02.05.2013 Views

Berlewalde - Vitruvius

Berlewalde - Vitruvius

Berlewalde - Vitruvius

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

ARCHEOLOGIE CULTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG<br />

MANAGING<br />

CULTURAL HERITAGE<br />

UNDERWATER<br />

JAARGANG 1 • NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

O N A F H A N K E L I J K V A K T I J D S C H R I F T V O O R<br />

‘BERLEWALDE’<br />

EEN VERDWENEN<br />

ACHTERHOEKSE WILDERNIS<br />

FORUM: REACTIE OP ‘MOETEN MOLENS ALTIJD MALEN?’<br />

HOE VERDER MET DE<br />

GODSHUIZEN IN<br />

NEDERLAND?<br />

KORT: IMPRESSIES ‘A WIDER VIEW’ TRIËNNALE APELDOORN • ARCHEOLOGIE BETUWEROUTE AFGESLOTEN •<br />

DE RACM EN HET CULTUURLANDSCHAP • RECENT VERSCHENEN • AGENDA • EN MEER


Synergie<br />

in optima<br />

forma...<br />

De mix van archeologie, cultuurlandschap en monumentenzorg<br />

onderscheidt VITRUVIUS – synergie in de zuiverste<br />

vorm. Een keur aan gerenommeerde namen dragen bij aan de fraai<br />

verzorgde uitgaven. <strong>Vitruvius</strong> bereikt iedereen die meetelt op de<br />

drie werkterreinen. <strong>Vitruvius</strong> verschijnt niet in de winkel.<br />

Nederland 4x per jaar € 45,-<br />

België 4x per jaar € 55,-<br />

Wat dacht u van een (cadeau)abonnement?<br />

Mail naar info@uitgeverijeducom.nl


itruvius<br />

inhoud<br />

ARCHEOLOGIE CULTUURLANDSCHAP MONUMENTENZORG<br />

A C M<br />

18<br />

MANAGING<br />

CULTURAL<br />

HERITAGE<br />

UNDERWATER<br />

REAGEREN?<br />

REACTIES OP ARTIKELEN IN DEZE<br />

UITGAVE VAN VITRUVIUS KUNNEN<br />

TOT 15 NOVEMBER 2008 NAAR DE<br />

UITGEVER WORDEN GESTUURD.<br />

10<br />

‘BERLEWALDE’<br />

EEN VERDWENEN<br />

ACHTERHOEKSE<br />

WILDERNIS<br />

44<br />

A WIDER VIEW<br />

OP INDUSTRIE-<br />

LANDSCHAPPEN<br />

KORT PAG 4-9, 56: ROMEINSE WORTELS KANALENEILAND • OERBOS BIJ RODERWOLDE • IMPRESSIES A WIDER VIEW TRIËNNALE<br />

APELDOORN • IJZERGIETERIJ WORDT KLOPPEND HART • OPNIEUW ROMEINSE SCHEEPSVONDST • ARCHEOLOGIE BETUWEROUTE<br />

AFGESLOTEN • DE RACM EN HET CULTUURLANDSCHAP • MONUMENTENPRIJS 2008 NAAR TEMMINCK GROLL EN MEER<br />

RECENT VERSCHENEN PAG 33, 51-53 • AGENDA PAG 54-55<br />

1<br />

26<br />

HOE VERDER MET DE<br />

GODSHUIZEN IN<br />

NEDERLAND?<br />

32<br />

ERFGOED OP EIGEN BENEN,<br />

EEN PRIJS VAN HET VSBFONDS<br />

V ITRUVIUS F ORUM<br />

34<br />

EEN REACTIE OP<br />

‘MOETEN MOLENS<br />

ALTIJD MALEN?


UITGEVER/BLADMANAGER<br />

Robert Diederiks<br />

REDACTIE<br />

Drs. H.G. Baas<br />

mw. Drs. P.J. Braaksma<br />

R.P.H. Diederiks<br />

Ir. M. van Hunen<br />

mw. Drs. M. Kapelle<br />

Dr. H.C.M.Kleijn<br />

Dr. R.C.G.M. Lauwerier<br />

S.A. Muller<br />

mw. Dr. E.M. Theunissen<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

<strong>Vitruvius</strong> is een informatief,<br />

promotioneel, onafhankelijk<br />

vaktijdschrift dat beoogt<br />

kennis en ervaring uit te<br />

wisselen, inzicht<br />

te bevorderen<br />

REDACTIERAAD<br />

Drs. C.H.M. (Chris) de Bont<br />

Wageningen Universiteit<br />

Drs. H.M.P. (Jeroen) Bouwmeester<br />

Synthegra<br />

Drs. D.E. (Dorien) Fröling ADC<br />

Dr. T.G. (Timo) Nijland TNO<br />

Dr. R.J. (Reinout) Rutte TU Delft<br />

Prof.Dr.Ir. M. (Theo) Spek<br />

RACM, Rijksuniversiteit Groningen<br />

Ir. F.G.M. (Frank) Véhof NRf<br />

Ir. G.A. (Gerdy) Verschuure-Stuip<br />

TU Delft<br />

C O L O F O N<br />

2<br />

en belangstelling<br />

te kweken voor<br />

de vakgebieden<br />

archeologie,<br />

cultuurlandschap en<br />

monumentenzorg.<br />

EEN UITGAVE VAN MET MEDEWERKING VAN<br />

NV Amersfoortse Maatschappij<br />

tot Stadsherstel<br />

Postbus 842<br />

3800 AV Amersfoort<br />

Tel. 033-460 5020<br />

www.stadsherstelamersfoort.nl<br />

Uitgeverij Educom BV<br />

Mathenesserlaan 347<br />

3023 GB Rotterdam<br />

Tel. 010-425 6544<br />

Fax 010-425 7225<br />

E-mail info@uitgeverijeducom.nl<br />

www.uitgeverijeducom.nl<br />

S U B - S P O N S O R S<br />

Projectbureau<br />

Belvedere<br />

Postbus 389<br />

3500 AJ Utrecht<br />

Tel. 030-230 5010<br />

www.belvedere.nu<br />

Synthegra bv<br />

Doetinchemseweg 61A<br />

7007 CB Doetinchem<br />

Tel. 0314-36 99 40<br />

www.synthegra.com<br />

M E D E - O N D E R S T E U N E R S<br />

ADC ArcheoProjecten<br />

Nijverheidsweg-Noord 114<br />

3812 PN Amersfoort<br />

Postbus 1513<br />

800 BM Amersfoort<br />

Rijksdienst voor<br />

Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en<br />

Monumentenzorg<br />

(RACM)<br />

ABONNEMENTEN<br />

Nederland 4 nrs/jaar E 45.-<br />

België 4 nrs/jaar E 55.-<br />

Voor betaling wordt een factuur<br />

verzonden. Vermeld bij correspondentie<br />

altijd het abonneenummer (zie de<br />

factuur). Tijdige betaling garandeert<br />

regelmatige toezending. Abonnementen<br />

lopen automatisch door. Opzeggingen<br />

(uitsluitend schriftelijk per aangetekend<br />

schrijven) dienen uiterlijk twee<br />

maanden voor afloop van de abonnementsperiode<br />

in ons bezit te zijn.<br />

Nationaal<br />

Restauratiefonds<br />

Postbus 15, 3870 DA Hoevelaken<br />

Tel. 033-253 9439<br />

info@restauratiefonds.nl<br />

www.restauratiefonds.nl<br />

Tel. 033-299 8181<br />

Fax 033-299 8180<br />

www.archeologie.nl<br />

LEZERSSERVICE /<br />

NABESTELLINGEN<br />

Adresmutaties/abonnementen<br />

en nabestellingen doorgeven<br />

via info@uitgeverijeducom.nl<br />

© Copyrights Uitgeverij Educom BV<br />

OKTOBER 2008.<br />

Niets uit deze uitgave mag worden<br />

gereproduceerd door middel van boekdruk,<br />

foto-offset, fotokopie, microfilm of<br />

welke andere methode dan ook, zonder<br />

schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

ISSN 1874-5008


VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

LECTORI SALUTEM!<br />

In de zomervakantie van 2008 is door redactieleden,<br />

schrijvers en reviewers hard doorgewerkt om met<br />

elkaar weer een nieuwe editie van <strong>Vitruvius</strong> te<br />

produceren; nummer 5, jaargang 2. Zoals inmiddels<br />

gebruikelijk een afwisselend nummer met ditmaal voor<br />

het eerst een uitgebreide forumdiscussie.<br />

Eindelijk krijgt het stiefkind van de archeologie – archeologie<br />

onder water – met het artikel over het MACHUproject,<br />

in <strong>Vitruvius</strong> de aandacht die het verdient. Het<br />

artikel van Door Jelsma is een geweldige bijdrage aan<br />

‘ons’ Jaar van het Religieus Erfgoed en cultuurlandschappers<br />

worden bediend met een mooi verhaal over de<br />

Achterhoekse wildernis ‘<strong>Berlewalde</strong>’ en een ruimere blik<br />

op industriële landschappen.<br />

Niet alleen aan de inhoud van dit nummer is gewerkt,<br />

maar ook kunnen we met trots onze redactieraad presenteren.<br />

Daarnaast hebben nieuwe organisaties uit het veld<br />

zich verbonden aan <strong>Vitruvius</strong>. En zo hoort het ook want<br />

zonder daadwerkelijke steun vanuit de cultuurhistorische<br />

wereld is dit initiatief geen lang leven beschoren.<br />

Gelukkig ziet het ernaar uit dat de positie van <strong>Vitruvius</strong><br />

steeds sterker wordt en dat er na een eerste jaargang nog<br />

vele zullen volgen.<br />

Mocht u een bijdrage willen leveren aan <strong>Vitruvius</strong>, in<br />

welke vorm of hoedanigheid dan ook, meldt u zich dan<br />

bij de uitgever: info@uitgeverijducom.nl<br />

ADVERTENTIE<br />

– De redactie


K ort VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

KANALENEILAND HEEFT<br />

ROMEINSE WORTELS<br />

Bij archeologisch onderzoek in de wijk<br />

Kanaleneiland is onlangs de grens<br />

van het Romeinse rijk teruggevonden.<br />

Wethouder Harm Janssen legde in juli jl.<br />

door een boring een stukje van het tracé van<br />

de Romeinse weg in Kanaleneiland bloot.<br />

Onder het ophogingszand van de woonwijk<br />

uit de jaren ’60 blijken zich goed bewaarde<br />

resten te bevinden van de weg die de legerkampen<br />

langs de Romeinse grens met elkaar<br />

verbond. Mede naar aanleiding van deze<br />

vondst werkt de gemeente aan een integraal<br />

plan voor de presentatie van de Romeinse<br />

grens in de openbare ruimte en de ontwikke-<br />

ling van allerlei educatieve en culturele<br />

initiatieven langs deze grenslijn.<br />

De afgelopen jaren was de loop van de<br />

Romeinse grens in het nieuwe stadsdeel<br />

Leidsche Rijn al grotendeels teruggevonden.<br />

Een groot deel van dat tracé is inmiddels via<br />

een wandelroute te volgen. Maar waar de weg<br />

ten oosten van het Amsterdam-Rijnkanaal<br />

liep, dus onder de bestaande stad Utrecht,<br />

Archeologen hebben in de Rotterdamse<br />

deelgemeente IJsselmonde<br />

crematiegraven aangetroffen die<br />

mogelijk ouder zijn dan 6500 jaar.<br />

Archeoloog Arnold Carmiggelt sprak van<br />

een unieke vondst voor Nederlandse begrip-<br />

was tot voor kort onbekend. Op initiatief van<br />

de gemeente heeft er de afgelopen weken<br />

gericht onderzoek plaatsgevonden in Kanaleneiland.<br />

Door middel van grondboringen<br />

kon het grind dat ooit het plaveisel van de<br />

weg vormde, worden opgespoord. Maar liefst<br />

twee kilometer van het wegtracé is in de afgelopen<br />

weken in kaart gebracht. Het booronderzoek<br />

is uitgevoerd door Archeologisch<br />

Adviesbureau RAAP. De komende maanden<br />

wordt het onderzoek voortgezet, met als doel<br />

pen. In de drie kuilen in zogenoemde rivierduinen<br />

lagen verbrande menselijke botten,<br />

vermoedelijk van jagers, vissers en voedselverzamelaars.<br />

De archeologen troffen ook resten van een<br />

oeros en een wild zwijn, die vermoedelijk<br />

4<br />

om het tracé compleet te krijgen tot aan de<br />

gemeentegrens met Bunnik. Als dat lukt, zal<br />

het gehele wegtracé binnen de gemeente<br />

Utrecht bekend zijn.<br />

ROMEINSE GRENS ZICHTBAAR<br />

In het integraal plan voor de publiekspresentatie<br />

van de Romeinse grens wordt gestreefd<br />

naar een herkenbare markering in de openbare<br />

ruimte en naar informatievoorziening<br />

op plekken met een bijzonder verhaal, zoals<br />

de vindplaatsen van Romeinse wachttorens<br />

of schepen in Leidsche Rijn. Het actieplan<br />

mikt op samenwerking met ontwikkelaars,<br />

terreinbeheerders, scholen etcetera die op de<br />

grenslijn actief zijn. Doel is om de Romeinse<br />

grens op termijn te laten uitgroeien tot een<br />

kralenketting van educatieve projecten en<br />

culturele initiatieven. Bij de ontwikkeling<br />

van het actieplan zijn ook betrokken het<br />

Initiatief Domplein 2013, Tinker Imagineers<br />

en OKRA landschapsarchitecten. De<br />

gemeente wil de eerste concrete markeringen<br />

en initiatieven volgend jaar al gerealiseerd<br />

hebben.<br />

PREHISTORISCHE CREMATIEGRAVEN ONTDEKT IN ROTTERDAM<br />

aan de doden zijn meegegeven als voedsel.<br />

‘Aan de hand van onderzoek met radioactieve<br />

koolstof gaan we na hoe oud de resten<br />

precies zijn. Daar gaat wel een aantal<br />

maanden overheen’, aldus Carmiggelt.


K ort VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

Het boek C.B. van der Tak, Stadsarchitect tussen modernisme<br />

en traditie 1929-1945 van de auteurs Anton Groot en Max<br />

Cramer is een van de 33 geselecteerde Best Verzorgde<br />

boeken in Nederland over het jaar 2007.<br />

Uit de 465 inzendingen, de grootste inzending van de afgelopen<br />

jaren, koos een vakjury 33 boeken – het maximum aantal boeken<br />

volgens het reglement – als best verzorgd. Het boek over Van der<br />

Tak als één van de weinige architectuurboeken onderscheiden<br />

vanwege de heldere verzorgde vormgeving, afbeeldingen en grafischtechnische<br />

productie. Hoewel voor de jury geen exacte definitie vast<br />

ligt van een winnend boek zijn: inspiratie, als een duidelijke visie op<br />

het onderwerp; optimale betrokkenheid van vorm en inhoud; en wat een<br />

BOEK C.B. VAN DER TAK<br />

ÉÉN VAN ‘BEST<br />

VERZORGDE BOEKEN’<br />

boek typografisch leesbaar maakt, herhaaldelijk uitgangspunt bij de<br />

keuze. Het juryrapport zegt onder meer over het boek:<br />

‘Architectuur is een onderwerp dat elk jaar flink onder de inzendingen<br />

is vertegenwoordigd. Het levert vaak boeken als stoeptegels<br />

op. Het boek over C.B. van der Tak (1900-1977) richt zich<br />

voornamelijk op een gespecialiseerd publiek. Het biedt een uitputtende<br />

studie van ’s mans leven en bouwkunst. De auteurs laten<br />

geen detail onbesproken. Dit kloeke, aantrekkelijke werk valt op<br />

door zijn helderheid en de kwaliteit van lithografie, druk en afwerking.<br />

De ontzaglijke hoeveelheid informatie wordt opgediend in<br />

een duidelijk te herkennen structuur.’<br />

Staand v.l.n.r.: Anton Groot en Max Cramer, de auteurs van het boek<br />

C.B. van der Tak; uitgever Kees van den Hoek, Uitgeverij Thoth; eindredacteur<br />

Wim Platvoet, Uitgeverij Thoth en binder Herman van<br />

Waarden, Boekbinderij Van Waarden. Zittend: beide ontwerpers<br />

Ronald Boiten en Irene Mesu uit Amersfoort.<br />

30 MILJOEN EURO RESTAURATIESUBSIDIE<br />

VOOR RIJKSMONUMENTEN<br />

Begin juli reikte de directie van de<br />

Rijksdienst voor Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten<br />

(RACM), namens minister Plasterk (OCW),<br />

in dierentuin Artis in Amsterdam 30 miljoen<br />

euro aan beschikkingen uit aan eigenaren of<br />

vertegenwoordigers aan 105 ‘overige’ rijksmonumenten,<br />

die kampen met aanzienlijke<br />

restauratieachterstand. Tot deze gevarieerde<br />

groep behoren o.a. kastelen, kerken en buiten-<br />

plaatsen. Artis zelf kreeg ruim 750.000 euro<br />

voor het restaureren van het Apenhuis. Ook<br />

het DRU-complex in Ulft, het NS-stationsgebouw<br />

van Delft (foto), de Tribune<br />

Sportpark Jong Holland in Alkmaar,<br />

Panorama Mesdag in Den Haag, Fort<br />

Pannerden in Doornenburg (foto) en de<br />

Locomotievenloods in Roosendaal vielen in<br />

de prijzen.<br />

5<br />

De hoogste subsidie van bijna 800.000 euro<br />

ging naar Amersfoort voor een opknapbeurt<br />

van de Stadsmuren (foto),. Verder valt op dat<br />

provincie Zuid-Holland ruim vertegenwoordigd<br />

is met 27 honoreringen. Ook religieus<br />

erfgoed werd goed bedeeld met 50 kerken,<br />

kerktorens en pastorieën. De minister heeft<br />

als doel de huidige 17% in achterstand eind<br />

2010 terug te brengen tot 10%.


K ort<br />

Tijdens archeologisch onderzoek in de<br />

woningbouwlocatie Leidsche Rijn bij<br />

Utrecht is een wrak gevonden van<br />

een tot nu toe onbekend Romeins scheepstype.<br />

De opgegraven resten vertonen sterke<br />

gelijkenis met de hedendaagse punter, een<br />

Als over paar jaar de voormalige<br />

IJzergieterij van de DRU herbestemd<br />

is en er ca. 270 nieuwe<br />

woningen gebouwd zijn, zal deze historische<br />

locatie het kloppend hart vormen van de<br />

begin 2005 gevormde gemeente Oude<br />

IJsselstreek. Daarin zijn plaatsen zoals<br />

Terborg, Ulft en Gendringen opgegaan.<br />

Het DRU-terrein ligt geografisch gezien in<br />

het centrum van de nieuwe gemeente. Zodra<br />

het meest monumentale gebouw, het<br />

Portierscomplex, herbestemd zal zijn als<br />

cultureel centrum met als grootste gebruikers<br />

een poppodium, horeca, theaterruimte,<br />

het Nederlands IJzermuseum, vergaderruimte<br />

voor de gemeenteraad en een bibliotheek,<br />

dan zal dit gebouw ook sociaal en cultureel<br />

gezien het middelpunt vormen.<br />

Naast deze functies zullen 2 van de 7 Rijksmonumenten<br />

herbestemd worden in de sfeer<br />

van wonen. BOEi zal het gebouw, waar ooit<br />

badkuipen gemaakt werden, herontwikkelen<br />

voor bewoning. Het principe daarbij is dat de<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

OPNIEUW BELANGRIJKE ROMEINSE<br />

SCHEEPSVONDST IN LEIDSCHE RIJN<br />

traditioneel, Hollands vaartuig, waarvan de<br />

oorsprong tot dusverre onduidelijk was.<br />

Scheepsarcheologen zijn zeer opgetogen over<br />

de vondst, die een doorbraak betekent voor<br />

onze kennis over de ontwikkeling van<br />

Romeinse en latere scheepstypen. De Rijksdienst<br />

voor Archeologie, Cultuurlandschap<br />

en Monumenten (RACM) spreekt van ‘een<br />

van de belangrijkste scheepsarcheologische vondsten<br />

in ons land ooit’.<br />

De jongste vondst is gedaan in een dicht<br />

geslibde rivierbedding in de nabijheid van<br />

het Romeinse fort dat op de Hoge Woerd ten<br />

noorden van De Meern was gelegen. Het fort<br />

was bezet tussen ca. 40 en 270 na Chr., maar<br />

de rivier begon al rond 230 ernstig te verlanden.<br />

Mede op grond daarvan én op basis<br />

van vondstmateriaal in de omringende<br />

rivierafzettingen, kan het schip worden gedateerd<br />

omstreeks het jaar 200 of iets later.<br />

IJZERGIETERIJ WORDT KLOPPEND<br />

HART OUDE IJSSELSTREEK<br />

nieuwe bewoners van de Badkuipenfabriek<br />

zelf opdrachtgever zullen zijn voor de verbouwing<br />

en restauratie. Er zullen ongeveer<br />

14 ‘gebouwkavels’ (van ca. 150-300 m?) casco<br />

aangeboden worden, die de nieuwe eigenaren<br />

naar eigen inzicht kunnen verbouwen tot<br />

woon- en of werk/hobbyruimte.<br />

Op 16 maart ging de herontwikkeling officieel<br />

van start. De nieuwe naam van het<br />

gebied wordt: ‘het Gietelinck’, een verwijzing<br />

naar de restanten in de ovens die de volgende<br />

dag weer opnieuw gebruikt werden in<br />

de ijzergieterijen. De naam verwijst ook naar<br />

het hergebruik van de gebouwen en het<br />

opnieuw vormen van het DRU-complex.<br />

Koos van Lith architecten uit Nijmegen is<br />

bezig met voorstellen van het voorlopig ontwerp<br />

voor ca. 27 appartementen, 8 nieuwbouwwoningen<br />

en het kantoorgebouw.<br />

Tevens zal het gehele binnenterrein en de te<br />

restaureren watertoren in het plan geïntegreerd<br />

worden.<br />

6<br />

Het scheepje was ongeveer 9 m lang en is<br />

overlangs voor iets meer dan de helft<br />

bewaard. De scheepsbodem (het zogenaamde<br />

vlak) was ongeveer 9 m lang en 1,05 m breed,<br />

en bestond oorspronkelijk uit twee eiken<br />

planken, die naar de einden toe lancetvormig<br />

toeliepen. De boorden stonden in<br />

een uitgespaarde keep aan de zijkant van de<br />

vlakplanken en werden met spanten (zogenaamde<br />

knieën) overeind gehouden in een<br />

hoek van ongeveer 125° ten opzichte van het<br />

vlak. Heel typerend is dat de boordplanken<br />

samenkwamen in een schuin vooruit staande<br />

stevenbalk. Deze is zelf weliswaar niet<br />

bewaard, maar de uitsparing waar deze in<br />

stond is in een van de uiteinden nog te zien.<br />

Daarmee heeft het scheepje de belangrijkste<br />

eigenschappen van punter-achtige vaartuigen.<br />

Een verwant scheepstype, iets groter van uitvoering<br />

en met stompere einden, is de zogenaamde<br />

bok.


K ort<br />

De Rijksdienst voor Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten<br />

heeft zijn beleid op het gebied van<br />

cultuurlandschap vastgesteld en gepubliceerd<br />

in de nieuwe brochure ‘De C van de<br />

RACM’. Bij de oprichting van de RACM in<br />

2006 werd de nieuwe tak cultuurlandschap<br />

door de Minister van OCW toegevoegd aan<br />

de taken archeologie en monumentenzorg.<br />

Het cultuurlandschap staat onder druk door<br />

de aanleg van infrastructuur, moderne landbouw<br />

en verstedelijking. De roep om het<br />

landschap te beschermen wordt steeds vaker<br />

gehoord. Recreanten, bewoners en beleidsmakers<br />

zien steeds meer hoe bijzonder en<br />

waardevol het Nederlandse landschap is.<br />

Het rijk springt in op deze toegenomen aandacht<br />

door het ontwikkelen van nieuw<br />

beleid. In de brochure wordt aan de hand van<br />

vier voorbeelden aangegeven hoe de RACM<br />

dit rijksbeleid ondersteunt door het ontwikkelen<br />

en toepasbaar maken van kennis, door<br />

het bijdragen aan rijksbeleid en internationaal<br />

beleid en de doorwerking daarvan, door<br />

het waarderen en beschermen van landschappen<br />

van nationaal of internationaal belang<br />

en door het adviseren over de omgang met<br />

cultuurlandschap in de praktijk.<br />

Sim Visser, afdelingshoofd Landschappelijk<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

WAT DOET DE RACM VOOR<br />

HET CULTUURLANDSCHAP?<br />

en Stedenbouwkundig Erfgoed bij de RACM,<br />

spreekt in de brochure over het cultuurlandschap<br />

als een ijkpunt in onze dynamische<br />

samenleving. ‘Ons vlakke Nederlandse landschap<br />

heeft een enorme diepte. Niet alleen vanwege<br />

de landschappelijke variatie, maar vooral<br />

ook vanwege het verhaal achter deze landschappen.<br />

Dat verhaal vertellen, en het inpassen in de<br />

ruimtelijke ordening, is een nieuwe taak van de<br />

RACM. We staan daarin niet alleen. Overal zie<br />

je toenemende aandacht voor het cultuurlandschap.<br />

Niet alleen in de politiek en het ruimtelijke<br />

beleid, maar ook in het onderwijs, op<br />

televisie, in de literatuur en in de beeldende<br />

kunst. En dat is niet zo vreemd. Voor de moderne<br />

Nederlander, die leeft in een dynamische, stedelijke<br />

samenleving, is het cultuurlandschap een<br />

oase van rust en continuïteit, een ijkpunt voor de<br />

eigen identiteit.’<br />

Binnen de taak van de RACM op het gebied<br />

van cultuurlandschap wordt de komende<br />

jaren prioriteit gegeven aan projecten van<br />

nationaal belang, zoals Werelderfgoedgebieden,<br />

Nationale Landschappen, Ruimte<br />

voor de Rivier en convenanten. Daarnaast<br />

richt de RACM zich op voorbeeldprojecten,<br />

zoals een verdere uitwerking van het concept<br />

landschapsbiografie of op een vernieuwende<br />

aanpak van ruimtelijke opgaven.<br />

Werken aan cultuurlandschap doet de RACM<br />

niet alleen, en vraagt om een andere aanpak,<br />

ARCHEOLOGIE BETUWEROUTE<br />

FEESTELIJK AFGESLOTEN<br />

Op 19 juni jl. is de archeologie in de<br />

Betuweroute officieel afgesloten<br />

met een feestelijke bijeenkomst in<br />

de containerbioscoop van ProRail in<br />

Utrecht. De archeologische wereld was<br />

uitgenodigd om de presentatie van de<br />

Rapportages Archeologische Monumentenzorg<br />

(RAM’s) van alle onderzoeken bij te<br />

wonen. De serie, verpakt in een stevige kist,<br />

werd door de directeur van de Projectorganisatie,<br />

Peter Dijk, aangeboden aan de<br />

directeur van de RACM, Kees de Ruiter.<br />

Deze verspreidde de kisten weer onder de<br />

aanwezigen. Speciale aandacht kregen de<br />

laatste twee boeken uit de serie:<br />

‘Evalueren, beschermen en begeleiden:<br />

Archeologische tracébegeleiding<br />

en fysieke bescherming in<br />

de Betuweroute’ en het managementboek<br />

‘Malta in de maak:<br />

Archeologisch management tijdens<br />

het Betuwerouteproject’.<br />

Tevens werd op deze middag een set<br />

publieksproducten aangeboden aan de burgemeesters<br />

en wethouders van de gemeenten<br />

waarin opgravingen hebben plaatsgevonden.<br />

De publieksproducten maken de archeologie<br />

beleefbaar voor de burgers. Het gaat om een<br />

7<br />

aldus Sim Visser: ‘Het betekent dat we<br />

samenwerken met andere overheden en partijen.<br />

Anders bij archeologie en gebouwd erfgoed is het<br />

bijna onmogelijk om landschappen als monument<br />

aan te wijzen. Het landschap verandert<br />

immers continu. Toch zijn we op zoek naar constanten<br />

in het cultuurlandschap. Wat willen we<br />

echt behouden? Wat levert kwaliteit op voor de<br />

toekomst? De kunst is om de bescherming van<br />

cultuurlandschappen slim te combineren met het<br />

ruimtelijke beleid van andere departementen, en<br />

van provincies, gemeenten terreinbeheerders,<br />

waterschappen et cetera.’<br />

De brochure ‘De C van de RACM’ is te<br />

bestellen via de InfoDesk: info@racm.nl<br />

of telefoon 033-422 7456.<br />

DE BETUWEROUTE DOOR HET NEDERLANDSE LANDSCHAP<br />

website www.archeologiebetuweroute.nl, lespakketten,<br />

fietsroutes, ‘archeologiebetuweroute’-bankjes<br />

in elke gemeente en een<br />

tentoonstelling in Streekmuseum de Koperen<br />

Knop in Hardinxveld-Giessendam.


T erugblik<br />

De middagsessie bestond uit voordrachten<br />

van Peter Burggraaf (D),<br />

Peter Herring (UK), Els Hofkens<br />

(B), Hans Renes (NL), Per Grau Møller (DK)<br />

De rode draad was te kijken of er een systeem<br />

voor landschapswaardering is wat algemeen<br />

toepasbaar is. Veel van de deelnemende landen<br />

kennen een systeem van waardering,<br />

maar, gezien de bijdragen, zijn daar nog wel<br />

verschillende problemen mee.<br />

Het verhaal van Peter Burggraaf viel in<br />

deze middag ietwat uit de toon. Hij ging niet<br />

zozeer op een systeem van waardering, maar<br />

gaf meer een opzet van hun database, en geen<br />

duidelijkheid over gehanteerde criteria, of de<br />

algemene geldigheid daarvan. Wel was het<br />

illustratief voor de verschillende valkuilen<br />

die je kunt tegenkomen bij het opzetten van<br />

een landschapswaarderingssysteem. Het grootste<br />

probleem was dat hij de gehanteerde criteria<br />

niet in een expertgroup had vastgesteld<br />

en gebruikt in de waardering, maar met de<br />

opdrachtgever had afgestemd tijdens het<br />

waarderingsproject. Hierdoor was er geen<br />

geobjectiveerde waardering mogelijk; ze was<br />

altijd afhankelijk van het project waarvoor<br />

gewaardeerd werd.<br />

Zeer inspirerend was de voordracht van<br />

Peter Herring van English Heritage. EH<br />

werkt al sinds de jaren ’90 met een systeem<br />

van landschapswaardering. Dit systeem,<br />

Historic Landscape Characterisation (HLC), is<br />

gebaseerd op het idee dat alles in het (cultuur)landschap<br />

waardevol is, en dat de waarde<br />

vooral op lokaal of maximaal regionaal<br />

niveau geldt. Waarderingen worden dan ook<br />

altijd in lokale of regionale projecten uitgevoerd,<br />

waarbij de lokale kennis intensief<br />

wordt gebruikt (inclusief immaterieel erfgoed)<br />

vanuit het adagium landscape is about<br />

perception, not just about facts. HLC past<br />

een topdown waardering toe, dat wil zeggen<br />

dat de experts de verschillende disciplines<br />

samenbrengen en er een vastgestelde set<br />

criteria op los laten. Op deze manier zijn er<br />

nu voor verschillende counties landschapswaarderingskaarten<br />

gemaakt, waarbij archeologie<br />

en gebouwde monumenten zijn meege-<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

IMPRESSIES CULTURAL LANDSCAPE<br />

VALUATIONS: A WIDER VIEW<br />

INTERNATIONALE TRIËNNALE APELDOORN, 2008<br />

nomen. Dit, vaak objectgebonden, erfgoed<br />

staat hierin niet als object op zichzelf, maar<br />

in het geheel van het (beleefde) landschap.<br />

Dat kan dus tot andere waarderingen leiden<br />

dan dat je zou krijgen als je puur objectgericht<br />

werkt.<br />

Een ogenschijnlijk nadeel van HLC is dat het<br />

steeds per (kleine) regio wordt opgezet, vaak<br />

ook vanuit die regio. Dat geeft in eerste<br />

instantie afwijkende kaartbeelden (er kan een<br />

andere nadruk op belang worden gelegd per<br />

county), maar omdat de basisset criteria en<br />

de opzet en metadata van de waarderingen<br />

gelijk zijn (expertsystem) zijn ze daarna wel<br />

te koppelen en te uniformeren.<br />

Ook is er niet meteen een landsdekkende<br />

landschapswaarderingskaart, maar een groeiende<br />

verzameling ‘postzegels’ die op den<br />

duur een flexibele, landsdekkende kaart opleveren.<br />

Peter Herring noemde de systematiek die<br />

binnen LSE gebruikt wordt van Landschapsbiografie<br />

een voor hem zeer bruikbare<br />

methode om de regionale HLC’s te vullen;<br />

juist de hierin gehanteerde principes van een<br />

expertsystem, gebruikmaken van lokale<br />

8<br />

HET GEBOUW RADIO KOOTWIJK: LOCATIE VAN DE LEZINGEN<br />

kennis die eventueel in het veld door de<br />

experts gecheckt kan worden, en de brede,<br />

multidisciplinaire opzet zijn volgens hem de<br />

ideale tools om de ‘kapstok’ van het HLC te<br />

vullen. Interessant is ook dat het HLC zich<br />

ook met het maritieme landschap bezighoudt,<br />

zowel onder als boven water.<br />

www.englishheritage.org.uk/server/show/<br />

nav.1292<br />

www.englishheritage.org.uk/upload/pdf/boudless_horizons.pdf<br />

Els Hofkens werkt als beleidsmedewerker<br />

voor de Vlaamse overheid, en verontschuldigde<br />

zich bijna voor haar niet inhoudelijke<br />

achtergrond. Zij vertelde hoe in Vlaanderen<br />

een Landschap Atlas is ontwikkeld. Deze<br />

atlas geeft een overzicht van de traditionele<br />

Vlaamse landschappen, op basis van natuurlijke<br />

(bodem, reliëf, etc.), economische<br />

(grondgebruik), historisch geografische (historische<br />

kaarten en luchtfoto’s) factoren,<br />

gecombineerd met (lokale) expertkennis en<br />

veldwerk. Dit geeft een ‘potentiële landschapsindeling’.<br />

Het probleem is dat deze<br />

atlas niet afdwingbaar in de planvorming is<br />

opgenomen, maar wel vanuit een morele<br />

gewoonte er een rol in speelt. Deze rol is


T erugblik VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

vergelijkbaar met de rol die de IKAW in<br />

Nederlandse planvorming heeft.<br />

De criteria waarop deze atlas zijn gebaseerd<br />

wijken af van die van de HLC: in België worden<br />

voor het landschap alleen zichtbaarheid,<br />

staat en coherentie meegenomen. Geen waarde<br />

wordt gegeven aan de elementen, en zeldzaamheid<br />

en ouderdom worden buiten<br />

beschouwing gelaten. Els gaf dan ook aan dat<br />

het gebruik van de Landschap Atlas puur<br />

pragmatisch is; als ze nu een landschapswaarderingssysteem<br />

zouden opzetten, zouden<br />

ze het veel meer zoals HLC aanpakken,<br />

maar ze hebben nu eenmaal de Atlas en niet<br />

de middelen om iets nieuws te ontwikkelen.<br />

Bovendien wordt de Atlas dus vanuit een<br />

morele gewoonte gebruikt, en heeft als zodanig<br />

wel invloed op de planvorming.<br />

http://geoweb.rug.ac.be/services/tradla.asp<br />

Hans Renes gaf een overzicht van de verschillende<br />

indelingen van landschap die in<br />

Nederland gemaakt zijn. Een eenduidige systematiek<br />

zoals de HLC die geeft is in<br />

Nederland (nog) niet van de grond gekomen.<br />

Een indeling en waarderingssysteem dat nog<br />

K ort<br />

OERBOS BLOOTGELEGD BIJ RODERWOLDE<br />

In een akker bij Roderwolde werden<br />

boomstronken boven de grond gehaald<br />

van bijna 8000 jaar oud. Volgens de<br />

Utrechtse hoogleraar in de dendrochronologie<br />

(boomtijdkunde), Esther Jansma, zou<br />

het wel eens kunnen gaan om de oudste<br />

boomresten die in Nederland zijn gevonden.<br />

Het gaat om grote hoeveelheden dennen,<br />

berken, eiken en mogelijk essen.<br />

Boer Dolf Boxen wist al heel lang van de<br />

boomstronken net onder het oppervlak. Het<br />

hobbelige stuk grond heette in de volksmond<br />

niet voor niets ’t Stobbenven. Het viel ook niet<br />

goed te maaien. Dat de boomresten zo bijzonder<br />

waren, had hij niet gedacht. Vorig jaar<br />

werd het stuk land onderdeel van de waterberging<br />

in de Eelder- en Peizermaden. Bij<br />

die gelegenheid nam de universiteit van<br />

Groningen twee monsters en constateerde op<br />

grond van de koolstofmethode dat de bomen<br />

dateren van circa 6000 voor Christus.<br />

wel veel gebruikt wordt is Ontgonnen<br />

Landschap, maar er zijn geen projecten die<br />

hierop een opvolging geven en kunnen<br />

komen tot een landsdekkend systeem.<br />

Hij haalde als voorbeeld CultGIS aan, dat als<br />

landsdekkend systeem is opgezet, maar<br />

direct werd ‘beconcurreerd’ door HISTland.<br />

Daarnaast begon elke provincie met een<br />

eigen cultuurhistorische waardering, zodat er<br />

als snel 14 onafhankelijke systemen naast<br />

elkaar bestonden. Daarbij kwamen nog eens<br />

de systemen van (individuele) onderzoekers.<br />

Hans zei dan ook dat we nu ten minste 50<br />

waarderingssystemen hebben.<br />

De voordracht van Per Grau Møller was<br />

een schets van de Deense erfgoedwetgeving.<br />

In Denemarken is er eigenlijk geen cultuurlandschappelijke<br />

waardering; er worden drie<br />

landschapszones onderscheiden in wetgeving<br />

en politiek:<br />

– stedelijke gebieden, hierin ligt de nadruk<br />

op wonen, werken en ontwikkeling;<br />

– toeristische gebieden langs de kust, nadruk<br />

op ontwikkeling van recreatie en toerismeindustrie;<br />

en<br />

In juli jl. zijn twee graafmachines van een<br />

loonwerkersbedrijf begonnen alle houtstobben<br />

naar boven te halen. Zodat boer<br />

Boxen de komende jaren het volle profijt van<br />

zijn grond kan hebben. Onderzoekers hebben<br />

meer monsters verzameld en ook de<br />

ligging en dichtheid van de stronken vastgelegd.<br />

Tijdens de graafwerkzaamheden leg-<br />

9<br />

– ‘de rest’ wat planologisch alleen als agrarisch<br />

gebied wordt aangemerkt en waar de<br />

(zeer sterke) agrarische lobby een belangrijke<br />

rol speelt.<br />

De kracht van de landbouwlobby is ook<br />

duidelijk waarneembaar in de natuurwetgeving;<br />

ook de Deense ‘natuurgebieden’<br />

vormen een deken van zeer kleine, niet<br />

onderling verbonden, percelen. Een ecologische<br />

hoofdstructuur is niet aan te brengen.<br />

Ergoedzorg is wettelijk alleen geregeld voor<br />

monumentale objecten, voornamelijk prehistorisch<br />

(grafheuvels, megalithische monumenten,<br />

etc.) en seculier middeleeuws.<br />

Kerken en kloosters vallen nadrukkelijk<br />

buiten de monumentenwetgeving. Daarnaast<br />

is er een bescherming voor wallen en<br />

(afscheidings)muurtjes in het landelijke<br />

gebied. Maar ook deze worden niet verder<br />

gewaardeerd, noch op authenticiteit, noch op<br />

ouderdom.<br />

Beschermde cultuurhistorische gebieden zijn<br />

dan ook voornamelijk in de kustregio’s te<br />

vinden, tussen de toeristische zones.<br />

den zij vast hoe de bomen in de bodem lagen.<br />

In het laboratorium worden de groeipatronen<br />

van de bomen opgemeten.<br />

Op grond van al deze gegevens kan bepaald<br />

worden wanneer dit bos ontstond en hoe het<br />

ten einde kwam. De vraag is of dat kwam<br />

door vuur, een storm of veranderde klimaatomstandigheden.<br />

Onderzoeker Paul Copini<br />

vertelt dat de grove den nog nooit zo talrijk<br />

in moerasgrond in Nederland gevonden is.<br />

‘Hazelaar en grove den waren de eerste bomen die<br />

na de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden,<br />

begonnen te groeien.’ Zijn collega Marta<br />

Dominguez Delmás zegt dat het in<br />

Roderwolde gaat om een zeer bijzonder<br />

gebied. Haar valt op dat het eikenhout veel<br />

donkerder is dan hedendaags eiken en nog<br />

niet eens zo heel erg is aangetast. De onderzoekers<br />

verwachten over een half jaar de analyses<br />

af te hebben.<br />

Bron: Nieuwsblad van het Noorden


C<br />

1<br />

CULTUURLANDSCHAP<br />

B.J. GROENEWOUDT – L.J. KEUNEN<br />

‘<strong>Berlewalde</strong>’:<br />

een verdwenen Achterhoekse wildernis<br />

'DÜLMENER WILDPFERDE’ IN HET DUITSE NATUURGEBIED MERFELDER BRUCH, VERMOEDELIJK DE LAATSTE<br />

VERWANTEN VAN DE HALF-WILDE PAARDEN DIE RONDZWIERVEN IN BERLEWALDE FOTO: GITTA GESING<br />

Het landschap in veel lage delen van Oost-Nederland wordt gekenmerkt<br />

door openheid en grootschaligheid. In dit weidse en grotendeels<br />

vlakke landschap treffen we van oudsher uitgestrekte 'broeken’,<br />

‘flieren’ en ‘goren’ aan (vroeger gemeenschappelijk gebruikte<br />

weide en hooiland) evenals jonge ontginningen van vochtige heide.<br />

Van diverse zijden wordt geprobeerd deze open landschappen in stand<br />

te houden of zelfs hun openheid terug te geven. Dat is bijvoorbeeld de<br />

ambitie van diverse landschapsontwikkelingsplannen (LOP’s) die door<br />

gemeenten zijn of worden ontwikkeld. Echter, onderzoek in het kader<br />

van het ‘Oost-Nederlandproject’ van Wageningen Universiteit en RACM<br />

heeft duidelijk gemaakt dat genoemde gebieden gedurende de laatste<br />

eeuwen ingrijpende en snelle veranderingen hebben ondergaan.<br />

10<br />

Het historisch cultuurlandschap,<br />

welk historisch cultuurlandschap?<br />

et open landschap blijkt van<br />

Hrelatief recente datum, en gaat<br />

nauwelijks verder terug dan<br />

grootmoeders tijd. Daarvóór<br />

zag het landschap in het lage<br />

land er heel anders uit. Wellicht bieden ook<br />

vroegere fasen in de landschapsgeschiedenis<br />

aanknopingspunten en inspiratie voor het<br />

realiseren van nieuwe ruimtelijke opgaven.<br />

Een spannende kanshebber in dit opzicht is<br />

de verdwenen wildernis ‘<strong>Berlewalde</strong>’ in de<br />

westelijke Achterhoek. We gebruiken deze<br />

naam als pars pro toto voor het totale boslandschap<br />

(<strong>Berlewalde</strong> is een nog niet gelokaliseerd<br />

bosgebied in de noordwestelijke


Achterhoek). Het gebied waar we het hier<br />

over hebben, wordt in het oosten begrensd<br />

door de rand van het Oost-Nederlands plateau,<br />

in het westen door de IJssel, in het<br />

noorden door Schipbeek en Dortherbeek, en<br />

in het zuiden door de Oude IJssel.<br />

Groen in de Achterhoek<br />

Het tegenwoordige landschap in de westelijke<br />

Achterhoek kent een afwisseling van grootschalige,<br />

open gebieden, landgoederenzones,<br />

en oud, kleinschalig cultuurlandschap met<br />

bos, laanbeplanting en houtwallen. Het<br />

meeste van dit groen is echter nog geen twee<br />

eeuwen oud. Veel landgoedbos en ook veel<br />

ander bos is aangeplant op voormalige markegrond<br />

(Van Cruyningen 2005, Keunen in<br />

voorb.). Grote stukken daarvan zijn door<br />

landgoedeigenaren aangekocht na de opheffing<br />

van de marken, vooral tussen ca. 1830<br />

en 1850 (Demoed 1987, tabel 2, 74-75).<br />

Langere tijd geleden was de Achterhoek wél<br />

dicht bebost. Na de laatste ijstijd raakte het<br />

gebied geleidelijk begroeid met bos dat zich<br />

uiteindelijk in het Atlanticum (7000-3500<br />

vóór Chr.) had ontwikkeld tot een soortenrijk<br />

loofbos. In dezelfde periode begon zich op<br />

verschillende plaatsen veen te vormen; uiteindelijk<br />

raakte 15% van de Achterhoek<br />

bedekt met veen (De Rooi 2006). Dit ‘oer-<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

