03.02.2013 Views

Vakwerk%2012-2010

Vakwerk%2012-2010

Vakwerk%2012-2010

SHOW MORE
SHOW LESS
  • No tags were found...

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

VakWerk<br />

H E T L E D E N B L A D V A N D E V E R E N I G I N G B E T E R O N D E R W I J S N E D E R L A N D<br />

Nummer 7 | 5 e Jaargang | december <strong>2010</strong><br />

Beter taalonderwijs<br />

in de basisschool<br />

◆ Hoe Zwarte Piet naar de kelders van het<br />

onderwijs zakte door Aleid Truijens<br />

◆ Handschriftonderwijs op de basisschool<br />

door Astrid Scholten & Ben Hamerling


Colofon<br />

Vakwerk is een uitgave van de<br />

vereniging Beter Onderwijs Nederland.<br />

Het tijdschrift verschijnt vanaf <strong>2010</strong> drie<br />

keer per jaar in een oplage van 5000 stuks.<br />

Redactie<br />

Presley Bergen, Michel Couzijn, Marten Hoffmann,<br />

Hannie Leek, Pauline Riep, Ad Verbrugge<br />

Redactieadres<br />

Beter Onderwijs Nederland<br />

Antwoordnummer 57032<br />

3507 VB Utrecht<br />

redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />

Bijdragen aan dit nummer<br />

Ad Verbrugge, Paul van Dam, Aleid Truijens, Theo<br />

Lamers, "onderwijsgek" (sitepseudoniem), kees<br />

Vernooij, Astrid Scholten en Ben Hamerling, Balt van<br />

Raamsdonk, John Beeckman, Jesse Jeronimoon<br />

Bijdragen kunnen per e-mail worden gestuurd naar<br />

redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />

Het maximum aantal woorden is 2000. De redactie<br />

kan voor wat betreft de lengte van ingeleverde<br />

bijdragen van het maximum aantal woorden<br />

afwijken bijvoorbeeld bij congresbijdragen of reeds<br />

gepubliceerde artikelen in nationale media,<br />

wetenschappelijke tijdschriften e.d.<br />

Meer informatie over de vereniging<br />

www.beteronderwijsnederland.nl<br />

Adres ledenadministratie<br />

Beter Onderwijs Nederland<br />

Antwoordnummer 57032<br />

3507 VB Utrecht<br />

Wijzigingen kunnen worden doorgegeven in een<br />

e-mail naar ledenadministratiebon@gmail.com<br />

Grafische vormgeving en realisatie<br />

AriëS Grafische vormgeving / Ben Mobach<br />

Torenberglaan 42<br />

5628 EP Eindhoven<br />

040 - 242 23 66 / 06 248 60 322<br />

ben.mobach@chello.nl<br />

5e jaargang nummer 7, december <strong>2010</strong><br />

ISSN 1873-520<br />

© Copyright Beter Onderwijs Nederland.<br />

In dit nummer<br />

4 Beter taalonderwijs in Nederland<br />

Paul van Dam<br />

Velen in Nederland zijn ontevreden over het<br />

taalonderwijs op de basisscholen. Kinderen leren<br />

te weinig. In 1986 is het Cito in opdracht van het<br />

ministerie begonnen met PPON, de periodieke<br />

peiling van het onderwijsniveau. Maar hoe kun je<br />

effectief onderwijsbeleid maken als je niet eens<br />

weet wat er daadwerkelijk wordt geleerd?<br />

8 Hoe Zwarte Piet naar de kelders<br />

van het onderwijs zakte<br />

Aleid Truijens<br />

Tegenwoordig onderwerpen universiteiten en<br />

hogescholen hun eerstejaarsstudenten aan<br />

spelling- en interpunctietoetsen, vooralsnog<br />

vrijwillig. Maar is dat niet het paard achter de<br />

wagen spannen? Op de basisschool moet het<br />

gebeuren. Daar moeten kinderen de taal leren<br />

spreken, schrijven en lezen. Maar ook moderne<br />

didactieken hebben ervoor gezorgd dat onze<br />

kinderen het Nederlands niet meer voldoende<br />

beheersen.<br />

14 Beter onderwijs: niet goed genoeg<br />

Theo Lamers<br />

In zijn artikel “Examineer rekenen en lassen, maar<br />

geen ‘competenties’ als luisteren of zelfkritiek” van<br />

6 februari jl. in NRC-Handelsblad schetst onze<br />

voorzitter Ad Verbrugge in grote lijnen een aantal<br />

maatregelen dat moet worden genomen om<br />

“de kwaliteit van het onderwijs voor de komende<br />

generatie veilig te stellen”. Maar volgens Theo<br />

Lamers moet er meer gebeuren.<br />

18 Meester Max<br />

Blog van “onderwijsgek”, een forumbijdrage<br />

Hoe gaat het eraan toe in de klas van Meester<br />

Max?<br />

20 Elk kind een lezer<br />

Kees Vernooij<br />

Een goede leesvaardigheid is van cruciaal belang<br />

voor de schoolloopbaan en het toekomstig<br />

maatschappelijk functioneren van de leerlingen.<br />

Een goede leesvaardigheid maakt namelijk levenslang<br />

leren mogelijk. Een eerste verantwoordelijkheid<br />

van elke school is ervoor te zorgen dat<br />

2 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

elk kind na groep 8 met een goede leesvaardigheid<br />

het primair onderwijs verlaat.<br />

25 Column Ik ben op jou<br />

Jesse Jeronimoon<br />

26 Handschrift op de basisschool<br />

Astrid Scholten & Ben Harmeling<br />

In het handschriftonderwijs zijn erg veel<br />

verkeerde denkbeelden ontwikkeld, mede door<br />

diverse ontwikkelingen door amateurs, zowel<br />

binnen het onderwijs (auteurs) als vanuit de<br />

commercie (uitgevers en therapeuten). In dit<br />

artikel gaan de auteurs in op de oorzaken die tot<br />

dit slechte handschriftonderwijs hebben geleid<br />

en ze laten zie hoe het anders kan.<br />

31 Dyslexie: een ‘optisch<br />

identificatietekort’<br />

Balt van Raamsdonk<br />

Voor dyslectici vormt het ‘optisch identificatietekort’<br />

het primaire probleem bij het leren lezen<br />

en spellen en niet - in eerste instantie - het fonemisch<br />

tekort. De visie op dyslexie die Balt van<br />

Raamsdonk in de loop der jaren door zijn fenomenologische<br />

benadering van deze leesstoornis<br />

heeft opgebouwd en in verschillende artikelen<br />

heeft beschreven, lijkt voor althans een deel van<br />

de groep kinderen bij wie dyslexie is vastgesteld,<br />

steun te kunnen krijgen door uitkomsten van<br />

recent wetenschappelijk onderzoek naar de<br />

achterliggende mechanismen van dyslexie.<br />

33 Verbetering van taalonderwijs op<br />

de basisschool<br />

John Beeckman<br />

Waarom zijn de resultaten van ons taalonderwijs<br />

zo bedroevend? Deugt het curriculum niet, de<br />

leraren, het management? Zijn de kinderen niet<br />

meer leerbaar? De auteur presenteert een aantal<br />

gedachten, dat zou kunnen leiden tot een verbetering<br />

van het taalonderwijs op de basisschool.


Feitelijke invloed van BON blijft groeien<br />

et enerverende jaar <strong>2010</strong> is bijna om en dat sluiten we als<br />

vereniging af met wederom een zeer lezenswaardige Vakwerk;<br />

een Vakwerk nieuwe stijl mogen we wel zeggen, want<br />

aan de opmaak en invulling van het blad is het nodige veranderd.<br />

De opmaak werd voorheen gedaan door een professionele<br />

vrijwilliger uit onze vereniging, Frank Luesken, waarvoor<br />

wij hem hier nogmaals hartelijk danken. Frank is overigens<br />

ook de bedenker geweest van de gehele BON-huisstijl. Met<br />

zijn afscheid van het onderwijs heeft hij ook dit vrijwilligerswerk<br />

neergelegd en moesten we op zoek naar een alternatief.<br />

We hebben gelukkig een nieuwe opmaker gevonden in Ben<br />

Mobach, een goed betaalbare professional.<br />

Deze omschakelijking is, zoals u ook<br />

zelf kunt vaststellen, bepaald geen<br />

achteruitgang. Mede door deze overgang<br />

heeft een nieuwe uitgave van<br />

Vakwerk langer op zich laten wachten<br />

dan in onze ogen wenselijk en gepast<br />

is. Namens het gehele bestuur mijn<br />

excuses daarvoor. Om een en ander te<br />

bespoedigen, zijn Presley Bergen en<br />

ondergetekende dit najaar tijdelijk tot<br />

de redactie toegetreden. Deze Vakwerk<br />

is overwegend gevuld met artikelen<br />

die zijn voortgekomen uit onze zeer geslaagde basisschooltaalconferentie<br />

(BETON) die plaatsvond op 20 november bij<br />

de IVA te Driebergen. Uit deze artikelen spreekt een gedeelde<br />

zorg met betrekking tot het basisonderwijs in zijn geheel<br />

en het taalonderwijs in het bijzonder. Tegelijkertijd worden<br />

er tal van zeer praktische aanbevelingen ter verbetering<br />

gedaan. Met sommige kun je zo aan de slag. Lezen dus!<br />

We mogen gelukkig ook constateren dat het geluid van<br />

Beter Onderwijs Nederland in toenemende mate weerklank<br />

vindt bij het publiek, op het ministerie en in de politiek. De<br />

feitelijke invloed van BON blijft groeien en onze boodschap<br />

wordt steeds meer overgenomen, hoewel we soms wat<br />

minder prominent in de media aanwezig zijn dan een paar<br />

jaar geleden. Toch weten de media ons steevast te vinden<br />

voor commentaar op ontwikkelingen in het onderwijs. Misstanden<br />

zoals diplomafraude en wanbestuur worden, niet<br />

zelden met onze medewerking (achter en voor de schermen),<br />

aan de kaak gesteld. De politiek ziet zich mede daardoor<br />

gedwongen werk te maken van haar verantwoordelijkheid<br />

inzake de kwaliteit van het onderwijs.<br />

Wie soms moedeloos dreigt te worden van de situatie in het<br />

Nederlandse onderwijs - en een dergelijke stemming over-<br />

Van onze voorzitter H<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

valt velen van ons ongetwijfeld wel eens - dient te bedenken<br />

dat er de laatste jaren ook zaken ten goede zijn veranderd.<br />

Het bestuur en vertegenwoordigers van BON hebben de<br />

afgelopen jaren vele gesprekken gevoerd in allerlei gremia<br />

en ik durf wel te beweren dat men in ieder geval op het<br />

ministerie inmiddels ernst maakt met een deel van de BONagenda.<br />

De minister heeft zich recentelijk ook weer van haar<br />

goede kant laten zien met haar voorstellen tot het vaststellen<br />

van minimale eindniveaus, invoering van centrale examens,<br />

extra toezicht op lerarenopleidingen enzovoorts.<br />

Hoe men het aantreden van dit gedoogkabinet verder ook<br />

politiek beoordelen mag, wat het onderwijs betreft, biedt het<br />

voor ons opnieuw kansen. De stem van BON klinkt ook in de<br />

Kamer! Zowel ter linker- en ter rechterzijde als in het midden<br />

(voor wat die termen nog waard zijn), zijn er politieke partijen<br />

die op het gebied van onderwijs veel met ons gemeen<br />

hebben. Mark Rutte heeft de bestrijding van de bureaucratie<br />

tot een van de speerpunten van zijn beleid<br />

gemaakt. Het feit dat hij ook nu nog<br />

steeds zelf voor de klas staat, spreekt in<br />

zijn voordeel en wijst op zijn oprechte<br />

liefde en aandacht voor het onderwijs.<br />

Dat laat onverlet dat verscheidene<br />

voorstellen van dit kabinet in onze ogen<br />

onwenselijk zijn; en dat zullen we laten<br />

horen ook!<br />

Voor het komend jaar hebben we weer<br />

het nodige op de agenda staan. Niet alleen<br />

is Vakwerk vernieuwd, ook de website<br />

van de vereniging wordt binnenkort aan een drastische<br />

revisie onderworpen en een stuk aantrekkelijker gemaakt.<br />

Het omvormingstraject van SBL loopt nog en vraagt veel<br />

tijd. Hoewel de afloop uiteindelijk nog steeds onzeker is,<br />

hebben we toch aardig wat resultaten geboekt. Daarnaast<br />

is er onder leiding van Fenna Vergeer een boek in de maak<br />

dat dit voorjaar gereed komt, waarin o.a. uiteengezet wordt<br />

wat de machtsstructuren binnen het onderwijs zijn. Verder<br />

hebben we een stichting BON opgericht, om ook een ander<br />

type activiteiten mogelijk te maken en te ondersteunen. Ook<br />

zijn we in een vergevorderd stadium van samenwerking met<br />

VNO-NCW om richting het kabinet wat onderwijs betreft<br />

gezamenlijk een campagne te beginnen. Zo kan ik nog wel<br />

het een en ander opnoemen. Kortom, genoeg werk aan de<br />

winkel. Wie zin heeft om ons te helpen en de zaak van het<br />

onderwijs te dienen, neme vooral contact met ons op!<br />

Rest mij u een goede kerst en een prettig uiteinde toe te<br />

wensen en de beste wensen voor 2011, waarin we velen van<br />

u hopen te ontmoeten op onze vijfde jaarvergadering en<br />

het aansluiteinde symposium dat dit jaar op 12 maart te Rotterdam<br />

gehouden zal worden!<br />

Uw voorzitter, Ad Verbrugge<br />

3


Velen in Nederland zijn ontevreden over het taalonderwijs op de<br />

basisscholen. Kinderen leren te weinig. In 1986 is het Cito in opdracht<br />

van het Ministerie begonnen met PPON, de periodieke peiling van het<br />

onderwijsniveau. Met dat onderzoek wilde het Cito zichtbaar maken<br />

wat kinderen daadwerkelijk leren op de basisschool, de leeropbrengst<br />

vaststellen wat geen geringe opgave was. Maar hoe kun je effectief<br />

onderwijsbeleid maken als je niet eens weet wat er daadwerkelijk<br />

wordt geleerd?<br />

4 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

Beter taal


taalonderwijs<br />

onderwijs in de basisschool<br />

De afgelopen jaren is het resultaat van het<br />

taalonderwijs, inclusief lezen, nu vier keer<br />

gedetailleerd in beeld gebracht. We weten nu<br />

dus tamelijk nauwkeurig wat kinderen van<br />

dat onderwijs opsteken. Bij dat onderzoek<br />

is niet alleen onderscheid gemaakt tussen<br />

lezen, luisteren, schrijven en spreken. Binnen<br />

bijvoorbeeld lezen, is weer onderscheid<br />

gemaakt tussen lezen van rapporterende<br />

teksten, lezen van beschouwende teksten,<br />

lezen van argumentatieve teksten, lezen<br />

van fictie, hanteren van naslagwerken, en<br />

technisch lezen. Over elk van die onderdelen<br />

wordt gerapporteerd. Ook is nagegaan of<br />

de opbrengst bij al die onderdelen van het<br />

taalonderwijs hoger is geworden, gelijk is<br />

gebleven of achteruit is gegaan in die periode<br />

van ruim twintig jaar.<br />

Wie echt wil weten wat de resultaten zijn,<br />

moet de moeite nemen de rapporten zorgvuldig<br />

te lezen. In die rapporten staan telkens<br />

voorbeelden van opgaven die leerlingen<br />

zouden moeten kunnen uitvoeren om van<br />

een voldoende niveau te kunnen spreken.<br />

Die opgaven zijn aangewezen door 25 mensen<br />

die het onderwijs kennen als leerkracht,<br />

pabodocent, schoolbegeleider of onderwijsinspecteur.<br />

Zij maakten een afweging: wat<br />

is wenselijk en ook mogelijk in een modale<br />

school; wat voor tekst moet een leerling<br />

met begrip kunnen lezen? Vervolgens is<br />

vastgesteld hoeveel leerlingen dat bepaalde<br />

niveau feitelijk halen. Ideaal zou zijn dat<br />

álle leerlingen dat niveau halen maar dat is<br />

niet realistisch. Daarom is gekozen voor een<br />

norm van 70 à 75%.<br />

Welke taalonderdelen laten nu zo’n resultaat<br />

zien? Helaas geen enkel. Meestal ligt het<br />

percentage leerlingen rond de 50%, soms<br />

wat hoger, soms wat lager. Er gaapt dus een<br />

grote kloof tussen wat men een voldoende<br />

resultaat vindt en het daadwerkelijk gevonden<br />

resultaat, aangenomen dat men het met<br />

de beoordelaars eens is. Als dat zo is, vindt<br />

men dus dat er over de hele breedte van het<br />

taalgebied veel te weinig wordt geleerd.<br />

Zijn de resultaten door de jaren minder<br />

geworden? Sinds 1986 zijn de resultaten nagenoeg<br />

onveranderd; geen stijging, maar ook<br />

geen daling. Toen ik dat in 2007 aan Minister<br />

Plasterk en staatssecretaris Dijksma vertelde,<br />

klonk dat misschien enigszins geruststellend.<br />

Dat was echter niet de bedoeling, want als het<br />

niveau nu te laag is, zou dat in 1986 ook al<br />

het geval hebben moeten zijn<br />

Het resultaat is verontrustend, maar het<br />

wordt nog erger als we bedenken dat we<br />

al vanaf ongeveer 1970 indrukwekkende<br />

investeringen doen om het taalonderwijs te<br />

verbeteren. Denk aan al die acties van instituten<br />

die een rol spelen bij de verbetering van<br />

het basisonderwijs, de zogeheten verzorgingsstructuur,<br />

en aan de nieuwe methodes<br />

die telkens weer ontwikkeld worden. Het lijkt<br />

allemaal niet te helpen.<br />

Verkeerde wegen<br />

Ik denk dat we in de zoektocht naar ander<br />

onderwijs de verkeerde weg hebben genomen.<br />

Ik beschrijf deze wegen als volgt:<br />

◆ De weg van afkeer van prestaties<br />

Lange tijd was het woord prestatie in het<br />

onderwijs taboe. Dat verwees naar een<br />

maatschappij waar we gelukkig afstand<br />

van hadden genomen.<br />

◆ De weg van projectonderwijs<br />

Leuk, boeiend, motiverend voor de leerlingen,<br />

inspannend voor de leerkracht, maar<br />

met onduidelijke doelen en onduidelijke<br />

leerresultaten.<br />

◆ De weg van kindgerichtheid<br />

Dit is de tegenhanger van leerstofgerichtheid.<br />

Een ogenschijnlijke tegenstelling,<br />

onproductief en verwarrend. Maar er gaat<br />

de suggestie vanuit dat leerstof minder<br />

belangrijk is. Het leren van bijvoorbeeld<br />

spelling kan niet afhankelijk zijn van leervragen<br />

van de kinderen. Dat moet gewoon<br />

geleerd worden.<br />

◆ De weg van ontdekkend leren, toonbeeld<br />

van ondoelmatigheid.<br />

◆ De weg van aandacht geven aan doelen,<br />

niet het bereiken van doelen<br />

Dat maakt onderwijs zo vrijblijvend. Als<br />

je er maar aandacht aan besteedt, op wat<br />

voor wijze dan ook, ben je goed bezig.<br />

◆ De weg van leuk en gezellig<br />

Als kinderen het naar hun zin hebben, is<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

