Vakwerk%2012-2010
Vakwerk%2012-2010
Vakwerk%2012-2010
- No tags were found...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
VakWerk<br />
H E T L E D E N B L A D V A N D E V E R E N I G I N G B E T E R O N D E R W I J S N E D E R L A N D<br />
Nummer 7 | 5 e Jaargang | december <strong>2010</strong><br />
Beter taalonderwijs<br />
in de basisschool<br />
◆ Hoe Zwarte Piet naar de kelders van het<br />
onderwijs zakte door Aleid Truijens<br />
◆ Handschriftonderwijs op de basisschool<br />
door Astrid Scholten & Ben Hamerling
Colofon<br />
Vakwerk is een uitgave van de<br />
vereniging Beter Onderwijs Nederland.<br />
Het tijdschrift verschijnt vanaf <strong>2010</strong> drie<br />
keer per jaar in een oplage van 5000 stuks.<br />
Redactie<br />
Presley Bergen, Michel Couzijn, Marten Hoffmann,<br />
Hannie Leek, Pauline Riep, Ad Verbrugge<br />
Redactieadres<br />
Beter Onderwijs Nederland<br />
Antwoordnummer 57032<br />
3507 VB Utrecht<br />
redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />
Bijdragen aan dit nummer<br />
Ad Verbrugge, Paul van Dam, Aleid Truijens, Theo<br />
Lamers, "onderwijsgek" (sitepseudoniem), kees<br />
Vernooij, Astrid Scholten en Ben Hamerling, Balt van<br />
Raamsdonk, John Beeckman, Jesse Jeronimoon<br />
Bijdragen kunnen per e-mail worden gestuurd naar<br />
redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />
Het maximum aantal woorden is 2000. De redactie<br />
kan voor wat betreft de lengte van ingeleverde<br />
bijdragen van het maximum aantal woorden<br />
afwijken bijvoorbeeld bij congresbijdragen of reeds<br />
gepubliceerde artikelen in nationale media,<br />
wetenschappelijke tijdschriften e.d.<br />
Meer informatie over de vereniging<br />
www.beteronderwijsnederland.nl<br />
Adres ledenadministratie<br />
Beter Onderwijs Nederland<br />
Antwoordnummer 57032<br />
3507 VB Utrecht<br />
Wijzigingen kunnen worden doorgegeven in een<br />
e-mail naar ledenadministratiebon@gmail.com<br />
Grafische vormgeving en realisatie<br />
AriëS Grafische vormgeving / Ben Mobach<br />
Torenberglaan 42<br />
5628 EP Eindhoven<br />
040 - 242 23 66 / 06 248 60 322<br />
ben.mobach@chello.nl<br />
5e jaargang nummer 7, december <strong>2010</strong><br />
ISSN 1873-520<br />
© Copyright Beter Onderwijs Nederland.<br />
In dit nummer<br />
4 Beter taalonderwijs in Nederland<br />
Paul van Dam<br />
Velen in Nederland zijn ontevreden over het<br />
taalonderwijs op de basisscholen. Kinderen leren<br />
te weinig. In 1986 is het Cito in opdracht van het<br />
ministerie begonnen met PPON, de periodieke<br />
peiling van het onderwijsniveau. Maar hoe kun je<br />
effectief onderwijsbeleid maken als je niet eens<br />
weet wat er daadwerkelijk wordt geleerd?<br />
8 Hoe Zwarte Piet naar de kelders<br />
van het onderwijs zakte<br />
Aleid Truijens<br />
Tegenwoordig onderwerpen universiteiten en<br />
hogescholen hun eerstejaarsstudenten aan<br />
spelling- en interpunctietoetsen, vooralsnog<br />
vrijwillig. Maar is dat niet het paard achter de<br />
wagen spannen? Op de basisschool moet het<br />
gebeuren. Daar moeten kinderen de taal leren<br />
spreken, schrijven en lezen. Maar ook moderne<br />
didactieken hebben ervoor gezorgd dat onze<br />
kinderen het Nederlands niet meer voldoende<br />
beheersen.<br />
14 Beter onderwijs: niet goed genoeg<br />
Theo Lamers<br />
In zijn artikel “Examineer rekenen en lassen, maar<br />
geen ‘competenties’ als luisteren of zelfkritiek” van<br />
6 februari jl. in NRC-Handelsblad schetst onze<br />
voorzitter Ad Verbrugge in grote lijnen een aantal<br />
maatregelen dat moet worden genomen om<br />
“de kwaliteit van het onderwijs voor de komende<br />
generatie veilig te stellen”. Maar volgens Theo<br />
Lamers moet er meer gebeuren.<br />
18 Meester Max<br />
Blog van “onderwijsgek”, een forumbijdrage<br />
Hoe gaat het eraan toe in de klas van Meester<br />
Max?<br />
20 Elk kind een lezer<br />
Kees Vernooij<br />
Een goede leesvaardigheid is van cruciaal belang<br />
voor de schoolloopbaan en het toekomstig<br />
maatschappelijk functioneren van de leerlingen.<br />
Een goede leesvaardigheid maakt namelijk levenslang<br />
leren mogelijk. Een eerste verantwoordelijkheid<br />
van elke school is ervoor te zorgen dat<br />
2 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
elk kind na groep 8 met een goede leesvaardigheid<br />
het primair onderwijs verlaat.<br />
25 Column Ik ben op jou<br />
Jesse Jeronimoon<br />
26 Handschrift op de basisschool<br />
Astrid Scholten & Ben Harmeling<br />
In het handschriftonderwijs zijn erg veel<br />
verkeerde denkbeelden ontwikkeld, mede door<br />
diverse ontwikkelingen door amateurs, zowel<br />
binnen het onderwijs (auteurs) als vanuit de<br />
commercie (uitgevers en therapeuten). In dit<br />
artikel gaan de auteurs in op de oorzaken die tot<br />
dit slechte handschriftonderwijs hebben geleid<br />
en ze laten zie hoe het anders kan.<br />
31 Dyslexie: een ‘optisch<br />
identificatietekort’<br />
Balt van Raamsdonk<br />
Voor dyslectici vormt het ‘optisch identificatietekort’<br />
het primaire probleem bij het leren lezen<br />
en spellen en niet - in eerste instantie - het fonemisch<br />
tekort. De visie op dyslexie die Balt van<br />
Raamsdonk in de loop der jaren door zijn fenomenologische<br />
benadering van deze leesstoornis<br />
heeft opgebouwd en in verschillende artikelen<br />
heeft beschreven, lijkt voor althans een deel van<br />
de groep kinderen bij wie dyslexie is vastgesteld,<br />
steun te kunnen krijgen door uitkomsten van<br />
recent wetenschappelijk onderzoek naar de<br />
achterliggende mechanismen van dyslexie.<br />
33 Verbetering van taalonderwijs op<br />
de basisschool<br />
John Beeckman<br />
Waarom zijn de resultaten van ons taalonderwijs<br />
zo bedroevend? Deugt het curriculum niet, de<br />
leraren, het management? Zijn de kinderen niet<br />
meer leerbaar? De auteur presenteert een aantal<br />
gedachten, dat zou kunnen leiden tot een verbetering<br />
van het taalonderwijs op de basisschool.
Feitelijke invloed van BON blijft groeien<br />
et enerverende jaar <strong>2010</strong> is bijna om en dat sluiten we als<br />
vereniging af met wederom een zeer lezenswaardige Vakwerk;<br />
een Vakwerk nieuwe stijl mogen we wel zeggen, want<br />
aan de opmaak en invulling van het blad is het nodige veranderd.<br />
De opmaak werd voorheen gedaan door een professionele<br />
vrijwilliger uit onze vereniging, Frank Luesken, waarvoor<br />
wij hem hier nogmaals hartelijk danken. Frank is overigens<br />
ook de bedenker geweest van de gehele BON-huisstijl. Met<br />
zijn afscheid van het onderwijs heeft hij ook dit vrijwilligerswerk<br />
neergelegd en moesten we op zoek naar een alternatief.<br />
We hebben gelukkig een nieuwe opmaker gevonden in Ben<br />
Mobach, een goed betaalbare professional.<br />
Deze omschakelijking is, zoals u ook<br />
zelf kunt vaststellen, bepaald geen<br />
achteruitgang. Mede door deze overgang<br />
heeft een nieuwe uitgave van<br />
Vakwerk langer op zich laten wachten<br />
dan in onze ogen wenselijk en gepast<br />
is. Namens het gehele bestuur mijn<br />
excuses daarvoor. Om een en ander te<br />
bespoedigen, zijn Presley Bergen en<br />
ondergetekende dit najaar tijdelijk tot<br />
de redactie toegetreden. Deze Vakwerk<br />
is overwegend gevuld met artikelen<br />
die zijn voortgekomen uit onze zeer geslaagde basisschooltaalconferentie<br />
(BETON) die plaatsvond op 20 november bij<br />
de IVA te Driebergen. Uit deze artikelen spreekt een gedeelde<br />
zorg met betrekking tot het basisonderwijs in zijn geheel<br />
en het taalonderwijs in het bijzonder. Tegelijkertijd worden<br />
er tal van zeer praktische aanbevelingen ter verbetering<br />
gedaan. Met sommige kun je zo aan de slag. Lezen dus!<br />
We mogen gelukkig ook constateren dat het geluid van<br />
Beter Onderwijs Nederland in toenemende mate weerklank<br />
vindt bij het publiek, op het ministerie en in de politiek. De<br />
feitelijke invloed van BON blijft groeien en onze boodschap<br />
wordt steeds meer overgenomen, hoewel we soms wat<br />
minder prominent in de media aanwezig zijn dan een paar<br />
jaar geleden. Toch weten de media ons steevast te vinden<br />
voor commentaar op ontwikkelingen in het onderwijs. Misstanden<br />
zoals diplomafraude en wanbestuur worden, niet<br />
zelden met onze medewerking (achter en voor de schermen),<br />
aan de kaak gesteld. De politiek ziet zich mede daardoor<br />
gedwongen werk te maken van haar verantwoordelijkheid<br />
inzake de kwaliteit van het onderwijs.<br />
Wie soms moedeloos dreigt te worden van de situatie in het<br />
Nederlandse onderwijs - en een dergelijke stemming over-<br />
Van onze voorzitter H<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
valt velen van ons ongetwijfeld wel eens - dient te bedenken<br />
dat er de laatste jaren ook zaken ten goede zijn veranderd.<br />
Het bestuur en vertegenwoordigers van BON hebben de<br />
afgelopen jaren vele gesprekken gevoerd in allerlei gremia<br />
en ik durf wel te beweren dat men in ieder geval op het<br />
ministerie inmiddels ernst maakt met een deel van de BONagenda.<br />
De minister heeft zich recentelijk ook weer van haar<br />
goede kant laten zien met haar voorstellen tot het vaststellen<br />
van minimale eindniveaus, invoering van centrale examens,<br />
extra toezicht op lerarenopleidingen enzovoorts.<br />
Hoe men het aantreden van dit gedoogkabinet verder ook<br />
politiek beoordelen mag, wat het onderwijs betreft, biedt het<br />
voor ons opnieuw kansen. De stem van BON klinkt ook in de<br />
Kamer! Zowel ter linker- en ter rechterzijde als in het midden<br />
(voor wat die termen nog waard zijn), zijn er politieke partijen<br />
die op het gebied van onderwijs veel met ons gemeen<br />
hebben. Mark Rutte heeft de bestrijding van de bureaucratie<br />
tot een van de speerpunten van zijn beleid<br />
gemaakt. Het feit dat hij ook nu nog<br />
steeds zelf voor de klas staat, spreekt in<br />
zijn voordeel en wijst op zijn oprechte<br />
liefde en aandacht voor het onderwijs.<br />
Dat laat onverlet dat verscheidene<br />
voorstellen van dit kabinet in onze ogen<br />
onwenselijk zijn; en dat zullen we laten<br />
horen ook!<br />
Voor het komend jaar hebben we weer<br />
het nodige op de agenda staan. Niet alleen<br />
is Vakwerk vernieuwd, ook de website<br />
van de vereniging wordt binnenkort aan een drastische<br />
revisie onderworpen en een stuk aantrekkelijker gemaakt.<br />
Het omvormingstraject van SBL loopt nog en vraagt veel<br />
tijd. Hoewel de afloop uiteindelijk nog steeds onzeker is,<br />
hebben we toch aardig wat resultaten geboekt. Daarnaast<br />
is er onder leiding van Fenna Vergeer een boek in de maak<br />
dat dit voorjaar gereed komt, waarin o.a. uiteengezet wordt<br />
wat de machtsstructuren binnen het onderwijs zijn. Verder<br />
hebben we een stichting BON opgericht, om ook een ander<br />
type activiteiten mogelijk te maken en te ondersteunen. Ook<br />
zijn we in een vergevorderd stadium van samenwerking met<br />
VNO-NCW om richting het kabinet wat onderwijs betreft<br />
gezamenlijk een campagne te beginnen. Zo kan ik nog wel<br />
het een en ander opnoemen. Kortom, genoeg werk aan de<br />
winkel. Wie zin heeft om ons te helpen en de zaak van het<br />
onderwijs te dienen, neme vooral contact met ons op!<br />
Rest mij u een goede kerst en een prettig uiteinde toe te<br />
wensen en de beste wensen voor 2011, waarin we velen van<br />
u hopen te ontmoeten op onze vijfde jaarvergadering en<br />
het aansluiteinde symposium dat dit jaar op 12 maart te Rotterdam<br />
gehouden zal worden!<br />
Uw voorzitter, Ad Verbrugge<br />
3
Velen in Nederland zijn ontevreden over het taalonderwijs op de<br />
basisscholen. Kinderen leren te weinig. In 1986 is het Cito in opdracht<br />
van het Ministerie begonnen met PPON, de periodieke peiling van het<br />
onderwijsniveau. Met dat onderzoek wilde het Cito zichtbaar maken<br />
wat kinderen daadwerkelijk leren op de basisschool, de leeropbrengst<br />
vaststellen wat geen geringe opgave was. Maar hoe kun je effectief<br />
onderwijsbeleid maken als je niet eens weet wat er daadwerkelijk<br />
wordt geleerd?<br />
4 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
Beter taal
taalonderwijs<br />
onderwijs in de basisschool<br />
De afgelopen jaren is het resultaat van het<br />
taalonderwijs, inclusief lezen, nu vier keer<br />
gedetailleerd in beeld gebracht. We weten nu<br />
dus tamelijk nauwkeurig wat kinderen van<br />
dat onderwijs opsteken. Bij dat onderzoek<br />
is niet alleen onderscheid gemaakt tussen<br />
lezen, luisteren, schrijven en spreken. Binnen<br />
bijvoorbeeld lezen, is weer onderscheid<br />
gemaakt tussen lezen van rapporterende<br />
teksten, lezen van beschouwende teksten,<br />
lezen van argumentatieve teksten, lezen<br />
van fictie, hanteren van naslagwerken, en<br />
technisch lezen. Over elk van die onderdelen<br />
wordt gerapporteerd. Ook is nagegaan of<br />
de opbrengst bij al die onderdelen van het<br />
taalonderwijs hoger is geworden, gelijk is<br />
gebleven of achteruit is gegaan in die periode<br />
van ruim twintig jaar.<br />
Wie echt wil weten wat de resultaten zijn,<br />
moet de moeite nemen de rapporten zorgvuldig<br />
te lezen. In die rapporten staan telkens<br />
voorbeelden van opgaven die leerlingen<br />
zouden moeten kunnen uitvoeren om van<br />
een voldoende niveau te kunnen spreken.<br />
Die opgaven zijn aangewezen door 25 mensen<br />
die het onderwijs kennen als leerkracht,<br />
pabodocent, schoolbegeleider of onderwijsinspecteur.<br />
Zij maakten een afweging: wat<br />
is wenselijk en ook mogelijk in een modale<br />
school; wat voor tekst moet een leerling<br />
met begrip kunnen lezen? Vervolgens is<br />
vastgesteld hoeveel leerlingen dat bepaalde<br />
niveau feitelijk halen. Ideaal zou zijn dat<br />
álle leerlingen dat niveau halen maar dat is<br />
niet realistisch. Daarom is gekozen voor een<br />
norm van 70 à 75%.<br />
Welke taalonderdelen laten nu zo’n resultaat<br />
zien? Helaas geen enkel. Meestal ligt het<br />
percentage leerlingen rond de 50%, soms<br />
wat hoger, soms wat lager. Er gaapt dus een<br />
grote kloof tussen wat men een voldoende<br />
resultaat vindt en het daadwerkelijk gevonden<br />
resultaat, aangenomen dat men het met<br />
de beoordelaars eens is. Als dat zo is, vindt<br />
men dus dat er over de hele breedte van het<br />
taalgebied veel te weinig wordt geleerd.<br />
Zijn de resultaten door de jaren minder<br />
geworden? Sinds 1986 zijn de resultaten nagenoeg<br />
onveranderd; geen stijging, maar ook<br />
geen daling. Toen ik dat in 2007 aan Minister<br />
Plasterk en staatssecretaris Dijksma vertelde,<br />
klonk dat misschien enigszins geruststellend.<br />
Dat was echter niet de bedoeling, want als het<br />
niveau nu te laag is, zou dat in 1986 ook al<br />
het geval hebben moeten zijn<br />
Het resultaat is verontrustend, maar het<br />
wordt nog erger als we bedenken dat we<br />
al vanaf ongeveer 1970 indrukwekkende<br />
investeringen doen om het taalonderwijs te<br />
verbeteren. Denk aan al die acties van instituten<br />
die een rol spelen bij de verbetering van<br />
het basisonderwijs, de zogeheten verzorgingsstructuur,<br />
en aan de nieuwe methodes<br />
die telkens weer ontwikkeld worden. Het lijkt<br />
allemaal niet te helpen.<br />
Verkeerde wegen<br />
Ik denk dat we in de zoektocht naar ander<br />
onderwijs de verkeerde weg hebben genomen.<br />
Ik beschrijf deze wegen als volgt:<br />
◆ De weg van afkeer van prestaties<br />
Lange tijd was het woord prestatie in het<br />
onderwijs taboe. Dat verwees naar een<br />
maatschappij waar we gelukkig afstand<br />
van hadden genomen.<br />
◆ De weg van projectonderwijs<br />
Leuk, boeiend, motiverend voor de leerlingen,<br />
inspannend voor de leerkracht, maar<br />
met onduidelijke doelen en onduidelijke<br />
leerresultaten.<br />
◆ De weg van kindgerichtheid<br />
Dit is de tegenhanger van leerstofgerichtheid.<br />
Een ogenschijnlijke tegenstelling,<br />
onproductief en verwarrend. Maar er gaat<br />
de suggestie vanuit dat leerstof minder<br />
belangrijk is. Het leren van bijvoorbeeld<br />
spelling kan niet afhankelijk zijn van leervragen<br />
van de kinderen. Dat moet gewoon<br />
geleerd worden.<br />
◆ De weg van ontdekkend leren, toonbeeld<br />
van ondoelmatigheid.<br />
◆ De weg van aandacht geven aan doelen,<br />
niet het bereiken van doelen<br />
Dat maakt onderwijs zo vrijblijvend. Als<br />
je er maar aandacht aan besteedt, op wat<br />
voor wijze dan ook, ben je goed bezig.<br />
◆ De weg van leuk en gezellig<br />
Als kinderen het naar hun zin hebben, is<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
de aanname, leren ze bijna vanzelf, vooral<br />
als ze in een rijke, stimulerende omgeving<br />
verkeren. Was het maar waar!<br />
◆ De weg van kinderen die in groepjes bij<br />
elkaar zitten.<br />
Ik zou zo nooit geconcentreerd kunnen<br />
werken en de kinderen ook niet, vrees ik.<br />
◆ De weg van vaardigheden in plaats van<br />
kennis.<br />
Het moet in dat kader zijn dat spreken en<br />
luisteren als vaardigheid bij taal een plaats<br />
in het curriculum hebben veroverd. Toen<br />
ik onderwijzer was, bestond spreken en<br />
luisteren als te leren vaardigheid nog niet<br />
of nauwelijks. Het is ook in dit kader, het<br />
dedain voor kennis, dat het met spelling<br />
en grammatica bergafwaarts ging. Toen<br />
ik een leerkracht sprak over de belabberde<br />
spellingresultaten was haar reactie: ‘Maar<br />
ik vind spelling helemaal niet belangrijk.<br />
Ze leren zoveel andere dingen tegenwoordig<br />
die ik veel belangrijker vind‘. En een moeder,<br />
tevens vriendin, ergerde zich zo aan<br />
het feit dat haar kinderen nauwelijks spellingonderwijs<br />
kregen, dat ze maar op zoek<br />
is gegaan naar een spellingprogramma op<br />
de computer. Dat hielp.<br />
De Stichting Cognitief Talent, waarvan ik<br />
bestuurslid ben, organiseert ieder jaar een<br />
wedstrijd voor de knapste twaalfjarigen<br />
van Nederland, de Toptoets. De eerste<br />
selectie vindt plaats met behulp van een<br />
moeilijke toets. De 25 hoogst scorenden<br />
worden uitgenodigd om hun kunnen te<br />
tonen door het uitvoeren van een paar opgaven.<br />
Daarbij moeten ze teksten schrijven.<br />
Die teksten - ik heb ze zelf nagekeken -<br />
bevatten veel spellingfouten. Hebben ze die<br />
spelling op school niet geleerd? Ontbreekt<br />
het hun aan spellingdiscipline? Of hebben<br />
ze op school geleerd dat de spelling er niet<br />
zo toe doet? Aan hun intelligentie kan het<br />
niet liggen.<br />
Wat een verschil met vroeger toen ik op de<br />
lagere school zat. Je weet gewoon niet wat<br />
je ziet als je de zo geheten Toetsnaalden uit<br />
de zestiger jaren erop naslaat. Wat moesten<br />
we toen veel kennen en kunnen van woordbenoeming<br />
en zinsontleding.<br />
◆ De weg van taalrelativisme<br />
Hoezo fout? Als iedereen ‘hun’ zegt als<br />
5
onderwerp wordt het toch vanzelf goed?<br />
En: het gaat toch om communicatie? Als<br />
iedereen het begrijpt, maakt het toch niet<br />
uit hoe je het schrijft. Dit relativisme legt de<br />
bijl aan wortel van goed taalonderwijs<br />
◆ De weg van geloof en overtuiging<br />
In een tijd dat er veel wetenschappelijke<br />
kennis voorhanden is op het terrein van<br />
bijvoorbeeld onderwijskunde en cognitieve<br />
psychologie speelt geloof en overtuiging een<br />
overheersende rol. Dit vinden wij en dit is<br />
ons uitgangspunt. Waarom? Omdat wij dat<br />
vinden. Toen ik op het Cito werkte, werd<br />
