.000 respectievelijk<br />

109.000 bezette arbeidsplaatsen. Tabel 3.1 toont de samenstelling van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid<br />

naar sector. Daarbij wordt uitgesplitst naar twintig sectoren.<br />

66.742<br />

31.909<br />

24.532<br />

22.462<br />

31


Tabel 3.1a Werkgelegenheid naar sector in Nederland en <strong>Limburg</strong> (2011)<br />

Sector<br />

32<br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

abs. % abs %<br />

Landbouw en visserij 239.500 3,0% 20.110 3,8%<br />

Voeding 117.410 1,5% 5.500 1,0%<br />

Chemie 98.040 1,2% 13.010 2,5%<br />

Metaal en elektrotechniek 315.320 3,9% 29.490 5,6%<br />

Overige industrie 268.880 3,3% 29.190 5,5%<br />

Energie 79.330 1,0% 5.250 1,0%<br />

Bouw en bouwinstallatie 489.740 6,1% 25.280 4,8%<br />

Groothandel 507.560 6,3% 27.560 5,2%<br />

Detailhandel 770.660 9,6% 55.740 10,6%<br />

Reparatie* 140.770 1,7% 8.680 1,6%<br />

Horeca 343.270 4,3% 28.650 5,4%<br />

Transportsector 423.800 5,3% 29.040 5,5%<br />

Informatie en communicatie 250.880 3,1% 11.110 2,1%<br />

Bank- en verzekeringswezen 238.500 3,0% 10.970 2,1%<br />

Zakelijke dienstverlening 1.165.930 14,5% 56.000 10,6%<br />

Overheid 434.070 5,4% 26.910 5,1%<br />

Onderwijs 540.580 6,7% 31.910 6,0%<br />

Zorg 1.045.790 13,0% 66.740 12,6%<br />

Welzijn 249.440 3,1% 24.530 4,6%<br />

Overige dienstverlening 346.190 4,3% 22.460 4,3%<br />

Totaal 8.065.660 100% 528.120 100%<br />

* Kortheidshalve gebruiken we in dit rapport ‘Reparatie’ als aanduiding voor de sector ‘Handel in en<br />

reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers’.<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.


Tabel 3.1b Werkgelegenheid naar sector in Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>, 2011<br />

Sector<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

abs % abs % abs. %<br />

Landbouw en visserij 12.180 8,6% 4.920 4,5% 3.020 1,1%<br />

Voeding 2.160 1,5% 1.000 0,9% 2.340 0,8%<br />

Chemie 1.760 1,2% 1.970 1,8% 9.280 3,3%<br />

Metaal/ elektro 13.780 9,8% 6.110 5,6% 9.600 3,5%<br />

Overige industrie 7.670 5,4% 7.040 6,4% 14.470 5,2%<br />

Energie 800 0,6% 2.380 2,2% 2.080 0,7%<br />

Bouw(installatie) 5.550 3,9% 6.240 5,7% 13.500 4,9%<br />

Groothandel 8.960 6,3% 6.380 5,8% 12.220 4,4%<br />

Detailhandel 13.400 9,5% 12.500 11,4% 29.840 10,8%<br />

Reparatie 2.530 1,8% 1.970 1,8% 4.180 1,5%<br />

Horeca 8.230 5,8% 5.440 5,0% 14.980 5,4%<br />

Transportsector 11.600 8,2% 4.970 4,5% 12.470 4,5%<br />

Inform. en com. 1.630 1,2% 1.780 1,6% 7.700 2,8%<br />

Bank- en verz. 1.520 1,1% 1.550 1,4% 7.900 2,8%<br />

Zakelijke dienstv. 10.310 7,3% 10.620 9,7% 35.070 12,6%<br />

Overheid 6.290 4,5% 4.920 4,5% 15.700 5,7%<br />

Onderwijs 6.550 4,6% 5.810 5,3% 19.560 7,0%<br />

Zorg 16.280 11,5% 13.720 12,5% 36.740 13,2%<br />

Welzijn 4.670 3,3% 5.480 5,0% 14.380 5,2%<br />

Ov. dienstv. 5.390 3,8% 4.620 4,2% 12.450 4,5%<br />

Totaal 141.240 100% 109.420 100% 277.460 100%<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

Het sectorale beeld van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid anno 2011 is als volgt samen te<br />

vatten:<br />

De drie qua werkgelegenheid belangrijkste sectoren in <strong>Limburg</strong> zijn de zorg (bijna<br />

67.000 arbeidsplaatsen), de zakelijke dienstverlening (56.000) en de detailhandel (een<br />

kleine 56.000).<br />

De industriële sectoren voeding, chemie, metaal en elektrotechniek, overige industrie,<br />

energie en bouw(installatie) zijn samen goed voor 108.000 arbeidsplaatsen en daarmee<br />

voor 20,4% van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid. Landelijk is het aandeel van de industriële<br />

sectoren 16,9%. Dit verklaart waarom de provincie nog steeds relatief conjunctuurgevoelig<br />

is.<br />

Ten opzichte van het land als geheel is in <strong>Limburg</strong> vooral een oververtegenwoordiging te<br />

zien in de sector landbouw en visserij, de industriële sectoren chemie, metaal en elektrotechniek<br />

en overige industrie, de commerciële sectoren detailhandel, horeca en<br />

transport en de niet-commerciële sector welzijn. De commerciële sector zakelijke<br />

dienstverlening springt er op dit punt in negatieve zin uit.<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> kent in vergelijking met de provincie als geheel veel werkgelegenheid in<br />

de sectoren landbouw en visserij, voeding, metaal en elektrotechniek, groothandel, horeca<br />

en transport.<br />

33


34<br />

Vergeleken met heel <strong>Limburg</strong> is in Midden-<strong>Limburg</strong> een oververtegenwoordiging te zien<br />

van de sectoren landbouw en visserij, overige industrie, energie 34 , bouw(installatie) 35 ,<br />

groothandel en detailhandel.<br />

Ten slotte kent Zuid-<strong>Limburg</strong> in vergelijking met de provincie als geheel veel werkgelegenheid<br />

in de chemie, de commerciële sectoren informatie en communicatie, bank- verzekeringswezen<br />

en zakelijke dienstverlening en in alle niet-commerciële sectoren (overheid,<br />

onderwijs, zorg, welzijn en overige dienstverlening). De aanwezigheid van het financieel-administratieve<br />

cluster in met name Parkstad <strong>Limburg</strong> verklaart de naar verhouding<br />

hoge score van het bank- en verzekeringswezen in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />

De figuren 3.3 tot en met 3.5 bieden inzicht in verdeling van de werkgelegenheid in de<br />

hoofdsectoren industriële sectoren, commerciële dienstverlening en niet-commerciële<br />

dienstverlening.<br />

Figuur 3.3 Verdeling werkgelegenheid in industriële sectoren naar sector, Nederland, <strong>Limburg</strong><br />

en de drie deelgebieden, 2011<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

36%<br />

6%<br />

20%<br />

23%<br />

23%<br />

5%<br />

27%<br />

27%<br />

17%<br />

3%<br />

24%<br />

43%<br />

25% 26%<br />

7% 18%<br />

12% 6% 8%<br />

9% 5% 7% 4% 5%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Voeding Chemie Metaal en elektrotechniek Overige industrie Energie Bouw en bouwinstallatie<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

Zoals vermeld, telt <strong>Limburg</strong> in 2011 in totaal 108.000 arbeidsplaatsen in de industriële sectoren.<br />

Met elk ruim een kwart zijn hierbinnen het sterkst vertegenwoordigd de metaal en<br />

elektrotechniek en de overige industrie (zoals textiel, leer, hout, meubels). Ook ten opzichte<br />

van Nederland zijn deze sectoren in <strong>Limburg</strong> goed vertegenwoordigd. Regionaal gezien<br />

bestaan er verschillen. Zo is in Noord-<strong>Limburg</strong> de metaal en elektrotechniek relatief<br />

groot. Hetzelfde geldt voor de sector energie in Midden-<strong>Limburg</strong>. In Zuid-<strong>Limburg</strong> neemt de<br />

sector chemie naar verhouding een belangrijke plaats in.<br />

34 In dit deelgebied bevinden zich onder meer vestigingen van Enexis en Essent en twee energiecentrales<br />

(Clauscentrale van Essent en de Willem-Alexander centrale van Nuon).<br />

35 De bouw(installatie) is een conjunctuurgevoelige sector. Structureel gezien neemt ook in deze<br />

sector de vraag naar hoger opgeleiden toe. Een andere trend is de toenemende inzet van – relatief<br />

goedkope - zzp’ers.<br />

10%<br />

28%<br />

25%<br />

4%<br />

28%<br />

19%


Figuur 3.4 Verdeling werkgelegenheid in commerciële dienstverlening naar sector, Nederland,<br />

<strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

30%<br />

6%<br />

7%<br />

11%<br />

9%<br />

4%<br />

20%<br />

25%<br />

5%<br />

5%<br />

13%<br />

13%<br />

4%<br />

24%<br />

13% 12% 15% 14%<br />

18%<br />

3%<br />

3%<br />

20%<br />

14%<br />

4%<br />

23%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Groothandel Detailhandel<br />

Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers Horeca<br />

Transportsector Informatie en communicatie<br />

Bank- en verzekeringswezen Zakelijke dienstverlening<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

In 2011 bedraagt het aantal arbeidsplaatsen in de commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong><br />

in totaal 228.000. Daarvan nemen de detailhandel en de zakelijke dienstverlening elk ongeveer<br />

een kwart voor hun rekening. Vergeleken met het land als geheel is in <strong>Limburg</strong> het<br />

aandeel van de detailhandel, horeca en transport binnen de commerciële sector relatief<br />

groot. Op regionaal niveau geldt hetzelfde voor groot- en detailhandel, horeca en transport<br />

in Noord-<strong>Limburg</strong>, detailhandel en horeca in Midden-<strong>Limburg</strong> en detailhandel, horeca en<br />

zakelijke dienstverlening in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />

Figuur 3.5 Verdeling werkgelegenheid in niet-commerciële dienstverlening naar sector,<br />

Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

13% 13% 14% 13% 13%<br />

10%<br />

40%<br />

21%<br />

14% 12% 16% 15%<br />

39% 42%<br />

18% 17%<br />

17% 16% 16% 14% 16%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Overheid Onderwijs Zorg Welzijn Overige dienstverlening<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

De niet-commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong> telt in 2011 in totaal een kleine 173.000<br />

arbeidsplaatsen. Meer dan de helft daarvan bevindt zich in de zorg- en welzijnssector. Vergeleken<br />

met Nederland zijn er in <strong>Limburg</strong> relatief veel arbeidsplaatsen in het welzijn. Dit<br />

23%<br />

3%<br />

4%<br />

11%<br />

12%<br />

4%<br />

28%<br />

40%<br />

17%<br />

28%<br />

6%<br />

6%<br />

10%<br />

12%<br />

3%<br />

24%<br />

10%<br />

37%<br />

20%<br />

35


komt vermoedelijk door het naar verhouding zeer hoge aantal arbeidsplaatsen dat LISA in<br />

<strong>Limburg</strong> in de jeugdzorg telt. De oververtegenwoordiging geldt met name voor Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>. Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> kennen verhoudingsgewijs een wat<br />

sterkere vertegenwoordiging van de zorgsector dan Zuid-<strong>Limburg</strong>. In vergelijking met beide<br />

overige deelgebieden is het aandeel van het onderwijs in Zuid-<strong>Limburg</strong> iets groter, maar<br />

nog steeds kleiner dan het landelijk percentage.<br />

Werkgelegenheid naar grootteklasse<br />

Tabel 3.2 toont de samenstelling van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid naar grootteklasse.<br />

Tabel 3.2 Werkgelegenheid naar grootteklasse, <strong>Limburg</strong>, 2011<br />

Grootteklasse Aantal arbeidsplaatsen<br />

In %<br />

1 werkzame persoon 46.420 8,8%<br />

2-4 werkzame personen 51.112 9,7%<br />

5-9 werkzame personen 46.847 8,9%<br />

10-19 werkzame personen 50.866 9,6%<br />

20-49 werkzame personen 68.574 13,0%<br />

50-99 werkzame personen 58.526 11,1%<br />

100-199 werkzame personen 60.376 11,4%<br />

200-499 werkzame personen 64.620 12,2%<br />

500-799 werkzame personen 24.675 4,7%<br />

800-999 werkzame personen 7.915 1,5%<br />

1.000 of meer werkzame personen 48.191 9,1%<br />

Totaal 528.122 100,0%<br />

Bron: <strong>Limburg</strong> aan het Werk 2011; Etil/Research voor Beleid.<br />

De tabel laat zien in 2011 het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen), het middenbedrijf (10-<br />

99) en het grootbedrijf (100 of meer) goed waren voor respectievelijk 27%, 34% en 39% van<br />

de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid. Daarmee wijkt de provincie niet of nauwelijks af van het<br />

door LISA geschetste landelijke beeld.<br />

Werkgelegenheid naar beroepsklasse en opleidingsniveau<br />

Naast spreiding van de werkgelegenheid naar sector en grootteklasse is ook de verdeling<br />

naar beroepsklasse en opleidingsniveau relevant. De figuren 3.6 en 3.7 werpen hier nader<br />

licht op.<br />

Figuur 3.6 Werkgelegenheid naar beroepsklasse, <strong>Limburg</strong> en Nederland, 2011<br />

36<br />

33%<br />

<strong>Limburg</strong> Elementaire en niet-specialistische beroepen<br />

3%<br />

5% 3%<br />

12%<br />

12%<br />

5%<br />

4%<br />

1%<br />

4%<br />

13%<br />

Bron: EBB, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />

5%<br />

Pedagogische beroepen<br />

Creatieve beroepen<br />

Agrarische beroepen<br />

Technische beroepen<br />

Industrieberoepen<br />

Transportberoepen<br />

Verzorgende en (para)medische beroepen<br />

Economisch-administratieve beroepen<br />

Sociaal-maatschappelijke beroepen<br />

Dienstverlenende beroepen<br />

Openbare orde- en veiligheidsberoepen<br />

Nederland<br />

In <strong>Limburg</strong> zijn de meeste mensen werkzaam in economisch-administratieve beroepen (33%)<br />

en technische en industriële beroepen (samen 18%). Ook de verzorgende en (para)medische<br />

37%<br />

4%<br />

4% 3%<br />

11%<br />

10%<br />

4%<br />

5%<br />

2%<br />

3%<br />

4%<br />

13%


eroepen nemen met 12% een substantieel deel van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid in. Vergeleken<br />

met het land als geheel valt in <strong>Limburg</strong> vooral het naar verhouding kleinere aandeel<br />

van de economisch-administratieve beroepen (37% landelijk tegenover 33% provinciaal)<br />

en het iets grotere aandeel van de elementaire en niet specialistische beroepen (10%<br />

tegenover 12%), de technische beroepen (4% tegenover 5%) en de verzorgende en (para)medische<br />

beroepen (11% tegenover 12%) op.<br />

In zowel Noord-, Midden- als Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn de meeste mensen werkzaam in economisch-administratieve<br />

beroepen (respectievelijk 31, 32 en 33%). Het valt op dat in Noord-<br />

<strong>Limburg</strong> vergeleken met Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> relatief meer mensen werkzaam zijn in<br />

agrarische beroepen (8% tegenover 5 en 2% in Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>) en transport beroepen<br />

(6% tegenover 4 en 5% in Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>). In Midden-<strong>Limburg</strong> is relatief<br />

veel werkgelegenheid in industrieberoepen (14% tegenover 13 en 12% in Noord- en Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong>). In Zuid-<strong>Limburg</strong> is weer relatief veel werkgelegenheid in pedagogische beroepen<br />

(5% tegenover 3 en 4% in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>).<br />

Figuur 3.7 Werkgelegenheid naar opleidingsniveau, <strong>Limburg</strong> en Nederland, 2011<br />

20%<br />

<strong>Limburg</strong><br />

8%<br />

37%<br />

1%<br />

6%<br />

21%<br />

Bron: EBB, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />

7%<br />

Basisonderwijs<br />

VMBO<br />

HAVO/VWO<br />

MBO<br />

HBO<br />

WO<br />

Onbekend<br />

21%<br />

Nederland<br />

1% 5%<br />

Ruim een derde (37%) van de werkenden in <strong>Limburg</strong> heeft een opleiding op MBO-niveau.<br />

Daarna volgen VMBO (21%) en HBO (20%). Vergeleken met land als geheel zijn onder de<br />

werkenden in <strong>Limburg</strong> hoger opgeleiden (HBO/WO) ondervertegenwoordigd (33% landelijk<br />

tegenover 28% provinciaal). Zuid-<strong>Limburg</strong> kent naar verhouding meer hoger opgeleide werkenden<br />

(30%) dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> (26% respectievelijk 27%).<br />

Werkgelegenheid naar leeftijd<br />

Figuur 3.8 biedt inzicht in het werkgelegenheidsaandeel van oudere werknemers (55plussers)<br />

naar sector. Daarbij past de kanttekening dat het hierbij in tegenstelling tot de<br />

voorgaande grafieken en tabellen om de werkzame beroepsbevolking gaat (i.e. degenen<br />

met werk van 12 uur of meer per week). Verder is het peiljaar niet 2011 maar 2010.<br />

12%<br />

34%<br />

19%<br />

8%<br />

37


Figuur 3.8 Werkzame beroepsbevolking naar leeftijd en sector, <strong>Limburg</strong> en Nederland,<br />

2010<br />

38<br />

Landbouw en visserij NL<br />

LB<br />

Voeding NL<br />

LB<br />

Chemie NL<br />

LB<br />

Metaal en elektrotechniek NL<br />

LB<br />

Overige industrie NL<br />

LB<br />

Energie NL<br />

LB<br />

Bouw en bouwinstallatie NL<br />

LB<br />

Groothandel NL<br />

LB<br />

Detailhandel NL<br />

LB<br />

Autosector NL<br />

LB<br />

Horeca NL<br />

LB<br />

Transportsector NL<br />

LB<br />

Informatie en communicatie NL<br />

LB<br />

Bank- en verzekeringswezen NL<br />

LB<br />

Zakelijke dienstverlening NL<br />

LB<br />

Overheid NL<br />

LB<br />

Onderwijs NL<br />

LB<br />

Zorg NL<br />

LB<br />

Welzijn NL<br />

LB<br />

Overige dienstverlening NL<br />

LB<br />

Onbekend NL<br />

LB<br />

Totaal NL<br />

LB<br />

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%<br />

15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar<br />

Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />

20%<br />

21%<br />

13%<br />

12%<br />

14%<br />

20%<br />

12%<br />

13%<br />

18%<br />

20%<br />

15%<br />

20%<br />

13%<br />

12%<br />

12%<br />

13%<br />

11%<br />

10%<br />

12%<br />

12%<br />

8%<br />

8%<br />

16%<br />

15%<br />

8%<br />

5%<br />

9%<br />

11%<br />

12%<br />

13%<br />

16%<br />

18%<br />

21%<br />

24%<br />

14%<br />

14%<br />

13%<br />

14%<br />

14%<br />

13%<br />

13%<br />

15%<br />

14%<br />

15%


Overall is in <strong>Limburg</strong> 15% van de werkzame beroepsbevolking 55-plusser tegenover landelijk<br />

14%. De hoogste percentages in <strong>Limburg</strong> zijn te vinden in de sectoren onderwijs (24%) en<br />

landbouw en visserij (21%). De sectoren chemie, overige industrie en energie hebben elk<br />

een aandeel van 20% 55-plussers.<br />

Zelfstandigen zonder personeel<br />

De schattingen van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in Nederland lopen<br />

uiteen. Volgen het CBS kende Nederland in 2011 gemiddeld 728.000 zzp’ers. LISA komt voor<br />

2009 - op basis van vestigingen met één medewerker met een baan van meer dan twaalf<br />

uur per week – uit op 527.000 zzp’ers. 36 Volgens LISA is de werkgelegenheid voor zzp‘ers in<br />

de periode 2000-2009 verdubbeld en binnen de bouw zelfs verdriedubbeld.<br />

Het onderzoek <strong>Limburg</strong> aan het werk 2011 komt - op basis van vestigingenstructuur naar<br />

grootteklasse - tot circa 46.420 vestigingen met slechts één werkzame persoon in <strong>Limburg</strong>.<br />

37 Deels betreft het hier zzp‘ers, deels kan het ook om medewerkers van een grotere<br />

onderneming (bijvoorbeeld in de detailhandel) of franchisenemers gaan. Verder heeft <strong>Limburg</strong><br />

circa 18.828 vestigingen met twee tot en met vier werkzame personen. De verwachting<br />

is dat ook deze groep een aantal zzp’ers telt, waarbij bijvoorbeeld de partner ondersteunende<br />

werkzaamheden verricht.<br />

3.1.3 Bedrijvendynamiek<br />

Deze paragraaf geeft een overzicht van de bedrijvendynamiek in de gemeenten Maastricht,<br />

Heerlen, Sittard-Geleen, Roermond, Venlo en Venray in termen van de ontwikkeling van het<br />

aantal vestigingen en het aantal arbeidsplaatsen in 2011 ten opzichte van het daaraan<br />

voorafgaande jaar.<br />

Maastricht: stijging aantal vestigingen, stabilisatie aantal arbeidsplaatsen<br />

Tabel 3.3 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Maastricht weer.<br />

Tabel 3.3 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Maastricht, 2011<br />

Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />

Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />

Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />

Landbouw en visserij 65 0,7% 3 4,8% 140 0,2% -5 -3,4%<br />

Voeding 18 0,2% 4 28,6% 304 0,4% 5 1,7%<br />

Chemie 28 0,3% -2 -6,7% 793 1,1% -93 -10,5%<br />

Metaal /elektrotechniek 78 0,9% 1 1,3% 1.297 1,8% 2 0,2%<br />

Overige industrie 157 1,8% -3 -1,9% 4.064 5,5% -35 -0,9%<br />

Energie 23 0,3% -2 -8,0% 451 0,6% -15 -3,2%<br />

Bouw(installatie) 523 5,9% 13 2,5% 1.853 2,5% -111 -5,7%<br />

Groothandel 432 4,9% 10 2,4% 2.372 3,2% 114 5,0%<br />

Detailhandel 1.327 15,0% 8 0,6% 7.619 10,4% 101 1,3%<br />

Reparatie 154 1,7% 7 4,8% 633 0,9% 8 1,3%<br />

Horeca 593 6,7% 12 2,1% 4.944 6,7% -48 -1,0%<br />

Transportsector 160 1,8% 8 5,3% 2.551 3,5% 76 3,1%<br />

Informatie en comm. 387 4,4% 40 11,5% 3.155 4,3% 40 1,3%<br />

Bank- en verz. wezen 164 1,9% 5 3,1% 1.017 1,4% -243 -19,3%<br />

36 LISA Nieuws nr. 22, december 2010.<br />

37 Inclusief parttimers en de verplichte registratie van zzp’ers in het Handelsregister. Zie Etil (<strong>2012</strong>),<br />

‘<strong>Limburg</strong> aan het Werk 2011’.<br />

39


Zakelijke dienstverl. 2.262 25,5% 157 7,5% 11.511 15,7% 138 1,2%<br />

Overheid 24 0,3% 0 0,0% 4.978 6,8% -45 -0,9%<br />

Onderwijs 391 4,4% 37 10,5% 7.519 10,2% 147 2,0%<br />

Zorg 651 7,3% 62 10,5% 11.936 16,2% 52 0,4%<br />

Welzijn 292 3,3% 21 7,7% 3.855 5,2% 34 0,9%<br />

Overige dienstverlening 1.130 12,8% 66 6,2% 2.504 3,4% 37 1,5%<br />

Totaal 8.859 100% 447 5,3% 73.496 100% 159 0,2%<br />

Bron: VRL; Etil<br />

In totaal telde de gemeente Maastricht in 2011 8.859 vestigingen. Ten opzichte van 2010<br />

zijn er 447 vestigingen bijgekomen (+5,3%). De sector zakelijke dienstverlening telde met<br />

2.262 vestigingen het grootste aantal vestigingen in de gemeente Maastricht. Het kleinste<br />

aantal vestigingen was er in de sector voeding. In die sector vond wel de grootste groei van<br />

het aantal vestigingen plaats (+28,6%). De sector energie kende met 8% de grootste procentuele<br />

daling van het aantal bedrijven.<br />

Er waren in 2011 in totaal 73.496 arbeidsplaatsen in de gemeente Maastricht. Dit is een<br />

groei van 159 (+0,2%) ten opzichte van 2010. De sector zorg kende het grootste aantal arbeidsplaatsen<br />

(11.936), gevolgd door de zakelijke dienstverlening (11.511). De grootste<br />

groei van het aantal arbeidsplaatsen vond plaats binnen de sector groothandel (+5,0%) en<br />

de grootste daling binnen de sector bank- en verzekeringswezen (-19,3%).<br />

Heerlen: stijging aantal vestigingen, stabilisatie aantal arbeidsplaatsen<br />

Tabel 3.4 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Heerlen weer.<br />

Tabel 3.4 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Heerlen, 2011<br />

40<br />

Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />

Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />

Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />

Landbouw en visserij 28 0,5% 0 0,0% 61 0,1% -1 -1,6%<br />

Voeding 13 0,2% 4 44,4% 262 0,5% 1 0,4%<br />

Chemie 20 0,4% 1 5,3% 1.072 1,9% 29 2,8%<br />

Metaal /elektrotechniek 61 1,1% -6 -9,0% 2.046 3,6% 57 2,9%<br />

Overige industrie 113 2,1% 0 0,0% 4.000 7,0% 35 0,9%<br />

Energie 18 0,3% 1 5,9% 490 0,9% -29 -5,6%<br />

Bouw(installatie) 464 8,5% -6 -1,3% 1.312 2,3% -51 -3,7%<br />

Groothandel 280 5,1% -4 -1,4% 1.689 2,9% -78 -4,4%<br />

Detailhandel 854 15,6% 0 0,0% 5.967 10,4% 43 0,7%<br />

Reparatie 190 3,5% 9 5,0% 1.016 1,8% -8 -0,8%<br />

Horeca 290 5,3% 4 1,4% 1.847 3,2% 58 3,2%<br />

Transportsector 142 2,6% 8 6,0% 1.743 3,0% 79 4,7%<br />

Informatie en comm. 231 4,2% 18 8,5% 1.398 2,4% 70 5,3%<br />

Bank- en verz. wezen 92 1,7% 4 4,5% 4.174 7,3% 96 2,4%<br />

Zakelijke dienstverl. 1.140 20,9% 49 4,5% 6.455 11,3% 201 3,2%<br />

Overheid 27 0,5% -1 -3,6% 5.572 9,7% -190 -3,3%<br />

Onderwijs 216 4,0% 8 3,8% 4.331 7,6% -134 -3,0%<br />

Zorg 447 8,2% 26 6,2% 8.560 14,9% 97 1,1%<br />

Welzijn 214 3,9% 8 3,9% 3.662 6,4% -161 -4,2%<br />

Overige dienstverlening 622 11,4% 21 3,5% 1.647 2,9% 38 2,4%


Totaal 5.462 100% 144 2,7% 57.304 100% 152 0,3%<br />

Bron: VRL; Etil<br />

De gemeente Heerlen kende in 2011 in totaal 5.462 vestigingen. Dit is een groei van 144<br />

(+2,7%) ten opzichte van 2010. De sector met het grootste aantal vestigingen is de zakelijke<br />

dienstverlening (1.140) en de sector met het kleinste aantal vestigingen de sector voeding<br />

(13). De grootste procentuele groei in het aantal vestigingen heeft plaatsgevonden in de<br />

sector voeding (+44,4%) en de grootste daling in de sector metaal / elektrotechniek (-9,0%).<br />

De gemeente Heerlen telde 57.304 arbeidsplaatsen in 2011, een groei van 144 (+0,3%) ten<br />

opzichte van 2010. De qua werkgelegenheid belangrijkste sector in Heerlen is de zorg<br />

(8.560), gevolgd door zakelijke dienstverlening (6.455). De kleinste sector qua werkgelegenheid<br />

is de sector landbouw en visserij (61). De grootste procentuele groei in het aantal<br />

arbeidsplaatsen vond plaats in de sector informatie en communicatie (+5,3%) en de grootste<br />

afname in de sector energie (-5,6%).<br />

Sittard-Geleen: stijging aantal vestigingen, daling aantal arbeidsplaatsen<br />

Tabel 3.5 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Sittard-Geleen weer.<br />

Tabel 3.5 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Sittard-Geleen,<br />

2011<br />

Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />

Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />

Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />

Landbouw en visserij 106 1,6% -3 -2,8% 235 0,5% -1 -0,4%<br />

Voeding 11 0,2% -1 -8,3% 494 1,0% -6 -1,2%<br />

Chemie 30 0,5% 1 3,4% 5.418 10,8% -361 -6,2%<br />

Metaal /elektrotechniek 114 1,8% 8 7,5% 3.346 6,7% -64 -1,9%<br />

Overige industrie 118 1,8% -4 -3,3% 1.933 3,8% -190 -8,9%<br />

Energie 24 0,4% 4 20,0% 493 1,0% -2 -0,4%<br />

Bouw(installatie) 587 9,0% 20 3,5% 2.300 4,6% -104 -4,3%<br />

Groothandel 375 5,8% 19 5,3% 2.800 5,6% 141 5,3%<br />

Detailhandel 920 14,2% 16 1,8% 4.630 9,2% 67 1,5%<br />

Reparatie 179 2,8% -1 -0,6% 779 1,6% -12 -1,5%<br />

Horeca 296 4,6% 9 3,1% 1.393 2,8% -16 -1,1%<br />

Transportsector 137 2,1% -3 -2,1% 2.081 4,1% 30 1,5%<br />

Informatie en comm. 271 4,2% 22 8,8% 1.294 2,6% 29 2,3%<br />

Bank- en verz. wezen 102 1,6% -4 -3,8% 1.200 2,4% -178 -12,9%<br />

Zakelijke dienstverl. 1.411 21,7% 87 6,6% 6.340 12,6% 88 1,4%<br />

Overheid 20 0,3% 1 5,3% 1.684 3,4% 8 0,5%<br />

Onderwijs 297 4,6% 28 10,4% 3.130 6,2% -96 -3,0%<br />

Zorg 531 8,2% 23 4,5% 5.951 11,8% -115 -1,9%<br />

Welzijn 228 3,5% 28 14,0% 3.044 6,1% -153 -4,8%<br />

Overige dienstverlening 741 11,4% 50 7,2% 1.709 3,4% 88 5,4%<br />

Totaal 6.498 100,0% 300 4,8% 50.254 100,0% -847 -1,7%<br />

Bron: VRL; Etil<br />

In totaal telde de gemeente Sittard-Geleen in 2011 6.498 vestigingen. Dit is een groei van<br />

300 vestigingen (+4,8%) ten opzichte van 2010. De sector zakelijke dienstverlening kende<br />

41


met 1.411 vestigingen het grootste aantal vestigingen in de gemeente Sittard-Geleen en de<br />

sector voeding het kleinste aantal vestigingen (11). De grootste groei in het aantal vestigingen<br />

vond plaats in de sector energie (+20,0%), gevolgd door de sector welzijn (+14,0%) en<br />

onderwijs (+10,4%). De sector voeding kende de sterkste procentuele daling van het aantal<br />

bedrijven (-8,3%).<br />

Er waren in 2011 50.254 arbeidsplaatsen in de gemeente Sittard-Geleen. Dit is een daling<br />

van 847 (-1,7%) ten opzichte van 2010. De sector zakelijke dienstverlening kende het grootste<br />

aantal arbeidsplaatsen (6.340), gevolgd door de sector zorg (5.951) en chemie (5.418).<br />

De grootste procentuele groei van het aantal arbeidsplaatsen vond plaats binnen de sector<br />

overige dienstverlening (+5,4%) en de grootste daling binnen de sector bank- en verzekeringswezen<br />

(-12,9%).<br />

Roermond: stijging aantal vestigingen, lichte stijging aantal arbeidsplaatsen<br />

Tabel 3.6 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Roermond weer.<br />

Tabel 3.6 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Roermond, 2011<br />

42<br />

Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />

Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />

Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />

Landbouw en visserij 91 2,1% 0 0,0% 669 1,8% -13 -1,9%<br />

Voeding 9 0,2% 0 0,0% 310 0,9% 25 8,8%<br />

Chemie 13 0,3% 2 18,2% 629 1,7% -2 -0,3%<br />

Metaal /elektrotechniek 78 1,8% 0 0,0% 1.661 4,6% 31 1,9%<br />

Overige industrie 102 2,4% 4 4,1% 3.681 10,1% -14 -0,4%<br />

Energie 17 0,4% 3 21,4% 603 1,7% -85 -12,4%<br />

Bouw(installatie) 321 7,4% 11 3,5% 1.581 4,3% -118 -6,9%<br />

Groothandel 246 5,7% 7 2,9% 1.152 3,2% -24 -2,0%<br />

Detailhandel 787 18,2% 20 2,6% 4.941 13,6% 196 4,1%<br />

Reparatie 91 2,1% 4 4,6% 513 1,4% -14 -2,7%<br />

Horeca 237 5,5% 7 3,0% 1.335 3,7% 49 3,8%<br />

Transportsector 109 2,5% -1 -0,9% 1.256 3,5% 2 0,2%<br />

Informatie en comm. 165 3,8% 5 3,1% 450 1,2% 28 6,6%<br />

Bank- en verz. wezen 74 1,7% -3 -3,9% 476 1,3% -14 -2,9%<br />

Zakelijke dienstverl. 877 20,2% 51 6,2% 3.491 9,6% -11 -0,3%<br />

Overheid 20 0,5% 0 0,0% 2.199 6,0% 3 0,1%<br />

Onderwijs 189 4,4% 12 6,8% 2.360 6,5% -139 -5,6%<br />

Zorg 319 7,4% 14 4,6% 4.273 11,7% 6 0,1%<br />

Welzijn 108 2,5% 5 4,9% 3.349 9,2% 452 15,6%<br />

Overige dienstverlening 479 11,1% 20 4,4% 1.457 4,0% -2 -0,1%<br />

Totaal 4.332 100,0% 161 3,9% 36.386 100,0% 356 1,0%<br />

Bron: VRL; Etil<br />

De gemeente Roermond kende in 2011 in totaal 4.332 vestigingen. Dit is een groei van 161<br />

(+3,9%) ten opzichte van 2010. De sector met het grootste aantal vestigingen is de zakelijke<br />

dienstverlening (877), gevolgd door de detailhandel (787). De sector met het kleinste aantal<br />

vestigingen is de sector voeding (9). De grootste procentuele groei in het aantal vestigingen<br />

heeft plaatsgevonden in de sector energie (+21,4%) en de grootste daling in de sector<br />

bank- en verzekeringswezen (-3,9%).


De gemeente Roermond telde 36.386 arbeidsplaatsen in 2011, een groei van 356 (+1,0%)<br />

ten opzichte van 2010. De qua werkgelegenheid belangrijkste sector in Roermond is de<br />

detailhandel (4.941) en de kleinste sector is de voeding (310). De grootste procentuele<br />

groei in het aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector welzijn (+15,6%) en de grootste<br />

afname in de sector energie (-12,4%).<br />

Venlo: stijging aantal vestigingen, lichte stijging aantal arbeidsplaatsen<br />

Tabel 3.7 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Venlo weer.<br />

Tabel 3.7 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Venlo, 2011<br />

Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />

Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />

Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />

Landbouw en visserij 317 4,5% -2 -0,6% 2.323 3,9% 157 7,2%<br />

Voeding 25 0,4% 3 13,6% 591 1,0% -53 -8,2%<br />

Chemie 22 0,3% 1 4,8% 450 0,8% -21 -4,5%<br />

Metaal /elektrotechniek 154 2,2% -1 -0,6% 7.215 12,1% -35 -0,5%<br />

Overige industrie 194 2,7% 0 0,0% 3.773 6,3% 32 0,9%<br />

Energie 27 0,4% 0 0,0% 248 0,4% -21 -7,8%<br />

Bouw(installatie) 479 6,8% -4 -0,8% 1.736 2,9% -94 -5,1%<br />

Groothandel 635 8,9% 6 1,0% 5.137 8,6% 148 3,0%<br />

Detailhandel 991 14,0% 30 3,1% 5.913 9,9% 326 5,8%<br />

Reparatie 227 3,2% 4 1,8% 1.341 2,3% -65 -4,6%<br />

Horeca 392 5,5% 3 0,8% 2.430 4,1% 2 0,1%<br />

Transportsector 255 3,6% 12 4,9% 4.835 8,1% 13 0,3%<br />

Informatie en comm. 240 3,4% 27 12,7% 587 1,0% 67 12,9%<br />

Bank- en verz. wezen 91 1,3% -3 -3,2% 650 1,1% -40 -5,8%<br />

Zakelijke dienstverl. 1.306 18,4% 85 7,0% 4.246 7,1% -183 -4,1%<br />

Overheid 36 0,5% -1 -2,7% 3.208 5,4% -47 -1,4%<br />

Onderwijs 261 3,7% 20 8,3% 2.803 4,7% -8 -0,3%<br />

Zorg 472 6,7% 29 6,5% 7.581 12,7% 256 3,5%<br />

Welzijn 140 2,0% 9 6,9% 2.219 3,7% 99 4,7%<br />

Overige dienstverlening 832 11,7% 26 3,2% 2.292 3,8% -32 -1,4%<br />

Totaal 7.096 100,0% 244 3,6% 59.578 100,0% 501 0,8%<br />

Bron: VRL; Etil<br />

In totaal telde de gemeente Venlo in 2011 7.096 vestigingen, een groei van 244 vestigingen<br />

(+3,6%) ten opzichte van 2010. De sector zakelijke dienstverlening kende met 1.306 vestigingen<br />

het grootste aantal vestigingen in de gemeente Venlo en de sector chemie het kleinste<br />

aantal (22). De grootste procentuele groei in het aantal vestigingen vond plaats in de<br />

sector voeding (+13,6%) en de grootste daling in de sector bank- en verzekeringswezen (-<br />

3,2%).<br />

Er waren in 2011 59.578 arbeidsplaatsen in de gemeente Venlo, een groei van 501 (+0,8%)<br />

ten opzichte van 2010. De sector zorg kende het grootste aantal arbeidsplaatsen (7.581),<br />

gevolgd door de sector metaal en elektrotechniek (7.215). De grootste procentuele groei<br />

van het aantal arbeidsplaatsen vond plaats binnen de sector informatie en communicatie<br />

(+12,9%) en de grootste daling binnen de sector voeding (-8,2%).<br />

Venray: stijging aantal vestigingen, stijging aantal arbeidsplaatsen<br />

43


Tabel 3.8 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Venray weer.<br />

Tabel 3.8 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Venray, 2011<br />

44<br />

Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />

Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />

Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />

Landbouw en visserij 544 17,0% -4 -0,7% 1.843 6,9% -53 -2,8%<br />

Voeding 13 0,4% 4 44,4% 334 1,3% 13 4,0%<br />

Chemie 14 0,4% 0 0,0% 539 2,0% 23 4,5%<br />

Metaal /elektrotechniek 78 2,4% 4 5,4% 2.783 10,4% 399 16,7%<br />

Overige industrie 64 2,0% 1 1,6% 1.418 5,3% -5 -0,4%<br />

Energie 15 0,5% -2 -11,8% 158 0,6% 1 0,6%<br />

Bouw(installatie) 255 8,0% 9 3,7% 1.106 4,2% 48 4,5%<br />

Groothandel 188 5,9% -3 -1,6% 1.094 4,1% -30 -2,7%<br />

Detailhandel 329 10,3% -9 -2,7% 2.171 8,2% -5 -0,2%<br />

Reparatie 78 2,4% -1 -1,3% 339 1,3% 4 1,2%<br />

Horeca 117 3,7% 0 0,0% 912 3,4% 25 2,8%<br />

Transportsector 63 2,0% 4 6,8% 3.238 12,2% 59 1,9%<br />

Informatie en comm. 110 3,4% 9 8,9% 419 1,6% 46 12,3%<br />

Bank- en verz. wezen 37 1,2% -4 -9,8% 265 1,0% -26 -8,9%<br />

Zakelijke dienstverl. 540 16,9% 34 6,7% 2.274 8,5% 118 5,5%<br />

Overheid 9 0,3% 0 0,0% 1.456 5,5% -21 -1,4%<br />

Onderwijs 128 4,0% 17 15,3% 1.070 4,0% -4 -0,4%<br />

Zorg 206 6,4% 14 7,3% 3.227 12,1% 12 0,4%<br />

Welzijn 69 2,2% 5 7,8% 1.339 5,0% 52 4,0%<br />

Overige dienstverlening 337 10,6% 16 5,0% 653 2,5% 10 1,6%<br />

Totaal 3.194 100,0% 94 3,0% 26.638 100,0% 666 2,6%<br />

Bron: VRL; Etil<br />

De gemeente Venray kende in 2011 in totaal 3.194 vestigingen. Dit is een groei van 3,0% ten<br />

opzichte van 2010. De sector met het grootste aantal vestigingen is de landbouw en visserij<br />

(544). De sector met het kleinste aantal vestigingen is de sector overheid (9). De grootste<br />

procentuele groei in het aantal vestigingen heeft plaatsgevonden in de sector voeding<br />

(+44,4%) en de grootste daling in de sector energie (-11,8%).<br />

De gemeente Venray telde 26.638 arbeidsplaatsen in 2011, een groei van 666 (+2,6%) ten<br />

opzichte van 2010. De qua werkgelegenheid belangrijkste sector in Venray is de transportsector<br />

(3.238) en de kleinste is de sector bank- en verzekeringswezen (265). De grootste<br />

procentuele groei in het aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector metaal en elektrotechniek<br />

(+16,7%) en de grootste afname in de sector bank- en verzekeringswezen (-8,9%).<br />

3.1.4 Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling<br />

Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling (totaal)<br />

De figuren 3.9 en 3.10 geven de (verwachte) werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong><br />

weer. De eerste grafiek zet de (verwachte) werkgelegenheidsontwikkeling in procenten in<br />

(de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong> af tegen de landelijke ontwikkeling. De tweede grafiek<br />

toont de ontwikkeling van het absoluut aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>.


Figuur 3.9 Werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />

1997-<strong>2016</strong> (in %)<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

Figuur 3.10 Ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>, 1996-<strong>2016</strong> (absoluut)<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

In de Decemberraming 2011 schetst het CPB voor <strong>2012</strong> het volgende beeld van de landelijke<br />

werkgelegenheidsontwikkeling:<br />

De afname van de productie als gevolg van de eurocrisis heeft gevolgen voor de werkgelegenheidsontwikkeling<br />

in de marktsector. Na een daling in 2009 en 2010 wordt in 2011<br />

een stabilisatie van de werkgelegenheid in de marktsector verwacht.<br />

In <strong>2012</strong> neemt de verwachte vraag naar arbeid in de marktsector af. Ook bij de overheid<br />

daalt de werkgelegenheid dat jaar (als gevolg van de bezuinigingen), maar in de zorg<br />

blijft de werkgelegenheid toenemen. Omdat mensen gemiddeld minder uren gaan werken,<br />

blijft de krimp van het aantal werkzame personen beperkt.<br />

In de loop van <strong>2012</strong> is volgens het CPB weer enig herstel van de Nederlandse economie<br />

en daarmee van de werkgelegenheid te verwachten. 38<br />

De verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> volgt de landelijke trend. De werkgelegenheid<br />

in de provincie meet in <strong>2012</strong> af met 0,7%. Voor de jaren 2013-<strong>2016</strong> wordt weer<br />

een lichte werkgelegenheidsgroei voorzien (met respectievelijk 0,03%, 0,5%, 0,5% en 0,5%).<br />

38 CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.<br />

45


Per saldo ligt het werkgelegenheidsniveau in <strong>Limburg</strong> daarmee in <strong>2016</strong> met 532.000 ongeveer<br />

0,8% hoger dan de 528.000 in 2011.<br />

Er zijn regionale verschillen. In Noord-<strong>Limburg</strong> is de verwachte werkgelegenheidsontwikkeling<br />

vergeleken met de provincie als geheel bovengemiddeld, in Midden-<strong>Limburg</strong> gemiddeld<br />

en in Zuid-<strong>Limburg</strong> benedengemiddeld. Per saldo komt in Noord-<strong>Limburg</strong> het niveau in <strong>2016</strong><br />

met 143.000 1,6% hoger uit dan de 141.000 in 2011 en in Midden-<strong>Limburg</strong> met 110.000 0,8%<br />

hoger dan de 109.000 in het basisjaar. In Zuid-<strong>Limburg</strong> is het niveau in <strong>2016</strong> met 279.000<br />

ook hoger (0,4%) dan de 277.000 in 2011.<br />

Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling naar hoofdsector<br />

Hierna gaat verdere aandacht uit naar de verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in de<br />

vier hoofdsectoren. Allereerst komt de agrarische sector aan bod. 39 De agrarische sector is<br />

vooral in Noord-<strong>Limburg</strong> sterk vertegenwoordigd.<br />

Figuur 3.11 Werkgelegenheid in de agrarische sector, 2010, 2011 en verwachting <strong>2016</strong>, in<br />

<strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

39 Met de agrarische sector wordt in dit rapport de primaire sector bedoeld, met daarin sectoren als<br />

mijnbouw, landbouw, veeteelt, visserij en bosbouw. In de cijfers blijft seizoenswerk buiten beschouwing.<br />

46


Figuur 3.12 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />

agrarische sector, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

Naar verwachting neemt de werkgelegenheid in de agrarische sector de komende vijf jaar<br />

in <strong>Limburg</strong> als geheel jaarlijks gemiddeld met 2,7% af. Dat is sterker dan de landelijke daling<br />

(met jaarlijks gemiddeld 2,2%). Oorzaken van de krimp zijn onder meer de schaalvergroting<br />

(waardoor er steeds minder zelfstandigen in de sector actief zijn) en de nog steeds<br />

toenemende automatisering in de landbouw. Naar verwachting telt de agrarische sector in<br />

<strong>Limburg</strong> in <strong>2016</strong> ruim 2.000 arbeidsplaatsen minder dan in 2011.<br />

Op dit moment is binnen de provincie de werkgelegenheid in de industriële sectoren voor<br />

een belangrijk deel geconcentreerd in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Door de kredietcrisis is de werkgelegenheid<br />

in de industriële sectoren de afgelopen jaren extra hard gedaald (bovenop de<br />

structurele daling als gevolg van de trend van verdienstelijking van de economie). Ook de<br />

eurocrisis laat zijn sporen na. De volgende figuren tonen de verwachte ontwikkeling van de<br />

werkgelegenheid in de industriële sectoren.<br />

Figuur 3.13 Werkgelegenheid in de industriële sectoren, 2010, 2011 en verwachting <strong>2016</strong>,<br />

in <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

47


Figuur 3.14 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />

industriële sectoren, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

Voor de periode 2011-<strong>2016</strong> wordt in <strong>Limburg</strong> een verdere daling verwacht van jaarlijks gemiddeld<br />

0,9% (tegenover een landelijke gemiddelde daling van 0,3%). In vergelijking met de<br />

twee andere deelgebieden (en ook het land als geheel) ontwikkelen de industriële sectoren<br />

zich in Noord-<strong>Limburg</strong> nog het minst slecht (stabilisatie). In <strong>2016</strong> kennen de industriële<br />

sectoren in <strong>Limburg</strong> naar verwachting circa 4.700 arbeidsplaatsen minder dan in 2010.<br />

Net als de industriële sectoren is ook de commerciële dienstverlening binnen de provincie<br />

vooral sterk vertegenwoordigd in Zuid-<strong>Limburg</strong>. En evenals de industrie is de commerciële<br />

dienstverlening – met name de zakelijke dienstverlening – naar verhouding sterk conjunctuurgevoelig.<br />

Anders dan de industrie is in de commerciële dienstverlening over een langere<br />

periode beschouwd geen sprake van een structurele werkgelegenheidsdaling. De figuren<br />

3.15 en 3.16 geven de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid in de commerciële<br />

dienstverlening weer.<br />

Figuur 3.15 Werkgelegenheid in de commerciële dienstverlening, 2010, 2011 en verwachting<br />

<strong>2016</strong>, in <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

48


Figuur 3.16 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />

commerciële dienstverlening, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

De voor de periode 2011-<strong>2016</strong> verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in de commerciële<br />

diensten is in <strong>Limburg</strong> met een gemiddelde jaarlijkse stijging van 0,9% gelijk aan de landelijke<br />

ontwikkeling. Wel zijn er regionale verschillen: een kleine toename van 0,5% in Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong> tegenover een grotere stijging van 1,0% respectievelijk 1,1% in Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong>. Naar verwachting telt de commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong> in <strong>2016</strong> circa<br />

10.600 banen meer dan in 2010.<br />

De niet-commerciële dienstverlening bestaat uit de sectoren overheid, onderwijs, zorg en<br />

welzijn en de restcategorie overige dienstverlening. Ook voor de niet-commerciële dienstverlening<br />

geldt dat de werkgelegenheid binnen de provincie voor een belangrijk deel is<br />

geconcentreerd in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Anders dan de industriële sectoren en de commerciële<br />

dienstverlening is de werkgelegenheid in de niet-commerciële dienstverlening minder onderhevig<br />

aan conjuncturele schommelingen. Hier spelen met name politieke/bestuurlijke<br />

beslissingen over budgetten en demografische (en andere sociaal-maatschappelijke) factoren<br />

een rol. De volgende figuren tonen de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid<br />

in de niet-commerciële dienstverlening.<br />

Figuur 3.17 Werkgelegenheid in de niet-commerciële dienstverlening, 2010, 2011 en verwachting<br />

<strong>2016</strong>, in <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

49


Figuur 3.18 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />

niet-commerciële dienstverlening, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

De voor de periode 2011-<strong>2016</strong> verwachte ontwikkeling verschilt per sector (daling in overheid<br />

en onderwijs en stijging in zorg en welzijn en overige dienstverlening). Per saldo resulteren<br />

deze ontwikkelingen voor de niet-commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong> in een<br />

lichte werkgelegenheidsgroei van jaarlijks gemiddeld 0,3%. Dat is minder dan de landelijke<br />

groei van gemiddeld 0,7% per jaar. Noord-<strong>Limburg</strong> scoort met 0,6% beter dan Midden- en<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> (+0,3% respectievelijk +0,1%). In <strong>2016</strong> kent de sector niet-commerciële diensten<br />

in <strong>Limburg</strong> naar verwachting ruim 2.800 banen meer dan in 2010.<br />

Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling naar sector<br />

Ter afsluiting van deze subparagraaf zoomt tabel 3.9 in op de voor de periode 2010-<strong>2016</strong> in<br />

<strong>Limburg</strong> verwachte werkgelegenheidsontwikkeling naar specifieke sector.<br />

50


Tabel 3.9 Werkgelegenheidsontwikkeling naar sector, <strong>Limburg</strong>, 2010-<strong>2016</strong><br />

Gemiddelde Gemiddelde<br />

jaarlijkse ontw. jaarlijkse ontw.<br />

2010 2011 <strong>2012</strong>-2013 2014-<strong>2016</strong><br />

Sector (%) (%)<br />

Landbouw en visserij 20.280 20.110 -1,9% -2,3%<br />

Voeding 5.580 5.500 -1,5% -1,7%<br />

Chemie 13.460 13.010 -2,6% -2,0%<br />

Metaal en elektrotechniek 28.980 29.490 -1,2% 0,9%<br />

Overige industrie 29.310 29.190 -1,3% -0,3%<br />

Energie 5.390 5.250 -2,0% -4,2%<br />

Bouw en bouwinstallatie 26.060 25.280 -2,2% 1,3%<br />

Groothandel 27.320 27.560 0,6% 2,0%<br />

Detailhandel 54.610 55.740 0,0% 1,6%<br />

Reparatie 8.700 8.680 -0,6% 1,3%<br />

Horeca 28.400 28.650 -0,7% 0,3%<br />

Transportsector 28.760 29.040 0,0% 1,3%<br />

Informatie en communicatie 10.730 11.110 -2,1% -2,6%<br />

Bank- en verzekeringswezen 11.390 10.970 -1,7% -0,2%<br />

Zakelijke dienstverlening 55.270 56.000 0,2% 2,1%<br />

Overheid 26.990 26.910 -1,3% -2,6%<br />

Onderwijs 32.370 31.910 -0,9% -1,1%<br />

Zorg 66.350 66.740 2,2% 2,2%<br />

Welzijn 23.630 24.530 0,4% -1,3%<br />

Overige dienstverlening 22.210 22.460 -0,5% -1,1%<br />

Totaal 525.790 528.120 -0,3% 0,5%<br />

Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />

In de periode <strong>2012</strong>-2013 is er een werkgelegenheidsdaling in <strong>Limburg</strong> van gemiddeld 0,3%<br />

per jaar. De vier groeisectoren in <strong>Limburg</strong> zijn in deze periode: zorg (met een gemiddelde<br />

jaarlijkse toename van de werkgelegenheid in de periode <strong>2012</strong>-2013 van 2,2%), groothandel<br />

(+0,6%), welzijn (+0,4%) en zakelijke dienstverlening (+0,2%). De sector detailhandel en de<br />

transportsector kennen beide een stabilisatie van de werkgelegenheid in de periode <strong>2012</strong>-<br />

2013. De overige sectoren laten werkgelegenheidsdaling zien. De vijf sterkste dalers zijn:<br />

chemie (-2,6%), bouw en bouwinstallatie (-2,2%), informatie en communicatie (-2,1%),<br />

energie (-2,0%) en landbouw en visserij (-1,9%).<br />

In de periode 2014-<strong>2016</strong> is in <strong>Limburg</strong> sprake van een werkgelegenheidsgroei van gemiddeld<br />

0,5% per jaar. De belangrijkste groeisectoren in deze periode zijn: zorg (+2,2%), zakelijke<br />

dienstverlening (+2,1%), groothandel (+2,0%) en detailhandel (+1,6%). De sectoren met de<br />

grootste gemiddelde jaarlijkse werkgelegenheidsdaling in de periode 2014-<strong>2016</strong> zijn: energie<br />

(-4,2%), informatie en communicatie (-2,6%), overheid (-2,6%), landbouw en visserij (-<br />

51


2,3%) en chemie (-2,0%). Opvallend is ook de daling in de sector welzijn (-1,3%). Deze sector<br />

kende in de periode <strong>2012</strong>-2013 nog een gemiddelde jaarlijkse groei van 0,4%.<br />

Met betrekking tot de specifieke sectorale ontwikkelingen is verder nog het volgende op te<br />

merken:<br />

52<br />

Van de binnen de industrie te onderscheiden sectoren laat alleen metaal en elektrotechniek<br />

werkgelegenheidsgroei zien.<br />

De negatieve werkgelegenheidsontwikkeling in de sectoren energie, informatie en communicatie<br />

en bank- en verzekeringswezen hangen deels samen met sectorspecifieke regulering<br />

en een sterke concurrentie.<br />

Binnen de niet-commerciële dienstverlening tonen overheid (als gevolg van de bezuinigingen)<br />

en onderwijs (als gevolg van demografische ontwikkelingen) een werkgelegenheidsdaling.<br />

De toenemende zorgvraag door de vergrijzing weerspiegelt zich in een sterke<br />

stijging van de arbeidsvraag in de zorgsector.<br />

De volgende subparagrafen gaan nader in op trends en ontwikkelingen in de voor het provinciaal<br />

(economisch en onderwijs- en arbeidsmarkt)beleid belangrijkste sectoren. Daarbij<br />

gaat het allereerst om de <strong>Limburg</strong>se topsectoren (paragraaf 3.1.5). Naast de topsectoren<br />

zijn er nog twee sectoren waar de Provincie <strong>Limburg</strong> een rol voor zichzelf ziet weggelegd<br />

bij het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, te weten<br />

de zorg (paragraaf 3.1.6) en de techniek (paragraaf 3.1.7).<br />

3.1.5 Trends en ontwikkelingen in de <strong>Limburg</strong>se topsectoren<br />

Het <strong>Limburg</strong>se programma Economie & Concurrentiekracht wijst acht prioritaire topsectoren<br />

aan:<br />

Agrofood<br />

Chemie & Materials<br />

High tech systems<br />

Life sciences & Health<br />

Nieuwe energie<br />

Retail & Toerisme<br />

Logistiek<br />

Financieel-administratief cluster.<br />

Met uitzondering van de sector Retail & Toerisme sluit het programma daarmee aan bij de<br />

sectoren uit het topsectorenbeleid van het ministerie van EL&I en het programma Brainport<br />

2020 voor Zuidoost-Nederland (zie ook paragraaf 2.2). 40 Hieronder volgt per <strong>Limburg</strong>se topsector<br />

een korte factsheet met – voornamelijk kwalitatief getinte – informatie over de sector<br />

in <strong>Limburg</strong>, sectorale trends en ontwikkelingen en regionale ambities.<br />

AgroFood/Tuinbouw<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

Met name in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> ontwikkelt de agribusiness zich snel. Hier zijn volop mogelijkheden<br />

om met de landbouw actief in te spelen op de (wereld-)markt. In Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn door<br />

het stedelijk karakter en de landschappelijke kwaliteiten juist veel meer verbrede landbouwbedrijven<br />

aanwezig; het werkgelegenheidsaandeel van de agrarische sector is hier beduidend kleiner.<br />

Greenport Venlo is het op één na belangrijkste intensieve tuinbouwgebied van Nederland en heeft<br />

haar groeiende betekenis vooral te danken aan de strategische ligging (nabij belangrijke afzetgebieden<br />

zoals Duitsland en Midden-Europa), de bereikbaarheid en de beschikbare ruimte. In het gebied<br />

zijn veredelaars en vermeerderaars van planten en zaden, teeltbedrijven, veilingen, handelsbedrijven<br />

en tuinbouwtoeleveranciers bij elkaar te vinden. Ook de (agro)logistieke sector en kennisinstellingen<br />

die actief zijn in de tuinbouw zijn in de greenport vertegenwoordigd.<br />

Van 5 april tot en met 7 oktober <strong>2012</strong> wordt in de regio Venlo de Wereld Tuinbouw Expo georganiseerd.<br />

40 Het financieel-administratief cluster heeft een link met de tiende ‘topsector’ van EL&I (Hoofdkan-<br />

toren).