landschap’ kende vanaf het begin menselijke<br />

invloed. Jagers-verzamelaars in het Mesolithicum<br />

(9500-5000 v. Chr.) jaagden en visten<br />

er niet alleen, maar grepen vermoedelijk ook<br />

actief in het landschap in, bijvoorbeeld door<br />

open plekken te creëren om wild te lokken<br />

(Bos et al. 2002). Tussen ca. 5000 en 3400 v.<br />

Chr. wordt het landschap geëxploiteerd door<br />

groepen die een ‘mesolithische’ levenswijze<br />

combineren met kleinschalige landbouw<br />

(Raemaekers 1999). Daarbij wordt de landbouw<br />

geleidelijk belangrijke en neemt de<br />

menselijke invloed op de natuurlijke omgeving<br />

toe. Vooral natuurlijke open plekken<br />

in het bos worden omgezet in akkerland.<br />

Vee wordt in het omringende bos geweid en<br />

veevraat belemmert de verjonging van het<br />

bos. Pas in de loop van de Bronstijd, tussen<br />

1800 en 1100 vóór Chr., raakt de ontbossing<br />

in een stroomversnelling (Casparie & Groenman<br />

- van Waateringe 1980, Bakker 2003, Spek<br />

2004, 131-138), ook in Oost-Nederland<br />

(Groenewoudt et al. 2008). Onderzoek aan<br />

fossiel stuifmeel laat in deze tijd een sterke<br />

toename van grassen, kruiden en heide zien.<br />

Door uitputting van de bodem verarmt en<br />

verandert het resterende bos. Al in de late<br />

IJzertijd (250 vóór Chr. - 0) zijn half-open<br />

boslandschappen de regel. In essentie blijft<br />

dat zo tot in de Middeleeuwen, en van grootschalige<br />

regeneratie van bos in de vroege<br />

11<br />

Middeleeuwen, zoals in de zuidelijke dekzandlandschappen,<br />

lijkt in Oost-Nederland<br />

dan ook geen sprake te zijn geweest.<br />

Het nieuwe landschap was een spiegelbeeld<br />

van het oude: eilandjes cultuurgrond in een<br />

groene wildernis hadden plaatsgemaakt voor<br />

eilandjes groen in een open cultuurlandschap<br />

(Groenewoudt 2006, 120). In de late Middeleeuwen<br />

en vooral de 16e-17e eeuw verdwijnt<br />

bijna alle resterende bos uit het Oost-<br />

Nederlandse landschap als gevolg van overexploitatie<br />

(Dirckx 1997, 1998, Bakker & Van<br />

Tweel-Groot 1998). Dan ontstaan de kale,<br />

steppe-achtige landschappen die op de<br />

Hottinger kaart en de oudste topografische<br />

kaarten uit de eerste helft van de 19e eeuw te<br />

zien zijn.<br />

De situatie in het Balkenbroek nabij<br />

Deventer is kenmerkend. In 1555 werd daar<br />

uit een elzenbos hout gekapt voor de aanleg<br />

van wegen (De Graaf 1948, 9-10), en de laatste<br />

daadwerkelijke vermelding van bos op<br />

deze locatie dateert uit 1651. Daarna is<br />

slechts sprake van weide (Keunen in voorb.).<br />

Uit de verkoop van bomen blijkt dat ook<br />

markegronden in het voormalige graafschap<br />

2<br />

SAMENVATTING<br />

In de loop der tijd heeft het Achterhoekse<br />

landschap ingrijpende veranderingen ondergaan.<br />

Dat blijkt uit onderzoek in het kader<br />

van het Oost-Nederland project. Nog maar<br />

enkele eeuwen geleden zagen vooral de<br />

lage delen van de Achterhoek er heel anders<br />

uit dan tegenwoordig. In plaats van de uitgestrekte<br />

open ‘broek’gebieden van tegenwoordig,<br />

bevonden zich hier half open boslandschappen,<br />

waar ondermeer ‘bospaarden’<br />

rondliepen. Hier en daar zijn nog sporen<br />

van dit middeleeuwse boslandschap<br />

(‘<strong>Berlewalde</strong>’) terug te vinden. Na een<br />

lange agrarische geschiedenis verandert<br />

Oost Nederland in hoog tempo in een multifunctioneel<br />

gebied. <strong>Berlewalde</strong> zou een<br />

belangrijke inspiratiebron kunnen zijn bij het<br />

vormgeven van nieuwe ruimtelijke opgaven.<br />

HET 'VLAKKE MIDDEN’ VAN DE ACHTERHOEK<br />

WAS OOIT RIJK AAN MOERASSEN EN VENEN.<br />

DEZE UITSNEDE UIT EEN MANUSCRIPTKAART<br />

UIT 1641 VAN NICOLAES VAN GEELKERCKEN<br />

TOONT EEN GEBIED TUSSEN HALLE,<br />

ZELHEM, RUURLO EN ZIEUWENT.<br />

HOOGVEEN IS GEELBRUIN WEERGEGEVEN,<br />

BROEKLAND GROEN.<br />

BRON: GELDERS ARCHIEF, ARCHIEF HUIS RUURLO,<br />

INVENTARISNR. 1260


C<br />

4<br />

DE PRODUCTIE VAN HOUTSKOOL WAS<br />

IN DE ACHTERHOEK EEUWENLANG<br />

EEN WIJD VERBREIDE ACTIVITEIT.<br />

DE FOTO TOONT HET BOUWEN VAN<br />

EEN 'HOUTSKOOLMEILER’.<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

3<br />

BERLEWALDE LAG<br />

IN HET VLAKKE<br />

MIDDEN VAN DE<br />

ACHTERHOEK.<br />

BEWONING BEVOND<br />

ZICH VOORAL LANGS<br />

DE RANDEN, ZOALS<br />

BIJVOORBEELD<br />

BLIJKT UIT DE LIGGING<br />

VAN GRAFVELDEN<br />

('URNENVELDEN')<br />

UIT DE PERIODE<br />

1100-500 V. CHR.)<br />

(VAN BEEK, IN VOORB.).<br />

Zutphen nog tot in de 17e eeuw ‘gedeeltelijk<br />

met houtgewas bezet (...) zijn geweest.’<br />

(Roessingh & Schaars 1996, 301).<br />

De laatste ingrijpende landschappelijke<br />

veranderingen traden op als gevolg van de<br />

verdeling van de gemeenschappelijke markegronden<br />

rond het midden van de 19e eeuw.<br />

Al dat land werd toen verkaveld en raakte<br />

ook fysiek versnipperd door de aanplant van<br />

12<br />

houtsingels. Ook werden nu boerderijen<br />

gesticht in gebieden die tot dan toe nagenoeg<br />

onbewoond waren. Kastelen en buitenhuizen<br />

ontwikkelden zich tot uitgestrekte landgoederen;<br />

groen keerde terug in het landschap.<br />

Wonen langs de rand<br />

De menselijke bewoning van het gebied heeft<br />

zich millennia geconcentreerd langs de randen,<br />

op de hoge gronden langs IJssel, Oude<br />

IJssel en Schipbeek-Dortherbeek, en op de<br />

rand van het Oost-Nederlands Plateau, tussen<br />

Eibergen en Aalten (Van Beek in voorb.,<br />

Keunen in voorb.). In het middengebied zijn<br />

weinig archeologische vindplaatsen bekend,<br />

althans vindplaatsen ouder dan de Middeleeuwen.<br />

Een uitzondering zijn enkele<br />

bewoonde ‘eilanden’, waarvan het Gooi (met<br />

o.a. Zelhem) het meest prominente is (zie o.a.<br />

Van der Velde & Kenemans 2002). De belangrijkste<br />

corridor door het lege en laaggelegen<br />

middengebied was het dal van de Berkel,<br />

lange tijd geen beek, maar een volwaardige<br />

rivier (Cohen et al. in voorb.). Het Berkeldal<br />

was tevens de toegangspoort voor de (vooral<br />

laat-)middeleeuwse kolonisatie. Zo lijkt de<br />

ontwikkeling van nederzettingen in Ruurlo<br />

vanaf de Karolingische tijd op organisatorisch<br />

vlak deels vanuit Lochem te hebben<br />

plaatsgevonden (Keunen in voorb.). We hebben<br />

daarmee in die tijd te maken met een<br />

bestuurlijk grensgebied, namelijk tussen het<br />

bisdom Utrecht in het westen en het bisdom<br />

Münster in het oosten. Een tweede oost-west<br />

passage was de zogeheten Rug van Hall, een<br />

bijna kaarsrechte en kilometers lange zandrug<br />

tussen Zelhem en Aalten.<br />

<strong>Berlewalde</strong> op het spoor<br />

Recent onderzoek heeft aangetoond dat de<br />

hogere delen van het Oost-Nederlandse landschap<br />

veel sneller ontbost zijn geraakt dan de<br />

lage, vochtige gebieden. Zoals Slicher van<br />

Bath (1944, 121) al veronderstelde, moet met<br />

name het lage midden van de Achterhoek<br />

nog lang een grotendeels onbewoonde boswildernis<br />

zijn geweest. Daarvoor zijn zowel<br />

historisch-geografische, historisch-ecologische,<br />

plaatsnaamkundige als archeologische<br />

aanwijzingen (Groenewoudt et al. 2008).<br />

Eén van de oudste aanwijzingen komt uit een<br />

historische bron uit het jaar 1046. In dat jaar<br />

zijn de grenzen beschreven van een graafschap<br />

in het gebied genaamd ‘Hamaland’<br />

(comitatus in hamelande), waarbij onder meer<br />

boerderijen als grenspunten werden aangeduid<br />

(Utrecht Charter book I, no. 202;<br />

Wartena 1989). De grens tussen twee nederzettingen<br />

die 22 kilometer van elkaar verwijderd<br />

lagen, Agastaldaburg (Hazelberg nabij


Lochem) en Stenere (Steenderen), zou ‘per<br />

silvam’ hebben gelopen, door bos. Deze aanduiding<br />

wordt alleen voor een specifiek deel<br />

van de grens gebruikt. Blijkbaar was dit<br />

gebied bosrijker dan andere delen van de<br />

grens. Plaatsen om het verloop van de grens<br />

aan te duiden, ontbraken hier blijkbaar. Dit<br />

stemt dus overeen met de lage bevolkingsdichtheid<br />

die uit de archeologische gegevens<br />

naar voren komt.<br />

Om een indruk te krijgen van de uitbreiding<br />

van de bosrijke wildernis is verkennend<br />

historisch onderzoek gedaan. Een oorkonde<br />

uit het jaar 996 AD noemt de aanwezigheid<br />

van een bos nabij Steenderen, namelijk het<br />

Steenrewalt (Sloet 1872, pp. 115; Künzel,<br />

Blok & Verhoeff 1988). De oudste rekening<br />

van de graaf van Gelre uit het rekeningjaar<br />

1294/1295 spreekt voorts over de bossen<br />

<strong>Berlewalde</strong> en Synwede, waaruit de graaf van<br />

Gelre enige inkomsten verkreeg (Meihuizen<br />

1953). Het Synwede kunnen we identificeren<br />

als het Zieuwent, het grote broekgebied ten<br />

zuidoosten van Ruurlo. De naam betekent<br />

vermoedelijk ‘laag gelegen gebied met houtige<br />

begroeiing, kreupelhout’. Het <strong>Berlewalde</strong> bleek<br />

vooralsnog niet localiseerbaar te zijn. Het<br />

moet in de noordwestelijke Achterhoek<br />

gelegen hebben (Keunen in voorb.).<br />

Aan de Schipbeek bij Bathmen werd in 1360<br />

het kasteel Arkelstein gebouwd in een groot<br />

‘woldt’ (Mulder 1887, 11). Niet ver daar<br />

vandaan werd het Holterwolt in 1368<br />

genoemd. Dit wold moet ter plaatse van het<br />

huidige Holterbroek hebben gelegen (Doorninck<br />

1894, 93).<br />

Dat het gebied vanaf de 13e eeuw geleidelijk<br />

in cultuur werd gebracht blijkt onder meer<br />

uit de vermelding van een domus (huis) met<br />

de naam Furwalde in 1265 (Ter Kuile 1964).<br />

Daarnaast bestaan er duidelijke aanwijzingen<br />

voor de aanwezigheid van ‘bospaarden’ en<br />

‘wilde paarden’ aan het einde van de 13e<br />

eeuw en in 1463 (Meihuizen 1953, 53-55, fol.<br />

12; Van den Bergh 1949, 146). De heer van<br />

Ruurlo en zijn voorvaderen hadden daar in<br />

de 15e eeuw ‘oeck sulves voele wilde peerde inne<br />

ghaende’ (Keunen in voorb.). Een dergelijk<br />

weiderecht komen we vóór 1500 ook tegen<br />

voor de Meinweg in Limburg en het<br />

Nederrijkswoud bij Nijmegen, maar ná 1500<br />

niet meer (Renes 1999, 184). De allerlaatste<br />

5<br />

DE GROTE MEENE BIJ RUURLO, EEN LAATSTE<br />

SNIPPER BERLEWALDE? FOTO LUUK KEUNEN<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

van dit soort halfwilde paarden bevinden<br />

zich in het Westfaalse natuurreservaat<br />

Merfelder Bruch.<br />

Opvallend is dat de middeleeuwse bronnen<br />

vooral wold-namen vermelden. Vermoedelijk<br />

hebben dergelijke wold-namen niet zozeer<br />

betrekking op afgebakende bossen als wel op<br />

uitgestrekte, bosrijke en (deels) moerassige<br />

gebieden (Ter Laak 2005, 136-138, Spek &<br />

Van Exter 2007, 396 in Van der Velde et al.<br />

(red) 2007).<br />

Dat het vlakke midden van de Achterhoek<br />

tot ver in de Middeleeuwen afwijkend bos-<br />

13<br />

rijk was, wordt bevestigd door de resultaten<br />

van palynologisch onderzoek (Groenewoudt<br />

et al. 2008). Het regionale beeld voor deze<br />

periode zijn half open tot open landschappen,<br />

vooral in hogere en drogere gebieden.<br />

Duidelijk afwijkend zijn de hoge percentages<br />

boompollen van de vindplaatsen Zelhem-<br />

Soerlant (8e-9e eeuw) en Zutphen-Looërenk<br />

(13e-15e eeuw). Uit de pollengegevens van<br />

Zelhem blijkt ook dat de bebossing zich niet<br />

beperkte tot de meest moerassige delen van<br />

het landschap. Het talrijk voorkomen van<br />

eiken laat zien dat in ieder geval ook de wat<br />

drogere delen van het lage land nog veel bos<br />

moeten hebben gedragen.


C VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

Hoe zag <strong>Berlewalde</strong> er uit?<br />

Zeer waarschijnlijk was het middeleeuwse<br />

<strong>Berlewalde</strong> geen ongeschonden en aaneengesloten<br />

oerwoud. We moeten veeleer denken<br />

aan een lappendeken van halfopen bosweide<br />

(op de drogere gronden), hakhout, gesloten<br />

(moeras)bos en veenmoerassen. Veel aanhang<br />

heeft de opvatting dat natuurlijke loofbossen<br />

in Noordwest-Europa in het algemeen een<br />

gesloten vegetatiedek hadden, maar dat er<br />

wel tijdelijke en ook meer langdurige open<br />

plekken voorkwamen (zie o.a. Svenning<br />

2002, Bradshaw et al. 2003). Vooral in riviervlaktes<br />

zijn half open boslandschappen te<br />

verwachten, ondermeer door vraat van bevers<br />

(Harthun 1999). Dergelijke grazige riviervlaktes<br />

oefenen een grote aantrekkingskracht<br />

op zowel wilde als gedomesticeerde<br />

herbivoren (zie o.a. Van Vuure 2003, 158).<br />

Vermoedelijk niet in het algemeen (zoals<br />

betoogd door Vera 1997), maar veeleer plaatselijk,<br />

en dan met name in rivierdalen (Kreuz<br />

2008), zal intensieve begrazing het boslandschap<br />

nog opener hebben gemaakt. In de<br />

Achterhoek kunnen we hierbij vooral denken<br />

aan de dal van de Berkel. Daar zijn<br />

inderdaad op verschillende plaatsen botresten<br />

van bevers gevonden o.a. bij Borculo<br />

(IJzertijd) (Hulst & Buisman 1991) en<br />

Lochem (IJzertijd?) (Willemse 2006).<br />

Vóór de Middeleeuwen had ook de mens al<br />

millennia invloed uitgeoefend op het boslandschap.<br />

Deze invloed zal vooral langs de<br />

buitenranden, langs het Berkeldal en in de<br />

omgeving van ‘eilanden’ als Zelhem al snel<br />

hebben geleid tot het ontstaan van intensief<br />

begraasde halfopen boslandschappen:<br />

Hudewald (Pott & Hüppe 1991). Het zijn dit<br />

soort landschappen waarin we ons de kuddes<br />

halfwilde paarden kunnen voorstellen. Op<br />

moerassige bodems verder van de bewoonde<br />

wereld zal – althans in de vroege Middeleeuwen<br />

– nog vrijwel onaangetast en hoogopgaand<br />

broekbos hebben gestaan. Door<br />

boskap, overbeweiding, vervening en ook<br />

doelbewuste ontginning zal <strong>Berlewalde</strong> ten<br />

tijde van de kolonisatie in de late Middeleeuwen<br />

snel opener en versnipperd zijn<br />

geraakt en uiteindelijk van de aardbodem verdwenen.<br />

Het genoemde half-open boslandschap<br />

is waarschijnlijk ook de achtergrond<br />

waartegen we de vooral in broeken voorkomende<br />

‘laar’-toponiemen moeten zien (Ter<br />

Laak 2005). Vermoedelijk waren ‘laren’ grazige<br />

open plekken waar het vee geweid of ingeschaard<br />

werd. Laar-toponiemen lijken vooral<br />

voor te komen – of bewaard te zijn gebleven –<br />

in broeken die nog lang bosrijk waren, zoals<br />

het Markelose- en Stokkumer Broek.<br />

Over de dierenwereld in ‘verleden landschappen’<br />

zoals <strong>Berlewalde</strong> is weinig bekend. Bot<br />

uit archeologische opgravingen verschaft<br />

hier informatie over, hoewel het altijd de<br />

vraag hoe representatief die informatie is.<br />

Eén vroege historische bron geeft een intrigerend<br />

beeld van de rijke dierenwereld van<br />

toen nog bestaande wildernissen. Het betreft<br />

een oorkonde uit het jaar 944 waarin Koning<br />

Otto I verbiedt om in de ‘pagus forestensis’ in<br />

het graafschap van Everhard ‘Saxo’ van<br />

Hamaland te jagen zonder verlof van de<br />

Utrechtse bisschop Balderik, en beveelt de<br />

wildban van de Utrechtse kerk te handhaven<br />

(Muller & Bouman 1920, oorkonden 107<br />

a/b). Dit graafschap omvatte een groot gebied<br />

van Hoog-Elten tot boven Deventer en aan<br />

weerszijden van de IJssel (Groothedde 1999,<br />

24-26). Het betreffende reglement wordt<br />

door latere vorsten herhaald, het laatst in<br />

1025. Als groot wild worden genoemd: ‘(…)<br />

cervos (edelhert), ursos (beer), capreas (ree), apros<br />

(wild zwijn), bestias insuper que Teutonica lingua<br />

elo (eland) aut scelo (eland?) appellantur, (….)’.<br />

Of deze dieren daadwerkelijk (nog) voorkwamen<br />

of dat de opsomming vooral diende<br />

om bepaalde jachtgebieden op te hemelen en<br />

status te geven, valt moeilijk uit te maken.<br />

Het jongste Nederlandse bewijs voor het<br />

voorkomen van Eland dateert uit omstreeks<br />

het jaar 1000 (Clason et al. 2000). Waarschijnlijk<br />

heeft de eland lange tijd geprofiteerd<br />

van de toenemende menselijke invloed<br />

op het landschap. Elanden hebben namelijk<br />

een voorkeur voor half open landschappen<br />

(Markgren 1969). De oeros ontbreekt in<br />

bovenstaande lijst. Dat stemt overeen met de<br />

beschikbare archeozoölogische gegevens.<br />

Vondsten van oeros jonger dan de Romeinse<br />

tijd zijn niet bekend (Clason & van Es 1993,<br />

Lauwerier 1998). Wolven zijn incidenteel<br />

nog tot het begin van de 19e eeuw waargenomen.<br />

In 1649 werd er in Verwolde nog een<br />

wolf geschoten (Roessingh & Schaars 1996,<br />

367-368) en gedurende de koude winter van<br />

1739-1740 had men onder meer in de<br />

Achterhoek veel last van wolven (Buisman<br />

2006, 678). In open waterrijke gebieden<br />

kwamen niet alleen ganzen, maar ook kraanvogels<br />

massaal voor (Heuvel 1927, 385).<br />

Vormen van gebruik<br />

Het boslandschap werd door de mens op verschillende<br />

manieren gebruikt, in eerste<br />

instantie vooral voor de jacht en het verzamelen<br />

van natuurproducten. Later was het<br />

gebruik als weidegrond (bosweide) belangrijk.<br />

Zowel runderen als varkens zullen in<br />

<strong>Berlewalde</strong> zijn geweid. De oudste archieven<br />

14<br />

van de marken uit de streek, gevormd vanaf<br />

de veertiende eeuw en tot op heden nog maar<br />

zeer beperkt onderwerp van studie, geven<br />

daar ongetwijfeld informatie over. Varkens<br />

zijn verzot op eikels en beukennoten en daarom<br />

werden varkens vooral daar geweid<br />

(‘gemast’) waar eiken en beuken stonden. Het<br />

verdwijnen van opgaand bos is dan ook af te<br />

leiden uit het verdwijnen van reglementen<br />

voor het masten van varkens (Dirckx 1997,<br />

1998). Te verwachten is dat de in de bronnen<br />

genoemde kuddes paarden op eenzelfde,<br />

extensieve wijze werden beheerd als tegenwoordig<br />

nog de pony’s van Exmoor en<br />

Dartmoor in Zuidoost-Engeland. Uiteraard<br />

werden bossen ook gebruikt voor de winning<br />

van brand- en constructiehout, en voor het<br />

maken van vlechtwerk en hekwerken. Een<br />

thans vergeten ambacht was de productie van<br />

houtskool, dat volgens Hulshof (1947, 261) in<br />

de Achterhoek (in de 19e eeuw) ‘een belangrijk<br />

middel is geweest om de beschikking te krijgen<br />

over enige geldmiddelen’. De vroegste aanwijzingen<br />

voor houtskoolproductie in de Achterhoek<br />

dateren uit de 9e eeuw (Zutphen,<br />

Zelhem, Ruurlo. Groenewoudt 2007). In de<br />

buurschap Noordijk bij Neede werd in 1637-<br />

1638 ‘een coolshoop int bos (…) gebrant’; de<br />

kolen werden aan de locale smid verkocht.<br />

Zowel eiken als elzen werden bij deze gelegenheid<br />

tot houtskool verwerkt (Keunen in<br />

voorb.). Martinet (1790) beschrijft de houtskoolproductie<br />

als een (seizoens)ambacht<br />

dat in de Achterhoek wijd verbreid was.<br />

Het dorp Zieuwent was volgens hem tot ver<br />

in de omtrek bekend om zijn houtproductie.<br />

“’s Winters ziet het er zwart en des zomers groen<br />

van al dat hout, zo zei men”. Elzenhout, afkomstig<br />

van lage voedselrijke gronden, werd het<br />

meest gebruikt. Het laatste kolenbranden<br />

vond plaats in 1905 en is door Hulshof<br />

beschreven aan de hand van een dagboek van<br />

Eimert Papenborg uit de periode 1840-1870.<br />

Verbindingen met het verleden<br />

Is er nog iets van <strong>Berlewalde</strong> overgebleven?<br />

Zijn er in het tegenwoordige landschap<br />

nog sporen te vinden van dat intrigerende<br />

middeleeuwse landschap, sporen die aanknopingspunten<br />

zouden kunnen zijn voor<br />

nieuwe ontwikkelingen? Dergelijke sporen<br />

lijken inderdaad gevonden te kunnen<br />

worden, maar het zal nog het nodige speurwerk<br />

kosten voordat we daarvan een goed<br />

beeld hebben.<br />

Zoals we hebben gezien was het landschap in<br />

het vlakke midden van de Achterhoek<br />

omstreeks de 18e eeuw grotendeels kaal. Her<br />

en der waren bij kastelen en landgoederen al<br />

kleine kernen landgoedbos ontstaan. Sloten


6<br />

HET MARKELDER- OF MARKELOSE BROEK<br />

OMSTREEKS 1790 (HOTTINGER KAART).<br />

LANGS DE BEEK IN HET ZUIDEN BEVINDEN<br />

ZICH DE LAATSTE RESTANTEN BOS.<br />

die aan op oude bosrelicten? Interessant in<br />

dit verband zijn de resultaten van het onderzoek<br />

van Maes & Rövekamp (2002), waaruit<br />

naar voren komt dat het noordwesten van de<br />

Achterhoek opvallend rijk is aan deels zeldzame<br />

autochtone bomen en struiken, terwijl<br />

ook planten die gebonden zijn aan oude bosbodems<br />

(‘oud bosplanten’) relatief veel voorkomen.<br />

Eén en ander wijst op het voorkomen<br />

van eeuwenoude standplaatsen van bos, of<br />

althans een zekere continuïteit in het voorkomen<br />

van bosachtige vegetaties, desnoods<br />

alleen nog maar ‘struikbos’ (Bijlsma 2004).<br />

In theorie kunnen in landgoedbos dus snippers<br />

ouder bos of struweel verscholen liggen,<br />

van waaruit oud-bos soorten het omringende<br />

aangeplante bos geleidelijk hebben gekoloniseerd.<br />

Dat dergelijke plekken met een lange historie<br />

als bos daadwerkelijk nog bestaan wordt geïllustreerd<br />

door een klein bos bij Ruurlo. In<br />

1876 bezocht dominee Craandijk ‘het oude,<br />

wilde bosch, dat, onder den bescheiden naam van<br />

de groote Meene op eene oppervlakte van ca. 9<br />

bunders een schat van natuurschoon te genieten<br />

heeft. ’t Is wel geen ‘maagdelijk woud’ in den<br />

vollen zin van het woord, zooals tot voor korten<br />

tijd nog bij Beekbergen werd aangetroffen, maar<br />

’t is toch een bosch vol woeste, onbesnoeide<br />

schoonheid. Schaarsch wordt hier de bijl des houthakkers<br />

gehoord, zelden komt spade en schoffel<br />

onder deze digte gewelven. Zooals zij groeijen<br />

willen, groeijen de boomen; zooals zij vallen,<br />

blijven zij liggen. De doode stammen, de dorre<br />

takken schemeren spookachtig tusschen bemoste<br />

tronken en digte bladerkroonen door. Rijkbegroeid<br />

is de grond van het bosch; uit de dikke laag der<br />

afgevallen bladeren schieten grasgewassen, varens,<br />

heesters, hulstbosschen in wilde mengeling op.<br />

Veelkleurig mos breidt als een mollig tapijt zich<br />

uit langs de kanten der wegen en bedekt de knoestige<br />

wortels der boomen. Klimop en kamperfoelie<br />

klimt langs de stammen omhoog en hangt in weelderige<br />

festoenen langs de slanke zuilen van dezen<br />

woudtempel neêr. Bundels van zes, zeven, acht<br />

stammen rijzen uit éénen wortel op. Eik en beuk<br />

groeijen als uit éénen tronk’ (Craandijk 1876,<br />

151-152).<br />

Door middel van booronderzoek is in 2007<br />

de aanwezigheid vastgesteld van een 60<br />

centimeter dikke laag morhumus (Vriezen<br />

2007). Dit wijst op een zeer oude en onge-<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

stoorde bosbodem. Dat er bij Ruurlo ook<br />

elders nog bos was vóór de landgoederen hun<br />

vleugels uitsloegen, wordt ook gesuggereerd<br />

door een vermelding uit 1601 van ‘de<br />

Ruerlsche buschen’, gelegen aan een weg<br />

komend ‘vuyt die veenen’ (Hagens 1979, 67).<br />

Het zou gelegen kunnen hebben op de plek<br />

van het latere Kerkwijkerbos (Keunen in<br />

voorb.). De naam Ruurlo of Roderlo (rodeloo),<br />

voor het eerst onder die naam genoemd<br />

in 1241, verwijst naar een bosontginning.<br />

Op de vroegste topografische kaarten zijn in<br />

sommige broeken ook nog bosschages te<br />

zien, vooral langs beken. Ook sommige<br />

horsten, kleine zandheuvels, bleven lang met<br />

bos begroeid. De bekende heemkundige<br />

H.W. Heuvel uit Oolde bij Laren beschrijft<br />

hoe die er in het eind van de 19e eeuw uitzagen:<br />

“ ’t zijn onafzienbare groenlanden, waarin<br />

als eilandjes die horsten liggen, hoogten met een<br />

wilde vegetatie van eiken, hulst als bomen, adelaarsvarens,<br />

enz. net een Germaansch oerwoud”<br />

(Heuvel 1927, 392). Helaas zijn ook deze<br />

laatste horsten in de 20e eeuw, als gevolg van<br />

rationalisering in de landbewerking, ten offer<br />

gevallen aan egalisatie.<br />

Zoals blijkt uit de houtskoolproductie, is de<br />

omgeving van Zieuwent tot in recente tijd<br />

behoorlijk bosrijk gebleven. Uit een ononderbroken<br />

reeks van historische vermeldingen<br />

over bos en bosgebruik blijkt een<br />

15<br />

directe verbinding met het middeleeuwse<br />

boslandschap ter plaatse. Oorspronkelijk was<br />

Zieuwent een gebiedsnaam. Het Zieuwent<br />

werd in 1550 omschreven als ‘een groot brouck<br />

ende bossche streckende tot bij Grolle (Groenlo)<br />

to, lanck omtrent een mijle weechs ende omtrent<br />

vierdeel mijls breet’ (Nijhoff 1859, 157).<br />

Historisch bos als inspiratiebron<br />

Oost-Nederland ondergaat een snelle transformatie<br />

van een vooral agrarisch gebied naar<br />

de multifunctionele oostflank van de West-<br />

Nederlandse deltametropool. Het wordt ook<br />

meer en meer een transitogebied, gelegen<br />

tussen de haven van Rotterdam en de opkomende<br />

markten in het oosten.<br />

Talrijke ontwikkelingen brengen ook in de<br />

Achterhoek grote veranderingen met zich<br />

mee, veranderingen met grote landschappelijke<br />

consequenties. Er is een toenemende<br />

vraag naar recreatie- en woonmogelijkheden,<br />

er liggen diverse wateropgaven en de landbouw<br />

maakt grote veranderingen door. De<br />

realisatie van de ecologische hoofdstructuur<br />

brengt natuurontwikkeling met zich mee. Er<br />

zijn verder plannen voor de stichting van<br />

‘nieuwe landgoederen', en ook valt het gebied<br />

waarover dit artikel gaat grotendeels samen<br />

het Nationaal Landschap ‘De Graafschap’.<br />

Wat de landbouw betreft, maakt het reconstructieplan<br />

Achterhoek en Liemers onderscheid<br />

in extensiveringsgebieden (primaat


C VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

ligt bij de natuur), verwevingsgebieden (verweving<br />

van natuur, landbouw en wonen) en<br />

LOG’s: landbouwontwikkelingsgebieden (primaat<br />

ligt bij de landbouw). In heel Oost-<br />

Nederland liggen LOG’s met name in de<br />

wijdse broekgebieden, die na de ruilverkavelingen<br />

in de tweede helft van de vorige eeuw<br />

nog wel hun open karakter hebben behouden,<br />

maar veel van hun ecologische waarde<br />

hebben verloren. Logistiek gunstig gelegen<br />

broeken zijn trouwens ook favoriete locaties<br />

voor de vestiging van bedrijventerreinen.<br />

Om de economische, maatschappelijke en<br />

landschappelijke ontwikkelingen te sturen,<br />

worden door gemeenten via een interactief<br />

en cyclisch proces (door inbreng van belanghebbenden)landschapsontwikkelingsplannen<br />