ik vaak geconfronteerd met het feit dat ik<br />
in de ogen van veel onderwijsgevenden een<br />
fout geloof had. Montessorianen mochten<br />
zelfs niet met mij praten. Mijn finest hour<br />
beleefde ik toen de voorzitter van de Montessorivereniging,<br />
een verstandige, ruimdenkende<br />
man, in vergadering verenigd met<br />
zijn rayonhoofden, na een beleefde discussie<br />
concludeerde dat spreken met mij en mijn<br />
collega’s voortaan was toegestaan.<br />
◆ De weg van een excessieve aandacht voor<br />
de eigen identiteit of religieuze, onderwijskundige<br />
dan wel pedagogische grondslag.<br />
Inmiddels zijn er meer dan twintig typen<br />
scholen. En welke de beste is? De vraag of<br />
een bepaalde grondslag voor een school<br />
leidt tot een hogere leeropbrengst voor taal<br />
wordt niet gesteld, laat staan beantwoord.<br />
◆ De weg van veel vergaderen<br />
In ben als onderwijzer begonnen in een<br />
school waar ik nog steeds zeer goede herinneringen<br />
aan heb. In die school werd enkele<br />
keren per jaar vergaderd. Vaker kon ook<br />
niet want we moesten onderwijzen. Maar<br />
het was ook niet nodig. Ontwikkelen van<br />
een visie hoefde ook niet. We gaven gewoon<br />
onderwijs. Let wel: vergaderen slorpt kostbare<br />
tijd van velen.<br />
◆ De weg van een frisse wind door de school<br />
Deuren en ramen open voor de maatschappij.<br />
‘Schools’ was ongeveer het ergste wat<br />
je het onderwijs kon verwijten. Maar met<br />
die frisse wind kwam er een hoop onzin de<br />
school binnen. ‘Ja, ook de musical aan het<br />
eind van de basisschool’, zei ik desgevraagd<br />
aan de interviewer van Radio Gelderland.<br />
Dat is namelijk geen basisonderwijs.<br />
Er zijn dus heel veel dwaalwegen, die voor<br />
veel verwarring hebben gezorgd. Een onderwijzer<br />
vertelde me pas dat hij een gesprek<br />
had gehad met zijn directeur. ‘Ik zou zo<br />
graag weer eens gewoon willen lesgeven’, had<br />
hij gezegd. ‘Dan zoek je maar een andere<br />
school’ was de reactie geweest. Die dwaalwegen<br />
hebben ook het taalonderwijs niet<br />
onberoerd gelaten. Dat is niet effectief en<br />
niet efficiënt of in de woorden van voormalig<br />
demissionair minister Rouvoet: “niet<br />
voldoende opbrengstgericht.“<br />
Verbeteringen<br />
Kan het taalonderwijs beter? Ongetwijfeld,<br />
maar krijgen we dat ook daadwerkelijk voor<br />
elkaar, zodanig dat het landelijk gemiddelde<br />
omhoog gaat? Ik moet bij deze vraag denken<br />
aan een collega. Die wees er altijd terecht op<br />
dat het mogelijk is het niveau op een school<br />
of een aantal scholen op te vijzelen. Maar<br />
het landelijk gemiddelde opkrikken is geen<br />
sinecure. We moeten ons in dit verband ook<br />
realiseren dat het niveau de laatste twintig<br />
jaar niet is veranderd. Het roer moet in ieder<br />
geval om, echt om: alleen een pakket van<br />
ingrijpende maatregelen kan effect sorteren.<br />
Het invoeren van referentieniveaus is een<br />
stap in de goede richting, maar het is nog<br />
lang niet genoeg.<br />
Wat moeten we doen? Ik moet denken aan<br />
Bert van Marwijk, de trainer van het Nederlands<br />
voetbalelftal. Die had het over focussen.<br />
Ik denk dat hij daarmee bedoelt: richt je<br />
op een zorgvuldig gekozen doel of een paar<br />
doelen geformuleerd in de vorm van een te<br />
bereiken resultaat en beperk je daartoe. Laat<br />
je vooral niet afleiden door allerlei zaken<br />
die op zichzelf misschien best boeiend, leuk,<br />
waardevol of interessant zijn. Zijn doel was<br />
eenvoudig: wereldkampioen worden en niet<br />
zoiets als: 'Nederland op de kaart zetten als<br />
het land dat zo mooi kan voetballen'. Wat<br />
zouden onze doelen met het taalonderwijs<br />
moeten zijn of wat zou het resultaat moeten<br />
zijn?<br />
Alvorens daar uitspraken over te doen, wil ik<br />
een paar opmerkingen vooraf maken.<br />
1. De doelen of gewenste resultaten moeten<br />
bereikbaar zijn binnen de beschikbare<br />
onderwijsleertijd. De onderwijsleertijd<br />
voor taal bedraagt ongeveer 300 uur per<br />
jaar. Daar moet de verspilde tijd nog van<br />
afgetrokken worden en dat is niet weinig.<br />
Formuleer dus doelen als leerresultaten die<br />
binnen die tijdsspanne te bereiken zijn en<br />
maak zo nodig keuzes. Zadel het onderwijs<br />
niet op met een onuitvoerbare opdracht.<br />
2. Taal is niet een vak als rekenen dat je in<br />
principe op school leert. Je moedertaal, het<br />
Nederlands, leer je thuis. Ik heb het nu even<br />
niet over Nederlands als tweede taal. Als je<br />
op school komt, beheers je het Nederlands<br />
6 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
voor zover het spreken en luisteren betreft.<br />
Tijdens je schooljaren gaat de taalontwikkeling<br />
verder als resultaat van de zogeheten<br />
natuurlijke taalontwikkeling. Dit is de<br />
taalontwikkeling die niet afhankelijk is van<br />
expliciet taalonderwijs, het onderwijs dat<br />
als zodanig op het rooster staat.<br />
3. Bij expliciet taalonderwijs gaat het vooral<br />
of bij voorkeur om schoolse leerresultaten,<br />
leerresultaten dus die onderwijsafhankelijk<br />
zijn of die je zonder de school niet of heel<br />
moeizaam leert. Prof. Dr. J.M.G. Leune,<br />
voormalig voorzitter van de onderwijsraad,<br />
hield om die reden ooit een pleidooi voor<br />
wiskunde in het voortgezet onderwijs en<br />
niet voor koken als leervak, want koken<br />
kun je ook buiten de school leren, wiskunde<br />
niet.<br />
Wat zijn nu globaal gesproken de doelen van<br />
het taalonderwijs?<br />
1. Zonder enige twijfel is het allerbelangrijkste<br />
leren lezen, technisch lezen en begrijpend<br />
lezen. Alle kinderen moeten goed leren<br />
lezen, ook de zogeheten dyslectici.<br />
2. Verder moeten alle kinderen leren schrijven:<br />
een handschrift ontwikkelen en gesproken<br />
tekst in tekens kunnen weergeven. Dat<br />
impliceert dus leren spellen.<br />
3. Vervolgens moeten kinderen teksten leren<br />
schrijven, leren stellen dus, bijvoorbeeld een<br />
eenvoudige brief, een mailtje, een mededeling.<br />
4. Ook moet de woordenschat van leerlingen<br />
stelselmatig worden uitgebreid, evenals de<br />
kennis van uitdrukkingen en gezegden.
5. En ten slotte moeten leerlingen de grammatica<br />
leren.<br />
Al met al is dit een hele opgave. Maar we<br />
missen in dit betoog luisteren en spreken.<br />
Die heb ik met opzet weggelaten. Op de<br />
eerste plaats omdat je je moet beperken tot<br />
de kern, tot dat waar de school voor móet<br />
zorgen. Alleen dan kun je een bevredigend<br />
resultaat bereiken. Focussen dus. Op de<br />
tweede plaats omdat je leert luisteren en<br />
spreken via de weg van de natuurlijke taalontwikkeling,<br />
op school en buiten school.<br />
Het gaat dus min of meer vanzelf. Bovendien:<br />
alle onderwijs is taalonderwijs, zeg ik<br />
prof. A.D. de Groot na. Op de derde plaats<br />
omdat uit het PPON-onderzoek blijkt dat<br />
leerlingen van groep 8 nauwelijks beter spreken<br />
en luisteren dan leerlingen van groep 5.<br />
Kennelijk leveren de onderwijsinspanningen<br />
gedurende vier leerjaren nauwelijks enig<br />
leerresultaat op.<br />
Geen leergangen luisteren en spreken dus,<br />
niet allerlei spreek- en luisteroefeningen in<br />
taalboekjes, geen kerndoelen, geen toetsing<br />
en ook geen referentieniveaus voor luisteren<br />
en spreken. Wat dan wel? Het allerbelangrijkste<br />
is een leerkracht die de hele dag het<br />
goede voorbeeld geeft van correct en rijk<br />
taalgebruik. Dat gaat vanzelf als de leerkracht<br />
voldoende taalvaardig is. Verder dient<br />
de leerkracht corrigerend op te treden bij<br />
foute taaluitingen of slechte communicatie.<br />
Ook dat gaat vanzelf als dat een grondhouding<br />
is geworden. Het kost geen tijd en het is<br />
geen (deel)vak.<br />
Spreken en luisteren is pas een paar decennia<br />
onderdeel van het curriculum. Het is erin<br />
gekomen toen de nadruk werd gelegd op<br />
de vaardigheden: lezen, luisteren, spreken,<br />
schrijven. Daarvoor bestond het niet op<br />
school. Door het weg te laten als expliciet<br />
vakonderdeel ontstaat er meer ruimte en<br />
aandacht voor de andere onderdelen die nadrukkelijk<br />
op school moeten worden geleerd.<br />
Wat moeten we nog meer doen? Er moeten<br />
effectieve en efficiënte onderwijsstrategieën<br />
worden ontwikkeld. Hoe richten we het onderwijs<br />
in dat alle leerlingen een maximaal<br />
resultaat halen, gegeven hun mogelijkheden?<br />
Dat het veel beter kan, laat Kees Vernooy,<br />
lector aan de hogeschool Edith Stein, zien.<br />
Die heeft in korte tijd in Enschedese scholen<br />
opmerkelijke resultaten weten te behalen bij<br />
het leesonderwijs. Wat was het geheim? Op<br />
een vindingrijke wijze gebruik maken van<br />
de relevante, wetenschappelijke kennis die<br />
bijvoorbeeld in de onderwijskunde en de<br />
cognitieve psychologie is ontwikkeld over<br />
leren en onderwijzen. Daarbij zijn elementen<br />
als planmatigheid, heldere instructie,<br />
voldoende oefening en gerichte feedback van<br />
groot belang. Helaas wordt het onderwijs<br />
vaak meer gestuurd door meningen en overtuigingen<br />
dan door wetenschappelijke kennis<br />
over leren en onderwijzen. Daarom heeft<br />
de Onderwijsraad eerder een lans gebroken<br />
voor evidence based education, onderwijs<br />
waarvan de effectiviteit is aangetoond.<br />
Mijn grote voorbeeld is frater Caesarius<br />
Mommers, de leesvader van Nederland, auteur<br />
van Veilig leren lezen. Zijn grote kracht<br />
was de combinatie van een grondige kennis<br />
van het basisonderwijs uit eigen ervaring als<br />
onderwijzer met klassen van vijftig leerlingen<br />
enerzijds, en een even grondige kennis<br />
van de onderwijswetenschap anderzijds. Ik<br />
heb hem op de universiteit leren kennen als<br />
een voortreffelijk docent en onderzoeker. Hij<br />
werkte niet aan onderwijsvernieuwing maar<br />
aan onderwijsverbetering, zorgvuldig, op<br />
basis van onderzoeksresultaten en praktijkervaring.<br />
Lichtzinnig experimenteren was er<br />
bij hem niet bij.<br />
Als derde noem ik de leerkracht. Die is natuurlijk<br />
cruciaal. Behalve instructievaardigheid<br />
moet die ook een meer dan gemiddeld<br />
niveau van taalbeheersing hebben. Hoe kun<br />
je leerlingen teksten leren schrijven als je<br />
daar zelf niet voldoende toe in staat bent?<br />
Hoe kun je de spreekvaardigheid van leerlingen<br />
vergroten als je niet zelf een sprankelend<br />
voorbeeld bent? Hoe kun je de woordenschat<br />
vergroten als je niet helder uit kunt<br />
leggen wat de betekenis is van woorden? Als<br />
lid van een visitatiecommissie op de pabo<br />
werd me duidelijk dat de pabo dat niveau<br />
bij de studenten niet kan garanderen. En<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
toch ontvangen ze hun onderwijsbevoegdheid.<br />
Inmiddels worden er hogere eisen<br />
gesteld op de pabo. Maar ik vrees dat dat<br />
niet toereikend is om een voldoende niveau<br />
te garanderen. Er zullen dus meer en betere<br />
maatregelen genomen moeten worden om<br />
ervoor te zorgen dat de nieuwe leerkrachten<br />
voor hun taak berekend zijn.<br />
En dan nog dit. Teksten schrijven kun je<br />
onderwijzen, is mijn overtuiging. Maar mij<br />
is het nooit onderwezen, noch in de basisschool,<br />
noch in het voortgezet onderwijs, de<br />
kweekschool of de universiteit. Ik heb het<br />
vooral in mijn werk moeten leren. We gaven<br />
op het Cito altijd onze geschreven teksten<br />
voor een kritische beoordeling aan enkele<br />
collega’s. Daar heb ik veel van geleerd. Op<br />
de basisschool moesten we af en toe een<br />
opstel maken. Daar kwam dan een beoordeling<br />
onder te staan. Zoiets als: ‘Leuk gedaan,<br />
jongen.’ Daar leer je niet van. Je kreeg zelden<br />
effectieve feedback waar je wat aan had. Ik<br />
vind het hoog tijd dat we het schrijven van<br />
teksten systematisch stap voor stap gaan<br />
onderwijzen. Ik heb in Franse schoolboekjes<br />
gezien hoe dat kan. De huidige taalmethodes,<br />
voor zover ik die bekeken heb althans,<br />
bieden daarvoor onvoldoende handvatten.<br />
Een treurige constatering!<br />
Ten slotte<br />
Ik raad iedere school aan eens te gaan opschonen.<br />
Scholen hebben het steeds drukker<br />
gekregen met allerlei activiteiten die bij nader<br />
inzien niets bijdragen aan het bereiken<br />
van de leerresultaten die we van de school<br />
mogen verwachten, met goedbedoelde onzin<br />
dus. Weg ermee. Kijk ook eens kritisch naar<br />
al die oefeningen in de taalmethode. Hoe<br />
zinvol zijn die eigenlijk? Bij twijfel, weg<br />
ermee en zo nodig vervangen door betere.<br />
Zo’n opruiming werkt heilzaam. Het brengt<br />
de noodzakelijke rust, het gewenste overzicht<br />
en de menselijke maat terug.<br />
Om af te sluiten doe ik een voorspelling over<br />
de resultaten over de taalpeiling over tien<br />
jaar. Die zullen gelijk zijn aan de resultaten<br />
van de laatste peiling. Waarom? Omdat<br />
de condities voor verbetering op landelijk<br />
niveau helaas ontbreken. Niet om vrolijk<br />
van te worden dus. Maar ik eindig met goed<br />
nieuws. Iedere school die dat wil, kan de<br />
resultaten van het taalonderwijs aanzienlijk<br />
verbeteren door geen kostbare onderwijsleertijd<br />
verloren te laten gaan en door de<br />
regels van goed onderwijs consequent toe te<br />
passen.<br />
Paul van Dam<br />
7
Allereerst Zwarte Piet, de vrolijk springende knecht, die nooit stijgt<br />
in de hiërarchie van sints hofhouding, altijd allochtoon, hoe lang<br />
hij ook Spaans staatsburger is. In het taalonderwijs kennen we ook<br />
zwartepieten, en dan heb ik even niet over allochtonen. Ik heb het<br />
over de zwartepiet die gretig wordt doorgeschoven. Hij heet in die<br />
hoedanigheid spelling, interpunctie, grammatica en schrijfvaardigheid.<br />
Tegenwoordig onderwerpen universiteiten en hogescholen hun<br />
eerstejaarsstudenten aan spelling- en interpunctietoetsen, vooralsnog<br />
vrijwillig. Want de ervaring van docenten in het hoger<br />
onderwijs leert dat een groot deel van de slimme, goedgebekte,<br />
digiwijze 18-jarigen die hun instituten betreden, erbarmelijk<br />
slecht zijn in spellen en stellen. ‘Ze’, de goeden niet te na<br />
8 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
Hoe Zwarte Piet naar de<br />
Sinterklaas kwam mijn stad binnen, rijzig op zijn<br />
witte schimmel, vergezeld van een leger strooiende<br />
pietjes. Ik heb geen kleine kinderen meer, maar ik ge-<br />
loof nog altijd in de sint. Dus stond ik in mijn eentje,<br />
tussen opgewonden jonge ouders, in de stromende re-<br />
gen naar de intocht te kijken, met kloppend hart. Een<br />
beetje sneu, ik geef het toe. Maar gunt u mij, om in de<br />
stemming te blijven, enkele sinterklaasvergelijkingen.<br />
gesproken, maken bizarre fouten in de werkwoordspelling, weten<br />
niet waar je een komma of dubbele punt zet, maken geen alinea’s,<br />
en kunnen hun gedachten niet<br />
helder verwoorden. Repareren<br />
van spellingsgebreken is<br />
niet zomaar in een bijspijkercursusje<br />
te leren, want een<br />
voorwaarde daartoe is dat je<br />
iets begrijpt van zinsbouw en<br />
grammatica, van onderwerp<br />
en lijdend voorwerp, van koppelwerkwoord<br />
en voltooide<br />
tijd. Hoe komt het dat onze<br />
bloem der natie, de toekomstige<br />
pijlers van de kennis- en<br />
diensteneconomie – ik laat<br />
het lager en middelbaar<br />
beroepsonderwijs nog buiten<br />
beschouwing - zo slecht spelt<br />
en stelt?<br />
Dat komt door het middelbaar<br />
onderwijs!, roepen de universitaire<br />
docenten. Daar doen<br />
ze niets meer aan ontleden,
taalonderwijs<br />
kelders van het onderwijs zakte<br />
spelling en interpunctie. En echt schrijven hoeven ze ook niet meer.<br />
Schrijven is werkstukjes bij elkaar googlen. Samenvatten is als een<br />
gedrilde aap volgens een vaste bolletjesmethode kernzinnen uit een<br />
tekst vissen. Spelfouten tellen nauwelijks mee bij het eindexamen.<br />
Eerlijk gezegd hebben ze wel een beetje gelijk, die docenten in het<br />
hoger onderwijs.<br />
Ja maar, ja maar, zeggen de docenten op de middelbare school, niet<br />
alleen de leraren Nederlands, maar ook die van de andere moderne<br />
en klassieke talen. Wij krijgen kinderen van de basisschool in de<br />
brugklas die nooit goed hebben leren spellen op de basisschool, dat<br />
hoefde helemaal niet, ze mochten spellen zoals ze het hoorden. Dus<br />
schrijven ze ‘me moeder’, en ‘ik mogt’. Ze schrijven zinnen zonder<br />
hoofdletters of punten. Ze hebben nooit geleerd wat een persoonsvorm<br />
is of een werkwoordstam, zelfs het woord werkwoord<br />
is onbekend. Wat moeten wij daar nu mee? Wij worden geacht<br />
literatuuronderwijs te geven, ze te leren spreken en<br />
luisteren, schrijven en lezen, logisch nadenken en<br />
argumenteren. En dat allemaal in drie uurtje per<br />
week. Basiskennis hoort thuis op de basisschool,<br />
het woord zegt het al! Ja. Ook deze docenten<br />
hebben gelijk, en nog ietsje meer gelijk dan de<br />
docenten in het hoger onderwijs. En zo zakt<br />
Zwarte Piet langzaam door de schoorsteen<br />
van het onderwijsgebouw. Want ook de<br />
leerkrachten op de basisschool verweren<br />
zich met recht en reden. Ja, hoor eens,<br />
zeggen die, wij moeten al zo veel. Afnemend<br />
burgerschap, toenemend overgewicht,<br />
de gevaren van internet, huiselijk<br />
geweld, slechte sociale vaardigheden, gebrekkig inzicht<br />
in het verkeer, – alles wordt maar op ons bordje gegooid. In de ene<br />
klas spreekt driekwart van de leerlingen thuis geen Nederlands, in<br />
de andere klas heeft driekwart een stempel op zijn voorhoofd: dyslectisch,<br />
adhd, asperger, pddnos, hoogbegaafd. Allemaal moeten ze<br />
extra en doelgerichte aandacht krijgen. Ouders zijn zó veeleisend.<br />
En dan heb je nog die verwende mormels die thuis geen grenzen<br />
krijgen opgelegd en overal doorheen schreeuwen en zich geen<br />
seconde kunnen concentreren. Ga er maar aanstaan met dertig<br />
leerlingen in een klas! En ja, ook die leerkracht heeft ruimschoots<br />
gelijk. Natuurlijk.<br />
En zo verdwijnt Zwarte Piet beteuterd in de kelders van het onderwijs,<br />
en doet iedereen alsof hij zijn gekerm niet hoort. Tot hij, zoals<br />
gebruikelijk bij zwartepieten, weer opduikt. Dan staat er weer in de<br />
krant dat uit een internationaal PISA-onderzoek dat de vaardigheid<br />
in begrijpend lezen bij onze 10-jarigen is afgenomen, en dat we<br />
zakken op de wereldranglijst. Paul van Dam, jarenlang verantwoordelijk<br />
voor de taaltoetsen van het cito, vertelde ons dat de periodieke<br />
peilingen van het cito al decennialang een dalende lijn vertonen.<br />
De opbrengst van het taalonderwijs valt bij alle taalonderdelen<br />
tegen. Dat blijkt uit meer dan twintig jaar PPON-onderzoek. Het<br />
Sociaal en Cultureel Planbureau meldt dat kinderen en jongeren<br />
wéér minder zijn gaan lezen in hun vrije tijd. Het CBS komt daar<br />
overheen met een andere domper: alle goedbedoelde inspanningen<br />
ten spijt is de kloof tussen laag- en hoogopgeleiden in onze samenleving<br />
toegenomen. Nergens in de westerse wereld is die zo groot<br />
als in ons kindvriendelijke onderwijs. Dat is niet goed voor een<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
land dat een kenniseconomie wil zijn, maar waar de overheid geen<br />
Sinterklaas speelt als het gaat om onderwijsuitgaven.<br />
Belabberde schrijf- en spelvaardigheid<br />
