RAIL 2012-2016 - Arbeidsmarkt Limburg
RAIL 2012-2016 - Arbeidsmarkt Limburg
RAIL 2012-2016 - Arbeidsmarkt Limburg
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Samenvatting<br />
Inleiding<br />
<strong>RAIL</strong> (Regionale <strong>Arbeidsmarkt</strong> Informatie <strong>Limburg</strong>) is een initiatief van de partijen die invloed<br />
hebben op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en elkaar ontmoeten in het arbeidsmarktplatform<br />
VWL Samenwerkend <strong>Limburg</strong>: de zes centrumgemeenten Maastricht, Heerlen, Sittard-<br />
Geleen, Roermond, Venlo en Venray, de Provincie <strong>Limburg</strong>, UWV, Arcus College, Gilde Opleidingen,<br />
Citaverde College, Leeuwenborgh Opleidingen en het Technocentrum Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong>. De coördinatie en het formele opdrachtgeverschap berusten bij de Provincie <strong>Limburg</strong>.<br />
<strong>RAIL</strong> verschaft uitgangspunten voor de dialoog over de arbeidsmarktvraagstukken in<br />
<strong>Limburg</strong> en de verschillende deelgebieden (Noord, Midden en Zuid). Dit gebeurt aan de<br />
hand van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de actuele arbeidsmarktsituatie,<br />
betrouwbare prognoses en een gedegen analyse.<br />
Omgeving van de arbeidsmarkt<br />
De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt wordt beïnvloed door haar omgeving. Voor de regionale arbeidsmarkt<br />
zijn - naast de geografische ligging - vooral de factoren politiek/beleid, economie<br />
en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van belang. Daarnaast gaat het om arbeidsvoorwaarden<br />
en –omstandigheden in voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren in en het imago<br />
van de provincie.<br />
Geografische ligging<br />
Binnen Nederland is <strong>Limburg</strong> perifeer gelegen maar in Europees/Euregionaal verband<br />
juist centraal.<br />
Politieke en beleidsmatige ontwikkelingen<br />
In de Rijksbegroting voor <strong>2012</strong> wordt over de gehele linie fors bezuinigd. Als gevolg van<br />
de dubbele dip zullen in het voorjaar van <strong>2012</strong> aanvullende bezuinigingen volgen.<br />
Lagere overheden krijgen meer taken en minder geld. De financiële steun aan stadsregio’s<br />
(zoals Parkstad <strong>Limburg</strong>) worden stopgezet. De intramurale zorg krijgt geld voor<br />
extra personeel, maar tegelijkertijd wordt op andere delen van de zorg bezuinigd. Per<br />
saldo krijgt het onderwijs evenveel geld, maar er hebben wel verschuivingen plaats. Op<br />
sociale zekerheid en re-integratie wordt fors beknibbeld.<br />
De focus van het beleid van het ministerie van EL&I komt te liggen op tien nationale<br />
topsectoren. Het regionaal economisch beleid wordt afgeschaft en gedecentraliseerd.<br />
Wel krijgen onder meer Brainport Zuidoost-Nederland en Greenport Venlo voorrang bij<br />
bestedingen door het Rijk.<br />
Ambities van het topprioritair programma Brainport 2020 zijn onder meer dat Zuidoost-<br />
Nederland in 2020 in de top 5 van Europa en de top 10 van de wereld staat als kennisregio<br />
en bijna volledige werkgelegenheid heeft.<br />
Het economisch beleid van de Provincie <strong>Limburg</strong> haakt maximaal aan bij het nationale<br />
topsectorenbeleid en de Brainport 2020 agenda. Ambitie is de concurrentiekracht van<br />
<strong>Limburg</strong> te versterken. Daarbij zijn ondernemerschap en innovaties sleutelbegrippen en<br />
ligt het accent op de speerpuntsectoren Chemie/Materials, Life sciences & Health, Agrofood,<br />
Logistiek, Vrijetijdseconomie (inclusief retail), High tech systems, Financieeladministratief<br />
cluster en Nieuwe energie).<br />
Binnen de programmalijn Onderwijs en arbeidsmarkt stelt de Provincie zich ten doel dat:<br />
1) het aandeel hoger- en middelbaar opgeleiden in de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking in<br />
2015 op het landelijke gemiddelde ligt; 2) het aantal leerlingen/studenten in <strong>Limburg</strong><br />
dat kiest voor opleidingen (MBO, HBO en WO), gerelateerd aan de topsectoren, zorg en<br />
techniek in de coalitieperiode is toegenomen.<br />
1
Economische ontwikkelingen<br />
Over een langere periode beschouwd kent <strong>Limburg</strong> een relatief laag regionaal product en<br />
een lage economische groei. Tevens is de <strong>Limburg</strong>se economie nog steeds behoorlijk<br />
conjunctuurgevoelig.<br />
Innovatie is van groot belang voor toekomstige economische groei. Naar verhouding telt<br />
<strong>Limburg</strong> veel innovatieve banen. Op andere indicatoren voor het innovatieklimaat (opleidingsniveau,<br />
kenniswerkers en creatieve banen) scoort de provincie benedengemiddeld.<br />
Verhoudingsgewijs kent <strong>Limburg</strong> weinig beginnende ondernemers. Deels is dit het gevolg<br />
van een minder gunstig startersklimaat (in termen van innovatieklimaat, leeftijdsopbouw<br />
en sectorstructuur), deels ook van het ontmoedigen door het StartersCentrum <strong>Limburg</strong><br />
van minder geschikt geachte potentiële starters.<br />
Internationaal is de concurrentiepositie van <strong>Limburg</strong> goed. De provincie staat in de EU<br />
Regional Competiveness Index 2010 op plaats 16 van de 271 EU-regio’s.<br />
Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen<br />
<strong>Limburg</strong> heeft in de periode 2011-2025 te maken met een verdere krimp van de bevolking<br />
(-3,6%). Met name de potentiële beroepsbevolking daalt sterk (-13,9%). Het aandeel<br />
65-plussers in de totale bevolking neemt toe van 19% tot 27%. Het aandeel niet-westerse<br />
allochtonen bedraagt nu om en nabij 8% en zal niet veel stijgen.<br />
Vergeleken met andere regio’s is de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> op dit moment al sterk<br />
vergrijsd. Het aantal <strong>Limburg</strong>se ondernemers dat structureel vergrijzingsbeleid heeft<br />
dan wel dergelijk beleid aan het ontwikkelen is, groeit.<br />
Arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden<br />
De landelijke cao-loonontwikkeling is in een aantal voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren<br />
bovengemiddeld (zorg en financiële dienstverlening), maar blijft in andere relevante<br />
sectoren achter (landbouw, vervoer en communicatie en horeca).<br />
Werknemers in een aantal voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt belangrijke<br />
sectoren zijn in Nederland als geheel meer dan gemiddeld tevreden met de arbeidsinhoud-<br />
en omstandigheden (financiële dienstverlening, zorg en landbouw). Minder dan<br />
gemiddeld tevreden is men in de sectoren industrie, vervoer en communicatie en horeca.<br />
Imago van de provincie<br />
Het beeld dat niet-inwoners hebben van <strong>Limburg</strong> is positief te noemen. De provincie<br />
heeft onder de gemiddelde Nederlander een sterke reputatie. Men ziet de provincie in<br />
het algemeen als sympathiek, mooi en gezellig (maar ook als ver weg).<br />
Vrijwel alle inwoners zijn trots om inwoner van <strong>Limburg</strong> te zijn. Minder dan de helft ziet<br />
reden(en) om de provincie te verlaten. Meest genoemde reden om te vertrekken zijn de<br />
kansen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie vormt – naast criminaliteit – ook het<br />
belangrijkste zorgpunt voor burgers.<br />
In 2011 is <strong>Limburg</strong>, na Amsterdam, de populairste regio van Nederland voor buitenlandse<br />
investeerders. Pro’s in het vestigingsklimaat zijn vooral de Europees gezien gunstige ligging,<br />
de ruimte voor huisvesting en de aanwezigheid van internationale scholen. Minpunt<br />
is dat er naar verhouding veel verouderde bedrijventerreinen zijn.<br />
Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />
De vraag naar arbeid in <strong>Limburg</strong> bestaat uit twee componenten: de vervulde vraag ofwel de<br />
werkgelegenheid (uitgedrukt in het aantal arbeidsplaatsen) en de onvervulde vraag ofwel<br />
de openstaande vacatures. De toekomstige vraag naar nieuwkomers op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
is uit te drukken in het aantal baanopeningen<br />
Werkgelegenheidsstructuur<br />
In 2011 telt <strong>Limburg</strong> in totaal 528.000 bezette arbeidsplaatsen. De drie belangrijkste<br />
sectoren voor de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid zijn zorg, zakelijke dienstverlening en detailhandel.<br />
Een sterke vertegenwoordiging van de werkgelegenheid ten opzichte van Nederland<br />
is te zien in de landbouw en visserij, de industriële sectoren chemie, metaal en<br />
2
elektrotechniek en overige industrie, de commerciële sectoren detailhandel, horeca en<br />
transport en de niet-commerciële sector welzijn. De commerciële sector zakelijke<br />
dienstverlening springt er op dit punt in negatieve zin uit.<br />
Het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen), het middenbedrijf (10-99) en het grootbedrijf<br />
(100 of meer) zijn in 2011 goed voor respectievelijk 27%, 34% en 39% van de <strong>Limburg</strong>se<br />
werkgelegenheid. Daarmee wijkt de provincie niet of nauwelijks af van het landelijke<br />
beeld.<br />
In <strong>Limburg</strong> zijn veel mensen werkzaam in economisch-administratieve beroepen, technische<br />
en industriële beroepen en verzorgende en (para)medische beroepen. Vergeleken<br />
met land als geheel zijn in de provincie de economisch-administratieve beroepen ondervertegenwoordigd<br />
en de elementaire en niet-specialistische beroepen, de technische beroepen<br />
en de verzorgende en (para)medische beroepen iets oververtegenwoordigd.<br />
Van de werkenden in <strong>Limburg</strong> heeft ruim een derde een opleiding op MBO-niveau. Andere<br />
veel voorkomende opleidingsniveaus onder de werkenden zijn VMBO en HBO (beide<br />
ongeveer een vijfde van de werkenden). Vergeleken met Nederland zijn hoger opgeleiden<br />
(HBO en WO) in de provincie ondervertegenwoordigd. Zuid-<strong>Limburg</strong> kent naar verhouding<br />
meer hoger opgeleide werkenden dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />
Overall is in <strong>Limburg</strong> 15% van de werkzame personen 55-plusser tegenover landelijk 14%.<br />
De hoogste percentages in <strong>Limburg</strong> zijn te vinden in de sectoren onderwijs (24%) en<br />
landbouw en visserij (21%). De sectoren chemie, overige industrie en energie hebben elk<br />
een aandeel van 20% 55-plussers.<br />
<strong>Limburg</strong> telt in 2011 circa 46.420 vestigingen met slechts één werkzame persoon. Deels<br />
betreft het hier zzp‘ers, deels kan het ook om medewerkers van een grotere onderneming<br />
(bijvoorbeeld in de detailhandel) of franchisenemers gaan. Verder heeft <strong>Limburg</strong><br />
circa 18.828 vestigingen met twee tot en met vier werkzame personen. Ook deze groep<br />
zal een aantal zzp’ers tellen, waarbij bijvoorbeeld de partner ondersteunende werkzaamheden<br />
verricht.<br />
Bedrijvendynamiek<br />
De gemeente Maastricht telde in totaal in 2011 8.859 vestigingen. Dit is een groei van<br />
5,3% t.o.v. 2010. Het aantal arbeidsplaatsen groeide met 0,2% in 2011. De sectoren zorg<br />
en zakelijke dienstverlening kenden het grootste aantal arbeidsplaatsen.<br />
Het aantal vestigingen in de gemeente Heerlen is in 2011 met 2,7% gegroeid. De werkgelegenheid<br />
is in hetzelfde jaar met 0,3% gegroeid. De grootste procentuele groei in het<br />
aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector informatie en communicatie en de grootste<br />
afname in de sector energie.<br />
De gemeente Sittard-Geleen kende in 2011 een groei van het aantal vestigingen van<br />
4,8%. De werkgelegenheid daalde echter met 1,7%. De grootste werkgelegenheidsdaling<br />
vond plaats in de sector bank- en verzekeringswezen.<br />
Het aantal vestigingen in de gemeente Roermond is in 2011 met 3,9% gegroeid. De werkgelegenheid<br />
is hier met 1,0% gegroeid. De detailhandel is qua werkgelegenheid de belangrijkste<br />
sector voor de gemeente Roermond.<br />
In de gemeente Venlo steeg het aantal vestigingen met 3,6% in 2011 en de werkgelegenheid<br />
steeg met 0,8%. De sectoren zorg en metaal / elektrotechniek kennen het grootste<br />
aantal arbeidsplaatsen.<br />
De gemeente Venray kende een groei van 3,0% in het aantal vestigingen in 2011 en een<br />
groei van 2,6% in het aantal arbeidsplaatsen. De sector landbouw en visserij kent het<br />
grootste aantal vestigingen en de transportsector kent de meeste arbeidsplaatsen.<br />
Samenvattend lieten alle zes gemeenten in 2011 een stijging van het aantal vestigingen<br />
zien. In Maastricht en Heerlen stabiliseerde het aantal arbeidplaatsen. In Sittard-Geleen<br />
was sprake van een daling, in Roermond en Venlo van een lichte stijging en in Venray<br />
van een substantiële toename van het aantal arbeidsplaatsen.<br />
Werkgelegenheidsontwikkeling<br />
De werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> bleef in de periode 1996-2011 structureel<br />
achter bij de landelijke ontwikkeling. Deels is dit een gevolg van de krimp van de bevolking,<br />
deels is het toe te schrijven aan de specifieke sectorale samenstelling van de<br />
werkgelegenheid.<br />
3
4<br />
De werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> neemt in <strong>2012</strong> af. Voor de jaren 2013-<strong>2016</strong> wordt weer<br />
een lichte werkgelegenheidsgroei voorzien. Per saldo neemt de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid<br />
in de periode 2011-<strong>2016</strong> naar verwachting toe met in totaal 0,8%. Groeisectoren in<br />
de provincie zijn in de periode <strong>2012</strong>-2013 vooral zorg, groothandel, welzijn en zakelijke<br />
dienstverlening. Sectoren die een werkgelegenheidsdaling laten zien zijn met name<br />
chemie, bouw en bouwinstallatie en informatie en communicatie. Groeisectoren in de<br />
periode 2014-<strong>2016</strong> zijn eveneens zorg, zakelijke dienstverlening en groothandel. Sectoren<br />
met de grootste werkgelegenheidsdaling in deze periode zijn energie, informatie en<br />
communicatie en overheid.<br />
Naast de topsectoren zijn nog twee sectoren waar de Provincie <strong>Limburg</strong> een rol voor<br />
zichzelf ziet weggelegd bij het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op<br />
de arbeidsmarkt, te weten de zorg en de techniek. Dit hoofdstuk bevat voor al deze sectoren<br />
nadere informatie over (trends en ontwikkelingen in) de werkgelegenheid.<br />
Vacatures<br />
In 2009 vertaalde de kredietcrisis zich in een daling van het aantal bij UWV gemelde<br />
vacatures in <strong>Limburg</strong> ten opzicht van het jaar daarvoor. De vacaturemarkt toonde in<br />
2010 weer herstel. Als gevolg van de eurocrisis is in 2011 echter weer een daling van het<br />
aantal bij UWV gemelde vacatures waarneembaar.<br />
De registratiecijfers van UWV weerspiegelen slechts een deel van de vacaturemarkt. Het<br />
jaarlijks vacatureonderzoek van UWV biedt – op basis van een enquête onder werkgevers<br />
wel inzicht in de vacaturetotalen. Dat levert voor 2011 een ander beeld op dan op basis<br />
van de registratiecijfers van UWV. In 2011 werden er in <strong>Limburg</strong> 40.000 vacatures vervuld,<br />
3% meer dan in 2010. Landelijk was dat jaar sprake van een daling van 6%.<br />
Opmerkelijk is dat in de in 2011 vervulde vacatures vrijwel geen vaste aanstellingen<br />
meer worden aangeboden.<br />
<strong>Limburg</strong> kent in vergelijking met Nederland veel vervulde vacatures in: a) agrarische<br />
sector; overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn; handel; industrie; b) het kleinbedrijf;<br />
c) agrarisch, productie-, transport-, onderwijzend en verzorgend en (para)medisch<br />
personeel; d) de lagere opleidingsniveaus (BO en VMBO) en de MBO-niveaus 3 en 4.<br />
Baanopeningen<br />
Het totaal aantal baanopeningen (uitbreidingsvraag plus vervangingsvraag) naar beroepsklasse<br />
bedraagt in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting 162.100 (31% van de<br />
werkgelegenheid in 2010). De baanopeningen zijn grotendeels toe te schrijven aan de<br />
vervangingsvraag; de provincie kent in de beschouwde periode slechts een lichte uitbreidingsvraag<br />
van in totaal ruim 6.500. Absoluut gezien ontstaan de meeste baanopeningen<br />
in de economisch-administratieve beroepen, elementaire- en niet specialistische<br />
beroepen, verzorgende en (para)medische beroepen en industrieberoepen. Procentueel<br />
gezien zijn de agrarische beroepen, transportberoepen, technische beroepen en elementaire<br />
en niet specialistische beroepen de beroepen met de meeste baanopeningen.<br />
Naar opleidingstype is het totaal aantal baanopeningen in <strong>Limburg</strong> in de periode 2011-<br />
<strong>2016</strong> lager (141.600). In absoluut opzicht ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />
MBO techniek, MBO economie, VMBO theoretische leerweg, VMBO techniek<br />
en HAVO/VWO. Procentueel ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />
WO medisch (49% van de werkgelegenheid in 2010), VMBO theoretische leerweg (35%) en<br />
VMBO verzorging (35%). Voor gediplomeerden van het VMBO vormen leerwerkbanen (BBL)<br />
binnen het MBO onderdeel van de baanopeningen.<br />
Aanbodzijde van de arbeidsmarkt<br />
Dit hoofdstuk stelt de aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt centraal. Aan de orde<br />
komen achtereenvolgens de beroepsbevolking, de reserves voor de arbeidsmarkt (i.e. uitkeringsgerechtigden,<br />
het niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod en arbeidsmigranten), de<br />
arbeidsmarktinstroom vanuit het onderwijs en de pendel.<br />
Beroepsbevolking
In 2010 telt de potentiële beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> 749.200 personen. Voor de periode<br />
2010-<strong>2016</strong> wordt – met name door de vergrijzing en ontgroening – een daling verwacht<br />
van in totaal 4,6%. Dat is substantieel meer dan de landelijke daling van 0,4%.<br />
De bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong> bedraagt in 2010 67% (tegenover 70% landelijk)<br />
en neemt nog steeds toe (zij het minder sterk dan in het verleden). Deze trend zet in de<br />
periode 2010-<strong>2016</strong> door. De stijging komt vooral voor rekening van vrouwen en ouderen.<br />
Het aandeel werknemers dat doorwerkt tot (na) hun 65 ste neemt toe.<br />
De ontwikkeling van de beroepsbevolking is de resultante van de ontwikkeling van de<br />
potentiële beroepsbevolking en de participatiegraad. In 2010 bedraagt de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking<br />
503.200 personen. Voor de jaren 2010-<strong>2016</strong> wordt een lichte daling verwacht<br />
van in totaal 0,5%, bij een landelijke stijging van 3,5%.<br />
De beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> is relatief sterk vergrijsd. Het opleidingsniveau neemt<br />
weliswaar toe, maar blijft nog steeds achter bij het landelijk gemiddelde. Tussen het<br />
opleidingsniveau van de beroepsbevolking en het door werkgevers gevraagde opleidingsniveau<br />
bestaat een mismatch.<br />
Reserves<br />
Wat de ontwikkeling van het aantal uitkeringsgerechtigden (WW, algemene bijstand en<br />
arbeidsongeschiktheid) betreft, volgt <strong>Limburg</strong> de landelijke trends. Als gevolg van de<br />
hogere werkloosheid ligt het aantal WW-uitkeringen hier wel op een hoger niveau dan<br />
landelijk. Een verdieping van de eurocrisis zal leiden tot een (verdere) toename van het<br />
aantal WW- en algemene bijstandsuitkeringen. Nieuwe wet- en regelgeving (WWNV en<br />
mogelijke wijzigingen in de WW) juist tot een afname.<br />
De groep niet-uitkeringsgerechtigden vormt ook voor <strong>Limburg</strong> een substantieel arbeidspotentieel.<br />
Dat geldt eveneens voor (tijdelijke) arbeidsmigranten, met name afkomstig<br />
uit Midden- en Oost-Europese landen. De verwachting dat de Polen na openstelling van<br />
de Duitse grenzen Nederland massaal de rug zouden toekeren, is vooralsnog niet uitgekomen.<br />
Als gevolg van de eurocrisis zoeken ook steeds meer Zuid-Europeanen (met name<br />
Spanjaarden) hier hun heil. Deels gaat het bij de laatste groep ook om hoger opgeleiden.<br />
Daarnaast zijn er in <strong>Limburg</strong> de nodige Aziatische kennismigranten. De wet- en regelgeving<br />
ten aanzien van kennismigratie is aangescherpt; dit vormt een belemmering voor de<br />
inzet van kennismigranten.<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
Het aantal in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige<br />
MBO-leerlingen is in 2010/2011 met 1,2% gestegen ten opzichte van het daaraan<br />
voorafgaande jaar. De stijging kwam voor rekening van de onderwijssector techniek; de<br />
overige onderwijssectoren lieten een lichte daling zien. De top vijf van MBO-clusters met<br />
de meeste leerlingen bestaat uit Welzijn, Economisch-administratief, Zorg, Installatie-,<br />
elektro- en metaaltechniek en Detailhandel. Het leeuwendeel van de <strong>Limburg</strong>se MBOleerlingen<br />
volgt een opleiding op niveau 3 of 4.<br />
Over een langere periode beschouwd, is in <strong>Limburg</strong> sprake van een daling van het aantal<br />
nieuwe voortijdig schoolverlaters. In het laatste peiljaar (2009/2010) is – tegen de landelijke<br />
trend in – echter weer een stijging te zien.<br />
Van het totaal aantal MBO-gediplomeerden in <strong>Limburg</strong> in het schooljaar 2009-2010 kwam<br />
om en nabij 60% beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De rest ging een vervolgopleiding<br />
doen in het MBO of stroomde door naar het HBO. Vergeleken met de lichting gediplomeerden<br />
van een jaar daalde de doorstroom naar het HBO.<br />
Ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar laat het aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige<br />
HBO-studenten in 2010/2011 een stijging en het aantal WO-studenten een daling zien.<br />
De <strong>Limburg</strong>se instellingen voor hoger onderwijs kennen naar verhouding veel buitenlandse<br />
studenten (vooral Duitsers en Belgen maar ook veel Aziaten).<br />
De arbeidsmarktinstroom (het aanbod van nieuwe arbeidskrachten vanuit het onderwijs)<br />
bedraagt op alle onderwijsniveaus samen in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting<br />
108.500 personen.<br />
Veel van de buitenlandse afgestudeerden verlaten na afronding van de studie <strong>Limburg</strong> en<br />
Nederland weer. Van een ‘brain drain’ van Nederlandse afgestudeerden uit <strong>Limburg</strong> lijkt<br />
geen sprake.<br />
5
Pendel<br />
Het aantal inwoners van <strong>Limburg</strong> dat buiten de provincie werkt, bedroeg in 2010 59.700<br />
personen. Daar stond een inkomende pendel van 40.200 personen tegenover, die niet in<br />
<strong>Limburg</strong> wonen maar er wel werken. Dit leverde <strong>Limburg</strong> in 2010 een negatief pendelsaldo<br />
van -19.500 personen op, circa 4% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>.<br />
De oorzaak is het negatieve pendelsaldo met de rest van Nederland (-34.400 personen),<br />
dat slechts gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een positief pendelsaldo met<br />
België (+12.400) en Duitsland (+2.500).<br />
Vermoedelijk is het Duitse arbeidsaanbod afgenomen als gevolg van de snel dalende<br />
werkloosheid in Duitsland. Belemmerende factor voor grensoverschrijdende arbeid vormen<br />
ook de bezuinigingen door de Nederlandse overheid op de Bureaus Belgische en<br />
Duitse Zaken.<br />
Confrontatie van vraag en aanbod<br />
Vaak sluiten in de praktijk vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet precies op elkaar aan,<br />
waardoor discrepanties ontstaan. Daarbij kan het zowel om knelpunten aan de vraagzijde<br />
(moeilijk vervulbare vacatures) als aan de aanbodzijde (werkloosheid) gaan. De toekomstige<br />
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is te benaderen vanuit twee gezichtspunten,<br />
namelijk vanuit schoolverlaters (perspectief op baan) en vanuit werkgevers (personeelskrapte).<br />
Moeilijk vervulbare vacatures<br />
Landelijk bedroeg het aandeel (zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 19%, min of<br />
meer vergelijkbaar met het aandeel van 20% in 2010. In <strong>Limburg</strong> was het percentage<br />
(zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 hoger dan een jaar eerder (28% tegenover<br />
21%).<br />
Te verwachten is dat de <strong>Limburg</strong>se werkgevers de komende jaren als gevolg van het door<br />
vergrijzing en ontgroening dalend arbeidsaanbod meer moeite zullen krijgen met het<br />
vervullen van vacatures. Met name geldt dat voor de vraag naar middelbaar en hoger opgeleiden.<br />
Werkloosheid<br />
In <strong>Limburg</strong> is de werkloosheid hoger dan landelijk. De verschillen worden wel kleiner; de<br />
naar verhouding sterke mate van vergrijzing (grote vervangingsvraag) en krimp van de<br />
beroepsbevolking (minder arbeidsaanbod) hebben een dempend effect op de werkloosheid<br />
in <strong>Limburg</strong>. In 2011 bedroeg het NWW-percentage in <strong>Limburg</strong> 7,0% (34.900 nietwerkende<br />
werkzoekenden) tegenover landelijk 6,0%. Vergeleken met de provincie als<br />
geheel kende Zuid-<strong>Limburg</strong> een hoger NWW-percentage (8,3%), Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> juist lagere (6,0% en 5,0%).<br />
Voor <strong>2012</strong>-2013 wordt – als gevolg van de eurocrisis en de overheidsbezuinigingen – een<br />
werkloosheidsstijging verwacht. In de jaren daarna (2014-<strong>2016</strong>) leidt het verwachte economisch<br />
herstel weer tot een daling van het werkloosheidsniveau. Per saldo wordt voor<br />
<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> een NWW-percentage van 6,4% (ruim 32.000 niet werkende werkzoekenden)<br />
voorzien tegenover landelijk 5,7%. Zowel Noord- als Midden-<strong>Limburg</strong> scoren lager<br />
dan het provinciaal gemiddelde (respectievelijk 5,7% en 5,2%). Zuid-<strong>Limburg</strong> scoort<br />
nog steeds bovengemiddeld (7,2%), maar laat ten opzichte van 2011 wel een substantiële<br />
daling zien.<br />
In de prognoses is nog geen rekening gehouden met de precaire situatie bij en de mogelijke<br />
sluiting eind dit jaar van autofabriek NedCar in Born.<br />
Onder de werklozen in <strong>Limburg</strong> zijn jongeren wat minder sterk vertegenwoordigd dan<br />
landelijk. Naar verhouding kent <strong>Limburg</strong> veel oudere werklozen: van het bestand nietwerkende<br />
werkzoekenden is 41% 50 jaar of ouder (landelijk 36%). Is jeugdwerkloosheid<br />
vooral een conjunctureel probleem, de hoge werkloosheid onder ouderen heeft een<br />
structureel karakter. Ouderen worden minder snel werkloos dan jongeren, maar eenmaal<br />
werkloos komen ze moeilijk weer aan de slag. Daaraan ligt een complex van factoren ten<br />
grondslag (objectieve competenties en kenmerken, aannamebeleid van werkgevers,<br />
zoekgedrag van ouderen).<br />
6
Perspectief op baan<br />
Vergeleken met het land als geheel is op middellange termijn in <strong>Limburg</strong> het perspectief<br />
op een baan voor schoolverlaters op BO-niveau positiever, op VMBO- en MBO-niveau wat<br />
minder positief en op HBO-niveau min of meer vergelijkbaar. Tot <strong>2016</strong> zijn er in <strong>Limburg</strong><br />
tot en met het HBO-niveau de beste arbeidsmarktperspectieven (typering: goed) voor<br />
schoolverlaters van de volgende opleidingstypen: VMBO tl; MBO groen; VMBO, MBO en<br />
HBO techniek; HBO onderwijs; VMBO verzorging en HBO (para)medisch. Bij de goede perspectieven<br />
voor schoolverlaters van HBO onderwijs past de kanttekening dat in de betreffende<br />
analyses voor deze groep de gevolgen van de specifieke demografische ontwikkelingen<br />
voor de vraag naar onderwijs in <strong>Limburg</strong> niet zijn meegenomen. De naar<br />
verhouding slechtste arbeidsmarktperspectieven (typering: matig) zijn er in de provincie<br />
voor schoolverlaters van BO, HAVO/VWO, HBO economie en HBO sociaal-cultureel.<br />
De goede perspectieven voor de genoemde VMBO-opleidingstypen hebben voor een belangrijk<br />
deel betrekking op leerwerkbanen tijdens een vervolgopleiding binnen het MBO<br />
en banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.<br />
Van de 35 onderscheiden MBO-opleidingen scoren er in <strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />
18 goed, 9 redelijk, 5 matig en 3 slecht. De drie best scorende opleidingsrichtingen<br />
zijn MBO werktuigbouw en mechanische techniek, MBO elektrotechniek en MBO<br />
voeding, natuur en milieu. Ook de MBO-opleidingen laboratorium en procestechniek<br />
(voor een belangrijk deel gericht op de chemie) behoren tot de 10 opleidingen met de<br />
beste perspectieven. De drie slechtst scorende opleidingen zijn MBO beweging en therapie,<br />
MBO toerisme en recreatie en MBO operationele techniek.<br />
Op wetenschappelijk niveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer goede<br />
perspectieven zijn er voor WO medisch en goede perspectieven voor WO techniek.<br />
Personeelskrapte<br />
Vanuit het perspectief van werkgevers worden in <strong>Limburg</strong> op middellange termijn (op<br />
alle niveaus) voor meer beroepsgroepen knelpunten verwacht dan landelijk.<br />
In <strong>Limburg</strong> zijn op middellange termijn op elementair en lager beroepsniveau voor vrijwel<br />
alle beroepsgroepen grote knelpunten in de personeelsvoorziening te verwachten.<br />
Grotendeels gaat het hierbij om leerwerkbanen in het MBO. Verder is aan de onderkant<br />
van de arbeidsmarkt sprake van de nodige dynamiek (onder meer inzet van laagopgeleide<br />
tijdelijke arbeidsmigranten en “groenpluk”). Op middelbaar beroepsniveau gaat het<br />
om agrarische, technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële<br />
beroepsgroepen. Op hoger beroepsniveau worden de komende jaren zeer grote<br />
knelpunten in de personeelsvoorziening verwacht voor pedagogische en grote knelpunten<br />
voor technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en transportberoepen.<br />
Op wetenschappelijk beroepsniveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer<br />
grote knelpunten in de personeelsvoorziening worden voorzien voor de wetenschappelijke<br />
(para)medische beroepen en grote knelpunten voor de wetenschappelijke technische<br />
beroepen.<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom versus baanopeningen: verwachte tekorten<br />
Uitgaande van opleidingstype kent de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt in de periode tot en met<br />
<strong>2016</strong> ongeveer 142 duizend baanopeningen. Deze baanopeningen ontstaan vooral door<br />
vervangingsvraag, het vervangen van werknemers die vertrekken, bijvoorbeeld vanwege<br />
het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In dezelfde periode kent <strong>Limburg</strong> een<br />
instroom op de arbeidsmarkt van ongeveer 110 duizend personen. We kunnen dus stellen<br />
dat de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt tot en met <strong>2016</strong> zo’n 32.000 personen tekort komt.<br />
Vooral de techniek en de zorg zullen door deze tekorten worden getroffen. In de periode<br />
tot en met <strong>2016</strong> zal <strong>Limburg</strong> 12.500 gediplomeerde technici tekort komen. Grosso modo<br />
betekent dit een tekort dat jaarlijks oploopt met ongeveer 1.080 VMBO’ers, 720 MBO’ers<br />
en 360 HBO’ers. In deze periode groeit ook het tekort aan gediplomeerden in de zorg,<br />
specifiek op VMBO en HBO-niveau, tot 4.600. Dit betekent daarmee een tekort dat jaarlijks<br />
oploopt met ongeveer 600 VMBO’ers en 180 HBO’ers.<br />
Alternatief scenario<br />
7
8<br />
Naast het in dit rapport gebruikte basispad (‘doormodderscenario’) is voor de korte en<br />
middellange termijn een alternatief scenario doorgerekend dat uitgaat van een verdieping<br />
van de eurocrisis. Deze doorrekening laat zien dat de effecten aan de aanbodzijde<br />
van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt minder sterk zijn dan aan de vraagzijde. In de lage variant<br />
komt de werkloosheid in de provincie daarom zowel op korte als middellange termijn<br />
op een hoger niveau uit.<br />
Gezien de grote onzekerheden is in deze editie van <strong>RAIL</strong> afgezien van het doorrekenen<br />
van een lange termijn scenario (2020). De verwachting is dat de kraptes op de <strong>Limburg</strong>se<br />
arbeidsmarkt op lange termijn gaan toenemen. Precieze ontwikkelingen zijn op dit moment<br />
echter niet te geven.<br />
Trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
Dit hoofdstuk bevat een beschouwing van de belangrijkste trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />
Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de sectoren zorg en techniek.<br />
Een diagnose van de <strong>Limburg</strong>s arbeidsmarkt laat zien dat deze een groot aantal sterke<br />
en zwakke punten, kansen en bedreigingen kent. Dit onderstreept het belang van een<br />
actief arbeidsmarktbeleid.<br />
De demografische ontwikkeling kent twee kanten. Enerzijds is zonder immigratie bevolkingskrimp<br />
waarschijnlijk. Dit drukt het arbeidsaanbod. Anderzijds leidt het ook tot veranderingen<br />
in de samenstelling van de werkvloer (veel babyboomers stromen uit) en binnen<br />
de werkloosheid (ouderen worden minder snel werkloos, maar kennen een hoger<br />
langdurig werkloosheidsrisico).<br />
De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt kent trends van feminisering en individualisering (meer zzp).<br />
Van verkleuring is minder sprake. Ook werken ouderen langer door.<br />
<strong>Limburg</strong> profiteert van de gunstige ontwikkeling van de Duitse economie en van de grote<br />
aanwezigheid van de topsectoren. Bedrijfsopvolging blijft een probleem.<br />
Het kabinetsbeleid betekent de nodige veranderingen voor de arbeidsmarkt. Bezuinigingen<br />
treffen <strong>Limburg</strong> hard. Verder tikken de veranderingen in de sociale zekerheid door<br />
de grote aantallen WSW-ers extra hard aan. Ook zorg en onderwijs krijgen minder geld<br />
dan eerder voorzien.<br />
De upgrading van functies zet door. Het niveau van de uitvoerder wordt steeds meer<br />
niveau 4. Ook komt (nog) meer de nadruk op sociale vaardigheden.<br />
De vraag is wat er met de flexibilisering en de internationalisering van de arbeidsmarkt<br />
gebeurt. Flexibiliteit lijkt te groeien maar er zijn ook tegenbewegingen. De relatie van<br />
<strong>Limburg</strong> met de buurlanden ontwikkelt zich verder. De vraag is of er sprake is van verdere<br />
outsourcing van bedrijfsactiviteiten of dat juist het tegendeel (insourcing) geldt.<br />
De bedrijfsvloer gaat veranderen door de uitstroom van babyboomers. Jongeren hebben<br />
andere ideeën maar ook lekt kennis weg. Mogelijk gaan organisaties de wervingsstrategie<br />
verleggen naar ouderen.<br />
De druk op verhoging van de arbeidsproductiviteit blijft, bijvoorbeeld in de tuinbouw<br />
(wanneer de MOE-landers wegvallen), in de industrie (andere procesoperators nodig) en<br />
de zorg.<br />
Het personeelsbeleid krijgt meer aandacht binnen bedrijven en instellingen.<br />
Werving gebeurt in toenemende mate via internet en de sociale media. Ook samenwerking<br />
met andere partijen (in de branche, het onderwijs) is een goede strategie.<br />
De totale tekorten in de zorg zijn minder hoog dan eerder voorzien, maar op de niveaus<br />
4 en 5 en in mindere mate niveau 3 ontstaan wel belangrijke tekorten.<br />
Voor de ontwikkeling van de topsectoren in <strong>Limburg</strong> is van cruciaal belang dat er meer<br />
personeel voor de techniek (HTSM, chemie, logistiek, energie et cetera) beschikbaar<br />
komt. Vooral het tekort aan procesoperators niveau 4 kan fnuikend werken op de ontwikkeling.<br />
Oplossingsrichtingen<br />
Dit hoofdstuk beschrijft initiatieven en oplossingsrichtingen voor de discrepanties op de<br />
<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. De oplossingsrichtingen zijn daarbij geordend aan de hand van (de
kern en de vier kwadranten van) de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel: algemeen; onderwijs; werkenden;<br />
reserves; bedrijfsvoering. Kortheidshalve verwijzen we hier naar de betreffende paragrafen<br />
7.2 tot en met 7.6. Het overzicht is te beschouwen als een tool box en bevat zowel nieuwe<br />
als reeds bestaande oplossingsrichtingen. Laatstgenoemde zouden geïntensiveerd en/of<br />
breder toegepast kunnen worden.<br />
9
1 Inleiding<br />
1.1 Wat is <strong>RAIL</strong>?<br />
Achtergrond en opzet<br />
<strong>RAIL</strong> (Regionale <strong>Arbeidsmarkt</strong> Informatie <strong>Limburg</strong>) is een initiatief van de partijen die invloed<br />
hebben op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en elkaar ontmoeten in het arbeidsmarktplatform<br />
VWL Samenwerkend <strong>Limburg</strong>: de zes centrumgemeenten Maastricht, Heerlen, Sittard-<br />
Geleen, Roermond, Venlo en Venray, de Provincie <strong>Limburg</strong>, UWV, Arcus College, Gilde Opleidingen,<br />
Citaverde College, Leeuwenborgh Opleidingen en het Technocentrum Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong>. De coördinatie en het formele opdrachtgeverschap berusten bij de Provincie <strong>Limburg</strong>.<br />
<strong>RAIL</strong> verschaft uitgangspunten voor de dialoog over de arbeidsmarktvraagstukken in<br />
<strong>Limburg</strong> en de verschillende deelgebieden (Noord, Midden en Zuid). Dit gebeurt aan de<br />
hand van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over de actuele arbeidsmarktsituatie,<br />
betrouwbare prognoses en een gedegen analyse. De grote winst van <strong>RAIL</strong> is de uniformiteit<br />
in arbeidsmarktdata en de onderliggende definities, de breedte en detaillering. Daardoor<br />
biedt <strong>RAIL</strong> een eenduidig beeld van de ontwikkeling van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt, dat<br />
kan dienen als uitgangspunt en basis voor beleidsontwikkeling door ‘de drie O’s’ (overheid,<br />
onderwijs en ondernemers).<br />
De uitvoering van <strong>RAIL</strong> is in handen van Etil en Research voor Beleid. Om de rapportage<br />
voor <strong>2012</strong> en de bijgehorende website www.railsite.nl samen te stellen, is beschikbare<br />
literatuur over de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt bestudeerd. Er hebben expertinterviews plaatsgehad<br />
met vertegenwoordigers van ‘de drie O’s’ in <strong>Limburg</strong>. 1 Kwantitatieve data zijn verzameld<br />
en geanalyseerd en er zijn prognoses van de arbeidsmarktontwikkelingen voor de<br />
middellange termijn opgesteld.<br />
Afbakening naar regio en tijd<br />
Als ruimtelijke aggregatieniveaus gebruikt <strong>RAIL</strong> - naast Nederland als referentiegebied - de<br />
provincie <strong>Limburg</strong>, drie deelgebieden (COROP’s) Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> en zeven<br />
<strong>Limburg</strong>se regio’s.<br />
Tabel 1.1 Indeling <strong>Limburg</strong> in deelgebieden, regio’s en gemeenten<br />
Deelgebieden<br />
(COROP)<br />
Regio Gemeenten (centrumgemeenten vetgedrukt)<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> Regio Venlo Beesel, Peel en Maas, Venlo<br />
Regio Venray Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Venray, Mook<br />
en Middelaar<br />
Midden-<strong>Limburg</strong> Regio Weert Nederweert, Weert<br />
Regio Roermond Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Roermond,<br />
Roerdalen<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> Westelijke Mijnstreek Beek, Schinnen, Sittard-Geleen, Stein<br />
Parkstad <strong>Limburg</strong> Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf,<br />
Onderbanken, Nuth, Simpelveld, Voerendaal<br />
Maastricht & Mergelland Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Maastricht,<br />
Meerssen, Vaals, Valkenburg<br />
In (de database van) <strong>RAIL</strong> zijn (waar mogelijk) tijdreeksen opgenomen vanaf het jaar 1996.<br />
De prognoses hebben betrekking op de periode 2011-<strong>2016</strong>. Uitgangspunt voor de prognoses<br />
1 Een lijst van respondenten is te vinden in bijlage 6.<br />
12
vormt de Decemberraming 2011 van het CPB. 2 Voor een nadere beschrijving van de aannames<br />
en ontwikkelingen die aan de prognoses ten grondslag liggen, zij verwezen naar bijlage<br />
1 van dit rapport.<br />
1.2 Leeswijzer<br />
<strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> kent een systematische opbouw, die in de kern berust op het arbeidsmarktmodel<br />
uit bijlage 1. Onderstaande figuur geeft dit model globaal weer.<br />
Figuur 1.1 Conceptueel model voor de werking van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
Huidige<br />
personeelsbehoefte<br />
(vraag naar arbeid)<br />
Toekomstige<br />
personeelsbehoefte<br />
Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />
Beïnvloedende factoren (PESTLE)<br />
Stroommodel<br />
Confrontatie<br />
vraag en aanbod<br />
huidige<br />
situatie<br />
Discrepantiemodel<br />
Confrontatie<br />
vraag en aanbod<br />
toekomstige<br />
situatie<br />
Prognosemodel<br />
Oplossingenmodel<br />
Huidig beschikbaar<br />
menselijk kapitaal<br />
(aanbod van arbeid)<br />
Toekomstig<br />
beschikbaar<br />
menselijk kapitaal<br />
2 CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.<br />
13
Samengevat komen in dit model (in deze volgorde) de onderstaande onderdelen aan bod:<br />
14<br />
Beïnvloedende factoren. De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt staat niet op zichzelf. De werking<br />
van de arbeidsmarkt wordt beïnvloed door een aantal omgevingsvariabelen.<br />
Vraag- en aanbod. De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is een complex geheel van elkaar beïnvloedende<br />
factoren. Van belang zijn de omvang en kenmerken van vraag en aanbod. De<br />
vraag naar arbeid wordt onder meer bepaald door de productie van het bedrijfsleven en<br />
de publieke sector, de arbeidsproductiviteit en de arbeidsduur. De vraag naar arbeid<br />
vertaalt zich in werkgelegenheid (banen) en vacatures. Het aanbod van arbeid is afhankelijk<br />
van de omvang van de potentiële beroepsbevolking, het deel hiervan dat actief is<br />
op de arbeidsmarkt en de pendel (inclusief grensoverschrijdende pendel met België en<br />
Duitsland).<br />
Prognoses. Hier worden de verwachtingen bepaald ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen<br />
aan de vraag- en aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />
Discrepanties. Door vraag en aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt tegen elkaar af te<br />
zetten, wordt duidelijk waar mogelijk discrepanties zullen ontstaan. Dit geeft inzicht in<br />
zowel de perspectieven op een baan voor schoolverlaters als mogelijke knelpunten in de<br />
personeelsvoorziening voor werkgevers.<br />
Oplossingen. Wanneer duidelijk is waar zich mogelijke problemen voor kunnen gaan<br />
doen op de arbeidsmarkt is het nuttig om deze te koppelen aan mogelijke oplossingen.<br />
Dit laatste deel van het model richt zich op opties en instrumenten die de verschillende<br />
partijen op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt ter beschikking staan.<br />
Voorliggend rapport is eveneens opgebouwd aan de hand van het arbeidsmarktmodel:<br />
Hoofdstuk 2 beschrijft de omgeving van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: welke politieke/<br />
beleidsmatige, economische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen zijn er op van<br />
invloed in de komende jaren? Wat zijn de arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden in de<br />
voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt belangrijkste sectoren? En hoe is het gesteld<br />
met het imago van de provincie?<br />
Hoofdstuk 3 gaat in op de vraagkant van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: hoe ontwikkelen<br />
zich het bedrijfsleven, de werkgelegenheid en de vacaturemarkt en welke baanopeningen<br />
ontstaan er in de toekomst?<br />
Hoofdstuk 4 belicht het aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: wat is de ontwikkeling<br />
van de beroepsbevolking, welk nieuw arbeidsaanbod komt er uit het onderwijs, welke<br />
reserves op de arbeidsmarkt zijn er beschikbaar en hoeveel arbeidsaanbod wint/verliest<br />
<strong>Limburg</strong> door pendel vanuit/naar de omringende regio’s?<br />
Hoofdstuk 5 confronteert vraag en aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt met elkaar.<br />
Het beschrijft eerst de gevolgen in termen van moeilijk vervulbare vacatures en werkloosheid.<br />
Daarna komt de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> op<br />
middellange termijn aan de orde: wat zijn de toekomstige perspectieven op een baan<br />
voor schoolverlaters en wat zijn de mogelijke knelpunten in de personeelsvoorziening<br />
voor werkgevers?<br />
Hoofdstuk 6 is vooral beschouwend van aard. Het bevat een analyse van sterkten en<br />
zwakten van en kansen en bedreigingen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en schetst de<br />
belangrijkste trends voor de toekomst. Bij het laatste gaat speciale aandacht uit naar de<br />
sectoren zorg en techniek.<br />
Ten slotte beschrijft hoofdstuk 7 oplossingsrichtingen voor de (huidige en toekomstige)<br />
discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />
Het rapport biedt vooral inzicht in de ontwikkelingen op provinciaal en COROP-niveau.<br />
Naast dit uitgebreide rapport is er een kortere publiekseditie (de Sprinter). Een database<br />
met gedetailleerde gegevens op regionaal en gemeentelijk niveau is te vinden op de website<br />
www.railsite.nl.
2 Omgeving van de arbeidsmarkt<br />
De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt wordt beïnvloed door haar omgeving. Voor de regionale arbeidsmarkt<br />
zijn - naast de geografische ligging - vooral de factoren politiek/beleid, economie<br />
en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van belang. Daarnaast gaat het om arbeidsvoorwaarden<br />
en –omstandigheden in voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren in en het imago<br />
van de provincie.<br />
2.1 Geografische ligging<br />
<strong>Limburg</strong> is een grensprovincie. Nationaal gezien betekent dat een perifere en dus in economisch<br />
opzicht minder gunstige ligging. Tegelijkertijd heeft de specifieke locatie van <strong>Limburg</strong><br />
ook voordelen. <strong>Limburg</strong> is Europees gezien veel centraler gelegen dan bijvoorbeeld de<br />
Randstad, waardoor (Midden- en Oost-)Europese afzetmarkten dichterbij zijn. Verder biedt<br />
de ligging van de provincie middenin de kennisintensieve toptechnologische regio Eindhoven<br />
Leuven Aachen triangle (ELAt) kansen voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt.<br />
Ook zijn er veel voorzieningen vlak over de grens (een technische universiteit, HSL-stations,<br />
interessante steden, consumenten, kunst) die bijna ‘gratis’ bij het <strong>Limburg</strong>s vestigingsklimaat<br />
zijn op te tellen. Ten slotte is vlak over de grens de nodige werkgelegenheid voor<br />
inwoners van <strong>Limburg</strong>. Omgekeerd kan de provincie gebruikmaken van het potentieel aan<br />
(studenten en) arbeidskrachten in de buurlanden. 3<br />
2.2 Politieke en beleidsmatige ontwikkelingen<br />
Landelijk beleid<br />
In de Rijksbegroting voor <strong>2012</strong> wordt over vrijwel de gehele linie fors bezuinigd. Een aantal<br />
maatregelen uit de begroting voor <strong>2012</strong> met betrekking tot de publieke sector, de (regionale)<br />
economie, het beroepsonderwijs en de sociale zekerheid 4 is van invloed op de <strong>Limburg</strong>se<br />
economie en arbeidsmarkt:<br />
16<br />
Het streven van het kabinet is naar een compacte, slagvaardige en dienstverlenende<br />
overheid. Er vindt decentralisatie van taken naar lagere overheden plaats. Tegelijkertijd<br />
krijgen provincies en gemeenten echter minder geld. Deelgemeenten en stadsdelen worden<br />
afgeschaft. De financiële steun aan stadsregio’s (zoals Parkstad <strong>Limburg</strong>) wordt<br />
stopgezet. Uit een inventarisatie van AbvaKabo FNV blijkt dat de komende jaren bij de<br />
33 <strong>Limburg</strong>se gemeenten opgeteld meer dan 1.000 banen verdwijnen. Dat komt neer op<br />
een tiende van het ambtenarencorps. 5 Ook semi-overheidsorganisaties zoals UWV moeten<br />
(verder) inkrimpen. <strong>Limburg</strong>se werkzoekenden kunnen straks alleen nog terecht bij<br />
UWV-kantoren in Heerlen en Venlo. De kantoren in Maastricht, Gulpen, Sittard, Roermond,<br />
Weert en Venray gaan zo goed als zeker dicht. Dat leidt uiterlijk in 2015 tot een<br />
personeelsreductie van 220 werknemers in <strong>Limburg</strong>. 6<br />
Het economisch beleid richt zich op versterking van de internationale positie van Nederland,<br />
investeringen in ondernemerschap en innovatie, bevordering van duurzame welvaart<br />
en toekomstbestendige landbouwproductie en energievoorziening. De focus van<br />
het beleid ligt op tien topsectoren (AgroFood, Tuinbouw, High Tech Systems & Materials,<br />
Energie, Logistiek, Creatieve Industrie, Life sciences, Chemie, Water en Hoofdkantoren).<br />
Voor deze sectoren zijn landelijk inmiddels Human Capital Agenda’s opgesteld. Het topsectorenbeleid<br />
van de provincie <strong>Limburg</strong> (zie hieronder) sluit aan bij het landelijke topsectorenbeleid.<br />
3 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0’.<br />
4 Rijksbegroting.nl; Beleidsagenda’s van de diverse ministeries.<br />
5 De grootste klappen vallen in Sittard-Geleen, waar tot 2015 ongeveer 300 voltijdbanen moeten<br />
verdwijnen. Venlo en Maastricht volgen op afstand: beide steden snijden bijna 150 functies weg.<br />
Naast de kabinetsbezuinigingen op onder meer sociale werkvoorziening, bijstand en jeugdzorg<br />
spelen hierbij overigens ook de bevolkingskrimp, de economische crisis, de automatisering en de<br />
steeds intensievere regionale samenwerking een rol. Zie: Artikel ‘Gemeenten: 1.000 banen weg’,<br />
IN: De <strong>Limburg</strong>er, 21 december 2011.<br />
6 Artikel ‘UWV naar twee kantoren’ OP: Samenvoordeklant.nl, 20 september 2011.
Het regionaal economisch beleid wordt geschrapt en gedecentraliseerd. Wel krijgen de<br />
mainports Schiphol en Rotterdam, de brainport Zuidoost-Nederland, de greenports<br />
(waaronder Venlo) en een aantal stedelijke regio’s voorrang bij bestedingen door het<br />
Rijk.<br />
De intramurale langdurige zorg (vooral verzorgings- en verpleeghuizen, deels geestelijke<br />
gezondheidszorg en gehandicaptenzorg) krijgt extra geld voor scholing van zittend personeel<br />
en het aantrekken van 12.000 fte extra. Tegelijkertijd wordt op delen van de zorg<br />
(zoals de extramurale geestelijke gezondheidszorg en welzijn, jeugdzorg en kinderopvang)<br />
flink bezuinigd. Verder vindt een verschuiving plaats van de AWBZ naar de WMO.<br />
Burgers gaan een groter deel van de (financiële) zorgrisico’s dragen.<br />
Op onderwijs wordt per saldo niet bezuinigd; wel vinden verschuivingen plaats. Het Actieplan<br />
Focus op Vakmanschap moet de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het MBO vergroten.<br />
De regeling Stagebox voor beroepsonderwijs - bedoeld om stage- en simulatieplekken<br />
te creëren voor moeilijk plaatsbare deelnemers - wordt verlengd. Via regionale<br />
pilots wordt de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt verbeterd. 7 Er komt meer aandacht<br />
voor macrodoelmatigheid van opleidingen: de aansluiting van het opleidingenaanbod op<br />
de regionale (arbeidsmarkt) omstandigheden. In het HBO en WO wordt extra geïnvesteerd<br />
in onderwijs en begeleiding. Het geld daarvoor wordt grotendeels bij studenten<br />
‘weggehaald’ (sociaal leenstelsel in masterfase, maatregelen langstudeerders).<br />
Het kabinet wil de duur van MBO-4 opleidingen in principe terugbrengen naar 3 jaar. Dat<br />
kan problemen opleveren, met name in de aansluiting met het HBO. Een deel van de opleidingen<br />
blijft wel vierjarig.<br />
Op 1 januari 2013 treedt de Wet Werken naar Vermogen in werking, waarin de WWB en<br />
delen van de Wajong en WSW worden samengevoegd. Dit heeft grote gevolgen voor de<br />
onderkant van de arbeidsmarkt. Een deel van de WSW-ers en Wajongers zal in de bijstand<br />
terechtkomen; een ander deel komt helemaal niet meer voor een uitkering in<br />
aanmerking. Gemeenten zullen slechts een beperkt deel van deze groep kunnen toeleiden<br />
naar regulier werk. Ook bestaat het gevaar dat SW-bedrijven failliet gaan.<br />
De verplichtingen voor uitkeringsgerechtigden worden aangescherpt. Ook krijgen werkzoekenden<br />
zelf meer verantwoordelijkheid voor het vinden van een baan; de persoonlijke<br />
dienstverlening van UWV wordt grotendeels teruggeschaald naar online dienstverlening.<br />
De re-integratiebudgetten voor gemeenten en UWV worden fors verlaagd. Met dit<br />
alles nemen de kansen op succesvolle herplaatsing van (minder kansrijke groepen) werkzoekenden<br />
sterk af.<br />
Als gevolg van de dubbele dip zullen in het voorjaar van <strong>2012</strong> aanvullende bezuinigingen<br />
volgen.<br />
Beleid voor Zuidoost-Nederland<br />
In opdracht van het ministerie van EL&I is een samenhangende en integrale visie, strategie<br />
en uitvoeringsprogramma voor de ontwikkeling van de economie en arbeidsmarkt in Zuidoost-Nederland<br />
opgesteld: Brainport 2020. Zuidoost-Nederland blinkt nu al uit in zeven van<br />
de tien bovengenoemde topsectoren: chemie, energie, life sciences, creatieve industrie,<br />
hightech, agrofood en tuinbouw. De ambities van Brainport 2020 zijn dat Zuidoost Nederland<br />
in 2020:<br />
in de top 5 van Europa en de top 10 van de wereld staat als kennisregio<br />
40 miljard extra heeft toegevoegd aan het bruto binnenlands product (bbp)<br />
een economische groei heeft van 3 procent (bijna twee maal zo snel als landelijk)<br />
drie grootschalige technologische proeftuinen herbergt (voor eHealth, slimme voertuigmobiliteit<br />
en (decentrale) duurzame energieopwekking)<br />
bijna volledige werkgelegenheid heeft.<br />
Deze ambities voor Zuidoost-Nederland zijn te realiseren door de bestaande topsectoren<br />
verder te versterken en op zoek te gaan naar nieuwe, duurzame markten. Het uitvoerings-<br />
7 Relevant in dit verband is ook het fonds voor de totstandkoming van maximaal negen Centres of<br />
Expertise (HBO) en zestien Centra voor Innovatief Vakmanschap (MBO), waarin onderwijsinstellingen<br />
nauw samenwerken met innovatieve bedrijven.<br />
17
programma van Brainport 2020 omvat ruim zeventig acties in vijf domeinen (arbeidsmarkt,<br />
technologie, bedrijvigheid, voorzieningen, organisatie en internationale samenwerking). 8<br />
Provinciaal beleid<br />
Het huidige bestuur van de Provincie <strong>Limburg</strong> wordt gevormd door PVV, VVD en CDA. De<br />
ambitie van de Provincie op economisch gebied is in de coalitieperiode 2011-2015 een concrete<br />
bijdrage te leveren aan de versterking van het <strong>Limburg</strong>se vestigingsklimaat. Dit wil<br />
men bereiken door de <strong>Limburg</strong>se concurrentiekracht 9 centraal te stellen en daardoor actief<br />
bij te dragen aande doelstellingen van Brainport 2020. Het <strong>Limburg</strong>se programma Economie<br />
& Concurrentiekracht kent vier programmalijnen langs welke men de Brainport 2020 -<br />
ambitie verder wil uitbouwen:<br />
18<br />
Investerings- en exportbevordering<br />
Innovatiekracht en topsectoren in <strong>Limburg</strong> (Chemie & Materials; Life sciences & Health;<br />
Agrofood; Logistiek; Retail & Toerisme; Hightech systems; Financieel-administratief cluster;<br />
Nieuwe Energie)<br />
<strong>Limburg</strong> een sterk merk<br />
Onderwijs en arbeidsmarkt.<br />
Elk van deze vier programmalijnen is voorzien van een meerjarige doelstelling, conform de<br />
Programmabegroting <strong>2012</strong>. De doelstelling voor de programmalijn Onderwijs en arbeidsmarkt<br />
is het realiseren van een betere match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt,<br />
zowel op korte als middellange termijn, in vier topsectoren Life Sciences & Health, Agrofood,<br />
Chemie & Materialen en Logistiek alsmede in de zorg en de techniek. De Provincie<br />
stelt zich hierbij ten doel dat:<br />
het aandeel hoger- en middelbaar opgeleiden in de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking in 2015<br />
op het landelijke gemiddelde ligt;<br />
het aantal leerlingen/studenten in <strong>Limburg</strong> dat kiest voor opleidingen (MBO, HBO en<br />
WO), gerelateerd aan de topsectoren, zorg en techniek is toegenomen.<br />
Aan het realiseren van deze doelstellingen wil de Provincie op drie manieren een bijdrage<br />
leveren:<br />
Opstellen van Human Capital Agenda’s (HCA’s) voor de <strong>Limburg</strong>se topsectoren.<br />
Programmatisch (vraaggericht) toeleiden en ontwikkelen van het arbeidsaanbod<br />
Faciliteren van grensoverschrijdende arbeid. 10<br />
2.3 Economische ontwikkelingen<br />
Conjunctuur<br />
In de Regio Top 40 - een lijst waarin de Rabobank op basis van een aantal indicatoren de<br />
veertig COROP-regio’s in Nederland rangschikt op economische prestatie – is Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
in 2010 de sterkste stijger (plaats 6 tegenover plaats 40 in 2009). Ook Midden-<strong>Limburg</strong> stijgt<br />
in 2010 sterk (van 38 naar 10). Noord-<strong>Limburg</strong> laat juist een omgekeerde beweging zien<br />
(van 5 naar 34). Een verklaring voor de zeer forse stijging van Zuid-<strong>Limburg</strong> is de naar verhouding<br />
sterke afhankelijkheid van de regio van de conjunctuurgevoelige (chemische)<br />
8<br />
Brainport Development NV (2011), ‘Brainport 2020. Top economy, smart society. Visie, strategie<br />
en uitvoering’.<br />
9<br />
‘Concurrentiekracht’ is het vermogen van de regio en/of bedrijf om concurrerend te blijven in<br />
een dynamische wereldeconomie, en is het sleutelbegrip van het programma. Zo is het ‘verdienvermogen’,<br />
een ander sleutelbegrip binnen dit programma, voor de toekomst op peil te houden.<br />
Daarbij gaat het niet alleen over het grote bedrijfsleven en de kennisinstellingen, maar zeker ook<br />
het midden- en kleinbedrijf en de regio als sterk merk spelen een cruciale rol.<br />
10<br />
PVV, CDA en VVD (2011), ‘Coalitieakkoord 2011 – 2015. Meer <strong>Limburg</strong>, minder overheid’; Provincie<br />
<strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />
Economie & Concurrentiekracht’.
industrie. 11 Overigens vertalen gunstige ontwikkelingen (lees: winsten) in de (chemische)<br />
industrie zich eerder in een snelle ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit dan in werkgelegenheidsgroei.<br />
Die is eerder negatief. 12<br />
De economische groei in <strong>Limburg</strong> als geheel hield in 2010 min of meer gelijke tred met de<br />
landelijke ontwikkeling (1,7% tegenover 1,8%). Volgens regionale ramingen van ING - nog<br />
gebaseerd op de Decemberraming 2011 van het CPB - blijft de groei in de provincie in 2011<br />
achter bij de landelijke ontwikkeling (0,8% tegenover 1,2%) en is de krimp in <strong>2012</strong> sterker<br />
dan in het land als geheel (-1,1% procent tegenover -0,8%). 13 In het Centraal Economisch<br />
Plan (CEP) <strong>2012</strong> gaat het CPB ervan uit dat de Nederlandse economie zich in <strong>2012</strong> ten opzichte<br />
van de raming van december 2011 slechter ontwikkelt. De belangrijkste oorzaak<br />
daarvan is gelegen in de ongunstige ontwikkeling van de economie in het vierde kwartaal<br />
van 2011. De Nederlandse economie trekt na <strong>2012</strong> wel aan, te beginnen met een groei van<br />
het bbp van 1¼% in 2013. Als gekeken wordt naar de gehele kabinetsperiode (2011-2015)<br />
dan komt de gemiddelde economische groei naar verwachting uit op 1%, terwijl er bij de<br />
start van het kabinet Rutte in 2010 met 1¼% werd gerekend. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt<br />
door de recessie van eind 2011-begin <strong>2012</strong>. 14 De huidige crisis brengt - ook voor de<br />
<strong>Limburg</strong>se economie - veel onzekerheid en daarmee een afwachtende houding van bedrijven<br />
met zich mee.<br />
Innovatie- en startersklimaat<br />
Innovatie is van groot belang voor toekomstige economische groei. ING brengt het innovatiepotentieel<br />
van de Nederlandse provincies in kaart op basis van 4 indicatoren: het opleidingsniveau<br />
van de beroepsbevolking, het aantal hoog opgeleide kenniswerkers, het aantal<br />
creatieve banen en het aantal innovatieve banen. Onder creatieve werkgelegenheid vallen<br />
banen op het gebied van vormgeving en architectuur, muziek, reclame, radio, tv en softwareontwikkeling.<br />
Tot de innovatieve werkgelegenheid worden vooral banen in de industrie,<br />
maar ook in de groothandel en financiële dienstverlening gerekend.<br />
Tabel 2.1 Ranking innovatiepotentieel <strong>Limburg</strong> per indicator en totaal<br />
Opleidingsniveauberoepsbevolking<br />
Aantal hoogopgeleide<br />
kenniswerkers<br />
Aantal creatieve<br />
banen<br />
Aantal innovatieve<br />
banen<br />
Totaal<br />
innovatiepotentieel<br />
Positie op<br />
ranglijst provincies<br />
11 10 9 3 9<br />
Bron: ING Economisch Bureau (2011), ‘Stad biedt beste klimaat voor innovaties. Kwartaalbericht<br />
Regio's augustus 2011’.<br />
<strong>Limburg</strong> staat in de top drie van provincies met het hoogste aandeel innovatieve banen.<br />
Ook de afzonderlijke regio’s (Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>) scoren op dit punt goed. Op<br />
de andere drie indicatoren en overall gezien scoort <strong>Limburg</strong> benedengemiddeld. Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong> komt daarbij overigens beter uit de bus dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. Voor een<br />
belangrijk deel is dit te verklaren door de verstedelijkingsgraad. Provincies/ regio’s met<br />
grote stedelijke gebieden kennen doorgaans een hoger opleidingsniveau, meer kenniswerkers<br />
en meer creatieve en innovatieve banen dan minder sterk verstedelijkte provincies. 15<br />
Met betrekking tot het innovatieklimaat in <strong>Limburg</strong> is verder nog te wijzen op de naar verhouding<br />
snelle groei van de private R&D, de hoge R&D-uitgaven door bedrijven en het groot<br />
aantal patentaanvragen. Daar staat tegenover dat het omzetaandeel van innovaties achter-<br />
11<br />
Rabobank (2011), ‘De Regio Top 40. Economisch presteren van het regionale bedrijfsleven in<br />
2010’.<br />
12<br />
Zie ook: CPB (2011), ‘Macro Economische Verkenning <strong>2012</strong>’.<br />
13<br />
ING Economisch Bureau (<strong>2012</strong>) ‘Kleine provincies afhankelijk van export. Kwartaalbericht Regio’s<br />
Februari <strong>2012</strong>’; CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.<br />
14<br />
CPB (<strong>2012</strong>), ‘Centraal Economisch Plan <strong>2012</strong>’.<br />
15<br />
ING Economisch Bureau (2011), ‘Stad biedt beste klimaat voor innovaties. Kwartaalbericht Regio's<br />
augustus 2011’.<br />
19
lijft en er relatief weinig startende bedrijven zijn (zie ook hieronder). Ook bestaat het<br />
gevaar van afnemend innovatievermogen door het wegtrekken van jonge hoger opgeleiden.<br />
16<br />
Indicatoren voor het startersklimaat in een regio zijn - naast het innovatieklimaat - het<br />
aandeel 25-45 jarigen in de potentiële beroepsbevolking en de relatieve omvang van de<br />
zakelijke dienstverlening (een sector met naar verhouding veel beginnende ondernemers).<br />
Met name Noord-<strong>Limburg</strong> scoort op de combinatie van genoemde indicatoren benedengemiddeld.<br />
Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn middenmoters. Per saldo is het startersklimaat in de<br />
provincie niet zo gunstig.<br />
Naar verwachting zullen in 2011 in <strong>Limburg</strong> 7.000 nieuwe ondernemingen ontstaan. Daarmee<br />
bedraagt het aantal starters per 10.000 mensen van de potentiële beroepsbevolking<br />
86, de laagste score van alle provincies. 17 De verwachting is dat als gevolg van de minder<br />
gunstige economische ontwikkeling het aantal starters in <strong>2012</strong> – ook in <strong>Limburg</strong> - licht zal<br />
dalen. 18 Op de bedrijvendynamiek in <strong>Limburg</strong> gaat paragraaf 3.1.3 nader in.<br />
Een verklaring voor het naar verhouding lage aantal starters in <strong>Limburg</strong> is dat - naar eigen<br />
zeggen - het StartersCentrum <strong>Limburg</strong> meer dan starterscentra elders in het land zijn best<br />
doet minder geschikt geachte potentiële starters te ontmoedigen. Dat bespaart deze groep<br />
een heleboel (financiële en psychische) ellende als het misgaat. Verhoudingsgewijs heeft<br />
<strong>Limburg</strong> daardoor ook weinig afhakers onder de starters. En degenen die wel doorgaan,<br />
doen het beter.<br />
Internationale concurrentiepositie<br />
Internationaal gezien is de concurrentiepositie van <strong>Limburg</strong> goed. In de EU Regional Competiveness<br />
Index 2010 staat de provincie op plaats 16 van de 271 onderscheiden EU-regio’s.<br />
<strong>Limburg</strong> scoort in deze ranglijst vooral goed op het gebied van innovatie, infrastructuur,<br />
economische stabiliteit en kwaliteit van de beroepsbevolking. 19<br />
2.4 Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen<br />
Demografische ontwikkelingen<br />
Belangrijke demografische ontwikkelingen zijn bevolkingsdaling, vergrijzing en verkleuring.<br />
Tabel 2.2 toont allereerst de verwachte ontwikkeling van de bevolking in (de drie deelgebieden<br />
van) <strong>Limburg</strong>.<br />
Tabel 2.2 Bevolking <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2000-2040 (peildatum 1 januari)<br />
20<br />
2000 2011 <strong>2016</strong> 2020 2025 2040 Mutatie<br />
2011-<br />
2025<br />
in %<br />
Mutatie<br />
2011-<br />
2040<br />
in %<br />
<strong>Limburg</strong> 1.141.192 1.122.631 1.114.200 1.102.000 1.083.900 988.400 -3,6% -13,6%<br />
N-<strong>Limburg</strong> 273.000 280.056 281.800 281.600 280.700 268.000 0,2% -4,5%<br />
M-<strong>Limburg</strong> 232.391 235.268 235.200 234.200 232.000 215.000 -1,4% -9,4%<br />
Z-<strong>Limburg</strong> 635.801 607.307 597.200 586.200 571.200 505.400 -6,3% -20,2%<br />
Bron: Progneff, Etil/Research voor Beleid.<br />
16 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0. SWOT-analyse’.<br />
17 ING Economisch Bureau (2011), ‘Lichte daling aantal starters in <strong>2012</strong>. Startersklimaat verschilt<br />
sterk per regio. Kwartaalbericht Starters’.<br />
18 ING Economisch Bureau (2011), ‘Lichte daling aantal starters in <strong>2012</strong>. Startersklimaat verschilt<br />
sterk per regio. Kwartaalbericht Starters’.<br />
19 JRC-IPSC (2010), ‘EU Regional Competiveness Index 2010’.
Volgens prognoses van Etil op basis van Progneff 2011 krimpt de bevolking van <strong>Limburg</strong><br />
tussen 2011 en 2025 met 3,6% (van 1.122.600 tot 1.083.900). De krimp is in deze periode<br />
met name sterk in Zuid-<strong>Limburg</strong> (-6,3%). Ook Midden-<strong>Limburg</strong> laat een daling zien (-1,4%).<br />
In Noord-<strong>Limburg</strong> is min of meer sprake van stabilisatie. De potentiële beroepsbevolking<br />
van <strong>Limburg</strong> (i.e. alle 15- tot 65-jarigen) daalt in dezelfde periode met 13,9% (van 747.800<br />
tot 643.800). Landelijk neemt de potentiële beroepsbevolking eveneens af, maar stijgt het<br />
totale inwonertal de komende vijftien jaar nog. 20<br />
Figuur 2.1 Ontwikkeling demografische componenten <strong>Limburg</strong> 1996-2040 (in aantallen)<br />
Bron: Progneff, Etil/Research voor Beleid.<br />
Figuur 2.1 toont de (verwachte) ontwikkeling van de demografische componenten in <strong>Limburg</strong>.<br />
<strong>Limburg</strong> heeft vanaf 2004 te maken met een structureel sterfteoverschot (de natuurlijke<br />
aanwas is negatief). Het sterfteoverschot stijgt in de periode 2011-2040 jaar op jaar<br />
en bedraagt in 2040 naar verwachting ongeveer 8.000 personen. Het binnenlands migratiesaldo<br />
is ook structureel negatief. In de periode 1996-2010 ging het gemiddeld om bijna -<br />
1200 personen. De verwachting is dat het binnenlandse migratiesaldo op termijn iets minder<br />
negatief wordt.<br />
Bij de figuur is verder nog het volgende op te merken:<br />
CBS/PBL veronderstellen in hun nieuwe prognoses dat de komende decennia landelijke<br />
gemeenten per saldo inwoners verliezen aan stedelijke gemeenten. Het betreft dan met<br />
20 De bevolkingsprognoses van Etil zijn te vinden op vanmeernaarbeter.nl. CBS/PBL komen in hun<br />
prognoses voor <strong>Limburg</strong> uit op een minder sterke krimp van de (potentiële beroeps)bevolking. Zie:<br />
CBS en PBL (2011), ‘Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011–2040: sterke regionale<br />
contrasten’. Een mogelijke verklaring voor de verschillen tussen de beide bevolkingsprognoses<br />
vormen de veronderstellingen over migratie. In de CBS/PBL-methodiek worden migranten aan vestigingsgemeenten<br />
toegewezen op basis van bekende woningbouwplannen en wordt de vraag naar<br />
woonruimte in overeenstemming gebracht met het aanbod van woningen. Deze woningbouwplannen<br />
stellen een bovengrens aan de groeicapaciteit van een gemeente. In het model van Etil wordt<br />
daarentegen bij het prognosticeren van de toekomstige migratie uitgegaan van de ontwikkelingen<br />
van de gemeentelijke migratiesaldi in het verleden. Kortom, het CBS/PBL gaat er vanuit dat de<br />
bevolkingsontwikkeling de woningbouw volgt, terwijl Etil veronderstelt dat de woningbouw wordt<br />
bepaald door de bevolkingsontwikkeling. Voor de Randstad is de CBS/PBL-aanname wellicht gerechtvaardigd,<br />
maar niet voor regio’s die langzaam groeien of krimpen.<br />
21
22<br />
name jongeren die veelal naar matig stedelijke gemeenten verhuizen. 21 Binnen <strong>Limburg</strong><br />
lijkt in 2010 van een dergelijke trend nog niet sprake. Uitzondering hierop is de centrumgemeente<br />
Roermond die per saldo aanzienlijke aantallen inwoners ontvangt van een<br />
groot aantal <strong>Limburg</strong>se gemeenten, maar vooral van de omliggende gemeenten. Een verklaring<br />
hiervoor lijkt te liggen in het gereedkomen van woningen in de nieuwe Roermondse<br />
woonwijk Oolderveste. Voor de centrumgemeente Maastricht is in 2010 evenwel<br />
een andere ontwikkeling zichtbaar. Deze gemeente verliest per saldo inwoners aan Eijsden-Margraten<br />
(128), Heerlen (71), Meerssen (37) en Stein (24). Ook voor de andere centrumgemeenten<br />
in <strong>Limburg</strong> lijkt van de door VBS/PBL veronderstelde ontwikkeling nog<br />
geen sprake te zijn.<br />
Tegenover een toenemend sterfteoverschot en een negatief binnenlands migratiesaldo<br />
staat in de periode 2011-2040 een positief buitenlands migratiesaldo. Hoewel het buitenlands<br />
migratiesaldo van <strong>Limburg</strong> in de periode 2002-2007 negatief was, is de gemiddelde<br />
trend over de afgelopen 15 jaar positief. Opvallend is de sterke stijging van het buitenlandse<br />
migratiesaldo in de afgelopen drie jaar. Mogelijke verklaringen voor deze ontwikkeling<br />
zijn de toename van het aantal buitenlandse studenten (zie ook paragraaf 4.3.4)<br />
een betere registratie van de buitenlandse studenten als gevolg van wijzigingen in de regels<br />
voor het wettelijk collegegeld 22 , een toename van het aantal arbeidsmigranten uit<br />
Midden- en Oost-Europa en administratieve correcties van gemeenten. In het prognosemodel<br />
van Etil wordt bij de berekening van het buitenlands migratiesaldo voor de korte<br />
termijn aangesloten bij het actuele saldo en tendeert het buitenlands migratiesaldo<br />
op de lange termijn naar een evenwichtsniveau. Hierdoor komt het toekomstige buitenlandse<br />
migratiesaldo op een beduidend lager niveau te liggen dan het huidige niveau. 23<br />
Per saldo blijft de <strong>Limburg</strong>se bevolking dalen aangezien het sterfteoverschot blijft toenemen<br />
en het effect van het totale migratiesaldo op de bevolkingsontwikkeling in <strong>Limburg</strong><br />
minimaal is. De komende jaren versnelt de vergrijzing van de bevolking als gevolg<br />
van het toetreden van de naoorlogse babyboomgeneraties tot de leeftijdsklasse van 65<br />
jaar en ouder. Het aantal 65-plussers stijgt overal, maar in de periferie sterker dan in de<br />
meer verstedelijkte regio’s. In 2011 is in <strong>Limburg</strong> 19% van de bevolking 65 jaar of ouder.<br />
In 2025 zal dat aandeel volgens de prognoses van Etil zijn opgelopen tot 27%.<br />
Figuur 2.2 geeft voor het jaar 2010 per arbeidsmarktregio de verhouding weer tussen de<br />
leeftijdsgroep van 50-65 jaar (de groep die de komende jaren de arbeidsmarkt verlaat) en<br />
de leeftijdsgroep van 0-15 jaar (de groep die daar voor in de plaats komt). Dit ratiogetal is<br />
een maatstaf voor de vergrijzing van de arbeidsmarkt.<br />
21<br />
Artikel ‘Een op drie gemeenten wacht bevolkingskrimp van meer dan 2,5 procent’, Webmagazine<br />
CBS Statline, 15 december 2011.<br />
22<br />
Met ingang van het studiejaar 2010/2011 zijn de regels voor het wettelijk collegegeld gewijzigd.<br />
Het wettelijk collegegeldtarief geldt vanaf dit studiejaar alleen voor studenten die woonachtig<br />
zijn in Nederland, België, Luxemburg, of één van de Duitse Bondsstaten Noord-Rijnland-<br />
Westfalen, Nedersaksen of Bremen. Wie niet staat ingeschreven in dit gebied dient instellingscollegegeld<br />
te betalen dat voor de Universiteit Maastricht substantieel hoger is dan het wettelijk collegegeldtarief.<br />
Dit heeft er waarschijnlijk toe geleid dat reguliere buitenlandse studenten zich vaker<br />
dan voorheen hebben laten inschrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van de<br />
Gemeente Maastricht.<br />
23<br />
Het buitenlands migratiesaldo van <strong>Limburg</strong> laat in de periode 1996-2010 een periodiek patroon<br />
zien. In de periode 2008-2010 is per saldo sprake van een forse toestroom van buitenlandse studenten<br />
en arbeidsmigranten. Ook de voorlopige cijfers over 2011 wijzen in deze richting. In het<br />
prognosemodel wordt verondersteld dat de groei van het buitenlandse migratiesaldo niet blijvend<br />
is. Immers, een groot deel van de buitenlandse studenten vertrekt na afstuderen weer uit Nederland<br />
en de toestroom van arbeidsmigranten wordt beperkt door de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt<br />
en remigratie. Door voor de lange termijn aan te sluiten bij een evenwichtsniveau, wordt<br />
de jaar-op-jaar foutenmarge beperkt. Het evenwichtsniveau wordt vanuit het gemeentelijk niveau<br />
opgebouwd door het gemiddelde aandeel van de gemeentelijke migratiesaldi in het totale buitenlandse<br />
migratiesaldo te berekenen op basis van de gerealiseerde gegevens vanaf het jaar 1996.