Sectorale trends en ontwikkelingen<br />

De kennisintensieve en innovatieve tuinbouwsector is sterk internationaal georiënteerd. Belangrijke<br />

trends in de sector zijn verhoging van productiviteit, voedselzekerheid en duurzaamheid. Van belang<br />

zijn verder de stijgende voedselprijzen op de wereldmarkt.<br />

Deels kent de werkgelegenheid in de tuinbouw een seizoensmatig karakter. Aan de keuze voor intensieve<br />

tuinbouwsystemen is een grote arbeidsvraag gekoppeld. Deze vertaalt zich onder meer in de<br />

aanwezigheid van duizenden buitenlandse (met name Poolse) seizoensarbeiders op het Noord-<br />

<strong>Limburg</strong>se platteland.<br />

Regionale ambities<br />

De ambities van Greenport Venlo voor de periode 2011-2020 zijn als volgt:<br />

De economische (toegevoegde) waarde verhogen van één miljard naar twee miljard euro<br />

Concurrentievoordeel voor bedrijven behalen door duurzaam ondernemen<br />

Hoogwaardige arbeidsplaatsen realiseren onder meer door het opzetten van een Greenport Bedrijfsschool<br />

en een kennistransfercentrum.<br />

Om deze ambities te realiseren, wordt geïnvesteerd in onder meer ruimte en infrastructuur en in<br />

campusvorming. Verder zijn moeten nieuwe werknemers (vakkrachten en kenniswerkers) worden<br />

aangetrokken. 41 Om nieuwe werknemers te boeien en binden is de ‘kwaliteit van leven’ belangrijk.<br />

De regio Venlo moet attractiever worden om te wonen, werken en verblijven. 42<br />

Chemie & Materials<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

Chemie is veruit de belangrijkste industriële sector in <strong>Limburg</strong>. De chemische industrie is geconcentreerd<br />

op Chemelot in Sittard-Geleen, na het Botlekgebied de tweede chemiesite van Europa. Op<br />

Chemelot zijn veel verschillende typen bedrijven en branches gevestigd: van basischemie tot fijnchemie,<br />

van grondstoffen producerende bedrijven tot bedrijven die nieuwe producten ontwikkelen<br />

en van start-ups tot multinationals (zoals DSM en Sabic). Chemelot is méér dan een industrieterrein.<br />

Het profileert zich als een unieke chemie- en materialencommunity die zorgt voor een versnelde<br />

businessgroei via de open uitwisseling van ideeën. Om de juiste menskracht in te zetten zijn er ter<br />

plaatse ook onderwijsprogramma’s zoals ‘licence to operate’, een Centrum voor Innovatief Vakmanschap<br />

en Centre of Expertise. De vestigingen van onderwijsinstellingen vormen samen met jonge,<br />

innovatieve bedrijven en kennisinstellingen de Chemelot Campus, een broedplaats van innovatie.<br />

Sectorale trends en ontwikkelingen<br />

De Nederlandse (en <strong>Limburg</strong>se) chemiesector is sterk ontwikkeld met mondiale spelers, een innovatief<br />

MKB en vele spin offs vanuit universiteiten. De organisatiegraad is hoog met een intensieve langjarige<br />

samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheid. De sector kenmerkt zich door<br />

een hoog technologisch karakter, een (steeds) sterke(re) mate van automatisering en daardoor door<br />

een (steeds) hoge(re) arbeidsproductiviteit. In toenemende mate is aandacht voor duurzaamheid<br />

(groene chemie) en de ontwikkeling en productie van ‘slimme’ materialen. De sector ziet haar eigen<br />

toekomst als kansrijk. Tegelijk zijn er ook bedreigingen: mondiale concurrentie, druk op marges,<br />

tekorten op de arbeidsmarkt en het ontbreken van een level playing field zijn belangrijke aandachtspunten.<br />

Regionale ambities<br />

De ambitie van Zuid-<strong>Limburg</strong> (i.e. de centrumgemeenten Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht) is<br />

een groei van aantal researchers in de chemie in de periode 2011-2020 met ruim 1.000 fte tot 2.000<br />

fte. Intensivering van de researchactiviteiten zal leiden tot tal van innovaties (op terreinen als Performance<br />

materials, Biobased materials, Biomedical Materials, Biotechnologie/Biosynthese en Analytical<br />

Support) en jaarlijks tot gemiddeld 250 patenten en minimaal 60 nieuwe (spin off) bedrijven.<br />

Omzetting van de innovaties in industriële applicaties resulteert in een werkgelegenheidsgroei van<br />

naar verwachting minstens 8.000 fte. Om de ambities te kunnen realiseren wordt op Chemelot geïn-<br />

41 Momenteel loopt een onderzoek ten behoeve van een regionale Human Capital Agenda voor<br />

Greenport Venlo. Daaruit blijkt dat de schattingen van het toekomstig aantal werknemers nogal<br />

uiteenlopen.<br />

42 Bronnen: Artikel ‘Eerder naar pastoor dan naar politie’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 19 september 2011;<br />

Artikel ‘Gezocht: 13.000 werknemers’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 5 mei 2011; Greenportvenlo.nl.; Ministerie<br />

van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Provincie <strong>Limburg</strong> (2011),<br />

‘<strong>Limburg</strong> 3.0’; Topteam Tuinbouw en Uitgangsmaterialen (2011), ‘Bron voor Groene Economie.<br />

Wereldoplossingen voor werelduitdagingen’; Sectorinformatie ABN AMRO op abnamro.nl.<br />

53


vesteerd in onder meer een incubator, een venturing fonds, marketing, business development en de<br />

oprichting van een campusorganisatie. 43<br />

High Tech Systems<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

De topsector High Tech Systems omvat de - nauw met elkaar verweven - maakindustrieën machine-<br />

en systeemindustrie en lucht- en ruimtevaartindustrie. Belangrijkste exponent van deze sector in<br />

<strong>Limburg</strong> is op dit moment Canon/Océ in Venlo. Canon/Océ produceert hardware (printers, kopieermachines<br />

en scanners), software en image supplies en levert daarmee samenhangende dienstverlening.<br />

Het bedrijf is na DSM één van de belangrijkste industriële werkgevers in de provincie.<br />

In een bredere definitie worden ook de industriële branches automotive en materialen inclusief staal<br />

tot de sector High Tech Systems gerekend. In <strong>Limburg</strong> gaat het dan vooral om autofabriek NedCar in<br />

Born. NedCar is de laatste jaren sterk ingekrompen; er werken nu nog 1.500 mensen. Mutsubishi<br />

stopt eind <strong>2012</strong> de productie in Born. Wordt geen nieuwe opdrachtgever gevonden, dan volgt sluiting<br />

van de fabriek. Voor de (directe en indirecte) werkgelegenheid in de regio heeft dat ingrijpende<br />

gevolgen.<br />

Sectorale ontwikkelingen<br />

High Tech Systems is een kapitaalintensieve sector, waarin de grondstoffen verhoudingsgewijs een<br />

belangrijk deel van de kostprijs uitmaken. Ook is sprake van een sterke internationale oriëntatie.<br />

Een en ander maakt de sector conjunctuurgevoelig. Naast conjuncturele schommelingen zijn er ook<br />

pieken en dalen als gevolg van de (steeds korter wordende) productlevenscycli in de sector. Een<br />

meer structurele ontwikkeling is toenemende concurrentie door opkomende economieën (o.m. de<br />

BRIC-landen). Handelsbarrières en het ontbreken van een level playing field in die economieën vormen<br />

belemmeringen voor de Nederlandse bedrijven.<br />

Voor de sector High Tech Systems betekent (aanscherping van) de milieuwetgeving enerzijds een<br />

belemmering (aanpassing aan de milieukwaliteitseisen), anderzijds biedt de wetgeving de sector ook<br />

kansen (ontwikkeling en productie van ‘cleantech’ toepassingen). Ook vraagstukken als vergrijzing/toename<br />

zorgvraag, bereikbaarheid/mobiliteit en veiligheid bieden kansen voor de sector High<br />

Tech Systems (ontwikkeling van nieuwe technologieën, toepassingsmogelijkheden en producten).<br />

Regionale ambities<br />

De provincie <strong>Limburg</strong> investeert samen met Canon/Océ en Maastricht University in een open innovatiecentrum<br />

in Venlo: Document Services Valley. Dit in september 2011 geopende centrum richt zich<br />

op technologieën rondom het verwerken van veel en complexe informatie. Hiervoor is onlangs aan<br />

de Maastricht University een Canon-Océ leerstoel in Business Services Innovation ingesteld. De bedoeling<br />

is aan het open innovatiecentrum ook een Business Services School te koppelen. 44<br />

Life Sciences & Health<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

De sector Life Sciences & Health is een innovatieve, technologie-intensieve sector gericht op de<br />

gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer<br />

medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde. De kern van de sector in <strong>Limburg</strong><br />

wordt gevormd door Maastricht Health Campus en Chemelot. Deze kern wordt versterkt door<br />

een ring van tientallen MKB-bedrijven gespecialiseerd in lifetec-, health- en/of zorggerelateerde<br />

apparatuur, producten en diensten. De infrastructuur van de Life Sciences & Health in de regio<br />

wordt verder versterkt door de 'testbed-omgeving' in het Maastricht UMC+, grote regionale (opleidings)ziekenhuizen<br />

én gespecialiseerde zorg- en/of revalidatie-instellingen in de regio.<br />

Sectorale trends<br />

De snel groeiende, brede sector Life Sciences & Health draagt in belangrijke mate bij aan de kwaliteit<br />

in (dier)gezondheid en aan maatschappelijke uitdagingen als de veranderende zorgvraag en de<br />

vraag naar verhoogde arbeidsproductiviteit. De Nederlandse bedrijven in Life Sciences & Health zijn<br />

internationaal concurrerend en leidend bij de grootste biotechnologie deals in Europa, waardoor<br />

miljarden vanuit het buitenland geïnvesteerd in Nederland. Deze investeringen volgen steeds vaker<br />

43 Bronnen: Artikel ‘Broedplaaats van innovatie’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 22 februari 2011; Chemelot.nl;<br />

Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor Brainport’;<br />

Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Topsectorenzuidlimburg.nl;<br />

Topteam Chemie (2011), ‘New Earth, New Chemistry. Actieagenda Topsector Chemie’.<br />

44 Bronnen: Documentservicesvalley.com; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid<br />

in actie(s)’; Research voor Beleid (<strong>2012</strong>), ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector<br />

High Tech’; Topteam High Tech (2011), ‘Holland High Tech. Advies Topteam High Tech Systemen<br />

en Materialen’.<br />

54


het model van open innovatie, waarbij organisaties samen innoveren. De (inter)nationale zorgmarkt<br />

groeit snel en dat biedt alom kansen voor (nieuwe) innovatieve ondernemers in Life Siences & Health.<br />

Dat geldt ook voor de verschuiving in paradigma van care en cure naar preventie. Tegelijkertijd<br />

staat de sector Life Sciences & Health voor uitdagingen. De zorgsector is een gecompliceerde klant,<br />

er is veel wet- en regelgeving voor zorginnovaties, het is steeds moeilijker om voldoende geschikt<br />

personeel te vinden en het is voor startende en MKB-bedrijven niet eenvoudig voldoende kapitaal te<br />

genereren om door te groeien.<br />

Regionale ambities<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> heeft de ambitie in 2020 één van de belangrijkste clusters op het gebied van de Life<br />

Sciences & Health ter wereld zijn. Daartoe worden in de regio in de periode tot 2020 investeringen<br />

gedaan van meer dan een half miljard. Alleen al het aantal kenniswerkers zal daarmee met ruim<br />

2.100 fte groeien. De totale (directe en indirecte) werkgelegenheidsgroei zal vele malen groter zijn.<br />

Intensivering van de researchactiviteiten zal de komende jaren leiden tot nieuwe bedrijvigheid en<br />

innovaties (op het gebied van de topexpertise op cardiovasculaire aandoeningen, metabole aspecten<br />

van chronisch zieken, Primary Care & Health, Mental Health & Neurosciences). Innovaties zullen<br />

worden omgezet in industriële applicaties in samenhang met performance materials, advanced coatings,<br />

material sciences en biosynthese. De researchactiviteiten zullen leiden tot een substantiële<br />

verhoging van het aantal patenten en tot zo’n 40 nieuwe (spin off) bedrijven op de Maastricht Health<br />

Campus en 500 (spin off) nieuwe bedrijven op de Chemelot Campus. 45<br />

Nieuwe Energie<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

Energie is een heterogene sector; er is een veel(soortig)heid aan bedrijven actief op het gebied van<br />

opwekking, transport, handel, toepassing en besparing van zowel fossiele als hernieuwbare energie.<br />

In <strong>Limburg</strong> richt de energiesector zich vooral op hernieuwbare energie en dan met name op zonneenergie.<br />

De activiteiten op het gebied van zonne-energie in <strong>Limburg</strong> zijn voor een belangrijk deel<br />

geconcentreerd op het grensoverschrijdend Science & Business Park Avantis (Heerlen/Aken). Beeldbepalende<br />

bedrijven zijn onder meer Solland, Scheuten, Solar Modules Nederland en SolarExcel.<br />

Relevant zijn verder equipmentbouwers als OTB, Tempress, SmitOvens, Levitech. Verder is in juli<br />

2011 op Avantis de bouw gestart van een nieuwe zonnecellenfabriek (Alinement).<br />

Sectorale trends en ontwikkelingen<br />

Een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening is belangrijk voor de Nederlandse<br />

samenleving. In principe bieden de groeiende vraag naar energie en de verschuiving in de richting<br />

van (nieuwe) vormen van hernieuwbare energie kansen voor de energiesector. Knelpunt bij het verzilveren<br />

van die kansen is de versnippering van middelen en mensen en de beperkte organisatiegraad<br />

in de sector.<br />

De Nederlandse (en meer in het bijzonder ook de <strong>Limburg</strong>se) zonne-energiebedrijven hebben het<br />

momenteel zwaar. Als gevolg van de sterk toenemende concurrentie door Aziatische landen, met<br />

name China, is sprake van forse prijsdalingen. Een aantal bedrijven hangt een faillissement boven<br />

het hoofd.<br />

Regionale ambities<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> wil in de periode 2011-2020 een zonne-energie-keten realiseren: 'van Zand tot Klant'.<br />

Op Chemelot moet The Silicon Mine (TSM) verrijzen die silicium produceert, de waferfabriek zal het<br />

silicium verwerken tot de bouwstenen voor zonnecellen die vervolgens door Solland verwerkt worden<br />

tot gebruiksklare zonnecelpanelen. Deze keten zal ruim 1.000 fte aan arbeidsplaatsen en circa € 1,5<br />

miljard aan investeringen genereren. Verder zal in 2020 een sterke grensoverschrijdende kennisinfrastructuur<br />

zijn gerealiseerd op het gebied van duurzame energie (en zonne-energie in het bijzonder):<br />

Energy Hills. Naast zonne-energie zal de focus de komende tien jaar op het gebruik van restwarmte<br />

komen te liggen. Op grote industriële sites zoals Chemelot, de Sappi-locatie en De Beitel<br />

wordt energie bespaard in de bedrijfsvoering en wordt restwarmte omgezet in energie voor bedrijven<br />

en burgers. 46<br />

Het is zeer de vraag of deze regionale ambities op het gebied van nieuwe energie waargemaakt<br />

45 Bronnen: Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor<br />

Brainport’; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Maastrichthealthcampus.nl;<br />

Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0’; Topsectorenzuidlimburg.nl; Topteam<br />

Life Sciences & Health (2011), ‘Topsectorplan Life Sciences & Health. Voor een gezond en welvarend<br />

Nederland’.<br />

46 Bronnen: Artikel ‘Nieuw solarbedrijf: 800 banen’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 9 november 2010; Energyhills.eu;<br />

Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor<br />

Brainport’; Topsectorenzuidlimburg.nl; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid<br />

in actie(s)’; Topteam Energie (2011), ‘Energie in Beweging. Advies Topsector Energie’.<br />

55


kunnen worden, gezien de malaise waarin de <strong>Limburg</strong>se zonne-energiebedrijven momenteel verkeren.<br />

Retail & Toerisme (inclusief retail)<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

De sector Retail & Toerisne (ook wel aangeduid met leisure sector of vrijetijdseconomie) is een belangrijke<br />

motor van de <strong>Limburg</strong>se economie. In 2010 stond de provincie <strong>Limburg</strong> qua aantal binnenlandse<br />

vakanties en overnachtingen op een tweede respectievelijk vierde plaats. De totale verblijfstoeristische<br />

bestedingen in <strong>Limburg</strong> bedroegen in 2009 € 0,75 miljard. Van elke euro die een<br />

verblijfstoerist in de provincie uitgeeft, komt – direct of indirect – meer dan 60% terecht buiten de<br />

verblijfstoeristische sector. In 2010 was toerisme en recreatie goed voor circa 38.330 banen in<br />

<strong>Limburg</strong>. Daarnaast is de sector belangrijk voor het voorzieningenniveau, woon- en leefklimaat en<br />

vestigingsklimaat in <strong>Limburg</strong> en levert het een belangrijke bijdrage aan bekendheid en imago van de<br />

provincie.<br />

Trends en ontwikkelingen<br />

Er is in de sector sprake van conjuncturele schommelingen. In tijden van crisis zullen mensen eerder<br />

kiezen voor een binnenlandse vakantie. Tegelijkertijd echter worden vluchten naar buitenlandse<br />

bestemmingen steeds goedkoper. Dit is een structurelere trend.<br />

Het vrijetijdsproduct wordt steeds complexer en gedifferentieerder. Consumentenvoorkeuren veranderen<br />

snel en de productlevenscyclus wordt korter. Daarmee wordt ook in de leisure sector innovatie<br />

steeds belangrijker (nieuwe toeristische concepten). Om een naam op te bouwen als ‘gastronomische<br />

topregio’ heeft de Provincie een reclamecampagne gelanceerd met de slogan ‘Daar zit <strong>Limburg</strong><br />

in’. Verder ondersteunt de Provincie een haalbaarheidsonderzoek naar de ontwikkeling van Nature<br />

Wonder World, een attractiepark in een voormalige groeve te Brunssum waarin zeven natuurwonderen<br />

zullen zijn te bezichtigen.<br />

Regionale ambities<br />

De leisure sector heeft volgens de provincie de potentie om verder door te groeien. Reeds in de<br />

vorige coalitieperiode is gekozen voor een integrale aanpak van de sector, waarbij verbindingen<br />

worden gelegd met aanverwante sectoren zoals cultuur, sport, natuur en retail. Daarbij worden<br />

vooral kansen gezien rondom grootschalige evenementen (zoals de Tuinbouw Expo Floriade in Venlo<br />

en het WK Wielrennen, beide in <strong>2012</strong>, en de kandidaatstelling van Maastricht als Culturele Hoofdstad<br />

2018), de Maasplassen en de internationale ligging van Zuid-<strong>Limburg</strong>. Om de leisure sector verder te<br />

versterken is strategische samenwerking tussen de Provincie, sterk georganiseerde regio’s en de<br />

strategische partners (promotieorganisaties, bedrijfsleven en intermediaire organisaties) van essentieel<br />

belang. 47<br />

Logistiek<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

Het begrip ‘logistiek’ omvat supply chain management, logistiek management en transportmanagement<br />

en daarmee dus veel meer dan alleen transport (i.e. het fysieke vervoer van goederen (en<br />

personen) over land, water en door de lucht). Het accent van de logistieke sector in <strong>Limburg</strong> ligt in<br />

Venlo/Venray in Noord-<strong>Limburg</strong>. De kern van de logistieke infrastructuur in dit logistieke knooppunt<br />

hangt nauw samen met Greenport Venlo. Voor de havens van Rotterdam en Antwerpen vormt Venlo/Venray<br />

de belangrijkste water- en spoorweghub voor vervoer en verlading naar de rest van Europa.<br />

Venlo/Venray is zowel in 2010 als 2011 door een panel van 27 experts uitgeroepen tot logistieke<br />

hotspot nr. 1 van Nederland.<br />

Naast Venlo/Venray kent <strong>Limburg</strong> nog een tweede logistieke knooppunt en wel in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Hier<br />

is een logistiek knooppunt ontstaan door de aanwezigheid/nabijheid van grote productielocaties in<br />

de Euregio (zoals DSM/Sabic op Chemelot, NedCar in Born, Sappi in Maastricht en Lanaken, Ford in<br />

Genk en de metaalindustrie in Luik).<br />

Sectorale trends en ontwikkelingen<br />

De gunstige geografische ligging en de kwalitatief hoogstaande verkeers- en vervoerinfrastructuur<br />

van ons land bieden kansen voor een verdere ontwikkeling van (de werkgelegenheid in) de sector<br />

Logistiek sector. <strong>Limburg</strong> kent een zeer centrale ligging in Euregionaal/Europees verband.<br />

Door de sterk internationale oriëntatie is de logistieke sector conjunctuurgevoelig. Verder kennen de<br />

branches wegvervoer en de binnenvaart momenteel overcapaciteit. Meer structurele ontwikkelingen<br />

zijn het verhuizen van productielocaties binnen Europa en de verplaatsing van productie naar lagelo-<br />

47 Bronnen: Artikel ‘Eetslogan ‘daar zit <strong>Limburg</strong> in’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 12 januari 2011; <strong>Limburg</strong>.nl;<br />

Nature-wonder-world.nl; ZKA Consultants & Planners (2011), ‘Toeristische Trendrapportage <strong>Limburg</strong><br />

2010/1’.<br />

56


nenlanden; dit leidt tot toename van de handels- en vervoersstromen.<br />

In de sector Logistiek wordt steeds meer ICT toegepast. Daarmee wordt ook deze sector in toenemende<br />

mate kennisintensief en stijgt het gemiddelde opleidingsniveau van de werknemers.<br />

Een belemmerende factor voor de groei van wegvervoer is de toenemende congestie op het (Europese)<br />

wegennet. Er is daardoor een verschuiving zichtbaar in de richting van het transport over water<br />

en spoor. Eenzelfde effect heeft de (Europese) wet- en regelgeving, die - met het oog op duurzaamheid<br />

en bereikbaarheid - vaak gericht is op ontmoediging van wegvervoer ten faveure van vervoer<br />

over water en spoor.<br />

Regionale ambities<br />

Provincie en gemeenten ondersteunen en investeren in de doorontwikkeling van de logistieke knooppunten<br />

Venlo/Venray en Zuid-<strong>Limburg</strong> tot centra van multimodaal en synchromodaal vervoer. 48<br />

Daarbij is aansluiting op het Duitse en Belgische achterland en verknoping van de systemen van essentieel<br />

belang. De regio Venlo/Venray heeft de ambitie de komende jaren - middels het samenwerkingsplatform<br />

van overheden en bedrijfsleven Railport Venlo - door te groeien tot Europees<br />

spoorgoederenknooppunt. Zuid-<strong>Limburg</strong> streeft naar koppeling van haar logistieke knooppunt met de<br />

logistieke knooppunten in het Ruhrgebied en de regio Genk. Daarnaast wil men in de periode 2010-<br />

2020 ruim 200 ha aan bedrijventerreinen voor logistieke bedrijven realiseren en Chemelot beter<br />

ontsluiten. 49<br />

Financieel-administratieve cluster<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

In Zuid-<strong>Limburg</strong> – en met name Parkstad <strong>Limburg</strong> - is de financieel-administratieve cluster naar verhouding<br />

sterk vertegenwoordigd. Tot de <strong>Limburg</strong>se financieel-administratieve cluster behoren bedrijven<br />

en instellingen als APG, AZL/Nationale Nederlanden, Pensioenfonds DSM, Loyalis, Obvion,<br />

Belastingdienst, CBS, UWV, banken en accountantskantoren. De werkgelegenheid in de economischadninistratieve<br />

beroepen op MBO-niveau bedraagt in 2010 in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />

en Zuid-<strong>Limburg</strong> 36.500 respectievelijk 40.800 werkzame personen. Daarvan zijn er<br />

2.700 respectievelijk 3.000 werkzaam in de financiële dienstverlening. Het totaal aantal in Noord- en<br />

Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> werkzame MBO-ers in de ECABO-richting Financieel bedraagt<br />

10.700 respectievelijk 11.000.<br />

Sectorale trends en ontwikkelingen<br />

Het kabinet Rutte wil naar een kleinere overheid. (Semi)overheidsinstanties als Belastingdienst, CBS<br />

en UWV worden geconfronteerd met bezuinigingen en moeten snijden in de personeelsformatie. In<br />

de financieel-administratieve sector als geheel is digitalisering een belangrijke trend. Pensioen)verzekeraars,<br />

banken en accountantskantoren bevinden zich door de kredietcrisis en de huidige<br />

eurocrisis in zeer onrustig vaarwater. Al met al zijn de perspectieven voor banengroei in de financieel-administratieve<br />

sector de komende jaren zeer gering te noemen.<br />

Regionale ambities<br />

Voor de economische situatie in de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> is de financieel-administratieve sector<br />

een belangrijke stimulator. De focus ligt op behoud en versterking van deze sector door onder meer<br />

verbetering van de kennisinfrastructuur en optimalisering van de infrastructurele faciliteiten. 50<br />

3.1.6 Trends en ontwikkelingen in de zorg in <strong>Limburg</strong><br />

De zorgsector (‘cure en care’) krijgt extra aandacht in het provinciaal beleid vanwege het<br />

belang voor de werkgelegenheid én de te verwachten knelpunten in de personeelsvoorzie-<br />

48 Met het begrip multimodaal goederenvervoer wordt een transportketen aangeduid waarbij verschillende<br />

wijzen van transport geïntegreerd worden. Het grootste deel van het traject wordt<br />

hierbij per spoor, zee- of binnenvaart afgelegd en het voor- en natransport gebeurt over de weg.<br />

Synchromodaal transport is het geregisseerd naast elkaar gebruiken van op elkaar afgestemde wijzen<br />

van transport.<br />

49 Bronnen: Artikel ‘Venlo-Venray prolongeert logistieke hotspot nr. 1 positie’, OP: logistiek.nl, 16<br />

mei 2011; Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor<br />

Brainport’; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Research<br />

voor Beleid (<strong>2012</strong>), ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector Logistiek’; Topsectorenzuidlimburg.nl;<br />

Topteam Logistiek (2011), ‘Partituur naar de top. Adviesrapport Topteam Logistiek’.<br />

50 Bronnen: ECABO/Etil (2011), ‘Regiosheet <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> 2011’,<br />

ECABO/Etil (2011), ‘Regiosheet <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio Zuid-<strong>Limburg</strong> 2011’, Parkstadlimburg.nl.<br />

57


ning samenhangend met de demografische ontwikkelingen. Boven is al vermeld dat er landelijk<br />

12.000 extra fte worden gefinancierd in de intramurale langdurige zorg.<br />

De sector in <strong>Limburg</strong><br />

De zorg bestaat uit de eerstelijnszorg (huisartsen, tandartsen en dergelijke), ziekenhuizen,<br />

verplegings-, verzorgingstehuizen en thuiszorg (VVT) gehandicaptenzorg en GGZ. In ruimere<br />

zin worden tot de zorgsector ook de WJK-branches (welzijn en maatschappelijke dienstverlening<br />

(WMD), jeugdzorg en kinderopvang) gerekend.<br />

Inmiddels is de zorgsector de belangrijkste werkgever in <strong>Limburg</strong>, zeker als ook de WJKbranches<br />

worden meegerekend. Familiezorgbedrijf Vebego 51 en Maastricht UMC+ zijn in de<br />

door wijlimburg.nl opgestelde top 50 van grootste bedrijven in <strong>Limburg</strong> DSM voorbijgestreefd.<br />

Ook de rest van de top van deze ranglijst bestaat voor een belangrijk deel uit zorg-<br />

en WJK-instellingen. 52<br />

Onderstaande tabel biedt inzicht in de omvang en kenmerken van de werkgelegenheid in<br />

(branches van) de sector zorg en WJK in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />

en Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Tabel 3.10 Werknemers in zorg en WJK naar branche en kenmerken, Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>, 2009<br />

Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />

Branches<br />

58<br />

Aantal<br />

werknemers<br />

2009<br />

Deeltijd<br />

factor<br />

Gemiddelde<br />

leeftijd<br />

Aandeel<br />

55+<br />

Aandeel<br />

35-<br />

Aandeel<br />

vrouwen<br />

Ziekenhuizen 5.200 0,71 41,7 14% 28% 80%<br />

GGZ 1.300 0,83 37,6 9% 47% 72%<br />

Gehandicaptenzorg 6.500 0,66 40,0 15% 34% 83%<br />

VVT 12.900 0,58 41,9 16% 26% 93%<br />

Zorg overig 4.600 0,79 41,1 16% 32% 75%<br />

Jeugdzorg 600 0,79 40,9 16% 35% 73%<br />

Kinderopvang 1.300 0,58 35,3 7% 52% 97%<br />

WMD 1.600 0,66 41,6 19% 31% 77%<br />

Totaal Zorg en WJK Nrd- en Mid-<strong>Limburg</strong> 34.000 0,65 40,9 15% 31% 85%<br />

Totaal alle sectoren Nrd- en Mid-<strong>Limburg</strong> 223.700 0,78 39,4 17% 41% 58%<br />

Totaal Zorg en WJK Nederland 1.178.600 0,67 40,6 15% 33% 84%<br />

Totaal alle sectoren Nederland 7.483.800 0,79 39,0 16% 43% 59%<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Branches<br />

Aantal<br />

werknemers<br />

2009<br />

Deeltijd<br />

factor<br />

Gemiddelde<br />

leeftijd<br />

Aandeel<br />

55+<br />

Aandeel<br />

35-<br />

Aandeel<br />

vrouwen<br />

Ziekenhuizen 14.100 0,75 41,7 14% 29% 76%<br />

GGZ 2.800 0,80 40,3 15% 37% 72%<br />

Gehandicaptenzorg 4.100 0,69 38,4 11% 42% 80%<br />

VVT 16.000 0,66 41,9 16% 26% 90%<br />

Zorg overig 4.800 0,82 40,7 13% 33% 69%<br />

Jeugdzorg 1.200 0,83 40,0 14% 37% 71%<br />

Kinderopvang 1.900 0,60 36,4 9% 50% 96%<br />

51<br />

Vebego is een internationaal opererend familiebedrijf actief in facility services, personeelsdiensten<br />

en de gezondheidszorg.<br />

52<br />

Naast Maastricht UMC+, Vebego en DSM behoort ook pensioenuitvoerder APG tot de top van de<br />

ranglijst. In de subtop zitten vooral zorginstellingen zoals Orbis, Meander, Koraal Groep, Stichting<br />

Dichterbij, Atrium en VieCuri. Als enige marktpartijen zijn daar ook nog Vodafone en Océ te vinden.<br />

NedCar zit al lang niet meer in de top-10. Jan Linders, Rockwool en opgeteld de negen zelfstandige<br />

Rabobanken zijn nog uitzonderingen als pure marktbedrijven tussen de zorginstellingen.<br />

In de ranglijst zijn de banen die de bedrijven en instellingen buiten <strong>Limburg</strong> hebben buiten beschouwing<br />

gelaten. Voor landelijke bedrijven met veel <strong>Limburg</strong>se vestigingen zoals AH waren geen<br />

aparte <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheidscijfers voorhanden. Zie: Artikel ‘Top-50 grootste bedrijven<br />

<strong>Limburg</strong> telt vooral zorgondernemingen’, OP: wijlimburg.nl, 19 juli 2011.


WMD 2.600 0,68 42,1 18% 29% 78%<br />

Totaal Zorg en WJK Zuid-<strong>Limburg</strong> 47.500 0,69 41,0 14% 31% 81%<br />

Totaal alle sectoren Zuid-<strong>Limburg</strong> 250.300 0,79 40,0 18% 40% 62%<br />

Totaal Zorg en WJK Nederland 1.178.600 0,67 40,6 15% 33% 84%<br />

Totaal alle sectoren Nederland 7.483.800 0,79 39,0 16% 43% 59%<br />

Bron: Panteia, SEOR en Etil (2011). <strong>Arbeidsmarkt</strong> Zorg en WJK 2011. Regioportretten Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />

en Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />

In 2009 zijn in de sector zorg en WJK in <strong>Limburg</strong> in totaal 81.500 personen werkzaam,<br />

waarvan 34.000 in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en 47.500 in Zuid-<strong>Limburg</strong>. De branche VVT<br />

kent in de provincie de meeste werknemers, gevolgd door de ziekenhuizen en de gehandicaptenzorg.<br />

Onder meer door de aanwezigheid van Maastricht UMC+ is in Zuid-<strong>Limburg</strong> naar<br />

verhouding meer werkgelegenheid in de ziekenhuisbranche dan in Noord-<strong>Limburg</strong>. 53<br />

Van het personeel in de sector zorg en WJK in <strong>Limburg</strong> is 14% (Zuid-<strong>Limburg</strong>) tot 15%<br />

(Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>) 55 jaar of ouder. Daarmee wijkt de provincie niet veel af van<br />

het landelijke beeld (15%). Per branche loopt de vergrijzing uiteen. Ook zijn er regionale<br />

verschillen per branche. Zo is bijvoorbeeld in de GGZ in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> slechts<br />

9% van de werknemers 55-plusser en is dit in Zuid-<strong>Limburg</strong> 15%.<br />

Trends en ontwikkelingen<br />

De komende jaren zal door de vergrijzing de zorgvraag in <strong>Limburg</strong> oplopen. Tegelijkertijd<br />

neemt door de vergrijzing de uitstroom van medewerkers uit de sector sterk toe. Er dreigen<br />

in de <strong>Limburg</strong>se zorg en WJK dan ook grote personeelstekorten.<br />

Het kabinet investeert de komende jaren landelijk in 12.000 fte extra in de langdurige intramurale<br />

zorg (anderzijds wordt bezuinigd op bijvoorbeeld GGZ en WJK).<br />

In de curatieve zorg wordt vooral ingezet op innovaties om arbeid te verlichten, te besparen<br />

en om de vrijheid van patiënten te vergroten. 54 Technologische innovaties spelen een<br />

steeds belangrijkere rol in de sector. Daar hangt wel een stevig prijskaartje aan. Ook ontwikkelt<br />

de technologie zich bijzonder snel. Het kost tijd nieuwe technieken te integreren in<br />

het werkproces. Tegen de tijd dat de technologie is geïmplementeerd, is deze vaak alweer<br />

verouderd. Overigens hoeven technologische innovaties in de zorgsector niet per definitie<br />

tot arbeidsbesparing te leiden (bijvoorbeeld nieuwe behandelmethoden genereren vaak<br />

extra zorgvraag en daarmee ook extra arbeidsvraag). Omgekeerd vormt technologie voor de<br />

sector zorg en WJK niet de enige bron van arbeidsbesparing; ook sociale innovaties (‘slimmer<br />

werken’ door een andere organisatie van de werkzaamheden (bijvoorbeeld taakherschikking<br />

en functiedifferentiatie) kunnen leiden tot arbeidsbesparing. 55<br />

De ziekenhuisbranche kent door de marktwerking een steeds sterkere onderlinge concurrentie.<br />

Ziekenhuizen moeten steeds commerciëler werken. In <strong>Limburg</strong> komt daar door de<br />

grensligging ook nog eens de concurrentie met het buitenland bij.<br />

Regionale ambities<br />

De regionale ambities voor de zorgsector liggen enerzijds op het vlak van het economisch<br />

beleid (zie hierboven bij Life Sciences & Health) en anderzijds op dat van het arbeidsmarkt-<br />

en scholingsbeleid. De Provincie stelt in het kader van het programma Economie &<br />

Concurrentiekracht in samenwerking met de verantwoordelijke partijen in de regio acties<br />

op het gebied van instroom en opleiding op, al dan niet in combinatie met innovaties op<br />

zowel technisch als organisatorisch vlak. De zorginstellingen acht de Provincie in dezen<br />

probleemeigenaar en samen met het onderwijs verantwoordelijk voor de uitvoering van de<br />

acties. 56<br />

53 Deze gegevens zijn afkomstig uit een andere bron dan de gegevens over de sector zorg en WJK in<br />

andere paragrafen en daarmee dus niet één op één vergelijkbaar. Zie: Panteia, SEOR en Etil<br />

(2011), ‘<strong>Arbeidsmarkt</strong> Zorg en WJK 2011. Regioportretten Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong>’.<br />

54 Ministerie van SZW (2011), ‘Kamerbrief <strong>Arbeidsmarkt</strong>: vertrouwen in professionals’; Research voor<br />

Beleid (<strong>2012</strong>). ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector Zorg’.<br />

55 Research voor Beleid (<strong>2012</strong>), ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector Zorg’.<br />

56 Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />

Economie & Concurrentiekracht’.<br />

59


Een belangrijke rol in het arbeidsmarkt- en scholingsbeleid in <strong>Limburg</strong> speelt Zorg aan Zet,<br />

een van de zestien regionale werkgeversverbanden in de sector. 57 Deze werkgeversverbanden<br />

nemen het voortouw in het ontwikkelen en implementeren van sectorbreed regionaal<br />

arbeidsmarktbeleid. De zestien regionale werkgeversverbanden krijgen van het ministerie<br />

van VWS de lopende kabinetsperiode samen een extra impuls voor regionaal arbeidsmarktbeleid<br />

van in totaal € 30 miljoen. Het geld zal onder meer worden gebruikt om in de regio’s<br />

zorginstellingen te stimuleren meer strategisch arbeidsmarktbeleid te voeren, meer mensen<br />

te werven en op te leiden voor de zorg (verzorgenden niveau 2 en 3 alsmede verplegenden),<br />

zorgpersoneel duurzaam in te zetten en netwerken op te zetten voor kennisoverdracht<br />

en uitwisseling van goede praktijken. 58<br />

3.1.7 Trends en ontwikkelingen in de techniek in <strong>Limburg</strong><br />

De techniek in brede zin vormt een speerpunt in het provinciaal beleid omdat de economische<br />

structuur en dus de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> veel technici vragen én omdat techniek<br />

een belangrijke basisvoorwaarde is om de toeleiding naar de topsectoren op termijn te<br />

kunnen waarborgen.<br />

Trends en ontwikkelingen<br />

Zowel voor Noord- en Midden- als voor Zuid-<strong>Limburg</strong> is voldoende aanbod van technici van<br />

groot belang. In Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> is het aandeel van de industrie in de werkgelegenheid<br />

groter dan in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Absoluut gezien kent Zuid-<strong>Limburg</strong> de meeste arbeidsplaatsen<br />

in de industrie. Van belang in Zuid-<strong>Limburg</strong> is vooral de procestechniek. In Noord-<br />

en Midden-<strong>Limburg</strong> vraagt onder meer Canon/Océ – na DSM de grootste industriële werkgever<br />

in de provincie - de nodige technici. Maar ook in het agrocluster in deze regio is een<br />

sterk groeiende vraag naar technisch onderlegd personeel.<br />

In 2011 heeft Etil onderzoek verricht naar de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van de<br />

procesindustrie in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Globaal komt daaruit het volgende beeld naar voren:<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong> procesindustrie Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Aanbod procesoperators:<br />

In de afgelopen zeven jaar zijn op MBO-niveau 2.462 deelnemers met een opleiding gestart. Het<br />

aantal gediplomeerden bedroeg in deze periode in totaal 881 op basis-, A-, B- en C-niveau, waarvan<br />

18% in de BOL en 82% in de BBL. 59<br />

Er is sprake van veel uitval. Ook doet men gemiddeld lang over de opleiding. Het (cumulatief)<br />

rendement verschilt per opleiding. Verder blijkt, nadat uit een bepaald cohort een eerste aantal<br />

deelnemers gediplomeerd is, het extra rendement in de jaren daarna laag te zijn.<br />

In april 2011 waren er op niveaus A, B en C respectievelijk 93, 61 en 28 ingeschreven nietwerkende<br />

werkzoekenden, waarvan veel ouder dan 45 en langer dan 12 maanden werkloos.<br />

Vraag procesoperators<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> kent gemiddeld 291 werknemers per bedrijf in de procestechniek. Naast grote zijn<br />

er ook relatief veel kleine en middelgrote bedrijven.<br />

In de afgelopen jaren is het gevraagde opleidingsniveau in Zuid-<strong>Limburg</strong> in 48% van de bedrijven<br />

gestegen. In 40% is het echter gelijk gebleven. Ondanks de stijging van het gevraagde niveau sluit<br />

het opleidingsniveau van sollicitanten in de meeste gevallen (68%) aan bij het gevraagde niveau.<br />

De vraag naar arbeid in de procesindustrie betreft voor een belangrijk deel vervangingsvraag. Er<br />

is onder procesoperators sprake van een naar verhouding sterke mate van vergrijzing. In Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong> is 51% van de werknemers in de procestechniek tussen de 40 en 65 jaar oud. Slechts 5% is<br />

jonger dan 27 jaar. De meeste werknemers in Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn opgeleid op MBO 4 niveau, op afstand<br />

gevolg door MBO 3 niveau. De grootste categorie werknemers in Zuid-<strong>Limburg</strong> is 40-54 jaar<br />

oud én opgeleid op MBO 4 niveau.<br />

Van de bedrijven had ten tijde van het onderzoek 44% vacatures. Ruim driekwart (77%) verwacht-<br />

57<br />

Deze samenwerkingsverbanden werken op hun beurt weer samen onder de vlag van Stichting Regioplus<br />

58<br />

Ministerie van SZW (2011), ‘Kamerbrief <strong>Arbeidsmarkt</strong>: vertrouwen in professionals’.<br />

59<br />

Bij procesoperators wordt onderscheid gemaakt tussen de niveaus A, B en C, min of meer verge-<br />

60<br />

lijkbaar met de MBO-niveaus 2, 3 en 4.


te de komende twee jaar vacatures. Veelal gaat het vervullen van vacatures redelijk (64%). Een<br />

op de vijf bedrijven geeft echter aan moeite te hebben met het vervullen van vacatures. Naarmate<br />

het gevraagde niveau hoger is, is het moeilijker om vacatures te vervullen.<br />

Het aantal bij UWV gemelde vacatures wisselt sterk per maand; in 2010 ging het gemiddeld om 15<br />

openstaande vacatures op A-niveau, 9 op B-niveau en 12 op C-niveau.<br />

Meer dan een derde (38%) van de bedrijven verwacht op langere termijn een structureel personeelstekort,<br />

met name op MBO-niveau 3 en 4 (procesoperator B en C).<br />

Mede daardoor is de bereidheid van bedrijven personeel (op) te scholen groot. Van de bedrijven<br />

is 79% bereid personeel met minimaal MBO 2 niveau op te scholen naar een hoger niveau. 60 Daarnaast<br />

is 83% bereid om een leerwerkplek aan te bieden (BBL). Men wil dan met name opleiden tot<br />

het niveau 3 (procesoperator B). 61<br />

Regionale ambities<br />

De komende jaren vindt juist in de technische beroepen een grote uitstroom van arbeidskrachten<br />

plaats. Het tekort aan technische vakkrachten is bij veel bedrijven nu al voelbaar.<br />

Dit vraagt om een gerichte aanpak als het gaat om het vergroten van de instroom in technische<br />

opleidingen en beroepen. Naast de kwantiteit, moet ook de kwaliteit van de vakkrachten<br />

worden gegarandeerd om in <strong>Limburg</strong> topsectoren te kunnen realiseren.<br />

In februari <strong>2012</strong> is namens alle topsectoren het Masterplan Bèta en Techniek aangeboden<br />

aan minister Verhagen (EL&I). Dit landelijke masterplan is overkoepelend en aanvullend op<br />

de human capital agenda’s van de verschillende topsectoren. Het plan moet leiden tot synergie<br />

en samenhang bij die activiteiten die van gezamenlijk belang zijn voor alle topsectoren.<br />

Het plan dient tevens om verschillende lopende activiteiten (generiek voor bèta &<br />

techniek of specifiek gericht op sectoren of beroepsgroepen) te kunnen voortzetten en<br />

breder te kunnen inzetten. Het plan maakt het ook mogelijk om kennis en ervaringen tussen<br />

de sectoren uit te wisselen.<br />

In <strong>Limburg</strong> werkt de Provincie in het kader van het programma Economie & Concurrentiekracht<br />

samen met het bedrijfsleven en het onderwijs een Techniekplan uit. Dit bevat een<br />

samenhangend geheel van activiteiten, van imagobevordering tot vergroting van de betrokkenheid<br />

van het technisch bedrijfsleven bij het onderwijs. 62<br />

3.2 Vacatures<br />

Vacatures zijn onbezette arbeidsplaatsen waarvoor - binnen of buiten een onderneming of<br />

instelling - personeel wordt gezocht dat onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan<br />

worden.<br />

Figuur 3.19 toont de ontwikkeling van het totale aantal bij UWV in Nederland, <strong>Limburg</strong> en<br />

de drie deelgebieden ingediende vacatures in de jaren 2009 tot en met 2011.<br />

Figuur 3.19 Ontwikkeling aantal bij UWV ingediende vacatures in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de<br />

arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>, 2009-2011, in % mutatie<br />

t.o.v. voorafgaande jaar<br />

60<br />

In de praktijk blijkt opscholing van personeel op MBO 2 echter nogal problematisch te zijn.<br />

61<br />

Etil (2011), ‘Ontwikkelingen binnen de arbeidsmarkt van de procesindustrie in Zuid-<strong>Limburg</strong>’ (presentatie<br />

6 juni 2011).<br />

62<br />

Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />

Economie & Concurrentiekracht’.<br />

61


62<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

-20%<br />

-40%<br />

-60%<br />

-14%<br />

8% 10% 10% 10%<br />

-34%<br />

-18% -20%<br />

-42%<br />

-37%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord en Midden<br />

<strong>Limburg</strong><br />

-17%<br />

2009 tov 2008 2010 tov 2009 2011 tov 2010<br />

Bron: UWV; Etil/Research voor Beleid.<br />

-45%<br />

Zuid <strong>Limburg</strong><br />

In 2009 vertaalde de kredietcrisis zich in een daling van het aantal bij UWV in <strong>Limburg</strong> ingediende<br />

vacatures van 18% (tegenover een landelijke daling van 14%). De daling was in<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> iets minder sterker dan in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. In 2010 herstelde de<br />

vacaturemarkt zich weer. In <strong>Limburg</strong> (en de twee onderscheiden arbeidsmarktregio’s) steeg<br />

het aantal bij UWV ingediende vacatures met 10% iets sneller dan landelijk (+8%). Als gevolg<br />

van de eurocrisis is in 2011 echter weer een daling van het aantal vacatures waarneembaar.<br />

<strong>Limburg</strong> laat weer een sterkere daling zien dan landelijk (-42% tegenover -34%).<br />

In Zuid-<strong>Limburg</strong> is de vacatureontwikkeling ongunstiger dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />

De registratiecijfers van UWV weerspiegelen slechts een deel van de vacaturemarkt. Werkgevers<br />

zijn niet verplicht vacatures te melden bij UWV. Verder melden werkgevers bij UWV<br />

voornamelijk vacatures tot en met MBO-niveau; voor hoger opgeleiden gebruiken zij doorgaans<br />

andere wervingskanalen. Het jaarlijks onderzoek Vacatures in Nederland van UWV<br />

biedt – op basis van een enquête onder werkgevers - wel inzicht in de vacaturetotalen. 63<br />

Het beeld voor 2011 verschilt nogal van dat op basis van de registratiecijfers van UWV. In<br />

2011 werden in <strong>Limburg</strong> in totaal 40.000 vacatures vervuld, 3% meer dan de 39.000 in 2010.<br />

Landelijk was sprake van een daling van 6% (van 686.000 in 2010 naar 647.000 in 2011).<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>regio Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> was in 2011 goed voor ruim tweederde (68%)<br />

van het totaal aantal vervulde vacatures in <strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> voor bijna een derde.<br />

Opvallend is dat van het totaal aantal in 2011 in Nederland vervulde vacatures er maar<br />

2.000 betrekking hadden op een vast dienstverband (0,3%). In de overige gevallen ging het<br />

om een tijdelijk contract (al dan niet met uitzicht op een vast dienstverband). Voor <strong>Limburg</strong><br />

ontbreken de precieze cijfers, maar ook hier zal het bij een zeer klein aandeel om een<br />

vast dienstverband zijn gegaan.<br />

De figuren 3.20 tot en met 3.23 tonen de verdeling van de in 2011 vervulde vacatures in<br />

Nederland en <strong>Limburg</strong> naar sector, grootteklasse, gevraagde functie en gevraagd opleidingsniveau.<br />

Figuur 3.20 Totaal aantal vervulde vacatures naar sector, Nederland en <strong>Limburg</strong>, 2011, in<br />

%<br />

63 UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland 2011. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld.


Overige dienstverlening<br />

Overheid, zorg en welzijn<br />

Zakelijke dienstverlening<br />

Horeca<br />

Vervoer, opslag, communicatie<br />

Handel<br />

Bouw<br />

Industrie<br />

Agrarische sector<br />

7%<br />

5%<br />

4%<br />

8%<br />

7%<br />

6%<br />

2%<br />

3%<br />

9%<br />

10%<br />

9%<br />

11%<br />

11%<br />

18%<br />

22%<br />

17%<br />

25%<br />

27%<br />

0% 10% 20% 30% 40% 50%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />

De top vijf van sectoren met de meeste vervulde vacatures bestond in <strong>Limburg</strong> in 2011 uit:<br />

1) handel (27%); 2) overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn (22%); 3 en 4) ex aequo<br />

industrie en agrarische sector (elk 11%); 5) vervoer, opslag en communicatie (10%). Vergeleken<br />

met Nederland waren er in de provincie veel vervulde vacatures in de agrarische sector<br />

en in de sector overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn. Ook de sector handel en<br />

industrie scoorden nog bovengemiddeld. In de overige sectoren waren er in <strong>Limburg</strong> verhoudingsgewijs<br />

minder vervulde vacatures. Men name geldt dat voor de zakelijke dienstverlening<br />

en de bouw.<br />

63


Figuur 3.21 Totaal aantal vervulde vacatures naar grootteklasse, Nederland en <strong>Limburg</strong>,<br />

2011, in %<br />

64<br />

100 of meer werknemers<br />

20-99 werknemers<br />

10-19 werknemers<br />

2-9 werknemers<br />

14%<br />

17%<br />

16%<br />

19%<br />

22%<br />

27%<br />

39%<br />

45%<br />

0% 10% 20% 30% 40% 50%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />

Het grootbedrijf (100 of meer werknemers) was in 2011 in <strong>Limburg</strong> goed voor ruim een derde<br />

(39%) van het aantal vervulde vacatures en het kleinbedrijf voor ruim een kwart (27%).<br />

Beide andere grootteklassen hadden een kleiner aandeel (10-19 werknemers: 19%; 20-99<br />

werknemers: 14%). In vergelijking met Nederland waren er in het kleinbedrijf (2-9 werknemers)<br />

in <strong>Limburg</strong> veel vervulde vacatures. De overige grootteklassen waren in het totaal<br />

aantal vervulde vacatures ondervertegenwoordigd.


Figuur 3.22 Totaal aantal vervulde vacatures naar gevraagde functie, Nederland en <strong>Limburg</strong>,<br />

2011, in %<br />

Overig personeel<br />

Sociaal-maatschappelijk personeel<br />

ICT personeel<br />

Onderwijzend personeel<br />

Verzorging en (para)medisch<br />

personeel<br />

Administratief en commercieel<br />

personeel<br />

Horecapersoneel<br />

Winkelpersoneel<br />

Transportpersoneel<br />

Technisch en bouwpersoneel<br />

Productiepersoneel<br />

Agrarisch personeel<br />

1%<br />

0%<br />

0%<br />

2%<br />

4%<br />

2%<br />

5%<br />

4%<br />

3%<br />

4%<br />

5%<br />

6%<br />

8%<br />

9%<br />

7%<br />

8%<br />

12%<br />

11%<br />

11%<br />

10%<br />

17%<br />

21%<br />

21%<br />

27%<br />

0% 10% 20% 30%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />

De vijf meest gevraagde functies in de in 2011 in <strong>Limburg</strong> vervulde vacatures waren: 1)<br />

administratief en commercieel personeel (21%); 2) overig personeel (17%); 3) winkelpersoneel<br />

(11%); 4) technisch personeel (10%); 5) verzorgend en (para)medisch personeel (9%).<br />

Vergeleken met Nederland kende de provincie veel vervulde vacatures voor agrarisch, productie-<br />

en transportpersoneel. Ook de functies onderwijzend en verzorgend en (para)medisch<br />

personeel lieten nog een lichte oververtegenwoordiging zien. De overige functies<br />

waren vergeleken met het land als geheel minder sterk vertegenwoordigd. Vooral voor<br />

administratief en commercieel, ICT- en overig personeel waren er in <strong>Limburg</strong> verhoudingsgewijs<br />

weinig vervulde vacatures.<br />

65


Figuur 3.23 Totaal aantal vervulde vacatures naar gevraagd opleidingsniveau, Nederland<br />

en <strong>Limburg</strong>, 2011, in %<br />

66<br />

HBO/WO<br />

MBO 3 en 4<br />

MBO 1 en 2<br />

HAVO/VWO<br />

VMBO<br />

BO<br />

2%<br />

0%<br />

13%<br />

10%<br />

10%<br />

14%<br />

16%<br />

18%<br />

24%<br />

27%<br />

32%<br />

34%<br />

0% 10% 20% 30% 40% 50%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />

Qua opleidingsniveau was in <strong>Limburg</strong> in 2011 de meeste vraag naar personeel op de MBOniveaus<br />

3 en 4 (32% van de vervulde vacatures) en op HBO-/WO-niveau (24%) en de minste<br />

vraag naar personeel op de MBO-niveaus 1 en 2 (10%). De niveaus BO en VMBO zaten daar<br />

met een aandeel van 16% respectievelijk 18% tussenin. In vergelijking met Nederland waren<br />

in <strong>Limburg</strong> de lagere niveaus (BO en VMBO) en de MBO-niveaus 3 en 4 oververtegenwoordigd.<br />

De overige niveaus – en met name HBO/WO – kenden een ondervertegenwoordiging.<br />

3.3 Baanopeningen<br />

Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te kunnen bepalen, is het noodzakelijk<br />

de totale vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt vast te stellen. 64 De vraag naar<br />

nieuwkomers is uit te drukken in het aantal baanopeningen. 65 Het aantal baanopeningen<br />

geeft de voor nieuwe arbeidskrachten vrijgekomen banen weer, naar beroepsklasse of opleidingstype.<br />

De baanopeningen worden bepaald door de som van uitbreidingsvraag en vervangingsvraag:<br />

Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de<br />

werkgelegenheid. Als sprake is van een werkgelegenheidsdaling, is de uitbreidingsvraag<br />

negatief.<br />

Vervangingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat doordat arbeidsplaatsen<br />

van werkenden die met pensioen gaan, arbeidsongeschikt worden of zich (tijde-<br />

64 Met nieuwkomers op de arbeidsmarkt worden schoolverlaters uit het initiële dagonderwijs, het<br />

deeltijdonderwijs, het niet-reguliere voltijdonderwijs en de beroepsgerichte volwasseneneducatie<br />

bedoeld.<br />

65 Het regionale arbeidsmarktmodel van Etil drukt de toekomstige baanopeningen uit in arbeidsplaatsen.<br />

De toekomstige vraag naar nieuwkomers is - theoretisch gezien - ook in beeld te brengen<br />

aan de hand van het toekomstige aantal ontstane vacatures gedurende de periode 2011-<strong>2016</strong>. De<br />

onzekerheidsmarge bij een vacatureprognose is echter groot, aangezien slechts in beperkte mate<br />

landelijke bronbestanden beschikbaar zijn waarmee de oorzaken van het ontstaan van vacatures<br />

inzichtelijk zijn te maken.


lijk) terugtrekken van de arbeidsmarkt opnieuw moeten worden opgevuld. 66 Er is een<br />

onderscheid tussen vervangingsvraag naar beroep en vervangingsvraag naar opleiding.<br />

Deze zijn niet gelijk aan elkaar. Iemand kan een ander beroep gaan uitoefenen, terwijl<br />

zijn opleiding hetzelfde blijft.<br />

Omdat er een onderscheid is tussen de vervangingsvraag naar beroepsklasse en naar opleidingstype<br />

verschillen ook de totalen van de aantallen baanopeningen naar beroepsklasse en<br />

naar opleidingstype. Bij het bepalen van de baanopeningen wordt zes jaar vooruit gekeken<br />

(2011-<strong>2016</strong>). 67<br />

Baanopeningen naar beroepsklasse<br />

Het totaal aantal baanopeningen naar beroepsklasse in <strong>Limburg</strong> bedraagt in de jaren 2011-<br />

<strong>2016</strong> naar schatting 162.100. Dat is bijna een derde (31%) van de totale werkgelegenheid in<br />

het basisjaar 2010 (landelijk gaat het om 30%). De baanopeningen naar beroepsklasse in<br />

<strong>Limburg</strong> zijn voor 92% toe te schrijven aan vervangingsvraag (tegenover 89% landelijk). De<br />

provincie kent in de beschouwde periode slechts een lichte uitbreidingsvraag (van in totaal<br />

ruim 6.500).<br />

Tabel 3.11 Baanopeningen (BO) naar beroepsklasse en het belang van vervangingsvraag<br />

(VV)* in Nederland en <strong>Limburg</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in<br />

2010 68<br />

Beroepsklasse Totaal<br />

aantal BO<br />

2011-<strong>2016</strong><br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Totale BO<br />

% WP<br />

belang VV<br />

%<br />

Totaal<br />

aantal BO<br />

2011-<strong>2016</strong><br />

Totale BO<br />

% WP<br />

67<br />

belang VV<br />

%<br />

Elementaire en niet-special. beroepen 279.500 35% 81% 22.200 36% 85%<br />

Pedagogische beroepen 126.400 32% 100% 6.900 30% 100%<br />

Creatieve beroepen 41.200 33% 95% 2300 35% 91%<br />

Agrarische beroepen 124.100 48% 100% 10.400 49% 100%<br />

Technische beroepen 129.700 36% 91% 9.500 36% 92%<br />

Industrieberoepen** 354.900 33% 97% 21.500 32% 100%<br />

Transportberoepen 126.200 37% 95% 9.900 39% 95%<br />

Verzorgende en (para)medische beroepen 337.900 38% 63% 22.100 34% 73%<br />

Economisch-administratieve beroepen 729.600 25% 92% 45.300 27% 89%<br />

Sociaal-maatschappelijke beroepen 55.000 18% 100% 2.900 17% 100%<br />

Dienstverlenende beroepen 81.500 25% 92% 6.600 24% 100%<br />

Openbare orde- en veiligheidsberoepen 48.700 21% 94% 2.700 20% 100%<br />

Totaal 2.434.900 30% 89% 162.100 31% 92%<br />

* Indien de werkgelegenheid in een beroepsklasse of opleidingstype afneemt, is er sprake van negatieve uitbreidingsvraag.<br />

Aangezien baanopeningen de som vormen van uitbreidingsvraag en vervangingsvraag, neemt het totaal<br />

aantal baanopeningen in het geval van negatieve uitbreidingsvraag af. In dergelijke gevallen bestaan de baanopeningen<br />

geheel uit vervangingsvraag.<br />

** Onder industrieberoepen vallen de bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële beroepen.<br />

Bron: CBS, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />

66 Deze definitie is ontleend aan ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />

67 De gebruikte methodiek houdt rekening met de trend van upgrading van vacatures.<br />

68 Bijlage 3 bevat een verdere uitsplitsing van het aantal baanopeningen naar 54 beroepsgroepen.


Absoluut gezien ontstaan in de periode 2011-<strong>2016</strong> de meeste baanopeningen in de economisch-administratieve<br />

beroepen (in totaal 45.300), gevolgd door de elementaire- en niet<br />

specialistische beroepen (22.200), de verzorgende en (para)medische beroepen (22.100) en<br />

de industrieberoepen (21.500).<br />

Procentueel gaat het om de agrarische beroepen (49% van de werkgelegenheid binnen de<br />

beroepsgroep), transportberoepen (39%), technische beroepen en elementaire en niet specialistische<br />

beroepen (beide 36%). Ook de percentages voor de creatieve beroepen, verzorgende<br />

en (para)medische beroepen en industrieberoepen liggen nog boven het gemiddeld<br />

van 31%. Bij de creatieve beroepen (tolken, kunstenaars, grafisch ontwerpers e.d.) is de<br />

impact op de werkgelegenheid in absolute zin beperkt, aangezien het in <strong>Limburg</strong> om een<br />

vrij kleine groep gaat.<br />

Verder blijkt uit de tabel dat het aantal baanopeningen in de meeste beroepsklassen tussen<br />

de 90% en 100% is toe te schrijven aan vervangingsvraag. Bij de elementaire en nietspecialistische<br />

beroepen en vooral bij de verzorgende en (para)medische beroepen bestaat<br />

een bovengemiddeld deel van de baanopeningen uit uitbreidingsvraag. 69<br />

Baanopeningen naar opleidingstype<br />

Het totale aantal baanopeningen naar opleidingstype in <strong>Limburg</strong> bedraagt in de periode<br />

2011-<strong>2016</strong> naar schatting 141.600, ruim een kwart (27%) van de totale werkgelegenheid in<br />

het basisjaar 2010 (landelijk is het percentage even hoog). De baanopeningen naar opleidingstype<br />

in <strong>Limburg</strong> zijn voor 94% toe te schrijven aan vervangingsvraag (tegenover 91%<br />

landelijk).<br />

69 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />

68


Tabel 3.12 Baanopeningen (BO) naar opleidingstype en het belang van vervangingsvraag<br />

(VV)* in Nederland en <strong>Limburg</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />

Opleidingstype Totaal<br />

aantal BO<br />

2011-<strong>2016</strong><br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Totale BO<br />

% WP<br />

belang VV<br />

%<br />

Totaal<br />

aantal BO<br />

2011-<strong>2016</strong><br />

Totale BO<br />

% WP<br />

69<br />

belang VV<br />

%<br />

Basisonderwijs 106.500 27% 102% 8.200 28% 100%<br />

VMBO tl 185.200 34% 100% 13.000 35% 102%<br />

VMBO groen 17.800 27% 106% 1.300 28% 102%<br />

VMBO techniek 128.900 26% 102% 9.900 26% 103%<br />

VMBO economie 44.700 28% 92% 3.200 28% 89%<br />

VMBO verzorging 70.400 36% 96% 6.600 35% 99%<br />

HAVO/VWO 183.300 27% 96% 9.900 27% 102%<br />

MBO groen 53.900 32% 95% 3.200 30% 106%<br />

MBO techniek 242.200 27% 96% 17.100 28% 96%<br />

MBO sociaal-cultureel 132.800 24% 79% 9.300 22% 90%<br />

MBO gezondheidszorg 71.300 31% 60% 4.500 27% 64%<br />

MBO economie 208.200 24% 95% 14.500 24% 93%<br />

HBO onderwijs 104.600 31% 103% 6.400 30% 108%<br />

HBO groen 5.000 12% 79% 300 11% 95%<br />

HBO techniek 81.600 27% 94% 5.700 28% 95%<br />

HBO paramedisch 69.000 31% 56% 3.600 26% 65%<br />

HBO economie 87.100 19% 82% 5.000 19% 93%<br />

HBO sociaal-cultureel 72.700 23% 86% 3.900 22% 87%<br />

WO letteren en sociaal-cultureel 80.500 26% 87% 3.200 24% 96%<br />

WO groen 1.600 9% 72% 0 5% 75%<br />

WO techniek 45.200 26% 87% 2.200 28% 93%<br />

WO medisch 57.800 50% 68% 3.700 49% 70%<br />

WO economie 61.700 21% 84% 2.700 21% 94%<br />

Totaal (incl. overig) 2.183.800 27% 91% 141.600 27% 94%<br />

Bron: CBS, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />

In absoluut opzicht ontstaan in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> de meeste baanopeningen<br />

voor de opleidingstypen MBO techniek (17.100), MBO economie (14.500), VMBO theoretische<br />

leerweg (13.000), VMBO techniek en HAVO/VWO (beide 9.900).<br />

Voor de – op het eerste oog opmerkelijke – hoge scores voor VMBO theoretische leerweg en<br />

HAVO/VWO zijn de volgende verklaringen:<br />

BBL (leerwerk-)banen vormen een deel van de baanopeningen op VMBO niveau. Wanneer<br />

een MBO-leerling zijn/haar BBL-opleiding afrondt, kan deze beschikbaar komen voor een<br />

nieuwe leerling (vervangingsvraag), bijvoorbeeld afkomstig uit het VMBO.<br />

Verder is er, zeker wanneer de conjunctuur weer aantrekt, sprake van zogeheten<br />

“groenpluk”: werkgevers hebben personeel hard nodig (en doen graag een beroep op relatief<br />

goedkope jongeren) en rekruteren daarom de scholieren uit de schoolbanken. Deze<br />

laten zich vaak verleiden door het aanbod van een betaalde baan.