Terug naar de belabberde schrijf- en spelvaardigheid. Ik ben van<br />
mening – spijtig als ik hiermee mensen voor het hoofd stoot – dat<br />
de stevige basis hiervoor inderdaad moet worden gelegd op de<br />
basisschool. De basisschool schiet, gemiddeld genomen, op dit punt<br />
al decennia tekort. Ik ben geen basisschoolleerkracht, dus ik behoor<br />
tot de stuurlui die luid zingend aan wal de stoomboot toezwaaien,<br />
maar ik ben wel jarenlang taaldocent geweest, en ik heb van taal<br />
gebruiken mijn beroep gemaakt. Ook kom ik regelmatig op basisscholen<br />
om reportages te maken over taal- en literatuuronderwijs,<br />
en ik zie daar dat het niet goed gaat, maar ook hoe het wél kan.<br />
Ik ben getrouwd met een leraar Nederlands die elke avond zijn<br />
verhalen kwijt moet, en niet in de laatste plaats ben ik moeder van<br />
twee kinderen die beroerd taalonderwijs hebben gehad, en daarvan<br />
schade hebben ondervonden. Voor de wetenschappelijke analyse<br />
van de problemen en de professionele aanpak van de oplossingen<br />
wil ik graag specialisten het woord geven, maar ik wil, op grond<br />
van observaties, gaarne wat aanbevelingen doen.<br />
Ik denk dat we veel meer van kinderen kunnen eisen dan nu op<br />
de basisschool gebeurt. Vroeger, laten we zeggen het vroeger van<br />
voor 1968, hing er op de zogenaamde ‘opleidingsscholen’, scholen<br />
die kinderen, ook de arbeiderskinderen die je toen nog had,<br />
klaarstoomden voor de hbs, een spreuk aan de wand: ‘t Is moeilijk,<br />
maar ‘t moet’. Die scholen, met hun verwerpelijke stamponderwijs,<br />
9
verdwenen, en dat is voor een deel maar<br />
goed ook. Ik zou mijn kind ook niet graag<br />
op een school doen waar hij de hele dag rijtjes<br />
dreunt en een tik met een liniaal krijgt<br />
als hij praat.<br />
Maar de ambitie van scholen, het beste halen<br />
uit kinderen, uit álle kinderen, ook het<br />
minder slimme of kansrijke, is verminderd.<br />
Dat is wél erg. De onderwijsraad stelde een<br />
paar jaar geleden vast dat tien tot twintig<br />
procent van de kinderen onderpresteert.<br />
Het zijn vooral kinderen aan zowel de boven-<br />
als onderkant van leerlingenpopulatie.<br />
Dat is een beschamend percentage.<br />
Sorteermachine<br />
In het vmbo en op het mbo begrijpt, zo lees<br />
ik in een onderzoek, 57 procent van leerlingen<br />
een eenvoudig tekstje niet goed genoeg<br />
om ermee te kunnen werken. 80 procent<br />
van hun docenten vindt de taalvaardigheid<br />
van hun leerlingen onvoldoende om te<br />
kunnen functioneren in de maatschappij en<br />
in hun beroep. Die leerlingen begrijpen dus<br />
ook de meeste teksten op internet niet. De<br />
nachtmerrie van minister Van Bijsterveldts,<br />
‘de googlende leerling’, zoals ze laatst zei, is<br />
nog te optimistisch: maak één spelfout en<br />
Google vertelt je niks.<br />
Ons onderwijs is geen emancipatiemachine<br />
meer, maar een sorteermachine, die zorgt<br />
dat ook de bovenste en de onderste laatjes<br />
gevuld blijven. De toekomstige dragers van<br />
de kenniseconomie verdringen elkaar bij de<br />
gymnasia om zich te verzekeren van het allerbeste,<br />
en alleroudste leren. Als kinderen<br />
twaalf zijn, zijn de kaarten geschud, en het<br />
is heel moeilijk de gevolgen van die vroege<br />
selectie ongedaan te maken. Kinderen die<br />
vanaf de basisschool moeite hebben met<br />
taal en rekenen worden vaak te vroeg opgegeven.<br />
Zij worden op een zeker moment<br />
door de leerkracht niet meer geplaagd met<br />
lastige werkjes, en sommigen hoeven niet<br />
eens mee te doen met de Cito-toets; veel te<br />
confronterend, en ze gaan toch naar lage<br />
niveaus vmbo terwijl je ieder kind, tenzij<br />
het een geestelijke handicap heeft, op de basisschool<br />
op een aanvaardbaar niveau moet<br />
kunnen leren lezen, schrijven en rekenen.<br />
Je kunt ieder kind, is mijn ervaring, in twee<br />
middagen de werkwoordspelling uitleggen.<br />
Maar de ambitie om dat te doen, moet er<br />
wel zijn en de wil om die inspanning te leveren.<br />
De leerkracht moet ook zelf feilloos<br />
de spelling en grammatica beheersen, en<br />
helaas is dat bij de jongste lichtingen vaak<br />
niet het geval.<br />
Onderwijs op maat<br />
Ik zie op basisscholen soms een zeer<br />
10 Vakwerk december <strong>2010</strong>
deterministische manier van denken over<br />
kinderen en ik schrik daarvan. Er wordt<br />
van uitgegaan dat leerlingen ‘van nature’<br />
een bepaald niveau hebben, en op dat<br />
niveau moet dat kind worden bediend. Op<br />
maat heet dat. ‘Onderwijs op maat’ is al vele<br />
jaren het devies in het onderwijs, ook de<br />
inspectie knikt goedkeurend als kinderen<br />
leren op hun eigen, veronderstelde niveau.<br />
Maar als je een kind op maat bedient, neem<br />
je hem ook de maat en loop je het gevaar<br />
hem daarop vast te pinnen. Je kunt je als<br />
leerkracht vergissen in wat een kind in<br />
huis heeft, doordat het kind bijvoorbeeld<br />
allochtone ouders heeft, of tokkie-ouders<br />
of juist twee hoogleraren als ouders. Die<br />
verwachtingen<br />
spelen mee. Dat kind<br />
heeft het thuis al zo<br />
moeilijk, laten we het<br />
alsjeblieft niet op zijn<br />
teentjes laten lopen:<br />
dus geen havo maar<br />
vmbo. Of: hij is wel<br />
niet zo slim, maar<br />
thuis krijgt hij zoveel<br />
steun: vwo dan maar.<br />
Onderwijs op maat<br />
betekent in de<br />
praktijk vaak dat<br />
zwakke basisschoolleerlingen<br />
jarenlang<br />
samen voortmodderen<br />
in hun zwakke<br />
groepje, terwijl ze bij<br />
klassikaal onderwijs<br />
wellicht waren<br />
meegetrokken naar<br />
het gemiddelde<br />
niveau in de klas.<br />
Dan hadden ze vaker nieuwe woorden<br />
gehoord, ingewikkelder zinnen dan ze zelf<br />
gebruiken; ze hoorden misschien iets over<br />
onderwerpen waarover het thuis nooit<br />
gaat. Onderwijs moet de wereld openen,<br />
groter maken, niet het kind gezellig en knus<br />
opsluiten in zijn eigen comfortzone.<br />
“Kindgericht”<br />
Een andere oorzaak van onderpresteren is<br />
dat de wens tot leren volgens modieuze onderwijskundige<br />
theorieën altijd uit het kind<br />
zélf moet komen. Het kind zou van nature<br />
nieuwsgierig zijn, hongerig naar kennis en<br />
nieuwe vaardigheden. Ik heb dat wonder bij<br />
mijn eigen kinderen nooit mogen aanschouwen.<br />
Ja, als het ging om voetballen,<br />
ballet of basketbal of smurfen verzamelen,<br />
dan wilden ze de beste zijn. Maar spontane<br />
honger naar breuken of werkwoordspelling<br />
flakkerde gek genoeg nooit op. Toen ik<br />
elke avond met ze aan tafel ging zitten om<br />
ze bijles te geven – dan leerde ik ze maar ’t<br />
kofschip en liet ik ze een half uurtje per dag<br />
lezen - kregen ze er na een tijdje wel lol in,<br />
en waren ze trots op wat ze ineens konden.<br />
Spontaniteit heeft vaak een duwtje nodig.<br />
Kinderen ‘de verantwoordelijkheid geven<br />
voor hun eigen leerproces’, zoals het in het<br />
rijtje criteria van de Onderwijsinspectie<br />
nog steeds potsierlijk heet, is krankzinnig.<br />
Leraren dragen die verantwoordelijkheid,<br />
ondersteund door ouders.<br />
De mantra ‘rekening houden met verschillen’<br />
fungeert maar al te vaak als schaamlap<br />
voor matig onderwijs. Er wordt, met liefde<br />
en goede bedoelingen, te weinig van kin-<br />
deren geëist. Verschillen tussen leerlingen<br />
bestaan, maar ieder kind heeft recht op de<br />
beste kansen. Het verbaast mij enorm dat<br />
dit niet volkomen vanzelfsprekend is in het<br />
Nederlandse onderwijs. Naar aanleiding<br />
van een column in de krant kreeg ik eens<br />
een mailtje van een directeur van een basisschool.<br />
Hij schreef: ‘Onderwijssystemen<br />
die erin slagen ontwikkelingsachterstanden<br />
vroegtijdig te signaleren en weg te poetsen,<br />
zijn er niet en zullen er nooit zijn. Daarvoor<br />
zijn de verschillen tussen kinderen gelukkig<br />
te groot. Dat moeten we dus ook niet<br />
willen.’ Vooral de laatste zin is veelzeggend.<br />
Verschillen tussen mensen worden nog<br />
altijd beschouwd als van God en onveranderbaar.<br />
Dat duidt op weinig beroepstrots,<br />
en een matig vertrouwen in wat het eigen<br />
vak, goed onderwijs geven, vermag.<br />
Ten onrechte. Experimenten waarbij achterstanden<br />
tijdig worden opgespoord en<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
verkleind door intensief, goed onderwijs,<br />
tonen verbluffende resultaten. Een kind<br />
‘heeft’ niet een in lood geklonken niveau,<br />
kinderenhersenen zijn uiterst flexibel.<br />
Natuurlijk zijn er grenzen, maar het niveau<br />
van de leerkracht, de kwaliteit van de lessen<br />
en de hoogte van de gekoesterde verwachtingen<br />
maken enorm veel uit. Hetzelfde<br />
kind dat op een zwakke school met een<br />
advies vmbo-t groep acht verlaat, is op een<br />
effectieve school een vwo'er. Er zijn basisscholen<br />
in Nederland, zowel witte als zwarte,<br />
zowel in steden als op het platteland,<br />
waarbij alle kinderen bij de citotoetsen,<br />
tussentijdse en eindtoetsen, zo’n vijf punten<br />
boven het hun veronderstelde gemiddelde<br />
uitkomen. De<br />
verschillen tussen<br />
leerlingen blijven,<br />
maar het algehele<br />
niveau ligt stukken<br />
hoger dan op andere<br />
basisscholen met<br />
een vergelijkbare<br />
populatie.<br />
Het Mozaïek in<br />
Arnhem en de<br />
Catharinaschool<br />
in Amsterdam zijn<br />
zulke scholen. Op<br />
die laatste halfzwarte<br />
school steeg, door<br />
effectief leesonderwijs,<br />
de gemiddelde<br />
Cito-score in enkele<br />
jaren van 528 naar<br />
539. De kansarmen<br />
konden ineens naar<br />
de havo! Tegenwoordig<br />
geeft de inspectie<br />
toe dat achterstanden niet te wijten zijn<br />
aan klassengrootte of aan de thuissituatie,<br />
maar aan beroerd onderwijs. Zo’n school,<br />
daar zou je eens met een paboklas naar toe<br />
moeten gaan. Wat doet die school precies<br />
goed? Wat laten ze na?<br />
De successcholen hebben wel enkele dingen<br />
gemeen: er heerst rust, er wordt veel<br />
aandacht besteed aan rekenen en taal, maar<br />
ook aan geschiedenis en aardrijkskunde. Er<br />
wordt veel gelezen en voorgelezen, er is een<br />
schoolbibliotheek, maar leesmoeders zijn<br />
11
weggedaan. Leesmoeders helpen niet. Er<br />
wordt weinig lestijd verspild aan allerhande<br />
projecten en kringgesprekken. Er wordt<br />
regelmatig getoetst. Maar vooral: men koestert<br />
er hoge verwachtingen van kinderen,<br />
vindt niemand zielig of dom, en legt de lat<br />
nét ietsje hoger dan gemiddeld.<br />
Hoge verwachtingen leiden steevast tot<br />
hoge uitkomsten, en lage verwachten werken<br />
als een self fulfilling prophecy. Daar is<br />
ondertussen veel onderzoek naar gedaan,<br />
onder anderen door Paul Jungbluth, maar<br />
zijn bevindingen horen helaas op geen<br />
enkele pabo tot de verplichte leerstof.<br />
Toetsen<br />
Toetsen, dat werkt ook eerder in het voordeel<br />
van de leerling dan in het nadeel. Een<br />
toets is blanco, en heeft geen vooroordeel<br />
over je achtergrond, je cultuur en je intelligentie.<br />
Zo’n toets kan de verwachtingen<br />
van de leerkracht ondersteunen of bijstellen.<br />
Het is wel een paardenmiddel, die Citotoets,<br />
vind ik. Ik snap wel waarom ouders<br />
– en veel kinderen – bloednerveus worden<br />
van die toets. Het is een valbijl. Op veel<br />
scholen is het de eerste keer, of de tweede,<br />
na de entreetoets, dat kinderen serieus worden<br />
getoetst. En er hangt ongelooflijk veel<br />
vanaf; de uitslag is in hoge mate bepalend<br />
voor de toekomst van een kind. Elk jaar<br />
hoor je weer dezelfde commentaren: dat die<br />
Cito-toets niet helemaal deugt. Hij wordt<br />
‘oneigenlijk’ gebruikt door de Inspectie. En:<br />
‘het is toch maar een momentopname’?<br />
Ik geloof er niets van. Met die toets is<br />
niets mis. Maar hij legt wel genadeloos<br />
de tegenstrijdige ambities van veel ouders<br />
bloot. Kinderen moeten het vooral heel<br />
leuk en gezellig hebben, en liefst niets tegen<br />
hun zin doen. Maar ze moeten wel overal<br />
goed in zijn: in sport, muziek en op school.<br />
Tot ze 11 jaar zijn, mag van hun schatjes<br />
weinig worden geëist. Ouders kiezen vaak<br />
een school die warm en ‘gezellig’ is, waar<br />
bijvoorbeeld veel aan toneel wordt gedaan.<br />
Veel ouders gruwen van ‘prestatiegerichte<br />
scholen’. Ze willen niet dat de zweep erover<br />
12 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
gaat, ze kiezen voor een school die hun<br />
gezellig en kindvriendelijk lijkt. Als ze<br />
maar gelukkig zijn! Maar als in groep-8<br />
een keihard oordeel klinkt, schrikken<br />
diezelfde ouders zich dood. Wat, krijgt ons<br />
kind géén havo-vwo-advies? Spookbeelden<br />
van scholen in nare wijken doemen op.<br />
Verkeerde vriendjes, wapendetectoren bij<br />
de schooldeur.<br />
Hoogopgeleide ouders vinden vaak dat ze<br />
zoveel hebben moeten opgeven voor hun<br />
kroost – vrijheid, carrièrekansen, inkomen<br />
– dat die een of twee exemplaren wel heel<br />
goed moeten lukken. Achterblijvende leerprestaties<br />
of gebrek aan zichtbare talenten<br />
zijn dan een lelijke domper. Dat moet dan<br />
haast wel aan de school liggen en anders is<br />
er wel een reparabel defect. Meestal lukt het<br />
die ouders hun met etiketten beplakte kind<br />
op een havo-vwo te krijgen en te houden.<br />
Het is goed voorstelbaar dat leerkrachten<br />
hoorndol worden van klassen met dertig<br />
heel bijzondere schepseltjes. Ook begrijpelijk<br />
dat sommigen zelf gretig suggereren het<br />
kind te laten testen op een afwijking; aan<br />
hun inspanningen ligt het dan in elk geval<br />
niet. Testbureaus beleven gouden tijden.<br />
Maar bij de Cito-toets worden ook zíj, de<br />
ouders, beoordeeld op hun opvoeding, hun<br />
status, hun intelligentie. Zij deden toch zelf<br />
óók gymnasium? Of ze hadden gehoopt<br />
dat er nu eens eentje in de familie meer<br />
dan mavo zou halen. Maak je niet zenuwachtig<br />
lieverd, zeggen ze drie keer per dag,<br />
wekenlang. Gewoon goed nadenken! Die<br />
kinderen weten: het is nu erop of eronder.<br />
De Cito-toets is geen ‘momentopname’. Dat<br />
zou betekenen dat als je vier van die toetsen<br />
maakt, er vier keer een ander advies uitrolt,<br />
wat niet waar is. De uitslag komt meestal
overeen met het advies van de leerkrachten.<br />
Maar soms kan het leerkrachten die geen<br />
hoge pet op hebben van een kind in het<br />
ongelijk stellen. ‘Verborgen talent’ ontdekken,<br />
heette dat vroeger. Je hoort er zelden<br />
meer over. En dat de Inspectie met die toets<br />
een extra instrument heeft om ingedutte<br />
scholen, die niet alles uit hun leerlingen halen,<br />
een stimulerende schop onder de kont<br />
te geven, is mooi meegenomen.<br />
Onderwijs is veel meer dan kennis overdragen<br />
en toetsen, hoe belangrijk dat ook is.<br />
School zou kinderen moeten bemoedigen<br />
en stimuleren en enthousiasmeren. Laatst<br />
bezocht ik voor een reportage voor de<br />
krant een vestiging van de IMC Weekendschool.<br />
Groepen kinderen tussen 10 en 14<br />
jaar zaten er op hun vrije zondagmiddag<br />
wiskundevraagstukken op te lossen met<br />
zelfgebouwde kubussen, en ze schreven<br />
prachtige gedichten onder leiding van een<br />
dichter. Ongelooflijk! Op school waren ze,<br />
zeiden ze, ‘slecht’ in taal en wiskunde en ze<br />
vonden die vakken ‘stom’. Maar hier vonden<br />
ze het geweldig. Hier werd er in hen geloofd.<br />
En de docenten waren niet bang om<br />
veel te eisen, om de leerlingen met kennis,<br />
met moeilijke dingen lastig te vallen.<br />
De docenten op de Weekendschool overschatten<br />
de leerlingen en daar worden ze<br />
gelukkiger van. Ze bloeien op omdat er in<br />
hen wordt geloofd. Veel van die leerlingen<br />
van de Weekendschool stapelen uiteindelijk<br />
opleidingen, en komen toch op de havo en<br />
in het hbo terecht om hun dromen waar te<br />
maken. Niemand vertelde hen dat zoiets<br />
voor hen niet is weggelegd, dat ze het te<br />
hoog in de bol hadden. Ze krijgen veel<br />
individuele aandacht, en er is veel interactie<br />
en discussie in de groep. Niemand<br />
schreeuwde, niemand zat te klieren of te<br />
pesten. Maar urenlang zwijgend zelfstandig<br />
werken achter de computer is er niet bij. Bij<br />
alle vakken oefenen deze kinderen hun Nederlands.<br />
Daar, op de IMC-Weekendschool,<br />
zouden de pabo klassen ook eens een kijkje<br />
kunnen nemen, ter inspiratie.<br />
Schoolkeuze<br />
Als ik nu een school zou moeten kiezen<br />
voor mijn kinderen zou ik het wél weten,<br />
anders dan toen ik moest kiezen en<br />
verkeerd koos. Ik zou een school kiezen,<br />
niet per se een witte, met een behoorlijk<br />
leerlingvolgsysteem, een school die boven<br />
de op grond van de populatie verwachte cito-score<br />
zit. Ik zou een school kiezen waar<br />
het rustig is en schoon, waar kinderen niet<br />
schreeuwend en joelend onder schooltijd<br />
door de gangen lopen. Maar ik zou ook willen<br />
weten of er wordt gezongen in de klas,<br />
want liedjes zingen, met rijm, ritme, oude<br />
woorden en onzinwoorden, is muzikale<br />
ontwikkeling én ook taalontwikkeling.<br />
Ik zou een school kiezen waar geen afkeer<br />
heerst van computers, maar waar men er<br />
evenmin een heilig ontzag heeft voor de digitale<br />
wonderkinderen van nu, de generatie<br />
Einstein. Want dat valt erg tegen. Kinderen<br />
worden op school het web opgestuurd zonder<br />
dat ze geleerd hebben wat ze daar tegen<br />
kunnen komen. Internet kan een grote<br />
bron van informatie én vermaak zijn en een<br />
nuttig hulpmiddel in het onderwijs, maar<br />
het is ook een vuilnisvat, een dumpplek<br />
voor rabiate meningen en een markplaats<br />
voor verongelijkte schreeuwers. Kinderen<br />
wegwijs maken in dat medium, goed leren<br />
zoeken, bronnen leren beoordelen, zou een<br />
belangrijk schoolvak moeten zijn.<br />
De nieuwe media hebben het gedrag van<br />
kinderen niet wezenlijk veranderd. Waarin<br />
verschilt eindeloos vechtspelletjes doen<br />
van het lezen van gewelddadige strips?<br />
Hoe anders is huiswerk maken, terwijl je<br />
op facebook zit, mobiel belt, een filmpje<br />
op youtube bekijkt en muziek downloadt,<br />
dan leren met een plaat op de pick-up, één<br />
oog gericht op de tv, onderwijl urenlang<br />
bellend met een vriendin – wat ik deed?<br />
Mijn enorm multimediale kinderen zijn<br />
niet hongeriger naar nieuws en informatie<br />
dan ik was. Ze klikken steevast dezelfde<br />
sites aan, zoals ik altijd van de bibliotheek<br />
thuiskwamen met dezelfde meisjesboeken<br />
waarin ze elkaar op het eind kregen. De<br />
media zijn veranderd, maar wat kinderen<br />
ermee doen niet: oeverloos kakelen,<br />
kongsi’s vormen, vriendschappen smeden<br />
en breken.<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
Ik zou ook willen weten wat de school<br />
aan literatuur doet, welke kinderboeken<br />
er staan in de bibliotheek. Hoe vaak er<br />
wordt voorgelezen en of er wel eens een<br />
schrijver langskomt… Nu ieder kind drie<br />
muisklikken is verwijderd van alles wat hij<br />
over seks, drugs en BN’ers wil weten, is het<br />
moeilijker geworden hen warm te krijgen<br />
voor papier met een kaftje erom. Toch moet<br />
dat. Verhalen lezen en luisteren is een van<br />
de weinige manieren om inlevingsvermogen<br />
en verbeeldingskracht te ontwikkelen,<br />
om meer dan één leven te leven. Liefde,<br />
verraad, bedrog, jaloezie, wraak ; je hoeft<br />
het zelf niet allemaal mee te maken om te<br />