Figuur 2.2 Aantal 50-65 jarigen per 0-15 jarige naar arbeidsmarktregio, 2010<br />
Bron: UWV (2011), ‘Vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt. <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />
en Zuid-<strong>Limburg</strong>’.<br />
Zowel in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> als in Zuid-<strong>Limburg</strong> is de arbeidsmarkt zeer sterk vergrijsd.<br />
Sectoraal gezien bestaan verschillen in vergrijzing en het effect daarvan op de regionale<br />
arbeidsmarkt. Naar verhouding sterk vergrijsde sectoren kunnen regionaal over- dan<br />
wel ondervertegenwoordigd zijn. In het eerste geval heeft de vergrijzing meer impact op<br />
de arbeidsmarkt (in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> geldt dat bijvoorbeeld voor de sectoren<br />
industrie en vervoer, in Zuid-<strong>Limburg</strong> voor industrie en zorg en welzijn). In het tweede<br />
geval is de impact duidelijk minder (voor Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> gaat het dan om de<br />
sectoren zorg en welzijn, overheid en onderwijs, in Zuid-<strong>Limburg</strong> betreft het overheid en<br />
onderwijs). 24 Op de vergrijzing naar sector wordt in paragraaf 3.1.3 nader ingegaan.<br />
Van de <strong>Limburg</strong>se ondernemers met personeel heeft in 2011 70% medewerkers van 55 jaar<br />
of ouder in dienst, tegenover 56% in 2005. Ten opzichte van het laatstgenoemde jaar besteden<br />
ondernemers nu ook meer aandacht aan vergrijzing. Het aantal ondernemers dat<br />
structureel bezig is met het ontwikkelen van vergrijzingsbeleid of al duidelijk beleid op dit<br />
gebied heeft, is gegroeid van 9% naar 15%). 25<br />
Het aantal allochtonen in Nederland stijgt de komende jaren nog fors. Allochtonen zullen<br />
vrij sterk geconcentreerd blijven in de Randstad. In 2010 is in <strong>Limburg</strong> minder dan 7,5% van<br />
de bevolking niet-westers allochtoon. Volgens de prognoses van het CBS/PBL zal dat percentage<br />
in 2025 ergens tussen de 7,5 en 10% liggen. Landelijk wordt in deze periode een<br />
toename voorzien van 11 procent in 2010 naar 14% in 2025. De bevolking van de Randstad<br />
zal in 2025 naar verwachting voor 15% of meer uit niet-westerse allochtonen bestaan. 26<br />
Sociaal-culturele identiteit en sociale samenhang<br />
De uitgesproken eigen <strong>Limburg</strong>se identiteit en de traditioneel sterke verbondenheid rond<br />
de lokale gemeenschap verminderen. De groep intensief aan oude sociale patronen gebonden<br />
autochtone <strong>Limburg</strong>ers wordt snel kleiner. Traditionele verenigingen en instituten zoals<br />
de kerk hebben in <strong>Limburg</strong> te maken met een verouderend en teruglopend leden- en bezoekersbestand.<br />
Enerzijds bieden deze veranderingen kansen nieuw sociaal ‘weefsel’ te<br />
laten groeien, passend bij de moderne <strong>Limburg</strong>se maatschappij. Anderzijds heeft een deel<br />
van de bevolking, moeite aan te haken bij de nieuwe ontwikkelingen. Dat geeft een gevoel<br />
24<br />
UWV (2011), ‘Vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt. <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio’s Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>’.<br />
25<br />
Persbericht Flycatcher, 19 april 2011.<br />
26<br />
CBS en PBL (2011), ‘Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011–2040: sterke regionale<br />
contrasten’.<br />
23
van verlies en leidt her en der zelfs tot sociale ontwrichting. Knelpunten rond thema’s als<br />
veiligheid, gezondheid, werkloosheid en vereenzaming, concentreren zich in specifieke<br />
wijken van <strong>Limburg</strong>se steden (vooral in Zuid <strong>Limburg</strong>) en in delen van het platteland. 27<br />
2.5 Arbeidsvoorwaarden en –omstandigheden in sectoren<br />
Arbeidsvoorwaarden, -inhoud en -omstandigheden verschillen niet zozeer regionaal als wel<br />
sectoraal. Aangezien de sectorale samenstelling van de werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> afwijkt<br />
van die in Nederland, zijn op dit punt – zij het indirect – wel regionale verschillen aan te<br />
wijzen.<br />
Belangrijke sectoren voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt zijn: AgroFood; Industrie<br />
(met name chemie); Transport en logistiek; Horeca en recreatie; Financiële dienstverlening;<br />
Gezondheidszorg.<br />
Arbeidsvoorwaarden<br />
In 2010 lagen de Nederlandse cao-lonen gemiddeld 27% hoger dan in 2000. In de voor <strong>Limburg</strong><br />
meest relevante sectoren is op nationaal niveau de loonontwikkeling in de zorg en<br />
financiële dienstverlening duidelijk bovengemiddeld (beide +3,5 procentpunt). In de industrie<br />
zijn de lonen iets en in de sectoren landbouw, vervoer & communicatie en horeca substantieel<br />
achtergebleven bij de gemiddelde Nederlandse loonontwikkeling (respectievelijk -<br />
0,4, -3,4, -4,1 en -6,0 procentpunt). 28<br />
Arbeidsinhoud en –omstandigheden<br />
Van de Nederlandse werknemers is in 2010 gemiddeld 77,2% tevreden met de arbeidsomstandigheden.<br />
In de voor <strong>Limburg</strong> belangrijkste sectoren is het beeld voor 2010 als volgt:<br />
24<br />
Landelijk gezien is de tevredenheid met de arbeidsomstandigheden onder werknemers in<br />
de zorg en de landbouw iets en die onder werknemers in de financiële dienstverlening<br />
beduidend groter dan gemiddeld (respectievelijk +1,7, +1.9 en +4,9 procentpunt).<br />
Werknemers in de industriesector zijn landelijk gezien iets en die in de sectoren vervoer<br />
& communicatie en horeca duidelijk minder tevreden met de arbeidsomstandigheden<br />
dan gemiddeld (respectievelijk -2,6, -3,7 en -3,9 procentpunt). Deze sectoren blijven<br />
zoals boven aangegeven ook achter bij de gemiddelde loonontwikkeling.<br />
27 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0’.<br />
28 CBS Statline.
Figuur 2.3 Percentage werknemers dat (zeer) tevreden is met de arbeidsomstandigheden<br />
respectievelijk het werk dat men verricht, naar sector, Nederland, 2010<br />
Cultuur & ov. dienstverlening<br />
Gezondheids- en welzijnszorg<br />
Onderwijs<br />
Openb. bestuur & overheidsdiensten<br />
Zakelijke dienstverlening<br />
Financiële dienstverlening<br />
Vervoer en communicatie<br />
Horeca<br />
Handel<br />
Bouwnijverheid<br />
Industrie<br />
Landbouw en visserij<br />
Totaal alle sectoren<br />
77%<br />
76%<br />
76%<br />
74%<br />
75%<br />
73%<br />
76%<br />
75%<br />
79%<br />
77%<br />
76%<br />
75%<br />
80%<br />
78%<br />
83%<br />
79%<br />
83%<br />
79%<br />
81%<br />
79%<br />
79%<br />
77%<br />
82%<br />
84%<br />
81%<br />
82%<br />
50% 60% 70% 80% 90% 100%<br />
(Zeer) tevreden met werk (Zeer) tevreden met arbeidsomstandigheden.<br />
Bron: CBS Statline (NEA 2010)<br />
Over het algemeen zijn de Nederlandse werknemers iets vaker tevreden met het werk dat<br />
men verricht dan met de arbeidsomstandigheden. Gemiddeld is in 2010 het percentage<br />
Nederlandse werknemers dat op dit punt zegt (zeer) tevreden te zijn 78,8%. Voor de voor<br />
<strong>Limburg</strong> belangrijkste sectoren zijn de resultaten als volgt:<br />
In de landbouw, financiële dienstverlening en met name in de zorg is men meer dan<br />
gemiddeld tevreden met de werkzaamheden (+1,7, +1,9 en +4 procentpunt).<br />
Naar verhouding minder tevreden met het werk zijn werknemers in de sectoren industrie,<br />
vervoer en communicatie & horeca (respectievelijk -2,4, -2,7 en -4,2 procentpunt).<br />
25
2.6 Imago van de provincie<br />
Van belang voor het boeien en binden van (potentiële) werknemers en werkgevers is het<br />
imago van de provincie <strong>Limburg</strong>. Daarbij gaat om zaken als woon-, werk- en leefklimaat<br />
respectievelijk vestigingsklimaat.<br />
Beeldvorming niet-inwoners<br />
Het beeld dat niet-inwoners van <strong>Limburg</strong> hebben is positief te noemen. Zo waarderen in<br />
een imago-onderzoek in opdracht van de samenwerkende VVV’s bezoekers, ex-bezoekers en<br />
niet-bezoekers <strong>Limburg</strong> als vakantiebestemming in 2010 gemiddeld met respectievelijk het<br />
rapportcijfer 8,1, 7,5 en 6,7. Gevraagd naar welke kwalificaties het best bij <strong>Limburg</strong> passen,<br />
noemen alle drie doelgroepen het vaakst: gezellig, ver weg en mooi. 29 Uit het Steden<br />
& Streken Merkenonderzoek onder een doorsnee van de Nederlandse bevolking komt <strong>Limburg</strong><br />
in 2011 naar voren als de provincie met de sterkste reputatie. Van alle provincies ziet<br />
de gemiddelde Nederlander <strong>Limburg</strong> als de sympathiekste. Met name de <strong>Limburg</strong>se horeca,<br />
de sfeer en de natuur stelt men op prijs. In de ranglijsten van streken en grote steden met<br />
de sterkste reputatie bekleden Zuid-<strong>Limburg</strong> (na de Veluwe) en Maastricht (na Amsterdam)<br />
een tweede plaats. Wat sfeer betreft, scoort van alle grote steden Maastricht het hoogst. 30<br />
Beleving inwoners<br />
Vrijwel alle burgers geven in 2011 in het Bevolkingsonderzoek <strong>Limburg</strong> aan er trots op te<br />
zijn een inwoner van <strong>Limburg</strong> te zijn. Redenen om in de provincie te blijven, zijn de <strong>Limburg</strong>se<br />
afkomst, het landschap, de woonomgeving, de sociale banden die men heeft en de<br />
<strong>Limburg</strong>se eigenheid. Minder dan de helft ziet reden(en) <strong>Limburg</strong> te verlaten. Meest genoemde<br />
reden door deze groep zijn de kansen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie<br />
vormt, naast criminaliteit, ook het belangrijkste zorgpunt voor burgers. Bijna viervijfde van<br />
de burgers maakt zich zorgen over de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt en dit aantal is gestegen ten<br />
opzichte van 2008. De burger ziet werkgelegenheid dan ook als een van de belangrijkste<br />
aandachtsvelden van de Provincie <strong>Limburg</strong>. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat<br />
helft van de burgers <strong>Limburg</strong> aantrekkelijk genoeg vindt voor jongeren om zich er te vestigen.<br />
Daarnaast vinden steeds meer burgers dat er voldoende geschikte woningen voor jongeren<br />
en ouderen zijn. 31<br />
Vestigingsklimaat bedrijven<br />
De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) van het ministerie van EL&I en de regionale<br />
investeringsmaatschappij (LIOF) proberen buitenlandse bedrijven over te halen voor<br />
Nederland respectievelijk <strong>Limburg</strong> te kiezen. In 2011 hebben vijftien buitenlandse bedrijven<br />
ervoor gekozen om investeringen te doen in <strong>Limburg</strong> (in nieuwe vestigingen dan wel<br />
uitbreiding van bestaande vestigingen). Daarmee is <strong>Limburg</strong>, na Amsterdam, de populairste<br />
regio van Nederland voor buitenlandse investeerders. Met name het gunstige belastingklimaat<br />
en lagere arbeidskosten voor buitenlandse kenniswerkers maken Nederland aantrekkelijk<br />
als vestigingsplaats voor buitenlandse bedrijven. Voor <strong>Limburg</strong> komt daar een – Europees<br />
gezien - gunstige geografische ligging bij. Bovendien is er hier veel ruimte voor huisvesting<br />
en zijn er internationale scholen. 32 Minpunt van het <strong>Limburg</strong>se vestigingsklimaat is<br />
dat er naar verhouding veel verouderde bedrijventerreinen zijn. 33<br />
29 Grontmij (2010), ‘Imago-onderzoek <strong>Limburg</strong> 2010. <strong>Limburg</strong>: Gezellig en ‘sjoen’’.<br />
30 Hendrik Beerda Brand Consultancy (2011), ‘Steden & Streken Merkenonderzoek’.<br />
31 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘Bevolkingsonderzoek <strong>Limburg</strong> 2011’.<br />
32 Onder meer Sabic (petrochemie), Helly Hansen (kleding), Abott (geneesmiddelen), Automotive<br />
Components en de grafische bedrijven Gotprint en Firhouse doen in 2011 investeringen in <strong>Limburg</strong>.<br />
Dankzij betreffende vijftien investeringsprojecten ter waarde van € 100 miljoen neemt het<br />
aantal arbeidsplaatsen in de provincie toe met 750. Zie: Artikel ‘<strong>Limburg</strong> in trek bij bedrijven’,<br />
IN: De <strong>Limburg</strong>er, 1 november 2011.<br />
33 Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0. SWOT-analyse’.<br />
26
2.7 Resumé<br />
Geografische ligging<br />
Binnen Nederland is <strong>Limburg</strong> perifeer gelegen maar in Europees/Euregionaal verband<br />
juist centraal.<br />
Politieke en beleidsmatige ontwikkelingen<br />
In de Rijksbegroting voor <strong>2012</strong> wordt over de gehele linie fors bezuinigd. Als gevolg van<br />
de dubbele dip zullen in het voorjaar van <strong>2012</strong> aanvullende bezuinigingen volgen.<br />
Lagere overheden krijgen meer taken en minder geld. De financiële steun aan stadsregio’s<br />
(zoals Parkstad <strong>Limburg</strong>) worden stopgezet. De intramurale zorg krijgt geld voor<br />
extra personeel, maar tegelijkertijd wordt op andere delen van de zorg bezuinigd. Per<br />
saldo krijgt het onderwijs evenveel geld, maar er hebben wel verschuivingen plaats. Op<br />
sociale zekerheid en re-integratie wordt fors beknibbeld.<br />
De focus van het beleid van het ministerie van EL&I komt te liggen op tien nationale<br />
topsectoren. Het regionaal economisch beleid wordt afgeschaft en gedecentraliseerd.<br />
Wel krijgen onder meer Brainport Zuidoost-Nederland en Greenport Venlo voorrang bij<br />
bestedingen door het Rijk.<br />
Ambities van het topprioritair programma Brainport 2020 zijn onder meer dat Zuidoost-<br />
Nederland in 2020 in de top 5 van Europa en de top 10 van de wereld staat als kennisregio<br />
en bijna volledige werkgelegenheid heeft.<br />
Het economisch beleid van de Provincie <strong>Limburg</strong> haakt maximaal aan bij het nationale<br />
topsectorenbeleid en de Brainport 2020 agenda. Ambitie is de concurrentiekracht van<br />
<strong>Limburg</strong> te versterken. Daarbij zijn ondernemerschap en innovaties sleutelbegrippen en<br />
ligt het accent op de speerpuntsectoren Chemie/Materials, Life sciences & Health, Agrofood,<br />
Logistiek, Vrijetijdseconomie (inclusief retail), High tech systems, Financieeladministratief<br />
cluster en Nieuwe energie).<br />
Binnen de programmalijn Onderwijs en arbeidsmarkt stelt de Provincie zich ten doel dat:<br />
1) het aandeel hoger- en middelbaar opgeleiden in de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking in<br />
2015 op het landelijke gemiddelde ligt; 2) het aantal leerlingen/studenten in <strong>Limburg</strong><br />
dat kiest voor opleidingen (MBO, HBO en WO), gerelateerd aan de topsectoren, zorg en<br />
techniek in de coalitieperiode is toegenomen.<br />
Economische ontwikkelingen<br />
Over een langere periode beschouwd kent <strong>Limburg</strong> een relatief laag regionaal product en<br />
een lage economische groei. Tevens is de <strong>Limburg</strong>se economie nog steeds behoorlijk<br />
conjunctuurgevoelig.<br />
Innovatie is van groot belang voor toekomstige economische groei. Naar verhouding telt<br />
<strong>Limburg</strong> veel innovatieve banen. Op andere indicatoren voor het innovatieklimaat (opleidingsniveau,<br />
kenniswerkers en creatieve banen) scoort de provincie benedengemiddeld.<br />
Verhoudingsgewijs kent <strong>Limburg</strong> weinig beginnende ondernemers. Deels is dit het gevolg<br />
van een minder gunstig startersklimaat (in termen van innovatieklimaat, leeftijdsopbouw<br />
en sectorstructuur), deels ook van het ontmoedigen door het StartersCentrum <strong>Limburg</strong><br />
van minder geschikt geachte potentiële starters.<br />
Internationaal is de concurrentiepositie van <strong>Limburg</strong> goed. De provincie staat in de EU<br />
Regional Competiveness Index 2010 op plaats 16 van de 271 EU-regio’s.<br />
Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen<br />
<strong>Limburg</strong> heeft in de periode 2011-2025 te maken met een verdere krimp van de bevolking<br />
(-3,6%). Met name de potentiële beroepsbevolking daalt sterk (-13,9%). Het aandeel<br />
65-plussers in de totale bevolking neemt toe van 19% tot 27%. Het aandeel niet-westerse<br />
allochtonen bedraagt nu om en nabij 8% en zal niet veel stijgen.<br />
Vergeleken met andere regio’s is de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> op dit moment al sterk<br />
vergrijsd. Het aantal <strong>Limburg</strong>se ondernemers dat structureel vergrijzingsbeleid heeft<br />
dan wel dergelijk beleid aan het ontwikkelen is, groeit.<br />
27
Arbeidsvoorwaarden- en omstandigheden<br />
De landelijke cao-loonontwikkeling is in een aantal voor <strong>Limburg</strong> belangrijke sectoren<br />
bovengemiddeld (zorg en financiële dienstverlening), maar blijft in andere relevante<br />
sectoren achter (landbouw, vervoer en communicatie en horeca).<br />
Werknemers in een aantal voor de <strong>Limburg</strong>se economie en arbeidsmarkt belangrijke<br />
sectoren zijn in Nederland als geheel meer dan gemiddeld tevreden met de arbeidsinhoud-<br />
en omstandigheden (financiële dienstverlening, zorg en landbouw). Minder dan<br />
gemiddeld tevreden is men in de sectoren industrie, vervoer en communicatie en horeca.<br />
Imago van de provincie<br />
Het beeld dat niet-inwoners hebben van <strong>Limburg</strong> is positief te noemen. De provincie<br />
heeft onder de gemiddelde Nederlander een sterke reputatie. Men ziet de provincie in<br />
het algemeen als sympathiek, mooi en gezellig (maar ook als ver weg).<br />
Vrijwel alle inwoners zijn trots om inwoner van <strong>Limburg</strong> te zijn. Minder dan de helft ziet<br />
reden(en) om de provincie te verlaten. Meest genoemde reden om te vertrekken zijn de<br />
kansen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarktsituatie vormt – naast criminaliteit – ook het<br />
belangrijkste zorgpunt voor burgers.<br />
In 2011 is <strong>Limburg</strong>, na Amsterdam, de populairste regio van Nederland voor buitenlandse<br />
investeerders. Pro’s in het vestigingsklimaat zijn vooral de Europees gezien gunstige ligging,<br />
de ruimte voor huisvesting en de aanwezigheid van internationale scholen. Minpunt<br />
is dat er naar verhouding veel verouderde bedrijventerreinen zijn.<br />
28
3 Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />
De vraag naar arbeid in <strong>Limburg</strong> bestaat uit twee componenten: de vervulde vraag ofwel de<br />
werkgelegenheid (uitgedrukt in het aantal arbeidsplaatsen) en de onvervulde vraag ofwel<br />
de openstaande vacatures. Dit hoofdstuk beschrijft eerst de werkgelegenheid (paragraaf<br />
3.1), daarna de vacaturemarkt (paragraaf 3.2) en tot slot de toekomstige vraag naar nieuwkomers<br />
op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt, uitgedrukt in het aantal baanopeningen (paragraaf<br />
3.3).<br />
3.1 Werkgelegenheid<br />
Werkgelegenheid is te definiëren als de totale vraag naar de productiefactor arbeid. Deze<br />
is onder meer uit te drukken in het aantal arbeidsjaren (arbeidsvolume), werkzame personen<br />
of bezette arbeidsplaatsen. Een werkzaam persoon kan fulltime of parttime werken<br />
en/of één of meer arbeidsplaatsen bezetten. Indien niet anders vermeld, gaat het in dit<br />
rapport bij werkgelegenheid om het aantal bezette arbeidsplaatsen van minimaal één uur<br />
per week (inclusief arbeidsplaatsen bezet door zelfstandigen).<br />
Deze paragraaf gaat eerst in op de werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> in de afgelopen<br />
jaren, waarna een beschrijving volgt van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheidsstructuur (i.e.<br />
de samenstelling van de werkgelegenheid naar sector, grootteklasse, beroepsklasse, opleidingsniveau<br />
en leeftijd) anno 2011. Daarna komt de in de periode 2011-<strong>2016</strong> te verwachten<br />
werkgelegenheidsontwikkeling (totaal en naar sector) in <strong>Limburg</strong> aan de orde.<br />
Ten tijde van het opstellen van dit rapport was op basis van het Vestigingen Register <strong>Limburg</strong><br />
(VRL) de gerealiseerde werkgelegenheidsontwikkeling (totaal en naar sector) in 2011<br />
voor <strong>Limburg</strong> reeds bekend. Voor Nederland als geheel was dit echter niet het geval. De<br />
nationale werkgelegenheidscijfers voor 2011 in deze paragraaf betreffen daarom prognoses.<br />
3.1.1 Werkgelegenheidsontwikkeling in de afgelopen jaren<br />
Figuur 3.1 toont de werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />
in de periode 1996-2011.<br />
Figuur 3.1 Werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />
1996-2011(indexcijfers; 1996=100)<br />
130<br />
125<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
De werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> bleef in periode 1996-2011 in relatief opzicht<br />
achter bij de landelijke ontwikkeling. In versterkte mate gold dat voor Zuid-<strong>Limburg</strong>. Deels<br />
29
is dit een gevolg van de krimp van de bevolking, deels is het toe te schrijven aan de specifieke<br />
sectorale samenstelling van de werkgelegenheid in de provincie.<br />
Figuur 3.2 laat de ontwikkeling van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid in de periode 1996-2011<br />
zien naar sector. Voor de overzichtelijkheid is de figuur in drieën geknipt: de zogenaamde<br />
‘harde’ sectoren (landbouw en industriële sectoren), de commerciële dienstverlening en de<br />
niet-commerciële dienstverlening.<br />
Figuur 3.2 Werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> naar sector, 1996-2011<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
30<br />
0<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
44.291<br />
37.088<br />
27.059<br />
24.497<br />
16.902<br />
7.221 5.498<br />
5.636 5.252<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
46.345<br />
36.060<br />
23.240<br />
22.571<br />
19.215<br />
11.765<br />
Landbouw en visserij Voeding Chemie<br />
Metaal en electrotechniek Overige industrie Energie<br />
Bouw en bouwinstallatie<br />
29.486<br />
29.190<br />
25.278<br />
20.113<br />
13.011<br />
55.741<br />
29.039<br />
28.645<br />
27.558<br />
11.111<br />
10.965<br />
7.608 8.681<br />
5.423<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Groothandel en handelsbemiddeling Detailhandel (niet in auto's)<br />
Handel in en reparaties van auto's e.d Logies-, maaltijd- en drankverstrekking<br />
Vervoer en opslag Informatie en communicatie<br />
Bank- en verzekeringswezen Zakelijke dienstverlening<br />
56.000
80.000<br />
70.000<br />
60.000<br />
50.000<br />
40.000<br />
30.000<br />
20.000<br />
10.000<br />
0<br />
45.222<br />
25.881 26.909<br />
25.567<br />
15.915<br />
13.150<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Overheid Onderwijs Zorg Welzijn Cultuur, sport, recreatie en overige dienstverlening<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
Net als in Nederland als geheel is ook in <strong>Limburg</strong> sprake van verdienstelijking van de economie.<br />
In de periode 1996-2011 is het aandeel van de agrarische sector en de industriële<br />
sectoren in de totale regionale werkgelegenheid afgenomen. Daarentegen nam het werkgelegenheidsaandeel<br />
van de commerciële en niet-commerciële diensten toe. De <strong>Limburg</strong>se<br />
economie is vooral door de toename van de werkgelegenheid in de niet-commerciële<br />
dienstverlening een stuk minder conjunctuurgevoelig geworden. De volgende paragraaf laat<br />
echter zien dat de industrie in <strong>Limburg</strong> anno 2011 nog steeds relatief sterk vertegenwoordigd<br />
is. Ook de transportsector is een belangrijke werkgever binnen de provincie. Daardoor<br />
blijft <strong>Limburg</strong>, vergeleken met het land als geheel, relatief conjunctuurgevoelig. Daarbij<br />
past de kanttekening dat gevoeligheid voor de conjunctuur niet alles zegt over werkgelegenheidsontwikkeling.<br />
Ook in minder conjunctuurgevoelige en conjunctuurneutrale sectoren<br />
kunnen als gevolg van bezuinigingen klappen vallen.<br />
3.1.2 Huidige werkgelegenheidsstructuur<br />
Werkgelegenheid naar sector<br />
De werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> is in 2011 met 4% toegenomen ten opzichte van het daaraan<br />
voorafgaande jaar. Telde <strong>Limburg</strong> in 2010 nog een kleine 526.000 bezette arbeidsplaatsen,<br />
in 2011 zijn dit er ruim 528.00. Daarvan neemt Zuid-<strong>Limburg</strong> de helft (277.000) voor zijn<br />
rekening. De deelgebieen Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> zijn goed voor 141.000 respectievelijk<br />
109.000 bezette arbeidsplaatsen. Tabel 3.1 toont de samenstelling van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid<br />
naar sector. Daarbij wordt uitgesplitst naar twintig sectoren.<br />
66.742<br />
31.909<br />
24.532<br />
22.462<br />
31
Tabel 3.1a Werkgelegenheid naar sector in Nederland en <strong>Limburg</strong> (2011)<br />
Sector<br />
32<br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
abs. % abs %<br />
Landbouw en visserij 239.500 3,0% 20.110 3,8%<br />
Voeding 117.410 1,5% 5.500 1,0%<br />
Chemie 98.040 1,2% 13.010 2,5%<br />
Metaal en elektrotechniek 315.320 3,9% 29.490 5,6%<br />
Overige industrie 268.880 3,3% 29.190 5,5%<br />
Energie 79.330 1,0% 5.250 1,0%<br />
Bouw en bouwinstallatie 489.740 6,1% 25.280 4,8%<br />
Groothandel 507.560 6,3% 27.560 5,2%<br />
Detailhandel 770.660 9,6% 55.740 10,6%<br />
Reparatie* 140.770 1,7% 8.680 1,6%<br />
Horeca 343.270 4,3% 28.650 5,4%<br />
Transportsector 423.800 5,3% 29.040 5,5%<br />
Informatie en communicatie 250.880 3,1% 11.110 2,1%<br />
Bank- en verzekeringswezen 238.500 3,0% 10.970 2,1%<br />
Zakelijke dienstverlening 1.165.930 14,5% 56.000 10,6%<br />
Overheid 434.070 5,4% 26.910 5,1%<br />
Onderwijs 540.580 6,7% 31.910 6,0%<br />
Zorg 1.045.790 13,0% 66.740 12,6%<br />
Welzijn 249.440 3,1% 24.530 4,6%<br />
Overige dienstverlening 346.190 4,3% 22.460 4,3%<br />
Totaal 8.065.660 100% 528.120 100%<br />
* Kortheidshalve gebruiken we in dit rapport ‘Reparatie’ als aanduiding voor de sector ‘Handel in en<br />
reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers’.<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.
Tabel 3.1b Werkgelegenheid naar sector in Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>, 2011<br />
Sector<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
abs % abs % abs. %<br />
Landbouw en visserij 12.180 8,6% 4.920 4,5% 3.020 1,1%<br />
Voeding 2.160 1,5% 1.000 0,9% 2.340 0,8%<br />
Chemie 1.760 1,2% 1.970 1,8% 9.280 3,3%<br />
Metaal/ elektro 13.780 9,8% 6.110 5,6% 9.600 3,5%<br />
Overige industrie 7.670 5,4% 7.040 6,4% 14.470 5,2%<br />
Energie 800 0,6% 2.380 2,2% 2.080 0,7%<br />
Bouw(installatie) 5.550 3,9% 6.240 5,7% 13.500 4,9%<br />
Groothandel 8.960 6,3% 6.380 5,8% 12.220 4,4%<br />
Detailhandel 13.400 9,5% 12.500 11,4% 29.840 10,8%<br />
Reparatie 2.530 1,8% 1.970 1,8% 4.180 1,5%<br />
Horeca 8.230 5,8% 5.440 5,0% 14.980 5,4%<br />
Transportsector 11.600 8,2% 4.970 4,5% 12.470 4,5%<br />
Inform. en com. 1.630 1,2% 1.780 1,6% 7.700 2,8%<br />
Bank- en verz. 1.520 1,1% 1.550 1,4% 7.900 2,8%<br />
Zakelijke dienstv. 10.310 7,3% 10.620 9,7% 35.070 12,6%<br />
Overheid 6.290 4,5% 4.920 4,5% 15.700 5,7%<br />
Onderwijs 6.550 4,6% 5.810 5,3% 19.560 7,0%<br />
Zorg 16.280 11,5% 13.720 12,5% 36.740 13,2%<br />
Welzijn 4.670 3,3% 5.480 5,0% 14.380 5,2%<br />
Ov. dienstv. 5.390 3,8% 4.620 4,2% 12.450 4,5%<br />
Totaal 141.240 100% 109.420 100% 277.460 100%<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
Het sectorale beeld van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid anno 2011 is als volgt samen te<br />
vatten:<br />
De drie qua werkgelegenheid belangrijkste sectoren in <strong>Limburg</strong> zijn de zorg (bijna<br />
67.000 arbeidsplaatsen), de zakelijke dienstverlening (56.000) en de detailhandel (een<br />
kleine 56.000).<br />
De industriële sectoren voeding, chemie, metaal en elektrotechniek, overige industrie,<br />
energie en bouw(installatie) zijn samen goed voor 108.000 arbeidsplaatsen en daarmee<br />
voor 20,4% van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid. Landelijk is het aandeel van de industriële<br />
sectoren 16,9%. Dit verklaart waarom de provincie nog steeds relatief conjunctuurgevoelig<br />
is.<br />
Ten opzichte van het land als geheel is in <strong>Limburg</strong> vooral een oververtegenwoordiging te<br />
zien in de sector landbouw en visserij, de industriële sectoren chemie, metaal en elektrotechniek<br />
en overige industrie, de commerciële sectoren detailhandel, horeca en<br />
transport en de niet-commerciële sector welzijn. De commerciële sector zakelijke<br />
dienstverlening springt er op dit punt in negatieve zin uit.<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> kent in vergelijking met de provincie als geheel veel werkgelegenheid in<br />
de sectoren landbouw en visserij, voeding, metaal en elektrotechniek, groothandel, horeca<br />
en transport.<br />
33
34<br />
Vergeleken met heel <strong>Limburg</strong> is in Midden-<strong>Limburg</strong> een oververtegenwoordiging te zien<br />
van de sectoren landbouw en visserij, overige industrie, energie 34 , bouw(installatie) 35 ,<br />
groothandel en detailhandel.<br />
Ten slotte kent Zuid-<strong>Limburg</strong> in vergelijking met de provincie als geheel veel werkgelegenheid<br />
in de chemie, de commerciële sectoren informatie en communicatie, bank- verzekeringswezen<br />
en zakelijke dienstverlening en in alle niet-commerciële sectoren (overheid,<br />
onderwijs, zorg, welzijn en overige dienstverlening). De aanwezigheid van het financieel-administratieve<br />
cluster in met name Parkstad <strong>Limburg</strong> verklaart de naar verhouding<br />
hoge score van het bank- en verzekeringswezen in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />
De figuren 3.3 tot en met 3.5 bieden inzicht in verdeling van de werkgelegenheid in de<br />
hoofdsectoren industriële sectoren, commerciële dienstverlening en niet-commerciële<br />
dienstverlening.<br />
Figuur 3.3 Verdeling werkgelegenheid in industriële sectoren naar sector, Nederland, <strong>Limburg</strong><br />
en de drie deelgebieden, 2011<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
36%<br />
6%<br />
20%<br />
23%<br />
23%<br />
5%<br />
27%<br />
27%<br />
17%<br />
3%<br />
24%<br />
43%<br />
25% 26%<br />
7% 18%<br />
12% 6% 8%<br />
9% 5% 7% 4% 5%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Voeding Chemie Metaal en elektrotechniek Overige industrie Energie Bouw en bouwinstallatie<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
Zoals vermeld, telt <strong>Limburg</strong> in 2011 in totaal 108.000 arbeidsplaatsen in de industriële sectoren.<br />
Met elk ruim een kwart zijn hierbinnen het sterkst vertegenwoordigd de metaal en<br />
elektrotechniek en de overige industrie (zoals textiel, leer, hout, meubels). Ook ten opzichte<br />
van Nederland zijn deze sectoren in <strong>Limburg</strong> goed vertegenwoordigd. Regionaal gezien<br />
bestaan er verschillen. Zo is in Noord-<strong>Limburg</strong> de metaal en elektrotechniek relatief<br />
groot. Hetzelfde geldt voor de sector energie in Midden-<strong>Limburg</strong>. In Zuid-<strong>Limburg</strong> neemt de<br />
sector chemie naar verhouding een belangrijke plaats in.<br />
34 In dit deelgebied bevinden zich onder meer vestigingen van Enexis en Essent en twee energiecentrales<br />
(Clauscentrale van Essent en de Willem-Alexander centrale van Nuon).<br />
35 De bouw(installatie) is een conjunctuurgevoelige sector. Structureel gezien neemt ook in deze<br />
sector de vraag naar hoger opgeleiden toe. Een andere trend is de toenemende inzet van – relatief<br />
goedkope - zzp’ers.<br />
10%<br />
28%<br />
25%<br />
4%<br />
28%<br />
19%
Figuur 3.4 Verdeling werkgelegenheid in commerciële dienstverlening naar sector, Nederland,<br />
<strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
30%<br />
6%<br />
7%<br />
11%<br />
9%<br />
4%<br />
20%<br />
25%<br />
5%<br />
5%<br />
13%<br />
13%<br />
4%<br />
24%<br />
13% 12% 15% 14%<br />
18%<br />
3%<br />
3%<br />
20%<br />
14%<br />
4%<br />
23%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Groothandel Detailhandel<br />
Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers Horeca<br />
Transportsector Informatie en communicatie<br />
Bank- en verzekeringswezen Zakelijke dienstverlening<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
In 2011 bedraagt het aantal arbeidsplaatsen in de commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong><br />
in totaal 228.000. Daarvan nemen de detailhandel en de zakelijke dienstverlening elk ongeveer<br />
een kwart voor hun rekening. Vergeleken met het land als geheel is in <strong>Limburg</strong> het<br />
aandeel van de detailhandel, horeca en transport binnen de commerciële sector relatief<br />
groot. Op regionaal niveau geldt hetzelfde voor groot- en detailhandel, horeca en transport<br />
in Noord-<strong>Limburg</strong>, detailhandel en horeca in Midden-<strong>Limburg</strong> en detailhandel, horeca en<br />
zakelijke dienstverlening in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />
Figuur 3.5 Verdeling werkgelegenheid in niet-commerciële dienstverlening naar sector,<br />
Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
13% 13% 14% 13% 13%<br />
10%<br />
40%<br />
21%<br />
14% 12% 16% 15%<br />
39% 42%<br />
18% 17%<br />
17% 16% 16% 14% 16%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Overheid Onderwijs Zorg Welzijn Overige dienstverlening<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
De niet-commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong> telt in 2011 in totaal een kleine 173.000<br />
arbeidsplaatsen. Meer dan de helft daarvan bevindt zich in de zorg- en welzijnssector. Vergeleken<br />
met Nederland zijn er in <strong>Limburg</strong> relatief veel arbeidsplaatsen in het welzijn. Dit<br />
23%<br />
3%<br />
4%<br />
11%<br />
12%<br />
4%<br />
28%<br />
40%<br />
17%<br />
28%<br />
6%<br />
6%<br />
10%<br />
12%<br />
3%<br />
24%<br />
10%<br />
37%<br />
20%<br />
35
komt vermoedelijk door het naar verhouding zeer hoge aantal arbeidsplaatsen dat LISA in<br />
<strong>Limburg</strong> in de jeugdzorg telt. De oververtegenwoordiging geldt met name voor Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>. Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> kennen verhoudingsgewijs een wat<br />
sterkere vertegenwoordiging van de zorgsector dan Zuid-<strong>Limburg</strong>. In vergelijking met beide<br />
overige deelgebieden is het aandeel van het onderwijs in Zuid-<strong>Limburg</strong> iets groter, maar<br />
nog steeds kleiner dan het landelijk percentage.<br />
Werkgelegenheid naar grootteklasse<br />
Tabel 3.2 toont de samenstelling van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid naar grootteklasse.<br />
Tabel 3.2 Werkgelegenheid naar grootteklasse, <strong>Limburg</strong>, 2011<br />
Grootteklasse Aantal arbeidsplaatsen<br />
In %<br />
1 werkzame persoon 46.420 8,8%<br />
2-4 werkzame personen 51.112 9,7%<br />
5-9 werkzame personen 46.847 8,9%<br />
10-19 werkzame personen 50.866 9,6%<br />
20-49 werkzame personen 68.574 13,0%<br />
50-99 werkzame personen 58.526 11,1%<br />
100-199 werkzame personen 60.376 11,4%<br />
200-499 werkzame personen 64.620 12,2%<br />
500-799 werkzame personen 24.675 4,7%<br />
800-999 werkzame personen 7.915 1,5%<br />
1.000 of meer werkzame personen 48.191 9,1%<br />
Totaal 528.122 100,0%<br />
Bron: <strong>Limburg</strong> aan het Werk 2011; Etil/Research voor Beleid.<br />
De tabel laat zien in 2011 het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen), het middenbedrijf (10-<br />
99) en het grootbedrijf (100 of meer) goed waren voor respectievelijk 27%, 34% en 39% van<br />
de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid. Daarmee wijkt de provincie niet of nauwelijks af van het<br />
door LISA geschetste landelijke beeld.<br />
Werkgelegenheid naar beroepsklasse en opleidingsniveau<br />
Naast spreiding van de werkgelegenheid naar sector en grootteklasse is ook de verdeling<br />
naar beroepsklasse en opleidingsniveau relevant. De figuren 3.6 en 3.7 werpen hier nader<br />
licht op.<br />
Figuur 3.6 Werkgelegenheid naar beroepsklasse, <strong>Limburg</strong> en Nederland, 2011<br />
36<br />
33%<br />
<strong>Limburg</strong> Elementaire en niet-specialistische beroepen<br />
3%<br />
5% 3%<br />
12%<br />
12%<br />
5%<br />
4%<br />
1%<br />
4%<br />
13%<br />
Bron: EBB, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />
5%<br />
Pedagogische beroepen<br />
Creatieve beroepen<br />
Agrarische beroepen<br />
Technische beroepen<br />
Industrieberoepen<br />
Transportberoepen<br />
Verzorgende en (para)medische beroepen<br />
Economisch-administratieve beroepen<br />
Sociaal-maatschappelijke beroepen<br />
Dienstverlenende beroepen<br />
Openbare orde- en veiligheidsberoepen<br />
Nederland<br />
In <strong>Limburg</strong> zijn de meeste mensen werkzaam in economisch-administratieve beroepen (33%)<br />
en technische en industriële beroepen (samen 18%). Ook de verzorgende en (para)medische<br />
37%<br />
4%<br />
4% 3%<br />
11%<br />
10%<br />
4%<br />
5%<br />
2%<br />
3%<br />
4%<br />
13%
eroepen nemen met 12% een substantieel deel van de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid in. Vergeleken<br />
met het land als geheel valt in <strong>Limburg</strong> vooral het naar verhouding kleinere aandeel<br />
van de economisch-administratieve beroepen (37% landelijk tegenover 33% provinciaal)<br />
en het iets grotere aandeel van de elementaire en niet specialistische beroepen (10%<br />
tegenover 12%), de technische beroepen (4% tegenover 5%) en de verzorgende en (para)medische<br />
beroepen (11% tegenover 12%) op.<br />
In zowel Noord-, Midden- als Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn de meeste mensen werkzaam in economisch-administratieve<br />
beroepen (respectievelijk 31, 32 en 33%). Het valt op dat in Noord-<br />
<strong>Limburg</strong> vergeleken met Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> relatief meer mensen werkzaam zijn in<br />
agrarische beroepen (8% tegenover 5 en 2% in Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>) en transport beroepen<br />
(6% tegenover 4 en 5% in Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong>). In Midden-<strong>Limburg</strong> is relatief<br />
veel werkgelegenheid in industrieberoepen (14% tegenover 13 en 12% in Noord- en Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong>). In Zuid-<strong>Limburg</strong> is weer relatief veel werkgelegenheid in pedagogische beroepen<br />
(5% tegenover 3 en 4% in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>).<br />
Figuur 3.7 Werkgelegenheid naar opleidingsniveau, <strong>Limburg</strong> en Nederland, 2011<br />
20%<br />
<strong>Limburg</strong><br />
8%<br />
37%<br />
1%<br />
6%<br />
21%<br />
Bron: EBB, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />
7%<br />
Basisonderwijs<br />
VMBO<br />
HAVO/VWO<br />
MBO<br />
HBO<br />
WO<br />
Onbekend<br />
21%<br />
Nederland<br />
1% 5%<br />
Ruim een derde (37%) van de werkenden in <strong>Limburg</strong> heeft een opleiding op MBO-niveau.<br />
Daarna volgen VMBO (21%) en HBO (20%). Vergeleken met land als geheel zijn onder de<br />
werkenden in <strong>Limburg</strong> hoger opgeleiden (HBO/WO) ondervertegenwoordigd (33% landelijk<br />
tegenover 28% provinciaal). Zuid-<strong>Limburg</strong> kent naar verhouding meer hoger opgeleide werkenden<br />
(30%) dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> (26% respectievelijk 27%).<br />
Werkgelegenheid naar leeftijd<br />
Figuur 3.8 biedt inzicht in het werkgelegenheidsaandeel van oudere werknemers (55plussers)<br />
naar sector. Daarbij past de kanttekening dat het hierbij in tegenstelling tot de<br />
voorgaande grafieken en tabellen om de werkzame beroepsbevolking gaat (i.e. degenen<br />
met werk van 12 uur of meer per week). Verder is het peiljaar niet 2011 maar 2010.<br />
12%<br />
34%<br />
19%<br />
8%<br />
37
Figuur 3.8 Werkzame beroepsbevolking naar leeftijd en sector, <strong>Limburg</strong> en Nederland,<br />
2010<br />
38<br />
Landbouw en visserij NL<br />
LB<br />
Voeding NL<br />
LB<br />
Chemie NL<br />
LB<br />
Metaal en elektrotechniek NL<br />
LB<br />
Overige industrie NL<br />
LB<br />
Energie NL<br />
LB<br />
Bouw en bouwinstallatie NL<br />
LB<br />
Groothandel NL<br />
LB<br />
Detailhandel NL<br />
LB<br />
Autosector NL<br />
LB<br />
Horeca NL<br />
LB<br />
Transportsector NL<br />
LB<br />
Informatie en communicatie NL<br />
LB<br />
Bank- en verzekeringswezen NL<br />
LB<br />
Zakelijke dienstverlening NL<br />
LB<br />
Overheid NL<br />
LB<br />
Onderwijs NL<br />
LB<br />
Zorg NL<br />
LB<br />
Welzijn NL<br />
LB<br />
Overige dienstverlening NL<br />
LB<br />
Onbekend NL<br />
LB<br />
Totaal NL<br />
LB<br />
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%<br />
15-24 jaar 25-34 jaar 35-44 jaar 45-54 jaar 55-64 jaar<br />
Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />
20%<br />
21%<br />
13%<br />
12%<br />
14%<br />
20%<br />
12%<br />
13%<br />
18%<br />
20%<br />
15%<br />
20%<br />
13%<br />
12%<br />
12%<br />
13%<br />
11%<br />
10%<br />
12%<br />
12%<br />
8%<br />
8%<br />
16%<br />
15%<br />
8%<br />
5%<br />
9%<br />
11%<br />
12%<br />
13%<br />
16%<br />
18%<br />
21%<br />
24%<br />
14%<br />
14%<br />
13%<br />
14%<br />
14%<br />
13%<br />
13%<br />
15%<br />
14%<br />
15%
Overall is in <strong>Limburg</strong> 15% van de werkzame beroepsbevolking 55-plusser tegenover landelijk<br />
14%. De hoogste percentages in <strong>Limburg</strong> zijn te vinden in de sectoren onderwijs (24%) en<br />
landbouw en visserij (21%). De sectoren chemie, overige industrie en energie hebben elk<br />
een aandeel van 20% 55-plussers.<br />
Zelfstandigen zonder personeel<br />
De schattingen van het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) in Nederland lopen<br />
uiteen. Volgen het CBS kende Nederland in 2011 gemiddeld 728.000 zzp’ers. LISA komt voor<br />
2009 - op basis van vestigingen met één medewerker met een baan van meer dan twaalf<br />
uur per week – uit op 527.000 zzp’ers. 36 Volgens LISA is de werkgelegenheid voor zzp‘ers in<br />
de periode 2000-2009 verdubbeld en binnen de bouw zelfs verdriedubbeld.<br />
Het onderzoek <strong>Limburg</strong> aan het werk 2011 komt - op basis van vestigingenstructuur naar<br />
grootteklasse - tot circa 46.420 vestigingen met slechts één werkzame persoon in <strong>Limburg</strong>.<br />
37 Deels betreft het hier zzp‘ers, deels kan het ook om medewerkers van een grotere<br />
onderneming (bijvoorbeeld in de detailhandel) of franchisenemers gaan. Verder heeft <strong>Limburg</strong><br />
circa 18.828 vestigingen met twee tot en met vier werkzame personen. De verwachting<br />
is dat ook deze groep een aantal zzp’ers telt, waarbij bijvoorbeeld de partner ondersteunende<br />
werkzaamheden verricht.<br />
3.1.3 Bedrijvendynamiek<br />
Deze paragraaf geeft een overzicht van de bedrijvendynamiek in de gemeenten Maastricht,<br />
Heerlen, Sittard-Geleen, Roermond, Venlo en Venray in termen van de ontwikkeling van het<br />
aantal vestigingen en het aantal arbeidsplaatsen in 2011 ten opzichte van het daaraan<br />
voorafgaande jaar.<br />
Maastricht: stijging aantal vestigingen, stabilisatie aantal arbeidsplaatsen<br />
Tabel 3.3 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Maastricht weer.<br />
Tabel 3.3 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Maastricht, 2011<br />
Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />
Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />
Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />
Landbouw en visserij 65 0,7% 3 4,8% 140 0,2% -5 -3,4%<br />
Voeding 18 0,2% 4 28,6% 304 0,4% 5 1,7%<br />
Chemie 28 0,3% -2 -6,7% 793 1,1% -93 -10,5%<br />
Metaal /elektrotechniek 78 0,9% 1 1,3% 1.297 1,8% 2 0,2%<br />
Overige industrie 157 1,8% -3 -1,9% 4.064 5,5% -35 -0,9%<br />
Energie 23 0,3% -2 -8,0% 451 0,6% -15 -3,2%<br />
Bouw(installatie) 523 5,9% 13 2,5% 1.853 2,5% -111 -5,7%<br />
Groothandel 432 4,9% 10 2,4% 2.372 3,2% 114 5,0%<br />
Detailhandel 1.327 15,0% 8 0,6% 7.619 10,4% 101 1,3%<br />
Reparatie 154 1,7% 7 4,8% 633 0,9% 8 1,3%<br />
Horeca 593 6,7% 12 2,1% 4.944 6,7% -48 -1,0%<br />
Transportsector 160 1,8% 8 5,3% 2.551 3,5% 76 3,1%<br />
Informatie en comm. 387 4,4% 40 11,5% 3.155 4,3% 40 1,3%<br />
Bank- en verz. wezen 164 1,9% 5 3,1% 1.017 1,4% -243 -19,3%<br />
36 LISA Nieuws nr. 22, december 2010.<br />
37 Inclusief parttimers en de verplichte registratie van zzp’ers in het Handelsregister. Zie Etil (<strong>2012</strong>),<br />
‘<strong>Limburg</strong> aan het Werk 2011’.<br />
39
Zakelijke dienstverl. 2.262 25,5% 157 7,5% 11.511 15,7% 138 1,2%<br />
Overheid 24 0,3% 0 0,0% 4.978 6,8% -45 -0,9%<br />
Onderwijs 391 4,4% 37 10,5% 7.519 10,2% 147 2,0%<br />
Zorg 651 7,3% 62 10,5% 11.936 16,2% 52 0,4%<br />
Welzijn 292 3,3% 21 7,7% 3.855 5,2% 34 0,9%<br />
Overige dienstverlening 1.130 12,8% 66 6,2% 2.504 3,4% 37 1,5%<br />
Totaal 8.859 100% 447 5,3% 73.496 100% 159 0,2%<br />
Bron: VRL; Etil<br />
In totaal telde de gemeente Maastricht in 2011 8.859 vestigingen. Ten opzichte van 2010<br />
zijn er 447 vestigingen bijgekomen (+5,3%). De sector zakelijke dienstverlening telde met<br />
2.262 vestigingen het grootste aantal vestigingen in de gemeente Maastricht. Het kleinste<br />
aantal vestigingen was er in de sector voeding. In die sector vond wel de grootste groei van<br />
het aantal vestigingen plaats (+28,6%). De sector energie kende met 8% de grootste procentuele<br />
daling van het aantal bedrijven.<br />
Er waren in 2011 in totaal 73.496 arbeidsplaatsen in de gemeente Maastricht. Dit is een<br />
groei van 159 (+0,2%) ten opzichte van 2010. De sector zorg kende het grootste aantal arbeidsplaatsen<br />
(11.936), gevolgd door de zakelijke dienstverlening (11.511). De grootste<br />
groei van het aantal arbeidsplaatsen vond plaats binnen de sector groothandel (+5,0%) en<br />
de grootste daling binnen de sector bank- en verzekeringswezen (-19,3%).<br />
Heerlen: stijging aantal vestigingen, stabilisatie aantal arbeidsplaatsen<br />
Tabel 3.4 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Heerlen weer.<br />
Tabel 3.4 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Heerlen, 2011<br />
40<br />
Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />
Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />
Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />
Landbouw en visserij 28 0,5% 0 0,0% 61 0,1% -1 -1,6%<br />
Voeding 13 0,2% 4 44,4% 262 0,5% 1 0,4%<br />
Chemie 20 0,4% 1 5,3% 1.072 1,9% 29 2,8%<br />
Metaal /elektrotechniek 61 1,1% -6 -9,0% 2.046 3,6% 57 2,9%<br />
Overige industrie 113 2,1% 0 0,0% 4.000 7,0% 35 0,9%<br />
Energie 18 0,3% 1 5,9% 490 0,9% -29 -5,6%<br />
Bouw(installatie) 464 8,5% -6 -1,3% 1.312 2,3% -51 -3,7%<br />
Groothandel 280 5,1% -4 -1,4% 1.689 2,9% -78 -4,4%<br />
Detailhandel 854 15,6% 0 0,0% 5.967 10,4% 43 0,7%<br />
Reparatie 190 3,5% 9 5,0% 1.016 1,8% -8 -0,8%<br />
Horeca 290 5,3% 4 1,4% 1.847 3,2% 58 3,2%<br />
Transportsector 142 2,6% 8 6,0% 1.743 3,0% 79 4,7%<br />
Informatie en comm. 231 4,2% 18 8,5% 1.398 2,4% 70 5,3%<br />
Bank- en verz. wezen 92 1,7% 4 4,5% 4.174 7,3% 96 2,4%<br />
Zakelijke dienstverl. 1.140 20,9% 49 4,5% 6.455 11,3% 201 3,2%<br />
Overheid 27 0,5% -1 -3,6% 5.572 9,7% -190 -3,3%<br />
Onderwijs 216 4,0% 8 3,8% 4.331 7,6% -134 -3,0%<br />
Zorg 447 8,2% 26 6,2% 8.560 14,9% 97 1,1%<br />
Welzijn 214 3,9% 8 3,9% 3.662 6,4% -161 -4,2%<br />
Overige dienstverlening 622 11,4% 21 3,5% 1.647 2,9% 38 2,4%
Totaal 5.462 100% 144 2,7% 57.304 100% 152 0,3%<br />
Bron: VRL; Etil<br />
De gemeente Heerlen kende in 2011 in totaal 5.462 vestigingen. Dit is een groei van 144<br />
(+2,7%) ten opzichte van 2010. De sector met het grootste aantal vestigingen is de zakelijke<br />
dienstverlening (1.140) en de sector met het kleinste aantal vestigingen de sector voeding<br />
(13). De grootste procentuele groei in het aantal vestigingen heeft plaatsgevonden in de<br />
sector voeding (+44,4%) en de grootste daling in de sector metaal / elektrotechniek (-9,0%).<br />
De gemeente Heerlen telde 57.304 arbeidsplaatsen in 2011, een groei van 144 (+0,3%) ten<br />
opzichte van 2010. De qua werkgelegenheid belangrijkste sector in Heerlen is de zorg<br />
(8.560), gevolgd door zakelijke dienstverlening (6.455). De kleinste sector qua werkgelegenheid<br />
is de sector landbouw en visserij (61). De grootste procentuele groei in het aantal<br />
arbeidsplaatsen vond plaats in de sector informatie en communicatie (+5,3%) en de grootste<br />
afname in de sector energie (-5,6%).<br />
Sittard-Geleen: stijging aantal vestigingen, daling aantal arbeidsplaatsen<br />
Tabel 3.5 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Sittard-Geleen weer.<br />
Tabel 3.5 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Sittard-Geleen,<br />
2011<br />
Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />
Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />
Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />
Landbouw en visserij 106 1,6% -3 -2,8% 235 0,5% -1 -0,4%<br />
Voeding 11 0,2% -1 -8,3% 494 1,0% -6 -1,2%<br />
Chemie 30 0,5% 1 3,4% 5.418 10,8% -361 -6,2%<br />
Metaal /elektrotechniek 114 1,8% 8 7,5% 3.346 6,7% -64 -1,9%<br />
Overige industrie 118 1,8% -4 -3,3% 1.933 3,8% -190 -8,9%<br />
Energie 24 0,4% 4 20,0% 493 1,0% -2 -0,4%<br />
Bouw(installatie) 587 9,0% 20 3,5% 2.300 4,6% -104 -4,3%<br />
Groothandel 375 5,8% 19 5,3% 2.800 5,6% 141 5,3%<br />
Detailhandel 920 14,2% 16 1,8% 4.630 9,2% 67 1,5%<br />
Reparatie 179 2,8% -1 -0,6% 779 1,6% -12 -1,5%<br />
Horeca 296 4,6% 9 3,1% 1.393 2,8% -16 -1,1%<br />
Transportsector 137 2,1% -3 -2,1% 2.081 4,1% 30 1,5%<br />
Informatie en comm. 271 4,2% 22 8,8% 1.294 2,6% 29 2,3%<br />
Bank- en verz. wezen 102 1,6% -4 -3,8% 1.200 2,4% -178 -12,9%<br />
Zakelijke dienstverl. 1.411 21,7% 87 6,6% 6.340 12,6% 88 1,4%<br />
Overheid 20 0,3% 1 5,3% 1.684 3,4% 8 0,5%<br />
Onderwijs 297 4,6% 28 10,4% 3.130 6,2% -96 -3,0%<br />
Zorg 531 8,2% 23 4,5% 5.951 11,8% -115 -1,9%<br />
Welzijn 228 3,5% 28 14,0% 3.044 6,1% -153 -4,8%<br />
Overige dienstverlening 741 11,4% 50 7,2% 1.709 3,4% 88 5,4%<br />
Totaal 6.498 100,0% 300 4,8% 50.254 100,0% -847 -1,7%<br />
Bron: VRL; Etil<br />
In totaal telde de gemeente Sittard-Geleen in 2011 6.498 vestigingen. Dit is een groei van<br />
300 vestigingen (+4,8%) ten opzichte van 2010. De sector zakelijke dienstverlening kende<br />
41
met 1.411 vestigingen het grootste aantal vestigingen in de gemeente Sittard-Geleen en de<br />
sector voeding het kleinste aantal vestigingen (11). De grootste groei in het aantal vestigingen<br />
vond plaats in de sector energie (+20,0%), gevolgd door de sector welzijn (+14,0%) en<br />
onderwijs (+10,4%). De sector voeding kende de sterkste procentuele daling van het aantal<br />
bedrijven (-8,3%).<br />
Er waren in 2011 50.254 arbeidsplaatsen in de gemeente Sittard-Geleen. Dit is een daling<br />
van 847 (-1,7%) ten opzichte van 2010. De sector zakelijke dienstverlening kende het grootste<br />
aantal arbeidsplaatsen (6.340), gevolgd door de sector zorg (5.951) en chemie (5.418).<br />
De grootste procentuele groei van het aantal arbeidsplaatsen vond plaats binnen de sector<br />
overige dienstverlening (+5,4%) en de grootste daling binnen de sector bank- en verzekeringswezen<br />
(-12,9%).<br />
Roermond: stijging aantal vestigingen, lichte stijging aantal arbeidsplaatsen<br />
Tabel 3.6 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Roermond weer.<br />
Tabel 3.6 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Roermond, 2011<br />
42<br />
Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />
Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />
Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />
Landbouw en visserij 91 2,1% 0 0,0% 669 1,8% -13 -1,9%<br />
Voeding 9 0,2% 0 0,0% 310 0,9% 25 8,8%<br />
Chemie 13 0,3% 2 18,2% 629 1,7% -2 -0,3%<br />
Metaal /elektrotechniek 78 1,8% 0 0,0% 1.661 4,6% 31 1,9%<br />
Overige industrie 102 2,4% 4 4,1% 3.681 10,1% -14 -0,4%<br />
Energie 17 0,4% 3 21,4% 603 1,7% -85 -12,4%<br />
Bouw(installatie) 321 7,4% 11 3,5% 1.581 4,3% -118 -6,9%<br />
Groothandel 246 5,7% 7 2,9% 1.152 3,2% -24 -2,0%<br />
Detailhandel 787 18,2% 20 2,6% 4.941 13,6% 196 4,1%<br />
Reparatie 91 2,1% 4 4,6% 513 1,4% -14 -2,7%<br />
Horeca 237 5,5% 7 3,0% 1.335 3,7% 49 3,8%<br />
Transportsector 109 2,5% -1 -0,9% 1.256 3,5% 2 0,2%<br />
Informatie en comm. 165 3,8% 5 3,1% 450 1,2% 28 6,6%<br />
Bank- en verz. wezen 74 1,7% -3 -3,9% 476 1,3% -14 -2,9%<br />
Zakelijke dienstverl. 877 20,2% 51 6,2% 3.491 9,6% -11 -0,3%<br />
Overheid 20 0,5% 0 0,0% 2.199 6,0% 3 0,1%<br />
Onderwijs 189 4,4% 12 6,8% 2.360 6,5% -139 -5,6%<br />
Zorg 319 7,4% 14 4,6% 4.273 11,7% 6 0,1%<br />
Welzijn 108 2,5% 5 4,9% 3.349 9,2% 452 15,6%<br />
Overige dienstverlening 479 11,1% 20 4,4% 1.457 4,0% -2 -0,1%<br />
Totaal 4.332 100,0% 161 3,9% 36.386 100,0% 356 1,0%<br />
Bron: VRL; Etil<br />
De gemeente Roermond kende in 2011 in totaal 4.332 vestigingen. Dit is een groei van 161<br />
(+3,9%) ten opzichte van 2010. De sector met het grootste aantal vestigingen is de zakelijke<br />
dienstverlening (877), gevolgd door de detailhandel (787). De sector met het kleinste aantal<br />
vestigingen is de sector voeding (9). De grootste procentuele groei in het aantal vestigingen<br />
heeft plaatsgevonden in de sector energie (+21,4%) en de grootste daling in de sector<br />
bank- en verzekeringswezen (-3,9%).
De gemeente Roermond telde 36.386 arbeidsplaatsen in 2011, een groei van 356 (+1,0%)<br />
ten opzichte van 2010. De qua werkgelegenheid belangrijkste sector in Roermond is de<br />
detailhandel (4.941) en de kleinste sector is de voeding (310). De grootste procentuele<br />
groei in het aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector welzijn (+15,6%) en de grootste<br />
afname in de sector energie (-12,4%).<br />
Venlo: stijging aantal vestigingen, lichte stijging aantal arbeidsplaatsen<br />
Tabel 3.7 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Venlo weer.<br />
Tabel 3.7 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Venlo, 2011<br />
Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />
Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />
Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />
Landbouw en visserij 317 4,5% -2 -0,6% 2.323 3,9% 157 7,2%<br />
Voeding 25 0,4% 3 13,6% 591 1,0% -53 -8,2%<br />
Chemie 22 0,3% 1 4,8% 450 0,8% -21 -4,5%<br />
Metaal /elektrotechniek 154 2,2% -1 -0,6% 7.215 12,1% -35 -0,5%<br />
Overige industrie 194 2,7% 0 0,0% 3.773 6,3% 32 0,9%<br />
Energie 27 0,4% 0 0,0% 248 0,4% -21 -7,8%<br />
Bouw(installatie) 479 6,8% -4 -0,8% 1.736 2,9% -94 -5,1%<br />
Groothandel 635 8,9% 6 1,0% 5.137 8,6% 148 3,0%<br />
Detailhandel 991 14,0% 30 3,1% 5.913 9,9% 326 5,8%<br />
Reparatie 227 3,2% 4 1,8% 1.341 2,3% -65 -4,6%<br />
Horeca 392 5,5% 3 0,8% 2.430 4,1% 2 0,1%<br />
Transportsector 255 3,6% 12 4,9% 4.835 8,1% 13 0,3%<br />
Informatie en comm. 240 3,4% 27 12,7% 587 1,0% 67 12,9%<br />
Bank- en verz. wezen 91 1,3% -3 -3,2% 650 1,1% -40 -5,8%<br />
Zakelijke dienstverl. 1.306 18,4% 85 7,0% 4.246 7,1% -183 -4,1%<br />
Overheid 36 0,5% -1 -2,7% 3.208 5,4% -47 -1,4%<br />
Onderwijs 261 3,7% 20 8,3% 2.803 4,7% -8 -0,3%<br />
Zorg 472 6,7% 29 6,5% 7.581 12,7% 256 3,5%<br />
Welzijn 140 2,0% 9 6,9% 2.219 3,7% 99 4,7%<br />
Overige dienstverlening 832 11,7% 26 3,2% 2.292 3,8% -32 -1,4%<br />
Totaal 7.096 100,0% 244 3,6% 59.578 100,0% 501 0,8%<br />
Bron: VRL; Etil<br />
In totaal telde de gemeente Venlo in 2011 7.096 vestigingen, een groei van 244 vestigingen<br />
(+3,6%) ten opzichte van 2010. De sector zakelijke dienstverlening kende met 1.306 vestigingen<br />
het grootste aantal vestigingen in de gemeente Venlo en de sector chemie het kleinste<br />
aantal (22). De grootste procentuele groei in het aantal vestigingen vond plaats in de<br />
sector voeding (+13,6%) en de grootste daling in de sector bank- en verzekeringswezen (-<br />
3,2%).<br />
Er waren in 2011 59.578 arbeidsplaatsen in de gemeente Venlo, een groei van 501 (+0,8%)<br />
ten opzichte van 2010. De sector zorg kende het grootste aantal arbeidsplaatsen (7.581),<br />
gevolgd door de sector metaal en elektrotechniek (7.215). De grootste procentuele groei<br />
van het aantal arbeidsplaatsen vond plaats binnen de sector informatie en communicatie<br />
(+12,9%) en de grootste daling binnen de sector voeding (-8,2%).<br />
Venray: stijging aantal vestigingen, stijging aantal arbeidsplaatsen<br />
43
Tabel 3.8 geeft de bedrijvendynamiek voor de gemeente Venray weer.<br />
Tabel 3.8 Aantal vestigingen en werkgelegenheid naar sector, gemeente Venray, 2011<br />
44<br />
Aantal vestigingen Werkgelegenheid<br />
Ontw. (abs) Ontw. (%) Ontw. (abs) Ontw. (%)<br />
Sector Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010 Aantal In % t.o.v. 2010 t.o.v. 2010<br />
Landbouw en visserij 544 17,0% -4 -0,7% 1.843 6,9% -53 -2,8%<br />
Voeding 13 0,4% 4 44,4% 334 1,3% 13 4,0%<br />
Chemie 14 0,4% 0 0,0% 539 2,0% 23 4,5%<br />
Metaal /elektrotechniek 78 2,4% 4 5,4% 2.783 10,4% 399 16,7%<br />
Overige industrie 64 2,0% 1 1,6% 1.418 5,3% -5 -0,4%<br />
Energie 15 0,5% -2 -11,8% 158 0,6% 1 0,6%<br />
Bouw(installatie) 255 8,0% 9 3,7% 1.106 4,2% 48 4,5%<br />
Groothandel 188 5,9% -3 -1,6% 1.094 4,1% -30 -2,7%<br />
Detailhandel 329 10,3% -9 -2,7% 2.171 8,2% -5 -0,2%<br />
Reparatie 78 2,4% -1 -1,3% 339 1,3% 4 1,2%<br />
Horeca 117 3,7% 0 0,0% 912 3,4% 25 2,8%<br />
Transportsector 63 2,0% 4 6,8% 3.238 12,2% 59 1,9%<br />
Informatie en comm. 110 3,4% 9 8,9% 419 1,6% 46 12,3%<br />
Bank- en verz. wezen 37 1,2% -4 -9,8% 265 1,0% -26 -8,9%<br />
Zakelijke dienstverl. 540 16,9% 34 6,7% 2.274 8,5% 118 5,5%<br />
Overheid 9 0,3% 0 0,0% 1.456 5,5% -21 -1,4%<br />
Onderwijs 128 4,0% 17 15,3% 1.070 4,0% -4 -0,4%<br />
Zorg 206 6,4% 14 7,3% 3.227 12,1% 12 0,4%<br />
Welzijn 69 2,2% 5 7,8% 1.339 5,0% 52 4,0%<br />
Overige dienstverlening 337 10,6% 16 5,0% 653 2,5% 10 1,6%<br />
Totaal 3.194 100,0% 94 3,0% 26.638 100,0% 666 2,6%<br />
Bron: VRL; Etil<br />
De gemeente Venray kende in 2011 in totaal 3.194 vestigingen. Dit is een groei van 3,0% ten<br />
opzichte van 2010. De sector met het grootste aantal vestigingen is de landbouw en visserij<br />
(544). De sector met het kleinste aantal vestigingen is de sector overheid (9). De grootste<br />
procentuele groei in het aantal vestigingen heeft plaatsgevonden in de sector voeding<br />
(+44,4%) en de grootste daling in de sector energie (-11,8%).<br />
De gemeente Venray telde 26.638 arbeidsplaatsen in 2011, een groei van 666 (+2,6%) ten<br />
opzichte van 2010. De qua werkgelegenheid belangrijkste sector in Venray is de transportsector<br />
(3.238) en de kleinste is de sector bank- en verzekeringswezen (265). De grootste<br />
procentuele groei in het aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector metaal en elektrotechniek<br />
(+16,7%) en de grootste afname in de sector bank- en verzekeringswezen (-8,9%).<br />
3.1.4 Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling<br />
Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling (totaal)<br />
De figuren 3.9 en 3.10 geven de (verwachte) werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong><br />
weer. De eerste grafiek zet de (verwachte) werkgelegenheidsontwikkeling in procenten in<br />
(de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong> af tegen de landelijke ontwikkeling. De tweede grafiek<br />
toont de ontwikkeling van het absoluut aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>.