(LOP’s) gemaakt. Het doel van een LOP<br />

is het bieden van een stimulerings- en toetsingskader<br />

voor het landelijk gebied, en het<br />

ondersteunen van gewenste initiatieven. Een<br />

LOP heeft een sterk uitvoeringsgericht<br />

karakter via een uitvoeringsprogramma met<br />

concrete projecten en budgetten. Voor het<br />

cultuurhistorische en landschappelijke erfgoed<br />

zijn LOP’s van groot belang.<br />

De nieuwe kennis die het Oost-Nederland<br />

project heeft opgeleverd zal ondermeer worden<br />

ingebracht bij de totstandkoming van<br />

LOP’s en hopelijk vervolgens ook leiden tot<br />

concrete projecten. Bij de LOP Bronckhorst-<br />

Lochem-Zutphen is dit proces al via workshops<br />

in gang gezet (Ziel & Baarslag 2008).<br />

Daarbij is <strong>Berlewalde</strong> één van de landschapshistorische<br />

thema's die door de onderzoekers<br />

op de kaart is gezet. Naast (altijd maar weer)<br />

het 19e eeuwse landschap zou het middeleeuwse<br />

<strong>Berlewalde</strong> een aansprekende historische<br />

referentie kunnen zijn, een inspiratiebron<br />

voor het realiseren van met name ‘blauwe’<br />

en ‘groene’ ambities, maar zeker ook voor<br />

recreatie en toerisme, of zelfs voor het vormgeven<br />

van nieuwe landgoederen. Hierbij zou<br />

doelbewust een contrast nagestreefd kunnen<br />

worden tussen het in hoge mate gecultiveerde<br />

landgoederenlandschap met zijn scherpe<br />

grenzen en de spannende, ongeorganiseerde<br />

ruigte van <strong>Berlewalde</strong>. Er zijn ook veel<br />

concretere mogelijkheden te bedenken. Wat<br />

zou in een tijd van wijd verbreide ponyliefde<br />

en ‘verpaarding’ van het platteland meer aanspreken<br />

dan het weer loslaten van halfwilde<br />

paarden in een verruigend stuk broekland?<br />

De ‘Wildpferde’ in de Merfelder Bruch, niet<br />

ver over de grens bij Dülmen, zijn een enorm<br />

toeristisch succes (zie www.wildpferde.de bijvoorbeeld).<br />

Zou verder het laten herleven van<br />

de productie van houtskool niet kunnen<br />

bijdragen aan regionale branding, zodat<br />

bewoners en toeristen hun saté of Bratwurst<br />

kunnen roosteren op Oud-Achterhoekse<br />

houtskool? En zou het maken van houtskool<br />

wellicht kunnen helpen bij het weer rendabel<br />

maken van het traditionele hakhoutbeheer?<br />

De daarmee samenhangende verstoringsdynamiek<br />

zou ook nog eens een positieve<br />

invloed hebben op de biodiversiteit én de<br />

belevingswaarde van het Achterhoekse<br />

groen.<br />

WOORD VAN DANK<br />

Wij danken Frits Laarman, Roel Lauwerier<br />

(beiden RACM), Roy van Beek (Wageningen<br />

Universiteit) en Michel Groothedde (gemeente<br />

Zutphen) voor het leveren van gegevens en commentaar,<br />

Gitta Gesing (Recklinghausen) voor het<br />

leveren van een foto en Menne Kosian (RACM)<br />

voor het bewerken van beeldmateriaal.<br />

Referenties<br />

– Bakker, R (2003). The emergence of agriculture<br />

on the Drenthe Plateau - A palaeobotanical<br />

study supported by high-resolution 14C dating,<br />

Bonn (Archäologische Berichte 13).<br />

– Bakker, M. & L. van Tweel-Groot (1998).<br />

Historische referentiebeelden voor de bossen<br />

van Twente. Historische ligging, beheer en<br />

samenstelling van bossen als referentie voor<br />

het huidige bosbeheer, DLO-Staringcentrum<br />

Rapport 521, Wageningen.<br />

– Beek, R. van & L.J. Keunen (2006).<br />

A cultural biography of the coversand landscapes<br />

in the Salland and Achterhoek regions. The aims<br />

and methods of the Eastern Netherlands Project,<br />

Berichten van de Rijksdienst voor het<br />

Oudheidkundig Bodemonderzoek, 355-375.<br />

– Beek, R. van (in voorb.). Een culturele biografie<br />

van de dekzandlandschappen van Salland<br />

en de Achterhoek (voorlopige titel), Dissertatie<br />

Wageningen Universiteit, Wageningen.<br />

– Bergh, L.Ph.C. (1949). Handboek der<br />

Middelnederlandse Geografie (derde druk),<br />

’s-Gravenhage.<br />

– Bijlsma, Rienk-Jan (2004). Struikbos<br />

(kreupelbos en struellen) op de Veluwe: 1932<br />

versus 2003, in: Brouwe, K., J. van Laar<br />

& F. Scholten (red.): Het bos in 1832.<br />

De betekenis van de eerste kadastrale gegevens,<br />

Bijdragen aan de studiedag op 25 maart<br />

2004 te Ellecom, Zuidwolde.<br />

– Bos, J.A.A., B. van Geel, B.J. Groenewoudt<br />

& R.C.G.M. Lauwerier (2005). Early<br />

Holocene environmental change, the presence<br />

and disappearance of early Mesolithic habitation<br />

near Zutphen (The Netherlands), Vegetation<br />

History and Archaobotany (2005) 15, 27-43.<br />

– Bradshaw, R.H.W., G.E. Hannon & A.M.<br />

16<br />

Lister (2003). A long-term perspective on<br />

ungulate-vegetation interactions, Forest<br />

Ecology and Management 181, 267-280.<br />

– Buisman, J., 2006. Duizend jaar weer,<br />

wind en water in de Lage Landen, Deel 5.<br />

Uitgeverij Van Wijnen, Franeker.<br />

– Casparie, W.A. & W. Groenman-van<br />

Waateringe (1980). Palynological Analyses of<br />

Dutch Barrows, Palaeohistoria XXII, 7-65.<br />

– Clason, A.T. & L. van Es (1993).<br />

De oeros – Bos Primigenius – van Britsum (Fr.)<br />

gedateerd, Paleo-Aktueel 4, 110.<br />

– Clason, A.T., F.J. Laarman &<br />

L.S. de Vries (2000). Oeros en eland.<br />

14C-datering als correctie op archeologische<br />

datering, Cranium 17, nr. 1, 15-16.<br />

– Cohen, K.M. H.J.A. Berendsen,<br />

E. Stouthamer & H. Kempen, in voorb.:<br />

Zand in Banen - Zanddiepteattentiekaart<br />

van het IJsseldal en IJsseldelta / Sand-depth<br />

maps of the IJssel valley and IJssel delta,<br />

Universiteit Utrecht/Provincie Gelderland.<br />

– Craandijk, J., 1876. Wandelingen door<br />

Nederland, met pen en potlood, Tweede deel.<br />

Kruseman en Tjeenk Willink, Haarlem.<br />

– Cruyningen, P.J. van, 2005.<br />

Landgoederen en landschap in de Graafschap,<br />

Historische publicaties Gelderland,<br />

deel 5. Stichting Matrijs, Utrecht.<br />

– Demoed, H.B. (1987). Mandegoed<br />

schandegoed. De markeverdelingen in<br />

Oost-Nederland in de 19de eeuw, Zutphen.<br />

– Dirkx, G.H.P. (1997). … ende men sal<br />

van een erve ende goedt niet meer dan een trop<br />

schaepe holden. Historische begrazing van<br />

gemeenschappelijke weidegronden in Gelderland<br />

en Overijssel. DLO-Staringcentrum<br />

rapport 499, Wageningen.<br />

– Dirkx, G.H.P. (1998). Wood-pasture in<br />

Dutch Common Woodlands and the<br />

Deforestation of the Dutch Landscape,<br />

in: K.J. Kirby & Ch. Watkins (eds.),<br />

The Ecological History of European<br />

Forests, Walingford. 53-62.<br />

– Doorninck, J.I. van (1894).<br />

De cameraars-rekeningen van Deventer,<br />

Derde deel, tweede stuk. Deventer.<br />

– Graaf, J. de (1948). Markeregt van Gooi.<br />

Overijsselsche stad-, dijk- en markeregten,<br />

Derde deel, twintigste stuk. Vereeniging<br />

tot Beoefening van Overijsselsch Regt<br />

en Geschiedenis. Zwolle.<br />

– Groenewoudt, B.J. (2005). Sporen van<br />

houtskoolproductie en landschapsdynamiek<br />

in een verdwenen bos bij Anloo, Nieuwe<br />

Drentse Volksalmanak 122, 152-162.<br />

– Groenewoudt, B.J. (2007). Charcoal<br />

Burning and Landscape Dynamics in the Early<br />

Medieval Netherlands, in: J. Klapste & P.<br />

Sommer (eds.): Arts and Crafts in Medieval


Rural Environment, Ruralia VI, 22-29th<br />

September 2005, Hungary, 327-337.<br />

– Groenewoudt, B.J. 2006: Sporen van oud<br />

groen. Bomen en bos in het historische cultuurlandschap<br />

van Zutphen-Looërenk, in:<br />

O. Brinkkemper, J. Deeben, J. van<br />

Doesburg, D.P. Hallewas, E.M. Theunissen<br />

& A.D. Verlinde (red.): Vakken in vlakken.<br />

Archeologische kennis in lagen, Amersfoort<br />

(Nederlandse Archeologische Rapporten<br />

32), 117-146.<br />

– Groenewoudt, Bert, Henk van Haaster,<br />

Roy van Beek & Ottto Brinkkemper (in<br />

druk). Towards a reverse image. Botanical<br />

research into the landscape history of the<br />

Eastern Netherlands (BC 1100-AD 1500),<br />

Landscape History.<br />

– Groothedde, M. (1999). De nederzettingsontwikkeling<br />

van Zutphen voor het jaar 1000,<br />

in: M. Groothedde, G.E. Hartman, M.R.<br />

Hermans et. al. (red.): De Sint-Walburgiskerk<br />

in Zutphen. Momenten uit de geschiedenis van<br />

een middeleeuwse kerk, Zutphen, 9-30.<br />

– Hagens, H., 1979. Molens Mulders Meesters.<br />

Negen eeuwen watermolens in Twente en de<br />

Gelderse Achterhoek, Almelo.<br />

– Harthun, M. (1999). Zur Bedeutung<br />

der Biberwiesen in der Mitteleuropäischen<br />

Urlandschaft, in Gerken, B. & Görner, M.<br />

(eds.): Europäische Landschaftsentwicklung<br />

mit grossen Weidetieren. Geschichte, Modelle<br />

und Perspectiven, Natur und Kulturlandschaft<br />

3, Höxter/Jena, 146-155.<br />

– Heuvel, H.W. (1927). Oud Achterhoeksch<br />

boerenleven, Deventer.<br />

– Hidding, M., J. Kolen & Th. Spek (2001).<br />

De biografie van het landschap. Ontwerp voor<br />

een inter- en multidisciplinaire benadering van<br />

de landschapsgeschiedenis en het cultuurhistorisch<br />

erfgoed, in: J.H.F. Bloemers (red.),<br />

Bodemarchief in Behoud en Ontwikkeling:<br />

de conceptuele grondslagen, Assen, 7-109.<br />

– Hulshof, H.J. (1947). De bereiding van houtskool<br />

in de Achterhoek, Landbouwkundig<br />

Tijdschrift, Maandblad van het Ned.<br />

Genootschap voor Landbouwwetenschap,<br />

orgaan van het Nederlands Instituut<br />

van Landbouwkundig Ingenieurs, 59<br />

(nr. 709/710), 261-263.<br />

– Hulst, R.S. & A. Buisman (1991).<br />

Borculo-Industrieterrein Noord,<br />

Jaarverslag ROB 1990, 73-74.<br />

– Keunen, L.J. (in voorb.). Eeuwig grensland.<br />

Een historisch-geografische studie van Salland<br />

en de Achterhoek, Dissertatie, Wageningen<br />

Universiteit. Wageningen.<br />

– Künzel, R.E., D.P. Blok & J.M.<br />

Verhoeff (1988). Lexicon van Nederlandse<br />

toponiemen tot 1200, Amsterdam.<br />

– Kuile, G.J. ter (1963-1969).<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

Oorkondenboek van Overijssel, regesten<br />

797-1350, Volume I, Zwolle.<br />

– Kreuz, A. (2008). Closed forest or open<br />

woodland as natural vegetation in the<br />

surroundings of Linearbandkaramik<br />

settlements, Vegetation History and<br />

Archaeobotany 17, 51-64.<br />

– Laak, J.C. ter (2005). De taal van het landschap.<br />

Pilot toponiemen in de Berkelstreek,<br />

Amersfoort (Rapporten Archeologische<br />

Monumentenzorg 123).<br />

– Lauwerier, R.C.G.M. (1988). Animals in<br />

Roman times in the Dutch Eastern River<br />

Area, Nederlandse Oudheden 12; project<br />

Oostelijk Rivierengebied 1), ’s-Gravenhage.<br />

– Maes, B., & C. Rövekamp (2002).<br />

Inheemse bomen en struiken in de Graafschap.<br />

Autochtone genenbronnen en oude bosplaatsen,<br />

Utrecht/Millingen a/d Rijn.<br />

– Markgren, G. (1969). Reproduction<br />

of moose in Sweden, Upsala.<br />

– Martinet, J.F. (1790). Beschrijving<br />

van het houtskoolen branden, in: Volledige<br />

beschrijving van alle konsten, (…), 6e deel<br />

(De Houtskoolenbrander), Dordrecht.<br />

– Meihuizen, L.S. (1953). De rekening<br />

betreffende het graafschap Gelre 1294-1295,<br />

Werken uitgegeven door Gelre, no. 26,<br />

Arnhem.<br />

– Mulder, J.W. (1887). ‘Arkelstein’, in:<br />

Verslagen en Mededelingen van de<br />

Vereeniging ter bestudering van<br />

Overijsselsch Regt en Geschiedenis 16,<br />

– Muller Fz., S. & A.C. Bouman (1920).<br />

Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301,<br />

deel I, Utrecht.<br />

– Nijhoff, I.A., 1859. Gedenkwaardigheden uit<br />

de geschiedenis van Gelderland, zesde deel,<br />

eerste stuk: Karel van Egmond, hertog<br />

van Gelre, graaf van Zutphen. Is. An.<br />

Nijhoff en zoon, Arnhem.<br />

– Pott, R. & J. Hüppe (1991).<br />

Die Hudelandschaften Nordwestdeutschlands,<br />

Münster.<br />

– Raemaekers, D.C.M. (1999). The<br />

Articulation of a ‘New Neolithic’. The meaning<br />

of the Swifterbant Culture for the process of<br />

Neolithisation in the western part of the North<br />

European Plain, Leiden (Archaeological<br />

Studies Leiden University 3).<br />

– Roesingh, H.K. en A.H.G. Schaars (1996).<br />

De Gelderse landbouw beschreven omstreeks<br />

1825, Een heruitgave van het landbouwkundige<br />

deel van de Statistische beschrijving<br />

van Gelderland (1826), Wageningen<br />

(Agronomisch-Historische Bijdragen, 15).<br />

– Rooi, C.J. de (2006). Waar de venen<br />

groeiden. De situering en transformatie van<br />

veengebieden in de Achterhoek, Scriptie<br />

Wageningen Universiteit. Wageningen.<br />

17<br />

– Sloet, L.A.J.W. (1872). Oorkondenboek der<br />

graafschappen Gelre en Zutfen tot op den slag<br />

van Woeringen, 5 juni 1288, ’s-Gravenhage.<br />

– Svenning, J-C (2002). A review of natural<br />

vegetation openness in north Western Europe,<br />

Biological Conservation 104, 133-148.<br />

– Spek, Th. (2004). Het Drentse esdorpenlandschap;<br />

een historisch-geografische studie,<br />

Utrecht (proefschrift Wageningen).<br />

– Velde, H.M. van der, & M.C. Kenemans<br />

(2002). Zelhem, archeologisch onderzoek<br />

Soerlant III, Bunschoten (ADC-Rapport<br />

135).<br />

– Vriezen, Edwin, 2007. Een veranderend<br />

landschap. Verkennende studie naar de<br />

aanwezigheid van oud bos in Oost-Nederland,<br />

Stageverslag Rijksdienst voor Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten,<br />

Amersfoort.<br />

– Spek Th. & L. van Exter (2007). Een<br />

paleogeografische kaart voor het kerspel<br />

Raalte en Heeten. In H. van der Velde:<br />

Germanen, Franken en Saksen in Salland.<br />

Archeologische en landschappelijk onderzoek<br />

naar de geschiedenis van het landschap en<br />

nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en<br />

Vroege Middeleeuwen in centraal Salland,<br />

Amersfoort (ADC Monografie 1), 391-397.<br />

– Vera, F.W.M. (1997). Metaforen voor de<br />

wildernis. Eik, hazelaar, rund en paard,<br />

’s-Gravenhage.<br />

– Vuure, C. van (2003). De oeros.<br />

Het spoor terug, Wageningen UR<br />

rapport 186, Wageningen.<br />

– Wartena, R. (1989). Het graafschap in<br />

Hamaland en de hof Enschede in Terwolde,<br />

Bijdragen en mededelingen Gelre 80, 7-8.<br />

– Willemse, N.W. (2006). Projectgebied 4,<br />

Boevinkbrug te Lochem, gemeente Lochem.<br />

Een archeologische veldkartering bij uitvoering<br />

graafwerkzaamheden, Amsterdam<br />

(RAAP-rapport 1268).<br />

– Ziel, P.Y. & F. Baarslag (2008).<br />

Inventarisatie landschapsontwikkelingsplan<br />

gemeenten: Bronckhorst, Lochem, Zutphen,<br />

Enschede (rapport Royal Haskoning<br />

9S2458.AO).<br />

DR. B.J. GROENEWOUDT is senioronderzoeker<br />

landschapsarcheologie,<br />

Rijksdienst voor Archeologie,<br />

Cultuurlandschap en Monumenten.<br />

b.groenewoudt@racm.nl<br />

IR. L.J. KEUNEN is projectleider<br />

historische geografie, RAAP Archeologisch<br />

Adviesbureau, regio Oost.<br />

luuk.keunen@gmail.com


A ARCHEOLOGIE W.BROUWERS – M. MANDERS<br />

1<br />

Bodemarchief onder water<br />

I<br />

n de afgelopen tientallen<br />

jaren is het bodemarchief<br />

onder water echter maar<br />

summier meegenomen in<br />

onderzoek en reconstructie<br />

van het verleden. Natuurlijk: wrakken<br />

spreken tot de verbeelding en de rijkdom aan<br />

vondsten die uit deze tijdscapsules worden<br />

geborgen, trekken grote publieke belangstelling.<br />

Echter, alleen al het feit dat vind-<br />

MACHU: Managing<br />

‘HET ARCHEOLOGISCH ERFGOED ONDER WATER IS OMVANGRIJKER DAN SCHEEPSWRAKKEN<br />

ALLEEN’: ONDERWATER ARCHEOLOOG AAN HET WERK IN VERZONKEN STEENTIJD<br />

NEDERZETTING BRON: RGK<br />

plaatsen onder water vaak als toevalsvondsten<br />

worden aangemerkt is een bewijs voor<br />

de ad hoc benadering waar de bescherming en<br />

het onderzoek van het cultureel erfgoed<br />

onder water mee te kampen heeft. Dat de<br />

objecten niet voor niets op een bepaalde plek<br />

en in een bepaald gebied worden aangetroffen,<br />

wordt nauwelijks onderkend. Schepen<br />

vergaan op druk bevaren routes, zwaar<br />

bevochten gebieden en ondiepten. Soms zijn<br />

wrakken bewust gedeponeerd om als blokkade<br />

voor vijandige scheepvaart te dienen.<br />

18<br />

Cultural<br />

Heritage<br />

Underwater<br />

De identiteit van een land, een maatschappij<br />

staat of valt met de kennis over het<br />

verleden. De noodzaak van het hebben van<br />

die kennis voor het zijn in het heden wordt<br />

gelukkig meer een meer onderkend. 1<br />

Naast historische informatie vormt het<br />

bodemarchief een belangrijke bron<br />

van de kennis over dat verleden,<br />

mits deze goed ontsloten wordt.<br />

Een belangrijk deel van het Nederlandse<br />

bodemarchief ligt opgeslagen onder water<br />

en dat is niet zo vreemd. Een groot gedeelte<br />

van ‘s Neerlands activiteiten in het verleden<br />

hebben te maken met de zee en de (handels)<br />

relatie met andere naties. Zonder de zee<br />

geen Nederland of Gouden eeuw.<br />

De relatie van scheepsarcheologische vondsten<br />

met de omgeving is dus vaak groter dan<br />

in eerste instantie wordt gedacht.<br />

Het cultureel erfgoed onder water is echter<br />

veel omvangrijker dan scheepswrakken alleen;<br />

we scharen hier ook havens, scheepshellingen,<br />

bruggen en prehistorische vindplaatsen<br />

onder die worden aangetroffen op en in de<br />

waterbodems van rivieren, meren en zeeën.<br />

Deze vindplaatsen zijn onmiskenbaar gerelateerd<br />

aan hun omgeving. 2


Pas sinds kort is nationaal en internationaal<br />

het besef ontstaan dat dit – vaak goed bewaarde<br />

– archief een enorme potentie heeft, maar<br />

wel goed beheer, management en vooral<br />

actieve bescherming behoeft. De wens beter<br />

om te gaan met het bodemarchief onder<br />

water heeft zich onder andere vertaald in de<br />

UNESCO Convention on the Protection of<br />

Underwater Cultural Heritage uit 2001. 3<br />

In de Nederlandse Monumentenwet is reeds<br />

(of pas) in 1988 specifiek aandacht besteed<br />

aan de bescherming van ons culturele erfgoed<br />

onder water. In de nieuwe aangepaste<br />

wet uit 2007 is de jurisdictie hiervan nu opgeschoven<br />

tot 24 mijl buiten de Nederlandse<br />

kust. 4 Dit betekent een forse uitbreiding van<br />

het gebied waarvoor de Monumentenwet<br />

geldt.<br />

Het management en bescherming van het<br />

onderwaterarchief vindt steeds meer aansluiting<br />

bij het terrestrische doordat een beleidsinstrument<br />

als de Kwaliteitsnorm Nederlandse<br />

Archeologie (KNA) een specifieke<br />

versie voor de Waterbodems heeft gekregen,<br />

een Nationale onderzoeksagenda voor de<br />

maritieme archeologie (NOaA-Maritiem) in<br />

de maak is en in de nieuwe erfgoedbalans ook<br />

het maritieme erfgoed volwaardig vertegenwoordigd<br />

zal zijn. 5<br />

Net als bij de landarcheologie wordt in het<br />

management van archeologische vindplaatsen<br />

onder water primair geopteerd voor bescherming<br />

in situ. Het in kaart brengen en waarderen<br />

van het erfgoed met niet-intrusieve<br />

methoden heeft daarmee prioriteit gekregen.<br />

Om dit erfgoed te bewaren en om de kwaliteit<br />

daarvan te bewaken is de fysieke bescher-<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

2<br />

SAMENVATTING<br />

Het MACHU-project is een internationaal project waarin diverse Europese<br />

landen samenwerken om te komen tot een beter inzicht in de rijkdom<br />

van het cultureel erfgoed onder water. Een ander belangrijk doel van<br />

dit, door de EU gefinancierde project, is de kennis hierover verspreiden<br />

onder wetenschappers, beleidsmakers en het algemeen publiek.<br />

Belangrijke middelen die daartoe bijdragen zijn onder andere een<br />

speciaal ontworpen GIS-systeem en de MACHU-website<br />

(www. machuproject.eu). Daarnaast worden nieuwe methoden en<br />

technieken (verder) ontwikkeld ten behoeve van het beheer en behoud van<br />

het – tot voor kort sterk onderbelichte - cultureel erfgoed onder water.<br />

DE OOSTZEEHANDEL WAS DE MOTOR VAN DE WELVAART<br />

IN DE GOUDEN EEUW. EEN SCHILDERIJ VAN DE HAVEN VAN<br />

RIGA IN DE 17E EEUW MET VERSCHILLENDE NEDERLANDSE SCHEPEN<br />

BRON MUSEUM VOOR DE GESCHIEDENIS VAN RIGA EN SCHEEPVAART/RIGA<br />

VESTURES UN KUGNIECIBAS MUZEJS, RIGA, LETLAND<br />

ming – net als monitoring – van deze vindplaatsen,<br />

echter ook van groot belang. Dat<br />

gebeurt tot op heden echter maar mondjesmaat<br />

omdat de kosten hiervoor hoog zijn en<br />

de budgetten beperkt.<br />

Samenwerking ten behoeve van de bescher-<br />

3<br />

DE MACHU<br />

PARTNERS<br />

EN TESTGEBIEDEN<br />

KAARTJE:<br />

WILL BROUWERS<br />

19<br />

ming van ons maritieme erfgoed onder water<br />

is dan ook het devies. De samenwerking<br />

binnen Nederland kan worden gezocht en<br />

gevonden bij de vele anderen die gebruik<br />

maken van de Nederlandse wateren en waterbodems.<br />

Belangrijke partners zijn Rijks-


A VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

DOELEN EN<br />

METHODIEK<br />

VAN MACHU<br />

1Het belangrijkste doel van<br />

MACHU is inzicht te krijgen<br />

in de rijkdom van ons culturele<br />

erfgoed onder water op<br />

Europees niveau. Dat klinkt<br />

logisch, maar het in kaart brengen<br />

van het cultureel erfgoed<br />

onder water is nog maar net<br />

begonnen. Wat is het bestand<br />

aan (bekende) archeologische<br />

vindplaatsen onder water? Wat<br />

is de staat van de vindplaatsen<br />

en hoe kunnen de vindplaatsen<br />

het best beschermd worden?<br />

Hoe kan de informatie (internationaal)<br />

het best beschikbaar<br />

worden gesteld en gedeeld?<br />

De oplossing is gevonden in het<br />

gezamenlijke ontwerp van<br />

gestandaardiseerde formats<br />

waarin de partners binnen het<br />

4<br />

MACHU de informatie over het<br />

maritieme erfgoed aanleveren.<br />

Daardoor wordt het mogelijk om<br />

de gegevens over het maritieme<br />

erfgoed in al die landen eenvoudig<br />

te vergelijken en uit te wisselen.<br />

Immers: de ‘taal’ die gesproken<br />

wordt, is dan dezelfde. Tot op<br />

heden zijn formats voor archeologische,<br />

juridische, onderzoeks-,<br />

bathymetrische en administratieve<br />

informatie ontwikkeld.<br />

2Een tweede MACHU doel is de<br />

informatie over het erfgoed<br />

beschikbaar stellen aan wetenschap,<br />

publiek en beleidsmakers.<br />

Hiervoor is op basis van de aangeleverde<br />

uniform verzamelde data<br />

een Europees Geografisch<br />

Informatie Systeem ontwikkeld.<br />

Dit MACHU GIS wordt geserveerd<br />

via de MACHU website. 8 In het<br />

GIS wordt alle informatie over<br />

Europees onder water erfgoed<br />

gekoppeld en zichtbaar gemaakt.<br />

HET NEMEN VAN OSL MONSTERS OP DE SITE VAN HET BZN 10 WRAK IN DE WADDENZEE<br />

TER HOOGTE VAN OUDENSCHILD TEXEL. FOTO P. VOORTHUIS, HIGHZONE<br />

20<br />

De GIS viewer is niet openbaar<br />

maar zal – net als Archis 9 worden<br />

aangeboden aan wetenschap<br />

en beleidsmakers via een afgeschermd<br />

gedeelte van de MACHU<br />

website. De MACHU website<br />

zelf is een portaal voor het in<br />

de maritieme cultuurhistorie<br />

geïnteresseerde Europees<br />

publiek. 10<br />

3Het derde doel is binnen<br />

MACHU nieuwe methoden en<br />

gereedschappen die van belang<br />

(kunnen) zijn voor het beheer van<br />

het cultureel erfgoed onder water<br />

(verder) te ontwikkelen.<br />

Een voorbeeld hiervan is de introductie<br />

van een nieuwe techniek<br />

voor de datering van zandlagen<br />

onder water. De methode, Optical<br />

Stimulated Luminescence (OSL),<br />

wordt al langer op het land<br />

gebruikt. 11 De testen die op 27<br />

november 2007 in het kader van<br />

het MACHU project in de Wadden-<br />

zee zijn uitgevoerd, zijn de eerste<br />

pogingen om zand van waterbodems<br />

te dateren. Deze methode<br />

kan in de toekomst mogelijk<br />

gebruikt worden om van door<br />

zand afgedekte scheepswrakken<br />

te weten te komen wanneer<br />

deze voor het laatst vrij hebben<br />

gelegen, of er nog oorspronkelijke<br />

vondstlagen aanwezig zijn, of dat<br />

deze volledig zijn weg geërodeerd.<br />

Deze informatie is weer<br />

van belang voor de waardering<br />

van vindplaatsen die niet vrij aan<br />

het bodemoppervlak liggen en<br />

die daardoor mogelijk juist nog<br />

in goede conditie verkeren.<br />

Daarnaast is het uitdrukkelijk<br />

de bedoeling om OSL te gaan<br />

gebruiken in het monitoringproces<br />

van afgedekte scheepswrakken.<br />

Het kan ons informatie<br />

verschaffen over de hoeveelheid<br />

aan ingevangen zand onder het<br />

afdekkingsgaas, wanneer dit<br />

invangen heeft<br />

waterstaat, maar ook het leger, de visserij en de<br />

vele sportduikers die in Nederland actief zijn. 6<br />

De voor Nederland zo prominente maritieme<br />

geschiedenis speelt zich echter voor een groot<br />

deel ook op internationaal terrein af. Schepen<br />

voeren met lading van land naar land, oorlogen<br />

werden op zee uitgevochten. Nederlandse<br />

scheepswrakken worden nog jaarlijks<br />

in andere landen binnen en buiten Europa<br />

aangetroffen. Voor het beheer hiervan zijn we<br />

dus afhankelijk van andere naties, net zoals zij<br />

afhankelijk zijn van ons voor de bescherming<br />

van hun erfgoed in Nederlands territoriaal<br />

gebied. In Nederlandse wateren liggen schepen<br />

uit Zweden, Engeland, Duitsland,<br />

Denemarken en Frankrijk. Die objecten zijn<br />

even zo goed onderdeel van het erfgoed van<br />

Nederland als dat van het land van herkomst.<br />

Steeds vaker wordt dit gemeenschappelijk erfgoed<br />

in overleg met de betrokken landen<br />

beheerd en ontsloten.<br />

Managing Cultural<br />

Heritage Underwater<br />

Tot op heden wordt in de bovengenoemde<br />

gevallen op ad hoc basis de samenwerking tussen<br />

landen, overheden en andere stakeholders<br />

gezocht. 7 Wanneer we echter een goed beheer<br />

over een langere periode willen garanderen,<br />

dan zal die samenwerking moeten worden<br />

geformaliseerd en gestructureerd. Belangrijk


daarbij is dat een breed draagvlak gecreëerd<br />

wordt, begrip is voor wederzijdse belangen<br />

en dat data, die door de verschillende partijen<br />

verzameld worden, uitwisselbaar zijn.<br />

Om de in het kader gestelde doelen te realiseren,<br />

is in 2006 het project Managing Cultural<br />

Heritage Underwater (MACHU) opgestart.<br />

MACHU is een samenwerkingsproject van<br />

acht Europese partners uit zeven landen<br />

onder EU vlag (Cultuur 2000 programma)<br />

dat zich bezig houdt met het ontwikkelen en<br />

inventariseren van technieken om dat Cultureel<br />

erfgoed onder water in kaart te brengen<br />

en te beschermen. Het MACHU project is een<br />

pilot-project en loopt in eerste instantie door<br />

tot september 2009.<br />

De zeven landen die gezamenlijk MACHU<br />

ontwikkelen hebben allen een belangrijk<br />

maritiem verleden: Nederland, België, Zweden,<br />

Engeland, Duitsland, Polen en Portugal.<br />

MACHU GIS<br />

Het MACHU GIS-systeem is de ruggengraat<br />

van het MACHU project. Hier komt informatie<br />

samen in overzichtelijke afbeeldingen<br />

die stuk voor stuk belangrijke informatie<br />

bevatten voor het beheer van het culturele<br />

erfgoed onder water, niet alleen op landelijk,<br />

maar zelfs op Europees niveau. Wetenschappers<br />

kunnen vragen afvuren op de<br />

achterliggende databases, informatie naar<br />

eigen inzicht combineren en zelfs nieuwe<br />

onderzoekslagen toevoegen. Beleidsmakers<br />

kunnen een snel overzicht krijgen in de druk<br />

op het bodemgebruik onder water. MACHU<br />

stelt daar direct de rijkdom van het daar aangetroffen,<br />

maar ook verwachtte archief tegenover.<br />

Via het MACHU GIS systeem kunnen<br />

bedreigingen en kansen voor het erfgoed<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

onder water in één oogopslag zichtbaar<br />

gemaakt worden.<br />

Het MACHU pilot-GIS bestaat voorlopig uit<br />

vijf lagen. De archeologische laag en de<br />

onderzoekslaag vormen het hart van het<br />

GIS. 13 De archeologische laag geeft een<br />

omschrijving van de maritieme vindplaatsen<br />

onder water; van locatie, datering en<br />

omschrijving object tot de relatie die het<br />

object mogelijk met andere landen heeft.<br />

Komt het schip misschien oorspronkelijk uit<br />

Duitsland of heeft het een Duitse lading?<br />

De onderzoekslaag geeft een inzicht in alle<br />

werkzaamheden en ingrepen die in of op de<br />

bodem (gaan) plaatsvinden. Hierbij wordt<br />

een onderscheid gemaakt tussen archeologische<br />

onderzoeken en bijvoorbeeld infrastructurele<br />

projecten. Ook is een bathymetrische<br />

laag gemaakt – waarin onder andere meetgegevens,<br />

verkregen door multi beam en side scan<br />

sonar zijn ondergebracht – en een juridische<br />

laag die aangeeft welke wetgeving in een specifiek<br />

gebied beschikbaar is voor de bescherming<br />

van ons cultuurhistorisch erfgoed. 14<br />

Het GIS is opgebouwd als een open source<br />

systeem en er kunnen op een eenvoudige<br />

manier in een later stadium allerlei functionaliteit<br />

en of lagen aan worden toegevoegd.<br />

Een voorbeeld van een toekomstige laag –<br />

waar overigens nu al aan gewerkt wordt door<br />

onze Zweedse partner – is de invloed van de<br />

sportduikers op de vele, zeer goed bewaarde,<br />

scheepswrakken in de Stockholm archipel. 15<br />

Testgebieden<br />

Hoewel het MACHU GIS uiteindelijk al het<br />

onder water erfgoed zal bestrijken, is voor de<br />

duur van het project gekozen voor kleine<br />

testgebieden. Hiermee kan gegarandeerd<br />

21<br />

5<br />

OPENINGSKAART<br />

VAN HET MACHU<br />

GIS<br />

BRON: MACHU<br />

6<br />

HET ÄLVSNABBEN<br />

WRAK IN ZWEDEN<br />

WORDT VAAK<br />

BEZOCHT DOOR<br />

SPORTDUIKERS.<br />

DAT HEEFT GROTE<br />

INVLOED OP<br />

DE CONDITIE VAN<br />

HET WRAK<br />

FOTO: ANDERS BOUVIN<br />

7<br />

OPNAME GEMAAKT MET EEN ROV<br />

(REMOTE OPERATING VEHICLE) VAN EEN<br />

ZEER GOED BEWAARD KOOPVAARDER<br />

UIT DE 17E EEUW BIJ GOTLAND ZWEDEN.<br />

BRON: DEEP SEA PRODUCTIONS<br />

worden dat voldoende relevante informatie<br />

uit die gebieden verzameld kan worden om<br />

het systeem uitvoerig te kunnen testen. Elke<br />

partner heeft testgebieden geselecteerd met<br />

min of meer unieke (regionale) eigenschappen.<br />

Alle data over archeologische vindplaatsen in<br />

de testgebieden en over de gebieden zelf worden<br />

verzameld. Het gaat hierbij niet alleen<br />

om archeologisch materiaal, maar ook om<br />

informatie over zeebodemerosie, visserij,<br />

infrastructurele werken, juridische grenzen,<br />

duikactiviteiten en bijvoorbeeld bodemopbouw.<br />

Het Zweedse testgebied (De Stockholm<br />

archipel) bevat ca. 500 bekende wrakken<br />

waarvan de conditie vaak verbluffend goed<br />

is. Reden daarvoor is dat de noordelijke<br />

Oostzee een laag zoutgehalte heeft, redelijk<br />

koud is en geen of nauwelijks getijdenstro-


A VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

9A BESCHERMEN IN SITU<br />

MET BEHULP VAN<br />

POLYPROPYLEEN<br />

STEIGERGAAS OVER<br />

HET SCHEEPSWRAK<br />

BZN 10.<br />

BRON: RACM<br />

9B OPENGEWERKTE TEKENING<br />

IN SITU BESCHERMING.<br />

TEKENING: MARTIJN MANDERS<br />

22<br />

8<br />

MULTIBEAM<br />

OPNAME<br />

VAN HET<br />

BURGZAND<br />

NOORD TEST<br />

GEBIED MET<br />

V.L.N.R.<br />

DE BZN 8,<br />

BZN 11,<br />

BZN 10 EN<br />

DE BZN 3.<br />

BRON: RWS<br />

ming kent. Met name door het laag zoutgehalte<br />

is er in het gebied (nog) geen paalworm<br />

(Teredo sp/navalis) actief. Dit organisme is in<br />

Nederland een van de grootste oorzaken voor<br />

de snelle aantasting van houten scheepswrakken<br />

in de Waddenzee en de Noordzee. Een<br />

zeer recente vondst in Zweden betreft een<br />

puntgave koopvaarder die op 130 meter diepte<br />

ten noorden van Gotland is aangetroffen. 16<br />

Mogelijk gaat het hier om een 17de eeuws<br />

schip van Nederlandse makelij. Dit zal echter<br />

in een vervolgonderzoek moeten worden<br />

vastgesteld. 17<br />

De Duitse testgebieden liggen in de voormalige<br />

Oost Duitse kustwateren (Wismar baai<br />

en Rüggen eiland, ook in de Baltische Zee).<br />

Het onderzoek in de Duitse testgebieden is<br />

gericht op zowel middeleeuwse scheepswrakken<br />

als op verzonken (midden) steentijd<br />

nederzettingen.<br />

Tot einde jaren ’80 van de 20ste eeuw is dit<br />

gebied niet bedoken en onderzocht, anders<br />

dan voor militaire doeleinden. Hierdoor is<br />

het totale erfgoed onder water daar nog voor<br />

een groot deel ongeschonden en compleet.<br />

De paalworm is hier echter wel sinds 1993<br />

actief en heeft naast de miljoenen euro’s<br />

schade aan kades ook schade aan scheepswrakken<br />

veroorzaakt. Een nieuw op te starten<br />

EU onderzoek heeft tot doel de invloed van<br />

de paalworm in de Baltische zee te onderzoeken<br />

en tevens na te gaan of de ontwikkelingen<br />

die nu worden gesignaleerd van tijdelijke<br />

aard en cyclisch zijn, of dat de intrede<br />

van de paalworm doorzet tot in het Noordelijke<br />

(Zweedse en Finse) deel van dit gebied. 18<br />

Het onderzoek in de Duitse gebieden van de<br />

Baltische Zee is gericht op zowel middeleeuwse<br />

scheepswrakken als op verzonken


(midden)steentijd nederzettingen.<br />

De Portugese testgebieden hebben weer een<br />

andere benadering nodig omdat ze zijn gesitueerd<br />

in rivierestuaria de Aveiro in midden<br />

Portugal en de Arade in Zuid Portugal (Algarve)<br />

met een eigen sediment-erosie dynamiek.<br />

De nadruk in deze gebieden ligt vooral<br />

op het laat-middeleeuwse wrakkenbestand<br />

waarin een schat aan informatie over de<br />

scheepsbouwontwikkelingen besloten ligt,<br />

die mede hebben geleid tot de periode van de<br />

grote ontdekkingen.<br />

Ook de overige partners Polen, België en<br />

Engeland leveren ieder specifieke testgebieden<br />

aan waar ‘nationale’ know how wordt ontwikkeld<br />

en die bijdragen aan de kennis en<br />

bescherming van het gehele Europese<br />

culturele erfgoed onder water. 19<br />

DE NEDERLANDSE TESTGEBIEDEN<br />

De Banjaard<br />

Nederland (De RACM) heeft twee testgebieden<br />

aangewezen: de Banjaard en de Burgzand<br />

Noord. 20 Het eerste gebied ligt in<br />

Zeeland voor de kust van Schouwen Duiveland.<br />

De Banjaard is een dynamisch, relatief<br />

ondiep gebied met veel (migrerende) zandbanken.<br />

In dat gebied zijn in de afgelopen<br />

eeuwen talloze schepen vastgelopen en<br />

gezonken. Een gedeelte van die ongelukkige<br />

schepen is met naam en verhaal historisch<br />

goed gedocumenteerd. 21 Daarentegen is gevalideerde<br />

archeologische kennis over de wrakken<br />

in situ in het gebied nog beperkt. De<br />

meeste informatie uit dit gebied is tot nu toe<br />

verzameld door duikers en vissers. Dit is<br />

ongewogen informatie. Doel van het MACHU<br />

project is om een goede modus te vinden om<br />

deze bronnen te gebruiken, op juiste waarde<br />

te schatten en te valideren. Deze zomer zal<br />

het projectteam de Banjaard bezoeken en<br />

trachten de nu bijeengebrachte data te valideren,<br />

door in een gebiedsgeörienteerde<br />

aanpak tot waarderingen te komen.<br />

Burgzand Noord<br />

Het tweede testgebied is de Burgzand Noord<br />

in de Waddenzee, voor de kust van Texel. Het<br />

is een klein gebied met slechts vier wrakken<br />

uit de 17e eeuw. Als gevolg van de afsluiting<br />

van de Zuiderzee door de Afsluitdijk in 1932,<br />

is de dynamiek van de zeebodem in dit<br />

gebied ingrijpend veranderd en vindt sterke<br />

erosie plaats. Hierbij spoelen regelmatig<br />

wrakken vrij die dan in korte tijd aangetast<br />

worden door mechanische (visserij), biologische<br />

(de gevreesde paalworm) en chemische<br />

factoren.<br />

Het Burgzand Noord gebied vormt het hart<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