70<br />

Ten slotte neemt de werkgelegenheid in een deel van de persoonlijke dienstverlening<br />

(koeriers, bezorgers en dergelijke) toe. Ook zijn er de nodige baanopeningen in het seizoenswerk<br />

in de agrarische sector.<br />

Zolang de werkgever de in dienst genomen jongere met VMBO theoretische leerweg of HA-<br />

VO/VWO bijschoolt, kan deze zich verder ontwikkelen. Een deel van de werkgevers besteedt<br />

hier echter geen aandacht aan. Dat kan tot gevolg hebben dat de jongere de baan<br />

weer kwijtraakt wanneer hij recht krijgt op een hoger (jeugd)loon.<br />

Procentueel ontstaan in de periode 2011-<strong>2016</strong> de meeste baanopeningen in <strong>Limburg</strong> voor de<br />

opleidingstypen WO medisch (49%), VMBO theoretische leerweg (35%) en VMBO verzorging<br />

(35%). Ook de opleidingstypen MBO groen en HBO onderwijs kennen nog een relatief groot<br />

aantal baanopeningen (beide 30%).<br />

Het percentage baanopeningen voor de lager en middelbaar opgeleiden is vaak bovengemiddeld,<br />

terwijl voor verschillende opleidingscategorieën in het hoger beroepsonderwijs en<br />

het wetenschappelijk onderwijs een lager dan gemiddeld percentage baanopeningen verwacht<br />

wordt. Verder blijkt op alle niveaus de vraag relatief groot voor arbeidskrachten met<br />

een diploma in de zorg. De opleidingscategorieën met een relatief hoog percentage baanopeningen<br />

in de komende jaren zijn VMBO tl, VMBO verzorging en vooral WO medisch. Voor<br />

met name HBO groen en WO groen, maar ook voor HBO economie en WO economie en recht<br />

worden juist relatief weinig baanopeningen verwacht. Op alle opleidingsniveaus is bij de<br />

zorgopleidingen het belang van de vervangingsvraag in de baanopeningen relatief laag.<br />

Hetzelfde geldt voor MBO sociaal-cultureel en WO groen. 70<br />

3.4 Resumé<br />

Werkgelegenheidsstructuur<br />

In 2011 telt <strong>Limburg</strong> in totaal 528.000 bezette arbeidsplaatsen. De drie belangrijkste<br />

sectoren voor de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid zijn zorg, zakelijke dienstverlening en detailhandel.<br />

Een sterke vertegenwoordiging van de werkgelegenheid ten opzichte van Nederland<br />

is te zien in de landbouw en visserij, de industriële sectoren chemie, metaal en<br />

elektrotechniek en overige industrie, de commerciële sectoren detailhandel, horeca en<br />

transport en de niet-commerciële sector welzijn. De commerciële sector zakelijke<br />

dienstverlening springt er op dit punt in negatieve zin uit.<br />

Het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen), het middenbedrijf (10-99) en het grootbedrijf<br />

(100 of meer) zijn in 2011 goed voor respectievelijk 27%, 34% en 39% van de <strong>Limburg</strong>se<br />

werkgelegenheid. Daarmee wijkt de provincie niet of nauwelijks af van het landelijke<br />

beeld.<br />

In <strong>Limburg</strong> zijn veel mensen werkzaam in economisch-administratieve beroepen, technische<br />

en industriële beroepen en verzorgende en (para)medische beroepen. Vergeleken<br />

met land als geheel zijn in de provincie de economisch-administratieve beroepen ondervertegenwoordigd<br />

en de elementaire en niet-specialistische beroepen, de technische beroepen<br />

en de verzorgende en (para)medische beroepen iets oververtegenwoordigd.<br />

Van de werkenden in <strong>Limburg</strong> heeft ruim een derde een opleiding op MBO-niveau. Andere<br />

veel voorkomende opleidingsniveaus onder de werkenden zijn VMBO en HBO (beide<br />

ongeveer een vijfde van de werkenden). Vergeleken met Nederland zijn hoger opgeleiden<br />

(HBO en WO) in de provincie ondervertegenwoordigd. Zuid-<strong>Limburg</strong> kent naar verhouding<br />

meer hoger opgeleide werkenden dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />

Overall is in <strong>Limburg</strong> 15% van de werkzame personen 55-plusser tegenover landelijk 14%.<br />

De hoogste percentages in <strong>Limburg</strong> zijn te vinden in de sectoren onderwijs (24%) en<br />

landbouw en visserij (21%). De sectoren chemie, overige industrie en energie hebben elk<br />

een aandeel van 20% 55-plussers.<br />

<strong>Limburg</strong> telt in 2011 circa 46.420 vestigingen met slechts één werkzame persoon. Deels<br />

betreft het hier zzp‘ers, deels kan het ook om medewerkers van een grotere onderneming<br />

(bijvoorbeeld in de detailhandel) of franchisenemers gaan. Verder heeft <strong>Limburg</strong><br />

70 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.


circa 18.828 vestigingen met twee tot en met vier werkzame personen. Ook deze groep<br />

zal een aantal zzp’ers tellen, waarbij bijvoorbeeld de partner ondersteunende werkzaamheden<br />

verricht.<br />

Bedrijvendynamiek<br />

De gemeente Maastricht telde in totaal in 2011 8.859 vestigingen. Dit is een groei van<br />

5,3% t.o.v. 2010. Het aantal arbeidsplaatsen groeide met 0,2% in 2011. De sectoren zorg<br />

en zakelijke dienstverlening kenden het grootste aantal arbeidsplaatsen.<br />

Het aantal vestigingen in de gemeente Heerlen is in 2011 met 2,7% gegroeid. De werkgelegenheid<br />

is in hetzelfde jaar met 0,3% gegroeid. De grootste procentuele groei in het<br />

aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector informatie en communicatie en de grootste<br />

afname in de sector energie.<br />

De gemeente Sittard-Geleen kende in 2011 een groei van het aantal vestigingen van<br />

4,8%. De werkgelegenheid daalde echter met 1,7%. De grootste werkgelegenheidsdaling<br />

vond plaats in de sector bank- en verzekeringswezen.<br />

Het aantal vestigingen in de gemeente Roermond is in 2011 met 3,9% gegroeid. De werkgelegenheid<br />

is hier met 1,0% gegroeid. De detailhandel is qua werkgelegenheid de belangrijkste<br />

sector voor de gemeente Roermond.<br />

In de gemeente Venlo steeg het aantal vestigingen met 3,6% in 2011 en de werkgelegenheid<br />

steeg met 0,8%. De sectoren zorg en metaal / elektrotechniek kennen het grootste<br />

aantal arbeidsplaatsen.<br />

De gemeente Venray kende een groei van 3,0% in het aantal vestigingen in 2011 en een<br />

groei van 2,6% in het aantal arbeidsplaatsen. De sector landbouw en visserij kent het<br />

grootste aantal vestigingen en de transportsector kent de meeste arbeidsplaatsen.<br />

Samenvattend lieten alle zes gemeenten in 2011 een stijging van het aantal vestigingen<br />

zien. In Maastricht en Heerlen stabiliseerde het aantal arbeidplaatsen. In Sittard-Geleen<br />

was sprake van een daling, in Roermond en Venlo van een lichte stijging en in Venray<br />

van een substantiële toename van het aantal arbeidsplaatsen.<br />

Werkgelegenheidsontwikkeling<br />

De werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> bleef in de periode 1996-2011 structureel<br />

achter bij de landelijke ontwikkeling. Deels is dit een gevolg van de krimp van de bevolking,<br />

deels is het toe te schrijven aan de specifieke sectorale samenstelling van de<br />

werkgelegenheid.<br />

De werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> neemt in <strong>2012</strong> af. Voor de jaren 2013-<strong>2016</strong> wordt weer<br />

een lichte werkgelegenheidsgroei voorzien. Per saldo neemt de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid<br />

in de periode 2011-<strong>2016</strong> naar verwachting toe met in totaal 0,8%. Groeisectoren in<br />

de provincie zijn in de periode <strong>2012</strong>-2013 vooral zorg, groothandel, welzijn en zakelijke<br />

dienstverlening. Sectoren die een werkgelegenheidsdaling laten zien zijn met name<br />

chemie, bouw en bouwinstallatie en informatie en communicatie. Groeisectoren in de<br />

periode 2014-<strong>2016</strong> zijn eveneens zorg, zakelijke dienstverlening en groothandel. Sectoren<br />

met de grootste werkgelegenheidsdaling in deze periode zijn energie, informatie en<br />

communicatie en overheid.<br />

Naast de topsectoren zijn nog twee sectoren waar de Provincie <strong>Limburg</strong> een rol voor<br />

zichzelf ziet weggelegd bij het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op<br />

de arbeidsmarkt, te weten de zorg en de techniek. Dit hoofdstuk bevat voor al deze sectoren<br />

nadere informatie over (trends en ontwikkelingen in) de werkgelegenheid.<br />

Vacatures<br />

In 2009 vertaalde de kredietcrisis zich in een daling van het aantal bij UWV gemelde<br />

vacatures in <strong>Limburg</strong> ten opzicht van het jaar daarvoor. De vacaturemarkt toonde in<br />

2010 weer herstel. Als gevolg van de eurocrisis is in 2011 echter weer een daling van het<br />

aantal bij UWV gemelde vacatures waarneembaar.<br />

De registratiecijfers van UWV weerspiegelen slechts een deel van de vacaturemarkt. Het<br />

jaarlijks vacatureonderzoek van UWV biedt – op basis van een enquête onder werkgevers<br />

wel inzicht in de vacaturetotalen. Dat levert voor 2011 een ander beeld op dan op basis<br />

van de registratiecijfers van UWV. In 2011 werden er in <strong>Limburg</strong> 40.000 vacatures vervuld,<br />

3% meer dan in 2010. Landelijk was dat jaar sprake van een daling van 6%.<br />

71


72<br />

Opmerkelijk is dat in de in 2011 vervulde vacatures vrijwel geen vaste aanstellingen<br />

meer worden aangeboden.<br />

<strong>Limburg</strong> kent in vergelijking met Nederland veel vervulde vacatures in: a) agrarische<br />

sector; overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn; handel; industrie; b) het kleinbedrijf;<br />

c) agrarisch, productie-, transport-, onderwijzend en verzorgend en (para)medisch<br />

personeel; d) de lagere opleidingsniveaus (BO en VMBO) en de MBO-niveaus 3 en 4.<br />

Baanopeningen<br />

Het totaal aantal baanopeningen (uitbreidingsvraag plus vervangingsvraag) naar beroepsklasse<br />

bedraagt in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting 162.100 (31% van de<br />

werkgelegenheid in 2010). De baanopeningen zijn grotendeels toe te schrijven aan de<br />

vervangingsvraag; de provincie kent in de beschouwde periode slechts een lichte uitbreidingsvraag<br />

van in totaal ruim 6.500. Absoluut gezien ontstaan de meeste baanopeningen<br />

in de economisch-administratieve beroepen, elementaire- en niet specialistische<br />

beroepen, verzorgende en (para)medische beroepen en industrieberoepen. Procentueel<br />

gezien zijn de agrarische beroepen, transportberoepen, technische beroepen en elementaire<br />

en niet specialistische beroepen de beroepen met de meeste baanopeningen.<br />

Naar opleidingstype is het totaal aantal baanopeningen in <strong>Limburg</strong> in de periode 2011-<br />

<strong>2016</strong> lager (141.600). In absoluut opzicht ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />

MBO techniek, MBO economie, VMBO theoretische leerweg, VMBO techniek<br />

en HAVO/VWO. Procentueel ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />

WO medisch (49% van de werkgelegenheid in 2010), VMBO theoretische leerweg (35%) en<br />

VMBO verzorging (35%). Voor gediplomeerden van het VMBO vormen leerwerkbanen (BBL)<br />

binnen het MBO onderdeel van de baanopeningen.


4 Aanbodzijde van de arbeidsmarkt<br />

Dit hoofdstuk stelt de aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt centraal. Aan de orde<br />

komen achtereenvolgens de beroepsbevolking, de reserves voor de arbeidsmarkt (i.e. uitkeringsgerechtigden,<br />

het niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod en arbeidsmigranten), de<br />

arbeidsmarktinstroom vanuit het onderwijs en de pendel.<br />

4.1 Beroepsbevolking<br />

Het aanbod van arbeid op de regionale arbeidsmarkt wordt gevormd door de beroepsbevolking<br />

(paragraaf 4.1.3). De omvang hiervan wordt allereerst bepaald door de omvang van de<br />

groep 15- tot 65-jarigen (potentiële beroepsbevolking, paragraaf 4.1.1) en vervolgens door<br />

dat deel daarvan dat werkt of actief naar werk zoekt (arbeidsparticipatie, paragraaf 4.1.2).<br />

4.1.1 Potentiële beroepsbevolking<br />

Samenstelling van de potentiële beroepsbevolking<br />

Alle mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar samen vormen de potentiële beroepsbevolking.<br />

Van deze groep heeft een (groot) deel werk van twaalf uur of meer per week (de<br />

werkzame beroepsbevolking) en heeft een deel geen werk van twaalf uur of meer per week<br />

maar is daar wel actief naar op zoek (werkloze beroepsbevolking). De mensen in de leeftijd<br />

van 15 tot 65 jaar die geen twaalf uur of meer per week werken en ook niet actief op zoek<br />

zijn naar dergelijk werk vormen de niet-beroepsbevolking. Van de niet-beroepsbevolking<br />

wil een deel wel 12 uur of meer per week werken. Een ander deel wil, kan of hoeft dat om<br />

uiteenlopende redenen (zoals ziekte, opleiding/studie, VUT, andere inkomsten en zorgtaken)<br />

niet. Figuur 4.1 geeft aldus de samenstelling van de potentiële beroepsbevolking van<br />

<strong>Limburg</strong> in 2010 weer.<br />

Figuur 4.1 Samenstelling potentiële beroepsbevolking <strong>Limburg</strong> naar categorie, 2010<br />

73


Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />

In 2010 telt de potentiële beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> 749.000 personen. Daarvan zijn er<br />

472.000 werkzaam en 31.000 werkloos. De resterende 277.000 personen behoren tot de<br />

niet-beroepsbevolking. Van deze groep willen, kunnen of hoeven er 213.000 niet te werken.<br />

De overige 64.000 personen willen dat wel en vormen daarmee het onbenut arbeidspotentieel.<br />

Ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />

Zoals vermeld in paragraaf 2.4, neemt de totale bevolking van <strong>Limburg</strong> tussen 2011 en 2025<br />

verder af. Tussen de deelgebieden in <strong>Limburg</strong> bestaan wel aanzienlijke verschillen. Zo<br />

neemt de bevolking in Noord-<strong>Limburg</strong> in de periode 2011-2025 naar verwachting nog toe<br />

met 0,2%, terwijl de bevolking in Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> in dezelfde periode daalt met<br />

respectievelijk -1,4% en -6,3% (zie tabel 2.2). Landelijk stijgt het totale inwonertal de komende<br />

jaren nog. Het omslagpunt van bevolkingsgroei naar bevolkingsdaling voor Nederland<br />

wordt nu voorzien voor het jaar 2040. 71<br />

De ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking loopt voor op de ontwikkeling van de<br />

totale bevolking. Figuur 4.2 schetst de (verwachte) ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />

van Nederland en <strong>Limburg</strong> in de periode 1998-<strong>2016</strong>.<br />

Figuur 4.2 Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking, Nederland en <strong>Limburg</strong>, 1998-<strong>2016</strong> (in<br />

%, 3-jaars voortschrijdend gemiddelde)<br />

In %<br />

74<br />

1,00<br />

0,75<br />

0,50<br />

0,25<br />

0,00<br />

-0,25<br />

-0,50<br />

-0,75<br />

-1,00<br />

-1,25<br />

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 <strong>2012</strong> 2013 2014 2015 <strong>2016</strong><br />

Bron: Progneff 2011; Etil/Research voor Beleid.<br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Nationaal bereikt de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking in 2010/2011 een<br />

omslagpunt. De afgelopen 100 jaar heeft ons land te maken gehad met een structurele<br />

groei van de potentiële beroepsbevolking. De afgelopen jaren nam de groei al af en momenteel<br />

ligt deze rond de nul. Vanaf nu gaan de babyboomers met pensioen en overtreft de<br />

uitstroom uit de potentiële beroepsbevolking de instroom in de potentiële beroepsbevolking.<br />

De migratie dempt deze ontwikkeling nog. Nederland heeft - behoudens enkele jaren<br />

in de periode 2000-2010 - een structureel positief buitenlands migratiesaldo.<br />

In <strong>Limburg</strong> is - als gevolg van de demografische ontwikkelingen - al sinds 1997 een structurele<br />

afname van de potentiële beroepsbevolking te zien. Onderstaande tabel geeft de om-<br />

71 ‘Begeleidende notitie bij de resultaten van Progneff 2011’, OP: Prognose.vanmeernaarbeter.nl,<br />

juni 2011.


vang weer van de huidige en toekomstige potentiële beroepsbevolking van Nederland, <strong>Limburg</strong><br />

en de drie deelgebieden.<br />

Tabel 4.1 Huidige en toekomstige potentiële beroepsbevolking, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de<br />

drie deelgebieden, 2010-<strong>2016</strong><br />

Regio<br />

Huidige omvang<br />

(2010)<br />

Totale ontwikkeling (abs)<br />

(2010-<strong>2016</strong>)<br />

Totale ontwikkeling (%)<br />

(2010-<strong>2016</strong>)<br />

Nederland 11.138.500 -48.900 -0,4<br />

<strong>Limburg</strong> 749.200 -34.800 -4,6<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> 186.400 -5.700 -3,1<br />

Midden-<strong>Limburg</strong> 156.300 -6.300 -4,0<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> 406.500 -22.800 -5,6<br />

Bron: CBS; Etil/Research voor Beleid.<br />

In totaal daalt de potentiële beroepsbevolking in <strong>Limburg</strong> in de periode 2010-<strong>2016</strong> met ruim<br />

34.800 personen; landelijk bedraagt de afname ongeveer 48.900 personen. Dat betekent<br />

ook dat relatief gezien de afname in <strong>Limburg</strong> sterker is dan landelijk (totaal -4,6% tegenover<br />

-0,4%). Binnen <strong>Limburg</strong> laten alle drie deelgebieden een forse daling zien. In Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong> is deze het sterkst (-5,6%) en in Noord-<strong>Limburg</strong> het minst sterk (-3,1%). Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> neemt een tussenpositie in (-4,0%).<br />

4.1.2 Arbeidsparticipatie<br />

Arbeidsparticipatie geeft de verhouding weer tussen de beroepsbevolking en de potentiële<br />

beroepsbevolking. Bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de werkzame én werkloze<br />

beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. Netto arbeidsparticipatie is het aandeel<br />

van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. 72 Het verschil<br />

tussen de bruto en netto arbeidsparticipatie wordt vooral bepaald door conjuncturele factoren.<br />

Bij een slechtere conjunctuur stijgt de werkloosheid. Die komt in paragraaf 5.2 aan<br />

de orde.<br />

In deze subparagraaf beperken we ons verder tot de bruto arbeidsparticipatie. De (huidige<br />

en toekomstige) ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie wordt vooral door structurele<br />

factoren bepaald:<br />

Internationaal gezien kent ons land van oudsher een relatief hoge arbeidsparticipatie.<br />

Binnen de EU is alleen in Noorwegen de participatiegraad hoger.<br />

Er zijn de zogenaamde cohorteffecten, die ontstaan doordat oudere generaties (cohorten)<br />

in de loop van de tijd worden vervangen door jongere cohorten die een hogere arbeidsparticipatie<br />

kennen.<br />

Daarnaast is te wijzen op sociaal-culturele ontwikkelingen. Het aantal werkende vrouwen<br />

en ouderen (zie tekstvak hieronder) neemt gestaag toe door sociaal-culturele<br />

trends, zoals de emancipatie van vrouwen en betere arbeidsomstandigheden. Ook is<br />

sprake van een stijgende trend van het opleidingsniveau van de potentiële beroepsbevolking.<br />

Dit heeft op twee manieren effect op de participatie. Aan de ene kant participeren<br />

hoger opgeleiden over het algemeen meer op de arbeidsmarkt. Een gemiddeld hoger<br />

opleidingsniveau betekent aan de andere kant dat jongeren langer doorleren en dus<br />

72 Zoals vermeld, gaat het bij de werkzame beroepsbevolking om personen die 12 uur of meer per<br />

week werken. Iedereen met een baan van minder dan 12 uur per week valt onder de werkloze beroepsbevolking<br />

en blijft in de netto arbeidsparticipatie dus buiten beschouwing.<br />

75


76<br />

later de arbeidsmarkt betreden. Het is de vraag of deze laatste trend zich de komende<br />

jaren doorzet, aangezien het kabinet het langer doorleren door jongeren minder aantrekkelijk<br />

maakt (zie ook hieronder).<br />

Ten slotte zijn er institutionele ontwikkelingen. Vrouwen en ouderen zijn in de afgelopen<br />

jaren ook meer gaan participeren door maatregelen die de combinatie van werk en<br />

gezin vergemakkelijken en door financiële prikkels. Verhoging van de AOW-leeftijd zal in<br />

de toekomst leiden tot een verdere toename van de arbeidsdeelname door ouderen.<br />

Nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van onderwijs (hoger collegegeld; boete langstudeerders;<br />

versobering studiefinanciering) leiden de komende jaren waarschijnlijk tot<br />

een toename van de arbeidsparticipatie van jongeren. De maatregelen met betrekking<br />

tot uitkeringen (de Wet werken naar vermogen en mogelijk ook wijzigingen in de WW)<br />

hebben een algemeen verhogend effect op de arbeidsparticipatie.<br />

Werkende ouderen<br />

Op basis van CBS Statline is het volgende landelijke beeld van werkende ouderen te schetsen (de<br />

cijfers zijn niet regionaal uit te splitsen):<br />

Van de werkenden in ons land geeft in 2010 44% aan door te willen werken tot hun 65 ste levensjaar,<br />

29% wil dat niet en 27% weet het (nog) niet. Vijf jaar eerder wilde nog maar 21% doorwerken<br />

tot die leeftijd. Mannen willen vaker doorwerken dan vrouwen. Naarmate de leeftijdsklasse<br />

hoger is, is de bereidheid door te werken groter (met uitzondering van de laagste leeftijdsklasse,<br />

de 15-25-jarigen, die naar verhouding vaak willen doorwerken).<br />

Van 2000 tot en met 2006 was de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen<br />

steeds 61 jaar. Vanaf 2007 stijgt de pensioenleeftijd. Dit komt door de invoering in 2006 van<br />

nieuwe wet- en regelgeving gericht op inperking van regelingen voor vervroegd pensioen. Hierdoor<br />

gaan steeds minder werknemers voor hun 60 ste met pensioen en neemt het aandeel dat tot<br />

het 65 ste levensjaar doorwerkt toe. In 2011 is de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers<br />

verder gestegen tot 63,1 jaar.<br />

Het aandeel werknemers dat 65 jaar of ouder is op het moment van pensionering, is de laatste<br />

vijf jaar verdubbeld: van 15 procent van de werkzame personen van 15 jaar of ouder in 2006 naar<br />

30 procent in 2011. Tegelijkertijd is het aandeel dat bij pensionering jonger is dan 60 jaar fors<br />

afgenomen. In 2006 was 28 procent van de werknemers die stopten met werken jonger dan 60<br />

jaar, tegen slechts 6 procent in 2011.<br />

Het aantal werkzame 65-plussers bedroeg in 2010 138.000 (1,6% van de werkzame personen van<br />

15 jaar of ouder) tegenover 64.000 (0,8%) in 2000. Van de werkzame 65-plussers werkte 59% 12<br />

uur of meer; de gemiddelde arbeidsduur bedroeg 18,9 uur per week. Voor alle werkzame personen<br />

van 15 jaar of ouder ging het om 89% met een arbeidsduur van 12 uur of meer en een gemiddelde<br />

arbeidsduur van 31,3 uur per week. 73<br />

Onderstaande figuur schetst de (verwachte) ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie<br />

in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />

73 CBS Statline.


Figuur 4.3 Ontwikkeling bruto participatie in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />

1996-<strong>2016</strong><br />

75<br />

70<br />

65<br />

60<br />

55<br />

50<br />

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 <strong>2012</strong> 2013 2014 2015 <strong>2016</strong><br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Bron: CBS Statline, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />

De totale bruto arbeidsparticipatie is in de periode 1996-2010 aanzienlijk gestegen, zowel<br />

in Nederland als in (de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong>. De verschillen tussen Nederland als<br />

geheel en <strong>Limburg</strong> zijn in de loop der tijd kleiner geworden. In 2010 bedraagt de participatiegraad<br />

in <strong>Limburg</strong> 67,2% tegenover landelijk 70,2%. In 1984 bedroeg de participatiegraad<br />

in de provincie nog 49%. In Noord-<strong>Limburg</strong> bedraagt de arbeidsparticipatie in 2010 69,9%, in<br />

Midden- en met name Zuid-<strong>Limburg</strong> is deze lager (69,1% respectievelijk 65,2%). Verklaringen<br />

voor de lagere participatie in <strong>Limburg</strong> dan landelijk zijn vooral het lagere opleidingsniveau<br />

en de sterkere mate van vergrijzing.<br />

Als gevolg van de hierboven genoemde factoren (cohorteffecten, sociaal-culturele en institutionele<br />

ontwikkelingen) zet de stijgende trend van de bruto arbeidsparticipatie in de<br />

periode 2010-<strong>2016</strong> door, zowel landelijk als in (de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong>. Naar<br />

verwachting bedraagt de participatiegraad in <strong>Limburg</strong> in <strong>2016</strong> 70,1% tegenover landelijk<br />

73,0%. Regionaal blijven verschillen bestaan: de verwachte percentages voor Noord-, Midden-<br />

en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn respectievelijk 72,6%, 71,9% en 68,2%.<br />

Tabel 4.2 geeft de verwachte ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong><br />

weer naar geslacht en leeftijd.<br />

Tabel 4.2 Ontwikkeling bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong>, naar geslacht en leeftijd,<br />

2010-<strong>2016</strong>, in %<br />

2010<br />

<strong>2016</strong> Mutatie 2010-<strong>2016</strong><br />

(%)<br />

(%)<br />

(%-punt)<br />

Totaal 67,2 70,1 2,9<br />

Man 75,2 77,2 2,0<br />

Vrouw 58,9 62,9 4,0<br />

15 tot 25 jaar 41,1 43,6 2,5<br />

25 tot 35 jaar 86,0 85,8 -0,3<br />

35 tot 45 jaar 84,8 86,9 2,1<br />

45 tot 55 jaar 78,3 80,9 2,6<br />

55 tot 65 jaar 46,2 55,4 9,2<br />

Bron: CBS, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />

77


Ook de komende jaren komt de verwachte stijging van de arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong><br />

vooral voor rekening van vrouwen en ouderen. Vergeleken met de afgelopen periode laten<br />

nu echter ook de jongeren (15 tot 25 jaar) een relatief sterke stijging zien. Opvallend is de<br />

– zij het lichte – verwachte daling van de participatiegraad van de leeftijdscategorie 25 tot<br />

35 jaar. Een verklaring hiervoor is dat als gevolg van de eurocrisis de arbeidsparticipatie<br />

van de groep 25- tot 35-jarigen in 2011 hard is gedaald en in <strong>2016</strong> nog niet helemaal terug<br />

zal zijn op het oude niveau.<br />

4.1.3 Beroepsbevolking<br />

Ontwikkeling beroepsbevolking<br />

De beroepsbevolking bestaat, zoals vermeld, uit dat deel van de 15- tot 65-jarigen dat<br />

twaalf uur of meer per week werkt dan wel actief dergelijk werk zoekt. De ontwikkeling<br />

van de beroepsbevolking is dus de resultante van de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />

en de arbeidsparticipatie.<br />

Het CPB wijst in de Decemberraming 2011 op een plotselinge sterke toename van de beroepsbevolking<br />

in het derde kwartaal van 2011. De werkloosheid in ons land loopt al sinds<br />

juli 2011 op. Tegelijkertijd stijgt ook de werkgelegenheid in personen in het derde kwartaal.<br />

Deze situatie wijkt duidelijk af van bijvoorbeeld 2009, toen de hogere werkloosheid<br />

werd veroorzaakt doordat mensen hun baan kwijtraakten. In het derde kwartaal van 2011<br />

komt de werkloosheidsstijging doordat meer mensen willen werken en zich aanbieden op<br />

de arbeidsmarkt. Deze plotselinge toename van de beroepsbevolking is opvallend. Bij een<br />

stijgende werkloosheid hebben mensen immers minder prikkels zich te melden op de arbeidsmarkt<br />

(het zogenaamde discouraged worker effect). Volgens het CPB spelen bij de<br />

toename van de beroepsbevolking de volgende mogelijke factoren een rol:<br />

78<br />

Het aantal schoolverlaters dat de arbeidsmarkt betreedt, is groter dan gebruikelijk. Mogelijk<br />

zijn dit mensen die tijdens de kredietcrisis hebben besloten een extra studie te<br />

volgen die nu is afgerond.<br />

Verder betreden meer ouderen de arbeidsmarkt. Zorgen over de pensioenvoorziening<br />

kunnen hier een rol spelen.<br />

De bezorgdheid over werkloosheid onder gezinnen is toegenomen. Dit verhoogt de kans<br />

dat meer leden van een huishouden een baan gaan zoeken om het mogelijke inkomensverlies<br />

te beperken (het zogenaamde added worker effect).<br />

Het CPB verwacht dat een aantal van deze - vooral conjuncturele - factoren in ieder geval<br />

ook in <strong>2012</strong> een opwaarts effect blijft uitoefenen op de beroepsbevolking. 74 Ook de in paragraaf<br />

4.1.2 genoemde structurele factoren (cohorteffecten, sociaal-culturele en institutionele<br />

ontwikkelingen) dragen – via een toename van de bruto arbeidsparticipatie – bij aan de<br />

groei van de beroepsbevolking. Van de verwachte demografische ontwikkelingen (daling<br />

potentiële beroepsbevolking, zie paragraaf 4.1.1) gaat een tegengesteld effect uit.<br />

Figuur 4.4 laat zien hoe de hierboven beschreven ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />

en de arbeidsparticipatie zich vertalen in de (verwachte) ontwikkeling van de<br />

beroepsbevolking in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden.<br />

74 CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.


Figuur 4.4 Ontwikkeling beroepsbevolking in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />

1998-<strong>2016</strong> (in %, 3-jaars voortschrijdend gemiddelde)<br />

In %<br />

2,5<br />

2,0<br />

1,5<br />

1,0<br />

0,5<br />

0,0<br />

-0,5<br />

-1,0<br />

-1,5<br />

-2,0<br />

-2,5<br />

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 <strong>2012</strong> 2013 2014 2015 <strong>2016</strong><br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Bron: CBS Statline, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />

In het land als geheel was de afgelopen jaren steeds sprake van een stijging van de beroepsbevolking.<br />

Naar verwachting zet deze landelijke trend in de periode 2010-<strong>2016</strong> door.<br />

Voor <strong>Limburg</strong> is het beeld anders. In tegenstelling tot de landelijke ontwikkeling laat de<br />

provincie in de jaren 2008-2011 een krimp van de beroepbevolking zien als gevolg van de<br />

demografische ontwikkelingen (daling potentiële beroepsbevolking) en een tijdelijk stagnerende<br />

of dalende arbeidsparticipatie. De veronderstelling is dat in de periode 2010-<strong>2016</strong> de<br />

arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong> de landelijke ontwikkelingen volgt. Door de verwachte demografische<br />

ontwikkelingen daalt de beroepsbevolking hier toch, zij het licht. Regionaal<br />

bestaan binnen <strong>Limburg</strong> grote verschillen in de verwachte ontwikkeling van het arbeidsaanbod.<br />

Onderstaande tabel biedt daar nader inzicht in.<br />

Tabel 4.3 Huidige en toekomstige beroepsbevolking, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />

2010-<strong>2016</strong><br />

Regio<br />

Huidige omvang<br />

(2010)<br />

Totale ontwikkeling (abs)<br />

(2010-<strong>2016</strong>)<br />

Totale ontwikkeling (%)<br />

(2010-<strong>2016</strong>)<br />

Nederland 7.818.000 272.300 3,5<br />

<strong>Limburg</strong> 503.200 -2.400 -0,5<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> 130.300 900 0,7<br />

Midden-<strong>Limburg</strong> 108.000 -200 -0,2<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> 264.900 -3.100 -1,2<br />

Bron: CBS Statline, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />

De tabel toont dat in de periode 2010-<strong>2016</strong> de beroepsbevolking landelijk met in totaal<br />

3,5% groeit. In <strong>Limburg</strong> is een daling van in totaal 0,5% te voorzien. Regionaal gezien is in<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> een daling van 1,2% te verwachten, in Midden-<strong>Limburg</strong> een daling van 0,2% en<br />

in Noord-<strong>Limburg</strong> een groei van 0,7%. De vorige editie van <strong>RAIL</strong> liet een negatiever beeld<br />

zien van de verwachte ontwikkeling van de beroepsbevolking. Het verschil is grotendeels te<br />

verklaren door de bijstelling naar boven in Progneff 2011 (als gevolg van nieuwe nationale<br />

79


evolkingsprognose van het CBS, maar ook doordat standcijfers per 1-1-2011 hoger uitvielen<br />

dan geprognosticeerd en door nieuwe inzichten omtrent migratie). 75<br />

Samenstelling beroepsbevolking naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau<br />

Van de beroepsbevolking in (de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong> is in 2010 57% man en 43%<br />

vrouw. Daarmee zijn mannen iets sterker en vrouwen wat minder sterk vertegenwoordigd<br />

dan landelijk (55% respectievelijk 45%). De verschillen zijn echter klein.<br />

Figuur 4.5 Samenstelling beroepsbevolking naar leeftijdsklasse, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de<br />

drie deelgebieden, 2010<br />

80<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

14% 15% 16% 15% 15%<br />

26%<br />

27%<br />

29% 28% 29% 28%<br />

26% 26% 27% 25%<br />

22% 20% 20% 19% 20%<br />

11% 11% 10% 10% 11%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar<br />

Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />

Van de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking is 44% 45 jaar of ouder (waarvan 15 procentpunt 55<br />

jaar of ouder). Landelijk gaat het om 40% 45-plussers (waarvan 14 procentpunt 55-plusser).<br />

Het beeld voor de <strong>Limburg</strong>se deelgebieden verschilt maar weinig van dat voor de provincie<br />

als geheel. De leeftijdsopbouw van de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking hangt sterk af van de<br />

leeftijdsopbouw van de <strong>Limburg</strong>se potentiële beroepsbevolking. Uit het bovenstaande is dus<br />

niet af te leiden dat <strong>Limburg</strong>se jongeren minder actief en <strong>Limburg</strong>se ouderen actiever zijn<br />

op de arbeidsmarkt dan landelijk.<br />

75 ‘Begeleidende notitie bij de resultaten van Progneff 2011’, OP: Prognose.vanmeernaarbeter.nl,<br />

juni 2011.


Figuur 4.6 Samenstelling beroepsbevolking naar opleidingsniveau, Nederland, <strong>Limburg</strong> en<br />

de drie deelgebieden, 2010<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

34%<br />

43%<br />

29%<br />

45%<br />

25%<br />

49%<br />

30% 31%<br />

23% 25% 27% 23% 26%<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />

Lager Middelbaar Hoger<br />

Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> neemt weliswaar toe, maar<br />

blijft nog steeds achter bij het landelijk gemiddelde. In 2010 is in <strong>Limburg</strong> 25% van de beroepsbevolking<br />

laag-, 45% middelbaar en 29% hoogopgeleid (landelijk is de verdeling 23%<br />

laag, 43% middelbaar en 34% hoog). Binnen <strong>Limburg</strong> kent in 2010 deelgebied Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

naar verhouding het grootste aandeel hoogopgeleiden (31%). Dit komt vooral door de hoge<br />

score van regio Maastricht & Mergelland; in Parkstad <strong>Limburg</strong> is het aandeel hoogopgeleiden<br />

beduidend lager. Van de drie deelgebieden heeft Noord-<strong>Limburg</strong> het laagste percentage<br />

hoogopgeleiden (25%).<br />

4.2 Reserves<br />

Tot de reserves voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt zijn te rekenen uitkeringsgerechtigden,<br />

het niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod en arbeidsmigranten. Een groot deel van de<br />

eerste en een kleiner deel van de tweede en derde groep is aan te treffen onder de bij<br />

UWV geregistreerde niet-werkende werkzoekenden (zie paragraaf 5.2).<br />

4.2.1 Uitkeringsgerechtigden<br />

De afname van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (AO) in de afgelopen jaren in<br />

Nederland is vooral het gevolg geweest van de gewijzigde wet- en regelgeving gericht op<br />

het verminderen van de instroom in en het bevorderen van de uitstroom uit de arbeidsongeschiktheidsregelingen.<br />

Aan die afname is in 2010 (tijdelijk?) een eind gekomen.<br />

De ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen wordt vooral conjunctureel bepaald. Voor<br />

de algemene bijstand geldt dat in mindere mate. Als gevolg van de kredietcrisis is het aantal<br />

WW- en algemene bijstandsuitkeringen in ons land in 2009 opgelopen. In 2010 daalde<br />

het aantal WW-uitkeringen weer, maar zette de stijging van het aantal algemene bijstandsuitkeringen<br />

door. De stijging van de WW- en algemene bijstandsuitkeringen is nog getemperd<br />

door de deeltijd-WW respectievelijk de invoering van de WIJ.<br />

47%<br />

43%<br />

81


Figuur 4.7 Uitkeringen AO (totaal), WW en Algemene Bijstand (WWB en WIJ) in Nederland,<br />

1999-2010 (peildatum ultimo jaar)<br />

82<br />

1.200.000<br />

1.000.000<br />

800.000<br />

600.000<br />

400.000<br />

200.000<br />

100.000<br />

80.000<br />

60.000<br />

40.000<br />

20.000<br />

0<br />

0<br />

Nederland<br />

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

AO (totaal) WW Algemene bijstand<br />

<strong>Limburg</strong><br />

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />

AO (totaal) WW Algemene bijstand<br />

Bron: CBS Statline; Etil/Research voor Beleid.<br />

Landelijk springt vooral de trendbreuk in de ontwikkeling van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen<br />

in 2010 in het oog. De jarenlange daling slaat dat jaar om in een stijging.<br />

Deze komt – naast het verder doorstijgen van het aantal Wajong-uitkeringen – door een<br />

toename van de instroom in de WIA. De WIA-instroom nam in 2010 met ruim 20% toe. In<br />

2011 is deze stijging naar verwachting veel kleiner, namelijk maar 6%. De groeiende WIAinstroom<br />

is deels het gevolg van demografische veranderingen (vooral vergrijzing) en instroom<br />

van eerdere afgewezen aanvragen. 76 De landelijke ontwikkeling van het aantal WWuitkeringen<br />

in 2010 weerspiegelt de dalende trend in de werkloosheid vanaf februari dat<br />

jaar. De ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen ijlt doorgaans na bij de ontwikkeling<br />

van het aantal WW-uitkeringen.<br />

76 Zie: UWV (2011), ‘UWV Kennisverslag 2011-III’. Overigens komt uit de UWV-cijfers een relatief<br />

minder sterke stijging van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in 2010 ten opzichte van<br />

2009 naar voren dan uit de cijfers van het CBS.


Zoals bovenstaande figuur laat zien, volgt <strong>Limburg</strong> in grote lijnen de landelijke trends. Wel<br />

ligt het aantal WW-uitkeringen in <strong>Limburg</strong> als gevolg van de hogere werkloosheidscijfers op<br />

een relatief hoger niveau dan landelijk (een indicatie hiervoor is ook het hogere NWWpercentage<br />

in <strong>Limburg</strong>, zie paragraaf 5.2) . Ultimo 2010 bedraagt het aantal AO-, WW- en<br />

algemene bijstandsuitkeringen (WWB en WIJ) in <strong>Limburg</strong> respectievelijk 71.900, 20.700 en<br />

24.300.<br />

In de algemene bijstand wordt het huishoudbeginsel ingevoerd (zijn er inwonende werkende<br />

kinderen dan wordt het niveau van de bijstand verlaagd of de uitkering zelfs stopgezet).<br />

Verder treedt per 1 januari 2013 de Wet werken naar vermogen in werking waarin delen<br />

van de WSW en Wajong samengevoegd worden met de WWB en WIJ. De WW heeft het kabinet<br />

ongemoeid gelaten, maar het is zeer de vraag of deze bij de nieuwe bezuinigingen buiten<br />

schot zal blijven. De veranderingen in wet- en regelgeving zijn erop gericht het beroep<br />

op de sociale uitkeringen te beperken. Een verdieping van de eurocrisis zal leiden tot een<br />

(verdere) toename van het aantal WW- en algemene bijstandsuitkeringen.<br />

4.2.2 Niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod<br />

Het niet-uitkeringsgerechtigde arbeidsaanbod bestaat uit de groep die geen opleiding volgt<br />

en niet werkt, maar ook geen uitkering ontvangt (bijvoorbeeld omdat de partner werkt). 77<br />

Hoewel niet altijd actief op zoek naar werk, wil een deel van deze groep wel werken. Binnen<br />

het niet-uitkeringsgerechtigde arbeidsaanbod onderscheidt de Raad voor Werk en Inkomen<br />

(RWI) acht typen inactieven met uiteenlopende arbeidsmarktperspectieven:<br />

De jonge kanshebber en recentelijk inactieve zijn de types die over het algemeen wel<br />

werk willen en grote kans hebben op een baan.<br />

De onvrijwillig inactieve allochtoon en de werkwillende oudere willen wel werk, maar<br />

hebben een kleine kans om een baan te vinden.<br />

De welvarende inactieve wil juist over het algemeen geen werk maar heeft wel een relatief<br />

grote kans op een baan.<br />

De types oudere huisvrouw, huisvrouw met thuiswonende kinderen en jonge moeder<br />

willen vaak geen werk en hebben een relatief kleine kans op een baan. 78<br />

De groep niet-uitkeringsgerechtigden vormt (in theorie) groot arbeidspotentieel. Gegevens<br />

voor <strong>Limburg</strong> ontbreken, maar het gaat om een substantieel aanbod. Landelijk was in 2009<br />

meer dan de helft (52%) van het aantal werklozen niet-uitkeringsgerechtigd. 79<br />

4.2.3 Arbeidsmigranten<br />

Naast uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod vormen (tijdelijke)<br />

arbeidsmigranten potentieel arbeidsaanbod. In september 2011 werken in Nederland<br />

volgens officiële cijfers in totaal zo’n 155.000 werknemers uit Oost-Europese EU-landen<br />

waarvan 129.000 Polen (18.000 respectievelijk 15.000 meer dan een jaar eerder). 80 Dit<br />

aantal is nog een forse onderschatting aangezien de nodige Oost-Europese werknemers<br />

tijdelijk in Nederland verblijven en daardoor niet in de statistieken zijn aan te treffen.<br />

77 Vaak wordt voor deze groep de term nuggers gebruikt. Deze geldt echter ook voor een specifieke<br />

deelverzameling van de grotere doelgroep, namelijk de groep die ingeschreven staat bij het UWV<br />

en geen uitkering ontvangt. Deze deelverzameling is relatief klein en is – doordat er de laatste jaren<br />

weinig actief beleid op deze groep is gericht – ook niet goed te analyseren.<br />

78 CBS (2010), ‘Geen kans of geen keuze? Een typologie van het arbeidspotentieel zonder inkomen’;<br />

RWI (2010), ‘Kansen bekeken. Vervolganalyse van het onbenut arbeidspotentieel onder nietuitkeringsgerechtigden<br />

in de krachtwijken’.<br />

79 RWI (2011), ‘<strong>Arbeidsmarkt</strong>analyse 2011’.<br />

80 CBS (2011), ‘Werknemers uit de Oost-Europese lidstaten van de EU naar nationaliteit (maatwerk-<br />

tabel)’.<br />

83


Voor een gebied als Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> geldt dit - door de oververtegenwoordiging<br />

aldaar van sectoren als land- en tuinbouw en logistiek/distributie – nog sterker. In de zomermaanden<br />

ligt het aantal arbeidsmigranten – zeker in agrarische gebieden – in verband<br />

met seizoensarbeid overigens beduidend hoger dan in de rest van het jaar.<br />

Al sinds medio jaren negentig komen met name Poolse arbeidsmigranten naar Noord- en<br />

Midden-<strong>Limburg</strong>. De verwachting was dat de Polen na de volledige opening van de Duitse<br />

grenzen voor werknemers uit de nieuwe EU-landen (per 1 mei 2011) Nederland massaal de<br />

rug zouden toekeren; de reistijd naar Duitsland is immers veel korter en de reiskosten<br />

daardoor aanzienlijk lager. Ook de verharding van het politieke klimaat onder het kabinet<br />

Rutte zou een dergelijk effect hebben. Zoals uit bovenstaande cijfers blijkt, blijven de<br />

Polen echter (komen). Van de 4.000 mensen die in Nederland werken voor OTTO Work Force<br />

in Venray 81 zijn er 3.000 afkomstig uit Polen en 1.000 uit Slowakije, Tsjechië en Hongarije.<br />

Gevraagd naar hun motivatie om niet naar Duitsland te gaan, werd als één van de redenen<br />

opgegeven: de bezetting in het verleden door Duitsland. De belangrijkste reden om<br />

naar Nederland te (blijven) komen, is echter dat men in Nederland meer betaald krijgt dan<br />

in Duitsland. 82 Voor Polen is verder de informele omgang binnen Nederlandse bedrijven<br />

aantrekkelijk; de cultuur in Duitsland is nog steeds hiërarchisch. Al met al verwacht OTTO<br />

dat in ieder geval de komende vijf tot tien jaar nog Polen naar West-Europa komen en<br />

daarbij ook nog vaak voor Nederland kiezen. 83 De verwachting is verder dat – als gevolg van<br />

de eurocrisis - de komende jaren ook steeds meer Zuid-Europese werknemers hun toevlucht<br />

in ons land zullen zoeken. 84<br />

Een specifieke groep van arbeidsmigranten vormen de hoogopgeleide kennismigranten.<br />

Sinds juni 2011 gelden verscherpte regels voor kennismigranten. De IND let er scherper op<br />

of het salaris (op papier) niet te hoog is in vergelijking met de voor de functie gebruikelijke<br />

lonen. Gevolg van de regeling is ook dat concerns het moeilijk hebben om tijdelijke krachten<br />

van elders uit hetzelfde concern naar Nederland te halen, omdat die toevallig een lager<br />

salaris hebben dan in de regelgeving voor kennismigranten is vastgesteld. 85 Verder verdwijnt<br />

de 30 procent-regeling voor kennismigranten: kennismigranten die in Nederland<br />

werken hoefden over de eerste 30 procent van hun inkomen geen belasting te betalen. Ook<br />

deze maatregel werkt negatief voor het (kunnen) aannemen van hoogopgeleide buitenlanders.<br />

4.3 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

Om een goed beeld te kunnen schetsen van de toekomstige aansluiting tussen onderwijs en<br />

arbeidsmarkt dient naast ontwikkelingen in de vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt<br />

(baanopeningen, zie paragraaf 3.3) ook het aanbod van nieuwkomers in kaart te worden<br />

gebracht. Dit gebeurt aan de hand van de arbeidsmarktinstroom. Daarmee wordt het aanbod<br />

van nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt bedoeld, zoals bepaald door de verwachte<br />

uitstroom van schoolverlaters uit het initiële dagonderwijs, het deeltijdonderwijs,<br />

het niet-reguliere voltijdonderwijs en de beroepsgerichte volwasseneneducatie. Onder<br />

81 OTTO Work Force – opgericht in 2000 - begon met de bemiddeling van Poolse uitzendkrachten met<br />

een Duits paspoort. Het is uitgegroeid tot een bedrijf dat in Europa tienduizend mensen aan het<br />

werk heeft. Anno 2011 is OTTO de grootste aanbieder van buitenlandse werknemers in Nederland.<br />

82 Daartegenover staat dat de kosten voor levensonderhoud in Duitsland lager zijn.<br />

83 Artikel ‘Goh, de Polen blijven nog’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 13 augustus 2011.<br />

84 Eind 2011 kende Spanje met een record van 22,9% de hoogste werkloosheid binnen de eurozone<br />

(internationale definitie). Van de Spaanse jongeren zocht bijna de helft (48,7%) een baan. Ter<br />

vergelijking: het gemiddelde voor de hele eurozone bedroeg 10,4% respectievelijk 21,3% en in Nederland<br />

waren de percentages 4,9% en 8,6%. In 2011 hebben 50.000 Spanjaarden hun land verlaten.<br />

De arbeidsmigratie is daarmee met 37 procent toegenomen. Zie: Artikel ‘De Spanjaarden komen’,<br />

OP: Nieuwsuur.nl, 11 januari <strong>2012</strong>; Artikel ‘Werklooshied in EU op record’, IN: De Volkskrant.nl.<br />

85 Artikel ‘Tekort vakmensen door regelgeving’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 1 september 2011.<br />

84


‘schoolverlaters’ vallen ook de afgestudeerden van het hoger onderwijs. Reeds werkenden<br />

zijn eveneens tot nieuw aanbod op de arbeidsmarkt te rekenen, wanneer zij een niveauverhogende<br />

of richtingveranderende opleiding voltooien.<br />

De in de komende jaren te verwachten arbeidsmarktinstroom wordt bepaald op basis van<br />

aantallen leerlingen en gediplomeerden. In deze paragraaf gaan we daarom eerst in op<br />

onderwijsdeelname MBO, voortijdig schoolverlaten, doorstroom van MBO-gediplomeerden<br />

naar een vervolgopleiding, onderwijsdeelname hoger onderwijs en toekomstige onderwijsdeelname<br />

naar onderwijsniveau. Daarna komt de instroom van nieuwkomers op de arbeidsmarkt<br />

aan de orde. We sluiten de paragraaf af met een uiteenzetting over de binding<br />

van de hoogopgeleide gediplomeerden aan de regio.<br />

4.3.1 Onderwijsdeelname MBO<br />

Kijken we naar het totaal aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige MBO-leerlingen - ongeacht de<br />

provincie waar ze hun opleiding volgen - dan is sprake van een stijgende trend. Volgens<br />

cijfers van Colo/SBB (gebaseerd op DUO/CFI) waren er in 2010/2011 in de arbeidsmarktregio’s<br />

Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> samen in totaal 35.387 MBO-leerlingen<br />

woonachtig tegenover 34.956 in 2009/2010 en 34.799 in 2008/2009.<br />

Tabel 4.4 In de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige<br />

MBO-leerlingen naar onderwijssector, 2008/2009 tot en met 2010/2011<br />

2008/09 2009/10 2010/11 Mutatie<br />

2009/10<br />

tov<br />

2008/09<br />

(in %)<br />

Mutatie<br />

2010/11<br />

tov<br />

2009/10<br />

(in %)<br />

Combinatie van sectoren 821 857 854 4,4% -0,4%<br />

Economie 11.110 11.180 11.119 0,6% -0,5%<br />

Groen 2.244 2.530 2.526 12,7% -0,2%<br />

Techniek 8.764 8.795 9.310 0,4% 5,9%<br />

Zorg en welzijn 11.860 11.594 11.578 -2,2% -0,1%<br />

Totaal 34.799 34.956 35.387 0,5% 1,2%<br />

Bron: Kubus MBO-inschrijvingen Colo/SBB (op basis van DUO/CFI); Etil/Research voor Beleid.<br />

Tabel 4.4 toont dat de stijging van het aantal in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige MBO-leerlingen in 2010/11 ten opzichte van het<br />

daaraan voorafgaande jaar voor rekening kwam van de onderwijssector techniek. De overige<br />

onderwijssectoren lieten een lichte daling zien.<br />

De top tien van clusters met de meeste MBO-leerlingen bestond in 2010/11 uit:<br />