de aanname, leren ze bijna vanzelf, vooral<br />

als ze in een rijke, stimulerende omgeving<br />

verkeren. Was het maar waar!<br />

◆ De weg van kinderen die in groepjes bij<br />

elkaar zitten.<br />

Ik zou zo nooit geconcentreerd kunnen<br />

werken en de kinderen ook niet, vrees ik.<br />

◆ De weg van vaardigheden in plaats van<br />

kennis.<br />

Het moet in dat kader zijn dat spreken en<br />

luisteren als vaardigheid bij taal een plaats<br />

in het curriculum hebben veroverd. Toen<br />

ik onderwijzer was, bestond spreken en<br />

luisteren als te leren vaardigheid nog niet<br />

of nauwelijks. Het is ook in dit kader, het<br />

dedain voor kennis, dat het met spelling<br />

en grammatica bergafwaarts ging. Toen<br />

ik een leerkracht sprak over de belabberde<br />

spellingresultaten was haar reactie: ‘Maar<br />

ik vind spelling helemaal niet belangrijk.<br />

Ze leren zoveel andere dingen tegenwoordig<br />

die ik veel belangrijker vind‘. En een moeder,<br />

tevens vriendin, ergerde zich zo aan<br />

het feit dat haar kinderen nauwelijks spellingonderwijs<br />

kregen, dat ze maar op zoek<br />

is gegaan naar een spellingprogramma op<br />

de computer. Dat hielp.<br />

De Stichting Cognitief Talent, waarvan ik<br />

bestuurslid ben, organiseert ieder jaar een<br />

wedstrijd voor de knapste twaalfjarigen<br />

van Nederland, de Toptoets. De eerste<br />

selectie vindt plaats met behulp van een<br />

moeilijke toets. De 25 hoogst scorenden<br />

worden uitgenodigd om hun kunnen te<br />

tonen door het uitvoeren van een paar opgaven.<br />

Daarbij moeten ze teksten schrijven.<br />

Die teksten - ik heb ze zelf nagekeken -<br />

bevatten veel spellingfouten. Hebben ze die<br />

spelling op school niet geleerd? Ontbreekt<br />

het hun aan spellingdiscipline? Of hebben<br />

ze op school geleerd dat de spelling er niet<br />

zo toe doet? Aan hun intelligentie kan het<br />

niet liggen.<br />

Wat een verschil met vroeger toen ik op de<br />

lagere school zat. Je weet gewoon niet wat<br />

je ziet als je de zo geheten Toetsnaalden uit<br />

de zestiger jaren erop naslaat. Wat moesten<br />

we toen veel kennen en kunnen van woordbenoeming<br />

en zinsontleding.<br />

◆ De weg van taalrelativisme<br />

Hoezo fout? Als iedereen ‘hun’ zegt als<br />

5


onderwerp wordt het toch vanzelf goed?<br />

En: het gaat toch om communicatie? Als<br />

iedereen het begrijpt, maakt het toch niet<br />

uit hoe je het schrijft. Dit relativisme legt de<br />

bijl aan wortel van goed taalonderwijs<br />

◆ De weg van geloof en overtuiging<br />

In een tijd dat er veel wetenschappelijke<br />

kennis voorhanden is op het terrein van<br />

bijvoorbeeld onderwijskunde en cognitieve<br />

psychologie speelt geloof en overtuiging een<br />

overheersende rol. Dit vinden wij en dit is<br />

ons uitgangspunt. Waarom? Omdat wij dat<br />

vinden. Toen ik op het Cito werkte, werd<br />

ik vaak geconfronteerd met het feit dat ik<br />

in de ogen van veel onderwijsgevenden een<br />

fout geloof had. Montessorianen mochten<br />

zelfs niet met mij praten. Mijn finest hour<br />

beleefde ik toen de voorzitter van de Montessorivereniging,<br />

een verstandige, ruimdenkende<br />

man, in vergadering verenigd met<br />

zijn rayonhoofden, na een beleefde discussie<br />

concludeerde dat spreken met mij en mijn<br />

collega’s voortaan was toegestaan.<br />

◆ De weg van een excessieve aandacht voor<br />

de eigen identiteit of religieuze, onderwijskundige<br />

dan wel pedagogische grondslag.<br />

Inmiddels zijn er meer dan twintig typen<br />

scholen. En welke de beste is? De vraag of<br />

een bepaalde grondslag voor een school<br />

leidt tot een hogere leeropbrengst voor taal<br />

wordt niet gesteld, laat staan beantwoord.<br />

◆ De weg van veel vergaderen<br />

In ben als onderwijzer begonnen in een<br />

school waar ik nog steeds zeer goede herinneringen<br />

aan heb. In die school werd enkele<br />

keren per jaar vergaderd. Vaker kon ook<br />

niet want we moesten onderwijzen. Maar<br />

het was ook niet nodig. Ontwikkelen van<br />

een visie hoefde ook niet. We gaven gewoon<br />

onderwijs. Let wel: vergaderen slorpt kostbare<br />

tijd van velen.<br />

◆ De weg van een frisse wind door de school<br />

Deuren en ramen open voor de maatschappij.<br />

‘Schools’ was ongeveer het ergste wat<br />

je het onderwijs kon verwijten. Maar met<br />

die frisse wind kwam er een hoop onzin de<br />

school binnen. ‘Ja, ook de musical aan het<br />

eind van de basisschool’, zei ik desgevraagd<br />

aan de interviewer van Radio Gelderland.<br />

Dat is namelijk geen basisonderwijs.<br />

Er zijn dus heel veel dwaalwegen, die voor<br />

veel verwarring hebben gezorgd. Een onderwijzer<br />

vertelde me pas dat hij een gesprek<br />

had gehad met zijn directeur. ‘Ik zou zo<br />

graag weer eens gewoon willen lesgeven’, had<br />

hij gezegd. ‘Dan zoek je maar een andere<br />

school’ was de reactie geweest. Die dwaalwegen<br />

hebben ook het taalonderwijs niet<br />

onberoerd gelaten. Dat is niet effectief en<br />

niet efficiënt of in de woorden van voormalig<br />

demissionair minister Rouvoet: “niet<br />

voldoende opbrengstgericht.“<br />

Verbeteringen<br />

Kan het taalonderwijs beter? Ongetwijfeld,<br />

maar krijgen we dat ook daadwerkelijk voor<br />

elkaar, zodanig dat het landelijk gemiddelde<br />

omhoog gaat? Ik moet bij deze vraag denken<br />

aan een collega. Die wees er altijd terecht op<br />

dat het mogelijk is het niveau op een school<br />

of een aantal scholen op te vijzelen. Maar<br />

het landelijk gemiddelde opkrikken is geen<br />

sinecure. We moeten ons in dit verband ook<br />

realiseren dat het niveau de laatste twintig<br />

jaar niet is veranderd. Het roer moet in ieder<br />

geval om, echt om: alleen een pakket van<br />

ingrijpende maatregelen kan effect sorteren.<br />

Het invoeren van referentieniveaus is een<br />

stap in de goede richting, maar het is nog<br />

lang niet genoeg.<br />

Wat moeten we doen? Ik moet denken aan<br />

Bert van Marwijk, de trainer van het Nederlands<br />

voetbalelftal. Die had het over focussen.<br />

Ik denk dat hij daarmee bedoelt: richt je<br />

op een zorgvuldig gekozen doel of een paar<br />

doelen geformuleerd in de vorm van een te<br />

bereiken resultaat en beperk je daartoe. Laat<br />

je vooral niet afleiden door allerlei zaken<br />

die op zichzelf misschien best boeiend, leuk,<br />

waardevol of interessant zijn. Zijn doel was<br />

eenvoudig: wereldkampioen worden en niet<br />

zoiets als: 'Nederland op de kaart zetten als<br />

het land dat zo mooi kan voetballen'. Wat<br />

zouden onze doelen met het taalonderwijs<br />

moeten zijn of wat zou het resultaat moeten<br />

zijn?<br />

Alvorens daar uitspraken over te doen, wil ik<br />

een paar opmerkingen vooraf maken.<br />

1. De doelen of gewenste resultaten moeten<br />

bereikbaar zijn binnen de beschikbare<br />

onderwijsleertijd. De onderwijsleertijd<br />

voor taal bedraagt ongeveer 300 uur per<br />

jaar. Daar moet de verspilde tijd nog van<br />

afgetrokken worden en dat is niet weinig.<br />

Formuleer dus doelen als leerresultaten die<br />

binnen die tijdsspanne te bereiken zijn en<br />

maak zo nodig keuzes. Zadel het onderwijs<br />

niet op met een onuitvoerbare opdracht.<br />

2. Taal is niet een vak als rekenen dat je in<br />

principe op school leert. Je moedertaal, het<br />

Nederlands, leer je thuis. Ik heb het nu even<br />

niet over Nederlands als tweede taal. Als je<br />

op school komt, beheers je het Nederlands<br />

6 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

voor zover het spreken en luisteren betreft.<br />

Tijdens je schooljaren gaat de taalontwikkeling<br />

verder als resultaat van de zogeheten<br />

natuurlijke taalontwikkeling. Dit is de<br />

taalontwikkeling die niet afhankelijk is van<br />

expliciet taalonderwijs, het onderwijs dat<br />

als zodanig op het rooster staat.<br />

3. Bij expliciet taalonderwijs gaat het vooral<br />

of bij voorkeur om schoolse leerresultaten,<br />

leerresultaten dus die onderwijsafhankelijk<br />

zijn of die je zonder de school niet of heel<br />

moeizaam leert. Prof. Dr. J.M.G. Leune,<br />

voormalig voorzitter van de onderwijsraad,<br />

hield om die reden ooit een pleidooi voor<br />

wiskunde in het voortgezet onderwijs en<br />

niet voor koken als leervak, want koken<br />

kun je ook buiten de school leren, wiskunde<br />

niet.<br />

Wat zijn nu globaal gesproken de doelen van<br />

het taalonderwijs?<br />

1. Zonder enige twijfel is het allerbelangrijkste<br />

leren lezen, technisch lezen en begrijpend<br />

lezen. Alle kinderen moeten goed leren<br />

lezen, ook de zogeheten dyslectici.<br />

2. Verder moeten alle kinderen leren schrijven:<br />

een handschrift ontwikkelen en gesproken<br />

tekst in tekens kunnen weergeven. Dat<br />

impliceert dus leren spellen.<br />

3. Vervolgens moeten kinderen teksten leren<br />

schrijven, leren stellen dus, bijvoorbeeld een<br />

eenvoudige brief, een mailtje, een mededeling.<br />

4. Ook moet de woordenschat van leerlingen<br />

stelselmatig worden uitgebreid, evenals de<br />

kennis van uitdrukkingen en gezegden.


5. En ten slotte moeten leerlingen de grammatica<br />

leren.<br />

Al met al is dit een hele opgave. Maar we<br />

missen in dit betoog luisteren en spreken.<br />

Die heb ik met opzet weggelaten. Op de<br />

eerste plaats omdat je je moet beperken tot<br />

de kern, tot dat waar de school voor móet<br />

zorgen. Alleen dan kun je een bevredigend<br />

resultaat bereiken. Focussen dus. Op de<br />

tweede plaats omdat je leert luisteren en<br />

spreken via de weg van de natuurlijke taalontwikkeling,<br />

op school en buiten school.<br />

Het gaat dus min of meer vanzelf. Bovendien:<br />

alle onderwijs is taalonderwijs, zeg ik<br />

prof. A.D. de Groot na. Op de derde plaats<br />

omdat uit het PPON-onderzoek blijkt dat<br />

leerlingen van groep 8 nauwelijks beter spreken<br />

en luisteren dan leerlingen van groep 5.<br />

Kennelijk leveren de onderwijsinspanningen<br />

gedurende vier leerjaren nauwelijks enig<br />

leerresultaat op.<br />

Geen leergangen luisteren en spreken dus,<br />

niet allerlei spreek- en luisteroefeningen in<br />

taalboekjes, geen kerndoelen, geen toetsing<br />

en ook geen referentieniveaus voor luisteren<br />

en spreken. Wat dan wel? Het allerbelangrijkste<br />

is een leerkracht die de hele dag het<br />

goede voorbeeld geeft van correct en rijk<br />

taalgebruik. Dat gaat vanzelf als de leerkracht<br />

voldoende taalvaardig is. Verder dient<br />

de leerkracht corrigerend op te treden bij<br />

foute taaluitingen of slechte communicatie.<br />

Ook dat gaat vanzelf als dat een grondhouding<br />

is geworden. Het kost geen tijd en het is<br />

geen (deel)vak.<br />

Spreken en luisteren is pas een paar decennia<br />

onderdeel van het curriculum. Het is erin<br />

gekomen toen de nadruk werd gelegd op<br />

de vaardigheden: lezen, luisteren, spreken,<br />

schrijven. Daarvoor bestond het niet op<br />

school. Door het weg te laten als expliciet<br />

vakonderdeel ontstaat er meer ruimte en<br />

aandacht voor de andere onderdelen die nadrukkelijk<br />

op school moeten worden geleerd.<br />

Wat moeten we nog meer doen? Er moeten<br />

effectieve en efficiënte onderwijsstrategieën<br />

worden ontwikkeld. Hoe richten we het onderwijs<br />

in dat alle leerlingen een maximaal<br />

resultaat halen, gegeven hun mogelijkheden?<br />

Dat het veel beter kan, laat Kees Vernooy,<br />

lector aan de hogeschool Edith Stein, zien.<br />

Die heeft in korte tijd in Enschedese scholen<br />

opmerkelijke resultaten weten te behalen bij<br />

het leesonderwijs. Wat was het geheim? Op<br />

een vindingrijke wijze gebruik maken van<br />

de relevante, wetenschappelijke kennis die<br />

bijvoorbeeld in de onderwijskunde en de<br />

cognitieve psychologie is ontwikkeld over<br />

leren en onderwijzen. Daarbij zijn elementen<br />

als planmatigheid, heldere instructie,<br />

voldoende oefening en gerichte feedback van<br />

groot belang. Helaas wordt het onderwijs<br />

vaak meer gestuurd door meningen en overtuigingen<br />

dan door wetenschappelijke kennis<br />

over leren en onderwijzen. Daarom heeft<br />

de Onderwijsraad eerder een lans gebroken<br />

voor evidence based education, onderwijs<br />

waarvan de effectiviteit is aangetoond.<br />

Mijn grote voorbeeld is frater Caesarius<br />

Mommers, de leesvader van Nederland, auteur<br />

van Veilig leren lezen. Zijn grote kracht<br />

was de combinatie van een grondige kennis<br />

van het basisonderwijs uit eigen ervaring als<br />

onderwijzer met klassen van vijftig leerlingen<br />

enerzijds, en een even grondige kennis<br />

van de onderwijswetenschap anderzijds. Ik<br />

heb hem op de universiteit leren kennen als<br />

een voortreffelijk docent en onderzoeker. Hij<br />

werkte niet aan onderwijsvernieuwing maar<br />

aan onderwijsverbetering, zorgvuldig, op<br />

basis van onderzoeksresultaten en praktijkervaring.<br />

Lichtzinnig experimenteren was er<br />

bij hem niet bij.<br />

Als derde noem ik de leerkracht. Die is natuurlijk<br />

cruciaal. Behalve instructievaardigheid<br />

moet die ook een meer dan gemiddeld<br />

niveau van taalbeheersing hebben. Hoe kun<br />

je leerlingen teksten leren schrijven als je<br />

daar zelf niet voldoende toe in staat bent?<br />

Hoe kun je de spreekvaardigheid van leerlingen<br />

vergroten als je niet zelf een sprankelend<br />

voorbeeld bent? Hoe kun je de woordenschat<br />

vergroten als je niet helder uit kunt<br />

leggen wat de betekenis is van woorden? Als<br />

lid van een visitatiecommissie op de pabo<br />

werd me duidelijk dat de pabo dat niveau<br />

bij de studenten niet kan garanderen. En<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

toch ontvangen ze hun onderwijsbevoegdheid.<br />

Inmiddels worden er hogere eisen<br />

gesteld op de pabo. Maar ik vrees dat dat<br />

niet toereikend is om een voldoende niveau<br />

te garanderen. Er zullen dus meer en betere<br />

maatregelen genomen moeten worden om<br />

ervoor te zorgen dat de nieuwe leerkrachten<br />

voor hun taak berekend zijn.<br />

En dan nog dit. Teksten schrijven kun je<br />

onderwijzen, is mijn overtuiging. Maar mij<br />

is het nooit onderwezen, noch in de basisschool,<br />

noch in het voortgezet onderwijs, de<br />

kweekschool of de universiteit. Ik heb het<br />

vooral in mijn werk moeten leren. We gaven<br />

op het Cito altijd onze geschreven teksten<br />

voor een kritische beoordeling aan enkele<br />

collega’s. Daar heb ik veel van geleerd. Op<br />

de basisschool moesten we af en toe een<br />

opstel maken. Daar kwam dan een beoordeling<br />

onder te staan. Zoiets als: ‘Leuk gedaan,<br />

jongen.’ Daar leer je niet van. Je kreeg zelden<br />

effectieve feedback waar je wat aan had. Ik<br />

vind het hoog tijd dat we het schrijven van<br />

teksten systematisch stap voor stap gaan<br />

onderwijzen. Ik heb in Franse schoolboekjes<br />

gezien hoe dat kan. De huidige taalmethodes,<br />

voor zover ik die bekeken heb althans,<br />

bieden daarvoor onvoldoende handvatten.<br />

Een treurige constatering!<br />

Ten slotte<br />

Ik raad iedere school aan eens te gaan opschonen.<br />

Scholen hebben het steeds drukker<br />

gekregen met allerlei activiteiten die bij nader<br />

inzien niets bijdragen aan het bereiken<br />

van de leerresultaten die we van de school<br />

mogen verwachten, met goedbedoelde onzin<br />

dus. Weg ermee. Kijk ook eens kritisch naar<br />

al die oefeningen in de taalmethode. Hoe<br />

zinvol zijn die eigenlijk? Bij twijfel, weg<br />

ermee en zo nodig vervangen door betere.<br />

Zo’n opruiming werkt heilzaam. Het brengt<br />

de noodzakelijke rust, het gewenste overzicht<br />

en de menselijke maat terug.<br />

Om af te sluiten doe ik een voorspelling over<br />

de resultaten over de taalpeiling over tien<br />

jaar. Die zullen gelijk zijn aan de resultaten<br />

van de laatste peiling. Waarom? Omdat<br />

de condities voor verbetering op landelijk<br />

niveau helaas ontbreken. Niet om vrolijk<br />

van te worden dus. Maar ik eindig met goed<br />

nieuws. Iedere school die dat wil, kan de<br />

resultaten van het taalonderwijs aanzienlijk<br />

verbeteren door geen kostbare onderwijsleertijd<br />

verloren te laten gaan en door de<br />

regels van goed onderwijs consequent toe te<br />

passen.<br />

Paul van Dam<br />

7


Allereerst Zwarte Piet, de vrolijk springende knecht, die nooit stijgt<br />

in de hiërarchie van sints hofhouding, altijd allochtoon, hoe lang<br />

hij ook Spaans staatsburger is. In het taalonderwijs kennen we ook<br />

zwartepieten, en dan heb ik even niet over allochtonen. Ik heb het<br />

over de zwartepiet die gretig wordt doorgeschoven. Hij heet in die<br />

hoedanigheid spelling, interpunctie, grammatica en schrijfvaardigheid.<br />

Tegenwoordig onderwerpen universiteiten en hogescholen hun<br />

eerstejaarsstudenten aan spelling- en interpunctietoetsen, vooralsnog<br />

vrijwillig. Want de ervaring van docenten in het hoger<br />

onderwijs leert dat een groot deel van de slimme, goedgebekte,<br />

digiwijze 18-jarigen die hun instituten betreden, erbarmelijk<br />

slecht zijn in spellen en stellen. ‘Ze’, de goeden niet te na<br />

8 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

Hoe Zwarte Piet naar de<br />

Sinterklaas kwam mijn stad binnen, rijzig op zijn<br />

witte schimmel, vergezeld van een leger strooiende<br />

pietjes. Ik heb geen kleine kinderen meer, maar ik ge-<br />

loof nog altijd in de sint. Dus stond ik in mijn eentje,<br />

tussen opgewonden jonge ouders, in de stromende re-<br />

gen naar de intocht te kijken, met kloppend hart. Een<br />

beetje sneu, ik geef het toe. Maar gunt u mij, om in de<br />

stemming te blijven, enkele sinterklaasvergelijkingen.<br />

gesproken, maken bizarre fouten in de werkwoordspelling, weten<br />

niet waar je een komma of dubbele punt zet, maken geen alinea’s,<br />

en kunnen hun gedachten niet<br />

helder verwoorden. Repareren<br />

van spellingsgebreken is<br />

niet zomaar in een bijspijkercursusje<br />

te leren, want een<br />

voorwaarde daartoe is dat je<br />

iets begrijpt van zinsbouw en<br />

grammatica, van onderwerp<br />

en lijdend voorwerp, van koppelwerkwoord<br />

en voltooide<br />

tijd. Hoe komt het dat onze<br />

bloem der natie, de toekomstige<br />

pijlers van de kennis- en<br />

diensteneconomie – ik laat<br />

het lager en middelbaar<br />

beroepsonderwijs nog buiten<br />

beschouwing - zo slecht spelt<br />

en stelt?<br />

Dat komt door het middelbaar<br />

onderwijs!, roepen de universitaire<br />

docenten. Daar doen<br />

ze niets meer aan ontleden,


taalonderwijs<br />

kelders van het onderwijs zakte<br />

spelling en interpunctie. En echt schrijven hoeven ze ook niet meer.<br />

Schrijven is werkstukjes bij elkaar googlen. Samenvatten is als een<br />

gedrilde aap volgens een vaste bolletjesmethode kernzinnen uit een<br />

tekst vissen. Spelfouten tellen nauwelijks mee bij het eindexamen.<br />

Eerlijk gezegd hebben ze wel een beetje gelijk, die docenten in het<br />

hoger onderwijs.<br />

Ja maar, ja maar, zeggen de docenten op de middelbare school, niet<br />

alleen de leraren Nederlands, maar ook die van de andere moderne<br />

en klassieke talen. Wij krijgen kinderen van de basisschool in de<br />

brugklas die nooit goed hebben leren spellen op de basisschool, dat<br />

hoefde helemaal niet, ze mochten spellen zoals ze het hoorden. Dus<br />

schrijven ze ‘me moeder’, en ‘ik mogt’. Ze schrijven zinnen zonder<br />

hoofdletters of punten. Ze hebben nooit geleerd wat een persoonsvorm<br />

is of een werkwoordstam, zelfs het woord werkwoord<br />

is onbekend. Wat moeten wij daar nu mee? Wij worden geacht<br />

literatuuronderwijs te geven, ze te leren spreken en<br />

luisteren, schrijven en lezen, logisch nadenken en<br />

argumenteren. En dat allemaal in drie uurtje per<br />

week. Basiskennis hoort thuis op de basisschool,<br />

het woord zegt het al! Ja. Ook deze docenten<br />

hebben gelijk, en nog ietsje meer gelijk dan de<br />

docenten in het hoger onderwijs. En zo zakt<br />

Zwarte Piet langzaam door de schoorsteen<br />

van het onderwijsgebouw. Want ook de<br />

leerkrachten op de basisschool verweren<br />

zich met recht en reden. Ja, hoor eens,<br />

zeggen die, wij moeten al zo veel. Afnemend<br />

burgerschap, toenemend overgewicht,<br />

de gevaren van internet, huiselijk<br />

geweld, slechte sociale vaardigheden, gebrekkig inzicht<br />

in het verkeer, – alles wordt maar op ons bordje gegooid. In de ene<br />

klas spreekt driekwart van de leerlingen thuis geen Nederlands, in<br />

de andere klas heeft driekwart een stempel op zijn voorhoofd: dyslectisch,<br />

adhd, asperger, pddnos, hoogbegaafd. Allemaal moeten ze<br />

extra en doelgerichte aandacht krijgen. Ouders zijn zó veeleisend.<br />

En dan heb je nog die verwende mormels die thuis geen grenzen<br />

krijgen opgelegd en overal doorheen schreeuwen en zich geen<br />

seconde kunnen concentreren. Ga er maar aanstaan met dertig<br />

leerlingen in een klas! En ja, ook die leerkracht heeft ruimschoots<br />

gelijk. Natuurlijk.<br />

En zo verdwijnt Zwarte Piet beteuterd in de kelders van het onderwijs,<br />

en doet iedereen alsof hij zijn gekerm niet hoort. Tot hij, zoals<br />

gebruikelijk bij zwartepieten, weer opduikt. Dan staat er weer in de<br />

krant dat uit een internationaal PISA-onderzoek dat de vaardigheid<br />

in begrijpend lezen bij onze 10-jarigen is afgenomen, en dat we<br />

zakken op de wereldranglijst. Paul van Dam, jarenlang verantwoordelijk<br />

voor de taaltoetsen van het cito, vertelde ons dat de periodieke<br />

peilingen van het cito al decennialang een dalende lijn vertonen.<br />

De opbrengst van het taalonderwijs valt bij alle taalonderdelen<br />

tegen. Dat blijkt uit meer dan twintig jaar PPON-onderzoek. Het<br />

Sociaal en Cultureel Planbureau meldt dat kinderen en jongeren<br />

wéér minder zijn gaan lezen in hun vrije tijd. Het CBS komt daar<br />

overheen met een andere domper: alle goedbedoelde inspanningen<br />

ten spijt is de kloof tussen laag- en hoogopgeleiden in onze samenleving<br />

toegenomen. Nergens in de westerse wereld is die zo groot<br />

als in ons kindvriendelijke onderwijs. Dat is niet goed voor een<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