van wat eens de ‘rede van Texel’ was. Over de<br />

bekende wrakken in dit gebied is relatief veel<br />

gevalideerde informatie beschikbaar. In het<br />

verleden is daar door het toenmalige<br />

Nederlands Instituut voor Scheeps- en onder<br />

water Archeologie (NISA/ROB) veel onderzoek<br />

gedaan: van verkenningen tot waardestellingen<br />

en opgravingen.<br />

Eeuwenlang was de rede van Texel het verzamelpunt<br />

voor de grote handelsschepen van<br />

de VOC, WIC en de vaart op de Oostzee.<br />

Schepen wachtten daar op goede wind om uit<br />

te varen of om lading aan boord te brengen of<br />

te lossen. Dit waren met name de grotere<br />

handelsschepen die door de ondiepte bij<br />

Pampus niet in de haven van Amsterdam<br />

konden komen. Bevoorrading en uitladen<br />

gebeurde met behulp van kleinere lichters.<br />

Alhoewel de rede relatief veilig was, blijkt uit<br />

historische bronnen dat in een enkele storm<br />

soms tientallen schepen tegelijk konden vergaan.<br />

Tijdens een storm in de kerstnacht van<br />

1593 vergingen meer dan veertig schepen.<br />

In december 1660 was het nog erger. Van<br />

ongeveer 150 schepen die beschutting zochten<br />

op de rede, werden er – na een nachtelijke<br />

zware storm – ’s morgens nog 38 geteld. De<br />

geschiedenis kent vele stormen en het is<br />

aannemelijk dat alleen al in de westelijke<br />

Waddenzee in de loop der eeuwen meer dan<br />

duizend schepen zijn vergaan.<br />

De scheepswrakken<br />

De vier scheepswrakken in het testgebied<br />

zijn de Burgzand Noord 3, BZN 8, BZN 10<br />

en de BZN 11.<br />

De BZN 3 is in 1986 al verkend en in 1988<br />

afgedekt met gaas en 6000 zandzakken. Het is<br />

vermoedelijk het in 1640 gezonken VOCschip<br />

Rob. Jaarlijkse monitoring in het kader<br />

van het Burgzand-project heeft uitgewezen<br />

dat de fysieke bescherming redelijk effectief<br />

is geweest, maar dat de gebruikte methodiek<br />

met zandzakken er wel voor heeft gezorgd<br />

dat de beschermlaag ook voor vervolgonderzoek<br />

moeilijk te verwijderen zal zijn. 22 Het<br />

wrak was de eerste vindplaats onder water<br />

dat een monumentenstatus kreeg. 23<br />

Het wrak de BZN 10 is een mogelijk Noord-<br />

Duitse koopvaarder uit de 17de eeuw. Hij is<br />

bedekt met een net van polypropyleen. 24 Bij<br />

deze methodiek worden de netten los op de<br />

site geplaatst en vangen daarbij zand af dat in<br />

het water zweeft. 25 Onder het net is bijna<br />

geen stroming aanwezig en het zand blijft<br />

dus liggen. Op deze manier kan binnen een<br />

aantal weken een vrijgespoeld wrak weer<br />

onder een laag zand terecht komen. De zandbult<br />

zorgt voor een anaëroob milieu, zodat de<br />

23<br />

paalworm het hout niet kan aantasten. Eventuele<br />

bacteriologische aantasting wordt hiermee<br />

ook vertraagd. Het wrak is meteen tegen<br />

visnetten beschermd omdat het polypropylene<br />

net voor een kunstmatige glooiende<br />

heuvel zorgt waar visbomen rustig overeen<br />

kunnen rollen zonder dat het net achter<br />

scheepsdelen blijft hangen. 26<br />

De BZN 8 is gebouwd en gezonken in het<br />

midden van de 17de eeuw. Opvallend aan de<br />

BZN 8 is dat dit schip, oorspronkelijk vermoedelijk<br />

een koopvaarder, in de constructie<br />

versterkt is met als doel (meer) kanonnen te<br />

kunnen voeren. Een bijzondere vondst uit<br />

dit wrak is een zeer fraaie Hemony-klok uit<br />

1658. 27 Ook dit wrak wordt fysiek beschermd<br />

met een net van polypropyleen.<br />

De Burgzand 11 is ook een 17de eeuwse<br />

koopvaarder. Het wrak wordt niet fysiek<br />

beschermd en is daarmee een te monitoren<br />

voorbeeld van wat er gebeurt wanneer geen<br />

maatregelen genomen worden voor fysieke<br />

bescherming in dit gebied.<br />

Beheer van het (on)bekende erfgoed<br />

‘Pantha Rei’ (alles verandert) en dat gaat<br />

zeker op voor de zeebodem. Stroming en<br />

sediment zijn constant in beweging. Erosie<br />

en het verplaatsen van sediment kan grote<br />

gevolgen hebben voor archeologische resten<br />

op de zeebodem. Ligt een wrak het ene<br />

moment nog onder een veilig pakket zand<br />

van enkele meters, het volgende moment is<br />

dat zand verspoeld en ligt het wrak vrij.<br />

Sediment erosie modellen<br />

Naast het verzamelen en in kaart brengen<br />

van gegevens over de onderwatersites, is het<br />

ook van groot belang om menselijke en<br />

natuurlijke bedreigingen voor het culturele<br />

erfgoed onder water te inventariseren.<br />

Binnen het MACHU project wordt gewerkt<br />

aan zogenaamde sediment-erosie modellen<br />

die kunnen voorspellen hoe de zee/zeebodem<br />

zich zal gedragen in de (nabije) toekomst.<br />

Met deze modellen kunnen voorspellingen<br />

gedaan worden ten aanzien van de bedreiging<br />

in bepaalde gebieden en de kans om nog<br />

goed bewaarde cultuurhistorische waarden<br />

onder water aan te treffen. In feite vormen de<br />

sedimentatie-erosie modellen die op dit<br />

moment op macro niveau voor de zuidelijke<br />

Noordzee in de maak zijn en op detail (vindplaats)<br />

niveau ook in de Waddenzee, een<br />

belangrijke basis voor een dynamische indicatieve<br />

kaart archeologische waarde (IKAW).<br />

Immers, de conventionele IKAW’s zijn statisch<br />

en houden weinig rekening met het


A VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

verdwijnen van het erfgoed door natuurlijke<br />

processen. Op hun beurt vormen de dynamische<br />

IKAW’s ook een basis voor het binnen<br />

MACHU nog te ontwikkelen ‘Decision<br />

Support System’, een systeem dat waarschuwingen<br />

afgeeft voor gebieden waar het<br />

erfgoed onder druk staat of waar te weinig<br />

informatie vandaan komt om gefundeerde<br />

uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit<br />

ervan.<br />

Op micro niveau wordt ook onderzoek<br />

gedaan naar sediment erosie verplaatsing<br />

rondom één wrak. Wat is de invloed van stroming<br />

(slijpgeulen) en sedimentverplaatsing<br />

op en rond een wrak? Zijn er patronen te<br />

herkennen? In het Britse testgebied ‘East<br />

English Channel’ wordt hier uitgebreid<br />

onderzoek naar gedaan alsmede ook op het<br />

Burgzand. 28<br />

MACHU en het Europese publiek<br />

Het culturele erfgoed onder water kan alleen<br />

effectief worden beschermd wanneer er voldoende<br />

draagvlak is. Een essentieel onderdeel<br />

bij het creëren van zo’n draagvlak is<br />

het aanspreken van het algemene publiek. 29<br />

In MACHU wordt dit op Europees niveau<br />

gedaan. Het erfgoed moet worden beleefd.<br />

Wrakken en sites moeten aanspreken. Daarmee<br />

dragen ze als vanzelf bij aan een gezamenlijke<br />

historische Europese identiteit<br />

zoals die in de maritieme wereld al eeuwen<br />

bestaat.<br />

Hiervoor is een website ontwikkeld die informatie<br />

over het erfgoed vertaalt voor specifieke<br />

doelgroepen. De gegevens waarmee wordt<br />

gewerkt zijn verzameld voor het GIS. Het<br />

GIS is slechts beperkt toegankelijk en de<br />

informatie wordt daar voor andere, wetenschappelijke<br />

en beleidsmatige, doeleinden<br />

gepresenteerd. De website geeft een schat aan<br />

informatie over het project, de testgebieden,<br />

onderzoek en archeologische vindplaatsen in<br />

de verschillende landen. Op termijn moet de<br />

website uitgroeien tot het portaal van archeologisch<br />

maritiem Europa.<br />

Slot<br />

Het koppelen en bevraagbaar (uitwisselbaar)<br />

maken van informatie over het archeologisch<br />

erfgoed onderwater is zowel relevant voor<br />

wetenschappers, beleidsmakers en het bredere<br />

publiek. Het project heeft grote potentie:<br />

er is een uniforme module gecreëerd waarbinnen<br />

overheden en instituten internationaal<br />

kunnen samenwerken aan de bescherming en<br />

bestudering van het maritieme erfgoed.<br />

Het MACHU project zit nog in de ‘pilotfase’’<br />

0A DUIKER MET EEN DATALOGGER, MEETAPPARATUUR OM DE OMGEVINGSFACTOREN RONDOM EEN<br />

SCHEEPSWRAK VAST TE LEGGEN ZOALS ZOUTGEHALTE, TEMPERATUUR, ETC. FOTO: R. OBST<br />

0 MULTIBEAM OPNAME WORDEN OOK GEBRUIKT VOOR DE MONITORING VAN WRAKKEN.<br />

DOOR IEDER JAAR OPNAMES TE MAKEN VAN DE ZEEBODEM KUNNEN VERANDERINGEN<br />

IN HET SEDIMENT PATROON WORDEN AANGETOOND. BRON: RWS<br />

B<br />

24


en loopt door tot september 2009. De website<br />

en het GIS zullen in die tijd continue worden<br />

vernieuwd, aangevuld en getest. Na die<br />

datum zal een aanvraag naar de EU gaan ter<br />

financiële ondersteuning van een systeem dat<br />

in Europees verband moet worden opgepakt.<br />

Een GIS systeem kan alleen goed werken als<br />

er voldoende data beschikbaar zijn in het<br />

systeem. In Nederland is de samenwerking<br />

tussen RWS en RACM in het MACHU project<br />

goed. Data van beide instituten zijn binnen<br />

MACHU beschikbaar voor gebruik. Willen<br />

we MACHU tot een echt internationaal<br />

zinvol project laten uitgroeien dan, is het<br />

van essentieel belang dat het breed wordt<br />

gedragen. Er zijn binnen Europa contacten<br />

met Finland, Italië, de Baltische staten, Spanje<br />

en Kroatië. Ook landen buiten Europa; Sri<br />

Lanka, Zuid-Afrika, Brazilië en Australië<br />

hebben interesse getoond om volgens het<br />

MACHU principe te gaan werken.<br />

MACHU bestaat uit de volgende<br />

organisaties:<br />

– Nederland, Rijksdienst voor Archeologie<br />

Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en<br />

Rijkswaterstaat (RWS)<br />

– België, Vlaamse Instituut voor het<br />

Onroerend Erfgoed (VIOE)<br />

– Groot Brittannië, English Heritage (EH),<br />

– Polen, Poolse Maritieme Museum in Gdansk<br />

(CMM) en het Poolse Geologische Instituut<br />

(PGI)<br />

– Portugal, Portuguese Centre for Underwater<br />

and Nautical Archaeology (DANS)<br />

– Zweden, The National Maritime Museums<br />

of Sweden (SMM)<br />

Voor meer informatie kunt u terecht op de<br />

MACHU website: www.machuproject.eu<br />

MARTIJN MANDERS is projectleider<br />

MACHU en Will Brouwers is datamanager/<br />

researcher MACHU.<br />

1 De regering heeft besloten de historische<br />

canon per september 2009 in de kerndoelen van<br />

basisonderwijs en ‘nieuwe onderbouw’ voortgezet<br />

onderwijs op te nemen. Van de 50 items in<br />

de canon is in 16 gevallen een directe maritieme<br />

verwijzing opgenomen. 6 items zijn zelfs primair<br />

verbonden met de maritieme geschiedenis,<br />

te weten: de VOC, de Hanze, de Cartografie, De<br />

Ruiter, de Slavernij en de Haven van<br />

Rotterdam.<br />

2 Denk hierbij bijvoorbeeld aan de tempelcomplexen<br />

van Nehellenia (Colijnsplaat, Domburg),<br />

St Odulfus klooster (Stavoren), oerbos in<br />

het IJsselmeer (bij Hindelopen), scheepshelling<br />

(Medemblik). Zie hiervoor Bundel Maritieme<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

Vindplaatsen 1, Redactie en samenstelling. J. van<br />

den Akker, Martijn Manders, Wendy van der<br />

Wensch, Albert Zandstra, Amersfoort 2007<br />

3 De Unesco Convention on the Protection of<br />

Underwater Cultural Heritage die in 2001 in<br />

Parijs is opgesteld, is op dit moment door 17<br />

landen ondertekend. Met nog drie extra landen<br />

daarbij treedt het verdrag in werking. De<br />

Conventie bestaat uit een set van regels voor de<br />

bescherming van het erfgoed onderwater en een<br />

Annex waarin gedragsregels voor de omgang<br />

met dit erfgoed zijn opgesteld. Die gedragsregels<br />

of ‘Code of Good Practise’ zijn eerder verwoord<br />

in de ICOMOS charter on the Protection and<br />

Management of Underwater Cultural Heritage<br />

uit Sofia 1996. samen met het Verdrag van<br />

Malta, Valletta 1992, pleitten al deze verdragen<br />

voor om de bescherming ‘in situ’ als eerste<br />

optie in overweging te nemen. De teksten<br />

van deze verdragen zijn te vinden op<br />

www.machuproject.eu/legislation.<br />

4 De Monumentenwet van 1988 is sinds 2007<br />

aangepast op het Verdrag van Malta: de wet op<br />

de archeologische monumentenzorg.<br />

5 KNA Waterbodems 3.1 (zie www.sikb.nl).<br />

Het NOaA hoofdstuk (www.noaa.nl) voor de<br />

maritieme archeologie zal einde 2008 klaar zijn.<br />

In Uit Balans (P.A.M. Zoetbrood et al, Amersfoort<br />

2006), een evaluatie van het in 2002 verschenen<br />

Archeologie Balans (R.C.G.M. Lauwerier<br />

& R.M. Lotte red., Amersfoort 2002), kwam<br />

heel duidelijk het gebrek aan kennis, maar<br />

vooral ook het gebrek aan aandacht dat de<br />

maritieme cultuur de afgelopen jaren gekregen<br />

heeft naar voren (http://www.archis.nl/AB2002).<br />

6 De Nederlandse Onderwatersport Bond<br />

heeft alleen al 20.000 aangesloten leden en<br />

290 duikverenigingen. (bron website NOB:<br />

www.onderwatersport.org).<br />

7 Maasvlakte 1 en 2, Val 1460.<br />

8 GIS viewer met extra GIS functionaliteiten.<br />

8 Archis is in Nederland de centrale database<br />

voor het archeologisch erfgoed. ww.racm.nl/<br />

content/xml_racm/project_%20archis_bron_<br />

kennis_inspiratie.xml.asp<br />

10 www.machuproject.eu<br />

11 Zie ook De Nationale Onderzoeks agenda<br />

hoofdstuk 5 Luminescentiedatering, www.noaa.nl.<br />

Van zandkorrels (meestal veldspaat of kwarts)<br />

kan worden bepaald wanneer deze voor het<br />

laatst aan zonlicht zijn blootgesteld. Wanneer<br />

een zandkorrel wordt afgedekt vindt beschadiging<br />

van de atoomstructuur plaats. Die<br />

beschadiging kan worden gemeten. Hoe meer<br />

beschadigd des te langer de korrel afgedekt is<br />

geweest. Zodra de korrel weer wordt blootgesteld<br />

aan licht dan hersteld die structuur<br />

zich weer en staat in feite de klok weer op nul.<br />

12 Het in MACHU uitgevoerde onderzoek vond<br />

plaats op het Burgzand Noord 10 wrak in de<br />

25<br />

Waddenzee in november 2007. De eerste<br />

resultaten worden verwacht in de tweede helft<br />

van 2008 (zie hiervoor de MACHU-website)<br />

13 Hootsen, Herman, Building the GIS system,<br />

MACHU Report nr. 1, p. 39 (Amersfoort 2008)<br />

14 Multibeam en Side Scan Sonar zijn<br />

akoestische technieken om het oppervlak<br />

van de waterbodem in kaart te brengen.<br />

15 Zie hiervoor MACHU Report nr. 1,<br />

p. 36, (Amersfoort 2008).<br />

16 Het wrak ligt dan wel buiten het Zweedse<br />

testgebied van MACHU, toch is het opgenomen<br />

in het GIS en de MACHU website vanwege de<br />

noodzaak om gegevens over de vindplaats te<br />

verzamelen, te vergelijken en te ontsluiten.<br />

17 Een vervolgonderzoek staat voor september<br />

2008 op de planning.<br />

18 Aanvraag bij de EU binnen het 7de kader<br />

programma. Projectnaam WreckProtect.<br />

Uitsluitsel over de financiering wordt in<br />

de tweede helft van 2008 verwacht.<br />

19 Zie hiervoor MACHU Report nr. 1<br />

(Amersfoort 2008) of www.machuproject.eu/<br />

testsite00.htm<br />

20 Brouwers, Will en Oosting, Rob,<br />

The Burgzand Noord and The Banjaard in<br />

Zeeland, Introduction to the testareas in the<br />

Netherlands, MACHU Report nr. 1,<br />

pp. 11-13 Amersfoort 2008.<br />

21 Vrieze, de, Wim en Overbeeke,<br />

Giel, Stranding en schipbreuk voor de<br />

Schouwse kust 1824-1999, Goes 2005.<br />

22 Voor de beschermingsmethodiek zie:<br />

Manders, Martijn, 2005: Site 13. Burgzand<br />

Noord 3 (BZN 3) wreck, Wadden Sea, the<br />

Netherlands, in: Dr. René Klaassen (ed):<br />

Preserving cultural heritage by preventing<br />

bacterial decay of wood in foundation piles<br />

and archaeological sites. Final report<br />

EVK4-CT-2001-00043 Appendix 1, 55-64.<br />

23 Op dit moment zijn in totaal 3 scheepswrakken<br />

onder water beschermd.<br />

24 Manders, Martijn, ‘Preliminary results of<br />

the investigation into the ship construction of the<br />

BZN 10 wreck’, MoSS Newsletter, 4/2003,<br />

p. 6-8. Zie ook www.machuproject.eu<br />

25 Manders, Martijn, ‘The Safeguarding of<br />

BZN 10’, MoSS Newsletter, 3/2004, p. 6-8.<br />

26 Zie ook: www.machuproject.eu/wrecksites.htm<br />

27 Zie www.racm.nl/content/xml_racm/<br />

bronzen_bel.xml.asp en www.machuproject.eu/<br />

wrecksites.htm<br />

28 Dix, Justin & David Lambkin,<br />

Modelling sediment mobility to support the<br />

management of submerged archaeological sites,<br />

MACHU Report nr. 1.<br />

29 Brouwers, W, The machu website: gateway<br />

to the European underwater cultural heritage<br />

p. 41, MACHU Report nr. 1.


M MONUMENTENZORG D. JELSMA TASK FORCE TOEKOMST KERKGEBOUWEN<br />

Hoe verder met de<br />

Godshuizen<br />

in Nederland?<br />

1<br />

DE DOMINICUSKERK ALKMAAR UIT 1865 VAN P.H. J. CUYPERS, GESLOOPT IN<br />

1985. OP DE PLAATS VERREES EEN WINKELCENTRUM; DE KLEINE HOEKTOREN<br />

WERD ALS AANDENKEN IN HET WINKELCOMPLEX VERWERKT. FOTO JOB VAN NES<br />

De situatie van de kerkgebouwen in ons land vormt een bijzonder<br />

intrigerend vraagstuk. Ze toont haarscherp de kwetsbaarheid van<br />

waardevol erfgoed ten opzichte van maatschappelijke veranderingen.<br />

Terwijl de maatschappelijke verontwaardiging over de sloop van kerkgebouwen<br />

in de vorige decennia nauwelijks is weggeëbd, dient zich op<br />

dit moment een nieuwe sloopgolf aan. Die nieuwe golf wordt, naast het<br />

dalend aantal kerkleden, veroorzaakt door de fusie van de Hervormde,<br />

Gereformeerde en Lutherse kerk tot de Protestantse Kerk Nederland<br />

in 2004 en het actieve fusiebeleid in de Rooms-katholieke kerk.<br />

26<br />

De komende 10 jaar zullen<br />

minstens 1000 van de 4200<br />

kerkgebouwen die de twee<br />

grootste kerkgenootschappen<br />

nog in gebruik hebben worden<br />

gesloten. Het gaat daarbij volgens cijfers van<br />

de kerken zelf globaal om 600 protestantse en<br />

400 rooms-katholieke kerkgebouwen, en nog<br />

eens zo’n 120 kloosters. De hoeveelheid<br />

roerend erfgoed uit kerken en kloosters, die<br />

haar natuurlijke onderdak kwijtraakt, bestaat<br />

naar schatting uit ongeveer 160.000 objecten.<br />

Een mooie impressie om welke voorwerpen<br />

het daarbij gaat biedt de onlangs gepresenteerde<br />

Lexicon Religieus Erfgoed, van Mieke van<br />

Zanten. Een extra kwetsbare categorie vormen<br />

textilia en de religieuze kunst die geïntegreerd<br />

is in de religieuze gebouwen, zoals wandschilderingen,<br />

mozaïeken en glas-in-lood.<br />

Bij de opening van het Jaar Religieus Erfgoed<br />

in de provincie Noord-Brabant, op 17 maart jl.,<br />

meldde de kerkhistoricus prof. Peter Nissen<br />

dat het jaar 2008 het historische faillissement<br />

markeert van het institutionele christendom in<br />

ons land. Een constatering waar niet iedereen<br />

blij mee zal zijn, maar die wel aansluit bij de<br />

cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau en<br />

de kerken zelf. Er is sprake van een maatschappelijk<br />

vraagstuk met een grote impact op de<br />

inrichting van onze omgeving. Het besef<br />

begint door te dringen dat Nederland een<br />

groot deel van zijn religieuze erfgoed dreigt te<br />

verliezen. Hierdoor valt ook het verhaal van de<br />

verschillende geloofsvisies, en hun rol in de<br />

samenleving, binnenkort niet meer uit de<br />

gebouwde omgeving terug te lezen. Juist nu<br />

het besef van het belang van de verhalende<br />

functie van erfgoed, als spiegel van de eigen<br />

geschiedenis, groeit. Dat betreft dan nog alleen<br />

de verhalen van de christelijke stromingen in<br />

ons land. Extra aandacht en respect verdient<br />

de situatie van de overgebleven synagogen in<br />

Nederland. Ook de ontwikkeling van de moskeebouw<br />

in Nederland blijkt een eigen verhaal<br />

te vertellen, zoals blijkt uit de publicatie<br />

Moskeeën in NL.<br />

Religieus erfgoed vertelt veel over een samenleving.<br />

Een belangrijke reden om er zuinig op<br />

te zijn. De dagelijkse praktijk in Nederland<br />

blijkt echter anders.<br />

Impasse bij de grote<br />

christelijke kerken<br />

De grote christelijke kerken hebben de krimp<br />

van hun organisatie inmiddels als een onontkoombaar<br />

lot geaccepteerd. Ook al noemen


2<br />

3<br />

4<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

2<br />

3<br />

4<br />

SAMENVATTING<br />

De Nederlandse bevolking heeft zijn traditionele kerkelijke wortels goeddeels<br />

losgelaten. De komende 10 jaar worden zo'n 1000 kerkgebouwen en 120<br />

kloosters gesloten en dreigt er een nieuwe sloopgolf. Tegelijkertijd is de<br />

belangstelling voor religie en voor religieus erfgoed groot. Is het mogelijk<br />

voor die gebouwen en de religieuze kunst- en cultuur een nieuw draagvlak te<br />

scheppen? Op dit moment wordt gewerkt aan een Strategisch Plan Religieus<br />

Erfgoed, dat in december aan minister Plasterk wordt aangeboden. Enkel<br />

een gezamenlijke inspanning van de betrokken partijen lijkt het behoud van<br />

het religieus erfgoed voor de toekomst mogelijk te kunnen maken.<br />

veel Nederlanders zich religieus, men ziet geen<br />

reden meer om zich bij een geloofsgemeenschap<br />

aan te sluiten. Daarmee valt de traditionele<br />

bestaansgrond weg onder de religieuze<br />

gebouwen, als locatie voor de wekelijkse eredienst<br />

van een vaste groep gelovigen. Nieuwe<br />

initiatieven om de aanwezige gebouwen een<br />

bestaansgrond te geven ontstaan wel buiten de<br />

kerken, maar weinig vanuit de kerken zelf; ze<br />

stuiten soms zelfs op regelrechte tegenwerking<br />

van de kerkleiding. De vraag is of dit niet<br />

anders kan en of er in gezamenlijk overleg<br />

tussen kerken, overheden, corporaties en<br />

financiers niet veel meer vruchtbare coalities<br />

mogelijk zijn, die het erfgoed een nieuwe toekomstkans<br />

kunnen geven. Van diverse kanten<br />

wordt op de kerkelijke organisaties een appèl<br />

gedaan om mee te werken aan oplossingen<br />

voor het behoud van het religieus erfgoed.<br />

Kerkelijke organisaties blijken een weerstand<br />

te hebben tegen de term ‘religieus erfgoed’,<br />

omdat men liever niet als een historisch<br />

fenomeen gekarakteriseerd wil worden. Tegelijkertijd<br />

legt men weinig talent aan de dag om<br />

te reageren op nieuwe vormen van religieuze<br />

belangstelling in de samenleving. Fons<br />

Asselbergs (voormalig Rijksadviseur Cultureel<br />

Erfgoed) gaf op het symposium ‘Het Godshuis’<br />

CLEMENSKERK HILVERSUM UIT 1914<br />

DOOR ARCHITECT J.W.A.VAN GILS.<br />

SINDS 12 JAAR GESLOTEN VOOR PUBLIEK<br />

EN VERWAARLOOSD, ONDANKS<br />

RIJKSMONUMENTENSTATUS. GEMEENTE<br />

EN BURGERS STREVEN NAAR BEHOUD<br />

EN HERGEBRUIK, BISDOM HAARLEM<br />

HOUDT EEN VOORKEUR VOOR SLOOP.<br />

PORTAAL, MURAAL-GLASSCHILDERING VAN<br />

MAX WEISS UIT 1961. FOTO JANNEKE MONSHOUWER<br />

EXTERIEUR FOTO JELSMA<br />

VAANDEL, VAN DE 'NED. RK BOND<br />

VAN ARBEIDERS IN HET BAKKERS-<br />

CACAO-CHOCOLADE EN SUIKERBEDRIJF',<br />

AFDELING HILVERSUM.<br />

FOTO MARJOLEIN SCHIPPER<br />

27<br />

5<br />

op 1 december 2007, in de Sultan Ahmet<br />

moskee in Zaandam, de volgende gedachte mee<br />

voor het Jaar van het Religieus Erfgoed 2008:<br />

‘Als kerkgebouwen geschikt zijn te maken voor<br />

de ombouw tot bibliotheek of archief, museum of<br />

theater, cultuurhuis of zorgcentrum, zijn zij dan<br />

ook niet geschikt te maken voor de vraag naar<br />

hernieuwde spiritualiteit?’<br />

Op dit moment bieden de grote christelijke<br />

kerkgenootschappen op dit vraagstuk geen<br />

antwoord. Ze zijn meer naar binnen gericht<br />

dan naar buiten, lijken vermoeid door een<br />

interne richtingenstrijd – tussen orthodoxie<br />

en vrijzinnigheid – die doet denken aan de<br />

jarenlange richtingenstrijd in het onderwijs.<br />

Waar men in het buitenland vaak het gebouwde<br />

erfgoed als stijlvolle en gastvrije ontmoetingsplek<br />

met ‘het heilige’ gebruikt, ziet men in ons<br />

land vaak niet de waarde en mogelijkheden<br />

van de eigen tradities en het erfgoed. Kerkelijke<br />

beleidsstukken tonen een geïsoleerde<br />

denkwijze en intern gerichte afwegingen met<br />

betrekking tot de sluiting van gebouwen. De<br />

maatschappelijke mogelijkheden voor het<br />

behoud van het gebouwde erfgoed worden<br />

zelden in de afwegingen betrokken. Het kerkgebouwenbeleid<br />

verschilt overigens per katholiek<br />

bisdom en per protestantse gemeente. De<br />

CHRISTOFFELKERK ALMELO UIT 1959, ARCHITECT<br />

HANS SLUIJMER. LAATSTE EREDIENST SEPTEMBER<br />

2008. SLOOPVERGUNNING AFGEGEVEN AAN WONING-<br />

CORPORATIE ST. JOSEPH. MOGELIJKHEDEN VOOR<br />

HERGEBRUIK ZIJN NIET ONDERZOCHT.


M VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

Protestantse Kerk van Nederland presenteerde<br />

op 9 juni een intern discussiestuk over de<br />

‘Protestantse visie op kerkgebouwen’. De roomskatholieke<br />

kerk heeft per bisdom enkele notities<br />

uitgegeven.<br />

Publieke belangstelling<br />

Terwijl men in de kerken nog praat over pijnlijke<br />

keuzes en noodzakelijke selectie, klopt<br />

het publiek al belangstellend aan de – vaak<br />

dichte – deur. De brede interesse van het<br />

Nederlandse publiek met betrekking tot erfgoed<br />

in het algemeen blijkt uit het onderzoek<br />

‘Het bereik van het verleden’, in opdracht van het<br />

ministerie van OCW uitgevoerd. Die belangstelling<br />

is in vergelijking met andere landen<br />

groot. De speciale interesse in het religieuze<br />

erfgoed blijkt ook uit de bezoekersaantallen bij<br />

Open Monumentendagen en bijvoorbeeld de<br />

Open Kloosterdag. Nederland is geïnteresseerd<br />

in erfgoed en in religie. Maar de bezoekmogelijkheden<br />

van kerkgebouwen zijn maar<br />

heel beperkt en de informatievoorziening over<br />

het aanwezige erfgoed is afwezig of armzalig.<br />

De rijkdom aan educatieve aspecten van het<br />

religieus erfgoed blijft daarmee vrijwel onbenut.<br />

De betrokkenheid van het publiek bij kerkgebouwen<br />

toont zich ook in de weerstand<br />

tegen de sloop. Of mensen nu wel of niet<br />

kerkelijk zijn, ze beschouwen de kerkgebouwen<br />

als dierbare markeringen in het landschap,<br />

als baken in de buurt en historisch<br />

ankerpunt. Uit het onderzoek van het Sociaal<br />

Cultureel Planbureau ‘God in Nederland’ blijkt<br />

dat 78% van de Nederlanders aangeeft graag<br />

een kerkgebouw in de buurt te willen handhaven.<br />

Aan belangstelling ontbreekt het dus niet. De<br />

vraag is hoe die belangstelling zich vertalen<br />

kan in financieel draagvlak, zowel in het geval<br />

kerken hun oorspronkelijke bestemming<br />

behouden, als bij nieuwe manieren van<br />

behoud en gebruik.<br />

Op veel plaatsen in Nederland heeft de situatie<br />

rondom bedreigde kerkgebouwen al tot particuliere<br />

initiatieven geleid. In de vorm van een<br />

stichting wordt er een zelfstandig draagvlak<br />

gecreëerd om het kerkgebouw als stads- of<br />

dorpshart te kunnen laten voortbestaan. Soms<br />

met behoud van de kerkelijke functie. Deze<br />

constructie, waarbij het beheer van het kerkgebouw<br />

in handen is van een zelfstandige<br />

6<br />

RK PIUS X-KERK IN<br />

AMSTERDAM,<br />

UIT 1960 VAN<br />

ARCHITECT<br />

JAN VAN DER LAAN;<br />

SLOOP IN JUNI 2008.<br />

FOTO<br />

HERMAN WESSELINK<br />

28<br />

7<br />

GLAS-IN-<br />

BETONRAAM<br />

BINNEN- EN<br />

BUITENZIJDE<br />

FOTOS JOB VAN NES<br />

stichting, wordt wel ‘het Hollandse model voor<br />

kerkgebouwen’ genoemd. Eenvoudig hebben<br />

deze stichtingen het niet. Er wordt van hen<br />

verwacht om een complex gebouw te beheren<br />

alsof het de huisvesting van een lucratieve<br />

onderneming zou zijn. Honderden vrijwilligers<br />

zijn vaak nodig om het geheel te kunnen<br />

laten functioneren. Interessant is dat die vrijwilligers<br />

vaak wel te vinden zijn. De binding<br />

met cultuur en erfgoed lijkt in dit tijdsgewricht<br />

eenvoudiger dan die met een kerkelijke<br />

organisatie.<br />

Architectonische en<br />

kunsthistorische waarde<br />

Als gevolg van de verzuiling en de kloof die er<br />

tussen de kerkgebouwen en het niet kerkelijke<br />

publiek is gegroeid, is de samenleving zich niet<br />

bewust welke waarde en schoonheid de kerkgebouwen<br />

huisvesten en vertegenwoordigen;<br />

die is ook door de overheden vaak niet geïnventariseerd.<br />

De politieke scheiding tussen<br />

kerk en staat wordt door bestuurders ten<br />

onrechte gebruikt als een argument om geen<br />

verantwoordelijkheid voor het gebouwde religieus<br />

erfgoed te dragen. Vooral het naoorlogse<br />

erfgoed blijkt kwetsbaar en wordt in hoog


tempo met de grond gelijk gemaakt, nog voor<br />

het door de samenleving op waarde kan worden<br />

geschat. Waar vroeger de 50-jarengrens in<br />

de Monumentenwet een natuurlijke tijdbarrière<br />

vormde om het historische belang van<br />

erfgoed goed op waarde te kunnen schatten,<br />

blijkt die nu -met de huidige omloopsnelheid<br />

in de gebouwde omgeving- tot het onverwijld<br />

verlies van belangwekkend religieus erfgoed te<br />

leiden. Deze beleids- en verantwoordelijkheidsleemte<br />

levert een treurige lijst van verloren<br />

parels op, die zich voortdurend uitbreidt. Zoals<br />

bijvoorbeeld de Willibrordkerk in Almelo, met<br />

de wandschilderingen van Strawinsky en de<br />

Josephkerk in Vaals. In 2007 en 2008 werden<br />

diverse belangrijke Bossche Schoolvoorbeelden<br />

gesloopt, in juni 2008 nog de Pius X in<br />

Slotervaart van Jan van der Laan. Ook bestaat<br />

een acute sloopdreiging voor een aantal unieke<br />

bouwwerken van de Limburgse architect<br />

Fanchamps. Overheden zien hun verantwoordelijkheid<br />

hiervoor niet, of durven niet op te<br />

staan tegen de belangen van de kerkelijke<br />

eigenaar. Soms mist men hiervoor eenvoudigweg<br />

de personele of financiële capaciteit.<br />

Religieuze gebouwen als<br />

sociale pijlers<br />

Kerkgebouwen zijn bij uitstek gemeenschapsgebouwen,<br />

in naoorlogse wijken zijn ze daar<br />

speciaal voor gebouwd. Ze hebben vaak een<br />

nevenfunctie als podium voor grotere schoolen<br />

muziekuitvoeringen of herdenkingsbijeenkomsten.<br />

Functies om zuinig op te zijn. Het is<br />

daarom van belang om te anticiperen op de<br />

sluiting van kerkgebouwen, en ze waar mogelijk<br />

en passend opnieuw een maatschappelijke<br />

rol te geven. Gemeenten kunnen hiervoor bijvoorbeeld<br />

d.m.v. planologisch beschermen de<br />

nodige ruimte scheppen. Daarbij kan zowel de<br />

erfgoedwaarde, als ook de sociaal-maatschappelijke<br />

of religieuze bestemming een rol spelen.<br />

Sociaal gezien heeft de huidige – door de<br />

marktwaarde van bouwgrond gedomineerde –<br />

sloopgolf van kerkgebouwen meerdere wrange<br />

kanten. Islamitische besturen moeten zich<br />

behelpen met geïmproviseerde gebedsruimtes,<br />

worden als kandidaat nieuwe gebruiker voor<br />

een leegkomend kerkgebouw geweigerd, of<br />

moeten het afleggen tegen kapitaalkrachtige<br />

ontwikkelaars. Voor christelijke migrantengemeenschappen<br />

vormt het tekort aan geschikte<br />

ruimte voor samenkomsten ook een structureel<br />

probleem. Nieuwbouwprojecten voor ‘kerkverzamelgebouwen’,<br />

zoals project De Kandelaar<br />

in de Bijlmer, komen van de grond door particuliere<br />

initiatiefnemers, maar hebben een bijbehorend<br />

nieuwbouwprijskaartje. Waarom<br />

worden bestaande kerkgebouwen niet voor dat<br />

doel verbouwd?<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

De Julianakerk in de wijk Transvaal in Den<br />

Haag werd dankzij een flinke investering door<br />

de gemeente in 2006 heropend als centrum<br />

voor informatie en ontmoeting voor alle wijkbewoners.<br />

Een eerder plan voor herbestemming<br />

tot moskee stuitte in de buurt op weerstand.<br />

Het huidige actieve gebruik door allerlei<br />

mogelijke bevolkingsgroepen blijkt een<br />

schot in de roos, en wordt door iedereen<br />

gewaardeerd. Interessant met betrekking tot<br />

het denken over de functie en betekenis van<br />

kerkgebouwen was het statement van de heer<br />

Husseler, in het tv-programma LUX van de<br />

IKON van 20-4-2008. Hij was vroeger dominee<br />

in de Julianakerk en is nu actief als vrijwilliger<br />

in het inloophuis in het kerkgebouw. Hij<br />

stelde: ‘Ik heb zelfs wel eens de indruk dat de<br />

kerk nu minstens zo goed functioneert naar<br />

zijn oorspronkelijke bedoeling. Vroeger was<br />

het toch meer een gesloten bolwerk’.<br />

Anders organiseren en financieren<br />

Het behoud van kerkgebouwen vormt ook een<br />

financieel probleem. Vooral de instandhouding<br />

van grote monumentale kerken kost<br />

geld, en iemand moet dit betalen. De Roomskatholieke<br />

kerk is bijvoorbeeld 40% van haar<br />

hele begroting kwijt aan de instandhouding<br />

van haar gebouwen. Subsidie voor restauratie<br />

of onderhoud is vaak enkel mogelijk als er<br />

sprake is van een monumentenstatus. Bovendien<br />

is het aandeel eigen financiering daarbij<br />

gestegen tot 35%. Het gaat daarbij vaak om<br />

flinke bedragen, die loodzwaar rusten op de<br />

schouders van slinkende geloofsgemeenschappen.<br />

Overheden hanteren bovendien bij subsidies<br />

het principe ‘op-is-op’, veel kerkbesturen<br />

vissen gewoon naast het net, en staan dan weer<br />

alleen met hun kostenposten. De lastenverzwaring<br />

van de laatste jaren doet veel kerkbesturen<br />

besluiten tot de sloop van het ene<br />

gebouw, om het andere in stand te kunnen<br />

houden. Dit korte termijnbeleid levert een<br />

snelle afkalving van de religieuze gebouwde<br />

omgeving op. Directe financiële nood bij de<br />

kerkbesturen begrenst de ruimte voor het<br />

zoeken van tussenoplossingen, voor zover men<br />

daarvoor open staat.<br />

De diverse overheden denken bij de begroting<br />

voor erfgoed alleen nog aan een kostenpost, die<br />

niet te hoog mag oplopen. Ze realiseren zich<br />

niet dat het behoud van erfgoed en een goede<br />

zorg hiervoor, een directe economische waarde<br />

vertegenwoordigt, en dus wel een investering<br />

waard is. Dit wordt mooi geschetst in het<br />

recente onderzoek van Tom Bade en Gerben<br />

Smid: ‘Eigen haard is goud waard’. Cultuur<br />

29<br />

8<br />

DE RK IGNATIUSKERK VAN ARCHITECT H.W.VALK<br />

UIT 1927, OP DE ROZENGRACHT IN AMSTERDAM,<br />

KREEG IN 1981 EEN NIEUWE BESTEMMING ALS<br />

TURKSE AL FATIHMOSKEE. FOTO HERMAN WESSELINK<br />

blijkt een belangrijke pijler in de economie en<br />

dat geldt ook voor religieus erfgoed. Dit kan<br />

heel direct een basis scheppen voor het<br />

behoud. Ondersteuning door fondsen en<br />

private partijen blijkt over de hele linie noodzakelijk,<br />

bij diverse kerkgebouwen wordt daar<br />

inmiddels meer ervaring mee opgedaan, om de<br />

financiering van de vaak kostbare restauraties,<br />

of de verbouwing voor nieuwe gebruiksmogelijkheden<br />

mee te kunnen bekostigen. Voor<br />

kerkgebouwen die, behalve één uurtje op<br />

zondag, verder gesloten zijn voor publiek,<br />

blijft het bouwen van maatschappelijk en<br />

financieel draagvlak echter een lastige zaak.<br />

Wellicht zou een landelijke organisatie voor<br />

Religieus Erfgoed, volgens het model van<br />

Natuurmonumenten, als vangnet een oplossing<br />

kunnen bieden, zoals nu op kleinere<br />

schaal al hier en daar gebeurt door provinciale<br />

oude kerkenstichtingen. Een landelijk fonds<br />

zou ook de publieke steun voor dit erfgoed<br />

kunnen kanaliseren.<br />

Slechts in enkele plaatsen in Nederland nam<br />

in de afgelopen decennia de gemeentelijke<br />

overheid structureel verantwoordelijkheid op<br />

zich voor een centraal gelegen kerkgebouw, om<br />

de instandhouding ervan mogelijk te maken.<br />

In Eindhoven en Bergen op Zoom werd de


M<br />

gemeente eigenaar en kreeg de kerkgemeenschap<br />

de rol van vaste gebruiker. Voorwaarde<br />

was dat daarnaast ook maatschappelijke activiteiten<br />

in het gebouw in overleg mogelijk<br />

zouden zijn.<br />

Discussie over herbestemming<br />

De herbestemming van kerken blijkt onderwerp<br />

van een actieve publieke discussie. Ook al<br />

is de Nederlander niet of niet meer kerkelijk,<br />

hij heeft wel een mening over wat wel of niet<br />

‘passend’ is in een kerkgebouw. De ontwikkelingen<br />

op dat gebied laten zich inmiddels lezen<br />

aan de hand van een mooie keur aan herbestemmingen.<br />

Voorbeelden die met belangstelling<br />

worden bekeken door de ons omringende<br />

landen, waar men ook steeds meer met leegkomende<br />

kerkgebouwen wordt geconfronteerd.<br />

Gedurende een aantal jaren was de herbestemming<br />

van kerkgebouwen tot wooneenheden<br />

een veel gekozen oplossing. Ontwikkelaars<br />

hebben hier ook nu nog vaak een voorkeur<br />

voor omdat het proces van herbestemming<br />

daarbij overzichtelijk is en de gegarandeerde<br />

opbrengst redelijk voorspelbaar.<br />

De herbestemming van kerken tot moskee<br />

vormde bij de eerste kerkgebouwengolf nog<br />

een acceptabele oplossing. De perikelen rondom<br />

de buitenlandse financiering bij de herbestemming<br />

van een kerk tot moskee in Utrecht-<br />

Overvecht maakte een einde aan deze bereidheid<br />

bij de RK-kerkleiding. De Protestantse<br />

Kerk Nederland kent hierin geen formeel<br />

beperkend beleid. Bij de Nederlandse bevolking<br />

lijkt de weerstand tegen een dergelijke<br />

herbestemming parallel te lopen aan de angst<br />

voor islamisering.<br />

Een herbestemming tot tapijthal, supermarkt<br />

of partycentrum blijkt vaak ook tot onvrede bij<br />

het grote publiek te leiden. In grote lijnen is de<br />

maatschappelijke consensus over wat wel of<br />

niet passend is in een voormalig kerkgebouw<br />

inmiddels opvallend groot.<br />

Gewaardeerd worden herbestemmingen die op<br />

een fraaie manier recht doen aan de karakteristieken<br />

van het gebouw en die inhoudelijk aansluiten<br />

op de historische betekenis ervan, in<br />

dit geval dus het kerkelijke gedachtegoed. Het<br />

gaat dan om functies in de richting van zorg,<br />

cultuur, studie en maatschappelijke -niet commerciële-<br />

bijeenkomsten, of een combinatie<br />

daarvan. De wens om godsdienstige functies -<br />

al of niet gedeeltelijk- te handhaven in kerkgebouwen<br />

lijkt de laatste tijd toe te nemen. De<br />

ruimte voor creatieve experimenten met nieuwe<br />

functies lijkt overigens gering. De herbestemming<br />

van kerkgebouwen blijkt ondanks<br />

de secularisatie nog altijd een gevoelige zaak.<br />

Het vinden van de meest optimale herbestem-<br />

9<br />

DE REMONSTRANTSE KERK IN GRONINGEN UIT 1883 WERD IN 2006 VERBOUWD DOOR<br />

ARCHITECTE MORIKO KIRA VOOR EEN DUBBELFUNCTIE: MULTIFUNCTIONEEL BRUIKBARE<br />

KERKRUIMTE EN KANTOOR VOOR DE STICHTING OUDE GRONINGER KERKEN.<br />

FOTO OMKE OUDEMAN<br />

ming heeft tijd nodig. Was de Dominicanerkerk<br />

in Maastricht, die al 200 jaar geleden haar<br />

religieuze functie verloor, jarenlang in gebruik<br />

als fietsenstalling, in 2007 kreeg het gebouw<br />

een nieuwe functie als boekhandel Selexyz<br />

en werden de oorspronkelijke schilderingen<br />

hersteld. In The Guardian werd de kerk begin<br />

dit jaar geroemd als de mooiste boekhandel ter<br />

wereld, ‘a bookshop made in heaven’.<br />

Hoe verder met de kerkgebouwen<br />

in Nederland?<br />

Op dit moment is de situatie van kerkgebouwen<br />

dramatisch te noemen. Betrokken partijen<br />

geven blijk van tegengestelde visies en conflicterende<br />

belangen. Aandacht voor de aanwezige<br />

kansen is er nog amper. Vanwege de urgente<br />

situatie werd 2008 uitgeroepen tot het Jaar<br />

van het Religieus Erfgoed. Op verzoek van<br />

minister Plasterk wordt onder leiding van<br />

prof. Nico Nelissen werk gemaakt van een<br />

Strategisch Plan Religieus Erfgoed, dat op 11<br />

december a.s., tijdens de slotbijeenkomst van<br />

het jaar, aan de minister zal worden aangeboden.<br />

De algemene vragen, zoals de verantwoorde-<br />

30<br />

lijkheid van de rijksoverheid, provincies en<br />

gemeenten op het gebied van de bescherming<br />

van het erfgoed, komen ook aan de orde bij het<br />

huidige proces van de modernisering van de<br />

monumentenzorg. Een centrale vraag hierbij<br />

lijkt of de gemeenten hun toegenomen verantwoordelijkheid<br />

op dit gebied aankunnen. Bij<br />

de actuele situatie van het religieus erfgoed<br />

vormt dit een extra prangende vraag.<br />

Oplossingen voor het behoud van religieus erfgoed<br />

zijn mogelijk, als de verschillende partijen<br />

de ingenomen stellingen durven los te laten en<br />

gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen. Van<br />

de diverse overheden mag extra inzet worden<br />

verwacht om een nieuw erfgoeddebacle te<br />

voorkomen. Nieuw beleid en extra financiering<br />

voor het religieuze erfgoed zijn nodig om<br />

ruimte te scheppen voor het behoud ervan.<br />

Van de institutionele kerken mag, gezien de<br />

omvang en aard van de problematiek, minstens<br />

enige souplesse en openheid worden<br />

verwacht. Om het behoud en voortbestaan van<br />

het religieus erfgoed, met de verhalen die<br />

ermee verbonden zijn, voor de toekomst<br />

mogelijk te maken.