1. Welzijn (5.580)<br />

2. Economisch administratief (3.516)<br />

3. Zorg (3.272)<br />

4. Installatie-, elektro- en metaaltechniek (2.905)<br />

5. Detailhandel Food/Non Food (1.892)<br />

6. Horeca (1.575)<br />

7. ICT (1.368)<br />

8. Groene ruimte (1.146)<br />

9. Procestechniek (1.131)<br />

10. Bouw en infra (1.060)<br />

85


Verder had ook de cluster Transport en logistiek meer dan duizend leerlingen (1.032). De<br />

overige clusters telden minder dan duizend deelnemers.<br />

Van de MBO-leerlingen volgde in 2010/11 23% een opleiding op niveau 2, 30% op niveau 3 en<br />

42% op niveau 4. De deelname op niveau 1 (dat geen startkwalificatie 86 oplevert) was met<br />

5% erg klein. Het aanbod aan MBO-opleidingen op niveau 1 in <strong>Limburg</strong> is ook beperkt.<br />

Van de in <strong>Limburg</strong> woonachtige MBO-leerlingen volgt een deel een opleiding buiten de provincie<br />

(in Eindhoven, Nijmegen of Helmond dan wel in Maaseik of Bree in België 87 ). tegelijkertijd<br />

zijn er ook MBO-leerlingen uit aangrenzende provincies en uit het buitenland die bij<br />

een van de <strong>Limburg</strong>se MBO-instellingen een opleiding volgen. 88 Per saldo zijn er meer <strong>Limburg</strong>se<br />

MBO-leerlingen die buiten <strong>Limburg</strong> studeren dan andersom. De publicatie MBO in<br />

Kaart 89 – die inzicht biedt in het totaal aantal <strong>Limburg</strong>se en niet-<strong>Limburg</strong>se leerlingen dat<br />

een opleiding volgt bij een van de MBO-instellingen in <strong>Limburg</strong> – laat een dalende trend van<br />

het aantal leerlingen zien. De conclusie is dan ook dat de afgelopen jaren het aantal <strong>Limburg</strong>se<br />

MBO-leerlingen dat buiten de provincie een MBO-opleiding volgt, is toegenomen.<br />

4.3.2 Voortijdig schoolverlaten<br />

Over een langere periode (2004/05-2009/10) beschouwd is in <strong>Limburg</strong> sprake van een daling<br />

van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv’ers). In het laatstgenoemde peiljaar is<br />

echter – tegen de landelijke trend in – een stijging te zien. Het aantal vsv’ers in de RMCregio’s<br />

Gewest <strong>Limburg</strong>-Noord en Gewest Zuid-<strong>Limburg</strong> bedraagt dat jaar 1.148 respectievelijk<br />

1.757 (4,3% respectievelijk 5,2% meer dan in 2008/09 tegenover landelijk een afname<br />

van ruim 4%). Het aandeel vsv’ers in het totaal aantal leerlingen/deelnemers is in 2009/10<br />

in <strong>Limburg</strong>-Noord gelijk aan het landelijk gemiddelde (3,0 procent) en ligt in Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

daarboven (4,0 procent). 90 Naar verhouding kennen de grote <strong>Limburg</strong>se gemeenten – met<br />

Maastricht aan kop – de meeste vsv’ers. Maasbree, Simpelveld en Mook en Middelaar hebben<br />

het laagste percentage vsv’ers. 91<br />

4.3.3 Doorstroom naar vervolgopleiding<br />

Niet alle MBO-gediplomeerden betreden direct de arbeidsmarkt. Een deel van hen stroomt<br />

door naar een vervolgopleiding. Tabel 4.5 geeft de doorstroomroute van MBOgediplomeerden<br />

weer voor de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong>.<br />

86<br />

Het bezit van een startkwalificatie houdt in dat iemand ten minste een afgeronde HAVO- of VWOopleiding,<br />

een basisberoepsopleiding (MBO niveau 2) of een oude opleiding van vergelijkbaar niveau<br />

heeft.<br />

87<br />

Het betreft in België zesjarige opleidingen die min of meer overeenkomen met een combinatie<br />

van VMBO en MBO. Met name vanuit Weert en Echt volgen de nodige <strong>Limburg</strong>se leerlingen hier een<br />

opleiding. Vaak is de strakkere discipline in het Belgisch onderwijs voor ouders reden om hun<br />

kind(eren) daar een opleiding te laten volgen.<br />

88<br />

Zo loopt de deelname van Duitse studenten in Venlo op; het zou al om enkele honderden gaan.<br />

89<br />

MBO-instellingen in <strong>Limburg</strong> (2011), ‘MBO in Kaart. Een actuele kaart van het middelbaar beroepsonderwijs<br />

in <strong>Limburg</strong>’.<br />

90<br />

Vsvverkenner.nl. Het betreft hier cijfers van DUO. Bij de cijfers voor <strong>Limburg</strong> past de kanttekening<br />

dat ook jongeren die met hun ouders naar België verhuizen en daar verder gaan met hun opleiding<br />

in de statistieken van DUO worden opgetekend als voortijdig schoolverlater.<br />

91<br />

CBS (2011), ‘Regionaal beeld van de jeugd 2011’.<br />

86


Tabel 4.5 Doorstroomroute van MBO-gediplomeerden van het studiejaar 2009-2010, situatie<br />

2010-2011 naar onderwijssector, %<br />

Gediplomeerden<br />

Doorstroom<br />

binnen MBO<br />

Doorstroom<br />

naar HBO<br />

(incl. AD)<br />

Beschikbaar<br />

voor arbeidsmarkt<br />

Absoluut % % %<br />

Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />

Groen 506 25 7 67<br />

Techniek 1.543 31 13 56<br />

Economie 2.234 38 15 47<br />

Zorg en welzijn 1.685 19 12 69<br />

AKA 194 37 0 63<br />

Totaal 6.162 29 12 58<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

Groen 263 36 7 57<br />

Techniek 1.444 29 12 60<br />

Economie 2.102 29 17 54<br />

Zorg en welzijn 1.756 14 13 73<br />

AKA 304 52 0 48<br />

Totaal 5.869 25 13 61<br />

Bron: UWV (2011), ‘Basiscijfers Jeugd Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>’ (juni 2011); UWV (2010), ‘Basiscijfers<br />

Jeugd Zuid-<strong>Limburg</strong>’ (juni 2011); bewerking Etil/Research voor Beleid.<br />

Van het totaal aantal MBO-gediplomeerden in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> in het schooljaar<br />

2009-2010 kwam ruim de helft (58%) beschikbaar voor de arbeidsmarkt, 29% is een vervolgopleiding<br />

binnen het MBO gaan volgen en 12% stroomde door naar het HBO. Voor Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong> bedragen deze percentages respectievelijk 61%, 25% en 13%. Naar verhouding gingen<br />

in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> dus iets meer MBO-gediplomeerden een vervolgopleiding<br />

volgen dan in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />

Er zijn verschillen tussen onderwijssectoren. In beide regio’s is in de sectoren Techniek en<br />

Economie en voor de niet onder een bepaalde sector onder te brengen assistentenopleiding<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>gekwalifceerde Assistent (AKA) relatief vaak sprake van doorstroom binnen<br />

het MBO. In Noord-en Midden-<strong>Limburg</strong> geldt dat ook voor Groen. Doorstroom naar het HBO<br />

komt bij MBO-gediplomeerden verhoudingsgewijs minder vaak voor in de sector Groen dan<br />

bij gediplomeerden in de andere sectoren. De dichtstbijzijnde HBO-instelling voor groen<br />

onderwijs is op dit momnet de HAS in Den Bosch. 92 Deze heeft aangegeven zich vanaf 2013<br />

ook in Venlo te willen vestigen en daar binnen vijf tot zes jaar naar duizenden studenten te<br />

willen groeien (onder meer door het aanboren van de Duitse markt van studenten). De<br />

aanwezigheid van een vestiging van de HAS zal in de toekomst de doorstroom van <strong>Limburg</strong>se<br />

MBO-gediplomeerden naar het groene HBO zeer waarschijnlijk vergroten.<br />

Vergeleken met een jaar eerder is het percentage MBO-gediplomeerden dat niet verder<br />

studeert hoger, zowel in de regio Midden- en Noord-<strong>Limburg</strong> (51% tegenover 58%) als in<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> (57% tegenover 61%).<br />

4.3.4 Onderwijsdeelname hoger onderwijs<br />

92 Sinds kort is het al wel mogelijk bij de vestiging van Fontys in Greenport Venlo een HBObacheloropleiding<br />

Food & Flower Management (gericht op agromarketing en agrologistiek) te volgen<br />

Greenport. Venlo kent ook een nevenvestiging van Maastricht University. Daar zijn in september<br />

2009 de masteropleidingen Global Supply Chain Management and Change (eenjarig) en Health<br />

Food Innovation Management (tweejarig) van start gegaan.<br />

87


Het hoger onderwijs in <strong>Limburg</strong> bestaat uit vier grote instellingen: Maastricht University,<br />

Open Universiteit, Hogeschool Zuyd en Fontys Hogescholen. 93 De vier <strong>Limburg</strong>se instellingen<br />

voor hoger onderwijs vullen elkaar aan 94 en vormen samen een krachtige kennispartner voor<br />

bedrijven en overheid, die het voortouw neemt bij de verdere ontwikkeling van <strong>Limburg</strong> tot<br />

een belangrijke kennisregio in Nederland. Het hoger onderwijs gebruikt daarbij haar kracht<br />

vanuit vier concentraties van hoger onderwijs- en onderzoeksactiviteiten: Maastricht, Venlo,<br />

Sittard-Geleen en Heerlen/Aken (Avantis). 95<br />

In het studiejaar 2010/11 waren er in <strong>Limburg</strong> volgens cijfers van het CBS in totaal 23.993<br />

HBO-studenten en 12.222 WO-studenten woonachtig. Een jaar eerder waren dat er 23.246<br />

en 12.471. Dat komt neer op een stijging van 3,2% respectievelijk een daling van -2,0%. 96<br />

Deze cijfers hebben betrekking op het bekostigd onderwijs en inwoners van <strong>Limburg</strong>, ongeacht<br />

waar zij dit onderwijs volgen. Het totaal aantal ingeschreven (binnen- en buitenlandse)<br />

studenten van de Maastricht University bedroeg in het studiejaar 2010/2011 14.497<br />

(5,5% meer dan de 13.744 een jaar eerder). De drie belangrijkste faculteiten waren Medicijnen,<br />

Economie en Rechten (respectievelijk 4.084, 3.945 en 2.324 ingeschreven studenten).<br />

97 Gezien de daling van het aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige WO-studenten is de toename<br />

van het studentenaantal van de Maastricht University vooral te verklaren door de toename<br />

van het aantal buitenlandse studenten.<br />

Het aantal buitenlandse studenten in het Nederlandse hoger onderwijs neemt elk jaar toe.<br />

In het studiejaar 2009/2010 stonden er volgens het CBS 47 duizend buitenlandse studenten<br />

ingeschreven in het hoger onderwijs in Nederland. Vergeleken met het studiejaar<br />

2004/2005 is dat een toename van ongeveer 28 duizend studenten (bijna 70 procent). Het<br />

CBS geeft aan dat de stijging vooral voor rekening komt van Duitse studenten, maar ook van<br />

studenten uit China, België, Indonesië en Bulgarije. <strong>Limburg</strong> heeft een grote bijdrage in de<br />

toename van het aantal buitenlandse studenten gezien het feit dat de meest internationale<br />

hogescholen en universiteiten in deze provincie liggen, namelijk de Maastricht University,<br />

de Hogeschool Zuyd en de Fontys-vestiging in Venlo.<br />

Maastricht University (veel Duitsers, verder de nodige Belgen maar ook Aziaten) en Fontys<br />

Hogescholen (met name Duitsers) voeren de top tien aan van ho-instellingen in ons land<br />

met de meeste buitenlandse studenten (in 2011 6.083 respectievelijk 3.628). Beide instellingen<br />

hebben een sterk internationaal karakter en werven actief buitenlandse studenten. 98<br />

Op de afdelingen van de Fontys Hogeschool in Venlo zijn Nederlanders zelfs in de minderheid:<br />

van de 3.200 studenten daar komen er 2.200 uit Duitsland. Duitsers voelen zich thuis<br />

in het Nederlandse onderwijs; het is vrijer, kleinschaliger en praktijkgerichter dan in het<br />

eigen land. De docenten zijn bovendien goed benaderbaar. De onderwijsinstellingen in de<br />

grensstreek zijn ook erg blij met de flinke stroom Duitse studenten. Duitse studenten zijn<br />

in het algemeen erg gemotiveerd. 99 Probleem vanuit <strong>Limburg</strong>s en Nederlands perspectief is<br />

dat de buitenlandse studenten na afronding van hun opleiding de provincie en het land<br />

weer verlaten (zie ook paragraaf 4.3.7).<br />

93<br />

Daarnaast leveren de privaat gefinancierde instellingen ECDPM, EIPA en MSM een eigen waardevolle<br />

bijdrage aan het hoger onderwijs in <strong>Limburg</strong>.<br />

94<br />

De inzet van de expertise van de vier instellingen naast elkaar vergroot de gezamenlijke toegevoegde<br />

waarde. Zo biedt de Maastricht University probleemgestuurd onderwijs en hoogwaardig<br />

onderzoek, de Open Universiteit open en flexibel hoger afstandsonderwijs en de hogescholen<br />

praktijkgericht onderwijs en onderzoek.<br />

95<br />

Provincie <strong>Limburg</strong> (s.a.), ‘Versnelling en versterking. Position paper hoger onderwijs <strong>Limburg</strong>’.<br />

96<br />

CBS Statline.<br />

97<br />

Maastrichtuniversity.nl.<br />

98<br />

Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek in Venlo biedt zelfs aparte Duitse opleidingen aan (in het<br />

Duits door Duitse docenten gericht op de Duitse arbeidsmarkt). Zie ook: Artikel ‘Nederland profiteert<br />

niet van buitenlandse student’, IN: De Volkskrant, 23 december 2011.<br />

99<br />

Artikel ‘We willen graag meer Duitsers’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 14 april 2011.<br />

88


Er heeft een uitbreiding en verbreding plaats van het aanbod van hoger onderwijs in <strong>Limburg</strong>.<br />

Te wijzen is onder meer op de volgende ontwikkelingen:<br />

Medio 2011 heeft het ministerie van OCW groen licht heeft gegeven voor het Science<br />

College, als onderdeel van het University College Maastricht. Het is geen klassieke studie<br />

natuurkunde, scheikunde of biologie, maar een brede opleiding (op bachelorniveau)<br />

waarbij de studenten in hoge mate hun eigen programma kunnen samenstellen. De opleiding<br />

is in september 2011 van start gegaan. Vooralsnog komt de overgrote meerderheid<br />

van de studenten uit het buitenland. 100<br />

Verder is Maastricht University op zoek naar een nieuwe vestiging in Venlo, omdat de<br />

huidige locatie bij Fontys in Venlo te klein is. Zoals hierboven reeds vermeld, is de HAS<br />

Den Bosch van plan in Venlo een vestiging te openen. Venlo ontwikkelt zich zo steeds<br />

meer tot een echte studentenstad. 101 Daarbij past weer de kanttekening dat het hoger<br />

onderwijs in Venlo niet alleen de <strong>Limburg</strong>se/Nederlandse maar ook – en in toenemende<br />

mate - de Duitse studentenmarkt bedient.<br />

4.3.5 Toekomstige onderwijsdeelname<br />

Mede op basis van de Referentieraming 2011 van het ministerie van OCW is het volgende<br />

(landelijke) toekomstbeeld van de onderwijsdeelname te schetsen:<br />

Het primair onderwijs is in de jaren negentig sterk gegroeid, maar in het recente verleden<br />

vrijwel constant gebleven. In de komende jaren gaat het aantal leerlingen landelijk<br />

geleidelijk dalen vanwege de sinds 2000 in gang gezette geboortedaling.<br />

<strong>Limburg</strong> loopt in dezen voorop; hier is al sinds 1998 sprake van een structurele daling<br />

van het aantal leerlingen in het primair onderwijs. 102 Deze daling zet de komende verder<br />

door. Zo houdt het schoolbestuur van Movare in Kerkrade – dat 58 basisscholen in met<br />

name Parkstad telt – bij de toekomstscenario’s rekening met een jaarlijkse afname van<br />

het aantal kinderen met 2,5%. Sinds 2003 zijn er in Parkstad al veertien scholen gefuseerd.<br />

103 In negen gevallen ging Movare over tot sluiting van schoolgebouwen (veelal dependances).<br />

Onderwijsstichting Innovo (met scholen in Heerlen, maar vooral in Heuvelland)<br />

is pas in 2011 begonnen met fusies en schoolsluitingen. Innovo rekent met een<br />

jaarlijkse teruggang van 3,3%, een hoger percentage dan Movare vanwege de sterkere<br />

vergrijzing op het platteland. 104<br />

Het voortgezet onderwijs zal de komende jaren landelijk nog licht groeien, maar vanaf<br />

<strong>2016</strong> zal het in navolging van het primair onderwijs (met circa 6 jaar vertraging) gaan<br />

dalen.<br />

<strong>Limburg</strong> is weer een voorloper; het voortgezet onderwijs krimpt hier al sinds 2005, zij<br />

het nog slechts licht. Deze krimp zet de komende jaren in versterkte mate door. 105<br />

Voor het middelbaar beroepsonderwijs wordt de komende jaren een daling verwacht, als<br />

gevolg van het voortdurend dalende aandeel van VMBO binnen het voortgezet onderwijs.<br />

Het hoger onderwijs is in de afgelopen 10 jaar sterk gegroeid. De verwachting is dat de<br />

studentenaantallen nog tot 2025 aanzienlijk toenemen. In alle onderscheiden HBO- en<br />

WO-onderwijssectoren wordt - in meer of mindere mate - groei verwacht. Absoluut gezien<br />

is de grootste landelijke groei van het aantal HBO-studenten tussen 2010 en 2020 te<br />

verwachten in de sector Economie (landelijk 26.600), op afstand gevolgd door de secto-<br />

100<br />

Artikel ‘Science College will go ahead’, OP: Observantonline.nl, 23 juni 2011.<br />

101<br />

Artikel ‘Universiteit Twente wil vestiging in Venlo’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 11 november 2011.<br />

102<br />

APE (2008), ‘Demografische voorsprong: Kwaliteitsslag onderwijs’.<br />

103<br />

In de ongeveer de helft van de gevallen leidde dat bovendien tot de vorming van een brede<br />

school.<br />

104<br />

Artikel ‘Parkstad heeft al veertien fusies en negen schoolsluitingen achter de rug’, IN: De <strong>Limburg</strong>er,<br />

23 augustus 2011.<br />

105<br />

APE (2008), ‘Demografische voorsprong: Kwaliteitsslag onderwijs’.<br />

89


90<br />

ren Gedrag & Maatschappij (12.600) en Techniek (11.500). Op WO-niveau spannen Gedrag<br />

& Maatschappij (13.900) en Economie (12.600) de kroon. 106<br />

4.3.6 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

<strong>RAIL</strong> berekent de arbeidsmarktinstroom in (de deelgebieden van) <strong>Limburg</strong> aan de hand van<br />

gegevens van Colo/SBB over leerlingen en gediplomeerden naar woonplaats (gebaseerd op<br />

DUO/CFI-cijfers), de huidige werkgelegenheidsstructuur (VRL) en de landelijke randtotalen<br />

van de arbeidsmarktinstroom volgens ROA. Er wordt zes jaar vooruitgekeken (2011-<strong>2016</strong>).<br />

Totale arbeidsmarktinstroom<br />

Tabel 4.6 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<br />

<strong>2016</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />

Arbeidsplaatsen<br />

2010<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

Totaal<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

Totaal %<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

Gem. jaarlijks %<br />

Nederland 8.033.520 1.876.950 23,4 3,6<br />

<strong>Limburg</strong> 525.790 108.460 20,6 3,2<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> 139.710 29.370 21,0 3,2<br />

Midden-<strong>Limburg</strong> 108.400 22.440 20,7 3,2<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> 277.670 56.650 20,4 3,1<br />

Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />

Landelijk bedraagt de totale arbeidsmarktinstroom in de periode 2011-<strong>2016</strong> jaarlijks gemiddeld<br />

3,6% van de werkgelegenheid in het basisjaar 2010. In <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />

is dit percentage lager (om en nabij de 3,2%). Absoluut gezien gaat het in <strong>Limburg</strong><br />

in de beschouwde periode om in totaal 108.460 personen, waarvan 29.370 in Noord-<br />

<strong>Limburg</strong>, 22.440 in Midden- en 56.650 in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom op lager en middelbaar opleidingsniveau<br />

De arbeidsmarkt voor lager en middelbaar opgeleiden is in het algemeen regionaal.<br />

Tabel 4.7 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom (AMI) voor lagere en middelbare opleidingen in Nederland<br />

en <strong>Limburg</strong>, 2011-<strong>2016</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />

Opleidingstype Aantal AMI %<br />

WP<br />

Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Gem.<br />

Jaarlijks<br />

%<br />

Aantal AMI %<br />

WP<br />

Gem.<br />

Jaarlijks<br />

%<br />

Basisonderwijs 177.000 44,9 6,4 12.400 42,2 6,0<br />

VMBO Tl 59.800 11,1 1,8 3.700 10,0 1,6<br />

VMBO Groen 23.100 35,3 5,2 1.300 28,4 4,3<br />

VMBO Techniek 54.400 11,1 1,8 3.400 9,2 1,5<br />

VMBO Economie 46.100 29,1 4,3 2.900 25,2 3,8<br />

VMBO Verzorging 38.300 19,7 3,0 3.000 16,3 2,5<br />

HAVO/VWO 202.900 30,4 4,5 9.800 27,2 4,1<br />

MBO Groen 28.100 16,8 2,6 2.000 18,2 2,8<br />

106 Ministerie van OCW (2011), ‘Referentieraming 2011’.


MBO Techniek 181.300 20,4 3,1 13.100 21,3 3,3<br />

MBO Sociaal-cultureel 185.700 34,0 5,0 9.600 22,6 3,5<br />

MBO Gezondheidszorg 57.300 25,2 3,8 5.200 31,3 4,6<br />

MBO Economie 231.300 26,4 4,0 13.100 22,1 3,4<br />

Totaal lager en middelbaar* 1.305.400 24,6 3,7 80.300 21,6 3,3<br />

* inclusief overig<br />

Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />

De totale arbeidsmarktinstroom op lager en middelbaar opleidingsniveau bedraagt in <strong>Limburg</strong><br />

in de komende zes jaar 80.300. Dat komt neer op in totaal 21,6% procent van de werkgelegenheid<br />

in 2010 (en jaarlijks gemiddeld 3,3 procent). Het totaal aantal baanopeningen<br />

voor de lagere en middelbare opleidingstypen wordt voor dezelfde periode geschat op<br />

107.000 (zie paragraaf 3.3). Dat betekent dat de nieuwe instroom slechts 75% van de ontstane<br />

baanopeningen op lager en middelbaar niveau kan opvullen.<br />

Van de 80.300 <strong>Limburg</strong>se schoolverlaters op de lagere en middelbare opleidingsniveaus die<br />

in de jaren 2011-<strong>2016</strong> de arbeidsmarkt betreden, hebben er 43.000 een MBO-diploma,<br />

9.800 een HAVO/VWO-diploma, 14.000 een VMBO-diploma en zijn er 12.400 ongeschoold.<br />

Bijlage 4 bevat een verdere uitsplitsing van de arbeidsmarktinstroom op MBO-niveau naar<br />

opleidingsrichting in <strong>Limburg</strong>.<br />

ROA typeert de arbeidsmarktinstroom aan de onderkant van de arbeidsmarkt landelijk verder<br />

als volgt:<br />

Op VMBO-niveau is naar verhouding weinig arbeidsmarktinstroom omdat de meeste<br />

jongeren doorstromen naar het MBO (met name is dat het geval voor VMBO tl en techniek<br />

en verzorging). Daarnaast is er de laatste jaren sprake van een afname van het<br />

aantal voortijdig schoolverlaters en zijn er steeds minder jongeren die een VMBOopleiding<br />

volgen. De VMBO’ers die wel gaan werken combineren vaak werken en leren<br />

in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) van het MBO, waardoor bij het behalen van<br />

het MBO-diploma vervangingsvraag ontstaat naar VMBO’ers. Dit kan zich manifesteren<br />

in de vraag naar leerlingen in BBL-trajecten (beroepsbegeleidende leerweg) bij bedrijven<br />

en instellingen.<br />

Ook voor ongeschoolden en HAVO/VWO’ers bestaat een dergelijk ‘doorleereffect’. Bij<br />

de ongeschoolden gaat het vaak om ‘drop-outs’ van het VMBO. De groep bestaat deels<br />

uit jongeren met persoonlijke problemen (zoals gedragsmoeilijkheden, gezondheidsklachten<br />

of een handicap) en deels uit jongeren die op een later tijdstip alsnog een<br />

VMBO- of MBO-opleiding (vaak op niveau 1) afronden. Bij HAVO/VWO’ers betreft het<br />

studenten die niet meteen beginnen met een hogere opleiding maar eerst gaan werken,<br />

of na enige maanden stoppen met de opleiding en gaan werken. Op beide niveaus ontstaat<br />

er vervangingsvraag als de VMBO-opleiding wordt afgesloten c.q. men uittreedt<br />

van de arbeidsmarkt om een HBO- of WO-opleiding te gaan volgen. 107<br />

Ook is aan de onderkant van de arbeidsmarkt de nodige dynamiek door “groenpluk” van<br />

MBO’ers (die later weer hun studie oppikken), de instroom van herintreders, laagopgeleide<br />

arbeidsmigranten, het invullen van banen door werknemers met een middelbare opleiding<br />

et cetera. Al deze stromen hebben eveneens invloed op de vervangingsvraag.<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom op hoger en wetenschappelijk opleidingsniveau (landelijk)<br />

Hoger en met name wetenschappelijk opgeleiden hebben een grotere actieradius dan lager<br />

en middelbaar opgeleiden. Voor hen is veelal sprake van een landelijke arbeidsmarkt.<br />

107 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />

91


Tabel 4.8 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom (AMI) voor hogere en wetenschappelijke opleidingen in<br />

Nederland, 2011-<strong>2016</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />

92<br />

Nederland<br />

Opleidingstype Aantal AMI % WP Gem. Jaarlijks %<br />

HBO onderwijs 47.600 13,9 2,2<br />

HBO sociaal cultureel 82.700 26,0 3,9<br />

HBO groen 5.300 13,1 2,1<br />

HBO techniek 54.400 18,0 2,8<br />

HBO paramedisch 43.100 19,2 3,0<br />

HBO economie 105.600 23,0 3,5<br />

WO letteren en sociaal-cultureel 67.900 21,8 3,3<br />

WO groen 3.400 20,1 3,1<br />

WO techniek 33.100 18,9 2,9<br />

WO medisch 33.900 29,1 4,3<br />

WO economie en recht 81.500 28,2 4,2<br />

Totaal hoger en wetenschappelijk 570.800 21,6 3,3<br />

* inclusief overig<br />

Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />

De totale arbeidsmarktinstroom op hoger en wetenschappelijk opleidingsniveau in de komende<br />

zes jaar wordt landelijk geschat op 570.800. Dat komt neer op in totaal 21,6% procent<br />

van de werkgelegenheid in 2010 (en jaarlijks gemiddeld 3,3 procent). Het aantal<br />

baanopeningen voor de hogere en wetenschappelijke opleidingstypen wordt voor dezelfde<br />

periode geschat op 666.800. Dat betekent dat de nieuwe instroom slechts 86% van de ontstane<br />

baanopeningen op hoger en wetenschappelijk niveau kan opvullen.<br />

4.3.7 Binding hoogopgeleide gediplomeerden aan regio<br />

Volgens het onderzoek Brain drain of brain gain? Hoger opgeleiden in grote steden in Nederland<br />

blijven in de HBO-/WO-studiesteden meer academici en hoogopgeleide jongeren<br />

‘hangen’ dan er vertrekken. Zo geldt voor Maastricht dat 4% van de WO-afgestudeerden op<br />

zestienjarige leeftijd in de stad woonde, na afloop van de studie is dat opgelopen naar 17%.<br />

Ook HBO’ers blijven in Maastricht hangen: 14% procent woonde op zestienjarige leeftijd in<br />

de stad, na de studie is dat 18%. Dit gaat wel ten koste van andere gemeenten in het betreffende<br />

landsdeel: de stad wint en de regio verliest. 108 Van een ‘brain drain’ van in <strong>Limburg</strong><br />

afgestudeerde HBO-/WO-afgestudeerden van Nederlandse afkomst is volgens betreffend<br />

onderzoek dus geen sprake. Het onderzoek belicht echter niet de HAVO/VWOgediplomeerden<br />

die <strong>Limburg</strong> verlaten om elders een HBO-/WO-opleiding te gaan volgen (en<br />

waarvan een deel na afloop van de studie niet terugkeert naar <strong>Limburg</strong>).<br />

Veel moeilijker is het buitenlandse HBO-/WO-studenten voor Nederland te behouden. Over<br />

het algemeen raakt deze groep weinig met ons land verbonden. Veruit de meeste van hen<br />

verlaten direct na hun studie Nederland weer. Uit cijfers van Maastricht University blijkt<br />

dat slechts één op de vijf buitenlandse studenten nog een tijd in Nederland blijft werken;<br />

van de Duitse studenten is dat er maar één op de tien. Ook van de buitenlandse (veelal<br />

108 NICIS (2011), ‘Brain drain of brain gain? Hoger opgeleiden in grote steden in Nederland’; Artikel<br />

‘Stad weet hoogopgeleiden te binden’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 24 februari 2011. Op dit moment loopt<br />

een tweede onderzoek naar brain drain.


Duitse) afgestudeerden aan Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek in Venlo blijven er<br />

maar weinig hangen. De Duitse afgestudeerden van deze hogeschool zijn in eigen land erg<br />

gewild, omdat ze beroepsgerichter zijn opgeleid dan in Duitsland. Een betere integratie van<br />

buitenlandse studenten tijdens de studie draagt bij aan hun binding met Nederland, ook in<br />

de periode na afronding van de studie. Op die manier is meer voordeel te halen uit het<br />

verblijf van buitenlandse studenten aan de Nederlandse onderwijsinstellingen. 109<br />

4.4 Pendel<br />

Uit door Etil uitgevoerd pendelonderzoek blijkt dat in 2010 dagelijks meer <strong>Limburg</strong>ers buiten<br />

de provincie werken (namelijk 59.700) dan er mensen van elders naar <strong>Limburg</strong> komen<br />

om te werken (40.200). Er is dus sprake van een negatief pendelsaldo van –19.500, oftewel<br />

4% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>. In 2005 was dit nog -16.800<br />

(-3,5%). De oorzaak hiervan is te vinden in het negatieve pendelsaldo met de rest van Nederland<br />

(-34.400 personen). <strong>Limburg</strong> heeft met alle provincies een negatief pendelsaldo.<br />

Dit negatieve binnenlandse pendelsaldo wordt slecht gedeeltelijk gecompenseerd door door<br />

een positief pendelsaldo met de buurlanden België (+12.400) en Duitsland (+2.500). Binnen<br />

<strong>Limburg</strong> kent de Westelijke Mijnstreek vanuit de andere regio’s het grootste positieve pendelsaldo<br />

en Parkstad <strong>Limburg</strong> het grootste negatieve pendelsaldo. 110<br />

Als gevolg van de geografische ligging is grenspendel in <strong>Limburg</strong> een relatief veel voorkomend<br />

fenomeen. Vooral in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> werken veel Duitsers. Vermoedelijk is<br />

het Duitse arbeidsaanbod wel afgenomen als gevolg van de snel dalende werkloosheid in<br />

Duitsland. 111 Bovendien bestaat ook in Nordrhein-Westfalen een grote (en toenemende)<br />

behoefte aan gekwalificeerd (technisch) personeel. Verder bezuinigt het ministerie van<br />

SZW op de Bureaus Belgische en Duitse Zaken. Het spreekuur en de persoonlijke dienstverlening<br />

via telefoon en e-mail worden vervangen door een website. Dat betekent dat grensarbeiders<br />

binnenkort geen persoonlijke hulp meer krijgen bij vragen over verzekeringen,<br />

belastingen, pensioenen of sociale regelgeving. De Provincie <strong>Limburg</strong> denkt dat door de<br />

ingreep de problemen bij grensoverschrijdend werken, wonen en studeren toenemen. Dat<br />

remt de ontplooiing van burgers en de economische ontwikkeling in <strong>Limburg</strong>. 112<br />

4.5 Resumé<br />

Beroepsbevolking<br />

In 2010 telt de potentiële beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> 749.200 personen. Voor de periode<br />

2010-<strong>2016</strong> wordt – met name door de vergrijzing en ontgroening – een daling verwacht<br />

van in totaal 4,6%. Dat is substantieel meer dan de landelijke daling van 0,4%.<br />

De bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong> bedraagt in 2010 67% (tegenover 70% landelijk)<br />

en neemt nog steeds toe (zij het minder sterk dan in het verleden). Deze trend zet in de<br />

periode 2010-<strong>2016</strong> door. De stijging komt vooral voor rekening van vrouwen en ouderen.<br />

Het aandeel werknemers dat doorwerkt tot (na) hun 65 ste neemt toe.<br />

De ontwikkeling van de beroepsbevolking is de resultante van de ontwikkeling van de<br />

potentiële beroepsbevolking en de participatiegraad. In 2010 bedraagt de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking<br />

503.200 personen. Voor de jaren 2010-<strong>2016</strong> wordt een lichte daling verwacht<br />

van in totaal 0,5%, bij een landelijke stijging van 3,5%.<br />

De beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> is relatief sterk vergrijsd. Het opleidingsniveau neemt<br />

weliswaar toe, maar blijft nog steeds achter bij het landelijk gemiddelde. Tussen het<br />

109<br />

Artikel ‘Nederland profiteert niet van buitenlandse student’, IN: De Volkskrant, 23 december<br />

2011.<br />

110<br />

Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong>se pendel 2010. Pendelstromen op provinciaal en gemeentelijk<br />

niveau’.<br />

111<br />

Artikel ‘Goh, de Polen blijven nog’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 13 augustus 2011.<br />

112<br />

Artikel ‘Kamp schrapt hulp pendelaar’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 27 april 2011.<br />

93


94<br />

opleidingsniveau van de beroepsbevolking en het door werkgevers gevraagde opleidingsniveau<br />

bestaat een mismatch.<br />

Reserves<br />

Wat de ontwikkeling van het aantal uitkeringsgerechtigden (WW, algemene bijstand en<br />

arbeidsongeschiktheid) betreft, volgt <strong>Limburg</strong> de landelijke trends. Als gevolg van de<br />

hogere werkloosheid ligt het aantal WW-uitkeringen hier wel op een hoger niveau dan<br />

landelijk. Een verdieping van de eurocrisis zal leiden tot een (verdere) toename van het<br />

aantal WW- en algemene bijstandsuitkeringen. Nieuwe wet- en regelgeving (WWNV en<br />

mogelijke wijzigingen in de WW) juist tot een afname.<br />

De groep niet-uitkeringsgerechtigden vormt ook voor <strong>Limburg</strong> een substantieel arbeidspotentieel.<br />

Dat geldt eveneens voor (tijdelijke) arbeidsmigranten, met name afkomstig<br />

uit Midden- en Oost-Europese landen. De verwachting dat de Polen na openstelling van<br />

de Duitse grenzen Nederland massaal de rug zouden toekeren, is vooralsnog niet uitgekomen.<br />

Als gevolg van de eurocrisis zoeken ook steeds meer Zuid-Europeanen (met name<br />

Spanjaarden) hier hun heil. Deels gaat het bij de laatste groep ook om hoger opgeleiden.<br />

Daarnaast zijn er in <strong>Limburg</strong> de nodige Aziatische kennismigranten. De wet- en regelgeving<br />

ten aanzien van kennismigratie is aangescherpt; dit vormt een belemmering voor de<br />

inzet van kennismigranten.<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

Het aantal in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige<br />

MBO-leerlingen is in 2010/2011 met 1,2% gestegen ten opzichte van het daaraan<br />

voorafgaande jaar. De stijging kwam voor rekening van de onderwijssector techniek; de<br />

overige onderwijssectoren lieten een lichte daling zien. De top vijf van MBO-clusters met<br />

de meeste leerlingen bestaat uit Welzijn, Economisch-administratief, Zorg, Installatie-,<br />

elektro- en metaaltechniek en Detailhandel. Het leeuwendeel van de <strong>Limburg</strong>se MBOleerlingen<br />

volgt een opleiding op niveau 3 of 4.<br />

Over een langere periode beschouwd, is in <strong>Limburg</strong> sprake van een daling van het aantal<br />

nieuwe voortijdig schoolverlaters. In het laatste peiljaar (2009/2010) is – tegen de landelijke<br />

trend in – echter weer een stijging te zien.<br />

Van het totaal aantal MBO-gediplomeerden in <strong>Limburg</strong> in het schooljaar 2009-2010 kwam<br />

om en nabij 60% beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De rest ging een vervolgopleiding<br />

doen in het MBO of stroomde door naar het HBO. Vergeleken met de lichting gediplomeerden<br />

van een jaar daalde de doorstroom naar het HBO.<br />

Ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar laat het aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige<br />

HBO-studenten in 2010/2011 een stijging en het aantal WO-studenten een daling zien.<br />

De <strong>Limburg</strong>se instellingen voor hoger onderwijs kennen naar verhouding veel buitenlandse<br />

studenten (vooral Duitsers en Belgen maar ook veel Aziaten).<br />

De arbeidsmarktinstroom (het aanbod van nieuwe arbeidskrachten vanuit het onderwijs)<br />

bedraagt op alle onderwijsniveaus samen in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting<br />

108.500 personen.<br />

Veel van de buitenlandse afgestudeerden verlaten na afronding van de studie <strong>Limburg</strong> en<br />

Nederland weer. Van een ‘brain drain’ van Nederlandse afgestudeerden uit <strong>Limburg</strong> lijkt<br />

geen sprake.<br />

Pendel<br />

Het aantal inwoners van <strong>Limburg</strong> dat buiten de provincie werkt, bedroeg in 2010 59.700<br />

personen. Daar stond een inkomende pendel van 40.200 personen tegenover, die niet in<br />

<strong>Limburg</strong> wonen maar er wel werken. Dit leverde <strong>Limburg</strong> in 2010 een negatief pendelsaldo<br />

van -19.500 personen op, circa 4% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>.<br />

De oorzaak is het negatieve pendelsaldo met de rest van Nederland (-34.400 personen),<br />

dat slechts gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een positief pendelsaldo met<br />

België (+12.400) en Duitsland (+2.500).<br />

Vermoedelijk is het Duitse arbeidsaanbod afgenomen als gevolg van de snel dalende<br />

werkloosheid in Duitsland. Belemmerende factor voor grensoverschrijdende arbeid vormen<br />

ook de bezuinigingen door de Nederlandse overheid op de Bureaus Belgische en<br />

Duitse Zaken.


5 Confrontatie van vraag en aanbod<br />

De vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten treffen elkaar op de arbeidsmarkt. Vaak<br />

sluiten in de praktijk vraag en aanbod op (segmenten van) de arbeidsmarkt niet precies op<br />

elkaar aan, waardoor discrepanties ontstaan. Dit hoofdstuk gaat dieper in op dergelijke<br />

arbeidsmarktdiscrepanties.<br />

Eerst komen de knelpunten aan de vraagzijde (moeilijk vervulbare vacatures) en aan de<br />

aanbodzijde (werkloosheid) aan de orde (paragraaf 5.1 en 5.2). Daarna schetst paragraaf<br />

5.3 de toekomstige aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. <strong>RAIL</strong> benadert deze aansluiting<br />

vanuit twee gezichtspunten, namelijk vanuit schoolverlaters (perspectief op baan)<br />

en vanuit werkgevers (personeelskrapte). Aangezien de economische ontwikkeling op korte<br />

en middellange termijn met de nodige onzekerheden is omkleed, sluit het hoofdstuk in<br />

paragraaf 5.4 af met een alternatief scenario. Door het groeipercentage van het bbp te<br />

laten fluctueren, komen veranderingen in de geprognosticeerde ontwikkeling van vraag en<br />

aanbod - en als gevolg daarvan ook wijzigingen in de discrepanties - op de arbeidsmarkt tot<br />

stand.<br />

Het aldus verkregen inzicht in de toekomstige aansluiting tussen vraag en aanbod draagt bij<br />

aan een adequate besluitvorming door betrokken partijen (de drie O’s: onderwijs, overheid<br />

en ondernemers) gericht op het verminderen van arbeidsmarktdiscrepanties in <strong>Limburg</strong>.<br />

5.1 Moeilijk vervulbare vacatures<br />

Discrepanties aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt komen tot uiting in moeilijk vervulbare<br />

vacatures. In de periode 2000-2008 was volgens het CBS het aandeel moeilijk vervulbare<br />

vacatures in het totaal aantal openstaande vacatures in <strong>Limburg</strong> jaarlijks gemiddeld kleiner<br />

dan landelijk (31% tegenover 34%). Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> scoorden met een jaarlijks<br />

gemiddelde van 35% en 36% hoger, Zuid-<strong>Limburg</strong> zat er met een jaarlijks gemiddelde van<br />

28% duidelijk onder.<br />

Recentere cijfers van het CBS over moeilijk vervulbare vacatures zijn niet voorhanden.<br />

Daarvoor zijn we aangewezen op het vacatureonderzoek van UWV. Waar het bij het CBS<br />

gaat om het aandeel moeilijk vervulbare vacatures in het totaal aantal openstaande vacatures,<br />

geeft UWV het aandeel in het totaal aantal vervulde vacatures weer. Landelijk bedroeg<br />

het aandeel (zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 19%, min of meer vergelijkbaar<br />

met het aandeel van 20% in 2010. In <strong>Limburg</strong> was het percentage (zeer) moeilijk vervulbare<br />

vacatures in 2011 hoger dan een jaar eerder (28% tegenover 21%). 113<br />

UWV verwacht dat <strong>Limburg</strong>se werkgevers de komende jaren meer moeite zullen krijgen<br />

met het vervullen van vacatures. Het aanbod zal afnemen door vergrijzing en ontgroening.<br />

Met name het middelbaar en hoogopgeleide arbeidsaanbod zal onvoldoende zijn om aan de<br />

toenemende vraag van werkgevers te voldoen. Aan laagopgeleiden zullen naar verwachting<br />

juist overschotten zijn. 114 Paragraaf 5.3 gaat nader in op de in <strong>Limburg</strong> verwachte tekorten<br />

en overschotten aan personeel.<br />

5.2 Werkloosheid<br />

Aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt komen discrepanties tot uiting in werkloosheid.<br />

Werkloosheid is uit te drukken in het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW). Dit zijn<br />

personen van 15-65 jaar zonder betaald werk of met betaald werk van minder dan twaalf<br />

113 UWV (<strong>2012</strong>), ‘Vacatures in Nederland 2011. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld’.<br />

114 Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’, 23 ja-<br />

nuari <strong>2012</strong>.<br />

95


uur per week, die bij UWV als werkzoekend staan ingeschreven. En bij de inschrijving hebben<br />

aangegeven een baan te zoeken van ten minste twaalf uur per week. 115<br />

Ontwikkeling van de werkloosheid<br />

Om de ontwikkeling van de werkloosheid in <strong>Limburg</strong> te kunnen vergelijken met het landelijk<br />

gemiddelde wordt het aantal niet-werkende werkzoekenden uitgedrukt als percentage<br />

van de beroepsbevolking. Figuur 5.1 geeft de (verwachte) ontwikkeling van dit NWWpercentage<br />

weer voor Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden. Vooraf is daarbij nog<br />

het volgende op te merken:<br />

96<br />

De cijfers in de figuur voor 2011-<strong>2016</strong> zijn mede gebaseerd op de werkloosheidsprognoses<br />

van het CPB uit de Decemberraming 2011. Door de bezuinigingen bij de overheid, de<br />

verwachte afname van de arbeidsvraag op de marktsector en de toename van het aantal<br />

mensen dat wil werken (meer afgestudeerden, partners van werkenden en ouderen op<br />

de arbeidsmarkt, zie paragraaf 4.1) neemt volgens de prognoses van het CPB in <strong>2012</strong> de<br />

werkloosheid in Nederland toe. De verwachting is dat de nieuwe recessie sneller zichtbaar<br />

wordt in de werkloosheidscijfers dan tijdens de kredietcrisis. Toen hielden nog veel<br />

bedrijven werknemers vast (labour hoarding), omdat de arbeidsmarkt krap was en men<br />

er ook financieel toe in staat was. 116 De arbeidsmarkt is nu aanmerkelijk minder krap en<br />

ook de winsten van bedrijven zijn beduidend kleiner. Het is daarom minder waarschijnlijk<br />

dat bedrijven op dezelfde grote schaal arbeid gaan ‘hamsteren’ als in 2009.<br />

In de NWW-prognoses voor 2011-<strong>2016</strong> gaat <strong>RAIL</strong> uit van een minder sterke werkloosheidsstijging<br />

dan het CPB. Argumenten hiervoor zijn dat afgestudeerde studenten niet bij het<br />

UWV terecht (kunnen) komen voor een uitkering c.q. een baan en partners die willen<br />

gaan werken evenmin directe aanleiding hebben zich bij als niet-werkende werkzoekende<br />

te laten registreren. In de prognoses is nog geen rekening gehouden met de precaire<br />

situatie bij en de mogelijke sluiting eind dit jaar van autofabriek NedCar in Born.<br />

Bij de NWW-prognoses voor na <strong>2012</strong> past de kanttekening dat deze met de nodige onzekerheden<br />

zijn omkleed, onder meer in verband met mogelijke nieuwe maatregelen van<br />

het kabinet aangaande de WW. Wijzigingen in de duur en/of hoogte van de WW hebben<br />

directe invloed op het aantal geregistreerde niet-werkende werkzoekenden.<br />

115 Een andere methode om werkloosheid te bepalen, is die volgens de enquête beroepsbevolking<br />

(EBB) van het CBS. Deze blijft hier buiten beschouwing. Voor verschillen en overeenkomsten wordt<br />

verwezen naar het CBS.<br />

116 Andere mogelijke verklaringen voor de destijds minder snelle werkloosheidsstijging dan verwacht,<br />

zijn: effecten van werktijdverkorting en deeltijd-ww, flexibilisering van de arbeidsmarkt (inzet<br />

zzp’ers), wijzigingen in sectorstructuur (minder industrie, meer diensten), hoge vervangingsvraag<br />

als gevolg van vergrijzing en de trend van langer doorleren door jongeren.


Figuur 5.1 Ontwikkeling van het NWW-percentage, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />

2003-<strong>2016</strong><br />

Bron: UWV, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />

In de periode 2003-2010 lag de werkloosheid in <strong>Limburg</strong> steeds op een hoger niveau dan<br />

landelijk. Dit was vooral een gevolg van het hogere werkloosheidsniveau in Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

(met name in Parkstad <strong>Limburg</strong>). Het niveau van de werkloosheid in Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> kwam dichter in de buurt van het landelijk gemiddelde. Daarbij was tot en met<br />

2008 de werkloosheid in Noord-<strong>Limburg</strong> wat lager dan in Midden-<strong>Limburg</strong> (en in de jaren<br />

2003-2005 zelfs iets lager dan het landelijk gemiddelde). De laatste jaren echter overtreft<br />

het werkloosheidsniveau van Noord-<strong>Limburg</strong> dat van Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />

In 2011 laten alle onderscheiden regio’s (Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden) per<br />

saldo een daling van het NWW-percentage zien. De daling is te verklaren door het (lichte)<br />

herstel van de economie in dat jaar. In de eerste helft van 2011 daalde het aantal nietwerkende<br />

werkzoekenden het sterkst. Medio 2011 trad een voorzichtige kentering op in<br />

deze cijfers. Landelijk stijgt het aantal niet-werkende werkzoekenden al sinds augustus. In<br />

<strong>Limburg</strong> is pas sinds november een stijging zichtbaar. 117 De afwijkende ontwikkeling in <strong>Limburg</strong><br />

is grotendeels te verklaren door de demografische ontwikkeling. De in <strong>Limburg</strong> naar<br />

verhouding sterke mate van vergrijzing (grote vervangingsvraag) en de krimp van de beroepsbevolking<br />

(minder aanbod) hebben een dempend effect op de werkloosheid. Gemiddeld<br />

bedraagt het NWW-percentage voor <strong>Limburg</strong> in 2011 7,0% (tegenover landelijk 6,0%).<br />

De percentages voor Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn 6,0%, 5,0% en 8,3%. Absoluut<br />

gezien gaat het in <strong>Limburg</strong> in totaal om 34.900 niet-werkende werkzoekenden.<br />

De jaren <strong>2012</strong>-2013 laten in de <strong>RAIL</strong>-prognoses – als gevolg van de eurocrisis en de overheidsbezuinigingen<br />

- een werkloosheidstijging zien. Voor de jaren 2014-<strong>2016</strong> wordt – als<br />

gevolg van het dan verwachte economisch herstel - weer een daling van het werkloosheidsniveau<br />

verwacht. Trendmatig is het verwachte beeld in de periode <strong>2012</strong>-<strong>2016</strong> voor alle<br />

onderscheiden regio’s hetzelfde.<br />

Over de gehele prognoseperiode 2011-<strong>2016</strong> beschouwd, is het verwachte werkloosheidsniveau<br />

in <strong>Limburg</strong> hoger dan landelijk. Voor Zuid-<strong>Limburg</strong> geldt dat in versterkte mate.<br />

Noord-<strong>Limburg</strong> wijkt niet of nauwelijks af van het landelijke beeld. Midden-<strong>Limburg</strong> kent<br />

een lager werkloosheidsniveau dan landelijk. In <strong>2016</strong> bedraagt het jaargemiddelde van het<br />

NWW-percentage in <strong>Limburg</strong> naar verwachting 6,4% (tegenover landelijk 5,7%). Dat ligt<br />

onder de niveaus van 2011. Voor Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn de voor <strong>2016</strong> verwachte<br />

niveaus respectievelijk 5,7%, 5,2% en 7,2%. Het percentage voor Midden-<strong>Limburg</strong><br />

ligt hoger dan in 2011 en de percentages voor Noord- en Zuid-<strong>Limburg</strong> liggen lager in verge-<br />

117 Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’.<br />

97


lijking met 2011. Het absolute aantal niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong> bedraagt in<br />

<strong>2016</strong> in totaal ruim 32.000.<br />

Samenstelling van de werkloosheid<br />

De kansen van werklozen op het vinden van een (nieuwe) baan hangen naast (structurele en<br />

conjuncturele) ontwikkelingen in de economie en op de arbeidsmarkt ook af van hun persoonskenmerken.<br />

Met name leeftijd en opleidingsniveau zijn belangrijke factoren:<br />

98<br />

De jeugdwerkloosheid is voor een belangrijk deel conjunctureel bepaald (jongere werknemers<br />

verliezen in tijden van crisis vaak het eerste hun baan, maar vinden als de economie<br />

weer aantrekt in het algemeen snel weer werk 118 ). In 2011 nam de werkloosheid<br />

onder jongeren in <strong>Limburg</strong> sneller af dan die onder de andere leeftijdscategorieën. Relatief<br />

veel <strong>Limburg</strong>se jongeren zijn dat jaar via uitzendbureaus aan het werk gekomen. 119<br />

Daarnaast zijn er in de provincie door betrokken partijen – waaronder UWV – initiatieven<br />

genomen om de werkloosheid onder jongeren terug te dringen (zie ook paragraaf 8.2).<br />

De naar verhouding hoge werkloosheid onder ouderen heeft een structureel karakter.<br />

Oudere werknemers worden minder snel werkloos dan jonge werknemers, maar eenmaal<br />

werkloos blijkt het voor hen moeilijk weer werk te vinden. Van de 100.000 55-plussers<br />

zonder werk die ons land in 2009 telde, heeft slechts 9% binnen een jaar werk gevonden.<br />

Daarbij geldt: hoe ouder, hoe kleiner de kans op werk. Als ouderen werkloos worden, is<br />

de kans op werk in de eerste maanden nog redelijk: van de ouderen die in 2009 korter<br />

dan vier maanden werkloos waren, vond meer dan de helft weer een baan. Dit aandeel<br />

daalt naar minder dan 10 procent voor de groep die langer dan twee jaar werkloos is.<br />

Degenen die wel werk vinden, doen regelmatig een stap terug wat betreft niveau, aard<br />

van het contract en salaris. 120 Regionale gegevens zijn op dit punt helaas niet beschikbaar.<br />

Doordat de opleidingseisen van werkgevers toenemen, zijn de kansen op de arbeidsmarkt<br />

van lager opgeleiden kleiner dan die van hoger opgeleiden.<br />

Werkloze ouderen<br />

In het advies (G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen analyseert de RWI waarom het oudere<br />

werklozen zelden lukt om het werk duurzaam en op passend niveau te hervatten. Globaal zijn er drie<br />

groepen oorzaken aan te wijzen:<br />

Objectieve competenties en kenmerken (lage of verouderde opleiding; teruglopende productiviteit,<br />

met name in fysiek belastende functies; minder vaardig op het gebied van recente technologische<br />

ontwikkelingen; door bepaalde arbeidsvoorwaarden hogere arbeidskosten)<br />

Aannamebeleid van werkgevers (vaak ingegeven door een negatief verwachtingspatroon ten aanzien<br />

van de inzetbaarheid van ouderen)<br />

Zoekgedrag van ouderen (minder bedreven in – moderne manieren van – solliciteren; minder actief<br />

zoekend). 121<br />

Tabel 5.1 toont de samenstelling van het bestand van niet-werkende werkzoekenden in<br />

Nederland en <strong>Limburg</strong> naar een aantal persoonskenmerken en inschrijvingsduur.<br />

118<br />

Overigens heeft het discouraged worker effect in tijden van crisis juist een dempend effect op de<br />

jeugdwerkloosheid.<br />

119<br />

Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’, 23 januari<br />

<strong>2012</strong>.<br />

120<br />

RWI (2011), ‘(G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen’.<br />

121<br />

RWI (2011), ‘(G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen’.