land dat een kenniseconomie wil zijn, maar waar de overheid geen<br />

Sinterklaas speelt als het gaat om onderwijsuitgaven.<br />

Belabberde schrijf- en spelvaardigheid<br />

Terug naar de belabberde schrijf- en spelvaardigheid. Ik ben van<br />

mening – spijtig als ik hiermee mensen voor het hoofd stoot – dat<br />

de stevige basis hiervoor inderdaad moet worden gelegd op de<br />

basisschool. De basisschool schiet, gemiddeld genomen, op dit punt<br />

al decennia tekort. Ik ben geen basisschoolleerkracht, dus ik behoor<br />

tot de stuurlui die luid zingend aan wal de stoomboot toezwaaien,<br />

maar ik ben wel jarenlang taaldocent geweest, en ik heb van taal<br />

gebruiken mijn beroep gemaakt. Ook kom ik regelmatig op basisscholen<br />

om reportages te maken over taal- en literatuuronderwijs,<br />

en ik zie daar dat het niet goed gaat, maar ook hoe het wél kan.<br />

Ik ben getrouwd met een leraar Nederlands die elke avond zijn<br />

verhalen kwijt moet, en niet in de laatste plaats ben ik moeder van<br />

twee kinderen die beroerd taalonderwijs hebben gehad, en daarvan<br />

schade hebben ondervonden. Voor de wetenschappelijke analyse<br />

van de problemen en de professionele aanpak van de oplossingen<br />

wil ik graag specialisten het woord geven, maar ik wil, op grond<br />

van observaties, gaarne wat aanbevelingen doen.<br />

Ik denk dat we veel meer van kinderen kunnen eisen dan nu op<br />

de basisschool gebeurt. Vroeger, laten we zeggen het vroeger van<br />

voor 1968, hing er op de zogenaamde ‘opleidingsscholen’, scholen<br />

die kinderen, ook de arbeiderskinderen die je toen nog had,<br />

klaarstoomden voor de hbs, een spreuk aan de wand: ‘t Is moeilijk,<br />

maar ‘t moet’. Die scholen, met hun verwerpelijke stamponderwijs,<br />

9


verdwenen, en dat is voor een deel maar<br />

goed ook. Ik zou mijn kind ook niet graag<br />

op een school doen waar hij de hele dag rijtjes<br />

dreunt en een tik met een liniaal krijgt<br />

als hij praat.<br />

Maar de ambitie van scholen, het beste halen<br />

uit kinderen, uit álle kinderen, ook het<br />

minder slimme of kansrijke, is verminderd.<br />

Dat is wél erg. De onderwijsraad stelde een<br />

paar jaar geleden vast dat tien tot twintig<br />

procent van de kinderen onderpresteert.<br />

Het zijn vooral kinderen aan zowel de boven-<br />

als onderkant van leerlingenpopulatie.<br />

Dat is een beschamend percentage.<br />

Sorteermachine<br />

In het vmbo en op het mbo begrijpt, zo lees<br />

ik in een onderzoek, 57 procent van leerlingen<br />

een eenvoudig tekstje niet goed genoeg<br />

om ermee te kunnen werken. 80 procent<br />

van hun docenten vindt de taalvaardigheid<br />

van hun leerlingen onvoldoende om te<br />

kunnen functioneren in de maatschappij en<br />

in hun beroep. Die leerlingen begrijpen dus<br />

ook de meeste teksten op internet niet. De<br />

nachtmerrie van minister Van Bijsterveldts,<br />

‘de googlende leerling’, zoals ze laatst zei, is<br />

nog te optimistisch: maak één spelfout en<br />

Google vertelt je niks.<br />

Ons onderwijs is geen emancipatiemachine<br />

meer, maar een sorteermachine, die zorgt<br />

dat ook de bovenste en de onderste laatjes<br />

gevuld blijven. De toekomstige dragers van<br />

de kenniseconomie verdringen elkaar bij de<br />

gymnasia om zich te verzekeren van het allerbeste,<br />

en alleroudste leren. Als kinderen<br />

twaalf zijn, zijn de kaarten geschud, en het<br />

is heel moeilijk de gevolgen van die vroege<br />

selectie ongedaan te maken. Kinderen die<br />

vanaf de basisschool moeite hebben met<br />

taal en rekenen worden vaak te vroeg opgegeven.<br />

Zij worden op een zeker moment<br />

door de leerkracht niet meer geplaagd met<br />

lastige werkjes, en sommigen hoeven niet<br />

eens mee te doen met de Cito-toets; veel te<br />

confronterend, en ze gaan toch naar lage<br />

niveaus vmbo terwijl je ieder kind, tenzij<br />

het een geestelijke handicap heeft, op de basisschool<br />

op een aanvaardbaar niveau moet<br />

kunnen leren lezen, schrijven en rekenen.<br />

Je kunt ieder kind, is mijn ervaring, in twee<br />

middagen de werkwoordspelling uitleggen.<br />

Maar de ambitie om dat te doen, moet er<br />

wel zijn en de wil om die inspanning te leveren.<br />

De leerkracht moet ook zelf feilloos<br />

de spelling en grammatica beheersen, en<br />

helaas is dat bij de jongste lichtingen vaak<br />

niet het geval.<br />

Onderwijs op maat<br />

Ik zie op basisscholen soms een zeer<br />

10 Vakwerk december <strong>2010</strong>


deterministische manier van denken over<br />

kinderen en ik schrik daarvan. Er wordt<br />

van uitgegaan dat leerlingen ‘van nature’<br />

een bepaald niveau hebben, en op dat<br />

niveau moet dat kind worden bediend. Op<br />

maat heet dat. ‘Onderwijs op maat’ is al vele<br />

jaren het devies in het onderwijs, ook de<br />

inspectie knikt goedkeurend als kinderen<br />

leren op hun eigen, veronderstelde niveau.<br />

Maar als je een kind op maat bedient, neem<br />

je hem ook de maat en loop je het gevaar<br />

hem daarop vast te pinnen. Je kunt je als<br />

leerkracht vergissen in wat een kind in<br />

huis heeft, doordat het kind bijvoorbeeld<br />

allochtone ouders heeft, of tokkie-ouders<br />

of juist twee hoogleraren als ouders. Die<br />

verwachtingen<br />

spelen mee. Dat kind<br />

heeft het thuis al zo<br />

moeilijk, laten we het<br />

alsjeblieft niet op zijn<br />

teentjes laten lopen:<br />

dus geen havo maar<br />

vmbo. Of: hij is wel<br />

niet zo slim, maar<br />

thuis krijgt hij zoveel<br />

steun: vwo dan maar.<br />

Onderwijs op maat<br />

betekent in de<br />

praktijk vaak dat<br />

zwakke basisschoolleerlingen<br />

jarenlang<br />

samen voortmodderen<br />

in hun zwakke<br />

groepje, terwijl ze bij<br />

klassikaal onderwijs<br />

wellicht waren<br />

meegetrokken naar<br />

het gemiddelde<br />

niveau in de klas.<br />

Dan hadden ze vaker nieuwe woorden<br />

gehoord, ingewikkelder zinnen dan ze zelf<br />

gebruiken; ze hoorden misschien iets over<br />

onderwerpen waarover het thuis nooit<br />

gaat. Onderwijs moet de wereld openen,<br />

groter maken, niet het kind gezellig en knus<br />

opsluiten in zijn eigen comfortzone.<br />

“Kindgericht”<br />

Een andere oorzaak van onderpresteren is<br />

dat de wens tot leren volgens modieuze onderwijskundige<br />

theorieën altijd uit het kind<br />

zélf moet komen. Het kind zou van nature<br />

nieuwsgierig zijn, hongerig naar kennis en<br />

nieuwe vaardigheden. Ik heb dat wonder bij<br />

mijn eigen kinderen nooit mogen aanschouwen.<br />

Ja, als het ging om voetballen,<br />

ballet of basketbal of smurfen verzamelen,<br />

dan wilden ze de beste zijn. Maar spontane<br />

honger naar breuken of werkwoordspelling<br />

flakkerde gek genoeg nooit op. Toen ik<br />

elke avond met ze aan tafel ging zitten om<br />

ze bijles te geven – dan leerde ik ze maar ’t<br />

kofschip en liet ik ze een half uurtje per dag<br />

lezen - kregen ze er na een tijdje wel lol in,<br />

en waren ze trots op wat ze ineens konden.<br />

Spontaniteit heeft vaak een duwtje nodig.<br />

Kinderen ‘de verantwoordelijkheid geven<br />

voor hun eigen leerproces’, zoals het in het<br />

rijtje criteria van de Onderwijsinspectie<br />

nog steeds potsierlijk heet, is krankzinnig.<br />

Leraren dragen die verantwoordelijkheid,<br />

ondersteund door ouders.<br />

De mantra ‘rekening houden met verschillen’<br />

fungeert maar al te vaak als schaamlap<br />

voor matig onderwijs. Er wordt, met liefde<br />

en goede bedoelingen, te weinig van kin-<br />

deren geëist. Verschillen tussen leerlingen<br />

bestaan, maar ieder kind heeft recht op de<br />

beste kansen. Het verbaast mij enorm dat<br />

dit niet volkomen vanzelfsprekend is in het<br />

Nederlandse onderwijs. Naar aanleiding<br />

van een column in de krant kreeg ik eens<br />

een mailtje van een directeur van een basisschool.<br />

Hij schreef: ‘Onderwijssystemen<br />

die erin slagen ontwikkelingsachterstanden<br />

vroegtijdig te signaleren en weg te poetsen,<br />

zijn er niet en zullen er nooit zijn. Daarvoor<br />

zijn de verschillen tussen kinderen gelukkig<br />

te groot. Dat moeten we dus ook niet<br />

willen.’ Vooral de laatste zin is veelzeggend.<br />

Verschillen tussen mensen worden nog<br />

altijd beschouwd als van God en onveranderbaar.<br />

Dat duidt op weinig beroepstrots,<br />

en een matig vertrouwen in wat het eigen<br />

vak, goed onderwijs geven, vermag.<br />

Ten onrechte. Experimenten waarbij achterstanden<br />

tijdig worden opgespoord en<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