Referenties<br />

Onderzoek<br />

– WRR-rapport: Geloven in het publieke<br />

domein, v.d. Donk, Jonkers, Kronjee<br />

en Plum, 2006<br />

– ‘God in Nederland 1996-2006’, SCP 2007,<br />

Ton Bernts, Gerard Dekker en Joep de Hart.<br />

– ‘Het bereik van het verleden, ontwikkelingen<br />

in de belangstelling voor cultureel erfgoed’,<br />

SCP 2007, in opdracht van OC&W.<br />

Frank Huysmans en Jos de Haan<br />

– Gegevens van de kerken op<br />

www.kerkbalans.nl<br />

Kerkelijke uitgaven<br />

– ‘Tent van God’, Bisdom Rotterdam, 2001<br />

– ‘Samenwerking geboden 2’, over de territoriale<br />

reorganisatie in het Bisdom Rotterdam,<br />

november 2007<br />

– ‘Nieuw elan - Omgevende kerk in Alkmaar’,<br />

uitgave ter gelegenheid van het symposium<br />

‘Hergebruik van monumentale kerkgebouwen<br />

met behoud van de religieuze functie’ door het<br />

Bisdom Haarlem in samenwerking met<br />

ingenieursbureau DHV, 2007<br />

– ‘Kansen voor kerkgebouwen - Vragen & uitdagingen<br />

bij gebruik en herbestemming’, samengesteld<br />

door de Werkgroep Kerkbouw van de<br />

Protestantse Kerk in Nederland, o.l.v. dr. ir.<br />

Kees Doevendans, uitgave van de PKN, 2007<br />

– ‘Maatwerk - Naar een passend huis voor de<br />

gemeente’, uitgave van de PKN, 2005<br />

– ‘(Her)Kans voor je kerkgebouw - een handreiking<br />

bij het afstoten en hergebruik van kerkgebouwen’,<br />

auteur Ds.F.Z.Ort, brochure van het<br />

Protestants Dienstencentrum Gelderland van<br />

de PKN.<br />

– ‘Een protestantse visie op kerkgebouwen’,<br />

discussienota voor de Protestantse Kerk<br />

De Task Force Toekomst<br />

Kerkgebouwen is een burgerinitiatief<br />

van leden met verschillende<br />

achtergrond en expertise, in 2006<br />

opgericht uit onvrede met de massale<br />

sloop van kerkgebouwen.<br />

Navraag bij de toenmalige minister<br />

van OCW wees uit dat er bij het<br />

rijk geen enkel zicht was op het<br />

aantal kerkgebouwen in<br />

Nederland en op de omvang van<br />

de kaalslag in de voorgaande<br />

decennia. De Task Force is van<br />

mening dat behoud en hergebruik<br />

van dit maatschappelijk erfgoed<br />

vanzelfsprekend zou moeten zijn.<br />

De visie hierover is vastgelegd in<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

in Nederland, opgesteld door dr. Ton van<br />

der Lingen en ds. Hans Uytenbogaardt<br />

en gepresenteerd op 9 juni 2008.<br />

Te downloaden via www.pkn.nl.<br />

Algemeen<br />

– ‘Herbestemming van grote monumenten: een<br />

uitdaging!’, in opdracht van de Stichting<br />

Pandenbank Noord-Brabant samengesteld<br />

door een team van de Katholieke Universiteit<br />

Nijmegen, o.l.v. prof. Dr. Nico Nelissen,<br />

Den Bosch 1999.<br />

– ‘Het kerkgebouw in het postindustriële landschap’,<br />

publicatie die tot stand is gekomen<br />

op initiatief van de Werkgroep Kerkbouw<br />

van de PKN, redactie Kees Doevendans<br />

en Gertjan van der Harst. Uitgeverij Boekencentrum<br />

2004<br />

– ‘Heilige huisjes of cultuurtempels, erfgoededucatie<br />

en kerken’ -Jaarthemadag VBMK 2004<br />

– ‘Toekomst voor Religieus Erfgoed in<br />

Noord-Brabant’, uitgave van het<br />

Monumentenhuis Brabant, 2005<br />

– ‘Gebouwd op geloof - Monumenten van religie’,<br />

Ton H.M. van Schaik, uitgave van de<br />

Stichting Open Monumentendag, 2005<br />

– ‘Quel avenir pour quelles églises?/What future<br />

for which churches?’, redactie Lucie K.<br />

Morisset, Luc Noppen & Thomas Coomans.<br />

Uitgave van de Presses de l’Université du<br />

Québec 2006.<br />

– ‘Meer geloof, minder kerk’, Joep de Hart,<br />

AO-reeks, 2006.<br />

– ‘De Julianakerk in Den Haag, een nieuwe toekomst<br />

voor een bijzonder monument’ - uitgave in<br />

opdracht van Stadsherstel Den Haag, 2006<br />

– ‘Belvedere Nieuws over Religieus Erfgoed’,<br />

januari 2008, jaargang 12, nummer 32,<br />

gratis te bestellen of te downloaden via<br />

www.belvedere.nu.<br />

de 'Verklaring van Woudrichem',<br />

naar de plaats van oprichting van<br />

de Task Force. Hierin wordt<br />

gesteld dat bij herbestemming bij<br />

voorkeur moet worden gestreefd<br />

naar hergebruik zo dicht mogelijk<br />

bij de oorspronkelijke functie. Als<br />

een religieuze of bezielende herbestemming<br />

niet mogelijk is heeft<br />

hergebruik, waarbij een culturele<br />

of sociale maatschappelijke functie<br />

behouden blijft, de voorkeur.<br />

Ook particuliere herbestemming<br />

of langdurige leegstand is een<br />

mogelijkheid. Alle opties zijn beter<br />

dan sloop, want sloop is onomkeerbaar.<br />

De Task Force bena-<br />

31<br />

drukt dat ieder gebouw en iedere<br />

situatie om een eigen oplossing<br />

vraagt, en dat lokaal in overleg<br />

met alle betrokken partijen naar<br />

de beste oplossing voor het<br />

behoud moet worden gezocht.<br />

De Task Force constateert dat er<br />

maatschappelijk veel vraag is naar<br />

de mogelijkheden voor gebruik en<br />

hergebruik van kerkgebouwen,<br />

maar dat de condities voor het<br />

behoud van deze gebouwen, in<br />

de vorm van beschermend en stimulerend<br />

beleid, op dit moment<br />

nog grotendeels ontbreken.<br />

De Task Force neemt, naast religieuze<br />

en andere organisaties, deel<br />

– VNG-magazine januari 2008 ‘Help,<br />

de kogel gaat door de kerk’.<br />

– ‘Religieus erfgoed, geïllustreerd lexicon’ - Mieke<br />

van Zanten, Walburgpers 2008<br />

– ‘Moskeeën (in) NL’, auteurs o.a. Sihan<br />

Bugdaci en Ergün Erkocu. Publicatie die in<br />

2008 verschijnt, door CONCEPT0031 samen<br />

met het Stimuleringsfonds voor Architectuur,<br />

NAi uitgevers.<br />

– ‘Kloosters als religieus erfgoed, Bouwstenen<br />

voor een te voeren beleid’, Sjef Hendrikx,<br />

uitgave van Stichting Matrijs i.s.m. Konferentie<br />

van Nederlandse Religieuzen, 2008<br />

– ‘Eigen haard is goud waard, Over de economische<br />

baten van cultuurhistorisch erfgoed’ -Tom<br />

Bade en Gerben Smid. Triple E Productions<br />

2008. Te downloaden via www.belvedere.nu<br />

– ‘De Oude Kaart van Nederland: Leegstand<br />

en Herbestemming’ - Rijksadviseur voor<br />

het Cultureel Erfgoed, Atelier<br />

Rijksbouwmeester, Den Haag 2008<br />

Media<br />

– Documentaire ‘Kerk te koop’ door<br />

Frans Bromet, uitgezonden bij<br />

NCRV Dokument, 21 en 28 januari 2008.<br />

– TV-uitzending LUX, IKON, 20-4-2008<br />

– www.reliflex.nl<br />

– www.reliwiki.nl<br />

– www.religieuserfgoed.nl<br />

– www.2008re.nl<br />

– www.toekomstkerkgebouwen.nl<br />

MEVR. DOOR JELSMA adviseert en<br />

publiceert over de situatie van<br />

kerkgebouwen in Nederland, en maakt<br />

deel uit van de landelijke Task<br />

Force Toekomst Kerkgebouwen.<br />

in de stuurgroep voor de totstandkoming<br />

van het Strategisch Plan<br />

Religieus Erfgoed en adviseert bij<br />

de totstandkoming van een<br />

Handreiking Religieus Erfgoed<br />

voor gemeenten. Daarnaast richt<br />

de Task Force zich vooral op<br />

bewustwording, steun aan burgerinitiatieven<br />

en het verstrekken van<br />

informatie aan bestuurders en<br />

kerken, die het behoud van kerkgebouwen<br />

ten goede kan komen.<br />

Meer informatie en de complete<br />

Verklaring van Woudrichem zijn<br />

te vinden op de website van de<br />

Task Force: www.toekomstkerkgebouwen.nl


M VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

Welk gebruik biedt religieuze gebouwen de meest duurzame toekomst?<br />

Erfgoed op eigen benen,<br />

Te veel kerken en andere religieuze gebouwen staan op het<br />

moment leeg of worden zeer spaarzaam gebruikt.<br />

Ze vallen gemakkelijk ten prooi aan verval of vandalisme.<br />

Te vaak blijkt de huidige religieuze functie van het gebouw<br />

onvoldoende voor het behoud, ondanks publieke steun voor<br />

het overeind houden van deze vaak waardevolle objecten.<br />

In het Jaar van het Religieus Erfgoed wordt planvorming voor<br />

nevengebruik of herbestemming van religieuze gebouwen<br />

actief gestimuleerd met een prijsvraag.<br />

Inspirerende plannen<br />

Op initiatief van het VSB-<br />

Ofonds is door de stichting Jaar<br />

van het Religieus Erfgoed een<br />

prijsvraag uitgeschreven voor<br />

veelbelovende plannen van<br />

neven- of herbestemming van religieuze<br />

gebouwen. De prijsvraag stimuleert eigenaren<br />

en beheerders gericht na te denken over de<br />

mogelijkheden die hun gebouwen bieden<br />

voor nevengebruik of soms een totaal nieuwe<br />

functie. Met het instellen van deze prijsvraag<br />

voor plannen beogen het VSBfonds en de<br />

stichting Jaar van het Religieus Erfgoed te<br />

motiveren en te inspireren. Beide willen<br />

graag een actieve bijdrage leveren aan de<br />

instandhouding van beeldbepalende religieuze<br />

gebouwen. Ze zijn voor de maatschappij<br />

TWEE VOORBEELDEN: DE PNIELKERK<br />

(BOVEN - 1954, AMSTERDAM-WEST)<br />

TOT VOOR KORT GEBEDSHUIS VAN<br />

DE GEREFORMEERDE KERK - NU<br />

INTERNATIONAAL CULTUURPODIUM,<br />

EEN HUISARTSENPOST, KANTOOR-,<br />

STUDIO- EN ATELIERRUIMTEN.<br />

belangrijk vanwege beleving en identiteitsverlening.<br />

De prijsvraag staat open voor alle eigenaren<br />

van religieuze gebouwen. Ook niet-eigenaren<br />

mogen plannen inzenden voor de prijsvraag,<br />

mits zij kunnen aantonen dat de eigenaar van<br />

het object het plan steunt. De betreffende<br />

panden hoeven geen monument te zijn, ook<br />

niet-beschermde objecten kunnen meedoen<br />

voor de hoofdprijs. De winnende inzending<br />

krijgt 100.000 euro voor de daadwerkelijke<br />

realisatie van het plan. De winnaars van de<br />

tweede en derde prijs ontvangen respectievelijk<br />

50.000 en 30.000 euro.<br />

Maatschappelijke meerwaarde<br />

Een deskundige jury onder leiding van mr.<br />

Frank Visser, de ‘rijdende rechter’ en lid van<br />

het comité van aanbeveling van de Task<br />

32<br />

PAULUSKERK<br />

IN OEGSTGEEST:<br />

EEN GROEP<br />

ENTHOUSIASTE<br />

VRIJWILLIGERS<br />

KOCHT DE<br />

KERK VOOR EEN<br />

SYMBOLISCH<br />

BEDRAG. DE<br />

KERK IS NU IN<br />

GEBRUIK O.A<br />

ALS MUZIEK-<br />

SCHOOL EN<br />

CULTUREEL<br />

CENTRUM.<br />

een prijs van<br />

het VSBfonds<br />

Force Toekomst Kerkgebouwen, beoordeelt<br />

welke van de plannen het meest creatief is en<br />

het beste voldoet aan de gestelde criteria. De<br />

plannenmakers worden uitgedaagd om hun<br />

gebouw zo in te zetten dat er een publiek toegankelijke<br />

ruimte ontstaat. De nieuwe functie<br />

of het nevengebruik moet een positieve<br />

bijdrage leveren aan de directe omgeving. De<br />

plannenmakers worden zo geprikkeld om<br />

maatschappelijk verantwoord te ondernemen<br />

en sociale verantwoordelijkheid te nemen.<br />

Plannen zonder een duidelijke maatschappelijke<br />

relevantie maken minder kans op de<br />

eindoverwinning. De jury let daarnaast op de<br />

praktische en financiële haalbaarheid en de<br />

aard van eventuele bouwkundige ingrepen.<br />

De huidige kwaliteiten van het gebouw dienen<br />

gerespecteerd te worden. De jury selecteert uit<br />

alle inzendingen zes genomineerden, waaruit<br />

drie winnaars gekozen worden. Op 11 december<br />

worden de winnaars bekend gemaakt<br />

tijdens de slotmanifestatie van het Jaar van<br />

het Religieus Erfgoed.<br />

Om in aanmerking te komen voor een van de<br />

prijzen dienen deelnemers een plan in te dienen<br />

voor 1 november 2008. Inschrijvingsformulieren<br />

en een uitgebreide beschrijving<br />

van de criteria en indieningsvereisten zijn te<br />

vinden op www.2008re.nl/#/prijsvraag. De<br />

begeleiding en uitvoering van de prijsvraag is<br />

in handen van Jeroen Westerman, Jeroen<br />

Bootsma en Werner Weijkamp van de sector<br />

Cultuurhistorie van het Gelders Genootschap.<br />

Vragen over de prijsvraag kunt u<br />

sturen naar prijsvraag@2008re.nl of bel met<br />

het Gelders Genootschap 026-442 1742.


R ecent<br />

V erschenen<br />

TITEL Hendrick de Keyser – Architectura<br />

Moderna, Moderne bouwkunst<br />

in Amsterdam, 1600-1625<br />

AUTEUR Koen Ottenheym, Paul Rosenberg, Niek Smit<br />

RECENCENT Henk Baas<br />

UITGAVE Uitgeverij SUN<br />

DETAILS ISBN 978 90 8506 562 3, 224 pagina’s, gebonden, 22,5 x 33 cm,<br />

geïllustreerd. Prijs € 49,90<br />

Vereniging Hendrick de Keyser,<br />

de landelijk werkende restaurerende<br />

instelling, vierde op 7 juni<br />

jl. haar 90-jarig jubileum.<br />

Ter gelegenheid van dit jubileum<br />

verscheen bij uitgeverij SUN het<br />

boek ‘Hendrick de Keyser –<br />

Architectura Moderna, Moderne<br />

bouwkunst in Amsterdam, 1600-<br />

1625’.<br />

Hendrick de Keyser was een van<br />

de belangrijkste Europese kunstenaars<br />

uit de zeventiende eeuw.<br />

In dit boek wordt zijn werk in<br />

een internationale context<br />

geplaatst.<br />

In 1631 verscheen in Amsterdam<br />

Architectura Moderna, een retrospectief<br />

gewijd aan de tien jaar<br />

daarvoor overleden stadsbeeldhouwer<br />

en architect Hendrick de<br />

Keyser. In een reeks van veertig<br />

33<br />

gravures worden het meesterschap<br />

en de onuitputtelijke<br />

creativiteit van de bouwmeester<br />

getoond. Deze oudst bekende<br />

kunstenaarsmonografie in de<br />

Nederlandse taal is een uniek<br />

document voor onze kennis van<br />

de architectuur van deze periode.<br />

Deze nieuwe uitgave bevat een<br />

complete herdruk van het oorspronkelijke<br />

prentwerk. De inlei-<br />

ADVERTENTIE<br />

dende hoofdstukken geven een<br />

overzicht van leven en werk van<br />

Hendrick de Keyser, waarvoor<br />

alle beschikbare archief- en<br />

onderzoeksgegevens opnieuw<br />

tegen het licht zijn gehouden.


V itruvius<br />

Forum<br />

EEN REACTIE DOOR BART SLOOTEN<br />

OP DE TOESPRAAK EN HET ARTIKEL<br />

Moetenmolens<br />

altijdmalen?<br />

HOTEL ORANGE COUNTY<br />

1 KEMER, TURKIJE<br />

2<br />

MOLEN DE IMMIGRANT (IN AANBOUW<br />

2000) FULTON, ILLINOIS (VS)<br />

NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

VAN JOS BAZELMANS<br />

Dhr. Bazelmans begint zijn<br />

betoog met het aanhalen van<br />

twee exotische voorbeelden<br />

van de bouw van molens in<br />

Turkije en Japan, die hij in<br />

het kader van zijn vraagstelling naar wat echt<br />

is en onecht, terecht wegzet als fictief (Japan)<br />

en volksverlakkerij (vakantiepark met molen<br />

in Kemer, Turkije, figuur 1). De laatste term<br />

n.a.v. de internetpagina die gewaagt van<br />

gebouwd volgens zestiende-eeuwse Hollandse<br />

architectuur en geïnspireerd op Amsterdam<br />

en het vissersstadje Volendam.<br />

Het derde voorbeeld, de molens te Holland<br />

(Michigan) en Fulton (Illinois) beide in de<br />

VS (figuur 2), krijgt meer waardering van<br />

hem: ‘Het is duidelijk dat in beide gevallen een<br />

forse inspanning wordt geleverd om de kloof tussen<br />

onecht en echt te overbruggen. Er wordt bij de<br />

bouw van de molens gebruikgemaakt van oude<br />

materialen en Nederlandse ambachtslieden. Er is<br />

sprake van een plaatsing van de molens op historisch-significante<br />

plekken. En de molens worden<br />

in bedrijf gebracht door in Nederland opgeleide<br />

vrijwillige molenaars en de producten van de<br />

molen worden verkocht. Daar komt bij dat beide<br />

molens niet alleen deel uitmaken van een grotere<br />

historische omgeving met dijken, ophaalbruggen,<br />

traditionele Hollandse gebouwen en tulpenvelden,<br />

maar dat ze ook een vooraanstaande rol<br />

spelen in jaarlijkse festivals waarin het Nederlands<br />

erfgoed en de Nederlandse cultuur centraal<br />

staan’. We komen hierop later terug.<br />

Bezien we de standpunten van Bazelmans<br />

verder volgens de indeling van zijn toespraak.<br />

Restauratie begint met onderzoek<br />

Hiermee kunnen we het volledig eens zijn.<br />

Als men bouwhistorisch onderzoek vooraf<br />

wil, lijkt ons dat alleen maar van meerwaarde.<br />

Hierbij moet echter wel de verhouding prijsresultaat<br />

in het oog gehouden worden. Het<br />

34<br />

Al enige tijd is er een (soms felle)<br />

discussie gaande naar aanleiding van de<br />

toespraak die prof. dr. J.G.A. Bazelmans<br />

van de RACM heeft gehouden op het<br />

RACM-symposium over molens op<br />

10 oktober 2007 en die integraal is<br />

opgenomen in <strong>Vitruvius</strong> nummer 2,<br />

januari 2008.<br />

moge duidelijk zijn, dat een poldermolen,<br />

driehonderd jaar gebruikt voor bemaling en<br />

bewoning, minder bouwhistorische verrassingen<br />

zal opleveren (er is immers niets aan<br />

de functies veranderd in die jaren) dan een<br />

gebouw dat door de loop der eeuwen heen<br />

vele functies en/of verbouwingen heeft<br />

gekend.<br />

Maar onderzoek (dat wel te allen tijde subsidiabel<br />

moet zijn wil het gemeengoed worden)<br />

kan waardevolle zaken aan het licht<br />

brengen en bijdragen aan een verantwoorde<br />

restauratie en eventuele reconstructie van<br />

het geheel. (Dit is overigens gebeurd bij de<br />

door Bazelmans aangehaalde molen te<br />

Etersheim: zorgvuldig gerestaureerd en<br />

gedeeltelijk gereconstrueerd volgens het<br />

oude bestek van 1886 en aan de hand van<br />

bouwsporen en wat de details betreft door<br />

het goede geheugen van de laatste bewoner<br />

die nog in het oude interieur heeft geleefd.<br />

Hij vormt zo thans een prachtig voorbeeld<br />

van een laatnegentiende-eeuwse binnenkruier<br />

met een zorgvuldig gerestaureerd interieur<br />

dat (mede dankzij bovengenoemde factoren<br />

en aanvullend kleuronderzoek) tot op detail<br />

kon worden teruggebracht. Deze constellatie<br />

levert een aanzienlijke meerwaarde op ten<br />

opzichte van de scheefgezakte, half afgezaagde<br />

gemoderniseerde stomp die er voordien<br />

stond).<br />

Restauratie betreft<br />

conserverend herstel<br />

Ook hiermee kunnen we het eens zijn:<br />

onderhoud gaat boven repareren/conserveren,<br />

dit weer boven restaureren/vernieuwen en<br />

dit weer boven reconstrueren.<br />

Bruikbare onderdelen moeten bewaard blijven.<br />

Waardevolle onbruikbaar geworden onderdelen<br />

ook, maar dan ex situ. Een molen als<br />

werktuig onbruikbaar laten worden door niet


meer bruikbare onderdelen niet te vervangen,<br />

is het paard achter de wagen spannen. De<br />

molen zelf gaat er daardoor ook op achteruit,<br />

zoals hieronder verduidelijkt zal worden.<br />

Bij molens echter doet zich de moeilijkheid<br />

voor dat vele aan weer en wind blootgestelde<br />

onderdelen wel moeten worden vervangen na<br />

verloop van tijd omdat er anders letterlijk<br />

niks van over zal blijven. Het door Bazelmans<br />

aangehaalde voorbeeld van de potroedes<br />

uit 1871 van de molen te Nijetrijne is nu net<br />

zo’n klassiek voorbeeld dat behoud in situ<br />

(dus aan de molen zelf) onherroepelijk zal<br />

leiden tot het definitieve verlies van dit<br />

staaltje ambachtswerk. Handhaving aan de<br />

molen had tot twee dingen geleid:<br />

a. tot het al genoemde verlies van de roedes<br />

door de weersinvloeden (daar helpt echt geen<br />

conservering tegen op den duur: roedes – en<br />

dat weet de hele molenwereld – hebben nu<br />

eenmaal een soms lange, maar altijd beperkte<br />

levensduur en deze wordt aanmerkelijk verkort<br />

als regen en wind steeds op dezelfde<br />

plaats hun werk doen) en<br />

b. tot een molen die niet meer zou kunnen<br />

draaien door de steeds slechtere staat waarin<br />

de roedes zouden zijn komen te verkeren.<br />

Dus wat is er op tegen nieuwe te steken (want<br />

ons betreft weer volgens oud-model, dus ook<br />

geklonken) en de oude te bewaren als tastbaar<br />

voorbeeld van negentiende-eeuwse<br />

ambachtelijke ijzerklinkkunst?<br />

Dat is dan monumentenbehoud ten voeten<br />

uit: een malende molen en een onderdeel (de<br />

oude roedes) dat tot in lengte van dagen kan<br />

getuigen van het vakmanschap van vroeger.<br />

(Overigens was het proces van vervanging<br />

van houten roeden en bovenassen in de jaren<br />

vijftig van de twintigste eeuw al voltooid:<br />

een historische ontwikkeling, die voor de<br />

bovenassen werd ingezet in 1836 en voor<br />

345<br />

FORUM NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

de roeden in 1852.)<br />

Conservering houdt echter niet in dat bijv.<br />

verdieping van poldermolens niet meer zou<br />

kunnen: de verdieping geeft een zinvolle<br />

continuering van het gebruik van de molen<br />

(en in dit geval zie je er bovendien niets van:<br />

alles zit permanent onder water). De manier<br />

waarop m.a.w. de zorgvuldigheid waarmee<br />

dit gebeurt, bepaalt de waardehandhaving van<br />

het monument, niet de handeling op zich. Dat<br />

geldt trouwens voor alle restauraties.<br />

Bovendien is verdieping een proces dat niet<br />

de laatste decennia is gebeurd met diverse<br />

molens, maar een proces dat al in de 18e eeuw<br />

begon en in 19e eeuw met kracht werd voorgezet<br />

en dus thans een historisch volkomen<br />

verantwoorde handeling is.<br />

‘Restauratie betreft conserverend herstel...Alles<br />

‘wat nodig is voor instandhouding, stopzetting<br />

van degradatie, en tevens datgene te doen dat<br />

nodig is voor het weer gezond maken en voor het<br />

toekomstig gebruik’.<br />

Dat is nu juist wat al die jaren gedaan is bij<br />

maalvaardig restaureren van molens. In dat<br />

licht gezien is er dan ook niets op tegen de<br />

Schermermolens weer hun water terug te<br />

geven dat ze 296 jaar hebben gehad en dat<br />

‘pas’ 77 jaar was gedempt. Het weer open<br />

graven van de oorspronkelijke, voor de<br />

molens bedoelde na 1929 gedempte uitwateringen<br />

(en dus geen gegraven tochten), past<br />

uitstekend binnen deze doelstelling.<br />

Dit geldt mutatis mutandis ook voor verhoging.<br />

De molen Edens te Winschoten bijvoorbeeld<br />

is verhoogd om in zijn veranderde<br />

omgeving te blijven functioneren. Dit is<br />

behoud door ontwikkeling en een fase in het<br />

leven van het monument, een fase van de<br />

soort die t.a.v. vroegere veranderingen zo<br />

gewaardeerd wordt.<br />

35<br />

Verplaatsing<br />

Het verplaatsen van een monument is slechts<br />

bij zeer hoge uitzondering aan de orde.<br />

Waarschijnlijk zijn molens de categorie<br />

onroerende monumenten waarbinnen het<br />

meest is verplaatst (overigens al eeuwen voor<br />

ze tot monument werden verklaard). Maar<br />

anders dan bijv. een kerk die in een veranderde<br />

omgeving is komen te staan, maar zijn<br />

dominante positie (en wellicht zijn functie)<br />

heeft behouden, is bebouwing en beplanting<br />

tot dicht bij de molen een wezenlijke aantasting<br />

van het wezen en de werkzaamheid van<br />

het monument.<br />

De molen is bedoeld als werktuig en als hij in<br />

een nieuwbouwwijk verwordt tot element dat<br />

niet meer opvalt en niets meer kan, dan<br />

wordt het monument tekort gedaan.<br />

Dhr. Bazelmans maakt in dit verband een<br />

opmerking over de status aparte die molens<br />

zouden hebben als werkend monument. De<br />

bescherming van het interieur (het gaande<br />

werk) van een molen is anders dan bijvoorbeeld<br />

het interieur van de meeste monumentale<br />

woonhuizen sinds 1961 een wezenlijk<br />

onderdeel van de restauratiefilosofie geweest,<br />

maar die status aparte maakt wel de molen<br />

tot wat hij tot op de dag van vandaag is gebleven:<br />

een (veelal levend) monument van<br />

bedrijf en techniek, dus precies die functie waardoor<br />

hij mede het bewaren waard was en is.<br />

Overigens staan de molens hierin niet alleen:<br />

kerken worden vaak ook om hun interieur<br />

gewaardeerd en beschermd.<br />

Het moet monumentenbeschermers toch<br />

goed doen als een monument in gebruik<br />

blijft waarvoor het is gebouwd. En men kan<br />

toch blij zijn als er geen andere (soms<br />

wezensvreemde en vaak veel geld kostende)<br />

MOLEN VAN DE ETERSHEIMERBRAAKPOLDER FOTO’S: (3) P. GRUND, 1984 / (4) AGNES OOMEN, 2000 / (5) ARIE DE KONING, 2000


V itruvius<br />

Forum<br />

nieuwe bestemming moet worden gezocht,<br />

zoals dat bij andere categorieën monumenten<br />

vaak wel noodgedwongen het geval is.<br />

Vandaar dat er al sinds 1961 een onderhoudsregeling<br />

was voor werkende molens. Dit<br />

heeft niets met antimodernisme te maken,<br />

maar met optimale zorg voor belangwekkende<br />

cultuurmonumenten.<br />

Natuurlijk is een molen tussen de flats of<br />

ingeklemd tussen snelwegen, viaducten en<br />

spoordijken een gevolg van een historische<br />

ontwikkeling, maar het is niet de taak van de<br />

RACM mislukkingen op dat gebied te koesteren<br />

en te sanctioneren.<br />

Het schrikbeeld moet toch niet worden dat<br />

de RACM geen bezwaar heeft tegen windbelemmerende<br />

hoogbouw (want dat is voortgaande<br />

ontwikkeling) en een negatief advies<br />

afgeeft over een verzoek tot verplaatsing<br />

(want de veranderende planologische ontwikkeling<br />

moet zichtbaar zijn), terwijl niet<br />

meer draaien/malen niet zo erg is, daar dat<br />

toch al niet wenselijk was vanwege bescherming<br />

tegen slijtage.<br />

Het kan toch niet zo zijn dat een thans gangbare,<br />

theoretische restauratiefilosofie (die<br />

ook wel weer eens zal veranderen als je de<br />

geschiedenis bekijkt) belangrijker wordt<br />

gevonden dan het praktische en succesvolle<br />

resultaat van een halve eeuw molenbehoud.<br />

Het door Bazelmans aangehaalde voorbeeld<br />

van de spinnekop te Laag-Keppel (figuur 6) is<br />

inderdaad een ongelukkig voorbeeld van een<br />

verplaatsing: misschien in die tijd de enige<br />

oplossing tot behoud, maar daarom nog niet<br />

gelukkig. Er zijn echter heel wat voorbeelden<br />

te noemen van zorgvuldige verplaatsingen<br />

6<br />

SPINNEKOP MOLEN TE LAAG KEPPEL<br />

FOTO: RACM<br />

NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

waar de molen in een historisch verantwoorde<br />

omgeving (en vaak zelfs op een oude<br />

molenplaats) een zinvol nieuw bestaan heeft<br />

gekregen. En hier is de link met de door<br />

Bazelmans redelijk gewaardeerde verplaatsingen<br />

in Holland en Fulton: Er is sprake<br />

van een plaatsing van de molens op historisch-significante<br />

plekken. En de molens<br />

worden in bedrijf gebracht door in Nederland<br />

opgeleide vrijwillige molenaars...<br />

Het bewaken en bewaren van de molenbiotoop<br />

is vaak een ambivalente zaak: het<br />

gebeurt op grote en doeltreffende schaal,<br />

maar vaak wint de economie het van het ideaal.<br />

Een goed voorbeeld daarvan is de gang<br />

van zaken rond De Otter in Amsterdam.<br />

Verlies<br />

De moed om goede oude dingen prijs te<br />

geven mag niet ontbreken.<br />

Een merkwaardig standpunt vanuit de<br />

RACM bezien. Natuurlijk houdt behoud<br />

potentieel verlies in zich, of zoals een wijze<br />

het eens formuleerde: ieder begin herbergt<br />

het einde in zich. Panta Rhei zeiden de oude<br />

Grieken al, en dat geldt ook voor het<br />

gebouwd erfgoed, maar dat hoeft niet te betekenen<br />

dat je willens en wetens het verlies<br />

maar moet accepteren. En het houdt ook<br />

zeker niet in dat je vernielingen uit het verleden<br />

moet koesteren als een behoudenswaardige<br />

fase uit het verleden. In het voorgaande<br />

is het al eens verwoord en hier met andere<br />

woorden nog maar eens: met de beste wil van<br />

de wereld is niet aan te geven welke meerwaarde<br />

de scheefgezakte en zonder oog voor<br />

het verleden inwendig gemoderniseerde, half<br />

afgezaagde molenstomp van Etersheim zou<br />

hebben gehad boven de zorgvuldig en zo<br />

authentiek mogelijk gerestaureerde complete<br />

7<br />

DE MOLEN IN WADENOIJEN<br />

36<br />

molen die er nu staat. Of om het van een<br />

geheel andere hoek te benaderen: is de<br />

ondermolen van de Driemanspolder (anno<br />

1903) minder authentiek dan zijn twee<br />

confraters van dezelfde polder uit 1672?<br />

(Overigens zijn de molens te Etersheim en<br />

zijn typegenoot te Katwoude, die indertijd<br />

ongeveer in dezelfde staat verkeerde, bezoekerscentra<br />

van de eerste orde geworden. Over<br />

levende, de bevolking aansprekende, in de<br />

samenleving geïntegreerde monumentenzorg<br />

gesproken.)<br />

En om dit door te trekken naar andere takken<br />

van monumentenzorg: kasteel Haarzuilens<br />

(indertijd toch echt niet gerestaureerd<br />

volgens de huidige normen) wordt voor<br />

miljoenen in stand gehouden, het uitgebrande<br />

kasteel Heemstede te Houten en het dito<br />

raadhuis van Oudewater worden weer in<br />

oude luister hersteld. Terecht overigens,<br />

maar geldt de moed om goede oude dingen<br />

prijs te geven dan alleen voor molens?<br />

Dat het opmerkelijk gevonden wordt dat<br />

nieuwbouwmolens e.d. gewoon figureren op<br />

de beide op internet beschikbare molen-databases<br />

(alsof men op iets onoorbaars is<br />

betrapt) is op zich opmerkelijk: ten eerste<br />

omdat het geen monumenten betreft (en ze<br />

dus buiten het zorggebied vallen) en ten<br />

tweede omdat ze wel degelijk authentiek<br />

zijn: het is een nieuwe categorie molens die<br />

om geheel andere dan economische, maar<br />

daarom niet minder valide en authentieke<br />

redenen zijn gebouwd.<br />

Aan de in de toespraak geconstateerde contra-intuïtieve<br />

toename van het monumentale<br />

molenbestand is na de laatste ronde van aanwijzing<br />

door de RdMz/RACM van molenrompen<br />

en -stompen een einde gekomen.<br />

Er zal dus aan molens die onder de monumentenwet<br />

vallen niets meer bijkomen. (Die<br />

toename werd trouwens mede veroorzaakt<br />

door het – terecht – toevoegen aan de lijst<br />

van een aantal windmotoren).<br />

Voor de ca. 500 molenrestanten is enkele<br />

jaren geleden rijksbeleid vastgesteld. De visie<br />

daarop is door de toenmalige RdMz duidelijk<br />

verwoord. De niet-beschermde restanten<br />

komen ook niet meer voor rijksbescherming<br />

in aanmerking en hoeven dus in dat verband<br />

geen punt van aandacht meer te zijn. Al<br />

tientallen jaren, zeker sinds de jaren zestig,<br />

kwamen er op de Rijksdienst rompen voor<br />

herstel af. Om redenen van externe zowel als<br />

interne aard is er uiteindelijk een rijksbeleid


m.b.t. rompen en stompen vastgesteld. Dat<br />

resulteerde in de bescherming van een aantal<br />

rompen waarvan een deel de status ‘incomplete<br />

molen’ kreeg. Diezelfde Rijksdienst<br />

heeft vervolgens in haar Nieuwsbrief zwart<br />

op wit gesteld dat completering tot maalvaardige<br />

molen voor deze molens subsidiabel<br />

is. Deze beleidslijn moet o.i. voor deze aangewezen<br />

categorie ongewijzigd blijven. De<br />

burger moet kunnen rekenen op een consistent<br />

rijksbeleid.<br />

Komen we bij de conclusies van dhr.<br />

Bazelmans:<br />

– Wat zijn pleidooi voor inpassing van bouwhistorisch<br />

onderzoek betreft: hierboven is al<br />

gememoreerd dat dit zeer nastrevenswaardig is.<br />

– Bij verwezenlijking van de tweede conclusie<br />

op het vlak van de instandhouding van de<br />

materiële substantie van molens moet het<br />

ergste gevreesd worden voor het molenbehoud<br />

ook in fysieke zin.<br />

Als we zien dat zo’n 95% van het huidige<br />

monumentale molenbestand een bouwmassa<br />

heeft van vóór 1950, dan zou dat betekenen<br />

dat alleen de nieuwe molens (geen monumenten<br />

dus) onbeperkt zouden kunnen<br />

draaien en malen en alle andere óf voortaan<br />

een maalverbod krijgen óf een beperkte ‘vergunning’<br />

tot malen ter wille van bescherming<br />

van zeldzaamheidswaarden tegen slijtage<br />

door te intensief gebruik. Niet alleen dood<br />

in de pot voor het behoud en de kennis van<br />

het vak van molenaar dat ternauwernood in<br />

de jaren zeventig aan de vergetelheid werd<br />

ontrukt door het Gilde van Vrijwillige<br />

Molenaars, maar ook een bedreiging voor de<br />

continuïteit van de vakkennis van de molenmakers<br />

voor het fysieke behoud van ons<br />

molenbestand, in het bijzonder die ten aanzien<br />

van het gaande werk.<br />

Het is al jaren en jaren bekend: een stilstaande<br />

molen slijt harder dan een malende (alhoewel<br />

het een contradictio in terminis lijkt, maar dat<br />

niet is). De invloed van weer en wind gaat<br />

door en zal bij een stilstaande molen meer<br />

invloed hebben dan bij een malende, doordat<br />

die steeds dezelfde kant de molen treft.<br />

In bewegende delen komt nauwelijks houtworm<br />

voor, in stilstaande wel. Het eerder<br />

genoemde voorbeeld van Nijetrijne moge dat<br />

duidelijk hebben gemaakt.<br />

*Op het vlak van verplaatsingen is bezinning<br />

ook aan de orde. In dit verband wordt de<br />

term verbannen gebruikt en wordt er gesproken<br />

over de musealisering van de steeds<br />

kleiner wordende groene ruimtes.<br />

Verbannen is slechts zelden aan de orde. In<br />

FORUM NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

8<br />

GLAZEN OMHULSELS VOOR MOLENSTOMPEN UIT DELFSHAVEN. ‘MOLENS’ 82, 6-7<br />

het al genoemde geval van Laag-Keppel met<br />

zijn Friese spinnekop is dat wel het geval,<br />

maar dat is dan ook slechts een van de<br />

weinige gevallen van een minder geslaagde<br />

verplaatsing (maar toentertijd waarschijnlijk<br />

de enige mogelijkheid het molentje fysiek te<br />

redden). Zorgen over de vermeende musealisering<br />

van het platteland zijn o.i. overbodig<br />

en bovendien is deze term misplaatst. In<br />

weinig landen is het platteland zo verstedelijkt<br />

als hier en lijkt het platteland in zijn<br />

algemene verschijningsvorm (nieuwbouw,<br />

agrarische bedrijfsgebouwen, industrieterreinen<br />

e.d.) zo sterk op de meer verstedelijkte<br />

gebieden als in ons land. Er is op ons platteland<br />

heel weinig museaals te ontdekken op<br />

kleine gebiedjes als bijv. De Zaanse Schans<br />

en museumdorp Orvelte en nog wat van<br />

zulke speldeknoppen na.<br />

En wat is er nu mooier als er in dat ook door<br />

ruilverkavelingen qua verschijningsvorm al<br />

sterk geëgaliseerde platteland hier en daar<br />

een verplaatste molen staat? Hier ligt een<br />

goede mogelijkheid voor de RACM om de C<br />

van Cultuurlandschap in zijn naam waar te<br />

maken.<br />

Het grootste deel van de Nederlanders komt<br />

niet of niet vaak in de gebieden waar molens<br />

bij verplaatsing naar ‘verbannen’ worden.<br />

Dat valt in tweeërlei opzicht wel mee: van<br />

verbannen is geen sprake en in deze tijden<br />

van goede en snelle vervoersmogelijkheden<br />

trekken Nederlanders er in vakanties en in<br />

weekeinden massaal op uit om buiten de<br />

stedelijke gebieden te recreëren.<br />

*Op het vlak van beeldvorming moet gepleit<br />

worden voor meer durf.<br />

Akkoord, maar daarna wordt gesteld:<br />

Verplaatsing van een molen met een slechte<br />

37<br />

biotoop naar een open natuurgebied, zoals<br />

voorgesteld in Wadenoijen (figuur 7), is géén<br />

behoud door ontwikkeling zoals wordt<br />

gesuggereerd. De bijzondere, sculpturale,<br />

glazen verpakking die onlangs is voorgesteld<br />

voor twee molenstompen in Delfshaven<br />

(figuur 8) is dat wel. Zo’n initiatief is waardevol,<br />

omdat het onze gebruikelijke omgang<br />

met molens problematiseert en beschouwers<br />

de vraag laat stellen wat wel of niet acceptabel<br />

is in het kader van het behoud van<br />

molens. Ongetwijfeld zijn er manieren om de<br />

vraag naar ‘echt’ en ‘onecht’ die Barbara<br />

Visser zo pregnant stelde, ook blijvend te<br />

visualiseren in een onorthodoxe ‘restauratie’<br />

van een molen(sic) of een molenstomp.<br />

Herstel in oude luister, hoe waardevol vaak<br />

ook, doet dat niet.<br />

Dit is waardevol? Ik zou de reacties in den<br />

lande wel eens willen horen als dit voorgesteld<br />

zou worden voor de Sint-Jan in Den<br />

Bosch of het Paleis op de Dam.<br />

En als men dan daarbij bedenkt, dat deze<br />

woorden worden uitgesproken vanuit de<br />

RACM, dan wordt het mij als monumentenliefhebber<br />

die al meer dan dertig jaar op<br />

vrijwillige basis actief bezig is de molens in<br />

hun oorspronkelijke staat aan het nageslacht<br />

door te geven, wel bang om het hart en<br />

bekruipt mij het gevoel waarvoor we dit dan<br />

de afgelopen tijd allemaal hebben gedaan, als<br />

inderdaad de RACM dergelijke wezensvreemde<br />

‘restauratie’projecten als vernieuwend<br />

gaat omarmen.<br />

BART SLOOTEN is secretaris van de<br />

Stichting De Westfriese Molens en<br />

Molenstichting Zeevang.