Tabel 5.1 Samenstelling van het NWW-bestand naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau<br />

inschrijvingsduur, Nederland en <strong>Limburg</strong>, ultimo 2011, absoluut en in %<br />

Absoluut In %<br />

Nederland <strong>Limburg</strong> Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Totaal 472.804 34.326 100,0% 100,0%<br />

Man 246.286 18.054 52,1% 52,6%<br />

Vrouw 226.518 16.272 47,9% 47,4%<br />

15-20 jaar 7.283 460 1,5% 1,3%<br />

20-25 jaar 31.337 2.108 6,6% 6,1%<br />

25-30 jaar 44.213 2.808 9,4% 8,2%<br />

30-35 jaar 45.213 2.908 9,6% 8,5%<br />

35-40 jaar 49.867 3.215 10,5% 9,4%<br />

40-45 jaar 60.942 4.119 12,9% 12,0%<br />

45-50 jaar 63.603 4.761 13,5% 13,9%<br />

50-55 jaar 62.116 4.811 13,1% 14,0%<br />

55-59 jaar 59.757 4.815 12,6% 14,0%<br />

60-65 jaar 48.473 4.321 10,3% 12,6%<br />

Basisonderwijs 126.204 9.065 26,7% 26,4%<br />

VMBO 91.898 7.126 19,4% 20,8%<br />

HAVO/VWO 19.031 1.135 4,0% 3,3%<br />

MBO-1 8.202 622 1,7% 1,8%<br />

MBO-algemeen 43.282 3.306 9,2% 9,6%<br />

MBO-2 40.155 3.274 8,5% 9,5%<br />

MBO-3 28.732 2.309 6,1% 6,7%<br />

MBO-4 43.423 3.234 9,2% 9,4%<br />

HBO/bachelor 51.042 3.259 10,8% 9,5%<br />

WO/master 20.835 996 4,4% 2,9%<br />

< 1 jaar 244.973 16.169 51,8% 47,1%<br />

>= 1 jaar 227.828 18.157 48,2% 52,9%<br />

Bron: UWV (werk.nl); Etil/Research voor Beleid.<br />

Met betrekking tot de samenstelling van de groep niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong><br />

is het volgende op te merken:<br />

Eind december 2011 was zowel in <strong>Limburg</strong> als landelijk iets meer dan de helft van het<br />

aantal ingeschreven niet-werkende werkzoekenden man (52,6% tegenover 52,1%).<br />

Naar verhouding kent <strong>Limburg</strong> veel oudere werklozen. In totaal is 40,6% van het Limburse<br />

NWW-bestand 50-jaar of ouder. Landelijk is het aandeel van 50-plussers 36,0%. Leggen<br />

we de grens bij 45 jaar dan gaat het om 54,5% respectievelijk 49,4%. Naar verhouding<br />

zijn jongeren (15 tot 27 jaar) in <strong>Limburg</strong> wat minder sterk vertegenwoordigd onder<br />

de niet-werkende werkzoekenden dan in het land als geheel (10,6% tegenover 11,6%).<br />

99


100<br />

Gemiddeld genomen zijn de niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong> lager opgeleid<br />

dan landelijk. Van alle niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong> heeft 12,4% een HBO-<br />

of WO- diploma. Landelijk is dat aandeel met 15,2% enkele procentpunten groter. Het<br />

aandeel van niet-werkende werkzoekenden met maximaal een VMBO-diploma is in <strong>Limburg</strong><br />

iets hoger dan landelijk (47,2% tegenover 46,1%).<br />

Naar verhouding staan de <strong>Limburg</strong>se niet-werkende werkzoekenden vaker meer dan een<br />

jaar bij UWV ingeschreven dan landelijk (53% tegenover 48%). 122<br />

5.3 Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt<br />

5.3.1 Perspectief op baan<br />

Het toekomstig arbeidsmarktperspectief voor schoolverlaters wordt bepaald aan de hand<br />

van de Indicator Perspectief op Baan (IPB), die is gebaseerd op de Indicator Toekomstig<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>perspectief (ITA) van het ROA. De IPB is gedefinieerd als de verhouding tussen<br />

enerzijds de verwachte arbeidsmarktinstroom van schoolverlaters en het aantal kortdurend<br />

werkzoekenden en anderzijds de verwachte baanopeningen. 123<br />

De tabellen in deze paragraaf geven het perspectief op een baan in <strong>Limburg</strong> weer naar<br />

opleidingstype respectievelijk -richting, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende<br />

codering:<br />

Slecht > 1,150<br />

Matig > 1,050<br />

Redelijk > 0,996<br />

Goed > 0,850<br />

Zeer goed < 0,850<br />

Wanneer voor een bepaald opleidingstype het aanbod kleiner is dan de vraag, dan is de IPB<br />

kleiner of gelijk aan 1,00 en wordt het bijbehorende arbeidsmarktperspectief van schoolverlaters<br />

als goed of zeer goed aangeduid. Naar verwachting zullen schoolverlaters met een<br />

diploma van een dergelijk opleidingstype relatief eenvoudig een baan vinden. Wanneer de<br />

IPB echter groter is dan 1,00, dan hebben schoolverlaters juist meer moeite met het vinden<br />

van een baan die goed aansluit op de gevolgde opleiding. Schoolverlaters van opleidingstypen<br />

met matige of slechte arbeidsmarktperspectieven zullen eerder geneigd zijn om een<br />

baan onder hun niveau of buiten hun studierichting te accepteren of zij zullen langer moeten<br />

zoeken met een grotere kans op werkloosheid.<br />

Perspectief op baan naar opleidingstype<br />

Tabel 5.2 vergelijkt het perspectief op een baan voor schoolverlaters naar opleidingstype<br />

op landelijk en provinciaal niveau. Voor <strong>Limburg</strong> wordt daarnaast de cijfermatige uitkomst<br />

van de IPB weergegeven met daarbij de omvang van de werkgelegenheid naar opleidingstype<br />

in 2010. Met behulp van deze twee variabelen is in de laatste kolom een inschatting<br />

gemaakt van het verwachte tekort (-) of overschot (+) aan schoolverlaters per opleidingstype<br />

in absolute aantallen. Wanneer sprake is van een tekort dan wil dat zeggen dat het arbeidsaanbod<br />

kleiner is dan de vraag en het perspectief op een baan voor een schoolverlater<br />

(zeer) goed is. In de omgekeerde situatie van een overschot heeft een schoolverlater juist<br />

moeite met het vinden van een baan in het verlengde van zijn opleiding (matig of slecht<br />

perspectief).<br />

Nadrukkelijk zij er op gewezen dat het vanuit de beschikbare data niet mogelijk is onderscheid<br />

te maken tussen verschillende MBO-niveaus 2, 3 en 4 (MBO-niveau 1 telt in de bere-<br />

122 Werk.nl; Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’,<br />

23 januari <strong>2012</strong>; UWV (<strong>2012</strong>), ‘Kennisverslag UWV <strong>2012</strong>-1’.<br />

123 De berekening van de IPB voor de verschillende opleidingstypen is gebaseerd op de prognoses van<br />

het CPB uit de Decemberraming 2011 en recente EBB-cijfers.


keningen mee bij VMBO en niet bij MBO). Uit ander onderzoek en de in het kader van <strong>RAIL</strong><br />

<strong>2012</strong> gehouden expertinterviews komt naar voren dat de baanperspectieven voor gediplomeerde<br />

schoolverlaters op MBO-niveau 4 in het algemeen gunstiger zijn dan die op lagere<br />

niveaus (met name op niveau 2). Een indicator voor de toekomstige arbeidsmarktperspectieven<br />

van schoolverlaters (en daarmee van de arbeidsmarktrelevantie van de opleidingen)<br />

vormt de mate waarin het MBO-instellingen lukt stageplaatsen (BOL) en leerwerkbanen<br />

(BBL) voor de studenten te vinden. Lukt dat niet dan heeft het bedrijfsleven ook geen mensen<br />

nodig. De <strong>Limburg</strong>se MBO-instellingen melden dat er voor niveau 2 te weinig stageplaatsen<br />

en leerwerkbanen zijn. 124 Voor niveau 4 zijn dat er in het algemeen meer dan voldoende.<br />

Niveau 4 studenten zijn zich ook bewust van hun sterke positie op de stage- en<br />

arbeidsmarkt en kiezen bij het stagelopen hun eigen weg.<br />

Tabel 5.2 Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingstype, typering IPB, Nederland<br />

en <strong>Limburg</strong>, eind <strong>2016</strong><br />

Opleidingstype Nederland <strong>Limburg</strong><br />

VMBO tl goed goed<br />

VMBO groen matig redelijk<br />

VMBO techniek goed goed<br />

VMBO economie matig redelijk<br />

VMBO verzorging goed goed<br />

HAVO/VWO matig matig<br />

MBO groen goed goed<br />

MBO techniek goed goed<br />

MBO sociaal-cultureel goed redelijk<br />

MBO gezondheidszorg matig redelijk<br />

MBO economie matig redelijk<br />

HBO onderwijs goed goed<br />

HBO groen redelijk redelijk<br />

HBO techniek goed goed<br />

HBO (para)medisch goed goed<br />

HBO economie matig matig<br />

HBO sociaal-cultureel matig matig<br />

WO letteren en sociaal-cultureel redelijk *<br />

WO groen matig *<br />

WO techniek goed *<br />

WO medisch zeer goed *<br />

<strong>Limburg</strong>:<br />

IPB<br />

<strong>Limburg</strong>:<br />

WP 2010<br />

<strong>Limburg</strong>:<br />

Tekort /<br />

Overschot<br />

0,88 37.200 -9.300<br />

1,02 4.600 0<br />

0,89 37.500 -6.400<br />

1,03 11.400 -200<br />

0,93 18.600 -3.500<br />

1,05 36.100 -100<br />

0,93 10.700 -1200<br />

0,98 61.300 -4.000<br />

1,03 17.800 600<br />

1,04 16.600 600<br />

1,03 59.300 -1.300<br />

0,89 21.400 -3.500<br />

1,01 2.600 0<br />

0,94 20.200 -2100<br />

0,94 13.800 -1100<br />

1,08 26.900 900<br />

1,09 17.800 600<br />

* * *<br />

* * *<br />

* * *<br />

* * *<br />

WO economie matig *<br />

* * *<br />

* Voor WO-opleidingen uitsluitend uitspraken op landelijk niveau vanwege geografische mobiliteit academici.<br />

124 Gevaar bij een onvoldoende aanbod van stageplaatsen en leerwerkbanen is ook dat de verantwoordelijke<br />

kenniscentra bedrijven te makkelijk erkennen als leerbedrijf. Bij (kwalitatief) onvoldoende<br />

begeleiding op de werkvloer dreigt voortijdige uitval uit de stage/leerwerkbaan en mogelijk<br />

zelfs uit de opleiding.<br />

101


Bron: ROA, EBB, COLO; Etil/Research voor Beleid.<br />

Landelijk is het beeld voor de periode 2011-<strong>2016</strong> als volgt samen te vatten:<br />

102<br />

De komende jaren zullen vanuit veel technische en groene opleidingen te weinig schoolverlaters<br />

op de arbeidsmarkt instromen om aan de vraag te voldoen. Voor een aantal<br />

grotere bètatechnische opleidingen (zoals MBO/HBO elektrotechniek en HBO/WO werktuigbouwkunde<br />

en civiele techniek) draagt ook de hoge vervangingsvraag bij aan de goede<br />

arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters.<br />

In de (para)medische richtingen zijn de arbeidsmarktperspectieven goed door een combinatie<br />

van een grote uitbreidings- en vervangingsvraag. Daarbij nemen de kansen toe<br />

naarmate het opleidingsniveau hoger is (MBO gezondheidszorg matig, HBO (para)medisch<br />

goed, WO medisch zeer goed).<br />

Goede arbeidsmarktperspectieven zijn er ook voor MBO sociaal cultureel en HBOonderwijs<br />

(met name door een grote vervangingsvraag van onderwijzend personeel door<br />

de sterke mate van vergrijzing).<br />

Voor schoolverlaters van economische opleidingen zijn de vooruitzichten minder goed.<br />

Dat geldt ongeacht het opleidingsniveau MBO, HBO of WO. Een rol spelen hier de naar<br />

verhouding grote arbeidsmarktinstroom en de minder rooskleurige vooruitzichten voor de<br />

Nederlandse economie.<br />

Lager opgeleiden met een VMBO-diploma hebben over het algemeen goede vooruitzichten<br />

(met name geldt dat door VMBO tl, techniek en zorg). De goede arbeidsmarktperspectieven<br />

zijn mede een gevolg van het geringere aanbod van jongeren door de ontgroening<br />

van de bevolking en het grote aandeel werkende jongeren dat vroeger of later<br />

besluit door te leren (zie ook paragraaf 4.3). Verder speelt een rol dat er de komende<br />

jaren als gevolg van de vergrijzing een groeiende vraag is naar zorg en verzorging die<br />

deels is te vervullen door schoolverlaters met een lage opleiding (VMBO of MBO niveau<br />

1). Bij dit alles past wel de kanttekening dat de voor de VMBO’ers beschikbare banen<br />

meestal leerwerkbanen (BBL-trajecten) of banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt<br />

betreffen (i.e. banen met een tijdelijk karakter, relatief slechte arbeidsvoorwaarden<br />

en/of minder rooskleurige loopbaanperspectieven).<br />

Vooral ongeschoolden zullen moeilijk aan werk komen, omdat de arbeidsmarktinstroom<br />

het aantal baanopeningen voor deze groep verre overtreft. 125<br />

Vergeleken met het land als geheel is in <strong>Limburg</strong> het perspectief op een baan voor schoolverlaters<br />

voor ongeschoolden positiever, op VMBO- en MBO-niveau wat minder positief en<br />

op HBO- min of meer vergelijkbaar. Tot <strong>2016</strong> zijn er in <strong>Limburg</strong> tot en met het HBO-niveau<br />

de beste arbeidsmarktperspectieven (typering: goed) voor schoolverlaters van de volgende<br />

opleidingstypen:<br />

VMBO tl<br />

MBO groen<br />

VMBO, MBO, HBO techniek<br />

HBO onderwijs<br />

VMBO verzorging en HBO (para)medisch.<br />

Absoluut gezien de grootste tekorten in <strong>Limburg</strong> tot en met HBO-niveau ontstaan voor VM-<br />

BO tl (-9.100), VMBO techniek (-6.400), MBO techniek (-4.000), VMBO verzorging en HBO<br />

onderwijs (beide -3.500). 126<br />

125 Zie ook: ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />

126 De absolute cijfers over tekorten/overschotten in tabel 5.2 mogen niet vergeleken worden met<br />

die in de vorige editie van <strong>RAIL</strong>. De tekorten zoals weergeven in <strong>RAIL</strong> 2011 waren indicatief en<br />

vooral bedoeld om weer te geven binnen welke opleidingstypen de grootste problemen gaan ontstaan<br />

c.q. met welke opleidingstypen leerlingen een relatief grotere of kleinere kans hebben op<br />

een passende baan. In <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> is de methodiek dermate verbeterd dat de verwachte tekorten<br />

daadwerkelijk het resultaat vormen van het aantal baanopeningen versus de arbeidsmarktinstroom<br />

per opleidingstype tot en met <strong>2016</strong>.


De naar verhouding slechtste arbeidsmarktperspectieven (typering: matig) zijn er in de<br />

provincie voor schoolverlaters van BO, HAVO/VWO, HBO economie en HBO sociaalcultureel.<br />

De grootste overschotten worden voorzien voor HBO economie (+900).<br />

Op WO-niveau zijn alleen landelijke uitspraken te doen. Zeer goede perspectieven zijn er<br />

voor WO medisch en goede perspectieven voor WO techniek. De overige opleidingstypen<br />

kennen matige (WO groen en WO economie) tot redelijke perspectieven (WO letteren en<br />

sociaal cultureel).<br />

Bij bovenstaande resultaten voor <strong>Limburg</strong> dient nog het volgende te worden opgemerkt:<br />

De verschillen met de perspectieven op landelijk niveau bij MBO gezondheidszorg en<br />

MBO cultureel zijn te verklaren doordat in <strong>RAIL</strong> van een minder grote uitbreidingsvraag<br />

wordt uitgegaan dan in de prognoses van ROA. Met name geldt dat voor welzijn (onderdeel<br />

van gezondheidszorg).<br />

Bij de goede perspectieven voor schoolverlaters van HBO onderwijs past de kanttekening<br />

dat in de analyses voor deze groep de gevolgen van de specifieke demografische<br />

ontwikkelingen in <strong>Limburg</strong> niet zijn meegenomen. Zoals reeds vermeld in paragraaf<br />

4.3.5 is in <strong>Limburg</strong> al geruime tijd sprake van een daling van het aantal leerlingen in<br />

het primair en voortgezet onderwijs. De komende jaren wordt ook in het MBO een daling<br />

verwacht. Deze ontwikkelingen drukken de vraag naar onderwijzend personeel.<br />

Vervolgens geeft tabel 5.3 het perspectief op een baan voor schoolverlaters naar opleidingstype<br />

weer voor de drie <strong>Limburg</strong>se deelgebieden. Ook hier geldt weer de opmerking<br />

over de verschillen tussen de MBO-niveaus.<br />

Tabel 5.3 Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingstype, typering IPB, <strong>Limburg</strong>se<br />

deelgebieden, eind <strong>2016</strong><br />

Opleidingstype Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

VMBO tl goed goed goed<br />

VMBO groen goed matig redelijk<br />

VMBO techniek goed goed goed<br />

VMBO economie redelijk goed matig<br />

VMBO verzorging goed goed goed<br />

HAVO/VWO matig redelijk redelijk<br />

MBO groen goed goed goed<br />

MBO techniek goed goed goed<br />

MBO sociaal-cultureel matig redelijk redelijk<br />

MBO gezondheidszorg matig redelijk redelijk<br />

MBO economie redelijk redelijk redelijk<br />

HBO onderwijs goed goed goed<br />

HBO groen redelijk matig goed<br />

HBO techniek goed goed goed<br />

HBO (para)medisch goed goed goed<br />

HBO economie matig redelijk matig<br />

HBO sociaal-cultureel matig matig matig<br />

WO letteren en sociaal-cultureel * * *<br />

103


WO groen * * *<br />

WO techniek * * *<br />

WO medisch * * *<br />

WO economie * * *<br />

Bron: ROA, EBB, COLO; Etil/Research voor Beleid.<br />

Voor schoolverlaters met alleen BO zijn er geen noemenswaardige regionale verschillen in<br />

het perspectief op een baan. Op VMBO-niveau scoort Zuid-<strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />

wat lager dan beide andere deelgebieden, op MBO-niveau geldt dat voor Noord-<br />

<strong>Limburg</strong>. Naar verhouding zijn op HBO-niveau de vooruitzichten voor schoolverlaters in<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> wat gunstiger dan in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. In het oog springen verder<br />

het relatief goede perspectief voor VMBO groen in Noord-<strong>Limburg</strong>, voor VMBO economie in<br />

Midden-<strong>Limburg</strong> en voor HBO groen in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />

Perspectief op baan naar opleidingsrichting<br />

Voor <strong>Limburg</strong> als geheel zijn de opleidingstypen op MBO-niveau verder uit te splitsen naar<br />

opleidingsrichting (zie tabel 5.4). Weer geldt de opmerking over de verschillen tussen de<br />

MBO-niveaus.<br />

Tabel 5.4 Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingsrichting, typering IPB,<br />

<strong>Limburg</strong>, eind <strong>2016</strong><br />

Opleidingsrichtingen IPB WP <strong>Limburg</strong><br />

MBO groen goed<br />

MBO voeding, natuur en milieu 0,92 8.200 goed<br />

MBO groene ruimte 0,94 2.600 goed<br />

MBO techniek goed<br />

MBO laboratorium 0,96 1.100 goed<br />

MBO bouw 0,97 9.600 goed<br />

MBO grond-, weg- en waterbouw 0,95 2.200 goed<br />

MBO installatietechniek 1,13 2.200 matig<br />

MBO werktuigbouw en mechanische techniek 0,90 9.900 goed<br />

MBO fijnmechanische techniek 0,98 1.300 goed<br />

MBO motorvoertuigentechniek en tweewielers 0,96 5.800 goed<br />

MBO vliegtuigtechniek 0,96 400 goed<br />

MBO operationele techniek* 1,20 700 slecht<br />

MBO elektrotechniek 0,91 11.700 goed<br />

MBO grafische techniek 1,03 3.000 redelijk<br />

MBO procestechniek 0,96 3.000 goed<br />

MBO brood en banket 0,98 900 goed<br />

MBO levensmiddelentechniek/vleesverwerking 1,03 1.600 redelijk<br />

MBO vervoer 1,04 3.600 redelijk<br />

MBO techniek overig 1,11 4.500 matig<br />

MBO sociaal-cultureel redelijk<br />

MBO sociaal-pedagogisch en welzijn 1,06 10.000 matig<br />

MBO verzorging 1,03 17.600 redelijk<br />

104


MBO uiterlijke verzorging 0,99 7.000 goed<br />

MBO horeca 0,99 7.800 goed<br />

MBO gezondheidszorg redelijk<br />

MBO dokters-, tandarts- en dierenartsassistent 1,03 3.900 redelijk<br />

MBO apothekersassistent 1,03 1.900 redelijk<br />

MBO verpleging 1,00 8.600 goed<br />

MBO gezondheidstechniek 1,11 400 matig<br />

MBO beweging en therapie 1,33 1.800 slecht<br />

MBO economie redelijk<br />

MBO administratie en logistiek 1,00 18.600 redelijk<br />

MBO handel 1,03 19.200 redelijk<br />

MBO secretariaat 1,01 7.300 redelijk<br />

MBO toerisme en recreatie 1,22 2.200 slecht<br />

MBO facilitaire dienstverlening 0,96 3.300 goed<br />

MBO ICT 1,12 2.900 matig<br />

MBO openbare orde en veiligheid 0,99 5.000 goed<br />

MBO geld, bank-en verzekeringswezen en belastingen 0,94 1.000 goed<br />

* Onder operationele techniek vallen onder meer bezig met de bediening, bewaking en onderhoud van technische<br />

installaties en apparaten.<br />

Bron: ROA, EBB, COLO; Etil/Research voor Beleid.<br />

Van de 35 onderscheiden MBO-opleidingsrichtingen scoren er in <strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />

18 goed, 9 redelijk, 5 matig en 3 slecht. De top tien van MBOopleidingsrichtingen<br />

met het beste perspectief op een baan (laagste waarde van IPB) zijn:<br />

MBO werktuigbouw en mechanische techniek (0,90; goed)<br />

MBO elektrotechniek (0,91; goed)<br />

MBO voeding, natuur en milieu (0,92; goed)<br />

MBO groene ruimte (0,94; goed)<br />

MBO geld, bank- en verzekeringswezen en belastingen (0,94; goed)<br />

MBO grond-, weg- en waterbouw (0,95; goed)<br />

MBO facilitaire dienstverlening (0,96; goed)<br />

MBO vliegtuigtechniek (0,96; goed)<br />

MBO laboratorium (0,96; goed)<br />

MBO procestechniek (0,96; goed)<br />

Slechte tot matige perspectieven op een baan zijn er in <strong>Limburg</strong> voor schoolverlaters van<br />

de volgende MBO-opleidingen:<br />

MBO beweging en therapie (1,33; slecht)<br />

MBO toerisme en recreatie (1,22; slecht)<br />

MBO operationele techniek (1,20; slecht)<br />

MBO installatietechniek (1,13; matig)<br />

MBO ICT (1,12; matig)<br />

MBO gezondheidstechniek (1,11; matig)<br />

MBO techniek overig (1,11; matig)<br />

MBO sociaal-pedagogisch en welzijn (1,06; matig).<br />

5.3.2 Verwachte personeelskrapte eind <strong>2016</strong><br />

105


Naast de perspectieven voor schoolverlaters zijn ook de vooruitzichten voor werkgevers van<br />

groot belang. Daarbij gaat het om de mate waarin voor werkgevers knelpunten in de personeelsvoorziening<br />

naar beroepsgroep (i.e. combinatie van beroepsniveau en –richting) zullen<br />

ontstaan. Deze knelpunten worden inzichtelijk gemaakt aan de hand van de Indicator Personeelskrapte<br />

(IPK), die is gebaseerd op de Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening<br />

naar Beroep (ITKB) van het ROA.<br />

De IPK geeft aan in welke mate het voor werkgevers mogelijk is om de gewenste personeelssamenstelling<br />

naar opleidingsachtergrond binnen beroepen te realiseren. Wanneer in<br />

een beroepsgroep veel mensen werkzaam zijn met een opleidingsachtergrond waarvoor<br />

grote knelpunten worden verwacht, zullen werkgevers moeite hebben om voor deze beroepsgroep<br />

de gewenste personeelssamenstelling te realiseren. Binnen de IPK worden de<br />

voorspelde vraag-aanbod-verhoudingen voor de verschillende opleidingstypen als uitgangspunt<br />

genomen. 127<br />

De IPK heeft een waarde tussen de 0 en 1. Naarmate de indicator lager is, zijn de knelpunten<br />

groter voor de opleidingstypen die voor de betreffende beroepsgroep relevant zijn.<br />

Wanneer de IPK daarentegen dichter bij 1 ligt, zullen werkgevers minder moeite hebben de<br />

gewenste personeelssamenstelling te realiseren.<br />

Tussen de IPB en IPK bestaat een samenhang: goede perspectieven voor schoolverlaters<br />

betekenen in het algemeen minder goede perspectieven voor werkgevers, en omgekeerd.<br />

Beide perspectieven zijn echter niet 100% spiegelbeeldig aan elkaar, omdat vanuit één<br />

opleiding meerdere beroepen mogelijk zijn. Andersom geldt dat één beroep vanuit meerdere<br />

opleidingen is uit te oefenen.<br />

De tabellen 5.5 en 5.6 geven de IPK weer voor de lagere en middelbare respectievelijk de<br />

hogere en wetenschappelijke beroepsgroepen in Nederland en (de drie deelgebieden in)<br />

<strong>Limburg</strong>, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende codering:<br />

106<br />

Zeer grote knelpunten < 0,720<br />

Grote knelpunten > 0,720<br />

Enige knelpunten > 0,770<br />

Vrijwel geen knelpunten > 0,810<br />

Geen knelpunten > 0,870<br />

Ook bij deze tabellen geldt weer de kanttekening dat het vanuit de beschikbare data niet<br />

mogelijk is onderscheid te maken tussen de verschillende MBO-niveaus. Voor werkgevers zal<br />

het – uitzonderingen daargelaten - (veel) moeilijker zijn om personeel op MBO-4 niveau te<br />

werven dan op MBO-2 niveau.<br />

127 De arbeidsmarktinstroom naar beroepsgroep is niet goed vast te stellen, aangezien nieuwkomers<br />

met een bepaalde opleidingsachtergrond in meerdere beroepsgroepen kunnen instromen. Binnen<br />

de IPK wordt dit probleem vermeden door te kijken naar de kans waarin binnen een beroepsgroep<br />

iemand met de gewenste opleidingsachtergrond aangetrokken kan worden. Als gevolg hiervan is<br />

het daarnaast ook niet mogelijk om absolute aantallen weer te geven voor de toekomstige tekorten<br />

of overschotten, hetgeen bij de IPB voor schoolverlaters wel mogelijk is.


Tabel 5.5 Personeelskrapte voor lagere en middelbare beroepsgroepen, typering IPK, Nederland,<br />

<strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, eind <strong>2016</strong><br />

Beroepen Nederland <strong>Limburg</strong><br />

Noord-<br />

<strong>Limburg</strong><br />

Midden-<br />

<strong>Limburg</strong><br />

107<br />

Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong><br />

Elementaire beroepen enige Groot groot groot groot<br />

Lagere niet-specialistische beroepen vrijwel geen Enige enige enige enige<br />

Lagere agrarische beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Lagere technische beroepen enige Groot groot groot groot<br />

Lagere bouwkundige beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Lagere metaal- en elektrotechnische beroepen groot Groot groot zeer groot groot<br />

Lagere overige industriële beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Lagere transportberoepen groot Groot groot groot groot<br />

Lagere (para) medische beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Lagere administratieve beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Lagere commerciële en verkoopberoepen enige Groot enige groot groot<br />

Lagere beveiligingsberoepen enige Groot groot groot groot<br />

Lagere verzorgende beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Lagere dienstverlenende beroepen enige Enige enige groot enige<br />

Middelbare agrarische beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Middelbare technische beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Middelbare bouwkundige beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Middelbare metaal- en elektrotechnische beroepen groot Groot groot groot groot<br />

Middelbare overige industriële beroepen enige Groot groot groot groot<br />

Middelbare transportberoepen enige Enige enige groot enige<br />

Middelbare (para) medische beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />

Middelbare administratieve beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige enige<br />

Middelbare commerciële en verkoopberoepen vrijwel geen Enige enige enige enige<br />

Middelbare jur., bestuurlijke en beveiligingsberoepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige enige<br />

Middelbare taalkundige, culturele beroepen enige Enige enige enige enige<br />

Middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />

Middelbare verzorgende beroepen vrijwel geen vrijwel geen geen vrijwel geen vrijwel geen<br />

Middelbare dienstverlenende beroepen enige vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />

Bron: ROA, EBB, COLO; Etil / Research voor Beleid.<br />

Op middellange termijn zijn in <strong>Limburg</strong> op elementair en lager beroepsniveau voor vrijwel<br />

alle beroepsgroepen grote knelpunten in de personeelsvoorziening te voorzien (uitzonderingen<br />

zijn lagere niet-specialistische beroepen en lagere dienstverlenende beroepen waar<br />

slechts enige knelpunten worden verwacht). Zoals eerder vermeld, gaat het hier grotendeels<br />

om leerwerkbanen in het MBO. Verder is aan de onderkant van de arbeidsmarkt sprake<br />

van de nodige dynamiek (onder meer inzet van laagopgeleide tijdelijke arbeidsmigranten<br />

en “groenpluk”). Op middelbaar beroepsniveau worden voor de agrarische, technische,<br />

bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële beroepsgroepen grote<br />

knelpunten verwacht. De middelbare transportberoepen, commerciële en verkoopberoepen


en taalkundige en culturele beroepen kennen op middellange termijn naar verwachting<br />

enige en de overige onderscheiden middelbare beroepsgroepen vrijwel geen knelpunten.<br />

Voor de meeste elementaire, lagere en middelbare beroepsgroepen zijn de verwachte<br />

knelpunten in de personeelsvoorziening in <strong>Limburg</strong> groter dan landelijk. Alleen voor de<br />

middelbare dienstverlenende beroepen worden in <strong>Limburg</strong> minder ernstige knelpunten<br />

voorzien. Voor de overige beroepsgroepen is de verwachte personeelskrapte in de provincie<br />

vergelijkbaar of groter dan landelijk.<br />

In Noord-<strong>Limburg</strong> zijn voor minder beroepsgroepen op lager of middelbaar beroepsniveau<br />

enige of grote knelpunten in de personeelsvoorziening te verwachten dan in beide overige<br />

deelgebieden. Voor de middelbare verzorgende beroepen worden hier zelfs helemaal geen<br />

knelpunten voorzien. Naar verwachting kent Midden-<strong>Limburg</strong> voor wat meer beroepsgroepen<br />

grote knelpunten dan Zuid-<strong>Limburg</strong>. Voor de lagere metaal- en elektrotechnische beroepen<br />

worden in Midden-<strong>Limburg</strong> zeer grote knelpunten voorzien.<br />

Tabel 5.6 Personeelskrapte voor hogere en wetenschappelijke beroepsgroepen, typering<br />

IPK, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, eind <strong>2016</strong><br />

Beroepen Nederland <strong>Limburg</strong><br />

108<br />

Noord-<br />

<strong>Limburg</strong><br />

Midden-<br />

<strong>Limburg</strong><br />

Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong><br />

Hogere pedagogische beroepen zeer groot zeer groot zeer groot zeer groot zeer groot<br />

Hogere landbouwkundige beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige<br />

Hogere technische beroepen groot groot groot groot groot<br />

Hogere bouwkundige beroepen groot groot groot groot groot<br />

Hogere metaal- en elektrotechnische beroepen groot groot zeer groot groot zeer groot<br />

Hogere overige industriële beroepen enige enige enige enige enige<br />

Hogere transportberoepen enige groot groot groot groot<br />

Hogere (para) medische beroepen enige enige enige enige enige<br />

Hogere administratieve beroepen vrijwel geen enige enige enige enige<br />

Hogere commerciële en economische beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige vrijwel geen<br />

Hogere juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />

Hogere taalkundige, culturele beroepen vrijwel geen enige vrijwel geen enige enige<br />

Hogere sociaal-maatschappelijke beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />

Hogere verzorgende beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />

Managers (HBO werk- en denkniveau) vrijwel geen enige vrijwel geen enige enige<br />

Wetenschappelijke pedagogische beroepen enige * * * *<br />

Wetenschappelijke landbouwkundige beroepen geen * * * *<br />

Wetenschappelijke technische beroepen groot * * * *<br />

Wetenschappelijke bouwkundige beroepen enige * * * *<br />

Wetenschappelijke overige industriële beroepen enige * * * *<br />

Wetenschappelijke (para) medische beroepen zeer groot * * * *<br />

Wetenschappelijke administratieve beroepen geen * * * *<br />

Wetenschappelijke commerciële en economische beroepen vrijwel geen * * * *<br />

Wetenschappelijke juridische, bestuurlijke groepen geen * * * *<br />

Wetenschappelijke sociaal-maatschappelijke beroepen vrijwel geen * * * *<br />

Managers (wetenschappelijk werk- en denkniveau) vrijwel geen * * * *<br />

Bron: ROA, EBB, COLO; Etil / Research voor Beleid.


Op hoger beroepsniveau worden de komende jaren landelijk zeer grote knelpunten in de<br />

personeelsvoorziening verwacht voor pedagogische beroepen en grote knelpunten voor<br />

technische, bouwkundige en metaal- en elektrotechnische beroepen. Voor <strong>Limburg</strong> komen<br />

daar de hogere transportberoepen nog eens bij. De drie deelgebieden voldoen wat dit betreft<br />

aan het beeld voor de provincie als geheel, met dien verstande dat in Noord- en Zuid-<br />

<strong>Limburg</strong> voor de hogere metaal- en elektrotechnische beroepsgroepen zeer grote knelpunten<br />

worden voorzien.<br />

In <strong>Limburg</strong> zijn voor meer hogere beroepsgroepen enige of grote knelpunten te verwachten<br />

dan landelijk. In Noord-<strong>Limburg</strong> zijn voor minder hogere beroepsgroepen enige of grote<br />

knelpunten te verwachten dan in de andere deelgebieden.<br />

Op wetenschappelijk beroepsniveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer grote<br />

knelpunten in de personeelsvoorziening worden voorzien voor de wetenschappelijke (para)medische<br />

beroepen en grote knelpunten voor de wetenschappelijke technische beroepen.<br />

De IPK geeft per beroepsgroep een totaalbeeld van de personeelskrapte die in een bepaalde<br />

regio (Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden) is te verwachten. De daadwerkelijk<br />

verwachte personeelskrapte verschilt vanzelfsprekend van branche tot branche en per individueel<br />

bedrijf. Ter illustratie hieronder enkele voorbeelden uit de expertinterviews:<br />

Werkgevers in <strong>Limburg</strong> (en de rest van Nederland) staan te springen om technici en logistici<br />

op HBO-niveau. Het arbeidsmarktperspectief van afgestudeerden van een HBOinstelling<br />

als Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek in Venlo is dan ook erg goed en<br />

dat zal de komende jaren niet minder worden.<br />

Als gevolg van de grote uitstroom en de beperkte nieuwe instroom (de verhouding nieuwe<br />

instroom versus uitstroom is 2 op 10) voorziet DSM grote tekorten in béta/ techniek.<br />

De tekorten gelden op MBO-niveaus 2, 3 en 4 (met name procesoperators A, B en C) en<br />

op HBO-niveau. Vooral HBO-vacatures zijn lastig te vervullen. Met het oog op de (verwachte)<br />

tekorten is DSM actief bezig met workforceplanning.<br />

Bij de bouw en inrichting van verpleeg- en verzorgingshuizen werkt De Zorggroep steeds<br />

meer vanuit de gedachte van kleinere zorggroepen en dito zorgteams. Werknemers bieden<br />

alle soorten zorg aan (ontschotting van huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging<br />

en verpleging). Deze ontwikkeling – die ingaat tegen de voorafgaande trend van functiedifferentiatie<br />

- stelt hogere eisen aan het personeel. Er is minder behoefte aan niveau<br />

1/2 en meer behoefte aan niveau 4/5. De Zorggroep heeft vooral moeite vacatures voor<br />

verzorgenden (3) en verpleegkundigen (4/5) te vervullen. Een rol daarbij speelt ook dat<br />

verpleegkundigen in het algemeen liever in ziekenhuizen werken dan in de ouderenzorg.<br />

128<br />

Bij AZM/Maastricht UMC bestaat vooral moeilijk vervulbare vraag naar hoger opgeleid<br />

gespecialiseerd verpleegkundig personeel (SEH-medewerkers, anesthesisten, OKassistenten).<br />

Buiten het primair proces heeft AZM/Maastricht UMC met name moeite om<br />

kwalitatief goede financieel medewerkers aan te trekken.<br />

Pensioenuitvoerder APG kent vooral moeilijk vervulbare vacatures in de hoek van beleggingsspecialisten,<br />

senior IT-specialisten, accountants en bedrijfsjuristen. Met name goede<br />

IT’ers zijn in de buurt niet te vinden. Zeker de laatste jaren is voor APG het belang<br />

van IT (en meer in het bijzonder het creëren van webomgevingen) sterk toegenomen. ITspecialisten<br />

zijn schaars in <strong>Limburg</strong>. Voor een organisatie als Capgemini is het eenvoudiger<br />

om goede IT’ers aan te trekken dan voor APG. Het probleem is op te lossen door het<br />

inhuren van specialisten (dat gebeurt nu ook al). Dat betekent wel dat relatief veel betaald<br />

moet worden voor een werknemer, hetgeen weer van invloed is op de (kost)prijs.<br />

Het ontbreken van een academische IT-opleiding bij de Maastricht University ervaart<br />

men als een groot gemis.<br />

128 Een andere trend in het personeelsbestand van De Zorggroep is minder management. Momenteel<br />

zijn er op de 2.000 werknemers in totaal 32 managers.<br />

109


5.4 Alternatief scenario<br />

In het voorafgaande zijn discrepanties op de arbeidsmarkt in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie<br />

deelgebieden in beeld gebracht voor de periode 2011-<strong>2016</strong>. In deze prognoses (hier verder<br />

aan te duiden met het ‘basispad’) is uitgegaan van het ‘doormodderscenario’ uit de Decemberraming<br />

2011 van het CPB, waarin de eurocrisis niet snel wordt opgelost, maar ook<br />

geen verdere neerwaartse escalatie ontstaat. Het CPB heeft in het Centraal Economisch<br />

Plan <strong>2012</strong> de verwachtingen voor de economische ontwikkeling van ons land voor <strong>2012</strong> naar<br />

beneden bijgesteld (zie paragraaf 2.3). Wel verwacht het CPB nog steeds dat de financiële<br />

markten in de loop van <strong>2012</strong> weer wat tot rust komen en de economische groei dan ook<br />

weer op gang begint te komen. Inmiddels zijn de perspectieven opnieuw veranderd. Het<br />

risico van verdere verdieping van de eurocrisis lijkt enigszins verminderd, omdat de maatregelen<br />

ter versterking van de Griekse financiële situatie lijken aan te slaan. Daarmee lijkt<br />

het ‘doormodderscenario’ weer wat plausibeler te zijn geworden.<br />

Hoe dan ook blijft de economische ontwikkeling op korte en middellange termijn met veel<br />

onzekerheden omkleed. Daarom vergelijken we in deze paragraaf het ‘basispad’ met een<br />

alternatief scenario. Deze ‘lage variant’ borduurt voort op de onzekerheidsvariant uit de<br />

Macro Economische Verkenning <strong>2012</strong> van het CPB.<br />

Tabel 5.7 geeft naast de economische uitgangspunten van het basispad respectievelijk de<br />

lage variant ook de gevolgen van beide scenario’s voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt weer.<br />

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de korte (2011-<strong>2012</strong>) en middellange termijn<br />

(2013-<strong>2016</strong>). Door het groeipercentage van het bbp te laten fluctueren, komen veranderingen<br />

in de geprognosticeerde ontwikkeling van vraag en aanbod (en als gevolg daarvan ook<br />

wijzigingen in de discrepanties) op de arbeidsmarkt tot stand.<br />

Tabel 5.7 Economische scenario’s en gevolgen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt, 2011-<strong>2012</strong><br />

en 2013-<strong>2016</strong>, gemiddelden per jaar<br />

Nederland<br />

110<br />

2010 2011-<strong>2012</strong> 2013-<strong>2016</strong><br />

Lage variant Basispad Lage variant Basispad<br />

Groeipercentage BBP 1,70 -0,50 0,50 0,75 1,50<br />

<strong>Limburg</strong><br />

(Absoluut)<br />

Arbeidsplaatsen 525.800 520.200 524.600 523.800 532.300<br />

Beroepsbevolking 503.200 501.900 502.700 505.600 500.800<br />

Aantal NWW 39.100 38.100 37.000 35.900 32.600<br />

(Gemiddeld jaarlijkse ontwikkeling %)<br />

Arbeidsplaatsen -1,3 -0,5 -0,1 0,2 0,4<br />

Beroepsbevolking -0,6 0,0 -0,1 0,1 -0,1<br />

(Niveau in %)<br />

NWW-percentage 7,8 7,6 7,4 7,1 6,5<br />

Bron: CPB, UWV ; Etil/Research voor Beleid.<br />

In de lage variant is in de jaren 2011-<strong>2012</strong> sprake van een economische krimp van gemiddeld<br />

0,5% per jaar (tegenover een groei van 0,5% in het basispad). Daarmee komt het aantal<br />

arbeidsplaatsen in die periode op gemiddeld 520.200 (in plaats van 524.600) en de beroepsbevolking<br />

op gemiddeld 501.900 (in plaats van 502.700). Door deze ontwikkelingen in<br />

werkgelegenheid en beroepsbevolking komt de werkloosheid gemiddeld hoger uit: absoluut


38.100 personen (in plaats van 37.000) en in procenten van de beroepsbevolking 7,6% (in<br />

plaats van 7,4%).<br />

Voor de periode 2013-<strong>2016</strong> is het beeld als volgt. De gemiddelde groei per jaar bedraagt in<br />

de lage variant 0,75% (tegenover 1,5% in het basispad). Dit resulteert in een lagere werkgelegenheid<br />

van gemiddeld 523.800 arbeidsplaatsen (in plaats van 532.300). De beroepsbevolking<br />

komt met een jaarlijks gemiddelde van 505.600 personen hoger uit dan in het basispad<br />

(500.800). 129 Door deze ontwikkelingen komt ook op de middellange termijn de<br />

werkloosheid gemiddeld op een hoger niveau uit: absoluut 35.900 personen (in plaats<br />

32.600) en in procenten 7,1% (in plaats van 6,5%).<br />

In de vorige editie van <strong>RAIL</strong> is ook een lange termijn scenario doorgerekend. Deze gaf een<br />

doorkijk naar de verwachte arbeidsmarktsituatie in <strong>Limburg</strong> anno 2020. Gezien de grote<br />

onzekerheden is in deze uitgave van <strong>RAIL</strong> afgezien van het doorrekenen van een dergelijk<br />

lange termijn scenario. De prognoses van (beroeps)bevolking, werkgelegenheid en werkloosheid<br />

op middellange termijn (2013-<strong>2016</strong>) zijn al met zoveel onzekerheden omkleed dat<br />

een cijfermatige vooruitblik naar 2020 helemaal een schijnexactheid zou opleveren. De<br />

verwachting is dat de kraptes op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt op de lange termijn gaan toenemen.<br />

Precieze ontwikkelingen zijn op dit moment echter niet te geven. Het volgende<br />

hoofdstuk gaat wel in meer kwalitatieve zin in op de op langere termijn te verwachten<br />

trends op de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong>.<br />

5.5 Resumé<br />

Moeilijk vervulbare vacatures<br />

Landelijk bedroeg het aandeel (zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 19%, min of<br />

meer vergelijkbaar met het aandeel van 20% in 2010. In <strong>Limburg</strong> was het percentage<br />

(zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 hoger dan een jaar eerder (28% tegenover<br />

21%).<br />

Te verwachten is dat de <strong>Limburg</strong>se werkgevers de komende jaren als gevolg van het door<br />

vergrijzing en ontgroening dalend arbeidsaanbod meer moeite zullen krijgen met het<br />

vervullen van vacatures. Met name geldt dat voor de vraag naar middelbaar en hoger opgeleiden.<br />

Werkloosheid<br />

In <strong>Limburg</strong> is de werkloosheid hoger dan landelijk. De verschillen worden wel kleiner; de<br />

naar verhouding sterke mate van vergrijzing (grote vervangingsvraag) en krimp van de<br />

beroepsbevolking (minder arbeidsaanbod) hebben een dempend effect op de werkloosheid<br />

in <strong>Limburg</strong>. In 2011 bedroeg het NWW-percentage in <strong>Limburg</strong> 7,0% (34.900 nietwerkende<br />

werkzoekenden) tegenover landelijk 6,0%. Vergeleken met de provincie als<br />

geheel kende Zuid-<strong>Limburg</strong> een hoger NWW-percentage (8,3%), Noord- en Midden-<br />

<strong>Limburg</strong> juist lagere (6,0% en 5,0%).<br />

Voor <strong>2012</strong>-2013 wordt – als gevolg van de eurocrisis en de overheidsbezuinigingen – een<br />

werkloosheidsstijging verwacht. In de jaren daarna (2014-<strong>2016</strong>) leidt het verwachte economisch<br />

herstel weer tot een daling van het werkloosheidsniveau. Per saldo wordt voor<br />

<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> een NWW-percentage van 6,4% (ruim 32.000 niet werkende werkzoekenden)<br />

voorzien tegenover landelijk 5,7%. Zowel Noord- als Midden-<strong>Limburg</strong> scoren lager<br />

dan het provinciaal gemiddelde (respectievelijk 5,7% en 5,2%). Zuid-<strong>Limburg</strong> scoort<br />

nog steeds bovengemiddeld (7,2%), maar laat ten opzichte van 2011 wel een substantiële<br />

daling zien.<br />

In de prognoses is nog geen rekening gehouden met de precaire situatie bij en de mogelijke<br />

sluiting eind dit jaar van autofabriek NedCar in Born.<br />

129 Is in het basispad in 2013-<strong>2016</strong> nog sprake van een daling van de beroepsbevolking ten opzichte<br />

van de daaraan voorafgaande periode (2011-<strong>2012</strong>), in de lage variant is sprake van een lichte stijging.<br />

Hier spelen twee effecten: ontmoedigingseffect (discouraged worker effect) en aanmoedigingseffect<br />

(added worker effect). De veronderstelling is dat het tweede effect iets sterker is dan<br />

het eerste.<br />

111


112<br />

Onder de werklozen in <strong>Limburg</strong> zijn jongeren wat minder sterk vertegenwoordigd dan<br />

landelijk. Naar verhouding kent <strong>Limburg</strong> veel oudere werklozen: van het bestand nietwerkende<br />

werkzoekenden is 41% 50 jaar of ouder (landelijk 36%). Is jeugdwerkloosheid<br />

vooral een conjunctureel probleem, de hoge werkloosheid onder ouderen heeft een<br />

structureel karakter. Ouderen worden minder snel werkloos dan jongeren, maar eenmaal<br />

werkloos komen ze moeilijk weer aan de slag. Daaraan ligt een complex van factoren ten<br />

grondslag (objectieve competenties en kenmerken, aannamebeleid van werkgevers,<br />

zoekgedrag van ouderen).<br />

Perspectief op baan<br />

Vergeleken met het land als geheel is op middellange termijn in <strong>Limburg</strong> het perspectief<br />

op een baan voor schoolverlaters op BO-niveau positiever, op VMBO- en MBO-niveau wat<br />

minder positief en op HBO-niveau min of meer vergelijkbaar. Tot <strong>2016</strong> zijn er in <strong>Limburg</strong><br />

tot en met het HBO-niveau de beste arbeidsmarktperspectieven (typering: goed) voor<br />

schoolverlaters van de volgende opleidingstypen: VMBO tl; MBO groen; VMBO, MBO en<br />

HBO techniek; HBO onderwijs; VMBO verzorging en HBO (para)medisch. Bij de goede perspectieven<br />

voor schoolverlaters van HBO onderwijs past de kanttekening dat in de betreffende<br />

analyses voor deze groep de gevolgen van de specifieke demografische ontwikkelingen<br />

voor de vraag naar onderwijs in <strong>Limburg</strong> niet zijn meegenomen. De naar<br />

verhouding slechtste arbeidsmarktperspectieven (typering: matig) zijn er in de provincie<br />

voor schoolverlaters van BO, HAVO/VWO, HBO economie en HBO sociaal-cultureel.<br />

De goede perspectieven voor de genoemde VMBO-opleidingstypen hebben voor een belangrijk<br />

deel betrekking op leerwerkbanen tijdens een vervolgopleiding binnen het MBO<br />

en banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.<br />

Van de 35 onderscheiden MBO-opleidingen scoren er in <strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />

18 goed, 9 redelijk, 5 matig en 3 slecht. De drie best scorende opleidingsrichtingen<br />

zijn MBO werktuigbouw en mechanische techniek, MBO elektrotechniek en MBO<br />

voeding, natuur en milieu. Ook de MBO-opleidingen laboratorium en procestechniek<br />

(voor een belangrijk deel gericht op de chemie) behoren tot de 10 opleidingen met de<br />

beste perspectieven. De drie slechtst scorende opleidingen zijn MBO beweging en therapie,<br />

MBO toerisme en recreatie en MBO operationele techniek.<br />

Op wetenschappelijk niveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer goede<br />

perspectieven zijn er voor WO medisch en goede perspectieven voor WO techniek.<br />

Personeelskrapte<br />

Vanuit het perspectief van werkgevers worden in <strong>Limburg</strong> op middellange termijn (op<br />

alle niveaus) voor meer beroepsgroepen knelpunten verwacht dan landelijk.<br />

In <strong>Limburg</strong> zijn op middellange termijn op elementair en lager beroepsniveau voor vrijwel<br />

alle beroepsgroepen grote knelpunten in de personeelsvoorziening te voorzien. Grotendeels<br />

gaat het hierbij om leerwerkbanen in het MBO. Verder is aan de onderkant van<br />

de arbeidsmarkt sprake van de nodige dynamiek (onder meer inzet van laagopgeleide<br />

tijdelijke arbeidsmigranten en “groenpluk”). Op middelbaar beroepsniveau gaat het om<br />

agrarische, technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële<br />

beroepsgroepen. Op hoger beroepsniveau worden de komende jaren zeer grote knelpunten<br />

in de personeelsvoorziening verwacht voor pedagogische en grote knelpunten<br />

voor technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en transportberoepen.<br />

Op wetenschappelijk beroepsniveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer<br />

grote knelpunten in de personeelsvoorziening worden voorzien voor de wetenschappelijke<br />

(para)medische beroepen en grote knelpunten voor de wetenschappelijke technische<br />

beroepen.<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom versus baanopeningen: verwachte tekorten<br />

Uitgaande van opleidingstype kent de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt in de periode tot en met<br />

<strong>2016</strong> ongeveer 142 duizend baanopeningen. Deze baanopeningen ontstaan vooral door<br />

vervangingsvraag, het vervangen van werknemers die vertrekken, bijvoorbeeld vanwege<br />

het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In dezelfde periode kent <strong>Limburg</strong> een<br />

instroom op de arbeidsmarkt van een kleine 110 duizend personen. We kunnen dus stellen<br />

dat de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt tot en met <strong>2016</strong> zo’n 32.000 personen tekort komt.


Vooral de techniek en de zorg zullen door deze tekorten worden getroffen. In de periode<br />

tot en met <strong>2016</strong> zal <strong>Limburg</strong> 12.500 gediplomeerde technici tekort komen. Grosso modo<br />

betekent dit een tekort dat jaarlijks oploopt met ongeveer 1.080 VMBO’ers, 720 MBO’ers<br />

en 360 HBO’ers. In deze periode groeit ook het tekort aan gediplomeerden in de zorg,<br />

specifiek op VMBO en HBO-niveau, tot 4.600. Dit betekent daarmee een tekort dat jaarlijks<br />

oploopt met ongeveer 600 VMBO’ers en 180 HBO’ers.<br />

Alternatief scenario<br />

Naast het in dit rapport gebruikte basispad (‘doormodderscenario’) is voor de korte en<br />

middellange termijn een alternatief scenario doorgerekend dat uitgaat van een verdieping<br />

van de eurocrisis. Deze doorrekening laat zien dat de effecten aan de aanbodzijde<br />

van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt minder sterk zijn dan aan de vraagzijde. In de lage variant<br />

komt de werkloosheid in de provincie daarom zowel op korte als middellange termijn<br />

op een hoger niveau uit.<br />

Gezien de grote onzekerheden is in deze editie van <strong>RAIL</strong> afgezien van het doorrekenen<br />

van een lange termijn scenario (2020). De verwachting is dat de kraptes op de <strong>Limburg</strong>se<br />

arbeidsmarkt op lange termijn gaan toenemen. Precieze ontwikkelingen zijn op dit moment<br />

echter niet te geven.<br />

113


6 Trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

Dit hoofdstuk bevat een beschouwing van de belangrijkste trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />

Het begint in paragraaf 6.1 met een SWOT-analyse. Deze biedt - in tabelvorm – inzicht<br />

in sterkten en zwakten van en kansen en bedreigingen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />

Paragraaf 6.2 geeft daarna een beschrijving van de belangrijkste trends en ontwikkelingen<br />

op de middellange en lange termijn. Ten slotte gaat paragraaf 6.3 in op de trends<br />

en ontwikkelingen in de knelpuntsectoren zorg en techniek.<br />

6.1 SWOT-analyse<br />

De SWOT-analyse is een van oorsprong bedrijfskundig model dat vier elementen bevat:<br />

Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats. De resultaten van de SWOT-analyse zijn te<br />

gebruiken als input voor het strategievormingsproces. Tabel 6.1 geeft kort sterkten en<br />

zwakten van, en kansen en bedreigingen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt weer.<br />

Tabel 6.1 SWOT-analyse van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: sterkten, zwakten, kansen en<br />

bedreigingen<br />

114<br />

Sterkten Zwakten<br />

Omgeving van de arbeidsmarkt<br />

Centrale ligging binnen Euregio/Europa<br />

Grote internationale consumentenmarkt binnen<br />

straal van 100 km<br />

Ligging midden in toptechnologische regio<br />

ELAt<br />

Innovatie- en startersklimaat: hoog aandeel<br />

innovatieve banen; veel R&D personeel; snelle<br />

groei private R&D; groot aantal patentaanvragen<br />

Internationaal gezien goede concurrentiepositie<br />

Buiten grote steden aantrekkelijk woon- en<br />

leefklimaat<br />

Veel mogelijkheden voor leisure (retail &<br />

toerisme)<br />

Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />

Aanwezigheid in de regio van 7 van de 10<br />

kennisintensieve topsectoren van EL&I<br />

Aanbod van de arbeidsmarkt<br />

Breed onderwijsaanbod (VMBO t/m WO)<br />

Veel arbeidsmigranten aanwezig<br />

Door geografische ligging (in theorie) veel<br />

mogelijkheden voor grensoverschrijdende arbeid.<br />

Overig<br />

Veel aandacht voor regionale economie en<br />

arbeidsmarkt bij actief opererende stakeholders<br />

(de drie O’s)<br />

Veel vormen van samenwerking binnen <strong>Limburg</strong><br />

en met Duitsland en België<br />

Omgeving arbeidsmarkt<br />

Perifere ligging binnen Nederland<br />

Laag regionaal product en lage economische<br />

groei<br />

Conjunctuurgevoelig (nog steeds veel industrie<br />

en logistiek)<br />

Innovatie- en startersklimaat: laag aandeel<br />

creatieve banen; weinig kenniswerkers; laag<br />

omzetaandeel innovaties; weinig startende<br />

bedrijven<br />

Relatief geringe woonaantrekkelijkheid grote<br />

steden<br />

Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />

Weinig banen per 1.000 inwoners<br />

Aanbod van de arbeidsmarkt<br />

Sterke krimp potentiële beroepsbevolking<br />

Weinig allochtonen (groeiend arbeidsaanbod)<br />

Achterblijvende arbeidsparticipatie<br />

Dalende beroepsbevolking<br />

Laag opleidingsniveau beroepsbevolking<br />

Versnippering beroepsonderwijs, sterke gerichtheid<br />

op instroom en nog onvoldoende afgestemd<br />

op regionale arbeidsmarkt<br />

Voortijdig schoolverlaters; probleemjongeren<br />

Moeilijk vervulbare vraag, werklozen, lonen<br />

Aantal belangrijke sectoren (zorg, techniek/industrie)<br />

komen moeilijk aan arbeidsaanbod<br />

Relatief hoge werkloosheid in Zuid-<strong>Limburg</strong><br />

en veel moeilijk plaatsbaar aanbod<br />

Structureel hoge werkloosheid onder ouderen<br />

Kansen Bedreigingen<br />

Omgeving van de arbeidsmarkt Omgeving van de arbeidsmarkt


Topsectorenbeleid EL&I; Brainport 2020<br />

Macrodoelmatigheidsbeleid beroepsonderwijs<br />

Extra geld voor intramurale zorg<br />

Decentralisatie van overheidstaken (maar wel<br />

gepaard met bezuinigingen!)<br />

Combinatie WMO-WWB i.h.k.v. WWNV biedt<br />

kansen voor participatie en re-integratie<br />

Positief imago <strong>Limburg</strong> onder burgers (verder<br />

te versterken door regiobranding)<br />

Positief imago onder buitenlandse investeerders<br />

(belastingklimaat, arbeidskosten (NL),<br />

ligging, ruimte voor huisvesting, internationale<br />

scholen (LB))<br />

Verbetering imago als werkregio (arbeidsmarktinformatie<br />

en –communicatie)<br />

Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />

Kansen op werk door flexibilisering arbeidsmarkt<br />

Sociale innovatie<br />

Jobcarving<br />

Aanbodzijde van de arbeidsmarkt<br />

Stijgende trend arbeidsparticipatie zet door<br />

Verbreding onderwijsaanbod (nieuw Science<br />

College UM; plannen voor filiaal HAS en TU<br />

Twente in de regio; aanwinst zou ook universitaire<br />

IT-opleiding zijn)<br />

Nieuwe vormen van beroepsonderwijs (praktijkgerichte<br />

aanpak, samenwerking met bedrijfsleven<br />

[bijv. Centra voor Innovatief Vakmanschap,<br />

Centers of Expertise], doorlopende<br />

leerlijnen [bijv. vakcolleges], campusvorming)<br />

Binden van (buitenlandse) studenten aan de<br />

regio<br />

Benutten alumninetwerken van studenten en<br />

kenniswerkers<br />

Benutten arbeidsaanbod nuggers<br />

Benutten arbeidsaanbod uit Zuid-Europa<br />

Benutten arbeidsaanbod ‘repatrianten’ (2 e en<br />

3 e fase carriére <strong>Limburg</strong>ers die elders loopbaan<br />

zijn gestart)<br />

Wegnemen van barrières voor pendel binnen<br />

<strong>Limburg</strong> (beter openbaar vervoer) en voor<br />

grensoverschrijdende arbeid (taalonderwijs,<br />

beter openbaar vervoer)<br />

Uitstroom babyboomers leidt tot instroom van<br />

jongeren met andere houding/skills, waardoor<br />

sneller veranderingen zijn door te voeren<br />

Upgrading van werkenden<br />

Diversiteitsbeleid<br />

Duurzaam inzetbaarheidsbeleid<br />

Bezuinigingen (algemeen en specifiek op<br />

overheidspersoneel)<br />

Duur van deel MBO-4 opleidingen mogelijk<br />

terug van 4 naar 3 jaar (problemen met aansluiting<br />

op HBO)<br />

Minder geld voor participatie en re-integratie<br />

WWNV gevaar voor continuïteit SW<br />

Beperkende maatregelen m.b.t. grenspendel,<br />

arbeidsmigratie, kennismigratie<br />

Afbrokkeling sociale samenhang<br />

Vastlopende verkeersinfrastructuur en tekortkomingen<br />

in openbaar vervoer<br />

Veel verouderde bedrijventerreinen<br />

Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />

Structureel achterblijvende werkgelegenheidontwikkeling<br />

Bevolkingskrimp betekent kleinere regionale<br />

markt<br />

Mogelijke verdieping crisis leidt tot werkgelegenheidsdaling<br />

Afhankelijkheid van enkele grote bedrijven<br />

(zo heeft mogelijke sluiting NedCar grote gevolgen<br />

voor directe en indirecte werkgelegenheid<br />

in de regio)<br />

Bedrijven steeds meer footloose -> concurrentie<br />

met buitenland/outsourcing van werkgelegenheid<br />

(hoewel ook weer omgekeerde<br />

beweging zichtbaar is)<br />

Aanbodzijde<br />

Uitstroom van babyboomers betekent weglekken<br />

van kennis en ervaring<br />

Beperkte carrièremogelijkheden voor met<br />

name hoger opgeleiden en te weinig topbanen<br />

Toenemende onzekerheden door flexibilisering<br />

arbeidsmarkt<br />

Risico dat bedrijven door crisis te weinig<br />

geld/tijd investeren in opleiden (van o.m.<br />

BBL’ers)<br />

Problemen met bedrijfsopvolging in MKB<br />

Kwetsbaarheid van zzp’ers<br />

Sommige sectoren te afhankelijk van arbeidsmigranten<br />

Moeilijk vervulbare vraag, werklozen, lonen<br />

Demografische ontwikkelingen (sterke vergrijzing/<br />

dubbele ontgroening/ bevolkingskrimp)<br />

leiden tot hoge vervangingsvraag en<br />

daling beroepsbevolking -> knelpunten in personeelsvoorziening<br />

in de regio (moeilijk vervulbare<br />

vraag)<br />

Stijgende loonkosten (door eurocrisis tijdelijk<br />

115


Moeilijk vervulbare vacatures, werklozen, lonen<br />

Demografische ontwikkelingen (sterke vergrijzing/<br />

dubbele ontgroening/ bevolkingskrimp)<br />

leiden tot hoge vervangingsvraag en<br />

daling beroepsbevolking -> dempende werking<br />

op werkloosheid in de regio<br />

Mobiliteitsbeleid/VWNW-beleid<br />

Kansrijke (participatie- en) reintegratieprojecten<br />

(al dan niet met scholingscomponent)<br />

Overig<br />

Intensivering regionale (<strong>Limburg</strong>), bovenregionale<br />

(Zuidoost-Nederland) en euregionale<br />

(ELAt) samenwerking<br />

116<br />

minder)<br />

Mogelijke verdieping van crisis leidt tot sterke<br />

toename jeugdwerkloosheid<br />

Te veel nadruk op kenniseconomie en topsectoren<br />

betekent gevaar voor tweedeling arbeidsmarkt<br />

(bovenkant versus onderkant)<br />

De sterkten en zwakten geven als het ware het startpunt voor de voor het komende decennium<br />

relevante trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. Vast te stellen is dat deze sterkten<br />

en zwakten geen vaststaande feiten zijn: niet alleen moet het beleid (zie hoofdstuk 7) erop<br />

zijn gericht de sterke kanten van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt nog verder tot bloei te laten<br />

komen en de zwakten weg te nemen. Daarnaast zijn er bij de sterkten en zwakten natuurlijke<br />

trends aan te geven en kan de context ervan ook het relatieve belang van sterkten en<br />

zwakten veranderen. Naarmate de globalisering doorzet, is bijvoorbeeld de perifere ligging<br />

van <strong>Limburg</strong> binnen Nederland minder relevant en de centrale ligging tussen economische<br />

groeiregio’s in Nederland, België en Duitsland des te relevanter.<br />

De kansen en bedreigingen bevatten twee soorten thema’s:<br />

Met name kansen en in wat mindere mate bedreigingen die te maken hebben met de<br />

inzet van het arbeidsmarktbeleid: daar gaat het volgende hoofdstuk verder op in.<br />