verkleind door intensief, goed onderwijs,<br />

tonen verbluffende resultaten. Een kind<br />

‘heeft’ niet een in lood geklonken niveau,<br />

kinderenhersenen zijn uiterst flexibel.<br />

Natuurlijk zijn er grenzen, maar het niveau<br />

van de leerkracht, de kwaliteit van de lessen<br />

en de hoogte van de gekoesterde verwachtingen<br />

maken enorm veel uit. Hetzelfde<br />

kind dat op een zwakke school met een<br />

advies vmbo-t groep acht verlaat, is op een<br />

effectieve school een vwo'er. Er zijn basisscholen<br />

in Nederland, zowel witte als zwarte,<br />

zowel in steden als op het platteland,<br />

waarbij alle kinderen bij de citotoetsen,<br />

tussentijdse en eindtoetsen, zo’n vijf punten<br />

boven het hun veronderstelde gemiddelde<br />

uitkomen. De<br />

verschillen tussen<br />

leerlingen blijven,<br />

maar het algehele<br />

niveau ligt stukken<br />

hoger dan op andere<br />

basisscholen met<br />

een vergelijkbare<br />

populatie.<br />

Het Mozaïek in<br />

Arnhem en de<br />

Catharinaschool<br />

in Amsterdam zijn<br />

zulke scholen. Op<br />

die laatste halfzwarte<br />

school steeg, door<br />

effectief leesonderwijs,<br />

de gemiddelde<br />

Cito-score in enkele<br />

jaren van 528 naar<br />

539. De kansarmen<br />

konden ineens naar<br />

de havo! Tegenwoordig<br />

geeft de inspectie<br />

toe dat achterstanden niet te wijten zijn<br />

aan klassengrootte of aan de thuissituatie,<br />

maar aan beroerd onderwijs. Zo’n school,<br />

daar zou je eens met een paboklas naar toe<br />

moeten gaan. Wat doet die school precies<br />

goed? Wat laten ze na?<br />

De successcholen hebben wel enkele dingen<br />

gemeen: er heerst rust, er wordt veel<br />

aandacht besteed aan rekenen en taal, maar<br />

ook aan geschiedenis en aardrijkskunde. Er<br />

wordt veel gelezen en voorgelezen, er is een<br />

schoolbibliotheek, maar leesmoeders zijn<br />

11


weggedaan. Leesmoeders helpen niet. Er<br />

wordt weinig lestijd verspild aan allerhande<br />

projecten en kringgesprekken. Er wordt<br />

regelmatig getoetst. Maar vooral: men koestert<br />

er hoge verwachtingen van kinderen,<br />

vindt niemand zielig of dom, en legt de lat<br />

nét ietsje hoger dan gemiddeld.<br />

Hoge verwachtingen leiden steevast tot<br />

hoge uitkomsten, en lage verwachten werken<br />

als een self fulfilling prophecy. Daar is<br />

ondertussen veel onderzoek naar gedaan,<br />

onder anderen door Paul Jungbluth, maar<br />

zijn bevindingen horen helaas op geen<br />

enkele pabo tot de verplichte leerstof.<br />

Toetsen<br />

Toetsen, dat werkt ook eerder in het voordeel<br />

van de leerling dan in het nadeel. Een<br />

toets is blanco, en heeft geen vooroordeel<br />

over je achtergrond, je cultuur en je intelligentie.<br />

Zo’n toets kan de verwachtingen<br />

van de leerkracht ondersteunen of bijstellen.<br />

Het is wel een paardenmiddel, die Citotoets,<br />

vind ik. Ik snap wel waarom ouders<br />

– en veel kinderen – bloednerveus worden<br />

van die toets. Het is een valbijl. Op veel<br />

scholen is het de eerste keer, of de tweede,<br />

na de entreetoets, dat kinderen serieus worden<br />

getoetst. En er hangt ongelooflijk veel<br />

vanaf; de uitslag is in hoge mate bepalend<br />

voor de toekomst van een kind. Elk jaar<br />

hoor je weer dezelfde commentaren: dat die<br />

Cito-toets niet helemaal deugt. Hij wordt<br />

‘oneigenlijk’ gebruikt door de Inspectie. En:<br />

‘het is toch maar een momentopname’?<br />

Ik geloof er niets van. Met die toets is<br />

niets mis. Maar hij legt wel genadeloos<br />

de tegenstrijdige ambities van veel ouders<br />

bloot. Kinderen moeten het vooral heel<br />

leuk en gezellig hebben, en liefst niets tegen<br />

hun zin doen. Maar ze moeten wel overal<br />

goed in zijn: in sport, muziek en op school.<br />

Tot ze 11 jaar zijn, mag van hun schatjes<br />

weinig worden geëist. Ouders kiezen vaak<br />

een school die warm en ‘gezellig’ is, waar<br />

bijvoorbeeld veel aan toneel wordt gedaan.<br />

Veel ouders gruwen van ‘prestatiegerichte<br />

scholen’. Ze willen niet dat de zweep erover<br />

12 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

gaat, ze kiezen voor een school die hun<br />

gezellig en kindvriendelijk lijkt. Als ze<br />

maar gelukkig zijn! Maar als in groep-8<br />

een keihard oordeel klinkt, schrikken<br />

diezelfde ouders zich dood. Wat, krijgt ons<br />

kind géén havo-vwo-advies? Spookbeelden<br />

van scholen in nare wijken doemen op.<br />

Verkeerde vriendjes, wapendetectoren bij<br />

de schooldeur.<br />

Hoogopgeleide ouders vinden vaak dat ze<br />

zoveel hebben moeten opgeven voor hun<br />

kroost – vrijheid, carrièrekansen, inkomen<br />

– dat die een of twee exemplaren wel heel<br />

goed moeten lukken. Achterblijvende leerprestaties<br />

of gebrek aan zichtbare talenten<br />

zijn dan een lelijke domper. Dat moet dan<br />

haast wel aan de school liggen en anders is<br />

er wel een reparabel defect. Meestal lukt het<br />

die ouders hun met etiketten beplakte kind<br />

op een havo-vwo te krijgen en te houden.<br />

Het is goed voorstelbaar dat leerkrachten<br />

hoorndol worden van klassen met dertig<br />

heel bijzondere schepseltjes. Ook begrijpelijk<br />

dat sommigen zelf gretig suggereren het<br />

kind te laten testen op een afwijking; aan<br />

hun inspanningen ligt het dan in elk geval<br />

niet. Testbureaus beleven gouden tijden.<br />

Maar bij de Cito-toets worden ook zíj, de<br />

ouders, beoordeeld op hun opvoeding, hun<br />

status, hun intelligentie. Zij deden toch zelf<br />

óók gymnasium? Of ze hadden gehoopt<br />

dat er nu eens eentje in de familie meer<br />

dan mavo zou halen. Maak je niet zenuwachtig<br />

lieverd, zeggen ze drie keer per dag,<br />

wekenlang. Gewoon goed nadenken! Die<br />

kinderen weten: het is nu erop of eronder.<br />

De Cito-toets is geen ‘momentopname’. Dat<br />

zou betekenen dat als je vier van die toetsen<br />

maakt, er vier keer een ander advies uitrolt,<br />

wat niet waar is. De uitslag komt meestal


overeen met het advies van de leerkrachten.<br />

Maar soms kan het leerkrachten die geen<br />

hoge pet op hebben van een kind in het<br />

ongelijk stellen. ‘Verborgen talent’ ontdekken,<br />

heette dat vroeger. Je hoort er zelden<br />

meer over. En dat de Inspectie met die toets<br />

een extra instrument heeft om ingedutte<br />

scholen, die niet alles uit hun leerlingen halen,<br />

een stimulerende schop onder de kont<br />

te geven, is mooi meegenomen.<br />

Onderwijs is veel meer dan kennis overdragen<br />

en toetsen, hoe belangrijk dat ook is.<br />

School zou kinderen moeten bemoedigen<br />

en stimuleren en enthousiasmeren. Laatst<br />

bezocht ik voor een reportage voor de<br />

krant een vestiging van de IMC Weekendschool.<br />

Groepen kinderen tussen 10 en 14<br />

jaar zaten er op hun vrije zondagmiddag<br />

wiskundevraagstukken op te lossen met<br />

zelfgebouwde kubussen, en ze schreven<br />

prachtige gedichten onder leiding van een<br />

dichter. Ongelooflijk! Op school waren ze,<br />

zeiden ze, ‘slecht’ in taal en wiskunde en ze<br />

vonden die vakken ‘stom’. Maar hier vonden<br />

ze het geweldig. Hier werd er in hen geloofd.<br />

En de docenten waren niet bang om<br />

veel te eisen, om de leerlingen met kennis,<br />

met moeilijke dingen lastig te vallen.<br />

De docenten op de Weekendschool overschatten<br />

de leerlingen en daar worden ze<br />

gelukkiger van. Ze bloeien op omdat er in<br />

hen wordt geloofd. Veel van die leerlingen<br />

van de Weekendschool stapelen uiteindelijk<br />

opleidingen, en komen toch op de havo en<br />

in het hbo terecht om hun dromen waar te<br />

maken. Niemand vertelde hen dat zoiets<br />

voor hen niet is weggelegd, dat ze het te<br />

hoog in de bol hadden. Ze krijgen veel<br />

individuele aandacht, en er is veel interactie<br />

en discussie in de groep. Niemand<br />

schreeuwde, niemand zat te klieren of te<br />

pesten. Maar urenlang zwijgend zelfstandig<br />

werken achter de computer is er niet bij. Bij<br />

alle vakken oefenen deze kinderen hun Nederlands.<br />

Daar, op de IMC-Weekendschool,<br />

zouden de pabo klassen ook eens een kijkje<br />

kunnen nemen, ter inspiratie.<br />

Schoolkeuze<br />

Als ik nu een school zou moeten kiezen<br />

voor mijn kinderen zou ik het wél weten,<br />

anders dan toen ik moest kiezen en<br />

verkeerd koos. Ik zou een school kiezen,<br />

niet per se een witte, met een behoorlijk<br />

leerlingvolgsysteem, een school die boven<br />

de op grond van de populatie verwachte cito-score<br />

zit. Ik zou een school kiezen waar<br />

het rustig is en schoon, waar kinderen niet<br />

schreeuwend en joelend onder schooltijd<br />

door de gangen lopen. Maar ik zou ook willen<br />

weten of er wordt gezongen in de klas,<br />

want liedjes zingen, met rijm, ritme, oude<br />

woorden en onzinwoorden, is muzikale<br />

ontwikkeling én ook taalontwikkeling.<br />

Ik zou een school kiezen waar geen afkeer<br />

heerst van computers, maar waar men er<br />

evenmin een heilig ontzag heeft voor de digitale<br />

wonderkinderen van nu, de generatie<br />

Einstein. Want dat valt erg tegen. Kinderen<br />

worden op school het web opgestuurd zonder<br />

dat ze geleerd hebben wat ze daar tegen<br />

kunnen komen. Internet kan een grote<br />

bron van informatie én vermaak zijn en een<br />

nuttig hulpmiddel in het onderwijs, maar<br />

het is ook een vuilnisvat, een dumpplek<br />

voor rabiate meningen en een markplaats<br />

voor verongelijkte schreeuwers. Kinderen<br />

wegwijs maken in dat medium, goed leren<br />

zoeken, bronnen leren beoordelen, zou een<br />

belangrijk schoolvak moeten zijn.<br />

De nieuwe media hebben het gedrag van<br />

kinderen niet wezenlijk veranderd. Waarin<br />

verschilt eindeloos vechtspelletjes doen<br />

van het lezen van gewelddadige strips?<br />

Hoe anders is huiswerk maken, terwijl je<br />

op facebook zit, mobiel belt, een filmpje<br />

op youtube bekijkt en muziek downloadt,<br />

dan leren met een plaat op de pick-up, één<br />

oog gericht op de tv, onderwijl urenlang<br />

bellend met een vriendin – wat ik deed?<br />

Mijn enorm multimediale kinderen zijn<br />

niet hongeriger naar nieuws en informatie<br />

dan ik was. Ze klikken steevast dezelfde<br />

sites aan, zoals ik altijd van de bibliotheek<br />

thuiskwamen met dezelfde meisjesboeken<br />

waarin ze elkaar op het eind kregen. De<br />

media zijn veranderd, maar wat kinderen<br />

ermee doen niet: oeverloos kakelen,<br />

kongsi’s vormen, vriendschappen smeden<br />

en breken.<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

Ik zou ook willen weten wat de school<br />

aan literatuur doet, welke kinderboeken<br />

er staan in de bibliotheek. Hoe vaak er<br />

wordt voorgelezen en of er wel eens een<br />

schrijver langskomt… Nu ieder kind drie<br />

muisklikken is verwijderd van alles wat hij<br />

over seks, drugs en BN’ers wil weten, is het<br />

moeilijker geworden hen warm te krijgen<br />

voor papier met een kaftje erom. Toch moet<br />

dat. Verhalen lezen en luisteren is een van<br />

de weinige manieren om inlevingsvermogen<br />

en verbeeldingskracht te ontwikkelen,<br />

om meer dan één leven te leven. Liefde,<br />

verraad, bedrog, jaloezie, wraak ; je hoeft<br />

het zelf niet allemaal mee te maken om te<br />

weten hoe het voelt, je kunt erover lezen.<br />

Lezen, kinderliteratuur - daar begin ik weer<br />

– zou het belangrijkste vak moeten zijn<br />

op de pabo. Het gekke is dat bij de onderwijskundige<br />

vernieuwing van de laatste<br />

jaren niet alleen het belang van kennis is<br />

afgenomen, maar ook de tijd besteed aan<br />

creatieve vakken.<br />

Zo’n school, waar je wat opsteekt, waar<br />

je gezien wordt, waar je talenten worden<br />

ontdekt, bestaat. Een school waar veel van<br />

je verwacht wordt, maar waar je ook veel<br />

krijgt. Zo’n school waarover je dertig jaar<br />

later aan je kinderen vertelt. Je moet er<br />

alleen wel in geloven, in zo’n school; net als<br />

in Sinterklaas.<br />

Aleid Truijens<br />

13


In zijn artikel “Examineer rekenen<br />

en lassen, maar geen ‘competen-<br />

ties’ als luisteren of zelfkritiek” van<br />

6 februari jl. in NRC-Handelsblad<br />

schetst onze voorzitter Ad Ver-<br />

brugge in grote lijnen een aantal<br />

maatregelen dat moet worden<br />

genomen om “de kwaliteit van het<br />

onderwijs voor de komende gene-<br />

ratie veilig te stellen”.<br />

Beter onderwijs:<br />

niet goed genoeg<br />

14 Vakwerk december <strong>2010</strong>


De voorgestelde maatregelen bewegen<br />

zich echter enkel en alleen<br />

op systeemniveau; ze hebben<br />

betrekking op het elimineren van<br />

mistoestanden die de afgelopen decennia<br />

in onderwijsland zijn ontstaan. Hij noemt<br />

bijvoorbeeld de schaalvergroting, de daarmee<br />

samenhangende verregaande<br />

autonomie<br />

van schoolbesturen en<br />

het gebrek aan kwaliteit<br />

van basisschool tot hoger<br />

beroepsonderwijs.<br />

In de analyse mis ik<br />

echter de vraag welke<br />

maatregelen op meso-<br />

en microniveau moeten<br />

worden genomen om<br />

de ambitie: “qua onderwijs<br />

te willen behoren tot de top vijf van de<br />

geïndustrialiseerde landen” waar te kunnen<br />

maken. Feitelijke onderwijsverbetering vindt<br />

immers niet plaats op macroniveau, maar op<br />

de werkvloer: binnen scholen en klassen. De<br />

door onze vereniging voorgestelde maatregelen<br />

zijn daarom randvoorwaardelijk van<br />

aard. Daarnaast kan ik me niet aan de indruk<br />

onttrekken dat BON restauratie van het klassikale<br />

systeem nastreeft, met alle nadelen die<br />

aan dit systeem kleven.<br />

Ik ben ervan overtuigd dat de voorgestelde<br />

maatregelen niet voldoende zijn<br />

om de “kwaliteit van<br />

het onderwijs voor<br />

de komende generatie<br />

veilig te stellen”. Ik zal<br />

hieronder in grote lijnen<br />

aangeven wat er daarvoor<br />

nog méér moet gebeuren.<br />

Differentiëring van het<br />

onderwijsaanbod<br />

Het huidige onderwijsaanbod is voornamelijk<br />

klassikaal van aard. De onderwijspraktijk<br />

ziet er daardoor in grote lijnen als volgt uit:<br />

een leraar die voor de klas staat, probeert alle<br />

leerlingen op een uniforme wijze dezelfde<br />

hoeveelheid leerstof bij te brengen, om daarmee<br />

binnen de groep dezelfde leervorderingen<br />

te bereiken. Elke leraar weet echter dat<br />

leerprocessen verschillend verlopen. De ene<br />

leerling/student heeft meer tijd nodig dan de<br />

andere, weer een andere heeft een afwijkende<br />

stijl van leren, interesses en andere capaciteiten.<br />

Daarom is het vaak moeilijk vooraf<br />

aan te geven hoeveel tijd een leerling/student<br />

nodig heeft om leerinhouden conform de<br />

geldende standaards te verwerken, met als<br />

gevolg dat zowel de beteren als de zwakkeren<br />

tekortkomen.<br />

Dat leerlingen verschillend leren, blijkt<br />

ook uit wetenschappelijk onderzoek op het<br />

gebied van de cognitieve psychologie. We<br />

weten nu dat de hersenontwikkeling tot het<br />

tweede levensjaar voor iedereen hetzelfde<br />

is. In de jaren daarna gaat de omgeving een<br />

steeds belangrijkere rol spelen. Tussen het<br />

vierde en het veertiende levensjaar worden<br />

de verschillen groter en wordt de bandbreedte<br />

waarbinnen leerprocessen mogelijk<br />

zijn, vooral bepaald door de ontwikkeling<br />

van “onderdelen” waaruit de hersenen zijn<br />

opgebouwd en waarin specifieke cognitieve<br />

processen zijn gelokaliseerd. Strak klassikaal<br />

onderwijs kan onmogelijk rekening houden<br />

met deze individuele verschillen, is afgestemd<br />

op de “gemiddelde” leerling en kan<br />

daarom niet anders worden gekwalificeerd<br />

dan “middelmatig”; de hierboven verwoorde<br />

ambitie kan nooit waar worden gemaakt.<br />

Wat nodig is, is een gedifferentieerd onderwijsaanbod,<br />

dat enerzijds uitgaat van helder<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

taalonderwijs<br />

geformuleerde einddoelen en anderzijds van<br />

de ondersteuningsbehoefte van de leerling/<br />

student. Het is duidelijk dat een dergelijk<br />

aanbod consequenties heeft voor zowel<br />

toetsing als examinering, omdat niet alle<br />

leerlingen voor alle inhouden per se hetzelfde<br />

eindniveau halen. Een gedifferentieerd<br />

onderwijsaanbod,<br />

dat recht doet aan<br />

de verschillen tussen<br />

leerlingen/studenten,<br />

vraagt om flexibilisering<br />

van het<br />

gehele onderwijsstelsel<br />

en daarmee<br />

een wijziging van de<br />

bekostigingssystematiek.<br />

Professionalisering van de leraar<br />

Onderwijsverbetering moet worden ontwikkeld<br />

op schoolniveau en gerealiseerd in<br />

de klas. De vraag is nu: wat moet de leraar<br />

in zijn mars hebben om kwalitatief hoogstaand<br />

onderwijs te kunnen geven? Daar<br />

komt nog bij dat we te maken hebben met<br />

een sterk veranderde leerlingenpopulatie,<br />

waardoor specifieke persoonlijkheidseisen<br />

aan leraren worden gesteld. Het in handen<br />

nemen en houden van de onderwijsteugels<br />

bij de huidige generatie leerlingen/studenten<br />

is geen sinecure en vraagt een hoge mate van<br />

professionaliteit.<br />

Een “meester” in het vak beheerst het vak<br />

waarin hij lesgeeft tot in de toppen van<br />

zijn vingers. Iedereen weet dat je niet kunt<br />

lesgeven als je net één hoofdstuk verder bent<br />

dan je leerlingen. Je kunt dan onvoldoende<br />

afstand nemen van de stof en bent niet in<br />

staat te doorzien waarom iemand moeite<br />

heeft met een bepaald onderdeel. Het feit dat<br />

er momenteel een groot aantal leraren onbevoegd<br />

lesgeeft, is dan ook dramatisch voor de<br />

kwaliteit van het onderwijs.<br />

Een professioneel docent beheerst behalve de<br />

leerinhouden ook de voor de uitvoering van<br />

het onderwijs ondersteunende disciplines.<br />

Vakdidactiek is van belang, omdat daaruit de<br />

meerwaarde blijkt die leerinhouden kunnen<br />

hebben. Door de integratie van inhoudelijke<br />

en vakdidactische kennis zijn docenten in<br />

15


staat bij leerlingen interesse op te wekken, waardoor intrinsieke motivatie<br />

om te leren ontstaat. Terwijl leerlingen met leerinhouden aan de<br />

slag gaan, is de docent ook degene die het leerproces van de leerling<br />

begeleidt. Hiervoor is nodig dat hij beschikt over onderwijspsychologische<br />

kennis, waardoor hij in staat is te bepalen in welke fase van het<br />

leerproces de leerling zich bevindt en waardoor mogelijke stagnaties<br />

worden veroorzaakt. Op basis van dit inzicht is hij in staat adequate<br />

begeleiding te geven en zo de leerling over drempels te helpen.<br />

Ontwikkelingspsychologische inzichten zijn belangrijk om specifieke<br />

verschijnselen, kenmerkend voor een bepaalde ontwikkelingsfase,<br />

beter te kunnen begrijpen en er daardoor beter mee om te kunnen<br />

gaan. Het onderwijsaanbod vindt plaats aan een groep leerlingen/studenten.<br />

Inzicht in groepsprocessen en groepsdynamica is van belang<br />

om te kunnen zien wat er zoal in de groep gebeurt en het maakt het<br />

mogelijk dat de leraar adequaat sturing geeft aan deze processen.<br />

Omdat het gesprek één van de belangrijkste didactische middelen is,<br />

moeten leraren ook meesters in communicatie zijn.<br />

Het is duidelijk dat je dat niet van een beginnend docent kunt verwachten.<br />

Een dergelijk niveau van professionaliteit is het resultaat van<br />

permanente deskundigheidsbevordering, zoals wordt bepleit in het<br />

rapport “Leerkracht” van de Commissie Leraren onder voorzitterschap<br />

van Rinnooy Kan. Professionaliseren is méér dan het af en toe<br />

volgen van een cursus of training.<br />

Cultuuromslag<br />

Groei en ontwikkeling van leerlingen/studenten, leraren en hun<br />

leidinggevenden vraagt om een “groei”cultuur. Een dergelijke cultuur<br />

is kenmerkend voor een lerende organisatie. Het concept “lerende<br />

organisatie” is eind jaren ’70 komen overwaaien vanuit de Verenigde<br />

Staten. Organisatiedeskundigen ontdekten dat succesvolle organisa-<br />

16 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

ties op een bepaalde manier met problemen omgingen. Problemen<br />

werden niet ontkend of gebagatelliseerd, maar geanalyseerd om zicht<br />

te krijgen op de onderliggende oorzaken. Vervolgens werd nagegaan<br />

wat men als organisatie hiervan kon leren. “Leren van fouten” is het<br />

adagio in een lerende organisatie.<br />

Lerende organisatie<br />

In de jaren ’90 is het concept “Lerende Organisatie” door veel onderwijsinstellingen<br />

overgenomen. Deze pretentie wordt echter nauwelijks<br />

waargemaakt, wat blijkt uit de wijze waarop met mislukkingen<br />

wordt omgegaan. Een mooi voorbeeld hiervan is de huidige<br />

discussie over het rekenonderwijs op de basisschool. Er wordt<br />

gediscussieerd tot in de landelijke pers vanuit ideologisch<br />

getinte concepten en gevestigde belangen, terwijl uit evaluaties<br />

van de begeleiding van leerlingen op schoolniveau al lang had<br />

moeten blijken of en zo ja onder welke condities “realistisch<br />

rekenen” geschikt is.<br />

De invoering van het “nieuwe leren” laat hetzelfde<br />

beeld zien. Ook hier wordt vanuit ideologisch<br />

getinte concepten onderwijsinnovatie doorgevoerd,<br />

zonder dat er zorgvuldig wordt gekeken<br />

naar de effecten ervan bij de leerlingen/studenten.<br />

Men houdt eenvoudigweg<br />

vast aan het gekozen model, luistert niet<br />

naar de argumenten van tegenstanders-<br />

laat staan dat men ze onderzoekt op<br />

hun mogelijke validiteit en een kritische<br />

analyse van het implementatieproces<br />

blijft achterwege. Ik heb de<br />

indruk dat onderwijsinstellingen<br />

eerder de neiging hebben fouten<br />

te ontkennen dan ervan te leren<br />

Onderwijsinstellingen die bewe-


en dat ze een lerende organisatie zijn, belazeren daarom de<br />

kluit. Hun beweringen behoren tot de “espoused theory”<br />

(datgene wat beweerd wordt) en niet tot de “theory in<br />

use” (datgene wat gedaan wordt). Het is dan ook niet verwonderlijk<br />

dat deze uitspraken voornamelijk worden gedaan<br />

door managers van grote onderwijsinstellingen die hoog in<br />

de hiërarchie zitten en daarom profilering van hun<br />

onderwijsinstelling als belangrijke opdracht zien.<br />

De markt moet immers worden veroverd.<br />

Een adequate aanpak van de problemen waarmee<br />

het huidige onderwijs worstelt, vraagt om een<br />

cultuuromslag: naar buitengerichtheid, gerichtheid<br />

op groei en ontwikkeling en de bereidheid van<br />

fouten te leren, zijn onontbeerlijk.<br />

Hoe komt een dergelijke cultuurverandering<br />

van de grond? Vanuit de organisatiekunde is<br />

bekend, dat organisatiecultuur en managementstijl<br />

nauw aan elkaar gerelateerd zijn.<br />

Daarom ben ik ervan overtuigd dat de<br />

directeur van de school en zijn stijl van<br />

leidinggeven een cruciale rol spelen bij het<br />

veranderen van de organisatiecultuur. Hij moet daarom<br />

het innovatie- of verbeteringsproces initiëren en monitoren<br />

en mag dit niet overlaten aan een staffunctionaris. Hij is<br />

de architect van een lerende organisatie.<br />

Onderwijskundig leiderschap<br />

Onderwijsverbetering vraagt onderwijskundig leiderschap. Dat blijkt<br />

op scholen waar verbeteringen en vernieuwingen daadwerkelijk van<br />

de grond komen. Deze scholen worden geleid door een directeur die<br />

van meet af aan een duidelijke visie heeft op de richting waarin de<br />

school zich moet ontwikkelen… Daarbij spelen de mogelijkheden<br />

die in de school aanwezig zijn, in termen van competenties van de<br />

zittende leraren, een doorslaggevende rol. Onderwijskundige leiders<br />

hebben kennelijk een haarfijn gevoel voor de “zone van de naaste ontwikkeling”<br />

van hun team. Daarom bieden ze voldoende ruimte voor<br />

de leraren om de vernieuwing mede gestalte te geven en stimuleren<br />

zij de professionalisering die nodig is om het vernieuwde onderwijs<br />

te kunnen realiseren. Enthousiasmeren en stimuleren, maar ook<br />

resultaatgerichtheid, kenmerken het gedrag van de onderwijskundige<br />

leider waarbij steeds een evenwicht wordt gezocht tussen (conceptuele)<br />

wenselijkheid en praktische haalbaarheid.<br />

Onderwijsverbetering is iets van de lange adem en houdt eigenlijk<br />

nooit op. Het wordt daarom na verloop van tijd een aspect van<br />

kwaliteitszorg en krijgt een continu karakter in plaats van eenmalig,<br />

groots en ingrijpend te zijn. De zorg voor en het onderhoud van een<br />

dergelijk kwaliteitssysteem valt ook onder de directe verantwoordelijkheid<br />

van de directeur.<br />

Kwaliteitsbeoordeling<br />

Directeur en team zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het<br />

onderwijs. Het is niet gemakkelijk de kwaliteit van het onderwijs<br />

te bepalen. Evenals Verbrugge ben ik niet gelukkig met de huidige<br />

kwaliteitsbewaking binnen het mbo en het hbo. Deze is eenzijdig<br />

naar binnen gericht; Verbrugge spreekt van “zelfreferentieel”. Ik<br />

ben voorstander van een zogenaamde horizontale verantwoording,<br />

zoals ook door de commissie Dijsselbloem wordt geadviseerd. De<br />

onderwijsinstelling legt dan verantwoording af met betrekking tot het<br />

geëffectueerde onderwijs en de resultaten ervan aan de stakeholders,<br />

waarvan representanten verenigd zijn in bijvoorbeeld een Commissie<br />

van Toezicht. De samenstelling van deze commissie varieert voor de<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

verschillende vormen van onderwijs. Voor het basisonderwijs en het<br />

voortgezet onderwijs zijn dat bijvoorbeeld de ouders, de toeleverende<br />

en de ontvangende scholen, leerlingen, schoolmaatschappelijk werk<br />

enzovoort. Voor het beroepsonderwijs komen daar nog de vertegenwoordigers<br />

vanuit de beroepspraktijk bij. Ik denk wat dat betreft niet<br />

aan landelijk georganiseerde koepels, maar aan lokale representanten.<br />

Dat zijn bijvoorbeeld voor een ROC-afdeling die automonteurs<br />

opleidt, de werkplaatschefs van enkele garages uit de regio.<br />

Er moeten indicatoren worden vastgesteld aan de hand waarvan de<br />

kwaliteitsbewaking plaatsvindt. Dat is geen sinecure. Het resultaat<br />

van het onderwijs is het leer- en ontwikkelingsproces van de leerlingen/studenten.<br />

Dat wordt echter niet bepaald door de kwaliteit van<br />

onderwijsaanbod alléén. Daarom moeten alle relevante factoren zo<br />

goed als mogelijk worden meegewogen. Voor een basisschool zouden<br />

bijvoorbeeld de volgende drie indicatoren kunnen gelden: de resultaten<br />

op basis van de eindscore van de Cito-toets en een intelligentietest<br />

afgezet tegen de sociaal-culturele achtergrond van de leerling, de<br />

positie van de leerling aan het begin van het derde jaar van het voortgezet<br />

onderwijs afgezet tegen het schooladvies in groept acht en het<br />

welbevinden van de leerling.<br />

Er moet een wettelijk kader komen voor dit systeem van kwaliteitscontrole;<br />

het is de taak van de inspectie toe te zien op de functionaliteit<br />

ervan. Op die manier houdt de overheid de vinger aan de pols.<br />

Haar kerntaak is immers: het zeker stellen van de kwaliteit van het<br />

onderwijs. Niet de geïntendeerde kwaliteit, maar de gerealiseerde<br />

kwaliteit. Pas dan hebben we kans op een plaats in de top vijf.<br />

Theo Lamers is onderwijskundige, onderwijspsycholoog en master in management of<br />

learning and development. Hij is tevens auteur van het boek “Roeien met één riem.<br />

Onderwijsinnovatie: de ideologie voorbij”.<br />

Drs. Theo Lamers MLD<br />

17


Verhalen van de sprekers op de taalconferentie van BON op zaterdag 20 november <strong>2010</strong>.<br />

"De klas van meester Max"<br />

Blog van“de onderwijsgek”, een forumbijdrage<br />

Hij geeft al flink wat jaren les op de basisschool en leert met veel geduld alle kinderen lezen, spellen en rekenen:<br />

meester Max. Veel van de van buitenaf opgelegde onzin heeft hij buiten zijn klas weten te houden of zodanig<br />

weten te vertalen dat de onderwijskwaliteit er niet door wordt aangetast. Altijd heeft hij vastgehouden aan<br />

het basisrecept dat goed werkt: instructie geven, samen inoefenen, en voldoende tijd om het verder eigen te<br />

maken om het tot slot te kunnen toepassen in de praktijk. Hij is niet ouderwets, maar juist goed op de hoogte<br />

van actuele ontwikkelingen en onderzoek over onderwijs. Hij leest de vakbladen, onderzoeken en bezoekt con-<br />

ferenties. De resultaten van het onderwijs dat hij geeft, zijn al jaren zeer goed: weinig uitvallers en veel kinderen<br />

met hoge scores. Ouders zijn tevreden en willen hun kind het liefst bij hem in de klas.<br />