Figuur 3.9 Werkgelegenheidsontwikkeling in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />
1997-<strong>2016</strong> (in %)<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
Figuur 3.10 Ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>, 1996-<strong>2016</strong> (absoluut)<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
In de Decemberraming 2011 schetst het CPB voor <strong>2012</strong> het volgende beeld van de landelijke<br />
werkgelegenheidsontwikkeling:<br />
De afname van de productie als gevolg van de eurocrisis heeft gevolgen voor de werkgelegenheidsontwikkeling<br />
in de marktsector. Na een daling in 2009 en 2010 wordt in 2011<br />
een stabilisatie van de werkgelegenheid in de marktsector verwacht.<br />
In <strong>2012</strong> neemt de verwachte vraag naar arbeid in de marktsector af. Ook bij de overheid<br />
daalt de werkgelegenheid dat jaar (als gevolg van de bezuinigingen), maar in de zorg<br />
blijft de werkgelegenheid toenemen. Omdat mensen gemiddeld minder uren gaan werken,<br />
blijft de krimp van het aantal werkzame personen beperkt.<br />
In de loop van <strong>2012</strong> is volgens het CPB weer enig herstel van de Nederlandse economie<br />
en daarmee van de werkgelegenheid te verwachten. 38<br />
De verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> volgt de landelijke trend. De werkgelegenheid<br />
in de provincie meet in <strong>2012</strong> af met 0,7%. Voor de jaren 2013-<strong>2016</strong> wordt weer<br />
een lichte werkgelegenheidsgroei voorzien (met respectievelijk 0,03%, 0,5%, 0,5% en 0,5%).<br />
38 CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.<br />
45
Per saldo ligt het werkgelegenheidsniveau in <strong>Limburg</strong> daarmee in <strong>2016</strong> met 532.000 ongeveer<br />
0,8% hoger dan de 528.000 in 2011.<br />
Er zijn regionale verschillen. In Noord-<strong>Limburg</strong> is de verwachte werkgelegenheidsontwikkeling<br />
vergeleken met de provincie als geheel bovengemiddeld, in Midden-<strong>Limburg</strong> gemiddeld<br />
en in Zuid-<strong>Limburg</strong> benedengemiddeld. Per saldo komt in Noord-<strong>Limburg</strong> het niveau in <strong>2016</strong><br />
met 143.000 1,6% hoger uit dan de 141.000 in 2011 en in Midden-<strong>Limburg</strong> met 110.000 0,8%<br />
hoger dan de 109.000 in het basisjaar. In Zuid-<strong>Limburg</strong> is het niveau in <strong>2016</strong> met 279.000<br />
ook hoger (0,4%) dan de 277.000 in 2011.<br />
Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling naar hoofdsector<br />
Hierna gaat verdere aandacht uit naar de verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in de<br />
vier hoofdsectoren. Allereerst komt de agrarische sector aan bod. 39 De agrarische sector is<br />
vooral in Noord-<strong>Limburg</strong> sterk vertegenwoordigd.<br />
Figuur 3.11 Werkgelegenheid in de agrarische sector, 2010, 2011 en verwachting <strong>2016</strong>, in<br />
<strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
39 Met de agrarische sector wordt in dit rapport de primaire sector bedoeld, met daarin sectoren als<br />
mijnbouw, landbouw, veeteelt, visserij en bosbouw. In de cijfers blijft seizoenswerk buiten beschouwing.<br />
46
Figuur 3.12 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />
agrarische sector, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
Naar verwachting neemt de werkgelegenheid in de agrarische sector de komende vijf jaar<br />
in <strong>Limburg</strong> als geheel jaarlijks gemiddeld met 2,7% af. Dat is sterker dan de landelijke daling<br />
(met jaarlijks gemiddeld 2,2%). Oorzaken van de krimp zijn onder meer de schaalvergroting<br />
(waardoor er steeds minder zelfstandigen in de sector actief zijn) en de nog steeds<br />
toenemende automatisering in de landbouw. Naar verwachting telt de agrarische sector in<br />
<strong>Limburg</strong> in <strong>2016</strong> ruim 2.000 arbeidsplaatsen minder dan in 2011.<br />
Op dit moment is binnen de provincie de werkgelegenheid in de industriële sectoren voor<br />
een belangrijk deel geconcentreerd in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Door de kredietcrisis is de werkgelegenheid<br />
in de industriële sectoren de afgelopen jaren extra hard gedaald (bovenop de<br />
structurele daling als gevolg van de trend van verdienstelijking van de economie). Ook de<br />
eurocrisis laat zijn sporen na. De volgende figuren tonen de verwachte ontwikkeling van de<br />
werkgelegenheid in de industriële sectoren.<br />
Figuur 3.13 Werkgelegenheid in de industriële sectoren, 2010, 2011 en verwachting <strong>2016</strong>,<br />
in <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
47
Figuur 3.14 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />
industriële sectoren, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
Voor de periode 2011-<strong>2016</strong> wordt in <strong>Limburg</strong> een verdere daling verwacht van jaarlijks gemiddeld<br />
0,9% (tegenover een landelijke gemiddelde daling van 0,3%). In vergelijking met de<br />
twee andere deelgebieden (en ook het land als geheel) ontwikkelen de industriële sectoren<br />
zich in Noord-<strong>Limburg</strong> nog het minst slecht (stabilisatie). In <strong>2016</strong> kennen de industriële<br />
sectoren in <strong>Limburg</strong> naar verwachting circa 4.700 arbeidsplaatsen minder dan in 2010.<br />
Net als de industriële sectoren is ook de commerciële dienstverlening binnen de provincie<br />
vooral sterk vertegenwoordigd in Zuid-<strong>Limburg</strong>. En evenals de industrie is de commerciële<br />
dienstverlening – met name de zakelijke dienstverlening – naar verhouding sterk conjunctuurgevoelig.<br />
Anders dan de industrie is in de commerciële dienstverlening over een langere<br />
periode beschouwd geen sprake van een structurele werkgelegenheidsdaling. De figuren<br />
3.15 en 3.16 geven de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid in de commerciële<br />
dienstverlening weer.<br />
Figuur 3.15 Werkgelegenheid in de commerciële dienstverlening, 2010, 2011 en verwachting<br />
<strong>2016</strong>, in <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
48
Figuur 3.16 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />
commerciële dienstverlening, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
De voor de periode 2011-<strong>2016</strong> verwachte werkgelegenheidsontwikkeling in de commerciële<br />
diensten is in <strong>Limburg</strong> met een gemiddelde jaarlijkse stijging van 0,9% gelijk aan de landelijke<br />
ontwikkeling. Wel zijn er regionale verschillen: een kleine toename van 0,5% in Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong> tegenover een grotere stijging van 1,0% respectievelijk 1,1% in Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong>. Naar verwachting telt de commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong> in <strong>2016</strong> circa<br />
10.600 banen meer dan in 2010.<br />
De niet-commerciële dienstverlening bestaat uit de sectoren overheid, onderwijs, zorg en<br />
welzijn en de restcategorie overige dienstverlening. Ook voor de niet-commerciële dienstverlening<br />
geldt dat de werkgelegenheid binnen de provincie voor een belangrijk deel is<br />
geconcentreerd in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Anders dan de industriële sectoren en de commerciële<br />
dienstverlening is de werkgelegenheid in de niet-commerciële dienstverlening minder onderhevig<br />
aan conjuncturele schommelingen. Hier spelen met name politieke/bestuurlijke<br />
beslissingen over budgetten en demografische (en andere sociaal-maatschappelijke) factoren<br />
een rol. De volgende figuren tonen de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid<br />
in de niet-commerciële dienstverlening.<br />
Figuur 3.17 Werkgelegenheid in de niet-commerciële dienstverlening, 2010, 2011 en verwachting<br />
<strong>2016</strong>, in <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
49
Figuur 3.18 Gemiddelde jaarlijkse procentuele ontwikkeling van werkgelegenheid in de<br />
niet-commerciële dienstverlening, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<strong>2016</strong><br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
De voor de periode 2011-<strong>2016</strong> verwachte ontwikkeling verschilt per sector (daling in overheid<br />
en onderwijs en stijging in zorg en welzijn en overige dienstverlening). Per saldo resulteren<br />
deze ontwikkelingen voor de niet-commerciële dienstverlening in <strong>Limburg</strong> in een<br />
lichte werkgelegenheidsgroei van jaarlijks gemiddeld 0,3%. Dat is minder dan de landelijke<br />
groei van gemiddeld 0,7% per jaar. Noord-<strong>Limburg</strong> scoort met 0,6% beter dan Midden- en<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> (+0,3% respectievelijk +0,1%). In <strong>2016</strong> kent de sector niet-commerciële diensten<br />
in <strong>Limburg</strong> naar verwachting ruim 2.800 banen meer dan in 2010.<br />
Verwachte werkgelegenheidsontwikkeling naar sector<br />
Ter afsluiting van deze subparagraaf zoomt tabel 3.9 in op de voor de periode 2010-<strong>2016</strong> in<br />
<strong>Limburg</strong> verwachte werkgelegenheidsontwikkeling naar specifieke sector.<br />
50
Tabel 3.9 Werkgelegenheidsontwikkeling naar sector, <strong>Limburg</strong>, 2010-<strong>2016</strong><br />
Gemiddelde Gemiddelde<br />
jaarlijkse ontw. jaarlijkse ontw.<br />
2010 2011 <strong>2012</strong>-2013 2014-<strong>2016</strong><br />
Sector (%) (%)<br />
Landbouw en visserij 20.280 20.110 -1,9% -2,3%<br />
Voeding 5.580 5.500 -1,5% -1,7%<br />
Chemie 13.460 13.010 -2,6% -2,0%<br />
Metaal en elektrotechniek 28.980 29.490 -1,2% 0,9%<br />
Overige industrie 29.310 29.190 -1,3% -0,3%<br />
Energie 5.390 5.250 -2,0% -4,2%<br />
Bouw en bouwinstallatie 26.060 25.280 -2,2% 1,3%<br />
Groothandel 27.320 27.560 0,6% 2,0%<br />
Detailhandel 54.610 55.740 0,0% 1,6%<br />
Reparatie 8.700 8.680 -0,6% 1,3%<br />
Horeca 28.400 28.650 -0,7% 0,3%<br />
Transportsector 28.760 29.040 0,0% 1,3%<br />
Informatie en communicatie 10.730 11.110 -2,1% -2,6%<br />
Bank- en verzekeringswezen 11.390 10.970 -1,7% -0,2%<br />
Zakelijke dienstverlening 55.270 56.000 0,2% 2,1%<br />
Overheid 26.990 26.910 -1,3% -2,6%<br />
Onderwijs 32.370 31.910 -0,9% -1,1%<br />
Zorg 66.350 66.740 2,2% 2,2%<br />
Welzijn 23.630 24.530 0,4% -1,3%<br />
Overige dienstverlening 22.210 22.460 -0,5% -1,1%<br />
Totaal 525.790 528.120 -0,3% 0,5%<br />
Bron: CPB, LISA, VRL; Etil/Research voor Beleid.<br />
In de periode <strong>2012</strong>-2013 is er een werkgelegenheidsdaling in <strong>Limburg</strong> van gemiddeld 0,3%<br />
per jaar. De vier groeisectoren in <strong>Limburg</strong> zijn in deze periode: zorg (met een gemiddelde<br />
jaarlijkse toename van de werkgelegenheid in de periode <strong>2012</strong>-2013 van 2,2%), groothandel<br />
(+0,6%), welzijn (+0,4%) en zakelijke dienstverlening (+0,2%). De sector detailhandel en de<br />
transportsector kennen beide een stabilisatie van de werkgelegenheid in de periode <strong>2012</strong>-<br />
2013. De overige sectoren laten werkgelegenheidsdaling zien. De vijf sterkste dalers zijn:<br />
chemie (-2,6%), bouw en bouwinstallatie (-2,2%), informatie en communicatie (-2,1%),<br />
energie (-2,0%) en landbouw en visserij (-1,9%).<br />
In de periode 2014-<strong>2016</strong> is in <strong>Limburg</strong> sprake van een werkgelegenheidsgroei van gemiddeld<br />
0,5% per jaar. De belangrijkste groeisectoren in deze periode zijn: zorg (+2,2%), zakelijke<br />
dienstverlening (+2,1%), groothandel (+2,0%) en detailhandel (+1,6%). De sectoren met de<br />
grootste gemiddelde jaarlijkse werkgelegenheidsdaling in de periode 2014-<strong>2016</strong> zijn: energie<br />
(-4,2%), informatie en communicatie (-2,6%), overheid (-2,6%), landbouw en visserij (-<br />
51
2,3%) en chemie (-2,0%). Opvallend is ook de daling in de sector welzijn (-1,3%). Deze sector<br />
kende in de periode <strong>2012</strong>-2013 nog een gemiddelde jaarlijkse groei van 0,4%.<br />
Met betrekking tot de specifieke sectorale ontwikkelingen is verder nog het volgende op te<br />
merken:<br />
52<br />
Van de binnen de industrie te onderscheiden sectoren laat alleen metaal en elektrotechniek<br />
werkgelegenheidsgroei zien.<br />
De negatieve werkgelegenheidsontwikkeling in de sectoren energie, informatie en communicatie<br />
en bank- en verzekeringswezen hangen deels samen met sectorspecifieke regulering<br />
en een sterke concurrentie.<br />
Binnen de niet-commerciële dienstverlening tonen overheid (als gevolg van de bezuinigingen)<br />
en onderwijs (als gevolg van demografische ontwikkelingen) een werkgelegenheidsdaling.<br />
De toenemende zorgvraag door de vergrijzing weerspiegelt zich in een sterke<br />
stijging van de arbeidsvraag in de zorgsector.<br />
De volgende subparagrafen gaan nader in op trends en ontwikkelingen in de voor het provinciaal<br />
(economisch en onderwijs- en arbeidsmarkt)beleid belangrijkste sectoren. Daarbij<br />
gaat het allereerst om de <strong>Limburg</strong>se topsectoren (paragraaf 3.1.5). Naast de topsectoren<br />
zijn er nog twee sectoren waar de Provincie <strong>Limburg</strong> een rol voor zichzelf ziet weggelegd<br />
bij het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt, te weten<br />
de zorg (paragraaf 3.1.6) en de techniek (paragraaf 3.1.7).<br />
3.1.5 Trends en ontwikkelingen in de <strong>Limburg</strong>se topsectoren<br />
Het <strong>Limburg</strong>se programma Economie & Concurrentiekracht wijst acht prioritaire topsectoren<br />
aan:<br />
Agrofood<br />
Chemie & Materials<br />
High tech systems<br />
Life sciences & Health<br />
Nieuwe energie<br />
Retail & Toerisme<br />
Logistiek<br />
Financieel-administratief cluster.<br />
Met uitzondering van de sector Retail & Toerisme sluit het programma daarmee aan bij de<br />
sectoren uit het topsectorenbeleid van het ministerie van EL&I en het programma Brainport<br />
2020 voor Zuidoost-Nederland (zie ook paragraaf 2.2). 40 Hieronder volgt per <strong>Limburg</strong>se topsector<br />
een korte factsheet met – voornamelijk kwalitatief getinte – informatie over de sector<br />
in <strong>Limburg</strong>, sectorale trends en ontwikkelingen en regionale ambities.<br />
AgroFood/Tuinbouw<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
Met name in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> ontwikkelt de agribusiness zich snel. Hier zijn volop mogelijkheden<br />
om met de landbouw actief in te spelen op de (wereld-)markt. In Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn door<br />
het stedelijk karakter en de landschappelijke kwaliteiten juist veel meer verbrede landbouwbedrijven<br />
aanwezig; het werkgelegenheidsaandeel van de agrarische sector is hier beduidend kleiner.<br />
Greenport Venlo is het op één na belangrijkste intensieve tuinbouwgebied van Nederland en heeft<br />
haar groeiende betekenis vooral te danken aan de strategische ligging (nabij belangrijke afzetgebieden<br />
zoals Duitsland en Midden-Europa), de bereikbaarheid en de beschikbare ruimte. In het gebied<br />
zijn veredelaars en vermeerderaars van planten en zaden, teeltbedrijven, veilingen, handelsbedrijven<br />
en tuinbouwtoeleveranciers bij elkaar te vinden. Ook de (agro)logistieke sector en kennisinstellingen<br />
die actief zijn in de tuinbouw zijn in de greenport vertegenwoordigd.<br />
Van 5 april tot en met 7 oktober <strong>2012</strong> wordt in de regio Venlo de Wereld Tuinbouw Expo georganiseerd.<br />
40 Het financieel-administratief cluster heeft een link met de tiende ‘topsector’ van EL&I (Hoofdkan-<br />
toren).
Sectorale trends en ontwikkelingen<br />
De kennisintensieve en innovatieve tuinbouwsector is sterk internationaal georiënteerd. Belangrijke<br />
trends in de sector zijn verhoging van productiviteit, voedselzekerheid en duurzaamheid. Van belang<br />
zijn verder de stijgende voedselprijzen op de wereldmarkt.<br />
Deels kent de werkgelegenheid in de tuinbouw een seizoensmatig karakter. Aan de keuze voor intensieve<br />
tuinbouwsystemen is een grote arbeidsvraag gekoppeld. Deze vertaalt zich onder meer in de<br />
aanwezigheid van duizenden buitenlandse (met name Poolse) seizoensarbeiders op het Noord-<br />
<strong>Limburg</strong>se platteland.<br />
Regionale ambities<br />
De ambities van Greenport Venlo voor de periode 2011-2020 zijn als volgt:<br />
De economische (toegevoegde) waarde verhogen van één miljard naar twee miljard euro<br />
Concurrentievoordeel voor bedrijven behalen door duurzaam ondernemen<br />
Hoogwaardige arbeidsplaatsen realiseren onder meer door het opzetten van een Greenport Bedrijfsschool<br />
en een kennistransfercentrum.<br />
Om deze ambities te realiseren, wordt geïnvesteerd in onder meer ruimte en infrastructuur en in<br />
campusvorming. Verder zijn moeten nieuwe werknemers (vakkrachten en kenniswerkers) worden<br />
aangetrokken. 41 Om nieuwe werknemers te boeien en binden is de ‘kwaliteit van leven’ belangrijk.<br />
De regio Venlo moet attractiever worden om te wonen, werken en verblijven. 42<br />
Chemie & Materials<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
Chemie is veruit de belangrijkste industriële sector in <strong>Limburg</strong>. De chemische industrie is geconcentreerd<br />
op Chemelot in Sittard-Geleen, na het Botlekgebied de tweede chemiesite van Europa. Op<br />
Chemelot zijn veel verschillende typen bedrijven en branches gevestigd: van basischemie tot fijnchemie,<br />
van grondstoffen producerende bedrijven tot bedrijven die nieuwe producten ontwikkelen<br />
en van start-ups tot multinationals (zoals DSM en Sabic). Chemelot is méér dan een industrieterrein.<br />
Het profileert zich als een unieke chemie- en materialencommunity die zorgt voor een versnelde<br />
businessgroei via de open uitwisseling van ideeën. Om de juiste menskracht in te zetten zijn er ter<br />
plaatse ook onderwijsprogramma’s zoals ‘licence to operate’, een Centrum voor Innovatief Vakmanschap<br />
en Centre of Expertise. De vestigingen van onderwijsinstellingen vormen samen met jonge,<br />
innovatieve bedrijven en kennisinstellingen de Chemelot Campus, een broedplaats van innovatie.<br />
Sectorale trends en ontwikkelingen<br />
De Nederlandse (en <strong>Limburg</strong>se) chemiesector is sterk ontwikkeld met mondiale spelers, een innovatief<br />
MKB en vele spin offs vanuit universiteiten. De organisatiegraad is hoog met een intensieve langjarige<br />
samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheid. De sector kenmerkt zich door<br />
een hoog technologisch karakter, een (steeds) sterke(re) mate van automatisering en daardoor door<br />
een (steeds) hoge(re) arbeidsproductiviteit. In toenemende mate is aandacht voor duurzaamheid<br />
(groene chemie) en de ontwikkeling en productie van ‘slimme’ materialen. De sector ziet haar eigen<br />
toekomst als kansrijk. Tegelijk zijn er ook bedreigingen: mondiale concurrentie, druk op marges,<br />
tekorten op de arbeidsmarkt en het ontbreken van een level playing field zijn belangrijke aandachtspunten.<br />
Regionale ambities<br />
De ambitie van Zuid-<strong>Limburg</strong> (i.e. de centrumgemeenten Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht) is<br />
een groei van aantal researchers in de chemie in de periode 2011-2020 met ruim 1.000 fte tot 2.000<br />
fte. Intensivering van de researchactiviteiten zal leiden tot tal van innovaties (op terreinen als Performance<br />
materials, Biobased materials, Biomedical Materials, Biotechnologie/Biosynthese en Analytical<br />
Support) en jaarlijks tot gemiddeld 250 patenten en minimaal 60 nieuwe (spin off) bedrijven.<br />
Omzetting van de innovaties in industriële applicaties resulteert in een werkgelegenheidsgroei van<br />
naar verwachting minstens 8.000 fte. Om de ambities te kunnen realiseren wordt op Chemelot geïn-<br />
41 Momenteel loopt een onderzoek ten behoeve van een regionale Human Capital Agenda voor<br />
Greenport Venlo. Daaruit blijkt dat de schattingen van het toekomstig aantal werknemers nogal<br />
uiteenlopen.<br />
42 Bronnen: Artikel ‘Eerder naar pastoor dan naar politie’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 19 september 2011;<br />
Artikel ‘Gezocht: 13.000 werknemers’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 5 mei 2011; Greenportvenlo.nl.; Ministerie<br />
van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Provincie <strong>Limburg</strong> (2011),<br />
‘<strong>Limburg</strong> 3.0’; Topteam Tuinbouw en Uitgangsmaterialen (2011), ‘Bron voor Groene Economie.<br />
Wereldoplossingen voor werelduitdagingen’; Sectorinformatie ABN AMRO op abnamro.nl.<br />
53
vesteerd in onder meer een incubator, een venturing fonds, marketing, business development en de<br />
oprichting van een campusorganisatie. 43<br />
High Tech Systems<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
De topsector High Tech Systems omvat de - nauw met elkaar verweven - maakindustrieën machine-<br />
en systeemindustrie en lucht- en ruimtevaartindustrie. Belangrijkste exponent van deze sector in<br />
<strong>Limburg</strong> is op dit moment Canon/Océ in Venlo. Canon/Océ produceert hardware (printers, kopieermachines<br />
en scanners), software en image supplies en levert daarmee samenhangende dienstverlening.<br />
Het bedrijf is na DSM één van de belangrijkste industriële werkgevers in de provincie.<br />
In een bredere definitie worden ook de industriële branches automotive en materialen inclusief staal<br />
tot de sector High Tech Systems gerekend. In <strong>Limburg</strong> gaat het dan vooral om autofabriek NedCar in<br />
Born. NedCar is de laatste jaren sterk ingekrompen; er werken nu nog 1.500 mensen. Mutsubishi<br />
stopt eind <strong>2012</strong> de productie in Born. Wordt geen nieuwe opdrachtgever gevonden, dan volgt sluiting<br />
van de fabriek. Voor de (directe en indirecte) werkgelegenheid in de regio heeft dat ingrijpende<br />
gevolgen.<br />
Sectorale ontwikkelingen<br />
High Tech Systems is een kapitaalintensieve sector, waarin de grondstoffen verhoudingsgewijs een<br />
belangrijk deel van de kostprijs uitmaken. Ook is sprake van een sterke internationale oriëntatie.<br />
Een en ander maakt de sector conjunctuurgevoelig. Naast conjuncturele schommelingen zijn er ook<br />
pieken en dalen als gevolg van de (steeds korter wordende) productlevenscycli in de sector. Een<br />
meer structurele ontwikkeling is toenemende concurrentie door opkomende economieën (o.m. de<br />
BRIC-landen). Handelsbarrières en het ontbreken van een level playing field in die economieën vormen<br />
belemmeringen voor de Nederlandse bedrijven.<br />
Voor de sector High Tech Systems betekent (aanscherping van) de milieuwetgeving enerzijds een<br />
belemmering (aanpassing aan de milieukwaliteitseisen), anderzijds biedt de wetgeving de sector ook<br />
kansen (ontwikkeling en productie van ‘cleantech’ toepassingen). Ook vraagstukken als vergrijzing/toename<br />
zorgvraag, bereikbaarheid/mobiliteit en veiligheid bieden kansen voor de sector High<br />
Tech Systems (ontwikkeling van nieuwe technologieën, toepassingsmogelijkheden en producten).<br />
Regionale ambities<br />
De provincie <strong>Limburg</strong> investeert samen met Canon/Océ en Maastricht University in een open innovatiecentrum<br />
in Venlo: Document Services Valley. Dit in september 2011 geopende centrum richt zich<br />
op technologieën rondom het verwerken van veel en complexe informatie. Hiervoor is onlangs aan<br />
de Maastricht University een Canon-Océ leerstoel in Business Services Innovation ingesteld. De bedoeling<br />
is aan het open innovatiecentrum ook een Business Services School te koppelen. 44<br />
Life Sciences & Health<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
De sector Life Sciences & Health is een innovatieve, technologie-intensieve sector gericht op de<br />
gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer<br />
medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde. De kern van de sector in <strong>Limburg</strong><br />
wordt gevormd door Maastricht Health Campus en Chemelot. Deze kern wordt versterkt door<br />
een ring van tientallen MKB-bedrijven gespecialiseerd in lifetec-, health- en/of zorggerelateerde<br />
apparatuur, producten en diensten. De infrastructuur van de Life Sciences & Health in de regio<br />
wordt verder versterkt door de 'testbed-omgeving' in het Maastricht UMC+, grote regionale (opleidings)ziekenhuizen<br />
én gespecialiseerde zorg- en/of revalidatie-instellingen in de regio.<br />
Sectorale trends<br />
De snel groeiende, brede sector Life Sciences & Health draagt in belangrijke mate bij aan de kwaliteit<br />
in (dier)gezondheid en aan maatschappelijke uitdagingen als de veranderende zorgvraag en de<br />
vraag naar verhoogde arbeidsproductiviteit. De Nederlandse bedrijven in Life Sciences & Health zijn<br />
internationaal concurrerend en leidend bij de grootste biotechnologie deals in Europa, waardoor<br />
miljarden vanuit het buitenland geïnvesteerd in Nederland. Deze investeringen volgen steeds vaker<br />
43 Bronnen: Artikel ‘Broedplaaats van innovatie’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 22 februari 2011; Chemelot.nl;<br />
Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor Brainport’;<br />
Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Topsectorenzuidlimburg.nl;<br />
Topteam Chemie (2011), ‘New Earth, New Chemistry. Actieagenda Topsector Chemie’.<br />
44 Bronnen: Documentservicesvalley.com; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid<br />
in actie(s)’; Research voor Beleid (<strong>2012</strong>), ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector<br />
High Tech’; Topteam High Tech (2011), ‘Holland High Tech. Advies Topteam High Tech Systemen<br />
en Materialen’.<br />
54
het model van open innovatie, waarbij organisaties samen innoveren. De (inter)nationale zorgmarkt<br />
groeit snel en dat biedt alom kansen voor (nieuwe) innovatieve ondernemers in Life Siences & Health.<br />
Dat geldt ook voor de verschuiving in paradigma van care en cure naar preventie. Tegelijkertijd<br />
staat de sector Life Sciences & Health voor uitdagingen. De zorgsector is een gecompliceerde klant,<br />
er is veel wet- en regelgeving voor zorginnovaties, het is steeds moeilijker om voldoende geschikt<br />
personeel te vinden en het is voor startende en MKB-bedrijven niet eenvoudig voldoende kapitaal te<br />
genereren om door te groeien.<br />
Regionale ambities<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> heeft de ambitie in 2020 één van de belangrijkste clusters op het gebied van de Life<br />
Sciences & Health ter wereld zijn. Daartoe worden in de regio in de periode tot 2020 investeringen<br />
gedaan van meer dan een half miljard. Alleen al het aantal kenniswerkers zal daarmee met ruim<br />
2.100 fte groeien. De totale (directe en indirecte) werkgelegenheidsgroei zal vele malen groter zijn.<br />
Intensivering van de researchactiviteiten zal de komende jaren leiden tot nieuwe bedrijvigheid en<br />
innovaties (op het gebied van de topexpertise op cardiovasculaire aandoeningen, metabole aspecten<br />
van chronisch zieken, Primary Care & Health, Mental Health & Neurosciences). Innovaties zullen<br />
worden omgezet in industriële applicaties in samenhang met performance materials, advanced coatings,<br />
material sciences en biosynthese. De researchactiviteiten zullen leiden tot een substantiële<br />
verhoging van het aantal patenten en tot zo’n 40 nieuwe (spin off) bedrijven op de Maastricht Health<br />
Campus en 500 (spin off) nieuwe bedrijven op de Chemelot Campus. 45<br />
Nieuwe Energie<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
Energie is een heterogene sector; er is een veel(soortig)heid aan bedrijven actief op het gebied van<br />
opwekking, transport, handel, toepassing en besparing van zowel fossiele als hernieuwbare energie.<br />
In <strong>Limburg</strong> richt de energiesector zich vooral op hernieuwbare energie en dan met name op zonneenergie.<br />
De activiteiten op het gebied van zonne-energie in <strong>Limburg</strong> zijn voor een belangrijk deel<br />
geconcentreerd op het grensoverschrijdend Science & Business Park Avantis (Heerlen/Aken). Beeldbepalende<br />
bedrijven zijn onder meer Solland, Scheuten, Solar Modules Nederland en SolarExcel.<br />
Relevant zijn verder equipmentbouwers als OTB, Tempress, SmitOvens, Levitech. Verder is in juli<br />
2011 op Avantis de bouw gestart van een nieuwe zonnecellenfabriek (Alinement).<br />
Sectorale trends en ontwikkelingen<br />
Een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening is belangrijk voor de Nederlandse<br />
samenleving. In principe bieden de groeiende vraag naar energie en de verschuiving in de richting<br />
van (nieuwe) vormen van hernieuwbare energie kansen voor de energiesector. Knelpunt bij het verzilveren<br />
van die kansen is de versnippering van middelen en mensen en de beperkte organisatiegraad<br />
in de sector.<br />
De Nederlandse (en meer in het bijzonder ook de <strong>Limburg</strong>se) zonne-energiebedrijven hebben het<br />
momenteel zwaar. Als gevolg van de sterk toenemende concurrentie door Aziatische landen, met<br />
name China, is sprake van forse prijsdalingen. Een aantal bedrijven hangt een faillissement boven<br />
het hoofd.<br />
Regionale ambities<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> wil in de periode 2011-2020 een zonne-energie-keten realiseren: 'van Zand tot Klant'.<br />
Op Chemelot moet The Silicon Mine (TSM) verrijzen die silicium produceert, de waferfabriek zal het<br />
silicium verwerken tot de bouwstenen voor zonnecellen die vervolgens door Solland verwerkt worden<br />
tot gebruiksklare zonnecelpanelen. Deze keten zal ruim 1.000 fte aan arbeidsplaatsen en circa € 1,5<br />
miljard aan investeringen genereren. Verder zal in 2020 een sterke grensoverschrijdende kennisinfrastructuur<br />
zijn gerealiseerd op het gebied van duurzame energie (en zonne-energie in het bijzonder):<br />
Energy Hills. Naast zonne-energie zal de focus de komende tien jaar op het gebruik van restwarmte<br />
komen te liggen. Op grote industriële sites zoals Chemelot, de Sappi-locatie en De Beitel<br />
wordt energie bespaard in de bedrijfsvoering en wordt restwarmte omgezet in energie voor bedrijven<br />
en burgers. 46<br />
Het is zeer de vraag of deze regionale ambities op het gebied van nieuwe energie waargemaakt<br />
45 Bronnen: Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor<br />
Brainport’; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Maastrichthealthcampus.nl;<br />
Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong> 3.0’; Topsectorenzuidlimburg.nl; Topteam<br />
Life Sciences & Health (2011), ‘Topsectorplan Life Sciences & Health. Voor een gezond en welvarend<br />
Nederland’.<br />
46 Bronnen: Artikel ‘Nieuw solarbedrijf: 800 banen’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 9 november 2010; Energyhills.eu;<br />
Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor<br />
Brainport’; Topsectorenzuidlimburg.nl; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid<br />
in actie(s)’; Topteam Energie (2011), ‘Energie in Beweging. Advies Topsector Energie’.<br />
55
kunnen worden, gezien de malaise waarin de <strong>Limburg</strong>se zonne-energiebedrijven momenteel verkeren.<br />
Retail & Toerisme (inclusief retail)<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
De sector Retail & Toerisne (ook wel aangeduid met leisure sector of vrijetijdseconomie) is een belangrijke<br />
motor van de <strong>Limburg</strong>se economie. In 2010 stond de provincie <strong>Limburg</strong> qua aantal binnenlandse<br />
vakanties en overnachtingen op een tweede respectievelijk vierde plaats. De totale verblijfstoeristische<br />
bestedingen in <strong>Limburg</strong> bedroegen in 2009 € 0,75 miljard. Van elke euro die een<br />
verblijfstoerist in de provincie uitgeeft, komt – direct of indirect – meer dan 60% terecht buiten de<br />
verblijfstoeristische sector. In 2010 was toerisme en recreatie goed voor circa 38.330 banen in<br />
<strong>Limburg</strong>. Daarnaast is de sector belangrijk voor het voorzieningenniveau, woon- en leefklimaat en<br />
vestigingsklimaat in <strong>Limburg</strong> en levert het een belangrijke bijdrage aan bekendheid en imago van de<br />
provincie.<br />
Trends en ontwikkelingen<br />
Er is in de sector sprake van conjuncturele schommelingen. In tijden van crisis zullen mensen eerder<br />
kiezen voor een binnenlandse vakantie. Tegelijkertijd echter worden vluchten naar buitenlandse<br />
bestemmingen steeds goedkoper. Dit is een structurelere trend.<br />
Het vrijetijdsproduct wordt steeds complexer en gedifferentieerder. Consumentenvoorkeuren veranderen<br />
snel en de productlevenscyclus wordt korter. Daarmee wordt ook in de leisure sector innovatie<br />
steeds belangrijker (nieuwe toeristische concepten). Om een naam op te bouwen als ‘gastronomische<br />
topregio’ heeft de Provincie een reclamecampagne gelanceerd met de slogan ‘Daar zit <strong>Limburg</strong><br />
in’. Verder ondersteunt de Provincie een haalbaarheidsonderzoek naar de ontwikkeling van Nature<br />
Wonder World, een attractiepark in een voormalige groeve te Brunssum waarin zeven natuurwonderen<br />
zullen zijn te bezichtigen.<br />
Regionale ambities<br />
De leisure sector heeft volgens de provincie de potentie om verder door te groeien. Reeds in de<br />
vorige coalitieperiode is gekozen voor een integrale aanpak van de sector, waarbij verbindingen<br />
worden gelegd met aanverwante sectoren zoals cultuur, sport, natuur en retail. Daarbij worden<br />
vooral kansen gezien rondom grootschalige evenementen (zoals de Tuinbouw Expo Floriade in Venlo<br />
en het WK Wielrennen, beide in <strong>2012</strong>, en de kandidaatstelling van Maastricht als Culturele Hoofdstad<br />
2018), de Maasplassen en de internationale ligging van Zuid-<strong>Limburg</strong>. Om de leisure sector verder te<br />
versterken is strategische samenwerking tussen de Provincie, sterk georganiseerde regio’s en de<br />
strategische partners (promotieorganisaties, bedrijfsleven en intermediaire organisaties) van essentieel<br />
belang. 47<br />
Logistiek<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
Het begrip ‘logistiek’ omvat supply chain management, logistiek management en transportmanagement<br />
en daarmee dus veel meer dan alleen transport (i.e. het fysieke vervoer van goederen (en<br />
personen) over land, water en door de lucht). Het accent van de logistieke sector in <strong>Limburg</strong> ligt in<br />
Venlo/Venray in Noord-<strong>Limburg</strong>. De kern van de logistieke infrastructuur in dit logistieke knooppunt<br />
hangt nauw samen met Greenport Venlo. Voor de havens van Rotterdam en Antwerpen vormt Venlo/Venray<br />
de belangrijkste water- en spoorweghub voor vervoer en verlading naar de rest van Europa.<br />
Venlo/Venray is zowel in 2010 als 2011 door een panel van 27 experts uitgeroepen tot logistieke<br />
hotspot nr. 1 van Nederland.<br />
Naast Venlo/Venray kent <strong>Limburg</strong> nog een tweede logistieke knooppunt en wel in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Hier<br />
is een logistiek knooppunt ontstaan door de aanwezigheid/nabijheid van grote productielocaties in<br />
de Euregio (zoals DSM/Sabic op Chemelot, NedCar in Born, Sappi in Maastricht en Lanaken, Ford in<br />
Genk en de metaalindustrie in Luik).<br />
Sectorale trends en ontwikkelingen<br />
De gunstige geografische ligging en de kwalitatief hoogstaande verkeers- en vervoerinfrastructuur<br />
van ons land bieden kansen voor een verdere ontwikkeling van (de werkgelegenheid in) de sector<br />
Logistiek sector. <strong>Limburg</strong> kent een zeer centrale ligging in Euregionaal/Europees verband.<br />
Door de sterk internationale oriëntatie is de logistieke sector conjunctuurgevoelig. Verder kennen de<br />
branches wegvervoer en de binnenvaart momenteel overcapaciteit. Meer structurele ontwikkelingen<br />
zijn het verhuizen van productielocaties binnen Europa en de verplaatsing van productie naar lagelo-<br />
47 Bronnen: Artikel ‘Eetslogan ‘daar zit <strong>Limburg</strong> in’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 12 januari 2011; <strong>Limburg</strong>.nl;<br />
Nature-wonder-world.nl; ZKA Consultants & Planners (2011), ‘Toeristische Trendrapportage <strong>Limburg</strong><br />
2010/1’.<br />
56
nenlanden; dit leidt tot toename van de handels- en vervoersstromen.<br />
In de sector Logistiek wordt steeds meer ICT toegepast. Daarmee wordt ook deze sector in toenemende<br />
mate kennisintensief en stijgt het gemiddelde opleidingsniveau van de werknemers.<br />
Een belemmerende factor voor de groei van wegvervoer is de toenemende congestie op het (Europese)<br />
wegennet. Er is daardoor een verschuiving zichtbaar in de richting van het transport over water<br />
en spoor. Eenzelfde effect heeft de (Europese) wet- en regelgeving, die - met het oog op duurzaamheid<br />
en bereikbaarheid - vaak gericht is op ontmoediging van wegvervoer ten faveure van vervoer<br />
over water en spoor.<br />
Regionale ambities<br />
Provincie en gemeenten ondersteunen en investeren in de doorontwikkeling van de logistieke knooppunten<br />
Venlo/Venray en Zuid-<strong>Limburg</strong> tot centra van multimodaal en synchromodaal vervoer. 48<br />
Daarbij is aansluiting op het Duitse en Belgische achterland en verknoping van de systemen van essentieel<br />
belang. De regio Venlo/Venray heeft de ambitie de komende jaren - middels het samenwerkingsplatform<br />
van overheden en bedrijfsleven Railport Venlo - door te groeien tot Europees<br />
spoorgoederenknooppunt. Zuid-<strong>Limburg</strong> streeft naar koppeling van haar logistieke knooppunt met de<br />
logistieke knooppunten in het Ruhrgebied en de regio Genk. Daarnaast wil men in de periode 2010-<br />
2020 ruim 200 ha aan bedrijventerreinen voor logistieke bedrijven realiseren en Chemelot beter<br />
ontsluiten. 49<br />
Financieel-administratieve cluster<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
In Zuid-<strong>Limburg</strong> – en met name Parkstad <strong>Limburg</strong> - is de financieel-administratieve cluster naar verhouding<br />
sterk vertegenwoordigd. Tot de <strong>Limburg</strong>se financieel-administratieve cluster behoren bedrijven<br />
en instellingen als APG, AZL/Nationale Nederlanden, Pensioenfonds DSM, Loyalis, Obvion,<br />
Belastingdienst, CBS, UWV, banken en accountantskantoren. De werkgelegenheid in de economischadninistratieve<br />
beroepen op MBO-niveau bedraagt in 2010 in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />
en Zuid-<strong>Limburg</strong> 36.500 respectievelijk 40.800 werkzame personen. Daarvan zijn er<br />
2.700 respectievelijk 3.000 werkzaam in de financiële dienstverlening. Het totaal aantal in Noord- en<br />
Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> werkzame MBO-ers in de ECABO-richting Financieel bedraagt<br />
10.700 respectievelijk 11.000.<br />
Sectorale trends en ontwikkelingen<br />
Het kabinet Rutte wil naar een kleinere overheid. (Semi)overheidsinstanties als Belastingdienst, CBS<br />
en UWV worden geconfronteerd met bezuinigingen en moeten snijden in de personeelsformatie. In<br />
de financieel-administratieve sector als geheel is digitalisering een belangrijke trend. Pensioen)verzekeraars,<br />
banken en accountantskantoren bevinden zich door de kredietcrisis en de huidige<br />
eurocrisis in zeer onrustig vaarwater. Al met al zijn de perspectieven voor banengroei in de financieel-administratieve<br />
sector de komende jaren zeer gering te noemen.<br />
Regionale ambities<br />
Voor de economische situatie in de regio Parkstad <strong>Limburg</strong> is de financieel-administratieve sector<br />
een belangrijke stimulator. De focus ligt op behoud en versterking van deze sector door onder meer<br />
verbetering van de kennisinfrastructuur en optimalisering van de infrastructurele faciliteiten. 50<br />
3.1.6 Trends en ontwikkelingen in de zorg in <strong>Limburg</strong><br />
De zorgsector (‘cure en care’) krijgt extra aandacht in het provinciaal beleid vanwege het<br />
belang voor de werkgelegenheid én de te verwachten knelpunten in de personeelsvoorzie-<br />
48 Met het begrip multimodaal goederenvervoer wordt een transportketen aangeduid waarbij verschillende<br />
wijzen van transport geïntegreerd worden. Het grootste deel van het traject wordt<br />
hierbij per spoor, zee- of binnenvaart afgelegd en het voor- en natransport gebeurt over de weg.<br />
Synchromodaal transport is het geregisseerd naast elkaar gebruiken van op elkaar afgestemde wijzen<br />
van transport.<br />
49 Bronnen: Artikel ‘Venlo-Venray prolongeert logistieke hotspot nr. 1 positie’, OP: logistiek.nl, 16<br />
mei 2011; Gemeenten Sittard-Geleen, Heerlen, Maastricht (2011), ‘Propositie Zuid-<strong>Limburg</strong> voor<br />
Brainport’; Ministerie van EL&I (2011), ‘Naar de top. Het bedrijvenbeleid in actie(s)’; Research<br />
voor Beleid (<strong>2012</strong>), ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector Logistiek’; Topsectorenzuidlimburg.nl;<br />
Topteam Logistiek (2011), ‘Partituur naar de top. Adviesrapport Topteam Logistiek’.<br />
50 Bronnen: ECABO/Etil (2011), ‘Regiosheet <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> 2011’,<br />
ECABO/Etil (2011), ‘Regiosheet <strong>Arbeidsmarkt</strong>regio Zuid-<strong>Limburg</strong> 2011’, Parkstadlimburg.nl.<br />
57
ning samenhangend met de demografische ontwikkelingen. Boven is al vermeld dat er landelijk<br />
12.000 extra fte worden gefinancierd in de intramurale langdurige zorg.<br />
De sector in <strong>Limburg</strong><br />
De zorg bestaat uit de eerstelijnszorg (huisartsen, tandartsen en dergelijke), ziekenhuizen,<br />
verplegings-, verzorgingstehuizen en thuiszorg (VVT) gehandicaptenzorg en GGZ. In ruimere<br />
zin worden tot de zorgsector ook de WJK-branches (welzijn en maatschappelijke dienstverlening<br />
(WMD), jeugdzorg en kinderopvang) gerekend.<br />
Inmiddels is de zorgsector de belangrijkste werkgever in <strong>Limburg</strong>, zeker als ook de WJKbranches<br />
worden meegerekend. Familiezorgbedrijf Vebego 51 en Maastricht UMC+ zijn in de<br />
door wijlimburg.nl opgestelde top 50 van grootste bedrijven in <strong>Limburg</strong> DSM voorbijgestreefd.<br />
Ook de rest van de top van deze ranglijst bestaat voor een belangrijk deel uit zorg-<br />
en WJK-instellingen. 52<br />
Onderstaande tabel biedt inzicht in de omvang en kenmerken van de werkgelegenheid in<br />
(branches van) de sector zorg en WJK in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />
en Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Tabel 3.10 Werknemers in zorg en WJK naar branche en kenmerken, Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>, 2009<br />
Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />
Branches<br />
58<br />
Aantal<br />
werknemers<br />
2009<br />
Deeltijd<br />
factor<br />
Gemiddelde<br />
leeftijd<br />
Aandeel<br />
55+<br />
Aandeel<br />
35-<br />
Aandeel<br />
vrouwen<br />
Ziekenhuizen 5.200 0,71 41,7 14% 28% 80%<br />
GGZ 1.300 0,83 37,6 9% 47% 72%<br />
Gehandicaptenzorg 6.500 0,66 40,0 15% 34% 83%<br />
VVT 12.900 0,58 41,9 16% 26% 93%<br />
Zorg overig 4.600 0,79 41,1 16% 32% 75%<br />
Jeugdzorg 600 0,79 40,9 16% 35% 73%<br />
Kinderopvang 1.300 0,58 35,3 7% 52% 97%<br />
WMD 1.600 0,66 41,6 19% 31% 77%<br />
Totaal Zorg en WJK Nrd- en Mid-<strong>Limburg</strong> 34.000 0,65 40,9 15% 31% 85%<br />
Totaal alle sectoren Nrd- en Mid-<strong>Limburg</strong> 223.700 0,78 39,4 17% 41% 58%<br />
Totaal Zorg en WJK Nederland 1.178.600 0,67 40,6 15% 33% 84%<br />
Totaal alle sectoren Nederland 7.483.800 0,79 39,0 16% 43% 59%<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Branches<br />
Aantal<br />
werknemers<br />
2009<br />
Deeltijd<br />
factor<br />
Gemiddelde<br />
leeftijd<br />
Aandeel<br />
55+<br />
Aandeel<br />
35-<br />
Aandeel<br />
vrouwen<br />
Ziekenhuizen 14.100 0,75 41,7 14% 29% 76%<br />
GGZ 2.800 0,80 40,3 15% 37% 72%<br />
Gehandicaptenzorg 4.100 0,69 38,4 11% 42% 80%<br />
VVT 16.000 0,66 41,9 16% 26% 90%<br />
Zorg overig 4.800 0,82 40,7 13% 33% 69%<br />
Jeugdzorg 1.200 0,83 40,0 14% 37% 71%<br />
Kinderopvang 1.900 0,60 36,4 9% 50% 96%<br />
51<br />
Vebego is een internationaal opererend familiebedrijf actief in facility services, personeelsdiensten<br />
en de gezondheidszorg.<br />
52<br />
Naast Maastricht UMC+, Vebego en DSM behoort ook pensioenuitvoerder APG tot de top van de<br />
ranglijst. In de subtop zitten vooral zorginstellingen zoals Orbis, Meander, Koraal Groep, Stichting<br />
Dichterbij, Atrium en VieCuri. Als enige marktpartijen zijn daar ook nog Vodafone en Océ te vinden.<br />
NedCar zit al lang niet meer in de top-10. Jan Linders, Rockwool en opgeteld de negen zelfstandige<br />
Rabobanken zijn nog uitzonderingen als pure marktbedrijven tussen de zorginstellingen.<br />
In de ranglijst zijn de banen die de bedrijven en instellingen buiten <strong>Limburg</strong> hebben buiten beschouwing<br />
gelaten. Voor landelijke bedrijven met veel <strong>Limburg</strong>se vestigingen zoals AH waren geen<br />
aparte <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheidscijfers voorhanden. Zie: Artikel ‘Top-50 grootste bedrijven<br />
<strong>Limburg</strong> telt vooral zorgondernemingen’, OP: wijlimburg.nl, 19 juli 2011.
WMD 2.600 0,68 42,1 18% 29% 78%<br />
Totaal Zorg en WJK Zuid-<strong>Limburg</strong> 47.500 0,69 41,0 14% 31% 81%<br />
Totaal alle sectoren Zuid-<strong>Limburg</strong> 250.300 0,79 40,0 18% 40% 62%<br />
Totaal Zorg en WJK Nederland 1.178.600 0,67 40,6 15% 33% 84%<br />
Totaal alle sectoren Nederland 7.483.800 0,79 39,0 16% 43% 59%<br />
Bron: Panteia, SEOR en Etil (2011). <strong>Arbeidsmarkt</strong> Zorg en WJK 2011. Regioportretten Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />
en Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />
In 2009 zijn in de sector zorg en WJK in <strong>Limburg</strong> in totaal 81.500 personen werkzaam,<br />
waarvan 34.000 in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en 47.500 in Zuid-<strong>Limburg</strong>. De branche VVT<br />
kent in de provincie de meeste werknemers, gevolgd door de ziekenhuizen en de gehandicaptenzorg.<br />
Onder meer door de aanwezigheid van Maastricht UMC+ is in Zuid-<strong>Limburg</strong> naar<br />
verhouding meer werkgelegenheid in de ziekenhuisbranche dan in Noord-<strong>Limburg</strong>. 53<br />
Van het personeel in de sector zorg en WJK in <strong>Limburg</strong> is 14% (Zuid-<strong>Limburg</strong>) tot 15%<br />
(Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>) 55 jaar of ouder. Daarmee wijkt de provincie niet veel af van<br />
het landelijke beeld (15%). Per branche loopt de vergrijzing uiteen. Ook zijn er regionale<br />
verschillen per branche. Zo is bijvoorbeeld in de GGZ in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> slechts<br />
9% van de werknemers 55-plusser en is dit in Zuid-<strong>Limburg</strong> 15%.<br />
Trends en ontwikkelingen<br />
De komende jaren zal door de vergrijzing de zorgvraag in <strong>Limburg</strong> oplopen. Tegelijkertijd<br />
neemt door de vergrijzing de uitstroom van medewerkers uit de sector sterk toe. Er dreigen<br />
in de <strong>Limburg</strong>se zorg en WJK dan ook grote personeelstekorten.<br />
Het kabinet investeert de komende jaren landelijk in 12.000 fte extra in de langdurige intramurale<br />
zorg (anderzijds wordt bezuinigd op bijvoorbeeld GGZ en WJK).<br />
In de curatieve zorg wordt vooral ingezet op innovaties om arbeid te verlichten, te besparen<br />
en om de vrijheid van patiënten te vergroten. 54 Technologische innovaties spelen een<br />
steeds belangrijkere rol in de sector. Daar hangt wel een stevig prijskaartje aan. Ook ontwikkelt<br />
de technologie zich bijzonder snel. Het kost tijd nieuwe technieken te integreren in<br />
het werkproces. Tegen de tijd dat de technologie is geïmplementeerd, is deze vaak alweer<br />
verouderd. Overigens hoeven technologische innovaties in de zorgsector niet per definitie<br />
tot arbeidsbesparing te leiden (bijvoorbeeld nieuwe behandelmethoden genereren vaak<br />
extra zorgvraag en daarmee ook extra arbeidsvraag). Omgekeerd vormt technologie voor de<br />
sector zorg en WJK niet de enige bron van arbeidsbesparing; ook sociale innovaties (‘slimmer<br />
werken’ door een andere organisatie van de werkzaamheden (bijvoorbeeld taakherschikking<br />
en functiedifferentiatie) kunnen leiden tot arbeidsbesparing. 55<br />
De ziekenhuisbranche kent door de marktwerking een steeds sterkere onderlinge concurrentie.<br />
Ziekenhuizen moeten steeds commerciëler werken. In <strong>Limburg</strong> komt daar door de<br />
grensligging ook nog eens de concurrentie met het buitenland bij.<br />
Regionale ambities<br />
De regionale ambities voor de zorgsector liggen enerzijds op het vlak van het economisch<br />
beleid (zie hierboven bij Life Sciences & Health) en anderzijds op dat van het arbeidsmarkt-<br />
en scholingsbeleid. De Provincie stelt in het kader van het programma Economie &<br />
Concurrentiekracht in samenwerking met de verantwoordelijke partijen in de regio acties<br />
op het gebied van instroom en opleiding op, al dan niet in combinatie met innovaties op<br />
zowel technisch als organisatorisch vlak. De zorginstellingen acht de Provincie in dezen<br />
probleemeigenaar en samen met het onderwijs verantwoordelijk voor de uitvoering van de<br />
acties. 56<br />
53 Deze gegevens zijn afkomstig uit een andere bron dan de gegevens over de sector zorg en WJK in<br />
andere paragrafen en daarmee dus niet één op één vergelijkbaar. Zie: Panteia, SEOR en Etil<br />
(2011), ‘<strong>Arbeidsmarkt</strong> Zorg en WJK 2011. Regioportretten Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong>’.<br />
54 Ministerie van SZW (2011), ‘Kamerbrief <strong>Arbeidsmarkt</strong>: vertrouwen in professionals’; Research voor<br />
Beleid (<strong>2012</strong>). ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector Zorg’.<br />
55 Research voor Beleid (<strong>2012</strong>), ‘Analyse arbeidsmarkt hoger opgeleiden. Pilotsector Zorg’.<br />
56 Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />
Economie & Concurrentiekracht’.<br />
59
Een belangrijke rol in het arbeidsmarkt- en scholingsbeleid in <strong>Limburg</strong> speelt Zorg aan Zet,<br />
een van de zestien regionale werkgeversverbanden in de sector. 57 Deze werkgeversverbanden<br />
nemen het voortouw in het ontwikkelen en implementeren van sectorbreed regionaal<br />
arbeidsmarktbeleid. De zestien regionale werkgeversverbanden krijgen van het ministerie<br />
van VWS de lopende kabinetsperiode samen een extra impuls voor regionaal arbeidsmarktbeleid<br />
van in totaal € 30 miljoen. Het geld zal onder meer worden gebruikt om in de regio’s<br />
zorginstellingen te stimuleren meer strategisch arbeidsmarktbeleid te voeren, meer mensen<br />
te werven en op te leiden voor de zorg (verzorgenden niveau 2 en 3 alsmede verplegenden),<br />
zorgpersoneel duurzaam in te zetten en netwerken op te zetten voor kennisoverdracht<br />
en uitwisseling van goede praktijken. 58<br />
3.1.7 Trends en ontwikkelingen in de techniek in <strong>Limburg</strong><br />
De techniek in brede zin vormt een speerpunt in het provinciaal beleid omdat de economische<br />
structuur en dus de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong> veel technici vragen én omdat techniek<br />
een belangrijke basisvoorwaarde is om de toeleiding naar de topsectoren op termijn te<br />
kunnen waarborgen.<br />
Trends en ontwikkelingen<br />
Zowel voor Noord- en Midden- als voor Zuid-<strong>Limburg</strong> is voldoende aanbod van technici van<br />
groot belang. In Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> is het aandeel van de industrie in de werkgelegenheid<br />
groter dan in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Absoluut gezien kent Zuid-<strong>Limburg</strong> de meeste arbeidsplaatsen<br />
in de industrie. Van belang in Zuid-<strong>Limburg</strong> is vooral de procestechniek. In Noord-<br />
en Midden-<strong>Limburg</strong> vraagt onder meer Canon/Océ – na DSM de grootste industriële werkgever<br />
in de provincie - de nodige technici. Maar ook in het agrocluster in deze regio is een<br />
sterk groeiende vraag naar technisch onderlegd personeel.<br />
In 2011 heeft Etil onderzoek verricht naar de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van de<br />
procesindustrie in Zuid-<strong>Limburg</strong>. Globaal komt daaruit het volgende beeld naar voren:<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong> procesindustrie Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Aanbod procesoperators:<br />
In de afgelopen zeven jaar zijn op MBO-niveau 2.462 deelnemers met een opleiding gestart. Het<br />
aantal gediplomeerden bedroeg in deze periode in totaal 881 op basis-, A-, B- en C-niveau, waarvan<br />
18% in de BOL en 82% in de BBL. 59<br />
Er is sprake van veel uitval. Ook doet men gemiddeld lang over de opleiding. Het (cumulatief)<br />
rendement verschilt per opleiding. Verder blijkt, nadat uit een bepaald cohort een eerste aantal<br />
deelnemers gediplomeerd is, het extra rendement in de jaren daarna laag te zijn.<br />
In april 2011 waren er op niveaus A, B en C respectievelijk 93, 61 en 28 ingeschreven nietwerkende<br />
werkzoekenden, waarvan veel ouder dan 45 en langer dan 12 maanden werkloos.<br />
Vraag procesoperators<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> kent gemiddeld 291 werknemers per bedrijf in de procestechniek. Naast grote zijn<br />
er ook relatief veel kleine en middelgrote bedrijven.<br />
In de afgelopen jaren is het gevraagde opleidingsniveau in Zuid-<strong>Limburg</strong> in 48% van de bedrijven<br />
gestegen. In 40% is het echter gelijk gebleven. Ondanks de stijging van het gevraagde niveau sluit<br />
het opleidingsniveau van sollicitanten in de meeste gevallen (68%) aan bij het gevraagde niveau.<br />
De vraag naar arbeid in de procesindustrie betreft voor een belangrijk deel vervangingsvraag. Er<br />
is onder procesoperators sprake van een naar verhouding sterke mate van vergrijzing. In Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong> is 51% van de werknemers in de procestechniek tussen de 40 en 65 jaar oud. Slechts 5% is<br />
jonger dan 27 jaar. De meeste werknemers in Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn opgeleid op MBO 4 niveau, op afstand<br />
gevolg door MBO 3 niveau. De grootste categorie werknemers in Zuid-<strong>Limburg</strong> is 40-54 jaar<br />
oud én opgeleid op MBO 4 niveau.<br />
Van de bedrijven had ten tijde van het onderzoek 44% vacatures. Ruim driekwart (77%) verwacht-<br />
57<br />
Deze samenwerkingsverbanden werken op hun beurt weer samen onder de vlag van Stichting Regioplus<br />
58<br />
Ministerie van SZW (2011), ‘Kamerbrief <strong>Arbeidsmarkt</strong>: vertrouwen in professionals’.<br />
59<br />
Bij procesoperators wordt onderscheid gemaakt tussen de niveaus A, B en C, min of meer verge-<br />
60<br />
lijkbaar met de MBO-niveaus 2, 3 en 4.
te de komende twee jaar vacatures. Veelal gaat het vervullen van vacatures redelijk (64%). Een<br />
op de vijf bedrijven geeft echter aan moeite te hebben met het vervullen van vacatures. Naarmate<br />
het gevraagde niveau hoger is, is het moeilijker om vacatures te vervullen.<br />
Het aantal bij UWV gemelde vacatures wisselt sterk per maand; in 2010 ging het gemiddeld om 15<br />
openstaande vacatures op A-niveau, 9 op B-niveau en 12 op C-niveau.<br />
Meer dan een derde (38%) van de bedrijven verwacht op langere termijn een structureel personeelstekort,<br />
met name op MBO-niveau 3 en 4 (procesoperator B en C).<br />
Mede daardoor is de bereidheid van bedrijven personeel (op) te scholen groot. Van de bedrijven<br />
is 79% bereid personeel met minimaal MBO 2 niveau op te scholen naar een hoger niveau. 60 Daarnaast<br />
is 83% bereid om een leerwerkplek aan te bieden (BBL). Men wil dan met name opleiden tot<br />
het niveau 3 (procesoperator B). 61<br />
Regionale ambities<br />
De komende jaren vindt juist in de technische beroepen een grote uitstroom van arbeidskrachten<br />
plaats. Het tekort aan technische vakkrachten is bij veel bedrijven nu al voelbaar.<br />
Dit vraagt om een gerichte aanpak als het gaat om het vergroten van de instroom in technische<br />
opleidingen en beroepen. Naast de kwantiteit, moet ook de kwaliteit van de vakkrachten<br />
worden gegarandeerd om in <strong>Limburg</strong> topsectoren te kunnen realiseren.<br />
In februari <strong>2012</strong> is namens alle topsectoren het Masterplan Bèta en Techniek aangeboden<br />
aan minister Verhagen (EL&I). Dit landelijke masterplan is overkoepelend en aanvullend op<br />
de human capital agenda’s van de verschillende topsectoren. Het plan moet leiden tot synergie<br />
en samenhang bij die activiteiten die van gezamenlijk belang zijn voor alle topsectoren.<br />
Het plan dient tevens om verschillende lopende activiteiten (generiek voor bèta &<br />
techniek of specifiek gericht op sectoren of beroepsgroepen) te kunnen voortzetten en<br />
breder te kunnen inzetten. Het plan maakt het ook mogelijk om kennis en ervaringen tussen<br />
de sectoren uit te wisselen.<br />
In <strong>Limburg</strong> werkt de Provincie in het kader van het programma Economie & Concurrentiekracht<br />
samen met het bedrijfsleven en het onderwijs een Techniekplan uit. Dit bevat een<br />
samenhangend geheel van activiteiten, van imagobevordering tot vergroting van de betrokkenheid<br />
van het technisch bedrijfsleven bij het onderwijs. 62<br />
3.2 Vacatures<br />
Vacatures zijn onbezette arbeidsplaatsen waarvoor - binnen of buiten een onderneming of<br />
instelling - personeel wordt gezocht dat onmiddellijk of zo spoedig mogelijk geplaatst kan<br />
worden.<br />
Figuur 3.19 toont de ontwikkeling van het totale aantal bij UWV in Nederland, <strong>Limburg</strong> en<br />
de drie deelgebieden ingediende vacatures in de jaren 2009 tot en met 2011.<br />
Figuur 3.19 Ontwikkeling aantal bij UWV ingediende vacatures in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de<br />
arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong>, 2009-2011, in % mutatie<br />
t.o.v. voorafgaande jaar<br />
60<br />
In de praktijk blijkt opscholing van personeel op MBO 2 echter nogal problematisch te zijn.<br />
61<br />
Etil (2011), ‘Ontwikkelingen binnen de arbeidsmarkt van de procesindustrie in Zuid-<strong>Limburg</strong>’ (presentatie<br />
6 juni 2011).<br />
62<br />
Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />
Economie & Concurrentiekracht’.<br />
61
62<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
-20%<br />
-40%<br />
-60%<br />
-14%<br />
8% 10% 10% 10%<br />
-34%<br />
-18% -20%<br />
-42%<br />
-37%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord en Midden<br />
<strong>Limburg</strong><br />
-17%<br />
2009 tov 2008 2010 tov 2009 2011 tov 2010<br />
Bron: UWV; Etil/Research voor Beleid.<br />
-45%<br />
Zuid <strong>Limburg</strong><br />
In 2009 vertaalde de kredietcrisis zich in een daling van het aantal bij UWV in <strong>Limburg</strong> ingediende<br />
vacatures van 18% (tegenover een landelijke daling van 14%). De daling was in<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> iets minder sterker dan in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. In 2010 herstelde de<br />
vacaturemarkt zich weer. In <strong>Limburg</strong> (en de twee onderscheiden arbeidsmarktregio’s) steeg<br />
het aantal bij UWV ingediende vacatures met 10% iets sneller dan landelijk (+8%). Als gevolg<br />
van de eurocrisis is in 2011 echter weer een daling van het aantal vacatures waarneembaar.<br />
<strong>Limburg</strong> laat weer een sterkere daling zien dan landelijk (-42% tegenover -34%).<br />
In Zuid-<strong>Limburg</strong> is de vacatureontwikkeling ongunstiger dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />
De registratiecijfers van UWV weerspiegelen slechts een deel van de vacaturemarkt. Werkgevers<br />
zijn niet verplicht vacatures te melden bij UWV. Verder melden werkgevers bij UWV<br />
voornamelijk vacatures tot en met MBO-niveau; voor hoger opgeleiden gebruiken zij doorgaans<br />
andere wervingskanalen. Het jaarlijks onderzoek Vacatures in Nederland van UWV<br />
biedt – op basis van een enquête onder werkgevers - wel inzicht in de vacaturetotalen. 63<br />
Het beeld voor 2011 verschilt nogal van dat op basis van de registratiecijfers van UWV. In<br />
2011 werden in <strong>Limburg</strong> in totaal 40.000 vacatures vervuld, 3% meer dan de 39.000 in 2010.<br />
Landelijk was sprake van een daling van 6% (van 686.000 in 2010 naar 647.000 in 2011).<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>regio Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> was in 2011 goed voor ruim tweederde (68%)<br />
van het totaal aantal vervulde vacatures in <strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> voor bijna een derde.<br />
Opvallend is dat van het totaal aantal in 2011 in Nederland vervulde vacatures er maar<br />
2.000 betrekking hadden op een vast dienstverband (0,3%). In de overige gevallen ging het<br />
om een tijdelijk contract (al dan niet met uitzicht op een vast dienstverband). Voor <strong>Limburg</strong><br />
ontbreken de precieze cijfers, maar ook hier zal het bij een zeer klein aandeel om een<br />
vast dienstverband zijn gegaan.<br />
De figuren 3.20 tot en met 3.23 tonen de verdeling van de in 2011 vervulde vacatures in<br />
Nederland en <strong>Limburg</strong> naar sector, grootteklasse, gevraagde functie en gevraagd opleidingsniveau.<br />
Figuur 3.20 Totaal aantal vervulde vacatures naar sector, Nederland en <strong>Limburg</strong>, 2011, in<br />
%<br />
63 UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland 2011. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld.
Overige dienstverlening<br />
Overheid, zorg en welzijn<br />
Zakelijke dienstverlening<br />
Horeca<br />
Vervoer, opslag, communicatie<br />
Handel<br />
Bouw<br />
Industrie<br />
Agrarische sector<br />
7%<br />
5%<br />
4%<br />
8%<br />
7%<br />
6%<br />
2%<br />
3%<br />
9%<br />
10%<br />
9%<br />
11%<br />
11%<br />
18%<br />
22%<br />
17%<br />
25%<br />
27%<br />
0% 10% 20% 30% 40% 50%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />
De top vijf van sectoren met de meeste vervulde vacatures bestond in <strong>Limburg</strong> in 2011 uit:<br />
1) handel (27%); 2) overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn (22%); 3 en 4) ex aequo<br />
industrie en agrarische sector (elk 11%); 5) vervoer, opslag en communicatie (10%). Vergeleken<br />
met Nederland waren er in de provincie veel vervulde vacatures in de agrarische sector<br />
en in de sector overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn. Ook de sector handel en<br />
industrie scoorden nog bovengemiddeld. In de overige sectoren waren er in <strong>Limburg</strong> verhoudingsgewijs<br />
minder vervulde vacatures. Men name geldt dat voor de zakelijke dienstverlening<br />
en de bouw.<br />
63
Figuur 3.21 Totaal aantal vervulde vacatures naar grootteklasse, Nederland en <strong>Limburg</strong>,<br />
2011, in %<br />
64<br />
100 of meer werknemers<br />
20-99 werknemers<br />
10-19 werknemers<br />
2-9 werknemers<br />
14%<br />
17%<br />
16%<br />
19%<br />
22%<br />
27%<br />
39%<br />
45%<br />
0% 10% 20% 30% 40% 50%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />
Het grootbedrijf (100 of meer werknemers) was in 2011 in <strong>Limburg</strong> goed voor ruim een derde<br />
(39%) van het aantal vervulde vacatures en het kleinbedrijf voor ruim een kwart (27%).<br />
Beide andere grootteklassen hadden een kleiner aandeel (10-19 werknemers: 19%; 20-99<br />
werknemers: 14%). In vergelijking met Nederland waren er in het kleinbedrijf (2-9 werknemers)<br />
in <strong>Limburg</strong> veel vervulde vacatures. De overige grootteklassen waren in het totaal<br />
aantal vervulde vacatures ondervertegenwoordigd.