Bedreigingen en in wat mindere mate kansen die juist verband houden met trends en<br />

ontwikkelingen in de omgeving van de arbeidsmarkt. Deze zijn aan de orde in de volgende<br />

paragraaf.<br />

6.2 Trends en ontwikkelingen op de middellange en lange termijn<br />

Een cijfermatige vooruitblik voor de langere termijn is niet te geven. Daarom volgt in deze<br />

paragraaf een beschrijving van de belangrijkste trends en ontwikkelingen voor de <strong>Limburg</strong>se<br />

arbeidsmarkt. Deze beschrijving strekt zich uit tot de middellange en lange termijn. Ze<br />

overlapt daardoor deels met de tijdshorizon van de prognoses uit het vorige hoofdstuk.<br />

Uiteraard gaat het om trends bij ongewijzigd beleid. Het valt zeker te verwachten dat partijen<br />

op deze trends gaan reageren: niet alleen door negatieve trends tegen te gaan maar<br />

ook door te proberen optimaal te profiteren van positieve trends.<br />

Dat geldt niet alleen voor het arbeidsmarktbeleid (het volgende hoofdstuk bevat daarvoor<br />

een deel van het spoorboekje) maar ook voor economisch, onderwijs, zorg- en welzijnsbeleid<br />

en niet te vergeten voor de manier waarop het bedrijfsleven op de genoemde trends<br />

zal inspelen. Dat brengt trouwens wel gevaren met zich mee: deze maatregelen kunnen ook<br />

contraproductief voor de arbeidsmarkt zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer bedrijven<br />

die niet aan hoger opgeleid personeel kunnen komen, wegtrekken naar het buitenland<br />

en daarmee ook lager geschoolde werkgelegenheid verplaatsen. Of ook wanneer een overschot<br />

aan beschikbaar personeel zich vertaalt in een desinteresse om te investeren in opleidingen,<br />

wat op zich weer consequenties kan hebben voor het aanbod van beroepsonderwijs.<br />

Het is daarom zaak om de komende jaren de genoemde trends en de reacties daarop<br />

van stakeholders nauwlettend te blijven monitoren.<br />

6.2.1 De omgeving van de arbeidsmarkt


Demografie<br />

Tot voor kort leek de demografische ontwikkeling de meest zekere factor voor de <strong>Limburg</strong>se<br />

arbeidsmarkt. Met name in Zuid-<strong>Limburg</strong> zou sprake zijn van een stevige bevolkingskrimp.<br />

Nog steeds is zeker dat er zonder rekening te houden met immigratie sprake zal zijn<br />

van een daling van de omvang van beroepsbevolking en toenemende vergrijzing. Hierdoor<br />

ontstaan tekorten, met name in bepaalde sectoren als techniek en zorg. Anderzijds heeft<br />

de demografie ook een dempend effect op de werkloosheid.<br />

De immigratie is echter een onzekere factor. Er zijn drie groepen immigranten te onderscheiden:<br />

Buitenlandse studenten die zich in <strong>Limburg</strong> moeten vestigen omdat ze anders niet ingeschreven<br />

kunnen staan bij onderwijsinstellingen. Voorheen stond deze categorie niet geregistreerd,<br />

nu wel. Daardoor lijkt de bevolkingskrimp tijdelijk te zijn omgeslagen in<br />

groei. Waarschijnlijk is echter dat ook in de toekomst deze groep studenten na afronding<br />

van de studie weer terugkeert naar het land van herkomst. Wat betreft Duitsland is - gezien<br />

de gunstige economische ontwikkeling in het aangrenzende deel van Nordrhein-<br />

Westfalen – de kans dat afgestudeerden in <strong>Limburg</strong> zullen blijven zelfs geringer dan<br />

voorheen.<br />

Er is de laatste jaren sprake van een stijging van het aantal MOE-landers dat werkzaam<br />

is in <strong>Limburg</strong>. Er lijkt ook geen sprake van een afname nadat Duitsland het voor arbeiders<br />

uit de betreffende landen mogelijk heeft gemaakt er zonder tewerkstellingsvergunning<br />

te werken: men blijft in groten getale naar <strong>Limburg</strong> komen. Ook vestigt een deel<br />

van de arbeiders uit de MOE-landen zich in <strong>Limburg</strong>. De vraag is of dit zo zal blijven. De<br />

overheid wil, getuige recente uitspraken van de Minister van SZW, het aantal in Nederland<br />

werkende personen uit andere landen fors verlagen.<br />

De betere woningmarkt in met name Zuid-<strong>Limburg</strong> lijkt een zekere aantrekkingskracht te<br />

hebben op kenniswerkers uit de rest van Nederland. De vraag is of dit effect beklijft en<br />

of het zich op termijn ook uitstrekt naar kenniswerkers uit andere landen (waarvoor van<br />

belang is dat de overheid het juist gemakkelijker maakt om hier te komen werken).<br />

Wanneer de immigratie van kenniswerkers toeneemt, kan dat een deel van de oplossing<br />

vormen voor knelpunten aan de bovenkant van de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong>.<br />

Los van de ontwikkeling van de immigratie lijkt er sprake van ontgroening en vergrijzing op<br />

de arbeidsmarkt. Dit heeft gevolgen binnen arbeidsorganisaties en ook voor het karakter<br />

van de werkloosheid:<br />

De grote uitstroom van de babyboomers en de vervanging daarvan door jongeren in de<br />

<strong>Limburg</strong>se bedrijven en instellingen is enerzijds een bedreiging (weglekken van kennis en<br />

ervaring), maar anderzijds biedt het ook kansen (andere houding/skills van jongeren,<br />

waardoor sneller veranderingen zijn door te voeren).<br />

Ouderen worden minder snel werkloos dan jongeren. Eenmaal werkloos komen ze echter<br />

moeilijk weer aan de slag. En hoe ouder, des te kleiner de kans op werkhervatting. Daar<br />

waar de jeugdwerkloosheid conjunctureel wordt bepaald, is werkloosheid onder ouderen<br />

dus vooral een structureel probleem.<br />

Sociaal-maatschappelijke veranderingen<br />

Er is sprake van een aantal sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen die de komende periode<br />

blijven doorgaan. De invloed ervan zal traag, maar zeker, doorwerken op de <strong>Limburg</strong>se<br />

arbeidsmarkt:<br />

Het aandeel werkende vrouwen zal blijven groeien. Dit komt vooral doordat de oudste<br />

cohorten vrouwen, die nooit hebben gewerkt, de AOW-leeftijd bereiken; jonge vrouwen<br />

gaan wel werken. Dat <strong>Limburg</strong> nu een relatief lage arbeidsparticipatie kent, betekent<br />

ook dat deze trend zich langer zal blijven vertalen in een groei van het arbeidspotentieel.<br />

Mogelijk dat ook het added worker effect (vrouwen van werkloze mannen zoeken<br />

naar werk) sterker zal gelden, nu de druk op werklozen toeneemt.<br />

Over heel Nederland is sprake van verkleuring van de beroepsbevolking. Dat zal in <strong>Limburg</strong><br />

minder het geval zijn. Wel is een grote kans dat een deel van de Midden- en Oost-<br />

117


118<br />

Europese arbeidskrachten in <strong>Limburg</strong> “blijft hangen”. Vaak gebeurt dit nadat men – na<br />

eerst laaggeschoold werk te hebben verricht – in het eigen vakgebied op hoger niveau<br />

aan de slag kan.<br />

De individualisering van de beroepsbevolking zet door. Het aantal zzp-er’s neemt verder<br />

toe.<br />

Een onzeker punt is nog in hoeverre jongeren (nog) langer zullen doorleren. De recent<br />

aangekondigde maatregelen van de regering tegen langstuderen zetten hier een rem op.<br />

Dit heeft indirect ook invloed op het onderwijsaanbod. Veel duale opleidingen in het hoger<br />

onderwijs staan nu al onder druk. Mogelijk dat de maatregelen een flink gat slaan in<br />

het brede onderwijsaanbod in <strong>Limburg</strong>.<br />

Jongeren hebben een andere attitude ten opzichte van werk. Er is een voorkeur voor<br />

‘werken om te leven’, kort cyclische carrièrepaden, gebruik van moderne technologie in<br />

het werk en het zogenaamde nieuwe werken (sectoren die hierin voorzien zijn aantrekkelijker<br />

voor jongeren om in te werken). De overheid ondersteunt ook een meer flexibeler<br />

arbeidscultuur met maatregelen en wetgeving.<br />

Ouderen blijven langer doorwerken. Uiteraard is het overheidsbeleid gericht op het verder<br />

inperken van mogelijkheden voor vroegpensioen en de verhoging van de AOWleeftijd<br />

hierop van invloed, maar ook is er een groeiende groep ouderen die zelf geen afscheid<br />

wil nemen van de arbeidsmarkt.<br />

Economie<br />

De exacte ontwikkeling van de <strong>Limburg</strong>se economie op de langere termijn blijft onzeker.<br />

Een aantal dingen is wel te zeggen over de ontwikkeling ervan:<br />

De verschuiving naar de diensteneconomie zal doorzetten. Met name bedrijven die niet<br />

vooruitlopen in technologische ontwikkeling verdwijnen. <strong>Limburg</strong> kent een groeiend<br />

aandeel innovatieve banen. Industriële bedrijven die zich in het hogere technische segment<br />

bevinden zijn minder conjunctuurgevoelig dan wel weten hun bedrijfsvoering beter<br />

op de conjunctuur aan te passen. Daardoor wordt de <strong>Limburg</strong>se economie steeds minder<br />

conjunctuurgevoelig.<br />

Met Duitsland blijft het vooralsnog beter gaan dan met Nederland. <strong>Limburg</strong> zou daar in<br />

economische zin meer van moeten kunnen profiteren dan de rest van Nederland. Dat<br />

<strong>Limburg</strong> actief de samenwerking met de aanpalende regio’s zoekt, helpt daarbij aanzienlijk.<br />

Een aantal voor <strong>Limburg</strong> belangrijke (top)sectoren krijgt extra aandacht en geld van het<br />

kabinet. Naar verwachting vertaalt zich dat op termijn positief, bijvoorbeeld in snelle<br />

groeiers.<br />

De ruimere arbeidsmarkt van de komende jaren zorgt er op zich voor dat er iets meer<br />

lucht blijft voor bedrijven om goedgeschoold personeel aan te trekken.<br />

Bij bevolkingskrimp neemt ook de plaatselijke vraag naar producten af. Dat zet een rem<br />

op de economie.<br />

Een bijzondere factor vormt nog de problematiek rondom bedrijfsopvolging in het MKB.<br />

Geen opvolger betekent vaak ook geen werkgelegenheid voor het personeel.<br />

6.2.2. De arbeidsmarkt zelf<br />

Politiek en beleid: bezuinigingen met directe impact op de arbeidsmarkt<br />

De bezuinigingen van het huidige kabinet zetten de komende jaren door. Vervolgens hebben<br />

ze ook in de periode na 2015 nog steeds een fikse invloed op de ontwikkeling op de<br />

arbeidsmarkt, zowel in de (semi)publieke sector als aan de onderkant van de arbeidsmarkt:<br />

De bezuinigingen op overheidspersoneel treffen perifere regio’s als <strong>Limburg</strong> verhoudingsgewijs<br />

hard.<br />

De op stapel staande wijzigingen in het stelsel van sociale zekerheid en de forse bezuinigingen<br />

op participatie en re-integratie kunnen een zware wissel trekken op de onderkant<br />

van het arbeidsaanbod. Uiteraard gaan de <strong>Limburg</strong>se gemeenten hun beleid hierop aanpassen,<br />

maar de forse uitstroomdoelstellingen van de sociale werkvoorziening in combinatie<br />

met die van de Wajong zetten extra druk op het betreffende segment. Maatregelen<br />

om werklozen, SW-ers en uitkeringsgerechtigden in te zetten zich richten op seg-


menten van de arbeidsmarkt waar nu arbeidsmigranten werkzaam zijn hebben meer kans<br />

van slagen in Noord-<strong>Limburg</strong> aangezien meer mogelijkheden zijn dan in het Zuiden, waar<br />

juist de druk op de SW het grootst is.<br />

Het ziet ernaar uit dat ook de zorg niet ontsnapt aan bezuinigingen. Vooralsnog komt dat<br />

er vooral op neer dat extra middelen die nodig zijn om tegemoet te komen aan de extra<br />

zorgvraag niet beschikbaar komen. Daarmee vertaalt die extra vraag door de vergrijzing<br />

zich in veel mindere mate in extra vraag naar arbeid in de sector.<br />

Recente bezuinigingen en op stapel staande stelselherzieningen hebben impact op de<br />

arbeidsmarkt in de sector welzijn. Indirect heeft dat trouwens ook gevolgen voor de onderkant<br />

van de arbeidsmarkt, omdat veel van de personen met een afstand tot de arbeidsmarkt<br />

ook behoren of behoord hebben tot de clientèle van de betreffende sector.<br />

Hetzelfde geldt ook voor bezuinigingen in het onderwijs. In directe zin versterken deze<br />

het overschot aan leerkrachten dat mogelijk al ontstaat door demografische ontwikkelingen.<br />

In indirecte zin hebben deze mogelijk ook invloed op de verdere carrières van<br />

groepen leerlingen met een hoog werkloosheidsrisico na afloop van de schoolloopbaan.<br />

Op een meer indirecte wijze heeft een aantal andere maatregelen in het onderwijs (mogelijk)<br />

effect op de arbeidsmarkt. Dat betreft bijvoorbeeld de grotere nadruk op de macrodoelmatigheid<br />

van opleidingen, de meer op prestaties af te stemmen bekostiging van het<br />

beroepsonderwijs en het verkorten van de duur van de mbo-4 opleidingen naar drie jaar.<br />

Het laatste zou ook invloed kunnen hebben op de doorstroom van mbo naar hbo, maar voor<br />

de mbo-opleidingen waarbij een opleidingsduur echt noodzakelijk is, blijft deze (vooralsnog)<br />

vier jaar.<br />

Veranderingen op de arbeidsmarkt<br />

De arbeidsmarkt zelf blijft ook veranderen: werkgevers stellen andere eisen aan werknemers<br />

en werknemers en werkzoekenden andere eisen aan werk. De belangrijkste trends<br />

zijn de volgende:<br />

De aan werknemers en daarmee ook aan werkzoekenden gevraagde competenties ontwikkelen<br />

zich. Dat geldt in de eerste plaats voor de technisch-instrumentele vaardigheden.<br />

Zo langzamerhand stijgt het niveau dat de man of vrouw op de werkvloer nodig<br />

heeft van MBO niveau 2 naar niveau 3 en vaak niveau 4. Er zijn nu al branches waar<br />

MBO+ (AD-) niveau nodig is om de uitvoerende werkzaamheden te verrichten. Ook zijn in<br />

steeds groteren getale HBO-ers nodig als specialisten of als (middle) managers. Wanneer<br />

er de komende jaren tekorten aan personeel ontstaan, ligt de oorzaak dan vaak ook<br />

vooral in deze upgrading: op zich komen er genoeg gediplomeerden uit het beroepsonderwijs<br />

met hetzelfde niveau als degenen die vervangen moeten worden. Daar richt zich<br />

de vraag van bedrijven echter niet op: die hebben mensen met een hogere opleiding nodig.<br />

Niet alleen de technisch-instrumentele eisen van werkgevers aan werknemers nemen toe<br />

(kennis en kunde), ook de sociaal-normatieve (sociale vaardigheden en competenties).<br />

Alle bedrijfstakken zijn op zoek naar de klantgerichte medewerkers, teamplayers, mensen<br />

die zaken kunnen uitleggen en presenteren. Dit geldt niet alleen voor commercieel<br />

opererende bedrijven, voor het onderwijs en dergelijke, maar ook voor de overheid,<br />

voor de ICT, voor de logistiek. In de zorg bijvoorbeeld is niet alleen sociaal gevoel, maar<br />

zijn ook sociale vaardigheden steeds belangrijker. Niet iedereen beschikt vanuit zichzelf<br />

over deze vaardigheden en ook zijn deze bij niet iedereen even gemakkelijk aan te leren.<br />

Flexibilisering en internationalisering<br />

Andere belangrijke trends zijn de flexibilisering en internationalisering van de arbeidsmarkt.<br />

Op de langere termijn is het overigens de vraag hoe deze trends zich gaan ontwikkelen<br />

en welke gevolgen ze voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt gaan hebben:<br />

Over de flexibilisering van de arbeidsmarkt is veel te zeggen. Zo hebben veel industriële<br />

bedrijven inmiddels een aanzienlijke flexibele schil opgebouwd. In sectoren als bouw en<br />

zorg hebben veel werknemers voor een bestaan als zzp-er gekozen. Het is trouwens de<br />

vraag of de totale flexibiliteit op de arbeidsmarkt daarmee is toegenomen. Analyses van<br />

119


120<br />

de Raad voor Werk en Inkomen tonen aan dat het totale aandeel flexibel werkenden in<br />

Nederland de afgelopen decennia nauwelijks aan verandering onderhevig is geweest.<br />

Ten tijde van de crisis van 2008/09 was dit (naast de deeltijd-WW) een uitkomst voor<br />

veel bedrijven. Voor de zzp-ers zelf waren er een aantal magere jaren. Daarna lijkt de<br />

flexibiliteit weer te zijn toegenomen. Het UWV heeft in Vacatures in Nederland 2011 130<br />

vastgesteld dat er sprake is van een enorme afname van het aantal vacatures dat vervuld<br />

is met mensen die direct een vast contract krijgen. Dit signaal wordt overigens niet in<br />

deze omvang bevestigd door het CBS. Met de huidige recessie lijkt weer sprake van afstoten<br />

van flexibele krachten; daardoor neemt bijvoorbeeld ook vooral de jeugdwerkloosheid<br />

weer toe.<br />

Op termijn is het vervolgens de vraag of flexibiliteit (verder) zal groeien. De flexibele<br />

arbeid zit nu vooral bij jongeren en hun aandeel daalt. Ook is waarschijnlijk dat bij<br />

groeiende tekorten op de arbeidsmarkt werknemers die dat willen (en de meeste werknemers<br />

willen dat) een vast contract kunnen verwerven. Er zijn trouwens ook bedrijven<br />

en instellingen die afstappen van een te grote flexibele schil: dit om gekwalificeerd personeel<br />

beter te kunnen binden. Hierbij speelt ook het bovengenoemde aspect van het<br />

contact op de werkvloer: een vast team kent onderling een betere communicatie.<br />

De arbeidsmarkt internationaliseert verder. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats in<br />

relatie tot de aangrenzende landen. De trend echter om eenvoudige werkzaamheden te<br />

outsourcen is nog steeds van kracht en in de nabije toekomst zal dat wellicht ook gelden<br />

voor werk op een hoger niveau; China en India kennen immers enorme aantallen afstuderende<br />

ingenieurs. Er zijn echter ook omgekeerde bewegingen (backsourcing); niet voor<br />

niets vragen arbeidsorganisaties om sociaal vaardige medewerkers (zie boven). Communicatie<br />

van de werkvloer (dat hoeft trouwens niet altijd op de werkvloer, maar kan ook<br />

via digitale media) is steeds belangrijker. Niet zozeer de afstand als wel de afwijkende<br />

bedrijfs- en werknemerscultuur in verre landen blijkt dan een probleem. Dat doet bedrijven<br />

weer besluiten het werk in eigen hand te houden.<br />

Veranderingen op de werkvloer<br />

Te wijzen is ook op een aantal veranderingen op de werkvloer:<br />

De uitstroom van de babyboomers kan de nodige consequenties hebben voor de organisatie<br />

op de werkvloer en voor de bedrijfscultuur. Een positief effect kan zijn dat jongeren<br />

met een andere houding en vaardigheden een frisse wind over de werkvloer laten waaien,<br />

waardoor benodigde veranderingen sneller zijn door te voeren. Aan de andere kant<br />

lekt mogelijk de nodige bedrijfsgebonden kennis van ouderen weg, die niet meteen is<br />

aan te leren door de nieuwe instroom. Dit soort ontwikkelingen kan weer terugslaan op<br />

de wervingsstrategieën van organisaties: zo is het mogelijk te voorzien dat men zo langzamerhand<br />

toch de werving meer gaat richten op oudere werknemers, ook al omdat bijvoorbeeld<br />

veertigers nog een lange carrière voor de boeg hebben.<br />

Door de tegenvallende economie, maar ook door dreigende tekorten aan bepaalde groepen<br />

personeel blijft er druk bestaan om de arbeidsproductiviteit te verhogen. Dit doet<br />

de vraag naar arbeid afnemen. Ook zijn er niet altijd welkome neveneffecten. Wanneer<br />

bijvoorbeeld het aantal MOE-landers afneemt doordat ze wegblijven of worden geweerd,<br />

is uit onderzoek gebleken dat tuinbouwbedrijven het vooral zoeken in (verdere) mechanisatie<br />

van het werk. 131 Inzet van andere arbeidskrachten is voor hen niet rendabel. Dit<br />

zal dus alleen mogelijk op korte termijn kansen voor werkzoekenden met zich mee brengen.<br />

Verder is het gevolg van technologische aanpassingen ook vaak, dat er weliswaar<br />

minder maar hoger geschoolde werknemers nodig zijn, bijvoorbeeld hoger geschoolde<br />

procesoperators; en die waren al schaars. Dit hoeft trouwens niet altijd het geval te<br />

zijn, want in voorkomende gevallen is het ook voor middelbaar opgeleide productiemedewerkers<br />

goed mogelijk de apparatuur te beheren. In de zorg geldt iets vergelijkbaars<br />

bij terugkeer van de wijkverpleegkundige (zie verder).<br />

Arbeidsorganisaties raken steeds meer doordrongen van het belang het HR-beleid op<br />

orde te hebben. Dit vertaalt zich in concepten als Strategische Personeelsplanning en<br />

130 Uitgevoerd door het bureau APE.<br />

131 Research voor Beleid (2011), ‘Ketenwerking en arbeidsverhoudingen. Een onderzoek naar de invloed<br />

van verhoudingen in de productieketen in drie sectoren’.


Sociale Innovatie. Inzet hiervan geeft niet alleen meer inzicht in het huidige personeelsaanbod<br />

en de inzet ervan, maar maakt het ook beter mogelijk tekorten aan personeel en<br />

mogelijkheden voor inzet van werkzoekenden te identificeren. Ook verhoogt het de mogelijkheid<br />

goede arbeidsmarktinformatie aan onderzoeksinstituten te leveren en daarmee<br />

betere arbeidsmarktanalyses mogelijk te maken.<br />

Ontwikkeling van wervingsstrategieën<br />

Bedrijven gaan anders werven. Daardoor zal met name de intransparantie op de arbeidsmarkt<br />

afnemen. De matching wordt effectiever en ook kunnen werkzoekenden beter oordelen<br />

over de plussen en minnen van bepaalde bedrijven en branches en komen bij werkgevers<br />

de positieve kanten van bepaalde doelgroepen beter in beeld:<br />

De werving van personeel gebeurt steeds meer via internet en sociale media. Arbeidsorganisaties<br />

kunnen zich hiermee beter profileren naar werkzoekenden toe en vooroordelen<br />

over de werkkring wegnemen. Omgekeerd kunnen werkzoekenden zich ook steeds<br />

beter laten zien aan werkgevers. Dit kan ook vooroordelen over bepaalde doelgroepen<br />

wegnemen. Al met al vindt een betere match op de arbeidsmarkt plaats.<br />

Zeker wanneer er verdere tekorten ontstaan, is te voorzien dat arbeidsorganisaties binnen<br />

hun branche of regio meer onderling gaan samenwerken om personeel aan de branche<br />

te binden. Ook hebben arbeidsorganisaties er belang bij beter samen te werken met<br />

het onderwijs, dit om vroegtijdig geschikte stagiaires of kandidaten voor vacatures te<br />

kunnen spotten. Positieve neveneffecten zijn dat het beroepsonderwijs ook gebaat is bij<br />

samenwerking om het onderwijs beter op het werkveld te kunnen inrichten en dat samenwerking<br />

kan leiden tot betere vervulling van toekomstige vacatures in dat (zeer vergrijsde)<br />

beroepsonderwijs zelf, bijvoorbeeld doordat werknemers van bedrijven tijdelijk<br />

als docenten aan de slag gaan.<br />

Hier staat trouwens wel tegenover dat de persoonlijke bemiddeling van UWV sterk wordt<br />

gereduceerd.<br />

6.3 Trends en ontwikkelingen in knelpuntsectoren<br />

De hierboven benoemde trends gelden arbeidsmarktbreed. In de verschillende sectoren is<br />

sprake van de nodige specifieke trends. Die zijn natuurlijk met name relevant wanneer er<br />

nu al sprake is van tekorten aan personeel c.q. wanneer deze tekorten er op termijn gaan<br />

komen. Niet alleen is het van economisch dan wel maatschappelijk belang deze tekorten op<br />

te lossen, maar ook liggen in deze sectoren wellicht (al dan niet via principes als job carving,<br />

trek in de schoorsteen en dergelijke) kansen voor werkzoekenden.<br />

De belangrijkste sectoren die tot deze categorie behoren zijn de zorg en de techniek. Met<br />

het laatste wordt met name gedoeld op een deel van de topsectoren, namelijk de High<br />

Tech Systems & Materials (HTSM), chemie, life sciences, energie, water en logistiek. Het<br />

feit dat deze als topsectoren zijn gedefinieerd impliceert ook groei van de activiteiten en<br />

daarmee een groeiende behoefte aan personeel.<br />

6.3.1 Zorg<br />

Omgeving van de arbeidsmarkt<br />

Voor de zorg gelden de volgende factoren die van invloed zijn op de arbeidsmarktvraag:<br />

De vergrijzing leidt tot een groeiende zorgvraag. Overigens gaat het hierbij vooral om de<br />

cure-kant van de zorg. Natuurlijk zijn de nodige ouderen op het eind van hun leven aangewezen<br />

op ouderenzorg (care). De periode waarover dat moet gebeuren neemt echter<br />

niet toe. Wel schuift het tijdstip op waarop men die zorg nodig heeft. Tijdens het ouder<br />

worden heeft men echter wel vaker last van lichamelijke of geestelijke ongemakken,<br />

waarvoor men in ziekenhuizen of de eerstelijnszorg terecht kan. Dat betreft over het algemeen<br />

de hoger opgeleide zorgberoepen. De mate waarin de stijging van de zorgvraag<br />

resulteert in een hogere arbeidsmarktvraag, hangt echter wel sterk samen met de bud-<br />

121


122<br />

getten die de overheid beschikbaar stelt. Vrijwillig veel meer in zorg investeren doet de<br />

burger in beperkte mate.<br />

De ziekenhuizen en andere instellingen proberen de kosten ook zelf te beïnvloeden: door<br />

minder ligdagen en meer dagbehandelingen, door meer gebruik te maken van de mogelijkheden<br />

van digitale media (domotica et cetera), door de arbeidsproductiviteit te verhogen,<br />

door ouderen langer zelfstandig te laten wonen, et cetera. Dit drukt de vraag<br />

naar personeel.<br />

De trend is dat Nederlanders (mede onder invloed van de overheid) minder ongezond<br />

gaan leven en eten. Door preventie daalt de zorgvraag en daarmee de behoefte aan personeel.<br />

Ook zorgpersoneel werkt langer door<br />

Waarschijnlijk is dat het aantal zzp-ers in de zorg na een korte stagnatie tijdens de afgelopen<br />

jaren weer verder zal toenemen..<br />

Niet zozeer een trend als wel een gegeven is dat het imago van de ouderenzorg in verhouding<br />

tot de rest van de zorg zeer slecht is. Verpleegkundigen en verzorgenden kiezen eerder<br />

voor een carrière in andere branches in de zorg. Dit heeft tot gevolg dat knelpunten in<br />

de personeelsvoorziening met name in de verpleeg- en verzorgingstehuizen een zwaardere<br />

impact hebben dan in de andere branches.<br />

Beleidsomgeving<br />

Naast de meer autonome ontwikkelingen leiden ook een aantal ontwikkelingen in het beleid<br />

tot veranderingen in de vraag naar arbeid. Daarbij is op dit moment alleen aan te geven<br />

wat de huidige beleidsontwikkelingen zijn. Die werken trouwens wel vaak op de langere<br />

termijn door: 132<br />

De komende jaren zijn er aan de cliëntgebonden intramurale langdurige zorg landelijk<br />

12.000 extra banen (= extra fte) beschikbaar gesteld. Het gaat hierbij met name om de<br />

verplegings- en verzorgingstehuizen en in mindere mate om de gehandicaptenzorg en de<br />

geestelijke gezondheidszorg. Uiteindelijk moeten deze banen er in 2015 ook daadwerkelijk<br />

zijn. Dat betekent ook voor de jaren erna extra druk op de arbeidsmarkt, te meer<br />

daar het deels om verplegenden en verzorgenden gaat waar nu al een tekort aan bestaat.<br />

Extra middelen om agressie tegen zorgmedewerkers te voorkomen, zorgen voor minder<br />

uitval van personeel en een grotere aantrekkelijkheid van de zorgberoepen.<br />

Kortingen op de persoonsgebonden budgetten voor de zorg verkleinen het beroep op<br />

kleine zorgaanbieders en zzp-ers.<br />

Er is sprake van bezuinigingen op de extramurale geestelijke gezondheidszorg. Inmiddels<br />

zijn er de nodige signalen dat de betreffende cliënten voor een fors deel daardoor niet<br />

meer gebruik maken van de betreffende zorg. Dit doet de vraag naar personeel in de<br />

GGZ dalen.<br />

De overheid streeft naar meer zelfsturing door zorgpersoneel (waarbij de aanpak van<br />

Buurtzorg als voorbeeld wordt gesteld) en meer zelfmanagement door patiënten. Het<br />

eerste verkleint de vraag naar managers (waarbij te bedenken valt dat de managementdichtheid<br />

van de zorg al laag is). Het tweede heeft een algemeen drukkend effect op de<br />

zorgvraag en daarmee op de vraag naar arbeid in de sector.<br />

De eerstelijnszorg werkt steeds meer met concepten waarbij sprake is van zorg in de<br />

buurt door wijkverpleegkundigen. Dit leidt tot verschuiving van de vraag naar personeel<br />

naar het betreffende niveau. Ook is een hoge mate van sociale vaardigheid nodig.<br />

De regering mikt op specialisatie en concentratie van de ziekenhuiszorg. Dat kan betekenen<br />

dat de ziekenhuizen in <strong>Limburg</strong> op het gebied van de ene specialisatie meer arbeidsvraag<br />

krijgen en dat die in de andere specialisatie afneemt. Zorgpersoneel is<br />

meestal qua arbeidsmarkt lokaal georiënteerd. Vanwege de grote afstanden in met name<br />

Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> kan dit betekenen dat enerzijds het lastig zal worden het ex-<br />

132 Een hier niet vermelde ontwikkeling is dat er extra middelen voor regionaal arbeidsmarktbeleid in<br />

de zorg beschikbaar komen. Deze verhogen vooral de mogelijkheden van Zorg aan Zet om bij te<br />

dragen aan de in het volgende hoofdstuk te behandelen oplossingen voor knelpunten in het arbeidsmarktbeleid.


tra personeel voor bepaalde specialisaties te werven en anderzijds personeel voor de<br />

specialistische zorg verloren gaat.<br />

Ook wil het kabinet de marktwerking in de zorg verder bevorderen. Dit stelt in ieder<br />

geval hogere eisen aan de bedrijfsvoering van instellingen en de professionaliteit van<br />

zorgmanagers en bestuurders. De theorie is dat de efficiency zal toenemen en de arbeidsvraag<br />

daarmee afneemt. Dat hoeft echter niet: als er al sprake is van efficiencywinst<br />

dan kan die ook worden omgezet in kwaliteitsstijging (c.q. daarmee grotere aantrekkingskracht<br />

voor potentiële cliënten) en daarmee een grotere vraag naar goed gekwalificeerde<br />

arbeidskrachten. Verder is het de vraag of een volgend kabinet de marktwerking<br />

verder zal doorvoeren of zelfs weer terug zal draaien.<br />

Ten slotte leiden aanstaande wijzigingen in de AWBZ vooralsnog niet zozeer tot extra of<br />

minder arbeidsvraag maar wel tot een verschuiving van de vraag tussen branches of naar<br />

de gemeenten.<br />

Conclusie<br />

Al met al luidt de conclusie voor de zorg:<br />

de totale tekorten zullen, doordat de bestedingen niet meegroeien met de zorgvraag en<br />

doordat personeel langer doorwerkt, lager uitvallen dan een aantal jaren geleden voorspeld;<br />

aan de andere kant leiden de genomen maatregelen tot meer vraag naar verpleegkundigen,<br />

met name op de niveaus mbo-4, en hbo-5 en in mindere mate naar verzorgenden<br />

niveau-3.<br />

Hoe ten slotte in de toekomst deze vraag zich precies zal vertalen in een vraag naar het<br />

beroepsonderwijs, hangt ook nog samen met een andere ontwikkeling. Er zijn namelijk<br />

voorstellen om op de langere termijn de beroepsprofielen in de zorg te veranderen.<br />

6.3.2 Techniek<br />

Het kabinet heeft tien sectoren in Nederland tot topsectoren benoemd. Het zijn sectoren<br />

die relatief veel toevoegen aan het BBP. Het is de bedoeling in deze sectoren te investeren.<br />

Daarvoor is ook een goed lopende arbeidsmarkt van belang. Met dat doel heeft het kabinet<br />

deze sectoren ook Human Capital agenda’s laten opstellen. Van de sectoren zitten er twee<br />

in de agrarische hoek (tuinbouw en agrofood) en zijn de creatieve industrie en de hoofdkantoren<br />

een beetje buitenbeentjes. Voor de rest gaat het om technisch georiënteerde<br />

sectoren (HTSM – High Tech Systems & Materials, chemie, life sciences, energie, water en<br />

logistiek).<br />

De techniek is altijd erg belangrijk geweest in <strong>Limburg</strong>. Nog steeds is de totale industrie<br />

relatief ruim vertegenwoordigd, waarbij de chemie naar verhouding in <strong>Limburg</strong> zwaarder<br />

meetelt als andere sectoren. Daarnaast kent met name Noord-<strong>Limburg</strong> veel logistieke activiteiten.<br />

Om een beeld van de toekomstige arbeidsmarkt in de techniek te krijgen is het in de eerste<br />

plaats van belang om te kijken naar het verleden en de huidige situatie. Het is namelijk al<br />

lang lastig om aan goed gekwalificeerd technisch personeel te komen. Er hebben in het<br />

verleden en heden dan ook al vele initiatieven in <strong>Limburg</strong> gelopen om de techniek van personeel<br />

te voorzien.<br />

De afgelopen periode is het gevraagde opleidingsniveau in de techniek steeds verder opgelopen.<br />

In de chemie is bijvoorbeeld VAPRO-C (MBO niveau 4) inmiddels de standaard voor<br />

het operationeel personeel; in de HTSM ligt dat niveau in voorkomende gevallen zelfs al op<br />

MBO-plus. Ook is er steeds meer vraag naar HBO-ers. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor een<br />

sector als de logistiek, waarin in het verleden toch vooral chauffeurs, magazijnmnedewerkers<br />

en orderpickers werkzaam waren. Nu zijn er ook logistiek managers, commercieel verantwoordelijken<br />

en professionele planningsdeskundigen nodig.<br />

Mede door de stijging van het gevraagde opleidingsniveau wreekt zich in <strong>Limburg</strong> nog<br />

steeds dat relatief weinig jongeren voor een technische beroepsopleiding kiezen. Tekorten<br />

123


zijn er nog steeds, nu met name op de hogere MBO-niveaus, MBO-plus en HBO-niveau. Met<br />

de huidige leerlingenaantallen geldt eigenlijk nog steeds dat iedere geslaagde poging om<br />

meer mensen naar de techniek toe te leiden nog steeds leidt tot een extra vervulde arbeidsplaats.<br />

Dit zal de komende jaren ook zo blijven. Er gelden de volgende ontwikkelingen:<br />

Ontwikkelingen in de omgeving van de arbeidsmarkt<br />

Het gaat in de techniek vooral om maakindustrieën, waarin de grondstoffen (met name<br />

metalen) verhoudingsgewijs een belangrijk deel van de kostprijs uitmaken. De sector is<br />

sterk internationaal georiënteerd. Een en ander maakt de sector sterk conjunctuurgevoelig.<br />

Hoewel het bedrijfsleven zelf inmiddels maatregelen heeft genomen die conjunctuurgevoeligheid<br />

terug te dringen, fluctueert hiermee ook de vraag naar personeel.<br />

Naast conjuncturele schommelingen in de arbeidsvraag zijn er ook pieken en dalen in de<br />

werkgelegenheid als gevolg van de (steeds korter wordende) productlevenscycli in de<br />

sector. In de HTSM bijvoorbeeld kan van het ene op het andere jaar een heel ander soort<br />

product dominant worden. Bedrijven vallen om, maar andere bedrijven groeien snel.<br />

Een meer structurele ontwikkeling is de wereldwijde welvaartsgroei, in het bijzonder in<br />

de zogenaamde BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China). Aan de ene kant betekenen<br />

de opkomende economieën sterke exportgroeimarkten voor Nederlandse High Tech<br />

bedrijven (toename van de arbeidsvraag in Nederland), aan de andere kant een toename<br />

van de (toch al grote) internationale concurrentie in de sector (afname van de arbeidsvraag<br />

in Nederland).<br />

Al geruime tijd is in de maakindustrie een trend waarneembaar van verplaatsing van de<br />

productie naar lagelonenlanden (offshoring). In toenemende mate is echter ook weer<br />

een omgekeerde beweging te zien (backshoring). Offshoring leidt tot een afname van de<br />

arbeidsvraag in Nederland, backshoring tot een toename.<br />

De toenemende zorgvraag door de vergrijzing heeft tot gevolg dat ook de vraag naar<br />

geavanceerde medische en thuiszorg systemen, apparatuur en hulpmiddelen stijgt.<br />

Daarmee neemt de arbeidsvraag in betreffend segment van de High Tech sector toe.<br />

De dalende leerlingaantallen in het MBO tikken extra hard aan in de techniek. Het imago<br />

van de sector bij potentiële leerlingen was al niet optimaal. De deelname aan opleidingen<br />

wordt vervolgens door de demografische ontwikkelingen steeds geringer en daarmee<br />

wordt het voor de ROC’s steeds minder rendabel bepaalde opleidingen in de lucht te<br />

houden.<br />

Een bijzondere factor is daarbij dat in de omgeving van Maaseik heel wat ouders kiezen<br />

voor een Belgische opleiding in de techniek. Weliswaar levert dat op termijn ook extra<br />

<strong>Limburg</strong>se technici op, maar het verkleint wel de deelname aan de <strong>Limburg</strong>se opleidingen.<br />

Omgekeerd kent het HBO in de techniek een groot aantal buitenlandse studenten. Fontys<br />

Venlo, sector techniek en logistiek, heeft bijvoorbeeld meer Duitse dan Nederlandse<br />

studenten. De Duitse studenten gaan, zeker bij de positieve ontwikkeling van de economie<br />

in hun vaderland, bijna allen daar werken. Dit vertekent ook de cijfers over de aantallen<br />

gediplomeerden.<br />

De upgrading zet verder door. De vraag naar HBO-ers en MBO-plussers neemt verder toe.<br />

De technische topsectoren, maar ook de agrofood concurreren om procesoperators op<br />

niveau MBO-4. Dit leidt tot een ernstig tekort in met name de chemie die van oudsher op<br />

procesoperators is aangewezen.<br />

Maatregelen in de beleidsomgeving<br />

Alle topsectoren hebben doelstellingen in hun plannen staan om stevig te groeien. Dat<br />

geldt ook voor de in <strong>Limburg</strong> actieve sectoren en voor de activiteiten in <strong>Limburg</strong>. De extra<br />

(financiële) impuls is van positieve invloed op de vraag naar hoger opgeleiden in de<br />

sector. Mogelijk draagt de extra aandacht ook bij aan verbetering van het imago van de<br />

sector als werkgever en daarmee aan vergroting van het aanbod van hoger opgeleiden<br />

voor de sector. Dit betekent extra vraag naar personeel, terwijl er nu al moeilijk aan<br />

personeel is te komen.<br />

Een onderdeel van de investeringen in de topsectoren is in zogeheten Centres of Excellence<br />

(HBO) en Centra voor Innovatief Vakmanschap (MBO). In de chemie is (Zuid-<br />

124


)<strong>Limburg</strong> wat dit betreft toonaangevend. Beide centra zijn er gevestigd. Ook is men nog<br />

bezig met een Centre of Excellence op het gebied van nieuwe energie. Niet alleen<br />

schept dit op zichzelf werkgelegenheid, maar ook betekent het dat potentiële studenten<br />

zich aangetrokken zullen voelen om naar <strong>Limburg</strong> te komen en daar het arbeidspotentieel<br />

te versterken.<br />

De middelen voor bekostiging van het HBO worden voortaan voor eerst 2% en later 7%<br />

(en misschien nog later een nog hoger percentage) verdeeld op basis van prestaties op<br />

het gebied van opleiding, onderzoek en kennisvalorisatie. De eerste 2% gebeurt op basis<br />

van instellingsplannen, waarbij de aanwezigheid van een Centre of Excellence zwaar<br />

meetelt. Ook dit betekent weer een versterking van de <strong>Limburg</strong>se onderwijsinfrastructuur<br />

op het gebied van de chemie.<br />

Er komt extra geld beschikbaar voor een kwaliteitsimpuls voor de drie technische universiteiten.<br />

Dat is van positieve invloed op het aanbod van hoger opgeleiden voor de High<br />

Tech.<br />

Het kabinet zet in op meer Associate Degree (AD-opleidingen. De AD is een verkorte<br />

vorm van HBO (twee jaar) dat opleidt tot een niveau tussen MBO en HBO opleidt. Dat is<br />

dus MBO-plus en daar ontstaat in de technische hoek steeds meer vraag naar. De nodige<br />

HBO-instellingen zijn echter terughoudend met het inrichten van deze opleidingen.<br />

Voor de verschillende sectoren betekent (aanscherping van) de milieuwetgeving enerzijds<br />

een belemmering (aanpassing aan de milieukwaliteitseisen), anderzijds biedt de<br />

wetgeving de sector ook kansen (ontwikkeling en productie van ‘cleantech’ toepassingen).<br />

Net als het probleem van de vergrijzing bieden ook maatschappelijke vraagstukken als<br />

milieu/duurzaamheid, bereikbaarheid/mobiliteit en veiligheid kansen voor de techniek,<br />

niet alleen voor de energiesector, maar ook voor andere sectoren (ontwikkeling van<br />

nieuwe technologieën, toepassingsmogelijkheden en producten). Het benutten van deze<br />

kansen leidt tot een toename van de arbeidsvraag in betreffende segmenten.<br />

Conclusie<br />

De techniek heeft al lange tijd tekorten op de hogere niveaus. Die tekorten zullen alleen<br />

maar toenemen, zeker als de topsectoren hun ambities willen waarmaken. Het gaat vooral<br />

om HBO-ers, MBO-plussers en MBO-4 opgeleiden.<br />

6.4 Resumé<br />

Een diagnose van de <strong>Limburg</strong>s arbeidsmarkt laat zien dat deze een groot aantal sterke<br />

en zwakke punten, kansen en bedreigingen kent. Dit onderstreept het belang van een<br />

actief arbeidsmarktbeleid.<br />

De demografische ontwikkeling kent twee kanten. Enerzijds is zonder immigratie bevolkingskrimp<br />

waarschijnlijk. Dit drukt het arbeidsaanbod. Anderzijds leidt het ook tot veranderingen<br />

in de samenstelling van de werkvloer (veel babyboomers stromen uit) en binnen<br />

de werkloosheid (ouderen worden minder snel werkloos, maar kennen een hoger<br />

langdurig werkloosheidsrisico).<br />

De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt kent trends van feminisering en individualisering (meer zzp).<br />

Van verkleuring is minder sprake. Ook werken ouderen langer door.<br />

<strong>Limburg</strong> profiteert van de gunstige ontwikkeling van de Duitse economie en van de grote<br />

aanwezigheid van de topsectoren. Bedrijfsopvolging blijft een probleem.<br />

Het kabinetsbeleid betekent de nodige veranderingen voor de arbeidsmarkt. Bezuinigingen<br />

treffen <strong>Limburg</strong> hard. Verder tikken de veranderingen in de sociale zekerheid door<br />

de grote aantallen WSW-ers extra hard aan. Ook zorg en onderwijs krijgen minder geld<br />

dan eerder voorzien.<br />

De upgrading van functies zet door. Het niveau van de uitvoerder wordt steeds meer<br />

niveau 4. Ook komt (nog) meer de nadruk op sociale vaardigheden.<br />

De vraag is wat er met de flexibilisering en de internationalisering van de arbeidsmarkt<br />

gebeurt. Flexibiliteit lijkt te groeien maar er zijn ook tegenbewegingen. De relatie van<br />

<strong>Limburg</strong> met de buurlanden ontwikkelt zich verder. De vraag is of er sprake is van verdere<br />

outsourcing van bedrijfsactiviteiten of dat juist het tegendeel (insourcing) geldt.<br />

125


126<br />

De bedrijfsvloer gaat veranderen door de uitstroom van babyboomers. Jongeren hebben<br />

andere ideeën maar ook lekt kennis weg. Mogelijk gaan organisaties de wervingsstrategie<br />

verleggen naar ouderen.<br />

De druk op verhoging van de arbeidsproductiviteit blijft, bijvoorbeeld in de tuinbouw<br />

(wanneer de MOE-landers wegvallen), in de industrie (andere procesoperators nodig) en<br />

de zorg.<br />

Het personeelsbeleid krijgt meer aandacht binnen bedrijven en instellingen.<br />

Werving gebeurt in toenemende mate via internet en de sociale media. Ook samenwerking<br />

met andere partijen (in de branche, het onderwijs) is een goede strategie.<br />

De totale tekorten in de zorg zijn minder hoog dan eerder voorzien, maar op de niveaus<br />

4 en 5 en in mindere mate niveau 3 ontstaan wel belangrijke tekorten.<br />

Voor de ontwikkeling van de topsectoren in <strong>Limburg</strong> is van cruciaal belang dat er meer<br />

personeel voor de techniek (HTSM, chemie, logistiek, energie et cetera) beschikbaar<br />

komt. Vooral het tekort aan procesoperators niveau 4 kan fnuikend werken op de ontwikkeling.


7 Oplossingsrichtingen<br />

Dit slothoofdstuk start in paragraaf 7.1 met een korte beschrijving van regionale initiatieven<br />

die gericht zijn op het wegnemen van discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. Op<br />

basis van de beschikbare informatie van/over deze initiatieven, aanvullende deskresearch<br />

en de resultaten van de expertinterviews formuleren we in paragraaf 7.2 tot en met 7.6<br />

een aantal mogelijke oplossingsrichtingen voor het wegnemen van de discrepanties op de<br />

<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. Daarbij dienen de kern en de vier kwadranten van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel<br />

(algemene oplossingsrichtingen en oplossingsrichtingen in de sfeer van onderwijs,<br />

werkenden, reserves en bedrijfsvoering; zie bijlage 1) als kapstok. Het betreft hier<br />

zowel nieuwe als reeds bestaande oplossingsrichtingen. Laatstgenoemde zouden geïntensiveerd<br />

en/of breder toegepast kunnen worden. Het overzicht van oplossingsrichtingen is niet<br />

uitputtend; de beschreven concrete projecten dienen slechts als voorbeeld voor de betreffende<br />

oplossingsrichtingen.<br />

7.1 Regionale initiatieven<br />

Naast dan wel in samenhang met de programma’s Brainport 2020 (voor Zuidoost-Nederland)<br />

en Economie & Concurrentiekracht (voor <strong>Limburg</strong>) bestaan in <strong>Limburg</strong> verschillende regionale<br />

(beleids)initiatieven gericht op het wegnemen van arbeidsmarktdiscrepanties. Globaal<br />

is daarbij onderscheid te maken tussen:<br />

Regionale netwerken in het kader van Brainport 2020: Momenteel zijn in <strong>Limburg</strong> drie<br />

netwerken actief: Greenport Venlo, Hoge Dunk in Midden-<strong>Limburg</strong> en de samenwerkende<br />

centrumgemeenten (Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen) in Zuid-<strong>Limburg</strong>. 133<br />

Algemene initiatieven gericht op verbetering van de (aansluiting tussen onderwijs en)<br />

arbeidsmarkt in de regio: Naast het Vertrouwenspact Werkgelegenheid <strong>Limburg</strong> (VWL)<br />

zijn <strong>Limburg</strong> Talentrijke Regio en Empower <strong>Limburg</strong> te noemen. Verder ondertekenden<br />

in 2011 Roermond en vier aangrenzende gemeenten, SW-bedrijf Westrom en UWV een<br />

intentieverklaring om te komen tot een gezamenlijke aanpak van het regionaal arbeidsmarktbeleid.<br />

Sectorale initiatieven gericht op verbetering van de (aansluiting tussen onderwijs en)<br />

arbeidsmarkt in de regio: Voorbeelden zijn Technocentrum Zuid-<strong>Limburg</strong>, Bureau Werk<br />

en Stage Techniek, Stuurgroep Procestechniek (techniek), European Logistics Center<br />

<strong>Limburg</strong> (logistiek) en Zorg aan Zet (zorg en WJK).<br />

Initiatieven specifiek gericht op arbeidsmarktinformatie en –communicatie. Vermelding<br />

verdienen – naast de <strong>RAIL</strong>-site - onder meer <strong>Arbeidsmarkt</strong>limburg.nl 134 , Banenrijk<strong>Limburg</strong>.nl<br />

(online vacaturesite voor hoger opgeleiden), 043werkt.nl (online vacaturebank<br />

voor VMBO’ers en MBO’ers in de regio Maastricht-Heuvelland 135 ), Stichting Regiobranding<br />

Zuid-<strong>Limburg</strong> (zuidlimburg.nl) en Wij<strong>Limburg</strong>.nl.<br />

Vaak betreft het initiatieven waarbij meerdere partijen (de drie O’s: overheid, onderwijs,<br />

ondernemers) zijn betrokken. In een aantal gevallen is naast een regionale invalshoek ook<br />

sprake van een Euregionale insteek.<br />

7.2 Oplossingsrichtingen Algemeen<br />

De kern van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel is gereserveerd voor bredere, meer algemene<br />

133 Brainport.nl/brainport2020<br />

134 <strong>Arbeidsmarkt</strong>limburg.nl is een nieuw initiatief van VWL. Het betreft een webportal met (links<br />

naar) informatie over projecten, programma's, initiatieven, symposia, onderzoek et cetera aangaande<br />

de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />

135 De site 043werkt.nl is actief sinds juni 2011. Blijkt het een succes, dan vindt een regionale uitrol<br />

van het initiatief plaats. De namen 045werkt.nl en 046werkt.nl zijn al geclaimd. Zie: Artikel ‘Vacaturebank<br />

lager opgeleiden’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 29 maart 2011.<br />

127


oplossingsrichtingen die niet direct in een van de vier kwadranten van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel<br />

zijn onder te brengen (omgevingsvariabelen, randvoorwaarden en dergelijke). Daarbij<br />

gaat het onder meer om maatregelen/activiteiten in de sfeer van:<br />

128<br />

Economische structuurversterking (overheidsinvesteringen; ondersteuning van en kredietverlening<br />

aan bestaande bedrijven; acquisitie van nieuwe bedrijven 136 ; stimuleren<br />

van kennis, innovatie en ondernemersgeest; startersbeleid; stimuleren van MKB et cetera);<br />

Versterking van het vestigingsklimaat voor bedrijven en instellingen (huisvesting; park-/<br />

centrummanagement; buurteconomie; dienstverlening overheid; city marketing et cetera);<br />

Verbetering van het woon-, werk- en leefklimaat voor werknemers en studenten (huisvesting/<br />

woningmarkt; vrijetijdsvoorzieningen; verkeersvoorzieningen; openbaar vervoer<br />

et cetera);<br />

Anticyclisch en (vraag)gericht arbeidsmarktbeleid;<br />

Structurele (Eu)regionale samenwerking tussen bij het arbeidsmarktbeleid betrokken<br />

partijen (probleemeigenaren) met een faciliterende rol voor de provinciale overheid.<br />

7.3 Oplossingsrichtingen Onderwijs<br />

De oplossingsrichtingen in het kwadrant Onderwijs betreffen het bevorderen van de instroom<br />

in respectievelijk de gediplomeerde uitstroom uit het initiële beroepsonderwijs en<br />

het verbeteren van de (inhoudelijke) aansluiting tussen dat onderwijs en de arbeidsmarkt.<br />

Bevorderen van instroom en gediplomeerde uitstroom<br />

Aan de instroomkant dient vooral aandacht te zijn voor (verhoging van de instroom in) tekortopleidingen<br />

zoals zorg en techniek. Van belang is goede informatie, voorlichting en<br />

communicatie over opleidingen en beroepen aan leerlingen van het basisonderwijs en (de<br />

eerste jaren van) het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO).<br />

Het imago van de zorg is in het algemeen positief (dat geldt echter niet voor de ouderenzorg).<br />

Met name techniek heeft te kampen met een imagoprobleem. Sectorale imagocampagnes<br />

(zoals Techniek Talent Nu), open dagen (zoals Girlsday Techniek en de Week van de<br />

Procestechniek) en grootschalige publieksevenementen (zoals de Floriade <strong>2012</strong> in Venlo)<br />

kunnen bijdragen aan verbetering van de beeldvorming en daarmee de instroom in beroepsopleidingen<br />

bevorderen. 137 Imagoproblemen zijn echter hardnekkig. Van belang is dan<br />

ook een structurele en langdurige aanpak, bij voorkeur regio-overstijgend (landelijk en/of<br />

Euregionaal).<br />

Girlsday Techniek<br />

Op 14 april 2011 gingen in heel Nederland vrouwelijke VMBO- en HAVO-leerlingen op bezoek bij<br />

technische bedrijven en musea. In Zuid-<strong>Limburg</strong> organiseerde Arcus College deze ‘Girlsday Techniek’<br />

voor de tweede keer. In totaal deden er 170 leerlingen uit Sittard, Heerlen en Maastricht aan mee.<br />

De leerlingen van het Sittardse DaCapo College bezochten de Zuid-<strong>Limburg</strong>se Stoomtrein Maatschappij<br />

(ZLSM) in Simpelveld en het ‘ontdekmuseum’ Continium in Kerkrade. 138<br />

Week van de Procestechniek<br />

Veel <strong>Limburg</strong>se bedrijven in de techniek hebben momenteel al een gebrek aan procesbegeleiders,<br />

analisten en onderhoudsmonteurs. Door vergrijzing en ontgroening wordt dat tekort alleen maar<br />

groter. Via de ‘Week van de Procestechniek’ proberen bedrijfsleven en onderwijs jongeren warm te<br />

maken voor een beroep(sopleiding) in de techniek.<br />

136 Deze zou zich niet alleen moeten richten op de topsectoren, maar juist ook op binnen- en buitenlandse<br />

bedrijven en instellingen met veel laaggeschoolde werk (gezien de overschotten aan de<br />

onderkant van <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt).<br />

137 ‘Brandprofiling’ is niet alleen voor sectoren/branches, maar ook voor individuele bedrijven en<br />

instellingen van groot belang. Men moet als werkgever bekend zijn in de regio en positieve associaties<br />

oproepen. Binnen de zorg pakt bijvoorbeeld een organisatie als Buurtzorg de marketing en<br />

communicatie goed aan. Andere zorginstellingen zijn daar minder bedreven in.<br />

138 Artikel ‘Gezellig, Girlsday techniek’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 15 april 2011.


In <strong>Limburg</strong> vond deze week begin <strong>2012</strong> voor de elfde keer plaats. Leerlingen werden onder meer<br />

benaderd door middel van een ‘offensief’ via Twitter en Facebook. De week werd georganiseerd op<br />

twee locaties, namelijk bij de proeffabriek van de Hogeschool Zuyd in Heerlen en bij Het Kwadrant<br />

in Weert. In totaal bezochten ongeveer 1.980 leerlingen van 44 <strong>Limburg</strong>se VMBO- en HAVO-scholen<br />

de week.<br />

Tijdens de week konden de leerlingen zelf haargel maken. Zoals elk jaar, werden de doe-activiteiten<br />

zodanig op elkaar afgestemd dat ze een goed beeld geven van de werkzaamheden in een procestechniekbedrijf:<br />

grondstofanalyse, gel maken, gel verpakken, storingen oplossen en nog veel meer.<br />

Op die manier kregen de leerlingen een totaalbeeld van de procestechniek en de mensen die er<br />

werkzaam zijn, namelijk operators, maintenance technicians en laboranten. Na afloop van de week<br />

konden leerlingen zich opgeven voor een Meeloopdag bij een van de <strong>Limburg</strong>se bedrijven in de procestechniek.<br />