weten hoe het voelt, je kunt erover lezen.<br />
Lezen, kinderliteratuur - daar begin ik weer<br />
– zou het belangrijkste vak moeten zijn<br />
op de pabo. Het gekke is dat bij de onderwijskundige<br />
vernieuwing van de laatste<br />
jaren niet alleen het belang van kennis is<br />
afgenomen, maar ook de tijd besteed aan<br />
creatieve vakken.<br />
Zo’n school, waar je wat opsteekt, waar<br />
je gezien wordt, waar je talenten worden<br />
ontdekt, bestaat. Een school waar veel van<br />
je verwacht wordt, maar waar je ook veel<br />
krijgt. Zo’n school waarover je dertig jaar<br />
later aan je kinderen vertelt. Je moet er<br />
alleen wel in geloven, in zo’n school; net als<br />
in Sinterklaas.<br />
Aleid Truijens<br />
13
In zijn artikel “Examineer rekenen<br />
en lassen, maar geen ‘competen-<br />
ties’ als luisteren of zelfkritiek” van<br />
6 februari jl. in NRC-Handelsblad<br />
schetst onze voorzitter Ad Ver-<br />
brugge in grote lijnen een aantal<br />
maatregelen dat moet worden<br />
genomen om “de kwaliteit van het<br />
onderwijs voor de komende gene-<br />
ratie veilig te stellen”.<br />
Beter onderwijs:<br />
niet goed genoeg<br />
14 Vakwerk december <strong>2010</strong>
De voorgestelde maatregelen bewegen<br />
zich echter enkel en alleen<br />
op systeemniveau; ze hebben<br />
betrekking op het elimineren van<br />
mistoestanden die de afgelopen decennia<br />
in onderwijsland zijn ontstaan. Hij noemt<br />
bijvoorbeeld de schaalvergroting, de daarmee<br />
samenhangende verregaande<br />
autonomie<br />
van schoolbesturen en<br />
het gebrek aan kwaliteit<br />
van basisschool tot hoger<br />
beroepsonderwijs.<br />
In de analyse mis ik<br />
echter de vraag welke<br />
maatregelen op meso-<br />
en microniveau moeten<br />
worden genomen om<br />
de ambitie: “qua onderwijs<br />
te willen behoren tot de top vijf van de<br />
geïndustrialiseerde landen” waar te kunnen<br />
maken. Feitelijke onderwijsverbetering vindt<br />
immers niet plaats op macroniveau, maar op<br />
de werkvloer: binnen scholen en klassen. De<br />
door onze vereniging voorgestelde maatregelen<br />
zijn daarom randvoorwaardelijk van<br />
aard. Daarnaast kan ik me niet aan de indruk<br />
onttrekken dat BON restauratie van het klassikale<br />
systeem nastreeft, met alle nadelen die<br />
aan dit systeem kleven.<br />
Ik ben ervan overtuigd dat de voorgestelde<br />
maatregelen niet voldoende zijn<br />
om de “kwaliteit van<br />
het onderwijs voor<br />
de komende generatie<br />
veilig te stellen”. Ik zal<br />
hieronder in grote lijnen<br />
aangeven wat er daarvoor<br />
nog méér moet gebeuren.<br />
Differentiëring van het<br />
onderwijsaanbod<br />
Het huidige onderwijsaanbod is voornamelijk<br />
klassikaal van aard. De onderwijspraktijk<br />
ziet er daardoor in grote lijnen als volgt uit:<br />
een leraar die voor de klas staat, probeert alle<br />
leerlingen op een uniforme wijze dezelfde<br />
hoeveelheid leerstof bij te brengen, om daarmee<br />
binnen de groep dezelfde leervorderingen<br />
te bereiken. Elke leraar weet echter dat<br />
leerprocessen verschillend verlopen. De ene<br />
leerling/student heeft meer tijd nodig dan de<br />
andere, weer een andere heeft een afwijkende<br />
stijl van leren, interesses en andere capaciteiten.<br />
Daarom is het vaak moeilijk vooraf<br />
aan te geven hoeveel tijd een leerling/student<br />
nodig heeft om leerinhouden conform de<br />
geldende standaards te verwerken, met als<br />
gevolg dat zowel de beteren als de zwakkeren<br />
tekortkomen.<br />
Dat leerlingen verschillend leren, blijkt<br />
ook uit wetenschappelijk onderzoek op het<br />
gebied van de cognitieve psychologie. We<br />
weten nu dat de hersenontwikkeling tot het<br />
tweede levensjaar voor iedereen hetzelfde<br />
is. In de jaren daarna gaat de omgeving een<br />
steeds belangrijkere rol spelen. Tussen het<br />
vierde en het veertiende levensjaar worden<br />
de verschillen groter en wordt de bandbreedte<br />
waarbinnen leerprocessen mogelijk<br />
zijn, vooral bepaald door de ontwikkeling<br />
van “onderdelen” waaruit de hersenen zijn<br />
opgebouwd en waarin specifieke cognitieve<br />
processen zijn gelokaliseerd. Strak klassikaal<br />
onderwijs kan onmogelijk rekening houden<br />
met deze individuele verschillen, is afgestemd<br />
op de “gemiddelde” leerling en kan<br />
daarom niet anders worden gekwalificeerd<br />
dan “middelmatig”; de hierboven verwoorde<br />
ambitie kan nooit waar worden gemaakt.<br />
Wat nodig is, is een gedifferentieerd onderwijsaanbod,<br />
dat enerzijds uitgaat van helder<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
taalonderwijs<br />
geformuleerde einddoelen en anderzijds van<br />
de ondersteuningsbehoefte van de leerling/<br />
student. Het is duidelijk dat een dergelijk<br />
aanbod consequenties heeft voor zowel<br />
toetsing als examinering, omdat niet alle<br />
leerlingen voor alle inhouden per se hetzelfde<br />
eindniveau halen. Een gedifferentieerd<br />
onderwijsaanbod,<br />
dat recht doet aan<br />
de verschillen tussen<br />
leerlingen/studenten,<br />
vraagt om flexibilisering<br />
van het<br />
gehele onderwijsstelsel<br />
en daarmee<br />
een wijziging van de<br />
bekostigingssystematiek.<br />
Professionalisering van de leraar<br />
Onderwijsverbetering moet worden ontwikkeld<br />
op schoolniveau en gerealiseerd in<br />
de klas. De vraag is nu: wat moet de leraar<br />
in zijn mars hebben om kwalitatief hoogstaand<br />
onderwijs te kunnen geven? Daar<br />
komt nog bij dat we te maken hebben met<br />
een sterk veranderde leerlingenpopulatie,<br />
waardoor specifieke persoonlijkheidseisen<br />
aan leraren worden gesteld. Het in handen<br />
nemen en houden van de onderwijsteugels<br />
bij de huidige generatie leerlingen/studenten<br />
is geen sinecure en vraagt een hoge mate van<br />
professionaliteit.<br />
Een “meester” in het vak beheerst het vak<br />
waarin hij lesgeeft tot in de toppen van<br />
zijn vingers. Iedereen weet dat je niet kunt<br />
lesgeven als je net één hoofdstuk verder bent<br />
dan je leerlingen. Je kunt dan onvoldoende<br />
afstand nemen van de stof en bent niet in<br />
staat te doorzien waarom iemand moeite<br />
heeft met een bepaald onderdeel. Het feit dat<br />
er momenteel een groot aantal leraren onbevoegd<br />
lesgeeft, is dan ook dramatisch voor de<br />
kwaliteit van het onderwijs.<br />
Een professioneel docent beheerst behalve de<br />
leerinhouden ook de voor de uitvoering van<br />
het onderwijs ondersteunende disciplines.<br />
Vakdidactiek is van belang, omdat daaruit de<br />
meerwaarde blijkt die leerinhouden kunnen<br />
hebben. Door de integratie van inhoudelijke<br />
en vakdidactische kennis zijn docenten in<br />
15
staat bij leerlingen interesse op te wekken, waardoor intrinsieke motivatie<br />
om te leren ontstaat. Terwijl leerlingen met leerinhouden aan de<br />
slag gaan, is de docent ook degene die het leerproces van de leerling<br />
begeleidt. Hiervoor is nodig dat hij beschikt over onderwijspsychologische<br />
kennis, waardoor hij in staat is te bepalen in welke fase van het<br />
leerproces de leerling zich bevindt en waardoor mogelijke stagnaties<br />
worden veroorzaakt. Op basis van dit inzicht is hij in staat adequate<br />
begeleiding te geven en zo de leerling over drempels te helpen.<br />
Ontwikkelingspsychologische inzichten zijn belangrijk om specifieke<br />
verschijnselen, kenmerkend voor een bepaalde ontwikkelingsfase,<br />
beter te kunnen begrijpen en er daardoor beter mee om te kunnen<br />
gaan. Het onderwijsaanbod vindt plaats aan een groep leerlingen/studenten.<br />
Inzicht in groepsprocessen en groepsdynamica is van belang<br />
om te kunnen zien wat er zoal in de groep gebeurt en het maakt het<br />
mogelijk dat de leraar adequaat sturing geeft aan deze processen.<br />
Omdat het gesprek één van de belangrijkste didactische middelen is,<br />
moeten leraren ook meesters in communicatie zijn.<br />
Het is duidelijk dat je dat niet van een beginnend docent kunt verwachten.<br />
Een dergelijk niveau van professionaliteit is het resultaat van<br />
permanente deskundigheidsbevordering, zoals wordt bepleit in het<br />
rapport “Leerkracht” van de Commissie Leraren onder voorzitterschap<br />
van Rinnooy Kan. Professionaliseren is méér dan het af en toe<br />
volgen van een cursus of training.<br />
Cultuuromslag<br />
Groei en ontwikkeling van leerlingen/studenten, leraren en hun<br />
leidinggevenden vraagt om een “groei”cultuur. Een dergelijke cultuur<br />
is kenmerkend voor een lerende organisatie. Het concept “lerende<br />
organisatie” is eind jaren ’70 komen overwaaien vanuit de Verenigde<br />
Staten. Organisatiedeskundigen ontdekten dat succesvolle organisa-<br />
16 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
ties op een bepaalde manier met problemen omgingen. Problemen<br />
werden niet ontkend of gebagatelliseerd, maar geanalyseerd om zicht<br />
te krijgen op de onderliggende oorzaken. Vervolgens werd nagegaan<br />
wat men als organisatie hiervan kon leren. “Leren van fouten” is het<br />
adagio in een lerende organisatie.<br />
Lerende organisatie<br />
In de jaren ’90 is het concept “Lerende Organisatie” door veel onderwijsinstellingen<br />
overgenomen. Deze pretentie wordt echter nauwelijks<br />
waargemaakt, wat blijkt uit de wijze waarop met mislukkingen<br />
wordt omgegaan. Een mooi voorbeeld hiervan is de huidige<br />
discussie over het rekenonderwijs op de basisschool. Er wordt<br />
gediscussieerd tot in de landelijke pers vanuit ideologisch<br />
getinte concepten en gevestigde belangen, terwijl uit evaluaties<br />
van de begeleiding van leerlingen op schoolniveau al lang had<br />
moeten blijken of en zo ja onder welke condities “realistisch<br />
rekenen” geschikt is.<br />
De invoering van het “nieuwe leren” laat hetzelfde<br />
beeld zien. Ook hier wordt vanuit ideologisch<br />
getinte concepten onderwijsinnovatie doorgevoerd,<br />
zonder dat er zorgvuldig wordt gekeken<br />
naar de effecten ervan bij de leerlingen/studenten.<br />
Men houdt eenvoudigweg<br />
vast aan het gekozen model, luistert niet<br />
naar de argumenten van tegenstanders-<br />
laat staan dat men ze onderzoekt op<br />
hun mogelijke validiteit en een kritische<br />
analyse van het implementatieproces<br />
blijft achterwege. Ik heb de<br />
indruk dat onderwijsinstellingen<br />
eerder de neiging hebben fouten<br />
te ontkennen dan ervan te leren<br />
Onderwijsinstellingen die bewe-
en dat ze een lerende organisatie zijn, belazeren daarom de<br />
kluit. Hun beweringen behoren tot de “espoused theory”<br />
(datgene wat beweerd wordt) en niet tot de “theory in<br />
use” (datgene wat gedaan wordt). Het is dan ook niet verwonderlijk<br />
dat deze uitspraken voornamelijk worden gedaan<br />
door managers van grote onderwijsinstellingen die hoog in<br />
de hiërarchie zitten en daarom profilering van hun<br />
onderwijsinstelling als belangrijke opdracht zien.<br />
De markt moet immers worden veroverd.<br />
Een adequate aanpak van de problemen waarmee<br />
het huidige onderwijs worstelt, vraagt om een<br />
cultuuromslag: naar buitengerichtheid, gerichtheid<br />
op groei en ontwikkeling en de bereidheid van<br />
fouten te leren, zijn onontbeerlijk.<br />
Hoe komt een dergelijke cultuurverandering<br />
van de grond? Vanuit de organisatiekunde is<br />
bekend, dat organisatiecultuur en managementstijl<br />
nauw aan elkaar gerelateerd zijn.<br />
Daarom ben ik ervan overtuigd dat de<br />
directeur van de school en zijn stijl van<br />
leidinggeven een cruciale rol spelen bij het<br />
veranderen van de organisatiecultuur. Hij moet daarom<br />
het innovatie- of verbeteringsproces initiëren en monitoren<br />
en mag dit niet overlaten aan een staffunctionaris. Hij is<br />
de architect van een lerende organisatie.<br />
Onderwijskundig leiderschap<br />
Onderwijsverbetering vraagt onderwijskundig leiderschap. Dat blijkt<br />
op scholen waar verbeteringen en vernieuwingen daadwerkelijk van<br />
de grond komen. Deze scholen worden geleid door een directeur die<br />
van meet af aan een duidelijke visie heeft op de richting waarin de<br />
school zich moet ontwikkelen… Daarbij spelen de mogelijkheden<br />
die in de school aanwezig zijn, in termen van competenties van de<br />
zittende leraren, een doorslaggevende rol. Onderwijskundige leiders<br />
hebben kennelijk een haarfijn gevoel voor de “zone van de naaste ontwikkeling”<br />
van hun team. Daarom bieden ze voldoende ruimte voor<br />
de leraren om de vernieuwing mede gestalte te geven en stimuleren<br />
zij de professionalisering die nodig is om het vernieuwde onderwijs<br />
te kunnen realiseren. Enthousiasmeren en stimuleren, maar ook<br />
resultaatgerichtheid, kenmerken het gedrag van de onderwijskundige<br />
leider waarbij steeds een evenwicht wordt gezocht tussen (conceptuele)<br />
wenselijkheid en praktische haalbaarheid.<br />
Onderwijsverbetering is iets van de lange adem en houdt eigenlijk<br />
nooit op. Het wordt daarom na verloop van tijd een aspect van<br />
kwaliteitszorg en krijgt een continu karakter in plaats van eenmalig,<br />
groots en ingrijpend te zijn. De zorg voor en het onderhoud van een<br />
dergelijk kwaliteitssysteem valt ook onder de directe verantwoordelijkheid<br />
van de directeur.<br />
Kwaliteitsbeoordeling<br />
Directeur en team zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het<br />
onderwijs. Het is niet gemakkelijk de kwaliteit van het onderwijs<br />
te bepalen. Evenals Verbrugge ben ik niet gelukkig met de huidige<br />
kwaliteitsbewaking binnen het mbo en het hbo. Deze is eenzijdig<br />
naar binnen gericht; Verbrugge spreekt van “zelfreferentieel”. Ik<br />
ben voorstander van een zogenaamde horizontale verantwoording,<br />
zoals ook door de commissie Dijsselbloem wordt geadviseerd. De<br />
onderwijsinstelling legt dan verantwoording af met betrekking tot het<br />
geëffectueerde onderwijs en de resultaten ervan aan de stakeholders,<br />
waarvan representanten verenigd zijn in bijvoorbeeld een Commissie<br />
van Toezicht. De samenstelling van deze commissie varieert voor de<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
verschillende vormen van onderwijs. Voor het basisonderwijs en het<br />
voortgezet onderwijs zijn dat bijvoorbeeld de ouders, de toeleverende<br />
en de ontvangende scholen, leerlingen, schoolmaatschappelijk werk<br />
enzovoort. Voor het beroepsonderwijs komen daar nog de vertegenwoordigers<br />
vanuit de beroepspraktijk bij. Ik denk wat dat betreft niet<br />
aan landelijk georganiseerde koepels, maar aan lokale representanten.<br />
Dat zijn bijvoorbeeld voor een ROC-afdeling die automonteurs<br />
opleidt, de werkplaatschefs van enkele garages uit de regio.<br />
Er moeten indicatoren worden vastgesteld aan de hand waarvan de<br />
kwaliteitsbewaking plaatsvindt. Dat is geen sinecure. Het resultaat<br />
van het onderwijs is het leer- en ontwikkelingsproces van de leerlingen/studenten.<br />
Dat wordt echter niet bepaald door de kwaliteit van<br />
onderwijsaanbod alléén. Daarom moeten alle relevante factoren zo<br />
goed als mogelijk worden meegewogen. Voor een basisschool zouden<br />
bijvoorbeeld de volgende drie indicatoren kunnen gelden: de resultaten<br />
op basis van de eindscore van de Cito-toets en een intelligentietest<br />
afgezet tegen de sociaal-culturele achtergrond van de leerling, de<br />
positie van de leerling aan het begin van het derde jaar van het voortgezet<br />
onderwijs afgezet tegen het schooladvies in groept acht en het<br />
welbevinden van de leerling.<br />
Er moet een wettelijk kader komen voor dit systeem van kwaliteitscontrole;<br />
het is de taak van de inspectie toe te zien op de functionaliteit<br />
ervan. Op die manier houdt de overheid de vinger aan de pols.<br />
Haar kerntaak is immers: het zeker stellen van de kwaliteit van het<br />
onderwijs. Niet de geïntendeerde kwaliteit, maar de gerealiseerde<br />
kwaliteit. Pas dan hebben we kans op een plaats in de top vijf.<br />
Theo Lamers is onderwijskundige, onderwijspsycholoog en master in management of<br />
learning and development. Hij is tevens auteur van het boek “Roeien met één riem.<br />
Onderwijsinnovatie: de ideologie voorbij”.<br />
Drs. Theo Lamers MLD<br />
17
Verhalen van de sprekers op de taalconferentie van BON op zaterdag 20 november <strong>2010</strong>.<br />
"De klas van meester Max"<br />
Blog van“de onderwijsgek”, een forumbijdrage<br />
Hij geeft al flink wat jaren les op de basisschool en leert met veel geduld alle kinderen lezen, spellen en rekenen:<br />
meester Max. Veel van de van buitenaf opgelegde onzin heeft hij buiten zijn klas weten te houden of zodanig<br />
weten te vertalen dat de onderwijskwaliteit er niet door wordt aangetast. Altijd heeft hij vastgehouden aan<br />
het basisrecept dat goed werkt: instructie geven, samen inoefenen, en voldoende tijd om het verder eigen te<br />
maken om het tot slot te kunnen toepassen in de praktijk. Hij is niet ouderwets, maar juist goed op de hoogte<br />
van actuele ontwikkelingen en onderzoek over onderwijs. Hij leest de vakbladen, onderzoeken en bezoekt con-<br />
ferenties. De resultaten van het onderwijs dat hij geeft, zijn al jaren zeer goed: weinig uitvallers en veel kinderen<br />
met hoge scores. Ouders zijn tevreden en willen hun kind het liefst bij hem in de klas.<br />
18 Vakwerk december <strong>2010</strong>
Meester Max is goed op de hoogte van de<br />
leerlijnen van zijn groep. Zo weet hij precies wat<br />
de kinderen moeten kennen en kunnen aan het<br />
eind van het schooljaar. Er worden geen stapjes<br />
overgeslagen. Hij werkt precies en nauwgezet,<br />
want hij weet dat je in het onderwijs geen<br />
stappen kan overslaan zonder dat hier een prijs<br />
voor wordt betaald. Een brug met een gat laat<br />
mensen in de rivier vallen.<br />
Ook van zijn leerlingen vraagt hij nauwkeurigheid<br />
en concentratie. Hierdoor kunnen de<br />
kinderen langere tijd zelfstandig werken, zich<br />
focussen. En dat is ook nodig, want de lat ligt<br />
hoog in zijn klas. Er is een groepsdoel dat alle<br />
kinderen moeten halen. Als bepaalde kinderen<br />
dat doel niet dreigen te halen, dan realiseert hij<br />
extra leertijd voor deze kinderen. Dit kan oplopen<br />
tot meer dan een uur per week. Dit doet<br />
hij door na de klassikale uitleg een<br />
verlegde instructie aan deze kinderen<br />
te geven: eenvoudigweg langer samen<br />
oefenen met hen.<br />
Bij de klassikale uitleg doen alle kinderen<br />
mee: de sterke en zwakke. We zijn<br />
een groep en leren doen we samen.<br />
We kunnen leren van elkaar: de goede<br />
voorbeelden van de sterke leerlingen zijn<br />
essentieel voor de zwakke. Ook betrekt hij<br />
de ouders bij het proces: thuis dagelijks na<br />
het avondeten 10 minuten extra oefenen levert<br />
ook weer ruim een uur oefentijd op. Focussen<br />
vindt hij belangrijk en omdat hij voetbalfan is,<br />
haalt hij graag Bert van Marwijk aan. Het doel is<br />
om wereldkampioen te worden en dus niet om<br />
‘met zo mooi mogelijk voetbal Nederland op de<br />
kaart te zetten’. Doelgerichtheid, hiervoor hard<br />
werken en een groepsgevoel kweken. Focussen!<br />
Op de kast staat een vissenkom met daarin twee<br />
goudvissen. Elke vrijdag maakt hij samen met<br />
twee leerlingen het filter schoon. Op de vensterbank<br />
staan veel planten die er allemaal gezond<br />
uitzien. De weekhulpen geven de planten wekelijks<br />
water en in de grote vakantie krijgt ieder<br />
kind een plant mee naar huis. Verdorde planten<br />