Figuur 3.22 Totaal aantal vervulde vacatures naar gevraagde functie, Nederland en <strong>Limburg</strong>,<br />
2011, in %<br />
Overig personeel<br />
Sociaal-maatschappelijk personeel<br />
ICT personeel<br />
Onderwijzend personeel<br />
Verzorging en (para)medisch<br />
personeel<br />
Administratief en commercieel<br />
personeel<br />
Horecapersoneel<br />
Winkelpersoneel<br />
Transportpersoneel<br />
Technisch en bouwpersoneel<br />
Productiepersoneel<br />
Agrarisch personeel<br />
1%<br />
0%<br />
0%<br />
2%<br />
4%<br />
2%<br />
5%<br />
4%<br />
3%<br />
4%<br />
5%<br />
6%<br />
8%<br />
9%<br />
7%<br />
8%<br />
12%<br />
11%<br />
11%<br />
10%<br />
17%<br />
21%<br />
21%<br />
27%<br />
0% 10% 20% 30%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />
De vijf meest gevraagde functies in de in 2011 in <strong>Limburg</strong> vervulde vacatures waren: 1)<br />
administratief en commercieel personeel (21%); 2) overig personeel (17%); 3) winkelpersoneel<br />
(11%); 4) technisch personeel (10%); 5) verzorgend en (para)medisch personeel (9%).<br />
Vergeleken met Nederland kende de provincie veel vervulde vacatures voor agrarisch, productie-<br />
en transportpersoneel. Ook de functies onderwijzend en verzorgend en (para)medisch<br />
personeel lieten nog een lichte oververtegenwoordiging zien. De overige functies<br />
waren vergeleken met het land als geheel minder sterk vertegenwoordigd. Vooral voor<br />
administratief en commercieel, ICT- en overig personeel waren er in <strong>Limburg</strong> verhoudingsgewijs<br />
weinig vervulde vacatures.<br />
65
Figuur 3.23 Totaal aantal vervulde vacatures naar gevraagd opleidingsniveau, Nederland<br />
en <strong>Limburg</strong>, 2011, in %<br />
66<br />
HBO/WO<br />
MBO 3 en 4<br />
MBO 1 en 2<br />
HAVO/VWO<br />
VMBO<br />
BO<br />
2%<br />
0%<br />
13%<br />
10%<br />
10%<br />
14%<br />
16%<br />
18%<br />
24%<br />
27%<br />
32%<br />
34%<br />
0% 10% 20% 30% 40% 50%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Bron: UWV (<strong>2012</strong>). Vacatures in Nederland <strong>2012</strong>; Etil/Research voor Beleid.<br />
Qua opleidingsniveau was in <strong>Limburg</strong> in 2011 de meeste vraag naar personeel op de MBOniveaus<br />
3 en 4 (32% van de vervulde vacatures) en op HBO-/WO-niveau (24%) en de minste<br />
vraag naar personeel op de MBO-niveaus 1 en 2 (10%). De niveaus BO en VMBO zaten daar<br />
met een aandeel van 16% respectievelijk 18% tussenin. In vergelijking met Nederland waren<br />
in <strong>Limburg</strong> de lagere niveaus (BO en VMBO) en de MBO-niveaus 3 en 4 oververtegenwoordigd.<br />
De overige niveaus – en met name HBO/WO – kenden een ondervertegenwoordiging.<br />
3.3 Baanopeningen<br />
Om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te kunnen bepalen, is het noodzakelijk<br />
de totale vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt vast te stellen. 64 De vraag naar<br />
nieuwkomers is uit te drukken in het aantal baanopeningen. 65 Het aantal baanopeningen<br />
geeft de voor nieuwe arbeidskrachten vrijgekomen banen weer, naar beroepsklasse of opleidingstype.<br />
De baanopeningen worden bepaald door de som van uitbreidingsvraag en vervangingsvraag:<br />
Uitbreidingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de<br />
werkgelegenheid. Als sprake is van een werkgelegenheidsdaling, is de uitbreidingsvraag<br />
negatief.<br />
Vervangingsvraag is de vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat doordat arbeidsplaatsen<br />
van werkenden die met pensioen gaan, arbeidsongeschikt worden of zich (tijde-<br />
64 Met nieuwkomers op de arbeidsmarkt worden schoolverlaters uit het initiële dagonderwijs, het<br />
deeltijdonderwijs, het niet-reguliere voltijdonderwijs en de beroepsgerichte volwasseneneducatie<br />
bedoeld.<br />
65 Het regionale arbeidsmarktmodel van Etil drukt de toekomstige baanopeningen uit in arbeidsplaatsen.<br />
De toekomstige vraag naar nieuwkomers is - theoretisch gezien - ook in beeld te brengen<br />
aan de hand van het toekomstige aantal ontstane vacatures gedurende de periode 2011-<strong>2016</strong>. De<br />
onzekerheidsmarge bij een vacatureprognose is echter groot, aangezien slechts in beperkte mate<br />
landelijke bronbestanden beschikbaar zijn waarmee de oorzaken van het ontstaan van vacatures<br />
inzichtelijk zijn te maken.
lijk) terugtrekken van de arbeidsmarkt opnieuw moeten worden opgevuld. 66 Er is een<br />
onderscheid tussen vervangingsvraag naar beroep en vervangingsvraag naar opleiding.<br />
Deze zijn niet gelijk aan elkaar. Iemand kan een ander beroep gaan uitoefenen, terwijl<br />
zijn opleiding hetzelfde blijft.<br />
Omdat er een onderscheid is tussen de vervangingsvraag naar beroepsklasse en naar opleidingstype<br />
verschillen ook de totalen van de aantallen baanopeningen naar beroepsklasse en<br />
naar opleidingstype. Bij het bepalen van de baanopeningen wordt zes jaar vooruit gekeken<br />
(2011-<strong>2016</strong>). 67<br />
Baanopeningen naar beroepsklasse<br />
Het totaal aantal baanopeningen naar beroepsklasse in <strong>Limburg</strong> bedraagt in de jaren 2011-<br />
<strong>2016</strong> naar schatting 162.100. Dat is bijna een derde (31%) van de totale werkgelegenheid in<br />
het basisjaar 2010 (landelijk gaat het om 30%). De baanopeningen naar beroepsklasse in<br />
<strong>Limburg</strong> zijn voor 92% toe te schrijven aan vervangingsvraag (tegenover 89% landelijk). De<br />
provincie kent in de beschouwde periode slechts een lichte uitbreidingsvraag (van in totaal<br />
ruim 6.500).<br />
Tabel 3.11 Baanopeningen (BO) naar beroepsklasse en het belang van vervangingsvraag<br />
(VV)* in Nederland en <strong>Limburg</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in<br />
2010 68<br />
Beroepsklasse Totaal<br />
aantal BO<br />
2011-<strong>2016</strong><br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Totale BO<br />
% WP<br />
belang VV<br />
%<br />
Totaal<br />
aantal BO<br />
2011-<strong>2016</strong><br />
Totale BO<br />
% WP<br />
67<br />
belang VV<br />
%<br />
Elementaire en niet-special. beroepen 279.500 35% 81% 22.200 36% 85%<br />
Pedagogische beroepen 126.400 32% 100% 6.900 30% 100%<br />
Creatieve beroepen 41.200 33% 95% 2300 35% 91%<br />
Agrarische beroepen 124.100 48% 100% 10.400 49% 100%<br />
Technische beroepen 129.700 36% 91% 9.500 36% 92%<br />
Industrieberoepen** 354.900 33% 97% 21.500 32% 100%<br />
Transportberoepen 126.200 37% 95% 9.900 39% 95%<br />
Verzorgende en (para)medische beroepen 337.900 38% 63% 22.100 34% 73%<br />
Economisch-administratieve beroepen 729.600 25% 92% 45.300 27% 89%<br />
Sociaal-maatschappelijke beroepen 55.000 18% 100% 2.900 17% 100%<br />
Dienstverlenende beroepen 81.500 25% 92% 6.600 24% 100%<br />
Openbare orde- en veiligheidsberoepen 48.700 21% 94% 2.700 20% 100%<br />
Totaal 2.434.900 30% 89% 162.100 31% 92%<br />
* Indien de werkgelegenheid in een beroepsklasse of opleidingstype afneemt, is er sprake van negatieve uitbreidingsvraag.<br />
Aangezien baanopeningen de som vormen van uitbreidingsvraag en vervangingsvraag, neemt het totaal<br />
aantal baanopeningen in het geval van negatieve uitbreidingsvraag af. In dergelijke gevallen bestaan de baanopeningen<br />
geheel uit vervangingsvraag.<br />
** Onder industrieberoepen vallen de bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële beroepen.<br />
Bron: CBS, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />
66 Deze definitie is ontleend aan ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />
67 De gebruikte methodiek houdt rekening met de trend van upgrading van vacatures.<br />
68 Bijlage 3 bevat een verdere uitsplitsing van het aantal baanopeningen naar 54 beroepsgroepen.
Absoluut gezien ontstaan in de periode 2011-<strong>2016</strong> de meeste baanopeningen in de economisch-administratieve<br />
beroepen (in totaal 45.300), gevolgd door de elementaire- en niet<br />
specialistische beroepen (22.200), de verzorgende en (para)medische beroepen (22.100) en<br />
de industrieberoepen (21.500).<br />
Procentueel gaat het om de agrarische beroepen (49% van de werkgelegenheid binnen de<br />
beroepsgroep), transportberoepen (39%), technische beroepen en elementaire en niet specialistische<br />
beroepen (beide 36%). Ook de percentages voor de creatieve beroepen, verzorgende<br />
en (para)medische beroepen en industrieberoepen liggen nog boven het gemiddeld<br />
van 31%. Bij de creatieve beroepen (tolken, kunstenaars, grafisch ontwerpers e.d.) is de<br />
impact op de werkgelegenheid in absolute zin beperkt, aangezien het in <strong>Limburg</strong> om een<br />
vrij kleine groep gaat.<br />
Verder blijkt uit de tabel dat het aantal baanopeningen in de meeste beroepsklassen tussen<br />
de 90% en 100% is toe te schrijven aan vervangingsvraag. Bij de elementaire en nietspecialistische<br />
beroepen en vooral bij de verzorgende en (para)medische beroepen bestaat<br />
een bovengemiddeld deel van de baanopeningen uit uitbreidingsvraag. 69<br />
Baanopeningen naar opleidingstype<br />
Het totale aantal baanopeningen naar opleidingstype in <strong>Limburg</strong> bedraagt in de periode<br />
2011-<strong>2016</strong> naar schatting 141.600, ruim een kwart (27%) van de totale werkgelegenheid in<br />
het basisjaar 2010 (landelijk is het percentage even hoog). De baanopeningen naar opleidingstype<br />
in <strong>Limburg</strong> zijn voor 94% toe te schrijven aan vervangingsvraag (tegenover 91%<br />
landelijk).<br />
69 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />
68
Tabel 3.12 Baanopeningen (BO) naar opleidingstype en het belang van vervangingsvraag<br />
(VV)* in Nederland en <strong>Limburg</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />
Opleidingstype Totaal<br />
aantal BO<br />
2011-<strong>2016</strong><br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Totale BO<br />
% WP<br />
belang VV<br />
%<br />
Totaal<br />
aantal BO<br />
2011-<strong>2016</strong><br />
Totale BO<br />
% WP<br />
69<br />
belang VV<br />
%<br />
Basisonderwijs 106.500 27% 102% 8.200 28% 100%<br />
VMBO tl 185.200 34% 100% 13.000 35% 102%<br />
VMBO groen 17.800 27% 106% 1.300 28% 102%<br />
VMBO techniek 128.900 26% 102% 9.900 26% 103%<br />
VMBO economie 44.700 28% 92% 3.200 28% 89%<br />
VMBO verzorging 70.400 36% 96% 6.600 35% 99%<br />
HAVO/VWO 183.300 27% 96% 9.900 27% 102%<br />
MBO groen 53.900 32% 95% 3.200 30% 106%<br />
MBO techniek 242.200 27% 96% 17.100 28% 96%<br />
MBO sociaal-cultureel 132.800 24% 79% 9.300 22% 90%<br />
MBO gezondheidszorg 71.300 31% 60% 4.500 27% 64%<br />
MBO economie 208.200 24% 95% 14.500 24% 93%<br />
HBO onderwijs 104.600 31% 103% 6.400 30% 108%<br />
HBO groen 5.000 12% 79% 300 11% 95%<br />
HBO techniek 81.600 27% 94% 5.700 28% 95%<br />
HBO paramedisch 69.000 31% 56% 3.600 26% 65%<br />
HBO economie 87.100 19% 82% 5.000 19% 93%<br />
HBO sociaal-cultureel 72.700 23% 86% 3.900 22% 87%<br />
WO letteren en sociaal-cultureel 80.500 26% 87% 3.200 24% 96%<br />
WO groen 1.600 9% 72% 0 5% 75%<br />
WO techniek 45.200 26% 87% 2.200 28% 93%<br />
WO medisch 57.800 50% 68% 3.700 49% 70%<br />
WO economie 61.700 21% 84% 2.700 21% 94%<br />
Totaal (incl. overig) 2.183.800 27% 91% 141.600 27% 94%<br />
Bron: CBS, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />
In absoluut opzicht ontstaan in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> de meeste baanopeningen<br />
voor de opleidingstypen MBO techniek (17.100), MBO economie (14.500), VMBO theoretische<br />
leerweg (13.000), VMBO techniek en HAVO/VWO (beide 9.900).<br />
Voor de – op het eerste oog opmerkelijke – hoge scores voor VMBO theoretische leerweg en<br />
HAVO/VWO zijn de volgende verklaringen:<br />
BBL (leerwerk-)banen vormen een deel van de baanopeningen op VMBO niveau. Wanneer<br />
een MBO-leerling zijn/haar BBL-opleiding afrondt, kan deze beschikbaar komen voor een<br />
nieuwe leerling (vervangingsvraag), bijvoorbeeld afkomstig uit het VMBO.<br />
Verder is er, zeker wanneer de conjunctuur weer aantrekt, sprake van zogeheten<br />
“groenpluk”: werkgevers hebben personeel hard nodig (en doen graag een beroep op relatief<br />
goedkope jongeren) en rekruteren daarom de scholieren uit de schoolbanken. Deze<br />
laten zich vaak verleiden door het aanbod van een betaalde baan.
70<br />
Ten slotte neemt de werkgelegenheid in een deel van de persoonlijke dienstverlening<br />
(koeriers, bezorgers en dergelijke) toe. Ook zijn er de nodige baanopeningen in het seizoenswerk<br />
in de agrarische sector.<br />
Zolang de werkgever de in dienst genomen jongere met VMBO theoretische leerweg of HA-<br />
VO/VWO bijschoolt, kan deze zich verder ontwikkelen. Een deel van de werkgevers besteedt<br />
hier echter geen aandacht aan. Dat kan tot gevolg hebben dat de jongere de baan<br />
weer kwijtraakt wanneer hij recht krijgt op een hoger (jeugd)loon.<br />
Procentueel ontstaan in de periode 2011-<strong>2016</strong> de meeste baanopeningen in <strong>Limburg</strong> voor de<br />
opleidingstypen WO medisch (49%), VMBO theoretische leerweg (35%) en VMBO verzorging<br />
(35%). Ook de opleidingstypen MBO groen en HBO onderwijs kennen nog een relatief groot<br />
aantal baanopeningen (beide 30%).<br />
Het percentage baanopeningen voor de lager en middelbaar opgeleiden is vaak bovengemiddeld,<br />
terwijl voor verschillende opleidingscategorieën in het hoger beroepsonderwijs en<br />
het wetenschappelijk onderwijs een lager dan gemiddeld percentage baanopeningen verwacht<br />
wordt. Verder blijkt op alle niveaus de vraag relatief groot voor arbeidskrachten met<br />
een diploma in de zorg. De opleidingscategorieën met een relatief hoog percentage baanopeningen<br />
in de komende jaren zijn VMBO tl, VMBO verzorging en vooral WO medisch. Voor<br />
met name HBO groen en WO groen, maar ook voor HBO economie en WO economie en recht<br />
worden juist relatief weinig baanopeningen verwacht. Op alle opleidingsniveaus is bij de<br />
zorgopleidingen het belang van de vervangingsvraag in de baanopeningen relatief laag.<br />
Hetzelfde geldt voor MBO sociaal-cultureel en WO groen. 70<br />
3.4 Resumé<br />
Werkgelegenheidsstructuur<br />
In 2011 telt <strong>Limburg</strong> in totaal 528.000 bezette arbeidsplaatsen. De drie belangrijkste<br />
sectoren voor de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid zijn zorg, zakelijke dienstverlening en detailhandel.<br />
Een sterke vertegenwoordiging van de werkgelegenheid ten opzichte van Nederland<br />
is te zien in de landbouw en visserij, de industriële sectoren chemie, metaal en<br />
elektrotechniek en overige industrie, de commerciële sectoren detailhandel, horeca en<br />
transport en de niet-commerciële sector welzijn. De commerciële sector zakelijke<br />
dienstverlening springt er op dit punt in negatieve zin uit.<br />
Het kleinbedrijf (1-9 werkzame personen), het middenbedrijf (10-99) en het grootbedrijf<br />
(100 of meer) zijn in 2011 goed voor respectievelijk 27%, 34% en 39% van de <strong>Limburg</strong>se<br />
werkgelegenheid. Daarmee wijkt de provincie niet of nauwelijks af van het landelijke<br />
beeld.<br />
In <strong>Limburg</strong> zijn veel mensen werkzaam in economisch-administratieve beroepen, technische<br />
en industriële beroepen en verzorgende en (para)medische beroepen. Vergeleken<br />
met land als geheel zijn in de provincie de economisch-administratieve beroepen ondervertegenwoordigd<br />
en de elementaire en niet-specialistische beroepen, de technische beroepen<br />
en de verzorgende en (para)medische beroepen iets oververtegenwoordigd.<br />
Van de werkenden in <strong>Limburg</strong> heeft ruim een derde een opleiding op MBO-niveau. Andere<br />
veel voorkomende opleidingsniveaus onder de werkenden zijn VMBO en HBO (beide<br />
ongeveer een vijfde van de werkenden). Vergeleken met Nederland zijn hoger opgeleiden<br />
(HBO en WO) in de provincie ondervertegenwoordigd. Zuid-<strong>Limburg</strong> kent naar verhouding<br />
meer hoger opgeleide werkenden dan Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />
Overall is in <strong>Limburg</strong> 15% van de werkzame personen 55-plusser tegenover landelijk 14%.<br />
De hoogste percentages in <strong>Limburg</strong> zijn te vinden in de sectoren onderwijs (24%) en<br />
landbouw en visserij (21%). De sectoren chemie, overige industrie en energie hebben elk<br />
een aandeel van 20% 55-plussers.<br />
<strong>Limburg</strong> telt in 2011 circa 46.420 vestigingen met slechts één werkzame persoon. Deels<br />
betreft het hier zzp‘ers, deels kan het ook om medewerkers van een grotere onderneming<br />
(bijvoorbeeld in de detailhandel) of franchisenemers gaan. Verder heeft <strong>Limburg</strong><br />
70 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.
circa 18.828 vestigingen met twee tot en met vier werkzame personen. Ook deze groep<br />
zal een aantal zzp’ers tellen, waarbij bijvoorbeeld de partner ondersteunende werkzaamheden<br />
verricht.<br />
Bedrijvendynamiek<br />
De gemeente Maastricht telde in totaal in 2011 8.859 vestigingen. Dit is een groei van<br />
5,3% t.o.v. 2010. Het aantal arbeidsplaatsen groeide met 0,2% in 2011. De sectoren zorg<br />
en zakelijke dienstverlening kenden het grootste aantal arbeidsplaatsen.<br />
Het aantal vestigingen in de gemeente Heerlen is in 2011 met 2,7% gegroeid. De werkgelegenheid<br />
is in hetzelfde jaar met 0,3% gegroeid. De grootste procentuele groei in het<br />
aantal arbeidsplaatsen vond plaats in de sector informatie en communicatie en de grootste<br />
afname in de sector energie.<br />
De gemeente Sittard-Geleen kende in 2011 een groei van het aantal vestigingen van<br />
4,8%. De werkgelegenheid daalde echter met 1,7%. De grootste werkgelegenheidsdaling<br />
vond plaats in de sector bank- en verzekeringswezen.<br />
Het aantal vestigingen in de gemeente Roermond is in 2011 met 3,9% gegroeid. De werkgelegenheid<br />
is hier met 1,0% gegroeid. De detailhandel is qua werkgelegenheid de belangrijkste<br />
sector voor de gemeente Roermond.<br />
In de gemeente Venlo steeg het aantal vestigingen met 3,6% in 2011 en de werkgelegenheid<br />
steeg met 0,8%. De sectoren zorg en metaal / elektrotechniek kennen het grootste<br />
aantal arbeidsplaatsen.<br />
De gemeente Venray kende een groei van 3,0% in het aantal vestigingen in 2011 en een<br />
groei van 2,6% in het aantal arbeidsplaatsen. De sector landbouw en visserij kent het<br />
grootste aantal vestigingen en de transportsector kent de meeste arbeidsplaatsen.<br />
Samenvattend lieten alle zes gemeenten in 2011 een stijging van het aantal vestigingen<br />
zien. In Maastricht en Heerlen stabiliseerde het aantal arbeidplaatsen. In Sittard-Geleen<br />
was sprake van een daling, in Roermond en Venlo van een lichte stijging en in Venray<br />
van een substantiële toename van het aantal arbeidsplaatsen.<br />
Werkgelegenheidsontwikkeling<br />
De werkgelegenheidsontwikkeling in <strong>Limburg</strong> bleef in de periode 1996-2011 structureel<br />
achter bij de landelijke ontwikkeling. Deels is dit een gevolg van de krimp van de bevolking,<br />
deels is het toe te schrijven aan de specifieke sectorale samenstelling van de<br />
werkgelegenheid.<br />
De werkgelegenheid in <strong>Limburg</strong> neemt in <strong>2012</strong> af. Voor de jaren 2013-<strong>2016</strong> wordt weer<br />
een lichte werkgelegenheidsgroei voorzien. Per saldo neemt de <strong>Limburg</strong>se werkgelegenheid<br />
in de periode 2011-<strong>2016</strong> naar verwachting toe met in totaal 0,8%. Groeisectoren in<br />
de provincie zijn in de periode <strong>2012</strong>-2013 vooral zorg, groothandel, welzijn en zakelijke<br />
dienstverlening. Sectoren die een werkgelegenheidsdaling laten zien zijn met name<br />
chemie, bouw en bouwinstallatie en informatie en communicatie. Groeisectoren in de<br />
periode 2014-<strong>2016</strong> zijn eveneens zorg, zakelijke dienstverlening en groothandel. Sectoren<br />
met de grootste werkgelegenheidsdaling in deze periode zijn energie, informatie en<br />
communicatie en overheid.<br />
Naast de topsectoren zijn nog twee sectoren waar de Provincie <strong>Limburg</strong> een rol voor<br />
zichzelf ziet weggelegd bij het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op<br />
de arbeidsmarkt, te weten de zorg en de techniek. Dit hoofdstuk bevat voor al deze sectoren<br />
nadere informatie over (trends en ontwikkelingen in) de werkgelegenheid.<br />
Vacatures<br />
In 2009 vertaalde de kredietcrisis zich in een daling van het aantal bij UWV gemelde<br />
vacatures in <strong>Limburg</strong> ten opzicht van het jaar daarvoor. De vacaturemarkt toonde in<br />
2010 weer herstel. Als gevolg van de eurocrisis is in 2011 echter weer een daling van het<br />
aantal bij UWV gemelde vacatures waarneembaar.<br />
De registratiecijfers van UWV weerspiegelen slechts een deel van de vacaturemarkt. Het<br />
jaarlijks vacatureonderzoek van UWV biedt – op basis van een enquête onder werkgevers<br />
wel inzicht in de vacaturetotalen. Dat levert voor 2011 een ander beeld op dan op basis<br />
van de registratiecijfers van UWV. In 2011 werden er in <strong>Limburg</strong> 40.000 vacatures vervuld,<br />
3% meer dan in 2010. Landelijk was dat jaar sprake van een daling van 6%.<br />
71
72<br />
Opmerkelijk is dat in de in 2011 vervulde vacatures vrijwel geen vaste aanstellingen<br />
meer worden aangeboden.<br />
<strong>Limburg</strong> kent in vergelijking met Nederland veel vervulde vacatures in: a) agrarische<br />
sector; overheid (inclusief onderwijs), zorg en welzijn; handel; industrie; b) het kleinbedrijf;<br />
c) agrarisch, productie-, transport-, onderwijzend en verzorgend en (para)medisch<br />
personeel; d) de lagere opleidingsniveaus (BO en VMBO) en de MBO-niveaus 3 en 4.<br />
Baanopeningen<br />
Het totaal aantal baanopeningen (uitbreidingsvraag plus vervangingsvraag) naar beroepsklasse<br />
bedraagt in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting 162.100 (31% van de<br />
werkgelegenheid in 2010). De baanopeningen zijn grotendeels toe te schrijven aan de<br />
vervangingsvraag; de provincie kent in de beschouwde periode slechts een lichte uitbreidingsvraag<br />
van in totaal ruim 6.500. Absoluut gezien ontstaan de meeste baanopeningen<br />
in de economisch-administratieve beroepen, elementaire- en niet specialistische<br />
beroepen, verzorgende en (para)medische beroepen en industrieberoepen. Procentueel<br />
gezien zijn de agrarische beroepen, transportberoepen, technische beroepen en elementaire<br />
en niet specialistische beroepen de beroepen met de meeste baanopeningen.<br />
Naar opleidingstype is het totaal aantal baanopeningen in <strong>Limburg</strong> in de periode 2011-<br />
<strong>2016</strong> lager (141.600). In absoluut opzicht ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />
MBO techniek, MBO economie, VMBO theoretische leerweg, VMBO techniek<br />
en HAVO/VWO. Procentueel ontstaan de meeste baanopeningen voor de opleidingstypen<br />
WO medisch (49% van de werkgelegenheid in 2010), VMBO theoretische leerweg (35%) en<br />
VMBO verzorging (35%). Voor gediplomeerden van het VMBO vormen leerwerkbanen (BBL)<br />
binnen het MBO onderdeel van de baanopeningen.
4 Aanbodzijde van de arbeidsmarkt<br />
Dit hoofdstuk stelt de aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt centraal. Aan de orde<br />
komen achtereenvolgens de beroepsbevolking, de reserves voor de arbeidsmarkt (i.e. uitkeringsgerechtigden,<br />
het niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod en arbeidsmigranten), de<br />
arbeidsmarktinstroom vanuit het onderwijs en de pendel.<br />
4.1 Beroepsbevolking<br />
Het aanbod van arbeid op de regionale arbeidsmarkt wordt gevormd door de beroepsbevolking<br />
(paragraaf 4.1.3). De omvang hiervan wordt allereerst bepaald door de omvang van de<br />
groep 15- tot 65-jarigen (potentiële beroepsbevolking, paragraaf 4.1.1) en vervolgens door<br />
dat deel daarvan dat werkt of actief naar werk zoekt (arbeidsparticipatie, paragraaf 4.1.2).<br />
4.1.1 Potentiële beroepsbevolking<br />
Samenstelling van de potentiële beroepsbevolking<br />
Alle mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar samen vormen de potentiële beroepsbevolking.<br />
Van deze groep heeft een (groot) deel werk van twaalf uur of meer per week (de<br />
werkzame beroepsbevolking) en heeft een deel geen werk van twaalf uur of meer per week<br />
maar is daar wel actief naar op zoek (werkloze beroepsbevolking). De mensen in de leeftijd<br />
van 15 tot 65 jaar die geen twaalf uur of meer per week werken en ook niet actief op zoek<br />
zijn naar dergelijk werk vormen de niet-beroepsbevolking. Van de niet-beroepsbevolking<br />
wil een deel wel 12 uur of meer per week werken. Een ander deel wil, kan of hoeft dat om<br />
uiteenlopende redenen (zoals ziekte, opleiding/studie, VUT, andere inkomsten en zorgtaken)<br />
niet. Figuur 4.1 geeft aldus de samenstelling van de potentiële beroepsbevolking van<br />
<strong>Limburg</strong> in 2010 weer.<br />
Figuur 4.1 Samenstelling potentiële beroepsbevolking <strong>Limburg</strong> naar categorie, 2010<br />
73
Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />
In 2010 telt de potentiële beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> 749.000 personen. Daarvan zijn er<br />
472.000 werkzaam en 31.000 werkloos. De resterende 277.000 personen behoren tot de<br />
niet-beroepsbevolking. Van deze groep willen, kunnen of hoeven er 213.000 niet te werken.<br />
De overige 64.000 personen willen dat wel en vormen daarmee het onbenut arbeidspotentieel.<br />
Ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />
Zoals vermeld in paragraaf 2.4, neemt de totale bevolking van <strong>Limburg</strong> tussen 2011 en 2025<br />
verder af. Tussen de deelgebieden in <strong>Limburg</strong> bestaan wel aanzienlijke verschillen. Zo<br />
neemt de bevolking in Noord-<strong>Limburg</strong> in de periode 2011-2025 naar verwachting nog toe<br />
met 0,2%, terwijl de bevolking in Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> in dezelfde periode daalt met<br />
respectievelijk -1,4% en -6,3% (zie tabel 2.2). Landelijk stijgt het totale inwonertal de komende<br />
jaren nog. Het omslagpunt van bevolkingsgroei naar bevolkingsdaling voor Nederland<br />
wordt nu voorzien voor het jaar 2040. 71<br />
De ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking loopt voor op de ontwikkeling van de<br />
totale bevolking. Figuur 4.2 schetst de (verwachte) ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />
van Nederland en <strong>Limburg</strong> in de periode 1998-<strong>2016</strong>.<br />
Figuur 4.2 Ontwikkeling potentiële beroepsbevolking, Nederland en <strong>Limburg</strong>, 1998-<strong>2016</strong> (in<br />
%, 3-jaars voortschrijdend gemiddelde)<br />
In %<br />
74<br />
1,00<br />
0,75<br />
0,50<br />
0,25<br />
0,00<br />
-0,25<br />
-0,50<br />
-0,75<br />
-1,00<br />
-1,25<br />
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 <strong>2012</strong> 2013 2014 2015 <strong>2016</strong><br />
Bron: Progneff 2011; Etil/Research voor Beleid.<br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Nationaal bereikt de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking in 2010/2011 een<br />
omslagpunt. De afgelopen 100 jaar heeft ons land te maken gehad met een structurele<br />
groei van de potentiële beroepsbevolking. De afgelopen jaren nam de groei al af en momenteel<br />
ligt deze rond de nul. Vanaf nu gaan de babyboomers met pensioen en overtreft de<br />
uitstroom uit de potentiële beroepsbevolking de instroom in de potentiële beroepsbevolking.<br />
De migratie dempt deze ontwikkeling nog. Nederland heeft - behoudens enkele jaren<br />
in de periode 2000-2010 - een structureel positief buitenlands migratiesaldo.<br />
In <strong>Limburg</strong> is - als gevolg van de demografische ontwikkelingen - al sinds 1997 een structurele<br />
afname van de potentiële beroepsbevolking te zien. Onderstaande tabel geeft de om-<br />
71 ‘Begeleidende notitie bij de resultaten van Progneff 2011’, OP: Prognose.vanmeernaarbeter.nl,<br />
juni 2011.
vang weer van de huidige en toekomstige potentiële beroepsbevolking van Nederland, <strong>Limburg</strong><br />
en de drie deelgebieden.<br />
Tabel 4.1 Huidige en toekomstige potentiële beroepsbevolking, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de<br />
drie deelgebieden, 2010-<strong>2016</strong><br />
Regio<br />
Huidige omvang<br />
(2010)<br />
Totale ontwikkeling (abs)<br />
(2010-<strong>2016</strong>)<br />
Totale ontwikkeling (%)<br />
(2010-<strong>2016</strong>)<br />
Nederland 11.138.500 -48.900 -0,4<br />
<strong>Limburg</strong> 749.200 -34.800 -4,6<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> 186.400 -5.700 -3,1<br />
Midden-<strong>Limburg</strong> 156.300 -6.300 -4,0<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> 406.500 -22.800 -5,6<br />
Bron: CBS; Etil/Research voor Beleid.<br />
In totaal daalt de potentiële beroepsbevolking in <strong>Limburg</strong> in de periode 2010-<strong>2016</strong> met ruim<br />
34.800 personen; landelijk bedraagt de afname ongeveer 48.900 personen. Dat betekent<br />
ook dat relatief gezien de afname in <strong>Limburg</strong> sterker is dan landelijk (totaal -4,6% tegenover<br />
-0,4%). Binnen <strong>Limburg</strong> laten alle drie deelgebieden een forse daling zien. In Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong> is deze het sterkst (-5,6%) en in Noord-<strong>Limburg</strong> het minst sterk (-3,1%). Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> neemt een tussenpositie in (-4,0%).<br />
4.1.2 Arbeidsparticipatie<br />
Arbeidsparticipatie geeft de verhouding weer tussen de beroepsbevolking en de potentiële<br />
beroepsbevolking. Bruto arbeidsparticipatie is het aandeel van de werkzame én werkloze<br />
beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. Netto arbeidsparticipatie is het aandeel<br />
van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking. 72 Het verschil<br />
tussen de bruto en netto arbeidsparticipatie wordt vooral bepaald door conjuncturele factoren.<br />
Bij een slechtere conjunctuur stijgt de werkloosheid. Die komt in paragraaf 5.2 aan<br />
de orde.<br />
In deze subparagraaf beperken we ons verder tot de bruto arbeidsparticipatie. De (huidige<br />
en toekomstige) ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie wordt vooral door structurele<br />
factoren bepaald:<br />
Internationaal gezien kent ons land van oudsher een relatief hoge arbeidsparticipatie.<br />
Binnen de EU is alleen in Noorwegen de participatiegraad hoger.<br />
Er zijn de zogenaamde cohorteffecten, die ontstaan doordat oudere generaties (cohorten)<br />
in de loop van de tijd worden vervangen door jongere cohorten die een hogere arbeidsparticipatie<br />
kennen.<br />
Daarnaast is te wijzen op sociaal-culturele ontwikkelingen. Het aantal werkende vrouwen<br />
en ouderen (zie tekstvak hieronder) neemt gestaag toe door sociaal-culturele<br />
trends, zoals de emancipatie van vrouwen en betere arbeidsomstandigheden. Ook is<br />
sprake van een stijgende trend van het opleidingsniveau van de potentiële beroepsbevolking.<br />
Dit heeft op twee manieren effect op de participatie. Aan de ene kant participeren<br />
hoger opgeleiden over het algemeen meer op de arbeidsmarkt. Een gemiddeld hoger<br />
opleidingsniveau betekent aan de andere kant dat jongeren langer doorleren en dus<br />
72 Zoals vermeld, gaat het bij de werkzame beroepsbevolking om personen die 12 uur of meer per<br />
week werken. Iedereen met een baan van minder dan 12 uur per week valt onder de werkloze beroepsbevolking<br />
en blijft in de netto arbeidsparticipatie dus buiten beschouwing.<br />
75
76<br />
later de arbeidsmarkt betreden. Het is de vraag of deze laatste trend zich de komende<br />
jaren doorzet, aangezien het kabinet het langer doorleren door jongeren minder aantrekkelijk<br />
maakt (zie ook hieronder).<br />
Ten slotte zijn er institutionele ontwikkelingen. Vrouwen en ouderen zijn in de afgelopen<br />
jaren ook meer gaan participeren door maatregelen die de combinatie van werk en<br />
gezin vergemakkelijken en door financiële prikkels. Verhoging van de AOW-leeftijd zal in<br />
de toekomst leiden tot een verdere toename van de arbeidsdeelname door ouderen.<br />
Nieuwe wet- en regelgeving ten aanzien van onderwijs (hoger collegegeld; boete langstudeerders;<br />
versobering studiefinanciering) leiden de komende jaren waarschijnlijk tot<br />
een toename van de arbeidsparticipatie van jongeren. De maatregelen met betrekking<br />
tot uitkeringen (de Wet werken naar vermogen en mogelijk ook wijzigingen in de WW)<br />
hebben een algemeen verhogend effect op de arbeidsparticipatie.<br />
Werkende ouderen<br />
Op basis van CBS Statline is het volgende landelijke beeld van werkende ouderen te schetsen (de<br />
cijfers zijn niet regionaal uit te splitsen):<br />
Van de werkenden in ons land geeft in 2010 44% aan door te willen werken tot hun 65 ste levensjaar,<br />
29% wil dat niet en 27% weet het (nog) niet. Vijf jaar eerder wilde nog maar 21% doorwerken<br />
tot die leeftijd. Mannen willen vaker doorwerken dan vrouwen. Naarmate de leeftijdsklasse<br />
hoger is, is de bereidheid door te werken groter (met uitzondering van de laagste leeftijdsklasse,<br />
de 15-25-jarigen, die naar verhouding vaak willen doorwerken).<br />
Van 2000 tot en met 2006 was de gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen<br />
steeds 61 jaar. Vanaf 2007 stijgt de pensioenleeftijd. Dit komt door de invoering in 2006 van<br />
nieuwe wet- en regelgeving gericht op inperking van regelingen voor vervroegd pensioen. Hierdoor<br />
gaan steeds minder werknemers voor hun 60 ste met pensioen en neemt het aandeel dat tot<br />
het 65 ste levensjaar doorwerkt toe. In 2011 is de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers<br />
verder gestegen tot 63,1 jaar.<br />
Het aandeel werknemers dat 65 jaar of ouder is op het moment van pensionering, is de laatste<br />
vijf jaar verdubbeld: van 15 procent van de werkzame personen van 15 jaar of ouder in 2006 naar<br />
30 procent in 2011. Tegelijkertijd is het aandeel dat bij pensionering jonger is dan 60 jaar fors<br />
afgenomen. In 2006 was 28 procent van de werknemers die stopten met werken jonger dan 60<br />
jaar, tegen slechts 6 procent in 2011.<br />
Het aantal werkzame 65-plussers bedroeg in 2010 138.000 (1,6% van de werkzame personen van<br />
15 jaar of ouder) tegenover 64.000 (0,8%) in 2000. Van de werkzame 65-plussers werkte 59% 12<br />
uur of meer; de gemiddelde arbeidsduur bedroeg 18,9 uur per week. Voor alle werkzame personen<br />
van 15 jaar of ouder ging het om 89% met een arbeidsduur van 12 uur of meer en een gemiddelde<br />
arbeidsduur van 31,3 uur per week. 73<br />
Onderstaande figuur schetst de (verwachte) ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie<br />
in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />
73 CBS Statline.
Figuur 4.3 Ontwikkeling bruto participatie in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />
1996-<strong>2016</strong><br />
75<br />
70<br />
65<br />
60<br />
55<br />
50<br />
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 <strong>2012</strong> 2013 2014 2015 <strong>2016</strong><br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Bron: CBS Statline, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />
De totale bruto arbeidsparticipatie is in de periode 1996-2010 aanzienlijk gestegen, zowel<br />
in Nederland als in (de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong>. De verschillen tussen Nederland als<br />
geheel en <strong>Limburg</strong> zijn in de loop der tijd kleiner geworden. In 2010 bedraagt de participatiegraad<br />
in <strong>Limburg</strong> 67,2% tegenover landelijk 70,2%. In 1984 bedroeg de participatiegraad<br />
in de provincie nog 49%. In Noord-<strong>Limburg</strong> bedraagt de arbeidsparticipatie in 2010 69,9%, in<br />
Midden- en met name Zuid-<strong>Limburg</strong> is deze lager (69,1% respectievelijk 65,2%). Verklaringen<br />
voor de lagere participatie in <strong>Limburg</strong> dan landelijk zijn vooral het lagere opleidingsniveau<br />
en de sterkere mate van vergrijzing.<br />
Als gevolg van de hierboven genoemde factoren (cohorteffecten, sociaal-culturele en institutionele<br />
ontwikkelingen) zet de stijgende trend van de bruto arbeidsparticipatie in de<br />
periode 2010-<strong>2016</strong> door, zowel landelijk als in (de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong>. Naar<br />
verwachting bedraagt de participatiegraad in <strong>Limburg</strong> in <strong>2016</strong> 70,1% tegenover landelijk<br />
73,0%. Regionaal blijven verschillen bestaan: de verwachte percentages voor Noord-, Midden-<br />
en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn respectievelijk 72,6%, 71,9% en 68,2%.<br />
Tabel 4.2 geeft de verwachte ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong><br />
weer naar geslacht en leeftijd.<br />
Tabel 4.2 Ontwikkeling bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong>, naar geslacht en leeftijd,<br />
2010-<strong>2016</strong>, in %<br />
2010<br />
<strong>2016</strong> Mutatie 2010-<strong>2016</strong><br />
(%)<br />
(%)<br />
(%-punt)<br />
Totaal 67,2 70,1 2,9<br />
Man 75,2 77,2 2,0<br />
Vrouw 58,9 62,9 4,0<br />
15 tot 25 jaar 41,1 43,6 2,5<br />
25 tot 35 jaar 86,0 85,8 -0,3<br />
35 tot 45 jaar 84,8 86,9 2,1<br />
45 tot 55 jaar 78,3 80,9 2,6<br />
55 tot 65 jaar 46,2 55,4 9,2<br />
Bron: CBS, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />
77
Ook de komende jaren komt de verwachte stijging van de arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong><br />
vooral voor rekening van vrouwen en ouderen. Vergeleken met de afgelopen periode laten<br />
nu echter ook de jongeren (15 tot 25 jaar) een relatief sterke stijging zien. Opvallend is de<br />
– zij het lichte – verwachte daling van de participatiegraad van de leeftijdscategorie 25 tot<br />
35 jaar. Een verklaring hiervoor is dat als gevolg van de eurocrisis de arbeidsparticipatie<br />
van de groep 25- tot 35-jarigen in 2011 hard is gedaald en in <strong>2016</strong> nog niet helemaal terug<br />
zal zijn op het oude niveau.<br />
4.1.3 Beroepsbevolking<br />
Ontwikkeling beroepsbevolking<br />
De beroepsbevolking bestaat, zoals vermeld, uit dat deel van de 15- tot 65-jarigen dat<br />
twaalf uur of meer per week werkt dan wel actief dergelijk werk zoekt. De ontwikkeling<br />
van de beroepsbevolking is dus de resultante van de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />
en de arbeidsparticipatie.<br />
Het CPB wijst in de Decemberraming 2011 op een plotselinge sterke toename van de beroepsbevolking<br />
in het derde kwartaal van 2011. De werkloosheid in ons land loopt al sinds<br />
juli 2011 op. Tegelijkertijd stijgt ook de werkgelegenheid in personen in het derde kwartaal.<br />
Deze situatie wijkt duidelijk af van bijvoorbeeld 2009, toen de hogere werkloosheid<br />
werd veroorzaakt doordat mensen hun baan kwijtraakten. In het derde kwartaal van 2011<br />
komt de werkloosheidsstijging doordat meer mensen willen werken en zich aanbieden op<br />
de arbeidsmarkt. Deze plotselinge toename van de beroepsbevolking is opvallend. Bij een<br />
stijgende werkloosheid hebben mensen immers minder prikkels zich te melden op de arbeidsmarkt<br />
(het zogenaamde discouraged worker effect). Volgens het CPB spelen bij de<br />
toename van de beroepsbevolking de volgende mogelijke factoren een rol:<br />
78<br />
Het aantal schoolverlaters dat de arbeidsmarkt betreedt, is groter dan gebruikelijk. Mogelijk<br />
zijn dit mensen die tijdens de kredietcrisis hebben besloten een extra studie te<br />
volgen die nu is afgerond.<br />
Verder betreden meer ouderen de arbeidsmarkt. Zorgen over de pensioenvoorziening<br />
kunnen hier een rol spelen.<br />
De bezorgdheid over werkloosheid onder gezinnen is toegenomen. Dit verhoogt de kans<br />
dat meer leden van een huishouden een baan gaan zoeken om het mogelijke inkomensverlies<br />
te beperken (het zogenaamde added worker effect).<br />
Het CPB verwacht dat een aantal van deze - vooral conjuncturele - factoren in ieder geval<br />
ook in <strong>2012</strong> een opwaarts effect blijft uitoefenen op de beroepsbevolking. 74 Ook de in paragraaf<br />
4.1.2 genoemde structurele factoren (cohorteffecten, sociaal-culturele en institutionele<br />
ontwikkelingen) dragen – via een toename van de bruto arbeidsparticipatie – bij aan de<br />
groei van de beroepsbevolking. Van de verwachte demografische ontwikkelingen (daling<br />
potentiële beroepsbevolking, zie paragraaf 4.1.1) gaat een tegengesteld effect uit.<br />
Figuur 4.4 laat zien hoe de hierboven beschreven ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking<br />
en de arbeidsparticipatie zich vertalen in de (verwachte) ontwikkeling van de<br />
beroepsbevolking in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden.<br />
74 CPB (2011), ‘Decemberraming 2011. Economische vooruitzichten <strong>2012</strong>’.
Figuur 4.4 Ontwikkeling beroepsbevolking in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />
1998-<strong>2016</strong> (in %, 3-jaars voortschrijdend gemiddelde)<br />
In %<br />
2,5<br />
2,0<br />
1,5<br />
1,0<br />
0,5<br />
0,0<br />
-0,5<br />
-1,0<br />
-1,5<br />
-2,0<br />
-2,5<br />
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 <strong>2012</strong> 2013 2014 2015 <strong>2016</strong><br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Bron: CBS Statline, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />
In het land als geheel was de afgelopen jaren steeds sprake van een stijging van de beroepsbevolking.<br />
Naar verwachting zet deze landelijke trend in de periode 2010-<strong>2016</strong> door.<br />
Voor <strong>Limburg</strong> is het beeld anders. In tegenstelling tot de landelijke ontwikkeling laat de<br />
provincie in de jaren 2008-2011 een krimp van de beroepbevolking zien als gevolg van de<br />
demografische ontwikkelingen (daling potentiële beroepsbevolking) en een tijdelijk stagnerende<br />
of dalende arbeidsparticipatie. De veronderstelling is dat in de periode 2010-<strong>2016</strong> de<br />
arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong> de landelijke ontwikkelingen volgt. Door de verwachte demografische<br />
ontwikkelingen daalt de beroepsbevolking hier toch, zij het licht. Regionaal<br />
bestaan binnen <strong>Limburg</strong> grote verschillen in de verwachte ontwikkeling van het arbeidsaanbod.<br />
Onderstaande tabel biedt daar nader inzicht in.<br />
Tabel 4.3 Huidige en toekomstige beroepsbevolking, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />
2010-<strong>2016</strong><br />
Regio<br />
Huidige omvang<br />
(2010)<br />
Totale ontwikkeling (abs)<br />
(2010-<strong>2016</strong>)<br />
Totale ontwikkeling (%)<br />
(2010-<strong>2016</strong>)<br />
Nederland 7.818.000 272.300 3,5<br />
<strong>Limburg</strong> 503.200 -2.400 -0,5<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> 130.300 900 0,7<br />
Midden-<strong>Limburg</strong> 108.000 -200 -0,2<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> 264.900 -3.100 -1,2<br />
Bron: CBS Statline, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />
De tabel toont dat in de periode 2010-<strong>2016</strong> de beroepsbevolking landelijk met in totaal<br />
3,5% groeit. In <strong>Limburg</strong> is een daling van in totaal 0,5% te voorzien. Regionaal gezien is in<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> een daling van 1,2% te verwachten, in Midden-<strong>Limburg</strong> een daling van 0,2% en<br />
in Noord-<strong>Limburg</strong> een groei van 0,7%. De vorige editie van <strong>RAIL</strong> liet een negatiever beeld<br />
zien van de verwachte ontwikkeling van de beroepsbevolking. Het verschil is grotendeels te<br />
verklaren door de bijstelling naar boven in Progneff 2011 (als gevolg van nieuwe nationale<br />
79
evolkingsprognose van het CBS, maar ook doordat standcijfers per 1-1-2011 hoger uitvielen<br />
dan geprognosticeerd en door nieuwe inzichten omtrent migratie). 75<br />
Samenstelling beroepsbevolking naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau<br />
Van de beroepsbevolking in (de drie deelgebieden van) <strong>Limburg</strong> is in 2010 57% man en 43%<br />
vrouw. Daarmee zijn mannen iets sterker en vrouwen wat minder sterk vertegenwoordigd<br />
dan landelijk (55% respectievelijk 45%). De verschillen zijn echter klein.<br />
Figuur 4.5 Samenstelling beroepsbevolking naar leeftijdsklasse, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de<br />
drie deelgebieden, 2010<br />
80<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
14% 15% 16% 15% 15%<br />
26%<br />
27%<br />
29% 28% 29% 28%<br />
26% 26% 27% 25%<br />
22% 20% 20% 19% 20%<br />
11% 11% 10% 10% 11%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar<br />
Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />
Van de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking is 44% 45 jaar of ouder (waarvan 15 procentpunt 55<br />
jaar of ouder). Landelijk gaat het om 40% 45-plussers (waarvan 14 procentpunt 55-plusser).<br />
Het beeld voor de <strong>Limburg</strong>se deelgebieden verschilt maar weinig van dat voor de provincie<br />
als geheel. De leeftijdsopbouw van de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking hangt sterk af van de<br />
leeftijdsopbouw van de <strong>Limburg</strong>se potentiële beroepsbevolking. Uit het bovenstaande is dus<br />
niet af te leiden dat <strong>Limburg</strong>se jongeren minder actief en <strong>Limburg</strong>se ouderen actiever zijn<br />
op de arbeidsmarkt dan landelijk.<br />
75 ‘Begeleidende notitie bij de resultaten van Progneff 2011’, OP: Prognose.vanmeernaarbeter.nl,<br />
juni 2011.
Figuur 4.6 Samenstelling beroepsbevolking naar opleidingsniveau, Nederland, <strong>Limburg</strong> en<br />
de drie deelgebieden, 2010<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
34%<br />
43%<br />
29%<br />
45%<br />
25%<br />
49%<br />
30% 31%<br />
23% 25% 27% 23% 26%<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Bron: EBB; Etil/Research voor Beleid.<br />
Lager Middelbaar Hoger<br />
Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> neemt weliswaar toe, maar<br />
blijft nog steeds achter bij het landelijk gemiddelde. In 2010 is in <strong>Limburg</strong> 25% van de beroepsbevolking<br />
laag-, 45% middelbaar en 29% hoogopgeleid (landelijk is de verdeling 23%<br />
laag, 43% middelbaar en 34% hoog). Binnen <strong>Limburg</strong> kent in 2010 deelgebied Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
naar verhouding het grootste aandeel hoogopgeleiden (31%). Dit komt vooral door de hoge<br />
score van regio Maastricht & Mergelland; in Parkstad <strong>Limburg</strong> is het aandeel hoogopgeleiden<br />
beduidend lager. Van de drie deelgebieden heeft Noord-<strong>Limburg</strong> het laagste percentage<br />
hoogopgeleiden (25%).<br />
4.2 Reserves<br />
Tot de reserves voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt zijn te rekenen uitkeringsgerechtigden,<br />
het niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod en arbeidsmigranten. Een groot deel van de<br />
eerste en een kleiner deel van de tweede en derde groep is aan te treffen onder de bij<br />
UWV geregistreerde niet-werkende werkzoekenden (zie paragraaf 5.2).<br />
4.2.1 Uitkeringsgerechtigden<br />
De afname van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (AO) in de afgelopen jaren in<br />
Nederland is vooral het gevolg geweest van de gewijzigde wet- en regelgeving gericht op<br />
het verminderen van de instroom in en het bevorderen van de uitstroom uit de arbeidsongeschiktheidsregelingen.<br />
Aan die afname is in 2010 (tijdelijk?) een eind gekomen.<br />
De ontwikkeling van het aantal WW-uitkeringen wordt vooral conjunctureel bepaald. Voor<br />
de algemene bijstand geldt dat in mindere mate. Als gevolg van de kredietcrisis is het aantal<br />
WW- en algemene bijstandsuitkeringen in ons land in 2009 opgelopen. In 2010 daalde<br />
het aantal WW-uitkeringen weer, maar zette de stijging van het aantal algemene bijstandsuitkeringen<br />
door. De stijging van de WW- en algemene bijstandsuitkeringen is nog getemperd<br />
door de deeltijd-WW respectievelijk de invoering van de WIJ.<br />
47%<br />
43%<br />
81
Figuur 4.7 Uitkeringen AO (totaal), WW en Algemene Bijstand (WWB en WIJ) in Nederland,<br />
1999-2010 (peildatum ultimo jaar)<br />
82<br />
1.200.000<br />
1.000.000<br />
800.000<br />
600.000<br />
400.000<br />
200.000<br />
100.000<br />
80.000<br />
60.000<br />
40.000<br />
20.000<br />
0<br />
0<br />
Nederland<br />
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />
AO (totaal) WW Algemene bijstand<br />
<strong>Limburg</strong><br />
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />
AO (totaal) WW Algemene bijstand<br />
Bron: CBS Statline; Etil/Research voor Beleid.<br />
Landelijk springt vooral de trendbreuk in de ontwikkeling van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen<br />
in 2010 in het oog. De jarenlange daling slaat dat jaar om in een stijging.<br />
Deze komt – naast het verder doorstijgen van het aantal Wajong-uitkeringen – door een<br />
toename van de instroom in de WIA. De WIA-instroom nam in 2010 met ruim 20% toe. In<br />
2011 is deze stijging naar verwachting veel kleiner, namelijk maar 6%. De groeiende WIAinstroom<br />
is deels het gevolg van demografische veranderingen (vooral vergrijzing) en instroom<br />
van eerdere afgewezen aanvragen. 76 De landelijke ontwikkeling van het aantal WWuitkeringen<br />
in 2010 weerspiegelt de dalende trend in de werkloosheid vanaf februari dat<br />
jaar. De ontwikkeling van het aantal bijstandsuitkeringen ijlt doorgaans na bij de ontwikkeling<br />
van het aantal WW-uitkeringen.<br />
76 Zie: UWV (2011), ‘UWV Kennisverslag 2011-III’. Overigens komt uit de UWV-cijfers een relatief<br />
minder sterke stijging van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in 2010 ten opzichte van<br />
2009 naar voren dan uit de cijfers van het CBS.
Zoals bovenstaande figuur laat zien, volgt <strong>Limburg</strong> in grote lijnen de landelijke trends. Wel<br />
ligt het aantal WW-uitkeringen in <strong>Limburg</strong> als gevolg van de hogere werkloosheidscijfers op<br />
een relatief hoger niveau dan landelijk (een indicatie hiervoor is ook het hogere NWWpercentage<br />
in <strong>Limburg</strong>, zie paragraaf 5.2) . Ultimo 2010 bedraagt het aantal AO-, WW- en<br />
algemene bijstandsuitkeringen (WWB en WIJ) in <strong>Limburg</strong> respectievelijk 71.900, 20.700 en<br />
24.300.<br />
In de algemene bijstand wordt het huishoudbeginsel ingevoerd (zijn er inwonende werkende<br />
kinderen dan wordt het niveau van de bijstand verlaagd of de uitkering zelfs stopgezet).<br />
Verder treedt per 1 januari 2013 de Wet werken naar vermogen in werking waarin delen<br />
van de WSW en Wajong samengevoegd worden met de WWB en WIJ. De WW heeft het kabinet<br />
ongemoeid gelaten, maar het is zeer de vraag of deze bij de nieuwe bezuinigingen buiten<br />
schot zal blijven. De veranderingen in wet- en regelgeving zijn erop gericht het beroep<br />
op de sociale uitkeringen te beperken. Een verdieping van de eurocrisis zal leiden tot een<br />
(verdere) toename van het aantal WW- en algemene bijstandsuitkeringen.<br />
4.2.2 Niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod<br />
Het niet-uitkeringsgerechtigde arbeidsaanbod bestaat uit de groep die geen opleiding volgt<br />
en niet werkt, maar ook geen uitkering ontvangt (bijvoorbeeld omdat de partner werkt). 77<br />
Hoewel niet altijd actief op zoek naar werk, wil een deel van deze groep wel werken. Binnen<br />
het niet-uitkeringsgerechtigde arbeidsaanbod onderscheidt de Raad voor Werk en Inkomen<br />
(RWI) acht typen inactieven met uiteenlopende arbeidsmarktperspectieven:<br />
De jonge kanshebber en recentelijk inactieve zijn de types die over het algemeen wel<br />
werk willen en grote kans hebben op een baan.<br />
De onvrijwillig inactieve allochtoon en de werkwillende oudere willen wel werk, maar<br />
hebben een kleine kans om een baan te vinden.<br />
De welvarende inactieve wil juist over het algemeen geen werk maar heeft wel een relatief<br />
grote kans op een baan.<br />
De types oudere huisvrouw, huisvrouw met thuiswonende kinderen en jonge moeder<br />
willen vaak geen werk en hebben een relatief kleine kans op een baan. 78<br />
De groep niet-uitkeringsgerechtigden vormt (in theorie) groot arbeidspotentieel. Gegevens<br />
voor <strong>Limburg</strong> ontbreken, maar het gaat om een substantieel aanbod. Landelijk was in 2009<br />
meer dan de helft (52%) van het aantal werklozen niet-uitkeringsgerechtigd. 79<br />
4.2.3 Arbeidsmigranten<br />
Naast uitkeringsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod vormen (tijdelijke)<br />
arbeidsmigranten potentieel arbeidsaanbod. In september 2011 werken in Nederland<br />
volgens officiële cijfers in totaal zo’n 155.000 werknemers uit Oost-Europese EU-landen<br />
waarvan 129.000 Polen (18.000 respectievelijk 15.000 meer dan een jaar eerder). 80 Dit<br />
aantal is nog een forse onderschatting aangezien de nodige Oost-Europese werknemers<br />
tijdelijk in Nederland verblijven en daardoor niet in de statistieken zijn aan te treffen.<br />
77 Vaak wordt voor deze groep de term nuggers gebruikt. Deze geldt echter ook voor een specifieke<br />
deelverzameling van de grotere doelgroep, namelijk de groep die ingeschreven staat bij het UWV<br />
en geen uitkering ontvangt. Deze deelverzameling is relatief klein en is – doordat er de laatste jaren<br />
weinig actief beleid op deze groep is gericht – ook niet goed te analyseren.<br />
78 CBS (2010), ‘Geen kans of geen keuze? Een typologie van het arbeidspotentieel zonder inkomen’;<br />
RWI (2010), ‘Kansen bekeken. Vervolganalyse van het onbenut arbeidspotentieel onder nietuitkeringsgerechtigden<br />
in de krachtwijken’.<br />
79 RWI (2011), ‘<strong>Arbeidsmarkt</strong>analyse 2011’.<br />
80 CBS (2011), ‘Werknemers uit de Oost-Europese lidstaten van de EU naar nationaliteit (maatwerk-<br />
tabel)’.<br />
83
Voor een gebied als Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> geldt dit - door de oververtegenwoordiging<br />
aldaar van sectoren als land- en tuinbouw en logistiek/distributie – nog sterker. In de zomermaanden<br />
ligt het aantal arbeidsmigranten – zeker in agrarische gebieden – in verband<br />
met seizoensarbeid overigens beduidend hoger dan in de rest van het jaar.<br />
Al sinds medio jaren negentig komen met name Poolse arbeidsmigranten naar Noord- en<br />
Midden-<strong>Limburg</strong>. De verwachting was dat de Polen na de volledige opening van de Duitse<br />
grenzen voor werknemers uit de nieuwe EU-landen (per 1 mei 2011) Nederland massaal de<br />
rug zouden toekeren; de reistijd naar Duitsland is immers veel korter en de reiskosten<br />
daardoor aanzienlijk lager. Ook de verharding van het politieke klimaat onder het kabinet<br />
Rutte zou een dergelijk effect hebben. Zoals uit bovenstaande cijfers blijkt, blijven de<br />
Polen echter (komen). Van de 4.000 mensen die in Nederland werken voor OTTO Work Force<br />
in Venray 81 zijn er 3.000 afkomstig uit Polen en 1.000 uit Slowakije, Tsjechië en Hongarije.<br />
Gevraagd naar hun motivatie om niet naar Duitsland te gaan, werd als één van de redenen<br />
opgegeven: de bezetting in het verleden door Duitsland. De belangrijkste reden om<br />
naar Nederland te (blijven) komen, is echter dat men in Nederland meer betaald krijgt dan<br />
in Duitsland. 82 Voor Polen is verder de informele omgang binnen Nederlandse bedrijven<br />
aantrekkelijk; de cultuur in Duitsland is nog steeds hiërarchisch. Al met al verwacht OTTO<br />
dat in ieder geval de komende vijf tot tien jaar nog Polen naar West-Europa komen en<br />
daarbij ook nog vaak voor Nederland kiezen. 83 De verwachting is verder dat – als gevolg van<br />
de eurocrisis - de komende jaren ook steeds meer Zuid-Europese werknemers hun toevlucht<br />
in ons land zullen zoeken. 84<br />
Een specifieke groep van arbeidsmigranten vormen de hoogopgeleide kennismigranten.<br />
Sinds juni 2011 gelden verscherpte regels voor kennismigranten. De IND let er scherper op<br />
of het salaris (op papier) niet te hoog is in vergelijking met de voor de functie gebruikelijke<br />
lonen. Gevolg van de regeling is ook dat concerns het moeilijk hebben om tijdelijke krachten<br />
van elders uit hetzelfde concern naar Nederland te halen, omdat die toevallig een lager<br />
salaris hebben dan in de regelgeving voor kennismigranten is vastgesteld. 85 Verder verdwijnt<br />
de 30 procent-regeling voor kennismigranten: kennismigranten die in Nederland<br />
werken hoefden over de eerste 30 procent van hun inkomen geen belasting te betalen. Ook<br />
deze maatregel werkt negatief voor het (kunnen) aannemen van hoogopgeleide buitenlanders.<br />
4.3 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
Om een goed beeld te kunnen schetsen van de toekomstige aansluiting tussen onderwijs en<br />
arbeidsmarkt dient naast ontwikkelingen in de vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt<br />
(baanopeningen, zie paragraaf 3.3) ook het aanbod van nieuwkomers in kaart te worden<br />
gebracht. Dit gebeurt aan de hand van de arbeidsmarktinstroom. Daarmee wordt het aanbod<br />
van nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt bedoeld, zoals bepaald door de verwachte<br />
uitstroom van schoolverlaters uit het initiële dagonderwijs, het deeltijdonderwijs,<br />
het niet-reguliere voltijdonderwijs en de beroepsgerichte volwasseneneducatie. Onder<br />
81 OTTO Work Force – opgericht in 2000 - begon met de bemiddeling van Poolse uitzendkrachten met<br />
een Duits paspoort. Het is uitgegroeid tot een bedrijf dat in Europa tienduizend mensen aan het<br />
werk heeft. Anno 2011 is OTTO de grootste aanbieder van buitenlandse werknemers in Nederland.<br />
82 Daartegenover staat dat de kosten voor levensonderhoud in Duitsland lager zijn.<br />
83 Artikel ‘Goh, de Polen blijven nog’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 13 augustus 2011.<br />
84 Eind 2011 kende Spanje met een record van 22,9% de hoogste werkloosheid binnen de eurozone<br />
(internationale definitie). Van de Spaanse jongeren zocht bijna de helft (48,7%) een baan. Ter<br />
vergelijking: het gemiddelde voor de hele eurozone bedroeg 10,4% respectievelijk 21,3% en in Nederland<br />
waren de percentages 4,9% en 8,6%. In 2011 hebben 50.000 Spanjaarden hun land verlaten.<br />
De arbeidsmigratie is daarmee met 37 procent toegenomen. Zie: Artikel ‘De Spanjaarden komen’,<br />
OP: Nieuwsuur.nl, 11 januari <strong>2012</strong>; Artikel ‘Werklooshied in EU op record’, IN: De Volkskrant.nl.<br />
85 Artikel ‘Tekort vakmensen door regelgeving’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 1 september 2011.<br />
84
‘schoolverlaters’ vallen ook de afgestudeerden van het hoger onderwijs. Reeds werkenden<br />
zijn eveneens tot nieuw aanbod op de arbeidsmarkt te rekenen, wanneer zij een niveauverhogende<br />
of richtingveranderende opleiding voltooien.<br />
De in de komende jaren te verwachten arbeidsmarktinstroom wordt bepaald op basis van<br />
aantallen leerlingen en gediplomeerden. In deze paragraaf gaan we daarom eerst in op<br />
onderwijsdeelname MBO, voortijdig schoolverlaten, doorstroom van MBO-gediplomeerden<br />
naar een vervolgopleiding, onderwijsdeelname hoger onderwijs en toekomstige onderwijsdeelname<br />
naar onderwijsniveau. Daarna komt de instroom van nieuwkomers op de arbeidsmarkt<br />
aan de orde. We sluiten de paragraaf af met een uiteenzetting over de binding<br />
van de hoogopgeleide gediplomeerden aan de regio.<br />
4.3.1 Onderwijsdeelname MBO<br />
Kijken we naar het totaal aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige MBO-leerlingen - ongeacht de<br />
provincie waar ze hun opleiding volgen - dan is sprake van een stijgende trend. Volgens<br />
cijfers van Colo/SBB (gebaseerd op DUO/CFI) waren er in 2010/2011 in de arbeidsmarktregio’s<br />
Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> samen in totaal 35.387 MBO-leerlingen<br />
woonachtig tegenover 34.956 in 2009/2010 en 34.799 in 2008/2009.<br />
Tabel 4.4 In de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige<br />
MBO-leerlingen naar onderwijssector, 2008/2009 tot en met 2010/2011<br />
2008/09 2009/10 2010/11 Mutatie<br />
2009/10<br />
tov<br />
2008/09<br />
(in %)<br />
Mutatie<br />
2010/11<br />
tov<br />
2009/10<br />
(in %)<br />
Combinatie van sectoren 821 857 854 4,4% -0,4%<br />
Economie 11.110 11.180 11.119 0,6% -0,5%<br />
Groen 2.244 2.530 2.526 12,7% -0,2%<br />
Techniek 8.764 8.795 9.310 0,4% 5,9%<br />
Zorg en welzijn 11.860 11.594 11.578 -2,2% -0,1%<br />
Totaal 34.799 34.956 35.387 0,5% 1,2%<br />
Bron: Kubus MBO-inschrijvingen Colo/SBB (op basis van DUO/CFI); Etil/Research voor Beleid.<br />
Tabel 4.4 toont dat de stijging van het aantal in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige MBO-leerlingen in 2010/11 ten opzichte van het<br />
daaraan voorafgaande jaar voor rekening kwam van de onderwijssector techniek. De overige<br />
onderwijssectoren lieten een lichte daling zien.<br />
De top tien van clusters met de meeste MBO-leerlingen bestond in 2010/11 uit:<br />
1. Welzijn (5.580)<br />
2. Economisch administratief (3.516)<br />
3. Zorg (3.272)<br />
4. Installatie-, elektro- en metaaltechniek (2.905)<br />
5. Detailhandel Food/Non Food (1.892)<br />
6. Horeca (1.575)<br />
7. ICT (1.368)<br />
8. Groene ruimte (1.146)<br />
9. Procestechniek (1.131)<br />
10. Bouw en infra (1.060)<br />
85
Verder had ook de cluster Transport en logistiek meer dan duizend leerlingen (1.032). De<br />
overige clusters telden minder dan duizend deelnemers.<br />
Van de MBO-leerlingen volgde in 2010/11 23% een opleiding op niveau 2, 30% op niveau 3 en<br />
42% op niveau 4. De deelname op niveau 1 (dat geen startkwalificatie 86 oplevert) was met<br />
5% erg klein. Het aanbod aan MBO-opleidingen op niveau 1 in <strong>Limburg</strong> is ook beperkt.<br />
Van de in <strong>Limburg</strong> woonachtige MBO-leerlingen volgt een deel een opleiding buiten de provincie<br />
(in Eindhoven, Nijmegen of Helmond dan wel in Maaseik of Bree in België 87 ). tegelijkertijd<br />
zijn er ook MBO-leerlingen uit aangrenzende provincies en uit het buitenland die bij<br />
een van de <strong>Limburg</strong>se MBO-instellingen een opleiding volgen. 88 Per saldo zijn er meer <strong>Limburg</strong>se<br />
MBO-leerlingen die buiten <strong>Limburg</strong> studeren dan andersom. De publicatie MBO in<br />
Kaart 89 – die inzicht biedt in het totaal aantal <strong>Limburg</strong>se en niet-<strong>Limburg</strong>se leerlingen dat<br />
een opleiding volgt bij een van de MBO-instellingen in <strong>Limburg</strong> – laat een dalende trend van<br />
het aantal leerlingen zien. De conclusie is dan ook dat de afgelopen jaren het aantal <strong>Limburg</strong>se<br />
MBO-leerlingen dat buiten de provincie een MBO-opleiding volgt, is toegenomen.<br />
4.3.2 Voortijdig schoolverlaten<br />
Over een langere periode (2004/05-2009/10) beschouwd is in <strong>Limburg</strong> sprake van een daling<br />
van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv’ers). In het laatstgenoemde peiljaar is<br />
echter – tegen de landelijke trend in – een stijging te zien. Het aantal vsv’ers in de RMCregio’s<br />
Gewest <strong>Limburg</strong>-Noord en Gewest Zuid-<strong>Limburg</strong> bedraagt dat jaar 1.148 respectievelijk<br />
1.757 (4,3% respectievelijk 5,2% meer dan in 2008/09 tegenover landelijk een afname<br />
van ruim 4%). Het aandeel vsv’ers in het totaal aantal leerlingen/deelnemers is in 2009/10<br />
in <strong>Limburg</strong>-Noord gelijk aan het landelijk gemiddelde (3,0 procent) en ligt in Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
daarboven (4,0 procent). 90 Naar verhouding kennen de grote <strong>Limburg</strong>se gemeenten – met<br />
Maastricht aan kop – de meeste vsv’ers. Maasbree, Simpelveld en Mook en Middelaar hebben<br />
het laagste percentage vsv’ers. 91<br />
4.3.3 Doorstroom naar vervolgopleiding<br />
Niet alle MBO-gediplomeerden betreden direct de arbeidsmarkt. Een deel van hen stroomt<br />
door naar een vervolgopleiding. Tabel 4.5 geeft de doorstroomroute van MBOgediplomeerden<br />
weer voor de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong>.<br />
86<br />
Het bezit van een startkwalificatie houdt in dat iemand ten minste een afgeronde HAVO- of VWOopleiding,<br />
een basisberoepsopleiding (MBO niveau 2) of een oude opleiding van vergelijkbaar niveau<br />
heeft.<br />
87<br />
Het betreft in België zesjarige opleidingen die min of meer overeenkomen met een combinatie<br />
van VMBO en MBO. Met name vanuit Weert en Echt volgen de nodige <strong>Limburg</strong>se leerlingen hier een<br />
opleiding. Vaak is de strakkere discipline in het Belgisch onderwijs voor ouders reden om hun<br />
kind(eren) daar een opleiding te laten volgen.<br />
88<br />
Zo loopt de deelname van Duitse studenten in Venlo op; het zou al om enkele honderden gaan.<br />
89<br />
MBO-instellingen in <strong>Limburg</strong> (2011), ‘MBO in Kaart. Een actuele kaart van het middelbaar beroepsonderwijs<br />
in <strong>Limburg</strong>’.<br />
90<br />
Vsvverkenner.nl. Het betreft hier cijfers van DUO. Bij de cijfers voor <strong>Limburg</strong> past de kanttekening<br />
dat ook jongeren die met hun ouders naar België verhuizen en daar verder gaan met hun opleiding<br />
in de statistieken van DUO worden opgetekend als voortijdig schoolverlater.<br />
91<br />
CBS (2011), ‘Regionaal beeld van de jeugd 2011’.<br />
86
Tabel 4.5 Doorstroomroute van MBO-gediplomeerden van het studiejaar 2009-2010, situatie<br />
2010-2011 naar onderwijssector, %<br />
Gediplomeerden<br />
Doorstroom<br />
binnen MBO<br />
Doorstroom<br />
naar HBO<br />
(incl. AD)<br />
Beschikbaar<br />
voor arbeidsmarkt<br />
Absoluut % % %<br />
Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />
Groen 506 25 7 67<br />
Techniek 1.543 31 13 56<br />
Economie 2.234 38 15 47<br />
Zorg en welzijn 1.685 19 12 69<br />
AKA 194 37 0 63<br />
Totaal 6.162 29 12 58<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
Groen 263 36 7 57<br />
Techniek 1.444 29 12 60<br />
Economie 2.102 29 17 54<br />
Zorg en welzijn 1.756 14 13 73<br />
AKA 304 52 0 48<br />
Totaal 5.869 25 13 61<br />
Bron: UWV (2011), ‘Basiscijfers Jeugd Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>’ (juni 2011); UWV (2010), ‘Basiscijfers<br />
Jeugd Zuid-<strong>Limburg</strong>’ (juni 2011); bewerking Etil/Research voor Beleid.<br />
Van het totaal aantal MBO-gediplomeerden in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> in het schooljaar<br />
2009-2010 kwam ruim de helft (58%) beschikbaar voor de arbeidsmarkt, 29% is een vervolgopleiding<br />
binnen het MBO gaan volgen en 12% stroomde door naar het HBO. Voor Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong> bedragen deze percentages respectievelijk 61%, 25% en 13%. Naar verhouding gingen<br />
in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> dus iets meer MBO-gediplomeerden een vervolgopleiding<br />
volgen dan in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />
Er zijn verschillen tussen onderwijssectoren. In beide regio’s is in de sectoren Techniek en<br />
Economie en voor de niet onder een bepaalde sector onder te brengen assistentenopleiding<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>gekwalifceerde Assistent (AKA) relatief vaak sprake van doorstroom binnen<br />
het MBO. In Noord-en Midden-<strong>Limburg</strong> geldt dat ook voor Groen. Doorstroom naar het HBO<br />
komt bij MBO-gediplomeerden verhoudingsgewijs minder vaak voor in de sector Groen dan<br />
bij gediplomeerden in de andere sectoren. De dichtstbijzijnde HBO-instelling voor groen<br />
onderwijs is op dit momnet de HAS in Den Bosch. 92 Deze heeft aangegeven zich vanaf 2013<br />
ook in Venlo te willen vestigen en daar binnen vijf tot zes jaar naar duizenden studenten te<br />
willen groeien (onder meer door het aanboren van de Duitse markt van studenten). De<br />
aanwezigheid van een vestiging van de HAS zal in de toekomst de doorstroom van <strong>Limburg</strong>se<br />
MBO-gediplomeerden naar het groene HBO zeer waarschijnlijk vergroten.<br />
Vergeleken met een jaar eerder is het percentage MBO-gediplomeerden dat niet verder<br />
studeert hoger, zowel in de regio Midden- en Noord-<strong>Limburg</strong> (51% tegenover 58%) als in<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> (57% tegenover 61%).<br />
4.3.4 Onderwijsdeelname hoger onderwijs<br />
92 Sinds kort is het al wel mogelijk bij de vestiging van Fontys in Greenport Venlo een HBObacheloropleiding<br />
Food & Flower Management (gericht op agromarketing en agrologistiek) te volgen<br />
Greenport. Venlo kent ook een nevenvestiging van Maastricht University. Daar zijn in september<br />
2009 de masteropleidingen Global Supply Chain Management and Change (eenjarig) en Health<br />
Food Innovation Management (tweejarig) van start gegaan.<br />
87
Het hoger onderwijs in <strong>Limburg</strong> bestaat uit vier grote instellingen: Maastricht University,<br />
Open Universiteit, Hogeschool Zuyd en Fontys Hogescholen. 93 De vier <strong>Limburg</strong>se instellingen<br />
voor hoger onderwijs vullen elkaar aan 94 en vormen samen een krachtige kennispartner voor<br />
bedrijven en overheid, die het voortouw neemt bij de verdere ontwikkeling van <strong>Limburg</strong> tot<br />
een belangrijke kennisregio in Nederland. Het hoger onderwijs gebruikt daarbij haar kracht<br />
vanuit vier concentraties van hoger onderwijs- en onderzoeksactiviteiten: Maastricht, Venlo,<br />
Sittard-Geleen en Heerlen/Aken (Avantis). 95<br />
In het studiejaar 2010/11 waren er in <strong>Limburg</strong> volgens cijfers van het CBS in totaal 23.993<br />
HBO-studenten en 12.222 WO-studenten woonachtig. Een jaar eerder waren dat er 23.246<br />
en 12.471. Dat komt neer op een stijging van 3,2% respectievelijk een daling van -2,0%. 96<br />
Deze cijfers hebben betrekking op het bekostigd onderwijs en inwoners van <strong>Limburg</strong>, ongeacht<br />
waar zij dit onderwijs volgen. Het totaal aantal ingeschreven (binnen- en buitenlandse)<br />
studenten van de Maastricht University bedroeg in het studiejaar 2010/2011 14.497<br />
(5,5% meer dan de 13.744 een jaar eerder). De drie belangrijkste faculteiten waren Medicijnen,<br />
Economie en Rechten (respectievelijk 4.084, 3.945 en 2.324 ingeschreven studenten).<br />
97 Gezien de daling van het aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige WO-studenten is de toename<br />
van het studentenaantal van de Maastricht University vooral te verklaren door de toename<br />
van het aantal buitenlandse studenten.<br />
Het aantal buitenlandse studenten in het Nederlandse hoger onderwijs neemt elk jaar toe.<br />
In het studiejaar 2009/2010 stonden er volgens het CBS 47 duizend buitenlandse studenten<br />
ingeschreven in het hoger onderwijs in Nederland. Vergeleken met het studiejaar<br />
2004/2005 is dat een toename van ongeveer 28 duizend studenten (bijna 70 procent). Het<br />
CBS geeft aan dat de stijging vooral voor rekening komt van Duitse studenten, maar ook van<br />
studenten uit China, België, Indonesië en Bulgarije. <strong>Limburg</strong> heeft een grote bijdrage in de<br />
toename van het aantal buitenlandse studenten gezien het feit dat de meest internationale<br />
hogescholen en universiteiten in deze provincie liggen, namelijk de Maastricht University,<br />
de Hogeschool Zuyd en de Fontys-vestiging in Venlo.<br />
Maastricht University (veel Duitsers, verder de nodige Belgen maar ook Aziaten) en Fontys<br />
Hogescholen (met name Duitsers) voeren de top tien aan van ho-instellingen in ons land<br />
met de meeste buitenlandse studenten (in 2011 6.083 respectievelijk 3.628). Beide instellingen<br />
hebben een sterk internationaal karakter en werven actief buitenlandse studenten. 98<br />
Op de afdelingen van de Fontys Hogeschool in Venlo zijn Nederlanders zelfs in de minderheid:<br />
van de 3.200 studenten daar komen er 2.200 uit Duitsland. Duitsers voelen zich thuis<br />
in het Nederlandse onderwijs; het is vrijer, kleinschaliger en praktijkgerichter dan in het<br />
eigen land. De docenten zijn bovendien goed benaderbaar. De onderwijsinstellingen in de<br />
grensstreek zijn ook erg blij met de flinke stroom Duitse studenten. Duitse studenten zijn<br />
in het algemeen erg gemotiveerd. 99 Probleem vanuit <strong>Limburg</strong>s en Nederlands perspectief is<br />
dat de buitenlandse studenten na afronding van hun opleiding de provincie en het land<br />
weer verlaten (zie ook paragraaf 4.3.7).<br />
93<br />
Daarnaast leveren de privaat gefinancierde instellingen ECDPM, EIPA en MSM een eigen waardevolle<br />
bijdrage aan het hoger onderwijs in <strong>Limburg</strong>.<br />
94<br />
De inzet van de expertise van de vier instellingen naast elkaar vergroot de gezamenlijke toegevoegde<br />
waarde. Zo biedt de Maastricht University probleemgestuurd onderwijs en hoogwaardig<br />
onderzoek, de Open Universiteit open en flexibel hoger afstandsonderwijs en de hogescholen<br />
praktijkgericht onderwijs en onderzoek.<br />
95<br />
Provincie <strong>Limburg</strong> (s.a.), ‘Versnelling en versterking. Position paper hoger onderwijs <strong>Limburg</strong>’.<br />
96<br />
CBS Statline.<br />
97<br />
Maastrichtuniversity.nl.<br />
98<br />
Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek in Venlo biedt zelfs aparte Duitse opleidingen aan (in het<br />
Duits door Duitse docenten gericht op de Duitse arbeidsmarkt). Zie ook: Artikel ‘Nederland profiteert<br />
niet van buitenlandse student’, IN: De Volkskrant, 23 december 2011.<br />
99<br />
Artikel ‘We willen graag meer Duitsers’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 14 april 2011.<br />
88
Er heeft een uitbreiding en verbreding plaats van het aanbod van hoger onderwijs in <strong>Limburg</strong>.<br />
Te wijzen is onder meer op de volgende ontwikkelingen:<br />
Medio 2011 heeft het ministerie van OCW groen licht heeft gegeven voor het Science<br />
College, als onderdeel van het University College Maastricht. Het is geen klassieke studie<br />
natuurkunde, scheikunde of biologie, maar een brede opleiding (op bachelorniveau)<br />
waarbij de studenten in hoge mate hun eigen programma kunnen samenstellen. De opleiding<br />
is in september 2011 van start gegaan. Vooralsnog komt de overgrote meerderheid<br />
van de studenten uit het buitenland. 100<br />
Verder is Maastricht University op zoek naar een nieuwe vestiging in Venlo, omdat de<br />
huidige locatie bij Fontys in Venlo te klein is. Zoals hierboven reeds vermeld, is de HAS<br />
Den Bosch van plan in Venlo een vestiging te openen. Venlo ontwikkelt zich zo steeds<br />
meer tot een echte studentenstad. 101 Daarbij past weer de kanttekening dat het hoger<br />
onderwijs in Venlo niet alleen de <strong>Limburg</strong>se/Nederlandse maar ook – en in toenemende<br />
mate - de Duitse studentenmarkt bedient.<br />
4.3.5 Toekomstige onderwijsdeelname<br />
Mede op basis van de Referentieraming 2011 van het ministerie van OCW is het volgende<br />
(landelijke) toekomstbeeld van de onderwijsdeelname te schetsen:<br />
Het primair onderwijs is in de jaren negentig sterk gegroeid, maar in het recente verleden<br />
vrijwel constant gebleven. In de komende jaren gaat het aantal leerlingen landelijk<br />
geleidelijk dalen vanwege de sinds 2000 in gang gezette geboortedaling.<br />
<strong>Limburg</strong> loopt in dezen voorop; hier is al sinds 1998 sprake van een structurele daling<br />
van het aantal leerlingen in het primair onderwijs. 102 Deze daling zet de komende verder<br />
door. Zo houdt het schoolbestuur van Movare in Kerkrade – dat 58 basisscholen in met<br />
name Parkstad telt – bij de toekomstscenario’s rekening met een jaarlijkse afname van<br />
het aantal kinderen met 2,5%. Sinds 2003 zijn er in Parkstad al veertien scholen gefuseerd.<br />
103 In negen gevallen ging Movare over tot sluiting van schoolgebouwen (veelal dependances).<br />
Onderwijsstichting Innovo (met scholen in Heerlen, maar vooral in Heuvelland)<br />
is pas in 2011 begonnen met fusies en schoolsluitingen. Innovo rekent met een<br />
jaarlijkse teruggang van 3,3%, een hoger percentage dan Movare vanwege de sterkere<br />
vergrijzing op het platteland. 104<br />
Het voortgezet onderwijs zal de komende jaren landelijk nog licht groeien, maar vanaf<br />
<strong>2016</strong> zal het in navolging van het primair onderwijs (met circa 6 jaar vertraging) gaan<br />
dalen.<br />
<strong>Limburg</strong> is weer een voorloper; het voortgezet onderwijs krimpt hier al sinds 2005, zij<br />
het nog slechts licht. Deze krimp zet de komende jaren in versterkte mate door. 105<br />
Voor het middelbaar beroepsonderwijs wordt de komende jaren een daling verwacht, als<br />
gevolg van het voortdurend dalende aandeel van VMBO binnen het voortgezet onderwijs.<br />
Het hoger onderwijs is in de afgelopen 10 jaar sterk gegroeid. De verwachting is dat de<br />
studentenaantallen nog tot 2025 aanzienlijk toenemen. In alle onderscheiden HBO- en<br />
WO-onderwijssectoren wordt - in meer of mindere mate - groei verwacht. Absoluut gezien<br />
is de grootste landelijke groei van het aantal HBO-studenten tussen 2010 en 2020 te<br />
verwachten in de sector Economie (landelijk 26.600), op afstand gevolgd door de secto-<br />
100<br />
Artikel ‘Science College will go ahead’, OP: Observantonline.nl, 23 juni 2011.<br />
101<br />
Artikel ‘Universiteit Twente wil vestiging in Venlo’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 11 november 2011.<br />
102<br />
APE (2008), ‘Demografische voorsprong: Kwaliteitsslag onderwijs’.<br />
103<br />
In de ongeveer de helft van de gevallen leidde dat bovendien tot de vorming van een brede<br />
school.<br />
104<br />
Artikel ‘Parkstad heeft al veertien fusies en negen schoolsluitingen achter de rug’, IN: De <strong>Limburg</strong>er,<br />
23 augustus 2011.<br />
105<br />
APE (2008), ‘Demografische voorsprong: Kwaliteitsslag onderwijs’.<br />
89
90<br />
ren Gedrag & Maatschappij (12.600) en Techniek (11.500). Op WO-niveau spannen Gedrag<br />
& Maatschappij (13.900) en Economie (12.600) de kroon. 106<br />
4.3.6 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
<strong>RAIL</strong> berekent de arbeidsmarktinstroom in (de deelgebieden van) <strong>Limburg</strong> aan de hand van<br />
gegevens van Colo/SBB over leerlingen en gediplomeerden naar woonplaats (gebaseerd op<br />
DUO/CFI-cijfers), de huidige werkgelegenheidsstructuur (VRL) en de landelijke randtotalen<br />
van de arbeidsmarktinstroom volgens ROA. Er wordt zes jaar vooruitgekeken (2011-<strong>2016</strong>).<br />
Totale arbeidsmarktinstroom<br />
Tabel 4.6 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, 2011-<br />
<strong>2016</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />
Arbeidsplaatsen<br />
2010<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
Totaal<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
Totaal %<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
Gem. jaarlijks %<br />
Nederland 8.033.520 1.876.950 23,4 3,6<br />
<strong>Limburg</strong> 525.790 108.460 20,6 3,2<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> 139.710 29.370 21,0 3,2<br />
Midden-<strong>Limburg</strong> 108.400 22.440 20,7 3,2<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> 277.670 56.650 20,4 3,1<br />
Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />
Landelijk bedraagt de totale arbeidsmarktinstroom in de periode 2011-<strong>2016</strong> jaarlijks gemiddeld<br />
3,6% van de werkgelegenheid in het basisjaar 2010. In <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden<br />
is dit percentage lager (om en nabij de 3,2%). Absoluut gezien gaat het in <strong>Limburg</strong><br />
in de beschouwde periode om in totaal 108.460 personen, waarvan 29.370 in Noord-<br />
<strong>Limburg</strong>, 22.440 in Midden- en 56.650 in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom op lager en middelbaar opleidingsniveau<br />
De arbeidsmarkt voor lager en middelbaar opgeleiden is in het algemeen regionaal.<br />
Tabel 4.7 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom (AMI) voor lagere en middelbare opleidingen in Nederland<br />
en <strong>Limburg</strong>, 2011-<strong>2016</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />
Opleidingstype Aantal AMI %<br />
WP<br />
Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Gem.<br />
Jaarlijks<br />
%<br />
Aantal AMI %<br />
WP<br />
Gem.<br />
Jaarlijks<br />
%<br />
Basisonderwijs 177.000 44,9 6,4 12.400 42,2 6,0<br />
VMBO Tl 59.800 11,1 1,8 3.700 10,0 1,6<br />
VMBO Groen 23.100 35,3 5,2 1.300 28,4 4,3<br />
VMBO Techniek 54.400 11,1 1,8 3.400 9,2 1,5<br />
VMBO Economie 46.100 29,1 4,3 2.900 25,2 3,8<br />
VMBO Verzorging 38.300 19,7 3,0 3.000 16,3 2,5<br />
HAVO/VWO 202.900 30,4 4,5 9.800 27,2 4,1<br />
MBO Groen 28.100 16,8 2,6 2.000 18,2 2,8<br />
106 Ministerie van OCW (2011), ‘Referentieraming 2011’.
MBO Techniek 181.300 20,4 3,1 13.100 21,3 3,3<br />
MBO Sociaal-cultureel 185.700 34,0 5,0 9.600 22,6 3,5<br />
MBO Gezondheidszorg 57.300 25,2 3,8 5.200 31,3 4,6<br />
MBO Economie 231.300 26,4 4,0 13.100 22,1 3,4<br />
Totaal lager en middelbaar* 1.305.400 24,6 3,7 80.300 21,6 3,3<br />
* inclusief overig<br />
Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />
De totale arbeidsmarktinstroom op lager en middelbaar opleidingsniveau bedraagt in <strong>Limburg</strong><br />
in de komende zes jaar 80.300. Dat komt neer op in totaal 21,6% procent van de werkgelegenheid<br />
in 2010 (en jaarlijks gemiddeld 3,3 procent). Het totaal aantal baanopeningen<br />
voor de lagere en middelbare opleidingstypen wordt voor dezelfde periode geschat op<br />
107.000 (zie paragraaf 3.3). Dat betekent dat de nieuwe instroom slechts 75% van de ontstane<br />
baanopeningen op lager en middelbaar niveau kan opvullen.<br />
Van de 80.300 <strong>Limburg</strong>se schoolverlaters op de lagere en middelbare opleidingsniveaus die<br />
in de jaren 2011-<strong>2016</strong> de arbeidsmarkt betreden, hebben er 43.000 een MBO-diploma,<br />
9.800 een HAVO/VWO-diploma, 14.000 een VMBO-diploma en zijn er 12.400 ongeschoold.<br />
Bijlage 4 bevat een verdere uitsplitsing van de arbeidsmarktinstroom op MBO-niveau naar<br />
opleidingsrichting in <strong>Limburg</strong>.<br />
ROA typeert de arbeidsmarktinstroom aan de onderkant van de arbeidsmarkt landelijk verder<br />
als volgt:<br />
Op VMBO-niveau is naar verhouding weinig arbeidsmarktinstroom omdat de meeste<br />
jongeren doorstromen naar het MBO (met name is dat het geval voor VMBO tl en techniek<br />
en verzorging). Daarnaast is er de laatste jaren sprake van een afname van het<br />
aantal voortijdig schoolverlaters en zijn er steeds minder jongeren die een VMBOopleiding<br />
volgen. De VMBO’ers die wel gaan werken combineren vaak werken en leren<br />
in de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) van het MBO, waardoor bij het behalen van<br />
het MBO-diploma vervangingsvraag ontstaat naar VMBO’ers. Dit kan zich manifesteren<br />
in de vraag naar leerlingen in BBL-trajecten (beroepsbegeleidende leerweg) bij bedrijven<br />
en instellingen.<br />
Ook voor ongeschoolden en HAVO/VWO’ers bestaat een dergelijk ‘doorleereffect’. Bij<br />
de ongeschoolden gaat het vaak om ‘drop-outs’ van het VMBO. De groep bestaat deels<br />
uit jongeren met persoonlijke problemen (zoals gedragsmoeilijkheden, gezondheidsklachten<br />
of een handicap) en deels uit jongeren die op een later tijdstip alsnog een<br />
VMBO- of MBO-opleiding (vaak op niveau 1) afronden. Bij HAVO/VWO’ers betreft het<br />
studenten die niet meteen beginnen met een hogere opleiding maar eerst gaan werken,<br />
of na enige maanden stoppen met de opleiding en gaan werken. Op beide niveaus ontstaat<br />
er vervangingsvraag als de VMBO-opleiding wordt afgesloten c.q. men uittreedt<br />
van de arbeidsmarkt om een HBO- of WO-opleiding te gaan volgen. 107<br />
Ook is aan de onderkant van de arbeidsmarkt de nodige dynamiek door “groenpluk” van<br />
MBO’ers (die later weer hun studie oppikken), de instroom van herintreders, laagopgeleide<br />
arbeidsmigranten, het invullen van banen door werknemers met een middelbare opleiding<br />
et cetera. Al deze stromen hebben eveneens invloed op de vervangingsvraag.<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom op hoger en wetenschappelijk opleidingsniveau (landelijk)<br />
Hoger en met name wetenschappelijk opgeleiden hebben een grotere actieradius dan lager<br />
en middelbaar opgeleiden. Voor hen is veelal sprake van een landelijke arbeidsmarkt.<br />
107 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />
91
Tabel 4.8 <strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom (AMI) voor hogere en wetenschappelijke opleidingen in<br />
Nederland, 2011-<strong>2016</strong>, in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />
92<br />
Nederland<br />
Opleidingstype Aantal AMI % WP Gem. Jaarlijks %<br />
HBO onderwijs 47.600 13,9 2,2<br />
HBO sociaal cultureel 82.700 26,0 3,9<br />
HBO groen 5.300 13,1 2,1<br />
HBO techniek 54.400 18,0 2,8<br />
HBO paramedisch 43.100 19,2 3,0<br />
HBO economie 105.600 23,0 3,5<br />
WO letteren en sociaal-cultureel 67.900 21,8 3,3<br />
WO groen 3.400 20,1 3,1<br />
WO techniek 33.100 18,9 2,9<br />
WO medisch 33.900 29,1 4,3<br />
WO economie en recht 81.500 28,2 4,2<br />
Totaal hoger en wetenschappelijk 570.800 21,6 3,3<br />
* inclusief overig<br />
Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />
De totale arbeidsmarktinstroom op hoger en wetenschappelijk opleidingsniveau in de komende<br />
zes jaar wordt landelijk geschat op 570.800. Dat komt neer op in totaal 21,6% procent<br />
van de werkgelegenheid in 2010 (en jaarlijks gemiddeld 3,3 procent). Het aantal<br />
baanopeningen voor de hogere en wetenschappelijke opleidingstypen wordt voor dezelfde<br />
periode geschat op 666.800. Dat betekent dat de nieuwe instroom slechts 86% van de ontstane<br />
baanopeningen op hoger en wetenschappelijk niveau kan opvullen.<br />
4.3.7 Binding hoogopgeleide gediplomeerden aan regio<br />
Volgens het onderzoek Brain drain of brain gain? Hoger opgeleiden in grote steden in Nederland<br />
blijven in de HBO-/WO-studiesteden meer academici en hoogopgeleide jongeren<br />
‘hangen’ dan er vertrekken. Zo geldt voor Maastricht dat 4% van de WO-afgestudeerden op<br />
zestienjarige leeftijd in de stad woonde, na afloop van de studie is dat opgelopen naar 17%.<br />
Ook HBO’ers blijven in Maastricht hangen: 14% procent woonde op zestienjarige leeftijd in<br />
de stad, na de studie is dat 18%. Dit gaat wel ten koste van andere gemeenten in het betreffende<br />
landsdeel: de stad wint en de regio verliest. 108 Van een ‘brain drain’ van in <strong>Limburg</strong><br />
afgestudeerde HBO-/WO-afgestudeerden van Nederlandse afkomst is volgens betreffend<br />
onderzoek dus geen sprake. Het onderzoek belicht echter niet de HAVO/VWOgediplomeerden<br />
die <strong>Limburg</strong> verlaten om elders een HBO-/WO-opleiding te gaan volgen (en<br />
waarvan een deel na afloop van de studie niet terugkeert naar <strong>Limburg</strong>).<br />
Veel moeilijker is het buitenlandse HBO-/WO-studenten voor Nederland te behouden. Over<br />
het algemeen raakt deze groep weinig met ons land verbonden. Veruit de meeste van hen<br />
verlaten direct na hun studie Nederland weer. Uit cijfers van Maastricht University blijkt<br />
dat slechts één op de vijf buitenlandse studenten nog een tijd in Nederland blijft werken;<br />
van de Duitse studenten is dat er maar één op de tien. Ook van de buitenlandse (veelal<br />
108 NICIS (2011), ‘Brain drain of brain gain? Hoger opgeleiden in grote steden in Nederland’; Artikel<br />
‘Stad weet hoogopgeleiden te binden’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 24 februari 2011. Op dit moment loopt<br />
een tweede onderzoek naar brain drain.
Duitse) afgestudeerden aan Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek in Venlo blijven er<br />
maar weinig hangen. De Duitse afgestudeerden van deze hogeschool zijn in eigen land erg<br />
gewild, omdat ze beroepsgerichter zijn opgeleid dan in Duitsland. Een betere integratie van<br />
buitenlandse studenten tijdens de studie draagt bij aan hun binding met Nederland, ook in<br />
de periode na afronding van de studie. Op die manier is meer voordeel te halen uit het<br />
verblijf van buitenlandse studenten aan de Nederlandse onderwijsinstellingen. 109<br />
4.4 Pendel<br />
Uit door Etil uitgevoerd pendelonderzoek blijkt dat in 2010 dagelijks meer <strong>Limburg</strong>ers buiten<br />
de provincie werken (namelijk 59.700) dan er mensen van elders naar <strong>Limburg</strong> komen<br />
om te werken (40.200). Er is dus sprake van een negatief pendelsaldo van –19.500, oftewel<br />
4% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>. In 2005 was dit nog -16.800<br />
(-3,5%). De oorzaak hiervan is te vinden in het negatieve pendelsaldo met de rest van Nederland<br />
(-34.400 personen). <strong>Limburg</strong> heeft met alle provincies een negatief pendelsaldo.<br />
Dit negatieve binnenlandse pendelsaldo wordt slecht gedeeltelijk gecompenseerd door door<br />
een positief pendelsaldo met de buurlanden België (+12.400) en Duitsland (+2.500). Binnen<br />
<strong>Limburg</strong> kent de Westelijke Mijnstreek vanuit de andere regio’s het grootste positieve pendelsaldo<br />
en Parkstad <strong>Limburg</strong> het grootste negatieve pendelsaldo. 110<br />
Als gevolg van de geografische ligging is grenspendel in <strong>Limburg</strong> een relatief veel voorkomend<br />
fenomeen. Vooral in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> werken veel Duitsers. Vermoedelijk is<br />
het Duitse arbeidsaanbod wel afgenomen als gevolg van de snel dalende werkloosheid in<br />
Duitsland. 111 Bovendien bestaat ook in Nordrhein-Westfalen een grote (en toenemende)<br />
behoefte aan gekwalificeerd (technisch) personeel. Verder bezuinigt het ministerie van<br />
SZW op de Bureaus Belgische en Duitse Zaken. Het spreekuur en de persoonlijke dienstverlening<br />
via telefoon en e-mail worden vervangen door een website. Dat betekent dat grensarbeiders<br />
binnenkort geen persoonlijke hulp meer krijgen bij vragen over verzekeringen,<br />
belastingen, pensioenen of sociale regelgeving. De Provincie <strong>Limburg</strong> denkt dat door de<br />
ingreep de problemen bij grensoverschrijdend werken, wonen en studeren toenemen. Dat<br />
remt de ontplooiing van burgers en de economische ontwikkeling in <strong>Limburg</strong>. 112<br />
4.5 Resumé<br />
Beroepsbevolking<br />
In 2010 telt de potentiële beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> 749.200 personen. Voor de periode<br />
2010-<strong>2016</strong> wordt – met name door de vergrijzing en ontgroening – een daling verwacht<br />
van in totaal 4,6%. Dat is substantieel meer dan de landelijke daling van 0,4%.<br />
De bruto arbeidsparticipatie in <strong>Limburg</strong> bedraagt in 2010 67% (tegenover 70% landelijk)<br />
en neemt nog steeds toe (zij het minder sterk dan in het verleden). Deze trend zet in de<br />
periode 2010-<strong>2016</strong> door. De stijging komt vooral voor rekening van vrouwen en ouderen.<br />
Het aandeel werknemers dat doorwerkt tot (na) hun 65 ste neemt toe.<br />
De ontwikkeling van de beroepsbevolking is de resultante van de ontwikkeling van de<br />
potentiële beroepsbevolking en de participatiegraad. In 2010 bedraagt de <strong>Limburg</strong>se beroepsbevolking<br />
503.200 personen. Voor de jaren 2010-<strong>2016</strong> wordt een lichte daling verwacht<br />
van in totaal 0,5%, bij een landelijke stijging van 3,5%.<br />
De beroepsbevolking van <strong>Limburg</strong> is relatief sterk vergrijsd. Het opleidingsniveau neemt<br />
weliswaar toe, maar blijft nog steeds achter bij het landelijk gemiddelde. Tussen het<br />
109<br />
Artikel ‘Nederland profiteert niet van buitenlandse student’, IN: De Volkskrant, 23 december<br />
2011.<br />
110<br />
Provincie <strong>Limburg</strong> (2011), ‘<strong>Limburg</strong>se pendel 2010. Pendelstromen op provinciaal en gemeentelijk<br />
niveau’.<br />
111<br />
Artikel ‘Goh, de Polen blijven nog’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 13 augustus 2011.<br />
112<br />
Artikel ‘Kamp schrapt hulp pendelaar’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 27 april 2011.<br />
93
94<br />
opleidingsniveau van de beroepsbevolking en het door werkgevers gevraagde opleidingsniveau<br />
bestaat een mismatch.<br />
Reserves<br />
Wat de ontwikkeling van het aantal uitkeringsgerechtigden (WW, algemene bijstand en<br />
arbeidsongeschiktheid) betreft, volgt <strong>Limburg</strong> de landelijke trends. Als gevolg van de<br />
hogere werkloosheid ligt het aantal WW-uitkeringen hier wel op een hoger niveau dan<br />
landelijk. Een verdieping van de eurocrisis zal leiden tot een (verdere) toename van het<br />
aantal WW- en algemene bijstandsuitkeringen. Nieuwe wet- en regelgeving (WWNV en<br />
mogelijke wijzigingen in de WW) juist tot een afname.<br />
De groep niet-uitkeringsgerechtigden vormt ook voor <strong>Limburg</strong> een substantieel arbeidspotentieel.<br />
Dat geldt eveneens voor (tijdelijke) arbeidsmigranten, met name afkomstig<br />
uit Midden- en Oost-Europese landen. De verwachting dat de Polen na openstelling van<br />
de Duitse grenzen Nederland massaal de rug zouden toekeren, is vooralsnog niet uitgekomen.<br />
Als gevolg van de eurocrisis zoeken ook steeds meer Zuid-Europeanen (met name<br />
Spanjaarden) hier hun heil. Deels gaat het bij de laatste groep ook om hoger opgeleiden.<br />
Daarnaast zijn er in <strong>Limburg</strong> de nodige Aziatische kennismigranten. De wet- en regelgeving<br />
ten aanzien van kennismigratie is aangescherpt; dit vormt een belemmering voor de<br />
inzet van kennismigranten.<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
Het aantal in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> en Zuid-<strong>Limburg</strong> woonachtige<br />
MBO-leerlingen is in 2010/2011 met 1,2% gestegen ten opzichte van het daaraan<br />
voorafgaande jaar. De stijging kwam voor rekening van de onderwijssector techniek; de<br />
overige onderwijssectoren lieten een lichte daling zien. De top vijf van MBO-clusters met<br />
de meeste leerlingen bestaat uit Welzijn, Economisch-administratief, Zorg, Installatie-,<br />
elektro- en metaaltechniek en Detailhandel. Het leeuwendeel van de <strong>Limburg</strong>se MBOleerlingen<br />
volgt een opleiding op niveau 3 of 4.<br />
Over een langere periode beschouwd, is in <strong>Limburg</strong> sprake van een daling van het aantal<br />
nieuwe voortijdig schoolverlaters. In het laatste peiljaar (2009/2010) is – tegen de landelijke<br />
trend in – echter weer een stijging te zien.<br />
Van het totaal aantal MBO-gediplomeerden in <strong>Limburg</strong> in het schooljaar 2009-2010 kwam<br />
om en nabij 60% beschikbaar voor de arbeidsmarkt. De rest ging een vervolgopleiding<br />
doen in het MBO of stroomde door naar het HBO. Vergeleken met de lichting gediplomeerden<br />
van een jaar daalde de doorstroom naar het HBO.<br />
Ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar laat het aantal in <strong>Limburg</strong> woonachtige<br />
HBO-studenten in 2010/2011 een stijging en het aantal WO-studenten een daling zien.<br />
De <strong>Limburg</strong>se instellingen voor hoger onderwijs kennen naar verhouding veel buitenlandse<br />
studenten (vooral Duitsers en Belgen maar ook veel Aziaten).<br />
De arbeidsmarktinstroom (het aanbod van nieuwe arbeidskrachten vanuit het onderwijs)<br />
bedraagt op alle onderwijsniveaus samen in de periode 2011-<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> naar schatting<br />
108.500 personen.<br />
Veel van de buitenlandse afgestudeerden verlaten na afronding van de studie <strong>Limburg</strong> en<br />
Nederland weer. Van een ‘brain drain’ van Nederlandse afgestudeerden uit <strong>Limburg</strong> lijkt<br />
geen sprake.<br />
Pendel<br />
Het aantal inwoners van <strong>Limburg</strong> dat buiten de provincie werkt, bedroeg in 2010 59.700<br />
personen. Daar stond een inkomende pendel van 40.200 personen tegenover, die niet in<br />
<strong>Limburg</strong> wonen maar er wel werken. Dit leverde <strong>Limburg</strong> in 2010 een negatief pendelsaldo<br />
van -19.500 personen op, circa 4% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in <strong>Limburg</strong>.<br />
De oorzaak is het negatieve pendelsaldo met de rest van Nederland (-34.400 personen),<br />
dat slechts gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een positief pendelsaldo met<br />
België (+12.400) en Duitsland (+2.500).<br />
Vermoedelijk is het Duitse arbeidsaanbod afgenomen als gevolg van de snel dalende<br />
werkloosheid in Duitsland. Belemmerende factor voor grensoverschrijdende arbeid vormen<br />
ook de bezuinigingen door de Nederlandse overheid op de Bureaus Belgische en<br />
Duitse Zaken.
5 Confrontatie van vraag en aanbod<br />
De vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten treffen elkaar op de arbeidsmarkt. Vaak<br />
sluiten in de praktijk vraag en aanbod op (segmenten van) de arbeidsmarkt niet precies op<br />
elkaar aan, waardoor discrepanties ontstaan. Dit hoofdstuk gaat dieper in op dergelijke<br />
arbeidsmarktdiscrepanties.<br />
Eerst komen de knelpunten aan de vraagzijde (moeilijk vervulbare vacatures) en aan de<br />
aanbodzijde (werkloosheid) aan de orde (paragraaf 5.1 en 5.2). Daarna schetst paragraaf<br />
5.3 de toekomstige aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. <strong>RAIL</strong> benadert deze aansluiting<br />
vanuit twee gezichtspunten, namelijk vanuit schoolverlaters (perspectief op baan)<br />
en vanuit werkgevers (personeelskrapte). Aangezien de economische ontwikkeling op korte<br />
en middellange termijn met de nodige onzekerheden is omkleed, sluit het hoofdstuk in<br />
paragraaf 5.4 af met een alternatief scenario. Door het groeipercentage van het bbp te<br />
laten fluctueren, komen veranderingen in de geprognosticeerde ontwikkeling van vraag en<br />
aanbod - en als gevolg daarvan ook wijzigingen in de discrepanties - op de arbeidsmarkt tot<br />
stand.<br />
Het aldus verkregen inzicht in de toekomstige aansluiting tussen vraag en aanbod draagt bij<br />
aan een adequate besluitvorming door betrokken partijen (de drie O’s: onderwijs, overheid<br />
en ondernemers) gericht op het verminderen van arbeidsmarktdiscrepanties in <strong>Limburg</strong>.<br />
5.1 Moeilijk vervulbare vacatures<br />
Discrepanties aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt komen tot uiting in moeilijk vervulbare<br />
vacatures. In de periode 2000-2008 was volgens het CBS het aandeel moeilijk vervulbare<br />
vacatures in het totaal aantal openstaande vacatures in <strong>Limburg</strong> jaarlijks gemiddeld kleiner<br />
dan landelijk (31% tegenover 34%). Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> scoorden met een jaarlijks<br />
gemiddelde van 35% en 36% hoger, Zuid-<strong>Limburg</strong> zat er met een jaarlijks gemiddelde van<br />
28% duidelijk onder.<br />
Recentere cijfers van het CBS over moeilijk vervulbare vacatures zijn niet voorhanden.<br />
Daarvoor zijn we aangewezen op het vacatureonderzoek van UWV. Waar het bij het CBS<br />
gaat om het aandeel moeilijk vervulbare vacatures in het totaal aantal openstaande vacatures,<br />
geeft UWV het aandeel in het totaal aantal vervulde vacatures weer. Landelijk bedroeg<br />
het aandeel (zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 19%, min of meer vergelijkbaar<br />
met het aandeel van 20% in 2010. In <strong>Limburg</strong> was het percentage (zeer) moeilijk vervulbare<br />
vacatures in 2011 hoger dan een jaar eerder (28% tegenover 21%). 113<br />
UWV verwacht dat <strong>Limburg</strong>se werkgevers de komende jaren meer moeite zullen krijgen<br />
met het vervullen van vacatures. Het aanbod zal afnemen door vergrijzing en ontgroening.<br />
Met name het middelbaar en hoogopgeleide arbeidsaanbod zal onvoldoende zijn om aan de<br />
toenemende vraag van werkgevers te voldoen. Aan laagopgeleiden zullen naar verwachting<br />
juist overschotten zijn. 114 Paragraaf 5.3 gaat nader in op de in <strong>Limburg</strong> verwachte tekorten<br />
en overschotten aan personeel.<br />
5.2 Werkloosheid<br />
Aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt komen discrepanties tot uiting in werkloosheid.<br />
Werkloosheid is uit te drukken in het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW). Dit zijn<br />
personen van 15-65 jaar zonder betaald werk of met betaald werk van minder dan twaalf<br />
113 UWV (<strong>2012</strong>), ‘Vacatures in Nederland 2011. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld’.<br />
114 Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’, 23 ja-<br />
nuari <strong>2012</strong>.<br />
95
uur per week, die bij UWV als werkzoekend staan ingeschreven. En bij de inschrijving hebben<br />
aangegeven een baan te zoeken van ten minste twaalf uur per week. 115<br />
Ontwikkeling van de werkloosheid<br />
Om de ontwikkeling van de werkloosheid in <strong>Limburg</strong> te kunnen vergelijken met het landelijk<br />
gemiddelde wordt het aantal niet-werkende werkzoekenden uitgedrukt als percentage<br />
van de beroepsbevolking. Figuur 5.1 geeft de (verwachte) ontwikkeling van dit NWWpercentage<br />
weer voor Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden. Vooraf is daarbij nog<br />
het volgende op te merken:<br />
96<br />
De cijfers in de figuur voor 2011-<strong>2016</strong> zijn mede gebaseerd op de werkloosheidsprognoses<br />
van het CPB uit de Decemberraming 2011. Door de bezuinigingen bij de overheid, de<br />
verwachte afname van de arbeidsvraag op de marktsector en de toename van het aantal<br />
mensen dat wil werken (meer afgestudeerden, partners van werkenden en ouderen op<br />
de arbeidsmarkt, zie paragraaf 4.1) neemt volgens de prognoses van het CPB in <strong>2012</strong> de<br />
werkloosheid in Nederland toe. De verwachting is dat de nieuwe recessie sneller zichtbaar<br />
wordt in de werkloosheidscijfers dan tijdens de kredietcrisis. Toen hielden nog veel<br />
bedrijven werknemers vast (labour hoarding), omdat de arbeidsmarkt krap was en men<br />
er ook financieel toe in staat was. 116 De arbeidsmarkt is nu aanmerkelijk minder krap en<br />
ook de winsten van bedrijven zijn beduidend kleiner. Het is daarom minder waarschijnlijk<br />
dat bedrijven op dezelfde grote schaal arbeid gaan ‘hamsteren’ als in 2009.<br />
In de NWW-prognoses voor 2011-<strong>2016</strong> gaat <strong>RAIL</strong> uit van een minder sterke werkloosheidsstijging<br />
dan het CPB. Argumenten hiervoor zijn dat afgestudeerde studenten niet bij het<br />
UWV terecht (kunnen) komen voor een uitkering c.q. een baan en partners die willen<br />
gaan werken evenmin directe aanleiding hebben zich bij als niet-werkende werkzoekende<br />
te laten registreren. In de prognoses is nog geen rekening gehouden met de precaire<br />
situatie bij en de mogelijke sluiting eind dit jaar van autofabriek NedCar in Born.<br />
Bij de NWW-prognoses voor na <strong>2012</strong> past de kanttekening dat deze met de nodige onzekerheden<br />
zijn omkleed, onder meer in verband met mogelijke nieuwe maatregelen van<br />
het kabinet aangaande de WW. Wijzigingen in de duur en/of hoogte van de WW hebben<br />
directe invloed op het aantal geregistreerde niet-werkende werkzoekenden.<br />
115 Een andere methode om werkloosheid te bepalen, is die volgens de enquête beroepsbevolking<br />
(EBB) van het CBS. Deze blijft hier buiten beschouwing. Voor verschillen en overeenkomsten wordt<br />
verwezen naar het CBS.<br />
116 Andere mogelijke verklaringen voor de destijds minder snelle werkloosheidsstijging dan verwacht,<br />
zijn: effecten van werktijdverkorting en deeltijd-ww, flexibilisering van de arbeidsmarkt (inzet<br />
zzp’ers), wijzigingen in sectorstructuur (minder industrie, meer diensten), hoge vervangingsvraag<br />
als gevolg van vergrijzing en de trend van langer doorleren door jongeren.
Figuur 5.1 Ontwikkeling van het NWW-percentage, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden,<br />
2003-<strong>2016</strong><br />
Bron: UWV, CPB; Etil/Research voor Beleid.<br />
In de periode 2003-2010 lag de werkloosheid in <strong>Limburg</strong> steeds op een hoger niveau dan<br />
landelijk. Dit was vooral een gevolg van het hogere werkloosheidsniveau in Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
(met name in Parkstad <strong>Limburg</strong>). Het niveau van de werkloosheid in Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> kwam dichter in de buurt van het landelijk gemiddelde. Daarbij was tot en met<br />
2008 de werkloosheid in Noord-<strong>Limburg</strong> wat lager dan in Midden-<strong>Limburg</strong> (en in de jaren<br />
2003-2005 zelfs iets lager dan het landelijk gemiddelde). De laatste jaren echter overtreft<br />
het werkloosheidsniveau van Noord-<strong>Limburg</strong> dat van Midden-<strong>Limburg</strong>.<br />
In 2011 laten alle onderscheiden regio’s (Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden) per<br />
saldo een daling van het NWW-percentage zien. De daling is te verklaren door het (lichte)<br />
herstel van de economie in dat jaar. In de eerste helft van 2011 daalde het aantal nietwerkende<br />
werkzoekenden het sterkst. Medio 2011 trad een voorzichtige kentering op in<br />
deze cijfers. Landelijk stijgt het aantal niet-werkende werkzoekenden al sinds augustus. In<br />
<strong>Limburg</strong> is pas sinds november een stijging zichtbaar. 117 De afwijkende ontwikkeling in <strong>Limburg</strong><br />
is grotendeels te verklaren door de demografische ontwikkeling. De in <strong>Limburg</strong> naar<br />
verhouding sterke mate van vergrijzing (grote vervangingsvraag) en de krimp van de beroepsbevolking<br />
(minder aanbod) hebben een dempend effect op de werkloosheid. Gemiddeld<br />
bedraagt het NWW-percentage voor <strong>Limburg</strong> in 2011 7,0% (tegenover landelijk 6,0%).<br />
De percentages voor Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn 6,0%, 5,0% en 8,3%. Absoluut<br />
gezien gaat het in <strong>Limburg</strong> in totaal om 34.900 niet-werkende werkzoekenden.<br />
De jaren <strong>2012</strong>-2013 laten in de <strong>RAIL</strong>-prognoses – als gevolg van de eurocrisis en de overheidsbezuinigingen<br />
- een werkloosheidstijging zien. Voor de jaren 2014-<strong>2016</strong> wordt – als<br />
gevolg van het dan verwachte economisch herstel - weer een daling van het werkloosheidsniveau<br />
verwacht. Trendmatig is het verwachte beeld in de periode <strong>2012</strong>-<strong>2016</strong> voor alle<br />
onderscheiden regio’s hetzelfde.<br />
Over de gehele prognoseperiode 2011-<strong>2016</strong> beschouwd, is het verwachte werkloosheidsniveau<br />
in <strong>Limburg</strong> hoger dan landelijk. Voor Zuid-<strong>Limburg</strong> geldt dat in versterkte mate.<br />
Noord-<strong>Limburg</strong> wijkt niet of nauwelijks af van het landelijke beeld. Midden-<strong>Limburg</strong> kent<br />
een lager werkloosheidsniveau dan landelijk. In <strong>2016</strong> bedraagt het jaargemiddelde van het<br />
NWW-percentage in <strong>Limburg</strong> naar verwachting 6,4% (tegenover landelijk 5,7%). Dat ligt<br />
onder de niveaus van 2011. Voor Noord-, Midden- en Zuid-<strong>Limburg</strong> zijn de voor <strong>2016</strong> verwachte<br />
niveaus respectievelijk 5,7%, 5,2% en 7,2%. Het percentage voor Midden-<strong>Limburg</strong><br />
ligt hoger dan in 2011 en de percentages voor Noord- en Zuid-<strong>Limburg</strong> liggen lager in verge-<br />
117 Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’.<br />
97
lijking met 2011. Het absolute aantal niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong> bedraagt in<br />
<strong>2016</strong> in totaal ruim 32.000.<br />
Samenstelling van de werkloosheid<br />
De kansen van werklozen op het vinden van een (nieuwe) baan hangen naast (structurele en<br />
conjuncturele) ontwikkelingen in de economie en op de arbeidsmarkt ook af van hun persoonskenmerken.<br />
Met name leeftijd en opleidingsniveau zijn belangrijke factoren:<br />
98<br />
De jeugdwerkloosheid is voor een belangrijk deel conjunctureel bepaald (jongere werknemers<br />
verliezen in tijden van crisis vaak het eerste hun baan, maar vinden als de economie<br />
weer aantrekt in het algemeen snel weer werk 118 ). In 2011 nam de werkloosheid<br />
onder jongeren in <strong>Limburg</strong> sneller af dan die onder de andere leeftijdscategorieën. Relatief<br />
veel <strong>Limburg</strong>se jongeren zijn dat jaar via uitzendbureaus aan het werk gekomen. 119<br />
Daarnaast zijn er in de provincie door betrokken partijen – waaronder UWV – initiatieven<br />
genomen om de werkloosheid onder jongeren terug te dringen (zie ook paragraaf 8.2).<br />
De naar verhouding hoge werkloosheid onder ouderen heeft een structureel karakter.<br />
Oudere werknemers worden minder snel werkloos dan jonge werknemers, maar eenmaal<br />
werkloos blijkt het voor hen moeilijk weer werk te vinden. Van de 100.000 55-plussers<br />
zonder werk die ons land in 2009 telde, heeft slechts 9% binnen een jaar werk gevonden.<br />
Daarbij geldt: hoe ouder, hoe kleiner de kans op werk. Als ouderen werkloos worden, is<br />
de kans op werk in de eerste maanden nog redelijk: van de ouderen die in 2009 korter<br />
dan vier maanden werkloos waren, vond meer dan de helft weer een baan. Dit aandeel<br />
daalt naar minder dan 10 procent voor de groep die langer dan twee jaar werkloos is.<br />
Degenen die wel werk vinden, doen regelmatig een stap terug wat betreft niveau, aard<br />
van het contract en salaris. 120 Regionale gegevens zijn op dit punt helaas niet beschikbaar.<br />
Doordat de opleidingseisen van werkgevers toenemen, zijn de kansen op de arbeidsmarkt<br />
van lager opgeleiden kleiner dan die van hoger opgeleiden.<br />
Werkloze ouderen<br />
In het advies (G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen analyseert de RWI waarom het oudere<br />
werklozen zelden lukt om het werk duurzaam en op passend niveau te hervatten. Globaal zijn er drie<br />
groepen oorzaken aan te wijzen:<br />
Objectieve competenties en kenmerken (lage of verouderde opleiding; teruglopende productiviteit,<br />
met name in fysiek belastende functies; minder vaardig op het gebied van recente technologische<br />
ontwikkelingen; door bepaalde arbeidsvoorwaarden hogere arbeidskosten)<br />
Aannamebeleid van werkgevers (vaak ingegeven door een negatief verwachtingspatroon ten aanzien<br />
van de inzetbaarheid van ouderen)<br />
Zoekgedrag van ouderen (minder bedreven in – moderne manieren van – solliciteren; minder actief<br />
zoekend). 121<br />
Tabel 5.1 toont de samenstelling van het bestand van niet-werkende werkzoekenden in<br />
Nederland en <strong>Limburg</strong> naar een aantal persoonskenmerken en inschrijvingsduur.<br />
118<br />
Overigens heeft het discouraged worker effect in tijden van crisis juist een dempend effect op de<br />
jeugdwerkloosheid.<br />
119<br />
Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’, 23 januari<br />
<strong>2012</strong>.<br />
120<br />
RWI (2011), ‘(G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen’.<br />
121<br />
RWI (2011), ‘(G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen’.
Tabel 5.1 Samenstelling van het NWW-bestand naar geslacht, leeftijd, opleidingsniveau<br />
inschrijvingsduur, Nederland en <strong>Limburg</strong>, ultimo 2011, absoluut en in %<br />
Absoluut In %<br />
Nederland <strong>Limburg</strong> Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Totaal 472.804 34.326 100,0% 100,0%<br />
Man 246.286 18.054 52,1% 52,6%<br />
Vrouw 226.518 16.272 47,9% 47,4%<br />
15-20 jaar 7.283 460 1,5% 1,3%<br />
20-25 jaar 31.337 2.108 6,6% 6,1%<br />
25-30 jaar 44.213 2.808 9,4% 8,2%<br />
30-35 jaar 45.213 2.908 9,6% 8,5%<br />
35-40 jaar 49.867 3.215 10,5% 9,4%<br />
40-45 jaar 60.942 4.119 12,9% 12,0%<br />
45-50 jaar 63.603 4.761 13,5% 13,9%<br />
50-55 jaar 62.116 4.811 13,1% 14,0%<br />
55-59 jaar 59.757 4.815 12,6% 14,0%<br />
60-65 jaar 48.473 4.321 10,3% 12,6%<br />
Basisonderwijs 126.204 9.065 26,7% 26,4%<br />
VMBO 91.898 7.126 19,4% 20,8%<br />
HAVO/VWO 19.031 1.135 4,0% 3,3%<br />
MBO-1 8.202 622 1,7% 1,8%<br />
MBO-algemeen 43.282 3.306 9,2% 9,6%<br />
MBO-2 40.155 3.274 8,5% 9,5%<br />
MBO-3 28.732 2.309 6,1% 6,7%<br />
MBO-4 43.423 3.234 9,2% 9,4%<br />
HBO/bachelor 51.042 3.259 10,8% 9,5%<br />
WO/master 20.835 996 4,4% 2,9%<br />
< 1 jaar 244.973 16.169 51,8% 47,1%<br />
>= 1 jaar 227.828 18.157 48,2% 52,9%<br />
Bron: UWV (werk.nl); Etil/Research voor Beleid.<br />
Met betrekking tot de samenstelling van de groep niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong><br />
is het volgende op te merken:<br />
Eind december 2011 was zowel in <strong>Limburg</strong> als landelijk iets meer dan de helft van het<br />
aantal ingeschreven niet-werkende werkzoekenden man (52,6% tegenover 52,1%).<br />
Naar verhouding kent <strong>Limburg</strong> veel oudere werklozen. In totaal is 40,6% van het Limburse<br />
NWW-bestand 50-jaar of ouder. Landelijk is het aandeel van 50-plussers 36,0%. Leggen<br />
we de grens bij 45 jaar dan gaat het om 54,5% respectievelijk 49,4%. Naar verhouding<br />
zijn jongeren (15 tot 27 jaar) in <strong>Limburg</strong> wat minder sterk vertegenwoordigd onder<br />
de niet-werkende werkzoekenden dan in het land als geheel (10,6% tegenover 11,6%).<br />
99
100<br />
Gemiddeld genomen zijn de niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong> lager opgeleid<br />
dan landelijk. Van alle niet-werkende werkzoekenden in <strong>Limburg</strong> heeft 12,4% een HBO-<br />
of WO- diploma. Landelijk is dat aandeel met 15,2% enkele procentpunten groter. Het<br />
aandeel van niet-werkende werkzoekenden met maximaal een VMBO-diploma is in <strong>Limburg</strong><br />
iets hoger dan landelijk (47,2% tegenover 46,1%).<br />
Naar verhouding staan de <strong>Limburg</strong>se niet-werkende werkzoekenden vaker meer dan een<br />
jaar bij UWV ingeschreven dan landelijk (53% tegenover 48%). 122<br />
5.3 Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt<br />
5.3.1 Perspectief op baan<br />
Het toekomstig arbeidsmarktperspectief voor schoolverlaters wordt bepaald aan de hand<br />
van de Indicator Perspectief op Baan (IPB), die is gebaseerd op de Indicator Toekomstig<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>perspectief (ITA) van het ROA. De IPB is gedefinieerd als de verhouding tussen<br />
enerzijds de verwachte arbeidsmarktinstroom van schoolverlaters en het aantal kortdurend<br />
werkzoekenden en anderzijds de verwachte baanopeningen. 123<br />
De tabellen in deze paragraaf geven het perspectief op een baan in <strong>Limburg</strong> weer naar<br />
opleidingstype respectievelijk -richting, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende<br />
codering:<br />
Slecht > 1,150<br />
Matig > 1,050<br />
Redelijk > 0,996<br />
Goed > 0,850<br />
Zeer goed < 0,850<br />
Wanneer voor een bepaald opleidingstype het aanbod kleiner is dan de vraag, dan is de IPB<br />
kleiner of gelijk aan 1,00 en wordt het bijbehorende arbeidsmarktperspectief van schoolverlaters<br />
als goed of zeer goed aangeduid. Naar verwachting zullen schoolverlaters met een<br />
diploma van een dergelijk opleidingstype relatief eenvoudig een baan vinden. Wanneer de<br />
IPB echter groter is dan 1,00, dan hebben schoolverlaters juist meer moeite met het vinden<br />
van een baan die goed aansluit op de gevolgde opleiding. Schoolverlaters van opleidingstypen<br />
met matige of slechte arbeidsmarktperspectieven zullen eerder geneigd zijn om een<br />
baan onder hun niveau of buiten hun studierichting te accepteren of zij zullen langer moeten<br />
zoeken met een grotere kans op werkloosheid.<br />
Perspectief op baan naar opleidingstype<br />
Tabel 5.2 vergelijkt het perspectief op een baan voor schoolverlaters naar opleidingstype<br />
op landelijk en provinciaal niveau. Voor <strong>Limburg</strong> wordt daarnaast de cijfermatige uitkomst<br />
van de IPB weergegeven met daarbij de omvang van de werkgelegenheid naar opleidingstype<br />
in 2010. Met behulp van deze twee variabelen is in de laatste kolom een inschatting<br />
gemaakt van het verwachte tekort (-) of overschot (+) aan schoolverlaters per opleidingstype<br />
in absolute aantallen. Wanneer sprake is van een tekort dan wil dat zeggen dat het arbeidsaanbod<br />
kleiner is dan de vraag en het perspectief op een baan voor een schoolverlater<br />
(zeer) goed is. In de omgekeerde situatie van een overschot heeft een schoolverlater juist<br />
moeite met het vinden van een baan in het verlengde van zijn opleiding (matig of slecht<br />
perspectief).<br />
Nadrukkelijk zij er op gewezen dat het vanuit de beschikbare data niet mogelijk is onderscheid<br />
te maken tussen verschillende MBO-niveaus 2, 3 en 4 (MBO-niveau 1 telt in de bere-<br />
122 Werk.nl; Persbericht UWV ‘Werkloosheid <strong>Limburg</strong> in 2011 gedaald. Sterke afname onder jongeren’,<br />
23 januari <strong>2012</strong>; UWV (<strong>2012</strong>), ‘Kennisverslag UWV <strong>2012</strong>-1’.<br />
123 De berekening van de IPB voor de verschillende opleidingstypen is gebaseerd op de prognoses van<br />
het CPB uit de Decemberraming 2011 en recente EBB-cijfers.
keningen mee bij VMBO en niet bij MBO). Uit ander onderzoek en de in het kader van <strong>RAIL</strong><br />
<strong>2012</strong> gehouden expertinterviews komt naar voren dat de baanperspectieven voor gediplomeerde<br />
schoolverlaters op MBO-niveau 4 in het algemeen gunstiger zijn dan die op lagere<br />
niveaus (met name op niveau 2). Een indicator voor de toekomstige arbeidsmarktperspectieven<br />
van schoolverlaters (en daarmee van de arbeidsmarktrelevantie van de opleidingen)<br />
vormt de mate waarin het MBO-instellingen lukt stageplaatsen (BOL) en leerwerkbanen<br />
(BBL) voor de studenten te vinden. Lukt dat niet dan heeft het bedrijfsleven ook geen mensen<br />
nodig. De <strong>Limburg</strong>se MBO-instellingen melden dat er voor niveau 2 te weinig stageplaatsen<br />
en leerwerkbanen zijn. 124 Voor niveau 4 zijn dat er in het algemeen meer dan voldoende.<br />
Niveau 4 studenten zijn zich ook bewust van hun sterke positie op de stage- en<br />
arbeidsmarkt en kiezen bij het stagelopen hun eigen weg.<br />
Tabel 5.2 Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingstype, typering IPB, Nederland<br />
en <strong>Limburg</strong>, eind <strong>2016</strong><br />
Opleidingstype Nederland <strong>Limburg</strong><br />
VMBO tl goed goed<br />
VMBO groen matig redelijk<br />
VMBO techniek goed goed<br />
VMBO economie matig redelijk<br />
VMBO verzorging goed goed<br />
HAVO/VWO matig matig<br />
MBO groen goed goed<br />
MBO techniek goed goed<br />
MBO sociaal-cultureel goed redelijk<br />
MBO gezondheidszorg matig redelijk<br />
MBO economie matig redelijk<br />
HBO onderwijs goed goed<br />
HBO groen redelijk redelijk<br />
HBO techniek goed goed<br />
HBO (para)medisch goed goed<br />
HBO economie matig matig<br />
HBO sociaal-cultureel matig matig<br />
WO letteren en sociaal-cultureel redelijk *<br />
WO groen matig *<br />
WO techniek goed *<br />
WO medisch zeer goed *<br />
<strong>Limburg</strong>:<br />
IPB<br />
<strong>Limburg</strong>:<br />
WP 2010<br />
<strong>Limburg</strong>:<br />
Tekort /<br />
Overschot<br />
0,88 37.200 -9.300<br />
1,02 4.600 0<br />
0,89 37.500 -6.400<br />
1,03 11.400 -200<br />
0,93 18.600 -3.500<br />
1,05 36.100 -100<br />
0,93 10.700 -1200<br />
0,98 61.300 -4.000<br />
1,03 17.800 600<br />
1,04 16.600 600<br />
1,03 59.300 -1.300<br />
0,89 21.400 -3.500<br />
1,01 2.600 0<br />
0,94 20.200 -2100<br />
0,94 13.800 -1100<br />
1,08 26.900 900<br />
1,09 17.800 600<br />
* * *<br />
* * *<br />
* * *<br />
* * *<br />
WO economie matig *<br />
* * *<br />
* Voor WO-opleidingen uitsluitend uitspraken op landelijk niveau vanwege geografische mobiliteit academici.<br />
124 Gevaar bij een onvoldoende aanbod van stageplaatsen en leerwerkbanen is ook dat de verantwoordelijke<br />
kenniscentra bedrijven te makkelijk erkennen als leerbedrijf. Bij (kwalitatief) onvoldoende<br />
begeleiding op de werkvloer dreigt voortijdige uitval uit de stage/leerwerkbaan en mogelijk<br />
zelfs uit de opleiding.<br />
101
Bron: ROA, EBB, COLO; Etil/Research voor Beleid.<br />
Landelijk is het beeld voor de periode 2011-<strong>2016</strong> als volgt samen te vatten:<br />
102<br />
De komende jaren zullen vanuit veel technische en groene opleidingen te weinig schoolverlaters<br />
op de arbeidsmarkt instromen om aan de vraag te voldoen. Voor een aantal<br />
grotere bètatechnische opleidingen (zoals MBO/HBO elektrotechniek en HBO/WO werktuigbouwkunde<br />
en civiele techniek) draagt ook de hoge vervangingsvraag bij aan de goede<br />
arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters.<br />
In de (para)medische richtingen zijn de arbeidsmarktperspectieven goed door een combinatie<br />
van een grote uitbreidings- en vervangingsvraag. Daarbij nemen de kansen toe<br />
naarmate het opleidingsniveau hoger is (MBO gezondheidszorg matig, HBO (para)medisch<br />
goed, WO medisch zeer goed).<br />
Goede arbeidsmarktperspectieven zijn er ook voor MBO sociaal cultureel en HBOonderwijs<br />
(met name door een grote vervangingsvraag van onderwijzend personeel door<br />
de sterke mate van vergrijzing).<br />
Voor schoolverlaters van economische opleidingen zijn de vooruitzichten minder goed.<br />
Dat geldt ongeacht het opleidingsniveau MBO, HBO of WO. Een rol spelen hier de naar<br />
verhouding grote arbeidsmarktinstroom en de minder rooskleurige vooruitzichten voor de<br />
Nederlandse economie.<br />
Lager opgeleiden met een VMBO-diploma hebben over het algemeen goede vooruitzichten<br />
(met name geldt dat door VMBO tl, techniek en zorg). De goede arbeidsmarktperspectieven<br />
zijn mede een gevolg van het geringere aanbod van jongeren door de ontgroening<br />
van de bevolking en het grote aandeel werkende jongeren dat vroeger of later<br />
besluit door te leren (zie ook paragraaf 4.3). Verder speelt een rol dat er de komende<br />
jaren als gevolg van de vergrijzing een groeiende vraag is naar zorg en verzorging die<br />
deels is te vervullen door schoolverlaters met een lage opleiding (VMBO of MBO niveau<br />
1). Bij dit alles past wel de kanttekening dat de voor de VMBO’ers beschikbare banen<br />
meestal leerwerkbanen (BBL-trajecten) of banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt<br />
betreffen (i.e. banen met een tijdelijk karakter, relatief slechte arbeidsvoorwaarden<br />
en/of minder rooskleurige loopbaanperspectieven).<br />
Vooral ongeschoolden zullen moeilijk aan werk komen, omdat de arbeidsmarktinstroom<br />
het aantal baanopeningen voor deze groep verre overtreft. 125<br />
Vergeleken met het land als geheel is in <strong>Limburg</strong> het perspectief op een baan voor schoolverlaters<br />
voor ongeschoolden positiever, op VMBO- en MBO-niveau wat minder positief en<br />
op HBO- min of meer vergelijkbaar. Tot <strong>2016</strong> zijn er in <strong>Limburg</strong> tot en met het HBO-niveau<br />
de beste arbeidsmarktperspectieven (typering: goed) voor schoolverlaters van de volgende<br />
opleidingstypen:<br />
VMBO tl<br />
MBO groen<br />
VMBO, MBO, HBO techniek<br />
HBO onderwijs<br />
VMBO verzorging en HBO (para)medisch.<br />
Absoluut gezien de grootste tekorten in <strong>Limburg</strong> tot en met HBO-niveau ontstaan voor VM-<br />
BO tl (-9.100), VMBO techniek (-6.400), MBO techniek (-4.000), VMBO verzorging en HBO<br />
onderwijs (beide -3.500). 126<br />
125 Zie ook: ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />
126 De absolute cijfers over tekorten/overschotten in tabel 5.2 mogen niet vergeleken worden met<br />
die in de vorige editie van <strong>RAIL</strong>. De tekorten zoals weergeven in <strong>RAIL</strong> 2011 waren indicatief en<br />
vooral bedoeld om weer te geven binnen welke opleidingstypen de grootste problemen gaan ontstaan<br />
c.q. met welke opleidingstypen leerlingen een relatief grotere of kleinere kans hebben op<br />
een passende baan. In <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> is de methodiek dermate verbeterd dat de verwachte tekorten<br />
daadwerkelijk het resultaat vormen van het aantal baanopeningen versus de arbeidsmarktinstroom<br />
per opleidingstype tot en met <strong>2016</strong>.
De naar verhouding slechtste arbeidsmarktperspectieven (typering: matig) zijn er in de<br />
provincie voor schoolverlaters van BO, HAVO/VWO, HBO economie en HBO sociaalcultureel.<br />
De grootste overschotten worden voorzien voor HBO economie (+900).<br />
Op WO-niveau zijn alleen landelijke uitspraken te doen. Zeer goede perspectieven zijn er<br />
voor WO medisch en goede perspectieven voor WO techniek. De overige opleidingstypen<br />
kennen matige (WO groen en WO economie) tot redelijke perspectieven (WO letteren en<br />
sociaal cultureel).<br />
Bij bovenstaande resultaten voor <strong>Limburg</strong> dient nog het volgende te worden opgemerkt:<br />
De verschillen met de perspectieven op landelijk niveau bij MBO gezondheidszorg en<br />
MBO cultureel zijn te verklaren doordat in <strong>RAIL</strong> van een minder grote uitbreidingsvraag<br />
wordt uitgegaan dan in de prognoses van ROA. Met name geldt dat voor welzijn (onderdeel<br />
van gezondheidszorg).<br />
Bij de goede perspectieven voor schoolverlaters van HBO onderwijs past de kanttekening<br />
dat in de analyses voor deze groep de gevolgen van de specifieke demografische<br />
ontwikkelingen in <strong>Limburg</strong> niet zijn meegenomen. Zoals reeds vermeld in paragraaf<br />
4.3.5 is in <strong>Limburg</strong> al geruime tijd sprake van een daling van het aantal leerlingen in<br />
het primair en voortgezet onderwijs. De komende jaren wordt ook in het MBO een daling<br />
verwacht. Deze ontwikkelingen drukken de vraag naar onderwijzend personeel.<br />
Vervolgens geeft tabel 5.3 het perspectief op een baan voor schoolverlaters naar opleidingstype<br />
weer voor de drie <strong>Limburg</strong>se deelgebieden. Ook hier geldt weer de opmerking<br />
over de verschillen tussen de MBO-niveaus.<br />
Tabel 5.3 Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingstype, typering IPB, <strong>Limburg</strong>se<br />
deelgebieden, eind <strong>2016</strong><br />
Opleidingstype Noord-<strong>Limburg</strong> Midden-<strong>Limburg</strong> Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
VMBO tl goed goed goed<br />
VMBO groen goed matig redelijk<br />
VMBO techniek goed goed goed<br />
VMBO economie redelijk goed matig<br />
VMBO verzorging goed goed goed<br />
HAVO/VWO matig redelijk redelijk<br />
MBO groen goed goed goed<br />
MBO techniek goed goed goed<br />
MBO sociaal-cultureel matig redelijk redelijk<br />
MBO gezondheidszorg matig redelijk redelijk<br />
MBO economie redelijk redelijk redelijk<br />
HBO onderwijs goed goed goed<br />
HBO groen redelijk matig goed<br />
HBO techniek goed goed goed<br />
HBO (para)medisch goed goed goed<br />
HBO economie matig redelijk matig<br />
HBO sociaal-cultureel matig matig matig<br />
WO letteren en sociaal-cultureel * * *<br />
103
WO groen * * *<br />
WO techniek * * *<br />
WO medisch * * *<br />
WO economie * * *<br />
Bron: ROA, EBB, COLO; Etil/Research voor Beleid.<br />
Voor schoolverlaters met alleen BO zijn er geen noemenswaardige regionale verschillen in<br />
het perspectief op een baan. Op VMBO-niveau scoort Zuid-<strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />
wat lager dan beide andere deelgebieden, op MBO-niveau geldt dat voor Noord-<br />
<strong>Limburg</strong>. Naar verhouding zijn op HBO-niveau de vooruitzichten voor schoolverlaters in<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> wat gunstiger dan in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>. In het oog springen verder<br />
het relatief goede perspectief voor VMBO groen in Noord-<strong>Limburg</strong>, voor VMBO economie in<br />
Midden-<strong>Limburg</strong> en voor HBO groen in Zuid-<strong>Limburg</strong>.<br />
Perspectief op baan naar opleidingsrichting<br />
Voor <strong>Limburg</strong> als geheel zijn de opleidingstypen op MBO-niveau verder uit te splitsen naar<br />
opleidingsrichting (zie tabel 5.4). Weer geldt de opmerking over de verschillen tussen de<br />
MBO-niveaus.<br />
Tabel 5.4 Perspectief op baan voor schoolverlaters naar opleidingsrichting, typering IPB,<br />
<strong>Limburg</strong>, eind <strong>2016</strong><br />
Opleidingsrichtingen IPB WP <strong>Limburg</strong><br />
MBO groen goed<br />
MBO voeding, natuur en milieu 0,92 8.200 goed<br />
MBO groene ruimte 0,94 2.600 goed<br />
MBO techniek goed<br />
MBO laboratorium 0,96 1.100 goed<br />
MBO bouw 0,97 9.600 goed<br />
MBO grond-, weg- en waterbouw 0,95 2.200 goed<br />
MBO installatietechniek 1,13 2.200 matig<br />
MBO werktuigbouw en mechanische techniek 0,90 9.900 goed<br />
MBO fijnmechanische techniek 0,98 1.300 goed<br />
MBO motorvoertuigentechniek en tweewielers 0,96 5.800 goed<br />
MBO vliegtuigtechniek 0,96 400 goed<br />
MBO operationele techniek* 1,20 700 slecht<br />
MBO elektrotechniek 0,91 11.700 goed<br />
MBO grafische techniek 1,03 3.000 redelijk<br />
MBO procestechniek 0,96 3.000 goed<br />
MBO brood en banket 0,98 900 goed<br />
MBO levensmiddelentechniek/vleesverwerking 1,03 1.600 redelijk<br />
MBO vervoer 1,04 3.600 redelijk<br />
MBO techniek overig 1,11 4.500 matig<br />
MBO sociaal-cultureel redelijk<br />
MBO sociaal-pedagogisch en welzijn 1,06 10.000 matig<br />
MBO verzorging 1,03 17.600 redelijk<br />
104
MBO uiterlijke verzorging 0,99 7.000 goed<br />
MBO horeca 0,99 7.800 goed<br />
MBO gezondheidszorg redelijk<br />
MBO dokters-, tandarts- en dierenartsassistent 1,03 3.900 redelijk<br />
MBO apothekersassistent 1,03 1.900 redelijk<br />
MBO verpleging 1,00 8.600 goed<br />
MBO gezondheidstechniek 1,11 400 matig<br />
MBO beweging en therapie 1,33 1.800 slecht<br />
MBO economie redelijk<br />
MBO administratie en logistiek 1,00 18.600 redelijk<br />
MBO handel 1,03 19.200 redelijk<br />
MBO secretariaat 1,01 7.300 redelijk<br />
MBO toerisme en recreatie 1,22 2.200 slecht<br />
MBO facilitaire dienstverlening 0,96 3.300 goed<br />
MBO ICT 1,12 2.900 matig<br />
MBO openbare orde en veiligheid 0,99 5.000 goed<br />
MBO geld, bank-en verzekeringswezen en belastingen 0,94 1.000 goed<br />
* Onder operationele techniek vallen onder meer bezig met de bediening, bewaking en onderhoud van technische<br />
installaties en apparaten.<br />
Bron: ROA, EBB, COLO; Etil/Research voor Beleid.<br />
Van de 35 onderscheiden MBO-opleidingsrichtingen scoren er in <strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />
18 goed, 9 redelijk, 5 matig en 3 slecht. De top tien van MBOopleidingsrichtingen<br />
met het beste perspectief op een baan (laagste waarde van IPB) zijn:<br />
MBO werktuigbouw en mechanische techniek (0,90; goed)<br />
MBO elektrotechniek (0,91; goed)<br />
MBO voeding, natuur en milieu (0,92; goed)<br />
MBO groene ruimte (0,94; goed)<br />
MBO geld, bank- en verzekeringswezen en belastingen (0,94; goed)<br />
MBO grond-, weg- en waterbouw (0,95; goed)<br />
MBO facilitaire dienstverlening (0,96; goed)<br />
MBO vliegtuigtechniek (0,96; goed)<br />
MBO laboratorium (0,96; goed)<br />
MBO procestechniek (0,96; goed)<br />
Slechte tot matige perspectieven op een baan zijn er in <strong>Limburg</strong> voor schoolverlaters van<br />
de volgende MBO-opleidingen:<br />
MBO beweging en therapie (1,33; slecht)<br />
MBO toerisme en recreatie (1,22; slecht)<br />
MBO operationele techniek (1,20; slecht)<br />
MBO installatietechniek (1,13; matig)<br />
MBO ICT (1,12; matig)<br />
MBO gezondheidstechniek (1,11; matig)<br />
MBO techniek overig (1,11; matig)<br />
MBO sociaal-pedagogisch en welzijn (1,06; matig).<br />
5.3.2 Verwachte personeelskrapte eind <strong>2016</strong><br />
105
Naast de perspectieven voor schoolverlaters zijn ook de vooruitzichten voor werkgevers van<br />
groot belang. Daarbij gaat het om de mate waarin voor werkgevers knelpunten in de personeelsvoorziening<br />
naar beroepsgroep (i.e. combinatie van beroepsniveau en –richting) zullen<br />
ontstaan. Deze knelpunten worden inzichtelijk gemaakt aan de hand van de Indicator Personeelskrapte<br />
(IPK), die is gebaseerd op de Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening<br />
naar Beroep (ITKB) van het ROA.<br />
De IPK geeft aan in welke mate het voor werkgevers mogelijk is om de gewenste personeelssamenstelling<br />
naar opleidingsachtergrond binnen beroepen te realiseren. Wanneer in<br />
een beroepsgroep veel mensen werkzaam zijn met een opleidingsachtergrond waarvoor<br />
grote knelpunten worden verwacht, zullen werkgevers moeite hebben om voor deze beroepsgroep<br />
de gewenste personeelssamenstelling te realiseren. Binnen de IPK worden de<br />
voorspelde vraag-aanbod-verhoudingen voor de verschillende opleidingstypen als uitgangspunt<br />
genomen. 127<br />
De IPK heeft een waarde tussen de 0 en 1. Naarmate de indicator lager is, zijn de knelpunten<br />
groter voor de opleidingstypen die voor de betreffende beroepsgroep relevant zijn.<br />
Wanneer de IPK daarentegen dichter bij 1 ligt, zullen werkgevers minder moeite hebben de<br />
gewenste personeelssamenstelling te realiseren.<br />
Tussen de IPB en IPK bestaat een samenhang: goede perspectieven voor schoolverlaters<br />
betekenen in het algemeen minder goede perspectieven voor werkgevers, en omgekeerd.<br />
Beide perspectieven zijn echter niet 100% spiegelbeeldig aan elkaar, omdat vanuit één<br />
opleiding meerdere beroepen mogelijk zijn. Andersom geldt dat één beroep vanuit meerdere<br />
opleidingen is uit te oefenen.<br />
De tabellen 5.5 en 5.6 geven de IPK weer voor de lagere en middelbare respectievelijk de<br />
hogere en wetenschappelijke beroepsgroepen in Nederland en (de drie deelgebieden in)<br />
<strong>Limburg</strong>, waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende codering:<br />
106<br />
Zeer grote knelpunten < 0,720<br />
Grote knelpunten > 0,720<br />
Enige knelpunten > 0,770<br />
Vrijwel geen knelpunten > 0,810<br />
Geen knelpunten > 0,870<br />
Ook bij deze tabellen geldt weer de kanttekening dat het vanuit de beschikbare data niet<br />
mogelijk is onderscheid te maken tussen de verschillende MBO-niveaus. Voor werkgevers zal<br />
het – uitzonderingen daargelaten - (veel) moeilijker zijn om personeel op MBO-4 niveau te<br />
werven dan op MBO-2 niveau.<br />
127 De arbeidsmarktinstroom naar beroepsgroep is niet goed vast te stellen, aangezien nieuwkomers<br />
met een bepaalde opleidingsachtergrond in meerdere beroepsgroepen kunnen instromen. Binnen<br />
de IPK wordt dit probleem vermeden door te kijken naar de kans waarin binnen een beroepsgroep<br />
iemand met de gewenste opleidingsachtergrond aangetrokken kan worden. Als gevolg hiervan is<br />
het daarnaast ook niet mogelijk om absolute aantallen weer te geven voor de toekomstige tekorten<br />
of overschotten, hetgeen bij de IPB voor schoolverlaters wel mogelijk is.