139<br />

Voor de (directe) instroom in het technisch onderwijs op HBO-/WO-niveau is ook de opkomst<br />

van het technasium relevant, een onderwijsstroom binnen HAVO/VWO. Momenteel is<br />

het technasium in <strong>Limburg</strong> te volgen op scholen in Weert, Roermond, Venlo en Venray.<br />

Verder hebben twee scholen in Zuid-<strong>Limburg</strong> (Bernardinus in Heerlen en Graaf Huyn in Geleen)<br />

een aanvraag ingediend voor het starten van een technasium.<br />

Technasium<br />

In de formule van het technasium staat het nieuwe examenvak Onderzoek en Ontwerpen (O&O)<br />

centraal. O&O wordt gegeven vanaf de eerste klas tot aan het eindexamen. Daarnaast volgen leerlingen<br />

theorievakken. Het technasium biedt variatie in leerstijlen. Theoretisch leren én eigen initiatief<br />

ontplooien zijn beide van belang. Overige kenmerken zijn onder meer:<br />

Het technasium werkt met competenties die zijn geformuleerd vanuit de beroepspraktijk en het<br />

hoger onderwijs. Leerlingen krijgen de kans om aan hun persoonlijke kwaliteiten te werken en<br />

zich vaardigheden eigen te maken die aansluiten bij de praktijk van hoger opgeleide bètatechnici.<br />

Het technasium verbindt denken met doen en schept optimale voorwaarden voor het ontstaan<br />

van samenhang in de beleving van een leerling. Het liefst in de technasiumwerkplaats; een onderwijsruimte<br />

in de school waar de leerlingen vrijuit kunnen werken aan hun onderzoek of ontwerp.<br />

Een leerling op het technasium maakt kennis met de moderne wereld van bèta en techniek. Samenwerking<br />

met bètatechnische beroepsbeoefenaren, bedrijven en vervolgopleidingen is ook een<br />

belangrijk aspect van het technasium. Echte opdrachtgevers, een kijkje nemen in een fabriek,<br />

bouwplaats, ziekenhuis of natuurgebied hoort bij het leren op een technasium. Niet incidenteel,<br />

maar structureel. 140<br />

Belangrijk voor voldoende instroom is ook dat beroepsopleidingen (en sectoren) kiezen voor<br />

een uitgesproken profiel. Een stimulans kan verder uitgaan van verbetering van de fysieke<br />

aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs (campusontwikkeling).<br />

Aan de uitstroomkant van het onderwijs betreft het maatregelen gericht op verhoging van<br />

het studie- en sectorrendement van de opleidingen:<br />

Het studierendement is onder meer te verhogen door: goede beroepenoriëntatie en studiekeuzebegeleiding<br />

voorafgaand aan de opleiding, intensieve begeleiding tijdens de opleiding<br />

en een attractieve opzet van de beroepsopleidingen (zie ook verderop).<br />

Wat verhoging van het sectorrendement betreft, gaat het onder meer om maatregelen in<br />

de sfeer van (verbetering van) arbeidsmarktcommunicatie (PR; informatie; imagocampagnes<br />

gericht op het promoten van de sector respectievelijk de regio 141 ) en arbeidsmarktbemiddeling<br />

(online vacaturebanken zoals werk.nl, banenrijklimburg.nl en<br />

043werkt.nl; lokale/regionale makelaars; matchingbureaus). Bij de werving en selectie<br />

139<br />

Weekvandeprocestechniek.nl; Artikel ‘Verlate zoektocht naar de technicus’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 26<br />

januari <strong>2012</strong>.<br />

140<br />

Technasium.nl.<br />

141<br />

‘Brandprofiling’ is ook van belang voor individuele werkgevers. Van belang is als werkgever bekend<br />

te zijn en positieve associaties op te roepen. Binnen de zorgsector pakt een organisatie als<br />

Buurtzorg de marketing en communicatie goed aan. Andere werkgevers in de zorgsector zijn dit<br />

minder gewend.<br />

129


130<br />

dient ook te worden ingespeeld op nieuwe trends zoals werving via sociale media (Facebook,<br />

LinkedIn en Twitter). Van belang bij online werving (al dan niet via sociale media)<br />

is een actieve aanpak. Uit onderzoek van de Academie voor <strong>Arbeidsmarkt</strong>communicatie<br />

blijkt dat zowel werkgevers als werknemers een afwachtende houding hebben als het<br />

gaat om het online wervings- en zoekgedrag. Beide geven er de voorkeur aan gevonden<br />

te worden in plaats van actief op zoek te gaan naar de perfecte kandidaat of de perfecte<br />

baan. Daardoor lopen werkgevers en werknemers elkaar online vaak mis. 142<br />

Speciale aandacht verdient het (werven en) aan de regio binden van buitenlandse studenten.<br />

Zoals vermeld, tellen de <strong>Limburg</strong>se hogescholen en de Maastricht University naar verhouding<br />

veel buitenlandse studenten maar verlaten de meest van hen na diplomering <strong>Limburg</strong><br />

(en Nederland) weer. Een betere integratie van studenten tijdens hun studie 143 en het<br />

bieden van perspectieven (bijvoorbeeld in de vorm van een baangarantie) in de periode<br />

daarna dragen bij aan de binding van buitenlandse studenten aan de regio. Op die manier is<br />

meer voordeel te halen uit hun verblijf aan de <strong>Limburg</strong>se instellingen voor hoger onderwijs.<br />

Baangarantie voor buitenlandse masterstudenten<br />

In een in september 2011 gestarte proef wil Maastricht University masterstudenten van buiten de EU<br />

(maar met name uit China en India) een baangarantie geven. In eerste instantie kunnen 36 studenten<br />

uit China en India aan de UM terecht. Om de buitenlandse studenten aan <strong>Limburg</strong> te binden kunnen<br />

ze hun eenjarige masterstudie doen, zonder dat ze meteen 12.000 euro collegegeld hoeven te betalen.<br />

Daarnaast krijgen ze een baangarantie bij bedrijven in <strong>Limburg</strong> als DSM, Sabic, Océ, Scheuten<br />

Glas, Hago en Vebego schoonmaakdiensten. Het proefproject spitst zich toe op economie en business<br />

studenten, maar ook voor supply change, logistiek management en geneeskunde bestaat interesse.<br />

Na hun studie aan de Maastricht University kunnen de studenten voor een regulier salaris aan de slag<br />

bij de bedrijven waarmee ze vooraf een contract hebben getekend. In principe moeten ze in twee<br />

tot drie jaar de 12.000 euro terugbetalen, maar het bedrijf kan het bedrag ook kwijtschelden. De<br />

bedoeling is dat over vijf jaar het aantal te plaatsen studenten is verhoogd tot 125. 144<br />

Verbetering van aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt<br />

Voor een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is allereerst van belang het<br />

adequaat (lees: vroegtijdig) monitoren/prognosticeren van de (kwantitatieve en kwalitatieve)<br />

personeelsbehoefte (in de sectoren/voor de beroepen) in de regio, rekening houdend<br />

met innovatieve ontwikkelingen. Naast <strong>RAIL</strong> is in dit verband onder te wijzen op onderzoeken<br />

ten behoeve van de regionale Human Capital Agenda’s (HCA’s) die in het kader van de<br />

programma’s Brainport 2020 en Economie & Concurrentiekracht worden opgesteld. 145<br />

Op de aldus in kaart gebrachte personeelsbehoefte moet vervolgens het aanbod van beroepsopleidingen<br />

in de regio, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin, worden afgestemd.<br />

OCW werkt momenteel een programmalijn uit die is gericht op een doelmatiger<br />

aanbod van MBO-opleidingen, afgestemd op de vraag vanuit de arbeidsmarkt op regionaal<br />

niveau (macrodoelmatigheid). <strong>Limburg</strong> fungeert hierbij als een van de vier pilotregio’s. In<br />

dit verband is verder te wijzen op de (theoretische) mogelijkheid van numeri fixi voor bepaalde<br />

opleidingen (ook op MBO-niveau).<br />

142 Zie: Artikel ‘Werkgevers en werknemers lopen elkaar online mis’, OP: werf-en.nl, 7 februari <strong>2012</strong>.<br />

Voorbeelden van een actieve aanpak door werkgevers zijn social referral (het in de werving gebruik<br />

van de sociale netwerken van eigen werknemers) en de inzet van zogenaamde websharks<br />

(HR-functionarissen die 24/7 sociale media afspeuren op interessante potentiële werknemers).<br />

143 In dit verband zijn vraagtekens te plaatsen bij de aanpak van Fontys Hogeschool Venlo, waar Duitse<br />

studenten in het Duits les krijgen van Duitse docenten.<br />

144 Artikel ‘UM lokt studenten uit Azië’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 20 oktober 2011<br />

145 Zo wordt in <strong>Limburg</strong> onderzoek verricht ten behoeve van een HCA voor Greenport Venlo.


Pilot Programma MBO 2015 Macrodoelmatigheid<br />

Het doel van het programma MBO 2015 Macrodoelmatigheid is een kwalitatief beter beroepsonderwijs<br />

door versnippering van opleidingen (ondoelmatige inzet van o.a. mensen en middelen) door<br />

instellingen tegen te gaan. Het programma richt zich op alle MBO- en vakinstellingen (inclusief de<br />

door EL&I-bekostigde instellingen) voor de periode 2011-2015. In fase 1 van het programma wordt in<br />

4 pilotregio’s (waaronder <strong>Limburg</strong>) samen met de stakeholders een aanpak ontwikkeld voor de landelijke<br />

uitrol. In fase 2 wordt het programma landelijk uitgerold op basis van de ervaringen in de pilotregio’s.<br />

In de pilotregio’s werken MBO-instellingen in samenwerking met (lokale) overheid, bedrijfsleven<br />

(profit en non-profit) en toeleverende en afnemende onderwijsinstellingen een adequaat opleidingsportfolio<br />

uit. Dit is gekoppeld aan een voor studenten, het afnemende bedrijfsleven, onderwijsinstellingen<br />

en overige stakeholders duidelijk instellingsprofiel. Hiermee geven instellingen ook invulling<br />

aan hun wettelijke zorgplicht voor het arbeidsmarktperspectief van opleidingen. Doordat MBOinstellingen<br />

gestimuleerd worden keuzes te maken om te komen tot een helder portfolio aan opleidingen<br />

en zo de macrodoelmatigheid van opleidingen verhogen, schept dit ruimte voor de verbetering<br />

van de kwaliteit van opleidingen. Ook borgt het de aansluiting op de vraag vanuit het (regionale)<br />

bedrijfsleven en de topsectoren. 146<br />

In de <strong>Limburg</strong>se pilot werken de vier MBO-instellingen samen met instellingen in aangrenzende regio’s<br />

in Brabant en Gelderland. Binnen de pilot komen er twee proeftuinen. De eerste in de WEI<br />

(werktuigbouw, elektro- en installatietechniek). Gestart is met een analyse van de instroom in en<br />

deelname aan het <strong>Limburg</strong>se MBO (waaronder herkomst naar vooropleiding en woonplaats). De<br />

tweede proeftuin betreft domeinoverstijgende samenwerking tussen groene en ‘grijze’ (i.e. technische)<br />

opleidingen (enerzijds in Greenport Venlo anderzijds in Zuid-<strong>Limburg</strong>).<br />

Vervolgens gaat het vooral om een goede afstemming/ samenwerking tussen (individuele)<br />

onderwijsinstellingen en sectoren/ individuele werkgevers op regionaal niveau. Dat kan<br />

onder meer door uitwisseling van vakkennis (bijvoorbeeld via gestructureerd overleg, gastdocentschappen,<br />

docentenstages), optimaliseren van outfit/faciliteiten onderwijs, gezamenlijk<br />

ontwikkelen van lesprogramma’s en alumnionderzoek.<br />

Inhoudelijk is de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt onder meer te verbeteren<br />

door grotere praktijkgerichtheid, nauwere samenwerking/afstemming met het regionale<br />

bedrijfsleven en doorlopende leerlijnen (VMBO/MBO en MBO/HBO). Een en ander<br />

draagt ook bij aan de attractiviteit van de opleidingen en daarmee aan het bevorderen van<br />

de instroom, het studierendement en het sectorrendement ervan. Concrete voorbeelden op<br />

dit gebied in <strong>Limburg</strong> zijn onder meer:<br />

Technet-kringen<br />

Convenant Werken aan Vakmanschap<br />

Opleidingsbedrijven bouw en installatietechniek<br />

TrafficPort Academy<br />

Vakcolleges Techniek<br />

Centrum voor Innovatief Vakmanschap en Centre of Expertise op Chemelot<br />

Zorgacademie Parkstad<br />

De Wijk van Morgen<br />

Service Science Factory<br />

Samenwerking Hogeschool Zuyd en Maastricht University.<br />

Technet-kringen<br />

Eind 2010 zijn in <strong>Limburg</strong> TechNet-kringen gelanceerd (een initiatief van TechniekTalent NU, waarin<br />

acht technische bedrijfstakken deelnemen, en Platform Bèta Techniek). Binnen een TechNet-kring<br />

werkt een VMBO-school samen met (minimaal acht) lokale technische bedrijven. Elke kring bekijkt<br />

zelf hoe deze samenwerking het best is in te vullen. Met dit initiatief krijgen scholieren de kans om<br />

zich een beter beeld te vormen van technische beroepen. Ook worden de lijnen tussen onderwijs en<br />

bedrijfsleven korter en de samenwerking beter; dit komt ten goede aan de kwaliteit van het onderwijs.<br />

147 Momenteel zijn in de provincie 13 TechNet-kringen actief.<br />

146 Platformbetatechniek.nl.<br />

147 Technet.nu; Artikel ‘Technet-kringen <strong>Limburg</strong> van start’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 4 november 2011<br />

131


Convenant Werken aan Vakmanschap<br />

In oktober 2010 hebben de <strong>Limburg</strong>se woningcorporaties zich aangesloten bij het convenant Werken<br />

aan Vakmanschap, dat enkele maanden eerder al was ondertekend door de provincie, de grote <strong>Limburg</strong>se<br />

gemeenten en de ROC’s. Het convenant is ingegeven door de vrees dat op termijn een tekort<br />

aan vakmensen ontstaat. De overeenkomst betekent dat meer leerling-bouwvakkers een kans krijgen<br />

op een leerwerkplek bij bouwprojecten en op die wijze praktijkervaring kunnen opdoen. 148<br />

Opleidingsbedrijven bouw en installatietechniek<br />

In <strong>Limburg</strong> zijn er in de bouw en installatietechniek en voor de schildersopleidingen verschillende<br />

opleidingsbedrijven:<br />

Een voorbeeld is Stichting Bouw Opleidings Centrum (BOC) in Horst, een samenwerkingsverband<br />

van het regionale bouwbedrijfsleven in Noord <strong>Limburg</strong> van waaruit de bedrijven gezamenlijk de<br />

beroepsopleidingen vorm geven. Binnen de officiële MBO vakopleidingen en middenkaderopleidingen<br />

wordt de praktijk voor deze opleidingen vanuit het BOC georganiseerd. Dit gebeurt in zeer<br />

nauwe samenwerking met ROC Gilde Opleidingen. De opleidingen worden verzorgd op de Bouwcampus<br />

<strong>Limburg</strong> Noord in Horst. 149<br />

Een vergelijkbaar voorbeeld in de installatiebranche is Stichting Opleidingsbedrijf InstallatieWerk<br />

Zuidoost (IWZO). IWZO werft leerlingen en biedt hen een praktijkgerichte opleiding aan. De leerlingen<br />

staan gedurende hun opleiding bij IWZO onder contract. De leerlingen krijgen zo'n 1,5 dag<br />

per week les in een praktijk – leercentrum (georganiseerd vanuit het ROC). De rest van de tijd<br />

zijn ze aan de slag bij een bedrijf, dat slechts een tarief per uur betaalt dat de leerling bij hem<br />

werkt. Er is sprake van een intensieve begeleiding op de werkvloer vanuit IWZO. In veel gevallen<br />

blijft een leerling gedurende de opleiding bij hetzelfde bedrijf. Daarna kan men gezamenlijk besluiten<br />

tot een vast dienstverband. IWZO zorgt ook voor het om- en bijscholen van werknemers en<br />

zij-instromers. Verder is er een flexpool, voor het collegiaal in- en uitlenen van personeel. 150<br />

TrafficPort Academy<br />

Onder de naam TrafficPort Academy gaat in augustus <strong>2012</strong> een speciale MBO-vakopleiding logistiek<br />

met werkgarantie van start. Het betreft een samenwerkingsverband van bedrijfsleven (de ‘founding<br />

fathers’ zijn Allers Bedrijfswagens en Track Support Venlo) en onderwijs (Gilde Opleidingen in Roermond).<br />

Aangeboden worden een vierjarige initiële MBO-opleiding, maar ook kortere cursussen voor<br />

volwassenen die zich willen om- of bijscholen tot werknemer in de logistiek. De lessen, die worden<br />

gegeven in de klas bij Gilde Opleidingen én op de werkvloer, zijn toegesneden op de vraag van bedrijven<br />

op en rond het Venlose industrieterrein TrafficPort. Deelnemers krijgen een werkgarantie bij<br />

een van die bedrijven. Met elke deelnemer wordt een loopbaan uitgestippeld. Als deelnemers ver<br />

moeten reizen voor de opleiding zorgt de school desnoods voor vervoer en/of huisvesting. 151<br />

Vakcolleges<br />

Een nieuwe trend in het (V)MBO zijn de Vakcolleges Techniek en Zorg. Het betreft zesjarige doorlopende<br />

leerroutes binnen het VMBO-MBO en het bedrijfsleven. Dankzij de vele praktijkonderdelen op<br />

school en op de werkvloer bieden de Vakcolleges veel meer dan een kennismaking met het beroepenveld.<br />

Leerlingen ontdekken, door een brede oriëntatie in de eerste twee leerjaren, gaandeweg<br />

waar hun talenten en belangstelling liggen. Door de nauwe samenwerking met werkgevers leiden de<br />

Vakcolleges op tot gekwalificeerde vakmensen die bij aanvang van hun carrière al beschikken over<br />

een belangrijke dosis werkervaring. Beroepstrots, een stimulerende en inspirerende relatie tussen<br />

praktijkbegeleider en leerling en de verbintenis met het werkveld zijn belangrijke pijlers van de<br />

opleiding. Vooralsnog is het Vakcollege Techniek aan BC Broekhin Jenaplan in Swalmen (van start<br />

gegaan op 1 augustus 2011) het enige Vakcollege in <strong>Limburg</strong>. In <strong>2012</strong> start de bouw van het Technocollege<br />

in Sittard, een samenwerkingsverband tussen het DaCapo college en Leeuwenborgh opleidingen.<br />

152<br />

Centrum voor Innovatief Vakmanschap en Centre of Expertise Chemelot<br />

Begin 2011 hebben vier ROC’s en drie hogescholen in Nederland een bedrag van € 400.000 respectievelijk<br />

€ 1 miljoen per jaar gekregen voor de oprichting van zogenaamde Centra voor Innovatief Vakmanschap<br />

(MBO) en Centres of Expertise (HBO) in één van de topsectoren water, chemie of High<br />

Tech Automotive Systemen (HTAS). 153 In deze centra werken onderwijsinstellingen samen met inno-<br />

148<br />

Artikel ‘Corporaties geven leerlingen bouw een kans’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 8 oktober 2010.<br />

149<br />

Bochorst.nl/<br />

150<br />

Iwnederland.nl.<br />

151<br />

Artikel ‘Werkgarantie als lokkertje’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 26 januari <strong>2012</strong><br />

152<br />

Hetvakcollege.nl;broekhinjenaplan.nl; regiowestelijkemijnstreek.nl.<br />

153<br />

Er is een fonds met een ingelegd kapitaal van € 75 miljoen voor de totstandkoming van maximaal<br />

negen Centres of Expertise en 16 Centra voor Innovatief Vakmanschap in de komende jaren. Zie<br />

132


vatieve bedrijven. De centra vormen netwerken van ondernemers, wetenschappers, docenten en<br />

studenten en zorgen hiermee voor een betere verbinding tussen (middelbaar en hoger) beroepsonderwijs,<br />

wetenschap en bedrijfsleven. Er is sprake van een gedeeld leiderschap, maar de aanpak is<br />

primair vraaggericht/vraaggestuurd. Door te werken en te studeren in een omgeving met hoogwaardige<br />

kennis in economische en innovatieve sleutelgebieden halen studenten hier een zo hoog mogelijk<br />

niveau. De intensieve samenwerking tussen de centra en het bedrijfsleven zorgt ook voor verbetering<br />

van de kwaliteit van het (technisch) onderwijs en een betere aansluiting van het onderwijs op<br />

de arbeidsmarkt en de behoefte bij bedrijven. De centra profileren zich scherp op een economische<br />

innovatiespeerpunt en fungeren daarmee als aanjagers van de kenniseconomie en de innovatiekracht<br />

van ondernemers. De verwachting is ook dat de centra door hun aanpak en uitstraling meer studenten<br />

trekken en daarmee de (kwantitatieve en kwalitatieve) tekorten aan (bèta)technici in betreffende<br />

topgebieden terugdringen. 154<br />

<strong>Limburg</strong> kent momenteel – op Chemelot - zowel een Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV) als<br />

een Centre of Expertise (CoE). De beide centra zullen (op termijn) opgaan in één Centrum Innovatief<br />

Vakmanschap en Expertise Chemelot (CIVEC), waar ook het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek<br />

een plaats zullen krijgen. Integratie van het CIV en CCE in het CIVEC levert de volgende voordelen<br />

op:<br />

Schaalvoordelen ten opzichte van ontwikkeling, investering en exploitatie<br />

Hogere benutting van investeringen (door bijvoorbeeld hogere bezetting op onderzoeksapparatuur)<br />

Lagere overheadkosten per centrum<br />

Gezamenlijke promotie en branding: één gezicht naar potentiële afnemers<br />

Het nog beter op elkaar afstemmen van doorlopende leerlijnen; inbreng van nieuwe kennis en<br />

vaardigheden op alle onderwijsniveaus. 155<br />

Zorgacademie Parkstad <strong>Limburg</strong><br />

Zorgacademie Parkstad <strong>Limburg</strong> is een samenwerkingsverband van enerzijds de onderwijsinstellingen<br />

Arcus College, Hogeschool Zuyd en Open Universiteit Nederland en anderzijds de zorginstellingen<br />

Atrium MC, Mondriaan en Sevagram (namens een groot aantal regionale partners). Met het concept<br />

en de realisatie van de Zorgacademie loopt Zuid-<strong>Limburg</strong> voorop in Nederland als het gaat om de<br />

voorbereiding op de bevolkingskrimp en vergrijzing en het daarmee verband houdende personeelstekort<br />

in de zorg. Betrokken partijen werken in de Zorgacademie samen op het gebied van zorginnovatie,<br />

onderwijsinnovatie (competenties, EVC, maatwerkmodules; blended learning modules; doorlopende<br />

leerlijnen VMBO/MBO/HBO) en strategisch personeelsbeleid.<br />

Fysiek krijgt de Zorgacademie Parkstad gestalte in de - in juli 2011 gestarte - nieuwbouw voor de<br />

zorgopleidingen van het Arcus College in de Zorgvallei in Heerlen. Hier worden op één plek techniek,<br />

kennis en mensen gedeeld. De opzet is straks alle bestaande zorgopleidingen in de Zorgacademie<br />

onder te brengen. Naast leslokalen komen in het gebouw ook moderne skillslabs, waar studenten in<br />

nagebootste situaties praktijkervaring opdoen. Deze skillslabs zijn vooral bedoeld voor de opleiding<br />

van apothekers-, dokters- en tandartsassistenten. Verder gaat de academie ook verpleegkundigen<br />

afleveren die aan de slag kunnen in verpleeghuizen en de thuiszorg. De academie krijgt ook een<br />

zorginnovatiecentrum.<br />

Naast de academie in ‘steen’, komt er ook een – door de Open Universiteit ontwikkelde - virtuele<br />

Zorgacademie. Via een portal kunnen alle zorgmedewerkers- en studenten op de hoogte blijven van<br />

de actuele ontwikkelingen in de zorg. 156<br />

De Wijk van Morgen<br />

In dit innovatieve programma worden op het grensoverschrijdende bedrijventerrein Avantis (Heerlen/Aken)<br />

duurzame technieken ontworpen, bestudeerd en uitgeprobeerd, zodat ze morgen in steden,<br />

wijken en gebouwen in de (Eu)regio kunnen worden toegepast. De Wijk van Morgen vormt zo<br />

een aanjager van duurzame ontwikkeling in de (Eu)regio. Avantis als locatie is een logische keuze:<br />

het terrein profileert zich als hét European Science and Businesspark voor technologiegeoriënteerde<br />

bedrijven in het algemeen en met een duidelijke focus op de ontwikkeling en toepassingen van<br />

Platform Bèta techniek (2011), ‘Een revolverend fonds voor HBO Centres of expertise en MBO Centra<br />

voor innovatief Vakmanschap’.<br />

154 Commissie De Boer (2009), ‘Sectorinvesteringsplan MBO. 2011-<strong>2016</strong>’; Commissie Hermans (2010),<br />

‘Sectorinvesteringsplan HBO. 2011-<strong>2016</strong>; Nieuwsbericht ministerie van OCW ‘23 Miljoen naar expertisecentra<br />

voor bèta-talent in het HBO en MBO’, 26 oktober 2011; centresofexpertise.nl.<br />

155 Centresofexpertise.nl<br />

156 Zorgacadamieparkstadlimburg.nl; Artikel ‘Start bouw Zorgacademie’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 7 juli<br />

2011.<br />

133


nieuwe energie in het bijzonder.<br />

De Wijk van Morgen wordt tussen 2009 en 2013 ontworpen, gebouwd en geëxploiteerd. Doel is het<br />

creëren van een leer- en onderzoeksomgeving voor studenten op het gebied van nieuwe technieken<br />

in de bouw, waarbij duurzaamheid centraal staat. Naast de Hogeschool Zuyd doen ook MBO- en VM-<br />

BO-scholen mee. Bedrijven en studenten werken samen aan aansprekende projecten, steeds gebruikmakend<br />

van de laatste stand van de techniek. Nieuwe productideeën ontstaan in deze omgeving,<br />

die in samenwerking met bedrijven, Hogeschool Zuyd en andere kennisleveranciers binnen de<br />

(Eu)regio verder ontwikkeld worden. De Wijk van Morgen heeft dus niet alleen een maatschappelijk<br />

doel op het gebied van onderwijs, maar ook op het aspect van duurzaamheid. 157<br />

Service Science Factory<br />

De Service Science Factory is een initiatief van Maastricht University School of Business and Economics.<br />

Het is een academische werkplaats, waar wetenschappers en studenten (van bijvoorbeeld Maastricht<br />

University, Hogeschool Zuyd en RWTH Aken) én het bedrijfsleven (o.a. APG, Océ, CBS) samenwerken<br />

aan nieuwe dienstverleningsconcepten. Het doel van de Service Science Factory is<br />

dienstverlening sneller, gemakkelijker en consumentgerichter maken. Dienstverlening is een breed<br />

begrip voor zeer uiteenlopende zaken (van document services en mobiele telefonie tot pensioenproducten<br />

en patiëntenlogistiek). Innovatie in dienstverlening kan een geheel nieuw serviceconcept<br />

zijn, maar ook het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande dienstverlening en het aanboren<br />

van nieuwe markten. Ten slotte moet het initiatief voorzien in de vraag naar hoger opgeleiden in de<br />

dienstensector, door bijvoorbeeld nieuwe opleidingen tot stand te brengen aan de hogescholen en<br />

universiteiten in de regio. 158<br />

Samenwerking Hogeschool Zuyd en Maastricht University<br />

Met het oog op kwaliteitsverbetering wordt gestreefd naar een verhoging van het aantal gepromoveerde<br />

docenten in het HBO. Hogeschool Zuyd is mede met het oog daarop een samenwerkingsverband<br />

aangegaan met Maastricht University. Aio’s geven les op de hogeschool. Daarnaast wordt over<br />

en weer personeel uitgewisseld/overgenomen. Gedacht wordt de samenwerking – op termijn – uit te<br />

breiden met de Open Universiteit in Heerlen en de Universiteit van Hasselt.<br />

Voor een adequate inhoudelijke aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is verder een<br />

goed functionerende stageplaatsen- en leerbanenmarkt van essentieel belang:<br />

134<br />

Allereerst moeten voldoende leerbedrijven en stageplaatsen en leerbanen beschikbaar<br />

zijn. Hiervoor zijn in eerste instantie de landelijke kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven<br />

(kbb’s) verantwoordelijk. 159<br />

Vervolgens dient de stageplaatsen- en leerbanenmarkt transparant te zijn. Vraag en<br />

aanbod moeten elkaar kunnen vinden. Aan het matchen van vraag en aanbod dragen<br />

naast de kbb’s ook lokale/regionale leerwerkloketten en regionale stagebureaus zoals<br />

het <strong>Limburg</strong>se Bureau Werk en Stage Techniek bij.<br />

Last but not least is een adequate opzet/ invulling van de stageplaatsen en leerbanen<br />

van belang. De kwaliteit van de stageplaatsen en leerbanen bij leerbedrijven laat ook<br />

in <strong>Limburg</strong> soms nog te wensen over. Stagefondsen (zoals in de zorg) kunnen een bijdrage<br />

leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de begeleiding van stagiairs op<br />

de werkvloer. Een praktijkgerichte-/simulerende aanpak draagt eveneens bij aan de<br />

kwaliteit van stages. In dit verband is te wijzen op (de toename van het aantal) speciale<br />

leerafdelingen binnen zorginstellingen. Daarbij lopen stagiairs groepsgewijs op één<br />

afdeling binnen een instelling stage, waarbij ze coachend worden begeleid door alle<br />

medewerkers van die afdeling.<br />

7.4 Oplossingsrichtingen Werkenden<br />

Het kwadrant Werkenden bevat oplossing(srichting)en met betrekking tot enerzijds het<br />

optimaliseren van de inzet van werknemers en anderzijds het voorkomen van uitstroom van<br />

157 Dewijkvanmorgen.nl.<br />

158 Servicesciencefactory.com.<br />

159 Tot voor kort waren de sectoraal georganiseerde kbb’s verenigd in Colo. De vereniging Colo is per<br />

1 januari <strong>2012</strong> opgegaan in de nieuwe door bedrijfsleven en onderwijs bestuurde stichting Samenwerking<br />

Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). De nieuwe stichting zorgt ervoor dat er landelijke<br />

kaders komen voor kwalificeren, examineren, beroepspraktijkvorming en een doelmatig opleidingenaanbod.<br />

De kbb’s blijven bestaan.


werknemers.<br />

Optimaliseren inzet werknemers<br />

Het optimaliseren van de inzet van werknemers begint met een bewust, professioneel personeels-<br />

en arbeidsmarktbeleid (HR-beleid). Voor een dergelijk strategisch personeelsbeleid<br />

bestaat geen blauwdruk. Succesvolle arbeidsorganisaties hanteren een strategische personeelsplanning<br />

gebaseerd op regionale/sectorale ontwikkelingen in vraag en aanbod en toegespitst<br />

op de eigen organisatie. Deze vormt vervolgens de basis voor doelgroep- en competentiegericht<br />

werven, scholen en het duurzaam inzetten van werknemers.<br />

Door (interne en externe) jobgerichte scholingstrajecten zijn zittende werknemers op een<br />

hoger kwalificatieniveau te brengen. Hierdoor kunnen zij intern – verticaal dan wel horizontaal<br />

– doorstromen. Naast ‘normale’ opleidingstrajecten is hierbij onder meer te denken op<br />

werkenden toegespitste onderwijsvormen:<br />

Modulaire aanpak (flexibele instroom, opleidingen volgens het concept van de voormalig<br />

centra vakopleiding in Nederland of de Volksuniversiteit in België et cetera)<br />

Vormen van afstandsonderwijs (e-learning, blended learning et cetera)<br />

AD-opleidingen (een opleidingsvorm tussen MBO en HBO in).<br />

Van belang voor verticale en horizontale doorstroming van zittend personeel is ook aandacht<br />

voor (een portfolio van) competenties van werknemers en EVC-trajecten via welke<br />

die competenties zijn te verzilveren.<br />

Interne doorstroom betekent niet alleen een uitdaging/positieverbetering voor betreffende<br />

medewerkers en een bijdrage aan vermindering van de tekorten aan hoger opgeleid personeel,<br />

het biedt tevens ruimte voor instroom van minder hoog gekwalificeerden aan de onderkant<br />

van de arbeidsmarkt.<br />

Naast interne doorstroom is ook zij-instroom vanuit overschotsectoren in tekortsectoren (al<br />

dan niet met behulp van bij- of omscholing) een relevante oplossingsrichting. Voorwaarde<br />

voor succesvolle zij-instroom is dat de werknemers iets hebben met de sector en/of het vak<br />

dat zij moeten gaan uitoefenen al een beetje kennen. Het moeten geen complete ‘branchevreemden’<br />

zijn. Bij zij-instroom gaat het verder vaak om 40-plussers. Het feit dat de<br />

meeste werkgevers al veel ouderen in dienst hebben, kan een belemmerende factor vormen<br />

voor zij-instroom. Zij-instromers zijn in het algemeen ook minder te vormen (‘kneden’)<br />

dan jongeren die net van school komen. Ten slotte kunnen loonverschillen zijinstroom<br />

vanuit een andere sector in de weg staan.<br />

Een belangrijke ondersteunende rol in de doorstroom en uitwisseling van personeel in de<br />

provincie speelt Empower <strong>Limburg</strong>.<br />

Empower <strong>Limburg</strong><br />

Empower <strong>Limburg</strong> is een netwerk van (arbeids)organisaties in de sectoren overheid, onderwijs, zorg<br />

en zakelijke dienstverlening, met als doel het bevorderen van uitwisseling en doorstroom van personeel<br />

in de provincie <strong>Limburg</strong>.<br />

Een van de instrumenten daartoe is het Regionaal Transitie Centrum (RTC). Het RTC bundelt alle<br />

bestaande producten en diensten op het gebied van loopbaanactiviteit- en ontwikkeling tot een<br />

samenhangend geheel. Het is een gebruiksvriendelijk instrumentenpaneel voor werknemers en werkgevers.<br />

Werknemers kunnen er een employability scan doen, die inzicht geeft in hun competenties.<br />

Dat inzicht is vervolgens te koppelen aan (gewenste) beroepen waarin die competenties worden<br />

gevraagd. Zo wordt de persoonlijke ontwikkelbehoefte duidelijk. Vervolgens kan men – desgewenst -<br />

meteen in contact worden gebracht met een persoonlijke coach. Het werkgeversdeel (informatie<br />

over banen, snuffelstages, ontwikkelstages et cetera) is momenteel nog in ontwikkeling.<br />

Empower <strong>Limburg</strong> begeleidt ook (projectsgewijs) outplacement van boventallig personeel. Zo leidt<br />

men bijvoorbeeld samen met Zorg aan Zet boventallige UWV’ers toe naar een driejarige HBO-V opleiding.<br />

Na een jaar (betaald door UWV) komt men in dienst van een zorginstelling. Bij het behalen<br />

van het diploma is er een baangarantie.<br />

135


Verder is men een strategische alliantie aangegaan met Vitaal Werken in <strong>Limburg</strong>. Naast Empower<br />

<strong>Limburg</strong> bestaat dit samenwerkingsverband uit Pro Active, Hogeschool Zuyd, Randstad HR Solutions,<br />

Viecuri Vitaal, Fintegra, Meeùs en Trias. Achterliggende gedachte daarbij is onder meer dat bij arbeidsongeschiktheid<br />

de restcapacitieit binnen het eigen bedrijf vaak niet maar in een ander bedrijf<br />

soms wel is te gebruiken. 160<br />

Een andere manier om de inzet van werknemers te optimaliseren is het aanpassen van<br />

werktijden. In tijden van crisis betekent dat veelal korter werken (al dan niet met gebruikmaking<br />

van een regeling als de deeltijd-ww). In economische voorspoedigere tijden<br />

en/of in tekortsectoren willen werkgevers hun personeel in het algemeen juist langer laten<br />

werken. Dat kan door overwerk (aantrekkelijker te maken) en/of deeltijdwerkers (vaak<br />

vrouwen) contracten aan te bieden voor meer uren. In de techniek (met veel mannelijke<br />

fulltimers) zal een beleid gericht op het opplussen van deeltijdbanen weinig zoden aan de<br />

dijk zetten. Voor de zorg (met veel vrouwelijke parttimers) is het – althans in theorie wel –<br />

een oplossing. ROA heeft becijferd dat wanneer alle werkenden met een zorgopleiding op<br />

MBO-niveau minimaal 24 uur gaan werken, de personeelstekorten voor minstens 85% verdwijnen.<br />

De tekorten aan personeel met HBO verpleging nemen in dit scenario met 40%<br />

af. 161 Ander onderzoek toont echter aan dat deeltijdwerkers in het algemeen moeilijk zijn<br />

te bewegen meer uren te gaan werken. Daarmee lijkt deze oplossingsrichting ook voor de<br />

zorg minder kansrijk dan uit de cijfermatige exercitie van ROA naar voren komt.<br />

Voorkomen uitstroom van werknemers<br />

Uitstroom van werknemers is onder meer te voorkomen door het bevorderen van de ontplooiing<br />

van werknemers. Daarbij gaat het - naast meer zeggenschap van werknemers over<br />

het werk dat men verricht (zelfsturing) – vooral om een leven lang leren.<br />

In maart 2010 is een aantal onderwijsinstellingen het Kennis- en Servicecentrum Leven Lang<br />

Leren <strong>Limburg</strong> gestart om ontwikkelde kennis omtrent dit onderwerp te bundelen. Ook is<br />

inmiddels (door of met werkgevers) een aantal pilots opgezet (rondom strategische personeelsplanning,<br />

leven-lang-leren plannen, intersectorale mobiliteit en ‘anders leren’ door<br />

45-plussers). De duurzame inzetbaarheid van werknemers (zie ook verderop) wordt via de<br />

Work Ability Index in een aantal bedrijven en onderwijs- en zorginstellingen gestimuleerd.<br />

162<br />

De <strong>Limburg</strong>se ROC’s verzorgen niet alleen initieel beroepsonderwijs, maar hebben ook een<br />

lange traditie van (na-, bij- op- en/of om)scholen van werkenden. Ook de hogescholen in<br />

<strong>Limburg</strong> en Maastricht University richten zich steeds meer op het scholen van werkenden.<br />

Scholing van werkenden door <strong>Limburg</strong>se hogescholen en Maastricht University<br />

Hogeschool Zuyd heeft onder meer opleidingen verzorgd voor NedCar. Verder is voor pensioenuitvoerder<br />

APG een interdisciplinaire opleiding ontwikkeld (naast pensioen ook gericht op verzekeringen).<br />

Meer in het algemeen maken HBO-afgestudeerden in toenemende mate deel uit van kennisgemeenschappen,<br />

die zich blijvend moeten bijspijkeren en verder ontwikkelen. In die gemeenschappen<br />

draait het bedrijfsleven ook steeds meer mee. 163<br />

De Maastricht University heeft de ambitie tot 2020 op jaarbasis zo’n 3.000 ‘master+’-studenten te<br />

gaan bedienen, bovenop de 15.000 reguliere studenten die de universiteit nu telt. Het betreft bijvoorbeeld<br />

medisch specialisten, die voor intensieve cursussen naar Maastricht komen om zich in acht<br />

weken tijd op de hoogte te laten stellen van de jongste ontwikkelingen in hun vakgebied. Volgens de<br />

universiteit groeit de behoefte aan na-, bij- en snelscholing in een professionele omgeving. De cursussen<br />

zijn onderdeel van een totaalpakket, waarvan ook hoogwaardige huisvesting in het historische<br />

centrum van Maastricht deel uitmaakt. Voor dat doel heeft de universiteit de inmiddels door Afcent<br />

verlaten Tapijnkazerne op het oog. Gemeente en universiteit willen van het terrein en de opstallen<br />

liefst een stadscampus maken, met hoogwaardige voorzieningen. 164<br />

160 Empower-limburg.nl; Rtc-empower-limburg.nl.<br />

161 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />

162 <strong>Limburg</strong>talentrijkeregio.nl; Provincie <strong>Limburg</strong> (2010), ‘<strong>Limburg</strong> Talentrijke Regio halverwege.<br />

Tussenevaluatie 2010 regionale agenda Onderwijs-<strong>Arbeidsmarkt</strong> 2008-<strong>2012</strong>’.<br />

163 Artikel ‘Niet vier maar veertig jaar leren’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 7 september 2011.<br />

164 Artikel ‘De jacht op de master+’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 19 januari 2011.<br />

136


Een leven lang leren zou nog verder te stimuleren zijn door werknemers rechten op scholing<br />

te geven of werknemers en werkgevers te verplichten te investeren in een leven lang<br />

leren. Dat zijn echter zaken die eerder op sectoraal/nationaal niveau dan op regionaal<br />

niveau zijn te regelen.<br />

Gezien de naar verhouding sterke mate van vergrijzing in <strong>Limburg</strong> is ook het bevorderen<br />

van de mogelijkheden voor ouderen om langer te blijven werken van groot belang. Het<br />

beleid op dit gebied heeft verschillende benamingen: seniorenbeleid, active aging, levensfasebewust<br />

personeelsbeleid, duurzaam inzetbaarheidsbeleid. Duurzaam inzetbaarheidsbeleid<br />

is te definiëren als het geheel aan beleidsmaatregelen binnen een organisatie gericht<br />

op het optimaal inzetbaar houden van medewerkers gedurende hun gehele arbeidscarrière:<br />

vanaf het moment van intrede tot het moment van uittrede. Een succesvol duurzaam inzetbaarheidsbeleid<br />

is gestoeld op vier pijlers: organisatiecultuur, vitaliteit werknemers,<br />

arbeidssituatie en loopbaan. 165<br />

Levensfasebewust personeelsbeleid Taxibedrijf Munckhof<br />

Taxibedrijf Munckhof uit Horst geldt in <strong>Limburg</strong> als een voorbeeld op het gebied van ‘levensfasebewust<br />

personeelsbeleid’. Bij de Munckhof Groep werken in totaal 800 mensen, van wie 540 bij het<br />

taxibedrijf. Het werk bevalt de werknemers zó goed dat ze vaak tot ver na hun pensioen willen blijven<br />

doorwerken. In het verleden waren er zelfs chauffeurs van 74 jaar. Omdat bij de inzet van 70plussers<br />

het risico op imagoschade groot is, is besloten dat chauffeurs hooguit tot hun zeventigste bij<br />

het bedrijf kunnen werken. Na hun 65ste moeten ze verplicht stoppen, maar daarna kunnen ze via<br />

tijdelijke contracten in totaal nog vijf jaar voor het bedrijf blijven rijden. Het bedrijf investeert in<br />

opleidingen voor het eigen personeel en probeert nauwlettend in de gaten te houden dat niet te veel<br />

wordt gevraagd van de belastbaarheid en flexibiliteit van - vooral de oudere - werknemers. Het ‘levensfasebewust<br />

personeelsbeleid’ werpt vruchten af. De gemiddelde leeftijd bij het taxibedrijf is<br />

bijna 50 jaar, 15 tot 20 werknemers zijn ouder dan 65 en de nestor is 69. 166<br />

Vitality@DSM<br />

Het project Vitality@DSM richt zich op de vitaliteit van het personeel van DSM (gezondheidsmanagement).<br />

De interventie in het kader van het project bestaat uit een aantal stappen waaronder een<br />

medisch onderzoek, een online-vragenlijst over leefstijl, mentale gezondheid en verzuim, een actieplan,<br />

een consult met een vitalitycoach en tot slot - afhankelijk van het consult bij de vitalitycoach -<br />

een doorverwijzing naar de bedrijfsarts of Orbis Vigor dan wel een groepsinterventie. Tijdens de<br />

interventie wordt de gezonde leefstijl van de werknemer bevorderd, leert de werknemer omgaan<br />

met werkstress en voldoende herstelmomenten in te bouwen en wordt - indien nodig - aandacht<br />

besteed aan de werkomgeving (zijn er bijvoorbeeld voldoende regelmogelijkheden en kan de werknemer<br />

deze benutten?). Dit laatste gebeurt op basis van de resultaten op individueel èn op afdelingsniveau.<br />

167<br />

In <strong>2012</strong> werkt DSM een meeromvattend duurzaam inzetbaarheidsbeleid uit.<br />

Het voornemen van de Provincie <strong>Limburg</strong> is om in het kader van het programma Economie<br />

& Concurrentiekracht een nieuw scholingsfonds voor werkenden en niet-werkenden op te<br />

zetten dat de duurzame inzetbaarheid van medewerkers in alle <strong>Limburg</strong>se topsectoren en<br />

in de zorg en techniek bevordert en daarmee de concurrentiepositie van het bedrijfsleven<br />

op termijn versterkt. De groep 50+ zal hierbij extra aandacht krijgen, waarmee tevens invulling<br />

wordt gegeven aan een levenlang leren. 168<br />

Allochtonen vormen – ook in <strong>Limburg</strong> - een steeds belangrijker arbeidspotentieel. Het is<br />

zaak deze bron verder aan te boren. Het ‘boeien en binden’ van allochtonen is onder meer<br />

te realiseren door gerichte werving onder en/of speciale toeleidingstrajecten voor deze<br />

groep, bijstelling van de beeldvorming over allochtonen bij werkgevers en het bevorderen<br />

van diversiteitsbeleid in bedrijven en instellingen.<br />

165 Astri (2009), ‘Duurzaam doorwerken in de <strong>Limburg</strong>se zorgsector. Overkoepelende rapportage van<br />

de stand van zaken duurzaam inzetbaarheidsbeleid bij <strong>Limburg</strong>se zorgorganisaties’.<br />

166 Artikel ‘Als ik 65 ben, dan ga ik door’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 14 juli 2011.<br />

167 Het project zal uitgebreid worden geëvalueerd door ZonMw. Zie: Zonmw.nll<br />

168 Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />

Economie & Concurrentiekracht’.<br />

137


Het boeien en binden van hoogopgeleid personeel is eveneens van belang, zeker voor een<br />

regio als <strong>Limburg</strong>. Mogelijkheden voor het boeien en binden van deze groep zijn onder<br />

meer het qua studieaanbod en werkgelegenheid specialiseren/profileren, voldoende carrièremogelijkheden<br />

voor hoogopgeleiden en verbetering van het woon-, werk- en leefklimaat<br />

in de regio.<br />

Uitstroom van werknemers is verder te voorkomen door het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden<br />

en het optimaliseren van de arbeidsomstandigheden en werksfeer. Bij verbetering<br />

van de arbeidsvoorwaarden is de kanttekening te plaatsen dat loonstijgingen in een<br />

bepaalde sector maar beperkt leiden tot een groter aanbod van personeel. Voor veel werknemers<br />

spelen andere overwegingen dan het salaris een belangrijkere rol. Dat geldt zeker<br />

in een sector als het onderwijs of de zorg. Verder zijn arbeidsvoorwaarden en omstandigheden<br />

zaken waarover de besluitvorming vooral op landelijk en sectoraal niveau plaatsheeft.<br />

Regionaal is hier niet veel invloed op uit te oefenen.<br />

Naast ongewenste uitstroom kan er ook ‘gewenste’ uitstroom zijn, bijvoorbeeld bij een<br />

tijdelijke terugval in de productie of bij reorganisaties. Tijdelijke personeelsoverschotten<br />

zijn onder op te vangen door meer intersectorale mobiliteit, poolvorming, collegiale uitleen<br />

en het creëren van aanvullende werkzaamheden. Voor permanente personeelsoverschotten<br />

is er de mogelijkheid van ‘van werk naar werk begeleiding’ voor met ontslag bedreigden.<br />

Ten tijde van de kredietcrisis is in <strong>Limburg</strong> een negental mobiliteitscentra ondersteund<br />

en een fonds voor scholing ingericht, waarmee werkgevers en werknemers snel geholpen<br />

konden worden tijdens reorganisaties en (dreigend) ontslag. 169 Momenteel is onder<br />

meer Empower <strong>Limburg</strong> actief op dit vlak (zie hierboven).<br />

7.5 Oplossingsrichtingen Reserves<br />

De oplossingsrichtingen in het kwadrant Reserves hebben betrekking op het inschakelen<br />

van bekende reserves (bij UWV ingeschreven werkzoekenden en gedeeltelijk<br />

arbeidsongeschikten), het aantrekken van mobiele personen (arbeidsmigranten en pendelaars)<br />

en het mobiliseren van stille reserves (niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod).<br />

Inschakelen werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt<br />

Een deel van de werkzoekenden heeft een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt en is<br />

toe te leiden naar regulier werk. Daarvoor is een gerichte inzet mogelijk van (een combinatie<br />

van) arbeidsmarktinstrumenten (zoals re-integratieprojecten, scholingstrajecten, leerwerkplaatsen,<br />

‘social return’ 170 , loonkosten- en andere subsidies 171 ), maatschappelijke activering<br />

(in samenhang met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en inburgering.<br />

Social Return: A2-school<br />

Social return biedt voor gemeenten de nodige mogelijkheden, vooral daar waar sprake is van samenwerking<br />

tussen de afdelingen sociale dienst en openbare werken. Een voorbeeld is de A2-school,<br />

waarmee Maastricht met de A2-tunnelbouw in zicht is begonnen. Daartoe is op 5 februari 2010 een<br />

convenant ondertekend met Avenue2, de aannemer van de ondertunneling. Het streven is tien jaar<br />

lang jaarlijks 75 jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een kans te bieden via praktijkonderwijs<br />

(‘leren in uitvoering’) hun vaardigheden te vergroten. De A2-school selecteert zelf de<br />

werkzoekenden en leerlingen en regelt de training en begeleiding. De kern van de A2-school wordt<br />

gevormd door praktijkopleidingen waarbij op locatie wordt geleerd onder het toeziend oog van een<br />

vakman. De deelnemers worden klaargestoomd voor werkzaamheden tijdens de tunnelbouw: grondwerk,<br />

straten maken, betontimmerwerk, ijzervlechten. Maar ook: catering, verkeersregelaar,<br />

schoonmaakwerk en beveiliging zijn opties. Wie de praktijkopleiding succesvol afrondt, krijgt een<br />

baan. 172<br />

Sectorarrangement Zorg<br />

169 <strong>Limburg</strong>talentrijkeregio.nl; Provincie <strong>Limburg</strong> (2010), ‘<strong>Limburg</strong> Talentrijke Regio halverwege.<br />

Tussenevaluatie 2010 regionale agenda Onderwijs-<strong>Arbeidsmarkt</strong> 2008-<strong>2012</strong>’.<br />

170<br />

171 Overigens zijn subsidies voor werkgevers pas interessant, wanneer nieuwe werknemers daadwerkelijk<br />

iets toevoegen en er niet al teveel administratieve rompslomp is.<br />

172 A2school.nl; Artikel ‘School van de tweede kans’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 02 november 2011.<br />

138


In juni 2011 is door Regioplus met UWV een sectorarrangement gesloten, met als doel binnen één<br />

jaar landelijk 2.000 werkzoekenden via een re-integratietraject naar banen in de sector zorg en WJK<br />

te leiden. Het accent bij de uitvoering van deze overeenkomst ligt in de regio. Met dit initiatief<br />

willen de zestien regionale samenwerkingsverbanden van werkgevers in zorg en WJK, waaronder<br />

Zorg aan Zet in <strong>Limburg</strong>, inspelen op de behoefte aan goed geschoold personeel bij de instellingen in<br />

hun specifieke regio. De aard en omvang van de extra instroom zal per regio verschillen. 173<br />

Bij de re-integratie van werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt dient speciale<br />

aandacht uit te gaan naar jongeren en ouderen. Jongeren komen in tijden van crisis in het<br />

algemeen als eerste op straat te staan. Dat was tijdens de kredietcrisis zo en nu met de<br />

eurocrisis is dat niet anders. Ouderen verliezen in het algemeen minder snel hun baan,<br />

maar eenmaal werkloos komen ze nog maar moeilijk aan de slag. Is werkloosheid onder<br />

jongeren dus conjunctureel bepaald, bij ouderen is het een hardnekkig, structureel probleem.<br />

Dat vraagt om – blijvende – extra aandacht.<br />

Aanpak jeugdwerkloosheid<br />

Het landelijke Actieplan Jeugdwerkloosheid is in september 2009 in het leven geroepen om te voorkomen<br />

dat jongeren door de kredietcrisis buiten de boot zouden vallen. Doel was jongeren langer op<br />

school te houden, intensiever te begeleiden naar bestaande banen en meer stageplaatsen en leerbanen<br />

voor jongeren te creëren. Het actieplan, dat voor een belangrijk deel regionaal is uitgevoerd,<br />

heeft niet alleen het aantal jeugdwerklozen beperkt maar ook bijgedragen aan de regionale samenwerking.<br />

De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio is verbeterd en er is meer aandacht<br />

gekomen voor een integrale werkgeversdienstverlening. 174 Het Actieplan Jeugdwerkloosheid is<br />

per 31 december 2011 gestopt. De regionale partijen moeten het nu overnemen.<br />

Hieronder volgt een beschrijving van de aanpak in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />

en Zuid-<strong>Limburg</strong>:<br />

Jongeren aan het Werk (Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>): De basis van de aanpak ‘Jongeren Werken<br />

aan Werk’ is UNI Venlo (Uitkering Naar Inkomen), een samenwerkingsverband van de gemeente<br />

Venlo en het SW-bedrijf WAA. Elke jongere die een arbeidsovereenkomst met de WAA heeft, gaat<br />

fulltime aan de slag via ‘Werken aan Werk’. Jongeren die zich op het Werkplein in Venlo melden,<br />

krijgen binnen drie maanden een passend aanbod om weer richting school of werk te gaan. Deze<br />

aanpak is sluitend ingericht: jongeren die zich gemeld hebben, komen niet meer thuis te zitten.<br />

Ze krijgen gefaseerd een arbeidscontract aangeboden. Binnen deze arbeidsovereenkomst wordt<br />

een passend traject vormgegeven dat de jongere naar werk/opleiding/participatie begeleidt.<br />

Omdat de jongere in dienst treedt bij de WAA ontstaat er tussen de HRM-adviseur van de WAA en<br />

de jongerencoach van het Werkplein een intensieve samenwerking. De begeleiding vindt plaats<br />

vanuit het Werkplein. Een succesfactor van deze aanpak is dat jongeren vanaf de start leren wat<br />

een dienstverband inhoudt. Zo blijven ze dichterbij werk en/of school dan in een uitkeringssituatie.<br />

De nieuwe ‘rechtsverhouding’ zorgt ervoor dat er blijvend aandacht gevestigd is op de jongere<br />

vanuit twee kanten: vanuit de gemeente en vanuit de werkgever. Daarnaast zorgt een arbeidscontract<br />

ervoor dat de jongere zich werknemer voelt, met alle rechten en verplichtingen die<br />

daarbij horen.<br />

Doorlopende zorglijn (Zuid-<strong>Limburg</strong>): In de regio Zuid- <strong>Limburg</strong> is ervoor gekozen om vanuit het<br />

Jongerenloket een doorlopende zorglijn aan jongeren aan te bieden. Het project richt zich specifiek<br />

op kwetsbare jongeren. Voor elke jongere tot 27 jaar is er een maatwerk oplossing en nazorg.<br />

Alle betrokken partijen – waaronder UWV , onderwijsinstellingen, zorginstellingen, penitentiaire<br />

instellingen – zijn gecentreerd rondom het Jongerenloket, hét centrale regiepunt. Hierbij<br />

staat de oplossing voor de jongere centraal. Jongeren worden ondersteund en aangesproken op<br />

alle leefdomeinen waarin zij hulp nodig hebben; daarbij worden ook hun ouders betrokken. De<br />

accountmanagers hebben een lage ‘caseload’ waardoor zij jongeren intensief kunnen begeleiden<br />

en maatwerk kunnen leveren. Sleutel tot het succes is het ‘vloeiend’ maken van de samenwerking<br />

tussen de verschillende partijen: de jongere staat centraal en er wordt flexibel omgegaan met<br />

regels. Een manier van werken die wordt vergemakkelijkt door de gemoedelijke en informele<br />

sfeer in de regio. 175<br />

Aanpak werkloosheid ouderen<br />

De RWI geeft in het advies (G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen een aantal oplossingsrich-<br />

173<br />

Zorggazet.nl, 11 juli 2011.<br />

174<br />

Research voor Beleid (2011), ‘Samen in actie. Eindrapport evaluatie Actieplan Jeugdwerkloosheid’.<br />

175<br />

Ministerie van SZW (2011), ‘Estafette ‘succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid’. Praktische<br />

aanbevelingen uit de 30 arbeidsmarktregio’s’.<br />

139


tingen aan voor de aanpak van de structureel hoge werkloosheid onder ouderen:<br />

140<br />

Een deel van de oplossing zit in het wegnemen van onjuiste beeldvorming bij werkgevers. Het<br />

beeld bestaat dat ouderen minder productief en flexibel zijn, en vaker ziek. De RWI vindt het belangrijk<br />

om deze stereotypering weg te nemen. Ook zou de werkgever moeten kijken naar wat<br />

ouderen juist toevoegen, zoals ervaring, loyaliteit en nauwkeurigheid.<br />

Naast aanpassing van de beeldvorming, roept de RWI op om ondanks de bezuinigingen afspraken<br />

te maken over de positie van ouderen bij re-integratieondersteuning door UWV en gemeenten. Zo<br />

werken bijvoorbeeld netwerkgroepen goed voor zelfredzame ouderen. De RWI raadt aan om dit<br />

instrument overeind te houden. Bij niet-zelfredzamen is intensievere begeleiding nodig, zoals<br />

één-op-één-coaching of omscholing naar sectoren waar tekorten zijn.<br />

Het kabinet wil de huidige premiekorting voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigde<br />

ouderen omvormen in een dubbele mobiliteitsbonus. Dit maakt het gemakkelijker om deze groep<br />

aan het werk te krijgen. Dat betekent wel dat gemeenten en UWV goed zicht moeten hebben op<br />

het reële arbeidspotentieel onder deze groep. Een groot deel van de ouderen in de bijstand wil of<br />

kan naar eigen zeggen niet meer werken. Het is belangrijk zicht te krijgen op de omvang en mogelijkheden<br />

van de groep ontmoedigden. Leeftijd alleen mag geen reden zijn om iemand geen reintegratieondersteuning<br />

aan te bieden.<br />

Tot slot kan de werkloze oudere zelf zijn situatie verbeteren door bijvoorbeeld breder te zoeken<br />

dan zijn oude functie en door goed de mogelijkheden van internet te verkennen. Ook is het met<br />

name voor deze groep belangrijk niet alleen te reageren op schriftelijke vacatures, maar actief<br />

te netwerken.<br />

Een fundamentele verbetering van de positie van werkloze ouderen vraagt om een meerjarige en<br />

krachtige alliantie van partijen op de arbeidsmarkt. De RWI ziet het Project 55-plus, dat sociale<br />

partners als uitvloeisel van het pensioenakkoord willen starten, als een unieke gelegenheid om te<br />

komen tot creatieve en daadkrachtige initiatieven vanuit de regio en sectoren. 176<br />

Als gevolg van de wijzigingen in het stelsel van sociale zekerheid – het per 1 januari 2013<br />

samenvoegen van de WWB en delen van de WSW en Wajong in de Wet werken naar vermogen<br />

- zal ook speciale aandacht dienen uit te gaan naar (de toeleiding naar regulier werk<br />

van) WSW’ers en Wajongers. Meer nog dan bij oudere werkzoekenden betreft het hier<br />

‘moeilijke’ doelgroepen. Voor de arbeidsmarkttoeleiding van WSW’ers en Wajongers (en<br />

andere werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt) is jobcarving een goede<br />

oplossingsrichting. Jobcarving is een Engelse term voor werk passend maken. Door eenvoudige<br />

taken te bundelen in een nieuwe functie of werkzaamheden af te splitsen van bestaande<br />

functies zijn nieuwe banen te creëren aan de onderkant van de arbeidsmarkt.<br />

“Werkgevers willen een schaap met vijf poten, maar die zijn moeilijk te vinden. Door een<br />

schaap met twee en een schaap met drie poten te zoeken wordt het makkelijker”. 177 Jobcarving<br />

leidt tot minder werkstress en een betere dienstverlening. Werkgevers hebben bij<br />

jobcarving hulp nodig; zelf beschikken zij daarvoor over de tijd noch de kennis. Een SWbedrijf<br />

als het <strong>Limburg</strong>se Licom of een intermediair als Alert Wajong in Maastricht kan<br />

werkgevers behulpzaam zijn bij het geschikt maken van het werkproces voor de onderkant<br />

van de arbeidsmarkt.<br />

Uitzendbureau voor Wajongers<br />

Alert Wajong - onderdeel van uitzendorganisatie Alert Mens en Werk in Maastricht – is een gespecialiseerde<br />

arbeidsintermediair voor mensen met een fysieke en/of mentale beperking en die in het bezit<br />

zijn van een Wajong-indicatie (in <strong>Limburg</strong> zijn dat er ruim 8.000). Alert Wajong heeft diverse vacatures<br />

die – na begeleiding en coaching – door Wajongers zijn te vervullen (zoals hoveniers, productiemedewerkers,<br />

kappers, receptionisten en dierenverzorgers). Men probeert gemiddeld vijf Wajongers<br />

per maand aan te nemen, dus zo’n zestig per jaar. Zo creëert men een grote detacheringspool.<br />

De banen waar het bureau Wajongers naar bemiddelt, zijn reguliere banen bij werkgevers die een<br />

hart voor de zaak hebben. Werkgevers kijken daarbij naar de mogelijkheden van Wajongers i.p.v. de<br />

beperkingen. In eerste instantie krijgen de Wajongers een jaarcontract. Bij goed functioneren wordt<br />

dat contract verlengd en daarna omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. 178<br />

176 RWI (2011), ‘(G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen’.<br />

177 Citaat van directeur HRM van Licom.<br />

178 Alertmensenwerk.nl; Artikel ‘Wajongers zijn de stoottroepen’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 26 juli 2011;<br />

Artikel ‘Mensen met ‘een vlekje’ in dienst’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 24 augustus 2011.