18 Vakwerk december <strong>2010</strong>


Meester Max is goed op de hoogte van de<br />

leerlijnen van zijn groep. Zo weet hij precies wat<br />

de kinderen moeten kennen en kunnen aan het<br />

eind van het schooljaar. Er worden geen stapjes<br />

overgeslagen. Hij werkt precies en nauwgezet,<br />

want hij weet dat je in het onderwijs geen<br />

stappen kan overslaan zonder dat hier een prijs<br />

voor wordt betaald. Een brug met een gat laat<br />

mensen in de rivier vallen.<br />

Ook van zijn leerlingen vraagt hij nauwkeurigheid<br />

en concentratie. Hierdoor kunnen de<br />

kinderen langere tijd zelfstandig werken, zich<br />

focussen. En dat is ook nodig, want de lat ligt<br />

hoog in zijn klas. Er is een groepsdoel dat alle<br />

kinderen moeten halen. Als bepaalde kinderen<br />

dat doel niet dreigen te halen, dan realiseert hij<br />

extra leertijd voor deze kinderen. Dit kan oplopen<br />

tot meer dan een uur per week. Dit doet<br />

hij door na de klassikale uitleg een<br />

verlegde instructie aan deze kinderen<br />

te geven: eenvoudigweg langer samen<br />

oefenen met hen.<br />

Bij de klassikale uitleg doen alle kinderen<br />

mee: de sterke en zwakke. We zijn<br />

een groep en leren doen we samen.<br />

We kunnen leren van elkaar: de goede<br />

voorbeelden van de sterke leerlingen zijn<br />

essentieel voor de zwakke. Ook betrekt hij<br />

de ouders bij het proces: thuis dagelijks na<br />

het avondeten 10 minuten extra oefenen levert<br />

ook weer ruim een uur oefentijd op. Focussen<br />

vindt hij belangrijk en omdat hij voetbalfan is,<br />

haalt hij graag Bert van Marwijk aan. Het doel is<br />

om wereldkampioen te worden en dus niet om<br />

‘met zo mooi mogelijk voetbal Nederland op de<br />

kaart te zetten’. Doelgerichtheid, hiervoor hard<br />

werken en een groepsgevoel kweken. Focussen!<br />

Op de kast staat een vissenkom met daarin twee<br />

goudvissen. Elke vrijdag maakt hij samen met<br />

twee leerlingen het filter schoon. Op de vensterbank<br />

staan veel planten die er allemaal gezond<br />

uitzien. De weekhulpen geven de planten wekelijks<br />

water en in de grote vakantie krijgt ieder<br />

kind een plant mee naar huis. Verdorde planten<br />

staan er niet tussen: dat is een verkeerd signaal<br />

naar kinderen. Goed voorbeeld doet goed volgen.<br />

Verantwoordelijkheid, zorg en aandacht zijn<br />

belangrijk voor een goede houding en daarmee<br />

een beter resultaat.<br />

In de kasten liggen de schriften en werkboeken<br />

keurig op een stapel. Twee‘kastenbazen’zorgen<br />

dat alles netjes blijft. Als er een invaller voor<br />

de klas staat en iets niet weet te vinden, dan<br />

springen niet alle kinderen van hun plaats om te<br />

helpen. Nee, er is een‘hulpkind’dat rustig vertelt<br />

waar de invaller de spullen kan vinden.<br />

De klas is een plek waar we samen werken en leven.<br />

Daar voelen we ons met elkaar verantwoordelijk<br />

voor. We helpen elkaar, dragen zorg voor<br />

de omgeving en spreken elkaar aan op dingen<br />

die niet zo horen. Als je vanaf de gang de klas<br />

inkijkt tijdens een les, dan is iedereen rustig aan<br />

het werk. Sommige kinderen overleggen zachtjes<br />

of krijgen extra uitleg van meester Max aan<br />

de instructietafel. Structuur, voorspelbaarheid,<br />

aandacht voor elkaar en voor het werk.<br />

Meester Max voelt zich verantwoordelijk voor<br />

de kinderen in zijn klas. Al het andere is daaraan<br />

ondergeschikt. Hij levert kwaliteit in een veilige<br />

leeromgeving. Hiervoor heeft hij van tevoren<br />

vastgesteld wat de prioriteiten zijn: voorbereiden,<br />

corrigeren, vakliteratuur bijhouden en<br />

veelvuldig contact met ouders.<br />

Toen hij burgerschapskunde en techniek moest<br />

gaan geven, vroeg hij aan de directie wat er<br />

daarvoor moest<br />

wijken van het<br />

rooster. Toen zij<br />

het antwoord<br />

hierop schuldig<br />

moesten<br />

blijven, kon hij<br />

toch genoeg<br />

leertijd blijven realiseren voor de zaken<br />

waar het echt om gaat. Hij wil niet meer doen in<br />

mínder tijd, maar juist minder in méér tijd: geen<br />

kwantiteit maar kwaliteit.<br />

Techniek en burgerschapskunde kan je ook buiten<br />

de school leren, maar er bestaan geen clubs<br />

waar je kan leren rekenen, lezen of spellen. Dat<br />

moet de school dus aanbieden. Meester Max<br />

laat zich niet verblinden door de edubabbelaars<br />

of door mensen die het onderwijs gebruiken<br />

voor hun eigen commerciële belangen, boodschap<br />

of idealisme. Hij is op weg met een doel:<br />

zijn kinderen optimaal voorbereiden op de<br />

maatschappij van morgen. Een maatschappij<br />

waarin je goed moet kunnen lezen en waarin je<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

taalonderwijs<br />

moet weten welke informatie betrouwbaar is en<br />

welke niet.<br />

Hij oefent zinsontleding en woord benoemen,<br />

wat de kinderen behoorlijk moeilijk vinden. Maar<br />

als kinderen niet leren om de complexiteit van<br />

taal en grammatica te doorgronden, zullen zij<br />

zeker niet in staat zijn om de moderne maatschappij<br />

te begrijpen. Soms lijken oplossingen<br />

namelijk eenvoudig, maar is het juist nodig om<br />

de onderliggende oorzaak van dingen te kunnen<br />

zien en aanpakken. Doorzettingsvermogen<br />

om iets echt te begrijpen. Denken in systemen<br />

wordt gestimuleerd en geoefend door zinnen te<br />

ontleden op school. De beste banen gaan bovendien<br />

naar mensen die zich goed kunnen presenteren<br />

en uitdrukken, naar mensen die meer<br />

te bieden hebben dan een oppervlakkige kijk op<br />

de wereld. Enkelvoudige zinnen met spelfouten<br />

leiden niet naar een succesvolle deelname aan<br />

de maatschappij, weet meester Max.<br />

’s Middags kruipt hij achter zijn piano en zingt<br />

samen met de kinderen liedjes: ze<br />

kennen er meer dan honderd. Een<br />

moment van ontspanning, maar ook<br />

van groepsvorming en cultuuroverdracht.<br />

Je kunt niet weten wie je bent,<br />

als je niet weet waar je vandaan komt.<br />

Een eigen cultuurbasis geeft de zekerheid<br />

die nodig is om andere inzichten<br />

en culturen te durven verkennen. Je kunt<br />

de ander pas begrijpen als je weet wie je<br />

zelf bent.<br />

Ieder verloren moment wordt gevuld met<br />

het voorlezen van verhalen, sprookjes, gedichten,<br />

eigen opstellen en nieuwsberichten.<br />

Kinderen maken hierdoor kennis met<br />

de wereld om zich heen, de maatschappij,<br />

omgangsvormen, kunst en geschiedenis. De<br />

verbeelding van kinderen wordt gestimuleerd,<br />

ze zien het verhaal voor zich. Het wordt niet<br />

voortdurend kant en klaar gevisualiseerd. Creativiteit<br />

en verbeeldingskracht zijn namelijk zeer<br />

belangrijk in de maatschappij van de toekomst.<br />

Niet dat hij het digibord nooit gebruikt: soms<br />

biedt hij ook een digitaal prentenboek aan of<br />

kijkt het Jeugdjournaal met de klas.<br />

Volgend jaar gaat meester Max met pensioen.<br />

Ik heb helaas nog geen nieuwe meester Max<br />

gezien. Hier ligt een schitterende uitdaging voor<br />

onze pabo’s.<br />

19


20 Vakwerk december <strong>2010</strong>


Elk kind een lezer!<br />

Een goede leesvaardigheid is van cruciaal belang voor de schoolloopbaan en<br />

het toekomstig maatschappelijk functioneren van de leerlingen. Bovendien<br />

heeft een samenleving die kenniseconomie wil zijn, belang bij een goede<br />

leesvaardigheid. Een goede leesvaardigheid maakt namelijk levenslang<br />

leren mogelijk. Een eerste verantwoordelijkheid van elke school is ervoor te<br />

zorgen dat elk kind na groep 8 met een goede leesvaardigheid het primair<br />

onderwijs verlaat.<br />

De laatste jaren is duidelijk geworden dat<br />

het Nederlandse leesonderwijs een aantal<br />

knelpunten kent en zelfs afnemende resultaten<br />

laat zien. Wat zijn die knelpunten en<br />

hoe moeten we die verklaren? Belangrijker<br />

is echter wat we concreet aan die knelpunten<br />

kunnen doen in het perspectief van: zijn<br />

betere leesresultaten mogelijk? In dit artikel<br />

zal aan genoemde vragen aandacht worden<br />

besteed.<br />

Er zijn diverse redenen aan te geven<br />

waarom het van belang is dat kinderen goed<br />

leren lezen:<br />

◆ Lezen vormt de basis voor schoolsucces. Bij<br />

80% van het curriculum in de basisschool<br />

is leesvaardigheid een vereiste. Kinderen<br />

die problemen hebben met lezen, hebben<br />

dikwijls ook problemen bij rekenen/wiskunde<br />

en het onderwijs in de kennisgebieden.<br />

◆ Kinderen die goed lezen, leren meer. En<br />

meer lezen leidt tot toename van woordenschat<br />

en meer kennis van de wereld wat<br />

beter begrijpend lezen tot gevolg heeft. We<br />

weten ook dat kinderen die veel lezen beter<br />

begrijpende lezers zijn.<br />

◆ Kunnen lezen heeft positieve effecten op het<br />

sociaal-emotioneel functioneren: het geeft<br />

kinderen zelfvertrouwen! Diverse onderzoeken<br />

laten zien, dat een slechte leesvaardigheid<br />

dikwijls met gedragsproblemen<br />

gepaard gaat. Aan de andere kant zien<br />

we dat een betere leesvaardigheid dikwijls<br />

weer leidt tot een afname van gedragsproblemen.<br />

◆ Leesvaardigheid heeft een positief effect op<br />

de latere maatschappelijke positie. In veel<br />

banen is een goede leesvaardigheid een<br />

vereiste. Een kenmerk van hoger opgeleide<br />

mensen is dat ze niet alleen beter betaald<br />

worden maar meestal ook over een goede<br />

leesvaardigheid beschikken en dikwijls<br />

functies vervullen waarbij lezen een belangrijke<br />

plaats inneemt.<br />

Verder - en dat wordt dikwijls vergeten -<br />

bepaalt de leesvaardigheid van leerlingen in<br />

belangrijke mate de kwaliteit van de school.<br />

Een school met een laag leesniveau is dikwijls<br />

een zwakke school omdat de resultaten<br />

niet alleen bij lezen, maar ook bij andere<br />

vakken achterblijven.<br />

Leren alle kinderen goed lezen? Goed leren<br />

lezen is geen vanzelfsprekendheid in het<br />

Nederlandse onderwijs. Niet elke leerling<br />

verlaat met een goede leesvaardigheid het<br />

onderwijs. Diverse onderzoeken, waaronder<br />

van de Inspectie van het onderwijs,<br />

laten zien dat het Nederlandse onderwijs<br />

verschillende knelpunten kent, zoals:<br />

◆ Veel moeizaam lezende kinderen in groep 3<br />

worden in de loop van de basisschool geen<br />

betere lezer; het gaat om ongeveer 15% van<br />

de leerlingen.<br />

◆ In groep 4 neemt het aantal zwakke lezers<br />

toe naar 25%.<br />

◆ Tienjarigen lezen nu minder goed dan in<br />

2000.<br />

◆ 25% van de kinderen verlaat met een groep<br />

6 niveau voor technisch lezen na groep 8 de<br />

basisschool; deze kinderen hebben meestal<br />

daardoor grote problemen met begrijpend<br />

lessen.<br />

◆ Het Cito (Heesters e.a. 1997) signaleert<br />

voor het eerst in PPON-onderzoek afnemende<br />

prestaties op het gebied van begrijpend<br />

lezen op het einde van de basisschool.<br />

◆ 73% van de kinderen in het SBO (speciaalbasisonderwijs)<br />

is een zwakke lezer en<br />

komt niet verder dan een groep 5-niveau<br />

d.w.z. dat deze kinderen een verhoogd<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