staan er niet tussen: dat is een verkeerd signaal<br />
naar kinderen. Goed voorbeeld doet goed volgen.<br />
Verantwoordelijkheid, zorg en aandacht zijn<br />
belangrijk voor een goede houding en daarmee<br />
een beter resultaat.<br />
In de kasten liggen de schriften en werkboeken<br />
keurig op een stapel. Twee‘kastenbazen’zorgen<br />
dat alles netjes blijft. Als er een invaller voor<br />
de klas staat en iets niet weet te vinden, dan<br />
springen niet alle kinderen van hun plaats om te<br />
helpen. Nee, er is een‘hulpkind’dat rustig vertelt<br />
waar de invaller de spullen kan vinden.<br />
De klas is een plek waar we samen werken en leven.<br />
Daar voelen we ons met elkaar verantwoordelijk<br />
voor. We helpen elkaar, dragen zorg voor<br />
de omgeving en spreken elkaar aan op dingen<br />
die niet zo horen. Als je vanaf de gang de klas<br />
inkijkt tijdens een les, dan is iedereen rustig aan<br />
het werk. Sommige kinderen overleggen zachtjes<br />
of krijgen extra uitleg van meester Max aan<br />
de instructietafel. Structuur, voorspelbaarheid,<br />
aandacht voor elkaar en voor het werk.<br />
Meester Max voelt zich verantwoordelijk voor<br />
de kinderen in zijn klas. Al het andere is daaraan<br />
ondergeschikt. Hij levert kwaliteit in een veilige<br />
leeromgeving. Hiervoor heeft hij van tevoren<br />
vastgesteld wat de prioriteiten zijn: voorbereiden,<br />
corrigeren, vakliteratuur bijhouden en<br />
veelvuldig contact met ouders.<br />
Toen hij burgerschapskunde en techniek moest<br />
gaan geven, vroeg hij aan de directie wat er<br />
daarvoor moest<br />
wijken van het<br />
rooster. Toen zij<br />
het antwoord<br />
hierop schuldig<br />
moesten<br />
blijven, kon hij<br />
toch genoeg<br />
leertijd blijven realiseren voor de zaken<br />
waar het echt om gaat. Hij wil niet meer doen in<br />
mínder tijd, maar juist minder in méér tijd: geen<br />
kwantiteit maar kwaliteit.<br />
Techniek en burgerschapskunde kan je ook buiten<br />
de school leren, maar er bestaan geen clubs<br />
waar je kan leren rekenen, lezen of spellen. Dat<br />
moet de school dus aanbieden. Meester Max<br />
laat zich niet verblinden door de edubabbelaars<br />
of door mensen die het onderwijs gebruiken<br />
voor hun eigen commerciële belangen, boodschap<br />
of idealisme. Hij is op weg met een doel:<br />
zijn kinderen optimaal voorbereiden op de<br />
maatschappij van morgen. Een maatschappij<br />
waarin je goed moet kunnen lezen en waarin je<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
taalonderwijs<br />
moet weten welke informatie betrouwbaar is en<br />
welke niet.<br />
Hij oefent zinsontleding en woord benoemen,<br />
wat de kinderen behoorlijk moeilijk vinden. Maar<br />
als kinderen niet leren om de complexiteit van<br />
taal en grammatica te doorgronden, zullen zij<br />
zeker niet in staat zijn om de moderne maatschappij<br />
te begrijpen. Soms lijken oplossingen<br />
namelijk eenvoudig, maar is het juist nodig om<br />
de onderliggende oorzaak van dingen te kunnen<br />
zien en aanpakken. Doorzettingsvermogen<br />
om iets echt te begrijpen. Denken in systemen<br />
wordt gestimuleerd en geoefend door zinnen te<br />
ontleden op school. De beste banen gaan bovendien<br />
naar mensen die zich goed kunnen presenteren<br />
en uitdrukken, naar mensen die meer<br />
te bieden hebben dan een oppervlakkige kijk op<br />
de wereld. Enkelvoudige zinnen met spelfouten<br />
leiden niet naar een succesvolle deelname aan<br />
de maatschappij, weet meester Max.<br />
’s Middags kruipt hij achter zijn piano en zingt<br />
samen met de kinderen liedjes: ze<br />
kennen er meer dan honderd. Een<br />
moment van ontspanning, maar ook<br />
van groepsvorming en cultuuroverdracht.<br />
Je kunt niet weten wie je bent,<br />
als je niet weet waar je vandaan komt.<br />
Een eigen cultuurbasis geeft de zekerheid<br />
die nodig is om andere inzichten<br />
en culturen te durven verkennen. Je kunt<br />
de ander pas begrijpen als je weet wie je<br />
zelf bent.<br />
Ieder verloren moment wordt gevuld met<br />
het voorlezen van verhalen, sprookjes, gedichten,<br />
eigen opstellen en nieuwsberichten.<br />
Kinderen maken hierdoor kennis met<br />
de wereld om zich heen, de maatschappij,<br />
omgangsvormen, kunst en geschiedenis. De<br />
verbeelding van kinderen wordt gestimuleerd,<br />
ze zien het verhaal voor zich. Het wordt niet<br />
voortdurend kant en klaar gevisualiseerd. Creativiteit<br />
en verbeeldingskracht zijn namelijk zeer<br />
belangrijk in de maatschappij van de toekomst.<br />
Niet dat hij het digibord nooit gebruikt: soms<br />
biedt hij ook een digitaal prentenboek aan of<br />
kijkt het Jeugdjournaal met de klas.<br />
Volgend jaar gaat meester Max met pensioen.<br />
Ik heb helaas nog geen nieuwe meester Max<br />
gezien. Hier ligt een schitterende uitdaging voor<br />
onze pabo’s.<br />
19
20 Vakwerk december <strong>2010</strong>
Elk kind een lezer!<br />
Een goede leesvaardigheid is van cruciaal belang voor de schoolloopbaan en<br />
het toekomstig maatschappelijk functioneren van de leerlingen. Bovendien<br />
heeft een samenleving die kenniseconomie wil zijn, belang bij een goede<br />
leesvaardigheid. Een goede leesvaardigheid maakt namelijk levenslang<br />
leren mogelijk. Een eerste verantwoordelijkheid van elke school is ervoor te<br />
zorgen dat elk kind na groep 8 met een goede leesvaardigheid het primair<br />
onderwijs verlaat.<br />
De laatste jaren is duidelijk geworden dat<br />
het Nederlandse leesonderwijs een aantal<br />
knelpunten kent en zelfs afnemende resultaten<br />
laat zien. Wat zijn die knelpunten en<br />
hoe moeten we die verklaren? Belangrijker<br />
is echter wat we concreet aan die knelpunten<br />
kunnen doen in het perspectief van: zijn<br />
betere leesresultaten mogelijk? In dit artikel<br />
zal aan genoemde vragen aandacht worden<br />
besteed.<br />
Er zijn diverse redenen aan te geven<br />
waarom het van belang is dat kinderen goed<br />
leren lezen:<br />
◆ Lezen vormt de basis voor schoolsucces. Bij<br />
80% van het curriculum in de basisschool<br />
is leesvaardigheid een vereiste. Kinderen<br />
die problemen hebben met lezen, hebben<br />
dikwijls ook problemen bij rekenen/wiskunde<br />
en het onderwijs in de kennisgebieden.<br />
◆ Kinderen die goed lezen, leren meer. En<br />
meer lezen leidt tot toename van woordenschat<br />
en meer kennis van de wereld wat<br />
beter begrijpend lezen tot gevolg heeft. We<br />
weten ook dat kinderen die veel lezen beter<br />
begrijpende lezers zijn.<br />
◆ Kunnen lezen heeft positieve effecten op het<br />
sociaal-emotioneel functioneren: het geeft<br />
kinderen zelfvertrouwen! Diverse onderzoeken<br />
laten zien, dat een slechte leesvaardigheid<br />
dikwijls met gedragsproblemen<br />
gepaard gaat. Aan de andere kant zien<br />
we dat een betere leesvaardigheid dikwijls<br />
weer leidt tot een afname van gedragsproblemen.<br />
◆ Leesvaardigheid heeft een positief effect op<br />
de latere maatschappelijke positie. In veel<br />
banen is een goede leesvaardigheid een<br />
vereiste. Een kenmerk van hoger opgeleide<br />
mensen is dat ze niet alleen beter betaald<br />
worden maar meestal ook over een goede<br />
leesvaardigheid beschikken en dikwijls<br />
functies vervullen waarbij lezen een belangrijke<br />
plaats inneemt.<br />
Verder - en dat wordt dikwijls vergeten -<br />
bepaalt de leesvaardigheid van leerlingen in<br />
belangrijke mate de kwaliteit van de school.<br />
Een school met een laag leesniveau is dikwijls<br />
een zwakke school omdat de resultaten<br />
niet alleen bij lezen, maar ook bij andere<br />
vakken achterblijven.<br />
Leren alle kinderen goed lezen? Goed leren<br />
lezen is geen vanzelfsprekendheid in het<br />
Nederlandse onderwijs. Niet elke leerling<br />
verlaat met een goede leesvaardigheid het<br />
onderwijs. Diverse onderzoeken, waaronder<br />
van de Inspectie van het onderwijs,<br />
laten zien dat het Nederlandse onderwijs<br />
verschillende knelpunten kent, zoals:<br />
◆ Veel moeizaam lezende kinderen in groep 3<br />
worden in de loop van de basisschool geen<br />
betere lezer; het gaat om ongeveer 15% van<br />
de leerlingen.<br />
◆ In groep 4 neemt het aantal zwakke lezers<br />
toe naar 25%.<br />
◆ Tienjarigen lezen nu minder goed dan in<br />
2000.<br />
◆ 25% van de kinderen verlaat met een groep<br />
6 niveau voor technisch lezen na groep 8 de<br />
basisschool; deze kinderen hebben meestal<br />
daardoor grote problemen met begrijpend<br />
lessen.<br />
◆ Het Cito (Heesters e.a. 1997) signaleert<br />
voor het eerst in PPON-onderzoek afnemende<br />
prestaties op het gebied van begrijpend<br />
lezen op het einde van de basisschool.<br />
◆ 73% van de kinderen in het SBO (speciaalbasisonderwijs)<br />
is een zwakke lezer en<br />
komt niet verder dan een groep 5-niveau<br />
d.w.z. dat deze kinderen een verhoogd<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
taalonderwijs<br />
risico lopen om later als functioneel analfabeet<br />
in de maatschappij terecht te komen.<br />
◆ 15% van de huidige vijftienjarigen kan<br />
onvoldoende lezen en moet als functioneel<br />
analfabeet worden beschouwd.<br />
◆ 85% van de drop outs kan niet (goed) lezen<br />
blijkt uit Angelsaksisch onderzoek; in Nederland<br />
is geen onderzoek gedaan naar de<br />
relatie geringe leesvaardigheid – drop out<br />
worden/zijn.<br />
◆ Nederland telt 1,5 miljoen functioneel<br />
analfabeten van wie gezegd kan worden<br />
dat het grofweg om een miljoen autochtonen<br />
gaat en om een half miljoen mensen<br />
van allochtone afkomst. Een probleem is,<br />
dat de functionele analfabeet in Nederland<br />
steeds jonger lijkt te worden en zeker niet<br />
uitsterft.<br />
Wat betekent dit allemaal?<br />
Tragisch is volgens Hirsch (2006) geen te<br />
groot woord als je niet kunt lezen. Leesvaardigheid<br />
correleert met bijna alles wat een<br />
democratische samenleving biedt, inclusief<br />
de vaardigheid om een goed geïnformeerde<br />
burger te zijn die actief in de samenleving<br />
kan participeren. Daarnaast is een goede<br />
leesvaardigheid van cruciaal belang om in<br />
een kennissamenleving mee te kunnen doen<br />
en is het een basisconditie voor levenslang<br />
leren. Daar bovenop komen nog de volgende<br />
zorgelijke gegevens.<br />
◆ Internationaal vergelijkend onderzoek<br />
waar Nederland aan meedoet, laat zien<br />
dat kinderen in Nederland en de Verenigde<br />
Staten de meest negatieve instelling ten opzichte<br />
van lezen hebben (Twist e.a. 2004).<br />
◆ In vergelijking met andere landen is in Nederland<br />
de groep kinderen die thuis nooit<br />
leest zeer hoog (42% versus internationaal<br />
gemiddelde van 32%) (PIRLS, 2007).<br />
21
◆ Het onderzoek PPON-Leesvaardigheid op<br />
het einde van de basisschool (april 2007)<br />
laat zien dat in Nederland het enthousiasme<br />
van leerlingen voor lezen sinds 1993<br />
achteruit gaat.<br />
◆ Warde e.a. (2007) (Universiteit van<br />
Manchester) laten zien dat in Nederland<br />
en in Verenigde Staten duidelijk ontlezing<br />
optreedt, terwijl dit in Frankrijk, Noorwegen<br />
en Groot-Brittannië niet het geval is.<br />
Ook deze gegevens moeten als zorgelijk worden<br />
gezien, waarbij het eigenlijk opmerkelijk is<br />
dat niemand zich daar echt druk over maakt.<br />
Hoe moeten we de Nederlandse<br />
leesproblematiek verklaren?<br />
Een drietal verklaringen wordt dikwijls<br />
gehoord bij het verklaren van de lage leesvaardigheid.<br />
1 Veel kinderen zouden dyslectisch zijn.<br />
Maar volgens Blomert (2005) is slechts<br />
3,6% van de kinderen dyslectisch.<br />
2 De meeste leesproblemen – meer dan<br />
20% - zijn het gevolg van kwaliteitsproblemen<br />
op het gebied van de leesinstructie.<br />
Dit blijkt uit zowel Angelsaksisch als<br />
Nederland onderzoek (Vernooy 2007).<br />
Bij onvoldoende leeskwaliteit vallen<br />
vooral de risicolezers uit. Volgens Lyon<br />
(2001) zijn problemen op het gebied van<br />
de kwaliteit van instructie onderschat als<br />
veroorzaker van leesproblemen terwijl<br />
deze problemen juist overheersend zijn.<br />
Bij kwaliteitsproblemen op het gebied van<br />
de instructie moet worden gedacht aan:<br />
◆ Het ontbreken van leesdoelen die gerealiseerd<br />
moeten worden.<br />
◆ Onvoldoende professionaliteit leerkracht.<br />
Leerkrachten die weinig van technisch of<br />
begrijpend lezen afweten of over een slecht<br />
klassenmanagement beschikken, laten<br />
meer leesuitval zien.<br />
◆ Niet werken aan een goede leesstart. De<br />
school vindt dat kinderen in groep 1 en 2<br />
moeten rijpen en vooral moeten spelen.<br />
Deze opstelling – en dat laat veel internationaal<br />
onderzoek zien – is juist funest<br />
voor de toekomstige leesontwikkeling van<br />
kinderen uit risicogroepen die thuis weinig<br />
woordenschat en ervaringen met geschreven<br />
taal opdoen.<br />
◆ Scholen beschikken niet over een goede<br />
methode voor voortgezet technisch lezen,<br />
waardoor ze in onvoldoende mate de leesvaardigheid<br />
uitbreiden en onderhouden.<br />
◆ Onvoldoende ingeroosterde tijd voor lezen,<br />
waardoor juist meer risicolezers uitvallen.<br />
◆ Geen extra-tijd (verlengde instructie) voor<br />
zwakke lezers. Zwakke lezers hebben meer<br />
tijd dan goede lezers nodig om een goede<br />
lezer te worden. Krijgen ze niet meer tijd<br />
dan blijven ze zwak en in de praktijk wordt<br />
hun kloof met de goede lezers daardoor<br />
alleen maar groter.<br />
◆ Geen onderhoud van het technisch lezen<br />
in groep 6 – 8 leidt tot terugval van het<br />
technisch lezen, wat vervolgens negatieve<br />
effecten voor het begrijpend lezen heeft. Te<br />
veel leerkrachten denken dat de leesontwikkeling<br />
na groep 5 vanzelf gaat. Voortschrijdend<br />
wetenschappelijk inzicht laat zien dat<br />
de leesvaardigheid onderhouden en verder<br />
uitgebouwd kan en moet worden.<br />
◆ Geen gebruik van handleidingen. Een deel<br />
22 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
van de leerkrachten gebruikt geen handleidingen<br />
omdat dit niet kindgericht zou<br />
zijn, terwijl in de meeste handleidingen de<br />
aanwijzingen staan om van kinderen geautomatiseerde<br />
en goed begrijpende lezers te<br />
maken.<br />
◆ Methoden doen er niet toe. Dit heeft vooral<br />
ernstige gevolgen voor de methoden voor<br />
leren lezen. In de praktijk betekent dit<br />
dikwijls dat er bij risicokinderen te weinig<br />
aandacht is voor automatisering, het lezen<br />
van meerlettergrepige woorden etc.<br />
◆ Demotiverende methoden voor begrijpend<br />
lezen. Een verklaring voor de geringe motivatie<br />
van Nederlandse kinderen voor lezen<br />
moet gezocht worden in de demotiverende<br />
methoden voor begrijpend lezen die in<br />
Nederland gebruikt worden.<br />
3 Niet effectief inspelen op het taalmilieu<br />
van de kinderen.<br />
Cruciaal voor de toekomstige leesontwikkeling<br />
van kinderen is dat er wordt ingespeeld<br />
op hun taalmilieu. Bijvoorbeeld<br />
door veel aandacht aan woordenschat,<br />
begripsmatige kennis, de rol van geschreven<br />
taal en boeken etc. te besteden. Dergelijke<br />
activiteiten helpen vooral kinderen<br />
afkomstig uit risicogroepen om een betere<br />
lezer te worden.<br />
Tot slot: 145000 kinderen in het basis-<br />
en voortgezet onderwijs krijgen slecht<br />
onderwijs blijkt uit het Onderwijsverslag<br />
(mei <strong>2010</strong>) van de Inspectie van onderwijs.<br />
Zorgelijk is juist dat veel risicoleerlingen uit<br />
taalarme milieus op slechte scholen zitten<br />
terwijl het juist gewenst zou zijn dat deze<br />
kinderen onderwijs op zeer effectieve scholen<br />
zouden krijgen.<br />
Wat kunnen we er aan doen?<br />
De vraag van veel scholen is bij te veel<br />
zwakke lezers: kan het beter? De wetenschap<br />
zegt daarop volmondig “ ja!” want<br />
95% van de kinderen kan goed technisch<br />
leren lezen; technisch lezen is vrij intelligentieloos<br />
en 85-90% kan goed leren begrijpend<br />
lezen; begrijpend lezen is naast vlot<br />
kunnen lezen afhankelijk van woordenschat<br />
en cognitieve vaardigheden (intelligentie).<br />
Overigens kan er ook nog gezegd worden,<br />
dat woordenschat niet in de genen zit en<br />
in de praktijk sterk afhankelijk is van de<br />
taalomgeving waarin het kind opgroeit en<br />
de school die het bezoekt.<br />
In de periode 1995 – 2005 was het leesonderzoek<br />
zeer productief. Het leverde<br />
inzichten op die voor het leren lezen voor<br />
alle leerlingen van belang zijn. Met een
consistentie die zelden in de onderwijswetenschappen<br />
is gesignaleerd, werden<br />
de factoren opgespoord en verklaard die<br />
leessucces en leesfalen verklaren. Duidelijk<br />
werd dat leren lezen een complex proces is<br />
dat zorgvuldig en systematisch onderwezen<br />
moet worden en dat goed leesonderwijs in<br />
belangrijke mate een zaak van effectieve<br />
leesinstructie is. Kwalitatief goede instructie<br />
in de kleutergroepen en in groep 3 is volgens<br />
Snow e.a. (1998) het beste wapen tegen<br />
leesuitval. Zeer veel onderzoek ondersteunt<br />
leesonderwijs dat gebaseerd is op het expliciet<br />
onderwijzen van fonemisch bewustzijn,<br />
het alfabetisch principe, automatische<br />
woordherkenning, woordenschat, spelling<br />
en begrijpend lezen. Bovendien is goed<br />
leren lezen een lang ontwikkelingsproces<br />
dat vanaf de geboorte begint. Het eindpunt<br />
is de goede volwassen lezer die een grote<br />
verscheidenheid van teksten met gemak<br />
voor diverse doeleinden kan lezen en zelfs<br />
moeilijke teksten en teksten waarin hij niet<br />
geïnteresseerd is, begrijpt.<br />
Heel belangrijk voor de leesontwikkeling van<br />
risicolezers is de opstelling van de school.<br />
Een school moet niet zeggen wat er verkeerd<br />
is met de leerling of zijn achtergrond maar<br />
zich afvragen hoe het komt dat deze leerling<br />
niet goed leert. Bij het analyseren van het<br />
probleem van het kind moet de eerste vraag<br />
zijn wat er ontbreekt aan de methoden of de<br />
instructie waardoor het kind niet leert. Daarbij<br />
is het vooral van belang dat er vanuit een<br />
teamopstelling wordt gewerkt, dat een school<br />
in acht jaar onderwijs veel met de kinderen<br />
kan bereiken.<br />
Enschede als succesvol voorbeeld van<br />
leesverbetering<br />
Vier jaar geleden constateerden scholen in<br />
Enschede, dat kinderen halverwege groep 5<br />
achterbleven op het gebied van begrijpend<br />
lezen. Bestudering van de gegevens van de<br />
leestoetsen van het leerlingvolgsysteem liet<br />
echter zien dat de kinderen vooral achterbleven<br />
op het gebied van vlot lezen. Door<br />
veel te spellend te lezen, konden veel kinderen<br />
hun aandacht niet op de inhoud van de<br />
tekst richten. Er is toen vanuit de principes<br />
van Effectief Leesonderwijs (zie figuur 2)<br />
gestart om doelgericht het vlot lezen, maar<br />
ook de woordenschat en het omgaan met<br />
een beperkt aantal leesstrategieën te verbeteren.<br />
Bij effectief leesonderwijs gaat het eigenlijk<br />
om aandacht voor een drietal zaken<br />
bij het verbeteren van de leesresultaten:<br />
◆ WAT we aan de orde laten komen; het gaat<br />
dan om evidence based leesinhoudelijke<br />
zaken.<br />
◆ HOE we dat aan de orde laten komen,<br />
waarbij het gaat om evidence based kenmerken<br />
van effectief onderwijs.<br />
◆ HOE we voortdurend nagaan of kinderen<br />
profiteren van het gegeven onderwijs – de<br />
opbrengsten - om daaraan vervolgens<br />