V itruvius<br />

Forum<br />

oeten molens altijd malen? Mijn<br />

vraag aan het publiek van het<br />

RACM-symposium over molens<br />

(Den Haag, 10 oktober 2007 2 M<br />

)<br />

was niet retorisch bedoeld,<br />

zoals velen, en ook Bart van Slooten, lijken te<br />

veronderstellen. De vraag verdient (ook)<br />

voor mij geen beantwoording met een onvoorwaardelijk<br />

‘nee’. Molens hoeven én moeten<br />

1<br />

NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

EEN REACTIE DOOR JOS BAZELMANS OP BART SLOOTEN EN<br />

BIJDRAGEN OP HET PRIKBORD VAN MOLEN.STARTPAGINA.NL 1<br />

Moeten molens altijd malen(2)?<br />

niet stil (te) staan, een enkele hoogst monumentale<br />

en zeer waardevolle uitzondering<br />

daargelaten. 3 Ik neem echter wel nadrukkelijk<br />

afstand van de eenzijdig positieve beantwoording<br />

die decennialang de norm is<br />

geweest in de zorg voor Nederlandse molens.<br />

In mijn betoog heb ik gepleit voor een gedifferentieerde<br />

aanpak, waarin de (on)vrijheid van<br />

handelen wordt gedefinieerd door de waarde<br />

WAT VERDIENT WAARDERING EN HET PREDICAAT ‘MONUMENT'? VAN HET STOOM-<br />

GEMAAL OP AFB 266 WORDT DE CULTUURHISTORISCHE BETEKENIS TEGENWOORDIG<br />

ALGEMEEN ONDERKEND. WAAROM GELDT DAT NIET VOOR DE ‘VERMINKTE’ WATER-<br />

MOLEN VAN AFB 268 ALS TOONBEELD VAN EEN FASE UIT DE GESCHIEDENIS VAN DE<br />

NEDERLANDSE MOLEN? COMPLETERING LIGT BIJNA HONDERD JAAR NA DATO NIET<br />

IN DE REDE. BLZ. 151 UIT H. VD KLOOT, 1917: BOUWKUNST ETC., AANWEZIG IN BIBLIOTHEEK ZEIST<br />

38<br />

die ‘we’ toekennen aan een molen en zijn<br />

omgeving. 4 Bij de RACM als het nationale<br />

kenniscentrum en de uitvoeringsorganisatie<br />

voor de monumentenzorg ligt de ‘natuurlijke’<br />

verplichting zich uit te spreken over<br />

de relatie tussen waardestelling en de (on)mogelijkheden<br />

tot interventie in (wettelijk beschermde)<br />

monumenten. 5 Mijn essay ‘Moeten molens altijd<br />

malen’ is bedoeld als een bijdrage aan de discussie<br />

over hoe onze omgang met een molen<br />

zich dient te verhouden tot de cultuurhistorische<br />

waarde ervan. Hoe komt in ons handelen<br />

tot uitdrukking dat er binnen het<br />

Nederlandse molenbestand sprake is van een<br />

rijke variatie in historische, technische en<br />

maatschappelijke zin? Het ligt voor de hand<br />

om daarbij, zoals van Slooten stelt, aan te<br />

sluiten bij wat in het verleden ‘heeft gewerkt’<br />

– i.e. betekenisvol, succesvol en praktisch is<br />

geweest – maar er mag volgens mij geen sprake<br />

zijn van onkritisch, dogmatisch handelen,<br />

waarbij alle molens ‘op één hoop worden<br />

gegooid’. In meer algemene zin: hoe geven<br />

we ruimte aan het feit dat over de aard en<br />

omvang van ons erfgoed én de juiste omgang<br />

ermee veelal geen consensus bestaat? En aan<br />

het feit dat opvattingen over deze issues in de<br />

loop van de tijd veranderen? ‘Moeten molens<br />

altijd malen?’ is bedoeld als een poging om<br />

aan het begin van de 21ste eeuw – meer dan<br />

vijftig jaar na het verlies van het belangrijkste<br />

deel van de oorspronkelijke functionaliteit<br />

van wind- en watermolens – de uiteenlopende<br />

opvattingen van verschillende expertgroepen<br />

(wetenschappers, professionele en vrijwillige<br />

erfgoedzorgers, (vrijwillige) molenaars en<br />

molenmakers) en groepen leken (uit binnenen<br />

buitenland) over het behoud van onze<br />

molens op een zorgvuldige en op een toekomstgerichte<br />

wijze met elkaar te verbinden. 6<br />

Op mijn bijdrage ‘Moeten molens altijd malen’<br />

is – met enkele en belangrijke uitzonderingen<br />

na – binnen de molenwereld overwegend<br />

negatief gereageerd. 7 De vele reacties op het<br />

elektronische prikbord van molen.startpagina.nl<br />

en op molentoekomst.nl 8 laten daar<br />

geen twijfel over bestaan. Mij was bijna de<br />

twijfelachtige eer gegund dat molens in<br />

Nederland in de rouw werden gezet. 9 Ook de<br />

reactie van Bart van Slooten is kritisch en


afwijzend. Wat zijn de redenen? Ik zie er<br />

minstens vier.<br />

In de eerste plaats is men van mening ‘dat ik<br />

niet weet waar ik het over heb’. 10 Dat is alarmerend<br />

omdat ik binnen de RACM een gezaghebbende<br />

positie inneem en invloed heb op<br />

het molenbeleid van de rijksdienst. 11 In de<br />

vele reacties op het elektronische prikbord<br />

wordt in dit verband (soms met onverholen<br />

plezier) verwezen naar mijn achternaam. Ik<br />

kan de auteurs echter verzekeren dat deze<br />

niet is afgeleid van ‘bazelen’, volgens Van<br />

Dale ‘onsamenhangende taal spreken’ of<br />

'onzin vertellen’. Ik hecht zelf aan de – wellicht<br />

apocriefe – verklaring dat ik afstam van<br />

16de-eeuwse huurlingen uit het Zwitserse<br />

Basel. Op het prikbord werd – ‘what’s in a<br />

name’ – zelfs de vraag opgeworpen ‘bestaat<br />

die man wel echt of heeft ‘men’ hem verzonnen<br />

ten einde een discussie uit te lokken?’.<br />

12 Aan eenieder die dat wenst ben ik<br />

bereid me onder overlegging van mijn paspoort<br />

bekend te maken… Maar alle gekheid<br />

op een stokje: ik ben weliswaar geen molenliefhebber,<br />

(vrijwillig) molenaar of molenmaker,<br />

maar ik ben sinds mijn jeugd – eerst als<br />

amateur, later als professional – intensief<br />

betrokken bij de zorg voor een deel van ons<br />

erfgoed – het archeologische – en sinds een<br />

fors aantal jaren bij de professionele monumentenzorg.<br />

Ik ken de geschiedenis, de<br />

inhoud én de onvolkomenheden van de vigerende<br />

restauratiefilosofie in de (inter)nationale<br />

monumentenzorg maar weet tegelijkertijd<br />

, zoals ik in mijn artikel heb beschreven,<br />

waarom het (historisch) verklaarbaar is dat in<br />

het behoud van Nederlandse molens hiervan<br />

– vaak met goede reden – wordt afgeweken.<br />

Daarnaast heb ik een sociaal-wetenschappelijke,<br />

antropologische opleiding genoten die<br />

me in staat stelt een nauwkeurig beeld te vormen<br />

van de inhoud en samenhang van voorstellingen<br />

over de wereld, wat belangrijk of<br />

van waarde is en vormen van handelen. Hoe<br />

verhouden ideeën, waarden en gedrag zich<br />

tot elkaar? Deze invalshoek is volgens mij<br />

essentieel voor een respectvolle en positieve,<br />

doch kritische evaluatie van de vigerende<br />

omgang met de Nederlandse molens. Ik kom<br />

daar nog op terug.<br />

‘Dat ik niet weet waar ik het over heb’ zou<br />

vooral blijken uit het feit dat ik niet weet of<br />

onderken dat molenbehoud juist gebaat is bij<br />

het laten draaien en malen van een molen. 13<br />

Rust roest! Eigenlijk kan men mij dit verwijt<br />

alleen maken als ik de vraag ‘moeten (monumentale)<br />

molens altijd malen?’ onvoorwaardelijk<br />

met ‘nee’ beantwoordt, en dat doe ik<br />

2<br />

HERSTEL MOLEN. BEDUM-ANNE DOORNBOSCH IS BEZIG MET DE RESTAURATIE VAN<br />

EEN EEUWENOUDE MOLEN LANGS DE WEG TUSSEN BEDUM EN ONDERDENDAM IN<br />

GRONINGEN. DE MOLEN WORDT VOLGEND JAAR OP EEN PONTON HET DORP ONDER-<br />

DENDAM BINNENGEVAREN EN DAAR VERVOLGENS GEASSEMBLEERD. COMPLEET<br />

MET MOLENSTENEN EN WIEKEN. – BIJSCHRIFT UIT COBOUW 235, 18-12-2007, RED.<br />

MOLENBEHOUD OF MOLENBOUW? DE MOLEN HUNZINGO (MOLEN HAITSMA, 1855) IN<br />

HET GRONINGER ONDERDENDAM WERD IN 1939 TOT OP DE ONDERBOUW GESLOOPT.<br />

DE MOLEN WERD IN 2007 ECHTER WEER 'IN VOLLE GLORIE’ HERSTELD. DAARBIJ<br />

WERD GEBRUIK GEMAAKT VAN DE HOUTEN ACHTKANT VAN MOLEN SLAGHEKKE UIT<br />

HET OVERIJSSELSE RIJSSEN (ONTTAKELD IN 1942 EN GESLOOPT IN 1997).<br />

– BIJSCHRIFT JOS BAZELMANS, RED. FOTO: JOS SCHUURMAN, FOTOBUREAU FPS-GRONINGEN.<br />

niet. Uiteraard ben ik me bewust van het feit<br />

dat het laten draaien en malen in principe<br />

goed is voor een molen – Van Slooten<br />

beschrijft waarom – en dat de (vrijwillig)<br />

molenaar niet alleen draait en maalt maar<br />

tegelijkertijd ook zorg besteedt aan het<br />

onderhoud van de molen. Daar komt bij dat<br />

het voor werkende molens gemakkelijker is<br />

(financiële) middelen te genereren omdat zij<br />

– anders dan stilstaande molens – veel maatschappelijk<br />

draagvlak hebben. Maar bij dit<br />

verband dienen in mijn ogen een aantal kritische<br />

kanttekeningen geplaatst te worden.<br />

Volgens mij mag het geen ‘vrijbrief ’ zijn om<br />

cultuurhistorisch belangrijke molens te laten<br />

draaien en malen naar oorspronkelijke productieniveaus<br />

of naar de ‘tijd, zin en gelegenheid’<br />

14 van de vrijwillige molenaar. Maar, en<br />

dat is veel belangrijker, het mag ook geen<br />

rechtvaardiging zijn om op basis van hoge normen<br />

met betrekking tot draai- en (vooral) maal-<br />

39<br />

vaardigheid onderdelen te vernieuwen of te vervangen.<br />

15 Om het principe werkzaam te laten<br />

zijn, is het voldoende om een cultuurhistorisch<br />

waardevolle molen enkele tienduizenden<br />

in plaats van (vele) honderdduizenden<br />

omwentelingen per jaar te laten maken. 16 Het<br />

gaat mij echter niet alleen – of in de eerste<br />

plaats – om het vermijden of uitstellen van<br />

slijtage door draaien of malen. Slijtage zal in<br />

de meeste gevallen beperkt van aard zijn,<br />

zeker in vergelijking met de slijtage waarvan<br />

sprake was in de hoogtijdagen van de molens.<br />

Wat belangrijker is: het principe mag niet de<br />

rechtvaardiging zijn voor ingrepen, wijzigingen<br />

en vervangingen die gericht zijn op het<br />

krampachtig herstel of de verbetering van de<br />

draaiende en vooral malende werking van de<br />

molen. Ingrepen die niet noodzakelijk zijn<br />

met het oog op een laagintensief gebruik dienen<br />

achterwege te blijven. Ik sta dus niet<br />

negatief tegenover het gebruik van molens


V itruvius<br />

Forum<br />

maar wel tegenover handelswijzen die gebaseerd<br />

zijn op het idee dat een molen in de<br />

eerste plaats een machine is. 17 Een monumentale<br />

molen is in mijn opvatting een<br />

cultuurhistorisch waardevol object, waarvan<br />

het behoud gediend is bij terughoudend<br />

gebruik en onderhoud. Deze terughoudendheid,<br />

en het vasthouden aan de aanwezige<br />

‘bouwmassa’, is vooral ook gewenst omdat de<br />

huidige marktwerking het vernieuwen van<br />

onderdelen in de hand werkt: niet materiaal<br />

maar arbeid is immers tegenwoordig de<br />

kostenbepalende factor. 18<br />

Voor sommige lezers, en voor Van Slooten<br />

lijkt dit ook zijn te zijn, is het wellicht<br />

vreemd dat ik een sterke nadruk leg op een<br />

betrekkelijk klassieke vorm van waardestelling,<br />

waarin de authentieke bouwmassa een<br />

centrale rol speelt. Terwijl ik tegelijkertijd<br />

met mijn voorbeelden van nieuwbouw van<br />

molens in het buitenland suggereer dat de<br />

kwestie van ‘echt’ en ‘onecht’ minder met<br />

materiële authenticiteit en meer met overtuigingskracht<br />

te maken heeft. 19 Het is hier niet<br />

de plaats om het complexe begrip authenticiteit<br />

uitvoerig te bespreken. Toch even dit.<br />

Zoals de bedrijfs- en marketingdeskundigen<br />

James Gilmore en Joseph Pine – de uitvinders<br />

van het begrip ‘beleveniseconomie’ –<br />

onlangs hebben laten zien is de beoordeling<br />

als echt of onecht van – in hun geval – een<br />

3<br />

NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

bedrijf of een product door klanten geen eenvoudige<br />

zaak in het huidige postmoderne<br />

tijdsgewricht. Zij is afhankelijk van de beantwoording<br />

van de vraag of een bedrijf of een<br />

product ‘recht doet aan zijn wezen’ (‘is the<br />

offering true to itself ’) en of het ‘is wat het<br />

zegt dat het is’ (‘is the offering what it says it<br />

is’). 20 Het gaat hier over de inhoud van en<br />

investeringen in de essentie, de aard, de herkomst<br />

en geschiedenis van een bedrijf en het<br />

product, over de missie en waarden van een<br />

bedrijf en over de wijze waarop dit alles<br />

tot uitdrukking komt in de bedrijfsnaam en<br />

-boodschap, het product, de plaatsen en vormen<br />

van ontmoeting met de klant en de<br />

reclame-uitingen en de huisstijl van het<br />

bedrijf. Ter verduidelijking van de situatie in<br />

de monumentenzorg of het molenbehoud<br />

kan voor product in mijn ogen ‘erfgoed’,<br />

‘monument’ of ‘molen’ worden gelezen en<br />

voor klant, ‘publiek’ of ‘samenleving’. Ik<br />

schreef in mijn essay dan ook dat het in het<br />

molenbehoud niet alleen gaat om het behoud<br />

van de molen als object maar ook om de vertolking,<br />

bestendiging en publieke presentatie<br />

van het werk, de kennis, kunde en expertise,<br />

de producten, de waarden en overtuigingen<br />

van de molenaar en de molenmaker. Daar<br />

wordt door grote groepen vrijwilligers en<br />

professionals op en rond de molen en in een<br />

intensief contact met het publiek al lang en<br />

op een zeer intensieve en enthousiaste wijze<br />

MOLENVERPLAATSINGEN EN DE 'AANVAARDING VAN HET HEDEN’. DE NIEUWE WINDTURBINE NIEUWKOMER (ZOETERWOUDE)<br />

STAAT SAMEN MET DE 17DE-EEUWSE WATERMOLEN ZELDEN VAN PASSE NAAST DE SNELWEG A4. FOTO: UITGEVERIJ EDUCOM BV<br />

40<br />

aan gewerkt. En blijkbaar op een ‘authentieke<br />

manier', i.e. met overtuigingkracht, gelet<br />

op de grote maatschappelijke waardering. Ik<br />

wijs dat niet af, maar waardeer dat. 21 Mijn<br />

betoog draait er echter om dat het ‘spel’ nooit<br />

voltooid is en dat we iedere keer een grote<br />

inspanning moeten blijven leveren om in een<br />

steeds wisselend tijdsgewricht overtuigend<br />

over te komen. Volgens mij is het daarbij van<br />

groot belang om niet alleen stil te staan bij en<br />

vorm te geven aan de functionaliteit van de<br />

molen als de oervariant van de machine maar<br />

ook de lange gestolde geschiedenis – tot op<br />

de dag van vandaag! – van veel molens te<br />

laten voortbestaan. 22 Tastbaar als deze is in<br />

patina, inscripties, reparaties, aantasting,<br />

beschadigingen: met andere woorden in<br />

onvolkomenheid. In deze symfonie spelen<br />

alle molens, ook incomplete molens, stompen<br />

en alles wat tot ver in de 20ste eeuw aan<br />

en rond molens is gebouwd, een rol.<br />

De tweede reden dat men afwijzend reageert<br />

op mijn bijdrage is dat men het interpreteert<br />

als een afwijzing van het vele werk dat in de<br />

twintigste eeuw is verzet in het kader van het<br />

behoud van de Nederlandse molens. 23 In dit<br />

verband zou ik willen vragen om een zorgvuldige<br />

lezing van mijn artikel. Ik constateer<br />

namelijk dat in het molenbehoud van oudsher<br />

– sinds de jaren twintig en het ontstaan<br />

van de Vereniging de Hollandsche Molen –


een benaderingswijze dominant is geweest<br />

die pas in de loop van de jaren negentig in de<br />

internationale erfgoedzorg aandacht heeft<br />

gekregen. In de zorg voor de Nederlandse<br />

molen ging het, zoals hierboven al gezegd,<br />

niet alleen om het behoud van de authentieke<br />

bouwmassa (‘zaken welke van algemeen<br />

belang zijn wegens hun schoonheid, hun<br />

betekenis voor de wetenschap of hun volkskundige<br />

waarde’ 24 ) maar ook om het voortbestaan<br />

van de omvangrijke kennis en kunde<br />

van de molenaar en de molenmaker, dat wil<br />

zeggen om het behoud van immaterieel erfgoed<br />

25 . Ik waardeer dat, zeker in een situatie<br />

waarin de overheid en de geïnstitutionaliseerde<br />

erfgoedzorg in Nederland zich nog nauwelijks<br />

met het onderwerp bezig houdt. 26 Nederland<br />

beschikt niet over immaterieel erfgoed dat figureert<br />

op de UNESCO-lijst van werelderfgoed<br />

en heeft ook geen nominaties in voorbereiding.<br />

Het zou in mijn ogen een geloofwaardig en<br />

waardevol initiatief van de gezamenlijke<br />

molenorganisaties zijn om de ambachten van<br />

molenaar en molenmaker bij de Nederlandse<br />

regering voor te dragen als kandidaat voor<br />

een nominatie als werelderfgoed.<br />

Toch verdient mijn waardering voor het streven<br />

naar het behoud van de ambachten van<br />

molen en molenmaker een kanttekening.<br />

Voor het behoud van dit immateriële erfgoed<br />

is het inderdaad noodzakelijk dat molens<br />

blijven draaien en malen maar het mag in<br />

mijn ogen om bovengenoemde redenen niet<br />

betekenen dat molens met een geschiedenis<br />

die dieper reikt dan ca. 1950 vooral worden<br />

gezien als machines, waarvan de optimale<br />

werking absolute prioriteit verdient. Op<br />

basis van een aantal reacties op mijn essay,<br />

vermoed ik dat mijn pleidooi voor een meer<br />

terughoudende omgang met de aanwezige<br />

bouwmassa eigenlijk vele jaren te laat is<br />

gekomen. In het verleden is te veel onnodig<br />

verdwenen met het oog op een optimaal functioneren<br />

van de molen als instrument. 27<br />

De derde reden dat mijn essay ‘Moeten molens<br />

altijd malen?’ velen in het verkeerde keelgat is<br />

geschoten is mijn veronderstelde pleidooi om<br />

de meeste beschermde molens aan het<br />

gebruik door (vrijwillige) molenaars te onttrekken<br />

en ze ‘onder een stolp te plaatsen’ 28 .<br />

Van Slooten spreekt in dit verband van de<br />

mogelijkheid dat de RACM een 'beperkte<br />

(gebruiks)vergunning’ verleent of zelfs overgaat<br />

tot een ‘maalverbod’. Zoals gezegd ben<br />

ik niet tegen werkende molens; ik pleit voor<br />

verschillende gebruiks-, (en vooral) onderhouds-<br />

en restauratieregimes die in overeenstemming<br />

zijn met de cultuurhistorische<br />

FORUM NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

waarde van de molen. 29 In dat verband is de<br />

macht van de RACM overigens beperkt.<br />

Gebruik en onderhoud is een zaak van de<br />

eigenaar en restauratie een zaak van de<br />

gemeente. 30<br />

De vierde en laatste reden voor verzet tegen<br />

mijn stellingname is wellicht de veronderstelde<br />

be- en veroordeling van mijn kant van<br />

de motivatie van de betrokkenheid van molenaars,<br />

molenmakers en molenliefhebbers. In<br />

dit verband stoort Van Slooten zich bijvoorbeeld<br />

aan mijn kwalificatie van de 20steeeuwse<br />

zorg voor molens als ‘antimodern’. Ik<br />

moet erkennen dat het op dit moment ontbreekt<br />

aan een historisch-antropologische<br />

studie van de molenzorg in de 20ste eeuw in<br />

Nederland en dat een dergelijk oordeel een<br />

stevige argumentatie behoeft. 31 De vroegste<br />

geschiedenis van het molenbehoud in<br />

Nederland maakt echter meteen duidelijk<br />

dat het molenbehoud van de laatste decennia<br />

in omvang, vorm en aard geen vanzelfsprekendheid<br />

is. Ieder tijdsgewricht kent zijn<br />

eigen vorm van en redenen voor molenbehoud.<br />

De Vereniging De Hollandsche<br />

Molen werd immers opgericht tot behoud<br />

van de molen in haar toenmalige economische<br />

functie. Ze was zelfs voor afbraak van<br />

molens die uit bedrijf waren geraakt. De<br />

vereniging liet daarom onderzoek doen naar<br />

verbeteringen die het de molen mogelijk zou<br />

maken te blijven concurreren met dieselen<br />

elektromotoren. Van deze – overigens<br />

vergeefse – toekomstgerichtheid is nu bij veel<br />

molenliefhebbers geen sprake meer, zoals<br />

ook uit de bijdrage van Van Slooten blijkt.<br />

Aan de ene kant heeft hij het verschillende<br />

keren over de waarde van het herstel van een<br />

oorspronkelijke situatie, de ene keer uit 1886<br />

(de molen te Etersheim), de andere keer uit<br />

1929 (de Schermer molens), over herstel naar<br />

‘oud model’, over ‘het vakmanschap van<br />

vroeger’ en over zichzelf als ‘monumentenliefhebber<br />

die al meer dan dertig jaar actief<br />

bezig is de molens in hun oorspronkelijke<br />

staat aan het nageslacht door te geven’. Aan<br />

de andere kant over de ‘verwording’ die<br />

wordt bewerkstelligd door de bouw van een<br />

nieuwbouwwijk, over noodgedwongen<br />

‘wezensvreemde en nieuwe bestemmingen’<br />

van veel monumenten, over ‘de economie die<br />

het wint van het ideaal’, over ‘gemoderniseerde<br />

molenstompen’ (en modernisering is hier<br />

niet op te vatten als een positief proces, integendeel)<br />

en over ‘het geëgaliseerde platteland’.<br />

In zijn argumentatie – en hij is daarmee<br />

zeker niet uitzonderlijk binnen het<br />

debat over de monumentenzorg of het<br />

molenbehoud – speelt het contrast tussen<br />

41<br />

oud en nieuw, tussen vroeger en nu, tussen<br />

traditioneel en modern, tussen ambacht en<br />

industrie en tussen (culturele) waarde en economie<br />

dus een vooraanstaande, normatieve<br />

en dwingende rol. Dat is alleszins begrijpelijk<br />

met het oog op de enorme veranderingen<br />

in onze samenleving en ruimte, maar niet<br />

vanzelfsprekend en wellicht ook niet wenselijk.<br />

Onlangs – naar aanleiding van het debat<br />

in Nederland over de historische canon –<br />

betoogde de schrijfster Nelleke Noordervliet<br />

– mijn inziens terecht – dat er niets mis is<br />

met belangstelling voor het (eigen) verleden<br />

maar dat men op moet passen voor nostalgie:<br />

‘nostalgie als angst: belangstelling voor het<br />

verleden niet omdat men zich ermee verbonden<br />

voelt maar omdat men bang is ervan<br />

gescheiden te raken’ in een zich globaliserende<br />

en steeds complexer wordende wereld. 32<br />

Het verlangen wordt dan zo sterk dat het<br />

heden vervaagt en onleefbaar wordt. 33 Volgens<br />

Noordervliet is het mogelijk om in de<br />

omgang met het verleden nostalgie te vermijden<br />

door ‘het heden te aanvaarden, het hier<br />

en nu als plaats van ons handelen te zien, in<br />

de rug gesteund door onze kennis van de<br />

geschiedenis en gericht op de toekomst’.<br />

Zowel mijn pleidooi om tot uitvoering te<br />

komen van de glazen omhulsels van de beide<br />

molenstompen in Delfshaven 34 , mijn pleidooi<br />

om goede oude dingen soms prijs te<br />

geven 35 , als mijn vrij principiële verzet tegen<br />

completeringen en verplaatsingen zijn te<br />

begrijpen tegen de achtergrond van<br />

Noordervliets ‘aanvaarding van het heden’.<br />

Bijzonder spannend als het gaat om de discussie<br />

over molenverplaatsingen is het feit<br />

dat op dit moment twee tentoonstellingen te<br />

zien zijn over het Nederlandse landschap: De<br />

ontdekking van Nederland (CODA Museum.<br />

Apeldoorn) 36 en Nature as artifice (Kröller-<br />

Muller Museum, Otterlo) 37 . De eerste tentoonstelling,<br />

samengesteld door Henk van<br />

Os, toont ons in veertig geschilderde landschappen<br />

de schoonheid van het Nederlandse<br />

landschap. Op een reeks van schilderijen<br />

spelen molens een prominente rol. 38<br />

Alle schilderijen, met uitzondering van de<br />

laatste 39 , tonen ons landschappen die door de<br />

huidige beschouwers mooi worden gevonden.<br />

Het zijn ook de landschappen waarvan<br />

we het vanzelfsprekend vinden dat molens er<br />

op figureren; zij zijn het zelfs die het landschap<br />

extra cachet geven. Van Os waarschuwt<br />

ons in de inleiding op de catalogus echter<br />

ervoor dat er geen sprake was van een natuurlijke<br />

schoonheid of van een artistieke weergave<br />

van wat al mooi werd gevonden. Nee,<br />

‘kunstenaars zijn ons voorgegaan en hebben


V itruvius<br />

Forum<br />

de schoonheid in het landschap voor ons ontdekt’.<br />

40 In een reeks van voorbeelden laat Van<br />

Os zien hoe kunstenaars – in Nederland al<br />

heel vroeg en heel systematisch – door de<br />

eeuwen heen de beleving van natuur, landschap<br />

en schoonheid hebben vormgegeven.<br />

Dit inzicht maakt het mogelijk om het (ongemakkelijke)<br />

uitgangspunt te kiezen dat ten<br />

grondslag heeft gelegen aan de tweede tentoonstelling.<br />

De makers van de tentoonstelling<br />

nemen afstand van zowel het idyllische<br />

rurale beeld van de gevestigde landschapsschilderkunst,<br />

zoals te zien op de eerste tentoonstelling,<br />

als van het populaire beeld van<br />

het Nederlandse platteland-schap, zoals te<br />

zien in een collage van toeristische internetfoto's<br />

in de begeleidende catalogus. 41 Volgens<br />

de samenstellers is Nederland in de afgelopen<br />

decennia sterk veranderd: het boerenbedrijf<br />

maakte plaats voor nieuwe steden,<br />

bedrijventerreinen, infrastructuur en voorzieningen<br />

voor recreatie. Nederland maakt<br />

juist furore met de systematische en ingrijpende<br />

wijze waarop men het landschap<br />

opnieuw vormgeeft. De tentoonstelling gaat<br />

daarom bewust op zoek naar de kunstenaars<br />

die in fotografie en video het nieuwe, hoogst<br />

kunstmatige karakter van het Nederlandse<br />

landschap als uitgangspunt kiezen. Dat leidt<br />

tot nieuwe beelden van schoonheid die<br />

wezenlijk afwijken van die van de gevestigde<br />

landschapsschilderkunst of van die van het<br />

‘grote publiek’. Molens zijn in deze tweede<br />

tentoonstelling veel minder prominent aanwezig,<br />

met uitzondering van de inbreng van<br />

video-kunstenaar Arnoud Holleman (1964). 42<br />

In zijn project Nieuwkomer maakt hij studie<br />

van de Westeindse polder in Zoeterwoude, de<br />

standplaats van de 17de-eeuwse grondzeiler<br />

Zelden van Passe (op vijftig meter van de<br />

drukke A4), maar ook van twee nieuwe,<br />

honderd meter hoge windturbines. In vijftien<br />

korte videorapportages en in gesprek<br />

met alle betrokkenen verkent hij de vraag<br />

‘waarom het hier is, zoals het is’. Hij betreedt<br />

een ‘arena van tegengestelde belangen’, waarin<br />

‘toekomstgerichte innovaties het op moeten<br />

nemen tegen historische argumenten’ en<br />

waarin ‘het tegenargument altijd dichtbij is’.<br />

Voor de een is de uitkomst ‘een toonbeeld<br />

van verrommeling', voor de ander het succes<br />

van het poldermodel waarin ‘contrastrijke<br />

schakeringen harmonieus en functioneel<br />

naast elkaar bestaan’. Het is in mijn ogen<br />

interessant om te spelen met de gedachte dat<br />

we hier te maken hebben met de ontdekking<br />

en articulatie van nieuwe landschappelijke<br />

schoonheid, 43 maar zover hoeven we (nog)<br />

NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

niet te gaan. Wat wel in de rede ligt is ons af<br />

te vragen of onze wens tot molenverplaatsingen<br />

werkelijk bepaald worden<br />

door de behoefte aan een verbetering van de<br />

biotoop of dat onbewust meespeelt dat we<br />

vinden dat molens eigenlijk alleen maar een<br />

plek behoren te hebben in een arcadisch<br />

landschap 44 . Een landschap, of een thuis?, dat<br />

niet meer bestaat.<br />

Literatuur<br />

– Bakker, J.S., 2007: Molenherstel en<br />

monumentenzorg? Restauratie-ethiek: Salomo<br />

plus Simson, Molenwereld 10 (1), 22-31.<br />

– Bazelmans, J. 2008: Moeten molens<br />

altijd malen? <strong>Vitruvius</strong> 1 (2), 10-20.<br />

– Dumas, C., en L. Endedijk, 2007:<br />

Meesters en molens. Van Rembrandt tot<br />

Mondriaan, Zwolle.<br />

– English Heritage, 2008: Conservation<br />

principles. Policies and guidance for the<br />

sustainable management of the historic<br />

environment, s.l.<br />

– Fleerman, B., 2005: Bilder des Abschieds.<br />

Zum kulturellen Umgang mit Mühlen in der<br />

Moderne, Rheinisch-westfälische<br />

Zeitschrift für Volkskunde 50, 31-48.<br />

– Gilmore, J.H., en B.J. Pine II, 2007:<br />

Authenticity. What consumers really want,<br />

Boston.<br />

– Groen, P., 1994: Hoe molens restaureren?<br />

De Molenaar 97 (14), 27-28.<br />

– Heuvel, M. van den, 2008: Nature as<br />

artifice, in M. van den Heuvel en T. Metz,<br />

2008: Nature as artifice. New Dutch landscapes<br />

in photography and video art, Rotterdam, 8-19.<br />

– Heuvel, M. van den, en T. Metz, 2008:<br />

Nature as artifice. New Dutch landscapes<br />

in photography and video art, Rotterdam.<br />

– Holleman, A, 2008: Nieuwkomer, in M.<br />

van den Heuvel en T. Metz, 2008: Nature as<br />

artifice. New Dutch landscapes in photography<br />

and video art, Rotterdam, 244-255.<br />

– Laarse, R. van der, 2005: Bezeten van<br />

vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering,<br />

Amsterdam.<br />

– Metz, T., 2008: Beauty is not the issue, in<br />

M. van den Heuvel en T. Metz, 2008: Nature<br />

as artifice. New Dutch landscapes in photography<br />

and video art, Rotterdam, 90-97.<br />

– Noordervliet, N., 2007: Nostalgie maakt<br />

het heden onleefbaar, De Volkskrant. Forum,<br />

22 oktober 2007, blz. 8.<br />

– Os, H. van, 2008: De ontdekking van<br />

Nederland. Vier eeuwen landschap verbeeld<br />

door Hollandse meesters, Rotterdam.<br />

– Stam, D., 2006: Immaterieel erfgoed in<br />

42<br />

Nederland, Den Haag.<br />

– Visser, W. (2006-2007): Vormgeving van fictie.<br />

Barbara Visser in Museum De Paviljoens<br />

in Almere, Kunstbeeld 12 (1), 32-35.<br />

– Wezel, G. van, 1976: Het restaureren van<br />

molens, Zeist (ongepubliceerde notitie).<br />

– Wezel, G. van, 1995: De bescherming van<br />

windmolens gezien vanuit een molenbouwhistorische<br />

invalshoek, Zeist<br />

(ongepubliceerde notitie).<br />

__________________<br />

1 Graag wil ik Bart van Slooten bedanken voor<br />

zijn eerlijke en kritische reactie. Het biedt mij de<br />

gelegenheid mijn betoog te verduidelijken en te<br />

reageren op de vele schriftelijke reacties die ik<br />

heb gekregen en op de meer of minder genuanceerde<br />

en meer en minder hoffelijke reacties op<br />

het prikbord van de speciale startpagina voor<br />

molens (molen.startpagina.nl/prikbord). De reacties<br />

op het nieuwe forum www.molentoekomst.nl<br />

van de Vereniging De Hollandsche Molen laat ik<br />

in deze bijdrage nog buiten beschouwing. In mijn<br />

gedachtevorming over het Nederlandse molenbehoud<br />

heb ik kunnen profiteren van het initiatief<br />

van de Vereniging De Hollandsche Molen en haar<br />

blad Molens om mij in een reeks van interviews<br />

te confronteren met de uiteenlopende opvattingen<br />

van mensen werkzaam binnen het molenbehoud<br />

(zie Molens 89, 6-7 en Molens 90, 6-7). Ik wil Leo<br />

Endedijk en Ed van Gerven daarvoor hartelijk<br />

bedanken. Peter Nijhof (RACM) maakte me<br />

attent op afbeelding 2. Tot slot geldt een woord<br />

van dank voor Jan van ’t Hof (RACM), met wie ik<br />

in maart 2008 op het congres Between objects and<br />

ideas. Re-thinking the role of intangible heritage<br />

(The 4th annual Ename international colloquium),<br />

een lezing mocht verzorgen over het Nederlandse<br />

molenbehoud. Hij maakte me ook attent op<br />

afbeelding 1.<br />

2 Bazelmans 2008.<br />

3 Vergelijk molen.startpagina.nl/prikbord,<br />

André Koopal, 4 mei 2008.<br />

4 Vergelijk Bakker 2007 voor een gelijkluidende<br />

invalshoek.<br />

5 Vergelijk English Heritage, 2008.<br />

6 Ik gebruik hier bewust het begrip ‘oorspronkelijke<br />

functionaliteit’ en bijvoorbeeld niet ‘economische<br />

betekenis’ omdat molens ook in het huidige<br />

tijdsgewricht een groot economische belang vertegenwoordigen<br />

(cf.molen.startpagina.nl/prikbord,<br />

Jaap van Driel, 26 februari 2008). Zo komt volgens<br />

Jos Vranken, directeur van het Nederlands<br />

Bureau voor Toerisme en Congressen, ‘van de<br />

elf miljoen buitenlanders die jaarlijks ons land<br />

aandoen, één miljoen expliciet voor molens en<br />

tulpen’ (geciteerd in De Stem. Editie Ablasserwaard,<br />

26 maart 2008, 1). ‘Molens en tulpen’ zijn


daarmee verantwoordelijk voor ca een half miljard<br />

aan toeristische bestedingen van buitenlanders<br />

in Nederland (zie Kerncijfers Toerisme en<br />

Recreatie 2007, tabel Bestedingen en werkgelegenheid<br />

toerisme en recreatie in Nederland in<br />

2006). Waar ik mij over verbaas is dat er nog<br />

steeds geen meer ingenieuze en toereikende vormen<br />

zijn gevonden om de kosten en de baten van<br />

het molenbehoud bij elkaar te brengen, bijvoorbeeld<br />

zonder interventie van de staat en zonder<br />

subsidie uit de cultuurbegroting van de staat.<br />

7Een uitzondering wordt algemeen gemaakt voor<br />

mijn pleidooi voor meer en beter bouwhistorisch<br />

onderzoek. Toch heb ik het idee dat velen niet<br />

volledig doordrongen zijn van de motivatie van<br />

mijn pleidooi en ook de reactie van Van Slooten<br />

geeft mij aanleiding tot dat oordeel. Hij spreekt<br />

namelijk van bouwhistorisch onderzoek als een<br />

‘meerwaarde’. Nee, bouwhistorisch onderzoek is<br />

niet iets extra’s; het is de enige basis om te komen<br />

tot een goede waardestelling. En de waardestelling<br />

dient op haar beurt de grondslag te zijn voor het<br />

gebruiks-, instandhoudings- en restauratieregime.<br />

Bouwhistorisch onderzoek gaat niet alleen over<br />

het verkrijgen van inzicht in (de geschiedenis<br />

van) het technisch functioneren van een molen<br />

maar vooral ook over de aard, staat, uitvoering en<br />

datering van de verschillende samenstellende<br />

delen en hun geschiedenis in onderlinge samenhang.<br />

De eerste zienswijze op bouwhistorisch<br />

onderzoek lijkt vooral het product te zijn van de<br />

opvatting dat een molen in de eerste plaats een<br />

machine is die weer moet draaien; de tweede geeft<br />

uitdrukking aan het feit dat monumentale molens<br />

cultuurhistorisch waardevol zijn.<br />

8 Molentoekomst.nl is een initiatief van Vereniging<br />

De Hollandsche Molen. De discussie op het<br />

forum wordt gezien als een belangrijke bijdrage<br />

aan een visiedocument van het bestuur van de vereniging<br />

over de toekomst van het molenbehoud.<br />

9 Molen.startpagina.nl/prikbord, Karel en<br />

Maarten Dolman, 26 mei 2008.<br />

10 Al de eerste reactie op het molen-prikbord<br />

(molens.startpagina.nl/prikbord, Jan Hofstra, 4<br />

december 2007) had deze strekking.<br />

11 De burger moet inderdaad, zoals Van Slooten<br />

stelt, kunnen rekenen op consistent rijksbeleid.<br />