taalonderwijs<br />

risico lopen om later als functioneel analfabeet<br />

in de maatschappij terecht te komen.<br />

◆ 15% van de huidige vijftienjarigen kan<br />

onvoldoende lezen en moet als functioneel<br />

analfabeet worden beschouwd.<br />

◆ 85% van de drop outs kan niet (goed) lezen<br />

blijkt uit Angelsaksisch onderzoek; in Nederland<br />

is geen onderzoek gedaan naar de<br />

relatie geringe leesvaardigheid – drop out<br />

worden/zijn.<br />

◆ Nederland telt 1,5 miljoen functioneel<br />

analfabeten van wie gezegd kan worden<br />

dat het grofweg om een miljoen autochtonen<br />

gaat en om een half miljoen mensen<br />

van allochtone afkomst. Een probleem is,<br />

dat de functionele analfabeet in Nederland<br />

steeds jonger lijkt te worden en zeker niet<br />

uitsterft.<br />

Wat betekent dit allemaal?<br />

Tragisch is volgens Hirsch (2006) geen te<br />

groot woord als je niet kunt lezen. Leesvaardigheid<br />

correleert met bijna alles wat een<br />

democratische samenleving biedt, inclusief<br />

de vaardigheid om een goed geïnformeerde<br />

burger te zijn die actief in de samenleving<br />

kan participeren. Daarnaast is een goede<br />

leesvaardigheid van cruciaal belang om in<br />

een kennissamenleving mee te kunnen doen<br />

en is het een basisconditie voor levenslang<br />

leren. Daar bovenop komen nog de volgende<br />

zorgelijke gegevens.<br />

◆ Internationaal vergelijkend onderzoek<br />

waar Nederland aan meedoet, laat zien<br />

dat kinderen in Nederland en de Verenigde<br />

Staten de meest negatieve instelling ten opzichte<br />

van lezen hebben (Twist e.a. 2004).<br />

◆ In vergelijking met andere landen is in Nederland<br />

de groep kinderen die thuis nooit<br />

leest zeer hoog (42% versus internationaal<br />

gemiddelde van 32%) (PIRLS, 2007).<br />

21


◆ Het onderzoek PPON-Leesvaardigheid op<br />

het einde van de basisschool (april 2007)<br />

laat zien dat in Nederland het enthousiasme<br />

van leerlingen voor lezen sinds 1993<br />

achteruit gaat.<br />

◆ Warde e.a. (2007) (Universiteit van<br />

Manchester) laten zien dat in Nederland<br />

en in Verenigde Staten duidelijk ontlezing<br />

optreedt, terwijl dit in Frankrijk, Noorwegen<br />

en Groot-Brittannië niet het geval is.<br />

Ook deze gegevens moeten als zorgelijk worden<br />

gezien, waarbij het eigenlijk opmerkelijk is<br />

dat niemand zich daar echt druk over maakt.<br />

Hoe moeten we de Nederlandse<br />

leesproblematiek verklaren?<br />

Een drietal verklaringen wordt dikwijls<br />

gehoord bij het verklaren van de lage leesvaardigheid.<br />

1 Veel kinderen zouden dyslectisch zijn.<br />

Maar volgens Blomert (2005) is slechts<br />

3,6% van de kinderen dyslectisch.<br />

2 De meeste leesproblemen – meer dan<br />

20% - zijn het gevolg van kwaliteitsproblemen<br />

op het gebied van de leesinstructie.<br />

Dit blijkt uit zowel Angelsaksisch als<br />

Nederland onderzoek (Vernooy 2007).<br />

Bij onvoldoende leeskwaliteit vallen<br />

vooral de risicolezers uit. Volgens Lyon<br />

(2001) zijn problemen op het gebied van<br />

de kwaliteit van instructie onderschat als<br />

veroorzaker van leesproblemen terwijl<br />

deze problemen juist overheersend zijn.<br />

Bij kwaliteitsproblemen op het gebied van<br />

de instructie moet worden gedacht aan:<br />

◆ Het ontbreken van leesdoelen die gerealiseerd<br />

moeten worden.<br />

◆ Onvoldoende professionaliteit leerkracht.<br />

Leerkrachten die weinig van technisch of<br />

begrijpend lezen afweten of over een slecht<br />

klassenmanagement beschikken, laten<br />

meer leesuitval zien.<br />

◆ Niet werken aan een goede leesstart. De<br />

school vindt dat kinderen in groep 1 en 2<br />

moeten rijpen en vooral moeten spelen.<br />

Deze opstelling – en dat laat veel internationaal<br />

onderzoek zien – is juist funest<br />

voor de toekomstige leesontwikkeling van<br />

kinderen uit risicogroepen die thuis weinig<br />

woordenschat en ervaringen met geschreven<br />

taal opdoen.<br />

◆ Scholen beschikken niet over een goede<br />

methode voor voortgezet technisch lezen,<br />

waardoor ze in onvoldoende mate de leesvaardigheid<br />

uitbreiden en onderhouden.<br />

◆ Onvoldoende ingeroosterde tijd voor lezen,<br />

waardoor juist meer risicolezers uitvallen.<br />

◆ Geen extra-tijd (verlengde instructie) voor<br />

zwakke lezers. Zwakke lezers hebben meer<br />

tijd dan goede lezers nodig om een goede<br />

lezer te worden. Krijgen ze niet meer tijd<br />

dan blijven ze zwak en in de praktijk wordt<br />

hun kloof met de goede lezers daardoor<br />

alleen maar groter.<br />

◆ Geen onderhoud van het technisch lezen<br />

in groep 6 – 8 leidt tot terugval van het<br />

technisch lezen, wat vervolgens negatieve<br />

effecten voor het begrijpend lezen heeft. Te<br />

veel leerkrachten denken dat de leesontwikkeling<br />

na groep 5 vanzelf gaat. Voortschrijdend<br />

wetenschappelijk inzicht laat zien dat<br />

de leesvaardigheid onderhouden en verder<br />

uitgebouwd kan en moet worden.<br />

◆ Geen gebruik van handleidingen. Een deel<br />

22 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

van de leerkrachten gebruikt geen handleidingen<br />

omdat dit niet kindgericht zou<br />

zijn, terwijl in de meeste handleidingen de<br />

aanwijzingen staan om van kinderen geautomatiseerde<br />

en goed begrijpende lezers te<br />

maken.<br />

◆ Methoden doen er niet toe. Dit heeft vooral<br />

ernstige gevolgen voor de methoden voor<br />

leren lezen. In de praktijk betekent dit<br />

dikwijls dat er bij risicokinderen te weinig<br />

aandacht is voor automatisering, het lezen<br />

van meerlettergrepige woorden etc.<br />

◆ Demotiverende methoden voor begrijpend<br />

lezen. Een verklaring voor de geringe motivatie<br />

van Nederlandse kinderen voor lezen<br />

moet gezocht worden in de demotiverende<br />

methoden voor begrijpend lezen die in<br />

Nederland gebruikt worden.<br />

3 Niet effectief inspelen op het taalmilieu<br />

van de kinderen.<br />

Cruciaal voor de toekomstige leesontwikkeling<br />

van kinderen is dat er wordt ingespeeld<br />

op hun taalmilieu. Bijvoorbeeld<br />

door veel aandacht aan woordenschat,<br />

begripsmatige kennis, de rol van geschreven<br />

taal en boeken etc. te besteden. Dergelijke<br />

activiteiten helpen vooral kinderen<br />

afkomstig uit risicogroepen om een betere<br />

lezer te worden.<br />

Tot slot: 145000 kinderen in het basis-<br />

en voortgezet onderwijs krijgen slecht<br />

onderwijs blijkt uit het Onderwijsverslag<br />

(mei <strong>2010</strong>) van de Inspectie van onderwijs.<br />

Zorgelijk is juist dat veel risicoleerlingen uit<br />

taalarme milieus op slechte scholen zitten<br />

terwijl het juist gewenst zou zijn dat deze<br />

kinderen onderwijs op zeer effectieve scholen<br />

zouden krijgen.<br />

Wat kunnen we er aan doen?<br />

De vraag van veel scholen is bij te veel<br />

zwakke lezers: kan het beter? De wetenschap<br />

zegt daarop volmondig “ ja!” want<br />

95% van de kinderen kan goed technisch<br />

leren lezen; technisch lezen is vrij intelligentieloos<br />

en 85-90% kan goed leren begrijpend<br />

lezen; begrijpend lezen is naast vlot<br />

kunnen lezen afhankelijk van woordenschat<br />

en cognitieve vaardigheden (intelligentie).<br />

Overigens kan er ook nog gezegd worden,<br />

dat woordenschat niet in de genen zit en<br />

in de praktijk sterk afhankelijk is van de<br />

taalomgeving waarin het kind opgroeit en<br />

de school die het bezoekt.<br />

In de periode 1995 – 2005 was het leesonderzoek<br />

zeer productief. Het leverde<br />

inzichten op die voor het leren lezen voor<br />

alle leerlingen van belang zijn. Met een


consistentie die zelden in de onderwijswetenschappen<br />

is gesignaleerd, werden<br />

de factoren opgespoord en verklaard die<br />

leessucces en leesfalen verklaren. Duidelijk<br />

werd dat leren lezen een complex proces is<br />

dat zorgvuldig en systematisch onderwezen<br />

moet worden en dat goed leesonderwijs in<br />

belangrijke mate een zaak van effectieve<br />

leesinstructie is. Kwalitatief goede instructie<br />

in de kleutergroepen en in groep 3 is volgens<br />

Snow e.a. (1998) het beste wapen tegen<br />

leesuitval. Zeer veel onderzoek ondersteunt<br />

leesonderwijs dat gebaseerd is op het expliciet<br />

onderwijzen van fonemisch bewustzijn,<br />

het alfabetisch principe, automatische<br />

woordherkenning, woordenschat, spelling<br />

en begrijpend lezen. Bovendien is goed<br />

leren lezen een lang ontwikkelingsproces<br />

dat vanaf de geboorte begint. Het eindpunt<br />

is de goede volwassen lezer die een grote<br />

verscheidenheid van teksten met gemak<br />

voor diverse doeleinden kan lezen en zelfs<br />

moeilijke teksten en teksten waarin hij niet<br />

geïnteresseerd is, begrijpt.<br />

Heel belangrijk voor de leesontwikkeling van<br />

risicolezers is de opstelling van de school.<br />

Een school moet niet zeggen wat er verkeerd<br />

is met de leerling of zijn achtergrond maar<br />

zich afvragen hoe het komt dat deze leerling<br />

niet goed leert. Bij het analyseren van het<br />

probleem van het kind moet de eerste vraag<br />

zijn wat er ontbreekt aan de methoden of de<br />

instructie waardoor het kind niet leert. Daarbij<br />

is het vooral van belang dat er vanuit een<br />

teamopstelling wordt gewerkt, dat een school<br />

in acht jaar onderwijs veel met de kinderen<br />

kan bereiken.<br />

Enschede als succesvol voorbeeld van<br />

leesverbetering<br />

Vier jaar geleden constateerden scholen in<br />

Enschede, dat kinderen halverwege groep 5<br />

achterbleven op het gebied van begrijpend<br />

lezen. Bestudering van de gegevens van de<br />

leestoetsen van het leerlingvolgsysteem liet<br />

echter zien dat de kinderen vooral achterbleven<br />

op het gebied van vlot lezen. Door<br />

veel te spellend te lezen, konden veel kinderen<br />

hun aandacht niet op de inhoud van de<br />

tekst richten. Er is toen vanuit de principes<br />

van Effectief Leesonderwijs (zie figuur 2)<br />

gestart om doelgericht het vlot lezen, maar<br />

ook de woordenschat en het omgaan met<br />

een beperkt aantal leesstrategieën te verbeteren.<br />

Bij effectief leesonderwijs gaat het eigenlijk<br />

om aandacht voor een drietal zaken<br />

bij het verbeteren van de leesresultaten:<br />

◆ WAT we aan de orde laten komen; het gaat<br />

dan om evidence based leesinhoudelijke<br />

zaken.<br />

◆ HOE we dat aan de orde laten komen,<br />

waarbij het gaat om evidence based kenmerken<br />

van effectief onderwijs.<br />

◆ HOE we voortdurend nagaan of kinderen<br />

profiteren van het gegeven onderwijs – de<br />

opbrengsten - om daaraan vervolgens<br />

consequenties te verbinden.<br />

Hoe betere resultaten?<br />

Leesresultaten zijn het gevolg van:<br />

Wat we onderwijzen<br />

&<br />

Hoe we onderwijzen<br />

Vaststellen opbrengsten: weten of<br />

de kinderen hiervan profiteren<br />

Figuur 1<br />

Volgens White (1997) zijn voor het realiseren<br />

van hoge prestaties de volgende twee<br />

zaken cruciaal te weten.<br />

1 Een ordelijke leeromgeving waarbij op<br />

schoolniveau zaken die voor het lesgeven<br />

en leren van belang zijn, goed geregeld<br />

worden.<br />

2 Nadruk op leren en lesgeven waarbij het<br />

om zaken gaat als het benadrukken van<br />

basisvaardigheden, prestatiegerichtheid,<br />

duidelijke doelen en gestructureerde lessen.<br />

Het belang van kenmerken Effectief leesonderwijs<br />

Cluster leesinhoudelijke<br />

indicatoren (WAT)<br />

Goede leesstart<br />

1. Mondelinge taalvaardigheid/spraak-/<br />

taalontwikkeling<br />

2. Ervaringen met geschreven taal,<br />

waaronder letterkennis<br />

3. Vaardigheden op het gebied van<br />

fonemisch bewustzijn<br />

Technisch lezen<br />

4. De letter- klankkoppeling<br />

5. De vaardigheid om vlot te lezen<br />

Begrijpend lezen<br />

6. De ontwikkeling van de woordenschat<br />

7. Het kunnen toepassen van begrijpend<br />

leesstrategieën<br />

Aandacht voor leesmotivatie<br />

Figuur 2<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

Scholen waar 1 en 2 ontbreken, zijn minder<br />

effectief in het produceren van hoge<br />

opbrengsten en goede scores bij lezen en<br />

rekenen.<br />

Bij het Enschedese Leesverbeterplan zijn<br />

43 scholen betrokken; 41 basisscholen en 2<br />

scholen voor speciaal basisonderwijs. In het<br />

totaal gaat het om 9000 leerlingen.<br />

De toetsgegevens van juni <strong>2010</strong> laten<br />

zien, dat bijna alle kinderen (98%) op het<br />

einde van groep 8 minimaal op AVI-9<br />

beheersingsniveau lezen (zie figuur 3) en<br />

dat de resultaten op begrijpend lezen ook<br />

sterk verbeterd zijn. De kinderen van het<br />

Enschedese Leesverbeterplan doen het op<br />

het gebied van begrijpend lezen beter dan<br />

het landelijk gemiddelde van de taalpilotsscholen<br />

(zie figuur 4). Onderzoek laat<br />

bovendien zien, dat de twee deelnemende<br />

SBO-scholen betere resultaten op het gebied<br />

van technisch lezen boeken dan een gemiddelde<br />

basisschool in Nederland (zie figuur<br />

5). Deze successen zijn des te opmerkelijker<br />

als we zien dat de landelijke monitoring van<br />

onderzoeksbureau OBERON toont dat de<br />

Enschedese leerlingpolulatie afwijkt van het<br />

landelijk gemiddelde. Landelijk heeft 15,5%<br />

van de leerlingen een extra-leerlinggewicht;<br />

in Enschede is dat 21%.<br />

De verbeterde leesvaardigheid leidde in<br />

Enschede ook tot:<br />

◆ betere rekenresultaten;<br />

◆ betere resultaten bij de kennisgebieden;<br />

Cluster indicatoren effectief<br />

onderwijs (HOE)<br />

1. Doelen<br />

2. Kwalitatief samenhangend curriculum<br />

en leerstof centraal<br />

3. Tijd voor lezen en extra tijd voor zwakke<br />

lezers<br />

4. (Convergente) differentiatie<br />

5. Directe instructie<br />

6. Vroegtijdig signaleren en reageren<br />

7. Monitoring<br />

Verder:<br />

Vaststellen opbrengsten: profiteren<br />

kinderen voldoende?<br />

23


Figuur 3<br />

Figuur 4<br />

Figuur 5<br />

◆ beter leren van de kinderen;<br />

◆ minder sociaal-emotionele problemen.<br />

Over de afname van gedragsproblemen is<br />

nog geen verder onderzoek gedaan, maar<br />

leerkrachten in Enschede geven dat steeds<br />

aan dat dit wel mogelijk is. Amerikaans<br />

onderzoek in het kader van the Alabama<br />

Reading Initiative laat zien dat in het eerste<br />

jaar van dit project de gedragsproblemen<br />

afnamen van 681 naar 127 en in het tweede<br />

jaar van 127 naar 118. De verklaring hiervoor<br />

is: bij goed onderwijs zijn er minder<br />

problemen.<br />

Er kan gesteld worden dat in Enschede door<br />

het realiseren van effectief leesonderwijs het<br />

maximale uit de leerlingen wordt gehaald.<br />

Niet milieu- of kindfactoren zijn verantwoordelijkheid<br />

voor de resultaten, maar de<br />

kwaliteit en effectiviteit van de instructie<br />

van de leerkrachten. Een aantal bevindingen:<br />

◆ Slechts 2% van de leerlingen heeft in<br />

groep 8 niet het minimaal gewenste AVI-9<br />

beheersingsniveau. Het gaat bij die 2%<br />

waarschijnlijk om dyslectische leerlingen.<br />

◆ De twee SBO-scholen doen het bij technisch<br />

lezen even goed als een gemiddelde<br />

basisschool in Nederland die aan de taalpilots<br />

deelneemt.<br />

◆ Het aantal A-B leerlingen bij begrijpend<br />

lezen is veel hoger dan dat van het landelijk<br />

gemiddelde. Dit toont aan dat veel<br />

aandacht voor risicolezers niet tot slechtere<br />

resultaten voor de betere leerlingen leidt.<br />

Integendeel, het aantal goede begrijpende<br />

lezers nam sterk toe.<br />

◆ In groep 7 en 8 is winst in leesvaardigheid<br />

24 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

te zien, terwijl de leespraktijk op veel scholen<br />

is dat de leesvaardigheid vanaf groep<br />

6 afneemt (Hacquebord e.a. <strong>2010</strong>). Een<br />

belangrijke ontdekking is dat zelfs kinderen<br />

in groep 7 en 8 wel degelijk nog een betere<br />

lezer kunnen worden.<br />

Er kan zelfs gezegd worden dat de in het<br />

Enschedese Leesverbeterplan participerende<br />

scholen in belangrijke mate erin slagen de<br />

milieukloof te dichten. De scholen doen<br />

door het geven van zeer effectief onderwijs<br />

in belangrijke mate de milieuachtergrond<br />

van de kinderen teniet. De Enschedese<br />

scholen voldoen aan de kenmerken van<br />

scholen op dit gebied die uit onderzoek naar<br />

voren komen (zie Chenoweth, 2007).<br />

◆ Ze hebben een sterke focus op instructie,<br />

een samenhangend curriculum en een<br />

professionaliseringsplan dat het werken<br />

met het curriculum ondersteunt.<br />

◆ Ze beschikken over een duidelijke visie op<br />

wat leerlingen moeten weten en doen; ze<br />

blameren hun leerlingen niet.<br />

◆ Bewust gedeeld leiderschap door de schoolleiding,<br />

interne begeleiding en taalcoördinatoren.<br />

◆ Het vieren van elk succes.<br />

◆ Ze beschikken over kennis en vaardigheden<br />

om effectief leesonderwijs te geven,<br />

charisma is niet nodig.<br />

Enschede en zijn omgeving kennen veel laag<br />

opgeleide inwoners; decennialang werden<br />

onder het gemiddelde liggende onderwijsresultaten<br />

als een natuurlijk gegeven<br />

gezien. De resultaten van het Enschedese<br />

Leesverbeterplan toont dat het onderwijs dat<br />

risicokinderen krijgen er veel meer toe doet<br />

dan de achtergrond van de kinderen. Dit<br />

blijkt ook uit het gegeven dat de resultaten<br />

op het einde van groep 8 op het gebied van<br />

technisch en begrijpend lezen veel beter zijn<br />

dan het landelijk gemiddelde. Cruciaal voor<br />

de verbetering van de leesvaardigheid waren<br />

de goed nageschoolde en de ondersteunde<br />

leraren, maar ook het onderwijskundig<br />

leiderschap van de schoolleiding. In de afgelopen<br />

tien jaar is er veel onderzoek gedaan<br />

naar wat het verschil voor leerlingen maakt<br />

met betrekking tot leerlingresultaten en nu<br />

is het volgens Darling-Hammond duidelijk.<br />

De belangrijkste factor voor het leren van de<br />

leerlingen is wat hun leerkrachten weten!”<br />

Literatuurlijst is in bezit van de redactie.<br />

Dr. Kees Vernooij, Lector hogeschool Edith Stein


column<br />

Ik ben op jou<br />

Drie jonge meisjes, duidelijk vriendinnetjes van<br />

elkaar, komen hand in hand het schoolplein<br />

over en stevenen recht op hun doel af. Het<br />

doel, Siempje uit groep 7 ziet het drietal vanuit<br />

zijn ooghoeken naderen en wordt binnen de<br />

kortste keren van zijn vriendjes geïsoleerd<br />

door het drietal dat in een cirkel om hem heen<br />

gaat staan. “Van Lotte”, klinkt het kort en één<br />

van de drie duwt een klein opgevouwen briefje<br />

in de hand van Siem. Zijn hart slaat een slagje<br />

over als Siem hoort dat het briefje van Lotte<br />

komt. Mooie Lotte, het engeltje van de klas,<br />

stuurt hem Siem met het ravenzwarte haar een<br />

briefje. Een beetje in verlegenheid door de drie<br />

paar ogen die op hem zijn gericht, wil Siem<br />

het briefje openvouwen. “Niet doen,” klinkt het<br />

gebiedend, “straks in de klas, niet eerder.” Siem<br />

knikt gedwee en de vijf minuten dat het speelkwartier<br />

nog duurt, lijken wel uren, uren met<br />

een gloeiend briefje in zijn vuist gekneld.<br />

Siem zit vooraan in de klas samen met drie<br />

andere klasgenootjes vormen ze een eilandje.<br />

Lotte zit in het andere eilandje schuin tegenover<br />

hem. Hij kikt naar haar maar zij is zoals<br />

altijd druk in de weer met de andere klasgenootjes<br />

van haar eilandje. Niets maar dan ook<br />

niets verraadt wat er op het briefje staat, ze is<br />

zoals altijd, een beetje druk en hemelsmooi<br />

met die blonde lokken die als een stralenkrans<br />

haar gezichtje omhelzen. Onder zijn tafeltje<br />

vouwt Siem met trillende handen het briefje<br />

open en leest “ik ben op jou” vlug kijkt hij naar<br />

‘zijn’ Lotte en even kruisen de blikken elkaar,<br />

Lotte glimlacht, Siem smelt.<br />

Je zult als tien- elfjarige maar niet kunnen<br />

lezen of schrijven of daar moeite mee hebben.<br />

Dan mis je het plezier van het schrijven van de<br />

briefjes en het lezen van de briefjes, briefjes die<br />

elk mensenkind belangrijk vindt omdat hij of<br />

zij ineens belangrijk is voor die ene andere. Of<br />

niet begrijpen wat je leest en op Lotte afstevenen<br />

om te vragen “Hoezo, je bent op mij, wat<br />

bedoel je daar eigenlijk mee?”<br />

Als zestienjarige en daardoor een wandelende<br />

hormonentijdbom had ik al door dat harten<br />

te stelen zijn met taal. En ik niet alleen, al mijn<br />

vriendjes wisten dat en dat was op zichzelf ook<br />

weer niet vreemd want vanaf de basisschool<br />

was de belangrijkheid van taal er als het ware<br />

ingeramd. Wij zijn nog van de generatie die<br />

vanaf klas 1 gedichtjes uit ons hoofd moesten<br />

leren en dat niet alleen, we moesten ze ook<br />

nog voordragen, liefst met gebaren zodat juf<br />

of meester goed konden zien dat we ten minste<br />

begrepen wat er stond. Elk woord dat we<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

kortnieuws column<br />

niet kenden, werd uitgelegd en de ‘dichterlijke<br />

vrijheid’ was aan de orde van de dag, zeker in<br />

groep zes als de gedichten van Gezelle aan de<br />

beurt waren.<br />

Langzaam maar zeker werden we ondergedompeld<br />

in een wereld van gevoel en taal, van<br />

het ‘Egidiuslied’ tot ‘Tsjilp’ met als tussenstop<br />

‘Marieke van Nimhwegen’ en ‘dien avond en<br />

dien roze’. Hoe kan het dan anders, in een tijd<br />

dat computers, printers, e-mail, sms, Skype,<br />

Facebook en Hyves nog niet bestonden en<br />

schrijfmachines alleen waren weggelegd voor<br />

de grote mensen, dat wij de pen ter hand<br />

namen en aan het geparfumeerde lichtblauwe<br />

briefpapier onze zieleroerselen en hartenkreten<br />

toevertrouwden. Onze vriendinnetjes<br />

zwijmelden bij het lezen van “als ik doodga,<br />

vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je<br />

hield. Vertel het aan de wind die in de bomen<br />

klimt of uit de takken valt, hoeveel ik van je<br />

hield.” En zij wist ook wel dat het van Hans Andreus<br />

was maar het was wel voor haar en voor<br />

haar alleen, deze in hanenpoten geschreven<br />

liefdesverklaring.<br />

Met rooie oortjes en opspelende hormonen<br />

las ik hoe mijn katholieke vriendinnetje haar<br />

versie van het ‘Hooglied van de liefde’ aan mij<br />

toevertrouwde op het pastelroze briefpapier<br />

met twee versierde hartjes als een watermerk<br />

in het midden “Als ik de liefde en jou niet heb,<br />

ben ik als een rammelend cimbaal, galmend<br />

koper”, het staat in mijn geheugen gegrift.<br />

Lieve juffen en beste meesters, als jullie straks<br />

voor de klas komen, of het nu in groep vier, vijf,<br />

zes, zeven of acht is, neem dan de dichtbundel<br />

ter hand en lees voor, laat lezen, laat uit het<br />

hoofd leren, laat voordragen, als die gedichten<br />

en versjes van het leuke ‘in mijn tuin liep er<br />

een torretje, van het mannelijk geslacht, het<br />

had een snorretje. Maar later bleek en dat was<br />

het frappante, het was waarschijnlijk een wat<br />

‘zwaar behaarde tante van Toon’, tot ‘Jantje<br />

groet ’s morgens de dingen.’ Leer de kinderen<br />

ook de schoonheid van de taal en niet alleen<br />

de grammatica en de spelling, leer ze hoe je<br />

met taal harten kan veroveren zodat Lotte<br />

straks als antwoord krijgt, ‘Lieve Lotte, ik stuur<br />

je drie kusjes, zie je straks op het plein, lieve<br />

lieve Lotte,<br />

Mijn XXX<br />

Jesse Jeronimoon<br />

25


De moeilijkheid zit ‘m niet in de nieuwe ideeën, maar in het ontsnappen aan de oude,<br />

die tot in de verste uithoeken van ons hoofd zitten (John M. Keynes).<br />

Handschriftonderwijs op de basisschool<br />

De wet en de Kerndoelen<br />

Schrijven komt niet meer voor in de Wet op<br />

het Basisonderwijs. En nog maar nauwelijks<br />

in de Kerndoelen… Wat lezen we<br />

in de Kerndoelen over dit vakgebied? De<br />

leerlingen leren informatie en meningen te<br />

ordenen bij het schrijven van een brief, een<br />

verslag, een formulier of een werkstuk. Zij<br />

besteden daarbij aandacht aan zinsbouw,<br />

correcte spelling, een leesbaar handschrift,<br />

bladspiegel en eventueel beeldende elementen<br />

en kleur.<br />

Deze basisvaardigheid, wordt dus niet meer<br />

als onderscheiden leervoorwaarde gezien.<br />

Het is onderdeel van taal geworden en dat<br />

verklaart voor een deel het onbegrip ervoor.<br />

In de kerndoelen wordt dus alleen nog<br />

‘leesbaarheid’ vereist. Dit subjectieve begrip<br />

wordt door iedereen anders ingevuld en is<br />

daarom onwerkbaar als kwaliteitscriterium<br />

voor deze basisvaardigheid. Wat hierboven<br />

in de afbeelding te zien is, is echt wel lees-<br />

In het handschriftonderwijs zijn erg veel verkeerde denkbeelden ontwikkeld, mede door di-<br />

verse ontwikkelingen door amateurs, zowel binnen het onderwijs (auteurs) als vanuit de com-<br />

mercie (uitgevers en therapeuten). Hierdoor is het handschriftonderwijs in de basisschool de<br />

afgelopen decennia erg achteruit gegaan, waardoor heel veel kinderen in de problemen zijn<br />

gekomen. In dit artikel gaan wij in op de oorzaken die tot dit slechte handschriftonderwijs<br />

hebben geleid en laten zie hoe het anders kan.<br />

baar. Niemand zegt namelijk hoeveel tijd je<br />

minimaal besteden moet aan het ontcijferen.<br />

Bovendien is de ene leerkracht heel<br />

handig in het ontcijferen, terwijl de ander er<br />

niets in ziet. Veel leerkrachten in de bovenbouw<br />

van de basisschool hebben een duidelijk<br />

uitgesproken mening over de kwaliteit<br />

van de handschriften van de leerlingen: “Als<br />

ik het maar kan lezen…” In feite zouden ze<br />

in dat geval de leerlingen hun leven lang<br />

moeten begeleiden om voor de ondertiteling<br />

zorg te dragen… Het schrift is immers<br />

bedoeld om door iedereen gelezen<br />

te worden. Het is dan ook niet<br />

de kwestie of een kind ‘leesbaar’<br />

schrijft. Aan dit enige criterium dat<br />

in de Kerndoelen voorkomt, kan<br />

geen enkele basisschool een zinnige<br />

leerlijn ontlenen.<br />

Het huidige handschriftonderwijs<br />

is totaal verworden. Slechte, op<br />

motoriek gebaseerde metho-<br />

26 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

dieken, niet ‘evidence based’, verwarrend<br />

aanbod bij instructie, een volslagen gebrek<br />

aan lettervormgevingskennis bij amateurauteurs<br />

en uitgevers van vele methodes en<br />

ook bij leerkrachten, vormen een substantieel<br />

deel van de ellende. De meeste schrijfmethoden<br />

lijken uit te gaan van hetzelfde<br />

concept: bewegings- en evenwichtsoefeningen,<br />

schrijfpatronen, luchtschrijven<br />

(zelfs neusschrijven komt voor; niets is het<br />

onderwijs te dol) en vervolgens vele jaren<br />

naschrijfoefeningen of gedrukte<br />

Hinkelend "leren schrijven".<br />

teksten naschrijven. Door er mopjes of<br />

lollige gedichtjes van te maken, meent men<br />

op kinderniveau bezig te zijn. Aangeklede<br />

beestjes die onzindelijke dingen doen op


de bladzijden, maken het geheel compleet.<br />

Zo leert geen kind hoe je letters vorm moet<br />

geven en hoe je je handschrift na de basisschool<br />

(en dat gaat gemiddeld om heel veel<br />

jaren) moet onderhouden. Een handschrift<br />

is namelijk tot aan de volwassenheid onderhevig<br />

aan voortdurende veranderingen.<br />

Vaak bewust, maar ook onbewust. Van die<br />

geleidelijke veranderingen is de leerling zich<br />

niet bewust en zo eindigt het handschrift<br />

vaak in een niet ontcijferbaar gekrabbel.<br />

In 2004 publiceerde de Stichting Schriftontwikkeling<br />

een onderzoek naar het<br />

verloop van de handschriftkwaliteit in het<br />

Primair Onderwijs. In bijgaande grafiek is<br />

duidelijk te zien dat de gemiddelde kwaliteit<br />

terugloopt bij het klimmen der jaren. Dat<br />

dit, zoals in het onderste grafiek te zien is,<br />

een overduidelijke relatie vertoont met de<br />

lesfrequentie mag duidelijk zijn.<br />

Van geen vaardigheid in het Primair Onderwijs<br />

mogen we echter accepteren dat de<br />

kwaliteit vermindert in de opeenvolgende<br />

jaren. Dat we dit wel accepteren van het<br />

verloop van de handschriftkwaliteit laat<br />

een verwording in het onderwijs zien. Deze<br />

staat uiteraard niet op zichzelf.<br />

Motoriek<br />

Uit onderzoek (Kavale en Mattson, 1983)<br />

is duidelijk gebleken dat het, in vrijwel<br />

alle schrijfmethoden gebruikte motorisch<br />

uitgangspunt voor het leren schrijven, niet<br />

werkt (effectgrootte: handwriting d=0,05).<br />

Door het staan op één been in groep 1 en<br />

2 en het oefenen van de grote motoriek<br />

kun je de handschriftvaardigheid echt niet<br />

voorbereiden. Het moet eigenlijk niet mogelijk<br />

zijn dat zulke onzin over vermeende<br />

didactische relaties in het onderwijs een<br />

toepassing in methoden en daarmee in het<br />

onderwijs vindt. Bij de instructie in groep 3<br />

moeten de kinderen de vormgeving van de<br />

letters doodeenvoudig op een goede manier<br />

uitgelegd krijgen. Het luchtschrijven dient<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