consequenties te verbinden.<br />
Hoe betere resultaten?<br />
Leesresultaten zijn het gevolg van:<br />
Wat we onderwijzen<br />
&<br />
Hoe we onderwijzen<br />
Vaststellen opbrengsten: weten of<br />
de kinderen hiervan profiteren<br />
Figuur 1<br />
Volgens White (1997) zijn voor het realiseren<br />
van hoge prestaties de volgende twee<br />
zaken cruciaal te weten.<br />
1 Een ordelijke leeromgeving waarbij op<br />
schoolniveau zaken die voor het lesgeven<br />
en leren van belang zijn, goed geregeld<br />
worden.<br />
2 Nadruk op leren en lesgeven waarbij het<br />
om zaken gaat als het benadrukken van<br />
basisvaardigheden, prestatiegerichtheid,<br />
duidelijke doelen en gestructureerde lessen.<br />
Het belang van kenmerken Effectief leesonderwijs<br />
Cluster leesinhoudelijke<br />
indicatoren (WAT)<br />
Goede leesstart<br />
1. Mondelinge taalvaardigheid/spraak-/<br />
taalontwikkeling<br />
2. Ervaringen met geschreven taal,<br />
waaronder letterkennis<br />
3. Vaardigheden op het gebied van<br />
fonemisch bewustzijn<br />
Technisch lezen<br />
4. De letter- klankkoppeling<br />
5. De vaardigheid om vlot te lezen<br />
Begrijpend lezen<br />
6. De ontwikkeling van de woordenschat<br />
7. Het kunnen toepassen van begrijpend<br />
leesstrategieën<br />
Aandacht voor leesmotivatie<br />
Figuur 2<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
Scholen waar 1 en 2 ontbreken, zijn minder<br />
effectief in het produceren van hoge<br />
opbrengsten en goede scores bij lezen en<br />
rekenen.<br />
Bij het Enschedese Leesverbeterplan zijn<br />
43 scholen betrokken; 41 basisscholen en 2<br />
scholen voor speciaal basisonderwijs. In het<br />
totaal gaat het om 9000 leerlingen.<br />
De toetsgegevens van juni <strong>2010</strong> laten<br />
zien, dat bijna alle kinderen (98%) op het<br />
einde van groep 8 minimaal op AVI-9<br />
beheersingsniveau lezen (zie figuur 3) en<br />
dat de resultaten op begrijpend lezen ook<br />
sterk verbeterd zijn. De kinderen van het<br />
Enschedese Leesverbeterplan doen het op<br />
het gebied van begrijpend lezen beter dan<br />
het landelijk gemiddelde van de taalpilotsscholen<br />
(zie figuur 4). Onderzoek laat<br />
bovendien zien, dat de twee deelnemende<br />
SBO-scholen betere resultaten op het gebied<br />
van technisch lezen boeken dan een gemiddelde<br />
basisschool in Nederland (zie figuur<br />
5). Deze successen zijn des te opmerkelijker<br />
als we zien dat de landelijke monitoring van<br />
onderzoeksbureau OBERON toont dat de<br />
Enschedese leerlingpolulatie afwijkt van het<br />
landelijk gemiddelde. Landelijk heeft 15,5%<br />
van de leerlingen een extra-leerlinggewicht;<br />
in Enschede is dat 21%.<br />
De verbeterde leesvaardigheid leidde in<br />
Enschede ook tot:<br />
◆ betere rekenresultaten;<br />
◆ betere resultaten bij de kennisgebieden;<br />
Cluster indicatoren effectief<br />
onderwijs (HOE)<br />
1. Doelen<br />
2. Kwalitatief samenhangend curriculum<br />
en leerstof centraal<br />
3. Tijd voor lezen en extra tijd voor zwakke<br />
lezers<br />
4. (Convergente) differentiatie<br />
5. Directe instructie<br />
6. Vroegtijdig signaleren en reageren<br />
7. Monitoring<br />
Verder:<br />
Vaststellen opbrengsten: profiteren<br />
kinderen voldoende?<br />
23
Figuur 3<br />
Figuur 4<br />
Figuur 5<br />
◆ beter leren van de kinderen;<br />
◆ minder sociaal-emotionele problemen.<br />
Over de afname van gedragsproblemen is<br />
nog geen verder onderzoek gedaan, maar<br />
leerkrachten in Enschede geven dat steeds<br />
aan dat dit wel mogelijk is. Amerikaans<br />
onderzoek in het kader van the Alabama<br />
Reading Initiative laat zien dat in het eerste<br />
jaar van dit project de gedragsproblemen<br />
afnamen van 681 naar 127 en in het tweede<br />
jaar van 127 naar 118. De verklaring hiervoor<br />
is: bij goed onderwijs zijn er minder<br />
problemen.<br />
Er kan gesteld worden dat in Enschede door<br />
het realiseren van effectief leesonderwijs het<br />
maximale uit de leerlingen wordt gehaald.<br />
Niet milieu- of kindfactoren zijn verantwoordelijkheid<br />
voor de resultaten, maar de<br />
kwaliteit en effectiviteit van de instructie<br />
van de leerkrachten. Een aantal bevindingen:<br />
◆ Slechts 2% van de leerlingen heeft in<br />
groep 8 niet het minimaal gewenste AVI-9<br />
beheersingsniveau. Het gaat bij die 2%<br />
waarschijnlijk om dyslectische leerlingen.<br />
◆ De twee SBO-scholen doen het bij technisch<br />
lezen even goed als een gemiddelde<br />
basisschool in Nederland die aan de taalpilots<br />
deelneemt.<br />
◆ Het aantal A-B leerlingen bij begrijpend<br />
lezen is veel hoger dan dat van het landelijk<br />
gemiddelde. Dit toont aan dat veel<br />
aandacht voor risicolezers niet tot slechtere<br />
resultaten voor de betere leerlingen leidt.<br />
Integendeel, het aantal goede begrijpende<br />
lezers nam sterk toe.<br />
◆ In groep 7 en 8 is winst in leesvaardigheid<br />
24 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
te zien, terwijl de leespraktijk op veel scholen<br />
is dat de leesvaardigheid vanaf groep<br />
6 afneemt (Hacquebord e.a. <strong>2010</strong>). Een<br />
belangrijke ontdekking is dat zelfs kinderen<br />
in groep 7 en 8 wel degelijk nog een betere<br />
lezer kunnen worden.<br />
Er kan zelfs gezegd worden dat de in het<br />
Enschedese Leesverbeterplan participerende<br />
scholen in belangrijke mate erin slagen de<br />
milieukloof te dichten. De scholen doen<br />
door het geven van zeer effectief onderwijs<br />
in belangrijke mate de milieuachtergrond<br />
van de kinderen teniet. De Enschedese<br />
scholen voldoen aan de kenmerken van<br />
scholen op dit gebied die uit onderzoek naar<br />
voren komen (zie Chenoweth, 2007).<br />
◆ Ze hebben een sterke focus op instructie,<br />
een samenhangend curriculum en een<br />
professionaliseringsplan dat het werken<br />
met het curriculum ondersteunt.<br />
◆ Ze beschikken over een duidelijke visie op<br />
wat leerlingen moeten weten en doen; ze<br />
blameren hun leerlingen niet.<br />
◆ Bewust gedeeld leiderschap door de schoolleiding,<br />
interne begeleiding en taalcoördinatoren.<br />
◆ Het vieren van elk succes.<br />
◆ Ze beschikken over kennis en vaardigheden<br />
om effectief leesonderwijs te geven,<br />
charisma is niet nodig.<br />
Enschede en zijn omgeving kennen veel laag<br />
opgeleide inwoners; decennialang werden<br />
onder het gemiddelde liggende onderwijsresultaten<br />
als een natuurlijk gegeven<br />
gezien. De resultaten van het Enschedese<br />
Leesverbeterplan toont dat het onderwijs dat<br />
risicokinderen krijgen er veel meer toe doet<br />
dan de achtergrond van de kinderen. Dit<br />
blijkt ook uit het gegeven dat de resultaten<br />
op het einde van groep 8 op het gebied van<br />
technisch en begrijpend lezen veel beter zijn<br />
dan het landelijk gemiddelde. Cruciaal voor<br />
de verbetering van de leesvaardigheid waren<br />
de goed nageschoolde en de ondersteunde<br />
leraren, maar ook het onderwijskundig<br />
leiderschap van de schoolleiding. In de afgelopen<br />
tien jaar is er veel onderzoek gedaan<br />
naar wat het verschil voor leerlingen maakt<br />
met betrekking tot leerlingresultaten en nu<br />
is het volgens Darling-Hammond duidelijk.<br />
De belangrijkste factor voor het leren van de<br />
leerlingen is wat hun leerkrachten weten!”<br />
Literatuurlijst is in bezit van de redactie.<br />
Dr. Kees Vernooij, Lector hogeschool Edith Stein
column<br />
Ik ben op jou<br />
Drie jonge meisjes, duidelijk vriendinnetjes van<br />
elkaar, komen hand in hand het schoolplein<br />
over en stevenen recht op hun doel af. Het<br />
doel, Siempje uit groep 7 ziet het drietal vanuit<br />
zijn ooghoeken naderen en wordt binnen de<br />
kortste keren van zijn vriendjes geïsoleerd<br />
door het drietal dat in een cirkel om hem heen<br />
gaat staan. “Van Lotte”, klinkt het kort en één<br />
van de drie duwt een klein opgevouwen briefje<br />
in de hand van Siem. Zijn hart slaat een slagje<br />
over als Siem hoort dat het briefje van Lotte<br />
komt. Mooie Lotte, het engeltje van de klas,<br />
stuurt hem Siem met het ravenzwarte haar een<br />
briefje. Een beetje in verlegenheid door de drie<br />
paar ogen die op hem zijn gericht, wil Siem<br />
het briefje openvouwen. “Niet doen,” klinkt het<br />
gebiedend, “straks in de klas, niet eerder.” Siem<br />
knikt gedwee en de vijf minuten dat het speelkwartier<br />
nog duurt, lijken wel uren, uren met<br />
een gloeiend briefje in zijn vuist gekneld.<br />
Siem zit vooraan in de klas samen met drie<br />
andere klasgenootjes vormen ze een eilandje.<br />
Lotte zit in het andere eilandje schuin tegenover<br />
hem. Hij kikt naar haar maar zij is zoals<br />
altijd druk in de weer met de andere klasgenootjes<br />
van haar eilandje. Niets maar dan ook<br />
niets verraadt wat er op het briefje staat, ze is<br />
zoals altijd, een beetje druk en hemelsmooi<br />
met die blonde lokken die als een stralenkrans<br />
haar gezichtje omhelzen. Onder zijn tafeltje<br />
vouwt Siem met trillende handen het briefje<br />
open en leest “ik ben op jou” vlug kijkt hij naar<br />
‘zijn’ Lotte en even kruisen de blikken elkaar,<br />
Lotte glimlacht, Siem smelt.<br />
Je zult als tien- elfjarige maar niet kunnen<br />
lezen of schrijven of daar moeite mee hebben.<br />
Dan mis je het plezier van het schrijven van de<br />
briefjes en het lezen van de briefjes, briefjes die<br />
elk mensenkind belangrijk vindt omdat hij of<br />
zij ineens belangrijk is voor die ene andere. Of<br />
niet begrijpen wat je leest en op Lotte afstevenen<br />
om te vragen “Hoezo, je bent op mij, wat<br />
bedoel je daar eigenlijk mee?”<br />
Als zestienjarige en daardoor een wandelende<br />
hormonentijdbom had ik al door dat harten<br />
te stelen zijn met taal. En ik niet alleen, al mijn<br />
vriendjes wisten dat en dat was op zichzelf ook<br />
weer niet vreemd want vanaf de basisschool<br />
was de belangrijkheid van taal er als het ware<br />
ingeramd. Wij zijn nog van de generatie die<br />
vanaf klas 1 gedichtjes uit ons hoofd moesten<br />
leren en dat niet alleen, we moesten ze ook<br />
nog voordragen, liefst met gebaren zodat juf<br />
of meester goed konden zien dat we ten minste<br />
begrepen wat er stond. Elk woord dat we<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
kortnieuws column<br />
niet kenden, werd uitgelegd en de ‘dichterlijke<br />
vrijheid’ was aan de orde van de dag, zeker in<br />
groep zes als de gedichten van Gezelle aan de<br />
beurt waren.<br />
Langzaam maar zeker werden we ondergedompeld<br />
in een wereld van gevoel en taal, van<br />
het ‘Egidiuslied’ tot ‘Tsjilp’ met als tussenstop<br />
‘Marieke van Nimhwegen’ en ‘dien avond en<br />
dien roze’. Hoe kan het dan anders, in een tijd<br />
dat computers, printers, e-mail, sms, Skype,<br />
Facebook en Hyves nog niet bestonden en<br />
schrijfmachines alleen waren weggelegd voor<br />
de grote mensen, dat wij de pen ter hand<br />
namen en aan het geparfumeerde lichtblauwe<br />
briefpapier onze zieleroerselen en hartenkreten<br />
toevertrouwden. Onze vriendinnetjes<br />
zwijmelden bij het lezen van “als ik doodga,<br />
vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je<br />
hield. Vertel het aan de wind die in de bomen<br />
klimt of uit de takken valt, hoeveel ik van je<br />
hield.” En zij wist ook wel dat het van Hans Andreus<br />
was maar het was wel voor haar en voor<br />
haar alleen, deze in hanenpoten geschreven<br />
liefdesverklaring.<br />
Met rooie oortjes en opspelende hormonen<br />
las ik hoe mijn katholieke vriendinnetje haar<br />
versie van het ‘Hooglied van de liefde’ aan mij<br />
toevertrouwde op het pastelroze briefpapier<br />
met twee versierde hartjes als een watermerk<br />
in het midden “Als ik de liefde en jou niet heb,<br />
ben ik als een rammelend cimbaal, galmend<br />
koper”, het staat in mijn geheugen gegrift.<br />
Lieve juffen en beste meesters, als jullie straks<br />
voor de klas komen, of het nu in groep vier, vijf,<br />
zes, zeven of acht is, neem dan de dichtbundel<br />
ter hand en lees voor, laat lezen, laat uit het<br />
hoofd leren, laat voordragen, als die gedichten<br />
en versjes van het leuke ‘in mijn tuin liep er<br />
een torretje, van het mannelijk geslacht, het<br />
had een snorretje. Maar later bleek en dat was<br />
het frappante, het was waarschijnlijk een wat<br />
‘zwaar behaarde tante van Toon’, tot ‘Jantje<br />
groet ’s morgens de dingen.’ Leer de kinderen<br />
ook de schoonheid van de taal en niet alleen<br />
de grammatica en de spelling, leer ze hoe je<br />
met taal harten kan veroveren zodat Lotte<br />
straks als antwoord krijgt, ‘Lieve Lotte, ik stuur<br />
je drie kusjes, zie je straks op het plein, lieve<br />
lieve Lotte,<br />
Mijn XXX<br />
Jesse Jeronimoon<br />
25
De moeilijkheid zit ‘m niet in de nieuwe ideeën, maar in het ontsnappen aan de oude,<br />
die tot in de verste uithoeken van ons hoofd zitten (John M. Keynes).<br />
Handschriftonderwijs op de basisschool<br />
De wet en de Kerndoelen<br />
Schrijven komt niet meer voor in de Wet op<br />
het Basisonderwijs. En nog maar nauwelijks<br />
in de Kerndoelen… Wat lezen we<br />
in de Kerndoelen over dit vakgebied? De<br />
leerlingen leren informatie en meningen te<br />
ordenen bij het schrijven van een brief, een<br />
verslag, een formulier of een werkstuk. Zij<br />
besteden daarbij aandacht aan zinsbouw,<br />
correcte spelling, een leesbaar handschrift,<br />
bladspiegel en eventueel beeldende elementen<br />
en kleur.<br />
Deze basisvaardigheid, wordt dus niet meer<br />
als onderscheiden leervoorwaarde gezien.<br />
Het is onderdeel van taal geworden en dat<br />
verklaart voor een deel het onbegrip ervoor.<br />
In de kerndoelen wordt dus alleen nog<br />
‘leesbaarheid’ vereist. Dit subjectieve begrip<br />
wordt door iedereen anders ingevuld en is<br />
daarom onwerkbaar als kwaliteitscriterium<br />
voor deze basisvaardigheid. Wat hierboven<br />
in de afbeelding te zien is, is echt wel lees-<br />
In het handschriftonderwijs zijn erg veel verkeerde denkbeelden ontwikkeld, mede door di-<br />
verse ontwikkelingen door amateurs, zowel binnen het onderwijs (auteurs) als vanuit de com-<br />
mercie (uitgevers en therapeuten). Hierdoor is het handschriftonderwijs in de basisschool de<br />
afgelopen decennia erg achteruit gegaan, waardoor heel veel kinderen in de problemen zijn<br />
gekomen. In dit artikel gaan wij in op de oorzaken die tot dit slechte handschriftonderwijs<br />
hebben geleid en laten zie hoe het anders kan.<br />
baar. Niemand zegt namelijk hoeveel tijd je<br />
minimaal besteden moet aan het ontcijferen.<br />
Bovendien is de ene leerkracht heel<br />
handig in het ontcijferen, terwijl de ander er<br />
niets in ziet. Veel leerkrachten in de bovenbouw<br />
van de basisschool hebben een duidelijk<br />
uitgesproken mening over de kwaliteit<br />
van de handschriften van de leerlingen: “Als<br />
ik het maar kan lezen…” In feite zouden ze<br />
in dat geval de leerlingen hun leven lang<br />
moeten begeleiden om voor de ondertiteling<br />
zorg te dragen… Het schrift is immers<br />
bedoeld om door iedereen gelezen<br />
te worden. Het is dan ook niet<br />
de kwestie of een kind ‘leesbaar’<br />
schrijft. Aan dit enige criterium dat<br />
in de Kerndoelen voorkomt, kan<br />
geen enkele basisschool een zinnige<br />
leerlijn ontlenen.<br />
Het huidige handschriftonderwijs<br />
is totaal verworden. Slechte, op<br />
motoriek gebaseerde metho-<br />
26 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
dieken, niet ‘evidence based’, verwarrend<br />
aanbod bij instructie, een volslagen gebrek<br />
aan lettervormgevingskennis bij amateurauteurs<br />
en uitgevers van vele methodes en<br />
ook bij leerkrachten, vormen een substantieel<br />
deel van de ellende. De meeste schrijfmethoden<br />
lijken uit te gaan van hetzelfde<br />
concept: bewegings- en evenwichtsoefeningen,<br />
schrijfpatronen, luchtschrijven<br />
(zelfs neusschrijven komt voor; niets is het<br />
onderwijs te dol) en vervolgens vele jaren<br />
naschrijfoefeningen of gedrukte<br />
Hinkelend "leren schrijven".<br />
teksten naschrijven. Door er mopjes of<br />
lollige gedichtjes van te maken, meent men<br />
op kinderniveau bezig te zijn. Aangeklede<br />
beestjes die onzindelijke dingen doen op
de bladzijden, maken het geheel compleet.<br />
Zo leert geen kind hoe je letters vorm moet<br />
geven en hoe je je handschrift na de basisschool<br />
(en dat gaat gemiddeld om heel veel<br />
jaren) moet onderhouden. Een handschrift<br />
is namelijk tot aan de volwassenheid onderhevig<br />
aan voortdurende veranderingen.<br />
Vaak bewust, maar ook onbewust. Van die<br />
geleidelijke veranderingen is de leerling zich<br />
niet bewust en zo eindigt het handschrift<br />
vaak in een niet ontcijferbaar gekrabbel.<br />
In 2004 publiceerde de Stichting Schriftontwikkeling<br />
een onderzoek naar het<br />
verloop van de handschriftkwaliteit in het<br />
Primair Onderwijs. In bijgaande grafiek is<br />
duidelijk te zien dat de gemiddelde kwaliteit<br />
terugloopt bij het klimmen der jaren. Dat<br />
dit, zoals in het onderste grafiek te zien is,<br />
een overduidelijke relatie vertoont met de<br />
lesfrequentie mag duidelijk zijn.<br />
Van geen vaardigheid in het Primair Onderwijs<br />
mogen we echter accepteren dat de<br />
kwaliteit vermindert in de opeenvolgende<br />
jaren. Dat we dit wel accepteren van het<br />
verloop van de handschriftkwaliteit laat<br />
een verwording in het onderwijs zien. Deze<br />
staat uiteraard niet op zichzelf.<br />
Motoriek<br />
Uit onderzoek (Kavale en Mattson, 1983)<br />
is duidelijk gebleken dat het, in vrijwel<br />
alle schrijfmethoden gebruikte motorisch<br />
uitgangspunt voor het leren schrijven, niet<br />
werkt (effectgrootte: handwriting d=0,05).<br />
Door het staan op één been in groep 1 en<br />
2 en het oefenen van de grote motoriek<br />
kun je de handschriftvaardigheid echt niet<br />
voorbereiden. Het moet eigenlijk niet mogelijk<br />
zijn dat zulke onzin over vermeende<br />
didactische relaties in het onderwijs een<br />
toepassing in methoden en daarmee in het<br />
onderwijs vindt. Bij de instructie in groep 3<br />
moeten de kinderen de vormgeving van de<br />
letters doodeenvoudig op een goede manier<br />
uitgelegd krijgen. Het luchtschrijven dient<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
taalonderwijs<br />
daartoe beslist niet. Schrijven in de lucht<br />
geeft geen optische feedback. Goed onderwijs<br />
= goed uitleggen en goed voordoen<br />
Het zou aan te bevelen zijn dat er een<br />
controleorgaan wordt benoemd dat alle methoden<br />
aan eenduidige criteria onderwerpt.<br />
Het moet niet mogelijk zijn om niet-wetenschappelijk<br />
en onvakkundig onderbouwd<br />
lesmateriaal voor onze kinderen uit te<br />
geven. Op dit moment hebben alleen (vaak<br />
amateuristische) auteurs en uitgevers iets te<br />
zeggen over de kwaliteit van het methodemateriaal.<br />
De Australian Council of Educational<br />
Research (ACER) heeft in Australië onderzocht<br />
of scholen nog met de hierboven beschreven<br />
perceptuo-motorische werkwijze<br />
werkten. Het bleek dat vrijwel alle scholen<br />
PM-materialen en oefeningen aanboden.<br />
Daarbij werd vastgesteld dat geen school<br />
zich afvroeg of het ook werkte.<br />
Dit soort ‘vervangende’ proces-oefeningen<br />
zijn sterk afhankelijk van het ‘geloof’ erin.<br />
Men verwacht dat het een positief effect zal<br />
hebben als je een kind een insteekmozaïek<br />