Een groep werkzoekenden met afstand is niet (direct) toeleidbaar. Van deze groep met een<br />

vooralsnog onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt dient de participatie te worden<br />

bevorderd (participatiebanen; werken met behoud van uitkering; vrijwilligerswerk).<br />

Sociale activerings- en werkervaringsprojecten Pentasz<br />

Pentasz is de gemeenschappelijke sociale dienst van Eijsden-Margraten, Gulpen-Witten, Meerssen en<br />

Vaals. Het bestand van Pentasz bevat ongeveer twee- tot driehonderd mensen die moeilijk aan betaald<br />

werk zijn te helpen. Deze probeert men uit hun maatschappelijk isolement te halen. Dat kan<br />

via vrijwilligerswerk of werkervaringsprojecten:<br />

Pentasz stoomt in een project langdurig werklozen klaar voor vrijwilligerswerk. Cliënten met<br />

grote afstand tot de arbeidsmarkt worden een half jaar lang intensief begeleid. Gedurende zes<br />

uur per week krijgen ze trainingen en worden persoonlijke gesprekken gevoerd. Na de cursus krijgen<br />

de werklozen ook hulp in de zoektocht naar een passende vrijwilligersbaan. Pentasz hoopt<br />

dat de cliënten op die manier een positieve bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Dat<br />

moet er ook toe leiden dat de mensen zich weer gewaardeerd gaan voelen. Voor het project zijn<br />

in eerste instantie 45 langdurig werklozen geselecteerd. 179<br />

Zes langdurig werklozen uit Vaals hebben het eerste halfjaar van 2011 meegewerkt aan de reconstructie<br />

van de N278 in Lemiers. Dit werkervaringsproject is een initiatief van gemeente, provincie,<br />

sociale dienst Pentasz en sociale werkvoorziening Licom. De werklozen hebben onder meer<br />

gebruikte stenen gereinigd en geselecteerd voor hergebruik in Mamelis. 180<br />

Het bij het naar de arbeidsmarkt toeleiden van bekende reserves een elkaar knopen van<br />

verschillende beleidsterreinen/vraagstukken heeft meerwaarde. Zo heeft bijvoorbeeld de<br />

<strong>Limburg</strong>se economische topsector Agrofood (Greenport Venlo) – naast vakkrachten – ook<br />

behoefte aan aanzienlijke aantallen laaggeschoolden. In de kaartenbakken van UWV en<br />

gemeenten is deze groep ruim voorradig. Deze mensen moeten gemobiliseerd worden. Bij<br />

werkgevers moeten vooroordelen over deze – en andere minder kansrijke – werklozen worden<br />

weggenomen en een beroep worden gedaan op (hun gevoel voor) maatschappelijk verantwoord<br />

ondernemen. Bij een dergelijke verknoping van (sociaal en economisch) beleid<br />

snijdt het mes (minstens) aan twee kanten.<br />

Voor het naar de arbeidsmarkt toeleiden van bekende reserves vormen de kabinetsbezuinigingen<br />

op de budgetten voor re-integratie en participatie een belangrijke belemmerende<br />

factor. Teken aan de wand is het verleggen van de focus door het Heerlens bedrijf Maecon.<br />

Dit bedrijf, groot geworden met re-integratie, ziet weinig heil meer in de Nederlandse reintegratiemarkt.<br />

Maecon richt zich voortaan op administratieve dienstverlening (payrolling),<br />

detacheren, uitzenden en thuiszorg én op internationale re-integratieprojecten. 181<br />

Aantrekken van mobiele personen<br />

Een deel van de oplossing van personeelstekorten op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is ook gelegen<br />

in het inzetten van (tijdelijke) arbeidsmigranten. In de land- en tuinbouw in Noord-<br />

en Midden-<strong>Limburg</strong> wordt al geruime tijd op grote schaal gebruik gemaakt van Oost-<br />

Europese arbeidsmigranten, met name Polen. Was het verblijf van de Polen hier aanvankelijk<br />

tijdelijk van aard, nu is duidelijk dat velen zich hier blijvend of in ieder geval voor een<br />

aantal jaren willen vestigen. De eerste gezinsherenigingen hebben reeds plaatsgevonden.<br />

Gemeenten en andere instellingen zullen daarop in moeten spelen, zodat de integratie<br />

soepel verloopt.<br />

Welzijn en integratie van Poolse arbeidsmigranten<br />

Uit een inventarisatie van het welzijn en de integratie van Polen in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> blijkt<br />

dat veel Polen zich uitgebuit of met weinig respect behandeld voelen en nog niet of nauwelijks geworteld<br />

zijn in de samenleving hier. Het beleid rond buitenlandse werknemers blijft in veel Noord-<br />

en Midden-<strong>Limburg</strong>se gemeenten beperkt tot huisvesting. In Horst aan de Maas is men verder. De<br />

gemeente subsidieert de Stichting Arka en het Servicepoint in Meterik waar Polen voor allerhande<br />

informatie terecht kunnen. Meterik heeft ook een (actieve) Poolse parochie (H. Faustyna Kowalska).<br />

179 Artikel ‘Pentasz leidt op tot vrijwilliger’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 19 januari 2011.<br />

180 Artikel ‘Werklozen aan de slag’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 8 december 2010.<br />

181 Zo leidt het bedrijf voor Shell en een Russische oliemaatschappij een groot aantal langdurig werkloze<br />

Irakezen op. Slowaakse verpleegkundigen worden naar werk in Duitsland geleid. Zie: Artikel<br />

‘Maecon slaat nieuwe wegen in’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 27 april 2011.<br />

141


Horst aan de Maas kent verder onder meer een klankbordgroep voor Poolse migranten. Woningcorporatie<br />

Wonen <strong>Limburg</strong> heeft een medewerker voor Polen en houdt op diverse locaties spreekuren. 182<br />

Naast deze vooral lager opgeleide (tijdelijke) arbeidsmigranten zijn er ook internationale<br />

kenniswerkers actief in <strong>Limburg</strong>. Het oog bij de werving daarvan is naast Azië onder meer<br />

ook (tijdelijk?) gericht op Zuid-Europese landen als Spanje, die door de eurocrisis een hoge<br />

werkloosheid kennen (ook onder hoogopgeleiden). Zo ziet bijvoorbeeld AZM/ Maastricht<br />

UMC Spanje als een zeer interessant land voor de werving van gekwalificeerd personeel.<br />

Redenen zijn naast de omvang en de kwaliteit van het aanbod ook dat dergelijke mobiliteit<br />

niet zorgt voor brain drain aldaar en dat de culturen goed op elkaar aansluiten.<br />

Kantoor Maastricht University in India<br />

In december 2010 is in India het Maastricht Education and Research Centre Pvt. Ltd (MERC) officieel<br />

geopend. Het MERC - gevestigd in Bangalore - koppelt Maastricht University aan studenten, studiekiezers,<br />

alumni, academici, kennisinstellingen en bedrijfsleven in India. Reeds in 2007 heeft Maastricht<br />

University India aangemerkt als doelland voor lange termijn samenwerking en studentenwerving.<br />

De focus ligt daarbij op brain circulation: waar vroeger vooral sprake was van brain drain, ligt<br />

nu de nadruk op internationale mobiliteit van kennis en academici. Deze strategie heeft geresulteerd<br />

in twee pijlers: het Maastricht University India Institute in Nederland als ontmoetingspunt en kennisnetwerk<br />

voor India experts, en het MERC in Bangalore, waar de nadruk ligt op samenwerking met<br />

bedrijven en instellingen in India. Het kantoor is tevens uitvalsbasis voor studentenwervingsactiviteiten<br />

en ontmoetingsplek voor studenten en alumni die in India verblijven. Zo worden in Bangalore<br />

bijvoorbeeld pre-departure trainingen georganiseerd voor aankomende studenten ter voorbereiding<br />

op hun studie in Maastricht. 183<br />

Blue Birds arbeidsmigratie pilot<br />

In opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zake is Stichting HIT Foundation in Maastricht in<br />

2010 de Blue Birds arbeidsmigratie pilot gestart. Doel van de pilot is te onderzoeken of tijdelijke<br />

arbeidsmigratie voordelen kan brengen voor alle betrokkenen: migranten, de Nederlandse arbeidsmarkt<br />

en de landen van herkomst. De pilot identificeert de voor- en nadelen, beperkingen en risico’s<br />

om nieuwe vormen van migratie te verkennen. De bedoeling was in drie jaar tijd 160 werknemers uit<br />

Zuid-Afrika en Indonesië naar Nederland te halen, met name vaklui (op VMBO tot en met WOniveau).<br />

De werknemers zouden maximaal twee jaar in Nederland mogen blijven en geen familie<br />

meenemen. De bedoeling was dat ze de hier opgedane kennis en ervaring in het land van herkomst<br />

gebruiken. Op 1 juni 2011 heeft Buitenlandse Zaken besloten de pilot voortijdig te beëindigen omdat<br />

‘er onvoldoende draagvlak bestaat om de complicaties in de uitvoering op te lossen’. Ondanks dat de<br />

pilot voortijdig is gestaakt, zijn er volgens HIT belangrijke lessen geleerd die als input kunnen dienen<br />

voor vervolgstappen in de toekomst. 184<br />

Werving Spaanse verpleegkundigen<br />

Het AZM heeft in de zomer van 2011 als experiment veertien Spaanse verpleegkundigen geworven.<br />

Met dit proefproject speelt het AZM in op de al over een paar jaar verwachte schaarste aan hoogopgeleide<br />

professionals. De betreffende kandidaten hebben in Spanje wel al een diploma verpleegkunde<br />

op HBO- of universitair niveau gehaald, maar daar zijn geen vervolgopleidingen voor gespecialiseerde<br />

functies. Daarom volgen ze – na een spoedcursus Nederlands en een stage in het AZM – nog<br />

twee jaar een HBO-opleiding bij Hogeschool Zuyd. Tijdens deze opleiding, die half maart van start<br />

gaat, komen ze dienst bij het AZM en krijgen gewoon salaris. Het eerste jaar betaalt het AZM ook<br />

hun huisvesting. De studenten moeten zelf hun opleiding financieren. Dat geld krijgen ze van het<br />

AZM terug als ze na afronding van hun studie nog twee jaar in Maastricht blijven werken. Het experiment<br />

kost het AZM naar verwachting 200.000 euro.<br />

Het ziekenhuis koos voor werving in Spanje omdat jongeren daar redelijk Engels spreken, er<br />

cultureel geen al te grote verschillen zijn en er geen problemen zijn met arbeidsvergunningen. Ook<br />

hebben de jongeren door de hoge werkloosheid in Spanje nauwelijks perspectief en zijn ze zeer<br />

gemotiveerd om hierheen te komen. Als het experiment slaagt, gaat het AZM straks mogelijk ook in<br />

andere Zuid-Europese landen verpleegkundigen werven. 185 In het verleden heeft AZM ook personeel<br />

uit verdere oorden geworven, zoals Filippijnen. Maar de taal- en cultuurverschillen bleken te<br />

groot. 186<br />

182 Arka, Wonen <strong>Limburg</strong> en Synthese (2011), ‘Inventarisatie Welzijn Poolse migranten’.<br />

183 Persbericht Maastricht University ‘UM kantoor in India officieel geopend’, 8 december 2010.<br />

184 HIT ontwikkelt innovatieve oplossingen voor complexe problemen op het snijvlak van arbeid en<br />

migratie. Via concrete experimenten en praktijkonderzoek levert HIT input voor beleid- en praktijkvernieuwing<br />

in Nederland en over grenzen. Zie: Hitfoundation.eu.<br />

185 Artikel ‘AZM verwacht schaarste aan hoogopgeleid personeel’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 14 februari <strong>2012</strong>.<br />

186 Artikel ‘AZM werft in Spanje personeel’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 8 juni 2011.<br />

142


Gezien de ligging van <strong>Limburg</strong> kan ook grenspendel een oplossing vormen voor knelpunten<br />

op de arbeidsmarkt, met de opmerking dat ook over de grenzen specifieke arbeidsmarktproblemen<br />

bestaan. Voor tekortsectoren is te denken aan het (meer) inzetten van grenspendelaars<br />

uit België en Duitsland. Zo trekt Zuid-<strong>Limburg</strong> nu al veel mensen uit Aken en<br />

Belgisch <strong>Limburg</strong> en een bedrijf als Rockwool in Roermond werft actief in Duitsland. Omgekeerd<br />

zouden <strong>Limburg</strong>se werkzoekenden kunnen pendelen naar aangrenzende regio’s in<br />

België en Duitsland. Van belang daarbij is een betere aansluiting van de transportinfrastructuur<br />

en het wegnemen van barrières in onderwijs, taal, administratieve regelgeving,<br />

fiscale aspecten, cultuurverschillen et cetera. 187 In het programma Economie & Concurrentiekracht<br />

geeft de Provincie <strong>Limburg</strong> aan de grensoverschrijdende arbeid te willen faciliteren.<br />

Een actie die reeds in ontwikkeling is, is de realisatie van grensinformatiepunten voor<br />

grenspendelaars en het realiseren van een International Service Desk voor internationale<br />

kenniswerkers. Verder wordt het grensoverschrijdend opleiden gestimuleerd en wordt een<br />

nieuw kader uitgewerkt voor het stimuleren van buurtaalonderwijs (Duits en Frans), met<br />

name in het VO en MBO. 188<br />

‘Future proof for cure and care’<br />

‘Future proof for cure and care’ is een Euregionaal arbeidsmarktproject waarin 27 partijen uit de<br />

Euregio Maas-Rijn, Vlaams, Waals en Duits België en de regio Aken participeren. Partners in het<br />

project namens <strong>Limburg</strong> zijn Zorg aan Zet, de Zorgacademie, Zuyd Hogeschool, Calibris, Parkstad<br />

<strong>Limburg</strong> en UWV. Belangrijke doelstelling van het project is om vanuit een gezamenlijke arbeidsmarktproblematiek<br />

binnen de zorgsector samenwerkingsverbanden tussen de diverse partijen tot<br />

stand te brengen en kennis en ervaring te delen. Hiervoor zijn zeven actielijnen gedefinieerd, waaronder<br />

het verkrijgen van inzicht in (de werking van) de arbeidsmarkt in de regio’s, een gezamenlijke<br />

sensibilisatie naar een leven lang leren en het uitwerken van een Euregionale marketingcampagne.<br />

Ook gaan de partijen een kader ontwerpen waarbinnen Euregionaal afstemming en erkenning van<br />

EVC’s kan plaatsvinden. Daarnaast wordt een Euregionaal aanbod van masterclasses ontwikkelt. Het<br />

project kent een looptijd van drie jaar (<strong>2012</strong> t/m 2014) en wordt mede mogelijk gemaakt door de<br />

toekenning van een Interreg-subsidie. De Nederlandse projectpartners worden bovendien financieel<br />

ondersteund door de Provincie <strong>Limburg</strong>. 189<br />

Verbetering van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer in <strong>Limburg</strong> - kan een bijdrage<br />

leveren aan de interprovinciale pendel (met name vanuit Parkstad <strong>Limburg</strong> – een regio met<br />

veel werkzoekenden - naar de rest van de provincie).<br />

Mobiliseren van stille reserves<br />

De stille reserves (niet-uitkeringsgerechtigden) vormen in potentie een belangrijke bron<br />

van arbeid. Voorwaarden voor het kunnen mobiliseren van de stille reserves zijn allereerst<br />

nader inzicht in de omvang en samenstelling van deze groep in <strong>Limburg</strong> én middelen voor<br />

het daadwerkelijk aanboren van deze bron. Van belang is verder dat bedrijven en instellingen<br />

een uitnodigende, laagdrempelige indruk maken en rekening houden met wat de stille<br />

reserves willen (in termen van arbeidsduur en werktijden). Eenmaal binnen, is begeleiding<br />

met maatwerk (door opleidingsfunctionarissen) essentieel. Vaak is bijscholing nodig. Het<br />

MBO in <strong>Limburg</strong> kan hierin met speciale cursussen voor deze doelgroep een belangrijke rol<br />

spelen.<br />

7.6 Oplossingsrichtingen Bedrijfsvoering<br />

Het kwadrant Bedrijfsvoering herbergt oplossingsrichtingen die betrekking hebben op het<br />

optimaliseren van de arbeidsproductiviteit en het verhuizen van activiteiten.<br />

Bij het optimaliseren van de arbeidsproductiviteit gaat het vooral om arbeidsbesparende<br />

(sociale en technologische) innovaties op strategisch en tactisch niveau (sectoren, netwerken<br />

en individuele arbeidsorganisaties), operationeel niveau (personeelsbestand) en/of<br />

technologisch niveau (technologieën, hulpmiddelen en producten). Sociale en technologi-<br />

187 Atlas voor gemeenten (2010), ‘Een begrensde markt’.<br />

188 Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />

Economie & Concurrentiekracht’.<br />

189 Futureproofforcureandcare.eu.<br />

143


sche innovaties dragen bij aan de verhoging van de arbeidsproductiviteit en bieden daarmee<br />

een deel van de oplossing voor de (verwachte) personeelstekorten in sectoren als zorg<br />

en techniek. Dat zal echter niet voldoende zijn. Innovaties zullen daarom plaats moeten<br />

hebben naast/in samenhang met oplossing(srichting)en in de andere kwadranten van de<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel.<br />

Verhuizen van (onderdelen van) een bedrijf of instelling in de provincie naar een andere<br />

regio of een ander land kan voor betreffende arbeidsorganisatie een oplossing zijn voor<br />

eventuele personeelstekorten, voor (de economie en arbeidsmarkt van) <strong>Limburg</strong> is dit echter<br />

niet de meest gelukkige. Los daarvan, zijn bedrijven en instellingen in het algemeen<br />

niet zomaar te verplaatsen. Bovendien is er hier en daar ook al weer sprake van een omgekeerde<br />

beweging (bedrijven keren terug naar Nederland).<br />

7.7 Resumé<br />

Dit hoofdstuk beschreef initiatieven en oplossingsrichtingen voor de discrepanties op de<br />

<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. De oplossingsrichtingen zijn daarbij geordend aan de hand van (de<br />

kern en de vier kwadranten van) de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel: algemeen; onderwijs; werkenden;<br />

reserves; bedrijfsvoering. Kortheidshalve verwijzen we hier naar de betreffende paragrafen<br />

7.2 tot en met 7.6. Het overzicht is te beschouwen als een tool box en bevat zowel nieuwe<br />

als reeds bestaande oplossingsrichtingen. Laatstgenoemde zouden geïntensiveerd en/of<br />

breder toegepast kunnen worden.<br />

144


Bijlage 1 <strong>Arbeidsmarkt</strong>model<br />

Als analysekader wordt in <strong>RAIL</strong> een conceptueel model voor de werking van de <strong>Limburg</strong>se<br />

arbeidsmarkt gebruikt, bestaande uit vijf onderling samenhangende deelmodellen:<br />

Beïnvloedende factoren (PESTLE-analyse)<br />

Vraag- en aanbodmodel<br />

Prognosemodel<br />

Discrepantiemodel<br />

Oplossingenmodel.<br />

Figuur B1.1 Conceptueel model voor de werking van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

Huidige<br />

personeelsbehoefte<br />

(vraag naar arbeid)<br />

Toekomstige<br />

personeelsbehoefte<br />

Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />

Beïnvloedende factoren (PESTLE)<br />

Stroommodel<br />

Confrontatie<br />

vraag en aanbod<br />

huidige<br />

situatie<br />

Discrepantiemodel<br />

Confrontatie<br />

vraag en aanbod<br />

toekomstige<br />

situatie<br />

Prognosemodel<br />

Oplossingenmodel<br />

Huidig beschikbaar<br />

menselijk kapitaal<br />

(aanbod van arbeid)<br />

Toekomstig<br />

beschikbaar<br />

menselijk kapitaal<br />

145


Hierna gaan we nader in op de verschillende deelmodellen.<br />

Beïnvloedende factoren (PESTLE-analyse)<br />

De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt staat niet op zichzelf. De werking van de arbeidsmarkt wordt<br />

beïnvloed door een aantal omgevingsvariabelen. De PESTLE-analyse is een - van oorsprong<br />

bedrijfskundig - model/raamwerk voor de beschrijving van factoren op macroomgevingsniveau.<br />

Het model onderscheidt de volgende factoren:<br />

146<br />

Political (politiek en beleid)<br />

Economic (economie)<br />

Social (sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen)<br />

Technological (technologie)<br />

Legal (wet- en regelgeving)<br />

Environmental (milieu).<br />

Voor de beschrijving van de omgeving van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt zijn vooral de factoren<br />

politiek, economie en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van belang.<br />

Vraag- en aanbodmodel<br />

De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is een complex geheel van elkaar beïnvloedende factoren. Van<br />

belang zijn de omvang en kenmerken van vraag en aanbod:<br />

De vraag naar arbeid wordt onder meer bepaald door de productie van het bedrijfsleven<br />

en de publieke sector, de arbeidsproductiviteit en de arbeidsduur. De vraag naar arbeid<br />

vertaalt zich in werkgelegenheid (banen) en vacatures.<br />

Het aanbod van arbeid is afhankelijk van de omvang van de potentiële beroepsbevolking<br />

(de bevolking van 15-64 jaar), het deel hiervan dat actief is op de arbeidsmarkt als werkend<br />

of werkzoekend (i.e. de beroepsbevolking, waaronder ook de schoolverlaters zijn<br />

te rekenen) en de pendel (inclusief grensoverschrijdende arbeid in België en Duitsland).<br />

Onderstaande figuur geeft (de samenhang tussen) deze factoren schematisch weer.<br />

Figuur B1.2 Vraag- en aanbodmodel: factoren die een rol spelen op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

Arbeidsproductiviteit<br />

‘Productie’<br />

Bevolking 15-64<br />

jaar<br />

Aandeel niet-<br />

beroepsbevolking<br />

Arbeidsduur baan<br />

Vraag naar fte’s<br />

Beroepsbevolking Pendel<br />

Banen<br />

Vacatures<br />

Niet werkende<br />

werkzoekenden<br />

Vraag<br />

Aanbod<br />

Bron: CWI (2006), ‘<strong>Arbeidsmarkt</strong>prognose 2006-2011’; bewerking Research voor Beleid/Etil.


Prognosemodel<br />

Door vraag en aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt te prognosticeren en vervolgens met<br />

elkaar te confronteren zijn mogelijke toekomstige discrepanties in kaart te brengen. Voor<br />

het voorspellen van de ontwikkelingen aan de vraag- aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

wordt in <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> gebruik gemaakt van het Regionaal <strong>Arbeidsmarkt</strong> Prognosemodel<br />

(RAP). De kern van RAP wordt gevormd door een model waarin de algehele ontwikkelingen<br />

aan de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt centraal staan. Binnen RAP<br />

wordt gebruik gemaakt van een aanvullende module: PROB. PROB staat voor PRognose naar<br />

Opleiding en Beroep en biedt de mogelijkheid om de specifieke regionale arbeidsmarktsituatie<br />

naar opleidingstype en beroepsgroep inzichtelijk te maken.<br />

De toekomstige economische ontwikkeling is met grote onzekerheden omkleed. Binnen RAP<br />

wordt rekening gehouden met deze onzekerheden door naast de basisprojectie, oftewel het<br />

basispad, alternatieve scenario’s door te rekenen. In <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> wordt in afwijking van de<br />

gebruikelijke praktijk slechts één variant gepresenteerd, met een lagere groei. Dit om aan<br />

te geven dat de risico’s op dit moment overwegend neerwaarts zijn. <strong>RAIL</strong> sluit hiermee aan<br />

bij de Macro Economische Verkenning <strong>2012</strong>, waarin ook slechts één lagere variant is opgenomen:<br />

Basispad: gemiddelde economische groei van 0,5% op de korte termijn en 1,5% op de<br />

middellange termijn gedurende de periode 2011-<strong>2016</strong>.<br />

Lage variant: gemiddelde economische groei van -0,5% op de korte termijn en 0,75% op<br />

de middellange termijn gedurende de periode 2011-<strong>2016</strong>.<br />

Het basispad is dan te zien als de verwachte arbeidsmarktsituatie voor de nabije toekomst,<br />

conditioneel op zo realistisch mogelijke aannames en verwachte ontwikkelingen. Het basispad<br />

geeft met andere woorden de beste raming weer die op dit moment voorhanden is,<br />

terwijl de lage variant inzicht geeft in de onzekerheidsmarges.<br />

Discrepantiemodel<br />

Binnen de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is - naast de vraag- en aanbodzijde - onderscheid te<br />

maken tussen het ‘dynamische’ deel (vacatures en werkzoekenden) en het meer ‘statische’<br />

deel (werkgelegenheid en beroepsbevolking). Confrontatie van vraag en aanbod kan leiden<br />

tot het constateren van discrepanties op de arbeidsmarkt op de kortere en/of middellange<br />

termijn (zie onderstaande figuur).<br />

147


Figuur B1.3 Discrepantiemodel: mogelijke discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />

148<br />

VACATURES<br />

V<br />

R<br />

A<br />

A<br />

G<br />

Z<br />

I<br />

J<br />

D<br />

E<br />

WERKGELEGENHEID<br />

Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />

Werkgelegenheid +<br />

uitbreiding- en vervangingsvraag<br />

Technisch-instrumentele en sociaalnormatieve<br />

eisen van werkgevers<br />

Wervingsgedrag van werkgevers;<br />

Beeld van (groepen) werkzoekenden<br />

OMGEVINGSVARIABELEN (PESTLE)<br />

‘DYNAMISCH DEEL LIMBURGSE ARBEIDSMARKT’<br />

> KORTE TERMIJN <<br />

KWANTITATIEVE<br />

KWANTITATIEVE<br />

DISCREPANTIES<br />

DISCREPANTIES<br />

KWALITATIEVE<br />

KWALITATIEVE<br />

DISCREPANTIES<br />

DISCREPANTIES<br />

ONDOORZICHTIGHEID<br />

ONDOORZICHTIGHEID<br />

ARBEIDSMARKT<br />

ARBEIDSMARKT<br />

Huidige werkenden + schoolverlaters +<br />

(werkende en werkloze) werkzoekenden<br />

Eisen van arbeidsaanbod aan<br />

arbeidsinhoud, -voorwaarden en -<br />

omstandigheden<br />

MEER ‘STATISCHE’ DEEL LIMBURGSE ARBEIDSMARKT<br />

> (MIDDEL)LANGE TERMIJN <<br />

OMGEVINGSVARIABELEN (PESTLE)<br />

Zoekgedrag van werkzoekenden;<br />

Imago regio/ sectoren<br />

In theorie zijn op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt (op de kortere en/of middellange termijn)<br />

drie soorten discrepanties te onderscheiden:<br />

Van kwantitatieve discrepanties is sprake wanneer in de regio als geheel of in bepaalde<br />

deelgebieden of branches het totale aantal baanopeningen (i.e. de som van uitbreidings-<br />

en vervangingsvraag) groter dan wel kleiner is dan het aantal werkzoekenden (in de ruime<br />

zin van het woord: schoolverlaters, niet-werkende en werkende werkzoekenden)<br />

Kwalitatieve discrepanties treden op wanneer de (technisch-instrumentele en sociaalnormatieve)<br />

eisen van werkgevers hoger zijn dan de kwalificaties van werkzoekenden<br />

dan wel wanneer werkzoekenden hogere eisen stellen aan arbeidsvoorwaarden, -inhoud<br />

en -omstandigheden dan wat werkgevers willen/ kunnen bieden<br />

Ten slotte kan sprake zijn van ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt (intransparantie).<br />

Daarbij gaat het naast verschillen tussen het wervingsgedrag van werkgevers en het<br />

zoekgedrag van werkzoekenden om imagoproblemen. Zo kan het imago van de regio als<br />

geheel of van bepaalde deelgebieden of branches een probleem vormen. Aan de andere<br />

kant kunnen werkgevers een negatief beeld hebben van (groepen) werkzoekenden.<br />

Oplossingenmodel<br />

Wanneer duidelijk wordt waar de - huidige en te verwachten - discrepanties zich op de<br />

<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt kunnen voordoen, is het nuttig deze te koppelen aan de mogelijkheden<br />

een oplossing ervoor te vinden. De zogenaamde <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel (ook wel bekend<br />

onder de naam Cirkel van Stimulus of Arbeidsradar) brengt een groot aantal opties en instrumenten<br />

bij elkaar die de verschillende betrokken actoren ter beschikking staan voor het<br />

wegnemen (of in ieder geval verminderen) van discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />

WERKZOEKENDEN<br />

A<br />

A<br />

N<br />

B<br />

O<br />

D<br />

Z<br />

I<br />

J<br />

D<br />

E<br />

BEROEPSBEVOLKING


Figuur B1.4 Oplossingenmodel: <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel<br />

BEVORDEREN<br />

INSTROOM<br />

KANSRIJKE<br />

OPLOSSINGSRICHTINGEN<br />

&<br />

PROBLEEMEIGENAREN<br />

BEVORDEREN<br />

GEWENSTE DOORSTROOM<br />

&<br />

VOORKOMEN UITVAL<br />

Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />

RESERVES ONDERWIJS<br />

BEDRIJFSVOERING<br />

ALGEMEEN<br />

De <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel is verdeeld in vier kwadranten.<br />

WERKENDEN<br />

BEVORDEREN<br />

INSTROOM<br />

KANSRIJKE<br />

OPLOSSINGSRICHTINGEN<br />

&<br />

PROBLEEMEIGENAREN<br />

BEVORDEREN<br />

GEWENSTE DOORSTROOM<br />

&<br />

VOORKOMEN UITVAL<br />

De reserves op de arbeidsmarkt: hierop richt zich traditioneel het arbeidsmarktbeleid.<br />

Het gaat om het (toeleiden en) bemiddelen van werklozen, het toeleiden van (tijdelijke<br />

arbeids)migranten en het mobiliseren van de stille reserves.<br />

Het onderwijs: het bevorderen en op de juiste manier richten van instroom in en uitstroom<br />

uit het onderwijs en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.<br />

De werkenden: hierbij gaat het zowel om het optimaliseren van de inzet van werknemers,<br />

bijvoorbeeld door interne en externe mobiliteit, als om het voorkomen van ongewenste<br />

uitstroom van werknemers.<br />

De bedrijfsvoering: de oplossing van personele knelpunten kan ook gelegen zijn in het<br />

optimaliseren van de arbeidsproductiviteit door bijvoorbeeld technologische aanpassingen,<br />

aanpassing van werkprocessen of verhuizen van activiteiten.<br />

De essentie van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel is een integrale aanpak van de arbeidsmarktproblematiek<br />

vanuit alle vier onderscheiden invalshoeken. Van belang daarbij is ook het benoemen<br />

van probleemeigenaren.<br />

149


150


Bijlage 2 Definities<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />

Het aanbod van nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt, zoals bepaald door de verwachte<br />

uitstroom van schoolverlaters uit het initiële dagonderwijs, de schoolverlaters van<br />

het deeltijdonderwijs, het niet-reguliere voltijdonderwijs en de beroepsgerichte volwasseneneducatie.<br />

Daarbij wordt de benaming ‘schoolverlater’ meestal ook gehanteerd voor de<br />

afgestudeerden van het hoger onderwijs.<br />

Bron: ROA, bewerking Etil.<br />

Arbeidsongeschikten<br />

Personen die door ziekte of gebrek niet in staat zijn om met gangbare arbeid hetzelfde te<br />

verdienen als gezonde personen met een soortgelijke opleiding en ervaring gewoonlijk verdienen.<br />

Onder deze categorie vallen personen die een uitkering krijgen in het kader van<br />

WIA, WAO, WAJONG of WAZ.<br />

Dit hoeft niet te betekenen dat deze personen niet werken. Zij kunnen een gedeeltelijke<br />

uitkering ontvangen en zich aanbieden op de arbeidsmarkt. Dit betekent dat wanneer iemand<br />

zich daadwerkelijk aanbiedt, hij of zij behoort tot de beroepsbevolking. Biedt iemand<br />

met een gedeeltelijke uitkering zich niet aan op de arbeidsmarkt, dan behoort hij of zij bij<br />

de stille arbeidsreserve.<br />

Bron: CBS, bewerking Etil.<br />

Arbeidsplaatsen<br />

Het aantal ‘bezette’ arbeidsplaatsen van minimaal 1 uur per week. Het gaat hier zowel om<br />

personen in loondienst als zelfstandigen. Deze definitie is gelijk aan die van werkgelegenheid.<br />

Peildatum: 1 april.<br />

Bron: LISA, Vestigingen Register <strong>Limburg</strong>, prognose Etil.<br />

Baanopeningen (naar opleiding)<br />

De totale vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt, zoals deze is bepaald door de uitbreidingsvraag<br />

(als gevolg van werkgelegenheidsgroei) en de vervangingsvraag.<br />

Beroepsgroep<br />

In het arbeidsmarktmodel <strong>Limburg</strong> wordt uitgegaan van 127 beroepsgroepen over de volle<br />

breedte van de arbeidsmarkt. Deze zijn geclusterd tot 54 beroepsklassen waarop de<br />

resultaten gepresenteerd worden. De indeling van 127 beroepsgroepen is gebaseerd op de<br />

Standaard Beroepenclassificatie 1992 (SBC ‘92) van het CBS.<br />

Bevolking<br />

Bevolking per 1 januari. Het betreft de geregistreerde bevolking van een gebied.<br />

Bron: Progneff.<br />

Beroepsbevolking<br />

De beroepsbevolking is gelijk aan de som van de werkzame beroepsbevolking en de werkloze<br />

beroepsbevolking. De werkzame beroepsbevolking bestaat uit personen (15-64-jarigen)<br />

die ten minste 12 uur per week betaald werken of werk hebben aanvaard. De werkloze<br />

beroepsbevolking bestaat uit personen (15-64-jarigen) die geen betaald werk hebben (of<br />

minder dan 12 uur per week) en die aangeven meer dan 12 uur per week te willen werken,<br />

daarvoor op korte termijn beschikbaar zijn en de afgelopen vier weken actief naar werk<br />

hebben gezocht.<br />

Peildatum: jaargemiddelde.<br />

Bron: CBS, bewerking en prognose Etil.<br />

151


Beroepsdeelneming<br />

Beroepsbevolking in percentage van de potentiële beroepsbevolking (= bevolking 15 tot en<br />

met 64 jaar). Beroepsdeelneming wordt ook wel arbeidsparticipatie of participatiegraad<br />

genoemd.<br />

Peildatum: jaargemiddelde.<br />

Bron: CBS, bewerking en prognose Etil.<br />

Indicator Perspectief op Baan (IPB)<br />

De Indicator Perspectief op Baan (IPB) geeft de verhouding tussen aanbod en vraag in de<br />

prognoseperiode voor een opleidingstype weer. De vraag- en aanbodprognoses zijn gebaseerd<br />

op de actuele arbeidsmarktpositie van een opleiding. Het toekomstig arbeidsmarktperspectief<br />

per opleidingstype wordt bepaald door middel van de IPB, die is gedefinieerd<br />

als de verhouding tussen enerzijds de verwachte arbeidsmarktinstroom van schoolverlaters<br />

en het aantal kortdurig werklozen en anderzijds de verwachte baanopeningen. Naarmate<br />

de waarde van de indicator hoger is wordt het perspectief slechter.<br />

Indicator Personeelskrapte (IPK)<br />

Om inzicht te verschaffen hoe de aansluitingsproblematiek tussen onderwijs en arbeidsmarkt<br />

zijn weerslag heeft op de wervingsproblematiek in de verschillende beroepsgroepen,<br />

wordt gebruik gemaakt van de Indicator Personeelskrapte (IPK). De IPK geeft aan in welke<br />

mate het voor werkgevers mogelijk is om de gewenste personeelssamenstelling naar opleidingsachtergrond<br />

binnen beroepen te realiseren, bij de voorspelde vraag-aanbod-verhoudingen voor de verschillende<br />

opleidingstypen. De IPK heeft een waarde tussen 0 en 1. Naarmate de waarde<br />

van de indicator lager is, zijn de knelpunten in de personeelsvoorziening voor de betreffende<br />

beroepsgroep groter.<br />

Macrodoelmatigheid<br />

De macrodoelmatigheid van een opleiding heeft betrekking op het belang van de opleiding<br />

voor de maatschappij en de potentiële vraag naar de opleiding. Doel van de Beleidsregel<br />

Macrodoelmatigheid van het ministerie van OCW is het tegengaan van onnodige concurrentie<br />

tussen instellingen. De beleidsmaatregel schept een toetsingskader voor de beoordeling<br />

van voornemens van instellingen om nieuwe opleidingen te beginnen, een bestaande opleiding<br />

(ook) in een andere vestigingsplaats aan te bieden, dan wel een bestaande opleiding<br />

te verplaatsen.<br />

Niet-werkende werkzoekenden (NWW)<br />

Personen van 15-64 jaar zonder betaald werk (of met werk van minder dan 12 uur per<br />

week) die bij het UWV staan ingeschreven en die bij inschrijving hebben aangegeven een<br />

baan te zoeken van tenminste 12 uur per week (ongeacht of men hiervoor beschikbaar is).<br />

Bron: UWV , prognose Etil.<br />

Openstaande vacatures<br />

Alle openstaande vacatures die op de betreffende peildatum bij het UWV zijn geregistreerd.<br />

Bron: UWV , bewerking Etil.<br />

Opleidingstype<br />

Alle voorkomende opleidingen zijn samengevoegd tot een aantal clusters. In het arbeidsmarktmodel<br />

<strong>Limburg</strong> worden 102 opleidingstypen onderscheiden. Deze zijn geclusterd tot<br />

22 opleidingscategorieën waarop de resultaten gepresenteerd worden. De opleidingsindeling<br />

is gekoppeld aan de Standaard Onderwijsindeling 2003 (SBI ‘03) van het CBS.<br />

Potentiële beroepsbevolking<br />

Alle personen van 15 tot en met 64 jaar.<br />

Peildatum: jaargemiddelde.<br />

152


Bron: Progneff, bewerking Etil.<br />

Sectoren<br />

In het arbeidsmarktmodel <strong>Limburg</strong> wordt uitgegaan van 33 sectoren over de volle breedte<br />

van de economie. Deze zijn geclusterd tot 20 sectoren waarop de resultaten gepresenteerd<br />

worden.<br />

Uitbreidingsvraag<br />

De vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. Als<br />

sprake is van een werkgelegenheidsdaling, is de uitbreidingsvraag negatief.<br />

Vervangingsvraag<br />

De vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat doordat de arbeidsplaatsen van werkenden<br />

die met pensioen gaan, arbeidsongeschikt worden of zich (tijdelijk) terugtrekken van<br />

de arbeidsmarkt opnieuw moeten worden opgevuld. De vervangingsvraag per beroepsgroep<br />

kan bovendien ontstaan door de beroepsmobiliteit. De vervangingsvraag naar opleidingstype<br />

kan ontstaan wanneer arbeidskrachten door middel van niveauverhogende of richtingveranderende<br />

scholing aanvullende kwalificaties weten te verwerven. Vertrek van werkenden<br />

dat niet leidt tot vraag naar nieuwkomers uit hetzelfde opleidingstype of dezelfde beroepsgroep<br />

wordt niet meegerekend als vervangingsvraag.<br />

Bron: ROA, bewerking Etil.<br />

Werkgelegenheid<br />

Het aantal bezette arbeidsplaatsen van minimaal 1 uur per week. Het gaat hier zowel om<br />

personen in loondienst als zelfstandigen. Deze definitie is gelijk aan die van arbeidsplaatsen.<br />

Peildatum: 1 april.<br />

Bron: LISA, Vestigingen Register <strong>Limburg</strong>, prognose Etil.<br />

Werkloosheid (NWW)<br />

Werkloosheid wordt uitgedrukt in aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW).<br />

Bron: UWV , CBS, prognose Etil.<br />

Werkloosheidspercentage<br />

Aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW) uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking.<br />

Peildatum: jaargemiddelde.<br />

Bron: UWV , CBS, prognose Etil.<br />

Wet Werken naar Vermogen (WWNV)<br />

Voor wie (gedeeltelijk) kan werken, geldt per 1 januari 2013 de Wet werken naar vermogen<br />

(WWNV) in plaats van de Wet investeren in jon-geren (WIJ), de Wet Sociale werkvoorziening<br />

(WSW) of de Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). De Wet<br />

werk en bijstand (WWB) zal opgaan in de WWNV. De sociale werkvoorziening blijft bestaan<br />

voor mensen die alleen in een beschutte omgeving kunnen werken. Jonggehandicapten die<br />

voor 1 januari <strong>2012</strong> onder de Wajong vielen, blijven bij het UWV. Dit geldt ook voor mensen<br />

die na die datum nog in de Wajong komen, volledig arbeidsongeschikt zijn en dat ook zullen<br />

blijven. De WWNV bevat maatregelen waarmee het voor werkgevers aantrekkelijker wordt<br />

om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.<br />

153


154


Bijlage 3 Tabel baanopeningen naar beroepsgroep<br />

Baanopeningen (BO) naar beroepsgroep en het belang van vervangingsvraag (VV)* in <strong>Limburg</strong>,<br />

in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />

Beroepen<br />

BO <strong>Limburg</strong><br />

2011-<strong>2016</strong><br />

BO %<br />

Totaal WP<br />

Belang<br />

vervangingsvraag<br />

%<br />

Elementaire beroepen 21.800 36,2 84,1%<br />

Lagere niet-specialistische beroepen 400 27,4 100,0%<br />

Lagere agrarische beroepen 6.000 52,3 93,3%<br />

Lagere technische beroepen 1.800 42,3 94,2%<br />

Lagere bouwkundige beroepen 3.800 28,6 100,0%<br />

Lagere metaal- en elektrotechnische beroepen 1.900 30,4 100,0%<br />

Lagere overige industriële beroepen 2.200 29,8 100,0%<br />

Lagere transportberoepen 9.000 40,8 93,3%<br />

Lagere (para) medische beroepen 900 23,9 88,9%<br />

Lagere administratieve beroepen 3.900 21,7 100,0%<br />

Lagere commerciële en verkoopberoepen 10.700 28,2 76,8%<br />

Lagere beveiligingsberoepen 500 16,0 100,0%<br />

Lagere verzorgende beroepen 2.700 32,7 91,9%<br />

Lagere dienstverlenende beroepen 4.000 27,0 91,7%<br />

Middelbare agrarische beroepen 3.900 44,1 100,0%<br />

Middelbare technische beroepen 6.500 35,0 92,4%<br />

Middelbare bouwkundige beroepen 3.900 33,6 100,0%<br />

Middelbare metaal- en elektrotechnische beroepen 2.800 29,8 100,0%<br />

Middelbare overige industriële beroepen 2.200 27,9 100,0%<br />

Middelbare transportberoepen 600 24,5 100,0%<br />

Middelbare (para) medische beroepen 9.800 39,0 60,6%<br />

Middelbare administratieve beroepen 9.100 26,9 86,9%<br />

Middelbare commerciële en verkoopberoepen 11.000 32,4 73,2%<br />

Middelbare jur, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 1.100 21,1 100,0%<br />

Middelbare taalkundige, culturele beroepen 600 36,8 90,5%<br />

Middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen 1.000 15,8 100,0%<br />

Middelbare verzorgende beroepen 1.200 17,7 100,0%<br />

Middelbare dienstverlenende beroepen 2.500 20,1 100,0%<br />

Hogere pedagogische beroepen 5.300 29,4 100,0%<br />

Hogere landbouwkundige beroepen 400 59,3 76,3%<br />

Hogere technische beroepen 900 37,9 80,5%<br />

Hogere bouwkundige beroepen 1.500 44,4 75,6%<br />

Hogere metaal- en elektrotechnische beroepen 500 34,5 84,9%<br />

Hogere overige industriële beroepen 1.100 41,7 81,9%<br />

Hogere transportberoepen 300 32,6 72,7%<br />

Hogere (para) medische beroepen 3.900 30,3 71,8%<br />

Hogere administratieve beroepen 2.500 18,6 100,0%<br />

Hogere commerciële en economische beroepen 4.600 23,3 100,0%<br />

Hogere juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 200 17,2 100,0%<br />

155


Hogere taalkundige, culturele beroepen 1.700 34,9 91,5%<br />

Hogere sociaal-maatschappelijke beroepen 1.200 16,0 100,0%<br />

Hogere verzorgende beroepen 200 31,7 81,1%<br />

Managers (HBO werk- en denkniveau) 700 30,4 100,0%<br />

Wetenschappelijke pedagogische beroepen 1.500 32,0 100,0%<br />

Wetenschappelijke landbouwkundige beroepen 0 36,6 97,9%<br />

Wetenschappelijke technische beroepen 400 27,1 100,0%<br />

Wetenschappelijke bouwkundige beroepen 300 32,2 100,0%<br />

Wetenschappelijke overige industriële beroepen 1.200 32,2 82,0%<br />

Wetenschappelijke (para) medische beroepen 3.500 42,9 73,2%<br />

Wetenschappelijke administratieve beroepen 1.000 21,6 97,5%<br />

Wetenschappelijke comm. en economische beroepen 500 23,1 98,2%<br />

Wetenschappelijke juridische, bestuurlijke groepen 900 21,6 95,4%<br />

Wetenschappelijke sociaal-maatschappelijke beroepen 700 20,2 100,0%<br />

Managers (wetenschappelijk werk- en denkniveau) 1.300 29,0 100,0%<br />

Totaal 162.100 31,0 92%<br />

* Indien de werkgelegenheid in een beroepsklasse of opleidingstype afneemt, is er sprake van negatieve uitbreidingsvraag.<br />

Aangezien baanopeningen de som vormen van uitbreidingsvraag en vervangingsvraag, neemt het totaal<br />

aantal baanopeningen in het geval van negatieve uitbreidingsvraag af. In dergelijke gevallen bestaan de baanopeningen<br />

geheel uit vervangingsvraag.<br />

Bron: CBS, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />

156


Bijlage 4 Tabel arbeidsmarktinstroom naar MBO-richting<br />

<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom (AMI) op MBO-niveau naar opleidingsrichting in <strong>Limburg</strong>, 2011-<strong>2016</strong>,<br />

in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />

Opleidingsrichting Aantal AMI % WP Gem. Jaarlijks<br />

%<br />

MBO voeding, natuur en milieu 1.400 16,8 2,6<br />

MBO groene ruimte 600 22,6 3,5<br />

MBO laboratorium 200 14,5 2,3<br />

MBO bouw 2.200 22,7 3,5<br />

MBO grond-, weg- en waterbouw 400 20,1 3,1<br />

MBO installatietechniek 1.500 67,3 9,0<br />

MBO werktuigbouw en mechanische techniek 800 8,5 1,4<br />

MBO fijnmechanische techniek 100 10,1 1,6<br />

MBO motorvoertuigentechniek en tweewielers 1.500 24,9 3,8<br />

MBO vliegtuigtechniek 0 4,9 0,8<br />

MBO operationele techniek 400 56,1 7,7<br />

MBO elektrotechniek 900 8,1 1,3<br />

MBO grafische techniek 600 19,7 3,0<br />

MBO procestechniek 800 26,5 4,0<br />

MBO brood en banket 100 12,4 2,0<br />

MBO levensmiddelentechniek/vleesverwerking 400 23,6 3,6<br />

MBO techniek overig 1.100 29,9 4,5<br />

MBO vervoer 2.100 46,2 6,5<br />

MBO dokters-, tandarts- en dierenartsassistent 900 23,6 3,6<br />

MBO apothekersassistent 400 23,1 3,5<br />

MBO verpleging 2.000 23,3 3,6<br />

MBO gezondheidstechniek 200 53,6 7,4<br />

MBO beweging en therapie 1.600 92,1 11,5<br />

MBO sociaal-pedagogisch en welzijn 2.800 28,2 4,2<br />

MBO verzorging 4.900 28,2 4,2<br />

MBO uiterlijke verzorging 800 11,5 1,8<br />

MBO horeca 1.000 12,8 2,0<br />

MBO administratie en logistiek 3.600 19,5 3,0<br />

MBO handel 4.100 21,4 3,3<br />

MBO secretariaat 1.300 17,1 2,7<br />

MBO toerisme en recreatie 1.100 47,5 6,7<br />

MBO facilitaire dienstverlening 300 10,7 1,7<br />

MBO ICT 1.300 46,7 6,6<br />

MBO geld, bank-en verzekeringswezen en belastingen 300 27,0 4,1<br />

MBO openbare orde en veiligheid 1.200 23,5 3,6<br />

Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />

157


Bijlage 5 Personeelskrapte naar beroepsgroep<br />

Personeelskrapte naar beroepsgroep, IPK en typering, Nederland en <strong>Limburg</strong>, eind <strong>2016</strong><br />

Beroepsgroep Nederland <strong>Limburg</strong><br />

158<br />

IPK Typering IPK Typering<br />

Elementaire beroepen 0,790 enige 0,771 groot<br />

Lagere niet-specialistische beroepen 0,828 vrijwel geen 0,815 enige<br />

Lagere agrarische beroepen 0,760 groot 0,741 groot<br />

Lagere technische beroepen 0,779 enige 0,762 groot<br />

Lagere bouwkundige beroepen 0,758 groot 0,739 groot<br />

Lagere metaal- en elektrotechnische beroepen 0,751 groot 0,734 groot<br />

Lagere overige industriële beroepen 0,773 groot 0,755 groot<br />

Lagere transportberoepen 0,768 groot 0,750 groot<br />

Lagere (para) medische beroepen 0,779 groot 0,772 groot<br />

Lagere administratieve beroepen 0,771 groot 0,757 groot<br />

Lagere commerciële en verkoopberoepen 0,789 enige 0,777 groot<br />

Lagere beveiligingsberoepen 0,788 enige 0,774 groot<br />

Lagere verzorgende beroepen 0,774 groot 0,762 groot<br />

Lagere dienstverlenende beroepen 0,791 enige 0,782 enige<br />

Middelbare agrarische beroepen 0,744 groot 0,736 groot<br />

Middelbare technische beroepen 0,754 groot 0,745 groot<br />

Middelbare bouwkundige beroepen 0,757 groot 0,747 groot<br />

Middelbare metaal- en elektrotechnische beroepen 0,753 groot 0,745 groot<br />

Middelbare overige industriële beroepen 0,776 enige 0,768 groot<br />

Middelbare transportberoepen 0,801 enige 0,788 enige<br />

Middelbare (para) medische beroepen 0,878 vrijwel geen 0,881 vrijwel geen<br />

Middelbare administratieve beroepen 0,842 vrijwel geen 0,833 vrijwel geen<br />

Middelbare commerciële en verkoopberoepen 0,820 vrijwel geen 0,807 enige<br />

Middelbare juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 0,843 vrijwel geen 0,831 vrijwel geen<br />

Middelbare taalkundige, culturele beroepen 0,799 enige 0,799 enige<br />

Middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen 0,830 vrijwel geen 0,845 vrijwel geen<br />

Middelbare verzorgende beroepen 0,840 vrijwel geen 0,861 vrijwel geen<br />

Middelbare dienstverlenende beroepen 0,819 enige 0,836 vrijwel geen<br />

Hogere pedagogische beroepen 0,696 zeer groot 0,685 zeer groot<br />

Hogere landbouwkundige beroepen 0,829 vrijwel geen 0,813 vrijwel geen<br />

Hogere technische beroepen 0,767 groot 0,748 groot<br />

Hogere bouwkundige beroepen 0,770 groot 0,753 groot<br />

Hogere metaal- en elektrotechnische beroepen 0,749 groot 0,728 groot<br />

Hogere overige industriële beroepen 0,805 enige 0,788 enige<br />

Hogere transportberoepen 0,784 enige 0,757 groot


Hogere (para) medische beroepen 0,781 enige 0,791 enige<br />

Hogere administratieve beroepen 0,823 vrijwel geen 0,804 enige<br />

Hogere commerciële en economische beroepen 0,843 vrijwel geen 0,827 vrijwel geen<br />

Hogere juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 0,856 vrijwel geen 0,840 vrijwel geen<br />

Hogere taalkundige, culturele beroepen 0,803 vrijwel geen 0,796 enige<br />

Hogere sociaal-maatschappelijke beroepen 0,839 vrijwel geen 0,833 vrijwel geen<br />

Hogere verzorgende beroepen 0,831 vrijwel geen 0,833 vrijwel geen<br />

Managers (HBO werk- en denkniveau) 0,821 vrijwel geen 0,805 enige<br />

Wetenschappelijke pedagogische beroepen 0,767 enige<br />

Wetenschappelijke landbouwkundige beroepen 0,907 geen<br />

Wetenschappelijke technische beroepen 0,769 groot<br />

Wetenschappelijke bouwkundige beroepen 0,771 enige<br />

Wetenschappelijke overige industriële beroepen 0,787 enige<br />

Wetenschappelijke (para) medische beroepen 0,669 zeer groot<br />

Wetenschappelijke administratieve beroepen 0,865 geen<br />

Wetenschappelijke commerciële en economische beroepen 0,846 vrijwel geen<br />

Wetenschappelijke juridische, bestuurlijke groepen 0,899 geen<br />

Wetenschappelijke sociaal-maatschappelijke beroepen 0,786 vrijwel geen<br />

Managers (wetenschappelijk werk- en denkniveau)<br />

* Uitsluitend uitspraken op landelijk niveau voor WO vanwege mobiliteit.<br />

0,823 vrijwel geen<br />

Bron: ROA, EBB, COLO; Etil / Research voor Beleid.<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

* *<br />

159


Bijlage 6 Overzicht deelnemers expertinterviews<br />

Deelnemers aan de expertinterviews ten behoeve van <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> waren (in alfabetische<br />

volgorde van de instanties die zij vertegenwoordigden):<br />

APG Gerald Janssen<br />

AZM/MUMC Herman Dewalque en Roel Olivers<br />

Beerens Adviesgroep Pieter Beerens<br />

Bremen Bouwadviseurs Hans Fiering<br />

Citaverde College Harry Hermans<br />

De Zorggroep Trees Hogema<br />

DSM Gerard Ensink<br />

Empower <strong>Limburg</strong> Louis Vroomen<br />

Fontys Hogeschool Venlo Hans Aarts<br />

Gilde Opleidingen Toon Berkers<br />

Hogeschool Zuyd Paul Stallenberg<br />

Installatiewerk Zuidoost Jack van Boxmeer<br />

Leeuwenborgh Opleidingen Bert Wetzels<br />

Licom Yvonne Paulussen<br />

LWV Mark Hendriks<br />

PMLF Theo Peters<br />

ProfCore Edo Pluijmen<br />

UWV Michel van Smoorenburg<br />

160

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!