taalonderwijs<br />

daartoe beslist niet. Schrijven in de lucht<br />

geeft geen optische feedback. Goed onderwijs<br />

= goed uitleggen en goed voordoen<br />

Het zou aan te bevelen zijn dat er een<br />

controleorgaan wordt benoemd dat alle methoden<br />

aan eenduidige criteria onderwerpt.<br />

Het moet niet mogelijk zijn om niet-wetenschappelijk<br />

en onvakkundig onderbouwd<br />

lesmateriaal voor onze kinderen uit te<br />

geven. Op dit moment hebben alleen (vaak<br />

amateuristische) auteurs en uitgevers iets te<br />

zeggen over de kwaliteit van het methodemateriaal.<br />

De Australian Council of Educational<br />

Research (ACER) heeft in Australië onderzocht<br />

of scholen nog met de hierboven beschreven<br />

perceptuo-motorische werkwijze<br />

werkten. Het bleek dat vrijwel alle scholen<br />

PM-materialen en oefeningen aanboden.<br />

Daarbij werd vastgesteld dat geen school<br />

zich afvroeg of het ook werkte.<br />

Dit soort ‘vervangende’ proces-oefeningen<br />

zijn sterk afhankelijk van het ‘geloof’ erin.<br />

Men verwacht dat het een positief effect zal<br />

hebben als je een kind een insteekmozaïek<br />

laat maken. Meetbaar is dit echter niet. Met<br />

een algehele verbetering van de ‘handigheid’<br />

van een kind als doel is er niets mis met dit<br />

soort oefeningen maar om te verwachten<br />

dat het schrijven er beter van zal worden<br />

is te veel gevraagd. De leerkracht en de<br />

leerling moeten elke prestatieverbetering<br />

gewoon kunnen vaststellen.<br />

Schrijfpatronen<br />

Een bij deze methodiek behorende oefening<br />

is het maken van schrijfpatronen. Men is<br />

steeds meer het schrijven als het resultaat<br />

van een beweging gaan zien. De bewegingsleer<br />

heeft het in zo’n geval over ‘tijdig remmen’,<br />

als het om een letterlijn gaat, die niet<br />

door de grondlijn moet geschreven worden.<br />

Maar de bewegingsleer weet dan ook niets<br />

van lettervormgeving.<br />

We stelden ook vast dat schrijfpatronen een<br />

slechte invloed hadden op de letterlijnkwaliteit.<br />

Het is logisch, dat als je vooral gebogen<br />

lusvormen oefent, lettervormen daar later<br />

de sporen van gaan vertonen (zie afb.).<br />

Schrijfmethoden blinken in het vervolgtraject<br />

uit door hun fantasieloosheid. Meer dan<br />

naschrijfoefenigen wordt over het algemeen<br />

27


niet geboden. Sommige methoden laten<br />

de kinderen nog ‘creatief schrijven’, waarbij<br />

ze zelf de meest waanzinnige lettervormen<br />

mogen bedenken. Alsof je ze dat zou moeten<br />

laten oefenen en alsof ze daar ook maar<br />

iets van leren als het om goede lettervormgeving<br />

gaat!<br />

Binnen het perceptuo-motorisch concept<br />

denkt men dat kinderen maar onhandige<br />

lompe wezentjes zijn, waarvan je elke grafische<br />

oprisping de hemel in hoort te prijzen<br />

(auteur van “Schrijfdans”: “Niets hoeft, alles<br />

is goed”). Zo ontvangt een kind geen enkele<br />

feedback om het product te verbeteren (zie<br />

de kleurplaat van de slak: “Oh Barbara, wat<br />

heb je dat mooi gedaan!). Wat zou meer<br />

gemeend zijn, de vorige uitspraak of de<br />

volgende: “Oh Julia, wat heb je dat mooi<br />

gedaan!” (zie afb.)<br />

Kan het ook anders?<br />

Sinds een kleine tien jaar heeft de Stichting<br />

Schriftontwikkeling<br />

kinderen onderzocht<br />

op hun<br />

fijn-grafische<br />

mogelijkheden.<br />

Onderzocht<br />

werden de<br />

nauwkeurige<br />

waarneming<br />

en de nauwkeurigeuitvoering.<br />

Kinderen moesten een klein huisje<br />

tussen de lijnen van de 8 mm liniatuur van<br />

een schrijfblok tekenen. Daarbij ook het<br />

mannetje dat daar woont. Het bleek dat<br />

elke kleuter in staat was om aan deze eis te<br />

voldoen. Het tekenniveau verschilde sterk,<br />

maar de fijn-grafische mogelijkheden waren<br />

evident.<br />

Daarop hebben we een tweetal oefeningen<br />

ontwikkeld, die het ontwikkelen van een<br />

nauwkeurige grafische attitude mogelijk zou<br />

28 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

maken. De technieken daarbij bestonden uit<br />

het kleuren en arceren. Kleuren met kleine<br />

ronddraaiende bewegingen zo groot als<br />

de punt van je kleurpotlood (en ook even<br />

donker) en arceren met vooral rechte lijntjes<br />

van niet meer dan 1,5 cm lengte, waarmee<br />

de neerhalen in het schrift al geoefend worden<br />

nog voor er letters geschreven moeten<br />

worden. De benodigde nauwkeurigheid<br />

werd met een aanhoudende zachte dwang<br />

aangeleerd en onderhouden. Verkeerde<br />

grepen werden niet getolereerd.<br />

Daarnaast worden er al waarnemingsoefeningen<br />

aan lettervormen gedaan,<br />

zonder deze<br />

letters te tekenen.<br />

Ook is men bij<br />

deze benaderingswijze<br />

niet bang<br />

voor kapitalen<br />

(chocoladeletters).<br />

Jonge kinderen<br />

hebben hier een<br />

voorkeur voor:<br />

Ze zijn makkelijk<br />

uit losse streken te<br />

maken, zijn allemaal<br />

even hoog, kunnen<br />

zonder problemen<br />

gespiegeld worden en<br />

door kinderen in het<br />

eerste jaar op school<br />

deze letter zonder problemen<br />

toe te staan, wordt de zo gewenste<br />

aansluiting tussen school en thuis nog eens<br />

benadrukt.<br />

Doorgaans worden de letters in groep 3<br />

via de perceptuo-motorische werkwijze als<br />

volgt aangeleerd: Een letter verschijnt in het<br />

groot. De juffrouw doet hem voor op het<br />

bord (op een digitaal bord is dat vrijwel niet<br />

te doen; lang leve de technische vooruitgang).<br />

De kinderen moeten de letter in de<br />

lucht schrijven. [Alle kinderen zwaaien<br />

vrolijk naar de juf, niemand ziet iets (ook de<br />

juf niet) en na afloop is iedereen blij dat het<br />

weer gelukt is].<br />

Na afloop van deze actie is er dus niets<br />

gebeurd. Kinderen die een foute constructie<br />

uitvoerden, vallen niet op bij het luchtschrijven.<br />

Alleen de route van de letter wordt<br />

aan de kinderen uitgelegd en eventueel<br />

voorgedaan. Soms ontbreekt zelfs het voordoen.<br />

Niemand heeft belangstelling voor<br />

vormgevingskenmerken van de letter. Deze<br />

zijn juist hard nodig om het handschrift<br />

steeds weer goed uit te kunnen voeren. Met<br />

eenzelfde traject kun je een letter namelijk<br />

op verschrikkelijk veel manieren vormgeven


(zie afb.)Met dezelfde vormgevingscriteria<br />

echter komen letters er ongeveer hetzelfde<br />

uit te zien.<br />

Bij de grafo-cognitieve werkwijze worden<br />

deze vormeigenschappen bij het aanleren<br />

van de letter betrokken. Voorbeelden<br />

daarvan zijn: Waar is de letterlijn recht en<br />

waar gebogen. Is het een grote boog of een<br />

kleine bocht. Waar voeg je de letter uit of in.<br />

Hoe breed is de breedte t.o.v. de hoogte enz.<br />

Op de meeste scholen wordt dit de kinderen<br />

niet geleerd.<br />

Verkeerde standpunten<br />

Verbonden of niet verbonden schrift (blokschrift).<br />

Allereerst zijn er diverse misverstanden<br />

gaande rondom de benaming<br />

van de verschillende schriftsoorten. Veel<br />

mensen noemen kapitalen (door kinderen<br />

ook wel ‘grote letters’ genoemd) blokletters.<br />

Dit is onjuist.<br />

Blokletters zijn van drukletters nagebootste<br />

lettervormen (‘kleine letters’). Omdat drukletters<br />

niet zijn ontworpen om geschreven te<br />

worden, gaat er van alles fout. De een denkt<br />

bij een letter b aan een stok en dan een<br />

bolletje, de ander zal deze letter in één doorgaande<br />

lijn schrijven. Deze laatste werkwijze<br />

heet ook wel ‘lopend’, terwijl het schrijven in<br />

losse delen ‘staand’ wordt genoemd. Alleen<br />

al over dit punt is geen duidelijkheid in het<br />

onderwijs. Deze verwarring wordt echter<br />

zonder gewetensbezwaren overgedragen op<br />

de kinderen…<br />

Daar komen nog uitgevers bij die allerlei<br />

lees-werkbladen aanbieden bij de leesmethode<br />

voor groep 3 en daar moeten de arme<br />

kindertjes een soort ‘blokletter’ voor schrijven<br />

die ze even later weer moeten inruilen<br />

voor verbonden schrift, wat uiteraard ook<br />

weer de nodige verwarring schept.<br />

Dan heb je nog mensen de menen dat kinderen<br />

toch later allemaal los gaan schrijven,<br />

dus waarom zou je ze dan nog verbonden<br />

schrift aanleren. Een aantal schrijfmethodes<br />

biedt daarom een ‘bolletje-stokje’-blokletteralfabet<br />

aan en kinderen krijgen niet de<br />

gelegenheid om deze nieuwe lettersoort op<br />

de goede wijze te leren.<br />

Want, als je losse letters schrijft, moet je wel<br />

een juiste letterspatie toepassen. De meeste<br />

meisjes die zich een ‘losse letter’ aanmeten,<br />

begrijpen niets van<br />

een juiste letterspatie<br />

en plakken voor de<br />

zekerheid maar alle<br />

letters tegen elkaar.<br />

Wat is dan nog ‘los<br />

schrijven’?<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

Alle leerlingen moeten tot en met groep<br />

8 aan elkaar blijven schrijven, terwijl er<br />

daarnaast aandacht moet worden gegeven<br />

aan wanneer je wel los schrijft en wanneer<br />

niet. Blokletters zijn nuttig bij adressering<br />

op enveloppen, invullen van formulieren,<br />

kofferlabels, etiketten, kopjes en titels. Dus<br />

overal waar grote nauwkeurigheid een grote<br />

rol speelt. Verbonden schrift gebruik je voor<br />

de doorsnee aantekeningen die in tempo en<br />

hoeveelheid moeten worden uitgewerkt.<br />

Maar, leerlingen moeten niet in alle gevallen<br />

los moeten gaan schrijven, want van losse<br />

lettersoorten zijn er heel veel van en je kunt<br />

dan elke afwijkende letter die je tegenkomt<br />

in je los geschreven tekst invoegen. Sommigen<br />

gaan zo ver met het invoegen van<br />

creatieve lettervormen, dat ze hun eigen<br />

aantekeningen niet meer kunnen lezen.<br />

De letters van het verbonden schrift echter<br />

kunnen niet anders dan verbindingsgeschikt<br />

zijn en van dat soort letters zijn er niet<br />

zoveel. Kinderen die tot en met groep 8 aan<br />

elkaar blijven schrijven, behouden daarmee<br />

het allermeest de aangeleerde handschriftkwaliteit!<br />

De school moet alle kinderen dus<br />

verbonden laten schrijven tot en met het<br />

einde van de basisschool. Kinderen die tot<br />

het eind toe aan elkaar blijven schrijven<br />

ontwikkelen de meest consistente handschriften.<br />

Een uiterst kwalijke praktijk…<br />

In de bovenbouw wordt het handschriftonderwijs<br />

meestal afgerond met het vrijgeven<br />

van het schrijven vanaf groep 7. Geen<br />

schrijflessen meer en iedereen mag vanaf<br />

nu zelf weten hoe hij/zij schrijft. Je moet je<br />

persoonlijke handschrift ontwikkelen, wordt<br />

vaak als argument gebruikt.<br />

Alsof je ook je eigen spelling moet ontwikkelen!<br />

Waarom heeft men dan in groep 3 en<br />

4 zoveel moeite gedaan om de kinderen zo<br />

goed mogelijk te laten schrijven? Waarom<br />

schrijven de kinderen gemiddeld in groep 4<br />

en 5 beter dan in groep 7 & 8?<br />

Door het staken van schrijflessen in combinatie<br />

met het vrijgeven van het Westerse<br />

schoolschrift komen veel kinderen in het<br />

voortgezet onderwijs duidelijk in de problemen.<br />

Deze praktijk leidt direct tot ‘grafisch<br />

29


analfabetisme’.<br />

De jongen van bijgaand ‘spijker’handschrift<br />

was al een tijd onder behandeling van een<br />

fysiotherapeut en volgde daarop nog vijf<br />

maanden lang (!) een ‘klinisch practicum’<br />

(door drie bewegingsspecialisten!) aan<br />

een universiteit. Er was geen verbetering<br />

merkbaar. Toen we hem de belangrijkste<br />

lettervormgevingsregels binnen een half<br />

uur uitlegden en voordeden, kon hij deze al<br />

meteen toepassen.<br />

Begeleiding vanaf het begin<br />

In de eerste twee leerjaren is het<br />

verwachtingspatroon van veel leerkrachten<br />

t.a.v. het jonge kind duidelijk veel te laag.<br />

Men meent dat het onderwijs ‘speels’ moet<br />

blijven, maar realiseert zich niet dat voor<br />

veel jonge kinderen leren juist ook spelen<br />

is. Kinderen zijn vanaf 2,5 jaar motorisch<br />

al ver genoeg ontwikkeld om zeer fijne<br />

bewegingen uit te kunnen voeren. Toch<br />

wordt deze mogelijkheid niet serieus<br />

genomen. De kinderen krijgen vervolgens<br />

alleen maar grove materialen in handen,<br />

terwijl men ze niet leert hoe je fijn teken- en<br />

schrijfmateriaal het beste beet kunt pakken<br />

en hanteren. Bekend is hoe jonge kinderen<br />

feilloos aanvoelen wat er van ze verwacht<br />

wordt. Als er weinig (uitdaging) wordt<br />

aangeboden, zullen ze ook weinig presteren.<br />

Onderpresteren geldt dus t.a.v. dit aspect<br />

voor de meeste kinderen.<br />

Wie bij youtube intoetst ‘three years old’,<br />

krijgt een keur aan motorische<br />

activiteiten van hoog niveau te zien!<br />

Probeer door de cognitieve prestaties<br />

heen te kijken (ook al zijn die<br />

erg de moeite waard), en kijk vooral<br />

naar de motorische kwaliteit op<br />

zich. Kinderen kunnen in principe,<br />

nog voordat ze naar de basisschool<br />

gaan, elke motorische taak uitvoeren, zolang<br />

het alleen om het motorische niveau gaat.<br />

De cognitieve aansturing van de motoriek<br />

moet natuurlijk de juiste impulsen afgeven.<br />

Maar dat is het kennisdeel, de overdracht.<br />

De motoriek staat echter geheel klaar.<br />

Daarom moeten jonge kinderen geen grove<br />

materialen aangereikt krijgen die auto-<br />

matisch bewegingen vanuit de schouder<br />

oproepen. Ze kunnen vanaf het allereerste<br />

begin op school leren om zeer fijne<br />

grafische opdrachten uit te voeren. Door<br />

deze opdrachten kan tegelijk op greep en<br />

houding worden gelet. Dat kan niet staand<br />

met krijtjes in beide vuisten en krassend op<br />

muziek (Schrijfdans).<br />

Al vanaf groep 1 moet veel aandacht gegeven<br />

worden aan houding en greep met fijne<br />

materialen. Kinderen moeten een duidelijke<br />

begeleiding krijgen in het ontwikkelen van<br />

hun grafische vaardigheid. Hun ‘grafisch’<br />

zelfvertrouwen wordt er groter van.<br />

Veel scholen laten het hierbij zitten. Steeds<br />

meer ouders zien dit zelf ook. Een moeder<br />

van een jongetje dat al een keer vanwege zijn<br />

handschrift was blijven zitten, kon door onze<br />

aanwijzingen haar zoontje weer op de goede<br />

manier laten schrijven. Ze schreef ons:<br />

Heb goed nieuws, Kevin vertelde mij vanmiddag<br />

dat juf zijn werk naar keek, en dat zijn<br />

juf met open mond zat te kijken, van he’ wat<br />

goed van jou. Ze vroeg aan Kevin hoe hij<br />

dat voor elkaar had gekregen, hij zei tegen<br />

haar door een meneer en door mijn moeder.<br />

Ze vroeg ook of hij bij de fysio was geweest,<br />

nee hoor zei Kevin en daar gaan we ook niet<br />

meer heen. Ik vroeg zo aan Kevin Hoe voel jij<br />

er nou onder? Hij zei zo van ik ben trots op<br />

mijzelf.(super toch) Toen we gisteren druk bezig<br />

waren met het arceren hij had zo veel lol<br />

hij vond het super. Ik moest gisteren gewoon<br />

huilen om het feit dat hij weer vertrouwen in<br />

zichzelf krijgt.<br />

Bij hoeveel kinderen wordt op dit moment<br />

niet volslagen onnodig de hoofdtaak van het<br />

basisonderwijs overgenomen door gretige,<br />

betaalde bewegingstherapeuten? Prof. John<br />

Hattie (“Visible Learning “; 2009) waarschuwt<br />

in dit verband terecht voor het grote<br />

gevaar van ‘loss of status’, wat in de zojuist<br />

30 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

geciteerde brief duidelijk te lezen is!<br />

Een leerkracht kan nog zoveel doen aan<br />

sociaal-emotionele opvoeding. Als de<br />

basisvaardigheden niet op niveau worden<br />

aangeleerd, betekent die sociaal-emotionele<br />

opvoeding niet meer dan het paard achter<br />

de wagen spannen.<br />

Wat te doen?<br />

We bepleiten daarom allereerst een controlesysteem<br />

op methode maken. We kunnen<br />

de kwaliteit van wat we onze kinderen voorzetten<br />

niet af laten hangen van de belangen<br />

van uitgevers en de vele amateur-auteurs.<br />

Ten tweede moeten alle basisscholen het<br />

mechanisme afschaffen om kinderen met<br />

een slecht handschrift naar een bewegingstherapeut<br />

te sturen. Deze handschriftondeskundigen<br />

vergroten alleen maar het<br />

competentieverlies van het kind, terwijl het<br />

onderwijs zich ondertussen niet verbetert.<br />

Het handschriftprobleem zit namelijk niet<br />

in het kind, maar in de school!<br />

Ten slotte moet de inspectie ook weer basisscholen<br />

op handschriftkwaliteit controleren.<br />

Ze moet controleren of in alle groepen<br />

handschriftonderwijs wordt gegeven.<br />

Basisvaardigheden horen niet binnen het<br />

basisonderwijs gestaakt te worden… Geen<br />

school moet zelf uit mogen maken of een<br />

basisvaardigheid niet meer gegeven hoeft<br />

te worden vanaf een bepaald leerjaar. Een<br />

‘basisschool’ heet nu eenmaal niet voor<br />

niets zo. Elke basisvaardigheid moet worden<br />

aangeleerd, ontwikkeld en onderhouden.<br />

De basisvaardigheid schrijven moet dus<br />

weer terug in de Wet op het Basisonderwijs.<br />

De kerndoelen moeten worden aangepast:<br />

De eis moet zijn ‘goed vormgegeven schrift’,<br />

waarna de school aanleert wat ‘goed vormgegeven’<br />

inhoudt. De inspectie controleert.<br />

De inmiddels ontwikkelde Kennisbasis<br />

(onlangs vastgestelde minimumdoelen<br />

voor de aankomende onderwijzer) moet op<br />

pabo’s en op termijn op de basisschool<br />

goed worden uitgevoerd<br />

zodat elke aanstaande leerkracht<br />

weet, heeft van wat evidence based<br />

handschriftonderwijs inhoudt en<br />

hoe letters moeten worden vormgegeven.<br />

En daarbij vooral hoe je dat<br />

aan kinderen goed moet uitleggen en<br />

voordoen. Dat kan echter alleen als je er zelf<br />

in excelleert.<br />

Elke school kan bij de Stichting Schriftontwikkeling<br />

informatie en/of een lezing aanvragen.<br />

Astrid Scholten & Ben Hamerling


taalonderwijs<br />

Dyslexie: een ‘optisch identificatietekort’<br />

Balt van Raamsdonk is dyslectisch.<br />

Door zo objectief mogelijk zijn<br />

eigen leesproces te observeren,<br />

heeft hij een visie op zijn leesstoor-<br />

nis ontwikkeld die afwijkt van de<br />

huidige, meest gangbare opvat-<br />

tingen over dyslexie. Deze andere<br />

visie geeft aanleiding tot een an-<br />

dere aanpak. Voor dyslectici vormt<br />

het ‘optisch identificatietekort’ het<br />

primaire probleem bij het leren<br />

lezen en spellen en niet - in eerste<br />

instantie - het fonemisch tekort.<br />

Ooit werd ik door een deskundige een ‘klassiek<br />

dyslecticus’ genoemd, d.w.z. dat ik alle<br />

verschijnselen van een dyslecticus vertoon<br />

en nog wel in ernstige mate. Dyslexie heeft<br />

mijn leven voor een groot deel bepaald.<br />

Toen ik 60 werd, had ik het geluk dat ik<br />

mijn bedrijf kon verkopen en dat ik me<br />

kon gaan verdiepen in dit gekke probleem<br />

dat je normaal kunt spreken, normaal kunt<br />

denken maar dat het lezen zich niet normaal<br />

voltrekt. Omdat ik hierover wilde schrijven,<br />

ging ik op zoek naar informatie over wat<br />

er tot dan toe bekend was over dyslexie. Ik<br />

nam contact op met de stichting Balans, met<br />

de vereniging Woortblind maar ook met de<br />

deskundigen op het gebied van dyslexie van<br />

verschillende universiteiten in Nederland.<br />

Die zoektocht heeft er toe geleid dat ik in<br />

2003 een hoofdstuk mocht schrijven in het<br />

boek ‘Leven met dyslexie’ dat werd uitgegeven<br />

naar aanleiding van het gelijknamige<br />

congres dat toen werd gehouden in Groningen.<br />

Dit hoofdstuk bevatte een eerste versie<br />

van mijn ‘fenomenologische benadering van<br />

dyslexie’.<br />

Door het vele lezen dat ik in die tijd deed,<br />

ontdekte ik dat ik steeds meer korte woorden<br />

in één oogopslag herkende zonder<br />

dat ik ze eerst spellend moest decoderen.<br />

‘Leeskilometers maken’ doet dus iets met je<br />

brein! Zou het mogelijk zijn om kinderen<br />

met aanleg voor dyslexie niet eerst spellend<br />

te leren lezen maar om hen meteen herkennend<br />

te leren lezen en dan, vanuit het hele<br />

woord, optisch te leren spellen?<br />

Tekort aan grafemisch bewustzijn<br />

Mijn benadering van dyslexie begint met het<br />

kijken naar de fenomenen, de verschijnselen,<br />

die zich voordoen bij lezen en schrijven. Ik<br />

spreek daarbij vanuit eigen ondervinding.<br />

Het is niet mijn bedoeling het probleem<br />

dyslexie vanuit de sociaal-emotionele kant te<br />

benaderen.<br />

In de jaren negentig ontdekte men dat<br />

dyslexie te maken had met ‘de fonologische<br />

verwerking’ (klankherkenning) van de taal.<br />

In het brein van nog zeer jonge zogenaamde<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