laat maken. Meetbaar is dit echter niet. Met<br />
een algehele verbetering van de ‘handigheid’<br />
van een kind als doel is er niets mis met dit<br />
soort oefeningen maar om te verwachten<br />
dat het schrijven er beter van zal worden<br />
is te veel gevraagd. De leerkracht en de<br />
leerling moeten elke prestatieverbetering<br />
gewoon kunnen vaststellen.<br />
Schrijfpatronen<br />
Een bij deze methodiek behorende oefening<br />
is het maken van schrijfpatronen. Men is<br />
steeds meer het schrijven als het resultaat<br />
van een beweging gaan zien. De bewegingsleer<br />
heeft het in zo’n geval over ‘tijdig remmen’,<br />
als het om een letterlijn gaat, die niet<br />
door de grondlijn moet geschreven worden.<br />
Maar de bewegingsleer weet dan ook niets<br />
van lettervormgeving.<br />
We stelden ook vast dat schrijfpatronen een<br />
slechte invloed hadden op de letterlijnkwaliteit.<br />
Het is logisch, dat als je vooral gebogen<br />
lusvormen oefent, lettervormen daar later<br />
de sporen van gaan vertonen (zie afb.).<br />
Schrijfmethoden blinken in het vervolgtraject<br />
uit door hun fantasieloosheid. Meer dan<br />
naschrijfoefenigen wordt over het algemeen<br />
27
niet geboden. Sommige methoden laten<br />
de kinderen nog ‘creatief schrijven’, waarbij<br />
ze zelf de meest waanzinnige lettervormen<br />
mogen bedenken. Alsof je ze dat zou moeten<br />
laten oefenen en alsof ze daar ook maar<br />
iets van leren als het om goede lettervormgeving<br />
gaat!<br />
Binnen het perceptuo-motorisch concept<br />
denkt men dat kinderen maar onhandige<br />
lompe wezentjes zijn, waarvan je elke grafische<br />
oprisping de hemel in hoort te prijzen<br />
(auteur van “Schrijfdans”: “Niets hoeft, alles<br />
is goed”). Zo ontvangt een kind geen enkele<br />
feedback om het product te verbeteren (zie<br />
de kleurplaat van de slak: “Oh Barbara, wat<br />
heb je dat mooi gedaan!). Wat zou meer<br />
gemeend zijn, de vorige uitspraak of de<br />
volgende: “Oh Julia, wat heb je dat mooi<br />
gedaan!” (zie afb.)<br />
Kan het ook anders?<br />
Sinds een kleine tien jaar heeft de Stichting<br />
Schriftontwikkeling<br />
kinderen onderzocht<br />
op hun<br />
fijn-grafische<br />
mogelijkheden.<br />
Onderzocht<br />
werden de<br />
nauwkeurige<br />
waarneming<br />
en de nauwkeurigeuitvoering.<br />
Kinderen moesten een klein huisje<br />
tussen de lijnen van de 8 mm liniatuur van<br />
een schrijfblok tekenen. Daarbij ook het<br />
mannetje dat daar woont. Het bleek dat<br />
elke kleuter in staat was om aan deze eis te<br />
voldoen. Het tekenniveau verschilde sterk,<br />
maar de fijn-grafische mogelijkheden waren<br />
evident.<br />
Daarop hebben we een tweetal oefeningen<br />
ontwikkeld, die het ontwikkelen van een<br />
nauwkeurige grafische attitude mogelijk zou<br />
28 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
maken. De technieken daarbij bestonden uit<br />
het kleuren en arceren. Kleuren met kleine<br />
ronddraaiende bewegingen zo groot als<br />
de punt van je kleurpotlood (en ook even<br />
donker) en arceren met vooral rechte lijntjes<br />
van niet meer dan 1,5 cm lengte, waarmee<br />
de neerhalen in het schrift al geoefend worden<br />
nog voor er letters geschreven moeten<br />
worden. De benodigde nauwkeurigheid<br />
werd met een aanhoudende zachte dwang<br />
aangeleerd en onderhouden. Verkeerde<br />
grepen werden niet getolereerd.<br />
Daarnaast worden er al waarnemingsoefeningen<br />
aan lettervormen gedaan,<br />
zonder deze<br />
letters te tekenen.<br />
Ook is men bij<br />
deze benaderingswijze<br />
niet bang<br />
voor kapitalen<br />
(chocoladeletters).<br />
Jonge kinderen<br />
hebben hier een<br />
voorkeur voor:<br />
Ze zijn makkelijk<br />
uit losse streken te<br />
maken, zijn allemaal<br />
even hoog, kunnen<br />
zonder problemen<br />
gespiegeld worden en<br />
door kinderen in het<br />
eerste jaar op school<br />
deze letter zonder problemen<br />
toe te staan, wordt de zo gewenste<br />
aansluiting tussen school en thuis nog eens<br />
benadrukt.<br />
Doorgaans worden de letters in groep 3<br />
via de perceptuo-motorische werkwijze als<br />
volgt aangeleerd: Een letter verschijnt in het<br />
groot. De juffrouw doet hem voor op het<br />
bord (op een digitaal bord is dat vrijwel niet<br />
te doen; lang leve de technische vooruitgang).<br />
De kinderen moeten de letter in de<br />
lucht schrijven. [Alle kinderen zwaaien<br />
vrolijk naar de juf, niemand ziet iets (ook de<br />
juf niet) en na afloop is iedereen blij dat het<br />
weer gelukt is].<br />
Na afloop van deze actie is er dus niets<br />
gebeurd. Kinderen die een foute constructie<br />
uitvoerden, vallen niet op bij het luchtschrijven.<br />
Alleen de route van de letter wordt<br />
aan de kinderen uitgelegd en eventueel<br />
voorgedaan. Soms ontbreekt zelfs het voordoen.<br />
Niemand heeft belangstelling voor<br />
vormgevingskenmerken van de letter. Deze<br />
zijn juist hard nodig om het handschrift<br />
steeds weer goed uit te kunnen voeren. Met<br />
eenzelfde traject kun je een letter namelijk<br />
op verschrikkelijk veel manieren vormgeven
(zie afb.)Met dezelfde vormgevingscriteria<br />
echter komen letters er ongeveer hetzelfde<br />
uit te zien.<br />
Bij de grafo-cognitieve werkwijze worden<br />
deze vormeigenschappen bij het aanleren<br />
van de letter betrokken. Voorbeelden<br />
daarvan zijn: Waar is de letterlijn recht en<br />
waar gebogen. Is het een grote boog of een<br />
kleine bocht. Waar voeg je de letter uit of in.<br />
Hoe breed is de breedte t.o.v. de hoogte enz.<br />
Op de meeste scholen wordt dit de kinderen<br />
niet geleerd.<br />
Verkeerde standpunten<br />
Verbonden of niet verbonden schrift (blokschrift).<br />
Allereerst zijn er diverse misverstanden<br />
gaande rondom de benaming<br />
van de verschillende schriftsoorten. Veel<br />
mensen noemen kapitalen (door kinderen<br />
ook wel ‘grote letters’ genoemd) blokletters.<br />
Dit is onjuist.<br />
Blokletters zijn van drukletters nagebootste<br />
lettervormen (‘kleine letters’). Omdat drukletters<br />
niet zijn ontworpen om geschreven te<br />
worden, gaat er van alles fout. De een denkt<br />
bij een letter b aan een stok en dan een<br />
bolletje, de ander zal deze letter in één doorgaande<br />
lijn schrijven. Deze laatste werkwijze<br />
heet ook wel ‘lopend’, terwijl het schrijven in<br />
losse delen ‘staand’ wordt genoemd. Alleen<br />
al over dit punt is geen duidelijkheid in het<br />
onderwijs. Deze verwarring wordt echter<br />
zonder gewetensbezwaren overgedragen op<br />
de kinderen…<br />
Daar komen nog uitgevers bij die allerlei<br />
lees-werkbladen aanbieden bij de leesmethode<br />
voor groep 3 en daar moeten de arme<br />
kindertjes een soort ‘blokletter’ voor schrijven<br />
die ze even later weer moeten inruilen<br />
voor verbonden schrift, wat uiteraard ook<br />
weer de nodige verwarring schept.<br />
Dan heb je nog mensen de menen dat kinderen<br />
toch later allemaal los gaan schrijven,<br />
dus waarom zou je ze dan nog verbonden<br />
schrift aanleren. Een aantal schrijfmethodes<br />
biedt daarom een ‘bolletje-stokje’-blokletteralfabet<br />
aan en kinderen krijgen niet de<br />
gelegenheid om deze nieuwe lettersoort op<br />
de goede wijze te leren.<br />
Want, als je losse letters schrijft, moet je wel<br />
een juiste letterspatie toepassen. De meeste<br />
meisjes die zich een ‘losse letter’ aanmeten,<br />
begrijpen niets van<br />
een juiste letterspatie<br />
en plakken voor de<br />
zekerheid maar alle<br />
letters tegen elkaar.<br />
Wat is dan nog ‘los<br />
schrijven’?<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
Alle leerlingen moeten tot en met groep<br />
8 aan elkaar blijven schrijven, terwijl er<br />
daarnaast aandacht moet worden gegeven<br />
aan wanneer je wel los schrijft en wanneer<br />
niet. Blokletters zijn nuttig bij adressering<br />
op enveloppen, invullen van formulieren,<br />
kofferlabels, etiketten, kopjes en titels. Dus<br />
overal waar grote nauwkeurigheid een grote<br />
rol speelt. Verbonden schrift gebruik je voor<br />
de doorsnee aantekeningen die in tempo en<br />
hoeveelheid moeten worden uitgewerkt.<br />
Maar, leerlingen moeten niet in alle gevallen<br />
los moeten gaan schrijven, want van losse<br />
lettersoorten zijn er heel veel van en je kunt<br />
dan elke afwijkende letter die je tegenkomt<br />
in je los geschreven tekst invoegen. Sommigen<br />
gaan zo ver met het invoegen van<br />
creatieve lettervormen, dat ze hun eigen<br />
aantekeningen niet meer kunnen lezen.<br />
De letters van het verbonden schrift echter<br />
kunnen niet anders dan verbindingsgeschikt<br />
zijn en van dat soort letters zijn er niet<br />
zoveel. Kinderen die tot en met groep 8 aan<br />
elkaar blijven schrijven, behouden daarmee<br />
het allermeest de aangeleerde handschriftkwaliteit!<br />
De school moet alle kinderen dus<br />
verbonden laten schrijven tot en met het<br />
einde van de basisschool. Kinderen die tot<br />
het eind toe aan elkaar blijven schrijven<br />
ontwikkelen de meest consistente handschriften.<br />
Een uiterst kwalijke praktijk…<br />
In de bovenbouw wordt het handschriftonderwijs<br />
meestal afgerond met het vrijgeven<br />
van het schrijven vanaf groep 7. Geen<br />
schrijflessen meer en iedereen mag vanaf<br />
nu zelf weten hoe hij/zij schrijft. Je moet je<br />
persoonlijke handschrift ontwikkelen, wordt<br />
vaak als argument gebruikt.<br />
Alsof je ook je eigen spelling moet ontwikkelen!<br />
Waarom heeft men dan in groep 3 en<br />
4 zoveel moeite gedaan om de kinderen zo<br />
goed mogelijk te laten schrijven? Waarom<br />
schrijven de kinderen gemiddeld in groep 4<br />
en 5 beter dan in groep 7 & 8?<br />
Door het staken van schrijflessen in combinatie<br />
met het vrijgeven van het Westerse<br />
schoolschrift komen veel kinderen in het<br />
voortgezet onderwijs duidelijk in de problemen.<br />
Deze praktijk leidt direct tot ‘grafisch<br />
29
analfabetisme’.<br />
De jongen van bijgaand ‘spijker’handschrift<br />
was al een tijd onder behandeling van een<br />
fysiotherapeut en volgde daarop nog vijf<br />
maanden lang (!) een ‘klinisch practicum’<br />
(door drie bewegingsspecialisten!) aan<br />
een universiteit. Er was geen verbetering<br />
merkbaar. Toen we hem de belangrijkste<br />
lettervormgevingsregels binnen een half<br />
uur uitlegden en voordeden, kon hij deze al<br />
meteen toepassen.<br />
Begeleiding vanaf het begin<br />
In de eerste twee leerjaren is het<br />
verwachtingspatroon van veel leerkrachten<br />
t.a.v. het jonge kind duidelijk veel te laag.<br />
Men meent dat het onderwijs ‘speels’ moet<br />
blijven, maar realiseert zich niet dat voor<br />
veel jonge kinderen leren juist ook spelen<br />
is. Kinderen zijn vanaf 2,5 jaar motorisch<br />
al ver genoeg ontwikkeld om zeer fijne<br />
bewegingen uit te kunnen voeren. Toch<br />
wordt deze mogelijkheid niet serieus<br />
genomen. De kinderen krijgen vervolgens<br />
alleen maar grove materialen in handen,<br />
terwijl men ze niet leert hoe je fijn teken- en<br />
schrijfmateriaal het beste beet kunt pakken<br />
en hanteren. Bekend is hoe jonge kinderen<br />
feilloos aanvoelen wat er van ze verwacht<br />
wordt. Als er weinig (uitdaging) wordt<br />
aangeboden, zullen ze ook weinig presteren.<br />
Onderpresteren geldt dus t.a.v. dit aspect<br />
voor de meeste kinderen.<br />
Wie bij youtube intoetst ‘three years old’,<br />
krijgt een keur aan motorische<br />
activiteiten van hoog niveau te zien!<br />
Probeer door de cognitieve prestaties<br />
heen te kijken (ook al zijn die<br />
erg de moeite waard), en kijk vooral<br />
naar de motorische kwaliteit op<br />
zich. Kinderen kunnen in principe,<br />
nog voordat ze naar de basisschool<br />
gaan, elke motorische taak uitvoeren, zolang<br />
het alleen om het motorische niveau gaat.<br />
De cognitieve aansturing van de motoriek<br />
moet natuurlijk de juiste impulsen afgeven.<br />
Maar dat is het kennisdeel, de overdracht.<br />
De motoriek staat echter geheel klaar.<br />
Daarom moeten jonge kinderen geen grove<br />
materialen aangereikt krijgen die auto-<br />
matisch bewegingen vanuit de schouder<br />
oproepen. Ze kunnen vanaf het allereerste<br />
begin op school leren om zeer fijne<br />
grafische opdrachten uit te voeren. Door<br />
deze opdrachten kan tegelijk op greep en<br />
houding worden gelet. Dat kan niet staand<br />
met krijtjes in beide vuisten en krassend op<br />
muziek (Schrijfdans).<br />
Al vanaf groep 1 moet veel aandacht gegeven<br />
worden aan houding en greep met fijne<br />
materialen. Kinderen moeten een duidelijke<br />
begeleiding krijgen in het ontwikkelen van<br />
hun grafische vaardigheid. Hun ‘grafisch’<br />
zelfvertrouwen wordt er groter van.<br />
Veel scholen laten het hierbij zitten. Steeds<br />
meer ouders zien dit zelf ook. Een moeder<br />
van een jongetje dat al een keer vanwege zijn<br />
handschrift was blijven zitten, kon door onze<br />
aanwijzingen haar zoontje weer op de goede<br />
manier laten schrijven. Ze schreef ons:<br />
Heb goed nieuws, Kevin vertelde mij vanmiddag<br />
dat juf zijn werk naar keek, en dat zijn<br />
juf met open mond zat te kijken, van he’ wat<br />
goed van jou. Ze vroeg aan Kevin hoe hij<br />
dat voor elkaar had gekregen, hij zei tegen<br />
haar door een meneer en door mijn moeder.<br />
Ze vroeg ook of hij bij de fysio was geweest,<br />
nee hoor zei Kevin en daar gaan we ook niet<br />
meer heen. Ik vroeg zo aan Kevin Hoe voel jij<br />
er nou onder? Hij zei zo van ik ben trots op<br />
mijzelf.(super toch) Toen we gisteren druk bezig<br />
waren met het arceren hij had zo veel lol<br />
hij vond het super. Ik moest gisteren gewoon<br />
huilen om het feit dat hij weer vertrouwen in<br />
zichzelf krijgt.<br />
Bij hoeveel kinderen wordt op dit moment<br />
niet volslagen onnodig de hoofdtaak van het<br />
basisonderwijs overgenomen door gretige,<br />
betaalde bewegingstherapeuten? Prof. John<br />
Hattie (“Visible Learning “; 2009) waarschuwt<br />
in dit verband terecht voor het grote<br />
gevaar van ‘loss of status’, wat in de zojuist<br />
30 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
geciteerde brief duidelijk te lezen is!<br />
Een leerkracht kan nog zoveel doen aan<br />
sociaal-emotionele opvoeding. Als de<br />
basisvaardigheden niet op niveau worden<br />
aangeleerd, betekent die sociaal-emotionele<br />
opvoeding niet meer dan het paard achter<br />
de wagen spannen.<br />
Wat te doen?<br />
We bepleiten daarom allereerst een controlesysteem<br />
op methode maken. We kunnen<br />
de kwaliteit van wat we onze kinderen voorzetten<br />
niet af laten hangen van de belangen<br />
van uitgevers en de vele amateur-auteurs.<br />
Ten tweede moeten alle basisscholen het<br />
mechanisme afschaffen om kinderen met<br />
een slecht handschrift naar een bewegingstherapeut<br />
te sturen. Deze handschriftondeskundigen<br />
vergroten alleen maar het<br />
competentieverlies van het kind, terwijl het<br />
onderwijs zich ondertussen niet verbetert.<br />
Het handschriftprobleem zit namelijk niet<br />
in het kind, maar in de school!<br />
Ten slotte moet de inspectie ook weer basisscholen<br />
op handschriftkwaliteit controleren.<br />
Ze moet controleren of in alle groepen<br />
handschriftonderwijs wordt gegeven.<br />
Basisvaardigheden horen niet binnen het<br />
basisonderwijs gestaakt te worden… Geen<br />
school moet zelf uit mogen maken of een<br />
basisvaardigheid niet meer gegeven hoeft<br />
te worden vanaf een bepaald leerjaar. Een<br />
‘basisschool’ heet nu eenmaal niet voor<br />
niets zo. Elke basisvaardigheid moet worden<br />
aangeleerd, ontwikkeld en onderhouden.<br />
De basisvaardigheid schrijven moet dus<br />
weer terug in de Wet op het Basisonderwijs.<br />
De kerndoelen moeten worden aangepast:<br />
De eis moet zijn ‘goed vormgegeven schrift’,<br />
waarna de school aanleert wat ‘goed vormgegeven’<br />
inhoudt. De inspectie controleert.<br />
De inmiddels ontwikkelde Kennisbasis<br />
(onlangs vastgestelde minimumdoelen<br />
voor de aankomende onderwijzer) moet op<br />
pabo’s en op termijn op de basisschool<br />
goed worden uitgevoerd<br />
zodat elke aanstaande leerkracht<br />
weet, heeft van wat evidence based<br />
handschriftonderwijs inhoudt en<br />
hoe letters moeten worden vormgegeven.<br />
En daarbij vooral hoe je dat<br />
aan kinderen goed moet uitleggen en<br />
voordoen. Dat kan echter alleen als je er zelf<br />
in excelleert.<br />
Elke school kan bij de Stichting Schriftontwikkeling<br />
informatie en/of een lezing aanvragen.<br />
Astrid Scholten & Ben Hamerling
taalonderwijs<br />
Dyslexie: een ‘optisch identificatietekort’<br />
Balt van Raamsdonk is dyslectisch.<br />
Door zo objectief mogelijk zijn<br />
eigen leesproces te observeren,<br />
heeft hij een visie op zijn leesstoor-<br />
nis ontwikkeld die afwijkt van de<br />
huidige, meest gangbare opvat-<br />
tingen over dyslexie. Deze andere<br />
visie geeft aanleiding tot een an-<br />
dere aanpak. Voor dyslectici vormt<br />
het ‘optisch identificatietekort’ het<br />
primaire probleem bij het leren<br />
lezen en spellen en niet - in eerste<br />
instantie - het fonemisch tekort.<br />
Ooit werd ik door een deskundige een ‘klassiek<br />
dyslecticus’ genoemd, d.w.z. dat ik alle<br />
verschijnselen van een dyslecticus vertoon<br />
en nog wel in ernstige mate. Dyslexie heeft<br />
mijn leven voor een groot deel bepaald.<br />
Toen ik 60 werd, had ik het geluk dat ik<br />
mijn bedrijf kon verkopen en dat ik me<br />
kon gaan verdiepen in dit gekke probleem<br />
dat je normaal kunt spreken, normaal kunt<br />
denken maar dat het lezen zich niet normaal<br />
voltrekt. Omdat ik hierover wilde schrijven,<br />
ging ik op zoek naar informatie over wat<br />
er tot dan toe bekend was over dyslexie. Ik<br />
nam contact op met de stichting Balans, met<br />
de vereniging Woortblind maar ook met de<br />
deskundigen op het gebied van dyslexie van<br />
verschillende universiteiten in Nederland.<br />
Die zoektocht heeft er toe geleid dat ik in<br />
2003 een hoofdstuk mocht schrijven in het<br />
boek ‘Leven met dyslexie’ dat werd uitgegeven<br />
naar aanleiding van het gelijknamige<br />
congres dat toen werd gehouden in Groningen.<br />
Dit hoofdstuk bevatte een eerste versie<br />
van mijn ‘fenomenologische benadering van<br />
dyslexie’.<br />
Door het vele lezen dat ik in die tijd deed,<br />
ontdekte ik dat ik steeds meer korte woorden<br />
in één oogopslag herkende zonder<br />
dat ik ze eerst spellend moest decoderen.<br />
‘Leeskilometers maken’ doet dus iets met je<br />
brein! Zou het mogelijk zijn om kinderen<br />
met aanleg voor dyslexie niet eerst spellend<br />
te leren lezen maar om hen meteen herkennend<br />
te leren lezen en dan, vanuit het hele<br />
woord, optisch te leren spellen?<br />
Tekort aan grafemisch bewustzijn<br />
Mijn benadering van dyslexie begint met het<br />
kijken naar de fenomenen, de verschijnselen,<br />
die zich voordoen bij lezen en schrijven. Ik<br />
spreek daarbij vanuit eigen ondervinding.<br />
Het is niet mijn bedoeling het probleem<br />
dyslexie vanuit de sociaal-emotionele kant te<br />
benaderen.<br />
In de jaren negentig ontdekte men dat<br />
dyslexie te maken had met ‘de fonologische<br />
verwerking’ (klankherkenning) van de taal.<br />
In het brein van nog zeer jonge zogenaamde<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
risicokinderen werden afwijkende reacties<br />
op auditieve prikkels gevonden. Onder<br />
deskundigen ontstond consensus over het<br />