De RACM handelt daarom tot op de dag van<br />

vandaag conform het molenbeleid zoals dat in<br />

2000 is vastgesteld. De dienst is echter van plan<br />

in het voorjaar van 2009, met inbreng van de<br />

diverse relevante ‘spelers’ binnen en buiten het<br />

molenveld, een nieuw molenbeleid vast te stellen.<br />

12 Molen.startpagina.nl/prikbord, Leo<br />

Middelkoop, 3 mei 2008.<br />

13 Bijvoorbeeld molen.startpagina.nl/prikbord, Jan<br />

Hofstra, 4 december 2007; brief van Jan Hofstra<br />

d.d. 15 januari 2008 en molen.startpagina.nl/<br />

prikbord, Tim Dreessen, 24 en 25 februari 2008.<br />

14 Molen.startpagina.nl/prikbord, Rob van Zijl<br />

FORUM NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

(‘De Wilde Westlander’), 27 mei 2008.<br />

15 Ik dank Paul Groen (brief d.d. 20 december<br />

2007) en Dick Zweers voor informatie die mij in<br />

staat heeft gesteld dit punt te verduidelijken.<br />

16 Ik maak hier dus op hoofdlijnen een onderscheid<br />

tussen de buiten- en binnenkant van een<br />

molen. Veel uitwendige onderdelen hebben een<br />

korte vervangingstijd en de vigerende restauratiefilosofie<br />

staat niet onwelgevallig tegen vervanging<br />

van deze delen (zie bijvoorbeeld English Heritage<br />

2008, 8 (‘periodic renewal’). Voor oud binnenwerk<br />

ligt dat principieel anders.<br />

17 Vergelijk molen.startpagina.nl/prikbord, Peter<br />

van Kuik, 26 februari 2008 (‘We vernieuwen maar<br />

klakkeloos alles wat er niet puntgaaf uitziet’).<br />

18 Voor de Tweede Wereldoorlog was dit precies<br />

omgekeerd. Veel molens laten dan ook een zeer<br />

creatief hergebruik van materiaal zien. Met dank<br />

aan Dick Zweers (Bergeijk), die mij dit op een<br />

prachtige wijze liet zien voor de molen van<br />

Zeddam. Zie ook molen.startpagina.nl/prikbord,<br />

Wim Herrewijnen, 29 mei 2008 (‘Restaureren is<br />

duurder dan nieuw’). Herrewijnen stelt mijn<br />

inziens terecht dat de keuze tussen restaureren en<br />

vernieuwen een zaak is voor de opdrachtgever (en<br />

zijn adviseur). Deze valt vaak in het voordeel van<br />

vernieuwen uit, niet omdat molenmakers daar de<br />

voorkeur voor hebben, maar om kostentechnische<br />

redenen. Zie ook Groen (1994). Hij wees op het<br />

verband tussen de aanwezigheid van geld en de<br />

verleiding om restauraties onnodig diepgaand<br />

aan te pakken.<br />

19 Visser 2006-2007.<br />

20 Pine en Gilmore 2007, 96-98.<br />

21 In tegenstelling tot die gevallen waar een<br />

geloofwaardige inspanning à la Pine en Gilmore<br />

niet wordt geleverd zoals bij de bouw van de<br />

molen in Kemer, Turkije (Bazelmans 2008, 11).<br />

22 Voor Pine en Gilmore zijn oorsprong en<br />

geschiedenis (‘heritage’) cruciaal in vormgeving<br />

van authenticiteit (2007, 121-123).<br />

23 Zo bijvoorbeeld molen.startpagina.nl/prikbord,<br />

Tim Dreessen, 24 februari 2008.<br />

24 Monumentenwet 1961, art. 1b.<br />

25 Onder immaterieel erfgoed wordt verstaan: ‘de<br />

gebruiken, de voorstellingen, de expressie, de<br />

kennis en vaardigheden – inclusief de bijbehorende<br />

instrumenten, voorwerpen, artefacten en ruimtes –<br />

die gemeenschappen, groepen en, soms, individuen<br />

erkennen als onderdeel van hun cultureel erfgoed’<br />

(www.unesco.nl/node/49). Zie Stam 2006 en<br />

www.unesco.org/culture/ich/index.php?lg=<br />

EN&pg=home.<br />

26 In de academische wereld ligt dit anders; zie<br />

bijvoorbeeld de verschillende bijdrages in Van der<br />

Laarse 2005.<br />

27 Van Wezel 1976 en 1995; op het electronische<br />

prikbord bijvoorbeeld molen.startpagina.nl/<br />

prikbord, Tim Dreesen, 25 februari 2008 en<br />

molens.startpagina.nl/prikbord, Peter van Kuik,<br />

43<br />

26 mei 2008.<br />

28 Zo bijvoorbeeld molens.startpagina.nl/<br />

prikbord, Aad Schouten, 9 maart 2008.<br />

29 Cf. Bakker 2007.<br />

30 De gemeente als vergunningverlener ex art.<br />

11 van de Monumentenwet 1988: vergunningen<br />

tot wijziging, afbraak of verwijdering.<br />

31 Voor Duitsland is het antimoderne karakter<br />

van een belangrijk deel van het molenbehoud in<br />

de decennia tussen ca 1920 en 1970 beschreven<br />

door Fleerman 2005 (met dank aan Sophie Elpers<br />

(Meertens Instituut) die mij op dit artikel attent<br />

maakte).<br />

32 Noordervliet 2007.<br />

33 Voor een beschrijving van vormen van<br />

‘Kulturnostalgie’ in de hedendaagse Duitse<br />

molenzorg, zie Fleerman 2005, 44-46.<br />

34 Molens 2006 (82), 6-7. Dat mijn enthousiasme<br />

voor het aanbrengen van de glazen omhulsels bij<br />

de molenstompen van Delfshaven zou betekenen<br />

dat ik dergelijke initiatieven ook toelaatbaar vind<br />

als het gaat om de Bossche St. Jan of het Paleis<br />

op de Dam, zoals Van Slooten stelt, is natuurlijk<br />

onzin. In mijn benadering is er immers een<br />

directe relatie tussen de waardestelling en de<br />

(on)mogelijkheden tot interventie.<br />

35 Overigens heb ik in mijn lezing of essay deze<br />

stelling nergens expliciet betrokken als het gaat<br />

om onze omgang met molens. Ik heb alleen<br />

geconstateerd dat de vigerende erfgoedfilosofie<br />

uit 1991 stelt dat ‘de moed om oude dingen prijs<br />

te geven’ niet mag ontbreken en dat ik geen<br />

voorbeelden van deze ‘moed’ kon vinden in de<br />

praktijk van de molenzorg.<br />

36 Van Os 2008.<br />

37 Van den Heuvel en Metz 2008.<br />

38 Zie ook Dumas en Endedijk 2007.<br />

39 Het laatste schilderij is van de hand van Henk<br />

Chabot en toont ons de inundatie van het land<br />

rond Rotterdam in 1944.<br />

40 Van Os 2008, 11.<br />

41 Van den Heuvel 2008, 10. Het is opmerkelijk<br />

dat op negen (!) van de elf toeristenfoto’s één<br />

of meerdere molens te zien zijn.<br />

42 Holleman 2008. Het werk is te raadplegen op<br />

www.nieuwkomer.nl.<br />

43 Zie Metz (2008, 95) voor een schematisch<br />

overzicht van de artistieke en maatschappelijke<br />

acceptatie van wat eerst gevreesd werd of lelijk<br />

werd gevonden: het strand, de bergen, windmolens,<br />

fabrieken, snelwegen, treinen, woonwijken,<br />

slums,…<br />

44 Zo molens.startpagina.nl/prikbord, Tim<br />

Dreessen, 29 mei 2008 (‘een verplaatsing naar<br />

een omgeving “als vroeger” beter dan ‘een “tuinmolen”<br />

tussen de bomen of de hoge gebouwen’);<br />

en molens.startpagina.nl/prikbord, Rob P.,<br />

30 mei 2008 (‘alsof de (verplaatste, JB) molen<br />

altijd al op zijn tegenwoordige (is nieuwe, JB)<br />

plaats heeft gestaan’).


C CULTUURLANDSCHAP P. NIJHOF<br />

A wider view<br />

op industrielandschappen<br />

De opeenvolgende Industriële Revoluties hebben vanaf het midden van de late 18de eeuw tot<br />

ingrijpende veranderingen geleid in samenleving, economie en landschap van Europa. Ook in<br />

Nederland is het landschap vanaf ca. 1850 door de opkomende industrialisatie en verstedelijking<br />

drastisch gewijzigd. Het Nederlandse industrielandschap wordt vooral gekenmerkt door de<br />

nauwe relatie met waterwegen als drager, dat in dit artikel wordt verkend, tezamen met de<br />

andere nieuwe industrielandschappen die zich in de loop van de 20ste eeuw hebben ontwikkeld.<br />

Inleiding<br />

Vanaf de late 18de eeuw werd<br />

het Europese landschap in<br />

vele regio's overweldigd door<br />

de opkomende mijnbouw,<br />

industrie en nieuwe infrastructuur.<br />

Midden-Engeland,<br />

Wallonië, Noord-Frankrijk en het Ruhrgebied<br />

werden in soms luttele decennia<br />

getransformeerd in een wereld, die volstrekt<br />

nieuw was in het menselijk bestaan: het<br />

industrielandschap.<br />

Eenzame streken waar steenkool of ijzererts<br />

werd gedolven, veranderden in ware ‘Black<br />

Countries’. Langs nieuwe infrastructuur van<br />

kanalen, spoorwegen en later verkeerswegen<br />

ontstonden chaotische, dichtbebouwde landschappen,<br />

gedomineerd door hoogovens,<br />

mijnschachten, rokende fabrieksschoor-<br />

stenen en eindeloze arbeiderswijken.<br />

De vaak als demonisch betitelde landschappen<br />

van de Eerste Industriële Revolutie in<br />

Engeland werkten als een magneet op welgestelden<br />

en kunstenaars. Welgestelden uit<br />

Europa, die als alternatief voor traditionele<br />

reizen naar steden als Rome deze nieuwe<br />

wereld kwamen aanschouwen, als voorlopers<br />

van het latere toerisme. Kunstenaars, die hun<br />

fascinatie voor dit nieuwe schouwspel vereeuwigden<br />

op dramatische tekeningen en<br />

schilderijen. Francis Klingender legde deze<br />

intense band tussen kunstenaar en industrielandschap<br />

in de 18de en 19de eeuw vast in<br />

zijn standaardwerk Art and the Industrial<br />

Revolution 1 . Maar ook in de 20ste eeuw hebben<br />

beeldende kunstenaars en fotografen zich op<br />

het industrielandschap gestort. Tot in de<br />

jaren ‘1960 stonden in dit oeuvre groei en<br />

44<br />

<br />

HOOGOVENS, IJMUIDEN<br />

ALLE FOTO'S: ARCHIEF RACM<br />

grootschaligheid voorop, maar met de daarna<br />

ingezette ontmanteling van oudere industrielandschappen<br />

verschoof hun focus naar<br />

ondergang en verval. Nederland, dat laat<br />

industrialiseerde heeft in Herman Heyenbrock<br />

(1871-1948) een industrieschilder van<br />

formaat gekend 2 . Ook later in de 20ste eeuw<br />

hebben tal van schilders 3 en later fotografen 4<br />

het Nederlandse industrielandschap vastgelegd.<br />

Opmerkelijk daarbij is dat op vele van<br />

de in het aardrijkskunde onderwijs gebruikte<br />

schoolplaten industriële landschappen centraal<br />

stonden 5 .<br />

Het industrielandschap verkend<br />

De aandacht in de vakliteratuur voor het<br />

fenomeen industrielandschap staat daarmee<br />

in schril contrast. Over industriële gebouwen<br />

zijn de afgelopen decennia internationaal


oekenkasten vol geschreven, maar gerichte<br />

literatuur over industrielandschappen is<br />

opmerkelijk schaars 6 .<br />

Zelfs in de prestigieuze Blackwell Encyclopedia<br />

of Industrial Archeology van de Engelse<br />

industrieelarcheoloog Barrie Trinder ontbreekt<br />

dit begrip geheel 7 . Onder het algemene<br />

trefwoord Landschap plaatst hij echter<br />

interessante beschouwingen over de relatie<br />

tussen landschap en industriële archeologie.<br />

Hij noemt W.G. Hoskins 8 als eerste van vele<br />

geografen die in publicaties de ontwikkeling<br />

van landschappen over langere periodes analyseerden:<br />

‘A landscape approach for industrial<br />

archeology brings many advantages. It can increase<br />

understanding of a site by avoiding too<br />

close a concentration on particular technological<br />

processes, and posing questions about sources of<br />

raw materials, transport facilities, power systems,<br />

the dwellings of entrepreneurs and employees…<br />

A landscape approach also places industry in<br />

its broad historical context…’ (p. 393-396).<br />

In Nederland is deze ruimtelijke, geografische<br />

benadering van het industrielandschap<br />

nauwelijks toegepast. Tot in de jaren ’1990<br />

ging de aandacht van industrieelarcheologen,<br />

monumentenzorgers en architecten vooral<br />

uit naar inventarisatie en behoud van individuele<br />

objecten, of hooguit complexen. De<br />

Nederlandse Monumentenwet (1988) bevat<br />

op het eerste gezicht een bruikbaar ogend<br />

instrument voor gebiedsgerichte bescherming,<br />

het beschermde stads- en dorpsgezicht.<br />

Dit is echter nog nooit toegepast op industrielandschappen.<br />

Hiervoor zijn drie<br />

oorzaken aan te wijzen.<br />

In de eerste plaats omdat het begrip industrielandschap<br />

in de vakliteratuur nergens in<br />

operationele termen is gedefinieerd.<br />

In de tweede plaats omdat dit instrument tot<br />

nu toe alleen op lokaal niveau is ingezet,<br />

terwijl met name infrastructurele industrielandschappen<br />

langs waterwegen een regionale<br />

dimensie kennen.<br />

De belangrijkste oorzaak moet wel zijn dat<br />

industrielandschappen tot de meest dynamische,<br />

door de mens geschapen cultuurlandschappen<br />

behoren. Traditionele beleidsinstrumenten,<br />

gericht op behoud en bescherming,<br />

zijn doorvoor onbruikbaar.<br />

Pas met de Beleidsnota Belvédère (1998)<br />

heeft de Nederlandse rijksoverheid een visie<br />

– géén instrument – ontwikkeld waarmee het<br />

afgelopen decennium vruchtbaar is gewerkt:<br />

‘behoud door ontwikkeling’. Dit credo heeft<br />

geleid tot ‘a wider view’ op gebiedsontwikkeling<br />

en tot nieuwe allianties tussen overheden,<br />

planners, cultuurhistorici, ontwerpers en<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

2<br />

3<br />

SAMENVATTING<br />

In de landschapsarchitectuur komt het begrip industrielandschap niet voor. Ten<br />

onrechte want het industrielandschap is één van de meest uitgesproken cultuurlandschappen.<br />

Deze bijdrage is een eerste typologische verkenning, als bewerking van<br />

een lezing gehouden tijdens het seminar ‘Industrial landscapes’ te Radio Kootwijk<br />

tijdens de Landschapstriënnale 2008 te Apeldoorn.<br />

STEENFABRICAGELANDSCHAP LANGS DE GROTE RIVIEREN IN ZIJN HOOGTIJDAGEN.<br />

ENSCHEDE, SKYLINE VAN TEXTIELFABRIEKEN (VOOROORLOGSE SCHOOLPLAAT).<br />

45


C VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

46<br />

4<br />

GRAANSILO-<br />

LANDSCHAP<br />

ROND DE<br />

NOORDERHAVEN,<br />

GRONINGEN.<br />

5 NDSM, SCHEEPS-<br />

WERF AAN HET IJ,<br />

AMSTERDAM-NOORD<br />

6<br />

OLIEWINNING BIJ<br />

SCHOONEBEEK<br />

(SCHOOLPLAAT 1948)<br />

private marktpartijen. Door de gelijktijdige<br />

verschuiving van de terugtredende lokale<br />

overheid naar risicodragende investeerders<br />

zoals projectontwikkelaars, blijkt de realisatie<br />

van grootschalige gebiedstransformaties een<br />

haalbare kaart te zijn geworden. Tegelijkertijd<br />

verloren de laatste herkenbare industrielandschappen<br />

in Nederland hun oorspronkelijke<br />

functies door schaalvergroting, technologische<br />

vernieuwingen en globalisering van<br />

de ‘maakindustrie’. De gelijktijdige omschakeling<br />

van een productie- naar een dienstenen<br />

leisure-economie en een periode van langdurige<br />

welvaart zorgt ervoor dat wonen,<br />

werken, kunst & cultuur de nieuwe dragers<br />

van verouderde industrielandschappen zijn<br />

geworden. Daardoor staan de laatste grote<br />

industriecomplexen, havengebieden en spoorzones<br />

overal in de steigers.<br />

Het Nederlandse<br />

industrielandschap verkend<br />

Voor een onderbouwde typologie van het<br />

Nederlandse industrielandschap is nauwelijks<br />

literatuur voorhanden, laat staan dat er<br />

een algemeen aanvaardde begripsomschrijving<br />

is. In hand- en leerboeken over Nederlandse<br />

landschappen en landschapsarchitectuur<br />

komt het industrielandschap niet voor.<br />

Ook algemene literatuur over industrieel erfgoed<br />

biedt nauwelijks aanknopingspunten.<br />

Wel zijn er enkele regionale casestudies verschenen<br />

9 en een enkel artikel in specifieke<br />

vaktijdschriften 10 . Op basis van deze schaarse<br />

bronnen wordt in dit artikel de volgende, vrij<br />

brede omschrijving van het industrielandschap<br />

aangehouden als: ‘Het specifieke type<br />

door de mens gecreëerde cultuurlandschap dat<br />

staat voor gebieden waarvan ontstaan, ontwikkeling,<br />

structuur en identiteit in overwegende tot<br />

sterke mate is bepaald door combinaties van<br />

infrastructuur, ontginning, delfstofwinning of<br />

productie’.<br />

In het vervolg van ‘van deze bijdrage wordt<br />

nadere invulling gegeven aan de contouren<br />

van een typologie van het industrielandschap.<br />

Hoewel gebaseerd op de Nederlandse<br />

situatie is deze mogelijk ook internationaal<br />

herkenbaar en toepasbaar.<br />

Dragers van deze typologie zijn:<br />

– reden van ontstaan;<br />

– schaalniveau;<br />

– tijd.<br />

Redenen van ontstaan<br />

Waterwegen<br />

De oudere generaties Europese industrielandschappen<br />

zijn van oorsprong veelal


7<br />

MAASTRICHT,<br />

INDUSTRIELAND-<br />

SCHAP LANGS<br />

MAAS EN BASSIN<br />

mono-functioneel, ontstaan vanuit één dominante<br />

economische activiteit: delfstofwinning,<br />

hoogovens, zware industrie.<br />

In Nederland ligt het accent vanouds op<br />

meer multifunctionele landschappen met een<br />

bonte mengeling van wonen en werken met<br />

vaarwegen als dragers.<br />

De oudste, locale industrielandschappen zijn<br />

vanaf de Middeleeuwen ontstaan net buiten<br />

de ommuurde steden. Met de komst van<br />

kanalen vanaf de vroege 19de eeuw ontstonden<br />

buiten en tussen steden, vaak in combinatie<br />

met ontginning van woeste gronden,<br />

watergerelateerde industrielandschappen<br />

zoals in de Drents-Groningse Veenkoloniën.<br />

Spoorwegen<br />

Pas in de tweede helft van de 19de eeuw werd<br />

Nederland door spoorwegen ontsloten.<br />

Vooral grote spoorwegwerkplaatsen vormde<br />

in vele middelgrote en grote steden de basis<br />

voor de ontwikkeling van industriële spoorzones<br />

(Amersfoort, Haarlem, Tilburg). Ook<br />

andere industrieën zochten deze locaties op<br />

en creëerden ware industrielandschappen,<br />

zoals Stork te Hengelo. Deze gebieden verliezen<br />

in snel tempo hun oorspronkelijke<br />

industriële functies maar vormen nu begeerde<br />

locaties voor binnenstedelijke gebiedstransformatie.<br />

Havens<br />

Grotere stedelijke binnenhavens (Groningen),<br />

maar vooral de zeehavens van Amsterdam<br />

(vanaf 17de eeuw) en Rotterdam (vanaf 19de<br />

eeuw) groeiden uit tot havenlandschappen<br />

door de op- en overslagfaciliteiten, scheepswerven<br />

en de op scheepvaart gerichte bedrijvigheid.<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

8<br />

9<br />

HET HUIDIGE BAKSTEENLANDSCHAP LANGS DE GROTE RIVIEREN.<br />

DRU, FABRIEKSCOMPLEX LANGS DE RIVIER DE OUDE IJSSEL.<br />

47


C VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

Winning van delfstoffen<br />

De winning van traditionele delfstoffen als<br />

steenkool en ertsen heeft in ons land maar<br />

één uitgesproken industrielandschap voortgebracht:<br />

de Mijnstreek in Zuid-Limburg.<br />

Tussen ca. 1900 en 1975 creëerde de steenkolenmijnbouw<br />

in nog geen driekwart eeuw<br />

OVERZICHT (IN ROOD) VAN DE TRANS-<br />

FORMATIELOCATIES LANGS DE ZAAN.<br />

<br />

een ongepland, chaotisch mijnbouwlandschap.<br />

De vondst van aardgas in Noord-<br />

Nederland leidde in laatste decennia van de<br />

20ste eeuw tot een razendsnelle ontmanteling.<br />

Het mijnbouwverleden werd daarbij<br />

systematisch vernietigd onder het beleidsmatige<br />

motto: ‘van zwart naar groen’. Wat<br />

resteert zijn alleen de vele mijnwerkerskolonies<br />

en enkele geïsoleerde, beschermde<br />

relicten als ‘mijnbouwfolies’.<br />

Nóg korter bestond het aardolielandschap<br />

in ZO-Drenthe, pal aan de oostgrens van<br />

het land. In een landbouwgebied bij<br />

Schoonebeek werd in 1943 de eerste aardolie<br />

gevonden. Er verrezen razendsnel honderden<br />

olieboorinstallaties met de karakteristieke<br />

‘jaknikkers’ langs een nieuwe wegeninfrastructuur.<br />

In 1996 werd begonnen met de<br />

ontmanteling van dit gebied, omdat winning<br />

niet meer rendabel was. Nu resteren alleen<br />

nog enkele ‘jaknikkers’ als sculptuur in de<br />

openbare ruimte aan een landschap, dat maar<br />

een halve eeuw heeft bestaan.<br />

Productie<br />

Industriële productie is naast de infrastructuur<br />

de belangrijkste generator van de Nederlandse<br />

industrielandschappen.<br />

Deze categorie industrielandschappen ‘avant la<br />

lettre’ vormt de logische kapstok om het<br />

schaalniveau te introduceren als differentiërende<br />

karakteristiek.<br />

Hierbij worden 5 schaalniveaus onderscheiden,<br />

oplopend van klein naar groot, van een<br />

solitaire industriële site tot een industrieel<br />

landschap met regionale dimensies.<br />

Solitaire industriële site: DRU, Ulft<br />

Langs de rivier de Oude IJssel groeide een<br />

18de eeuwse watermolen uit tot hoogoven en<br />

later metaalverwerkingsbedrijf. Inmiddels<br />

gesloten, wordt multifunctioneel herontwik-<br />

48<br />

keld met behoud van vele gebouwen én het<br />

industriële aanzicht vanaf de rivier<br />

Delen van een bestaande,<br />

historische stad: Bassin, Maastricht<br />

Rond de vroeg-19de eeuwse binnenhaven het<br />

Bassin, binnenstedelijke schakel tussen<br />

Zuid-Willemsvaart en Maas ontstond binnen<br />

de verdedigingswerken van de stad een concentratie<br />

van uiteenlopende industrieën:<br />

aardewerk, papier en graanverwerking. Deze<br />

lang geïsoleerde industriële enclave wordt nu<br />

gefaseerd herontwikkeld en bij de binnenstad<br />

getrokken. De waterinfrastructuur is<br />

hersteld en voor recreatievaart heropend,<br />

grootschalige industriegebouwen worden<br />

multifunctioneel herbestemd.<br />

Geïndustrialiseerde historische<br />

binnenstad: Schiedam<br />

Vanaf de 19de eeuw is de eeuwenoude binnenstad<br />

van Schiedam aan De Nieuwe Waterweg<br />

beheerst door de productie van Dutch<br />

Genever. Tientallen hoge korenmolens,<br />

destilleerderijen, pakhuizen en arbeiderswijken<br />

leidden tot in de jaren ’70 tot een<br />

monofunctioneel industrielandschap. Sindsdien<br />

is de jeneverindustrie gereduceerd en<br />

gemoderniseerd, schoorstenen, fabrieksgebouwen<br />

en arbeiderswoningen gesloopt.<br />

Wat rest zijn enkele molens en rijtjes pakhuizen<br />

langs vaarwegen.<br />

Nieuwe industriesteden: Eindhoven<br />

Overal in Europa zijn compleet nieuwe steden<br />

te vinden die hun ontstaan en ontwikkeling<br />

aan één bedrijf hebben te danken (companytowns)<br />

of aan één bedrijfstak.<br />

Nederland telt haast geen echte companytowns.<br />

Het meest uitgesproken voorbeeld<br />

is Eindhoven. Een losse verzameling van<br />

INDUSTRIELANDSCHAP LANGS DE ZAAN BIJ WORMERVEER MET VOORMALIGE RIJSTPAKHUIZEN EN PELLERIJEN.


agrarische dorpjes is vanaf de komst van<br />

Philips Goeilampenfabriek in de 20ste eeuw<br />

uitgegroeid tot de ‘Lichtstad’ van Nederland.<br />

De complexe ruimtelijk structuur is driekwart<br />

eeuw bepaald door deze multinational:<br />

productiegebouwen, schoorstenen, arbeiders-<br />

en villawijken, parken en sportvoorzieningen.<br />

Een hele stad, gevormd door één<br />

bedrijf. Inmiddels is het Philips hoofdkantoor<br />

verhuisd naar Amsterdam en is de<br />

economische bestaansbasis van Eindhoven<br />

enorm verbreed. Afgestoten bedrijfsgebouwen<br />

in het centrum zijn al herbestemd,<br />

binnenkort komt Strijp S vrij. Dit grootschalige<br />

complex wordt grotendeels behouden<br />

door herbestemming.<br />

Regionale industrielandschappen:<br />

Steenfabrikagelandschap langs de<br />

grote rivieren<br />

Kenmerkend voor de industriële ontwikkeling<br />

van Nederland zijn:<br />

– relatief laat (vanaf midden 19de eeuw);<br />

– kleinschalig en verspreid;<br />

– sterk gebaseerd op de verwerking van agrarische<br />

producten van landbouw, veeteelt en<br />

tuinbouw.<br />

Vele regio’s zouden in het verleden op grond<br />

van hun industriële werkgelegenheid als<br />

industriegebied kunnen zijn beschouwd,<br />

maar hebben door de kleinschalige en over<br />

een groter, agrarisch gebied verspreide<br />

bedrijven zich visueel nooit tot een herkenbaar<br />

industrielandschap ontwikkeld.<br />

Uitzondering vorm het gebied van de grote<br />

rivieren in Midden-Nederland. Met de<br />

Duitse uitvinding van de ringoven door<br />

Hoffman, concentreerde de Nederlandse<br />

baksteenindustrie zich vanaf de late 19de<br />

eeuw in korte tijd in het centrale rivierengebied.<br />

De klei lag voor het opscheppen in de<br />

uiterwaarden, de rivier was nabij voor de aanen<br />

afvoeren en goedkope arbeiders in overvloed<br />

in het arme agrarische achterland.<br />

Deze ongekende regionale concentratie en<br />

schaalvergroting leidde in de buitendijkse<br />

uiterwaarden van de grote rivieren (Maas,<br />

Rijn, Lek, IJssel) tot het specifieke industrielandschap<br />

van de baksteenindustrie. Over<br />

soms tientallen kilometers lang strekten de<br />

steenfabrieken zich zij aan zij uit langs de<br />

rivieren, gedomineerd door rokende schoorstenen<br />

11 .<br />

Vanaf midden- 20ste eeuw is dit landschap in<br />

drie fasen geërodeerd. De eerste ‘aanslag’ was<br />

de invoering van het mechanisch drogen van<br />

gevormde bakstenen vanaf de jaren ’50. Van<br />

de ene op de andere dag konden de eindeloze<br />

rijen drooghutten worden vervangen door<br />

een enkel drooggebouw. De bedrijven draai-<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

den goed, maar het bedrijfsareaal nam hierdoor<br />

sterk af. En daarmee ook de ‘volheid’<br />

van het baksteenlandschap.<br />

Door schaalvergroting en vernieuwingen<br />

(invoering geautomatiseerde tunnelovens)<br />

startte vanaf de jaren ’60 een nooit ophoudende<br />

sanering van de hele bedrijfstak: de<br />

tweede aanslag. Van de honderden fabrieken<br />

van toen zijn er nog maar ca. 20 in bedrijf 12 .<br />

Lange tijd bleven stilgelegde steenfabrieken<br />

nog werkeloos in het landschap staan, leegstaand<br />

of in gebruik voor opslag (caravanstalling<br />

voor stedelingen). Andere sites groeiden<br />

uit van camping tot recreatieoord.<br />

De hoogwaterproblemen in 1995/1996 leidden<br />

de derde fase van ontmanteling in.<br />

Sindsdien worden de uiterwaarden uit- en<br />

afgegraven om de rivieren letterlijk meer<br />

ruimte te geven en ingericht als ‘nieuwe<br />

natuur’. Voor steenfabrieken en boerderijen<br />

is geen plaats meer in een ‘tekentafellandschap’,<br />

dat de suggestie moet wekken van<br />

‘oernatuur’, voordat de mens de rivieren met<br />

dijken temde en de uiterwaarden in cultuur<br />

bracht. Wat mag blijven zijn de laatste werkende<br />

steenfabrieken, een enkel beschermde<br />

historische steenfabriek of een incidentele<br />

ovenruïne of schoorsteen, die het nieuwe<br />

landschap niet in de weg stond. Het industrielandschap<br />

is daarmee letterlijk van de<br />

aardbodem verdwenen.<br />

Een nieuw beleid voor<br />

industrielandschappen?<br />

Toegegeven, het voeren van beleid voor een<br />

moeilijk grijpbare entiteit als het baksteenindustrielandschap,<br />

verspreid over meerdere<br />

49<br />

provincies en tientallen gemeenten zou wellicht<br />

een onhaalbare optie zijn geweest. Op<br />

stedelijk niveau zijn er gelukkig wel gemeenten<br />

die hun industriële roots niet willen verdringen<br />

en die de specifieke kwaliteiten van<br />

hun industrielandschap tot onderwerp van<br />

beleid maken. Beleid dat nooit alleen<br />

behoudsgericht kan zijn, want permanente<br />

verandering is hét kenmerk van dit type<br />

landschap. Wat wel kan is de formulering van<br />

cultuurhistorische kenmerken en ruimtelijke<br />

kwaliteiten<br />

als basis voor gerichte sturing en stimulering<br />

van ruimtelijke en economische veranderingsprocessen.<br />

Sinds de jaren 1990 gebeurt dit steeds meer<br />

op substedelijk schaal in verouderde havengebieden<br />

(scheepswerfenclaves RDM Rotterdam<br />

en NDSM Amsterdam), industriële<br />

kanaallinten (Helmond), spoorwegcomplexen<br />

(Wagenwerkplaats Amersfoort).<br />

De enige plaats waar meerjarig beleid voor<br />

een stedelijk industrielandschap wordt uitgevoerd<br />

is de Zaanstreek. Net ten noorden van<br />

Amsterdam ontwikkelden de oevers van de<br />

rivier de Zaan vanaf de 17de eeuw zich tot<br />

een dichtbebouwd lint van honderden industriemolens<br />

en houten huizen.<br />

Door de invoering van de stoomaandrijving<br />

werden de windmolens vanaf de late 19de<br />

eeuw op een tiental na, vervangen door<br />

fabrieksgebouwen voor de levensmiddelenindustrie<br />

als meest dominante bedrijfstak.<br />

In de late 20ste eeuw voltrokken zich ook<br />

hier de algemene processen van bedrijfsver-<br />

<br />

PHILIPS-<br />

COMPLEX<br />

STRIJP-S,<br />

EINDHOVEN.


C VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

plaatsing wegens milieuhinder, sluiting door<br />

fusies en globalisering van de bedrijven. De<br />

gemeente Zaanstad keek niet afwachtend toe<br />

maar startte in 1989 het Zaanoeverproject 13 .<br />

Geen blauwdruk voor de toekomst maar een<br />

combinatie van helder geformuleerde doelstellingen<br />

en een lange lijst van mogelijke<br />

projecten, te realiseren door private investeerders.<br />

Die bleken aanvankelijk meer interesse<br />

te hebben in de bouw van luxe appartementencomplex<br />

langs de rivier dan herbestemming<br />

van leegstaande industriële gebouwen,<br />

twee van de doelstellingen van de<br />

gemeente. Tien jaar later evalueerde de<br />

gemeente het project en formuleerde op basis<br />

daarvan een Aanvullende Visie 14 . Marktpartijen<br />

waren inmiddels zo enthousiast<br />

geworden om industriële bebouwing te transformeren<br />

in dure lofts, creatieve industrie en<br />

leisure, dat deze doelstelling ruimschoots<br />

gehaald werd. Daardoor dreigde echter de<br />

laatste bedrijvigheid te verdwijnen uit een<br />

gebied dat door de eeuwen heen gekenmerkt<br />

is geweest door een ultieme compacte menging<br />

van functies. Inmiddels is de gemeente<br />

Zaandam één van de eerste gemeenten van<br />

Nederland die geen nieuwe bedrijventerreinen<br />

meer aanlegt en de bestaande werkgelegenheid<br />

aan de Zaan probeert te houden.<br />

In 2006 volgde andermaal een tussenevaluatie<br />

met als conclusie, dat daarnaast ook de rivier<br />

zélf als identiteitsdrager van De Zaanstreek<br />

ontwikkeld moet worden 15 .<br />

Al met al is Zaanstad een lichtend voorbeeld<br />

voor andere gemeenten!<br />

Tenslotte: het eigentijdse<br />

industrielandschap<br />

Het voorgaande betoog was vooral gericht op<br />

de oudere industrielandschappen. De weinige<br />

internationale literatuur over dit onderwerp<br />

houdt ook meestal op bij de vroege twintigste<br />

eeuw 16<br />

Dat is heel jammer, want zeker de naoorlogse<br />

periode heeft in Nederland een scala aan<br />

nieuwe industrielandschappen opgeleverd<br />

zoals:<br />

– Gemeentelijke, planmatige industrieterreinen<br />

(Deventer);<br />

– Silohavens (Emmeloord, Leeuwarden);<br />

– Hoogovens (IJmuiden);<br />

– Petrochemische industrie<br />

(Europoort/Pernis, Rotterdam);<br />

– Containerhavens, afvalrecyclingbedrijven<br />

etc. (Maasvlakte).<br />

Allemaal grootschalige complexen en gebieden,<br />

die sneller veranderen als ooit tevoren<br />

en hooguit in hun ontwikkeling gedocumenteerd<br />

kunnen worden. Interessant is daarbij<br />

dat juist deze jongste industrielandschappen<br />

opnieuw fascinatie opwekken. Zowel door de<br />

moderne havens van Amsterdam als<br />

Rotterdam worden tegenwoordig toeristische<br />

boottochten georganiseerd met bedrijfsbezoeken.<br />

Vooral ’s nachts vormen de felverlichte<br />

complexen een industrielandschap,<br />

dat net als in de 18de eeuw weer bezoekers<br />

uit alle windstreken trekt…<br />

PETER NIJHOF is specialist industrieel<br />

erfgoed bij de RACM.<br />

Noten en literatuur<br />

1 Klingender, Francis D., Art and<br />

the Industrial Revolution, 1968.<br />

2 Honig Kz., S., Arbeid met verve.<br />

Leven en werk van Herman Heijenbrock<br />

50<br />

<br />

MAASTRICHT,<br />

BINNENHAVEN<br />

HET BASSIN,<br />

VAN SCHEEP-<br />

VAART NAAR<br />

LEISURE.<br />

(1871-1948), Zutphen, 1998.<br />

3 Nijhof, P. en W. Wolting, R. Nijhof<br />

als industrieschilder, Zwolle, 1996.<br />

4 IJzersterk + steengoed. Amateurs fotograferen<br />

industriële bouwwerken, Rotterdam, 2005.<br />

5 Donkers, H., Verdwenen Nederland.<br />

Nederland in oude schoolwandplaten,<br />

Groningen, 2006.<br />

6 De meeste buitenlandse publicaties<br />

handelen over industrielandschappen<br />

van één bepaalde stad of regio.<br />

Enkele meer algemene titels zijn:<br />

– Le Paysage de l’Industrie. Région du<br />

Nord-Wallonie-Ruhr, Bruxelles, 1975.<br />

– Trinder, B., The making of the industrial<br />

landscape, London, 1982.<br />

– Olschowy, G., Landschaft und Techniek.<br />

Landschaftspflege in der Industrielandschaft,<br />

Hannover, 1970.<br />

7 Trinder, B., (ed.) The Blackwell<br />

Encyclopedia of Industrial Archaeology, 1992.<br />

8 Hoskins, W.G., The Making of the English<br />

Landscape, Harmondsworth, 1955.<br />

9 Daru, M., Een verdwijnend industrielandschap.<br />

Inventarisatie van industrieel historische<br />

objecten te Helmond, Helmond, 1989.<br />

– Industrielandschap De Zaan, Zeist, 1995<br />

(PIE rapportenreeks 22).<br />

– Beunder, S.M., Het industrielandschap<br />

in de haven van Rotterdam, Zeist, 1995<br />

(PIE-rapportenreeks 23).<br />

10 Klerk, L. de, Industrielandschappen, in:<br />

Jonge landschappen 1800-1940, Utrecht, 1994,<br />

52-58.<br />

– Nijhof, P., Industrielandschappen: een<br />

Engelse les, in: stedebouw en<br />

volkshuisvesting, 10, 1979, 581-593<br />

– Nijhof, P., Industrielandschap.<br />

De magie van de nieuwe wereld, in:<br />

Op lemen voeten. Visies op het landschap,<br />

Amsterdam/Nijmegen, 1989.<br />

11 Naor d’n oove! Steenfabrieken in de Neder-<br />

Betuwe en het westelijk deel van de Over-<br />

Betuwe, Kesteren, 2006.<br />

12 Nijhof, P., Ruimte voor de rivier. Inventarisatie<br />

en cultuurhistorische waardestelling van<br />

(voormalige) steenfabrieken in Gelderland,<br />

Zeist, 2002.<br />

13 Bol, A., Het Zaanoeverproject in retrospectief,<br />

in: Op Stroom, 12, 1992, 20-23.<br />

14 Zaanoeverproject. Aanvullende visie,<br />

Zaandam, 1999.<br />

15 De Zaan treedt buiten haar oevers.<br />

Een verkenning naar kwaliteitsimpulsen<br />

en nieuwe kansen, Zaandam, 2006.<br />

16 Hayes, B., Infrastructure. A field guide to the<br />

industrial landscape, New York/London, 2005.