risicokinderen werden afwijkende reacties<br />

op auditieve prikkels gevonden. Onder<br />

deskundigen ontstond consensus over het<br />

‘fonologisch/fonemisch tekort’ als oorzaak<br />

van dyslexie. Een kind met dyslexie zou niet<br />

goed in staat zijn om letterklanken binnen<br />

een gehele woordklank te leren onderscheiden.<br />

Iedereen was blij: dat moest het zijn!<br />

Maar... ik herkende dit niet bij mezelf! Bij<br />

lezen heb je toch primair met letter- en<br />

woordbeelden te maken en niet met letter-<br />

en woordklanken. Lezen betreft toch een<br />

zichtbaar gemaakte taal. En met die zichtbare<br />

beelden had ik problemen, niet omdat<br />

er iets aan mijn ogen mankeerde maar<br />

omdat ik alleen rijtjes letters zag. Het lukte<br />

mij niet aan zo’n rijtje letters een betekenisvolle<br />

samenhang te ervaren; het rijtje kreeg<br />

geen herkenbaar ‘gezicht’. Ik was niet in staat<br />

om (aanvankelijk) letterbeelden en (later)<br />

woordbeelden in één oogopslag te identificeren<br />

met hun klank en betekenis waardoor<br />

ik ze niet direct leerde benoemen. Zolang<br />

een rechtopstaand streepje met een punt<br />

erboven nog als zodanig wordt gezien, heeft<br />

deze waarneming in de perceptie van de<br />

waarnemer niet de metamorfose ondergaan<br />

waardoor de klank ‘ i ‘ direct aan dit beeld<br />

‘ i ’ kan worden beleefd. Het streepje en de<br />

punt hebben dan nog niet het ‘gezicht’ van<br />

31


één letter gekregen, een ‘ i ‘.<br />

Nu noem ik dit verschijnsel een ‘optisch<br />

identificatietekort’. Dit ‘optisch identificatietekort’<br />

ligt dus ten grondslag aan een tekort<br />

aan fonemisch bewustzijn want wat niet<br />

wordt herkend, kan niet worden benoemd!<br />

Men zou van een tekort aan grafemisch bewustzijn<br />

kunnen spreken. Vroeger noemde<br />

men een dyslecticus ‘woordblind’ en dat was<br />

heel terecht. Door goed te leren spreken,<br />

heeft het in aanleg dyslectische kind zijn<br />

fonologisch tekort op het gebied van zijn<br />

moeder/spreektaal al voor een groot deel<br />

overwonnen; het heeft geleerd de betekenis<br />

van taal met de klank van taal te identificeren.<br />

Recent onderzoek<br />

Sinds enkele jaren duikt in wetenschappelijk<br />

onderzoek naar dyslexie in binnen- en<br />

buitenland, steeds vaker het begrip ‘visuele<br />

(aandachts) factor’ op. Die zou een (negatieve)<br />

rol spelen bij deze leesstoornis. Zo heeft<br />

het grote tienjarig onderzoek naar dyslexie<br />

van de NWO (Nederlandse organisatie van<br />

Wetenschappelijk Onderzoek) gevonden dat<br />

niet alleen auditieve prikkels maar ook visuele<br />

prikkels vaak vertraagd worden verwerkt<br />

in de hersenen van in aanleg dyslectische<br />

kinderen. Bij een belangrijk Amerikaans<br />

hersenonderzoek is een cluster van neuronen<br />

in het brein gevonden dat in verband<br />

staat met het herkennen van series (rijtjes)<br />

letters die samen een woord vormen. Bij<br />

dyslectici disfunctioneert dit cluster.<br />

Deze ontdekkingen moeten haast wel iets<br />

met mijn ‘optisch identificatie-tekort’ te<br />

maken hebben! Maar tot nu toe hebben ze,<br />

bij gezaghebbende orthopedagogen nog niet<br />

geleid tot nieuwe inzichten op het gebied van<br />

leesonderwijs aan leerlingen met dyslexie,<br />

hoewel de consensus over een fonologisch/<br />

fonemisch tekort als primair probleem bij<br />

dyslexie, haarscheurtjes begint te vertonen.<br />

Leesmethoden en dyslexie<br />

Ik durf de bewering aan dat de moderne<br />

lees- en spelmethodes dyslexie bevorderend<br />

zijn. ‘Letter- klankkoppelen’, spellend/<br />

decoderend lezen, ‘hakken en plakken’...<br />

Stuk voor stuk vormen ze een ramp voor<br />

in aanleg dyslectische leerlingen omdat het<br />

oefeningen zijn in het opdelen en decoderen<br />

van ‘rijtjes letters’. Deze leerlingen zouden<br />

vanwege hun ‘optisch identificatietekort’ juist<br />

de betekenisvolle samenhang van de letters<br />

en de volgorde waarin ze staan, moeten leren<br />

ontdekken. Daar zijn oefeningen voor. Een<br />

woordbeeld vormt een geheel dat als geheel<br />

herkend en gelezen moet worden. Als dit<br />

niet vanaf het begin gebeurt, vormt zich een<br />

verkeerd ‘lexicaal pad’ in de hersenen van in<br />

aanleg dyslectische kinderen en dit geldt ook<br />

voor andere in aanleg zwakke lezers. Een<br />

verkeerd leesproces is te omschrijven als:<br />

‘decoderend, luisterend, verklankend, en dan<br />

pas begrijpend lezen’, terwijl het zou moeten<br />

zijn: ‘kijkend, begrijpend lezen’.<br />

Bij identificatie van woordbeeld met woordklank<br />

klinkt de woordklank als het ware<br />

direct op uit het beeld. Wanneer het een bekend<br />

woord betreft waarbij de klank al met<br />

een betekenis is geïdentificeerd, is de klank<br />

die opklinkt betekenisvol. Wanneer het een<br />

onbekend woord, een pseudowoord of een<br />

woord in een vreemde taal betreft, roept<br />

het beeld geen betekenis op maar (indien<br />

uitspreekbaar) wel een woordklank.<br />

Spelfouten moet je zien<br />

Zeker leren ook dyslectische kinderen de<br />

betekenis van kortere, veel gebruikte woor-<br />

32 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

den snel herkennen – welke leesmethode<br />

ook wordt gebruikt - maar een groot aantal<br />

woorden blijven ze verklanken. Daardoor<br />

krijgen ze meestal niet het leestempo dat in<br />

de samenleving van hen wordt gevraagd,<br />

bijvoorbeeld om de ondertiteling van een<br />

film te kunnen bijhouden.<br />

Het principe van lezen berust op woordbeeldherkenning,<br />

op identificatie van<br />

woordbeeld met zijn betekenisvolle woordklank.<br />

Het principe van schrijven en spellen<br />

berust op het produceren van een woordbeeld<br />

vanuit een innerlijk visuele voorstelling.<br />

Als een leerling onvoldoende in staat is<br />

om zich zo’n voorstelling te maken, moet hij<br />

wel ‘spellend’ - dus vanuit de klank - schrijven.<br />

En dat levert vaak spelfouten op die hij<br />

vervolgens niet als fout herkent. Spelfouten<br />

kan je niet horen, die moet je zien. Ook spelfouten<br />

komen dus ook voort uit een optisch<br />

probleem.<br />

Wat en hoe dan wel? Ik ontwikkelde het preleescurriculum<br />

‘Alfabedding’ dat bestaat uit<br />

vijf basisoefeningen. Deze basisoefeningen<br />

zijn bedoeld om vooraf te doen gaan aan het<br />

‘echte’ leren lezen. Alfabedding beoogt een<br />

aanzet te zijn tot herkennend leren lezen<br />

(niet te verwarren met globaal lezen) en<br />

optisch leren spellen.<br />

Aanvankelijk is meestal niet bekend welke<br />

leerlingen van een groep in aanleg dyslectisch<br />

zijn. De oefeningen zijn dan ook<br />

geschikt voor alle aanstaande lezers. Voor<br />

in aanleg dyslectische leerlingen maar ook<br />

voor andere, in aanleg zwakke lezers vormt<br />

Alfabedding zelfs een onmisbaar fundament<br />

voor hun latere ‘leescarrière’. Met enige<br />

aanpassing kan iedere al op school gebruikte<br />

lees- en of spelmethode voortbouwen op dit<br />

fundament.<br />

De oefeningen bestaan uit het vergelijken en<br />

daarna innerlijk voorstellen van eerst de letters,<br />

en vervolgens van lettercombinaties en<br />

van korte woordjes. Het gaat daarbij om het<br />

herkennen op basis van de uiterlijke vorm<br />

en positie van letters en woordbeelden. Pas<br />

daarna mogen deze worden benoemd. De<br />

laatste oefening betreft het optisch spellen:<br />

het tellen en in de juiste volgorde benoemen<br />

van letters binnen een innerlijk voorgesteld<br />

woordje.<br />

De volgende stappen zullen zijn: het<br />

wetenschappelijk onderbouwen van mijn<br />

visie op dyslexie en de empirische toetsing<br />

op basisscholen van het pre-leescurriculum<br />

‘Alfabedding’. Dat zal niet lang op zich laten<br />

wachten.<br />

Balt van Raamsdonk


taalonderwijs<br />

Verbetering van taalonderwijs<br />

op de basisschool<br />

Van het onderwijs mag je verwachten dat het een wezenlijke<br />

bijdrage levert aan het onderwijzen van onze taal. De opbrengst is<br />

echter onder de maat. Waarom zijn de resultaten zo bedroevend?<br />

Deugt het curriculum niet, de leraren, het management? Zijn de<br />

kinderen niet meer leerbaar? Ik wil vandaag proberen antwoorden<br />

te geven op deze vragen. Ik wil wat gedachten aan u voorleggen<br />

die m.i. kunnen leiden tot een verbetering van het taalonderwijs<br />

op de basisschool en ik doe hetzelfde waar het gaat om de<br />

bijdragen van de pabo. En dat alles budgettair neutraal!<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

33


Aanbevelingen BAO<br />

‘Mijn hoofd loopt om!’, kent u die uitdrukking,<br />

zou dominee Gremdaat zeggen. Mijn<br />

hoofd loopt om, we hebben het al zo druk,<br />

ik heb geen tijd, Sinterklaas wacht, de<br />

kerstman nadert… ‘Mijn hoofd loopt om…’;<br />

ik moet bij deze uitdrukking toch even<br />

stilstaan omdat zij anders de koerswijziging<br />

onmogelijk maakt.<br />

Mijn adagium is: minder doen in meer tijd!<br />

Begin met het afslanken van het takenpakket<br />

zodat er weer ruimte vrij komt voor<br />

bezinning. Kwaliteit i.p.v. kwantiteit. Anders<br />

geformuleerd: keuzes maken! Geen tijd is<br />

een kwestie van geen prioriteiten kunnen<br />

stellen. Norm bij die keuzes moet zijn: onze<br />

kerntaken.<br />

In de ruim 20 jaar dat ik bovenmeester<br />

was van een basisschool, hanteerde ik deze<br />

regel al en er kwam bij mij niets de school<br />

binnen als men ook niet gelijktijdig aangaf<br />

wat we dan niet meer zouden doen. Zo<br />

voorkwam ik dat de school dichtslibde en<br />

het verzorgen van onderwijs in het gedrang<br />

kwam. Geen ijsberen redden, typecursussen<br />

organiseren, tangodansen, kinderpostzegels,<br />

de nationale ontbijtdag, sponsorlopen of<br />

acties van AH met die eeuwige kleurplaten.<br />

Kinderen worden horendol van al die<br />

activiteiten en de rust, de structuur en het<br />

dagritme die noodzakelijk zijn om het leren<br />

mogelijk te maken, ontbreken of worden ten<br />

minste ondermijnd.<br />

Leerkrachten moeten de regie weer in eigen<br />

hand nemen. Een leerkracht is langzamer-<br />

hand meer tijd kwijt met het verantwoorden<br />

van zijn of haar onderwijs, dan met<br />

het verzorgen ervan. Laat leerkrachten die<br />

tijd gebruiken om hun lessen goed voor te<br />

bereiden. Houd je vakliteratuur bij en pleeg<br />

zelfonderzoek: waarom doe ik wat ik doe?<br />

Hoe zinvol en betekenisvol zijn mijn activiteiten,<br />

hoe geef ik die taalles en waarom doe<br />

ik het zo? Is wat in die handleiding staat wel<br />

didactisch verantwoord? Heb ik überhaupt<br />

wel kennis genomen van de handleiding?<br />

Zomaar wat vragen….<br />

Dus: keuzes maken. Ik wil mijn visie<br />

concretiseren en doe dat aan de hand van<br />

het domein lezen in de breedste zin van het<br />

woord.<br />

In het onderzoeksblad Didaktief van oktober<br />

<strong>2010</strong> is een special verschenen over Begrijpend<br />

lezen, de belangrijkste vaardigheid<br />

die de basis is voor verder leren. Zo’n special<br />

zou verplichte kost moeten zijn tijdens een<br />

teamvergadering. Geen agenda, geen notulen,<br />

ingekomen stukken en w.v.t.t.k., slechts<br />

een pot koffie op tafel en met zijn allen het<br />

eigen onderwijs beschouwen en van gedachten<br />

wisselen over de volgende vragen:<br />

◆ vinden de kinderen op onze school begrijpend<br />

lezen ook een rotvak?<br />

◆ wat doen wìj eigenlijk en weten we van<br />

elkaar wat we doen?<br />

◆ hebben we met elkaar dezelfde visie? Wat<br />

staat er in ons schoolplan?<br />

◆ hoe goed is ònze Begrijpend-leesmethode?<br />

Hebben we die wel nodig?<br />

◆ wat is eigenlijk de zin van al die werkboekjes<br />

met invuloefeningen?<br />

34 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

◆ taalzaakvakonderwijs? Waar hebben we<br />

het dan over? Zijn we ons bewust van de<br />

kansen die daar liggen qua woordenschatontwikkeling<br />

en het doorgronden van de<br />

schooltaal? Worden onze lessen daardoor<br />

niet authentieker en dus betekenisvoller?<br />

En als we dan besluiten een verbetertraject<br />

uit te voeren omdat we elkaar de ogen hebben<br />

geopend, is mijn overtuiging dat een<br />

koerswijziging pas kans maakt als we bij<br />

elkaar gaan kijken en over de verbeterstappen<br />

blijven discussiëren. Geen onderwijsinnovatie<br />

zonder klassenconsultatie!<br />

Tonke Dragt: “Jeugdboeken zijn een soort geestelijke<br />

vakantie, mits de boeken maar goed geschreven zijn.”


Mijn tweede invalshoek bij het domein<br />

lezen is het voorlezen en het zgn. ‘vrij lezen’.<br />

Beide leesvormen zijn een onuitputtelijke<br />

bron van gevarieerd en kwalitatief goed<br />

en breed taalaanbod. Als het plezier in het<br />

lezen eenmaal is ervaren, ligt er een wereld<br />

voor ons open. Daarom moeten we eerst<br />

maximaal investeren in het ‘lol’ beleven<br />

in lezen en als het team zich daar de volle<br />

100% voor inzet, zullen de druiven zoet zijn.<br />

De oogst is rijk en manifesteert zich binnen<br />

alle taaldomeinen:<br />

◆ uitbreiding van de woordenschat;<br />

◆ voorzetsels die weer op de goede plaats vallen<br />

(irriteert u zich ook zo aan de ‘vrije val’<br />

der voorzetsels?);<br />

◆ uitdrukkingen en zegswijzen, spreekwoorden,<br />

alles komt aan bod binnen een<br />

natuurlijke context;<br />

◆ woordbeelden komen veelvuldig langs en<br />

leiden tot een betere spelling;<br />

◆ zinsconstructies, tekstbegrip, verhaalconventies,<br />

het komt allemaal aan de orde<br />

maar blijft impliciet, want het plezier in<br />

lezen staat centraal.<br />

Dus geen energie steken in een nationale<br />

ontbijtdag, maar de eerste 20 minuten van<br />

de dag ‘vrij’ lezen. De juf leest òòk en dit<br />

voorbeeldgedrag levert als vanzelf allerlei<br />

boekpromotieactiviteiten op. De leerkracht<br />

die zijn leerlingen enthousiast kan maken<br />

Taaltoetsen pabo> wat feiten:<br />

jaren 90: 3% scoort voldoende bij 1e afname<br />

<strong>2010</strong>: 40% scoort voldoende bij 1e afname<br />

ALPO: 96% scoort voldoende bij 1e afname<br />

Cesuur: 73% en 'middelen"...?!<br />

Voorstel: cesuur 1e jaar 75%<br />

cesuur 2e jaar 80%<br />

cesuur 3e jaar 85%<br />

cesuur 4e jaar 90% (eindtoets)<br />

Kennis en vaardigheden moeten worden onderhouden<br />

op het hbo!<br />

ALPO staat voor Academische Lerarenopleiding<br />

Basisonderwijs en is uitsluitend toegankelijk voor<br />

studenten met een vwo-diploma. Het is een gecombineerde<br />

opleiding van de Universiteit Utrecht (Onderwijskunde)<br />

en de Hogeschool Utrecht (pabo).<br />

‘Cesuur 73%’ betekent dat het omslagpunt onvoldoende/voldoende<br />

ligt bij een score van 73%. Echter<br />

een student kan zijn onvoldoende kennis van de basisgrammatica<br />

compenseren met een ruime voldoende<br />

voor het onderdeel interpunctie. Ik ben van mening<br />

dat voor elk onderdeel apart een goed percentage moet<br />

gelden van 75%; jaarlijks te verhogen met 5%. Niet<br />

‘middelen’ dus.<br />

voor het lezen van boeken is in mijn ogen<br />

een topleerkracht en bewijst zijn leerlingen<br />

een dienst voor het leven.<br />

Aanbevelingen pabo<br />

Als we deze visie delen, welke rol is er dan<br />

weggelegd voor de pabo’s? Laat ik beginnen<br />

met het goede nieuws: we boeken progressie<br />

waar het gaat over de taalbeheersing van de<br />

studenten. We bieden bijspijkercursussen<br />

aan en we boeken resultaten.<br />

Enige vooruitgang is te zien maar vooralsnog<br />

alleen op de terreinen spelling,<br />

grammatica, formuleren en interpunctie.<br />

Er is meer werk aan de winkel: de schrijf-<br />

en leesvaardigheid van de studenten is<br />

zorgelijk. Daar moet de komende jaren ook<br />

expliciet aandacht aan worden besteed. We<br />

worden echter geholpen door de feedback<br />

van studenten de afgelopen jaren op het<br />

curriculum: ‘Mag het allemaal wat pittiger,<br />

uitdagender en van een wat hoger niveau?<br />

Het is nu vooral veel doen en maken.’ Wellicht<br />

krijgen we dan ook de jongens weer<br />

terug op de pabo? Feitelijk is hun advies:<br />

slank het curriculum af en biedt meer<br />

diepgang. Een advies dat overeenkomt met<br />

mijn adagium: minder doen in meer tijd en<br />

kwaliteit is de norm.<br />

Laat ik hier het onderzoeksblad Didaktief<br />

als voorbeeld nemen om daarmee duidelijk<br />

te maken hoe we onze studenten op hun<br />

wenken kunnen bedienen.<br />

Laat studenten onderzoek doen. De special<br />

“Lezen” van oktober <strong>2010</strong> is wederom een<br />

mooi uitgangspunt. We stimuleren het<br />

studerend lezen van de studenten met een<br />

authentieke, actuele, informatieve tekst<br />

waaruit een onderzoeksvraag voortkomt:<br />

hoe wordt het begrijpend lezen gegeven op<br />

je stageschool? Uit dit onderzoek kan ook<br />

blijken dat de didactiek van de stagebegeleider<br />

niet kritiekloos moet worden gekopieerd!<br />

Iets wat nog al eens voorkomt.<br />

Kinderen verwerven en ontwikkelen hun<br />

taal op basis van taalaanbod, taalproductie<br />

en feedback. Leraren basisonderwijs spelen<br />

daarbij een belangrijke rol. Zij bepalen in<br />

hoge mate de kwaliteit van het taalaanbod<br />

en geven feedback op de taalproductie van<br />

hun leerlingen met als doel hun taalniveau<br />

te verhogen.<br />

In het verlengde van bovenstaande stel ik<br />

voor dat jeugdliteratuur een vast en terugkerend<br />

onderdeel van het pabo-curriculum<br />

wordt. Studenten leggen over 4 jaar een<br />

longlist aan over alle genres en bestuderen<br />

relevante secundaire literatuur over een<br />

Vakwerk december <strong>2010</strong><br />

taalonderwijs<br />

beargumenteerde shortlist. Met een schat<br />

aan leeservaringen, kennis van de jeugdliteratuur<br />

en de daarbij passende didactiek ga je<br />

dan de praktijk in. Bij vertellen en voorlezen<br />

op de basisschool is goed taalaanbod<br />

gewaarborgd.<br />

Tot slot doe ik een oproep aan de onderwijsminister,<br />

Marja van Bijsterveldt, voorheen<br />

burgemeester van het dorp waar ik woonachtig<br />

ben en die ik ook ken uit de periode<br />

dat zij onderwijs in haar portefeuille had. Ik<br />

ken haar als een ‘daadkrachtig bestuurder’<br />

en er wacht haar een schone taak.<br />

Maak de woorden waar die je eerder sprak:<br />

◆ meer focussen op rekenen en taal, leg de<br />

meetlat hoog;<br />

◆ leerkrachten, neem je vak terug van de<br />

schoolleiding en ik zou aan haar woorden<br />

willen toevoegen: neem je vak terug van de<br />

politiek, terug van de inspectie. Leg uit wat<br />

je doet, waarom je die keuze hebt gemaakt<br />

en wat je dus niet doet;<br />

◆ gooi niet alle maatschappelijke problemen<br />

over de schutting van het onderwijs intussen<br />

de suggestie wekkend bij de ouders dat<br />

de school het allemaal wel kan/moet oplossen.<br />

Kinderen met een rugzak zijn niet automatisch<br />

beter af in de gewone klas omdat<br />

ze wat geld meekrijgen. Ouders wordt in<br />

allerhande brochures en pr-programma’s<br />

van OC&W van alles beloofd, maar de<br />

mensen op de werkvloer moeten maar zien<br />

hoe ze daar handen en voeten aan geven;<br />

◆ faciliteer het onderwijs maar laat de<br />

uitvoering over aan de leraren en verlos<br />

hen van de druk om met alle maatschappelijke<br />

winden mee te moeten waaien. Dan<br />

ontstaan ruimte en tijd om denkkracht te<br />

ontwikkelen om zo op de werkvloer te bepalen<br />

welke koers we willen/moeten gaan<br />

varen om het taalonderwijs daadwerkelijk<br />

te verbeteren.<br />

John Beeckman<br />

35


VakWerk<br />

HET LEDENBLAD VAN DE VERENIGING BETER ONDERWIJS NEDERLAND<br />

Antwoordnummer 57032<br />

3507 VB Utrecht<br />

redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />

www.beteronderwijsnederland.nl<br />

Nummer 7 | 5 e Jaargang | december <strong>2010</strong>

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!