‘fonologisch/fonemisch tekort’ als oorzaak<br />
van dyslexie. Een kind met dyslexie zou niet<br />
goed in staat zijn om letterklanken binnen<br />
een gehele woordklank te leren onderscheiden.<br />
Iedereen was blij: dat moest het zijn!<br />
Maar... ik herkende dit niet bij mezelf! Bij<br />
lezen heb je toch primair met letter- en<br />
woordbeelden te maken en niet met letter-<br />
en woordklanken. Lezen betreft toch een<br />
zichtbaar gemaakte taal. En met die zichtbare<br />
beelden had ik problemen, niet omdat<br />
er iets aan mijn ogen mankeerde maar<br />
omdat ik alleen rijtjes letters zag. Het lukte<br />
mij niet aan zo’n rijtje letters een betekenisvolle<br />
samenhang te ervaren; het rijtje kreeg<br />
geen herkenbaar ‘gezicht’. Ik was niet in staat<br />
om (aanvankelijk) letterbeelden en (later)<br />
woordbeelden in één oogopslag te identificeren<br />
met hun klank en betekenis waardoor<br />
ik ze niet direct leerde benoemen. Zolang<br />
een rechtopstaand streepje met een punt<br />
erboven nog als zodanig wordt gezien, heeft<br />
deze waarneming in de perceptie van de<br />
waarnemer niet de metamorfose ondergaan<br />
waardoor de klank ‘ i ‘ direct aan dit beeld<br />
‘ i ’ kan worden beleefd. Het streepje en de<br />
punt hebben dan nog niet het ‘gezicht’ van<br />
31
één letter gekregen, een ‘ i ‘.<br />
Nu noem ik dit verschijnsel een ‘optisch<br />
identificatietekort’. Dit ‘optisch identificatietekort’<br />
ligt dus ten grondslag aan een tekort<br />
aan fonemisch bewustzijn want wat niet<br />
wordt herkend, kan niet worden benoemd!<br />
Men zou van een tekort aan grafemisch bewustzijn<br />
kunnen spreken. Vroeger noemde<br />
men een dyslecticus ‘woordblind’ en dat was<br />
heel terecht. Door goed te leren spreken,<br />
heeft het in aanleg dyslectische kind zijn<br />
fonologisch tekort op het gebied van zijn<br />
moeder/spreektaal al voor een groot deel<br />
overwonnen; het heeft geleerd de betekenis<br />
van taal met de klank van taal te identificeren.<br />
Recent onderzoek<br />
Sinds enkele jaren duikt in wetenschappelijk<br />
onderzoek naar dyslexie in binnen- en<br />
buitenland, steeds vaker het begrip ‘visuele<br />
(aandachts) factor’ op. Die zou een (negatieve)<br />
rol spelen bij deze leesstoornis. Zo heeft<br />
het grote tienjarig onderzoek naar dyslexie<br />
van de NWO (Nederlandse organisatie van<br />
Wetenschappelijk Onderzoek) gevonden dat<br />
niet alleen auditieve prikkels maar ook visuele<br />
prikkels vaak vertraagd worden verwerkt<br />
in de hersenen van in aanleg dyslectische<br />
kinderen. Bij een belangrijk Amerikaans<br />
hersenonderzoek is een cluster van neuronen<br />
in het brein gevonden dat in verband<br />
staat met het herkennen van series (rijtjes)<br />
letters die samen een woord vormen. Bij<br />
dyslectici disfunctioneert dit cluster.<br />
Deze ontdekkingen moeten haast wel iets<br />
met mijn ‘optisch identificatie-tekort’ te<br />
maken hebben! Maar tot nu toe hebben ze,<br />
bij gezaghebbende orthopedagogen nog niet<br />
geleid tot nieuwe inzichten op het gebied van<br />
leesonderwijs aan leerlingen met dyslexie,<br />
hoewel de consensus over een fonologisch/<br />
fonemisch tekort als primair probleem bij<br />
dyslexie, haarscheurtjes begint te vertonen.<br />
Leesmethoden en dyslexie<br />
Ik durf de bewering aan dat de moderne<br />
lees- en spelmethodes dyslexie bevorderend<br />
zijn. ‘Letter- klankkoppelen’, spellend/<br />
decoderend lezen, ‘hakken en plakken’...<br />
Stuk voor stuk vormen ze een ramp voor<br />
in aanleg dyslectische leerlingen omdat het<br />
oefeningen zijn in het opdelen en decoderen<br />
van ‘rijtjes letters’. Deze leerlingen zouden<br />
vanwege hun ‘optisch identificatietekort’ juist<br />
de betekenisvolle samenhang van de letters<br />
en de volgorde waarin ze staan, moeten leren<br />
ontdekken. Daar zijn oefeningen voor. Een<br />
woordbeeld vormt een geheel dat als geheel<br />
herkend en gelezen moet worden. Als dit<br />
niet vanaf het begin gebeurt, vormt zich een<br />
verkeerd ‘lexicaal pad’ in de hersenen van in<br />
aanleg dyslectische kinderen en dit geldt ook<br />
voor andere in aanleg zwakke lezers. Een<br />
verkeerd leesproces is te omschrijven als:<br />
‘decoderend, luisterend, verklankend, en dan<br />
pas begrijpend lezen’, terwijl het zou moeten<br />
zijn: ‘kijkend, begrijpend lezen’.<br />
Bij identificatie van woordbeeld met woordklank<br />
klinkt de woordklank als het ware<br />
direct op uit het beeld. Wanneer het een bekend<br />
woord betreft waarbij de klank al met<br />
een betekenis is geïdentificeerd, is de klank<br />
die opklinkt betekenisvol. Wanneer het een<br />
onbekend woord, een pseudowoord of een<br />
woord in een vreemde taal betreft, roept<br />
het beeld geen betekenis op maar (indien<br />
uitspreekbaar) wel een woordklank.<br />
Spelfouten moet je zien<br />
Zeker leren ook dyslectische kinderen de<br />
betekenis van kortere, veel gebruikte woor-<br />
32 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
den snel herkennen – welke leesmethode<br />
ook wordt gebruikt - maar een groot aantal<br />
woorden blijven ze verklanken. Daardoor<br />
krijgen ze meestal niet het leestempo dat in<br />
de samenleving van hen wordt gevraagd,<br />
bijvoorbeeld om de ondertiteling van een<br />
film te kunnen bijhouden.<br />
Het principe van lezen berust op woordbeeldherkenning,<br />
op identificatie van<br />
woordbeeld met zijn betekenisvolle woordklank.<br />
Het principe van schrijven en spellen<br />
berust op het produceren van een woordbeeld<br />
vanuit een innerlijk visuele voorstelling.<br />
Als een leerling onvoldoende in staat is<br />
om zich zo’n voorstelling te maken, moet hij<br />
wel ‘spellend’ - dus vanuit de klank - schrijven.<br />
En dat levert vaak spelfouten op die hij<br />
vervolgens niet als fout herkent. Spelfouten<br />
kan je niet horen, die moet je zien. Ook spelfouten<br />
komen dus ook voort uit een optisch<br />
probleem.<br />
Wat en hoe dan wel? Ik ontwikkelde het preleescurriculum<br />
‘Alfabedding’ dat bestaat uit<br />
vijf basisoefeningen. Deze basisoefeningen<br />
zijn bedoeld om vooraf te doen gaan aan het<br />
‘echte’ leren lezen. Alfabedding beoogt een<br />
aanzet te zijn tot herkennend leren lezen<br />
(niet te verwarren met globaal lezen) en<br />
optisch leren spellen.<br />
Aanvankelijk is meestal niet bekend welke<br />
leerlingen van een groep in aanleg dyslectisch<br />
zijn. De oefeningen zijn dan ook<br />
geschikt voor alle aanstaande lezers. Voor<br />
in aanleg dyslectische leerlingen maar ook<br />
voor andere, in aanleg zwakke lezers vormt<br />
Alfabedding zelfs een onmisbaar fundament<br />
voor hun latere ‘leescarrière’. Met enige<br />
aanpassing kan iedere al op school gebruikte<br />
lees- en of spelmethode voortbouwen op dit<br />
fundament.<br />
De oefeningen bestaan uit het vergelijken en<br />
daarna innerlijk voorstellen van eerst de letters,<br />
en vervolgens van lettercombinaties en<br />
van korte woordjes. Het gaat daarbij om het<br />
herkennen op basis van de uiterlijke vorm<br />
en positie van letters en woordbeelden. Pas<br />
daarna mogen deze worden benoemd. De<br />
laatste oefening betreft het optisch spellen:<br />
het tellen en in de juiste volgorde benoemen<br />
van letters binnen een innerlijk voorgesteld<br />
woordje.<br />
De volgende stappen zullen zijn: het<br />
wetenschappelijk onderbouwen van mijn<br />
visie op dyslexie en de empirische toetsing<br />
op basisscholen van het pre-leescurriculum<br />
‘Alfabedding’. Dat zal niet lang op zich laten<br />
wachten.<br />
Balt van Raamsdonk
taalonderwijs<br />
Verbetering van taalonderwijs<br />
op de basisschool<br />
Van het onderwijs mag je verwachten dat het een wezenlijke<br />
bijdrage levert aan het onderwijzen van onze taal. De opbrengst is<br />
echter onder de maat. Waarom zijn de resultaten zo bedroevend?<br />
Deugt het curriculum niet, de leraren, het management? Zijn de<br />
kinderen niet meer leerbaar? Ik wil vandaag proberen antwoorden<br />
te geven op deze vragen. Ik wil wat gedachten aan u voorleggen<br />
die m.i. kunnen leiden tot een verbetering van het taalonderwijs<br />
op de basisschool en ik doe hetzelfde waar het gaat om de<br />
bijdragen van de pabo. En dat alles budgettair neutraal!<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
33
Aanbevelingen BAO<br />
‘Mijn hoofd loopt om!’, kent u die uitdrukking,<br />
zou dominee Gremdaat zeggen. Mijn<br />
hoofd loopt om, we hebben het al zo druk,<br />
ik heb geen tijd, Sinterklaas wacht, de<br />
kerstman nadert… ‘Mijn hoofd loopt om…’;<br />
ik moet bij deze uitdrukking toch even<br />
stilstaan omdat zij anders de koerswijziging<br />
onmogelijk maakt.<br />
Mijn adagium is: minder doen in meer tijd!<br />
Begin met het afslanken van het takenpakket<br />
zodat er weer ruimte vrij komt voor<br />
bezinning. Kwaliteit i.p.v. kwantiteit. Anders<br />
geformuleerd: keuzes maken! Geen tijd is<br />
een kwestie van geen prioriteiten kunnen<br />
stellen. Norm bij die keuzes moet zijn: onze<br />
kerntaken.<br />
In de ruim 20 jaar dat ik bovenmeester<br />
was van een basisschool, hanteerde ik deze<br />
regel al en er kwam bij mij niets de school<br />
binnen als men ook niet gelijktijdig aangaf<br />
wat we dan niet meer zouden doen. Zo<br />
voorkwam ik dat de school dichtslibde en<br />
het verzorgen van onderwijs in het gedrang<br />
kwam. Geen ijsberen redden, typecursussen<br />
organiseren, tangodansen, kinderpostzegels,<br />
de nationale ontbijtdag, sponsorlopen of<br />
acties van AH met die eeuwige kleurplaten.<br />
Kinderen worden horendol van al die<br />
activiteiten en de rust, de structuur en het<br />
dagritme die noodzakelijk zijn om het leren<br />
mogelijk te maken, ontbreken of worden ten<br />
minste ondermijnd.<br />
Leerkrachten moeten de regie weer in eigen<br />
hand nemen. Een leerkracht is langzamer-<br />
hand meer tijd kwijt met het verantwoorden<br />
van zijn of haar onderwijs, dan met<br />
het verzorgen ervan. Laat leerkrachten die<br />
tijd gebruiken om hun lessen goed voor te<br />
bereiden. Houd je vakliteratuur bij en pleeg<br />
zelfonderzoek: waarom doe ik wat ik doe?<br />
Hoe zinvol en betekenisvol zijn mijn activiteiten,<br />
hoe geef ik die taalles en waarom doe<br />
ik het zo? Is wat in die handleiding staat wel<br />
didactisch verantwoord? Heb ik überhaupt<br />
wel kennis genomen van de handleiding?<br />
Zomaar wat vragen….<br />
Dus: keuzes maken. Ik wil mijn visie<br />
concretiseren en doe dat aan de hand van<br />
het domein lezen in de breedste zin van het<br />
woord.<br />
In het onderzoeksblad Didaktief van oktober<br />
<strong>2010</strong> is een special verschenen over Begrijpend<br />
lezen, de belangrijkste vaardigheid<br />
die de basis is voor verder leren. Zo’n special<br />
zou verplichte kost moeten zijn tijdens een<br />
teamvergadering. Geen agenda, geen notulen,<br />
ingekomen stukken en w.v.t.t.k., slechts<br />
een pot koffie op tafel en met zijn allen het<br />
eigen onderwijs beschouwen en van gedachten<br />
wisselen over de volgende vragen:<br />
◆ vinden de kinderen op onze school begrijpend<br />
lezen ook een rotvak?<br />
◆ wat doen wìj eigenlijk en weten we van<br />
elkaar wat we doen?<br />
◆ hebben we met elkaar dezelfde visie? Wat<br />
staat er in ons schoolplan?<br />
◆ hoe goed is ònze Begrijpend-leesmethode?<br />
Hebben we die wel nodig?<br />
◆ wat is eigenlijk de zin van al die werkboekjes<br />
met invuloefeningen?<br />
34 Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
◆ taalzaakvakonderwijs? Waar hebben we<br />
het dan over? Zijn we ons bewust van de<br />
kansen die daar liggen qua woordenschatontwikkeling<br />
en het doorgronden van de<br />
schooltaal? Worden onze lessen daardoor<br />
niet authentieker en dus betekenisvoller?<br />
En als we dan besluiten een verbetertraject<br />
uit te voeren omdat we elkaar de ogen hebben<br />
geopend, is mijn overtuiging dat een<br />
koerswijziging pas kans maakt als we bij<br />
elkaar gaan kijken en over de verbeterstappen<br />
blijven discussiëren. Geen onderwijsinnovatie<br />
zonder klassenconsultatie!<br />
Tonke Dragt: “Jeugdboeken zijn een soort geestelijke<br />
vakantie, mits de boeken maar goed geschreven zijn.”
Mijn tweede invalshoek bij het domein<br />
lezen is het voorlezen en het zgn. ‘vrij lezen’.<br />
Beide leesvormen zijn een onuitputtelijke<br />
bron van gevarieerd en kwalitatief goed<br />
en breed taalaanbod. Als het plezier in het<br />
lezen eenmaal is ervaren, ligt er een wereld<br />
voor ons open. Daarom moeten we eerst<br />
maximaal investeren in het ‘lol’ beleven<br />
in lezen en als het team zich daar de volle<br />
100% voor inzet, zullen de druiven zoet zijn.<br />
De oogst is rijk en manifesteert zich binnen<br />
alle taaldomeinen:<br />
◆ uitbreiding van de woordenschat;<br />
◆ voorzetsels die weer op de goede plaats vallen<br />
(irriteert u zich ook zo aan de ‘vrije val’<br />
der voorzetsels?);<br />
◆ uitdrukkingen en zegswijzen, spreekwoorden,<br />
alles komt aan bod binnen een<br />
natuurlijke context;<br />
◆ woordbeelden komen veelvuldig langs en<br />
leiden tot een betere spelling;<br />
◆ zinsconstructies, tekstbegrip, verhaalconventies,<br />
het komt allemaal aan de orde<br />
maar blijft impliciet, want het plezier in<br />
lezen staat centraal.<br />
Dus geen energie steken in een nationale<br />
ontbijtdag, maar de eerste 20 minuten van<br />
de dag ‘vrij’ lezen. De juf leest òòk en dit<br />
voorbeeldgedrag levert als vanzelf allerlei<br />
boekpromotieactiviteiten op. De leerkracht<br />
die zijn leerlingen enthousiast kan maken<br />
Taaltoetsen pabo> wat feiten:<br />
jaren 90: 3% scoort voldoende bij 1e afname<br />
<strong>2010</strong>: 40% scoort voldoende bij 1e afname<br />
ALPO: 96% scoort voldoende bij 1e afname<br />
Cesuur: 73% en 'middelen"...?!<br />
Voorstel: cesuur 1e jaar 75%<br />
cesuur 2e jaar 80%<br />
cesuur 3e jaar 85%<br />
cesuur 4e jaar 90% (eindtoets)<br />
Kennis en vaardigheden moeten worden onderhouden<br />
op het hbo!<br />
ALPO staat voor Academische Lerarenopleiding<br />
Basisonderwijs en is uitsluitend toegankelijk voor<br />
studenten met een vwo-diploma. Het is een gecombineerde<br />
opleiding van de Universiteit Utrecht (Onderwijskunde)<br />
en de Hogeschool Utrecht (pabo).<br />
‘Cesuur 73%’ betekent dat het omslagpunt onvoldoende/voldoende<br />
ligt bij een score van 73%. Echter<br />
een student kan zijn onvoldoende kennis van de basisgrammatica<br />
compenseren met een ruime voldoende<br />
voor het onderdeel interpunctie. Ik ben van mening<br />
dat voor elk onderdeel apart een goed percentage moet<br />
gelden van 75%; jaarlijks te verhogen met 5%. Niet<br />
‘middelen’ dus.<br />
voor het lezen van boeken is in mijn ogen<br />
een topleerkracht en bewijst zijn leerlingen<br />
een dienst voor het leven.<br />
Aanbevelingen pabo<br />
Als we deze visie delen, welke rol is er dan<br />
weggelegd voor de pabo’s? Laat ik beginnen<br />
met het goede nieuws: we boeken progressie<br />
waar het gaat over de taalbeheersing van de<br />
studenten. We bieden bijspijkercursussen<br />
aan en we boeken resultaten.<br />
Enige vooruitgang is te zien maar vooralsnog<br />
alleen op de terreinen spelling,<br />
grammatica, formuleren en interpunctie.<br />
Er is meer werk aan de winkel: de schrijf-<br />
en leesvaardigheid van de studenten is<br />
zorgelijk. Daar moet de komende jaren ook<br />
expliciet aandacht aan worden besteed. We<br />
worden echter geholpen door de feedback<br />
van studenten de afgelopen jaren op het<br />
curriculum: ‘Mag het allemaal wat pittiger,<br />
uitdagender en van een wat hoger niveau?<br />
Het is nu vooral veel doen en maken.’ Wellicht<br />
krijgen we dan ook de jongens weer<br />
terug op de pabo? Feitelijk is hun advies:<br />
slank het curriculum af en biedt meer<br />
diepgang. Een advies dat overeenkomt met<br />
mijn adagium: minder doen in meer tijd en<br />
kwaliteit is de norm.<br />
Laat ik hier het onderzoeksblad Didaktief<br />
als voorbeeld nemen om daarmee duidelijk<br />
te maken hoe we onze studenten op hun<br />
wenken kunnen bedienen.<br />
Laat studenten onderzoek doen. De special<br />
“Lezen” van oktober <strong>2010</strong> is wederom een<br />
mooi uitgangspunt. We stimuleren het<br />
studerend lezen van de studenten met een<br />
authentieke, actuele, informatieve tekst<br />
waaruit een onderzoeksvraag voortkomt:<br />
hoe wordt het begrijpend lezen gegeven op<br />
je stageschool? Uit dit onderzoek kan ook<br />
blijken dat de didactiek van de stagebegeleider<br />
niet kritiekloos moet worden gekopieerd!<br />
Iets wat nog al eens voorkomt.<br />
Kinderen verwerven en ontwikkelen hun<br />
taal op basis van taalaanbod, taalproductie<br />
en feedback. Leraren basisonderwijs spelen<br />
daarbij een belangrijke rol. Zij bepalen in<br />
hoge mate de kwaliteit van het taalaanbod<br />
en geven feedback op de taalproductie van<br />
hun leerlingen met als doel hun taalniveau<br />
te verhogen.<br />
In het verlengde van bovenstaande stel ik<br />
voor dat jeugdliteratuur een vast en terugkerend<br />
onderdeel van het pabo-curriculum<br />
wordt. Studenten leggen over 4 jaar een<br />
longlist aan over alle genres en bestuderen<br />
relevante secundaire literatuur over een<br />
Vakwerk december <strong>2010</strong><br />
taalonderwijs<br />
beargumenteerde shortlist. Met een schat<br />
aan leeservaringen, kennis van de jeugdliteratuur<br />
en de daarbij passende didactiek ga je<br />
dan de praktijk in. Bij vertellen en voorlezen<br />
op de basisschool is goed taalaanbod<br />
gewaarborgd.<br />
Tot slot doe ik een oproep aan de onderwijsminister,<br />
Marja van Bijsterveldt, voorheen<br />
burgemeester van het dorp waar ik woonachtig<br />
ben en die ik ook ken uit de periode<br />
dat zij onderwijs in haar portefeuille had. Ik<br />
ken haar als een ‘daadkrachtig bestuurder’<br />
en er wacht haar een schone taak.<br />
Maak de woorden waar die je eerder sprak:<br />
◆ meer focussen op rekenen en taal, leg de<br />
meetlat hoog;<br />
◆ leerkrachten, neem je vak terug van de<br />
schoolleiding en ik zou aan haar woorden<br />
willen toevoegen: neem je vak terug van de<br />
politiek, terug van de inspectie. Leg uit wat<br />
je doet, waarom je die keuze hebt gemaakt<br />
en wat je dus niet doet;<br />
◆ gooi niet alle maatschappelijke problemen<br />
over de schutting van het onderwijs intussen<br />
de suggestie wekkend bij de ouders dat<br />
de school het allemaal wel kan/moet oplossen.<br />
Kinderen met een rugzak zijn niet automatisch<br />
beter af in de gewone klas omdat<br />
ze wat geld meekrijgen. Ouders wordt in<br />
allerhande brochures en pr-programma’s<br />
van OC&W van alles beloofd, maar de<br />
mensen op de werkvloer moeten maar zien<br />
hoe ze daar handen en voeten aan geven;<br />
◆ faciliteer het onderwijs maar laat de<br />
uitvoering over aan de leraren en verlos<br />
hen van de druk om met alle maatschappelijke<br />
winden mee te moeten waaien. Dan<br />
ontstaan ruimte en tijd om denkkracht te<br />
ontwikkelen om zo op de werkvloer te bepalen<br />
welke koers we willen/moeten gaan<br />
varen om het taalonderwijs daadwerkelijk<br />
te verbeteren.<br />
John Beeckman<br />
35
VakWerk<br />
HET LEDENBLAD VAN DE VERENIGING BETER ONDERWIJS NEDERLAND<br />
Antwoordnummer 57032<br />
3507 VB Utrecht<br />
redactie@beteronderwijsnederland.nl<br />
www.beteronderwijsnederland.nl<br />
Nummer 7 | 5 e Jaargang | december <strong>2010</strong>