R ecent<br />

V erschenen<br />

De Monumentenwet 1988 gaat<br />

op de schop. Op 18 december<br />

2007 gaf Minister van Onderwijs,<br />

Cultuur en Wetenschap de aftrap<br />

voor dit proces van modernisatie<br />

wat inmiddels bekend staat<br />

onder de naam Modernisering<br />

Monumentenzorg (kortweg<br />

MoMo). Afgelopen jaar is men<br />

begonnen met het evalueren van<br />

de huidige beleidsinstrumenten,<br />

het huidige monumentenbeleid,<br />

het Besluit Rijkssubsidiering<br />

Instandhouding Monumenten<br />

(BRIM), evaluatie van de<br />

beschermde stads- en dorpsgezichten,<br />

het Belvedèrebeleid<br />

enzovoorts. Daarnaast werden<br />

vijf werkgroepen samengesteld<br />

om de minister van advies te dienen.<br />

Maar hoe kijken de spelers<br />

uit de Monumentenzorg hier<br />

tegenaan? Hoe vinden zij de huidige<br />

Monumentenwet nu functioneren<br />

en hoe en wat kan er worden<br />

verbeterd in hun ogen? En<br />

tot slot natuurlijk de vraag: wat<br />

moet er zeker in komen te staan?<br />

Met het boek Monument stemmen,<br />

visies op de Modernisering<br />

van de Monumentenzorg is<br />

Erfgoed NU begonnen met het<br />

maken van een reeks opiniërende<br />

publicaties over actuele erfgoedkwesties.<br />

Vanuit de driehoek<br />

beleid, kennis en veld wordt naar<br />

belangrijke actuele monumententhema's<br />

gekeken met mensen<br />

die in de monumentenwereld<br />

hun sporen verdiend hebben.<br />

In het klein formaat boekje met<br />

één ronde hoek staan 13 onderhoudende<br />

interviews en 10<br />

monumentenkwesties die een<br />

relatie hebben met de aanstaande<br />

modernisering van de monumentenwet.<br />

Van beleidsmedewerker<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

TITEL Monumenten Stemmen, visies op de<br />

Modernisering van de Monumentenzorg<br />

AUTEUR W. Hupperetz<br />

RECENSENT Gerdy Verschuure<br />

UITGAVE Erfgoed Nu, sectorinstituut Erfgoed Nederland/Amsterdam<br />

DETAILS ISBN 978-90-78956-05-1, Erfgoed Nederland, Amsterdam, ook te bestellen via<br />

www.erfgoednederland.nl/publicaties, € 17,50, samen met het Jaarboek € 25,-<br />

tot eigenaar, van projectleider<br />

MoMo tot aan de rijksadviseur<br />

voor Cultureel Erfgoed; allemaal<br />

gaven ze hun mening over de<br />

oude én de toekomstige wet.<br />

Door de grote verscheidenheid<br />

van de sprekers is ook te lezen<br />

hoe het proces van monumentenzorg<br />

zich de afgelopen jaren heeft<br />

afgespeeld. Het boekje begint<br />

met een inleiding van Wim<br />

Hupperetz met daarin de<br />

geschiedenis van de monumentenzorg<br />

en de belangrijkste visies<br />

over restaureren en de positie<br />

van monumentenzorg ten<br />

opzichte van ruimtelijke plannen.<br />

Afgesloten wordt met 10<br />

monumentenkwesties. Dit zijn<br />

de belangrijkste kwesties die<br />

momenteel centraal staan en zullen<br />

moeten worden uitgewerkt in<br />

de nieuwe monumentenwet zoals<br />

de rol van selectie en rijkslijst,<br />

hoe om te gaan met herbestemmen,<br />

de rol van de RACM, de 100<br />

wederopbouwmonumenten, de<br />

subsidiestromen, het bestuurlijk<br />

model, gebiedsgericht of objectgericht<br />

etc.<br />

Maar niet alleen wordt er over<br />

het verleden gepraat. Ook wordt<br />

een kijkje geboden in de manier<br />

waarop de vijf werkgroepen<br />

nadenken over nieuwe bestuursmodellen.<br />

Twee bestuurlijke<br />

modellen uit het buitenland dienen<br />

als voorbeeld voor de nieuwe<br />

wetgeving. Het eerste model is<br />

het Engelse model. In dit model<br />

worden monumenten in verschillende<br />

groepen van belangrijkheid<br />

ingedeeld en de subsidie wordt<br />

gegeven aan de meest belangrijke<br />

monumenten. Het tweede is het<br />

model van Nordrhein-Westfalen,<br />

waarbij de monumentenzorg volledig<br />

bij de gemeenten ligt en zo<br />

51<br />

op een integrale manier gewaarborgd<br />

moet worden.<br />

De interviews zijn gehouden met<br />

mensen uit zowel de overheid als<br />

de particuliere sector, waarbij<br />

zowel naar spelers die op zowel<br />

het landelijk, provinciaal als<br />

gemeentelijk niveau opereren.<br />

In bijna alle interviews kwam<br />

naar voren dat men over het<br />

algemeen trots is op wat er tot nu<br />

toe bereikt is in de monumentenzorg.<br />

Aan de andere kant is er<br />

nog wel ongerustheid over de<br />

nieuwe wet en is er onvrede over<br />

de huidige Monumentenwet.<br />

Decentralisatie, terugtredende<br />

adviesplicht van de RACM en<br />

problemen rond subsidies van<br />

andere monumenten dan de<br />

woonhuismonumenten zijn een<br />

veel genoemd probleem.<br />

Namens de landelijke overheid<br />

kwamen Fons Asselbergs, Jos<br />

Bazelmans en Jan de Jong aan<br />

het woord. Vooral deze drie rijksambtenaren<br />

vertellen hoe het<br />

proces van modernisering is<br />

begonnen en geven een kleine<br />

blik op de werkwijze en discussies<br />

binnen de werkgroepen.<br />

Asselbergs vertelt hoe het instrument<br />

zoals het beschermd stadsgezicht<br />

in 1961 werd ingevoerd<br />

en hoe die uitgroeide tot een<br />

meer gebiedsgerichte bescherming,<br />

over de reden en noodzaak<br />

van de invoering van<br />

Belvedèrebeleid en de samenwerking<br />

van het Ministerie van<br />

OCW, de Cultuurhistorische<br />

effectrapportages (CHER’s). Jan<br />

de Jong, projectleider van het<br />

project MoMo bij het Ministerie<br />

van OCW, vertelt dat de vraag<br />

om vernieuwing van de monumentenwet<br />

eigenlijk uit allerlei<br />

geledingen kwam. Ook formuleert<br />

hij de fundamentele vraag<br />

of er nu nog wel een visie is waar<br />

we naartoe willen in de monumentenzorg?<br />

Hoe willen we<br />

omgaan met gebiedsgericht werken?<br />

En heeft de decentralisatie<br />

gewerkt? Op gemeentelijk niveau<br />

vertelde onder andere Eloi<br />

Koreman over de restauratie van<br />

zijn eigen huis (een rijksmonument)<br />

en hij deed een oproep om<br />

een rijksmonument niet alleen<br />

als een historisch object te zien,<br />

maar als een ‘product van een<br />

bouwstroom’, waar een nieuwe<br />

laag aan wordt toegevoegd.<br />

Arno Boon (BOEi) merkt op<br />

dat hij kennis van vastgoed en<br />

onderhandelingsvaardigheden<br />

mist bij de RACM en dat die<br />

tegenwoordig hard nodig zijn.<br />

Een veel gehoord discussiepunt<br />

van veel sprekers is het systeem<br />

van subsidie en financiën. Waar<br />

sommige het geld krijgen wat<br />

niet direct hard nodig is, hebben<br />

sommige projecten meer geld<br />

nodig dan ze kunnen krijgen.<br />

Het revolving fund van het NRF<br />

is goed en ook de fiscale aftrek<br />

van woonhuismonumenten is<br />

goed geregeld, maar ook meer<br />

onrendabele monumenten moeten<br />

financiële bijstand kunnen<br />

krijgen, zoals kerken.<br />

Tot slot wordt ook meerdere<br />

malen genoemd dat de monumentenzorg<br />

zijn verhaal en succes<br />

stories beter over het voetlicht<br />

moeten brengen voor het<br />

vergroten van maatschappelijk<br />

draagvlak.


R ecent<br />

V erschenen<br />

De laatste jaren verschijnen er<br />

– mede onder impuls van de activiteiten<br />

van het Stimuleringsfonds<br />

voor Architectuur en Belvedere<br />

– landschapsvisies die ook<br />

vanuit cultuurhistorisch perspectief<br />

een goedkeuringsstempel<br />

verdienen. Een mooi voorbeeld<br />

hiervan is de landschapsvisie<br />

voor de Drentsche Aa en de<br />

landschapsvisie voor de Nieuwe<br />

Hollandse Waterlinie (Panorama<br />

Krayenhoff). De hier besproken<br />

landschapsvisie is opgesteld door<br />

een kernteam van Wageningse<br />

landschapsarchitecten (Klaas<br />

Kerkstra, Harro de Jong en<br />

Peter Vrijlandt), aangevuld met<br />

een historisch geograaf (Jelle<br />

Vervloet). Trekker vanuit de<br />

provincie was Jan Houwen.<br />

Een fiks aantal studenten van de<br />

Universiteit Wageningen heeft<br />

als afstudeeronderzoek specifieke<br />

onderwerpen en thema’s opgepakt.<br />

Belangrijk was verder de rol van<br />

de begeleidingscommissie (kritische<br />

reflectie) en de communicatie<br />

over en weer met de streek<br />

(draagvlak).<br />

De doelstelling van het project<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

TITEL Landschapsvisie Zuid-Limburg<br />

AUTEUR Klaas Kerkstra, Peter Vrijlandt, Harro de Jong en<br />

Jan Houwen eindredactie<br />

RECENSENT Henk Baas<br />

UITGAVE Provincie Limburg/Wageningen Universiteit, Maastricht/Wageningen<br />

DETAILS ISBN 978-90-77540-02-2<br />

was als volgt geformuleerd: ‘Het<br />

ontwerpen van het toekomstige landschap<br />

van Zuid-Limburg met cultuurhistorie<br />

als richtinggevende<br />

inspiratiebron bij de ruimtelijke ontwikkeling<br />

van de functies, die dit<br />

gebied moet vervullen. Daarbij<br />

bepaalt het project de ontwikkelingsmogelijkheden<br />

van het landschap<br />

van Zuid-Limburg als basis voor<br />

een gebiedsdekkend investeringsprogramma<br />

ter verbetering van het<br />

landschap.’<br />

De visie start met een uitvoerige<br />

analyse van de ontstaansgeschiedenis<br />

en de karakteristieken van<br />

het landschap. Op basis van een<br />

analyse van de abiotische basis<br />

(vooral het reliëf) en de bewoningsgeschiedenis<br />

worden twee<br />

‘afgeleide’ kernkwaliteiten van<br />

het landschap van Zuid-Limburg<br />

benoemd: de afwisseling openbesloten<br />

en het groene karakter.<br />

Overzichtskaartjes, dwarsdoorsneden,<br />

panoramafoto’s en hoogtekaartjes<br />

illustreren de diverse<br />

verschijnselen, wat de leesbaarheid<br />

zeer ten goede komt.<br />

Op basis van de analyse is een<br />

52<br />

‘landschappelijk raamwerk’<br />

samengesteld: een<br />

groene dooradering,<br />

bestaande uit steile hellingen,<br />

dalbodems en dorpsranden<br />

die het reliëf en de<br />

kenmerkende verschillen<br />

tussen de dalen en de plateaus<br />

accentueert en de landschappelijke<br />

samenhang versterkt.<br />

Het landschappelijke<br />

raamwerk vormt een duurzame<br />

basis voor het waterbeheer, de<br />

ontwikkeling van de natuur en<br />

het cultuurhistorisch erfgoed en<br />

de toeristisch recreatieve ontsluiting<br />

van dit landschap.<br />

Op een schaal van 1:25.000 is<br />

vervolgens een visie op de ontwikkelingsmogelijkheden<br />

van<br />

het landschap gegeven, uitgaande<br />

van de vier kernkwaliteiten zoals<br />

in het voorgaande hoofdstuk<br />

benoemd. In de visie gaat men<br />

dus uit van behoud en/of versterking<br />

van de abiotische en cultuurhistorische<br />

kwaliteiten, en<br />

behoud en/of versterking van de<br />

afwisseling open-besloten en van<br />

het groene karakter. Op basis van<br />

het landschappelijk raamwerk<br />

worden vervolgens inrichtingsmaatregelen<br />

voorgesteld, die hier<br />

praktisch handen en voeten aan<br />

moeten geven. Er worden bijvoorbeeld<br />

algemene ontwerpprincipes<br />

voor de hellingen gegeven<br />

(die naar vorm en bodemopbouw<br />

weer in tien verschillende<br />

typen zijn ingedeeld). Hetzelfde<br />

wordt min of meer gedaan voor<br />

de 5 onderscheiden ‘daltypen’.<br />

Ook worden voorstellen gedaan<br />

om de zeer kenmerkende graften<br />

te behouden of weer aan te leggen.<br />

Interessant is de aandacht<br />

voor de dorpen en hun plaats in<br />

het landschap. Er is momenteel<br />

veel aandacht voor ‘dorpseigen<br />

uitbreiden’ (zie ook de recent uit-<br />

gebrachte handleiding<br />

Dorp+ van Belvedere), en ook<br />

hier wordt op basis van een analyse<br />

van de dorpsstructuren<br />

gepleit voor een betere inpassing<br />

in het landschap. Hierbij is niet<br />

alleen aandacht voor de belangrijke<br />

rol van de beplanting<br />

(inclusief een aanbeveling voor<br />

soortenkeuze, zoals de voor dit<br />

landschap zeer karakteristieke<br />

hoogstamfruitbomen), maar ook<br />

voor de rol van auto’s (‘lelijke<br />

parkeerplaatsen’) of wegen (al<br />

dan niet met wegbeplanting).<br />

In drie voorbeelden worden de<br />

hiervoor gepresenteerde uitgangspunten<br />

nader uitgewerkt.<br />

Deze uitwerkingen laten zien<br />

hoe het ‘landschappelijk raamwerk’<br />

er uit zou kunnen zien, en<br />

hoe ruimtelijke ontwikkelingen<br />

kunnen voortbouwen op bestaande<br />

kwaliteiten. Helemaal volgens<br />

de ideeën van Belvedere dus.<br />

Opnieuw is het hier de kracht<br />

van de afbeeldingen die de lezer<br />

meevoert naar het toekomstige<br />

landschap.<br />

Peter Driessen, hoogleraar aan de<br />

Universiteit van Utrecht, heeft<br />

de visie beoordeeld op het aspect<br />

‘uitvoering’. Immers, mooie<br />

woorden en goede intenties<br />

maken een plan nog niet praktisch<br />

uitvoerbaar. Ook hij is van<br />

mening dat het plan een veelbelovend<br />

karakter bezit, dat het tot<br />

de verbeelding spreekt en ambities<br />

heeft voor een nieuwe landschappelijke<br />

inrichting. ‘Maar is<br />

het een plan dat zal werken?’,


Recent Verschenen aldus Driessen. Een plan ontwikkelen<br />

is niet alleen een inrichtingsopgave,<br />

maar ook een sturingsopgave,<br />

het moet maatschappelijk<br />

en politiek gedragen<br />

worden. Aan beide aspecten is<br />

ruimschoots aandacht gegeven in<br />

het project, maar Driessen concludeert<br />

dat vooral de sturingsopgave<br />

aan belang zal (moeten)<br />

winnen in de fase na afronding<br />

van de visie. Het politiek en<br />

maatschappelijk krachtenveld zal<br />

immers voor een belangrijk deel<br />

de haalbaarheid van de visie<br />

bepalen. Regie op dit proces is<br />

zeer belangrijk, en de provincie<br />

Limburg wordt aangesproken<br />

om hier haar verantwoordelijk te<br />

nemen. Dit lijkt me ook een<br />

belangrijke constatering voor<br />

andere Nationale Landschappen:<br />

goede intenties, ideeën en maatschappelijk<br />

draagvlak zijn zeer<br />

belangrijk, maar zonder een<br />

strakke (provinciale?) regie op<br />

het proces zullen al die goede<br />

bedoelingen geen doorgang vinden.<br />

Opvallend is dat we hier te<br />

maken hebben met een landschapsvisie,<br />

dus een boek voor<br />

professionals, maar dat het soms<br />

lijkt op een ‘koffietafelboek’, dus<br />

een boek dat je op een stapeltje<br />

naast de bank legt om zo nu en<br />

TITEL De IJssel in het midden<br />

AUTEURS Loes Janssen en Alette van den Haselkamp<br />

UITGAVE RACM<br />

Onlangs is RAM 145 gepubliceerd<br />

met als titel ‘De IJssel in het<br />

Midden, een evaluatie van een ontwerpgerichte<br />

inventarisatiemethode<br />

van cultuurhistorische elementen in<br />

het Midden IJsselgebied’.<br />

De rapportage, geschreven door<br />

Loes Janssen en Alette van den<br />

Haselkamp, is een uitwerking van<br />

de eerder ontworpen methodiek<br />

van het tijd/ruimte diagram zoals<br />

Cultuurbeleid in Nederland, editie<br />

2007, geeft inzicht in het<br />

beleid van de Nederlandse overheid<br />

op het gebied van de kunsten,<br />

het erfgoed en de media.<br />

Het is een onmisbaar overzichtswerk<br />

voor iedereen die zich<br />

beweegt in de wereld van kunst<br />

en cultuur.<br />

Cultuurbeleid in Nederland geeft<br />

een overzicht van het zorgsysteem<br />

en de beleidsinstrumenten<br />

van de Nederlandse overheid op<br />

VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

beschreven in de masterthesis<br />

‘Cultuurhistorie gevangen in tijd en<br />

ruimte’ (Janssen, 2006).<br />

Het tijd/ruimte diagram maakt<br />

het mogelijk om het cultuurhistorische<br />

landschap als integraal<br />

geheel te inventariseren en te presenteren<br />

aan ontwerpers. De ontstaansgeschiedenis<br />

van het cultuurlandschap<br />

wordt in het<br />

diagram visueel gepresenteerd<br />

het gebied van de cultuur. Het<br />

vertelt over bewindslieden, van<br />

Thorbecke tot Plasterk en de rol<br />

die zij speelden bij het vormen<br />

van beleid. De demografische en<br />

sociaal-economische schets van<br />

Nederland wordt aangevuld met<br />

een beknopte geschiedenis van<br />

het cultuurbeleid en een overzicht<br />

van de belangrijkste verbindingskanalen<br />

tussen de cultuur<br />

en het openbaar bestuur.<br />

Cultuurbeleid in Nederland<br />

53<br />

dan even door te bladeren. Nietprofessionals<br />

worden aan de<br />

hand van de prachtige kaartjes<br />

en afbeeldingen meegenomen in<br />

het Zuid-Limburgse landschap,<br />

en leren al lezende veel over de<br />

geschiedenis en de bijzonderheden<br />

van het landschap, over de<br />

structuur van de dorpen, de landschapselementen<br />

(zoals hoogstamfruitbomen,<br />

holle wegen en<br />

graften) en de diverse historische<br />

functies van het gebied. Dit feit<br />

kan er voor zorgen dat lokale<br />

bestuurders het inderdaad op die<br />

manier gaan gebruiken, en geïnspireerd<br />

raken door wat ze lezen.<br />

De vormgeving is in dit kader<br />

in cultuurhistorische elementen<br />

en de processen tussen deze elementen.<br />

Hiermee is de methodiek<br />

uitermate geschikt voor<br />

landschappelijk inpassen van<br />

ruimtelijke ingrepen in het landschap,<br />

zoals de ingrepen in het<br />

kader van het Rijksprogramma<br />

Ruimte voor de Rivier, waarvoor<br />

de methodiek oorspronkelijk is<br />

ontwikkeld.<br />

TITEL Cultuurbeleid in Nederland, editie 2007<br />

AUTEUR Cas Smithuijsen redactie, Annemoon van Hemel voorbereiding/research,<br />

Anna van Griethuysen en Linda Vermeulen coördinatie OCW,<br />

André Nuchelmans beeldredactie, Mariëlle Hendriks productie<br />

UITGAVE Ministerie van OCW/Boekmanstudies, Den Haag/Amsterdam<br />

DETAILS ISBN/EAN 978 90 6650 090 7, 192 pagina’s, gebonden. Prijs € 19,90<br />

beschrijft de situatie tot en met<br />

augustus 2007 en behandelt de<br />

zeven terreinen die tot het cultuurbeleid<br />

worden gerekend:<br />

de archeologie, de archieven,<br />

de bibliotheken, de kunsten<br />

(podiumkunsten, beeldende<br />

kunsten, film, letteren), de<br />

monumenten, de musea en de<br />

media (pers, radio, televisie,<br />

internet). Hierin worden<br />

actuele thema's als excellentie,<br />

e-Cultuur, cultuurparticipatie,<br />

wellicht wel belangrijker dan de<br />

inhoud! Eigenlijk verplichte kost<br />

dus voor alle (Zuid-Limburgse)<br />

wethouders met RO in hun portefeuille.<br />

Afsluitend: zo eens in de zoveel<br />

tijd verschijnt er een boek waarvan<br />

je denkt: daar zouden er<br />

meer van moeten worden<br />

gemaakt. Zo ook met deze landschapsvisie<br />

voor het Nationaal<br />

Landschap Zuid-Limburg.<br />

Het boek ziet er bijzonder fraai<br />

uit en biedt veel inspiratie om<br />

ook elders met een dergelijk<br />

product aan de slag te gaan.<br />

Complimenten!<br />

Cultuur en Economie, culturele<br />

diversiteit en cultuureducatie<br />

belicht. Ronald Plasterk,<br />

Minister van Onderwijs, Cultuur<br />

en Wetenschap schreef het voorwoord.


VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

AGENDA<br />

3.10 3.1.2009 Borger<br />

Het geheim van de Kelten<br />

Nog steeds worstelt de wetenschap met vragen<br />

als: Wie waren de prehistorische Kelten nu precies?<br />

Waar woonden ze? Hoe was hun samenleving<br />

gestructureerd? en: Hoe is het mogelijk dat de<br />

Keltische cultuur 2.500 tot 3.000 jaar geleden zo’n<br />

grote verspreiding over Europa kreeg?. De tentoonstelling<br />

‘Het geheim van de Kelten’ zoomt in op<br />

de Kelten tussen Rijn en Noordzee en presenteert<br />

vele museale topstukken uit Nederland,<br />

België en het aan Limburg grenzende Duitse<br />

gebied. Locatie: Hunebedcentrum Borger,<br />

Bronnegerstraat 12, 9531 TG Borger.<br />

INFORMATIE: WWW.HUNEBEDCENTRUM.NL<br />

TELEFOON 0599-236 374<br />

10.10.2008 Den Haag<br />

Symposium ‘Over de vloer’<br />

Het jaarlijkse Instandhoudingssymposium van de Rijksdienst<br />

voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten is in 2008<br />

gewijd aan vloeren. Op woensdag 8 oktober zullen in het<br />

Vredespaleis in Den Haag enthousiaste deskundigen uit binnenen<br />

buitenland uitgebreid ingaan op zowel de cultuurhistorische<br />

als de technische kant van vloeren.<br />

Verschillende deskundige sprekers zullen uitgebreid de monumentale<br />

vloer behandelen.<br />

Allerhande soorten vloeren, zoals<br />

houten vloeren, keramische tegels<br />

en natuurstenen vloeren zullen<br />

aan bod komen, evenals de actieve<br />

en preventieve conservering.<br />

Afsluitend wordt ingegaan op de<br />

rol en de betekenis van de vloer<br />

in het monument.<br />

Het boek dat speciaal ter gelegenheid<br />

van dit symposium verschijnt,<br />

bevat de bijdragen van de<br />

sprekers en een vijftiental andere bijdragen over verschillende<br />

andere aspecten van de vloer. Er zijn rondleidingen gepland<br />

in en om het Vredespaleis, met uiteraard aandacht voor de<br />

uitzonderlijke vloeren daar. Tijdens de pauzes is ruimschoots<br />

gelegenheid bij te praten met andere monumentenliefhebbers,<br />

of om kennis te maken met enkele bedrijven en instellingen<br />

die zich op het beursgedeelte zullen presenteren.<br />

INFORMATIE: T.HERMANS@RACM.NL<br />

OF E.KOLDEWEIJ@RACM.NL<br />

54<br />

10.10.2008 Oost-Souburg<br />

Erfgoed leeft en<br />

erfgoed loont<br />

Afgelopen jaar liet de Provincie Zeeland door Scoop<br />

een onderzoek uitvoeren naar de zichtbaarheid van<br />

het cultureel erfgoed in Zeeland. Uit de rapportage<br />

bleek dat het met die zichtbaarheid goed gesteld is.<br />

Bijna de helft van de Zeeuwen (46%) bracht in het daaraan voorafgaande<br />

jaar een bezoek aan onroerend erfgoed (een monumentaal<br />

dorp, historische stadskern of individueel monument) en 22%<br />

bezocht een museum in Zeeland (met nog 15% die ook buiten<br />

de provincie musea bezocht). Die percentages liggen hoog.<br />

Gesteld mag dus worden: erfgoed leeft in Zeeland.<br />

Maar ervaren de erfgoedorganisaties dat zelf ook? En willen<br />

Zeeuwen naast het genieten van het erfgoed zich er ook voor<br />

inzetten? Hierover organiseren SCEZ en Scoop op vrijdag 10<br />

oktober 2008 (net voorafgaand aan de Week van de Geschiedenis)<br />

een erfgoeddebat.<br />

Als toepasselijke locatie in dit Jaar van het Religieus Erfgoed is<br />

gekozen voor de historische kerk in Oost-Souburg. Eén van de<br />

gastsprekers is prof. dr. Jos de Haan, hoogleraar aan de Erasmus<br />

Universiteit in Rotterdam en hoofd onderzoeksgroep Tijd, Media<br />

en Cultuur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ook wordt<br />

nader ingegaan op de economische baten van het cultureel erfgoed,<br />

ofwel loont het erfgoed? Het debat duurt van 20.00 tot 22.30 uur<br />

(inloop met koffie/thee vanaf 19.30 uur) en deelname is gratis.<br />

De zichtbaarheid van cultureel erfgoed in Zeeland is te downloaden<br />

vanaf www.scoopzld.nl (zie bij ‘onderzoek en advies’).<br />

11.10 19.10.2008<br />

Week van de geschiedenis 2008<br />

Voor de Week van de Geschiedenis wordt ieder jaar een thema<br />

gekozen dat een groot publiek aanspreekt en de deelnemende organisaties<br />

ruimte biedt voor een gevarieerde invulling. In 2008 is het


VITRUVIUS NUMMER 5 OKTOBER 2008<br />

thema ‘Verhalen van Nederland’. De geschiedenis van Nederland<br />

is overal, maar door verhalen komt ze pas echt tot leven.<br />

De Mookerheide (foto) in Limburg vertelt het verhaal van een<br />

enorme veldslag met het Spaanse leger. De Plaats in Den Haag<br />

vertelt het verhaal van het Groene Zooidje, een schavot waar<br />

onder andere de gebroeders De Witt aan hun einde kwamen.<br />

Het Lieverdje op het Spui in Amsterdam vertelt het verhaal van<br />

de Provo’s in de jaren zestig die daar hun feestelijke happenings<br />

hielden. In de Week van de Geschiedenis vertellen honderden<br />

culturele instellingen de waargebeurde verhalen van Nederland<br />

aan de hand van objecten, personen, gebouwen, steden en landschappen.<br />

Dat kan in alle vormen en op alle plekken. Gesproken,<br />

geschreven, gezongen en met beelden. In musea, archieven,<br />

monumenten, bibliotheken, maar ook gewoon op straat of op<br />

school. Zodat de verhalen van Nederland voor iedereen gaan<br />

leven.<br />

8.11.2008 Leiden<br />

Hollanddag 2008<br />

De Hollanddag, bijeenkomst voor<br />

historische verenigingen in Noorden<br />

Zuid-Holland, vindt dit jaar<br />

plaats op 8 november in de<br />

Hooglandse Kerk te Leiden. De<br />

dag wordt georganiseerd door de<br />

Historische Vereniging Holland,<br />

het Erfgoedhuis Zuid-Holland en<br />

Cultureel Erfgoed Noord-Holland.<br />

Op de Hollanddag kunt u onder<br />

andere meedoen aan een Hollandquiz<br />

en luisteren naar een lezing<br />

van Paul Knevel. Ook wordt<br />

bekend gemaakt wie dit jaar de<br />

Hollandprijs in de wacht sleept.<br />

INFORMATIE:<br />

INFO@CULTUREELERFGOEDNH.NL<br />

13 -14.11.2008 Rijswijk<br />

Reuvensdagen 2008<br />

Eén van de hoogtepunten van het archeologische jaar zijn de<br />

Reuvensdagen. Het congres is vernoemd naar Caspar Reuvens<br />

(Leiden, 1793-1835, afbeelding), de eerste hoogleraar archeologie<br />

ter wereld. Als enige algemeen wetenschappelijk archeologische<br />

congres in Nederland brengen de Reuvensdagen archeologen uit<br />

alle geledingen en specialismen samen. De thema’s dit jaar zijn:<br />

– Infrastructuur De belangrijke rol van wegen in de maatschappij.<br />

Wat weten we over de oud(st)e wegen? Wat betekende<br />

de aanleg van een weg voor de inrichting van het landschap?<br />

Hoe spoor je wegen op?<br />

– Landgoederen en buitenplaatsen Wat was de invloed van<br />

landgoederen op hun omgeving? Ging er een stimulans uit voor<br />

de inrichting van het landschap en de loop van oude wegen?<br />

Zijn de vroegste landgoederen voortgekomen uit de laat-<br />

Karolingische domeinen of vormen zij eerder de neerslag<br />

van feodale machtsstructuren? Wat zegt de ligging van de<br />

landgoederen over de plaats van de elite? En wat leert de<br />

55<br />

archeologie ons over het beschermde leven binnen<br />

de ‘microkosmos’ van een landgoed?<br />

– Informatievoorziening en publieksbereik –<br />

De markt van tijdschriften is volop in beweging,<br />

Archeologische diensten, bedrijven en musea organiseren<br />

steeds meer voor het publiek. Deze vernieuwingen<br />

willen we graag laten zien in bijdragen en<br />

korte filmpjes.<br />

De thema’s bieden voldoende aanknopingspunten voor actuele<br />

archeologische resultaten. Dit jaar is er speciale aandacht voor<br />

onderwerpen die een duidelijke betrekking hebben op de<br />

provincie Zuid-Holland.<br />

Locatie: Evenementenhal, Rijswijk.<br />

tot 2.11.2008 Haarlem<br />

‘Dichter bij archeologie'<br />

een verrassende ontmoeting!<br />

Met deze expositie brengt het Archeologisch Museum Haarlem<br />

poëzie en archeologie samen: gedichten met een archeologisch<br />

thema van dichter/schrijver en archeoloog Esther Jansma, geïllustreerd<br />

met een aantal bijzondere Haarlemse bodemvondsten.<br />

Menige opgraving gaat gepaard met een gevoel van grote<br />

opwinding. Is het niet bij ieder mens van nature aanwezig is:<br />

het verlangen de mysteries van het verleden te ontrafelen,<br />

de ontbrekende schakels naar voorbije tijden te willen ontdekken,<br />

en als het even kan, het verleden opnieuw tot leven te wekken.<br />

Zoals een archeoloog scherven van voorbije culturen aan het licht<br />

brengt en uit brokstukken van vergane tijden weer een herkenbaar<br />

voorwerp in elkaar puzzelt, zo laat Esther<br />

Jansma in haar archeologische gedichten<br />

fragmenten van het verleden spreken.<br />

Het verstrijken van de tijd en de<br />

vergankelijkheid van het leven zijn<br />

geliefde thema’s in haar werk. Naast<br />

dichter/auteur is zij in het dagelijks<br />

leven werkzaam als archeoloog.<br />

Als dendrochronoloog (boomtijdkundige)<br />

is ze gespecialiseerd in de<br />

ouderdomsbepaling van hout aan<br />

de hand van jaarringen in bomen.<br />

In de expositie staan elf gedichten<br />

van Esther Jansma centraal.<br />

Poëzie met een archeologisch<br />

tintje. Elk gedicht wordt voorafgegaan<br />

door een inleiding die<br />

speciaal voor deze gelegenheid<br />

door haar is geschreven.<br />

De gedichten worden geïllustreerd met passende Haarlemse<br />

bodemvondsten. Voorwerpen die de sfeer van het gedicht<br />

weergeven of de essentie van het gedicht symboliseren.<br />

‘Dichter bij archeologie’ , een spannende ontmoeting tussen<br />

archeologie en poëzie. Laat u verrassen!<br />

De expositie is nog te bezichtigen t/m zondag 2 november 2008,<br />

Grote Markt 18-K, Haarlem.<br />

INFORMATIE: 023-542 0888<br />

Tips en persberichten voor de Agenda kunt<br />

u mailen naar info@uitgeverijeducom.nl


K ort<br />

MONUMENTENPRIJS 2008<br />

NAAR TEMMINCK GROLL<br />

De jury van de Prins Bernhard<br />

Cultuurfonds Monumentenprijs<br />

heeft de prijs dit jaar toegekend aan<br />

prof. dr. ir. C.L. Temminck Groll. De prijs<br />

bedraagt 50.000 euro en wordt 25 november<br />

uitgereikt in het Muziekgebouw aan ’t IJ in<br />

Amsterdam.<br />

Coenraad Temminck Groll (Amsterdam,<br />

1925) uit Driebergen studeerde bouwkunde<br />

aan de TH Delft. In 1963 promoveerde hij<br />

cum laude op een proefschrift over middeleeuwse<br />

stenen huizen in Utrecht. In datzelfde<br />

jaar kreeg hij hiervoor de Carel van<br />

Manderprijs van de Vereniging van Nederlandse<br />

Kunsthistorici. Temminck Groll was<br />

tussen 1954 en 1972 werkzaam bij de<br />

Rijksdienst voor de Monumentenzorg, de<br />

Dienst Openbare Werken in Utrecht en bij<br />

het Kunsthistorisch Instituut van de<br />

Universiteit Utecht. Daarnaast had hij zijn<br />

eigen architectenbureau voor restauratie-<br />

projecten. Van 1973 tot 1986 was hij hoogleraar<br />

in het architectonisch ontwerpen aan<br />

de TH Delft.<br />

Temminck Groll kan worden beschouwd als<br />

nestor van de Nederlandse monumentenzorg.<br />

Met zijn enthousiasme en bevlogenheid<br />

heeft hij als opleider en mentor veel studenten<br />

weten te inspireren en motiveren. Hij<br />

leidde belangrijke restauraties. Temminck<br />

Groll heeft een grote hoeveelheid artikelen<br />

en publicaties op zijn naam staan, waaronder<br />

‘De architectuur van Suriname (1667-1930)’ en<br />

‘De stenen droom, opstellen over bouwkunst en<br />

monumentenzorg’. In 2003 verscheen in samenwerking<br />

met drie andere auteurs zijn laatste<br />

grote publicatie ‘The Dutch Overseas’.<br />

Uit het juryrapport: Coenraad Temminck Groll<br />

heeft gedurende ruim een halve eeuw op effectieve<br />

en geestdriftige wijze, met daadkracht en resultaat,<br />

als docent en inspirator, als monumentenzorger<br />

en bestuurder, het Nederlandse erfgoed binnen<br />

ADVERTENTIE<br />

56<br />

WINNAARS PRINS BERNHARD<br />

CULTUURFONDS MONUMENTENPRIJS<br />

JAAR WINNAAR<br />

2005 Stichting Monumentenzorg<br />

Curaçao<br />

2003 Landschapsbeheer Nederland<br />

2001 Federatie Oud-Nederlandse<br />

Vaartuigen<br />

1999 Stichting Nationaal<br />

Reddingsfonds Olympisch<br />

Stadion<br />

1997 Cuypers Genootschap<br />

1995 Stichting Kultuer en Toerisme<br />

yn Fryslân<br />

1993 Stichting Historisch<br />

Boerderij-onderzoek<br />

1991 Archeologische Werkgemeenschap<br />

voor Nederland<br />

1990 Stichting Federatie<br />

Monumentenwacht Nederland<br />

1989 Anne van Grevenstein<br />

1988 Vereniging Hendrick de Keyser<br />

1987 Rijnlandse Molenstichting<br />

1985 Drs. H.G. de Olde<br />

1984 Amsterdamse Maatschappij<br />

tot Stadsherstel N.V.<br />

het koninkrijk en overzee grote diensten bewezen.<br />

De jury van de Prins Bernhard Cultuurfonds<br />

Monumentenprijs 2008 bestond uit Guus<br />

Borger (voorzitter), Johan Carel Bierens de<br />

Haan en Peter Karstkarel.


Onderscheidende inhoud Smaakvolle vormgeving<br />

Hoogstaand drukwerk Perfecte distributie<br />

Uw relaties zijn het waard<br />

Uw relaties zijn de basis voor uw succes. Dat mogen ze best weten. Geef blijk van uw<br />

waardering met een uitgave op niveau. Perfect drukwerk dat de ontvanger het gevoel van een<br />

cadeau geeft... Dat bereikt een e-mailing of website nooit.<br />

Educom realiseert al meer dan 20 jaar toonaangevende publicaties. Van basis-concept, inhoud en<br />

ontwerp, tot en met distributie (incl. sealen, postale- en abonneeservice).<br />

U heeft al een uitgave, of voelt er wel voor? Neem contact op voor een gesprek over hoe onze<br />

expertise u van dienst kan zijn.<br />

www.uitgeverijeducom.nl<br />

Uitgeverij Educom BV<br />

Mathenesserlaan 347<br />

Rotterdam<br />

T 010 - 425 6544<br />

info@uitgeverijeducom.nl


Havik 37<br />

Dit Rijksmonument staat te boek als een<br />

18de-eeuws huis. Stadsherstel is op 1 maart 2007<br />

in het bezit gekomen van dit object. Tijdens de<br />

voorbereiding van de restauratie, die thans wordt<br />

uitgevoerd, bleek dat in het interieur nog alle<br />

kenmerken van een laat-middeleeuws huis aanwezig<br />

zijn: keldergewelven, balklagen met moer- en<br />

kinderbinten en een oud-hollandse sporenkap.<br />

NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel<br />

Muurhuizen 159<br />

Postbus 842<br />

3800 AV Amersfoort<br />

Telefoon 033-460 50 20<br />

Fax 033-460 50 39<br />

E-mail info@stadsherstelamersfoort.nl<br />

www.stadsherstelamersfoort.nl<br />

Cultureel erfgoed voor de toe<br />

FOTO: BUREAU MONUMENTENZORG AMERSFOORT<br />

Stadsherstel verwerft, restaureert en beheert<br />

monumenten en beeldbepalende panden.<br />

Niet om ze vervolgens onder een stolp te plaatsen.<br />

De objecten worden verhuurd als winkel, atelier,<br />

kantoor, horecagelegenheid en/of woning.<br />

Op deze manier blijft ons erfgoed deel<br />

uitmaken van ons leven.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!