Tabel 5.5 Personeelskrapte voor lagere en middelbare beroepsgroepen, typering IPK, Nederland,<br />
<strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, eind <strong>2016</strong><br />
Beroepen Nederland <strong>Limburg</strong><br />
Noord-<br />
<strong>Limburg</strong><br />
Midden-<br />
<strong>Limburg</strong><br />
107<br />
Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong><br />
Elementaire beroepen enige Groot groot groot groot<br />
Lagere niet-specialistische beroepen vrijwel geen Enige enige enige enige<br />
Lagere agrarische beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Lagere technische beroepen enige Groot groot groot groot<br />
Lagere bouwkundige beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Lagere metaal- en elektrotechnische beroepen groot Groot groot zeer groot groot<br />
Lagere overige industriële beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Lagere transportberoepen groot Groot groot groot groot<br />
Lagere (para) medische beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Lagere administratieve beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Lagere commerciële en verkoopberoepen enige Groot enige groot groot<br />
Lagere beveiligingsberoepen enige Groot groot groot groot<br />
Lagere verzorgende beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Lagere dienstverlenende beroepen enige Enige enige groot enige<br />
Middelbare agrarische beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Middelbare technische beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Middelbare bouwkundige beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Middelbare metaal- en elektrotechnische beroepen groot Groot groot groot groot<br />
Middelbare overige industriële beroepen enige Groot groot groot groot<br />
Middelbare transportberoepen enige Enige enige groot enige<br />
Middelbare (para) medische beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />
Middelbare administratieve beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige enige<br />
Middelbare commerciële en verkoopberoepen vrijwel geen Enige enige enige enige<br />
Middelbare jur., bestuurlijke en beveiligingsberoepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige enige<br />
Middelbare taalkundige, culturele beroepen enige Enige enige enige enige<br />
Middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />
Middelbare verzorgende beroepen vrijwel geen vrijwel geen geen vrijwel geen vrijwel geen<br />
Middelbare dienstverlenende beroepen enige vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />
Bron: ROA, EBB, COLO; Etil / Research voor Beleid.<br />
Op middellange termijn zijn in <strong>Limburg</strong> op elementair en lager beroepsniveau voor vrijwel<br />
alle beroepsgroepen grote knelpunten in de personeelsvoorziening te voorzien (uitzonderingen<br />
zijn lagere niet-specialistische beroepen en lagere dienstverlenende beroepen waar<br />
slechts enige knelpunten worden verwacht). Zoals eerder vermeld, gaat het hier grotendeels<br />
om leerwerkbanen in het MBO. Verder is aan de onderkant van de arbeidsmarkt sprake<br />
van de nodige dynamiek (onder meer inzet van laagopgeleide tijdelijke arbeidsmigranten<br />
en “groenpluk”). Op middelbaar beroepsniveau worden voor de agrarische, technische,<br />
bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële beroepsgroepen grote<br />
knelpunten verwacht. De middelbare transportberoepen, commerciële en verkoopberoepen
en taalkundige en culturele beroepen kennen op middellange termijn naar verwachting<br />
enige en de overige onderscheiden middelbare beroepsgroepen vrijwel geen knelpunten.<br />
Voor de meeste elementaire, lagere en middelbare beroepsgroepen zijn de verwachte<br />
knelpunten in de personeelsvoorziening in <strong>Limburg</strong> groter dan landelijk. Alleen voor de<br />
middelbare dienstverlenende beroepen worden in <strong>Limburg</strong> minder ernstige knelpunten<br />
voorzien. Voor de overige beroepsgroepen is de verwachte personeelskrapte in de provincie<br />
vergelijkbaar of groter dan landelijk.<br />
In Noord-<strong>Limburg</strong> zijn voor minder beroepsgroepen op lager of middelbaar beroepsniveau<br />
enige of grote knelpunten in de personeelsvoorziening te verwachten dan in beide overige<br />
deelgebieden. Voor de middelbare verzorgende beroepen worden hier zelfs helemaal geen<br />
knelpunten voorzien. Naar verwachting kent Midden-<strong>Limburg</strong> voor wat meer beroepsgroepen<br />
grote knelpunten dan Zuid-<strong>Limburg</strong>. Voor de lagere metaal- en elektrotechnische beroepen<br />
worden in Midden-<strong>Limburg</strong> zeer grote knelpunten voorzien.<br />
Tabel 5.6 Personeelskrapte voor hogere en wetenschappelijke beroepsgroepen, typering<br />
IPK, Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden, eind <strong>2016</strong><br />
Beroepen Nederland <strong>Limburg</strong><br />
108<br />
Noord-<br />
<strong>Limburg</strong><br />
Midden-<br />
<strong>Limburg</strong><br />
Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong><br />
Hogere pedagogische beroepen zeer groot zeer groot zeer groot zeer groot zeer groot<br />
Hogere landbouwkundige beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige<br />
Hogere technische beroepen groot groot groot groot groot<br />
Hogere bouwkundige beroepen groot groot groot groot groot<br />
Hogere metaal- en elektrotechnische beroepen groot groot zeer groot groot zeer groot<br />
Hogere overige industriële beroepen enige enige enige enige enige<br />
Hogere transportberoepen enige groot groot groot groot<br />
Hogere (para) medische beroepen enige enige enige enige enige<br />
Hogere administratieve beroepen vrijwel geen enige enige enige enige<br />
Hogere commerciële en economische beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen enige vrijwel geen<br />
Hogere juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />
Hogere taalkundige, culturele beroepen vrijwel geen enige vrijwel geen enige enige<br />
Hogere sociaal-maatschappelijke beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />
Hogere verzorgende beroepen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen vrijwel geen<br />
Managers (HBO werk- en denkniveau) vrijwel geen enige vrijwel geen enige enige<br />
Wetenschappelijke pedagogische beroepen enige * * * *<br />
Wetenschappelijke landbouwkundige beroepen geen * * * *<br />
Wetenschappelijke technische beroepen groot * * * *<br />
Wetenschappelijke bouwkundige beroepen enige * * * *<br />
Wetenschappelijke overige industriële beroepen enige * * * *<br />
Wetenschappelijke (para) medische beroepen zeer groot * * * *<br />
Wetenschappelijke administratieve beroepen geen * * * *<br />
Wetenschappelijke commerciële en economische beroepen vrijwel geen * * * *<br />
Wetenschappelijke juridische, bestuurlijke groepen geen * * * *<br />
Wetenschappelijke sociaal-maatschappelijke beroepen vrijwel geen * * * *<br />
Managers (wetenschappelijk werk- en denkniveau) vrijwel geen * * * *<br />
Bron: ROA, EBB, COLO; Etil / Research voor Beleid.
Op hoger beroepsniveau worden de komende jaren landelijk zeer grote knelpunten in de<br />
personeelsvoorziening verwacht voor pedagogische beroepen en grote knelpunten voor<br />
technische, bouwkundige en metaal- en elektrotechnische beroepen. Voor <strong>Limburg</strong> komen<br />
daar de hogere transportberoepen nog eens bij. De drie deelgebieden voldoen wat dit betreft<br />
aan het beeld voor de provincie als geheel, met dien verstande dat in Noord- en Zuid-<br />
<strong>Limburg</strong> voor de hogere metaal- en elektrotechnische beroepsgroepen zeer grote knelpunten<br />
worden voorzien.<br />
In <strong>Limburg</strong> zijn voor meer hogere beroepsgroepen enige of grote knelpunten te verwachten<br />
dan landelijk. In Noord-<strong>Limburg</strong> zijn voor minder hogere beroepsgroepen enige of grote<br />
knelpunten te verwachten dan in de andere deelgebieden.<br />
Op wetenschappelijk beroepsniveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer grote<br />
knelpunten in de personeelsvoorziening worden voorzien voor de wetenschappelijke (para)medische<br />
beroepen en grote knelpunten voor de wetenschappelijke technische beroepen.<br />
De IPK geeft per beroepsgroep een totaalbeeld van de personeelskrapte die in een bepaalde<br />
regio (Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie deelgebieden) is te verwachten. De daadwerkelijk<br />
verwachte personeelskrapte verschilt vanzelfsprekend van branche tot branche en per individueel<br />
bedrijf. Ter illustratie hieronder enkele voorbeelden uit de expertinterviews:<br />
Werkgevers in <strong>Limburg</strong> (en de rest van Nederland) staan te springen om technici en logistici<br />
op HBO-niveau. Het arbeidsmarktperspectief van afgestudeerden van een HBOinstelling<br />
als Fontys Hogeschool Techniek en Logistiek in Venlo is dan ook erg goed en<br />
dat zal de komende jaren niet minder worden.<br />
Als gevolg van de grote uitstroom en de beperkte nieuwe instroom (de verhouding nieuwe<br />
instroom versus uitstroom is 2 op 10) voorziet DSM grote tekorten in béta/ techniek.<br />
De tekorten gelden op MBO-niveaus 2, 3 en 4 (met name procesoperators A, B en C) en<br />
op HBO-niveau. Vooral HBO-vacatures zijn lastig te vervullen. Met het oog op de (verwachte)<br />
tekorten is DSM actief bezig met workforceplanning.<br />
Bij de bouw en inrichting van verpleeg- en verzorgingshuizen werkt De Zorggroep steeds<br />
meer vanuit de gedachte van kleinere zorggroepen en dito zorgteams. Werknemers bieden<br />
alle soorten zorg aan (ontschotting van huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging<br />
en verpleging). Deze ontwikkeling – die ingaat tegen de voorafgaande trend van functiedifferentiatie<br />
- stelt hogere eisen aan het personeel. Er is minder behoefte aan niveau<br />
1/2 en meer behoefte aan niveau 4/5. De Zorggroep heeft vooral moeite vacatures voor<br />
verzorgenden (3) en verpleegkundigen (4/5) te vervullen. Een rol daarbij speelt ook dat<br />
verpleegkundigen in het algemeen liever in ziekenhuizen werken dan in de ouderenzorg.<br />
128<br />
Bij AZM/Maastricht UMC bestaat vooral moeilijk vervulbare vraag naar hoger opgeleid<br />
gespecialiseerd verpleegkundig personeel (SEH-medewerkers, anesthesisten, OKassistenten).<br />
Buiten het primair proces heeft AZM/Maastricht UMC met name moeite om<br />
kwalitatief goede financieel medewerkers aan te trekken.<br />
Pensioenuitvoerder APG kent vooral moeilijk vervulbare vacatures in de hoek van beleggingsspecialisten,<br />
senior IT-specialisten, accountants en bedrijfsjuristen. Met name goede<br />
IT’ers zijn in de buurt niet te vinden. Zeker de laatste jaren is voor APG het belang<br />
van IT (en meer in het bijzonder het creëren van webomgevingen) sterk toegenomen. ITspecialisten<br />
zijn schaars in <strong>Limburg</strong>. Voor een organisatie als Capgemini is het eenvoudiger<br />
om goede IT’ers aan te trekken dan voor APG. Het probleem is op te lossen door het<br />
inhuren van specialisten (dat gebeurt nu ook al). Dat betekent wel dat relatief veel betaald<br />
moet worden voor een werknemer, hetgeen weer van invloed is op de (kost)prijs.<br />
Het ontbreken van een academische IT-opleiding bij de Maastricht University ervaart<br />
men als een groot gemis.<br />
128 Een andere trend in het personeelsbestand van De Zorggroep is minder management. Momenteel<br />
zijn er op de 2.000 werknemers in totaal 32 managers.<br />
109
5.4 Alternatief scenario<br />
In het voorafgaande zijn discrepanties op de arbeidsmarkt in Nederland, <strong>Limburg</strong> en de drie<br />
deelgebieden in beeld gebracht voor de periode 2011-<strong>2016</strong>. In deze prognoses (hier verder<br />
aan te duiden met het ‘basispad’) is uitgegaan van het ‘doormodderscenario’ uit de Decemberraming<br />
2011 van het CPB, waarin de eurocrisis niet snel wordt opgelost, maar ook<br />
geen verdere neerwaartse escalatie ontstaat. Het CPB heeft in het Centraal Economisch<br />
Plan <strong>2012</strong> de verwachtingen voor de economische ontwikkeling van ons land voor <strong>2012</strong> naar<br />
beneden bijgesteld (zie paragraaf 2.3). Wel verwacht het CPB nog steeds dat de financiële<br />
markten in de loop van <strong>2012</strong> weer wat tot rust komen en de economische groei dan ook<br />
weer op gang begint te komen. Inmiddels zijn de perspectieven opnieuw veranderd. Het<br />
risico van verdere verdieping van de eurocrisis lijkt enigszins verminderd, omdat de maatregelen<br />
ter versterking van de Griekse financiële situatie lijken aan te slaan. Daarmee lijkt<br />
het ‘doormodderscenario’ weer wat plausibeler te zijn geworden.<br />
Hoe dan ook blijft de economische ontwikkeling op korte en middellange termijn met veel<br />
onzekerheden omkleed. Daarom vergelijken we in deze paragraaf het ‘basispad’ met een<br />
alternatief scenario. Deze ‘lage variant’ borduurt voort op de onzekerheidsvariant uit de<br />
Macro Economische Verkenning <strong>2012</strong> van het CPB.<br />
Tabel 5.7 geeft naast de economische uitgangspunten van het basispad respectievelijk de<br />
lage variant ook de gevolgen van beide scenario’s voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt weer.<br />
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de korte (2011-<strong>2012</strong>) en middellange termijn<br />
(2013-<strong>2016</strong>). Door het groeipercentage van het bbp te laten fluctueren, komen veranderingen<br />
in de geprognosticeerde ontwikkeling van vraag en aanbod (en als gevolg daarvan ook<br />
wijzigingen in de discrepanties) op de arbeidsmarkt tot stand.<br />
Tabel 5.7 Economische scenario’s en gevolgen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt, 2011-<strong>2012</strong><br />
en 2013-<strong>2016</strong>, gemiddelden per jaar<br />
Nederland<br />
110<br />
2010 2011-<strong>2012</strong> 2013-<strong>2016</strong><br />
Lage variant Basispad Lage variant Basispad<br />
Groeipercentage BBP 1,70 -0,50 0,50 0,75 1,50<br />
<strong>Limburg</strong><br />
(Absoluut)<br />
Arbeidsplaatsen 525.800 520.200 524.600 523.800 532.300<br />
Beroepsbevolking 503.200 501.900 502.700 505.600 500.800<br />
Aantal NWW 39.100 38.100 37.000 35.900 32.600<br />
(Gemiddeld jaarlijkse ontwikkeling %)<br />
Arbeidsplaatsen -1,3 -0,5 -0,1 0,2 0,4<br />
Beroepsbevolking -0,6 0,0 -0,1 0,1 -0,1<br />
(Niveau in %)<br />
NWW-percentage 7,8 7,6 7,4 7,1 6,5<br />
Bron: CPB, UWV ; Etil/Research voor Beleid.<br />
In de lage variant is in de jaren 2011-<strong>2012</strong> sprake van een economische krimp van gemiddeld<br />
0,5% per jaar (tegenover een groei van 0,5% in het basispad). Daarmee komt het aantal<br />
arbeidsplaatsen in die periode op gemiddeld 520.200 (in plaats van 524.600) en de beroepsbevolking<br />
op gemiddeld 501.900 (in plaats van 502.700). Door deze ontwikkelingen in<br />
werkgelegenheid en beroepsbevolking komt de werkloosheid gemiddeld hoger uit: absoluut
38.100 personen (in plaats van 37.000) en in procenten van de beroepsbevolking 7,6% (in<br />
plaats van 7,4%).<br />
Voor de periode 2013-<strong>2016</strong> is het beeld als volgt. De gemiddelde groei per jaar bedraagt in<br />
de lage variant 0,75% (tegenover 1,5% in het basispad). Dit resulteert in een lagere werkgelegenheid<br />
van gemiddeld 523.800 arbeidsplaatsen (in plaats van 532.300). De beroepsbevolking<br />
komt met een jaarlijks gemiddelde van 505.600 personen hoger uit dan in het basispad<br />
(500.800). 129 Door deze ontwikkelingen komt ook op de middellange termijn de<br />
werkloosheid gemiddeld op een hoger niveau uit: absoluut 35.900 personen (in plaats<br />
32.600) en in procenten 7,1% (in plaats van 6,5%).<br />
In de vorige editie van <strong>RAIL</strong> is ook een lange termijn scenario doorgerekend. Deze gaf een<br />
doorkijk naar de verwachte arbeidsmarktsituatie in <strong>Limburg</strong> anno 2020. Gezien de grote<br />
onzekerheden is in deze uitgave van <strong>RAIL</strong> afgezien van het doorrekenen van een dergelijk<br />
lange termijn scenario. De prognoses van (beroeps)bevolking, werkgelegenheid en werkloosheid<br />
op middellange termijn (2013-<strong>2016</strong>) zijn al met zoveel onzekerheden omkleed dat<br />
een cijfermatige vooruitblik naar 2020 helemaal een schijnexactheid zou opleveren. De<br />
verwachting is dat de kraptes op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt op de lange termijn gaan toenemen.<br />
Precieze ontwikkelingen zijn op dit moment echter niet te geven. Het volgende<br />
hoofdstuk gaat wel in meer kwalitatieve zin in op de op langere termijn te verwachten<br />
trends op de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong>.<br />
5.5 Resumé<br />
Moeilijk vervulbare vacatures<br />
Landelijk bedroeg het aandeel (zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 19%, min of<br />
meer vergelijkbaar met het aandeel van 20% in 2010. In <strong>Limburg</strong> was het percentage<br />
(zeer) moeilijk vervulbare vacatures in 2011 hoger dan een jaar eerder (28% tegenover<br />
21%).<br />
Te verwachten is dat de <strong>Limburg</strong>se werkgevers de komende jaren als gevolg van het door<br />
vergrijzing en ontgroening dalend arbeidsaanbod meer moeite zullen krijgen met het<br />
vervullen van vacatures. Met name geldt dat voor de vraag naar middelbaar en hoger opgeleiden.<br />
Werkloosheid<br />
In <strong>Limburg</strong> is de werkloosheid hoger dan landelijk. De verschillen worden wel kleiner; de<br />
naar verhouding sterke mate van vergrijzing (grote vervangingsvraag) en krimp van de<br />
beroepsbevolking (minder arbeidsaanbod) hebben een dempend effect op de werkloosheid<br />
in <strong>Limburg</strong>. In 2011 bedroeg het NWW-percentage in <strong>Limburg</strong> 7,0% (34.900 nietwerkende<br />
werkzoekenden) tegenover landelijk 6,0%. Vergeleken met de provincie als<br />
geheel kende Zuid-<strong>Limburg</strong> een hoger NWW-percentage (8,3%), Noord- en Midden-<br />
<strong>Limburg</strong> juist lagere (6,0% en 5,0%).<br />
Voor <strong>2012</strong>-2013 wordt – als gevolg van de eurocrisis en de overheidsbezuinigingen – een<br />
werkloosheidsstijging verwacht. In de jaren daarna (2014-<strong>2016</strong>) leidt het verwachte economisch<br />
herstel weer tot een daling van het werkloosheidsniveau. Per saldo wordt voor<br />
<strong>2016</strong> in <strong>Limburg</strong> een NWW-percentage van 6,4% (ruim 32.000 niet werkende werkzoekenden)<br />
voorzien tegenover landelijk 5,7%. Zowel Noord- als Midden-<strong>Limburg</strong> scoren lager<br />
dan het provinciaal gemiddelde (respectievelijk 5,7% en 5,2%). Zuid-<strong>Limburg</strong> scoort<br />
nog steeds bovengemiddeld (7,2%), maar laat ten opzichte van 2011 wel een substantiële<br />
daling zien.<br />
In de prognoses is nog geen rekening gehouden met de precaire situatie bij en de mogelijke<br />
sluiting eind dit jaar van autofabriek NedCar in Born.<br />
129 Is in het basispad in 2013-<strong>2016</strong> nog sprake van een daling van de beroepsbevolking ten opzichte<br />
van de daaraan voorafgaande periode (2011-<strong>2012</strong>), in de lage variant is sprake van een lichte stijging.<br />
Hier spelen twee effecten: ontmoedigingseffect (discouraged worker effect) en aanmoedigingseffect<br />
(added worker effect). De veronderstelling is dat het tweede effect iets sterker is dan<br />
het eerste.<br />
111
112<br />
Onder de werklozen in <strong>Limburg</strong> zijn jongeren wat minder sterk vertegenwoordigd dan<br />
landelijk. Naar verhouding kent <strong>Limburg</strong> veel oudere werklozen: van het bestand nietwerkende<br />
werkzoekenden is 41% 50 jaar of ouder (landelijk 36%). Is jeugdwerkloosheid<br />
vooral een conjunctureel probleem, de hoge werkloosheid onder ouderen heeft een<br />
structureel karakter. Ouderen worden minder snel werkloos dan jongeren, maar eenmaal<br />
werkloos komen ze moeilijk weer aan de slag. Daaraan ligt een complex van factoren ten<br />
grondslag (objectieve competenties en kenmerken, aannamebeleid van werkgevers,<br />
zoekgedrag van ouderen).<br />
Perspectief op baan<br />
Vergeleken met het land als geheel is op middellange termijn in <strong>Limburg</strong> het perspectief<br />
op een baan voor schoolverlaters op BO-niveau positiever, op VMBO- en MBO-niveau wat<br />
minder positief en op HBO-niveau min of meer vergelijkbaar. Tot <strong>2016</strong> zijn er in <strong>Limburg</strong><br />
tot en met het HBO-niveau de beste arbeidsmarktperspectieven (typering: goed) voor<br />
schoolverlaters van de volgende opleidingstypen: VMBO tl; MBO groen; VMBO, MBO en<br />
HBO techniek; HBO onderwijs; VMBO verzorging en HBO (para)medisch. Bij de goede perspectieven<br />
voor schoolverlaters van HBO onderwijs past de kanttekening dat in de betreffende<br />
analyses voor deze groep de gevolgen van de specifieke demografische ontwikkelingen<br />
voor de vraag naar onderwijs in <strong>Limburg</strong> niet zijn meegenomen. De naar<br />
verhouding slechtste arbeidsmarktperspectieven (typering: matig) zijn er in de provincie<br />
voor schoolverlaters van BO, HAVO/VWO, HBO economie en HBO sociaal-cultureel.<br />
De goede perspectieven voor de genoemde VMBO-opleidingstypen hebben voor een belangrijk<br />
deel betrekking op leerwerkbanen tijdens een vervolgopleiding binnen het MBO<br />
en banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.<br />
Van de 35 onderscheiden MBO-opleidingen scoren er in <strong>Limburg</strong> qua arbeidsmarktperspectief<br />
18 goed, 9 redelijk, 5 matig en 3 slecht. De drie best scorende opleidingsrichtingen<br />
zijn MBO werktuigbouw en mechanische techniek, MBO elektrotechniek en MBO<br />
voeding, natuur en milieu. Ook de MBO-opleidingen laboratorium en procestechniek<br />
(voor een belangrijk deel gericht op de chemie) behoren tot de 10 opleidingen met de<br />
beste perspectieven. De drie slechtst scorende opleidingen zijn MBO beweging en therapie,<br />
MBO toerisme en recreatie en MBO operationele techniek.<br />
Op wetenschappelijk niveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer goede<br />
perspectieven zijn er voor WO medisch en goede perspectieven voor WO techniek.<br />
Personeelskrapte<br />
Vanuit het perspectief van werkgevers worden in <strong>Limburg</strong> op middellange termijn (op<br />
alle niveaus) voor meer beroepsgroepen knelpunten verwacht dan landelijk.<br />
In <strong>Limburg</strong> zijn op middellange termijn op elementair en lager beroepsniveau voor vrijwel<br />
alle beroepsgroepen grote knelpunten in de personeelsvoorziening te voorzien. Grotendeels<br />
gaat het hierbij om leerwerkbanen in het MBO. Verder is aan de onderkant van<br />
de arbeidsmarkt sprake van de nodige dynamiek (onder meer inzet van laagopgeleide<br />
tijdelijke arbeidsmigranten en “groenpluk”). Op middelbaar beroepsniveau gaat het om<br />
agrarische, technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en overige industriële<br />
beroepsgroepen. Op hoger beroepsniveau worden de komende jaren zeer grote knelpunten<br />
in de personeelsvoorziening verwacht voor pedagogische en grote knelpunten<br />
voor technische, bouwkundige, metaal- en elektrotechnische en transportberoepen.<br />
Op wetenschappelijk beroepsniveau zijn alleen landelijke gegevens voorhanden. Zeer<br />
grote knelpunten in de personeelsvoorziening worden voorzien voor de wetenschappelijke<br />
(para)medische beroepen en grote knelpunten voor de wetenschappelijke technische<br />
beroepen.<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom versus baanopeningen: verwachte tekorten<br />
Uitgaande van opleidingstype kent de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt in de periode tot en met<br />
<strong>2016</strong> ongeveer 142 duizend baanopeningen. Deze baanopeningen ontstaan vooral door<br />
vervangingsvraag, het vervangen van werknemers die vertrekken, bijvoorbeeld vanwege<br />
het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In dezelfde periode kent <strong>Limburg</strong> een<br />
instroom op de arbeidsmarkt van een kleine 110 duizend personen. We kunnen dus stellen<br />
dat de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt tot en met <strong>2016</strong> zo’n 32.000 personen tekort komt.
Vooral de techniek en de zorg zullen door deze tekorten worden getroffen. In de periode<br />
tot en met <strong>2016</strong> zal <strong>Limburg</strong> 12.500 gediplomeerde technici tekort komen. Grosso modo<br />
betekent dit een tekort dat jaarlijks oploopt met ongeveer 1.080 VMBO’ers, 720 MBO’ers<br />
en 360 HBO’ers. In deze periode groeit ook het tekort aan gediplomeerden in de zorg,<br />
specifiek op VMBO en HBO-niveau, tot 4.600. Dit betekent daarmee een tekort dat jaarlijks<br />
oploopt met ongeveer 600 VMBO’ers en 180 HBO’ers.<br />
Alternatief scenario<br />
Naast het in dit rapport gebruikte basispad (‘doormodderscenario’) is voor de korte en<br />
middellange termijn een alternatief scenario doorgerekend dat uitgaat van een verdieping<br />
van de eurocrisis. Deze doorrekening laat zien dat de effecten aan de aanbodzijde<br />
van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt minder sterk zijn dan aan de vraagzijde. In de lage variant<br />
komt de werkloosheid in de provincie daarom zowel op korte als middellange termijn<br />
op een hoger niveau uit.<br />
Gezien de grote onzekerheden is in deze editie van <strong>RAIL</strong> afgezien van het doorrekenen<br />
van een lange termijn scenario (2020). De verwachting is dat de kraptes op de <strong>Limburg</strong>se<br />
arbeidsmarkt op lange termijn gaan toenemen. Precieze ontwikkelingen zijn op dit moment<br />
echter niet te geven.<br />
113
6 Trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
Dit hoofdstuk bevat een beschouwing van de belangrijkste trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />
Het begint in paragraaf 6.1 met een SWOT-analyse. Deze biedt - in tabelvorm – inzicht<br />
in sterkten en zwakten van en kansen en bedreigingen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />
Paragraaf 6.2 geeft daarna een beschrijving van de belangrijkste trends en ontwikkelingen<br />
op de middellange en lange termijn. Ten slotte gaat paragraaf 6.3 in op de trends<br />
en ontwikkelingen in de knelpuntsectoren zorg en techniek.<br />
6.1 SWOT-analyse<br />
De SWOT-analyse is een van oorsprong bedrijfskundig model dat vier elementen bevat:<br />
Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats. De resultaten van de SWOT-analyse zijn te<br />
gebruiken als input voor het strategievormingsproces. Tabel 6.1 geeft kort sterkten en<br />
zwakten van, en kansen en bedreigingen voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt weer.<br />
Tabel 6.1 SWOT-analyse van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt: sterkten, zwakten, kansen en<br />
bedreigingen<br />
114<br />
Sterkten Zwakten<br />
Omgeving van de arbeidsmarkt<br />
Centrale ligging binnen Euregio/Europa<br />
Grote internationale consumentenmarkt binnen<br />
straal van 100 km<br />
Ligging midden in toptechnologische regio<br />
ELAt<br />
Innovatie- en startersklimaat: hoog aandeel<br />
innovatieve banen; veel R&D personeel; snelle<br />
groei private R&D; groot aantal patentaanvragen<br />
Internationaal gezien goede concurrentiepositie<br />
Buiten grote steden aantrekkelijk woon- en<br />
leefklimaat<br />
Veel mogelijkheden voor leisure (retail &<br />
toerisme)<br />
Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />
Aanwezigheid in de regio van 7 van de 10<br />
kennisintensieve topsectoren van EL&I<br />
Aanbod van de arbeidsmarkt<br />
Breed onderwijsaanbod (VMBO t/m WO)<br />
Veel arbeidsmigranten aanwezig<br />
Door geografische ligging (in theorie) veel<br />
mogelijkheden voor grensoverschrijdende arbeid.<br />
Overig<br />
Veel aandacht voor regionale economie en<br />
arbeidsmarkt bij actief opererende stakeholders<br />
(de drie O’s)<br />
Veel vormen van samenwerking binnen <strong>Limburg</strong><br />
en met Duitsland en België<br />
Omgeving arbeidsmarkt<br />
Perifere ligging binnen Nederland<br />
Laag regionaal product en lage economische<br />
groei<br />
Conjunctuurgevoelig (nog steeds veel industrie<br />
en logistiek)<br />
Innovatie- en startersklimaat: laag aandeel<br />
creatieve banen; weinig kenniswerkers; laag<br />
omzetaandeel innovaties; weinig startende<br />
bedrijven<br />
Relatief geringe woonaantrekkelijkheid grote<br />
steden<br />
Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />
Weinig banen per 1.000 inwoners<br />
Aanbod van de arbeidsmarkt<br />
Sterke krimp potentiële beroepsbevolking<br />
Weinig allochtonen (groeiend arbeidsaanbod)<br />
Achterblijvende arbeidsparticipatie<br />
Dalende beroepsbevolking<br />
Laag opleidingsniveau beroepsbevolking<br />
Versnippering beroepsonderwijs, sterke gerichtheid<br />
op instroom en nog onvoldoende afgestemd<br />
op regionale arbeidsmarkt<br />
Voortijdig schoolverlaters; probleemjongeren<br />
Moeilijk vervulbare vraag, werklozen, lonen<br />
Aantal belangrijke sectoren (zorg, techniek/industrie)<br />
komen moeilijk aan arbeidsaanbod<br />
Relatief hoge werkloosheid in Zuid-<strong>Limburg</strong><br />
en veel moeilijk plaatsbaar aanbod<br />
Structureel hoge werkloosheid onder ouderen<br />
Kansen Bedreigingen<br />
Omgeving van de arbeidsmarkt Omgeving van de arbeidsmarkt
Topsectorenbeleid EL&I; Brainport 2020<br />
Macrodoelmatigheidsbeleid beroepsonderwijs<br />
Extra geld voor intramurale zorg<br />
Decentralisatie van overheidstaken (maar wel<br />
gepaard met bezuinigingen!)<br />
Combinatie WMO-WWB i.h.k.v. WWNV biedt<br />
kansen voor participatie en re-integratie<br />
Positief imago <strong>Limburg</strong> onder burgers (verder<br />
te versterken door regiobranding)<br />
Positief imago onder buitenlandse investeerders<br />
(belastingklimaat, arbeidskosten (NL),<br />
ligging, ruimte voor huisvesting, internationale<br />
scholen (LB))<br />
Verbetering imago als werkregio (arbeidsmarktinformatie<br />
en –communicatie)<br />
Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />
Kansen op werk door flexibilisering arbeidsmarkt<br />
Sociale innovatie<br />
Jobcarving<br />
Aanbodzijde van de arbeidsmarkt<br />
Stijgende trend arbeidsparticipatie zet door<br />
Verbreding onderwijsaanbod (nieuw Science<br />
College UM; plannen voor filiaal HAS en TU<br />
Twente in de regio; aanwinst zou ook universitaire<br />
IT-opleiding zijn)<br />
Nieuwe vormen van beroepsonderwijs (praktijkgerichte<br />
aanpak, samenwerking met bedrijfsleven<br />
[bijv. Centra voor Innovatief Vakmanschap,<br />
Centers of Expertise], doorlopende<br />
leerlijnen [bijv. vakcolleges], campusvorming)<br />
Binden van (buitenlandse) studenten aan de<br />
regio<br />
Benutten alumninetwerken van studenten en<br />
kenniswerkers<br />
Benutten arbeidsaanbod nuggers<br />
Benutten arbeidsaanbod uit Zuid-Europa<br />
Benutten arbeidsaanbod ‘repatrianten’ (2 e en<br />
3 e fase carriére <strong>Limburg</strong>ers die elders loopbaan<br />
zijn gestart)<br />
Wegnemen van barrières voor pendel binnen<br />
<strong>Limburg</strong> (beter openbaar vervoer) en voor<br />
grensoverschrijdende arbeid (taalonderwijs,<br />
beter openbaar vervoer)<br />
Uitstroom babyboomers leidt tot instroom van<br />
jongeren met andere houding/skills, waardoor<br />
sneller veranderingen zijn door te voeren<br />
Upgrading van werkenden<br />
Diversiteitsbeleid<br />
Duurzaam inzetbaarheidsbeleid<br />
Bezuinigingen (algemeen en specifiek op<br />
overheidspersoneel)<br />
Duur van deel MBO-4 opleidingen mogelijk<br />
terug van 4 naar 3 jaar (problemen met aansluiting<br />
op HBO)<br />
Minder geld voor participatie en re-integratie<br />
WWNV gevaar voor continuïteit SW<br />
Beperkende maatregelen m.b.t. grenspendel,<br />
arbeidsmigratie, kennismigratie<br />
Afbrokkeling sociale samenhang<br />
Vastlopende verkeersinfrastructuur en tekortkomingen<br />
in openbaar vervoer<br />
Veel verouderde bedrijventerreinen<br />
Vraagzijde van de arbeidsmarkt<br />
Structureel achterblijvende werkgelegenheidontwikkeling<br />
Bevolkingskrimp betekent kleinere regionale<br />
markt<br />
Mogelijke verdieping crisis leidt tot werkgelegenheidsdaling<br />
Afhankelijkheid van enkele grote bedrijven<br />
(zo heeft mogelijke sluiting NedCar grote gevolgen<br />
voor directe en indirecte werkgelegenheid<br />
in de regio)<br />
Bedrijven steeds meer footloose -> concurrentie<br />
met buitenland/outsourcing van werkgelegenheid<br />
(hoewel ook weer omgekeerde<br />
beweging zichtbaar is)<br />
Aanbodzijde<br />
Uitstroom van babyboomers betekent weglekken<br />
van kennis en ervaring<br />
Beperkte carrièremogelijkheden voor met<br />
name hoger opgeleiden en te weinig topbanen<br />
Toenemende onzekerheden door flexibilisering<br />
arbeidsmarkt<br />
Risico dat bedrijven door crisis te weinig<br />
geld/tijd investeren in opleiden (van o.m.<br />
BBL’ers)<br />
Problemen met bedrijfsopvolging in MKB<br />
Kwetsbaarheid van zzp’ers<br />
Sommige sectoren te afhankelijk van arbeidsmigranten<br />
Moeilijk vervulbare vraag, werklozen, lonen<br />
Demografische ontwikkelingen (sterke vergrijzing/<br />
dubbele ontgroening/ bevolkingskrimp)<br />
leiden tot hoge vervangingsvraag en<br />
daling beroepsbevolking -> knelpunten in personeelsvoorziening<br />
in de regio (moeilijk vervulbare<br />
vraag)<br />
Stijgende loonkosten (door eurocrisis tijdelijk<br />
115
Moeilijk vervulbare vacatures, werklozen, lonen<br />
Demografische ontwikkelingen (sterke vergrijzing/<br />
dubbele ontgroening/ bevolkingskrimp)<br />
leiden tot hoge vervangingsvraag en<br />
daling beroepsbevolking -> dempende werking<br />
op werkloosheid in de regio<br />
Mobiliteitsbeleid/VWNW-beleid<br />
Kansrijke (participatie- en) reintegratieprojecten<br />
(al dan niet met scholingscomponent)<br />
Overig<br />
Intensivering regionale (<strong>Limburg</strong>), bovenregionale<br />
(Zuidoost-Nederland) en euregionale<br />
(ELAt) samenwerking<br />
116<br />
minder)<br />
Mogelijke verdieping van crisis leidt tot sterke<br />
toename jeugdwerkloosheid<br />
Te veel nadruk op kenniseconomie en topsectoren<br />
betekent gevaar voor tweedeling arbeidsmarkt<br />
(bovenkant versus onderkant)<br />
De sterkten en zwakten geven als het ware het startpunt voor de voor het komende decennium<br />
relevante trends op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. Vast te stellen is dat deze sterkten<br />
en zwakten geen vaststaande feiten zijn: niet alleen moet het beleid (zie hoofdstuk 7) erop<br />
zijn gericht de sterke kanten van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt nog verder tot bloei te laten<br />
komen en de zwakten weg te nemen. Daarnaast zijn er bij de sterkten en zwakten natuurlijke<br />
trends aan te geven en kan de context ervan ook het relatieve belang van sterkten en<br />
zwakten veranderen. Naarmate de globalisering doorzet, is bijvoorbeeld de perifere ligging<br />
van <strong>Limburg</strong> binnen Nederland minder relevant en de centrale ligging tussen economische<br />
groeiregio’s in Nederland, België en Duitsland des te relevanter.<br />
De kansen en bedreigingen bevatten twee soorten thema’s:<br />
Met name kansen en in wat mindere mate bedreigingen die te maken hebben met de<br />
inzet van het arbeidsmarktbeleid: daar gaat het volgende hoofdstuk verder op in.<br />
Bedreigingen en in wat mindere mate kansen die juist verband houden met trends en<br />
ontwikkelingen in de omgeving van de arbeidsmarkt. Deze zijn aan de orde in de volgende<br />
paragraaf.<br />
6.2 Trends en ontwikkelingen op de middellange en lange termijn<br />
Een cijfermatige vooruitblik voor de langere termijn is niet te geven. Daarom volgt in deze<br />
paragraaf een beschrijving van de belangrijkste trends en ontwikkelingen voor de <strong>Limburg</strong>se<br />
arbeidsmarkt. Deze beschrijving strekt zich uit tot de middellange en lange termijn. Ze<br />
overlapt daardoor deels met de tijdshorizon van de prognoses uit het vorige hoofdstuk.<br />
Uiteraard gaat het om trends bij ongewijzigd beleid. Het valt zeker te verwachten dat partijen<br />
op deze trends gaan reageren: niet alleen door negatieve trends tegen te gaan maar<br />
ook door te proberen optimaal te profiteren van positieve trends.<br />
Dat geldt niet alleen voor het arbeidsmarktbeleid (het volgende hoofdstuk bevat daarvoor<br />
een deel van het spoorboekje) maar ook voor economisch, onderwijs, zorg- en welzijnsbeleid<br />
en niet te vergeten voor de manier waarop het bedrijfsleven op de genoemde trends<br />
zal inspelen. Dat brengt trouwens wel gevaren met zich mee: deze maatregelen kunnen ook<br />
contraproductief voor de arbeidsmarkt zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer bedrijven<br />
die niet aan hoger opgeleid personeel kunnen komen, wegtrekken naar het buitenland<br />
en daarmee ook lager geschoolde werkgelegenheid verplaatsen. Of ook wanneer een overschot<br />
aan beschikbaar personeel zich vertaalt in een desinteresse om te investeren in opleidingen,<br />
wat op zich weer consequenties kan hebben voor het aanbod van beroepsonderwijs.<br />
Het is daarom zaak om de komende jaren de genoemde trends en de reacties daarop<br />
van stakeholders nauwlettend te blijven monitoren.<br />
6.2.1 De omgeving van de arbeidsmarkt
Demografie<br />
Tot voor kort leek de demografische ontwikkeling de meest zekere factor voor de <strong>Limburg</strong>se<br />
arbeidsmarkt. Met name in Zuid-<strong>Limburg</strong> zou sprake zijn van een stevige bevolkingskrimp.<br />
Nog steeds is zeker dat er zonder rekening te houden met immigratie sprake zal zijn<br />
van een daling van de omvang van beroepsbevolking en toenemende vergrijzing. Hierdoor<br />
ontstaan tekorten, met name in bepaalde sectoren als techniek en zorg. Anderzijds heeft<br />
de demografie ook een dempend effect op de werkloosheid.<br />
De immigratie is echter een onzekere factor. Er zijn drie groepen immigranten te onderscheiden:<br />
Buitenlandse studenten die zich in <strong>Limburg</strong> moeten vestigen omdat ze anders niet ingeschreven<br />
kunnen staan bij onderwijsinstellingen. Voorheen stond deze categorie niet geregistreerd,<br />
nu wel. Daardoor lijkt de bevolkingskrimp tijdelijk te zijn omgeslagen in<br />
groei. Waarschijnlijk is echter dat ook in de toekomst deze groep studenten na afronding<br />
van de studie weer terugkeert naar het land van herkomst. Wat betreft Duitsland is - gezien<br />
de gunstige economische ontwikkeling in het aangrenzende deel van Nordrhein-<br />
Westfalen – de kans dat afgestudeerden in <strong>Limburg</strong> zullen blijven zelfs geringer dan<br />
voorheen.<br />
Er is de laatste jaren sprake van een stijging van het aantal MOE-landers dat werkzaam<br />
is in <strong>Limburg</strong>. Er lijkt ook geen sprake van een afname nadat Duitsland het voor arbeiders<br />
uit de betreffende landen mogelijk heeft gemaakt er zonder tewerkstellingsvergunning<br />
te werken: men blijft in groten getale naar <strong>Limburg</strong> komen. Ook vestigt een deel<br />
van de arbeiders uit de MOE-landen zich in <strong>Limburg</strong>. De vraag is of dit zo zal blijven. De<br />
overheid wil, getuige recente uitspraken van de Minister van SZW, het aantal in Nederland<br />
werkende personen uit andere landen fors verlagen.<br />
De betere woningmarkt in met name Zuid-<strong>Limburg</strong> lijkt een zekere aantrekkingskracht te<br />
hebben op kenniswerkers uit de rest van Nederland. De vraag is of dit effect beklijft en<br />
of het zich op termijn ook uitstrekt naar kenniswerkers uit andere landen (waarvoor van<br />
belang is dat de overheid het juist gemakkelijker maakt om hier te komen werken).<br />
Wanneer de immigratie van kenniswerkers toeneemt, kan dat een deel van de oplossing<br />
vormen voor knelpunten aan de bovenkant van de arbeidsmarkt in <strong>Limburg</strong>.<br />
Los van de ontwikkeling van de immigratie lijkt er sprake van ontgroening en vergrijzing op<br />
de arbeidsmarkt. Dit heeft gevolgen binnen arbeidsorganisaties en ook voor het karakter<br />
van de werkloosheid:<br />
De grote uitstroom van de babyboomers en de vervanging daarvan door jongeren in de<br />
<strong>Limburg</strong>se bedrijven en instellingen is enerzijds een bedreiging (weglekken van kennis en<br />
ervaring), maar anderzijds biedt het ook kansen (andere houding/skills van jongeren,<br />
waardoor sneller veranderingen zijn door te voeren).<br />
Ouderen worden minder snel werkloos dan jongeren. Eenmaal werkloos komen ze echter<br />
moeilijk weer aan de slag. En hoe ouder, des te kleiner de kans op werkhervatting. Daar<br />
waar de jeugdwerkloosheid conjunctureel wordt bepaald, is werkloosheid onder ouderen<br />
dus vooral een structureel probleem.<br />
Sociaal-maatschappelijke veranderingen<br />
Er is sprake van een aantal sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen die de komende periode<br />
blijven doorgaan. De invloed ervan zal traag, maar zeker, doorwerken op de <strong>Limburg</strong>se<br />
arbeidsmarkt:<br />
Het aandeel werkende vrouwen zal blijven groeien. Dit komt vooral doordat de oudste<br />
cohorten vrouwen, die nooit hebben gewerkt, de AOW-leeftijd bereiken; jonge vrouwen<br />
gaan wel werken. Dat <strong>Limburg</strong> nu een relatief lage arbeidsparticipatie kent, betekent<br />
ook dat deze trend zich langer zal blijven vertalen in een groei van het arbeidspotentieel.<br />
Mogelijk dat ook het added worker effect (vrouwen van werkloze mannen zoeken<br />
naar werk) sterker zal gelden, nu de druk op werklozen toeneemt.<br />
Over heel Nederland is sprake van verkleuring van de beroepsbevolking. Dat zal in <strong>Limburg</strong><br />
minder het geval zijn. Wel is een grote kans dat een deel van de Midden- en Oost-<br />
117
118<br />
Europese arbeidskrachten in <strong>Limburg</strong> “blijft hangen”. Vaak gebeurt dit nadat men – na<br />
eerst laaggeschoold werk te hebben verricht – in het eigen vakgebied op hoger niveau<br />
aan de slag kan.<br />
De individualisering van de beroepsbevolking zet door. Het aantal zzp-er’s neemt verder<br />
toe.<br />
Een onzeker punt is nog in hoeverre jongeren (nog) langer zullen doorleren. De recent<br />
aangekondigde maatregelen van de regering tegen langstuderen zetten hier een rem op.<br />
Dit heeft indirect ook invloed op het onderwijsaanbod. Veel duale opleidingen in het hoger<br />
onderwijs staan nu al onder druk. Mogelijk dat de maatregelen een flink gat slaan in<br />
het brede onderwijsaanbod in <strong>Limburg</strong>.<br />
Jongeren hebben een andere attitude ten opzichte van werk. Er is een voorkeur voor<br />
‘werken om te leven’, kort cyclische carrièrepaden, gebruik van moderne technologie in<br />
het werk en het zogenaamde nieuwe werken (sectoren die hierin voorzien zijn aantrekkelijker<br />
voor jongeren om in te werken). De overheid ondersteunt ook een meer flexibeler<br />
arbeidscultuur met maatregelen en wetgeving.<br />
Ouderen blijven langer doorwerken. Uiteraard is het overheidsbeleid gericht op het verder<br />
inperken van mogelijkheden voor vroegpensioen en de verhoging van de AOWleeftijd<br />
hierop van invloed, maar ook is er een groeiende groep ouderen die zelf geen afscheid<br />
wil nemen van de arbeidsmarkt.<br />
Economie<br />
De exacte ontwikkeling van de <strong>Limburg</strong>se economie op de langere termijn blijft onzeker.<br />
Een aantal dingen is wel te zeggen over de ontwikkeling ervan:<br />
De verschuiving naar de diensteneconomie zal doorzetten. Met name bedrijven die niet<br />
vooruitlopen in technologische ontwikkeling verdwijnen. <strong>Limburg</strong> kent een groeiend<br />
aandeel innovatieve banen. Industriële bedrijven die zich in het hogere technische segment<br />
bevinden zijn minder conjunctuurgevoelig dan wel weten hun bedrijfsvoering beter<br />
op de conjunctuur aan te passen. Daardoor wordt de <strong>Limburg</strong>se economie steeds minder<br />
conjunctuurgevoelig.<br />
Met Duitsland blijft het vooralsnog beter gaan dan met Nederland. <strong>Limburg</strong> zou daar in<br />
economische zin meer van moeten kunnen profiteren dan de rest van Nederland. Dat<br />
<strong>Limburg</strong> actief de samenwerking met de aanpalende regio’s zoekt, helpt daarbij aanzienlijk.<br />
Een aantal voor <strong>Limburg</strong> belangrijke (top)sectoren krijgt extra aandacht en geld van het<br />
kabinet. Naar verwachting vertaalt zich dat op termijn positief, bijvoorbeeld in snelle<br />
groeiers.<br />
De ruimere arbeidsmarkt van de komende jaren zorgt er op zich voor dat er iets meer<br />
lucht blijft voor bedrijven om goedgeschoold personeel aan te trekken.<br />
Bij bevolkingskrimp neemt ook de plaatselijke vraag naar producten af. Dat zet een rem<br />
op de economie.<br />
Een bijzondere factor vormt nog de problematiek rondom bedrijfsopvolging in het MKB.<br />
Geen opvolger betekent vaak ook geen werkgelegenheid voor het personeel.<br />
6.2.2. De arbeidsmarkt zelf<br />
Politiek en beleid: bezuinigingen met directe impact op de arbeidsmarkt<br />
De bezuinigingen van het huidige kabinet zetten de komende jaren door. Vervolgens hebben<br />
ze ook in de periode na 2015 nog steeds een fikse invloed op de ontwikkeling op de<br />
arbeidsmarkt, zowel in de (semi)publieke sector als aan de onderkant van de arbeidsmarkt:<br />
De bezuinigingen op overheidspersoneel treffen perifere regio’s als <strong>Limburg</strong> verhoudingsgewijs<br />
hard.<br />
De op stapel staande wijzigingen in het stelsel van sociale zekerheid en de forse bezuinigingen<br />
op participatie en re-integratie kunnen een zware wissel trekken op de onderkant<br />
van het arbeidsaanbod. Uiteraard gaan de <strong>Limburg</strong>se gemeenten hun beleid hierop aanpassen,<br />
maar de forse uitstroomdoelstellingen van de sociale werkvoorziening in combinatie<br />
met die van de Wajong zetten extra druk op het betreffende segment. Maatregelen<br />
om werklozen, SW-ers en uitkeringsgerechtigden in te zetten zich richten op seg-
menten van de arbeidsmarkt waar nu arbeidsmigranten werkzaam zijn hebben meer kans<br />
van slagen in Noord-<strong>Limburg</strong> aangezien meer mogelijkheden zijn dan in het Zuiden, waar<br />
juist de druk op de SW het grootst is.<br />
Het ziet ernaar uit dat ook de zorg niet ontsnapt aan bezuinigingen. Vooralsnog komt dat<br />
er vooral op neer dat extra middelen die nodig zijn om tegemoet te komen aan de extra<br />
zorgvraag niet beschikbaar komen. Daarmee vertaalt die extra vraag door de vergrijzing<br />
zich in veel mindere mate in extra vraag naar arbeid in de sector.<br />
Recente bezuinigingen en op stapel staande stelselherzieningen hebben impact op de<br />
arbeidsmarkt in de sector welzijn. Indirect heeft dat trouwens ook gevolgen voor de onderkant<br />
van de arbeidsmarkt, omdat veel van de personen met een afstand tot de arbeidsmarkt<br />
ook behoren of behoord hebben tot de clientèle van de betreffende sector.<br />
Hetzelfde geldt ook voor bezuinigingen in het onderwijs. In directe zin versterken deze<br />
het overschot aan leerkrachten dat mogelijk al ontstaat door demografische ontwikkelingen.<br />
In indirecte zin hebben deze mogelijk ook invloed op de verdere carrières van<br />
groepen leerlingen met een hoog werkloosheidsrisico na afloop van de schoolloopbaan.<br />
Op een meer indirecte wijze heeft een aantal andere maatregelen in het onderwijs (mogelijk)<br />
effect op de arbeidsmarkt. Dat betreft bijvoorbeeld de grotere nadruk op de macrodoelmatigheid<br />
van opleidingen, de meer op prestaties af te stemmen bekostiging van het<br />
beroepsonderwijs en het verkorten van de duur van de mbo-4 opleidingen naar drie jaar.<br />
Het laatste zou ook invloed kunnen hebben op de doorstroom van mbo naar hbo, maar voor<br />
de mbo-opleidingen waarbij een opleidingsduur echt noodzakelijk is, blijft deze (vooralsnog)<br />
vier jaar.<br />
Veranderingen op de arbeidsmarkt<br />
De arbeidsmarkt zelf blijft ook veranderen: werkgevers stellen andere eisen aan werknemers<br />
en werknemers en werkzoekenden andere eisen aan werk. De belangrijkste trends<br />
zijn de volgende:<br />
De aan werknemers en daarmee ook aan werkzoekenden gevraagde competenties ontwikkelen<br />
zich. Dat geldt in de eerste plaats voor de technisch-instrumentele vaardigheden.<br />
Zo langzamerhand stijgt het niveau dat de man of vrouw op de werkvloer nodig<br />
heeft van MBO niveau 2 naar niveau 3 en vaak niveau 4. Er zijn nu al branches waar<br />
MBO+ (AD-) niveau nodig is om de uitvoerende werkzaamheden te verrichten. Ook zijn in<br />
steeds groteren getale HBO-ers nodig als specialisten of als (middle) managers. Wanneer<br />
er de komende jaren tekorten aan personeel ontstaan, ligt de oorzaak dan vaak ook<br />
vooral in deze upgrading: op zich komen er genoeg gediplomeerden uit het beroepsonderwijs<br />
met hetzelfde niveau als degenen die vervangen moeten worden. Daar richt zich<br />
de vraag van bedrijven echter niet op: die hebben mensen met een hogere opleiding nodig.<br />
Niet alleen de technisch-instrumentele eisen van werkgevers aan werknemers nemen toe<br />
(kennis en kunde), ook de sociaal-normatieve (sociale vaardigheden en competenties).<br />
Alle bedrijfstakken zijn op zoek naar de klantgerichte medewerkers, teamplayers, mensen<br />
die zaken kunnen uitleggen en presenteren. Dit geldt niet alleen voor commercieel<br />
opererende bedrijven, voor het onderwijs en dergelijke, maar ook voor de overheid,<br />
voor de ICT, voor de logistiek. In de zorg bijvoorbeeld is niet alleen sociaal gevoel, maar<br />
zijn ook sociale vaardigheden steeds belangrijker. Niet iedereen beschikt vanuit zichzelf<br />
over deze vaardigheden en ook zijn deze bij niet iedereen even gemakkelijk aan te leren.<br />
Flexibilisering en internationalisering<br />
Andere belangrijke trends zijn de flexibilisering en internationalisering van de arbeidsmarkt.<br />
Op de langere termijn is het overigens de vraag hoe deze trends zich gaan ontwikkelen<br />
en welke gevolgen ze voor de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt gaan hebben:<br />
Over de flexibilisering van de arbeidsmarkt is veel te zeggen. Zo hebben veel industriële<br />
bedrijven inmiddels een aanzienlijke flexibele schil opgebouwd. In sectoren als bouw en<br />
zorg hebben veel werknemers voor een bestaan als zzp-er gekozen. Het is trouwens de<br />
vraag of de totale flexibiliteit op de arbeidsmarkt daarmee is toegenomen. Analyses van<br />
119
120<br />
de Raad voor Werk en Inkomen tonen aan dat het totale aandeel flexibel werkenden in<br />
Nederland de afgelopen decennia nauwelijks aan verandering onderhevig is geweest.<br />
Ten tijde van de crisis van 2008/09 was dit (naast de deeltijd-WW) een uitkomst voor<br />
veel bedrijven. Voor de zzp-ers zelf waren er een aantal magere jaren. Daarna lijkt de<br />
flexibiliteit weer te zijn toegenomen. Het UWV heeft in Vacatures in Nederland 2011 130<br />
vastgesteld dat er sprake is van een enorme afname van het aantal vacatures dat vervuld<br />
is met mensen die direct een vast contract krijgen. Dit signaal wordt overigens niet in<br />
deze omvang bevestigd door het CBS. Met de huidige recessie lijkt weer sprake van afstoten<br />
van flexibele krachten; daardoor neemt bijvoorbeeld ook vooral de jeugdwerkloosheid<br />
weer toe.<br />
Op termijn is het vervolgens de vraag of flexibiliteit (verder) zal groeien. De flexibele<br />
arbeid zit nu vooral bij jongeren en hun aandeel daalt. Ook is waarschijnlijk dat bij<br />
groeiende tekorten op de arbeidsmarkt werknemers die dat willen (en de meeste werknemers<br />
willen dat) een vast contract kunnen verwerven. Er zijn trouwens ook bedrijven<br />
en instellingen die afstappen van een te grote flexibele schil: dit om gekwalificeerd personeel<br />
beter te kunnen binden. Hierbij speelt ook het bovengenoemde aspect van het<br />
contact op de werkvloer: een vast team kent onderling een betere communicatie.<br />
De arbeidsmarkt internationaliseert verder. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats in<br />
relatie tot de aangrenzende landen. De trend echter om eenvoudige werkzaamheden te<br />
outsourcen is nog steeds van kracht en in de nabije toekomst zal dat wellicht ook gelden<br />
voor werk op een hoger niveau; China en India kennen immers enorme aantallen afstuderende<br />
ingenieurs. Er zijn echter ook omgekeerde bewegingen (backsourcing); niet voor<br />
niets vragen arbeidsorganisaties om sociaal vaardige medewerkers (zie boven). Communicatie<br />
van de werkvloer (dat hoeft trouwens niet altijd op de werkvloer, maar kan ook<br />
via digitale media) is steeds belangrijker. Niet zozeer de afstand als wel de afwijkende<br />
bedrijfs- en werknemerscultuur in verre landen blijkt dan een probleem. Dat doet bedrijven<br />
weer besluiten het werk in eigen hand te houden.<br />
Veranderingen op de werkvloer<br />
Te wijzen is ook op een aantal veranderingen op de werkvloer:<br />
De uitstroom van de babyboomers kan de nodige consequenties hebben voor de organisatie<br />
op de werkvloer en voor de bedrijfscultuur. Een positief effect kan zijn dat jongeren<br />
met een andere houding en vaardigheden een frisse wind over de werkvloer laten waaien,<br />
waardoor benodigde veranderingen sneller zijn door te voeren. Aan de andere kant<br />
lekt mogelijk de nodige bedrijfsgebonden kennis van ouderen weg, die niet meteen is<br />
aan te leren door de nieuwe instroom. Dit soort ontwikkelingen kan weer terugslaan op<br />
de wervingsstrategieën van organisaties: zo is het mogelijk te voorzien dat men zo langzamerhand<br />
toch de werving meer gaat richten op oudere werknemers, ook al omdat bijvoorbeeld<br />
veertigers nog een lange carrière voor de boeg hebben.<br />
Door de tegenvallende economie, maar ook door dreigende tekorten aan bepaalde groepen<br />
personeel blijft er druk bestaan om de arbeidsproductiviteit te verhogen. Dit doet<br />
de vraag naar arbeid afnemen. Ook zijn er niet altijd welkome neveneffecten. Wanneer<br />
bijvoorbeeld het aantal MOE-landers afneemt doordat ze wegblijven of worden geweerd,<br />
is uit onderzoek gebleken dat tuinbouwbedrijven het vooral zoeken in (verdere) mechanisatie<br />
van het werk. 131 Inzet van andere arbeidskrachten is voor hen niet rendabel. Dit<br />
zal dus alleen mogelijk op korte termijn kansen voor werkzoekenden met zich mee brengen.<br />
Verder is het gevolg van technologische aanpassingen ook vaak, dat er weliswaar<br />
minder maar hoger geschoolde werknemers nodig zijn, bijvoorbeeld hoger geschoolde<br />
procesoperators; en die waren al schaars. Dit hoeft trouwens niet altijd het geval te<br />
zijn, want in voorkomende gevallen is het ook voor middelbaar opgeleide productiemedewerkers<br />
goed mogelijk de apparatuur te beheren. In de zorg geldt iets vergelijkbaars<br />
bij terugkeer van de wijkverpleegkundige (zie verder).<br />
Arbeidsorganisaties raken steeds meer doordrongen van het belang het HR-beleid op<br />
orde te hebben. Dit vertaalt zich in concepten als Strategische Personeelsplanning en<br />
130 Uitgevoerd door het bureau APE.<br />
131 Research voor Beleid (2011), ‘Ketenwerking en arbeidsverhoudingen. Een onderzoek naar de invloed<br />
van verhoudingen in de productieketen in drie sectoren’.
Sociale Innovatie. Inzet hiervan geeft niet alleen meer inzicht in het huidige personeelsaanbod<br />
en de inzet ervan, maar maakt het ook beter mogelijk tekorten aan personeel en<br />
mogelijkheden voor inzet van werkzoekenden te identificeren. Ook verhoogt het de mogelijkheid<br />
goede arbeidsmarktinformatie aan onderzoeksinstituten te leveren en daarmee<br />
betere arbeidsmarktanalyses mogelijk te maken.<br />
Ontwikkeling van wervingsstrategieën<br />
Bedrijven gaan anders werven. Daardoor zal met name de intransparantie op de arbeidsmarkt<br />
afnemen. De matching wordt effectiever en ook kunnen werkzoekenden beter oordelen<br />
over de plussen en minnen van bepaalde bedrijven en branches en komen bij werkgevers<br />
de positieve kanten van bepaalde doelgroepen beter in beeld:<br />
De werving van personeel gebeurt steeds meer via internet en sociale media. Arbeidsorganisaties<br />
kunnen zich hiermee beter profileren naar werkzoekenden toe en vooroordelen<br />
over de werkkring wegnemen. Omgekeerd kunnen werkzoekenden zich ook steeds<br />
beter laten zien aan werkgevers. Dit kan ook vooroordelen over bepaalde doelgroepen<br />
wegnemen. Al met al vindt een betere match op de arbeidsmarkt plaats.<br />
Zeker wanneer er verdere tekorten ontstaan, is te voorzien dat arbeidsorganisaties binnen<br />
hun branche of regio meer onderling gaan samenwerken om personeel aan de branche<br />
te binden. Ook hebben arbeidsorganisaties er belang bij beter samen te werken met<br />
het onderwijs, dit om vroegtijdig geschikte stagiaires of kandidaten voor vacatures te<br />
kunnen spotten. Positieve neveneffecten zijn dat het beroepsonderwijs ook gebaat is bij<br />
samenwerking om het onderwijs beter op het werkveld te kunnen inrichten en dat samenwerking<br />
kan leiden tot betere vervulling van toekomstige vacatures in dat (zeer vergrijsde)<br />
beroepsonderwijs zelf, bijvoorbeeld doordat werknemers van bedrijven tijdelijk<br />
als docenten aan de slag gaan.<br />
Hier staat trouwens wel tegenover dat de persoonlijke bemiddeling van UWV sterk wordt<br />
gereduceerd.<br />
6.3 Trends en ontwikkelingen in knelpuntsectoren<br />
De hierboven benoemde trends gelden arbeidsmarktbreed. In de verschillende sectoren is<br />
sprake van de nodige specifieke trends. Die zijn natuurlijk met name relevant wanneer er<br />
nu al sprake is van tekorten aan personeel c.q. wanneer deze tekorten er op termijn gaan<br />
komen. Niet alleen is het van economisch dan wel maatschappelijk belang deze tekorten op<br />
te lossen, maar ook liggen in deze sectoren wellicht (al dan niet via principes als job carving,<br />
trek in de schoorsteen en dergelijke) kansen voor werkzoekenden.<br />
De belangrijkste sectoren die tot deze categorie behoren zijn de zorg en de techniek. Met<br />
het laatste wordt met name gedoeld op een deel van de topsectoren, namelijk de High<br />
Tech Systems & Materials (HTSM), chemie, life sciences, energie, water en logistiek. Het<br />
feit dat deze als topsectoren zijn gedefinieerd impliceert ook groei van de activiteiten en<br />
daarmee een groeiende behoefte aan personeel.<br />
6.3.1 Zorg<br />
Omgeving van de arbeidsmarkt<br />
Voor de zorg gelden de volgende factoren die van invloed zijn op de arbeidsmarktvraag:<br />
De vergrijzing leidt tot een groeiende zorgvraag. Overigens gaat het hierbij vooral om de<br />
cure-kant van de zorg. Natuurlijk zijn de nodige ouderen op het eind van hun leven aangewezen<br />
op ouderenzorg (care). De periode waarover dat moet gebeuren neemt echter<br />
niet toe. Wel schuift het tijdstip op waarop men die zorg nodig heeft. Tijdens het ouder<br />
worden heeft men echter wel vaker last van lichamelijke of geestelijke ongemakken,<br />
waarvoor men in ziekenhuizen of de eerstelijnszorg terecht kan. Dat betreft over het algemeen<br />
de hoger opgeleide zorgberoepen. De mate waarin de stijging van de zorgvraag<br />
resulteert in een hogere arbeidsmarktvraag, hangt echter wel sterk samen met de bud-<br />
121
122<br />
getten die de overheid beschikbaar stelt. Vrijwillig veel meer in zorg investeren doet de<br />
burger in beperkte mate.<br />
De ziekenhuizen en andere instellingen proberen de kosten ook zelf te beïnvloeden: door<br />
minder ligdagen en meer dagbehandelingen, door meer gebruik te maken van de mogelijkheden<br />
van digitale media (domotica et cetera), door de arbeidsproductiviteit te verhogen,<br />
door ouderen langer zelfstandig te laten wonen, et cetera. Dit drukt de vraag<br />
naar personeel.<br />
De trend is dat Nederlanders (mede onder invloed van de overheid) minder ongezond<br />
gaan leven en eten. Door preventie daalt de zorgvraag en daarmee de behoefte aan personeel.<br />
Ook zorgpersoneel werkt langer door<br />
Waarschijnlijk is dat het aantal zzp-ers in de zorg na een korte stagnatie tijdens de afgelopen<br />
jaren weer verder zal toenemen..<br />
Niet zozeer een trend als wel een gegeven is dat het imago van de ouderenzorg in verhouding<br />
tot de rest van de zorg zeer slecht is. Verpleegkundigen en verzorgenden kiezen eerder<br />
voor een carrière in andere branches in de zorg. Dit heeft tot gevolg dat knelpunten in<br />
de personeelsvoorziening met name in de verpleeg- en verzorgingstehuizen een zwaardere<br />
impact hebben dan in de andere branches.<br />
Beleidsomgeving<br />
Naast de meer autonome ontwikkelingen leiden ook een aantal ontwikkelingen in het beleid<br />
tot veranderingen in de vraag naar arbeid. Daarbij is op dit moment alleen aan te geven<br />
wat de huidige beleidsontwikkelingen zijn. Die werken trouwens wel vaak op de langere<br />
termijn door: 132<br />
De komende jaren zijn er aan de cliëntgebonden intramurale langdurige zorg landelijk<br />
12.000 extra banen (= extra fte) beschikbaar gesteld. Het gaat hierbij met name om de<br />
verplegings- en verzorgingstehuizen en in mindere mate om de gehandicaptenzorg en de<br />
geestelijke gezondheidszorg. Uiteindelijk moeten deze banen er in 2015 ook daadwerkelijk<br />
zijn. Dat betekent ook voor de jaren erna extra druk op de arbeidsmarkt, te meer<br />
daar het deels om verplegenden en verzorgenden gaat waar nu al een tekort aan bestaat.<br />
Extra middelen om agressie tegen zorgmedewerkers te voorkomen, zorgen voor minder<br />
uitval van personeel en een grotere aantrekkelijkheid van de zorgberoepen.<br />
Kortingen op de persoonsgebonden budgetten voor de zorg verkleinen het beroep op<br />
kleine zorgaanbieders en zzp-ers.<br />
Er is sprake van bezuinigingen op de extramurale geestelijke gezondheidszorg. Inmiddels<br />
zijn er de nodige signalen dat de betreffende cliënten voor een fors deel daardoor niet<br />
meer gebruik maken van de betreffende zorg. Dit doet de vraag naar personeel in de<br />
GGZ dalen.<br />
De overheid streeft naar meer zelfsturing door zorgpersoneel (waarbij de aanpak van<br />
Buurtzorg als voorbeeld wordt gesteld) en meer zelfmanagement door patiënten. Het<br />
eerste verkleint de vraag naar managers (waarbij te bedenken valt dat de managementdichtheid<br />
van de zorg al laag is). Het tweede heeft een algemeen drukkend effect op de<br />
zorgvraag en daarmee op de vraag naar arbeid in de sector.<br />
De eerstelijnszorg werkt steeds meer met concepten waarbij sprake is van zorg in de<br />
buurt door wijkverpleegkundigen. Dit leidt tot verschuiving van de vraag naar personeel<br />
naar het betreffende niveau. Ook is een hoge mate van sociale vaardigheid nodig.<br />
De regering mikt op specialisatie en concentratie van de ziekenhuiszorg. Dat kan betekenen<br />
dat de ziekenhuizen in <strong>Limburg</strong> op het gebied van de ene specialisatie meer arbeidsvraag<br />
krijgen en dat die in de andere specialisatie afneemt. Zorgpersoneel is<br />
meestal qua arbeidsmarkt lokaal georiënteerd. Vanwege de grote afstanden in met name<br />
Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> kan dit betekenen dat enerzijds het lastig zal worden het ex-<br />
132 Een hier niet vermelde ontwikkeling is dat er extra middelen voor regionaal arbeidsmarktbeleid in<br />
de zorg beschikbaar komen. Deze verhogen vooral de mogelijkheden van Zorg aan Zet om bij te<br />
dragen aan de in het volgende hoofdstuk te behandelen oplossingen voor knelpunten in het arbeidsmarktbeleid.
tra personeel voor bepaalde specialisaties te werven en anderzijds personeel voor de<br />
specialistische zorg verloren gaat.<br />
Ook wil het kabinet de marktwerking in de zorg verder bevorderen. Dit stelt in ieder<br />
geval hogere eisen aan de bedrijfsvoering van instellingen en de professionaliteit van<br />
zorgmanagers en bestuurders. De theorie is dat de efficiency zal toenemen en de arbeidsvraag<br />
daarmee afneemt. Dat hoeft echter niet: als er al sprake is van efficiencywinst<br />
dan kan die ook worden omgezet in kwaliteitsstijging (c.q. daarmee grotere aantrekkingskracht<br />
voor potentiële cliënten) en daarmee een grotere vraag naar goed gekwalificeerde<br />
arbeidskrachten. Verder is het de vraag of een volgend kabinet de marktwerking<br />
verder zal doorvoeren of zelfs weer terug zal draaien.<br />
Ten slotte leiden aanstaande wijzigingen in de AWBZ vooralsnog niet zozeer tot extra of<br />
minder arbeidsvraag maar wel tot een verschuiving van de vraag tussen branches of naar<br />
de gemeenten.<br />
Conclusie<br />
Al met al luidt de conclusie voor de zorg:<br />
de totale tekorten zullen, doordat de bestedingen niet meegroeien met de zorgvraag en<br />
doordat personeel langer doorwerkt, lager uitvallen dan een aantal jaren geleden voorspeld;<br />
aan de andere kant leiden de genomen maatregelen tot meer vraag naar verpleegkundigen,<br />
met name op de niveaus mbo-4, en hbo-5 en in mindere mate naar verzorgenden<br />
niveau-3.<br />
Hoe ten slotte in de toekomst deze vraag zich precies zal vertalen in een vraag naar het<br />
beroepsonderwijs, hangt ook nog samen met een andere ontwikkeling. Er zijn namelijk<br />
voorstellen om op de langere termijn de beroepsprofielen in de zorg te veranderen.<br />
6.3.2 Techniek<br />
Het kabinet heeft tien sectoren in Nederland tot topsectoren benoemd. Het zijn sectoren<br />
die relatief veel toevoegen aan het BBP. Het is de bedoeling in deze sectoren te investeren.<br />
Daarvoor is ook een goed lopende arbeidsmarkt van belang. Met dat doel heeft het kabinet<br />
deze sectoren ook Human Capital agenda’s laten opstellen. Van de sectoren zitten er twee<br />
in de agrarische hoek (tuinbouw en agrofood) en zijn de creatieve industrie en de hoofdkantoren<br />
een beetje buitenbeentjes. Voor de rest gaat het om technisch georiënteerde<br />
sectoren (HTSM – High Tech Systems & Materials, chemie, life sciences, energie, water en<br />
logistiek).<br />
De techniek is altijd erg belangrijk geweest in <strong>Limburg</strong>. Nog steeds is de totale industrie<br />
relatief ruim vertegenwoordigd, waarbij de chemie naar verhouding in <strong>Limburg</strong> zwaarder<br />
meetelt als andere sectoren. Daarnaast kent met name Noord-<strong>Limburg</strong> veel logistieke activiteiten.<br />
Om een beeld van de toekomstige arbeidsmarkt in de techniek te krijgen is het in de eerste<br />
plaats van belang om te kijken naar het verleden en de huidige situatie. Het is namelijk al<br />
lang lastig om aan goed gekwalificeerd technisch personeel te komen. Er hebben in het<br />
verleden en heden dan ook al vele initiatieven in <strong>Limburg</strong> gelopen om de techniek van personeel<br />
te voorzien.<br />
De afgelopen periode is het gevraagde opleidingsniveau in de techniek steeds verder opgelopen.<br />
In de chemie is bijvoorbeeld VAPRO-C (MBO niveau 4) inmiddels de standaard voor<br />
het operationeel personeel; in de HTSM ligt dat niveau in voorkomende gevallen zelfs al op<br />
MBO-plus. Ook is er steeds meer vraag naar HBO-ers. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor een<br />
sector als de logistiek, waarin in het verleden toch vooral chauffeurs, magazijnmnedewerkers<br />
en orderpickers werkzaam waren. Nu zijn er ook logistiek managers, commercieel verantwoordelijken<br />
en professionele planningsdeskundigen nodig.<br />
Mede door de stijging van het gevraagde opleidingsniveau wreekt zich in <strong>Limburg</strong> nog<br />
steeds dat relatief weinig jongeren voor een technische beroepsopleiding kiezen. Tekorten<br />
123
zijn er nog steeds, nu met name op de hogere MBO-niveaus, MBO-plus en HBO-niveau. Met<br />
de huidige leerlingenaantallen geldt eigenlijk nog steeds dat iedere geslaagde poging om<br />
meer mensen naar de techniek toe te leiden nog steeds leidt tot een extra vervulde arbeidsplaats.<br />
Dit zal de komende jaren ook zo blijven. Er gelden de volgende ontwikkelingen:<br />
Ontwikkelingen in de omgeving van de arbeidsmarkt<br />
Het gaat in de techniek vooral om maakindustrieën, waarin de grondstoffen (met name<br />
metalen) verhoudingsgewijs een belangrijk deel van de kostprijs uitmaken. De sector is<br />
sterk internationaal georiënteerd. Een en ander maakt de sector sterk conjunctuurgevoelig.<br />
Hoewel het bedrijfsleven zelf inmiddels maatregelen heeft genomen die conjunctuurgevoeligheid<br />
terug te dringen, fluctueert hiermee ook de vraag naar personeel.<br />
Naast conjuncturele schommelingen in de arbeidsvraag zijn er ook pieken en dalen in de<br />
werkgelegenheid als gevolg van de (steeds korter wordende) productlevenscycli in de<br />
sector. In de HTSM bijvoorbeeld kan van het ene op het andere jaar een heel ander soort<br />
product dominant worden. Bedrijven vallen om, maar andere bedrijven groeien snel.<br />
Een meer structurele ontwikkeling is de wereldwijde welvaartsgroei, in het bijzonder in<br />
de zogenaamde BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China). Aan de ene kant betekenen<br />
de opkomende economieën sterke exportgroeimarkten voor Nederlandse High Tech<br />
bedrijven (toename van de arbeidsvraag in Nederland), aan de andere kant een toename<br />
van de (toch al grote) internationale concurrentie in de sector (afname van de arbeidsvraag<br />
in Nederland).<br />
Al geruime tijd is in de maakindustrie een trend waarneembaar van verplaatsing van de<br />
productie naar lagelonenlanden (offshoring). In toenemende mate is echter ook weer<br />
een omgekeerde beweging te zien (backshoring). Offshoring leidt tot een afname van de<br />
arbeidsvraag in Nederland, backshoring tot een toename.<br />
De toenemende zorgvraag door de vergrijzing heeft tot gevolg dat ook de vraag naar<br />
geavanceerde medische en thuiszorg systemen, apparatuur en hulpmiddelen stijgt.<br />
Daarmee neemt de arbeidsvraag in betreffend segment van de High Tech sector toe.<br />
De dalende leerlingaantallen in het MBO tikken extra hard aan in de techniek. Het imago<br />
van de sector bij potentiële leerlingen was al niet optimaal. De deelname aan opleidingen<br />
wordt vervolgens door de demografische ontwikkelingen steeds geringer en daarmee<br />
wordt het voor de ROC’s steeds minder rendabel bepaalde opleidingen in de lucht te<br />
houden.<br />
Een bijzondere factor is daarbij dat in de omgeving van Maaseik heel wat ouders kiezen<br />
voor een Belgische opleiding in de techniek. Weliswaar levert dat op termijn ook extra<br />
<strong>Limburg</strong>se technici op, maar het verkleint wel de deelname aan de <strong>Limburg</strong>se opleidingen.<br />
Omgekeerd kent het HBO in de techniek een groot aantal buitenlandse studenten. Fontys<br />
Venlo, sector techniek en logistiek, heeft bijvoorbeeld meer Duitse dan Nederlandse<br />
studenten. De Duitse studenten gaan, zeker bij de positieve ontwikkeling van de economie<br />
in hun vaderland, bijna allen daar werken. Dit vertekent ook de cijfers over de aantallen<br />
gediplomeerden.<br />
De upgrading zet verder door. De vraag naar HBO-ers en MBO-plussers neemt verder toe.<br />
De technische topsectoren, maar ook de agrofood concurreren om procesoperators op<br />
niveau MBO-4. Dit leidt tot een ernstig tekort in met name de chemie die van oudsher op<br />
procesoperators is aangewezen.<br />
Maatregelen in de beleidsomgeving<br />
Alle topsectoren hebben doelstellingen in hun plannen staan om stevig te groeien. Dat<br />
geldt ook voor de in <strong>Limburg</strong> actieve sectoren en voor de activiteiten in <strong>Limburg</strong>. De extra<br />
(financiële) impuls is van positieve invloed op de vraag naar hoger opgeleiden in de<br />
sector. Mogelijk draagt de extra aandacht ook bij aan verbetering van het imago van de<br />
sector als werkgever en daarmee aan vergroting van het aanbod van hoger opgeleiden<br />
voor de sector. Dit betekent extra vraag naar personeel, terwijl er nu al moeilijk aan<br />
personeel is te komen.<br />
Een onderdeel van de investeringen in de topsectoren is in zogeheten Centres of Excellence<br />
(HBO) en Centra voor Innovatief Vakmanschap (MBO). In de chemie is (Zuid-<br />
124
)<strong>Limburg</strong> wat dit betreft toonaangevend. Beide centra zijn er gevestigd. Ook is men nog<br />
bezig met een Centre of Excellence op het gebied van nieuwe energie. Niet alleen<br />
schept dit op zichzelf werkgelegenheid, maar ook betekent het dat potentiële studenten<br />
zich aangetrokken zullen voelen om naar <strong>Limburg</strong> te komen en daar het arbeidspotentieel<br />
te versterken.<br />
De middelen voor bekostiging van het HBO worden voortaan voor eerst 2% en later 7%<br />
(en misschien nog later een nog hoger percentage) verdeeld op basis van prestaties op<br />
het gebied van opleiding, onderzoek en kennisvalorisatie. De eerste 2% gebeurt op basis<br />
van instellingsplannen, waarbij de aanwezigheid van een Centre of Excellence zwaar<br />
meetelt. Ook dit betekent weer een versterking van de <strong>Limburg</strong>se onderwijsinfrastructuur<br />
op het gebied van de chemie.<br />
Er komt extra geld beschikbaar voor een kwaliteitsimpuls voor de drie technische universiteiten.<br />
Dat is van positieve invloed op het aanbod van hoger opgeleiden voor de High<br />
Tech.<br />
Het kabinet zet in op meer Associate Degree (AD-opleidingen. De AD is een verkorte<br />
vorm van HBO (twee jaar) dat opleidt tot een niveau tussen MBO en HBO opleidt. Dat is<br />
dus MBO-plus en daar ontstaat in de technische hoek steeds meer vraag naar. De nodige<br />
HBO-instellingen zijn echter terughoudend met het inrichten van deze opleidingen.<br />
Voor de verschillende sectoren betekent (aanscherping van) de milieuwetgeving enerzijds<br />
een belemmering (aanpassing aan de milieukwaliteitseisen), anderzijds biedt de<br />
wetgeving de sector ook kansen (ontwikkeling en productie van ‘cleantech’ toepassingen).<br />
Net als het probleem van de vergrijzing bieden ook maatschappelijke vraagstukken als<br />
milieu/duurzaamheid, bereikbaarheid/mobiliteit en veiligheid kansen voor de techniek,<br />
niet alleen voor de energiesector, maar ook voor andere sectoren (ontwikkeling van<br />
nieuwe technologieën, toepassingsmogelijkheden en producten). Het benutten van deze<br />
kansen leidt tot een toename van de arbeidsvraag in betreffende segmenten.<br />
Conclusie<br />
De techniek heeft al lange tijd tekorten op de hogere niveaus. Die tekorten zullen alleen<br />
maar toenemen, zeker als de topsectoren hun ambities willen waarmaken. Het gaat vooral<br />
om HBO-ers, MBO-plussers en MBO-4 opgeleiden.<br />
6.4 Resumé<br />
Een diagnose van de <strong>Limburg</strong>s arbeidsmarkt laat zien dat deze een groot aantal sterke<br />
en zwakke punten, kansen en bedreigingen kent. Dit onderstreept het belang van een<br />
actief arbeidsmarktbeleid.<br />
De demografische ontwikkeling kent twee kanten. Enerzijds is zonder immigratie bevolkingskrimp<br />
waarschijnlijk. Dit drukt het arbeidsaanbod. Anderzijds leidt het ook tot veranderingen<br />
in de samenstelling van de werkvloer (veel babyboomers stromen uit) en binnen<br />
de werkloosheid (ouderen worden minder snel werkloos, maar kennen een hoger<br />
langdurig werkloosheidsrisico).<br />
De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt kent trends van feminisering en individualisering (meer zzp).<br />
Van verkleuring is minder sprake. Ook werken ouderen langer door.<br />
<strong>Limburg</strong> profiteert van de gunstige ontwikkeling van de Duitse economie en van de grote<br />
aanwezigheid van de topsectoren. Bedrijfsopvolging blijft een probleem.<br />
Het kabinetsbeleid betekent de nodige veranderingen voor de arbeidsmarkt. Bezuinigingen<br />
treffen <strong>Limburg</strong> hard. Verder tikken de veranderingen in de sociale zekerheid door<br />
de grote aantallen WSW-ers extra hard aan. Ook zorg en onderwijs krijgen minder geld<br />
dan eerder voorzien.<br />
De upgrading van functies zet door. Het niveau van de uitvoerder wordt steeds meer<br />
niveau 4. Ook komt (nog) meer de nadruk op sociale vaardigheden.<br />
De vraag is wat er met de flexibilisering en de internationalisering van de arbeidsmarkt<br />
gebeurt. Flexibiliteit lijkt te groeien maar er zijn ook tegenbewegingen. De relatie van<br />
<strong>Limburg</strong> met de buurlanden ontwikkelt zich verder. De vraag is of er sprake is van verdere<br />
outsourcing van bedrijfsactiviteiten of dat juist het tegendeel (insourcing) geldt.<br />
125
126<br />
De bedrijfsvloer gaat veranderen door de uitstroom van babyboomers. Jongeren hebben<br />
andere ideeën maar ook lekt kennis weg. Mogelijk gaan organisaties de wervingsstrategie<br />
verleggen naar ouderen.<br />
De druk op verhoging van de arbeidsproductiviteit blijft, bijvoorbeeld in de tuinbouw<br />
(wanneer de MOE-landers wegvallen), in de industrie (andere procesoperators nodig) en<br />
de zorg.<br />
Het personeelsbeleid krijgt meer aandacht binnen bedrijven en instellingen.<br />
Werving gebeurt in toenemende mate via internet en de sociale media. Ook samenwerking<br />
met andere partijen (in de branche, het onderwijs) is een goede strategie.<br />
De totale tekorten in de zorg zijn minder hoog dan eerder voorzien, maar op de niveaus<br />
4 en 5 en in mindere mate niveau 3 ontstaan wel belangrijke tekorten.<br />
Voor de ontwikkeling van de topsectoren in <strong>Limburg</strong> is van cruciaal belang dat er meer<br />
personeel voor de techniek (HTSM, chemie, logistiek, energie et cetera) beschikbaar<br />
komt. Vooral het tekort aan procesoperators niveau 4 kan fnuikend werken op de ontwikkeling.
7 Oplossingsrichtingen<br />
Dit slothoofdstuk start in paragraaf 7.1 met een korte beschrijving van regionale initiatieven<br />
die gericht zijn op het wegnemen van discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. Op<br />
basis van de beschikbare informatie van/over deze initiatieven, aanvullende deskresearch<br />
en de resultaten van de expertinterviews formuleren we in paragraaf 7.2 tot en met 7.6<br />
een aantal mogelijke oplossingsrichtingen voor het wegnemen van de discrepanties op de<br />
<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. Daarbij dienen de kern en de vier kwadranten van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel<br />
(algemene oplossingsrichtingen en oplossingsrichtingen in de sfeer van onderwijs,<br />
werkenden, reserves en bedrijfsvoering; zie bijlage 1) als kapstok. Het betreft hier<br />
zowel nieuwe als reeds bestaande oplossingsrichtingen. Laatstgenoemde zouden geïntensiveerd<br />
en/of breder toegepast kunnen worden. Het overzicht van oplossingsrichtingen is niet<br />
uitputtend; de beschreven concrete projecten dienen slechts als voorbeeld voor de betreffende<br />
oplossingsrichtingen.<br />
7.1 Regionale initiatieven<br />
Naast dan wel in samenhang met de programma’s Brainport 2020 (voor Zuidoost-Nederland)<br />
en Economie & Concurrentiekracht (voor <strong>Limburg</strong>) bestaan in <strong>Limburg</strong> verschillende regionale<br />
(beleids)initiatieven gericht op het wegnemen van arbeidsmarktdiscrepanties. Globaal<br />
is daarbij onderscheid te maken tussen:<br />
Regionale netwerken in het kader van Brainport 2020: Momenteel zijn in <strong>Limburg</strong> drie<br />
netwerken actief: Greenport Venlo, Hoge Dunk in Midden-<strong>Limburg</strong> en de samenwerkende<br />
centrumgemeenten (Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen) in Zuid-<strong>Limburg</strong>. 133<br />
Algemene initiatieven gericht op verbetering van de (aansluiting tussen onderwijs en)<br />
arbeidsmarkt in de regio: Naast het Vertrouwenspact Werkgelegenheid <strong>Limburg</strong> (VWL)<br />
zijn <strong>Limburg</strong> Talentrijke Regio en Empower <strong>Limburg</strong> te noemen. Verder ondertekenden<br />
in 2011 Roermond en vier aangrenzende gemeenten, SW-bedrijf Westrom en UWV een<br />
intentieverklaring om te komen tot een gezamenlijke aanpak van het regionaal arbeidsmarktbeleid.<br />
Sectorale initiatieven gericht op verbetering van de (aansluiting tussen onderwijs en)<br />
arbeidsmarkt in de regio: Voorbeelden zijn Technocentrum Zuid-<strong>Limburg</strong>, Bureau Werk<br />
en Stage Techniek, Stuurgroep Procestechniek (techniek), European Logistics Center<br />
<strong>Limburg</strong> (logistiek) en Zorg aan Zet (zorg en WJK).<br />
Initiatieven specifiek gericht op arbeidsmarktinformatie en –communicatie. Vermelding<br />
verdienen – naast de <strong>RAIL</strong>-site - onder meer <strong>Arbeidsmarkt</strong>limburg.nl 134 , Banenrijk<strong>Limburg</strong>.nl<br />
(online vacaturesite voor hoger opgeleiden), 043werkt.nl (online vacaturebank<br />
voor VMBO’ers en MBO’ers in de regio Maastricht-Heuvelland 135 ), Stichting Regiobranding<br />
Zuid-<strong>Limburg</strong> (zuidlimburg.nl) en Wij<strong>Limburg</strong>.nl.<br />
Vaak betreft het initiatieven waarbij meerdere partijen (de drie O’s: overheid, onderwijs,<br />
ondernemers) zijn betrokken. In een aantal gevallen is naast een regionale invalshoek ook<br />
sprake van een Euregionale insteek.<br />
7.2 Oplossingsrichtingen Algemeen<br />
De kern van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel is gereserveerd voor bredere, meer algemene<br />
133 Brainport.nl/brainport2020<br />
134 <strong>Arbeidsmarkt</strong>limburg.nl is een nieuw initiatief van VWL. Het betreft een webportal met (links<br />
naar) informatie over projecten, programma's, initiatieven, symposia, onderzoek et cetera aangaande<br />
de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />
135 De site 043werkt.nl is actief sinds juni 2011. Blijkt het een succes, dan vindt een regionale uitrol<br />
van het initiatief plaats. De namen 045werkt.nl en 046werkt.nl zijn al geclaimd. Zie: Artikel ‘Vacaturebank<br />
lager opgeleiden’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 29 maart 2011.<br />
127
oplossingsrichtingen die niet direct in een van de vier kwadranten van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel<br />
zijn onder te brengen (omgevingsvariabelen, randvoorwaarden en dergelijke). Daarbij<br />
gaat het onder meer om maatregelen/activiteiten in de sfeer van:<br />
128<br />
Economische structuurversterking (overheidsinvesteringen; ondersteuning van en kredietverlening<br />
aan bestaande bedrijven; acquisitie van nieuwe bedrijven 136 ; stimuleren<br />
van kennis, innovatie en ondernemersgeest; startersbeleid; stimuleren van MKB et cetera);<br />
Versterking van het vestigingsklimaat voor bedrijven en instellingen (huisvesting; park-/<br />
centrummanagement; buurteconomie; dienstverlening overheid; city marketing et cetera);<br />
Verbetering van het woon-, werk- en leefklimaat voor werknemers en studenten (huisvesting/<br />
woningmarkt; vrijetijdsvoorzieningen; verkeersvoorzieningen; openbaar vervoer<br />
et cetera);<br />
Anticyclisch en (vraag)gericht arbeidsmarktbeleid;<br />
Structurele (Eu)regionale samenwerking tussen bij het arbeidsmarktbeleid betrokken<br />
partijen (probleemeigenaren) met een faciliterende rol voor de provinciale overheid.<br />
7.3 Oplossingsrichtingen Onderwijs<br />
De oplossingsrichtingen in het kwadrant Onderwijs betreffen het bevorderen van de instroom<br />
in respectievelijk de gediplomeerde uitstroom uit het initiële beroepsonderwijs en<br />
het verbeteren van de (inhoudelijke) aansluiting tussen dat onderwijs en de arbeidsmarkt.<br />
Bevorderen van instroom en gediplomeerde uitstroom<br />
Aan de instroomkant dient vooral aandacht te zijn voor (verhoging van de instroom in) tekortopleidingen<br />
zoals zorg en techniek. Van belang is goede informatie, voorlichting en<br />
communicatie over opleidingen en beroepen aan leerlingen van het basisonderwijs en (de<br />
eerste jaren van) het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO).<br />
Het imago van de zorg is in het algemeen positief (dat geldt echter niet voor de ouderenzorg).<br />
Met name techniek heeft te kampen met een imagoprobleem. Sectorale imagocampagnes<br />
(zoals Techniek Talent Nu), open dagen (zoals Girlsday Techniek en de Week van de<br />
Procestechniek) en grootschalige publieksevenementen (zoals de Floriade <strong>2012</strong> in Venlo)<br />
kunnen bijdragen aan verbetering van de beeldvorming en daarmee de instroom in beroepsopleidingen<br />
bevorderen. 137 Imagoproblemen zijn echter hardnekkig. Van belang is dan<br />
ook een structurele en langdurige aanpak, bij voorkeur regio-overstijgend (landelijk en/of<br />
Euregionaal).<br />
Girlsday Techniek<br />
Op 14 april 2011 gingen in heel Nederland vrouwelijke VMBO- en HAVO-leerlingen op bezoek bij<br />
technische bedrijven en musea. In Zuid-<strong>Limburg</strong> organiseerde Arcus College deze ‘Girlsday Techniek’<br />
voor de tweede keer. In totaal deden er 170 leerlingen uit Sittard, Heerlen en Maastricht aan mee.<br />
De leerlingen van het Sittardse DaCapo College bezochten de Zuid-<strong>Limburg</strong>se Stoomtrein Maatschappij<br />
(ZLSM) in Simpelveld en het ‘ontdekmuseum’ Continium in Kerkrade. 138<br />
Week van de Procestechniek<br />
Veel <strong>Limburg</strong>se bedrijven in de techniek hebben momenteel al een gebrek aan procesbegeleiders,<br />
analisten en onderhoudsmonteurs. Door vergrijzing en ontgroening wordt dat tekort alleen maar<br />
groter. Via de ‘Week van de Procestechniek’ proberen bedrijfsleven en onderwijs jongeren warm te<br />
maken voor een beroep(sopleiding) in de techniek.<br />
136 Deze zou zich niet alleen moeten richten op de topsectoren, maar juist ook op binnen- en buitenlandse<br />
bedrijven en instellingen met veel laaggeschoolde werk (gezien de overschotten aan de<br />
onderkant van <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt).<br />
137 ‘Brandprofiling’ is niet alleen voor sectoren/branches, maar ook voor individuele bedrijven en<br />
instellingen van groot belang. Men moet als werkgever bekend zijn in de regio en positieve associaties<br />
oproepen. Binnen de zorg pakt bijvoorbeeld een organisatie als Buurtzorg de marketing en<br />
communicatie goed aan. Andere zorginstellingen zijn daar minder bedreven in.<br />
138 Artikel ‘Gezellig, Girlsday techniek’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 15 april 2011.
In <strong>Limburg</strong> vond deze week begin <strong>2012</strong> voor de elfde keer plaats. Leerlingen werden onder meer<br />
benaderd door middel van een ‘offensief’ via Twitter en Facebook. De week werd georganiseerd op<br />
twee locaties, namelijk bij de proeffabriek van de Hogeschool Zuyd in Heerlen en bij Het Kwadrant<br />
in Weert. In totaal bezochten ongeveer 1.980 leerlingen van 44 <strong>Limburg</strong>se VMBO- en HAVO-scholen<br />
de week.<br />
Tijdens de week konden de leerlingen zelf haargel maken. Zoals elk jaar, werden de doe-activiteiten<br />
zodanig op elkaar afgestemd dat ze een goed beeld geven van de werkzaamheden in een procestechniekbedrijf:<br />
grondstofanalyse, gel maken, gel verpakken, storingen oplossen en nog veel meer.<br />
Op die manier kregen de leerlingen een totaalbeeld van de procestechniek en de mensen die er<br />
werkzaam zijn, namelijk operators, maintenance technicians en laboranten. Na afloop van de week<br />
konden leerlingen zich opgeven voor een Meeloopdag bij een van de <strong>Limburg</strong>se bedrijven in de procestechniek.<br />
139<br />
Voor de (directe) instroom in het technisch onderwijs op HBO-/WO-niveau is ook de opkomst<br />
van het technasium relevant, een onderwijsstroom binnen HAVO/VWO. Momenteel is<br />
het technasium in <strong>Limburg</strong> te volgen op scholen in Weert, Roermond, Venlo en Venray.<br />
Verder hebben twee scholen in Zuid-<strong>Limburg</strong> (Bernardinus in Heerlen en Graaf Huyn in Geleen)<br />
een aanvraag ingediend voor het starten van een technasium.<br />
Technasium<br />
In de formule van het technasium staat het nieuwe examenvak Onderzoek en Ontwerpen (O&O)<br />
centraal. O&O wordt gegeven vanaf de eerste klas tot aan het eindexamen. Daarnaast volgen leerlingen<br />
theorievakken. Het technasium biedt variatie in leerstijlen. Theoretisch leren én eigen initiatief<br />
ontplooien zijn beide van belang. Overige kenmerken zijn onder meer:<br />
Het technasium werkt met competenties die zijn geformuleerd vanuit de beroepspraktijk en het<br />
hoger onderwijs. Leerlingen krijgen de kans om aan hun persoonlijke kwaliteiten te werken en<br />
zich vaardigheden eigen te maken die aansluiten bij de praktijk van hoger opgeleide bètatechnici.<br />
Het technasium verbindt denken met doen en schept optimale voorwaarden voor het ontstaan<br />
van samenhang in de beleving van een leerling. Het liefst in de technasiumwerkplaats; een onderwijsruimte<br />
in de school waar de leerlingen vrijuit kunnen werken aan hun onderzoek of ontwerp.<br />
Een leerling op het technasium maakt kennis met de moderne wereld van bèta en techniek. Samenwerking<br />
met bètatechnische beroepsbeoefenaren, bedrijven en vervolgopleidingen is ook een<br />
belangrijk aspect van het technasium. Echte opdrachtgevers, een kijkje nemen in een fabriek,<br />
bouwplaats, ziekenhuis of natuurgebied hoort bij het leren op een technasium. Niet incidenteel,<br />
maar structureel. 140<br />
Belangrijk voor voldoende instroom is ook dat beroepsopleidingen (en sectoren) kiezen voor<br />
een uitgesproken profiel. Een stimulans kan verder uitgaan van verbetering van de fysieke<br />
aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs (campusontwikkeling).<br />
Aan de uitstroomkant van het onderwijs betreft het maatregelen gericht op verhoging van<br />
het studie- en sectorrendement van de opleidingen:<br />
Het studierendement is onder meer te verhogen door: goede beroepenoriëntatie en studiekeuzebegeleiding<br />
voorafgaand aan de opleiding, intensieve begeleiding tijdens de opleiding<br />
en een attractieve opzet van de beroepsopleidingen (zie ook verderop).<br />
Wat verhoging van het sectorrendement betreft, gaat het onder meer om maatregelen in<br />
de sfeer van (verbetering van) arbeidsmarktcommunicatie (PR; informatie; imagocampagnes<br />
gericht op het promoten van de sector respectievelijk de regio 141 ) en arbeidsmarktbemiddeling<br />
(online vacaturebanken zoals werk.nl, banenrijklimburg.nl en<br />
043werkt.nl; lokale/regionale makelaars; matchingbureaus). Bij de werving en selectie<br />
139<br />
Weekvandeprocestechniek.nl; Artikel ‘Verlate zoektocht naar de technicus’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 26<br />
januari <strong>2012</strong>.<br />
140<br />
Technasium.nl.<br />
141<br />
‘Brandprofiling’ is ook van belang voor individuele werkgevers. Van belang is als werkgever bekend<br />
te zijn en positieve associaties op te roepen. Binnen de zorgsector pakt een organisatie als<br />
Buurtzorg de marketing en communicatie goed aan. Andere werkgevers in de zorgsector zijn dit<br />
minder gewend.<br />
129
130<br />
dient ook te worden ingespeeld op nieuwe trends zoals werving via sociale media (Facebook,<br />
LinkedIn en Twitter). Van belang bij online werving (al dan niet via sociale media)<br />
is een actieve aanpak. Uit onderzoek van de Academie voor <strong>Arbeidsmarkt</strong>communicatie<br />
blijkt dat zowel werkgevers als werknemers een afwachtende houding hebben als het<br />
gaat om het online wervings- en zoekgedrag. Beide geven er de voorkeur aan gevonden<br />
te worden in plaats van actief op zoek te gaan naar de perfecte kandidaat of de perfecte<br />
baan. Daardoor lopen werkgevers en werknemers elkaar online vaak mis. 142<br />
Speciale aandacht verdient het (werven en) aan de regio binden van buitenlandse studenten.<br />
Zoals vermeld, tellen de <strong>Limburg</strong>se hogescholen en de Maastricht University naar verhouding<br />
veel buitenlandse studenten maar verlaten de meest van hen na diplomering <strong>Limburg</strong><br />
(en Nederland) weer. Een betere integratie van studenten tijdens hun studie 143 en het<br />
bieden van perspectieven (bijvoorbeeld in de vorm van een baangarantie) in de periode<br />
daarna dragen bij aan de binding van buitenlandse studenten aan de regio. Op die manier is<br />
meer voordeel te halen uit hun verblijf aan de <strong>Limburg</strong>se instellingen voor hoger onderwijs.<br />
Baangarantie voor buitenlandse masterstudenten<br />
In een in september 2011 gestarte proef wil Maastricht University masterstudenten van buiten de EU<br />
(maar met name uit China en India) een baangarantie geven. In eerste instantie kunnen 36 studenten<br />
uit China en India aan de UM terecht. Om de buitenlandse studenten aan <strong>Limburg</strong> te binden kunnen<br />
ze hun eenjarige masterstudie doen, zonder dat ze meteen 12.000 euro collegegeld hoeven te betalen.<br />
Daarnaast krijgen ze een baangarantie bij bedrijven in <strong>Limburg</strong> als DSM, Sabic, Océ, Scheuten<br />
Glas, Hago en Vebego schoonmaakdiensten. Het proefproject spitst zich toe op economie en business<br />
studenten, maar ook voor supply change, logistiek management en geneeskunde bestaat interesse.<br />
Na hun studie aan de Maastricht University kunnen de studenten voor een regulier salaris aan de slag<br />
bij de bedrijven waarmee ze vooraf een contract hebben getekend. In principe moeten ze in twee<br />
tot drie jaar de 12.000 euro terugbetalen, maar het bedrijf kan het bedrag ook kwijtschelden. De<br />
bedoeling is dat over vijf jaar het aantal te plaatsen studenten is verhoogd tot 125. 144<br />
Verbetering van aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt<br />
Voor een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is allereerst van belang het<br />
adequaat (lees: vroegtijdig) monitoren/prognosticeren van de (kwantitatieve en kwalitatieve)<br />
personeelsbehoefte (in de sectoren/voor de beroepen) in de regio, rekening houdend<br />
met innovatieve ontwikkelingen. Naast <strong>RAIL</strong> is in dit verband onder te wijzen op onderzoeken<br />
ten behoeve van de regionale Human Capital Agenda’s (HCA’s) die in het kader van de<br />
programma’s Brainport 2020 en Economie & Concurrentiekracht worden opgesteld. 145<br />
Op de aldus in kaart gebrachte personeelsbehoefte moet vervolgens het aanbod van beroepsopleidingen<br />
in de regio, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin, worden afgestemd.<br />
OCW werkt momenteel een programmalijn uit die is gericht op een doelmatiger<br />
aanbod van MBO-opleidingen, afgestemd op de vraag vanuit de arbeidsmarkt op regionaal<br />
niveau (macrodoelmatigheid). <strong>Limburg</strong> fungeert hierbij als een van de vier pilotregio’s. In<br />
dit verband is verder te wijzen op de (theoretische) mogelijkheid van numeri fixi voor bepaalde<br />
opleidingen (ook op MBO-niveau).<br />
142 Zie: Artikel ‘Werkgevers en werknemers lopen elkaar online mis’, OP: werf-en.nl, 7 februari <strong>2012</strong>.<br />
Voorbeelden van een actieve aanpak door werkgevers zijn social referral (het in de werving gebruik<br />
van de sociale netwerken van eigen werknemers) en de inzet van zogenaamde websharks<br />
(HR-functionarissen die 24/7 sociale media afspeuren op interessante potentiële werknemers).<br />
143 In dit verband zijn vraagtekens te plaatsen bij de aanpak van Fontys Hogeschool Venlo, waar Duitse<br />
studenten in het Duits les krijgen van Duitse docenten.<br />
144 Artikel ‘UM lokt studenten uit Azië’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 20 oktober 2011<br />
145 Zo wordt in <strong>Limburg</strong> onderzoek verricht ten behoeve van een HCA voor Greenport Venlo.
Pilot Programma MBO 2015 Macrodoelmatigheid<br />
Het doel van het programma MBO 2015 Macrodoelmatigheid is een kwalitatief beter beroepsonderwijs<br />
door versnippering van opleidingen (ondoelmatige inzet van o.a. mensen en middelen) door<br />
instellingen tegen te gaan. Het programma richt zich op alle MBO- en vakinstellingen (inclusief de<br />
door EL&I-bekostigde instellingen) voor de periode 2011-2015. In fase 1 van het programma wordt in<br />
4 pilotregio’s (waaronder <strong>Limburg</strong>) samen met de stakeholders een aanpak ontwikkeld voor de landelijke<br />
uitrol. In fase 2 wordt het programma landelijk uitgerold op basis van de ervaringen in de pilotregio’s.<br />
In de pilotregio’s werken MBO-instellingen in samenwerking met (lokale) overheid, bedrijfsleven<br />
(profit en non-profit) en toeleverende en afnemende onderwijsinstellingen een adequaat opleidingsportfolio<br />
uit. Dit is gekoppeld aan een voor studenten, het afnemende bedrijfsleven, onderwijsinstellingen<br />
en overige stakeholders duidelijk instellingsprofiel. Hiermee geven instellingen ook invulling<br />
aan hun wettelijke zorgplicht voor het arbeidsmarktperspectief van opleidingen. Doordat MBOinstellingen<br />
gestimuleerd worden keuzes te maken om te komen tot een helder portfolio aan opleidingen<br />
en zo de macrodoelmatigheid van opleidingen verhogen, schept dit ruimte voor de verbetering<br />
van de kwaliteit van opleidingen. Ook borgt het de aansluiting op de vraag vanuit het (regionale)<br />
bedrijfsleven en de topsectoren. 146<br />
In de <strong>Limburg</strong>se pilot werken de vier MBO-instellingen samen met instellingen in aangrenzende regio’s<br />
in Brabant en Gelderland. Binnen de pilot komen er twee proeftuinen. De eerste in de WEI<br />
(werktuigbouw, elektro- en installatietechniek). Gestart is met een analyse van de instroom in en<br />
deelname aan het <strong>Limburg</strong>se MBO (waaronder herkomst naar vooropleiding en woonplaats). De<br />
tweede proeftuin betreft domeinoverstijgende samenwerking tussen groene en ‘grijze’ (i.e. technische)<br />
opleidingen (enerzijds in Greenport Venlo anderzijds in Zuid-<strong>Limburg</strong>).<br />
Vervolgens gaat het vooral om een goede afstemming/ samenwerking tussen (individuele)<br />
onderwijsinstellingen en sectoren/ individuele werkgevers op regionaal niveau. Dat kan<br />
onder meer door uitwisseling van vakkennis (bijvoorbeeld via gestructureerd overleg, gastdocentschappen,<br />
docentenstages), optimaliseren van outfit/faciliteiten onderwijs, gezamenlijk<br />
ontwikkelen van lesprogramma’s en alumnionderzoek.<br />
Inhoudelijk is de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt onder meer te verbeteren<br />
door grotere praktijkgerichtheid, nauwere samenwerking/afstemming met het regionale<br />
bedrijfsleven en doorlopende leerlijnen (VMBO/MBO en MBO/HBO). Een en ander<br />
draagt ook bij aan de attractiviteit van de opleidingen en daarmee aan het bevorderen van<br />
de instroom, het studierendement en het sectorrendement ervan. Concrete voorbeelden op<br />
dit gebied in <strong>Limburg</strong> zijn onder meer:<br />
Technet-kringen<br />
Convenant Werken aan Vakmanschap<br />
Opleidingsbedrijven bouw en installatietechniek<br />
TrafficPort Academy<br />
Vakcolleges Techniek<br />
Centrum voor Innovatief Vakmanschap en Centre of Expertise op Chemelot<br />
Zorgacademie Parkstad<br />
De Wijk van Morgen<br />
Service Science Factory<br />
Samenwerking Hogeschool Zuyd en Maastricht University.<br />
Technet-kringen<br />
Eind 2010 zijn in <strong>Limburg</strong> TechNet-kringen gelanceerd (een initiatief van TechniekTalent NU, waarin<br />
acht technische bedrijfstakken deelnemen, en Platform Bèta Techniek). Binnen een TechNet-kring<br />
werkt een VMBO-school samen met (minimaal acht) lokale technische bedrijven. Elke kring bekijkt<br />
zelf hoe deze samenwerking het best is in te vullen. Met dit initiatief krijgen scholieren de kans om<br />
zich een beter beeld te vormen van technische beroepen. Ook worden de lijnen tussen onderwijs en<br />
bedrijfsleven korter en de samenwerking beter; dit komt ten goede aan de kwaliteit van het onderwijs.<br />
147 Momenteel zijn in de provincie 13 TechNet-kringen actief.<br />
146 Platformbetatechniek.nl.<br />
147 Technet.nu; Artikel ‘Technet-kringen <strong>Limburg</strong> van start’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 4 november 2011<br />
131
Convenant Werken aan Vakmanschap<br />
In oktober 2010 hebben de <strong>Limburg</strong>se woningcorporaties zich aangesloten bij het convenant Werken<br />
aan Vakmanschap, dat enkele maanden eerder al was ondertekend door de provincie, de grote <strong>Limburg</strong>se<br />
gemeenten en de ROC’s. Het convenant is ingegeven door de vrees dat op termijn een tekort<br />
aan vakmensen ontstaat. De overeenkomst betekent dat meer leerling-bouwvakkers een kans krijgen<br />
op een leerwerkplek bij bouwprojecten en op die wijze praktijkervaring kunnen opdoen. 148<br />
Opleidingsbedrijven bouw en installatietechniek<br />
In <strong>Limburg</strong> zijn er in de bouw en installatietechniek en voor de schildersopleidingen verschillende<br />
opleidingsbedrijven:<br />
Een voorbeeld is Stichting Bouw Opleidings Centrum (BOC) in Horst, een samenwerkingsverband<br />
van het regionale bouwbedrijfsleven in Noord <strong>Limburg</strong> van waaruit de bedrijven gezamenlijk de<br />
beroepsopleidingen vorm geven. Binnen de officiële MBO vakopleidingen en middenkaderopleidingen<br />
wordt de praktijk voor deze opleidingen vanuit het BOC georganiseerd. Dit gebeurt in zeer<br />
nauwe samenwerking met ROC Gilde Opleidingen. De opleidingen worden verzorgd op de Bouwcampus<br />
<strong>Limburg</strong> Noord in Horst. 149<br />
Een vergelijkbaar voorbeeld in de installatiebranche is Stichting Opleidingsbedrijf InstallatieWerk<br />
Zuidoost (IWZO). IWZO werft leerlingen en biedt hen een praktijkgerichte opleiding aan. De leerlingen<br />
staan gedurende hun opleiding bij IWZO onder contract. De leerlingen krijgen zo'n 1,5 dag<br />
per week les in een praktijk – leercentrum (georganiseerd vanuit het ROC). De rest van de tijd<br />
zijn ze aan de slag bij een bedrijf, dat slechts een tarief per uur betaalt dat de leerling bij hem<br />
werkt. Er is sprake van een intensieve begeleiding op de werkvloer vanuit IWZO. In veel gevallen<br />
blijft een leerling gedurende de opleiding bij hetzelfde bedrijf. Daarna kan men gezamenlijk besluiten<br />
tot een vast dienstverband. IWZO zorgt ook voor het om- en bijscholen van werknemers en<br />
zij-instromers. Verder is er een flexpool, voor het collegiaal in- en uitlenen van personeel. 150<br />
TrafficPort Academy<br />
Onder de naam TrafficPort Academy gaat in augustus <strong>2012</strong> een speciale MBO-vakopleiding logistiek<br />
met werkgarantie van start. Het betreft een samenwerkingsverband van bedrijfsleven (de ‘founding<br />
fathers’ zijn Allers Bedrijfswagens en Track Support Venlo) en onderwijs (Gilde Opleidingen in Roermond).<br />
Aangeboden worden een vierjarige initiële MBO-opleiding, maar ook kortere cursussen voor<br />
volwassenen die zich willen om- of bijscholen tot werknemer in de logistiek. De lessen, die worden<br />
gegeven in de klas bij Gilde Opleidingen én op de werkvloer, zijn toegesneden op de vraag van bedrijven<br />
op en rond het Venlose industrieterrein TrafficPort. Deelnemers krijgen een werkgarantie bij<br />
een van die bedrijven. Met elke deelnemer wordt een loopbaan uitgestippeld. Als deelnemers ver<br />
moeten reizen voor de opleiding zorgt de school desnoods voor vervoer en/of huisvesting. 151<br />
Vakcolleges<br />
Een nieuwe trend in het (V)MBO zijn de Vakcolleges Techniek en Zorg. Het betreft zesjarige doorlopende<br />
leerroutes binnen het VMBO-MBO en het bedrijfsleven. Dankzij de vele praktijkonderdelen op<br />
school en op de werkvloer bieden de Vakcolleges veel meer dan een kennismaking met het beroepenveld.<br />
Leerlingen ontdekken, door een brede oriëntatie in de eerste twee leerjaren, gaandeweg<br />
waar hun talenten en belangstelling liggen. Door de nauwe samenwerking met werkgevers leiden de<br />
Vakcolleges op tot gekwalificeerde vakmensen die bij aanvang van hun carrière al beschikken over<br />
een belangrijke dosis werkervaring. Beroepstrots, een stimulerende en inspirerende relatie tussen<br />
praktijkbegeleider en leerling en de verbintenis met het werkveld zijn belangrijke pijlers van de<br />
opleiding. Vooralsnog is het Vakcollege Techniek aan BC Broekhin Jenaplan in Swalmen (van start<br />
gegaan op 1 augustus 2011) het enige Vakcollege in <strong>Limburg</strong>. In <strong>2012</strong> start de bouw van het Technocollege<br />
in Sittard, een samenwerkingsverband tussen het DaCapo college en Leeuwenborgh opleidingen.<br />
152<br />
Centrum voor Innovatief Vakmanschap en Centre of Expertise Chemelot<br />
Begin 2011 hebben vier ROC’s en drie hogescholen in Nederland een bedrag van € 400.000 respectievelijk<br />
€ 1 miljoen per jaar gekregen voor de oprichting van zogenaamde Centra voor Innovatief Vakmanschap<br />
(MBO) en Centres of Expertise (HBO) in één van de topsectoren water, chemie of High<br />
Tech Automotive Systemen (HTAS). 153 In deze centra werken onderwijsinstellingen samen met inno-<br />
148<br />
Artikel ‘Corporaties geven leerlingen bouw een kans’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 8 oktober 2010.<br />
149<br />
Bochorst.nl/<br />
150<br />
Iwnederland.nl.<br />
151<br />
Artikel ‘Werkgarantie als lokkertje’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 26 januari <strong>2012</strong><br />
152<br />
Hetvakcollege.nl;broekhinjenaplan.nl; regiowestelijkemijnstreek.nl.<br />
153<br />
Er is een fonds met een ingelegd kapitaal van € 75 miljoen voor de totstandkoming van maximaal<br />
negen Centres of Expertise en 16 Centra voor Innovatief Vakmanschap in de komende jaren. Zie<br />
132
vatieve bedrijven. De centra vormen netwerken van ondernemers, wetenschappers, docenten en<br />
studenten en zorgen hiermee voor een betere verbinding tussen (middelbaar en hoger) beroepsonderwijs,<br />
wetenschap en bedrijfsleven. Er is sprake van een gedeeld leiderschap, maar de aanpak is<br />
primair vraaggericht/vraaggestuurd. Door te werken en te studeren in een omgeving met hoogwaardige<br />
kennis in economische en innovatieve sleutelgebieden halen studenten hier een zo hoog mogelijk<br />
niveau. De intensieve samenwerking tussen de centra en het bedrijfsleven zorgt ook voor verbetering<br />
van de kwaliteit van het (technisch) onderwijs en een betere aansluiting van het onderwijs op<br />
de arbeidsmarkt en de behoefte bij bedrijven. De centra profileren zich scherp op een economische<br />
innovatiespeerpunt en fungeren daarmee als aanjagers van de kenniseconomie en de innovatiekracht<br />
van ondernemers. De verwachting is ook dat de centra door hun aanpak en uitstraling meer studenten<br />
trekken en daarmee de (kwantitatieve en kwalitatieve) tekorten aan (bèta)technici in betreffende<br />
topgebieden terugdringen. 154<br />
<strong>Limburg</strong> kent momenteel – op Chemelot - zowel een Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV) als<br />
een Centre of Expertise (CoE). De beide centra zullen (op termijn) opgaan in één Centrum Innovatief<br />
Vakmanschap en Expertise Chemelot (CIVEC), waar ook het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek<br />
een plaats zullen krijgen. Integratie van het CIV en CCE in het CIVEC levert de volgende voordelen<br />
op:<br />
Schaalvoordelen ten opzichte van ontwikkeling, investering en exploitatie<br />
Hogere benutting van investeringen (door bijvoorbeeld hogere bezetting op onderzoeksapparatuur)<br />
Lagere overheadkosten per centrum<br />
Gezamenlijke promotie en branding: één gezicht naar potentiële afnemers<br />
Het nog beter op elkaar afstemmen van doorlopende leerlijnen; inbreng van nieuwe kennis en<br />
vaardigheden op alle onderwijsniveaus. 155<br />
Zorgacademie Parkstad <strong>Limburg</strong><br />
Zorgacademie Parkstad <strong>Limburg</strong> is een samenwerkingsverband van enerzijds de onderwijsinstellingen<br />
Arcus College, Hogeschool Zuyd en Open Universiteit Nederland en anderzijds de zorginstellingen<br />
Atrium MC, Mondriaan en Sevagram (namens een groot aantal regionale partners). Met het concept<br />
en de realisatie van de Zorgacademie loopt Zuid-<strong>Limburg</strong> voorop in Nederland als het gaat om de<br />
voorbereiding op de bevolkingskrimp en vergrijzing en het daarmee verband houdende personeelstekort<br />
in de zorg. Betrokken partijen werken in de Zorgacademie samen op het gebied van zorginnovatie,<br />
onderwijsinnovatie (competenties, EVC, maatwerkmodules; blended learning modules; doorlopende<br />
leerlijnen VMBO/MBO/HBO) en strategisch personeelsbeleid.<br />
Fysiek krijgt de Zorgacademie Parkstad gestalte in de - in juli 2011 gestarte - nieuwbouw voor de<br />
zorgopleidingen van het Arcus College in de Zorgvallei in Heerlen. Hier worden op één plek techniek,<br />
kennis en mensen gedeeld. De opzet is straks alle bestaande zorgopleidingen in de Zorgacademie<br />
onder te brengen. Naast leslokalen komen in het gebouw ook moderne skillslabs, waar studenten in<br />
nagebootste situaties praktijkervaring opdoen. Deze skillslabs zijn vooral bedoeld voor de opleiding<br />
van apothekers-, dokters- en tandartsassistenten. Verder gaat de academie ook verpleegkundigen<br />
afleveren die aan de slag kunnen in verpleeghuizen en de thuiszorg. De academie krijgt ook een<br />
zorginnovatiecentrum.<br />
Naast de academie in ‘steen’, komt er ook een – door de Open Universiteit ontwikkelde - virtuele<br />
Zorgacademie. Via een portal kunnen alle zorgmedewerkers- en studenten op de hoogte blijven van<br />
de actuele ontwikkelingen in de zorg. 156<br />
De Wijk van Morgen<br />
In dit innovatieve programma worden op het grensoverschrijdende bedrijventerrein Avantis (Heerlen/Aken)<br />
duurzame technieken ontworpen, bestudeerd en uitgeprobeerd, zodat ze morgen in steden,<br />
wijken en gebouwen in de (Eu)regio kunnen worden toegepast. De Wijk van Morgen vormt zo<br />
een aanjager van duurzame ontwikkeling in de (Eu)regio. Avantis als locatie is een logische keuze:<br />
het terrein profileert zich als hét European Science and Businesspark voor technologiegeoriënteerde<br />
bedrijven in het algemeen en met een duidelijke focus op de ontwikkeling en toepassingen van<br />
Platform Bèta techniek (2011), ‘Een revolverend fonds voor HBO Centres of expertise en MBO Centra<br />
voor innovatief Vakmanschap’.<br />
154 Commissie De Boer (2009), ‘Sectorinvesteringsplan MBO. 2011-<strong>2016</strong>’; Commissie Hermans (2010),<br />
‘Sectorinvesteringsplan HBO. 2011-<strong>2016</strong>; Nieuwsbericht ministerie van OCW ‘23 Miljoen naar expertisecentra<br />
voor bèta-talent in het HBO en MBO’, 26 oktober 2011; centresofexpertise.nl.<br />
155 Centresofexpertise.nl<br />
156 Zorgacadamieparkstadlimburg.nl; Artikel ‘Start bouw Zorgacademie’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 7 juli<br />
2011.<br />
133
nieuwe energie in het bijzonder.<br />
De Wijk van Morgen wordt tussen 2009 en 2013 ontworpen, gebouwd en geëxploiteerd. Doel is het<br />
creëren van een leer- en onderzoeksomgeving voor studenten op het gebied van nieuwe technieken<br />
in de bouw, waarbij duurzaamheid centraal staat. Naast de Hogeschool Zuyd doen ook MBO- en VM-<br />
BO-scholen mee. Bedrijven en studenten werken samen aan aansprekende projecten, steeds gebruikmakend<br />
van de laatste stand van de techniek. Nieuwe productideeën ontstaan in deze omgeving,<br />
die in samenwerking met bedrijven, Hogeschool Zuyd en andere kennisleveranciers binnen de<br />
(Eu)regio verder ontwikkeld worden. De Wijk van Morgen heeft dus niet alleen een maatschappelijk<br />
doel op het gebied van onderwijs, maar ook op het aspect van duurzaamheid. 157<br />
Service Science Factory<br />
De Service Science Factory is een initiatief van Maastricht University School of Business and Economics.<br />
Het is een academische werkplaats, waar wetenschappers en studenten (van bijvoorbeeld Maastricht<br />
University, Hogeschool Zuyd en RWTH Aken) én het bedrijfsleven (o.a. APG, Océ, CBS) samenwerken<br />
aan nieuwe dienstverleningsconcepten. Het doel van de Service Science Factory is<br />
dienstverlening sneller, gemakkelijker en consumentgerichter maken. Dienstverlening is een breed<br />
begrip voor zeer uiteenlopende zaken (van document services en mobiele telefonie tot pensioenproducten<br />
en patiëntenlogistiek). Innovatie in dienstverlening kan een geheel nieuw serviceconcept<br />
zijn, maar ook het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande dienstverlening en het aanboren<br />
van nieuwe markten. Ten slotte moet het initiatief voorzien in de vraag naar hoger opgeleiden in de<br />
dienstensector, door bijvoorbeeld nieuwe opleidingen tot stand te brengen aan de hogescholen en<br />
universiteiten in de regio. 158<br />
Samenwerking Hogeschool Zuyd en Maastricht University<br />
Met het oog op kwaliteitsverbetering wordt gestreefd naar een verhoging van het aantal gepromoveerde<br />
docenten in het HBO. Hogeschool Zuyd is mede met het oog daarop een samenwerkingsverband<br />
aangegaan met Maastricht University. Aio’s geven les op de hogeschool. Daarnaast wordt over<br />
en weer personeel uitgewisseld/overgenomen. Gedacht wordt de samenwerking – op termijn – uit te<br />
breiden met de Open Universiteit in Heerlen en de Universiteit van Hasselt.<br />
Voor een adequate inhoudelijke aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is verder een<br />
goed functionerende stageplaatsen- en leerbanenmarkt van essentieel belang:<br />
134<br />
Allereerst moeten voldoende leerbedrijven en stageplaatsen en leerbanen beschikbaar<br />
zijn. Hiervoor zijn in eerste instantie de landelijke kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven<br />
(kbb’s) verantwoordelijk. 159<br />
Vervolgens dient de stageplaatsen- en leerbanenmarkt transparant te zijn. Vraag en<br />
aanbod moeten elkaar kunnen vinden. Aan het matchen van vraag en aanbod dragen<br />
naast de kbb’s ook lokale/regionale leerwerkloketten en regionale stagebureaus zoals<br />
het <strong>Limburg</strong>se Bureau Werk en Stage Techniek bij.<br />
Last but not least is een adequate opzet/ invulling van de stageplaatsen en leerbanen<br />
van belang. De kwaliteit van de stageplaatsen en leerbanen bij leerbedrijven laat ook<br />
in <strong>Limburg</strong> soms nog te wensen over. Stagefondsen (zoals in de zorg) kunnen een bijdrage<br />
leveren aan de verbetering van de kwaliteit van de begeleiding van stagiairs op<br />
de werkvloer. Een praktijkgerichte-/simulerende aanpak draagt eveneens bij aan de<br />
kwaliteit van stages. In dit verband is te wijzen op (de toename van het aantal) speciale<br />
leerafdelingen binnen zorginstellingen. Daarbij lopen stagiairs groepsgewijs op één<br />
afdeling binnen een instelling stage, waarbij ze coachend worden begeleid door alle<br />
medewerkers van die afdeling.<br />
7.4 Oplossingsrichtingen Werkenden<br />
Het kwadrant Werkenden bevat oplossing(srichting)en met betrekking tot enerzijds het<br />
optimaliseren van de inzet van werknemers en anderzijds het voorkomen van uitstroom van<br />
157 Dewijkvanmorgen.nl.<br />
158 Servicesciencefactory.com.<br />
159 Tot voor kort waren de sectoraal georganiseerde kbb’s verenigd in Colo. De vereniging Colo is per<br />
1 januari <strong>2012</strong> opgegaan in de nieuwe door bedrijfsleven en onderwijs bestuurde stichting Samenwerking<br />
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). De nieuwe stichting zorgt ervoor dat er landelijke<br />
kaders komen voor kwalificeren, examineren, beroepspraktijkvorming en een doelmatig opleidingenaanbod.<br />
De kbb’s blijven bestaan.
werknemers.<br />
Optimaliseren inzet werknemers<br />
Het optimaliseren van de inzet van werknemers begint met een bewust, professioneel personeels-<br />
en arbeidsmarktbeleid (HR-beleid). Voor een dergelijk strategisch personeelsbeleid<br />
bestaat geen blauwdruk. Succesvolle arbeidsorganisaties hanteren een strategische personeelsplanning<br />
gebaseerd op regionale/sectorale ontwikkelingen in vraag en aanbod en toegespitst<br />
op de eigen organisatie. Deze vormt vervolgens de basis voor doelgroep- en competentiegericht<br />
werven, scholen en het duurzaam inzetten van werknemers.<br />
Door (interne en externe) jobgerichte scholingstrajecten zijn zittende werknemers op een<br />
hoger kwalificatieniveau te brengen. Hierdoor kunnen zij intern – verticaal dan wel horizontaal<br />
– doorstromen. Naast ‘normale’ opleidingstrajecten is hierbij onder meer te denken op<br />
werkenden toegespitste onderwijsvormen:<br />
Modulaire aanpak (flexibele instroom, opleidingen volgens het concept van de voormalig<br />
centra vakopleiding in Nederland of de Volksuniversiteit in België et cetera)<br />
Vormen van afstandsonderwijs (e-learning, blended learning et cetera)<br />
AD-opleidingen (een opleidingsvorm tussen MBO en HBO in).<br />
Van belang voor verticale en horizontale doorstroming van zittend personeel is ook aandacht<br />
voor (een portfolio van) competenties van werknemers en EVC-trajecten via welke<br />
die competenties zijn te verzilveren.<br />
Interne doorstroom betekent niet alleen een uitdaging/positieverbetering voor betreffende<br />
medewerkers en een bijdrage aan vermindering van de tekorten aan hoger opgeleid personeel,<br />
het biedt tevens ruimte voor instroom van minder hoog gekwalificeerden aan de onderkant<br />
van de arbeidsmarkt.<br />
Naast interne doorstroom is ook zij-instroom vanuit overschotsectoren in tekortsectoren (al<br />
dan niet met behulp van bij- of omscholing) een relevante oplossingsrichting. Voorwaarde<br />
voor succesvolle zij-instroom is dat de werknemers iets hebben met de sector en/of het vak<br />
dat zij moeten gaan uitoefenen al een beetje kennen. Het moeten geen complete ‘branchevreemden’<br />
zijn. Bij zij-instroom gaat het verder vaak om 40-plussers. Het feit dat de<br />
meeste werkgevers al veel ouderen in dienst hebben, kan een belemmerende factor vormen<br />
voor zij-instroom. Zij-instromers zijn in het algemeen ook minder te vormen (‘kneden’)<br />
dan jongeren die net van school komen. Ten slotte kunnen loonverschillen zijinstroom<br />
vanuit een andere sector in de weg staan.<br />
Een belangrijke ondersteunende rol in de doorstroom en uitwisseling van personeel in de<br />
provincie speelt Empower <strong>Limburg</strong>.<br />
Empower <strong>Limburg</strong><br />
Empower <strong>Limburg</strong> is een netwerk van (arbeids)organisaties in de sectoren overheid, onderwijs, zorg<br />
en zakelijke dienstverlening, met als doel het bevorderen van uitwisseling en doorstroom van personeel<br />
in de provincie <strong>Limburg</strong>.<br />
Een van de instrumenten daartoe is het Regionaal Transitie Centrum (RTC). Het RTC bundelt alle<br />
bestaande producten en diensten op het gebied van loopbaanactiviteit- en ontwikkeling tot een<br />
samenhangend geheel. Het is een gebruiksvriendelijk instrumentenpaneel voor werknemers en werkgevers.<br />
Werknemers kunnen er een employability scan doen, die inzicht geeft in hun competenties.<br />
Dat inzicht is vervolgens te koppelen aan (gewenste) beroepen waarin die competenties worden<br />
gevraagd. Zo wordt de persoonlijke ontwikkelbehoefte duidelijk. Vervolgens kan men – desgewenst -<br />
meteen in contact worden gebracht met een persoonlijke coach. Het werkgeversdeel (informatie<br />
over banen, snuffelstages, ontwikkelstages et cetera) is momenteel nog in ontwikkeling.<br />
Empower <strong>Limburg</strong> begeleidt ook (projectsgewijs) outplacement van boventallig personeel. Zo leidt<br />
men bijvoorbeeld samen met Zorg aan Zet boventallige UWV’ers toe naar een driejarige HBO-V opleiding.<br />
Na een jaar (betaald door UWV) komt men in dienst van een zorginstelling. Bij het behalen<br />
van het diploma is er een baangarantie.<br />
135
Verder is men een strategische alliantie aangegaan met Vitaal Werken in <strong>Limburg</strong>. Naast Empower<br />
<strong>Limburg</strong> bestaat dit samenwerkingsverband uit Pro Active, Hogeschool Zuyd, Randstad HR Solutions,<br />
Viecuri Vitaal, Fintegra, Meeùs en Trias. Achterliggende gedachte daarbij is onder meer dat bij arbeidsongeschiktheid<br />
de restcapacitieit binnen het eigen bedrijf vaak niet maar in een ander bedrijf<br />
soms wel is te gebruiken. 160<br />
Een andere manier om de inzet van werknemers te optimaliseren is het aanpassen van<br />
werktijden. In tijden van crisis betekent dat veelal korter werken (al dan niet met gebruikmaking<br />
van een regeling als de deeltijd-ww). In economische voorspoedigere tijden<br />
en/of in tekortsectoren willen werkgevers hun personeel in het algemeen juist langer laten<br />
werken. Dat kan door overwerk (aantrekkelijker te maken) en/of deeltijdwerkers (vaak<br />
vrouwen) contracten aan te bieden voor meer uren. In de techniek (met veel mannelijke<br />
fulltimers) zal een beleid gericht op het opplussen van deeltijdbanen weinig zoden aan de<br />
dijk zetten. Voor de zorg (met veel vrouwelijke parttimers) is het – althans in theorie wel –<br />
een oplossing. ROA heeft becijferd dat wanneer alle werkenden met een zorgopleiding op<br />
MBO-niveau minimaal 24 uur gaan werken, de personeelstekorten voor minstens 85% verdwijnen.<br />
De tekorten aan personeel met HBO verpleging nemen in dit scenario met 40%<br />
af. 161 Ander onderzoek toont echter aan dat deeltijdwerkers in het algemeen moeilijk zijn<br />
te bewegen meer uren te gaan werken. Daarmee lijkt deze oplossingsrichting ook voor de<br />
zorg minder kansrijk dan uit de cijfermatige exercitie van ROA naar voren komt.<br />
Voorkomen uitstroom van werknemers<br />
Uitstroom van werknemers is onder meer te voorkomen door het bevorderen van de ontplooiing<br />
van werknemers. Daarbij gaat het - naast meer zeggenschap van werknemers over<br />
het werk dat men verricht (zelfsturing) – vooral om een leven lang leren.<br />
In maart 2010 is een aantal onderwijsinstellingen het Kennis- en Servicecentrum Leven Lang<br />
Leren <strong>Limburg</strong> gestart om ontwikkelde kennis omtrent dit onderwerp te bundelen. Ook is<br />
inmiddels (door of met werkgevers) een aantal pilots opgezet (rondom strategische personeelsplanning,<br />
leven-lang-leren plannen, intersectorale mobiliteit en ‘anders leren’ door<br />
45-plussers). De duurzame inzetbaarheid van werknemers (zie ook verderop) wordt via de<br />
Work Ability Index in een aantal bedrijven en onderwijs- en zorginstellingen gestimuleerd.<br />
162<br />
De <strong>Limburg</strong>se ROC’s verzorgen niet alleen initieel beroepsonderwijs, maar hebben ook een<br />
lange traditie van (na-, bij- op- en/of om)scholen van werkenden. Ook de hogescholen in<br />
<strong>Limburg</strong> en Maastricht University richten zich steeds meer op het scholen van werkenden.<br />
Scholing van werkenden door <strong>Limburg</strong>se hogescholen en Maastricht University<br />
Hogeschool Zuyd heeft onder meer opleidingen verzorgd voor NedCar. Verder is voor pensioenuitvoerder<br />
APG een interdisciplinaire opleiding ontwikkeld (naast pensioen ook gericht op verzekeringen).<br />
Meer in het algemeen maken HBO-afgestudeerden in toenemende mate deel uit van kennisgemeenschappen,<br />
die zich blijvend moeten bijspijkeren en verder ontwikkelen. In die gemeenschappen<br />
draait het bedrijfsleven ook steeds meer mee. 163<br />
De Maastricht University heeft de ambitie tot 2020 op jaarbasis zo’n 3.000 ‘master+’-studenten te<br />
gaan bedienen, bovenop de 15.000 reguliere studenten die de universiteit nu telt. Het betreft bijvoorbeeld<br />
medisch specialisten, die voor intensieve cursussen naar Maastricht komen om zich in acht<br />
weken tijd op de hoogte te laten stellen van de jongste ontwikkelingen in hun vakgebied. Volgens de<br />
universiteit groeit de behoefte aan na-, bij- en snelscholing in een professionele omgeving. De cursussen<br />
zijn onderdeel van een totaalpakket, waarvan ook hoogwaardige huisvesting in het historische<br />
centrum van Maastricht deel uitmaakt. Voor dat doel heeft de universiteit de inmiddels door Afcent<br />
verlaten Tapijnkazerne op het oog. Gemeente en universiteit willen van het terrein en de opstallen<br />
liefst een stadscampus maken, met hoogwaardige voorzieningen. 164<br />
160 Empower-limburg.nl; Rtc-empower-limburg.nl.<br />
161 ROA (2011), ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot <strong>2016</strong>’.<br />
162 <strong>Limburg</strong>talentrijkeregio.nl; Provincie <strong>Limburg</strong> (2010), ‘<strong>Limburg</strong> Talentrijke Regio halverwege.<br />
Tussenevaluatie 2010 regionale agenda Onderwijs-<strong>Arbeidsmarkt</strong> 2008-<strong>2012</strong>’.<br />
163 Artikel ‘Niet vier maar veertig jaar leren’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 7 september 2011.<br />
164 Artikel ‘De jacht op de master+’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 19 januari 2011.<br />
136
Een leven lang leren zou nog verder te stimuleren zijn door werknemers rechten op scholing<br />
te geven of werknemers en werkgevers te verplichten te investeren in een leven lang<br />
leren. Dat zijn echter zaken die eerder op sectoraal/nationaal niveau dan op regionaal<br />
niveau zijn te regelen.<br />
Gezien de naar verhouding sterke mate van vergrijzing in <strong>Limburg</strong> is ook het bevorderen<br />
van de mogelijkheden voor ouderen om langer te blijven werken van groot belang. Het<br />
beleid op dit gebied heeft verschillende benamingen: seniorenbeleid, active aging, levensfasebewust<br />
personeelsbeleid, duurzaam inzetbaarheidsbeleid. Duurzaam inzetbaarheidsbeleid<br />
is te definiëren als het geheel aan beleidsmaatregelen binnen een organisatie gericht<br />
op het optimaal inzetbaar houden van medewerkers gedurende hun gehele arbeidscarrière:<br />
vanaf het moment van intrede tot het moment van uittrede. Een succesvol duurzaam inzetbaarheidsbeleid<br />
is gestoeld op vier pijlers: organisatiecultuur, vitaliteit werknemers,<br />
arbeidssituatie en loopbaan. 165<br />
Levensfasebewust personeelsbeleid Taxibedrijf Munckhof<br />
Taxibedrijf Munckhof uit Horst geldt in <strong>Limburg</strong> als een voorbeeld op het gebied van ‘levensfasebewust<br />
personeelsbeleid’. Bij de Munckhof Groep werken in totaal 800 mensen, van wie 540 bij het<br />
taxibedrijf. Het werk bevalt de werknemers zó goed dat ze vaak tot ver na hun pensioen willen blijven<br />
doorwerken. In het verleden waren er zelfs chauffeurs van 74 jaar. Omdat bij de inzet van 70plussers<br />
het risico op imagoschade groot is, is besloten dat chauffeurs hooguit tot hun zeventigste bij<br />
het bedrijf kunnen werken. Na hun 65ste moeten ze verplicht stoppen, maar daarna kunnen ze via<br />
tijdelijke contracten in totaal nog vijf jaar voor het bedrijf blijven rijden. Het bedrijf investeert in<br />
opleidingen voor het eigen personeel en probeert nauwlettend in de gaten te houden dat niet te veel<br />
wordt gevraagd van de belastbaarheid en flexibiliteit van - vooral de oudere - werknemers. Het ‘levensfasebewust<br />
personeelsbeleid’ werpt vruchten af. De gemiddelde leeftijd bij het taxibedrijf is<br />
bijna 50 jaar, 15 tot 20 werknemers zijn ouder dan 65 en de nestor is 69. 166<br />
Vitality@DSM<br />
Het project Vitality@DSM richt zich op de vitaliteit van het personeel van DSM (gezondheidsmanagement).<br />
De interventie in het kader van het project bestaat uit een aantal stappen waaronder een<br />
medisch onderzoek, een online-vragenlijst over leefstijl, mentale gezondheid en verzuim, een actieplan,<br />
een consult met een vitalitycoach en tot slot - afhankelijk van het consult bij de vitalitycoach -<br />
een doorverwijzing naar de bedrijfsarts of Orbis Vigor dan wel een groepsinterventie. Tijdens de<br />
interventie wordt de gezonde leefstijl van de werknemer bevorderd, leert de werknemer omgaan<br />
met werkstress en voldoende herstelmomenten in te bouwen en wordt - indien nodig - aandacht<br />
besteed aan de werkomgeving (zijn er bijvoorbeeld voldoende regelmogelijkheden en kan de werknemer<br />
deze benutten?). Dit laatste gebeurt op basis van de resultaten op individueel èn op afdelingsniveau.<br />
167<br />
In <strong>2012</strong> werkt DSM een meeromvattend duurzaam inzetbaarheidsbeleid uit.<br />
Het voornemen van de Provincie <strong>Limburg</strong> is om in het kader van het programma Economie<br />
& Concurrentiekracht een nieuw scholingsfonds voor werkenden en niet-werkenden op te<br />
zetten dat de duurzame inzetbaarheid van medewerkers in alle <strong>Limburg</strong>se topsectoren en<br />
in de zorg en techniek bevordert en daarmee de concurrentiepositie van het bedrijfsleven<br />
op termijn versterkt. De groep 50+ zal hierbij extra aandacht krijgen, waarmee tevens invulling<br />
wordt gegeven aan een levenlang leren. 168<br />
Allochtonen vormen – ook in <strong>Limburg</strong> - een steeds belangrijker arbeidspotentieel. Het is<br />
zaak deze bron verder aan te boren. Het ‘boeien en binden’ van allochtonen is onder meer<br />
te realiseren door gerichte werving onder en/of speciale toeleidingstrajecten voor deze<br />
groep, bijstelling van de beeldvorming over allochtonen bij werkgevers en het bevorderen<br />
van diversiteitsbeleid in bedrijven en instellingen.<br />
165 Astri (2009), ‘Duurzaam doorwerken in de <strong>Limburg</strong>se zorgsector. Overkoepelende rapportage van<br />
de stand van zaken duurzaam inzetbaarheidsbeleid bij <strong>Limburg</strong>se zorgorganisaties’.<br />
166 Artikel ‘Als ik 65 ben, dan ga ik door’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 14 juli 2011.<br />
167 Het project zal uitgebreid worden geëvalueerd door ZonMw. Zie: Zonmw.nll<br />
168 Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />
Economie & Concurrentiekracht’.<br />
137
Het boeien en binden van hoogopgeleid personeel is eveneens van belang, zeker voor een<br />
regio als <strong>Limburg</strong>. Mogelijkheden voor het boeien en binden van deze groep zijn onder<br />
meer het qua studieaanbod en werkgelegenheid specialiseren/profileren, voldoende carrièremogelijkheden<br />
voor hoogopgeleiden en verbetering van het woon-, werk- en leefklimaat<br />
in de regio.<br />
Uitstroom van werknemers is verder te voorkomen door het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden<br />
en het optimaliseren van de arbeidsomstandigheden en werksfeer. Bij verbetering<br />
van de arbeidsvoorwaarden is de kanttekening te plaatsen dat loonstijgingen in een<br />
bepaalde sector maar beperkt leiden tot een groter aanbod van personeel. Voor veel werknemers<br />
spelen andere overwegingen dan het salaris een belangrijkere rol. Dat geldt zeker<br />
in een sector als het onderwijs of de zorg. Verder zijn arbeidsvoorwaarden en omstandigheden<br />
zaken waarover de besluitvorming vooral op landelijk en sectoraal niveau plaatsheeft.<br />
Regionaal is hier niet veel invloed op uit te oefenen.<br />
Naast ongewenste uitstroom kan er ook ‘gewenste’ uitstroom zijn, bijvoorbeeld bij een<br />
tijdelijke terugval in de productie of bij reorganisaties. Tijdelijke personeelsoverschotten<br />
zijn onder op te vangen door meer intersectorale mobiliteit, poolvorming, collegiale uitleen<br />
en het creëren van aanvullende werkzaamheden. Voor permanente personeelsoverschotten<br />
is er de mogelijkheid van ‘van werk naar werk begeleiding’ voor met ontslag bedreigden.<br />
Ten tijde van de kredietcrisis is in <strong>Limburg</strong> een negental mobiliteitscentra ondersteund<br />
en een fonds voor scholing ingericht, waarmee werkgevers en werknemers snel geholpen<br />
konden worden tijdens reorganisaties en (dreigend) ontslag. 169 Momenteel is onder<br />
meer Empower <strong>Limburg</strong> actief op dit vlak (zie hierboven).<br />
7.5 Oplossingsrichtingen Reserves<br />
De oplossingsrichtingen in het kwadrant Reserves hebben betrekking op het inschakelen<br />
van bekende reserves (bij UWV ingeschreven werkzoekenden en gedeeltelijk<br />
arbeidsongeschikten), het aantrekken van mobiele personen (arbeidsmigranten en pendelaars)<br />
en het mobiliseren van stille reserves (niet-uitkeringsgerechtigd arbeidsaanbod).<br />
Inschakelen werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt<br />
Een deel van de werkzoekenden heeft een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt en is<br />
toe te leiden naar regulier werk. Daarvoor is een gerichte inzet mogelijk van (een combinatie<br />
van) arbeidsmarktinstrumenten (zoals re-integratieprojecten, scholingstrajecten, leerwerkplaatsen,<br />
‘social return’ 170 , loonkosten- en andere subsidies 171 ), maatschappelijke activering<br />
(in samenhang met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en inburgering.<br />
Social Return: A2-school<br />
Social return biedt voor gemeenten de nodige mogelijkheden, vooral daar waar sprake is van samenwerking<br />
tussen de afdelingen sociale dienst en openbare werken. Een voorbeeld is de A2-school,<br />
waarmee Maastricht met de A2-tunnelbouw in zicht is begonnen. Daartoe is op 5 februari 2010 een<br />
convenant ondertekend met Avenue2, de aannemer van de ondertunneling. Het streven is tien jaar<br />
lang jaarlijks 75 jongeren met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een kans te bieden via praktijkonderwijs<br />
(‘leren in uitvoering’) hun vaardigheden te vergroten. De A2-school selecteert zelf de<br />
werkzoekenden en leerlingen en regelt de training en begeleiding. De kern van de A2-school wordt<br />
gevormd door praktijkopleidingen waarbij op locatie wordt geleerd onder het toeziend oog van een<br />
vakman. De deelnemers worden klaargestoomd voor werkzaamheden tijdens de tunnelbouw: grondwerk,<br />
straten maken, betontimmerwerk, ijzervlechten. Maar ook: catering, verkeersregelaar,<br />
schoonmaakwerk en beveiliging zijn opties. Wie de praktijkopleiding succesvol afrondt, krijgt een<br />
baan. 172<br />
Sectorarrangement Zorg<br />
169 <strong>Limburg</strong>talentrijkeregio.nl; Provincie <strong>Limburg</strong> (2010), ‘<strong>Limburg</strong> Talentrijke Regio halverwege.<br />
Tussenevaluatie 2010 regionale agenda Onderwijs-<strong>Arbeidsmarkt</strong> 2008-<strong>2012</strong>’.<br />
170<br />
171 Overigens zijn subsidies voor werkgevers pas interessant, wanneer nieuwe werknemers daadwerkelijk<br />
iets toevoegen en er niet al teveel administratieve rompslomp is.<br />
172 A2school.nl; Artikel ‘School van de tweede kans’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 02 november 2011.<br />
138
In juni 2011 is door Regioplus met UWV een sectorarrangement gesloten, met als doel binnen één<br />
jaar landelijk 2.000 werkzoekenden via een re-integratietraject naar banen in de sector zorg en WJK<br />
te leiden. Het accent bij de uitvoering van deze overeenkomst ligt in de regio. Met dit initiatief<br />
willen de zestien regionale samenwerkingsverbanden van werkgevers in zorg en WJK, waaronder<br />
Zorg aan Zet in <strong>Limburg</strong>, inspelen op de behoefte aan goed geschoold personeel bij de instellingen in<br />
hun specifieke regio. De aard en omvang van de extra instroom zal per regio verschillen. 173<br />
Bij de re-integratie van werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt dient speciale<br />
aandacht uit te gaan naar jongeren en ouderen. Jongeren komen in tijden van crisis in het<br />
algemeen als eerste op straat te staan. Dat was tijdens de kredietcrisis zo en nu met de<br />
eurocrisis is dat niet anders. Ouderen verliezen in het algemeen minder snel hun baan,<br />
maar eenmaal werkloos komen ze nog maar moeilijk aan de slag. Is werkloosheid onder<br />
jongeren dus conjunctureel bepaald, bij ouderen is het een hardnekkig, structureel probleem.<br />
Dat vraagt om – blijvende – extra aandacht.<br />
Aanpak jeugdwerkloosheid<br />
Het landelijke Actieplan Jeugdwerkloosheid is in september 2009 in het leven geroepen om te voorkomen<br />
dat jongeren door de kredietcrisis buiten de boot zouden vallen. Doel was jongeren langer op<br />
school te houden, intensiever te begeleiden naar bestaande banen en meer stageplaatsen en leerbanen<br />
voor jongeren te creëren. Het actieplan, dat voor een belangrijk deel regionaal is uitgevoerd,<br />
heeft niet alleen het aantal jeugdwerklozen beperkt maar ook bijgedragen aan de regionale samenwerking.<br />
De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in de regio is verbeterd en er is meer aandacht<br />
gekomen voor een integrale werkgeversdienstverlening. 174 Het Actieplan Jeugdwerkloosheid is<br />
per 31 december 2011 gestopt. De regionale partijen moeten het nu overnemen.<br />
Hieronder volgt een beschrijving van de aanpak in de arbeidsmarktregio’s Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong><br />
en Zuid-<strong>Limburg</strong>:<br />
Jongeren aan het Werk (Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong>): De basis van de aanpak ‘Jongeren Werken<br />
aan Werk’ is UNI Venlo (Uitkering Naar Inkomen), een samenwerkingsverband van de gemeente<br />
Venlo en het SW-bedrijf WAA. Elke jongere die een arbeidsovereenkomst met de WAA heeft, gaat<br />
fulltime aan de slag via ‘Werken aan Werk’. Jongeren die zich op het Werkplein in Venlo melden,<br />
krijgen binnen drie maanden een passend aanbod om weer richting school of werk te gaan. Deze<br />
aanpak is sluitend ingericht: jongeren die zich gemeld hebben, komen niet meer thuis te zitten.<br />
Ze krijgen gefaseerd een arbeidscontract aangeboden. Binnen deze arbeidsovereenkomst wordt<br />
een passend traject vormgegeven dat de jongere naar werk/opleiding/participatie begeleidt.<br />
Omdat de jongere in dienst treedt bij de WAA ontstaat er tussen de HRM-adviseur van de WAA en<br />
de jongerencoach van het Werkplein een intensieve samenwerking. De begeleiding vindt plaats<br />
vanuit het Werkplein. Een succesfactor van deze aanpak is dat jongeren vanaf de start leren wat<br />
een dienstverband inhoudt. Zo blijven ze dichterbij werk en/of school dan in een uitkeringssituatie.<br />
De nieuwe ‘rechtsverhouding’ zorgt ervoor dat er blijvend aandacht gevestigd is op de jongere<br />
vanuit twee kanten: vanuit de gemeente en vanuit de werkgever. Daarnaast zorgt een arbeidscontract<br />
ervoor dat de jongere zich werknemer voelt, met alle rechten en verplichtingen die<br />
daarbij horen.<br />
Doorlopende zorglijn (Zuid-<strong>Limburg</strong>): In de regio Zuid- <strong>Limburg</strong> is ervoor gekozen om vanuit het<br />
Jongerenloket een doorlopende zorglijn aan jongeren aan te bieden. Het project richt zich specifiek<br />
op kwetsbare jongeren. Voor elke jongere tot 27 jaar is er een maatwerk oplossing en nazorg.<br />
Alle betrokken partijen – waaronder UWV , onderwijsinstellingen, zorginstellingen, penitentiaire<br />
instellingen – zijn gecentreerd rondom het Jongerenloket, hét centrale regiepunt. Hierbij<br />
staat de oplossing voor de jongere centraal. Jongeren worden ondersteund en aangesproken op<br />
alle leefdomeinen waarin zij hulp nodig hebben; daarbij worden ook hun ouders betrokken. De<br />
accountmanagers hebben een lage ‘caseload’ waardoor zij jongeren intensief kunnen begeleiden<br />
en maatwerk kunnen leveren. Sleutel tot het succes is het ‘vloeiend’ maken van de samenwerking<br />
tussen de verschillende partijen: de jongere staat centraal en er wordt flexibel omgegaan met<br />
regels. Een manier van werken die wordt vergemakkelijkt door de gemoedelijke en informele<br />
sfeer in de regio. 175<br />
Aanpak werkloosheid ouderen<br />
De RWI geeft in het advies (G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen een aantal oplossingsrich-<br />
173<br />
Zorggazet.nl, 11 juli 2011.<br />
174<br />
Research voor Beleid (2011), ‘Samen in actie. Eindrapport evaluatie Actieplan Jeugdwerkloosheid’.<br />
175<br />
Ministerie van SZW (2011), ‘Estafette ‘succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid’. Praktische<br />
aanbevelingen uit de 30 arbeidsmarktregio’s’.<br />
139
tingen aan voor de aanpak van de structureel hoge werkloosheid onder ouderen:<br />
140<br />
Een deel van de oplossing zit in het wegnemen van onjuiste beeldvorming bij werkgevers. Het<br />
beeld bestaat dat ouderen minder productief en flexibel zijn, en vaker ziek. De RWI vindt het belangrijk<br />
om deze stereotypering weg te nemen. Ook zou de werkgever moeten kijken naar wat<br />
ouderen juist toevoegen, zoals ervaring, loyaliteit en nauwkeurigheid.<br />
Naast aanpassing van de beeldvorming, roept de RWI op om ondanks de bezuinigingen afspraken<br />
te maken over de positie van ouderen bij re-integratieondersteuning door UWV en gemeenten. Zo<br />
werken bijvoorbeeld netwerkgroepen goed voor zelfredzame ouderen. De RWI raadt aan om dit<br />
instrument overeind te houden. Bij niet-zelfredzamen is intensievere begeleiding nodig, zoals<br />
één-op-één-coaching of omscholing naar sectoren waar tekorten zijn.<br />
Het kabinet wil de huidige premiekorting voor het in dienst nemen van uitkeringsgerechtigde<br />
ouderen omvormen in een dubbele mobiliteitsbonus. Dit maakt het gemakkelijker om deze groep<br />
aan het werk te krijgen. Dat betekent wel dat gemeenten en UWV goed zicht moeten hebben op<br />
het reële arbeidspotentieel onder deze groep. Een groot deel van de ouderen in de bijstand wil of<br />
kan naar eigen zeggen niet meer werken. Het is belangrijk zicht te krijgen op de omvang en mogelijkheden<br />
van de groep ontmoedigden. Leeftijd alleen mag geen reden zijn om iemand geen reintegratieondersteuning<br />
aan te bieden.<br />
Tot slot kan de werkloze oudere zelf zijn situatie verbeteren door bijvoorbeeld breder te zoeken<br />
dan zijn oude functie en door goed de mogelijkheden van internet te verkennen. Ook is het met<br />
name voor deze groep belangrijk niet alleen te reageren op schriftelijke vacatures, maar actief<br />
te netwerken.<br />
Een fundamentele verbetering van de positie van werkloze ouderen vraagt om een meerjarige en<br />
krachtige alliantie van partijen op de arbeidsmarkt. De RWI ziet het Project 55-plus, dat sociale<br />
partners als uitvloeisel van het pensioenakkoord willen starten, als een unieke gelegenheid om te<br />
komen tot creatieve en daadkrachtige initiatieven vanuit de regio en sectoren. 176<br />
Als gevolg van de wijzigingen in het stelsel van sociale zekerheid – het per 1 januari 2013<br />
samenvoegen van de WWB en delen van de WSW en Wajong in de Wet werken naar vermogen<br />
- zal ook speciale aandacht dienen uit te gaan naar (de toeleiding naar regulier werk<br />
van) WSW’ers en Wajongers. Meer nog dan bij oudere werkzoekenden betreft het hier<br />
‘moeilijke’ doelgroepen. Voor de arbeidsmarkttoeleiding van WSW’ers en Wajongers (en<br />
andere werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt) is jobcarving een goede<br />
oplossingsrichting. Jobcarving is een Engelse term voor werk passend maken. Door eenvoudige<br />
taken te bundelen in een nieuwe functie of werkzaamheden af te splitsen van bestaande<br />
functies zijn nieuwe banen te creëren aan de onderkant van de arbeidsmarkt.<br />
“Werkgevers willen een schaap met vijf poten, maar die zijn moeilijk te vinden. Door een<br />
schaap met twee en een schaap met drie poten te zoeken wordt het makkelijker”. 177 Jobcarving<br />
leidt tot minder werkstress en een betere dienstverlening. Werkgevers hebben bij<br />
jobcarving hulp nodig; zelf beschikken zij daarvoor over de tijd noch de kennis. Een SWbedrijf<br />
als het <strong>Limburg</strong>se Licom of een intermediair als Alert Wajong in Maastricht kan<br />
werkgevers behulpzaam zijn bij het geschikt maken van het werkproces voor de onderkant<br />
van de arbeidsmarkt.<br />
Uitzendbureau voor Wajongers<br />
Alert Wajong - onderdeel van uitzendorganisatie Alert Mens en Werk in Maastricht – is een gespecialiseerde<br />
arbeidsintermediair voor mensen met een fysieke en/of mentale beperking en die in het bezit<br />
zijn van een Wajong-indicatie (in <strong>Limburg</strong> zijn dat er ruim 8.000). Alert Wajong heeft diverse vacatures<br />
die – na begeleiding en coaching – door Wajongers zijn te vervullen (zoals hoveniers, productiemedewerkers,<br />
kappers, receptionisten en dierenverzorgers). Men probeert gemiddeld vijf Wajongers<br />
per maand aan te nemen, dus zo’n zestig per jaar. Zo creëert men een grote detacheringspool.<br />
De banen waar het bureau Wajongers naar bemiddelt, zijn reguliere banen bij werkgevers die een<br />
hart voor de zaak hebben. Werkgevers kijken daarbij naar de mogelijkheden van Wajongers i.p.v. de<br />
beperkingen. In eerste instantie krijgen de Wajongers een jaarcontract. Bij goed functioneren wordt<br />
dat contract verlengd en daarna omgezet in een contract voor onbepaalde tijd. 178<br />
176 RWI (2011), ‘(G)oud! Kansen creëren voor werkloze ouderen’.<br />
177 Citaat van directeur HRM van Licom.<br />
178 Alertmensenwerk.nl; Artikel ‘Wajongers zijn de stoottroepen’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 26 juli 2011;<br />
Artikel ‘Mensen met ‘een vlekje’ in dienst’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 24 augustus 2011.
Een groep werkzoekenden met afstand is niet (direct) toeleidbaar. Van deze groep met een<br />
vooralsnog onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt dient de participatie te worden<br />
bevorderd (participatiebanen; werken met behoud van uitkering; vrijwilligerswerk).<br />
Sociale activerings- en werkervaringsprojecten Pentasz<br />
Pentasz is de gemeenschappelijke sociale dienst van Eijsden-Margraten, Gulpen-Witten, Meerssen en<br />
Vaals. Het bestand van Pentasz bevat ongeveer twee- tot driehonderd mensen die moeilijk aan betaald<br />
werk zijn te helpen. Deze probeert men uit hun maatschappelijk isolement te halen. Dat kan<br />
via vrijwilligerswerk of werkervaringsprojecten:<br />
Pentasz stoomt in een project langdurig werklozen klaar voor vrijwilligerswerk. Cliënten met<br />
grote afstand tot de arbeidsmarkt worden een half jaar lang intensief begeleid. Gedurende zes<br />
uur per week krijgen ze trainingen en worden persoonlijke gesprekken gevoerd. Na de cursus krijgen<br />
de werklozen ook hulp in de zoektocht naar een passende vrijwilligersbaan. Pentasz hoopt<br />
dat de cliënten op die manier een positieve bijdrage kunnen leveren aan de maatschappij. Dat<br />
moet er ook toe leiden dat de mensen zich weer gewaardeerd gaan voelen. Voor het project zijn<br />
in eerste instantie 45 langdurig werklozen geselecteerd. 179<br />
Zes langdurig werklozen uit Vaals hebben het eerste halfjaar van 2011 meegewerkt aan de reconstructie<br />
van de N278 in Lemiers. Dit werkervaringsproject is een initiatief van gemeente, provincie,<br />
sociale dienst Pentasz en sociale werkvoorziening Licom. De werklozen hebben onder meer<br />
gebruikte stenen gereinigd en geselecteerd voor hergebruik in Mamelis. 180<br />
Het bij het naar de arbeidsmarkt toeleiden van bekende reserves een elkaar knopen van<br />
verschillende beleidsterreinen/vraagstukken heeft meerwaarde. Zo heeft bijvoorbeeld de<br />
<strong>Limburg</strong>se economische topsector Agrofood (Greenport Venlo) – naast vakkrachten – ook<br />
behoefte aan aanzienlijke aantallen laaggeschoolden. In de kaartenbakken van UWV en<br />
gemeenten is deze groep ruim voorradig. Deze mensen moeten gemobiliseerd worden. Bij<br />
werkgevers moeten vooroordelen over deze – en andere minder kansrijke – werklozen worden<br />
weggenomen en een beroep worden gedaan op (hun gevoel voor) maatschappelijk verantwoord<br />
ondernemen. Bij een dergelijke verknoping van (sociaal en economisch) beleid<br />
snijdt het mes (minstens) aan twee kanten.<br />
Voor het naar de arbeidsmarkt toeleiden van bekende reserves vormen de kabinetsbezuinigingen<br />
op de budgetten voor re-integratie en participatie een belangrijke belemmerende<br />
factor. Teken aan de wand is het verleggen van de focus door het Heerlens bedrijf Maecon.<br />
Dit bedrijf, groot geworden met re-integratie, ziet weinig heil meer in de Nederlandse reintegratiemarkt.<br />
Maecon richt zich voortaan op administratieve dienstverlening (payrolling),<br />
detacheren, uitzenden en thuiszorg én op internationale re-integratieprojecten. 181<br />
Aantrekken van mobiele personen<br />
Een deel van de oplossing van personeelstekorten op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is ook gelegen<br />
in het inzetten van (tijdelijke) arbeidsmigranten. In de land- en tuinbouw in Noord-<br />
en Midden-<strong>Limburg</strong> wordt al geruime tijd op grote schaal gebruik gemaakt van Oost-<br />
Europese arbeidsmigranten, met name Polen. Was het verblijf van de Polen hier aanvankelijk<br />
tijdelijk van aard, nu is duidelijk dat velen zich hier blijvend of in ieder geval voor een<br />
aantal jaren willen vestigen. De eerste gezinsherenigingen hebben reeds plaatsgevonden.<br />
Gemeenten en andere instellingen zullen daarop in moeten spelen, zodat de integratie<br />
soepel verloopt.<br />
Welzijn en integratie van Poolse arbeidsmigranten<br />
Uit een inventarisatie van het welzijn en de integratie van Polen in Noord- en Midden-<strong>Limburg</strong> blijkt<br />
dat veel Polen zich uitgebuit of met weinig respect behandeld voelen en nog niet of nauwelijks geworteld<br />
zijn in de samenleving hier. Het beleid rond buitenlandse werknemers blijft in veel Noord-<br />
en Midden-<strong>Limburg</strong>se gemeenten beperkt tot huisvesting. In Horst aan de Maas is men verder. De<br />
gemeente subsidieert de Stichting Arka en het Servicepoint in Meterik waar Polen voor allerhande<br />
informatie terecht kunnen. Meterik heeft ook een (actieve) Poolse parochie (H. Faustyna Kowalska).<br />
179 Artikel ‘Pentasz leidt op tot vrijwilliger’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 19 januari 2011.<br />
180 Artikel ‘Werklozen aan de slag’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 8 december 2010.<br />
181 Zo leidt het bedrijf voor Shell en een Russische oliemaatschappij een groot aantal langdurig werkloze<br />
Irakezen op. Slowaakse verpleegkundigen worden naar werk in Duitsland geleid. Zie: Artikel<br />
‘Maecon slaat nieuwe wegen in’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 27 april 2011.<br />
141
Horst aan de Maas kent verder onder meer een klankbordgroep voor Poolse migranten. Woningcorporatie<br />
Wonen <strong>Limburg</strong> heeft een medewerker voor Polen en houdt op diverse locaties spreekuren. 182<br />
Naast deze vooral lager opgeleide (tijdelijke) arbeidsmigranten zijn er ook internationale<br />
kenniswerkers actief in <strong>Limburg</strong>. Het oog bij de werving daarvan is naast Azië onder meer<br />
ook (tijdelijk?) gericht op Zuid-Europese landen als Spanje, die door de eurocrisis een hoge<br />
werkloosheid kennen (ook onder hoogopgeleiden). Zo ziet bijvoorbeeld AZM/ Maastricht<br />
UMC Spanje als een zeer interessant land voor de werving van gekwalificeerd personeel.<br />
Redenen zijn naast de omvang en de kwaliteit van het aanbod ook dat dergelijke mobiliteit<br />
niet zorgt voor brain drain aldaar en dat de culturen goed op elkaar aansluiten.<br />
Kantoor Maastricht University in India<br />
In december 2010 is in India het Maastricht Education and Research Centre Pvt. Ltd (MERC) officieel<br />
geopend. Het MERC - gevestigd in Bangalore - koppelt Maastricht University aan studenten, studiekiezers,<br />
alumni, academici, kennisinstellingen en bedrijfsleven in India. Reeds in 2007 heeft Maastricht<br />
University India aangemerkt als doelland voor lange termijn samenwerking en studentenwerving.<br />
De focus ligt daarbij op brain circulation: waar vroeger vooral sprake was van brain drain, ligt<br />
nu de nadruk op internationale mobiliteit van kennis en academici. Deze strategie heeft geresulteerd<br />
in twee pijlers: het Maastricht University India Institute in Nederland als ontmoetingspunt en kennisnetwerk<br />
voor India experts, en het MERC in Bangalore, waar de nadruk ligt op samenwerking met<br />
bedrijven en instellingen in India. Het kantoor is tevens uitvalsbasis voor studentenwervingsactiviteiten<br />
en ontmoetingsplek voor studenten en alumni die in India verblijven. Zo worden in Bangalore<br />
bijvoorbeeld pre-departure trainingen georganiseerd voor aankomende studenten ter voorbereiding<br />
op hun studie in Maastricht. 183<br />
Blue Birds arbeidsmigratie pilot<br />
In opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zake is Stichting HIT Foundation in Maastricht in<br />
2010 de Blue Birds arbeidsmigratie pilot gestart. Doel van de pilot is te onderzoeken of tijdelijke<br />
arbeidsmigratie voordelen kan brengen voor alle betrokkenen: migranten, de Nederlandse arbeidsmarkt<br />
en de landen van herkomst. De pilot identificeert de voor- en nadelen, beperkingen en risico’s<br />
om nieuwe vormen van migratie te verkennen. De bedoeling was in drie jaar tijd 160 werknemers uit<br />
Zuid-Afrika en Indonesië naar Nederland te halen, met name vaklui (op VMBO tot en met WOniveau).<br />
De werknemers zouden maximaal twee jaar in Nederland mogen blijven en geen familie<br />
meenemen. De bedoeling was dat ze de hier opgedane kennis en ervaring in het land van herkomst<br />
gebruiken. Op 1 juni 2011 heeft Buitenlandse Zaken besloten de pilot voortijdig te beëindigen omdat<br />
‘er onvoldoende draagvlak bestaat om de complicaties in de uitvoering op te lossen’. Ondanks dat de<br />
pilot voortijdig is gestaakt, zijn er volgens HIT belangrijke lessen geleerd die als input kunnen dienen<br />
voor vervolgstappen in de toekomst. 184<br />
Werving Spaanse verpleegkundigen<br />
Het AZM heeft in de zomer van 2011 als experiment veertien Spaanse verpleegkundigen geworven.<br />
Met dit proefproject speelt het AZM in op de al over een paar jaar verwachte schaarste aan hoogopgeleide<br />
professionals. De betreffende kandidaten hebben in Spanje wel al een diploma verpleegkunde<br />
op HBO- of universitair niveau gehaald, maar daar zijn geen vervolgopleidingen voor gespecialiseerde<br />
functies. Daarom volgen ze – na een spoedcursus Nederlands en een stage in het AZM – nog<br />
twee jaar een HBO-opleiding bij Hogeschool Zuyd. Tijdens deze opleiding, die half maart van start<br />
gaat, komen ze dienst bij het AZM en krijgen gewoon salaris. Het eerste jaar betaalt het AZM ook<br />
hun huisvesting. De studenten moeten zelf hun opleiding financieren. Dat geld krijgen ze van het<br />
AZM terug als ze na afronding van hun studie nog twee jaar in Maastricht blijven werken. Het experiment<br />
kost het AZM naar verwachting 200.000 euro.<br />
Het ziekenhuis koos voor werving in Spanje omdat jongeren daar redelijk Engels spreken, er<br />
cultureel geen al te grote verschillen zijn en er geen problemen zijn met arbeidsvergunningen. Ook<br />
hebben de jongeren door de hoge werkloosheid in Spanje nauwelijks perspectief en zijn ze zeer<br />
gemotiveerd om hierheen te komen. Als het experiment slaagt, gaat het AZM straks mogelijk ook in<br />
andere Zuid-Europese landen verpleegkundigen werven. 185 In het verleden heeft AZM ook personeel<br />
uit verdere oorden geworven, zoals Filippijnen. Maar de taal- en cultuurverschillen bleken te<br />
groot. 186<br />
182 Arka, Wonen <strong>Limburg</strong> en Synthese (2011), ‘Inventarisatie Welzijn Poolse migranten’.<br />
183 Persbericht Maastricht University ‘UM kantoor in India officieel geopend’, 8 december 2010.<br />
184 HIT ontwikkelt innovatieve oplossingen voor complexe problemen op het snijvlak van arbeid en<br />
migratie. Via concrete experimenten en praktijkonderzoek levert HIT input voor beleid- en praktijkvernieuwing<br />
in Nederland en over grenzen. Zie: Hitfoundation.eu.<br />
185 Artikel ‘AZM verwacht schaarste aan hoogopgeleid personeel’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 14 februari <strong>2012</strong>.<br />
186 Artikel ‘AZM werft in Spanje personeel’, IN: De <strong>Limburg</strong>er, 8 juni 2011.<br />
142
Gezien de ligging van <strong>Limburg</strong> kan ook grenspendel een oplossing vormen voor knelpunten<br />
op de arbeidsmarkt, met de opmerking dat ook over de grenzen specifieke arbeidsmarktproblemen<br />
bestaan. Voor tekortsectoren is te denken aan het (meer) inzetten van grenspendelaars<br />
uit België en Duitsland. Zo trekt Zuid-<strong>Limburg</strong> nu al veel mensen uit Aken en<br />
Belgisch <strong>Limburg</strong> en een bedrijf als Rockwool in Roermond werft actief in Duitsland. Omgekeerd<br />
zouden <strong>Limburg</strong>se werkzoekenden kunnen pendelen naar aangrenzende regio’s in<br />
België en Duitsland. Van belang daarbij is een betere aansluiting van de transportinfrastructuur<br />
en het wegnemen van barrières in onderwijs, taal, administratieve regelgeving,<br />
fiscale aspecten, cultuurverschillen et cetera. 187 In het programma Economie & Concurrentiekracht<br />
geeft de Provincie <strong>Limburg</strong> aan de grensoverschrijdende arbeid te willen faciliteren.<br />
Een actie die reeds in ontwikkeling is, is de realisatie van grensinformatiepunten voor<br />
grenspendelaars en het realiseren van een International Service Desk voor internationale<br />
kenniswerkers. Verder wordt het grensoverschrijdend opleiden gestimuleerd en wordt een<br />
nieuw kader uitgewerkt voor het stimuleren van buurtaalonderwijs (Duits en Frans), met<br />
name in het VO en MBO. 188<br />
‘Future proof for cure and care’<br />
‘Future proof for cure and care’ is een Euregionaal arbeidsmarktproject waarin 27 partijen uit de<br />
Euregio Maas-Rijn, Vlaams, Waals en Duits België en de regio Aken participeren. Partners in het<br />
project namens <strong>Limburg</strong> zijn Zorg aan Zet, de Zorgacademie, Zuyd Hogeschool, Calibris, Parkstad<br />
<strong>Limburg</strong> en UWV. Belangrijke doelstelling van het project is om vanuit een gezamenlijke arbeidsmarktproblematiek<br />
binnen de zorgsector samenwerkingsverbanden tussen de diverse partijen tot<br />
stand te brengen en kennis en ervaring te delen. Hiervoor zijn zeven actielijnen gedefinieerd, waaronder<br />
het verkrijgen van inzicht in (de werking van) de arbeidsmarkt in de regio’s, een gezamenlijke<br />
sensibilisatie naar een leven lang leren en het uitwerken van een Euregionale marketingcampagne.<br />
Ook gaan de partijen een kader ontwerpen waarbinnen Euregionaal afstemming en erkenning van<br />
EVC’s kan plaatsvinden. Daarnaast wordt een Euregionaal aanbod van masterclasses ontwikkelt. Het<br />
project kent een looptijd van drie jaar (<strong>2012</strong> t/m 2014) en wordt mede mogelijk gemaakt door de<br />
toekenning van een Interreg-subsidie. De Nederlandse projectpartners worden bovendien financieel<br />
ondersteund door de Provincie <strong>Limburg</strong>. 189<br />
Verbetering van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer in <strong>Limburg</strong> - kan een bijdrage<br />
leveren aan de interprovinciale pendel (met name vanuit Parkstad <strong>Limburg</strong> – een regio met<br />
veel werkzoekenden - naar de rest van de provincie).<br />
Mobiliseren van stille reserves<br />
De stille reserves (niet-uitkeringsgerechtigden) vormen in potentie een belangrijke bron<br />
van arbeid. Voorwaarden voor het kunnen mobiliseren van de stille reserves zijn allereerst<br />
nader inzicht in de omvang en samenstelling van deze groep in <strong>Limburg</strong> én middelen voor<br />
het daadwerkelijk aanboren van deze bron. Van belang is verder dat bedrijven en instellingen<br />
een uitnodigende, laagdrempelige indruk maken en rekening houden met wat de stille<br />
reserves willen (in termen van arbeidsduur en werktijden). Eenmaal binnen, is begeleiding<br />
met maatwerk (door opleidingsfunctionarissen) essentieel. Vaak is bijscholing nodig. Het<br />
MBO in <strong>Limburg</strong> kan hierin met speciale cursussen voor deze doelgroep een belangrijke rol<br />
spelen.<br />
7.6 Oplossingsrichtingen Bedrijfsvoering<br />
Het kwadrant Bedrijfsvoering herbergt oplossingsrichtingen die betrekking hebben op het<br />
optimaliseren van de arbeidsproductiviteit en het verhuizen van activiteiten.<br />
Bij het optimaliseren van de arbeidsproductiviteit gaat het vooral om arbeidsbesparende<br />
(sociale en technologische) innovaties op strategisch en tactisch niveau (sectoren, netwerken<br />
en individuele arbeidsorganisaties), operationeel niveau (personeelsbestand) en/of<br />
technologisch niveau (technologieën, hulpmiddelen en producten). Sociale en technologi-<br />
187 Atlas voor gemeenten (2010), ‘Een begrensde markt’.<br />
188 Provincie <strong>Limburg</strong> (<strong>2012</strong>), ‘<strong>Limburg</strong>se Concurrentiekracht. Strategische kadernotitie voor het programma<br />
Economie & Concurrentiekracht’.<br />
189 Futureproofforcureandcare.eu.<br />
143
sche innovaties dragen bij aan de verhoging van de arbeidsproductiviteit en bieden daarmee<br />
een deel van de oplossing voor de (verwachte) personeelstekorten in sectoren als zorg<br />
en techniek. Dat zal echter niet voldoende zijn. Innovaties zullen daarom plaats moeten<br />
hebben naast/in samenhang met oplossing(srichting)en in de andere kwadranten van de<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel.<br />
Verhuizen van (onderdelen van) een bedrijf of instelling in de provincie naar een andere<br />
regio of een ander land kan voor betreffende arbeidsorganisatie een oplossing zijn voor<br />
eventuele personeelstekorten, voor (de economie en arbeidsmarkt van) <strong>Limburg</strong> is dit echter<br />
niet de meest gelukkige. Los daarvan, zijn bedrijven en instellingen in het algemeen<br />
niet zomaar te verplaatsen. Bovendien is er hier en daar ook al weer sprake van een omgekeerde<br />
beweging (bedrijven keren terug naar Nederland).<br />
7.7 Resumé<br />
Dit hoofdstuk beschreef initiatieven en oplossingsrichtingen voor de discrepanties op de<br />
<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt. De oplossingsrichtingen zijn daarbij geordend aan de hand van (de<br />
kern en de vier kwadranten van) de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel: algemeen; onderwijs; werkenden;<br />
reserves; bedrijfsvoering. Kortheidshalve verwijzen we hier naar de betreffende paragrafen<br />
7.2 tot en met 7.6. Het overzicht is te beschouwen als een tool box en bevat zowel nieuwe<br />
als reeds bestaande oplossingsrichtingen. Laatstgenoemde zouden geïntensiveerd en/of<br />
breder toegepast kunnen worden.<br />
144
Bijlage 1 <strong>Arbeidsmarkt</strong>model<br />
Als analysekader wordt in <strong>RAIL</strong> een conceptueel model voor de werking van de <strong>Limburg</strong>se<br />
arbeidsmarkt gebruikt, bestaande uit vijf onderling samenhangende deelmodellen:<br />
Beïnvloedende factoren (PESTLE-analyse)<br />
Vraag- en aanbodmodel<br />
Prognosemodel<br />
Discrepantiemodel<br />
Oplossingenmodel.<br />
Figuur B1.1 Conceptueel model voor de werking van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
Huidige<br />
personeelsbehoefte<br />
(vraag naar arbeid)<br />
Toekomstige<br />
personeelsbehoefte<br />
Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />
Beïnvloedende factoren (PESTLE)<br />
Stroommodel<br />
Confrontatie<br />
vraag en aanbod<br />
huidige<br />
situatie<br />
Discrepantiemodel<br />
Confrontatie<br />
vraag en aanbod<br />
toekomstige<br />
situatie<br />
Prognosemodel<br />
Oplossingenmodel<br />
Huidig beschikbaar<br />
menselijk kapitaal<br />
(aanbod van arbeid)<br />
Toekomstig<br />
beschikbaar<br />
menselijk kapitaal<br />
145
Hierna gaan we nader in op de verschillende deelmodellen.<br />
Beïnvloedende factoren (PESTLE-analyse)<br />
De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt staat niet op zichzelf. De werking van de arbeidsmarkt wordt<br />
beïnvloed door een aantal omgevingsvariabelen. De PESTLE-analyse is een - van oorsprong<br />
bedrijfskundig - model/raamwerk voor de beschrijving van factoren op macroomgevingsniveau.<br />
Het model onderscheidt de volgende factoren:<br />
146<br />
Political (politiek en beleid)<br />
Economic (economie)<br />
Social (sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen)<br />
Technological (technologie)<br />
Legal (wet- en regelgeving)<br />
Environmental (milieu).<br />
Voor de beschrijving van de omgeving van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt zijn vooral de factoren<br />
politiek, economie en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen van belang.<br />
Vraag- en aanbodmodel<br />
De <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is een complex geheel van elkaar beïnvloedende factoren. Van<br />
belang zijn de omvang en kenmerken van vraag en aanbod:<br />
De vraag naar arbeid wordt onder meer bepaald door de productie van het bedrijfsleven<br />
en de publieke sector, de arbeidsproductiviteit en de arbeidsduur. De vraag naar arbeid<br />
vertaalt zich in werkgelegenheid (banen) en vacatures.<br />
Het aanbod van arbeid is afhankelijk van de omvang van de potentiële beroepsbevolking<br />
(de bevolking van 15-64 jaar), het deel hiervan dat actief is op de arbeidsmarkt als werkend<br />
of werkzoekend (i.e. de beroepsbevolking, waaronder ook de schoolverlaters zijn<br />
te rekenen) en de pendel (inclusief grensoverschrijdende arbeid in België en Duitsland).<br />
Onderstaande figuur geeft (de samenhang tussen) deze factoren schematisch weer.<br />
Figuur B1.2 Vraag- en aanbodmodel: factoren die een rol spelen op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
Arbeidsproductiviteit<br />
‘Productie’<br />
Bevolking 15-64<br />
jaar<br />
Aandeel niet-<br />
beroepsbevolking<br />
Arbeidsduur baan<br />
Vraag naar fte’s<br />
Beroepsbevolking Pendel<br />
Banen<br />
Vacatures<br />
Niet werkende<br />
werkzoekenden<br />
Vraag<br />
Aanbod<br />
Bron: CWI (2006), ‘<strong>Arbeidsmarkt</strong>prognose 2006-2011’; bewerking Research voor Beleid/Etil.
Prognosemodel<br />
Door vraag en aanbod op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt te prognosticeren en vervolgens met<br />
elkaar te confronteren zijn mogelijke toekomstige discrepanties in kaart te brengen. Voor<br />
het voorspellen van de ontwikkelingen aan de vraag- aanbodzijde van de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
wordt in <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> gebruik gemaakt van het Regionaal <strong>Arbeidsmarkt</strong> Prognosemodel<br />
(RAP). De kern van RAP wordt gevormd door een model waarin de algehele ontwikkelingen<br />
aan de vraag- en aanbodzijde van de arbeidsmarkt centraal staan. Binnen RAP<br />
wordt gebruik gemaakt van een aanvullende module: PROB. PROB staat voor PRognose naar<br />
Opleiding en Beroep en biedt de mogelijkheid om de specifieke regionale arbeidsmarktsituatie<br />
naar opleidingstype en beroepsgroep inzichtelijk te maken.<br />
De toekomstige economische ontwikkeling is met grote onzekerheden omkleed. Binnen RAP<br />
wordt rekening gehouden met deze onzekerheden door naast de basisprojectie, oftewel het<br />
basispad, alternatieve scenario’s door te rekenen. In <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> wordt in afwijking van de<br />
gebruikelijke praktijk slechts één variant gepresenteerd, met een lagere groei. Dit om aan<br />
te geven dat de risico’s op dit moment overwegend neerwaarts zijn. <strong>RAIL</strong> sluit hiermee aan<br />
bij de Macro Economische Verkenning <strong>2012</strong>, waarin ook slechts één lagere variant is opgenomen:<br />
Basispad: gemiddelde economische groei van 0,5% op de korte termijn en 1,5% op de<br />
middellange termijn gedurende de periode 2011-<strong>2016</strong>.<br />
Lage variant: gemiddelde economische groei van -0,5% op de korte termijn en 0,75% op<br />
de middellange termijn gedurende de periode 2011-<strong>2016</strong>.<br />
Het basispad is dan te zien als de verwachte arbeidsmarktsituatie voor de nabije toekomst,<br />
conditioneel op zo realistisch mogelijke aannames en verwachte ontwikkelingen. Het basispad<br />
geeft met andere woorden de beste raming weer die op dit moment voorhanden is,<br />
terwijl de lage variant inzicht geeft in de onzekerheidsmarges.<br />
Discrepantiemodel<br />
Binnen de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt is - naast de vraag- en aanbodzijde - onderscheid te<br />
maken tussen het ‘dynamische’ deel (vacatures en werkzoekenden) en het meer ‘statische’<br />
deel (werkgelegenheid en beroepsbevolking). Confrontatie van vraag en aanbod kan leiden<br />
tot het constateren van discrepanties op de arbeidsmarkt op de kortere en/of middellange<br />
termijn (zie onderstaande figuur).<br />
147
Figuur B1.3 Discrepantiemodel: mogelijke discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt<br />
148<br />
VACATURES<br />
V<br />
R<br />
A<br />
A<br />
G<br />
Z<br />
I<br />
J<br />
D<br />
E<br />
WERKGELEGENHEID<br />
Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />
Werkgelegenheid +<br />
uitbreiding- en vervangingsvraag<br />
Technisch-instrumentele en sociaalnormatieve<br />
eisen van werkgevers<br />
Wervingsgedrag van werkgevers;<br />
Beeld van (groepen) werkzoekenden<br />
OMGEVINGSVARIABELEN (PESTLE)<br />
‘DYNAMISCH DEEL LIMBURGSE ARBEIDSMARKT’<br />
> KORTE TERMIJN <<br />
KWANTITATIEVE<br />
KWANTITATIEVE<br />
DISCREPANTIES<br />
DISCREPANTIES<br />
KWALITATIEVE<br />
KWALITATIEVE<br />
DISCREPANTIES<br />
DISCREPANTIES<br />
ONDOORZICHTIGHEID<br />
ONDOORZICHTIGHEID<br />
ARBEIDSMARKT<br />
ARBEIDSMARKT<br />
Huidige werkenden + schoolverlaters +<br />
(werkende en werkloze) werkzoekenden<br />
Eisen van arbeidsaanbod aan<br />
arbeidsinhoud, -voorwaarden en -<br />
omstandigheden<br />
MEER ‘STATISCHE’ DEEL LIMBURGSE ARBEIDSMARKT<br />
> (MIDDEL)LANGE TERMIJN <<br />
OMGEVINGSVARIABELEN (PESTLE)<br />
Zoekgedrag van werkzoekenden;<br />
Imago regio/ sectoren<br />
In theorie zijn op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt (op de kortere en/of middellange termijn)<br />
drie soorten discrepanties te onderscheiden:<br />
Van kwantitatieve discrepanties is sprake wanneer in de regio als geheel of in bepaalde<br />
deelgebieden of branches het totale aantal baanopeningen (i.e. de som van uitbreidings-<br />
en vervangingsvraag) groter dan wel kleiner is dan het aantal werkzoekenden (in de ruime<br />
zin van het woord: schoolverlaters, niet-werkende en werkende werkzoekenden)<br />
Kwalitatieve discrepanties treden op wanneer de (technisch-instrumentele en sociaalnormatieve)<br />
eisen van werkgevers hoger zijn dan de kwalificaties van werkzoekenden<br />
dan wel wanneer werkzoekenden hogere eisen stellen aan arbeidsvoorwaarden, -inhoud<br />
en -omstandigheden dan wat werkgevers willen/ kunnen bieden<br />
Ten slotte kan sprake zijn van ondoorzichtigheid van de arbeidsmarkt (intransparantie).<br />
Daarbij gaat het naast verschillen tussen het wervingsgedrag van werkgevers en het<br />
zoekgedrag van werkzoekenden om imagoproblemen. Zo kan het imago van de regio als<br />
geheel of van bepaalde deelgebieden of branches een probleem vormen. Aan de andere<br />
kant kunnen werkgevers een negatief beeld hebben van (groepen) werkzoekenden.<br />
Oplossingenmodel<br />
Wanneer duidelijk wordt waar de - huidige en te verwachten - discrepanties zich op de<br />
<strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt kunnen voordoen, is het nuttig deze te koppelen aan de mogelijkheden<br />
een oplossing ervoor te vinden. De zogenaamde <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel (ook wel bekend<br />
onder de naam Cirkel van Stimulus of Arbeidsradar) brengt een groot aantal opties en instrumenten<br />
bij elkaar die de verschillende betrokken actoren ter beschikking staan voor het<br />
wegnemen (of in ieder geval verminderen) van discrepanties op de <strong>Limburg</strong>se arbeidsmarkt.<br />
WERKZOEKENDEN<br />
A<br />
A<br />
N<br />
B<br />
O<br />
D<br />
Z<br />
I<br />
J<br />
D<br />
E<br />
BEROEPSBEVOLKING
Figuur B1.4 Oplossingenmodel: <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel<br />
BEVORDEREN<br />
INSTROOM<br />
KANSRIJKE<br />
OPLOSSINGSRICHTINGEN<br />
&<br />
PROBLEEMEIGENAREN<br />
BEVORDEREN<br />
GEWENSTE DOORSTROOM<br />
&<br />
VOORKOMEN UITVAL<br />
Bron: Research voor Beleid/Etil.<br />
RESERVES ONDERWIJS<br />
BEDRIJFSVOERING<br />
ALGEMEEN<br />
De <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel is verdeeld in vier kwadranten.<br />
WERKENDEN<br />
BEVORDEREN<br />
INSTROOM<br />
KANSRIJKE<br />
OPLOSSINGSRICHTINGEN<br />
&<br />
PROBLEEMEIGENAREN<br />
BEVORDEREN<br />
GEWENSTE DOORSTROOM<br />
&<br />
VOORKOMEN UITVAL<br />
De reserves op de arbeidsmarkt: hierop richt zich traditioneel het arbeidsmarktbeleid.<br />
Het gaat om het (toeleiden en) bemiddelen van werklozen, het toeleiden van (tijdelijke<br />
arbeids)migranten en het mobiliseren van de stille reserves.<br />
Het onderwijs: het bevorderen en op de juiste manier richten van instroom in en uitstroom<br />
uit het onderwijs en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.<br />
De werkenden: hierbij gaat het zowel om het optimaliseren van de inzet van werknemers,<br />
bijvoorbeeld door interne en externe mobiliteit, als om het voorkomen van ongewenste<br />
uitstroom van werknemers.<br />
De bedrijfsvoering: de oplossing van personele knelpunten kan ook gelegen zijn in het<br />
optimaliseren van de arbeidsproductiviteit door bijvoorbeeld technologische aanpassingen,<br />
aanpassing van werkprocessen of verhuizen van activiteiten.<br />
De essentie van de <strong>Arbeidsmarkt</strong>cirkel is een integrale aanpak van de arbeidsmarktproblematiek<br />
vanuit alle vier onderscheiden invalshoeken. Van belang daarbij is ook het benoemen<br />
van probleemeigenaren.<br />
149
150
Bijlage 2 Definities<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom<br />
Het aanbod van nieuwe arbeidskrachten op de arbeidsmarkt, zoals bepaald door de verwachte<br />
uitstroom van schoolverlaters uit het initiële dagonderwijs, de schoolverlaters van<br />
het deeltijdonderwijs, het niet-reguliere voltijdonderwijs en de beroepsgerichte volwasseneneducatie.<br />
Daarbij wordt de benaming ‘schoolverlater’ meestal ook gehanteerd voor de<br />
afgestudeerden van het hoger onderwijs.<br />
Bron: ROA, bewerking Etil.<br />
Arbeidsongeschikten<br />
Personen die door ziekte of gebrek niet in staat zijn om met gangbare arbeid hetzelfde te<br />
verdienen als gezonde personen met een soortgelijke opleiding en ervaring gewoonlijk verdienen.<br />
Onder deze categorie vallen personen die een uitkering krijgen in het kader van<br />
WIA, WAO, WAJONG of WAZ.<br />
Dit hoeft niet te betekenen dat deze personen niet werken. Zij kunnen een gedeeltelijke<br />
uitkering ontvangen en zich aanbieden op de arbeidsmarkt. Dit betekent dat wanneer iemand<br />
zich daadwerkelijk aanbiedt, hij of zij behoort tot de beroepsbevolking. Biedt iemand<br />
met een gedeeltelijke uitkering zich niet aan op de arbeidsmarkt, dan behoort hij of zij bij<br />
de stille arbeidsreserve.<br />
Bron: CBS, bewerking Etil.<br />
Arbeidsplaatsen<br />
Het aantal ‘bezette’ arbeidsplaatsen van minimaal 1 uur per week. Het gaat hier zowel om<br />
personen in loondienst als zelfstandigen. Deze definitie is gelijk aan die van werkgelegenheid.<br />
Peildatum: 1 april.<br />
Bron: LISA, Vestigingen Register <strong>Limburg</strong>, prognose Etil.<br />
Baanopeningen (naar opleiding)<br />
De totale vraag naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt, zoals deze is bepaald door de uitbreidingsvraag<br />
(als gevolg van werkgelegenheidsgroei) en de vervangingsvraag.<br />
Beroepsgroep<br />
In het arbeidsmarktmodel <strong>Limburg</strong> wordt uitgegaan van 127 beroepsgroepen over de volle<br />
breedte van de arbeidsmarkt. Deze zijn geclusterd tot 54 beroepsklassen waarop de<br />
resultaten gepresenteerd worden. De indeling van 127 beroepsgroepen is gebaseerd op de<br />
Standaard Beroepenclassificatie 1992 (SBC ‘92) van het CBS.<br />
Bevolking<br />
Bevolking per 1 januari. Het betreft de geregistreerde bevolking van een gebied.<br />
Bron: Progneff.<br />
Beroepsbevolking<br />
De beroepsbevolking is gelijk aan de som van de werkzame beroepsbevolking en de werkloze<br />
beroepsbevolking. De werkzame beroepsbevolking bestaat uit personen (15-64-jarigen)<br />
die ten minste 12 uur per week betaald werken of werk hebben aanvaard. De werkloze<br />
beroepsbevolking bestaat uit personen (15-64-jarigen) die geen betaald werk hebben (of<br />
minder dan 12 uur per week) en die aangeven meer dan 12 uur per week te willen werken,<br />
daarvoor op korte termijn beschikbaar zijn en de afgelopen vier weken actief naar werk<br />
hebben gezocht.<br />
Peildatum: jaargemiddelde.<br />
Bron: CBS, bewerking en prognose Etil.<br />
151
Beroepsdeelneming<br />
Beroepsbevolking in percentage van de potentiële beroepsbevolking (= bevolking 15 tot en<br />
met 64 jaar). Beroepsdeelneming wordt ook wel arbeidsparticipatie of participatiegraad<br />
genoemd.<br />
Peildatum: jaargemiddelde.<br />
Bron: CBS, bewerking en prognose Etil.<br />
Indicator Perspectief op Baan (IPB)<br />
De Indicator Perspectief op Baan (IPB) geeft de verhouding tussen aanbod en vraag in de<br />
prognoseperiode voor een opleidingstype weer. De vraag- en aanbodprognoses zijn gebaseerd<br />
op de actuele arbeidsmarktpositie van een opleiding. Het toekomstig arbeidsmarktperspectief<br />
per opleidingstype wordt bepaald door middel van de IPB, die is gedefinieerd<br />
als de verhouding tussen enerzijds de verwachte arbeidsmarktinstroom van schoolverlaters<br />
en het aantal kortdurig werklozen en anderzijds de verwachte baanopeningen. Naarmate<br />
de waarde van de indicator hoger is wordt het perspectief slechter.<br />
Indicator Personeelskrapte (IPK)<br />
Om inzicht te verschaffen hoe de aansluitingsproblematiek tussen onderwijs en arbeidsmarkt<br />
zijn weerslag heeft op de wervingsproblematiek in de verschillende beroepsgroepen,<br />
wordt gebruik gemaakt van de Indicator Personeelskrapte (IPK). De IPK geeft aan in welke<br />
mate het voor werkgevers mogelijk is om de gewenste personeelssamenstelling naar opleidingsachtergrond<br />
binnen beroepen te realiseren, bij de voorspelde vraag-aanbod-verhoudingen voor de verschillende<br />
opleidingstypen. De IPK heeft een waarde tussen 0 en 1. Naarmate de waarde<br />
van de indicator lager is, zijn de knelpunten in de personeelsvoorziening voor de betreffende<br />
beroepsgroep groter.<br />
Macrodoelmatigheid<br />
De macrodoelmatigheid van een opleiding heeft betrekking op het belang van de opleiding<br />
voor de maatschappij en de potentiële vraag naar de opleiding. Doel van de Beleidsregel<br />
Macrodoelmatigheid van het ministerie van OCW is het tegengaan van onnodige concurrentie<br />
tussen instellingen. De beleidsmaatregel schept een toetsingskader voor de beoordeling<br />
van voornemens van instellingen om nieuwe opleidingen te beginnen, een bestaande opleiding<br />
(ook) in een andere vestigingsplaats aan te bieden, dan wel een bestaande opleiding<br />
te verplaatsen.<br />
Niet-werkende werkzoekenden (NWW)<br />
Personen van 15-64 jaar zonder betaald werk (of met werk van minder dan 12 uur per<br />
week) die bij het UWV staan ingeschreven en die bij inschrijving hebben aangegeven een<br />
baan te zoeken van tenminste 12 uur per week (ongeacht of men hiervoor beschikbaar is).<br />
Bron: UWV , prognose Etil.<br />
Openstaande vacatures<br />
Alle openstaande vacatures die op de betreffende peildatum bij het UWV zijn geregistreerd.<br />
Bron: UWV , bewerking Etil.<br />
Opleidingstype<br />
Alle voorkomende opleidingen zijn samengevoegd tot een aantal clusters. In het arbeidsmarktmodel<br />
<strong>Limburg</strong> worden 102 opleidingstypen onderscheiden. Deze zijn geclusterd tot<br />
22 opleidingscategorieën waarop de resultaten gepresenteerd worden. De opleidingsindeling<br />
is gekoppeld aan de Standaard Onderwijsindeling 2003 (SBI ‘03) van het CBS.<br />
Potentiële beroepsbevolking<br />
Alle personen van 15 tot en met 64 jaar.<br />
Peildatum: jaargemiddelde.<br />
152
Bron: Progneff, bewerking Etil.<br />
Sectoren<br />
In het arbeidsmarktmodel <strong>Limburg</strong> wordt uitgegaan van 33 sectoren over de volle breedte<br />
van de economie. Deze zijn geclusterd tot 20 sectoren waarop de resultaten gepresenteerd<br />
worden.<br />
Uitbreidingsvraag<br />
De vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat door groei van de werkgelegenheid. Als<br />
sprake is van een werkgelegenheidsdaling, is de uitbreidingsvraag negatief.<br />
Vervangingsvraag<br />
De vraag naar nieuwe arbeidskrachten die ontstaat doordat de arbeidsplaatsen van werkenden<br />
die met pensioen gaan, arbeidsongeschikt worden of zich (tijdelijk) terugtrekken van<br />
de arbeidsmarkt opnieuw moeten worden opgevuld. De vervangingsvraag per beroepsgroep<br />
kan bovendien ontstaan door de beroepsmobiliteit. De vervangingsvraag naar opleidingstype<br />
kan ontstaan wanneer arbeidskrachten door middel van niveauverhogende of richtingveranderende<br />
scholing aanvullende kwalificaties weten te verwerven. Vertrek van werkenden<br />
dat niet leidt tot vraag naar nieuwkomers uit hetzelfde opleidingstype of dezelfde beroepsgroep<br />
wordt niet meegerekend als vervangingsvraag.<br />
Bron: ROA, bewerking Etil.<br />
Werkgelegenheid<br />
Het aantal bezette arbeidsplaatsen van minimaal 1 uur per week. Het gaat hier zowel om<br />
personen in loondienst als zelfstandigen. Deze definitie is gelijk aan die van arbeidsplaatsen.<br />
Peildatum: 1 april.<br />
Bron: LISA, Vestigingen Register <strong>Limburg</strong>, prognose Etil.<br />
Werkloosheid (NWW)<br />
Werkloosheid wordt uitgedrukt in aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW).<br />
Bron: UWV , CBS, prognose Etil.<br />
Werkloosheidspercentage<br />
Aantal niet-werkende werkzoekenden (NWW) uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking.<br />
Peildatum: jaargemiddelde.<br />
Bron: UWV , CBS, prognose Etil.<br />
Wet Werken naar Vermogen (WWNV)<br />
Voor wie (gedeeltelijk) kan werken, geldt per 1 januari 2013 de Wet werken naar vermogen<br />
(WWNV) in plaats van de Wet investeren in jon-geren (WIJ), de Wet Sociale werkvoorziening<br />
(WSW) of de Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). De Wet<br />
werk en bijstand (WWB) zal opgaan in de WWNV. De sociale werkvoorziening blijft bestaan<br />
voor mensen die alleen in een beschutte omgeving kunnen werken. Jonggehandicapten die<br />
voor 1 januari <strong>2012</strong> onder de Wajong vielen, blijven bij het UWV. Dit geldt ook voor mensen<br />
die na die datum nog in de Wajong komen, volledig arbeidsongeschikt zijn en dat ook zullen<br />
blijven. De WWNV bevat maatregelen waarmee het voor werkgevers aantrekkelijker wordt<br />
om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.<br />
153
154
Bijlage 3 Tabel baanopeningen naar beroepsgroep<br />
Baanopeningen (BO) naar beroepsgroep en het belang van vervangingsvraag (VV)* in <strong>Limburg</strong>,<br />
in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />
Beroepen<br />
BO <strong>Limburg</strong><br />
2011-<strong>2016</strong><br />
BO %<br />
Totaal WP<br />
Belang<br />
vervangingsvraag<br />
%<br />
Elementaire beroepen 21.800 36,2 84,1%<br />
Lagere niet-specialistische beroepen 400 27,4 100,0%<br />
Lagere agrarische beroepen 6.000 52,3 93,3%<br />
Lagere technische beroepen 1.800 42,3 94,2%<br />
Lagere bouwkundige beroepen 3.800 28,6 100,0%<br />
Lagere metaal- en elektrotechnische beroepen 1.900 30,4 100,0%<br />
Lagere overige industriële beroepen 2.200 29,8 100,0%<br />
Lagere transportberoepen 9.000 40,8 93,3%<br />
Lagere (para) medische beroepen 900 23,9 88,9%<br />
Lagere administratieve beroepen 3.900 21,7 100,0%<br />
Lagere commerciële en verkoopberoepen 10.700 28,2 76,8%<br />
Lagere beveiligingsberoepen 500 16,0 100,0%<br />
Lagere verzorgende beroepen 2.700 32,7 91,9%<br />
Lagere dienstverlenende beroepen 4.000 27,0 91,7%<br />
Middelbare agrarische beroepen 3.900 44,1 100,0%<br />
Middelbare technische beroepen 6.500 35,0 92,4%<br />
Middelbare bouwkundige beroepen 3.900 33,6 100,0%<br />
Middelbare metaal- en elektrotechnische beroepen 2.800 29,8 100,0%<br />
Middelbare overige industriële beroepen 2.200 27,9 100,0%<br />
Middelbare transportberoepen 600 24,5 100,0%<br />
Middelbare (para) medische beroepen 9.800 39,0 60,6%<br />
Middelbare administratieve beroepen 9.100 26,9 86,9%<br />
Middelbare commerciële en verkoopberoepen 11.000 32,4 73,2%<br />
Middelbare jur, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 1.100 21,1 100,0%<br />
Middelbare taalkundige, culturele beroepen 600 36,8 90,5%<br />
Middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen 1.000 15,8 100,0%<br />
Middelbare verzorgende beroepen 1.200 17,7 100,0%<br />
Middelbare dienstverlenende beroepen 2.500 20,1 100,0%<br />
Hogere pedagogische beroepen 5.300 29,4 100,0%<br />
Hogere landbouwkundige beroepen 400 59,3 76,3%<br />
Hogere technische beroepen 900 37,9 80,5%<br />
Hogere bouwkundige beroepen 1.500 44,4 75,6%<br />
Hogere metaal- en elektrotechnische beroepen 500 34,5 84,9%<br />
Hogere overige industriële beroepen 1.100 41,7 81,9%<br />
Hogere transportberoepen 300 32,6 72,7%<br />
Hogere (para) medische beroepen 3.900 30,3 71,8%<br />
Hogere administratieve beroepen 2.500 18,6 100,0%<br />
Hogere commerciële en economische beroepen 4.600 23,3 100,0%<br />
Hogere juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 200 17,2 100,0%<br />
155
Hogere taalkundige, culturele beroepen 1.700 34,9 91,5%<br />
Hogere sociaal-maatschappelijke beroepen 1.200 16,0 100,0%<br />
Hogere verzorgende beroepen 200 31,7 81,1%<br />
Managers (HBO werk- en denkniveau) 700 30,4 100,0%<br />
Wetenschappelijke pedagogische beroepen 1.500 32,0 100,0%<br />
Wetenschappelijke landbouwkundige beroepen 0 36,6 97,9%<br />
Wetenschappelijke technische beroepen 400 27,1 100,0%<br />
Wetenschappelijke bouwkundige beroepen 300 32,2 100,0%<br />
Wetenschappelijke overige industriële beroepen 1.200 32,2 82,0%<br />
Wetenschappelijke (para) medische beroepen 3.500 42,9 73,2%<br />
Wetenschappelijke administratieve beroepen 1.000 21,6 97,5%<br />
Wetenschappelijke comm. en economische beroepen 500 23,1 98,2%<br />
Wetenschappelijke juridische, bestuurlijke groepen 900 21,6 95,4%<br />
Wetenschappelijke sociaal-maatschappelijke beroepen 700 20,2 100,0%<br />
Managers (wetenschappelijk werk- en denkniveau) 1.300 29,0 100,0%<br />
Totaal 162.100 31,0 92%<br />
* Indien de werkgelegenheid in een beroepsklasse of opleidingstype afneemt, is er sprake van negatieve uitbreidingsvraag.<br />
Aangezien baanopeningen de som vormen van uitbreidingsvraag en vervangingsvraag, neemt het totaal<br />
aantal baanopeningen in het geval van negatieve uitbreidingsvraag af. In dergelijke gevallen bestaan de baanopeningen<br />
geheel uit vervangingsvraag.<br />
Bron: CBS, ROA; Etil/Research voor Beleid.<br />
156
Bijlage 4 Tabel arbeidsmarktinstroom naar MBO-richting<br />
<strong>Arbeidsmarkt</strong>instroom (AMI) op MBO-niveau naar opleidingsrichting in <strong>Limburg</strong>, 2011-<strong>2016</strong>,<br />
in aantal en als percentage van de werkgelegenheid in 2010<br />
Opleidingsrichting Aantal AMI % WP Gem. Jaarlijks<br />
%<br />
MBO voeding, natuur en milieu 1.400 16,8 2,6<br />
MBO groene ruimte 600 22,6 3,5<br />
MBO laboratorium 200 14,5 2,3<br />
MBO bouw 2.200 22,7 3,5<br />
MBO grond-, weg- en waterbouw 400 20,1 3,1<br />
MBO installatietechniek 1.500 67,3 9,0<br />
MBO werktuigbouw en mechanische techniek 800 8,5 1,4<br />
MBO fijnmechanische techniek 100 10,1 1,6<br />
MBO motorvoertuigentechniek en tweewielers 1.500 24,9 3,8<br />
MBO vliegtuigtechniek 0 4,9 0,8<br />
MBO operationele techniek 400 56,1 7,7<br />
MBO elektrotechniek 900 8,1 1,3<br />
MBO grafische techniek 600 19,7 3,0<br />
MBO procestechniek 800 26,5 4,0<br />
MBO brood en banket 100 12,4 2,0<br />
MBO levensmiddelentechniek/vleesverwerking 400 23,6 3,6<br />
MBO techniek overig 1.100 29,9 4,5<br />
MBO vervoer 2.100 46,2 6,5<br />
MBO dokters-, tandarts- en dierenartsassistent 900 23,6 3,6<br />
MBO apothekersassistent 400 23,1 3,5<br />
MBO verpleging 2.000 23,3 3,6<br />
MBO gezondheidstechniek 200 53,6 7,4<br />
MBO beweging en therapie 1.600 92,1 11,5<br />
MBO sociaal-pedagogisch en welzijn 2.800 28,2 4,2<br />
MBO verzorging 4.900 28,2 4,2<br />
MBO uiterlijke verzorging 800 11,5 1,8<br />
MBO horeca 1.000 12,8 2,0<br />
MBO administratie en logistiek 3.600 19,5 3,0<br />
MBO handel 4.100 21,4 3,3<br />
MBO secretariaat 1.300 17,1 2,7<br />
MBO toerisme en recreatie 1.100 47,5 6,7<br />
MBO facilitaire dienstverlening 300 10,7 1,7<br />
MBO ICT 1.300 46,7 6,6<br />
MBO geld, bank-en verzekeringswezen en belastingen 300 27,0 4,1<br />
MBO openbare orde en veiligheid 1.200 23,5 3,6<br />
Bron: ROA, LISA, VRL, Colo; Etil/Research voor Beleid.<br />
157
Bijlage 5 Personeelskrapte naar beroepsgroep<br />
Personeelskrapte naar beroepsgroep, IPK en typering, Nederland en <strong>Limburg</strong>, eind <strong>2016</strong><br />
Beroepsgroep Nederland <strong>Limburg</strong><br />
158<br />
IPK Typering IPK Typering<br />
Elementaire beroepen 0,790 enige 0,771 groot<br />
Lagere niet-specialistische beroepen 0,828 vrijwel geen 0,815 enige<br />
Lagere agrarische beroepen 0,760 groot 0,741 groot<br />
Lagere technische beroepen 0,779 enige 0,762 groot<br />
Lagere bouwkundige beroepen 0,758 groot 0,739 groot<br />
Lagere metaal- en elektrotechnische beroepen 0,751 groot 0,734 groot<br />
Lagere overige industriële beroepen 0,773 groot 0,755 groot<br />
Lagere transportberoepen 0,768 groot 0,750 groot<br />
Lagere (para) medische beroepen 0,779 groot 0,772 groot<br />
Lagere administratieve beroepen 0,771 groot 0,757 groot<br />
Lagere commerciële en verkoopberoepen 0,789 enige 0,777 groot<br />
Lagere beveiligingsberoepen 0,788 enige 0,774 groot<br />
Lagere verzorgende beroepen 0,774 groot 0,762 groot<br />
Lagere dienstverlenende beroepen 0,791 enige 0,782 enige<br />
Middelbare agrarische beroepen 0,744 groot 0,736 groot<br />
Middelbare technische beroepen 0,754 groot 0,745 groot<br />
Middelbare bouwkundige beroepen 0,757 groot 0,747 groot<br />
Middelbare metaal- en elektrotechnische beroepen 0,753 groot 0,745 groot<br />
Middelbare overige industriële beroepen 0,776 enige 0,768 groot<br />
Middelbare transportberoepen 0,801 enige 0,788 enige<br />
Middelbare (para) medische beroepen 0,878 vrijwel geen 0,881 vrijwel geen<br />
Middelbare administratieve beroepen 0,842 vrijwel geen 0,833 vrijwel geen<br />
Middelbare commerciële en verkoopberoepen 0,820 vrijwel geen 0,807 enige<br />
Middelbare juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 0,843 vrijwel geen 0,831 vrijwel geen<br />
Middelbare taalkundige, culturele beroepen 0,799 enige 0,799 enige<br />
Middelbare sociaal-maatschappelijke beroepen 0,830 vrijwel geen 0,845 vrijwel geen<br />
Middelbare verzorgende beroepen 0,840 vrijwel geen 0,861 vrijwel geen<br />
Middelbare dienstverlenende beroepen 0,819 enige 0,836 vrijwel geen<br />
Hogere pedagogische beroepen 0,696 zeer groot 0,685 zeer groot<br />
Hogere landbouwkundige beroepen 0,829 vrijwel geen 0,813 vrijwel geen<br />
Hogere technische beroepen 0,767 groot 0,748 groot<br />
Hogere bouwkundige beroepen 0,770 groot 0,753 groot<br />
Hogere metaal- en elektrotechnische beroepen 0,749 groot 0,728 groot<br />
Hogere overige industriële beroepen 0,805 enige 0,788 enige<br />
Hogere transportberoepen 0,784 enige 0,757 groot
Hogere (para) medische beroepen 0,781 enige 0,791 enige<br />
Hogere administratieve beroepen 0,823 vrijwel geen 0,804 enige<br />
Hogere commerciële en economische beroepen 0,843 vrijwel geen 0,827 vrijwel geen<br />
Hogere juridische, bestuurlijke en beveiligingsberoepen 0,856 vrijwel geen 0,840 vrijwel geen<br />
Hogere taalkundige, culturele beroepen 0,803 vrijwel geen 0,796 enige<br />
Hogere sociaal-maatschappelijke beroepen 0,839 vrijwel geen 0,833 vrijwel geen<br />
Hogere verzorgende beroepen 0,831 vrijwel geen 0,833 vrijwel geen<br />
Managers (HBO werk- en denkniveau) 0,821 vrijwel geen 0,805 enige<br />
Wetenschappelijke pedagogische beroepen 0,767 enige<br />
Wetenschappelijke landbouwkundige beroepen 0,907 geen<br />
Wetenschappelijke technische beroepen 0,769 groot<br />
Wetenschappelijke bouwkundige beroepen 0,771 enige<br />
Wetenschappelijke overige industriële beroepen 0,787 enige<br />
Wetenschappelijke (para) medische beroepen 0,669 zeer groot<br />
Wetenschappelijke administratieve beroepen 0,865 geen<br />
Wetenschappelijke commerciële en economische beroepen 0,846 vrijwel geen<br />
Wetenschappelijke juridische, bestuurlijke groepen 0,899 geen<br />
Wetenschappelijke sociaal-maatschappelijke beroepen 0,786 vrijwel geen<br />
Managers (wetenschappelijk werk- en denkniveau)<br />
* Uitsluitend uitspraken op landelijk niveau voor WO vanwege mobiliteit.<br />
0,823 vrijwel geen<br />
Bron: ROA, EBB, COLO; Etil / Research voor Beleid.<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
* *<br />
159
Bijlage 6 Overzicht deelnemers expertinterviews<br />
Deelnemers aan de expertinterviews ten behoeve van <strong>RAIL</strong> <strong>2012</strong> waren (in alfabetische<br />
volgorde van de instanties die zij vertegenwoordigden):<br />
APG Gerald Janssen<br />
AZM/MUMC Herman Dewalque en Roel Olivers<br />
Beerens Adviesgroep Pieter Beerens<br />
Bremen Bouwadviseurs Hans Fiering<br />
Citaverde College Harry Hermans<br />
De Zorggroep Trees Hogema<br />
DSM Gerard Ensink<br />
Empower <strong>Limburg</strong> Louis Vroomen<br />
Fontys Hogeschool Venlo Hans Aarts<br />
Gilde Opleidingen Toon Berkers<br />
Hogeschool Zuyd Paul Stallenberg<br />
Installatiewerk Zuidoost Jack van Boxmeer<br />
Leeuwenborgh Opleidingen Bert Wetzels<br />
Licom Yvonne Paulussen<br />
LWV Mark Hendriks<br />
PMLF Theo Peters<br />
ProfCore Edo Pluijmen<br />
UWV Michel van Smoorenburg<br />
160